31.07.2013 Views

4. Deregulering, wetgevingskwaliteit en wettelijk ... - RePub

4. Deregulering, wetgevingskwaliteit en wettelijk ... - RePub

4. Deregulering, wetgevingskwaliteit en wettelijk ... - RePub

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>4.</strong> <strong>Deregulering</strong>, <strong>wetgevingskwaliteit</strong> <strong>en</strong><br />

<strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering<br />

<strong>4.</strong>1 Inleiding<br />

‘Everything should be made as simple as possible,<br />

but nót simpler!’<br />

(Albert Einstein)<br />

In hoofdstuk 2, dat ging over de totstandkoming <strong>en</strong> inhoud van de WMCZ, was<br />

te zi<strong>en</strong> dat de opzet van ieder nieuw wetsvoorstel werd gemotiveerd aan de hand<br />

van dereguleringsd<strong>en</strong>k<strong>en</strong> <strong>en</strong> de veranderde visie op wetgeving. Desondanks<br />

bleek de uitwerking van dit dereguleringsd<strong>en</strong>k<strong>en</strong> per wetsvoorstel sterk te verschill<strong>en</strong>.<br />

Werd de WDFZ eind jar<strong>en</strong> ‘80 nog gek<strong>en</strong>merkt door e<strong>en</strong> beperkt toepassingsgebied<br />

1 <strong>en</strong> e<strong>en</strong> tamelijk uitvoerige regeling van de cliënt<strong>en</strong>raad, zijn<br />

medezegg<strong>en</strong>schapsbevoegdhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn invloed op de sam<strong>en</strong>stelling van het<br />

bestuur, typer<strong>en</strong>d voor de WMCZ is daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> juist het brede toepassingsgebied<br />

2 <strong>en</strong> de inhoudelijk zeer beperkte regeling van de cliënt<strong>en</strong>raad <strong>en</strong> zijn bevoegdhed<strong>en</strong><br />

(e<strong>en</strong> vorm van wetgeving die werd aangeduid met de term ‘<strong>wettelijk</strong><br />

geconditioneerde zelfregulering’). Gezi<strong>en</strong> deze ‘zig-zag-beweging’ <strong>en</strong> de in<br />

hoofdstuk 3 omschrev<strong>en</strong>, omvangrijke hoeveelheid kritiek die al tijd<strong>en</strong>s de totstandkoming<br />

van de WMCZ op de vormgeving <strong>en</strong> het toepassingsgebied kwam,<br />

rees aan het eind van hoofdstuk 3 de vraag of in de WMCZ wel op e<strong>en</strong> juiste<br />

wijze uitwerking is gegev<strong>en</strong> aan het ‘dereguleringsd<strong>en</strong>k<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> de ‘kwaliteitseis<strong>en</strong><br />

voor de regelgeving’.<br />

1<br />

Het wetsvoorstel had slechts betrekking op intramurale zorginstelling<strong>en</strong> waar cliënt<strong>en</strong> duurzaam<br />

verblijv<strong>en</strong> (zie: subparagraaf 2.5.1).<br />

2<br />

Zoals in subparagraaf 2.6.1 reeds naar vor<strong>en</strong> kwam is de WMCZ slechts van toepassing op alle door<br />

de overheid gefinancierde instelling<strong>en</strong> op het gebied van zowel de maatschappelijke zorg als de gezondheidszorg.<br />

149


Om deze vraag te kunn<strong>en</strong> beantwoord<strong>en</strong> is het van belang eerst te wet<strong>en</strong> wat het<br />

dereguleringsd<strong>en</strong>k<strong>en</strong> precies inhoudt, hoe het is opgekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> op welke wijze<br />

daaraan in zijn algeme<strong>en</strong>heid in het verled<strong>en</strong> uitvoering is gegev<strong>en</strong>. Daar zal in<br />

de eerst volg<strong>en</strong>de paragraaf van dit hoofdstuk de nodige aandacht word<strong>en</strong> besteed<br />

(zie: paragraaf <strong>4.</strong>2). Omdat het dereguleringsd<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, dat begin jar<strong>en</strong> ’80<br />

opkwam, in het begin van de jar<strong>en</strong> ’90 is overgegaan in het bredere d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> over<br />

de kwaliteit van wetgeving, wordt in de daarop volg<strong>en</strong>de paragraaf voorts aandacht<br />

besteed aan het begrip ‘<strong>wetgevingskwaliteit</strong>’ (zie: paragraaf <strong>4.</strong>3). In deze<br />

paragraaf zull<strong>en</strong> onder meer de verschill<strong>en</strong>de kwaliteitseis<strong>en</strong> voor de wetgeving,<br />

zoals die onder andere word<strong>en</strong> omschrev<strong>en</strong> in de nota ‘Zicht op wetgeving’ 3 ,<br />

onder de loep word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Daarbij zal word<strong>en</strong> bekek<strong>en</strong> in hoeverre de vrag<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> punt<strong>en</strong> van kritiek die aan de orde zijn gekom<strong>en</strong> in hoofdstuk 3, kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gerubriceerd onder deze kwaliteitseis<strong>en</strong>. Omdat de wetgever bij de<br />

WMCZ heeft gekoz<strong>en</strong> voor de vorm van ‘<strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering’<br />

zal tot slot in de vierde paragraaf ook nog word<strong>en</strong> ingegaan op vrag<strong>en</strong> als:<br />

wat houdt <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering in, welke voordel<strong>en</strong> zijn er<br />

aan verbond<strong>en</strong>, in welke gevall<strong>en</strong> kan het word<strong>en</strong> toegepast <strong>en</strong> aan welke voorwaard<strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong>t het te voldo<strong>en</strong> (zie: paragraaf <strong>4.</strong>4).<br />

<strong>4.</strong>2 <strong>Deregulering</strong><br />

In deze paragraaf wordt ingegaan op het dereguleringsd<strong>en</strong>k<strong>en</strong> zoals dat begin<br />

jar<strong>en</strong> ’80 opkwam. In dat kader zal eerst de situatie geschetst word<strong>en</strong> die aanleiding<br />

vormde tot het voer<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> dereguleringsbeleid. Vervolg<strong>en</strong>s zal inzicht<br />

word<strong>en</strong> verschaft in de wijze waarop m<strong>en</strong> aanvankelijk uitvoering gaf aan dit<br />

beleid, op welke punt<strong>en</strong> dit mislukte <strong>en</strong> wat de oorzak<strong>en</strong> daarvan war<strong>en</strong>. De paragraaf<br />

zal word<strong>en</strong> afgeslot<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> opsomming van de aan deregulering verbond<strong>en</strong><br />

gevar<strong>en</strong>.<br />

<strong>4.</strong>2.1 De noodzaak van deregulering<br />

De term ‘deregulering’ is afkomstig van het Amerikaanse woord ‘deregulation’.<br />

Ook het gedachtegoed dat aan deregulering t<strong>en</strong> grondslag ligt, vindt zijn oorsprong<br />

in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> (VS). Eind jar<strong>en</strong> ’70 wez<strong>en</strong> aanbodeconom<strong>en</strong> in<br />

dat land voor het eerst op de negatieve effect<strong>en</strong> van (teveel) overheidsregulering<br />

op economie <strong>en</strong> bedrijfslev<strong>en</strong>. 4 Vanaf 1978 werd<strong>en</strong> daarom, eerst onder presid<strong>en</strong>t<br />

Carter <strong>en</strong> later onder presid<strong>en</strong>t Reagan, poging<strong>en</strong> ondernom<strong>en</strong> om de rol<br />

van de overheid te verklein<strong>en</strong> t<strong>en</strong> gunste van de vrije markt. 5 To<strong>en</strong> het deregule-<br />

3 Deze nota di<strong>en</strong>de als uitgangspunt bij de vormgeving van de WMCZ (zie: subparagraaf 2.6.1).<br />

4 Deze econom<strong>en</strong>, die in de VS werd<strong>en</strong> aangeduid met de term ‘supply siders’, hamerd<strong>en</strong> op de noodzaak<br />

om belemmering<strong>en</strong> die de marktwerking frustreerd<strong>en</strong> weg te nem<strong>en</strong> <strong>en</strong> hanteerd<strong>en</strong> dan ook het<br />

devies: ‘meer markt, minder overheid’ (zie: De Kam & De Haan 1991, p. 14).<br />

5 Voor e<strong>en</strong> goed begrip van de strekking van het begrip ‘deregulering’ in Nederland is <strong>en</strong>ige k<strong>en</strong>nis<br />

van de ‘deregulation’ in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s De Ru dan ook onontbeerlijk (zie: De Ru 1991,<br />

150


ingsd<strong>en</strong>k<strong>en</strong> zo rond 1980 overwaaide naar Europa, vond het ook daar e<strong>en</strong> rijke<br />

voedingsbodem. Naast de economische malaise waarin de meeste land<strong>en</strong> in die<br />

periode verkeerd<strong>en</strong>, werd er in land<strong>en</strong> als het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk, Frankrijk <strong>en</strong><br />

Duitsland namelijk al geruime tijd sterk geklaagd over de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de onbestuurbaarheid<br />

van de sam<strong>en</strong>leving. 6<br />

Ook in Nederland stelde de steeds maar uitdij<strong>en</strong>de verzorgingsstaat ons<br />

voor grote problem<strong>en</strong>. In de jar<strong>en</strong> ’60 <strong>en</strong> ’70 heerste er in ons land nog e<strong>en</strong><br />

staatsvisie die werd gek<strong>en</strong>merkt door e<strong>en</strong> optimistische verwachting van e<strong>en</strong><br />

actievere rol van de overheid in de sam<strong>en</strong>leving, waarbij – zo bleek in paragraaf<br />

2.2 – de overheid het tot haar taak rek<strong>en</strong>de om zowel direct als indirect het welzijn<br />

van haar burgers te bevorder<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarbij zoveel mogelijk materiële gelijkheid,<br />

in de zin van gelijke ontplooiingskans<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> ieder, te bewerkstellig<strong>en</strong>.<br />

7 M<strong>en</strong> ging daarbij uit van het idee dat de maatschappij in hoge mate stuurbaar<br />

<strong>en</strong> maakbaar is. Naast codificatie als de klassieke functie van de wetgever –<br />

waarbij de wetgever recht dat in de sam<strong>en</strong>leving is ontstaan in de wet opneemt –<br />

ging de wetgever zich in deze periode vooral bezighoud<strong>en</strong> met ‘modificatie’.<br />

Met dit laatste wordt bedoeld, het door de wetgever zelfstandig creër<strong>en</strong> van<br />

recht <strong>en</strong> het e<strong>en</strong>zijdig van bov<strong>en</strong>af oplegg<strong>en</strong> van dat recht aan de maatschappij,<br />

met de bedoeling de sam<strong>en</strong>leving in de door de wetgever gew<strong>en</strong>ste richting te<br />

stur<strong>en</strong> <strong>en</strong> te ord<strong>en</strong><strong>en</strong>. 8 Vaak vond dit plaats in de zwaarst d<strong>en</strong>kbare vorm van<br />

staatsinterv<strong>en</strong>tie, namelijk door middel van gebods- <strong>en</strong> verbodsbepaling<strong>en</strong>.<br />

Dit actief stur<strong>en</strong>de optred<strong>en</strong> van de overheid leidde tot e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme to<strong>en</strong>ame<br />

van de regelgeving. Om aan deze productie te kunn<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong> ontwikkelde<br />

de relatie tuss<strong>en</strong> regering <strong>en</strong> parlem<strong>en</strong>t zich van e<strong>en</strong> dualistische naar e<strong>en</strong><br />

steeds meer monistische verhouding <strong>en</strong> trad er ‘verticale verkokering’ op. 9 Dat<br />

laatste hield in dat de besluitvorming van regering <strong>en</strong> parlem<strong>en</strong>t voor e<strong>en</strong> steeds<br />

belangrijker deel werd bepaald door voorafgaand departem<strong>en</strong>taal overleg tuss<strong>en</strong><br />

ambtelijke, maatschappelijke 10 <strong>en</strong> politieke insiders. Omdat dit overleg in hoge<br />

mate introvert was, kwam m<strong>en</strong> weinig tot strategische afweging<strong>en</strong> <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e<br />

gezichtspunt<strong>en</strong> als e<strong>en</strong>heid, e<strong>en</strong>voud <strong>en</strong> consist<strong>en</strong>tie van het beleid. Dit leidde<br />

tot <strong>wettelijk</strong>e regeling<strong>en</strong> die onvoldo<strong>en</strong>de op elkaar war<strong>en</strong> afgestemd, hetge<strong>en</strong><br />

p. 78 e.v. <strong>en</strong> zie voor meer informatie over het dereguleringsproces in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> voorts:<br />

Noordhoek 1985).<br />

6 Donner 1985, p. 1.<br />

7 De formulering <strong>en</strong> totstandkoming van sociale grondrecht<strong>en</strong> als het recht op kwalitatief goede gezondheidszorg<br />

(artikel 22 Gw), vorm<strong>en</strong> e<strong>en</strong> k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>d uitvloeisel van deze periode (zie: Janse de<br />

Jonge 1997, p. 26-29).<br />

8 Koopmans introduceerde het begrip ‘modificatie’ in zijn oratie uit 1970 (zie: Koopmans 1970, p. 3).<br />

Het onderscheid tuss<strong>en</strong> recht dat uit de sam<strong>en</strong>leving afkomstig is <strong>en</strong> recht dat door de wetgever is gecreëerd,<br />

werd in 1927 echter al door Mol<strong>en</strong>aar gemaakt, die beide uiterst<strong>en</strong> omschreef als ‘autonoom’<br />

respectievelijk ‘heteronoom recht’ (zie: Veldkamp (red.) 1966, p. 72-87). In 1997 wist Loonstra hier<br />

nog <strong>en</strong>kele tuss<strong>en</strong>vorm<strong>en</strong> aan toe te voeg<strong>en</strong>, waaronder het ‘hetero-autonoom recht’ (het door de<br />

wetgever gecodificeerde ‘autonome recht’). (Zie: Loonstra 1997, p. 21.)<br />

9 Geelhoed 1993, p. 36.<br />

10 Er was in ons land e<strong>en</strong> klimaat ontstaan waarin belang<strong>en</strong>groep<strong>en</strong> de neiging hadd<strong>en</strong> om van alles van<br />

de overheid te vrag<strong>en</strong>. Publieksgroep<strong>en</strong> vormd<strong>en</strong> in grotere mate dan voorhe<strong>en</strong> belang<strong>en</strong>organisaties,<br />

die via participatie deel probeerd<strong>en</strong> te krijg<strong>en</strong> aan de besluitvorming. (Zie: WRR-rapport 1977, nr.<br />

15, p. 5<strong>4.</strong>)<br />

151


verwarring <strong>en</strong> verstoring veroorzaakte in het maatschappelijke verkeer. 11 Ook<br />

had m<strong>en</strong> weinig oog voor uitvoerings- <strong>en</strong> handhavingsaspect<strong>en</strong>. Was de wet<br />

voor de politicus vooral e<strong>en</strong> middel om zijn prefer<strong>en</strong>ties weer te gev<strong>en</strong>, voor de<br />

beleidsambt<strong>en</strong>aar was het in de eerste plaats e<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t dat hij nodig had om<br />

‘zijn beleid’ te verwez<strong>en</strong>lijk<strong>en</strong>. De vraag of het product dat uiteindelijk in het<br />

Staatsblad terechtkwam wel zou werk<strong>en</strong>, kwam daarbij volg<strong>en</strong>s Geelhoed in<br />

ieder geval niet als eerste aan de orde. 12 To<strong>en</strong> door de oliecrisis in 1973 halverwege<br />

de jar<strong>en</strong> ‘70 de economische recessie intrad, begon het bedrijfslev<strong>en</strong> steeds<br />

meer te protester<strong>en</strong>. De toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> regelverdichting <strong>en</strong> regeldruk bemoeilijkte<br />

e<strong>en</strong> efficiënte bedrijfsvoering, hetge<strong>en</strong> leidde tot e<strong>en</strong> (verdere) verslechtering<br />

van de internationale concurr<strong>en</strong>tiepositie. 13 Aan de hand van de in de VS door<br />

met name econom<strong>en</strong> <strong>en</strong> bestuurskundig<strong>en</strong> ontwikkelde dereguleringsgedacht<strong>en</strong>,<br />

begon daarom ook de Nederlandse wetgever zich te bezinn<strong>en</strong> op maatregel<strong>en</strong><br />

die de marktsector uit zijn institutionele verstarring zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bevrijd<strong>en</strong>. 14<br />

De last<strong>en</strong> die voor het bedrijfslev<strong>en</strong> uit de regelgeving voortvloeid<strong>en</strong>,<br />

blek<strong>en</strong> echter slechts één kant van de medaille te zijn. De opkomst <strong>en</strong> uitbreiding<br />

van de verzorgingsstaat had niet alle<strong>en</strong> geleid tot e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van de regelgeving,<br />

maar was ook gepaard gegaan met e<strong>en</strong> verhoging van de staatsuitgav<strong>en</strong>,<br />

e<strong>en</strong> vergroot beslag van de collectieve sector op de nationale huishouding,<br />

e<strong>en</strong> sterke groei van het aantal ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> steeds verdergaande c<strong>en</strong>tralisatie<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> steeds stroevere organisatie van het overheidsapparaat. E<strong>en</strong> situatie die<br />

door de verslechter<strong>en</strong>de economie in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate onbetaalbaar werd.<br />

Voorts di<strong>en</strong>de zich naast de toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> ‘apparaatskost<strong>en</strong>’ e<strong>en</strong> nog fundam<strong>en</strong>teler<br />

probleem aan: onze democratische rechtsstaat dreigde in zijn geheel vast te<br />

lop<strong>en</strong>. De wetgever was – mede door zijn eig<strong>en</strong> ambities – in de loop van de tijd<br />

onder e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de prestatiedruk kom<strong>en</strong> te staan. In term<strong>en</strong> van kwantiteit <strong>en</strong><br />

kwaliteit werd<strong>en</strong> er vanuit de sam<strong>en</strong>leving steeds hogere eis<strong>en</strong> gesteld aan het<br />

optred<strong>en</strong> van de overheid. M<strong>en</strong> verwachtte van de overheid dat deze steeds beter,<br />

effectiever <strong>en</strong> efficiënter zou reager<strong>en</strong> op de vraag naar publieke oplossing<strong>en</strong><br />

voor zich nieuw voordo<strong>en</strong>de problem<strong>en</strong>. 15 Ook leidd<strong>en</strong> internationale ontwikke-<br />

11 Cie.-Geelhoed 1984, p. 16.<br />

12 De verschill<strong>en</strong>de partij<strong>en</strong> die deelnam<strong>en</strong> aan het wetgevingsproces lek<strong>en</strong> zich volg<strong>en</strong>s Geelhoed<br />

onvoldo<strong>en</strong>de bewust te zijn van het feit dat door wetgeving beleid werd omgezet in norm<strong>en</strong>, waaraan<br />

m<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> is <strong>en</strong> waarvan m<strong>en</strong> de gelding moet verzeker<strong>en</strong>. Dat transformatie van beleid in positief<br />

recht haar eig<strong>en</strong> nev<strong>en</strong>effect<strong>en</strong> in term<strong>en</strong> van verplichting<strong>en</strong> <strong>en</strong> aansprak<strong>en</strong> meebr<strong>en</strong>gt, werd volg<strong>en</strong>s<br />

hem niet zeld<strong>en</strong> pas vastgesteld als het al te laat was. M<strong>en</strong> zag de beperking<strong>en</strong> die aan e<strong>en</strong> wet<br />

als sam<strong>en</strong>stel van rechtsnorm<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> zijn, over het hoofd. (Zie: Geelhoed 1985, p. 11.)<br />

13 In 1977 bijvoorbeeld, bleek uit e<strong>en</strong> rapport van de Wet<strong>en</strong>schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid<br />

(WRR) reeds dat de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de ord<strong>en</strong><strong>en</strong>de overheidsbemoei<strong>en</strong>is met name op economisch <strong>en</strong> ruimtelijk<br />

gebied leidde tot conflict<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> overheid <strong>en</strong> burgers (zie: WRR-rapport 1977, nr. 15, p. 53).<br />

Het Verbond van Nederlandse Ondernemers (VNO) pleitte in 1982 dan ook voor e<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adering van<br />

deregulering vanuit de verstor<strong>en</strong>de <strong>en</strong> belemmer<strong>en</strong>de invloed van veel regelgeving op het functioner<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de ontwikkeling van onderneming<strong>en</strong>, de zog<strong>en</strong>oemde ‘onbedoelde nev<strong>en</strong>effect<strong>en</strong>’ (zie: Vulp<strong>en</strong><br />

1985, p. 33).<br />

14 Bij deze operatie kwam<strong>en</strong> onder meer rapport<strong>en</strong> als ‘Deelrapport 31’ <strong>en</strong> het ‘rapport-Van der Grint<strong>en</strong>’<br />

tot stand (zie: Kamerstukk<strong>en</strong> II 1981-82, 16 525, nr. 57 respectievelijk Kamerstukk<strong>en</strong> II 1982-83,<br />

17 931, nr. 5). Deze rapport<strong>en</strong> gaan niet veel verder dan het kijk<strong>en</strong> naar regels die rechtstreeks op het<br />

bedrijfslev<strong>en</strong> drukk<strong>en</strong>.<br />

15 Geelhoed 1993, p. 33-38.<br />

152


ling<strong>en</strong> als de uitbouw van de Europese Economische Geme<strong>en</strong>schap (EEG) tot de<br />

Europese Geme<strong>en</strong>schap (EG) <strong>en</strong> later de Europese Unie (EU) <strong>en</strong> de steeds verdergaande<br />

globalisering tot e<strong>en</strong> (internationale) druk tot meer regelgeving.<br />

Daarnaast leidd<strong>en</strong> de snelle technologische verandering<strong>en</strong> er ook nog e<strong>en</strong>s toe<br />

dat op bepaalde terrein<strong>en</strong> (zoals die van milieu-, veiligheids- <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>smiddel<strong>en</strong>wetgeving)<br />

bestaande wet- <strong>en</strong> regelgeving snel obsoleet werd<strong>en</strong> <strong>en</strong> vervang<strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>. Deze toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> prestatiedruk riep voor de wetgever e<strong>en</strong><br />

zekere spanning op, omdat de handelingsruimte van de wetgever in de tuss<strong>en</strong>tijd<br />

steeds meer was afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Dit als gevolg van reeds bestaande <strong>en</strong> in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de<br />

mate onbeheersbaar word<strong>en</strong>de complex<strong>en</strong> van wet- <strong>en</strong> regelgeving <strong>en</strong><br />

door de zojuist al g<strong>en</strong>oemde afnem<strong>en</strong>de autonomie van de nationale wetgever<br />

t<strong>en</strong> gunste van supranationale organisaties. 16 Doordat de sam<strong>en</strong>leving in cultureel<br />

<strong>en</strong> sociaal-geografisch opzicht steeds heterog<strong>en</strong>er <strong>en</strong> dynamischer was geword<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> er zich e<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>de diversiteit in inkom<strong>en</strong>s- <strong>en</strong> leefsituaties voordeed,<br />

werd het voor de wetgever ook nog e<strong>en</strong>s steeds moeilijker om uitwerking<br />

te gev<strong>en</strong> aan het beginsel van materiële gelijkheid. Dat ging namelijk noodzakelijkerwijs<br />

gepaard met steeds complexer word<strong>en</strong>de wetgeving. 17 Geelhoed constateerde<br />

dan ook dat de naar perfectie <strong>en</strong> naar volledige beheersing strev<strong>en</strong>de<br />

overheid zichzelf uiterst kwetsbaar had gemaakt voor maatschappelijke ontwikkeling<strong>en</strong>.<br />

Waar m<strong>en</strong> dacht in term<strong>en</strong> van actieve sturing <strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, moest<br />

m<strong>en</strong> constater<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong> eerder object dan subject van maatschappelijke verandering<br />

was geword<strong>en</strong>. 18<br />

Onder invloed van de op hem rust<strong>en</strong>de prestatiedruk overvroeg ‘de overvraagde<br />

wetgever’ op zijn beurt het op<strong>en</strong>baar bestuur. Volg<strong>en</strong>s Geelhoed stond<br />

teg<strong>en</strong>over de overproductie aan beleid in term<strong>en</strong> van wetgeving, financiële arrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> nota’s, e<strong>en</strong> structureel overbelast uitvoer<strong>en</strong>d <strong>en</strong> handhav<strong>en</strong>d<br />

apparaat. 19 De druk van de Haagse overproductie aan beleid, rustte volg<strong>en</strong>s<br />

Geelhoed met name op dec<strong>en</strong>trale overhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedeconc<strong>en</strong>treerde di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>. 20<br />

Daarnaast werd<strong>en</strong> ook veel instelling<strong>en</strong> van het particulier initiatief, die door de<br />

overheid war<strong>en</strong> ingezet bij de verwez<strong>en</strong>lijking van haar beleidsdoelstelling<strong>en</strong>, in<br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate onderworp<strong>en</strong> aan zeer ingewikkelde <strong>en</strong> minutieuze regeling<strong>en</strong>.<br />

21 Omdat het uitvoer<strong>en</strong>d apparaat de regeldruk niet aankon, ging het zijn<br />

eig<strong>en</strong> prioriteit<strong>en</strong> stell<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> door Geelhoed werd aangeduid als ‘de kloof<br />

16<br />

Veel bestaande regeling<strong>en</strong> schiep<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Geelhoed onbedoeld <strong>en</strong> onvoorzi<strong>en</strong> nieuwe maatschappelijke<br />

problem<strong>en</strong>, die op hun beurt om e<strong>en</strong> oplossing vroeg<strong>en</strong>, welke dan bij nadere regelgeving<br />

moest word<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> bestaand wetgevingscomplex dreigde zo e<strong>en</strong> doolhof van regels te<br />

word<strong>en</strong>, dat niet alle<strong>en</strong> steeds maar uitdijde, maar ook steeds ingewikkelder werd <strong>en</strong> daardoor e<strong>en</strong><br />

onev<strong>en</strong>redig beslag legde op de aandacht <strong>en</strong> capaciteit van wetgever, bestuur <strong>en</strong> de rechterlijke macht<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> grote belemmering vormde voor dring<strong>en</strong>d nodige nieuwe wetgeving. (Zie: Cie.-Geelhoed<br />

1984, p. 9-11 <strong>en</strong> Geelhoed 1985, p. 9.)<br />

17<br />

Geelhoed 1993, p. 35.<br />

18<br />

Geelhoed 1985, p. 9.<br />

19<br />

Geelhoed 1993, p. 36.<br />

20<br />

Geelhoed 1985, p. 7.<br />

21<br />

Cie.-Geelhoed 1984, p. 12. Geelhoed wees ook later nog op het feit dat juist op die terrein<strong>en</strong> waar het<br />

publieke <strong>en</strong> private domein ine<strong>en</strong>gevloeid war<strong>en</strong>, zoals op het terrein van de sociale zekerheid, de<br />

volkshuisvesting <strong>en</strong> de volksgezondheid, de meest ondoordringbare <strong>en</strong> omvangrijke wetgevingscomplex<strong>en</strong><br />

war<strong>en</strong> te vind<strong>en</strong> (zie: Geelhoed 1993, p. 45).<br />

153


tuss<strong>en</strong> wetgeving <strong>en</strong> de bestuurlijke praktijk’. Donner omschreef dit proces als:<br />

‘(…) het verschijnsel dat we reeds zo met voorschrift<strong>en</strong> <strong>en</strong> regels zijn overdekt,<br />

dat de vloed van circulaires <strong>en</strong> pseudowetgeving zulke omvang aanneemt dat<br />

betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> het amper nog kunn<strong>en</strong> lez<strong>en</strong>, het misschi<strong>en</strong> nog net kunn<strong>en</strong> opberg<strong>en</strong>,<br />

maar niet meer in staat zijn om het werkelijk toe te pass<strong>en</strong> <strong>en</strong> allemaal te<br />

handhav<strong>en</strong>.’ 22 M<strong>en</strong> dreigde daarbij volg<strong>en</strong>s Donner het onderscheid te verliez<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> wat belangrijk was <strong>en</strong> wat minder belangrijk. Belangrijke zak<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong><br />

niet of nauwelijks meer aan bod, terwijl over onbeduid<strong>en</strong>de details eindeloos<br />

werd ‘gemillimeterd’. Hij omschreef deze situatie als één van ‘ontregeling’ <strong>en</strong><br />

‘ontreddering’. Het bestuur viel daarbij uite<strong>en</strong> in kleinere e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> die niet meer<br />

precies wist<strong>en</strong> wat zij nu moest<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. Door het verslapp<strong>en</strong> <strong>en</strong> op sommige<br />

plaats<strong>en</strong> verdwijn<strong>en</strong> van de greep van de wetgever op het bestuur, zat er volg<strong>en</strong>s<br />

Donner ge<strong>en</strong> lijn meer in het op<strong>en</strong>baar bestuur.<br />

Dit alles had tot gevolg dat de verhouding tuss<strong>en</strong> bestuur <strong>en</strong> burger steeds<br />

moeizamer werd. Aansprak<strong>en</strong> die de wetgever aan de burger had toegek<strong>en</strong>d<br />

werd<strong>en</strong> niet meer geld<strong>en</strong>d gemaakt, terwijl op de burger rust<strong>en</strong>de verplichting<strong>en</strong><br />

steeds minder vanzelfsprek<strong>en</strong>d werd<strong>en</strong> nageleefd. 23 Omdat het op<strong>en</strong>baar bestuur<br />

sinds de Tweede Wereldoorlog steeds verder was ‘gejuridificeerd’ – d<strong>en</strong>k aan de<br />

ontwikkeling van de algem<strong>en</strong>e beginsel<strong>en</strong> van behoorlijk bestuur – noemde<br />

Geelhoed de tekortkoming<strong>en</strong> in de uitvoering des te pijnlijker. E<strong>en</strong> tekortschiet<strong>en</strong>d<br />

bestuur handelde daardoor namelijk onrechtmatig. 24 Met het aantal tekortkoming<strong>en</strong><br />

nam het aantal procedures bij de administratieve rechter toe, hetge<strong>en</strong><br />

weer leidde tot e<strong>en</strong> overbelasting van de rechterlijke macht. 25 Dat de burger op<br />

zijn beurt de op hem rust<strong>en</strong>de verplichting<strong>en</strong> steeds minder als vanzelfsprek<strong>en</strong>d<br />

nakwam, werd deels veroorzaakt door het feit dat de burger zich door de toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

regeldichtheid niet altijd bewust was van zijn verplichting<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong><br />

belangrijk deel was dit echter ook het gevolg van de, met de ontzuiling gepaard<br />

gaande, vermindering van de sociale controle, ook wel aangeduid met de term<br />

‘autonoom stijg<strong>en</strong>de uitvoeringslast<strong>en</strong>’. 26 E<strong>en</strong> verschijnsel dat volg<strong>en</strong>s Geelhoed<br />

in de hand werd gewerkt door het instrum<strong>en</strong>tele karakter van veel overheidsregelgeving.<br />

Waar wetgeving e<strong>en</strong> laag ethisch gehalte had, achtt<strong>en</strong> burgers zich<br />

volg<strong>en</strong>s hem makkelijker tot e<strong>en</strong> calculer<strong>en</strong>de afweging van hun gedrag jeg<strong>en</strong>s<br />

de overheid gerechtigd. Hoewel dit feit op zich betreurd kon word<strong>en</strong>, mocht het<br />

volg<strong>en</strong>s Geelhoed niet word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>egeerd.<br />

Geelhoed wees op het feit dat wanneer wetgeving niet langer werd uitgevoerd<br />

<strong>en</strong> nageleefd, de parlem<strong>en</strong>taire democratie aan aanzi<strong>en</strong> zou verliez<strong>en</strong>. 27<br />

Haar besluitvorming had dan immers niet langer de daarmee beoogde maatschappelijke<br />

gevolg<strong>en</strong>. Zo dreigde de beoogde maatschappelijke gelijkheid door<br />

de ‘ontregeling’ juist om te slaan in maatschappelijke ongelijkheid. Fundam<strong>en</strong>teler<br />

was volg<strong>en</strong>s Geelhoed echter nog de vraag of de democratische rechtsstaat<br />

22 Donner 1985 p. 2.<br />

23 Geelhoed 1985, p. 7.<br />

24 Geelhoed 1993, p. 37.<br />

25 Raad voor het binn<strong>en</strong>landsbestuur 1996, p. 63-66.<br />

26 Geelhoed 1993, p. 37 <strong>en</strong> 38.<br />

27 Geelhoed 1985, p. 7 <strong>en</strong> 8.<br />

154


zich de kloof tuss<strong>en</strong> wetgeving <strong>en</strong> praktijk wel kon veroorlov<strong>en</strong>. Wett<strong>en</strong> die onvoldo<strong>en</strong>de<br />

werd<strong>en</strong> uitgevoerd, nageleefd of gehandhaafd, verlor<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s<br />

Geelhoed namelijk hun kwaliteit als normatief richtsnoer van onze sam<strong>en</strong>leving.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong> daardoor beginsel<strong>en</strong> als rechtse<strong>en</strong>heid, rechtszekerheid <strong>en</strong><br />

rechtsgelijkheid ‘op de tocht te staan’. Ook indirect stelde de democratische<br />

rechtsstaat gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan de sturingsambities van de overheid, namelijk door e<strong>en</strong><br />

scheiding aan te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de publieke <strong>en</strong> particuliere sfeer. 28 Deze scheiding<br />

leidt ertoe dat de uitkomst<strong>en</strong> van besluitvorming in de particuliere sfeer,<br />

nimmer als vanzelfsprek<strong>en</strong>d in overe<strong>en</strong>stemming met de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van de overheid<br />

zull<strong>en</strong> uitvall<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> in gebond<strong>en</strong>heid aan wet <strong>en</strong> recht operer<strong>en</strong>de overheid,<br />

kan daarom niet – althans niet zonder in strijd met het rechtsstaatbeginsel<br />

te handel<strong>en</strong> – de variaties <strong>en</strong> het wissel<strong>en</strong>d ritme van de particuliere besluitvorming<br />

op de voet stur<strong>en</strong>d volg<strong>en</strong>. Deze (indirecte) rechtsstatelijke beperking<strong>en</strong><br />

werd<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Geelhoed, gezi<strong>en</strong> de bezwar<strong>en</strong> die bestaande <strong>en</strong> voorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

regeling<strong>en</strong> opriep<strong>en</strong>, nog onvoldo<strong>en</strong>de onderk<strong>en</strong>d.<br />

Aan het einde van deze subparagraaf kan dus word<strong>en</strong> geconcludeerd dat<br />

het begrip deregulering meerdere invalshoek<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t. Allereerst de ‘economische<br />

invalshoek’, waarbij m<strong>en</strong> zich in navolging van het dereguleringsproces in de<br />

VS richt op vermindering van de regeldruk op de sam<strong>en</strong>leving (<strong>en</strong> dan met name<br />

het bedrijfslev<strong>en</strong>). Na verloop van tijd onderging het begrip deregulering echter<br />

e<strong>en</strong> metamorfose <strong>en</strong> trad e<strong>en</strong> andere invalshoek meer op de voorgrond, ook wel<br />

aangeduid als de ‘invalshoek van de jurist<strong>en</strong>’. Bij deze laatste invalshoek richt<br />

m<strong>en</strong> zich met name op vermindering van de last<strong>en</strong>druk voor de overheid (zowel<br />

wetgever, bestuur als de rechterlijke macht). 29 Last<strong>en</strong> die niet alle<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> in de<br />

voorbereiding, onderlinge afstemming <strong>en</strong> uitvoering van regelgeving (<strong>en</strong> de<br />

daarmee gepaard gaande kost<strong>en</strong>), maar tev<strong>en</strong>s in het door overbelasting niet tijdig<br />

<strong>en</strong> adequaat kunn<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> van dring<strong>en</strong>de beslissing<strong>en</strong>.<br />

<strong>4.</strong>2.2 De eerste aanzett<strong>en</strong> tot deregulering<br />

Ter sanering van de in haar voeg<strong>en</strong> krak<strong>en</strong>de verzorgingsstaat startte het kabinet-Lubbers<br />

I (1982-1986) bij zijn aantred<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal activiteit<strong>en</strong> die werd<strong>en</strong><br />

aangeduid als ‘de (zes) grote operaties’. Naast het strev<strong>en</strong> naar minder, dan wel<br />

minder int<strong>en</strong>sieve overheidsregelgeving ter vermindering van de aan de bestaande<br />

regelgeving verbond<strong>en</strong> kost<strong>en</strong> 30 , ook wel aangeduid als de ‘dereguleringsoperatie’,<br />

wilde het kabinet aan nog vijf andere, daarmee nauw sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de<br />

operaties uitvoering gev<strong>en</strong>. Het ging daarbij om de ‘heroverwegingsoperatie’,<br />

het proces van dec<strong>en</strong>tralisatie, de reorganisatie van de rijksoverheid, de<br />

28 Cie-Geelhoed 1984, p. 18.<br />

29 Zie voor dit onderscheid ook: Eijlander 1993a, p. 156 e.v.<br />

30 Volg<strong>en</strong>s De Kam <strong>en</strong> De Haan ging het daarbij om kost<strong>en</strong> in de vorm van zowel tijd als geld, die aan<br />

de kant van de overheid vooral ging<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> in de uitvoering, controle <strong>en</strong> handhaving van de regelgeving<br />

<strong>en</strong> aan de kant van bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> burgers vooral in de naleving daarvan (zie: De Kam & De<br />

Haan 1991, p. 17).<br />

155


vermindering van het aantal rijksambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> (ook wel aangeduid als ‘de afslankoperatie’)<br />

<strong>en</strong> het proces van privatisering.<br />

De heroverwegingsoperatie was eig<strong>en</strong>lijk al gestart vóór het aantred<strong>en</strong><br />

van het kabinet Lubbers, <strong>en</strong> wel in het voorjaar van 1981. 31 De heroverweging –<br />

door De Ru wel aangeduid als ‘moeder van de grote operaties’ – moest door<br />

verbetering van de politieke prioriteit<strong>en</strong>afweging leid<strong>en</strong> tot vermindering van<br />

het financieringstekort. 32 M<strong>en</strong> nam daartoe 30 belangrijke beleidsterrein<strong>en</strong> onder<br />

de loep <strong>en</strong> ging na of de op die terrein<strong>en</strong> ontplooide overheidsactiviteit<strong>en</strong><br />

wel noodzakelijk war<strong>en</strong>, <strong>en</strong> – mocht dit inderdaad het geval zijn – of de doeltreff<strong>en</strong>dheid<br />

<strong>en</strong> doelmatigheid van de betrokk<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> wellicht kond<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

verhoogd. De heroverwegingsoperatie had met de dereguleringsoperatie<br />

geme<strong>en</strong> dat, hoewel laatstg<strong>en</strong>oemde operatie voornamelijk was gericht op de<br />

verbetering van de effectieve werking van het recht, beide operaties war<strong>en</strong> gericht<br />

op verbetering van de marktwerking. 33 E<strong>en</strong> succesvolle uitvoering van de<br />

heroverwegingsoperatie zou bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> vermindering van de regelgeving<br />

leid<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>als e<strong>en</strong> succesvolle uitvoering van de overige ‘grote operaties’,<br />

waaronder met name de dereguleringsoperatie. 34 Van die overige operaties bestond<br />

dec<strong>en</strong>tralisatie uit het aloude strev<strong>en</strong> van de c<strong>en</strong>trale overheid om tak<strong>en</strong><br />

over te drag<strong>en</strong>, dan wel nieuwe tak<strong>en</strong> op te drag<strong>en</strong> aan dec<strong>en</strong>trale overhed<strong>en</strong> als<br />

de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> de provincies. 35 De reorganisatie van de Rijksoverheid was<br />

aanvankelijk bedoeld om het stur<strong>en</strong>d vermog<strong>en</strong> van de c<strong>en</strong>trale overheid te vergrot<strong>en</strong>.<br />

36 Later kwam de nadruk bij deze operatie echter veel sterker te ligg<strong>en</strong> op<br />

het ‘bedrijfsbeleid’ van de overheid, waarbij m<strong>en</strong> door het nem<strong>en</strong> van allerlei<br />

maatregel<strong>en</strong> probeerde de doelmatigheid van de rijksdi<strong>en</strong>st te vergrot<strong>en</strong>. 37 Deze<br />

operatie hing weer nauw sam<strong>en</strong> met de laatste twee operaties, namelijk de vermindering<br />

van het aantal rijksambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> <strong>en</strong> de privatiseringsoperatie. 38 Daarbij<br />

stootte de overheid tak<strong>en</strong> af naar de private sector, besteedde ze uit of verzelfstandigde<br />

ze. Het proces van privatisering wordt daarom ook wel gedefinieerd<br />

als: ‘(…) al die vorm<strong>en</strong> van verzelfstandiging waarbij door de overheid<br />

31<br />

De Kam & De Haan 1991, p. 17.<br />

32<br />

De Ru 1991, p. 8<strong>4.</strong><br />

33<br />

Zo leidde de heroverwegingsoperatie onder andere tot het rapport ‘Heroverweging collectieve uitgav<strong>en</strong>,<br />

nr. 31, Regulering <strong>en</strong> deregulering’, ook wel bek<strong>en</strong>d als ‘rapport 31’ (zie: Kamerstukk<strong>en</strong> II<br />

1981-82, 16 625, nr. 39). Dit rapport bevat de resultat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> onderzoek naar de last<strong>en</strong> van regelgeving<br />

voor de marktsector.<br />

34<br />

Zie voor het verband tuss<strong>en</strong> de dereguleringsoperatie <strong>en</strong> de overige grote operaties: Cie.-Geelhoed<br />

1984, p. 18-32.<br />

35<br />

Het kabinet Lubbers had volg<strong>en</strong>s De Kam <strong>en</strong> De Haan slechts e<strong>en</strong> nieuw etiket geplakt op dit reeds<br />

bestaande proces (zie: De Kam & De Haan 1991, p. 17).<br />

36<br />

In de loop der tijd was het overheidsbeleid gec<strong>en</strong>traliseerd <strong>en</strong> gefragm<strong>en</strong>taliseerd, hetge<strong>en</strong> had ertoe<br />

had geleid dat de verschill<strong>en</strong>de departem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bestond<strong>en</strong> uit talrijke sector<strong>en</strong>, subsector<strong>en</strong> <strong>en</strong> afzonderlijke<br />

e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> die zich voornamelijk bezighield<strong>en</strong> met de behartiging van hun (sub)sectorale<br />

deelbelang<strong>en</strong> (zie: Cie-Geelhoed 1984, p. 29).<br />

37<br />

De Kam & De Haan 1991, p. 18.<br />

38<br />

T<strong>en</strong> gevolge van deze operaties kwam<strong>en</strong> in de periode van 1983 tot <strong>en</strong> met 1990 26.100 formatieplaats<strong>en</strong><br />

te vervall<strong>en</strong>, waarvan 10.000 t<strong>en</strong> gevolge van de privatiseringsoperatie (zie: De Kam & De<br />

