30.08.2013 Views

Programma Strafsector 2010 - Rechtspraak.nl

Programma Strafsector 2010 - Rechtspraak.nl

Programma Strafsector 2010 - Rechtspraak.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Programma</strong><br />

<strong>Strafsector</strong> <strong>2010</strong><br />

Deskundigheidsbevordering<br />

en Kennisinfrastructuur


2<br />

3<br />

Inhoudsopgave<br />

1. I<strong>nl</strong>eiding 4<br />

1.1 Aa<strong>nl</strong>eiding en achtergrond 4<br />

1.2 Bronnen 6<br />

1.3 <strong>Programma</strong>regie 7<br />

1.4 Werkwijze en producten 8<br />

2. Hoofdproject Deskundigheidsbevordering 12<br />

2.1 I<strong>nl</strong>eiding 12<br />

2.2 Subproject Materiedeskundigheid 13<br />

2.3 Subproject Rechter- en Raadsheercommissaris 14<br />

2.4 Subproject Zittingsrechter 15<br />

3. Hoofdproject Kennisinfrastructuur 17<br />

3.1 I<strong>nl</strong>eiding 17<br />

3.2 Subproject Opleidingen 18<br />

3.3 Subproject IT-systemen 20<br />

3.4 Subproject Netwerken 21<br />

4. Overige projecten 24<br />

4.1 Moderne motivering strafvonnissen 24<br />

4.2 Strafprocesreglement 25<br />

4.3 Ketensamenwerking 25<br />

4.4 Reflectie 26<br />

5. Financiën en planning 28<br />

5.1 Planning 28<br />

5.2 Begroting 29<br />

Bijlage Projectenoverzicht 2006 30<br />

(Afronding programma strafsector 2006)


4<br />

1. I<strong>nl</strong>eiding<br />

1 Notitie ‘In het belang van goede<br />

strafrechtspraak’, 4 mei 2006,<br />

kenmerk UIT 86668 ONTW,<br />

Afdeling Onwikkeling, Raad<br />

voor de rechtspraak.<br />

1.1 Aa<strong>nl</strong>eiding en achtergrond<br />

Op 4 mei 2006 heeft de Raad voor de rechtspraak de<br />

notitie ‘In het belang van een goede strafrechtspraak’ 1 aan<br />

de minister van Justitie gepresenteerd, waarin een plan<br />

van aanpak wordt gepresenteerd ter verbetering van de<br />

strafrechtspleging en dat een aanvulling biedt op de plannen<br />

die in hetzelfde kader door het Openbaar Ministerie, de<br />

Politie en het Nederlands Forensisch Instituut zijn gepresenteerd.<br />

Maar er zijn meer redenen om extra te investeren<br />

in de kwaliteit van de strafrechtspraak. Zo is er sprake van<br />

een toename van het aantal ‘complexe’ en ‘megazaken’,<br />

zijn er regelmatig ontwikkelingen op het gebied van<br />

forensische opsporingstechnieken en wordt de strafrechtspraak<br />

soms geconfronteerd met snelle en ingrijpende<br />

ontwikkelingen op het gebied van wetgeving.<br />

Het plan van aanpak van de Raad dat is gebaseerd op<br />

voorstellen van het LOVS beschrijft een serie diepte-investeringen<br />

in de kennis, vaardigheden en attitudes van de<br />

<strong>Rechtspraak</strong>, die een personele, organisatorische en financiële<br />

inzet van die gerechten vergen. Een deel van deze investeringen<br />

zal structureel van aard zijn en worden verrekend<br />

via de aanpassing van de ‘kostprijzen’. Een ander deel zal<br />

meer incidenteel van aard zijn, omdat het vooral de<br />

ontwikkeling van specifieke opleidingen en samenhangende<br />

kennissystemen betreft, die pas na de ontwikkeling ervan<br />

in bestaande infrastructuur moeten indalen. Op dit laatste<br />

onderdeel (deskundigheidsbevordering en kennismanagement)<br />

concentreert dit programma zich. Kortom opleidingen<br />

moeten worden ontwikkeld en kennissystemen moeten tot<br />

stand worden gebracht om de verworven kennis en vaardigheden<br />

ook in de toekomst op een adequaat niveau te houden.<br />

Dit eerste (uitvoerings)programma <strong>2010</strong> richt zich dus in<br />

het bijzonder op de deskundigheidsbevordering en op de<br />

ontwikkeling van de samenhangende kennissystemen<br />

(kennisinfrastructuur), waarmee een belangrijke stap wordt<br />

gezet in de richting van een inhoudelijke kwaliteitsverbetering.<br />

2 Het programma strafsector<br />

2006 had als doelstellingen,<br />

de verbetering van de afdoeningsnelheid<br />

en de verkrijging van<br />

een grotere rechtseenheid.<br />

Dit programma bevindt zich op<br />

dit moment nog in de fase van<br />

implementatie en borging.<br />

Het is een stap die ook relatief snel gezet kan worden<br />

zonder dat er nog brede en diepgravende voorbereidingsstudies<br />

nodig zijn. Het is ook een stap, die als deze<br />

succesvol blijkt te zijn, als een ‘olievlek’ kan uitgroeien<br />

naar alle andere functies en competenties binnen de ZM.<br />

De ervaring met de uitvoering van de eerste fase van het<br />

programma kan, met andere woorden, een belangrijke<br />

bron van informatie vormen voor de vervolgfasen en<br />

uitbreiding van het programma. Om deze reden is er voor<br />

gekozen om een duidelijke fasering aan te brengen en niet<br />

met de volgende fase te beginnen voordat de eerste fase<br />

goed is geëvalueerd.<br />

Parallel aan de bovenstaande ontwikkelingen kent de<br />

strafrechtspraak een aantal vraagstukken die vragen om een<br />

centrale regie. Het gaat hierbij om de verdere ontwikkeling<br />

en implementatie van de moderne motivering binnen de<br />

strafrechtspraak (het project PROMIS II), de ontwikkeling<br />

van een strafprocesreglement waarmee allerlei discretionaire<br />

bevoegdheden binnen het strafprocesrecht een zo groot<br />

mogelijke afstemming krijgen binnen Nederland, het project<br />

ketensamenwerking dat om dezelfde reden overeenstemming<br />

en afstemming zoekt in de presentatie van vonnissen en<br />

beschikkingen en tenslotte de implementatie van reflectie.<br />

Al deze projecten dragen in belangrijke mate bij in de verdere<br />

kwaliteitsverbetering die binnen de strafrechtspraak wordt<br />

nagestreefd. Tegelijkertijd zijn het projecten die al een<br />

eerste aanzet kennen in het programma strafsector 2006. 2<br />

De titel van het programma is ‘<strong>Strafsector</strong> <strong>2010</strong>’. Deze titel<br />

