03.09.2013 Views

1 - Acehbooks.org

1 - Acehbooks.org

1 - Acehbooks.org

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

c<br />

4


No. 621.<br />

102<br />

Oost-Indische Krijgsgeschiedenis.<br />

Bebumt plint nutt<br />

n ia Al-uil<br />

DOOR<br />

G. D. E. J. HOTZ.<br />

Kapitein dor Infanterie N . I. JJ.<br />

Met 2 kaartbladen.<br />

BREDA.<br />

DE RONINKLIJK^K MILITAIRE ACADEMIE.<br />

1924.


No. 621.<br />

Oost-Indische Krijgsgeschiedenis.<br />

Mut pttiHl overzicM<br />

m den AP-oorloi<br />

DOOR<br />

G. D. E. J. HOTZ.<br />

Kapitein der Infanterie N. I. L.<br />

Met 2 kaartbladen. 1 W<br />

BREDA.<br />

DE KONINKLIJKE MILITAIRE ACADEMIE.<br />

1924.


INHOUD.<br />

Bladz.<br />

I. Onze betrekkingen met het Rijk van Atjèh vóór 1873. 1<br />

II. De aanleiding tot den oorlog 3<br />

III. De le Atjöh-Expeditie en blokkade 5<br />

IV. De 2e Atjeh-Expeditie S<br />

V. Het bestuur van Atjèh ëh Onderhoorigheden. . . . 12<br />

§ 1. Het bestuur van Generaal van Swieten 12<br />

§ 2. „ „ ' „ Generaal Pel ]3<br />

§ 3. „ „ „ Generaal Wiggers van Kerchem . 16<br />

§ 4. „ „ „ Generaal Diemont 17<br />

§ ö. „ ., „ Gouverneur van der Heijden . . 19<br />

§ ö. „ ,, „ Gouverneur Pruys van der Hoeven. 25<br />

§ 7. „ „ „ Gouverneur Laging Tobias . . . 27<br />

§ 8. „ „ „ Gouverneur Demmeni 30<br />

§ 9. „ „ „ Gouverneur van Teijn 32<br />

§ 10. „ „ „ Gouverneur Pompe van Meerdervoort<br />

35<br />

§ 11. „ „ „ Gouverneur Deykerhoff . . . . 36<br />

§12. „ „ ,, Regeeringscommissaris Vetter . . 40<br />

§ 13. „ „ „ Gouverneur Stemfoort 42<br />

§14. „ „ ., Gouverneur van Vliet 44<br />

§ 15. „ „ „ Gouverneur van Heutsz . . . . 49<br />

§ 16. „ ., „ Gouverneur Jhr. van der Wijck . 64<br />

§ 17. „ ,, „ Gouverneur van Daalen . . . . 65<br />

§ IS. „ „ „ Gouverneur Swart 67<br />

Bijlage A. De Gouverneurs van A. en O., de door ben<br />

toegepaste stelsels en de hun ten dienste<br />

staande middelen 69<br />

Bijlage B. Alphabetische lijst dei- expeditiën en voornaamste<br />

excursiën 82<br />

Bijlage C. Naamregister S3<br />

Bijlage D. Eenige gegevens betreffende de verliezen geleden<br />

in den Atjèh-oorlog SS<br />

Opgave van eenige werken voor meer uitgebreide studie . 90<br />

Verbeteringen en aanvullingen 92<br />

Kaartblad N°. I. Groot-Atjèh.<br />

L ij s t van de kaarten.<br />

Kaartblad N°. II. Atjèh en Onderhoorigheden.


I.<br />

Onze betrekkingen met het Rijk van Atjèh<br />

vóór 1873.<br />

juni i6»9. De gebroeders COENELIS en FBEDEBIK (DE) HOUTMAN deden<br />

met eenige Zeeuwsche schepen de reede van Atjèh aan- de<br />

Sultan, opgezet door de Portugeezen (sedert 1511 aldaar gevestigd),<br />

deed een aanslag op de Hollandsche vloot. COENELIS<br />

HOUTMAN liet daarbij het leven, FBEDEBIK geraakte in gevangenschap.<br />

i(;oo. PAULUS VAN GAERDEN, tochtgenoot van PIETER BOTH, trachtte<br />

handelsbetrekkingen met het Rijk van Atjèh aan te knoopen<br />

Andermaal tegen ons opgezet, nu door Portugeezen en Spanjaarden,<br />

het de Sultan opnieuw een aanslag beproeven welke<br />

echter verijdeld werd, dank zij den uit zijn gevangenschap<br />

ontvluchten FBEDEBIK HOUTMAN.<br />

Na dien werd de reede van Atjèh herhaaldelijk door de Nederlanders<br />

bezocht teneinde handelsbetrekkingen met de Atjèhers<br />

aan te knoopen en bovendien om de Portugeezen te verdringen.<br />

ïooi. De Sultan sloot een overeenkomst met de gezagvoerders<br />

DE ROY en BICKEB, behoorende tot een Middelburgsche vloot<br />

onder BASTIAANSZ, met het doel zich van hun steun te verzekeren<br />

tegen de Portugeezen. (1) De Nederlanders kregen bij die<br />

gelegenheid vergunning een factorij te stichten.<br />

De Sultan zond met de keerende vloot een gezantschap naar<br />

Prins MAURITS. Vanaf dat tijdstip bleven de relaties tusschen<br />

de O. I. Compagnie en het Rijk van Atjèh voortduren en gelukte<br />

het deze handelscompagnie zelfs het recht van alleenhandel in<br />

(1) De Portugeesche onderkoning van Goa eischte, dat de Sultan van Atjèh<br />

hem een eiland nahtj de reede zou afstaan.<br />

I 1


1626—1836 2<br />

1636. alle Atjèhsche kustplaatsen te verkrijgen. Wel noodzaakte Sultan<br />

MARHOEM MEUKOETA ALAM 'Tien Hollanders hun vestigingen in<br />

i659. zijn territoir te ontruimen (1626), maar reeds in 1659 verkreeg<br />

• de Compagnie er opnieuw het handelsmonopolio.<br />

1651. In 1651 waren — wegens een moord op Hollanders gepleegd<br />

— tijdelijk de kusten geblokkeerd.<br />

Door verschillende oorzaken: achteruitgang der V. O. I. C.<br />

en de Engelsche oorlogen ging onze invloed snel achteruit en<br />

verdween geheel na het overgaan van Malaka in Engelsche<br />

1795 handen in 1795.<br />

1 8 2 4<br />

Na 17 Maart 1824, toen Engeland zich bij het z.g. Londensche<br />

tractaat tegen vergoeding (afstand van Malaka) geheel van<br />

Sumatra terugtrok en daardoor automatisch het Engelsch-<br />

Atjèhsche verdrag (1) van 1819 kwam te vervallen, trachtten<br />

de Nederlanders de verloren gegane invloed in het krachtens<br />

het Londensche tractaat onafhankelijk blijvende Atjèhsche Rijk<br />

terug te winnen, maar de Atjèhers wilden van een verdrag<br />

met Nederland niets weten., waren ons zelfs zeer vijandig<br />

gezind.<br />

De door Nederland bij meergenoemd tractaat aan Engeland<br />

gegeven garantie van veiligheid van handel en scheepvaart in<br />

het rijk van Atjèh werd niet nageleefd, want zee- en strandroof<br />

bleven er voortduren, zonder dat hiertegen door het Neder,<br />

1833.<br />

landsche Gouvernement werd opgetreden. Zelfs werd toegelaten,<br />

dat vreemde oorlogsschepen tot tuchtiging van Aijèhsche kustplaatsen<br />

overgingen als bestrafflngsmaatregel tegen het afloopen<br />

van handelsvaartuigen, zooals in 183$ bij Koeala Batèë geschiedde<br />

1 8 4 4 door de Amerikanen en in 1844 bij Koeala Batèë en Koeala<br />

Meureudoe door de Engelschen.<br />

1836. Ook Nederlandsche schepen, eenmaal zelfs een gouvernementsvaartuig,<br />

ondergingen hetzelfde lot en vielen ten prooi aan de.<br />

Atjèhsche zeeroovers, zonder dat het Nederlandsche Gouvernement<br />

er toe overging om aan deze wandaden eens en voor<br />

altijd een einde te maken. Zelfs bleef bestraffing geheel uit,<br />

toen de Sultan weigerde de door zeeroovers buitgemaakte gouv.<br />

stoomer „Dolphijn" uit te leveren.<br />

(1) De hoofdstrekking van dit door RAITLF.S op 22 April 1318'gesloten tractaat<br />

was Atjèh geheel aan Engeland te binden, eene vestiging daar van derden te<br />

voorkomen, zonder nochtans hun uitsluiting van don handel te booogen. (Zie<br />

E. S. DE KLERCK: do Atjèhoovlog Deel I, blz. 89).


3 1851—1872<br />

1861-1882, In dit tijdperk werden wederom eenige vreemde handelsvaartuigen<br />

(m i8ol een Napolitaanscb, in 1852 een Engelsch)<br />

afgeloopen, zonder dat hiertegen door ons werd opgetreden.<br />

1855. In 1855 waagde de bevolking het om tegen het Nederlandsche<br />

oorlogsschip „Haai", dat zich voor vlagvertoon op de reede van<br />

Atjèh bevond, een ongepaste en dreigende houding aan te<br />

nemen.<br />

Alzoo een politiek van non-interventie in de Atjèhsche zaken,<br />

die ons nog tal van moeilijkheden zou berokkenen.<br />

1867. Eerst den 9den Mei 1857 gelukte het den Gouverneur van<br />

Sumatra's Westkust (Gen.-Majoor VAN SWIETEN) een overeenkomst<br />

van vrede, vriendschap en handel met Sultan IBRAHIM<br />

1858. MANSOER SJAH te sluiten, maar reeds in 1858 was het met<br />

deze toenadering voor langen tijd gedaan, waaraan o. m. het<br />

door ons met Siak gesloten tractaat debet was.<br />

1808. De toestand in de Atjèhsche wateren werd zoodanig dat de<br />

Gouverneur van de Strafte Settlements bij herhaling waarschuwde<br />

voor het gevaar, dat personen en goederen aldaar dreigde.<br />

In 1868 boden de Atjèhsche hoofden de souvereiniteit over'<br />

hun rijk den Sultan van Turkije aan, die echter niets voor dit<br />

aanbod voelde. Omstreeks dienzelfden tijd verzochten tal van<br />

kuststaten, de anarchie in Atjèh moede, herhaaldelijk onder<br />

ons gezag tc mogen worden geplaatst, maar het Ned! Gouvernement<br />

ging hierop niet in.<br />

is?!. Door het met Engeland gesloten Sumatra-tractaat van 2<br />

November 1S71 kregen wij de handen vrij, daar het voorbehoud<br />

van de Atjèhsche onafhankelijkheid by die gelegenheid<br />

kwam te vervallen.<br />

II.<br />

De aanleiding tot den oorlog.<br />

1872. Daar in 1872 tal van kuststaten (Idi, Pasè, Pidië) bleven<br />

aandringen onder rechtstreeksch Nederlandsen gezag te worden<br />

geplaatst, benoemde de Regeering een commissie om met het<br />

Sultanaat Atjèh in onderhandeling te treden en een verdrag te<br />

sluiten, waarbij veiligheid voor handel en scheepvaart gewaarb<strong>org</strong>d<br />

zullen worden.


1872—1873 4<br />

Het bleek der Begeering echter al heel spoedig (eind 1872),<br />

dat, terwijl in December '72 officieele onderhandelingen tusschen<br />

Haar en den Sultan plaats hadden, door Atjèhsche grooten hulp<br />

en bescherming werd gezocht bij vreemde mogendheden (Engeland,<br />

Amerika, Turkije, Italië) en dat er met dat doel een Atjèhsch<br />

gezantschap naar Frankrijk was vertrokken.<br />

De Regeering besloot nu tot andere maatregelen over te gaan.<br />

Het te Riouw verschenen Atjèhsche gezantschap van den Sultan<br />

(de Atjèhsche Sjahbandar PANGLIMA TIBANG MOEHAMAD c. S.)<br />

1873. werd den 25en Januari via Singapore naar Atjèh teruggebracht.<br />

i5eni6Febr. Kort daarop vernam de Regeeririg telegrafisch van onzen<br />

1873. Consul-Generaal te Singapore, dat het teruggebrachte gezantschap<br />

in naam van den Sultan eveneens onderhandelingen had aangeknoopt<br />

met de consuls van Amerika en Italië ter plaatse en<br />

dat deze wel genegen schenen het Atjèhsche verzoek om hulp<br />

en bescherming bij hun Regeeringen te steunen. Het Opperbestuur<br />

in Nederland, telegrafisch hiervan in kennis gesteld, droeg den<br />

is Febr. 18en Februari d. a. v. aan den Gouverneur-Generaal LOUDON op<br />

een sterke zeemacht naar Atjèh te zenden, zoo noodig gesteund<br />

door een flinke troepenmacht om, desnoods door kracht van<br />

wapenen, inwilliging van onze eischen: opheldering van de<br />

dubbelzinnige houding van het Atjèhsche Bestuur en een afdoende<br />

regeling van het Atjèh-vraagstuk af te dwingen.<br />

Naar aanleiding van deze lastgeving besloot de Indische<br />

Regeering, mede in verband met den naderenden Westmoeson,<br />

reeds dadelijk tot een gecombineerde actie van land- en zeemacht<br />

over te gaan. Zij bepaalde, dat de expeditie nog voor einde<br />

Maart van Batavia vertrokken moest zijn. Met de leiding deipolitieke<br />

zaken werd belast de Vice-President van den Raad van<br />

Indië, de heer F. N. NIEUWENHUIJZEN , die als Regeeringscommissaris<br />

meeging.<br />

ï Maart. In verband met liet bericht van het koerszetten van een<br />

Amerikaansch eskader naar Atjèh (1 Maart 1873) werd den heer<br />

NIEUWENHUIJZEN opgedragen zoo snel mogelijk te vertrekken<br />

en van den Sultan erkenning van onze souvereiniteit te eischen.<br />

Door die erkenning toch zou aan mogelijke interventie van<br />

andere mogendheden een einde worden gemaakt.<br />

7 Maart De Regeeringscommissaris vertrok den 7en Maart met 2<br />

oorlogsschepen over Penang naar de reede van Atjèh, waar hij<br />

22 naait, den 22en Maart d. a. v. aankwam en onmiddellijk het ultimatum<br />

onzer Regeering door den tolk SAID TAHIH aan den Sultan liet


5 1873<br />

overhandigen. Daar hierop geen bevredigend antwoord werd<br />

26 Maart, ontvangen, vaardigde de Regeeringscommissaris den 26en Maart<br />

de oorlogsverklaring uit.<br />

27 Maart. De Sultan verzocht bij schrijven van 27 Maart twee dagen<br />

uitstel, hetwelk hem werd toegestaan op voorwaarde van<br />

onmiddellijke staking der werkzaamheden aan de verdedigingswerken.<br />

Toen de Regeeringscommissaris andermaal een onti<br />

April, wijkend antwoord ontving (1 April) en hij ook in twijfel gelaten<br />

werd omtrent den eisch van erkenning onzer souvereiniteit,<br />

brak hij de onderhandelingen af en was hiermede de oorlog<br />

met het rijk Atjèh begonnen.<br />

III.<br />

Ie Atjèh-Expeditie.<br />

22 Maart'73— Staatkundig doel omschreven in de „Instructie voor den<br />

ïo MM '78. G-ouvernements-Commissaris voor Atsjin":<br />

(i. Het verkrijgen van opheldering omtrent het trouwelooze,<br />

dubbelzinnige en verraderlijke gedrag van de Atjèhsche<br />

gezanten te Singapore;<br />

b. erkenning van de souvereiniteit van Nederland;<br />

c. bij weigering der eischen u en b den oorlog verklaren;<br />

d. bij succesvolle beëindiging van een eventueelen oorlog kon<br />

de Gouvernements-Commissaris eenige meerdere eischen<br />

stellen, waarbij hij echter in het oog had te houden, dat<br />

tot een vestiging op of bezetting van Atjèh vooralsnog<br />

geen sprake kon zijn.<br />

Krygskundig doel:<br />

Het vermeesteren van den Kraton, het hoofdoperatieobject.<br />

Opperbevelhebber: Generaal-Majoor J. H. R. KÖHLER.<br />

Leider der politieke zaken: de Vice-President van den Raad<br />

van Indië, F. N. NIEÜWENHUIJZEN , Gouvernements-Commissaris.<br />

Tweede Bevelhebber: Kolonel E. C. VAN DAALEN, tevens<br />

Commandant der Infanterie.<br />

Chef Staf der Expeditie: Kolonel der Genie EGTER VAN<br />

WISSEICERKE.<br />

Samenstelling der Expeditie.<br />

Zeemacht: (Commandant Kapitein ter zee KOOPMAN).<br />

6 oorlogsstoomschepen;<br />

2 gouvernementsvaartuigen;<br />

8 gewapende kruisbooten;<br />

1 adviesboot;


1873 6<br />

Iransportvloot van 6 stoomschepen en 5 zeilschepen;<br />

debarkementsmiddelen: 16 gewapende sloepen,<br />

50 sloepen en 2 vlotten.<br />

Marine-landingsdivisie.<br />

Infanterie: 15 officieren, 152 matrozen (bew. met Snidergeweer)<br />

en 116 mariniers (bew. met Beaumontgeweer).<br />

Artillerie: 3 officieren, 47 minderen, 4 houwitsers van 12 cM.<br />

en 1 getrokken kanon van 7 cM.<br />

Landmacht.<br />

Infanterie: 3 bataljons a 6 (Inf. III, IX en XII), 1<br />

i c 6 n<br />

bataljon Barisan a 6 C Madoereezen; bewapening: 2 bataljons<br />

met Beaumontgeweer, de overige inf. met getrokken voorlaadgeweren.<br />

Artillerie: 9 officieren en 235 minderen met<br />

a. 1<br />

l2 zware veld batterij (4 getr. kanonnen van S cM.)<br />

b. 1 bergbatterij (4 Hw. van 12 cM. en 8 Mr. van 12 cM.)<br />

c. vestingartillerie: 2 Mr. van 20 cM.<br />

Munitievoorraad per vuurmond a. 120 schoten, b. 60 schoten<br />

en c. 50 schoten.<br />

Cavalerie: 1 compagnie a 3 officieren, 60 Europeanen en 53<br />

paarden.<br />

Genie: 1 compagnie mineurs en sappeurs ;<br />

1 detachement werklieden: 1 officier en 5 minderen.<br />

Topografische dienst: 2 officieren en 10 minderen.<br />

Geneeskundige dienst: 12 officieren van gezondheid, 2 apothekers,<br />

1 paardenarts, 101 minderen en 1 ziekenschip.<br />

Trein: 1 officier, 10 onderofficieren, 50 mandoers en 1035<br />

dwangarbeiders.<br />

Totale sterkte der expeditionnaire troepenmacht: 169 officieren<br />

en 3200 minderen.<br />

Strategische reserve op Java: 2 bataljons Inf. met detachementen<br />

i Artillerie.<br />

Voornaamste feiten.<br />

22 Maart 1878. Vertrek der expeditionnaire transportvloot uit Batavia.<br />

26 Maart. Oorlogsverklaring overhandigd.<br />

5 April. De geheele vloot op de reede van Atjèh verzameld.<br />

6 April. Verkenning te land door den geheelen staf der expeditie met<br />

4 compagnieën en herinscheping na afloop dezer werkzaamheden,<br />

s April. Met geheele macht (1) geland in 4 échelons nabij Koeta Panté<br />

Tjeureumèn. Verliezen 10 dooden en 69 (4) (2) gewonden.<br />

(1) Totale sterkte zonder trein 168 officieren en 3198 minderen.<br />

(2) De tusschen () geplaatste vette getallen geven aan de onder het aantal<br />

begrepen officieren.


7 187)3<br />

ft April. Koeta Meugat, den 8en April tevergeefs bestormd, valt 9 April<br />

in onze handen.<br />

10 April. De eerste verovering van den Meuseugit door + 3 bat. Inf.,<br />

2 sect. bergart. en !/a comp. genietroepen tot een totale sterkte<br />

van 110 off., 2100 minderen en 650 koelies; ten 6 uur n.m.<br />

u April.<br />

door onze troepen verlaten en bivak betrokken ten zuiden van<br />

kpg. Meureudoeate.<br />

Verliezen: 9 (2) dooden en 43 (3) gew.<br />

De tweede verovering van den Meuseugit door een colonne<br />

sterk 2 1<br />

/ 2 bat. inf., 1 bergbatterij, 1 peloton mineurs en 44<br />

dwangarbeiders met 73 stormladders.<br />

Generaal KÖHLEE doodelijk gewond in den Meuseugit, krijgsraad<br />

gehouden. Verliezen: 5 (2) dooden en 99 (8) gew.<br />

16 April.<br />

De Regeeringscommissaris telegrafeert de Regeering om versterking<br />

der expeditie buiten medeweten van Kolonel VANDAALEN.<br />

Mislukte poging om de versterkingen ten Zuid-Oosten van<br />

den Meuseugit met 1 bat. Inf. en 1 sectie genietroepen te<br />

verrassen. Zware verliezen: 125 man. Krijgsraad bijeengeroepen,<br />

waarin van een aanval op den Kraton werd afgezien en<br />

besloten met de geheele troepenmacht<br />

terug te keeren.<br />

naar het strandbivak<br />

17 Aprii. Terugtocht naar het strand. De Regeeringscommissaris adviseert<br />

de Regeering telegrafisch het zenden van versterkingen<br />

voorloopig uit te stellen. Bespreking tusschen Commandant<br />

exp. zeemacht, Regeeringscommissaris, Chef Staf en den nieuw<br />

opgetreden Opperbevelhebber, waarin besloten werd telegrafisch<br />

aan de Regeering te adviseeren de expeditie naar Java te doen<br />

terugkeeren met als hoofdargument, dat in den weldra te<br />

23 April.<br />

verwachten Westmoeson de blijvende gemeenschap met de reede<br />

niet verzekerd kon worden geacht.<br />

Toestemming der Regeering tot terugkeer naar Java ontvangen.<br />

25-29 April. Wederinscheping der troepen.<br />

10 Mei. De expeditionnaire troepenmacht te Batavia ontscheept.<br />

Blokkade.<br />

De Indische Regeering besloot reeds bij de terugroeping der<br />

troepen van do eerste expeditie zeer terecht om zoo spoedig<br />

mogelijk een nieuwe expeditionnaire troepenmacht uit te rusten<br />

en gedurende de voorbereiding de kust van Atjèh door de Marine<br />

te laten blokkeeren (1), daar de oorlogspartij in Atjèh zich ge-<br />

(1) Den 2lén Juni werd de blokkade der kust van Atjèh officieel afgekondigd.<br />

Zij had ten doel den in- en uitvoer te beletten en den vn'and z.v.m. afbreuk<br />

te doen. Regelmatige handel zou echter niet worden belemmerd,


1873—1874 8<br />

ducht weerde. In Penang vormde zich als vertegenwoordiger<br />

dier partij de z. g. „Raad van Achten", bestaande uit een achttal<br />

Atjèhsche grooten, die de belangen van Atjèh naar buiten behartigden<br />

en die o.m. in opdracht hadden oorlogsbehoeften en<br />

opium door de blokkadelinie heen in Atjèh te brengen, de<br />

oorlogszuchtige stemming daar aan te wakkeren en overal in<br />

de Archipel oproer tegen Nederland te verwekken.<br />

De geheele Atjèhsche kust werd geblokkeerd op een klein<br />

gedeelte (1) tusschen Tamiang en Lho


9 1873—1S74-<br />

knevelarij in het algemeen; naar recht en de gelegenheid tot<br />

vestiging en bezetting, met beding van afstand van de eventueel<br />

voor etablissementen benoodigde gronden, tot het oprichten<br />

van versterkingen en het plaatsen van ambtenaren, gedekt<br />

door een voldoende macht; en voorts naar al, wat de behoorlijke<br />

uitvoering van de gemaakte regeling volkomen kan verzekeren.<br />

Wanneer niettegenstaande de zegepraal onzer wapenen de Sultan<br />

volstrekt ongeneigd blijft tot het sluiten van de door de Regeering<br />

gewenschte overeenkomst, verklaart de Regeeringscommissaris<br />

hem vervallen van zijn waardigheid en stelt Hij, na<br />

raadpleging der volksinstellingen, een anderen Sultan aan, of<br />

voorziet in het Bestuur van het rijk op zoodanige wijze, als<br />

in verband met de voorschriften van het Opperbestuur door de<br />

omstandigheden noodig zal worden geacht."<br />

Krijgskundig doel: het vermeesteren van den Kraton.<br />

Militair Opperbevelhebber tevens Civiel Regeeringscommissaris:<br />

Luitenant-Generaal J. VAN SWIETEN.<br />

Tweede Bevelhebber: Generaal-Majoor G. M. VEHSPIJOK.<br />

Chef Staf der Expeditie: Kolonel der Inf. G. P. DE NEVE.<br />

Samenstelling der Expeditie.<br />

Zeemacht: (Commandant Kapitein ter zee VAN Gomr).<br />

IS oorlogsstoomschepen;<br />

7 stoomschepen der Gouv. Marine;<br />

12 stoombarkassen;<br />

2 gewapende kruisbooten;<br />

transportvloot van 22 stoom- en zeilschepen;<br />

,<br />

debarkementsmiddelen: 6 stoombarkassen, 2 ijzeren en 2<br />

houten vlotten, + 80 sloepen, eenige marinesloepen en een<br />

groot aantal vletten van de transportvloot.<br />

Marine-landingsdivisie.<br />

Infanterie: 1<br />

/ 2 bataljon matrozen (9 off., 346 minderen), 1<br />

/ a<br />

bataljon mariniers (9 off., 330 minderen).<br />

Artillerie; 13 off., 144 minderen met 4 kanonnen van 7 cM.<br />

en 4 Mr. van 12 cM.<br />

Landmacht:<br />

3 brigades (1) a<br />

Inf.: 4 half bat. a 4 comp. van 125 man.<br />

Art.: 1 bergbatt. (6 Getr. Br. kanonnen van 8 cM. L. en 6<br />

Coehoorn mortieren).<br />

Genie: 1 peloton mineurs en sappeurs.<br />

(1) Waarvan er een als strategische reserve te Padang achterbleef.


1873—1874 10<br />

G. D.: 9 off. van gez., 1 paardenarts, 1 apotheker en 60<br />

minderen.<br />

Seinbrigade: 1 off. en 12 minderen (van de marine).<br />

Buiten Brigadeverband:<br />

Cavalerie: 1 eskadron a 4 off., 75 minderen en 63 paarden.<br />

Vesting-art.: 2 comp. en 1 detachement uit Nederland.<br />

Belegeringspark: 8 Getr. Br. Kanonnen van 8. cM. Zw.<br />

" » » » » 12 „<br />

6 „ „ „ „ 12 „ K.A.<br />

Reservepark: 12 Gl. kanonnen van 9 cM. IJ.<br />

Trein: 3280 dwangarbeiders, 43 ossenkarren, 1037 officiersbedienden<br />

en 243 vrouwen.<br />

Strategische reserve te Padang: de infanterie der Ie Brigade.<br />

Totaalsterkte der expeditionnaire landmacht (alle wapens en<br />

diensten inbegrepen): + 13000 hoofden, waarvan aan infanterie<br />

67S7.<br />

n Juni 1873.<br />

Voornaamste feiten.<br />

De gep. Luit.-Generaal J. VAN SWIKTEN, oud-Commandant van<br />

het Leger in Ned.-Indiö, wordt in activiteit hersteld en met de<br />

geheele leiding der 2e Atjèh-expeditie belast.<br />

9 Juli. Vertrek van dezen opperofficier uit Nederland naar Java.<br />

ï Nov. De exp. transportvloot te Batavia voor vertrek gereed, door<br />

12 .. het uitbreken der cholera eerst 12 November vertrokken naaide<br />

reede van Atjèh.<br />

22,-24 Nov. Aankomst der verschillende transportschepen<br />

van Atjèh.<br />

op de reede<br />

24 Nov. Het eiland Nasi ingericht ten behoeve van de choleralijders,<br />

doch reeds 1 December wegens ongunstigen toestand (regens)<br />

voor het grootste deel weer verlaten.<br />

9 Deo. Landing 11 K.M. ten Oosten van de monding der Atjèh-rivier<br />

nabij den mond van de Tjankoel Loeë.<br />

ii •• Verkenning door twee colonnes, elk sterk l<br />

/. 2 bataljon inf.,<br />

14 „<br />

1 sectie art. en een det. mineurs, bij Pedropunt, ten Westen<br />

van Tjankoel Loeë.<br />

De linie van Tiban (le operatieobject) genomen onder commando<br />

van den 2en Bevelhebber door eene colonne sterk 8 halve<br />

bataljons, 1 batterij, 1 peloton cav. en 1 peloton mineurs ten<br />

koste van 8 (2) gesn. en 39 gew.<br />

1 8<br />

» Peunajong (2e operatieobject) in onze handen.<br />

25 ,. De stelling van Lemboe genomen en bezet ten<br />

6 (1) gesn. en 78 (7) gew.<br />

koste van


11 1874<br />

|<br />

e Jan. 1874. Verovering van den Meuseugit door 10 comp. inf., 1 sectie<br />

art. en 1 sectie mineurs ten koste van 15 gesn. en 208 (11) gew.<br />

1 >. De le helft der Strat. Reserve naar Atjèh ontboden.<br />

12 „ Koeta Goenöngan genomen ten koste van 23 (2) gewonden.<br />

15 „ De Sultan, Panglima<br />

Loeëng Bata.<br />

Pplém en T. Ba


1874 12<br />

vestiging' in Atjèh over te gaan, waarbij de Nederlandsche<br />

Regeering in de plaats zou treden van den Sultan, terwijl<br />

men zich voorstelde voorloopig slechts Groot-Atjèh in „eigen<br />

beheer" te nemen.<br />

ie Februari. Terugkeer van de eerste troepenafdeelingen.<br />

li; April. Mislukte bestorming van de stelling bij Lampoih Oe. Verliezen<br />

9 gesn. en 86 (10) gew.<br />

Afbreking van bet gevecht van hoogerhand bevolen.<br />

20 De 2e expeditie (lj ontbonden.<br />

26 „ Vertrek van Generaal VAN SWIETEN met de laatste niet tot<br />

de vaste bezetting van Atjèh behoorende troepen.<br />

27 ,. Tuchtiging van het gebied van Meura


13 1874<br />

2. hot tot erkenning onzer souvereiniteit brengen door overreding<br />

of dwang (blokkade).<br />

Toestand: Oostkust sinds 1873 bestuurd (Idi), scheepvaart-<br />

regeling-BoGAEET.<br />

West- en Noordkust verdeeld in: goedgezinde kuststaten (d.w.<br />

zij, die de acte van souvereiniteits-erkenning geteekend hadden):<br />

handel vrij, zonder afdoende controle; vijandig gezinde kuststaten:<br />

blokkade.<br />

Na de voltooiing der noodig geachte werken keerde de Gen.<br />

VAN SWIETEN zeer optimistisch gestemd met het grootste<br />

gedeelte der espeditietroepen naar Java terug en liet van de<br />

7149 man sterke macht 3279 man op Atjèh achter.<br />

§ 2. Het Bestuur van Generaal Pel.<br />

April '74. Nu trad Kolonel PEL op als Civiel en Militair Bevelhebber.<br />

In de „Instructie voor den Militairen tevens Civielen bevelhebber<br />

te Atjèh" met „Nota voor Kolonel PEL", welke VAN SWIETEN<br />

voor zijn opvolger achterliet, had de laatste zijn denkbeelden<br />

omtrent de onderwerping van Atjèh ontwikkeld.<br />

Groot-Atjèh.<br />

De toestand Onze vestiging bestond uit een gebrekkig versterkte en inge-<br />

'''trèkVan 1<br />

r i c n t e<br />

'<br />

Kraton, zonder verzekerde gemeenschap met de kust,<br />

VAN SWIETEN zonder haven of aanlegplaats, bezet door een onvoldoend sterke<br />

(zie kaart- . .. . , .<br />

blad i.) strijdmacht.<br />

Op de kusten heesch men op verschillende plaatsen onze<br />

vlag om van de blokkade te worden verlost en vrij te kunnen<br />

in- en uitvoeren, waardoor de vijand natuurlijk van alles ruimschoots<br />

werd voorzien.<br />

Politiek van Na ons bloedig échec op 16 April trad de vijand steeds driester<br />

a f w<br />

^htmg 0p_ Reeds werd het gebied van onzen bondgenoot Meura-'sa<br />

i"^nadering.getuchtigd, werden talrijke gampongs in de asch gelegd en<br />

drong de vijand steeds meer op. De kuststaten namen hieraan<br />

zeer krachtdadig deel.<br />

1874. De toenmalige Min. van Kol. noemde den toestand van PEL<br />

met zijn zwakke macht gedurende de zomermaanden van '74<br />

hachelijk.<br />

PEL trachtte in de door VAN SWIETEN aangegeven richting<br />

door te gaan, gebruikte zijn strijdkrachten tot beveiliging van<br />

de hoofdstelling Koeta Radja en de gemeenschap met de zee,<br />

maar zag zich spoedig genoodzaakt zijn afwachtende houding<br />

te laten varen door den onwil der bevolking om zich te onderwerpen.<br />

De voortdurende bedreiging onzer hoofdvestiging Koeta


1874—1876 14<br />

Radja en der communicatielijn met de zee (Atjèh-rivicr) en<br />

1875. de steeds driester optredende oorlogspartij brachten PEL er toe<br />

de z. g. „kleine en sterke positie van VAN SWIETEN" door<br />

vooruitgeschoven posten te dekken. Hierdoor werd een steeds<br />

grootere dichtheid en versterking aan de afsluitingslinie der<br />

door ons geoccupeerde kuststreek gegeven om daar binnen volkomen<br />

veiligheid te verkrijgen.<br />

Mei. In Mei 1875 bestond deze afsluitingslinie reeds uit 38 posten,<br />

wier bezetting alleen + 2750 man van de 4000 man sterke<br />

troepenmacht in beslag nam (zie kaartblad I).<br />

Door de getroffen maatregelen verbeterde de toestand niet<br />

noemenswaard. Dooi' de politiek van afwachting en toenaderingalleen<br />

kon men de Atjèhers niet tot onderwerping brengen.<br />

Ook na den voor ons succesvollen strijd in de eerste maanden<br />

van 1875 was van toenadering van de zijde der 'hoofden en<br />

bevolking in het geheel geen sprake,<br />

stelsel van Pel ging daarom na verkregen toestemming van de Regeering<br />

afsluiting van o v e r n et bezetten eener breed e kuststreek middels een linie<br />

