Friesland
Friesland
Friesland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
HEDENDAAGS CHE<br />
H I S T O R I E<br />
O F<br />
TEGENWOORDIGE STAAT<br />
V A N<br />
XXJU^JL-* AT T.F. VOLKEREN<br />
»<br />
XXfflfc DEEL.<br />
Behelzende de Befchryving der<br />
V E R E E N I G D E<br />
NEDERLANDEN,<br />
En wel in 't byzonder van<br />
FRIESLAND,<br />
Met Naauwkeurige Landkaarten en Printver»<br />
beeldingen verfierd.<br />
E E R S T E D E E L .<br />
Te JMSTSRDAM, LEIDEN, DOB&mï&Miïfi&W ( *<br />
By P. SCHOUTEN, J. DE GROO^:<br />
M D C C L X X X ^ Q ^ ^ ^<br />
Met Privilegie.
AAN DEN LEEZERj<br />
^indelyk hebben wy "t genoegen dit eerfie Deel<br />
van <strong>Friesland</strong> uit te geeven, en meenen in flaat<br />
te zyn het verdere merkwaardige deeze Provincie<br />
betreffende fpoedig te doen volgen..<br />
Dit Werk, in vroeger tyd door den Heer<br />
JAN WAGEN AAK begonnen, heeft eene algemeene<br />
toejuiching ontvangen, en wy hebben gegronde<br />
h$op dat deeze bladen ook eenige goedkeuring<br />
erlangen zullen. Van Prentkonst beeft dit<br />
Deel een fchraal voorkomen , wy bekennen het ,<br />
doch voornaamelyk in dit Eerfte ^Deel wordende<br />
gehandeld van de Gefchiedenis, waarin de voorige<br />
Deelen ook geene Plaaten hebben, zullen wy met<br />
betrekking van de Tegenwoordige Gefteldbeid in<br />
de befcbryving der Steden enz. deeze fcbraalheid<br />
vergoeden', waartoe een aantal plaaten reeds in gereedbeid<br />
zyn.<br />
De aanzienlyke Begunfïigers deezes Werks, die<br />
ons zo veele fraaie ftukken hebben medegedeeld,<br />
lier onze diepe verpïigting betuigende , beveelen<br />
vuy ons verder in de gulhartige onderfteuning van<br />
onze Landgenooten , die of eenige verbetering weeten<br />
aan de hand te geeven, of nog verboolene oudheden<br />
vangewigt hebben in te voegen; te adresfeeren<br />
By onzen Compagnon V. van der Plaats tt<br />
Harlingen.<br />
DE D R U K K E R S :<br />
O v
ö * D É r Y ï E L P L 4 A T.<br />
JL w«X ik-!* V-2 V-I- V~JL rj •£! 1.1 »^ ^ £ 1<br />
Een 27oflg« Wïer, gefchikt om Vee en Volk te hoedert<br />
Voor dreigend lyfsgevaar by felle Watervloeden,<br />
Venoont een zetel, daar de Friefche Maagd in praalt<br />
Met een grootmoedigheid, die zelfs uit de oogen draalt.<br />
Men ziet ter rechter zyde, als uit een zegeteken,<br />
Geweer en wapentuig, en krygsgereedfchap fteeken,<br />
Én in de veldbanier het wapen van den Staat.<br />
Hierby verfcbynt Merkuur, die, geestig van gelaat,<br />
De oplettende aandacht Wekt om fneedig aan te merken,<br />
DatStrydbaarheid vooral den Handel dient te fterken.<br />
Ter flinke zyde wordt de Boerenftand verbeeld,<br />
Door fchup, en fpade en zeis, en wat bier meer in deelt.<br />
Men ziet 'er Herkules het gulden vlies bewaaken,<br />
Op dat geen roofgedrocht 'j Lands rykdora poog' te fchaaken.<br />
ïly toont zyn.breeden rug, en 't blykt dat dit ontzag,<br />
Al rusthy Hechts, haar heil genoeg verzeekren mag.<br />
'c Is meer dan tyd dat wy den Voorgrond ook befekouwen ,<br />
Daar gy twee knaapen ziet 5 den eenen vol vertrouwen Ï<br />
Den andrèn zwakker, en m« feeri yebuogen hoofd,<br />
Maar opftaande, .en zp bly, dat dit wat goeds belooft:<br />
De braaffie trekt het oog tot dertig Grietcnycn,<br />
Die onafhangklyk zyn en zich daarin verblyenj.<br />
De zwakfte toont de Steên, 't vernederd Elleftal,<br />
Dat echter zich herflek van dien oneedlen val.<br />
Mag dees befpiegeling den geest om hoog verrukken?<br />
Daar fchynt de Dierenriem het noch eens uit te drukken.<br />
Het Tweelingteken pronkt met Paarden, <strong>Friesland</strong>s roem,<br />
En Ledaaa moedig kroost, der Helden puik en bloem.<br />
Erigone verroont, by veel bevalligheden,<br />
Oprechtheid, milde gunst, en fmettelooze zeden.<br />
Manhafte Eenvoudigheid, den Fries in 't hart geplant,<br />
Zie daar het Heilgeflarnt van uw gezegend Land!<br />
S. S T y in
ijl" • «ywiy^<br />
TEGENWOORDIGE STAAT VAN PHIESLAND.
TEGENWOORDIGE STAAT<br />
D E R<br />
rEREENIGDE<br />
NEDERLANDEN;<br />
D E R T I E N D E D E E L ;<br />
Vervattende eenen aanvang der<br />
Befchryving van<br />
FRIESLAND.<br />
Te IAMSTERDUM, ZEIDEN, EOFD. tn IMXLIXGEN,<br />
By P. SCHOUTEN, J. DE GROOT, (^J^A^INARS ,<br />
S. en J. LUCHTMANS, A. E<br />
]J^^5i5^K<br />
en V. VAN DER PgxprCjgjL.<br />
MD CC L X
I N H O U D<br />
D E R<br />
HOOFDSTUKKEN.<br />
EERSTE HOOFDSTUK.<br />
élgemeene Befchtyving des Lands. Bladz. I<br />
TWEEDE HOOFDSTUK,<br />
Over de Verdeeling, onderjcbeiden Gronden,<br />
Meer en, Dyken; Sluizen en Lucht tgefteldbeid<br />
van <strong>Friesland</strong>» • 44<br />
DERDE HOOFDSTUK.<br />
Over de oudere en laatere Friezen, hunne<br />
geaartheid , heftaan en levenswyze. 104-<br />
VIERDE HOOFDSTUK.<br />
Beknopte Historie van de 'vroegfle- tyden af tot<br />
op den dood van Kon[lantyn den Grooten, 169<br />
VYFDE HOOFDSTUK.<br />
Beknopte Historie van <strong>Friesland</strong>, van den<br />
dood van K&nflantyn den Grooten tot den tyd<br />
van Karei den Grooten. 210<br />
ZESDE HOOFDSTUK.<br />
Van Karei den Grooten tot op het einde der<br />
Noordfche invallen, hier te lande. 240<br />
ZEVENDE HOOFDSTUK.<br />
Van het einde der Noordfche invallen hier te<br />
lande, tot op het Verdrag van Holland en<br />
Utrecht nopens <strong>Friesland</strong>.
INHOUD ÖER HOOFDSTUKKEN.<br />
ACHTSTE HOOFDSTUK.<br />
Van 't Verdrag tusfchen Holland en Utrecht<br />
notens <strong>Friesland</strong> gejlooten, tot op de bevestiging<br />
der Friefche Rechten en Vrybedé*,<br />
door Craave Willem den II. Bladz. 356<br />
NEGENDE HOOFDSTUK.<br />
Van de bevestiging der Friefche Rechten en<br />
Vryheden door Graave Willem den II, tot<br />
op de nederlaag van Graave Willem den IV.<br />
4°&..<br />
TIENDE HOOFDSTUK.<br />
Van de Nederlaag van Graave Willem den<br />
IV, tot op de huldiging van Hertoge Albrecht.<br />
— .<br />
ELFDE HOOFDSTUK.<br />
Van de Hildiginge van Hertoge" Albrecht tot<br />
op de verdryvïng der Holkndfche bezettingc<br />
uit Stavoren. ^ " 554<br />
TEGENt
TEGENWOORDIGE STAAT<br />
V A N<br />
FRIESLAND.<br />
EERSTE HOOFDSTUK.<br />
Algemeens Bejchryvhig des Lands.<br />
f dit van ouds vermaarde Land Zyrièn<br />
ALGEnaam<br />
van deszelfs inwooneren ontvangen, dan MEENE<br />
of het dien aan hun gegeeven hebbe, valt niet BESCHRYgemaklyk<br />
te beflisfen. Dat de Friszen een volk VING.<br />
van Duitfche afkomst , of althans met de De Friezen<br />
zyn<br />
Duitfchers van den zelfden oorfprong zyn, zal<br />
van Duit»<br />
niemand ligt in twyfFel trekken, die de overeen fchen oorkomst<br />
van beider taal en zeden ooit heeft in acht fprong.<br />
genomen. Duitschland nu is reeds veel honderd<br />
jaaren bevoikt geweest, voor dat de Romeinen<br />
kennis aan 't zelve gehad, of daarvati<br />
ecnigè melding, in hunne fchnften, gemaakt hebben;<br />
en dus kan men niet zeker weeten, hoe oud<br />
de eigendyk gezegde Friezen zyn, nóch ook<br />
of de eerfte Friezen, by voortzettinge, tot in<br />
deeze Landftreek zyn uitgebreid,dan ofze, eerst<br />
in eert ander gewest van Duitschland gewoond<br />
hebbende, van daar hef waards vertrokken zyn,<br />
onder het geleide van zekeren Ffifo, die als<br />
vader en voorganger van dit gedeelte der Duitfche<br />
;>-atie, zyneh naam aan Volk en Land beide<br />
heeft nagelaaten Dit laatfte , fchoon het<br />
te zeer in de oudheid opgewonden is, om iets<br />
A mee
ALGE-<br />
MEE NE<br />
BESCHRY-<br />
VIKG.<br />
S Tegenwoordige Staat<br />
met zekerheid te bepaalen, is althans niet onwaarfchynlyk:<br />
want behalven datdeDuitfchers,<br />
in overoude tyden, uit eigen lust en wildheid,<br />
wel eens meer van woonplaats plitgten te veranderen,<br />
en met wyf, kinderen eh al wat zy<br />
hadden , naar een ander Land te vertrekken,<br />
daar zy of eenen onbewoonden hoek innamen,<br />
of waaruit zy de inwooners met geweld verdreeven;<br />
kan het zeer wel zyn dat, even gelyk de<br />
Duitfchers, naar 't zeggen van Tacitus (*),oudtyds<br />
roemden hunnen oorfprong verfchuldigd te zyn<br />
aan zekeren Twiston, dienze als eenen uit de<br />
aarde gefprooten God vereerden, de Friezen<br />
alzo uit eenen zyner Aframmelingen, met naame<br />
Frifo, zyn voortgekomen.<br />
Het ver Dit voor waarfchynlyk houdende, zal mcrï<br />
haal van met Suffridus Petri den oorfprong der Frie<br />
Suffridus zen niet by de Indiaanen of Perfiaanen zoe<br />
Petri verken.<br />
En inderdaad, behalven dat het zyn opdient<br />
geen<br />
geloof. gefmukt verhaal aan de vereischte bewyzen<br />
ontbreekt, is het m t minst met waarlchynlyk,<br />
dat iemand, in overoude tyden, toen 'er in veel<br />
gelukkiger gewesten, naar 't Oosten en Zuiden ,<br />
ftreeken Lands genoeg ledig lagen , om zich<br />
daar met der woon neder te flaan , en 'toen<br />
daarenboven de Scheepvaart nog zo ver niet<br />
gevorderd was, datze groote tochten ter zee<br />
gedoogde , van daar herwaards zou gevaaren<br />
zyn , om juist deeze ellendige, ruwe en ongehavende<br />
zeekust , die, wegens gcduurige<br />
overftroomingen, naauwlyks voor Land te<br />
houden was, ter wooninge. te kiezen. Ook zal<br />
Verfcheiden<br />
andere men met anderen den oorfprong van der Friezen<br />
afleidin<br />
naam<br />
gen van (_*) De Mor. Germ. 2.
wn FRIESLAND. 3<br />
haam en volk by geene Noordfche Natie zoe< ALGE-<br />
MhENJE<br />
ken, welke, by den naam van Frcefi of Firaïfi<br />
BÊSCHRV.<br />
bekend, deeze hindftreek ingenomen, en naar<br />
VING.<br />
haaren naam genoemd, of althans aanleiding<br />
den naaro><br />
gegeeven zoude hebben, om zulks by vervolg komen<br />
van tyd te. doen: want de Friezen zyn ontwyf even wei-<br />
fel baar veel vroeger hier te lunde gezeten genig in<br />
aanmerweest,<br />
dan de Noormannen de Zee bevoeren, king.<br />
en zich naar elders op buit begaven; fchynende<br />
zy dit eerst zes honderd jaar na Christus geboorte<br />
begonnen te zyn. Lust het iemand ondertusfetun,<br />
meer ziende op den oorfprong des<br />
naams dan des volks, dien in het woord Vrie«<br />
zen te zoeken, om dat het hier te lande des<br />
winters menigmaal hard vriest, het lust ons<br />
niet ter weder !<br />
egginge daarvan meer te zeggen,<br />
dan dat, op dien grond, veele landen , uic<br />
hoofde van Itrenger winters, veel gegronder<br />
recht op den naam van <strong>Friesland</strong> zouden hebben.<br />
Even ongerymd haalt men dien af vart<br />
Fris, omdat <strong>Friesland</strong> een fris en luchtig land<br />
is : want gelyk het nu nog, met andere Landen<br />
vergeleek.n, voor veele, ten deezen opzigte,<br />
moet onder doen, alzo was 'er ten minlten, in<br />
den aanvang zyner eerde bevolkinge, niet de<br />
fninlte reden, om het Land dien naam te geeven.<br />
Hadden de Romeinen eerder kennis aan de DeRomeE»<br />
Duitfchers gekrecgen, hunne Schryvers ,Tacitus nen hebben<br />
te iaat<br />
vooral, zouden 'er wel ergens melding van gemaakt<br />
kennis aan<br />
hebben. De optocht der Cimbren, ecne natie de Friezen<br />
van Duitfche afkomst, en in het hedendaa^sch gekree-<br />
Jutland , oucltyds, gezeten , heeft aanleiding gen , orfi<br />
ons we<br />
gegeeven, dat de Romeinen van de Duitfchers gens hun*<br />
hoorden; toen naamelyk de Cimbren de boven. nen' oor<br />
A % deelen rprong it
ALGE<br />
MEENS<br />
BESCHKY-<br />
VIWG.<br />
ondertechten.<br />
4<br />
Tegenwoordige Staat<br />
deelen van Italië en Spanje naderden. Doch<br />
wanneer en om wat reden deeze optogt gefchied<br />
zy, valt Ugter te gisfen dan met zekerheid té<br />
melden: ongetwyffeld hebben de Cimbren eenen<br />
gerüimen tyd in Duitschland en Frankryk omgehengeld,<br />
voor datze den Italiaanfchen en<br />
Spaanfchen bodem bereikten, 't welk gefchiedde<br />
omtrent het jaar der ftichtinge van Rome<br />
640, der Wereldfcheppingé 3840, en 109 of<br />
11 o jaaren voor de geboorte van onzen Heiland.<br />
Dat de Friezen al voor dien gemelden optogt dit<br />
Landfchap bewoond hebben, is genoegzaam<br />
zeker, zelfs uit hoofde van het diep llilzwygert ,<br />
door den naauwkeurigen Gefchiedfchryver Tacitus,<br />
wegens hunne aankomfte in deeze lan-<br />
den, gehouden.<br />
<strong>Friesland</strong>s Naderhand hebben ons de Romeinfché<br />
uitge-<br />
Schryvers duidelyker gedenktekenen, zo wegens<br />
ftrektheid<br />
was niet de hoedanigheid en den Maat van <strong>Friesland</strong>s<br />
altoos de bodem, als wegens de Friezen zelvenagelaaten'.<br />
zelfde. Om zich van het eerfte eenig denkbeeld te maaken,<br />
dient de uitgeftrektheid van <strong>Friesland</strong> niet<br />
voorbygezien; doch deeze is op ver na niet altoos<br />
even groot geweest. Omtrent den tyd<br />
Van Christus geboorte, en nog eenige eeuwen<br />
daarna, was het met de gedaante van <strong>Friesland</strong>geheel<br />
anders dan tegenwoordig gelegen; hebbende,<br />
omtrent het begin der vyfde eeuwe,<br />
alles wat tusfchcn de Schelde en Elve, langs<br />
de kusten der Noordzee, begreepen is, tot het<br />
zo genoemde <strong>Friesland</strong> behoord- By eenigen<br />
wordt het zelfs voor meer dan waarfchynlyk gehouden,<br />
dat deeze naam zich, ten eenigen tyde,<br />
over de Schelde, tot in Vlaanderenhebbeuitgeftrekt?
van FRIESLAND. 5<br />
ALGEftrekt,<br />
zodat zelfs Oostende ccne ftad van<br />
MÜENS<br />
<strong>Friesland</strong> geweest zou zyn. Ook is, meent B ESCHRYmen,<br />
de Elve niet altoos de uüerfte grenspaal VIKG.<br />
deezes Lands, ten Oosten, geweest; zynde,<br />
volgens algemeen bericht, de naam Strand-<br />
Fri.zen nog ten huidigen dage aan denEiderftroom<br />
in weezen. Ten tyde van Karei den<br />
Grooten is de Schelde ten Westen, en de Weezer<br />
ten Oosten ten grenspaal des Lands gefteld, en<br />
daaruit de verdeeling van <strong>Friesland</strong> in West-en<br />
Oost-<strong>Friesland</strong> gefprooten ; hebbende het eerfte<br />
zich eenen geiuimen tyd van de Schelde, doch<br />
in volgende ty den van den Middel - Ryn, (*)<br />
die, door Utrecht en Leidenloopende, zich by<br />
Katwyk in de Noordzee plag te ftorten, tot aan<br />
het Vlie, uitgeftrekt; terwyl het laatile van het<br />
Vlie tot aan de Wczer liep, en wederom door<br />
de Lauwers, of volgens anderen doordeEems,<br />
in tweeën gefcheiden wierd. Het Vlie was dus<br />
al van ouds de Grensfeheiding der Friefche<br />
Landen en Volken. Zy die ten westen woonden<br />
droegen den naam van Frifii Minores, of<br />
mindere Friezen, daar die van beoosten het Vlie,<br />
by dien van Frifii Majores, of meerdere Friezen,<br />
bekend waren. De meerdere of mindere uitgeftrektheid<br />
der wederzydfche Landen heeft hier toe<br />
waarfchynlyk aanleiding gegeeven; fchoon het<br />
meerder of minder vermogen,tenaanzien deezer benaaminge,<br />
teffens in aanmerking kan gekomen zyn.<br />
Met llilzwygen meenden wy deeze dingen Het be-<br />
niet voorby te moeten gaan ; doch dewylze dendaagfcheFries<br />
tot ons voornaame oogmerk niet behooren, zy<br />
land is<br />
het ons genoeg daarvan dit weinige gemeld te maar een<br />
A 3 heb- klein ge»<br />
O Zie over de uitgeftrektheid ook Wagen. Vader!,<br />
Iliy. I. p. 353-
AlGE-<br />
MEENE<br />
BESCHLIY-<br />
VING.<br />
€ Tegenwoordige Staat<br />
hebben; ontegenzeggelyk Hykt 'er uit, dat het<br />
tegenwoordige eigentlyk gezegde <strong>Friesland</strong> maar<br />
een klein deel is van dat wyduitgeftrekte Land,<br />
deelte van welk oudtyds dien naam gedraagen heeft; im<br />
dat wyd mers kan men <strong>Friesland</strong>s grenzen, ten Westen<br />
uitgeflrek- en Oosten, nu niet verder rekenen dan tot het<br />
te rand, Vlie en de Lauwere, terwyl het ten Zuiden<br />
welk oud-<br />
door Overysfel en Drenthe, en ten Noorden<br />
tyds<br />
<strong>Friesland</strong> door de zogenoemde Wadden, tusfehen de<br />
heette. vooreilanden en het vaste land liggende, bepaald<br />
wordt; beloopende de ganfche omtrek van het<br />
vaste land deezes Gewescs ruim eenenveertig<br />
uuren gaans , of tweeënzestigduizend twee<br />
honderd en vyftig Rhynlandfche Hoeden.<br />
Veele en Veele en merkwaardige veranderingen zyn 'er<br />
merkwaar,<br />
dige ver ook in andere Werelddcelen voorgevallen; maar<br />
anderin <strong>Friesland</strong> heeft die, van tyd tot tyd, zelfs ook<br />
gen zyn ten aanzien van zyne grondgefteldheid, zodanig<br />
in Fries ondervonden, dat weinig Gewesten daarmede<br />
landvoorgevallen. gelyk liaan; zynde het meer dan waarfchynlyk,<br />
dat iemand, die, voor de eerlle reize, twee<br />
naauwkeurige Kaarten van het Oude en Heden'<br />
daagfche <strong>Friesland</strong> , zonder na^mtekeninge,<br />
naast eikanderen gelegd zag, al ware hy ook<br />
een Fries en niet geheel onbedreeven, dezelve<br />
nooit voor kaarten van hetzelfde Land zou<br />
houden. Daar men naamelyk eertyds eenen wydgaapenden<br />
Zeeboezem vondt, bevaarbaar zelfs<br />
voor groote vlooten,zietmennudefchoonlte en<br />
vruchtbaarfle weiden en koorenlanden ; daar<br />
voorheen Landeryen of Bosfchaadien te vinden<br />
waren, die van aiderhande wild krielden, ziet<br />
men nu niet dan eene openbaare Zee en wyde<br />
Mceren, met veelerlei foort van Visch in fleé<br />
van
van F R I E S L A N D . 7<br />
\LGE-<br />
Van Wild én Gevogelte voorzien: ook ont<br />
UEiNE<br />
breekt het niet aan Steden en Dorpen die voor-<br />
UrsCHRï»<br />
heen aan Zee gelegen waren, doch nu in het /ING.<br />
midden des Lands gezocht moeten worden,<br />
terwyl weder anderen, oudtyds Landwaards in<br />
gelegen, nu de volle Zee, tot derzelver naaste,<br />
doch gevaarlyke, buurvrouw hebben. Ik zwyg,<br />
dat door dusdanige veranderingen fommige plaatfen<br />
zo ten eenemaal zyn verlooren gegaan, dat<br />
'er naauwlyks iets anders dan de bloote naam<br />
van behouden zy, terwyl 'er weder anderen zyn<br />
opgekomen, van welke onze Voorvaderen met<br />
de minfte kennis droegen.<br />
Ten bewyze van het gezegde zullen wy Deï-Ioofd'<br />
verandehier<br />
de hoofdveranderingen, op het voetfpoor<br />
:ingenaan-<br />
van oude en egte berichten, kortélyk laaten geweezen.<br />
volgen, en ondertusfehen veele byzondere veranderingen,<br />
die, van tyd tot tyd, dan hier dan<br />
daar, zyn voorgevallen, tot gepaster gelegenheid<br />
fpaaren. Klimmen wy tot omtrent den<br />
tyd van Christus geboorte op, toen heeft het<br />
zich met den bodem deezes Land?, volgens t<br />
verhaal van Romeinfche Schryveren, dus toegedraagen.<br />
De Eilanden Vlieland, ter Schel* De Eiïan.<br />
den waren<br />
lino- en Ameland, welke ten Noorden en<br />
eertyds<br />
Noordwesten van <strong>Friesland</strong> gelegen, en thans met het<br />
door eene openbaare Zee, by den naam van vaste land<br />
vereenigd.<br />
Wadden bekend,daar vanafgefcheiden zyn, waren<br />
toen ter tyd door laage waterige landen,<br />
1C11 IUCI1 IV-l Lj
AKGE-<br />
MEENE<br />
BESCHKY-<br />
VING.<br />
plaatfen<br />
van naam<br />
daar nu<br />
niet dan<br />
Zee vernomen<br />
wordt.<br />
$ Tegenwoordigs Staat<br />
een Dorp gevonden, naamelyk Dykshorne tusfchen<br />
AJmenum en ter Schelling, Westerbierum<br />
niet ver van 't Eiland Vlieland, en Wes-<br />
tertviertm een half uur gaans noordlyker dan<br />
Dykshorne. Grind was' eene Buurt, die ten<br />
jaare 1226, door den Abt Siersma, met Graf-<br />
ten en .Wallen vast gemaakt werd; doch ten<br />
jaare 1287 in zo ver wegfpoelde , dat \-r geen<br />
tien huizen ftaan bleeven, zvnde muuren. wnl.<br />
Jen, Kerk en alles vernield (*); waarvan 't gevolg<br />
was, dat het lang daarna niets anders geweest<br />
is, dan een klein verlaaten Eilandje, waarop<br />
alleen des Zomers eenige herders een of twee<br />
hutjes plagten op te rechten, om het zelve met<br />
hunne fchaapen re beweiden. Doch ook dit<br />
heeft thans geeneplaats meer, omdat hetzelve,<br />
by eenigzins hooge vloeden, te dikmaals, geheel<br />
en al, door de Zee overdekt wordt. Alleen<br />
wordt 'cr in den Voorzomer, by maatig<br />
laag water, eene menigte eyeren van allerhande<br />
Zeevogelen gevonden. De Bjsfchen Kreupel<br />
en Kreil lagen tusfehen Stavoren en Enkhuizen<br />
, waar omtrent de Friefche Edelen uit het<br />
gcflagt van Galama veel lands bezaten. Het gefchil<br />
tusfehen Gaio Iges Galama en Graaf Floris<br />
den Vetten, welk van elders bekend is f**),<br />
ftrekt daarvan ten bewyze.<br />
ï>e Ryn De Ryn, die voorheen zyn water door de<br />
krygtdoor<br />
Waal in de Maaz, en zo door deezen, als ook nog<br />
Drufus<br />
Graft een door eenen'anderen tak, welke voorby Leiden<br />
vryen loop liep, doch reeds van overlang verllopt is, in<br />
tioor dee<br />
Zee plag te Horten, krees; eene zeer iterke af.<br />
( *) O. Scharl. p. rr.<br />
C) Wagenaar Vaderl. pst, II. 56.<br />
'wate,-
van F R I E S L A N D . 9<br />
watering door deeze Landen, federt dat de<br />
Romeinfche Veldheer Drums , om binnen<br />
ALGE-<br />
MEEJJE<br />
BESCHRY-<br />
door naar <strong>Friesland</strong>, en vervolgens door de VING.<br />
Middelzee naar de Eems te konnen vaarén,eenè ze landen<br />
Graft uit den Ryn tot in den Ysfel gegraaven, naar dei<br />
of althans de oude en verlamde Graft weder Noordzee.<br />
fchoon gemaakt (*) en alzo deeze twee Ri><br />
vieren vereemgd had, ter plaatfe, daar nu nog<br />
de door hem geluchte, en naar zynen naam<br />
genoemde ftad Drufiburgum of Doesburg gevonden<br />
wordt. Hierdoor vloeide de P yn, hoewel<br />
binnen zyne wallen, door de landen daar<br />
nu Kampen, Vollenhove en de Kuinder liggen,<br />
naar dien kom, welke met zyne naast gelegen<br />
laage landen, vooral by hooge vloeden, een<br />
groot Meer maakte, en nog hedendaags den<br />
naam draagt van Zuider Zee; zettende vervolgens<br />
zynen afloop voort tot in het Meer Flevo,<br />
gelegen tusfehen het vaste land, ten noorden<br />
van de hedendaagfche Eilanden Urk en Schokland.<br />
Uit dit Meer vloeiden weder twee andere<br />
Rivieren. De eer fis daarvan fchoot omtrent<br />
de Lemmer landwaards in, en verdeelde<br />
zich, omtrent op de hoogte van het tegenwoordig<br />
Woudsend. Van deezen had de eene<br />
tak zynen uitloop, langs verfchillende wegen, in<br />
de Borne of het Boerdiep, en wel in diervoegen<br />
, dat dezelve niet alleen voorby Bolswerd<br />
liep, en na zich, omtrent t;r plaatfe van het<br />
tegenwoordig Dorp Nieuwland, in een meertje<br />
uitgeftort te hebben, met hetzelve door eene<br />
korte, doch vry wyde uitwatering, omtrent<br />
£•) Van den Houve Handvest Kron. II. 31.<br />
A 5<br />
op
ALGE-<br />
CIEENE<br />
BESCHHV-<br />
VJNG.<br />
10 Tegenwoordige Staat<br />
op de hoogte van Rauwerd, zich met gemelde<br />
Boerdiep vereenigde; maar ook langs eenen<br />
anderen weg, bezuiden Sneek, doorliep, en<br />
door middel van' de Weteringe, op de hoogte<br />
der zogenoemde Oude Schouw, met den Stroom<br />
de Burde of Born gemeenfehap kreeg, en daarmede,<br />
niet ver'van Rauwerd, in het Diep<br />
van denzelfden naam viel. De andere tak,<br />
welke, als voorheen gezegd is, omtrent op de<br />
hoogte van het tegenwoordig Woudsend, door<br />
de eerfte dier Rivieren gemaakt werd, liep door<br />
verfcheiden mceren en laage landen, west- en<br />
noordwestwaards aan, ten noorden voorby Workum<br />
door, naar 't Eiland Flevo, daar dezelve<br />
ontvangen werd door de Tvjeede dier Rivieren,<br />
welke, uit het gemelde Meer Flevo voortkwam.<br />
Deeze Rivier , dus een' merkelyken<br />
toevoer van Water ontvangen hebbende, nam<br />
haaren loop, eerst West en daarna Noord,<br />
west aan, door de landen, welke toen tusfehen<br />
Stavoren en Enkhuizen gevonden werden.<br />
Oudtyds was deeze Stroom vry wyd<br />
en breed, doch namaals zo eng, dat 'er geene<br />
reden zy om 't verhaal van oude Tydfchryveren<br />
te. wraaken, en als leugenachtig te verwerpen,<br />
dat men van Stavoren te voet hebbe konnen<br />
gaan naar Enkhuizen, wanneer men zich maar<br />
by laag gety over de Rivier het Vlie deed zetten,<br />
of daar toe van eene plank of deel, waar<br />
by men waarfchynlyk aan een foortvan brug of<br />
draay te denken heeft, bediende. Dus niet zeer<br />
ver zynde voortgeloopen, verdeelde dezelve zich<br />
wederom in twee armen, en omvatte daarmede<br />
een ftuk lands, 't welk hier door tot een eiland
van F R I E S L A N D . f f<br />
land gemaakt, en Flevo in/tda, of het eiland<br />
Flevo, geheeten werd. Door de Zee afgepoeld \<br />
zynde, is het thans ny den naam van het Breê- v<br />
zand bekend. Na dat zich deeze twee armen<br />
wederom tot eenen ltroom vereenigd hadden,<br />
die by Vloed een wyd en breed water vertoonde,<br />
doch by Eb de gedaante van eene gemeene<br />
Rivier had, vloeide dezelve tusfehen Texel en<br />
Vlieland uit in de Aoordzee: zynde Texel, dat<br />
toen aan het land van Westervlie, en Vlieland,<br />
dat aan 't land van Oostervlie vast was, als ook<br />
Ter Schelling oudtyds geene Eilanden geweest,<br />
maar gedeelten van het vaste land, dat zich uitftrekte<br />
tot aan de Noordzee.<br />
De opgegeeven befchryving, wegens den Be opge.<br />
afloop des Ryns door deeze landen, is wel, geeven<br />
belcnry-<br />
om redenen, wat uitvoeriger voorgeitcld dan ving ftrydt<br />
die by iemand der Ouden gevonden wordt; en niet met<br />
nogthans valtze, inzonderheid met die van Pom- het beponius<br />
Mela, welke in de ecrlte Christen eeuw<br />
richt van<br />
P. Mela.<br />
geleefd, en eene aardryksbefchry.'ing na^elaatcn<br />
heeft, onder den naam van, de Situ Orbis,<br />
zeer wel over een te brengen, 't Zal derhalven<br />
den Leezer niet onaangenaam zyn, 's mans<br />
eigen woorden hier, vertaald, te leezen. „ De<br />
„ Ryn, van de Alpen afdaalende, maakte omtrent<br />
„ zynen oorfprong twee meeren. — van<br />
„ daar zich, een' langen tyd met een* vasten<br />
„ loop voortfïrekkende, wordt hy niet ver van<br />
„ de Zee verdeeld. Ter linkerhand behoudt hy<br />
„ den naam en loop van eene Rivier tot aan<br />
„ zynen mond toe; maar ter rechterhand is hy<br />
„ eerst eng en zich zelven gelyk: daarna, de<br />
„ oevers wyd en breed overitroomende, is hy<br />
„ niet<br />
ALGE-<br />
MEENE<br />
BESCHRY'<br />
VING.
13 Tegenwoordige Staat<br />
ALGE- „ niet meer eene Rivier, maar een groot<br />
3V1EENE<br />
„ Meer ; nadat hy de Velden vervuld heeft,<br />
I3ËSCIIRY.<br />
VliNG. ., bekomt hy den naam van het Vlie, en een<br />
,, Eiland van dien zelfden naam omvangen hebv<br />
bende, wordt hy wederom naauwer, en valt,<br />
„ in de hoedanigheid van eene Rivier, in Zee".<br />
Oorfprons ; Het Boerdiep of de Borne, waarvan zo even<br />
en loop in 't voorbygaaa gerept werd, draagt by Latyn-<br />
van het<br />
fche Schryvers den naam van Burdo of Burdi-<br />
Boerdiep.<br />
tius, terwyl de onzen 'er menigmaal dien van<br />
Middelzee aan geeven, omdat dezelve in 'e<br />
midden des knds gelegen was, en tusfehen<br />
Qostergo en Westergo eene fcheiding maakte.<br />
Deeze zo vermaarde inham had zynen oorfprong<br />
in de Zevenwouden , liep voorby de plaats,<br />
daar nu nog het Dorp Oude - Boorn, of Oudeboni,<br />
naar dien ftroom ongetwyffeld dus genoemd<br />
, te vinden is, en ontlastte zich kort<br />
daarna, op de hoogte van het Dorp Rauwerd,<br />
gelyk reeds voorheen is opgemerkt, in den wyden<br />
arm van dien naam; vervolgens al geduurig.<br />
breeder wordende, werden, by hoog water, de laage<br />
landen, ter wederzyde, van tyd tot tyd, daar<br />
door overftroomd, voor dat nog dezelve door<br />
zwaare dyken bedwongen was , en eindelyk<br />
Hortte zich dezelve, tusfehen de Eilanden Ter.<br />
Schelling en Ameland, inde Noordzee uit.<br />
De Ten tyde der eerfle Keizeren van Home<br />
Noord fchynt de Zee fterker in het Vlie dan wel in<br />
zee, eerst de Born gevallen te zyn: de Romeinfche Ge-<br />
fterkst in<br />
fchiedfehryvers althans fpreeken 'er met ver-<br />
het Vlie<br />
gevallen grootinge van. Naderhand nam zy haaren<br />
zynde, togt op de Born , en veroorzaakte door<br />
neemt haare veelvuldige overftroomingen geen geringe<br />
naderhand<br />
fcha-
van<br />
F R I E S L A N D . 13<br />
^.LGE"<br />
fchade aan de naastgelegen landen. Om de.J<br />
UEENE<br />
zelve voor te komen of te verligten zochten j<br />
BESCHRÏde<br />
Monniken , en inzonderheid die van Lu-. /JNG,<br />
dingakerk, het water langs andere wegen af, haaren<br />
te leiden : zy groeven ten dien einde ver-i tocht op<br />
fcheiden vaarten en graften door de laage < de Born j<br />
doch ver»<br />
en het naast aan Zee gelegen landen , en \<br />
krygt<br />
openden een Nieuw Zeegat, tusfehen Vlie-, eene nieu<br />
land en Ter Schelling , welke Eilanden voor-1 weope heen met eikanderen vereenigd waren, doch nuj ningtusfehenVlie door eenen zeer wyden mond van eikanderen,<br />
land en<br />
gefcheiden zyn. De Noordzee naamelyk, • Ter Schel-<br />
door dien mond invallende, heeft de landen,! ling.<br />
ter wederzyde gelegen, afgefpoeld , en zeer<br />
veele verwoestingen aangerecht , zodat mcri<br />
nu eene openbaare Zee hebbe , daar eertyds,<br />
als wy voorheen zagen , geheele Dorpen »<br />
Velden en Bosfcheri waren. Deeze uitwatering<br />
wordt hedendaags het Vlie genaamd ,<br />
hebbende het Oude Vlie, dat tusfehen het<br />
Breezand en de Waart doorvloeit, gclyk uit<br />
fommige Zeekaarten te zien is, de zyne gehad<br />
tusfehen Texel en Vlieland. De naam<br />
van Vlie is dus zo wel als de uitwatering<br />
zelve verlegd , 't welk niemand vreemd kan<br />
dunken , die in acht neemt , dat Vlie van<br />
vlieten of vloeyen herkomltig is, en dus<br />
best aan eenen ftroom past , die byzonderlyk<br />
aan den Af - en Oploop, of Eb en Vloed,<br />
der Zee onderworpen is.<br />
Niettegenftaande dien nieuwen weg, welke Het Boerdiep<br />
dus voor den invallenden Oceaan geopend<br />
wordteen,<br />
was , behield dezelve zynen togt nog lang ter nog<br />
in het Boerdiep , dat meer dan eens door tang zelfs<br />
Ro- van gehees-
14 Tegenwoordige Staat<br />
ATXË- Romeinfche Vlooten bevaaren is: want als de<br />
m E .E Romeinen hunnen togt naar de Eems namen,<br />
BE'SC iRY<br />
om de binnen gelegen Duitfche Natiën te be-<br />
VING.<br />
Ie Vlooten ;n oorloogen , zaktenze, door Drufus Graft, den<br />
der Ro Ysfel af in net Meer Vlie; en voeren van daar<br />
meinen door <strong>Friesland</strong> tot in het Boerdiep , en voorts<br />
bevaaren.<br />
• buiten Oostergo en de Ommelanden , over de<br />
Wadden of laage waterige landen , tot in de'<br />
Eems. Deeze togt nu was veel korter en van<br />
veel minder gevaar dan of zy dien buiten Westergo<br />
om genomen, en zich aan het geweld<br />
eener onbekende Zee gewaagd hadden. De<br />
eerfte togt , door Germanicus, met eene Vloot<br />
naar de Eems gedaan , werd op. deeze wyze<br />
verricht, gelyk zelfs uit zyne terug reize valt<br />
op te maaken: want hy trok de meergemelde<br />
Wadden over, en kwam in de Rivier Vifürgis i<br />
waarby men ongetwyfFeld niet aan de Wezer,maar<br />
aan het Boerdiep, Burdinus in 't Latyrt<br />
genoemd, te denken heeft; zynde 'er in dien<br />
naam, of door den Uitfchryver, of, by mangel<br />
van goed bericht, door Tacitus zei ven een misflag<br />
begaan , en Würgis in fte'ê van Burdinus<br />
gefteld ( * ) : althans daar wachtte hy de benden<br />
in , . welke by , nog aan de Eems zynde,<br />
in de Ommelanden van Groningen had aan land<br />
gezet; en na dezelve aan boord genomen te<br />
hebben, zette hy daarmede, op gelyke wyze<br />
als<br />
(*) M. van der Houve in zyne Handvest Chronyk.<br />
II D. bl. 37 is wel van oordeel dat 'er een mishVin<br />
het woord Vifürgis plaats heeft , maar mienc dac<br />
men daar voor den Rynysl'el moet (lellen.
van F R I E S L A N D . t$<br />
als hy gekomen was, zyne terug reizc naar de ALGE-<br />
i<br />
MEENE<br />
Betuwe voort om daar te overwinteren. \<br />
BESCHA<br />
Voor dat de Oceaan , door herhaalde aan- { VING.<br />
vallen , die gedaante aan <strong>Friesland</strong> gegeeven, Onder de<br />
had,-in welke het zich thans vertoont, vondti merkwaar,<br />
dige plaat<br />
men daar eenige plaatfen, van welke Tacitus |<br />
zen welke<br />
melding maakt, en daarom met ftilzwygen niet' van Taci<br />
mpeten worden voorbygegaan. 't Castellum tusge Flevum, of de Schans Flevum, moet aan het meldworden , heefc<br />
Zeeltrand , en naby het Vlie gelegen hebben ,<br />
men 't<br />
gelyk zelfs uit de benaaminge valt op te maa- Castellum<br />
ken; en dus heeft men die Schans naby den Flevum.<br />
Mond van 't Vlie , en zeer waarfchynlyk aan<br />
den Oostkant, te plaatfen. Toen immers de<br />
Friezen, door de aankomst van den Romeinfchen<br />
Stadhouder Apronius , gedwongen werden ,<br />
het beleg dier fterkte op te breeken, en, ter<br />
beveiligingevan het hunne,de, wyk te ncemen,<br />
zouden de Romeinen hen, gclykze deeden, niet<br />
zo ligt door de naaste wadden en laagc landen<br />
van Westergo hebben konnen volgen, zo de<br />
fterkte ten Westen van het Vlie gelegen had.<br />
Ook zou Apronius meer moeite en minder reden<br />
gehad hebben, om de naaste Wadden met dyken<br />
en bruggen te befiaan, ten einde eene zwaarder<br />
magt over dezelve te voeren, en daar mede,<br />
ter beteugelinge der Friezen, naar Westergo<br />
over te fteeken, gelyk hy ten zynen ongelukke<br />
deed; hebbende de Friezen hem, omtrent ter<br />
plaatfe daar nu Harlingen ligt, zo wel ontvangen<br />
, dat de zege zich ten eenemaal voor hun<br />
verklaarde, en zy hier door geene kleine vermaardheid<br />
onder de Duitfchers vcrkreegen.<br />
Niet
Ï6 Tegenwoordigs Staat<br />
ALGE Niet min vermaard dan 't Castellum Flevum<br />
MEENS<br />
I3..SCHRYmoet<br />
oudtyds ook hier te lande het Afgodisch<br />
VING. Bosch Badubenna geweest zyn Doch waar<br />
het gelegen hebbe, wat de naam zeggen wilj<br />
van welken oorfprong die afdaale, en wat<br />
Afgod of Afgodinne men daarin vereerd heb<br />
't Bosch<br />
be, zyn zo veele vraagen die niemand ligt met<br />
Bactuben<br />
na vvordi . eenige zekerheid beantwoord zal vinden (*<br />
op ver De arbeidzaame Francois Halma heeft op dien<br />
fcjiillend.e naam* in zyn Toneel der Vereenigde Neder<br />
piaatfeij<br />
landen , de verfchillende gedachten hieromtrent<br />
gezocht.<br />
by een verzameld , wcshalven wy den leezer<br />
daartoe liever wyzen,.dan dat wy ons daar<br />
over in 't breede zouden uitlaaten. Van de ligging<br />
dient een enkel woord gezegd, omdat<br />
zulks tot de oude landsgelteldheid betrekkelyk<br />
is- Dat het in Westfriesland of in Drenth zoii<br />
gelegen hebben, komt ons niet waarfchynlyk<br />
voor; ook durven wy het niet in de Zevenwouden<br />
zoeken, en daarvan den naam van het Dorp<br />
Holtpade afleiden, fchoon daaromtrent oudtyds<br />
uitgcflrekte bosfehadien te vinden waren: want<br />
de zo zeer geroemde overwinning, welke,<br />
volgens 't geen wy zo even gemeld hebben,<br />
door de Friezen op de Romeinen behaald werd y<br />
en waarby de laatften veelen van hunne beste<br />
manfehap lieten zitten, fchynt niet zo diep<br />
landwaards in, maar nader aan de Wadden, ;<br />
omtrent ter plaatfe daar nu Harlingen ligt,<br />
voorgevallen te zyn : anders zou het althans<br />
meer moeite hebben ingehad de Friezen uit het<br />
meergemelde Kasteel of Schans te volgen. Naby<br />
die plaats nu, daar dit gevecht is voorgevallen<br />
heeft men ongetwyfTeld het bosch Baduhenna<br />
ge-<br />
(*) V. d. Houve Handvest Chron. II D.p.4*.
van FRIESLAND, I?<br />
gehad; zynde de tegcnbedcnking, dat men om ALGK-<br />
MEENS<br />
trent Harlingeti en Franekcr, als te naaaanzee,<br />
BESCHRYgcene<br />
bosfehen vindt, van geen- groot gewigt, VING<br />
dewyl her meer dan waarfchynlyk is, dat die da^r, Waar-<br />
in vroeger tyden, toen deeze kust veel verder van fchynlyfc<br />
Zee dan nu gelegen was, in menigte gevon lag het<br />
niet ver<br />
den wierden.<br />
van Frane«<br />
Zo dan het Bosch Baduhenm omtrent Har- ker.<br />
lingen en Franeker gelegen heeft , zal ook Daarom<br />
zekere Fries Cruptorix, die, even als veele antrent had<br />
deren zyner landslieden , onder de Romeinen men ook<br />
de Hoffle<br />
diende, daar omtrent zyne Hofflede, van de<br />
de van<br />
Romeinen Villa Cruptoricis geroemd , gehad Cruptorix,<br />
hebben. Maar waar ter • ereld zoeken wy toch<br />
de Haven van Manarmanis, en de Pilaar en De Pilaa-<br />
van Hèrkules, beide oudtyds niet 'luttel verren van<br />
Herkules<br />
maard? Schotanus, zo de Vader als de Zoon,<br />
zyn nies<br />
dien wy hierin gaarne volgen, was van gedach min verten<br />
dat de Born, uit de Wouden, als gezegd maard.<br />
is, afkomende, en voorby de plaats, daar nu<br />
Oudeborn ligt, fchietende, zich door de Haven<br />
Manarmanis, omtrent op de hoogte van het<br />
tegenwoordig Dorp au werd, in het Boerdiep<br />
of Middelzee ontlast hebbe. De Pilaarsn van<br />
Herkuhs fchynen geweest te zyn op een der<br />
Friefche Eilanden, gelegen aan den Oceaan<br />
tusfehen de Eems en het Boerdiep, en niet van<br />
naby bezigtigd door de Romeinen, gelyk Tacitus<br />
zelf erkent Dus zal men hier by moeten Wdaf'<br />
denken aan Ameland, door Franfche Schryvers fchynlyk<br />
Ammia eh Amiftrachia genoemd : want het Ei heeft men<br />
ze op<br />
land Borkum, van de Romeinen Burchana en<br />
Ameland<br />
Fabarïa genoemd, is door de Romeinen aan gehad.<br />
gedaan \ ook konden de Eilanden Texel en<br />
B VUè-
BESCHRÏ-<br />
VING.<br />
Deeze<br />
Herkules<br />
was niet<br />
de Herku<br />
les der<br />
Grieken.<br />
t3 Tegenwoordige Staat<br />
Vlieland en vooral Ter Schelling hun niet onbekend<br />
zyn, dewyl dezelve, als voorheen gemeld<br />
werd , uit <strong>Friesland</strong> te voet bewandeld konden<br />
worden. De Herkules ondertusfchen, van wien<br />
hier gefproken wordt, is geenszins de Herkules<br />
der Grieken: want de oude Friezen hebben<br />
zeer waarfchynlyk geene kennis aan hem gehad.<br />
Het laat zich beter hooren, dat Tacitus de<br />
uitvinder van dien naam geweest zy ; naamelyk<br />
bemerkende, dat de Friezen en Duitfchen<br />
zekeren God eerden, van wienze, ook ten aanzien<br />
zyner uitgevoerde caaden, eene befchry ving<br />
gaven, welke met die van den Romeinfchen en<br />
Griekfchen Herkules groo'te overeenkomst had,<br />
kan hy in 't denkbeeld gevallen zyn, dat het<br />
waarlyk dezelfde was; en dit is te minder<br />
vreemd, omdat de Romeinen, in de befchry ving<br />
van andere volken en hunne Goden en Godsdienften,<br />
weleerfs meer op deeze wyze zyn te werk<br />
o-eo-aan. Of nu deeze Pilaaren van Herkules<br />
geweldige gebouwen, door menfehen konst en<br />
arbeid gemaakt, dan wel klippen, bergen of<br />
zandduinen aan Zee geweest zyn, even als de<br />
berden aan de Straat van Gibraltar, eertyds<br />
Column» Herculis, of Pilaaren van Herkules,<br />
genoemd zyn geweest, is onzeker, dewyl Tacitus<br />
daarvan geene melding maakt. Onwaarfchynlyk<br />
komt het my echter niet voor, dat het<br />
natuurïyke hoogten, duinen of bergen geweest<br />
zullen zyn, die van verre gezien eene grootfche<br />
vertooning maakten, en daardoor aanleidingga-<br />
• ven, om eenen,Herkules voor den werkmeester<br />
dier'Gevaarten te houden. Liet de befchry ving<br />
van Tacitus toe, deeze Pilaaren van Herkules<br />
aan
van F R I E S L A N D . tg<br />
aan 't Vlie tc Hellen, hoe fterk een bewys zou AtEE-.<br />
niet daaruit konnen worden afgeleid ten voor- McENE<br />
BESCHRXdeele<br />
der gemeene Jaarboeken en Schryveren,<br />
VlMO.<br />
Welke zo breed weiden in 't verhaal der zeldzaamheden,<br />
welke tot het Roode Klif by Stavoren<br />
behooren.<br />
De Romeinen hebben wel de Friefche Mec- De Roren<br />
en Wadden bevaaren; doch de Eilanden, meinen<br />
zyn niet<br />
die niet aan 't vaarwater liggen, fchynenze digt by de<br />
minder bezocht te hebben. De mond van 't Eilanden<br />
Boerdiep was toen, naar de meeste waarfchyn- geweest*<br />
lykheid, zulk een onfluimig en gevaarlyk water,<br />
dat de K omeinfche Vlooten zich, by hoog water,<br />
digt by die plaatfen hielden, daar nu Leeuwarden,<br />
Stiens, Ferwerd, Holwcrd en andere<br />
Dorpen liggen, tot dotze kwamen aan de<br />
Lauwers: want deeze Rivier in waards overgefcheept<br />
zynde, traden zy op de kust der<br />
Ommelanden aan land, en zetten van daar hunnen<br />
tocht naar de Eems voort.<br />
Van zulke tochten, heeft Keizer Augustus Op hunne<br />
Stiefzoon , Drufus, één , en Gcrmanicus, tochten<br />
ivorden zf<br />
Drufus Zoon, twee gedaan, indejaarenvyfeien Jangetast<br />
en zestien na Christus geboorte. Door den mi de<br />
eerfren tocht werden de Friezen onder de ge Scorbuts<br />
hoorzaamheid der Romeinen gebragt,* doch in<br />
de twee laatfrc tochten, door Gcrmanicus naar<br />
de Eems gedaan, heeft het Romeinfche Krygs*<br />
volk veel moeten uitftaan: want daar vcelen<br />
by ftorm en onweder fchipbreuk leeden , en<br />
verdronken, werden anderen van zwaare ziek»<br />
ten fin krankheden aangetast, en wel in 't byzonder<br />
van die kwaaie , welke hedendaags<br />
Scorbut, of Blaauwfehut genaamd wordt, Fjü-<br />
B 2 nius
Tegenwoordige Staat<br />
ALGE nius (*) meende dat dit ongemak veroor<br />
MEEN E zaakt wierd door zekere fontein , die aan den<br />
BESCHV.Y- Zeekant gevonden werd, en zoet water opgaf :<br />
want dat water gedronken' zynde , deed , naar<br />
Dit onge<br />
mak wordt<br />
door Plinius<br />
te<br />
onrecht<br />
toegefchreeven<br />
aan<br />
't drinken<br />
van her<br />
water uit<br />
zekere<br />
fentein.<br />
Zy worden<br />
'er<br />
van geneezen<br />
door 'r,<br />
zo genoemdeBryten.kruwd.<br />
zyn zeggen, de tanden in twee jaaren uitval<br />
len, en ontzenuwde de knievoegen; doch men<br />
mag met reden twyffelen, of het drinken van<br />
dat water wel juist de oorzaak van dat ongemak<br />
geweest zy, naardemaal het niet valt tegen<br />
te fpreeken , dat eene ziltige dikke lucht ,<br />
koude en ongemak , ongewoone fpyzen en<br />
diergelyke dingen meer, ook wel diergelyke<br />
ongemakken te wege konden brengen, fchoon<br />
het fontein water al goed en gézond ware<br />
Dan hoe 't hier mede ook moge zyn ; daar<br />
was evenwel oudtyds hier te lande eene<br />
fontein ; doch waar ter plaatze , is niet met<br />
zekerheid te bepaalen. De Ommelanden van<br />
Groningen, of Oostergo in <strong>Friesland</strong> , komen<br />
wel 't meest in aanmerking, omdat Germanicus,<br />
in zyne tochten te water en te lande ,<br />
in geene andere Oorden dan deeze naby Zee is<br />
geweest.<br />
Van deeze kwaaie werden de Romeinen geneezen,<br />
door 't fap van zeker kruid, hun door<br />
de Friezen aangeweezen, en van eene wonderbaare<br />
kracht ter geneezinge van gemelde kwaaien<br />
niet alleen, maar ook tegen benaauwdheden<br />
der keele en de beeten der Slangen: zelfs hoefde<br />
men de bloemen van dit kruid, by de Friezen<br />
Vibones genoemd, maar te eeten, voor dat men<br />
donderdagen hoorde, om, volgens hunne verbeelding,<br />
(*) Hist. Nat. L. 24,
van FRIESLAND. 21<br />
ding, voor alle gevaar gedekt te zyn. De ALGE-<br />
M - ENE<br />
Friezen gaven aan dit kruid den naam van<br />
BRSCÏÏRY-<br />
Brytenkruu-d. Plinius , de betekenis dier be- VlNü.<br />
naaminge niet ver!taande, gaf'er eene Latynfche<br />
buiging aan, en noemde het Hèrbd Britannica,<br />
doch met eenige verwonderinge,<br />
omdat hy meende dat dit kruid aan Britannia<br />
was toegeëigend; 't welk hy niet gedaan zou<br />
hebben, had hy geweetcn, dat de Friezen den<br />
naam van bruten aan dat kruid hadden gegeeven,<br />
naar de gedaante van deszelfs wortelen, die<br />
volgens zyne befchryving zwart zyn en veele<br />
ronde knobbelen hebben, in plaats van leden,<br />
bykans gelyk men ziet in de wortelen van zeker<br />
riet, dat uit Indien komt en Rotting genoemd<br />
wordt. Deeze knobbelen verouderd zynde, vertoonen<br />
zich als turfbrokken, nóg hedendaags<br />
Bryten in het Friesch genoemd, De bladeren van<br />
Waar<br />
dit kruid zyn zwartgroen, langwerpig van ge<br />
voor me»<br />
daante , en omtrent eene etïe lang; 't welk het dit kruid<br />
naast overeenkomt met het Hfdrolapatbam te houdea<br />
of Lapathum Aquatïcum , in 't necrduitsch hebbe.<br />
•waterpatig geheetcn, en by erraarcnheid gebleeken,<br />
zeer dienftig te zyn ter geneezinge van de<br />
gemelde kwaaien niet alleen , maar ook van<br />
andere ui: zoutzuure vochten ontflaande, debygeloovige<br />
echter uitgezonderd. Dit kruid nu<br />
wast in overvloed in moerasfige flooten en<br />
veengronden , hcedanige , ten tyde der Romeinen,<br />
veele ran den Zeekant zyn geweest. De<br />
redenen, om welke de Friezen de bloemen van<br />
dik kruid Vibones noemden, zyn met het Heidensch<br />
bygeloof verdweencn.<br />
B 3<br />
I I q<br />
«
22<br />
Tegenwoordige Slaat<br />
ALGE- Hoe ellendig het, ten tyde der Romeinen,<br />
MEENE hier te lande gefteld geweest moet zyn, kan men<br />
BESCHRY- eenigzins opmaaken uit het geene reeds is te ber<br />
VING.<br />
de gebragt; doch zal nader blyken uit overwee-<br />
Ellendige<br />
ginge van 's Lands waterigen toeitand en meegevleidheid<br />
des nigvuldige zeeplaagen , waaraan hetzelve, nog<br />
Lands ten onbedykt zynde, onderworpen was, en waar<br />
tyde der door, van tyd tot tyd, groote veranderingen<br />
Romeinen,<br />
door<br />
veroorzaakt wierden. De voorheen gemelde<br />
Plinius na Plinius ( * ) geeft'er eene nadrukkelyke befchry<br />
druklyk ving van, welke, fchoonze eigentlyk van de<br />
belchree<br />
Ten.<br />
_r U~J J„„.*/%J,„ PW- _ Wr:.a-70n rro.<br />
waagt, ons teffens den toeltand der Friezen eenig.<br />
zins leert kennen; het zal dus niet kwaalyk pasfen ,<br />
dezelve hier woordelyk, doch alleen vertaald,<br />
te laaten volgen (f): „ Aldaar, zegt hy,,<br />
„ wordt de, Oceaan twee maaien binnen 'r.<br />
„ etmaal, met eene groote zwelling opgezet,<br />
„ en over de naastgelegen velden uitgeftort,<br />
„ verduiilerende dus de bepaalde affcheiding<br />
„ der hoofdftoffen, waardoor het twyffelach-<br />
„ tig is of het land een gedeelte des droogen<br />
aardryks zy, dan wel der zee. Aldaar<br />
„ bezit dat ellendig volk hooge heuvelen of<br />
„ terpen, met handen gemaakt, op de waar-<br />
„ neeming der hoogde vloeden, en is, daar<br />
„ op zyne hutten gebouwd hebbende , niet<br />
„ ongelyk aan Zeevaarenden, wanneer de om-<br />
„ cingelende wateren alles bedekken-, en aan<br />
„ Schipbreukigen, wanneer ze afgeloopen zyn,<br />
,, en<br />
(*) Lib. ifJ. c i.<br />
(t) Zie hier over v. d. Houve. Handvest Kronyk II<br />
D. p. 28.
van F R I E S L A N D . 23<br />
„ en de visfchen, die met de wateren afzwem<br />
men, omtrent hunne hutten door hen ver-<br />
„ volgd werden. Zy hebben noch vee noch<br />
„ onderhoud van melk, als hunne nabuurenj<br />
„ ook hebbenze niet te itryden met de wilde<br />
„ dieren, alzo daar gansch geen gewas van flxui-<br />
„ ken is. Van wier en biezen maaken zy<br />
„ touwen om te visfchen, en het flyk met de<br />
„ handen opgenomen hebbende , droogènze<br />
„ meer by den wind dan zennefebyn, en<br />
„ braaden alzo met aarde hunne fpyzen en<br />
„ vervroozen ingewanden. Zy hebben gee-<br />
„ nen drank dan van regenwater, aan den in-<br />
„ gang hunner huizen , in groeven verza-<br />
„ meld. En zekerlyk, deeze Natiën, .als zy<br />
,, van de Romeinen overwonnen worden, zeg-<br />
„ gen datze in llaavernye zyn. Voorwaar het<br />
„ is alzo, de fortuin fpaart veelen tot ellende<br />
„ en kwaad". De Geleerde en Welfpreekende<br />
Oordeel<br />
Ubbo Emmen oordeelt dus ovar deeze plaats van U.<br />
van Plinius. „Alsik, zegt hy, ( * ) deeze plaats Emmen<br />
„ van Plinius met aandacht overweeg , dan over de<br />
bygebrag-<br />
„ dunkt my, dat ik den overouden Haat en ge» ce plaats<br />
„ daantc van ons Vaderland aanfehouw, en veele uit Pli<br />
„ dingen verilaa, daar men gemeenlyk naar nius.<br />
„ vraagt: als, dat het voornaamlle deel der<br />
„ Friefche Natie bewoond hebbe de zandige<br />
„ en waterige landen, die wat van den Zeekant<br />
„ afliggen, en dat dit het voornaamlle dies tyds<br />
„ zy geweest; dat de uiterfte ftreeken aan den<br />
„ Zeekant, die nu het best behavend en geluk»<br />
„ kigst zyn, ledig en onbebouwd gelegen heb-<br />
„ ben, bewoond van de armfte lieden, die de<br />
B 4 „ nood<br />
(*) Rer. Frif. Hist. L. I. p. 7.<br />
ALGE-<br />
ME EKE<br />
BKSCHRY-<br />
V1NG,
ALGE-<br />
MEENE .<br />
BESCHRY-<br />
YISG,<br />
Naast het<br />
Boerdiep<br />
komt de<br />
Lauwers<br />
in aanmerking-<br />
24 Tegenwoordige Staat<br />
„ nood en armoede dervvaards had afgedreeven;<br />
„ dat 'er geene dyken geweest zyn tot weering<br />
„ van den vloed der Zee, welke, zich maar<br />
„ een weinig verheffende, het land bedekte,<br />
„ zo dat het meer wadden dan velden waren;<br />
„ dat door deeze noodzaaklykheid die heuvels<br />
„ ter bewooninge. begonnen zyn aangelegd te<br />
„ worden, welke men nog hedendaags ziet,<br />
„ en wel, gelyk Plinius zegt, op de waarnee-<br />
„ mingvan'het hoogfte water; dar het flym,<br />
„ allengskcns ingevoerd, die gewesten verhoogd<br />
„ en in een vruchtbaar land veranderd heb-<br />
„' be; zo dat de vruchtbaarheid de menfchen<br />
„ aanlokte , en die heuvelen deed vergrooten,<br />
„ op welke nu Steden en Dorpen liggen; dat-<br />
„ ze daarop begonnen zyn dyken te maaken,<br />
„ eerst mindere, daarna fterkere, als ook vee<br />
„ te weiden en akkers te ploegen; en dat aldus<br />
„ uit deeze ongehavende arme landftreeke<br />
„ dat fchoone vruchtbaare land geworden zy ".<br />
Dat 'er in <strong>Friesland</strong> , behalven de reeds<br />
voorheen gemelde Wateren en Stroomen, nog<br />
veele andere geweest zyn, wier gedaante grootelyks<br />
veranderd is door den tyd, valt niet te<br />
lóchcnen. • Onder deeze verdient de Lauwers,<br />
naast het Boerdiep of Middelzee, de eerlle<br />
plaats. Deeze Rivier, welke in 't Latyn<br />
Laubachus en Laubacus, of ook wel -Lavica en<br />
Laveca genoemd wordt, en,'ten tyde van Karei<br />
den Grooten, Laubach of Laubeek fchynt gehecten<br />
te hebben,was van ouds xeer vermaard,,<br />
doch tegenwoordig van geen belang; hebbendq<br />
, het
van F R I E S L A N D . 25<br />
het graaven van andere vaarten aanleiding ge<br />
geeven, dat zy op veele plaatfen byna geheel<br />
opgedroogd en dus onzigtbaar is geworden.<br />
Zy plag haarcn oorfprong te hebben in de<br />
Drentfche Veenen, liep noordwaards aan, en<br />
ftortte zich eerlang in een' bogt of inham der<br />
Noordzee, naar deeze Rivier by den naam van<br />
Lauwerzee bekend. Dan fchoon deeze Rivier<br />
hedendaags van geen belang altoos is, nogthans<br />
ftrektze, althans naar den Zeekant, tot eene<br />
grensfcheiding tusfehen de twee Gewesten van<br />
<strong>Friesland</strong> en Stad en Lande.<br />
ALGE-<br />
MKENE<br />
lkscnar»<br />
VING,<br />
. De Pafens, ook wel de Donger geheeten, Als ook<br />
gelyk zelfs uit de twee Grietenyen Oost- en de Piefens<br />
West - Oongerdeel , naar deezen frroom dus of Doager.<br />
genoemd, valt op te maaken, was mede oudtyds<br />
geen ongeachte Vliet. Hy hadt zynen oorfprong<br />
ten Westenboven Dokkum uit de Ee,en<br />
itroomde van daar, Noordoost aan, naar Zee;<br />
was vry breed, en maakte eene fcheiding tusfehen<br />
de twee gemelde Dongerdeelen; doch federt<br />
langen tyd is ook dit Water, niet alleen beneden<br />
maar ook boven, dermaatc verdopt, dat<br />
'er van het Dorp Aalfum tot aan de Éc maar<br />
eene oude vervallen Ried of Sloot zy,^ die ook<br />
nog hier en daar byna geflooten is. Een klein<br />
uur gaans ten Noordoosten van Dokkum loopt uit,<br />
de Psefenstene oude Waterlosfing naar beneden,<br />
die naar de daar aan gelegen Staate Jaarla , doorgaans<br />
het Jaarla-gat geheeten wordt, en niet<br />
zelden tusfehen de tvyee Dongerdeelen aanleiding<br />
tot merkelyke oneenigheeden heeft gegeeven,<br />
omdat Oostdongerdecl, naar beneden veel laa.<br />
ger liggende, veel overlast lydt.van den toeli<br />
5 vloed
26 Tegenwoordige Staat<br />
ALGH- vloed van Water, 't welk niet dan door Eezu»<br />
MEENE mazyl, en dat nog maar by gunftige gelegenheden,<br />
BESCHBYgelost<br />
kan worden.<br />
VING.' i<br />
De Kuinder. in de landtaal Tjonger geheeten,<br />
De Kuinder<br />
of is een kleine vliet, die uit de hooge Veenen,<br />
Tjonger. : naby het dorp Haule, in de Grieteny van Stellingwerf<br />
Oosteinde ontfpruit, en niet ver van<br />
zynen oorfprong de gemelde Grieteny, als ook<br />
die van Stellingwerf Westeinde, affcheidt van<br />
de twee Moordelyker Grietenyen Opfterland .en<br />
Schooterland. In 't Noordwest en West van Oosterwoude<br />
vloeyen'er nog twee Riviertjes of beekjes<br />
in, het grooten klein Diept genaamd, die beide<br />
voortkomen uit de laage landen van Appelfche,<br />
alwaar het water, van de hooge Veenen<br />
afloopende, vergaderd wordt. Na, door het<br />
ontvangen van den vloed deezer twee beekjes,<br />
wat vermeerderd te zyn, loopt de Kuinder doorgaands<br />
Zuidwest aan, en valt ter plaatfe, daar<br />
de Schans of het fleedje de Kuinder gelegen is,<br />
in de Zuiderzee; doch of dit fteedje, dat in 'r<br />
Noordwesten van Overysfel ligt, en oudtyds<br />
met zyne onderhoorige landen geen onvermaard<br />
Graaffchap uitmaakte, vooral toen Urk, Enf en<br />
Emmeleroord , met andere plaatfen, nu door de<br />
Zuiderzee ingezwolgen, nog onder deszelfs gebied<br />
Honden, zynen naam aan deezen ftroom<br />
gegeeven, dan wel van den ftroom 'ontvangen<br />
hebbbe, is twyffelagtig, fchoon ik het laatfte<br />
voor waarfchynlykst houde , omdat de droom<br />
ongetwyftlld veel ouder dan het fteedje is, en<br />
ook toen al zynen naam gehad zal hebben.<br />
De Linde De Linde of Lende is een andere ftroom'<br />
«f Lende. in de Wouden, doch zuidlyker dan de voor-*<br />
gaande.
