30.08.2013 Views

Rechtstreeks 2012-4 - Rechtspraak.nl

Rechtstreeks 2012-4 - Rechtspraak.nl

Rechtstreeks 2012-4 - Rechtspraak.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Recent verschenen<br />

<strong>2012</strong> – nr 3 De rol van rechterlijke emoties bij het oordelen<br />

De fusie van gerechtshoven (deel 3)<br />

<strong>2012</strong> – nr 2 Judicial Psychology<br />

De fusie van gerechtshoven (deel 2)<br />

<strong>2012</strong> – nr 1 De Proeftuin<br />

De fusie van gerechtshoven (deel 1)<br />

rechtstreeks <strong>2012</strong> - nr 4<br />

rechtstreeks <strong>2012</strong> nr 4<br />

Raad voor de<br />

rechtspraak<br />

Hoofdartikel Het selecteren van rechters:<br />

oude en nieuwe methoden<br />

Serie De fusie van gerechtshoven (deel 4)


Het selecteren van rechters:<br />

oude en nieuwe methoden<br />

De fusie van gerechtshoven (deel 4)<br />

Combineren van verandermanagement met organisatie -<br />

ontwikkeling


echtstreeks 4/<strong>2012</strong><br />

Colofon<br />

<strong>Rechtstreeks</strong> is een periodiek van de Raad voor de rechtspraak en richt zich op de praktijk en<br />

de ontwikkeling van de rechtspraak in Nederland. Het blad stelt zich ten doel wetenschappelijke<br />

inzichten en bijdragen aan het publieke debat over de rechtspraak ter kennis te<br />

brengen van allen die beroepshalve bij de rechtspraak betrokken zijn. Opname in <strong>Rechtstreeks</strong><br />

betekent niet dat de inhoud het standpunt van de Raad voor de rechtspraak weergeeft.<br />

Redactie<br />

Prof. mr. J.D.A. (Hans) den Tonkelaar<br />

Vice-president rechtbank Arnhem<br />

Hoogleraar <strong>Rechtspraak</strong> Radboud Universiteit Nijmegen<br />

Dr. S. (Suzan) Verberk<br />

Adviseur wetenschappelijk onderzoek<br />

Raad voor de rechtspraak<br />

Redactieadres<br />

Redactie <strong>Rechtstreeks</strong><br />

Raad voor de rechtspraak<br />

Afd. Ontwikkeling<br />

Postbus 90613<br />

2509 LP Den Haag<br />

E-mail: rechtstreeks@rechtspraak.<strong>nl</strong><br />

Uitgever<br />

Sdu Uitgevers bv, Den Haag<br />

Oplage<br />

4650 exemplaren<br />

ISSN 1573-5322<br />

2<br />

Abonnementen<br />

<strong>Rechtstreeks</strong> wordt gratis toegezonden aan hen die tot<br />

de doelgroep behoren. Wie meent voor toezending in<br />

aanmerking te komen wordt verzocht zijn naam, postadres<br />

en functie kenbaar te maken aan het secre ta riaat van<br />

<strong>Rechtstreeks</strong> (rechtstreeks@recht spraak.<strong>nl</strong>).<br />

Adresmutaties<br />

Sdu Klantenservice<br />

Postbus 20014<br />

2500 EA Den Haag<br />

tel. 070-3789880<br />

of via: www.sdu.<strong>nl</strong>/service<br />

Retouren<br />

Bij onjuiste adressering verzoeken wij u gebruik te<br />

maken van de adresdrager en daarop de reden van<br />

retournering aan te geven.<br />

© Staat der Nederlanden<br />

(Raad voor de rechtspraak)<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, in<br />

een voor anderen toegankelijk gegevensbestand worden<br />

opgeslagen of worden openbaar gemaakt zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van de Raad voor<br />

de rechtspraak. De toestemming wordt hierbij verleend<br />

voor het verveelvoudigen, in een gegevensbestand<br />

toegankelijk maken of openbaar maken waarvoor geen<br />

geldelijke of andere tegenprestatie wordt gevraagd en<br />

ontvangen en waarbij deze uitgave als bron wordt<br />

vermeld.


Inhoud<br />

Redactioneel / 5<br />

Over de auteurs / 7<br />

Column Evidence-based individualiseren en case-based evidence / 9<br />

André Knottnerus<br />

Denken over het rechtsdenken voor opleiding en selectie – I<strong>nl</strong>eiding op het<br />

hoofdartikel / 12<br />

Frank Fleerackers<br />

rechtstreeks 4/<strong>2012</strong> Inhoud<br />

Hoofdartikel Het selecteren van rechters: oude en nieuwe methoden / 17<br />

Marise Ph. Born<br />

Serie De fusie van gerechtshoven (deel 4)<br />

Combineren van verandermanagement met organisatieontwikkeling / 27<br />

Programmabureau Herziening Gerechtelijke Kaart<br />

3


Redactioneel<br />

Hoewel het inmiddels 2013 is, ligt Recht -<br />

streeks <strong>2012</strong> nr. 4 voor u. Dit nummer sluit<br />

af met een bijdrage vanuit het Programmabureau<br />

Herziening Gerechtelijke Kaart, die<br />

het laatste deel vormt in de reeks over de<br />

fusie van de hoven Arnhem en Leeuwarden,<br />

die inmiddels sinds 1 januari van dit jaar<br />

een feit is. Het programmabureau richt de<br />

aandacht op gevolgen van de Herziening<br />

Gerechtelijke Kaart voor de organisatie van<br />

gefuseerde en niet-gefuseerde gerechten.<br />

De column in deze aflevering is van de<br />

hand van André Knottnerus, medicus en<br />

voorzitter van de Wetenschappelijke Raad<br />

voor het Regeringsbeleid. Hij vergelijkt<br />

ontwikkelingen en verworvenheden in de<br />

geneeskunde ten aanzien van het begrip<br />

evidence-based handelen met de situatie in<br />

rechtswetenschap en rechtspraak. De medische<br />

en de juridische wereld kunnen van<br />

elkaar leren, stelt de columnist vast – een<br />

prettig geluid voor juristen die deze actuele<br />

materie vaak uitsluitend als les vanuit andere<br />

disciplines aan de juristerij tegenkomen.<br />

Bovendien, zo benadrukt Knottnerus,<br />

betekent evidence-based werken niet dat<br />

geen rekening wordt gehouden met de<br />

uniciteit van patiënt of – in het geval van de<br />

rechtspraak – de uniciteit van de justitiabele.<br />

Hij besluit dan ook met de constaterering<br />

dat evidence-based individualiseren en<br />

case-based evidence twee kanten van<br />

dezelfde medaille lijken te zijn.<br />

rechtstreeks 4/<strong>2012</strong> Redactioneel<br />

Het grootste aantal pagina’s van deze<br />

<strong>Rechtstreeks</strong> is gewijd aan de selectie voor<br />

de <strong>Rechtspraak</strong>. Reden hiervoor is dat,<br />

zoals de meeste lezers zullen weten, de<br />

opleiding voor de <strong>Rechtspraak</strong> in dit jaar<br />

ingrijpend gaat veranderen. De opleiding,<br />

die zich voor een belangrijk deel op de<br />

werkvloer afspeelt en dus het dagelijks<br />

werk in de rechtspraak raakt, heeft hierdoor<br />

meer aandacht gekregen dan de selectie. De<br />

Raad voor de rechtspraak heeft in 2010<br />

echter uit gesproken ook hervormingen in de<br />

selectie wenselijk te achten. Vanuit de<br />

selectie psychologie beschrijft Marise Born,<br />

die onderzoek naar selectiemethoden voor<br />

de rechterlijke macht heeft gedaan, de<br />

bruikbaarheid en het rendement van<br />

selectie methoden voor de gecompliceerde<br />

baan die een rechter nu eenmaal heeft.<br />

Bemoedigend is haar constatering dat niet<br />

alleen de selectiemethode maar ook de<br />

randvoorwaarden voor het verkrijgen van<br />

een goed rendement op orde lijken te zijn.<br />

Het ziet er dan ook naar uit dat het jaar<br />

waarin dit nummer verschijnt, het jaar is<br />

waarin met een grondig voorbereid nieuw<br />

opleidingssysteem geselecteerd en opgeleid<br />

kan gaan worden. Daarmee komt er hopelijk<br />

niet alleen een einde aan de onzekerheid<br />

over de opleiding en de selectie voor<br />

de <strong>Rechtspraak</strong>, maar ook aan de vrees dat<br />

er op korte termijn onvoldoende geschikte<br />

mensen aanwezig zullen zijn om in de<br />

5


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> Redactioneel<br />

komende jaren openvallende plaatsen op te<br />

vullen.<br />

Het lijken alleen maar positieve geluiden.<br />

Dat kan, vinden wij als redactie, ook<br />

helemaal geen kwaad. Toch bevat deze<br />

Recht streeks ook een meer kritische noot.<br />

Het essay van de Vlaamse hoogleraar Frank<br />

Fleerackers zal de lezers in een aantal<br />

opzichten ernstig aan het denken zetten. Hij<br />

schrijft over de aard en de eigenheid van het<br />

rechtsdenken met als uitgangspunt de vraag<br />

naar de inhoud en de specificiteit van het<br />

rechtsdenken waarop wij moeten selecteren.<br />

Daarmee zijn opleiding en selectie bij<br />

elkaar gebracht. Wij komen daarbij een aantal<br />

ernstige waarschuwingen ten aanzien<br />

van de universitaire en de praktijkopleiding<br />

tegen. De belangrijkste is dat te veel de<br />

nadruk wordt gelegd op de intern-juridische<br />

logica – die kunstmatig en statisch is.<br />

Daarom beveelt Fleearackers aan meer<br />

aandacht te hebben voor de wijze waarop<br />

recht en zijn werking zich verhouden tot de<br />

werkelijkheid – juist in de opleiding van<br />

juristen. Wij kunnen niet anders dan een<br />

dergelijke concrete handreiking die voortvloeit<br />

uit dit in bloemrijke taal geschreven<br />

essay, evenals de boodschappen van de<br />

overige auteurs, positief duiden.<br />

Hans den Tonkelaar<br />

Suzan Verberk<br />

6


Over de auteurs<br />

rechtstreeks 4/<strong>2012</strong> Over de auteurs<br />

Marise Born<br />

Prof. dr. M.Ph. Born is hoogleraar Personeelspsychologie en voorzitter van<br />

het Instituut voor Psychologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.<br />

Ook is zij bijzonder hoogleraar Arbeids- en Personeelspsychologie aan<br />

de Vrije Universiteit te Amsterdam. Haar onderzoeksinteressen gaan uit<br />

naar selectiepsychologische vraagstukken, testontwikkeling, crossculturele<br />

thema’s, persoo<strong>nl</strong>ijkheid en individuele verschillen. Zij was<br />

tussen 2003 en 2010 lid van de Commissie Testaangelegenheden<br />

Nederland (COTAN) en van 2008-2010 president van de International<br />

Test Commission. Inmiddels zijn elf aio’s bij haar gepromoveerd.<br />

Frank Fleerackers<br />

Prof. dr. F. Fleerackers, Lic.Iuris, B.Phil., LL.M., Ph.D. is hoogleraar<br />

‘Law and Jurisprudence’ aan de Katholieke Universiteit van Brussel<br />

waar hij ook decaan van de Rechtenfaculteit was. Hij doceert voorts aan<br />

de Katholieke Universiteit Leuven, de Vrije Universiteit van Brussel en<br />

de Universiteit van Tilburg en was voorheen als hoogleraar ‘ADR –<br />

Dispute resolution’ en ‘visiting scholar’ verbonden aan verschillende<br />

buite<strong>nl</strong>andse universiteiten waaronder Harvard en MIT. Hij is lid van de<br />