Otroc-t-AtJen<br />

van de zee. van posten, teneinde Groot-Atjèh van de zee af te sluiten. Hij<br />

verwachtte, dat Groot-Atjèh hierdoor zijn politieke beteekenis<br />

naar buiten verliezen en economisch van ons afhankelijk worden<br />

zou en dat de verzetspartij zoodoende weer tot onderwerpinggedwongen<br />

zou kunnen worden.<br />

Het programma van PEL omvatte voor Groot-Atjèlr.<br />

a. het bezetten van de kuststreek van de vallei van Groot-<br />

Atjèh begrepen tusschen Kroeëng Raja en Kroeëng Raba<br />

en van de VI Moekims;<br />

o. afsluiting van dit bezette gebied door een afsluitingslinie<br />

van Kroeëng Raja tot Kroeëng Raba;<br />

c. invoering van rechtstreeksch bestuur in dit gebied.<br />

Onderhoorigheden: vestiging op enkele goed gelegen punten.<br />

Door de voor dat doel door de Regeering toegestane troepenversterkingen<br />

in staat gesteld kon PEL in December '76 een<br />

begin van uitvoering geven aan zijn plan.<br />

Art. 1 der „Instructie voor den generaal-majoor J. L. J. H. PEL"<br />

van 10 Novernber 1875 schreef voor de volgorde der operatiën:<br />

verovering dan wel onderwerping van de VI Moekims, de IV<br />

Moekims, (bezetting Kroeëng Raba) en ten slotte van de IX<br />

Moekims. Art. 4 gaf hem de vrijheid om, zoo dikwijls de<br />

omstandigheden zulks geboden, van de instructie af te wijken.<br />

Ten aanzien der Onderhoorigheden mocht PEL tot met name<br />

genoemde vestigingen op Noord- en Westkust overgaan.<br />

Eind December '75 begon PEL zijn beroemd geworden ver-


IS 1876<br />

pveringstqcht, do z.g. .,zeventigdaagscho veldtocht" met de<br />

operatiën in de. VI Moekims (26 December 1875—25 Januari<br />

1876).<br />

26 December. Verovering van de vijandelijke versterkingen nabij de gampongs<br />

Mibo, Geutjeuë-Olejlo, door de colonnes VETTER, MEKEKN en<br />

27/28 „<br />

ENGEL.<br />

Vermeestering door verrassing van Peunjirat.<br />

si „ Peukan Bada' bezet en van bezetting voorzien.<br />

u Januari. L. Pageuë (Lampagger) van bezetting voorzien. De hoofden<br />

van de VI Moekims onderwerpen zich.<br />

is/is „ Tocht van de colonne ENGEL (6 compagnieën infanterie met<br />

hulpwapens) van L. Pageuë over de Blang Kala-pas naar Kroeëng<br />

Raba, wat tot onderwerping der verschillende hoofden der IV<br />

Moekims leidt.<br />

25 „ B k<br />

Seuboen van bezetting voorzien.<br />

28 „ Operatiön tegen de IX Moekims (28 Januari—7 Februari '76).<br />

Gecombineerde actie van de colonnes DIEPENHEIM, MEKEEN<br />

en ENGEL ter vermeestering van M' Daroj. Resultaat de vermeestering<br />

van genoemden meuseugit en de versterkingen op<br />

de B' Daroj en B l<br />

Trieëng ten koste van 1 (1) gesn. en 10 (l)<br />

gew.<br />

B' Daroj van bezetting voorzien.<br />

31 „ Vermeestering van de M' Oelèë-Soesoe door de colonnes<br />

ENGEL, DIEPENHEIM en MEYEB.<br />

3 i-ebruari. Vermeestering van de benteng Lam Tjoet en van Ateuë' dooide<br />

colonne MEKERN ten koste van 2 gesn. en 8 gew.<br />

Bezetting van M* Biloej.<br />

Operatiën in de XXI Moekims: (13—26 Februari).<br />

u Februari. Generaal PEL overlijdt plotseling aan een slagaderbreuk. De<br />

leiding der operatiën gaat tijdelijk over in handen van den<br />

Luitenant-Kolonel F. T. ENGEL.<br />

26 „ Koeala Gigiëng van bezetting voorzien. Hiermede was het<br />

grootste gedeelte van het plan-PEL uitgevoerd.<br />

PEL stierf vóór hij zijn programma voltooid had.<br />

2.1/24 Jan. '76. Verrassing van de post Lemboe N. O. door de Atjèhers. Ver<br />

liezen: 22 gewonden.<br />

7 Maart. Vermeestering van het zwaar versterkte Lam Baro ten koste<br />

van 4 gesn. en 48 (4) gew.<br />

Vijandelijke verliezen: 73 gesn.<br />

Toestand brj Groot Atjèh: de door PEL vo<strong>org</strong>estelde afsluitingslinie was nog<br />

den dood van n i e t g e r e e d ( z ij n t ij d e l ij k e opvolger, Luit.-Kolonel ENGEL, voltooide<br />

die tot aan zee). De steecis grootere uitbreiding onzer


1876—1877 16<br />

stelling leidde tot machtsversnippering, uitputting der troepen<br />

en zware iinancieele otters.<br />

Onderhoorigheden: de door PEL vo<strong>org</strong>estelde bezetting van<br />

Gigiëng (Noordkust) en Meulaboh of Paté' (Westkust) had nog<br />

niet plaats gehad. Alleen te Pidië (Juni '76) was een post<br />

opgericht.<br />

Door de roekelooze openstelling der kusten haalde de blokkade<br />

vrijwel niets uit en leed de vijand aan niets gebrek.<br />

§ 3. Het bestuur van Gouverneur Wiggers van Kerchera.<br />

ioMaarti876. PEL'S opvolger, Generaal WIGGEES VAN KEECHEM, wilde vóór<br />

alles het programma-PEL voltooien en daarvoor alle beschikbare<br />

troepen in Groot-Atjèh houden. Hij kon zich daarom niet vereenigen<br />

met de zienswijze van den toenmaligen G. G,. die<br />

voornamelijk heil zag in gewapend optreden in de Onderhoorigheden<br />

om de ons vijandig gezinde staatjes tot erkenning van<br />

onze souvereiniteit te dwingen; de Landvoogd hoopte daarmee<br />

de dure blokkade te kunnen opheffen.<br />

Groot-Atjèh: Hier werd de bestaande afsluitingslinie verbeterd<br />

en uitgebreid. De hierdoor gebonden troepenmacht (47 posten)<br />

was zeer groot. Daar de op Atjèh aanwezige krijgsmacht zeer<br />

gedund was, hadden de beschikbare mobiele troepen de handen<br />

vol met het beschermen van het bezette terrein, waarin de<br />

vijand het telkens waagde binnen te dringen. Ze waren dan<br />

ook niet in staat de veiligheid binnen de afsluitingslinie op<br />

afdoende wijze te verzekeren.<br />

Nacht 21/22 Lamprit overvallen.<br />

20enaaApril. Keutapang Doea bestookt.<br />

Nacht2/3Mei- L-Pageuë overvallen, verliezen: S (2) gesn. en 15 gew.<br />

Onderhoorigheden: Tegenstander van gewapend optreden in<br />

de kuststaten voor het voltooien der afsluitingslinie-PEL, wilde<br />

W. v. K. ook niets weten van het sturen van militaire expedities<br />

daarheen, zooals de Regeering dit bijv. wenschte in den strijd<br />

tusschen de ons vijandige kuststaten Simpang Oelim en Tandjong<br />

Seumanto' eenerzijds en het met ons bevriende Keureutöë<br />

(Kerti) anderzijds. Zijn tusschenkomst bepaalde zich tot het<br />

zenden van krijgsbehoeften en geld aan Keureutöë.<br />

Voordat W. VAN KERCHEM de afsluitingslinie-PEL kon voltooien,<br />

werd hij wegens het reeds vermelde verschil in opvatting omtrent<br />

de staatkunde of beter ten aanzien van het gewapend optreden<br />

in de Onderhoorigheden vervangen door den Generaal-Majoor<br />

A. J. E. DIEMONT.


T<br />

C a<br />

i:4i"<br />

G r o o t<br />

^<br />

è h :<br />

17 . 1S76-1877<br />

i»c vijand verzette zich hardnekkig tegen verdere<br />

uitbreiding onzer stellingen vooral in de N. O. linie; overal<br />

stieten onze verkenningscolonnes op sterken tegenstand'. Vooral<br />

de in '76 in Groot-Atjèh teruggekeerde HABIB ABDOEEBAHMAN (1)<br />

weerde zich geducht.<br />

12 october. Echec bij m Lambada. Verliezen: gesn. 9, gew. 34 (3). Het<br />

aantal posten was reeds geklommen tot 45.<br />

Onderhoorigheden: Tot vestiging in de kuststaten (behalve<br />

Pidië) was W. v. K. niet overgegaan; hij had zich slechts<br />

bepaald tot interventie middels krijgsbehoeften en geld.<br />

§ 4. Het Bestuur van Generaal Diemont.<br />

x.ivembor. Deze Gouverneur voltooide de eenigszins gewijzigde afsluitingslinie-PEL.<br />

Zü werd niet do<strong>org</strong>etrokken tot Kroeëng Raja, maar<br />

na de verkenning van 25 Februari '77, waarbij bleek,'dat een<br />

afsluiting der gemeenschap van Pidië in de richting der XII en<br />

XXVI Moekims niet door een vestiging nabij Kroeëng Raja<br />

was te verkrijgen, gelegd langs de Westzijde van het bergland<br />

over Lam Njèng naar Koeala Gigiëng.<br />

Expeditie, naar Simpang Oelim.<br />

Febr^rr 0 N M I D D E Ï L I K<br />

J'<br />

N A<br />

DIEMONT'S optreden werd de door de Regeering<br />

reeds lang gewenschte expeditie naar Simpang Oelim (de machtigste<br />

staat der Oostkust) en Tandjong Seumanto < ondernomen<br />

om deze weerspannige staten door kracht van wapenen tot<br />

erkenning van onze souvereiniteit te brengen en tot vestigingte<br />

Simpang Oelim (Dec. '76) over te gaan. Gesteund door<br />

Atjèhsche hulptroepen werd dit doel spoedig bereikt.<br />

H Nov. i.sTT. Vermeestering van de z.g. „onneembare" benteng Koeta Boeket<br />

van TOEKOE PAJA ten koste van 4 gewonden.<br />

25 januari.<br />

Groot-Atjèh.<br />

DIEMONT gebruikte de rust, die de vijand hem van November<br />

1876—Februari '77 liet, om de gemeenschappen binnen de linie,<br />

het transportwezen en de legering der troepen te verbeteren.<br />

Hervatting der militaire operaties ter voltooiing der afsluitingslinie.<br />

' J,i<br />

- Gelijktijdige landingen van een colonne (comdt. Maj. VAN<br />

DOMPSEUOE) te Kroeëng Raja en een (comdt. Kol. K. VAN DEK<br />

(1) Deze H. ABDOERBAHMAX, die in Jan. '73 naar ('onstantinopol was afgevaardigd<br />

om de Turksche rogeering hulp te zoeken, wist een soort van centralisatie<br />

te bewerken en <strong>org</strong>aniseerde het verzet in Groot-Atjèh.<br />

2


187? 18<br />

HEIJDEN) te Koeala Loeë. De eerste had in opdracht zich-te<br />

29 Januari.<br />

Kroeëng Raja te vestigen, de laatste was bestemd voor de<br />

operatiën bij Koeala Loeë.<br />

Vereeniging der beide colonnes bij Neuheun (Kroeëng Raja<br />

niet geschikt als vestiging), Koeala Loeë van bezetting voorzien.<br />

80 „ Vermeestering van de versterkingen bij M' L. Bada ten koste<br />

van i gesn. en 15 gew.; in de lagune nabij deze plaats lagen<br />

drie gewapende schoeners van Eüropeesch model. L. Bada van<br />

bezetting voorzien.<br />

Verovering van M l<br />

L. Bada.<br />

4 Maart. De gewijzigde afsluitingslinie-PEL voltooid. Hiermede meende<br />

men bereikt te hebben, dat de Atjèher zijn levensmiddelen en<br />

oorlogsbehoeften door het moeilijke bergland zou moeten vervoeren,<br />

daar de strandweg van Pidië over Koeala Loeë naar de<br />

XXII Moekims voor den vijand was afgesloten. Door de onderwerping<br />

van Pidië (Juni '76) echter werd de invoer daar geheel<br />

vrij. Onvoldoende gecontroleerd door de marine was Pidië van<br />

14 .,<br />

groote waarde voor de verzetspartij, doch een groot nadeel voor<br />

ons onderwerpingssysteem.<br />

Toen er geruchten liepen, dat van de zijde van de verzetspartij<br />

sommige invloedrijke hoofden tot onderwerping geneigd<br />

waren, begaf de (I. G. zich, alvorens een verdere gedragslijn<br />

vast te stellen, naar Atjèh om zich persoonlijk omtrent den<br />

waren toestand op de hoogte te stellen.<br />

Daar de geruchten omtrent de verffrö'éclelijke onderwerping<br />

van belangrijke hoofden als PANGLIMA POLÉM (sagihoofd der<br />

XXII Moekims) en T. MOEDA BA*KT (hoofd der VIL Moekims),<br />

en toenadering der sagihoofden aanhielden en het verzet slechts<br />

gaande gehouden kon worden door HABIB ABDOEKKAHMAN ,<br />

M a a r t '77 gesteund door huurlingen uit Samalanga en gedroste dwangarbeiders,<br />

gelastte de G. G. VAN LANSBERGEN vooreerst te Groot-<br />

Atjèh niet verder met de wapenen op te treden. Hij verwachtte,<br />

dat een politiek van verzoening de nog weerspannige hoofden en<br />

grooten tot toenadering zou brengen.<br />

Onderhoorigheden.<br />

Hier achtte de Landvoogd gewapend optreden nog zeer noodig.<br />

Tuchtiging door de marine van Koeala Batèë (zeeroof).<br />

In April '77 woei op alle kusten, in bijna alle staatjes onze vlag,<br />

maar macht en invloed bezaten wij er slechts in naam. De<br />

Atjèhers konden zonder eenige noemenswaardige controle onzerzijds<br />

naar hartelust alles in- en uitvoeren, wat den vijand in<br />

staat stelde den oorlog krachtig te voeren.


lö 1877<br />

Politiek Octn verzoening.<br />

^ Dc politiek van verzoening maakte aan alle agressie in<br />

Groot-Atjèh een einde en de strijd werd overgebracht naar de<br />

weerspannige kuststaten.<br />

Groot-Atjeh.<br />

Hield de oorlogspartij zich in de eerste maanden van '77 over<br />

het algemeen nog rustig, reeds spoedig veranderde dit. Weldra<br />

vertoonden zich talrijke vijandelijke bonden onder aanvoering<br />

van HABIB ABDOERRAHMAN (SAJID ABDOERRAHMAN ZAHIR), die<br />

binnen de afsluitingslinie steeds driester optraden. De politiek<br />

van verzoening, de toezegging van den wederopbouw van den<br />

Meuseugit Raja, het staken van alle agressie, haalden niets uit.<br />

Van toenadering der oorlogspartij was geen sprake, de dikwijls<br />

aangekondigde onderwerping der voorname hoofden kwam niet<br />

tot stand.<br />

De in Maart '77 van Hoogerhand gewijzigde koers bleek een<br />

totale mislukking. Toch was men optimistisch gestemd en<br />

verwachtte men veel heil van de onderwerping der kuststaten,<br />

waar ons gezag nagenoeg algemeen erkend werd; zelfs was<br />

men reeds tot troepenvermindering en tot een belangrijke inkrimping<br />

van het aantal posten in Groot-Atjèh overgegaan.<br />

April 1877. Tuchtiging van het weerspannige Lhong (behoorende tot de<br />

Zuidelijke nederzettingen van Groot-Atjèh).<br />

Onderhoorigheden.<br />

Vestiging van een post te Meulaboh.<br />

Mei. Langsa en Manja * Pajét tot onderwerping gebracht. De vorsten<br />

dezer kuststaten erkennen onze souvereiniteit.<br />

.inni. Expeditie naar Simpang Oelim, dat den 22en Juni t. v. onze<br />

stelling te Blang Ni had aangevallen.<br />

Expeditie onder Kol. VAN DER HEIJDEN naar het weerspannige<br />

Samalanga.<br />

Aug.-oct. Samalanga en Meureudoe tot onderwerping gebracht, erkenning<br />

onzer souvereiniteit. Vestiging te Samalanga.<br />

§ 5. Het Bestuur van Gouverneur Van tier Heijden.<br />

In Juli '77 vertrok de Generaal DIEMONT wegens ziekte en<br />

trad de Kolonel K. VAN DER HEIJDEN als waarnemend militair<br />

en civiel gezaghebber, vanaf Januari '78 als Gouverneur, op.<br />

Het was de wensch van den Landvoogd om de bestuurstaak<br />

op Atjèh niet verder dan strikt noodig was uit te breiden en<br />

bij de onderwerping der binnenlandsche Moekims niet dan bij


X<br />

1S77—1S7S 20<br />

gebiedende noodzakelijkheid Lot het bezetten van nieuwe versterkte<br />

punten over te gaan<br />

Re<strong>org</strong>anisatie: oprichting van 3 garnizoensbataljons en 5 veldbataljons,<br />

die als mobiele troepen beschikbaar bleven.<br />

Groot-Atjèh.<br />

Tot Juni '77 trad de vijand wel overal actief op, maar tot<br />

ondernemingen op groote schaal kwam het niet. De aanwezige<br />

troepenmacht was onvoldoende sterk om hiertegen op<br />

te treden.<br />

Onderhoorigheden.<br />

Februari en Expeditie naar de Zuidelijke nederzettingen van Groot-Atjèh<br />

Maart ïs^s. ^ e m y / e jjyjp hadden ingeroepen) en naar Meulaboh.<br />

April en Mei. Expeditie naar Gigiëng wegens de voortdurende aanvallen op<br />

den post Sigli door Te di Tirö (colonnecomdt. Majoor W. A. COBLIJN).<br />

Expeditie naar Idi en Geudong wegens de bedreiging van de<br />

bezetting en de rust in Idi en de vijandelijke houding van<br />

Geudong. Beide tochten werden met succes bekroond. (Colonnecomdt.<br />

Kol. VAN DEB HEIJDEN).<br />

In de eerste helft van 1878 kreeg het bestuur te Atjèh de<br />

overtuiging, dat de in Maart aangekondigde onderwerpingen<br />

slechts gediend hadden om tijd te winnen en dat het ook met<br />

de toen veel besproken blijken van toenadering geen ernst was<br />

geweest. Het verzet nam steeds toe, vooral in het gebied van<br />

TOEKOE MOEDA BA 'ÉT. Als hoofdverzetsleider werd algemeen<br />

aangemerkt HABIB ABDOERRAHMAN.<br />

- In 1878 gelukte het TOEANKOE HASJIM en HABIB ABDOEBRAHMAN,<br />

beiden overtuigd van de wenschelijkheid om een algemeen<br />

erkend wettig staatshoofd te bezitten, om TOEANKOE MOEHAMAT<br />

DAWOT tot Sultan te doen kiezen en vanaf dat oogenblik was<br />

het het doel om het Gouvernement het idee bij te brengen, dat<br />

er een centraal Inlandsch gezag bestond.<br />

Door zijn steeds toenemende macht en zijn voogdijschap over<br />

den minderjarigen Sultan, kon H. ABDOERRAHMAN zich met<br />

steeds grooter succes in de Atjèhsche zaken mengen, totdat zijn<br />

manoeuvres met succes bekroond werden door de pogingen van<br />

onze zijde aangewend om de door hem op den vo<strong>org</strong>rond<br />

geplaatsten Sultan als zoodanig te erkennen en het Sultanaat<br />

te herstellen.


J u n i 1 8 7 8<br />

21 187S—1879<br />

Expeditie naar (ieudong onder Van der Heijden.<br />

Groot-Atjèh.<br />

Nauwelijks was deze expeditie vertrokken of HABIB A. R.<br />

trok, handig gebruik makende van het vertrek der sterke<br />

troepenmacht, met 2000 man uit de XXII naar de IV Moekims<br />

en terroriseerde daar de bevolking zoodanig, dat die der IV en IX<br />

Moekims naar het gebergte uitweek. Deze inval was aanleiding,<br />

dat men het bestaande stelsel in Groot-Atjèh verliet en overging<br />

tot agressie.<br />

Periode van In Juli 1878 droeg de Regeering den Gouverneur VAN DER<br />

agressie. JJ E I J I ) E N o p o m o p afd oen(je wijze aan het verzet in Groot-Atjèh<br />

een einde te maken, de bende van HABIB A. R. te verdrijven<br />

en den hoofdverzetsleider onschadelijk te maken. Hiermede<br />

eindigde onze verzoenende, zuiver defensieve houding en ving<br />

de periode van agressie aan. De Regeering stuurde voor dat<br />

doel belangrijke versterkingen, zoodat de op Atjèh aanwezige<br />

troepenmacht werd gebracht op 9 veldbataljons (de helft van<br />

ons veldleger), 3 garn. bat», 1 eskadron cav., 2 bergbatterijen<br />

en 1 compagnie mineurs. Voornamelijk op aanraden van den<br />

Chef van den Staf A. R. W. GEIJ VAN PITTIUS zag VAN DEU<br />

HEIJDEN voorloopig af van de vo<strong>org</strong>enomen expeditie naar<br />

Peusangan en zette hij alle beschikbare krachten in Groot-Atjèh<br />

in. Eerst zuiverde hij het bezette gebied, daarna wendde hij<br />

zich tegen Mèn Tasiü' (XXII Moekims) omdat HABIB A. R. en<br />

TEUNGKOE DI Tinö weer een inval in de IV Moekims beraamden<br />

en daartoe depots te Mèn ïasië' opsloegen.<br />

De operatiën in de X.VII .Moekims. (Juli 1878—Juli 1879).<br />

28 Juli. Aanvang der operatiön. VAN DEK HEIJDEN ageert met drie<br />

colonnes (commandanten DE GBAEFF, DEMMENI, GODIN) en een<br />

reservecolonne (TERSTEEGE).<br />

26 Verovering van Seuneung (Seuneulèb), ten koste van 6<br />

gesneuvelden en 42 gewonden.<br />

27 „ Aneu'Galong, de vroegere verblijfplaats van PANGLIMA PÖLÉM,<br />

in onze_ handen.<br />

2s „ Verovering van Mèn Tasië', de kern van het voormalige<br />

sultansrijk, ten koste van 1 gesneuvelde en 4 gewonden.<br />

Als gevolg van deze krachtige en succesvolle actie kwamen<br />

HABIB A. R. (1) en TORKOE MOEDA BA .« ÉT (1) in onderwerping.<br />

(1) Ui October 1878,


1878—1879 22<br />

'HABIB-ARDOERKAHMAN vertok den 24


A 23 1S79<br />

(comdt. GERLACH) uit, die over zfee naar Lam Panaïh (Lampanas)'<br />

werd vervoerd en van daar uit via Lam Teuba naar Seulimeum<br />

zou oprukken in samenwerking met een colonne (comdt LÜBECK)<br />

uit Indrapoeri.<br />

Seulimeum in onze handen. TOEKOE MOEDA DAWOT en TOEKOE<br />

AJER ALANG, broer van PANGLIMA PÖLÉM , onderwierpen zich,<br />

de vijandelijke hoofden .weken naar Keumala uit.<br />

Door, de schitterende veldtochten tegen de XXII en XXVI<br />

Moekims "was geheel GrootAtjèh tot onderwerping' gebracht en<br />

was aan alle verzet een einde gemaakt.<br />

Toch beschouwde VAN DER HEIJDEN zijn taak nog niet als<br />

' afgeloopen. Onze positie moest worden geconsolideerd. Hiervoor<br />

achtte hij nog gedurende jaren den steun eener voldoende troepenmacht<br />

noodig, temeer daar zijn stelling bedwang beoogde,<br />

terwijl PEL'S afsluitingslinie slechts op verdediging gericht was.<br />

In zijn dagorder van 5 September 1879 (1) zegt hij zelf:<br />

„Maar nog geruimen tijd wordt de krachtige steun der troepenmacht<br />

vereischt om een goed bestuur in te voeren en een<br />

geregelde orde van zaken te scheppen",<br />

sluiting van Onderhoorigheden.<br />

b^miveTa!<br />

V o o r<br />

"de geregelde orde van zaken achtte VAN DER HEIJDEN<br />

Lheue^voor lie<br />

^ nooc<br />

lzakelijk een andere gedragslijn tegenover de Onderden<br />

invoer- hooriglieden te volgen. Deze kuststaten, hoewel veelal onze<br />

handel, heerschappij erkennend, hadden te veel belang bij de voortduring<br />

van het verzet en steunden .dikwijls de oorlogspartij met<br />

strijders, krijgsbehoeften en levensmiddelen. Door den invoer<br />

werden de niet gesloten staatjes rijk. VAN DER HEIJDEN die<br />

inzag, dat de Onderhoorigheden het verzet tegen ons in Groot-<br />

Atjoh voedden, was ervan overtuigd, dat alleen een strenge<br />

controle aan dezen wantoestand een eind kon maken. Hij gelastte<br />

reeds in 1878, na hervatting van de operatiön in de XXII Moekims,<br />

sluiting van alle havens voor den invoerhandel, met uitzondering<br />

van Oelèë Lheuö en Idi, en voerde een soort scheepvaartregeling<br />

in met strenge visitatie en uitreiking van passen te Oelèö<br />

Lheuë en Idi.<br />

7 Februari'TH. In Februari 1879 gelastte de regeering intrekking van deze<br />

maatregelen, maar VAN DER HEIJDEN, nog steeds overtuigd<br />

van de noodzakelijkheid eener sluiting der kust, voerde ze den<br />

5en Juli 1879 op eigen verantwoordelijkheid opnieuw in. De<br />

regeering berustte hierin slechts onder uitdrukkelijk voorbehoud,<br />

dat deze oorlogsmaatregel van zeer tijdelijken aard zou zijn.<br />

il) Op dien dag werden alle te velde staande colonnes ontbonden.


1879—1880 24<br />

Mei 18-0. Tuchtiging van het vijandige Koeala Djanka en Peukan Baro<br />

(Sigli) door de marine.<br />

10 juni. Tuchtiging van Ladbng en Kroeëng Raja, noodig, omdat<br />

deze plaatsen oorlogsbehoeften voor den vijand invoerden,<br />

juli. Het onwillige Peusangan door de marine getuchtigd. Ue<br />

vorst door zijn eigen hoofden van het bestuur vervallen<br />

verklaard en diens broeder in zijn plaats verkozen, die zich<br />

onderwerpt.<br />

Tuchtiging van het vijandige Koeala Batèö door de marine.<br />

13 Juli—10 Expeditie (cmdt. Majoor SCHMILAU) naar Samalanga; doel:<br />

.un. is8o. t ucn£igj ng (jgj. bewoners voor het verraderlijk overvallen van<br />

een patrouille op 30 Juni 1880.<br />

Tot drie malen toe bloedig échec (Maj. SCHMILAU 15/7 en 22/7,<br />

Generaal VAN DEK HEIJDEN 1/8) bij Glc Batèë Iliö*. Generaal<br />

VAN DER HEIJDEN bepaalde zich tot eene tuchtiging door artillerievuur,<br />

wat voldoende resultaten opleverde.<br />

Groot-Atjèh.<br />

Door het in alle richtingen krachtdadig vervolgen der uiteengeslagen<br />

vijandelijke benden, het rusteloos patrouilleeren in het<br />

veroverde gebied, en het oordeelkundig toepassen van het bij<br />

de Atjèhers gebruikelijke solidariteitsstelsel, werd orde en rust<br />

verkregen. De bevolking keerde naar haar gampongs terug en<br />

nu kon begonnen worden met de vestiging op vaste grondslagen<br />

van het Inlandsen Bestuur,<br />

o Oct. is7o. De eerste steen van den toegezegde meuseugit raja werd<br />

gelegd, het wegennet werd met behulp van de Atjèhsche bevolking<br />

belangrijk uitgebreid.<br />

Daar het verzet zich nu concentreerde in Keumala , wilde de<br />

Landvoogd dit punt ook nog doen aantasten, maar hiertegen<br />

verzette zich VAN DER HEIJDEN, omdat hij dat ontijdig on<br />

onnoodig achtte, zoodat de tocht niet do<strong>org</strong>ing. Reeds spoedig<br />

konden 8 veldbataljons naar Java terugkeeren. Het aantal<br />

posten in Groot-Atjèh werd teruggebracht op 28, bezet door de<br />

3 garn. bataljons, 25 posten, behoorende tot het programma-<br />

Pel, werden gaandeweg ingetrokken, maar daarvoor waren<br />

andere in het veroverde gebied in de plaats getreden, van waar<br />

uit dit gebied in bedwang gehouden en de rustige bevolking<br />

beschermd kon worden tegen de verzetspartij. (Het door VAN<br />

DER HEIJDEN vo<strong>org</strong>estelde en door de Indische Regeering goedgekeurde<br />

postenstelsel is aangegeven op Kaartblad 1. De troepenmacht<br />

daarvoor vereischt is aangegeven in Bijlage I.)<br />

1880. Als gevolg van ecu te groot optimisme ten aanzien van de<br />

pacificatie werden reeds in begin 1S80 maatregelen getroffen


25 1880—1881<br />

om het civiele bestuur in Atjèh in te voeren. Aan Generaal<br />

VAN DER HEIJDEN werd met den heer A. PRUYS VAN DER HOEVEN,<br />

die daartoe den 21en Februari te Atjèh aankwam, opgedragen<br />

de noodige voorstellen tot een afdoende <strong>org</strong>anisatie van het<br />

Gewest Groot-Atjèh en Onderhoorigheden in te dienen,<br />

Maart. In Maart 1S81 kwam de definitieve bestuurs<strong>org</strong>anisatie van<br />

A. en O. tot stand en kreeg de Luit.-Generaal VAN DER HEIJDEN<br />

met de invoering van het civiele bestuur zijn eervol ontslag.<br />

§ (3. Het bestuur van Gouverneur Pruys van der Hoeven.<br />

ii April. 6 April 1881 werd de Heer A. PRUYS VAN DER HOEVEN tot<br />

Gouverneur aangesteld. Voor de uitoefening van zijn bestuurstaak<br />

zou hij bijgestaan worden door 3 ass.-residenten, 10 controleurs<br />

en een korps gewapende politiedienaren van 225 man. Het<br />

militair commando werd opgedragen aan den Kolonel der<br />

Infanterie J. F. HAUS. (1)<br />

(óvot-Aijèh.<br />

De toestand by het vertrek van VAN DER HEIJDEN was over<br />

het algemeen zeer gunstig. Aan de aanbevolen „eindelooze<br />

patrouilleeringen" werd door den nieuwen Gouverneur onmiddellijk<br />

t2 Mei 1881. een einde gemaakt. Eeeds 12 Mei 1881 werd het den patrouilles<br />

verboden de gampongs te bezoeken en gewapende Atjèhers op te<br />

vatten en waren zij aan bindende voorschriften gebonden. (2)<br />

De handhaving van rust en orde werd toevertrouwd aan de<br />

nog niet goed ge<strong>org</strong>aniseerde politiemacht. De militaire macht,<br />

buiten alle actie gehouden, werd tot werkeloosheid gedoemd,<br />

droeg slechts z<strong>org</strong> voor de veiligheid der posten en trad alleen<br />

handelend op na aanvraag van het civiele bestuur.<br />

Onderhoorigheden.<br />

Sopi 1881. De Regeering hief in September 1881 de scheepvaartregeling<br />

VAN DER HEIJDEN op; men achtte het beter zich te bepalen<br />

tot een politiek van onthouding en non interventie. Na in Januari<br />

1881 de riviermondingen reeds weder te hebben opengesteld,<br />

werd in September 1SS1 de visitatie der schepen te Oelèë Lheuè<br />

en Idi afgeschaft. Alleen de invoer van oorlogscontrabande bleef<br />

verboden. De tijdens het Bestuur van den Gouverneur tot 8<br />

(1) In afwn'King van het advies van Generaal VAN DER HEIJDEN om voorloopig<br />

voor Atjèh het éénhoofdig bestuur te bestendigen, ging de Gouverneur-<br />

Generaal VAN I.ANSBEUGE tot splitsing van het civiel en militair bestuur over.<br />

(2) Zie hiervoor: „Voorschrift betreffende de militaire detachementen, welke<br />

in Atjèh en Onderhoorigheden ter beschikking worden gesteld van het Civiel<br />

Bestuur", opgemaakt in het Hoofdkwartier te Batavia, i Januari 1881.


