30.08.2013 Views

Martijn Padding - November Music

Martijn Padding - November Music

Martijn Padding - November Music

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

naar boven. Ik herinner me een concert van Maurizio Pollini waarop<br />

hij uitsluitend modernistisch repertoire speelde. Opus 27 was eigenlijk<br />

de belevenis van die avond omdat hij die verhouding tussen dat<br />

strenge notenparcours en het wonderlijke handengebruik theatraal<br />

gestalte gaf.<br />

Hoewel ik regelmatig opmerkingen van concertbezoekers krijg over<br />

het vermeende toegenomen theatrale aspect in mijn composities,<br />

denk ik zelf dat theatraliteit er altijd al deel van uitmaakte. De laatste<br />

jaren hebben mijn stukken wel een grotere lichtheid en transparantie<br />

gekregen.<br />

Vanaf Ein Haus mit einem Dach ben ik begonnen met het schrijven van<br />

zeer precies uitgecomponeerde gammeligheid. Daarvoor had ik een<br />

groot orkestwerk geschreven, Scharf Abreissen, dat jij nog kwalificeerde<br />

als ‘een bak herrie’. En dat was ook zo: een stampend tutti-orkestwerk<br />

van drieëntwintig minuten.<br />

Na zoiets kun je niet echt verder op die weg. Oliver Knussen – die dat<br />

stuk meesterlijk dirigeerde – vroeg me tijdens de repetities midden in<br />

het orkest plaats te nemen, om zo te horen wat ik had aangericht. Dat<br />

was een van de beste lessen die ik ooit heb gehad. Later kreeg ik partijen<br />

terug van dat stuk. In één daarvan had een musicus zijn onvrede<br />

gelucht en ‘fascist’ boven een overigens niet zo moeilijke passage<br />

geschreven.<br />

Theatraliteit is bij mij gebaseerd op tegenstellingen. Binnen een stuk<br />

doe ik muzikale beweringen die elkaar tegenspreken. Er wordt ‘ja’ en<br />

‘nee’ gezegd, soms op hetzelfde moment. Dat is ambigu. Daarbij komt<br />

dat ik van obstructie hou, een element waarvoor de kiem is gelegd in<br />

de eerste Weense school.<br />

Ik moet vaak denken aan Joseph Beuys, die zich in een van zijn kunstwerken<br />

een paar dagen met een coyote in één hok liet opsluiten: twee<br />

onverenigbare elementen, op elkaar aangewezen. Beuys zei daarover<br />

dat het in het begin een beetje stroef ging, maar dat ze uiteindelijk<br />

toch een modus hadden gevonden om die ruimte te delen en dat er<br />

zelfs een taal was ontstaan.<br />

Ik vind muzikale samentrekking van zogenaamd onverenigbare elementen<br />

interessant. Iets buitengewoon serieus proberen te doen met<br />

een geluid dat uit een verkeerde categorie afkomstig is.<br />

Ik merk dat mensen steeds vaker lachen tijdens mijn stukken. Terwijl<br />

ik zelf toch heel serieuze bedoelingen heb, je kent me... Dat parcours<br />

18<br />

van muziek die zichzelf tegenspreekt en die hortend en stotend de<br />

eindstreep haalt, is al aanwezig in Blend, een pianostuk uit 1992 – nog<br />

steeds een van mijn meest geslaagde ondernemingen. Dat stuk schetst<br />

de harmonische fantasie over een wereld achter die van Thelonious<br />

Monk.<br />

Hoewel het direct al in de eerste maten mis gaat, kent Blend wel een<br />

Monkachtige opening, gebaseerd op een paar maten uit Monk’s Mood.<br />

In een tijdsspanne van zo’n dertien minuten doe ik allerlei pogingen<br />

om de muziek vlot te trekken, druk ik mijzelf door Monk heen en eindig<br />

ik met een koraal dat aan de grens van de sonoriteit van de piano<br />

raakt. Zeker als je de opname van Ivo Janssen beluistert.<br />

Blend is een verschrikkelijk moeilijk stuk om te spelen, omdat het in<br />

alle opzichten onregelmatig en ontregelend is – uitgecomponeerde<br />

onlogica, die ik heel systematisch heb geconstrueerd. Los van de<br />

fysieke hobbels die je als pianist moet nemen, is het ook psychologisch<br />

gezien een lastig stuk. Bij vlagen is het hysterisch en grillig. Als<br />

je desondanks toch een grote lijn kunt trekken, moet je een echte<br />

meester zijn. Afgelopen jaar heb ik met veel plezier met Bobby<br />

Mitchell aan Blend gewerkt. Mitchell studeerde piano aan het Koninklijk<br />

Conservatorium. Hij speelt het werk tijdens <strong>November</strong> <strong>Music</strong>.<br />

De laatste jaren is mijn aandacht erg naar instrumentatie gegaan.<br />

Harmonisch gezien is mijn muziek transparanter dan voorheen, maar<br />

wat kleur betreft complexer. Slagwerk speelt daarin een belangrijke<br />

rol. Ik gebruik het om te kleuren, om van een simpel harmonisch<br />

object zoals een kwart-sextakkoord een complexere klank te maken.<br />

De ritmische aspecten van het slagwerk vind ik nu minder interessant<br />

dan vroeger. Ik componeer slagwerk steevast als allerlaatste laag.<br />

Los van de harmonische kleur die het slagwerk produceert is het bij<br />

mij ook de protagonist van de tegenstrijdigheid en ambiguïteit. Het<br />

is het instrument dat nee zegt terwijl de anderen ja zeggen. Psychologisch<br />

gezien is het vermoedelijk mijn alter ego. Wat ik leuk vind<br />

aan slagwerkers is dat het eigenlijk uitvinders zijn. Zij zijn gewend<br />

om nieuwe instrumenten te zoeken of zelf te maken. Experimenteren<br />

met geluid hoort impliciet bij het vak.<br />

Ik ben vooral op zoek naar de kleine, merkwaardige geluiden. De<br />

grindbak in Piéton de Hauterives, de fietspomp in Eight metal strings of<br />

de acht mini-thundersheets in White Eagle. Maar het gaat om de<br />

tegenstelling, niet om het geestige effect. Instrumentatie is pas echt<br />

19

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!