Dominee schrijft tragedie. Het treurspel Haman als ... - Enny de Bruijn
Dominee schrijft tragedie. Het treurspel Haman als ... - Enny de Bruijn
Dominee schrijft tragedie. Het treurspel Haman als ... - Enny de Bruijn
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
wor<strong>de</strong>n–, in zijn latere disputaties behan<strong>de</strong>lt hij <strong>de</strong> menselijke wil niet slechts in relatie tot <strong>de</strong><br />
we<strong>de</strong>rgeboorte, maar in een veel bre<strong>de</strong>r ka<strong>de</strong>r. En dat doet hij voor een geleerd publiek, ook<br />
dat maakt verschil. 60<br />
Als Revius het over <strong>de</strong> vrije wil heeft, gaat het in <strong>de</strong> eerste plaats over <strong>de</strong> staat waarin <strong>de</strong><br />
mens geschapen is, toen hij nog goed en volmaakt was. 61 Pas na <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>val is <strong>de</strong> menselijke<br />
wil zo corrupt gewor<strong>de</strong>n dat hij uit zichzelf nooit meer in staat is het goe<strong>de</strong> te kiezen – tenzij<br />
hij door Gods gena<strong>de</strong> en kracht een nieuwe gehoorzaamheid leert.<br />
Ook in zijn corrupte staat is <strong>de</strong> menselijke wil echter nog altijd vrij in natuurlijke en<br />
menselijke zaken (eten, lopen, spreken, re<strong>de</strong>neren), zegt Revius, maar in geestelijke zaken is<br />
ze een slaaf van <strong>de</strong> zon<strong>de</strong> gewor<strong>de</strong>n, altijd geneigd tot het kwa<strong>de</strong>, en in dat opzicht niet langer<br />
vrij. 62 Revius maakt dus verschil tussen psychologische en ethische vrijheid: ook ná <strong>de</strong><br />
zon<strong>de</strong>val heeft <strong>de</strong> mens het vermogen tot zelfstandig kiezen en han<strong>de</strong>len behou<strong>de</strong>n, maar van<br />
een vrije keuze tot het doen van goe<strong>de</strong> werken is geen sprake meer. 63 Goe<strong>de</strong> werken zijn<br />
alleen mogelijk dankzij <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re gena<strong>de</strong> van God, niet vanuit <strong>de</strong> mens zelf. Pas <strong>als</strong> een<br />
mens –zon<strong>de</strong>r dat daar iets van hemzelf of zijn eigen wil aan te pas komt– door God<br />
we<strong>de</strong>rgeboren is, is zijn wil weer ge<strong>de</strong>eltelijk tot het goe<strong>de</strong> geneigd. En na zijn dood, in <strong>de</strong><br />
verheerlijkte staat, zal zijn vrije wil volledig op het goe<strong>de</strong> gericht zijn, zo<strong>als</strong> <strong>de</strong> wil van <strong>de</strong><br />
verdoem<strong>de</strong> stervelingen dan voor altijd geheel op het kwa<strong>de</strong> gericht is. 64<br />
Ten slotte komt komt Revius dan bij het verband tussen <strong>de</strong> menselijke keuzes en Gods<br />
provi<strong>de</strong>ntia. Alle dingen gebeuren uitsluitend omdat ze in Gods besluit van eeuwigheid zijn<br />
opgenomen, zegt hij, zodat <strong>de</strong> mens niet onafhankelijk daarvan kan han<strong>de</strong>len. 65 Toch kan God<br />
nooit <strong>de</strong> auteur zijn van het kwaad, hoewel Hij dat wél toelaat. 66 Hij heeft <strong>de</strong> or<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />
dingen bepaald, dat is waar, maar in die or<strong>de</strong> zelf ligt besloten dat <strong>de</strong> schepselen een eigen<br />
werkzaamheid vertonen. Daardoor kunnen mensen spontaan han<strong>de</strong>len op een manier die met<br />