1882—1883 26<br />

schepen verminderde vloot was echter niet in staat een afdoende<br />

controle op dien invoer uit te oefenen.<br />

De gevolgen van deze maatregelen bleven niet uit. De door<br />

• den Gouverneur ge<strong>org</strong>aniseerde burgerpolitie bleek niet bij machte<br />

de haar opgedragen zware taak te volbrengen. De vijand,<br />

gebruik makende van de omstandigheden, begon zicli weder<br />

geducht te roeren en het verzet nam allerwege toe. Talrijke<br />

rooversbenden waagden zich zelfs binnen onze z.g. kleine, maar<br />

sterke stelling. De militaire bevelhebbers, door den Gouverneur<br />

te zeer gebonden, waren niet in staat snel in te grypen en<br />

aan dezen wantoestand een einde te maken. Ten slotte werd<br />

de toestand zoo slecht (1), dat de Gouverneur wel tot krachtiger<br />

optreden moest overgaan en zijn toevlucht zoeken' bij het in<br />

clie dagen zoo zeer op den achtergrond geplaatste leger.<br />

April 1882. Vanaf April 1882 werd het leger weder gebruikt tot verdrijving<br />

der talrijke vijandelijke benden, maar door de langdurige<br />

rust na' de agressieve periode was de vijand in de gelegenheid<br />

geweest zich te herstellen. De tegenstand werd grooter, tal<br />

van godsdienstige dwepers predikten den heiligen oorlog. Alleen<br />

de Gouverneur bleef optimistisch gestemd, tenminste van deze<br />

slechte wending in den toestand van Atjèh bleek niets uit zyn<br />

berichten aan de Regeering; zelfs sprak hij de hoop uit op een<br />

toenemend betere gezindheid der bevolking.<br />

Onderhoorigheden.<br />

De gevolgde kuststatenpolitiek had tengevolge, dat de verzetspartij<br />

zich rijkelijk kon voorzien, vooral aan de Noordkust.<br />

Daar de toestand in geheel Atjèh met den dag slechter werd,<br />

werden door den 'Gouverneur op aanraden van SCHERER in<br />

Augustus 18S2 de volgende maatregelen getroffen:<br />

a. sluiting van de geheele kust van Oelèö Lheuë totTMamantpunt<br />

voor in- en uitvoer en voor de vischvangst;<br />

b. tot visitatiehavens werden aangewezen: Oelèö Lheuö,<br />

Sigli, Samalanga en Lho< SeumawT-:<br />

c. de te zwakke scheepsmacht werd met twee schepen versterkt.<br />

Toestand Door deze maatregelen ging de toestand eenigszins vooruit,<br />

begin i88:s. v 0 0 r a i te Samalanga, zoodat in Maart 1SS3 de kust van Samalanga<br />

voor den algemeenen handel werd opengesteld,<br />

s Nov. 1888. Stranding van het Engelsche stoomschip „Nisero" op de kust<br />

(1) Vooral in de XXII Moekims was het met de veilighoid treurig gesteld:<br />

TF.UKOK OEMA (OEKAB), schoonzoon van het vroegere hoofd der VI Moekims.<br />

hield het district- bezet en weerde zich geducht,


27 18S4<br />

van Atjèh (Panga). De equipage raakte in gevangenschap van<br />

den Radja van Teunöm, die een losprijs bedong.<br />

De Nisero-kweatie bez<strong>org</strong>de ons groote moeilijkheden met<br />

Engeland, wat juist het doel was van den Radja, die op een<br />

politieke interventie van Engeland hoopte.<br />

5 Jan. i88t Aankomst van expeditionnaire troepen ter reede van Teunöm,<br />

overbrenging van een ultimatum aan den Radja van Teunöm.<br />

7 „ ,. Aanvang der vijandelijkheden. De landing onzer troepen werd<br />

voorbereid door een beschieting door vier oorlogsschepen,<br />

waarna de landing te Toekoe Iman zonder eenig verzet plaats<br />

had.<br />

8-is Jan. Excursie naar het binnenland. De Radja week echter met<br />

zijn gevangenen naar het binnenland uit, waarna de expeditie<br />

gestaakt werd, voordat het eigenlijke doel bereikt was.<br />

is Febr. Vastgesteld te Koeta Radja de voorwaarden, welke de Regeering<br />

den Radja van Teunöm aanbood. Deze voorwaarden werden<br />

door een Engelsch ambtenaar op een Engelsch schip overgebracht.<br />

De gevangen equipage werd einde Juli door den Radja vrijgelaten<br />

tegen een losgeld van f 100.000 en de opheffing der<br />

sluiting van de havens van Teunöm.<br />

Gouverneur PRUYS VAN DER HOEVEN ging heen wegens een<br />

klein meeningsverschil met de Regeering en werd opgevolgd<br />

door den tweeden civielen Gouverneur, den heer P. F. LAGING<br />

TOBIAS.<br />

§ 7. Het bestuur van Gouverneur Laging Tobias.<br />

Groot-Atjèh.<br />

De erfenis, die LAGING, TOBIAS in ontvangst nam, was verre<br />

van fraai. De toestand op Atjèh was sedert het vertrek van<br />

Generaal VAN DER HEIJDEN hard achteruit gegaan.<br />

Onderwerping langs vreedzamen weg was een mislukking<br />

gebleken. Aan LAGING TOBIAS gelukte het evenmin de verzetspartij<br />

tot onderwerping te brengen. Hy kwam spoedig tot de<br />

overtuiging, dat de splitsing van het hoogste gezag op Atjèh<br />

ontijdig was geschied, wat door hem ook aan de Regeering<br />

werd gerapporteerd. Het optreden van de verzetspartij maakte<br />

versterking van de krijgsmacht noodig, maar tegelijk met het<br />

zenden van de in Mei ontboden troepen gaf de Indische Regeering<br />

den Gouverneur te verstaan, dat de toestand van ons<br />

leger en van onze geldmiddelen geen meerdere versterking<br />

toelieten. Ofschoon de Gouverneur den patrouillegang weder


1883 28<br />

invoerde, trad de vijand overal zoo brutaal op, dat de troepenmacht<br />

nauwelijks in staat was den transportdienst tusschen<br />

de posten onzer liniën te verzekeren.<br />

Onderhoorigheden.<br />

1 Juni 1883. De scheepvaartregeling-ScHERER werd door den Gouverneur<br />

voor geheel Atjèh ingevoerd onder nadere goedkeuring van de<br />

Regeering.<br />

Scheepcaariregeling-Scherer:<br />

a. openstelling van eenige gunstig gelegen plaatsen voor den<br />

algemeenen handel (Lho* Seumawè, Idi, Samalanga, Oelèë<br />

Lheuö, Meulaboh en Tapa* Toean);<br />

b. alle in- en uitvoer geschiedde over deze plaatsen en werd<br />

aan een voortdurende, scherpe controle onderworpen;<br />

c. van de geïnde in- en uitvoerrechten kwam het voormalige<br />

Sultansaandeel aan de schatkist, het overige aan de betrokken<br />

vorsten.<br />

Door deze regeling werd een gemakkelijke en goedkoope<br />

controle op den invoer verkregen en hadden wij een machtig<br />

wapen in handen om spoedig een einde te maken aan rustverstoringen,<br />

verzet en zeerooverijen, daar de vorsten der<br />

kuststaatjes geheel van ons afhankelijk werden. De Regeering<br />

kon nu zeggen: „Doe wat ik wil, of ik sluit Uw gebied" (1)<br />

en daarmee tot onderwerping dwingen.<br />

Aan de Noord- en Oostkust werkte de scheepvaartregeling<br />

goed, aan de Westkust minder omdat hier slechts twee havens<br />

(Meulaboh en Tapa^ Toean) waren opengesteld.<br />

, Èn door het krachtige optreden van het leger èn door de<br />

scheepvaartregeling ging de toestand in Atjèh langzaam maar<br />

zeker vooruit. Hiermede niet tevreden zocht de Gouverneur<br />

naar andere middelen om sneller zijn doel, vestiging van ons<br />

gezag, te bereiken.<br />

Groot voorstander van krachtig aanvallend optreden op groote<br />

schaal zag hij zich in Mei 1SS3 reeds teleurgesteld in zijn verwachtingen<br />

door de bovengenoemde mededeelingen van de<br />

Regeering. Met de op Atjèh aanwezige troepenmacht was een<br />

aanvallend optreden als dat van den Generaal VAK; DER HEIJDEN<br />

uitgesloten. Daarom trachtte hij op andere wijze zijn doel te<br />

bereiken; hij verwachtte n.1. veel heil van het herstel van het<br />

Sultanaat. De handig opgezette manoeuvre van TOEANKOE HASJIM,<br />

om ons in den waan te brengen van het bestaan van een centraal<br />

Atjèhsch gezag, gelukte reeds bij den eersten civielen Gouver-<br />

(1) Zie J. B. VAN HEUTZ ,,De onderwerping van Atjèh".


29 1884<br />

neur, omdat deze dacht het verzet te overwinnen door- een<br />

politiek van verzoening en toenadering en werd nu met volledig<br />

succes bekroond bij diens opvolger Gouverneur LAGING TOBIAS.<br />

Door een herstel van het Sultanaat trachtte deze de pacificatie<br />

van Atjèh te bewerkstelligen. Vandaar zijn pogingen om den<br />

Sultan met of zonder diens voogd, TOEANKOE HASJIM, tot onze<br />

zijde over te halen, wat juist met T" E<br />

HASJIMS plannen strookte.<br />

Deze geduchte tegenstander <strong>org</strong>aniseerde het geheele verzet en<br />

zond uit Keumala bevelen aan de hoofden om vol te houden<br />

in naam van het centraal gezag, den Sultan.<br />

t Hoewel de Indische Regeering aanvankelijk geneigd scheen<br />

het Sultanaat te herstellen, had bij het aftreden van den Min.<br />

van Koloniën VAN BLOEMEN WAANDERS wederom veranderingvan<br />

bestuursinzicht plaats en verklaarde de Indische Regeering<br />

zich er tegen. Als gevolg hiervan vroeg Gouverneur LAGING<br />

TOBIAS in Februari 1884 zijn ontslag, wat echter niet dadelijk<br />

werd verleend.<br />

In Nederland werd beslist (geheime zitting der Staten-Generaal<br />

d.d. 1(3 en 17 Juni 1884) welken weg tot de pacificatie zou<br />

worden ingeslagen. Een geheel nieuw stelsel, de z.g. „concentratie",<br />

werd aangenomen. Hierbij zou een kleine maar sterke<br />

stelling (1) worden ingenomen, waarin men met geringe personeele-<br />

en financieele krachten de onderwerping van het Atjèhsche<br />

volk zou kunnen afwachten.<br />

Het verzoek om ontslag werd echter toch ingewilligd, omdat<br />

de Gouverneur zich als een heftig tegenstander van dit concentratiestelsel<br />

deed kennen en zich verplicht achtte de Regeering<br />

ernstig tegen dezen z. i. noodlottigen maatregel te waarschuwen.<br />

Den 19en Aug. cl. a. v. werd de uitvoering van de concentratie<br />

bevolen en het civiele bestuur opgedragen aan den militairen<br />

bevelhebber Kolonel DEMMENI (NOV. 1884).<br />

Hiermede eindigde dus de periode van het civiele Bestuur.<br />

Tn de Onderhoorigheden zouden voortaan slechts enkele punten<br />

aan de kust worden bezet, terwijl de overige bestaande posten<br />

werden opgeheven; de civiele ambtenaren zouden worden afgeschaft,<br />

en het civiel bestuur opgedragen aan de milit. Cdtn. Bovendien<br />

werd op last van de Hooge Regeering in Nederland de sedert<br />

1 Juni 1883 toegepaste scheepvaartregeling-S. ingetrokken en<br />

een algemeene rigoureuse sluiting (blokkade) gelast voor het<br />

geheele kustgebied van Tamiang op de Oostkust tot Troemèn<br />

op de W. kust. De Gouverneur DEMMENI voerde echter de<br />

(1) Verkregen Jour inkrimping der beslaande stelling.


1884 só<br />

algemeeue rigoureust! blokkade niét in. liet slechts enkele<br />

gedeelten van de kust sluiten en blokkeeren en handhaafde op<br />

de overige kustgedeelten een soort scheepvaartregeling met<br />

contrólestations Idi, Sigli en Oelèë Lheue.<br />

§ 8. Het Bestuur van Gouverneur Demmeni.<br />

Groot-Atjeh.<br />

De geconcentreerde linie (1) strekte zich uit van Lam Téh<br />

tot K. Po Amat (Koeta Pohama) en bestond uit 16 posten (zie<br />

Kaartblad I).<br />

Door den aanleg van goede patrouillewegen, een centuurbaan<br />

en drie straatbanen zou de communicatie met Koeta Radja en<br />

tusschen de posten onderling tot stand gebracht worden. Bovendien<br />

zou door de z.g. „1000 M. strook" vóór de postenlinie het<br />

gedekt naderen, bekruipen en beschieten door den vijand worden<br />

belet. Hoewel de nieuwe posten reeds in Maart 1S85 in orde<br />

waren, was toch eerst in Juli 1886 met de voltooiing van het<br />

tramwegnet de geconcentreerde linie gereed.<br />

Onderhoorigheden.<br />

Evenals in Groot-Atjèh zien we ook in de Onderhoorigheden<br />

de gevolgen van de verandering in bestuursinzicht. De scheepvaartregeling-Sci-iERER<br />

(eerst in werking sedert Juni 1SS3) werd<br />

weder ingetrokken; men keerde terug tot het stelsel van noninterventie<br />

in de aangelegenheden der kuststaten (2) gecombineerd<br />

met een van Hoogerhand gelaste strenge blokkade van het<br />

geheele kustgebied. De posten Samalanga en Lho< Seumawö<br />

werden opgeheven ('S4). De blokkade werd wederom niet consequent<br />

do<strong>org</strong>evoerd; hoewel van kracht verklaard voor het<br />

geheele kustgebied, werd zij slechts toegepast op een gedeelte<br />

der kuststaten, terwijl reeds 13 October 1884 voor de nietgesloten<br />

staatjes een soort scheepvaartregeling werd ingevoerd<br />

met Oelèö Lheuö, Idi en Sigli als contrölehavens.<br />

De toestand in de Onderhoorigheden ging door deze kuststatenpolitiek<br />

hard achteruit. Alles werd weer in- en uitgevoerd.<br />

Spoedig heerschte overal anarchie en werd het recht van den<br />

sterkste toegepast, zonder dat hiertegen door ons opgetreden<br />

werd.<br />

Gouverneur DEMMENI was een tegenstander van het uitoefenen<br />

van pressie op de onderhoorige kuststaten, omdat hij van<br />

(J) In Kaart IHSÖ gehss) gereod.<br />

(2) Afgekondigd by proclamatie van 20 September 188i.


31 1884—1886<br />

meerling was, dat hiermede het doel, liet bedwingen van het<br />

voortdurende verzet in Groot-Atjèh, toch niet bereikt werd,<br />

daar n. z. m. het binnenland voldoende levensmiddelen opleverde<br />

om hierin onafhankelijk te kunnen zijn van invoer van buiten.<br />

Het behoeft dan ook geen verwondering te wekken, dat de<br />

blokkade reeds in Maart 1885 werd opgeheven. De partieele<br />

scheepvaartregeling overleefde haar niet lang, want einde '85<br />

word ook zij ingetrokken. De Regeering ging nog verder en<br />

verbood zelfs de geringste beperking van eiken handel der<br />

kuststaatjes met het buitenland.<br />

Alom dus een politiek van verzoening en non-interventie, waarvan<br />

onze tegenstanders meesterlijk partij trokken. De priesters<br />

predikten den heiligen oorlog („prang sabi"), waarvoor overal<br />

gelden ingezameld werden. Onze geduchte tegenstander TOEANKOE<br />

HASJIM wist te bewerken, dat TOEANKOK MOEHAMAT DAWOT<br />

in den meuseugit van Indrapoeri meerderjarig werd verklaard<br />

en tot Sultan gehuldigd (1884). De macht der verzetspartij nam<br />

door een en ander zeer toe; de openstelling van het geheele<br />

kustgebied voor den algemeenen handel verschafte de Keumalapartij<br />

overvloed van geldmiddelen, het eenigste, wat nog ontbrak<br />

om de macht van den Sultan tot volle ontwikkeling te kunnen<br />

doen geraken. Daar ons een voldoende vloot ter controleering<br />

ontbrak, werden groote hoeveelheden oorlogsbehoeften door den<br />

vijand ingevoerd, waardoor het verzet steeds groeide. Ons<br />

terugtrekken in de linie werd door hem beschouwd als een<br />

belangrijk succes in zijn strijd tegen de ongeloovigen (kafirs).<br />

In Groot-Atjèh trachtte men tevergeefs de bevolking van het<br />

binnen de linie gelegen gebied tot orde en rust tc brengen. De<br />

politiek van non-interventie werd ook hier trouw gevolgd; de<br />

hoofden ontvingen hooge traktementen, waarvan een deel naar<br />

Keumala en de priesters ging. Steeds driester werden de aanvallen<br />

der verzetspartij, vooral van den hoofd-verzetsleider TGK.<br />

DI TIRÖ TJÈH SAMAN, gewoonlijk TEÜNGKOK DI TIRÖ genoemd,<br />

een bijzonder invloedrijk geestelijk hoofd, die het verzet tegen<br />

de ongeloovigen <strong>org</strong>aniseerde.<br />

Hiermede begon het tijdperk der OBLAMA'S, die toen dc<br />

leiders van den oorlog werden. Overal werd de ha* sabi (bijdrage<br />

voor den heiligen oorlog) ingevorderd.<br />

Met zijn talrijke, benden bestookte TGK. DI TIRÖ niet alleen<br />

de posten der geconcentreerde linie, maar waagde hij zich zelfs<br />

binnen onze z g. sterke stelling. Hy vestigde zich in de XXII<br />

Moekims en verklaarde den oorlog tegen ons tot een godsdiensten<br />

volksoorlog. Zij, die openlijk aan dien strijd deelnamen,


1885—1S87 • 32<br />

heetten voortaan „Moslemin". De toestand werd spoedig uiterst<br />

kritiek; was. onze invloed buiten de linie nagenoeg- geheel verdwenen,<br />

ook hier binnen waren wc niet volkomen heer en<br />

meester meer. De concentratie, waardoor men een aanzienlijke<br />

besparing van troepen had verwacht, was op een totale mislukking<br />

uitgeloopen. De bezetting, waarvan het uiterste gevergd<br />

was bij het ontruimen van het vroeger bezette gebied en bij<br />

oprichting van de nieuwe linie, leed ontzettende verliezen;<br />

zoowel het sterfte- als het ziektecijfer was abnormaal hoog.<br />

De onderhandelingen met TOEANKOE ABDOEL MAD.TID, neef<br />

en schoonvader van den Sultan, het bezoldigen van tal van<br />

hoofden binnen en buiten de linie brachten hoegenaamd geen<br />

verbetering.<br />

Hoewel Gouverneur DEMMENI, na de Hok Canton-historie<br />

herhaaldelijk aandrong op een scheepvaartregeling, bleef de<br />

Regeering volharden in de tot nu toe door haar gevolgde<br />

politiek.<br />

Juni 1886. T. OEMA overvalt de bemanning van het stoomschip Hok<br />

Canton ter reede van Rigaïh (Rigas). De uitgezonden expeditionnaire<br />

macht (comdt. Luit.-Kolonel VAN TEUN) heeft echter geen<br />

succes; de gevangenen moeten voor 25000 rijksdaalders worden<br />

vrijgekocht.<br />

In December 1886 overleed Generaal DEMMENIE en werd<br />

opgevolgd door den Kolonel VAN TEUN.<br />

Groot-Atjèh.<br />

§ 9. Het Bestuur van Gouverneur Van Teyn.<br />

Politiek van Toen Gouverneur VAN TEUN de bestuurstaak aanvaardde,<br />

w a s<br />

Mn^en'onfe<br />

d e t o e s t a n d v e r r e v a n<br />

rooskleurig. In opdracht hebbende<br />

linie. Herstel het aangenomen stelsel, herstel van het Sultanaat over Groot-<br />

Suitanaat'óp Atjèh, consequent door te voeren en aanraking te zoeken met<br />

d e<br />

t e i<br />

"rond<br />

d e n o d e n<br />

°f der verzetspartij (1;, waarbij de schijn, dat wij zulks<br />

zochten, vermeden moest worden, maakte de hem opgedragen<br />

taak dubbel zwaar en ondankbaar. Inziende dat de gevolgde<br />

politiek niet tot het gewenschte resultaat zou leiden, wilde<br />

VAN TEUN de onderwerping afdwingen door een agressief<br />

optreden gecombineerd met een soort scheepvaartregeling, waartoe<br />

hij reeds op het einde van 1SS7 voorstellen bij de Regeering<br />

(1) In Juni 1887 onderwierp zich TOEANKOE AHDOEL MAIUID, die daarvoor<br />

rijkelijk beloond werd. In ISSS'/itO logen meerdere bevriende hoofden op flouveruementskosten<br />

met geld en geschenken naar Keumala


SH 1887—1890<br />

•indiende. Deze wees ze echter af, omdat zij nog steeds vast-'<br />

hield aan de verwachting, dat men te Keumala op den duur<br />

wel zou gaan inzien, dat, nu wij ons voor goed in Groot-Atjèh<br />

gevestigd haddon, alle verzet toch nutteloos was en men zich<br />

tenslotte gewonnen zou moeten geven.<br />

i8S8. Onderhoorigheden.<br />

In- de Onderhoorigheden bleef alles bij het oude tot 1888, in<br />

welk jaar de Gouverneur toestemming verkreeg tot het sluiten<br />

van de Westkust over te gaan, omdat T(EUKOE) -OEMA daar<br />

onrust veroorzaakte. Het succes bleef bij consequente toepassingniet<br />

uit. Nog hetzelfde jaar verkreeg VAN TEUN machtiging<br />

tot sluiting van de Noordkust. Beide geweldmiddelen, flink<br />

do<strong>org</strong>evoerd door een krachtige persoonlijkheid als Gouverneur<br />

VAN TEUN misten hun uitwerking niet. Vooral na de lang­<br />

Juli ib8ii.<br />

durige periode van onze schijnbare machteloosheid (1884—1SS8)<br />

maakte dit optreden een diepen indruk op den zich reeds aan<br />

de winnende hand voelenden vijand.<br />

Daar hij de hem door de Begeering vo<strong>org</strong>eschreven politiek<br />

wilde toepassen, bepaalde VAN TEUN zich in den beginne alleen<br />

tot de verdediging om het zoeken van aanraking met de tegenpartij<br />

mogelijk te maken. Maar toen hem bleek, dat dit niets<br />

uithaalde, trad hij aanvallend op.<br />

Zooals meer in den Atjèh oorlog is vo<strong>org</strong>ekomen, verzwakte<br />

groote verdeeldheid, ontstaan door naijver tusschen de aan<br />

anarchie gewende hoofden, de verzetspartij, waarvan een gedeelte,<br />

O K<br />

waaronder T DI TIRÖ, neiging tot onderwerping scheen te<br />

toonen.<br />

Toen de sluiting van West- en Noordkust goede resultaten<br />

bleek op te leveren, besloot de Gouverneur tot aanvallend<br />

optreden in Groot-Atjèh, waarmede hij een einde hoopte te<br />

maken aan de weifelende houding van de invloedrijke, ons z.g.<br />

A K<br />

„goedgezinde" hoofden, die, uit vrees voor T DI TIRO, niets<br />

tegen diens benden durfden ondernemen en hem meermalen in<br />

het geheim steun verleenden.<br />

Na een succesvolle actie in Idi, Mei—Juli 1889, naar aanleiding<br />

van het oplevend verzet, waarvan het bendehoofd HADJI<br />

O K<br />

BIN ABBAS de ziel was, greep VAN TEUN in 1889 T<br />

met kracht aan.<br />

DI TIRO<br />

26 „ „ Echec van de colonne VAN DER SANDE bij Koeta Toeankoe<br />

(sterkte van T GK<br />

ni TIRO nabij K. Pohama). Verliezen: 22 (3)<br />

gesn. en 94 (4) gew.<br />

Vu Jan. i89o. Vermeestering bij verrassing van Koeta Toeankoe.<br />

Door het samenwerken van verschillende factoren, z.a. succes-<br />

8


1891—1893 Bi<br />

volle actie van de troepenmacht, die weer aanvallend op mocht<br />

treden, grootc verdeeldheid onder de hoofden der verzetspartij,<br />

sluiting der kusten, enz., ging de algemeene toestand weer<br />

goed vooruit. Binnen de linie heerschte eindelijk weer volkomen<br />

veiligheid en ook daar buiten werd met succes opgetreden. Toen<br />

wij in 1890 in Idi andermaal gewapend moesten optreden,<br />

brachten wij den vijand in een schitterenden veldtocht zoo'n<br />

klap toe, dat er in dat landschap van verder verzet afgezien<br />

werd. VAN TEUN ging toen over tot het opleggen van oorlogsschatting<br />

aan alle staatjes van de Oostkust en diende voorstellen<br />

in tot het aldaar invoeren van de scheepvaartregeling. Deze<br />

maatregelen gecombineerd met de sluiting der West- en Noordkust<br />

en het verbod van uitvoer uit de geconcentreerde linie<br />

hadden groot succes.<br />

Mei-Juli Expeditie naar Idi (1) onder generaal-majoor VAN TEUN, chef<br />

18EI0<br />

- Staf Kap. van den tien. Staf J. B. VAN HEUTZ. Sterkte der<br />

expeditionnaire troepenmacht ± 2 bataljons (2) infanterie, 1<br />

compagnie marine landingsdivisie, 2 pelotons cavalerie en 3<br />

sectiën artillerie. (Totale sterkte ± 1200 man, 100 paarden en<br />

muildieren en 6 vuurmonden).<br />

Doel: Het onderdrukken van het oplevend verzet, vermeestering<br />

van de vijandelijke versterkingen op den linkeroever der<br />

Idi-rivier in het Pedawa Pontongschc en bij Boekët Mata Ië,<br />

het verdrijven van den vijand uit Idi Tjoet en het tuchtigen<br />

van Oleh Gadjah en Keudé Bagoh.<br />

n J u n I, Aanvang der operatiën. Vermeestering van B f<br />

Roembia en<br />

nabij gelegen versterkingen ten koste van 34 (3) gewonden.<br />

18-16 Juni. Ie tocht naar Bagoh en Oleh Gadjah onder majoor HALEWUN<br />

tot tuchtiging van beide landschappen en tot verbranding van<br />

Keudé Bagoh.<br />

Doel slechts gedeeltelijk bereikt.<br />

ie Juni. Het sterke Paja Enjo in ons bezit.<br />

Tuchtiging van Oleh Gadjah door art.-vuur.<br />

Wegens talrijke ziektegevallen bij de colonne afgezien van den<br />

aanval op de sterke stelling Oleh Gadjah en naar Idi teruggekeerd.<br />

ai „ Vermeestering van de stellingen in Idi Rajeu', ten zuidoosten<br />

der Idi-rivier, ten koste van 1 gesn. en 5 gew.<br />

(1) Zie J. W. F. HRRFKEKS, Oost-Indische Krijgsgeschiedenis. De expeditie naar<br />

Edi Mei-Juli 1890.<br />

(•2) Waarvan 1 (Inf. VI) van Java afkomstig was,


VJÏÏUT L<br />

HALEWIJN.<br />

O D L L N A A R B A<br />

O H c n ö l o h<br />

S<br />

^ 5<br />

Dool als bij de le toept nu bereikt.<br />

1891—1892<br />

Gadjah, wederom onder majoor<br />

7-11 Juli. Terugkeer der verschillende deelen der Java colonne.<br />

De oorlogspartij voelde weer onze macht en vertoonde veel<br />

neiging tot onderwerping. Onze voornaamste tegenstanders<br />

T DI TIRÖ en TOEANKOE HASJIM bleken echter niets voor<br />

toenadering te voelen. Waren wij eindelijk dank zij het krachtige<br />

bewind van VAN TEUN op den goeden weg, toch zou deze<br />

periode van vooruitgang slechts van korten duur zijn.<br />

i89i. Eeeds spoedig (Mei 1891) moest de Gouverneur om gezondheidsredenen<br />

het bestuur neerleggen, nadat hij reeds langen tijd<br />

sukkelende geweest was. De vijand, hiervan goed op de hoogte,<br />

maakte handig gebruik van deze omstandigheid en moedigde<br />

tot volhouden aan, hopende op verandering van régime met het<br />

heengaan van den krachtigen bestuurder.<br />

April 1890. In 1S90 werd het korps maréchaussée opgericht tot handhaving<br />

van rust en orde binnen de geconcentreerde linie,<br />

januari 1891. Onze geduchte tegenstanders P. PÖLÉM en T« DI TIRÖ TJHÈH<br />

SAMAN (1) overlijden. De laatste werd als hoofd van het verzet<br />

opgevolgd door zijn zoon T»* MOEHAMAD AMIN, die in Jan. '92<br />

als zoodanig werd erkend door den Sultan.<br />

§ 10. Het Bestuur van Gouverneur Pompe van<br />

Meerdervoort.<br />

is9i. Kolonel POMPE VAN MEERDERVOORT, die Generaal VAN TEUN<br />

in Mei 1S91 opvolgde als Gouverneur van Atjèh, had weereen<br />

totaal anderen kijk op. de Atjèhzaak. Voorstander van een<br />

politiek van verzoening en onthouding en toepassing eener<br />

scheepvaartregeling zag men weer als gewoonlijk verandering<br />

in het bestuur tot gevolg hebben verandering in het beleid.<br />

Vooral in den strijd tegen een volk, welks leiders van deze<br />

wijzigingen zoo handig partij wisten te trekken, was dit fnuikend.<br />

Ditmaal viel echter de wijziging in de bestuursinzichten in het.<br />

geheel niet fn den smaak van de Regeering. Als gevolg hiervan<br />

1S92. trad Kolonel POMPE VAN MEERDERVOORT in Januari 1892 af<br />

Fëbr' 9<br />

'92<br />

opgevolgd door Kolonel DEIJCKERHOFP.<br />

l D d 6 Z e p e r i o d e h a d<br />

l a a t s<br />

P<br />

d e<br />

uiterst belangrijke religieuspolitieke<br />

verkenning van Atjèh door Dr. C. SNOUCK HURGRONJE<br />

(1) Door diens dood was het verband in de priesterpartrj verbroken.


1893—1894 86<br />

op verzoek van den Gouverneur om te onderzoeken „hoe na<br />

TEUNGKOE TIRÖ'S dood de gezindheid was der geestelijke partij<br />

in het algemeen en in welke richting zij zou trachten invloed<br />

uit te oefenen op Eeumala". Snouck (1), die vaststelde dat in geheel<br />

Atjèh een door de geestelijkheid geleide fanatieke volkspartij tegenover<br />

ons stond, die slechts door kracht van wapenen tot onderwerping<br />

kon worden gebracht, drong op agressie aan, doch de Regeering<br />

schrikte voor de consequenties er van terug.<br />

§ 11. Het Bestuur van Gouverneur Deijckerhofl'.<br />

Had men na het heengaan van POMPE VAN MEERDERVOORT de<br />

toepassing van de door VAN TEUN gehuldigde beginselen verwacht,<br />

al heel spoedig bleek, dat de Regeering met Atjèh iets<br />

heel anders voor had, n.1. invoering van de scheepvaartregeling<br />

voor het geheele kustgebied van A. en O. en van onderwerping<br />

van Groot-Atjèh met behulp van Atjèhsche hulptroepen. De<br />

1S93.<br />

scheepvaartregeling (veorstel-ScHERER) werd in 1S92 ingevoerd<br />

aan de Oostkust, in 1893 aan de Noord- en Westkust van<br />

Diamantpunt tot Troemon. Voor den algemeenen handel werden<br />

Idi, Lho' Seumawè, Oelèë Lheuë, Poelè Raja en Sabang (2)<br />

opengesteld. Teneinde onderwerping af te dwingen bleven de<br />

weerspannige staatjes gesloten. Onvoldoende voorbereid, niet<br />

•27 sopt. en<br />

consequent do<strong>org</strong>ezet en verzwakt door talrijke speciale vergunningen<br />

en concessiën, beantwoordde de scheepvaartregeling<br />

niet aan het beoogde doel.<br />

Mislukte verrassingen van de benteng te Kaloet, verdedigd<br />

1 ö c t<br />

, 1 K<br />

door T LiiH. Verliezen: 7 gesn. en 31 gew.<br />

Op voorstel van Generaal DEUCKERHOFF had de Regeering<br />

zich 30 September 1893 verzekerd van den hulp van TEUKOE<br />

OEMA. Deze, een der felste tegenstanders, had aangeboden zich<br />

aan ons gezag te onderwerpen en daarna met behulp van<br />

Atjèhsche hulptroepen Groot Atjèh van vijanden te zuiveren en<br />

Hei stolsel het gebied buiten de linie onder ons rechtstreeksch bestuur te<br />

werping d D r e n<br />

van<br />

e n<br />

g<br />

- Nadat T. OEMA ons in Augustus 1893 bij de zuivering<br />

A. en o. met der XXV Moekims goede diensten bewezen had, nam de Regeering<br />

Atjafsche' zijn aanbod aan. Hij verkreeg van Haar de titels van Teukoe<br />

'foÉuf-p"riodë^ Pahlawan en Panglima Prang Besar en bovendien de<br />

(1) Zie Dr. Ö. SXOUCK HURORONJE, De Atjèhers.<br />

(2) Te Poelo Wé werd in 18U3 oen post gevestigd aan do Sabangbnai tot liet<br />

stichten van een kolen- en handelsstation.