RW FRIESLAND. 27<br />
gaande. Deeze heeft zynen oorfprong in de- .<br />
zelfde Grieteny van Stellingwerf Oosteinde, na 1<br />
by Tronde, eene Buurt, onder het dorpElzelo;<br />
behoorende. • Dezelve loopt Westvvaards aan ,<br />
doch in 't eerst met eenen zeer geringen vloed,<br />
voorby de Oude fchans Bekhof, fcheidende de<br />
Dorpen Nye- en Oude Eerkoop van Stellingwerf<br />
Westeinde. Uit de zogenoemde Noordwouder<br />
Sloot eenigen toevoer van Water ontr<br />
vangen hebbende, wordt hy vaarbaar, en is tot<br />
het afvoeren van den Turf, die in de Veenen<br />
van Noordwoude en daaromftreeks gegraaven<br />
wordt, van geen geringen dienst. By Slykenburg<br />
valt deeze ftroom in de Kuinder, en daarmede<br />
vervolgens, by het Sceedje van dien naam, in<br />
de Zuider/ee. Men begaat een' mistlag als men<br />
deezen ftroom voordeGrensfcheiding van <strong>Friesland</strong><br />
en Overysfel houdt : want dit is alleen<br />
waar ten aanzien van het westelykfte gedeelte<br />
van Stellingwerf-Westeinde, liggende wel zes<br />
dorpen deezer Grietenye aan de overzyde van<br />
-gemelde Rivier.<br />
Meer andere, zo natuurlyke als met menfchen<br />
handen gegraaven, ftroornen en Wateren vindt<br />
men in <strong>Friesland</strong>; doch die hier alle op te tellen<br />
zou ons wat te veel van ons tegenwoordig<br />
oogmerk verwyderen; ook zal zulks ruim zo wel<br />
in de byzondere befchryving der Grietenyen,<br />
waarinze gevonden worden, te pasfe komen. Wy<br />
keeren derhalven, tot <strong>Friesland</strong>s oude grondge,fteldheid,<br />
en de daarin voorgevallen voornaame<br />
-veranderingen, te rug. Daarover nu met Tacitus<br />
ra'adpleegende, verneemt men, ten aanzien der<br />
Grondgefteldheid, dat in <strong>Friesland</strong> ook veele<br />
Bos-<br />
ALGE<br />
MEENS<br />
BkSCHRY-<br />
VING.<br />
Uit Tacims<br />
blykt<br />
dat 'er ook<br />
veele bos-
Al-GE-<br />
ÏHKENE<br />
B-SCIIHY-<br />
VIMG<br />
fchen zelfs<br />
aan den<br />
Zeekant<br />
geweest<br />
zyn.<br />
2S Tegenwoordige Staat<br />
Bosfchen geweest zyn, vol van wild gedierte;<br />
en deeze vondt men zo wel aan den Zeekant<br />
als meer binnenwaards: zelfs zyn deeze laatflen,<br />
door de overdryvcnde Veenen, ten grooten deele<br />
overftelpt, en daar door verlooren gegaan.<br />
Gelyk immers de geftalte des Lands ten tyde van<br />
Tacitus en Plinius van de tegenwoordige grootclyks<br />
verfchilde, alzo vondt men ook Veenen en<br />
Bosfchen aan den Zeekant; doch 't geen daarvan in<br />
de hooge ftreeken van Oostergo en Westergo<br />
te vinden was, is afgefpoeld, enj driftig geworden<br />
zynde, met lterke Noordwestlyke winden<br />
en hooge Vloeden, naar den Woudkant gedreeven,<br />
en over Bosfchen en Boomen heen<br />
gezet.<br />
Oudtyds Het verhaal van Plinius ( * ) mede brengen<br />
zyn 'er de, dat 'er zeer hooge Eikenboomen aan den<br />
veele<br />
Veendrif Zeekant waren; en dat de afgefcheurde boomen<br />
ten vooi en driftige Eilanden, den Romeinfche Vlooten,<br />
gevallen. die voorzeeker nooit in eenige ftreeken van<br />
Duitschland geweest zyn, aan boord kwamen,<br />
en niet luttel ongemaks baarden, levert een vry<br />
fterk bewys op , dat hier oudtyds, toen men nog<br />
geene Dyken tegen de Zee had, veele zulke<br />
De inwen •• Veendriften gebeurd moeten zyn. Daarenboven<br />
dige ge " ftrekt de aandachtige befchouwmg van de in<br />
fteldheld<br />
van den wendige, gefteldhcid der tegenwoordige Klei<br />
grond en Veengronden zelve daarvan ter bevestiginge,<br />
r llrekt daa Menigmaalen toch heeft men, aan den uiterften<br />
van ten<br />
Zeekant, by het graaven van nieuwe Vaarten<br />
bewyze.<br />
en graften, diep in den grond, turf gevonden;<br />
't welk niet duilter te kennen geeft, dat de aarda,<br />
(*) Hist. Nat. Lib itf, c. u
mn FRIESLAND. sj><br />
de, die daar boven zit, door aanfpoeling en opilyking,<br />
veroorzaakt is, en zich geplaatst heeft<br />
boven op de Turf-of Veenftoffen, die daar nog<br />
waren blyven zitten, na dat de bovenfte Vee-<br />
(f) Befchr. van Friesl. bl. 185 en 186.<br />
*iXGE-<br />
«EENE<br />
3ESCHE.Y«<br />
iNNG.<br />
J „,„„„„J~*. n,rn„ T„ A;n ~„.A«.,<br />
nen reeds waren weggedreeven. In die oorden<br />
daar en tegen, daar men nu de hooge Veenen<br />
heeft, worden niet zelden heele en halve boomen ,<br />
of afgekapte boomen en wortels, in de aarde gevonden<br />
, fommigen zelfs tot eene aanmerkelyke<br />
diepte; doch allen met de toppen Zuidoost, en<br />
met de wortelen Noordwestwaards gekeerd; dus<br />
door hunne (trekking aanwyzende , van waar<br />
J . I J<br />
de bovengrond gekomen zy.<br />
Hoe groot eene verandering hier by toegekomen De be-<br />
zy,zalde Leezer zich vry gemakkelyk verbeelden wooners<br />
der Zee-<br />
konnen. Dat de bewooners van de tegenwoordikustenge Zeekusten geene reden hebben, om zich over hebben<br />
dezelve te beklaagen,wil ik liever met de woor geen re»<br />
den om<br />
den van Schotanus, den Vader (f), dan met<br />
zich daar<br />
de mynevoordraagen „Ik,zegt gemelde fchry- over te<br />
„ ver, houde het daar voor dat geheel Donger- beklaa.<br />
„ deel een gave van de Zee is, beneffens de<br />
gen.<br />
„ ichoone vette itreek van r erweraeraaeei,<br />
„ Menaldumadeel , 't Bildt, Barradeel en<br />
„ Wonzcradeel: ik zeg een gave van de Zee,<br />
„ gelyk Herodotus oordeelde van Egypten tus-<br />
„ fchen de armen van den Nyl: want de Vee-<br />
„ nen zynde afgeworpen, wcggefpoeld en ver-<br />
„ dreeven naar de Zevenwouden en Drent, en-<br />
„ de 't Slyk der Zee opgaworpen , hebben<br />
„ dat goed en fchoonLand veroorzaakt. Die in<br />
„ deeze hooge landen woonen zullen den Woud-<br />
„ lieden
ALGE-<br />
MEL-NE<br />
BÉSCHRY-<br />
VING.-<br />
Het ge<br />
meldewegens <strong>Friesland</strong>s<br />
oudigrondge<br />
fteldheid<br />
beweezen<br />
met de<br />
woorden<br />
van Em<br />
men.<br />
30 Tegenwoordige Staat<br />
.„ lieden geen pleit aanhangen om de Veenen i<br />
„ want die hebben hunne bosfchen verdorven 5<br />
„ en de Zee heeft ons in plaats der Veenen een<br />
„ beter bodem gegeeven".<br />
Het geen wy tot dus ver wegens de oude<br />
grondgefteldheid van <strong>Friesland</strong> en de daarin<br />
voorgevallen veranderingen hebben, medegedeeld<br />
, wordt te zeer bevestigd en opgehelderd<br />
door den vermaarden en .omzichtigen<br />
Ubbo Mnmen, dan dat wy zyne eigen woorden<br />
, doch vertaald , hier niet zouden laaten<br />
volgen. De iianden Voor het ftrand", zegt<br />
hy, (* „ welke door hooge duinen het'geweld<br />
„ der Zee breeken, Waren eertyds veel nader aan<br />
„ 't vaste land dan hedendaags, of digt aan 't<br />
„ zelve 5 doch de bodem tusfehen beiden was<br />
„ laag, moerasfig en doormceden met ftaande<br />
„ Wateren, Rivieren' en Meeren; de meefte<br />
Eilanden ook, daarze door de monden der<br />
, 4 Rivieren niet werden van een gefcheiden, waren<br />
„ aan eikanderen vast. Daarna zynze door 't<br />
„ geweld van den Oceaan, die ten lande in-<br />
„ drong, en de iaagere ftreeken onder water zet-<br />
„ te, verder van 't vaste land afgefcheiden, en<br />
„ de Wadden geopend, van verfcheiden brced-<br />
„ te. De Zee, in die eeuw van welke wy<br />
„ handelen, tegen over den Mond, die tus-<br />
„ fchen Ameland en Ter Schelling is, van 't<br />
,, Noorden af landvvaards indringende, by de<br />
„ Dorpen Minhertsgaa, Berlikum en Beetgum;<br />
„ voorts Leeuwarden , Wirdum , Rauwerd ,<br />
„ Bozum en Goutum aanvloeijende met een<br />
» bogts (*) Rer. Frif. Hist. L. IX. p. 344.
van F R I E S L A N D . 31<br />
, bogt, en fchier tot aan Bolswerd komende, ALG3-<br />
MF.ENE<br />
• maakte een wyden inham,door welken Wes-<br />
" tergo en Oostergo , nu door. famengaande VING.<br />
n<br />
landen overal aan een hangende, lang en<br />
" verre van~ den eerden ingang afgefcheiden<br />
werden. De Friezen noemden gemeenlyk<br />
" dien boezem de Middelzee. De Mond van<br />
" den Lauwerllroom, hoewel diep en voor groote<br />
Vlooten vaarbaar, was nogthans in dien<br />
tyd zo wyd van Wateren niet als hedendaags.<br />
Maar integendeel was 'er veel lands ten Wesrt<br />
ten, daar zich nu eene wyde en woeste Zee<br />
\ vertoont: want de Ysfel, die door Drufus<br />
j', Graft het Water uit den Ryn ontvangt en in<br />
„ Zee brengt, goot zich dies tyds niet gelyk nu<br />
„ terftond voorby de dad Kampen in dien woesten<br />
'„ boezem, dien men de Zuiderzee noemt, noch<br />
„ verloor daar zynen naam en oevers , maar<br />
„ vloeide eene wyle tyds met éénen ftroom,<br />
l, door de platte landen heen, tot dat hy de<br />
„ Vecht ingenomen, en zynen loop tot voorby<br />
„ de Kuinder voortgezet hebbende, zich invee-<br />
„ le takken verdeelde, welker grootfte ter fiin-<br />
„ kerhand in den Zuider inham viel, terwyl de<br />
„ anderen door 't Land van <strong>Friesland</strong> heen<br />
„ gingen. De voornaamde van deezen , die<br />
„ zynen naam behieldt, en eerst Slooten en<br />
., vervolgens Stavoren aanvloeide, kwam daar<br />
eerst uit in 'tVlie, 't welk uit de meerenwerd<br />
„ uugeftort,en verwisfcldc zynen naam met dien<br />
„ van 't Vlie, tot dat hy by Texel in den Oce-<br />
„ aan viel Een arm, ter rechterhand inboo-<br />
„ rende in Westergo, maakte een Meer,daar<br />
„ nu het Dorp en 't Land INieuwland is, by<br />
„ Bols-<br />
BESCHRTT»
ALGE-<br />
KEENE<br />
BESCHKY.<br />
VING/<br />
32 Tegenwoordige Staat<br />
„ Bolswerd, uit welk wederom eeri korte Rivier<br />
„ ging, die zich in gemelde Middelzee ontlast -<br />
„ te. Maar't Vlie, eertyds breeder, was des-<br />
„ tyds niet veel meer dan eene Rivier tusfehen<br />
„ Stavoren en Enkhuizen. Het overige waren<br />
„ enkele Velden en Bosfchen , welker Heeren<br />
„ ten grooten deele geweest zyn de Edelen van<br />
,, Galama j gelyk de Gedenkfchriften van vroe-<br />
„ ger tyden melden. Met deeze plaatfen nu<br />
„ was het, ten'dien tyde, zo gelegen, dat de<br />
vloeden van den Oceaan nergens fterker in-<br />
,; drongen dan in de meergemelde Middelzee.<br />
„ Dus gebeurde het,- dewyl veele en groote<br />
„ opwatei'ingen het landfehap plaagden, dat de<br />
„ wederopmaaking der Dyken jaarlyks gansch<br />
„ bezwaarlyk viel. Hierdoor kwam het by,<br />
„ dat de luiden, of door hooge wateren ver-<br />
,, armd, of anders onvermogend zynde om<br />
,, de onkosten en den arbeid der bedykinge te<br />
,, draagen, volgens de Vaderlandfche wetj de<br />
,•> landen verhaten, en aan anderen overgeeven<br />
y, moesten. Doch zodanige landen namen de<br />
Kloosters aan, met goedkcuringe van ieder<br />
5, een , en tot behoudenis van 't land. De<br />
Kloosters konden dit ten dien tyde zo veel te<br />
„ beter doen, om datze, volgens 't geen 'er<br />
„ van verhaald wordt, zodanig van ledige bui-<br />
„ ken overvloeiden, dat'er tot drie, vier, vyf<br />
„ en zeshonderd in dezelve gevonden wierden.<br />
„ Deezen maakten geweldiger Dyken tegen 't<br />
„ Water , en niet lang daarna, werd 'er door<br />
„ die van Ludinga Kerk eene wyde en diepe<br />
„ graft, tot ontlasting van 't binnenwater, ge-<br />
„ graaven tusfehen de Eilanden van Ter Schel-<br />
» ling
van FRIESLAND. 33<br />
„ ling en Vlieland, die tot deezen tyd toe door<br />
„ achter eenvolgende Duinen waren vereenigd<br />
„ geweest. Ook groef men veele andere kanaa-<br />
„ len om 't water derwaarts te leiden; waarvan<br />
„ 't gevolg was , dat de ftroom zich allengs<br />
„ elders heen wendde , en wel inzonderheid<br />
„ aanviel op 't gewest tusfehen Medenblik en<br />
„ Stavoren, diestyds maar met eene middel-<br />
„ maatige rivier doorfneeden; daar dezelve eerlang,<br />
door het overftroomen en wegneemen<br />
„ der landen, een'zeer vvyden boezem opende.<br />
„ De Monniken hebben alzo veel lands vern<br />
kreegen, en 't flyk, dat door dagelykfche Eb<br />
„ en Vloed op de ondiepten gevoerd werd,ver-<br />
„ vulde eerst de binnenlandfche bogt, en daarna<br />
„ ook het uitwendiger gelegene tot de hoogte<br />
„ van land; en eindelyk is ook die fchoone<br />
„ vlakte des velds, vermaard door haare vrucht-<br />
„ baarheid, in <strong>Friesland</strong> aangeworpen, welke<br />
„ van de Nakomelingen den naam van Bilde<br />
„ gekreegen heeft. Ik kan niet twylfelen. of<br />
„ 't geen eenige Lapfchryvers op het tiende<br />
„ jaar na deezen tyd aantekenen, zo 't maar<br />
„ waar is, uit een oud Kronyk van het Kloos-<br />
„ ter te Dokkum, zal behooren tot deezen tyd<br />
„ en vloeden., alzo dat jaar door geen Water-<br />
„ vloed berucht is geworden; dat naamelyk<br />
„ Ezonftad, geen on^ermaarde plaats tot op<br />
dien tyd aan de Lauwers, na dat al de lrui-<br />
„ zen door 't water weggefpoeld waren, ten<br />
„ eenemaal vergaan zou zyn; dat Kamminga-<br />
„ burg, Britzcnburg en veele andere Edelen hui-<br />
,, zen, inzonderheid aan de Middelzee gelegen,<br />
„ vernield; dat ook Veenen, door onweder en<br />
C „ hooge<br />
AiGE-<br />
MnENE<br />
BESCHUt*.<br />
VING.
34<br />
Tegenwoordige Staat<br />
ALGE» „ hooge Vloeden aangevoerd, zich op Fries-<br />
MEENE' „ land hebben nedergezet, overftelpende boo-<br />
BESCHRV- „ men en huizen; dat ten laatften een volkryk<br />
VING.<br />
„ Steedje, op de aanpaalinge van Oostergo en<br />
„ de Zevenwouden bekwaamelyk gelegen, en<br />
„ Warcena genoemd, verwoest, en het land,<br />
„ dat zeer vruchtbaar was, door verftopping<br />
„ van de waterlosfingen, ten eenemaal bedor-<br />
„ ven, en het Steedje eindelyk in een flegt<br />
„ Dorp veranderd zoude zyn. Doch deeze<br />
Emmen<br />
„ dingen laat ik ter verdediginge van hunne<br />
„ Schryveren".<br />
„ os-ui J vv-i^ii •<br />
Tot verftand deezer woorden dient opge<br />
had het merkt , dat Emmen daarmede inzonderheid het<br />
oog op oog had op het jaar 1222, in 't welk, als ook<br />
het jaar<br />
1222, zo in eenige voorgaande jaaren, zeer zwaare Water*<br />
wel als vloeden zyn. voorgevallen: want ten jaare 1219,<br />
eenige op den zestienden van Louwmaand, niet lang<br />
voorgaan<br />
na 't ryzen der Zonne en by volle Maan, viel<br />
de,berucht de Zee met een' Noordwesten wind over en<br />
door door de Dyken met zulk een geweld en woe<br />
zwaare<br />
Watervloeden.de,<br />
dat daar door, in <strong>Friesland</strong>, 't welk men<br />
hier ongetwyffeld wat ruim moet neemen, by'<br />
Ae honderdduizend menfch.n omkwamen, en<br />
de overgebleeven inwooners zich genoodzaakt<br />
vonden de Zeekust ledig te laaten , en met het<br />
weinige dat hun nog overfchoot dieper landwaards<br />
in te wyken. Het jaar 1220 liep ook<br />
al weder zonder overltroominge niet ten einde;<br />
doch de fchade, daar door veroorzaakt, was<br />
van minder belang dan die der voorgaande; ook<br />
ftondze op ver na niet gelyk met die van den<br />
eenentwintigden van Sprokkelmaand des naastvolgenden<br />
jaars: want daar door werd het Zeewater<br />
'
van FRIESLAND. 35<br />
water wyd en zyd over het knd gedreeven ALGE-<br />
ME HE .<br />
tot ordergang van zeer veel menfehen en beesBiiscnavten<br />
; ook bleef het water, door 't aanhouden VING.<br />
van nen rvoorawesten winu, zo ïang op ae<br />
landen liaan , dat het ruime gelegenheid had ,<br />
om diep in den grond in te dringen , en dien<br />
door zyne ziltigheid grootelyks te vermageren;<br />
waarvan het nadeel te grooter was, om dat'er<br />
een drooge Zomer, en op den tienden van<br />
Herfstmaand een nieuwe Vloed op volgde,<br />
door welken de naaste landen, onbedykt en<br />
door droogte gaapende en dorftig, werden onder<br />
water gezet. De Louwmaand des volgenden<br />
jaars 1222, was insgelyks geducht, door<br />
eenen harden ftorm, geen geringe nadeelen aan<br />
veele ooraen te wege Diengenae.<br />
Tegen diergelyke vloeden, aan welke dit land De Duinenplag-<br />
van de vroegite tyden af meer of min was ten daar<br />
blootgefleld geweest, plagren de Duinen der tegen ee«<br />
vooreilanden eenigzins ter belchuttingc te dienen nigzins<br />
tot be-<br />
vooral toen men nog aan den Oceaan geen' vryen<br />
fchutting<br />
ingang, door het graaven van Vaarten en Sloo- te dienen.<br />
ten , had gegeeven. De Middelzee rechtte De Mid<br />
niet te min, by zwaare irormen, geene gerindelzee<br />
rechtte<br />
ge verwoestingen aan, gelyk zelfs ligtelyk te nogthans<br />
fpeuren valt uit de overblyflelen der zwaare veele ver<br />
Dyken, waarmede men dezeive ten jaare twaalf woestingen<br />
aan.<br />
honderd tweeëntwintig gezocht heeft te bedwingen.<br />
Doch deeze en de andere zwaare Dyken van<br />
het tegenwoordig <strong>Friesland</strong> zyn het werk van<br />
laater eeuwen. Voor en zelfs nog eenigen tyd<br />
na de geboorte van Christus fchynt het land<br />
zonder Dyken gelegen te hebben. En toen Voor da&<br />
men op middelen van beveiliginge begon te nen Dylen<br />
had,<br />
C 2 den-
ALGE-<br />
ME KNE<br />
BKSCHRY«<br />
VING.<br />
maakte<br />
men Terpen<br />
en<br />
Weerden.<br />
j6 Tegenwoordige Staat<br />
denken, kwam het opwerpen van zekere hoogten,<br />
boven de hoogfte vloeden uitfteekende ,<br />
het eerst by de Friezen in aanmerking. Gaf<br />
de natuur zelve die hier of daar aan de hand,<br />
men bediende 'er zich van; doch toen men door de<br />
vermenigvuldiging van menfehen meer lands ter<br />
de bewooninge noodig had, en te weinig hoogten<br />
vond, om 'er zich met de zynen, by hooge vloeden<br />
, op te bergen, floeg men de handen aan het<br />
werk, en wierp Terpen en Weerden, of gelyk<br />
men hedendaags zegt, Wieren (f_) op, beftaande<br />
(\~) Het onderfcheid tusfehen Terpen en Weerden<br />
wordt van de meeste, fchoon anders geachte Schryvers,<br />
myns oordeels, niet genoeg in acht genomen. Zydieze<br />
ooit met eenige oplettendheid belchouwden , zullen<br />
waarfchynlyk niet vreemd van myne gedachte zyn; my<br />
komt zelts zeer aanneemelyk voor, dat fommige Weerden<br />
veel ouder dan de Terpen zyn; wordende ik in dit<br />
denkbeeld grootelyks gefterkt, door in aanmerkinge te<br />
neemen, dat de Weerden met minder handen gemaakt<br />
konden worden, en dus de fchaarsheid van volk of wel<br />
de minder vereeniginge van hetzelve te kennen geeven.<br />
Wat beider benaaminge betreft: Terp wordt met reden<br />
geoordeeld hetzelfde te zyn met Torp en Dorp; zynde<br />
maar alleen de T met haar vermaagfehapte Letter D<br />
verwisfeld, en de Zelfklinker E, volgens een onderfcheiden<br />
Tongval uitgefproken'als O, gelyk in veele<br />
gevallen gefchiedt Wat de oorfprongklyke betekenis<br />
des woords Terp zy, beken ik niet te weeten.<br />
Die van Weerd of Wier is niet ver te zoeken, hebbende<br />
men, naar alle waarfchynlykheid, de hoogten, tegen't water<br />
opgeworpen, aldus genoemd, om datze ftrekten om de<br />
kracht van't water te breeken en af te weeren. Eenige deezer<br />
Weerden zyn zeer waarfchynlyk, van tyd tot tyd, met<br />
veel moeite en arbeid tot Terpen gemaakt, en met huizingen<br />
voorzien: althans geeven de naamen van veele Friefche<br />
Dorpen dit eenigzins te kennen: want daar fommigen<br />
in
van F R I E S L A N D . 37<br />
ftaande het onderfcheid tusfehen beiden inzon ALG*<br />
Mi£l NE<br />
derheid daarin, dat de Terpen veel platter van<br />
BtSCHRT.<br />
gedaante en grooter van omtrek zyn, zodat 'er VING.<br />
geheeleSteden, Dorpen en buurten opgebouwd<br />
hebben konnen worden; terwyl de Weerden of<br />
Wieren, klein van omtrek, doch vry hoog zynde,<br />
alleen maar by buitengewoon hooge Vloeden,<br />
voor enkele huisgezinnen met hunne have tot<br />
lyfsberginge konden dienen, gelykze dan ook<br />
om die reden, hier en daar by fommige Boere<br />
wooningen, die oudtyds van meer dan gemeen<br />
aanzien waren, en waarfchynlyk door de ryken<br />
onder de Friezen bewoond werden, opgeworpen<br />
, en nog hedendaags voor handen zyn.<br />
Volgens de aantekening van Winfemius (*)<br />
zou Adgillus, der Friezen vyfde Koning, nadat<br />
hy op den Stoel zyns Vaders bevestigd was,<br />
en in bedenking genomen had, hoe zyn Ko.<br />
ningkryk, voor eenige Jaaren.met Zeewater bedekt<br />
geweest was, ter afweeringe van diergelyl-r><br />
frhnrWi. 7vne Onderdaanen geleerd hebben.<br />
het aardryk aan de itranden der Zee te verhoogen,<br />
eri ih den vorm van kleine heuveltjes, nu<br />
Terpen genoemd, rond te maaken, om in tyd<br />
van nood derwaards hunne toevlugt te neemen,<br />
en hunne have, goederen en perfooncn te beveiligen.<br />
Doch gelyk de dingen in hunnen Deeze<br />
oor- heuvel*<br />
in terp eindigen, gelyk Slapperterp, Greonterp, Ureterp,<br />
Wynjeterp, en Ölterterp, beeft men 'er veele, die<br />
op werd of wier uitgaan, als blykt uit Holwerd, Ferwerd,<br />
Rauwerd, Burgwerd, Briiswerd, Allingaivier,<br />
Jouwswier, Nieuwier, Metflawier, en diergelyken.<br />
(') P. Winfem: Kron: bl. 54.<br />
C 3
ALGE.-<br />
13ESCHRV-<br />
VING.<br />
eerst van<br />
klein belang<br />
ge<br />
weestzyn<br />
de, wer<br />
den nader<br />
hand vergroot.<br />
En echter<br />
was Hien<br />
38 Tegenwoordige Staat<br />
oorfprong doorgaans zeer gering en eenvoudig<br />
zyn , alzo waren deeze eerst opgeworpen<br />
•heuvelen niet te vergelyken met die \ welke<br />
in laater tyd werden faamgcbragt , en wel<br />
inzonderheid na dat de zwaare Watervloed<br />
van den jaare 703 onzer ty.'.rckeningc de<br />
Landzaatcn geleerd had , dat de voorige niet<br />
genoegzaam waren : want toen heeft men een<br />
begin gemaakt, met die v: n Koflj&fn , Almenum;<br />
Midlum, Hcrbayum, HitfOm , Tzum,<br />
Dronryp en Üitgong , nu jjerMura genoemd,<br />
en dezelve drie jaartn daarna voltrok: en. (§)<br />
De Winfumer Terp zou, eersr ten jaare 806,<br />
door de bcwooners dier'plaatfe, na 't ondergaan<br />
van een' volgenden vloed , zyn aangelegd<br />
Van den juiif.cn tyd, waarop men de<br />
ov.rige Terpen met groöic móci-.e heelt faamgekruid,<br />
is ons tot nog toe geene aantekening<br />
van eenige geloofwaardigheid voorgekomen. Dat<br />
men deeze Terpen inderdaad vóór 's memchèn handenwei<br />
1; , en niet voor toevallige gewrochten<br />
der Natuur te houden htbbe, heeft Pifnius alreeds<br />
erkend, met te zeggen: „ aldaar bezit dat<br />
„ ellendig volk hoog: heuvelen, met handen<br />
,', gemaakt op de waarneeminge der hoogde<br />
„ Vloeden". Ook geeft de evenredigheid der<br />
aardftofTen waar uit zy bedaan, en de laagte der<br />
dreeken Lands, welke altoos omtrent deeze<br />
heuvelen voorkomen, genoeg te kennen waaruit<br />
dezelve zyn faamgebragt.<br />
Met deeze Terpenen Heuvelen was men echter'<br />
(§) P- WMetn: Kron: bl: 80.<br />
(*} Dezelfde bl; 83.
van F R I E S L A N D . 39<br />
ter hier te lande nog geenszins voor hooge vloe ALGE-<br />
MI'EEiE<br />
den beveiligd; en dus viel men al vroeg, zonBESCHRVder 't nette jaar te konncn melden , op het denk VING.<br />
beeld van Dyken tot Zeeweering aan te leggen. 'er niet<br />
Doch of de Friezen deeze konst allereerst van door be<br />
de Romeinen geleerd hebben, zoude ik niet durveiligd ,<br />
't welk<br />
ven bevestigen noch tegenfpreeken; fommigen aanleiding<br />
komt zulks zeer waarfchynlyk voor, omdat Ta gaf otn<br />
citus ( *) dit, huns oordeels, wil te kennen gee Dyken te<br />
maaken,<br />
ven, wanneer hy zegt: „Een deel der Ruiteren<br />
zonder dat<br />
,^ werd gelast, langs het llrand van den Oce de Fiiezen<br />
„ aan, naar den Ryn te trekken. Ctecina , zulks juist<br />
„ die zyne Soldaaten leidde, alhoewel hydoor van de<br />
Rofneinen<br />
„ bekende wegen te rug toog , werd vermaand behoeven<br />
„ de lange bruggen op 't fpoedigst over te geleerd<br />
„ trekken. Eng is da: pad tusfehen woeste te hebben.<br />
„ moerasfen, en eertyds van L. Domitius ge-<br />
„ dykt: de rest was leemig , kleefachtig van<br />
„ een zwaar flyk of ongewis, overmids de bee»<br />
„ ken: romdom bosfchen allengskens dellen-<br />
„ de". Ook zou hy zulks getoond hebben met<br />
te vernaaien, ff)': „Dat Paulinus Pompejus,<br />
„ Overfte in Nederland onder Nero, om den<br />
„ Soldaat niet ledig te houden, opgemaakt<br />
„ heeft den Dyk van Drufus, over drieënzes-<br />
„ tig jaaren, tot bedwang van den Ryn begon<br />
,, nen", Dan fchoon dit geen fluk van groot<br />
belang is, zie ik echter de kracht van 'tbewys<br />
niet, dat hier uit getrokken wordt; alles wat'er<br />
met<br />
(*) Taarb. t Boek. 63. Hoofdft.<br />
(t) Dezelfde. XIII: Boek. 53. Hoofdlt: beide volgens<br />
dè vertaaling van den Ridder P. C. Hooft.<br />
C 4
40 Tegenwoordige Staat<br />
ALGE- mee zekerheid uit blykt, is dat de Romeinen,<br />
MEEMË<br />
zich hier te lande bevindende, eenige Dyken<br />
BPSCHRY<br />
VING. hebben aangelegd; maar wie weet of zy hierin<br />
niet het voorbeeld der Lahdzaaten gevolgd zyn?<br />
zy althans die laage oorden bewoonden , moeiten<br />
natuurlyker wyze, door de noodzaaklykheid<br />
geperst, eerder op zulk een middel bedacht<br />
zyn, dan zulken die hen uit hooger gewesten<br />
vyandelyk kwamen beftooken. Hoe 't<br />
Deeze Dyken<br />
waren zy, gebrek aan genoegzaame kundigheid en<br />
ook zelfs vermogen bragt te wege, dat de eerst aange<br />
in den legde dyken,zeer waarfchynlyk, naar.een foort<br />
beginne<br />
zeer van Kadyken geleeken, en te zwak waren om 'c<br />
zwak. vereischte nut te doen. By vervolg van tyd<br />
werden 'er zwaarder dyken aangelegd, gelyk<br />
uit de overblyfzelen dier dyken, door welke<br />
men de Middelzee zocht te beteugelen, nog<br />
tegenwoordig, op veele plaatfen, ontegenzeg-<br />
Sterker gelyk blykt. Doch ook deezen hébben de<br />
gemaakt groote verandering, die 'erin's Lands gedaante<br />
kondenze is voorgevallen niet konnen beletten: want toen<br />
nog de<br />
verande<br />
de Zee, vooral by zulke hooge vloeden, als<br />
ring nier, waarvan ik voorheen eenige heb bygebragt,<br />
beletten, door de gegraaven vaarten en flooten, aan de<br />
die 'er in<br />
Westzyde, een' vryen en onbelemmerdcn ingang<br />
's Lands<br />
gedaante had verkreegen, werden daar, in korten tyd,<br />
is voorge geheele ftreeken lands weggefpoeld, en eerlang<br />
vallen. alles in die openbaare Zee veranderd , welke<br />
nog hedendaags tusfehen <strong>Friesland</strong> en Noord^<br />
holland gevonden wordt, en ter 'wederzyJen met<br />
óngelooflyke moeite en kosten moet bedwongen<br />
worden, om geen verdere verwoeltingen aan te<br />
rechten.<br />
't Geen ondertusfehen, by herhaalde inbreuken
van F R I E S L A N D . 41<br />
ken der Zee, aan de eene zyde van <strong>Friesland</strong><br />
verlooren ging, werd aan de andere zyde over<br />
vloedig herftéld en aangewonnen. De Middelzee<br />
inzonderheid, welke voorheen Oostergo<br />
Middel<br />
en Westergo van een fchek'de, met groote vloozee opge<br />
ten bevaaren werd , en de fchecpvaart, voor Hopt..<br />
meer dan eene plaats, naar buitenlands begunftigde<br />
, zo lang dezelve haaien vryen loop<br />
nog tot aan INieuwland , omtrent Bolswerd ,<br />
uitltrekte, werd door het ingeworpen ilyk allengskens<br />
verdopt, en in een heerlyk en<br />
vruchtbaar land herfchaperi.<br />
Deeze landwinning merke evenwel niemand Het valt<br />
aan als in weinig jaaren tyds gcfchied. Zaaken moeyelyk<br />
van dien aart gaan doorgaans met langzaame het begin<br />
en den<br />
en naauwlyks opgemerkte ichrecden voort; zo voortgang<br />
dat het begin en de voortgang van dezelve, na daarvan<br />
verloop van eenige eeuwen, niet dan met eene naauwkeurig<br />
aan<br />
geringe waarfchynlykheid valt aan te wyzen. En<br />
te u'yzen.<br />
dit is juist hier het geval: de. volkomen opftopping<br />
der A.iddclzee is eene der zekerlte zaaken,<br />
maar onzeker is het tot nog • toe op wat<br />
tyd dezelve begonnen, en hoe ras voortgegaan<br />
zy. Zo de Kerk van Nicuwland reeds .voor het<br />
jaar 1577 gedicht is, gelyk Schotanus (§)<br />
meent, zal de Opdopping daar reeds veele<br />
jaaren van te vooren een beg'n genomen hebben.<br />
' Van het Bildt, dat in den mond der Middelzee<br />
gelegen is, en dus het laatst van allen uit Zee<br />
is opgeworpen, valt meer en ook met meer. ze<br />
kerheid te melden; evenwel zullen wy dat hier<br />
(§) In zyn Handfchrift, op het Dorp Niemvland.-<br />
C 5<br />
niet<br />
ALGE-<br />
WEEKK<br />
BESCHRY-<br />
V1NG.
42 • Tegenwoordige Staat<br />
ALGE- '<br />
tasMi<br />
UESCHRY-<br />
VINGÏ<br />
<strong>Friesland</strong><br />
h daardoor<br />
ver<br />
groot en<br />
verbeterd.<br />
t<br />
1<br />
niet doen, maar zulks liever tot de afzonderlyke<br />
befchryving van dien vetten hoek lands verfchtüven.<br />
Hier Haat ons nog op te merken, dat <strong>Friesland</strong><br />
door deeze landwinning merkelyk vergroot en<br />
verbeterd is .- want behalven dat daar door een<br />
der beste en vruchtbaarltc Grietenyen van Westergo<br />
, zo aanftonds het Bilde genoemd, is aangewonnen<br />
, hcbb.n ook de Grietenyen van<br />
Leeuwarderadecl, Menaldumadcel , Baarderatlecl,<br />
Wymbritferadeel, Ydaarderadeel en Rauwerderhem<br />
daar door zeer aanzienlyke Weidlahden<br />
bekomen , nog hedendaags by den naam van<br />
Nieuwland bekend, en op de Nieuwe Kaarten<br />
Ufgdf), fsd •<br />
van <strong>Friesland</strong> afgerekend. Andere landwinnin<br />
j"! gnoov ' gen van minder belang, fchoon inderdaad van<br />
veel nut, gaa ik hier met ftilzwygen voorby.'<br />
Ook zyn 1 Als wy nu dit vergelyken met het geen voor-<br />
:<br />
de vet'le heen wegens de ophooginge der Zeekusten , ha<br />
'kfeigton- dat de Veenen afgedreeven waren, gezegd is,<br />
den uit<br />
Zee opge . zal men niet konnen twylTelen, of <strong>Friesland</strong>s vet-<br />
worpen. fte Klcilanden, die nergens dan ter breedte van<br />
een, twee, of ten hoogden drie uuren gaans<br />
van Zee af zyn, metterdaad door dezelve zyn opgeworpen.<br />
De beantwOordirg dervraage, van<br />
waar de Zee zulk eene menigte van vetten kleigrond<br />
gekreegen hebbe als étf noodig was ,<br />
om zo groot eene verandering in den bodem<br />
van <strong>Friesland</strong> te maaken, behoort niet eigentlyk<br />
tot ons bellek Ondërtusfchen is het<br />
meer dan waarfchynlyk,d't geeiiklein deel dier<br />
ltofle van tusfehen de bilanden en het tegenwoordige<br />
vaste land zy weggefcheurd; zynde<br />
de Eilanden, gelyk reeds voorheen van ons is<br />
opgemerkt, voormaals aan het vaste land gehegt<br />
ge-
van FRIESLAND. 43<br />
geweest, fchoon de landen tusfehen beiden inder- •<br />
daad laag, en door verfcheiden Vlieten en Mee 1<br />
ALGE-<br />
ME N?<br />
BCSCIIRYren,<br />
of kreeken en killen, van een gefcheiden VIiVG.<br />
waren. De oude laagheid der aan Zee liggen Blykende<br />
de hooge kleigronden blykt althans ten vol de oude<br />
len uit de menigvuldige fchilbanken , fchelpen laagheid<br />
der hooge<br />
en gruis, die by het graavcn van vaarten , put<br />
kieilanden<br />
ten, bakken en flooten bykans overal gevon uit . den ><br />
den worden, en fómwylcn ter diepte van drie, onder- . ,<br />
vier of vyf voeten': want van waar toch zou grond.<br />
dit alles gekomen zyn, zo de Zee nooit eenen<br />
vryen en onverbindérden loop over deeze landfrreek<br />
, had gehad ? Meent iemand den oorfprong<br />
dcezer veranderingen in den algemeenen<br />
Zondvloed te moeten zoeken, wy wenfehen<br />
hem de vryheid zyuer gedachten niet te betwisten,<br />
zo hy-ons de onze laat behouden, om<br />
aan kater tyden en andere redenen deezerveranderingc<br />
te denken.<br />
TWEE-
ALGE-<br />
44<br />
Tegenwoordige. Staat<br />
BE'SCHRV TWEEDE HOOFDSTUK.<br />
VING.<br />
Over de verdeeling, Onderfcheiden Gronden,<br />
Meer en, Dyken, Sluizen en Lucht sgefeldbeid<br />
van <strong>Friesland</strong>.<br />
Otfde ver- (jTelyk <strong>Friesland</strong> op onderfcheiden tyden van<br />
deelirig<br />
meerdere' of mindere uitgedrektheid is geweest,<br />
van <strong>Friesland</strong>,on<br />
alzo is het ook niet ten allen tyde op dezelfde<br />
der Karei wyze verdeeld geworden. Toen Karei de Groo<br />
den Groote de Saxen en Friezen onder zyne gehoorzaam-,<br />
ten.<br />
hcid gebragt had, ftelde hy tot hunne Grenspaalen<br />
de Schelde ten Westen, en de Wezer ten<br />
Oosten, en gaf hier door aanleiding om wederom<br />
onderfcheid te maaken tusfehen de Saxen en<br />
Friezen , die zich in voorige tyden tot een volk<br />
vereenigd* hadden , om zich te beter van de<br />
overheerfching der Romeinen te ontdoen, en<br />
hunne vryheid te handhaaven ; gelykze ook, omtrent<br />
het midden der vyfdeEeuw, gezamentlyk<br />
naar Britannié zyn overgeïtoken. Uit deeze<br />
fchikkinge van Karei den Grooten fproot natuurlyk<br />
de verdeeling van <strong>Friesland</strong> in twee hoofddeelen,<br />
welker een zich van de Schelde tot aan<br />
het Vlie uititrekte, en den naam van Westfriesland<br />
kreeg; terwyl het andere van 't Vlie tot<br />
aan de Wezer liep, en naar zyne ligging Oostfriesland<br />
geheeten werd; doch dit laatde werd<br />
wederom door de Lauwers, of, naar 't zeggen<br />
van anderen, door de Eems van een gefcheiden,<br />
en daardoor het eerde begin aan het tegenwoordig<br />
Oostfriesland gegeeven. Deeze verdeeling<br />
echte*
n» FRIESLAND. 4S<br />
echter heeft zowel als de Friefche Vryheid nier ^GE<br />
MEENS<br />
lang ftand gehouden; vermids 'er zich allengs-<br />
BESCHUT.<br />
kens eene niagt begon te verheffen, die voor VI KG.<br />
de vryheid zwaar en nadeelig was. De invallen Dezelve<br />
der INoordfche Volkeren gaven hier toe inzonder is van<br />
heid aanleiding: want de Franfche Koningen korten<br />
duur.<br />
fielden, om hunne landen te beter tegen dezelve<br />
te befchermen, over fommige landen<br />
Graaven, Hertogen en Markgraaven aan, en<br />
deeze Hooge Amptenaars, die onder de regeering<br />
van Karei den Grooten alleen voor zekeren<br />
tyd werden aangefleld, zagen zich door<br />
zyne Nazaaten met eene erflyke waardigheid,<br />
en nu en dan met verfcheiden Graaffchappen<br />
teffens befchonken: 't welk zy zich zo wel<br />
wisten ten nutte te maaken, datze hunne<br />
magt en aanzien al geduurig vermeerderden, en<br />
het eerlang zo ver bragten, dat hun, om cnafhangklyk<br />
te heerfchen, de koningklyke titel maar<br />
alleen lchcen te ontbreeken. Onder deezen heeft<br />
men ook te tellen de Graaven van het naast gelegen<br />
<strong>Friesland</strong>, of dat gedeelte van <strong>Friesland</strong>,<br />
hetwelk ligt tusfehen de Schelde en de Kinnem,<br />
een Riviertje niet ver van Alkmaar. De overige<br />
Friezen bleeven hunne vryheid kloekmoediglyk<br />
verdedigen , fchoonze van tyd tot tyd<br />
veel te lyden hadden van de Noormannen, Utrechtfche<br />
Bisfchoppen , Lotharinger Vorilen ,<br />
naastgelegen Saxen , Hollandfche Graaven en<br />
anderen. En dit gaf aanleiding tot eene nieuwe<br />
verdeeling, volgens welke <strong>Friesland</strong> in Erf- en wordt<br />
lyk en Vry <strong>Friesland</strong> onderfcheiden werd. Het gevolgd<br />
eerfte daarvan,dat onder de twee broeders, Kei van eene<br />
verdeeling<br />
zer
46 Tegenwoordige Staat<br />
ALGE zer Lodewyk, den Duitfcher genoemd, en Ka-<br />
MEENS rel den Kaaien, weder in drie Hukken verdeeld<br />
BESCHKV<br />
werd , heeft zynen ouden naam van <strong>Friesland</strong>,<br />
VING.<br />
met dien van Holland en Zeeland verwisfeld;<br />
in Erflyk<br />
en vry terwyl het tweede of het vrye <strong>Friesland</strong>, dat alleen<br />
<strong>Friesland</strong>. den ouden naam behouden heeft, naderhand onderfcheiden<br />
is in zeven Zeelanden of landen a.irt<br />
Zee gelegen, welke door even zo veele havens<br />
of ftroomen in zeven Landfchappen waren afgedeeld.<br />
Het vrye •Deeze afdeeling te merkwaardig zynde omze<br />
<strong>Friesland</strong><br />
met inlzwygen voorby te gaan, zal ik dezelve<br />
bevat zevenZee<br />
hier woordelyk in de Oude Landtaal melden ,<br />
landen, of zo als dezelve achter de Wetten van Ópftals-<br />
landen aan boom in 't Corpus van 't Friefche Wekboek<br />
Zee gelegen.<br />
gevonden, en by Schotanus (*) geleezen wordt.<br />
Om echter den Leezer, aan die taal niet gewend<br />
eenigzins te gemoete te komen , zal ik 'er de<br />
vertaaling nevens voegen.<br />
©ataftjïê geïanö öat<br />
té iQr£tfccr
van FRIESLAND. 47<br />
©at ober i$ (treeften*<br />
ÖÊ fan &tarcm fp<br />
StioutDei'D/ affc 30c£t*<br />
ringa cnD ©ctmga<br />
ïDfcrfla! / ïBpmbjitfc<br />
nut al Dpara toUitjecr.<br />
©at trcöDa ij> ïjcten<br />
?ffp"t«go/ mei ai &mrl<br />
ImgalanD/ 25oeniDed<br />
focrt nifcc i^anütnare/<br />
^agnetlualö/Da ncerfla<br />
ï©a!öru enfin Öautocroe<br />
2Kcl)t5eepcl cnö €ol<br />
nitïlanöu<br />
©vifctroaaSelanben/<br />
öat oöct in Dat trcDDa<br />
fint cta frp cuöe on$<br />
imi i^era ü'ttannet t»i«<br />
tjaiua ötn Iftipfer öc
AKGS-<br />
MEENE<br />
13ESCHUY-<br />
V1NG.<br />
43<br />
en al ©ïentlanb. ©it<br />
Éeeiaut» bart bicuongen<br />
Di 25ijJfcljop fan<br />
rec&t / al£ ©tent /<br />
^tccnujpctt / jfullcm<br />
ïjoef/
van 'FRIESLAND. 49<br />
ènöe fruclit&aer; \$ on<<br />
Dcc goncftcc fócne fan<br />
ï^oeïmicrïanö / een<br />
neifolget fpnfaDcrg erts<br />
De ©jocbcrg m borjj;<br />
geeöj enöe mei quacb<<br />
fjceö Dtt lanö uttuong/<br />
en macÏKfe eerm / toj?<br />
mitg? 5feca\t»?ccn/ enbe<br />
ï)P fparcö gaötlpcft neer<br />
toïa(DëcI) enöe ujasS boc<br />
in alle tinghen/* enbe<br />
tott ba tjetuen naem tjt<br />
al bat ielb enöc clcn 0<br />
ïticn beet Iji bat jïrpö<br />
mei fcesb.<br />
vruchtbaar, is onder<br />
Jonker Kene van Broekmerland,<br />
een navolger<br />
van zyn Vader en Broeders<br />
in boosheid : en<br />
bedwong dit land met<br />
kwaadheid, en maakte<br />
liet arm, overmits Zeerooveryen;<br />
en hyfpaarde<br />
geestelyk noch wereldlyk<br />
, en was boos<br />
in alle dingen, en uit<br />
de kerken nam hy 't<br />
geld en de kleinodiën,<br />
daar hy den kryg<br />
voerde.<br />
mee<br />
©at faunbe Selanö Het zevende Zeeland<br />
i$ ïïtigttingalauö/ ïöi« is Rustringerland, Wi-<br />
ningalanb/ cnbe ningerland en Butbja-<br />
tiaingcralanö / Ijtoelcft dingerland, welke lan<br />
ïanö bifitf) «Sibolö <br />
en fchattingen aan den<br />
Dcb<br />
Bis-<br />
D<br />
ALOE'<br />
MEENE<br />
BESCHR»'<br />
VING.
ALGE-<br />
MEENE<br />
BESCHRY-<br />
ViJiG;<br />
Gemelde<br />
verdeeling<br />
wordt van<br />
Jaatere<br />
Schryveren<br />
niet<br />
£0 .- -Tegenwoordigs Staat<br />
Delcelang/ JBpmöet*<br />
lanö toj bso 3Bcferc fïut<br />
accu öelen fan oigfe<br />
faun Sclanïsen: öféfe<br />
Daet mtuongen öi 25$*<br />
top fan 25jetnen/ nier<br />
©ittpnerg Ifj eta ocnin*<br />
ïjinDerö.<br />
Bisfchop van Munter 5<br />
en Stadeland, Hadelerland,<br />
Wymderland over<br />
de Wezer, zyn ook deelen<br />
van deeze zeven<br />
Zeelanden: deeze heeft<br />
bedwongen de Bisfchop<br />
van Breemen , maar<br />
Dithmarfen is nog onbeliinderd.<br />
.<br />
Deeze opgegeeven verdeeling is wel door<br />
haare oudheid, die uit de taal zelve en onte-<br />
genzeggelyk uit het Codex der Friefche Wet<<br />
ten, te ontdekken valt, eerwaardig, en nog-<br />
thans wordtze van laatere Schryveren niet altoos<br />
altoos ge gevolgd. Volgens Alting (f) en anderen was<br />
volgd.<br />
het tegenwoordig Westfriesland, of het grootfte<br />
deel daar van, zich (trekkende van de Kinnem,<br />
of het gat by Petten, tot aan het Vlie, het<br />
eer[le Zeeland. Het hedendaagsch <strong>Friesland</strong>, tusfehen<br />
het Vlie en de Lauwers gelegen, van de<br />
Hollanders voor deezen niet zelden doch kwalyk<br />
Oostfriesland, en van de Oostfriezen of Emdenaaren<br />
zei ven menigmaal Westfriesland ge*:<br />
noemd, was het tweede Zeeland. Het derde.<br />
ligt tusfehen de Lauwers en de Eems, en<br />
wordt naar zyne Hoofdplaats Groningerland genoemd.<br />
Wet vierde, by den naam van Oostfriesland<br />
bekend, llrekt zich uit van de Eems<br />
tot de haven of bogt van de Jade. Het vyfde<br />
vondt men tusfehen de Jade en de Wezer, en<br />
daar.<br />
("f") M. Alting Not. Germ. Inf, P: II. fol. 60 &e.
van FRIESLAND. 5»<br />
daaraan gaf men den naam van het Overjaden-<br />
. fche, of Butjadingerland. Van de Wezer tot de<br />
Elve ftrekte zich het zesde Zeeland uit, welk<br />
net tegenwoordig naaeieriand is, en eenige<br />
deelen van .het langs de Noordzee gelegen<br />
Hertogdom Breemen bevat. Het zevende en<br />
laatfte liep van de Elve tot aan de Eider, en<br />
begreep voornaamelyk Ditmarfen, zynde een<br />
gedeelte van het Hertogdom Holstein: ook is<br />
het dit Zeeland, waarin de naam van Strandfriezen<br />
nog in weezen is.<br />
De grootfte zwaarigheid om deeze opgaven<br />
met eikanderen te vereffenen, fpruit uit de<br />
verfchillende grensfcheidingen. Dan zo men<br />
het onderfcheid van tyden in acht neemt, en<br />
daarenboven gade Haat, dat ieder van deeze<br />
Landfchappen zyne byzondere Overheden fchynt<br />
nen.<br />
gehad te hebben, welke, niet zelden, door<br />
onderlinge verdeeldheden, tegen eikanderen<br />
opftonden, en eikanderen in hunne wederzydfche<br />
bezittingen alle mogelyke afbreuk toebragten,<br />
tot datze , de een na de ander, hunne<br />
vryheid en voorrechten verlooren, en aan<br />
nabuurige Vorften onderworpen wierden, zal<br />
men zich niet zeer verwonderen, dat de verdeeling<br />
juist niet altoos op den zelfden voet<br />
wordt ingericht. Ten overvloede blykt uit de<br />
laatfte verdeelinge dat de drie eerstgenoemde<br />
Zeelanden, thans tot de zeven vereenigde gewesten<br />
van het Nederlandsch Gemeeneoest, en<br />
de vier overige tot het Duitfche Keizerryk behooren,<br />
terwyl men alleen het tweede voor het<br />
tegenwoordige eigendyk gezegde <strong>Friesland</strong> te<br />
D 2. hou»<br />
ALGE.<br />
MEENE<br />
BESCHR9T<br />
VINO.<br />
Het heeft<br />
zyne<br />
zwaarigheid<br />
de<br />
eene mei<br />
de andere<br />
te vereff««
ALGE-,'<br />
MiENE<br />
JJESCHRY-<br />
VING.<br />
Hedendaags<br />
wordt<br />
<strong>Friesland</strong><br />
verdeeld<br />
op tweeërlei<br />
wyze,<br />
vooreerst<br />
ten aanzien<br />
des<br />
Lands.<br />
52 , Tegenwoordige Stout s<br />
hóuden heeft; daar 't zelve in de eerfte opgc*geeven<br />
verdeelinge, tot drie onaencneiaen zeelanden,<br />
naamelyk het tweede, derde en vierde<br />
gebragt wordt, en wel in dier voegen, dat,<br />
volgens deeze Verdeeling, tot het vierde Zeeland<br />
ook behooren Kuinderzyl, Geithoorn, Vollenhove,<br />
Steenwyk, en geheel Drenth; welken<br />
fint langen tyd van <strong>Friesland</strong> afgefcheiden,<br />
en of met Overysfel vereenigd, of een afzonderlyk<br />
Landfchap, gelyk Drenth, zyn.<br />
Het hedendaagsch <strong>Friesland</strong> wordt van overlang<br />
op tweederlci wyze verdeeld. Op de befchry<br />
ving des Lands acht geevende, vindt men<br />
'er drie hoofddeelenof kwartieren in. Het eerfte<br />
van dien is Oostergo, het welk ten oosten ligt<br />
en aan Groningerland grenst. Het tweede is<br />
Westergo, liggende ten westen het naast aan<br />
de Zuider- en Noordzee. Het derde is dat der<br />
Zevenwouden, paaiende aan Overysfel, Drenth<br />
en Groningerland. Of het woord Go , in<br />
4e twee eerfte benaamingen voorkomende ,<br />
overeenftemme met het Hoogduitfche woord<br />
Gouw, dat eene vlakke en vruchtbaare Land?<br />
ftreek betekent, en daarvan af te leiden zy,<br />
zoude ik niet durven verzekeren; waarom zou<br />
men niet mogen denken, dat Go hetzelfde zy<br />
met Gae, en daarvan maar alleen in klank verfchille?<br />
Gae of Ga is althans-een zeer bekend<br />
woord in <strong>Friesland</strong>: want niet alleen gaan vee-<br />
,1e Dorpsnaamen op Ga of Gae uit, maar ook<br />
wordt nog aan ieder Dorp in het Oud Friesch<br />
de naam van Gae gegeeven, en de Dorps Kerk,<br />
de Gae Kerk genoemd. De Zevenwouden
van F R I E S L A N D. 53<br />
den hebben waarfchynlyk hunnen naam -van de • Al.OK-<br />
Wouden of Bosfchen, welke in dien oord'te vinden :<br />
BESCIUIYzyn<br />
geweest: want dat de eigentlyke naam Zue- V1NG.<br />
venwouden zoude moeten zyn, m navolginge<br />
der Zueven , die herwaards volkplantingen<br />
zouden gezonden hebben , komt ons. niet<br />
aanneemelyk voor; maar waarom dezelve juist<br />
Zeven Wouden heeten, valt niet met zekerheid<br />
te zeggen. Voor dat men veele Bosfchen<br />
uitgeroeid, en den grond tot Bouw- en Weidlanden<br />
bereid had, konnen 'er zeven byzcndere<br />
en van eikanderen afgefcheiden groote Bosfchen<br />
of Wouden van naame geweest zyn, en aanleiding<br />
tot deeze benaaming gegeeven hebben;<br />
doch alles is onzeker. Misfchien zeggen wy 'er<br />
nog iets van in de byzondere befchryving van<br />
gemelde deel. Reeds van ouds, onder de Regeering<br />
der Potellaaten , is teder deel of Go<br />
wederom afgedeeld in Grietenyen , die een<br />
meerder of minder getal Dorpen bevatten, en<br />
door eenen Grietman en zyne Mederechters beftierd<br />
worden.<br />
De andere verdeeling van <strong>Friesland</strong> is naar Ten twee.<br />
den Vorm van deszelfs Regceringe ingericht, den, ten<br />
en voegt by de drie gemelde hoofddeelen nog aanzien<br />
derRegee-<br />
een vierde, naamelyk dat der Steden, welke, ringe,wel fchoonze in het een of ander der gemelde deeke uit vier<br />
len gelegen zyn, nogthans in het Huk der Re- Leden of<br />
Kwartiegeeringe<br />
een byzonder Lid uitmaaken, gelyk<br />
renbe- van ons op zynen tyd omftandiger ftaat aangeftaat.weezen te worden.<br />
. Is <strong>Friesland</strong> dus op meer dan eenerlei wyze Verfchei-<br />
verdeeld, men zou, het onderfcheid der gron- denheid<br />
D 3 den
AtGE-<br />
MEBNE<br />
BESCHRY-<br />
VJNG.<br />
van Gronden<br />
in<br />
<strong>Friesland</strong>.<br />
Zwaare<br />
kleigron<br />
den vindt<br />
men in<br />
verfchei<br />
54<br />
Tegenwoor digè Staat<br />
den in aanmerking neemende, nog andere verdeelingen<br />
konnen uitdenken Het zy ons genoeg<br />
de voornaamfte daarvan aan te flippen.<br />
Langs den Zeekant, binnendyks, vindt men'<br />
veel zovelachtige zachte aarde, en hieromtrent<br />
heeft men opgemerkt, dat de landen doorgaans<br />
zo veel zachter aarde uitleveren als zy laater<br />
worden ingedykt; zy geeven niet te min zeer<br />
bekwaame bouwlanden, die veel gemakkelyker,<br />
en ten allen tyde beter te bearbeiden zyn dan<br />
de zwaare kleigronden; ook leveren zy, naar<br />
behooren bemist en bearbeid, doorgaans zeer<br />
fchoone veldvruchten van Haver, Garst, Rogge,<br />
Tarwe en Koolzaad. Zwaare kleigron.<br />
den vindt men in verfcheiden Grietenyen langs<br />
den Eeftroom van Dokkum tot aan Harlingen,<br />
en voornaamelyk in die van Kollumerland<br />
en het Bildt, doch inzonderheid in dat gedeelte,<br />
denGriecenyen. welk het eerst ingedykt is, en nog hedendaags<br />
het Oude Bildt genaamd wordt : alle zynze<br />
zeer goed tot Bouwlanden niet alleen, maar<br />
ook tot zeer voedzaame Weidlanden; doch<br />
zynze eens onder den ploeg geweest, dan wordt<br />
'er al vry wat tyds en kosten vereischt, omze<br />
ter beweidinge even deugdzaam als de oude<br />
te doen worden. Moerachtige aarde, welke<br />
doorgaans lia;t, voos en zwartachtig is, Vindt<br />
men in verfcheiden laager oorden van <strong>Friesland</strong>;<br />
en deeze is op ver na zo vruchtbaar niet<br />
als de voorgaande, en echter , zoze droog gehouden<br />
kan worden, levertze al doorgaans vry<br />
goede Weidlanden uit; doch by natte Zomers<br />
gebeurt het niet zelden, dat deeze laage ftreeken<br />
te zeer met water belemmerd zyn, om<br />
veel
van F R I E S L A N D . SS<br />
veel voordeels aan haare eigenaars en gebrui- A<br />
WEENE<br />
kers te geeven. In de zuidocstelyke deelen <br />
B-ESCIIIlYdeezes<br />
Lands heeft men veele zandgronden, v HKG.<br />
welke inzonderheid dienen, omze met Rogge, I; in liet<br />
Haver en Boekweit te bezaayen; hier en daar z Zuidoos<br />
ziet men ook Tarwe en Gerst grocyen, na dat £ ten der<br />
Provincie<br />
de grond alvoorens met vuilnis, asch en mest v treft men<br />
ter deegen is voorzien: want anders zou deeze z zandgron<br />
vrucht'er. kwalyk tieren. Houtgewas van Els,c den en<br />
Berk, Eiken en ander geboomte wil in deezen ] Veenen<br />
aan.<br />
grond beter voort, en wordt 'er thans, meer'<br />
dan wel voorheen, met geen luttel voordeel,<br />
gekweekt. Behalven de reeds gemelde foorten<br />
van grond vindt men , naar den zelfden zuidoostelyken<br />
kant, en ook verder naar het zuiden,<br />
nog eene vyfde foort van Grond, dien<br />
men den naam van Veengrond geeft,- en deeze De Veen<br />
wordt al doorgaans als tweefoortig aangemerkt, gronden<br />
zyn hoo<br />
naar dat dezelve hooger of laager gelegen ger of<br />
is. Wat de hooge Veenen betreft. Van der- laager.<br />
zelver verplaatfinge is boven reeds gefproken.<br />
Want dat die, op zich zelve befchouwd, onmogelyk<br />
zoude zyn, en door geenen anderen<br />
Vloed, dan wel den algemeenen Zondvloed zoude<br />
hebben konnen worden te wege gebragt, wordt<br />
wel van fommigen (f) ftaande gehouden,<br />
maar, onzes oordeels, met bewyzen, die de<br />
zaak niet ten vollen afdoen. Doch deeze hoo - Waar uit<br />
ge Veenen, 't zyze al of niet van elders zyn 1 de Hooge.<br />
aangevoerd, beftaan uit eene bovenkorst, die , Veenen<br />
bonkaarde genoemd wordt, zeer fpongieus van " beftaan.<br />
D 4 aan<br />
(f) Zie onder anderen Jr. J Vegelin van Claerbergen<br />
In zyn Vertoog over de Yeengraveryen. bl. 15.
ALGE-<br />
MEENE<br />
BESCHRY-<br />
VJNG»<br />
Gefieldheld<br />
der<br />
laage<br />
Veenen<br />
of Klyngronden, <br />
Verfchillendegedachten<br />
over der<br />
zei ver<br />
oor-<br />
Örong.<br />
5
van F R I E S L A N D. 57<br />
{toffe, by de fcheppinge van deezen aardMoor, ALGEdoor<br />
de hand des Alma?tis,en voortirebrast. JJEENE<br />
Anderen, en deezer gedachte komt ons ruim V I K G<br />
zo aanneemelyk voor, houden het voor waarfchynlyk,<br />
dat de Veenftof, geen deel der oorfprongklyke<br />
fcheppinge zy , wat haare tegenwoordige<br />
gefteldheid betreft; maar datze voor<br />
eene famenftelling van verfcheiden itoffen te houden<br />
zy, welke door verrotting aaneen kleevende,<br />
en van tyd tot tyd door toevloeying van andere<br />
ftoffen, of door aan- en cpgroeying van gistende<br />
opwellingen, uit de verrottingen voortkomende<br />
, een fediment of zinkfel uitlevert, dat<br />
eerlang meerdere of mindere vastigheid bekome.<br />
De bolligheid, voosheid en verfcheidenheid van<br />
menigvuldige vezeltjes en faamgepakte rietftoffen,<br />
welke men in den Veengrond verneemt,<br />
geeven genoegzaame aanleiding om te denken,<br />
dat dezelve op geene oorlprongklyke fchepping<br />
te roemen heeft, maar uit vermenginge van verfcheiden<br />
deelen allengskens geboren is. Stilftaande<br />
Wateren, Rietgewas, Bladeren van geboomte<br />
en allerhande ruigte, onder een gemengd,<br />
hebben waarfchynlyk , door langkheid<br />
van tyd, deeze floffe voortgebragt, welke nu,<br />
behoorlyk bearbeid zynde, den Fries niet alleen<br />
maar ook veele buitenlanders met vercischte<br />
brandltof voorziet.<br />
Wanneer men het allereerst begonnen zy, Warmeer<br />
hier te lande, gebruik van eene diergelyke brand-men beftoffe<br />
te maaken, valt niet te bepaalen. Uit ze- gonnen zy<br />
r i<br />
kere plaats van Plinius, reeds voorheen door v^ ^ r.<br />
ons aangehaald (*), fchynt te blyken, datgeiyke"<br />
D 5 men<br />
C) Bladz. 23.
ALGE-<br />
MEENE<br />
BtSCHRY-<br />
V1NG.<br />
Brandftoffe<br />
te<br />
maaken.<br />
Verfchil.<br />
lende foorten<br />
van<br />
Turf.<br />
De eigent<br />
Iyk gezeg<br />
de Turf.<br />
58 Tegenwoordige Staat<br />
men zulks reeds ten tyde van der Romeinen verblyf<br />
in deeze oorden gewoon was. Ondertusfchen<br />
zyn 'er ongetwylfeld verfcheiden Eeuwen verloopen,<br />
in welke men maar alleen voor eigen gebruik<br />
gewoon was de Veenen, en wel inzonberheid<br />
de hooge Veenen te vergraaven ; de<br />
lagere, of zogenoemde Klynlanden, hebben langduuriger<br />
rust mogen genieten: want fchoon men<br />
den juisten tyd van derzelver eerfte vergraavinge<br />
niet naauwkeurig bepaalen kan, fchynt men echter<br />
daarmede niet verder dan tot de zestiende<br />
Eeuw te rug te moeten rekenen, hebbende die<br />
van Oostermeer, Boornbergum en Haskerland<br />
toen, naar alle waarfchynlykheid, daarmede een<br />
begin gemaakt, en in 't kort veele navolgers gevonden,<br />
vooral toen men zag, dat hiermede<br />
veel gelds te winnen viel.<br />
De Turi, welke uit deeze onaericneiaen<br />
gronden voortkomt, is van meer dan eenerlei<br />
foort, en wordt ook op meer dan .eenerlei wyze<br />
toebereid. Naar maatc van derzelver onderfcheiden<br />
kleur, zwaarte en deugd zou menze<br />
tot zes of zeven foorten konnen brengen ( * ><br />
Doch naar de onderfcheiden wyze van derzelver<br />
toebereiding, kan alles onder drie foorten, eigcntlyk<br />
gezegde Turf,' Baggelaar en Sponturf<br />
genoemd, begreepen worden.<br />
De eigentlyk gezegde Turf wordt gegraaven en<br />
' geftoken tot langwerpig vierkante fmalle fneeden ,<br />
welke, door de Zon en Wind gedroogd, van veelerlei<br />
gebruik is. Die van de hooge Veenen is op<br />
ver<br />
(*) Zo doet J. H Knoop, in zyn tegenw: Staat<br />
van <strong>Friesland</strong>, bl: 47. enz.
van FRIESLAND. 59<br />
ver na zo zwaar niet als die van de laage klyn-ALGE<br />
M E N E<br />
Ianden, en echter van zeer veel nut; wordende de BESCHR.Ïhovende<br />
foort, die altoos de ligtlle is, tot ver VING.<br />
fcheiden bedryven met zeer veel voordeel verbezigd,<br />
en ook de Iaagfte niet zelden op den haard<br />
gellookt, zonder evenwel tegen die der laage<br />
Klynlanden in hitteen dudmarnheiH uit te kortten.<br />
De Baggelaar wordt met moddernetten op De Baggehaald<br />
, op het naby gelegen veld neergeltort, gelaar.<br />
en tot bykans een voet dikte over den grond<br />
uitgefpreid: door de lucht en zon eenigzins gehard<br />
zynde, wordt dezelve met plankjes onder<br />
de voeten getreeden, overdwars en in her lange<br />
gefneeden, en daarna in rygen opgenomen<br />
en op eikanderen gelegd; gelyk ook eerlang<br />
wederom verlegd, opdat de onderllc nu de hovende<br />
werde; dan op doorwindige Huiken, in<br />
de gedaante van kleine piramiden, opgeftapeld,<br />
en eindelyk, na genoegzaam gedroogd te zyn,<br />
op groote hoopen, Vuuren genoemd, en alle<br />
van twintig turven hoogte en tien voeten breedte<br />
gezet, om van daar met fchepennaar elders vervoerd<br />
, of tegen den Winter, ter meerdere opdroo<br />
gt: .„ ;„ m , m 1 „ J « e„V.,,i,m„ UnTT7r.^ ra txrnrrlnn.<br />
ginge, in getralyde Schuuren bewaard te worden.<br />
De Sponturf, die nu*zeer gewild en van de De Spon<br />
mode is, wordt wel gelyk de baggelaar uitge turf.<br />
haald, maar meer arbeids daaraan te koste gelegd;<br />
want in vierkante houten bakken wel<br />
doorkneed zynde (§), wordt dezelve vervolgens<br />
bykans als de Baggelaar behandeld, behalven<br />
dat daaraan eene gedaante gegeeven wordt, die<br />
niet plat maar hoog op vierkant is.<br />
De<br />
( §) Zo handelt men nu, althans in de laage Veenen<br />
•p veele plaatfen , ook met den Baggelaar.
