roei-examen 1 - ERV Beatrix

Inleiding
Examensysteem
De doelstellingen voor het examensysteem zijn:
! Bescherming van het roeimateriaal.
! Bevorderen van de veiligheid van de roeier zelf en roeiers in andere boten.
! Bevorderen van een algemene roeitechniek die het mogelijk maakt om met anderen
samen te roeien op elk gewenst niveau met duidelijke omschrijvingen van die niveaus.
! Bevorderen van kadervorming. Bepaalde fundamentele kennis wordt via het
examensysteem bijgebracht, zodat Beatrix-leden een goede ondergrond krijgen voor
verdere kaderopleidingen.
Het examensysteem van de E.R.V. Beatrix kent drie niveaus (I, II en III) en onderscheidt drie
roeidisciplines:
! boordroeien (boord),
! scullen met stuurman (scull +) en
! scullen zonder stuurman (scull).
Ook de boten zijn ingedeeld naar deze niveaus en disciplines.
Het examen is opgebouwd uit een praktijk- en een theoriegedeelte. Een kandidaat slaagt voor
beide of slaagt niet. Het theoriegedeelte van een bepaald niveau, hoeft slechts eenmaal te
worden afgelegd. Een kandidaat die eerst het scull 2 examen behaald en daarna opgaat voor
het boord 2 examen, doet voor zijn boord 2 examen alleen het praktijkgedeelte van het
examen
.
Elke tweede zaterdag van de
maand worden de leden in de
gelegenheid gesteld om
roeiexamen te doen. Elke eerste
zaterdag van de maand vinden
stuurexamens plaats. De
inschrijflijsten hangen tot een
week voor de examendatum
boven de afschrijfboeken.
De examencommissie publiceert
de resultaten van de examens in
de Roeipraet. Op de ledenlijst
die hangt bij de afschrijfboeken
worden de resultaten van de
behaalde examens periodiek
bijgewerkt.
Niveau I:
Deze diploma's geven bevoegdheid tot het roeien in wherries (categorie I boten, altijd
gestuurd). Het examen wordt afgenomen in de Tromp (scull en boord).
Niveau II:
Deze diploma's geven bevoegdheid tot het roeien in C- en B-type boten (categorie II boten).
Het examen wordt afgenomen in de Alm, Rosep, Weverbeek of Luinbeek (scull), de Snelle
Vliet of de Goorloop (scull+) en de Snelle Vliet, Goorloop of Dommel (boord).
Niveau III:
Deze diploma's geven bevoegdheid tot het roeien in gladde boten (categorie III boten). Het
examen wordt afgenomen in een gladde skiff (scull 3), in de Volharding of de Zoom (scull 3+)
en voor het boordroeien in de Esperloop 2 of de Ekkersrijt.

