Uitgelezen - Nederlandse Entomologische Vereniging
Uitgelezen - Nederlandse Entomologische Vereniging
Uitgelezen - Nederlandse Entomologische Vereniging
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
22 entomologische berichten<br />
70 (1) 2010<br />
<strong>Uitgelezen</strong><br />
Annette van Berkel (technische bewerking:<br />
Teia Reinboud)<br />
Dagvlinders in Nederland en Vlaanderen<br />
(DVD)<br />
KNNV Uitgeverij, in samenwerking met De Vlinderstichting.<br />
ISBN 978-90-5011-315-1. € 14,95<br />
In ruim vijf jaar tijd heeft Annette van<br />
Berkel alle vlindersoorten van Nederland<br />
en Vlaanderen weten te filmen. Dat is op<br />
zichzelf al een enorme prestatie, rekening<br />
houdend met het feit dat vele soorten<br />
zeer schaars zijn en je voor het filmen<br />
afhankelijk bent van het weer.<br />
Slechts een fractie van de opnames zal<br />
de DVD hebben gehaald, maar die fractie<br />
is dan wel fraai geworden. De DVD wil<br />
echter niet zomaar mooie beelden tonen,<br />
de hoop wordt uitgesproken dat de beelden<br />
bijdragen tot een betere bescherming<br />
van de vlinders. Ik ben geen groenbeheerder<br />
of boer, doelgroepen waarop gemikt<br />
wordt volgens de beschrijving op de hoes.<br />
Ik ben wel tuinbezitter, ook een genoemde<br />
doelgroep, maar hoe zeer ik ook heb genoten<br />
van de mooie beelden, nieuwe<br />
ideeën zijn niet bij mij opgekomen. Iemand<br />
die niet al een interesse in vlinders<br />
heeft, zal in deze jachtige tijd niet bijna<br />
anderhalf uur uittrekken om fladderende<br />
vlinders op de buis te zien. Laten we het<br />
er dus maar op houden, dat de DVD mensen<br />
met een latente of ongerichte belangstelling<br />
voor vlinders enthousiaster kan<br />
maken voor de natuur. Dat is op zich al<br />
een edel streven. Daarnaast zijn onderdelen<br />
ook zeker op scholen bruikbaar.<br />
De DVD opent met een startmenu,<br />
waarin men kan kiezen tussen Gedrag en<br />
Landschappen en Soorten en soortengroepen.<br />
Bij de eerste keuze kan men verder kiezen<br />
tussen commentaar bij de beelden of<br />
alleen natuurgeluiden. Ik kan sterk aanraden<br />
het commentaar erbij aan te zetten.<br />
Dat brengt samenhang tussen de<br />
beelden, die anders rommelig en zonder<br />
samenhang lijken door de manier van<br />
montage, waarbij allerlei delen van levenscyclus<br />
en gedrag van verschillende<br />
soorten door elkaar behandeld worden.<br />
In dit ‘hoofdstuk’ komt overigens maar<br />
een beperkt aantal soorten aan de orde.<br />
De inhoud van het commentaar is in<br />
orde, maar de manier waarop het gebracht<br />
wordt, met name door Eva Zeijlstra,<br />
gaf mij door een overdreven intonatie<br />
soms het gevoel dat er tegen kinderen<br />
gesproken werd.<br />
Gedrag en Landschappen valt uiteen in<br />
Cyclus en Gedrag en Landschappen. Bij de<br />
eerste heeft men dan verder de keuze<br />
tussen Het intieme leven van de dagvlinder<br />
(21 minuten) en Het oranjetipje (7 minuten).<br />
De beelden van het oranjetipje zijn<br />
grotendeels of geheel ook terug te vinden<br />
in het deel van 21 minuten, waarin ook<br />
de ontwikkeling van enkele andere soorten<br />
is opgenomen. Het is met name in<br />
Het intieme leven dat het commentaar<br />
nodig is voor het verhaal. Overigens prima<br />
beelden en inhoudelijk is het commentaar<br />
ook goed. Bij Landschappen heeft men<br />
de keuze uit vier typen: Achter de zeereep<br />
(11 minuten), Kleur in het bos (12 minuten),<br />
Heide- en veenvlinders (14 minuten)<br />
en Meer dan gras (19 minuten). Hier wordt<br />
een aantal soorten in hun biotoop getoond.<br />