ALG IJ-<br />
MM ENE<br />
SESCURY-<br />
VIKG.<br />
Groote<br />
voordeelen<br />
van<br />
de Turfgraavery,inzonderheid<br />
ten<br />
aanzien<br />
der hooge<br />
Veenen.<br />
Waar dooi<br />
het Land<br />
veel aan<br />
inkomften<br />
heeft ge-<br />
60 Tegenwoordigs, Staat<br />
De bovenkorst, zo van Bonkaarde in de hoge<br />
Veenen, als van modderachtige greide in de<br />
laage Klynlanden, wordt afgegraaven en in de<br />
laagte of het water neergeworpen. Ook wordtze<br />
wel vervoerd, om andere landen daarmede<br />
op te hoogen en vruchtbaarder te maaken, doch<br />
zulks is juist niet zeer in gebruik. Door verre*<br />
gaande baatzucht wordtze maar al te dikwerf zo<br />
zeer onder den Baggelaar en Sponturf vermengd ,<br />
dat de eigentlyke brandllof maar pas de over;;<br />
hand behoude.<br />
Eigenaars, arbeiders, fchuitcvoerders en anderen<br />
meer, trekken groote voordeden van de<br />
dus vergraaven en verwerkte Veenen ; maar<br />
groot is het onderfcheid, dat, na dit alles ?<br />
ten aanzien van den overblyvendcn ondergrond ^<br />
vernomen wordt. De hooge Veenen naame-<br />
lyk, die nog onvergraaven, by gunflige jaaren ,<br />
wel eens eene maatige vrucht van Boekweit<br />
voortbragten, na dat menze effen gemaakt, afgebrand,<br />
beploegden bezaaid had; doch voor<br />
het overige llegts een dood kapitaal zyn, laa*<br />
ten na de vergraaving eenen taamelyk hoogen<br />
en zandigen ondergrond over, welke geroerd *<br />
bemist en met de opgeworpen Bonkaarde vermengd,<br />
zich tot vruchtbaare weid- en koomv<br />
landen laat bewerken. En dit heeft ten gevolge<br />
gehad, dat de geheele Oosterfche Zoom van<br />
<strong>Friesland</strong>, welke voor omtrent honderd envyftig<br />
jaaren nog ten eenemaal onvruchtbaar en hier en<br />
daar met geboomte bezet was, eene fierlyke,<br />
vruchtbaare en wélbevolkte Landouw is geworden,<br />
tot merkeïyk voordeel, zo van derzelver by -<br />
zondere Eigenaaren, wier bezittingen hier door<br />
in
van' F R I E S L A N D. 6\<br />
in waarde grootelyks hebben toegenomen, als<br />
van het gemeene Land, wiens inkJiiften daar<br />
door niet weinig vermeerderd zyn. Verfcheiden<br />
fraaye en groote dorpen , buurten en met<br />
wonnen,<br />
bekwaame huizingen bebouwde ftreeken, als en ver<br />
ook nieuw gegraaven vaarten en wyken, ftrekfcheidenken hier van ten bewyze. Men denke aan treffelyke<br />
Dorpen<br />
Surhuisterveen, de Rottevalle, de Dragten, ontdaan,<br />
Gorredyk, Noordwoude, 't Heerenveen, en zyn.<br />
de Jouwer, fchoon deeze laatfte plaats veel<br />
ouder dan een der voorgaanden is: men denke<br />
daarenboven aan verfcheiden vaarten, als die,<br />
welke van de Dragten langs Ureterp en Bakkeveen<br />
tot de Haule en verder oploopt; aan die,<br />
welke zich van 't Heerenveen langs de Knype<br />
hooger op iïrekt, en ter wederzyden mee<br />
fchoone landeryen bezoomd is, zonder die te<br />
vergeeten, welke door de Gorredyk achter<br />
verfcheiden dorpen oploopt, en den bloei dier<br />
plaatfe niet weinig vermeerdert; en men zal<br />
bevinden, dat alle deeze gunfldge veranderingen<br />
als een gevolg van de vergraavinge der hooge<br />
Veenen zyn aan te merken, en niet boven de<br />
honderd en vyftig, of op zyn hoogst, tweehonderd<br />
jaaren haaien konnen. De Staaten der<br />
Provincie, dit inziende, hebben de vergraaving<br />
der hooge Veenen altoos bcgunftigd, den<br />
uitvoer daarvan naar andere Gewesten van alle<br />
belastinge vrygelaaten, en ook by die van<br />
Holland , hoewel te vergeefs, meer dan eens<br />
nadrukkelyke vertoogen gedaan , om toch af te<br />
zien van de zo zeer drukkende belastinge op<br />
de doorvaart van den Turf, door dat Gewest,<br />
naar Zeeland en elders.<br />
Op<br />
ALEE-<br />
WEENE<br />
BtSCHRT-<br />
VING.
ALGE*<br />
MEüN,E<br />
BESCHRY-<br />
V1NG.<br />
Het vergraaven<br />
der laage<br />
Klynlau-<br />
62 Tegenwoordige Staat<br />
Op ver na zo gunftig zyn de gevolgen niet<br />
van het vergraaven der laage Klynlanden, vooral<br />
zo als zulks thans gefchiedt. Toen men hier<br />
mede het eerst begon , was men gewoon den<br />
turf uit lange petten te graaven, en tusfehen<br />
beiden eene ftreek lands te laaten zitten, die<br />
men in Holland een Akker, Rib of Riem<br />
den, heeft<br />
op verre noemt, en waarop de gegraaven turf neder-<br />
na zulke gelegd werd omtedroogen. Zulke uitgegraaven<br />
gunrtige petten groeiden langzaamerhand wederom toe :<br />
gevolgen<br />
niet. want eerlang zag men 'er rietgewas in opfchieten,<br />
waarin het flyk of de modder, door degewoone<br />
jaarlykfche overftroomingen van binnenwater<br />
aangebragt, hangen bleef: de afgevallen rietbladen<br />
zich hier mee vermengende, gaven 'er ee.<br />
nige vastigheid aan, welke niet weinig vermeerderd<br />
werd door allerhande ruichte en gras; én<br />
dus heeft men in honderd jaaren tyds wederom<br />
beweidbaar land gekreegen, 't welk nog hedendaags<br />
by den naam van Haalingcn, Hellingen,<br />
of nog korter Hellen, bekend is. Naderhand<br />
heeft men, in navolginge van anderen , zich<br />
ook hier, tot het uitveenen van een ftuk lands,<br />
van watermolens beginnen te bedienen, na dat<br />
men hetzelve alvoorens omringd had met een<br />
Molendyk of Kade, welke in ftaat was, of geoordeeld<br />
werd, om het hooge winterwater<br />
af te keeren, en het binnenwater uit te maaien,<br />
ten einde dus op den gewoonen tyd, in<br />
Grasmaand, eenen aanvang met de graavery te<br />
maaken. Hierdoor zag men zich wel in ftaat,<br />
om de graaveryen van dat jaar, zo lang zulks<br />
vereischc werd, droog te houden, en grooter<br />
velden uit te veenen, en tot petten en waterplas-
van F R I E S L A N D . 63<br />
piasfen té maaken; doch de kosten, die aan Mo<br />
lens en Dyken hefteed moesten worden, namen<br />
zo veel van de winften weg, dat men, niet<br />
zeer lang 'geleeden, tot een veel voordeeliger<br />
ontgrondinge der laage Veenen is overgegaan,<br />
en gebruik heeft beginnen te maaken, van groote<br />
trek- of moddernetten, waarmede het Veen<br />
of de Klyn opgehaald, en over het land ver-<br />
(preid wordt, om daar, op de voorheen gemelde<br />
wyze, tot Baggelaaar of Sponturf bereid te worden.<br />
Dewyl nu die ftreek lands, welke in het<br />
tegenwoordige jaar dient, om daarop den turf te<br />
bereiden en te laaten droogen, in een volgend<br />
jaar eene gelyke behandeling ondergaan moet,<br />
zo'wordt, van jaar tot jaar, al het Veen, tot<br />
op het zand, daar uitgehaald, en geheele velden<br />
in uitgebreide waterplasfen veranderd, zonder<br />
dat 'er eenige hoope van aangroeinge overblyve.<br />
Hoe nadeelig de gevolgen van eene dergelyke,<br />
en federt verfcheiden jaaren fterk voortgezette<br />
,. vergraavinge der laage Klynlanden voor het<br />
gemeene Land ftaan te worden, is een onderzoek<br />
, dat niet eigentlyk tot ons beftek (§)<br />
behoort; en daarom zullen wy , na korte-<br />
lyk iets van <strong>Friesland</strong>s verfchillende gronden aangetekend<br />
te hebben, 'er nog alleen dit by voe<br />
gen, dat <strong>Friesland</strong>s grond, daar ver de meeste<br />
gewesten der Wereld meer of min bergagtig<br />
zyn, voor het grootfte gedeelte vlak en effen<br />
is, wordende alleen in de Grieteny van Stellingwerf-<br />
( § ) Men leeze hier over ]. Vegelin van Ciaerbergen<br />
Vertoog over de Vëengraveryen, bl. 37 enz. en de<br />
Te^enfchriften van anderen.<br />
ALGE-<br />
MEENE<br />
BttSCHRY*<br />
VING.<br />
De bodem<br />
van <strong>Friesland</strong><br />
is<br />
voor het<br />
grootfte<br />
gedeelte<br />
vlak en<br />
effen.
ALOE-<br />
RISKNE<br />
Bf'SCHHY-<br />
VING,<br />
^4<br />
Tegenwoordige Staat<br />
werf-Oosteinde, en wel ten zuiden van het Dorp<br />
Appelfche, eenige Zandduinen- gevonden, gelyk<br />
in de befchry vinge dier Grietenye nader Haat gemeld<br />
te worden; doch welke, in vergelykinge<br />
met de bergen van andere landen , naauwlyks<br />
eenigen naam verdienen. De reden van deezen<br />
vlakken bodem is waarfchynlyk daarin te zoeken<br />
dat dezelve van overoude tyden allengskens aangefpoeld,<br />
en daar door de laagheid en vlakte<br />
van den grond ontdaan zy. Te waarfchynlyker<br />
komt dit voor, omdat de landen, die in<br />
laater eeuwen aangefpoeld zyn, alle eenen vlak*<br />
ken bodem hebben, gelyk onder anderen met<br />
het voorbeeld van het Bildt kan beweezen<br />
worden.<br />
<strong>Friesland</strong> Na dus een vry omflandig bericht wegens<br />
is met <strong>Friesland</strong>s onderfcheiden grondgefteldheid gegee<br />
veele mee ven te hebben, dient 'er ook nog iets van des-<br />
ren en zelfs wateren gemeld. Zo eenig gewest daar<br />
vaarten<br />
doorfnee- van rykelyk voorzien is, <strong>Friesland</strong> gaat veele<br />
den. anderen hierin ongetwyffeld niet weinig te bo»<br />
ven, zynde, behalven die rivieren of droomen<br />
waar van voorheen melding gemaakt werd,<br />
met veele meeren en vaarten' van meerder of<br />
minder belang doorfneeden. De natuur des waters<br />
verfchilt wel eenigzins naar den verfchillenden<br />
aart der gronden, op welke het gevonden<br />
wordt; doch is over het geheel, even als dat<br />
van Holland, vry hard en onfmaakelyk, waarom<br />
men hier zo wel als elders het regcnwa»<br />
ter met veel zorgvuldigheid in fleenen regenbakken<br />
, onderden grond met kalk en cement op«<br />
gemetfeld, verzamelt, en zo tot fpyze en drank,<br />
als ook om te wasfchen , zorgvuldig bewaart.<br />
Het
van FRIESLAND- € S<br />
Het water dat men in gegraaven putten heeft, en<br />
'twelk uit onderaardfche wellen of aderen voort<br />
komt, verfchilt niet veel van 't gemeene water,<br />
en die"t inzonderheid zp tot reiniging van huizen<br />
enz. als tot drinken voor het vee. De<br />
Bierbrouwers maaken echter gebruik van 't gemeene<br />
water, doch verkiezen, als het te bekomen<br />
is, het water uit Itroomende Rivieren,<br />
Vaarten, en gegraaven Vyvers, fchoon zy het<br />
doorgaans van verre moeten haaien. Niet tegenflaande<br />
den grooten overvloed van water,<br />
welke in <strong>Friesland</strong> gevonden wordt, kan<br />
het dus, by aanhoudende droogte, ligtelyk gebeuren,<br />
dat men 'er gebrek aan gezond en<br />
drinkbaar regenwater hebbe, en zich genoodzaakt<br />
vinde zyne toevlugt tot dat uit Vaarten<br />
en Mooten te neemen; en wyl deeze als dan<br />
ook het reinst voorzien zyn, valt ligtelyk te<br />
begrypen dat zulk water niet zeer gezond kan<br />
zyn; en misfehien is het menigvuldig gebruik,<br />
dat daar van, by de aanhoudende droogte van<br />
den jaare zeventienhonderd negen en zeventig,<br />
gemaakt moest worden, wel als eene der natuurlyke<br />
oorzaaken aan te merken, dat toen<br />
door de Roode loop, in <strong>Friesland</strong> en vooral te<br />
Harlingen, zo buitengewoon veelen ten grave<br />
zyn gefleept.<br />
ALGC-<br />
MEENB<br />
Bt SCHUT?<br />
VING.<br />
Dan hoe 't hier mede ook zy, <strong>Friesland</strong>s Aanwy-<br />
veelvuldige wateren zyn verre van ten eenemaal<br />
zing van<br />
het nut<br />
nutteloos te zyn. Zy dienen toch, zo om de dier veel»<br />
fchcepvaart door de geheele Provincie, als ook vuldige<br />
naar buiten te bevorderen, terwyl het land, wateren.<br />
door middel van veele Huizen, zich van het overtollige<br />
water, by gunftige wind n, vry gemakkelyk<br />
ontlast. Gelyk 'er immers, vooral in<br />
E Oos-
ALGE-<br />
MEENE<br />
BESCHRY<br />
VING.<br />
66<br />
Voornaame<br />
Trek<br />
vaarten in<br />
<strong>Friesland</strong>.<br />
Tegenwoordige Staat<br />
Oostergo en Westergo , en zelfs ook in een<br />
groot gedeelte der Zevenwouden, maar weinig<br />
plaatfen zyn, daar men met grooter of kleiner<br />
fchepen niet aan en af kan vaaren, om zyne<br />
waaren naar de nanaeiciryvenae ateaen or manu.vlekken<br />
te vervoeren, en den noodigen voorraad<br />
van daar te haaien; alzo ftrekken fommige wateren<br />
door het geheeleland naar de Zeeplaatfen,en<br />
geeven eene vrye uitvaart naar Holland en elders,<br />
tot vervoering van Graanen en andere waaren<br />
, tegen welke weder veele andere din«<br />
gen, hier niet te vinden, worden te rug gebragt.<br />
Sommige deezer vaarten zyn van tyd<br />
tot tyd voorzien met trekwegen, langs welken,<br />
op gezette uuren, de Trek- en Veerfchepen van<br />
de eene plaats naar de andere gevoerd worden,<br />
tot groot gerief van Inwoönders en Vreemdei'<br />
« ~„ Tinwnrrlprmcrf» unn den in- &H<br />
lingen, en ter bevordennge van den in- es<br />
uitlandfchen koophandel. De voornaamfte dee<br />
zer eigentlyk gezegde Trekvaarten loopen van<br />
Leeuwarden naar Dokkum en verder naar Strobosch;<br />
naar en door Franeker naar Harlingen;<br />
naar Sneek, en ook naar en door Bolswerd<br />
naar Workum. Van den netten tyd waarop<br />
deeze Vaarten gegraaven of ten algemeenen gebruike<br />
uitgediept en verbreed zyn, ftaat in 't<br />
vervolg gefproken te worden: nu merken wy<br />
nog alleen op, dat 'er veele andere vaarten zyn,<br />
die de noodige diepte hebben, om met vry<br />
groote fchepen bevaaren te worden, en zonder dat<br />
men de masten behoeft te ftryken. De meeste<br />
uitvaart naar buiten gefchiedt door de Lemmer,<br />
Tïekezyl, Stavoren, Hindeloopen, Workum,<br />
Makkum, Harlingen en Dokkum; met dat onder-
van F R I E S L A N D . 6><br />
derfcheid echter , dat van Leeuwarden juist ALGS»<br />
MEE NE<br />
geen zeer groote fchepen over Harlingen en<br />
Dokkum naar buiten kennen vaaren , fchoon'er VING.<br />
eene fterke doorvaart over die beide fteden ,<br />
met kleindere Vaartuigen, in zwang gaat.<br />
Behalven veelvuldige Vaarten vindt men in<br />
<strong>Friesland</strong> ook eene aanzienlyke menigte Meeren, voor<br />
beloopende derzelver getal, zonder alle de Wielen<br />
en Poelen te tellen , over de twintig. De<br />
voornaamften echter zyn het Bergumer- Sneeker<br />
Slooter- Makkumer Heger- Tjeuke- en<br />
Flieusfen Meer, welke alle van veelerlei visch<br />
voorzien zyn, en van watervogelen krielen. lerlei<br />
Den eerften oorfprong deezer uitgeftrekte plasfen<br />
aan te wyzen valt zeer moeyelyk zo niet onmogelyk.<br />
Onwaarfchynlyk is het evenwel niet,<br />
dat fommigen zo oud zyn als de bodem van<br />
<strong>Friesland</strong> zelf, terwyl andere in laatere tyden<br />
door geweldige watervloeden en wegfpoe*<br />
lingen des Lands ontftaan zyn. Viel 'er ftaat te<br />
maaken op het verhaal der oude Kronyken ( § )<br />
dan zou het Bosch Flieusfen, daar de Friefche<br />
Koningen hunnen Lusthof plagten te hebben, ten<br />
jaare 1209 of het jaar daarna, by een' buitengewoon<br />
heeten Zomer, byna geheel af- en de grond,<br />
die ten deele Veenachtig was , zodanig uitge<br />
brand zyn, dat hier door een klein Meer ontftond,<br />
welk van tyd tot tyd, door af kabbeling<br />
der naast gelegen landen, zyne tegenwoordige<br />
grootte verkreegen heeft, en zich van Galama<br />
Dam,<br />
(§) ZieOkko van Scharl. op het jaar 1209, enWinfem:<br />
op het jaar iaio.<br />
E 2<br />
BESCHRS*<br />
Deszelfs<br />
naamfte<br />
Meeren<br />
beloopen<br />
over de<br />
twintig,<br />
en zynryk<br />
van vee<br />
visch en<br />
gevogelte<br />
, doch<br />
van eenen<br />
onzekerenoorfprong.
At-GE-<br />
MliENE<br />
B.SCHRY-<br />
VING.<br />
rj8 Tegenwoordige Staat<br />
Dam., in 'tZuidwesten,tot aan.de Heegtter Vaart<br />
of Meer, in het Noordoosten, uitdrekt. Veelen<br />
komt dit echter niet waarfchynlyk voor, maar<br />
wel dat dit Meer, zonder afbrandinge van<br />
gemelde Bosch door eene groote inbreuk en<br />
overdroominge der Zee, niet zeldzaam in de<br />
vroeger eeuwen voorgevallen, ontdaan zy, en<br />
dat het Water, 't welk in den beginne, naar<br />
zynen oorfprong aartende , ziltig was, door<br />
langkheid van tyd in zoet water veranderd zy.<br />
Schoon deeze verandering des waters ligtelyk<br />
te begrypen valt, als men in aanmerking neemt,<br />
dat de toevoer van Zeewater eerlang opgehouden,<br />
en het gemelde Meer, veel zoet waters<br />
uit de naastgelegen poelen en vaarten ontvangen<br />
hebbe, en daarenboven door de lucht van veele<br />
ziltige deelen, even als het Zeewater, dat<br />
zouter op den grond der Zee dan naby zyne<br />
oppervlakte bevonden wordt , gezuiverd zy ;<br />
nogthans twyffelen wy, of men wel genoegzaame<br />
reden hebbe , om het verhaal der Oude<br />
Kronyken , hoe vol fabelachtige vertellingen<br />
ook anders, glad uit te verwerpen. Dat men<br />
daar ter plaatfe vry groote Bosfchen gehad hebbe<br />
is ten minden zeker, en wordt nog hedendaags<br />
door onze Friesfche VWchers, menigmaal, tot<br />
hun leedweezen, ondervonden, raakende hunne<br />
netten nu en dan wel eens zo vast in de op den<br />
grond liggende ftobben en paaien, dat dezelve,<br />
zonder gefcheurd te worden, daarvan niet zyn<br />
los te krygen. En wat den brand betreft,<br />
fchooh enkele Zomerhitte dien waarfchynlyk niet<br />
veroorzaakt heeft, behoeft dezelve daarom wel<br />
o-eheel ontkend te worden, daar veele toevalli-<br />
&<br />
ge»
van<br />
F R I E S L A N D . 69<br />
ge, doch onbekende oorzaaken, dien by eenen ALSE- .<br />
MSENS<br />
heeten en droogen Zomer ligtelyk hebben konBuSCHuYnen<br />
te wege bréngen, zonder dat het mogelyk VING.<br />
ware dien te blus&hen, en het Bosch te behouware<br />
uien te Diusucneu, en uei.uu.M-u ic ucuuuden.<br />
Dan dewyl men in andere Meeren, by<br />
voorbeeld in het Sneeker Meer, ook diergelyke<br />
ftobben en paaien verneemt, wil ik over<br />
dit Huk liefst geene beflisfende uitfpraak doen.<br />
Op deeze algemeene befchry ving van Fries-<br />
1_„J. lands onderfcheiden .... J„..r„U„: gronden n~ nnA,^ en >r/ialTml veelvuldige ij wa ..m. <strong>Friesland</strong><br />
teren, zal die van deszelfs Wouden, Bosfchen is, vooral<br />
in de Ze*<br />
en Boomen, niet ongepast volgen; doch dewyl venwou-<br />
die meest in de Zevenwouden gevonden worden, den, niet<br />
zullen wy 'er hier maar in 't kort van fpreeken. ontbloot<br />
van Bos»<br />
Zo men door Wouden zulke Bosfchen ver-<br />
fchen en<br />
ftaat, die uit hooge Eiken Beuken en andere Boomen.<br />
boomen beftaan, en zich een, twee of meer uuren<br />
gaans ver uitftrekken, gelyk men in Duitschland<br />
en elders veele heeft, moet men zeggen,<br />
dat <strong>Friesland</strong> daarvan ontbloot is; doch aan Bosfchen<br />
van kleiner houtgewas en omtrek ontbreekt<br />
het 'er niet. Of in het Bosch Kreil, van overlang<br />
door de Zee verflonden, zulke zwaare boomen<br />
plagren te groeven, dat men daarvan te Stavoren<br />
gebruik tot huisbalkenkonde maaken,gelyk<br />
de Oude Kronyken ons verzekeren, en waarvan,<br />
volgens fommiger voorgeeven, de overblyfielen<br />
nog voorhanden zouden zyn, durf ik noch<br />
bevestigen noch tegenfpreeken: zeer amneemelyk<br />
komt het my niet voor, uit hoofde van den<br />
laagen en waterachrigen aart des gronds, welke<br />
ongetwyfield in dien oord heeft plaatsgehad;<br />
ondercusfchen zou het wel konnen zyn, dat te<br />
E 3 mid-
ALSE-<br />
M2ENE<br />
BESCHRY-<br />
VING.<br />
70 -Tegenwoordige Slaat<br />
midden van het kleiner houtgewas, hier en daar<br />
een Eiken- of andere boom, van eene vry groote<br />
hoogte vernomen wierd, gelyk zulks hedendaags<br />
in de Zevenwouden wel eens gezien wordt.<br />
Heeft ook Met zo veel waters van buiten, althans ten<br />
zwaare grooten deele, omringd,en van binnen voorzien,<br />
Buiten en<br />
en daarenboven doorgaans niet zeer hoog van<br />
Binneudyken<br />
, met grond, had <strong>Friesland</strong> zo wel veele zwaare Bui-r<br />
veele Slui ten- en Binneudyken als Sluizen en uitwateringen<br />
zen en noodig' 't Zal derhalven tot de algemeene<br />
uitwateringen,<br />
kennis des Lands noodig zyn ook daarvan nog<br />
wat omftandigcr te fpreeken. Van den eerften<br />
oorfprong der Zeedyken reeds voorheen eenige<br />
melding gemaakt hebbende, zal ik zulks hier<br />
niet herhaalen. De doorbraaken eh overftroomingen,<br />
welke in voorgaande tyden veel menigvuldiger,<br />
dan nu federt eene Eeuw, geweest<br />
zyn, bewyzen ten fterkften, dat deeze<br />
Aardwerken van tyd tot tyd niet weinig verzwaard<br />
en verbeterd zyn geworden; en nog<br />
moeien die van de naast voorgaande en vroeger<br />
eeuwen ver voor die ven de tegenwoordige wyken,<br />
om dat men toen nog niet fcheen te begrypen,<br />
dat de binnenkant van eenen Dyk, ter verkryginge<br />
van de noodige fterkte, zo wel fchuins<br />
en vlak moet zyn als de buitenkant; gelyk men<br />
dit, by 't maaken van den zogenoemden Slaaperdyk<br />
by Zurig, en van dien by Engwierum,<br />
heeft in acht genomen, toen ter laatstgemelde<br />
plaats de Nieuwe Zylen wierden aangelegde *<br />
ca<br />
(*) De Leezer gerieve zich eens voord te errineren,<br />
dat men in <strong>Friesland</strong> al doorgaans aan Sluizen den,<br />
nwm van Zylen geeft.
van<br />
F R I E S L A N D . 71<br />
en een Dyk gemaakt dwars door het oude-<br />
V1EENE<br />
Dokkumer Diep, welke zo ongemeen vlak is, j<br />
dat men hem van verre eerder voor een Terp , firn.<br />
dan Dyk zou houden; en ook nog ftceds, by<br />
't verbeteren en verzwaaren der Dyken, in 't<br />
oog houdt, zo veel de omftandigheden' zulks<br />
maar eenigzins gehengen.<br />
Veel verpligting heeft <strong>Friesland</strong>, ten aanzien' Pen aan»<br />
zien der<br />
van deszelfs Dyken , aan den Kojlonel Kaspar:<br />
Zeedyken<br />
Robles, Heere van Billy , en van wegen Fi- j heeft<br />
lips den II, Bewindsman in <strong>Friesland</strong> en Gro-; <strong>Friesland</strong><br />
veel ver<br />
ningerland. Door de twee geduchte water-'<br />
pligting<br />
vloeden van de'jaaren 1570 en 1572 , waarbyj aan Kas<br />
duizenden van menfehen en beesten het leeven, par Ro><br />
ingefchooten-of alles verboren hadden , waren i bles.<br />
ook de Dyken deeriyk gefloopt, en, zo door<br />
onvermogen als hevige verfchillen tusfehen<br />
de Ingezetenen of geheel niet of zo kwajyk<br />
herfteld, dat het te vreezen Hond, dat, by<br />
eenen diergelyken vloed, <strong>Friesland</strong> ten grooten<br />
deele eene prooi der Zee zou worden.<br />
Hierin voorzag Robles, want de Schans te<br />
Oostmahorri, ten Noordoosten van Oostdongerdeel<br />
gelegen, veroverd hebbende, dwong hy de<br />
Friezen, ter hunner eigene behoudenisfe, de<br />
vervallene Dyken te hermaaken; ook rechtte hy<br />
hier en daar eene Galg op, waaraan de onwilligen<br />
werden opgeknoopt; en als eenige Huisluiden zich<br />
van dien dienst zochten te onttrekken , onder<br />
voorwendzel, dat zy, uit kracht van oude Brieven,<br />
vry van alle dyksfehatting waren, gebood<br />
hy hen deeze brieven voor den dag te brengen;<br />
doch dit was niet zo dra gefchied, of Robles<br />
wierp de brieven in den ftroom der Dykbreuk,<br />
E 4 ty
7& Tegenwoordige Staat<br />
ALGE- by welke hy toen Itohd, en zeide, in gebro<br />
MSENE ken Neêrlandsch: daar drif den brij, kanze<br />
BËSCHKY-<br />
VING,<br />
dyk,, goed; andars moetje boer dyk. Hierop de<br />
handen met meerder eenpaarigheid aan 't werk<br />
geflagen zynde, zag men de Dyken ten jaar©<br />
157Ó voltooid, tot onuitfpreekelyk voordeel<br />
Steensn van dit Gewest. Deszelfs Ingezetenen, zulks<br />
Gedenk van achteren ziende, hebben den dienst, hun<br />
zuil hem door nem beweezen, met gemeene toefternming<br />
ter eere<br />
opgeregt getracht te vereeuwigen, en niet ver van Har<br />
even bui lingen, op den Zeedyk, hem ter eere, eene<br />
ten Harlingen.<br />
fteenen Gedenkzuil opgerecht, welke teffens tot<br />
een' fcheidpaal dient tusfehen de zogenoemde<br />
vyfdeels Binnen- en Buitendyken, (trekkende<br />
de eerfte zich van daar noordwaards tot aan<br />
het Bildt, en de laatfto zuidwaards . tot aan<br />
Makkum , waarom dezelve met den naam<br />
van Terminus of Grensptal pronkte. Deeze<br />
Gedenkzuil had de hoogte van vier- of vyfentwintig<br />
voeten, en was, even als het beeld<br />
van den God Janus by de Romeinen , van<br />
boven voorzien met twee hoofden, welker een i<br />
noord- en het ander zuidwaards zag; daarenboven<br />
was dezelve verfierd met het wapen van<br />
den Kollonel, en 't Ridderteken van het Gulden<br />
Vlies en het Huis van Bourgondie; als<br />
ook eindelyk met de volgende opfchriften aan<br />
de vier zyden:<br />
Aan de Westzyde.<br />
Ca^pan a Robles. Equiti, Domino de Billi<br />
etc. Friiiai Gronings ejusque Territorii ac dicentium<br />
( * ) Gubcrnatori, quod hanc Provinciam.<br />
prater<br />
(*) Schoon wy hier, om het' opfchrift ïétterlyk te<br />
volgen, de woorden ac dicentium gebruikt hebben,<br />
twyf-
van F R I E S L A N D. 73<br />
prater arrna Confiliis ac Munimentis juverit, ac ALGE.<br />
ME ENE<br />
inter canera aggere ipfis KI. No. MDLXX<br />
BESCHRY.<br />
funditus everfo,Amplisf. D. Viglii Züighémi Pa- VING.<br />
tris Patra; auxilianbus operis et adhibitis igramo<br />
ab Achelen, Pr. Adriano Vastaert, Petro Frit-<br />
1 tema et Joanne Carolo Senatoribus, Confi-<br />
I liortim Söciis, novum maris propugnaculurn<br />
I fummo labore, vigiiia et celebrkate, decretis<br />
1 quoque et dc fuo perfolutis diligentise pramiis,<br />
i tribus plus minus menfibus , a fundamentis<br />
lerexerit.et ad fummam manum perduKerit, atique<br />
hunc lapidem fublatis litibus controver-<br />
; fiarum terminum esfe voluit, gratus Provin-<br />
1 ciarum Ordo ob rem prudenter, bene et feliciter<br />
j gellam, de fe ac de Repub. optime merito p.<br />
Aan de Zuidzyde.<br />
In den Jaare MDLXXV. is den Dyk in twee<br />
ideeien gelclieiden, blyven het Zuiderdeel den<br />
IBuitendykderen, van denwelken als doen Ge-<br />
1 deputeerden zyn geweest , Thomas Hiddesz.<br />
:ende Sicke Claesz Hopluiden, Heite van De-<br />
;karna, Hero van Ockinga, Ulbe Hiddema, VVytife<br />
van Camminga, Doytfe Bonga, Gerrit Abihes<br />
ende Lolle van Ockinga.<br />
Aan de Oostzyde.<br />
Op den 19 July Anno 1576, hebben Mees-<br />
: ter Adriaen Vastaert Raet ende D. Johan Char-<br />
Ides Procureur Generael den eerften iteen ge-<br />
IJecht ter prefentie Johan Wilhelmi Secretaris<br />
cder Dyckagien.<br />
Aan<br />
lëwyfïelen wy echter niet of men heeft daar voor ac ad-<br />
'jactntium te leezen , om dat het eerfte geenen zin<br />
1 heeft, en het iaatfte ons tot de naby gelegen of Qmrmelanden<br />
wyst,<br />
E 5
JHEEME<br />
Bfscimï-<br />
ViHO,<br />
Deeze<br />
Gedenkzuilvervallen<br />
zynde is<br />
wederom<br />
opgerecht<br />
door den<br />
Heere C,<br />
G. van<br />
Wasfe.<br />
nacr.<br />
74 Tegenwoordige Staat<br />
Aan de Noordzyde.<br />
In den jaare 1574 is deeze Dyk onderlecht,<br />
wefende Dykgraef Ryverc van Roorda ende Gedeputeerde<br />
binnendyck Frederick van Offenhuifen,<br />
met Syerck Syercksz. Hopluyden, toe opmaken<br />
van den Dyck ten Noorden, Tiete van<br />
Camminga SuMHftufc des Heercn Stadtholders,<br />
Hesfel van Hanya, Edo van Gerbranda, ende<br />
Hans van Roorda.<br />
Öp deeze Gedenkzuil, doorgaans de Steenen<br />
Man genoemd, waarvan men de afbeelding<br />
by Winfemius (*) vindt, fcheen men<br />
naderhand, ik weet niet om wat reden , geen<br />
hoogen prys te Hellen ; althans voor het on<br />
derhoud daarvan werd de behoorlyke zorge<br />
niet gedraagen, 't welk ten gevolge had, dat<br />
'dezelve langzaamer hand verviel, en eerlang,voor<br />
nu bykans vyfttg jaaren, geheel wierd weggeruimd.<br />
Veelen mishaagde dit wel, doch niemand<br />
bragt het zo ver, dat de Oude Gedenkzuil,<br />
uit de daarvan voor handen zynde Hukken,<br />
herfteld , of eene nieuwe in derzelver plaatfe<br />
opgerecht wierd. De Hoogedel geboren Heer,<br />
Karei Georg , Graaf van Wasfenaer Twickel,<br />
Grietman van -Franekeradecl, en meer dan eens<br />
Dykgraaf der vyfdeels binnen en buiten dyken,<br />
dacht 'er edelmoedig genoeg over, om by zyne<br />
meermaals betoonde zorge voor het welweezen<br />
der Dyken, ook nog dewederoprechting eener<br />
nieuwe gedenkzuil, aan de oude in alles gelyk,<br />
en ter zelfder plaatfe, op zyne eigene kosten,<br />
te voegen; gelyk aan de westzyde deezer gedenk-<br />
(*) Kronyk van <strong>Friesland</strong>, p. 588.
van F R I E S L A N D . 75<br />
denkzuil, niet ver van boven, wordt te kennen<br />
gegeeven, met deeze weinige woorden:<br />
DIRUtO ANTIQUO<br />
HOC DE SUO INSTAURAVIT<br />
MONUMENTUM<br />
COMES & WASSENAER TWICKEL,<br />
M D C C L Jt X I ï,<br />
MBENg<br />
ÜESCHKY-<br />
By de Leden van het Ed. Dyksgerechte was<br />
zulks zo aangenaam, dat de Heer van Wasfenaer<br />
in derzelver vergaderinge niet alleen plegtiglyk<br />
bedankt, maar ook het beiluit genomen wierd,<br />
om, ten kosten van het Dyksgerechte, voor de<br />
betere onderhoudinge van dit nieuwe gedenkteken<br />
behoorlyk te zorgen.<br />
Na deezen kleinen uitflap keeren wy tot de Dy Tot des te<br />
ken zelve te rug. Schoon deeze , volgens het beter be<br />
reeds gemelde, van tyd tot tyd merkelyk vér veiliging<br />
der Dyken<br />
beterd waren, nog was 't 'er verre af dat die al- heeft men<br />
I leen her geweld der Zee, by hooge vloeden en ge- dezelve<br />
1 weldige ftormwinden , zouden konnen keeren; en met een'<br />
voormuur<br />
1 dus heeft men ook hier, ter bewaaringe der Dyvan<br />
paaien<br />
1 ken , de toevlugt tot andere middelen moeten voorzien.<br />
i neemen. Het bekrammen , in andere Provinciën<br />
j gebruikelyk, wordt derhalven hier, op plaatfen,<br />
1 die het meest van allen voor den vloed bloot lig-<br />
; gen, niet verzuimd.' Doch alle dergelyke voor -<br />
zorgen zouden op ver na niet genoegzaam<br />
zyn om de woede der Golven te bedwingen ,<br />
vooral op plaatfen daar weinig of geen voor-<br />
I grond is om den flag des waters te breeken,<br />
I JVlen heeft zich dus al van overlang in de nood-<br />
1 zaaklykheid gevonden, om de aangelegde Dyken
ALOË-<br />
ME NE<br />
B SCHKY<br />
VING.<br />
7cS Tegenwoordige Staat<br />
ken wederom door een' voormuur van paalwerk<br />
te befchermen; bedienende men zich hier toe<br />
doorgaans v n zwaare greenen balken of paaien,<br />
van twintig tot dertig voeten lang, elke door<br />
middel van eene Hei naast eikanderen, in eenen<br />
rechten regel, ongeveer tot op de helft, woraen<br />
in den grond gedrceven; deeze paaien dus aan<br />
eikanderen fluitende en dezelfde hoogte hebbende,<br />
worden aan den binnenkant, met zwaare<br />
eiken of greenen ribben, doorgaans Gordingen<br />
genoemd, door middel van zwaare \zeren<br />
bouten, in diervoege vastgeklonken, dat dezelve<br />
eikanderen zo ver voorby fchieten, dat al de<br />
paaien daardoor met eikanderen verbonden zyn.<br />
Behalven deeze paaien bedient men zich ook,<br />
op veele plaatfen, van zogenoemd kistwerk,<br />
't welk aan oen binnenkant gemaakt wordt van<br />
twee regels, naast eikanderen fluande korter<br />
paaien, of ook wel zwaare greenen planken,<br />
op de wydte van twee voet meer of min, en<br />
gevuld met fteenen, puin en gruis; wordende<br />
daar toe inzonderheid veel gebruik gemaakt van<br />
het zogenoemde Wrak derTichelwerken, dat,<br />
volgens Plakaat der Hooge Overheid, om dies<br />
wil, niet naar buiten gevoerd mag worden. Dit<br />
Kistwerk dient niet alleen om de afkabbeling<br />
te beletten, welke het door de paaien heen<br />
{taande water anders onmydbaar veroorzaaken<br />
zou: maar ook krygt het hooge paalwerk zelf<br />
hier door eene meerdere lievigheid, daar het,<br />
by gebrek van vastheid aan den binnenkant,,<br />
door den zwaaren flag der aanklotfende golven ,<br />
gevaar zou loopen van omver geworpen te worden.<br />
En wyl 'er niets wenfeheiykers zoude zyn<br />
dan
van F R I E S L A N D - 77<br />
dan vlakke dranden voor de paaien te hebben, t<br />
en dezelve voor de geduurige fchuuring der 1<br />
ftroomen te konncn beveiligen, heeft men al ]<br />
van overlang naar middelen uitgezien om zulks '<br />
te bevorderen; doch tot nog niets beters uitgevonden<br />
dan zogenoemde Duikelhoofden ,<br />
Haaden en Schermen, dienende om daar dooiden<br />
droom te verleiden, den dag des waters<br />
eenigzins te breeken, en het zanden flyk, dat<br />
door de oploopende zeegolven was mede gevoerd,<br />
te bewaaren, en aldus land of voorgrond<br />
te winnen.<br />
Alle deeze voorzorgen zyn ongetwyffeld van ]<br />
het grootde nut, en het is te wcnfchen dao<br />
deeze Voormuur van <strong>Friesland</strong>, noch om de'<br />
grootheid der kosten , noch uit hoofde van ver- f<br />
fchillen J<br />
e belangen en begrippen der Opzien- c<br />
deren verwaarloosd, of met geene genoegzaame 1<br />
oplettendheid behartigd moge worden. Dan 1<br />
ALGE<br />
MEENS<br />
BESCHRYviao.<br />
De paalwormen<br />
doen<br />
groote<br />
fchade aan<br />
dien houtenvoormuur.<br />
met dit alles heert <strong>Friesland</strong> meer dan eens<br />
1 ondervonden , hoe ligt het der Hemelfche<br />
' Voorzienigheid valle, alle menfchelyke voor-<br />
: zorgen te vcrydelen. Duidelyker nogthans is<br />
; zulks nooit gebiecken, dan by die ongehoor-<br />
1 de en alle verwondering te boven gaande Worm-<br />
1 plaage, waarvan men ten jaare 1731 voor het<br />
1 eerst hoorde, en welke in weinig weeken tyds,<br />
1 op zeer veele plaatfen, vooral daar eenige diep.<br />
te was, het paalwerk, fchoon vier of vyf<br />
rygen achter eikanderen daande, zodanig verbryzelde,<br />
dat het Land zich in het uiterde<br />
gevaar bevond, en zy die het bedier van het<br />
zelve en der Dyken in handen hadden , niet<br />
' weinig verlegen donden. Dan gelyk de nood j<br />
Hierdoor<br />
eene, valt men
78 Tegenwoordige Staat<br />
ALGE. eene vruchtbaare moeder van allerlei uitvindingen<br />
MKENE is; alzo viel men in dien bekommerlyken toe*<br />
l}f SCHRY» ftand eindelyk op het denkbeeld, om, nu men<br />
VIN O.<br />
aan het hout geene genoegzaame verdediging<br />
gelukkig<br />
had, zyne toevlugt tot iteen te neemen, en<br />
lyk op hei<br />
denk het geweld der Zee, door rygen van Kei- of<br />
beeld, oir Balfteenen. voor de paaien langs gelegd, te<br />
Voor de keer te gaan. Om zyne nieuwigheid wilde dit<br />
paaien<br />
langs ry middel- in 't eerst naauwlyks aan den man: men<br />
gen van was bekommerd, althans gaf men zulks voor,<br />
ballleen dat 'er geen fteen genoeg zou te bekomen zyn ;<br />
te leggen<br />
dat de ftranden nog meer zouden verdiepen, om<br />
dat de in Zee uitgeilagen hoofden vernield waren;<br />
dat de fteen waarfchynlyk in den grond zou<br />
wegzinken, en dat de kosten, hiertoe noodig,<br />
veel te hoog zouden loopen, om gedraagen te<br />
konnen worden. Ten geiukke, echter , voor<br />
het gerneene Land, werden alle deeze zwaarigheden,<br />
tegen veeier verwachtinge, vry gemakkelyk<br />
te boven gekomen. De Heidvelden, zo<br />
hier te lande als daar buiten, leverden reeds al<br />
eene aanz ;<br />
enlykc menigte van fteen uit, en 't<br />
geen daar niet te vinden was, verfchaften ons<br />
de Noorweegfche en Orkadifche klippen in<br />
den grootiten overvloed, zonder reden van bekommeringe<br />
dat deeze mynen, indien ik zo mag<br />
fpreeken, ooit zouden worden uitgeput. Het<br />
werpen van Balfteenen voor het paalwerk langs,<br />
ftrekte ook zo weinig ter verdiepinge der ftranden,<br />
dat het tegendeel daarvan veel eer het gevolg<br />
was, en wel om deeze reden , dat het<br />
water, voorheeri met geweld op de paaien aanvallende<br />
, by zyne weeromftuiting, den grond<br />
van voor dezelve met zich naar de diepte Heepte,
van F R I E S L A N D . 79<br />
te , en aan den voorby gierenden ftroom gele- j ALQEgenheid<br />
gaf, om de reeds gemaakte Henk nog 11EBNB *<br />
BESCHRY.<br />
meer te verdiepen, daar de ftcenen voormuur *<br />
/ING.<br />
het water door zyne holligheden influrpt, en<br />
den Gierftroom tegenhoudt ; en dus zyn de<br />
ftranden federt het werpen van fteen merkelyk<br />
opgehoogd, zodat men 't gemis der hoofden niet<br />
heeft gevoeld. De verzakking der ftcenen is ook<br />
veel minder bevonden dan men in den beginne<br />
vreesde: de ftompen der afgeknaagde paaien,<br />
die onder water van geen vergaan wceten, heb -<br />
ben zulks ongetwyrfeld niet weinig tegengehouden.<br />
En wat eindelyk de kosten betreft;<br />
fteigerden die voor de Dykscontributien veel te<br />
hoog, 't was billyk dat zy hier in, zo door<br />
giften als leeningen uit 's Lands kasfe , wierden<br />
onderfteund, gelyk ook, uit hoofde van het<br />
algemeen belang, gefchied is.<br />
Wierd dus het dreigend gevaar afgeweerd, en<br />
het Land, fchoon met zwaare kosten, behouden,<br />
het is om gegronde redenen te vermoeden<br />
, dat de nakomeling het gelukkig uitwerkfel<br />
daarvan, in vermindering der lasten, ontwaar<br />
zal worden; vermits de kosten, eens gedaan<br />
zynde, niet geduurig behoeven vernieuwd<br />
te worden.<br />
Behalven den Zeedyk, vindt men binnens Van de<br />
lands verfcheiden andere Dyken , (trekkende Binnendyken<br />
zo om 's Lands algemeene overftrooming, in<br />
komt de<br />
gevalle van eene doorbraak in den Zeedyk , te Slagtevoorkomen,<br />
als ook om het water van de Dyk eerst<br />
eene Landftreek uit de andere te wecren. 't Zal in aanmerking.<br />
dus niet buiten den haak zyn, de voornaamfte<br />
T OTK' Jf 1 1. ^„.„K ,1- t-rt lnifnn T./-il,T«n<br />
dierBuinendyken nier xorteiyk te laatcn voigen,<br />
en
At-ffE-<br />
MEKNË<br />
BESCHUY<br />
VIN O.<br />
8o<br />
Tegenwoordige Staat<br />
en de eerfte plaats aan den zogenoemden Stagte<br />
Dyk te geeven. Deeze Dyk werd allereerst<br />
gemaakt toen het zeegat tusfehen Vlieland<br />
en Ter Schelling zich begon te verwyden,<br />
en Westergo dus den mees ten aanftoot van<br />
het Zeewater had te lyden, vooral na dat de<br />
Middelzee, door opftoppinge, reeds een groot<br />
deel van haare kracht verlooren had. Dezelve<br />
begint aan den Zeedyk, even ten Noordwesten<br />
van Oosterbierum, en loopt van daar, tusfehen<br />
gemelde Dorp en Sixbierum, door Barradeel,<br />
Zuidwaards aan naar den ftroom de Ried, en<br />
van daar over de Getzerde Zyl, liggende op<br />
de fcheidirig van Barradeel en Franekeradeel,<br />
door laatstgcmelde Grieteny, naar Kiesterzyl, en<br />
alzo over de Trekvaart van Harlingen op Franc<br />
ker, bykans recht beneden waards, tot naby de<br />
grensfeheiding van Franekeradeel en Wonzcra.<br />
deel , een weinig ten Westen van het Dorp<br />
Achlum. Hier verdeelt zich deeze Dyk in<br />
twee armen: de eene daarvan ftrekt zich ten<br />
noorden, voorby Achlum, naar Payzyl in den<br />
hoek van de Arumer Vaart, van daar Oostelyk,<br />
ten noorden van Tzum, naar Tolsma zyl, en<br />
voorts tusfehen Koubaard en Waaxens,in Hennaarderadeel,<br />
naar Littens-zyl in de Bolswerder<br />
Trekvaart; van daar wederom voorby Hydaard,<br />
Oosterend, Lutkewierum en Boftim, in de<br />
Grietenye Baarderadeel , loopende , vereenigt<br />
hy zich met den Ouden Dyk der Borne, ten<br />
zuidwesten van laatstgenoemde Dorp, en loopt<br />
van daar, ten noorden van de Sneeker Trekvaart<br />
op Leeuwarden , tot op de hoogte van<br />
Krin.
van FRIESLAND. Si<br />
Krinfer Arm, of de Dille, onder Oosterwierum<br />
, en verder voorby Mantgum, Weydum,<br />
Beers en Jellum, tot in Menakiumadeel, daar<br />
hy , Boxum , Blesfum en Deinum , in het<br />
zuiden, voorby fchietende, over Ritzuma zyl,<br />
of de Trekvaart van Leeuwarden op Franeker ,<br />
wat meer noordwaards, voorby Marsfum, Engelum,<br />
Beetgum en Beïkum loopt, tot dat hy,<br />
na ook Wier en Minnertsga ter linkerhand gelaaten,<br />
en eene fcheïding tusfehen het Bildt en<br />
Barradeel gemaakt te hebben, zich by Dykshoek,<br />
en dus maar pas een uur gaans boven<br />
de plaats van zyn begin, met den Zeedyk wederom<br />
vereenigt. Deeze Dyk bevat dus een<br />
groot deel van Westergo ; 't welk aanleiding<br />
gaf dat de ingezetenen., als door hun' eigen<br />
dyk ingeflooten , zich voorheen lieten voorbaan,<br />
niet gehouden te zyn om in de kosten tot het<br />
onderhoud van den Zeedyk, die van 't Bildt<br />
naar Makkum gaat, en de vyf deelen Dyk genoemd<br />
wordt, te moeten draagen.<br />
De andere tak van den Slagtedvk loopt<br />
door Wonzeradeel, en fcheidt die Grieteny in<br />
twee deelen, Binnen - en Buitendyk genoemd.<br />
Vooreerst behoudt hy nog den<br />
naam van Slagtedyk; doch daar na neemt hy<br />
andere en vervolgens dien van Hemdyk aan,<br />
naar de opgedroogde Meeren Wouderhem en<br />
Morrahem, die nëffens meer anderen door<br />
deezen dyk beflooten worden: hy fchiet onder<br />
dien naam , ten oosten van het Blaauwhuis<br />
en ten westen van de dorpen Abbega en<br />
Westhem, heen, tot aan de Nieuwe zyl, onder<br />
Oosthem: deeze bereikt hebbende, vervolgt<br />
F *»<br />
ALGK-<br />
MEENE<br />
BESCHRÏ»<br />
VING.
ME&NB<br />
BESCHRY<br />
VING.<br />
De Leppedyk<br />
is<br />
ook van<br />
veel nut.<br />
gg Tegenwoordige Staat<br />
hy zynen loop, ten westen der ftad Ylst, langs<br />
het water de Geeuw, door Sneek en verder<br />
tot aan de Gauwller zyl, welke haare uitwate<br />
ring heeft in het Sneeker Meer.<br />
Naast deezen Dyk heeft men ook den Leppedyk<br />
in aanmerking te neemen, als zynde op<br />
zekere tyden van zeer veel nut, en wel inzonderheid<br />
om het Zuider binnenwater te keeren.<br />
Omtrent Bornbergum, tusfehen de Grietenyen<br />
Opfterland en Smallingerland,neemt deeze Dyk<br />
een begin, loopt van daar westwaards, en<br />
kromt zich vervolgens zuidlyk naar den ftroom<br />
de Born ; dus in Utingeradeel komende,<br />
loopt hy, langs dien ftroom, naar Oldeboorn,<br />
Nes, Nesferzyl, voorby Akkrum, Dykhuisterzyl,<br />
Hottingazyl, Molenzyl en Eernzumerzyl,<br />
ten westen in Idaarderadeel; van waar een<br />
Dyk, onder den naam van Groendyk, langs<br />
de Wetering, of Wytering, door Rauwerderhem<br />
voortfehiet tot in Wymbritzeradeel, daar<br />
zich dezelve eerlang, door middel van de Gauwfterzyl,<br />
vereenigt met meergemelden Hemdyk.<br />
Had men in voorige tyden, misfehien op fommige<br />
plaatfen, wat te weinig zorge voor het<br />
onderhoud deezer Dyken gedraagen, de geweldige<br />
ftormwinden van 1775 en 1776 hebben<br />
, door het groot gevaar, dat <strong>Friesland</strong> aan<br />
meer dan eenen kant dreigde, 's Lands Staaten<br />
het belluit doen neemen, om dezelve niet alleen,<br />
daarze min of meer vervallen waren, te<br />
doen herftellen, maar ook merkelyk te verhoogen,<br />
«Tpn gelyk crplvk CpAprt federt gefchied o-pfrliiprl is. i«<br />
Behalven Behalven de reeds gemelde Dyken , die men<br />
de reeds<br />
gemelde<br />
als de voornaamfte heeft aan te merken, worden
van F R I E S L A N D . 83<br />
den 'er nog meer andere in <strong>Friesland</strong> en inzon ALGE-<br />
MEENE<br />
derheid in deszelfs laage oorden gevonden, van<br />
BESCHRYwelken<br />
nog een enkel woord dienr gemeld. VING.<br />
Onder deezen mag men als de voornaamften vindt mea<br />
aanmerken den Slagtedyk, Haskerdyk, Linde» noch an<br />
dyk en Kuinderdyk. De eerfte loopt door dereDyken in<br />
Utingeradeel van Oldeboorn, zo lang de Grie<br />
<strong>Friesland</strong>.<br />
teny is, tot aan de Jouwer in Haskerland. De<br />
tweede fchiet tusfehen de Grietenyen Haskerland<br />
en iEngwirden door. De derde, ten<br />
noorden der Linde gelegen, en zich door Stellingwerf-Westeinde<br />
ftrekkende van Slyken*<br />
burg tot op de hoogte van Oldeholtpade ,<br />
dient om 't Lindewater, dat by fterke en<br />
aanhoudende Noordweste winden wel eens<br />
zeer hoog wordt opgezet, en de aangrenzende<br />
laage Landftreeken overftroomen zoude, in zyne<br />
vaart te ftuiten. De vierde, of Kuinderdyk,<br />
doet denzelfden dienst ten aanzien van<br />
het water der Rivier de Kuinder of Tjonger,<br />
van wier oorfprong en ftrekkinge reeds voor-<br />
' heen gelproken is. Veele andere Dyken, aan-<br />
| gelegd om uitgedroogde Meeren en Poelen<br />
! boven water te houden, zyn wy genoodzaakt<br />
1 met ftilzwygen voorby te gaan.<br />
Een land dat zo veele buiten- en binnendy- <strong>Friesland</strong><br />
is ook<br />
I ken noodig heeft, om geen overlast van het<br />
voorzien<br />
1<br />
water te iyden, moest noodzaakelyk met veele met veele<br />
I Sluizen of Zylen (gelyk men in <strong>Friesland</strong> Sluizen.<br />
l fpreekt) voorzien worden, zo om zich van<br />
!het overtollige water te ontdoen, als om de<br />
ibinnen- en buitenvaart onbelemmerd te behouiden.<br />
Dus zal eene algemeene opgaave der<br />
! Sluizen niet kwalyk op die d
ALGE<br />
MEEN!<br />
BESCHRY-<br />
VING.<br />
De Buitenfluizen<br />
komen<br />
meest in<br />
aanmerking,<br />
en<br />
zyn<br />
Munnike*<br />
zyl,<br />
84 Tegenwoordige Slaat<br />
terwyl wy van derzelver befticr en voornaamlte<br />
byzonderheden, in 't vervolg , by gepaste gelegenheid,<br />
hoopen te fpreeken.<br />
F)p Ruirenfluizen. eelvk ik dezelve in onderfcheidinge<br />
van de Binnenhuizen verkies te noemen<br />
, om dat daar door het overtollige binnenwater<br />
naar buiten en alzo in Zee gebragt wordt,<br />
komen hier inzonderheid in aanmerking. Dezelve<br />
zyn, naar maate van den kleinen omtrek van dit<br />
Gewest, vry veel in getal, en hebben niet alleen<br />
by haaren eerften aanleg groote fommen<br />
gelds gekost, maar ook loopt "er jaarlyks met<br />
derzelver onderhoud geen kleintje heen. Om<br />
in derzelver befchryvinge den rang der Goën<br />
te volgen, beginnen wy met de<br />
Munnikezyl, gelegen in Kollumerland op de<br />
Grensfcheidinge van <strong>Friesland</strong> en Stad en Lande.<br />
Derzelver oude Zylroede loopt noordwaards<br />
naar Zee, en wel zodanig dat de inloopende<br />
vloeden, tegen de Sluisdeuren fluitende,<br />
dezelve door opflyking, inkorten tyd, onbruikbaar<br />
maakten. Van tyd tot tyd heeft zulks den<br />
Lande veel moeite en kosten veroorzaakt j doch<br />
ten jaare zeventienhonderd negenendertig werd<br />
zulks van zo veel belang geoordeeld by de<br />
Staaten des Lands, dat eene Kommisfie van<br />
Heeren Gedeputeerden last kreeg, om daar ter<br />
plaatfe een naauwkeurig onderzoek te doen, en<br />
middelen tot verbetering te beraamen. Dit<br />
gefchied zynde, viel 'tbe(luit,om een ftukweegs<br />
buiten de Sluis in de Zylroede een houten Spuilluis<br />
te leggen, ten einde daar door het water<br />
by Vloed ïn en by Eb weder uit te laatcn, en<br />
door
van<br />
FRIESLAND. 85<br />
door de fchuuring het verzamelde flyk naar de ALGE-<br />
MEENE<br />
diepte te vervoeren. De kosten hieraan beneed<br />
BESCHRYwaren<br />
groot, maar wegens de merkelyke ver V1KG.<br />
betering: der uitlosfinge geenszins vcrlooren.<br />
Had men ondertuslchen met die van Jstad en<br />
Lande konnen overeenkomen, om de Zylroede<br />
te verleggen in de uitwateringe buiten Gro •<br />
ningerlands Kommerzylen; dezelve zoude daar<br />
door, buiten iemands nadeel, eer dieper dan<br />
drooger hebben moeten word. n, en 't middel ter<br />
heritellinge zou veel onkostbaarder en meer<br />
voldoende geweest zyn.<br />
Ten noorden dier Pyramide, waardoor Kol- Nieuwe<br />
Zylen by<br />
lumerland vanOostdongerdeel gefcheidenwordt, Engwie.<br />
beginnen Oostdongerdeels Dyken , en loopen rum.<br />
van daar tot aan het westeinde van Papens;<br />
doch deeze Dyken hebben veel groen voorland,<br />
en by hevige ftormen uit het Noordwesten, die<br />
altoos de gevaarlykfte zyn, een' opperwal, en<br />
daarom doorgaans weinig te lyden In het zuid*<br />
oostelyk deel van deeze Dyken vindt men de<br />
Oude Zeeflenk, het Dokkumer Diep genoemd,<br />
die, ter wederzyden met Dyken voorzien, het<br />
Zeewater voormaals bragt tot aan de Sluis der (rad<br />
Dokkum en de Steenen beeren, die men in de<br />
Grachten had gelegd. Ondertusfchen liep het<br />
onderhoud deezer Dyken zeer hoog, en het<br />
Land ter wederzyden by zwaare vloeden merkelyk<br />
gevaar , dat door opftopping van 't Zeewater<br />
in dien naauwen boezem eene doorbraak<br />
veroorzaakt zoude worden , gelyk , tot<br />
groot nadeel der ganfche Provincie , gebeurde<br />
in den geweldigen Kersvloed van zeventien<br />
honderd zeventien, wanneer de nabuurige Grie-<br />
F 3 tenyen
ALGE-<br />
MEENE<br />
BESCHRY-<br />
VING.<br />
86 Tegenwoordigs Staat<br />
tenyen op eene deerlyke wyze door het Zeewater<br />
werden overftroomd Om dergelyke on-<br />
, -i 1 i „ ^_rp<br />
nenen eens vooral te vuurtvoiuen, en tenens<br />
aan Oostergo een beter uitwatering te bezorgen<br />
dan dit Gewest, door middel van alle zyne<br />
kleine Sluizen, in het Dokkumer Diep uitwaterende,<br />
tot nog toe genooten had, werden,<br />
volgens belluit der Heeren Staaten, ten jaare<br />
zeventien honderd negenentwintig, de Nieuwe<br />
Zylen by Engwierum in Oostdongerdeel aangelegd.<br />
In deeze Zylen, die ver de grootfte in<br />
gansch <strong>Friesland</strong> zyn, en onder dit foort van<br />
Waterwerken in de Vereenigde Provinciën maar<br />
weinige haar's gelyken hebben, heeft men drie<br />
Sluizen, waarvan de middenlte ver de grootfte<br />
is. De kosten hieraan befteed,beliepen 238000,<br />
de llatting van het Dokkumer Diep 60000, en<br />
dus famen 298000 guldens. Doch fteigerde deeze<br />
fomme vry hoog, het nut van deeze Zylen<br />
is nog tegenwoordig van groote uitgebreidheid.<br />
Men is daar door bevryd van't jaarlyksch onderhoud<br />
van zes duizend roeden Zeedyk , loopende<br />
van Dokkum tot aan de plaats, alwaar men den<br />
nieuwen Dyk door het Dokkumer Diep heeft gelegd,<br />
na alvorens de Zylen, ten noorden van gemelde<br />
Diep, in vast land, voltooid te hebben. Ook<br />
is daar door het orïderhoud uitgewonnen van de<br />
Dokkumer, Driezumer, Oudwouder en Kollumer<br />
zylen, welke alle haare uitwatering in het<br />
Dokkumer Diep hadden; doch met eikanderen<br />
op ver na zo veel waters niet konden uitlosfen<br />
als deeze Nieuwe Zylen, welker uitwatering,<br />
vooral tegenwoordig, na dat men de Ee, of<br />
Vaart van Leeuwarden naar Dokkum , geflat<br />
heeft,
van F R I E S L A N D . 87<br />
heeft, ver de beste van geheel <strong>Friesland</strong> is, zo ALGE.<br />
MEENE<br />
wegens de wydte der Sluizen als wegens den<br />
BESCHRV»<br />
grooten val des waters, dat hier, by gewoone VING.<br />
tyën, acht of negen voeten ryst en daalt, en<br />
hier, by hoog binnen- en laag buitenwater, eenen<br />
kleinen waterval te wege brengt. Hier by<br />
komt nog eene aanwinning van achttienhonderd<br />
pondemaatcn lands, zynde niet alleen het<br />
zogenaamde Groenland, maar ook hetSlyk tusfehen<br />
de twee oude Dyken gelegen, naderhand<br />
van overftroomingen bevryd gebleeven, en tot<br />
kostelyke Bouw- en Weidlanden aangelegd,<br />
welke tot dus verre in vruchtbaarheid de verwachting<br />
geenszins te leur Hellen, en der Provinciaale<br />
kas ten merkelyken voordeele (trekken,<br />
naardien, behalven de jaarlykfche Reëele goedfchatting<br />
der landeryen, de Speciën van bezaaide<br />
landen, koeyen, paarden, enz. van ieder<br />
drie pondemaaten een Floreen, en dus van 't<br />
geheel zeshonderd Floreenen betaald moeten<br />
worden.<br />
Ter gedachtenisfe van dit zo heilzaam werk Derzelver<br />
heeft men de reeds voorheen gemelde Pyramide aanleg<br />
opgerecht.<br />
vereeuwigd<br />
door<br />
Aan de Westzyie vindt men aan het<br />
een hartüeenen<br />
boveneinde het Wapen van Fries' Pyramide.<br />
land, en daar onder.<br />
TER<br />
EEUWIGER<br />
GEDACHTENISSE<br />
VAN DE<br />
©VERDYKINGE<br />
F 4 VAN
ALGE-<br />
MSEME<br />
BESCHRY-<br />
VING.<br />
88 Tegenwoordige Staat<br />
VAN HET<br />
DOKKUMER<br />
DIEP<br />
IN DEN JAARE<br />
rvi D c c x x i x<br />
GELUKKIG<br />
VOLBRAGT.<br />
Aan die zelfde zyde op het voetttuk<br />
leest men.<br />
ZES DUIZEND ROEDEN DYKS BE<br />
SPAARD , 'T GEWELD DER ZEE VER<br />
MINDERD, OOSTERGOO VAN WATER<br />
ONTLAST, DE PROVINCIE VERMEER<br />
DERD EN VERBETERD, IS DEEZE SUIL<br />
VOORDE NAKOMELINGEN IN 'ï MID<br />
DEN DER STROOM OPGEREGT.<br />
Aan de Oostzyde leest men.<br />
'ï GEWELD DER STROOM DOOR DRIE<br />
VERKORTINGEN VERZAGT ZYNDE , IS<br />
HET DIEP ALHIER GEDAMT OP DEN<br />
TWEEDEN JULY, TER PRESENTIE VAN<br />
DE EDELE ERENTFESTE HEEREN J R.<br />
MICHAEL ONUPHRIUS BARON TOE<br />
SCHWARTZENBERG EN HOHENLANDS»<br />
BERG, GRIETMAN OVER D A N T U M A-<br />
DEEL; EN JR. PHILIP FREDERIK VEGE-<br />
LIN
van F R I E S L A N D . 89<br />
LIN VAN C L A E R B E R G E N , GRIETMAN \ L G E -<br />
OVER HASKERLAND, COMMISSARIEN UtSCHRT.<br />
VI .NG.<br />
DER EDELE MOGENDE IIEEREN GEDE<br />
PUTEERDE STAATEN VAN FRIESLAND.<br />
De Zuidzyde pronkt met het Wapen van<br />
SCIIWARTZENBERG,<br />
En de Noordzyde met dat van<br />
VEGELIN VAN CLAERBERGEN.<br />
Naast aan deeze Engwierumer Zylen ten Ezuma-<br />
noorden heeft men de Lzuma- of Ezumcrzyi, zyl.<br />
aldus genoemd naar de oude Ezonftad, zo be-<br />
rnemd in df> Krnnvkpn _ pn nnlw APPVP r<br />
/\i\<br />
roemo in ac rvronyken , en naby deeze Zyl<br />
eertyds gelegen. Oostdongerdecl heeft hier<br />
door zyne uitwatering naar Zee , waarom ook<br />
dezelve door de Zylpligtige Ingezetenen dier Grietenye<br />
onderhouden moet worden. Van Dokkum<br />
loopt dervvaards eene vaart, de Zuir of Zuider-<br />
Ee genoemd , waarin , naby gemelde Stad,<br />
een Vallaat gevonden wordt, dat, voor ruim<br />
twintig jaaren , op kosten der Ingezetenen, geheel<br />
vernieuwd en van fteen opgemetzeld zynde,<br />
fomwylen vier of vyf voeten warers fchut,<br />
zonder 't welk een voornaam deel deezer Grietenye<br />
dikwyls onder water zoude ftaan. Voor<br />
meer dan vierhonderd jaar vindt men reeds melding<br />
van de Ezumazyl; doch dezelve was toen<br />
maar van hout, en werd befchermd door een<br />
Vestingwerk, dat in de nabyheid lag, en waar<br />
van de voorftandcrs van Graave Jan van Boyeren<br />
zich, omtrent het jaar veertienhonderd en<br />
F 5 twin-
ALGE-<br />
MEP.NE<br />
EESCHRYvma.<br />
oo Tegenwoordige Staat<br />
twintig, ter hunner verdediginge, tegen de<br />
aanvallen der Friezen bedienden ; zynde vry<br />
waarfchynlyk nog heden, in de overgebleeven<br />
hoogten daaromtrent, eenige puinhoopen dier<br />
plaatfe voor handen. Ten jaare zestienhonderd<br />
eenenzeventig werd. deeze Sluis vernieuwd en<br />
geheel van Heen opgetrokken, op kosten der<br />
Ingezetenen, en onder 't bellier der Heeren Georg<br />
Wilko van Schwartzenberg en Hohenlandsberg,<br />
Hcere van Vischhuizen en Wiarden, Grietman<br />
over Oostdongerdeel, en Jr. Philippus van Ho<br />
malda, Raad Ordinaris in den Hove van Fries,<br />
land.<br />
Ter gedachtenisfe van dit Werk vindt men<br />
nog hedendaags op de eene zyde de Wapens<br />
van Schwartzenberg en ./Ebinga van Huuialda,<br />
en daar onder deeze woorden:<br />
DEO ET POSTERIS.<br />
Georg Wilko van Schwartzenberg en Ho*<br />
henlandsberg, Heer van Vischhuizen en Wiarden,<br />
Grietman over Dongeradeel, Oostzyde<br />
der Ptsfens, en Gedeputeerde Staat van <strong>Friesland</strong>,<br />
ende Jr. Philippus van Humalda, Raad<br />
Ordinaris in dsn Hove van <strong>Friesland</strong>, beide<br />
gecommi: teert wegens de Eigenaars tot het<br />
leggen van de Nieuive Sluis van Ezumazyl.<br />
Aan de andere zyde ziet men de Wapens en<br />
Naamen van de gelastigden der Meyers, van de<br />
Aanneemers en Opzigters van dit Werk, en<br />
daar onder:<br />
D. O. M. E. P. S.<br />
Ecce
van F R I E S L A N D . 91<br />
Ecce locum, quondam falfis ubi Dongria nostra<br />
Fluctibus oppofuit lignea claustra luis.<br />
Jam miramur opus firmum tam furgere nostrum,<br />
Quodque tot impenfis ha:c Cataracta datur.<br />
Lignea deftructa est curisque recondita nostra,<br />
Schwartzenbergiacis ficut Humalda fuis.<br />
Annue tu ca;ptis Deus optime maxime nostris<br />
Neptuni ut, fortis hic reprimatur aqua.<br />
Egbert Burgman.<br />
Zo is door Gods genadigen zegen de eerfte<br />
Steen van dit kostelyk Gebouw gelegt den<br />
-7 J un<br />
Y 1671 , des avonds tusfehen vier en<br />
vyf uur by de Heeren Wilco van Holdinga,<br />
Vry heer toe Schwartzenberg en Hohenlandsberg,<br />
Heer van Vischhuizen en Wiarden, Old<br />
in 't achtfte jaar, en Jr. Frans van Humalda,<br />
Old in 'telfde jaar,en heeft CorneÜus Bosman,<br />
Notaris Publicus , Fiscaal en Ontfanger van<br />
Oostdongerdeel, tot dit gebouw gedaan grooten<br />
dienst en yver.<br />
/E. M. S.<br />
Accipe posteritas qnod per tua fecula narres,<br />
Fluctibus hcec Cataracta tuis Neptune refiflit.<br />
P. Humalda.<br />
In 't begin der zestiende eeuw, en zo lang de<br />
Oosrtrumerzyl nog gangbaar was , kwam 't<br />
onderhoud van deeze Sluis ten laste der dorpen<br />
Anjum, Engwierum, Ee, Mykerk, Pa:zens,<br />
Lioesfens, Morra en de kloosters Zion en<br />
Weerd, beneffens de Adelyke Staaten Tjebbema<br />
en<br />
ALGE*<br />
MEENE<br />
VING.