Het volgende schema geeft een en ander in het kort weer. Voor de volledige botenlijst met
niveau- en gewichtsaanduiding verwijzen we naar het bord boven de afschrijfboeken.
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Boord Scull + Scull
Tromp Tromp -
Snelle Vliet, Goorloop
of Dommel
Let op:
Een kandidaat die wil gaan deelnemen aan het boord 2, scull 2 of scull 2+ examen, dient het
niveau 1 diploma en het stuurexamen voor categorie 2 boten (B- en C-boten) behaald te
hebben.
Een lid met een bepaalde roeibevoegdheid mag alleen onder leiding van een aangewezen
instructeur roeien in een boot van een niveau hoger. Op deze wijze kan de roeier oefenen
voor het volgende examen. Ook mag de roeier zich onder leiding van een coach voorbereiden
op de deelname aan een wedstrijd. Voordat de wedstrijd plaatsvindt, dient de roeier het
examen af te leggen om de roeibevoegdheid voor dit hogere niveau te behalen.
Leden die willen gaan roeien in wedstrijdboten (niveau 4 boten), vragen hiervoor
toestemming aan bij de roeicommissaris. Een boot wordt alleen aan leden toegekend die de
niveau 3 bevoegdheid hebben behaald. Voor ongestuurd boordroeien in wedstrijdmateriaal
geldt dat alle roeiers boord 3-niveau moeten hebben behaald en de boeg en de slag dienen
bovendien het scull 3-niveau (ongestuurd) te hebben behaald.
De opleiding begint steeds op niveau I. Op dit niveau roeien de leden alleen in gestuurde
boten, boord of scull.Voor nieuwe leden met roeiervaring bepaalt de Instructie Commissie, na
voorroeien, een voorlopig niveau en welk examen kan worden aangevraagd. De
examencommissie bepaalt daarna het toe te kennen niveau.
Jeugdleden volgen hetzelfde examensysteem. De
opleidingsmethode is echter verschillend en maakt
gebruik van de eigen jeugdboten. Zowel de instructies,
als de examens, vinden, voor alle niveaus, in principe
plaats in (jeugd)skiffs. Voor het I examen is ook een 2x
toegestaan. Wordt bij de instructie gebruik gemaakt
van het normale botenbestand, dan gelden hiervoor de
standaard voorwaarden.
Snelle Vliet of Goorloop Alm, Rosep, Weverbeek
of Luinbeek
Esperloop 2 of Ekkersrijt Volharding of Zoom Gladde skif
Bevoegdheden
Heeft een lid het examen van een bepaald niveau behaald, dan mag hij zonder begeleiding
gaan roeien in boten van het betreffende niveau. Is een lid geslaagd voor scull 2 dan mag hij
bijvoorbeeld zonder begeleiding gaan roeien in de Luinbeek.
Het bezit van een ongestuurd diploma van een bepaald niveau geeft ook automatisch de
bevoegdheid die hoort bij het gestuurde diploma van hetzelfde niveau. Als voorbeeld:
Een roeier in het bezit van het scull 2 diploma mag gebruik maken van alle gestuurde en
ongestuurde scull-boten in de II categorie. Uiteraard moet bij bovenstaande rekening worden
gehouden met de gewichtsklasse van de boot.

Voor ploegen geldt, dat alle leden de bevoegdheid
moeten hebben om in de desbetreffende boot te
roeien. Voor het roeien in een gladde dubbel 2 (2x-,
bijvoorbeeld de Roode Vaart of de Miems) dienen
beide roeiers in het bezit te zijn van het scull 3
diploma. Voor het roeien in de Lyngby (4x-) geldt dat
alle roeiers het scull 3 examen behaald moeten
hebben.
Leden die willen gaan roeien in ongestuurde boord 3
boten (de Ekkersrijt, de Peelrijt en de Lakerloop)
dienen het boord 3 examen behaald te hebben en de
boeg en slag dienen bovendien het scull 3 examen behaald te hebben. De eisen voor deze
ongestuurde boord 3 boten komen hiermee overeen met ongestuurde wedstrijdboten (niveau
4).
Jeugdleden in het bezit van het scull 2 diploma mogen als ze 16 jaar of ouder zijn zelfstandig
gebruik maken van alle jeugdboten. Jeugdleden onder de 16 mogen niet roeien zonder
begeleiding van een instructeur. Bij een tekort aan jeugdboten mogen ook niet-jeugdboten
gebruikt worden. Dan echter gelden de normale regels, dat wil zeggen het scull 3 diploma is
nodig voor Ix en 2x. Ook voor het gebruik van de andere boottypen zijn de voorgeschreven
diploma's vereist. Wel moeten de roeiers er voor zorgen, dat er voldoende tilkracht aanwezig
is om de boot veilig te dragen volgens de voorschriften. Instructeurs dienen hierop toe te
zien.
Sancties
Onbevoegd bootgebruik is uiteraard niet toegestaan. Indien dit wordt geconstateerd volgt:
1. Brief van het bestuur aan de overtreder.
2. Schorsing bij herhaling.

