16 mei 2003 - Examenblad.nl
16 mei 2003 - Examenblad.nl
16 mei 2003 - Examenblad.nl
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Biologie<br />
Examen HAVO - Compex<br />
Hoger<br />
Algemeen<br />
Voortgezet<br />
Onderwijs<br />
Voor dit examen zijn maximaal 84 punten te<br />
behalen; het examen bestaat uit 48 vragen.<br />
Attentie!<br />
Voor de vragen 1 tot en met 21 moet je de<br />
computer gebruiken om de vragen te<br />
beantwoorden. Je hoeft daarbij geen of weinig<br />
cumputervaardigheden te laten zien.<br />
Verondersteld wordt dat je, voor zover nodig,<br />
bekend bent met de software. Je geeft de<br />
antwoorden van deze vragen, net zoals bij de<br />
vragen 22 tot en met 48, op papier.<br />
Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel<br />
punten met een goed antwoord behaald kunnen<br />
worden.<br />
Voor de uitwerking van vraag 36 is een bijlage<br />
toegevoegd.<br />
Tijdvak 1<br />
Vrijdag <strong>16</strong> <strong>mei</strong><br />
13.30 – 17.00 uur<br />
20 03<br />
Als bij een open vraag een verklaring, uitleg<br />
of berekening gevraagd wordt, worden aan<br />
het antwoord meestal geen punten toegekend<br />
als deze verklaring, uitleg of berekening<br />
ontbreekt.<br />
Geef niet meer antwoorden (redenen,<br />
voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd.<br />
Als er bijvoorbeeld twee redenen worden<br />
gevraagd en je geeft meer dan twee redenen,<br />
dan worden alleen de eerste twee in de<br />
beoordeling meegeteld.<br />
300011 35 Begin
Tenzij anders vermeld, is er sprake van normale situaties en gezonde organismen.<br />
Marathon van Amsterdam<br />
Lees eerst alle vragen die bij een bepaald videofragment horen door en bekijk dan pas het<br />
videofragment.<br />
Bekijk Fragment 1 uit een film over de marathon van Amsterdam.<br />
De volgende vragen gaan over die marathon. We volgen Martina, een loopster in die<br />
marathon.<br />
In fragment 1 wordt over indicatoren gesproken.<br />
2p 1 - Wat wordt in dit fragment met het begrip indicator bedoeld?<br />
- Leg uit bij welke indicator nog voor het begin van de wedstrijd bij Martina mogelijk het<br />
eerst een verandering kan worden vastgesteld.<br />
Bij de start weegt Martina 68 kilogram. En bij de finish nog 63 kilogram.<br />
2p 2 Noem twee processen die hebben gezorgd voor deze gewichtsverandering.<br />
Bekijk Fragment 2 van de marathonfilm.<br />
De hoeveelheid bloed die rondgepompt wordt verandert na de start van de marathon.<br />
1p 3 Hoe verandert de hartslagfrequentie en hoe verandert het slagvolume daarbij?<br />
Bekijk Fragment 3 van de marathonfilm.<br />
Je ziet in fragment 3 bloedcellen een groot bloedvat instromen.<br />
2p 4 Om welk type bloedvat gaat het hier?<br />
A een ader van de grote bloedsomloop of een ader van de kleine bloedsomloop<br />
B een ader van de grote bloedsomloop of een slagader van de kleine bloedsomloop<br />
C een slagader van de grote bloedsomloop of een ader van de kleine bloedsomloop<br />
D een slagader van de grote bloedsomloop of een slagader van de kleine bloedsomloop<br />
Bij Martina pompt het hart in rust 5 liter bloed rond en bij grote inspanning maximaal<br />
25 liter per minuut.<br />
Bekijk fragment 4 van de marathonfilm.<br />
In het diagram is de kleinste verandering die men kan weergeven 5% (een half icoontje).<br />
In beeld zie je hoe het bloed over de organen verdeeld wordt vóór Martina begon te lopen.<br />
Daarna zie je die verdeling, wanneer ze halverwege de marathon is.<br />
2p 5 - Noteer hoeveel liter bloed er per minuut (volgens deze video) in rust, voordat Martina gaat<br />
lopen, naar de hersenen gaat.<br />
- En noteer hoeveel liter bloed er volgens deze video tijdens grote inspanning naar de<br />
hersenen gaat.<br />
- Een onderzoeker verbaast zich over de berekende verandering. Geef een argument waarom<br />
de onderzoeker deze verandering niet verwacht zal hebben.<br />
Ga terug naar het openingsscherm en klik op ’Start programma Powersim’.<br />
In het model dat je nu ziet gaat het om het handhaven van een constante<br />
lichaamstemperatuur bij de mens. De tijdseenheden in het model zijn minuten.<br />
Hieronder zie je een overzicht van het model en de beginwaarden van de verschillende<br />
factoren.<br />
Beginwaarden van het model zijn:<br />
Activiteit: 5 kJoule per minuut<br />
Buitentemperatuur: 18º Celsius<br />
Wind: stand 2 = zacht briesje<br />
Kleding: stand 1.1 = T-shirt<br />
Relatieve luchtvochtigheid: 50%<br />
Lichaamstemperatuur: 37.2º Celsius<br />
300011 35 2 Lees verder
Het model berekent de lichaamstemperatuur en de zweetproductie over een periode van<br />