Haan,1991, p. 18).<br />

156


verrichte tak<strong>en</strong> onder e<strong>en</strong> minder directe vorm van overheidsinvloed word<strong>en</strong><br />

gesteld, hetzij geheel aan overheidsregulering word<strong>en</strong> onttrokk<strong>en</strong>.’ 39<br />

Bij aanvang van de dereguleringsoperatie realiseerde m<strong>en</strong> zich dat, wilde<br />

m<strong>en</strong> de wet als middel tot behoud <strong>en</strong> tot verandering bewar<strong>en</strong>, m<strong>en</strong> de wetgevingskraan<br />

voortdur<strong>en</strong>d onder controle moest houd<strong>en</strong> <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> niet bang<br />

moest zijn om bestaand beleid <strong>en</strong> bestaande regelgeving te heroverweg<strong>en</strong>. Om<br />

vorm te gev<strong>en</strong> aan het dereguleringsbeleid werd<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de commissies<br />

ingesteld <strong>en</strong> volgd<strong>en</strong> verscheid<strong>en</strong>e rapport<strong>en</strong> <strong>en</strong> actieprogramma’s. E<strong>en</strong> deel van<br />

deze commissies <strong>en</strong> actieprogramma’s war<strong>en</strong> – overe<strong>en</strong>komstig het oorspronkelijke<br />

dereguleringsd<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, zoals dat was overgewaaid uit de VS – gericht op het<br />

zoek<strong>en</strong> naar concrete mogelijkhed<strong>en</strong> tot last<strong>en</strong>verlichting voor het bedrijfslev<strong>en</strong>.<br />

Zo had de Commissie-Van der Grint<strong>en</strong> tot taak om in verband met de economische<br />

ontwikkeling, e<strong>en</strong> aantal voor het bedrijfslev<strong>en</strong> relevante wetsontwerp<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> bestaande <strong>wettelijk</strong>e regeling<strong>en</strong> te toets<strong>en</strong> aan de beleidsdoelstelling<strong>en</strong> van<br />

het kabinet inzake deregulering <strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> nodig, concrete voorstell<strong>en</strong> tot aanpassing<br />

te do<strong>en</strong>. 40 E<strong>en</strong> belangrijke impuls voor de verdere ontwikkeling van het<br />

dereguleringsd<strong>en</strong>k<strong>en</strong> werd echter met name gevormd door het rapport ‘<strong>Deregulering</strong><br />

van overheidsregeling<strong>en</strong>’ van de Commissie-Geelhoed. 41 Deze commissie<br />

richtte haar schijnwerper vooral op de technisch-instrum<strong>en</strong>tele kant van de wetgeving<br />

<strong>en</strong> ontwikkelde daarbij de volg<strong>en</strong>de toetsingspunt<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> sober <strong>en</strong><br />

terughoud<strong>en</strong>d wetgevingsbeleid: 42<br />

1. Beslissing<strong>en</strong> om tot overheidsingrijp<strong>en</strong> over te gaan, moet<strong>en</strong> gebaseerd zijn<br />

op e<strong>en</strong> nauwkeurige analyse van de achtergrond<strong>en</strong>, aard <strong>en</strong> omvang van het<br />

maatschappelijke verschijnsel zoals dat zich aan de overheid pres<strong>en</strong>teert.<br />

Daarbij di<strong>en</strong>t tev<strong>en</strong>s te word<strong>en</strong> geëxpliciteerd tot welke maatschappelijke<br />

verandering<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel overheidsoptred<strong>en</strong> moet leid<strong>en</strong>. Ook zal moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> overwog<strong>en</strong> of de bepaling van de inhoud van het beleid niet beter<br />

aan lagere overhed<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> overgelat<strong>en</strong>.<br />

2. Nadat is vastgesteld dat (int<strong>en</strong>sivering van) optred<strong>en</strong> door de c<strong>en</strong>trale overheid<br />

w<strong>en</strong>selijk <strong>en</strong> gerechtvaardigd is, moet word<strong>en</strong> bezi<strong>en</strong> of voor dat optred<strong>en</strong><br />

nieuwe (of uitbreiding van) wet- <strong>en</strong> regelgeving strikt noodzakelijk<br />

is.<br />

39 Cie-Geelhoed 1984, p. 25.<br />

40 Kamerstukk<strong>en</strong> II 1982-83, 17 931, nr. 5. Naast het rapport van de Commissie-Van der Grint<strong>en</strong> versch<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

verder onder meer het ‘<strong>Deregulering</strong>sprogramma Ruimtelijke Ord<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> Milieubeheer’,<br />

ook wel aangeduid als het ‘DROM-rapport’ (zie: Kamerstukk<strong>en</strong> II 1982-83, 17 931, nr. 4), het ‘Actieprogramma<br />

inzake deregulering op het terrein van de (woning)bouwregulering’ (zie: Kamerstukk<strong>en</strong><br />

II 1982-83, 17 931, nr. 7) <strong>en</strong> het ‘Actieprogramma tot stroomlijning <strong>en</strong> vere<strong>en</strong>voudiging van het<br />

steuninstrum<strong>en</strong>tarium aan het bedrijfslev<strong>en</strong> van het ministerie van Economische Zak<strong>en</strong>’ (zie: Kamerstukk<strong>en</strong><br />

II 1982-83, 15 306, nr. 25).<br />

41 Ook wel aangeduid als het ‘Eindbericht van de Commissie vermindering <strong>en</strong> vere<strong>en</strong>voudiging van<br />

overheidsregeling<strong>en</strong>’ (zie: Kamerstukk<strong>en</strong> II 1983-84, 17 931, nr. 9).<br />

42 Cie-Geelhoed 1984, p. 77-85. Het preliminaire toetsingspunt ‘is iets e<strong>en</strong> legitieme taak voor de overheid?’,<br />

is daarbij door de commissie bewust niet opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, omdat het daarbij gaat om e<strong>en</strong> politieke<br />

of lev<strong>en</strong>sbeschouwelijke vraag bij uitstek. Dit neemt niet weg dat de toetsingspunt<strong>en</strong> pas van toepassing<br />

zijn, nadat iets als overheidstaak is gedefinieerd.<br />

157


3. De aan e<strong>en</strong> regeling t<strong>en</strong> grondslag ligg<strong>en</strong>de doelstelling<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> volledig<br />

word<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong> <strong>en</strong> nauwkeurig word<strong>en</strong> geformuleerd, waarbij de verschill<strong>en</strong>de<br />

doelstelling<strong>en</strong> duidelijk van elkaar di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>.<br />

<strong>4.</strong> T<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van doelstelling<strong>en</strong> in regeling<strong>en</strong> die op dezelfde of verwante<br />

maatschappelijke activiteit<strong>en</strong> betrekking hebb<strong>en</strong>, moet rek<strong>en</strong>ing word<strong>en</strong><br />

gehoud<strong>en</strong> met de noodzaak tot coördinatie <strong>en</strong> afweging van die doelstelling<strong>en</strong><br />

bij de uitvoering van deze regeling<strong>en</strong>.<br />

5. Bij het stell<strong>en</strong> van norm<strong>en</strong> in of op basis van e<strong>en</strong> regeling, di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong><br />

gestreefd naar e<strong>en</strong>voud, k<strong>en</strong>baarheid, best<strong>en</strong>digheid <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>redigheid. Het<br />

stell<strong>en</strong> van norm<strong>en</strong> waarop vele specifieke of categoriale uitzondering<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt, di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> vermed<strong>en</strong>.<br />

6. Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> meer flexibele wijze van normstelling noodzakelijk is, di<strong>en</strong>t de<br />

delegatiebevoegdheid die daaraan t<strong>en</strong> grondslag ligt, zoveel mogelijk normatief<br />

gebond<strong>en</strong> te zijn.<br />

7. Bij het ontwerp<strong>en</strong> <strong>en</strong> vaststell<strong>en</strong> van overheidsregeling<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t de handhaafbaarheid<br />

van de regeling e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tiële plaats in te nem<strong>en</strong>.<br />

8. De in e<strong>en</strong> regeling opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> getoetst op<br />

hun doeltreff<strong>en</strong>dheid. Daarbij moet<strong>en</strong> naast de effect<strong>en</strong> die met het overheidsoptred<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> beoogd, ook de (ev<strong>en</strong>tueel niet-beoogde) nev<strong>en</strong>effect<strong>en</strong><br />

in de overweging<strong>en</strong> word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>.<br />

9. Voor de invoering of wijziging van e<strong>en</strong> overheidsregeling moet<strong>en</strong> de daarmee<br />

gepaard gaande externe beleidslast<strong>en</strong>, zowel voor de burger als voor<br />

het bedrijfslev<strong>en</strong>, zo nauwkeurig mogelijk word<strong>en</strong> omschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> bepaald.<br />

10. Voor de invoering of wijziging van e<strong>en</strong> overheidsregeling moet<strong>en</strong> de daarmee<br />

gepaard gaande interne beleidslast<strong>en</strong>, waaronder de horizontale <strong>en</strong> verticale<br />

coördinatielast<strong>en</strong>, zo nauwkeurig mogelijk word<strong>en</strong> omschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

bepaald.<br />

11. Ter beperking van de beleidslast<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> gestreefd naar soberheid<br />

in de procedurele voorschrift<strong>en</strong> <strong>en</strong> naar terugdringing van de coördinatielast<strong>en</strong>,<br />

door e<strong>en</strong> duidelijke toedeling <strong>en</strong> afbak<strong>en</strong>ing van bestuurlijke bevoegdhed<strong>en</strong>,<br />

zowel op c<strong>en</strong>traal als op dec<strong>en</strong>traal niveau. Duplicering van<br />

beleid di<strong>en</strong>t zoveel mogelijk te word<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>. Terughoud<strong>en</strong>dheid met<br />

de invoering <strong>en</strong> toepassing van bestuurlijke beïnvloedingsmechanism<strong>en</strong> is<br />

daarvoor e<strong>en</strong> vereiste.<br />

12. Ter beperking van de last<strong>en</strong> die met rechtsbescherming teg<strong>en</strong> overheidsbeslissing<strong>en</strong><br />

zijn gemoeid, di<strong>en</strong>t terughoud<strong>en</strong>dheid te word<strong>en</strong> betracht met het<br />

stell<strong>en</strong> van vage norm<strong>en</strong>, het gev<strong>en</strong> van niet g<strong>en</strong>ormeerde bestuursbevoegdhed<strong>en</strong>,<br />

cumulering van beslissingsmom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> prev<strong>en</strong>tieve rechtsbescherming.<br />

13. De in e<strong>en</strong> regeling opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> moet<strong>en</strong>, mede gelet op de<br />

daarmee gemoeide last<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> getoetst op hun doelmatigheid <strong>en</strong> op de<br />

ev<strong>en</strong>redigheid tuss<strong>en</strong> de indring<strong>en</strong>dheid van het instrum<strong>en</strong>tarium <strong>en</strong> de<br />

daarmee gemoeide last<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds, <strong>en</strong> het doel van het overheidsoptred<strong>en</strong><br />

anderzijds. Bij deze toetsing di<strong>en</strong>t zo nodig te word<strong>en</strong> nagegaan of aanpas-<br />

158


sing van de doelstelling<strong>en</strong> zodanig positieve effect<strong>en</strong> in de instrum<strong>en</strong>tele<br />

sfeer oplevert dat de aanpassing, gelet op het ev<strong>en</strong>redigheidsbeginsel, aanbeveling<br />

verdi<strong>en</strong>t.<br />

Dit derti<strong>en</strong>tal toetsingspunt<strong>en</strong> vormde volg<strong>en</strong>s de Commissie-Geelhoed ge<strong>en</strong><br />

spoorboekje dat de regelgever e<strong>en</strong>duidig de weg naar e<strong>en</strong> vooraf vastgelegd doel<br />

zou wijz<strong>en</strong>. 43 Het ging veeleer om punt<strong>en</strong> die, naast politieke <strong>en</strong> maatschappelijke<br />

overweging<strong>en</strong>, meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> in de besluitvorming van<br />

de wetgever om op bepaalde terrein<strong>en</strong> al dan niet tot bepaalde regelgeving over<br />

te gaan. 44 Volg<strong>en</strong>s de commissie di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> zij te word<strong>en</strong> beschouwd als e<strong>en</strong> uitdaging<br />

tot e<strong>en</strong> voortdur<strong>en</strong>de kritische bezinning door all<strong>en</strong> die bij het wetgevingsproces<br />

zijn betrokk<strong>en</strong>: jurist<strong>en</strong>, beleidsambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong>, politici, belang<strong>en</strong>organisaties<br />

<strong>en</strong>zovoort. E<strong>en</strong> nadere afweging van de aan de voorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> regeling<br />

verbond<strong>en</strong> voor- <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong> zou dan kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot bijstelling van de doelstelling<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> daarmee van het beleid. Hoewel deregulering op zich e<strong>en</strong> technische<br />

operatie was, was deregulering volg<strong>en</strong>s de commissie dus niet beleidsneutraal.<br />

T<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de te volg<strong>en</strong> procedure merkte de Commissie-Geelhoed<br />

vervolg<strong>en</strong>s op dat op het niveau van de c<strong>en</strong>trale overheid de afzonderlijke ministeries<br />

primair verantwoordelijk war<strong>en</strong> voor het in acht nem<strong>en</strong> van de verschill<strong>en</strong>de<br />

toetsingspunt<strong>en</strong>. 45 Toetsing di<strong>en</strong>de volg<strong>en</strong>s de commissie te gebeur<strong>en</strong> bij<br />

alle vorm<strong>en</strong> van regelgeving, dus ook bij bijvoorbeeld ministeriële regeling<strong>en</strong>.<br />

De toetsingspunt<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> zelfs bij de vorming van internationale regelgeving<br />

door de Nederlandse verteg<strong>en</strong>woordigers bij de internationale fora word<strong>en</strong> ingebracht.<br />

In geval van aanbieding van e<strong>en</strong> ontwerpregeling aan de ministerraad, de<br />

Raad van State of het parlem<strong>en</strong>t, di<strong>en</strong>de voorts e<strong>en</strong> overzicht te word<strong>en</strong> verstrekt<br />

van het resultaat van de dereguleringstoets. Ter ondersteuning van de door haar<br />

bepleite m<strong>en</strong>taliteitsverandering bij ambtelijke instanties, politieke organ<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

maatschappelijke groepering<strong>en</strong>, stelde de Commissie-Geelhoed t<strong>en</strong> slotte nog<br />

e<strong>en</strong> soort procedurele waarborg voor, in de vorm van e<strong>en</strong> onder de verantwoordelijkheid<br />

van de minister van Justitie in te stell<strong>en</strong> interdepartem<strong>en</strong>tale commissie<br />

die zou word<strong>en</strong> belast met e<strong>en</strong> aanvull<strong>en</strong>de dereguleringstoetsing van belangrijke<br />

ontwerpregeling<strong>en</strong>. Deze toetsingscommissie kon tegelijkertijd e<strong>en</strong> ‘paraplufunctie’<br />

vervull<strong>en</strong> voor de sectorale dereguleringsactiviteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> de sam<strong>en</strong>hang<br />

met de overige ‘grote operaties’ in het oog houd<strong>en</strong>.<br />

Zowel regering als parlem<strong>en</strong>t reageerde positief op het rapport van de<br />

Commissie-Geelhoed <strong>en</strong> de daarin geformuleerde toetsingspunt<strong>en</strong>. 46 Zo bleek<br />

het dereguleringsd<strong>en</strong>k<strong>en</strong> in de zin van e<strong>en</strong> terugtred<strong>en</strong>de overheid goed te pass<strong>en</strong><br />

binn<strong>en</strong> de partij-ideologie van zowel het CDA als de VVD. Beide partij<strong>en</strong><br />

gav<strong>en</strong> aan voorstander te zijn van e<strong>en</strong> zo groot mogelijke vrijheid <strong>en</strong> eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid<br />

van het individu, voor zowel zichzelf als voor zijn medebur-<br />

43<br />

Cie-Geelhoed 1984, p. 6 <strong>en</strong> 76.<br />

44<br />

Zie over de ‘politieke dim<strong>en</strong>sie van wetgeving’ verder: Eijlander 1993a, p. 199-212.<br />

45<br />

Cie-Geelhoed 1984, p. 85-88.<br />

46<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II 1983-84, 17 931, nr. 12 <strong>en</strong> nr. 13. Zie ook: Wieb<strong>en</strong>ga 1985, p. 17-19.<br />

159


gers, <strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> vermindering van de overheidsbevoogding in zowel economisch<br />

als maatschappelijk opzicht. Alle<strong>en</strong> onder die omstandighed<strong>en</strong> kond<strong>en</strong><br />

burgers volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> namelijk hun tal<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ontplooi<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun eig<strong>en</strong> id<strong>en</strong>titeit<br />

behoud<strong>en</strong>. Met name het CDA was daarom ook voorstander van behoud van het<br />

particulier initiatief. De PvdA bleek wat voorzichtiger. Volg<strong>en</strong>s deze partij was<br />

regelgeving vaak nog steeds nodig, omdat anders het recht van de sterkste zou<br />

geld<strong>en</strong>. De wetgever di<strong>en</strong>de ongelijkheid <strong>en</strong> willekeur te bestrijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> rechtsbescherming<br />

te verschaff<strong>en</strong> aan kwetsbare groep<strong>en</strong>. Zo vereiste het verl<strong>en</strong><strong>en</strong> van<br />

medezegg<strong>en</strong>schap aan m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in hun woon-, leef- <strong>en</strong> werksituatie volg<strong>en</strong>s de<br />

PvdA regelgeving die uitsluit<strong>en</strong>d via de staat was te realiser<strong>en</strong> <strong>en</strong> af te dwing<strong>en</strong>.<br />

De PvdA was daarom van m<strong>en</strong>ing dat niet zo zeer de doelstelling<strong>en</strong> van het<br />

overheidsoptred<strong>en</strong> ter discussie gesteld di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>, maar veel meer de<br />

vormgeving.<br />

Het kabinet bleek sceptischer te staan teg<strong>en</strong>over de door de commissie<br />

voorgestelde overkoepel<strong>en</strong>de toetsingscommissie. 47 Gevreesd werd dat e<strong>en</strong> dergelijke<br />

commissie zou leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> verdere verzwaring <strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van het<br />

toch al moeizame wetgevingsproces, hetge<strong>en</strong> niet paste binn<strong>en</strong> de door het kabinet<br />

nagestreefde vermindering van de bureaucratie. Het kabinet gaf er daarom de<br />

voorkeur aan dat de dereguleringstoetsing per ministerie zou plaats vind<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

wel aan de hand van e<strong>en</strong> door de minister-presid<strong>en</strong>t – aan de hand van de toetsingspunt<strong>en</strong><br />

uit het rapport van de Commissie-Geelhoed – op te stell<strong>en</strong> toetsingsformulier.<br />

Dit toetsingsformulier, dat korte tijd later tot stand kwam, werd<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de ‘Aanwijzing<strong>en</strong> inzake terughoud<strong>en</strong>dheid met regelgeving’ <strong>en</strong><br />

later in de ‘Aanwijzing<strong>en</strong> inzake toetsing van ontwerp<strong>en</strong> van wet <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e<br />

maatregel van bestuur’. 48 Omdat het kabinet van oordeel was dat <strong>en</strong>igerlei vorm<br />

van bewaking van de toetsingsprocedure desondanks noodzakelijk was, sprak<br />

het de voorkeur uit om daarvoor aansluiting te zoek<strong>en</strong> bij reeds bestaande vorm<strong>en</strong><br />

van interdepartem<strong>en</strong>taal overleg over de vorm<strong>en</strong> van ontwerpregeling<strong>en</strong>.<br />

De Minister van Justitie zou daarbij e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> toets<strong>en</strong>de <strong>en</strong> coördiner<strong>en</strong>de<br />

taak krijg<strong>en</strong>. Met deze toetsingsprocedure wilde het kabinet eerst wat ervaring<br />

opdo<strong>en</strong>. Eind 1985 zou vervolg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> evaluatie plaats vind<strong>en</strong> op basis waarvan<br />

zou word<strong>en</strong> bezi<strong>en</strong> of tot aanpassing van de procedure moest word<strong>en</strong> overgegaan.<br />

<strong>4.</strong>2.3 De Commissie-Dekker<br />

De marktwerkingsgedachte <strong>en</strong> de dereguleringsfilosofie werd<strong>en</strong> in 1987 door de<br />

Commissie-Dekker ‘vertaald’ naar de gezondheidszorg. 49 Daar had m<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> zorgstelsel dat tot stand was gekom<strong>en</strong> in de tijd dat m<strong>en</strong> nog hoge<br />

47 Kamerstukk<strong>en</strong> II 1983-84, 17 931, nr. 12, p. 2 <strong>en</strong> 3.<br />

48 Vastgesteld bij besluit van de Minister Presid<strong>en</strong>t van 5 november 1984, Stcr. 1984, 232 respectievelijk<br />

16 november 1985, Stcr. 1985, 18. Aan deze ‘aanwijzing<strong>en</strong>’ toetste de Raad van State destijds<br />

het Wetsontwerp Democratisch Functioner<strong>en</strong> van gesubsidieerde Instelling<strong>en</strong> (WDFI), waarna zij<br />

met e<strong>en</strong> zeer kritisch advies kwam (zie: subparagraaf 2.<strong>4.</strong>5).<br />

49 Cie.-Dekker 1987.<br />

160


verwachting<strong>en</strong> had van e<strong>en</strong> stur<strong>en</strong>de <strong>en</strong> plann<strong>en</strong>de overheid. 50 Binn<strong>en</strong> dit stelsel<br />

had m<strong>en</strong> ons land opgedeeld in zorgregio’s die, binn<strong>en</strong> landelijke norm<strong>en</strong>, de<br />

verantwoordelijkheid hadd<strong>en</strong> gekreg<strong>en</strong> voor het functioner<strong>en</strong> <strong>en</strong> plann<strong>en</strong> van de<br />

zorg. 51 Voorts war<strong>en</strong> de zorgvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> naar functie geord<strong>en</strong>d <strong>en</strong> werd<strong>en</strong><br />

tariev<strong>en</strong> <strong>en</strong> honorering uniform door de overheid geregeld. 52 Dit beleid verplichtte<br />

de overheid niet alle<strong>en</strong> tot behoud van kwaliteit <strong>en</strong> toegankelijkheid van<br />

de zorg, maar voegde daar tev<strong>en</strong>s beheer <strong>en</strong> planning aan toe. M<strong>en</strong> had aldus<br />

geprobeerd e<strong>en</strong> trapsgewijs opgebouwd, sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d <strong>en</strong> gecoördineerd stelsel<br />

van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in het lev<strong>en</strong> te roep<strong>en</strong>, dat door de overheid, met behulp van<br />

wet- <strong>en</strong> regelgeving, bestuurd <strong>en</strong> beheerst zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

De verwachting<strong>en</strong> die m<strong>en</strong> destijds van dit stelsel had war<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de<br />

Commissie-Dekker echter maar gedeeltelijk uitgekom<strong>en</strong>. 53 Het stelsel k<strong>en</strong>de e<strong>en</strong><br />

ingewikkelde structuur met e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de hoeveelheid regels van steeds gedetailleerder<br />

aard. De to<strong>en</strong>ame van inhoudelijke regels ging bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> gepaard<br />

met extra procedureregels, die op hun beurt weer tot meer controleregels leidd<strong>en</strong>.<br />

54 Dit alles had geleid tot e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme bureaucratie die, mede door het ontbrek<strong>en</strong><br />

van marktmechanism<strong>en</strong> <strong>en</strong> door de scheiding van financiering <strong>en</strong> planning,<br />

alles behalve doelmatig bleek te werk<strong>en</strong>. 55 De verzekerde had, als consum<strong>en</strong>t<br />

of patiënt, maar e<strong>en</strong> geringe keuzevrijheid <strong>en</strong> er bestond nauwelijks verstrekking<br />

van zorg naar individuele maat of w<strong>en</strong>s. 56 Intuss<strong>en</strong> groeide de druk op<br />

het stelsel door stijg<strong>en</strong>de kost<strong>en</strong>, premieverhoging<strong>en</strong>, to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de beheerskost<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de neergang van onze welvaart. Omdat m<strong>en</strong> in de toekomst onder meer door<br />

de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de vergrijzing ook nog e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van het beroep op de gezondheidszorg<br />

verwachtte, was het duidelijk dat er iets moest verander<strong>en</strong>. 57 M<strong>en</strong><br />

vreesde dat het zorgstelsel anders onbetaalbaar zou word<strong>en</strong>, dan wel niet meer<br />

voor all<strong>en</strong> bereikbaar zou blijk<strong>en</strong>. Ook vreesde m<strong>en</strong> dat kwaliteit van ‘de zorg<br />

aan het bed’ zou afnem<strong>en</strong>. Kortom, de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan de zorg kwam<strong>en</strong> in zicht. Al<br />

deze kritiek vormde volg<strong>en</strong>s de Commissie-Dekker e<strong>en</strong> duidelijke weerspiegeling<br />

van het verander<strong>en</strong>de klimaat wat betreft het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> over de verzorgingsstaat.<br />

58<br />

50<br />

Dit zorgstelsel was totstandgekom<strong>en</strong> na het uitbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van de ‘Structuurnota Gezondheidszorg’ in<br />

197<strong>4.</strong> Deze nota vormde e<strong>en</strong> reactie op de to<strong>en</strong> viger<strong>en</strong>de financieringsstructuur die verbrokkeld <strong>en</strong><br />

onsam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d werd geacht. Het ontbrek<strong>en</strong> van beheersinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor de kost<strong>en</strong>ontwikkeling<br />

verhinderde slagvaardigheid bij nieuwe ontwikkeling<strong>en</strong>. Verder was er binn<strong>en</strong> het zorgaanbod sprake<br />

van onev<strong>en</strong>wichtighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de spreiding van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Dit alles had volg<strong>en</strong>s de<br />

Structuurnota geleid tot e<strong>en</strong> ondoelmatig gebruik van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> middel<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> ontoereik<strong>en</strong>de<br />

di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke stijging van de kost<strong>en</strong>. Geme<strong>en</strong>d werd dat e<strong>en</strong> verregaande<br />

ord<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> regelgeving door de overheid hét geëig<strong>en</strong>de middel was om die gebrek<strong>en</strong> te verhelp<strong>en</strong>.<br />

51<br />

Zie: de Wet Ziek<strong>en</strong>huisvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (WZV).<br />

52<br />

Zie: de Wet Tariev<strong>en</strong> Gezondheidszorg (WTG).<br />

53<br />

Cie.-Dekker 1987, p. 6.<br />

54<br />

Cie.-Dekker 1987, p. 87.<br />

55<br />

Cie.-Dekker 1987, p. 8.<br />

56<br />

Cie.-Dekker 1987, p. 6.<br />

57<br />

In ‘Nota 2000’ – e<strong>en</strong> in 1986 door de staatssecretaris van WVC aangebod<strong>en</strong> ontwikkelingsplan voor<br />

e<strong>en</strong> gezondheidsbeleid tot het jaar 2000 – werd reeds gewez<strong>en</strong> op deze toekomstige problem<strong>en</strong>.<br />

58<br />

Cie.-Dekker 1987, p. 8.<br />

161


De Commissie-Dekker was van m<strong>en</strong>ing dat dit alles anders <strong>en</strong> beter kon. 59 Om<br />

de kwaliteit <strong>en</strong> toegankelijkheid van de zorg te waarborg<strong>en</strong>, di<strong>en</strong>de m<strong>en</strong> doelmatiger<br />

te werk te gaan. Dat was volg<strong>en</strong>s de commissie alle<strong>en</strong> mogelijk door e<strong>en</strong><br />

vergroting van de flexibiliteit, door meer ruimte te bied<strong>en</strong> aan de eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid<br />

van vragers <strong>en</strong> aanbieders van zorg, <strong>en</strong> het tegelijkertijd hanter<strong>en</strong><br />

van prikkels die de marktgerichtheid di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> te versterk<strong>en</strong>. Deze combinatie<br />

zou volg<strong>en</strong>s de commissie leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> betere afstemming van vraag <strong>en</strong> aanbod<br />

van zorg <strong>en</strong> tot meer bewustwording bij partij<strong>en</strong> van de aan de zorg verbond<strong>en</strong><br />

kost<strong>en</strong>. 60 Om dat de bereik<strong>en</strong> di<strong>en</strong>de de regel<strong>en</strong>de, plann<strong>en</strong>de <strong>en</strong> bevoogd<strong>en</strong>de<br />

overheid volg<strong>en</strong>s de commissie op alle niveaus terug te tred<strong>en</strong> t<strong>en</strong> gunste van<br />

e<strong>en</strong> beheersmodel, waarbij de staat bevordert <strong>en</strong> voorwaard<strong>en</strong> schept, waarbinn<strong>en</strong><br />

de gezondheidszorg vervolg<strong>en</strong>s zelf de zak<strong>en</strong> verder regelt. De commissie<br />

was zich daarbij bewust van het feit dat de overheid op grond van artikel 22 Gw<br />

verantwoordelijk is voor het bewak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> kwalitatief goede zorg die bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

territoriaal, financieel <strong>en</strong> functioneel bereikbaar is <strong>en</strong> voorts bescherming<br />

di<strong>en</strong>t te bied<strong>en</strong> aan zwakke groep<strong>en</strong> in de sam<strong>en</strong>leving. Dat betek<strong>en</strong>de volg<strong>en</strong>s<br />

de commissie echter niet dat de overheid daarvoor als <strong>en</strong>ige verantwoordelijke<br />

di<strong>en</strong>de te word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>. 61<br />

De commissie deed vervolg<strong>en</strong>s verschill<strong>en</strong>de aanbeveling<strong>en</strong>. Hoewel deze<br />

voornamelijk betrekking hadd<strong>en</strong> op de structuur <strong>en</strong> financiering van de gezondheidszorg,<br />

wijdde de commissie ook e<strong>en</strong> hoofdstuk aan het onderwerp<br />

‘wet- <strong>en</strong> regelgeving’. 62 De commissie sprak zich daarin uit voor e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke<br />

vere<strong>en</strong>voudiging van de bestaande wet- <strong>en</strong> regelgeving <strong>en</strong> hanteerde daarbij<br />

het uitgangspunt dat wetgeving zoveel mogelijk voorwaard<strong>en</strong>schepp<strong>en</strong>d moest<br />

zijn. Alle<strong>en</strong> als het echt niet anders kon, di<strong>en</strong>de de overheid direct regel<strong>en</strong>d op te<br />

tred<strong>en</strong>. Op deze wijze kon volg<strong>en</strong>s de commissie e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke deregulering<br />

word<strong>en</strong> bereikt. Voorts was de commissie van m<strong>en</strong>ing dat categoriale wetgeving<br />

zoveel mogelijk di<strong>en</strong>de te word<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> omdat dit regelmatig tot aansluitingsproblem<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> overlapping<strong>en</strong> leidde. 63 Hoewel de commissie op het gebied<br />

van wet- <strong>en</strong> regelgeving dus streefde naar e<strong>en</strong> ‘krachtige deregulering’, sprak zij<br />

zich desondanks met nadruk uit voor het totstandkom<strong>en</strong> van patiënt<strong>en</strong>wetgeving.<br />

64 Zo noemde de commissie e<strong>en</strong> wet die fundam<strong>en</strong>tele patiënt<strong>en</strong>recht<strong>en</strong> zou<br />

regel<strong>en</strong> ‘dring<strong>en</strong>d noodzakelijk’, ev<strong>en</strong>als e<strong>en</strong> wet die proefperson<strong>en</strong> zou bescherm<strong>en</strong>,<br />

e<strong>en</strong> klacht<strong>en</strong>regeling <strong>en</strong> e<strong>en</strong> regeling op de privacy. Opvall<strong>en</strong>d is, dat<br />

59 Cie-Dekker 1987, p. 8-10.<br />

60 De commissie streefde naar e<strong>en</strong> flexibel aanbod, gekoppeld aan e<strong>en</strong> flexibele organisatievorm, zodat<br />

het beter kon word<strong>en</strong> afgestemd op de behoefte (zie: Cie.-Dekker 1987, p. 10).<br />

61 Cie.-Dekker 1987, p. 8 <strong>en</strong> 89.<br />

62 Cie.-Dekker 1987, p. 87-96. De commissie wees voorts op het belang van e<strong>en</strong> goede wisselwerking<br />

tuss<strong>en</strong> de onderdel<strong>en</strong> ‘verzekeringsstelsel’, ‘verandering<strong>en</strong> aan de aanbodzijde’, ‘kwaliteit’ <strong>en</strong> ‘wet-<br />

<strong>en</strong> regelgeving’, omdat deze onderdel<strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijk di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> te leid<strong>en</strong> tot doelmatiger zorg (zie:<br />

Cie.-Dekker 1987, p. 8).<br />

63 De commissie noemde daarbij als voorbeeld het apart regel<strong>en</strong> van de jeugdzorg. Daardoor werd e<strong>en</strong><br />

elem<strong>en</strong>t uit de eerstelijnshulp gehaald dat daar niet kon word<strong>en</strong> gemist. (Zie: Cie-Dekker 1987, p. 87<br />

<strong>en</strong> 88.)<br />

64 Cie.-Dekker 1987, p. 93.<br />

162


de commissie zich daarbij niet uitsprak over de totstandkoming van e<strong>en</strong> medezegg<strong>en</strong>schapswet.<br />

Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d kan word<strong>en</strong> gesteld dat de Commissie-Dekker met haar<br />

aanbeveling<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zorgstelsel tot stand wilde do<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> waarin – zowel naar<br />

w<strong>en</strong>s als naar noodzaak – e<strong>en</strong> aanbod op maat kon word<strong>en</strong> geleverd.<br />

<strong>4.</strong>2.4 De effect<strong>en</strong> van de eerste dereguleringsronde: hoe nu verder?<br />

Enkele jar<strong>en</strong> na het uitbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van de verschill<strong>en</strong>de onderzoeksrapport<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

actieprogramma’s werd het tijd voor het opmak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>balans. Daaruit<br />

bleek dat de mate van deregulering per beleidsterrein verschilde. Hadd<strong>en</strong> we op<br />

sommige terrein<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> met ontwikkeling<strong>en</strong> in de richting van e<strong>en</strong> terugtred<strong>en</strong>de<br />

overheid <strong>en</strong> minder regelgeving, op andere terrein<strong>en</strong> viel juist e<strong>en</strong> opmars<br />

van de overheid te constater<strong>en</strong>, die gepaard ging met e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van regulering<br />

<strong>en</strong> regelgeving. Eijlander verklaarde deze verschill<strong>en</strong> door te wijz<strong>en</strong> op het<br />

feit dat de verschill<strong>en</strong>de beleidsterrein<strong>en</strong> zich k<strong>en</strong>merkt<strong>en</strong> door uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de<br />

politieke <strong>en</strong> maatschappelijke ontwikkeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de in verband daarmee gew<strong>en</strong>ste<br />

c.q. noodzakelijke sturing door de overheid. 65 De Ru daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> zocht<br />

de oorzaak van de onderlinge verschill<strong>en</strong> veeleer in het feit dat de groei van de<br />

Europese Geme<strong>en</strong>schap (EG) <strong>en</strong> de Europese vrije markt gepaard was gegaan<br />

met e<strong>en</strong> verminderde handelingsvrijheid van onze nationale wetgever, hetge<strong>en</strong><br />

op bepaalde beleidsterrein<strong>en</strong> leidde tot e<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> deregulering, waarbij de<br />

overheid di<strong>en</strong>de terug te tred<strong>en</strong> t<strong>en</strong> gunste van e<strong>en</strong> vrije Europese interne<br />

markt. 66 Op terrein<strong>en</strong> waar de overheid haar autonomie <strong>en</strong> haar machtspositie<br />

kon best<strong>en</strong>dig<strong>en</strong> was volg<strong>en</strong>s De Ru echter sprake van e<strong>en</strong> slechts met de mond<br />

beled<strong>en</strong> strev<strong>en</strong> naar deregulering, waarvan weinig te verwacht<strong>en</strong> viel. 67 Door<br />

beide auteurs werd voorts geconstateerd dat de gezondheidszorg in ieder geval<br />

behoorde tot de beleidsterrein<strong>en</strong> waar de overheidsregelgeving flink was toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Geelhoed noemde het terrein van de volksgezondheid zelfs als één van<br />

de beleidsterrein<strong>en</strong> waar de meest ondoordringbare <strong>en</strong> omvangrijke wetgevingscomplex<strong>en</strong><br />

war<strong>en</strong> te vind<strong>en</strong>. 68 Ook in gezondheidsrechtelijke kring<strong>en</strong> werd dit<br />

probleem onderk<strong>en</strong>d. Zo eindigde in november 1997 de op<strong>en</strong>ing van e<strong>en</strong> ge-<br />

65 Eijlander 1993a, p. 158 <strong>en</strong> 159.<br />

66 De Ru 1991, p. 96 <strong>en</strong> 97. Het ging daarbij met name om regelgeving die e<strong>en</strong> belemmering vormde<br />

voor de Europese interne markt (zie: De Ru 1991, p. 91-94).<br />

67 Jacobs <strong>en</strong> Pless<strong>en</strong>, die in 1992 de ‘dereguleringsbalans’ voor het arbeidsrecht opmaakt<strong>en</strong>, constateerd<strong>en</strong><br />

bijvoorbeeld dat de voorgaande ti<strong>en</strong> jaar van deregulering aldaar, weinig substantieels had opgeleverd.<br />

Volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> stond e<strong>en</strong> sociale rechtsstaat eig<strong>en</strong>lijk ook ge<strong>en</strong> deregulering op grote schaal toe.<br />

De ideal<strong>en</strong> van ‘gelijkheid’ <strong>en</strong> ‘solidariteit’ blev<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> immers belangrijke motiev<strong>en</strong> voor de<br />

wetgever om steeds weer met nieuwe wetgeving te kom<strong>en</strong>. Het sociaal recht vormde volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong><br />

voorts ook e<strong>en</strong> weerspiegeling van het welvaartspeil van het volk: ging het economisch goed, dan<br />

nam de regelgeving weer toe. <strong>Deregulering</strong> kon op het gebied van het sociaal recht volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> echter<br />

wel degelijk e<strong>en</strong> zinvolle rol spel<strong>en</strong>, namelijk als ‘opschoonoperatie’ voor onnodig gecompliceerde<br />

regelgeving. Juist ook in e<strong>en</strong> sociale rechtsstaat di<strong>en</strong>de het sociaal recht volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> namelijk<br />

functioneel te zijn <strong>en</strong> mocht het niet disfunctioneel word<strong>en</strong> door overcomplicatie. (Zie: Jacobs &<br />

Pless<strong>en</strong> 1992, p. 97, 101, 104 <strong>en</strong> 110.)<br />

68 Geelhoed 1993, p. 45.<br />

163


zondheidsrechtelijk symposium van de Maastrichtse ver<strong>en</strong>iging ‘Ius et Sanitas’,<br />

met de volg<strong>en</strong>s Hondius alarmer<strong>en</strong>de woord<strong>en</strong>: ‘E<strong>en</strong> lawine van wetgeving inzake<br />

het gezondheidsrecht is (…) over de zorgsector neergedaald.’ 69 E<strong>en</strong> f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong><br />

dat volg<strong>en</strong>s Dute ook wel werd aangeduid met de – duidelijk door medische<br />

terminologie geïnspireerde – aanduiding ‘legisferitis’. 70<br />

Over het geheel g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> vond m<strong>en</strong> de (tuss<strong>en</strong>tijdse) resultat<strong>en</strong> van het<br />

dereguleringsproces teg<strong>en</strong>vall<strong>en</strong>. Doordat de Commissie-Geelhoed <strong>en</strong> de andere<br />

dereguleringscommissies de nadruk hadd<strong>en</strong> gelegd op de toetsing van voorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

wetgeving, was de bestaande wetgeving volg<strong>en</strong>s De Ru teveel buit<strong>en</strong><br />

schot geblev<strong>en</strong>. 71 De Ru was van m<strong>en</strong>ing dat de keuze voor toetsing van wetgeving-in-wording<br />

<strong>en</strong>erzijds werd ingegev<strong>en</strong> door de behoefte aan zichtbare resultat<strong>en</strong><br />

op korte termijn. Anderzijds kon deze keuze volg<strong>en</strong>s hem word<strong>en</strong> verklaard,<br />

door het feit dat wijziging van bestaande wetgeving e<strong>en</strong> belangrijke inbreuk<br />

betek<strong>en</strong>de op gevestigde belang<strong>en</strong>. De politiek gaf daar volg<strong>en</strong>s hem liever<br />

ge<strong>en</strong> gro<strong>en</strong> licht voor. Ook Geelhoed constateerde dat de gevolg<strong>en</strong> van de<br />

dereguleringsoperatie voor de reeds bestaande wet- <strong>en</strong> regelgeving tamelijk gering<br />

war<strong>en</strong> geblev<strong>en</strong>. 72 Enkele jar<strong>en</strong> daarvoor had hij al het vermoed<strong>en</strong> uitgesprok<strong>en</strong><br />

dat het aanpakk<strong>en</strong> van de grote complex<strong>en</strong> van bestaande wetgeving,<br />

zowel in politiek, beleidsmatig, als technisch opzicht buit<strong>en</strong>gewoon moeilijk zou<br />

blijk<strong>en</strong> te zijn, aangezi<strong>en</strong> de wett<strong>en</strong> vaak moeizaam tot stand war<strong>en</strong> gebracht. 73<br />

