02.09.2013 Views

Hoofdstuk 2 DE BRANDSTOFFEN Technologie II- 1 - 1)INLEIDING a ...

Hoofdstuk 2 DE BRANDSTOFFEN Technologie II- 1 - 1)INLEIDING a ...

Hoofdstuk 2 DE BRANDSTOFFEN Technologie II- 1 - 1)INLEIDING a ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

1)<strong>INLEIDING</strong><br />

a)Het brandbare gasmengsel<br />

0 %<br />

Te weinig<br />

brandstof<br />

brandstof<br />

LEL<br />

<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

warmte<br />

Brandbaar mengsel<br />

brandstof<br />

zuurstof<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 1 -<br />

UEL<br />

Te weinig<br />

zuurstof<br />

100 %<br />

100 % zuurstof<br />

0 %<br />

De branddriehoek<br />

stelt dat er naast<br />

energie (warmte)<br />

ook zuurstof nodig<br />

is voordat de<br />

brandstof kan<br />

branden.<br />

Het brandstof –<br />

lucht mengsel is<br />

slechts brandbaar<br />

tussen twee uiterste<br />

grenzen. Buiten<br />

deze grenzen is er<br />

ofwel te weinig<br />

zuurstof ofwel te<br />

weinig brandstof.<br />

UEL: Upper Explosion Limit<br />

LEL: Lower Explosion Limit<br />

De dampspanning is dus een belangrijk gegeven voor de brandveiligheid of studie van<br />

ontbranding.<br />

De dampspanning en de partiële druk:<br />

In een gasballon wordt de druk geleverd door de gasmoleculen die tegen de wand botsen. Elk<br />

gas levert zijn bijdrage, de druk veroorzaakt door een afzonderlijk gas is de partiële druk pi<br />

van dit gas. De partiële druk is dus een maat voor de hoeveelheid moleculen aanwezig in de<br />

gasfase van deze stof. De dampspanning is de partiële druk gemeten in een aangepast apparaat<br />

en onder genormaliseerde omstandigheden.<br />

De wet van Dalton voor ideale gassen: p = ∑ pi<br />

De totale druk is dus de som van de partiële druk van de lucht plus de partiële druk van de<br />

brandstof.<br />

Bijgevolg moet de dampspanning van de brandstof hoog genoeg zijn om tot een brandbaar<br />

mengsel te komen.<br />

Opmerking: Tegenwoordig spreekt men ook van de brandvijfhoek waarbij men dan rekening<br />

houdt met twee extra factoren die een verbranding beïnvloeden namelijk aanwezigheid van<br />

katalysator en vorm van de brandstof.


)De chemisch reactie<br />

De exotherme reacties<br />

<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

Bij chemische reacties wordt er energie uitgewisseld. De energie-inhoud van de moleculen<br />

voor en na de reacties is verschillend. Bij de exotherme reacties wordt er energie afgestaan bij<br />

de endotherme reacties wordt er energie opgenomen door de reagerende moleculen.<br />

Som energie-inhoud<br />

van de moleculen<br />

Voor de reactie<br />

Na de reactie<br />

Afgestane<br />

energie<br />

Exotherme reactie<br />

De verbranding is een exotherme reactie:<br />

CH4 + 2 O2 → CO2 + 2 H2O ∆H = -890 kJ/mol (H2 – H1 < 0)<br />

tijd<br />

De activeringsenergie: (evenredig met exp(-Ea/RT)<br />

Bij een chemische reactie moeten er verbindingen gebroken worden om er nieuwe te vormen.<br />

Hiervoor is energie nodig, de activeringsenergie. Eenmaal de reactie opgang gebracht, komt<br />

er energie vrij (bij de exotherme reactie). Bij de verbranding is deze vrijgekomen energie<br />

voldoende om de activeringsenergie te leveren voor de volgende moleculen. De reactie houdt<br />

zich zelf in stand.<br />

Bij de benzinemotor wordt de activeringsenergie geleverd door de vonk.<br />

Invloed van de druk en de temperatuur op de activeringsenergie:<br />

Opdat twee moleculen met elkaar zouden reageren, moeten ze eerst botsen. Hoe meer kans op<br />

botsingen hoe sneller de reactie verloopt. De reactie zal dus sneller verlopen en de<br />

activeringsenergie zal dalen als de temperatuur stijgt (meer kans op botsingen omdat de<br />

kinetische energie van de moleculen stijgt) en / of als de druk stijgt (moleculen dichter bij<br />

elkaar).<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 2 -<br />

Som energie-inhoud<br />

van de moleculen<br />

na<br />

voor<br />

Endotherme reactie<br />

Opgenomen<br />

energie<br />

tijd


c)Zelfontsteking versus verbranding<br />

De zelfontsteking<br />

<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

Bij hoge druk zal de temperatuur voldoende zijn om de reactie op gang te brengen<br />