200 minuten als je Simulate, Run aanklikt of de knop:<br />
Thermoregulatiemodel<br />
Havo <strong>2003</strong><br />
ruststofwisseling<br />
warmte<br />
zweetproductie<br />
relatieve_luchtvochtigheid<br />
activiteit verbranding<br />
stoprun<br />
verdamping_zweet<br />
zweetprod. in mL/min<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
lichaamstemperatuur<br />
warmtetoevoer warmteafvoer<br />
buitentemperatuur<br />
0<br />
0 50 100<br />
tijd in minuten<br />
150 200<br />
36,0<br />
0 50 100<br />
tijd in minuten<br />
150 200<br />
Je kunt de waarden van de factoren veranderen door te dubbelklikken op de icoontjes<br />
bij de betreffende factoren en vervolgens de gewenste waarde in te vullen.<br />
Als je waarden hebt veranderd en je wilt terug naar de beginwaarden, kun je ofwel die<br />
beginwaarden met behulp van het bovenstaande lijstje weer invullen, ofwel je sluit af<br />
zonder veranderingen op te slaan en start opnieuw op.<br />
In de filmfragmenten heb je gezien dat de activiteit van de lopers vóór de marathon van<br />
Amsterdam laag is: ze zijn nog in rust. In het model is voor de activiteit de waarde<br />
5 kJoule per minuut ingevuld. Het is mooi herfstweer, de relatieve luchtvochtigheid is 50%.<br />
Er waait een zacht briesje. De buitentemperatuur is 18 °C. Ook deze waarden zijn al<br />
ingevoerd in het model.<br />
Martina heeft een trainingspak aan, dat ze pas kort voor de wedstrijd uitdoet.<br />
2p 6 - Laat het model berekenen wat haar lichaamstemperatuur wordt vóór de start, als ze haar<br />
trainingspak aanhoudt (situatie 1). Noteer de uitkomst.<br />
- Laat het model ook berekenen wat haar lichaamstemperatuur wordt vóór de start als ze het<br />
trainingspak al eerder zou uitdoen en ze alleen het atletiekhemd aanheeft (situatie 2).<br />
Noteer de uitkomst.<br />
- Op welke wijze zorgt de kleding voor het gevonden verschil in lichaamstemperatuur<br />
tussen de situaties 1 en 2?<br />
Tijdens de marathon is er een groot verschil in snelheid en dus in activiteit van de lopers.<br />
Zo zijn er snelle lopers (groep P) en trage lopers (groep Q). De waarde van de activiteit van<br />
de snelle lopers is 30 kJoule per minuut en die van de trage lopers 15 kJoule per minuut.<br />
Ga ervan uit dat beide groepen in een atletiekhemd lopen bij een zacht briesje en 18 °C.<br />
2p 7 - Bereken met behulp van het model voor de groepen P en Q de gemiddelde zweetproductie<br />
tijdens de marathon in mL per minuut. Noteer de gevonden waarden in gehele getallen.<br />
- Welk effect heeft het verschil in zweetproductie dat je hebt gevonden tussen de groepen P<br />
en Q?<br />
wind<br />
300011 35 3 Lees verder<br />
lich.temp. in gr. Celsius<br />
kleding<br />
39,0<br />
38,5<br />
38,0<br />
37,5<br />
37,0<br />
36,5
Martina loopt met een activiteit van 30kJoule per minuut in een atletiekhemd bij een<br />
relatieve luchtvochtigheid van 50%, een buitentemperatuur van 18 °C en een zacht briesje.<br />
Ga steeds uit van deze beginwaarden. Noteer de veranderingen in lichaamstemperatuur op<br />
een kladblaadje.<br />
2p 8 Door welke van de volgende veranderingen wordt het kwijtraken van warmte tijdens het<br />
maratho<strong>nl</strong>open dan het meest bemoeilijkt?<br />
A van zacht briesje naar harde wind<br />
B van 50% naar 72% luchtvochtigheid<br />
C van een buitentemperatuur van 18 °C naar een buitentemperatuur van 30 °C<br />
D van atletiekhemd naar trainingspak<br />
2p 9 - Leid af en noteer boven welke lichaamstemperatuur in het model het lichaam stopt met<br />
hardlopen.<br />
- Waardoor ga je dood boven deze lichaamstemperatuur?<br />
300011 35 4 Lees verder
Meer<br />
Ga terug naar het openingsscherm en start het programma ’Meer’ door op Start<br />
Programma Meer te klikken.<br />
Ga na of het programma is ingesteld op Seizoenmodel (zo nodig kun je het veranderen<br />
door onder Wijzigen, Simulatiemodel, Seizoenmodel aan te klikken).<br />
Kies Wijzigen, Nutriëntbelasting, Omgevingsgestuurd, Wijzig… In dit venster staan de<br />
bijdragen vanuit het afwateringsgebied aan de nutriëntenbelasting van het meer.<br />
Je kunt de verschillende bronnen aan- en uitschakelen door op het √- teken te klikken.<br />
De plaatselijke overheid wil weten welke bron het sterkst bijdraagt aan de stikstofbelasting<br />
op het meer. Noteer de getallen op een kladblaadje zodat je ze kunt vergelijken.<br />
2p 10 Welke van de volgende drie bronnen draagt het sterkst bij aan de stikstofbelasting op het<br />
meer?<br />
A akkerbouw (aangegeven met een plantje)<br />
B industrie (aangegeven met een sectordiagram)<br />