Door het kritisch bekijk<strong>en</strong> van deze wetgeving zou e<strong>en</strong> veelheid van vanzelfsprek<strong>en</strong>dhed<strong>en</strong><br />

op de tocht kom<strong>en</strong> te staan, hetge<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Geelhoed zou leid<strong>en</strong><br />

tot weerstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> blokkades. Blokkades van de kant van maatschappelijke<br />

deelbelang<strong>en</strong>, die zich door wetgeving in het maatschappelijke bestel hadd<strong>en</strong><br />

verschanst, blokkades van de kant van het bestuur <strong>en</strong> het ambtelijk apparaat, die<br />

e<strong>en</strong> heroverweging van wetgeving beschouwd<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> aanslag op de zekerhed<strong>en</strong><br />

waarmee m<strong>en</strong> zich in zijn beleid had omgev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> blokkades van de kant<br />

van politieke <strong>en</strong> maatschappelijke stroming<strong>en</strong>, die in veel wetgeving hun uitdrukking<br />

hadd<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>. 74<br />

Zowel De Ru als Geelhoed wet<strong>en</strong> de teg<strong>en</strong>vall<strong>en</strong>de resultat<strong>en</strong> aan het beleidsneutrale<br />

karakter dat de dereguleringsoperatie tot dan toe had gehad. De<br />

belangrijkste vraag – of wetgeving in e<strong>en</strong> concreet geval wel noodzakelijk was<br />

<strong>en</strong> of wetgeving wel doel kon treff<strong>en</strong>, gelet op de (on)mogelijkhed<strong>en</strong> tot handhaving<br />

– was daarbij volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> nog onvoldo<strong>en</strong>de aan de orde gekom<strong>en</strong>. 75 An-<br />

69<br />

Hondius 1998, p. 7.<br />

70<br />

Dute 1998, p. 136. In e<strong>en</strong> rapport van de Wet<strong>en</strong>schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR)<br />

is ook rec<strong>en</strong>t nog aandacht besteed aan het probleem van de bureautie in de zorg (zie: WRR-rapport<br />

2004).<br />

71<br />

De Ru 1991, p. 86.<br />

72<br />

Geelhoed 1993, p. 38.<br />

73<br />

Volg<strong>en</strong>s Geelhoed betrof het wetgeving die ‘all<strong>en</strong>gs sluip<strong>en</strong>d, stukje bij beetje tot stand was gebracht,<br />

al accomoder<strong>en</strong>d tuss<strong>en</strong> w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> mogelijkhed<strong>en</strong>. Kortom, e<strong>en</strong> proces van voortgaande serrebouw,<br />

waarbij het handhav<strong>en</strong> van de interne sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wicht<strong>en</strong> onvermijdelijk was gaan prevaler<strong>en</strong><br />

bov<strong>en</strong> de maatschappelijke gevolg<strong>en</strong> van het totale sam<strong>en</strong>stel aan regels.’ (Zie: Geelhoed 1985,<br />

p. 9.)<br />

74<br />

Geelhoed 1985, p. 12 <strong>en</strong> 13.<br />

75<br />

De Ru 1991, p. 95.<br />

164


ders gezegd, de ratio van het overheidsoptred<strong>en</strong> <strong>en</strong> de positie van de collectieve<br />

sector teg<strong>en</strong>over de marktsector, war<strong>en</strong> nog te weinig ter discussie gesteld. 76 In<br />

1985 had Geelhoed er reeds voor gewaarschuwd dat het wellicht aantrekkelijk<br />

zou kunn<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> om bij deregulering net zo te werk te gaan als bij de totstandkoming<br />

van wetgeving, namelijk ‘stukje bij beetje’, door hier e<strong>en</strong> procedure te<br />

verander<strong>en</strong> <strong>en</strong> er daar één te schrapp<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> sanctie te wijzig<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> delegatiebepaling<br />

aan te pass<strong>en</strong>. 77 Dit zou volg<strong>en</strong>s hem echter slechts leid<strong>en</strong> tot ‘gepriegel’<br />

<strong>en</strong> tot ‘het bijknipp<strong>en</strong> van braamstruik<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> nagelschaartje’. E<strong>en</strong> technisch<br />

buit<strong>en</strong>gewoon moeilijke klus die de wetgever <strong>en</strong>orm veel werk zou gaan<br />

kost<strong>en</strong>, maar weinig resultaat zou oplever<strong>en</strong>. In 1993 moest Geelhoed echter<br />

constater<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong> vanwege de wat gemakzuchtige eis van beleidsneutraliteit,<br />

op lang niet alle beleidsterrein<strong>en</strong> gehoor had gegev<strong>en</strong> aan deze waarschuwing. 78<br />

Het beleidsneutrale karakter van de dereguleringsoperatie, waarbij m<strong>en</strong><br />

poogde om hier <strong>en</strong> daar met wat ‘cosmetische aanpassing<strong>en</strong>’ aan de tijdgeest<br />

tegemoet te kom<strong>en</strong>, werd in de hand gewerkt door de ambtelijke toetsingsprocedure,<br />

zoals die destijds door het kabinet was voorgeschrev<strong>en</strong>. 79 Tweede Kamerlid<br />

Wieb<strong>en</strong>ga (VVD) sprak to<strong>en</strong> al zijn teleurstelling uit over het feit dat het kabinet<br />

had afgezi<strong>en</strong> van instelling van de door de Commissie-Geelhoed voorgestelde<br />

onafhankelijke toetsingscommissie. 80 Hij voorzag daardoor allerlei operationele<br />

problem<strong>en</strong>. De door het kabinet gekoz<strong>en</strong> ‘overredingsstrategie’, waarbij<br />

het ministerie van Justitie slechts e<strong>en</strong> coördiner<strong>en</strong>de taak kreeg toebedeeld, zou<br />

volg<strong>en</strong>s Wieb<strong>en</strong>ga onvoldo<strong>en</strong>de blijk<strong>en</strong> te zijn. Bij deregulering ging het volg<strong>en</strong>s<br />

hem namelijk in feite om e<strong>en</strong> machtsproces. 81 Er werd macht overgeheveld<br />

van de <strong>en</strong>e naar de andere plek, hetge<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Wieb<strong>en</strong>ga zou leid<strong>en</strong> tot<br />

verzet <strong>en</strong> belang<strong>en</strong>teg<strong>en</strong>stelling<strong>en</strong>. Teg<strong>en</strong>werking was volg<strong>en</strong>s hem op verschill<strong>en</strong>de<br />

niveaus te verwacht<strong>en</strong>: op departem<strong>en</strong>taal niveau van de ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong><br />

(waarbij hij wees op het feit dat de vakdepartem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> oppermachtig war<strong>en</strong>), op<br />

collegiaal niveau van de verschill<strong>en</strong>de vakministers (die binn<strong>en</strong> de ministerraad<br />

coalities kond<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het algem<strong>en</strong>e belang van deregulering) <strong>en</strong> op<br />

politiek niveau van de uit fractiespecialist<strong>en</strong> bestaande verschill<strong>en</strong>de kamercommissies<br />

(die hun or<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Wieb<strong>en</strong>ga vooral naar deelbelang<strong>en</strong> liet<strong>en</strong><br />

hang<strong>en</strong>). Volg<strong>en</strong>s Wieb<strong>en</strong>ga was het daarom noodzakelijk dat er e<strong>en</strong> gelijkwaardige<br />

machtspositie werd gecreëerd, zodat er ev<strong>en</strong>wicht zou ontstaan tuss<strong>en</strong><br />

het dereguleringsbelang <strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> het sectorbelang anderzijds. Later concludeerde<br />

De Ru dat het ontbrek<strong>en</strong> van ‘e<strong>en</strong> stok achter de deur’ bij de ambtelijke<br />

toetsingsprocedure, er inderdaad toe had geleid dat de door de minister-presid<strong>en</strong>t<br />

76<br />

Geelhoed 1993, 38.<br />

77<br />

Geelhoed 1985, p. 9 <strong>en</strong> 10.<br />

78<br />

Geelhoed 1993, 39. In 1988 had de Wet<strong>en</strong>schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) reeds<br />

vastgesteld dat er in de achterligg<strong>en</strong>de kabinetsperiod<strong>en</strong>, ondanks het gevoerde dereguleringsbeleid,<br />

nog te vaak wett<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> die qua helderheid, doelmatigheid <strong>en</strong> vooral handhaafbaarheid,<br />

de toets der kritiek niet kond<strong>en</strong> weerstaan (Zie: WRR-rapport 1988.)<br />

79<br />

Zie: subparagraaf <strong>4.</strong>2.2.<br />

80<br />

Wieb<strong>en</strong>ga 1985, p. 21-2<strong>4.</strong><br />

81<br />

Wieb<strong>en</strong>ga baseerde zich hierbij op de ervaring<strong>en</strong> die reeds war<strong>en</strong> opgedaan met dec<strong>en</strong>tralisatie (één<br />

van de overige vijf ‘grote operaties’). Deze operatie, die volg<strong>en</strong>s Wieb<strong>en</strong>ga net als de dereguleringsoperatie<br />

in feite e<strong>en</strong> machtsproces was, had volg<strong>en</strong>s hem dezelfde soort weerstand<strong>en</strong> opgeroep<strong>en</strong>.<br />

165


uitgevaardigde ‘Aanwijzing<strong>en</strong> inzake terughoud<strong>en</strong>dheid met regelgeving’ per<br />

saldo ‘e<strong>en</strong> dode letter’ vormd<strong>en</strong>. 82 Volg<strong>en</strong>s De Ru le<strong>en</strong>d<strong>en</strong> zij zich door hun<br />

ruime formulering voor beleidsneutrale toepassing, terwijl het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

sanctie op niet-naleving de toepassing afhankelijk maakte van partijpolitieke <strong>en</strong><br />

ambtelijke opportuniteit. De door het kabinet beloofde evaluatie van deze toetsingsprocedure<br />

die eind 1985 zou plaatsvind<strong>en</strong>, leidde ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s tot de conclusie<br />

dat de toetsing, als gevolg van de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van ambtelijke <strong>en</strong> politieke besluitvormingsprocess<strong>en</strong>,<br />

weinig effectief was geweest. 83<br />

Al deze kritiek leidde uiteindelijk alsnog tot het instell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> onafhankelijke<br />

toetsingscommissie, namelijk de ‘Commissie voor toetsing van wetgevingsproject<strong>en</strong>’,<br />

ook wel kort aangeduid met de term ‘CTW’ of ‘de Toetsingscommissie’.<br />

84 Deze commissie, bestaande uit topambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> van de verschill<strong>en</strong>de departem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onafhankelijke externe voorzitter 85 , kreeg als taak de kwaliteit<br />

van de regelgeving te verbeter<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarbij niet alle<strong>en</strong> juridisch-technische,<br />

maar ook beleidsinhoudelijke overweging<strong>en</strong> in haar oordeelsvorming te betrekk<strong>en</strong>.<br />

86 Uit e<strong>en</strong> aantal adviez<strong>en</strong> bleek dat de Toetsingscommissie e<strong>en</strong> beleidsinhoudelijke<br />

discussie niet uit de weg ging. 87 Zo kwam in e<strong>en</strong> aantal adviez<strong>en</strong> de<br />

vraag naar vor<strong>en</strong> of de overheid zich niet van bepaalde beleidsterrein<strong>en</strong> moest<br />

terugtrekk<strong>en</strong> <strong>en</strong> of er wel voldo<strong>en</strong>de sprake was van kwetsbare belang<strong>en</strong> die<br />

overheidsoptred<strong>en</strong> rechtvaardigd<strong>en</strong>. Voorts bracht de Toetsingscommissie het<br />

f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> zelfregulering als alternatief voor overheidsregulering onder de aandacht.<br />

88 Na 55 adviez<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> uitgebracht, werd deze commissie in 1994,<br />

met de start van de MDW-operatie (waarover meer in subparagraaf <strong>4.</strong>3.1) opgehev<strong>en</strong>.<br />

Ook Geelhoed vond dat de positie van de overheid teg<strong>en</strong>over de sam<strong>en</strong>leving<br />

aan e<strong>en</strong> diepgaande heroverweging toe was. 89 Hij duidde dit aan met de<br />

term herpositionering. 90 Herpositionering van de wetgever kon zich volg<strong>en</strong>s<br />

hem vooral voor do<strong>en</strong> op het gr<strong>en</strong>svlak van de collectieve sector <strong>en</strong> de marktsector<br />

<strong>en</strong> wel in de vorm van liberalisering (ev<strong>en</strong>tueel in combinatie met privatisering).<br />

Aanleiding daarvoor kon volg<strong>en</strong>s Geelhoed zijn geleg<strong>en</strong> in nieuwe wet<strong>en</strong>-<br />

82<br />

De Ru 1991, p. 86-88.<br />

83<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II 1985-86, 17 931, nr. 68.<br />

84<br />

Instellingsbesluit van 10 september 1987, Stcr. 1987, 181.<br />

85<br />

E.M.H. Hirsch Ballin was de eerste voorzitter van de Toetsingscommissie. In 1989 werd hij opgevolgd<br />

door C.A.J.M. Kortmann.<br />

86<br />

De ministerraad stelde het werkprogramma van de Toetsingscommissie op. De Ru vond de voorwaard<strong>en</strong><br />

voor het plaats<strong>en</strong> van wetgeving op de ag<strong>en</strong>da van de Toetsingscommissie <strong>en</strong> het weer afvoer<strong>en</strong><br />

daarvan echter ‘nogal schimmig’. Zo had de regelgeving op het terrein van de gezondheidszorg<br />

weliswaar ev<strong>en</strong> op de ag<strong>en</strong>da gestaan, maar was het daarvan – om volg<strong>en</strong>s De Ru onduidelijke<br />

red<strong>en</strong><strong>en</strong> – inmiddels weer afgevoerd, terwijl er op dat terrein volg<strong>en</strong>s De Ru nog steeds voldo<strong>en</strong>de<br />

aanleiding bestond voor het in beschouwing nem<strong>en</strong> van alternatiev<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> van regelgeving. Duidelijk<br />

was in ieder geval dat de departem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> niet stond<strong>en</strong> te spring<strong>en</strong> om hun wetgevingsproduct(<strong>en</strong>)<br />

op de lijst van de Toetsingscommissie te krijg<strong>en</strong>. (Zie: De Ru 1991, p. 90.)<br />

87<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II 1989-90, 21 300, hoofdstuk VI, nr. 7, p. 3 <strong>en</strong> 5.<br />

88<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II 1989-90, 21 800, hoofdstuk VI, nr. 13, p. 7. (Zie ook: De Ru 1991, p. 88.)<br />

89<br />

Geelhoed 1993, p. 39.<br />

90<br />

Geelhoed 1993, p. 40-43.<br />

166


schappelijke inzicht<strong>en</strong>, in e<strong>en</strong> veranderde zi<strong>en</strong>swijze op de mogelijkhed<strong>en</strong> om<br />

door middel van publieke sturing marktdeficiënties te corriger<strong>en</strong>, dan wel in<br />

overheidsexterne ontwikkeling<strong>en</strong> als de stand van de technologie of de toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

gevoeligheid voor internationale ontwikkeling<strong>en</strong>. Bij herpositionering<br />

hoefde het volg<strong>en</strong>s Geelhoed overig<strong>en</strong>s niet per se te gaan om economische activiteit<strong>en</strong>.<br />

Overal waar sprake was van e<strong>en</strong> publieke allocatie van goeder<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> die kon word<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong> door marktallocatie, kon zij plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

Zo noemde Geelhoed bijvoorbeeld ook de volksgezondheidssector als beleidsterrein<br />

dat mogelijk voor herpositionering van wetgever <strong>en</strong> op<strong>en</strong>baar bestuur in<br />

aanmerking kwam. De terugtred van de gedragsreguler<strong>en</strong>de wetgever had volg<strong>en</strong>s<br />

Geelhoed echter wel als keerzijde dat zijn verantwoordelijkhed<strong>en</strong> voor het<br />

naar behor<strong>en</strong> functioner<strong>en</strong> van de betrokk<strong>en</strong> markt<strong>en</strong>, zwaarder ging weg<strong>en</strong>.<br />

<strong>Deregulering</strong> <strong>en</strong> liberalisering van markt<strong>en</strong> vereist<strong>en</strong> e<strong>en</strong> effectieve <strong>en</strong> efficiënt<br />

gehandhaafde mededingingswetgeving.<br />

In die gevall<strong>en</strong> dat herpositionering ge<strong>en</strong> optie was, kon volg<strong>en</strong>s Geelhoed<br />

ev<strong>en</strong>tueel wel e<strong>en</strong> herschikking van de doeleind<strong>en</strong>, de verantwoordelijkhed<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> het instrum<strong>en</strong>tarium van het bestaande beleid zijn aangewez<strong>en</strong>. 91 De<br />

doelstelling<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> bijvoorbeeld wat minder ambitieus kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geformuleerd,<br />

de interv<strong>en</strong>ties zoud<strong>en</strong> wat minder omvangrijk <strong>en</strong>/of ingrijp<strong>en</strong>d<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vormgegev<strong>en</strong> (bijvoorbeeld door e<strong>en</strong> verminderd gebruik van<br />

ge- <strong>en</strong> verbodsbepaling<strong>en</strong>) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> deel van de verantwoordelijkhed<strong>en</strong> die de<br />

overheid zich had aangetrokk<strong>en</strong>, zou wellicht kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgestot<strong>en</strong> naar<br />

burgers, bedrijv<strong>en</strong>, instelling<strong>en</strong> of de sociale partners. Hoewel de positie van de<br />

overheid bij ‘herschikking’ in principe ongewijzigd bleef, kon het daarbij volg<strong>en</strong>s<br />

Geelhoed wel degelijk gaan om zeer omvangrijke de- <strong>en</strong> herreguleringsoperaties.<br />

Als voorbeeld hierbij noemde Geelhoed de mogelijke invoering van<br />

e<strong>en</strong> bassisstelsel voor werknemersverzekering<strong>en</strong>. Daarbij zoud<strong>en</strong> de ambities<br />

van de publieke wetgever op het terrein van de inkom<strong>en</strong>svervang<strong>en</strong>de verzekering<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> teruggebracht tot het niveau van het sociaalminimum <strong>en</strong> zou de<br />

verdeling van de verantwoordelijkhed<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de overheid <strong>en</strong> de CAO-partners<br />

op het punt van de ‘bov<strong>en</strong><strong>wettelijk</strong>e uitkering<strong>en</strong>’ verschuiv<strong>en</strong>. Teg<strong>en</strong>over mogelijke<br />

vorm<strong>en</strong> van ‘vervang<strong>en</strong>de zelfregulering’ die vervolg<strong>en</strong>s door deze herschikking<br />

tot stand kond<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>, di<strong>en</strong>de de overheid volg<strong>en</strong>s Geelhoed in beginsel<br />

neutraal te staan. Zelfregulering mocht volg<strong>en</strong>s hem alle<strong>en</strong> door de overheid<br />

word<strong>en</strong> bevorderd, indi<strong>en</strong> daarmee uitdrukkelijk geformuleerde belang<strong>en</strong><br />

werd<strong>en</strong> gedi<strong>en</strong>d. Uiteraard rees dan wel de vraag waarom de publieke wetgever<br />

het terrein aan private zelfreguler<strong>en</strong>de organisaties had overgelat<strong>en</strong>. Geelhoed<br />

b<strong>en</strong>adrukte dat er grote zorgvuldigheid was vereist bij de onderlinge afbak<strong>en</strong>ing<br />

van het publieke <strong>en</strong> private domein <strong>en</strong> daar berust<strong>en</strong>de verantwoordelijkhed<strong>en</strong>.<br />

Als minst vergaande vorm van de- <strong>en</strong> herregulering, die zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

toegepast wanneer herpositionering <strong>en</strong> herschikking niet mogelijk blek<strong>en</strong> te<br />

zijn, noemde Geelhoed de herijking. 92 Deze vorm van deregulering liet doelstelling<strong>en</strong><br />

van het met de bestaande wetgeving beoogde beleid volg<strong>en</strong>s hem in be-<br />

91 Geelhoed 1993, p. 43-45.<br />

92 Geelhoed 1993, p. 46-48.<br />

167


ginsel onverlet, <strong>en</strong> richtte zich met name op de instrum<strong>en</strong>tele kant van het beleid.<br />

Daarbij kwam<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> met betrekking tot de effectiviteit van de gekoz<strong>en</strong><br />

interv<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> de efficiënte toepassing ervan aan de orde. Bekek<strong>en</strong> werd of de<br />

publieke last die aan de gekoz<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie was verbond<strong>en</strong> wel in ev<strong>en</strong>wicht<br />

was met het daarmee te di<strong>en</strong><strong>en</strong> publieke belang, of de beleidskost<strong>en</strong> wel eerlijk<br />

werd<strong>en</strong> verdeeld, of er sprake was van niet-beoogde nev<strong>en</strong>effect<strong>en</strong> <strong>en</strong> of mogelijkhed<strong>en</strong><br />

tot ontduiking war<strong>en</strong> op<strong>en</strong>gelat<strong>en</strong>. Maatschappelijke ontwikkeling<strong>en</strong><br />

kond<strong>en</strong> er volg<strong>en</strong>s Geelhoed namelijk toe hebb<strong>en</strong> geleid dat de gereedschapskist<br />

van klassieke instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de mogelijkhed<strong>en</strong> bood om de beoogde<br />

doelstelling<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> nog aanvaardbare manier te bereik<strong>en</strong>. Zo stond de wetgever<br />

bij het reguler<strong>en</strong> van activiteit<strong>en</strong> die snel in aard, omvang <strong>en</strong> schaal kond<strong>en</strong><br />

variër<strong>en</strong>, volg<strong>en</strong>s hem vaak voor e<strong>en</strong> bijna onmogelijke taak. Volg<strong>en</strong>s Geelhoed<br />

kon dit dan e<strong>en</strong> red<strong>en</strong> zijn voor de wetgever om te kiez<strong>en</strong> voor alternatieve beleidsinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>,<br />

zoals zelfregulering. Omdat zelfregulering in dat geval e<strong>en</strong><br />

noodzakelijk substituut was voor de gewone regelgeving, werd<strong>en</strong> deregulering<br />

<strong>en</strong> zelfregulering volg<strong>en</strong>s Geelhoed bij ‘herijking’ wel met elkaar in e<strong>en</strong> dwing<strong>en</strong>d<br />

verband gebracht. De overheid stimuleerde in dat geval nadrukkelijk de<br />

totstandkoming van zelfregulering.<br />

Het betrof hier volg<strong>en</strong>s Geelhoed e<strong>en</strong> naar int<strong>en</strong>siteit van deregulering aflop<strong>en</strong>de<br />

reeks, die in de radicaalste vorm beleidsbeëindiging kon inhoud<strong>en</strong>. Echter,<br />

welke modus m<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> bepaald wetgevings- <strong>en</strong> beleidscomplex ook<br />

mocht kiez<strong>en</strong>, ‘beleidsneutraal’ zou deze vooraf te mak<strong>en</strong> keuze volg<strong>en</strong>s hem<br />

nooit kunn<strong>en</strong> zijn. E<strong>en</strong> nieuwe dereguleringsoperatie kon volg<strong>en</strong>s Geelhoed echter<br />

slechts zinvol zijn indi<strong>en</strong> zij berustte op dergelijke prealabele keuzes. 93<br />

<strong>4.</strong>2.5 De aan deregulering verbond<strong>en</strong> gevar<strong>en</strong><br />

Nu wat meer duidelijkheid bestaat omtr<strong>en</strong>t de noodzaak van deregulering, de<br />

wijze waarop deregulering zou moet<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong> <strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de niveaus<br />

waarop het dereguleringsproces teg<strong>en</strong>werking kan verwacht<strong>en</strong>, di<strong>en</strong>t ter afsluiting<br />

nog ev<strong>en</strong> kort de aandacht te word<strong>en</strong> gevestigd op de aan deregulering verbond<strong>en</strong><br />

gevar<strong>en</strong>.<br />

Tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> symposium over deregulering in mei 1984, wees met name<br />

Lambers-Hacquebard erop, dat we in onze ‘dereguleringsdrift’ ook weer niet te<br />

ver moet<strong>en</strong> doorslaan. 94 Zij stelde dat onze democratische maatschappij nu e<strong>en</strong>maal<br />

ingewikkeld in elkaar zit <strong>en</strong> dat er vanuit allerlei hoek<strong>en</strong> e<strong>en</strong> beroep op de<br />

overheid werd gedaan om mee te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, mee te werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> mee te betal<strong>en</strong>. Het<br />

middel<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong> door de overheid was in onze maatschappij<br />

namelijk heel gewoon geword<strong>en</strong>. Het ging daarbij volg<strong>en</strong>s Lambers-<br />

Hacquebard niet om e<strong>en</strong> overheid die de or<strong>en</strong> liet hang<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> of andere<br />

belang<strong>en</strong>groep, maar om e<strong>en</strong> taak die de overheid hóórt te vervull<strong>en</strong>, namelijk<br />

het door de overheid weg<strong>en</strong> <strong>en</strong> in rechtvaardigheid verdel<strong>en</strong> van de mogelijkhe-<br />

93 Geelhoed 1993, p. 40.<br />

94 Lambers-Hacquebard 1985, p. 41-51.<br />

168


d<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> onze sam<strong>en</strong>leving. Daarbij kwam nog dat de overheid niet alle<strong>en</strong> de<br />

rechtvaardigheid ter harte moest nem<strong>en</strong>, maar ook de rechtszekerheid <strong>en</strong> de<br />

rechtsgelijkheid. De complexiteit van de sam<strong>en</strong>leving kon daarom volg<strong>en</strong>s<br />

Lambers-Hacquebard niet word<strong>en</strong> ontk<strong>en</strong>d door de overheidsorganisatie (inclusief<br />

haar overheidstaak tot regelgeving) simpel te will<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>. De werkelijkheid<br />

van de moderne sam<strong>en</strong>leving leidde volg<strong>en</strong>s haar nu e<strong>en</strong>maal tot voorschrift<strong>en</strong><br />

die heel wat ingewikkelder war<strong>en</strong> dan bijvoorbeeld de Ti<strong>en</strong> Gebod<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> strev<strong>en</strong> naar vere<strong>en</strong>voudiging van regelgeving, hoe nuttig <strong>en</strong> nodig ook, kon<br />

<strong>en</strong> mocht volg<strong>en</strong>s haar daarom niet uitmond<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> simplificatie die niet meer<br />

in verband stond met de onontkoombare complexiteit van de overheidstaak. Zij<br />

citeerde daarom de volg<strong>en</strong>de stelling van Albert Einstein: ‘Everything should be<br />

made as simple as possible, but nót simpler!’ E<strong>en</strong> waarschuwing die volg<strong>en</strong>s<br />

Lambers-Hacquebard bij iedere dereguleerder als het ware bov<strong>en</strong> zijn bed zou<br />

moet<strong>en</strong> hang<strong>en</strong>. 95<br />

Ook mocht het strev<strong>en</strong> naar ontbureaucratisering <strong>en</strong> effectiviteitsvergroting<br />

van het overheidsoptred<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Lambers-Hacquebard niet word<strong>en</strong> vere<strong>en</strong>zelvigd<br />

met het simplisme dat minder regels <strong>en</strong> e<strong>en</strong> terugtred van de overheid<br />

als <strong>en</strong>ige antwoord had. 96 Minder was volg<strong>en</strong>s haar niet altijd beter; het<br />

aantal artikel<strong>en</strong> bepaalde niet de kwaliteit van de wet. Zo kon e<strong>en</strong> goed gestructureerde<br />

vorm van overheidsbemoei<strong>en</strong>is beter zijn, dan e<strong>en</strong> louter overlat<strong>en</strong> aan<br />

het spel der maatschappelijke kracht<strong>en</strong> <strong>en</strong>, onder omstandighed<strong>en</strong>, zelfs ook efficiënter.<br />

97 De vraag was volg<strong>en</strong>s Lambers-Hacquebard dan ook niet zozeer ‘wel<br />

of ge<strong>en</strong> regels’, maar ‘goede of ge<strong>en</strong> regels’. Met andere woord<strong>en</strong>: wat je doet,<br />

doe dat goed. 98 Zij werd hierin bijgevall<strong>en</strong> door Eijlander, die ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s van m<strong>en</strong>ing<br />

was dat het bij deregulering niet zozeer ging om de kwantiteit, maar veel<br />

meer om de kwaliteit, om de inhoud van regels. 99 Hij dacht daarbij aan zak<strong>en</strong> als<br />

de e<strong>en</strong>voud, toegankelijkheid <strong>en</strong> begrijpelijkheid van de regels, maar ook aan de<br />

wijze van regulering <strong>en</strong> de int<strong>en</strong>siteit daarvan. Met dat laatste criterium duidde<br />

hij op de handelings- <strong>en</strong> beslissingsruimte die de regelgeving aan burgers, bedrijv<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> instelling<strong>en</strong> liet. Met betrekking tot de vraag hoe kwalitatief goede<br />

regelgeving dan tot stand moest word<strong>en</strong> gebracht, had Geelhoed eerder al opgemerkt<br />

dat het hanter<strong>en</strong> van de door Commissie-Geelhoed geformuleerde 13 toetsingspunt<strong>en</strong><br />

niet automatisch zou leid<strong>en</strong> tot de totstandkoming van e<strong>en</strong> goede<br />

wet. Hij beval daarom als onderzoekshouding aan: ‘Vergelijk waar het goed gaat<br />

<strong>en</strong> waar niet, <strong>en</strong> analyseer waarom.’ 100<br />

Naast de bij deregulering te stell<strong>en</strong> vraag of wel sprake is van e<strong>en</strong> taak<br />

voor de overheid, di<strong>en</strong>de volg<strong>en</strong>s Lambers-Hacquebard voorts ev<strong>en</strong>zeer de<br />

vraag te word<strong>en</strong> gesteld of wel sprake was van e<strong>en</strong> taak die de overheid onver-<br />

95<br />

Lambers-Hacquebard 1985, p. 42 <strong>en</strong> 43.<br />

96<br />

Lambers-Hacquebard 1985, p. 4<strong>4.</strong><br />

97<br />

Tijd<strong>en</strong>s hetzelfde symposium wees ook Fleers op het feit dat wanneer er te weinig werd geregeld, de<br />

beoogde flexibiliteit wel e<strong>en</strong>s zou kunn<strong>en</strong> omslaan in ‘flexi-labiliteit’, of te wel in willekeur (zie:<br />

Fleers 1985, p. 27).<br />

98<br />

Lambers-Hacquebard 1985, p. 46.<br />

99<br />

Eijlander 1993a, p. 157 <strong>en</strong> 158.<br />

100<br />

Geelhoed 1985, p. 60.<br />

169


vuld kan lat<strong>en</strong>, alsmede wat de effect<strong>en</strong> zijn van nálat<strong>en</strong> van overheidsingrijp<strong>en</strong>.<br />

Zij wees daarbij op het feit dat niet alle<strong>en</strong> tevéél overheidsregulering, maar ook<br />

ge<strong>en</strong> of ontoereik<strong>en</strong>de regelgeving e<strong>en</strong> prijskaartje heeft. 101 Tot slot waarschuwde<br />

Lambers-Hacquebard nog voor het feit dat deregulering kon word<strong>en</strong><br />

gebruikt als e<strong>en</strong> soort ‘kamerscherm’, voor wat eig<strong>en</strong>lijk op heel andere argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

geschoeide politieke keuzes war<strong>en</strong>. 102 Zij wees daarom op het belang<br />

van het expliciet mak<strong>en</strong> van de politieke afweging, die werd gemaakt op grond<br />

van e<strong>en</strong> onderligg<strong>en</strong>de opvatting over de inhoud van de overheidstaak. Wanneer<br />

keuzes werd<strong>en</strong> verhuld <strong>en</strong> over prioriteitstelling ge<strong>en</strong> verantwoording werd afgelegd,<br />

ging dit volg<strong>en</strong>s haar t<strong>en</strong> koste van onze parlem<strong>en</strong>taire democratie. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

kon dit ertoe leid<strong>en</strong> dat sommige wetsvoorstell<strong>en</strong> t<strong>en</strong> onrechte ‘door de<br />

zeef kwam<strong>en</strong>’, terwijl andere daar t<strong>en</strong> onrechte door werd<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>gehoud<strong>en</strong>. Al<br />

met al dus e<strong>en</strong> hoop voetangels <strong>en</strong> klemm<strong>en</strong> in het dereguleringsveld, aldus<br />

Lambers-Hacquebard. 103<br />

<strong>4.</strong>3 Wetgevingskwaliteit<br />

Het dereguleringsd<strong>en</strong>k<strong>en</strong> ging in de jar<strong>en</strong> ’90 op in het bredere d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> over<br />

<strong>wetgevingskwaliteit</strong>. Aan het begin van die periode versche<strong>en</strong> onder meer de<br />

nota Zicht op wetgeving, die minister d’Ancona – als to<strong>en</strong>malig minister van<br />

WVC – als uitgangspunt nam bij de vormgeving van de WMCZ. 104 In deze paragraaf<br />

zal daarom zowel aandacht word<strong>en</strong> besteed aan de overgang naar het<br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> in term<strong>en</strong> van <strong>wetgevingskwaliteit</strong>, als aan de inhoud van de zojuist g<strong>en</strong>oemde<br />

nota.<br />

<strong>4.</strong>3.1 Van deregulering naar <strong>wetgevingskwaliteit</strong><br />

Omdat van lieverlee duidelijk was geword<strong>en</strong> dat niet zozeer het aantal regels, als<br />

wel de wijze <strong>en</strong> int<strong>en</strong>siteit van regulering van belang was, verbreedde het dereguleringsd<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />

zich begin jar<strong>en</strong> ‘90 tot aandacht voor de kwaliteit van wetgeving<br />

in algem<strong>en</strong>e zin <strong>en</strong> het daarachter ligg<strong>en</strong>de overheidsbeleid. Politici, topambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> wetgevingsjurist<strong>en</strong> zag<strong>en</strong> in dat de verandering van de aard van<br />

wetgeving, van meer codificer<strong>en</strong>d naar meer modificer<strong>en</strong>d, gevolg<strong>en</strong> had voor<br />

de wetgevingstechniek in de ruimere betek<strong>en</strong>is. 105 Duidelijk was dat de gevestigde<br />

juridische techniek<strong>en</strong> tekortschot<strong>en</strong> om de verandering van wetgeving<br />

101<br />

Lambers-Hacquebard 1985, p. 44 <strong>en</strong> 48.<br />

102<br />

Lambers-Hacquebard 1985, p. 47. Ook Snell<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adrukt dat er gelet di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> op de politieke<br />

<strong>en</strong> ideologische dim<strong>en</strong>sie van betog<strong>en</strong> over de onmacht van de overheid die zelfsturing bepleit<strong>en</strong>.<br />

Niet alle<strong>en</strong> burgers maar ook politici verton<strong>en</strong> namelijk calculer<strong>en</strong>d gedrag. De ‘onmacht van de<br />

overheid’ kan volg<strong>en</strong>s Snell<strong>en</strong> dan ook e<strong>en</strong> welkom alibi voor politici zijn, om onder meer verdelingsvraagstukk<strong>en</strong><br />

van de verzorgingsstraat uit de weg te gaan <strong>en</strong> beginsel<strong>en</strong> aan te roep<strong>en</strong>, waardoor<br />

van de nood e<strong>en</strong> deugd wordt gemaakt. (Zie: Snell<strong>en</strong> 1991, p. 40 <strong>en</strong> 50.)<br />

103<br />

Lambers-Hacquebard 1985, p. 45.<br />

104<br />

Zie: subparagraaf 2.6.1.<br />

105<br />

Van der Vlies 1984, p. 188.<br />

170


adequaat vorm te gev<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> ging daarom werk<strong>en</strong> aan de totstandkoming van<br />

e<strong>en</strong> <strong>wetgevingskwaliteit</strong>sbeleid. De diverse elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van het dereguleringsbeleid<br />

werd<strong>en</strong> daarbij echter zeker niet overboord gegooid. E<strong>en</strong> uitvoerige analyse<br />

van de noodzaak van interv<strong>en</strong>tie via wetgeving <strong>en</strong> onderzoek naar de meest pass<strong>en</strong>de<br />

<strong>en</strong> minst belast<strong>en</strong>de wijze van regulering, blev<strong>en</strong> ook binn<strong>en</strong> dit algem<strong>en</strong>e<br />

wetgevingsbeleid e<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>lijk punt van aandacht. M<strong>en</strong> richtte zich nu echter<br />

vooral op de verbetering van de rechtsstatelijke <strong>en</strong> bestuurlijke kwaliteit van<br />

wetgeving. 106<br />

M<strong>en</strong> was zich daarbij steeds meer bewust geword<strong>en</strong> van de noodzaak om<br />

(met name) modificer<strong>en</strong>de wetgeving gepaard te do<strong>en</strong> gaan met ondersteun<strong>en</strong>d<br />

sociaal wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek. In sommige gevall<strong>en</strong> vond m<strong>en</strong> het zelfs<br />

w<strong>en</strong>selijk om wetgeving te combiner<strong>en</strong> met systematische evaluatie. 107 M<strong>en</strong><br />

hoopte daardoor meer ‘zicht te krijg<strong>en</strong> op wetgeving’. 108 Bij modificer<strong>en</strong>de wetgeving<br />

kon de wetgever namelijk in veel mindere mate dan bij codificer<strong>en</strong>de<br />

wetgeving het effect van de wetgeving overzi<strong>en</strong>. En m<strong>en</strong> was inmiddels goed op<br />

de hoogte van de aanwezige risico’s indi<strong>en</strong> maatschappelijke process<strong>en</strong> e<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong><br />

boek voor de wetgever blev<strong>en</strong>. Wanneer politieke ambities te hoog war<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de mogelijkhed<strong>en</strong> voor de overheid om gedragsverandering<strong>en</strong> te realiser<strong>en</strong> te<br />

beperkt, bestond er e<strong>en</strong> grote kans dat er ‘wegwerprecht’ tot stand kwam, hetge<strong>en</strong><br />

vanuit zowel vanuit democratisch als rechtsstatelijk oogpunt onw<strong>en</strong>selijk<br />

werd geacht. Ook vreesde m<strong>en</strong> voor verstoring van de zelfcoördiner<strong>en</strong>de werking<br />

van de maatschappelijke praktijk. M<strong>en</strong> zag daarom in dat het belangrijk<br />

was dat het wetgevingsproces veel minder ‘top down’ <strong>en</strong> veel meer in overleg<br />

met de partij<strong>en</strong> in het veld zou plaatsvind<strong>en</strong>. 109 Dit niet alle<strong>en</strong> om te bevorder<strong>en</strong><br />

dat de wetgeving goed zou aansluit<strong>en</strong> bij de praktijk, maar tev<strong>en</strong>s om de aanwezigheid<br />

van voldo<strong>en</strong>de maatschappelijk draagvlak te garander<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> voor<br />

het gew<strong>en</strong>ste effect van de wetgeving nu e<strong>en</strong>maal noodzakelijk is. Volg<strong>en</strong>s<br />

Hirsch Ballin is de aanwezigheid van voldo<strong>en</strong>de maatschappelijk draagvlak<br />

voorts niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> praktische noodzaak, maar bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vereiste dat aan<br />

het recht zelf ontle<strong>en</strong>d kan word<strong>en</strong>. Recht di<strong>en</strong>t volg<strong>en</strong>s Hirsch Ballin namelijk<br />

‘redelijk’ te zijn. 110 Snell<strong>en</strong> lijkt dezelfde m<strong>en</strong>ing toegedaan wanneer hij stelt<br />

106 Eijlander 1990, p. 27 <strong>en</strong> 28.<br />

107 Naar mate de onzekerheid bij de wetgever over de vraag of <strong>en</strong> hoe e<strong>en</strong> nieuwe regeling in de praktijk<br />

zal functioner<strong>en</strong> groter is, wordt e<strong>en</strong> vorm van systematische evaluatie thans meer w<strong>en</strong>selijk geacht<br />

(zie: Zicht op wetgeving, p. 39 <strong>en</strong> 40).<br />

108 Zicht op wetgeving, p. 11.<br />

109 De ministeries kunn<strong>en</strong> daarbij gebruik mak<strong>en</strong> van bestaande adviesorgan<strong>en</strong> waarin belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

zijn verteg<strong>en</strong>woordigd, maar het kabinet beveelt de ministeries daarnaast ook aan om e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> netwerk<br />

van contact<strong>en</strong> op te bouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> te onderhoud<strong>en</strong> met person<strong>en</strong>, instelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> groepering<strong>en</strong> in<br />

de sam<strong>en</strong>leving die beschikk<strong>en</strong> over de k<strong>en</strong>nis, deskundigheid <strong>en</strong> ervaring<strong>en</strong> die de wetgever nodig<br />

heeft. In sommige gevall<strong>en</strong> zou met deze informele vorm<strong>en</strong> van raadpleging kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> volstaan.<br />

(Zie: Zicht op wetgeving, p. 34 <strong>en</strong> 35)<br />

110 Hirsch Ballin baseert zich daarbij op het ius g<strong>en</strong>tium van Thomas van Aquino, waarbij recht wordt<br />

opgevat als het resultaat van e<strong>en</strong> redelijke beoordeling van verhouding<strong>en</strong>. Sinds de ontwikkeling van<br />

ons democratisch bestel, waarbij het in de sam<strong>en</strong>leving lev<strong>en</strong>de recht steeds meer werd gecodificeerd,<br />

kreeg het recht volg<strong>en</strong>s Hirsch Ballin e<strong>en</strong> dubbele legitimatie: die van de redelijkheid van haar<br />

inhoud én die van de vrij gewilde aanvaarding door de volksverteg<strong>en</strong>woordiging. Naarmate de aspiraties<br />

van de democratisch gelegitimeerde wetgever – die met steeds meer modificer<strong>en</strong>de wetgeving<br />

kwam –zich echter meer verwijderd<strong>en</strong> van de algeme<strong>en</strong> erk<strong>en</strong>de redelijkheid van wetgeving – het-<br />

171


dat het recht om tot gelding te kom<strong>en</strong> moet wortel<strong>en</strong> in het ‘rechtsbewustzijn’<br />

van burgers als normadressat<strong>en</strong>. Het gaat daarbij volg<strong>en</strong>s Snell<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> legitimiteitsvereiste.<br />