hun aard <strong>als</strong> re<strong>de</strong>lijke wezens overeenkomt, zodat God –<strong>schrijft</strong> Revius– ‘in het han<strong>de</strong>len hun<br />
vrijheid niet wegneemt. Waarom Hij hen op <strong>de</strong>ze manier bepaalt, <strong>als</strong> eerste oorzaak, en zij<br />
ook zichzelf door hun vrije wil bepalen, <strong>als</strong> twee<strong>de</strong> oorzaken’. 67 In zekere zin is hier dus wel<br />
<strong>de</strong>gelijk sprake van menselijke vrijheid en verantwoor<strong>de</strong>lijkheid – ook al is het zo dat er<br />
uitein<strong>de</strong>lijk niets gebeurt buiten het verborgen god<strong>de</strong>lijke raadsbesluit om.<br />
60<br />
Zie Calvijn, Institutie II, 7-8. Calvijn keurt het gebruik van <strong>de</strong> term ‘vrije wil’ niet af, <strong>als</strong> men maar dui<strong>de</strong>lijk<br />
uitlegt wat daarmee bedoelt wordt (<strong>de</strong> mens zondigt volgens zijn wil en niet gedwongen), maar <strong>de</strong> grote massa<br />
zal het snel verkeerd begrijpen en <strong>de</strong>nken dat <strong>de</strong> mens dus ‘heer is over zijn verstand en wil’. Daarom is het in<br />
het algemeen beter om <strong>de</strong> term niet te gebruiken.<br />
61<br />
Revius 1646, 33, X: ‘(...) in statu integritatis (...) libertatem habuit eligendi bonum vel malum, ita ut posset<br />
qui<strong>de</strong>m non peccare, posset tamen & peccare.’<br />
62<br />
Revius 1646, 33, XI-XIII: ‘(...) in utroque (=res naturales & humanas) hoc genere homo liberum arbitrium<br />
habet, praesupposita motione Dei generali. (...) Ad actiones spiritualiter bonas appetendas arbitrium corruptum<br />
non pertingit (...) i<strong>de</strong>oque mortui in peccatis esse dicimur.’<br />
63<br />
Zie ook Den Hartogh 1999, p. 258.<br />
64<br />
Revius 1646, 33, XIV-XV: ‘In homine jam regenito, cum regeneratio in hac vita imperfecta sit, liberum<br />
arbitrium partim ad bonum spirituale, partim adhuc ad malum inclinatur (...). (...) in statu glorificationis (...)<br />
liberum arbitrium erit ad bonum tantum, ut contra in statu damnationis duntaxat ad malum.’<br />
65<br />
Revius 1646, 7, VIII: Decretum Dei est actus divinae voluntatis, quo Deus ab aeterno libere apud se constituit,<br />
ut fierent quaecunque facta sunt, quaecunque fiunt, & adhuc fient.<br />
66<br />
Revius 1646, 7, XVII: Quamvis autem Deus <strong>de</strong>crevit permittere peccatum, tamen id à <strong>de</strong>creto ut causa proprie<br />
non est, licet sit secundum <strong>de</strong>cretum, ut adjunctum antece<strong>de</strong>ns.<br />
67<br />
Revius 1646, 27, XIV: ‘(...) Concurrit igitur Deus cum creaturis intelligentibus ita ut non tollat earum<br />
libertatem in agendo. un<strong>de</strong> cum eo modo eas <strong>de</strong>terminat, ut causa prima, etiam ipsae se <strong>de</strong>terminant per liberam<br />
suam voluntatem, ut causae secundae.’ Revius toont zich hier (Revius 1646, disputaties 7, 24, 27, 33) een<br />
tegenstan<strong>de</strong>r van het coöperationisme en een aanhanger van het premotionisme. Tegenover coöperationisten <strong>als</strong><br />
Molina en Suárez die stel<strong>de</strong>n dat er een samenwerking was tussen eerste en twee<strong>de</strong> oorzaken, stel<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
premotionisten dat God, <strong>als</strong> prima causa, direct op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> oorzaken inwerkte. Zie Den Hartogh 1999, p. 269<br />
en Van Ruler 1993, p. 44-55.<br />
12