37 1S93—1896<br />

toestemming tot het oprichten van een door ons bezoldigd<br />

legioen van 250 man. De Gouverneur, die veel heil verwachtte<br />

van het gebruikmaken van Atjèhsche hulpbenden bij de bestrijding<br />

der verzetspartij, besloot dit stelsel ook in de XXVI Moekims<br />

in toepassing te brengen en verzekerde zich van den steun van<br />

het driemanschap T. Ni> van Meura'sa, T. NJA< BANTA,<br />

Panglima Sagi der XXVI Moekims en T. TJOET TOENGKOB,<br />

oelèëbalang der XIII Moekims Toengkob om het terrein ten<br />

Oosten onzer linie van vijanden te zuiveren. Deze hoofden bleken<br />

echter voor dat doel niet zoo geschikt als T. Djoehan en daarom<br />

werd de laatste 21 October 1893 belast met de leiding der actie<br />

in de XXVI en daarna in de XXII Moekims, wat natuurlijk<br />

kwaad bloed zette tusschen de Atjèhsche hoofden en T. Djoehan.<br />

De actie had veel succes; 30 October maakte het legioen van<br />

T. Djoehan zich meester van Aneii' Galong, begin '94 werden<br />

de V Moekims Mèn Tasië' van vijanden gezuiverd en o. a. Seuneung<br />

(Seuneulob) vermeesterd. Het door T. Djoehan veroverde<br />

terrein werd door onze troepen, in tijdelijke versterkingen (posten)<br />

gelegerd, bezet, zoodat wij daar meester konden blijven en het<br />

omliggende gebied door patrouilles konden beheerschen. In de<br />

tusschenruimten werden vaak blokhuizen geplaatst, meerendeels<br />

toevertrouwd aan de goedgezinde bevolking of aan de panglima's<br />

van T. Djoehan. Door het bezetten van deze 'posten buiten de<br />

geconcentreerde linie werd het stelsel van concentratie gelieel verlaten<br />

en een groote uitbreiding gegeven aan de door ons ingenomen<br />

postenlinii'. Feitelijk was dit een overgang tot een stelsel<br />

van agressie. De Gouverneur stelde in 1895 voor de tot nu toe<br />

tijdelijke posten buiten de linie permanent te bezetten en in<br />

te richten. Dit voorstel word door de Ind. Regeering aangenomen.<br />

De uitvoering er van wachtte slechts op de zuivering<br />

van "de Lam Kra'-streek. Door het succes in de jaren 1893<br />

en '94 waren in het begin van 1894 de XXV en XXVI Moekims<br />

bijna geheel in onze handen en waren we in de XXII Moekims<br />

tot Seuneung (Seuneulob) en Aneu' Galong do<strong>org</strong>edrongen. In<br />

de jaren 1S94 en 1895 'heerschte er rust en veiligheid in ons<br />

gebied en dit resultaat was verkregen zonder groote verliezen<br />

onzerzijds, slechts door het verschaffen van strijdmiddelen en<br />

geld aan onze Atjèhsche bondgenooten.<br />

Deze periode van schijnbaren voorspoed duurde slechts kort;<br />

inderdaad was onze positie niet zoo sterk. Van patrouilleeren<br />

door de bezettingen der posten (1) in de buitenlinie werd weinig<br />

(1) Deze dienden n.1. tot punten van uitgang en ondersteuning van onze<br />

patrouilles ter belieersdiing van liet veroverde gebied.


1896 38<br />

1806. werk gemaakt; begin 1896 was de toestand zelfs zoo, dat het<br />

moeite kostte om die posten ongedeerd te bereiken, daar de kwaadwilligen<br />

zich in hun onmiddellijke nabijheid hadden genesteld<br />

en ons beschoten, transporten en patrouilles aanvielen, enz.<br />

16/17 Jan. In den nacht van 16/17 Januari trachtten kwaadwilligen het<br />

kampement Koeta Alam binnen te dringen en 7 Maart werd<br />

een patrouille van Aneii' Galong door vijandelijke benden uit<br />

het Lam Kra i<br />

sche aangevallen. Uit verkenningen bleek, dat<br />

de vijand vooral in de 4 Lam Kra-'sche Moekims (Lam Kra*,<br />

Kroeëng Ma*, Lam Lheuë en Ateuë*) talrijke schuilplaatsen en<br />

stellingen bezat. Daarom besloot de Gouverneur deze op te<br />

ruimen en daarbij de hulp in te roepen van T. Djoehan, die er<br />

niet veel voor voelde, daar hem was voorspeld, dat hij in Lam<br />

Kra' zijn dood zou vinden. Tenslotte stelde hij voor aan een<br />

gemeenschappelijke actie deel te nemen met 1000 strijders,<br />

waarbij hij zelf uit Aneu< Galong en onze troepen uit Biloej<br />

zouden oprukken. Aangezien dit voorstel voor ons groote gevaren<br />

opleverde, omdat onze troepen dan een zeer gevaarlijk terrein<br />

in den rug en het legioen van T. Djoehan in front zouden<br />

hebben, werd het voorstel verworpen en besloten, dat T. Djoehan<br />

vanuit Biloej en onze troepen vanuit Aneu' Galong zouden<br />

ageeren. De vo<strong>org</strong>enomen actie werd met het oog op de poeasa<br />

en de voorbereidingen bepaald op 30 Maart. De vijand trad<br />

inmiddels steeds driester op, beschoot bijna dagelijks onze posten<br />

* en transporten en viel zelfs onze troepen aan.<br />

•JU Maart. 26 Maart werden ten behoeve der vo<strong>org</strong>enomen excursie aan<br />

T. Djoehan o. m. verstrekt: 3S0 achterlaad- en 500 voorlaadgeweren<br />

met daarbij behoorende munitie, voorts opium en 18000<br />

dollars. Het bestuur ontving nog dienzelfdcn dag berichten,<br />

dat T. Djoehan van plan was om, gedurende de vo<strong>org</strong>enomen<br />

operatie, zoodra hij zich van ons berggeschut zou hebben meester<br />

gemaakt, onze zijde te verlaten, welke berichten den volgenden<br />

dag door twee hoofden werden bevestigd. Maar de Gouverneur<br />

sloeg geen geloof aan hetgeen verteld werd omtrent T. Djoehans<br />

trouweloosheid en vermoedelijken afval en volgde daarom ook<br />

niet het advies zijner ondergeschikten op om T. Djoehan op<br />

28 „ 28 Maart aan te houden. Wel werd hem op de dien dag gehouden<br />

conferentie medegedeeld, dat van een gemeenschappelijke<br />

actie in het Lam Kra^sche op 30 Maart werd afgezien.<br />

2o „ 29 Maart te 1 n.m. kreeg het Bestuur zekerheid omtrent den<br />

afval van T. Djoehan met medeneming van al het hem verstrekte<br />

oorlogsmateriaal, waardoor de op 80 Maart gestelde tuchtiging<br />

van de 4 Lam Knvsche Moekims kwam te vervallen.


39 1896<br />

.Omtrent de werkelijke redenen van T. Djoehans verraad<br />

verkeert rnen nog steeds in twijfel. Genoemd worden o. a.:<br />

vrees om met de geestelijke partij in volslagen vijandschap te<br />

komen, onheusche bejegening door eenige onzer ambtenaren,<br />

onvoldoende erkenning van 's mans verdiensten door het Gouvernement,<br />

vijandige actie van den invloedrijken Oelama T RI1<br />

<<br />

TANAH ABÈË , die T. OEMA en zijn bende als kafirs kwalificeerde,<br />

invloed van zijn vrouw, TJOET NJA' DIËN.<br />

Door zijn afval (1) werd T. Djoehan onze machtigste tegenstander,<br />

daar hij over groote hoeveelheden wapens, munitie en voldoende<br />

geldmiddelen beschikte. Gelukkig lagen er in den Kraton voldoende<br />

troepen n.1. 3 complete veldbataljons, een batterij bergartillerie<br />

en 3 pelotons cavalerie, die gereed waren om uit te<br />

rukken, maar tot een opmarsen naar de plaatsen des onheils<br />

(Peukan Bada' en Lam Pisang) kwam het dien dag jammer<br />

genoeg niet. Men bepaalde zich slechts tot het nemen van<br />

maatregelen ter onmiddellijke beveiliging van onze hoofdvestiging<br />

en het beletten van een vijandelijke invasie in de geconcentreerde<br />

linie. Den 29 e<br />

» Maart werden 3 compagnieën en 2 secties bergartillerie<br />

naar Lam Djamèë en 3 compagnieën naar Tjöt Goeö<br />

gedirigeerd, en werden de bezettingen van Keutapang Doea en<br />

de posten in het Zuidwestelijk deel der linie versterkt. Men zag<br />

voorloopig af van een strafexcursie tegen T. OEMA.<br />

TOEKOE OEMA stond in zijn afval niet alleen, tal van andere<br />

hoofden en twijfelachtig gezinde landstreken verlieten onze zijde,<br />

alle oelèöbalangs en mindere hoofden buiten de geconcentreerde<br />

linie schaarden zich aan de zijde van T. OEMA, waardoor in<br />

korten tijd het grootste gedeelte van het in 1893 en '94= veroverde<br />

gebied met de daarin met zooveel inspanning opgerichte posten<br />

der buitenlinie voor ons verloren ging en onze troepen na<br />

bloedigen strijd weer binnen de geconcentreerde linie terugtrokken.<br />

Hiermede eindigde het stelsel van onderwerping van<br />

A. en 0. met behulp van Atjèhsche bondgenooten.<br />

Onmiddellijk na den afval van T. Djoehan werd de telefonische<br />

gemeenschap met de buitenposten verbroken. De door onze<br />

voormalige bondgenooten bezette blokhuizen werden door deze<br />

verlaten. Overal vertoonden zich talrijke vijandelijke benden,<br />

waarbij zich alras een deel der z g. goedgezinde bevolking aansloot.<br />

Den 29 Maart werd telegrafisch versterking der troepenmacht<br />

aangevraagd; 3 April kwam de aanvulling der vaste bezetting<br />

aan, 7 April ihf. IX, S en 9 April Inf. VI en A.I. bg.<br />

(1) Zie J. C. PABST, Oost-Indische Krijgsgeschiedenis, doel VII (Overzicht van<br />

de krijgsverrichtingen in Groot Atjèh van en met den afval van Toekoe Djolian).


1S96 40<br />

ions April. In den nacht van 4 op 5 April viel de vijand Tjöt Rang aan.<br />

T. Djoehan had zijn afwachtende houding nog niet laten varen<br />

en met zijn op ± 2000 man geschatte goed gewapende strijders<br />

een sterke stelling ingenomen in de VI Moekims, die zich voor<br />

onze linie uitstrekte van en met het strand ten Westen van<br />

Oëlèe Lheuë tot Lam Pisang.<br />

§ 12. Het bewind van den Regeeriiigsconiinissaris Vetter.<br />

7 Apni. Den 7?" April kwam te Oelèö Lheuë aan de Legercommandant<br />

Luitenant-Generaal VETTER, aan wien de leiding der zaken in<br />

Atjèh werd opgedragen als Regeeringscommissaris met blanco<br />

volmacht, ter vervanging van Generaal DEIJCKERHOFF. Aan hem<br />

waren toegevoegd de Kolonel der infanterie STEMFOORT en den<br />

majoor van den generalen staf BREIJER. Met de civiele aangelegenheden<br />

werd tijdelijk belast de resident K. P. H. LANGEN<br />

en met het militair commando de kolonel J. W. STEMFOORT,<br />

beiden onder de bevelen van den Legercommandant.<br />

8 „ S April herstelde eene colonne van drie bataljons de gemeen­<br />

schap met Biloej en Lam Koenjèt, die van nieuwe voorraden<br />

werden voorzien en wier bezettingen, werden afgelost. Verliezen:<br />

33 dooden en gewonden,<br />

s-io April. Bij de van 8—10 April gemaakte excursies in de XXV Moekims<br />

naar Lege, Lam Koenjèt en Biloej bleek duidelijk, dat een deel<br />

der bevolking aan T. Djoehans zijde tegen onze troepen streed<br />

waardoor het openhouden van de buitenposten sterke detachementen<br />

zou eischen; daardoor zou onze „striking force" aanzienlijk<br />

verzwakt worden ten nadeele van ons hoofddoel:<br />

tuchtiging van T. Djoehan. Dit bracht den Regeeringscommissaris<br />

er toe de buitenposten in de XXV Moekims op te heffen<br />

en te slechten, alleen Tjöt Goeë, zijnde een punt van groote<br />

strategische beteekenis, bleef gehandhaafd.<br />

De ontruiming had door den hardnekkigen tegenstand van<br />

onze vijanden, die gesteund werden door volgelingen van T.<br />

Djoehan, niet zonder ernstige verliezen onzerzijds plaats.<br />

Onze verliezen bedroegen bij de gevechten van 8—21 April<br />

25 (2) gesneuvelden en 190 (6) gewonden.<br />

T. Djoehan had na zijn afval tot tweemaal toe aangeboden<br />

de rust en orde in Atjèh te herstellen. Eerst 25 April, toen<br />

de geheele buitenlinie ontruimd, een groote batterij bij Lam<br />

Djamèë tegenover de door T. Djoehan ingenomen positie voltooid<br />

was en hij voldoende mobiele troepen ter beschikking had,


41 1896<br />

antwoordde de Regeeringscommissaris op de brieven van T.<br />

Djoehan. Aan T. Djoehan werden de volgende eischen gesteld:<br />

onverwijlde uitlevering van de verstrekte wapenen, slechting<br />

der aangelegde verdedigingswerken en hernieuwde onderwerping<br />

aan ons bestuur. T. Djoehan vroeg en verkreeg 25 April drie<br />

dagen uitstel. Toen het bleek, dat het hem om tijdwinst te<br />

doen was, werden 26 April andere eischen gesteld, waaraan<br />

hij zich evenmin onderwierp. Dien dag werd T. Djoehan uit<br />

'slands dienst ontslagen met de bepaling, dat hij voortaan in<br />

alle offlcieele stukken T. OEMA zou worden genoemd.<br />

•ii April De operatiën tegen T. OEMA'S stelling namen een aanvang.<br />

Zijn aanhang breidde zich snel uit, zoo voegde zich o.a. P. PÖLÉM<br />

met 400 strijders bij hem. Om den hoofdaanval op T. OEMA'S<br />

stelling indirect voor te bereiden en diens macht zooveel mogelijk<br />

te verzwakken, werden talrijke demonstraties uitgevoerd in het<br />

gebied van andere afvallige hoofden.<br />

23—29 April. De vijandelijke versterking Batoe in de XIII Moekims Toengkob<br />

bij verrassing genomen.<br />

30 April. Demonstratie in het Toengkobsche.<br />

ï Mei. Demonstratie van de Marine in de Kroeëng-Rababaai.<br />

2 „ Demonstratie in de V Moekims Mon Tasië' en het Z. deel<br />

, der XXVI Moekims.<br />

ni i iioi. Beschieting van Leupoeöng door de Marine,<br />

•i Mei. Vermeestering van de vijandelijke stellingen nabij den weg<br />

naar Kroeëng Kale.<br />

De troepenmacht werd in Mei versterkt met 2 veldbataljons<br />

(Inf. V en Inf. VII), A 2 bg., 1 pel. Cav. en 2 sect. genietroepen.<br />

Men beschikte nu over een voldoend sterke troepenmacht om<br />

tot de tuchtiging van T. OEMA over te gaan, maar door de<br />

zware regens moest de actie uitgesteld worden.<br />

23 „ 23 Mei werd met de actie een aanvang gemaakt. Met 4 colonnes<br />

gesteund door de marine werd de linie van T. OEMA aangevallen.<br />

Het verloop van den veldtocht was als volgt:<br />

24 „ Lam Pisang bezet.<br />

25 „ Gevecht bij B' Seuboen.<br />

26 „ Opruiming van de vijandelijke versterking nabij Lam Pisang;<br />

daarna terugkeer in de geconcentreerde linie. Verliezen 30 (10)<br />

gesn. en 173 (8) gew.<br />

2ti ,. Tuchtiging van de IX Moekims en de III Moekims Daroj.<br />

j u„i. In Juni werden talrijke tochten in het terrein buiten de<br />

geconcentreerde linie gemaakt tegen de in verzet gekomen<br />

hoofden en voor de opruiming der vijandelijke versterkingen<br />

n.1. de IV Moekims Lam Kra' (9/10 Juni), V Moekims Mon


1896 42<br />

Tasië* (16 Juni), Kroeëng Raba (22 Juni), Ladöng, Kroeëng<br />

Kaié en XIII Moekims Toengkob (23 Juni), door de IX Moekims<br />

naar Lam Soeöt en Seuneulob (26 Juni). Nauw contact met<br />

den vijand werd echter slechts zelden verkregen.<br />

Hiermede beschouwde de Regeeringscommissaris YETTER zijn<br />

28 Juni. taak als afgeloopen en keerde hij 28 Juni 1896 naar Java terug.<br />

Bij zijn vertrek liet hij een geheime instructie achter, welke<br />

als de te volgen richting aangaf: het bezet houden van de<br />

geconcentreerde linie, gepaard aan een offensief optreden daarbuiten<br />

tot het verdrijven en onschadelijk maken van hoofden<br />

en benden der verzetspartij.<br />

Tot civiel en militair Gouverneur werd benoemd Generaal-<br />

Majoor J. J. K. DE MOULIN. Na diens dood werd tot waarnemend<br />

Gouverneur benoemd kolonel STEMFOORT.<br />

39 „ Optreden met 3 colonnes (cdtn. VAN HEUTZ, SOETERS en<br />

LACETJLLE) onder kolonel STEMFOORT. Aneu' Galong bij verrassing<br />

genomen door Luit.-Kolonel VAN HEUTZ met het korps<br />

maréchaussee (GRAAFLAND) en 1 peloton snelladers (RIJNEN).<br />

Rabat en Sibrèh getuchtigd. Verliezen in de geheele actie 9<br />

gesn. en 30 (4) gew.<br />

Bij Aneu' Galong vallen 112 gesneuvelde Atjèhers (meest<br />

Pidireezen) in onze handen. Verliezen: 6 gesn., 29 (4) gew.<br />

Onder de gesneuvelde Atjèhers bevonden zich een 20-tal volgelingen<br />

van den Pretendent Sultan; daardoor maakte dit gevecht<br />

grooten indruk op de verzetspartij.<br />

§ 13. Het bestuur van Gouverneur Stemfoort.<br />

5 Juli. De nieuw benoemde Gouverneur J. J. K. DE MOULIX kwam<br />

op Atjèh, doch bezweek reeds twee dagen later aan een zonnesteek.<br />

Als wd. Gouverneur trad den<br />

e u<br />

ll Juli op de Kolonel J. W.<br />

STEMFOORT.<br />

Door het actieve optreden onzer troepen in de sagi's buiten<br />

de linie was de veiligheid onzer hoofdvestiging verzekerd en de<br />

rust in de onmiddellijke omgeving hersteld, maar dit was niet<br />

voldoende om de tegenpartij tot onderwerping te brengen.<br />

Na de 4-jarige Oema-periode (1898—1896) had men voor goed<br />

gebroken met de vroegere politiek van verzoening en afwachting<br />

en het in 1884 aangenomen stelsel van concentratie. Men ging<br />

over tot een politiek van agressie, welke noodzakelijk bleek om<br />

te beletten, dat de vijandelijke benden zich zouden vereenigen,<br />

en tot het beschermen der goedgezinde bevolking, die vooral in


43 1896<br />

29 juli<br />

de oelèë-balangschappen XXV, IV en VI Moekims veel last<br />

hadden van T. OEMA. Om hieraan een eind te maken werd in<br />

Juli 1896 een troepenmacht gelegerd te Lho' Nga.<br />

Tocht naar de XXII Moekims ter verdrijving der vijandelijke<br />

elementen, waaronder de. Pretendent Sultan met aanhang; de<br />

Pretendent Sultan vlucht.<br />

9-13 Aug. Excursie van 3 bataljons vanuit Lho< Nga naar Leupoeëng<br />

en Lhong ter verdrijving van T. OEMA C. S. T. OEMA neemt de<br />

wijk naar BovenDaja.<br />

De goedgezinde bevolking keerde naar haar kampongs terug.<br />

23-27 „ Tocht met 4 bataljons Inf., het korps maréchaussee en hulptroepen<br />

naar de XXII Moekims ter verdrijving der vijandelijke<br />

elementen en voor het zoeken van aanraking met de hoofden<br />

der bevolking. De troepen bereikten P n<br />

Samagani (23 Aug.),<br />

M' Indrapoeri'(24 Aug.),'01é Jeüëng (verblijfplaats van P. PÖLÈM)<br />

en Ritiëng (26 Aug.). Resultaat: de onderwerping van eenige<br />

hoofden, w. o. T. MOEDA BA' ET en bezetting van Samagani<br />

September.<br />

(centrum der Vlij Moekims).<br />

In September werd een troepenmacht gelegerd in de XXVI<br />

6—11 sept.<br />

Moekims nabij Tjöt Mantjang van waaruit bovendien de V<br />

Moekims Mön Tasiö' van de sagi der XXII Moekims kon worden<br />

beheerscht; ook deze maatregel had veel succes.<br />

Tocht naar Seulimeum en Reuëng-Reuëng (het uiterste punt<br />

der Atjèh-vallei) met l 1<br />

^ bataljon infanterie en hulpwapens ter<br />

bestrijding van P. PÖLÉM en andere verzetshoofden. Resultaat:<br />

verdrijving der vijandelijke benden; de Pretendent-Sultan was<br />

naar Pidië uitgeweken.<br />

In de van vijanden gezuiverde streken werd een geregeld<br />

inlandsch bestuur gevestigd en de bevolking beschermd tegen<br />

de verzetspartij, die door eindelooze patrouilles vanuit Koeta<br />

Radja, Lho* Nga, Samagani (1) en Tjöt Mantjang steeds werd<br />

achtervolgd. Ging de toestand in de XXII Moekims dus goed<br />

vooruit, in de bovenstreken der XXII Moekims weerde de vijand<br />

zich nog steeds. Seulimeum was daar het brandpunt van verzet,<br />

van hieruit werd het gaande gehouden door leiders, w. o.<br />

P. PÖLÉM, hoofd der XXII Moekims, de voornaamste was.<br />

De in te voeren scheepvaartregeling zou consequent worden<br />

2s oct.—<br />

toegepast.<br />

Tocht van een mobiele colonne ter sterkte van 2 bataljons<br />

9 Nov. m e t hulpwapens n a ar de bovenstreken der XXII, Moekims.<br />

(1) 1 Mei 1898 opgeheven in verband met den inmiddels verbeterden toestand.


1896—1897 44<br />

Resultaat: verdrijving der vijandelijke benden, Djanthöë bereikt,<br />

opruiming van 's vijands versterkingen,<br />

o Nov. Indrapoeri wordt tot legerplaats van een mobiele colonne<br />

ingericht en het centrum onzer operatiën verlegd van Samagani<br />

naar Indrapoeri.<br />

§ 14. Bestuur van den Gouverneur Van Vliet.<br />

s „ Bestuursovergave door den Generaal-Majoor STEMFOORT aan<br />

den tot Gouverneur benoemden Kolonel C. P. J. VAN VLIET.<br />

De ongunstige weersgesteldheid in de periode Nov. '96—medio<br />

Januari 1897 maakte het patrouilleeren dikwijls onmogelijk,<br />

van welke omstandigheid de hoofden der tegenpartij profiteerden<br />

om hun uiteengejaagde benden te hereenigen en het verzet<br />

gaande te houden. Vooral onze aartsvijand P. PÖLÉM weerde<br />

zich geducht, hij richtte eenige bentengs op, o. a. bij Glé Jeuëng<br />

en liet Koeta Ba* Teuë bezetten,<br />

is Jan. 1897. Bij G. B. d.d. 13 Jan. 1897 N°. 1 werd onder nadere Koninklijke<br />

goedkeuring de sterkte van het korps maróchaussée opgevoerd<br />

tot 5 officieren en 362 onderofficieren. Tevens werd<br />

bepaald, dat het korps, behalve voor politiediensten (waarvoor<br />

het oorspronkelijk binnen de geconcentreerde linie bestemd was<br />

geweest), gebezigd zou worden tot het verrichten van handelingen<br />

uit den kleinen oorlog,<br />

ie Febr. De mobiele colonne te Indrapoeri, die tot 6 compagnieën<br />

infanterie met hulpwapens werd uitgebreid, werd gesteld onder<br />

bevel van den Luitenant-Kolonel J. B. VAN HEUTZ , die 's vijands<br />

benden overal opzocht en verstrooide,<br />

ï Jan.— Expeditie (6 comp. inf.) naar Lhöng om T. OEMA gevangen te<br />

H Febr. n e m e r L Resultaat: T. OEMA neemt de wijk naar de Boven (B°)<br />

Daja. • •<br />

Toestand Was de toestand zoodanig verbeterd door het rustelooze<br />

Maart. p atrouilleeren in het gebied buiten de geconcentreerde linie, dat<br />

de hier gelegen bivaks in het geheel niet meer beschoten werden,<br />

dat in de vlakte der XXV Moekims geen schot meer werd<br />

gelost en dat het verzet van de zijde der bevolking geëindigd<br />

scheen, ook in de XXII Moekims was de toestand na de legering<br />

van de mobiele colonne-VAN HÈUTZ in Indrapoeri werkelijk<br />

vooruitgegaan en werden de bivakpatrouilles en transporten<br />

slechts sporadisch beschoten. Uit alles bleek, dat het verzet<br />

in de vlakte gebroken was en dat de tegenpartij van daar verdreven<br />

was naar de bergen. Hier betwistte het hoofd P. PÖLÉM


45 1897<br />

6hs hot gezag hardnekkig. De colonne-VAN HEUTZ won geleidelijk<br />

terrein. Zoodoende was te voorzien, dat P. PÖLÉM door het<br />

voortrukken der colonne die Seulimeum voorloopig als einddoel had,<br />

naar de VII Moekims Pidië zou worden verdreven. In het begin<br />

van 1897 werd het plan geopperd en ook in beginsel do<strong>org</strong>evoerd,<br />

om een gewapend optreden in Pidië (noodig geworden door den<br />

voor ons slechten toestand om Sigli) dienstbaar te maken aan<br />

een zuivering aldaar. Tevens zou dan een excursie naar de<br />

VII Moekims ondernomen worden. Men wilde de beide tochten<br />

in elkaar doen overgaan, maar daar Seulimeum nog niet bezet<br />

was, werd van het laatste gedeelte voorloopig afgezien en alleen<br />

besloten tot een zuivering van het terrein om Sigli.<br />

Voor een blijvende beheersching van het veroverde gebied<br />

bleek-steeds opnieuw een agressief optreden in de 3 sagi's van<br />

Groot-Atjèh noodig te zijn met als eerste doel het opsporen en<br />

onschadelijk maken van de ons vijandig gezinde hoofden en<br />

benden, alleen mogelijk door eindeloos patrouilleeren. Was na<br />

den afval van T. OEMA voor goed het stelsel van agressie aaniiet<br />

stelsel vaard, eerst in 1897 kwam de Indische Regeering tot het stelsel<br />

van actieve v a n actieve beheersching van de 3 sagi's van Groot-Atjèh<br />

lietieersching a a<br />

van de s sagi's gecombineerd met een scheepvaartregeling aan de kust. De<br />

An'rh gècorn- actieve beheersching zou moeten worden verkregen door de actie<br />

bineerd met y a n mobiele colonnes, welke vanuit haar bivaks in het omvaai-tregeiingliggende<br />

gebied zouden ageeren en waarbij de geconcentreerde<br />

aan de kust. i mj e aj g steunpunt zou dienen. Door den aanleg van stoomtrambanen<br />

hoopte men de communicatie tusschen de bivaks<br />

en de geconcentreerde linie te verzekeren. Dit onderdeel van<br />

het programma werd echter slechts gedeeltelijk uitgevoerd;<br />

men bepaalde zich tot het aanleggen van een stoomtramweg<br />

door de XXII Moekims.<br />

Het in 1897 door de Ind. Regeering aangenomen en door het<br />

Opperbestuur goedgekeurde stelsel werd van den beginne af aan<br />

consequent toegepast. De drie mobiele colonnes drongen steeds<br />

dieper in de XXII Moekims door, overal den vijand opzoekende,<br />

die nog steeds tegenstand bleef bieden en ons waar mogelijk<br />

afbreuk deed.<br />

Excursie naar Leupoeëng. Resultaat: T. OEMA'S benden weken<br />

uit het Leupoeëngsche.<br />

ïr Mei. Oprichting van een post aan de Kroeëng Rajabaai. Doel: het<br />

beletten van den peperuitvoer, het beheerschen van den toegangsweg<br />

naar Lam Teuba, het verzwakken van den invloed van<br />

den vijandig gezinden T. T.TOET TOENGKOB, oelèëbalang der<br />

XIII Moekims Toengkob.


iS97—1898 itf<br />

iü Mol. Gevecht bij Glé Jeuöpg. 4 comp. Int', met hülpwapenS vermeesteren<br />

drie bentengs, opgericht hoofdzakelijk onder leiding<br />

van P. PÖLÉM ten koste van de volgende verliezen: gesneuveld<br />

19 (1), gewond 55 (-1), waarvan nog stierven S (1).<br />

29 „ Een colonne van Koeta Radja geraakt in Leupoeëng in vuurgevecht<br />

met den vijand, verdrijft hem wel uit zijn stelling maar<br />

niet uit Leupoeëng.<br />

3-2? juni. Excursie van 1 bataljon naar Leupoeëng teneinde aldaar<br />

verbetering in den toestand te brengen en het bestuur te regelen.<br />

Leupoeëng werd ingericht tot bivakplaats en bezet door 2 comp.<br />

Deze vestiging had tengevolge, dat veel volk terugkeerde naaide<br />

IV en VI Moekims, alwaar men toen de bevolkingsregistratie<br />

aanving.<br />

o Juii. Glè Jeuëng (1) blijvend bezet door onze troepen, daar de<br />

vijand er zich steeds opnieuw nestelde.<br />

Toestand. Onze succesvolle actie had tengevolge, dat de goedgezinde<br />

bevolking geleidelijk naar de door onze troepen beheerschte<br />

gampongs terugkeerde en dat de vijandelijke benden zich terugtrokken<br />

in de bovenstreken der XXII Moekims, voornamelijk<br />

naar Reuëng-Reuëng.<br />

24 3i Aug. Tochten van 2 colonnes naar de vlakte van Lam Teuba vanuit<br />

Tjöt Mantjang. Resultaat: de hoofden melden zich.<br />

Medio sopt. T. OEMA valt uit Lhong het dal van Lam Tëh binnen, waar<br />

hij zich langen tijd hardnekkig handhaaft.<br />

7-20 sopt. Verliesrijke gevechten met T. OEMA'S benden in de vlakte<br />

van Lam Téh, de IV en VI Moekims. Resultaat: T. OEMA<br />

trekt zich steeds dieper in het dal van L. Téh terug en wordt<br />

tenslotte daaruit verdreven,<br />

october. T. OEMA'S benden hielden zich geruimen tijd op in Lhong,<br />

25 october.<br />

daarna weken zij uit naar Daja.<br />

Seulimeum (2) zonder tegenstand bezet en bestemd tot tijdelijk<br />

bivak voor li/ 2 bataljon met hulpwapens.<br />

November. Oprichting van een blokhuis op Tjöt Raliëng teneinde beschietingen<br />

van Seulimeum tegen te gaan. Talrijke hoofden van<br />

s Januari<br />

minderen rang uit het nieuw beheerschte gebied komen zich<br />

melden.<br />

Onderhoorigheden.<br />

Naar aanleiding van het uitwijken van T. OEMA naar de Boveni<br />

m<br />

- Lam Beusöö besluit do Gouverneur tot sluiting van de havens<br />

(1) 9 Sept. '98 opgeheven in verband met den inmiddels verbeterden toestand.<br />

(2) Baanvak Glé Kambing-Selimeum werd 1 Nov. '98 voor het algemeen<br />

yerkeer geopend.