Ai GE-<br />
MI.ENE<br />
BESCIIRY-<br />
VING.<br />
92 Tegenwoordige Staat<br />
en Aldterp, met her dorp Niawier; terwyl de<br />
dorpen Jouswier , Oostrum , Aalfum , Wetfens,<br />
Metslawier en eenige landen bewesten<br />
de Ptezens, fchatpligcig aan de Zyl by Oostrum<br />
bleeven. Doch nadat men ,voor omtrent twee eeuwen<br />
beilooten had de Oostrumer Zyl te dammen,<br />
omdat de Ezumer alleen genoegzaam in ftaat was,<br />
om althans het grootfte gedeelte van Oostdongerdeel<br />
op eene behoorlyke peil van water te<br />
houden , zyn zorhmige landen , die voorheen<br />
hunne uitwatering door de Oostrumer-Zyl hadden<br />
, onder de verpligtinge gebragt om hunne<br />
Zyl - fchatting aan de Ezumer Zyl te betaalen.<br />
Deeze Schatting is echter zeer maatig , bedraagcnde<br />
niet meer dan een' halven ftuiver van ieder<br />
pondemaate lands, hoe hoog of laag ook anders<br />
de- gemeene Zyl - fchatting in Oostdongerdeel<br />
moge loopcn. De reden hiervan is<br />
ongetwylïeid ceeze, dat die landen geen' anderen<br />
dienst van de Ezumer Zyl hebben, dan dat<br />
zy daar door het water kwyf worden , welkze<br />
uit de Paazens door het Jaarla gat ontvangen<br />
hebben , terwyl de overige het hunne door<br />
Dokkum, of om de Stad , naar de Nieuwe<br />
Zylen uitlosfen.<br />
In West- In Westdongerdeel fchynt men eertyds eene<br />
donger Sluis gehad te hebben, ter plaatfe daar de<br />
deei heeft<br />
Hulp, uit de Paezens (pruilende , even boven<br />
men<br />
•waar Wierum, recht op den Zeedyk aanloopt. Ook<br />
fchynlyk zal de Vaart , die van Dokkum voorby de<br />
meer dan dorpen Hiaure en Hantum naarTemaard loopt,<br />
eene Zyl<br />
en vervolgens by de Vischbuuren tegen den<br />
gehad.<br />
Dyk floot, insgelyks eene uitwatering in Zee<br />
gehad hebben; gelyk ook te denken ftaat van<br />
de
van F R I E S L A N D . 93<br />
de Holwerder Vaart, die by het eerfte Tolhuis,<br />
uit de Dokkumer Trekvaart of Ee ,<br />
voorby V aard, ten westen van de dorpen Bornwerd,<br />
Foudgum, Brantgum en Waaxens, naar<br />
Holwerd loopt, zynde het buitenland, aldaar<br />
voorheen aangefpoeld, in den jaare 1580, en<br />
dat, welk men voor de Vischbuuren heeft,<br />
tien jaaren laater ingedykt.<br />
ALGE-<br />
V1E! NE<br />
Bi SCHRY»<br />
V1KG.<br />
Ferwerderadeel had oudtyds zyne uitwatering De Leye<br />
in de Middelzee door de Leye ; doch federt was oudtyds<br />
de<br />
dat het Bildt is in de wereld gekomen, is de uitwate<br />
Leye eene Binncnlluis geworden , welker Zyl - ring van<br />
roede thans eene Binnenvaart is, die zo wel Ferwerderadeel.<br />
met de Binnenwaters van Oostergo als met die<br />
van Westergo gemcenfehap heeft.<br />
De uitwateringen van het Bildt laaten zich Het Bildt<br />
best tot de nadere befchryving uier Grietenye heeft<br />
thans<br />
verfchuiven, om dat 'er thans geene te vinden<br />
geene<br />
is, die zich door eenige Sluis naar Zee ftrekt, Zeeflui-<br />
gelyk eerst de Oude en vervolgens de Nieuwe zen.<br />
Zyl, thans beide verlamd, daartoe plagten te<br />
dienen.<br />
In Barradeel, dat naast aan het Bildt paalt, In Barra<br />
vindt men, een halfuur ten Noorden van Hardeel heeft<br />
men ,<br />
lingen, de Ropta- Zyl, welke door koop het Roptazyl.<br />
eigendom deezer Stad geworden is. De landftreek<br />
tusfehen Franeker en de Bierumen heeft<br />
hier door haare waterlosfing naar Zee, langs de<br />
zogenaamde Ried , welke van Franeker derwaards<br />
ftroomt. Voorheen diendeze ook tot<br />
eene uitvaart voor de Schepen ; doch federt<br />
lang isze, zo wegens merkelyke verzanding en<br />
opdrooging der gemelde Binnenvaart, als het<br />
opgehoogde buitenftrand, daar toe nu niet<br />
meer van dienst. Harlingen heeft voorzeker
ALGE-<br />
JU EENE<br />
BESCURY-<br />
VING.<br />
Binnen<br />
Harlingen<br />
telt men<br />
vier<br />
Sluizen.<br />
34<br />
Tegenwoordige Staat<br />
ker geene reden om te wenfchen dat dit anders<br />
wa r<br />
e, dewyl nu alle doorvaart naar buiten door<br />
de Stad gefchieden moet, 't welk haar in verfcheiden<br />
opzigten tot voordeel ltrekt.<br />
Harlingen, op Leeuwarden na, de grootfte<br />
en aanzienlyklte der Friefche Steden, is van<br />
vier Waterlluizen voorzien. Twee daarvan, de<br />
Rinnertsfluis en Landsfluis, doorgaans het Landszyltje<br />
genoemd, dienen alleen tot waterlosiing,<br />
en worden ook anders niet dan daar toe geopend.<br />
De laatfte deezer twee Sluizen van<br />
minder noodzaakelykheid geoordeeld zynde,<br />
werd in den jaare I757gedamt; doch de ondervinding<br />
leerde eerlang datze geenszins voor<br />
overtollig te houden was; dezelve werd daarom<br />
in den jaare 1780 wederom geopend , hoewel<br />
merkelyk vernaauwd. De kosten hiervan werden<br />
door het Algemeene Land gedraagen, doch<br />
op deeze voorwaarde, dat de Stad het onderhoud<br />
daarvan in het toekomende voor haare<br />
rekening moest neemen. De twee andere<br />
Sluizen, die meer binnenwaards gelegen , en<br />
by de naamen van Groote en Kleine Sluis bekend<br />
zyn, dienen niet alleen tot weering van<br />
het buiten- en tot ontlasting van het binnenwater<br />
, maar ook tot ophouding van hetzelve,<br />
wanneer het gerief der binnenvaarten zulks,<br />
by aanhoudende droogte, vereischt. Daarenboven<br />
geeven deeze Sluizen , inzonderheid de<br />
Groote, eene vrye uitvaart naar Zee aan de<br />
Schepen,die van Franeker en elders komen, en<br />
den wil naar Holland of eenige andere plaatfen<br />
der Republiek hebben.<br />
Mak-
van FRIESLAND. 95<br />
Makkum, wel geene Stad, maar een zeer ALGEaanzienlyk<br />
en welvaarend Dorp of Vlek, had MBfiNE<br />
BESCHRY-<br />
voor dêezen twee Zylen. De , voornaamfte<br />
VING.<br />
vindt men in de gebuurte Statuin,' en is op<br />
Te Mak<br />
kosten der Provincie aangelegd in den jaare kum had<br />
1663. De andere , die van minder belang men eer-<br />
1 was, en van ouds Oldeklooster zyl genoemd tyds twee<br />
Sluizen,<br />
' werd, lag meer ten Zuiden, en kwam ten laste doch<br />
der .Zylpligtige Eigenaaren. Beide deeze Zylen thans maar<br />
hebben haare byzondere Zylroeden, welke het eene.<br />
water uit het Makkumer of Koudmeer ontvingen<br />
, en door dezelve in Zee bragten. Doch<br />
de eerlle deezer Zylen heeft men, in den jaare<br />
1778, met zwaare kosten vernieuwd en merkelyk<br />
verwyd, om zo wel de fcheepvaart als<br />
uitwatering te begunftigen, en federt werd de<br />
andere Zyl min noodzaakelyk gekeurd, en<br />
daarom gedamt.<br />
De naaste Zyl aan die van Makkum is de Worku<br />
Workumer, welke geheel en al tot last en mer zyl.<br />
1<br />
voordeel der Itad Workum komt. Deeze Zyl<br />
i is inderdaad van veel belang. De naastgelegen<br />
1 waterryke Grietenyen Wonzeradeel en Wym-<br />
: britzeradeel moeten hierdoor ver het meeste van<br />
haar overtollig water llyten; ook wordt de<br />
3 fcheepvaart naar buiten door deeze Sluis groo»<br />
1 telyks beguntligd , zynde zy wyd genoeg om<br />
[ groote Koffen en Smakken, zo te Workum als op<br />
; andere plaatfen, meer landwaards in gebouwd,<br />
cdoor te laaten. Ondertusfchen heeft deeze Stad,<br />
\uit hoofde van de zwaare kosten, noodig<br />
ttot het onderhoud van haare waterwerken ,<br />
ten inzonderheid van de buitenried of zool der<br />
Zyl,
AtOE"<br />
3VIEKNE<br />
BESCHRY.<br />
VIKG.<br />
Hindelooper<br />
zyl.<br />
Molqueruraer<br />
zyl.<br />
96 Tegenwoordige Staat<br />
Zyl, waar langs zo wel de vaart als uitwatering<br />
naar Zee ftrekt, meer dan eens aanzienlyke on?<br />
derttanden uit JS Lands kas ontvangen.<br />
Hindeloopen, niet verre van daar, op eenen<br />
uithoek en ten grooten deele als een Schiereiland<br />
in de Zuiderzee gelegen, is insgelyks met<br />
eene Zyl voorzien, welke ten jaare 1619, op<br />
kosten der Zyipligtige Ingezetenen, grootelyks<br />
is verbeterd en verftcrkt geworden. • De groote<br />
toevoer van het binnenwater, dat uit de menig,<br />
vuldige Meeren en Poelen van Hemelumer 01devaart<br />
voortkomt, zou de Stad zelve in geen<br />
klein gevaar brengen, zo hier niet een vrye<br />
en ruime uitloop voor 't zelve gevonden wierd.<br />
Ondertusfchcn valt het onderhoud deezer Zyl<br />
voor zo klein eene Stad als Hindeloopen en de<br />
verdere aanleggende Zylpligtigen te zwaar om<br />
het alleen te draagen. De Hooge Regeering<br />
des Lands heeft, dit inziende, dezelve ook meer<br />
dan eens merkelyk onderfteund, en wel inzonderheid<br />
federt dat de geduchte wormplaag onze<br />
Zeewerken in 't zigtbaarst gevaar begon te<br />
brengen.<br />
De Molquerumer zyl, die zuid waards van<br />
Hindeloopen ligt, en haaren naam aan het bygelegen<br />
dorp Molquerum verfchuldigd is,<br />
I brengt, even als de voorgaande, zeer veel waters<br />
naar Zee, datze uit de aangrenzende Meeren<br />
enEruime waterplasfen in grooten overvloed ontvangt<br />
; zonder echter tot de fcheepvaart naar buiten<br />
gefchikt te zyn. De Ingezetenen van gemelde<br />
dorp, tot nog toe met het onderhoud deezer Zyl<br />
bezwaard zynde, hebben over dien last, niet<br />
zon-
van F R. I E S L A N D. 97<br />
zonder reden, menigmaal geklaagd; oordeelende<br />
dat de belasting van het onderhoud zich even<br />
Verre als het nut der uitwateringe behoorde uit<br />
te flrckken. Ook werd dezelve, ter voorkominge<br />
van dien last en de moeilykheid daarover,<br />
voor ruim eene halve eeuw gedamt; doch met<br />
d,en uitflag, dat het nadeel, hier door aan de<br />
ontlastinge van het overtollige binnenwater toegebragt,<br />
by de lleeren Gedeputeerde Staaten<br />
groot genoeg gerekend wierd, om den Zylpligtigenhet<br />
weder opruimen en gangbaar maaken<br />
van gemelde Zyl te gebieden. Die van Molquerum<br />
leverden wel een fmeekfehrift aan 's Lands<br />
Staaten in, om van dien drukkenden last voor<br />
akoos onthceven te worden; dcch hebben 't<br />
daarmede niet verder konnen brengen, dan dat<br />
hun eene fomme gelds van twee duizend en<br />
twee honderd guldens uit 's Lands kas verfchooteh<br />
wierd, om hen dus aan gereede penningen<br />
te helpen; doch onder dit uitdrukkelyk beding<br />
dat zy dezelve in drie jaartermynen wederom<br />
moesten betaalen, blyvende als van ouds het<br />
onderhoud der Zyl ten laste van Molquerum.<br />
ALGE-<br />
MEttNE<br />
BESCHRY-<br />
VIKG.<br />
Stavoren, ten zuidwesten van Molquerum, Stavoren<br />
insgelyks aan de Zuiderzee gelegen, is van twee is van<br />
Zylen voorzien, welke van wegens den grooten twee Zylenvoor<br />
toevloed van binnenwater, uit de menigvuldige<br />
zien.<br />
Meeren en Stroomen van de Grietenye Hemelumer<br />
Oldevaart en INoordwoIde derwaards<br />
heen fchietende, een groot gedeelte van Westergo<br />
tot ontlasting van het zelve dienen, en<br />
de doorvaart naar buiten grootelyks begunftigen.<br />
De Fluisfen, de Morrha, het Haanmeer,<br />
de groote Gerfloot, de Gronzen, 't Fleit en<br />
G nog
ALOE-<br />
JVtEENE<br />
VING.<br />
Take of<br />
Taïkezyl.<br />
98 Tegenwoordige Staat<br />
nog artderé wateren van minder belang, ontlasten<br />
zich daar door in Zee. Het onderh md<br />
deezer Sluizen en verdere Zeewerken is voor<br />
Stavoren, vooral in deszelfs tegenwoordigen<br />
toeftand, een drukkende last. De Staaten des<br />
Lanls zyn daarom der Stad wel eens te hulpe<br />
gekomen, zonder evenwel daar toe eenige gehoudenheid<br />
te willen erkennen.<br />
Take of Taakezyl, bykans Oostwaards vari<br />
Stavoren, legt in de Grieteny Gaasterland, aan<br />
eenen inham der Zuiderzee. In vroegere tyden<br />
w a s d e e x e<br />
en nog omtrent het jaar 1495, Zyl*<br />
beneffens die van Workum, de eenige bekwaame<br />
haven voor Westergo. Doch federt dien,<br />
tyd is de gedaante der zaaken grootelyks veranderd<br />
, en ook deeze Zyl nu van minder belang<br />
dan wel voorheen. Ondertusfchen dientze nog<br />
tot eene vrye en ruime uitvaart naar Zee ,<br />
en tot uitwatering van verfcheiden Meeren eri<br />
Stroomen. De vaart derwaards is bekend by<br />
den naam van Ee, of Ea, en wordt ook op<br />
fommige kaarten wel de Ryn genoemd. Uit het<br />
Slooter Meer voortkomende looptze door de<br />
ftad Slooten, en geeft een' zeer bekwaame uit •<br />
vaart naar buiten. Deeze Zyl was, naar 't<br />
Ichynt, wel eer een Grietenye Zyl: men vindt<br />
althans aangetekend, dat aan den Heere S. Van<br />
Ofinga, op zyn verzoek in den jaare 1644*<br />
vryheid verleend wierd tot het heffen van een'<br />
maatigen tol op de uit- en invaarende fchepen,<br />
öm daar uit de kosten goed te maaken, die?<br />
vereischt werden om de Zyl behoorlyk te ver*<br />
diepen en te onderhouden; doch thans komt<br />
zy ten laste en voordeele der Provincie.<br />
INaase
van FRIESLAND. 99<br />
Naast aan deeze Zyl ten Zuidoosten vindt<br />
men die van de Lemmer, welke naar dit bioeijende<br />
en van ouds vermaarde dorp de Lemfter<br />
zyl bet, en van zeer veel nut is, zo om het<br />
Lemfter-<br />
binnenwater,dat uit het TjeukeMeer en andere zyl.<br />
• wateren herwaards in grooten overvloed heen<br />
fchiet, naar Zee te leiden, als ook ter begunftiginge<br />
van de uit en invaart vceler fchepen, die<br />
hier eene goede haven vinden en eene genoegzaame<br />
diepte om dezelve aan te doen. Deeze<br />
Zyl, waarover voorheen ook wel eens moeilykheid<br />
ontilaan is, wordt thans, even als Taèke<br />
zyl, op kosten van den Lande onderhouden.<br />
De Schooterzyl, doorgaans de Oude Schoo Schooter»<br />
terzyl genoemd, ligt ten Zuidoosten der voor zyl.<br />
gaande, en is, de laatlte der Friefche uitwateringen<br />
naar Zee, fchoon niet onmiddelyk aan<br />
Zee, maar in de Kuinder of Tjonger gelegen.<br />
Een groot gedeelte der Zevenwouden wordt<br />
daar door van zyn overtollig water ontlast Dit<br />
kan ook zeer gemaklyk gefchieden , dewyl<br />
gemelde rivier van daarnaar Slykenborg ftroomt,<br />
zich aldaar met de Linde vereenigt, en vervolgens<br />
by het vlek of fteedje Kuinder in Zee valt.<br />
Deeze Zyl wordt nu, even als de twee naastvoorgaande,<br />
op kosten van den Lande onderhouden.<br />
Na dus <strong>Friesland</strong>s Buitenzylen of Sluizen in<br />
orde afgehandeld te hebben , konden wy ,<br />
om de gelyk heid der ftoffe, de Binnenzylen gepastelyk<br />
laaten volgen; doch dewyl deeze veel<br />
in getal zyn, en de meeste daar van niets byzonders<br />
behelzen, zou derzelver befchryving<br />
weinig meer dan eene drooge optelling te ach-<br />
G 2 ten<br />
ALGE.<br />
MEI'NE<br />
BcsciiRY.<br />
VING.
ALGE- •<br />
MBENE<br />
B r<br />
scimY-<br />
VXKG.<br />
IOO Tegefïwoora'ige Staat<br />
ten zyn, waarmede wy den L'eezer niet werifchen<br />
te verveelen. Alles derhalven, wat daaromtrent<br />
eenige aanmerking zou verdienen, fpaaren<br />
wy tot de byzondere befchry ving der Grietenyen<br />
en Dorpen , waarin • dezelve te vinden<br />
zyn.<br />
Van de Luchtsgelleldheid in <strong>Friesland</strong><br />
Luchtsge.<br />
fteldheid ftaat ons nu nog iets te melden. Over<br />
in Fries- 't algemeen is dezelve taamelyk getemperd,<br />
tand.<br />
en dus niet ongezond, gelyk men van de veelvuldige<br />
wateren en laage gronden fchynt<br />
te moeten verwachten, omdat daar door , vooral<br />
in den Herfst en Wintertyd, eene vochtige en<br />
dus niet zeer gezonde lucht veroorzaakt wordt.<br />
Dan de Westelyke winden, die als dan, bui-»<br />
ten Vorst , dikwyls , en nu en dan vry fterk<br />
doorwaayen , zuiveren de lucht van veele<br />
kwaade dampen en uitwaasfemingen , welke<br />
•daarin anders zouden blyven hangen. Aanr<br />
houdende vochtige Zuide winden brengen daarom,<br />
al doorgaans , deeze of geene ongemakken<br />
en ziekten voort, waar voor men door eene<br />
drooger luchtsgelleldheid bewaard zou zyn gebleeven.<br />
De groote onbeftenoigheid van We <<br />
der, die hier te lande vooral aan de Zeeplaatfen<br />
heerscht, wordt van veelen , ten nadeele<br />
hunner gezondheid, te weinig ia acht genomen.<br />
Ook gaan gemelde WesKwinden wel eens<br />
met regen gepaard, of worden 'er van gevolgd.<br />
Niettegenftaande dit alles leeven de Landzaaten,<br />
die de maatigheid weeten te betrachten ,<br />
en de vereischte beweeging genieten, hier vry<br />
gezond, zyn fterk, en worden oud, zo dat de<br />
voorbeelden van eenen tachtig-, negentig-, en<br />
zelfs
van 'FRIESLAND. lor<br />
zelfs honderd jaarigen ouderdom hier niet ontbreeken<br />
, hoewel deeze laatlfe zeldzaam zyn.<br />
Byzondere Landziekten heerfchen hier niet meer<br />
dan elders.- De Scorbut, of Scheurbuik ,<br />
gelyk men hier fpreekt,' heeft dit Gewest met<br />
andere fin: eken van het Noorden gemeen.<br />
De Zomers zyn hier, even als in Holland<br />
en elders, tcamelyk warm en droog, zelfs in,<br />
fommige jaaren wel eens zeer heet. In den<br />
Herfst heeft men hier veeltyds dampig , mistig<br />
en regenachtig Weder ; ook ffeeken 'er dan<br />
wel eens hevige ftormwinden uit het Zuidwesten,<br />
Westen of Noordwesten op : en vam deeze<br />
zyiv de laatüe voor <strong>Friesland</strong>, uit hoofde<br />
van de ftrekkinge zyner Zeedyken :<br />
, ver de gevaarlykfle,<br />
gelyk op den veertienden en ccnentwintigfren<br />
der Slagtmaandvan 177$ en 177Ó<br />
gebleeken is, zynde toen, en wel inzonderheid<br />
door den laatften ftorm, zeer veel fchade aan<br />
<strong>Friesland</strong>s Zeewerken in 't gemeen, en aan die<br />
van Harlingen in 't by zonder toegebragt; waarvan<br />
de inwoonders dier Stad nog heden gevoel<br />
hebben, door het draagen eener belastinge van<br />
twaalf fluivers op ieder Schoorfteen, en van<br />
vyftien fluivers op ieder Anker Wyn , welke<br />
toen , met goedvinden der Heeren Staaten,<br />
boven de oude belasting, voor. den tyd van achtjaaren<br />
is ingevoerd, om daar uit de middelen;<br />
tot herftelling der geleeden fchade te vinden.<br />
Het zo even gezegde wegens het Herfstweder<br />
vatte echter niemand zo op, als of men hier nini- 1<br />
ALGE.<br />
MEI-NE j<br />
BESCIIEÏ»<br />
VING.<br />
Verfchek<br />
denheid<br />
van<br />
Weder.<br />
iner eenen warmen, droogen en aangenaamen<br />
Herfsttyd had. Niet zelden wordt de Zomer<br />
daar door als verlengd, en de barre wintertyd.<br />
G 3 ver-
ALGE<br />
MEEN Ë<br />
BESCHRY-<br />
VISG.<br />
joa Tegenwoordige Staat<br />
verkort; 't welk reeds al voor nuttig te houden<br />
is , te meer omdat dan de vrachten op. riaaren<br />
tyd gewonnen , en de koornlanden naar<br />
vereisen bemest , beploegd en bezaaid kontun<br />
worden. Ik zwyg dat een drooge Herfst,<br />
volgens veeier waarn .e uing , v)or eei' voor.boode<br />
van een volgend vruchtbiar jaar mag<br />
gehouden wordm Maar hoe ook de Herfst<br />
afloope, de Winters vallen in deeze Gewesten<br />
wel eens vry geilreng, geiyk met veeie voorbeelden<br />
ligtelyk te ltaaven viel : dk allem zy<br />
daaromtrent genoeg, dat, by ons geheugen, de<br />
Zuiderzee wel eens zo digt hevroo^en is geweest,<br />
dat men tut <strong>Friesland</strong> in menigte, met<br />
paarden en fledei, naar d.' Hollandfche kusc<br />
over Hak. Met Oostelyke, Zuid en Noord-<br />
Oostelyke winden heeft men hier doorguns de<br />
ftrengfte koude, hoevvel het ook nu en dan<br />
met andere winden wel eens , doch minder<br />
fterk gevroozen heeft Tei aanzien van het<br />
beginnen en eindigen der Vorst, valt uit het<br />
éene jaar niet het minfte gevolg tot het andere<br />
te trekken; doch dit gaat vry algemeen door ,<br />
dat, wanneer het in de afgelegene Gewesten<br />
van 't Noorden en Oosten fterk begint te<br />
vriezen, men in deeze oorden ook doorgaans<br />
al dra meer of minder vorst krya;e. Somwylen<br />
loopen geheele Winters zonder merkelyke<br />
Vorst voorby. De Sneeuw valt hier te lande<br />
zelden zo veel en dik als wel in andere<br />
Gewesten ; doch zoze tot eene maatige dikte<br />
valt, isze voor de Win ter vruchten van zeer<br />
veel nut, omdat dezelve daar door voor de<br />
ftrenge koude en fcherpe winden beveiligd<br />
war-
van F R I E S L A N D . 103<br />
worden, terwyl de falpeterige deelen den grond ALGEter<br />
bemestinge dienen. De Lente evenwel , jjjgjyfc,<br />
boe draaglyk en zacht ook de Winters mogen V 1 K Q.<br />
zyn, fpant verre de kroon. Men heeft ondertusfchen<br />
in Lente - en Grasmaand , ja zomwylen<br />
in Bloeimaand, wel eens koude en vorftfge<br />
nachten , tot merkelyk nadeel van de<br />
blocyende Ooftboomen en andere gewasfen.<br />
Toch dit is verre van algemeen ie zyn, en dus<br />
blyft deeze tyd der herleevende Natuur aangenaam<br />
voor menfehen en beesten beide.<br />
Aan Donder en Blixem is men hier te lande ^^" e m<br />
op verrj na zo veel niet onderworpen als in de js h j e r<br />
bergachtige Gewesten van Duitschland en niet zo<br />
elders : en echter is men 'er hier geenszins van gemeen<br />
als eldeïS<br />
bevryd ; zelfs gebeurt het wel eens, dat dit »<br />
©ntzachlyk verfchynzel der Natuur hier vry<br />
zwaar vernomen en van jammerlyke af brandin^<br />
gen van Hutzen, Schuuren, en wat des meer<br />
is, gevolgd wordt. Doch in deezen zo wel<br />
als in andere opzichten ftaat <strong>Friesland</strong> zo gelyk<br />
met de andere, vooral vlakgrondige , Nederig<br />
.Ifche Gewesten, dat wy ons daarover niet<br />
behoeven uit te laaten.<br />
Cf 4 DEIU
Al.OE-<br />
BP.SCHR.Y-<br />
VI.MO.<br />
Nadere<br />
Befctiryving<br />
der<br />
Friezen.<br />
getlalte ei<br />
geaart.<br />
heid.<br />
Maaken<br />
weinig<br />
werks<br />
van de<br />
Weeding.<br />
104 Tegenwoordige Staat<br />
DERDE HOOFDSTUK.<br />
Over de Oudere en laatere Friezen , bunnt<br />
geaartheid, beftaan en leevenswyze.<br />
N a de algemeene Befèhryving van <strong>Friesland</strong>,<br />
door ons in de twee voorgaande Hoofddeelen<br />
opgegeeven, liggen deszelfs Bewooners<br />
natuurlyk aan de beurt. Reeds in het eerfte<br />
Hoofddeel bleek ons, dat de Friezen van Duitfche<br />
afkomst, of althans met de Duitfchers<br />
van den zelfden oorfprong zyn. Om derhalven<br />
het gezegde hier niet te herhaalen, beginnen<br />
wy roet de Oude Heidenfche. Friezen wat nader<br />
te fchetfen.<br />
De Friezen waren doorgaans vry lang van<br />
1 geftalte , geel van hair , nors van weezen<br />
en opflag van oogen , fterk van lichaam, en<br />
wel gehard tegen honger en koude, maar<br />
minder tegen zwaaren arbeid en veele wederwaardigheden.<br />
Hitte en, dorst, konden<br />
zy het minst van allen verdraagen. Vlug en<br />
vaardig van lichaam zynde, waren zy recht gefchikt<br />
tot de Jagt en Visfchery, gelyk ook tot den<br />
kryg en andere gewigtige onderneemingen.<br />
Van de kleedinge werd weinig werks gemaakt,<br />
vooral in jongere jaaren, wanneerze geheel naakt<br />
liepen, 't welk niet weinig toebragt om hen<br />
tegen koude en andere ongemakken des te<br />
meer te wapenen. Een beestenvel, dat het<br />
lichaam
van F R I E S L A N D. 105<br />
lichaam maar ten dè'èle dekte, en met een nagel<br />
óf doorn om den hals vastgemaakt, doch<br />
lieraadshalve w>d eens met. zeker, vocht van<br />
Zeedieren, waarfchyr.lyk Kobben, bcfcinlderd<br />
werd, was voor volwaslcrieri,, inzon derheid by<br />
felle koude , alles wat tót hunne kleeding<br />
noodig was. Die dndèr tién van c cerlle aanzien<br />
waren droegen een' Rydrok , wèfke met<br />
een gesp , of. by gebrek daarvan , met een.<br />
doorn o'm dén hals 'toegemaakt was, en zo<br />
roirtóow<br />
(t) Her vlegten des 'hairs i's'in <strong>Friesland</strong> nog- niet<br />
.. ganfchelykin onbruik. Veele Vrouwen.uit den Bur-<br />
erllaat., welke zogenoemde' Duitfche IVIutfen draagen,<br />
f edienen ''er 'zich' 'vau ; doch te Hindeloopen en Mol-<br />
* querum , daar zo wel de Taal als Kleeding het naast<br />
aan die der Ouden komt, heelt inzonderheid nog eene<br />
"dergelyke-behandeling by de Vrouwen plaats, zelfs hec<br />
bleeken van 't hair niet uitgezonderd.<br />
G 5<br />
VIEKNE<br />
3ESC^JJ5«<br />
nna.'<br />
r, .<br />
(Ififi risv<br />
digt om 't ïyf floot, d|t hunne waare gellalte 'K I!3b!'jb<br />
r<br />
'er bykans even kenbaar om bleef. De klc'eding<br />
'der Vrouwen verfehilqe weinig van die. q<br />
der Mannen, uitgezonderd dat, zy zich door w.. -..<br />
gaans van linnen kleedereri,. met purper verfiere.,<br />
bedienden, en hals en ajfinéri bloot aè*<br />
lil iv i j>iX$ssrifj; r.'i ffic noil th,i 'K»(ntyl<br />
ten. ..<br />
Het Hoofdhair, dat doorgaans ros bf ged Maar veel<br />
achtig was, merkten zy als. hun vóornaamiVe van het<br />
hoofd<br />
fièraad aan ; gaven zich veel moeite om hét<br />
hair.<br />
door zekere loog, van asfehe toebereid, nog<br />
fchooncr te maaken; knoopten of' Vlogreri hec<br />
boven op het hoofd tarnen, en overdekten het<br />
' met een klein kapje (f). De ïiomeinen na-
ior5 Tegenwoordige Staat<br />
ALGE- I<br />
ME ENE<br />
BESCHRY- 1<br />
namen, by hunne komfte hier te lande, zo veel<br />
genoegen in deeze wyze van verfieringe, dar.<br />
zy dezelve naaapten, door het hair niet al<br />
VIMG.<br />
leen te verwen, maar ook met vylzel van Goud<br />
te beftrooien, of anders hetzelve van de Duit -<br />
fchers te koopen, en den gevangenen met geweld<br />
af te fnyden, om 'er hunne hoofden meê<br />
te verfieren.<br />
Met Baard Omtrent Baard en Knevels had meer dan<br />
cn Kne eenerlei gewoonte plaats ; want daar fommigen<br />
velshandelden zy 'gewoon waren , lange opgezette knevels te<br />
niet allen draagen, en. hunne baarden zindelyk te krullen,<br />
op dezelf lieten anderen dezelve glad affcheeren , hierde<br />
wyze.<br />
door meer' een fchoon dan een manhaftig voorkomen<br />
bedoelend \ Zy waren ook. inderdaad,<br />
zo wel als. alle 'Noordfche volkeren, blank en<br />
'fchoon van lichaam en aangezigt; vooral dezulken<br />
, die hunnen meesten tyd binnens huis,<br />
of in den lommer van het geboomte fleeten^<br />
zonder zich veel aan brandenden Zonnefchyn,<br />
bloot te (lellen.<br />
padden Bemuurde Steden hadden zy ten tyde de*<br />
geen be- •Romeinen niet; zelfs konden zy, volgens het<br />
muurde<br />
zeggen van Tacitus, geene gemeenfchap van<br />
Steden,<br />
en maar wooninge verdraagen, en maakten hierom hun<br />
geringe ne Dorpen niet naar de manier der Romeinen,<br />
woonin- met famengeklemde of aan een gevoegde hui<br />
6«n.<br />
zingen ; elk omringde zyn huis met zekere<br />
ruimte (t)> zo niet ter voorkominge van<br />
brand,.<br />
r-n Deeze ruim'e draagt nog hedendaags, in ver het<br />
erootlte gedeelte van <strong>Friesland</strong>, den naam vm Hiem,<br />
en hier in heeft men, naar alle waarfchynlykheid, dea
van f R U S L A N D . 107<br />
brand, dan ter bewaaringe van hunne vryheid,<br />
i qfuitonku.de van bouwen. En deeze hunne<br />
huizen waren inderdaad nog maar zeer gering:<br />
want geene kennis, aan kalk of dakpannen heb-<br />
| bende, bediendenze zich flegts van eenige ge-<br />
| kromde .paaien, die van boven met takken en<br />
bladen overdekt, en aan de zyden van rys en<br />
reenen gevlogten waren. Tot af veering van<br />
wind en regen befneerden zy deeze wanden van<br />
buiten met leem of koeiedrek, en om 'er van<br />
binnen eenig fieraad aan by te zetten, behVeeken<br />
zy dezelve op fommige plaatfen met zuivere<br />
en blinkende aarde, zo dat het verwen en<br />
kleuren fcheenen te zyn. De Friezen haidjn<br />
1 de meeste hunner Dorpen op Heuvels ot Teri<br />
pen, door de. natuur of zwaaren arbeid opge-<br />
• worpen , o n voor de zwaarite vloeden der<br />
Zee eenigzins beveiligd te zyn (*> Ook<br />
piagtenze wel holen onder de aarde te maaken,<br />
1 én daar op veel drek te brengen, tot eene<br />
[ fchuilplaats voor de koude, en ter bewaariige<br />
1 van hunne graanen en andere noodwendigheden,<br />
die geene harde vorst verdraagen konden. En<br />
was 'er gevaar van door den vyand overvallen<br />
; oorfprong te zoeken van veele Dorps naamen, wèjki<br />
op cm, Hum, of bem eindigen. In de beide -Stelling-<br />
.'Werven draagt deeze ruimte den naan van Bank, wel-<br />
Jike in 't üngelsch den uiterftiu kant of rand van iets,<br />
nby voorbeeld van eene. fontein, betekent; 't wilk dan<br />
;genoigzaan hetzelfde is met hie.n; doen hoe.het zy<br />
pbygeko nin, dit Ai Stellingwervers in d^eze benaaminge<br />
meer overeenkomen met di EngeHeltea, dan d-> overige<br />
Friezen, wier taal met de Ëngelfehe zo naauv ver.<br />
ïnaa.jfciapc is, Iaat ik aan anderen, ter beilisfmge, over.<br />
{*) Zie boven, bladz. 22.<br />
ALGE<br />
MEENS<br />
UISCHRV^<br />
VING.
Al.CE-<br />
BNCÏÜIY-<br />
V1ÈIÜ.<br />
Visfchen<br />
en jaagen<br />
was 't gewoonsbedryf<br />
der<br />
Mannen.<br />
Zy bedienden<br />
zich in<br />
den kryg<br />
van zeer<br />
eenvoudigewapenen.<br />
Hunne<br />
paarden<br />
108 Tegenwoordige Staag<br />
uitgeplonderd te zullen worden, dan rekendenzedeeze<br />
bewaarplaatfen nog niet veilig ge*<br />
noég, maar bedroeven 't beste hunner bezntmgen,<br />
hier of daar-, bedektelyk onder den grond<br />
Hunne leevenswyze kwam volmaaktslyk overeen<br />
met 2ulké wooningea. Visfchen en jaagen<br />
was de gewóone bezigheid der mannen. : De<br />
Landbouw en Veevoeding kwam niet genoeg<br />
by hen in aanmerking om 'er zich veel mee te<br />
moeien; zy lieten dus *t eene en andere over,<br />
voor de vrouwen en ouden van jaaren, wten<br />
't jaagen én visfchen reeds ontkomen was:<br />
Paardryden eri zwemmen was voor hun een<br />
aangenaam tydverdryf, en kwam hunne krygszugtige<br />
geaartaeid, by voorkomende gelegenheden,<br />
wonderlykte lbade, vooral om gewa-,<br />
pend en te paarde de groótfte rivieren en itroomen<br />
over te zwemmen, gelyk zy dit meesterlyk-verltonden.:<br />
Toen het yzer, vooral m de<br />
vroede tyden, nog fchaars by hen was, bediendenze<br />
zich niet zo zeer van zwaarden oi<br />
groote lansfen, als wel van zekere fpeeren,<br />
• Frarneën ijenoemd, en voor aan liet end mee<br />
een fmal en kort yzer. voorzien. Hier meds<br />
wisten zy zeer behendig zo wel van verre als van.<br />
naby re vechten. Behalven zulke Frameen had<br />
de Ruitery ook nog langwerpig vierkante ichitden,<br />
van teenen gevlogten, en met beeldwerk<br />
befchilderd; terwyl het Voetvolk van eene menigte<br />
werpfchichten. voorzien was , met_ welke<br />
het fnedig wist om te gaan, en zeer juist te.<br />
treffen. Hamasfen en ftormhoeden zag men<br />
zelden by hen. Hunne paarden waren wei<br />
ïhel in *t loopen, maar nier, zeer afgerecht op
van FRIESLAND. 109<br />
het wenden en keerën ; en dus beftohd. de<br />
.meeste kracht in 't Voetvolk, waaronder de<br />
bloem der 'jeugd gevonden werd, Vrouwen<br />
en Kinders verzelden hunne Mannen . en Vaders<br />
in den kryg, moedigden hen tot dapperheid<br />
aan, en droegen zorge voor de gekwcts<br />
ten, zich niet ontziende hunne wonden uit te<br />
zuigen, en de terug deinzenden weder tot den<br />
ftryd aan te fpooren, om liever, voor hunne<br />
eere, vryheid, huisgezinnen en bezittingen kloekmoediglyk<br />
ftrydende, te (heuvelen-, dan met<br />
fchande te leeven. Zelden gebeurde het ook,<br />
dat een krygsman zonder Ichild en wapentuig<br />
uit den ftryd kwam: want dit was eene onuitwischbaare<br />
fchande. Als het krygsgefchrei,<br />
waar meê men gewoon was den aanval te beginnen<br />
, door de lucht klonk, toonde zich ieder<br />
een held te zyn: deinsde men eens wat te rug,<br />
't gefchiedde om 't gevecht daarna met des te<br />
meer kracht te hervatten; en dus was het geene<br />
kleinmoedigheid, maar enkele voorzigtigheid.<br />
Een volk van zulk eene geaartheid moest<br />
1 noodzaaklyk weinig fmaak en kennis hebben van<br />
1 de befchaafde weetenfehappen, welke by Rc~;<br />
i meinen en Grieken op eenen hoogen prys fton' j<br />
t den Dit was ook inderdaad hun geval, zelfs 1<br />
i in zo verre , dat mannen en vrou wen noch i<br />
1 leezen noch fchryven konden; waarvan 't onimydbaar<br />
gevolg geweest is, dat ons geene bei<br />
richten wegens hunne vroegfte oudheden door<br />
ihen zeiven zyn nas;elaaten; en wy alles, wac<br />
\wy daarvan weeten, aan de fchriften derRocmeinen<br />
\erfchuldigd zyn.<br />
• Wier-<br />
ALOEV- "<br />
MEENE ' :<br />
.<br />
BES'CHlrf-<br />
VINO.<br />
warén fneï<br />
maar ïrïet<br />
behóorlyt<br />
afgerechti<br />
Vrouwen<br />
en Kinde.<br />
ren gingen<br />
meê ten<br />
ftryde.<br />
Befchaafdeweetenfehappenwerien<br />
van<br />
Ma niet •<br />
jeoefFead.
tut ENK<br />
BESCHRY-<br />
VINÖ.<br />
Gelyk<br />
ook de<br />
Koophandel<br />
niet.<br />
Wat omtrent<br />
het<br />
Huwelyk<br />
van hun<br />
110<br />
Tegenwoordige Staat<br />
Wierden de Weetenfchappen by hen veronachtzaamd,<br />
tot den Koophandel hadden zy insgelyks<br />
noch lust noch gelegenheid : wanc<br />
behalven dat zy, wegers hurné fobere leevens-»<br />
wyze, van geene uitgeftrekte begeerten wisten,<br />
en zich met weinig te vreden fielden, mangelde<br />
het hun ook aan die kundigheden , zonder"<br />
Welke geen koophandel van eenige uitgebreidheid<br />
te dryven valt. Hun voornaamlte handel<br />
Was anders niet dan eene verwisfeiingVan waarë<br />
tegen waare, en dat nog maar alleen binnens<br />
lands tot noodig gerief. Geld was ook<br />
weinig bv hen iti achting, en 't zilver noz al<br />
doorgaans meer gewild dan het gttud, omdat<br />
het in den • dage!yk fchen omgang van meer<br />
dienst geoordeeld wierd: van zilveren vaatwerk<br />
en andere huisv rfierfelen, fchoon het hun ook<br />
van andere volkeren vereerd ware, maakten zy<br />
echter weinig werks Niet ten oorloge of ter jagt<br />
zynde, zat men htele dagen ledig by den haard *<br />
daar hun vleesch gebraaden en hunne fpyze<br />
bereid werd ; doch in de Vergaderingen en<br />
pleo-tige maaltyden , hadden de Mannen hun<br />
afgezonderd vertrek , waarin- geene Vrouwenwerden<br />
toegelaaten.<br />
By 't aangaan hunner HuWelyken werd de<br />
gelykheid van jaaren en grootte oes ucnaams<br />
doorgaans naauwkeuriglyk in acht genomen.<br />
Nooit trouwdenze hunne kinderen jong uit ,<br />
iy in acht<br />
genomen. óm hunne krachten met te vroeg uit te putten.<br />
Voor zyn twintigfte jaar te trouwen werd fchan*<br />
delyk gerekend, daar lang ongetrouwd te blyven<br />
tot eere ftrekte. Meer dan eene Vrouw te<br />
neemen, fchoon by andere volkeren gemeen,<br />
was
van FRIESLAND. "* in<br />
Was hier onbekend; hebbende het alleenlyk den<br />
voornaamften en aanzienlykften vrygeftaan zulks<br />
te doen , doch meer om hunnen ftaat te vergrooten,<br />
dan wel uit onkuischheid. De Bruidschat<br />
werd niet door de Vrouw aan den Man ,<br />
i maar door den Man aan de Vrouw gegeeven ;<br />
! en de trouw gefchiedde in de tegenwoordigheid<br />
i Van Ouderen en Bloedvrienden, aan wien hec<br />
! ftond over de Giften van den Bruidegom te<br />
i toordeelen , en 'er iets van het hunne by te<br />
' voegen. Deeze Huwelyksgaaven, de geaart-<br />
' heid des volks uitdrukkende, ftrekten geenszins<br />
i tot Vrouwelyke dertelheid ot pronkery, maar<br />
.Veel eer tot verfterking van den egt: want zy<br />
beftondcn doorgaans uit een koppel Osfen<br />
ren een gezadeld Paard , met Schild , Spies en<br />
lBoog De Vrouw op deeze wyze verkreegen<br />
izynde, gaf ook gemecnlyks eenige wapenen<br />
:aan haaren Man. 't Een en ander befchouwde<br />
imen als den grootften band, ja als de Heilig-<br />
ALCE-<br />
MEENE<br />
BESCHftY-<br />
VING.<br />
:dommen en Goden des Hüwelyks : ook werd<br />
: der Bruid daar door te binnen gebragt, datze,<br />
i&ls medegezellinne van geluk en ongeluk, aan-<br />
| genomen was tot dezelfde gedachten van oorlog<br />
:en vrede, zo wel als alle andere lotgevallen<br />
i des leevens , en deeze dingen en oeffeningen<br />
t over te erven had aan haare kinderen. Na dus<br />
(den egt voltrokken te hebben, leefde men<br />
(doorgaans kuisch en tuchtig. Zelden hoorde<br />
Zy leefden<br />
tmen van overfpel. Hooglyk roemt Tacitus<br />
doorgaans<br />
cdeeze eerbaarheid onzer Voorouderen, wanneer kuisen er»<br />
Ihy zegt: „ Niemand iacht daar met de on- tuchtig.<br />
deugden; en Ichenden en zich te laaten<br />
,„ fchenden heet men daar geen wereld".<br />
(*) Dat
ï i a •'• Te'geÉwoordlge Staat - \<br />
ALGE- '*YDat is, 'rwasby de Oude Duitieners en<br />
MKENE Friezen zo niet als by de Romeinen , daar men<br />
BESCHRY- fpeeldc met .de ontucht, enze Bemantelde<br />
met de manieren der' eeuw , zeggende : de<br />
tyden brengen hef nu zo mede. .Was eene getrouwde<br />
Vrouw Ongelukkig genoeg van zich<br />
in ontucht te verloopen, zy werdter ftrade<br />
Ëene<br />
overfpee-<br />
Jige<br />
Vrouw<br />
•werd zon<br />
derling<br />
van hun<br />
geftraf't.<br />
, 1 _.. 1 knoron m;in in handen<br />
van dood en leeveu, ra<br />
gefteld, die haar met afgefneeden hair en ontbiooten<br />
lichaamé , in tegenwoordigneid der<br />
-bloedvrienden , ten huize uit en voorts met ec?n<br />
Veesfel de geheele wyk door dreef; zynde<br />
zulk eene misdaad voor zo onvergeeflyk by hen<br />
sehouden, dat noch fchoonheid , noch jongkheid<br />
noch rykdom, haar aan een anoercn man<br />
konhelpen, (t) Zy hadden wel het recht, maar<br />
niet de Barbaarfche gewoonte, van hunne kinderen<br />
te dooden ofte vondeling te leggen , om alzo<br />
het bezwaarende getal te verminderen , en den<br />
hst van derzelver onderhoud en opvoeamge te<br />
verlieten, gelyk by de zo zeer befchaafde<br />
Grieken en Homeinen plaats had. Weshalve*<br />
dezelfde Tacitus hierover, tot onzer Voorouderen<br />
grooten lof, wel mogt uitroepen: „dat de<br />
„ gride gewoonten daar meer „vermogten ,<br />
dan elders de goede Wetten" (§). Dan<br />
hieromtrent moeten de loffelyke zeden, ,m vervolg<br />
vm tyd , eene groote verbastering on-<br />
Nemo illic vim ridet ; nee comimpere et eör.<br />
tumpiSeculum vocatur. Tacit. de Mor. Geun, e. 19.<br />
(+-) Tacitus de Mor. Germ. c. 19.<br />
Plus ibi boni Mores valent, quam alibi bom<br />
leges/laat. de Mor. Germ. c. 19.
M» F R I E S L A N D . 113<br />
dergaan hebben, naardien het, by het doorbree-<br />
ken van 't Christendom hier te iande, in gebruik<br />
en geoorlofd was, de nieuws gebooren<br />
ALCE-<br />
MEENE<br />
BESCHUIT*<br />
VING.<br />
kinderen om het leeven te brengen, zo lang<br />
In de oud.<br />
zy geen melk en honig geproefd hadden: waar fte tyden<br />
om het wel gebeurde, dat zy, die de wreedheid werden<br />
der ouderen afkeurden, en de kinderen in het geene kin.<br />
deren va»<br />
ïeeven poogden te houden, hun by derzelver<br />
hun ge<br />
geboorte, zo ras mogelyk, eenige melk en dood of<br />
honig in den mond itreeken. Naar het verhaal te vonde<br />
van zekeren ouden Schryver, die ons het Leelinggelegd.ven van den H, Ludger heeft nageiaaten, zou<br />
Na dat de<br />
dit gefchied zyn omtrent Liafburg, de Moe- kinderen<br />
1 der van gemelden imdger, zo dra zy ter wereld iets ge-<br />
1 was gekomen: „ want volgens het bevel van fmaakt<br />
hadden,<br />
, „ zyne Heidenfche Grootmoeder van Vaders<br />
ruogt hét<br />
, „ zyde, die verdrietig was, dat haaren Zoone ook zelf»<br />
,, Tjadgrim alleenlyk Dogters gebooren wier-nader<br />
, „ den, zou men de Moeder vau deezen geze- hand niet<br />
gefchie-<br />
, „ genden Ludger , op het eigen oogenblik dert.<br />
,,, haarer geboorte, hebben moeten verdrinken;<br />
,„ dan,toen de ikavinnen dit wreed bevel fton-<br />
,„ den uit te voeren in eenen emmer vol wa»<br />
1 „ ters, ftreefde het wigt daar tegen aan, en,<br />
.„ vatte met uirgeftrekte armkens en handen<br />
„ den rand des emmers aan. als niet willende<br />
, „ verdronken worden. Midlerwyl kwam,'er<br />
,„ eene Nabuurinne by , die dit voorval als<br />
,„ eene befchikking der Hemelfche bermhartig-<br />
,„ heid befchouwde , en medelyden met het<br />
,„ kindeke had; waarom zy het der ilaavirme<br />
uit de handen rukte, 'er mee naar huis liep,<br />
,„ en in alleryl een weinig honig in den mond<br />
,„ Hak; wyl het ongeoorlofd by de Heidenen<br />
H „ was
ALOI-<br />
.MKENE<br />
BesCHRï-<br />
VING.<br />
H4 Tegenwoordige Staat<br />
„ was kinderen te dooden, die iets het min-<br />
„ He gefmaakt hadden" ( * ). Had het dooden<br />
en te vondeling leggen der nieuwsgebooren<br />
kinderen, in de vroegfte tyden, geene plaats<br />
by onze voorouderen, de onnatuurlyke en verderflyke<br />
gewoonte van dezelve door vreemden<br />
te laaten zoogen was toen insgelyks onbekend.<br />
Elke Moeder zoogde haare eigen kinderen,<br />
en voeddeze op zonder dezelve aan Dienstmaagden<br />
of Voedfters toe te betrouwen; weshalven<br />
de oude ruwheid, in deezen althans, zeer verre<br />
boven onze hedendaagfche befchaafdheid te<br />
fchatten is.<br />
Een talryk gezin van kinderen te hebben werd<br />
Het was<br />
eene eere by hen tot eere gerekend, terwyl hy die geene<br />
veele, en kinderen of gellagt had in geene waarde was.<br />
eene By Oomen en Moeyen waren de zusters kinde-<br />
fchande<br />
geene kinren<br />
alzo wel als by hunne eigene Ouders gederen<br />
te zien. Sommigen zelfs hebben deezen band<br />
hebben. des bloeds heiliger en naauwer gerekend, en<br />
gaven 'er daarom naauwkeuriglyk acht op in<br />
het kiezen van pandsmannen, even of die huis en<br />
gemoed nader waren. Wat iemand meer bloedverwanten<br />
en aangetrouwde vrienden had, wat<br />
zyn ouderdom aangenaamer en ontzaglyker<br />
ware: want men moest zich de vriend- en<br />
vyandfchappen zyner ouderen en nabellaanden<br />
noodzaaklyk aantrekken: en echter was men<br />
niet onverzoenlyk. De voldoening en boete<br />
werd van het ganfche geflagt aangenomen; en<br />
dit was zeer nut en dienllig voor het Gemeenebest:<br />
want daar de vryheid grootst is, is de<br />
vyand-<br />
(*) Zie Schot. Befchr. van Friesl. bl. 22.
van F R I E S L A N D . 115<br />
vyandfchap gevaarlykst. Deeze manier heeft by ALGEonze<br />
Natie geduurd tot op de Saxifche tyden. MEENS<br />
BESCHRY-'<br />
Al wat iemand by zynen dood naliet, verviel<br />
VING.<br />
op de kinderen of naaste bloedverwanten, zo<br />
*er geene kinderen waren: want men wist van<br />
1 geen Testament maaken<br />
Geen ander Volk was zo zeer tot gastery en Zy waren<br />
I herbergzaamheid genegen: een' mensch niet te zeer gene<br />
l nerbergen werd voor zeer onbetaamclyk ge- gen tot<br />
gastery en<br />
I houden. Elk ontvingze ter tafel naar zynen<br />
herberg<br />
'ftaat: begon'er iets te outbreeken, de Waard zaamheid.<br />
I ging met zynen Gast, ongenoodigd, by zyne<br />
! buuren, en werd 'er met dezelfde gulhartigheid<br />
[ontvangen. Tusfehen bekenden en onbekeniden<br />
was in 't herbergen geen onderfcheid.<br />
'Vertrok iemand, men gaf hem dat hy eischt<br />
te, hebbende men van anderen eene gelyke be-<br />
I handeling te wachten. Zy verheugden zich in<br />
[giften, doch werden daar door niet verpligt,<br />
t noch rekenden iemand hunne gaaven aan. 't Onthaal<br />
tusfehen Waard en Gast was mild en zoet.<br />
Wan den flaap opgeftaan, ging men in het Bad,<br />
en doorgaans van warm water, uit hoofde der<br />
ikoude luchtftreek; en na zich gewasfehen te<br />
ihebben aan 't eeten, zittende elke man byzonder<br />
aan zyne tafel. Lang te flaapen, en een<br />
iisoed deel van den da? door te brengen met<br />
tö "VM »«4U UCil Uiig UUUI te UlCUgCU I1ICL<br />
«eten en drinken, was de manier in 't onthaa Zy gingen<br />
doorgaan»<br />
lden der gasten. Doorgaans gingenze over dag<br />
gewa<br />
jgewapend, inzonderheid tot hun Werk, handel pend ,<br />
:en gascmaalen, op welken ..iaat niemand tot en knoopten<br />
al drin<br />
Tchande iirekte, den dag en'nacht al drinkende<br />
kende den<br />
laan één te knoopen. Menigvuldige twisten nacht wel<br />
1 vielen hier, naar de wyze der bezoopenen, eens aan<br />
den dag.<br />
II % voor,
M'-ENK<br />
BesCHRY-<br />
«NG.<br />
ti6 Tegenwoordige Staat<br />
voor, welke zelden by enkele fcheldwoorden<br />
bleeven; dikwyls haddenze wonden en doodflagen<br />
ten gevolge. Over 't verzoenen der on-<br />
derlinge vyandichappen en oneemgneaen , nee<br />
trouwen hunner kinderen, en 't maaken van Overheden,<br />
Oorlog en Vrede, plagtenze op hunne<br />
gastmaalen te raadpleegen , even of het gemoed<br />
, gelyk Tacitus het uitdrukt, op geen*<br />
tyd meer open Hond voor eenvoudige gedachten,<br />
of zich verhitte op groote (f).<br />
ty waren De Natie was niet listig of bedrieglyk, maar<br />
openhar openhartig, en beminde daarom alle openingen<br />
tig en ge van 'tgemoed;niettemin wasze gewoon 't geen<br />
trouw in<br />
het hou<br />
heden voorgeflagen was morgen te herkaauwen,<br />
den van en dan te bepaalen 't geen het beste geoor<br />
hun<br />
woord.<br />
deeld wierd. In getrouw hun woord te hou.<br />
den werden zy van niemand overtroffen; al hing<br />
'er ook hun leeven en vryheid aan, zouden zy<br />
het zelve niet verbreeken.<br />
In hunnen dagelykfchen omgang had eene<br />
in cierr<br />
groote gemeenzaamheid in de huisgezinnen<br />
dagelykfchenom-<br />
plaats. Het onderfcheid tusfehen Heer en knecht<br />
fang had viel 'er naauwlyks te ontdekken ; by en<br />
by hen<br />
eene<br />
groote<br />
gemeen<br />
met eikanderen van gelyke fpyze te eeten was<br />
onder hen 't gebruik. Op da- gastmaalen alleen<br />
deed zich de Huisvader van zyne Jongelingen<br />
zaamheid oppasfen en bedienen. Hunne fpyze had niets<br />
plaats.<br />
gemeens met onze hedendaagfche lekkernyen,<br />
en<br />
(t) Tanquan tfflöo .magis tempore aut ad fimpliees<br />
cogitationes pateat- :animus, auc ad magnas incalel'cat,<br />
T»ciu De Mor. Gerra. c. aa.
van F R I E S L A N D , tij<br />
en beftond, ten grooten deele, uit in het wild<br />
gewasfen ooft, versch vleesch van wilde dieren<br />
, of geftolde melk, boter en kaas. En nog<br />
mogt het den Friezen, aan de Zeekust woonende,<br />
zo goed niet beuren; hebbende deezen, die<br />
doorgaans de armfren waren , by gebrek van<br />
vee, zich moeten behelpen met visch, dien men<br />
in de lucht, by wind en zonnefchyn,gedroogd<br />
had. Hun drank was niet anders dan een kookfel<br />
van water en garst of ander graan, veel overcenkomst<br />
hebbende met ons hedenclaagsch Bier,<br />
en niet ontbloot van eene dronkenmaakende<br />
kracht. Die het naast aan den Ryn woonden,<br />
hadden evenwel ook kennis aan Wyn, en maakten<br />
'er gebruik van.<br />
ALGE-<br />
MEENE<br />
BESCHSY-<br />
VING.<br />
Over 't geheel warenze zeer maatigin'teeten, De mat<br />
en wisten van geene overdaad, oordeelende dat<br />
tigheid<br />
werd be<br />
de fpyzen flegts tot balling van den honger dienter by hen<br />
den. In het drinken bezatenze zich op verre in 't eeten<br />
na zo goed niet, zynde de dronkenfchap hunne dan in 't<br />
drinken<br />
gemeenfte misdaad, en teffens de bron van vee-<br />
bewaard.<br />
lerhande gefchillen, vechteryen en doodllagen<br />
geweest.<br />
In hunne byeenkomlten en gasteryen vermaak- Hadden<br />
tenze zich met het fpel van hunne jongelingen, zonderlin<br />
die gansch naakt tusfehen bloote zwaarden en ge (pelen<br />
op hunne<br />
fcherpe fpieslèn wisten door te fpringen; zongastmaader datze voor die ftoute dartelheid eenige len , en<br />
andere belooning dan den roem hunner vaar waren<br />
digheid ontvingen. By min plegtige gelegen<br />
zeer overgegeevenheden,<br />
en zelfs wanneerze nuchteren waren, aan het<br />
toonden zy aan het dobbelfpel, als of het een dobbel.<br />
werk van vernuft ware, zeer verkleefd te zyn: fpel.<br />
zy gingen 'er met zulk eene roekeloosheid<br />
H 3 van
ALGE-<br />
MEENB<br />
BESCHRY-<br />
VING.<br />
Hoe zy in<br />
de verdeelinge<br />
der landen<br />
te werke<br />
gingen,<br />
en met<br />
dezelve<br />
handel*<br />
den.<br />
Ii8 Tegenwoordige Staat<br />
van winst en verlies in te werke, dat zy, na<br />
alles verfpeeld te hebben watze in de wereld<br />
hadden, niet fchroomden, hunne vryheid ten<br />
laatften op den teerling te zetten. En wierd<br />
ook deeze verboren, zy lieten zich, fchoon<br />
jongen fterk, zonder tegenftand binden en als<br />
flaaven verhandelen; 't geen ook al doorgaans<br />
gefchiedde, om zich zeiven van de fcfaaamte<br />
,w fnppl- en winzuat te ontllaan (*\<br />
Als Tacitus ons (f) verhaalt, dat de geheele<br />
Burgerfchap de landen by beurten aantast<br />
te, en onder zich, naar gelang van 't getal der<br />
bouweren, verdeelde, wil hy waarfchynlyktzego-en,<br />
dat 'er groote ruime, velden hebben gelegen,<br />
dieniet teffens van de geheele Natie gehavend<br />
en gebruikt konden worden, en dat men<br />
daarom gewoon was zo veel aan te tasten als<br />
men kon bebouwen, 't uitgebouwde te laaten<br />
liggen, en dan weder een ander gedeelte te<br />
neemen, en onder eikanderen te verdeden, gelyk<br />
uit hoofde der voor handen zynde groote en<br />
ruime velden, welke ledig lagen, ligtelyk kon<br />
gefchieden. De Bouwlanden veranderden zy<br />
doorgaans van jaar tot jaar, dewyl zy niet gewoon<br />
waren,hunnen arbeid uit te ftrekken naar<br />
gelang van de vruchtbaarheid of ruimte des<br />
lands, om boomgaarden te planten, hoven aan<br />
te<br />
( * ) Tacitus', hier van fpreekende, zegt: Ea est in re pava<br />
pcrvicacia : ipfi fidem voeant; 't welk door Hoofd<br />
dus wordt overgezet: Zulk een' Jlyfzinnigbeid is de.<br />
bitnne in een' Jlimme zaak: zy luiden beeten 't trouw<br />
Tacit. de Mor. Germ C. 24.<br />
( t yPe Mor. Germ. C. 16.
