1 Wat hebben analoge collecties het NIOD gebracht? Speech ter ...
1 Wat hebben analoge collecties het NIOD gebracht? Speech ter ...
1 Wat hebben analoge collecties het NIOD gebracht? Speech ter ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Wat</strong> <strong>hebben</strong> <strong>analoge</strong> <strong>collecties</strong> <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> <strong>gebracht</strong>?<br />
<strong>Speech</strong> <strong>ter</strong> gelegenheid van mijn afscheid van <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> op 11 april 2013 in Felix Meritis.<br />
Geachte aanwezigen, collega’s, dames en heren, beste mensen,<br />
Nu ik afscheid neem van <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> waar ik bijna 25 jaar heb gewerkt, eerst als hoofd van de Indische<br />
afdeling en vanaf 1996 als hoofd van de afdeling Informatie en Documentatie en directeur Collecties<br />
en Diensten, wil ik graag met u <strong>ter</strong>ug kijken op deze periode aan de hand van de <strong>collecties</strong> die <strong>het</strong><br />
<strong>NIOD</strong> beheert: wat <strong>hebben</strong> deze voor <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> en voor de samenleving betekent in de afgelopen 25<br />
jaar? Ik concentreer mij daarbij op de jaren negentig en de jaren rond de eeuwwisseling. Het <strong>NIOD</strong><br />
speelde in die tijd in de maatschappelijke discussies rond de afhandeling van de oorlog een<br />
vooraanstaande rol. Dat <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> deze rol heeft kunnen spelen heeft alles te maken met de<br />
bijzondere <strong>collecties</strong> die <strong>het</strong> instituut beheert en de uitgebreide kennis die aanwezig is bij <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong><br />
over deze <strong>collecties</strong>. Het bijzondere van de <strong>collecties</strong> bij <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> is dat <strong>het</strong> voor een groot deel<br />
particuliere <strong>collecties</strong> zijn: dagboeken, correspondentie, kampkrantjes, getuigenverslagen, foto’s,<br />
tekeningen en memoires. In deze verscheidenheid aan bronnen valt te lezen hoe mensen de oorlog<br />
<strong>hebben</strong> ervaren, hoe onzeker of vast besloten ze waren, welke keuzes ze <strong>hebben</strong> moeten maken,<br />
hoe <strong>het</strong> leven van iedere dag eruit zag, maar ook hoe ze <strong>hebben</strong> geleden onder vervolging en verblijf<br />
in werkkampen, concentratiekampen of nooit meer <strong>ter</strong>ug gekeerd zijn omdat ze werden vermoord in<br />
een van de vernietigingskampen. Het zijn juist ook deze persoonlijke documenten die zich bij uitstek<br />
leenden om te pionieren bij <strong>het</strong> conserveren en <strong>het</strong> geautomatiseerd (zoals dat toen nog heette)<br />
ontsluiten van <strong>collecties</strong> om deze op in<strong>ter</strong>net <strong>ter</strong> beschikking te stellen. Ook daar heb ik als hoofd van<br />
de afdeling Informatie en Documentatie een bijdrage aan mogen leveren.<br />
Het belang van de bijzondere <strong>collecties</strong> van <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> wil ik vanmiddag centraal stellen aan de hand<br />
van een aantal projecten waar ik zelf nauw bij betrokken ben geweest. Dat betekent een keuze, want<br />
ik heb aan veel meer projecten een bijdrage geleverd. In 1989 werd ik hoofd van de Indische afdeling<br />
bij <strong>het</strong> toenmalige Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Daar ontdekte ik hoe belangrijk <strong>het</strong> is<br />
over een collectie te beschikken waarin je informatie kunt vinden over de ervaringen van Indische<br />
Nederlanders tijdens en na de Japanse bezetting. <strong>Wat</strong> was <strong>het</strong> geval? De Wet Uitkeringen Burgeroorlogsslachtoffers<br />
1940-1945 die in 1984 van kracht is geworden, beslaat voor Indië niet alleen de<br />
Japanse bezettingsperiode, maar omvat ook de revolutietijd daarna tot aan de overdracht van de<br />
soevereiniteit op 27 december 1949 aan de Republiek Indonesia. In de loop van de jaren negentig<br />
deden steeds meer Indische Nederlanders een beroep op deze wet omdat ze na de Japanse bezetting<br />
geïn<strong>ter</strong>neerd waren geweest in een van de ‘extremistenkampen’ van de Republiek Indonesië. In<br />
tegenstelling tot de Japanse burgerin<strong>ter</strong>neringskampen was toen<strong>ter</strong>tijd over deze kampen nauwelijks<br />
iets bekend. Door gebrek aan gegevens werden veel aanvragen afgewezen. In die tijd was ik lid van<br />
de Raadskamer WUBO en werd aan mij gevraagd of ik wilde kijken of <strong>het</strong> Instituut niet over meer<br />