biedt een reële horizon als het gaat om de afronding en implementatie<br />

van de ontwikkelingen die voortvloeien uit de<br />

notitie ‘In het belang van goede strafrechtspraak’. De ondertitel<br />

van het eerste programma luidt: ‘Deskundigheidbevordering<br />

en Kennismanagement’ waarmee de specifieke onderwerpen<br />

van dit programma worden benoemd.<br />

5


6<br />

1.2 Bronnen<br />

Bij de ontwikkeling van het programma is gebruik gemaakt<br />

van verschillende bronnen, te weten:<br />

• Het programma versterking opsporing en vervolging van<br />

het Openbaar Ministerie, de Politie en het NFI. Dit programma<br />

dat in maart van dit jaar is aangeboden aan de<br />

Tweede Kamer vormt een belangrijke kennisbron voor het<br />

programmamanagement, omdat het Openbaar Ministerie,<br />

de Politie en het NFI niet alleen belangrijke ketenpartners<br />

van de zittende magistratuur zijn, maar ook bepalend<br />

zijn in de toepassing van ontwikkelingen op het gebied<br />

van opsporing en vervolging. Zodra deze ketenpartners<br />

nieuwe technieken of werkprocessen toepassen, moet de<br />

zittende magistratuur zich immers voorbereiden voor<br />

de binnenkomst van deze technieken en werkprocessen<br />

binnen de rechtszaal. In sommige gevallen kan volstaan<br />

worden met de aanschaf van hard- of software en een<br />

cursus bij het gebruik ervan, maar voor andere technieken<br />

en werkprocessen moet nagedacht worden over de juridische<br />

implicaties van de toepassing ervan.<br />

• Officiële publicaties van de Tweede Kamer der Staten-<br />

Generaal, zoals, onder meer, de brief van de minister bij<br />

het ‘<strong>Programma</strong> versterking opsporing en vervolging’<br />

van het Openbaar Ministerie, n.a.v. het evaluatierapport<br />

van de Schiedammer Parkmoord (Kamerstuk 30300 VI,<br />

nr. 32) en de Herziening Strafvordering (Kamerstuk<br />

2005-2006, 29271, nr. 3, Tweede Kamer).<br />

• Het eindrapport programma <strong>Strafsector</strong> 2006: Verbeteren<br />

van het functioneren van de strafsectoren in de keten incl.<br />

onderliggende rapporten en bijlagen en de resultaten van<br />

de bijbehorende slotconferentie.<br />

• Artikelen, zoals onder meer, van prof. mr. Th.A. de Roos<br />

(De Schiedamse parkmoordzaak, Njb 30 september 2005,<br />

pag. 1782 –1785, prof. dr. P.J. van Koppen (Lering uit<br />

de Schiedammer Parkmoord, Trema, maart 2006, pag.<br />

111 – 113).<br />

• Conclusie AG mr. Jörg; LJN: AR7190, Hoge Raad,<br />

25-01-2005, 01698/04; NJ 2006, 411<br />

• De notitie ‘In het belang van goede strafrechtspraak’,<br />

Voorstellen voor versterking van de rechterlijke oordeelsvorming<br />

in strafzaken, Raad voor de rechtspraak/<br />

LOVS, 4 mei 2006.<br />

• Het evaluatieonderzoek in de Schiedammer parkmoord<br />

door F. Posthumus, 13 sept. 2005.<br />

• Agenda Raad voor de <strong>Rechtspraak</strong> 2005-2008;<br />

• Rapport ‘Borging van permanente educatie’; zie Intro<br />

algemeen;<br />

• Rapport Kwaliteit kost tijd, Projectgroep RvdR d.d.<br />

21 juli 2006;<br />

1.3 <strong>Programma</strong>regie<br />

Het bestuur van het LOVS en de portefeuillehouder strafsector<br />

van de Raad voor de <strong>Rechtspraak</strong> zijn de opdrachtgevers<br />

van het programma. Op deze wijze houdt het<br />

LOVS grip op het programma dat immers ten behoeve van<br />

de sectoren wordt uitgevoerd. Maar ook de Raad houdt,<br />

in nauwe samenspraak met de Presidentenvergadering,<br />

inzicht en zeggenschap, vanwege de verantwoordelijkheden<br />

op het gebied van ondersteuning van de bedrijfsvoering,<br />

kwaliteitsbevordering en financiering van de gerechten.<br />

De programmaleider of –manager wordt in beginsel gekozen<br />

vanuit het bestuur LOVS. De programmaleider kan voor<br />

een deel van zijn tijd gedetacheerd worden bij de Raad en<br />

wordt naast de programmasecretaris ondersteund door<br />

het stafbureau van het LOVS. De afdeling Ontwikkeling<br />

van de Raad ondersteunt het programma bij procesmatige<br />

aangelegenheden.<br />

Per kwartaal wordt verslag gedaan door de programmaleider<br />

middels een voortgangsverslag en een opdrachtgeversoverleg<br />

aan de opdrachtgevers.<br />

7


8<br />

Het programma kent een aantal projecten (zie hieronder)<br />

met projectleiders. Deze komen bij voorkeur uit de gerechten.<br />

De leden van de verschillende projectgroepen worden<br />

door het bestuur LOVS benoemd en zijn werkzaam bij de<br />

gerechten, het bureau van de Raad, de landelijke diensten<br />

(bijv. SSR, Prisma).<br />

Waar nodig, zullen klankbordgroepen worden ingericht<br />

met bijvoorbeeld ketenpartners of zullen deskundigen<br />

worden geraadpleegd of ingezet.<br />

De werving van de projectleiders en -medewerkers zal in<br />

de komende maanden plaatsvinden in samenwerking met<br />

het LOVS en in samenspraak met de Raad.<br />

De projectmedewerkers zijn in beginsel afkomstig uit de<br />

organisaties van de gerechten en de deelname moet worden<br />

ondersteund door de verantwoordelijke sectorvoorzitter.<br />

Voor sommige projecten is een samenwerking met partners<br />

onontbeerlijk en zal door het bestuur van het LOVS een<br />

formeel beroep worden gedaan om medewerking van die<br />

betreffende partner(s). Waar en wanneer nodig bestaat er<br />

uiteraard ook een mogelijkheid om externe deskundigen<br />

in te schakelen.<br />

1.4 Werkwijze en producten<br />

Algemeen<br />

Dit programma richt zich met name op knelpunten in<br />

de strafrechtspraak, die een optimale kwaliteit in de weg<br />

lijken te staan. Dit is vertaald in een serie projecten, die<br />

nog geen vastomlijnde eindproducten kennen. In de meeste<br />

gevallen bestaat daar wel een beeld bij, maar de keuze<br />

voor en uiteindelijke samenstelling van de producten vormt<br />

een onderdeel van elk project zelf. In de op te stellen<br />

projectplannen, die in samenspraak met het (bestuur)<br />

LOVS worden vastgesteld, worden de keuzes nader uitgewerkt.<br />

In sommige gevallen zal gekozen worden voor een<br />

eenvoudige checklist, terwijl in andere gevallen er een<br />

concreet advies gegeven zal worden ten aanzien van<br />

de werkwijze en organisatie van de strafsector. In zijn<br />

algemeenheid moeten de producten wel voldoen aan de<br />

volgende kwaliteitseisen:<br />

a. zij moeten bij voorkeur maatschappelijke relevant en/of<br />

bevorderend voor het vertrouwen in de rechtspraak zijn.<br />

b. zij moeten aanhaken bij de vijf strategische kernpunten<br />

genoemd in de agenda voor de rechtspraak, t.w.:<br />

- institutionele borging onafhankelijkheid<br />

- differentiatie zaaksbehandeling<br />

- bevorderen rechtseenheid<br />

- specialisatie door concentratie<br />

- vergroten transparantie<br />

c. zij moeten directe en praktische meerwaarde op werkvloerniveau<br />

hebben voor de gerechten<br />

Niet minder belangrijk is de aanvullende eis dat elk product<br />

voorziet in een concreet implementatie- en borgingstraject,<br />

waarmee wordt zeker gesteld dat de door het LOVS<br />

aanvaarde kwaliteitsverbeteringen ook feitelijk worden<br />

geïmplementeerd door de gerechten. De eindprodukten<br />

worden in beginsel overgedragen aan de gerechten, terwijl<br />

het Stafbureau LOVS, indien noodzakelijk, ondersteuning<br />

biedt bij de implementatie en borging.<br />