i< 1898—rS99<br />

tusschen Djinanpangari en Ké Raba, waarbij ook vischvangst<br />

verboden wordt.<br />

Mei. De Pretendent-Sultan zoekt verschillende malen contact met<br />

het bestuur, bericht aan het bestuur te Sigli, dat hij aan de<br />

oelèëbalangs der Pidiö-streek de vraag heeft gesteld of ze zouden<br />

berusten in zijn onderwerping en zoo niet, of hij op hun hulp<br />

kon rekenen in den strijd tegen het Gouvernement. Antwoord<br />

zou geluid hebben: berusten.<br />

Gouverneur bepaalt, dat als de Pretendent-Sultan zich wil<br />

melden, zulks te K. Radja moet geschieden om er de conditiën<br />

te hooren.<br />

Juni. De Pretendent-Sultan zoekt wederom talrijke malen contact<br />

met het Bestuur.<br />

s Jmii. Het Eng. S.S. „Pegu" bij Diamantpunt afgeloopen, passagiers<br />

en equipage vermoord.<br />

5-17 Aug. Expeditie onder Luit.-Kol. J. B. van Heutz naar Sigli. Doel:<br />

zuivering der onmiddellijke omgeving onzer vestiging aldaar:<br />

Peukan Baro-Peukan S'öt, beiden brandpunten van onveiligheid<br />

en zeerooverij.<br />

Eerste helft<br />

Voornaamste feiten: 6 Juni. Colonne onder VAN HEUTZ neemt<br />

de stelling Peukan Baro-Peukan Söt. Vijandelijke verliezen:<br />

110 dooden. Daarna excursie voor machtsvertoon. Voornaamste<br />

hoofden melden zich, de oelama's ruimen het veld. 17 Aug.<br />

keert de Gouverneur naar K. Radja terug met een deel van de<br />

exped. troepen, de rest blijft bezet houden K. Tg. Panté Radja<br />

en T. Oedj. Lantjoeng.<br />

T e<br />

Garot ontvangt de Pretendent-Sultan P. PÖLÉM , T. ALI<br />

November. BA< ÉT en T. GEUDONG van de IX Moekims. Aldaar bevonden<br />

Begin Jan.<br />

zich reeds T. B. TJOEMBOH , T. B. SAMA INDRA , T. LAMPOÏH OÊ ,<br />

O K<br />

HABIB HOESIN, T TJÖT PLIEËNG. Doel conferentie: <strong>org</strong>anisatie<br />

van verzet ingeval het tot een expeditie in Pidie mocht komen.<br />

Men besluit om T. OEMA uit te noodigen naar Pidië te komen<br />

en zich bij hen aan te sluiten om beter op te kunnen treden<br />

tegen de oelèëbalangs der kustlandschappen. De hoofden van<br />

Pidië, bevreesd, vragen den controleur te Sigli steun.<br />

Begin Januari trekt T. OEMA, gehoor gevende aan de roep-<br />

1899. stom om hulp van den Pretendent Sultan, met bijna zijn geheele<br />

macht van Daja naar Pidië om zich daar met den Pretendent-Sultan<br />

en P. PÖLÉM te vcreenigen, hij komt einde Januari te Djanthöë<br />

en in Februari in de VII Moekims Pidië aan, waar hij met P.<br />

PÖLÉM versterkingen opwerpt en het verzet <strong>org</strong>aniseert.<br />

N a a<br />

20-ss Jan. r aanleiding van de berichten omtrent de aankomst van<br />

T. OEMA'S strijdmacht rukte uit Seulimeum een colonne naar


1899 48<br />

Djanthöe, T. OEMA'S achterhoede werd ten koste van Zeef<br />

geringe verliezen aan onze zijde verdreven. Hij zelf was inmiddels<br />

met zijn hoofdmacht naar Pantja do<strong>org</strong>emarcheerd,<br />

waarheen dc colonne hem den 21 en<br />

Januari volgde. Hier bleek<br />

de bevolking grootendeels gevlucht. T. OEMA, de Pretendent-<br />

Sultan en P. PÖLÉM hadden zich naar Pidië begeven. T. OEMA<br />

ging daarna naar Padang Tidji waar hij geruimen tijd bleef.<br />

Februari. Expeditie naar Da/a, onder majoor Ohmtan. Doel: verdrijving<br />

van de djahats, vernieling van de eigendommen van<br />

ham Beusöë.<br />

2 1 Een deel der colonne gaat over de Tjöt Empèö naar Koeta<br />

Radja terug. Daja wordt blijvend bezet (Lam Nö) om:<br />

1 Maart.<br />

a. T. OEMA te beletten zich hier te nestelen en<br />

ö. de streek Leupoeëng, Lhong en Daja te beschermen.<br />

Lam Nö ingericht tot bivak.<br />

Groot-Atjèh.<br />

Algemeene toestand run Juli i


49 1898<br />

den eed van trouw aan den Pretendent-Sultan voor den prang<br />

sabi. (Slechts enkele hoofden weigerden bij den Pretendent-<br />

Sultan te komen).<br />

§ 15. Het bestuur van Gouverneur Van Heutsz.<br />

Mei is98. Kolonel J. B. VAN HEUTSZ, reeds in Maart belast met de<br />

waarneming, trad nu op als civiel en militair Gouverneur ter<br />

vervanging van Generaal-Majoor VAN VLIET. Hij werd belast<br />

met het opperbevel van de Pidië expeditie.<br />

Ondanks ons succesvol optreden na 1896 was het ons nog<br />

niet gelukt den bestaanden twijfel omtrent de stabiliteit onzer<br />

politieke gedragslijn weg te nemen. Al was het stelsel van<br />

agressie sedert 1896 consequent toegepast, toch waren onze<br />

tegenstanders in die enkele jaren nog niet overtuigd van onzen<br />

vasten wil om dit krachtig régime te houden. Het steeds veranderen<br />

van bestuursinzichten bij bestuurswisseling had den<br />

Atjèher geleerd betere tijden af te wachten en vandaar ook,<br />

dat de verzetsleiders den moed er bij hun volgelingen inhielden<br />

door te wijzen op de weinige standvastigheid onzer politieke<br />

gedragslijn.<br />

De oelèëbalang der XIII Moekims TOENGKOB onderwierp zich<br />

aan ons gezag, wat van zeer gunstigen invloed was op den<br />

toestand in de XXVI Moekims.<br />

Door het blijvend bezetten van Seulimeum werd het reeds in<br />

begin 1897 aangenomen plan om een tocht naar de VII Moekims<br />

Pidië te maken, opnieuw ter sprake gebracht. Toen men in<br />

Januari 1S9S hiertoe overging, was de inmiddels buitengewoon<br />

tot kolonel bevorderde VAN HEUTSZ te Batavia opgetreden als<br />

Chef van den Generalen Staf, aan wiens krachtig betoog het<br />

te danken was, dat eindelijk tot de Pidië-expeditie besloten<br />

werd. Daar PANGLIMA PÖLÉM zich ook na de bezetting van<br />

Seulimeum niet onderwierp, maar uitweek naar de VII Moekims<br />

Pidië en de geheele Pidiëstreek sedert het begin van den Atjèhoorlogde<br />

haard van het verzet was geweest, het gebied, waaide<br />

uitgewekenen uit Groot-Atjöh een toevlucht hadden gezocht<br />

om zich te herstellen en steun te zoeken bij de Pidireezen en<br />

waar zich do talrijke godsdienstige scholen bevonden, van welke<br />

de invloedrijke oelama's afkomstig waren, die door prediking<br />

van den heiligen oorlog den kaflrhaat gaande hielden, moest,<br />

wilde men aan het verzet in Groot-Atjèh voor goed een einde<br />

4


1898 50<br />

maken, volgens VAN HEUTSZ (1) in de Pidië-streek krachtig worden<br />

opgetreden.<br />

Men besloot voor de operatiën in de Pidië-streek twee colonnes<br />

samen te trekken; de voornaamste colonne was de z.g. Pidiëcolonne<br />

te Sigli, samengesteld uit troepenafdeelingen gedeeltelijk<br />

op Java en gedeeltelijk in Groot-Atjèh gelegerd, en een kleinere<br />

colonne te Seulimeum, de z.g. Seulimeurn-colonne uitsluitend uit<br />

de Atjèh-bezetting getrokken.<br />

ï Juni i898-_ Pidië-expeditie. (2)<br />

half septom- Krijgskundig doel (omschreven in het Geheim Gouvernementsber<br />

1898. ^ & M a a r t 1 8 g g ^ N„_ ^.<br />

a. zich van Sigli te begeven naar de tot de sagi der XXI [<br />

Moekims behoorende VII Moekims Pidië en op den weg derwaarts<br />

het verzet te breken van den vijand, die zich tegenover<br />

de troepenmacht mocht stellen, waartoe het noodig zou kunnen<br />

zijn om eerst de vijandelijke moekims en gampongs op de flank<br />

van de operatielijn Sigli—VII Moekims tot rede te brengen;<br />

b. daarna aan te tasten en te verslaan het hoofd van de<br />

sagi der XXII Moekims, PANGLIMA PÖLÉM, en de in de VII<br />

Moekims Pidië verzamelde vijandelijke hoofden en benden en<br />

verder het genoemde sagihoofd rusteloos te vervolgen totdat<br />

zijn onderwerping zou verkregen zijn;<br />

c. alle verzet in de Pederatiën XII en VI der z.g. Pidiëstreek<br />

te breken en alle hoofden en de bevolking in die streek te<br />

dwingen tot erkenning en eerbiediging van het Nederlandsche<br />

gezag.<br />

Opperbevelhebber: Kolonel der Inf. VAN HEUTSZ.<br />

Adviseur-honorair voor Inlandsche zaken: Dr. C. SNOUCK<br />

HURGBONJE.<br />

Tweede bevelhebber: Luit.-Kolonel der Inf. WILLEMS.<br />

Adjudant van den Opperbevelhebber: le Luit. der Inf. SPRUYT.<br />

Chef Staf: Luit.-Kolonel van den Generalen Staf KOSTER.<br />

Zeemacht: Marine-landingsdivisie, waarbij ambulant 8 officieren<br />

en 180 geweerdragenden.<br />

Landmacht: Infanterie 4 bataljons a 4 c le8n<br />

(Inf. II, III,<br />

XIV en II Hes. Bat.) (3).<br />

Marechaussee: le divisie (12 brigades).<br />

(1) Zie J. B. VAN HEUTSZ, Onderwerping van Atjeh.<br />

(2) Zie J. L. KOSTER, De Krijgsverrichtingen in Pidië (Pedir) van 1 Juni tot<br />

half Sept 1898, Krijgswetenschap 1900—1901, blz. 202 e.v. en<br />

J. C. PABST, Oost-Indische Krijgsgeschiedenis, dl. VII (Overzicht over do Krijgsverrichtingen<br />

in de Pidiëstreek in 1897 en 1898).<br />

(3) Uit het He Res. bataljon is het tegenwoordige Inf. XX voortgekomen.


U 1898<br />

Artillerie: reserve-bergbatterij (6 stukken).<br />

Cavalerie: 3<br />

/ 4 escadron (8 off. en 99 troepenpaarden).<br />

Voorts personeel van de Genietroepen, Intendance, Geneesk.<br />

Dienst (5 ambulances), Alg. Trein (1).<br />

Sterkte der Pidiëcolonne was ± 6000 hoofden (125 officieren,<br />

2100 Europeanen en Amb., 1200 Inl., 200 officiersbedienden,<br />

2400 dwangarbeiders), + 200 off.- en troepenpaarden en muildieren.<br />

Van deze troepen waren 2 bataljons (II en II Res.),<br />

een gedeelte der Cav. en de bergbatterij afkomstig van Java.<br />

Samenstelling der Seulimeum-colonne.<br />

Bevelhebber: Majoor der Inf. STOUTJESDIJK.<br />

Chef Staf: Kap. van den Gen. Staf VAN DAALEN.<br />

Infanterie: 1 bataljon (Inf. XII a 5 c^n waarbij ingedeeld<br />

1 comp. der Kol. Res.).<br />

Artillerie: 1 sectie bergartillerie.<br />

Cavalerie: 1/2 eskadron (64 paarden).<br />

Genietroepen: 1 detachement van 1 off. en 19 onderoff. en<br />

minderen.<br />

Voorts personeel van den Algemeenen Trein, van de Militaire<br />

Administratie en van den Geneeskundigen Dienst (2 ambulances).<br />

Sterkte der Seulimeum-colonne: ± 1950 hoofden (85 off., 450<br />

Eur. en Amb., 500 Inl. minderen, 50 off. bedienden, 400<br />

dwangarbeiders, 500 chineesche dragers), + 100 off.- en troepenpaarden<br />

en muildieren, 80 draagpaarden.<br />

De Seulimeum colonne had tot taak:<br />

le. het uitwijken van den vijand uit Pidië (ook uit de VII<br />

Moekims Pidië) naar de vallei van Groot-Atjèh te beletten; desnoods<br />

konden daartoe voorwaarts gelegen punten worden bezet;<br />

2e. gelukte het niettemin aan sterke benden des vijands om<br />

in Groot-Atjèh door te dringen, dan moesten deze in alle<br />

richtingen worden opgezocht en verslagen.<br />

Tegen kleine, afzonderlijk in Groot-Atjèh optredende vijandelijke<br />

benden zouden de daar aanwezige troepen, niet de Seulimeumcolonne,<br />

optreden. Omgekeerd zouden de in de XXII Moekims<br />

aanwezige troepen zoo noodig met de Seulimeum-colonne meewerken<br />

tot het uitvoeren der haar gestelde opdracht. Bovendien<br />

was met het oog op een goede samenwerking uit veiligheidsoverwegingen<br />

bepaald, dat de Seulimeum-colonne niet dan op<br />

last van den Opperbevelhebber tot de Pidiëstreek of de VII<br />

Moekims zou doordringen en na ontvangst van een dergelijk<br />

bevel zou oprukken naar Pidië om zich aldaar met de Pidië-<br />

(1) Aangegeven in Krijgswetenschap 19G0-'01 blz. 223 en 224.


1898 52<br />

colonne te vereenigen en verder met deze samen te werken.<br />

Echter was den commandant der Seulimeum-colonne toegestaan,<br />

zoo een oprukken naar Pidië n. z. m. niet raadzaam was in<br />

verband met 's vijands optreden in Groot-Atjèh, aldaar te blijven<br />

onder kennisgave aan den Opperbevelhebber.<br />

De geruchten, omtrent onze a. s. actie in Pidië hadden tengevolge,<br />

dat de tegenpartij zich nauwer aaneensloot. Het gezag<br />

van den Pretendent-Sultan werd meer algemeen erkend; de<br />

aankomst van T. OEMA'S strijdmacht verhoogde de kracht en<br />

het moreel der Atjèhers, vooral toen de nog weifelende oelèëbalangs<br />

zich bij hen aansloten. Op de bijeenkomst te Garot<br />

legden de meeste hoofden onder bedreiging der verzetspartij<br />

den eed van trouw aan den Pretendent-Sultan af en verbonden<br />

zij zich tot deelname aan den heiligen oorlog.<br />

Op dit tijdstip konden als hoofden van het verzet worden<br />

aangemerkt:<br />

in de VII Moekims: PANGLIMA PÖLÉM en TOEANKOE MOEHAMAT<br />

van Koeala Batèë,<br />

in de Pidiëstreek: de Pretendent-Sultan met aanhang, t.w.<br />

de hoofden van Sama-Indra, Tjoembos Keumala en Arèë,<br />

Toengkob en Garot, T. BENTARA PEUKAN MEUREUDOE en de<br />

. geestelijke bendehoofden T GK<br />

DI GAJO, T UK<br />

DI TJÖT PLIEËNG,<br />

HABIB HOESIN , e. a.,<br />

van de uit Groot-Atjèh uitgewekenen: T. BRAHIM MÖN TASIË',<br />

T. DJOHAN LAM PASÈH, T. ALI BA*ÉT en T. TJOET TOENGKOB.<br />

De in Maart en April binnenkomende berichten wezen op een<br />

verhoogde actie van den vijand, waarom besloten werd de<br />

krijgsverrichtingen tegen Pidië instede van op 1 Juli, zooals<br />

aanvankelijk het plan was, reeds op 1 Juni te doen aanvangen.<br />

Bij het uitbreken der vijandelijkheden in Pidië was omtrent<br />

den vijand het volgende bekend:<br />

a. T. OEMA en een paar andere hoofden hadden zich met<br />

hun benden in Garot en Arèë versterkt;<br />

3 Mei.<br />

b. de Pretendent-Sultan had zich te Langga en<br />

c. P. PÖLÉM met aanhang te Padang Tidji genesteld.<br />

Voornaamste feiten:<br />

Vertrek van Kolonel VAN HEUTSZ uit Batavia.<br />

s-9 „ Aankomst van VAN HEUTSZ te Sigli.<br />

10 „ Bevel tot concentratie der expeditionnaire troepenmacht.<br />

n „ Als politieke inleiding tot de expeditie werden aan de gezagvoerende<br />

hoofden in de Pidiëstreek brieven gezonden, welke een<br />

uiteenzetting betreffende de expeditie bevatten en voorts een<br />

uitnoodiging tot een bijeenkomst te Sigli op den 26 en<br />

Mei.


58 1898<br />

i Juni. Het broeinest van verzet Garot zonder noemenswaardige<br />

3 „<br />

moeite of verliezen onzerzijds vermeesterd en daardoor het<br />

gevechtsdoel van den le" dag bereikt door een colonne sterk<br />

8 bataljons inf., mar., de geheele cav. en bergart. Vijand verliet<br />

Koeta Meuntröë Garot, onttrok zich aan een beslissing en vluchtte<br />

naar het Zuiden. Onze verliezen bedroegen: gesn. 3, gew. 15.<br />

De Opperbevelhebber geeft den commandant der Seulimeum-<br />

e n<br />

colonne last den é Juni naar de VII Moekims op te rukken.<br />

Koeta Meuntröë Garot van tijdelijke bezetting voorzien.<br />

4 b Grong-Grong, tot 7 Juni van tijdelijke bezetting voorzien,<br />

doet dienst als etappe.<br />

5 Padang Tidji bereikt door de Pidië-colonne.<br />

9 _ Vereeniging der Seulimeum colonne met de overige troepen<br />

te Padang Tidji.<br />

12 n Geageerd met 2 colonnes, de eene onder VAN HEUTSZ, de<br />

andere onder WILLEMS. De eerste vermeestert de vijandelijke<br />

positie Poelö Tjitjèm—Koeta Poetoïh, verdedigd door eenige<br />

geestelijke hoofden, van wie T GK<br />

DI GAJO en T« K<br />

13 „<br />

DI TJÖT PLIEËNG<br />

de voornaamste waren, ten koste van 5 gesn. en 10 (2) gew.<br />

Verliezen vijand: 78 dooden.<br />

De colonne VAN HEUTSZ neemt de Glé Siblah ten koste van<br />

1 licht-gewonde.<br />

14 n Het belangrijke en heilige Keumala, broeinest van godsdienstig<br />

fanatisme, bezet.<br />

17 „ De colonne VAN HEUTSZ bereikt ongestoord Padang Tidji.<br />

20-22 „ Terugkeer der Seulimeum-colonne wier medewerking voor de<br />

verdere operatiön in de Pidiëstreek niet langer noodig wordt<br />

geacht.<br />

27 Juni- Kolonel VAN HEUTSZ rukt met 2 bataljons inf., mar., 1<br />

j. 2 esk.,<br />

5Juh. T sec^ie Bergart' 6<br />

en 1 sect.e genietroepen tegen de benden van<br />

T. OEMA en het hoofd van Gloempang Pajong op, die zich ge­<br />

28 Juni.<br />

nesteld hadden te Oenöë, Gloempang Pajong en Teupin Raja.<br />

Gloempang Minjeu* bezet.<br />

23,20 en 30 De vijandelijke versterkingen in Gloempang Pajong, Teupin<br />

J u n i<br />

- Raja en Oenöë na vrij ernstigen tegenstand bezet. Verliezen:<br />

gesn. 3 (1) en gew. 8. Verliezen vijand: 50 dooden.<br />

6 Juli 22 Mi-Expeditie.<br />

oct. '98. D e uitbreiding van het verzet in Idi, de z.g. Tapa.'-beweging,<br />

die zich medio 1898 op de Oostkust openbaarde, dwingt tot het<br />

derwaarts zenden eener expeditie (1 bat. inf., mar. en de marinelandingsdivisie)<br />

onder commando van Kol. VAN HEUTSZ, die van<br />

b' tot 24 Juli in het Idische ageert.


1898 54<br />

, Voornaamste feiten:<br />

11 Juli. Vijand uit zijn stellingen in het heuvelterrein bij Idi en te<br />

Seuneubo* Atjèh verdreven. Eigen verliezen 3 gesn. en 20 gew.<br />

Vijand verliezen: 80 gesn.<br />

12 „ Expeditie colonne rukt op tot Keudé Peureuhv, geen verzet.<br />

15-iii „ TEUNGKOE TAPA' c.s. verlaat zijn versterkingen Tapian Batoe<br />

en vlucht naar de Westkust, waardoor de rust in Idi hersteld<br />

wordt.<br />

is-21 „ Excursie van Idi naar Simpang Oelim, hoofden melden zich.<br />

Het verrassend krachtig optreden van VAN HEUTSZ had tengevolge,<br />

dat een einde werd gemaakt aan het verzet en dat de<br />

geheele aanhang van TEUNGKOE TAPA* verliep.<br />

Aan de gezamenlijke staatjes ter Oostkust werd f 150.000<br />

boete opgelegd.<br />

N<br />

25 „ Op een groote conferentie van hoofden, toeankoes en oelama's<br />

te Keudé Maloe wordt besloten, dat T. OEMA hoofdleider zal zijn<br />

en dat het volk, dat niet mee wil vechten, in de oorlogskosten<br />

moet bijdragen.<br />

30J n~<br />

1 ) 6 d<br />

° 0 1<br />

'<br />

d e m a r e c h a u s s é e<br />

gedane poging tot oplichting van<br />

' T. BRAHIM PALEUËH, hoewel mislukt, maakt grooten indruk<br />

op de tegenpartij.<br />

2 Augustus. Tjöt Moerong, gelegen in den rug des vijands en nabij den<br />

terugtochtsweg van T. OEMA en bekend als wijkplaats der voornaamste<br />

leiders, wordt bestemd als punt van tijdelijke vestiging<br />

van een mobiele colonne (2 bat., mar., l/ ? esk., 2 sectièn bergart.,<br />

1 sectie genietr. met bijbehoorende diensten). Ten behoeve van<br />

deze colonne werd op de Glé Gapoej een etappepost ingericht<br />

en bezet.<br />

3 „ Vanaf dit tijdstip werd de vijand vanuit 5 verschillende punten<br />

(Sigli, Garot, Lho* Igeuëh, Grong-Grong, Glé Gapoej) rusteloos<br />

nagejaagd door verschillende colonnes.<br />

Nacht7/8Aug. jj e colonne Lho' Igeuëh overvalt T. OEMA'S bende in K. Ram-<br />

n-17.Aug.<br />

bajan, waarbij 25 gesn. in onze handen vallen.<br />

ie tocht naar Tangsé door de colonne WILLEMS vanuit Lho*<br />

Igeuëh. Sterkte: 5 comp. inf. en 1<br />

I2 sectie genie. Gevolgde<br />

weg: Lho* Igeuëh — Keumala Dalam — Beungga — kloof van<br />

Beniët. Kloof zwaar versperd en bezet door 200 Atjèhers, voorhoede<br />

van T. OEMA. Tangsé wordt niet bereikt.<br />

Om den slechten indruk van dezen mislukten tocht weg te<br />

nemen, besloot de opperbevelhebber dien zoo spoedig mogelijk<br />

te hervatten en wel in 2 colonnes.


55 1898—1899<br />

21-28 Aug. 2e tocht naar Tangsé door:<br />

a. colonne VAN HEUTSZ. Sterkte 1 bat. inf., 1 div. mar., 1<br />

j2 sectie genie en 2 ambulances. Gevolgde weg: Sigli — Keumala<br />

Dalam — kloof van Beniët (omtrekking door het gebergte, frontaanval<br />

op de zwaar versterkte en bezette stelling bij de kloof<br />

onmogelijk) — Kr. Dodo — Tangsó en door de kloof terug.<br />

Meuseugit 25 Aug. bereikt.<br />

Poelö<br />

b. colonne WILLEMS. Sterkte 5 comp. inf., ± 1<br />

j2 sectie genie.<br />

Gevolgde weg: Lho* Igeuëh — Glé Seutoej — Glé Salab — kloof<br />

van Beniët. Tangsé wordt andermaal niet door deze colonne<br />

bereikt.<br />

T. OEMA, die den 24 en<br />

Aug. de kloof van Beniët bezet houdt,<br />

vlucht naar de Westkust (Lageuën), spoedig gevolgd door T. BÉN<br />

PEUKAN en diens bende. Deze vlucht is in de Atjèhsche geschiedenis<br />

bekend onder den naam van „Oema's doodentocht". Hij<br />

nestelt zich in Wöjla en Teunöm. Zijn vlucht was oorzaak<br />

van groote verdeeldheid bij de verzetspartij. Ook had T. OEMA<br />

de „tjap sembilan" en andere preciosa toebehoorende aan den<br />

Pretendent-Sultan meegenomen. De in de Tangsé-vallei overvallen<br />

wachtposten behoorden tot zijn achterhoede. Onze succesvolle<br />

actie oefende een zeer heilzamen invloed uit op den<br />

algemeenen toestand in de Pidiëstreek. Het aantal hoofden, dat<br />

in onderwerping kwam, nam dagelijks toe en de bevolking<br />

Nacht 5/6<br />

keerde naar haar gampongs terug.<br />

De marechaussée omsingelt te Beureunoen meerdere verzets-<br />

September. j e i (j e r s w_ 0 < rj._ B - GLOEMPANG PAJONG, T. BENTABA KEUMANGAN<br />

en de zeer invloedrijke PÖTJOET DI RAMBONG, weduwe van den<br />

vorigen oelèëbalang van Keumangan, die het verzet in dat<br />

landschap onderhielden. Dit succes had beslissende gevolgen<br />

voor de onderwerping van oostelijk Pidië.<br />

Groot-Atjèh.<br />

ï November. De vrijwillige terugkeer van een lid van het Pölémgeslacht<br />

T. TJOET ALI BASJA naar zijn vroegere woonplaats, Glé Jeuëng,<br />

werkte zeer gunstig. Het voortdurend patrouilleeren uit tijdelijk<br />

bij de bergen betrokken bivaks en door de bezettingen van<br />

Indrapoeri en Seulimeum maakte het den benden moeilijk zich<br />

staande te houden.<br />

Eind Nov.- Talrijke colonnes uit Groot-Atjèh en Pidië doorkruisen de<br />

begin '9Ü o m st r eken in alle richtingen, zonder ergens vijandelijkheden te<br />

ontmoeten. P. PÖLÉM houdt zich schuil in de Pidië-streek. De<br />

coalitie met T. OEMA houdt niet lang stand (twisten over het<br />

aantal hem door T. OEMA af te stane geweren, onwil van


1898—1899 56<br />

P. PÖLÉM om zijn zuster aan T. OEMA uit te huwelijken enz.).<br />

In de laatste helft van '98 is P. PÖLÉM meest zwervende buiten<br />

zijn gebied, zelfs in de bovenstreken van Samalanga, vooral na<br />

de bezetting van de VII Moekims Pidië door onze troepen.<br />

P. P. hoopt op vervanging van het flinke régime door een<br />

slapper dito.<br />

s December. T. TJOET TOENGKOB onderwerpt zich, wat van zeer gunstigen<br />

invloed is op den toestand in Groot-Atjèh.<br />

27 sept- Peusangan expeditie onder G ener aal-Majoor Van Heutsz. (2 batal-<br />

2ooct. j 0 n s i n f j 1 div_ m a r ; ) x b a t t e r i j a r t j c a y_ e n marine-landingsdivisie).<br />

Doel: het oplevend verzet te onderdrukken.<br />

Bericht omtrent concentratie vijandelijke benden in Peusangan<br />

(o. m. de Pretendent-Sultan en de voornaamste vijandige hoofden<br />

van Groot-Atjèh).<br />

27 sept. Aanvang der operatiën. 15 October wordt opgerukt van<br />

Geudong naar Keureutöë; de exp. colonne ontmoet weinig verzet.<br />

Verliezen vijand: 80 dooden, w. o. T. T-JIJ RADJA ITAM. • De<br />

weerspannige staatjes worden zwaar beboet.<br />

25/29 oct Terugkeer der expeditietroepen naar Java, Sigli en Koeta<br />

Radja.<br />

i2Sept.i898- Excursie naar de Westkust (Bigaïh) van de z. g. „Daja colonne"<br />

as Aprii 1899. onder Luit.-Kolonel Van der Dussen. Doel: opsporing T. OEMA ,<br />

die in Lageuën gesignaleerd was.<br />

ï Juni '99. Tapa* Toean van militaire bezetting (cdt. H. COLIJN) voorzien.<br />

Half juii- Keureutöë wordt door onze troepen afgepatrouilleerd.<br />

half Sept.<br />

7 Juni—11 Pasè-expeditie onder Generaal-Majoor Van Heutsz.<br />

september. Aanleiding: het uitwijken van talrijke hoofden naar de Pasè-<br />

L I K<br />

streek en bedreiging met een inval door T TAPA', die in Mei<br />

7 Juni.<br />

1S99 weer ten tooneele verscheen in Pasè, vergezeld van eenige<br />

honderden Gajo's.<br />

Concentratie van alle troepen in Keudé Meureudoe.<br />

9 „ Opmarsen via Baba DjoerangNanggröë naar Keudé Samalanga.<br />

12 „ T. TJI' SAMALANGA en zijn broer T. TJU<br />

reeds 14/6 vlucht, melden zich.<br />

PEUSANGAN, die echter<br />

2~ „ -Naar Lho* Seumawè, van waar wordt opgerukt ter verdrijving<br />

van T CFK<br />

TAPA*, die zich ophoudt in de heuvels bij Aloeë Awé.<br />

2* „ Vermeestering van de versterkingen in Lho* Trieëng (in Blang<br />

Mangat). Verliezen: vijand 47 gesn., wij 1 gesn. en 12 (1) gew.<br />

5 September Alle voorname adathoofden der geheele Pasè-streek m. u. v.<br />

1 4<br />

»<br />

T. TJI* GEUDONG, melden zich.<br />

Gedeelten der expedit. troepenmacht keeren van Lhc Seumawè<br />

over zee naar Oelèë Lheuë terug.


57 1899<br />

Te Lhc Seumawè blijft achter een colonne ter patrouilleering<br />

in de streek tusschen de Krg. Pasé en de Krg. Peusangan.<br />

10-11 Febr. T. Oema op weg om Meulaboh aan te vallen en te verbranden,<br />

189y<br />

- valt bij Oedjong Kala (even benoorden Meulaboh) in een hinderlaag<br />

onder Lt. Verburgh, en sneuvelt,<br />

u Maart. De. sterkte van het Korps Marechaussée gebracht op 5 divisiën,<br />

waarvan een gedeelte met de garnizoenstroepen belast wordt<br />

met het handhaven van orde en rust in Groot-Atjèh; de veld<br />

bataljons zijn steeds in vereeniging met het overig deel der<br />

marechaussée werkzaam tot pacificatie van de landschappen op<br />

de Oost-, Noord- en Westkust, of worden daartoe beschikbaar<br />

gehouden.<br />

In Groot-Atjèh kan de oorlog als geëindigd worden beschouwd.<br />

Onderhoo rig heden.<br />

iiaart—April. 3e tocht naar Tangsé door twee colonnes.<br />

a. 9—26 Maart: colonne Van Loenen (3 comp. Inf. III),<br />

gevolgde weg Seulimeum — Djanthèë — Seumileuë — Tangsé.<br />

b. 11 Maart—April: colonne Van der Wedden (4 brig. mar.,<br />

3 comp. inf., i/ 2 sectie genie). Gevolgde weg: Sigli — Beungga —<br />

kloof van Beniët — Tangsé.<br />

19 Mei. Koeta Sawang (in Ndjong) wordt stormenderhand genomen<br />

door een compagnie infanterie (Kapt. DE VLAMING) en wordt aan<br />

onze vijanden een gevoelig verlies toegebracht, waarna zij in<br />

verschillende richtingen uiteengaan. T. MOEHAMAT DAWW vluchtte<br />

echter tijdig.<br />

Het handhaven van ons gezag en het herstellen van de rust<br />

in de Pidiëvallei en VII Moekims kan aan het in Padang Tidji<br />

gelegen 14e bataljon worden overgelaten. De commandant dezer<br />

troepen (Majoor ENGELBERT VAN BEVERVOORDE) krijgt de<br />

beschikking over 1 peloton cav.<br />

Nov. 1899. Naar aanleiding van berichten omtrent het uitwijken naar<br />

het Oosten van den Pretendent-Sultan, P. PÖLÉM en T, B. PEUKAN<br />

voor de mobiele colonne Meureudoe en het verblijf dier verzetsleiders<br />

in Tjot Pi (verblijfplaats van T. TJI» PEUSANGAN) rukt<br />

eene colonne onder luit.-kolonel VAN DER WEDDEN van Sigli<br />

door B° Meureudoe en B° Samalanga naar Peusangan en verdrijft<br />

den vijand van de Tjöt Kala. De heuvelstelling van Tjöt Pi<br />

(a cheval van de Peusangan rivier), bezet door talrijke goed<br />

gewapende benden van den Pretendent-Sultan en P. PÖLÉM, wordt<br />

vermeesterd na zwaar verzet. P. PÖLÉM en Pretendent-Sultan<br />

vluchten in de richting van de Gajo. Verliezen: vijand 34 dooden,<br />

onzerzijds 3 gesn. en 8 (1) gew.


1899—1901 58<br />

21 November. De heuvelstelling op de Glé Riséh, de Glé Sabi en omliggende<br />

heuvels, verdedigd door T. DI BLANG DALAM, na zwaar verzet<br />

vermeesterd.<br />

Verliezen vijand: 35 gesn. en een groot aantal verdronken<br />

in de Peusangan-rivier.<br />

Na deze. gevoelige klappen stuiven de verzetsleiders uit elkaar<br />

en gaat ieder zijns weegs: de P.-Sultan naar B" Keureutöë,<br />

T. TJI' PEUSANGAN naar B" Peusangan en P. PÖLÉM naar het<br />

gebergte ten zuiden van de Pidië-vallei.<br />

Begin 1900. De invloedrijkste hoofden, oelama's en teungkoe's op dit<br />

G K<br />

tijdstip waren: de Pret.-Sultan, P. PÖLÉM, T<br />

DI BARAT in de Pasè-streek; T GK<br />

G K<br />

KEUTAPANG, T<br />

G K<br />

DI REUBÈË, T<br />

G K<br />

TJÖT PLIEËNG, T<br />

O K<br />

DI MATA IË en T<br />

DI ALOEË<br />

G K<br />

DI LAM GOET (Pidië), T<br />

G K<br />

BEUREU-'ÉH, T DI KROEËNG TJÖT (Seunagan), T. BÉN PEUKAN<br />

(Meureudoe), T. BÉN BLANG PIDIË (W. Kust) en de Tirö-Teungkoe's:<br />

T GK<br />

TJI'MAJÉT, T DI BOEKÉT.<br />

Juli 1900. Gevecht bij Glé Poenteng. Verliezen vijand: 11 gesn.<br />

Gevecht bij Hot. Verliezen vijand: 9 gesn. Wij: 1 gesn. en<br />

1 gew. Beide gevechten tegen benden onder T GK<br />

DI TIRÖ, HABIB<br />

MEULABOH en panglima's van P. PÖLÉM.<br />

Eind NOV. T. TJI* SAMALANGA biedt te Lho' Seumawè zijn onderwerping<br />

aan.<br />

Jan. 1901- Samalanga-expedüie (2 bataljons inf. met hulpwapens) onder<br />

eind Febr. G o u v e r n e u r y an Heutsz tegen de door den Pr. Sultan en P. PÖLÉM<br />

(die zich met hun talrijken aanhang te Samalanga bevonden)<br />

aangelegde versterkingen. In Januari wordt een krachtig optreden<br />

tegen de verzetspartij voorbereid. In Meureudoe wordt<br />

een bivak te Nanggröë betrokken en de Glé Nanggröe met marinegeschut<br />

bezet, waarna op 20 Januari wordt opgerukt naar<br />

Nanggröë over zee. De „Tromp", „Edi" en „Assahan" liggen<br />

vóór Meureudoe en Samalanga.<br />

29 januari. De gouverneur, die het opperbevel op zich neemt, komt met<br />

den Staf te Meureudoe aan.<br />

'29 „ Voorbereidend vuur van de marine voor den aanval op de<br />

sterke heuvelstelling Tanah Mirah, die echter door den vijand<br />

zonder verdediging verlaten wordt.<br />

3i „ Opmarsch der troepen naar het binnenland.<br />

3 Februari. Aanval op de sterke heuvelstelling Glé Batèë Ilië'; de vijand<br />

geeft vijf versterkingen prijs, alleen het oude Batèë Ilië' van<br />

'S0 wordt hardnekkig verdedigd. De stelling genomen ten koste<br />

van 5 gesn. en 27 (3) gew.<br />

Verliezen vijand: 71 gesn. Het verzet was hiermede gebroken.<br />

De vijand geeft de Asan Kambingstelling prijs. De vrijgekomen<br />

DI


59 1901—1903<br />

div. Mar. van Groot-Atjèh wordt bestemd voor de drie landschappen<br />

Meureudoe, Samalanga en Pèusangan.<br />

si Maart looi. Mislukte poging ter vermeestering van de opnieuw opgeworpen<br />

versterkingen te Paja Reubèö in Pidië. Verliezen onzerzijds:<br />

1 gesn. en 5 gew.<br />

s April. Nieuwe aanval na komst artillerie op de zware Atjèhsche<br />

versterking in het moeras. Ditmaal met succes. Verliezen vijand:<br />

55 sneuvelden en velen verdronken.<br />

Toestand. Dank zij het na Oema's afval aanvaarde en consequent toegepaste<br />

stelsel van agressie beheerschten wij reeds in 1899 geheel<br />

Groot-Atjèh en een belangrijk deel van het kustland der Onderhoorigheden.<br />

Expeditiën en excursiën op groote schaal kwamen<br />

na dien slechts weinig voor. Rusteloos werd de vijand alom<br />

door onze patrouilles nagejaagd, waardoor hij na een met<br />

afwisselend succes gevoerden strijd door ons uit het kustland<br />

werd verdreven en een goed heenkomen zocht naar het binnenland<br />

, waar.hij ten slotte werd opgespoord, verjaagd of onschadelijk<br />

gemaakt. Vooral het Gajo-land was langen t|d een toevluchtsoord<br />

voor de verzetsleiders met hunne benden.<br />

Toen de Pretendent-Sultan, na in Samalanga, Peudada en<br />

Peusangan methodisch vervolgd te zijn, in Sept. 1901 ook naaide<br />

Gajo-landen uitweek, werd het noodig, dat de vervolging<br />

ook tot. die streken werd uitgestrekt, om te voorkomen, dat het<br />

verzet zich daar zou concentreeren en de tegenstand opnieuw<br />

zou worden ge<strong>org</strong>aniseerd. Dit was niet de eenige reden om<br />

het Gajoland te bezoeken. De Gajo's hadden daadwerkelijk aan<br />

den oorlog deelgenomen en steunden de oorlogspartij door het<br />

leveren van bijdragen (rijst) voor den „prang sabi", en de keudjoeroeën's<br />

van het Meergebied en van de Döröt-streek verleenden<br />

alle mogelijke hulp en steun aan den Pretendent-Sultan c. s.<br />

Talrijke tochten derwaarts werden vanuit verschillende plaatsen<br />

ondernomen, ter achtervolging van den Pretendent-Sultan en<br />

P. PÖLÉM, waarvan we slechts noemen de tochten onder:<br />

a. Majoor G. C. E. VAN DAALEN (Sept.—NOV. 1901) (1) van<br />

uit Panté Lhöng;<br />

b. Kapitein J. H. L. SOHNEIDERS (eerste helft 1902) van uit<br />

Koeala Simpang;<br />

c. Kapitein K. VAN DER MAATEN (Maart—April 1902) van uit<br />

Samalanga;<br />

d. Kapitein H. COLIJN (Juni—Sept. 1902) van uit de Pasèstreek;<br />

e. le Luitenant W. B. J. A. SCHEEPENS (Juni—Sept. 1902)<br />

van uit Meureudoe.<br />

(1) Maart t.v. was de 2e tocht naar Blang Laka (Gajoland) met succes volbracht.