Hoge Raad voor de Justitie waar hij deel uitmaakt van de commissie die<br />

zich bezighoudt met benoemingen van rechters en was acht jaar voor -<br />

zitter van het Verbond der Vlaamse Academici. Fleerackers heeft veel<br />

gepubliceerd op het terrein van recht en rechtspraak, met als bekendste<br />

boeken Affective Legal Analysis, On the Resolution of Conflict, Het Vel<br />

van de Rechter en Van Oordeelsvorming tot Conflictregeling. Hij geeft<br />

leiding aan het onderzoeksinstituut ‘Conflict Analysis and Resolution<br />

Enhancement (AdvoCare)’ en zijn huidige onderzoek richt zich op het<br />

thema interactieve conflictoplossing en een handleiding voor effectief<br />

rechterlijk denken.<br />

André Knottnerus<br />

Prof. dr. J.A. Knottnerus is voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor<br />

het Regeringsbeleid en lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie<br />

van Wetenschappen. Sinds 1988 is hij hoogleraar huisartsgeneeskunde<br />

aan de Universiteit Maastricht, en van 2001 tot 2010 was hij voorzitter<br />

van de Gezondheidsraad. Zijn wetenschappelijke publicaties bestrijken<br />

de aandachtsgebieden klinische epidemiologie, kwaliteit van zorg en<br />

7


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> Over de auteurs<br />

8<br />

maatschappelijke gezondheidszorg. Thans geeft hij als voorzitter leiding<br />

aan het WRR-project ‘Toekomst van Toezicht’ naar het effect op toezicht<br />

door de overheid van maatschappelijke ontwikkelingen zoals de verdergaande<br />

internationalisering, wijzigende verhoudingen tussen markt, staat<br />

en same<strong>nl</strong>eving en de toenemende politisering en mediatisering.<br />

Programmabureau Herziening Gerechtelijke Kaart<br />

Het Programmabureau Herziening Gerechtelijke Kaart bestond uit<br />

programmamanager Christa Wiertz-Wezenbeek, verandermanager<br />

Herma de Wilde, bureaucoördinator Joke Dijkstra, bureaumedewerker<br />

Iris Looman, communicatieadviseur Josyne Bijker en management -<br />

assistente Annelies Bouma. Het Programmabureau Herziening<br />

Gerechtelijke Kaart werkte samen met de gerechten aan de voortgang<br />

van het proces van de Herziening Gerechtelijke Kaart en faciliteerde de<br />

samenwerking en kennisdeling tussen de gerechten.


column<br />

Evidence-based<br />

individualiseren en<br />

case-based evidence<br />

André Knottnerus<br />

Het kan leerzaam zijn om ontwikkelingen<br />

in verschillende disciplines met elkaar<br />

te vergelijken. Omdat ik van oorsprong<br />

arts ben en dit medium over rechts -<br />

wetenschap gaat, zal mijn bijdrage over<br />

de vergelijking van die twee disciplines<br />

gaan. Uiteraard met de disclaimer<br />

vooraf dat ik van het een meer weet<br />

dan van het ander.<br />

In de geneeskunde kwam in de afgelopen<br />

decennia het begrip evidencebased<br />

handelen centraal te staan. Niets<br />

bijzonders zou u zeggen, want Hippocrates<br />

was al bezig met het empirisch<br />

fundament onder zijn handelen. Maar<br />

toch was er sprake van vernieuwing.<br />

Veel explicieter worden nu verbanden<br />

gelegd tussen praktijkrichtlijnen,<br />

wetenschappelijke kennis over de<br />

effectiviteit van interventies en cruciale<br />

kennishiaten die via onderzoek moeten<br />

worden ingevuld. 1 Ook de methodiek<br />

om de exponentieel groeiende kennis<br />

samen te vatten en kwalitatief te<br />

beoordelen is veel beter geworden: via<br />

systematische reviews wordt de stand<br />

van wetenschap regelmatig geactualiseerd<br />

en opgeslagen in de internationale<br />

Cochrane database. 2 Dit alles<br />

levert niet alleen input voor praktijkrichtlijnen<br />

en onderzoek, maar is ook<br />

een stevige basis voor onderwijs en<br />

opleiding, onderlinge feedback, en<br />

interne en externe verantwoording.<br />

Bovendien biedt juist dit gemeenschappelijke<br />

houvast de mogelijkheid<br />

om beter te motiveren waarom men<br />

daarvan in bepaalde gevallen afwijkt,<br />

en om ook daarvan weer te leren.<br />

Een veelgehoord misverstand is dat<br />

evidence-based werken blind vaart op<br />

kennis over groepen en geen oog<br />

heeft voor het individu. Er is echt geen<br />

dokter die meent dat een algemeen<br />

protocol direct een geschikte behandeling<br />

oplevert voor degene die voor<br />

hem zit. Maar je wilt ook niet dat hij<br />

iedere patiënt zo uniek vindt dat hij<br />

1 Knottnerus J.A. & Dinant G.J. (1997), ‘Medicine based evidence, a prerequisite for evidence based medicine’,<br />

BMJ, 315(7116), 1109-10.<br />

2 www.cochrane.org.<br />

9


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> Evidence-based individualiseren en case-based evidence<br />

telkens blanco gaat nadenken over wat<br />

nu weer te adviseren. Iedere patiënt<br />

moet worden gezien in het licht van<br />

wat eeuwen onderzoek en ervaring<br />

hebben opgeleverd, met tegelijkertijd<br />

alle aandacht voor het unieke van déze<br />

patiënt en persoon. David Sackett c.s.<br />

zeiden het mooi: het gaat om ‘the<br />

conscientious, explicit and judicious<br />

use of current best evidence in making<br />

decisions about the care of individual<br />

patients. The practice of evidence<br />

based medicine means integrating<br />

individual clinical expertise with the<br />

best available external clinical evidence<br />

from systematic reseach.’ 3 Het is<br />

daarom begrijpelijk dat men ook wel<br />

spreekt van evidence-informed in<br />

plaats van evidence-based werken.<br />

Ook moeten we er oog voor houden<br />

dat lang niet alle interventies ‘hard’<br />

kunnen worden geëvalueerd met<br />

randomised controlled trials. Obser -<br />

vationeel en kwalitatief onderzoek verdient<br />

een belangrijke plaats. En lang<br />

niet alle resultaten (denk aan kwaliteit<br />

van leven) zijn even gemakkelijk meetbaar.<br />

Verstandig judgment temidden<br />

van onvolledige kennis blijft nodig.<br />

Professionals op het snijvlak van<br />

algemene kennis en individuele hulpverlening<br />

nemen daarvoor verantwoordelijkheid.<br />

10<br />

In het functioneren op dat snijvlak ligt<br />

een parallel met de rechtspraktijk.<br />

Immers, ook rechters, advocaten en<br />

openbare aanklagers werken in de<br />

interactie tussen het algemene en het<br />

individuele. Ook de rechtswetenschap<br />

heeft daarvoor sinds vele eeuwen<br />

krachtige instrumenten en kennis -<br />

bestanden ontwikkeld.<br />

Kan de rechtswetenschap ten aanzien<br />

van de wijze waarop zij wereldwijd<br />

kennis verzamelt over de effectiviteit<br />

van bijvoorbeeld de aard of zwaarte<br />

van straffen of van nazorg- en begeleidingsarrangementen<br />

iets hebben aan<br />

de ervaringen die in de geneeskunde<br />

zijn opgedaan? 4, 5 In welke mate kan<br />

men via vergelijkend evaluatieonderzoek<br />

verschillen van mening oplossen?<br />

Hoe kan men komen tot extern te<br />

verantwoorden consistentie in een<br />

context van individuele en situationele<br />

variëteit? Bij het stellen van die vragen<br />

realiseer ik mij dat niet alleen de interventies<br />

maar ook de uitkomstmaten in<br />

de rechtswetenschap zo mogelijk nog<br />

complexer zijn dan in de geneeskunde,<br />

zoals eerlijkheid, rechtvaardigheid,<br />

genoegdoening, goed gedrag, her -<br />

kansing versus herhaling, en een veilige<br />

same<strong>nl</strong>eving. Besef van de beperkingen<br />

van evidence-based werken is daarom<br />

belangrijk, 6 panacees bestaan niet en<br />

3 Sackett D.L., Rosenberg W.M., Gray J.A., Haynes R.B.,& Richardson W.S. (1996), ‘Evidence based medicine: what<br />

it is and what it isn’t’, BMJ, 312(7023), 71-72.<br />

4 Bijleveld, C.C.J.H. (2003), Mens durf te meten! Over methoden en technieken van criminologisch onderzoek<br />

(oratie VUA, 8 maart 2002), Den Haag: Boom Juridische uitgevers.<br />

5 www.campbellcollaboration.org.<br />

6 Nelen J.M. (2008), ‘Evidence maze; het doolhof van het Evaluatieonderzoek (inaugurele oratie, 18 januari 2008),<br />

Universiteit Maastricht.


het gaat altijd om de maatvoering<br />

binnen een breder geheel. Maar<br />

gegeven gezame<strong>nl</strong>ijke alertheid daarop<br />

lijkt een nadere dialoog interessant en<br />

verantwoord.<br />

Niet minder belangrijk is de vraag wat<br />

een vak als de geneeskunde kan leren<br />

van de rechtswetenschap. Veel, zou ik<br />

zeggen. Een voorbeeld is de manier<br />

waarop gegeven de stand van kennis,<br />

met gebruik van veelal complexe weten<br />

regelgeving, en in aanvulling op<br />

bestaande jurisprudentie, gedegen<br />

casusanalyses worden gepubliceerd én<br />

traceerbaar opgeslagen. Aan deze<br />

case-based evidence worden nieuwe<br />

inzichten ontleend die bijdragen aan<br />

de body of knowledge, nieuwe onderzoeksvragen,<br />

en niet te vergeten betere<br />

wetgeving. Hierbij vergeleken zijn de<br />

meeste casusanalyses in de geneeskunde<br />

oppervlakkig, en ze worden ook<br />

niet systematisch opgeslagen. Dat<br />

wordt inmiddels als probleem gezien,<br />

en er gaan stemmen op om dit in<br />

navolging van de rechtswetenschap<br />

beter aan te pakken. Een voorbeeld<br />

hiervan is het advies van de Gezondheidsraad<br />

over ‘mediprudentie’ in de<br />

verzekeringsgeneeskunde, om te leren<br />

van elkaars individuele ervaring en te<br />

komen tot een meer consistente en<br />

beter onderbouwde gevalsbehandeling.<br />

7<br />

rechtstreeks 4/<strong>2012</strong> Evidence-based individualiseren en case-based evidence<br />

Evidence-based individualiseren en<br />

case-based evidence lijken twee kanten<br />

van dezelfde medaille.<br />

André Knottnerus geeft als columnist<br />

het stokje door aan Corien Prins, die<br />

het op haar beurt doorgeeft – wat in<br />

het volgende nummer wordt toe -<br />

gelicht – aan Krijn van Beek, directeur<br />

Strategie Ministerie van Veiligheid &<br />

Justitie.<br />

7 Gezondheidsraad (2007), Verzekeringsgeneeskundige mediprudentie, Publicatienr. 2007/14, Den Haag: Gezondheidsraad.<br />

11


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> Denken over het rechtsdenken voor opleiding en selectie<br />