C veeteelt (aangegeven met een koe)<br />
2p 11 Zoek uit wat het voornaamste voedsel van de brasem is.<br />
A blauwalgen<br />
B groenalgen<br />
C macrofyten<br />
D zoöplankton<br />
De beheerders willen de leefomstandigheden voor de snoek verbeteren. Zij weten dat de<br />
snoek het best leeft in helder water: dan is de prooi goed te zien. Daarom werken zij aan<br />
een goed doorzicht.<br />
Ga naar Bestand, Herstart. Bewaar de huidige simulatie niet. Open het bestand<br />
compex.sim. Dit doe je door naar Bestand te gaan, klik op Openen, op compex.sim en OK.<br />
Klik op Tonen, Amoebe. Je ziet dan een situatie met vier factoren in een soort<br />
sectordiagram. Met R wordt voor alle vier factoren in zo’n Amoebe de doel- of<br />
streefwaarde aangegeven: de waarde die de beheerders graag willen bereiken. Met de<br />
zwarte driehoekjes (pijltjes) linksboven kun je verder in de tijd en terug in de tijd over de<br />
periode van 30 jaar.<br />
Ga met de driehoekjes (pijltjes) heen en weer tussen jaar 0 en jaar 30.<br />
1p 12 Na hoeveel jaar komen doorzicht en snoekbiomassa samen het meest in de buurt van de<br />
streefwaarde R?<br />
De brasemdichtheid heeft invloed op het doorzicht en de biomassa van de snoek<br />
Ga met de driehoekjes (pijltjes) naar de situatie in jaar 3. Je kunt door stap voor stap van<br />
jaar 3 naar jaar 8 te gaan, bepalen welke invloed de brasemdichtheid heeft op het doorzicht<br />
en op de biomassa van de snoek.<br />
2p 13 - Welke invloed heeft de brasemdichtheid op het doorzicht en op de biomassa van de<br />
snoek?<br />
- Verklaar die invloed.<br />
Ga naar videofragmenten en bekijk het videofragment ’Meer (Snoekvideo)’.<br />
1p 14 Leg met behulp van informatie uit de film uit dat in een meer met een goed doorzicht en<br />
weinig waterplanten de dichtheid van snoeken toch niet erg hoog wordt.<br />
300011 35 5 Lees verder
Evolutie in de praktijk<br />
In deze opdracht ga je in een computerlaboratorium een aantal evolutie-experimenten<br />
uitvoeren.<br />
Je hebt de beschikking over twee eilanden: Darwin-eiland en Wallace-eiland. Op deze<br />
eilanden leven vinken. De vinken kunnen niet van het ene eiland naar het andere vliegen. Je<br />
kunt de evolutionaire ontwikkeling van de gemiddelde grootte van de snavel binnen de twee<br />
populaties vinken volgen. Ook krijg je informatie over de grootte van de populaties.<br />
Bij de start van het programma zijn alle omstandigheden op de eilanden gelijk aan elkaar.<br />
Start het programma ‘EvolutionLab’.<br />
Zet de onderzoekstijd (met het menu linksonder in het scherm) op 300 jaar (Verander geen<br />
andere variabele.)<br />
Druk op de knop ‘Run Experiment’.<br />
Je krijgt een grafiek te zien waarin de gemiddelde snavelgrootte (Average Beak Size) is<br />
uitgezet tegen de tijd (year).<br />
Hoewel de omstandigheden op beide eilanden gelijk zijn, zie je dat de grafieken van de<br />
gemiddelde snavelgrootte niet helemaal gelijk zijn.<br />
1p 15 Noem een biologische reden waardoor deze twee grafieken niet gelijk zijn aan elkaar.<br />
Boven in het scherm zie je 5 tabbladen: Beak Size, Population, Histograms, Field Notes en<br />
Input Summary.<br />
Klik op het tab-blad ‘Population’.<br />
In een diagram zie je hoe op de beide eilanden de populatiegrootte (Finch Population) in de<br />
loop van de tijd verandert.<br />
1p <strong>16</strong> Op beide eilanden zijn factoren die remmend werken op de populatiegroei. Hoe is dat in het<br />
diagram te zien?<br />
Start een nieuw experiment door op ’New Expt’ te klikken. De variabelen zijn nu weer voor<br />
beide eilanden gelijk.<br />
Met ‘Change Inputs’ kun je de uitgangswaarden van het experiment veranderen.<br />
• Kies voor ‘Precipitation’. Hiermee kun je de samenstelling van de zaden (het voedsel van de<br />
vinken op de eilanden) veranderen.<br />
• Stel met behulp van de schuifbalken ’Hard Seeds’ op het eiland Darwin op 100% en<br />
’Soft Seeds’ op het eiland Wallace op 100% .<br />
• Klik op ‘Done’.<br />
• Klik op ‘Run Experiment’.<br />
Je krijgt grafieken te zien van de gemiddelde snavelgrootte uitgezet tegen de tijd.<br />
Als één van de twee populaties uitsterft moet je het experiment herhalen. Je kunt dit snel<br />
doen door achtereenvolgens ‘Revise Expt’ (experiment herzien) en ‘Run Experiment’ te<br />
kiezen.<br />
2p 17 - Wat is het resultaat van het experiment?<br />
- Verklaar het ontstaan van dit resultaat.<br />
Start een nieuw experiment door op: ‘New Expt’ te klikken. De variabelen zijn nu weer<br />
voor beide eilanden gelijk.<br />
Als een populatie uitsterft zie je dit doordat de grafiek niet tot 2290 doorloopt.<br />