1901—1903 60<br />

Al gelukte het niet den Pretendent-Sultan en P. PÖLÉM<br />

onschadelijk te maken, toch werd met deze tochten bereikt,<br />

dat het in alle richtingen doorkruiste gebied van vijanden werd<br />

gezuiverd en de beide hoofdpersonen uit hun schuilhoek (Gajoland)<br />

werden verdreven.<br />

26 Nov. 1902. De Mqr.-colonne Ghristoffel overvalt en arresteert de vrouw van<br />

25 Dec. 1902.<br />

den Pretendent-Sultan TEUNGKOE POETRÖË in Gloempang Pajong.<br />

Merkwaardige overval van PÖTJOET TJÖT MOERONG , favorite van<br />

U I !<br />

den Pretendent-Sultan en van den zoon van T POETRÖË (1) in<br />

L. Meulo.<br />

Naar aanleiding van de beide laatste successen bepaalde de<br />

Gouverneur, dat, indien de Pretendent-Sultan zich niet binnen<br />

een maand onderwierp, de beide gevangen vrouwen verbannen<br />

zouden worden.<br />

10 Jan 1903. De Pretendent-Sultan, den 9en Jan. afgehaald te Iö Leubeuö,<br />

onderwerpt zich. De regeering had tevoren bepaald, dat het herstel<br />

van het sultanaat volstrekt uitgesloten was.<br />

Veel invloed op den algemeenen toestand had deze onderwerping<br />

echter niet, omdat de Pr. Sultan slechts schijngezag en weinig<br />

invloed had. Van veel grooter belang was voor ons de volkspartij,<br />

die geleid werd door de oelama's, waardoor de strijd tegen ons<br />

dikwijls een godsdienstig karakter kreeg. Vooral<br />

G K<br />

T TJÖT<br />

PLIËNG, die reeds op de conferentie te Garot deel uitmaakte<br />

van de opperste leiding van het verzet, weerde zich geducht in<br />

Pidië, waar de toestand na Juni 1902 voor ons slechter werd.<br />

De goedgezinde bevolking werd verontrust, de trambaan vernielingen<br />

namen bedenkelijke afmetingen aan.<br />

S K<br />

Op de Oostkust waren T<br />

<strong>org</strong>anisatoren van het verzet,<br />

DI BARAT en T S<br />

* DI MATA IË de<br />

e sept. Onderwerping van Panglima Pölém, Sagiliooi'd der XXII<br />

o e<br />

Moekims, en T R. Keumala (2), met grooten aanhang (± 150<br />

volgelingen en vele vrouwen). P. Pölém kwam uit B. Blang<br />

Ara en meldde zich te Llic Seumawè aan by civiel gezaghebber<br />

Golijn. (T. TJI' GEUDONG had daarin de hand.)<br />

Dit is een nieuw keerpunt in de Atjèh-geschiedenis. De onderwerping<br />

van dit machtige en in hoog aanzien staande hoofd<br />

der XXII Moekims had voor ons veel grootere gevolgen dan<br />

die van den ex-Pretendent-Sultan. Talrijke verzetshoofden met<br />

. hun aanhang meldden zich, honderden uitgewekenen keerden<br />

naar hunne gampongs terug. Vooral in de Sagi der XXII<br />

Moekims zag men de gunstige gevolgen van deze onderwerping.<br />

(1) Zio Koloniaal Verslag 1903 kol. 10.<br />

(2) Zoon van den invloedrijken TOEANKOE HASJIM.


61 1903—1904<br />

In de eerste maanden van 1904 meldden zich alle nog resteerende<br />

adathoofden m. u. van T. ALI BA'ÉT.<br />

Dit succes is te danken aan de rustelooze en methodische<br />

vervolging door de marechausséepatrouilles onder den Onderluitenant<br />

H. CHBISTOFFEL en door die onder leiding van den<br />

Kap.-adj. H. COLIJN, aan het belangrijke succes van de mar.colonne<br />

VAN DER MAATEN, die 21 Maart t.v. in het Tangsésche<br />

de moeder en eenige andere familieleden van P. PÖLÉM overviel<br />

en last not least aan het niet minder belangrijke succes van<br />

Onderluitenant GHRISTOFFEL en den Luit. der Art. BREWER op<br />

30 Augustus tusschen de B° Pasè en de Keureutöë-rivier, welke<br />

gevoelige klap den doorslag gaf en algemeen een neiging tot<br />

staking van het verzet ten gevolge had, blijkende uit de onderwerping<br />

van talrijke hoofden.<br />

19 sopt. Bij Gouvernementsbesluit dd. 19 September 1903 wordt de<br />

Luit.-Kolonel van den Gen. Staf G. C. E. VAN DAALEN belast<br />

met de politieke aanrakingen met hoofden en bevolking van de<br />

Gajo- en Alaslanden en het voorbereiden van een permanente<br />

vestiging aldaar. Aanvang gemaakt met den aanleg van een<br />

karreweg van Bireuën naar de Laut Tawar.<br />

ï Jan. 1904. Panglima PÖLÉM wordt definitief hersteld in zijn waardigheid<br />

als panglima sagi der XXII Moekims.<br />

ï Febr. T. Ben Peukan, een der voornaamste verzetsleiders uit de<br />

Pidië-vallei, komt met zijn geheele bende in onderwerping<br />

en levert binnen twee maanden 450 voorlaadgewerei: en<br />

donderbussen in.<br />

s Febr.- De beroemde 163-daagsche tocht van Overste Van Daalen door<br />

23 Juli. d e Q aj 0.^ jii as. m Bataklanden (1).<br />

Opdracht:<br />

1°. Het bezoeken van het Gajogebied aan de Laut Tawar,<br />

de vallei van Isaq, de Gajo Loeös, de Alaslanden, zoo<br />

mogelijk het bezoeken van de bovenstreken van Singkel<br />

en Baros en het breken van het verzet in die streken;<br />

2°. indien mocht blijken, dat het verzet in de Gajo- en Alaslanden<br />

vanuit de Bataklanden werd ondersteund of wel<br />

vijandelijke elementen naar die streken uitweken, of zulks<br />

om andere redenen wenschelijk bleek, zou de colonne<br />

ook de landen der Karo- en Pak Pak-Bataks bezoeken.<br />

Samenstelling der colonne:<br />

10 brigades marechaussée (198 karabijnen) verdeeld in 2<br />

(1) Zie KEMPEES. „De tocht van Overste VAN DAALEN door de Gajo , Alas- en<br />

Bataklanden". Amst. 1905.<br />

Het offlcieele verslag in Ind. Mil. Tydschr. Extra Bijlage N°. 14.


V<br />

1904 62<br />

halve divisiën, elk van 5 brigades, respectievelijk onder commando<br />

van den kapitein der marechaussée W. B. J. A. SCHEEPENS<br />

(bij wien ingedeeld de luitenants W. R. WINTER en H. CHRISTOFFEL)<br />

en den le luitenant der marechaussée Gr. F. B. WATRIN (bij<br />

wien ingedeeld de luitenants J. W. EBBINK en H. F. AUKES) ,<br />

een ambulance onder den officier van gezondheid 2e kl. H. M.<br />

NEEB en voorts een trein van 450 mandoers en dwangarbeiders,<br />

waarbij eenig treinpersoneel was ingedeeld. In een later stadium<br />

werden de luitenants J. VAN BRAAM MORRIS (14 Mei) en D. Gr.<br />

DRAAYER (24 Juni) bij de colonne ingedeeld.<br />

Teneinde de gelegenheid te hebben gewonden vanuit de Gajo<br />

Loeös te evacueeren en eventueel voorraden en munitie aan te<br />

vullen zou zulks via Péndéng (dat tijdelijk bezet zou worden)<br />

naar Koeala Simpang (8 dagmarschen) geschieden. De mobiele<br />

colonne van Koeala Simpang, (commandant kapitein der inf.<br />

CREUTZ LECHLEITNER, sterk 150 bajonetten, waarbij ingedeeld<br />

de le luitenants HARBORD, VELSING (belast met de politieke<br />

aangelegenheden), VAN BOLDRIK, DELGORGE en LASONDER) kreeg<br />

in opdracht:<br />

1°. te marcheeren over Djernéh en Tampor naar Péndéng en<br />

aldaar tijdelijk bivak te betrekken;<br />

2". die streek af te patrouilleeren en te pacificeeren, de<br />

vijandelijke stellingen te nemen en, zoodra de colonne<br />

VAN DAALEN in Gajo Loeös zou zijn aangekomen, door<br />

boodschappers of patrouilles met deze colonne verbinding<br />

te zoeken.<br />

3°. samen te werken met de colonne-VAN DAALEN.<br />

Voornaamste feilen:<br />

9 Febr. Afmarsch van Bireuën.<br />

13 „ Toendjang, de eerste Gajo-nederzetting bereikt.<br />

13-29 Febr. Gepatrouilleerd in de Laut- en Dörötstreek. Meldingen van<br />

hoofden te Kong (Pegaséng) en te Isaq.<br />

29 Febr. Naar de Gajo Loeös via Djagong en Kla.<br />

10 Maart. Het eerste verzet in Reröbö Toa. Verliezen vijand: 12 gesn.,<br />

onzerzijds 2 gew.<br />

ie „ In 2 colonnes naar Pasér; gestormd door 5 brigades onder<br />

WINTER en CHRISTOFFEL. Verliezen vijand: 41 gesn., onzerzijds<br />

6 gew.; de 2e colonne trekt naar het dal van Padang, vereeniging<br />

der beide colonnes te Pasér.<br />

is „ Vermeestering' van het fanatiek verdedigde (1) Gemoejang ten<br />

koste van 3 gesn. en 14 (l) gew. Verliezen van den vijand:<br />

(1) Vrouwen en kinderen vochten mee.


63 1904<br />

168 gesn. en 1 gew. man, 140 gesn. en 46 gew. vrouwen en<br />

kinderen, 3 ongedeerde vrouwen en 'kind.<br />

22 Maart. Vermeestering van het kampongcomplex Doerèn-Bööjö Silo,<br />

Koetö Lintang en Koetö Blang ten koste van 26 (2) gew.<br />

Verliezen van den vijand 166 gesn., w.o. 15 vrouwen en kinderen.<br />

23 „ Koetö Lintang als vast bivak ingericht om van hieruit het<br />

verzet in Gajo Loeös te breken.<br />

24 „ Men ontvangt tijding, dat de Péndéng colonne geen kans ziet<br />

om de stellingen des vijands bij Brawang Tinkem te vermeesteren<br />

en ook Oréng niet heeft kunnen bereiken.<br />

26 „ Vertrek van een colonne (comdt. Luit. WATKIN) uit de Gajo<br />

Loeös naar Péndéng. De Péndéng-colonne (luit. VELSING) krijgt<br />

in opdracht in haar geheel op te rukken naar de Gajo Loeös.<br />

28 „ De hoofden der Kedjoeron-partij melden zich.<br />

4 April. Vermeestering van Badaq door 8 brigades ten koste van 5<br />

gesn. en 26 (2) gew. Verliezen van den vijand: gesn. 93 mannen<br />

en 29 vrouwen en kinderen.<br />

ie „ Verkenning van Rékét Göip en Tampéng.<br />

21 „ Vermeestering van het zwaar versterkte Rékét Göip door 8<br />

brigades ten koste van 7 gesn. en 42 (5) gew. Verliezen van<br />

den vijand: 143 mannen en 41 vrouwen en kinderen.<br />

n Mei. Vermeestering van het zeer versterkte Penösan door 10 brigades<br />

en 4 groepen van de Péndéng-colonne ten koste van 5 gesn. en<br />

29 (3) gew. Verliezen van den vijand: gesn. 191 mannen en<br />

95 vrouwen en kinderen, gew. 8 mannen en 16 vrouwen en<br />

kinderen.<br />

1 8 B Vermeestering van Tampéng door 10 brigades en 4 groepen<br />

van de Péndéng-colonne ten koste, van: gesn. 1 en gew. 33 (3).<br />

Verliezen van den vijand: gesn. 125 mannen en 51 vrouwen<br />

en kinderen, gew. 2 mannen en 5 vrouwen en kinderen.<br />

4 Juni. Opmarsch naar de Alaslanden. 10/11 in het centrum daarvan<br />

aangekomen.<br />

H „ Vermeestering van Koetö Rèh ten koste van 2 gesn. en 17 (3)<br />

gew. Verliezen van den vijand: gesn. 313 mannen en 248<br />

vrouwen en kinderen, gew. 31 vrouwen en kinderen en ongedeerd<br />

63 vrouwen en kinderen.<br />

20 „ Volkomen geslaagde verrassing op klaarlichten dag van Likat<br />

ten koste van 1 gesn. en 18 (2) gew. Verliezen van den vijand:<br />

gesn. 220 mannen en 212 vrouwen en kinderen, gewond 2<br />

mannen en 49 kinderen, terwijl 7 kinderen ongedeerd bleven.<br />

24 „ Vermeestering van Koetö Lengat Baroe ten koste van 3 gesn.<br />

en 23 (l) gew. Verliezen van den vijand: gesn. 338 mannen


1904 64<br />

ï juii.<br />

en 316 vrouwen en kinderen, /gew. 1 man' en 48 vrouwen en<br />

kinderen, onged. 33 vrouwen en kinderen.<br />

Aankomst eener colonne uit Medan, welke plaats van nu af<br />

tot basis dient.<br />

Opmarsch in twee colonnes naar Tandoek 2<br />

in Pak 2<br />

, alwaar<br />

geen verzet wordt ontmoet; hoofden melden zich.<br />

8 „ Vereeniging der colonnes te Sidikalang.<br />

10 „ De oorspronkelijke Péndéng-colonne naar Medan en luit.-kolonel<br />

VAN DAALEN met de rest naar Perboeloehan bij het Tobameer.<br />

Houding der Toba-Bataks niet vriendelijk door invloed van den<br />

Singa Maharadja, den radja zoowel van de Toba-Bataks als<br />

van Pak 2<br />

.<br />

18 , Taroetoeng bereikt.<br />

21 „ Te Siboga geëmbarkeerd.<br />

23 „ Terug te Koeta Radja en aldaar de colonne ontbonden.<br />

Toestand Daar blijkt, dat met vliegende colonnes, waarvoor de vijand<br />

medio inM<br />

-telkens uitwijkt, geen blijvend voordeel kan worden behaald,<br />

wordt overgegaan tot het bezetten van bivaks op verschillende<br />

plaatsen ;v het wonen op ladangs wordt zoo streng mogelijk<br />

tegengegaan; onverpoosd en onvermoeid wordt naar de schuilplaatsen<br />

van de vijandige oelama's en habibs gezocht,<br />

n Juni looi. Generaal VAN HEUTSZ draagt het civiel- en militair gouverneurschap<br />

over aan den Generaal-Majoor der Inf. Jhr. J. C. VAN<br />

6 S e p t<br />

DER WIJCK.<br />

§ 16. Het bestuur van Gouverneur Jhr. van der Wyek.<br />

Toestand.<br />

In de eerste helft van 1904 was de toestand op Atjèh door<br />

de bank genomen vrij goed. In Groot-Atjèh en Pidië (vooral<br />

na de onderwerping van T. BEN PEUKAN MEUREUDOE), Samalanga,<br />

Lho* Seumawè, Keureutöë en in de Pasèstreek was het verzet<br />

allerwege gebroken, maar nog niet geëindigd. Nog altijd hielden<br />

daar T GK<br />

TJÖT PLIEËNG (opperste leider van verzet), T« K<br />

TJÖT<br />

O K<br />

TJITJÈM, T DI ALOEÜ KEUTAPANG (de leider in Samalanga),<br />

Ö K<br />

T<br />

DI PAJA BAKONG het verzet gaande. De eenige streek,<br />

waar de toestand over het algemeen minder bevredigend was<br />

was de Westkust, omdat daar door ons nog weinig met kracht<br />

en groote macht was opgetreden.<br />

In verband met zijn benoeming tot Gouverneur-Generaal wordt<br />

Luit.-Generaal VAN HEUTSZ bij G.B. d.d. 9 Sept. eervol ontheven<br />

van zijn betrekking als Gouverneur van Atjèh.


65 1905—1907<br />

fjhart°i°05<br />

tJ<br />

~ 0Cht m n d e c o l m n e C o l i<br />

J n<br />

( 6 bl<br />

'ig- mar., waarbij ingedeeld<br />

6 J aai • • »• d e luitenants WATRIN , DRAAYER en BACH) van Medan naar het<br />

door de colonne-VAN DAALEN onderworpen gebied zonder ergens<br />

verzet te ondervinden. COLIJN werkt een plan tot bestuursregeling<br />

voor de verschillende streken uit (o. a. Laut Tawar,<br />

Batoe 2<br />

). Verschillende plaatsen krijgen in April een vaste<br />

bezetting om het veroverde gebied blijvend te beheerschen,<br />

waardoor hel geheele binnenland van Atjèh bezet wordt en onder<br />

ons bestuur komt.<br />

§ 17. Het bestuur van Gouverneur Van Daalen.<br />

IB Mei 1905. Na zijne aanstelling tot legercommandant (6 Mei 1905) geeft<br />

generaal Jhr. VAN DER WIJOK 16 Mei d. a. v. het bestuur over<br />

A. en O. over aan Luit. Kol. G. C. E. VAN DAALEN.<br />

NOV. 1906. T. ALI BA MÓT , het laatste adathoofd uit de sagi der XXII<br />

Moekims, meldt zich.<br />

Terugkeer van Inf. XII naar Java. In verband hiermede<br />

werden enkele bivaks ter Noordkust opgeheven of verplaatst,<br />

wat voor ons zeer nadeelige gevolgen had. Het verzet leefde<br />

op, waartegen onze veel te geringe militaire macht niet met<br />

succes kon optreden. De nieuwe Gouverneur bracht zware<br />

slagen toe aan de verzetspartij, tal van voorname oelama's en<br />

O K<br />

bendehoofden lieten daarbij het leven (z.a. T DI ALOEË KETJTA-<br />

G K<br />

PANG, T<br />

G K<br />

KADLI, T DI TJÖT TJITJÈM,<br />

G K<br />

T LÉMAN, opvolger<br />

van<br />

G K<br />

T DI TJÖT TJITJEM), maar toch werd hiermede ons eind­<br />

Sept. 1906.<br />

doel: pacificatie van Atjèh, niet bereikt.<br />

Interneering van 4 voorname hoofden te Sabang (o. a. T. B.<br />

BRAHIM NDJONG, die met de verzetspartij heulde).<br />

In 1906 werd op instigatie van den ex-Pretendent-Sultan in i<br />

Boven-Pidië door de teungkoe's vergaderd, als resultaat waarvan<br />

vermaningen werden gezonden tot naar de oostkust, om ons<br />

met alle macht te bestrijden. Overal werkten de geestelijke<br />

leiders aan de <strong>org</strong>anisatie van het verzet.<br />

De gevolgen van deze algemeene leiding en voorbereiding<br />

der vijandelijkheden bleven niet uit. Tal van rustverstoringen,<br />

beschietingen en baanvernielingen hadden plaats, z.a. de aanval<br />

op het marschbivak te Keumala Raja (Jan. '07), de beschietingen<br />

van de buitenwijken van Koeta Radja, Peuniti en Koeta Alam<br />

(Mei'07), aanvallen (1) op het bivak Seudoe (Aug. '07), overrompeling<br />

van Peukan Bada'. Hoewel tegen deze vijandelijkheden met<br />

(1) Zie Kol. Versl. 1908 blz. 10.<br />

5


1907—1908 66<br />

kracht werd opgetreden, ging in geheel Atjèh de politieke toestand<br />

achteruit. Deze ongunstige wending had tengevolge, dat hot<br />

beleid van den Gouverneur aan voel critiek blootstond.<br />

Toen het bestuur de overtuiging kreeg, dat de ex-Pretendent-<br />

Sultan achter de schermen optrad en de hand had in alle<br />

21 Aug. 1907. vijandelijkheden liet de Gouverneur hem, na verkregen machtiging,<br />

arresteeren en bovendien PANGEKAN OESEN (met mannelijke<br />

nakomelingen) en T. DJOHAN LAM PASÈH naar Batavia vervoeren.<br />

Rust en orde in Groot-Atjèh werden hersteld door Kapt.<br />

i2 0ct. 1907.<br />

SCHEEPENS.<br />

In de „Avondpost" verschijnt het eerste der z.g. „Wekkerartikelen",<br />

getiteld: „Hoe beschaafd Nederland in de twintigste<br />

eeuw vrede en orde schept op Atjèh", waardoor de Hooge<br />

Regeering in Nederland zich genoodzaakt ziet den Landvoogd<br />

uit te noodigen een enquête-reis naar Atjèh te ondernemen.<br />

25 Nov.-2i Enquête-Van Heutsz.<br />

Dec. 1907. Bezoek van den G. G., vergezeld o. a. door den Commandant<br />

van het Leger en Chef van het D. v. O. Persoonlijk onderzoek<br />

van den Cf. G. naar den algemeenen toestand, terwijl de Legercommandant<br />

zich bezig houdt met een onderzoek ten doel<br />

hebbende over de wijze van optreden onzer troepen in Atjèh<br />

het juiste licht te doen opgaan.<br />

21 December. Bij G. B. d.d. 24 Dec. 1907 werden naar Amboina verbannen<br />

T 0E<br />

MOEHAMAT DAWOT en eenige medeplichtige invloedrijke<br />

verzetsleiders. Bij de gevangenneming van TOEANKOE M. DAWOT<br />

kwamen verscheidene bewijsstukken van zijn verraad in onze<br />

handen. O. a. bleek toen ook, dat hij reeds in 1905 getracht<br />

had betrekkingen aan te knoopen met-Japan, voorts dat hij<br />

voortdurend in contact was met de verzetspartij en de hand had<br />

gehad in allerlei tegen ons gezag gerichte bewegingen. Zoo lokte<br />

hij de rooftochten in Groot-Atjèh van het bendehoofd KEUTJI*<br />

SEUMAN uit, had hij de hand in de beschietingen van Koeta<br />

Radja en de aanvallen op het bivak Seudoe en op Peukan Bada*.<br />

In het begin van 1908 ging in tal van streken der Onderhoorigheden,<br />

Lho' Seumawè, Lho* Soekon, Idi, Tapa' Toean, de<br />

toestand nog meer achteruit. T GK<br />

m ATJÈH vond veel steun<br />

bij de geregistreerde bevolking in de Keureutèè- en Pasè-streek.<br />

Talrijke klewangaanvallen hadden plaats, vooral in Lhc Seumawè<br />

en Pasè, waarheen de voor onze actie in de Gajolanden uitgeweken<br />

kwaadwilligen waren teruggekeerd. Telefoon- en trambaanvernielingen<br />

waren aan de orde van den dag.<br />

De hoofden verlieten hun landschappen en leefden als vluchtelingen<br />

, een groot gedeelte der bevolking verliet hare gampongs<br />

en week uit naar rustiger streken, het achtergebleven deel


67 1908—i910<br />

heulde met de verzetspartij. Overal sloot men zich bij de<br />

vijandelijke benden aan, die onder leiding van de teungkoe's<br />

O K<br />

T DI PAJA BAKONG en T GK<br />

DI BARAT het geheele land onveilig<br />

maakten en onder het mom van de prang sabi overal de goedgezinde<br />

bevolking molesteerde en naar hartelust vernielde en<br />

verbrandde, waardoor zich de bevolking, deels uit vrees, deels<br />

uit godsdienstzin, bij den vijand aansloot. Alom dus een toestand,<br />

die veel geleek op anarchie en waaraan onze zwakke troepenmacht<br />

geen einde vermocht te maken.<br />

Een strijd van hard tegen hard kon op die manier onmogelijk<br />

uitblijven, temeer daar de vijand door den met afwisselend<br />

succes gevoerden strijd overmoedig geworden, dikwijls tot den<br />

aanval overging, wat ons maar al te dikwijls op belangrijke<br />

verliezen kwam te staan, getuige onze verliezen in 1907 geleden. (1)<br />

4 Moi 1908. Luitenant-Generaal VAN DAALEN eervol ontheven van de<br />

functie van Civiel en Militair Gouverneur van A. en O. en op<br />

10 Juni 1908 opgevolgd door Luitenant-Kolonel H. N. A. SWART.<br />

§ 18. Het bestuur van Gouverneur Swart.<br />

Toestand. De toestand in geheel Atjèh bij de komst van Gouverneur<br />

H. N. A. SWART was zooals wij zagen uiterst kritiek. De kwaadwilligen,<br />

die zich overal hardnekkig verzetten, voelden zich<br />

aan de winnende band en hun getalsterkte (in 1908 + 5 a 6000<br />

man) nam op bedenkelijke wijze toe. In de Keureutöë- en<br />

Pasèstreek stond men aan den vooravond van een algemeenen<br />

opstand.<br />

De Gouverneur liet door CHRISTOFFEL allereerst een einde<br />

maken aan de verhoogde actie in de Keureutöë- en Pasèstreek.<br />

Kapt. CHRISTOFFEL trad met onverbiddelijke gestrengheid op<br />

tegen de met den vijand heulende bevolking, waardoor zij in<br />

het 2e semester van 1908 ons tegen de benden terzijde stond<br />

en waardoor het met de trambaan- en telefoonvernielingen voor<br />

goed uit was.<br />

Inmiddels was Gouverneur SWART onmiddellijk na de bestuursovername<br />

overgegaan tot betaling van de ten onrechte ingehouden<br />

inkomsten der hoofden en de in het wegenfonds gestorte waarb<strong>org</strong>sommen.<br />

Door deze en andere maatregelen trad een groote<br />

verbetering in; het vertrouwen van de bevolking werd gewonnen,<br />

zoodat de Gouverneur met de ijzeren hand in den fluweelen<br />

(1) De oplaaiing van het verzet in 1907 wordt door verschillende schrijvers,<br />

o. a. DAMSTÉ, toegeschreven aan de overwinning van Japan op Rusland.


1908—1918 68<br />

handschoen de laatste hand kon leggen aan de pacificatie van<br />

Atjèh.<br />

Zwaar waren de slagen die onder Gouverneur SWART aan de<br />

verzetspartij werden toegebracht door de kracht van wapenen<br />

en door de consequent toegepaste politiek van verzoening.<br />

Juni-Aug. Kapt. SCHEEPENS (Tapa* Toean) bereikte, dat zich meldde<br />

1908. T_ B a n t a m et 100 volgelingen (Juni), T. BEN BLANG PIDIË met<br />

160 man (Juli), inleverend 17 geweren '95, in Aug. gevolgd<br />

door de onderwerping van alle onderaanvoerders van T. BEN<br />

BLANG PIDIË, m. u. v. Pgl. NJA* NOER, die in Nov. d. a. v.<br />

1910.<br />

sneuvelde.<br />

Radja van Batoe 2<br />

(Singkel) onderwerpt zich.<br />

Dec. 1909- Succesvolle actie in de omgeving van Tangsé van de maresept.<br />

i9io. chausséecolonne-ScHMiDT tegen de Oelama-partij, die het voornaamste<br />

aandeel in het verzet in Pidië had en waarbij o. m.<br />

G K<br />

G K<br />

T DI BOEKET en T TJI MAJÉT , beiden zoons van wijlen den<br />

bekenden<br />

G K<br />

T DI TIRÖ TJHÈH SAMAN, en die algemeen als de<br />

geestelijke leiders en verzetshoofden werden erkend, onschadelijk<br />

werden gemaakt.<br />

Behalve dit gevoelige verlies had de Oelama-partij reeds talrijke<br />

andere geleden. Hiervan noemen we slechts:<br />

G K<br />

T DI KOBAT<br />

G K<br />

(NOV. '09), de fanatieke oelama T DI REUBÈË (Dec. '09), HABIB<br />

G K<br />

G K<br />

ACHMAD (Mei '10), T SALÉH, T KALIPA, T GK<br />

MA*AT (Maarc'11),<br />

G K<br />

G K<br />

de lang gezochte T DI BARAT (Febr. '12), T MA*AREK DI<br />

LAM GOET (Dec. '12), terwijl als gevolg van de succesvolle actie<br />

van onze rustelooze patrouilles, talrijke verzetslieden in onder­<br />

G K<br />

werping kwamen, z. a. T LÉMAN van de Tiröfamilie (Sept. '10),<br />

G K<br />

T PIDIË (W. kust), de Kedjoeron van Pameuë (Maart '11),<br />

G K<br />

HABIB MOESA, T MA*ATJÈH ('13).<br />

Met hei sneuvelen der voornaamste Tirö-Teungkoe's kan de<br />

Afj'eh-oorlog als geëindigd worden beschouwd.<br />

De pacificatie van Atjèh was in 1913 een voldongen feit, ook door<br />

den wil der bevolking, die vond dat 40 jaar vechten voldoende was.<br />

De na dien nog rondzwervende kwaadwilligen misten alle<br />

verband en <strong>org</strong>anisatie en werden rusteloos tot in hun laatste<br />

schuilhoeken nagejaagd door onze patrouilles.<br />

2 sept. 1918. Luit-Generaal H. N. A. SWART geeft het bestuur over het nu,<br />

dank zij het sedert 1896 toegepaste stelsel van agressie, gepaard<br />

gaande aan een rechtvaardig bestuur, in wezen gepacificeerde<br />

Atjèh over aan den Givielen Gouverneur A. G. H. VAN SLUIJS.<br />

Scheiding van het civiel- en militair gezag; het civiel bestuur<br />

wordt krachtig gesteund door de militaire macht ter consolidatie<br />

der pacificatie.


69 BIJLAGE A.<br />

Verklaring der teekens.<br />

O == lastgever (c. q. na verkregen machtiging).<br />

A = accoord gaande m/d getroffen maatregel.<br />

T = tegenstander.


70<br />

De Gouverneurs van A. en 0., de door hen toegep<br />

Gouverneurs van Atjèh. Toegepaste stelsels en wijzif<br />

••• - = Gouverneurs- ~<br />

, Generaal.<br />

Bestuursperiode, j Namen. heden?' Groot-Atjèh.<br />

C l v<br />

9 Dec.'73—April 74. , VAN SWIETEN. J. -<br />

M<br />

l e g<br />

'<br />

Stelsel<br />

° e<br />

j' Louco.v. Mr. J. j Stelsel' van passieve verdi<br />

nngscommis- j a n.ig72_Mrt.'75 ging der geconcentreerde s<br />

sans en Mil. 1 U n g K o o t a R adja en enï<br />

opperbevelh. I I p O St o n ter verzekering van<br />

/ veilige gemeenschap naar :<br />

I die actief, d.i. door talrijke<br />

I trouilles, beveiligd wordt. P<br />

[ tiek van afwachting en c<br />

reding.<br />

April'74—Febr. '76.<br />

2<br />

PEL. J. L. J. H. Mil. en Civ.<br />

(t 25 Febr. '76.) bevelhebber.<br />

( Groote uitbreiding goge<br />

O A '—j aan de geconcentreerde stel<br />

' Koeta Kadja<br />

VAN LANSBERGE.<br />

Mr. J. W.<br />

Mrt.'75—April'81.<br />

Na April '75.<br />

I Op voorstel van PEL<br />

O A grootere schaal aanvallend<br />

/ treden in de vallei van Gi<br />

' Atjèh.<br />

Progri<br />

Stelsel van afsluiting van U<br />

Atjèh van de zee (beze<br />

van de kuststreek van de v;<br />

O<br />

O<br />

A— —\ van Groot-Atjèh begn<br />

J tusschen Kroeëng Raja<br />

I Kroeëng Raba en van di<br />

I Moekims).<br />

Tot Nov. '75. Strategiscl<br />

tactisch defensief.'gepaard<br />

een politiek van afwach<br />

en overreding, daarna agre<br />

optreden in Groot-Atjèh.<br />

3<br />

Febr. '76—Nov. '76. "WIGQERS VAN Mil. en Civ. I<br />

KERCHESI. G. B. T. bevelhebber.<br />

T Uitsluitend gewapend optr<br />

O in Groot-Atjèh met kleine<br />

' ziging (1) der afsluitinge<br />

I PEL.<br />

(1) Deze werd niet uitgebreid tot Kroeëng Raja, maar werd gelegd ten westen van het berglai<br />

Lam Njöng naar Koeala Gigiëng.<br />

(2) In Aug. vertrok reeds 1 bataljon (1ste bataljon Bangkalan).