(activeringsenergie daalt bij drukverhoging). Dit is de zelfontsteking. Alle moleculen reageren<br />

zo goed als tegelijkertijd. Deze reactie is dus explosief en gaat gepaard met een plotse<br />

drukopbouw in de motor. De motor is ondervindt gecontroleerde drukstoten.<br />

Bij de dieselmotor wordt de activeringsenergie geleverd door de zelfontsteking van de eerste<br />

ingespoten brandstof.<br />

De verbranding<br />

Bij de verbranding is er externe activeringsenergie nodig. Bij de benzine motor wordt deze<br />

externe activeringsenergie geleverd door de vonk. De vrijgekomen energie van de verbrande<br />

brandstof dient op zijn beurt om de overige brandstof te doen branden. De verbranding is een<br />

véél trager verlopende reactie dan de zelfontsteking.<br />

vlamfront<br />

Bij de motoren, zowel de benzine als de dieselmotoren, wensen we steeds een verbranding te<br />

bekomen. De piston wordt dan gelijkmatig teruggeduwd gedurende de expansieslag.<br />

Drukstoten (kloppen, detoneren, pingelen een lichte vorm van kloppen) als gevolg van de<br />

ongewenste zelfontsteking moeten worden vermeden. De piston wordt dan teruggeslingerd<br />

(weggeslagen i.p.v. weggeduwd) en wordt beschadigd.<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 3 -<br />

Snelheid vlamfront:<br />

- verbranding: 1 tot 10 m/sec<br />

- zelfontsteking: 1000 m/sec<br />

( snelheid van het geluid)


<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

2)HET VERBRAN<strong>DE</strong>N BIJ VERBRANDINGSMOTOREN<br />

a)De verbranding bij de benzinemotor:<br />

• Principe<br />

Bij de benzinemotor wordt het mengsel extern ontstoken om tot ontbranding te komen. De<br />

vonk leidt de verbranding in. Bij de benzine motor gebeurt deze verbranding snel, er is een<br />

snel vlamfront. De benzinemotor wordt een explosiemotor genoemd.<br />

De temperatuur en druk kunnen echter zo hoog oplopen dat de brandstof tussen het vlamfront<br />

en de piston tot zelfontsteking komt (explosie). De daardoor plotseling vrijgekomen energie<br />

veroorzaakt een hoge drukstoot.Als dit gebeurt gebeurt de verbranding ongecontroleerd en zal<br />

de piston tegen het vlamfront geduwd worden wat tot schede van de motor kan leiden. De<br />

motor wordt hierdoor mechanisch en thermisch zwaar belast. De zuiger wordt als het ware<br />

weggeslagen in plaats van weggeduwd.<br />

vlamfront Zelfontsteking<br />

Opmerkingen:<br />

- Door het toevoegen van anti-klop “dopes” of organische loodverbindingen wordt de<br />

klopvastheid verbeterd.<br />

verbranding<br />

• De verbranding in de benzinemotor gebeurt na volledige injectie. Na deze injectie wordt<br />

het mengsel ontstoken.<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 4 -


Het octaangetal<br />

<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

Bij de bepaling van het octaan getal van een benzine is een specifieke compressieverhouding<br />

belangrijk: deze waarbij zelfontsteking plaats grijpt bij het bovenste dode punt van de zuigerslag.<br />

Een bepaalde koolwaterstof nl. Iso-octaan (C8H18) in zuivere toestand gebruikt zal de motor bij<br />

de gebruikelijke compressies zeker niet doen kloppen. Men noemt bij definitie deze brandstof<br />

"100 octaan benzine". Normaal heptaan (C7 H16) daarentegen klopt bij een veel lagere compressie.<br />

Men noemt dit "nul octaan benzine". Men kan dus een mengsel maken van deze twee<br />

koolwaterstoffen dat dezelfde klopkarakteristieken zal hebben als een te onderzoeken willekeurige<br />

benzine.<br />

Het octaan gehalte in de benzine aan de pomp is het percentage iso-octaan in het<br />

vergelijkingsmengsel dat net klopt bij het bereiken van het bovenste dode punt bij dezelfde<br />

compressieverhouding.<br />

Het bepalen van het octaangetal<br />

Men gebruikt een testmotor waarvan de compressie regelbaar is. De benzine waarvan het<br />

octaangetal moet bepaald worden wordt in de motor gelaten. De compressie wordt geleidelijk<br />

verhoogd. Op zeker ogenblik zal de motor op het bovenste dode punt kloppen. Men noteert deze<br />

compressie. Vervolgens bereidt men twee verschillende mengsels iso-octaan en normaal<br />

heptaan, bijvoorbeeld één met 88% iso-octaan en één met 96% iso-octaan.<br />

Men laat de motor achtereenvolgens met die mengsels lopen en men registreert wanneer de<br />

motor respectievelijk juist klopt.<br />

Men zet de waarden uit in grafiek en men verbindt de twee punten. Vanaf deze rechte kan men<br />

het octaangetal van de te onderzoeken benzine bepalen vermits men de "klop" kompressie kent.<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 5 -


• Antiklopmiddelen<br />

<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

Product dat, in zeer kleine hoeveelheden aan de brandstoffen voor motoren met vonkontsteking<br />

toegevoegd,er de klopvastheid van verbetert. In de praktijk worden organische<br />

metaalverbindingen als antiklopmiddel gebruikt, voornamelijk tetraëthyllood of tetramethyllood,<br />

samen met halogeenderivaten die na verbranding het verwijderen van lood vergemakkelijken.<br />