informatie beschikte over de revolutieperiode. Het was dus zaak de Indische collectie verder te<br />
ontsluiten om er ach<strong>ter</strong> te komen of er over deze kampen niet meer informatie te vinden was: over<br />
de behandeling van de geïn<strong>ter</strong>neerden en de voedsel – en gezondheidssituatie. Studenten<br />
geschiedenis die zich als stagiaire melden, <strong>hebben</strong> grote delen van de Indische collectie verder<br />
ontsloten. Zo werd over meer dan 258 extremisten kampen, la<strong>ter</strong> republikeinse kampen genoemd,<br />
relevante informatie gevonden. Voortaan konden er heel wat meer casussen die ons werden<br />
1
voorgelegd door de Pensioen- en Uitkeringsraad worden opgelost. Het gaf ons bovendien inzicht in<br />
de lotgevallen van de Indo-Europeanen, de gekleurde Indische Nederlanders. Zij waren <strong>het</strong> die geen<br />
beroep konden doen op humanitaire hulpverlening en bescherming na de oorlog omdat ze tijdens de<br />
Japanse bezetting niet waren geïn<strong>ter</strong>neerd. Het waren dan ook voornamelijk Indo-Europeanen die<br />
door de Indonesiërs in republikeinse kampen werden opgesloten.<br />
Niet lang daarna, in 1994, werd <strong>het</strong> probleem van de gedwongen prostitutie in <strong>het</strong> door Japan<br />
bezette Nederlands-Indië een maatschappelijk issue. Het <strong>NIOD</strong> heeft een belangrijke rol gespeeld in<br />
de maatschappelijke discussie over de problematiek van vrouwen die gedwongen zijn tot prostitutie<br />
in Japanse legerbordelen. Het bestaan van legerbordelen in de door Japan bezette gebieden in Azië<br />
was reeds lang bekend. Ook was bekend dat de vrouwen die in deze bordelen werkten niet vrijwillig<br />
in de prostitutie waren <strong>ter</strong>echt gekomen. In de kampli<strong>ter</strong>atuur, memoires, dagboeken en andere<br />
egodocumenten van Nederlanders die de Japanse bezetting <strong>hebben</strong> meegemaakt, wordt vaak op<br />
summiere wijze melding gemaakt van pogingen van <strong>het</strong> Japanse leger om meisjes en vrouwen uit de<br />
in<strong>ter</strong>neringskampen te halen en hen te laten werken in hun bars en bordelen. Hoe of wat blijft<br />
meestal onduidelijk. Toen de problematiek van de dwangprostitutie in <strong>het</strong> door Japan bezette Azië<br />
steeds vaker aan de orde werd gesteld, heeft <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> contact weten te leggen met de uit<br />
Nederland afkomstige Jeanne Ruff-O’Herne, zelf slachtoffer van dwangprostitutie. Het verslag van<br />
haar ervaringen werd onder de titel ‘Vijftig jaar zwijgen’ opgenomen in <strong>het</strong> vijfde jaarboek van <strong>het</strong><br />
Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Haar aangrijpende verhaal werd ondersteund door een<br />
artikel van mijn hand over de Semarangse bordeelzaak. In <strong>het</strong>zelfde jaarboek is ook een bijdrage van<br />
de Japanse historicus Yoshiaki Yoshimi opgenomen. Hij ontdekte meerdere documenten waaruit<br />
duidelijk bleek dat de Japanse regering en <strong>het</strong> keizerlijke Japanse leger een belangrijke rol hadden<br />
gespeeld bij de rekru<strong>ter</strong>ing van Koreaanse vrouwen als prostituees voor <strong>het</strong> leger. Geconfronteerd<br />
met deze historische gegevens zag de Japanse regering zich gedwongen <strong>het</strong> bestaan van deze<br />
legerbordelen te erkennen en uiteindelijk heeft dit ook geleid tot spijtbetuigingen en individuele<br />
compensatie regelingen. De Japanse regering ondernam daarnaast stappen om zoveel mogelijk<br />
ma<strong>ter</strong>iaal over dwangprostitutie tijdens de oorlog in Azië te verzamelen. Ook Nederland, werd<br />
gevraagd om nader onderzoek te doen naar dwangprostitutie tijdens de Japanse bezetting. Het<br />
Nederlandse rapport werd in opdracht van de minis<strong>ter</strong>s van Buitenlandse Zaken en WVC uitgevoerd<br />
en gepubliceerd in 1994. Veel ma<strong>ter</strong>iaal voor dit rapport was afkomstig uit de Indische collectie. De<br />
conclusie luidde dat <strong>het</strong> aantal misbruikte vrouwen niet exact kon worden bepaald maar<br />
waarschijnlijk ligt tussen de twee- en driehonderd. Het overgrote deel werd tewerk gesteld op Java.<br />
Van ongeveer 65 vrouwen staat vast dat er sprake is geweest van gedwongen prostitutie. Jeanne<br />
Ruff-O’Herne was een van hen. Zij werd, dankzij vrouwen en organisaties in Nederland die haar<br />
steunden, geëerd voor haar niet aflatende inzet dwangprostitutie op de maatschappelijke agenda te<br />
houden, met een Koninklijke onderscheiding die haar op 20 september 2001 op <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> werd<br />
uitgereikt. Het was mij een grote eer haar bij die gelegenheid te mogen toespreken.<br />