Denken over het rechtsdenken<br />

voor opleiding en selectie<br />

I<strong>nl</strong>eiding op het hoofdartikel<br />

Frank Fleerackers<br />

Wie het juridisch denkproces op afstand gadeslaat, onderkent snel hoe behoudsgezind,<br />

normatief, categoriserend en statisch juristen met realiteit omgaan. Dit hoeft niet eens<br />

negatief geduid te worden. Het ligt met name voor de hand dat elke vorm van kwalificerend<br />

denken, waarbij de variatie en volatiliteit van onderscheiden gebeurtenissen en casussen<br />

worden ondergebracht in een ordenend geheel of een geordende structuur, zich een veeleer<br />

conservatieve houding aanmeet. Meer zelfs, wanneer de gemiddelde rechtzoekende over het<br />

recht wordt aangesproken om zijn juridische prioriteit te verwoorden, dan blijkt rechts -<br />

zekerheid steevast een toppositie in te nemen. Dit streven naar rechtszekerheid is geen<br />

loutere blijk van conservatisme: de mens tracht als vanouds de onzekerheid van zijn fysieke<br />

en sociale leven te structureren. Evengoed speelt een begrijpelijke menselijke aandrang om<br />

complexiteit in te perken en eenvoud te verkiezen. Want wat zóékt de rechtzoekende als hij<br />

recht zoekt? Gelijke behandeling in gelijke gevallen: rechtszekerheid.<br />

Indien de sociale realiteit enkelvoudig zou kunnen gevat worden, dan spreekt het voor zich<br />

dat normerende structuren als het recht zich idealiter door dergelijke eenvoud laten<br />

(her)vormen. Vraag is enkel of eenvoud in casu wel als reële verzuchting kan gelden in een<br />

werkelijkheid die gestaag aan complexiteit blijkt te winnen.<br />

Anderzijds kan niet ontkend worden dat reeds enige tijd een stijgende vraag naar creatieve<br />

of alternatieve benaderingen in en om het recht de kop opsteekt. Met name tekent zich rond<br />

arbitrage, bemiddeling en (juridisch) onderhandelen sinds de tachtiger jaren van de vorige<br />

eeuw een stijgende evolutie af, die vooral in de loop van het voorbije decennium exponentieel<br />

in wetgeving werd omgezet. 1 Vanuit de reguliere rechtswereld is de reactie tweeërlei.<br />

De meeste juristen alsmede rechtsprofessoren bekijken deze ontwikkeling met lede ogen en<br />

laten het domein, van wat ze enigszins neerbuigend als alternatief omschrijven, over aan<br />

andersoortige of zelfs niet-juristen. Sommigen zien er, gesterkt door de nieuwe wets -<br />

1 Vaak onder internationale druk, cfr. EU-richtlijn 2008/52/EG over bemiddeling, doch ook in het kader van juridische<br />

organen zoals de Hoge Raad voor de Justitie (Brussel).<br />

12


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> Denken over het rechtsdenken voor opleiding en selectie<br />

bepalingen, wel het nut van in, laten zich vormen en passen hun rechtspraktijk aan. Dit<br />

gebeurt niet enkel om den brode: gaandeweg beseffen steeds meer juristen dat hun veeleer<br />

rigide vorm van rechtsdenken niet (meer) optimaal geschikt is voor de hedendaagse werkelijkheid.<br />

Doch te weinig juristen erkennen vooralsnog hoezeer dit laatste het geval is, erger<br />

nog, hoezeer hun schoolse rechtsdenken schatplichtig is en blijft aan een 19e-eeuws denkpatroon<br />

dat de 21ste eeuw ontgaat. De genoemde alternatieve benaderingswijzen geven<br />

overigens niet zozeer de richting aan waarin rechtsdenken node dient te evolueren, daarvoor<br />

zijn ze te weinig ontwikkeld en stoelen ze op een niet of alleszins te weinig onderbouwd<br />

inzicht in de menselijke aard en de werking van sociale ordening. Neen, bovenal gelden ze<br />

als waarschuwingssignalen voor wat ons te wachten staat indien we het rechtsdenken niet in<br />

lijn brengen met de realiteit rondom ons: een schisma tussen recht en werkelijkheid waarbij<br />

elk rechtsvertrouwen tenietgaat, in het zog waarvan geen democratie, geen rechtsstaat, geen<br />

rule of law nog standhoudt.<br />

Hoe wordt rechtsdenken als juridisch denken dan geconcipieerd? Als betrof het een identiteitscrisis,<br />

minstens van de jurist zelve, verschenen de laatste jaren met regelmaat publicaties<br />

over het thema. 2 Dit geschiedde uiteraard ook eerder en de nog vrij jonge rechtstheoretische<br />

wetenschap herbergt een plethora aan standaardwerken, 3 vaak vervlochten met politiek en<br />

rechtsfilosofisch ideeëngoed. Toch stak meer recent een sense of urgency de kop op, mede<br />

in het zog van terroristische aanslagen en andere blijken van burgerlijke ongehoorzaamheid,<br />

die slag om stoot lijken toe te nemen. Vele sociale structuren zijn in groeiende mate aan<br />

bevraging onderhevig en het recht ontsnapt hier evenmin aan. De kern van deze bevraging<br />

betreft de wijze waarop mensen zich (niet) neerleggen bij sociale normering en, ogenschij<strong>nl</strong>ijk<br />

in stijgende mate, de eigen afwijkende overtuigingen laten primeren. Deze burgerlijke<br />

ongehoorzaamheid, waarvoor John Rawls in zijn magnum opus bereidwillig ruimte bood,<br />

lijkt gaandeweg omvangrijke proporties aan te nemen, alleszins omvangrijker en incisiever<br />

dan het sociaal bestel zou kunnen verwerken. 4 En wat dit bestel betreft belichaamt het recht<br />

de laatste lijn, de verdedigingslinie, die idealiter, doch bovenal realiter, de (burgerlijk)<br />

ongehoorzame rondom en in ons het hoofd dient te bieden.<br />

Logischerwijze noodzaakt deze vaststelling een rechtsdenken dat de actuele werkelijkheid<br />

aankan. Doch caveat lector. Enerzijds volstaat het voor een zich ernstig nemend jurist niet<br />

2 C. Sunstein, Legal Reasoning and Political Conflict, Oxford University Press, 1996; Id., One Case at a Time, Harvard<br />

University Press, Cambridge, 2001; R. Dworkin, Justice in Robes, Harvard University Press, Cambridge, 2008; Id.,<br />

Justice for Hedgehogs, Harvard University Press, Cambridge, 2011; R. Posner, How Lawyers Think, Harvard University<br />

Press, Cambridge, 2008; F. Schauer, Thinking like a Lawyer, Harvard University Press, Cambridge, 2009.<br />

3 Als richtinggevende auteurs gelden onder meer voor deze bijdrage: John Dewey, Frank Llewellyn, Jerome Frank<br />

en Roberto Unger.<br />

4 J. Rawls, A Theory of Justice, Cambridge: Harvard University Press 1971.<br />

13


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> Denken over het rechtsdenken voor opleiding en selectie<br />

om louter te verwijzen naar de bestraffingscapaciteit van zijn instrument. Strafbaarstelling<br />

en -uitvoering kunnen, hoe noodzakelijk ook, bezwaarlijk als een diepere, laat staan ethische,<br />

onderbouw van recht gehuldigd worden. 5 Anderzijds is het evenmin verdedigbaar te opperen<br />

dat recht en werkelijkheid überhaupt als identisch aan elkaar, als uiting van een verkeerd<br />

begrepen holisme, kunnen verankerd worden. Recht is en blijft een instrument, een kader,<br />

een structuur, zodat zijn verhouding tot de werkelijkheid niet anders dan problematisch kan<br />

zijn en met regelmaat aan bijsturing onderworpen dient te worden. Recht blijft in die mate<br />

artificieel, maar ook kunstzinnig. Recht kan als artificiële constructie, als kunstvorm, de<br />

werkelijkheid bijbenen in zoverre de onderlinge relatie ook structureel wordt hervormd.<br />

Effectiviteit van recht berust dan niet zozeer op de interne logica van het instrument, dan<br />

wel op de wijze waarin dat instrument zich adaptief tot zijn object, de werkelijkheid, verhoudt.<br />

Deze verhouding, de relatie tussen recht en realiteit, komt tot stand in de manier<br />

waarop de jurist zijn recht denkt. Rechtsdenken biedt in dit kader de vindplaats én de verwerkelijking<br />

van juridische effectiviteit, van de werking van recht. 6<br />

Opleiding tot jurist<br />

Denken over rechtsdenken neemt in juridische geschriften een vreemde, ongemakkelijke<br />

plaats in. Wanneer over rechtsdenken wordt gedacht of geschreven, dan geschiedt dit te<br />

lande veelal in het kader van een algemeen 7 of i<strong>nl</strong>eidend werk, doorgaans gericht aan<br />

studenten in hun eerste opleidingsjaar. Dit lijkt voor de hand liggend, doch is het niet.<br />

Enerzijds valt te begrijpen dat, zelfs in eerste instantie, nieuwkomers ingeleid dienen te<br />

worden in de archetypische of minstens vakbepalende denkwijze van hun toekomstige<br />

discipline. Anderzijds werden aan het rechtencurriculum door de jaren heen specifieke,<br />

fundamenteel-juridische vakken toegevoegd, met name de rechtstheorie en grondslagen van<br />

het recht, waarin denken over rechtsdenken ruim plaats zou krijgen. In welke mate deze<br />

ruimte daadwerkelijk wordt benut, is voer voor elders. Doch wat nu reeds vaststaat is dat<br />

beide invalshoeken, deze van de i<strong>nl</strong>eidende vakken 8 en deze van de gespecialiseerde, niet<br />

het vereiste resultaat hebben opgeleverd.<br />

Voor de i<strong>nl</strong>eidende vakken heeft dit met name twee doorslaggevende oorzaken: de om<br />

begrijpelijke redenen conservatieve ingesteldheid van hun titularissen en de invloed van een<br />

op dit vlak desastreuze onderwijshervorming.<br />

5 J. Austin, The Province of Jurisprudence Determined, London: Murray 1832.<br />

6 Als boutade kan men stellen dat rechtswetenschappers door de jaren heen meer geïnteresseerd bleken in rechtsverwerking<br />

(Rechtsverwirkung) dan in de werking van recht.<br />

7 W. van Gerven en S. Lierman, Algemeen Deel, Mechelen: Kluwer, 2010 (oorspr. Van Gerven 1968).<br />

8 Doorgaans worden deze vakken betiteld als I<strong>nl</strong>eiding tot het Recht of Beginselen van Recht en dekken ze meteen<br />

een visie op juridische methodologie. Een enkeling waagt het een meer exotische naam te verkiezen, zoals Recht<br />

en Onrecht, om aan te tonen dat een i<strong>nl</strong>eidend rechtsvak bezwaarlijk losstaand van zijn maatschappelijke context<br />

gedoceerd kan worden. Dergelijke pogingen zijn meestal geen lang leven beschoren.<br />

14


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> Denken over het rechtsdenken voor opleiding en selectie<br />

Over de conservatieve ingesteldheid van menig titularis kan men het snel eens zijn: de<br />

gemiddelde rechtenprofessor oefent zich, wat zijn vakgebied betreft, in een dubbele<br />

beweging: enerzijds schermt hij zijn domein in hoge mate af jegens collega’s van andere<br />

(en soms zelfs van dezelfde) domeinen; anderzijds neemt hij gretig deel aan de interne (en<br />

soms externe) uitbreiding van het eigen vakgebied, zodat van inter- en intradisciplinariteit<br />

weinig of geen sprake is. Deze dubbele beweging is overigens niet onbegrijpelijk, ze is zelfs<br />

menselijk. Vraag is enkel of het recht erbij gediend is en in hoeverre de universitaire overheden<br />

deze evolutie kunnen laten begaan. Te meer daar de recente bachelor-masterhervorming<br />

de conservatieve tendensen binnen onze rechtsfaculteiten heeft aangesterkt. Waar vroeger<br />

twee, vaak brede, 9 i<strong>nl</strong>eidende jaren werden gevolgd door drie, meer gespecialiseerde jaren,<br />

werd na enig aarzelen het roer manifest omgegooid. 10 De eerste drie bachelorjaren werden,<br />

onder het mom van de zogenaamde uitstroomverplichting, in één ruk opgevuld met een<br />

plethora aan substantieve rechtsvakken. Zelfs de zo essentiële i<strong>nl</strong>eidingsvakken ontliepen<br />

deze kaalslag niet en kregen op inhoudelijk vlak Gargantueske proporties aangemeten,<br />

zonder ruimte voor verbreding en verdieping, zonder zicht op de verhouding tussen recht en<br />

werkelijkheid. Nochtans zijn het net de i<strong>nl</strong>eidende vakken, die de rechtenstudent de ogen<br />

moeten openen voor deze effectiviteitsbepalende relatie. Een rechtenstudent, die kaderloos<br />

wordt losgelaten in een substantiefrechtelijke wereld, opgetrokken uit eigen regels en een<br />

geëigende grammatica, wordt hooguit ingeleid tot wat kunstmatig en statisch is. Op zich<br />

hoeft dit niet rampzalig te zijn: vele op zich staande parallelwerelden worden in structureel<br />

bestek uitgedacht en van een eigen normering voorzien. De rechtswereld is evenwel intrinsiek<br />

en weze<strong>nl</strong>ijk van een geheel andere, noodzakelijk werkelijkheidsverbonden aard. Het<br />

recht en zijn werking staan of vallen met de wijze waarop ze zich verhouden tot de realiteit.<br />