2p 18 - Stel vast wat de minimale legselgrootte (Clutch Size) is, waarbij de soort altijd overleeft.<br />
Doe dit door je experiment dertig keer te herhalen. Je kunt dit snel doen door<br />
achtereenvolgens ‘Revise Expt’ (experiment herzien) en ‘Run Experiment’ te kiezen. Je<br />
kunt met Change Inputs, de Clutch size voor beide eilanden afzonderlijk veranderen.<br />
- Noteer je resultaten in een tabel.<br />
- Trek een juiste conclusie op basis van je resultaten.<br />
300011 35 6 Lees verder
afbeelding 1<br />
Biologische bestrijding met feromonen<br />
Ga naar videofragmenten, ’Biologische bestrijding met feromonen’ en bekijk Fragment 1.<br />
In afbeelding 1 is PQ de vliegroute van het mannetje van de spannervlinder. De<br />
windrichting wordt voorgesteld door pijl 1. Het geurspoor verspreidt zich volgens een<br />
waaiervorm.<br />
Als het mannetje bij Q is, verandert de windrichting (pijl 2). Het geurspoor verspreidt zich<br />
onregelmatiger. (Het geurspoor, veroorzaakt door de veranderde windrichting, wordt<br />
voorgesteld door de stippellijnen). Het mannetje kan de windrichtingverandering niet<br />
gebruiken om het geurspoor terug te vinden maar heeft wel een strategie ten einde het<br />
geurspoor zo snel mogelijk te vinden.<br />
P Q<br />
1<br />
2<br />
2p 19 Hoe vliegt het mannetje volgens deze strategie om zo snel mogelijk het geurspoor weer op<br />
te vangen met zijn antennes.<br />
P Q<br />
P<br />
A<br />
Q<br />
C<br />
1<br />
2<br />
1<br />
2<br />
P<br />
P<br />
B<br />
Q<br />
Q<br />
D<br />
300011 35 7 Lees verder<br />
1<br />
2<br />
1<br />
2
Bekijk Fragment 2 van ’Biologische bestrijding met feromonen’.<br />
2p 20 - Worden in het behandelde of in het onbehandelde deel van het bos de meeste mannetjes<br />
gevangen en geteld?<br />
- Verklaar dit resultaat.<br />
afbeelding 2<br />
In afbeelding 2 is de concentratie seksferomoon, zoals die door de spannervlinder verspreid<br />
wordt in een bepaald gebied, uitgezet tegen de tijd.<br />
Het paarseizoen loopt van P tot Q.<br />
concentratie<br />
seksferomoon<br />
in p.p.m.<br />
Men gaat het seksferomoon als milieuvriendelijke en efficiënte insectenverdelger<br />
gebruiken.<br />
2p 21 Welke grafiek geeft bij het efficiënt gebruik van het seksferomoon als insectenverdelger het<br />
concentratieverloop daarvan juist weer?<br />
concentratie<br />
seksferomoon<br />
in p.p.m.<br />
concentratie<br />
seksferomoon<br />
in p.p.m.<br />
concentratie<br />
seksferomoon<br />
in p.p.m.<br />
P Q tijd in dagen<br />
P Q P<br />
tijd in dagen<br />
A<br />
P Q<br />
tijd in dagen<br />
C<br />
P Q<br />
tijd in dagen<br />
E<br />
concentratie<br />
seksferomoon<br />
in p.p.m.<br />
concentratie<br />
seksferomoon<br />
in p.p.m.<br />
Dit was de laatste vraag van het computergedeelte. Ga verder met de vragen van het<br />
schriftelijk gedeelte.<br />
300011 35 8 Lees verder<br />
P<br />
B<br />
D<br />
Legenda:<br />
natuurlijk verloop<br />
kunstmatig verloop<br />
tijd in dagen<br />
tijd in dagen
Mutatie<br />
Biologen onderscheiden twee typen mutatie: somatische en erfelijke mutatie. Somatische<br />
mutatie komt alleen voor in lichaamscellen. De mutantgenen die daarbij ontstaan, kunnen<br />
dus verder voorkomen in alle cellen die door deling uit die lichaamscellen zijn ontstaan.<br />
Erfelijke mutatie vindt plaats in gameten of in cellen waaruit gameten ontstaan. De<br />
mutantgenen die daar het gevolg van zijn, kunnen van generatie op generatie worden<br />
doorgegeven.<br />
Een leerling leest de volgende bewering: ”Mutatie is vaak het gevolg van fouten tijdens de<br />
verdubbeling van het DNA en soms het gevolg van fouten tijdens de kerndeling.”<br />
2p 22 Geldt deze bewering uitsluitend voor erfelijke mutatie, uitsluitend voor somatische mutatie<br />
of voor beide typen mutatie?<br />
A Deze bewering geldt uitsluitend voor erfelijke mutatie.<br />
B Deze bewering geldt uitsluitend voor somatische mutatie.<br />
C Deze bewering geldt zowel voor erfelijke als voor somatische mutatie.<br />
Leerlingen die een literatuuronderzoek willen doen naar het optreden van mutatie tijdens<br />
kerndelingen, formuleren voor hun onderzoek de volgende hypothese:<br />
”Gemiddeld genomen is de kans dat mutatie optreedt tijdens de vorming van gameten groter<br />
dan de kans dat er mutatie optreedt tijdens de vorming van lichaamscellen.”<br />
1p 23 Leg uit dat een verschil tussen het aantal kerndelingen dat nodig is voor de vorming van een<br />
lichaamscel en het aantal dat nodig is voor de vorming van een gameet, deze hypothese<br />
ondersteunt.<br />