Dwangprostitutie is dankzij haar toegevoegd aan de lijst van misdaden tegen de menselijkheid en<br />
verkrachtingen worden daardoor niet langer gezien als een natuurlijke consequentie van oorlog.<br />
Ondertussen waren er ook contacten gelegd met Japanse wetenschappers. Samen met de Vrije<br />
Universiteit Ams<strong>ter</strong>dam organiseerde <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> in november 1994 een in<strong>ter</strong>nationale workshop over<br />
‘ The legacy of Dutch and Japanese Rule in Indonesia: Myths and Realities’. Het was voor <strong>het</strong> eerst<br />
dat Japanse wetenschappers samen met hun Nederlandse collega's hierover nadachten. Ook de<br />
2
Japanse ambassadeur in Nederland,de heer Yukio Satoh werd uitgenodigd voor deze workshop. Hij<br />
toonde zich zeer geïn<strong>ter</strong>esseerd in de activiteiten van <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> en bracht daarna meerdere malen<br />
een informeel bezoek aan <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> om zich nader te laten informeren over <strong>het</strong> onderzoek en de<br />
<strong>collecties</strong> van <strong>het</strong> Instituut. Dit bleek van groot belang in verband met <strong>het</strong> initiatief dat de toenmalige<br />
minis<strong>ter</strong>-president van Japan, Murayama, in 1994 nam, <strong>ter</strong> gelegenheid van <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> in 1995<br />
vijftig jaar geleden zou zijn dat de oorlog in Azië werd beëindigd. Zijn initiatief, Vrede, Vriendschap en<br />
Uitwisseling, genoemd, voorzag in een uitgebreid programma voor <strong>het</strong> verzamelen van documenten<br />
over de oorlog die Japan in Azië had gevoerd. Al de daaraan verbonden kosten werden betaald door<br />
Japan. Het was de bedoeling dat de documenten zouden worden beheerd en ontsloten in een nog op<br />
te richten Documentatie Centrum voor Aziatische Geschiedenis in de 20 ste eeuw in Tokio. Het betalen<br />
van schadeclaims aan oorlogsslachtoffers is op geen enkele wijze aan de orde geweest. Daarvoor<br />
bleef Japan verwijzen naar de in 1951 en 1956 gesloten verdragen, <strong>het</strong> verdrag van San Fransisco en<br />
<strong>het</strong> Yosida-Stikker akkoord. Het Documentatiecentrum was omstreden in Japan en dat is ook de<br />
reden dat <strong>het</strong> klein is gebleven. Met de staf van <strong>het</strong> centrum onderhoudt <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> nog steeds<br />
contact. Regelmatig brengen ze een bezoek aan <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> om te kijken hoe wij werken en advies te<br />
vragen hoe wij onze archieven en documentatie geordend en toegankelijk <strong>hebben</strong> gemaakt voor <strong>het</strong><br />
publiek.<br />
Voor Nederland werd op initiatief van de al eerder genoemde Japanse ambassadeur in Nederland,<br />
een bijzonder project ontwikkeld binnen <strong>het</strong> Vrede, Vriendschap en Uitwisselings initiatief. De<br />
ambassadeur wilde iets doen voor de Nederlandse oorlogsslachtoffers en vroeg <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> waar zij<br />
<strong>het</strong> meest behoefte aan hadden. Er lag al een in<strong>ter</strong>nationaal onderzoeksprogramma gereed,<br />
opgesteld in samenwerking met de Vrije Universiteit Ams<strong>ter</strong>dam, maar dat was niet wat hij beoogde.<br />
Het moest speciaal voor de slachtoffers van de oorlog zijn. Het <strong>NIOD</strong> heeft toen de gelegenheid<br />
aangegrepen om een veel gehoorde klacht van Indische Nederlanders over te brengen dat er in<br />
Japan zo weinig bekend was over wat er met de Nederlanders tijdens de Japanse bezetting was<br />
gebeurd. In schoolboeken wordt hieraan geen aandacht besteed en de meeste Japanners zelf weten<br />
hier helemaal niets van. En zo ontstond <strong>het</strong> dagboekenproject dat uit drie projecten bestond: <strong>het</strong><br />
catalogiseren, selec<strong>ter</strong>en en in <strong>het</strong> Japans vertalen van fragmenten van authentieke dagboeken en<br />
kampin<strong>ter</strong>views uit de Indische collectie van <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong>, <strong>het</strong> vertalen in <strong>het</strong> Japans van<br />
standaardwerken over de Nederlanders in Nederlands-Indië tijdens de Japanse bezetting en <strong>het</strong><br />
ontwikkelen van een educatief programma voor scholieren en studenten gebaseerd op in<strong>ter</strong>views<br />
met mensen die de oorlog in Indië hadden meegemaakt. Het doel van deze projecten was de<br />
Japanners zo breed mogelijk te informeren over de ervaringen van Nederlanders in <strong>het</strong> bezette<br />