<strong>Programma</strong> <strong>Strafsector</strong> 2006<br />

Het belangrijkste kenmerk van kwaliteit is dat het zowel<br />

inhoud als bedrijfsvoering omvat. Het programma<br />

strafsector 2006 kende naast het sectorstatuut een aantal<br />

verbeteringen gericht op de doelmatigheid, productiviteit<br />

en formele rechtseenheid die ook een belangrijke bijdrage<br />

leveren aan de kwaliteit van de rechtspraak. Een aantal<br />

van deze verbeteringen verkeren nog in de fase van implementatie<br />

en het stafbureau van het LOVS heeft de taak om<br />

implementatie en borging ervan bij de gerechten te begeleiden.<br />

Tegelijkertijd is het belang dat de programmaleiding van<br />

het nieuwe programma er op toeziet dat de verbeteringen<br />

9


10<br />

uit het programma strafsector 2006 niet worden doorkruist<br />

door nieuw uit te voeren projecten uit het programma<br />

<strong>2010</strong>.<br />

Projectindeling<br />

De notitie ‘In het belang van goede strafrechtspraak’ reikt<br />

verschillende verbeteringsvoorstellen aan die niet alleen<br />

de kennis (deskundigheid, opleidingen, e.d.) binnen de<br />

organisatie raken, maar die ook organisatorische gevolgen<br />

hebben. Een bekend voorbeeld is de introductie van materiedeskundigen.<br />

Materiedeskundigen moeten niet alleen<br />

worden opgeleid, maar moeten ook concreet inzetbaar zijn<br />

binnen de gerechten. Voor het project materiedeskundigheid<br />

betekent dit dat voor beide aspecten van de inzet van<br />

materiedeskundigen concrete handvatten moeten worden<br />

geboden. Dus het product moet zowel een opleidingsplan<br />

als een formatieplan bevatten. Omdat sommige projecten<br />

raakvlakken met elkaar kunnen hebben is het de verantwoordelijkheid<br />

van het bestuur LOVS om zorg te dragen<br />

voor een goede afstemming tussen de thema’s en projecten.<br />

Vanwege deze afstemming is er ook voor gekozen om<br />

de overige projecten van het LOVS onder te brengen binnen<br />

de nieuwe programmastructuur. Hoewel deze ‘overige’<br />

projecten niet direct aansluiten op de hoofdthema’s<br />

Deskundigheidsbevordering en Kennisinfrastructuur, zijn ze<br />

van groot belang voor de kwaliteit van de strafrechtspraak.<br />

De eerste fase van het programma <strong>2010</strong> voorziet in de<br />

volgende projecten en subprojecten:<br />

Hoofdproject Deskundigheidsbevordering.<br />

• Subproject Materiedeskundigheid<br />

• Subproject Rechter- en Raadsheer-commissaris<br />

• Subproject Zittingsrechter<br />

Hoofdproject Kennisinfrastructuur<br />

• Subproject Opleidingen<br />

• Subproject IT-systemen<br />

• Subproject Netwerken<br />

Overige projecten<br />

• Moderne motivering vonnissen<br />

• Strafprocesreglement<br />

• Ketensamenwerking<br />

• Reflectie<br />

Naast deze projecten kent het programma een aantal<br />

project-overstijgende functies, die door het LOVS en<br />

in het bijzonder het Stafbureau zullen worden opgepakt.<br />

Het gaat daarbij niet alleen om de verzorging van de<br />

programmatische en financiële verantwoording van alle<br />

projecten tegenover de opdrachtgevers, maar vooral ook<br />

om de beschikbaarheid van een intern en extern aanspreekpunt<br />

voor zaken die op een of andere manier kunnen<br />

worden gekoppeld aan de programma-activiteiten.<br />

Projectplannen<br />

Hieronder is per (hoofd)project een (globale) beschrijving<br />

gegeven van de aard en strekking van het betreffende<br />

project. De eerste taak van de projectleiders zal zijn<br />

om per project een projectplan te maken, waarin de doelstelling,<br />

aanpak, tijdpad, projectmedewerkers en financiën<br />

worden beschreven.<br />

Deze projectplannen zullen worden besproken met het<br />

programmamanagement en vervolgens aan het (bestuur)<br />

LOVS en de Raad (afdeling ontwikkeling) worden aangeboden<br />

ter goedkeuring.<br />

11


12<br />

2. Hoofdproject<br />

Deskundigheids<br />

bevordering<br />

2.1 I<strong>nl</strong>eiding<br />

De discussie over de wijze waarop de behandeling door de<br />

rechter van strafzaken verder zou kunnen worden verbeterd<br />

is recentelijk in een stroomversnelling geraakt. De oorzaken<br />

daarvoor zijn nogal divers. Allereerst is er al langere tijd<br />

een toename van het aantal zogenaamde complexe en<br />

megazaken, die een geheel andere aanpak vergen. Vooral<br />

zaken op het terrein van georganiseerde criminaliteit,<br />

mensenhandel, terrorisme en internationale misdrijven<br />

dragen daarbij een extra dimensie in zich. Daarnaast is er<br />

sprake van snelle technische ontwikkelingen op terreinen<br />

als cybercrime en forensische opsporingsmethoden. Ook<br />

de verwikkelingen rond een aantal geruchtmakende strafzaken<br />

en opmerkingen over de kwaliteit van rechtspraak<br />

vanuit de Hoge Raad en wetenschap geven aa<strong>nl</strong>eiding om<br />

nadere en meer gerichte aandacht te besteden aan de<br />

inhoudelijke kant van het rechterlijk werk. Hoewel de eerste<br />

gedachten daarbij onmiddellijk uitgaan naar concrete<br />

opleidingen kan daarmee niet worden volstaan, omdat<br />

vooral bij de aanpak van zaken binnen de gerechten<br />

verbetering op zijn plaats lijkt.<br />

In het kader van deskundigheidsbevordering zijn in eerste<br />

instantie drie functies geselecteerd, waarmee direct een<br />

belangrijke impuls kan worden gegeven aan de deskundigheidsbevordering<br />

binnen de ZM: de materiedeskundige,<br />

de rechter- en raadsheer-commissaris en de zittingsrechter.<br />

Voor alle drie de functies moet niet alleen worden nagedacht<br />

over het gewenste profiel en de daarbij behorende (permanente)<br />

educatie, maar moet ook worden vastgesteld op<br />

welke wijze de inzet moet plaatsvinden. De opleidingsplannen<br />

die voor alle functies moeten worden ontwikkeld,<br />

bevatten uitgewerkte aanbiedingen van opleidingsinstituten,<br />

waarbij in de eerste plaats de gedachten uitgaan naar<br />

SSR. Ook andere (opleidings)instituten, zoals bijvoorbeeld<br />

Prisma, kunnen eventueel worden ingeschakeld. Daarnaast<br />

wordt ruimte geboden om training-on-the-job te organiseren<br />

op ressortelijk en/of arrondissementaal niveau.<br />

2.2 Subproject Materiedeskundigheid<br />

Bij de voorbereiding van complexe zaken, bestaat er in<br />

toenemende mate behoefte aan het kunnen consulteren<br />

van op bepaalde forensische, (wapen)technische en gedragskundige<br />

gebieden meer dan gemiddeld onderlegde collega’s.<br />

De vereiste geheimhouding en onderzoeksbelangen maken<br />

het in de praktijk zeker in dat stadium zeer moeilijk tot<br />

onmogelijk om langs andere weg te voorzien in deze<br />

consultatiebehoefte. Nochtans is voor de beantwoording<br />

van (voor)vragen als: moeten er wellicht (ambtshalve)<br />

getuige-deskundigen (al dan niet in het kader van een<br />

contra-expertise) worden opgeroepen, welke vragen dienen<br />

ter zitting precies aan een deskundige te worden gesteld<br />

en hoe is een deskundigenrapport te duiden, een zekere<br />

mate van kennis van en inzicht in het betreffende gebied<br />

noodzakelijk. Het gaat er hierbij niet om dat rechterlijke<br />

‘materiedeskundigen’ worden opgeleid tot een niveau<br />

vergelijkbaar met dat van ‘getuige-deskundigen’. Beoogd<br />

wordt alleen dat de rechterlijke materiedeskundigen een<br />