Wat mij opviel, was dat in Achter<br />
de zeereep het aardbeivlindertje werd getoond<br />
en gezegd werd, dat hij op dauwbraam<br />
leefde, terwijl dezelfde soort ook<br />
genoemd werd in Meer dan gras, waar<br />
tormentil als zijn voedselplant genoemd<br />
werd. Feitelijk is het natuurlijk in orde,<br />
maar in het commentaar had de link wel<br />
even gelegd mogen worden.<br />
De rest van de DVD is gevuld met korte<br />
beelden (10-30 seconden per soort) van<br />
alle dagvlindersoorten van Nederland en<br />
Vlaanderen (zonder commentaar), die<br />
men kan benaderen via een alfabetische<br />
lijst op <strong>Nederlandse</strong> naam of via “soortgroepen”.<br />
De laatste zijn min of meer<br />
taxonomische groepen en hier staat bij<br />
elke soort ook de wetenschappelijke<br />
naam. De tweede groep die je kunt aanklikken<br />
heet ‘Witjes’, maar hieronder valt<br />
dan ook de koninginnepage. Per soort<br />
wordt, heel in het kort, het biotoop en de<br />
vlinder getoond en soms ook de rups. Het<br />
zijn mooie beelden, maar ze brengen geen<br />
ander verhaal over dan een foto zou doen,<br />
het zijn in feite bewegende foto’s.<br />
Als afsluiting nog een paar kleine<br />
puntjes. Na elk onderdeel van Gedrag en<br />
Landschappen volgt een aftiteling, waarna<br />
het onnodig lang stil blijft. In de aftiteling<br />
van Het intieme leven staat Natuurmonu-<br />
menten verkeerd gespeld. Voor verschillende<br />
algemene vlinders werden vlinders<br />
gefilmd met happen uit de vleugel (het<br />
viel me op bij het citroentje en het landlaartje).<br />
Dat hoort natuurlijk ook bij de<br />
natuur, maar voor de film is een gaaf<br />
exemplaar toch leuker. Of er hoort een<br />
commentaar bij, zo van: ‘je kunt zien dat<br />
het een oud exemplaar is’. Tenslotte, de<br />
titels van de verschillende onderdelen<br />
worden ook in het Engels gegeven. Dat<br />
oogt internationaal, maar het is loos: er<br />
is geen Engels commentaar, geen ondertiteling<br />
en de vlindernamen worden niet<br />
in het Engels gegeven.<br />
Rienk de Jong<br />
Tristan Lafranchis 2009<br />
Dagvlinders van Europa<br />
KNNV Uitgeverij, 416 pp. ISBN 978-90-5011-<br />
302-1. € 39,95<br />
Dit is een door de Vlinderstichting vertaalde<br />
en bewerkte editie van een boek<br />
dat eerder in het Engels en Frans verscheen.<br />
Blijkbaar is er, naast bijvoorbeeld<br />
de uitstekende Engelstalige gids van Tolman,<br />
Butterflies of Britain and Europe (Collins<br />
Field Guide) in dit land, waar zovelen<br />
het Engels machtig zijn, behoefte aan een<br />
Nederlandstalige gids voor hetzelfde geografische<br />
gebied. En ook naast De Nieuwe<br />
Veldgids Dagvlinders, eveneens in 2009 bij<br />
de KNNV verschenen en door de Vlinderstichting<br />
verzorgd, welke overigens alleen<br />
Noordwest-Europa bestrijkt. Dagvlinders<br />
van Europa verschilt op diverse manieren<br />
van deze ‘concurrenten’. Ik wil<br />
twee aspecten noemen.<br />
Determinatiesleutel. De meeste determinatieboeken<br />
voor vlinders zijn gebaseerd<br />
op plaatjes kijken. Dagvlinders van Europa<br />
is één lange geïllustreerde determinatiesleutel,<br />
waarbij je stapje voor stapje naar<br />
de juiste naam geleid wordt en al doende<br />
de verschillen tussen soorten, geslachten<br />
en families leert kennen. Verdere informatie<br />
over de soorten staat, zeer kort, in<br />
de sleutel. Daar is dus weinig ruimte<br />
voor. De Nieuwe Veldgids Dagvlinders heeft<br />
zowel tabellen als soortbeschrijvingen.<br />
Voor informatie per soort kan men dan<br />
ook veel beter terecht bij deze of Tolmans<br />