Studenten bijgevolg i<strong>nl</strong>eiden tot de rechtswereld, zonder hen van een grondige inbedding te<br />

voorzien, druist in tegen wat recht is, kan zijn, moet zijn. Buitenwerkelijk recht is geen<br />

recht. Juristen dienen dus in de eerste plaats gevormd te worden in de relatie tussen recht en<br />

realiteit, alvorens ze de, best aa<strong>nl</strong>okkelijke, intern-juridische logica en redeneerkunst<br />

verwerven. Deze rechtsdogmatiek is hooguit een, weliswaar belangrijke, vakgerelateerde<br />

techniek, die in het niet verdwijnt en o<strong>nl</strong>edig wordt zonder beddende attitude.<br />

Selectie tot magistraat<br />

Het moge dan ook voor zich spreken dat deze interactieve vorming de juristerij ten gronde<br />

bepaalt en tevens voluit dient te bepalen: bij het aantrekken van rechtsstudenten, bij de<br />

9 Tot zelfs heel breed, over de menswetenschappen heen.<br />

10 Tijdens de eerste BaMa-discussies binnen de zogenaamde decanenconferentie, waaraan alle Vlaamse decanen<br />

deelnamen, werd nog gepleit voor het behoud of zelfs de versterking van de eerste ‘brede’ jaren. Vergelijk het<br />

pleidooi van onder meer Koen Geens in: F. Fleerackers (red.), Recht en Vorming, Gent: Larcier 2003. Uiteraard<br />

gold ook hier een pragmatische reden, met name de angst dat hogeschoolopleidingen rechtspraktijk zich op de<br />

winstgevende (universitaire) studentenmarkt zouden begeven.<br />

15


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> Denken over het rechtsdenken voor opleiding en selectie<br />

opbouw van hun studiecurriculum, bij de quotering van hun studieresultaten, bij de toe -<br />

wijzing van hun diploma, bij de toegang tot de magistratuur. 11 En, uiteraard, bij de invulling<br />

van de magistratenopleiding en permanente juridische vorming.<br />

Eerder beschreef ik reeds de twee kernbegrippen, dynamiek en differentie, die aan het interactieve<br />

rechtsdenken ten grondslag (dienen te) liggen. Beide concepten tonen aan hoezeer<br />

het klassieke recht zijn vat op de werkelijkheid heeft verloren, ten gevolge van een nietaflatende<br />

fixatie op wat statisch en vergelijkbaar, categoriseerbaar is: de juridische kwalificatie<br />

als découpage van de werkelijkheid. 12 Dé sleutel tot differentie en dynamiek wordt dan<br />

weer aangereikt door een interactieve attitude, die het recht van beweeglijkheid en brede<br />

toepasselijkheid dient te verzekeren. Deze attitude biedt de enige weg tot juridische effectiviteit<br />

in een volatiele realiteit en noopt de opleiding zélf tot herijking, opdat juristen en – bij<br />

uitstek – magistraten die werkelijkheid aankunnen.<br />

Concreet betekent dit dat vakken en docenten methodisch doordrongen worden van de<br />

interactieve modus als richtsnoer voor juridische vorming. Middels deze interactie tussen<br />

docent en student, tussen studenten onderling, doch evenzeer verweven in de aanpak van<br />

het vak zelf, wordt niet enkel inhoud overgedragen, maar bovenal inzicht in de wijze<br />

waarop rechtsinhoud en werkelijkheid zich tot elkaar verhouden. En op dit inzicht dienen<br />

juristen en magistraten geselecteerd te worden: de interactieve jurist, dus, en zijn toonaangevend<br />

paradigma, de interactieve magistraat.<br />

11 In dit kader zal het niet verbazen dat slechts 5 tot 10% van de afgestudeerde juristen slagen in het door de Hoge<br />

Raad voor de Justitie (Brussel) georganiseerde toegangsexamen tot de magistratuur.<br />

12 F. Fleerackers, Het Vel van de Rechter, Gent: Larcier 2008; Id., Het Recht van de Filosoof, Gent: Larcier Gent 2009.<br />

16


Het selecteren van rechters:<br />

oude en nieuwe methoden<br />

Marise Ph. Born<br />

rechtstreeks 4/<strong>2012</strong> Het selecteren van rechters: oude en nieuwe methoden<br />

In ons land zijn diploma’s en bewezen capaciteit gedurende de laatste decennia steeds meer<br />

gaan bepalen wie de posities met status en macht zullen verwerven. Kennis, vaardigheden<br />

en bekwaamheden zoals gemeten door toetsen en andere vormen van assessment zijn in<br />

onze same<strong>nl</strong>eving daarom essentiële kapitaalgoederen geworden (Bovens & Wille, 2010).<br />

In zo’n meritocratische same<strong>nl</strong>eving zijn evidence-based uitspraken over personen bij het<br />

toelaten en afwijzen voor opleidingen en banen evenals goed empirisch onderzoek naar de<br />

kwaliteit van selectieprocedures onontbeerlijk. De selectiepsychologie is het wetenschapsgebied<br />

dat zich met dit thema bezighoudt. Het gaat om een van de oudste en belangrijkste<br />

toepassingsgebieden in de psychologie (Hofstee, 1970; 1983). Met deze wetenschap is het<br />

mogelijk om vragen te beantwoorden als: hoe vind je de potentieel meest productieve werknemers?<br />

Is het mogelijk om met een goede selectieprocedure diegenen te kiezen die later de<br />

beste werkprestaties zullen leveren? Is selectie wel in staat om werkprestaties goed te voorspellen?<br />

Het antwoord op al deze vragen is kort en eenvoudig: ja.<br />

O<strong>nl</strong>angs toonden O’Boyle en Aguinis (<strong>2012</strong>) aan dat de meeste werkprestaties (80%) blijken<br />

te worden geleverd door een relatief kleine groep zeer goede presteerders (20%). Dit heet<br />

ook wel het 80/20-principe. Dat betekent, en dit klinkt misschien vreemd, dat een meerderheid<br />

van de werknemers een ondergemiddelde werkprestatie levert. Voor selectieprocedures<br />

houdt deze bevinding in dat het belangrijk is om kandidaten te identificeren die tot die<br />

minderheid van zeer goed presterenden behoren. Maar voorspellingen zijn nooit perfect en<br />

er zullen dus ook altijd voorspellingsfouten worden gemaakt. Nu blijkt steeds weer uit<br />

onderzoek dat algemene intelligentie een goede voorspeller is van prestaties (zie Cook,<br />

2009). Bovendien, hoe complexer de baan, hoe ‘voorspellender’ algemene intelligentie is.<br />

In 2010 heeft de Raad voor de rechtspraak de werving, selectie en opleiding van nieuwe<br />

rechters, een duidelijk voorbeeld van een complexe baan, geëvalueerd en onder meer geconcludeerd<br />

dat hervormingen in de selectie van rechters wenselijk zijn. Zoals aangegeven door<br />

de projectgroep Vernieuwing Selectie onder leiding van Leendert Verheij droegen de<br />

volgende factoren hiertoe bij: de actualisatie van het rechtersprofiel, de afschaffing van de<br />

raio-opleiding waardoor de mogelijkheid vervalt om direct via de universiteit door te<br />

stromen naar de rechterlijke macht, de ontwikkeling van een nieuwe opleiding tot rechter en<br />

17


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> Het selecteren van rechters: oude en nieuwe methoden<br />

raadsheer die de huidige raio- en rio-opleiding vervangt, en twee nieuwe selectie-eisen.<br />

Deze eisen zijn dat kandidaten ten minste gedurende twee jaar na afstuderen relevante juridische<br />

werkervaring hebben opgedaan en aantoonbare maatschappelijke ervaring hebben.<br />

Omdat de Raad het van belang acht om evidence-based beslissingen te nemen over hoe de<br />

selectie gewijzigd of ingevuld moet worden, is het Instituut voor Psychologie aan de Erasmus<br />

Universiteit Rotterdam door de projectgroep Vernieuwing Selectie verzocht om de selectie<br />

voor rechters nader te bekijken en te komen met een aantal aanbevelingen die gebaseerd<br />

zouden moeten zijn op de wetenschappelijke literatuur. Ook werd gevraagd om waar<br />

mogelijk een statistische analyse uit te voeren van de psychometrische kenmerken van de<br />

selectie-instrumenten en hun onderlinge samenhang. Hierdoor kan de kwaliteit van de daadwerkelijk<br />

gehanteerde selectieprocedure empirisch vastgesteld worden.<br />

Het onderzoek werd uitgevoerd van maart tot juli <strong>2012</strong>. Omdat niet alleen een vernieuwing<br />

van de selectieprocedure werd beoogd, maar ook sprake is van een vernieuwd rechters -<br />

profiel en bovendien de opleiding tot rechter wordt vernieuwd, was er behoefte om de<br />

conclusies over de selectie in hun bredere context te zien. De resultaten van selectie zijn<br />

immers direct afhankelijk van een juiste keuze van functie-eisen en van een goede werving,<br />

en ook de kwaliteit van de opleiding bepaalt het succes. Dit artikel geeft een overzicht van<br />

onderzoek dat naar alle bepalende thema’s is en wordt gedaan en in hoeverre dat voor de<br />

selectieprocedure van rechters in Nederland verder wordt uitgewerkt.<br />

Functie-eisen<br />

Decennialang heeft een team van arbeids- en organisatiepsychologen gebouwd aan het<br />

zogenaamde Occupational Net (O*Net). Hun inspanningen hebben geleid tot de meest<br />

indrukwekkende en voor ieder toegankelijke taxonomie van functiebeschrijvingen die er<br />

momenteel bestaat (zie Peterson, Borman, Hanson, & Kubisiak, 1999). O*Net bevat inmiddels<br />

meer dan achthonderd functies die in al hun toonaarden worden beschreven. Aan de<br />

hand van taken, activiteiten, benodigde kennis en vaardigheden, capaciteiten en bekwaamheden,<br />

werkstijlen, persoo<strong>nl</strong>ijkheidskenmerken, relevante werkwaarden en interesses wordt<br />

een beroep van alle kanten belicht. Voor de functie van rechter noemt O*Net onder andere<br />

het deductief en inductief kunnen redeneren, en blijken de kenmerken integriteit, betrouwbaarheid<br />

en detailoriëntatie erg belangrijk. Het verkrijgen van dergelijke functie-informatie<br />

is een absolute voorwaarde voor een goede selectie.<br />

In hoeverre komen de functie-eisen die aan de rechters in Nederland zijn gesteld overeen<br />

met O*Net? Het eerste dat opvalt is dat O*Net de benodigde kennisdomeinen expliciet<br />

benoemt, zoals kennis van het recht, kennis over taal, publieke veiligheid en beveiliging,<br />

psychologie, administratie en management, maar dat het hieraan niet de verplichting koppelt<br />

dat deze kennis op een specifieke wijze moet zijn opgedaan (bijvoorbeeld in een universitaire<br />

studie). Het Nederlandse rechtersprofiel beschouwt de universitaire/rio-opleidings -<br />

eisen en maatschappelijke ervaring als de benodigde kennis en het beschrijft een aantal<br />