zodanig kennisniveau verkrijgen, dat binnen de gerechten<br />

de rol en inhoudelijke inbreng van getuige-deskundigen<br />

optimaal wordt benut, door bijvoorbeeld de juiste vragen<br />

te stellen aan de deskundige ten aanzien van zijn of haar<br />

rapport. Over een basaal niveau hiervan zou iedere rechter/<br />

raadsheer dienen te beschikken.<br />

Een belangrijk uitgangpunt daarnaast is dat elke strafsector<br />

in voldoende mate beschikt over gekwalificeerde, gespecialiseerde<br />

‘materiedeskundigen’ (rechters, raadsheren,<br />

stafjuristen en/of gerechtssecretarissen). Waar sectoren<br />

(nog) niet over het benodigde expertiseniveau beschikken<br />

moet daarnaast uit een landelijke pool (rechters, secretarissen<br />

en stafjuristen) kunnen worden geput. Zo mogelijk wordt ten<br />

aanzien van deze ontwikkeling zoveel mogelijk aansluiting<br />

gezocht bij een systeem van kenniskaarten.<br />

Concreet betekent het bovenstaande dat er in het kader<br />

van het project Materiedeskundigheid:<br />

13


14<br />

• Het definiëren van het basale deskundigheidsniveau;<br />

• een inventarisatie wordt gemaakt van de op dit moment<br />

noodzakelijke en beschikbare specifieke materiedeskundigheid<br />

binnen de ZM (inhoudelijk en formatief);<br />

• opleidingsplannen worden gemaakt voor de noodzakelijke<br />

materiedeskundigen (inclusief certificering);<br />

• een landelijk formatieplan beschikbaar komt met<br />

betrekking tot de inzet van materiedeskundigen (incl.<br />

borging voor de toekomst en eventuele aansluiting op<br />

het systeem van kenniskaarten);<br />

• brede voorlichting gericht tot de gerechten over de<br />

wijze van inzet van materiedeskundigen binnen de ZM<br />

tot stand wordt gebracht.<br />

2.3 Subproject rechter- en raadsheer-commissaris<br />

De positie van de rechter-commissaris is de laatste jaren<br />

verzwakt ten opzichte van de positie van de officier van<br />

justitie en gebleken is dat dit risico’s met zich meebrengt<br />

die voor een belangrijk deel gepareerd kunnen worden<br />

door een versterking van de rol van de rechter-commissaris,<br />

die voor een geïnstitutionaliseerde vorm van tegenwicht<br />

zorgt binnen de opsporing en vervolging. Inhoudelijk<br />

dient de rechter-commissaris ook voldoende toegerust te<br />

zijn voor zijn taak. Dit geldt te meer, indien deze taak aan<br />

zwaarte gaat winnen. Een ruimer gebruik van de bevoegdheden<br />

van de artikelen 315 en 316 Sv, waar ten aanzien<br />

van complexe zaken voor wordt gepleit, kan bovendien<br />

tot een vergroting van de nu al bestaande capaciteitsproblemen<br />

leiden bij de rechters-commissarissen. Dit laatste<br />

is in de praktijk inmiddels aan de orde, aangezien er een<br />

tendens zichtbaar lijkt te zijn om vaker dan voorheen – al<br />

dan niet ambtshalve – terug te verwijzen naar de rechtercommissaris<br />

voor het verrichten van nadere onderzoekshandelingen.<br />

Ook de verzoeken vanuit de gerechtshoven<br />

aan de rechter-commissaris tot het verrichten van nadere<br />

onderzoekshandelingen nemen toe. Ook deze ontwikkeling<br />

vereist nadere bezinning over de positie van de<br />

3 Bijzondere aandacht verdient<br />

hier de verbetering van verhoortechnieken<br />

en het gebruik van<br />

verhoorplannen door de rechtercommissaris.<br />

Het verhoor door<br />

de rechter-commissaris, zeker in<br />

de context van een inbewaringstelling,<br />

is voor een verdachte<br />

een belangrijk moment. De wijze<br />

waarop dat verhoor plaatsvindt<br />

moet zeker in de ernstiger zaken<br />

nader worden geprofessionaliseerd.<br />

Te allen tijde moet<br />

verzekerd blijven dat een<br />

verdachte zich tijdens het verhoor<br />

vrij voelt te verklaren als hij<br />

wenst, ook als zijn verklaring bij<br />

die gelegenheid afwijkt van die<br />

welke hij eerder tegenover de<br />

politie heeft afgelegd. Bij de<br />

nadere concrete invulling van een<br />

en ander zal waar mogelijk de<br />

samenwerking met de wetenschap<br />

moeten worden gezocht.<br />

rechter- en raadsheer-commissaris. Dat vereist niet alleen<br />

het ter beschikking stellen van meer tijd om voorgelegde<br />

zaken goed te kunnen onderzoeken, maar dit vereist ook<br />

dat wordt voorzien in een adequate ondersteuning door<br />

stafjuristen, secretarissen en (materie)deskundigen (het<br />

hoogste niveau van gerechtelijke ondersteuning binnen de<br />

kabinetten rechters-commissaris is momenteel de administratief-juridisch<br />

medewerker).<br />

Het bovenstaande vereist dat in het kader van het project<br />

rechter- en raadsheer-commissaris:<br />

• het competentieprofiel van de rechter- en raadsheercommissaris<br />

wordt geëvalueerd en waar nodig wordt<br />

bijgesteld;<br />

• een profiel wordt ontwikkeld ten aanzien van de<br />

(gewenste) formatieve samenstelling van het kabinet<br />

RC c.q. RHC en ondersteuning (incl. de bijbehorende<br />

competenties);<br />

• opleidingsplannen worden bijgesteld, respectievelijk<br />

gemaakt voor de RC, RHC en de ondersteunende<br />

medewerkers van de kabinetten RC en RHC (incl. certificering)<br />

3 ;<br />

• brede voorlichting, gericht op de gerechten, tot stand<br />

komt ten aanzien van de noodzakelijke ontwikkeling<br />

binnen de kabinetten RC en RHC.<br />

Het project voorziet overigens nadrukkelijk ook in de<br />

mogelijkheid om tot wetgevingsadviezen te komen, die kunnen<br />

worden voorgelegd aan de minister van Justitie.<br />

2.4 Subproject Zittingsrechter<br />

Complexere zaken vragen meer kennis en ervaring van de<br />

rechter. Het is immers de rechter die in eerste instantie als<br />

aanspreekpunt geldt voor beslissingen ter zake van procesorde.<br />

Hij of zij is natuurlijk ook het aanspreekpunt voor de<br />

officier van justitie/advocaat-generaal en de advocaat.<br />

Daarnaast wordt van de zittingsrechter in de praktijk<br />

15


16<br />

inhoudelijk het nodige verwacht, ook ten aanzien van de<br />

bewaking van een optimaal verloop van de terechtzitting<br />

en eventueel het raadkamerproces. Bij dit alles heeft<br />

de zittingsrechter veelal ook een taak bij de opleiding,<br />

begeleiding en beoordeling van toekomstige rechters/<br />

voorzitters, raio’s en gerechtssecretarissen.<br />

Kortom van zittingsrechters wordt veel gevraagd en die<br />

taken worden er met de eerder genoemde ontwikkelingen<br />

in de criminaliteit en de opsporing niet eenvoudiger op.<br />

Het is dan ook niet vreemd dat er een behoefte blijkt<br />

te zijn aan een gerichte verbetering en aanpassing van de<br />

bestaande opleidingstrajecten, zodat de zittingsrechters<br />

beter in staat zullen zijn hun steeds complexer wordende<br />

taken naar behoren te vervullen. Certificering kan hierbij<br />

een aanvullende kwalitatieve impuls geven.<br />

In het kader van het project zittingsrechter leidt het bovenstaande<br />

tot:<br />

• een of meer geactualiseerde competentieprofielen voor<br />

zittingsrechters;<br />

• opleidingsplannen voor de betreffende zittingsrechters<br />

(incl. certificering).<br />

Het bovenstaande geldt des te meer voor de voorzitter van<br />

de meervoudige strafkamer, met name ook in megazaken.<br />

Bezien moet worden of hiervoor een afzonderlijke traject<br />

dient te worden ingezet. Hierbij kan tevens gebruik gemaakt<br />