Omwille van de giftigheid wil men geleidelijk van lood afstappen. Daarom worden er andere<br />

octaanverhogers gebruikt “dopes” zoals: methanol (CH3OH), ethanol (C2H5OH), TBA<br />

(Tertiary butyl alcohol), MTBE (Methyl tertiary butyl ether).<br />

Opmerking:De RON (research octane number) is het octaangetal voor een testmotor met een lager toerental. De<br />

MON (motor octane number) is het octaangetal voor een testmotor met hoger toerental. De Anti knock index AKI is<br />

Amerikaans en is het gemiddelde van de RON en de MON. AKI wordt soms ook het Road Octane number (RdON)<br />

genoemd.<br />

• De dampspanning (RVP)<br />

Naast het octaangetal is de RVP ook belangrijk voor de verbranding van benzine.<br />

De dampspanning moet hoog genoeg zijn om een koude start mogelijk te maken: immers het gas<br />

moet voor +- 10% verdampt zijn om een ontsteekbaar mengsel te vormen. Eens dat die damp<br />

ontstoken is zal de rest mee ontbranden. Langs de andere kant mag de dampspanning niet te<br />

hoog zijn want dit zou verhinderen dat er lucht mee aangezogen wordt.<br />

De maat voor de dampspanning is de zgn. "RVP" (Reid Vapor Pressure).<br />

De ideale RVP varieert uiteraard met het seizoen .In de koudste streken bedraagt die 13 psi in de<br />

warmste 8.5 psi. (1 psi = 0.07 bar)<br />

De RVP wordt gemeten bij 15.6° (60°F)<br />

De "vapor lock":<br />

Bij een hoge temperatuur op grote hoogte kan er verdamping ontstaan in de benzineleidingen<br />

zodat de brandstofpomp afslaat. De motor kan maar gestart worden nadat hij gekoeld is.<br />

Butaanmenging:<br />

De RVP van de meeste onbehandelde benzines is veel te laag zijn. Het zal nodig zijn een<br />

bepaalde koolwaterstof te mengen om de RVP omhoog te brengen. Men kan isobutaan<br />

gebruiken dat een RVP heeft van 71 psi.<br />

Isobutaan komt echter in onvoldoende hoeveelheden uit de raffinageprocessen. Men gebruikt<br />

daarom normaal butaan dat veel meer voorkomt en dus goedkoper is, alhoewel de RVP van<br />

butaan 52 psi bedraagt.<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 6 -


)De verbranding bij de dieselmotor:<br />

• Het principe<br />

<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

Bij de dieselmotor wordt alleen in het begin van de brandstofinspuiting zelfontsteking<br />

toegestaan, nadien moet de brandstof verbranden. De verbranding bij de dieselmotor gebeurt<br />

traag, er is een traag vlamfront (zie figuur). De dieselmotor is een verbrandingsmotor.<br />

Het grote rendement en vermogen van de dieselmotor wordt gerealiseerd door de hoge<br />

drukopbouw in de motor. Bij hoge druk kunnen er veel brandstofmoleculen verbranden in één<br />

slag.<br />

Belangrijk: de brandgewilligheid (ontsteking door zelfontbranding) van dieselbrandstof moet<br />

hoog zijn, deze is hoger dan bij de benzine (zie tabel). Eenmaal ontstoken moet de volgende<br />

ingespoten brandstof verbranden en niet zelfontsteken.<br />

Bij de verbranding kan men twee fasen onderscheiden:<br />

1) zelfontsteking<br />

2) de verbrandingsfase (gecontroleerde verbranding)<br />

Inspuiting Begin verbranding Einde inspuiting<br />

ontstekingsuitstel verbrandingsfase<br />

Zodra er brandstof als een fijne nevel in de verbrandingskamer komt, zal deze brandstof eerst<br />

moeten verdampen en in temperatuur stijgen voor ze tot zelfontbranding komt. Op het<br />

moment dat de zelfontbranding begint zal er zich een drukstoot voordoen. De mate van de<br />

drukverhoging hangt af van de hoeveelheid brandstof die op dat moment inmiddels is<br />

ingespoten. Dit uitstel wordt bepaald door het cetaangetal. De injectie van de diesel gebeurt<br />

deels in het begin en de resterende hoeveelheid wordt dan verder geinjecteerd na de<br />

zelfontsteking.<br />

•<br />

Verbranding<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 7 -<br />

brandstof kooktemperatuur ontstekingstemperatuur<br />

benzine 25°C …210°C 300 à 400°C<br />

diesel 150°C…360°C 250 °C<br />

propaan - 43°C 470°C


Het cetaangetal<br />

<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

De belangrijkste karakteristiek van dieselolie is de ontstekingskwaliteit weergegeven door het<br />

cetaan getal. Dit is het volumeprocent cetaan (C16H34) in een referentiemengsel dat dezelfde<br />

ontbrandingsvertraging heeft als de te onderzoeken brandstof. Hoe hoger het cetaangetal, hoe<br />

korter de ontbrandingsvertraging. De ontstekingsvertraging is namelijk het kleinst voor cetaan.<br />