Eisen niveau I examen
Theorie
1. Organisatie en activiteiten van de roeivereniging kennen.
2. Regels voor het afschrijven van boten kennen.
3. Roeicommando's kennen.
4. Bekend zijn met de dagelijkse verzorging van het materiaal.
5. Weten hoe te handelen bij schades.
6. Weten hoe wordt omgegaan met wherries.
Praktijk
Bootbehandeling:
1. De riemen en de boot op de juiste wijze uit de
stelling halen en naar het vlot brengen. De veiligheid
van zowel roeiers als materiaal speelt hierbij een
belangrijke rol (bijvoorbeeld goed tillen en het gebruik
van veiligheidshesjes).
2. De boot vanaf het vlot correct in het water leggen
en de riemen goed in de dollen leggen.
3. Correct in- en uitstappen.
4. Het voetenbord verstellen op het water.
5. De riem hanteren bij het afduwen.
6. De riemen correct uit de dollen halen na het roeien.
7. De boot correct uit het water halen.
8. De boot en de riemen op de juiste wijze naar de
loods terugbrengen.
9. De boot en de riemen goed schoonmaken en
afdrogen.
10. De boot en de riemen op de juiste wijze naar hun plaats terugbrengen.
Roeitechniek:
1. Juiste handlevoering (niet knijpen, met rechte polsen halen, doldruk houden)
2. Vloeiende, gecoördineerde haal- en strijkbeweging.
3. Goed armen strekken en lichaam inbuigen voordat wordt gereden.
4. Blad goed draaien.
5. Na de inzet de rug goed vastzetten, eerst met de benen uittrappen, daarna de rug
meenemen en de haal afmaken met de armen.
6. Redelijke coördinatie tussen boeg en slag.
7. Roeicommando's goed en vlot uitvoeren (luisteren naar de stuurman of -vrouw).
8. Blijk geven geen angst te hebben in de boot.
9. Voor scullen geldt:
a. Linker hand boven de rechterhand.
b. Beide benen tussen de armen.
10. Voor boordroeien geldt:
a. Midden in de boot zitten tijdens haal en recover. (alleen bij de inpik mag de roeier licht
naar zijn boord vallen)
b. Buitenbeen buiten buitenarm, binnenbeen tussen de armen.
c. Het blad alleen draaien met de binnenhand.

Theorie niveau I examen
1. Organisatie en activiteiten van de roeivereniging.
Het bestuur van de roeivereniging bestaat uit:
! de voorzitter
! de secretaris
! de penningmeester
! de materiaalcommissaris, die verantwoordelijk is voor het materiaal en het onderhoud
daarvan
! de roeicommissaris, die belast is met de coördinatie van het wedstrijdroeien, het
regioroeien en de zaal- en conditietraining
! de instructiecommissaris, die zorgt voor de coördinatie van de opvang en de opleiding
van nieuwe leden
! de jeugdcommissaris, die zorgt voor de coördinatie van de opvang en de opleiding van
nieuwe jeugdleden
! de toercommissaris, die belast is met de coördinatie van het toerroeien en andere
gezellige evenementen.
Elke commissaris is voorzitter van eigen commissie die hem helpt bij zijn werkzaamheden.
Daarnaast kennen we nog:
! de sociëteits activiteitencommissie (SAC) voor de verzorging van de bar en activiteiten
! de schoonmaakcommissie voor het organiseren van de schoonmaak van het gebouw
! de examencommissie, die de examens afneemt
! de redactie van ons roeiblad "ROEIPRAET"
! de foto- en videocommissie
! de commissie roeivalidatie
2. Regels voor het afschrijven en gebruik van boten.
! Ieder bootgebruik dient in het afschrijfboek te worden vermeld. Een boot kan maximaal 7
dagen van te voren worden afgeschreven voor maximaal 1,5 uur. Verschijnt een lid een
kwartier te laat, dan vervalt zijn afschrijving. Leden mogen alleen die boten afschrijven
en gebruiken, waarvoor de roeier(s) bevoegdheid heeft (hebben) en die passen bij zijn
(hun) gewicht. Jeugdleden hebben hun eigen boten.
! Er mag alleen bij daglicht geroeid worden, dat wil zeggen van een half uur voor
zonsopgang tot een half uur na
zonsondergang.
! Bij mist en vorst is roeien
verboden. Dit is ook het geval
wanneer er ijs op het kanaal
ligt.
! Roeien is niet toegestaan als
een vaarverbod is afgekondigd,
dit staat op het
mededelingenbord
(bijvoorbeeld bij wedstrijden
op het kanaal of bij de intocht
van Sinterklaas).
! Een boot die "uit de vaart" is
genomen mag niet worden
gebruikt. Ook dit staat op het
mededelingenbord aangegeven.