worden van de kennis en vaardigheden die binnen<br />

het Landelijke Coördinatiecentrum Megazaken (LCM)<br />

de afgelopen periode is opgebouwd. Binnen de lopende<br />

evaluatie van het LCM is door de evaluatiecommissie<br />

zelfs de vraag gesteld of het expertisecentrum LCM niet<br />

bij het stafbureau LOVS zou moeten worden opgehangen<br />

en de activiteiten in het onderhavige programma. Dit alles<br />

dient bezien te worden.<br />

3. Hoofdproject<br />

Kennisinfrastructuur<br />

4 Kennisbeleid en kennismanagement:<br />

sturen en organiseren<br />

rond kennis als cruciaal middel;<br />

advies landelijke werkgroep<br />

kennismanagement; mr. E. Bos<br />

en dr. E.J. Rooze, 27 mei 2004.<br />

3.1 I<strong>nl</strong>eiding<br />

In de afgelopen jaren is er binnen de organisatie van de<br />

strafrechtspraak al veel veranderd op het gebied van de<br />

organisatie en de infrastructuur van kennis. Binnen veel<br />

strafsectoren heeft de vice-president inhoudelijk of advisering<br />

zijn intrede gedaan, zijn er stafjuristen binnen de organisatie<br />

gekomen en bestaat er een tendens om specialistische kennis<br />

en ervaring te bundelen in bijvoorbeeld kenniscentra of<br />

kennisgroepen. Op het niveau van het LOVS is verder een<br />

Stafbureau opgezet dat een belangrijke rol moet gaan spelen<br />

in de kennisinfrastructuur op het gebied van strafrecht.<br />

Tenslotte zijn ook op het gebied van ICT verschillende<br />

verbeteringen doorgevoerd, waardoor kennis sneller en<br />

beter toegankelijk is.<br />

Al deze ontwikkelingen kunnen een belangrijke rol spelen<br />

bij de verdere ontwikkeling van een hoogwaardige kennisorganisatie<br />

als de ZM, maar al deze kennis en de wijze<br />

van verspreiding daarvan moet worden ‘gemanaged’, op een<br />

zodanige manier dat opleidingen en in het bijzonder<br />

permanente educatie bijna spontaan plaatsvindt binnen de<br />

organisatie. Het project kennisinfrastructuur richt zich op het<br />

inventariseren, evalueren en structureren van beschikbare<br />

kennisbronnen en -instrumenten, zodanig dat daarna met<br />

behulp van een kennismanagementsysteem ook in de toekomst<br />

een hoogwaardig kennisniveau binnen de ZM zeker kan<br />

worden gesteld. 4 Drie invalshoeken zijn hierbij van belang,<br />

te weten: Opleidingen, IT-systemen en netwerken. Opleidingen<br />

zijn immers belangrijk maar vergankelijk, als met<br />

de opgedane kennis geen aansluiting wordt gekregen op<br />

een netwerk (digitaal en collegiaal) waarmee de kennis<br />

actueel gehouden wordt en zich verder ontwikkelt.<br />

In het bovenstaande schuilt de valkuil dat teveel, tegelijk<br />

wordt aangepakt, zonder dat voldoende wordt geleerd<br />

van de ervaringen tijdens allerlei ontwikkelingen. Om die<br />

reden is er voor gekozen om de onderstaande projecten in het<br />

begin vooral toe te spitsen op de functie materie-deskundige,<br />

17


18<br />

5 Advies Projectgroep Borging<br />

permanente educatie voor de<br />

rechtspraak, mr. EJ.M. Boogaard-<br />

Derix e.a., maart 2006.<br />

zodat voldoende ervaring kan worden opgedaan om de<br />

structuur uit te breiden naar alle andere functies binnen<br />

de ZM.<br />

3.2 Subproject Opleidingen<br />

Education permanente<br />

Er zijn signalen dat de langjarige bestuurlijke focus op<br />

doelmatigheid, doorlooptijden en efficiency als neveneffect<br />

heeft dat rechters en gerechtssecretarissen thans onvoldoende<br />

ruimte zouden hebben en krijgen om hun (juridische)<br />

kwaliteit op peil te houden. Zo blijkt een groot deel (40%)<br />

van degenen die zich inschrijven voor een SSR-cursus<br />

daaraan uiteindelijk niet deel te nemen. Navraag leert dan<br />

in de regel dat het volgen van de cursus heeft moeten wijken<br />

voor het voorbereiden, doen of nabewerken van een zitting.<br />

Voor dit tijdsaspect van education permanente 5 is inmiddels<br />

budgetruimte toegezegd aan de gerechten Nu is het nog de<br />

vraag op welke wijze education permanente het beste<br />

vorm kan worden gegeven.<br />

Alleen nog bezien naar de functies van materiedeskundige,<br />

zittingsrechter, rechter- en raadsheer-commissaris (het<br />

kader van dit project) is het de vraag op welke wijze deze<br />

functionarissen voldoende op de hoogte blijven van alle<br />

ontwikkelingen binnen het betreffende vakgebied. Hoe<br />

wordt dit georganiseerd binnen de rechtspraak? Wie moet<br />

welke informatie aanbieden en op welke wijze? Hoe wordt<br />

binnen de organisatie zeker gesteld dat de permanente<br />

educatie inderdaad op adequaat niveau plaatsvindt (systeem<br />

van certificering).<br />

Nieuwe en bestaande cursussen<br />

Op 10 april j.l. heeft het seminar ‘Wie wat vindt heeft niet<br />

goed gezocht’ plaatsgevonden, waarmee wordt beoogd<br />

om te komen tot een reguliere cursus voor de leden van de<br />

strafsectoren en de leden van het openbaar ministerie. Het<br />

seminar stond vooral in het teken van de bestrijding van<br />

de tunnelvisie die kan ontstaan bij de opsporing en vervolging<br />

en was bedoeld als een try-out voor een nieuwe cursus.<br />

De algemene ervaring was dat deze cursus nog niet geschikt<br />

is voor het ZM-veld. Belangrijke vragen bleven<br />

nog onbeantwoord en dus zal in overleg met de SSR,<br />

wetenschap en praktijk de cursus verder ontwikkeld<br />

dienen te worden. Tegelijkertijd met de ontwikkeling<br />

van, onder meer, deze nieuwe cursus komt de vraag naar<br />

boven of de beschikbare cursussen voor zittingsrechters en<br />

rechter- en raadsheer-commissaris nog actueel zijn. Dit<br />

project concentreert zich op de opleiding in het algemeen.<br />

Welke opleidingen zijn noodzakelijk? Hoe komen deze<br />

tot stand en hoe wordt de kwaliteit bewaakt. Wie<br />

bewaakt dit eige<strong>nl</strong>ijk en wie bewaakt het noodzakelijke<br />

(permanente) opleidingsniveau? De bestaande opleidingen<br />

die samenhangen met de materiedeskundige, zittingsrechter,<br />

rechter- en raadsheer-commissaris vormen voor dit project<br />

belangrijke ervaringsbronnen.<br />

Kort samengevat, leidt het project Opleidingen tot praktische<br />

handvatten om te komen tot:<br />

• een landelijk systeem van geborgde permanente educatie;<br />

• evaluatie (screening) van bestaande cursussen;<br />

• ontwikkeling van nieuwe cursussen.<br />

Vanzelfsprekend zullen in dit kader tevens de initiële<br />

opleidingen voor rechters en secretarissen tegen het licht<br />

gehouden worden.<br />

E-learning<br />

Met de breed verspreide digitalisering moet onderzocht<br />

worden of het mogelijk is om (bepaalde) SSR-cursussen<br />

digitaal aan te bieden, zodat collega’s op het werk en thuis<br />

zich rustig kunnen verdiepen in verschillende onderwerpen,<br />

zonder een dag ‘op pad te moeten’. Vanzelfsprekend kan<br />

een samenzijn met collega’s ook een bijdrage leveren aan<br />

de opleiding en aan de werkvreugde, maar de keuze voor<br />

19


20<br />

dat voordeel mag er niet toe leiden dat minder vaak cursussen<br />

of trainingen worden gevolgd.<br />

Het digitaal aanbieden van een cursus of training vormt<br />

verder op zichzelf geen probleem, maar het verzorgen van de<br />

ondersteuning en oefenpakket vergt iets meer. Er moeten<br />

naar aa<strong>nl</strong>eiding van de cursus vragen kunnen worden gesteld<br />