Nederlands-Indië. Het <strong>NIOD</strong> is beheerder geworden van <strong>het</strong> Historical Research Programma on the<br />
Relations between Japan and the Netherlands dat naast <strong>het</strong> Dagboeken project voorzag in onderzoek<br />
en andere documentatieprojecten waaronder <strong>het</strong> opbouwen van een nationaal oral history archief<br />
door <strong>het</strong> systematisch in<strong>ter</strong>viewen van Indische Nederlanders die gewoond en gewerkt <strong>hebben</strong> in<br />
Indonesië in de periode 1940 -1962. Dit project werd uitgevoerd door de Stichting Mondelinge<br />
Geschiedenis Indonesië en gevestigd bij <strong>het</strong> KITLV in Leiden. Voor <strong>het</strong> hele Historical Research<br />
Programma werd 1 miljoen gulden gedurende 5 jaar toegezegd door de Japanse regering.<br />
Het Dagboekenproject was niet mogelijk geweest als <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> in de loop der jaren niet zoveel<br />
dagboeken aangeboden had gekregen van particulieren. Een belangrijke rol in de discussie over hoe<br />
je een manuscript samenstelt op basis van meerdere dagboeken heeft de adviescommissie gespeeld<br />
3
waarin vertegenwoordigers zaten van verschillende Indische organisaties die zelf geïn<strong>ter</strong>neerd zijn<br />
geweest en historici. Er werd gekozen voor dagboekfragmenten die rubrieksgewijze werden<br />
geselecteerd, <strong>ter</strong>wijl binnen de verschillende categorieën de chronologische volgorde werd<br />
gehandhaafd. Voor deze opzet werd gekozen om onderzoekers en andere lezers van de<br />
manuscripten de gelegenheid te bieden om bij voorbeeld de voedselsituatie in een bepaalde tijd in<br />
verschillende kampen met elkaar te kunnen vergelijken. De steun van de leden van de<br />
adviescommissie was heel belangrijk. Zij <strong>hebben</strong> ons kunnen helpen met <strong>het</strong> vertalen van kamptaal<br />
en andere onduidelijkheden in de dagboekteksten. Het dagboekenproject was niet onomstreden in<br />
Indische kringen. Sommigen ex-geïn<strong>ter</strong>neerden konden zich er niet in vinden en waren van mening<br />
dat <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> zich voor misplaatste propaganda liet gebruiken. Uiteindelijk kwamen er vijf<br />
manuscripten tot stand over vrouwenkampen, twee over krijgsgevangenkampen, twee over<br />
burgermannenkampen, een manuscript over een jongenskamp en tenslotte een manuscript over<br />
Nederlanders die buiten de kampen zijn gebleven. Het dagboekenproject heeft vooral in Nederland<br />
betekenis gehad voor de tweede generatie. Zij kregen informatie over kampen waarin hun ouders<br />
geïn<strong>ter</strong>neerd waren geweest. Informatie die zij op geen enkele andere wijze hadden kunnen krijgen.<br />
Nu pas hadden ze <strong>het</strong> idee iets te begrijpen van de oorlogservaringen van hun ouders. Dat lieten de<br />
mensen mij ook weten in brieven en gesprekken. Hoewel alle manuscripten zijn vertaald in <strong>het</strong><br />
Japans en via in<strong>ter</strong>net zijn aangeboden, is er nauwelijks belangstelling voor geweest in Japan. Dat<br />
neemt niet weg dat juist deze bronnen hun waarde houden nu en in de toekomst voor iedereen die<br />
zich wil verdiepen in de vraag wat <strong>het</strong> voor mensen heeft betekent om de oorlog in Indië mee te<br />
<strong>hebben</strong> gemaakt.<br />
Een van de meest intensieve en boeiendste projecten waar ik bij betrokken ben geweest, is <strong>het</strong><br />
organiseren van de tentoonstelling Nederlanders, Japanners, Indonesiërs, de Japanse bezetting van<br />
Nederlands-Indië herinnerd geweest in samenwerking met <strong>het</strong> Rijksmuseum in <strong>het</strong> kader van de<br />
viering van 400 jaar betrekkingen tussen Japan en Nederland. Voor deze viering is een Stichting Japan<br />
Nederland in <strong>het</strong> leven geroepen die alle culturele activiteiten in <strong>het</strong> kader van de viering<br />
coördineerde, waaronder ook deze tentoonstelling. Tegen <strong>het</strong> woord viering is direct bezwaar<br />
aangetekend door mensen uit Indische kringen. <strong>Wat</strong> viel er eigenlijk te vieren, is de oorlog vergeten.<br />
Een van hen stelde voor <strong>het</strong> feest door te schuiven naar 500 jaar betrekkingen. Een ander was van<br />
mening dat eerst spijt betuigt moest worden en schadevergoeding betaald moest worden. Hoe dan<br />
ook onder druk van de protesten uit Indische kring is <strong>het</strong> woord viering al snel vervangen door<br />
herdenking.<br />
De door <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> voorgestelde tentoonstelling is een van de meest gevoelige projecten in Nederland<br />