gids. Het resultaat is wel, dat Dagvlinders<br />
van Europa laagdrempeliger is: als je vrijwel<br />
niets van vlinders af weet, zul je eerder<br />
dit boekje pakken dan een andere. Of<br />
je dan gebaat bent bij een volledig overzicht<br />
van nauwelijks te onderscheiden<br />
blauwtjes en Erebia’s, betwijfel ik.<br />
Afbeeldingen. In Butterflies of Britain and<br />
Europe en De Nieuwe Veldgids Dagvlinders<br />
worden respectievelijk aquarellen en<br />
foto’s van opgezette vlinders getoond, in
de laatse gids aangevuld met foto’s van<br />
levende dieren. De foto’s in Dagvlinders<br />
van Europa zijn alle van levende dieren.<br />
Daarin gaat het boekje mee in een trend,<br />
die elders al jaren aan de gang is. Als het<br />
alleen om het determineren gaat, leggen<br />
foto’s van levende dieren het af tegen<br />
foto’s of aquarellen van opgezette dieren,<br />
die speciaal gemaakt zijn om kenmerkende<br />
verschillen goed te laten zien.<br />
Maar foto’s van levende dieren hebben<br />
natuurlijk hun eigen charme en nodigen<br />
als het ware uit om het leven van de vlinder<br />
in de natuur te bestuderen. Dat is ook<br />
de bedoeling, de boodschap is: ga eens<br />
een stap verder dan verzamelen en zie<br />
hoe de dieren leven. Dat wordt nog wel<br />
eens met een ethisch sausje overgoten en<br />
de auteur richt zich dan tegen het verzamelen<br />
op zich. Zoals in dit boek, waar<br />
Lafranchis op pagina 7 zegt: ‘Onlangs<br />
nog, [sic; hier hoort geen komma] trof ik<br />
mensen aan die in korte tijd grote aantallen<br />
vlinders verzamelden en tientallen<br />
exemplaren van een bijzondere soort<br />
doodden voor hun collectie’. Dit soort excessen<br />
wordt steeds aangehaald om alle<br />
collectieactiviteiten in een ongunstig<br />
daglicht te stellen. Ik wil daarom benadrukken,<br />
dat onze kennis van verspreiding,<br />
verwantschappen, systematiek en<br />
veranderingen in voorkomen over de<br />
laatste 100 jaar uitsluitend te danken is<br />
aan verzamelactiviteiten en het bestaan<br />
van collecties. Bovendien, ook ecologisch<br />
onderzoek kan, wil het controleerbaar<br />
zijn, niet buiten het bewaren van<br />
bewijsmateriaal.<br />
De auteur is zich ervan bewust, dat<br />
het bestuderen van de mannelijke genitaliën<br />
een vereiste kan zijn voor de determinatie.<br />
Maar de suggestie, dat je dit wel<br />
met een loep van 10× aan een levend<br />
entomologische berichten<br />
70 (1) 2010<br />
exemplaar kunt zien, is nogal optimistisch.<br />
Dat kan alleen, als je de genitaliën<br />
al goed kent. De schetsjes van Hipparchiasoorten,<br />
bijvoorbeeld, op pagina 376 zijn<br />
dan ook in de praktijk weinig bruikbaar.<br />
En van de Carcharodus-soorten op pagina<br />
377 wordt de distale helft van de valve<br />
getoond in zijaanzicht, maar er staat niet<br />
bij dat het de binnenkant is; als je die aan<br />
een levend exemplaar zichtbaar wilt<br />
maken, legt het diertje zeker het loodje.<br />
In tegenstelling tot de eerdere edities<br />
hebben de bewerkers ook de soorten van<br />
de Canarische eilanden, Madeira, Azoren<br />
en Cyprus opgenomen, die niet in de rest<br />
van Europa voorkomen. Heel zinnig,<br />
maar voor het laatstgenoemde eiland<br />
ontgaat mij eerlijk gezegd de logica, de<br />
fauna heeft met Europa weinig te maken,<br />
daarentegen alles met Turkije.<br />
Nog enkele losse opmerkingen. Ik heb<br />
sowieso wat moeite met <strong>Nederlandse</strong><br />
namen, maar het verzinnen van <strong>Nederlandse</strong><br />
namen voor soorten die alleen<br />
zeer ver weg voorkomen, zoals ‘cypriotisch<br />