111<br />

Het <strong>wetgevingskwaliteit</strong>sbeleid nu is, kort gezegd, gericht op het ontwikkel<strong>en</strong><br />

van richtinggev<strong>en</strong>de gedacht<strong>en</strong> met betrekking tot het geheel van kwaliteitseis<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van wetgeving, <strong>en</strong> de vertaling daarvan naar het concrete<br />

niveau van voorbereiding van wetgeving. 112 Omdat wetgeving inmiddels werd<br />

gezi<strong>en</strong> als zijnde meer dan alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> juridisch f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> of beleidsinstrum<strong>en</strong>t,<br />

moest dit gebeur<strong>en</strong> vanuit e<strong>en</strong> breed perspectief waarbij rek<strong>en</strong>ing werd gehoud<strong>en</strong><br />

met maatschappelijke, rechtsstatelijke, bestuurlijke <strong>en</strong> technische aspect<strong>en</strong>.<br />

Het ministerie van Justitie werd hiervoor als primair verantwoordelijk aangewez<strong>en</strong>.<br />

113 Ter uitvoering van deze taak werd<strong>en</strong> er in 1990, in de nam<strong>en</strong>s het kabinet<br />

door Justitie uitgebrachte beleidsnota Recht in beweging reeds <strong>en</strong>kele rechtsstatelijke<br />

<strong>en</strong> bestuurlijke kwaliteitseis<strong>en</strong> voor de wetgeving opgesomd. 114 E<strong>en</strong> jaar<br />

later werd<strong>en</strong> deze in de nota Zicht op wetgeving verder uitgewerkt. 115 Zij hebb<strong>en</strong><br />

zowel betrekking op de noodzaak, de inhoud, als de evaluatie van de wet.<br />

Deze kwaliteitseis<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> in feite e<strong>en</strong> codificatie van wetgevingsnorm<strong>en</strong> zoals<br />

die zich in de loop der jar<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gevormd. 116 Blijk<strong>en</strong>s de nota Wetgevingskwaliteitsbeleid<br />

<strong>en</strong> wetgevingsvisitatie uit 2000 zijn de kwaliteitseis<strong>en</strong>,<br />

zoals geformuleerd in ‘Zicht op wetgeving’, nog altijd van toepassing. 117 Deze<br />

kwaliteitseis<strong>en</strong> vormd<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s het kabinet anno 2000 nog altijd zeer bruikbare<br />

ge<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de ‘Norm<strong>en</strong>flut’ in de jar<strong>en</strong> ’70 <strong>en</strong> ’80 met name het geval was – raakte de wetgeving<br />

steeds meer los van haar eerste grondslag: namelijk die van de intrinsieke redelijkheid. Wettelijke regels<br />

degradeerd<strong>en</strong> daardoor volg<strong>en</strong>s Hirsch Ballin van e<strong>en</strong> betrouwbaar kader tot sam<strong>en</strong>lev<strong>en</strong>, tot instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

voor maatschappelijke beheersing. Hirsch Ballin wijst daarom op het belang dat ook modificer<strong>en</strong>de<br />

wetgeving als e<strong>en</strong> ‘redelijke premisse van handel<strong>en</strong>’ kan word<strong>en</strong> doorzi<strong>en</strong> <strong>en</strong> voldoet aan<br />

elem<strong>en</strong>taire eis<strong>en</strong> als begrijpelijkheid <strong>en</strong> de mogelijkheid dat aan datg<strong>en</strong>e wat de wetgever verlangt,<br />

e<strong>en</strong> aanvaardbare plaats kan word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> in het lev<strong>en</strong> of de bedrijfsvoering van burgers. Wetgeving<br />

di<strong>en</strong>t daartoe gebaseerd te zijn op redelijke <strong>en</strong> inzichtelijke argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, die bij de burger het<br />

nodige vertrouw<strong>en</strong> inboezem<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de wetgever. Wanneer de wetgever daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> zijn<br />

hoge woord voldo<strong>en</strong>de acht om de sam<strong>en</strong>leving te bestur<strong>en</strong>, doet dat volg<strong>en</strong>s Hirsch Ballin juist afbreuk<br />

aan de redelijkheid van wetgeving in relatie tot person<strong>en</strong> <strong>en</strong> organisaties, die als verantwoordelijke<br />

subject<strong>en</strong> in de sam<strong>en</strong>leving optred<strong>en</strong>. Het di<strong>en</strong>t dan ook volg<strong>en</strong>s Hirsch Ballin niet zozeer te<br />

gaan om vermindering van kwantiteit van wetgeving, maar vooral om e<strong>en</strong> betere, meer begripvolle<br />

relatie met de nod<strong>en</strong> van de sam<strong>en</strong>leving. Dat is volg<strong>en</strong>s hem de redelijkheid die aan elk recht eig<strong>en</strong><br />

moet zijn. (Zie: Hirsch Ballin 1997, p. 214 <strong>en</strong> 215.)<br />

111<br />

Dit legitimiteitsvereiste geldt volg<strong>en</strong>s Snell<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> voor codificer<strong>en</strong>de, maar ook voor modificer<strong>en</strong>de<br />

wetgeving. Onder ‘legitimiteit’ verstaat hij in dit verband ‘de aanvaarding van institut<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

voorschrift<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> vanzelfsprek<strong>en</strong>dheid, ondanks dat deze aanvaarding offers met de betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

meebr<strong>en</strong>gt of kan br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>’. Snell<strong>en</strong> me<strong>en</strong>t dat ons wetgevingsproces afbreuk doet aan deze legitimiteit<br />

omdat het parlem<strong>en</strong>taire debat niet is gericht op het vind<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> (voor de normadressat<strong>en</strong> aanvaardbare)<br />

norm, maar op het bereik<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> compromis, e<strong>en</strong> gecalculeerde uitkomst (zie: Snell<strong>en</strong><br />

1991, p. 42-44).<br />

112<br />

Eijlander 1990, p. 28.<br />

113<br />

Dat blijkt onder meer uit de brief van formateur Lubbers aan de Koningin, waarin hij voor het eerst<br />

melding maakt van het te voer<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e wetgevingsbeleid (zie: Kamerstukk<strong>en</strong> II 1989-1990, 21<br />

132, nr. 12, p. 2).<br />

114<br />

Recht in beweging 1990, p. 21 <strong>en</strong> 22.<br />

115<br />

Zicht op wetgeving 1991, p. 21-28.<br />

116<br />

Wetgeving: organisatie, proces <strong>en</strong> produkt 1994, p. 18.<br />

117<br />

Wetgevingskwaliteitsbeleid <strong>en</strong> wetgevingsvisitatie 2000, p. 4-6.<br />

172


maatstav<strong>en</strong>, die in de dagelijkse praktijk hun waarde bewez<strong>en</strong>. 118 Zij marker<strong>en</strong><br />

dus ook vandaag de dag nog steeds de inhoud van het <strong>wetgevingskwaliteit</strong>sbeleid.<br />

T<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de onderlinge verhouding tuss<strong>en</strong> de kwaliteitseis<strong>en</strong> werd<br />

zowel de nota Zicht op wetgeving als de nota Wetgevingskwaliteitsbeleid <strong>en</strong><br />

wetgevingsvisitatie opgemerkt, dat zij met elkaar sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> <strong>en</strong> elkaar e<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kele maal overlapp<strong>en</strong>. 119 In concreto kan er echter ook spanning optred<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

één of meer kwaliteitseis<strong>en</strong>. Omdat er a priori ge<strong>en</strong> rangorde tuss<strong>en</strong> de eis<strong>en</strong><br />

is aan te wijz<strong>en</strong>, zal per geval naar het juiste ev<strong>en</strong>wicht moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gezocht,<br />

aldus de nota. In ieder geval zal elk van de eis<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> zo hoog mogelijke mate<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerealiseerd. 120<br />

Naast de nota Zicht op wetgeving war<strong>en</strong> er met betrekking tot de regelgeving<br />

inmiddels ook al de nodige ‘Aanwijzing<strong>en</strong> voor de rijksdi<strong>en</strong>st’ tot stand<br />

gekom<strong>en</strong>, welke als geheel, door hun to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de onoverzichtelijkheid, hun doel<br />

om e<strong>en</strong>heid te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in de wetgeving van de verschill<strong>en</strong>de ministeries dreigd<strong>en</strong><br />

voorbij te schiet<strong>en</strong>. Red<strong>en</strong> waarom veel van deze Aanwijzing<strong>en</strong> – waaronder<br />

de (eerder g<strong>en</strong>oemde) ‘Aanwijzing<strong>en</strong> inzake terughoud<strong>en</strong>dheid met regelgeving’<br />

<strong>en</strong> de ‘Aanwijzing<strong>en</strong> inzake toetsing van ontwerp<strong>en</strong> van wet <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e maatregel<br />

van bestuur’, maar ook de ‘Aanwijzing<strong>en</strong> voor de wetgevingstechniek’ 121<br />

– in 1993 zijn gebundeld tot de ‘Aanwijzing<strong>en</strong> voor de regelgeving (Ar)’. 122 In<br />

de ‘Aanwijzing<strong>en</strong> voor de regelgeving’ – die thans geld<strong>en</strong> als hét spoorboekje<br />

voor de wetgevingsjurist – zijn tev<strong>en</strong>s de in de nota ‘Zicht op wetgeving’ geformuleerde<br />

algem<strong>en</strong>e kwaliteitseis<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> nader geconcretiseerd. 123<br />

De eerste verantwoordelijkheid voor de toepassing van deze kwaliteitseis<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> ‘Aanwijzing<strong>en</strong> voor de regelgeving’ ligt uiteraard bij de departem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

zelf. Omdat zij primair verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van eig<strong>en</strong> wett<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> voor de voorbereiding daarvan, heeft het ministerie van Justitie de noodzaak<br />

dat op ieder ministerie e<strong>en</strong> krachtige c<strong>en</strong>trale wetgevingsafdeling aanwezig is,<br />

sterk b<strong>en</strong>adrukt. 124 E<strong>en</strong> goede sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> beleidsonderdel<strong>en</strong>, dec<strong>en</strong>trale<br />

<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale wetgevingsafdeling<strong>en</strong> – met andere woord<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> beleidsambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> wetgevingsjurist<strong>en</strong> – noemde Justitie ess<strong>en</strong>tieel. Maar ook de<br />

interdepartem<strong>en</strong>tale sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> de c<strong>en</strong>trale wetgevingsafdeling<strong>en</strong> onderling<br />

vond Justitie van belang. Daarom moest ieder wetsvoorstel dat bij e<strong>en</strong><br />

departem<strong>en</strong>t vandaan kwam, alvor<strong>en</strong>s het in de ministerraad zou word<strong>en</strong> behandeld,<br />

word<strong>en</strong> onderworp<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>oemde ‘wetgevingstoets’ door de stafafdeling<br />

van het directoraat-g<strong>en</strong>eraal Wetgeving van het ministerie van Justi-<br />

118<br />

De kwaliteitseis<strong>en</strong> zijn volg<strong>en</strong>s het kabinet namelijk zoveel mogelijk te objectiver<strong>en</strong> maatstav<strong>en</strong>, die<br />

los staan van het gevoerde beleid (zie: Kamerstukk<strong>en</strong> II 2000-01, 27 475, A, p. 6).<br />

119<br />

Zicht op wetgeving 1991, p. 23 <strong>en</strong> Wetgevingskwaliteitsbeleid <strong>en</strong> wetgevingsvisitatie 2000, p. 5.<br />

120<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II 2000-01, 27 475, A, p. 6.<br />

121<br />

Stcrt. 1984, 52. Hadd<strong>en</strong> de eerst g<strong>en</strong>oemde Aanwijzing<strong>en</strong> vooral betrekking op de inhoud van de<br />

regeling<strong>en</strong>, de Aanwijzing<strong>en</strong> voor de wetgevingstechniek hadd<strong>en</strong> met name betrekking op allerlei<br />

terminologische kwesties, zoals het gebruik van hoofdletters, verwijzing naar andere bepaling<strong>en</strong>, indeling<strong>en</strong><br />

van regeling<strong>en</strong>, gebruik van afkorting<strong>en</strong> <strong>en</strong> dergelijke (zie: Borman 1993, p. 185).<br />

122<br />

Zie: Stcrt.1992, 230 <strong>en</strong> voor de herzi<strong>en</strong>ing in 2000 Stcrt. 2000, 191.<br />

123<br />

Borman 1993, p. 187.<br />

124<br />

Zicht op wetgeving 1991, p. 36-38.<br />

173


tie. 125 In de praktijk bleek deze toets – die di<strong>en</strong>t ter vervanging van de vroegere<br />

‘dereguleringstoets’ – doorgaans echter slechts neer te kom<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> half uur<br />

dur<strong>en</strong>de, globale toetsing van de memorie van toelichting. 126 In 2000 zijn daarom<br />

aanvull<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> van toetsing geïntroduceerd. 127 Komt het wetsontwerp<br />

vervolg<strong>en</strong>s in de ministerraad aan de orde, dan di<strong>en</strong>t iedere minister aldaar<br />

ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s de kwaliteit van de wetgeving te bewak<strong>en</strong>. 128 E<strong>en</strong> belangrijke functie<br />

op het gebied van de kwaliteit van wetgeving komt voorts toe aan de Raad van<br />

State. 129 De eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van wetgeving ligt echter<br />

bij de Tweede <strong>en</strong> Eerste Kamer. Hoewel deze rol traditioneel vooral door de<br />

Eerste Kamer wordt vervuld, is ook de Tweede Kamer in beginsel verantwoordelijk<br />

voor e<strong>en</strong> goede toepassing van de kwaliteitseis<strong>en</strong>. Zo di<strong>en</strong><strong>en</strong> am<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> initiatiefvoorstell<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s aan de kwaliteitseis<strong>en</strong> te voldo<strong>en</strong>. In de<br />

prakijk blijkt het parlem<strong>en</strong>t in sommige gevall<strong>en</strong> echter eerder e<strong>en</strong> negatieve,<br />

dan e<strong>en</strong> positieve bijdrage te lever<strong>en</strong> aan de kwaliteit van de wetgeving. Bijvoorbeeld<br />

in die gevall<strong>en</strong> dat door sterke parlem<strong>en</strong>taire druk wetsvoorstell<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

am<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van minder geslaagde kwaliteit word<strong>en</strong> ingedi<strong>en</strong>d. 130<br />

Dat br<strong>en</strong>gt ons vervolg<strong>en</strong>s op het punt van de naleving <strong>en</strong> de rechtskracht<br />

van de kwaliteitseis<strong>en</strong> <strong>en</strong> de ‘Aanwijzing<strong>en</strong> voor de regelgeving’. Het normatieve<br />

karakter van de kwaliteitseis<strong>en</strong>, zoals die word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd in de nota Zicht<br />

op wetgeving, is namelijk niet onomstred<strong>en</strong> geweest. Uit e<strong>en</strong> onderzoek van de<br />

Algem<strong>en</strong>e Rek<strong>en</strong>kamer uit 1994 bleek namelijk dat de kwaliteitseis<strong>en</strong> door het<br />

directoraat-g<strong>en</strong>eraal Wetgeving van Justitie niet langer werd<strong>en</strong> beschouwd als<br />

eis<strong>en</strong> waaraan de wetgeving moest voldo<strong>en</strong>. 131 Het zou daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> gaan om<br />

‘algem<strong>en</strong>e gezichtspunt<strong>en</strong>’. Daarmee zou het directoraat-g<strong>en</strong>eraal afstand hebb<strong>en</strong><br />

will<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> van het expliciet normatieve karakter van de nota Zicht op<br />

wetgeving, om zo meer aansluiting te kunn<strong>en</strong> zoek<strong>en</strong> bij de bestaande wetgevingspraktijk.<br />

Uit het onderzoek bleek voorts dat het directoraat-g<strong>en</strong>eraal de<br />

kwaliteitseis<strong>en</strong> uit ‘Zicht op wetgeving’ bij de toetsing niet volledig concretiseerde.<br />

De Rek<strong>en</strong>kamer adviseerde echter om de toetsing toch controleerbaar te<br />

125<br />

Thans bek<strong>en</strong>d onder de naam sector Wetgevingskwaliteitsbeleid (zie: Wetgevingskwaliteitsbeleid <strong>en</strong><br />

wetgevingsvisitatie 2000, p. 9).<br />

126<br />

Wetgeving: organisatie, proces <strong>en</strong> produkt 1994, p. 19.<br />

127<br />

De ‘quick scan’ bijvoorbeeld, waarbij geselecteerde wetgevingsvoornem<strong>en</strong>s in e<strong>en</strong> vroeg stadium<br />

door interdepartem<strong>en</strong>tale werkgroep<strong>en</strong> word<strong>en</strong> doorgelicht op hun effect<strong>en</strong> voor het bedrijfslev<strong>en</strong>,<br />

het milieu, de uitvoerbaarheid <strong>en</strong> handhaafbaarheid. Voorts zoud<strong>en</strong> elk kwartaal e<strong>en</strong> aantal voorstell<strong>en</strong><br />

van wet aan e<strong>en</strong> uitvoerige ‘kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>-analyse’ word<strong>en</strong> onderworp<strong>en</strong> <strong>en</strong> zou m<strong>en</strong> op de wetgevingsafdeling<strong>en</strong><br />

gaan werk<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> op de ‘Aanwijzing<strong>en</strong> voor de regelgeving’ gebaseerd geautomatiseerd<br />

systeem. (Zie: De Haan, Drupste<strong>en</strong> & Fernhout 2001, p. 293.)<br />

128<br />

Volg<strong>en</strong>s Eijlander zou daarbij e<strong>en</strong> sleutelpositie aan de minister van Justitie moet<strong>en</strong> toekom<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong><br />

zich ernstige bezwar<strong>en</strong> voordo<strong>en</strong>, zou de minister van Justitie volg<strong>en</strong>s Eijlander, na overleg met de<br />

minister-presid<strong>en</strong>t, de behandeling van wetsvoorstell<strong>en</strong> in de raad moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>, dan<br />

wel do<strong>en</strong> opschort<strong>en</strong>. (Zie: Eijlander 1990, p. 31.)<br />

129<br />

De Raad zou daarbij met name lett<strong>en</strong> op aspect<strong>en</strong> van rechtmatigheid <strong>en</strong> doelmatigheid, de sam<strong>en</strong>hang<br />

<strong>en</strong> consist<strong>en</strong>tie binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> regeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> op wetstechnische zak<strong>en</strong> (zie: Eijlander 1990, p.<br />

31).<br />

130<br />

Zicht op wetgeving 1991, p. 36. In 2000 zag m<strong>en</strong> dan ook in dat ondersteuning bij het formuler<strong>en</strong> van<br />

am<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> gebod<strong>en</strong> was, allereerst door het betrokk<strong>en</strong> ministerie <strong>en</strong> desgew<strong>en</strong>st door het ministerie<br />

van Justitie (zie: Wetgevingskwaliteitsbeleid <strong>en</strong> wetgevingsvisitatie 2000, p. 13).<br />

131<br />

Wetgeving: organisatie, proces <strong>en</strong> produkt 1994, p. 19.<br />

174


mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> wel door het systematisch vastlegg<strong>en</strong> van de toetsingsaanpak <strong>en</strong><br />

-resultat<strong>en</strong>. 132 Zojuist bleek voorts al dat het kabinet in e<strong>en</strong> meer rec<strong>en</strong>te kabinetsnota<br />

uit 2000, nogmaals heeft b<strong>en</strong>adrukt dat elk van de kwaliteitseis<strong>en</strong> uit de<br />

nota Zicht op wetgeving in e<strong>en</strong> zo hoog mogelijke mate di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> nageleefd.<br />

In dat kader zei het kabinet te strev<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> voortdur<strong>en</strong>de actualisering<br />

<strong>en</strong> verbetering van de instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> middel<strong>en</strong> om aan de kwaliteitseis<strong>en</strong> te<br />

kunn<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>. 133<br />

Het bind<strong>en</strong>de karakter van de ‘Aanwijzing<strong>en</strong> voor de regelgeving’ staat in<br />

ieder geval vast. De Aanwijzing<strong>en</strong> zijn bind<strong>en</strong>d voor ministers <strong>en</strong> staatssecretariss<strong>en</strong>,<br />

alsmede voor de onder h<strong>en</strong> ressorter<strong>en</strong>de di<strong>en</strong>stonderdel<strong>en</strong> <strong>en</strong> ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong>,<br />

zo blijkt uit aanwijzing 4 (Ar.). Formeel heeft dat tot gevolg dat e<strong>en</strong> overtreding<br />

van deze voorschrift<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de regels van het ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong>recht disciplinair<br />

kan word<strong>en</strong> gestraft. Naar verwachting zal dit volg<strong>en</strong>s Borman in de<br />

praktijk echter nooit voorkom<strong>en</strong>. 134 Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> bevat aanwijzing 5 (Ar.) e<strong>en</strong><br />

hardheidsclausule die erop neerkomt dat afwijking van de aanwijzing<strong>en</strong> is toegestaan,<br />

indi<strong>en</strong> onverkorte toepassing daarvan vanuit het oogpunt van goede<br />

regelgeving tot onaanvaardbare resultat<strong>en</strong> zou leid<strong>en</strong>. Uit de toelichting bij aanwijzing<br />

4 blijkt voorts dat al die instanties die niet onder het gezag van e<strong>en</strong> minister<br />

of staatssecretaris vall<strong>en</strong>, zoals de Stat<strong>en</strong>-G<strong>en</strong>eraal, in beginsel niet aan de<br />

aanwijzing<strong>en</strong> zijn gebond<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s de toelichting verdi<strong>en</strong>t het echter aanbeveling<br />

dat de Stat<strong>en</strong>-G<strong>en</strong>eraal de aanwijzing<strong>en</strong> desondanks toch in acht neemt. Van<br />

geheel andere orde in dit verband is de vraag of burgers (als derd<strong>en</strong> bij het wetgevingsproces)<br />

bij de rechter e<strong>en</strong> beroep kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong> op de aanwijzing<strong>en</strong> om zo<br />

aan de toepasselijkheid van e<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong> voorschrift, dat niet aan één van deze<br />

aanwijzing<strong>en</strong> voldoet, te ontkom<strong>en</strong>. Uit de toelichting bij het Vaststellingsbesluit<br />

blijkt dat dit niet het geval is. De ‘Aanwijzing<strong>en</strong> voor de regelgeving’ zijn<br />

niet in rechte afdwingbaar. 135 In e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele beroepsprocedure kunn<strong>en</strong> zij<br />

daarom hooguit als aanvull<strong>en</strong>d argum<strong>en</strong>t van betek<strong>en</strong>is zijn.<br />

Tot slot di<strong>en</strong>t nog te word<strong>en</strong> vermeld dat er naast het formuler<strong>en</strong> van <strong>en</strong><br />

toets<strong>en</strong> aan de kwaliteitseis<strong>en</strong> voor wetgeving <strong>en</strong> ‘Aanwijzing<strong>en</strong> voor de regelgeving’,<br />

nog andere project<strong>en</strong> door de overheid zijn gestart om de kwaliteit van<br />

de wetgeving te verbeter<strong>en</strong>. De bek<strong>en</strong>dste daarvan is zonder meer het project<br />

‘Marktwerking, <strong>Deregulering</strong> <strong>en</strong> Wetgevingskwaliteit’ (‘het MDW-project’),<br />

waartoe het eerste kabinet-Kok, uit ontevred<strong>en</strong>heid met de resultat<strong>en</strong> van de dereguleringsoperatie,<br />

eind 1994 het startsein gaf. 136 De doel<strong>en</strong> van dit project<br />

war<strong>en</strong>: (a) terug naar wat strikt nodig is (b) versterking van de marktwerking <strong>en</strong><br />

(c) verbetering van de kwaliteit van wetgeving <strong>en</strong> regelgeving. Het kabinet legde<br />

daarmee e<strong>en</strong> duidelijk economisch acc<strong>en</strong>t op de dereguleringsactiviteit<strong>en</strong>. 137 In<br />

132 Wetgeving: organisatie, proces <strong>en</strong> produkt 1994, p. 30.<br />

133 Wetgevingskwaliteitsbeleid <strong>en</strong> wetgevingsvisitatie 2000, p. 6.<br />

134 Borman 1993, p. 188.<br />

135 Stcrt.1992, 230. Zie ook: Borman 1993, p. 188.<br />

136 Kamerstukk<strong>en</strong> II 1994-95, 24 036, nr. 1. Met de start van het MDW-project werd de in 1987 opgerichte<br />

Commissie voor toetsing van wetgevingsproject<strong>en</strong> (CTW) opgehev<strong>en</strong>.<br />

137 Van Damme laat zich hierover kritisch uit. Hij vraagt zich af of het wel mogelijk is om economische<br />

<strong>en</strong> juridische waard<strong>en</strong> tegelijkertijd te optimaliser<strong>en</strong>. Wat economisch gezi<strong>en</strong> moet, is juridisch ge-<br />

175


het kader van zo’n 60 deelproject<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> bestaande wetgevingscomplex<strong>en</strong><br />

doorgelicht, met als doel de administratieve last<strong>en</strong>druk voor het bedrijfslev<strong>en</strong> tot<br />

e<strong>en</strong> minimum te beperk<strong>en</strong>, concurr<strong>en</strong>tiebeperk<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> slechts te handhav<strong>en</strong><br />

indi<strong>en</strong> overtuig<strong>en</strong>d kan word<strong>en</strong> aangetoond dat zij noodzakelijk zijn <strong>en</strong> de<br />

kwaliteit van de wetgeving te verbeter<strong>en</strong> (waarbij met name werd gelet op zak<strong>en</strong><br />

als uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid, doeltreff<strong>en</strong>dheid <strong>en</strong> doelmatigheid). 138<br />

Ook t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de zorgsector werd<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele deelproject<strong>en</strong> gestart. Deze<br />

hadd<strong>en</strong> voornamelijk tot doel het opheff<strong>en</strong> van toetredingsbelemmering<strong>en</strong> <strong>en</strong> het<br />

versterk<strong>en</strong> van de vraag door introductie van mogelijkhed<strong>en</strong> tot vraagsturing. 139<br />

Met de komst van het kabinet-Balk<strong>en</strong><strong>en</strong>de I is het MDW-project inmiddels vervang<strong>en</strong><br />

door het project ‘Beter Bestuur voor Burger <strong>en</strong> Bedrijf (B4)’. 140 Deze<br />

operatie heeft als doel het schepp<strong>en</strong> van ruimte voor de sam<strong>en</strong>leving door de<br />

regeldruk te verminder<strong>en</strong>, het vergrot<strong>en</strong> van de kwaliteit van het overheidsoptred<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> het vergrot<strong>en</strong> van de keuzevrijheid van burgers, maatschappelijke organisaties<br />

<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong>. Vanuit e<strong>en</strong> multidisciplinaire invalshoek word<strong>en</strong> in dit<br />

kader opnieuw verschill<strong>en</strong>de deelproject<strong>en</strong> gestart. 141 De ‘B4-operatie’, die in<br />

het tek<strong>en</strong> staat van ‘daadkracht zonder bureaucratie’, doet daarmee sterk d<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />

aan de voorafgaande MDW-operatie. Dat deregulering ook bij het huidige kabinet-Balk<strong>en</strong><strong>en</strong>de<br />

II nog altijd hoog op de ag<strong>en</strong>da staat, blijkt onder meer uit het<br />

actieprogramma ‘Modernisering van de overheid’, <strong>en</strong> de nota’s ‘Rechtsstaat <strong>en</strong><br />

rechtsorde’ <strong>en</strong> ‘Bruikbare rechtsorde’. 142<br />

zi<strong>en</strong> immers niet altijd mogelijk. Hij vraagt zich in dit kader tev<strong>en</strong>s af hoe effectief de MDW-operatie<br />

tot dan toe eig<strong>en</strong>lijk is geweest. (Zie: Van Damme 2001, p. 87 e.v.)<br />

138 Wetgevingskwaliteitsbeleid <strong>en</strong> wetgevingsvisitatie 2000, p. 9. Zie voorts: Van d<strong>en</strong> Bosch 1996, p. 49<br />

e.v. <strong>en</strong> Van d<strong>en</strong> Bosch 2000, p. 264 e.v.<br />

139 Daarbij di<strong>en</strong>t onder meer te word<strong>en</strong> gedacht aan de project<strong>en</strong> ‘Wet toegang ziektekost<strong>en</strong>verzekering<strong>en</strong>’,<br />

‘het Ziek<strong>en</strong>huiswez<strong>en</strong>’, ‘Concurr<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> prijsvorming in de gezondheidszorg’, ‘Kinderopvang’,<br />

‘Algem<strong>en</strong>e Wet Bijzondere Ziektekost<strong>en</strong> (AWBZ)’ <strong>en</strong> ‘G<strong>en</strong>eesmiddel<strong>en</strong>’. Bij de laatste twee<br />

project<strong>en</strong> werd vooral gekek<strong>en</strong> naar de mogelijkhed<strong>en</strong> van vraagsturing, waarbij persoonsvolg<strong>en</strong>de<br />

<strong>en</strong> persoonsgebond<strong>en</strong> budgett<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> geïntroduceerd. (Zie: Van d<strong>en</strong> Bosch 2000, p. 266, 273 <strong>en</strong><br />

27<strong>4.</strong>)<br />

140 Kamerstukk<strong>en</strong> II 2002-03, 28 755, nr. 1.<br />

141 De ‘B4-operatie’ gaat uit van de rol van de overheid als wetgever, marktmeester <strong>en</strong> di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>er<br />

(zie: Beter Bestuur voor Burger <strong>en</strong> Bedrijf (B4), p. 3). Zie t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van het wetgevingsbeleid van<br />

minister Donner voorts: Huls & Stoter 2003, p. 165 e.v.<br />

142 Zie respectievelijk: Kamerstukk<strong>en</strong> II 2003-04, 29 362, nr. 1; Kamerstukk<strong>en</strong> II 2003-04, 29 279, nr. 1<br />

<strong>en</strong> nr. 9. De nota ‘Rechtsstaat <strong>en</strong> rechtsorde’ versche<strong>en</strong> naar aanleiding van het rapport ‘De toekomst<br />

van de nationale rechtsstaat’ van de Wet<strong>en</strong>schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), waarin<br />

werd geconcludeerd dat ons regelsysteem ook vandaag de dag steeds maar bureaucratischer <strong>en</strong><br />

complexer wordt, hetge<strong>en</strong> onder meer leidt tot e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van de handhavingsproblem<strong>en</strong> <strong>en</strong> capaciteitsproblem<strong>en</strong><br />

bij de rechterlijke macht. De aanbeveling<strong>en</strong> van de WRR kwam<strong>en</strong> er kort gezegd op<br />

neer, dat de overheid minder <strong>en</strong> anders moet gaan regel<strong>en</strong>. De overheid zou in dat kader bijvoorbeeld<br />

meer moet<strong>en</strong> overgaan tot het stimuler<strong>en</strong> van zelfregulering <strong>en</strong> zelfhandhaving <strong>en</strong> zou zichzelf daarbij<br />

moet<strong>en</strong> beperk<strong>en</strong> tot het stell<strong>en</strong> van de noodzakelijke randvoorwaard<strong>en</strong> <strong>en</strong> het houd<strong>en</strong> van toezicht<br />

(Zie: WRR-rapport 2002, p. 9-1<strong>4.</strong>) Het kabinet-Balk<strong>en</strong><strong>en</strong>de II heeft deze aanbeveling<strong>en</strong> op<br />

hoofdlijn<strong>en</strong> overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> is van plan de private sector in dat kader meer op haar verantwoordelijkheid<br />

aansprek<strong>en</strong> (zie: Rechtsstaat <strong>en</strong> rechtsorde 2003, p. 10, 20 <strong>en</strong> 21). De aanbeveling<strong>en</strong> van de<br />

WRR zijn verder uitgewerkt in het actieprogramma ‘Modernisering van de overheid’ dat in 2003 is<br />

uitgebracht door de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing <strong>en</strong> Koninkrijkrelaties (BVK) <strong>en</strong> de nota<br />

‘Bruikbare rechtsorde’ die in 2004 is uitgebracht door de minister van Justitie. In de laatstg<strong>en</strong>oemde<br />

nota wordt gesprok<strong>en</strong> van ‘e<strong>en</strong> ontembare groei van het aantal regels’ <strong>en</strong> wordt vastgesteld dat het to-<br />

176


<strong>4.</strong>3.2 Kwaliteitseis<strong>en</strong> voor de wetgeving versus de WMCZ<br />

Aan het eind van hoofdstuk 2 bleek dat to<strong>en</strong>malig minister d’Ancona zich er bij<br />

de vormgeving van de WMCZ op beriep, te zijn uitgegaan van de in de nota<br />

Zicht op wetgeving g<strong>en</strong>oemde kwaliteitseis<strong>en</strong> voor de wetgeving. 143 Tijd<strong>en</strong>s het<br />

debat in de Tweede Kamer rees echter al de vraag of de minister deze kwaliteitseis<strong>en</strong><br />

wel juist had toegepast. 144 De minister, zo bleek in subparagraaf 3.<strong>4.</strong>2,<br />

hield echter voet bij stuk <strong>en</strong> beweerde wel degelijk rek<strong>en</strong>ing te hebb<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong><br />

met de in ‘Zicht op wetgeving’ gestelde kwaliteitseis<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s de minister<br />

vormd<strong>en</strong> de in de nota geformuleerde kwaliteitseis<strong>en</strong> echter ge<strong>en</strong> meetlat waaraan<br />

m<strong>en</strong> zonder meer de kwaliteit e<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong>e regeling kon afmet<strong>en</strong>. Het ging<br />

volg<strong>en</strong>s haar eerder om e<strong>en</strong> aantal aandachtspunt<strong>en</strong> waartuss<strong>en</strong>, op basis van<br />

relevante maatschappelijke, juridische, politieke <strong>en</strong> bestuurlijke factor<strong>en</strong>, e<strong>en</strong><br />

verantwoord ev<strong>en</strong>wicht di<strong>en</strong>de te word<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>. In de voorgaande subparagraaf<br />

werd zojuist echter duidelijk dat de kwaliteitseis<strong>en</strong> niet zijn bedoeld om<br />

slechts te geld<strong>en</strong> als ‘aandachtspunt<strong>en</strong>’, maar dat zij string<strong>en</strong>ter van aard zijn.<br />

Het bind<strong>en</strong>d karakter van de ‘Aanwijzing<strong>en</strong> voor de regelgeving (Ar.)’ staat bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

onomstred<strong>en</strong> vast, zo bleek ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s in de vorige subparagraaf. Wel is<br />

juist dat de kwaliteitseis<strong>en</strong> vanwege hun abstractheid, pas e<strong>en</strong> meetlat kunn<strong>en</strong><br />

vorm<strong>en</strong> voor de kwaliteit van concrete wetgeving, nadat zij zijn toegespitst op<br />

de concrete maatschappelijke omstandighed<strong>en</strong>. Daarbij zal dan inderdaad steeds<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gezocht naar het juiste ev<strong>en</strong>wicht tuss<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de kwaliteitseis<strong>en</strong>.<br />

De minister me<strong>en</strong>de dit ev<strong>en</strong>wicht in de WMCZ te hebb<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>.<br />

De vele punt<strong>en</strong> van kritiek op de WMCZ, die aan de orde kwam<strong>en</strong> in hoofdstuk<br />

3, do<strong>en</strong> echter het teg<strong>en</strong>deel vermoed<strong>en</strong>. Voldo<strong>en</strong>de red<strong>en</strong> dus om de kwaliteitseis<strong>en</strong><br />

uit ‘Zicht op wetgeving’ <strong>en</strong> de ‘Aanwijzing<strong>en</strong> voor de regelgeving (Ar.)’<br />

in deze subparagraaf e<strong>en</strong>s nader te bestuder<strong>en</strong>. Tegelijkertijd zal daarbij word<strong>en</strong><br />

bekek<strong>en</strong> of de eerder g<strong>en</strong>oemde punt<strong>en</strong> van kritiek in verband kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gebracht met e<strong>en</strong> specifieke kwaliteitseis <strong>en</strong>/of aanwijzing voor de regelgeving.<br />

Of de kwaliteitseis<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanwijzing<strong>en</strong> daadwerkelijk zijn geschond<strong>en</strong>, zal pas in<br />

de volg<strong>en</strong>de hoofdstukk<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beoordeeld.<br />

In de nota ‘Zicht op wetgeving’ nu word<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>d rechtsstatelijke <strong>en</strong><br />

bestuurlijke kwaliteitseis<strong>en</strong> opgesomd:<br />

1. rechtmatigheid <strong>en</strong> verwerkelijking van rechtsbeginsel<strong>en</strong><br />

2. doeltreff<strong>en</strong>dheid <strong>en</strong> doelmatigheid<br />

3. subsidiariteit <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>redigheid<br />

tale wetgevingscomplex sinds 1980 – alle poging<strong>en</strong> tot deregulering t<strong>en</strong> spijt – met maar liefst 60% is<br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (zie: Bruikbare rechtsorde 2004, p. 3 <strong>en</strong> 8).<br />

143 Kamerstukk<strong>en</strong> II 1992-93, 23 041, nr. 3, p. 5.<br />

144 Zie bijvoorbeeld de kritiek van GPV-Tweede Kamerlid Van Middelkoop, die erop neer kwam dat de<br />

WMCZ niet overe<strong>en</strong> zou stemm<strong>en</strong> de kwaliteitseis<strong>en</strong> zoals die zijn uitgewerkt in de ‘Aanwijzing<strong>en</strong><br />

voor de regelgeving (Ar.)’ (zie: Handeling<strong>en</strong> II, 6 september 1994, p. 88-5960). Van Middelkoop<br />

duidde daarbij met name op aanwijzing 6 (Ar.) <strong>en</strong> aanwijzing 8 (Ar.), die beide betrekking hebb<strong>en</strong> op<br />

de noodzaak van <strong>wettelijk</strong> ingrijp<strong>en</strong>. Zie in dit verband tev<strong>en</strong>s de in subparagraaf 3.<strong>4.</strong>2 g<strong>en</strong>oemde kritiek<br />

van de Nationale Raad voor de Volkgezondheid (NRV).<br />

177


<strong>4.</strong> uitvoerbaarheid <strong>en</strong> handhaafbaarheid<br />

5. onderlinge afstemming<br />

6. e<strong>en</strong>voud, duidelijkheid <strong>en</strong> toegankelijkheid 145<br />

1. Rechtmatigheid <strong>en</strong> verwerkelijking van rechtsbeginsel<strong>en</strong><br />

Wett<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> uiteraard in overe<strong>en</strong>stemming te zijn met het recht. Hoewel zojuist<br />

in subparagraaf <strong>4.</strong>2.1 nog werd opgemerkt dat er a priori ge<strong>en</strong> rangorde is<br />

aan te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de kwaliteitseis<strong>en</strong>, wordt de rechtmatigheidseis<br />

toch wel gezi<strong>en</strong> als de meest wez<strong>en</strong>lijke. Deze kwaliteitseis vindt zijn<br />

neerslag in aanwijzing 18 (Ar.). Daarin staat: ‘Bij het ontwerp<strong>en</strong> van regeling<strong>en</strong><br />

wordt onderzocht welke hogere regels de vrijheid van regeling t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van<br />

het betrokk<strong>en</strong> onderwerp hebb<strong>en</strong> ingeperkt.’ Bij ‘hogere regels’ di<strong>en</strong>t blijk<strong>en</strong>s de<br />

toelichting te word<strong>en</strong> gedacht aan internationale of communautaire regels,<br />

grond<strong>wettelijk</strong>e voorschrift<strong>en</strong>, rechtsbeginsel<strong>en</strong> <strong>en</strong> (bij regels die zijn vastgesteld<br />

bij algem<strong>en</strong>e maatregel van bestuur of ministeriële regeling) regels uit wett<strong>en</strong><br />

in formele zin. Bij de verwerkelijking van rechtsbeginsel<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t voorts onder<br />

meer te word<strong>en</strong> gedacht aan het bevorder<strong>en</strong> van de rechtszekerheid <strong>en</strong> aan de<br />

bescherming van kwetsbare belang<strong>en</strong>. 146<br />

De vanzelfsprek<strong>en</strong>dheid van deze eerste kwaliteitseis neemt niet weg, dat<br />

het de overheid in de praktijk niet altijd blijkt te lukk<strong>en</strong> wett<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> die op<br />

alle punt<strong>en</strong> met het recht in overe<strong>en</strong>stemming zijn. Het kracht<strong>en</strong>spel bij het tot<br />

stand br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van de wet, waarbij politieke <strong>en</strong> beleidsmatige overweging<strong>en</strong><br />

soms prevaler<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> juridische, is daar e<strong>en</strong> mogelijke oorzaak van. Als andere<br />

mogelijke oorzak<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in ‘Zicht op wetgeving’ g<strong>en</strong>oemd: onduidelijkheid<br />

van hogere regels in combinatie met e<strong>en</strong> te geringe voorspelbaarheid van de<br />

rechterlijke uitleg daarvan, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> te beperkte deskundigheid van de betreff<strong>en</strong>de<br />

wetgevingsjurist. 147 Sch<strong>en</strong>ding van het rechtmatigheidsvereiste is hoe dan ook<br />

zeer ernstig te noem<strong>en</strong>. Onrechtmatigheid van wetgeving is in e<strong>en</strong> rechtsstaat<br />

principieel onjuist. Het vermindert bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong>t het vertrouw<strong>en</strong> in de overheid <strong>en</strong><br />

leidt nogal e<strong>en</strong>s tot rechterlijk ingrijp<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> de effectiviteit van het beleid in<br />

hoge mate kan frustrer<strong>en</strong>.<br />

Wanneer de kritiek op de WMCZ, zoals omschrev<strong>en</strong> in hoofdstuk 3,<br />

wordt bezi<strong>en</strong> in het licht van het voorgaande, dan blijkt dat de in paragraaf 3.3<br />

omschrev<strong>en</strong> discussie t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de vraag of de WMCZ in ieder geval op<br />

onderdel<strong>en</strong> niet in strijd is met de vrijheid van ver<strong>en</strong>iging (artikel 8 Gw), in feite<br />

betrekking heeft op dit kwaliteitsvereiste. Of dit vereiste inderdaad is geschond<strong>en</strong>,<br />

blijft in deze subparagraaf nog in het midd<strong>en</strong>, maar wel is inmiddels duidelijk<br />

dat deze discussie met name is veroorzaakt door de onduidelijkheid van de<br />

145 Zicht op wetgeving 1991, p. 23.<br />

146 Zicht op wetgeving 1991, p. 2<strong>4.</strong><br />

147 Zicht op wetgeving 1991, p. 2<strong>4.</strong><br />

178


etreff<strong>en</strong>de ‘hogere regel’ <strong>en</strong> dan met name van de term ‘op<strong>en</strong>bare orde’. 148 Politieke<br />