van FRIESLAND. 119<br />
ce leggen, en weidlanden te betuinen. Koren<br />
was 't eenige dat zy van het land vorderden:<br />
de verdeeiing des jaafs in vier getyden was by<br />
hen niet in gebruik; Winter, Meityd en Zomer<br />
hadden hunne naamen; doch de Herfst was<br />
hun onbekend.<br />
By 't begraaven hunner Dooden had geen<br />
prachtige toeltel plaats; zynde zy gewoon ge<br />
weest, hunne lyken, op eenen llapel van hout,<br />
tot asfche te verbranden. Slegt o! gemeen hout<br />
zonder onderfcheid werd hier toe gebezigd, als<br />
de verltorvenen, in hun leeven, tot den gemeenen<br />
rang behoord hadden. Waren zy daar boven<br />
verheven , en in byzonder aanzien of achtinge<br />
geweest , dan bediende men zich van een<br />
byzonder foort van hout; doch het vermeerderen<br />
van den Houtftapel, door ingeworpene kleederen<br />
en welriekende fpeceryen, gelyk de Romeinen<br />
en Grieken deeden, had by hen geen plaats.<br />
Alleen was men gewoon, de wapenen van den<br />
Overleedenen in het Lykvuur te werpen : fomtyds<br />
werd 'er het paard bygevoegd, waarvan hy<br />
zich in zyn leeven bediend had. Van kostbaare<br />
en prachtige Graffchriften en gedenktekenen<br />
maakten zy nooit gebruik, oordeelende dat die<br />
maar ter bezwaaringe der dooden dienden. De<br />
asfche verzamelden zyzorgvuldiglyk in eenelteenen<br />
kruik of pot, begroeven dezelve, en lla»<br />
pelden 'er groene zoden van aarde op, om<br />
dus het graf in geheugenis te houden. Het klaagen<br />
en kermen over eenen dooden duurde niet<br />
lang; maar de inwendige fmert fleet langzaam.<br />
ALGE.<br />
MEENE<br />
BESCHRY-<br />
VING.<br />
De dooden<br />
wer.<br />
den van<br />
hun verbrand.<br />
Men zal ligtelyk befeffen dat een volk, waar-<br />
Zy hadby<br />
zulke fterke trekken van ruwe eenvoudigheid den jreene<br />
H 4 te
"lüO Tegenwoordige Staat<br />
te vinden waren , niet zeer gefchikt was om<br />
ALGE<br />
MEENS eenen Godsdienst te belyden en te oefenen,<br />
BEICHRY- die aan de vQorfchriften der gezonde Reden<br />
VING.<br />
volkomelyk beantwoordde. En echter overtrof<br />
Tempels,<br />
fen zy in deezen nog de Grieken en Romeinen:<br />
en merkten<br />
de want zowel als deeze onkundig zynde van den waa-<br />
beelden ren God, hielden zy het nogthans voor zeer<br />
alleen aan onbetaamelyk, de Goden binnen den omtrek<br />
als zinnebeelden.<br />
van muuren en wanden op te fluiten. Tempelen<br />
en andere GodsdienlKge genachten waren<br />
hun dus onbekend. Beelden en gelykenisfen<br />
haddenze wel als zinnebeelden, maar oordeelden<br />
, dat de Hemelbewooners in hunne eere<br />
verkort wierden, doorze in eene menfchelyke<br />
Bosfchen gedaante te vertoonen. Bosfchen en Waran<br />
en Wara» den heiligden zy aan hunne Goden, en noemdenze<br />
den hei naar hunnen naam. Voordat de Romeinen hier te<br />
ligden zy lande de hekken verhangen hadden, waren Zon<br />
hunnen<br />
Goden en Maan twee der voornaamfte Godheden, en -<br />
toe, van fommigen zyn niet vreemd van te denken, dat<br />
welken de Zon geëerd wierd onder den naam van Z»w-<br />
Eon en<br />
Maan de ton of Tuhcon, in hunne taal zo veel ais tie of<br />
voor- die zon betekenende, en dat men aan de Maan<br />
paamfte dien van Mannus gaf. Zekerder is het dat de<br />
waren.<br />
Duitfcners Ttüscon en Mannus als den Oorfprong<br />
hunner natie eenden , en in hunne liederen<br />
, het eenig middel om de gedachtenis van<br />
voorieeden gebeurtenisfen te bewaaren, roem-<br />
Van de<br />
Romeinenheb<br />
ben zy geleerd<br />
ook<br />
• '
van FRIESLAND. itx<br />
op zekere dagen met offerhanden van menfehen Ar.o»<br />
vereerd , terwyl Herkules en Mars, naar het MSI'NE<br />
BKSCHRV*<br />
zeggen van Tacitus, geene andere dan geoor-<br />
VINO.<br />
Iofde ontvingen (§). De Friezen in 't by<br />
andere<br />
zonder hadden ook eenen afgod of afgodinne, Godhe<br />
Baduhenna geheeten, van wier geheiligd bosch den te<br />
; reeds boven (*) door ons gefproken is. En eeren.<br />
VuakolwAn APP7P vindr nipn . hv de Schrvvers van<br />
oenaiven aeeze vniuc men, uy uu oiuiyvcia van<br />
i de bekeeringe der Friezen, ook nog gewaagd<br />
i van zekeren afgod of afgodinne Fofete, Fo/ite<br />
i of Fosta, welke op zeker Eiland, Fostiland ge-<br />
Iheeten, eenen Tempel had, en daarin geëerd<br />
i wierd. • Het komt fommigen niet onwaarfchynlyk<br />
voor dat deeze Tempel in voortyden op<br />
'Ameland geftaan hebbe, en dat het geheugen<br />
;daarvan in de benaaminge van het Klooster Fos-<br />
\wert, weleer van Ameland in de Grietenye Ferwerderadeel<br />
verplaatst, zy overgebleeven (f).<br />
[Hoe 't zy men vindt in 't Aade Friefche Terp,<br />
op het jaar 806, aangetekend , dat de afgod<br />
'Fosta daar door de Christenen is vernield.<br />
T\ J_ _1 : , 1„ „nüarAa {~lnAUa.<br />
De gedachtenis van voormaals geëerde Godhe<br />
In deOudlden<br />
blyft nog eenigzins bewaard in de naamen, die<br />
Friefche<br />
in de Oud Friefche taal aan de dagen der Wee* naamen<br />
;ke gegeeven worden, en deeze zyn: Sneyn, van de da-<br />
Woondey, Tbysdey, Warnsdey, Jongersdey, gen der<br />
weeke<br />
\Freed, Snion. De eerfte dier naamen is<br />
vindt men<br />
ïamen getrokken uit Sin-eyn, en zegt zo veel de ge<br />
lals zon-eigen, waaruit blykt, dat men dien dag dachtenis<br />
lals den eigen dag der zonne heeft aangemerkt. der voormaals<br />
ge»<br />
Den naam van den tweeden dag had men onge- eerde<br />
twyf-Godhe- (§ ) Tacitus, de Mor. Germ. c, 9.<br />
den.<br />
( *.} Zie bladz. 16.<br />
Oudheden en Geftigten van Friesl: IID. bl. 299.<br />
H 5
ALGE.<br />
MEEME<br />
BESCHRY.<br />
ymo.<br />
iaa Tegenwoordige Staat<br />
twyffeld ontleend van de Maan, waarom dezelve,<br />
volgens eenen anderen tongval, by de hedendaagfche<br />
Friezen, wel eens MAndey wordt<br />
genoemd. De derde is zynen naam verfchuldigd<br />
aan den Krygsgod Mars : want deezen<br />
noemde men oudtyds Tbjfe, dat zo veel als<br />
twisten of pleiten te kennen geeft, en vry na<br />
komt aan het woord Hefus, waarmee de Gaulen<br />
eertyds hunnen Mars benoemden. Anderen<br />
evenwel houden het voor ruim zo waarfchynlyk,<br />
dar deeze naam zynen oorfprong verfchuldigd zy<br />
aan Twiskon , den oudftender Germanifche Afgoden,<br />
en naar wiep, in de Oude Saxifche taal,<br />
de Dingsdag Tywes deag geheeten werd. De<br />
Vierde of de Warnsdey, die ook wel Wonnesdey<br />
of Wodensdey genoemd werd, was zynen<br />
naam verfchuldisd aan Mercurius, dien zy Waras,<br />
Wodan of Woden plagten te noemen. Den<br />
vyfden, of den Tutigersdey,hadden zyongetwyffeld<br />
aan Jupiter geheiligd, en naar hem genoemd<br />
: want deeze, die over den Donder heerscht,<br />
werd Oudtyds Taranms, Tor,Tunre, of'Ton-<br />
•rer geheeten, gelyk donderen, in de Friefche<br />
ml,nog hedendaags Tongerjen genoemd wordt.<br />
Fria, ïriga of Frea, Itond by hen over de<br />
vryerv cn het huwelyk, even als Venus by de<br />
Griekenen Romeinen, en heeft ongetwyfïefd<br />
aan den Vrydag haaren naam gegeeven Van<br />
Saturnus vindt men geene gedachtenis in de Uud<br />
Friefche benaamingen der dagen : want de zevende<br />
of laatfte dag der VVeeke werd, als<br />
uk de voorheen gemelde optellinge blykt, oudtyds<br />
Stiion, cnbyfommige hedendaagfche briezen<br />
Snioun of Sinnejoun genoemd, geevende<br />
zo veel als zonavond, of avond voor den Zondag
van F R I E S L A N D . 123<br />
dag te kennen; in welke betekenis men ook<br />
wel Kersavond en Paaschavond zegt, om daar<br />
door den avond voor Kerstyd en Paasch aan te<br />
duiden. Dit nu zo zynde had men oudtyds twee<br />
dagen der Weeke, naamelyk den ecrften en den<br />
laatften, naar de Zon genoemd; doch met dit<br />
onderfcheid, dat de eerfte als de eigen dag der<br />
zonne wierd aangemerkt, terwyl men den laatften<br />
als haaren voorlooper befchouwde.<br />
ALGE-<br />
MEENE .<br />
BESCHRY-<br />
VING.<br />
In hunne uitwendige Godsdienstoefeningen<br />
bedienden zy zich van tweederley foort van<br />
Priesters, Barden en Druiden genoemd. Der<br />
eerften werk was het de Liederen te dichten<br />
, die men ter eere der Goden zong, en<br />
waarin • 's volks voornaamfte gefchiedenisfen 1<br />
befchreeven waren. Ook ontvonkten zy het '<br />
volk, by het aangaan van den ftryd, tot kloek- \<br />
moedigheid, door hunnen Herkules of Krygs- ;<br />
god ter eere eenige Gezangen te zingen, welke \<br />
den naam van Barrites droegen, en zeer waar- \<br />
1 fchynlyk dus genoemd werden, naar het Latyn- <<br />
I fche woord Barritus, het gebrom of gekrys c<br />
i van eenen Olifant betekenende. Deeze Barden \<br />
\ waren by de Duitfchers in groote achtinge; in 1<br />
?zo verre dat zy de Krygsluiden, zelfs in han-<<br />
me grootfte woede, wisten te bevredigen, en 1<br />
Zy bedienden<br />
zich van<br />
tweederlei<br />
foort<br />
van Priesters,<br />
Bar.<br />
den en<br />
Druiden<br />
genoemd;<br />
zynde het<br />
der eerden<br />
werk geweest<br />
Lia»<br />
deren te<br />
dichten,<br />
en hetVolk<br />
tot den<br />
kryg te ,<br />
ontvonken.<br />
i in de gewigtigfte gefchillcn tot fcheidsmannen<br />
iverkooren wierden. Toen men, hier te lande,<br />
\ van de Romeinen het gebruik der Letteren gelleerd<br />
had, werden hunne gezangen in gefchrifte<br />
^gefteld, en veele daarvan, als de eenigfte jaar-<br />
1 boeken deezes volks, door Karei den Grooten<br />
Iby een verzameld.<br />
De ondervvyzing des Volks in hunne Gods-1 Den Bruidjcn»
ALGK-<br />
VINO.<br />
den was<br />
1*4 Tegenwoordige Staat<br />
dienftige plegtigheden, was den Druiden aanbevolen.<br />
Deeze geloofden de Onfterflykheid der<br />
Ziele, en hadden eenige kennis van de Aard-<br />
Mppr- en Staatkunde,<br />
ryksbefchryving, Sterre-meet-en ataatKuuuc,<br />
en daarom zeer veel invloeds op het volk, dat<br />
het onderwys<br />
des zich in ver de meeste dingen ligtelyk naar hun<br />
volks in nen zin liet draaien. Eenig onderfcheid had'er<br />
hunne<br />
in hunne bezigheden plaats: want daar fommiGodsdienftigeplegcren<br />
onder hen zich alleen met de weetenfchap<br />
tigheden der Goddelyke dingen bemoeiden, werden de<br />
aanbevo altaaren door anderen bediend. Het getal van<br />
len.<br />
beiden was zeer groot; doch allen Honden zy<br />
onder een Opperhookl.<br />
Godvraa- Godvraaging en Vogelwikking was by dit volk<br />
ging en<br />
oudtyds in groot aanzien; doch hunne GodVogelwikkingvraagingen<br />
waren van eene zeer eenvoudige<br />
was by waarneeminge. Eene roede, genomen van eenen<br />
hen in vruchtbaaren boom, fneeden zy aan Hukken,en<br />
groot aanzien.<br />
nadatze deeze ftukken met eenige tekenen onderfcheiden<br />
hadden, wierpen zy dezelve m t<br />
gros daar heene op een wit kleed. Liep de<br />
Godvraaging over zaaken van Staat, dan<br />
kwam ook Staatswege de Priester; doch liepze<br />
over byzondere zaaken, dan kwam de Huisvader<br />
en aanbad de Goden, onder opzien naar<br />
den Hemel, nam alle ftukken eik in het byzonder<br />
driemaal op, en maakte eene uitlegging vari<br />
de tekenen of figuuren. Kreeg men een alflaand<br />
antwoord,zo mogt 'er opdien dag geene<br />
Raadsvergadering aehouden worden; doch was<br />
hettoeftemmendeTdan ging men over tot de<br />
Vogelwikking, om op der; vogelen vlugt en gefchrei<br />
acht te geeven: en deeze bygeloovigheid<br />
werd ook, in 'alle haare deelen, als eene konst<br />
gehanteerd. Deeze foort van Voorwikkinge Hond
van F R I E S L A N D . 125<br />
echter nog zo hoog niet by hen te boek, als<br />
die uit het gebrieseh der paarden werd opgemaakt;<br />
hier voor had groot en klein eene diepe<br />
hoogachting, en lloeg 'er zeer veel geloof<br />
aan. De Priesters hielden zich zeiven voor<br />
dienaars der Goden, maar de paarden voor bewusten<br />
van der Goden wille. Om deeze reden<br />
werden 'er altyd eenige witte paarden, in menfchelyken<br />
dienst nog nooit gebruikt, op genreene<br />
kosten van den Lande onderhouden^ deeze,<br />
voor eenen heiligen wagen gefpannen zynde,<br />
werden gevolgd van eenen Priester, Koning ,<br />
of Graave des Lands, welke naauwkeuriglyfc<br />
acht gaven op het briefchen deezer dieren, en<br />
daaruit de Voorwikking opmaakten. Om de<br />
uitkomfte van zwaare oorlogen te voorweeten<br />
bedienden zy zich ook nog van eene andere<br />
foort van wikkery, daarin beftaande, datze eenen<br />
gevangenen van die natie, met welke zy in<br />
oorlog waren , tegen een uitgeleezen perfoon<br />
van hun eigen volk, elk in de wapenen zyns<br />
lands, deeden vechten, en over de overwinning<br />
of nederlaag des volks, naar die van deeze twee<br />
kampvechters, oordeelden.<br />
ALGE<br />
MEENS<br />
BESCHRÏ^<br />
VIN O.<br />
In 't Huk van Wikkeryen was 't Vrouwelyk In liet<br />
I geflagt, even of het iets Goddelyks bezat, en ftuk va»<br />
Wikke<br />
voorweetig van toekomftige gebeurtenisfen waryen<br />
wa»<br />
re, by hen in byzondere achtïnge. Hierom 't vrouw,<br />
volgden zekere Priesterinnen enWaarzegfters hun- volk by<br />
i ne Legers, en voorfpelden de toekomftige ge. hen grootelyksge<br />
vallen: deeze voorfpellingen waren zeer verre<br />
acht.<br />
' van altyd door de uitkomite bewaarheid te woriden,<br />
en nogthans bleeven zy, ten bewyze van<br />
' °i volks diepe onkunde'en verregaande bygeloo-<br />
\ vighcid,
ALCE-<br />
MliENE<br />
BESCHIÏY-<br />
VlNC.<br />
125 Tegenwoordige Staat<br />
irigheid, haare achtbaarheid behouden. Beroemd<br />
was inzonderheid, onder deeze foort van Vrouwen,<br />
by meer dan eene Duitfche natie, zekere<br />
Aurinia, gelyk ook naderhand, ten tyde van<br />
v esp'azianus * zekere Velleda, die haar verblyf<br />
Dmtrent de Lippe, by de Brukmers of Broek •<br />
[anders, gehad heeft,en ook zelve als eene Godin<br />
aangebeden werd (§).<br />
Ook wa- Tot de Heidenfche bygeloovigheden der oui-enze<br />
zeer de Friezen behoort ook, dat zy de Romeinfche<br />
bygeloo- Soldaaten wys maakten , dat de bloem van<br />
vigomtrent het het kruid Britannica, voor den donder geplukt<br />
kruid Bri- en gegeeten, een mensch voor den flagvan blixtannica.em<br />
en donder ontwyffelbaar beveiligde, 't welk<br />
Plinius zelf geloofde. Doch van dit kruid is<br />
reeds voorheen gefproken (f><br />
De oude Wat den ftaat van der Friezen Regeeringe in<br />
Regee overoude tyden betreft: met de volfte zekerheid<br />
ring der valt die niet te bepaalen; ten tyde der Romei<br />
Friezen is nen (tonden zy, althans eenigzins, onder de be-<br />
vry onzeker;<br />
ten heerfchinge dér.Koningen, en zeer waarfchyn<br />
tyde der lyk, naar de onderfcheiden landftreeken of<br />
Romeinen Natiën, onder meer dan eenen Koning.<br />
wasze<br />
Verritus en Malorix waren dus, ten zelf<br />
eenigzins<br />
koningkden tyde, by het leeven van Nero , Koninlyk.gen<br />
of Regenten van <strong>Friesland</strong> (*). De<br />
rnaet deezer Koningen was zeer bepaald en on-<br />
° der-<br />
( §) Tacit. Hist. L. IV. C. 61.<br />
(f) Zie bladz. 20 en 21.<br />
(•) Tacit. Annal. L. 13 C. 54- Auttre Verrit» et<br />
Malorice, qui nationem eam regebant , m quantum Oer.<br />
mani reenaltur. dat is : door beleid van Verrüusen Malorix,<br />
welke die natie heleerscbten, W zo verre de Duit-<br />
Jcbcu zicb laaten bebterjeben.
van F R I E S L A N D . 127<br />
derworpen aan het gezag van hoogere LandsALGEvergaderingen, door welke zy uit den voornaam- ME ENE<br />
BESCHRY-<br />
ften Adel, of aanzienlylelie Geflagten verkooren<br />
VING.<br />
werden. Hieraan heeft men toe te fchryven,<br />
dat meer gemelde Verritus en Malorix,<br />
volgens het verhaal van Tacitus ( * ), tot 's Lands<br />
dienst, in eigen perfoon als Gezanten naar Rome<br />
gingen. Hun gezag was grootst in den oorlog<br />
: ter beftieringe der Legers. In tyden van vre-<br />
;de had het volk genoegzaam zo veel over hen,<br />
i als zy over het volk te zeggen: want zoze zich<br />
iwat te veel gezags aanmatigden, werdenze niet<br />
alleen.van hunne Landsluiden benyd, maar verlooren<br />
ook fomtyds met de achtinge teffens de<br />
Heerfchappy.<br />
Hunne Krygsbevelhebbers, fomwylen van Hunne de<br />
[•Koningen onderfcheiden, gelyk ook hunne Op Krygsbe*<br />
perhoofden of Rechters, welke aan de eerlten velheb*<br />
bers wer<br />
ondergefchikt waren, werden , zo wel als de Koden<br />
in de<br />
ningen zelve, in de Landsvergaderingen , ten Landsver<br />
tyde des Oorlogs, uit de dapperften en aanzien- gaderin<br />
Jyklïen der natie verkooren, en bleeven in dienst genverkooren. zo lang de oorlog duurde. In tyd van Vrede<br />
iwerd'hun Het ampt van Rechter over zeker<br />
Landfchap of diftricr aanbevolen, en dejaarlyk-<br />
Ifche verdeeling der Landcryen, van welke reeds<br />
voorheen melding is gemaakt, was aan hun opzigt<br />
tcebetrouwd, en dus hun ontzag by de memigte<br />
vry groot. De Honderdmannen, welke<br />
iden voorheen gemelde Opperhoofden, in den<br />
Oorlog tot befcherming, en in tyd van Vrede<br />
(*j Tscït. Anral. L. XIII, c. 54,<br />
tot
ALGE<br />
MEENS<br />
BESCHRY-<br />
VING.<br />
De klem<br />
der Regeeringe<br />
was by<br />
de voornaamften<br />
des volks;<br />
w Ike<br />
hunne<br />
Landdagenhielden,<br />
by<br />
nieuwe of<br />
volle<br />
tnaan, en<br />
meest onder<br />
den<br />
blaauwen<br />
hemel.<br />
Elk verfcheen<br />
'er<br />
128 Tegenwoordigs Staat<br />
tot Raad dienden, ga ik met ftilzwygen voorby $<br />
alleen opmerkende, dat hunne benaammg eerst<br />
her getal der onder hun {taande manfchap uitdrukte,<br />
doch naderhand vooreen' eernaam ge<br />
houden wierd.<br />
1 n_.il*<br />
ïlir het gezegde wegens uc ««.--..— b —<br />
Koningen en verdere \ooge Amptenaaren<br />
vak nu ligtelyk op te maaken, datde vormyan<br />
hunne Regeeringe niet dan zeer oneigenlyk<br />
voor Koningklyk te houden was: want de vooruiten<br />
ha §<br />
dden, coeuemmangedes Vo ks<br />
den klem der Regeeringe in handen, en allezaa-<br />
ken van gewigt, inzonderheid die van oorlog<br />
S vrede , &<br />
moestin op hunne Algemeens Landt°sn<br />
verhandeld, en daarover een beflmt genomen<br />
worden. Deeze hunne Landdagen hieldeiue,<br />
by Nieuwe of volle Maan, op plaatfen<br />
daartoe met algemeene toeltemming verordend ,<br />
Ster meest onder den blaauwen Hemel, m ze-<br />
Setorfchen: de Upüalboom een hoog ftiu<br />
K<br />
. . 'CJ^U^A her Zu dwestvanAu-<br />
lands in Oostfriesland, op ue. f^^vr- "^V<br />
rik?*), ft^kt daarvan ten bewyze; gelyk ook<br />
de zogenoemde Wcerltallen, welke m Frres-<br />
td, nog hedendaags, op meet-dm eenepla»<br />
konnen worden aangeweezen (t > ^<br />
0 1<br />
g^<br />
magiden verenen 'er altyd ge^pend^<br />
^ C^<br />
^ ^ . e n l l » . in d* befchryvings<br />
te &iÏÈ£ Won. en., gefproken
van F R I E S L A N D . 129<br />
Ar.GB-<br />
teken van vryheid, voor welke zy gewoon wa<br />
MEENE'<br />
ren elk om het zeerst te yveren; doch de al B.SCHKVte<br />
groote vryheid bragt deezen misdag mede, VING.<br />
datze niet teffens, noch door opontbieding,ia gewapend<br />
men kwamen , en dikvvyls eenige dagen met ten teken<br />
der vry<br />
morren en kibbelen fleeten Na dat het der<br />
heid.<br />
menigte behaagde gingen zy , zo gewapend<br />
alsze waren, nederzitten , en hadden allen<br />
Den Pries<br />
vo le vryheid van fprceken. Den Priesteren al terenal leen, die veel gezags en mvloeds by hen hadden, leen kwain<br />
ïlopd het vry ftilzwygen te beveelen, en vvanneer het toe<br />
ltilzwy<br />
dat geichiedde gehoorzaamde ieder een. Voorts<br />
gen te ge<br />
fprak de Koning, zo hy 'er tegenwoordig was, bieden.<br />
het eerst zyn gevoelen; op hem volgde een<br />
Graaf of ander aahziénlyk Edelman , elk naar<br />
zynen rang, ouderdom,*of eere van uitgevoerde<br />
Oorlogsdaaden, meer als raadende, dan wel<br />
als gebiedende. Zo iemands raad of gevoelen<br />
hun mishatgde, verwierpenze hetzelve met een<br />
luidgebrem; namen zy 'erin tegendeel genoegen<br />
in , het fchudden en ratelen hunner fpeeren<br />
en fchilden ftrekte daarvan ten blyke; zynde<br />
geen blyk van toeftemminge hooger van hun<br />
gefchat, dan dat met de Wapenen gegeeven<br />
wierd.<br />
By zulke Byeenkomften mogt men ook aan- Op deeze<br />
byeen<br />
klagte doen over gepleegde misdaaden, welke,<br />
komften<br />
beweezert zynde, naar bevinding van zaaken, bepaalde-<br />
met zwaarder of ligter ftraffen geboet werden. men de<br />
Verraaders en Overloopers hingenze op aan ftraffen<br />
over ba-<br />
boomen; Bloodaarts en die zich in den Oorgaanernitlog niet wel gekweeten hadden , fmoorden daaden.<br />
zy in deh modder of in een moeras, drukkende<br />
hun eene horde om het lyf. Met<br />
I dit
\<br />
13° Tegenwoordige Staat<br />
ALGE- < ik onderfcheid van ftraffe wildenze te kennen<br />
MEM** . geeven, dat men fchelmftukken ten toon {lel<br />
BEsérfey- len, maar eerlooze bedryven heftoppen moet.<br />
VING.<br />
Misdaaden van minder belang werden met zeker<br />
getal van Paarden en Vee geboet; en deeze<br />
boete verviel ten deele aan den Koning of Graave<br />
, ten deele aan den beleedigden of aan zyne<br />
bloedvrienden.<br />
Ook ver In deeze byeenkomften of Landsvergaderinkoos<br />
men<br />
daar de gen verkoos men insgelyks de Graaven of Griet<br />
Graaven maan.n (*),door welken het rechtover Goèn<br />
Sn hunne<br />
en<br />
ÏUaden.<br />
(*) Dus drukken zich beide de Schotanusfen uit, de<br />
Vader inzvne Kleinere Betchryving van <strong>Friesland</strong> bl,28.<br />
daar teffens te kennen geevende, dac de naam Grietman<br />
van Graave afkoraftig, en zov.el zy als Gravetmtm, en<br />
in zyne grootere befchry ving van <strong>Friesland</strong> bl. 20. en de<br />
ZooninhetHandfchrift bl. 23. Doch hier op valt meer<br />
dan eene aanmerking te maaken, zynde het niet waarfchynlyk<br />
dat de naam Grietman zulk een hoogen ouderi'on<br />
hebbe, en nog minder dat Grietman van Graave<br />
herkomftig zy en zo' veel als Gravctman zegge.<br />
Dan hieromtrent konnen wy den Leezer verzenden<br />
tot de keurige Verhandeling van den Welgeb. Heere C. L.<br />
van Beyma, over de Grietmannen, in het Latyn<br />
uitgegeeven ten jaare 1; 80. Waarin, behalven andere<br />
weetcnswaardige zaaken', inzonderheid deeze thans<br />
alleen tot myn oogmerk dienen , en op geene. losfe<br />
gronden aangeweezen worden , naamelyk, dat de naam<br />
Grietman niet voor het jaar 1290 zy bekend geweest,<br />
en in betekenisfe zo veel zegge als Gerecbtsman ,<br />
gelyk daar beweezen wordt met verfcheiden voorbeelden<br />
, waarin het oude werkwoord Greta zoveel<br />
zegt als, daagen, befchuldigen en rechten, en welke<br />
alle by Schotanus in zyne befchryvinge van <strong>Friesland</strong><br />
tusfehen het Vlie en de Lauwers te vinden zyn. Dit<br />
alles evenwel belet ons Riet om te denken, dat zulke<br />
Rechters overgeheele Goën in .aater tyden, by nadere<br />
verdeeling van dezelve, aanleiding gegeeven hebben,<br />
tot de verkiezing van Gerechts- of Grietmannen.<br />
./ • '
van F R I E S L A N D . 131<br />
en Dorpen werd bediend; zynde Oostergo er ALGE-<br />
Westergo, als ook andere gedeelten van oud. MEENE<br />
BESCHRY»<br />
Graaffchappen geheeten: en op dat het deezen<br />
VING.<br />
Graaven aan Raad noch ontzag ontbreeken<br />
mogt, gaf men aan ieder van hun eenige<br />
Adjuncten of bygevoegde helpers. Geene<br />
byzondere of Lands zaak werd anders dan gewapend<br />
van hun verricht; doch het Hond nie Niemancl<br />
mand vry geweer te draagen, voor dat hy van mogt geweerdraa-<br />
het Gemeene Land was volgekeurd. De jon gen voor<br />
geling, wien deeze eer wedervaaren was, werd dat hy was<br />
op den Landdag door een' der Graaven, door volgekeurd.<br />
zynen Vader, of door een' zyner bloedverwanten,<br />
met een Schild en Framea befchonken, en<br />
deeze eer Hond by hen met de Toga of Tabberd<br />
der Romeinen gelyk. Ook was dit de eerfte<br />
bevordering der Jeugd : want voorheen maar<br />
alleen tot het Ouderlyk huisgezin hebbende behoord,<br />
werdenze van nu af aan voor Leden van<br />
Staat gehouden. Uitfteekende Adel, of groote<br />
dienften des Vaders, gaven ook de Graaflyke waardigheid<br />
aan Jongelingen , welken men gewoon<br />
was by fterker of geocffender te voegen, zelfs<br />
ftrekte het hun niet tot fchande onder de<br />
Adjuncten gezien te worden, die men den Graave<br />
uit de menigte had toegevoegd, en wien<br />
het toekwam naar den'eerden rang te.ftaan:<br />
want ook hierin had het onderfcheid van trappen<br />
plaats, doch alleen naar het oordcel der<br />
Graaven. Deezen rekenden het zich tot eer,<br />
De Graa<br />
altyd met een' troep uitgeleeztn Jongelingen ven reken»<br />
omringd te traan. Zv diendeti hun nnk in lei den hit<br />
zich tot<br />
< daad i» den vrede rot roem, en in den oorlog<br />
eere van<br />
l tot eene Lyfvvacht. En dus ftrekte het hun tot veele uit»<br />
I 2 mér-
ALGE<br />
MEENS<br />
BESCHRY-<br />
VING.<br />
geleezen<br />
Jongelingenomringd<br />
te<br />
zyn.<br />
By een'<br />
langduuri-<br />
gen vrede<br />
gingen<br />
deeze<br />
Jongelingenbui<br />
tens lands<br />
dienen.<br />
j>e Graaven<br />
kon<br />
den hen<br />
ook best<br />
in den<br />
oorlog ott<br />
derhouden.<br />
t3 B<br />
Tegenwoordige Staat<br />
merkelyk aanzien, niet alleen by hunne eigen natie,<br />
maar ook zelfs by nabuurige Staaten, in<br />
getal en braafheid van Adjuncten uit te fteeken.<br />
Deezen gebruikte men tot het bckleeden van<br />
Gezantfchappen , en dan werdenze treffelyk begiftigd.<br />
Menigmaal zelfs werd de oorlog dóór<br />
't beruchte van de zulken neergelegd. Als men<br />
handgemeen met den Vyand werd, was 't voor'<br />
den Graave fchandelyk, iemand in kloekheid te<br />
wyken; niet min fchandelyk was het voor de<br />
Trouwanten, in dapperheid tegen den Graave<br />
niet op te konnen. Die 't leeven uit eenen<br />
veldflag droeg, daar de Graaf het zyne gelaaten<br />
had ftond leevenslang voor allerlei fchande en<br />
fmaadheid bloot. Hem te befchermen, op te<br />
Wachten, en zyne eigen dappere daaden, hem,<br />
tér zyner eere, toe te fchryven, was het voornaamfte<br />
van hunnen pligt. De Graaven vochj_.<br />
Oor rW nverwinninoe, de lrauvvan-<br />
ten voor den Graave. Indien de Staat eenen<br />
langduurigen vrede genoot, plagten deeze F dele<br />
Jongelingen veel tot andere oorloogende natien<br />
te reizen, om daar dien krygsroem te verwerven,<br />
tot welken hun te huis geene gele-<br />
nhPid voorkwam. De Duitfchers mogten<br />
riet wel over rust en ftilheid. De kryg,<br />
hoe gevaarlyk ook, was de liefde hunner bezigheden,<br />
omdat de roem, daar door behaald,<br />
naar hun begrip, allen anderen roem zeer verre<br />
te boven ging. 't Was den Graaven ook niet<br />
nmeelvk een groot gevolg van Trouwanten anders<br />
dan in den oorlog te onderhouden: want<br />
alsdan eischten zy van 's Graaven mildneid maar<br />
' voornaamelyk een ftrydend paard en eene bloedige
van F R I E S L A N D . 133<br />
dige of overwinnende fpiesfe: voor foldy genpotenze<br />
alken de rafel, en deeze was wel met<br />
geene uitgezochte lekkernyen bebaliast, maar<br />
echter van overvloedige töerustinge; wordende<br />
hun de Hof rot milddaadige opfchaffing, dopr<br />
oorlog en plondering, doorgaans rykelyk gele<br />
ALGI><br />
MEENE<br />
BESCHRT.<br />
VING.<br />
verd. Het Land was ook gewoon den Graave, En wer<br />
vrywilliglyk en man voor man, met beesten en den van<br />
koren te befchenken, 't welk wel als eene eere het Land.<br />
met bees<br />
werd aangemerkt, doch teffens tot onderhoud ten en<br />
Van hem en de zynen' diende. Inzonderheid koren be.<br />
fielden zy 'er grooten roem in, door nahuurige fchonken.<br />
natiën befchonken te worden, gelyk deezen al<br />
dikwyls, ter verzekeringe van haare eigen veiligheid,<br />
moesten doen. Uitgeleezen paarden<br />
met prachtige tuigen , groote wapenen en<br />
halsketenen, werden van hun hooggefchat.<br />
Behalven de reeds gemelde zaaken, zullen De Land<br />
hunne Landdagen, ongetwyffeld ook de gedagenileldheid der Wetten ten oogmerke gehad itrekten<br />
ook tot<br />
hebben, 't zy dat 'er nieuwe gemaakt, of de het maa<br />
pude verbeterd en veranderd moesten worden. ken var|.<br />
Want fchoon het meer dan waarfchynlyk is, dat nieuwe<br />
de meefte der oude Friefche Wetten gemaakt en het<br />
verbete<br />
zyn, na dat de Friezen reeds meer of min beren van<br />
kend geworden waren met de Homeinen, valt oude<br />
het evenwel niet te denken, dat onze Voor Wetten.<br />
ouders voor de tyden der Romeinen geheel<br />
geene wetten gehad zouden hebben. Het tegendeel<br />
zou men zelfs uit Tacitus ligtelyk konneh<br />
opmaaken: ook wordt het door de natuur<br />
der zaaken wederfproken , dewyl verfcheiden<br />
misdaaden by hen wel flrengelyk en zonder<br />
oogluikinge geftraft wierden; gelyk ons reeds<br />
I 3 voor;
ALGE-<br />
MEENE<br />
BESCHRV-<br />
VING.<br />
134<br />
Tegenwoordige Staal<br />
voorheen, ten aanzien van het overfpel, eer«<br />
loosheid, landverraad en blohartigheid in den<br />
kryg, gebleeken is. Al hadden zy derhalven<br />
geene befchreeven wetten, gelyk zy zekerlyk<br />
niet hadden, zo lang de fchryfkonst onbekend<br />
by hen was, nogthans warenze niet ontbloot<br />
van zekere algemeen bekende bepaalingen,<br />
welke hun voor wetten dienden, en van de<br />
ouders aan de kinders wierden medegedeeld,<br />
omze voor de vergeetelheid dus te bewaaren,<br />
en in beftendig gebruik te houden, zo lang<br />
daaromtrent op hunne Landdagen niets naders<br />
bepaald of beflooten was geworden. Al wat<br />
men 'er meer van zegt is, onzes oordeels, ten<br />
eenemaal onzeker: inzonderheid valt 'er geen<br />
De Frie<br />
fche Wet- ftaat te maaken, op de verhaalen dier Kronykten<br />
zyn fchryveren, welken, niet te vrede met de Friefche<br />
zeer on<br />
natie van zekeren Frifo en zyne Zoonen af te<br />
zeker ten<br />
aanzien leiden, daar aan ook onbefchroomd den oor<br />
van haaren fprong der Friefche Wetten toefchryven; ons<br />
eerden<br />
verhaalende, dat Frifo, na 't ganfche land<br />
oorfprong.<br />
van den Ryn tot aan de Elve met jdyken en<br />
dammen beveiligd te hebben, aan zyne talryke<br />
onderdaanen veele heerlyke wetten, in de Friefche<br />
taal, doch met Griekfche letteren géfchreeven,<br />
en daar onder ook de eerfte wetten<br />
omtrent de Leenrechten, gegeeven zoude hebben;<br />
dat die wetten door zynen Zoon Adel<br />
bekrachtigd, en met verfcheidene nieuwe vermeerderd<br />
zouden zyn; dat Adels broeder Hajo<br />
de uitvinder en Stichter der Gecstelyke, doch<br />
Schelto der Krygs- en ftraftcnde wetten zoude<br />
zyn; en dat eindelyk Hetto alle deeze wetten<br />
tot één lichaam verzameld en alzo aan zyne<br />
Land-
van F R I E S L A N D . 135<br />
Landgenooten, ten algemeencn Wetboek, na»<br />
gelaaten zoude hebbèn. Welk verhaal, hoe<br />
fraai het ook klinke, alleen daar door genoegzaam<br />
wederlegd wordt, dat de FMëz 1<br />
ALGE-<br />
MRF.NE<br />
BFSCiiftY-<br />
VING.<br />
n van geen<br />
fchryven wisten, voor dat zy het van de Romeinen<br />
geleerd hadden.<br />
Waarfchynlyk is het, zo niet ten vollen bewys-<br />
ue ou 0! te<br />
baar, dat die algemeenc bepaalingcn, welke by algemeene<br />
de aeloude Friezen de kracht van befchreeven bepaalingenheb<br />
Wetten en Rechten hadden , naderhand , zo<br />
ben zeer<br />
niet in alle ten minflen in veele opzigtcn, ten waar<br />
grondflag van dezelve gediend zullen hebben. fchynlyk<br />
Verfcheiden gezegden van Tacitus maaken dit in laater<br />
tyden ten<br />
ten hoogflen aanneemelyk, en de natuur dier grondflag<br />
Wetten zelve, in zo verre zy nog voor handen, der be<br />
en by Schotanus en anderen te vinden zyn, le» fchreeven<br />
Wetten<br />
veren daarvan een genoegzaam bewys op; de<br />
gediend.<br />
wyl de oude geaartheid en gewoonten des volks<br />
daarin op het duidelykfle doorn-raaien. Het<br />
oogmerk van dit werk laat niet toe, ons verder<br />
over die befchreeven Wetten en Rechten in te<br />
laaten; minder nog dezelve te verzamelen en<br />
onder het oog van den Leezer te brengen.<br />
Uit die oude Friefche wetten valt de afdee- Hst volk<br />
ling der Friezen te duidelyk op te maaken , om was verdeeld<br />
in<br />
dezelve hier niet nog kortelyk te melden. Het<br />
drie Staa<br />
ganfche volk nu beftond uit drie onderfcheiden ten , naa •<br />
rangen of Staaten van menfehen , Ecklw.gen naamelyk<br />
melyk , Frytingen en Liten. De Edelingen I. Edelingen.<br />
waren de aanzienlykfte - van drieën. Waar de<br />
naam.f_.fe/of Adel zynen oorfprong aan verlchuldigd<br />
zy, is niet zeker te bepaalen. Sommigen<br />
meenen dien in Frifo's Zoon, Adel genoemd,<br />
te vinden; anderen denken aan het woord oud<br />
l 4 of
136 Tegenwoordige Staat<br />
Ar-fJK- of ö/i,afkomftig van het Hoogduitsch alt en alter»,<br />
JrtiKNE en nog anderen aan het Hebreeuwsch "ntf<br />
BESCHUY- ( Adar) voortref dyk en uitneem end berekenen<br />
YIMO.<br />
de; doch ruim zo waarfchynlyk is het, dat men<br />
aan het An^elfaxifche JEtbeoï Etbe, of wel<br />
aan het Gottifctie Aaa, te denken hebbe. Het<br />
eerfte geeft een wettig bezit van Goederen te<br />
kennen, en zou, met del,tbel of dael verlengd<br />
zynde, iemands erfdeel, of het hezit van het<br />
hem toebehoorende wettig deel betekenen;<br />
waar uit zeer wel aanleiding kan genomen zyn,<br />
om den naam van Edeling te geeven aan eenen<br />
zoon, die recht tot eenig erfdeel heeft, of dien<br />
zekere goederen en gronden als zyn erf bezit zyn<br />
aangeftorven, 't welk dus in de zaak overeen<br />
komt met onze thans zo genoemde Erfgezetenen<br />
of Eigenerfden ( > Het andere woord drukt<br />
eigenlyk den Vader of oorfprong des geflagts<br />
uit en heeft der Alemannen Edel, en /bdtlt,<br />
dat'den Adeldom betekent, voortgebragt, volgens<br />
het gevoelen van J G Wachter<br />
Sommigen<br />
Hoe 't zy: dit gaat vry vast., dat s Lands<br />
daarvan Oppervorften, by vervolg van tyd, van zulke t de •<br />
zyn tot litigen fommigen tot den Ridderftand verheven,<br />
den Rid<br />
en van de overigen onderfcheiden hebben; waar<br />
derftand<br />
Terheven.<br />
door zy wel tot verfcheiden byzondere phgten<br />
gehouden waren, maar ook teffens als een attonderlyke<br />
Adelyke ftaat, in alle Landszaaken<br />
recht van ftemminge nevens de Gemeente had-<br />
m Zie hier van breeder by F: Sjoerds, Algem:<br />
Befchr: van Oud en Nieuw <strong>Friesland</strong>. I. D. I. Stuk.<br />
e n z<br />
bladz. -17° - ,<br />
(§) Glosfarium Gerraan: p. 69.
van F R I E S L A N D . 137<br />
den. En dus kan hier uit zeer wel de tweederlei<br />
ftaat van Edelen en Eigenerfden geboren<br />
zyn, welke nog tegenwoordig in <strong>Friesland</strong> plaats<br />
heeft, en tot de Algemeene Landsvergaderingen<br />
wordt toegelaaten.<br />
De Adel, dus van ouds her de eerfte ftaat in<br />
zaaken van regeering zynde, heeft zich door<br />
gaans, inzonderheid door krygsbedryven, zeer<br />
vermaard gemaakt, en veele treffelyke mannen<br />
rle Vinnnp rlrvnrrroonc van rlo Vni-f.pn mom- „!.....
ALOE-<br />
MEENE<br />
BKSCHRY-<br />
VING.<br />
tl Frylin.<br />
sein<br />
138 Tegenwoordige, Staat<br />
alles groote veranderingen baart, heeft ook hier<br />
eene rol gefpeeld, welke voor den Adelfland<br />
gansch niet gunftig is: want behalven de blykbaare<br />
vermindering van vermogens, zyn veele<br />
adelyke gcQagtcn van Friefche herkomfte of gc -<br />
heellyk uitgellorven , of by gebrek van Mannelyke<br />
erven naby hunnen ondergang; om niet te<br />
zeggen, dat van anderen flegts eenige takken ,<br />
doch alleen onder den gemeenen Burger- en<br />
Boerenhand, te vinden zyn.<br />
Naast op de Edelingen volgden de Fryüngen,<br />
door welke men vooral geene vrygelaatenen,<br />
maar vryen of vrygeborenen , moet verdaan:<br />
want nimmer waren zy llaaven geweest, die<br />
hunne vryheid aan de gunst hunner Heeren te<br />
danken hadden, gelyk het woord vrygelaatene<br />
te kennen geeft. Aan de geboorte alleen waren<br />
zy de hunne verfchuldigd, zonder dat zy aan<br />
iemand dan hunne Overheden onderworpen waren<br />
; weshalven zy, in laatere tyden, den naam<br />
van welgeborenen met recht verkreegen hebben,<br />
en nog voeren, in onderfcheidinge van<br />
de Edelen, die men gewoon is met den titel van<br />
Hoogwelgebbrenen te vereeren. De Landbouw,<br />
fchoon niet met eigen handen geoeffend, was de<br />
gewooné bezigheid deezer Frylingen, wanneer<br />
zy zich niet tot den Kryg geroepen vonden; en<br />
dit-<br />
naderhand, by verfcheiden gelegenheden, uit *nÖ
van F R I E S L A N D . 139<br />
dit heeft ongetwyffeld eene der voornaamfte<br />
redenen opgeleverd, dat hunne vermogens van<br />
tyd tot tyd merkelyk toenamen, en iommige<br />
Edelen, of door den kryg, of door andere redenen<br />
ten achteren geraakt, genoodzaakt wierden,<br />
hunne goederen aan Frylingen af te ftaan<br />
en te verkoopen.<br />
ALGE-<br />
ME • NE<br />
BESCHRY»<br />
VING.<br />
De zogenoemde Litcn maakten eene derde III Liten.<br />
foort van inwooners uit, en werden in de oud<br />
Friefche taal Lesfen eenoemd omdat zy de<br />
laatfien, en Lytfen omdat zy dckleinllenof ge*<br />
ringlten des volks waren. In Vlaanderen warenzc<br />
by den naam van Laaien bekend, even<br />
of men daarmee zeggen wilde, dat zy aan het<br />
Land waren overgelaaten, om hetzelve, ten<br />
voordeele der Edelingen en Vr yen, te bearbeiden.<br />
Zy waren echter niet allen van dezelfde foort;<br />
fommigen waren Liten uit kratht hunner geboorte<br />
, hebbende hunne Ouders zich reeds ia<br />
dien zelfden laagen ftaat bevonden; terwyl ah<br />
deren zich of door hunne armoede, of door<br />
hunne wanbedryven, tot dien ftaat vernederd<br />
zagen ( §). Beiden kwamenze hier in over een,<br />
datze meer niet dan Lyfeigene boeren waren,<br />
die met de Kinderen, welkenze teelden, hunnen<br />
Heeren in eigendom toebehoorden, en weinig<br />
meer wonnen dan zy tot leevens onderhoud<br />
noodig hadden. Van eigenlyk gezegde Slaaveri ,<br />
verfcheelden deeze Liten inzonderheid daarin ,<br />
datze op het' land woonden, en niet onder het<br />
geduurig opzigt van den Heer Honden, maar in<br />
het bearbeiden des Lands over de flaaven gebooden,<br />
(5) S. Siccama Lex. Frifion: illustvj p. 73.
ALGE- •<br />
MEENE<br />
BESCHRY-<br />
VJNG.<br />
Waarby<br />
men nog<br />
kan voe<br />
gen de<br />
iüaaven.<br />
De Hedendaag<br />
fcbe Frie<br />
zen verfcliillen<br />
groote-<br />
]yks van<br />
de Ouden.<br />
De oor-<br />
I4P Tegenwoordige Staat<br />
booden, en voor zich behielden, 't geenze<br />
meer uit hec land maakten, dan ze aan Vruchten<br />
of jaarlykfche Schatting aan den Heer behoefden<br />
te betaalen; zynde hier te lande, voor de<br />
invoering vanhetChristendom, ongetwyffeld ook<br />
Slaaven geweest, wier toefhnd, in verfcheiden<br />
opzigten, merkelyk erger was dan die der Liten:<br />
want behalven datze niet het minde voor<br />
zich zclven konden verdienen, moestenze ook<br />
nog alle huisdienllen tot de minde toe verrichten,<br />
en daarenboven dikwyls het grommen van<br />
eenen norfchen Heer met een nedrig dilzvvygen<br />
verdraagen, zo zy zich voor geene erger mishandeling<br />
bloot wilden dellen.<br />
Bv het freen door ons. in dit hoofddeel, we<br />
gens de Friezen en wel inzonderheid wegens de<br />
üude Heidenfche Friezen, werd te boek geflagen,<br />
met oplettende aandacht dil daande, en<br />
met die van de volgende , vooral de tegenwoordige<br />
, tyden vergelykende, zal men ongetwyffeld,<br />
doch met vervvonderinge ontdekken, dat de veranderingen<br />
, welke de Natie ondergaan heeft, weinig<br />
minder zyn, dan die de bodem, waarop zy<br />
woonen, ondervonden heeft: want fchoon hier<br />
nog zigtbaare trekken van die eenvoudigheid en<br />
ruwheid voor handen zyn, in welke de Oude<br />
Friezen uitltaken , kan men den hedendaagfchen<br />
den lof eener betaamelyke befchaafdheid<br />
niet betwisten; ten zy men dezelve toetfen wilde<br />
aan dien verfynden fmaak, welke elders<br />
'heerscht,en door veelen onzer Landsluiden, ten<br />
koste der oujle rondheid en deeglykheid, maar al<br />
te zeer wordt nageaapt. De oorzaaken van zulk<br />
eene
oan F R I E S L A N D . 141<br />
eene zigtbaare veranderinge zyn bui":sCHRY«<br />
I hunne Legers verkeerende, leiden 'er den eer- VING.<br />
:iten grondflag toe, hebbende de Friezen van hun zaaken<br />
I niet alleen geleerd te leezen en te fchry ven, van dat<br />
1 maar ook vry wat van hunne zeden overgeno- verfchil<br />
zyn veeji<br />
men; vooral toen het voor hun een ftuk van<br />
lerhandc.<br />
j:belang was geworden, de vriendfchap met de<br />
' Romeinen aan te k wet ken en re onderhouden.<br />
Zy die eenige jaaren achter eikanderen buitens<br />
lands in vreemden krygsdienst geileeten hadden,<br />
gelyk oudtyds van veele der aanzienlykfle jon-<br />
| gelingen onder de Friezen plag te gefchieden,<br />
kwamen zelden of nooit in hun Vaderland te<br />
rug, zonder wat uitheemsch in taal, zeden en<br />
: gewoonten mede te brengen, 't welkze,fchoon<br />
met geen opzettelyk voorneemen , weder aan<br />
hunne kinderen mede deelden, êrt daar door<br />
1 eene ongemerkte verandering te wege bragten.<br />
i Het geen dus door de Romeinen hier te lande<br />
1 begonnen was, werd, in volgende eeuwen, niet<br />
1<br />
weinig voortgezet door de Franken, en wel in-<br />
! zonderheid na dat deezen het zo vergebragt hadiden,<br />
dat het Christendom, door de Friezen,<br />
1 met verlaating van hunnen Vaderlyken Gods-<br />
1 dienst, vry algemeen was aangenomen: wanc<br />
.daar dit,behalven de overkomfte van veelebui*<br />
1 tenlandfche Geestelyken, aan den eenen kant niet<br />
' weinig toebragt om dien wederzydfchen haat en<br />
: afkeer merkelyk te verzachten, welke, hoe onre-<br />
1 delyk ook, uit vcrfcheidenheid van Godsdienftige<br />
j gevoelens en plegtigheden, doorgaans geboren<br />
5wordt; gaf het aan den anderen insgelyks gcle-<br />
.sgenheid tot dien gemeenzaamen omgang en ver»<br />
I;keering, welke tusfehen vcrfchillende volkeren<br />
waar-
142 Tegenwoordige Slaaf<br />
AT O?.- waarfchynlyk nooit geoeffend werd, zonder dat<br />
MEKKÉ het eene volk van het andere deeze of geene<br />
BP.SCHRY^<br />
VING. gewoonten en gebruiken over nam. De wectenlchappen,<br />
die met recht voor het bekwaamde<br />
middel van befchaavinge der zeden en gewoonten<br />
gehouden worden, Haken ook lang?<br />
zaamer hand in deeze gewesten het hoofd op,<br />
en werkten grootelyks mede, om de reeds begonnen<br />
verandering ten flerkflen voorttezetten.<br />
Doch zo 'er iets is, dat daaraan de laatlle hand<br />
gelegd heeft, het is ongetwyffeld de vermeer'<br />
dering van <strong>Friesland</strong>s Rykdom, welke, met<br />
het voortzetten van den eertyds verwaarloosden<br />
Landbouw, Koophandel en Scheepvaart, tot<br />
eene aanzienlyke hoogte geklommen is, en eene<br />
zeer groote verandering heeft te wege gebragt;<br />
zo om dat véele Vreemdelingen daar door zyn<br />
aangelokt, om zich, met verlaatinge van hun<br />
Vaderland, ter verkryginge van een ruimer be«<br />
ftaan, herwaards te begeevcn „ en zich met den<br />
Ouden Landaart te vermengen, als ook om dat<br />
veele ryke Landskinderen, even of het nu eene<br />
fch,ande ware geboren Friezen te zyn, daar<br />
hunne voorvaderen zo groot eene eere in Helden,<br />
zich meer en meer van hunne Lartdgenooten<br />
onderfcheiden, door zich buitenlanders, en wel<br />
het liefst Franfchen, tot voorbeeelden van navolginge<br />
te verkiezen. Het geen de door kundige,<br />
en in ilerlykhcid van ft\l zowel als in<br />
diepe gedachten uitmuntende Schryver van de<br />
Opkomst en bloei van de Republiek der Veree~<br />
nigde Nederlanden Q * ) ten aanzien van de<br />
Ne-<br />
(*) Simon Styl, Meel. Dr. te Harlingen. bladz. 386<br />
van den tweeden druk.
van F R I E S L A N D . 143<br />
Nederlanders in hec algemeen heeft opgemerkt,'<br />
is over 't geheel zo toepasfelyk op veele Fric- j<br />
zen, dat ik niet van my kan verkrygen hetzelve ,<br />
met ftilzwygen voorby te gaan. „ Onze voor-<br />
„ ouders",dus luiden 's Mans woorden, „ryk<br />
„ genoeg geworden zynde, om gemaklykte<br />
,, leeven, ontdekten ligtelyk wat hun ten aan-<br />
„ zien van de befchaafdheid ontbrak. Zy wil-<br />
„ den dat gebrek in het nagedacht vervullen;<br />
„ maar het ontbrak hun ook aan de noodige<br />
„ kennis, om zulks voorzigtig te doen. Zy<br />
„ bragten de fraaie opvoeding hunner kinderen<br />
„ tot uiterften, waardoor alles bedorven wierd.<br />
Voor zo vei re is de fchuld van onze verbas-<br />
,, tering by hen , hoewel hunne oogmerken<br />
„ Ioflyk waren. Maar wy zyn nog meer te<br />
„ befchuldigen, dewyl wy, terftondhoogmoe.<br />
„ dig op de weinige voorrechten, welke wy<br />
„ door eigen toedoen boven hen verkreegen<br />
,, hadden, ons hebben willen ontdaan van de<br />
„ verpiigting om hunne deugden na te volgen;<br />
„ en, om niet te ouderwetsch ie fchynen, bui-<br />
„ tenfpoorig geworden zyn. Wy hebben 't<br />
„ zeil in top gehaald en 't roer vernageld ".<br />
„ Een byzonder zwak, dat ons van tyd tot tyd<br />
,, geen minder nadeel heeft toegebragt, is die on-<br />
„ maatige zucht voor Vreemdelingen, waardoor<br />
., wy vervallen in eene ongerymde nabootfing<br />
„ van alles. ; wat zy ons tot een voorbeeld aan-<br />
„ pryzen. Moet het niet vreemd fchynen, dat<br />
„ onze landaard, altyd zo afkeerig van vreem-<br />
, de Regeeringen, zo gereed is om zich aan de<br />
, gevoelens van vreemdelingen, byna in alles,<br />
te onderwerpen ? "<br />
Dan<br />
AL.GR-<br />
M E E N E<br />
BESCHRST-<br />
VING.
ALGE-<br />
M'E^E<br />
B SCHRY<br />
VING.<br />
De Friezen<br />
zyn<br />
echter<br />
minder<br />
tot buitenfpoorigheid<br />
vervallen<br />
dan wel<br />
anderen.<br />
t 44 Tegenwoordigs Staat j<br />
Dan hoe zeer de laatere Friezen van de vroerere<br />
verfchillen, 't is echter ook waar, dat de<br />
Friezen minder dan wel anderen tot buitenfpoorigheid<br />
vervallen zyn. Misfchicn is 'er riog wat<br />
overgebleeven van die oude gezetheid op eigen<br />
taal en zeden, welke oudtyds zo verre ging, dat<br />
zv met andere Volken weinig verkeerden, en<br />
zelfs wetten nrtelden om geene bimenbnders<br />
onder hen te iaaten woonert. „ Nen Hollands •<br />
„ ra fchilma ontfaan for en burger . Hier<br />
mede Hemt volmaakt over een, het geen Gaooe-<br />
J ~~ i.rit.fTQünr.p heeft; wanneer hv met de<br />
mam den aangaande heelt; wanneer ny IIKIUB<br />
woorden' van zekeren ongehóemden Schryvef<br />
ze-rt dat zy niet alleen een ai keer handen van<br />
b<br />
de' ukbeemfche huwelykeh, maar oök van hunne<br />
grenspaalen te betreeden; «at zy de<br />
vreemdelingen naauwlyks een nacht by hen<br />
" duldden, hoewelze hun anders alle tekenen<br />
" v an eene verpligtende gedienltigheid beweezen*<br />
Hoe bëzwairlyk valt het niet voor t<br />
menschdom de gulden middelmaat, in aeht te neemen!<br />
dit ging zekerlyk te verre, en duidt eene<br />
woestheid aan, die gelukkiglyk voor zachter zeden<br />
en uitgebreider gezelligheid, door den tyd,<br />
heeft heelt plaats gemaakt. gemaal. ' ; •<br />
De Frie Wiet de zigtbaare verandering*>, hier te<br />
zen zyn landé voorgevallen, is evenwel de bnelche<br />
doorgaans<br />
natie niet geheel en al van geftalte ^ en in<br />
ryzig en<br />
fterk van borst veranderd. 'De Friezen zyn over t alge<br />
lichaam meen nog ryzig en fterk van lichaam; waartoe<br />
enz. 'c gebruik van vette en voedzaarae fpyzen, gepaard<br />
met eene niet ongezonde lucht, waarfchynlyk<br />
met weinig toebrengt. Ook zynze van<br />
(§) In de voorreden voor Gysbert Japix Friefche<br />
Rymlerye.
van F R I E S L A N D . 145<br />
een aanzienlyk en bevallig wee,'en, waarin eene ! ALGBonbefchroomde<br />
achtbaarheid doorbraak, welke MEENE<br />
zy, vooral in 't fpreeken , door een rond- BESCIIRT*<br />
VISO.<br />
borftige vryinoedigheid weeten aan den dag te<br />
leggen, terwyl hun de roem van openhartig,<br />
gocdaartig en getrouw te zyn, niet kan geweigerd<br />
worden, fchoon daar meê, volgens lommigen,<br />
eene ilyihoofdigheid verzeld gaat, die't<br />
zeer bezwaarlyk maakt, om hen van hunne eens<br />
opgevatte voorneemens af te brengen. Doch<br />
gelyk dit in moeyelyke omltandigheden grootelyks<br />
te pas kan komen, alzo hebben de Friezen<br />
'er ook meer dan eens, inzonderheid ter befcherminge<br />
van hunne vryheid, het weezenlykst<br />
nut van getrokken. En wierd deeze eens wat<br />
al te zigtbaar verkracht, ik twyffel niet, of de<br />
. Friezen zouden nog den overweldiger, wie hy<br />
ook ware, dra doen ondervinden, dat ze beter<br />
doof zachtheid te leiden dan door geweld te<br />
dwingen zyn.<br />
De Vrouwen in <strong>Friesland</strong> zyn, over 't alge De Vro\».<br />
meen, welgemaakt van lyf en leden, blanken wen zyn,<br />
fchoon van aangezigt, en doorgaans voorzien van 'er welgemaakt<br />
helder tintelende oogen en blanke of bruine<br />
en bevat<br />
hairen; wordende hier te lande niet zo veele Htï.<br />
Bruinetten als wel elders gevonden. Ten platten<br />
lande, daar de leevenswyze minder bedorven<br />
is dan in de Steden, vindt men inzonderheid<br />
veele, die, in fchoonheid en bevalligheid<br />
met die van de Steden gelyk Maande, haar in<br />
zilverwitte tanden, bloozende kleur,enfrisfche<br />
gellalte niet weinig te boven gaan, hoewelze<br />
doorgaans minder van die verfynde befchaafdheid<br />
K be-
ALGE- 1<br />
ME ENE<br />
BtSCHRT-<br />
VING.<br />
146 Tegenwoordige Staat<br />
sezitten, welke in de Steden, voomaamelyk bj<br />
ie ryken, heerscht , en niet zelden zo verre<br />
wordt voortgezet, dat het oud, eenvoudig en<br />
deugdzaam beftaan daarby grootelyks te lyden<br />
De pracht De' pracht , welke elders, vooral in ge<br />
is 'er minbouwen , kleederen en verdere leevenswyze,<br />
der groot zulk eene hoogte beklommen heeft, dat<br />
dan wel de konst bykans fchync uitgeput, om iets<br />
elders.<br />
nieuws van belang voor den dag te brengen,<br />
en veelen, alleen daar door, bedorven werden,<br />
neeft gelukkiglyk by de echte triezen nog<br />
zulke fchadelyke voortgangen , met gemaakt,<br />
't Ontbreekt 'er, om rond te gaan, en vooral<br />
in de Steden, aan geene voorbeelden van menfehen,<br />
die te laat , tot hunne eigen onuitwischbaare<br />
fchande en onherftelbaare fchade<br />
van anderen, ondervonden hebben, hoe gevaarlyk<br />
het zy, bet zeil te hoog m top te haaien-<br />
maar echter wordt de middelmaat nog<br />
eenigzins bewaard. Wat immers de gebouwen<br />
of huizen en wel inzonderheid ten platten lande<br />
bëïrefe; : van die Stinzen of Steenhuizen,<br />
Van de<br />
oude Stin- waar mede <strong>Friesland</strong> voorheen derraaate vervuld<br />
zen of „ *.r w weinis Dorpen te vinden waren,<br />
Steenhui ZX^^T tonden, zy»<br />
zen zyn<br />
nu maar weinige voor handen. Ruim zozeer<br />
maar weinigen<br />
tot plaatfen van verdediginge als wel tot aan,<br />
meer over. eenaame en gemaklyke woomngen gebouwd,<br />
en daarom met wyde graften en toorens voor»<br />
zien zynde, kwamenze ten tyde der binnenlandde<br />
oiuu^ en verwarringen, gelyk die der<br />
Schieringers en Vetkoopers, veel meet dan
van FRIESLAND. 147<br />
hedendaags te pasfe. Dit gaf, by vreedzaame<br />
tyden, natuurlyk aanleiding om geene nieuwe MEENS<br />
van deeze foort te bouwen, en voor het onder BESCHU*;<br />
VING.<br />
houd der reeds voorheen gebouwde minder bezorgd<br />
te zyn; 't welkten gevolge had, dat de<br />
meefte dier Stinzen, hoe fterk ook in den beginne<br />
gemaakt, langzaamerhand vervielen, en<br />
de een na de andere wierden afgebroken, terwyl<br />
men derzelver hoven en tuinen tot weidof<br />
bouwland toebereidde. Doch behalven deeze<br />
reden kan men ook nog andere van het verval<br />
dier Stinzen geeven. Sommigen dier aanzienlyke<br />
en adelyke geflagten, welker voorouders<br />
dezelve met groote kosten gefticht hadden,<br />
zyn geheellyk uitgeftorven; anderen zyn, door<br />
*t ongeluk der tyden, uit hunne wettige bezittingen<br />
gezet, en weder anderen door kwaad bellier<br />
verarmd; vooral toen de waarde van 't geld,<br />
in evenredigheid met 's Lands toeheemenderykdommen,<br />
begon te daalen, en de bezitters van<br />
zulke goederen zich in fchulden ftaken, alleen<br />
maar om niet van hunne voorige leevenswyze af<br />
te gaan, fchoon die nu te kostbaar geworden<br />
was, en niet viel op te houden, dan met dagelykfche<br />
vermeerderinge van fchulden, en verkoopinge<br />
van zulke goederen, waaruit men<br />
voorheen zyn voornaamfte bellaan getrokken had.<br />
Wierden om zulke redenen ver de meeste van<br />
<strong>Friesland</strong>s oude Stinzen uit den weg geruimd,<br />
niemand beduite daar uit, dat het <strong>Friesland</strong> aan 't Ont-<br />
Dreekt 'ef<br />
fraaie Landhuizen ganfchelyk ontbreeke. Behal ichter<br />
ven dat de Heeren Grietsluiden, genoegzaam ruec aan<br />
alle , in hunne Grietenyen een fraai Landhuis, aangenaameLand<br />
met vruchtbaare tuinen, hoovingen en vyvers<br />
huizen.<br />
K z heb-
ALGE- ]<br />
JYIEENE ,<br />
BESCHRY- !<br />
VING,<br />
Ook zyn<br />
de Boerewoonin.<br />
gen en<br />
Schuuren<br />
daar<br />
vry aanzienlyk.<br />
14.5 Tegenviiordigè Staat<br />
hebben, gcfchikt om 'er den Zomer met genoegen<br />
teflyten, telt men in <strong>Friesland</strong> ook nog<br />
zeer veele andere, zo aan Heeren van Regeeringe,<br />
als aan Ryke Burgersuit de Stedeniwbehoorende,<br />
en tot het zelfde einde gfctato<br />
Het prachtig beeld - en grotwerk der Hollandfche<br />
tuinen en hoven wordt hier met vernomen;<br />
maarevenwel heerseht er ook geene<br />
flordigheid; en de deugdzaamheid van fappige<br />
en welfmaakende tuin- en boomvruchten vergoedt<br />
rvkelyk het gebrek van weidfche verfierfelen.<br />
De eigentlyk gezegde Landluiden of Boeren zyn<br />
ook hedendaags zo verre, van zich, even als<br />
hunne Voorvaders, in geringe hutten te moeten<br />
behelpen, dat zy in tegendeel doorgaans welgebouwde<br />
huizen en fchuuren, zo tot eigen ve -<br />
blyf, als tot berging van vee, koren, en hooi,<br />
bevvoonen , hetzy die hun zeiven , met de<br />
onderhebbende landen, in eigendom toebehooren<br />
gelyk 'er in <strong>Friesland</strong> veele zyn ; het zy<br />
dezelve van andere Eigenaars voor zekeren prys<br />
h'ftet gehuurd zyn? In Oostergo en Westerse<br />
daar men de beste landeryen vindt, heeft<br />
lln ook de kOstbaarfle en fraaifte huizen en<br />
fchuuren. Om nu immers van de ruiken rust<br />
te fpreeken, die meer uit verkiezinge, dan om daar<br />
by hun beftaan te vinden, de boerdery dryven<br />
en als Heeren aangemerkt moeten worden; al<br />
doorga ns zyn de^ huizen en fchuuren onzer<br />
ÏÏSden in eenen goeden fmaak gebouwd<br />
kosten by haare eerfte ftichtinge aanzienlyke<br />
fommen, van drie en vierduizend guldens, ot<br />
meegaar gelang van de ^ o ± ^ é ^ n<br />
en 't vermogen van den eigenaar, t U dus geen
van FRIESLAND. : Y49<br />
'Wonder, dat de crefïblykfte deezer Friefche Boerewooningen<br />
door Vreemdelingen wel eens voor<br />
Lusthuizen der Grooten zyn aangezien. In de<br />
/.evenwouaen, Gaar ae i_anaeryen over t geheel<br />
van minder deugd en waarde zyn, vindt men<br />
ook doorgaans minder kostbaare huizingen en<br />
fchuuren; en echter heerscht 'er ook geene armoedige<br />
flordigheid. De Landouwe zelve, veel<br />
beter tot het aanleggen van plantagien gefchikt<br />
dan de zwaare kleigrond, heeft al van overlang<br />
veelen derwaards gelokt, om daar hun Zo<br />
merverblyf te neemen; en het flaat te denken,<br />
dat dit met den toeneemenden fmaak, om de<br />
tot hiertoe ledig gelegen hebbende Heidvelden<br />
MEENE<br />
BESCHRY-<br />
VIN*.<br />
In de Ze<br />
venvvouden<br />
kon'<br />
met bosfchen en boomen te beplanten, of tot<br />
vruchtbaare Korenakkers en Weidlanden, te laa- nen noj<br />
ten bewerken, veel eer toe dan af zal neemen. veele<br />
En gefchiedde dit met dien yver, welken de naHeidvelden met<br />
tuur der zaake verdient, zo kon <strong>Friesland</strong> zekerlyk nut bear<br />
eenige duizenden inwooners meer voeden dan beidworden. 'er tegenwoordig gevonden worden: 's Lands<br />
_ _ i n j j 1 __ _ . ,<br />
inkomften zouden daarby ook vermeerdering<br />
erlangen , al ware het, dat men om den<br />
voortgang daar van te begunfligen, aan de onderneemers<br />
eenige voorrechten en vryheden verleende<br />
; en deezen zouden hun geld befteedcn<br />
op eene wyze , die voor weldenkende zielen<br />
met het flreelendst genoegen gepaard zou gaan,<br />
al ware ook het voordeel niet zo groot, als men<br />
zich in den beginne beloofd had. Nut voor zyn<br />
geboorteland en medemenfchen te zyn, levert<br />
genoegens op waar van de laage ziel van eenen<br />
vrekken gierigaard en dolzinnigen verkwister<br />
zelfs geen denkbeeld heeft.<br />
K 3 Is
AtGÏftlEENE<br />
BESCHRY-<br />
VIHG.<br />
De Kleeding<br />
der<br />
Friezen<br />
valt niet<br />
gemaklyk<br />
te be<br />
fcbryven,<br />
i5° Tegenwoordige Staat<br />
Is de verandering groot, die ten aanzien der<br />
wooningen in <strong>Friesland</strong> is voorgevallen, in<br />
&e kleedinge wordt 'er eene vernomen , die<br />
niet veel geringer is. De Grooten toch,<br />
zo mans als vrouwen, hebben zich reeds van<br />
overlang naar de Duitfche of Franfche manier<br />
beginnen te fchikken, en vinden onder de vermogenden<br />
uit den burgerlïand zeer veele navol<br />
gers, die hiertoe te ligter overgaan, om dat dit<br />
een gereed middel lchynt om zien van L Wa&^ gemeen te onderfcheiden, en tot eenen rang van<br />
meerder aanzien op te klimmen. Dan hoe dit ook<br />
zy: de geduurige veranderingen , die in de<br />
wyze van kleedinge voorvallen, en de onbeftendige<br />
geaartheid tan den Kameleon fchynen<br />
aan te duiden, maaken derzelver befchry ving zo<br />
wel moeielyk als noodeloos, omdat zulke Friezen<br />
maar weinig overgehouden hebben, dat hen<br />
van de Hollanders en anderen onderfcheidt,<br />
of het moest, gelyk lommigen hermen opgemerkt<br />
, hier in beftaan , datze in de mode<br />
altyd achter aan komen , en maar alleen den lol<br />
van traage navolginge, doch nooit .van uitvmdinge<br />
verdienen,zo men de uitvinding voor lofwaardig<br />
te houden heeft. Zonder ons derhalven<br />
met de aanzienlykften op te houden, zullen wy<br />
hier iets wegens den middelftand by voegen, en<br />
wel meest ten aanzien van het platte land, om<br />
dat de kleeding der Stedelingen, vooral die der<br />
Vrouwen, zo verfchillende is, dat de kenners<br />
edlopn dnnrbv weeten te onderfcheiden, of zy<br />
Dezelve is uit de Hoofdftad, dan of zy uit eene der andere<br />
doorgaans Steden zyn, en bepaaldelyk uit welke. Van<br />
niet allen, zo Landluidcn als Stedelingen, moet men<br />
Weidse!*.<br />
er
van FRIESLAND. 151<br />
erkennen , dat hunne kleeding verre is van ALÖE-<br />
MEENE<br />
weidsch te zyn, als ook dat 'er iets van dat ei<br />
BESCHRV»<br />
gene in doorftraalt, waar door dezelve, en in VING.<br />
zonderheid die der Vrouwen, al zynze geene<br />
Hindeloopers of Molquerumers ( die weder<br />
van de overigen grootelyks verfchillen, gelyk in<br />
i de befchryvinge dier plaatfen ftaat getoond te<br />
1 worden,) zich gemaklyk van allen overigen<br />
I landaart laat onderfcheiden. Ook llraalt 'er iets<br />
I bevall'gs in door, dat niet weinig ter vermeer-<br />
1 deringe der Vrouwelyke fchoonheid ftrekt. De<br />
: zogenoemde Duitfche mutfenmetbreede kanten,<br />
1 de gouden Ooryzers, en andere verlierfelen van<br />
1 Goud en Zilver, eertyds zo weinig, doch nu<br />
; zo zeer geacht, en niet zelden boVen vermogen<br />
s gebruikt, ftellen dezelve in 'taangenaamfte licht.<br />
1 Hieraan heeft men toe te fchry ven , dat eene<br />
• wel uitgeftreeken Friefche Vrouw , of jonge<br />
I Dogter, nooit op eene vreemde plaats kan ver-<br />
| fchynen, zonder de bewonderende aandacht van<br />
; groot en klein tot zich te trekken.<br />
In fpyze en drank , als ook in de ver- In Spyze,<br />
drink<br />
c dere leevenswyze , verneemt men wel de ruw- enz,<br />
1 heid der Ouden niet meer, en echter heerscht heerscht<br />
i hier eene eenvoudigheid, die men elders te ver- eene een»<br />
voudig-<br />
L geefs zou zoeken, en welke geen grooten omheid,<br />
die<br />
I flag van toebereiding noodig heeft. Sint dat het elders niet<br />
\ visfchen en jaagen door den Landbouw, de Vee- vernomen<br />
1 voeding , den Koophandel en de Scheepvaart, wordt,<br />
tot zigtbaare vermeerdering van 's Lands ryk-<br />
1 dommen, is afgewisfeld, heeft ook de leevens-<br />
1<br />
wyze eene gansch andere plooi gekreegen. In<br />
1 de Steden is het misfchien by veelen tot eene<br />
1 lekkerheid en dartelheid overgeilagen, die niet<br />
K 4 ai-
f|a Tegenwoordige Staat<br />
ALOE- alleen fchadelyk voor hunne gezondheid en be<br />
5MVENE<br />
zittingen is, maar ook der aankomende" Jeugd<br />
BESCHRYtma.<br />
tot een gevaarlyk voorbeeld van navolginge dient.<br />
Ten platten lande vergenoegt men zich doorgaans<br />
met eenvoudige gerechten, en wel zulke<br />
die door eigen Stallen, Akkers en Velden<br />
worden opgeleverd. Deeze hunne gerechten<br />
van fpek en vleesch, erweten en boonen,<br />
gort en meel, boter en kaas, en wat dies<br />
meer is , zouden wel voor eenen ledigloopenden<br />
Stedeling wat zwaar te verteeren vallen;<br />
doch het gezin vaneenen Landman, dat, van<br />
den grootllen tot den kleinften toe, een werkzaam<br />
leeven leidt, en geltadig in beweeginge<br />
gehouden wordt, heeft daar van minder ongemaks<br />
te lyden De fchoone witte tanden, waar<br />
mede veele Landzaaten pronken, zyn 'er een<br />
fpreekend bewys van, en toonen ons, dat zelfs<br />
de Scorbut, fchoon anders onze landkwaal, en<br />
door harde fpyzen aangezet, minst vat op lichaamen<br />
heeft, dien het aan werkzaamheid en<br />
ïn plaats beweeginge niet ontbreekt. Bezigden de Ou<br />
van zwaaden een kookzel van graan en water, eenigzins<br />
re bieren<br />
naar ons bier gelykende, om hunnen dorst te<br />
drinkt men<br />
'er nu lesfen, en zoopen zy zich daaraan dikwyls vol;<br />
veel thee ten deezen, opzigte zyn de Frieten hetzelfde volk<br />
van FRIESLAND. 153<br />
Koffy hebben het bier bynd geheel verdrongen, ALGE-<br />
MliENE<br />
en deszelfs plaats zodanig ingenomen, dat men<br />
BFSCHRY- •<br />
het misbruik daarvan met reden als eene zeer VING.<br />
verderflyke tyd- en geldlpilling te befchouwen<br />
heeft; hoewel 's Lands Las, uit hoofde van<br />
den zwaaren inpost, 'er geene kleine voordcelen<br />
van trekt, Ondertusfchen kan het wel zyn,<br />
dat daar door, volgens fommiger gedachten,<br />
het onmaatig gebruik van Iterke dranken, en de<br />
daar door te wege gebragte vechteryen en pleitgedingen,<br />
merkelyk hebben afgenomen. Het<br />
is althans zeker, dat de dronkenfehap, oudtyds<br />
zo gemeen, by de Friezen van onzen tyd veel<br />
minder vernomen wordt. Fatfienlykc lieden, De dron<br />
van wat ftand zy ook mogen zyn, zouden het kenfehap ,<br />
zich tot oneere rekenen, dronken i.i het open vooral op<br />
pleg'tige<br />
baar te verfchynen.' Zelfs heelt de haatelyke ge<br />
woonte van zyne gasten, by pleg'tige gelegenheden,<br />
op allerlei wyze tot drinken te perfen, en<br />
met een bezoopen lichaam naar huis te zenden,<br />
by onzen leeftyd dermaate afgenomen , dat<br />
daarvan maar zelden gehoord werde.<br />
maaltyden,<br />
wordt daa<br />
zeldzaam<br />
vernomen.<br />
De tegenwoordige Friezen zyn dus veel<br />
vreedzaamer en handelbaarder dan hunne voorouders<br />
: of zy over het geheel juist beter zyn,<br />
is eene gansch andere , vraage, welker beantwoording<br />
wy gaarne voor anderen over- De Frielaaten.<br />
Getrouwelyk zyn woord te houden; zenbe- zyn vaderland en vryheid te beminnen, en als minnen '•<br />
.uw Va.<br />
de nood aan den man gaat, kioekmoediglyk<br />
;lerla;id<br />
voor te ft aan, om zich geen nypend juk van ban •n Vry- •<br />
ge flaaverny op den hals te laaten dringen; een aeid.<br />
arbeidzaam en zuinig leeven te leiden; den<br />
koophandel, en vooral de fcheepvaart, zonder<br />
K 5 aatv
ALGE<br />
MEENS<br />
BESCHRY-<br />
TINi».<br />
Al federt<br />
lang hebben<br />
zy de<br />
Fraaie<br />
Letteren<br />
beoeffend.<br />
154 Tegenwoordige Staat<br />
aanmerkinge op de gevaaren, met dit beroeponaffcheidbaar<br />
verknocht, te dry ven, zyn dingen<br />
, die den Friezen, zonder vleiery , tot lof<br />
verftrekken.<br />
Wat de Weetenfchappen betreft: was der<br />
Friezen onkunde, voor dat zy kennis aan de<br />
Romeinen gekreegen hadden, zo groot, dat zy<br />
leezen noch fchryven konden , de laatere en<br />
hcdendaagfchc Friezen loopen geen gevaar,<br />
dat biilyke en kundige beoordeelers van zaaken<br />
hen met eene dergclyke vuile fmet bekladden<br />
zullen. indcrda- d , van dien tyd af, dat de<br />
weetenfchappen en fraaie letteren het hoofd in<br />
dccze gewesten begonden op te fteeken, zyn<br />
de Friezen de achterlykfte niet geweest, die daai<br />
aan hulde deeden. Nog hedendaags zyn 'er<br />
veele ftukken voor handen, die ten fprcekenden<br />
bewyze ftrekken , dat <strong>Friesland</strong>s adelyke<br />
en aanzienlyke Genachten altoos vruentbaar zyn<br />
geweest, niet alleen in mannen, die zich door<br />
beleid en dapperheid in den kryg wisten beroemd<br />
te maaken , maar ook die in de fraaie letteren<br />
en edele Dichtkunde, vooral in het Latyn<br />
, veelen op eenen verren afftand achter<br />
zich lieten. En hoe menigmaal heeft niet dc<br />
middelftand, ja zelfs die van den laagften rang,<br />
mannen opgeleverd, die alleen door hunne uitgebreide<br />
kundigheden hunnen naam ten goede<br />
A„ „amBumUrA vereeuwigd hebben hphhpn " : Kortom, k'nrrnni . war wat Kerk. oi of<br />
Kerken en<br />
•{Schoeien, School, zo hooge als laage, heeft zich niet<br />
hebben van tyd tot tyd van Friezen voorzien, en 'er zich<br />
daarvan wel by bevonden? De lyst der thans nog leeven-<br />
veel nut<br />
den zou al vry aanzierdyk zyn, zo 't oogmerk van<br />
getrokken.<br />
dit ons werk geheugde, hen by naamc te noemen.