en worden gediscussieerd over de stof.<br />

3.3 Subproject IT-systemen<br />

Eén van de beleidsprioriteiten uit de Agenda voor de<br />

<strong>Rechtspraak</strong> – continuïteit en vernieuwing 2002-2005 was<br />

het verbeteren informatievoorziening door gebruik van<br />

moderne technologie. Ten behoeve daarvan werd een eerste<br />

plan opgesteld onder de titel Continuïteit en vernieuwing<br />

in informatiebeleid – Informatieplan 2002-2005, waarin<br />

met name werd vastgesteld dat informatiebeleid centraal<br />

beleid is en waarin en aantal beheers, – exploitatie – en<br />

ontwikkeldoeleinden werden vastgelegd.<br />

Ook in de Agenda van de <strong>Rechtspraak</strong> 2005-2008 speelt<br />

ICT een belangrijke rol. Het is voor de doelstellingen van<br />

de strategische agenda een noodzakelijke randvoorwaarde<br />

dat de vernieuwingen op ICT terrein gerealiseerd worden.<br />

Deze vernieuwingen zullen zich voor een belangrijk deel<br />

concentreren op de documentenstromen en de interne<br />

en externe communicatie binnen de rechtspraak. Niet<br />

onbelangrijk daarnaast is de vernieuwing en verbetering<br />

van de IT-systemen ter facilitering van de verspreiding en<br />

het beheer van kennis, waar het onderhavige subproject<br />

IT-systemen zich op concentreert. Hierbij kan men denken<br />

aan systemen als Prismaweb/InTeam – The Square (rechtbank<br />

Middelburg) – Bloggen (Bistro) – Wiki en Judges’Net.<br />

Dit zijn allemaal digitale applicaties die (digitale) discussieplatforms<br />

kunnen bieden. De gedachte hierbij is dat<br />

geselecteerde strafrechtelijke thema’s en/of vragen op de<br />

intropagina een koppeling krijgen naar deze applicatie,<br />

waarmee betrokkenen de voorafgaande discussie kunnen<br />

lezen en, zo mogelijk, zelf een bijdrage leveren aan de<br />

discussie die weer aan de geschiedenis wordt toegevoegd.<br />

Op deze wijze kan vrij eenvoudig, een geselecteerde<br />

groep, collega’s worden geraadpleegd en wordt er een bijdrage<br />

geleverd aan de landelijke kennisontwikkeling en rechtseenheid.<br />

Om te voorkomen dat er non-discussies ontstaan<br />

en toezicht op de site worden gevoerd. Een dergelijke site<br />

kan ook in het kader van opleidingen zijn functie hebben.<br />

Een ander onderwerp dat van belang is vanuit het oogpunt<br />

van IT-kennissystemen is natuurlijk het landelijk sectorportaal<br />

strafrecht dat door het Stafbureau LOVS actueel<br />

wordt gehouden. Een Helpdesk functie biedt daarnaast de<br />

mogelijkheid voor alle collega’s om alle soorten vragen te<br />

stellen. Het sectorportaal moet daarmee uitgroeien tot de<br />

centrale kennisbron/-link op het gebied van het strafrecht.<br />

Een dergelijke ambitie vereist een goede beheersstructuur<br />

(in personele achtervang, kwaliteitsbewaking, e.d.) en de<br />

beschikbaarheid van de nieuwste IT-applicaties (in snelheid,<br />

vormgeving en communicatiemogelijkheden).<br />

In het kader van het project IT-systemen wordt er:<br />

• één of meer landelijke bloggen tot stand gebracht voor<br />

specifieke gebruikersgroepen (bijv. RC’s);<br />

• een goed beheerd en actueel sectorportaal strafrecht<br />

zeker gesteld (geborgd);<br />

3.4 Subproject Netwerken<br />

Netwerken of samenwerkingsverbanden tussen bepaalde<br />

functionarissen of specialisten, kunnen veel voordelen<br />

bieden bij de instandhouding en ontwikkeling van kennis.<br />

De ervaring leert dat kennis en ervaring zich eenvoudig<br />

laat uitwisselen en veredelen binnen netwerken. Netwerken<br />

bestaan overwegend uit collega’s, waardoor de contacten,<br />

minder formeel, laag drempelig en dus overwegend als<br />

prettig worden ervaren. ‘Je helpt elkaar toch’. Een punt<br />

van aandacht ten aanzien van netwerken is wel dat een<br />

21


22<br />

zekere kwaliteit geborgd is om te voorkomen dat onjuistheden<br />

op dezelfde snelle en informele wijze worden uitgewisseld.<br />

Kring van stafjuristen<br />

Een voorbeeld van een recent tot stand gekomen netwerk<br />

betreft de kring van stafjuristen. Deze groep stafjuristen<br />

die allen werkzaam zijn binnen de sector strafrecht van de<br />

gerechten informeren en bevragen elkaar over uitee<strong>nl</strong>opende<br />

onderwerpen. De contacten zijn laagdrempelig (groepsmail)<br />

en daardoor kunnen snel antwoorden en reacties<br />

worden gegenereerd. De stafjuristen komen ongeveer een<br />

keer per half jaar bij elkaar en vormen een prominent<br />

aanspreekpunt voor het stafbureau van het LOVS.<br />

Kenniscentra<br />

In het land zijn ook een aantal kenniscentra ontstaan op<br />

het gebied van strafrecht. Een kenniscentrum is een groep<br />

mensen, veelal collega’s, die met meer dan gemiddelde<br />

belangstelling de ontwikkelingen in een bepaalde rechtsgebied<br />

volgen en daar eventueel en databank voor bijhouden.<br />

Sommige van deze kenniscentra kennen inmiddels al een<br />

landelijke ontsluiting via het sectorportaal Straf op Intro<br />

(bijv. Kenniscentrum Milieu en Openbare Gezondheid en<br />

het LCM). Anderen kennen een meer bescheiden bestaan,<br />

bijv. omdat de kennis zeer specifiek is voor een bepaalde<br />

rechtbank of gerechtshof.<br />

Wetenschappelijke kring<br />

Binnen de ZM zijn een aantal mensen beschikbaar met<br />

veel wetenschappelijke kwaliteiten, die het ook leuk vinden<br />

om daar zo nu en dan mee bezig te zijn. Daarnaast kent iedere<br />

sector wel een aantal collega’s, die vanwege hun ervaring<br />

niet alleen als ervaringsdeskundige worden benaderd,<br />

maar vaak ook als sectoraal geweten worden gezien.<br />

Natuurlijk is er een ontwikkeling met kenniskaarten, maar<br />

dwars daar doorheen lijkt het nuttig om een algemene<br />

‘denktank’ beschikbaar te krijgen, die niet alleen voor een<br />

belangrijk klankbord, maar in sommige gevallen ook voor<br />

een draagvlak zorg kan dragen. Het is overbodig te zeggen<br />

dat deze groep mensen bij uitstek geschikt kan<br />

zijn om mee te denken over en mee te werken aan bijv.<br />

opleidingen en het (inhoudelijk) beheren van kenniswebsites,<br />

maar ook kunnen meedenken over allerlei andere<br />

onderwerpen die vragen om een deskundig oordeel (nieuwe<br />

wetgeving, vraagstukken op het gebied van jurisprudentie<br />

en rechtseenheid).<br />

In het licht van het bovenstaande moet er in het kader van<br />

het project Netwerken tot stand komen:<br />

• een overzicht van alle netwerken (incl. werkwijze,<br />

doelstellingen) die binnen de ZM beschikbaar zijn op<br />

het gebied van strafrecht;<br />

• een evaluatie met betrekking tot het bestaan van deze<br />

netwerken, waarbij advies wordt gegeven ten aanzien<br />

van eventuele lacunes en de borging van de kwaliteit;<br />

• een expertgroep strafrecht die landelijk als algemene<br />

bron van kennis en ervaring op het gebied van strafrecht<br />

kan functioneren.<br />

23


24<br />

4. Overige<br />

projecten<br />

4.1 Project moderne strafmotivering<br />

PROMIS staat voor Project motiveringsverbetering in<br />

strafvonnissen en is een project dat door de strafsectoren<br />

van de rechtbanken Almelo, Arnhem, Utrecht, Zutphen,<br />

Zwolle-Lelystad en de strafsector van het gerechtshof te<br />

Arnhem gezame<strong>nl</strong>ijk in de jaren 2004 en 2005 is uitgevoerd.<br />