3. Roeicommando's
Vaak bestaat een roeicommando uit een waarschuwingscommando en een
uitvoeringscommando. Bij een gestuurde ploeg geeft de stuurman, bij een ongestuurde ploeg
geeft de boeg de commando's.
Instappen
De stuurman houdt de boot in het midden vast en zorgt ervoor dat de boot op enige afstand
van het vlot blijft. Zo rusten de riggers niet op het vlot. De riemen aan de kant van het vlot
moeten met de bolle kant naar boven liggen, overslagen gesloten. De andere riemen liggen
plat in de dol met de steel van de riem dwars over de boot.
Instappen gelijk, een...
! Op het commando “instappen gelijk” stellen de roeiers zich op aan de boegzijde van
hun riggers met het gezicht naar de stuurplaats en schuiven de riem aan de waterzijde in
de dol.
! Bij het commando “een” wordt de eerste voet, het dichtst bij het water, in de boot gezet
op het plankje tussen de slidings.
! Bij het commande “twee” wordt het gewicht van het vlot naar de boot overgebracht en
de tweede voet bijgehaald en geplaatst op het voetenbord.
! Op het commando “drie ' gaan de roeiers zitten en plaatst de roeier ook de andere voet in
het voetenbord. Tijdens het instappen houden de roeiers hun riem(en) vast met de hand
aan de waterzijde.
! De roeiers maken de overslagen aan waterzijde dicht. De stuurman stapt vervolgens in.
Hij plaatst hierbij één voet, boven de kiel, op de voetenplank en gaat zitten.
... twee, drie
Uitzetten
Op het commando “Uitzetten” pakken de roeiers (en de stuurman) het vlot met één hand
vast. Op “Gelijk” duwen ze de boot krachtig af. Met de riemen tegen het vlot zetten de
roeiers de boot verder af.
Uitzetten... Gelijk
Slagklaar maken
* Op het commando“Slagklaar maken” gaan de roeiers in de inzethouding zitten met de
bladen plat op het water.
* “Slagklaar” betekent bladen verticaal draaien in het water
* Op het commando “Af” beginnen de roeiers met de haal en roeien door.
Slagklaar maken, slagklaar....

Laten lopen
Stoppen met roeien geeft de stuurman aan met het commando “laat lopen”.
* Het commando “Laat” is het waarschuwingscommando, gegeven bij de inzet van de laatste
haal.
Laat....
* “Lopen” is het uitvoeringscommando, gegeven bij de uitzet van de laatste haal. De roeiers
blijven zitten met gestrekte armen en de riemen loodrecht op de boot, los van het water.
* Bij het commando “Bedankt” leggen de roeiers de bladen plat op het water.
... Lopen... bedankt
Rondmaken
De stuurman kan met rondmaken wisselen van roeirichting.
Met het commando "over stuurboord rond" gaan de roeiers in de uitzethouding zitten, met de
stuurboordriem in strijkpositie.
Bij "nu” begint stuurboord met het maken van een strijkhaal met oprijden, bakboord begint
met het wegzetten en oprijden. Tijdens het terugrijden van stuurboord maakt bakboord zijn
haal. Om en om wordt gestreken en gehaald tot de stuurman het commando geeft “bedankt”.
Over stuurboord rond... Nu
Strijken
Geeft de stuurman het commando "Beide boorden strijken" (eventueel aangevuld met
stuurboord of bakboord) dan gaan de roeiers in de uitzethouding zitten met het blad in het
water. Op het commando “nu” zetten de roeiers de handen weg, buigen in en rijden op.
Strijken gebeurt met weinig kracht. De stuurman dient de stuurtouwen strak en het roer
recht achter de boot te houden om schade aan de roerophanging te voorkomen. Bovendien
remt dit de boot minder af.
Beide boorden strijken... Nu
Vastroeien
Met dit commando kan de stuurman de snelheid van de boot laten afnemen (bijvoorbeeld
voorafgaand aan het rondmaken). Voordat de roeiers gaan vastroeien geeft de stuurman het
"laat lopen" commando. "Beide boorden vastroeien, nu" of "bakboord respectievelijk
stuurboord vastroeien" betekent dat de riem loodrecht op de boot staat met het blad half
opgedraaid. De roeier drukt het blad in het water en hangt enigszins over naar het
betreffende boord.
Vastroeien... Nu