Men zoekt naar mutatie in cellen van de volgende organen:<br />
1 baarmoeder<br />
2 eierstok<br />
3 lever<br />
4 zaadbal<br />
5 zaadblaasje<br />
2p 24 In welke van de genoemde organen kan er sprake zijn van somatische mutatie?<br />
A alleen in de organen 1 en 3<br />
B alleen in de organen 1, 3 en 5<br />
C alleen in de organen 2, 4 en 5<br />
D alleen in de organen 1, 2, 4 en 5<br />
E in de organen 1, 2, 3, 4 en 5<br />
300011 35 9 Lees verder
tekst 1<br />
Algencentrale<br />
Algen gebruiken zo<strong>nl</strong>icht en koolstofdioxide voor hun groei. Mede door die<br />
eigenschap zijn ze geschikt te maken als brandstof in een verbrandingsmotor.<br />
Bij de verbranding komt weer koolstofdioxide vrij. Er is sprake van een cyclus,<br />
waarin met energie uit zo<strong>nl</strong>icht een motor aangedreven kan worden.<br />
Medewerkers van de University of the West of England in Bristol hebben een<br />
prototype van een algenmotor gebouwd met een vermogen van 25 kilowatt.<br />
De motor kan een generator aandrijven die elektriciteit produceert.<br />
De algen groeien in een doorzichtige, afgesloten tank met water. Er worden<br />
voedingsstoffen toegevoegd en de algenmassa wordt voortdurend in beweging<br />
gehouden. Een deel van de algen wordt gedroogd. Hiervoor wordt de afvalwarmte<br />
van de motor gebruikt. Na droging worden de algen tot zeer fijn poeder vermalen en<br />
onder zeer hoge druk in de motor geblazen, waar ze verbranden. Het<br />
koolstofdioxide dat daarbij ontstaat, gaat naar de tank met algen, die daar weer flink<br />
van groeien.<br />
naar: de Volkskrant, <strong>16</strong>-1-1993<br />
1p 25 Noem, gelet op de voedingswijze, de biologische term voor alle organismen die voor hun<br />
groei direct afhankelijk zijn van zo<strong>nl</strong>icht en koolstofdioxide.<br />
Aan de tank waarin de algen groeien, worden voedingsstoffen toegevoegd.<br />
2p 26 Welke stoffen worden aan de tank toegevoegd?<br />
A aminozuren<br />
B koolhydraten<br />
C mineralen<br />
D vitaminen<br />
2p 27 Noem twee redenen waarom het belangrijk is om de algenmassa voortdurend in beweging te<br />
houden.<br />
De prijs van de elektriciteit uit de algencentrale is ongeveer gelijk aan die uit kolen- of<br />
kerncentrales, meent Paul Jenkins, een van de onderzoekers uit Bristol. De algencentrale zet<br />
volgens Jenkins zonne-energie vier maal zo efficiënt om als een vijver waarin groene algen<br />
groeien. In Bristol zijn plannen ontwikkeld voor de bouw van een algenmotor van<br />
600 kilowatt. Jenkins hoopt voor de bouw van deze proefinstallatie financiers te kunnen<br />
vinden.<br />
1p 28 Leg uit dat het gebruik van een algencentrale uit milieuoogpunt beter is dan het gebruik van<br />
een kolencentrale.<br />
300011 35 10 Lees verder
afbeelding 3<br />
Stel dat je de opdracht hebt om financiers te vinden voor de, in het artikel genoemde,<br />
proefinstallatie. Dan is het belangrijk dat je op een overzichtelijke manier het principe van<br />
een algencentrale uitlegt. Dit kan met behulp van het schema in afbeelding 3.<br />
doorzichtige<br />
tank<br />
1<br />
3<br />
2<br />
schema van een werkende algencentrale<br />
droogverbrandings- generator<br />
4 installatie 5 motor<br />
7<br />
In dit schema staan zeven genummerde pijlen. Vermeld wat door elk nummer wordt<br />
voorgesteld. Je hebt hiervoor de keuze uit de volgende acht woorden:<br />
• algen;<br />
• algenpoeder;<br />
• elektriciteit;<br />
• koolstofdioxide;<br />
• voedingsstoffen;<br />
• warmte;<br />
• zo<strong>nl</strong>icht;<br />
• zuurstof.<br />
3p 29 Noteer op je antwoordblad de nummers 1 tot en met 7 onder elkaar en vul achter elk<br />
nummer het juiste woord in. Elk woord mag maar één keer worden gebruikt.<br />
Platina tegen kanker<br />
In 1996 werd bij de Amerikaanse wielrenner Lance Armstrong zaadbalkanker<br />
geconstateerd, met uitzaaiingen naar de longen en de hersenen. Dankzij chemotherapie met<br />
een platinaverbinding genas hij. Hij won in 1999, 2000, 2001 en 2002 zelfs de Tour de<br />
France.<br />
De onderzoeker Rosenberg stelde vast dat bacteriën in aanwezigheid van een<br />
platinaverbinding stoppen met delen, maar wel uitgroeien tot reuzencellen. Vervolgens<br />
onderzocht hij die platinaverbinding op antitumor-activiteit. Bepaalde tumoren blijken<br />
inderdaad zeer gevoelig voor die platinaverbinding.<br />
Rosenberg ontwikkelde op grond van zijn onderzoek bij bacteriën een hypothese over de<br />
invloed van de platinaverbinding op een bepaald onderdeel van de celcyclus.<br />
1p 30 Formuleer die hypothese.<br />