Wanneer dieselolie dezelfde ontstekingskarakteristiek heeft als een bepaald testmengsel met<br />

cetaan, dan heeft de dieselolie een cetaangetal gelijk aan dat percentage in het testmengsel. Men<br />

laat een testmotor met regelbare compressie draaien met verschillende mengsels van n-cetaan en<br />

heptamethylnonane totdat men dezelfde ontstekingscondities heeft gevonden als deze met het<br />

monster.<br />

Zoals bij benzine zijn er verschillende graden van dieselolie.<br />

Het cetaangetal van rechtstreeks geraffineerde gasoil: 50 – 55<br />

Gekraakte gasoil: 32 - 35<br />

Kerosene: 55<br />

Met deze componenten kan men mengsels bekomen met een cetaangetal naar keuze.<br />

Aanbevolen cetaangetallen:<br />

Snelle motoren: 1500 t/min < n : 55<br />

Halfsnelle motoren: 600 t/min < n < 1500 t/min: 40<br />

Langzame motoren: n < 600 t/min: 25<br />

• Invloed van het cetaangetal<br />

Het ontstekingsuitstel of ook ontbrandingsvertraging heeft een grote invloed op het klopgedrag<br />

van de motor. Want de hoeveelheid brandstof ontbrandt bij het einde van de klopfase praktisch<br />

onmiddellijk, dus bij constant volume en dus met drukopbouw.<br />

Een verlaging van het cetaangetal verlengt het ontstekingsuitstel. Dit geeft aanleiding tot een<br />

verhoging van de verbrandingsdruk (zie figuur) wat mechanische spanningen veroorzaakt in de<br />

cilinder en de koppelingen.<br />

Bovendien brengt een verlenging van het ontstekingsuitstel in extreme gevallen een onvolledige<br />

verbranding met zich mee. Daardoor verhoogt de hoeveelheid onverbrande brandstof en<br />

veroorzaakt aldus versnelde bevuiling van de verbrandingskamers, van de turboblazers, de<br />

uitlaatpijpen en het oliereservoir.<br />

Dus een verlenging van het ontstekingsuitstel geeft aanleiding tot kloppen en vandaar meer<br />

mechanische vermoeidheid en minder geleverde arbeid.<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 8 -


<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

Invloed van het cetaangetal op verbrandingsdruk en ontstekingsuitstel.<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 9 -


• Het dieselgetal<br />

<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

Jammer genoeg is de motor voor de bepaling van het cetaangetal niet geschikt voor het testen<br />

van zware brandstoffen.<br />

Het dieselgetal is een variante op het cetaangetal, met dit verschil dat het mits een eenvoudige<br />

test kan bepaald worden. Men maakt gebruik van de volgende vergelijking:<br />

Het dieselgetal = °API x anilinepunt / 100<br />

De achtergrond van deze, en van de volgende methodes is dat aromaten in de brandstof minder goede<br />

ontstekingseigenschappen heeft dan de andere componenten. Men tracht nu het gehalte aan aromaten te bepalen en<br />

hieruit een index te bepalen.<br />

Het anilinepunt (ASTM D 611) is de laagste temperatuur bij dewelke gelijke volumes van<br />

zuivere aniline en de olie nog juist volledig mengbaar zijn.<br />

De betrekking tussen het cetaangetal en het dieselgetal:<br />

Het cetaangetal = 13 + 0,65 x het dieselgetal.<br />

• Het aromatisch koolstof getal<br />

Sinds begin '80 bestaat er een nieuwe index: CCAI (Calculated Carbon Aromaticity Index) dat<br />

steunt op het feit dat de aromaten een hogere densiteit en viscositeit hebben. (De aromaten zijn<br />

niet gewenst in de brandstof).<br />

800 is het getal voor een goede fuel, 950 voor een slechte.<br />

CCAI = d - 81 - 141.log log(v + 0.85)<br />

waarin: d = de densiteit in kg/m3 bij 15°C<br />

v = de kinematische viscositeit in mm²/s bij 50°C<br />

Er bestaat ook “ het berekende cetaangetal”. Dit cijfer wordt berekend met de densiteit uitgedrukt<br />

in API en met de temperatuur in F waarbij 50% destilleert is. Deze methode is niet altijd<br />

toepasbaar.<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 10 -


<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

3)<strong>DE</strong> EIGENSCHAPPEN VAN <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

a)Mogelijke problemen bij de opslag van stookolie<br />

• Inleiding<br />

De zware stookoliën bestaan uit vaste en vloeibare bestanddelen. De asfaltenen zijn de vaste<br />

zwarte bestanddelen die onder normale omstandigheden neerslaan (maltenen zijn de vloeibare<br />

bestanddelen van het product). De stookolie kan niet beschouwd worden als een zuivere<br />

oplossing, maar als een zeer fijne verdeling (dispersie) van de vaste en de vloeibare bestanddelen<br />

dus een suspensie. Fuel oil wordt daarom beschouwd als een “colloidaal systeem” (een gelei),<br />

waarin de asfaltenen in evenwicht zijn met de maltenen.<br />

Asfaltenen hebben de eigenschap uit te zakken (uitvlokken) en daardoor sludge te vormen. Deze<br />

neerslag kan zich vormen in de opslagtanks of in de pijperijen. De weerstand tegen de vorming<br />

van sludge heet STABILITEIT. In een fuel oil moet minder dan 0,15 gew.% sludge aanwezig<br />

zijn.<br />

Asfaltenen zijn dus vaste deeltjes, zwevend in de brandstof. Om de vorming van sludge te<br />

vermijden moeten deze deeltjes in suspensie worden gehouden. Zoals u kunt constateren hebben<br />

de harsen analoge structuurdelen met zowel de asfaltenen als met de paraffines (belangrijke<br />

componenten in de ruwe aardolie). De harsen kunnen dus de asfaltenen in suspensie houden<br />