en in Japan geweest. Aan de oorlog moest hoe dan ook aandacht besteed worden Er werd een<br />
klankbordgroep opgericht waarin vertegenwoordigers van Indische organisaties werd gevraagd<br />
zitting te nemen. Zij konden waar nodig de uitvoerders adviseren. Er is voor gekozen om naast de<br />
ervaringen van de Nederlanders en de Japanners ook de ervaring van Indonesiërs bij deze<br />
tentoonstelling te betrekken. Een drieluik moest <strong>het</strong> worden op basis van persoonlijke documenten<br />
en getuigenissen om zo inzicht te krijgen in elkaars ervaringen in de bezettingsjaren. Voor de<br />
tentoonstelling is ruim gebruik gemaakt van de Indische collectie: dagboeken, brieven, foto’s en<br />
tekeningen en bij <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> aanwezige Japanse en Indonesische ma<strong>ter</strong>iaal. Persoonlijke documenten<br />
van Japanners en Indonesiërs over de oorlogsperiode waren niet voorhanden. Daarop is besloten in<br />
4
Japan en Indonesië zelf te gaan zoeken naar personen en organisaties die een bijdrage zouden willen<br />
leveren aan de tentoonstelling. Aan mij de taak om in Japan documenten te verzamelen. Via, via<br />
kreeg ik <strong>het</strong> adres van een voormalige Japanse kampcommandant in handen. En via hem heb ik<br />
contact kunnen leggen met Japanse ve<strong>ter</strong>anen organisaties, waarvan de belangrijkste de All Japan<br />
Organization of Japan Indonesia Friendship was. De ve<strong>ter</strong>anen van deze organisatie wilden mij graag<br />
ontvangen, zo liet de secretaris van deze club mij per fax weten. En dat gebeurde toen ik in oktober<br />
1998 voor <strong>het</strong> eerst in Japan was. In <strong>het</strong> zaaltje waar ik ontvangen werd, waren ongeveer 15<br />
ve<strong>ter</strong>anen aanwezig. De vice-president van de organisatie vertelde mij meteen dat zij geen<br />
medewerking konden verlenen aan de tentoonstelling omdat <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> samenwerkte met Japanse<br />
historici die zich kritisch opstelden ten aanzien van <strong>het</strong> gedrag van Japanse soldaten in Indonesië<br />
tijdens de oorlog. Na dit statement kregen de leden wel de gelegenheid om iets te vertellen over hun<br />
ervaringen. Tot mijn verbazing had bijna iedereen ma<strong>ter</strong>iaal voor de tentoonstelling meegenomen:<br />
dagboeken, foto’s en memoires die zij zelf na de oorlog geschreven hadden. ’s Avonds tijdens een<br />
diner dat <strong>het</strong> bestuur van de organisatie te mijner ere organiseerde verdween de <strong>ter</strong>ughoudendheid<br />
helemaal toen bleek dat we allemaal Indonesisch spraken. Toen kwamen de verhalen los over <strong>het</strong><br />
vredige mooie Java, de vriendelijke Indonesiërs en de goede tijd die de meesten van hen in Indonesië<br />
hadden gehad. Ik heb deze gesprekken met de ve<strong>ter</strong>anen als heel bizar, maar ook als zeer waardevol<br />
ervaren.<br />
De ve<strong>ter</strong>anen <strong>hebben</strong> op eigen initiatief een Comité opgericht voor <strong>het</strong> verzamelen van ma<strong>ter</strong>iaal<br />
voor de tentoonstelling: <strong>het</strong> Preservation Committee for Wartime ma<strong>ter</strong>ials and Documents on<br />
Indonesia. Dankzij dit ma<strong>ter</strong>iaal heeft ook de Japanse herinnering een plek gekregen in de<br />
tentoonstelling die in <strong>het</strong> Rijksmuseum in Ams<strong>ter</strong>dam te zien was van 7 augustus tot en met 23<br />
oktober 1999. Drie ve<strong>ter</strong>anen bezochten de tentoonstelling maar kwamen tot de conclusie dat de<br />
tentoonstelling uiteindelijk bedoeld was om de Nederlandse kolonisatie van Indonesië te<br />
rechtvaardigen en Japan te veroordelen voor zijn agressie. “Wij zijn tot de conclusie gekomen dat de<br />
vriendschapsrelaties tussen Nederland en Japan gedurende de afgelopen 400 jaar direct vernietigd<br />
zouden worden als een dergelijke tentoonstelling georganiseerd zou worden in Japan”, aldus de<br />
president van de All Japan Organization. Dat bleek maar al te waar toen nergens in de grote steden<br />
van Japan een plek gevonden kon worden om de tentoonstelling te plaatsen. Uiteindelijk werd door<br />
<strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> een aangepaste reizende tentoonstelling gemaakt die ook in kleine ruimten ten<br />
toongesteld kon worden. Dat is tenslotte op een aantal plekken gerealiseerd. De tentoonstelling was<br />
ook in Nederland omstreden. Veel bezoekers die de oorlog in Indië zelf hadden meegemaakt waren<br />
teleurgesteld. Zij herkenden hun eigen ervaringen en leed niet. Ook vonden sommigen dat de<br />
Japanners er te goed afkwamen en er te weinig aandacht aan de Nederlandse kant was besteed.<br />