De doelstelling van het project was:<br />

... om bij een gelijkblijvende inzet van mensen en middelen<br />

te komen tot een betere bewijs- en strafmotivering en<br />

daarmee tot een betere communicatie tussen de strafrechter,<br />

betrokkenen en uiteindelijk de same<strong>nl</strong>eving als geheel.<br />

De verbetering in de strafvonnissen wordt getracht te bereiken<br />

in een andere opzet van de motivering van:<br />

- de bewezenverklaring en/of (deel)vrijspraak<br />

- de strafsoort en strafmaat.<br />

Teneinde deze doelstelling te bereiken hebben de voormelde<br />

gerechten een model bewijs- en strafmotiveringen ontwikkeld,<br />

verder kortweg het model B&S. De Raad voor de rechtspraak<br />

en het Landelijk Overleg Voorzitters <strong>Strafsector</strong>en<br />

(LOVS) zijn van oordeel dat de kwaliteitswinst waartoe<br />

PROMIS heeft geleid een brede implementatie van de PROMISmotivering<br />

rechtvaardigingen. De gerechten zijn daar ook<br />

middels de brief uitvoering maatregelen ‘In het belang van<br />

goede strafrechtspraak’ ook door de Raad toe aangezet. Tegelijkertijd<br />

of parallel daaraan vereist de PROMIS motivering<br />

een actualisatie vanwege wetsontwikkeling en de adviezen<br />

van de PROMIS- toetsingscommissie en is er een nadere ontwikkeling<br />

noodzakelijk om, waar mogelijk, tot een landelijk,<br />

herkenbaar, model van strafvonnissen te komen. Dit project<br />

heeft betrekking op de actualisatie en verdere ontwikkeling<br />

van PROMIS I en staat dus ‘los’ van de implementatie van<br />

PROMIS I bij de gerechten. Uiteraard zal er vanuit project<br />

wel nadrukkelijk worden gelet op de implementatie van<br />

PROMIS I om eventuele knel- en aandachtspunten, zoveel<br />

mogelijk, direct op te pakken in het kader van PROMIS II.<br />

4.2 Strafprocesreglement<br />

Nederland wordt steeds kleiner. Zowel het openbaar<br />

ministerie als de advocatuur werken in steeds meer gevallen<br />

op landelijke schaal. Dat komt enerzijds door de ontwikkeling<br />

van specialismen die zoveel mogelijk landelijk worden<br />

ingezet. Anderzijds komt dat door de schaalvergroting<br />

van organisaties. Dit maakt het belang van de formele<br />

rechtseenheid steeds groter. Het is immers verwarrend (en<br />

zeker niet efficiënt) om bij gerechten geconfronteerd te<br />

worden met afwijkende regels over bijvoorbeeld het in<br />

indienen van stukken. Voor de goede orde gaat het alleen<br />

om regels die gerechten hanteren ter nadere invulling van<br />

het Wetboek van Strafvordering. Daarbij kan het gaan om<br />

de beschrijving van een schriftelijke procedure (bijv. ten<br />

behoeve van een ontnemingzaak) of de wijze van het<br />

aanbieden van dossiers en/of stukken. Het project Strafprocesreglement<br />

strekt er dus toe om, waar mogelijk, deze (strafprocesrechtelijke)<br />

regels (werkwijzen) te inventariseren,<br />

te evalueren en te selecteren, zodanig dat daaruit een aanvaardbaar<br />

landelijk strafprocesreglement kan worden afgeleid.<br />

Een bekend voorbeeld vormt het recent ontwikkelde<br />

landelijke aanhoudingenprotocol, dat onderdeel uit zal gaan<br />

maken van het nieuw te ontwikkelen strafproces- reglement.<br />

Het strafprocesreglement heeft overigens niet de intentie<br />

om bindend te zijn voor alle gerechten. Het is bedoeld als<br />

modelreglement, waar uiteraard bijzondere locale omstandigheden,<br />

afwijkingen op mogelijk maken. Overigens zijn al<br />

veel zaaksgebonden werkwijzen verzameld in het kader van<br />

het project Keten OM-ZM van het programma strafsector<br />

2006. Ook van deze input zal uiteraard dankbaar gebruik<br />

worden gemaakt.<br />

4.3 Ketensamenwerking<br />

De rechtseenheid komt voor een belangrijk deel ook tot<br />

uiting in de wijze waarop vonnissen en beschikkingen<br />

worden gepresenteerd. Uiteraard gaat het bij kwaliteit<br />

vooral om de inhoud en niet om de presentatie, maar het<br />

25


26<br />

is onmiskenbaar dat de presentatie belangrijk af kan leiden<br />

van de inhoud. Dit geldt nog meer, nu de belangrijkste<br />

partners van de ZM steeds meer landelijk opereren. Ook<br />

de landelijk werkende automatiseringssystemen vereisen<br />

een zo groot mogelijke uniformering in presentatie.<br />

Kortom er bestaat een noodzaak om de huidige presentatie<br />

van vonnissen en beschikkingen kritisch tegen het daglicht<br />

te houden en te onderzoeken of er een landelijk model kan<br />

worden vastgesteld, dat mede gebruikt kan worden bij de<br />

ontwikkeling van automatiseringssystemen. Er wordt bewust<br />

gekozen voor de term model en niet standaard, omdat de<br />

ervaring leert dat bijna elk gerecht de ruimte wil houden<br />

om, indien noodzakelijk, (tijdelijke) wijzigingen aan te<br />

brengen.<br />

De titel van het project is Ketensamenwerking, omdat dit<br />

project direct en concreet, voortborduurt op het project Keten<br />

OM-ZM, zoals dat heeft gefunctioneerd binnen het programma<br />

<strong>Strafsector</strong> 2006, maar daarnaast uitbreiding behoeft<br />

tot de andere AJB (Algemeen Justitieel Beraad) – partners.<br />

4.4 Reflectie<br />

Reflectie is de gebruikelijke aanduiding voor allerlei<br />

methoden van beschouwing en overdenking ter verbetering<br />

van de (eigen) kwaliteit c.q. competenties. Zo kent de notitie<br />

‘in het belang van goede strafrechtspraak’ de beleidsuitgangspunten<br />

dat er meer, en gestructureerde, tijd moet<br />

worden ingeruimd voor intercollegiaal overleg en kennisdeling<br />

over jurisprudentiële en vakinhoudelijke ontwikkelingen<br />

en dat intervisie- en integriteittrajecten als onderdelen<br />

van een gericht professionaliserings- en kwaliteitsbeleid in<br />

de organisatie van de gerechten dienen te worden verankerd.<br />

De belangrijkste drempel voor de uitvoering van dit soort<br />

reflecties wordt natuurlijk gevormd door het gebrek aan<br />

tijd. Het primaire proces oefent immers een grote druk uit op<br />

minder dwingend voorgeschreven vormen van reflectie.<br />

Een andere, minstens zo belangrijke drempel is de vorm van<br />

reflectie (intervisie, jurisprudentieoverleg, vakinhoudelijk<br />

overleg, etc.), die in veel gevallen als onvoldoende boeiend<br />

of tenminste als niet uitnodigend wordt ervaren. Dit project<br />

Reflectie richt zich op de tweede categorie drempels.<br />

Welke methodes worden er zoal gehanteerd in het land?<br />

Welke zijn succesvol? Zijn er nog andere methoden van<br />

bijv. vakinhoudelijk overleg te bedenken (denk aan andere<br />

beroepsgroepen)?<br />

Kortom de projectgroep zal proberen een aantal succesformules<br />