(verklaar). Tevens kunnen er additieven worden toegevoegd om de werking van de harsen te<br />

bevorderen.<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 11 -


<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

1)Incompatibiliteit (compatibiliteit of mengbaarheid)<br />

Bij menging van twee residuale brandstoffen of een residuale brandstof met een destillaat kan er<br />

zich quasi onmiddellijk een neerslag vormen. Dit fenomeen gaat samen met de aanwezigheid<br />

van asfaltenen. De neerslag ontstaat omdat de hoeveelheid harsen onvoldoende zijn om alle<br />

asfaltenen in suspensie te houden.<br />

De compatibiliteit van twee brandstoffen hangt natuurlijk samen met de natuur van de aardolie,<br />

de graad van kraken, de gebruikte verdunningsmiddelen (destillaten) en de concentratie van de<br />

verschillende componenten (asfaltenen, paraffines, harsen …)<br />

Er bestaat een test om de mengstabiliteit te meten, dit is een vlekkentest. Deze test kan<br />

gemakkelijk aan boord uitgevoerd worden alvorens twee petroleumproducten te mengen.Men<br />

gaat een staal oplossen in een product (testkoffer) en men laat een druppel vallen op een<br />

gecalibreerd papiertje. Men kijkt naar de vlek en men vergelijkt deze met een stel gegeven foto’s.<br />

Blijkt de gevormde vlek quasi van dezelfde vorm als deze op de foto’s mag men mengen anders<br />

zijn deze brandstoffen niet compatibel.<br />

Het is duidelijk dat twee zware oliën, of een distillaat en een residuele brandstof beiden van zeer<br />

goede kwaliteit kunnen zijn, maar dat niet meer zijn bij menging. Menging van brandstoffen is<br />

dus te vermijden, ook is het preventieve gebruik van additieven aan te bevelen. Verhoging van<br />

de temperatuur vermindert het incompatibiliteitsgevaar.<br />

2)Instabiliteit<br />

Dit fenomeen hangt af van de tijd en niet van een menging. Het is het gevolg van chemische<br />

reacties van de verschillende componenten, polymerisatie en flocculatie (uitvlokking) treedt op.<br />

De instabiliteit hangt af van de natuur van de mengsels en van de productiemethode (kraken).<br />

In geval van instabiliteit verandert de viscositeit samen met de vlokvorming na verloop van tijd.<br />

Om het risico op instabiliteit te verminderen kan men de temperatuur verminderen, preventief<br />

roeren en additieven toevoegen.<br />

3)Neerslag<br />

Soms vormen er zich ook een brandstof lagen die meer of minder dik zijn als gevolg van een<br />

natuurlijke ontmenging van de mengsels. Dit fenomeen heeft geen verband met neerslagvorming<br />

als gevolg van incompatibiliteit of instabiliteit. Het is het neerslaan van de zwaarste delen, de<br />

asfaltenen.<br />

4)Decantatie<br />

Waterachtige onzuiverheden hebben de natuurlijke neiging om zich af te scheiden. Men<br />

constateert dat de ontmenging versnelt als de viscositeit vermindert.<br />

De stookolie wordt reeds in de bunkerstanks verwarmd om de olie verpompbaar te houden. In de<br />

settlingtanks wordt deze brandstof verder verwarmd tot b.v. 40°C . Door verhoging van de<br />

temperatuur wordt een verdere verlaging van de viscositeit verkregen, waardoor de afscheiding<br />

van water (en sediment) versneld wordt. Het afgescheiden water en sediment zakken uit en<br />

zullen zich op de bodem van de tank verzamelen.<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 12 -


<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

Om de afscheiding van dit water te verzekeren moeten de opslagbakken voorzien zijn van laag<br />

geplaatste aftapkraan, meteen kan er best ook een aftap mogelijk voorzien worden bovenaan<br />

voor het geval dat de densiteit van de brandstof meer is dan 1.<br />

De eigenschappen van stookoliën<br />

Inleiding<br />

Zware stookolie:<br />

Het gebruik impliceert investeringen in verwarmingsinstallaties om de olie te verpompen.<br />

De belangrijkste specificatie is de viscositeit. Om de viscositeit te verbeteren is men soms<br />

verplicht een lichtere component te mengen.<br />

Een andere eigenschap is het zwavelgehalte: 0.5 tot zelfs 5 % . De eliminatie van zwavel is een<br />

zeer dure investering; vandaar het prijsverschil tussen zwavelarme - en andere stookolie.<br />