18


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> Het selecteren van rechters: oude en nieuwe methoden<br />

vereiste vaardigheden die niet door O*Net worden benoemd. Voorbeelden zijn het snel<br />

doorgronden van juridische en maatschappelijke posities, het delegeren en inzetten van<br />

specialismen, en het geven en ontvangen van feedback. O*Net geeft daarentegen juist een<br />

serie benodigde capaciteiten en persoo<strong>nl</strong>ijkheidskenmerken die weer niet in het rechters -<br />

profiel voorkomen, zoals betrouwbaarheid, aandacht voor anderen, stresstolerantie en zelfcontrole.<br />

O*Net en het rechtersprofiel komen overeen in het noemen van actief luisteren,<br />

kritisch nadenken, besluitvaardigheid, begrijpen van mondelinge informatie, flexibiliteit,<br />

integriteit, leiderschap, samenwerken, schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaardigheid<br />

en ook analytisch vermogen. Het Nederlandse profiel bevat daarnaast een paar in het<br />

huidige tijdsgewricht belangrijk gevonden kenmerken die niet in O*Net voorkomen, zoals<br />

leervermogen, zelfreflectie en omgevingsbewustzijn. Een kanttekening bij het Nederlandse<br />

profiel is overigens dat het onderscheid tussen vaardigheden en competenties niet wordt uitgelegd.<br />

Volgens O*Net is het verschil tussen een competentie (ability) en een vaardigheid<br />

(skill) dat een vaardigheid ontwikkelbaar is terwijl een competentie een stabiele eigenschap<br />

is. Het is voor het Nederlandse rechtersprofiel van belang om een heldere terminologie te<br />

gebruiken. Verder zou het zinvol zijn om empirisch na te gaan of het grote aantal vereiste<br />

kenmerken in de praktijk wel onderscheidbaar is. Meestal clusteren de kenmerken in een<br />

kleiner aantal groepen samen.<br />

De selectie-instrumenten<br />

Van oudsher zijn selectieonderzoekers gericht geweest op de psychometrische kenmerken<br />

en de utiliteit van klassieke selectie-instrumenten, zoals de intelligentie- en persoo<strong>nl</strong>ijkheidstest<br />

en het selectiegesprek. Maar het is de vraag of die voldoende betrouwbaar en valide zijn<br />

om belangrijke kenmerken die nodig zijn voor de functie goed te kunnen meten. Het selectiegesprek<br />

biedt ook waardevolle informatie over de kandidaten, maar ook daarbij kunnen<br />

vragen gesteld worden over de huidige gespreksvoering bij de keuze van nieuwe rechters.<br />

In deze paragraaf komen deze en andere selectie-instrumenten aan bod, met resultaten van<br />

algemeen selectieonderzoek en de stand van zaken in de selectie van rechters in Nederland.<br />

Selectieonderzoekers vonden stelselmatig een aantal kenmerken terug: consciëntieusheid,<br />

een combinatie van nauwgezetheid en betrouwbaarheid, in de regel relatief sterk gerelateerd<br />

aan toekomstig werkgedrag. Daarbij gaat het ook om zaken als collegialiteit en inzet op het<br />

werk. Een ander belangrijk resultaat is dat algemene intelligentie de beste voorspeller is van<br />

toekomstig werksucces (o.a. Cook, 2009; Salgado & Anderson, 2001; Schmidt & Hunter,<br />

1998). Algemene intelligentie wordt door Smith (1994) dan ook een universal genoemd, dat<br />

wil zeggen een voorspeller die voor allerlei banen en beroepen van belang is. In tegen -<br />

stelling tot selectieprocedures voor rechters in België, Denemarken en Duitsland wordt in<br />

Nederland daarom ook een intelligentietest ingezet. Uit de statistische analyses van de<br />

selecties voor rechters blijkt dat er wellicht zelfs wel meer gewicht aan de intelligentietest<br />

gegeven zou kunnen worden.<br />

19


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> Het selecteren van rechters: oude en nieuwe methoden<br />

Een selectiegesprek, mits goed gestructureerd (Van der Molen & Gramsbergen-Hoogland,<br />

2005) is soms in staat om net zo voorspellend te meten als de intelligentietest, en kan<br />

bovendien toegevoegde waarde hebben op enkel het meten van intelligentie. De Selectiecommissie<br />

rechterlijke macht voert drie gestructureerde selectiegesprekken per kandidaat.<br />

In het overgrote deel van de gesprekken is de overeenstemming in de oordelen van de commissieleden<br />

binnen het gesprek goed. Soms is die matig, bijvoorbeeld als het gaat om het<br />

oordeel over delegeren en integriteit. De oordelen binnen een gesprek over verschillende<br />

onderdelen die inhoudelijk van elkaar verschillen (bijvoorbeeld motivatie, i<strong>nl</strong>evings -<br />

vermogen en integriteit) blijken soms behoorlijk sterk samen te hangen, zodat de vraag kan<br />

worden gesteld of deze inhoudelijk wel voldoende worden onderscheiden door de beoordelaars.<br />

Ook zou nog kritisch gekeken kunnen worden naar de aspecten waar kandidaten op<br />

beoordeeld worden. Bij de drie gesprekken blijken de onderdelen samenwerken, delegeren,<br />

i<strong>nl</strong>evingsvermogen, integriteit, maatschappelijke nevenactiviteiten en sociabiliteit namelijk<br />

een relatief kleine rol te spelen in het tot stand komen van de voorlopige oordelen na het<br />

betreffende gesprek. Maar uit het rechtersprofiel is niet meteen af te leiden dat deze aspecten<br />

minder zwaar zouden moeten meewegen. De vraag moet dus worden gesteld in hoeverre<br />

dit lagere gewicht terecht is. In het eindoordeel van de commissie blijken de uitkomsten van<br />

de selectiegesprekken en het assessmentbureau elk significant bij te dragen. Wat hierbij<br />

opvalt is dat niet alle gesprekken even zwaar meewegen.<br />

Selecteurs variëren in de kwaliteit van hun werk. Selecteurs met sympathie voor en<br />

oprechte interesse in anderen en in het bezit van goede sociale vaardigheden zijn beter in<br />

staat om accurate selectiebeslissingen te nemen dan selecteurs die deze eigenschappen niet<br />

bezitten. Bij de selectie van de leden van de Selectiecommissie rechterlijke macht zou hier<br />

rekening mee gehouden kunnen worden. Voorts kunnen door training en ervaring de<br />

selectiebeslissingen verder verbeterd worden.<br />

Wat er tijdens de selectie wordt gemeten, is door Smith (1994) ingedeeld in een paar algemene<br />

categorieën: kenmerken die belangrijk zijn voor alle banen en beroepen (de eerder<br />

genoemde universals), kenmerken die belangrijk zijn voor specifieke banen en beroepen<br />

(occupationals), en kenmerken die van belang zijn voor de manier waarop iemand past in<br />

een bepaalde werksetting (relationals). Bij relationals gaat het om de fit met de organisatie<br />

(de zogenaamde person-organization fit, in termen van bijvoorbeeld gedeelde normen en<br />

waarden). Veel psychologen houden zich in dit kader bezig met onderzoek naar persoo<strong>nl</strong>ijkheidsmodellen.<br />

Onder psychologen is er de laatste tien à vijftien jaar vrij duidelijke consensus<br />

ontstaan over de persoo<strong>nl</strong>ijkheidsstructuur. In het karakter van een persoon zien experts<br />

vijf persoo<strong>nl</strong>ijkheidsfactoren, de zogenaamde Grote Vijf: extraversie, vriendelijkheid,<br />

consciëntieusheid, emotionele stabiliteit en openheid. Van deze persoo<strong>nl</strong>ijkheidsfactoren is<br />

consciëntieusheid een goede werkvoorspeller. Een variant van dit model is het HEXACOmodel<br />

(Honesty-humility, Emotional stability, eXtraversion, Agreeableness, Conscientiousness<br />

en Openness to experience) van Ashton en Lee (2004). Hierin is integriteit (Honesty-<br />

20


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> Het selecteren van rechters: oude en nieuwe methoden<br />

humility) als zesde factor opgenomen, die net als consciëntieusheid een goede voorspeller<br />

blijkt te zijn van werkprestaties. Selectieonderzoekers blijven zich bezighouden met het verbeteren<br />

van de voorspellende kracht van de persoo<strong>nl</strong>ijkheidstest als selectie-instrument voor<br />

werkprestaties. Een voorbeeld van een verbeteringspoging is de zoektocht naar de donkere<br />

kant van persoo<strong>nl</strong>ijkheid: risicopersoo<strong>nl</strong>ijkheid.<br />

Het combineren van de selectie-instrumenten tot een voorspelling<br />

De scores die kandidaten behalen op de selectie-instrumenten kunnen op verschillende<br />

manieren worden gecombineerd tot een voorspelling. Meestal wordt hierbij het onderscheid<br />

‘klinische versus statistische voorspelling’ gemaakt. Eenvoudig gezegd betekent klinisch<br />

voorspellen het door een of meer beoordelaars (selecteurs, recruiters, leden van een selectiecommissie)<br />

voorspellen van het latere gedrag op grond van testinformatie. Daarbij worden<br />

de testgegevens wellicht verschillend meegewogen, afhankelijk van hun oordeel over het<br />

belang van deze informatie. Bij statistisch voorspellen doet de computer de voorspelling en<br />

komt er geen mens aan te pas. Uit een groot en representatief onderzoek dat eerst wordt<br />

uitgevoerd, worden statistische relaties berekend tussen de testgegevens van kandidaten<br />

tijdens selectie en hun latere werkprestaties. Hieruit wordt een formule afgeleid die wordt<br />

ingevoerd in de computer. Testresultaten van latere kandidaten worden aan deze formule<br />

aangeboden, hetgeen als resultaat de ingeschatte latere werkprestatie oplevert.<br />

Een grootschalige metastudie wijst uit dat statistische besluitvorming door de bank genomen<br />

superieur of minimaal gelijk is aan klinische besluitvorming. Opvallend detail in deze metastudie<br />

was dat klinische voorspelling slechter werd als er bij de dataverzameling ook een<br />

interview zat. De onderzoekers gaven als mogelijke verklaring dat de informatie uit het<br />

interview datgene was wat de klinicus (de beoordelaar) zelf had gezien en gehoord tijdens<br />

dit interview en dat deze informatie daardoor mogelijk teveel gewicht in de schaal had<br />

gelegd. De algehele conclusie uit alle onderzoeken naar klinische versus statistische voorspelling<br />

is dat het altijd belangrijk blijft om de voorspelling en besluitvorming ten minste te<br />

baseren op een strategie die rationeel, gestandaardiseerd en baangerelateerd is, ook als het<br />

bijvoorbeeld maar om vijf kandidaten gaat (Landy & Conte, 2007, p. 283).<br />

In de selectie voor de rechtspraak wordt de klinische methode van voorspelling gebruikt,<br />

waarbij de selectiecommissie alle verzamelde informatie integreert tot een voorspelling. Als<br />

alternatief voor deze klinische besluitvorming zou besloten kunnen worden om op grond<br />

van rationele en empirische overwegingen een aantal gewichten aan de afzonderlijke selectieonderdelen<br />

toe te kennen, zoals aan elk van de selectiegesprekken en aan de tests van het<br />

assessmentbureau. Selectiebeslissingen kunnen dan genomen worden door deze te baseren<br />

op de score van een kandidaat op een bepaald selectie-onderdeel vermenigvuldigd met het<br />

gewicht van dat onderdeel. Omdat informatie over werkprestaties van rechters ontbreekt is<br />

het voorlopig nog niet mogelijk om empirisch na te gaan welke manier van combineren van<br />

gegevens tot een voorspelling en beslissing het meest voorspellend is.<br />

21


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> Het selecteren van rechters: oude en nieuwe methoden<br />