Houden
Het “houden” commando wordt meestal voorafgegaan door het commando "vastroeien, nu"
om eerst de snelheid uit de boot te halen.
"Beide boorden houden nu" of een met name genoemd boord betekent dat de riem loodrecht
op de boot staat met het blad verticaal in het water. Het “houden” commando wordt ook
gebruikt bij het maken van een noodstop. Indien nodig maken de roeiers op commando van de
stuurman een lichte strijkbeweging om de boot sneller te laten stoppen.
Houden... Nu
Best
Met het “Best” commando laat de stuurman een bepaald boord harder halen of strijken.
! Bij "Stuurboord best" gaat stuurboord harder halen of strijken, het andere boord minder
hard.
! Met het commando "En gelijk" gaan beide boorden weer even hard roeien.
Stuurboord best....
Slippen
Dit commando wordt vooraf gegaan door een "laat lopen" commando.
Met het commando "Beide boorden slippen nu" of een met name genoemd boord brengen de
roeiers de riem langs de boot met de handle in de vaarrichting. Riem steeds vast blijven
houden.
Bij boord geriggerde boten is slippen vaak niet mogelijk, omdat de drukstang in de weg zit.
Bij gladde boten is de kans op omslaan groter bij slippen en wordt daardoor dus minder
gedaan.
Stuurboord slippen...Nu
Riemen intrekken
Het “riemen intrekken” commando wordt bij boordroeien gebruikt, altijd vooraf gegaan door
het “laten lopen” commando.
! Met het commando "Riemen intrekken nu" trekken de roeiers de riemen in tot de hals van
de riem nog circa 1 meter buiten de dol uitsteekt.
! Bij "Riemen uit" wordt de riem weer in zijn normale stand teruggebracht.
Riemen intrekken... Nu
Pas op de riemen
Dit commando wordt gegeven wanneer de doortocht krap is. Het is nodig eerst te "laten
lopen". “Pas op de riemen aan beide boorden" of een boord: elke roeier let op zijn eigen
riem(en).
Pas op de riemen...

Bladen hoog
Met het commando "Bladen hoog aan bakboord" respectievelijk stuurboord worden de bladen
boven het water of het vlot gebracht. De roeiers hellen over naar stuur- respectievelijk
bakboord. Dit commando wordt gegeven bij het aanleggen (let op: bladen met bolle kant naar
boven) of als in het water een stuk hout of iets dergelijks ligt waar langs gevaren moet
worden. Is de wal te hoog om aan te leggen met “bladen hoog”, dan laat de stuurman een
boord slippen. Aanleggen van gladde boten is hier niet mogelijk.
Bedankt
"Bedankt": dit commando is reeds eerder ter sprake gekomen. Het wordt gebruikt om een actie
te beëindigen.
... bedankt
Halen
Dit commando wordt gebruikt om enige slagen te laten halen door beide boorden, een boord
of met name genoemde roeier. Bijvoorbeeld "boeg halen nu": de boeg begint met halen tot het
Commando "bedankt” volgt.
Boeg halen, nu
Easy all
Met het “easy all” commando bouwt de stuurman een stop in in de roeibeweging.
! "Easy" wordt gegeven bij de inzet van de laatste haal,
Easy...
! "all" bij de uitzet van deze haal. De roeiers blijven zitten, ingebogen en met gestrekte armen.
(dit wordt ook wel derde stop genoemd)
... All...
! ”Go": de roeiers rijden op en hervatten de roeibeweging.
... Go
Sit back
Dit commando wordt vaak gebruikt bij een enigzins krappe doortocht om geen risico te lopen.
! "Sit": dit commando wordt gegeven bij de inzet van de laatste haal,
Sit...