Samenstelling:<br />

De meeste stookoliën zijn een mengsel van koolwaterstoffen, voorgesteld door de formules C nH 2n+2 (alkanen of<br />

paraffinen) en C nH 2n (naftenen). Een zeker percentage asfaltenen – dit zijn hoog moleculaire aromatische<br />

verbindingen C nH n – komt voor. Deze laatste zijn ongewenst wegens o.a. hun verhoogde roetvorming.<br />

Opmerking: De densiteit (uitgedrukt in API) en het cetaangetal werden reeds behandeld, de stookwaarde wordt<br />

besproken tijdens het hoofdstuk verbranding<br />

1)Het "Flash point".<br />

Het vlampunt is de laagste temperatuur waarbij voldoende gas ontstaat om met de lucht<br />

een brandbaar mengsel te vormen.<br />

Het vlampunt is dus de laagste temperatuur waartoe men een product moet verwarmen om de<br />

ontwikkelde dampen in aanwezigheid van een vlam even te doen ontvlammen onder<br />

genormaliseerde omstandigheden.<br />

Dit punt is belangrijk omwille van de veiligheid. Bij een open opslag mag het vlampunt niet<br />

lager zijn dan 60°C. Bovendien moet men er rekening mee houden dat tijdens de opslag het<br />

vlampunt kan verlagen door chemische reacties die voortgaan zelfs na de raffinage. Ook voor<br />

zware stookoliën is het vlampunt belangrijk daar deze brandstof moet opgewarmd worden<br />

vooraleer ze getransporteerd of ingespoten wordt. Het kan een begrenzende factor zijn voor<br />

allerlei componenten die men in deze olie wenst onder te brengen. Bespreek “N2 blanketting”<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 13 -


<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

2)Het "pourpoint" (vloeibaarheidspunt of schenkpunt).<br />

Het vloeibaarheidspunt is de temperatuur waarbij de brandstof nog juist vloeibaar is. Bij<br />

bepaling ligt dit punt 5°C boven de temperatuur bij de welke de olie niet meer vloeit.<br />

Het is nodig dit punt te kennen als men wil verpompen.<br />

Bepaling:<br />

In een proefbuis koelt men langzaam een monster en bij elke daling van 3°C houdt men de buis<br />

horizontaal. Indien binnen de 5 seconden de olie niet vloeit heeft men na bijtelling van 5°C het<br />

stollingspunt.<br />

Enkele waarden:<br />

Marine dieselolie: maximum -6°<br />

Zware oliën: tot maximum 30°.<br />

Noot: Men kent ook het "cloudpoint" of troebelpunt voor de heldere brandstoffen.<br />

3)Het Conradson getal of het Ramsbottom getal.<br />

Het roetgetal is wat er overblijft na een onvolledige verbranding. Een gedeelte van de olie<br />

verbrandt niet maar blijft achter onder de vorm van roet. Het spreekt vanzelf dat roet het<br />

rendement nadelig beïnvloedt.<br />

Onvolledige verbranding van methaan met roetvorming: CH4 + O2 → C + 2H2O<br />

Bepaling:<br />

Een monster wordt verbrand in een gedeeltelijk afgesloten recipiënt, derwijze dat er een<br />

minimaal luchtverbruik is. Men zorgt er voor dat de verbrandingsgassen kunnen ontsnappen. Het<br />

Conradson of het Ramsbottom getal is het massa quotiënt tussen de hoeveelheid roet en de<br />

hoeveelheid initiële brandstof.<br />

Enkele gebruikelijke waarden:<br />

Lichte stookoliën: 0.2 tot 2.5 %<br />

Residuale stookoliën: 10 tot 22 %<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 14 -


4)Het asgehalte.<br />

<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

Dit is het massapercentage van wat overblijft na een zo volledig mogelijke verbranding.<br />

Zij bevat metaalelementen zoals Va, Na, Ni, Fe, Si en verhoogt de slijtage, de deeltjes zijn<br />

abrasief, evenals de bevuiling. Samen met de zwavel en de koolstof in de brandstof vormen deze<br />

metalen sulfaten en carbonaten. Deze producten vormen afzettingen op de motorkleppen die<br />

aanleiding kunnen geven tot ongewenste ontstekingsbronnen.<br />

Volledige verbranding van methaan: CH4 +2 O2 → CO2 + 2H2O<br />

Bepaling:<br />

Het monster wordt langzaam en zo volledig mogelijk met een overmaat aan lucht verbrand. Wat<br />

overblijft wordt in een oven op 775°C gebracht om de laatste resten aan koolstof te verbranden.<br />

Enkele gebruikelijke waarden:<br />

Lichte stookolie: tot 0.05 %<br />

Zware stookolie: tot 0.2 %<br />

5)Het zwavelgehalte<br />

Zwavel is een niet-metaal aanwezig in de zware stookoliën voornamelijk in de vorm van<br />

organische verbindingen, soms ook in de vorm van oxides. Het zwavelgehalte in de huidige<br />

zware stookolie ligt in de orde tussen 3,5 à 5%.<br />

De zwavelverbindingen gevormd in de dieselmotor en in de ketels bestaan voornamelijk uit SO2.<br />