<strong>en</strong> beleidsmatige overweging<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> dan de doorslag.<br />

Wat betreft de mogelijke sch<strong>en</strong>ding van rechtsbeginsel<strong>en</strong> kan in het bijzonder<br />

word<strong>en</strong> gedacht aan het rechtszekerheidsbeginsel, waarmee de WMCZ<br />

door haar onduidelijkheid op sommige punt<strong>en</strong> mogelijk in strijd zou kunn<strong>en</strong> zijn<br />

(d<strong>en</strong>k aan de kritiek op de omschrijving van het begrip ‘instelling’ <strong>en</strong> op begripp<strong>en</strong><br />

als ‘repres<strong>en</strong>tativiteit’ <strong>en</strong> ‘redelijkerwijs in staat om de geme<strong>en</strong>schappelijke<br />

cliënt<strong>en</strong>belang<strong>en</strong> te behartig<strong>en</strong>’ die onvoldo<strong>en</strong>de concreet zoud<strong>en</strong> zijn). Omdat<br />

hier echter overlap plaatsvindt met onder andere de kwaliteitsvereist<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voud,<br />

duidelijkheid <strong>en</strong> toegankelijkheid, wordt op deze kritiek pas bij de bespreking<br />

van deze laatste vereist<strong>en</strong> verder ingegaan.<br />

2. Doeltreff<strong>en</strong>dheid <strong>en</strong> doelmatigheid<br />

Ook de vereist<strong>en</strong> van doeltreff<strong>en</strong>dheid <strong>en</strong> doelmatigheid zijn volg<strong>en</strong>s de nota<br />

Zicht op wetgeving uiterst belangrijk. 149 Zo spreekt het volg<strong>en</strong>s de nota vanzelf,<br />

dat de wet op zijn minst in belangrijke mate moet leid<strong>en</strong> tot verwez<strong>en</strong>lijking van<br />

de door de wetgever beoogde doelstelling<strong>en</strong>. Ook is het logisch dat er ge<strong>en</strong> ongunstige<br />

verhouding mag ontstaan tuss<strong>en</strong> de uit de wet voortvloei<strong>en</strong>de bat<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de last<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t dus ook rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met uit de wet voortvloei<strong>en</strong>de<br />

onbedoelde nev<strong>en</strong>effect<strong>en</strong> <strong>en</strong> met de wet gepaard gaande interne <strong>en</strong> externe beleidslast<strong>en</strong>.<br />

150 Deze vereist<strong>en</strong> zijn duidelijk terug te voer<strong>en</strong> op de toetsingspunt<strong>en</strong><br />

van de Commissie-Geelhoed. 151 Tev<strong>en</strong>s hebb<strong>en</strong> zij hun neerslag gevond<strong>en</strong> in<br />

de ‘Aanwijzing<strong>en</strong> voor de regelgeving’ <strong>en</strong> wel in aanwijzing 7 <strong>en</strong> 9 (Ar.), waarbij<br />

aanwijzing 9 verder is uitgewerkt in aanwijzing 13, 14 <strong>en</strong> 15 (Ar.). Om ervoor<br />

te zorg<strong>en</strong> dat zoveel mogelijk aan beide vereist<strong>en</strong> wordt voldaan, di<strong>en</strong><strong>en</strong> de<br />

aan de <strong>wettelijk</strong>e regeling t<strong>en</strong> grondslag ligg<strong>en</strong>de doelstelling<strong>en</strong> zo helder <strong>en</strong><br />

volledig mogelijk te word<strong>en</strong> geformuleerd <strong>en</strong> wel voorafgaand aan het ontwerp<strong>en</strong><br />

daarvan. De Commissie-Geelhoed wees daar destijds al op, <strong>en</strong> deze eis is<br />

vervolg<strong>en</strong>s overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de nota Zicht op wetgeving, alsmede in aanwijzing<br />

7. De doelformulering di<strong>en</strong>t zo concreet mogelijk te zijn, waarbij het geheel van<br />

doel-middel-relaties zo goed mogelijk in kaart wordt gebracht. E<strong>en</strong> zo concreet<br />

<strong>en</strong> nauwkeuring mogelijke vaststelling van doelstelling<strong>en</strong> houdt volg<strong>en</strong>s de toelichting<br />

bij aanwijzing 7 in, dat de verschill<strong>en</strong>de doelstelling<strong>en</strong> duidelijk van<br />

elkaar word<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>. 152 Aan de doelstelling<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t – zowel volg<strong>en</strong>s<br />

‘Zicht op wetgeving’ als aanwijzing 7 – bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zo zorgvuldig mogelijke<br />

148 Op deze vraag zal word<strong>en</strong> ingegaan in subparagraaf 5.3.3.<br />

149 Zicht op wetgeving 1991, p. 25 <strong>en</strong> 26.<br />

150 Bij ‘interne last<strong>en</strong>’ di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> gedacht aan last<strong>en</strong> voor de overheid – <strong>en</strong> dan met name aan de<br />

last<strong>en</strong> voor de uitvoer<strong>en</strong>de <strong>en</strong> de rechtsprek<strong>en</strong>de macht – <strong>en</strong> bij ‘externe last<strong>en</strong>’ aan de last<strong>en</strong> voor<br />

burgers, bedrijv<strong>en</strong> of instelling<strong>en</strong>.<br />

151 Het vereiste van doeltreff<strong>en</strong>dheid is terug te vind<strong>en</strong> in toetsingspunt 8, dat verder is uitgewerkt in de<br />

toetsingspunt<strong>en</strong> 1, 3, 9 <strong>en</strong> 10. Het vereiste van doelmatigheid kan word<strong>en</strong> teruggevond<strong>en</strong> in toetsingspunt<br />

13. (Zie voor de toetsingspunt<strong>en</strong> van de Commissie-Geelhoed: subparagraaf <strong>4.</strong>2.2.)<br />

152 Zie ook: toetsingspunt 3 van de Commissie-Geelhoed in subparagraaf <strong>4.</strong>2.2.<br />

179


analyse van het maatschappelijk probleem, van de betreff<strong>en</strong>de maatschappelijke<br />

sector <strong>en</strong> van de in het geding zijnde belang<strong>en</strong> t<strong>en</strong> grondslag te ligg<strong>en</strong>. 153<br />

De verzamelde gegev<strong>en</strong>s kunn<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> gebruikt bij het beantwoord<strong>en</strong><br />

van de vraag of overheidsinterv<strong>en</strong>tie wel noodzakelijk is <strong>en</strong> zo ja,<br />

voor welke vorm van overheidinterv<strong>en</strong>tie in dat geval het best kan word<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong>.<br />

154 Wanneer de doel<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bereikt door aanpassing of e<strong>en</strong> beter<br />

gebruik van bestaande instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, dan verdi<strong>en</strong>t dat blijk<strong>en</strong>s aanwijzing 7 de<br />

voorkeur. Kan dat niet, dan di<strong>en</strong><strong>en</strong> blijk<strong>en</strong>s aanwijzing 9, bij het mak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

keus tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> van overheidsinterv<strong>en</strong>tie, de verwachte interne<br />

<strong>en</strong> externe beleidslast<strong>en</strong> in ieder geval zo nauwkeurig mogelijk in kaart te<br />

word<strong>en</strong> gebracht. Aanwijzing 13 <strong>en</strong> 14 bevatt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ‘checklist’ van mogelijke<br />

gevolg<strong>en</strong> voor het bedrijfslev<strong>en</strong> respectievelijk de overheid, waarmee rek<strong>en</strong>ing<br />

moet word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>. 155 Zo noemt aanwijzing 13 als mogelijke last<strong>en</strong> voor<br />

burgers, bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> instelling<strong>en</strong> onder meer: administratieve verplichting<strong>en</strong>, de<br />

inschakeling van b<strong>en</strong>odigde deskundigheid, de gevolg<strong>en</strong> voor het besluitvormingsproces<br />

binn<strong>en</strong> de onderneming of instelling <strong>en</strong> nieuwe rechtstreekse financiële<br />

last<strong>en</strong>. Aanwijzing 14 noemt voorts onder meer: de last<strong>en</strong> voor de overheid<br />

die rechtstreeks zijn gemoeid met de uitvoering van de regelgeving (bijvoorbeeld<br />

het verl<strong>en</strong><strong>en</strong> van vergunning<strong>en</strong> of ontheffing<strong>en</strong>), de last<strong>en</strong> die verband<br />

houd<strong>en</strong> met het toezicht op de naleving <strong>en</strong> met de handhaving van de regelgeving<br />

(waaronder de last<strong>en</strong> voor de het rechterlijk apparaat). Zowel de bestuurlijke<br />

last<strong>en</strong>, als de last<strong>en</strong> voor het bedrijfslev<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> uiteraard zo beperkt mogelijk<br />

te blijv<strong>en</strong>.<br />

Wanneer t<strong>en</strong>slotte al deze, uit de doeltreff<strong>en</strong>dheid- <strong>en</strong> doelmatigheidsvereiste<br />

voortvloei<strong>en</strong>de voorschrift<strong>en</strong> word<strong>en</strong> teruggekoppeld naar de kritiek op de<br />

WMCZ uit hoofdstuk 3, dan leidt dit onder meer tot de volg<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong>:<br />

1. Zijn de doel<strong>en</strong> van de WMCZ wel concreet g<strong>en</strong>oeg omschrev<strong>en</strong>? Daarbij<br />

di<strong>en</strong>t met name te word<strong>en</strong> gedacht aan het doel dat in de memorie van toelichting<br />

werd omschrev<strong>en</strong> als ‘het beter do<strong>en</strong> aansluit<strong>en</strong> van het zorgaanbod<br />

op de zorgvraag’. 156<br />

2. Vloei<strong>en</strong> deze doelstelling<strong>en</strong> voort uit e<strong>en</strong> daadwerkelijk probleem, waar<br />

onderzoek naar is verricht? Sluit het zorgaanbod bijvoorbeeld inderdaad<br />

onvoldo<strong>en</strong>de aan bij de zorgvraag? 157 En hebb<strong>en</strong> de cliënt<strong>en</strong> van algem<strong>en</strong>e<br />

ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> extramurale zorginstelling<strong>en</strong> daadwerkelijk behoefte aan<br />

deze vorm van versterking van hun rechtspositie? 158<br />

153<br />

Zie ook: toetsingspunt 1 van de Commissie-Geelhoed in subparagraaf <strong>4.</strong>2.2.<br />

154<br />

Ook kom<strong>en</strong> deze gegev<strong>en</strong>s van pas bij e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele latere evaluatie van de <strong>wettelijk</strong>e regeling, omdat<br />

de effect<strong>en</strong> daarvan dan beter zijn te beoordel<strong>en</strong>.<br />

155<br />

Zie ook: toetsingspunt 9 <strong>en</strong> 10 van de Commissie-Geelhoed in subparagraaf <strong>4.</strong>2.2.<br />

156<br />

Deze vraag kwam aan de orde in subparagraaf 2.6.1. Zie hierover verder: subparagraaf 5.3.1.<br />

157<br />

Deze vraag, die verband houdt met de noodzaak van de WMCZ, kwam aan de orde in paragraaf 3.2.<br />

Zie hierover verder: subparagraaf 5.3.1 <strong>en</strong> paragraaf 5.<strong>4.</strong>2.<br />

158<br />

Deze vraag kwam aan de orde in subparagraaf 3.<strong>4.</strong>2. Zie hierover verder: subparagraaf 5.2.2 <strong>en</strong> 5.<strong>4.</strong>1<br />

<strong>en</strong> paragraaf 5.5.<br />

180


3. Indi<strong>en</strong> de doelstelling<strong>en</strong> van de WMCZ zijn gebaseerd op e<strong>en</strong> daadwerkelijk<br />

probleem, is wetgeving dan noodzakelijk om dit op probleem op te loss<strong>en</strong>?<br />

Kan dit bijvoorbeeld niet aan zelfregulering word<strong>en</strong> overgelat<strong>en</strong>? 159<br />

<strong>4.</strong> Indi<strong>en</strong> wetgeving noodzakelijk is, is de voorgeschrev<strong>en</strong> cliënt<strong>en</strong>raad dan<br />

wel het geëig<strong>en</strong>de middel om de doel<strong>en</strong> van de WMCZ te bereik<strong>en</strong>? 160<br />

5. Is er onderzoek verricht naar de mogelijkhed<strong>en</strong> per sector? 161<br />

6. Zijn de kost<strong>en</strong> waartoe de WMCZ zou leid<strong>en</strong> vooraf goed in kaart gebracht?<br />

162<br />

7. Zijn de nev<strong>en</strong>effect<strong>en</strong> van de WMCZ van tevor<strong>en</strong> goed in kaart gebracht?<br />

163<br />

8. Is er e<strong>en</strong> (goede) kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>-afweging gemaakt? 164<br />

3. Subsidiariteit <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>redigheid<br />

Het ev<strong>en</strong>redigheidsvereiste vertoont overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met het doelmatigheidvereiste.<br />

Het komt erop neer dat de overheid steeds moet zorgdrag<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> redelijke<br />

verhouding tuss<strong>en</strong> de bat<strong>en</strong> <strong>en</strong> last<strong>en</strong> die uit e<strong>en</strong> regeling voortvloei<strong>en</strong>. 165<br />

Bij last<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t in dit verband met name te word<strong>en</strong> gedacht aan last<strong>en</strong> voor burgers,<br />

bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> instelling<strong>en</strong>. Dit kwaliteitsvereiste vindt zijn neerslag in aanwijzing<br />

15 (Ar.), waarin staat dat de voor e<strong>en</strong> of meer belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> nadelige<br />

gevolg<strong>en</strong> van de regeling, niet onev<strong>en</strong>redig mog<strong>en</strong> zijn in verhouding tot de met<br />

de regeling te di<strong>en</strong><strong>en</strong> doel<strong>en</strong>. 166<br />

Het ev<strong>en</strong>redigheidsbeginsel is voorts nauw verbond<strong>en</strong> met het vereiste<br />

van subsidiariteit. Dit laatste vereiste houdt volg<strong>en</strong>s de nota Zicht op wetgeving<br />

in, dat waar mogelijk verantwoordelijkhed<strong>en</strong> bij dec<strong>en</strong>trale overhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> maatschappelijke<br />

organisaties moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gelat<strong>en</strong> of gelegd. 167 In de praktijk<br />

komt dit er volg<strong>en</strong>s de nota op neer, dat de c<strong>en</strong>trale overheid zich zoveel mogelijk<br />

di<strong>en</strong>t te beperk<strong>en</strong> tot het schepp<strong>en</strong> van ‘noodzakelijke randvoorwaard<strong>en</strong>’ <strong>en</strong><br />

het stell<strong>en</strong> van ‘minimumeis<strong>en</strong>’, <strong>en</strong> voorts tot het ondersteun<strong>en</strong> van maatschappelijke<br />

process<strong>en</strong> (door het verzeker<strong>en</strong> van institutionele <strong>en</strong> materiële voorwaard<strong>en</strong>)<br />

<strong>en</strong> het wak<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> ongew<strong>en</strong>ste <strong>en</strong> ontoereik<strong>en</strong>de resultat<strong>en</strong>. Het subsidiariteitsvereiste<br />

veronderstelt volg<strong>en</strong>s ‘Zicht op wetgeving’ namelijk e<strong>en</strong> overheid<br />

die, waar mogelijk, in plaats van e<strong>en</strong>zijdig <strong>en</strong> direct in te grijp<strong>en</strong>, meer indirect<br />

<strong>en</strong> interactief met de sam<strong>en</strong>leving haar beleid realiseert. E<strong>en</strong> zelfde soort uitleg<br />

159<br />

Deze vraag kwam aan de orde in paragraaf 3.2. Zie hierover verder: subparagraaf <strong>4.</strong><strong>4.</strong>3.<br />

160<br />

Deze vraag kwam aan de orde in paragraaf 3.<strong>4.</strong> Zie hierover verder: paragraaf 5.2, subparagraaf 5.3.2<br />

<strong>en</strong> paragraaf 5.5.<br />

161<br />

Deze vraag kwam aan de orde in paragraaf 3.<strong>4.</strong> Zie hierover verder: subparagraaf 5.3.1.<br />

162<br />

Deze vraag kwam aan de orde in paragraaf 3.5. Zie hierover verder: subparagraaf 5.3.1.<br />

163<br />

Zie: paragraaf 3.5 <strong>en</strong> subparagraaf 5.3.1.<br />

164<br />

Zie: paragraaf 3.5 <strong>en</strong> subparagraaf 5.3.1.<br />

165<br />

Zicht op wetgeving 1991, p. 26 <strong>en</strong> 27.<br />

166<br />

Het is bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> wederom terug te voer<strong>en</strong> op het toetsingsschema van de Commissie-Geelhoed, <strong>en</strong><br />

wel op toetsingspunt 5 (zie: subparagraaf <strong>4.</strong>2.2).<br />

167<br />

De opstellers van de nota Zicht op wetgeving baseerd<strong>en</strong> zich daarbij op de theorie van Teubner,<br />

waarover meer in subparagraaf <strong>4.</strong><strong>4.</strong>2.<br />

181


van het subsidiariteitsvereiste is te vind<strong>en</strong> in aanwijzing 7 <strong>en</strong> 8 (Ar.). Daarin<br />

staat dat slechts voorzover het zelfreguler<strong>en</strong>d vermog<strong>en</strong> van de maatschappij<br />

tekortschiet, moet word<strong>en</strong> gedacht aan overheidsmaatregel<strong>en</strong> (aanwijzing 7). Is<br />

overheidsinterv<strong>en</strong>tie noodzakelijk, dan di<strong>en</strong>t in ieder geval zoveel mogelijk te<br />

word<strong>en</strong> aangeslot<strong>en</strong> bij het zelfreguler<strong>en</strong>d vermog<strong>en</strong> in de betrokk<strong>en</strong> sector of<br />

sector<strong>en</strong> (aanwijzing 8). Bezi<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong> of dit vermog<strong>en</strong> door overheidsoptred<strong>en</strong><br />

kan word<strong>en</strong> versterkt. Direct overheidsingrijp<strong>en</strong> is slechts op zijn plaats<br />

indi<strong>en</strong> het zelfreguler<strong>en</strong>d vermog<strong>en</strong> van de maatschappij – zelfs indi<strong>en</strong> het zou<br />

word<strong>en</strong> versterkt met overheidsmaatregel<strong>en</strong> – niet tot voldo<strong>en</strong>de resultat<strong>en</strong> zou<br />

leid<strong>en</strong>.<br />

Kiest de overheid – zoals bij de WMCZ – voor e<strong>en</strong> combinatie van overheidsregulering<br />

<strong>en</strong> zelfregulering, dan is het volg<strong>en</strong>s de nota Zicht op wetgeving<br />

van groot belang dat het juiste ev<strong>en</strong>wicht tuss<strong>en</strong> beide wordt gevond<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

goed ev<strong>en</strong>wicht zou volg<strong>en</strong>s de nota kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bereikt, door wetgeving te<br />

do<strong>en</strong> aansluit<strong>en</strong> bij de structurele <strong>en</strong> culturele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van maatschappelijke<br />

sector<strong>en</strong>. Hoewel deze vorm van regulering – door de nota omschrev<strong>en</strong> als ‘<strong>wettelijk</strong><br />

gestructureerde <strong>en</strong> geconditioneerde zelfregulering’ – niet in alle gevall<strong>en</strong><br />

mogelijk zal blijk<strong>en</strong> zijn, raadt de nota toch aan dit alternatief in ieder geval<br />

steeds in overweging te nem<strong>en</strong>. Sommige sector<strong>en</strong> in de sam<strong>en</strong>leving – waaronder<br />

de gezondheidszorg – zijn volg<strong>en</strong>s de nota namelijk maar beperkt <strong>en</strong> moeilijk<br />

doordringbaar met stuursignal<strong>en</strong> van buit<strong>en</strong>af, hetge<strong>en</strong> het zoek<strong>en</strong> naar<br />

nieuwe vorm<strong>en</strong> van overheidsregulering tot e<strong>en</strong> noodzaak maakt. Daarnaast<br />

wijst de nota op de verschill<strong>en</strong>de voordel<strong>en</strong> die aan nieuwe reguleringsvorm<strong>en</strong><br />

als ‘<strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering’ zijn verbond<strong>en</strong>. Zo zou de bereidheid<br />

tot naleving van de regelgeving to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> naarmate er e<strong>en</strong> beter ev<strong>en</strong>wicht<br />

zou zijn gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> overheid <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>leving. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zou het<br />

e<strong>en</strong> vermindering oplever<strong>en</strong> van de belasting van de wetgever, het bestuur <strong>en</strong><br />

wellicht ook de rechter.<br />

Wat in dit verband opvalt is dat met name de kwaliteitsvereist<strong>en</strong> van subsidiariteit<br />

<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>redigheid <strong>en</strong> van doeltreff<strong>en</strong>dheid <strong>en</strong> doelmatigheid, overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

verton<strong>en</strong> met de redelijkheid die volg<strong>en</strong>s Hirsch Ballin aan elk recht<br />

inher<strong>en</strong>t di<strong>en</strong>t te zijn. 168 Overe<strong>en</strong>komstig het doeltreff<strong>en</strong>dheids- <strong>en</strong> doelmatigheidsvereiste<br />

wees Hirsch Ballin daarbij op de noodzaak van ‘e<strong>en</strong> betere, meer<br />

begripvolle relatie met de nod<strong>en</strong> van de sam<strong>en</strong>leving’. De noodzaak van wetgeving<br />

moet niet alle<strong>en</strong> voor de wetgever, maar ook voor burgers, bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

instelling<strong>en</strong> duidelijk zijn of anders duidelijk word<strong>en</strong> gemaakt. De wetgever<br />

di<strong>en</strong>t h<strong>en</strong> daarbij te behandel<strong>en</strong> als in de sam<strong>en</strong>leving optred<strong>en</strong>de ‘verantwoordelijke<br />

subject<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> di<strong>en</strong>t met redelijke <strong>en</strong> inzichtelijke argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> vertrouw<strong>en</strong><br />

bij h<strong>en</strong> in te boezem<strong>en</strong>. Voorts di<strong>en</strong>de volg<strong>en</strong>s Hirsch Ballin aan datg<strong>en</strong>e wat de<br />

wetgever verlangt, e<strong>en</strong> aanvaardbare plaats te kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> in het<br />

lev<strong>en</strong> of de bedrijfsvoering van burgers. Vooral dit laatste kan – overe<strong>en</strong>komstig<br />

het subsidiariteitsvereiste – in de praktijk e<strong>en</strong> sterk argum<strong>en</strong>t zijn voor alternatieve<br />

vorm<strong>en</strong> van wetgeving, die zoveel mogelijk ruimte lat<strong>en</strong> voor zelfregulering.<br />

168 Zie: subparagraaf <strong>4.</strong>3.1.<br />

182


Teruggekoppeld naar de hoofdstukk<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 kan tot slot het volg<strong>en</strong>de word<strong>en</strong><br />

opgemerkt. Allereerst speelt in het kader van het subsidiariteitsvereiste wederom<br />

de vraag naar de noodzaak van <strong>wettelijk</strong>e regelgeving. Kan de medezegg<strong>en</strong>schap<br />

van cliënt<strong>en</strong> bijvoorbeeld niet uitsluit<strong>en</strong>d aan zelfregulering word<strong>en</strong> overgelat<strong>en</strong>?<br />

169 Vervolg<strong>en</strong>s di<strong>en</strong>t zich de vraag aan of de vormgeving van de WMCZ<br />

wel juist is. Zoals bek<strong>en</strong>d koos oud-minister d’Ancona destijds – verwijz<strong>en</strong>d<br />

naar het subsidiariteitsvereiste uit de nota Zicht op wetgeving – bij de vormgeving<br />

van de WMCZ bewust voor de vorm van ‘<strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering’.<br />

170 Naar aanleiding van de vele kritiek op de vormgeving van de<br />

WMCZ deed zich aan het eind van hoofdstuk 3 echter de vraag voor of de wetgever<br />

in de WMCZ wel het juiste ev<strong>en</strong>wicht heeft gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> hetge<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong>e<br />

regeling behoeft <strong>en</strong> hetge<strong>en</strong> aan zelfregulering kan word<strong>en</strong> overgelat<strong>en</strong>.<br />

171 Omdat voor het beantwoord<strong>en</strong> van deze vraag meer k<strong>en</strong>nis nodig is omtr<strong>en</strong>t<br />

het juridisch f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> ‘<strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering’, zal daar<br />

in paragraaf <strong>4.</strong>3 eerst nog wat dieper op in word<strong>en</strong> gegaan. E<strong>en</strong> andere vraag die<br />

voorts in het kader van het subsidiariteitsvereiste gesteld kan word<strong>en</strong>, is of de<br />

WMCZ wel tot stand is gekom<strong>en</strong> in interactie met de sam<strong>en</strong>leving, of dat de<br />

wetgever zijn ideeën daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> ‘top-down’ aan het zorgveld heeft opgelegd,<br />

zodat de WMCZ leidt tot e<strong>en</strong> min of meer ‘gedwong<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werking’. Met<br />

andere woord<strong>en</strong>, wordt de WMCZ door het zorgveld wel als redelijk gezi<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> de zorgaanbieders er binn<strong>en</strong> hun instelling<strong>en</strong> op aanvaardbare wijze uitvoering<br />

aan gev<strong>en</strong>? 172 Wat betreft e<strong>en</strong> mogelijke sch<strong>en</strong>ding van het ev<strong>en</strong>redigheidsvereiste<br />

di<strong>en</strong>t t<strong>en</strong>slotte, net als bij het doelmatigheidsvereiste, te word<strong>en</strong><br />

bekek<strong>en</strong> of er bij de totstandkoming van de WMCZ wel e<strong>en</strong> goede kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>afweging<br />

is gemaakt, waarbij dan met name di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> gedacht aan de extra<br />

kost<strong>en</strong> die zorginstelling<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> bij het uitvoer<strong>en</strong> van de<br />

WMCZ. 173<br />

<strong>4.</strong> Uitvoerbaarheid <strong>en</strong> handhaafbaarheid<br />

Dat aan e<strong>en</strong> wet op aanvaarbare wijze uitvoering di<strong>en</strong>t te kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>,<br />

vloeit tev<strong>en</strong>s voort uit de kwaliteitseis<strong>en</strong> van uitvoerbaarheid <strong>en</strong> handhaafbaarheid.<br />

Ook deze eis<strong>en</strong> hang<strong>en</strong> dus nauw sam<strong>en</strong> met ‘de intrinsieke redelijkheid<br />

van het recht’. 174 Wett<strong>en</strong> die niet of onvoldo<strong>en</strong>de uitvoerbaar of handhaafbaar<br />

zijn, dreig<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s ‘Zicht op wetgeving’ tot e<strong>en</strong> ‘dode letter’ te verword<strong>en</strong>,<br />

hetge<strong>en</strong> doorgaans zowel op beleidsmatige als op rechtsstatelijke grond<strong>en</strong><br />

169<br />

Deze vraag kwam aan de orde in paragraaf 3.2. In subparagraaf <strong>4.</strong><strong>4.</strong>3 zal hier verder op in word<strong>en</strong><br />

gegaan.<br />

170<br />

Zie: subparagraaf 2.6.1.<br />

171<br />

Zie in dit verband met name paragraaf 3.1<strong>4.</strong> In hoofdstuk 6 zal word<strong>en</strong> onderzocht in hoeverre deze<br />

kritiek gegrond is.<br />

172<br />

Zie in dit verband met name de kritiek in paragraaf 3.<strong>4.</strong> Zie hierover verder: paragraaf 5.2.<br />

173<br />

Zie: paragraaf 3.5. In subparagraaf 5.3.1 zal hier verder op word<strong>en</strong> ingegaan.<br />

174<br />

Het vereiste van handhaafbaarheid kan bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> nog word<strong>en</strong> teruggeleid op toetsingspunt 7 van de<br />

Commissie-Geelhoed (zie: subparagraaf <strong>4.</strong>2.2).<br />

183


onaanvaardbaar is. 175 Zulke wett<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Van Roermond, Van Seters<br />

<strong>en</strong> Witteve<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot het afnem<strong>en</strong> van het algeme<strong>en</strong> gezag van de<br />

wetgever. 176 Daarnaast kunn<strong>en</strong> zij als onbedoeld nev<strong>en</strong>effect hebb<strong>en</strong>, dat de bestaande<br />

gang van zak<strong>en</strong> in de praktijk wordt verstoord. Het is dan ook begrijpelijk<br />

dat onder meer in de advisering van de Raad van State mom<strong>en</strong>teel sterke<br />

betek<strong>en</strong>is aan het vereiste van uitvoerbaarheid wordt toegek<strong>en</strong>d. 177<br />

Volg<strong>en</strong>s ‘Zicht op wetgeving’ di<strong>en</strong>t in dit kader eerst te word<strong>en</strong> bekek<strong>en</strong><br />

of regels überhaupt uitvoerbaar <strong>en</strong> handhaafbaar zijn. Bij de uitvoerbaarheid <strong>en</strong><br />

handhaafbaarheid di<strong>en</strong>t volg<strong>en</strong>s de nota onder andere te word<strong>en</strong> gedacht aan de<br />

mate waarin de nieuwe regels conflict<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> oproep<strong>en</strong>, alsmede aan hun<br />

gevoeligheid voor fraude. Blijk<strong>en</strong>s aanwijzing 11 <strong>en</strong> 12 (Ar.) di<strong>en</strong>t in dit kader<br />

met name te word<strong>en</strong> gedacht aan het vermijd<strong>en</strong> van regels die interpretatiegeschill<strong>en</strong><br />

oproep<strong>en</strong>. 178 Regels di<strong>en</strong><strong>en</strong> voorts zoveel mogelijk te zijn gericht op<br />

zichtbare, dan wel objectief constateerbare feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> werkbaar te zijn<br />

voor deg<strong>en</strong><strong>en</strong> tot wie zij zijn gericht. Komt m<strong>en</strong> tot de conclusie dat de regels in<br />

beginsel uitvoerbaar <strong>en</strong> handhaafbaar zijn, dan di<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> er vervolg<strong>en</strong>s voor te<br />

zorg<strong>en</strong> dat de belasting van het bestuurlijk <strong>en</strong> justitieel apparaat zo beperkt mogelijk<br />

blijft (hier is dus weer sprake van <strong>en</strong>ig overlap met het doelmatigheids- <strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>redigheidsvereiste). De aan de uitvoering verbond<strong>en</strong> kost<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> zo zorgvuldig<br />

mogelijk in kaart te word<strong>en</strong> gebracht, zodat ze in de besluitvorming over<br />

de voorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> regelgeving kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>. 179 Op grond van deze<br />

kost<strong>en</strong>beraming di<strong>en</strong>t voorts e<strong>en</strong> keuze te word<strong>en</strong> gemaakt tuss<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de<br />

handhavingsstelsels, zoals de privaatrechtelijke, de bestuurlijke, de strafrechtelijke<br />

<strong>en</strong> de tuchtrechtelijke. De aan elk stelsel verbond<strong>en</strong> voor- <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> daarbij teg<strong>en</strong> elkaar te word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong>. ‘Zicht op wetgeving’ noemt<br />

de geschill<strong>en</strong>commissie daarbij als e<strong>en</strong> mogelijk pass<strong>en</strong>d, toegankelijk <strong>en</strong> minder<br />

kostbaar alternatief voor de rechterlijke macht. Als laatste noemt de nota het<br />

gev<strong>en</strong> van goede voorlichting over de geld<strong>en</strong>de regels. Dit zou, ev<strong>en</strong>als het gev<strong>en</strong><br />

van beloning<strong>en</strong> voor normconform gedrag, de naleving positief kunn<strong>en</strong> beinvloed<strong>en</strong>.<br />

175<br />

Zicht op wetgeving 1991, p. 27, 28 <strong>en</strong> 29.<br />

176<br />

Zie: Witteve<strong>en</strong> (red.) 1991, p. 1, 2, 3, 7 <strong>en</strong> 8.<br />

177<br />

Wetgevingskwaliteitsbeleid <strong>en</strong> wetgevingsvisitatie 2000, p. 5. Ook Tweede Kamerled<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> sterk<br />

te hecht<strong>en</strong> aan de vereist<strong>en</strong> van uitvoerbaarheid <strong>en</strong> handhaafbaarheid. Deze vereist<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> het<br />

meest g<strong>en</strong>oemd bij e<strong>en</strong> <strong>en</strong>quête onder de led<strong>en</strong> van de Tweede Kamer, t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de vraag in<br />

hoeverre zij toets<strong>en</strong> aan de kwaliteitseis<strong>en</strong> voor wetgeving (zie: Dorbeck-Jung 2003, p. 137 <strong>en</strong> Nicolaï<br />

2002, p. 38 e.v.). De Vries – die t<strong>en</strong> tijde van de totstandkoming van de WMCZ directeur was van<br />

de afdeling Wetgeving <strong>en</strong> Juridische Zak<strong>en</strong> bij het ministerie van VWS – hield er e<strong>en</strong> afwijk<strong>en</strong>de<br />

m<strong>en</strong>ing op na. Zolang er maar ge<strong>en</strong> volstrekte rechteloosheid heerste, me<strong>en</strong>de hij dat het niet erg was<br />

dat er regels war<strong>en</strong> die niet werd<strong>en</strong> nageleefd zoals de wetgever bedoelde. Recht was volg<strong>en</strong>s hem<br />

namelijk meer dan e<strong>en</strong> koele doel/middel<strong>en</strong>-relatie: het was ook e<strong>en</strong> zaak van emoties <strong>en</strong> psychologie.<br />

In de praktijk kwam m<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s hem bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> e<strong>en</strong> heel eind via gedog<strong>en</strong> <strong>en</strong> het opportuniteitsbeginsel.<br />

(Zie: De Vries 1991, p. 10.)<br />

178<br />

Beide aanwijzing<strong>en</strong> zijn terug te voer<strong>en</strong> op toetsingspunt 12 van de Commissie-Geelhoed (zie: subparagraaf<br />

<strong>4.</strong>2.2)<br />

179<br />

Dit kan volg<strong>en</strong>s de nota Zicht op wetgeving onder andere word<strong>en</strong> bereikt door het opstell<strong>en</strong> van<br />

gedeg<strong>en</strong> handhaafbaarheids- <strong>en</strong> uitvoerbaarheidsrapport<strong>en</strong>. Het opstell<strong>en</strong> van dit soort rapport<strong>en</strong> is<br />

blijk<strong>en</strong>s de toelichting bij aanwijzing 11 (Ar.) aangewez<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> het gaat om wetsvoorstell<strong>en</strong> die uit<br />

e<strong>en</strong> oogpunt van uitvoering <strong>en</strong> handhaving ingrijp<strong>en</strong>de verandering<strong>en</strong> tot gevolg hebb<strong>en</strong>.<br />

184


Wanneer nu de terugkoppeling wordt gemaakt naar hoofdstuk 3, dan blijkt dat<br />

met name de volg<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> het kader van onderhavige kwaliteitsvereist<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gesteld:<br />

1. Is het vanwege het gevaar van symbolische wetgeving niet beter om ge<strong>en</strong><br />

wetgeving tot stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> waarbij m<strong>en</strong> het standpunt hanteert ‘als het<br />

niet lukt, dan gaat het niet’? 180<br />

2. Is de definitie van het begrip ‘instelling’ werkbaar in de praktijk? 181<br />

3. Leidt het ontbrek<strong>en</strong> van zowel e<strong>en</strong> instellingsgr<strong>en</strong>s als de mogelijkheid tot<br />

het instell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijke cliënt<strong>en</strong>raad voor meerdere instelling<strong>en</strong>,<br />

gezi<strong>en</strong> de schaalgrootte van veel instelling<strong>en</strong>, niet tot e<strong>en</strong> ongek<strong>en</strong>de<br />

bureaucratie? 182<br />

<strong>4.</strong> Leidt de afhankelijkheid van de zorgaanbieder van de lokale cliënt<strong>en</strong>rad<strong>en</strong>,<br />

ter zake van het instell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> overkoepel<strong>en</strong>de groeps- of c<strong>en</strong>trale cliënt<strong>en</strong>raad<br />

in de praktijk niet tot problem<strong>en</strong>? 183<br />

5. Leidt het feit dat de groeps-/c<strong>en</strong>trale cliënt<strong>en</strong>raad niet over eig<strong>en</strong>, maar<br />

slechts over afgeleide bevoegdhed<strong>en</strong> beschikt, in de praktijk niet tot problem<strong>en</strong>?<br />

184<br />

6. Is het mogelijk om bij instelling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> snel fluctuer<strong>en</strong>d bestand <strong>en</strong> bij<br />

extramurale instelling<strong>en</strong> repres<strong>en</strong>tatieve cliënt<strong>en</strong>rad<strong>en</strong> tot stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>?<br />

185<br />

7. Leid<strong>en</strong> de expliciet in de wet opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> adviesbevoegdhed<strong>en</strong> van de<br />

cliënt<strong>en</strong>raad in de praktijk niet tot bureaucratisering? 186<br />

8. Bestaat er niet e<strong>en</strong> kans dat de cliënt<strong>en</strong>raad, vanwege het (te) krappe budget<br />

van de zorgaanbieder, door e<strong>en</strong> gebrek aan faciliteit<strong>en</strong> feitelijk langs de zijlijn<br />

komt te staan? Di<strong>en</strong>t er bijvoorbeeld ge<strong>en</strong> extra geld ter beschikking te<br />

word<strong>en</strong> gesteld voor scholing <strong>en</strong> vorming <strong>en</strong> zak<strong>en</strong> als deskundige ondersteuning?<br />

187 Deze vraag komt in feite neer op de vraag die ook al in het kader<br />

van het doeltreff<strong>en</strong>dheid- <strong>en</strong> doelmatigheidsvereiste aan de orde kwam,<br />

namelijk of m<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong> aan de uitvoering <strong>en</strong> handhaving<br />

vooraf wel goed in kaart heeft gebracht.<br />

180 Deze vraag kwam aan de orde in paragraaf 3.4 <strong>en</strong> had betrekking op het feit dat de plicht tot het<br />

instell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> cliënt<strong>en</strong>raad beperkt blijft tot e<strong>en</strong> periodieke inspanningsverplichting. Zie hierover<br />

verder: subparagraaf 5.3.1.<br />

181 Deze vraag kwam aan de orde in subparagraaf 3.6.2. Zie hierover verder: paragraaf 5.2 <strong>en</strong> subpara-<br />

graaf 6.3.1.<br />

182 Deze vraag kwam aan de orde in paragraaf 3.11. Zie hierover verder: paragraaf 5.2, subparagraaf<br />

6.<strong>4.</strong>1 <strong>en</strong> paragraaf 6.8.<br />

183 Zie: paragraaf 3.11. Zie hierover verder: paragraaf 5.2 <strong>en</strong> 6.8.<br />

184 Zie: paragraaf 3.11. Zie hierover verder: paragraaf 5.2 <strong>en</strong> 6.8.<br />

185 Deze vraag kwam aan de orde in paragraaf 3.7. Zie hierover verder: subparagraaf 5.2.2 <strong>en</strong> 6.3.2.<br />

186 Deze vraag kwam aan de orde in subparagraaf 3.8.<strong>4.</strong> Zie hierover verder: paragraaf 5.2 <strong>en</strong> subpara-<br />

graaf 6.5.5.<br />

187 Deze vraag kwam aan de orde in paragraaf 3.5. Zie hierover verder: paragraaf 5.2 <strong>en</strong> subparagraaf<br />

6.6.<strong>4.</strong><br />

185


9. Weegt het belang van het ontzi<strong>en</strong> van de kantonrechter wel op teg<strong>en</strong> de<br />

nadel<strong>en</strong> die zijn verbond<strong>en</strong> aan de complexe dubbele nalevingsprocedure?<br />

188<br />

10. Is er ge<strong>en</strong> vorm van bestuurlijk toezicht gew<strong>en</strong>st? 189<br />

5. Onderlinge afstemming<br />

Onderlinge afstemming is nodig ter voorkoming van inconsist<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> onnodige<br />

fricties bij de uitvoering. 190 Volg<strong>en</strong>s ‘Zicht op wetgeving’ is onderlinge afstemming<br />

in twee verschill<strong>en</strong>de situaties noodzakelijk. Allereerst wanneer regeling<strong>en</strong><br />

weliswaar e<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>d onderwerp betreff<strong>en</strong>, maar door hun effect<strong>en</strong> sterk<br />

op elkaar inwerk<strong>en</strong>. Dit kan volg<strong>en</strong>s de nota door coördinatie of door integratie<br />

van regelgeving of bestuurlijk optred<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verholp<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de<br />

WMCZ kan in dit kader bijvoorbeeld word<strong>en</strong> gedacht aan mogelijke sam<strong>en</strong>loop<br />

met andere patiënt<strong>en</strong>wett<strong>en</strong>, als de Wet Klachtrecht Cliënt<strong>en</strong> Zorgsector<br />

(WKCZ) <strong>en</strong> de Kwaliteitswet Zorginstelling<strong>en</strong> (KZi), in de zin van duplicering<br />

van beleid. 191 Er kan in dit verband echter ook word<strong>en</strong> gedacht aan mogelijke<br />

sam<strong>en</strong>loopproblem<strong>en</strong> met de bevoegdhed<strong>en</strong> van de ondernemingsraad (sam<strong>en</strong>loop<br />

met de WOR). Intern di<strong>en</strong><strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de onderdel<strong>en</strong> van de WMCZ<br />

uiteraard ook logisch op elkaar aan te sluit<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet met elkaar in strijd te zijn.<br />

De tweede situatie waarin onderlinge afstemming is gew<strong>en</strong>st, doet zich<br />

voor bij onnodige <strong>en</strong> ongew<strong>en</strong>ste verscheid<strong>en</strong>heid t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van dezelfde of<br />

verwante kwesties in regeling<strong>en</strong> of praktijk<strong>en</strong>. Dit kan volg<strong>en</strong>s ‘Zicht op wetgeving’<br />

word<strong>en</strong> teruggedrong<strong>en</strong> door harmonisatie. Bij deze situatie di<strong>en</strong>t met name<br />

te word<strong>en</strong> gedacht aan de mate waarin de WMCZ afwijkt van andere medezegg<strong>en</strong>schapswett<strong>en</strong>,<br />

zoals de WOR <strong>en</strong> de WMO. In de aanwijzing<strong>en</strong> 47 tot <strong>en</strong><br />

met 51 (Ar.) wordt het belang van harmonisatie nog e<strong>en</strong>s extra onderstreept. Zo<br />

di<strong>en</strong>t er volg<strong>en</strong>s aanwijzing 47 in gevall<strong>en</strong> waarin soortgelijke onderwerp<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> geregeld, zoveel mogelijk te word<strong>en</strong> gestreefd naar harmonisatie van<br />

regelgeving. Afwijking van e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e wet mag blijk<strong>en</strong>s aanwijzing 49<br />

slechts indi<strong>en</strong> dit noodzakelijk is <strong>en</strong> in de memorie van toelichting expliciet is<br />

gemotiveerd.<br />

Teruggekoppeld naar de kritiek uit hoofdstuk 3, blijk<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong><br />

daaruit onder het vereiste van onderlinge sam<strong>en</strong>hang te kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerubriceerd:<br />

