Vragen Gelderland - Edocr
Vragen Gelderland - Edocr
Vragen Gelderland - Edocr
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Vragen</strong> <strong>Gelderland</strong><br />
Opdracht bij lesbrief 12, wielen, assen, lagers en luiwerk.<br />
1. Uit welke onderdelen bestaat een bovenwiel, wat zijn de functies van de onderdelen en waar zijn ze uit<br />
vervaardigde?<br />
2. Hoe is het bovenwiel op de as aangebracht, bij een ijzeren en een houten as?<br />
3. Wat verstaat men onder een voering om een bovenwiel en hoe is deze bevestigd?<br />
4. Wat verstaat men onder een dubbel bovenwiel? Hoe zit het in elkaar en op welk type molen komt het voor?<br />
5. Hoe is de koningspil onder en boven gelagerd en waar smeert men deze punten mee?<br />
6. Hoe is een rondsel of schijfloop geconstrueerd? Waar kan men deze wielen aantreffen?<br />
7. Van welke houtsoorten maakt men kammen en staven?<br />
8. Noem de onderdelen met hun functie en het gebruikte materiaal van een bonkelaar.<br />
9. Geef enkele nadelen / voordelen van een schijfloop ten opzichte van een bonkelaar.<br />
10. Uit welke onderdelen en welke houtsoorten bestaat een spoorwiel?<br />
11. Bij welke typen molens komen spoorwielen voor?<br />
12. Wat verstaat men onder conische wielen? Heeft dit voor en nadelen t.o.v. de hierboven genoemde wielen?<br />
13. Wat verstaat men onder: de steek, de steekcirkel, de beet?<br />
14. Wat is de juiste ingrijpdiepte van kammen of staven van twee wielen?<br />
15. Wanneer en waarmee smeert men kammen en staven?<br />
16. Hoe zet men een losse staaf en een losse kam vast?<br />
17. Wanneer spreekt men van vretende kammen? Wat kan men daartegen doen?<br />
18. Hoe ziet een taatspotje eruit? Welk smeermiddel gebruikt men bij een taatspot?<br />
19. Hoe warm mag een lagerpunt (bv. spil in een taatspot) worden? Wat moet men doen als het te warm wordt?<br />
20. Wat is het verschil tussen een sleepluiwerk en een kammenluiwerk?<br />
21. Vertel iets over de voor en de nadelen en de bediening van beide luiwerken<br />
Laatste aanpassing: 091299 <strong>Vragen</strong> en antwoorden <strong>Gelderland</strong> les 12
<strong>Gelderland</strong><br />
Antwoorden bij lesbrief 12, wielen, assen, lagers en luiwerk.<br />
1. Een bovenwiel bestaat uit 4 eikenhouten kruisarmen. Op uiteinde daarvan meestal 4 soms 6 of 8 eiken<br />
plooistukken welke het wiel zijn ronde vorm geven. Op de plooistukken de iepen voor en achtervelg welke het<br />
bovenwiel een grotere breedte geven voor de vang. In de plooistukken en velgen kamgaten voor de kammen<br />
meestal van azijnhout pokhout of groenhart. (Zie hoofdstuk 6.5.1.)<br />
2. Het bovenwiel wordt met eiken wiggen op de houten bovenas gewigd, Rechtstreeks op een houten bovenas.<br />
Een ijzeren bovenas wordt eerst opgevuld met vulstukken (het boshout.) (Zie hoofdstukken 6.1.1.b/6.5.1.)<br />
3. Een voering om het bovenwiel voorkomt slijtage van de plooien en velgen bij het vangen. De voering kan<br />
bestaan uit:<br />
om het bovenwiel gespijkerde dwarsplankjes (belegstukken)<br />
of een, met schroeven vastgezette, ijzeren voering (warmteafvoer). (Zie hoofdstuk 6.5.1.)<br />
4. Een dubbel bovenwiel heeft voor en achter een rij kammen, komt voor op de standerdmolen. (Zie hoofdstuk<br />
6.5.1. + 12.2)<br />
5. De koningspil is van boven met zijn tapijzer gelagerd in 2 pokhouten of bronzen tapneuten in de ijzerbalk en<br />
van onderen via de taats in de taatspot op de draag of donsbalk van korenmolens of via een wervel op het<br />
spilkalf van poldermolens. De neuten smeer je met reuzel (olie, b.v. slaolie) en de taatspot met motorolie,<br />
vroeger wonderolie. (Zie hoofdstuk 6.1.2.)<br />
6. Een rondsel of schijfloop bestaat uit 2 iepen platen. Elke plaat bestaat weer uit 4 maanstukken met ter<br />
versteviging er omheen een ijzeren klemband. Verder staven, stutstaven en trekbouten soms takelhaken of –<br />
ogen. Komen op diverse plaatsen voor zoals boven en onderschijfloop op de koningsspil en als steenrondsel.<br />
(Zie hoofdstuk 6.5.3.)<br />
7. Kammen van azijnhout, pokhout of groenhart. Staven van palmhout, bolletrie of azijnhout. (Zie hoofdstuk 6.5.)<br />
8. Van de bonkelaar bestaan 2 versies. De ene bestaat uit 4 eiken kruisarmen, 4 eiken plooistukken en een iepen<br />
velg, de andere is opgebouwd uit 4 iepen maanstukken met één of twee ijzeren klembanden. Beide type zijn<br />
voorzien van kammen of bij kleinere uitvoeringen van dollen. (Zie hoofdstuk 6.5.2.)<br />