Kwaliteitsbewaking<br />

Een goede kwaliteitsbewaking van selectieprocedures is belangrijk. De Commissie test -<br />

aangelegenheden van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), de COTAN, is in ons<br />

land de beoordelende instantie voor de kwaliteit van tests. Het belang van deze commissie<br />

neemt zichtbaar toe, en daarmee de druk op testontwikkelaars en -aanbieders om goede<br />

producten te leveren. Naast aandacht voor de kwaliteit van tests is er ook aandacht voor de<br />

rechten van sollicitanten. Deze zijn ook te herleiden uit de ethische richtlijnen van de<br />

Beroepscode voor psychologen van het NIP (2007), de Algemene Standaard Testgebruik<br />

van het NIP (2004) en de sollicitatiecode van de Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement<br />

en Organisatieontwikkeling (NVP, 2006).<br />

De kandidaten<br />

De houding en de behandeling van kandidaten tijdens de selectieprocedure is pas langzamerhand<br />

onder de aandacht van onderzoekers gekomen. Uit studies blijkt inmiddels dat zelf -<br />

verkozen uitval tijdens de selectie en tijdens de opleiding kan worden gereduceerd door de<br />

kandidaten tijdens de selectie inzicht te geven in zowel de positieve als de negatieve aspecten<br />

van de functie. Dit wordt een realistic job preview genoemd. Ook is het van belang informatie<br />

te verschaffen over de lengte van het gehele selectieproces.<br />

Kandidaten zullen overigens de neiging hebben om vragen te oefenen voorafgaand aan de<br />

sollicitatie. Dit oefenen heeft echter met name gevolgen voor de cognitieve capaciteitentest<br />

en veel minder voor persoo<strong>nl</strong>ijkheidsvrage<strong>nl</strong>ijsten, situationele beoordelingstesten en<br />

kennistesten. Voor een objectieve selectieprocedure is het vooral van belang om de items<br />

van de cognitieve capaciteitentest niet te laten uitlekken.<br />

Om mogelijke partijdigheid tegen kandidaten uit etnische minderheden in de huidige selectie<br />

van rechters te voorkomen, kunnen de volgende twee mogelijkheden worden gebruikt.<br />

Ten eerste kunnen de verbale vereisten beperkt worden in instrumenten die tot doel hebben<br />

andere dan verbale competenties te meten (zoals besluitvaardigheid en integriteit). Voor het<br />

meten van verbale vereisten die nodig zijn voor een goede uitoefening van de functie van<br />

rechter dienen specifiek daarvoor bedoelde instrumenten te worden ingezet. Ten tweede<br />

kunnen instrumenten, voorafgaand aan het gebruik in de selectie, worden onderzocht op<br />

verschillen in tekstinterpretaties die etnisch gerelateerd zijn. Dit kan bijvoorbeeld uitgevoerd<br />

worden door middel van zogeheten cognitieve interviews met een testgroep.<br />

Het belang van een goede selectie ligt zeker niet alleen in een hoger rendement. Ook het<br />

respectvol omgaan met de diversiteit aan kandidaten kan een doel op zich zijn, met een<br />

daaruit voortvloeiend positief effect op de reputatie van een organisatie. Respectvolle<br />

omgang geschiedt onder andere door het tijdig geven van goede informatie over de functie<br />

en de organisatie middels de realistic job preview. Zo’n preview heeft bovendien een<br />

gunstig effect op de werktevredenheid en gaat onnodig verloop in de functie tegen. Ook het<br />

zorgen voor transparante, relevante en eerlijke selectieprocedures en -uitkomsten kan een<br />

positieve weerslag hebben op de reputatie van de organisatie.<br />

22


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> Het selecteren van rechters: oude en nieuwe methoden<br />

Het is overigens frappant dat pas in 2005 door het NIP in samenwerking met het Landelijk<br />

Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie voor het eerst een aantal broodnodige richtlijnen<br />

gepubliceerd zijn voor het gebruik van diagnostische instrumenten bij etnische<br />

minderheden. Het blijft echter nog altijd een grote tekortkoming in de Nederlandse situatie<br />

dat voor het overgrote deel van de bestaande Nederlandse tests en vrage<strong>nl</strong>ijsten niet of<br />

nauwelijks solide empirische informatie beschikbaar is over de toepasbaarheid bij etnische<br />

minderheden. Oostrom en Born geven als suggestie om tests en vrage<strong>nl</strong>ijsten te onderzoeken<br />

op systematisch andere interpretaties door etnische minderheden dan door de ontwikkelaars<br />

bedoeld. Zo’n onderzoek kan geschieden door de tests voor ingebruikname eerst te onderwerpen<br />

aan de zogeheten cognitieve interviewmethode.<br />

Technologische ontwikkelingen<br />

Door de internettechnologie is het eenvoudiger geworden om hoogwaardige assessment en<br />

selectie op een efficiënte manier uit te voeren, maar worden er soms met het grootste<br />

gemak testjes op de markt gebracht waarvan de betrouwbaarheid en validiteit volstrekt<br />

onbewezen is. Technologische ontwikkelingen maken het ook mogelijk om multimediatests<br />

te ontwikkelen, die gebruikmaken van moderne assessmenttechnieken zoals videofrag -<br />

menten en webcamopnamen. Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat dergelijke tests<br />

ontwikkeld kunnen worden voor het meten van diverse kenmerken, variërend van leiding -<br />

gevende vaardigheden tot integriteit.<br />

Technologische ontwikkelingen staan nog lang niet stil en zorgen sinds heel recent zelfs<br />

voor een flinke vernieuwingsimpuls op het gebied van onderzoek naar sociale media en hun<br />

nut voor de selectiepraktijk. Kluemper, Rosen en Mossholder (<strong>2012</strong>) onderzochten of de<br />

Big Five-persoo<strong>nl</strong>ijkheidskenmerken konden worden gedestilleerd uit de websites van<br />

gebruikers van sociale media. Extraversie werd daarbij bijvoorbeeld gescoord aan de hand<br />

van het aantal ‘vrienden’. De onderzoekers bekeken of de op deze manier verkregen persoo<strong>nl</strong>ijkheidsoordelen<br />

samenhingen met werkprestaties en met de kans om voor een baan<br />

aangenomen te worden. De persoo<strong>nl</strong>ijkheidsoordelen bleken toegevoegde waarde te hebben<br />

boven klassieke persoo<strong>nl</strong>ijkheids- en intelligentietests. Dergelijke resultaten zijn uitdagend,<br />

maar roepen ook ethische vragen op over privacy en oneige<strong>nl</strong>ijk gebruik van informatie op<br />

het internet.<br />

De opleiding<br />

Voor het vaststellen van de voorspellende kracht van de selectieprocedure is het altijd nodig<br />

om goed zicht te hebben op datgene wat de procedure moet voorspellen. In het geval van<br />

selectie voor de rechterlijke macht gaat het om het succesvol doorlopen van de opleiding,<br />

en de werkprestatie die daarna wordt geleverd als rechter. Informatie over individuele<br />

verschillen in werkprestaties van rechters is vooralsnog onbekend. Individuele verschillen in<br />

opleidingssucces zullen eenvoudiger te achterhalen zijn en te koppelen aan de behaalde<br />

23


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> Het selecteren van rechters: oude en nieuwe methoden<br />

scores tijdens de selectieprocedure. In het uiteindelijke succes tijdens de opleiding speelt<br />

echter ook de kwaliteit van de opleiding zelf een belangrijke rol. Aspecten in de opleiding<br />

die een rol spelen in dat succes (versus uitval) zijn socialisatie, begeleiding en beoordeling.<br />

Wat betreft socialisatie is het belangrijk om de rechters in opleiding allen dezelfde behandeling<br />

te geven en te helpen met de invulling van hun functie op het moment dat ze nieuw<br />

binnenkomen bij de rechtbank. Verder is het zinvol om de rechters in opleiding te stimuleren<br />

om een actieve rol te spelen in het eigen socialisatieproces. Uit onderzoek blijkt bovendien<br />

dat het hebben van een mentor een positief effect kan hebben op onder andere de werktevredenheid,<br />

de prestaties en de socialisatie van de nieuwe rechters. Het hebben van meerdere<br />

begeleiders versterkt deze effecten. Het is tegelijkertijd wel belangrijk om de begeleiders<br />

zorgvuldig te selecteren, onder andere op de match met de rechter in opleiding en op de<br />

bereidheid om zich in te zetten als begeleider.<br />

Tot slot<br />

Uit het evaluatieonderzoek van het Instituut voor Psychologie, op verzoek van de projectgroep<br />

Vernieuwing Selectie, is gebleken dat veel aspecten in de huidige selectie van<br />

rechters zorgvuldig en volgens de wetenschappelijke state of the art verlopen. Op basis van<br />

de uit de literatuurstudie ontleende inzichten valt te deduceren dat er betrouwbare en valide<br />

selectie-instrumenten worden ingezet.<br />

Het ontwikkelen van een volgsysteem dat het succesvol doorlopen van de opleiding en het<br />

functioneren als rechter in kaart brengt zal het mogelijk maken om de voorspellende kracht<br />

van het selectie-instrumentarium daadwerkelijk vast te stellen. Voor het bepalen van het<br />

voorspellend vermogen is het van groot belang dat er goed wordt nagedacht over de manier<br />

waarop de prestaties en het succes tijdens de opleiding en het latere werk worden gemeten.<br />

Als de voorspellingen van prestaties en succes tegenvallen, zijn vaak alle ogen gericht op de<br />

selectie-instrumenten; die zullen dan niet goed genoeg geweest zijn. Maar tegenvallende<br />

opleidings- en werkprestaties kunnen evengoed verklaard worden door onvoldoende zorgvuldig<br />

ontworpen en uitgevoerde analyse van die prestaties. Een notoir probleem rondom<br />

het meten van werkprestaties is bijvoorbeeld dat leidinggevenden niet of nauwelijks een<br />

differentiatie aanbrengen tussen goed en minder goed functionerende medewerkers. Zodra<br />

er vrijwel geen differentiatie is te zien in werkprestaties tussen medewerkers, zal het voor<br />

een selectiemethode niet goed te doen zijn om enige voorspellende kracht te vertonen.<br />

Uiteindelijk gaat het een organisatie, dus ook de rechterlijke macht, om het rendement van<br />

een selectiemethode. De voorspellende kracht van een selectiemethode is een onderdeel van<br />

dit rendement, maar zeker niet de enige bepalende factor. Hoe strenger er kan worden<br />

geselecteerd hoe beter immers ook het rendement in termen van het percentage aangenomen<br />

kandidaten dat later ook succesvol blijkt te zijn. Als vanwege bijvoorbeeld de gehanteerde<br />

wervingsmethode vrijwel alleen zeer geschikten of juist zeer ongeschikten zich aanmelden,<br />

dan heeft een selectiemethode die verder uitstekend is bij voorbaat al weinig toegevoegde<br />