van FRIESLAND. 155<br />
men. De fchikkingen, welke m <strong>Friesland</strong> op<br />
het onderwys der jeugd gemaakt zyn, ftrekken<br />
grootelyks ter bégunftiginge van 't gemelde, en<br />
Virpno-pn rf> werre . dat men zelfs ten platten<br />
lande veelcn ontmoet, die niet alleen de konst<br />
van leczen en fchryven mecsterlyk verftaan,<br />
maar ook in andere takken van weetenfchappen,<br />
als Godgeleerdheid, Gefchied- en Rekenkunde,<br />
1<br />
vry wel bedreeven zyn. Ondertusfchen is het<br />
! maar ai te waar, dat het Hechte toezigt, welk<br />
hier en ginds op de Schooien en het aanftellea<br />
• van Schoolmeesteren gehouden wordt, treurige<br />
i gevolgen ten nadeele van Kerk en Burgerftaac<br />
'voorfpclr. Wordt de eerfte jeugd verwaarloosd,<br />
wat heeft men anders dan een' botten<br />
(ouderdom te wachten? 't Zyn zeldzaame geesten,<br />
die door eigen kracht en zonder ondervvys<br />
door alles heen breeken, en zich tot eenen hoogen<br />
trap van kundigheden weeten te verheffen.<br />
Hoe zeer ware het dan niet te wenfchen, dat<br />
;zy die, door hunne hooge waardigheden of ftem-<br />
; gerechtigde goederen, ten platten lande , het<br />
meest te zeggen hebben, altyd eene naauwgezette<br />
; zorge voor den welftand der Schooien droegen !<br />
1 Hier door zouden zy zo wel het volgende als<br />
1 het tegenwoordige geflagt grootelyks aan zien'<br />
1<br />
verpligten, en zich geene van die nadeelen te<br />
' wyten hebben, welke uit de verwaarloozinge<br />
i der jeugd noodzaakelyk geboren worden, Een<br />
i knecht, die jaaren achter een den liveretrok<br />
(droeg , en zynen Heer tot genoegen diende ,<br />
lis juist daarom niet bekwaam ter onderwyzmge<br />
\ van de jeugd.<br />
De Gefteldheid van Godsdienst, Regeeringe,<br />
Koop-<br />
MS EK!<br />
BESCHUT
ALGE.<br />
MEÖNB<br />
BESCHRY-<br />
YINÖ.<br />
De Friefche<br />
Landtaal<br />
heeft<br />
groote<br />
overeen<br />
komst met<br />
het Engel.cn.<br />
156 Tegenwoordige Staat<br />
Koophandel, Scheepvaart en dergelyke zaaken<br />
meer, verfchuiven wy tot opzettelyker behandeling.<br />
Wegens de eigentlyk gezegde Friefche<br />
landtaal dient nog het een en ander aangemerkt,<br />
niet evenwel om derzelver oorfprong uit de<br />
duistere fchuilhoeken der oudheid op te fpooren,<br />
noch ook om't verloop aan tewyzen,dat<br />
zo wel in deeze als andere leevende taaien, van<br />
tyd tot tyd, is voorgevallen, maar wel om van<br />
haare naauwe verwantfchap met andere taaien<br />
in 't korce iets te melden, en daar op haare tegenwoordige<br />
gefteldheid te laaten volgen. Niemand<br />
is 'er, die eenige kennis van der Friezen<br />
landtaal heeft, welke niet gercedelyk zal toeftaan,<br />
dat dezelve, om van geene Gothifche,<br />
Yslandfche, Zweedfche , Deenfche en andere<br />
taaien te fprecken , inzonderheid met de En •<br />
gelfche zeer naauw vermaagfchapt is. Dit<br />
was ook een natuurlyk gevolg van die herhaalde<br />
Ovcrtogten, welke door de Saxers en<br />
Friezen in vroeger tyden naar Britannie ondernomen<br />
zyn, met achtcrlaatinge van herhaalde<br />
volkplantingen in dac gewest, welk met deeze<br />
nieuwe inwooners ook bykans eene nieuwe<br />
taal verkreeg. Het verloor 'er althans zo veel<br />
van de oude Britfche Landtaal by, dat de eerfte<br />
Euangelie Predikers, welke in de zevende eeuw<br />
uit Engeland naar deeze Gewesten overftakcn ,<br />
om hier't Geloof der Christenen te planten,<br />
weinig zwaarigheid vonden , om zich van de<br />
Friezen te doen verftaan. Sedert dien tyd zyn<br />
wel, door veelerlei bykomendeomftandigheden,<br />
de beide taaien merkelyk uit eikanderen geloopen;<br />
maar evenwel zo niet, of de overeenkomst<br />
tus-
mn FRIESLAND. 15?<br />
tusfehen beiden valt nog ligtelyk te ontdekken.<br />
Zelfs zou het niet te veel gezegd zyn,<br />
indien wy 'er by voegden, dat de Engclfche<br />
taal tot eene doodelyke armoede vervallen zou,<br />
indien zy alles aan het Oud Friesch moest te<br />
rueee geeven, wat zy daaraan verfchuldigd is.<br />
Dan, wat Fries zal den Engelschman dit misgunnen,<br />
zo deeze, daarmede tevreden, geene<br />
onrechtvaardige aanflagen op zyne andere voorrechten<br />
en bezittingen maakt? Staalcn terbevestiginge<br />
hier van dienende, zou het niet moeielyk<br />
vallen, hier in menigte te melden; doch in<br />
plaats van dezelve zullen wy hier een voorbeeld<br />
van overeenkomst doen volgen, dat zelfs den<br />
minkundigen geene twyffeling zal overlaaten.<br />
3J3y ftabbc Jjoen ten<br />
fcrjpp oppe ^> cc<br />
We have feen a Ship<br />
l m a t uppn the Sëa, vvhere in<br />
'<br />
were t?n Men , one ö£<br />
\m tuier ttfeu man,' iic<br />
icne fen ma Mfe in; arr.it»<br />
them had a great réd no-<br />
te trafo n co;?. 31'mier<br />
fe. It wa't. under full<br />
ouöct folie Spïcn. iöp fail; we look'd up and<br />
loftcene it op tn Bel down. The wind was<br />
W*z topn töiec oaeö. good; the Sun fhined<br />
Sinn'-ffctjpne nlcat clear upon the water,<br />
00 It ÜJÉtttt/ 'cc though there'came novv<br />
Mm nou in öan icn and then a fhowr of<br />
fcQoec hepl in ttPn? hail and rain. Thefe<br />
«Pi33e mannen nooDj.ue Men would have us into<br />
nuJ5 pn it fchpp / »*• the fhip, and treated us<br />
tcacr/tcOen uto5 tooi. welft<br />
^irtcnöcopit^ccïifmt; Sitting upon the<br />
nen top mennigc Deun* Deck, we fong many<br />
ïjcg! üjintfen scn gleag tunes , drank a glafs<br />
goeöc topn / baciie- of good wine, brandy,tonn<br />
oef bj'rar.
ALGE-<br />
MEI-NE<br />
BMCHHÏ-<br />
VING.<br />
i 58<br />
Tegenwoordige Staat<br />
gttente / aplen / perren / eggs , AppJes , Pears,<br />
firjcls / flegcft / topte Fih, Flesh, white<br />
h^cci / reaDe boepttcr en Bread , rede Butter<br />
griene tjftejr. 38cftcralïe0 and greene cheefe. Af-<br />
Mtn De /Sfjea en feufje. ter aJl came theTea and<br />
fïnncïfteamec/öeac toiet CofFee. In the Cham-<br />
teu ®afel / Stoelen mep ber there was a Table,<br />
becKleentngcn /eau 0'oec/ Itools with backlee-<br />
toont nnu£ j[S&up tour nings, a Fire, for midst<br />
it aoggpette ïiaïi / in May it althoug were<br />
ttoa beÓOen / toeatpn top yet cold, and' two<br />
flicnteiic. iBp tlianh* rjed*,wherein wf flepttem<br />
öe gcïjppper/' m We thank'd the Snip<br />
f'ettene foct pn gngelper, we fet foot on<br />
lan. gjngeS-lan i£i'en English land. Enge<br />
gwat temugrpcn. gt land is a gieat King-<br />
fianujngtfol pn toept/ dom. The Land fruit-<br />
in 'De Matie rpït. ©e full in wheat and the<br />
ïlenrng/tofia i$ pette Nation rich. The King,<br />
jong / j)et uieuniiig who is yet young, hath<br />
^oar.nen / fen totja many Sons, where of<br />
top ten 3eagenc öp fep we faw one who was<br />
tien }kt$ oaö i?-, jpn iixteen years old ; his<br />
3©py i$ Dca. IDp ree» Wife is dead. We rec-<br />
henjefjotttoec JföiHtocn kon four Million man in<br />
man pn Singel ïan/ England, three hundred<br />
it; ave uonöitt tïjeuto; thoufand in London,<br />
fcnbpnïonöeu/ utfioin and hundred and twenty<br />
birt m upf in ttocmtig vife thoufand in Am-<br />
tijoutofenö pn Stoffers flerdam, London is one<br />
öam.SLonbcn \$ ien fen öe of the greatest Placesin<br />
greatjle pleatfen pnne the World. Is it not won-<br />
to'aö. 3$ et naet toon« derful, that the under-<br />
öctïic» uatopbtcjiannige ftanding English not<br />
3|ngelfen het cefnomiSt know their offpring ,<br />
nact hintte / uogjltëoerg or Mother Tongue,and<br />
tacl/tn öctlan \nretutot the Land whereout they<br />
5P hammeneJ
van<br />
F R I E S L A N D . 159<br />
Over deeze overeenkomst der Oud Friefche<br />
en Engelfche taaien verdient onder ander geleezen<br />
te worden de reeds voorheen gemelde<br />
S. A. Gabbema, in zyne Voorrede voor de<br />
Friefche Rymlerye van Gysbert Japix. Behalven<br />
andere merkwaardige gezegden van dien<br />
doorkundigen Schryver, wiens werken nog in<br />
hoogachtinge zyn, heeft hy deeze woorden,<br />
welke ik in 's Mans éigen fpellinge hier laat<br />
volgen: „Heeden, noch na de fleet van zo<br />
„ veel eeuwen, is de gelykformigheid beid' 'e»<br />
taaien, zoo groot, dat die de FRIESCHE<br />
woorden uit de Engelfche wilde* Schiften,<br />
" die, van 'er meeste tal, zoude ontblooten.<br />
" Der taaien maagfchap is blyk van der Volken<br />
naverwandfchap. Ik ftelle dan onverwrikbaar<br />
" vast, dat, hoe naauwer de Engelfche met der<br />
„FRIESCHE, als Zakxzenfche, over-een-<br />
„ komt, dat dies, ook, zo veel tegrooteraan-<br />
, tal van Volk - planters uit F R I E S L A N D. dan<br />
",Zakxzen, na Brittanje zyn overgevaaren,<br />
„ het zy Beda hen onder de Jutten, of An-<br />
„ glen, of ook zelfs wel onder de Zakxzen<br />
„ beklemt. (*) ^<br />
(') Kundige Engelfchen zyn zo verre van dit te<br />
ontkennen, dat zy hetzelfde niet ronde woorden belyden.<br />
In een Engelsch Werkje, getiteld: Tbe prefent<br />
State of Holhnd, or a defcription of the unieed Provtnces,<br />
gefchiedt dit op de duidelykfte wyze: „ Thï<br />
British Nation ( dus drukt zich deeze Schryver uit )<br />
,, are very apt to cenfure and deride the Dutch<br />
„ Language , without knowing , or at least confi-<br />
„ dering, that te Language thetn felves fpeak is no<br />
„ other than the Low Dutch If we have foftened t<br />
„ few of the Dutch Terras , by the. refinement of<br />
„ our<br />
ALGE<br />
MEENS<br />
BESCHRV*<br />
VIHCJ.
ALGE-<br />
UB ENE<br />
BliSCIIRT-<br />
V1N0,<br />
ióo Tegenwoordige Staat<br />
Ondertusfchen vatte men het gezegde zo niet op,<br />
als of wy hier van gansch <strong>Friesland</strong> fpraken.<br />
In de Steden toch is het Oud Friesch gansch en<br />
al in onbruik, zynde 'er maar weinigen, die<br />
hetzelve zo verdaan, datze het fpreeken enleezen<br />
konnen De taal der Stedelingen heeft meer overeenkomst<br />
met die van Holland; doch zo, dat dezelve<br />
in de verfchillende Steden van <strong>Friesland</strong>,<br />
"door eenen byzonderen tongval wederom merkelyk<br />
verfchilt, en van maar weinigen recht<br />
zuiver gefproken wordt. Hindeloopen alleen<br />
dient daarvan uitgezonderd: want daar en in hec<br />
,nabygeleegen Molquerum, wordt de Oude Landtaal<br />
nog gebruikt; ook is ze daar minder dan wel<br />
elders by de Friezen ten platten lande verbasterd.<br />
Voor-<br />
„ our own, and naturalizing abundance from the La-<br />
„ tin and French, the difference is not fo great ho-<br />
,, wever, as to make us lofe fight intirely of that<br />
„ upon which it is founded, and which is certainly<br />
„ our Mother Tongue ". Om nu hiervan zyne Leezers<br />
te overtuigen, iaat de Schryver dat voorbeeld van<br />
overeenkomst volgen, wélk wy zo even hebben opgegeeven,<br />
doch met eenige vermeerderinge, en met vergelykinge<br />
van het Engelsch tegen het Oud Friesch, in<br />
plaats van het NedL'rduitsch, dat door dien Schryver<br />
gebezigd werd, waarfchynlyk omdat hy geene kennis aan<br />
het Oud Friesch had. Daarop voortgaande zegt hy:<br />
„ The Confideration of this affinity or rather famenefs<br />
„ of Language probably gave the ingenious Mr Ho.<br />
„ well occafion to fay : ,, That take an Englishman<br />
„ cap a pied, li om head to foot, every member he<br />
„ hath is Dutch". En kort daarna ontmoet men by<br />
hem deeze woorden: „ Sir William Temple fays , that<br />
„ Part óf the Saxons, who conquer'd England, came<br />
„ from <strong>Friesland</strong>; which' is very probable , as that Pro-<br />
„ vince lies nearër Saxony than either of the other two<br />
„ Maririme Provinces, Holland and Zealand , enz".
van<br />
FRIESLAND. 161<br />
Voorheen plag men , zelfs onder de eerfte en ALGE-<br />
MESLNB<br />
aanzienlykfte.geflagten, het Oud Friesch nog<br />
BESCHRVfcinnens<br />
huis men zyn gezin te fpreeken, en<br />
V1NG.<br />
de Friefche Rymleryen van den beroemden Gys-<br />
HiisU Bert Japix, T„niv in leeven Ippwn Schoolmeester te Bols-<br />
'werd, waren 't gewoone handboek, met welk<br />
men zich zocht te vermaaken en te 'ftichten.<br />
Doch zowel het eene als het andere is federt<br />
ïang by weinigen in gebruik, en 't ftaat te vreezen,<br />
dat de kennis dier Oude Landtaal eerlang<br />
geheel en al zal verlooren worden. Eene nieuwe<br />
uitgave van 't zo even genoemde werk,<br />
verrykt met eene naamlyst van de betekenisfe<br />
der moéielykfte woorden, zou geen ongepast<br />
middel zyn, om derzelver kennis een weinigje<br />
te verlefivendigen. Veelen, dit is my meer dan<br />
eens gebleeken, zouden wel lust hebben, om<br />
dat keurig werk te leezen, en zich dus in de<br />
Oude Landtaal te oeffenen, zoze niet wierden<br />
. afgefchrikt, door eene menigte woorden en gezegden,<br />
van welke zy de betekenis niet weeten<br />
te raaden. Het is derhalve te wenfehen, dat<br />
iemand, die dèezer taaie kundig is, deeze taak<br />
eens voor zyne rekening zal neemen.<br />
Ter voltooyinge van deeze fchets, zullen wy Nadere<br />
befchou-<br />
den Leezer nog eenige der voorgemelde hoedawing<br />
van<br />
' nigheden, in een kórt beftek, erinneren, en al der Frie-<br />
wat verders hier by in aanmerking komt, in dat zenkarakter. : zelfde beftek vereenigen. Een volkskarakter is<br />
- ~~AA„„ aar>~ nnAarCr-Vir.iAonff-h'lVft^.<br />
" toch met anders dan eene ondencneiaenicnaKeering<br />
van trekken en plooien f die wel overal dezelfde<br />
zyn, maar met eene ongelyke leiding hun<br />
byzonder verzaam - of brandpunt hebben, In<br />
een enkel ondeelbaar lid der Maatfchappye ont- .<br />
L breeken
ALOE-<br />
MEENE<br />
Bi.SCHRY-<br />
1Ó2 Tegenwoordige Staat<br />
breeken dikwyls ten ecnemaal die hoedanigheden,<br />
welke veele anderen onder zyne medeburgers'in<br />
de ruimfte maate bezitten: inde maatfchappy,<br />
over 't geheel befchouwd, worden alle<br />
hoedanigheden , welke de menfchelyke Natuur<br />
oplevert, gevonden,fchoonfommige derzelver,<br />
die by het eene volk in een helder licht ftaan,<br />
by het andere eenige verduiftering ondergaan;<br />
een fcherpziend oog ontdektze niet te min al<br />
te famen, en omzwachtelt met een niet zeiden die<br />
mengeling, waar door zy in de uitoeffening van<br />
haar vermogen geholpen of verhinderd wor-<br />
Gelyk dan de voornaamfte deugden en gebreken<br />
van het menfchelyk gellagt onder de Friezen<br />
zo wel als elders verfpreid zyn ; en vooral<br />
onvermoeide yveren vuige vadzigheid, gematigde<br />
deftigheid en ftyve ftuursheid, dartele weelde en<br />
vrekke gierigheid, en wat dies meer is; gelyk<br />
'er dappere heldenmoed en bloode lafhartigheid,<br />
fchitterend vernuft en drieste domheid naast elkanderen<br />
plaats vinden; zo zou eene al te breede<br />
uüweiding hierover het tafereel veel eer verduifteren<br />
dan ter opheldering dienen. Ook doen<br />
de ftraksgemelde verzaampunten , welke men<br />
moet kennen om de waare onderfcheidmg van<br />
een welgelvkend aibeeldzel te verftaan, zich dan<br />
alleen het duidelykst voor,, wanneer men in de<br />
voortitelde maatfehappy, haare meest algemcene<br />
grondregelen, beginfelen en heerfchende<br />
gevoelens gade Haat, en tevens naauwkeurig opmerkt<br />
in welk een licht de hoofdkarakters,<br />
wd.. zich voordoen.<br />
als ondeelbaarheden beicnouwa, zien vuumuu..<br />
Zy zyn.<br />
Dit toepasfende op het geene reeds voorheen<br />
r<br />
wegens.
van F R I E S L A N D . 163<br />
wegens de algemeene geaartheid , het beftaan ALGEen<br />
de leevenswyze der Friezen gezegd werd, MEENE<br />
BESCHRY*<br />
zal men aanftonds ontdekken, dat zulk een volk<br />
VING.<br />
geenszins gefchapen is, om zich in weelde en niet ge-<br />
wellust te baaden, in koetfen gewiegd te worfchikt om<br />
den , en dagelyks eenige uuren aan tafel door te zich in<br />
weelde en<br />
brengen; maar om de kracht van een welge-<br />
wellust te<br />
fpierd gefteldoor ftoute en vaardige lichaams oef- baaden.<br />
feningen te verdubbelen. En zeker, onaangezien<br />
de ftyve houding, die hun, in den eerften op-<br />
Hag, meer of min eigen fchynt, zy weeten 't<br />
wel te toonen daar het te pas komt. Eveneens<br />
afgerecht op het bellieren van paarden als van<br />
fchepen; onvermoeid op de jagt, in het overfpringen<br />
van vaarten en wyde flooten, in het<br />
kaatfen en kolven, en vooral in het fchaatsryden,<br />
waar in zy nergens huns gelyken hebben;<br />
kortom in alles wateenhupfchen kaerelvereischt,<br />
zonder winden weer, ooit in het ftrengfte fai><br />
zoen, te ontzien , bewyzen zy genoegzaam, dat<br />
de oude Romeinen , gelyk boven reeds aangemerkt<br />
is, met vruchteloos hunne Leermeesters<br />
geweest zyn. Een fatfoenlyk man, zelfs een<br />
Heer van aanzien, kan door zodanige oeffeningen,<br />
mits dat hy'er niet door verwildere, een<br />
foort van roem behaalen, dien men hem elders<br />
ontzeggen zou.<br />
De Friezen zyn geene vleiers ; en zo men Ook zyn<br />
de Grooten uitzondert, die overal willen ge zy geene<br />
Vleiers.<br />
vleid worden, kan men ook niet zeggen dat het<br />
gemaklyk valt deezen landaart door vleiery te<br />
verblinden, ja veele Friefche Grooten beantwoorden<br />
eene rondborftige tegenfpraak met achting<br />
en eerbied, terwyl zy den laagen vleier wel<br />
L i aan
ALCE-<br />
WEENE<br />
BESCHRy-<br />
VING.<br />
En konnen<br />
geene<br />
trots<br />
heid dulden.<br />
164 Tegenwoordige Staat<br />
aan 't fnoer houden, maar hem weinig hooger<br />
dan een huisdier achten. Dus is 't ook dat men<br />
in <strong>Friesland</strong> weinige Z vetfers en Windbreekers<br />
ontmoet. Gebeurt het, dat iemand in een gezelfchap<br />
wat te veel van zich zeiven fpreekt, het<br />
onverfchilhg gelaat zyfter vrienden overtuigt hem<br />
fchielyk van zynen misdag; of zy zetten hem<br />
("volgens eene Friefche fpreekmanier) zo fraai<br />
over 't paard been ,dathy t.-rftond verlegen ftaat.<br />
Trotsheid vooral is voor Friezen ondraaglyk,<br />
en zy kennen geen leevendiger vermaak dan de<br />
vernedering van een hoogmoedig mensch. Minder<br />
afgeweeken van den ftaat der natuure, die<br />
geene onderfcheidingen van rang en geboorte<br />
medebrengt, dan eenige andere landaart, dulden<br />
zy ook naauwlyks in den vreemdeling de trekken<br />
, welke hem door dusdanige vooroordeelen zyn<br />
ingeprent. De arme Duitfchers, die aan den<br />
anderen kant met die vooroerdelen vry fterk bezwangerd<br />
zyn , ondervinden dit veelal in<br />
<strong>Friesland</strong> vry' zaakclyk, en (hagen 'er ook daarom<br />
gërrfeeriM zo wel niet als in de nabuurige<br />
Provinciën. Doch indien een vreemdeling genegen<br />
is zich eenigzins te fchikken, *wordt hy<br />
ook nog al ingefchikt. De omgang met vreemdelingen<br />
is misichien het punt, waarin de Friezen<br />
met den Rngelfchen landaart de meeste<br />
overeenkomst hebben. Verre is het évenwei van'<br />
daar, dat dit by de friezen-tot laage wreedheid<br />
en liefdeloosheid omtrent ongelukkige vreemdelingen<br />
zou overflaan. Draaien zj op zulk een edelmoedige<br />
wyze zorge voor hunne ongelukkige en<br />
verarmde Landgenooten, dat zy hierin voor geene<br />
anderen behoeven te wyken; ongelukkige,<br />
doch
van FRIESLAND. 16*5<br />
doch belcheïden vreemdelingen hebben geene reden,<br />
om zich over de Friezen als hard en onmeêdoogend<br />
re beklaagen. ' \<br />
Kunften van fmaak worden by hen meer bewonderd<br />
dan geacht. In <strong>Friesland</strong> heerscht een<br />
zekere geest van orde, doch die zich in alles niet<br />
even gelukkig voordoet. Zy flaagen in hunne<br />
gebouwen doorgaans niet zeer wel, maar veel<br />
beter in tuinen , plantaadien en boerderyen; in<br />
welk laatlle opzigt vooral, zy anderen ten<br />
voorbedde van veritandig overleg, geregelde<br />
orde, en noodige zuinigheid konuen vertrekken<br />
hoewel 'er ook nog al verfcheiden verbeteringen<br />
in het eeneen andere te maaken zyn. Maar<br />
om zo niet van hunne gebouwen af te Happen :<br />
misfchien doet de vaste verkleefdheid aan het<br />
oude gebruik hen de hulpmiddelen, waar door<br />
de fmaak der bouwkunst geduurig verbeterd is,<br />
te veel verachten, terwyl aan den anderen kant<br />
de natuurlyke fmaak in eenvoudiger voorwerpen<br />
gelukkiger te voorfchyn komt. Evenwel<br />
zou men doorgaans in hunne vindingen en ordinantiën<br />
wel wat meerdere blyken van een vro-<br />
I lyken en fpeelenden geest wen fchen te zien.<br />
: Alleen zou men konncn zeggen, dat dit naauw-<br />
I lyks anders kan zyn ,* vermits het verftand al<br />
1 doorgaans eene leiding verkrygt, die overeen-<br />
! komt met het voornaame voorwerp der bcdoelin-<br />
: gen, welke hier te lande ftrekken om nuttig te<br />
; zyn voor anderen, of voordcel te behaalen voor<br />
ALGE-<br />
MEEME<br />
BESCHRT-<br />
VING.<br />
Kunften<br />
van fmaak<br />
gaan 'er<br />
niet fterk<br />
in zwang.<br />
; zich zeiven. In Molenwerken, Sluizen en aller-1<br />
Hei werktuigen zyn de Friezen groore meesters. 1 Nogthans<br />
nunten<br />
1 Den'Landbouw oefFenen zy als Wysgjeeren , en :e \ uit in<br />
i tot groote onderneemingen, als Meeren droog te verfcheiden<br />
Biitti'<br />
L 3 maa-
ALGS-<br />
MKENE<br />
BESCHRY<br />
VING.<br />
ge verrichtingen.<br />
Ën zyn<br />
ook niet<br />
te ftomp<br />
voor kun<br />
fien en<br />
Weetenfchappen<br />
van den<br />
edelften<br />
fmaak.<br />
i66 . Tegenwoordige Staat<br />
maaken , Velden te bedyken en Bosfchen te<br />
vellen om den grond tot weid- of zaailanden<br />
te bereiden, zouden zy in 't byzonder<br />
genegen zyn , zoze daartoe de vereischte aanmoediging<br />
ontvingen, 't Zelfde heeft ook<br />
plaats ten aanzien van veele Fabrieken , die<br />
in <strong>Friesland</strong> flegts van hooger hand behoefden<br />
begunftigd te worden, om 'er heerlyk te<br />
bloeien.<br />
Dat onze Friezen evenwel ook niet te ftomp<br />
zyn voor kunnen en Weetenfchappen van den<br />
^edelften fmaak, blykt zonneklaar uit verfchei-<br />
' den voorbeelden. Hoezeer onze nabuuren met<br />
het hoogfte recht op hunne doorluchtige Schilders<br />
roemen, niemand onder hen heeft doorluchtiger<br />
eernaam verworven dan JVtgmana^èst<br />
Friefche Rafaè'1. Willem van Ranouw gewaagt<br />
in zyn Natuur- en Kunst-kabinet van<br />
een fraaie vinding, om als in Fresco ingelegd<br />
bloemwerk op fteenen tafelen te fchilderen met<br />
natuurlyke kleuren, zo heerlyk en kondig, dat<br />
deeze ftukken niet zonder verbaasdheid befchouwd<br />
werden. De vinder van die kunst was Hendrik<br />
Busch, te Leeuwaarden. Hy is met deeze kunst<br />
weg geftorven, maar men ziet in <strong>Friesland</strong> nog<br />
eenigen van zyne overgebleeven werken, die de<br />
allergunftigfte befchry ving van den beroemden<br />
Ranouw geenszins verlochenen. De Telescopen<br />
vaneenen Jan van der Bildt, welke tot nog toe door<br />
niemand overtroffen zyn, als ook het beweegbaar<br />
Zonneftelfel van eenen Eitsma, die beide door<br />
eigen krachten eene hoogte bereikt hebben, welke<br />
yan veele anderen, zelfs door middel van het<br />
• beste
van FRIESLAN D. i6 t t<br />
beste cnderwys, niet kon beklommen worden,<br />
zoude hier van ten bcwyze konnen dienen.<br />
<strong>Friesland</strong> heeft groote Dichters voortgebragt.<br />
Gysbert Japix behoeft in geenen deele voor<br />
Poot, ja fomtyds niet voor den grooren Vondel<br />
te zwichten, Higt, zo jong den Zangberg ontrukt,<br />
was den beroemden Rotgans op zyde. En<br />
wilden wy van anderen fpreeken, die in Latyn-<br />
ALGE-<br />
MSENE<br />
BESCHRY.<br />
VJNG.<br />
<strong>Friesland</strong><br />
heeft ver-<br />
fcheiden<br />
treffelyke<br />
Dichters<br />
voortgefche<br />
Poëzy hebben uitgemunt, de ftof zou al te bragt.<br />
overvloedig zyn. Laat 'er ons alleen byvoegen,<br />
1 . r„VoU«rl non ona nnnnrrprmiiVto on man.<br />
dat het <strong>Friesland</strong> aan geene onopgefmukte en mannelyke<br />
Historiefchryvers ontbreekt; zullende<br />
Winfemius en Schotanus onder de vroegere, en<br />
I Foeke Sjoerds onder de laatere, in eeuwige ach-<br />
: ting blyven. De edele Zang en Speelkonst is<br />
l zo verre van daar verwaarloosd te worden, dat men<br />
; althans in verfcheiden fteden goede Conferten<br />
I heeft. De liefhebbery voor het Tooneel heeft<br />
ide Academifche jeugd opgewekt, om van tyd<br />
i tot tyd een Treur- of Blyfpel te vertoouen, en<br />
I fomtyds met grooten lof. Te Harlingen heeft<br />
men etlyke liefhebbers gehad, die voor de<br />
fpeelers van de beste Hollandfche Schouwburgen<br />
niet behoefden onder te doen.<br />
't Waar' te wenfchen, dat de Friezen, gelykze Sn echter<br />
/alt 'er in<br />
;zich thans meer dan ooit op de zuiverheid der<br />
le Dicht-<br />
;Nederduitfche taal toeleggen , ook aldus de uinde<br />
tNederduitfche Dichtkunde met hun aangeboren ïog vry<br />
wuur behartigden. Indien men 't zeggen mag; vat te<br />
verbete<br />
Ihoe lieflyk ons de Nederlandfche Lier in de ren.<br />
(ooren khnke, haar ontbreesen lettert noora en<br />
1<br />
Vondel , drie vermogens ; een Lakonifche nacdruk,<br />
eene edele ftoutmoedigheid, en eene alc<br />
dwingende toverkracht. Wy zeggen niet dat<br />
L 4 dit
ALCE-<br />
MKENE<br />
BÜSCHKY-<br />
VJNO.<br />
168 Tegenwoordige Staat<br />
dit gebrek door de Friezen vergoed zou worden;<br />
maar wel dat men 'er veel by winnen zou,<br />
indien hunne rustige en ernsthaftige toonen<br />
eenmaal gepaard gingen met die zo zuivere Hollandfche<br />
zoetvloeiendheid-.<br />
I V . H O O F D -
van FRIES L A N D. io*c<br />
IV. H O O F D D E E L .<br />
Beknopte Historie van de 'vroeg(ie tyden af tot<br />
op den Dood van Konfantyn den Grooten.<br />
B:KNOP.<br />
TE [IlSTO-<br />
elyk de Historiën van alle Volkeren ,<br />
De oude<br />
wanneer men tot de vroegfle eeuwen op klimt, Historie<br />
duister en met veele fabelachtige vcrtelfelen ver der Frie'<br />
vuld zyn, alzo is het ook met die der Friezen zen is<br />
duistur en<br />
gefchapen. Klimt men tot die tyden op, in onzeker.<br />
welken de Romeinen nog nooit deezen bodem<br />
betreeden hadden, men zal 'er weinig ontmoeten<br />
waar op volkoomen ftaat te maaken valt.<br />
Daalt men tot wat laater tyden af, ook toen,<br />
en vooral in de eerfte eeuwen onzer Christelyke<br />
Jaartellinge, zouden 'er. naar het verhaal eer<br />
Kronykfchryveren, veele dingen gebeurd zyn,<br />
i die, hoe fraai ze ook zyn opgepronkt, by ver-<br />
[ftandige leezers altyd verdacht zullen blyven,<br />
Dit trekke men echter niet zo verre, als of wy<br />
• volftrekt alles voor verdicht hielden, wat men<br />
iaangaande de eerfte tyden , by Hamconius,<br />
:Okko van Scharl , It Aade Friefche Terp ,<br />
Furmerius, Suffridus Petri, en anderen ontmoet.<br />
Veele door hen vermelde zaaken<br />
mebben eenen grooten fchyn ja blykbaare<br />
merktekenen van waarheid, terwyl dat der Fabeleeuw<br />
op anderen gedrukt ftaat. In dee-<br />
:ze onzekerheid zullen wy ons niet ophouden Eerst zou<br />
met te vernaaien, wat al merkwaardigs door <strong>Friesland</strong><br />
geregeerd<br />
<strong>Friesland</strong>s zeven eerfte Prinfen uitgevoerd zou<br />
zyn door<br />
jyn. 't Zy ons genoeg hen in den rang hunner zeven<br />
L 5 op- Prinfen.<br />
Rlü.
BEKKOF-<br />
TS HlSTO»<br />
BJ6.<br />
Deeze<br />
zouden<br />
door zevenHertogenvervangen<br />
'zyn.<br />
tjö Tegenwoordige Staat<br />
Dpvolginge hier te melden : en volgens deezen<br />
warenze Frifo, Adel, Ubbo, Afinga,<br />
Afeon, Diocarus Segon, Dibbaldus Segonen<br />
Tabbo; wier regeering, driehonderd en dertien<br />
jaaren voor Christus geboorte begonnen zynde,<br />
tot het jaar honderd en dertig na dezelve geduurd<br />
zou hebben; dat juist niet zeer te verwonderen<br />
zou zyn , indien men reden bad<br />
omtegelooven, dat aan de vier eerfte deezer<br />
Prinfen driehonderd veertien jaaren hadden mogen<br />
gebeuren, niet om te leeven flegts, maar<br />
zelfs om te regeeren. u<br />
De Regeering deezer zeven genoemde Prinfen<br />
zou door die van zeven Hertogen vervangen<br />
zyn, niet uit hoofde van eene geheele<br />
omwentelinge, hier te lande voorgevallen, maar<br />
uit hoofde van het aanzien en vermogen, waar<br />
toe dit Gewest onder het bellier zyner Prinfen<br />
gefteegen was; zynde, naar men verhaalt, daar<br />
uit de eerfte aanleiding gebooren, om den tytel<br />
van Prins tegen dien van Hertog te verwisfelen,<br />
in navolginge der nabuurige volkeren, welke<br />
gewoon waren hunne Ovcrften , wien t beftier<br />
van den Oorlog, met alles wat daar toe<br />
behoorde, aan betrouwd was, dien eertytel te<br />
geeven Afcon , een zoon van Prins Tabbo,<br />
was de eerfte deezer Hertogen, en had tot zyne<br />
opvolgers Adelbold, Tiete Bojoca us Ubbo,<br />
Haaron Ubbo, Odilbald, en Udolf Haaron,<br />
welke, in den opgenoemden rang, na elkanderen,<br />
aan het Hertoglyk bewind gekomen<br />
zynde, van het honderd dertigfte tot het vierhonderd<br />
tweeendertigfte jaar van der Christenen<br />
tydrekeninge, en dus te famen driehonderden<br />
twee iaaren , geregeerd zouden hebben.
van F R I E S L A N D . 171<br />
Veele loflyke daaden, waar onder die van den BEKVOP-<br />
Kfyg niet weinig uitmunten , worden aan TE HISTO<br />
RIE.<br />
deeze Hertogen toegefchreeven, omtrent welke<br />
men by de reeds voorheen gemelde fchrvvers<br />
Op de<br />
Hertogen<br />
volgden<br />
negen<br />
Koningen?<br />
Karei de Groote, Radboud den II van het! Karei de,<br />
Ryk ontzet hebbende, maakte <strong>Friesland</strong> tot Groote<br />
maakte<br />
<strong>Friesland</strong><br />
(<br />
men by de reeds voorheen gemelde fchryvers<br />
kan te recht raaken. Ook zou de magt en<br />
grootheid van <strong>Friesland</strong>, onder hunne regeering,<br />
zodanig hebben toegenomen, dat de Lam<br />
den der Kauchen, tusfehen de Elve, Weezer<br />
en Eems beflooten, als ook Engeren en Westfaalen,<br />
hun onderdanig geworden waren, en<br />
zy hun gebied van het Vlie tot aan den Eider,<br />
eene Riviere van Deenemarken, hadden uitasbreid.<br />
Dit zo zynde is het niet vreemd, dat met<br />
het wasfen van \ vermogen ook de moed<br />
toenam, en de eergierigheid ten gevolge had. Althans<br />
de tytel van Hertog, die nu te laag voor<br />
OnNlf* flTHAtA Ï-T^arnn Time mAncf i-vl r tr»
BfKA'OP-<br />
TS HbTO-<br />
tot een<br />
Wingewest.<br />
17a Tegenwoordige Staat<br />
2ti beftierde het door zyne Stadhouders of Landvoogden<br />
, gelyk ons in 't vervolg nader ftaat<br />
te melden. Wy hebben gemeend hier, hoewel<br />
maar in het kort, de volglyst van <strong>Friesland</strong>s<br />
eerfte Opperhoofden te moeten aantekenen, zonder<br />
echter alle de bedryvenop te haaien, welke<br />
hun van veelen worden toegefchreeven. Zelfs<br />
kan het zeer wel zyn, dat 'er nimmer zulke Regenten<br />
als de Prinfen en Hertogen in <strong>Friesland</strong><br />
geweest zyn; men vindt hunne naamen althans<br />
by niemand der oude Romeinfche Schryveren<br />
gemeld. Dat 'er Koningen over <strong>Friesland</strong> geregeerd<br />
hebben fchynt uit de overleveringen,<br />
Historiën en verdere Gedenkftukken, vry zeker,<br />
fchoon op de nette volglyst , benaammgen<br />
en verhaalde bedryven dier Koningen, vry wat<br />
valt af te dingen.<br />
Historie Na dus konelyk iets van de eerfte hoofden des<br />
van Fries Friefchcn volks aangeftipt te hebben, bepaalen<br />
landsvoonaam-<br />
wy ons wat nader by de voornaamfte lotgevalfte<br />
lotge len , welke dit van ouds vermaarde volk getrof<br />
vallen, fen hebben;' en wel inzonderheid van dien tyd<br />
federt dat<br />
af, dat de Romeinen hunne overwinnende wa<br />
Romeiner<br />
hier te penen , met meer of min geluk, in dit gewest<br />
lande zyn bekend deeden worden. De eerfte die, zo veel<br />
bekend men weet, den Friezen het Romeinfche Juk<br />
geworden,<br />
en heeft op den hals gedrongen, was Klaudius<br />
Druzus de Druzus, zoon van Keizer Augustus Huisvrouw,<br />
Friezen Livia Druizilla en haaren eerften Gemaal Tibe-<br />
heeft onrius<br />
Klaudius Nero, een Jongeling uitfteekend<br />
der 't juli<br />
gebragt. in beleid en dapperheid. Deeze van Keizer<br />
Augustus het bellier ovèr 't Leger , dat tot<br />
een' togt tegen de Germaanen gefchikt was,<br />
ontvangen hebbende, kwam in het tiende jaar<br />
voor
van FRIESLAND. 173<br />
voor der Christenen tydrekening in het Eiland B KNOPder<br />
Batavieren aan. Hier zynde vereenigde hy TE HlSTO-<br />
BIE.<br />
den Ryn met den Yzel, door het graaven of<br />
verwyden dkr vaart, van welke reeds in het<br />
eerde hoofdeel breeder gelproken is. Dit<br />
werk voltooid zynde, viel het hem veel gemaklyker<br />
de Friezen, langs de Zuiderzee woonende,<br />
te beoorloogen, dan of hy de, Noordzee had<br />
moeten omftevenen, welke toen nog door niemand<br />
der Romeinen zo verre bevaaren was. Hy<br />
deed het ook metderdaad: want na dat hy de<br />
Zweeven, Üzipeeten en Sikambien overwonnen,<br />
en hunne landen ten eenemaal verwoest had,<br />
!<br />
kwam hy door zyne nieuwe Vaart en het Meer<br />
Flevo den Friezen, die beoosten de Zuiderzee<br />
•woonden, op het lyf, en maakte hen fynsbaar<br />
: aan het Roomfche liyk,<br />
Ten tyde van zynen Broederen Opvolger Tibe- Tiberius<br />
: rius viel, wat de Friezen betreft, weinig van heeft ook<br />
ibelang voor ; alleen vindt men aangetekend,<br />
een krygstogc<br />
1 dat Tiberius, vyf of zes jaaren na Christus ge door<br />
boorte , eenen fcheepstogt door de wateren van <strong>Friesland</strong><br />
l <strong>Friesland</strong> naar de Eems gedaan heeft, om deKau- naar de<br />
Eems gechen<br />
en Brukteren tot reden te brengen; na 't welk<br />
daan.<br />
voorfpoedig uitgevoerd te hebben , hy Sentius<br />
«Saturninus tot zynen Stadhouder aanllejde, het<br />
krygsvolk, naby de vereeniging der Lippe met den<br />
Ryn, de win terlegeringen betrekken deed, en zelf<br />
over Zwitferland naar Italië te rug keerde.<br />
De geduchte nederlaag, welke het Romein<br />
De Rofche<br />
leger, ten jaare vyftien, onder Quintiiius meinen<br />
Varus, omtrent het Dethmolderr.woud ? tusfehen krygen de •<br />
Ide Eems-en Lippe, leed, en waarvan de tyding nederlaag<br />
onder<br />
'Augustus zo ten diepten trof, dat. hy maanden 1<br />
Quiutiüus<br />
Varus..<br />
achter 1
Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP achter een door zyne Paleizen liep, geduuriglyk<br />
TE HISTO roepende: Varus , Varus , geef my myne<br />
RIE.<br />
Keurbenden weder ! werd gevolgd van zulke<br />
gevaarlyke muiteryen onder de krygsbenden, die<br />
onder 't bevel van Silius aan den boven - en van<br />
Cécinaaan den beneden Ryn gelaaten waren, dat<br />
De muite- , Germantius, zoon van den reeds voorheen gemeliy<br />
daarop den Klaudius Druzus, uit Gaine, daar hy toen<br />
gevolgd, was, naar den Kynkant trok, om de rust in<br />
•wordt geltild<br />
door<br />
't Leger te herfteMen; gelyk hem dit ook naar<br />
Germani- wensch gelukte. Zich hier. bevindende heeft<br />
kus, die hy,behalven andere krygsverrichtingen, om den<br />
ook Arrni-<br />
toeleg van Arminius, toen Veldheer der Cherusaiiusbeoorloogt<br />
, cen, teverydelen, niet alleen Cécina, met veer<br />
en overtig compagnien (Cohortes~), ieder uit vyfhonwint.derd<br />
man betraande, door het land der Brukteren,<br />
op hem afgezonden, maar ook Pedo<br />
met de Ruitery door <strong>Friesland</strong> laaten volgen;<br />
terwyl hy zelf met vier Legioenen, ieder vyf<br />
of zes duizend man bevattende, te water dooide<br />
{boomen en langs de Wadden zyne reize nam.<br />
Als dit volk aan de Eems gekomen, en nog<br />
door eene menigte hulpbenden, zo van Friezen<br />
als Kauchen verilerkt was, brak Germanikus<br />
met hun op naar de plaats, alwaar Varus<br />
met zyn Leger voorheen verflagen was, en hunne<br />
beenderen nog onbegraaven over 't veld lagen.<br />
Na deeze, niet zonder eenige plegtigheid,<br />
by een verzameld eh begraaven te hebben,<br />
raakte hy met Arminius in een hevig gevecht,<br />
dat wel eerst met even groot voordeel van<br />
weerskanten geëindigd werd; doch daarna, hervat<br />
zynde, geheel ten nadeele van Arminius uit •<br />
viel; hebbende de flagting onder de Germaanen<br />
zo
M» F R I E S L A N D . 175<br />
20 lang als de dag en 's Vyands woede geduurd.<br />
Na deeze Overwinning befloot Germanikus<br />
naar den Eemsllroom te rug te keeren. Doch<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
Hy keert<br />
te rug<br />
op dat zyne Scheepsvloot te ligter over de naar de<br />
wadden vlotten mogt , zond hy twee Keur Eems:<br />
midlervvyl<br />
benden , onder 't beleid van Vitellius , der-<br />
vindt zich<br />
waards. Deeze had reeds een gedeelte van Vitellius,<br />
den weg veilig afgelegd , wanneer de Noorde- met twee<br />
wind, opfteekende , den fpringvloed , die geKeurbenden,<br />
zeer<br />
meenlyk omtrent de Herfstevening het hoogst in 't<br />
van allen ryst, en daarom van onze zeeluiden de naauw,<br />
groote of Herfstfpring genoemd wordt, onvoor door<br />
eenen<br />
ziens zodanig over het land joeg, dat welhaast alles<br />
hoogen<br />
blank ftond, en ineen baare zee veranderd fcheen. vloed.<br />
De Voetknechten werden hier door inde uiterfte<br />
verlegenheid gebragt: want daarze .nu de harde<br />
plaatfen van de weeke, en de ondiepe van de diepe<br />
niet onderfcheiden konden, werdenze dikwyls<br />
van het water om ver ge dagen , of door den<br />
ftroom weggerukt; waarby veelen het leeven<br />
infchooten. De overgebleevenen behielden 't<br />
hunne op een terp of heuvel, daarze nat en<br />
koud, zonder vuur, en veelen met bezeerden<br />
lichaame, eenen droevigen nacht doorbragten.<br />
Met den dag, en na het afloopen van den<br />
vloed, zette Vitellius de reize met hun voort,<br />
tot aan zekeren ftroom , welke van Tacitus<br />
de Vifurgis genoemd wordt, doch zeer<br />
waarfchynlyk de Burdo of Burdinus is, welke<br />
Oostergo van Westergo fcheidt; gelyk reeds<br />
voorheen (*) van ons is opgemerkt. Germanikus,<br />
hier liggende met de vloot, welke by<br />
den<br />
{*) blade. 14.
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
ÏS.IE.<br />
Gsrraani<br />
kus zet<br />
den Oorlog<br />
in<br />
Duitsch •<br />
land<br />
voort.<br />
iy6<br />
' Tegenwoordige Staat<br />
den ftorm almede niet weinig geleeden had,<br />
• fcheepte de. afgematte benden zo ras mogelyk<br />
AnnrAe Friefche binnenwateren<br />
in, en voerdeZe doorae rneieue uiuupuwareicii<br />
behouden te rug naar den Ryn, alwaar het gerugt<br />
van hunnen dood reeds vooruit geloopen<br />
had-<br />
In den volgenden Wintëf zich gereed gemaakt<br />
hebbende, om den oorlog in Duitschland •<br />
met meer nadruk voört te z.tten, verdeelde<br />
Germanikus de Keurbenden en Bondgenooten<br />
op de ukgeruste vloot, en voer daar mede<br />
weder langs de graft \4n Druzus naar en door<br />
t&t£iïA*ia Kr.vpn Or>srerp-o om . naar de<br />
mesland , DOVCU uus^igu , —<br />
Eems, daar hy den misdag beging van zyne benden<br />
aan deeze zyde van den droom te ontfehepen,<br />
dewyl 'them in de noodzaaklykheid bragt,<br />
om naderhand vry wat dagen met het maaken<br />
van bruggen te fpillen; doch van deezen togt,<br />
op welken in <strong>Friesland</strong> niet veel byzonders<br />
moet voorgevallen zyn, is ook reeds voorheen<br />
eenigzins 'gewaagd; waarom wy 'er hier van<br />
zwygen, alleen meldende, 'dat in dien veldibig,<br />
waar in de C herufcen, onder hunnen Veldheer<br />
Armiaius, verllagen zyn, ook Friezen gevonden<br />
werden, welke Germanikus , onder de<br />
Galliërs en Duitfchers, vooraan inde fpitfc had<br />
p-edeld. rgeueiu.<br />
Hy wordt Gcrmanikus, dus den Veldtogt voor geem-<br />
van eenen di-d houdende, zond eenige Keurbenden ih langeweldide"<br />
naar den beneden Ryn, terwyi hy zelf met<br />
gen ftorm<br />
op de het overige Leger te fcheep ging, en door de<br />
Noordzee Eems In dé Noordzee Hak, alwaar hem eerlang<br />
beloopeu» zulk een zwaare ftorm overviel, dat zyne fchepen
van F R I E S L A N D . 177<br />
pen jammerlyk geteillerd, en, of in zee wegge BEKNOP.<br />
rukt , of tegen de Friefche Eilanden gefmeeten TB HlSTO-<br />
IUE.<br />
en verbryzeld wierden. Die nog hier of daar<br />
behouden<br />
oenouaen gerand<br />
geland<br />
waren,<br />
waren,<br />
aaagaen<br />
daagden eerlang<br />
eenang<br />
weweder<br />
op. IViidlerwyl had het gerucht van 't vernielen<br />
der Romeinfche vloote zich wyd en zyd<br />
verfpreid, en verfcheiden Duitfche natiën bewoogen,<br />
om ren minlTen nog eene kans tewaa.<br />
gen, ter bekominge van haare aloude vryheid.<br />
Dan ook deeze pooging viel ongelukkig uit,<br />
en had eene algemeene verwoesting haarer landen<br />
ten gevolge. Het Krygsvolk werd federt<br />
wel gemoed in de winterlegeringen geleid ,<br />
en door. Germanikus, voor de geleeden fchade<br />
op zee , rykelyk befchonken.<br />
Op een deezer tógten van Germanikus naar en Op een<br />
door <strong>Friesland</strong> zal voorgevallen zyn, 't geen deezer<br />
2 0<br />
togtert<br />
reeds voorheen (t)> wegens zekere zoete fchync<br />
Fontein en de fchadelyke uitwerkfcls van voorge<br />
derzelver water, als ook wegens de aanwyzinge vallen te<br />
van het Brittenkruid daar tegën, door ons is ge zyn het<br />
geen<br />
meld, en hier geene herhaaling behoeft. In voorheen<br />
hem , die ongemeen lieftaalig en inneetnend wegens<br />
van zeden was , ja zo dat hy van vrienden en zekere<br />
Fontein i.i<br />
vyandenbeide gepreezen wierd, hadden de Frie<br />
gemeld.'<br />
zen eenen grooten begunftiger; des het niet te<br />
verwonderen is, dat zy, in erkentenisfe daar van ,<br />
hem in watersnood het leeven bergden , in<br />
1 de uiterlle gevaaren byltonden, en een kruid<br />
aanweezen , dat dienitig was ter Ituitinge van<br />
1 een ongemak, waar door zyne benden grooce-<br />
1 lyks verzwakt en gedund werden.<br />
J ".,. ; v.c'. .. . . (asxfi 't-'.l -. ' Na<br />
( \ ) bladz. 2c.<br />
M
BEKKOPt«<br />
HlSTO- v<br />
WE. Z<br />
Na zyn g<br />
vertrefc *<br />
hielden de r<br />
Friezen 1<br />
zich {<br />
eenige -<br />
jaaren ftil.<br />
17- 1<br />
z8. 1<br />
Olennius ]<br />
brengt j<br />
door zyne<br />
ftrengheid '<br />
te wege<br />
dat de<br />
Friezen<br />
de Wapenen<br />
opvat,<br />
ten tegen<br />
de Romeinen<br />
en<br />
dezelve<br />
Terllaan,<br />
lyS Tegenwoordige Staaf<br />
Na dat Germanikus, op uitdrukkelyk bevel<br />
ran Keizer Tiberius, nydig over den voorfpoed<br />
syner wapenen, in den jaare zeventien, uit deeze<br />
gewesten vertrokken was, hielden de Friezen zich<br />
ïog eenige jaaren ftil, en zouden het waarfchynlyk<br />
langer gedaan hebben, hadden de Romeinen,<br />
door hunne gierigheid, hen niet tot opftand getergd.<br />
Druzus, dit volk fynsbaar aan de Romeinen<br />
gemaakt hebbende, nam de geringheid<br />
van hun vermogen in acht, en lei hun, ten behoeve<br />
van het Krygsvolk, eene zeer maatige<br />
fchatting van Osfehuiden op, zonder zeer naauw<br />
te laaten onderzoeken, ofze wel van de vereischte<br />
vastigheid en grootte waren. Qlennius<br />
naderhand, ten jaare achtentwintig, de regeering<br />
over de Friezen in handen hebbende ge*<br />
kreegen, ging veel fcherper te werk, en las<br />
ruggen van wilde Osfen uit, naar welke de<br />
Friezen de hunne moesten leveren (f)»<br />
Geweldig hard viel dit den Friezen, wien het<br />
wel aan geen grof wild in hunne bosfchen<br />
ontbrak, maar wier weiden ftegts van maatelyk<br />
vee voorzien waren. Zy leverden dan eerst<br />
de Osfen zelve, toen de Akkers, en eindelyk<br />
ook hunne Vrouwen en Kinderen ter flaavernye<br />
over. Doch dit gefchiedde niet zonder<br />
groote verbittering en klagten; en toen deeze,<br />
hoe<br />
Cf ) Volgens 't verhaal van anderen zoude hy de raggen<br />
van Wilde of Ur Osfen zelve geeischt hebben;<br />
doch deeze waren .wel in 't Hercynifche Woud van<br />
Duitschland, maar nooit in <strong>Friesland</strong> te vinden, en du»<br />
zou het den Friezen onmogelyk geweest zyn hem te<br />
gehoorzaamen.