heliotroopblauwtje’ voor een soort<br />
die helemaal niet tot Cyprus beperkt is<br />
en bovendien op Mimosaceae leeft en<br />
niet op heliotroop, gaat mij te ver. Waartoe<br />
dient dit? Zul je niet veel eerder met<br />
buitenlanders dan met Nederlanders<br />
over zo’n soort praten? Of gaat dit om<br />
(wat mij betreft zinloze) consistentie? De<br />
taxonomische termen worden wat stiefmoederlijk<br />
bedeeld. In de verklarende<br />
woordenlijst op pag. 379-380 komt ‘geslacht’<br />
niet voor, evenmin als ‘tribus’ die<br />
met de neutrale en nietszeggende term<br />
‘groep’ aangeduid wordt. De omschrijving<br />
van nominaatvorm is: ‘De oorspronkelijk<br />
beschreven soort (zie ook bij ondersoort)’.<br />
Dit is wel heel erg kort door de<br />
bocht. De nominaatvorm is de ondersoort<br />
waartoe het holotype behoort. Je hoeft<br />
aan beginners niet alle kronkels van de<br />
taxonomie uit te leggen, maar wat je uitlegt,<br />
moet wel kloppen. Er staan wat<br />
drukfouten en slordigheden in. Zo ontbreekt<br />
op pag. 121 in ‘arctisch manschilblauwtje’<br />
de ‘d’ achter ‘manschil’ (over<br />
<strong>Nederlandse</strong> namen gesproken, deze<br />
soort leeft op steenbreek en niet op manschild,<br />
Andosace). In de beschrijving van<br />
‘ondersoort’ op pag. 379 staat een woord<br />
teveel: ‘…van de dezelfde soort …’. Op<br />
pag. 345 staat ‘darwin’s hooibeestje’; die<br />
apostrof in ‘darwin’s’ is Engels, bij ons<br />
wordt de 2de naamvals s aan het woord<br />
geplakt. ‘Thymelicus lineolus’ (pag. 33) is<br />
niet een slordigheidje, maar een irritante<br />
fout, die regelmatig gemaakt wordt door<br />
mensen die menen dat de uitgang van<br />
de soortnaam moet overeenstemmen<br />
met die van de geslachtnaam. Dat geldt<br />
alleen als de soortnaam een bijvoeglijk<br />
naamwoord is, dan wordt de uitgang van<br />
het bijvoeglijk naamwoord aangepast<br />
aan het grammaticale geslacht van de<br />
genusnaam. In dit geval gaat het om het<br />
zelfstandige naamwoord lineola (= lijntje),<br />
dat onveranderd blijft, bij welke genusnaam<br />
het ook gezet wordt.<br />
Afgezien van de kritische noten is het<br />
een mooi uitgevoerd boek met meer dan<br />
1400 merendeels goede kleurenfoto’s .<br />
Het zal zeker zijn weg vinden naar de beginnende<br />
vlinderenthousiast en algemene<br />
natuurliefhebber.<br />
Rienk de Jong<br />
V.M. Redondo, F.J. Gastón & R. Gimeno 2009<br />
Geometridae Ibericae<br />
Apollo Books, Stenstrup, Denmark. 361 pp,<br />
incl. 17 kleurenplaten en 34 zwartwit-<br />
(genitaal)platen. Volledig tweetalig: Spaans<br />
en Engels. ISBN 87-88757-69-2. € 140,-<br />
Het laatste decennium is de aandacht<br />
voor determinatiewerken en handboeken<br />
over macrovlinders enorm toegenomen.<br />
En dat blijft niet beperkt tot het westen<br />
van Europa, want ook over Oost-Europa,<br />
Noord-Europa en het Mediterrane gebied<br />
verschenen diverse naslagwerken. Over<br />
de Geometridae, de spanners, loopt thans<br />
nog steeds de serie ‘The Geometrid<br />
Moths of Europe’, onder redactie van<br />
Geometridae-kenner bij uitstek Axel<br />
Hausmann. Men kan zich dus afvragen<br />
of daar nog iets aan toe te voegen is.<br />
Volgens Axel Hausmann zelf wel, want<br />
hij schreef in het voorwoord van ‘Geometridae<br />
Ibericae’ dat dit boek vooral<br />
jonge mensen weer moet aansporen om<br />
aan entomologie (en lepidopterologie in<br />
het bijzonder) te doen – zij moeten zich<br />
niet laten ontmoedigen door de steeds<br />
strengere regelgevingen en beperkingen<br />
die vooral de Spaanse wet de insectenvangers<br />