24


waarde. Want als iedere kandidaat toch al zeer geschikt is dan kunnen kandidaten simpelweg<br />

aselect worden aangenomen. En als haast alle sollicitanten erg ongeschikt zijn dan is<br />

het niet mogelijk om met een goede selectiemethode kandidaten aan te nemen die wel<br />

succesvol zouden worden. Kortom, een goede selectiemethode kan zijn werk pas goed doen<br />

als er streng genoeg kan worden geselecteerd zodat niet iedereen die solliciteert hoeft te<br />

worden aangenomen om de vacatures te kunnen vullen. Bovendien kan een goede selectiemethode<br />

zijn werk alleen doen als de werving resulteert in voldoende variatie in geschiktheid<br />

tussen kandidaten en niet iedere sollicitant ofwel zeer geschikt ofwel zeer ongeschikt<br />

is. Voor zover valt na te gaan kan er bij de rechterlijke macht voldoende streng worden<br />

geselecteerd omdat zich veel kandidaten aanmelden. Ook lijkt het erop dat er genoeg<br />

differentiatie in geschiktheid aanwezig is tussen deze kandidaten om de selectiemethode<br />

zijn werk te laten doen. Kortom, niet alleen de selectiemethode maar ook de randvoorwaarden<br />

voor het verkrijgen van een goed rendement lijken op orde te zijn.<br />

Literatuur<br />

Ashton, M.C., Lee, K., Perugini, M., Szarota, P., De Vries, R.E., Di Blas, L., Boies, K. & De Raad, B. (2004). A six-factor<br />

structure of personality-descriptive adjectives: Solutions from psycholexical studies in seven languages. Journal<br />

Personality and Social Psychology, 86, 356-366.<br />

Bochhah, N., Kort, W., & Seddik, H. (2005a). Richtlijnen gebruik diagnostische instrumenten bij etnische minderheden.<br />

Rotterdam/ Amsterdam: LBR/ NIP.<br />

Bochhah, N., Kort, W., & Seddik, H. (2005b). Toepasbaarheid van enkele psychologische tests bij personeelsbeoordeling<br />

bij etnische minderheden. Rotterdam/Amsterdam: LBR/ NIP.<br />

Bovens, M.A.P. & Wille, A. (2010). Diplomademocratie. Over de spanning tussen meritocratie en democratie.<br />

Amsterdam: Bert Bakker.<br />

Cook, M. (2009). Personnel selection: Adding value through people (5th ed.). Chichester: Wiley.<br />

Hofstee, W.K.B. (1970). Selektie van personen. Inaugurele rede. Assen: Van Gorcum.<br />

Hofstee, W.K.B. (1983). Selectie. Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum.<br />

rechtstreeks 4/<strong>2012</strong> Het selecteren van rechters: oude en nieuwe methoden<br />

Kluemper, D.H., Rosen, P.A. & Mossholder, K.W. (<strong>2012</strong>). Social networking websites, personality ratings, and the<br />

organizational context: More than meets the eye? Journal of Applied Social Psychology, 42, 5, 1143-1172.<br />

Landy, F.J. & Conte, J.M. (2007). Work in the 21st century. An introduction to industrial and organizational psychology<br />

(2nd ed.). Malden, MA: Blackwell.<br />

Letzring, T.D. (2008). The good judge of personality: Characteristics, behaviors, and observer accuracy. Journal of<br />

Research in Personality, 42, 914-932.<br />

O’Boyle Jr., E. & Aguinis, H. (<strong>2012</strong>). The best and the rest: Revisiting the norm of normality of individual performance.<br />

Personnel Psychology, 65, 79-119.<br />

25


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> Het selecteren van rechters: oude en nieuwe methoden<br />

Oostrom, J.K., & Born, M.Ph. (in druk, 2013). De cognitieve interviewmethode: Bespreking van een alternatieve<br />

manier om testbias te onderzoeken [The cognitive interview method: Discussion of an alternative strategy for reducing<br />

test bias]. Gedrag en Organisatie, 26.<br />

Peterson, N.G., Borman, W.C., Hanson, M.A. & Kubisiak, U.C. (1999). Summary of results, implications for O*NET<br />

applications, and future directions. In N.G. Peterson, M.D. Mumford, W.C. Borman, , P.R. Jeanneret & E.A. Fleishman<br />

(Eds.), An occupational information system for the 21st century: The development of O*NET (pp. 175-195). Washington,<br />

DC: American Psychological Association.<br />

Smith, M. (1994). A theory of the validity of predictors in selection. Journal of Occupational and Organizational<br />

Psychology, 67, 13-31.<br />

Van der Molen, H.T. & Gramsbergen-Hoogland, Y.H. (2005). Communications in Organizations. Basic Skills and<br />

Conversation Models. New York, NY: Psychology Press.<br />

26


De fusie van gerechtshoven (deel4)<br />

Combineren van verandermanagement met<br />

organisatieontwikkeling<br />

Programmabureau Herziening Gerechtelijke Kaart<br />

rechtstreeks 4/<strong>2012</strong> De fusie van gerechtshoven (deel 4)<br />

I<strong>nl</strong>eiding<br />

In dit artikel plaatsen we de fusie van de hoven in het meer algemene kader van de Her -<br />

ziening Gerechtelijke Kaart (HGK). Meer specifiek gaat het programmabureau Herziening<br />

Gerechtelijke Kaart in op landelijke uniformering en lokale programma’s.<br />

Allereerst iets over het programmabureau zelf. De looptijd van het programma liep van<br />

2010 tot implementatie van de HGK op 1 januari 2013. In 2010 is gestart met een klein<br />

programmabureau. In 2011 was meer begeleiding en sturing nodig vanuit het programmabureau<br />

naar de gerechten. Met ingang van 1 maart 2011 is daarom de programmamanager<br />

fulltime ingezet en is het programma uitgebreid met een externe verandermanager. De taken<br />

van het programmabureau HGK waren onder meer het versnellen van de verandering en het<br />

faciliteren van kennisdeling tussen de gerechten.<br />

De Raad voor de rechtspraak is de opdrachtgever van het programma en daarmee eind -<br />

verantwoordelijke. Het kernteam van het programmabureau was gedelegeerd opdrachtgever<br />

en bestond uit presidenten van rechtbanken en hoven, leden van de Raad, een directeur<br />

bedrijfsvoering en een afvaardiging van het bureau van de Raad. De voorzitter van het kernteam<br />

was de president van de rechtbank Amsterdam. Het kernteam heeft de plannen van de<br />

gerechten vastgesteld en vormde de verbinding met de presidentenvergadering en de Raad.<br />

De gerechtsbesturen/fusiebesturen hebben de lokale visies en programmaplannen gemaakt.<br />

In de gerechten zijn lokale programmamanagers aangesteld.<br />

Aan de gerechtsbesturen/fusiebesturen is gevraagd in overleg met medewerkers en belanghebbenden<br />

een beeld te schetsen van het arrondissement/ressort na de herziening van de<br />

gerechtelijke kaart. De lokale visies zijn eind 2010 afgerond. Op basis van de visies zijn<br />

vervolgens lokale programma’s opgesteld. In het lokale programmaplan zijn de stappen<br />

benoemd die nodig zijn om het einddoel te bereiken. Deze stappen zijn vertaald in projecten<br />

en activiteiten. De Raad heeft kaders meegegeven waarbinnen de gerechten hun programmaplannen<br />

hebben uitgewerkt. Binnen deze kaders is ruimte voor een eigen invulling van de<br />

27


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> De fusie van gerechtshoven (deel 4)<br />

gerechten maar de kaders zorgen er wel voor dat op een aantal belangrijke thema’s zoals<br />

opleiding, kwaliteit en cultuur de verdere ontwikkeling van de organisatie richting krijgt.<br />

Het landelijk programma HGK heeft ervoor gekozen de fusies en de reorganisaties van de<br />

gerechten in het kader van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Wet HGK) van 12 juli<br />

<strong>2012</strong> aan te grijpen voor een verdere organisatieontwikkeling van de gerechten afzonderlijk<br />

en waar mogelijk van de <strong>Rechtspraak</strong> in haar geheel. In dit artikel gaan wij hier nader op in.<br />

Ook komen de toegevoegde waarde en de meerdimensionale waardecreatie die de invoering<br />

van de Wet HGK voor de rechtspraak mogelijk maakt, aan de orde. Deze begrippen zijn<br />

geïntroduceerd door Allard van Riel in het eerste deel van deze serie.<br />

Organisatieontwikkeling<br />

Organisatieontwikkeling kan op verschillende wijzen vorm krijgen. Op organisatieniveau<br />

kan gedacht worden aan efficiënter en effectiever werken en ook aan een sterkere externe<br />

oriëntatie. Op het gebied van medewerkers kan men zich richten op verdere ontwikkeling<br />

van de medewerkers, verandering van de verhoudingen tussen hen of een andere manier van<br />

leiding geven. Op het gebied van bedrijfsvoering liggen er mogelijkheden bij het herijken<br />

van de taken en processen tussen staf en primair proces en stroomlijnen dan wel opnieuw<br />

inrichten van bedrijfsvoeringprocessen. Een vierde aangrijpingspunt dat vaak genoemd<br />

wordt, is communicatie. Het gaat dan om verbetering van de interne communicatie en het<br />

integreren van communicatie in de organisatie.<br />

In de hoven en rechtbanken zijn in het kader van het lokale programma bovenstaande<br />

aangrijpingspunten uitgewerkt in concrete plannen.<br />

Publieke meerwaarde<br />

Door het nieuwe bestuursmodel, waarbij bestuur en management gescheiden worden, krijgt<br />

het bestuur van een gerecht meer tijd voor de externe omgeving. Door een meer externe<br />

gerichtheid van het gerechtsbestuur kunnen de mogelijkheden voor ‘publieke meerwaarde’<br />

worden verkend en vormgegeven. Met publieke meerwaarde doelen wij op het resultaat van<br />

het samen met ketenpartners en maatschappelijke organisaties aanpakken van maatschap -<br />

pelijke problemen. Het gaat daarbij om het in kaart brengen van zulke problemen en het<br />

gezame<strong>nl</strong>ijk zoeken naar een oplossing daarvoor. Dit past bij de visie ‘<strong>Rechtspraak</strong> maakt<br />

samen leven mogelijk’. Verwacht wordt dat door een dergelijke zichtbare inzet van de rechtspraak,<br />

het vertrouwen van de same<strong>nl</strong>eving toeneemt.<br />

Deze ambitie vereist een actieve inzet om te signaleren waar lokale of landelijke aandachtsgebieden<br />

liggen waarop een dergelijke proactieve inzet van de gerechten zou kunnen werken.<br />

Een voorbeeld hiervan is het project Jeugdig elan van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.<br />

Door een snellere werkwijze in jeugdstrafzaken wordt hier gewerkt aan het verkorten van de<br />

tijd tussen de aanvang van de zaak en de einduitspraak in hoger beroep. Bij jeugdige<br />

28


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> De fusie van gerechtshoven (deel 4)<br />

verdachten verkleint een snelle aanpak namelijk de kans dat zij volharden in ongewenst<br />

gedrag. Ketenpartijen als advocatuur, Openbaar Ministerie en Raad voor de Kinderbescherming<br />

zijn betrokken bij de uitvoering en er zijn afspraken gemaakt over de gezame<strong>nl</strong>ijke<br />

werkwijze.<br />

Perspectief Herziening Gerechtelijke Kaart<br />

Doel van het landelijk programma HGK was de herziening van de gerechtelijke kaart<br />

zodanig voor te bereiden, dat de met de herziening beoogde voordelen ook daadwerkelijk<br />

kunnen worden gerealiseerd. Vanuit het programma is het perspectief van de rechtspraak na<br />

de afloop van de herziening als volgt verwoord:<br />

De rechtbanken zijn ingedeeld in tien arrondissementen en de gerechtshoven in vier<br />

ressorten. Binnen elk arrondissement en ressort is er één gerechtsbestuur dat één of<br />

meer rechtspraaklocaties aanstuurt. De zaken, mensen en middelen zijn op zodanige<br />

wijze over de verschillende locaties verdeeld dat deze verdeling optimaal bijdraagt<br />

aan de kwaliteit en de bereikbaarheid van rechtspraak. Het gerechtsbestuur biedt een<br />

aantrekkelijke werkplek voor goed toegeruste medewerkers met aandacht voor<br />

kwaliteit en ontplooiingsmogelijkheden. Er is een bestuursmodel met enkele varianten<br />

zodat de gerechten het model zo kunnen invullen dat het past bij de lokale situatie.<br />