van F R I E S L A N D . tj 9<br />
hoe rechtmaatig ook, geen 't minfte gehoor by<br />
den Dwingeland vonden, werden de wapenen op<br />
gevat,en de Soldaaten vanOlennius. daarze met<br />
RIB.<br />
>* WMIIUUJjUUUH. UJCL<br />
het innen der fchattinge bezig waren, allereerst<br />
aangepakt, en zonder genade opgeknoopt.<br />
Olennius, zich zei ven niet veilig achtende, ont«<br />
| week de woede des volks in de fterkte Flevum<br />
! (§)> daar eene goede bezetting in lag, ter beveiliginge<br />
der ftranden. De Friezen waagden<br />
het wel hem hier te belegeren, doch braken,<br />
op 't hooren vart den aantogt van Apronius, het<br />
beleg weder op, om hun eigen land te befeher.<br />
men. Ditdeedenze ook met den moed van een<br />
volks dat zyne vryheid liefheeft, ende banden<br />
eener knellende heerfchappye niet kan noch<br />
wil verdraagen: want niet lang daarna werden<br />
de Romeinen en hunne Bondgenooten door hen<br />
verdasren: f + ><br />
De fpyt, welke Tiberius over dit verlies ge*<br />
voelde, werd te gereeder ontveinsd, omdat het<br />
: maar alleen de uiterfte grenzen van het Ryk<br />
BEKNOT<br />
TE HlóTQi<br />
Tiberiiu<br />
ontveinst<br />
de fpyt,<br />
die hy<br />
I betrof. Na zynen dood kreeg Kaf ut, zoon over dit<br />
uvan Germanikus, wel het gezag in handen;doch verlies<br />
:bv alle zvne belachlvk-P k
BEKNOP<br />
TE HlSTO<br />
WE.<br />
180 Tegenwoordige Staaf<br />
twee Koningen, welker een beoosten ,en de andere<br />
bewesten het Vlie, regeerde, zonder te konnen<br />
zeggen, wie 't geweest zyn. Denkt iemand,<br />
op 't gezag van fommige Oude Schryvers. die .<br />
ons de nazaaten van Frifo één voor één weeten<br />
op te tellen, dat Diokarus Segon, omtrent deezen<br />
tyd, Prins van <strong>Friesland</strong> geweest zy, het<br />
ilaat hem vry ; wy durven op die berichten niet<br />
ten<br />
[CIl<br />
vollen<br />
vuiieu<br />
aan.<br />
aan.<br />
44- Door Klaudius, den opvolger van Kaligula ,<br />
Klaudius werd, behalven andere verrichtingen hier te lan<br />
doet een' de, ook een togt ondernomen tegen de Britten,<br />
togt tegen<br />
Ae Britten. op welken hem de Batavieren, onder aanvoe<br />
ring van Klaudius Civilis, en zeer waarfchyn-<br />
lyk ook de Friezen verzelden, 't zy dan onder<br />
Prins Dibbildus, of eenen anderen Overïte.<br />
Beiden meesterlyk afgerecht op 't zwemmen,<br />
deedcn zy den Keizer grooten dienst in 't overtrekken<br />
der nroomen, waardoor hy meer dan<br />
«-£. ^,.«;nnin(rV.phnnldp. iere overwinning behaalde. F,n l>n toen, toen. met niet lans: ïang<br />
Een hon hier na , een groote Hongersnood in 't Ryk<br />
gersnood ontftond^ die ook deeze gewesten niet weinig<br />
dringt de<br />
drukte, zagen de Friezen zich genoodzaakt, te<br />
Friezen<br />
om fchepe, graanen uit de Oosterfche gewesten te<br />
graanen haaien; dezelve binnen brengende te Stavoren<br />
van e'ders en Dokkenburg , toen de voornaamlle Haven-<br />
te haaien.<br />
plaatfen van <strong>Friesland</strong>. Doch hoe dit zyn mo-<br />
ge , men ziet'er uit, dat de Friezen reeds in dien<br />
tyd niet onbedreeven ter Zee waren.<br />
Sedert de Nederlaag van Apronius lieten de<br />
dCUeiL UC £*Cl4CHaag van ii^.^.iL.c<br />
De Ro Romeinen de Friezen in rust, en deeze gaven<br />
meinen<br />
Laaten de<br />
hun ook geen byzondere redenen van ongenoe<br />
Friezen in gen, fchoon er aan wederzyden fteeds een heirust.<br />
° me-
van FRIESLAND. 181<br />
melyk wantrouwen fchuilde. Doch toen de BEKNOPra<br />
HISTO»<br />
Friezen zich, hunnen oorlogzugrigen aart ten ge<br />
i l E .<br />
valle , onvöorzigtiglyk gemengd hadden, in de<br />
Zeefehuimeryen , welke cc Kauchen met hunne<br />
Rooffchepen op de kusten van Gallië onder47namen, en deeze door Domitiüs Korbulo, den<br />
by, en handelden met Korbulo. Eenige Gyzelaars<br />
aan hem overgeleverd hebbende,ontvingen Zy hande<br />
, zy weder van hem eenige landeryen om dezelve len met<br />
Korbulo,<br />
1 te bebouwen, en daar mede hunne grenzen uit<br />
en raa-<br />
te zetten, gelyk ook gefchikte wetten, en zeke ken door<br />
re Raads- en Magillraats -perioonen , ter betere zyn ver<br />
beflieringe hunner zaaken. Verder leide hy, trek van 't<br />
Romein<br />
ter hunner beteugelinge, eenige bezettingen van fche<br />
Krygsvolk in <strong>Friesland</strong>, en bouwde eene zeer Krygsvolk<br />
voornaame fterkte,' ter plaatfe , zo men wil , wederom<br />
1 daar federt de ftad Groningen is gebouwd ontflagen.<br />
I 1 geworden treworden (§). (S 1. 1 1 ang anp evenwel duurde dit<br />
I bedwang der Friezen niet : Keizer Klaudius<br />
1 nam geen genoegen in 't bedryf van Korbulo ,<br />
t en gelastte hem door brieven, met zyne bei<br />
zettingen weder over den Ryn te trekken ;<br />
; gelyk hy, fchoon tot zyn ongenoegen, deed,<br />
gn dus de Friezen wederom van het Romeinfche<br />
Krygsvolk ontlloeg.<br />
De Friezen, de bedryvelocsheid der Romein- Zy<br />
fche<br />
-<br />
namen, en deeze door Domitiüs Korbulo, den<br />
Beftierder van Neder Germanië en de aangelegene<br />
gewesten , verflagen en hunne Rooffcherjen<br />
in den grond geboord waren; kwamenze,<br />
hoe moedig ook voorheen, nu verzet<br />
over 't verlies van hunne nabuuren, de Kauchen,<br />
h\r . pn Vinnrlph-inn nipr KrirKnlr> FonicrA d^rvn-<br />
evenwel dnnrde dir<br />
trach-<br />
(S) M. Alting Notie. Germ. infer, P. i. p. 48.<br />
M 3
UjtJCNOF-<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
ten hunne<br />
grenspaalen<br />
verder<br />
uit te breiden.<br />
Tegenwoordigs Staat<br />
[the Stedehouderen, na Korbulo, ziende, wilden<br />
de gelegenheid niet verzuimen, om hunne<br />
grenspaalen verder uit te breiden. Zy voerden<br />
dus, hiertoe aangezet door Verritus en Malorix<br />
(f),die toen over dit volk het gebied hadden,<br />
voor zo ver de Germaanen gewoon waren zich te<br />
laaten regeeren, de Jeugd door de bosfchen en<br />
moerasfen, de Oude lieden, Vrouwen en Kinders,<br />
met de verdere bagagie, door de meeren,<br />
tot aan den oever des Ryns; daar zy de akkers<br />
in bezit namen- die men, ten behoeve der<br />
Soldaaten, had laaten ledig liggen. De Friezen<br />
vonden naamelyk deeze landftreeken voegzaamer<br />
voor zich dan hun eigen land, dat aan<br />
Zee gelegen, geheel niet, of kwaalyk bedykt<br />
was, en voor geduurige overltroomingen blooi;<br />
lag. Doch maar pas hadden zy deeze landen<br />
ingenomen, en een begin gemaakt met het bou-<br />
van FRIESLAND. 183<br />
gefchiktfte middelen ter afwendinge van 't gedreigde<br />
onheil te beproeven. Zelfs waagden<br />
het Verritus en Malorix naar Rome te trekken,<br />
om zich by Keizer Nero te beklaagen.<br />
Voor dat zy gehoor verwerven konden, leide<br />
men hen in den Schouwburg van Pompejus,<br />
om daar eene vertooning derRomeirriche grootheid<br />
te aanfehouwen. Hier gekomen zynde,<br />
BEKNOP<br />
TE HlST4«<br />
RIB.<br />
Verritus<br />
en Malorixtrekken<br />
naar<br />
Rome;<br />
hun ge<br />
drag in<br />
zaten zy eenigen tyd ledig rond te zien, om da;.ze den<br />
in de Spelen, die hun onbekend waren, geen Schouwburg.<br />
vermaak fchepten. Ondertusfchen vraagden zy<br />
hunne leidslieden naar den onderfcheiden' rang<br />
der menfehen, welke daar in zo groot eene menigte<br />
waren famengekomen, en wel allermeest<br />
naar zekere perfoonen, die, in uitheemsch gewaad<br />
, in de zetels der Raadshceren zaten.<br />
Hier op ren antwoord gekreegen hebbende, dat<br />
het Afgezanten waren van Volkeren die in<br />
dapperheid en vriendfehap jegens de Romeinen<br />
uitftaken, en daarom deeze eer ontvingen;<br />
riepenze met luider ftemme : „ dat geen volk<br />
„ onder de Zonne de Duitfchers in trouwe<br />
,, en wapenen te boven ging": en met één<br />
tradenze van hunne plaatfen af, en gingen onder<br />
de Raadshceren zitten. Dit hun gedrag,<br />
naar eene aloude oprechtheid en loflyken naarr<br />
i 1 _ , , _ . • j<br />
yver fmaakende, werd hun van niemand, zelfs<br />
van Nero niet kwalyk genomen; integendeel Zy wor.<br />
befchonk hy hen beide federt met het Romein den met<br />
het Burfche<br />
Burgerrecht; fchoon zy op hun verzoek<br />
gerrecht<br />
«en antwoord kreegen , dat hunne Landsliebefchonden de ingenomen velden hadden te verlaaten ken, doch<br />
en wederom naar hunne oude wooningen te<br />
krygen<br />
M 4 ver
15EK.N0P- I<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
geen antwoord<br />
naar hun<br />
nen zin.<br />
68.<br />
Klaudius<br />
Civilis,<br />
gevangklyk<br />
naar<br />
Rome ge<br />
voerd,<br />
wordt we<br />
der ont-<br />
184 Tegenwoordige Staal<br />
rertrekken. Dit antwoord was zo weinig naar<br />
Jen fmaak der Friezen , datze weigerden zich<br />
naar hetzelve te gedraagen; eindelyk werden<br />
zy 'er evenwel toe genoodzaakt , na dat de<br />
Romeinen , door hunne op hen afgezonden<br />
Ruitery, fommigen gedood en anderen gevan<br />
gen genomen hadden.<br />
Ten tyde van Nero, die zich zeiven , ten jaare<br />
achtenzestig, om 't leeven bragt, opdat het hem<br />
niet door anderen mogt benomen worden, gelyk<br />
deeze ontmenschte wreedaart van overlangverdiend<br />
had, viel'er verder weinig byzonders,<br />
raakende de Friezen, voor. Onder zynen opvolger<br />
Galba, werd wel Klaudius- Civüis, die<br />
op bevel van Nero gevangklyk naar Rome ge-<br />
Kjy \j\-\\.x ..." O O •> *~><br />
voerd was, in vryheid gefield doch zulks<br />
kon niet beletten , dat de Batavieren een algemeen<br />
misnoegen tegen den Keizer opvatten. De<br />
Batavifche en Friefche hulpbenden gingen<br />
hier in zo ver, datze verklaarden, den eed van<br />
getrouwheid niet anders dan in den naam van<br />
ilageu: en den Romeinfchen'Raadte willen doen. Een die<br />
echter in Spanje Keizer gemaakt was konde hun, gelyk-<br />
ontftaat ze hunnen Landgenooten te Rome weeten lieten,<br />
hier te<br />
lande een niet behaagen, waarom zy voorneemens waren<br />
algemeen zeiven eenen anderen te verkiezen , tot genoemisnoegen<br />
van al het Romeinfche Krygsvolk. Galba,<br />
gen.<br />
zich des grootelyks belgende, dankte aanftonds<br />
alle Duitfche Lyfbenden af, en Hetze , geheel<br />
onbeloond voor langduurigen en getrouwen<br />
dienst, naar huis vertrekken.<br />
In den twist, welke na zynen dood,in het<br />
De Batavieren<br />
en<br />
volgende jaar, over de Keizerlyke waardigheid<br />
IUS-
Mfl F R I E S L A N D . 185<br />
tusfehen Otto en Vitellius ontftond, hielden de BEKNCP'<br />
Batavieren en Friezen de zyde van den Jaatilen, TE HISTO<br />
RIE.<br />
wordende hier in onderftcund, door de onlangs afgedankte<br />
Lyf benden en anderen- Vitellius,' ?ich Friezen<br />
kiezen de<br />
door zulk een magtig bondgenootfehap gelierkt zyde van<br />
vindende, bragt twee Legers op de been. om Vitellius<br />
daar mede van twee kanten in Italië te dringen, tegen Qe.<br />
to.<br />
en Otto in 't naauw te brengen. Onder beide<br />
de Legers had men een groot getal Batavifche<br />
en Duitfche hulpbenden, waar toe ook de<br />
Friezen behoorden. Het eerile, dat door Valens<br />
gebooden werd, trok door Gallië der waards;<br />
het andere, onder Cécina, nam zynen weg door<br />
Zwitferland, en over de Alpen, en was niet<br />
zo ras tot aan de Po genaderd, of de Batavieren<br />
en Friezen , groote meesters in 't zwemmen ,<br />
Zy zwem<br />
trokken, omtrent de Stad Placentia, de Rivier men over<br />
over, en bragten zulk eene verbaasdheid binnen de Po,en<br />
de Vesting, dat de overgaave der Stad 'er waarverwekken eene<br />
fchynlyk op gevolgd zou zyn , indien 't geheele<br />
groote<br />
' Leger, gelyk men zich in de Stad verbeeldde, verbaasd<br />
even fpoedig óver de Rivier had konnen koheidbinnenPlamen. Toen dit eenigen tyd daarna gefchiedde,<br />
centia»<br />
en Placentia in orde belegerd werd, waren de<br />
gemoederen daar binnen merkelyk bedaard, en<br />
zo verre van zich over te willen gee-. en, dat<br />
zelft de Hevigfte ftormen kloekmoedig wierden<br />
afgeweerd. De Duitfchers, en daar onder ook<br />
de Batavieren en Friezen, met hunne naakte<br />
Jichaamen, decden onder hun gewoon krygsgefchrei,<br />
en 't zwenken van de fchild-:n over<br />
hunne fchouders , inderdaad geweldige aanvallen;<br />
doch werden uit de Vesten, zo onophoudelyk<br />
en niet zulk eene menigte van pyleri be-<br />
M 5 fchoQ-
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
In 't Leger<br />
van<br />
Valais<br />
ontftaat<br />
inerkely-<br />
f86 Tegenwoordige Stadi<br />
fchooten, dat veelen hunner al vechtende fneu.<br />
velden; ook werden de Romeinen, ichoonze<br />
de Stad in beter orde beftormden, eindelyk genoodzaakt,<br />
het beleg op te breeken, en over<br />
de Po te rug te trekken.<br />
Het mislukken deezer onderneeminge werd<br />
gevolgd van merkelyke muitery in 't Leger<br />
van Valcns, wien men verweet, dat hy door<br />
zyne traagheid daarvan de oorzaak was. Het<br />
kn muite. ftillen hiervan kostte hem geen geringe moeite;<br />
*y. te<br />
te<br />
meer<br />
meer<br />
om<br />
om<br />
dat<br />
uat<br />
de<br />
ae<br />
acht Batavifche Regimenten,<br />
acne uaiavucue i\.c&iwcui.
van F R I E S L A N D . 187<br />
'er eene brug over de Po geflagen, ter plaatfe BEKNOPdaar<br />
een Eiland in 't midden van den ftroom TE HISTQ.<br />
WIE.<br />
lag. De Schermers van Ouo's Leger , met<br />
fchuiten naderende, deeden hun uiterfte best, vermees.<br />
teren een,<br />
om zich meester van 't Eiland te maaken , Eilandje<br />
en 't voltooien der brugge te beletten; doch in de Po«<br />
de Germaanen en Batavieren waren hun te<br />
gaauw, fpropgen fchielyk in den ftrqom, zwommen<br />
naar 't Eiland, en deeden den vyand met<br />
groot verlies wyken.<br />
Wanneer,niet lang hierna, de Legers handge Vitellius<br />
meen geworden waren, dat van Otto verflagen wordt<br />
was, en deeze zich, op de tyding daar van, het voor Keizerer-<br />
hart had afgeftoken, kreeg Viteïlius 't Ryksgebied kend.<br />
alleen in zyne magt, en werd, door den Raad 62.<br />
en 'tvolk, met veele tekenen van blydfchap,<br />
voor Keizer erkend. En dewyl de Germanifche<br />
benden zo veel deel in de behaalde overwinning<br />
gehad hadden, werden deeze door eeneftaatelyke<br />
tn de<br />
bezending, voor hunne getrouwe dienften, van Germaa<br />
wegen den Raad, bedankt. Vitellius , met nen voor<br />
een gansch heir naar Italië op weg zynde , hunne<br />
dienften<br />
toen hem de tyding dier ovcrwinninge gebragt<br />
bedankt.<br />
werd, was veel te trots op zynen voorfpoed,<br />
Vitellius<br />
om 'er een langduurig en ongeftoord genot van heeft<br />
te hebben: want verfcheidene der aanzienlykfte weinig ge-<br />
hoofdlieden, die Otto gediend hadden, hebïot Taa<br />
synen<br />
bende laaten ombrengen, werden veelen afkee•aorrig<br />
van hem. Het veertiende Legioen inzon 'poed,<br />
derheid , dat onder Otto gediend had , was<br />
buitengewoon tegen hem verbitterd. Om aile<br />
verdere onheilen voor te komen gaf hy bevel,<br />
1 dat het zelve had weder te keeren naar Britan-?<br />
jrde, van waar het weleer door Nero was te<br />
rug
f88 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP rug ontbooden. De Batavieren, die reeds voor<br />
TE HJSTOheen met de Veertiendelingen over hoop gelegen<br />
hadden, voegde hy, om hunne beproefde<br />
trouwe, in \ eerst by zyn eigen Leger; doch<br />
beducht dat zy eenigen toeleg ten nadeele der<br />
Keurbenden mogten fmeeden, zond hyze in 't<br />
kort naar Germanië; zich voor 't overige vermaakende<br />
met alom Spelen, Schouwburgenen<br />
Schermocffeningen aan te dellen.<br />
De Frie De Friezen zouden dus eene heilzaame ruszenneete<br />
genootcn hebben, zo zy buiten den Oorlog<br />
men deel<br />
in den hadden konnen of willen blyven, welke, om<br />
oorlog trent deezen tyd, tusfehen de Batavieren en<br />
tusfehen<br />
Romeinen, ontbrandde, en waarin Klaudius Ci-<br />
de Batavieren<br />
en vilis, een Batavisch Krygsoverde, en van KoRomeiningklykcn<br />
ftamme, door zyne fchranderheid en<br />
pen. krygskunde, boven veele anderen grootelyks<br />
hp^fv heelt uitgeblonken. nmrol-ilrmken. Uns Cin
van FRIESLAND, 185)<br />
vallen op de naaste bezettingen der Romeinen,:<br />
dieze onverwacht verjoegen, uitplonderende of' XF HlSTÖ'<br />
RIK.<br />
doodende, zonder onderfcheid, allen die hun in<br />
handen vielen, Civilis, zich onder dit alles hebbende<br />
(lil gehouden , omdat hy, door zich een<br />
vriend der Romeinen te veinzen , meende zyn<br />
oogmerk best te zullen bereiken, gaf voor, dien<br />
oproer der Friezen , met zyne onderhebbende<br />
manfchap, te willen dempen. Doch 't ge Civilis<br />
heim lekte uit, en werd gevolgd van een behaalt<br />
de over<br />
gevecht aan den Ryn, waarby Civilis de overwinningwinning<br />
behaalde, en telfens eene vloot ver op de Ronielde<br />
van wel vierentwintig fchepen, met welmeinen.ke de Romeinen gemeend hadden hunne vyanden<br />
te bevechten. Deeze overwinning bragt<br />
te wege, dat Civilis en de zynen als heritellers<br />
der Vryheid van hunne landgenooten geroemd<br />
en in eere gehouden wierden.<br />
Na dat Civilis deeze overwinning behaald en Nu en daH<br />
liep hem<br />
ook Germanië en Gallië tegen de Romeinen<br />
de oor<br />
gepoogd had op te hitfen, met oogmerk, logskan*<br />
meent men, om zelf over die ryke en magtige ook te<br />
gewesten het gebied te voeren , gelukte het<br />
gen.<br />
hem meer dan eens, den Romeinen de nederlaag<br />
regeeven; zynde, behalven anderen, daarin<br />
doorgaans dapper ondcrfteund door de Friezen.<br />
Nu en dun ondervond hy echter ook hoe onwis<br />
de kans des oorlogs zy, inzonderheid in de<br />
vruchtelooze beflorming van de Romeinfche Legerplaats<br />
Vetera, en in den Slag te Gelduba,<br />
fchoon hy daar,in 'tvervolg, eene overwinning<br />
op de Romeinen behaalde, en ook Vetera vermeesterde.<br />
Doch voor dat, dit gefchiedde trof<br />
hem een zwaar verlies, doordien de Keulenaars,<br />
juist
BEKNOP-<br />
Ti; HISTO<br />
RIE,<br />
De Friezen<br />
en<br />
Duitfchers<br />
doen<br />
grooten<br />
dienst ltl<br />
den flag<br />
by Vetera.<br />
Civilis<br />
IQ.O ' Tegenwoordige Staat<br />
juist toen hy voor had om derwaards te trek 5<br />
ken, de Cohors van Kauchen en Friezen, die<br />
dronken en in flaap gevallen waren, etlendiglyk<br />
deeden omkomen , door het huis,<br />
waarin zy zich bevonden, in brand te fteeken.<br />
Ook viel 'er vooraf nog een zonderling<br />
gevecht voor met de Romeinen, waarvan<br />
eenige melding dient gemaakt. Toen naamelyk<br />
Civilis zich te Vetera bad nedergeflagen ^<br />
volgde hem eerlang Cerealis met een' uitgeleezen<br />
hoop krygsvolk; doch beide de Legers<br />
werden van één gefcheiden door breede vélden,<br />
welke Civilis, door het flaan van eenen dam in<br />
den Ryn, had onder water gezet. De Friezen<br />
en Duitfchers in het heir van Civilis, doorgaans<br />
ryziger van geftalte, en veel beter afgerecht op<br />
't zwemmen dan de zwaar gewapende Romeinen<br />
, kenden de gelegenheid en ondiepten dee<br />
zer velden. Hier door gemoedigd, begaven<br />
de ftoutften onder hen zich over het verdronken<br />
land, en vingen het eerst den ftryd aan, mét<br />
dat gevolg, dat de Romeinen al kort in verwarring<br />
raakten', dewyl hunne paarden en wapenen<br />
van de ftroomen verzwolgen wierden, en hunne<br />
voetknechten tot aan den middel roe in 't<br />
water ftonden, zonder voor - of achterwaarts<br />
te durven treeden. De Friezen en Duitfchers,<br />
ondertusfehen , fprongen onbefchroomd over<br />
de ondiepten heen, en vielen van achteren en<br />
ter zyden op de Romeinen aan, zonder echter<br />
op het drooge te durven komen: dus was de<br />
fchrik,dien de Romeinen hier leeden,inderdaad<br />
grooter dan hun verlies.<br />
Civilis, hier door nieuwen moed hebbende<br />
ge-
B::KNOP- g<br />
TE HISTO- a<br />
KB. n<br />
f<br />
Zy vallen j<br />
ih de lan ,<br />
den der<br />
ö<br />
Sikam- k<br />
bren. t<br />
Neemen a<br />
wederom j<br />
dienst<br />
by de Ro, 1<br />
m»iuen. 1<br />
79- 1<br />
Door Nerya<br />
wordt<br />
den Friezen<br />
het<br />
192 Tegenwoordige Staat<br />
gen , datze' met bebloede koppen , en mee<br />
achterlaatinge van meer dan vyfhonderd man*<br />
naar huis moesten keeren. Ook begaven veelen<br />
hunner zich weder als voorheen in ^dienst<br />
der Romeinen, of uit enkel vermaak in den<br />
kryg , of uit hoofde van het onlangs getrollen<br />
verbond; en hier door kreegen zy deel<br />
aan de vermeestering van het Britannisch Eiland<br />
Mona, by welke gelegenheid hunne ervaa^<br />
renheid in 't zwemmen den Veldheer Agri*<br />
kola grootelyks te ftade kwam. Ook waren<br />
het de Friezen en Sueven, die zekere bende<br />
Uzipeeten gevangen namen , welke , na 'c af-<br />
1 maaken van den Honderdman en de Romein<br />
I<br />
fche Soldaaten, door Agrikola onder de Rot<br />
l<br />
t<br />
ten verdeeld om hen de krygskunde- te leeren,<br />
( drie Libumifche vaartuigen vermeesterden ,<br />
( en daarmede zee koozen eer 't fchelmftuk<br />
I rucntbaar wierd, fchuimende langs de kusten<br />
^ van Britannie, tot dat zy eindelyk tot zulk<br />
eene behoeftigheid vervielen , dat zy eerst<br />
< de zwakften , en daarna by looting hunne<br />
1 makkers één voor één keelden en opaten :<br />
want dus geheel Britannie omgeltevend zyn<br />
- i<br />
de , en ten langen leste hunne fchepen door<br />
(<br />
onkunde van 't lluuren verlooren hebbeade, vie<br />
' i<br />
len zy den, Friezen en Sueven in handen, die<br />
j<br />
eenigen van hun voor flaaven verkochten, wel<br />
i<br />
ke eerlang, by wisfelinge van koopers, aan den<br />
Rynkant kwamen, en daar aan de Romeinen hun<br />
zonderling wedervaaren vertelden.<br />
Na den dood van Domitiaan, die door den<br />
' Bevelhebber zyner eigene s yfwacht werd om<br />
- hals gebracht, beklom Nerva den Troon, en<br />
Tra-
van F R I E S L A N D . 193<br />
Trajaan, van hem voor Zoon en Opvolger aan 1 BEKNOPgenomen<br />
, voerde, geduurende zyne regeerin[-<br />
TE HISTOge,<br />
her gebied aan den Ryn; doch niet ten n '<br />
gelukkc der Friezen, -dewsl hun door hem an<br />
dermaal het juk der dienstbaarheid wi. rd op en<br />
hals gedrongen, 't welk zy omtrent twintig jaaren<br />
lang hebben moeten dragen; zynde zy,<br />
onder Keizer Adriaan, eerst wederom aan hunne<br />
oude vryheid gekomen. Deeze vergenoegde<br />
zich naamelyk met het geen ter linker zyde<br />
van den Ryn, naar den kant van Gaüiè', lag,<br />
nam de Overrynfche bezettingen weg, en (telde<br />
dee^e Rivier wederom, als van ouds, tot eene<br />
grensfcneiding van 't Romeinfche Ryk en<br />
Duitschland.<br />
,,E<br />
'<br />
juk andermaal<br />
1<br />
opgedron»<br />
• gen.<br />
&>uiiav.ui
I<br />
ILKNOP- d<br />
TE HISTO- V<br />
BIB.<br />
Ook met<br />
zo veeb<br />
Graaven ï<br />
of Land- c<br />
voogden, j<br />
. 180.<br />
De Friezen<br />
, over<br />
den Ryn<br />
getrok<br />
ken,wordenverdreeven. 04. Tegenwoordige Staat<br />
en, en in den Oorlog Hertogen verkooren<br />
derden , wier heerfchappy wederom met de<br />
wapenen werd afgelegd. Ook wist men toen<br />
log niet van zo veele Graaven, of Keierlyke<br />
Landvoogden , als naderhand onder<br />
e Frankifche Keizeren zyn aangelteld, zonder<br />
ets te erven. Doch ook hierin baarde de ftaat-<br />
:ugt eerlang groote veranderingen: want daar<br />
;ich fommigen het erfrecht aanmaatigden, en dat<br />
net list of geweld ftaande hielden, werden anleren<br />
door de Keizers en Koningen van Frank»<br />
•yk, zo lang zy het gebied over Duitschland<br />
ïog in handen hadden, of uit byzondere guns-<br />
:e, of ter belooninge hunner gedaane dienten<br />
, met Erfgraaffchappen befchonken; 't welk<br />
cnleiding gaf, dat deezen gelladiglyk naar uit-<br />
Teftrekter heerfchappy haakten, de vrye landen<br />
hunner Nabuuren befireeden, en 't ingenome-'<br />
ne voor 't hunne hielden; en dit is de waare<br />
oorfprong van veele hedendaagfche Graaven,<br />
Prinfen en Hertogen.<br />
Middelerwyl, en by de Regeering van Keizer<br />
Kommodus, die een ondeugend Zoon van<br />
eenen deugdzaamen Vader was, waagden de<br />
Friezen 't wel over den Ryn in Gallië te trekken,<br />
en daar veele verwoestingen aan te rechten<br />
; doch Kommodus had hier van niet zo dra<br />
kennis gekreegen, of Kiodius Albinus wierd<br />
met eenig Krygsvolk derwaards gezonden, om<br />
hen van daar te dry ven; 't geen hem ook naar<br />
wensen gelukte: want de Friezen, door hem<br />
in eenen veldflag overwonnen zynde, werden<br />
met groot verlies naar hun eigen land te rug
van F R I E S L A N D . 195<br />
Niet lang na deezen hebben verfcheider l BEKNOP-<br />
Duitfche Natiën, ziende dat de Regeering dei R TE HlSTO-<br />
. RIE.<br />
Romeinfche Keizeren,hoc langer hoe meer, tof<br />
eene- fchandelylee onachtzaamheid verviel, en " VerfcheidenDuitdat<br />
hunne Bevelhebbers zich doorgaans van dee ' fche volze<br />
gelegenheid bedienden om de verst gelegen 1 keren<br />
volkeren te onderdrukken en uit te zuigen, zich { vereenigen<br />
zich<br />
1 met eikanderen, op eenen algemeenen Land-<br />
' tegen de<br />
| dag, door een plegtig verbond, vereenigd, om 1 Romei-<br />
't juk der Romeinfche heerfchappy van den hals ] nen, en<br />
i te fchudden, en zich in vryheid te Hellen. De zyngeluk-<br />
1<br />
kig in<br />
voornaamfte Naden, die aan dit verbond deel hunne<br />
hadden , waren gezeten tusfehen de Main, ondernee-<br />
• Ryn,, Sale, Elve en de Noordzee, en beftonminge.den uit Hesfenaars, Mattiaken, Uzipeeten,<br />
Tenktcren , Marfen , Brukteren , Chamaven,<br />
fAngrivariën, Tubanten, Cherufcen, Kauchen,<br />
iFriezen, en eenige anderen. Deeze verbintenis<br />
iwas ook zo krachtig, en van zo gewenscht eenen<br />
uitflag, dat zy niet alleen de vreemde volgeren<br />
uit hun Land gekeerd, maar ook de Rofmeinen<br />
door geduurige oorlogen afgemat, en<br />
zich meester van Gallië gemaakt hebben; 't welk<br />
men als den grondflag van den edelen en wydvermaarden<br />
naam der Franken en der Frankische<br />
heerfchappye heeft aan te merken, fchoon.<br />
toen den juisten tyd en de eerde aanleggers van<br />
klit verbond niet weet te noemen<br />
^ Aan de invallen , welke deeze verbonden<br />
De Frie<br />
Frankifche volkeren, onder de regeeringe van zenheb Makrinus , Heleogabalus en Alexander Sevebenwaarïus , in Gallië en over den Donau deeden, fchynlyk<br />
deel ge.<br />
hebben<br />
(%) Schotanus Fr: Hist. bladz. 26.
I<br />
pÓ Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP- 1 lebben de Friezen zeer waarfchynlyk mededeel<br />
TE HlSTO- , TChad;doch de byzonderheden van 'tgeen erby<br />
BIE. ' die gelegenheid is voorgevallen, zyn nier zeer<br />
had aan . bekend. Die vindt men gemeld, dat Alexander<br />
de inval<br />
Severus.na de Perfen overwonnen te hebben,<br />
len der <<br />
Franki zich met een ontzaglyk Leger naar de Galhlche gefche<br />
vol-j westen heeft begeeven, om de Germaanen te<br />
keren in . beoorloogen; doch maar naauwlyks was hy tot<br />
Gallië,<br />
en over aan Ments gekomen, toen hy, zonder nog iets<br />
den Do- van belang uitgevoerd te hebben, van zyne ei<<br />
nau. gene Lyfwacht, onder aanvoeringe van IVlaximinus,<br />
wierd omgebragt, in het jaar 235. _<br />
235-<br />
Maximi- Deeze, daarop door het Krygsvolk tot Kei<br />
MUS, Keizer verkooren zynde, zou met zyn Leger van<br />
zerge Romeinen en verfcheiden Oosterfche Natiën,<br />
worden de Franken en Alemannen zeer waarlchynlylc<br />
zynde,<br />
loopt onder't juk gebragt hebben, zo hy met door<br />
groot ge de bosfchen, moerasfen en ftroomen, waarin<br />
vaar zyns de Duitfchers eene veilige fchuilplaats vonden,<br />
leevens ware verhinderd geworden: want hen daarin<br />
hier te<br />
lan.'e. willende vervolgen, liep hy geen klein gevaar<br />
van door hen afgemaakt te worden, vooral toen<br />
eens zyn paard in een moeras bleef fteeken, en<br />
hy ter naauwernood gered wierd. Hy had met<br />
niet te min zyne vaandelen reeds tot aan ol op<br />
de grenzen van <strong>Friesland</strong> gebragt, en men heelt<br />
reden om te denken, dat het gevecht, t welk<br />
zo gevaarlyk voor hem was , daaromtrent is<br />
voorgevallen: want naar zyn eigen fchryven aan<br />
den Raad en het Volk van Rome, „ had hy<br />
vierhonderdItaliaanfchemylen in Duitschland,<br />
" tusfehen den Ryn en de Elve, met de wa-<br />
, penen geheel bedorven, de Dorpen afge-<br />
„ brand, het Vee weggevoerd, eenen ryken<br />
" „ buit
van FRIESLAND. 197<br />
5, buit gemaakt, en eene ontelbaare menigte<br />
menfehen omgebragten gevangen genomen".<br />
De AIcmannen en Franken hadden, fchoon niet<br />
geheel overwonnen, te veel by deezen oorlog<br />
geleedcn, om zich niet eenigen tyd flil te<br />
houden.<br />
Van toen af liepen 'er verfcheiden jaaren voorby,<br />
welke weinig ftofs voor deeze beknopte Ihstorie<br />
van <strong>Friesland</strong> opleveren; de verwarringen,<br />
welke in 't Romeinfche Ryk al gaande weg ,<br />
grooter werden, vindt men by anderen over-1<br />
vloedig gemeld. Onder de Regeeringe van Kei- '<br />
zcr Valeriaan vielen de Franken en Alemannen<br />
wederom over den Ryn en Dor.au in het Romeinfche<br />
Ryk, met dien uitflag', dat de Alemannen<br />
zelfs over de Alpen in Italië, tot Ravenna<br />
toe, doordrongen, terwyl de Franken en 1<br />
andere Germanifche Natiën , waaronder men e<br />
ook de Friezen te tellen heeft, geheel Gallië °<br />
afliepen, alles wat hun voorkwam vernielende, en, 1(<br />
na over het Pyrenecfche gebergte getrokken te h<br />
zyn, in Spanje kwamen, daarze zelfs de ftad Tar 11<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
, De Fran-<br />
. ken en Alemannen<br />
1<br />
vallen we-<br />
' derom in<br />
het Romeinfche<br />
Ryk.<br />
2 54-<br />
Eenige,<br />
en daar<br />
onder de<br />
Friezen,<br />
ioopen ge •<br />
heel Gallië<br />
af.<br />
rap-ona innamen, pionderden en vernielden, zon.<br />
(der dat de Keizer, elders de handen vol werks<br />
hebbende, in haat was zich daar tegen te verzetten.<br />
Veele deezer volkeren, de Friezen en Sommigen<br />
Kauchen inzonderheid, reeds toen voor ervaa- hunner<br />
ren Zeelieden bekend , waren hiermede nog fteeken<br />
over naar<br />
niet te vreden; maar Haken van daar te fchepe Afrika.<br />
over naar Afrika, daar ook dat fedeclte van 't<br />
IRomeinfche gebied zwaare verwoestingen van<br />
'hun moest lyden (").<br />
Junius<br />
(*) Schotanus Fr. Hist. bladz. 27.<br />
N 3
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
funius<br />
Posthu<br />
mus be-<br />
raus uclualt<br />
meer<br />
dan eene<br />
overwin<br />
ning op de<br />
Friezen<br />
enz.<br />
198 Tegenwoordige Staat<br />
Junius Posthumus, die onder de Regeeringe<br />
van Gallieen, den zoon en opvolger van Valeriaan,<br />
door de misnoegde Galliërs, tot Keizer<br />
verkooren was, wist zich door den krachtigen<br />
bvftand, dien zy hem verleenden, in deeze zyne<br />
waardigheid niet alleen zeven jaaren lang<br />
te handhaaven, maar ook meer dan eene<br />
overwinning op de Friezen , Hesfen , Kauchen,<br />
en andere Frankifche Natiën te behaalen:<br />
zelfs ftichtte hy verfcheiden ftcrkten op<br />
ICll • iiwaxj ">v".v- "j • L<br />
den Germanifchen bodem , en noodzaakte de<br />
gemelde Natiën om hem tegen de Bevelhebbers<br />
van Gallieen den noodigen byftand te bewyzen.<br />
Misfchien waren zy door hem ten eenemaal bedwongen<br />
geworden, zo niet zekere Viktoryn<br />
hem ] van kant geholpen, en na hem de Keizer-<br />
De Over lyke kroon in Gallié<br />
L _ . ^ opgekreegen had. Jje<br />
..... 1 1_.J T»^<br />
rynfche overrynfche Germaanen, het ombrengen van<br />
Germaanen<br />
vallen 1 Posthumus vernomen hebbende , beitonden<br />
in Gallië. . niet alleen de fterkten, door hem op hunnen<br />
bodem gefticht, om verre te haaien, en te verbranden<br />
, maar ook met allen mogelyken fpoed<br />
over den Ryn te trekken, en in Gallië te vallen,<br />
daarzc zich van wel zestig (leden meester<br />
maakten. Viktoryn en eenige andere opgeworpen<br />
Keizers na hem, herftelden de vervallen<br />
zaaken der Romeinen in Gallië wel eenigzins,<br />
door het beteugelen der Franken ; doch het<br />
was Keizer Aureliaan, die dit begonnen werk<br />
De Frie-<br />
verder voortzette. En echter gingen de Franken,<br />
zen en en wel allermeest de Friezen en Kauchen, met<br />
Kauchen<br />
1 hunne ftrooperyen in Gallië, ter zee dapper<br />
flroopen<br />
ter zee. voort, zonder dat de Keizer deezen hunnen<br />
overmoed wist te beteugelen. En voor dat<br />
1102
van FRIESLAND. 199<br />
ilog Aureliaan door het krygsvolk wierd omgebragt,<br />
breidden zy zich ook reeds wederom te<br />
lande uit, wierpen de fterkten der Romeinen<br />
langs den Ryn om verre, trokken over den<br />
Aroom, en drongen tot diep in Gallië door,<br />
daar hun, wegens de korte Regeeringe van<br />
Tacitus en Floriaan, weinig of geen tegenfland<br />
gebooden werd.<br />
Probus,een der kloekmoedigile Vorften, had<br />
niet zo dra het Ryksbewind in handen gekreegen,<br />
of hy ondernam, in eigen perfoon, eenen<br />
togt tegen de Germaanen, om dus zyne overwinningen<br />
, voormaals op de Kauchen en<br />
Friezen bevochten, verder voort te zetten.<br />
Behalven andere voordeden, door hem op deezen<br />
togt behaald, zouden 'er, 't geen niet vry<br />
van onwaarfchynlykhcid is, in verfcheiden ontmoetingen,<br />
byna viermaalhonderd duizend Germaanen<br />
, die zich op den Romeinfchen bodem ,<br />
langs den Ryn en door gansch Gallië, nedergezet<br />
hadden , gefneuveld zyn. Zekerder gaat<br />
ihet, dat de Franken, door Probus in hunne<br />
moerasfen overvallen en geflagen zynde ,<br />
genoodzaakt wierden, hem te voete te vallen<br />
, en te fmeeken , dat hy bun niet alleen<br />
iden vrede wilde lchenkcn , maar ook een gerdeelte<br />
dier landen ter bewooninge afiïaan, welke<br />
voorheen door hen waren ingenomen. Dit<br />
tweeledig verzoek werd hun van den Keizer<br />
ingewilligd; doch teffens door hem bedongen,<br />
rat hy zich van hunne hulpe, in den oorlog,<br />
'zou mogen bedienen. Ook koos hy metder-<br />
Idaad zestien duizend Jonge Krygsknechten ujt<br />
1de Friezen, Kauchen. Katten enz. welke hy, na-<br />
N 4 ze<br />
Bt KNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
276".<br />
Probus<br />
doet een'<br />
togt tegen<br />
de<br />
Germaa.<br />
nen.<br />
De Franken<br />
wor-<br />
:len door<br />
hem overvallen<br />
en<br />
geflagen.
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
De Friezen<br />
zyn<br />
hem getrouw<br />
in<br />
den oor<br />
log tegen<br />
Prokiuus.<br />
De order<br />
werpi' g<br />
d ï 1 ie<br />
zen is vai<br />
korten<br />
ouur.<br />
aS 3.<br />
o,oo Tegenwoordige Staat<br />
ze onder de Keurbenden verdeeld te hebben,<br />
in de Legers en Bezettingen deed dienen De<br />
Friezen (lelden ook zyne verwachting niet teleur<br />
: want als zich, geduurcnde zyne Regeerinir.,<br />
zekere Prokulus tot Tegen - Keizer had opgeworpen,<br />
en deeze by dé Friezen eenige otiderfletinïig •<br />
nu ende te vinden, waren het juist de Friezen,<br />
door wien hy by den Keizer aangebragt',én aan denzelven<br />
overgeleverd wierd; hy was naamelyk,door<br />
Probus vervolgd wordende , naar <strong>Friesland</strong> gèvlugt,<br />
in verbeeldinge, dat de gebroken en waterachtige<br />
(Irecken van dat gevest, hem eene veilige<br />
fchuilplaats verfchaffen zouden; hiermee" zal<br />
hy zich ongetwyffeld des te meer gevleid hebben<br />
zo het doorgaat, dat hy uit dien Landaanafkomftig<br />
was. ' f oe dit zy, de Friezen koozen liever<br />
Probus dan Prokulus te dienen, 't welk in de toenmaalige<br />
omdandigheeden ook ver het beste, althans<br />
van twee kwaaden gewïsfelyk het minde was.<br />
eéze onderwerping der Friezen aan de Romeinen<br />
duurde echter maar vyf jaaren: want met<br />
; het jaar twee honderd acht en zeventig begonnen<br />
zynde liep dezelve met het jaar twee honderd<br />
drie en tachtig wederom ten einde. De inwendige<br />
verwarringen van 't Keizerryk gaven<br />
daar toe eene gepaste aanleiding, en naar het fchynt<br />
zyn de Franken, die in en omtrent het Batavisch<br />
E iland aan de oevers van den Ryn geplaatst waren,<br />
de eerden geweest, die 't gemaakte verdrag verbraken,<br />
zo door eenige Romeinfche vaartuigen,<br />
in den Ryn hagende, te verbranden, als zich te<br />
fchepe door de Straat naar Spanje, van daar naar<br />
Sicilië, en vervolgens naar de Lybilche kusten<br />
van Afrika te begeeven, daarze overal de geduchtde
van F R I E S L A N D. 201<br />
Guchtftc tekenen*van verwoestingen, branddich- BEKVOP*<br />
tingen en roove'ryen achter lieten. Van daar TE lliSTOzonder<br />
merkelyk verlies te rug gekomen zynde,<br />
fcheen hun 't Zeefchuimen zowel bevallen te<br />
weezen, dat zy van dien tyd af met de Saxers<br />
fa .i enfpanden , cn de Gallifche kusten alomme<br />
onvèiiig maakten.<br />
Diakletiaan, omtrent dien tyd, door 't LeMaximiaanger, tot Keizer verklaard, zond Maxiraiaan Herkulius<br />
Herkulius naar Gallië, daar hy't geluk had de rust heiltiltde<br />
in een gedeelte van dat gewest te herllellen, rust ia<br />
en, na dat hy over den Ryn getrokken was , Gallië.<br />
284.<br />
verfcheiden volkeren , zo door uithongering<br />
als door de wapenen, te overwinnen, en dermaate<br />
te beteugelen, dat zy van hunne zeefchuimeryen<br />
moesten afzien , cn , yerzeld van<br />
hunnen Koning , hem om den vrede komen<br />
fmeeken.<br />
Midlerwyl vereenigden zich de Saxers, om DeSaxers,<br />
trent de Elve woonende, met de Warners en Warners<br />
en Ange-<br />
. Angclen, twee volkeren, welke ten dien tyde lenver ; aan de Oostzee gezeten waren ; begaven zich j huizen<br />
| gelykerhand , met Vrouwen , Kinderen enj naar<br />
elders ;<br />
i alle hunne tilbaare have te fchepe ; ilevpnden*' waa^by de<br />
tde kusten van de Noordzee om; voeren dei Friezen<br />
[Maas en het Vlie in, om dat de Middeiryn x) vry wat<br />
:e lyden<br />
ïzeer waarfchynlyk, toen reeds al groen enladden. 1<br />
itondiep was, en floegen zich met der woon*<br />
rnedcr, in Toxandrie , of Zeeland , Banvië<br />
i:en Westfriesland. Doch voor datze hier toe '<br />
kwamen, moest'er met de Toxanders, Bata-<br />
: cvieren en Friezen gevoenten word n ; zo 1 der<br />
iöat men de byzonderheden van 't gevecht weet<br />
I R melden. Dit alleen is zeker, dat de-over*<br />
N 5 , win-
BEKNOP<br />
TE HIS TO-<br />
It IE.<br />
Doch hun<br />
verlies<br />
werd aan<br />
een' anderen<br />
kant geboet.<br />
202 Tegenwoordige Staat<br />
winning zich voor de eerden verklaarde. De<br />
Friezen leeden hier zeer by;- doch hadden<br />
't geluk hunne fchade aan eenen anderen kant<br />
vry war geboet te zien. Am de' overzyde van<br />
de Eems, tot de Wezer toe , lagen nu de<br />
meeste landen der Kauchen , door 'i vertrek<br />
dier volkeren, ledig. Hiervan maakten zich<br />
de- Friezen meester , en befloegen dezelve ; 't<br />
welk te wege bragt , dat de Landdreek der<br />
Nederkauchen , daar men thans Oostfriesland ,<br />
Butjadingerland en eenige andere Landfchappen<br />
vindt , door de Friezen is bezeten , geworden.<br />
Ook hebben de Friezen , zeer<br />
waarfchynlyk niet lang'na deezen tyd, zich met<br />
de Saxers, hunne nabuuren, in verbond begeeven,<br />
en de zyde der Franken verhaten; waaraan<br />
men het heeft toe te fchryven , dat zy by de<br />
Gefchiedfchryvers , die na Konflantyn den<br />
Grooten geleefd hebben , al doorgaans onder<br />
een' en den zelfden naam van Saxers voorkomen<br />
(§).<br />
Maxi Nadat Maximiaan, als reeds gemeld is ,<br />
miaan zet Gallië in rust gebragt had, is wel 't zelve door<br />
veele eenige Duitfche Natiën cp nieuw bedreeden ;<br />
Franken doch ook deeze zyn door hem verflagen : ins<br />
enz in<br />
andere<br />
gelyks heeft hy veele duizenden Franken, Frie<br />
gewesten zen , Kauchen en anderen , die in Batavië<br />
over. gevallen waren, cn zich daar neergeflagen<br />
287.<br />
hadden, overgezet in de ledig liggende landen<br />
der Treviren en JXerviërs (f), alwaar hun<br />
ge-<br />
(§) Schotanus Fr. Hist. bl. 28 en ig.<br />
(f) Verfta door't eerfte Trier , en door 't laatfte<br />
Neder - Bourgondie en Henegouwen. Schotanns Fr.<br />
Hist, bl. jp.
van F R I E S L A N D . 203<br />
genoegzaame wooningen tor verblyf, en akkers<br />
tot bebouwing gegeeven werden , onder voorwaarde<br />
van voortaan naar de Romeinfche wetten<br />
te leeven. Teftlns kreeg de ganfche Natie<br />
eene volle verzekering van de vricndfchap der<br />
Romeinen, zo zy zich in ruste hield, en niet<br />
buiten de haar aangcweezen grenzen trad, om<br />
de Wingewesten des ryks te beroeren.<br />
De Saxers en Friezen, federt veele jaaren<br />
gewend op zee te fchuimeri, vielen echter niet<br />
dan met groote moeite te beteugelen. Karau<br />
fius, die in zyne jongkheid lang ter zee gevaaren<br />
had, en wel geoeffend was in alles wat<br />
tot den Zeedienst behoort , werd door Maximiaan<br />
aangeleid tot Admiraal eener Vloote ,<br />
welke toen voor Boulogne lag, om daar mede<br />
de zee tegen de Saxifche en Friefche zee-<br />
roovers te befchermen. Doch hierin gedroeg<br />
zich deeze geenszins naar zynen pligt, hebbende<br />
hy de Roovers , fchoon hyze wceren konde ,<br />
BFKNOPrE-HisTO-<br />
*IE.<br />
De Saxers<br />
en Friezen<br />
vallen<br />
bezwaarlyk<br />
te<br />
beteugelen.<br />
Karaufius<br />
gedraagt<br />
zich,<br />
menïgmaalen aan land laaten komen , en hun Admiraal<br />
ne rooveryen onverhinderd pleegen , om hun geworden<br />
, niet<br />
daarna den geroofden buit wederom af te zet<br />
naar zyten<br />
, en dien voor zich zeiven te behouden. nen pligt.<br />
Maximiaan, hierover met reden verlloord,<br />
gaf wel last om Karaufius hesmelyk van kant<br />
te helpen; doch deeze, daarvan de lucht hebbende<br />
gekreegea, verbond zich met de<br />
Saxers, Franken en Friezen, en maakte zich,<br />
Steekt<br />
met deeze hulpe gefterkt, meester van alle de over naar<br />
voorhanden zynde fchepen , waarmede hy Britannie,<br />
overftak naar Britannie, daar hy zich wel dra en doet<br />
zich voor<br />
voor Keizer deed verklaaren.<br />
Keizer<br />
Maximiaan, die tot hier toe maar alleen me: uitroe-.<br />
peu.<br />
de
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
291.<br />
Konftantitfs<br />
Chlorus<br />
verovert<br />
Bouiogne,<br />
daar eene<br />
bezet<br />
ting van<br />
Karaufius<br />
lag.<br />
Ook valt<br />
hy de<br />
Friezen<br />
enz. van<br />
achteren<br />
op 't lyf;<br />
verflaatze<br />
en voert<br />
veelen<br />
van hun<br />
naar el-'<br />
ders.<br />
204<br />
Tegenwoordige Staat<br />
de waardigheid van Cezar bekleed geweest<br />
was, werd nu , zo ras de tyding hiervan te<br />
Rome kwam, door Diokletiaan tot Ryksgenoot<br />
verheven, terwyl Konftantius Chlorus en<br />
Kajus Galerïus Maximianus mee de waardigheid<br />
van Cezars befchonken wierden. Konftantius,<br />
hierop Gallië, voor zyn deel, ter befcherminge<br />
hebbende gekreegen , begaf zich terftond<br />
derwaards, én maakte zich meester van Bouiogne,<br />
in welke Stad Karaufius , by zyn vertrek ,<br />
eene vry fterke bezetting van Krygsvolk gelaaten<br />
had; ook floot hy de plaats van den zeekant<br />
zodanig in , dat de Franken , Saxers en<br />
Friezen niet het minfte tot haar ontzet konden<br />
onderneemen. Aan 't Krygsvolk fchonk hy 't<br />
leeven, nam hetzelve in zynen dienst aan, en<br />
deed 'er eenen togt mede naar Batavië, dat toen<br />
van Friezen , Kauchen en andere Frankifche<br />
Natiën bezeten werd; doch welke met Karaufius<br />
in verbond ftonden, en even daarom der<br />
Romeinen gramfchap bezuuren moesten. Konftantius<br />
viel hen ook , en wel van achteren ,<br />
opdat zy zich in de menigvuldige bosfchen ,<br />
waarmede bun land vervuld was, niet verfehuilen<br />
mogten, m^t zo veel geweld, en in zulk<br />
eene geregelde orde, op 't lyf, dat 'er veele :<br />
duizenden gedood , verjaagd én gevangen<br />
genomen wierden. Deezen • voerde hy als<br />
eigen flaaven, met vrouwen en kinderen, naar<br />
de woeste en uitgeputte landen van Amiens",<br />
Beauvais, Troye en Langres. Welke landen<br />
, ten Noorden van de Seine gelegen, en<br />
zich langs haare oevers uitftrekkende, van<br />
deeze bewooners, den naam van Francia<br />
ver-
van FRIESLAND. 205<br />
verkreegen hebben, Hec oogmerk dier ver- • BEKNOPvoeringe<br />
was , om hen dezelve als flaaven te , TE HlSTÖ»<br />
RIE.<br />
doen bebouwen , en hen , des noods , in den<br />
Kryg tegen hunne oude Landslieden te gebruiken.<br />
Schoon deezen zich dus beteugeld vonden, , Andere<br />
zaten echter de Germaanen, en daaronder veele • Germaa-<br />
' nen zitten<br />
Friezen, Overrynfche Franken, Saxers, Kau<br />
' midlerwyl<br />
chen en andere aanpaalende volkeren meer, niet : niet ftil.<br />
mi, ftil. maar vieten vielen over den uen roefevronzpn toegevroozen Rvn Kyn<br />
in 't Eiland der Batavieren, toen Konftantius<br />
nog hier te lande was. Doch deeze onderneeming<br />
bekwam hun kwalyk; zynde zy door het<br />
ontlaaten van 't weder, en by gebrek van<br />
fchepen, dermaate bezet geraakt, dat zy genoodzaakt<br />
wierden zich aan Konftantius te onderwerpen,<br />
en eenigen hunner by hem gevangen<br />
te laaten, terwyl de overigen door hem<br />
met fchande naar huis gezonden wierden. Batavië<br />
zag zich dus van deeze plonderzieke vol-<br />
keren gezuiverd; de Friezen en anderen, die De Frie- l<br />
daaromtrent woonden, werden naauwer onder zen enz.<br />
't juk gebragt, en daarop de togt naar Britan omtrent<br />
Batavie<br />
nie tiocr Konftantius ondernomen, om Karauwoonenfius<br />
te beoorloogen. Doch hier toe had hy op de,wor verre na geen magts genoeg. Karaufius had, dennaau- 1 door zyne gezantfchippen, zo veele Saxers,<br />
wer onder<br />
't juk ge<br />
Friezen, Kauchen en Angelen, op hoope van bragt.<br />
buit, tot zich gelokt, en zich zo vast in den<br />
zetel gezet , dat Konftantius genoodzaakt<br />
' wierd een verdrag met hem aan te gaan ,<br />
jwaarby 't geheele Eiland aan Karaufius werd<br />
aafgeftaan. Eerlang echter kwam het weder aan<br />
't'Ró.
2of5 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP 't Romeinfche Ryk, door omwentelingen, die<br />
TE HISTO- 1 buiten ons bellek zyn.<br />
RIE. Onder de Regeering van Konflantyn den<br />
Verfchei- Grooten, | die na den dood van Konftantius<br />
den Ger-.<br />
manifche Chlorus aan de Regeering kwam, traden ver<br />
volkeren 1 fcheiden Germanifche volkeren , en daaron.<br />
verbinden ( der zeer waarfchynlyk ook de Friezen, met<br />
zich tegen<br />
eikanderen in verbond , om de Romeinfche<br />
de Ro- '<br />
meinen. Wingewesten met vereenigde krachten te over<br />
306. 1<br />
vallen. Hiertoe, naar de gewoonte der Germaanen<br />
, twee Koningen of Veld - overften ,<br />
Askarikus cn Regaizus verkooren hebbende,<br />
naderden zy, onder hun geleide, tot aan den<br />
oever des Ryns, daar zy van Konllantyn, die<br />
aan de overzyde reeds een magtig Leger in gereedheid<br />
had, gefluit wierden. Doch alzo Konllantyn<br />
dit beletten van hunnen voorgenomen' over*<br />
togt , voor geene genoegzaame overwinning<br />
hield, trok hy met het gros van 't Leger te<br />
rug, en liet alleen zeker gedeelte nader by den<br />
De Fran- f flroom in eene hindcrlaage liggen. De Fran<br />
kea wor-1< ken, hiervan onkundig, waagden 't over den<br />
den gefla- Ryn T te trekken; doch vonden zich zo fchielyk<br />
gen.<br />
en onverwacht overvallen, dat 'er veelen in den<br />
c<br />
ftryd fneuvelden, terwyl anderen met beide de<br />
Koningen Konftantyn leevende in handen vielen,<br />
die hen met veele hunner onderzaaten vervolgens<br />
voor de wilde beesten liet werpen, en op<br />
de wreedfte wyze verfcheuren, dat voorzeker<br />
weinig ftrookte met het geloof der Christenen,<br />
naderhand door hem beleeden.<br />
Konftan Na deeze overwinning op de Franken betyn<br />
trekt haald te hebben , viel het Konftantyn niet<br />
zvVaar
van F R I E S L A N D . 207<br />
zwaar zelf over den Ryn te trekken, en eenen<br />
weerloozen hoop, nog bedrukt over de nederlaag<br />
hunner Landslieden, onverhoeds te over<br />
vallen, veelen daarvan af te maaken, anderen<br />
gevangen te neemen, al hun vee weg te voe<br />
ren of te dooden, alle hunne gehuchten in<br />
brand te fteeken, cn zulken onder hen, waarvan<br />
men noch trouw noch dienst te gemoete<br />
zag, even als de andere Franken, den beesten<br />
ter verfliDdinge voor te werpen.<br />
BrKKOP'<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
over den<br />
Ryn en<br />
overvalt<br />
de overi<br />
gen.<br />
308.<br />
Dus de Franken beteugeld , en ook de Hierna<br />
grenzen des Ryks in zo goed eenen ftaat van te begeeft<br />
genweer gefteld hebbende, dat men, noch des zich Konftantyn<br />
Zomers by fterke droogte, noch des Winters<br />
naar Ro»<br />
by harde en aanhoudende vorst, voor vy- me.<br />
andelyke invallen te duchten had, begaf zich<br />
Konftantyn naar Rome , om Italië van de geweldenaaryen<br />
van JVJaxentius te verlosfen j doch<br />
keerde, m.v.iu>_, zo I U ras iaa mogelyk, luvgcjju, van van daar uiiai naar naai vjraiuc Gallië<br />
te rug , beducht, dat zyne afweezigheid den De Fran<br />
Franken en Alemannen gelegenheid mogt geeken, zich<br />
ven , om wederom over den Ryn te fteeken, van zyne<br />
afweezig-<br />
1 en in dat gewest te vallen. Zy hadden 'c ook<br />
heidbe i metderdaad voor, en waren reeds tot aan den dienende ,<br />
I Rynftroom genaderd, wanneer zy, op de ty- nachten<br />
in Gallië<br />
1 ding van 's Keizers aankomfte, te rugge weeken.<br />
te vallen ;<br />
I Konftantyn, hier meê niet te vreden, hield zich doch wor<br />
i als of hy voorhad de Alemannen van eenen ge- denver : heel anderen kant te beftryden, en lokte daar- flagen.<br />
1 donr rlp FY.mL-pn rwrpr Apn Orr>r»m ujonnwr h\r<br />
1 uoor cie r ramten over den ltroom, wanneer hy<br />
1 met zyne meeste krygsmagt in hunne Landen<br />
wiel, en daar eene yslèlyke llagting en algemeetine<br />
verwoesting aanrechtte; terwyl zy die over<br />
Iden Ryn geftoken waren, voor het groo;fte gedeelte<br />
,
BEKMOP<br />
5 6 HlSTO<br />
ME.<br />
De Friezen<br />
ver<br />
laaten het<br />
Frankisch<br />
verbond,<br />
en maaken<br />
één<br />
Volk met<br />
de Saxers<br />
uit.<br />
208 Tegenwoordige Staat<br />
deelte, den Romeinen in handen vielen. Jammer<br />
is 't dat men niet zeker weet, hoe ver de<br />
Friezen in deeze onheilen deelden ( ) Dit<br />
gaat vast, dat zy federt hec Frankisch verhond<br />
verhaten, met de Saxers één volk uitgemaakt,<br />
en hunne vryheid eenigen tyd daarna<br />
behouden hebben.<br />
Van deezen tyd af tot op dén dood van<br />
Keizer Konftantyn , zyn wel veele zaaken<br />
voorgevallen, waarby het Ryk grootelyks belang<br />
had; doch waarin de Friezen te weinig<br />
deelden, om 'er ons meê op te houden. Mogt<br />
menden Kronykfchryveren, zonder uitbeding,<br />
geloof geeven, dan zou in <strong>Friesland</strong> nog al<br />
vry wat gebeurd zyn, dat ook hier verhaald<br />
diende. Alles durven wy noch melden noch<br />
verzwygen. Laat dit ééne den voorrang heb<br />
Fiieslard,<br />
ten westen ben, dat de Landen ten Westen en Zuidwesten<br />
en zuid van Stavoren, tot hier toe onbewoond en onwestenbebouwd<br />
zynde geweest, door vyf Ldellieden,<br />
van S.avoren,<br />
van welken Diederik, een Fries van afkomst,<br />
wordt be en een der Voor vaderen van Koning Radboud<br />
volkt dcor de voornaamfte was, het eerst zouden bebouwd<br />
vyf Edel<br />
en bevolkt zyn geworden; dat deeze, veel toe<br />
lieden.<br />
337- loops enhulpe gekreegen hebbende, het,fteedje<br />
Medenblik gedicht zou hebben; dat hy, hierop<br />
verhovaardigd, zich ten jaare 334 Koning van<br />
Westfriesland zou hebben laaten noemen; doch<br />
d?.t Haron, toen Hertog van Oostfriesland, of<br />
<strong>Friesland</strong> beoosten het Vlie, zich des grootelyks<br />
belgende, derwaards eene aanzienlyke<br />
krygsmagt gezonden, en Diederik zodanig in<br />
het<br />
(*) Schotanus Fr; Hist. bl 31.
van<br />
F R I E S L A N D . 209<br />
het naauw gebragt zoude hebben, dat hy genoodzaakt<br />
wierd zich aan Haron te onderwerpen,<br />
cn het Ryk van hem en zyne Opvolgeren<br />
ter leen te ontvangen, onder verpligtinge<br />
van nooit eenig verbond ten hunnen nadeele aan<br />
te zullen gaan. Soortgelyke gebeurtenisfen<br />
Vielen 'er rneer te melden, durfden wy de<br />
Kronykfchryvers volgen; doch daar toe te weinig<br />
gronds hebbende, zullen wy het hier by<br />
laaten.<br />
O V. HOOFD-<br />
BEKNOÏF.<br />
TEHISTO»<br />
li. IE.
"BEKNOP.<br />
TE HlSTO.<br />
KlE.<br />
'Konftantyn<br />
fterft<br />
in het jaar<br />
337, en<br />
het Ryk<br />
raakt in<br />
verwar»<br />
ring.<br />
aio Tegenwoordige Staat<br />
V. H O O F D D E E L .<br />
Beknopte Hiftorie van <strong>Friesland</strong> van den do<br />
van Konftantyn den Grooten tot den tyd<br />
van Karei den Grooten.<br />
den dood van Konftantyn den Grooten,<br />
voorgevallen in den jaare 337, was het Ryk<br />
verfcheiden jaaren achtereen in geduurige verwarringe,<br />
dewyl de drie Zoonen van Konftantyn<br />
niet zeer te vreden waren met de Ryksverdeeling,<br />
welke hun van hunnen Vader was nagelaaten.<br />
Meer dan één volk bediende zich<br />
hiervan, om 't juk der Romeinfche overheerfchinge<br />
af te werpen: de Frankifche Volkeren<br />
inzonderheid vielen met geheele hoopen over<br />
den Ryn in Gallië; doch werden door Konftans,<br />
wien dat Gewest, by de verdeelinge, was<br />
te beurt gevallen, al dra door de wapenen<br />
tot reden gebragt, en in bondgenootfehap van<br />
het Ryk aangenomen, om zich van hunne hulp<br />
te bedienen tegen zynen magtigen Mededinger<br />
Magnentius, die, eerst zyn Veldheer geweest<br />
zynde, zich thans ten Keizer had opgeworpen.<br />
Ook vielen omtrent deezen tyd eenige Westlaai<br />
fche volkeren in de landen der Friezen,<br />
daarze hunne ftrooperyen tot aan de Lauwers<br />
en Eems toe voortzetten, tot dat Hertog Odilbald<br />
hen achterhaalde, van den geroofden buit<br />
ontzette,
van<br />
F R I E S L A N D . sir<br />
Ontzette, tot in hun eigen land vervolgde, het<br />
'zelveonder brandfehatting ftelde,en 'er drie Kasteelen,<br />
met naame Engeren, Soest en Iburg<br />
ftichtte, ja het veroverde land tot een Wingewest<br />
van <strong>Friesland</strong> maakte, en daarover Iglo<br />
Lascon, zynen Veldheer, tot Stadhouder aanftcldc.<br />
Althans is dit het verhaal der Kronyk -<br />
fchry veren.<br />
Na zich eenen geruimen tyd ftil gehouden te<br />
hebben ondernamen de Franken, Alemannen,<br />
;Saxers, cn zeer waarfchynlyk ook de Friezen,<br />
hunne oude togten over den Ryn, hielden 'er<br />
jammerlyk huis, en keerden eerlang, met ryken<br />
buit belaaden, te függe. En terwyl dit terlinker<br />
zyde van. den Ryn voorviel was ook alles<br />
ter rechter zyde tot aan de Noordzee in beweeginge.<br />
De Friezen, onder anderen, maakten zich<br />
meester van de Betuwe (Batavië)en gingen daar<br />
voor een gedeelte woonen; ook werden de Saliërs<br />
door de Saxers uit Overysfel verdreeven, en in<br />
de noodzaakclykheid gebragt om naarBatavië en<br />
Toxandrië te verhuizen.<br />
Juliaan, naderhand om 't verzaaken van den<br />
Christelykcn Godsdienst ten kwaade berucht en<br />
de afvallige genoemd , fchoon een verilandig<br />
en dapper" Vorst , werd door Konftantius met<br />
ccn aanzienlyk Leger herwaards gezonden ., en<br />
behaalde meer dan eene overwinning op de Franken.<br />
De Saxers evenwel, den moed niet laaiende<br />
zinken, zonden deQuaadcn (*) uit om in<br />
't Ro-<br />
É'H De Qmaden fchynen een bvzondere foort van<br />
- ' Saxers<br />
O 2<br />
BEKNOP<br />
TE HISTÖ-<br />
UB.<br />
Oe Franten<br />
enz.<br />
rekken<br />
veder<br />
>ver den<br />
lyn.<br />
De Frieienverneesteren<br />
Batavié'.<br />
356.<br />
Bedryven<br />
/an julilan<br />
hier<br />
:e lande.