oplegt, met als gevaarlijk resultaat<br />
dat over pakweg twintig jaar niemand<br />
meer iets over de dynamiek in de<br />
vlinderstand weet.<br />
Hoewel deze zorg belangrijk is en niet<br />
alleen in Spanje maar ook in andere landen<br />
actueel, is dat bijna het enige lichtpuntje<br />
dat Hausmann over dit nieuwe<br />
geometridenwerk te melden heeft. Een<br />
ander voordeel, zo schrijft hij, is de tweetalige<br />
tekst, in Spaans en Engels, wat dit<br />
naslagwerk ook internationaal toegankelijk<br />
maakt.<br />
De tekst per soort is prettig kort en<br />
duidelijk, vergelijkbaar met ‘Colour Identification<br />
Guide to Moths of the British<br />
Isles’ van Bernard Skinner (2009). Er<br />
worden in dit werk twee nieuwe ondersoorten<br />
beschreven: Crocallis albarracina<br />
centraliberica en Eupithecia graphata<br />
carpetanensis. Jammer dat er geen enkele<br />
23
24 entomologische berichten<br />
70 (1) 2010<br />
verduidelijkende vleugeltekening van<br />
dubbelsoorten of gelijkende soorten<br />
wordt weergegeven, de enige figuren in<br />
de tekst zijn de verspreidingskaartjes per<br />
soort voor het Iberisch Schiereiland. De<br />
17 kleurenplaten met alle 589 spanners<br />
op ware grootte afgebeeld zijn werkelijk<br />
teleurstellend. De vlinders worden voor<br />
herkenning veel te klein afgebeeld en de<br />
kleuren zijn iets te flets. De kracht van<br />
dit boek komt van de laatste 34 zwartwitplaten<br />
met fraaie genitaalafbeeldingen<br />
van de uiterlijk moeilijk te herkennen<br />
soorten, hoewel die in ‘The Geometrid<br />
Moths of Europe’ net even groter en eigenlijk<br />
toch mooier zijn.<br />
Lokale handboeken hebben ontegenzeglijk<br />
een grote waarde voor het promoten<br />
van de vlinderwetenschap en het<br />
vergemakkelijken van de determinatie<br />
van de soorten uit deze gebieden. Na<br />
de algemene nachtvlindergids ‘Guide<br />
des papillons nocturnes de France’ van<br />
Roland Robineau (2007), waarin ook alle<br />
Franse spanners te vinden zijn, is er nu<br />
dus ook een spannergids van Spanje. Het<br />
wachten is op Italië en Griekenland en<br />
dan hebben we het noordelijke Mediterrane<br />
gebied voor wat betreft de Geometridae<br />
volledig in kaart gebracht.<br />
Voor vlinderliefhebbers van het Iberisch<br />
Schiereiland is dit handboek ongetwijfeld<br />
een welkome aanvulling op<br />
reeds bekende Europese werken, maar bij<br />
de gemiddelde vlinderaar zal het helaas<br />
niet veel losmaken. De slordige € 140,die<br />
voor het boek betaald moet worden<br />
zal menig liefhebber dan ook nog wel<br />
drie keer achter zijn oren doen krabben.<br />
Een hoge prijs voor een boek in deze<br />
klasse.<br />
Rob de Vos<br />
Literatuur<br />
Hausman A (ed.) 2001-2004. The geometrid<br />
moths of Europe. Apollo Books.<br />
Robineau R 2007. Guide des papillons nocturnes<br />
de France. Delachaux et Niestle.<br />
Skinner B 2009. Colour identification guide to<br />
moths of the British Isles. 3rd edition.<br />
Apollo Books.<br />
Johannes Lückmann & Manfred Niehuis 2009<br />
Die Ölkäfer in Rheinland-Pfalz und im<br />
Saarland - Verbreitung, Phänologie,<br />
Ökologie, Situation und Schutz<br />
Gesellschaft für Naturschutz und Ornithologie,<br />
Rheinland-Pfalz e.V. (GNOR), Mainz.<br />
480 pp. ISBN 978-3-9807669-4-4. € 34,50<br />
Het genootschap voor natuurbehoud en<br />
ornithologie in Rheinland-Pfalz heeft in<br />
de serie Fauna en Flora van Rheinland-<br />
Pfalz een zesde boekwerk, nu over oliekevers<br />
(Meloidae), doen verschijnen. Voor<br />
diegenen die geïnteresseerd zijn in deze<br />