Maar <strong>het</strong> doel <strong>het</strong> stimuleren van de maatschappelijke discussie over herinneringen aan de oorlog<br />
door <strong>het</strong> presen<strong>ter</strong>en van andere inzichten en perspectieven was wel bereikt.<br />
Het mag duidelijk zijn dat al deze projecten alleen uitgevoerd konden worden omdat ze ex<strong>ter</strong>n<br />
gefinancierd werden en in nauwe samenwerking plaatsvonden met directe collega’s en deskundigen<br />
van andere organisaties , musea, universiteiten en zus<strong>ter</strong>instituten. Dat zelfde geldt eveneens voor<br />
de meer technische projecten <strong>ter</strong> verbe<strong>ter</strong>ing van de ontsluiting van de <strong>NIOD</strong> <strong>collecties</strong> die rond de<br />
eeuw wisseling van start gingen. In die tijd was ik hoofd van de nieuwe afdeling Informatie en<br />
Documentatie. We hadden net een reorganisatie ach<strong>ter</strong> de rug waarbij alle collectie taken: de<br />
5
acquisitie, <strong>het</strong> beheer, de ontsluiting en de schriftelijke en mondelinge dienstverlening in de<br />
studiezaal in deze afdeling waren onder<strong>gebracht</strong>. Al die taken konden nu centraal worden<br />
aangestuurd. Voor mij betekende dat dat ik mij meer dan voorheen ging bezig houden met <strong>het</strong><br />
ontwikkelen van beleid op <strong>het</strong> gebied van <strong>collecties</strong> en diensten. Heel belangrijk was verder dat <strong>het</strong><br />
<strong>NIOD</strong> in 1997 vanuit twee panden is verhuisd naar de huidige locatie waar de <strong>collecties</strong> konden<br />
worden onder<strong>gebracht</strong> in geklimatiseerde depots. Aan nagenoeg alle randvoorwaarden was voldaan<br />
om de <strong>collecties</strong> be<strong>ter</strong> en sneller aan te kunnen bieden en de dienstverlening aan onderzoekers en<br />
publiek te optimaliseren. Maar hoe en waar te beginnen dat was de uitdaging waar we als nieuwe<br />
afdeling voor stonden. Het toverwoord hierbij was geautomatiseerde ontsluiting. Het was een<br />
nieuwe wereld voor ons. We <strong>hebben</strong> ons bij heel veel bedrijven laten voorlichten, zijn op werkbezoek<br />
gegaan bij andere instituten en organisaties om te kijken welke keuzes zij hadden gemaakt bij <strong>het</strong><br />
automatiseren van de toegangen tot hun <strong>collecties</strong> en waarom. Het was een enorme uitdaging om<br />
hierin een eigen weg te zoeken. We lieten ons zelfs niet uit <strong>het</strong> veld slaan toen tijdens een<br />
demonstratie van een nieuw fotosysteem er rook uit de compu<strong>ter</strong> kwam en waar dreigde te worden<br />
waar we toch wel een beetje bang voor waren dat <strong>het</strong> ding zou ontploffen. Er werden plannen van<br />
aanpak geschreven voor <strong>het</strong> geautomatiseerd toegankelijk maken van de bibliotheek<strong>collecties</strong>, voor<br />
<strong>het</strong> digitaliseren van de foto’s en de bewerking van de overheidsarchieven in <strong>het</strong> beheer bij <strong>het</strong><br />
<strong>NIOD</strong>. Maar financiering voor de projecten was er nog niet. “Dankzij de door <strong>het</strong> minis<strong>ter</strong>ie van<br />
OC&W toegekende vernieuwingsgelden en de overgang naar de KNAW was <strong>het</strong> mogelijk om plannen<br />
in projecten om te zetten en de gewenste omslag van kaartenbak naar in<strong>ter</strong>net te maken”, zo schreef<br />
ik in mijn speech <strong>ter</strong> gelegenheid van de feestelijke ondertekening van <strong>het</strong> raamconvenant tussen de<br />
toenmalige Centrale Archief Selectiedienst, de CAS, en <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> in januari 2000. Dat was een<br />
fantastisch convenant. Het <strong>NIOD</strong> werd in <strong>het</strong> convenant 24.219 uur toegekend verdeeld over 10 jaar.<br />
Voor de bewerking van de overheidsarchieven en de beschrijving van de gedigitaliseerde foto’s<br />
konden we <strong>ter</strong>echt bij de CAS. Eindelijk konden we na een lange voorbereidingstijd beginnen met de<br />
uitvoering van de gewenste projecten.<br />
Nu na meer dan tien jaar is de hele bibliotheekcollectie in gevoerd in de online publiekscatalogus van<br />
PICA, zijn nagenoeg alle overheidsarchieven digitaal toegankelijk gemaakt en is de gedigitaliseerde<br />
fotocollectie van <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> (100.000 foto’s) de basis geworden van een omvangrijk project in <strong>het</strong><br />
kader van <strong>het</strong> programma Erfgoed van de Oorlog. Wie kent niet Beeldbank WO2 waaraan 31<br />
instituten deelnemen met ruim 175.000 beelden uit de Tweede Wereldoorlog die door <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong><br />