Deze SO2 is verantwoordelijk voor de vorming van uiterst corrosieve zuren bij lage temperaturen<br />

dus bij condensatie.<br />

Dus een verhoogd gehalte aan zwavel bevordert de corrosie van de cilinders, het is te zeggen op<br />

de koudere plaatsen, en bevordert de corrosie in de schouw van de ketel (de koude<br />

temperatuurscorrosie).<br />

Het zwavelgehalte is belangrijk in verband met het milieu, de koude temperatuurscorrosie en het<br />

calorische vermogen. De bepaling van het zwavelgehalte is zeer omslachtig. De hoeveelheid<br />

zwavel in de brandstof wordt uitgedrukt in percentage van de totale massa.<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 15 -


6)Het gehalte aan metalen.<br />

<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

Men wil vooral het gehalte kennen aan vanadium, natrium, nikkel… gezien deze metalen<br />

de corrosie bevorderen. Het gehalte aan metalen is sterk afhankelijk van de herkomst van de<br />

ruwe aardolie en van de bewerkingen hiervan. Het gehalte aan metaal wordt uitgedrukt in ppm<br />

(partikels per miljoen; 1mg/kg komt overéén met 1 ppm)<br />

De aanwezigheid van natrium is meestal te wijten aan contaminatie met zeewater.<br />

Uit natrium en vanadium ontstaan bij verbranding zouten, die heel corrosief zijn bij hun<br />

smeltpunt (350°C en 680°C). De geproduceerde zouten lost het ijzeroxide Fe2O3 op en bevordert<br />

de oxidatie - corrosie van het ijzer.<br />

Bepaling:<br />

Men maakt gebruik van de spectrograaf. Het monster wordt verstoven en doorheen een vlam<br />

gejaagd. De hitte is zodanig dat de atomen "geëxciteerd" worden, d.w.z. dat enkele elektronen<br />

een baan volgen op een schil van hogere orde. De atomen zijn dus energetisch geladen. Eens de<br />

vlam verlaten keren de elektronen terug naar hun oorspronkelijke schil en geven daarbij energie<br />

terug onder de vorm van licht. De golflengte van dit licht is karakteristiek voor elk element. Deze<br />

golflengten van het uitgestraalde licht worden elektronisch vergeleken waardoor men het metaal<br />

kan bepalen. De intensiteit van het licht geeft een aanduiding van de concentratie.<br />

7)Het watergehalte.<br />

Het watergehalte drukt de stookwaarde, dit water moet namelijk verdampt worden. Door<br />

spectroscopisch het natriumgehalte na te gaan kan zien of het hier gaat om zeewater of om zoet<br />

water.<br />

Daar de oplosbaarheid van water beperkt is kan het aanwezige water enkel van buitenaf komen. Het kan condensaat<br />

zijn van ingespoten stoom, ergens in een proces gebruikt, of het condensaat kan duiden op een lek in de<br />

verwarmingspijpen of het kan condensaat zijn gecondenseerd in de opslagtanks.<br />

8)De sedimenten.<br />

Het gaat hier om deeltjes vreemd aan de brandstof zoals verfresten, roest, zand, stukjes<br />

van dichtingsringen enz. Het is duidelijk dat deze tot verstoppingen kunnen leiden en meer<br />

slijtage veroorzaken.<br />

9)Katalysator resten(catalityc fines)<br />

Deze bestaan in de vorm van aluminium silicaten (zeolieten, een soort klei) in de brandstof,<br />

gemaakt met het residu van de katalytische kraakeenheid. Deze deeltjes zijn heel abrasief.<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 16 -


10)De asfaltenen<br />

<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

De asfaltenen kunnen zowel goed als slecht verbranden naargelang de samenstelling van de<br />

moleculen.<br />

Het zijn koolwaterstofmoleculen met een hoog moleculair gewicht (1000 gr), die zich verzameld<br />

hebben in het residu van de destillatietorens. Ze zijn in de brandstof fijn verdeeld in colloïdale<br />

vorm (in suspensie gehouden dank zij de harsen).<br />

Indien deze asphaltenen neerslaan hebben we een stabiliteitsprobleem.<br />

Het is duidelijk dat zulks filters, afscheiders en pompen kan blokkeren. Bovendien is de kwaliteit<br />

van uitgezakte olie niet constant.<br />

Bepaling.<br />

Ofwel door het filteren van een monster.<br />

Ofwel door de vlekproef.<br />

Men bereidt een mengsel van 50 % van de te onderzoeken brandstof en 50 % van een bepaald<br />

distillaat. Men laat en druppel vallen op een gekalibreerd papier. Men vergelijkt de vorm met een<br />

reeks referentiefoto's.<br />

Niveau 1: zeer stabiel: geen centrale ring.<br />

Niveau 2: een nauwelijks te onderscheiden ring.<br />

Niveau 3: een fijne maar duidelijk zichtbare ring.<br />

Niveau 4: Een zeer dikke en donker gekleurde ring.<br />

Niveau 5: Een centrale zone waarin de vaste particules zelfs te onderscheiden zijn.<br />

Opm.: In het geval van zware olie gebruikt men als "distillaat" white spirit.<br />

11)De viscositeit (viscositeit wordt ook behandeld in het hoofdstuk smeermiddelen)<br />