1. Hoe verhoudt de WMCZ zich tot de overige patiënt<strong>en</strong>wetgeving? 192<br />

188<br />

Deze vraag kwam aan de orde in subparagraaf 3.13.2. Zie hierover verder: subparagraaf 5.2.1 <strong>en</strong><br />

6.10.2.<br />

189<br />

Deze vraag kwam aan de orde in subparagraaf 3.13.1. Zie hierover verder: paragraaf 5.2 <strong>en</strong> subparagraaf<br />

6.10.1.<br />

190<br />

Zicht op wetgeving 1991, p. 29 <strong>en</strong> 30. De noodzaak van coördinatie van regelgeving vloeide reeds<br />

voort uit de toetsingspunt<strong>en</strong> 4 <strong>en</strong> 11 van de Commissie-Geelhoed (zie: subparagraaf <strong>4.</strong>2.2).<br />

191<br />

Deze wett<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> immers net als de WMCZ tot vergroting van de mondigheid van de cliënt respectievelijk<br />

verbetering van de kwaliteit van de zorg.<br />

192<br />

Deze vraag kwam aan de orde in paragraaf 3.2. Zie hierover verder: subparagraaf 5.<strong>4.</strong>1.<br />

186


2. Hoe verhoudt de WMCZ – <strong>en</strong> dan met name het gedeelte over de invloed<br />

op de sam<strong>en</strong>stelling van het bestuur – zich tot boek 2 BW? 193<br />

3. Doet zich ge<strong>en</strong> ongew<strong>en</strong>ste sam<strong>en</strong>loop voor tuss<strong>en</strong> de bevoegdhed<strong>en</strong> van<br />

de cliënt<strong>en</strong>raad <strong>en</strong> de ondernemingsraad? Wordt de beleidsvorming van de<br />

zorgaanbieder met andere woord<strong>en</strong> niet belemmerd of geblokkeerd door<br />

het feit dat t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van sommige onderwerp<strong>en</strong> zowel e<strong>en</strong> adviesrecht<br />

toekomt aan de cliënt<strong>en</strong>raad als aan de ondernemingsraad? 194<br />

<strong>4.</strong> Wijk<strong>en</strong> de bevoegdhed<strong>en</strong> van de cliënt<strong>en</strong>raad op onlogische wijze af van<br />

die van de ondernemingsraad? 195<br />

5. Do<strong>en</strong> zich binn<strong>en</strong> de WMCZ nog inconsequ<strong>en</strong>ties voor? Hoe verhoudt zich<br />

bijvoorbeeld de formele definitie van het begrip ‘instelling’ tot de materiële<br />

definitie daarvan <strong>en</strong> het uitgangspunt van de WMCZ dat medezegg<strong>en</strong>schap<br />

op e<strong>en</strong> zo laag mogelijk niveau binn<strong>en</strong> de instelling di<strong>en</strong>t plaats te vind<strong>en</strong>?<br />

196 En is het feit dat het bind<strong>en</strong>d voordrachtsrecht uit artikel 7 alle<strong>en</strong><br />

van toepassing is op privaatrechtelijke rechtsperson<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet op publiekrechtelijke<br />

<strong>en</strong> kerkelijke rechtsperson<strong>en</strong> niet inconsequ<strong>en</strong>t? 197 Ook kan m<strong>en</strong><br />

zich afvrag<strong>en</strong> hoe dit bind<strong>en</strong>d voordrachtsrecht zich verhoudt tot de verteg<strong>en</strong>woordiging<br />

van de cliënt<strong>en</strong>belang<strong>en</strong> via de cliënt<strong>en</strong>raad. 198 Verder kan<br />

m<strong>en</strong> zich afvrag<strong>en</strong> hoe de vrijheid die de WMCZ de zorgaanbieder beoogt<br />

te bied<strong>en</strong> om de medezegg<strong>en</strong>schap voor cliënt<strong>en</strong> vorm te gev<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> manier<br />

die bij zijn instelling past, zich verhoudt tot het ontbrek<strong>en</strong> van de <strong>wettelijk</strong>e<br />

mogelijkheid e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijke, groeps- of c<strong>en</strong>trale cliënt<strong>en</strong>raad<br />

in te stell<strong>en</strong>. 199<br />

6. E<strong>en</strong>voud, duidelijkheid <strong>en</strong> toegankelijkheid<br />

E<strong>en</strong>voud, duidelijkheid <strong>en</strong> toegankelijkheid zijn tot slot ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s uiterst belangrijke<br />

kwaliteitseis<strong>en</strong>. 200 Deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die met de regels word<strong>en</strong> geconfronteerd, moet<strong>en</strong><br />

immers duidelijk voor og<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> wat de wetgever wil <strong>en</strong> bedoelt <strong>en</strong> wat<br />

zij zelf mog<strong>en</strong> of moet<strong>en</strong> do<strong>en</strong> of nalat<strong>en</strong>. Deze vereist<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> daarom nauw<br />

verband met het rechtszekerheidsbeginsel, de vereist<strong>en</strong> van uitvoerbaarheid <strong>en</strong><br />

handhaafbaarheid <strong>en</strong> het vereiste van doeltreff<strong>en</strong>dheid. Het stelt hoge eis<strong>en</strong> aan<br />

de formulering van <strong>wettelijk</strong>e bepaling<strong>en</strong>, alsmede aan de structuur <strong>en</strong> de vormgeving<br />

van de wet. ‘Zicht op wetgeving’ wijst erop dat ingewikkelde <strong>en</strong> ondoorzichtige<br />

wetgeving voor e<strong>en</strong> deel niet (geheel) te vermijd<strong>en</strong> is, namelijk voor<br />

193<br />

Deze vraag kwam aan de orde in paragraaf 3.10. Zie hierover verder: paragraaf 6.7.<br />

194<br />

Deze vraag kwam aan de orde in subparagraaf 3.8.3. Zie hierover verder: subparagraaf 6.5.<strong>4.</strong><br />

195<br />

Deze vrag<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong> onder meer aan de orde in subparagraaf 3.8.1 tot <strong>en</strong> met 3.8.3. Zie hierover<br />

verder: subparagraaf 6.5.2 tot <strong>en</strong> met 6.5.<strong>4.</strong><br />

196<br />

Deze vraag kwam aan de orde in subparagraaf 3.6.1. Zie hierover verder: subparagraaf 5.2.4 <strong>en</strong> 6.3.1.<br />

197<br />

Deze vraag kwam aan de orde in subparagraaf 3.10.2. Zie hierover verder: paragraaf 6.7.<br />

198<br />

Deze vraag kwam aan de orde in subparagraaf 3.10.1. Zie hierover verder: paragraaf 6.7.<br />

199<br />

Deze vraag kwam aan de orde in paragraaf 3.11. Zie hierover verder: paragraaf 6.2 <strong>en</strong> 6.8.<br />

200<br />

Zicht op wetgeving 1991, p. 30. Zie in dit verband voorts: toetsingspunt 5 <strong>en</strong> 12 van de Commissie-<br />

Geelhoed in subparagraaf <strong>4.</strong>2.2.<br />

187


zover zij door de ingewikkeldheid van de materie wordt veroorzaakt. 201 Ontoegankelijkheid<br />

van wetgeving kan echter ook word<strong>en</strong> veroorzaakt doordat de makers<br />

van de wet niet over voldo<strong>en</strong>de bekwaamheid of tijd beschikk<strong>en</strong> om helder<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudig te formuler<strong>en</strong>. Of doordat één of meer participant<strong>en</strong> in het wetgevingsproces<br />

e<strong>en</strong> volledige greep van de overheid of uiterste rechtvaardigheid in<br />

alle situaties <strong>en</strong> voor alle gevall<strong>en</strong> wil bereik<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> leidt tot onnodig gedetailleerde<br />

regelgeving. Dergelijke verfijnde regels leid<strong>en</strong> er mede door controleproblem<strong>en</strong><br />

vaak toe, dat het met de wet beoogde resultaat niet wordt bereikt.<br />

Vage norm<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> echter ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s leid<strong>en</strong> tot onduidelijke wetgeving.<br />

In toetsingspunt 12 van de Commissie-Geelhoed werd het stell<strong>en</strong> van vage norm<strong>en</strong><br />

in dit verband dan ook afgerad<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> di<strong>en</strong>de daar volg<strong>en</strong>s de commissie<br />

althans terughoud<strong>en</strong>d mee te zijn. 202 Hoewel het stell<strong>en</strong> van vage norm<strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>als gedetailleerde regelgeving, noodzakelijkerwijs kan voortvloei<strong>en</strong> uit de<br />

complexiteit van de sam<strong>en</strong>leving – d<strong>en</strong>k in dit verband aan de diversiteit van het<br />

toepassingsgebied van de WMCZ – kan het ook het gevolg zijn van het feit dat<br />

de wetgever zelf niet helder voor og<strong>en</strong> heeft hoe de materie precies vorm di<strong>en</strong>t<br />

te word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>. 203 E<strong>en</strong> simpele, globale regel heeft volg<strong>en</strong>s Kortmann bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

niet e<strong>en</strong>s altijd e<strong>en</strong> dereguler<strong>en</strong>de werking. Zo’n regel kan namelijk<br />

aanleiding gev<strong>en</strong> tot geschill<strong>en</strong>, die weer door middel van ‘jurisprud<strong>en</strong>tiële regels’<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgelost. 204 Met globale regels zou daarom volg<strong>en</strong>s hem<br />

alle<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> volstaan, indi<strong>en</strong> de norm in hoge mate aansluit bij maatschappelijke<br />

waard<strong>en</strong>patron<strong>en</strong> of gedrag verlangt dat voor de gemiddelde burger<br />

inzichtelijk is.<br />

Teruggekoppeld naar de kritiek uit hoofdstuk 3, blijk<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong><br />

onder dit kwaliteitsvereiste te kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebracht:<br />

1. Is de in de WMCZ gehanteerde terminologie helder of leidt deze tot rechtsonzekerheid?<br />

205<br />

2. Kan de zorgaanbieder in de praktijk uit de voet<strong>en</strong> met de vage criteria voor<br />

de sam<strong>en</strong>stelling van de cliënt<strong>en</strong>raad of leidt dit tot problem<strong>en</strong>/conflict<strong>en</strong>?<br />

206<br />

3. Is het niet beter om het gewone adviesrecht <strong>en</strong> het verzwaard adviesrecht in<br />

aparte artikel<strong>en</strong> op te nem<strong>en</strong>? 207<br />

<strong>4.</strong> Is de huidige, dubbele nalevingsprocedure niet te gecompliceerd? 208<br />

201 Dit komt overe<strong>en</strong> met de waarschuwing van Lambers-Haquebard in subparagraaf <strong>4.</strong>2.5, dat de complexiteit<br />

van de sam<strong>en</strong>leving niet mag word<strong>en</strong> ontk<strong>en</strong>d door de regelgeving simpel te houd<strong>en</strong>.<br />

202 Zie: subparagraaf <strong>4.</strong>2.2.<br />

203 Volg<strong>en</strong>s Kortmann komt het regelmatig voor dat e<strong>en</strong> wet nadere regelgeving delegeert, omdat de<br />

wetgever zelf (nog) niet duidelijk voor og<strong>en</strong> staat wat de inhoud van de norm zal (moet<strong>en</strong>) zijn (zie:<br />

Kortmann 1993, p. 1378). Akveld <strong>en</strong> Loonstra zeid<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de verplichting e<strong>en</strong> repres<strong>en</strong>tatieve<br />

cliënt<strong>en</strong>raad in te stell<strong>en</strong>, bijvoorbeeld te betwijfel<strong>en</strong> of de wetgever zelf wel e<strong>en</strong> helder beeld<br />

had van de wijze waarop deze cliënt<strong>en</strong>rad<strong>en</strong> in de verschill<strong>en</strong>de sector<strong>en</strong> di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gesteld<br />

(zie: paragraaf 3.7).<br />

204 Kortmann 1993, p. 1377.<br />

205 Deze vraag kwam aan de orde in paragraaf 3.6. Zie hierover verder: paragraaf 6.3.<br />

206 Deze vraag kwam aan de orde in paragraaf 3.7. Zie hierover verder: paragraaf 5.2.<br />

207 Deze vraag kwam aan de orde in subparagraaf 3.8.1. Zie hierover verder: subparagraaf 6.5.5.<br />

208 Deze vraag kwam aan de orde in subparagraaf 3.13.2. Zie hierover verder: subparagraaf 6.10.2.<br />

188


Tot slot<br />

De nota Zicht op wetgeving wijst tot slot nog op het feit dat tekortkoming<strong>en</strong> in<br />

de wetgeving nu e<strong>en</strong>maal niet altijd voorkom<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat gewaakt<br />

moet word<strong>en</strong> voor te veelvuldige wetswijzing<strong>en</strong>. 209 Continuïteit <strong>en</strong> best<strong>en</strong>digheid<br />

van de geld<strong>en</strong>de regels zijn van belang voor de rechtszekerheid <strong>en</strong> vaak ook<br />

voor de beoogde beïnvloeding van het gedrag van rechtssubject<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee<br />

voor de doeltreff<strong>en</strong>dheid van veel overheidsbeleid. 210 Als regels niet e<strong>en</strong> zekere<br />

stabiliteit bevatt<strong>en</strong> maar voortdur<strong>en</strong>d verander<strong>en</strong>, kan van uitvoer<strong>en</strong>de instanties<br />

<strong>en</strong> van burgers nauwelijks word<strong>en</strong> verwacht dat ze de regels nog opnem<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

dat ze hun gedrag er steeds weer terstond op aanpass<strong>en</strong>. Het gevaar bestaat dan<br />

dat ze immuun word<strong>en</strong> voor de verandering van regelgeving. Deze waarschuwing<br />

is zeker ook van toepassing op het onderwerp medezegg<strong>en</strong>schap in de<br />

zorg. De wetgever veranderde t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van deze materie de afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nia<br />

immers al verscheid<strong>en</strong>e ker<strong>en</strong> van inzicht, terwijl er in lagere regelgeving <strong>en</strong><br />

in de praktijk al het e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander aan medezegg<strong>en</strong>schap tot stand was gekom<strong>en</strong>.<br />

Niet voor niets werd bij de behandeling van de WMCZ dan ook gewaarschuwd<br />

voor het feit, dat nieuwe regelgeving het zorgveld wel e<strong>en</strong>s zou kunn<strong>en</strong> ontmoedig<strong>en</strong><br />

in plaats van stimuler<strong>en</strong>. 211 Deze waarschuwing geldt mom<strong>en</strong>teel uiteraard<br />

des te meer als het gaat om ev<strong>en</strong>tuele wijziging of intrekking van de<br />

WMCZ.<br />

<strong>4.</strong>4 Wettelijk geconditioneerde zelfregulering<br />

Met e<strong>en</strong> beroep op de nota Zicht op wetgeving koos de minister bij de vormgeving<br />

van de WMCZ bewust voor de vorm van ‘<strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering’.<br />

212 Deze vorm van wetgeving – waarbij zo weinig mogelijk in de<br />

wet wordt geregeld <strong>en</strong> zo veel mogelijk aan zelfregulering wordt overgelat<strong>en</strong> –<br />

sluit immers nauw aan bij het in de vorige paragraaf behandelde subsidiariteitsvereiste.<br />

213 Gezi<strong>en</strong> de vele kritiek op de WMCZ moet m<strong>en</strong> zich echter afvrag<strong>en</strong><br />

of deze wetgevingsvorm wel geschikt is voor e<strong>en</strong> medezegg<strong>en</strong>schapswet, waarin<br />

– gezi<strong>en</strong> de ongelijkheid van partij<strong>en</strong> <strong>en</strong> de strijdigheid van hun belang<strong>en</strong> – toch<br />

vrij veel geregeld zal moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Om dit te kunn<strong>en</strong> beoordel<strong>en</strong>, wordt in<br />

deze paragraaf onder meer ingegaan op inhoud van het begrip ‘<strong>wettelijk</strong> geconditioneerde<br />

zelfregulering’, op de voor- <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong> die aan deze wetgevingsvorm<br />

zijn verbond<strong>en</strong> <strong>en</strong> op de vraag in welke gevall<strong>en</strong> het best voor deze vorm<br />

van wetgeving kan word<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong>. In het kader van de vraag die daarop volgt<br />

209<br />

Zicht op wetgeving 1991, p. 30.<br />

210<br />

Zie: toetsingspunt 5 van de Commissie-Geelhoed in subparagraaf <strong>4.</strong>2.2.<br />

211<br />

Zie: paragraaf 3.5.<br />

212<br />

Zie: subparagraaf 2.6.1.<br />

213<br />

Zie: subparagraaf <strong>4.</strong>3.2. Door Kosto wordt in dit verband gesprok<strong>en</strong> van ‘e<strong>en</strong> vorm van creatief wetgev<strong>en</strong><br />

waarbij de eig<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid van de in de sam<strong>en</strong>leving aanwezige sociale<br />

instituties word<strong>en</strong> erk<strong>en</strong>d’ (zie: Kosto 1992, p. 24).<br />

189


– of in de WMCZ wel op e<strong>en</strong> juiste manier vorm is gegev<strong>en</strong> aan ‘<strong>wettelijk</strong> geconditioneerde<br />

zelfregulering’ – zal vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> ingegaan op de voorwaard<strong>en</strong><br />

waaraan deze wetgevingsvorm di<strong>en</strong>t te voldo<strong>en</strong>.<br />

<strong>4.</strong><strong>4.</strong>1 Wanneer is er sprake van ‘<strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering’?<br />

De term ‘<strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering’ wordt door Witteve<strong>en</strong> aangeduid<br />

als e<strong>en</strong> ‘oxymoron’, e<strong>en</strong> uitdrukking die term<strong>en</strong> bije<strong>en</strong>br<strong>en</strong>gt die in het<br />

normale geval teg<strong>en</strong>strijdig zijn. 214 De spanning tuss<strong>en</strong> beide begripsdel<strong>en</strong> heeft<br />

volg<strong>en</strong>s Zoontjes als retorisch effect dat het de inhoud van het begrip vertek<strong>en</strong>t.<br />

215 Zo suggereert de term de aanwezigheid van e<strong>en</strong> terughoud<strong>en</strong>de overheid,<br />

terwijl in de volg<strong>en</strong>de subparagraaf zal blijk<strong>en</strong> dat de overheid deze wetgevingsvorm<br />

soms juist hanteert om nog verder in de particuliere sfeer te kunn<strong>en</strong><br />

ingrijp<strong>en</strong>. Bij <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering is volg<strong>en</strong>s Witteve<strong>en</strong><br />

voorts niet alle<strong>en</strong> sprake van e<strong>en</strong> terminologische, maar tev<strong>en</strong>s van e<strong>en</strong><br />

inhoudelijke teg<strong>en</strong>strijdigheid. Bij <strong>wettelijk</strong>e regelgeving is het immers de wetgever<br />

die coördineert, terwijl de coördinatie zich bij zelfregulering juist bevindt<br />

in hand<strong>en</strong> van deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die hun eig<strong>en</strong> gedrag reguler<strong>en</strong>. Met <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde<br />

zelfregulering kan m<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Witteve<strong>en</strong> dan ook verschill<strong>en</strong>de kant<strong>en</strong><br />

op, met als <strong>en</strong>e uiterste e<strong>en</strong> zodanig uitgebreid stelsel van <strong>wettelijk</strong>e randvoorwaard<strong>en</strong><br />

dat er feitelijk ge<strong>en</strong> sprake meer is van zelfregulering <strong>en</strong> als andere<br />

uiterste e<strong>en</strong> zo geringe c<strong>en</strong>trale coördinatie dat het feitelijk de machtig<strong>en</strong> zijn die<br />

binn<strong>en</strong> het door de wet bestrek<strong>en</strong> veld uitmak<strong>en</strong> welke regels er gaan geld<strong>en</strong>. Er<br />

di<strong>en</strong>t bij <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering dus in ieder geval sprake te<br />

zijn van e<strong>en</strong> bepaald minimum aan <strong>wettelijk</strong>e randvoorwaard<strong>en</strong> (waarover meer<br />

in subparagraaf <strong>4.</strong><strong>4.</strong>4) <strong>en</strong> tegelijkertijd van e<strong>en</strong> reële ruimte voor zelfregulering.<br />

Maar wanneer is er nu eig<strong>en</strong>lijk precies sprake van zelfregulering?<br />

Het is niet e<strong>en</strong>voudig die laatste vraag te beantwoord<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong> er in<br />

de literatuur ge<strong>en</strong> e<strong>en</strong>duidige definitie van het begrip ‘zelfregulering’ wordt gehanteerd.<br />

216 Daarom wordt in dit verband volstaan met het noem<strong>en</strong> van <strong>en</strong>kele<br />

algeme<strong>en</strong> aanvaarde k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>. Allereerst is er bij zelfregulering altijd sprake<br />

van gedragsord<strong>en</strong>ing door middel van algem<strong>en</strong>e regels. 217 E<strong>en</strong> k<strong>en</strong>merk dat zelfregulering<br />

onderscheidt van het bredere begrip ‘zelfsturing’. 218 Zelfregulering<br />

onderscheidt zich voorts van ‘zelfdiscipline’ <strong>en</strong> ‘zelford<strong>en</strong>ing’ door het feit dat<br />

de gestelde norm<strong>en</strong> bind<strong>en</strong>d zijn <strong>en</strong> de naleving ervan door andere belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

kan word<strong>en</strong> afgedwong<strong>en</strong>. 219 De grondslag voor deze verbind<strong>en</strong>dheid is<br />

214<br />

Witteve<strong>en</strong> 1992, p. 58.<br />

215<br />

Zoontj<strong>en</strong>s 1993, p. 102.<br />

216<br />

Om die red<strong>en</strong> koz<strong>en</strong> Bijsterveld <strong>en</strong> Kummeling voor het hanter<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ruime formulering als<br />

richtsnoer, to<strong>en</strong> zij zelfregulering omschrev<strong>en</strong> als ‘regels ter sturing van het gedrag van burgers, die<br />

niet of niet louter gesteld zijn door de overheid’ (zie: Kummeling & Bijsterveld 1997, p. 8).<br />

217<br />

Vlemminx 1997, p. 76.<br />

218<br />

Zie: Eijlander 1993b, p. 129.<br />

219<br />

Geelhoed 1993, p. 49. Bij <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering heeft de rechterlijke macht of e<strong>en</strong><br />

vorm van quasi-rechtspraak het laatste woord: die zal moet<strong>en</strong> beoordel<strong>en</strong> of datg<strong>en</strong>e wat door zelfre-<br />

190


volg<strong>en</strong>s Donner bepal<strong>en</strong>d voor het antwoord op de vraag of er al dan niet sprake<br />

is van ‘zuivere zelfregulering’. 220 E<strong>en</strong> ander k<strong>en</strong>merk van zelfregulering zou<br />

zijn dat er e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> of maatschappelijk belang mee wordt gedi<strong>en</strong>d. Volg<strong>en</strong>s<br />

Vlemminx legg<strong>en</strong> de regels de geadresseerd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zeker altruïstisch gedrag op<br />

<strong>en</strong> zijn zij niet op zuiver winstbejag afgestemd. 221 Het meest wez<strong>en</strong>lijke k<strong>en</strong>merk<br />

van zelfregulering is volg<strong>en</strong>s Van Driel echter de ‘niet-statelijkheid’ van<br />

de regels oftewel hun particuliere ontstaansbron. 222 Zij omschrijft zelfregulering<br />

als ‘niet-statelijke regels die al dan niet in sam<strong>en</strong>werking met ander<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

vastgesteld door deg<strong>en</strong><strong>en</strong> voor wie de regels bestemd zijn, respectievelijk<br />

hun verteg<strong>en</strong>woordigers, <strong>en</strong> waarbij het toezicht op de naleving mede door deze<br />

groep<strong>en</strong> wordt uitgeoef<strong>en</strong>d’. 223 Ook Vlemminx noemt het ontstaan in de privaatrechtelijke<br />

sfeer als k<strong>en</strong>merk van zelfregulering. Als ess<strong>en</strong>tieel k<strong>en</strong>merk van<br />

zelfregulering wordt tot slot ook nog de mate van autonomie g<strong>en</strong>oemd die aan<br />

de zelfreguler<strong>en</strong>de maatschappelijke groepering<strong>en</strong> toekomt. 224 Aan de betreff<strong>en</strong>de<br />

maatschappelijke organisaties di<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> bepaalde verantwoordelijkheid te<br />

word<strong>en</strong> overgelat<strong>en</strong> of overgedrag<strong>en</strong> in het kader van de regelgeving zelf, danwel<br />

de uitvoering, controle of handhaving daarvan. 225 Bij <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde<br />

zelfregulering wordt deze verantwoordelijkheid doorgaans duidelijk gescheid<strong>en</strong><br />

van de overheidverantwoordelijkheid. 226 De zelfreguler<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> bij deze vorm van wetgeving dan ook t<strong>en</strong> minste e<strong>en</strong> concretisering<br />

van of aanvulling op het <strong>wettelijk</strong> kader te bevatt<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> het <strong>wettelijk</strong> kader<br />

concreet is <strong>en</strong> e<strong>en</strong> invulling daarvan wordt voorgeschrev<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong><br />

strami<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> de <strong>wettelijk</strong>e activiteit<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Ziegler-Jung immers nauwelijks<br />

nog als zelfregulering word<strong>en</strong> gek<strong>en</strong>schetst. 227<br />

Zelfregulering k<strong>en</strong>t behalve verschill<strong>en</strong>de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> ook verschill<strong>en</strong>de<br />

verschijningsvorm<strong>en</strong>. Zo spreekt m<strong>en</strong> van ‘publieke zelfregulering’ wanneer<br />

publiekrechtelijke organisaties tot zelfregulering overgaan <strong>en</strong> van ‘privaatrechtelijk<br />

zelfregulering’ wanneer deze van private instanties afkomstig is. Voorts<br />

spreekt m<strong>en</strong> van ‘individuele zelfregulering’ wanneer de zelfregulering plaatsvindt<br />

door e<strong>en</strong> individu <strong>en</strong> van ‘collectieve zelfregulering’ wanneer sprake is<br />

gulering is totstandgekom<strong>en</strong>, ook beantwoordt aan hetge<strong>en</strong> de wetgever beoogde (zie: Van Driel<br />

1989, p. 166).<br />

220 Zodra de verbind<strong>en</strong>dheid berust op e<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong>e regeling <strong>en</strong> niet op het eig<strong>en</strong> gezag van de organisatie,<br />

is er volg<strong>en</strong>s Donner namelijk ge<strong>en</strong> sprake meer van zuivere zelfregulering maar van e<strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong>gvorm (zie: Donner 1993, p. 159).<br />

221 Vlemminx 1997, p. 76.<br />

222 Van Driel 1989, p. 2.<br />

223 Dus: normsteller = normadressaat = toezichthouder.<br />

224 Zo duidt het ‘zelf’ in zelfregulering volg<strong>en</strong>s In ‘t Veld op e<strong>en</strong> maatschappelijk verband of individu<br />

dat zich niet door e<strong>en</strong> ander in overweg<strong>en</strong>de mate geleid weet. Keuzevrijheid lijkt hem daarbij e<strong>en</strong><br />

basisnotitie (zie: In ‘t Veld 1993, p. 55). Eijlander spreekt in dit verband over <strong>wettelijk</strong>e of procedurele<br />

randvoorwaard<strong>en</strong> die burgers, bedrijv<strong>en</strong> of maatschappelijke organisaties e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke vrijheid<br />

lat<strong>en</strong> bij de invulling van het <strong>wettelijk</strong> kader (zie: Eijlander 1993b, p. 136).<br />

225 Leijt<strong>en</strong> 1997, p. 183.<br />

226 Van Driel 1989, p. 165 <strong>en</strong> 166.<br />

227 Ziegler-Jung (thans: Dorbeck-Jung) 1992, p. 133. Bij gebrek aan ‘reguler<strong>en</strong>de autonomie’ ontwikkelt<br />

de zelfregulering zich volg<strong>en</strong>s Dorbeck-Jung slechts tot e<strong>en</strong> substituut van overheidsregulering of tot<br />

gedelegeerde overheidsregulering. Het concept zelfregulering heeft dan volg<strong>en</strong>s haar slechts e<strong>en</strong><br />

symbolische functie in het wetgevingsbeleid (zie: Dorbeck-Jung 1993, p. 144-146).<br />

191


van zelfregulering door e<strong>en</strong> bepaalde organisatie of belang<strong>en</strong>groep. 228 Afhankelijk<br />

van de structuur van het zelfreguleringsoverleg (welke partij<strong>en</strong> daarbij betrokk<strong>en</strong><br />

zijn geweest, welke inbr<strong>en</strong>g zij hadd<strong>en</strong> in welke fase van het overleg <strong>en</strong><br />

wie uiteindelijk tot vaststelling van de regels is overgegaan) spreekt m<strong>en</strong> voorts<br />

van ‘e<strong>en</strong>zijdige’ dan wel van ‘twee- of meerzijdige zelfregulering’. 229 E<strong>en</strong> laatste<br />

onderscheid dat t<strong>en</strong>slotte wel wordt gemaakt is dat tuss<strong>en</strong> ‘zelfregulering op<br />

vrijwillige basis’ <strong>en</strong> ‘zelfregulering op grond van de wet’. Afhankelijk van de<br />

mate van distantie van de wetgever kunn<strong>en</strong> bij deze laatste categorie weer verschill<strong>en</strong>de<br />

tuss<strong>en</strong>vorm<strong>en</strong> word<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>.<br />

Zo kan zelfregulering geheel buit<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong> kader om plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

De zelfreguler<strong>en</strong>de maatschappelijke organisaties zijn dan geheel zelf verantwoordelijk<br />

voor de uitvoering, controle <strong>en</strong> handhaving van die regelgeving. 230<br />

Daarvan is bijvoorbeeld sprake indi<strong>en</strong> zelfregulering autonoom <strong>en</strong> geheel vrijwillig<br />

wordt vastgesteld. 231 Doorgaans hebb<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> daar e<strong>en</strong> persoonlijk belang<br />

bij. Het kan bijvoorbeeld gaan om zak<strong>en</strong> als concurr<strong>en</strong>tiebeperking, verbetering<br />

van de kwaliteit van het aanbod dan wel van de reputatie van de bedrijfstak<br />

of de beroepsgroep. 232 Daarnaast kan ook de behoefte aan het ton<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

‘sociaal gezicht’ e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>. 233 Deze vorm van zelfregulering, die in het arbeidsrecht<br />

wel wordt aangeduid met de term ‘autonoom recht’ 234 , wordt door<br />

Geelhoed omschrev<strong>en</strong> als ‘vrije of zuivere zelfregulering’. 235 K<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>d daarvoor<br />

is dat de overheid het initiatief volledig aan belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> laat <strong>en</strong> zich<br />

t<strong>en</strong> opzichte van de inhoud van de opgestelde gedragsregels neutraal opstelt.<br />

Van dit laatste is ge<strong>en</strong> sprake indi<strong>en</strong> zelfregulering plaatsvindt onder druk van<br />

de overheid. 236 Wanneer de overheid weliswaar het initiatief laat aan belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong>,<br />

maar dreigt met wetgeving indi<strong>en</strong> door haar beschermingswaardig<br />

228<br />

Ziegler-Jung 1992, p. 133. E<strong>en</strong> brancheorganisatie kan de aangeslot<strong>en</strong> led<strong>en</strong> echter slechts tot naleving<br />

van bepaalde collectieve regels dwing<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> de statut<strong>en</strong> of reglem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de brancheorganisatie<br />

dit mogelijk mak<strong>en</strong> (zie: Van Driel, p. 143). Naleving kan echter ook word<strong>en</strong> bevorderd<br />

door te zorg<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> keurmerk of certificering, indi<strong>en</strong> het product van de aangeslot<strong>en</strong> led<strong>en</strong> aan<br />

bepaalde kwaliteitseis<strong>en</strong> voldoet.<br />

229<br />

Van ‘e<strong>en</strong>zijdige zelfregulering’ is in het bedrijfslev<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Van Driel bijvoorbeeld sprake indi<strong>en</strong><br />

één onderneming, e<strong>en</strong> coalitie van onderneming<strong>en</strong> of één of meer brancheorganisaties bij de zelfregulering<br />

zijn betrokk<strong>en</strong>. Het betreft dan doorgaans gedragscodes zonder externe werking, zodat derd<strong>en</strong><br />

(buit<strong>en</strong>staanders) zich er niet op kunn<strong>en</strong> beroep<strong>en</strong>. Hoewel e<strong>en</strong>zijdige zelfregulering in eig<strong>en</strong><br />

kring wordt voorbereid <strong>en</strong> vastgesteld, is overleg met of consultatie van derd<strong>en</strong> niet uitgeslot<strong>en</strong>. Bij<br />

‘twee- of meerzijdige zelfregulering’ word<strong>en</strong> van begin af aan ook andere groep<strong>en</strong> (d<strong>en</strong>k aan vakbond<strong>en</strong><br />

of aan consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>organisaties) in de regelgeving betrokk<strong>en</strong>. Er is in dat geval sprake van<br />

e<strong>en</strong> dialoog (d<strong>en</strong>k bijvoorbeeld aan de totstandkoming van CAO’s). Het voordeel van e<strong>en</strong>zijdige bov<strong>en</strong><br />

tweezijdige zelfregulering is volg<strong>en</strong>s Van Driel dat het doorgaans makkelijker tot stand komt.<br />

Nadeel is echter dat het – door het ontbrek<strong>en</strong> van andere partij<strong>en</strong> die als onderhandelingspartner optred<strong>en</strong><br />

– politiek <strong>en</strong> maatschappelijk minder aanvaardbaar is dan tweezijdige zelfregulering. Zelf is<br />

Van Driel van m<strong>en</strong>ing dat de kwaliteit van de door zelfregulering tot stand gekom<strong>en</strong> regeling di<strong>en</strong>t te<br />

word<strong>en</strong> beoordeeld aan de hand van de inhoud (gaat het om e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wichtige regeling?) <strong>en</strong> de mogelijkhed<strong>en</strong><br />

tot handhaving. (Zie: Van Driel 1989, p. 84, 85, 96-106, 111 <strong>en</strong> 125.)<br />

230<br />

Leijt<strong>en</strong> 1997, p. 183.<br />

231<br />

Van Driel 1989, p. 2.<br />

232<br />

Van Driel 1989, p. 9-11, 96 <strong>en</strong> 97.<br />

233<br />

Van Driel 1989, p. 9.<br />

234<br />

Loonstra 1997, p. 21.<br />

235<br />

Geelhoed 1993, p. 49.<br />

236<br />

Van Driel 1989, p. 2.<br />

192


geachte belang<strong>en</strong> niet of onvoldo<strong>en</strong>de door de in eig<strong>en</strong> beheer vastgestelde norm<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> beschermd, is volg<strong>en</strong>s Geelhoed sprake van ‘vervang<strong>en</strong>de zelfregulering’.<br />

237 Wetgeving functioneert in dat geval als ‘stok achter de deur’. 238 Jacobs<br />

<strong>en</strong> Pless<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong> in dit verband van ‘bargaining in the shadow of the<br />

law’. 239 In het rijtje van vervang<strong>en</strong>de zelfregulering kan tev<strong>en</strong>s de techniek van<br />

het ‘driekwart-dwing<strong>en</strong>d recht’ word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd. Wettelijke regels vorm<strong>en</strong><br />

‘driekwart-dwing<strong>en</strong>d recht’ indi<strong>en</strong> is bepaald dat er bij collectieve arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

(CAO) van kan word<strong>en</strong> afgewek<strong>en</strong>. Deze wetgevingstechniek vormt<br />

volg<strong>en</strong>s Jacobs <strong>en</strong> Pless<strong>en</strong> e<strong>en</strong> grote vondst voor het arbeidsrecht. 240 Binn<strong>en</strong> dat<br />

rechtsgebied wordt veelvuldig gebruik gemaakt van deze techniek, hetge<strong>en</strong> leidt<br />

tot meer flexibiliteit <strong>en</strong> ruimte voor diversiteit. 241<br />

Zelfregulering kan echter ook binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong> kader plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

Dat is bijvoorbeeld het geval bij ‘geïnstitutionaliseerde zelfregulering’, waarbij<br />

zelfregulering voorvloeit uit overleg dat plaatsvindt binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> publiekrechtelijk<br />

kader. 242 De SER-fusiegedragsregels zijn daar e<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d voorbeeld van. E<strong>en</strong><br />

ander voorbeeld van zelfregulering binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong> kader is de ‘algeme<strong>en</strong><br />

verbind<strong>en</strong>d verklaarde regeling’. 243 Volg<strong>en</strong>s de terminologie van Loonstra is in<br />

dat geval sprake van ‘hetero-autonoom recht’ omdat de wetgever regels verbind<strong>en</strong>d<br />

verklaart die reeds op autonome wijze war<strong>en</strong> ontstaan. 244 Het f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong><br />

‘<strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering’ hoort tot slot ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s thuis in het<br />

rijtje van zelfreguleringsvorm<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong> kader. Het betreft echter<br />

wel e<strong>en</strong> wat zwaardere vorm van overheidbemoei<strong>en</strong>is. 245 Van ‘geconditioneerde’<br />

zelfregulering is volg<strong>en</strong>s Geelhoed sprake als de overheid het initiatief aan<br />

de markt laat, maar aan het te bereik<strong>en</strong> resultaat duidelijke randvoorwaard<strong>en</strong><br />

stelt. 246 Zelfregulering kan in dat geval plaatsvind<strong>en</strong> ter uitvoering van e<strong>en</strong> expliciete<br />

<strong>wettelijk</strong>e opdracht daartoe, dan wel ter invulling van e<strong>en</strong> door de wet<br />

237<br />

Geelhoed 1993, p. 49.<br />

238<br />

Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van e<strong>en</strong> vrijstelling van e<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong>e regeling indi<strong>en</strong> er voldo<strong>en</strong>de<br />

aan zelfregulering is tot stand gekom<strong>en</strong>.<br />

239<br />

Jacobs & Pless<strong>en</strong> 1992, p. 108.<br />

240<br />

De techniek van het driekwart-dwing<strong>en</strong>d recht heeft volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> als aantrekkelijke kant dat het ‘autonome<br />

recht’ niet definitief aan de kant wordt gezet <strong>en</strong> dat sociale partners kunn<strong>en</strong> onderhandel<strong>en</strong> over<br />

bedrijfseig<strong>en</strong> aanpassing<strong>en</strong> in de ‘heteronome norm’, zelfs als daarbij niet alle voordel<strong>en</strong> van die<br />

norm voor de werknemers behoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> (zie: Jacobs & Pless<strong>en</strong> 1992, p. 108). Jacobs betoonde<br />

zich in zijn dissertatie eerder ook al e<strong>en</strong> voorstander van het gebruik van het driekwartdwing<strong>en</strong>d<br />

recht in het arbeidsrecht. Het voordeel daaraan verbond<strong>en</strong>, is dat de <strong>wettelijk</strong>e norm de<br />

machtsverhouding<strong>en</strong> aan de onderhandelingstafel wat verschuift (de werkgeversbond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> meer<br />

tot e<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>de partij gemaakt), hetge<strong>en</strong> de uitkomst van het onderhandelingsproces volg<strong>en</strong>s Jacobs<br />

t<strong>en</strong> goede kan kom<strong>en</strong> (e<strong>en</strong> meer ev<strong>en</strong>wichtige regeling). Tegelijkertijd moet m<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Jacobs echter<br />

op zijn hoede zijn voor misbruik, in die zin dat werkgeversbond<strong>en</strong> CAO’s gaan afsluit<strong>en</strong> met<br />

‘tamme’ vakbond<strong>en</strong>, om zo de wet te ontlop<strong>en</strong>. (Zie: Jacobs 1986, p. 304 <strong>en</strong> 307.)<br />

241<br />

Rec<strong>en</strong>t stelde minister De Geus van SZW bijvoorbeeld nog voor, om ook bij het ‘last in, first out’systeem<br />

in het Ontslagbesluit gebruik te mak<strong>en</strong> van het driekwart-dwing<strong>en</strong>d recht (zie: Notitie heroverweging<br />

van het last-in/first-out beginsel bij bedrijfseconomisch ontslag, als bijlage bij de brief aan<br />

de voorzitter van de Tweede Kamer, d.d. 25 mei 2004, k<strong>en</strong>merk AV/IR/2004/30138).<br />

242<br />

Van Driel 1989, p. 85, 107 <strong>en</strong> 108.<br />

243<br />

Van Driel 1989, p. 173.<br />

244<br />

Loonstra 1997, p. 21.<br />

245<br />

Donner 1993, p. 160 <strong>en</strong> 161.<br />

246<br />

Geelhoed 1993, p. 49.<br />

193


gestelde globale norm. 247 Loonstra duidt dit aan als ‘auto-heteronoom recht’: de<br />

wetgever legt e<strong>en</strong> bepaalde regeling e<strong>en</strong>zijdig <strong>en</strong> dwangmatig op, maar laat de<br />

uitwerking daarvan over aan zelfregulering. 248 De condities die de wetgever aan<br />

zelfregulering stelt zijn overig<strong>en</strong>s niet altijd inhoudelijk van aard, maar kunn<strong>en</strong><br />

ook betrekking hebb<strong>en</strong> op de te volg<strong>en</strong> procedure. Het doel van dergelijke <strong>wettelijk</strong>e<br />

procedurevoorschrift<strong>en</strong> is doorgaans het creër<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> gelijke onderhandelingspositie<br />

tuss<strong>en</strong> de bij zelfregulering betrokk<strong>en</strong> partij<strong>en</strong>, in de hoop dat<br />

dit zal leid<strong>en</strong> tot de totstandkoming van e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wichtige regeling. 249 In die<br />

laatste vorm heeft <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering ook veel weg van<br />

het rechtssociologische f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> ‘reflexief recht’, dat door Huls <strong>en</strong> Stout wordt<br />

omschrev<strong>en</strong> als ‘procedureel, faciliter<strong>en</strong>d recht dat e<strong>en</strong> appèl doet op het zelfreguler<strong>en</strong>d<br />

vermog<strong>en</strong> van maatschappelijke verband<strong>en</strong>’. 250 In de volg<strong>en</strong>de subparagraaf<br />

wordt daar nog iets dieper op ingegaan.<br />

Voorlopig is echter voldo<strong>en</strong>de dat kan word<strong>en</strong> vastgesteld dat, wil er<br />

sprake zijn van <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering, er daadwerkelijk<br />

ruimte di<strong>en</strong>t te zijn gelat<strong>en</strong> voor zelfregulering. De vraag of die ruimte bij de<br />