71<br />

stelsels en de hun ten dienste staande middelen.<br />

n de bestuursinzichten.<br />

I Onderhoorigheden. |<br />

SWIETEN.<br />

' = Ministers van De ton dienste staande middelen.<br />

Koloniën. (behalve do scheepsmacht).<br />

Politiek van onthouding en FRANSEN V. D. Aanwezig,<br />

non-interventie. Het z. v. PUTTE. J. D. Dec. '73. 8 halve bataljons [a 4<br />

m. onderhouden van be- Juli'72 - Aug.'74. comp. van 125 man. ± 8200 man.<br />

trekkingen met hen, die 3 bergbatterrjen;<br />

.' onze souvereiniteit hebben 1 eskadron cav.;<br />

erkend en door overreding 4 pelotons mineurs en<br />

of blokkade brongen tot het sappeurs.<br />

teekenen der acten van Vesting-artillerie,<br />

souvereiniteitserkenning. 2 comp. vesting-art.;<br />

De niet-gesloten staatjes belegeringspark;<br />

mogen alles invoeren met reservepark.<br />

uitzondering van contra- Versterkingen,<br />

bande. Medio 4 halve bataljons a 4<br />

Jan. '74. comp. van 125 man.<br />

Aanwezig.<br />

April '74. 5 halve bataljons (E. H.<br />

2de, 3de, 9de, L.H. 3de en<br />

9de).<br />

1 bergbattertj (6 getr.<br />

VAN GOLTSTEIN.<br />

kan. van 8 cM. en 6 mr.<br />

van 12 cM.)<br />

Mr. W. Baron 1 comp. mineurs en sap-<br />

Aug. '74—Sept. '76. peurs.<br />

Totaal. 128 off. en 3151<br />

Versterkingen. man. (+ 3300).<br />

Sept. '74. 1 half bataljon (L.H. 6de).<br />

Dec. '74. 2 halve bataljons (R. H.<br />

5de en 10de).<br />

1 bergbatterij;<br />

p E L.<br />

0 lichte 8 cM.;<br />

6 mr. van 12 cM.<br />

Vestiging op enkele gunstig Sept. '75 1 bataljon Barisan<br />

gelegen punten in verband (Bangkalan lstc) vervangt<br />

mot de beoogde afsluiting. R. H. 5de.<br />

Blokkade van de vijandig 1 comp. vesting-art. 5220 man.<br />

gezinde kuststaten, de Dcc. '75. 1 bataljon Barisan (Soeandere<br />

geheel vrije invoer menep 2de).<br />

(m. u. v. contrabande). 1 bataljon (8ste) a 6 comp.<br />

Jan. '76. lhalfbataljon(R.II. 13de).<br />

Febr. '76. lhalfbataljon(R.H.12de).<br />

Aug. '76. 1 veldbataljon (14de).<br />

Aug. '76. Re<strong>org</strong>anisatie<br />

penmacht.<br />

der troe­<br />

Oprichting van 3 garn.<br />

bataljons. Barisan naar<br />

Java terug (2); splitsing der<br />

veldbataljons in rechter en<br />

linker opgeheven. + 8500 man.<br />

Pacificatie en interventie<br />

middels acten, vlaggen en<br />

geld en partieele blokkade<br />

(weerspannige staten).


72<br />

Gouverneurs van Atjèh. Toegepaste stelsels on wyzigingei<br />

I 1— =^ Gouverneurs- = = = = = ^ = = =<br />

Bestuursperiode. I Namen. ] B<br />

6<br />

F®JD°E | D<br />

" Groot-Atjèh.<br />

4<br />

Nov. '76—Juni '77. DIEMONT. Mil. en Civ.<br />

A. J. E. bevelhebber.<br />

-<br />

A O -<br />

Na Maart<br />

Politiek van verzoening.<br />

A O 1 Staking der 'agressieve ope-<br />

' ratiën.<br />

A O<br />

5<br />

Juni'77-April'81. VAN DER HEIJDEN. Mil. en Civ.<br />

K. bevelhebber,<br />

Veroveraar van in Januari '78 Na medio Juni '78,<br />

Groot-Atjèh. Gouverneur Agressie in de geheolo Atjèhvallei<br />

tot onderworping van<br />

Groot-Atjèh. (2;<br />

O T<br />

T O<br />

O T<br />

T O -<br />

(1) In Juni t. v. was een post op de kust van Pidië gevestigd.<br />

(2) Naar aanleiding van den inval van Habib Abdoerrahman in Groot-Atjèh.<br />

(3) Hierdoor eindigde de sedert 1873 werkende blokkade.'


tl de bestuursinzichten.<br />

J<br />

===== Ministers van De ten dienste staande middelen.<br />

Koloniën. (behalve do scheepsmacht)<br />

Onderhoorigheden.<br />

Na Nov. '76. ALTING MEES. Nov'. 76<br />

Aanwezig. Infanterie:<br />

10 halve bataljons van 4<br />

Mr. F. comp. (E. H. 2de, 3de, 8ste,<br />

( Gewapend optreden en Sept.'76—Nov.'77. 9de, 10de, 12de en 13de,<br />

j bezetting (1) van Simpang L. H. 3de, 6de en 9de);<br />

( Oelim. 1 veldbataljon (14e) ii 6<br />

comp.;<br />

'77. 2 batons Barisan (2de on<br />

3de) a 2 comp.;<br />

i Bezetting van meerdere 1 garn. bataljon a 11 comp.<br />

gunstig gelegen punten Totaal 61 comp. a 125 man.<br />

(Sigli, Meulaboh en Sama- Artillerie: 2 bergbatt.;<br />

langa); 3 comp. vesting-art. (92<br />

weerspannige staten vuurmonden).<br />

dwingen tot erkenning Voorts:<br />

onzer souvereiniteit door 2 comp. mineurs;<br />

/ blokkade en tuchtiging door 1 peloton cav.;<br />

de marine gepaard gaande en een trein van + 3000<br />

met gewapend militair op- dwangarbeiders.<br />

treden; Troepenvermindering,<br />

voor bevriende kuststa- Febr. '77. 2 ba.i"" s<br />

Barisan (2de en<br />

ten politiek van verzoening 3de) (Soomonep en Pameen<br />

non-interventie, invoer kasan).<br />

vrij m. u. v. krygsbehoef- Aanwezig:<br />

ten. Mrt. '77. 3 garn. bat°" s<br />

en 5 veldbal<br />

11<br />

.<br />

Actief gewapend optre- VAN BOSSE. - Te zamen 348 off. on 923(<br />

den. Mr. P. P. Aanwezig: Infanterie: minderen, be<br />

Nov.'77—Febr.'79. Juli '77. 9 veldbat»ns (36 comp.); nevensdebezet<br />

April'78: intrekking van 3 garn.bat«"5 (23 comp). tingen van ld<br />

do post Simpang Oelim. Totaal 59 comp. en Samalang;<br />

Art. 2 bergbatterüen. (+10.000 man)<br />

Na eind '78. Voorts 1 comp. mineurs,<br />

en 1 esk. cav.<br />

Sluiting van alle havens. Totaal 197 off. en 644i<br />

I met uitzondering van Oelèë Aanwezig: minderen.<br />

I Lheuë en Idi, voor den Begin'78. 298 off., 7730 minderen<br />

I invoerhandel. en 144 paarden. + 8000 man.<br />

Toepassing van een soort Mrt. '78. 5 veldbato" 5<br />

(2de, 3de, 6de,<br />

scheepvaartrcgeling, 14de, 21ste) (20 comp.)<br />

strenge visitatie ter uit- 3 garnizoensbat 0<br />

"^ (25<br />

reiking van passen te Oelèë comp).<br />

Lheuë en Idi. Totaal 45 comp.<br />

Versterkingen:<br />

+ 8000 man.<br />

( Febr.'79. Intrekking van WICHEHS. Jhr.H.O. 4 Juli'78.<br />

de sluiting door de Eegee- ad. int.<br />

+ l'/ 2 bat. (11de en 2y2<br />

comp. 15de).<br />

ring. Febr. '79—Mrt.'79. 8 Juli'78. 1 bat (5de) en 1 berg-<br />

VAN EEES. O. batterij.<br />

Juli '79. Gelast VAN DER Mrt. '79-Aug. '79. 30 Juli'78. H/s comp. 15de bat.<br />

HEIJDEN op eigen verant- VAN GOLTSTEIN. 8 Aug.'78. 1 bat. (9de).<br />

woordelijkheid opnieuw de Mr. YV. Baron Totaal 16 comp.<br />

sluiting. Aug. '79—Sept. '82. Wordt totaal 9 veldbat»<br />

en 3 garn.bat"" s<br />

. Ruim 10450 man<br />

Na Jan. '81. 1 Mrt.'79. Aanwezig:<br />

3 garn. en 9 veldbat ons<br />

Heropening der havens (2de, 3de, 5de, 6de, 9de, 11de,<br />

en riviermondingen, ge- 12de, 14de en 15de);<br />

paard met een politiek van 2 bergbatterüen.;<br />

non-interventie. (3) 1 esk. cav.<br />

73


74<br />

Gouverneurs van Atjèh. Toegepaste stelsels en wijzigingen<br />

= I | = = Gouverneurs- = =- ,-<br />

I Bnvneird- Generaal.<br />

Bestuursperiode. Namen. heden Groot-Atjèh.<br />

.p . „ l Splitsing civiel on militair I<br />

1 gezag.<br />

6<br />

April'81—Mrt. 83. PRUIJS VAN DER Civiel 'SJACOB. F. Na April<br />

HOEVEN. gouverneur. April'81 -April'84<br />

A. Civiel Bestuur.<br />

O<br />

Maart'83—Sept.'84. LAGING TOBIAS. Civiel<br />

P. F. gouverneur.<br />

• » j Groot-Atjèh onder direct<br />

. 1 bestuur gebracht.<br />

. ' _ i Volkomen splitsing civiel en<br />

i militair gezag.<br />

Handhaving van rust en<br />

orde on onderdrukking van het<br />

verzet in de eerste plaats dooide<br />

Gewapende Politie.<br />

Politiek van verzoening en<br />

overreding.<br />

7<br />

T<br />

O — A<br />

•<br />

°<br />

Aug.<br />

1<br />

De mil. comdt. krijgt na herj<br />

haald verzoek, toestemming<br />

' om met meer klem op te treden.<br />

(1) Met deze scheepvaartregeling werd bereikt, dat wij „op de geldkist van Atjèh zaten" en een middel<br />

bezaten om dwang en politioken invloed op de kuststaten uit te oefenen.


in do bestuursinzichten<br />

Ministers van D e t e n d i e n s t e s t a a n d e middelen.<br />

„ . , . . . Kolomon. (behalve de scheepsmacht).<br />

Onderhoorigheden.<br />

Politiek<br />

I ventie.<br />

van non-inter- 1 comp. mineurs.<br />

Totaal generaal<br />

385 off. en 10208 minderen. Ruim 10500 man.<br />

1881. Troepen vermindering.<br />

Oct. '79. 1 veldbato» (5de)l en 1<br />

| bergbatterfj.<br />

Politiek van non-inter- ,Dec. 79. 2 veldbat°ns (9de on 6de).<br />

ventie. Blijven op Atjèh 5 veld-<br />

« bat»"" en 3 garn. batons<br />

* (47 comp).<br />

Aanwezig:<br />

+ 7540 man.<br />

Jan. '80. 3 garn. en 6 veldbals<br />

(2de, 3de, 11de, 12de, 14de<br />

en 15de).<br />

Korps gewapende politie<br />

ter sterkte van 225 man.<br />

(Opgericht Juni '79. Opgeheven<br />

Oct. '84).<br />

„ . l o 1 , .<br />

Sept. 81wordt de scheepvaartregehng-van<br />

dor Her,-<br />

| den ïngetrokkon; alleen<br />

Mei '80. Bij Indisch besluit van<br />

« ; l g 8 0 N„ 2 B d d e<br />

t k t e d e r t r o e p e n m a c n t<br />

bocaald on •<br />

invoer van oorlogscontra- 1 g a b a t aljon, 6<br />

( bande bluft verboden. voldbat""» en 1 subsistén-<br />

.„„„<br />

„, ... . , ,<br />

Sluiting van de geheele<br />

kust van Oelee Lheue tot<br />

tencompagnie.<br />

Cav. »/ a esk.<br />

I Art. 3 comp.<br />

Genie V, comp. mineurs<br />

geniewerklieden.<br />

Diamantpunt voor in- en<br />

uitvoer en voor vischr<br />

g l £ k t a a n w e z i g e<br />

penmacht.<br />

t r o e. ± 6000 man.<br />

vangst.<br />

Visitatie-havens: Oelèë<br />

, g 2<br />

, R„'<br />

* ,.<br />

T d '<br />

+ 5825 man.<br />

-+- 6000 man.<br />

Lheuë, Sigli, Samalanga °<br />

en Lho* Seumawè.<br />

Toepassing van de scheepvaartregeling-Scherer<br />

op DE BHAUW.<br />

het gedeelte der Noordkust Jhr. Mr. W. M.<br />

tusschen Peusangan en Sept.'82—Febr.'83.<br />

Diamantpunt met Lho*<br />

Seumawè als uitsluitende VAN ERP TAALMAN<br />

visitatiehaven. KIP. W. F.<br />

ad. int.<br />

Maart '83. Febr.'83-April'83.<br />

De kust van Samalanga<br />

voor den algemeenen handel<br />

opengesteld.<br />

Na Mei '83.<br />

75<br />

l a e m<br />

- ~~<br />

Toepassing van de scheep-<br />

J u n i 8 3<br />

' '<br />

vaartregeling-Scherer(l)(o. Aanwezig<br />

n g van de Regeering) op<br />

Noord en Westkust Voor<br />

1 bataljon;<br />

veldbataljons (2de, 3de,<br />

den algemeenen handel 10de, 11de, 12de, 14de, lSde)!<br />

| opengesteld: Lho* Seu-<br />

I mawè, Meulaboh en Tapa*<br />

1 Toean.


76<br />

Gouverneurs van Atjèh. Toegepaste stelsels en wijzigingen<br />

= =<br />

j " — Gouverneurs- =— " .-<br />

Bestuursperiode. | Namen.<br />

RovnfirH<br />

heden<br />

Generaal.<br />

Groot-Atjèh.<br />

r<br />

.<br />

8<br />

Sept.'84—Dec. 86 DEMMENI. H. Civiel-en mil.<br />

(t Dec. '86). gouverneur.<br />

I Na Aug. '83. Politiek van ,<br />

0 « ] het herstellen van het Sul- I<br />

tanaat onder Ned. souvereini- j<br />

teit.<br />

I |<br />

[ Dee. '83 geeft de Ind. Regee-<br />

I ring aan den Gouverneur te i<br />

T A konnen niets van een herstel<br />

| van het Sultanaat te willen<br />

VAN REES. weten.<br />

O.<br />

April'84-Sept.'88.1 Na Aug<br />

Toepassing van het concen-<br />

I l tratiostelsel (1) (op bevel van<br />

T ! het Opperbestuur in Nederland)<br />

I gepaard met een politiek van<br />

I afwachting.<br />

O<br />

•<br />

A . O '<br />

T • O •<br />

(1) In een geheime zitting van de Staten-Generaal op 16 en 17 Juni 1884 werd tot de z.g. „concentratie"<br />

besloten.<br />

(2) En dat nog alleen voor een onbelangrijk gedeelte.<br />

t


in de bestuursinzichten.<br />

=<br />

f =<br />

Ondorhoorigheden.<br />

77<br />

Ministers van rj e ton dienste staande iniddolen.<br />

Kolomen. (behalve do scheepsmacht).<br />

VAN BLOEMEN<br />

WAANDERS. F. G.<br />

April '83-Nov.'83.<br />

A<br />

WEITZEL. A. W. P.<br />

ad int.<br />

Nov.'83 -Febr.'84.<br />

SPRENGER V AN EI JK.<br />

1884. Mr. J. P.<br />

Febr.'84 - April'88.<br />

Intrekking van de scheep- i<br />

vaartregeling-Scherer op<br />

j 1 O<br />

bevel Hooge Regeering in I<br />

Nederland (Oct. '84); non- [ „<br />

interventie in de binnenlandsche<br />

aangelegenheden<br />

der kuststaten; opheffing<br />

der posten Lho* Seumawè<br />

en Samalanga.<br />

Sept. '84.<br />

Invoering van do algemeene<br />

rigoureuse blokkade<br />

voor het geheele kustgebied<br />

van Tamiang op de Oostkust<br />

tot Troemon op de<br />

"Westkust.<br />

O<br />

, Oct. '84. '84 Sterkte aanwezige troej<br />

Handhaving van een penmacht. ± 6300 man.<br />

I soort scheepvaartregeling;<br />

) visitatiehavens; Oelèë<br />

I<br />

Lheuë, Idi en Sigli, waarnaast<br />

een partieele blokkade<br />

(2) (weerspannige<br />

I staatjes) werd gehandhaafd.<br />

i<br />

Maart. '85.<br />

Algeheele opheffing der<br />

partieele blokkade.<br />

I Dec. '85.<br />

Intrekking der scheepvaartregeling-Demmeni.<br />

De '85 Sterkte aanwezige troe-<br />

Regeering verbiedt zelfs de penmacht. + 4200 man.<br />

geringste beperking van<br />

I den handel der kuststaten<br />

met het buitenland.<br />

I


78<br />

Gouverneurs van Atjèh. Toegepaste stelsels on wgzigingcl<br />

I I - • • 1<br />

-— Gouverneurs-<br />

| Generaal.<br />

Bestuursperiode. Namen. heden" Groot-Atjèh.<br />

Na December<br />

1. Politiek van lijdelijk afwachten<br />

in de geconcentreerde<br />

linie en van cajoleeren.<br />

I 2. Politiek van herstel van<br />

O —. het Sultanaat over Groot-Atjèh<br />

| onder ons protectoraat.<br />

-<br />

Dec. '86—Mei'91. VAN TEUN. Civiel-en mil. Politiek van afwachting<br />

H. K. F. gouverneur. 1<br />

binnen onze stelling, die<br />

A— O - . actief verdedigd wordt.<br />

/ Herstel van het Sultanaat<br />

PIJNACKER HORDIJK<br />

Mr. C.<br />

Sept.'88-Oct.'93. ,<br />

op den achtergrond.<br />

O A—<br />

!<br />

Uitvaardiging van hot verbod<br />

van uitvoor uit de geconcentreerde<br />

linie.<br />

( Na Nov. '88.<br />

O A —1 Aanvallend optredon in<br />

| ( Groot-Atjèh en<br />

10<br />

Mei '91—Jan. '92. POMPE VAN Civiel-en mil.<br />

MEERDERVOORT. F. gouverneur. | Politiek van zachtheid, wel-<br />

O -T • willendheid en rechtvaardigheid.<br />

11<br />

Jan '92—April '96. DEIJKERHOFF. Civiel-en mil.<br />

C. gouverneur.<br />

A— —O<br />

Na Jan. '93.<br />

Politiek van het onder recht-<br />

I streeksch bestuur brengen van<br />

I het gebied buiten de linie<br />

O •— A J middels onze Atjèhsche bondj<br />

VAN DER WIJCK. j j genooten (4) en het bezetten<br />

| Jhr. C. H. A. [ j van het veroverde gebied<br />

jOct.'93—Oct. 99. I I middels de militaire macht in<br />

A 1 '. tvjdol\jke versterkingen.<br />

(1) Gehandhaafd tot einde 1892, echter verzwakt door enkele licenties (Lho.


a de bestuursinzichtcn.<br />

- Ministers van De ten diensto staande middelen.<br />

• Koloniën. (.behalve de scheepsmacht).<br />

Onderhoorigheden.<br />

1885. '86. Sterkte<br />

penmacht.<br />

aanwezige troe- + 5000 man.<br />

Volkomen vrijheid van April '90. Opgericht het Korps<br />

handel en een politiek van marechaussée (2 ofï. en<br />

non-interventie in de bin- 204 minderen),<br />

nenlandsche aangelegen- Aanwezig:<br />

lieden van de kuststaten. Jan. '92. 4 veldbat°ns (3de, 12de,<br />

'86 Peusangan en Lho* Juni '92.<br />

o n s<br />

14de en 15de) 2 garn. bat .<br />

Het Korps marechaussee<br />

Seumawè voor den handel uitgebreid tot 4 off. on242<br />

en de vischvangst gesloten. , , 89?deren.<br />

Uit. '93. 223 off. en 5548 minderen.<br />

Jan. 'SS. Uit. '94. 227 „ „ 5403 „<br />

t<br />

Tijdelijke sluiting van<br />

U I<br />

-<br />

9 5<br />

' - 2 1 6<br />

» »<br />

5 8 1 9<br />

een gedeelte der Westkust Versterkingen:<br />

als bestraffingsmaatregel. KEUCHENIUS. A<br />

l n<br />

P<br />

9 B<br />

-<br />

2<br />

voldbataljons (9de en<br />

Vanaf dat tijdstip voort- Mr. L. W. Cu.<br />

6 d e<br />

) 1<br />

l<br />

bergbatterrj (A 1 bg).<br />

durende uitbreiding van Aprü'88-Febr.'90.<br />

M e 9 6<br />

' -<br />

2<br />

voldbataljons (5de en<br />

de partieele sluiting tot de<br />

7 d e<br />

) 1<br />

bergbatterrj (A 2 bg).<br />

algemeene rigoureuse slui- * P e<br />

t<br />

^-<br />

c a v<br />

-<br />

ting van de geheele N. en<br />

2 s e c<br />

- genietroepen.<br />

W.-kust in Febr. 1889 (1) Troepenvermindering:<br />

en het verbod van visch-<br />

A u<br />

S-<br />

9 e<br />

' -<br />

1<br />

veldbataljon (5de).<br />

vangst in Mei '90 (Oostkust \ bergbatterij (A 2 bg.)<br />

1<br />

blijft open) (2). M A C K A Y . Aanwezig:<br />

Mr. A. Baron Uit. '96. 323 off. en 7876 minderen.<br />

na Juni 1890 aanvallend Febr.'90-Aug.'91. Jan. '97. Sterkte Korpsmarechausoptreden<br />

in de kuststaten. see opgevoerd tot 5 off. en<br />

Invoering van een scheep- ^62 minderen,<br />

vaartregeling voor de Oostkustmetuitsluitende<br />

vesti-<br />

Uit.<br />

_ ,<br />

'97.<br />

,<br />

Sterkte 286 off. en 8020<br />

m<br />

l t<br />

*5«eten.<br />

ging te Idi.<br />

u<br />

-<br />

98<br />

> Sterkte<br />

minderen.<br />

290 off. en 7737<br />

Door uitreiking van tal- Troepenvermindering,<br />

rijke licentiSn wordt de V A N DEDEM.<br />

9 8<br />

' - 3 veldbataljons (6de,


80<br />

Gouverneurs van Atjèh. Toegepaste stelsels en wüzigingeq<br />

; 1 ~ T ~ ~ Gouverneurs- — —-- •=<br />

Bevoegd- Generaal.<br />

Bestuursperiode. | Namen. heden Groot-Atjèh.<br />

J [<br />

April'96—Juni '96. VUTTER. A. J. Begeerings- Stelsel van agressie. (Het<br />

commissaris, geheele Atjèhsche volk door<br />

Luit.-Generaal kracht van wapenon dwingen<br />

Legercom- tot erkenning van de souvemandant.<br />

reiniteit van Nederland).<br />

13<br />

Juni '96—Juli '90. DE MOULIN. < Civiel- en mil.<br />

J. J. K. gouverneur,<br />

(t 7 Juli '9C).<br />

14<br />

Juli'96—Oct.'96. STEMFOORT. J. "VV. [ wnd. I Stelsel van actieve beheer- j<br />

| gouverneur. I sching van de drie sagi's I<br />

\ O j van Groot-Atjèh en strenge '<br />

I toepassing van een scheepvaart- j<br />

15 [ regeling voor geheel Atjèh en<br />

Nov. '96—Mei '98. VAN VLIET. Civiel-en mil. Onderhoorigheden.<br />

C. P. J. gouverneur.<br />

O ~-A<br />

16<br />

Mei '98—Juni 1904. VAN HEUTSZ. J. B. Civiel-en mil. Verovering en actieve beheer<br />

Veroveraar van gouverneur. ROOSEBÜOM. W. Onderhoorigheden.<br />

Atjèh. Oct.'99—Oct. 1904.<br />

17<br />

Juni 1904—Mei 1905. VAN DER WIJCK. Tijd.civiel-en<br />

Jhr. J. C. mil. gouverneur.<br />

VAN HEUTSZ. J. B. Het met geweld tot onderwer<br />

Oct. 1904-Dec.l909. onder bestuur brengen van het<br />

18<br />

Mei 1905—Juni 1908. VAN DAALEN. Civiel- en mil.<br />

G. C. E. gouverneur.<br />

' - 19 |<br />

Juni 1908-Sept. 1918. SWART. H. N. A. Civiel-en mil. Stelsel van actieve beheer<br />