De viscositeit is een maat voor de inwendige wrijving in de vloeistof (bepaling zie<br />

smeermiddelen).<br />

De viscositeit neemt af als de temperatuur toeneemt (opmerking ook de densiteit vermindert bij<br />

toename van de temperatuur).<br />

Het verband tussen de temperatuur en de viscositeit kan grafisch voorgesteld worden. Door<br />

gebruik te maken van de gepaste (logaritmische) schalen kan dit verband gegeven worden door<br />

een rechte. Bij brandstoffen zijn deze rechten nagenoeg evenwijdig (zie figuur). Kent men de<br />

viscositeit van de brandstof bij een enkele temperatuur, dan kan men de rechte trekken en de<br />

viscositeit bepalen bij elke temperatuur. Hieruit volgt dat men de viscositeit van de brandstof kan<br />

beschrijven enkel door de viscositeit bij een standaardtemperatuur te geven, bijvoorbeeld de<br />

viscositeit in centistokes cSt bij 40°C.<br />

De meeste brandstoffen zijn mengsels van residuen en destillaten uit het raffinageproces.<br />

Met het “blending” diagram bekomt men de viscositeit van een mengsel van twee brandstoffen<br />

indien de viscositeit van de afzonderlijke oliën gekend is.<br />

Hoe kunt u een brandstof maken met een viscositeit van 30 cSt?<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 17 -


<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 18 -


<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 19 -


<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

Bestudeer het analyse verslag “marine diesel oil”<br />

Nog enkele verbrandingswaarden: (in MJ/kg)<br />

Steenkool: 27 - 32<br />

Benzine: 43 - 47<br />

Diesel: 42<br />

Petroleum: 41 - 43<br />

Stookolie: 40 - 41<br />

Aardgas: 30<br />

Acetyleen: 57<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 20 -


c)Specificaties van brandstoffen.<br />

Benamingen<br />

Gasoil: straight-run produkten<br />

Marine destillate oil: straight-run produkten<br />

Marine diesel oil: geblend met 1500”R I stookolie<br />

1500”R I stookolie: Residuale stookoliën<br />

3500”R I stookolie: Residuale stookoliën<br />

<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

De aanduiding in “Redwood I seconden” is een aanduiding voor viscositeit. Er is een rechtstreeks verband tussen de<br />

verschillende viscositeiteenheden.<br />

• De verschillende standaards<br />

Het is duidelijk dat deze benamingen onvoldoende zijn om de verschillende brandstoffen te<br />

specificeren. Verschillende instanties hebben vanaf 1970 gepoogd om een internationale<br />

standaard op te stellen. Er zijn dus meerdere standaards in omloop, tussen deze standaards is er<br />

uiteraard een verband. In 1990 zijn de aanbevelingen van CIMAC internationaal van kracht<br />

geworden. Deze standaard moet dus gebruikt worden bij bestelling en levering van de<br />

scheepsbrandstof.<br />

De “Britisch Standard Specifacation” werd in 1970 van kracht. Deze geeft een indeling volgens:<br />

A1, A2, B1, B2, E ,F ,G , H<br />

In 1977 werden de viscositeiten uitgedrukt in centistokes bij 40°C en 50°C, de brandstoffen<br />

werden IF grades genoemd (IF grades betekend interfuels en duidt op “blended”)<br />

In 1982 werd een andere standaard ingevoerd met een classificering van M1 tot M12<br />

In 1989 werd de “Britisch Standard Specification BS MA 100 :1989 ” van kracht die ook de<br />

viscositeit laat bepalen bij hogere temperaturen. Dit is de ISO 8217 norm.<br />

Vanaf 1990 is dus de CIMAC standaard geldig<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 21 -


<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

• Het verband tussen de verschillende standaards<br />

Volgende tabel geeft het verband tussen de standaard voor 1990 namelijk “ISO 8217” en de<br />

huidige standaard CIMAC.<br />

CIMAC DX DA DB DC<br />

ISO DMX DMA DMB DMC<br />

DMX, DMA, DMB zijn straight-run produkten. De brandstof DMC is hoofdzakelijk een destillaat maar reeds een<br />

weinig gemengd met residuele brandstof.<br />

CIMAC A10 B10 C10 D15 E25 F25 G35 H35 K35 H45 K45 H55 K55<br />

ISO RMA10 RMB10 RMC10 RMD15 RME25 RMF25 RMG35 RMH35 RMK35 RMH45 RMK45 RMH55 -<br />

Bij de ISO standaard staat:<br />

M staat voor marine kwaliteit<br />

D staat voor destillaat<br />

R staat voor residuale brandstof en is in meer of minder mate gemengd met destillaat.<br />

Het cijfer duidt op de viscositeit<br />

De letter geeft een andere kwaliteit aan.<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 22 -


<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

D staat voor destillaat, M voor marine, X, A, B, C, zijn kwaliteiten<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 23 -


<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

R staat voor residu, M voor marine, A, B, C …. voor kwaliteiten<br />

10, 15, 25 …. voor de viscositeit.<br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 24 -


<strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>DE</strong> <strong>BRANDSTOFFEN</strong><br />

<strong>Technologie</strong> <strong>II</strong>- 25 -

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!