WMCZ aanwezig is, kan word<strong>en</strong> beantwoord aan de hand van de verschill<strong>en</strong>de<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>en</strong> verschijningsvorm<strong>en</strong> van zelfregulering, zoals die in deze subparagraaf<br />

aan de orde kwam<strong>en</strong>. In dat kader zal steeds de vraag ‘wie regelt wat’<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> gesteld.<br />

<strong>4.</strong><strong>4.</strong>2 Principiële <strong>en</strong> praktische voordel<strong>en</strong> van <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering<br />

bov<strong>en</strong> de reguliere overheidsregulering<br />

In hoofdstuk 2 bleek dat bij de keuze van de minister voor het concept van <strong>wettelijk</strong><br />

geconditioneerde zelfregulering meerdere red<strong>en</strong><strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol speeld<strong>en</strong>. 251<br />

Allereerst was er het rechtspolitieke argum<strong>en</strong>t dat de minister aansluiting zocht<br />

bij de nota Zicht op wetgeving <strong>en</strong> het daarin vervatte subsidiariteitsvereiste.<br />

Daarnaast was er ook nog sprake van e<strong>en</strong> praktische red<strong>en</strong>. De minister wilde<br />

e<strong>en</strong> regeling creër<strong>en</strong> die zoveel mogelijk ruimte liet aan de zorgaanbieders, zodat<br />

die e<strong>en</strong> medezegg<strong>en</strong>schapsstructuur in het lev<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> roep<strong>en</strong> die optimaal<br />

zou aansluit<strong>en</strong> bij de mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> behoeft<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> hun (zeer uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de)<br />

zorginstelling<strong>en</strong>. De minister hoopte dat e<strong>en</strong> dergelijke, flexibele regeling<br />

tev<strong>en</strong>s zou leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> grotere bereidheid bij de zorgaanbieders inhoud te gev<strong>en</strong><br />

aan de medezegg<strong>en</strong>schap van cliënt<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> derde, politieke red<strong>en</strong> speelde<br />

ongetwijfeld ook e<strong>en</strong> belangrijke rol. De WMCZ moest – na al de vertraging die<br />

was opgelop<strong>en</strong> bij het mislukk<strong>en</strong> van voorgaande wetsvoorstell<strong>en</strong> – zo voorspoedig<br />

mogelijk door de Tweede <strong>en</strong> Eerste Kamer word<strong>en</strong> gevoerd. Aangezi<strong>en</strong><br />

de m<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in de Tweede Kamer t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van dit onderwerp zeer uite<strong>en</strong>lie-<br />

247 Van Driel 1989, p. 2.<br />

248 Loonstra 1997, p. 21.<br />

249 Van Gestel & Verschuur<strong>en</strong> 1997, p. 135.<br />

250 Huls & Stout 1992, p. 219.<br />

251 Zie: subparagraaf 2.6.1.<br />

194


p<strong>en</strong>, was daar e<strong>en</strong> compromisvoorstel voor nodig. 252 Om te kunn<strong>en</strong> beoordel<strong>en</strong><br />

of deze drie red<strong>en</strong><strong>en</strong> inderdaad goede grond<strong>en</strong> zijn om over te gaan tot <strong>wettelijk</strong><br />

geconditioneerde zelfregulering, wordt in deze subparagraaf e<strong>en</strong> overzicht gegev<strong>en</strong><br />

van de in de literatuur g<strong>en</strong>oemde praktische <strong>en</strong> principiële argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor<br />

<strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering. Ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s wordt aandacht besteed aan<br />

de g<strong>en</strong>oemde risico’s die eraan verbond<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> zijn.<br />

Allereerst di<strong>en</strong>t in dit verband te word<strong>en</strong> stilgestaan bij de theorie van<br />

Teubner, omdat deze theorie door de minister van Justitie destijds als grondslag<br />

is gebruikt voor het subsidiariteitsvereiste in de nota Zicht op wetgeving. 253<br />

Teubner zocht de oorzaak van de regulatieve crisis uit de jar<strong>en</strong> ’80 in zijn geschrift<strong>en</strong><br />

niet zozeer in de kwantiteit, maar in de kwaliteit van het recht, namelijk<br />

in de wijze waarop het recht zich bemoeit met de sam<strong>en</strong>leving. 254 Hij liet<br />

zich daarbij inspirer<strong>en</strong> door de uit de biologie afkomstige theorie van de ‘autopoiese’<br />

(letterlijk vertaald als ‘zelfproductie’). In de biologie heeft deze theorie<br />

betrekking op relaties tuss<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>de system<strong>en</strong> <strong>en</strong> organism<strong>en</strong>. Deze system<strong>en</strong><br />

bouw<strong>en</strong> zichzelf uit, door eindeloos nieuwe variaties op hun eig<strong>en</strong> structuur te<br />

g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong> (de ‘hypercycli’). Verandering<strong>en</strong> in hun omgeving vertal<strong>en</strong> zij daarbij<br />

op zodanige wijze, dat zij pass<strong>en</strong> bij hun sam<strong>en</strong>stell<strong>en</strong>de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Zij bezi<strong>en</strong><br />

deze daarbij in het licht van hun eig<strong>en</strong> zelfbehoud (de ‘zelfrefer<strong>en</strong>tiële geslot<strong>en</strong>heid’).<br />

Volg<strong>en</strong>s Teubner doet ditzelfde proces zich voor bij maatschappelijke<br />

subsystem<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> deze subsystem<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s hem namelijk eig<strong>en</strong><br />

norm<strong>en</strong> <strong>en</strong> waard<strong>en</strong>, eig<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> <strong>en</strong> eig<strong>en</strong> communicatiepatron<strong>en</strong> die ervoor<br />

zorg<strong>en</strong> dat impuls<strong>en</strong> van buit<strong>en</strong>af, binn<strong>en</strong> het subsysteem slechts in beperkte<br />

mate het gew<strong>en</strong>ste effect sorter<strong>en</strong>. Zo d<strong>en</strong>kt e<strong>en</strong> econoom in term<strong>en</strong> van schaarste<br />

<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>-/bat<strong>en</strong>verhouding<strong>en</strong>, terwijl de politicus ‘rek<strong>en</strong>t’ in term<strong>en</strong> van<br />

stemm<strong>en</strong>winst, regeerakkoord et cetera. 255 Vanwege deze ‘zelfrefer<strong>en</strong>tiële geslot<strong>en</strong>heid’<br />

zijn de mogelijkhed<strong>en</strong> om maatschappelijke subsystem<strong>en</strong> als het<br />

onderwijsveld <strong>en</strong> de gezondheidszorg via wetgeving te beïnvloed<strong>en</strong>, volg<strong>en</strong>s<br />

Teubner beperkt. Communicatie <strong>en</strong> wederzijdse beïnvloeding zijn volg<strong>en</strong>s hem<br />

slechts mogelijk door ‘koppeling’ van elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van het rechtssysteem aan<br />

elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de maatschappelijke subsystem<strong>en</strong>. Het recht di<strong>en</strong>t, met andere<br />

woord<strong>en</strong>, aansluiting te zoek<strong>en</strong> bij de process<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de te reguler<strong>en</strong> subsystem<strong>en</strong>.<br />

256 Het di<strong>en</strong>t zich daarbij zowel rek<strong>en</strong>schap te gegev<strong>en</strong> van de eig<strong>en</strong><br />

252 Bij de behandeling van de WDFZ was destijds al geblek<strong>en</strong> dat de m<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in de Tweede Kamer<br />

zeer uite<strong>en</strong>liep<strong>en</strong>: van partij<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> uitgebreide regeling voorstond<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> ruim toepassingsgebied,<br />

tot partij<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> zeer beperkte regeling voorstond<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> beperkt toepassingsgebied<br />

(zie: paragraaf 2.5). De WMCZ nu vormde met e<strong>en</strong> ruim toepassingsgebied <strong>en</strong> e<strong>en</strong> inhoudelijk<br />

beperkte regeling duidelijk e<strong>en</strong> compromis tuss<strong>en</strong> beide.<br />

253 Zie: subparagraaf <strong>4.</strong>3.2.<br />

254 Bedoeld word<strong>en</strong> de werk<strong>en</strong>: ‘Substantive and reflexive elem<strong>en</strong>ts in modern law’ uit 1983 <strong>en</strong> ‘Recht<br />

als autopoietisches System’ uit 1989.<br />

255 Eijlander 1992, p. 21<strong>4.</strong><br />

256 Het gaat daarbij volg<strong>en</strong>s Teubner niet om het opgev<strong>en</strong> van juridische autoriteit <strong>en</strong> het overlat<strong>en</strong> van<br />

alles aan maatschappelijke kracht<strong>en</strong>, maar om het opgev<strong>en</strong> van de starheid van het ‘command and<br />

control’ <strong>en</strong> het zoek<strong>en</strong> van aansluiting bij de maatschappelijke context <strong>en</strong> het b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong> van het zelfreguler<strong>en</strong>d<br />

pot<strong>en</strong>tieel (zie: Teubner 1992, p. 72 <strong>en</strong> 73).<br />

195


zelfrefer<strong>en</strong>tialiteit 257 , als van de zelfrefer<strong>en</strong>tialiteit van de functionele deelsystem<strong>en</strong><br />

die het probeert te reguler<strong>en</strong>. 258 Teubner duidt deze vorm van recht aan<br />

met de term ‘reflexief recht’, waarmee wordt bedoeld: recht dat reflecteert op<br />

zijn eig<strong>en</strong> aard <strong>en</strong> zich bewust is van zijn eig<strong>en</strong> beperking<strong>en</strong>. Dit is volg<strong>en</strong>s<br />

Schaap <strong>en</strong> Van Twist iets anders dan ‘reflexrecht’, waarbij de wetgever reflexmatig<br />

reageert op maatschappelijke problem<strong>en</strong>, zonder bezinning op de relatie<br />

van het recht met zijn omgeving. 259 Wanneer de ambities van de wetgever daarbij<br />

te hoog zijn <strong>en</strong> deze dwars door alle zelfrefer<strong>en</strong>tiële gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> he<strong>en</strong>, rechtstreeks<br />

in deze interne process<strong>en</strong> probeert in te grijp<strong>en</strong> – hetge<strong>en</strong> bij instrum<strong>en</strong>tele<br />

wetgeving doorgaans het geval is – dan kan dit volg<strong>en</strong>s Van Seters leid<strong>en</strong><br />

tot recht waarvan de uitwerking in de sam<strong>en</strong>leving feitelijk nihil is of zelfs tot<br />

‘autocratisch recht’, dat de sociale wereld waarop het is gericht, ontwricht. 260<br />

Hoewel de oplossingsrichtlijn die Teubner met zijn definitie van reflexief<br />

recht geeft nogal vaag <strong>en</strong> rudim<strong>en</strong>tair is, wordt deze in de nota Zicht op wetgeving<br />

aangevoerd als argum<strong>en</strong>t voor meer <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering.<br />

261 Teubner waarschuwt echter dat m<strong>en</strong> ook bij deze vorm van wetgeving<br />

aandacht di<strong>en</strong>t te hebb<strong>en</strong> voor de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van structurele koppeling. 262 Als het<br />

externe recht teveel eist, kan de koppeling met het interne recht <strong>en</strong> de interne<br />

process<strong>en</strong> namelijk brek<strong>en</strong>. Overig<strong>en</strong>s bestaan er in de literatuur twijfels met<br />

betrekking tot de vraag of de biologische theorie van de autopoiese wel zonder<br />

meer kan word<strong>en</strong> toegepast op het functioner<strong>en</strong> van sociale system<strong>en</strong>. 263 De<br />

257<br />

Ook het recht is volg<strong>en</strong>s de theorie van Teubner e<strong>en</strong> autopoietisch systeem dat zichzelf produceert <strong>en</strong><br />

reproduceert vanuit haar sam<strong>en</strong>stell<strong>en</strong>de del<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de werkelijkheid om zich he<strong>en</strong> interpreteert volg<strong>en</strong>s<br />

haar eig<strong>en</strong> begripp<strong>en</strong>kader <strong>en</strong> interne logica.<br />

258<br />

Schaap & Van Twist 1992, p. 166.<br />

259<br />

Schaap & Van Twist 1992, p. 166 <strong>en</strong> 167.<br />

260<br />

Van Seters 1992, p. 38. Dit sluit aan bij de opvatting van Hirsch Ballin dat e<strong>en</strong> te e<strong>en</strong>voudig sturingsconcept<br />

als het ‘command and control-idee’ dat t<strong>en</strong> grondslag ligt aan de instrum<strong>en</strong>talistische rechtsopvatting,<br />

ertoe kan leid<strong>en</strong> dat wetgeving e<strong>en</strong> slag in de lucht is, dan wel leidt tot usurpatie of tot politisering<br />

van het te regel<strong>en</strong> subsysteem (zie: Huls & Stout 1992, p. 11). Zie in dit verband tev<strong>en</strong>s de<br />

opvatting van Hirsch Ballin over de ‘intrinsieke redelijkheid van het recht’ in subparagraaf <strong>4.</strong>3.1.<br />

261<br />

Zicht op wetgeving 1991, p. 26.<br />

262<br />

Teubner 1992, p. 8<strong>4.</strong><br />

263<br />

In e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>sie van het boek ‘Recht als autopoietisches System’ relativer<strong>en</strong> Stout <strong>en</strong> Stoop het belang<br />

van Teubners theorie voor de wetgevingspraktijk. De theorie wordt nog onvoldo<strong>en</strong>de gestaafd door<br />

empirische gegev<strong>en</strong>s <strong>en</strong> bevat volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> hinderlijke <strong>en</strong> – met betrekking tot de rechtsonstatelijkheid<br />

van zijn theorie – mogelijk zelfs gevaarlijke lacunes. Zij vind<strong>en</strong> dat Teubner de koppeling met<br />

de rechtspraktijk eerst verder moet uitwerk<strong>en</strong>. Het zou h<strong>en</strong> niet verbaz<strong>en</strong> als Teubner in dat geval<br />

grote del<strong>en</strong> van zijn theorie zou moet<strong>en</strong> bijstell<strong>en</strong>. Niettemin beschrijft Teubner volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> aspect<strong>en</strong><br />

van de realiteit, die voor de wetgevingspraktijk e<strong>en</strong> nieuwe invalshoek (aandachtspunt<strong>en</strong> <strong>en</strong> ‘eyeop<strong>en</strong>ers’)<br />

kunn<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong>. (Zie: Stout & Stoop 1991c, p. 28 e.v. Zie in dit verband tev<strong>en</strong>s: Stout &<br />

Stoop 1991a, p. 3-9.) De Vries – in de jar<strong>en</strong>’90 werkzaam als directeur van de afdeling Wetgeving <strong>en</strong><br />

Juridische Zak<strong>en</strong> bij het ministerie van VWS – is echter e<strong>en</strong> andere m<strong>en</strong>ing toegedaan. Hij me<strong>en</strong>t dat<br />

Teubner ge<strong>en</strong> ‘voer’ voor wetgevingsjurist<strong>en</strong> is. Hij gelooft namelijk niet in de geslot<strong>en</strong>heid van de<br />

verschill<strong>en</strong>de subsystem<strong>en</strong> <strong>en</strong> wijst daarbij op de betrokk<strong>en</strong>heid, vaak in initiër<strong>en</strong>de zin, van belang<strong>en</strong>organisaties.<br />

(Zie: De Vries 1991, p. 10.) De Vries gaat daarbij echter voorbij aan het feit dat de<br />

belang<strong>en</strong>organisaties die om wetgeving roep<strong>en</strong> (in geval van de WMCZ de patiënt<strong>en</strong>organisaties)<br />

vaak niet deg<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn die de wetgeving zull<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> gaan uitvoer<strong>en</strong> (in geval van de WMCZ de<br />

zorgaanbieders). Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is daarmee niet uitgeslot<strong>en</strong> dat het verzoek om wetgeving (als zijnde e<strong>en</strong><br />

signaal vanuit e<strong>en</strong> maatschappelijk subsysteem) door de subsystem<strong>en</strong> van politiek <strong>en</strong> recht ‘verkeerd<br />

wordt vertaald’, waardoor het eindresultaat (de wet) toch niet goed aansluit bij het te reguler<strong>en</strong> maatschappelijke<br />

subsysteem.<br />

196


meeste critici zijn het er desondanks over e<strong>en</strong>s dat de theorie van Teubner waardevolle<br />

aspect<strong>en</strong> bevat voor de vormgeving <strong>en</strong> beoordeling van het concept zelfregulering.<br />

264 Hoewel zij (nog) niet geschikt zijn richtinggev<strong>en</strong>d te zijn voor<br />

wetgevingsbeleid, kan volg<strong>en</strong>s Eijlander op grond van deze d<strong>en</strong>kbeeld<strong>en</strong> wel<br />

e<strong>en</strong> richting van d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> <strong>en</strong> werk<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ontwikkeld. 265 De theorie als zodanig<br />

biedt volg<strong>en</strong>s Dorbeck-Jung echter onvoldo<strong>en</strong>de concrete ondersteuning<br />

voor de voorkeur voor <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering, zoals deze in<br />

de nota Zicht op wetgeving is uitgesprok<strong>en</strong>. 266<br />

De werkelijke red<strong>en</strong> voor de voorkeur voor <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde<br />

zelfregulering in ‘Zicht op wetgeving’ wordt dan ook wel gezocht in het feit dat<br />

het dereguleringsbeleid van de overheid op zijn gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> is gestuit. Geblek<strong>en</strong> is<br />

dat veel regels er niet voor niets zijn, maar in e<strong>en</strong> bepaalde behoefte voorzi<strong>en</strong>. 267<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> vereist de aanwezigheid van sociale grondrecht<strong>en</strong> op verschill<strong>en</strong>de<br />

maatschappelijke terrein<strong>en</strong> nog steeds e<strong>en</strong> actief optred<strong>en</strong> van de overheid. 268<br />

Dit leidt tot e<strong>en</strong> spanningsveld, in de zin dat de overheid wel moet, maar niet<br />

kan. De overheid zou deze spanning prober<strong>en</strong> te verminder<strong>en</strong>, door meer aan<br />

zelfregulering over te lat<strong>en</strong>. 269 Zelfregulering zou in die zin dus zijn geïntroduceerd<br />

als alternatief voor e<strong>en</strong> terugtred<strong>en</strong>de overheid <strong>en</strong> als oplossing voor de<br />

ord<strong>en</strong>ings-, coördinatie- <strong>en</strong> verdelingsvraagstukk<strong>en</strong> van de sam<strong>en</strong>leving. 270 Tegelijkertijd<br />

zou het di<strong>en</strong><strong>en</strong> als oplossing voor het handhavingstekort van de<br />

overheid. Niet alle<strong>en</strong> de wetgever, maar ook het bestuur <strong>en</strong> het justitieel apparaat<br />

kunn<strong>en</strong> er namelijk door word<strong>en</strong> ontlast. 271 E<strong>en</strong> deel van de kost<strong>en</strong> kan op deze<br />

wijze bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgew<strong>en</strong>teld op private instelling<strong>en</strong>. 272<br />

Als keerzijde van de medaille kunn<strong>en</strong> de uitvoeringslast<strong>en</strong> voor burgers<br />

<strong>en</strong> maatschappelijke organisaties door <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering<br />

dus juist to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. 273 Ook zal de regelverdichting er eerder door to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> dan<br />

afnem<strong>en</strong>. 274 Daar teg<strong>en</strong>over staat echter e<strong>en</strong> tweede belangrijk voordeel verbond<strong>en</strong><br />

aan <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering, namelijk de flexibiliteit van<br />

deze wetgevingsvorm. Wettelijk geconditioneerde zelfregulering kan ruimte<br />

lat<strong>en</strong> voor maatwerk <strong>en</strong> voorziet daarmee in e<strong>en</strong> tijd van individualisering <strong>en</strong><br />

264<br />

Zie o.a.: Ziegler-Jung 1992, p. 134; Van der Vlies 1992, p. 179 <strong>en</strong> Eijlander 1992, p. 215.<br />

265<br />

Eijlander 1992, p. 215.<br />

266<br />

Dorbeck-Jung 1993, p. 142.<br />

267<br />

Zie o.a.: Van Driel 1989, p. 73.<br />

268<br />

Zie o.a.: Kummeling 1997, p. 37-43.<br />

269<br />

Of zoals Donner het formuleerde: ‘Zelfregulering moest de overheidsregulering ‘uit de nest<strong>en</strong> help<strong>en</strong>’.’<br />

(zie: Donner 1993, p. 158). Aan het eind van subparagraaf <strong>4.</strong>3.1 bleek dat het huidige kabinet<br />

Balk<strong>en</strong><strong>en</strong>de II, ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s vanwege de handhavingsproblem<strong>en</strong> <strong>en</strong> capaciteitsproblem<strong>en</strong> bij de overheid<br />

de totstandkoming van zelfregulering <strong>en</strong> zelfhandhaving stimuleert. De overheid zou zich daarbij volg<strong>en</strong>s<br />

het kabinet moet<strong>en</strong> beperk<strong>en</strong> tot het stell<strong>en</strong> van noodzakelijke randvoorwaard<strong>en</strong> <strong>en</strong> het houd<strong>en</strong><br />

van toezicht.<br />

270<br />

Schaap & Van Twist 1992, p. 157 <strong>en</strong> Van der Vlies, p. 6.<br />

271<br />

Eijlander 1993b, p. 137.<br />

272<br />

Van Driel 1989, p. 166. Dit argum<strong>en</strong>t wordt bij het zoek<strong>en</strong> naar goedkopere alternatiev<strong>en</strong> voor overheidsregulering<br />

met name door rechtseconom<strong>en</strong> aangevoerd (zie: Huls & Stout 1992, p. 7).<br />

273<br />

Eijlander 1993b, p. 138.<br />

274<br />

Eijlander noemt voorts als mogelijk nadeel van zelfregulering: de daling van het niveau van regulering,<br />

de soms onnodige verschill<strong>en</strong> in regelgeving <strong>en</strong> het gevaar dat ‘het recht van de sterkste’ zal<br />

gaan geld<strong>en</strong> (zie: Eijlander 1993b, p. 136-138).<br />

197


maatschappelijke differ<strong>en</strong>tiatie in e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de behoefte. 275 In beginsel werd<br />

dit destijds dus terecht door de minister van VWS als argum<strong>en</strong>t g<strong>en</strong>oemd voor<br />

de vormgeving van de WMCZ. Regels die door middel van zelfregulering tot<br />

stand kom<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> door belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> op hun specifieke situatie word<strong>en</strong><br />

toegesned<strong>en</strong> <strong>en</strong> weer word<strong>en</strong> gewijzigd op het mom<strong>en</strong>t dat de noodzaak daartoe<br />

zich voordoet. 276 Wanneer actor<strong>en</strong> in het veld op het terrein van de te regel<strong>en</strong><br />

materie deskundiger zijn dan de overheid, kan tegelijkertijd ook daarvan word<strong>en</strong><br />

geprofiteerd. 277 Door ruimte te lat<strong>en</strong> voor zelfregulering kan bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> beter<br />

aansluiting word<strong>en</strong> gezocht bij initiatiev<strong>en</strong> die reeds door de doelgroep<strong>en</strong> zelf<br />

zijn ontwikkeld. 278 M<strong>en</strong> verwachtte voorts dat de bereidheid tot naleving door<br />

de nauwere betrokk<strong>en</strong>heid van het veld zou to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. 279 In feite koppelt <strong>wettelijk</strong><br />

geconditioneerde zelfregulering al deze, aan zelfregulering verbond<strong>en</strong> voordel<strong>en</strong>,<br />

aan de voordel<strong>en</strong> van de wet. Bij die laatste voordel<strong>en</strong> duidt Van Driel<br />

met name op het voordeel van de afdwingbaarheid <strong>en</strong> handhaafbaarheid, die<br />

door de combinatie wordt vergemakkelijkt. 280 Ditzelfde argum<strong>en</strong>t werd door<br />

to<strong>en</strong>malig minister van WVC d’Ancona aangevoerd, to<strong>en</strong> haar vanuit de Tweede<br />

Kamer werd gevraagd waarom e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander niet volledig aan zelfregulering<br />

kon word<strong>en</strong> overgelat<strong>en</strong>. 281 Kortom, de combinatie tuss<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong>e regeling <strong>en</strong><br />

zelfregulering <strong>en</strong> de daarbij optred<strong>en</strong>de ‘synergie’ kan leid<strong>en</strong> tot meer doelmatige<br />

regelgeving. Of die synergie zich ook voordoet bij de WMCZ, in die zin dat<br />

de WMCZ zich inderdaad le<strong>en</strong>t voor e<strong>en</strong> flexibele toepassing <strong>en</strong> daardoor de<br />

bereidheid tot naleving stimuleert, is e<strong>en</strong> vraag die aan de orde zal kom<strong>en</strong> in de<br />

hierop volg<strong>en</strong>de hoofdstukk<strong>en</strong>.<br />

Afgezi<strong>en</strong> van al deze praktische motiev<strong>en</strong>, zijn er ook nog principiële <strong>en</strong><br />

ideologische argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> aan te voer<strong>en</strong> voor het bied<strong>en</strong> van meer ruimte aan<br />

zelfregulering. 282 Zo betoogt Kummeling dat de opkomst van het f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> zelfregulering<br />

niet louter de resultante is van e<strong>en</strong> moedeloos geword<strong>en</strong> overheid die<br />

tot de ontdekking is gekom<strong>en</strong> dat zij niet alles vermag, dat haar regels niet effectief<br />

zijn, althans soms niet of nauwelijks te handhav<strong>en</strong>, maar dat zelfregulering<br />

tev<strong>en</strong>s voortkomt uit e<strong>en</strong>, juridisch door grondrecht<strong>en</strong> geschraagde, maatschappelijke<br />

behoefte. 283 Grondrecht<strong>en</strong> beog<strong>en</strong> namelijk zowel individu<strong>en</strong> als maatschappelijke<br />

verband<strong>en</strong> tot op zekere hoogte te vrijwar<strong>en</strong> van overheidsingrij-<br />

275<br />

In ‘t Veld 1993, p. 58.<br />

276<br />

Door <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering blijft er ruimte bestaan voor het leerpot<strong>en</strong>tieel binn<strong>en</strong><br />

het veld. Indi<strong>en</strong> nodig kunn<strong>en</strong> verandering<strong>en</strong> sneller word<strong>en</strong> doorgevoerd (Zie: Schaap & Van Twist<br />

1992, p. 158; Van Driel 1989, p. 8 <strong>en</strong> In ’t Veld 1993, p. 6<strong>4.</strong>)<br />

277<br />

Volg<strong>en</strong>s Kosto hebb<strong>en</strong> de actor<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> het maatschappelijke subsysteem doorgaans meer zicht op<br />

de gang van zak<strong>en</strong> in het veld <strong>en</strong> meer verstand van zak<strong>en</strong> dan de wetgever (zie: Kosto 1992, p. 20).<br />

278<br />

Peters 1993, p. 98.<br />

279<br />

Schaap & Van Twist, p. 158. Zie ook: Van Driel 1989, p. 8.<br />

280<br />

Volg<strong>en</strong>s Van Driel is bij <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> sprake van e<strong>en</strong> helder<br />

systeem, dat de verantwoordelijkheid van de overheid <strong>en</strong> de verantwoordelijkheid van het veld goed<br />

uit elkaar houdt (zie: Van Driel 1989, p. 8 <strong>en</strong> 166).<br />

281<br />

De minister vond dat cliënt<strong>en</strong> niet afhankelijk mog<strong>en</strong> zijn van de willekeur van de zorgaanbieder: zij<br />

di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong> afdwingbaar recht op medezegg<strong>en</strong>schap te krijg<strong>en</strong> (zie: paragraaf 3.2).<br />

282<br />

Zie voor dit onderscheid: Eijlander 1993b, p. 137.<br />

283<br />

Kummeling 1997, p. 31.<br />

198


p<strong>en</strong>. 284 De dieper geleg<strong>en</strong> gedachte hierachter, is het zoveel mogelijk stimuler<strong>en</strong><br />

van de zelfontplooiing van het individu <strong>en</strong> de veelvormigheid van de sam<strong>en</strong>leving.<br />

285 Het bied<strong>en</strong> van meer ruimte aan zelfregulering sluit in die zin nauw aan<br />

bij partijbeginsel<strong>en</strong> van zowel de christ<strong>en</strong>-democrat<strong>en</strong> (d<strong>en</strong>k aan het aloude beginsel<br />

van ‘de soevereiniteit in eig<strong>en</strong> kring’ <strong>en</strong> het ‘subsidiariteitsbeginsel) als<br />

van de liberal<strong>en</strong> (d<strong>en</strong>k aan het ‘vrije marktd<strong>en</strong>k<strong>en</strong>’). 286 Ook de sociaaldemocrat<strong>en</strong><br />

kond<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>t echter niet langer om de problem<strong>en</strong><br />

van de verzorgingsstaat he<strong>en</strong>, <strong>en</strong> sindsdi<strong>en</strong> pleit<strong>en</strong> ook zij voor e<strong>en</strong> overheid die<br />

randvoorwaard<strong>en</strong> stelt <strong>en</strong> inhoudelijke beslissing<strong>en</strong> zoveel mogelijk overlaat aan<br />

instelling<strong>en</strong> van particulier initiatief. 287 In dit rijtje van principiële argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

past t<strong>en</strong> slotte ook de visie van h<strong>en</strong> die erop wijz<strong>en</strong>, dat recht meer is dan slechts<br />

e<strong>en</strong> sturingsinstrum<strong>en</strong>t van de overheid. 288<br />

Uit de zojuist behandelde argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde<br />

zelfregulering blijkt e<strong>en</strong> duidelijk verschil in b<strong>en</strong>adering: de ‘bottom up’ of dec<strong>en</strong>trale<br />

b<strong>en</strong>adering, waarbij de ontplooiing van regelgev<strong>en</strong>de autonomie van<br />

284 In beginsel geld<strong>en</strong> de grondrecht<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de Nederlandse Grondwet namelijk ook voor<br />

rechtsperson<strong>en</strong> (zie: Kamerstukk<strong>en</strong> II 1975-76, 13 872, nr. 3, p. 11). Uit het grondrecht van collectief<br />

onderhandel<strong>en</strong> (artikel 6 ESH) kan volg<strong>en</strong>s Jacobs bijvoorbeeld word<strong>en</strong> afgeleid dat de overheid niet<br />

teveel gras voor de voet<strong>en</strong> van de sociale partners moet wegmaai<strong>en</strong>, omdat dit grondrecht anders mogelijk<br />

op onaanvaardbare wijze zou word<strong>en</strong> uitgehold. Wanneer de wetgever de autonome sociale<br />

rechtsvorming laat verslapp<strong>en</strong>, zou dat volg<strong>en</strong>s hem bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> het bewustzijn van de arbeiders kunn<strong>en</strong><br />

ondermijn<strong>en</strong>, dat sociale verbetering<strong>en</strong> strijd <strong>en</strong> organisatiemacht behoev<strong>en</strong>. Toch heeft Jacobs<br />

ook weer ge<strong>en</strong> principiële voorkeur voor ‘autonoom recht’. Gezi<strong>en</strong> het feit dat het ‘autonome’ <strong>en</strong> het<br />

‘heteronome recht’ beide zo hun charmes <strong>en</strong> tekortkoming<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, ziet Jacobs wel wat in e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gaan<br />

van beide vorm<strong>en</strong> van regelgeving. (Zie: Jacobs 1986, p. 298, 300 <strong>en</strong> 301)<br />

285 Janse de Jonge 1997, p. 28. Zie hierover verder: Koekkoek 1997, p. 51-71.<br />

286 Deze beginsel<strong>en</strong> zijn gebaseerd op het m<strong>en</strong>sbeeld van de betreff<strong>en</strong>de politieke partij<strong>en</strong>. Beide partij<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> hun m<strong>en</strong>sbeeld namelijk gebaseerd op e<strong>en</strong> concept van individualiteit <strong>en</strong> persoonlijkheid,<br />

waarin e<strong>en</strong> collectivistische overheid nadrukkelijk word<strong>en</strong> afgewez<strong>en</strong> of die overheidsvorm nou gebaseerd<br />

is op e<strong>en</strong> doctrinaire keuze, dan wel ongewild is ontstaan door e<strong>en</strong> onbeteugelbare bureaucratie.<br />

De m<strong>en</strong>s moet zowel volg<strong>en</strong>s de visie van het CDA als van die de VVD, de vrijheid hebb<strong>en</strong> om<br />

zichzelf te ontplooi<strong>en</strong>, om zijn eig<strong>en</strong> keuzes te mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarvan te ler<strong>en</strong>. Het CDA heeft de eig<strong>en</strong><br />

verantwoordelijkheid daarbij hoog in het vaandel staan. De m<strong>en</strong>s is volg<strong>en</strong>s deze partij e<strong>en</strong> verantwoordelijk<br />

wez<strong>en</strong>, dat zich alle<strong>en</strong> kan ontplooi<strong>en</strong> als hij in staat wordt gesteld verantwoordelijkheid<br />

te nem<strong>en</strong> voor zichzelf <strong>en</strong> voor zijn omgeving <strong>en</strong> daarop ook kan word<strong>en</strong> aangesprok<strong>en</strong>. De VVD<br />

legt het acc<strong>en</strong>t meer op ruimte voor zelfreguler<strong>en</strong>de process<strong>en</strong> <strong>en</strong> het strev<strong>en</strong> naar individuele<br />

nutsmaximalisatie. Beide partij<strong>en</strong> pleit<strong>en</strong> vanwege hun m<strong>en</strong>sbeeld voor e<strong>en</strong> terughoud<strong>en</strong>de, meer<br />

voorwaard<strong>en</strong>schepp<strong>en</strong>de overheid. Volg<strong>en</strong>s de VVD moet de staat zich daarbij vooral richt<strong>en</strong> op het<br />

in goede ban<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> van zelfreguler<strong>en</strong>de process<strong>en</strong>. Het CDA legt het acc<strong>en</strong>t meer op het door de<br />

overheid respecter<strong>en</strong> van de eig<strong>en</strong> id<strong>en</strong>titeit, verantwoordelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> bevoegdheidssfer<strong>en</strong> van<br />

maatschappelijke verband<strong>en</strong>. Daarmee zou word<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> dat de overheid <strong>en</strong> het particulier initiatief<br />

‘op elkaars stoel zoud<strong>en</strong> gaan zitt<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> dat de overheid maatschappelijke verband<strong>en</strong> zou gaan<br />

gebruik<strong>en</strong> om haar eig<strong>en</strong> doelstelling<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong>. Daar zou de pluriformiteit van de sam<strong>en</strong>leving<br />

namelijk door in gevaar kom<strong>en</strong>. (Zie: Brinkman 1993, p. 17-20; VVD-rapport 1988, p. 29-34 <strong>en</strong><br />

CDA-rapport 1989, p. 15-17.)<br />

287 PvdA-discussi<strong>en</strong>ota 1987, p. 125 <strong>en</strong> 126. Volg<strong>en</strong>s Huls <strong>en</strong> Stout bestaan er daarmee ge<strong>en</strong> grote verschill<strong>en</strong><br />

meer tuss<strong>en</strong> de drie grote politieke stroming<strong>en</strong>, wanneer het gaat om de rol van de overheid<br />

(zie: Huls & Stout, p. 8).<br />

288 Te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> valt aan Hirsch Ballin <strong>en</strong> zijn opvatting over de ‘intrinsieke redelijkheid’ van het recht <strong>en</strong><br />

de opvatting van Snell<strong>en</strong> dat recht moet ‘wortel<strong>en</strong> in het rechtsbewustzijn’ van de normadressat<strong>en</strong><br />

(zie: subparagraaf <strong>4.</strong>2.2). Ook Kosto die wijst erop dat recht meer is dan e<strong>en</strong> sturingsinstrum<strong>en</strong>t <strong>en</strong><br />

tev<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> waarborgfunctie heeft. Zo betek<strong>en</strong>t rechtsvorming door wetgeving soms dat de eig<strong>en</strong> aard<br />

<strong>en</strong> autonomie van de in de sam<strong>en</strong>leving aanwezige sociale structur<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerespecteerd.<br />

(Zie: Kosto 1992, p. 22.)<br />

199


echtsg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> c<strong>en</strong>traal staat, <strong>en</strong> de ‘top-down’ of c<strong>en</strong>trale b<strong>en</strong>adering (ook wel<br />

aangeduid als ‘de instrum<strong>en</strong>tele visie op het recht’), waarbij slechts regelgev<strong>en</strong>de<br />

autonomie aan maatschappelijke groepering<strong>en</strong> <strong>en</strong> belang<strong>en</strong>groep<strong>en</strong> wordt<br />

toegestaan om overheidsbeleid te effectuer<strong>en</strong>. 289 Deze laatste b<strong>en</strong>adering nu is<br />

volg<strong>en</strong>s sommige auteurs niet zonder risico’s. Zo bestaat volg<strong>en</strong>s Van Driel bij<br />

het top-down oplegg<strong>en</strong> van zelfregulering het risico dat m<strong>en</strong> voorbij gaat aan het<br />

eig<strong>en</strong> karakter van zelfregulering. 290 Normaal gesprok<strong>en</strong> komt zelfregulering<br />

namelijk alle<strong>en</strong> tot stand als partij<strong>en</strong> daar <strong>en</strong>ig eig<strong>en</strong>belang bij hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> er nuttige<br />

effect<strong>en</strong> van verwacht<strong>en</strong>. Geelhoed waarschuwt dan ook dat de overheid –<br />

indi<strong>en</strong> zij zelfregulering nodig heeft ter vervanging of als aanvulling op overheidsregelgeving<br />

– grote zorgvuldigheid <strong>en</strong> zelfbeheersing in acht di<strong>en</strong>t te nem<strong>en</strong>.<br />

Is de overheid te veeleis<strong>en</strong>d <strong>en</strong> word<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> in het veld gedwong<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

regeling te treff<strong>en</strong> die in strijd is met hun eig<strong>en</strong> belang<strong>en</strong>, dan kan dit t<strong>en</strong> koste<br />

gaan van hun bereidheid om mee te werk<strong>en</strong>. 291<br />

Volg<strong>en</strong>s Donner is bij de ‘top-down’-b<strong>en</strong>adering ge<strong>en</strong> sprake van ‘autonome<br />

zelfregulering’, maar slechts van ‘zelfregulering in medebewind’. 292 Daarbij<br />

gaat het volg<strong>en</strong>s hem om het oude gedachtegoed van de door de wetgever<br />

maakbare <strong>en</strong> stuurbare sam<strong>en</strong>leving, in e<strong>en</strong> nieuw jasje. Zelfregulering wordt<br />

daarbij gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> praktische oplossing voor die gevall<strong>en</strong>, waarin de overheid<br />

zelf niet meer uit de complexiteit <strong>en</strong> weerbarstigheid van de sam<strong>en</strong>leving<br />

komt. Dus ter omzeiling van eig<strong>en</strong> onkunde <strong>en</strong> onvermog<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s Donner<br />

wordt daarmee het signaal g<strong>en</strong>egeerd, dat de overheid te ver is gegaan in zijn<br />

beleidsambities. De overheid moet er volg<strong>en</strong>s hem voor uitkijk<strong>en</strong> dat niet wordt<br />

gegrep<strong>en</strong> naar zelfregulering ter ontwijking van fundam<strong>en</strong>tele vrag<strong>en</strong>, zoals de<br />

vraag naar de noodzaak van regelgeving. In veel gevall<strong>en</strong> wordt die noodzaak<br />

volg<strong>en</strong>s Donner nog als te vanzelfsprek<strong>en</strong>d aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Teg<strong>en</strong>geluid<strong>en</strong> zijn<br />

echter te hor<strong>en</strong> van de kant van Huls <strong>en</strong> Stout, die er op wijz<strong>en</strong> dat de keuze<br />

voor meer zelfregulering ook niet mag word<strong>en</strong> gebruikt als politiek excuus om<br />

kwetsbare belang<strong>en</strong> in de sam<strong>en</strong>leving niet langer te bescherm<strong>en</strong>. 293 Zij waarschuw<strong>en</strong><br />

voor het afschuiv<strong>en</strong> van overheidsverantwoordelijkheid door middel<br />

van e<strong>en</strong> beroep op zelfregulering, de zog<strong>en</strong>aamde ‘alibi- of versluieringsfunctie’.<br />

294 Of de overheid met de WMCZ inderdaad te ver is gegaan in zijn beleidsambities,<br />

dan wel om politieke red<strong>en</strong><strong>en</strong> juist te veel aan zelfregulering heeft<br />

overgelat<strong>en</strong>, zijn vrag<strong>en</strong> die niet op voorhand te beantwoord<strong>en</strong> zijn, maar in de<br />

volg<strong>en</strong>de hoofdstukk<strong>en</strong> nog aan de orde zull<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>.<br />

289 Ziegler-Jung 1992, p. 132 <strong>en</strong> Dorbeck-Jung 1993, p. 143.<br />

290 Van Driel 1989, p. 264 <strong>en</strong> 265.<br />

291 Geelhoed 1993, p. 51.<br />

292 Donner 1993, p. 158.<br />

293 Huls & Stout 1992, p. 236.<br />

294 Vgl. de waarschuwing van Lambers-Hacquebard, dat het dereguleringsargum<strong>en</strong>t niet als ‘kamerscherm’<br />

gebruikt mag word<strong>en</strong> voor op heel andere argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> geschoeide, politieke keuzes (zie:<br />

subparagraaf <strong>4.</strong>2.5).<br />

200


<strong>4.</strong><strong>4.</strong>3 De gevall<strong>en</strong> waarin <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering kan/ zou<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegepast<br />