te verzamelen, die direct toepasbaar zijn voor de<br />

gerechten die eens een andere weg willen inslaan.<br />

27


28<br />

5. Financiën en<br />

planning<br />

6 Zie voor de programmabestedingen<br />

voor het jaar 2006<br />

(als onderdeel van programma<br />

strafsector 2006) de bijlage.<br />

Materiedeskundigheid<br />

RC/RHC<br />

Zittingsrechter/<br />

Kamervoorzitter<br />

Opleidingen<br />

IT-systemen<br />

Netwerken<br />

Moderne<br />

motivering vonnissen<br />

Strafprocesreglement<br />

Ketensamenwerking<br />

Reflectie<br />

5.1 Planning<br />

Hoewel het totale programma een looptijd kent tot <strong>2010</strong>,<br />

kent de onderhavige fase van het programma een einde in<br />

2009 6 . Het uitgangspunt is dat de meeste projecten binnen<br />

deze fase zullen zijn afgerond. Dit wil zeggen dat de deskundigheidsbevordering<br />

bij alle gerechten een concrete<br />

invulling heeft gekregen en dat de kennisinfrastructuur<br />

zodanig op het niveau is gebracht dat het zichzelf in stand<br />

houdt en verbetert. Aan de hand van een op dat moment<br />

(eind 2009) uitgevoerde evaluatie zal daarna worden vastgesteld<br />

op welke onderdelen het programma aanvullende<br />

maatregelen vereist. Naar verwachting zal de implementatiefase<br />

van alle projecten doorlopen tot <strong>2010</strong>. Dat is ook de<br />

datum dat formeel een punt gezet moet kunnen worden<br />

achter het programma. Omdat de meeste projecten moeten<br />

worden uitgevoerd binnen de eigen organisatie is het van<br />

belang om de projecten te doseren in de tijd en een goede<br />

afstemming te verzorgen tussen samenhangende projecten.<br />

Hieronder staat een nog ruwe planning die in de loop<br />

van de uitvoering van het programma met behulp van de<br />

verschillende projectplannen verder zal worden verfijnd.<br />

2006 2007 2008 2009<br />

5.2 Begroting<br />

De belangrijkste kosten die samenhangen met de kwaliteitsslag<br />

‘In het belang van goede strafrechtspraak’ zijn al<br />

beschreven in de betreffende notitie en worden begroot op<br />

een structurele kostenverhoging van 25 miljoen euro per<br />

jaar. De incidentele ontwikkelingskosten die samenhangen<br />

met de kwaliteitsslag worden in totaal begroot op 2 miljoen<br />

euro over een periode van drie jaar.<br />

Deze kosten hangen overwegend samen met de compensatie<br />

van salarissen aan gerechten, de inzet van externe deskundigen<br />

en de ontwikkeling van werkprocessen, opleidingsmaterialen<br />

en -technieken. Van deze kosten bestaat nog<br />

geen duidelijk inzicht, maar gelet op de kosten die samenhangen<br />

met het programma <strong>Strafsector</strong> 2006 wordt voorgesteld<br />

om de volgende bedragen te reserveren:<br />

2007: Euro 600.000<br />

2008: Euro 800.000<br />

2009: Euro 600.000<br />

29


30<br />

Bijlage<br />

Projectenoverzicht 2006<br />

(Afronding programma strafsector 2006)<br />

In het jaar 2006 worden op dit moment nog de volgende<br />

projecten voorzien:<br />

1) Moderne motivering strafvonnissen<br />

2) Algemene bevordering rechtseenheid<br />

3) Opleidingen<br />

4) Strategieontwikkeling<br />

Sub 1. Moderne motivering strafvonnissen<br />

Het project moderne motivering strafvonnissen is hiervoor<br />

al meer in detail beschreven. Het project is onder het<br />

project programma strafsector 2006 reeds opgestart in het<br />

jaar 2006 onder de titel Promis II.<br />

Sub 2. Algemene bevordering rechtseenheid<br />

In het jaar 2006 is het stafbureau LOVS tot stand gekomen<br />

met als belangrijke doelstellingen de ontwikkeling van een<br />

kenniscentrum en bevordering van de rechtseenheid. Om<br />

een extra impuls te geven aan deze doelstellingen wil het<br />

LOVS een LOVS strafbundel uitgeven, die gratis wordt verspreid<br />

onder alle binnen de strafsectoren werkzame raadsheren,<br />

rechters, gerechtssecretarissen, stafjuristen en andere juridische<br />

medewerkers. De strafbundel zal qua formaat en uitvoering<br />

eenvoudig zijn mee te nemen naar de rechtszaal en zal naast<br />

de belangrijkste (straf)wetsteksten, LOVS-oriëntatiepunten<br />

en beleidsnotities bevatten. Uiteraard zullen allerlei wetenswaardigheden<br />

van belang vanuit het oogpunt van het LOVS<br />

en binnen de strafrechtspraak ook worden vermeld (belangrijke<br />

data, telefoonnummers/email adressen van kenniscentra,<br />

contactpersonen commissies, e.d.).<br />

Het ligt in de bedoeling om de bundel jaarlijks te actualiseren<br />

en te verspreiden.<br />

Sub 3. Opleidingen<br />

Het onderwerp Opleiding vormt één van de speerpunten<br />

van het programma <strong>2010</strong>. In de aa<strong>nl</strong>oop naar de start van het<br />

programma en de daaruit voortvloeiende opleidingsactiviteiten<br />

wil het LOVS in 2006 reeds een training/cursus<br />

(laten) ontwikkelen en aanbieden. De inhoud en vorm van<br />

deze training zullen nader worden bepaald, maar de opzet<br />

en wijze van aanbod moet vernieuwend zijn, zodanig dat<br />

de evaluatie van deze training onmiddellijk gebruikt kan<br />

worden binnen het programma <strong>2010</strong> (Goed beschouwd<br />

gaat het om een praktische verkenning van de (on)mogelijkheden<br />

van een spoedige introductie van E-learning). De<br />

training moet ook een bijdrage leveren aan de rechtseenheid.<br />

Voor de ontwikkeling en implementatie zal vooral gebruik<br />

gemaakt worden van externe adviseurs.<br />

Sub 4. Masterclasses Strategieontwikkeling binnen<br />

de strafrechtelijke keten (NSOB)<br />

Het LOVS wil het strategisch beleid meer vorm en inhoud<br />

geven en onderzoeken welke hoever de ambities in deze<br />

kunnen en mogen reiken. Een serie masterclasses wordt<br />

2006 uitgevoerd door de Nederlandse School voor Openbaar<br />

Bestuur (NSOB) met deelneming van het bestuur en<br />

alle leden van het LOVS.<br />

31


32<br />

Colofon<br />

Het programma strafsector <strong>2010</strong> wordt uitgevoerd<br />

in opdracht van het Landelijk Overleg Voorzitters<br />

<strong>Strafsector</strong>en en de Raad voor de <strong>Rechtspraak</strong>.<br />

<strong>Programma</strong>manager mr. A.J. Milius<br />

<strong>Programma</strong>secretaris mw. mr. A.M.M. van Leuven<br />

Stafjurist mr. ing. P.C.T. van Dam<br />

Contactgegevens<br />

Voor meer informatie kunt u zich wenden tot<br />

mw. mr. A.M.M. van Leuven<br />

Postbus 90613<br />

2509 LP Den Haag<br />

Telefoon 070 3619706<br />

Fax 070 3619746<br />

E-mail programmasecretaris<br />

a.m.m.van.leuven@rechtspraak.<strong>nl</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!