Er zijn goed geëquipeerde bestuurders en leidinggevenden en een organisatiestructuur<br />

waarin bevoegdheden en verantwoordelijkheden helder benoemd zijn. Elk gerecht<br />

heeft een lokale visie, een strategisch plan en uitgewerkte plannen op o.a. het gebied<br />

van opleiden en ontwikkelen, kwaliteit, cultuur en leiderschap. De bedrijfsvoeringfuncties<br />

zijn optimaal ingericht.<br />

Vanzelfsprekend zorgt een fusie van gerechten ervoor dat de bedrijfsvoering, de werk -<br />

processen, de reglementen en de wijze van samenwerken naast elkaar worden gelegd en<br />

worden vergeleken. Ook de gerechten die niet fuseren maar wel de nieuwe bestuursstructuur<br />

moeten implementeren, worden door bovenstaande tekst uitgedaagd om hun organisatie<br />

opnieuw te bezien en zonodig verbeterplannen te ontwikkelen.<br />

Focus van het programma HGK: waar mogelijk landelijk uniformeren<br />

Het programma HGK was er in de eerste plaats op gericht om waar mogelijk en nodig de<br />

herziening te gebruiken om tot uniformering tussen de gerechten te komen. Zo is het<br />

vanzelfsprekend dat de rechtspositie van medewerkers binnen de rechtspraak op één wijze<br />

vorm krijgt. Maar ook voor het bestuursmodel met de bijbehorende reglementen en de<br />

zaaksverdeling is gekozen voor landelijke afspraken waar dat mogelijk is. In 2010 zijn drie<br />

landelijke projecten met breed samengestelde werkgroepen van start gegaan, die het<br />

bestuursmodel, de zaaksverdeling en de rechtspositionele gevolgen van de reorganisaties<br />

onderzochten.<br />

29


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> De fusie van gerechtshoven (deel 4)<br />

De projectgroep Bestuursmodel heeft een advies uitgebracht over de inrichting van het<br />

bestuur en het management in de gerechten. Er zijn modellen voor een bestuursreglement<br />

en een huishoudelijk reglement gemaakt. De gerechten gaan deze gebruiken.<br />

In het advies Zaakspakketten is een set van criteria opgenomen voor de verdeling van zaken<br />

over de rechtspraaklocaties binnen een gerecht. Een modelzaakverdelingsreglement en een<br />

advies toetsingskader rechterlijke concentratie zijn aangereikt. De bestaande zaakverdelingsreglementen<br />

zijn op basis van dit model nader uitgewerkt.<br />

De herziening van de gerechtelijke kaart raakt medewerkers. Een aantal krijgt een andere<br />

standplaats en wordt geconfronteerd met langere reistijden. Door concentratie van bedrijfsvoeringstaken<br />

komen functies te vervallen. Door de projectgroep Rechtspositionele gevolgen<br />

zijn allerlei producten gemaakt ter ondersteuning van de gerechten, zoals formats voor<br />

houtskoolschets en reorganisatieplan, een documentenset voor plaatsingsprocedures, een<br />

modelpersoneelsplan en een reglement tijdelijke ondernemingsraad. Ook is er gedurende de<br />

hele periode een helpdesk voor vragen van de gerechten operationeel geweest.<br />

Een andere uniformeringsslag betrof de functieprofielen van de bedrijfsvoeringfuncties.<br />

In overleg met de medezeggenschapsraden en de bonden heeft de <strong>Rechtspraak</strong> besloten om<br />

hiervoor de Functiegebouw Rijkprofielen te gebruiken. Omdat de rijksprofielen abstract<br />

zijn beschreven, zijn binnen de <strong>Rechtspraak</strong> addenda opgesteld, korte beschrijvingen met<br />

functienaam, plaats in de organisatie en taken/resultaatgebieden. Hiermee worden de<br />

abstracte rijksprofielen herkenbaar voor medewerkers en leidinggevenden. Voor alle<br />

bedrijfsvoeringfuncties zijn landelijk uniforme addenda opgesteld.<br />

Ondersteuning gerechten<br />

Het programmabureau heeft verschillende producten ontworpen ter ondersteuning van de<br />

ontwikkeling van de lokale programma’s. Hiertoe zijn er beleidsnotities voor besluitvorming<br />

in de presidentenvergadering gemaakt, zijn de gerechten intensief bezocht, is de regie op<br />

het veranderproces begeleid en zijn best practices uitgewisseld.<br />

De beleidsnotities voor de presidentenvergadering betroffen uitee<strong>nl</strong>opende onderwerpen<br />

zoals benoemingen van afdelings- en teamvoorzitters, organisatiestructuren en zaak -<br />

verdelingsreglementen.<br />

Om zicht te houden op de voortgang van de herziening binnen de gerechten heeft het programmabureau<br />

alle gerechten drie keer per jaar bezocht. Met de (fusie)besturen en lokale<br />

programmamanagers is diepgaand gesproken over onder andere de stand van zaken bij de<br />

reorganisatie, knelpunten, de medezeggenschap en de informatievoorziening naar de medewerkers.<br />

30


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> De fusie van gerechtshoven (deel 4)<br />

Het programmabureau heeft inspiratiebijeenkomsten georganiseerd om bestuurders kennis te<br />

laten nemen van ideeën over veranderingsprocessen buiten de rechtspraak en om het uitwis -<br />

selen van kennis over diverse onderwerpen betreffende de reorganisatie op gang te brengen.<br />

Thema’s van deze inspiratiebijeenkomsten betroffen leiderschap, de professional, managen<br />

versus besturen, besturend driemanschap, raad van advies, dialoog en afstemming Ministerie<br />

van Veiligheid en Justitie, en rechtspraak, resultaatgericht werken, medezeggenschap en<br />

kennismanagement. Daarnaast zijn er themabijeenkomsten georganiseerd over het uniformeren<br />

van werkprocessen en de invulling van de toezichthoudende taak van de gerechten.<br />

In het kader van het programma is voorts gewerkt aan het opbouwen van een intern netwerk<br />

door samenwerkingsverbanden te organiseren voor lokale programmamanagers, communicatieadviseurs<br />

en HRM-adviseurs. De bijeenkomsten van de samenwerkingsverbanden<br />

vormden een podium voor het programma om de gerechten te informeren en informatie uit<br />

de praktijk te krijgen. Leden van het netwerk kwamen naar de bijeenkomsten omdat ze het<br />

laatste nieuws hoorden en met collega’s van gedachten konden wisselen. Eige<strong>nl</strong>ijk kunnen<br />

deze medewerkers gezien worden als change agents, dragers van de verandering. Gerechten<br />

kunnen veel van elkaar leren en het is daarom belangrijk ontmoetingen te faciliteren waardoor<br />

op een informele manier snel landelijke afspraken worden gemaakt.<br />

De situatie bij de hoven<br />

De gerechten, en dus ook de hoven, is gevraagd uitwerking te geven aan loopbaan-, opleidings-<br />

en ontwikkelingsmogelijkheden van medewerkers. De grotere schaal na de herziening<br />

biedt hiervoor nieuwe kansen.<br />

Ieder gerecht is gevraagd een kwaliteitsplan te ontwikkelen waarin aandacht wordt besteed<br />

aan bestuurlijke betrokkenheid bij het thema kwaliteit, het hanteren van een integraal<br />

kwaliteitszorgsysteem, het versterken van de rechtseenheid en het rechterlijk functioneren.<br />

De herziening van de gerechtelijke kaart leidt in een aantal gevallen, bijvoorbeeld bij de<br />

fusie van de hoven Leeuwarden en Arnhem, die ver van elkaar liggen en aanzie<strong>nl</strong>ijk in<br />

grootte verschillen, tot een fusie van gerechten met elk een eigen cultuur. Hierom zijn deze<br />

en ook andere gerechten gevraagd plannen te ontwikkelen op het gebied van cultuur en<br />

leiderschap.<br />

Kwaliteitsplan hof Arnhem-Leeuwarden<br />

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft zijn ambitie op het gebied van kwaliteit als<br />

volgt verwoord:<br />

Samen meer weten is samen meer kunnen. Door kennis te delen wordt deze vermenigvuldigd.<br />

Per rechtsgebied en over de rechtsgebieden heen wordt kennis gedeeld. De<br />

bereikbaarheid van kennis is zo optimaal mogelijk ingericht (m.b.v. ICT) en toegankelijk<br />

voor alle medewerkers van het hof op beide hoofdlocaties.<br />

31


echtstreeks 4/<strong>2012</strong> De fusie van gerechtshoven (deel 4)<br />

In het kwaliteitsplan geeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden invulling aan deze ambitie,<br />

de organisatorische inbedding en de voornaamste taken en activiteiten. Het plan geeft ook<br />

aan welke stappen tijdens en na het fusietraject op het gebied van kwaliteit moeten worden<br />

genomen. Het kwaliteitsplan maakt inzichtelijk hoe het nieuwe hof de vakinhoudelijke<br />

kwaliteit van zijn medewerkers op het gewenste niveau brengt en houdt. Externe gerichtheid<br />

maakt uitdrukkelijk deel uit van kwaliteit. Dit betekent dat allen die bij de hoven werken<br />

zich bewust zijn van de maatschappelijke consequenties van uitspraken en beslissingen, van<br />

attitude en gedrag, van het belang van rechtseenheid en van tijdige rechtspraak op de beide<br />

vestigingslocaties.<br />

De afstand tussen de locaties Arnhem en Leeuwarden zal worden overbrugd door locatieoverstijgend<br />

overleg en samenwerking tussen de professionals. Dit overleg vindt soms<br />

plaats door naar elkaar toe te reizen, maar er wordt geprobeerd zo veel mogelijk gebruik te<br />

maken van moderne, reisbesparende mogelijkheden zoals video-conferencing. Er worden<br />

een hofbrede kwaliteitsadviescommissie en locatie-overstijgende kwaliteitsadviescommissies<br />

per rechtsgebied ingesteld.<br />

De hoven in Arnhem en Leeuwarden werken al op vele terreinen samen. Uitgangspunt<br />

daarbij is steeds geweest dat er geen achterstanden mogen ontstaan. Er is voor gekozen de<br />

achterstanden in alle sectoren gezame<strong>nl</strong>ijk weg te werken. Zowel raadsheren als andere<br />

medewerkers is gevraagd incidenteel op de andere locatie bij te springen. In de belastingsector<br />

gebeurt dat al enkele jaren veelvuldig. De realistische ambitie is dat bij de start van<br />

het nieuwe gerechtshof alle achterstanden zijn verdwenen.<br />

Slot<br />

De verschillende plannen in het kader van de herziening van de gerechtelijke kaart liggen<br />

klaar, niet alleen in Arnhem en Leeuwarden, ook bij de andere hoven en rechtbanken. Nu<br />

komt het aan op de implementatie. Het is een uitdaging alle goede voornemens daadwerkelijk<br />

uit te voeren. Hiervoor is het noodzakelijk samen te werken en samen te leren staps -<br />

gewijs de organisatie landelijk en lokaal verder te professionaliseren. Dit moet een wendbare<br />

organisatie tot gevolg hebben die in staat is zich snel aan te passen aan veranderende<br />

omstandigheden. De focus van de gerechten zal tegelijkertijd gericht moeten worden op de<br />

externe omgeving om zo de rechtspraak eveneens publieke meerwaarde te laten creëren.<br />

Literatuur<br />

Moore, M.H. (1995). Creating Public Value: Stategic Management in Government (pp. 27-102). Cambridge: Harvard<br />

University Press.<br />

Vargo, S.L. & Lusch, R.F (2004). Evolving to a new Dominant Logic for Marketing. Journal of Marketing, 68(1), 1-17.<br />

Vargo, S.L.& Lusch, R.F. (2008). Service-Dominant logic: continuing the Evolution. Journal of the Academy of Marketing<br />

Science 36(1), 1-10.<br />

32

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!