Ervan uitgaande dat het inderdaad de voorkeur verdi<strong>en</strong>t wanneer zoveel mogelijk<br />

aan zelfregulering wordt overgelat<strong>en</strong>, di<strong>en</strong>t zich vervolg<strong>en</strong>s de vraag aan in<br />

welke gevall<strong>en</strong> de overheid überhaupt nog moet overgaan tot <strong>wettelijk</strong>e regelgeving.<br />

Daarbij gaat het in wez<strong>en</strong> om de vraag naar de kerntak<strong>en</strong> van de overheid,<br />

die speelt in het hart van de politieke dialoog. 295 Kummeling heeft desondanks<br />

geprobeerd e<strong>en</strong> antwoord te formuler<strong>en</strong> op deze vraag, <strong>en</strong> wel door – in navolging<br />

van De Ru <strong>en</strong> Hirsch Ballin – onderscheid te mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> primaire <strong>en</strong> secundaire<br />

overheidstak<strong>en</strong>. 296 Bij primaire tak<strong>en</strong> gaat het volg<strong>en</strong>s Kummeling om<br />

tak<strong>en</strong> die uitsluit<strong>en</strong>d door de overheid kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verricht, waarbij hij d<strong>en</strong>kt<br />

aan tak<strong>en</strong> die sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met het dwang- of geweldmonopolie van de overheid.<br />

Bij secundaire tak<strong>en</strong> gaat het daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> om tak<strong>en</strong> die wel ruimte lat<strong>en</strong><br />

voor particulier initiatief <strong>en</strong> zelfregulering, zoals die bijvoorbeeld zijn vervat in<br />

sociale grondrecht<strong>en</strong>. Het feit dat bepaalde terrein<strong>en</strong> van welzijn in de Grondwet<br />

<strong>en</strong> in verdrag<strong>en</strong> expliciet zijn aangewez<strong>en</strong> als behor<strong>en</strong>d tot de zorg van de overheid,<br />

betek<strong>en</strong>t volg<strong>en</strong>s Kummeling op zich dus niet dat de overheid die zorg ook<br />

met uitsluiting van maatschappelijke organisaties, zelf ter hand moet nem<strong>en</strong>. 297<br />

Het is volg<strong>en</strong>s hem zeer goed verdedigbaar dat wanneer door middel van zelfregulering<br />

e<strong>en</strong> hoger niveau aan welzijn kan word<strong>en</strong> bereikt, de overheid daar ook<br />

de ruimte voor laat. 298 Wel betek<strong>en</strong>t het dat de overheid op de betreff<strong>en</strong>de terrein<strong>en</strong><br />

nadrukkelijk verantwoordelijk is voor het bereik<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> bepaald niveau<br />

van welzijn. 299 Deze eindverantwoordelijkheid kan er in de praktijk toe<br />

leid<strong>en</strong> dat de overheid juridische randvoorwaard<strong>en</strong> moet stell<strong>en</strong> voor het kunn<strong>en</strong><br />

295<br />

In ‘t Veld 1993, p. 60. Zie voor de visie van de christ<strong>en</strong>-democrat<strong>en</strong> bijvoorbeeld de bijdrage ‘Publieke<br />

gerechtigheid’ van Hirsch Ballin. Daarin staat dat de kerntak<strong>en</strong> voor de overheid onder meer<br />

voortvloei<strong>en</strong> uit bijzondere tekort<strong>en</strong> in de sam<strong>en</strong>leving. Van dergelijke tekort<strong>en</strong> is volg<strong>en</strong>s Hirsch<br />

Ballin sprake wanneer bepaalde, door het recht beschermde of te bescherm<strong>en</strong> belang<strong>en</strong> in de knel<br />

dreig<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong> of al gekom<strong>en</strong> zijn. Welke belang<strong>en</strong> dit zijn, kan volg<strong>en</strong>s hem deels word<strong>en</strong> afgeleid<br />

uit de grondrecht<strong>en</strong>. (Zie: Hirsch Ballin 1994, p. 77 <strong>en</strong> 78.)<br />

296<br />

Kummeling 1997, p. 32-36.<br />

297<br />

Kummeling 1997, p. 42.<br />

298<br />

Omdat het er bij sociale grondrecht<strong>en</strong> juist om gaat dat e<strong>en</strong> zo hoog mogelijk niveau aan welzijn<br />

wordt bereikt, behoort het volg<strong>en</strong>s Kummeling tot de taak van de overheid om te kijk<strong>en</strong> hoe het welzijn<br />

op het betreff<strong>en</strong>de terrein het beste kan word<strong>en</strong> bevorderd (zie: Kummeling 1997, p. 42). Volg<strong>en</strong>s<br />

Van Gestel <strong>en</strong> Verschuur<strong>en</strong> verplicht<strong>en</strong> sociale grondrecht<strong>en</strong> de overheid tot het inzett<strong>en</strong> van<br />

‘pass<strong>en</strong>de middel<strong>en</strong>’. Voor zover zij zelf ge<strong>en</strong> pass<strong>en</strong>de middel<strong>en</strong> in hand<strong>en</strong> heeft, zou uit de systematiek<br />

van de Grondwet volg<strong>en</strong> dat de overheid moet bevorder<strong>en</strong> dat ander<strong>en</strong> (bedrijv<strong>en</strong> of instelling<strong>en</strong>)<br />

hun aanwezig reguleringspot<strong>en</strong>tieel b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong>. (Zie: Van Gestel & Verschuur<strong>en</strong> 1997, p. 152.)<br />

299<br />

Onduidelijk is of sociale grondrecht<strong>en</strong> de overheid ook verplicht<strong>en</strong> tot het waarborg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> bepaald<br />

minimum. Zo m<strong>en</strong><strong>en</strong> Jacobs <strong>en</strong> Pless<strong>en</strong> bijvoorbeeld dat – als dit al het geval is – het zeer betwistbaar<br />

is waar m<strong>en</strong> die ‘bottom line’ dan precies voor het terrein van het arbeidsrecht zou moet<strong>en</strong><br />

legg<strong>en</strong>. Die lijn zou volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> dan van situatie tot situatie anders getrokk<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. (Zie:<br />

Jacobs & Pless<strong>en</strong> 1992, p. 101.) Hoe dit ook zij, zelfs als er inderdaad sprake is van e<strong>en</strong> overheidsverplichting<br />

tot waarborging van e<strong>en</strong> bepaald minimumniveau, dan nog houdt dat volg<strong>en</strong>s Kummeling<br />

niet in, dat maatschappelijke instituties daar niet bij betrokk<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> (zie:<br />

Kummeling 1997, p. 37).<br />

201


uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong> van sociale grondrecht<strong>en</strong>. 300 Op veel van de door de sociale grondrecht<strong>en</strong><br />

bestrek<strong>en</strong> terrein<strong>en</strong> kan <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering dus de<br />

aangewez<strong>en</strong> vorm van overheidsoptred<strong>en</strong> zijn.<br />

Het is natuurlijk de vraag of dit laatste ook het geval is voor het door artikel<br />

22 lid 1 Gw bestrek<strong>en</strong> terrein van de volksgezondheid. Blijk<strong>en</strong>s de wetsgeschied<strong>en</strong>is<br />

verplicht deze bepaling de overheid tot zorg voor de gezondheid,<br />

waaronder di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> verstaan ‘e<strong>en</strong> toestand van volledige lichamelijk,<br />

geestelijk <strong>en</strong> sociaal welzijn’. 301 Volg<strong>en</strong>s Akkermans betreft het e<strong>en</strong> opmerkelijk<br />

grondrecht, omdat het de overheid de opdracht geeft in de sam<strong>en</strong>leving werk<strong>en</strong>de<br />

kracht<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong> tot het nastrev<strong>en</strong> van de g<strong>en</strong>oemde doeleind<strong>en</strong>, in<br />

plaats van zelf de uitvoering ter hand te nem<strong>en</strong>. 302 Daartoe di<strong>en</strong>t de overheid<br />

‘maatregel<strong>en</strong>’ te treff<strong>en</strong>, die onder meer uit wetgeving kunn<strong>en</strong> bestaan. 303 Blijkbaar<br />

is het dus ook op het terrein van artikel 22 lid 1 Gw zo, dat de overheid ter<br />

stimulering van e<strong>en</strong> zo optimaal mogelijke kwaliteit van de zorg zoveel mogelijk<br />

aan zelfregulering moet overlat<strong>en</strong> <strong>en</strong> slechts daar waar dat echt nodig is,<br />

regel<strong>en</strong>d moet optred<strong>en</strong>. Zoals bleek in subparagraaf 2.6.1 <strong>en</strong> in paragraaf 3.2,<br />

achtt<strong>en</strong> zowel oud-minister d’Ancona als oud-minister Borst de noodzaak regel<strong>en</strong>d<br />

op te tred<strong>en</strong> in geval van de WMCZ aanwezig. Door e<strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de aansluit<strong>en</strong><br />

van het zorgaanbod op de zorgvraag, was de kwaliteit van de zorg volg<strong>en</strong>s<br />

h<strong>en</strong> namelijk van onvoldo<strong>en</strong>de niveau. Dat wild<strong>en</strong> zij verhelp<strong>en</strong> door <strong>wettelijk</strong>e<br />

medezegg<strong>en</strong>schapsrecht<strong>en</strong> toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan de cliënt<strong>en</strong> van de zorginstelling<strong>en</strong>,<br />

zodat zij het zorgaanbod zelf zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> (bij-)stur<strong>en</strong>. Tegelijkertijd<br />

rechtvaardigd<strong>en</strong> zij het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van medezegg<strong>en</strong>schapsrecht<strong>en</strong> aan cliënt<strong>en</strong><br />

door te wijz<strong>en</strong> op de noodzaak van democratisering, welke voortvloeide uit<br />

‘het respect voor de m<strong>en</strong>selijke waardigheid, in gedachte dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> nimmer<br />

gereduceerd mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> tot object<strong>en</strong> van zorg <strong>en</strong> leiding, doch dat zij e<strong>en</strong><br />

stem moet<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in de wijze waarop zij lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> werk<strong>en</strong>’. 304 In die zin<br />

vormt de WMCZ dus tev<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> uitvloeisel van het zelfbeschikkingsrecht, dat<br />

sam<strong>en</strong> met het recht op gezondheidszorg t<strong>en</strong> grondslag ligt aan het gezondheidsrecht.<br />

305 Om de medezegg<strong>en</strong>schapsrecht<strong>en</strong> afdwingbaar te mak<strong>en</strong>, was e<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong>e<br />

basis noodzakelijk. 306 Omdat to<strong>en</strong>malig minister d’Ancona daarbij zoveel<br />

mogelijk ruimte voor zelfregulering wilde lat<strong>en</strong> bestaan, werd zoals bek<strong>en</strong>d gekoz<strong>en</strong><br />

voor e<strong>en</strong> vorm van <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering. M<strong>en</strong> kan<br />

zich echter afvrag<strong>en</strong> in hoeverre er bij de vormgeving van e<strong>en</strong> medezegg<strong>en</strong>schapsregeling<br />

– waarbij doorgaans toch sprake is van teg<strong>en</strong>strijdigheid van belang<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> ongelijkheid van partij<strong>en</strong> – ruimte kan word<strong>en</strong> gelat<strong>en</strong> aan zelfregule-<br />

300<br />

Kummeling 1997, p. 42.<br />

301<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II 1976-77, 13 873, nr. 7, p. 22.<br />

302<br />

Akkermans 1992, p. 348.<br />

303<br />

Volg<strong>en</strong>s Akkermans omvat het begrip ‘maatregel<strong>en</strong>’ meer dan wetgeving. Ook het voer<strong>en</strong> van beleid<br />

<strong>en</strong> het beher<strong>en</strong> van instelling<strong>en</strong> wordt er volg<strong>en</strong>s hem onder begrep<strong>en</strong>. (Zie: Akkermans 1992, p.<br />

350.)<br />

304<br />

Zie: subparagraaf 2.3.1.<br />

305<br />

Le<strong>en</strong><strong>en</strong> 2000, p. 23-25 <strong>en</strong> p. 32 e.v. Anders: Sluijters 1985, p. 16-23.<br />

306<br />

Zie: paragraaf 3.2.<br />

202


ing. Met andere woord<strong>en</strong>, is <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering eig<strong>en</strong>lijk<br />

wel e<strong>en</strong> geschikte vorm voor e<strong>en</strong> medezegg<strong>en</strong>schapswet?<br />

Eijlander is van m<strong>en</strong>ing dat <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering<br />

moet word<strong>en</strong> overwog<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> de belang<strong>en</strong> van de zelfreguler<strong>en</strong>de partij<strong>en</strong><br />

niet al te veel verschill<strong>en</strong> van het belang dat de wet beoogt te di<strong>en</strong><strong>en</strong>. 307 Nu kan<br />

natuurlijk word<strong>en</strong> gesteld dat de zorgaanbieder (als zijnde de zelfreguler<strong>en</strong>de<br />

partij in de WMCZ) ev<strong>en</strong>als de overheid e<strong>en</strong> zo goed mogelijke kwaliteit van de<br />

zorg nastreeft. In die zin is er inderdaad sprake van e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijk belang.<br />

Dat wil echter niet zegg<strong>en</strong> dat ook iedere zorgaanbieder ev<strong>en</strong>als de wetgever<br />

van m<strong>en</strong>ing is, dat die kwaliteit het beste kan word<strong>en</strong> gewaarborgd door de<br />

cliënt<strong>en</strong> formeel invloed toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> op zijn besluitvorming. Nog afgezi<strong>en</strong> van<br />

het feit dat dit e<strong>en</strong> inperking van zijn eig<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>schap inhoudt, leidt medezegg<strong>en</strong>schap<br />

voor hem namelijk tot extra procedures, vertraging in de besluitvorming<br />

<strong>en</strong> hogere uitgav<strong>en</strong>. Lang niet alle zorgaanbieders zull<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> dat<br />

deze last<strong>en</strong> opweg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het nut van medezegg<strong>en</strong>schap. Ondanks de aanwezigheid<br />

van strijdige belang<strong>en</strong>, me<strong>en</strong>t Dorbeck-Jung echter dat <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde<br />

zelfregulering toch mogelijk kan zijn. 308 De teg<strong>en</strong>gestelde belang<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s haar namelijk in <strong>wettelijk</strong>e condities word<strong>en</strong> overbrugd. T<strong>en</strong><br />

aanzi<strong>en</strong> van de WMCZ houdt dat – gezi<strong>en</strong> de afhankelijke positie van de cliënt<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong> opzichte van de zorgaanbieder – onder meer in, dat de <strong>wettelijk</strong>e condities<br />

e<strong>en</strong> machtsev<strong>en</strong>wicht tuss<strong>en</strong> zorgaanbieder <strong>en</strong> cliënt<strong>en</strong>(raad) zull<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

garander<strong>en</strong>. 309 Voorlopig kan dus word<strong>en</strong> geconcludeerd dat de keuze voor <strong>wettelijk</strong><br />

geconditioneerde zelfregulering op zich niet verkeerd is geweest. De kwaliteit<br />

van de <strong>wettelijk</strong>e condities bepaalt uiteindelijk echter of de WMCZ ook<br />

daadwerkelijk als medezegg<strong>en</strong>schapswet kan functioner<strong>en</strong>.<br />

<strong>4.</strong><strong>4.</strong>4 De kwaliteit van de <strong>wettelijk</strong>e condities<br />

In de vorige subparagraaf bleek dat de kwaliteit van de WMCZ als medezegg<strong>en</strong>schapswet<br />

afhangt van de kwaliteit van daarin vervatte <strong>wettelijk</strong>e condities.<br />

Voldo<strong>en</strong>de red<strong>en</strong> dus om tot slot nog ev<strong>en</strong> apart aandacht te bested<strong>en</strong> aan de<br />

eis<strong>en</strong>, die in geval van <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering in zijn algeme<strong>en</strong>heid<br />

aan de <strong>wettelijk</strong>e condities word<strong>en</strong> gesteld. In subparagraaf <strong>4.</strong><strong>4.</strong>1<br />

bleek reeds dat, wil er sprake zijn van e<strong>en</strong> effectieve vorm van <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde<br />

zelfregulering, de <strong>wettelijk</strong>e condities aan bepaalde voorwaard<strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> te voldo<strong>en</strong>. Enerzijds di<strong>en</strong><strong>en</strong> zij daadwerkelijk ruimte te lat<strong>en</strong> voor zelfregulering,<br />

terwijl zij anderzijds ook weer niet teveel aan zelfregulering mog<strong>en</strong><br />

overlat<strong>en</strong>. Zelfregulering op zich br<strong>en</strong>gt ons namelijk – om het maar ev<strong>en</strong> in de<br />

woord<strong>en</strong> van Gilhuis te zegg<strong>en</strong> – ‘niet in e<strong>en</strong> sprookjesland waar lastige vraagstukk<strong>en</strong><br />

ine<strong>en</strong>s verdw<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn’. 310 Per geval zal daarom moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ge-<br />

307 Eijlander 1993b, p. 136-138.<br />

308 Dorbeck-Jung 1993, p. 147.<br />

309 Zie o.a.: Teubner 1992, p. 72 <strong>en</strong> 73.<br />

310 Gilhuis dacht daarbij met name aan moeilijkhed<strong>en</strong> die zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> op het vlak van de<br />

uitvoering, naleving <strong>en</strong> handhaving (zie: Gilhuis 1993, p. 81).<br />

203


zocht naar e<strong>en</strong> juist ev<strong>en</strong>wicht tuss<strong>en</strong> hetge<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong>e regeling behoeft <strong>en</strong> hetge<strong>en</strong><br />

aan zelfregulering kan word<strong>en</strong> overgelat<strong>en</strong>.<br />

Voorafgaand aan het vaststell<strong>en</strong> van de <strong>wettelijk</strong>e condities zal de wetgever<br />

daartoe eerst e<strong>en</strong> duidelijke scheiding in verantwoordelijkhed<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

aanbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. 311 Bij m<strong>en</strong>gvorm<strong>en</strong> van overheidsregulering <strong>en</strong> zelfregulering zull<strong>en</strong><br />

namelijk vanuit ieders specifieke positie verantwoordelijkhed<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong>. 312 De <strong>wettelijk</strong>e randvoorwaard<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s in overe<strong>en</strong>stemming<br />

met deze verantwoordelijkheidsverdeling te word<strong>en</strong> vastgesteld.<br />

Bij het formuler<strong>en</strong> daarvan zal de wetgever ervoor moet<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> dat nauwkeurig<br />

wordt aangeslot<strong>en</strong> bij hetge<strong>en</strong> door middel van zelfregulering kan word<strong>en</strong><br />

bereikt. 313 Het niet goed op elkaar aansluit<strong>en</strong> van overheidsregulering <strong>en</strong> zelfregulering<br />

kan in de praktijk volg<strong>en</strong>s Gilhuis namelijk leid<strong>en</strong> tot onnodige fricties,<br />

frustraties <strong>en</strong> daardoor tot r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>tsverlies. 314 Wil de wetgever deze problem<strong>en</strong><br />

voorkom<strong>en</strong>, dan zal hij zich dus eerst goed op de hoogte moet<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> van<br />

de maatschappelijke context waarbinn<strong>en</strong> de zelfregulering tot stand moet kom<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> daarbij vervolg<strong>en</strong>s zoveel mogelijk aansluiting moet<strong>en</strong> zoek<strong>en</strong>. 315 Als<br />

één van de mogelijkhed<strong>en</strong> daartoe noemt Eijlander het volstaan met meer ‘op<strong>en</strong><br />

normstelling’, die vervolg<strong>en</strong>s uitwerking kan krijg<strong>en</strong> in het maatschappelijk verkeer<br />

<strong>en</strong> de jurisprud<strong>en</strong>tie. 316<br />

Is sprake van onev<strong>en</strong>wichtige verhouding<strong>en</strong> <strong>en</strong> belang<strong>en</strong>teg<strong>en</strong>stelling<strong>en</strong> –<br />

zoals het geval is bij e<strong>en</strong> medezegg<strong>en</strong>schapsregeling – dan di<strong>en</strong><strong>en</strong> deze belang<strong>en</strong><br />

volg<strong>en</strong>s Dorbeck-Jung systematisch te word<strong>en</strong> geanalyseerd <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s als<br />

uitgangspunt te word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> voor de omvang <strong>en</strong> int<strong>en</strong>siteit van de <strong>wettelijk</strong>e<br />

condities. 317 De flexibiliteit die de zelfregulering moet bied<strong>en</strong>, zal in dat geval<br />

in bedwang moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> door het opnem<strong>en</strong> van ‘checks and<br />

balances’ in de randvoorwaard<strong>en</strong>. 318<br />

311 Schaap & Van Twist 1992, p. 159.<br />

312 Eijlander, Gilhuis & Peters 1993, p. 12. Zie voor het begrip ‘verantwoordelijkheid’ onder meer de<br />

oratie van Balk<strong>en</strong><strong>en</strong>de. Balk<strong>en</strong><strong>en</strong>de onderscheidt daarin twee dim<strong>en</strong>sies: de ‘dim<strong>en</strong>sie van maatschappelijke<br />

ord<strong>en</strong>ing’, waarin verantwoordelijkheid betrekking heeft op de verdeling van tak<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

bevoegdhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> op formele aspect<strong>en</strong> van het aflegg<strong>en</strong> van verantwoording <strong>en</strong> de ‘dim<strong>en</strong>sie van<br />

normering van gedrag’, waarin verantwoordelijkheid betrekking heeft op de wijze waarop m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>,<br />

organisaties <strong>en</strong> instituties invulling gev<strong>en</strong> aan hun gedrag <strong>en</strong> handel<strong>en</strong>. (Balk<strong>en</strong><strong>en</strong>de 1993, p. 3.) In de<br />

context van dit hoofdstuk wordt met het begrip verantwoordelijkheid vooral de dim<strong>en</strong>sie van maatschappelijke<br />

ord<strong>en</strong>ing bedoeld.<br />

313 Gilhuis 1993, p. 8<strong>4.</strong><br />

314 Of – geformuleerd in de terminologie van Teubner – wanneer het externe recht teveel eist, kan de<br />

koppeling met het interne recht <strong>en</strong> de interne process<strong>en</strong> brek<strong>en</strong> (zie: subparagraaf <strong>4.</strong><strong>4.</strong>2).<br />

315 Teubner 1992, p. 73.<br />

316 E<strong>en</strong> meer op<strong>en</strong> normstelling kan volg<strong>en</strong>s Eijlander onder omstandighed<strong>en</strong> aantrekkelijk zijn: het<br />

werkt dereguler<strong>en</strong>d <strong>en</strong> bevordert dat in de wetgeving meer ruimte wordt gelat<strong>en</strong> voor de eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid<br />

van burgers, maatschappelijke organisaties <strong>en</strong> medeoverhed<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> mogelijk gevaar<br />

is volg<strong>en</strong>s hem echter dat op<strong>en</strong> norm<strong>en</strong> burger <strong>en</strong> bestuur onvoldo<strong>en</strong>de houvast bied<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat<br />

problem<strong>en</strong> word<strong>en</strong> doorgeschov<strong>en</strong> naar de rechter. (Zie: Eijlander 1993b, p. 133 <strong>en</strong> 13<strong>4.</strong>) In dat laatste<br />

geval is sprake van sch<strong>en</strong>ding van de kwaliteitsvereist<strong>en</strong> van e<strong>en</strong>voud, duidelijkheid <strong>en</strong> toegankelijkheid<br />

(zie: subparagraaf <strong>4.</strong>2.2).<br />

317 Dorbeck-Jung 1993, p. 149 <strong>en</strong> 15<strong>4.</strong><br />

318 Jacobs <strong>en</strong> Pless<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> er t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van het arbeidsrecht – dat ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s wordt gek<strong>en</strong>merkt door<br />

ongelijke verhouding<strong>en</strong> <strong>en</strong> belang<strong>en</strong>teg<strong>en</strong>stelling<strong>en</strong> – op, dat deregulering <strong>en</strong> flexibilisering, hoezeer<br />

ook twee zijd<strong>en</strong> van dezelfde medaille, ge<strong>en</strong>szins sam<strong>en</strong>vall<strong>en</strong>de begripp<strong>en</strong> zijn. Flexibilisering van<br />

204


Tot slot di<strong>en</strong>t de aandacht nog te word<strong>en</strong> gevestigd op e<strong>en</strong> door Huls <strong>en</strong> Stout<br />

opgesteld toetsingsschema, dat volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> als keurmerk zou moet<strong>en</strong> geld<strong>en</strong><br />

voor <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering. 319 Hun schema zou namelijk<br />

<strong>en</strong>erzijds recht do<strong>en</strong> aan de differ<strong>en</strong>tiatie van de maatschappelijke subsystem<strong>en</strong>,<br />

terwijl het anderzijds zou vasthoud<strong>en</strong> aan de ideal<strong>en</strong> van de democratische <strong>en</strong><br />

sociale rechtsstaat. Zich baser<strong>en</strong>d op auteurs als Teubner, Dorbeck-Jung <strong>en</strong> Polak,<br />

stell<strong>en</strong> zij in hun toetsingsschema de volg<strong>en</strong>de voorwaard<strong>en</strong>:<br />

1. Er di<strong>en</strong>t sprake te zijn van e<strong>en</strong> heldere taakomschrijving. De taak van de<br />

zelfreguler<strong>en</strong>de organisatie moet duidelijk zijn <strong>en</strong> verder moet er helderheid<br />

bestaan over de daartoe b<strong>en</strong>odigde bevoegdhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> er in dit kader<br />

op<strong>en</strong>bare procedureregels te word<strong>en</strong> vastgesteld.<br />

2. Er di<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wichtige belang<strong>en</strong>afweging plaats te vind<strong>en</strong>. Zelfregulering<br />

di<strong>en</strong>t daartoe volg<strong>en</strong>s Huls <strong>en</strong> Stout van e<strong>en</strong> speciaal mechanisme te word<strong>en</strong><br />

voorzi<strong>en</strong>. Zij d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> daarbij onder meer aan e<strong>en</strong> procedureel (mede-)besluitvormingsrecht<br />

van minder machtige groep<strong>en</strong>, dan wel aan het subsidiër<strong>en</strong><br />

van organisaties die moet<strong>en</strong> onderhandel<strong>en</strong> over ev<strong>en</strong>wichtige voorwaard<strong>en</strong>.<br />

Ook kan volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedacht aan het beperk<strong>en</strong> van de beslissingsvrijheid,<br />

door e<strong>en</strong> norm te formuler<strong>en</strong> waarin het algeme<strong>en</strong> belang tot uitdrukking<br />

wordt gebracht. 320<br />

3. Er di<strong>en</strong><strong>en</strong> terugkoppelingsmechanism<strong>en</strong> aanwezig te zijn, die voorzi<strong>en</strong> in de<br />

mogelijkheid tot controle <strong>en</strong> handhaving door belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. 321 De beste<br />

resultat<strong>en</strong> word<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Huls <strong>en</strong> Stout verkreg<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> het systeem zelf<br />

voorziet in e<strong>en</strong> vorm van algem<strong>en</strong>e ‘monitoring’. Externe controle acht<strong>en</strong> zij<br />

minder gew<strong>en</strong>st. De conditionering di<strong>en</strong>t volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> zoveel mogelijk te zijn<br />

gericht op vergroting van het leervermog<strong>en</strong> van de zelfreguler<strong>en</strong>de organisatie.<br />

bijvoorbeeld arbeidstijd<strong>en</strong> kan – indi<strong>en</strong> daar ge<strong>en</strong> voorwaard<strong>en</strong> aan word<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong> – leid<strong>en</strong> tot<br />

meer overwerk, nachtarbeid <strong>en</strong> ploeg<strong>en</strong>arbeid. Kortom, tot e<strong>en</strong> verslechtering van de positie van de<br />

werknemer. Extra voorwaard<strong>en</strong> zijn dus nodig ter handhaving van de ‘checks and balances’. Daarom<br />

leidt het creër<strong>en</strong> van meer flexibiliteit voor de werkgever, volg<strong>en</strong>s Jacobs <strong>en</strong> Pless<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> sociale<br />

rechtsstaat eerder tot meer, dan tot minder regulering. (Zie: Jacobs & Pless<strong>en</strong> 1992, p. 102 <strong>en</strong> 103.)<br />

Eerder constateerde Jacobs reeds dat ‘autonome’ <strong>en</strong> ‘heteronome norm<strong>en</strong>’ in het arbeidsrecht met elkaar<br />

kunn<strong>en</strong> ‘verker<strong>en</strong>’, mits zij dit ‘als egeltjes do<strong>en</strong>’: voorzichtig (zie: Jacobs 1986, p. 309).<br />

319 Huls & Stout 1992, p. 229 <strong>en</strong> 230. Zie ook: Huls 1993, p. 184-186.<br />

320 Volg<strong>en</strong>s Leijt<strong>en</strong> vloeit dit vereiste voort uit e<strong>en</strong> behoefte aan democratische legitimatie. Zo is overheidsregulering<br />

in het algeme<strong>en</strong> democratisch gelegitimeerd. Wanneer overheidsregulering wordt<br />

vervang<strong>en</strong> door zelfregulering, vervalt die vorm van democratische legitimatie. Dit kan volg<strong>en</strong>s Leijt<strong>en</strong><br />

echter word<strong>en</strong> gecomp<strong>en</strong>seerd door het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vorm van inspraak aan belanghebb<strong>en</strong>de<br />

derd<strong>en</strong>. (Zie: Leijt<strong>en</strong> 1997, p. 189; zie voor dit legitimiteitsvereiste ook: Van Gestel & Verschuur<strong>en</strong><br />

1997, p. 150.) Ook Teubner is van m<strong>en</strong>ing dat verteg<strong>en</strong>woordigers van de verschill<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong><br />

voldo<strong>en</strong>de toegang moet<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> tot de zelfreguler<strong>en</strong>de instelling. Hij d<strong>en</strong>kt daarbij aan procedurele<br />

waarborg<strong>en</strong> die overduidelijk machtsverschill<strong>en</strong> in bedwang houd<strong>en</strong> <strong>en</strong> aan mechanism<strong>en</strong><br />

om te bemiddel<strong>en</strong> <strong>en</strong> te arbitrer<strong>en</strong> bij interne conflict<strong>en</strong>. (Zie: Teubner 1992, p. 72 <strong>en</strong> 73.) Van Driel<br />

acht de inbr<strong>en</strong>g van derdebelanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> weliswaar w<strong>en</strong>selijk, maar me<strong>en</strong>t dat dit<br />

ge<strong>en</strong> absolute kwaliteitsvoorwaarde is. Ook zonder hun daadwerkelijke inbr<strong>en</strong>g zou e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wichtige<br />

regeling tot stand kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Het hoeft volg<strong>en</strong>s haar dus niet altijd te gaan om tweezijdig<br />

totstandgekom<strong>en</strong> zelfregulering. (Zie: Van Driel 1989, p. 272 <strong>en</strong> 273.)<br />

321 Daar waar het gaat om de vervulling van geme<strong>en</strong>schapstak<strong>en</strong>, pleit ook Brinkman voor transparantie,<br />

e<strong>en</strong> heldere verslaglegging <strong>en</strong> het aflegg<strong>en</strong> van verantwoording (zie: Brinkman 1993, p. 25).<br />

205


<strong>4.</strong> De regels die door middel van zelfregulering tot stand zijn gekom<strong>en</strong>, voldo<strong>en</strong><br />

zoveel mogelijk aan rechtsstatelijke kwaliteitseis<strong>en</strong>, zoals k<strong>en</strong>baarheid, duidelijkheid,<br />

e<strong>en</strong>voud, begrijpelijkheid, best<strong>en</strong>digheid, ev<strong>en</strong>redigheid <strong>en</strong> op<strong>en</strong>baarheid.<br />

322 Deze regels di<strong>en</strong><strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> in deugdelijke rechtsbescherming<br />

te voorzi<strong>en</strong>, hetzij in de vorm van e<strong>en</strong> beroep op de burgerlijke rechter, hetzij<br />

in de vorm van e<strong>en</strong> onafhankelijke geschill<strong>en</strong>commissie.<br />

Of de WMCZ voor dit ‘keurmerk’ in aanmerking komt, is e<strong>en</strong> vraag die in de<br />

volg<strong>en</strong>de hoofdstukk<strong>en</strong> aan de orde zal kom<strong>en</strong>.<br />

<strong>4.</strong>5 Sam<strong>en</strong>vatting <strong>en</strong> conclusies<br />

Aan het begin van dit hoofdstuk werd e<strong>en</strong> vrij uitgebreide schets gegev<strong>en</strong> van de<br />

situatie van ‘ontregeling’ <strong>en</strong> ‘ontreddering’ die voor onze wetgever aanleiding<br />

vormde tot het voer<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> dereguleringsbeleid. Het zwaarweg<strong>en</strong>de belang<br />

van dit dereguleringsbeleid kwam daarin sterk naar vor<strong>en</strong>: het voortbestaan van<br />

onze democratische rechtsstaat hangt ervan af. Omdat de regelverdichting door<br />

de jar<strong>en</strong> he<strong>en</strong> per saldo alle<strong>en</strong> maar is toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, staat deregulering ook bij het<br />

huidige kabinet-Balk<strong>en</strong><strong>en</strong>de II weer hoog op de ag<strong>en</strong>da. Met name in de zorg<br />

doet de behoefte aan deregulering zich zeer sterk voor. Dit bleek onlangs nog uit<br />

e<strong>en</strong> rapport van de Wet<strong>en</strong>schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR).<br />

De regelvloed is in de zorg zo groot dat m<strong>en</strong> zelfs spreekt van ‘legisferitis’. (Zie:<br />

paragraaf <strong>4.</strong>2 <strong>en</strong> subparagraaf <strong>4.</strong>3.1.) De wetgever heeft overweging<strong>en</strong> van deregulering<br />

dus terecht e<strong>en</strong> belangrijke rol lat<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> bij de vormgeving van de<br />

WDFZ, <strong>en</strong> later van de WMCZ. 323 De vraag is alle<strong>en</strong> of de wetgever dit bij de<br />

WMCZ ook op e<strong>en</strong> juiste, althans op e<strong>en</strong> logische wijze heeft gedaan. De kritiek<br />

op de WMCZ – zoals verwoord in hoofdstuk 3 – doet vooralsnog het teg<strong>en</strong>deel<br />

vermoed<strong>en</strong>.<br />

Om te kunn<strong>en</strong> beoordel<strong>en</strong> of de kritiek uit hoofdstuk 3 (gedeeltelijk) gegrond<br />

is, is vervolg<strong>en</strong>s aandacht besteed aan de algem<strong>en</strong>e dereguleringscriteria,<br />

zoals die begin jar<strong>en</strong> ‘80 ter uitvoering van het dereguleringsbeleid door de<br />

Commissie-Geelhoed zijn geformuleerd. Aan deze (meer technische) criteria,<br />

di<strong>en</strong>de volg<strong>en</strong>s de Commissie-Geelhoed te all<strong>en</strong> tijde de preliminaire vraag<br />

vooraf te gaan, óf er op het specifieke terrein wel sprake is van e<strong>en</strong> taak voor de<br />

overheid. De Commissie-Dekker – die het dereguleringsbeleid in 1987 heeft<br />

vertaald naar de zorgsector – stelde vast dat het sociale grondrecht in artikel 22<br />

Gw, dat de overheid verantwoordelijk stelt voor het bewak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> kwalitatief<br />

goede <strong>en</strong> bereikbare zorg, op zich niet verplicht tot e<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong> optred<strong>en</strong>, maar<br />

daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> juist veel ruimte laat voor de eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid <strong>en</strong> het<br />

322 Huls <strong>en</strong> Stout bordur<strong>en</strong> hiermee voort op het oorspronkelijke idee van Polak, om de ‘Aanwijzing<strong>en</strong><br />

inzake terughoud<strong>en</strong>dheid met regelgeving’ – de ‘Aanwijzing<strong>en</strong> voor de regelgeving’ bestond<strong>en</strong> to<strong>en</strong><br />

nog niet – zoveel mogelijk analoog toe te pass<strong>en</strong> op zelfregulering. Hij sprak in dit verband over<br />

‘Aanwijzing<strong>en</strong> voor de zelfregulering’. (Zie: Polak 1986, p. 213-222.) Ook Van Driel is voorstander<br />

van analoge toepassing van deze kwaliteitseis<strong>en</strong> op zelfregulering (zie: Van Driel 1989, p. 119-123).<br />

323 Zie: hoofdstuk 2.<br />

206


zelfreguler<strong>en</strong>de vermog<strong>en</strong> van de sam<strong>en</strong>leving. 324 De noodzaak om regelgev<strong>en</strong>d<br />

op te tred<strong>en</strong>, di<strong>en</strong>t dus niet snel te word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Dit geldt te meer omdat<br />

de ervaring heeft geleerd dat er van deregulering anders maar weinig terechtkomt.<br />

In 1993 riep Geelhoed de wetgever daarom (nogmaals) op, om waar mogelijk<br />

over te gaan tot ‘herpositionering’ <strong>en</strong> ‘herschikking’. De behoefte aan<br />

deregulering mag echter ook weer niet als ‘kamerscherm’ word<strong>en</strong> gebruikt voor<br />

op heel andere argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> geschoeide politieke keuzes. De argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die tijd<strong>en</strong>s<br />

het politieke debat over de WMCZ teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong>e regeling werd<strong>en</strong><br />

ingebracht, di<strong>en</strong><strong>en</strong> in dit opzicht dus kritisch te word<strong>en</strong> bezi<strong>en</strong>. Is e<strong>en</strong>maal vastgesteld<br />

dat er ter zake sprake is van e<strong>en</strong> taak voor de overheid, dan kom<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s<br />

de zojuist g<strong>en</strong>oemde, meer technische criteria aan bod. (Zie: paragraaf<br />

<strong>4.</strong>2.)<br />

In de daarop volg<strong>en</strong>de paragraaf werd vervolg<strong>en</strong>s beschrev<strong>en</strong> hoe het dereguleringsd<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />

in het begin van de jar<strong>en</strong> ’90 opging in het (bredere) d<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />

over de kwaliteit van wetgeving. De dereguleringscriteria – die oorspronkelijk<br />

war<strong>en</strong> geformuleerd door de Commissie-Geelhoed <strong>en</strong> later war<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in<br />

de ‘Aanwijzing<strong>en</strong> inzake terughoud<strong>en</strong>dheid met regelgeving’ <strong>en</strong> de ‘Aanwijzing<strong>en</strong><br />

inzake toetsing van ontwerp<strong>en</strong> van wet <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e maatregel van bestuur’<br />

– ging<strong>en</strong> daarbij deel uitmak<strong>en</strong> van de kwaliteitseis<strong>en</strong> voor de regelgeving zoals<br />

omschrev<strong>en</strong> in de nota Zicht op wetgeving, <strong>en</strong> de ‘Aanwijzing<strong>en</strong> voor de regelgeving<br />

(Ar.)’. Deze kwaliteitseis<strong>en</strong> zijn niet vrijblijv<strong>en</strong>d van aard <strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> zowel<br />

bij de vaststelling van de noodzaak tot regelgeving, als bij de inhoudelijke<br />

vormgeving daarvan, in acht te word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Bij de inhoudelijke bestudering<br />

van de kwaliteitseis<strong>en</strong> bleek dat de verschill<strong>en</strong>de punt<strong>en</strong> van kritiek op de<br />

WMCZ – zoals omschrev<strong>en</strong> in hoofdstuk 3 – daaronder kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerubriceerd.<br />

De kritiek op de noodzaak <strong>en</strong> mogelijkheid van e<strong>en</strong> <strong>wettelijk</strong>e regeling als<br />

de WMCZ, op het toepassingsgebied van de WMCZ <strong>en</strong> op de mogelijk aan de<br />

WMCZ verbond<strong>en</strong> kost<strong>en</strong> – zoals omschrev<strong>en</strong> in paragraaf 3.2 tot <strong>en</strong> met 3.5 –<br />

kan bijvoorbeeld grot<strong>en</strong>deels word<strong>en</strong> gebracht onder de kwaliteitsvereist<strong>en</strong> van<br />

onderlinge sam<strong>en</strong>hang, doeltreff<strong>en</strong>dheid <strong>en</strong> doelmatigheid, rechtmatigheid, subsidiariteit<br />

<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>redigheid <strong>en</strong> uitvoerbaarheid <strong>en</strong> handhaafbaarheid. De meer<br />

inhoudelijke punt<strong>en</strong> van kritiek op de WMCZ – zoals omschrev<strong>en</strong> in paragraaf<br />

3.6 tot <strong>en</strong> met 3.14 – kunn<strong>en</strong> voorts met name word<strong>en</strong> gerubriceerd onder het<br />

subsidiariteitsvereiste. (Zie: paragraaf <strong>4.</strong>3.)<br />

Omdat e<strong>en</strong> belangrijk deel van de kritiek op de inhoud van de WMCZ<br />

nauw sam<strong>en</strong>hangt met de vorm waarin de WMCZ is gegot<strong>en</strong> – namelijk die van<br />

‘<strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering’ – werd in de laatste paragraaf tot slot<br />

nog apart bij deze wetgevingsvorm stilgestaan. Geconcludeerd werd dat – ondanks<br />

de aanwezigheid van ongelijke verhouding<strong>en</strong> <strong>en</strong> belang<strong>en</strong>teg<strong>en</strong>stelling<strong>en</strong><br />

– <strong>wettelijk</strong> geconditioneerde zelfregulering op zich ge<strong>en</strong> slechte keuze is voor<br />

e<strong>en</strong> medezegg<strong>en</strong>schapswet als de WMCZ. Of de wet in de praktijk ook voldo<strong>en</strong>de<br />

waarborg<strong>en</strong> biedt voor het kunn<strong>en</strong> uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong> van medezegg<strong>en</strong>schap,<br />

hangt echter af van de kwaliteit van de <strong>wettelijk</strong>e condities. (Zie: paragraaf <strong>4.</strong>4)<br />

324 Zie: subparagraaf <strong>4.</strong>2.3 <strong>en</strong> subparagraaf <strong>4.</strong><strong>4.</strong>3.<br />

207


208

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!