Bij chemotherapie met een platinaverbinding brengen artsen deze meestal rechtstreeks in in<br />
het bloed, bijvoorbeeld in de rechterarmader. Stel dat een molecuul van deze verbinding via<br />
de kortste weg van de rechterarmader naar een tumor in de linkerzaadbal gaat.<br />
3p 31 Noem alle bloedvaten en de vier delen van het hart waar dit molecuul dan achtereenvolgens<br />
doorheen gaat.<br />
De helft van de ingebrachte platinaverbinding wordt binnen 48 uur weer ongebruikt<br />
uitgescheiden.<br />
2p 32 Van welke organen is te verwachten dat zij het meest bijdragen tot deze uitscheiding?<br />
A de darmen en de huid<br />
B de darmen en de longen<br />
C de darmen en de nieren<br />
D de lever en de longen<br />
E de lever en de nieren<br />
F de longen en de huid<br />
6<br />
300011 35 11 Lees verder
tekst 2<br />
afbeelding 4<br />
afbeelding 5<br />
Een vreemde vogel op de Molukken<br />
Het Moluks grootpoothoen (Eulipoa wallacei) is een bijzondere vogel. De wijfjes van<br />
deze soort broeden niet, maar graven een gat in een zandachtige bodem. Daar<br />
leggen ze hun ei in en gooien daarna het gat weer dicht. Ze bekommeren zich<br />
verder niet om het ei; het warme zand zorgt voor goede ontwikkelingskansen. De<br />
ontwikkelingstijd tot kuiken is circa 80 dagen. Het kuiken drukt de eischaal kapot en<br />
graaft zich met de pootjes een weg naar boven. Dat gebeurt in een rustig tempo.<br />
Het kuiken heeft veel vet opgeslagen in het lichaam.<br />
Naar deze vogel werd onderzoek gedaan in een broedkolonie op het Molukse eiland<br />
Haruku. Dit eiland vormt samen met het eiland Halmahera het laatste<br />
toevluchtsoord waar het grootpoothoen eieren kan leggen.<br />
De vrouwtjes op Haruku komen van het eiland Seram. Ze vliegen ’s nachts naar<br />
Haruku en graven daar hun ei in, op heldere nachten wel tot een meter diep, bij<br />
bewolkte hemel soms maar tot 20 cm. In het laatste geval is de kans groot dat het<br />
ei wordt uitgegraven door de lokale bevolking of door dieren.<br />
Een diepte van 60 cm blijkt uit proeven de optimale diepte voor de ontwikkeling van<br />
het kuiken.<br />
Mannetjes van het grootpoothoen worden op Haruku niet waargenomen.<br />
De vogels op Halmahera komen niet van Seram, zij verblijven voortdurend op<br />
Halmahera.<br />
bron: C.J.Heij, C.F.Rompas & C.W. Moeliker: The biology of the Moluccan megapode<br />
Eulipoa wallacei (Aves, Galliformes, Megapodidae) on Haruku and other Moluccan<br />
Islands; part 2: final report. In Deinsea 3, oktober 1997<br />
MOLUKSE<br />
ZEE<br />
Halmahera<br />
SERAMZEE<br />
Seram<br />
Ambon Haruku<br />
Irian Jaya<br />
1p 33 - Worden de grootpoothoenders die op Haruku worden aangetroffen tot een aparte populatie<br />
gerekend?<br />
- Leg je antwoord uit.<br />
300011 35 12 Lees verder
Helder maa<strong>nl</strong>icht stimuleert het graafgedrag van het grootpoothoen.<br />
1p 34 Geef de biologische term voor de inwendige factor die blijkbaar door het maa<strong>nl</strong>icht<br />
versterkt wordt.<br />
Het komt voor dat een jong door eierzoekende Molukkers wordt uitgegraven. Als het jong<br />
niet wordt teruggezet, gaat het echter altijd snel dood.<br />
Een onderzoeker vroeg zich af hoe dat kwam en formuleerde de hypothese dat het jong door<br />
zijn klimpartij belangrijke spiergroepen ontwikkelt.<br />
2p 35 Van welke stof zou in de kuikens de hoeveelheid sterk moeten toenemen, als de hypothese<br />
van de onderzoeker correct is?<br />
A eiwitten<br />
B glucose<br />
C glycogeen<br />
D vetten<br />
tabel 1<br />
De invloed van de temperatuur op de werking van enzymen<br />
Een leerling wil een onderzoek doen naar de invloed van de temperatuur op de werking van<br />
het enzym amylase. Dit enzym katalyseert bij vertering de omzetting van zetmeel tot<br />
maltose.<br />
De leerling vult 28 reageerbuisjes met gelijke hoeveelheden van een zetmeeloplossing.<br />
In elk buisje bevindt zich dan 1000 mg zetmeel.<br />
Tijdens het experiment worden de reageerbuisjes weggezet in zeven verschillende<br />
waterbaden, bij zeven verschillende temperaturen: 5 °C, 15 °C, 25 °C, 35 °C, 40 °C, 50 °C<br />
en 60 °C.<br />
Na toevoeging van het enzym aan de zetmeeloplossing bepaalt de leerling na verschillende<br />
incubatietijden de hoeveelheid resterend zetmeel in mg. De incubatietijd is de tijd die het<br />
enzym op het zetmeel kan inwerken.<br />
In tabel 1 staan zijn resultaten.<br />
Incubatietijd Temperatuur in °C en resterende hoeveelheid zetmeel in mg<br />
5 °C 15 °C 25 °C 35 °C 40 °C 50 °C 60 °C<br />
3 uur 955 947 890 790 745 749 870<br />
10 uur 858 795 678 510 512 671 853<br />
26 uur 650 554 439 300 357 602 791<br />