wordt beheerd? Beeldbank WO2 stond en staat model voor intensieve samenwerking met andere<br />
instellingen en organisaties . Dankzij <strong>het</strong> gezamenlijke commitment is <strong>het</strong> gelukt deze omvangrijke<br />
beeld<strong>collecties</strong>, doorzoekbaar te maken en online te presen<strong>ter</strong>en. Het was een grote eer dat prinses<br />
Margriet bereid was <strong>het</strong> startsein te geven voor de lancering van deze Beeldbank in april 2008.<br />
Daarnaast experimenteerden we met <strong>het</strong> digitaal bijeen brengen en doorzoekbaar maken van<br />
documenten over voormalige kampen in Nederland: Wes<strong>ter</strong>bork, Vught en Amersfoort. Het<br />
archiefma<strong>ter</strong>iaal dat aangeboden wordt, loopt uiteen van kampadministraties, transportlijsten,<br />
gevangenisregis<strong>ter</strong>s en bouwtekeningen tot dagboeken en brieven, foto’s en tekeningen.<br />
Kamparchieven.nl was eveneens een breed samenwerkingsproject met de herinneringscentra en<br />
andere instellingen die ma<strong>ter</strong>iaal over deze kampen beheerden. Het project werd mogelijk gemaakt<br />
door een subsidie van <strong>het</strong> minis<strong>ter</strong>ie van VWS. Het was een spannende en bijzondere leerzame<br />
periode waarin we veel nieuwe kennis opdeden met <strong>het</strong> verfilmen, digitaliseren en geautomatiseerd<br />
6
toegankelijk maken en online presen<strong>ter</strong>en van de <strong>collecties</strong>. Kennis die <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> goed van pas kwam<br />
toen <strong>het</strong> minis<strong>ter</strong>ie van VWS in 2006 <strong>het</strong> al eerder genoemde Erfgoed van de Oorlog programma<br />
lanceerde. Dit programma was erop gericht bijzonder en kwetsbaar ma<strong>ter</strong>iaal uit en over de Tweede<br />
Wereldoorlog , te behouden, be<strong>ter</strong> toegankelijk te maken en <strong>het</strong> gebruik ervan te stimuleren. Het<br />
<strong>NIOD</strong> dacht mee bij de verdere uitwerking van <strong>het</strong> programma en wist subsidie te verwerven voor 15<br />
projecten voor <strong>het</strong> digitaal ontsluiten van Tweede Wereldoorlog <strong>collecties</strong> waarvan de kern de eigen<br />
<strong>collecties</strong> van <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> betrof. De lancering van <strong>het</strong> Programma Erfgoed van de Oorlog was landelijk<br />
nieuws en werd op vrijdag 8 december 2006 aangekondigd via de radio. Zo hoorde de directeur van<br />
de Instituten van de KNAW toen hij ergens onderweg reed tussen Assen en Groningen op de radio<br />
dat <strong>het</strong> kabinet 21 miljoen uitgetrokken had voor de digitalisering van oorlogsdocumenten. Hij<br />
feliciteerde <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> hier per mail van ganser harte mee. Hij was zo in genomen met de<br />
vooraanstaande rol van <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> in dit programma dat ik tot mijn verbazing en genoegen bij een<br />
gezamenlijk overleg een doos bonbons van Puccini kreeg aangeboden. Deze blijk van waardering<br />
kwam op mijn bureau <strong>ter</strong>echt. Iedereen die binnenkwam kreeg de herkomst van de bonbons te<br />
horen en er een aangeboden. De doos was daardoor in een mum van tijd leeg.<br />
Het Erfgoedprogramma van de Oorlog werd in 2010 afgesloten en <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> kreeg de coördinatie<br />
toegewezen over de resultaten van <strong>het</strong> programma. Het Netwerk Oorlogsbronnen zoals <strong>het</strong><br />
genoemd werd, bouwt voort op <strong>het</strong> programma Erfgoed van de Oorlog en heeft als doel <strong>het</strong> gebruik<br />
van Tweede Wereldoorlog<strong>collecties</strong> te bevorderen. Door <strong>het</strong> organiseren van jaarlijkse<br />
Netwerkdagen biedt <strong>het</strong> Netwerk bovendien een platform voor <strong>het</strong> uitwisselen van kennis en<br />
ervaring over ontsluiting en presentatie van <strong>collecties</strong>. Ook dit is een belangrijke maatschappelijke<br />
functie van <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong>. Met de contacten die <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> aan <strong>het</strong> opbouwen is met <strong>het</strong> Kigali Memorial<br />
Cen<strong>ter</strong> in Rwanda in verband met <strong>het</strong> ontsluiten en presen<strong>ter</strong>en van hun archieven liggen weer<br />
nieuwe uitdagingen in <strong>het</strong> verschiet. Het <strong>NIOD</strong> is er klaar voor.<br />
<strong>Wat</strong> <strong>hebben</strong> de <strong>collecties</strong> <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> <strong>gebracht</strong>? Dankzij de sinds 1945 zorgvuldig verzamelde en<br />