! "back" bij de uitzet van deze haal. De roeiers blijven hierbij in de uitpikhouding zitten (dit
wordt ook wel eerste stop genoemd)
... Back...
! ”Go": de roeiers hervatten de roeibeweging.
Uitstappen
Het uitstappen is qua handelingen gelijk aan instappen,
alleen worden de handelingen in omgekeerde volgorde
uitgevoerd.
! De stuurman stapt eerst uit. Hij plaatst een voet op
de voetenplank en stapt uit. Hij houdt de boot vast
en zorgt ervoor dat de riggers niet rusten op het
vlot.
! Op het commando “een” zet de roeier de voet aan
de waterzijde op het opstapplankje. De roeier
houdt met een hand de riem(en) vast.
! Op het commando “twee” gaat de roeier staan op
deze voet en plaatst hij de andere voet van het
voetenbord op het vlot. Hij brengt het gewicht over
naar het vlot.
! Op het commando “drie” zet de roeier de andere
voet ook op het vlot en trekt de riem aan de
waterzijde uit de dol mee het vlot op.
4. De dagelijkse verzorging van het
materiaal.
! E.R.V. Beatrix heeft de beschikking over 2 vlotten.
Het linkervlot heeft een nylon strip voor het
inbrengen van wherries en C-boten met een
metalen kielstrip. Dit vlot wordt gebruikt voor
wherries, C-boten, B-boten en achten. Het
rechtervlot wordt gebruikt door kleinere boten
(skiffs en tweetjes).
! Voor het uitbrengen van de boot brengen de roeiers
eerst de riemen naar het juiste vlot.
! Draag niet meer dan twee scullriemen of een
boordriem tegelijkertijd. Houd hierbij het blad naar
voren.
! De riemen neerleggen met de bolle kant van het
blad naar boven. De riemen vlak langs het muurtje
leggen, zodat het vlot zoveel mogelijk vrij blijft.
Wanneer de riemen op de kade gelegd worden, zorg
er dan voor dat de kragen en manchetten niet op
de aarde liggen. Dit voorkomt vervuiling en slijtage.
! Let bij het uitbrengen van de boot op het verkeer
op de weg. Draag een veiligheidshesje, steek recht
over en ga pas aan de waterkant naar links of naar

echts naar het juiste vlot. Probeer de tijdsduur op
de weg zo kort mogelijk te houden.
! Leg de riemen bij het inbrengen met het smalle
gedeelte in de dol. Probeer de riem niet bij het
dikke gedeelte van de steel in de dol te brengen.
! Open als de boot nog in het water ligt alle stoppen
en kleppen, zodat de afgesloten ruimtes kunnen
beluchten. Indien aanwezig kan ook het lekwater
weglopen. Laat de boot buiten de stelling
uitlekken.
! Breng altijd eerst de boot naar binnen, dan de
riemen.
! De boot dient buiten de stelling te worden
schoongemaakt. Zet daartoe een stel bokken klaar,
voordat de boot naar binnen wordt gehaald.
Laagliggende boten, op wagentjes of uitschuifbare
stelling, mogen op hun plaats, in het gangpad,
worden afgedweild. Droog wherries ook af aan de
binnenzijde, zodat er geen water langs de kielbalk
blijft staan.
! Maak het blad en de steel van de riemen schoon,
droog houten riemen en hang de riemen één voor
één voorzichtig in het rek.
! Spoel geregeld de dweil of handdoek na gebruik in
een emmer water uit, zodat het zand verwijderd
wordt.
! Na langdurig gebruik van de boot vormt zich vaak
hardnekkig vuil. Was dan de boot af met een spons
en vloeibare zeep. De boot daarna goed afspoelen en afdrogen. Leg de boot daarvoor
buiten op schragen.
! Maak, indien nodig, ook de binnenkant van de boot
schoon.
! Maak ook eens de slidings schoon met water en
droog ze af met een prop wc-papier.
5. Hoe te handelen bij schades.
Als er schade aan een boot wordt geconstateerd of als
er tijdens het roeien schade wordt opgelopen, dan
moet dit direct worden opgeschreven in het
schadeboek. Ernstige schade dient tevens direct te
worden gemeld aan de materiaalcommissaris.
6. Omgaan met boten.
De roeiboten van "Beatrix" zijn op verschillende
manieren in de loods opgeslagen.
* De relatief zware wherries zijn met de kiel naar
beneden op verrijdbare draagbokken geplaatst, zodat
ze gemakkelijk naar het midden van het gangpad
kunnen worden gereden. Alle andere boten zijn met de
kiel naar boven weggelegd.
* Kleine boten, zoals skiffs en tweetjes, liggen meestal
in vaste stellingen. De binnenste oplegpunten zijn
voorzien van wieltjes, zodat de boot, na het optillen
van de buitenzijde, een stukje naar buiten kan worden
gereden. Dit vergemakkelijkt het in- en uitbrengen.