50 uur 405 272 158 173 299 513 759<br />
3p 36 - Teken op de bijlage met behulp van de meetpunten een grafiek van zijn resultaten bij een<br />
incubatietijd van 3 uur.<br />
- Geef in deze grafiek op de X-as de optimumtemperatuur aan, met behulp van een pijltje.<br />
- Benoem de assen.<br />
De leerling constateert dat bij een temperatuur van 60 °C meer zetmeel overblijft dan bij<br />
50 °C.<br />
1p 37 Welke juiste verklaring kan de leerling voor dit resultaat geven?<br />
2p 38 Wat blijkt uit dit experiment met betrekking tot de hoogte van de optimumtemperatuur bij<br />
toenemende incubatietijd?<br />
A De hoogte van de optimumtemperatuur is niet afhankelijk van de incubatietijd.<br />
B Naarmate de incubatie langer duurt, is de optimumtemperatuur hoger.<br />
C Naarmate de incubatie langer duurt, is de optimumtemperatuur lager.<br />
300011 35 13 Lees verder
Lenzen<br />
Wanneer bij iemand het hoornvlies van een oog niet overal even dik is, heeft het<br />
gezichtsvermogen daarvan ernstig te lijden. Een dergelijke afwijking is met een bril of<br />
contactlenzen meestal niet te corrigeren, maar met de in de 19e eeuw ontwikkelde en nu<br />
vernieuwde scleralens is tachtig procent van de patiënten te helpen.<br />
De scleralens is een hoedvormige lens, waarvan de rand op het oogwit rust en het bolle<br />
gedeelte zich voor het hoornvlies bevindt. Deze hoed wordt gevuld met een zoutoplossing<br />
van een bepaalde concentratie die het licht in dezelfde mate afbuigt als het hoornvlies.<br />
De zoutoplossing blijft op zijn plaats doordat de rand van de scleralens exact op het oogwit<br />
aansluit. Het hoornvlies bestaat uit levende cellen, is niet doorbloed en neemt zuurstof uit<br />
de lucht op.<br />
Door de scleralens is het hoornvlies voortdurend in contact met de zoutoplossing. Dit stelt<br />
een bepaalde eis aan de concentratie van deze zoutoplossing.<br />
2p 39 - Aan welke eis moet de concentratie van deze zoutoplossing voldoen?<br />
- Geef een verklaring voor je antwoord.<br />
Vroeger werden deze lenzen van glas gemaakt. Vanwege gezondheidsredenen konden deze<br />
lenzen slechts korte tijd per dag gedragen worden. Nu kunnen de scleralenzen, door de<br />
introductie van nieuwe, poreuze kunststoffen, veel langer achter elkaar worden gedragen.<br />
1p 40 - Welk probleem ontstaat als glazen scleralenzen gedurende een langere periode worden<br />
gedragen?<br />
- Leg uit waardoor dit wordt veroorzaakt.<br />
tekst 3<br />
afbeelding 6<br />
Buiktriller<br />
Als spieren slapper worden, is dat meestal het eerst zichtbaar in de buikstreek. Aan<br />
het verslappen van de buikspieren is een halt toe te roepen met<br />
gymnastiekoefeningen zoals sit-ups. Die zijn tijdrovend en vereisen discipline.<br />
Elektrische spierstimulatie is het alternatief, stelt het Ierse bedrijf Slendertone.<br />
Slendertone heeft de Flex ontworpen. Dat is een batterij aan een riem met aan de<br />
binnenkant drie elektroden. Op die elektroden zit een plakkerige substantie voor de<br />
stroomgeleiding. Via die elektroden worden stroomstootjes naar de onderliggende<br />
spieren gestuurd die zich daardoor samentrekken.<br />
Volgens Slendertone is al na vier tot acht weken resultaat merkbaar. ”De buik wordt<br />
platter en steviger zonder gewichtsverlies.” Twee tot drie maal per week een sessie<br />
van een half uurtje wordt aangeraden. Terwijl je de riem om hebt, kun je intussen<br />
wat anders doen. ”Met de Flex kun je een platte en stevige buik krijgen, terwijl je<br />
TV kijkt.”<br />
bewerkt naar: de Volkskrant van 29-04-2000<br />
foto: Michael Reusse, Runner’s World, <strong>mei</strong> 2001, p. 11<br />
2p 41 Waarmee kun je, gelet op de functie, een elektrode van de Flex het beste vergelijken?<br />
A met een myelineschede<br />
B met een synaps<br />
C met een zenuwcellichaam<br />
D met een zenuwceluitloper<br />
300011 35 14 Lees verder
Na een stroomstootje trekken de spieren zich een tijdje samen waarna ze vervolgens weer<br />
ontspannen. De sterkte van de stroomstoot is te regelen.<br />
Stel dat in situatie 1 een spier niet maximaal is samengetrokken. Vervolgens wordt de<br />
sterkte van de stroomstoot zodanig opgevoerd dat de spier maximaal samentrekt (situatie 2).<br />
2p 42 Door welke verandering in de spier wordt het verschil tussen situatie 1 en situatie 2<br />
veroorzaakt?<br />
A In situatie 1 zijn alle spiervezels van de spier gedeeltelijk samengetrokken en in situatie 2<br />
zijn ze volledig samengetrokken.<br />
B In situatie 1 is een beperkt aantal van de spiervezels samengetrokken en in situatie 2 zijn<br />