bijzondere fraaie en interessante keverfamilie<br />
is deze uitgave een niet te versmaden<br />
studieobject. Een aanwinst voor<br />
de liefhebber en professionele<br />
entomoloog.<br />
Ook voor hymenopterologen die hun<br />
kennis willen uitbreiden is het boek zeer<br />
aan te raden. Triungulinen, de larven van<br />
oliekevers, zijn immers kleptoparasieten<br />
bij diverse bijensoorten (Andrena sp., Anthophora<br />
sp., Eucera sp., Colletes sp., Halictus<br />
sp., Osmia sp., Megachile sp., Ceratina<br />
sp.). Dit houdt in dat een triunguline met<br />
een bij meelift naar het nest en daar de<br />
eieren en voedselvoorraad opeet.<br />
Opgemerkt moet wel worden dat van<br />
veel soorten oliekevers niet of nauwelijks<br />
bekend is bij welke wilde bijen de ontwikkeling<br />
plaats vindt. Oliekevers zijn in<br />
Nederland zeldzaam en van tenminste<br />
vijf soorten zijn slechts oude vondsten<br />
bekend. De indruk bestaat dat met name<br />
Meloe violaceus (op het moment de meest<br />
algemene soort), Meloe proscarabaeus en<br />
Sitaris muralis zich momenteel langzaam<br />
herstellen van een terugval in de zestiger<br />
jaren van de vorige eeuw. Mogelijk dat<br />
de klimaatverandering een positieve uitwerking<br />
heeft op de ontwikkeling en verspreiding<br />
van deze overwegend warmteminnende<br />
soorten. Er valt dus nog heel<br />
wat te onderzoeken!<br />
De auteurs van het hier besproken<br />
boek zijn er in geslaagd een uitgebreid<br />
overzicht te geven over etymologie, ontstaansgeschiedenis,<br />
systematiek, Europese<br />
verspreiding, morfologie en de ontwikkelingscyclus<br />
van Meloiden. Andere<br />
onderwerpen die worden behandeld zijn<br />
ondermeer fenologie, levensduur, waardgastvinding,<br />
reproductie en strategie.<br />
Uitvoerig gaan de auteurs in op de chemie<br />
en werking van de toxische stoffen<br />
cantharidine en palasonine en hun betekenis<br />
voor de medische wetenschap als<br />
medicijn, in de homeopatie en natuurgeneeskunde<br />
en als afrodisiacum. Ook in<br />
de kunst en cultuur vervullen oliekevers<br />
een rol. Aan dit onderwerp is veel aandacht<br />
besteed, alles voorzien van prachtige<br />
kleurenfoto’s en afbeeldingen. Van<br />
alle veertien soorten oliekevers in het<br />
gebied is een zeer uitvoerige beschrijving<br />
opgenomen met ondermeer verspreidingskaarten,<br />
foto’s van de behandelde<br />
soort, habitatfoto’s, baltsgedrag, ecologie,<br />
fenologie, biologie en ontwikkeling.<br />
De auteurs interpreteren de verspreiding<br />
in de onderzochte gebieden, beschrijven<br />
de veranderingen in de tijd en<br />
de mogelijke oorzaken die hieraan ten<br />
grondslag liggen. Verder doen zij voorstellen<br />
tot bescherming van de Meloidae<br />
in Rheinland-Pfalz en het Saarland. Een<br />
Rode Lijst van de bedreigde soorten in<br />
Rheinland-Pfalz en voorstellen voor een<br />
Rode Lijst in het Saarland maken onderdeel<br />
uit van dit werk. Tot slot zijn de<br />
ecologie, biologie en de ontwikkeling<br />
van alle in het onderzochte gebied voorkomende<br />
soorten beschreven. Voor de<br />
soorten, maar ook voor de larven zijn<br />
determinatiesleutels opgenomen. Ook<br />
hier weer veel fraaie foto’s, tekeningen<br />
en REM-foto’s van de triungulinen. Alle<br />
<strong>Nederlandse</strong> soorten, recent met de<br />
vondst van Stenoria analis tien in totaal,<br />
zijn hiermee eenvoudig op naam te<br />
brengen.<br />
Johannes Lückmann en Manfred Niehuis<br />
die aan de professionele inhoud van<br />
deze uitgave vele jaren hebben gewerkt,<br />
verdienen een welgemeend compliment.<br />
Dré Teunissen