* De grotere boten zijn geplaatst op een uitschuifbare
stelling of op karretjes. Na het uitrijden kunnen roeiers
zich dan gemakkelijk aan beide zijden van de boot
opstellen om te tillen.
* Waar nodig is op de boten, met tape of een Beatrix
sticker, de plaats aangegeven waar de boot op de
stelling of het wagentje moet rusten. Bij skiffs en
tweetjes is dit constructief bepaald. De voor en
achterdekjes van gladde boten zijn nooit bestemd om
de boot te dragen. De enige uitzondering vormen skiffs,
die in de stelling, op circa 1 meter van de punt op een
singel of dubbele wig worden gelegd.
* Alle boten liggen in de loods met de boeg (de punt)
naar de wal en met de achtersteven naar het water.
* Losse roeren liggen in de boot (wherries) of hangen in
het wandrek.
* De rolbankjes zijn op verschillende manieren in de
boot bevestigd. Bij veel boten bevinden zich aan de
onderkant van de bankjes haken, die onder de slidings
vallen. Deze bankjes zitten vast in de boot. Bij andere
boten worden de bankjes d.m.v. rekbare banden
vastgezet. Bij sommige boten zit het bankje los en
wordt dit in het wandrek opgehangen. Opletten dus bij
het uit het water halen van de boot! Ga na of het bankje
Vastgezet moet worden of eruit gehaald moet worden
Voordat je de boot uit het water haalt
(er zijn al vele bankjes in het kanaal gevallen….)
* Iedere boot heeft zijn eigen riemen. Uitzondering
hierop vormen enkele categorie 4 boten; het kan
voorkomen dat riemen gedeeld moeten worden.
* Let bij het tillen van een boot op, waar men tilt.
Nooit tillen aan voetenborden, slidings, kruisverbanden,
riggers. Wel tillen aan de dwarsverbinding van een
spant en bij B- of C-boten de rand van de boot. Bekijk
van te voren waar de boot, na het draaien, het best kan
worden beetgepakt.

7. Wherries tillen
Wherries liggen in de loods met de kiel naar beneden
opgeslagen. Deze boten worden bij het in- en
uitbrengen dus niet gedraaid. Dat is maar goed ook,
want het gewicht van deze boten varieert van 60 tot
100 kg. Op onze thuisbasis gebruiken wij de botenkar
voor het vervoer van en naar het vlot. De werkwijze is
als volgt:
* Zorg dat minimaal 3 roeiers aanwezig zijn om de
wherrie te water te laten.
* Trek de veiligheidshesjes aan
* Rij de boot uit zijn stelling.
* Til met 2 roeiers de boeg van de boot hoog.
De derde roeier verwijdert de voorste draagbok.
* De derde roeier rijdt de botenkar vanaf de voorzijde onder het midden van de boot.
* De twee roeiers laten de punt zakken. De derde roeier verwijdert de achterste draagbok.
* Wherries die aan het plafond hangen laat men direct op de kar zakken.
* Rijd de wherrie naar het vlot.
* Zet de boot loodrecht op het vlot uit met de kiel over de nylonstrip.
* Rijdt de boot met de achterkant een stuk boven de strip.
* Til de boeg met twee roeiers omhoog en de derde roeier rijdt de botenkar er in de richting
van de boeg onderuit. Bij het uitbrengen er voor zorgen, dat de boot in dwarsrichting
horizontaal blijft. Zo weinig mogelijk schuiven en zoveel mogelijk tillen.
* Maak op tijd de overslagen los.
* Breng de boot langszij en hang het roer in.