alle spiervezels van de spier maximaal samengetrokken.<br />
C In situatie 1 zijn er meer actine- dan myosinefilamenten en in situatie 2 meer myosine- dan<br />
actinefilamenten in de spier aanwezig.<br />
Uit een onderzoek bij twaalf vrouwen, dat in opdracht van de BBC is uitgevoerd, blijkt dat<br />
er na dagelijks veertig minuten gebruik van de Flex, vier weken achter elkaar, sprake is van<br />
een versterkte spierkracht van 5 tot 10 procent.<br />
Het onderzoek dat in opdracht van de BBC is uitgevoerd, kan verbeterd worden, zodat een<br />
meer betrouwbare conclusie getrokken kan worden.<br />
2p 43 Noem twee verbeteringen waardoor het onderzoek meer betrouwbaar wordt.<br />
Uit een ander onderzoek blijkt dat een overeenkomstige spierversterking werd<br />
geconstateerd bij een groepje vrouwen dat al die weken dagelijks gedurende drie minuten<br />
veertig sit-up oefeningen deed (zie afbeelding 9).<br />
De sit-up oefeningen hebben echter voor het lichaam nog andere voordelen.<br />
2p 44 Noem twee andere voordelen.<br />
Anticonceptie<br />
Er is een nieuwe manier van anticonceptie op de markt gebracht onder de naam Persona. Op<br />
de meeste dagen is geen anticonceptie nodig. Persona geeft aan welke dagen dat zijn.<br />
Persona meet hiervoor de concentratie van twee hormonen die voorkomen in ochtendurine<br />
en die de menstruatiecyclus regelen. De fabrikant geeft voor Persona een betrouwbaarheid<br />
van 94 % op, voor vrouwen die gedurende een jaar dit anticonceptiemiddel toepassen.<br />
2p 45 Wat wil in dit geval een betrouwbaarheid van 94 % zeggen voor vrouwen die gedurende een<br />
jaar Persona gebruiken?<br />
A Dat er bij hen bij 94 van de 100 keer gemeenschap geen kans bestaat op zwangerschap.<br />
B Dat er bij hen van 94 vrouwen gemiddeld 6 zwanger worden.<br />
C Dat er bij hen van 94 vrouwen zeker 6 zwanger worden.<br />
D Dat er bij hen van 100 vrouwen gemiddeld 6 zwanger worden.<br />
E Dat er bij hen van 100 vrouwen zeker 6 zwanger worden.<br />
informatie<br />
De bijsluiter van Persona bevat de volgende informatie over de menstruatiecyclus:<br />
In het begin van de menstruatiecyclus komt er in een van de eierstokken een eicel tot<br />
ontwikkeling in een follikel; deze eicel zal later vrijkomen. De groeiende follikel<br />
produceert steeds meer oestrogeen. Oestrogeen zorgt ervoor dat de binnenbekleding van de<br />
baarmoeder dikker wordt. Ongeveer in het midden van de cyclus bereikt de<br />
oestrogeenconcentratie een maximum. Dit zorgt weer voor een snelle stijging van een ander<br />
hormoon: het luteïniserend hormoon (LH). Het LH zorgt ervoor dat de follikel openspringt<br />
en de eicel vrijkomt. Deze eisprong vindt 24 tot 36 uur na de snelle stijging van LH plaats.<br />
Daarna daalt LH weer net zo snel als het gestegen is. Na de eisprong kan de eicel gedurende<br />
ongeveer 24 uur worden bevrucht. Gebeurt dit niet, dan sterft de eicel af in de eileider.<br />
De lege follikel ontwikkelt zich tot geel lichaam. Dat produceert nog 12 dagen oestrogeen<br />
en een ander hormoon: progesteron. Als deze productie stopt dan zorgt de snelle daling van<br />
de beide hormoonconcentraties ervoor dat de binnenbekleding van de baarmoeder wordt<br />
afgestoten: de menstruatie.<br />
Als in een cyclus op dag 15 de eisprong plaatsvindt, heeft het baarmoederslijmvlies nog niet<br />
de maximale dikte bereikt.<br />
1p 46 Waarom is dit geen probleem voor de innesteling van de blastula (= het ontwikkelend<br />
embryo)?<br />
Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina.<br />
300011 35 15 Lees verder
In de gebruiksaanwijzing van Persona staat het volgende:<br />
Persona meet op bepaalde momenten in de cyclus de concentraties in de urine van twee<br />
hormonen: E3G (een vorm van oestrogeen) en LH.<br />
Als het groene lampje brandt, is het met het oog op ongewenste zwangerschap veilig om<br />
gemeenschap te hebben zonder gebruik van een aanvullend anticonceptiemiddel.<br />
Als het rode lampje brandt, is het niet veilig om onbeschermd gemeenschap te hebben.<br />
2p 47 Welke van onderstaande afbeeldingen geeft in een cyclus van 30 dagen een juiste weergave<br />
van de veilige en onveilige dagen?<br />
Persona heeft net als de anticonceptiepil, het pessarium en het spiraaltje een belangrijk<br />
nadeel in vergelijking met het condoom.<br />
1p 48 Noem dit nadeel.<br />
Einde<br />
A<br />
B<br />
C<br />
D<br />
groen rood<br />
groen<br />
1 5 10 15 20 25 30<br />
groen rood<br />
groen<br />
1 5 10 15 20 25 30<br />
groen rood<br />
groen<br />
1 5 10 15 20 25 30<br />
groen rood<br />
1 5 10 15 20 25 30<br />
300011 35 <strong>16</strong> Lees verder