9. Een rondsel is sterker doordat de staven op twee plaatsen worden ondersteund waardoor ze minder kunnen<br />
doorbuigen. De staven in een rondsel kunnen bij slijtage een kwart slag worden gedraaid.<br />
Een schijfloop heeft meer mogelijkheden dan een bonkelaar, b.v. een steenrondsel moet omhoog en omlaag<br />
kunnen, een bonkelaar kan dit niet. Een nadeel van een rondsel is dat gebroken staven moeilijker zijn te<br />
vervangen. (Zie hoofdstuk 6.5.3/12.3.1) (Een bonkelaar is mogelijk goedkoper en wordt meer in het Oosten en<br />
Noorden van het land toegepast.)<br />
10. Een spoorwiel bestaat uit eiken kruisarmen, eiken plooien met daarop één of twee iepen velgen of zonder<br />
plooien met de velgen rechtstreeks op de kruisarmen en extra kruisarmen weer op de bovenste velg, losse<br />
dammen en groenhart of azijnhouten kammen. (Zie hoofdstuk 6.5.4.)<br />
11. Een spoorwiel komt voor bij korenmolens (meestal niet bij de standerdkast) en bij korenwatermolens met twee<br />
of meer stenen. Onder de naam ravenwiel in pelmolens en als steenwiel bij molens met kantstenen zoals olie<br />
en verfmolens. (Zie hoofdstuk 6.5.4.)<br />
12. Bij een conisch kamwiel hebben de kammen een schuine stand. (Bij een rondsel staan de staven onder een<br />
schuine stand en is de bovenste plaat kleiner van diameter.) Bij een conisch bovenrondsel staan de kammen<br />
van het bovenwiel beter haaks op de staven van het rondsel. Zo ook bij de onderbonkelaar en het vijzelwiel<br />
Hierdoor is het afronden van de kamkoppen eenvoudiger om een zo klein mogelijk raakvlak te krijgen waardoor<br />
minder slijtage. (Zie hoofdstukken 6.5.2 en 8.)<br />
13. De steek; de hart op hart afstand tussen kammen of staven.<br />
De steekcirkel: de plaats / cirkel waar de steek wordt uitgezet / afgemeten. (Zie hoofdstuk 6.5.0.)<br />
De beet: de plaats waar werkelijk hout op hout komt, deze slijt ook uit. (Nog niet in de basiscursus doch in<br />
verzamelinformatie op pag.36).<br />
14. De velg van de bovenbonkelaar of –schijfloop mag niet raak lopen tegen de kammen van het bovenwiel. (Nog<br />
niet in de basiscursus doch in verzamelinformatie 1.9) (Hou minimaal een dikke vinger afstand aan.)<br />
15. Met zuivere bijenwas. (Zie hoofdstuk 6.5.) (Elk halfjaar en warm maken met een föhn. (Nog niet in de<br />
basiscursus)<br />
Laatste aanpassing: 091299 <strong>Vragen</strong> en antwoorden <strong>Gelderland</strong> les 12
<strong>Gelderland</strong><br />
Antwoorden bij lesbrief 12, wielen, assen, lagers en luiwerk.<br />
16. Een losse staaf? (Wordt in de cursus nog niet over geschreven.)<br />
Een losse kam met een reepje zeildoek ter breedte van de staart aan de werkzijde (Beetkant) of om de staart<br />
aan werk en drukzijde. (Nog niet in de basiscursus doch in verzamelinformatie 4.1)<br />
17. Als de kammen en staven zo sterk slijten dat er gesplinterde delen aan zitten noemt men dat vreten. Oorzaak<br />
onregelmatigheden in de steek van beide wielen. Niets aan te doen dan goed in de wassen houden. (Nog niet in<br />
de basiscursus doch in Den Besten pag. 79 en 80)<br />
18. Een taatspotje is een lager bestaand uit een gietijzeren bakje waarin een 2 e bakje van hardstaal met lood is<br />
vastgegoten met een bij de taats passend rond gat met onderin een gehard stalen plaatje (tegeltje). Hierin / op<br />
draait de taats van bijvoorbeeld de konings en de steenspil. Smeren met dikke machineolie. (Zie hoofdstuk<br />
6.1.2.)<br />
19. Een lager mag handwarm worden, wordt het warmer direct (bij)smeren, zonodig stoppen. (Nog niet in de<br />
basiscursus doch in verzamelinformatie 3.3)<br />
20. Bij een kammenluiwerk zijn een bonkelaar zowel op de koningsspil als op de luias (luiwiel) aangebracht, welke<br />
in elkaar getrokken kunnen worden. (Bij de standerdkast grijpt het varkenswiel in het bovenwiel.)<br />
Een sleepluiwerk bestaat uit twee kamloze wielen. Eén zit er aan de koningsspil (de luitafel) waarop het luiwiel<br />
van de luias getrokken kan worden en dan wordt meegesleept. (Zie hoofdstuk 6.5.10. + 12.7.1)<br />
21. Met het stuurtouw wordt het luiwerk in werking gesteld. Een kammenluiwerk gaat heel direct, je kunt beter even<br />
meetrekken met het gaffelwiel. Een sleepluiwerk slipt wat, maar beschadigt geen kammen bij het inschakelen.<br />
Met een sleepluiwerk kan men ook afschieten. (Zie hoofdstuk 12.7.1/2.)<br />
Laatste aanpassing: 091299 <strong>Vragen</strong> en antwoorden <strong>Gelderland</strong> les 12