Pacificator van gouverneur. IDENBURG. hoorigheden gepaard met het<br />

Atjèh. A. W. F. aan de pacificatie en het in be<br />

Dec.'09—Maart'16. Atjèh met een duidelijk zicht<br />

VAN LIMBURG<br />

STIRUM.<br />

Mr. J. P. Graaf<br />

Mrt. '16—Mrt. '21.<br />

Sept.'18—<br />

20<br />

VAN SLUWS. Civiel Civiel bestuur, gerugsteund<br />

A. G. H. gouverneur. consolidatie der pacificatie.<br />

i<br />

Focx. Mr. D.<br />

Maart '21—<br />

(1) Naar aanleiding van het uil wijken van T. OEMA naar do B° Lam Beusoë. ,


i di! bostuursinzichten.<br />

Ministers van . Do ten dienste staande middelen.<br />

. , a Kolomen. (behalve de scheepsmacht).<br />

Onderhoorigheden.<br />

Nov. 1905.<br />

Troepenvermindering.<br />

1 veldbat (12de).<br />

Aanwezig -<br />

Ult. 1905 173 off. en 5584 minderen.<br />

„ 1900 177 „ „ 6440 „<br />

„ 1907 176 „ „ 6267<br />

„ 1908 162 „ „ 6120 „<br />

„ 1909 166 „ „ 6294<br />

„ 1910 166 „ „ 6275<br />

„ 1911 161 „ „ 6033<br />

Aanwezig.<br />

1912 2 veldbataljons<br />

14de).<br />

(3de en<br />

A<br />

3 garn. bataljons.<br />

Korps marechaussée (20<br />

off. en 1212 minderen).<br />

CKEMER. J. TH. Totaal 200 off. en<br />

Juli '97—Aug. 1901J 5980 minderen,<br />

i Jan. '97. Tijdelijke slui- „ . ,* -,,',„ Troepenvermindering:<br />

ting (1) van de W. kust<br />

V a n A s c h v a n 1 A n l<br />

P<br />

1 3 1<br />

veldbataljon (14e).<br />

^lan"dSp%» n<br />

- ^ . M r " T K<br />

piong' voor il BnZtZr<br />

A . J .<br />

^S-'<br />

Ult 1912 ^ 5 7 7 8 minderen,<br />

01<br />

-^-'^ „1913 106 „„ 4320 „<br />

I en voor vischvangst. _ ,,>,«« Ti'oopenveriiiindoring:<br />

i BERGANSIUS. Juli 191o y 2 veldbataljon (2 comp.<br />

sching van geheel Atjèh en J. W. ad int.<br />

10 Sopt. '02—<br />

25 Sept. '02.<br />

3e).<br />

IDENBURG.<br />

A. W. F.<br />

Sept. '02—Aug. '05.<br />

ping en zooveel mogelijk<br />

rerovorde gebied. FOCK. Mr. D.<br />

Aug. '05—Febr. '08.<br />

HEEMSKERK.Mr. TH.<br />

ad int.<br />

Febr. '08-Mei '08.<br />

ching van Atjèh en Ondereggen<br />

van de laatste hand IDENBURG.<br />

tuur brengen van geheel A. W. F.<br />

iaar streven naar verzoening. Mei'08—Aug. '09.<br />

I<br />

DE WAAL<br />

MALEFIJT. J. H.<br />

Aug. '09-Aug.'13.<br />

PLEYÏE. Mr. TH. BJ<br />

loor de militaire macht ter Aug.'13—Sept.'18<br />

IDENBURG.<br />

A. W. F.<br />

Sept.'18—Aug. '19.<br />

ïtUYS DE BEEREN-<br />

BROucK.Jhr Mr. CH.<br />

J. M. ad int. |<br />

Aug. '19—Nov. '19.<br />

DE GRAAFF. S.<br />

Nov.'19— I<br />

SI<br />

6


82<br />

BIJLAGE B.<br />

Alphabetische lijst der expeditiën en voornaamste<br />

excursiën.<br />

EXPEDITIËN. Bladz.<br />

naar Daja '98 (Christan) 48<br />

„ Geudong '78 (v. d. Heijden) 21<br />

„ Gigiëng '78 (v. d. Heijden) 20<br />

„ Idi '78 (v. d. Heijden) 20<br />

„ Idi '89 (De Bank Langenhorst, 33<br />

„ Idi '90 (Van Teijn) 34<br />

„ Idi '98 (Van Heutsz) 53<br />

„ Langsa en Manja t Pajét '77 19<br />

„ Lhong '77 {Meijer) 19<br />

,, Lhong '97 44<br />

„ Meulaboh '78 20<br />

„ Meureudoe '77 (v. d. Heijden) 19<br />

„ Pasé '99 (Van Heutsz) 56<br />

„ Peusangan '99 (Van Heutsz) 56<br />

„ Pidië '98 (Van Heutsz) 60<br />

„ Rigaïh '86 (Van Teun) 32<br />

„ Samalanga '77 (v. d. Heijden) 19<br />

„ Samalanga'80 (Schmilau-v. d. Heijden). 24<br />

„ Samalanga 1901 (Van Heutsz) 58<br />

„ Sigli '97 (Van Heutsz) 47<br />

„ Simpang Oelim en Tandjong Seumantoi<br />

'76 17<br />

„ Simpang Oelim '77 19<br />

„ Teunöm '84 (Demmeni) 27<br />

„ de Zuidelijke Nederzettingen '77 19<br />

„ „ „ „ '78 1 20<br />

EXCURSIËN. Bladz<br />

naar Bagoh on Oleh Gadjah (le touht) ] 84<br />

„ Bagoh en Oleh Gadjah (2e tocht) 35<br />

„ Blang Laka 59<br />

>ver de Blang Kala-pas '70 (Engel) 15<br />

naar de Gajolanden 1901 (v. Daalen) 59<br />

„ „ „ 1902 (Schneiiiers) 59<br />

1902 (v. d. Maaten) .. 59<br />

„ „ „ J902 (Colnn) 59<br />

„ „ „ 1902 (Scheepens) 59<br />

„ Gajo-, Alas-en Bataklanden (v Daalen) 61<br />

„ „ „ „ „ (Colijn) 65<br />

„ Lam Tcuba '79 23<br />

„ '97 46<br />

„ Leupoeëng '96 43<br />

'97 45<br />

„ Lhong '96 43<br />

„ Rigaïh '98 (v. d. Dussen) 56<br />

n Seulimeum '79 23<br />

„ '96 43<br />

'97 46<br />

„ Tangsé (le tocht) 64<br />

(2e tocht) I 65<br />

(3e tocht) 67<br />

„ de Westkust (Rigaïh)'98(v.d.Dussen). 56


A.<br />

Aneu' Galong, 21, 22, 37, 38, 42.<br />

B.<br />

Bastiaansz, 1.<br />

Batoo, 41.<br />

BeniSt, 54—55, 57.<br />

Boungga, 54, 57.<br />

Bicker, 1.<br />

Biloej, 40.<br />

Blang Kala, 15.<br />

Blang Laka, 59.<br />

Bloemen Waanders, F. G. van , 29,77.<br />

Boeket (Bt.) Seuboen, 15, 41.<br />

Boeket Trieüng, 15.<br />

Bogaert , C. H., 8, 13.<br />

Both, F., 1.<br />

Brauw, Jhr. Mr. W. M., 75.<br />

Breijer, 40.<br />

c.<br />

Caerden, P. van, 1.<br />

Christan, 48.<br />

Christoffel, 60—62, 67.<br />

Cobltjn, W. A., 20.<br />

Colijn, 56, 59—61, 65.<br />

D.<br />

Daalen, E. C. van, 5, 7.<br />

Daalen, G. C. E. van, 51, 59, 61-05,<br />

67, 80.<br />

Daja, 43-44, 46—48, 56.<br />

Daroj, 15. III Moekims.<br />

Daroj, 41.<br />

Demmemi, H., 21, 29-30, 32, 76.<br />

Deykerhotf, C, 35—36, 40, 78.<br />

Diamantpunt, 26, 36, 47.<br />

Diemont, A. J. E., 16-17, 19, 72.<br />

Diepenheim, 15.<br />

Djanthöë, 47—48, 57.<br />

Djounamprong, 47, 81.<br />

Djerir (Djreuë), 22.<br />

Dompseler, van, 17.<br />

Dussen, van der, 56.<br />

E.<br />

Egter van Wissekerke, 5.<br />

Engel, F. T., 15.<br />

Engelsch —Atjèhsche verdrag, 2.<br />

83<br />

NAAMREGISTER.<br />

BIJLAGE C.<br />

Fransen van der Putte, J. D., 71.<br />

G.<br />

Gajo, 59—61.<br />

Garot, 47, 53-54, 60.<br />

Gerlach, 22-23.<br />

Geudong, 20—21, 56.<br />

Geutjeuë Olejlo, 15.<br />

Gey van Pittius, A. K. W., 21.<br />

Gigiëng, 20.<br />

Glé Batèë iliê


K.<br />

Kaloeöt, 3b'.<br />

Keuchonius, Mr. L. W. Cli., 79.<br />

Keudé Bagoh, 31-35.<br />

Koumala, 23 24, 29, 31—33, 3i3, 53—<br />

55, 65.<br />

Keureutöë (Kerli), 16, 56, 61, 64 , 67.<br />

Koulapang Doea, 16, 39.<br />

Koeala Batèë, 2, 18, 24, 52.<br />

Koeala Gigiëng, 15 — 17.<br />

Koeala Loeë, 18.<br />

Koeala Meureudoe, 2.<br />

Koeta (K.) Ba-' Teuë, 44<br />

Koeta (K.) Goenöngau , 11,<br />

Koeta (K.) Meugat, 7.<br />

Koeta (K.) Meuntröë Garot, 53.<br />

Koeta (K.) Panté Tjeureumèn, U.<br />

Koeta (K.) Pö Amat (K. Pohama),30.<br />

Koeta (K.) Sawang, 57.<br />

Koeta (K.) Toeankoe, 33.<br />

Kohier, J. H. B., 5, 7.<br />

Kong (Pegaseng), 62.<br />

Koopman, 5.<br />

Koster!, 50.<br />

Kroeëng Kalé, 22, 41-42.<br />

Kroeëng Ma', 38.<br />

Kroeëng Baba, 14—15, 41 - 42, 47.<br />

Kroeëng Raja, 14, 17-18, 24, 45,48.<br />

L.<br />

Ladöng, 24, 42.<br />

Lageuën, 56—56.<br />

Laging Tobias, P. F., 27, 29, 74.<br />

Lam (L.) Bada', 18.<br />

Lam (L.) Baro, 15, 22.<br />

Lam (L.) Beusöë, 46, 48.<br />

Lam (L.) Djamèë, 39—40.<br />

Lam (L.) Koenjèt, 40.<br />

Lam (L.) Kra', 37—38, 41.<br />

Lam (L.) Njöng, 17.<br />

Lam (L.) Pageuë (Lampagger) 15 — 16.<br />

Lam (L.) Panaïh (Lampanas) 23.<br />

Lam (L.) Pisang, 39-41.<br />

Lampoïh Oe, 12.<br />

Lam (L.) Soeët, 42.<br />

Lam (L.) Téh, 30, 46.<br />

Lam (L.) Teuba , 22—23, 45 - 46, 48.<br />

Lam (L.) Tjoet, 15.<br />

Langen, K. F. H., 40.<br />

Langga, 52.<br />

Langsa, 19.<br />

Lansberge, Mr. J. W. van, 18, 25, 70.<br />

Lehe, 40.<br />

Lemboe, 10, 15.<br />

Leupoeëng, 41, 43, 45 - 46, 48.<br />

Lho'Igeuëh, 54-55.<br />

Lhong, 19. 43, 46, 48.<br />

Lho' Nga, 43.<br />

Lho' Seumawè, 8, 26, 28, 30, 36<br />

50- 57, 60, 64, 66.<br />

Lho' Trieëng, 56.<br />

Loeëng Bata, 11.<br />

Loenen, van, 57.<br />

Londonsch tractaat, 2.<br />

Loudon , Mr. J., 4, 70.<br />

Lübeck, 22-22.<br />

M.<br />

Maaten, van der, 59, 61.<br />

Manja' Pajét, 19.<br />

Mekern, 15.<br />

Meulaboh, 16, 19, 28, 57.<br />

Meura' sa, 12, 13, 37.<br />

Meureudoe, 19, 56—59.<br />

Meureudoeaté, 7.<br />

Meuseugit (Mt.) Raja, 7, 11, 19, 24.<br />

Meuseugit (Mt.) Toengkob , 22.<br />

Meijer, 15.<br />

Mibö, 15.<br />

Mon Tasië', 21, 37, 41-43.<br />

Moulin , J. J. K. de, 42, 80.<br />

N.<br />

Nanggröë, 56, 58.<br />

Neuheun, 18.<br />

Neve, G. P. de, 9.<br />

Nieuvvenhuijzen, F. N , 4—5.<br />

Nisoro, 26-27.<br />

0.<br />

Oelèë Lheuë, 23, 25—26, 28, 30, 36, 40.<br />

Oelèë Soesoe, 15.<br />

Oleh Gadjah, 34 35.<br />

P.<br />

Padang Tidji, 48, 52-53, 57.<br />

Panga, 27.<br />

Panglima (Pgl) Pölém (•(• 1890), 11,<br />

18, 21-23, 35.<br />

Panglima (Pgl.) Pölém, 41, 43-50,<br />

52, 55-61.<br />

Panglima (Pgl.) Tibang Moehamad, 4.<br />

Panté jKarang. 22.<br />

Pantja, 48.<br />

Pasè, 3, 56-57, 59, 61, 64, 66-57-.<br />

Paté', 16.<br />

Pegu, 47<br />

Pel, J. L. J. H., 13—15, 18, 70.<br />

Péndéng, 62-64.


Peudada, 59.<br />

Peukan Bada', 15, 39, 65, 66.<br />

Peukan Baro , 21, 47.<br />

Peunajong, 10.<br />

Peunjirat, 15.<br />

Peusangan, 24, 56—59.<br />

Pidië, 3,8, 17-18, 43, 45, 47—58,<br />

60, 64-65.<br />

Poelö Raja, 36<br />

Poelö Tjitjem, 53.<br />

Pol, van de, 22.<br />

Pompe van Meerdervoort, 35 36, 78.<br />

Pötjoet di Rambong, 55.<br />

PötjoetNja' Dien, 39.<br />

Pötjoet Tjöt Moerong, 60.<br />

Pruys van der Hoeven , A., 25 ,<br />

27 , 74.<br />

Prjnacker Hordijk, C, 78.<br />

R.<br />

Raad van Achten , 8.<br />

Rafflos, 2.<br />

Rees, O. van, 73, 76.<br />

Reuëng 2<br />

, 43, 46, 48.<br />

Rigaïh (Rigas), 32 , 56.<br />

Ritiëng, 43.<br />

Rooseboom , W., 80.<br />

Roy, de, 1.<br />

s.<br />

Sabang , 36.<br />

Samagani, 43—44.<br />

Samalanga, 18-19, 24, 26, 28, 30,<br />

56, 58—59, 64.<br />

Scharp, 22.<br />

Scheepens, W. B. J. A., 59, 62 ,<br />

66, 68.<br />

Scherer, 26, 28, 30 , 36.<br />

Schmilau , 24.<br />

Schneiders, 59.<br />

Seulimeum, 22-23, 43, 45 53,<br />

55, 57.<br />

Seuneulob (Seuneung), 21, 37, 42.<br />

Siak Sri Indrapoera ,3,8.<br />

Sigli, 20 , 24, 26 , 30 , 45, 47, 50, 52 ,<br />

54-55, 57.<br />

Simpang Oelim, 16 - 17 , 19, 54, 73.<br />

Sjahbandor Moehamad Tibang, 4.<br />

Sluys, A. G. H. van, 68, 80.<br />

Snouck Hurgronje, Dr. O.. 35 — 36,<br />

48, 50.<br />

Sprenger van Eijk , Mr. J. P., 77.<br />

Spruyt, 50.<br />

Stemfoort, J. W., 40, 42, 44, 80.<br />

Stoutjesdijk, 51.<br />

Sultan Ala c<br />

ad-Din Mahmoed Sjah<br />

(1870-1875), 11.<br />

Sultan Ala'-ad-Din Moehamad Sjah<br />

(1823-1830), 11.<br />

85<br />

Sultan Ibrahim Mansoer Sjah, 3.<br />

Sultan Iskandar Moeda, 2.<br />

Sultan Marhoom Meukoeta Alam, 2.<br />

Sumatra-tractaat, 3.<br />

Swart, H. N. A., 67—68, 80.<br />

Swieten, J. van, 3, 9-10, 12—14, 70.<br />

T.<br />

ïamiang, 8, 29.<br />

Tandjong (Tg.) Seumanto 5<br />

, 16—17.<br />

Tangsé, 54-55, 57, 61.<br />

Tapa', 53, 54, 56.<br />

Tapa ' Toean , 28 , 56 , 66 , 68.<br />

Tersteege, 21, 22.<br />

Teukoe (T.) Ajer Alang, 23.<br />

Teukoe (T.) Ali Ba*ét, 47, 52, 01, 65.<br />

Teukoe (T.) Bén Blang Pidië, 58, 68.<br />

Teukoe (T.) Bén Peukan Meureudoe,<br />

52, 55, 57-58, 61, 64.<br />

Toukoo Brahim Paleuëh, 54.<br />

Teukoe (T ) Djoehan Pahlawan ,<br />

36-41.<br />

Teukoe (T.) Geudong, 47, 56, 60.<br />

Teukoe (T.) Lampoïh Oö, 47.<br />

Teukoe (T.) Moeda Ba*ét, 18, 20—22,<br />

43.<br />

Teukoe (T.) Nè* Meura*sa, 37.<br />

Teukoe (T.) Nja'Banta, 37.<br />

Teukoe (T.) Oema(r), 26, 32-33,<br />

36—39 , 41—48 , 52 - 57 , 59.<br />

Teukoe (T.) Paja, 17.<br />

Teukoe (T.) Tjoet Ali Basja, 55.<br />

Teukoe (T.) Tjoet Toengkob, 37, 45,<br />

48 , 52 , 56.<br />

Teungkoe (Tgk.) di Aloeë Keutapang,<br />

58, 64—65.<br />

Teungkoe (Tgk.) di Atjèh. 66.<br />

Teungkoe (Tgk.) di Barat, 58, 60 ,<br />

67-68.<br />

Teungkoe (Tgk.) di Boeket, 58, 68.<br />

Teungkoe )Tgk.) di Gajo, 52—53.<br />

Teungkoe (Tgk.) di Mata Ië, 58, 60.<br />

Teungkoe (Tgk.) Tji* Majet, 58, 68.<br />

Teungkoe (Tgk.) di Paja Bakong,<br />

64 , 67.<br />

Teungkoe (Tgk.) di Reubèö, 58, 68.<br />

Teungkoe (Tgk.) di Tirö, 58, 68.<br />

Teungkoe (Tgk.) di Tirö Tjhèh Saman<br />

(t 1890), 20, 31, 33, 35-36, 68.<br />

.Teungkoe (Tgk.) di Tjöt Plieëng, 47,<br />

52—53, 58, 60, 64.<br />

Teungkoe (Tgk.) di Tjöt Tjitjem ,<br />

64-65.<br />

Teungkoe (Tgk.) Moehamad Amin ,<br />

35.<br />

Teungkoe (Tgk.) Poetröë, 60.<br />

Teungkoe (Tgk.) Tanah Abèe, 39.<br />

Teungkoe (Tgk.)Tapa' , 54, 50.


Teunöm , 27 , 55.<br />

Teyn , H. K. F. van , 32—36 , 78.<br />

Tiban, 10.<br />

Tjankoel Loeë, 10.<br />

Tjöt Goeë, 39-40.<br />

Tjöt Mantjang, 43, 46, 48.<br />

Tjöt Moerong, 54.<br />

Tjöt Kaliëung, 46.<br />

Tjöt Rang, 40.<br />

Toeankoe (T.°«) Abdoel Madjid, 11, 32.<br />

Toeankoe (T.oo) Asem (Hasjim), 11,<br />

20, 28—29, 31, 35.<br />

Toeankoe (T.°«) Hasjim (Asem), 11,<br />

20, 60.<br />

Toeankoe (T. oe<br />

) Hoesin, 11.<br />

Toeankoe (T.°») Moehamat Dawot,<br />

11, 20, 31, 57, 66.<br />

Toeankoe (T.°c) Moehamad Joesoef,<br />

11, 52.<br />

Toeankoe (T.» e<br />

) Radja Keumala, 60.<br />

Toekoe lmand, 27.<br />

86<br />

Toengkob, 22, 37, 41-42, 49, 49<br />

Troeman , 29 , 36.<br />

V.<br />

Verspyck , G. M., 9.<br />

Vetter, A. J., 15 , 40 , 42 , 80.<br />

Vliet, C. P. J. van, 44 , 49 , 80.<br />

w.<br />

Watrin , 62, 63, 65.<br />

Wedden, van der, 57.<br />

Weitzel, A. W. Ph., 77<br />

Wichers , Jhr. H. O., 73.<br />

Wiggers van Kerchem , G. B. T.,<br />

16, 70<br />

Willems, 50, 53-55.<br />

Wljck, Jhr. C. H. A. van der, 78.<br />

Wijck, Jhr. J. C. van der, 54-65, 80.


J a a r<br />

88<br />

EENIGE GEGEYENS BETREFFENDE DE<br />

Verliezen door het Ned. Ind. Leger geleden.<br />

I Gesneu- \ w.o. offl-! r._ m H j w.o. I Hiervan [ w o.<br />

e w o n a<br />

- veld eieren. ! ^ - , officieren, overleden.; officieren.<br />

j I i j ! .<br />

1873 (6) 45 I 8 406 i 23 i<br />

1874 (7)<br />

1875 (3) 32 2 (3116(1) 234(1) 40<br />

1876 77 4 , 9 9 - 9<br />

1877 64 4 I ) 61<br />

1878 44 3 l . \ 88 8<br />

1879 43 1 45 1<br />

1880 31 1 19<br />

1881 ' 3 13<br />

1882 (4) (5) 14 659 29<br />

1883,5)<br />

1885<br />

37 2<br />

8 7 9<br />

j 3123 (1)<br />

I<br />

185(1)<br />

1<br />

» ^<br />

1886<br />

1887<br />

1888<br />

1889 (5)<br />

\ \<br />

1890 (5) 112 1 1026 13<br />

1891 (5) 18 1 99 3<br />

1892 (5) 16 — 131<br />

1893 (2) 11 1 102 12<br />

1894 17 1 146 12<br />

1895 3 - 40 3 5 -<br />

1896 79 6 903 43 74<br />

1897 61 4 380 19 33 2<br />

1898 19 - 268 17 18<br />

1899 33 1 326 27 22<br />

1900 32 2 267 11 24 1<br />

1901 40 1 331 8 20<br />

1902 68 2 449 26 20 3<br />

1903 31 I 1 285 15 15 1<br />

1904 56 1 434 35 40<br />

1905 70 1 248 12 14 1<br />

1906 38 1 197 9 10<br />

1907 18 - 214 9 10 1<br />

1908 19 2 290 10 9<br />

1909 15 214 4 9<br />

1910 7 — 148 4 3 —<br />

1911 8 — 95 4 4 1<br />

1912 2 — 35 2 3 —<br />

1913 — — 16 3 — 1<br />

1914<br />

1915<br />

1916<br />

1917<br />

1918<br />

6 1 28 — 2 —


VERLIEZEN GELEDEN IN DEN ATJÈH-OORLOG.<br />

- j<br />

De door den vyand in onze handen achtergelaten verliezen.<br />

Jaar To,,. ! D To oW d ^ e n „ I Gewon- jGevange-l Vuur- ! w.o. m ,. ,..<br />

89<br />

- j den. j nen | wapens. |achter-laad.j Toehcht.ngen.<br />

1873 (Ij zie over de ver-<br />

1874<br />

iojr.<br />

liezen van 1873—1891<br />

Nieuwenhuljzon. I. M. T.<br />

tena<br />

1 S e i<br />

'<br />

d l<br />

- r<br />

> M a d z<br />

- 20.<br />

lo /o<br />

1877 (2) Zie over de verlg7g<br />

liezen van 1893 t/m 1912<br />

, Q r 7 n<br />

I b y<br />

'<br />

1880<br />

:SQ„<br />

l 8<br />

• °-<br />

Kruisheer, Atjeh 1896<br />

dl. II pg. 103 en Atjèhmonograpliie<br />

van het<br />

Encyclopedisch Bureau,<br />

dl. II, afl. 2, 1917 (ult-<br />

J<br />

gegeven door do Topo-<br />

1883<br />

jgg4<br />

grafische Inrichting te<br />

Weltevreden).<br />

( 3 ) z i e o v e r d e v e r.<br />

18S6 liezen van 1875 t/m 1884<br />

1887<br />

-, OQO<br />

1 ö ö<br />

°<br />

1889<br />

J. J. W. E. Verstege, „Een<br />

beroep op het Nederlandsche<br />

volk in zake het<br />

Atjèh-vraagstuk", bladz.<br />

1890 i8i;<br />

1 8 9 1<br />

(4) Zie voor sterkte<br />

1892<br />

1893<br />

Ned. Ind. Leger vanaf ult.<br />

1882, Jaarcijfers Kolo-<br />

1894 (8)<br />

1895 i5) Zie G. B. Hooijor,<br />

1896 — — 875 323 dl. III, bladz. 326 en 348.<br />

1 8 9 7 4 8 7<br />

! 1 1 0<br />

(6) Verliezen der eerste<br />

1898 — 181 46 expeditie, waarvan 2 off.<br />

1899 612 253 669 200 (24) en 2 mind. gesneuveld en<br />

1900 921 517 830 i 193(2) fe d<br />

«" gewond van<br />

1901<br />

1902<br />

1815<br />

2582<br />

292<br />

391<br />

2881 ! 210 (4)<br />

2465 I 455 (10)


OPGAVE VAN EENIGE WERKEN VOOR MEER<br />

UITGEBREIDE STUDIE.<br />

Börel G. F. W., Onze vestiging in Atjeh. Den Haag 1878.<br />

Bruinsma J. F. D., De verovering van Atjeh's groote Missigit.<br />

Sneek 1899. (Komt ook voor in de verslagen van de<br />

Vereeniging t. b. v. d. Krijgswetenschap, jaargang 1889).<br />

Bruinsma J. F. D., De vermeestering van den Kraton. Krijgswetensch.<br />

1893—1894, bladz. 220.<br />

Damsté H. F., Atjèhsche oorlogspapieren. (Ind. Gids 1912).<br />

Atjèh-historie in Kol. Tijdschrift 1916, afl. 3, 4 en 5.<br />

* Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië, Eerste deel, bladz. 68<br />

en vg. 1917.<br />

Heutsz J. B. van, De onderwerping van Atjeh. (Ind. Mil. Tijdschrift,<br />

jaargang 1892—1893).<br />

* Hooyer G. B., De krijgsgeschiedenis van Ned.-Indië. Den Haag<br />

1897, deel III.<br />

Kempees J. C. J., De tocht van Overste van Daalen door de<br />

Gajo-, Alas- en Bataklanden. Amsterdam 1905.<br />

Kielstra E. B., Beschrijving van den Atjeh-oorlog 1873—1881.<br />

Den Haag 1883.<br />

* Klerck E. S. de, De Atjèh-oorlog, Deel I. Het ontstaan van<br />

den oorlog. Den Haag 1912.<br />

Koloniale verslagen over 1873 en volgende jaren.<br />

Korte Atjèh-verslagen in de Javasche Courant.<br />

Koster J. L., Het beslissende moment voor den uitslag der lste<br />

Atjeh-Expeditie. Krijgswetenschap, 1895—1896, blz. 319.<br />

* Kreemer J., Atjèh. Leiden 1922.<br />

Kruisheer A., Atjèh 1896. Weltevreden 1913.<br />

Laging Tobias P. F., Het Herstel van het Sultanaat in Atjeh.<br />

Indische Gids 1886, bladz. 1722.<br />

Laging Tobias P. F., Phrasen en feiten, brochure 1886.


91<br />

Meijer H. F., Atjeh van 26 December 1875 tot 4 September 1876.<br />

Breda 1883.<br />

Militaire Spectator. De jaargangen vanaf 1873.<br />

Indisch Mil. Tijdschrift. Idem.<br />

* Nieuwenhuijzen W. C, De politiek van den oorlog in Atjeh. (Ind.<br />

Mil. Tijdschrift, jaargang 1897.)<br />

Officieele Bescheiden betreffende het ontstaan van den oorlog legen<br />

Atjeh in 1873. Van Regeeringswege uitgegeven ter Algemeene<br />

Landsdrukkerij in 1881.<br />

Rapport der Commissie, benoemd bij Besluit van den Gouverneur-<br />

Generaal van Ned.-Indië van den 18den Mei 1873, N°. 1,<br />

tot het instellen van een omstandig onderzoek met opzigt<br />

tot hel geheele beloop der, krachtens het Besluit van den<br />

14den Maart 1873 L a<br />

V. Geh., ondernomen expeditie tegen<br />

het Rijk van Atjeh, van de uitrusting af tot de wederinscheping<br />

der troepen. (Bekend als Enquête-rapport).<br />

Batavia. Landsdrukkerij 1874.<br />

Rochemont J. I. de, Onze oorlog met Atsjin. Den Haag 1877.<br />

Scherei G. A., Hoe moet Atjeh gepacificeerd worden? Verslagen<br />

der algemeene vergaderingen van het Ind. Genootschap,<br />

1891—1892, bladz. 1.<br />

Snouck Hurgronje Dr. C., De Atjèhers. Batavia en Leiden.<br />

1893—1894.<br />

Swieten J. van, De waarheid over onze vestiging in Atjeh. Zalt-<br />

Bommel 1879.<br />

Swieten J. van, De Luit.-Generaal van Swieten contra den Luit.-<br />

Generaal Verspijck. Zalt-Bommel 1880.<br />

Verspijck G. M., Generaal van Swieten en de waarheid. Den<br />

Haag 1880.<br />

Verstege J. J. W. E., Een beroep op hei Nederlandsche Volk in<br />

zake het Atjeh-vraagstuk. Amsterdam 1886.<br />

Winckel L. F. A., De militaire loopbaan van den Luitenant-<br />

Generaal Karei van der Heijden. Utrecht, z. j. (is van 1896).<br />

* Bevat uitgebreide opgave van de voornaamste Atjèh-literatuur.


Verbeteringen en aanvullingen.<br />

Blz. 2, regel 2 v. b.: MAEHOEM MEUKOETA ALAM, lees:<br />

ISKANDAR MOEDA (zijn posthume naam is MARHOEM MEUKOETA<br />

ALAM).<br />

Blz. 2, regel 10 v. o.: 1833, lees: 1831.<br />

„ „ noot: 1918, lees 1819.<br />

„ 4, regel 12 v. o. en 4 v. o.: Regeeringscommissaris, lees:<br />

Gou vernements- Com missaris.<br />

Blz. 5, regel 2 v. b. en 7 v. b.: Regeeringscommissaris, lees:<br />

Gouvernements-Commissaris.<br />

Blz. 7, regel 7 v. b.: kpg., lees: gpg.<br />

„ „ regel 14 v. b., 22 v. b. en 25 v. b.: Regeeringscommissaris.<br />

lees: Gouvernements-Commissaris.<br />

Blz. 8, de regels 14 tot en met 1 v. o. en<br />

„ 9, de regels 1 tot en met 14 v. b. te lezen:<br />

voor den civielen Regeerings-commissaris en militairen Opper­<br />

bevelhebber).<br />

Art. 2. Wanneer de Sultan van Atjeh voor de kracht onzer<br />

wapenen zwicht en zich onderwerpt, gaat de regeerings-commissaris<br />

en opperbevelhebber met Hein, krachtens machtigingen<br />

onder nadere goedkeuring van den Gouverneur-Generaal,<br />

eene overeenkomst aan op de grondslagen van het contract,<br />

op 21 Februari 1858 gesloten met het rijk van Siak Srie Indrapoera<br />

en onderhoorigheden.<br />

In 't bijzonder moet worden gestreefd naar eene duurzame<br />

verzekering van den invloed en het oppergezag van Nederland,<br />

naar eene goed geregelde en door schriftelijke verklaringen van<br />

de betrokkenen zoo zuiver mogelijk afgebakende verhouding van<br />

don Sultan tot zijne onderhoorigheden, naar waarb<strong>org</strong>en tegen<br />

knevelarij in 't algemeen, naar recht en gelegenheid tot vesti-


93<br />

ging en bezetting, met beding van afstand van den eventueel<br />

voor etablissementen benoodigden grond, tot het oprichten van<br />

versterkingen en het plaatsen van ambtenaren, gedekt door<br />

eene voldoende macht, en voorts naar al wat de behoorlijke<br />

uitvoering van de gemaakte regeling volkomen kan verzekeren.<br />

Deze overeenkomst wordt, na door den regeerings-commissaris<br />

en opperbevelhebber en door den Vorst onderteekend en<br />

bezegeld te zijn, in triplo aan den Gouverneur-Generaal ingediend.<br />

Art. 3. Wanneer, niettegenstaande den zegepraal onzer<br />

wapenen, de Sultan volstrekt ongeneigd blijft tot het sluiten<br />

van de door de Eegecring gewenschte overeenkomst, verklaart<br />

de regeerings-commissaris hem vervallen van zijne waardigheid<br />

en stelt hu', na raadpleging der volksinstellingen, een anderen<br />

Sultan aan, of voorziet hij in het bestuur van het rijk op zoodanige<br />

wijze, als, in verband met de voorschriften van het<br />

opperbestuur, door de omstandigheden noodig zal worden geacht.<br />

Blz. 9, regel 16 v. b.: militair opperbevelhebber tevens civiel<br />

Regeerings-commissaris, lees: regeerings-commissaris en opperbevelhebber.<br />

Blz. 9, noot: er een, lees: de infanterie der le Brigade.<br />

„ 10, regel 9 v. o.: bij Pedropunt ten Westen, lees ten<br />

Westen en Zuidwesten.<br />

Blz. 11, regel 22 v. o.: MOEHAMMAD, lees: MOEHAMAD.<br />

„ „ „ „ „ „ (1824—1S38), lees: (1823—1836).<br />

„ 13, „ 14 v. b.: achter het woord „kolonel" bij te<br />

voegen: J. L. J. H.<br />

Blz. 14, regel 18 en 25 v. b.: kuststreek, lees: kuststrook.<br />

„ „ „ 5 v. o.: achter het woord „Moekims" een teeken<br />

(1) plaatsen en aan den voet der bladzijde als noot opnemen:<br />

(1) Voor het. gebied ten 0. van de Atjeh-rivier bepaalde Art 1 der Instructie:<br />

a. zuivering van vijanden, aan te vangen met de K' Gigiëng;<br />

b. het in bezit nemen van K' Loeö en vervolgens van Kroeëng Raja, dat<br />

voorloopig de uiterste post aan de zee ten Oosten moet blijven.<br />

Blz. 16, regel 10 v. b.: achter het woord „Generaal" bijvoegen:<br />

G. B. T.<br />

Blz. 16, „ 9 v. b.: Gouverneur, lees: Generaal.<br />

„ 16, „ 12 v. o.: voor, lees: vóór.<br />

„ 17, „ 15 en 16 v. b.: van Pidië in de richting der<br />

XII en XXVI Moekims, lees: tusschen de Federatie der XII<br />

Moekims van Pidië en de XXVI Moekims van Groot-Atjèh.


94<br />

Blz. 17, regel 19 v. b.: achter het woord „Simpang Oelim"<br />

bijvoegen: en Tandjong Seumanto c<br />

.<br />

Blz. 17, regel 9 v. o.: TOEKOE, lees TEUKOE.<br />

„ 18, „ 16 v. o.: XII, lees XXII.<br />

„ 18, „ 12 v. o.: LANSBERGEN, lees: LANSBERGE.<br />

„ 20, „ 14 v. b.: TB, lees: Ts k<br />

.<br />

'„ 21, „ 1 v. o.: TOEKOE, lees: TEUKOE.<br />

„ 22, „ 5 v. b.: 1878, lees: 1879.<br />

22, „ 9 v. b.: der, lees: de.<br />

„ 22, „ 16 en 12 v. o.: Gliëng, lees: Glé Jeuëng.<br />

22, „ 6 v. o.: Karang, lees: Karéng.<br />

„ 22, „ 4 v. o.: Kale, lees: Kalè.<br />

23, „ 5 v. b.! voor het woord „Seulimeum" in margine<br />

bij te voegen: 16 Augustus.<br />

Blz. 23, regel 5 v. b.: staat tweemaal het woord TOEKOE ,<br />

lees: TEUKOE.<br />

Blz. 24, regel 1 v. b.: achter het woord „Djanka" bij te<br />

voegen: (Peusangan).<br />

Blz. 24, regel 5 v. b.: achter het woor „Juli" bij te voegen:<br />

1878.<br />

Blz. 24, regel 9 v. b.: voor het woord „Tuchtiging" in margine<br />

bij te voegen: 14 Juli 1879.<br />

Blz. 24. regel 19 v. o.: toegezegde, lees: toegezegden.<br />

„ 26, in de noot, staat XXII, lees: XXV.<br />

„ 28, noot: HEUTZ, lees: HEUTSZ.<br />

„ 29, regel 7 v. b.: HASJIMS, lees: HASJIM'S.<br />

„ 29, „ 11 v. o.: Nov., lees: 13 Sept.<br />

„ 29, „ 10 v. o.: Bestuur, lees: bestuur.<br />

„ 30, „ 5 v. b.: Bestuur, lees: bestuur.<br />

„ 30, noot (2) achter „1884" bij te voegen:<br />

(Deze proclamatie is te vinden in I. II. T. 1888 blz. 504, en daar gedateerd<br />

19 Aug. 1884).<br />

Blz. 32, regel 15 v, o.: DEMMENIE, lees: DEMMENI.<br />

„ 32, „ 13 v. o.: Bestuur, lees: bestuur.<br />

„ 33, „ 21 v. o.: tusschen de woorden „Atjèh" en<br />

„oorlog" een verbindingsteeken plaatsen.<br />

Blz. 34, regel 16 v. b.: HEUTZ, lees: HEUTSZ.<br />

„ 34, .. 16 v. o.: Pedawa, lees: Peudawa.<br />

„ 35, „ 16 v. o.: Bestuur, lees: bestuur.<br />

„ 35, „ 3 v. o.: DEIJCKERHOPP , lees: DEYKERHOFP.<br />

„ 36, „ 2 v. b.: achter het woord „TEUNGKOE" bij te<br />

voegen het woord: DI.


95<br />

Blz. 36, regel 9 v. b.: Bestuur en Deijckerhoff, lees: bestuur<br />

en Deykerhoff.<br />

Blz. 36, regel 12 v. o.: Kaloet, lees: Kaloeët.<br />

„ 36, „ 10 v. o.: DEIJCKERHOFF, lees: DEYKERHOFF.<br />

„ 87, „ 14 en 15 v. b.: doorslaan: v/m „30 October"<br />

t/m „worden" en bijvoegen:<br />

in de eerste helft van November maakte T. DJOEHAN , veelal<br />

gesteund door geschutvuur van onze posten en eene sectie<br />

berg-artillerie, zich meester van tal van vijandelijke bentings<br />

in de XXVI Moekims; daarna wendde hij zich tegen de XXII<br />

Moekims, en wel in de eerste plaats de VII Moekims Ba«ét,<br />

waar (op 1 December) Aneu s<br />

Galong in zijne handen viel; begin<br />

'94 werden<br />

Blz. 39, regel 18 v. o.: Toekoe, lees: Teukoe.<br />

„ 39, noot: VII, lees VI.<br />

„ 40, regel 7 v. b.: bewind, lees: bestuur.<br />

„ 40, „ 11 v. b.: DEIJCKERHOFF, lees: DEYKERHOFF.<br />

„ 40, „ 12 v. b.: infanterie, lees: Infanterie.<br />

„ 40, „ 13 v. b.: majoor van den generalen staf, lees:<br />

Majoor van den Generalen Staf.<br />

Blz. 40, regel 14 v. b.: resident, lees: Resident.<br />

„ 40, „ 15 v. b.: kolonel, lees: Kolonel.<br />

„ 40, „ 16 v. b.: Legercommandant, lees: Regeeringscommissaris.<br />

Blz. 40, regel 19 v. o.: Lege, lees: Lehe.<br />

„ 41, „ 12 v. o.; achter het woord „Oema" bij te voegen:<br />

in de VI Moekims.<br />

Blz. 42, regel 2 v. b.: doen vervallen de woorden: door de<br />

IX Moekims<br />

Blz. 42, regel 15 en 17 v. b.: HEUTZ, lees: HEUTSZ.<br />

„ 42, „ 19 v. b.: Rabat en Sibrèh, lees: Rahat en Sibrèë.<br />

„ 43, „ 1 v. b.: doen vervallen: IV en VI.<br />

„ 43, „ 10 v. b.: kampongs, lees: gampongs.<br />

„ 43, „ 18 en 19 v. o.: laten vervallen: (het uiterste<br />

• punt der Atjèh-vallei).<br />

Blz. 43, regel 4 v. o.: de woorden „in te voeren" doen vervangen<br />

door: sedert 1893 bestaande.<br />

Blz. 44, regel 6 v. b.: Bestuur, lees: Het bestuur.<br />

„ 44, „ 16 v. o.: HEUTZ, lees: HEUTSZ.<br />

„ 46, bovenaan: 1897—1898, lees: 1897.<br />

„ 47, regel 1 v. b.: Djinampangan en Kg. Raja, lees:<br />

Kroeëng Raja en het landschap Djeunamprong.


96<br />

Blz. 47, regel 3 v. b.: Mei, lees: Mei 1897.<br />

„ 47, „ 16 v. b.: 5—17 Aug. en Heutz, lees: 5—17<br />

Aug. 1897 en Heutsz.<br />

Blz. 47, regel 20 v. I).: HEUTZ, lees: HEUTSZ.<br />

„ 47, „ 17 v. o.: (margine) toe te voegen: 1897.<br />

„ 47, „ 15 v. o.: T.joemboh, lees: Tjoembo*.<br />

„ 47, „ 7 v. o.: (margine) 1899, lees: 1898.<br />

„ 48, bovenaan, 1899, lees: 1898.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!