ontsloten archieven en <strong>collecties</strong> kan <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> zich met recht hét centrum noemen voor informatie<br />
over de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Van de <strong>collecties</strong> en expertise van <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> wordt op<br />
vele verschillende manieren gebruik gemaakt om kennis over oorlog, Holocaust en nu ook over<br />
genocide te genereren en te verspreiden. Ik heb u daar een aantal bijzondere voorbeelden van<br />
gegeven. De rijkgeschakeerde <strong>collecties</strong> die <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> beheert staan aan de basis van menig actueel<br />
onderwerp waarbij de Tweede Wereldoorlog als referentiepunt fungeert. Per jaar worden gemiddeld<br />
zo’n 2.000 vragen van particulieren en overheidsinstellingen beantwoord door onderzoek te doen in<br />
de <strong>collecties</strong> en zit de studiezaal nagenoeg iedere dag vol. Het is deze vorm van maatschappelijk<br />
dienstverlening waar <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> altijd voor heeft gestaan en voor wil blijven staan. Daar is uitgebreide<br />
inhoudelijke kennis voor nodig van de <strong>collecties</strong> en technische kennis voor een maximale ontsluiting<br />
en presentatie van bronnen. Ook die kennis heeft <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> zich eigen gemaakt in de afgelopen 10<br />
jaar.<br />
Tot besluit wil ik van de gelegenheid gebruik maken om een lans te breken voor <strong>het</strong> toegankelijk<br />
maken en houden van papieren <strong>collecties</strong>. Zij vormen <strong>het</strong> overgrote deel van de <strong>NIOD</strong>-<strong>collecties</strong> en<br />
bij andere archiefbeherende instellingen is dat eveneens <strong>het</strong> geval. Ik denk niet dat <strong>het</strong> mogelijk is en<br />
ook niet wenselijk alle papieren <strong>collecties</strong> integraal te digitaliseren, te ontsluiten en doorzoekbaar te<br />
maken. Wellicht lukt dat nog wel voor een deel van de bijzondere particuliere <strong>collecties</strong> die <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong><br />
7
eheert, maar gezien de kosten voor beheer en duurzame opslag zeker niet voor alle <strong>collecties</strong> in<br />
deze categorie. Daarom is <strong>het</strong> is mijns inziens van groot belang dat er naast <strong>het</strong> inves<strong>ter</strong>en in<br />
technologische ontwikkelingen op digitaal gebied een visie wordt ontwikkeld voor een moderne<br />
dienstverlening voor onderzoekers en publiek die deze <strong>collecties</strong> willen raadplegen. Zoals <strong>het</strong><br />
Metamorfoze programma dat in 1997 van start ging naast zorg voor behoud van informatie door<br />
papieren <strong>collecties</strong> op microfilm te zetten en te digitaliseren ook nadrukkelijk inzette op <strong>het</strong><br />
conserveren van originelen, zo zou er nu een nationaal programma voor de moderne dienstverlening<br />
moeten komen dat er voor zorgt dat onderzoekers en publiek via geavanceerde digitale toegang- en<br />
zoeksystemen optimaal gebruik kunnen blijven maken van deze voor onderzoek en samenleving van<br />
zeer groot belang zijnde papieren <strong>collecties</strong>. Alleen zo kan voorkomen worden dat bewaarheid wordt<br />
dat <strong>collecties</strong> die niet gedigitaliseerd zijn over tien jaar niet meer bestaan.<br />
Aan <strong>het</strong> eind gekomen van mijn afscheidsspeech wil ik allen met wie ik vruchtbaar heb samen<br />
gewerkt in welke verbanden en bij welke projecten dan ook danken voor <strong>het</strong> vertrouwen dat ze in<br />
mij en <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> <strong>hebben</strong> gesteld. Zonder uw deskundigheid, adviezen en steun was <strong>het</strong> niet gelukt<br />
om zoveel omvangrijke projecten tot een goed einde te brengen. Het doet mij genoegen dat zo velen<br />
van u hier vanmiddag aanwezig zijn. Ook dank ik mijn mede directieleden die mij stimuleerden en<br />
mee bleven denken bij <strong>het</strong> vormgeven van <strong>het</strong> collectie en diensten beleid. En last but not least wil ik<br />
mijn collega’s van de afdeling Collecties en Diensten danken voor hun enthousiasme, creativiteit,<br />
expertise en inzet. Zonder jullie had <strong>het</strong> <strong>NIOD</strong> zich niet kunnen ontwikkelen tot hét<br />
informatiecentrum over de Tweede Wereldoorlog . Het was mij een voorrecht en een groot<br />
genoegen hier bijna 25 jaar een bijdrage aan te <strong>hebben</strong> kunnen leveren.<br />
Ik dank u voor uw aandacht.<br />
Elly Touwen-Bouwsma<br />
8