BEK NOP- 't<br />
TEIIISTO- J<br />
ÈUE.<br />
364-<br />
Udolf Haron<br />
was<br />
de Iaatfte<br />
der Frie<br />
fcheHertogen. 2ia Tegenwoordige Staat<br />
't Romeinfche gebied te breeken. Dan de<br />
Friezen waren te zeer beducht voor den<br />
-<br />
toorn van Juliaan , om hun den doortogt<br />
t'<br />
door hunne landen toe te daan. Hier door genoodzaakt<br />
om eenen anderen weg te neemen;<br />
voeren zy te fchepe om <strong>Friesland</strong> heen , en<br />
kwamen zo in de Betuwe, thans meerendeels<br />
door de Saliers bewoond, welke, door<br />
hen verdreeven zynde, de vlugt namen naar<br />
het land der Menapiers (f), ftaande onder de<br />
gehoorzaamheid der Romeinen. Juliaan ontving<br />
en handelde deeze vlugtelingen met veel<br />
vriendlykheid; ook werd Cbarietto (§),door<br />
hem afgezonden ter beteugelinge der Quaaden,<br />
en wel met dien uitflag dat zy zich onder zyn<br />
gebied en gehoorzaamheid begaven.<br />
Udolf Haron, de laatlte der rneicne nercugen,<br />
regeerde omtrent deezen tyd, en was oorlogzugtig<br />
van aart. Hoe veel deel hy echter<br />
gehad hebbe aan de invallen der Germaanen ,<br />
Saxers, Franken en Friezen in Gallië, valt by<br />
gebrek van aantekcninge niet te melden. Zeker<br />
eaa
va» FRIESLAND. 213<br />
liaan bedwongen, en bera grootelyks genegen, BEKNOP<br />
TE HISTOop<br />
de tyding van zynen dood, terdond nieuwe UIE.<br />
ontwerpen , ter verkrygingc hunner voorige<br />
vryheid, begonden te fmeeden, aan welke ook<br />
de Neder-Saxers of Friezen hebben deel gehad.<br />
:
BEKNOP- ;<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
tot hun<br />
eigen ongeluk. <br />
Verrich<br />
tingen van<br />
Udolf<br />
Haron.<br />
6ï4 Tegenwoordige Staat<br />
lieuws in onrust; doch werden eindelyk ge-<br />
aoodzaakt het hoofd in den fchoot te leggen,<br />
2n dc Romeinen om vrede te fmeekcn; deeze<br />
werd hun ook, doch met een bedrieglyk oogmerk<br />
, toegedaan, zynde zy, by het overleveren<br />
van eenige Jongelingen, dieze voor het houden<br />
van den vrede aan de Romeinen te pande moesten<br />
laaten, door hen overvallen, en zo fel gedagen,<br />
dat 'er naauwlyks één behouden bleef,<br />
die vertellen kon hoe hem deeze reis vergaan<br />
ware.<br />
Dezelfde Udolf Haron , van wien boven<br />
reeds met een woord gefproken is, zou ten<br />
deezen tyde, zo omtrent Dokkenburg als ook<br />
by Stavoren, veel volks by een verzameld hebben,<br />
en daarmede de landen, Zuid- en Oostwaards<br />
gelegen, bezocht, en veele plaatfen en<br />
Merkten veroverd hebben, tot merkelyke uitzetting<br />
van de paaien zyns gebieds. Ook zou hy<br />
over de Eems en Wezer, eertyds grensfcheidingen<br />
der Friezen en Kauchen, getrokken zyn,<br />
en die landen,' welke, ten grooten deele, door<br />
de Kauchen verhaten waren, hebben ingcno*<br />
men; het welk ten gevolge had, dat de volkeren<br />
over de Eems, in 't Oost van <strong>Friesland</strong> gelegen<br />
, onder den naam en het gebied der Friezen<br />
kwamen, en tot heden toe den naam van<br />
Oos^friezen behouden hebben.<br />
Onder de Onder de Regeeringe van Arkadius en HoRegeenorius,<br />
minderjaarige Zoonen van Theodofius<br />
ring van<br />
den Grooten, zag men 't vuur van verwarringe,<br />
Arkadius<br />
.en Hono- zo in 't Westen als Oosten, al dra ontbranden;<br />
rius, raakt ook bleeven de Friezen en andére Natiën , ter<br />
het Ryk rechter zyde van den Ryn , daar niet ganfche -<br />
in verwarring,<br />
Ivk
van FRIESLAND. ai5<br />
Iyk buiten, en echter zou het buiten ons be BEKNOP-<br />
TE HlSTO.<br />
ftek loopen, het begin en den voortgang daar<br />
RIE.<br />
van te melden. Anderen hebben die in 't breede<br />
befchreeven.<br />
Midlerwyl zyn 'er , omtrent deezen tyd, Verhui<br />
veele Saxers en Friezen naar Engeland verhuisd zing van<br />
zyn. De reden daarvan wordt van allen niet veele<br />
Saxers en<br />
eveneens opgegeeven. Volgens fommigen zou Friezen<br />
'er een groot geroep ter ooren van Hertog naar En<br />
Udolf Haron gekomen zyn, dat zyne landen geland.<br />
te vol volks waren om 'er alle te konnen beftaan<br />
, en dat hy daarom, volgens de oude<br />
wetten en gewoonten, geliefde toe te ftaan, dat<br />
door lootinge bcflistmogt worden, wie van hun<br />
het Vaderland te verhaten hadden; en dat ingevolge<br />
hiervan ook zyne eigene Zoonen Hengistus<br />
enHorfus, deel aan dien togt krygenie , het<br />
Bevelhebberfchap over hunne reisgenootcn gevoerd<br />
zouden hebben. Anderen, en dit komt<br />
i ons waarfchynlyker voor , mcenen dat de<br />
: Saxers en Friezen , op verzoek der Britten,<br />
naar Engeland zyn overgeftevend, om hen tegen<br />
. de Pikten en Schotten te befehermen, en dat zy,<br />
ma dit metderdaad, tot genoegen van Koning<br />
i Vortigernas, gedaan te hebben, in erkentenis-<br />
I fe van dien gewigtigcn dienst, door hem rykelyk<br />
befchonken, en in 't Zuider deel des Koningki<br />
ryks geplaatst zyn geworden; doch dat zy, door de<br />
\ vruchtbaarheid des Lands en de zachtheid der<br />
1 Luchtltreek aangelokt, beflootcn hebben de toenimaals<br />
traage en vadzige Britten zelve te overi<br />
meesteren, en zich in het bezit des Eilands te<br />
I ftellen. Een ontwerp van zo groot een uitzigt<br />
44i>«<br />
wereischte veel VOIKS. Van tyd tot tyd werden<br />
O 4 'er
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
Klovis<br />
zoekt de<br />
paaien<br />
van 't<br />
Frankifche<br />
Ryk<br />
.16*<br />
Tegenwoordige Staat<br />
'er ook nieuwe bezendingen naar toe gevoerd<br />
(*); doch deeze waren oorzaak, dat de kusten<br />
aan de IN oordzee gelegen een groot aeet van<br />
haare inwooners verlooren,en dat den Friezen,<br />
die gemeenlyk zeer talryk waren, eene gunlïige<br />
gelegenheid gegeeven wierd, om zich verder<br />
Oost- en Westwaards uit te breiden, en daar<br />
door te wege te brengen, dat al het land, ten<br />
Noorden van Maaz en Ryn gelegen, en Oostwaards<br />
door de Elve bepaald, den naam van<br />
<strong>Friesland</strong> verkreeg. Ook moeten deeze overtogten<br />
aangemerkt worden als den grond gelegd<br />
te hebben tot die overeenkomst van taal, welke<br />
tusfehen de Engelfche en Oudfriefche nog<br />
hedendaags ligtelyk te ontdekken valt, en waar<br />
van voorheen gefproken is.<br />
Het Westerfche Keizerryk onder Augustulus<br />
zynde te gronde gegaan , zocht Klovis,<br />
Koning der Franken , de paaien van zyn<br />
Ryksgebied op allerhande wyze uitte breiden,<br />
en Haagde niet ongelukkig in de uitvoering<br />
uit te van dit ontwerp. De Friezen, met reden be<br />
zetten.<br />
ducht, dat het ook eerlang hunne beurt zou<br />
worden, en ten duidelykuen begrypende, dat<br />
het hun luttel baaten zoude zich van de overheerfchinge<br />
der Romeinen vrygemaakt te heb<br />
491. ben , zoze nu het Frankifche juk draagen moes*<br />
De Frie. ten, llooten een veroond met de saxers en an<br />
zen maadere<br />
Duitfche volkeren, om zich, des noods,<br />
ken een<br />
met vereenïgde magt te verdedigen. In den<br />
verbond<br />
met de beginne fcheen het oorlogslot hen te begunfli-<br />
Saxers.<br />
gen;<br />
(*) Men ziehier van in 't breede Schot. Gefchied»<br />
van Friesl: bl. 30. Vaderl. Hist. I D. bl. zoo.
van F R I E S L A N D. 217<br />
gen; doch eerlang fchooten zy te kort. Naar<br />
TE t'l.STC<br />
't verhaal van fommïgen zou Klovis, menig<br />
Ril?,<br />
maal aangezocht door zyne Gemaalin Klotilda,<br />
1 om toch den Christeiyken Godsdienst te omhelzen,<br />
zich hier toe door eene gelofte verbonden<br />
hebben, zo de overwinning zich voor<br />
hem verklaarde Hoe 't zy , kort hierop<br />
ontving hy den Christeiyken waterdoop, en<br />
leide den grond tot den verderen voortgang des<br />
Christendoms in zyne Staaten.<br />
De Friezen, toen ter tyd Richold den II Hebben<br />
tot hunnen Koning hebbende, hadden midler-' deel aan<br />
't geene<br />
wyl ook eenig deel aan 't geene 'er in Britdn- j in Britan<br />
•me gebeurde. Sedert eenigen tyd waren dei nij ge<br />
: zaaken hunner Landgenooten en der Saxers daar beurt.<br />
'<br />
•merkelyk ten achteien gegaan. En 'tflrond, by<br />
i't leeven van den dapperen Prinfe Artur, gefcha-<br />
:pen als ofze eerlang gmlchelyk verdelgd zouden<br />
.worden. Dan zyne Opvolgers waren geene<br />
Arturs, noch bekwaam om de Britfche Vryheid<br />
ite handhaaven. Dus werden de Saxers, door<br />
eene menigte van hunne Landgenooten en Friezen<br />
geflerkt, en van de Afgodifche Ieren geholpen,<br />
allengskens wederom zo fterk, datze,<br />
legen 't einde der zesde Eeuw, de Oude Brittten<br />
voor 't grootfte deel ombragten, en fomimigen<br />
naar dien hoek des lands verdreeven,<br />
welke hedendaags Wallis heet, terwyl de<br />
overigen het Ryk verlieten, en de vlugt naar<br />
Bretagne in Gallië namen; zynde de overheerde<br />
..landen onder'de Saxers, Friezen en Anglcn<br />
verdeeld," en zeer waarfchynlyk naar deeze iaat-<br />
Iflen Anglia geheeten (§). Om-<br />
£S) De Anglen, tusfehen de eigentlyke Jutten fa,<br />
os<br />
woonondc,
BtKNOP<br />
TE HlSTO-<br />
EIE.<br />
500.<br />
Richold<br />
de II.<br />
nood<br />
2i8 Tegenwoordige Staat<br />
Omtrent deezen tyd deeden de Deenen en<br />
Noormannen, onder hunnen Koning Herald,<br />
eenen inval in het Oostelyk gedeelte van <strong>Friesland</strong>,<br />
daarze jammerlyk huishielden, alles wat<br />
hun voorkwam verwoestende en vernielende,<br />
tot dat Richold de II, toen der Friezen Koning,<br />
zaakt de<br />
Deenen hun met een magtig Leger tegen trok, en hen<br />
deeze noodzaakte deeze Landen te ruimen, met ach?<br />
landen terlaatinge van den buit, waarmede zy gehoopt<br />
te ruimen.<br />
hadden zich te zullen verryken. Anders houdt<br />
men het daarvoor, dat de Friezen , toen nog<br />
Heidenen zynde , doorgaans vereenigd waren<br />
met de Deenen,en meer dan eens in 'tpionderen<br />
en rooven op de Gallifche en Britannifche<br />
kusten famenfpanden. <strong>Friesland</strong>, bewesten het<br />
Vlie, wordt om redenen geoordeeld toen onder<br />
het gebied van't Frankifche Ryk gellaan te hebben<br />
(*><br />
« <strong>Friesland</strong> Daar <strong>Friesland</strong>,tot op deezen tyd, of geheel<br />
lydt veel niet of althans maar van zeer zwakke Dyken te-<br />
van geo-en het geweld der Zee voorzien was, hebben<br />
weldige<br />
ftormwin<br />
geweldige llormwinden aan 't zelve van tyd tot<br />
den. tyd de gevoeligfle nadeelen moeten toebrengen;<br />
51& en dus is het wel tegelooven, dat <strong>Friesland</strong> ten<br />
jaare vyf honderd en zestien, by eenen geweldigen<br />
florm uit den Noordwesten, onder water<br />
gezet zy, en daar by over de zesduizend menfehen<br />
en zeer veel vee hebbe laaten zitten, (f)<br />
Geen minder nadeel leeden deeze Gewesten by<br />
den<br />
woonende, hadden mede deel aan dien togt, welke<br />
onder 't bevel van Hengist en zynen Broeder ondernomen<br />
was. ., „<br />
(*) Schot. Gefchied. van Friesl. bl. 43- Procop,<br />
1. III. Rer. Goth.<br />
(f) Winiera. Kron. bl. 47.
van F R I E S L A N D . tio<br />
den ftorm van vyfhonderd dn'cendercig: de wind<br />
«(oei naamelyk drie dagen lang met zulk een<br />
geweld uk den Noordwesten, dat het geheele<br />
land onderliep en groote- fchade leed; zynde ,<br />
naar men verhaald vindt, op het Roode Klif<br />
vylénderdg boomen van eeneontzagiyke grootte<br />
met wortel en al uit den grond gerukt, en<br />
't Lusthuis van <strong>Friesland</strong>s tweeden Koning Odil-<br />
:bald, op dien heuvel gefticht, zo ten eenemaal<br />
omgeworpen, dat na den ftorm naauwlyks<br />
te ontdekken viel van wat gedaante het ge<br />
weest was (j).<br />
Na Richold den II zou Beroald, Fries<br />
De Saxers en Friezen ( f ), die zich, eenigen<br />
tyd<br />
( § ) Winfera. brengt deezen ftorm tot het jaar 57c<br />
(~ty Schot. Friefche Hist. bi. 42,<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE-<br />
Beroald,<br />
vierde<br />
lands vierde Koning, zynen Vader in de Regce-<br />
Koning<br />
ring zyn opgevolgd, en door zyn huwelyk met van Fries-<br />
de Dogter van Rilsard , Koning van <strong>Friesland</strong> , vjrland<br />
ten westen het Vlie, de beide Ryken met eenigt de<br />
beide Ry<br />
eikanderen vereenigd hebben Dan zulk eene kenbe- aanzienlyke vermeerdering van magt zou teffens oosten en<br />
aanleiding gegeeven hebben, dat de Franken, bewesten<br />
hec Vlie,<br />
zulk een' vermoogenden nabuur niet konnende<br />
dulden, van toen af voornamen de Friezen,<br />
door geweld van wapenen , te onderdrukken ;<br />
doch datze, door inlandfche onlusten en oorlogen<br />
verhinderd, Beroald eene gewensehte gelegenheid<br />
lieten, om zowel zyne als des Lands kinderen,<br />
niet alleen in de oelfeningen van den kryg,<br />
maar ook in andere vrye konllen, te- doen onderwyzen,<br />
en alzo dern grond te leggen tot<br />
eenige meerdere befchaafdheid dan tot hier toe<br />
onder de Friezen vernomen was.<br />
De Sixers
a20 Tegenwoordige Staat<br />
I<br />
BEKNOP- t<br />
TE HlSTO<br />
BIB. \<br />
en Friezen<br />
ftaan 1<br />
tyd geleeden,aan hetFrankifcheRyk onderworpen<br />
hadden, ftonden nu tegen het zelve op.<br />
Waarfchynlyk oordeeldenze thans van alle onderwerpinge<br />
aan het zelve ontilagen te zyn,<br />
op tegen om dat Koning Theodebald, by zyn overlyden,<br />
het Fran- geene Zoons had nagelaaten. Klotaris evenwel,<br />
kifche * die,na den dood van Theodebald,ten troon ge-<br />
Ryk.<br />
fteegen was, begreep het anders , trok met een<br />
555*<br />
magtig jaeger regeu nen up, cu ULUIUUW.,<br />
verre van de Wezer, zulk eene volkomen overwinning<br />
op ben, dat zy genoodzaakt wierden,<br />
zich op nieuw aan de Frankifche heerfchappy te<br />
onderwerpen, en eene jaarlykfche fchatting van<br />
vyfhonderd koeyen op te brengen. Zachter<br />
behandeling ware veelligt van duurzaamer onderwerpinge<br />
gevolgd; nu wiorpenze eerlang het juk<br />
weder af, en bragten Klotaris, in eenen veldllag,<br />
zulk*eene nederlaage toe, dat hy zelf hen<br />
om den vrede bidden moest. •<br />
Het zelve Het Frankifche Ryk, na den dood van Klotaris,<br />
is inwendig<br />
zeer onder zyne vier zoonen verdeeld zynde , werd<br />
verdeeld. al dra door de binnenlandlche oorlogen, welke<br />
de eene Broeder tegen den anderen voerde, zodanig<br />
van een gereeten, dat 'er geene moge.<br />
lykheid was, om andere volkeren lastig te vallen.<br />
De Saxers en Friezen genooten dus eene<br />
aangenaame rust; die echter eerlang door bekommering<br />
gevolgd werd uit hoofde van de toeneemende<br />
magt van Koning Chilperik, die den Oost Frankifchen<br />
troon beklommen had, na dat Sigebert,<br />
zyn Broeder, door beitel van Fredegunde,Chilperiks<br />
Huisvrouwe, was vermoord geworden.<br />
Zich te reppen noch te roeren was 't beste middel<br />
, om 't fmertelyk gevoel zyner overmagt te<br />
one-
van F R I E S L A N D . 221<br />
ontduiken. Hierby verging het hun ook niet kvva- BEKNOP-<br />
lyk, hebbende de Frankifche Koningen de Saxers<br />
en Friezen doorgaans zachtelyk gehandeld, en<br />
zich fchaars van hunne overmagt over dezelve<br />
bediend; doch dit heeft men ongetwyffeld aan<br />
de geduurige oneenigheden der Frankifche<br />
Koningen toe te fchryven. Onder de Regeering<br />
van Dagobert kreegen de zaaken een<br />
ander aanzien. De Saxers en Friezen fcheenen<br />
de groote heerfchappy des nabuurigen Konings<br />
niet te kunnen draagen, en ondernamen eenen<br />
opftand, die echter grootelyks tot hun eigen<br />
nadeel uitviel: zynde zy door Dagobert en zynen<br />
vader Klotaris zodanig verflagen en mishandeld<br />
, dat alle Saxers en Friezen , die<br />
(*) Dus vernaaien het de meeste Schryvers; eenijgen<br />
evenwel zyn van gedach'en. dat de Franfchen voor<br />
kde overwinning, die ten jaare 692 door Pipyn op hen<br />
(behaald werd, nooit eenig gezag in <strong>Friesland</strong> gehad of<br />
geocfl'end hebben. Zie Ceiifier Tabl: del'Hist, Generale<br />
ITora. I. p. 93-95<br />
II 11151U»<br />
tie.<br />
De Saxers<br />
;n Friezen<br />
worden<br />
ioor Dagobert<br />
irerflagen<br />
sn zeer<br />
mishan<br />
langer waren dan het zwaard des Konings , deld.<br />
omgebragt, hunne landen alom te vuur en te<br />
;zwaard jammerlyk verwoest, en veelen hunkef<br />
naar Frankryk gevoerd, en aldaar voor<br />
flaaven verkocht wierden. Deeze nederlaag, die<br />
1 ook der Friezen Koning Beroald het leeven ge*<br />
\ kost had, zou deeze Volkeren tot zulk eene onderwerping<br />
aan het Frankifche Ryk hebben gebragt,<br />
datdeszelfs Koningen 'er gelegenheid uit namen,<br />
om van hunne landen verfcheiden ftukken af te<br />
fcheuren, en daar mede deezen en geenen te<br />
begiftigen ( *). De Bisfchop van Keulen zou<br />
ook
222<br />
Tegenwoordige Staat<br />
'BERNor. < ook op deeze wyze aan <strong>Friesland</strong> gekomen zj n,<br />
T'i HlSTO- ( onder beding dat hy de Friezen rot hec geloof<br />
RIE. • der Christenen zou bekeéren. Dan hier van<br />
<<br />
kwam weinig, zo door de ltotneid dc-r keulenaars<br />
,- als dén tegenftand der Friezen. De jaarlykfche<br />
fchatting van vyf honderd Koeyen werd<br />
hun evenwel kwycgefcholden, om dacze beloofden<br />
de Landpaden van Frankryk cegen de Wenden<br />
re zullen befebermen.<br />
AdgiUus, de vyfde der Friefche Koningen ,<br />
was wel jong van jaaren coen hy aan de regeérinee<br />
kwam ; maar verftaildig en vreedzaam van<br />
aart. Hy deed dus zyn voordeel met de twisten<br />
en partyfehappen die in Frankryk plaats<br />
bedden,regeerde zyn volk in vrede, en bragt^te<br />
wege, dat <strong>Friesland</strong> grootelyks toenam in Geftichten,<br />
Landwinning, overvloed van alles,<br />
1. «mufentt nnVn.<br />
roede Wetten en uraonnantn-n.<br />
De Zaden ° Ten tyde van deezen Adgillus werden ook<br />
van 'c de zaaden van den Chrïstelyken Godsdienst hier<br />
Christen<br />
te lande gezaaid: gelegenheid daar toe gaf, dat<br />
domworden hier Wilfrid, Bisfchop van Jork in Engeland, die<br />
te lande voor een geleerd en godvruchtig man gehou<br />
ge%ooid, den wordt , door Koning Edfrid uit zynen<br />
door Wil-<br />
floel verdreeven wierd: want naar Rome wilfrid.<br />
679. lende reizen, om zich, over ' 't herti aangedaane<br />
fcftggffe aan 't Opperhoofd der Kerke te beklaageb,<br />
werd hy met zyn onderhebbend fcbip,<br />
door ftorm en tegenwind , op de kusten<br />
van Walcheren, toen nog tot <strong>Friesland</strong> behoorende,<br />
gefmeetén, en door Koning Adgillus<br />
met veel betoog van vriendelykheid<br />
beierend. Ebroin, Hofmeester des Konings<br />
van Frankryk, hier toe opgehitst door Edirid,<br />
zocht wel den verdreeven Kerkvoogd uit dezen<br />
fchuil-
van F R I E S L A N D . 223<br />
fchuilhoek te trekken, en hem van kan't te hel- E DEKNOP-"<br />
TBHISTO»<br />
pen ; doch Adgillus Hoorde zich zo weinig aan * RIE.<br />
de magt van zynen geduchten Nabuur, dat hy,<br />
in plaats van 't recht der herbergzaamheid te<br />
fchenden, den brief, dien men hem gezonden<br />
had, met verontwaardiginge verbrandde,en aan<br />
Wilfrid vryheid gaf om 't Euangely van Christus<br />
aan de zynen te verkondigen. Wilfrid, hier<br />
van gebruik maakende, zou eerst den Koning zeiven,<br />
en daarna veele van zyne onderdaanen,<br />
bekeerd en gedoopt hebben. Doch zyn verblyfhier<br />
te lande was kort van duur, en zyne<br />
eigene denkbeelden wegens den Christelyken<br />
Godsdienst zeer bekrompen. Dus betekende vee-<br />
Ier Christendom weinig meer , dan datze gedoopt<br />
waren , en geloofden dat de Bisfchop<br />
van Rome het hoofd aller Bisfchoppen ja de<br />
eerfte aller menfehen ware.<br />
Omtrent tien jaaren laater nam zeker Monnik, Tien n, jaa<br />
Egbert genaamd, en uit een adelyk Engelsch ren r< laater<br />
wordt<br />
geflagt gefprooten, op nieuw voor aan de be- ^<br />
daar aan<br />
keering der Friezen de hand te' flaan. Doch g gearbeid<br />
eene ongelukkige reize herwaard's maakte hem door 6 ze.<br />
Keren<br />
zo beangst, dat hy er voor altöös van atzag.;<br />
Wigbert.<br />
Zyn reisgenoot Wigbert bezat meer moeds ,<br />
vervolgde zynen togt, kwam in <strong>Friesland</strong>, en<br />
wendde tWee jaaren lang groote vlyt aan, in "t<br />
leeren en örtderwyzen der Heidenfche Friezen.<br />
Doch door de hardnekkigheid des volks, en de<br />
onbekeerlykheid van Koning Radboud, die na<br />
Adgillus den troon beklommen had, en zo wel<br />
wreed van inborst als een gefhgen vyand van<br />
het Christendom was, hadden ook deeze poogingen<br />
geenen gunftigen uitflag.<br />
Mid-
£24 Tegenwoordige Staat<br />
te EK NOP Midlerwyl werd in Frankryk de K.onmgklyK«<br />
TE HlST> . waardigheid, door het Groot Hofmeesterfchap,<br />
RIE. . zo geheel en al verdrongen , dat Pipyn vah<br />
Pipyn be-' Herftal, bygenaamd de Dikke, zo wel meester<br />
oorloogt<br />
en over- ' van's Konings perfoon als van het bewind der<br />
wint de zaaken was. Hy verzuimde ook niet zich daar<br />
Friezen. van, ter bereikinge zyner uitgelïrekteoogmer<br />
6gz.<br />
ken, te bedienen. De Friezen fchroomden evenwel<br />
niet zich tegen hem te verzetten, en dus werden<br />
'er wapenen vereischt om hen te onderwerpen.<br />
Hy fchoot ook metderdaad het harnas<br />
tegen hen aan , en Radboud verzuimde mede<br />
tyd noch vlyt om zich ten ftryde toe te rusten.<br />
Dan de oorlogskans liep Radboud tegen , en<br />
noodzaakte hem , om , na 't verliezen van<br />
eenen Veldflag, over 't Vlie te vlugten , en<br />
vrede met hem te maaken, op deeze harde voorwaarden,<br />
dat by hem <strong>Friesland</strong> tot aan 't Vlie<br />
toe zoude afftaan, en geen hinder toebrengen<br />
aan de voortplanting van het Christendom in<br />
zvne Staaten ff)-<br />
Wegens deezen Radboud vindt men behalven<br />
Radboud<br />
zou veel andere dingen ook verhaald, dat hy, reeds inden<br />
fii bben beginne zyner regeeringe, eenen zeer harden<br />
Inoeten ftoot van de Deenen en Noormannen zou geleejyden<br />
van<br />
rie Noor<br />
• den hebben, daar in beftaande, dat hy,<br />
mannen. ondanks zyne dappere tegenweer , door<br />
verfcheiden wonden<br />
hen overwonnen, en, na vun-ncwui «v^.—~<br />
bekomen te hebben, gevangklyk wierd weggevoerd,<br />
en <strong>Friesland</strong> overheerd; dat ook de<br />
Friezen erger dan flaaven door hen behandeld,<br />
en genoodzaakt wierden , niet alleen houten<br />
hals-<br />
Qt) Schot. Fr. Hist. bl. 55-
van FRIESLAND. 225<br />
Halsbanden om den hals te draagen, maar ook ; B2KNOPde<br />
deuren hunner huizen naar het Noorden te TIÏ HISTO<br />
RIE.<br />
Hellen, en zo laas: te maaken, dat er niemand<br />
in of uit kon gaan zonder den Noordfchen Koning,<br />
door eene diepe buiging, te eerbiedigen;<br />
en eindelyk, dat hy, door zyne dapperheid ,<br />
's Konings genegenheid gewonnen hebbende,<br />
na eene gevangkenis van zes jaaren, wederom in<br />
vryheid gefield zou zyn, onder voorwaarde van<br />
ten allen tyde vriendfchap met hem en zyne nakomelingen<br />
te zullen houden. Dan, dewyl het<br />
twyffelachtig is, hoe veel ftaats 'er op dit ver-<br />
: haal van Okko van Scharl ( * ) te maaken zy ,<br />
i achten wy 't genoeg , dit met een woord aanl<br />
geroerd te hebben, en gaan andere vertellingen<br />
) met ftilzwygen voorby.<br />
Pipyn, zich, om voorheen gemelde redenen, Pipyn bedient<br />
zich<br />
' vleiende dat hy geènen tegenftand van Radboud [<br />
van Wille-<br />
in de verbreidinge van het Christendom , dat 1 brord om.<br />
hem na aan 't hart fchecn te liggen , zoude ont-1 de Friezen<br />
te bekee-<br />
1 moeten, zocht ook de heidenfche Friezen tot'<br />
ren.<br />
1 de omhelzing van 't zelve te beweegen. Wil-<br />
690.<br />
1<br />
llebrord, een Engelsch Geestelyke, doch van<br />
] Nederfaxifche afkomst, liet zich tot dien ge-<br />
' wigtigen arbeid beweegen , en vertrok , ten<br />
j jaare zeshonderd en negentig, naar <strong>Friesland</strong>,<br />
i in gczelfchap van eenige andere Geloofspredi-<br />
Ikers. Radboud was nog even afkeerig van<br />
1 het Christendom als voorheen; doch uit ont-<br />
;zag voor Pipyn hield hy zich voor eerst ftil,<br />
ten zag het werk een' tyd lang aan. Ook<br />
1 bragten de beloften van groote weldaadigheid,<br />
(door Pipyn den geenen gedaan, die 't Chris-<br />
P ten<br />
(*) Kron. van Friesl. bl 39.
22Ö •Tegenwoordige S'aat<br />
BEKNOP- ter<br />
TE HlSTO- ve'<br />
ME. h a<br />
695. he<br />
Willebrord<br />
g c<br />
m geloof omhelzen zouden , te wege, da?<br />
•eele Landzaaten zich tot het zelve lieten overïaalen.<br />
Willebrord won 'er voor zich zeiven<br />
iet Aartsbisdom der Friezen by, zynde hy, op<br />
roedvinden van Pipyn, in perfoon naar Rowordt<br />
m 11e gereisd, en door Paus Sergius zeer minzaam<br />
Aarts-Bis- QY ontvangen en gewyd , onder den naam van<br />
fchop. Q Clemens, Van daar te rug gekomen , ftichtte<br />
hy zynen Zetel te Utrecht, welke Stad hem met<br />
het omliggende land door Pipyn was toegedaan*<br />
Niet te min ging hy in het prediken van 't Euangelie<br />
met onvermoeiden yver voort, wordende<br />
daarin grootelyks geholpen door zyne medegezellen,<br />
ten dien einde met hem uit Engeland<br />
overgekomen, en inzonderheid door Zuidbert,<br />
een man van aanzien!yken (tamme, die de handen<br />
met hem in een floeg, en hem verfcheiden<br />
Kerken en Kloosters hielp (lichten.<br />
De meeste<br />
Friezen<br />
bly'ven<br />
Heidenen.<br />
697.<br />
Van Pipyn<br />
ver?<br />
De meeste Friezen bleeven ondertusfchen aan<br />
hunne Heidenfche bygeloovigheden verflaafd,wordende<br />
daar in door het voorbeeld des Konings niet<br />
weinig gellyfd. Ook ontzagenze zich niet, onder<br />
aanvoeringe van Radboud, de grenzen van<br />
't Frankifche gebied, door hunne invallen, van<br />
tyd tot tyd, te ontrusten; 't welk te wege<br />
bragt, dat Pipyn, een man die zich niet ftraffeloos<br />
tergen liet, het befluit nam om hen door de<br />
wapenen tot reden te brengen, 't Gelukte hem<br />
ook.metderdaad: Want in een gevecht, dat lang<br />
erf bloedig was, krecgen de Friezen de nederlaag,<br />
en Radboud zag zich .genoodzaakt tot diep<br />
in <strong>Friesland</strong> te vlug ten , terwyl de Franken,<br />
rykelyk met buit belaadcn , te rugge keerden.<br />
Eerlang echter fchynt ook deeze krygdoor een<br />
verdrag geëindigd te zyn, dewyl Grimoald, Zoon<br />
van
van F R I E S L A N D . £27<br />
van Pipyn , niet lang daarna getrouwd is met - BEKNOP-<br />
" TE HlSTO<br />
Theudezindc, eene Dogter van Radboud, Hoe<br />
RIE.<br />
't zy , 't Euangciie werd van toen af, door<br />
(lagen<br />
Willebrord cn zyne medegezellen, zonder blyk-<br />
zynde<br />
baare iloornis verkondigd, en de grond gelegd worde het<br />
tot de oprechting van veele Kerken , tot dat Euangelie<br />
Radboud het wederom waagde de Christelyke wyd en<br />
zyd ver<br />
leer te vervolgen, en de door Wiilebrord uitge kondigd.<br />
zonden Leeraars, te verjaagen ofte dooden ;°'t<br />
welk hy uit hoofde van Pipyns hooge jaaren<br />
•zeer waarfchynlyk te onbelehroomder'deed, zo<br />
-hy niet telfens de hand gehad heeft in den moord<br />
van dcszelfs, Zoon Grimoald.<br />
Karei Martel, natuuriyke Zoon van Pipyn, na Karei<br />
't doorworilelen van veele regenlieden, door de Martel<br />
. Aullrafié'rs !i„a,.„r
ü28 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP- ; zich met Radboud verenigd had, en de beide<br />
TE HlSTO- ] Legers het platte land alom afliepen . werd dat<br />
RIE. van Raganfrid, wel fterker, maarniet zo dapper<br />
als dat van Karei, ganfchelyk verflagen.<br />
Karei, hier door de handen ruim hebbende,<br />
Trekt<br />
daarna oordeelde het tyd, om ook Radboud eens voor<br />
met een al te vernederen. Hy trok ten dien einde met<br />
Leger op een aanzienlyk Leger op tegen de Friezen , en<br />
tegen de<br />
Friezen, viel hen zo onverhoeds op 't lyf, dat 'er geen<br />
die door tyd voor hun overfchoot, om zich genoegzaam<br />
hem over te wapenen Men deed echter van deezen kant<br />
wonnen<br />
al wat mogelyk was. Poppo, een voornaam<br />
worden.<br />
Friesch Edelman , en gehuwd aan eene van<br />
Radbouds Nichten . voerde thans het gebied<br />
over 's Konings Leger, en trok met een deel<br />
krygsvolk in der yl vooruit, om Karei , die<br />
reeds tot in het hart van <strong>Friesland</strong> was doorgedrongen<br />
, hec hoofd te bieden. Omtrent de<br />
Born zee in <strong>Friesland</strong> (f) viel tusfehen beiden<br />
een gevecht voor, waar in van wederzyden<br />
met groote dapperheid geflreeden werd , tot<br />
dat eindelyk de overwinning zich geheel en al<br />
voor de Franken verklaarde.<br />
Radboud Radboud, hier door buiten Haat gelleld om<br />
onder iets meer tegen Karei Martel te onderneemen ,<br />
werpt en voor nog meer onheilen beducht , vond ge-<br />
zich aan raaden zich aan zynen Overwinnaar te onderwee<br />
zynen Overwin<br />
pen, zelfs met belofte van den Christelyken<br />
naar , maar Godsdienst te zullen omhelzen. Dan hier in<br />
houdt zy hieid hy zyn woord niet. Als immers deplegnebelofte<br />
niet. tigheid van den Christelyken Waterdoop, door<br />
Bis-<br />
Cf) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto bl. 36 #<br />
en Fr. Hist. II. B. bl. 57.
van FRIESLAND.<br />
Bisfchop Wolfran, aan hem verricht zou worden<br />
, en hy reeds den eenen voet in de Doopvonte<br />
gezet had, wendde hy zich tot den Bisfchop<br />
en zeide: „ Van myne Voorouders, lieve<br />
„ Bisfchop, wat gevoelen hebt gy? zyn de<br />
„ meeste van dezelve in 't Paradys, of in de<br />
„ Helle ? " en als hem hier op , zo liefdeloos<br />
als onvoorzigtig , ten antwoord was gegeeven:<br />
„ dat zekerlyk alle ongedoopten in de Helle wa-<br />
„ ren?" trok Radboud den voet te rug, en zeide:<br />
„ dat hy liever met de menigte zyner Voor-<br />
„ ouderen in de Helle wilde zyn, dan met den ar-<br />
„ men hoop der Christenen in het Paradys" ( * ).<br />
Weinig dagen na deeze gebeurtenis overleed de<br />
Koning, aan de gevolgen eener uitteerende<br />
ziekte, waaraan hy reeds lang gezukkeld had.<br />
Zyn ingewand bleef te Medenblik ; doch zyn<br />
lichaam werd naar Stavoren gevoerd, en aldaar<br />
begraaven.<br />
Schoon het doopen van Radboud mislukte, Het Ge<br />
en hy aan zyne Heidenfche Afgodery vasthield, loof wordt<br />
waren echter de yverige poogingen van Wolfran nog-<br />
in andere opzigten met eenen gunftigen uitflag<br />
thans ten<br />
zynen ty<br />
bekroond. Radboud had naamelyk te veel ontde vry ge.<br />
zag voor Karei Martel, dan dat hy geweldige lukkig<br />
mid- voortgeplant.<br />
(*) Volgens het verhaal van fommigen zou Radboud<br />
gezegd hebben: „ dat hy liever in het zalig ge-<br />
„ west van Wodan wilde zyn". Hoe 't zy, zo Radboud<br />
en Wolfran beide het woord Helle gebezigd hebben<br />
dan is het vast niet in de zelfde betekenisfe gefchied.<br />
Radboud hechtte daar het denkbeeld aan van<br />
eene plaats, alwaar het mogelyk minder aangenaam dan in<br />
het Paradys, maar evenwel geheel niet onverdraaglyk<br />
zoude zyn.<br />
P 3<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
719.
23$ Tegenwoordige Staat<br />
DEKNOP- t middelen een nadeele van het Christen<br />
TB HlSTO- ( dom zou gebruiken.<br />
WE.<br />
] inziende , verdubbelde<br />
De Kerkvoogd , dat<br />
zynen yver , en kreeg<br />
geenen kleinen roeloop van Friezen , die alle<br />
bclydenis van hec geloof der Christenen deeden,<br />
en daar op den Doop ontvingen. Ook werden<br />
'er by die gelegenheid alom veele Tempelen,<br />
Afgodsbeelden en Altaaren afgebroken<br />
en vernield; doch op verre na niet met<br />
de vereischte voorzigtigheid en belcheidenheid,<br />
en dit was waarfchynlyk eene van de rede<br />
Omtrent<br />
nen, waarom Radboud eerst het omhelzen van<br />
'c Christendom uitltelde, en daarna volftrektelyk<br />
weigerde.<br />
Wie de Opvolger van Radboud geweest zy<br />
Iladbouds is niet volkomen zeker. Volgens fommigen<br />
Opvolger<br />
is 'men kwam de kroon, na zyn overlyden, aan Pop-<br />
niet ten po , en deeze zou volkomen vryheid aan de<br />
vollen ze Geloofspredikers gegeeven hebben, om 'c Euanker.gelie<br />
ce verkondigen, en de Kerken , die men<br />
voorheen tot Afgodery misbruikt had, tot den<br />
dienst van den eenigen en waaren God te heiligen.<br />
Anderen, en wel de meeste fchry vers, houden<br />
Adgillus den II voor den waaren opvolger van<br />
Radboud, en Poppo voor zynen Veldheer; en<br />
dit doen wy ook het liefst. Adgillus fchynt<br />
De Friezenzoe<br />
jong aan de regeering gekomen te zyn, en het<br />
voornaamfte bewind aan zynen Veldheer gelaaten<br />
te hebben, 't welk ligtelyk aanleiding kon<br />
geeven, om deezen in vervolg van tyd voor<br />
Koning te houden. Hoe 't zy , de onderwerping<br />
der Friezen aan de Frankifche heerfchapken<br />
zich py ftrookte zo luttel met hunne diepe zugt<br />
ce ontilaan<br />
voor vryheid en onaf hangklykhfid , dat zy de<br />
yan de<br />
eerfe
van F R I E S L A N D . 231<br />
!eerfte gelegenheid, die hun voorkwam, weder: BEKNOP<br />
TE HISTQ»<br />
;aangreepen , om te beproeven hoe ver zy het'<br />
RIE.<br />
brengen konden. Karei Martel had de handen'<br />
Franki<br />
ivol werks , om Frankryk tegen de Saraceenen j fcheheer ite befcriermen. Hier van bedienden zich de, fchappy.<br />
Friezen, en zochten zich nogmaals van de Frankiifche<br />
heerfchappye te ontflaan , vallende , ten<br />
dien einde , volgens de oude gewoonte der<br />
Duitfchers , op de Grenzen van het Frankifche<br />
Ryk, daarzc de ysfelykfte verwoestingen<br />
laanrechtten. Karei Martel, hier van de tyding Karei<br />
bekomen hebbende, was aanftonds op middelen Martel<br />
bedacht, om deeze onbuigzaame volkeren tot re bevecht<br />
en overiden<br />
te brengen. Hen in't hart van hun eigen land<br />
wint hen<br />
aan te tasten kwam hem, als een ervaaren Veld in hun<br />
iheer, het bekwaamst van allen voor. Met eigen<br />
:ecne fterke en welbemande Vloot ftevende hy land.<br />
734naar<br />
dat gedeelte van <strong>Friesland</strong>, 't welk ten oostten<br />
het Vlie ligt, en tot heden toe zynen naam<br />
•behouden heeft. De Middelzee , anders Burdinus,<br />
Bornzee of het Boerdiep geheeten, fchcidde<br />
;toen Oostergo en Westergo, by de naamen van<br />
.Austrachia en PFestrachia bekend, en de gedaan-<br />
;te van Schier-Eilanden hebbende, nog van een.<br />
[Deeze binnenlandfche Zee met de Vloot ingeloopen<br />
zynde, zette Karei zyne benden aan land,<br />
:en waarfchynlyk op het grondgebied van Wes»<br />
tter^o, fchoon fommigen meenen dat het op dat<br />
wan Oostergo gefchied zou zyn, om dat die van<br />
'Westergo ruim zo wel in den Christelyken<br />
(Godsdienst onderweezen, en niet zo oproerig<br />
ials die van Oostergo waren. Hoe't zy, de Frieten,<br />
het onweer ziende naderen , hadden zich<br />
wel gewapend; dochkrecgen by het eerfte tref-<br />
V 4 fen
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
't Zelve<br />
wordt<br />
deerlyk<br />
afgeloopen<br />
en<br />
verwoest.<br />
»3a Tegenwoordige Staat<br />
fen zodanig de nederlaag , dar hun Veldheer<br />
Poppo en de meeste Friezen met hem fneuvelden,<br />
en 't overfchot zich , al vlugtende, naar de<br />
hun bekende moerasfen en wateren begaf; doch<br />
niet zonder ook hier vervolgd en afgemaakt te<br />
worden, 't Land werd hierop door den overwinnenden<br />
Vyand afgeloopen , de Afgodstempelen<br />
verwoest, de gewyde bosfchen uitgeroeid ,<br />
en de Friezen gedwongen zich aan 't Frankifche<br />
Ryk te onderwerpen.<br />
Overdeuitgeflrektheid deezer onderwerpinge<br />
wordt verfchillende gedacht, zynde fommigen<br />
van oordeel, dat de zoons van Radboud, door<br />
vergunning van Karei Martel, een foort van oppergezag,<br />
doch zonder den Koningklyken tytel,<br />
behouden hebben, en dus Leenmannen van 't<br />
Frankisch Ryk geweest zyn: anderen, datze wel<br />
den tytel van Koningen gevoerd , en als Koningen<br />
geregeerd hebben, doch echter met bepaalde<br />
heerfchappy; en deeze gedachte fchynt ons den<br />
voorrang te verdienen, om dat de meeste fchry*<br />
vers Adgillus en Gondebald, Zoon en Kleinzoon<br />
van Radboud, als zyne Opvolgers melden, en<br />
hun den eernaam van Koningen geeven. Adgillus<br />
had ook waarfchynlyk in den opfland te»<br />
gen Frankryk niet geflemd,en was daarenboven<br />
den Christenen niet ongenegen, 't welk Karei<br />
Martel kan bewoogen hebben, om den Friezen,<br />
wier onbuigzaamen aart hy had leeren kennen,<br />
hunne eigene Koningen (§) te hiaten behouden,<br />
in verwachtinge dat dit zo wel voor hem zeiven,<br />
als<br />
( §) De Leezer befluite uit dit en andere gezegde»
van F R I E S L A N D . 233<br />
als voor den loop van 't Christendom, van den<br />
meesten dienst zou zyn.<br />
By zyn overlyden, volgens 't getuigenis onzer<br />
Kronykfchryveren voorgevallen ten jaare zevenhonderd<br />
zevenendertig, liet Adgillus twee<br />
Zoons en eene Dogter na, met naamen Gondebald,<br />
Radboud en Konovelle. Gondebald volgde<br />
hem in de regeeringe op, en Konovelle had hy<br />
ten huwelyk gegeeven, aan een' zeer aanzienlyk<br />
Friesch Edelman, metnaame Adelbrik, die<br />
te Sixbierum , op zyn (lot Adelbrug, woonde ,<br />
en de ftamvader was van 't aanzienlyk geflagc<br />
der Adelen, dat nog eeuwen daarna met roem<br />
in <strong>Friesland</strong> is bekend geweest , en van Moeders<br />
zyde uit Koninglyken bloede gefprooten<br />
was.<br />
Midlerwyl had het Christendom, onder be*<br />
gunftiginge van Karei Martel, hier en elders nog<br />
al vry wat velds gewonnen, hoewel op ver na<br />
niet in zyne waare zuiverheid. Ons beftek gehengt<br />
niet dit in 't breede te melden. Toen veld.<br />
Karoloman, na zyns Vaders dood, het bewind in<br />
handen gekreegen had, en op eigen naam regeerde<br />
, zonder hooger magt te erkennen , ftondcn<br />
1 de Saxers tegen de Frankifche heerfchappy op,<br />
en trokken de Friezen mede af van dezelve.<br />
741.<br />
De Saxers<br />
en Friezen<br />
ftaan op<br />
tegen KaKaroloman.zegden<br />
niet, dat de Friezen alle, ten zelfden tyde,<br />
door een' en denzelfden Koning, en met zulk eene<br />
magt, als de naam van Koning fchynt mede te brengen,<br />
| geregeerd wierden. Waarfchynlyk heeft 'er nu en dan<br />
; meer dan een Koning het bewind gehad; en de Friefche<br />
1 vryheid liet niet toe, zich aan eene onbepaalde magt<br />
i ee onderwerpen. Scbot. Fr. Hist. bl. 59.<br />
P $<br />
BEKNOP»<br />
TE HlSTO-<br />
RIH.<br />
Adgillus<br />
wordt op.<br />
gevolgd<br />
door zy.<br />
nen Zoon<br />
Gondebald.<br />
737-<br />
Het Christendom<br />
wint hier<br />
te lande<br />
nog al
234<br />
Tegenwoordige Staat<br />
B "KNOP Karoloman en Pipyn, die, de een over Oost-en<br />
TE HISTO de andere over Westfrankrvk, het gebied voer<br />
RIE.<br />
den , bragten met vereenigde magt zo wel de<br />
Saxers als Friezen dra tot reden ; en van toen<br />
af hielden de laatften zich ftil , waarfchynlyk<br />
uit hoofde van een aangegaan verdrag. Zelfs<br />
leenden zy, in den jaare zevenhonderd zesenveer<br />
74
van F R I E S L A N D . £35<br />
eerbied voor hem, als voor den Gezalfden des BEKNOP<br />
Heeren, te vervullen.<br />
TE HISTO-<br />
R'2.<br />
Radboud, de tweede van dien naam en de laatfte Radboud<br />
der Friefche Koningen, wasmidlerwyl, na den de II op.<br />
dood van Gondebald , zynen Broeder, aan de volger<br />
van Gon.<br />
Regeering gekomen, cn gedroeg zich, naar zy<br />
debald,<br />
nen naamgenoot gelykende, vyandiglyk tegen den was een<br />
Christelyken Godsdienst. Mogt men 't verhaal geilagen<br />
onzer Kronykfchry veren gelooven, dan had hy vyand van<br />
't Chris<br />
de beginfelen dier vyandfehap tegen het Christendom.tendom al vroeg ingezoogen, aan het Hof van<br />
den Deenfchen Koning, zynen Oom van Moeders<br />
zyde, werwaards hem, toen maar pas acht<br />
of negen jaaren oud, zyn Vader Adgillus gezonden<br />
had. Hoe 't zy, hy kleefde dén Afgodi"<br />
fchen dienst zyner Voorvaderen ten llerkften aan;<br />
ook zou hy den Afgod Folie , die van overlang<br />
yerllooten was, wederom ingevoerd, een beeld<br />
ter zyner eere opgerecht, en alle zyne onderdaanen,<br />
op ftraffe des doods, gebooden hebben,<br />
zich aan de aloude Heidenfche plegtigheden te<br />
houden, en dezelve als voorheen getrouwelyk<br />
waar te neemen. Van die de beginfelen des<br />
Christendoms ingezoogen hadden, raakten dus<br />
i/eelen om het leeven , terwyl anderen, met<br />
verlies van hunne ampten en waardigheden, het<br />
land verlieten , en zich onder de befcherraing<br />
/an Frankryk begaven; wordende deRodmans,<br />
de Botnias, de Fortemans , en meer andere<br />
idelyke geflagten, daar onder met naame gemeld.<br />
Bisfchop Bonifacius trok, dit verneemende, Bonifa.<br />
xhoon reeds hoog op zyne jaaren, wederom der- cius komt<br />
vaards, om, in weerwil van 't gevaar dat 'er weder in<br />
<strong>Friesland</strong>,<br />
aan
Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP aan vast was , het zugtend Christendom hier<br />
TE HISTO'<br />
te lande eenige verademing toe te brengen.<br />
RIE.<br />
ter her- Zyne reize over Utrecht en Westfriesland genoftellingemen<br />
hebbende, frak hy,met zyn byhebbendgevan<br />
't zug- • zelfchap van ruim vyftig perfoonen, de Zuidertendzee<br />
over en kwam door de Middelzee of het<br />
Christen<br />
Boerdiep in <strong>Friesland</strong> beoosten het Vlie. Zich<br />
dom.<br />
hier eenigen tyd met prediken en doopen opgehouden,<br />
en veel vruchts van zynen arbeid gezien<br />
hebbende, kwam hy eerlang omtrent Dokkinga,<br />
of Dokkum, daar hy alle de gedoopte<br />
Nieuwelingen, tegen Sacraments dag, befchei •<br />
den had, om 'er, naar de wyze dier tyden ,<br />
Doch het H. Vormfcl te ontfangen. Dan de Hei-<br />
wordt denfche Landzaaten, die den opgang van 't Chris<br />
door de tendom met verdriet aanfchouwden, en hier van<br />
Heiden- . de lucht gekreegen hadden, fchoolden in een<br />
fcheFriezenomge- groote meenigte famen, vielen, met het krietiragt.ken<br />
van den dageraad , op Bonifacius en zyn<br />
755- gezelfchap aan, en maakten hen allen tot een<br />
toe wreedelyk af; 't welk hun te ligter viel, omdat<br />
Bonifacius de zynen , die zich , met het<br />
voor handen zynde geweer van deenen en dokken<br />
, tegen hunne aanvallers verdedigen wilden,<br />
daar van te rugge hield, met te zeggen: „dat,<br />
„ na de ellenden van dit leeven, de dood voor<br />
„ hun een aangenaame gast en een begin der<br />
„ eeuwige vreugde ware".<br />
Waar Radboud, op wiens aandooken dit waarfchynfchynlyklyk<br />
gefchied was , en zyne Heidenfche onder-<br />
op aandaanen mogen zich hier over in den beginne<br />
ftooken<br />
van Rad verheugd hebben, denkende, dat de dood van<br />
boud , Bonifacius en de zynen teffens een dooddeek<br />
wien dit voor het Christendom zou zyn : deeze vreugde<br />
üaderwas
mm FRIESLAND. 237<br />
Was evenwel kort van duur. De Christenen<br />
deezer Landftreeke vielen, om wraak van 't ge<br />
beurde te neemen, op de ongeloovigen aan, en<br />
BEKNOP<br />
TE HlSTO'<br />
RIE.<br />
hand duu<<br />
floegen 'er veele van dood: ook vindt men ver te (laan<br />
haald, dat een van Koning Pipyns Stadhouderen kwam.<br />
in Oost-Frankryk, niet lang daar na, met eenig<br />
krygsvolk, over de Lauwers in <strong>Friesland</strong> viel,<br />
de landen der ongeloovigen verwoestte , de<br />
moordenaars van Bonifacius om 'c leeven bragt,<br />
en het Koning Radboud zo benaauwd maakte,<br />
dat deeze eerst naar Saxen, en vervolgens naar<br />
Jutland vlugtte, daar hy zich eenen geruimen tyd<br />
ophield.<br />
Nadat Bonifacius ongelukkiglyk omgekomen, Grego<br />
en Gregorius, een Achterkleinzoon van Koning rius, de<br />
Dagobert den II , hem op den Bisfchoplyken opvolger<br />
van<br />
ftoel van Utrecht gevolgd was, zette deeze het Bonifa<br />
werk van der Friezen bekeeringe met y ver voort, cius , zet<br />
daar in geholpen door verfcheiden wakkere man de bekeering<br />
der<br />
nen, inzonderhei .1 doorWillehad, eenen Engelsch-<br />
Friezen<br />
man, die, na zyne komst hier te lande , aller met yver<br />
eerst zynen dienst begon te Dokkum, toen nog voort;<br />
warm van 't bloei der Martelaaren. Dan wordende<br />
daarin ge<br />
federt het pleegen van die moord waren de inholpenwooners wat buigzaamergeworden, en ontvingen door Wil-<br />
hem met groote eerbiedigheid. Hy hield 'er lehad.<br />
zich ook eenigen tyd op, en had het genoegen,<br />
dat zyne prediking van een gewenscht gevolg<br />
was, zo ter verfterkinge van zwakke Christenen<br />
, als ter bekeeringe van veele Heidenen. Hy<br />
nam ook tot zich veele kinderen van de Aanzienlyklten<br />
en Edelen des Lands, om hen van jongs<br />
afin de gronden van den Christelyken Godsdienst<br />
te onderwyzen, achtende dat de gemoederen,
BEKNOP<br />
TE HISTO-<br />
1UË.<br />
Ludger,<br />
een<br />
Friesch<br />
Edelman,<br />
predikt<br />
het Euangelie,omtrentDokkum.<br />
238 Tegenwoordige Staat<br />
deren , die nooit befinet geweest waren met<br />
het Heidendom , te gereeder zouden zyn om<br />
de leeringen van het Euailgelie te volgen , en<br />
dat het gemeene volk, door de aanzienlykilen<br />
voorgegaan, zich te ligter zou laaten beweegen.<br />
Ludger, van af kömde zo wel als van in •<br />
börst, een Friesch Edelman, te Wierum in<br />
Westdongerdeel gebooren, en door zyne ouders,<br />
Tjaard en Liauwe, aan Gregorius ter onderwyzinge<br />
overgegeeven 4 kwam , na de gronden der<br />
noodige weetenfchappen gelegd, en in Engeland,<br />
onder den vermaarden Alcuinus., verder voortgezet<br />
te hebben, van daar, in gezelfchap van<br />
eenige zyner Landgenooten , te Utrecht te<br />
rug , voorzien van eeaen ryken voorraad van<br />
geleerdheid cn eene menigte geleerde fchriften.<br />
Dit veraangenaamde hem zo zeer by Gregorius,<br />
en ook by Albrikus zynen opvolger,<br />
dat hy door deezen tot de Priesterlyke waardigheid<br />
verheeven, en gezonden wierd, om het<br />
-Euangelie onder de Saxers, in Overysfel woonende,<br />
te prediken. Hier mede eenigen tyd<br />
onledig geweest zynde, vertrok hy naar Dokkum,<br />
én bleef 'er zeven jaaren ; daar het Euangelie<br />
met dien gewenschten voortgang verkondigende,<br />
dat niet alleen veelen uit de llad, maar ook uit de<br />
daaromtrent gelegen landltreeken, het Christelyk<br />
geloof ömheisden. De inval van Wittekind,<br />
Lloofd der Saxers, en zyn deerlyk huishouden<br />
hier te lande , terwyl Karei de Groote in Spanje<br />
oorloogde, bragt te wege dat Ludger, met<br />
zyne twee Broeders, Hildegrim en Gerbert,<br />
naar Italië vertrok, cn 't Monnikskleed aantoog<br />
in het Benediktiner Klooster van den berg Kasfino,<br />
waarin Detmar, ook een gebooren Fries ,<br />
toen
van F R I E S L A N D . «39<br />
foen als Abt het beituur had. De verdere verrichtingen<br />
van deezen Ludger, en de byzondere<br />
hoogachting, hem door Karei den Grooten<br />
toegedraagen , zie men by anderen ( §).<br />
<strong>Friesland</strong>, hoe veel het ook door de onlusten van<br />
; den oorlog geleeden had, was omtrent deezen tyd<br />
; een kweekhof van de cdelfte fpruiten, die in ver-<br />
\ fcheiden gewesten het licht der waarheid op den<br />
I kandelaar geholpen hebben ,-en 't ftrektder Natie<br />
tot geene geringe eer , dat haare zendelingen<br />
elders, en wel voornaamelyk in Duitschland, het<br />
Euangelie verkondigd hebben, welk uit het voorheen<br />
door haar overwonnen Engeland ter haa-<br />
1<br />
rer kennisfe was gekomen. Ondertusfchen ver-<br />
:<br />
beelde men zich niet, dat het Christendom hier<br />
; te lande aanltonds die zuiverheid bereikte, welke<br />
het volgens de leer van Jezus ert zyne Aposi<br />
telen vereischte. Het ging gepaard met veele<br />
1 overblyfzelen van 't Heidendom, dat door oudiheid<br />
te diepe wortelen gefchooten had, om in<br />
i korten tyd geheel en al uitgeroeid te worden.<br />
( Of dit zo verre ging, dat men 'er Priesters vond,<br />
(die op den eenen tyd den Doop naar de wyze<br />
1 der Christenen bedienden., en op den anderen<br />
l eenen Bok of Stier aan de Afgoden offerden; dat<br />
i veelen geene zwaarigheid maakten, om 't vleesch<br />
fden Afgoden geoiferd te eeten, als zy het maar ,<br />
1<br />
volgens hunne dwaaze verbeelding , door een<br />
1 kruisteken gereinigd hadden; en dat zelfs ande-<br />
1 ren hunne flaaven verkochten, om door de Heiidenen<br />
geoiferd te worden, laat ik, als des niet<br />
1 ten vollen zeker, liefst onbepaald.<br />
VI. HOOFD-<br />
C§1 Schet. Friefche Hist. bladz. 61. en F. Sjoerds<br />
.'Algemeene Befchryv. van Oud en Nieuw Fricsl. I. D.<br />
22 Si. bl. 622, enz.<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO"<br />
RIE,
BCKNOP-<br />
TEIIISTO-<br />
11 IE.<br />
240 Tegenwoordige Staat<br />
VI. H O O F D D E E L .<br />
Van Karei den Grooten tot op het einde der<br />
JMoord/cbe invallen, Inerte lande.<br />
"]SJa den dood van Pipyn , voorgevallen inden<br />
Karei de<br />
Groote, jaare 768, kwamen zyne ftaaten aan Karoloman en<br />
brengt Karei, zyne beide Zoonen, die dezelve in dier<br />
de zaaken<br />
voegen verdeelden dat Oost-Frankryk aan Ka»<br />
hier te<br />
lande we roloman, en al het overige aan Karei ten deele<br />
derom te viel; doch eerlang kreeg Karei, bygenaamd de<br />
recht. Groote, ook Oost Frankryk onder zyn gebied,<br />
zynde Karoloman, zyn Broeder, na eene regeering<br />
van drie jaaren overleeden. Karei op den<br />
troon bevestigd , en verwittigd zynde , hoe<br />
fiegt de Saxers, onder aanvoeringe van Wittekind,<br />
in <strong>Friesland</strong> huishielden, zond eerst eeni775ge<br />
benden, en trok vervolgens zelf, met eene<br />
aanzienlyke krygsmagt, naar deeze gewesten,<br />
om de ongeloovigen tot reden te brengen, en<br />
hen de Afgodery, die de oorfprong van hunne<br />
wederfpannigheid was, met kracht te doen verleeren.<br />
Zynen tocht nam hy door <strong>Friesland</strong>,<br />
en bragt daar alles wederom te recht. Of echter<br />
Koning Radboud toen weder de vlugt naar<br />
Denemarken genomen hebbe, dan of hy door<br />
Karei in ballingfchap gezonden zy, valt twyffelachtig;<br />
zeker gaat het, dat het Koningkryk in<br />
<strong>Friesland</strong> hier mede is ten einde ge-loopen, en<br />
dat de landen, na deezen tyd, door Frankifche<br />
Graaven, Landvoogden of Stadhouders zynbe-<br />
ftierd geworden.<br />
0<br />
Karei
R I E S L A N D. 241<br />
Karei had niet zèr%ra de Friezen volkomen<br />
afhangklyk van zyne heerfchappy gemaakt, of<br />
hy trok ook tegen de Saxers op , om die insgelyks<br />
te onderwerpen ; bedienende zich hier toe,<br />
onder anderen, van een goed deel Friezen,nog<br />
grootelyks tegen de Saxers verbitterd, wegens<br />
, alle de mishandelingen, dieze van dezelve gelee-<br />
; den hadden. Tot zynen roem Haagde hy ook<br />
i hier in gelukkig; en echter lieten de Saxers niet<br />
af, teikenö nieuwe vyandlyk heden te pleegen.<br />
I De af weez5gheid van Karei, die ten jaare zevenhonderd<br />
achtenzeventig naar' Spanje getoogen<br />
was, gaf hun gelegenheid, om, zowel elders<br />
;als in <strong>Friesland</strong>, de ysfelykfte verwoestingen<br />
aan te rechten , en al wat hun voorkwam<br />
Idoor moord en brand te vernielen. Sommigen<br />
zyn van gedachten dat Kadboud toen nog in<br />
leeven, en ;<br />
BEKNOP- •<br />
TP. HlSTO.<br />
RIE,<br />
Na de<br />
Friezen<br />
ónderworpen<br />
te<br />
hebben,<br />
liggen de<br />
Saxers aan<br />
de beurt.<br />
f7*.<br />
ts Keizers<br />
afweezigheid<br />
geeft<br />
gelegenheid<br />
aan<br />
de Saxers<br />
om hier<br />
veele ver-<br />
de bedekte aanftooker van deeze onwoestinmensclilykheden was; doch hoe dit zy,deChristingen aan<br />
tenen hadden hier by 't meest van allen te lyden; i te rechten.<br />
zynde de Christen Kerken, die men hier te'<br />
lande had beginnen te bouwen, daar by ver 7Si.<br />
woest, en de verkondigers van 't Euangelie vervolgd<br />
en omgebragt. Willihad, die na den Willihad<br />
dood van Bonifacius, eenigen tyd te Dokkum ontkomt<br />
hunne<br />
gepredikt had, en nu té Bremen de Kerk dier handen<br />
plaats beftierde , ontkwam nog gelukkiglyk, > door de<br />
Idoor de vlugt , hunne handen; ook keerde vlugt.<br />
hy naderhand, toen de ftorm der vervol ginge<br />
over was, wederom'derwaards, en overleed<br />
daar ten jaare zevenhonderd negenentachtig.<br />
Karei zond wel een aanzienlyk Leger<br />
ïegen hen te velde; doch Witikind had het genuk<br />
van daar op, by het eerfte treffen, eene aaniisienlyke<br />
overwinning te behaalen. , En echter De Saxers<br />
Q ont-
a. 14a Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP- O<br />
TE HJSTO- a,<br />
,UE A<br />
onderwerp'eii<br />
zich aan c<br />
Karei den 2<br />
Grooten.<br />
t<br />
1<br />
Zy vallen<br />
wederom ^<br />
van hem<br />
af, en<br />
1<br />
antzonk hun de moed , toen Karei zelf, met ee»<br />
mder Leger, het eerfte te hulpe kwam, zodanig»<br />
datze op de tyding daarvan het hoofd in den<br />
fchoot leiden, en zich aan Karei onderwierpen,<br />
op deeze harde voorwaarde, dat hem vierduizend<br />
en vyf honderd van de voornaamfte en aanzienlykfte<br />
aanvoerders in handen geleverd moesten<br />
worden. Dit gefchied zynde liet hyze allo<br />
fnt ppn mp wrppdplvk . nnrhnrvfdpn^<br />
le, tot een toe, wreeaeiyii, ontnooiaen.<br />
Karei ondervond al dra , dat dit het rechte<br />
middel niet was, om zich van eenen overwonnen<br />
vyand eene beftendige gehoorzaamheid<br />
haaien ( te belooven. De Saxers, hierdoor verbitterd,<br />
daar toe j vielen, in't volgende jaar, alle te gelyk van hem<br />
insgelyks \<br />
af, en haalden ook de Friezen (*} over, om<br />
de Friezen'<br />
«ver. ' deel aan den opftand te neemen; doch met dien<br />
783. | ongelukkigen uitflag, datze, in meer dan eene<br />
rvtirmoprinp- met hunnen maetieen beftrvder. te<br />
tortfchooten,enzich doordenzelven,op deverlederendfte<br />
wyze, beroofd vonden van het Erfrecht<br />
op hunne ouderlyke bezittingen , zo het<br />
Jen Koning niet goeddacht hun dat uit byzondere<br />
genade te verleenen. Onder zynen zoon,<br />
Lodewyk den Vroomen, zyn zy eerst wederom<br />
in het zelve herfteld. Witikind, geen kans<br />
ziende om der ftervende Vryheid een nieuw leeven<br />
by te zetten , onderwierp zich insgelyks,<br />
werd een Christen, en ontving den doop in *t<br />
byzyn des Konings , die over hem Gevader<br />
ftond.<br />
Wederom De Friezen, die zich toen insgelyks aan Ka-<br />
tn genade<br />
ael<br />
(*) Wat gedeelte der Friezen men hier door te ver-<br />
i itaan hebbe is vry onzeker.
van F R I E S L A N D . 043<br />
\<br />
rel onderwierpen, zyn waarfchynlyk ook van hem 1 BEKNOPm<br />
genade ontvangen. Men treftze althans kort daar • TE HlSTO'<br />
na in de Legers van dien Vorst aan; ook hebbenze RIE.<br />
van toen af in zo grooten getaleden Christelyken aangeno<br />
Godsdienst omhelsd, dat dit ganfche Volk nu als menzynde , wordt<br />
bekeerd wierd aangemerkt. De vermaarde Al- het Chriscuinus,<br />
Leermeester van Koning Karei, en thans tendom<br />
ten hove m groote achting, zegt dien aangaan van veelenomde,<br />
in zekeren brief: „Deoude Saxers,en alle<br />
helsd.<br />
de b nezen zyn nu , gedrongen door Koning<br />
Karei, die fommigen door bedreigingen, ande<br />
7%<br />
ren door gefchenken overgehaald heeft, tot<br />
het geloof in Christus bekeerd geworden ".<br />
Schoon deeze wyze van bekeeringe geen overtuigde<br />
Christenen maakte, het getal werd 'er<br />
door vermeerderd, en dat fcheen genoeg. Men<br />
was 'er althans te Rome zeer over voldaan,<br />
hebbende Paus Adriaan de I, dit, in eenen brief<br />
van gelukwenfchinge aan Koning Karei, duidelyk<br />
getoond. Dat een gedeelte van <strong>Friesland</strong>,<br />
door deezen Vorst toen, in 't Geestelyke, onaerworpen<br />
zy aan 't Bisdom van Bremen, welk<br />
onder liet bellier van Willihad Hond, is even<br />
zeker als de echtheid van den brief, waarin Koning<br />
Karei dit gemeld zou hebben, doch welke<br />
van veelen wordt onrlrpnrf<br />
Gelyk Koning Karei aldus zynen yver, ter<br />
woortplantinge van het Christendom, betoonde,<br />
(en vooral geene Afgods beelden en bosfchen<br />
lipaarde; alzo zyn ook buiten twyffel toen de<br />
coverblyfzels der Heidenfche Afgoden, in Friesliand,<br />
uitgeroeid, fchoon dien aangaande geene<br />
ibvzonderhedcn, in de gedenkfchriften van dien !<br />
tyd, te vinden zyn. Midlerwyl kwam de bekee-1<br />
Q z<br />
De Afgodsbeelden<br />
enz.<br />
worden<br />
hier te lanJ<br />
de uitgeroeid,<br />
en<br />
de Friezen<br />
doen Ka.<br />
rel grooring
244<br />
Tegenwoordige Staat<br />
BEKXOP r ing der Friezen Koning Karei zeer te (lade in 'c<br />
TE HlSTO- \ roeren van verfcheiden oorlogen ; dewyl zy<br />
RIE. , liet alleen in Italië, tegen Adalgifius, Zoon van<br />
ten dienst ( den onttroonden Koning van Lombardye, en in<br />
in den<br />
Duitschland tegen de Hunnen, maar ook tegen<br />
oorlog.<br />
de Wilzen, eene foort van Sclaaven, omtrent<br />
7&P- ' de Oostzee woonachtig , onder zyne banieren<br />
gediend, en hem geen geringe hulpe bewee<br />
I zen hebben.<br />
Zeker ge Wanneer Karei , na deeze krygsverrichtindeelte<br />
der gen,naar Regensburg,en de Saxers en Friezen<br />
;<br />
Friezen weder, naar hun land getrokken waren, duurde<br />
fleekt .<br />
het niet lang of 'er ontftonden nieuwe onlusten.<br />
óver naar j<br />
Engeland, . Een gedeelte der Friezen, waarfchynlyk beoos<br />
en houdt ten de Eems woonende, fpande onder hunnen<br />
daar jatn- Hertog Ubbo, met de Deenen aan, om eenen<br />
merlyk<br />
huis. inval m Engeland te doen, daarze, na aan land<br />
getreeden te zyn, fchrikkelyk huishielden, alles<br />
met roof, moord en brand vervullende, zonder<br />
Een ander gewyd of ongewyd in 't minst te fpaaren. Een<br />
gedeelte ander gedeelte van deeze Natie trok , onder be<br />
wordt<br />
door de vel van 's Konings Veldheer,.Graave Dirk, te<br />
Saxers gen de Hunnen op, die wel overwonnen, maar<br />
verflagen. niet te oridergebragt waren ; doch deeze werden,<br />
by hunne komfte op den Saxifchen bodem, tegen<br />
hunne verwachting, door de Saxers, die nu.<br />
wederom van den Koning en den Christelyken<br />
793- Godsdienst afgevallen waren , vyandelyk ontmoet<br />
en geflagen.<br />
Karei on Karei, verdrietig over 't mislukken deezer<br />
derwerpt onderneeminge, bragt in 't volgende jaar twee<br />
hen wel;<br />
Legers tegen hen te velde, en noodzaakte hen<br />
doch zy<br />
houden zonde? llag of ftoot tot onderwerping. Doch<br />
nog niet<br />
federt vielen zy wederom af; ook hielden 't nu<br />
de
van F R I E S L A N D. 54$<br />
de Friezen met hun, ten nadeele van hunnen<br />
Overwinnaar. Jaaren achter een werd 'er tegen<br />
beiden geoorloogd; tot dat zy in het jaar acht<br />
honderd en een geheellyk wierden te ondergebragt<br />
, en daarmede de bloedige Saxifche en<br />
Friefche Kryg, na drie en dertig jaaren geduurd<br />
te hebben, een einde nam.<br />
Voor dat dit den Friezen wedervoer had hen<br />
nog een ander onheil getroffen, J'.en geweldige<br />
Watervloed overftroomde, op den ze<br />
venden van Slagtmaand des voorgaanden jaars,<br />
een groot deel van <strong>Friesland</strong> , na dat de nog<br />
zwakke dyken, in zo verre men die toen reeds<br />
I had, daar door verbryzeld waren. Zeer veel menfehen<br />
en beesten fchooien 'er het leeven by in:<br />
: gelukkig ftond het Zeewater niet lang op de velden<br />
, en in den volgenden Winter werdenze door<br />
menigvuldig Regenwater zodanig ververscht,<br />
• dat de volgende Zomer uirilak in vruchtbaarheid.<br />
1<br />
Ondertusfchen gaf de fmertelyke ondervinding<br />
\ van hun geduuiig gevaar den Friezen aanlei •<br />
1 ding om bedacht te zyn op middelen, die ter<br />
1 hunner befcherminge dienen konden. Het maa-'<br />
! ken van nieuwe, of het vergrooten van reeds 1<br />
ivoorheen opgeworpen Terpen kwam hun het j<br />
lbekwaamde van allen voor; zynde onder ande-1<br />
iren die van Koudum , Almenum , Midi urn, 1<br />
BEKNOP<br />
TE HrsTo*<br />
P.IE.<br />
op met<br />
weder af<br />
te val ;'err.<br />
794-<br />
<strong>Friesland</strong><br />
Ivdt veel<br />
by eenen<br />
geweldi<br />
gen ftorm.<br />
't Welk<br />
aanleiding<br />
jeeft tot<br />
bet maaien<br />
of<br />
/ergroo<br />
lllitzum, Winzum, Tjum, Dronryp, en Ber- \ en der<br />
rerpen.<br />
Uikum, zoniet hunnen eerden oorfprong , alt<br />
thans hunne vergrooting, verfchuldigd aan deezen<br />
ttyd.<br />
Na 't eindigen van denSaxifchen kryg, waar- 5 tarel treft<br />
iiin ook de Friezen zich mannelykgekweeten had- ( :en verd<br />
e n<br />
Q 3<br />
»
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
drag met<br />
de Saxers<br />
en Friezen.<br />
Tegenwoordige Staat<br />
den, trof Karei met beide deeze Volkeren een<br />
Verdrag, waarby van hunnen kant beloofd werd,<br />
dat zy den Christelyken Godsdienst zouden om<br />
helzen , en onderdaanigheid bewyzen aan de Bis-<br />
fchoppen, die over hen Honden gefield te worden.<br />
Daarentegen moesten de Rechters of Graaven<br />
, die door Frankifche Koningen onder hen<br />
gezonden zouden worden, elk Volk naar zyne<br />
Vaderlyke wetten regeeren. Ook onthief men<br />
hen van de verpligtinge om eenigerhande lasten<br />
en fchattingen op te brengen, uitgezonderd alleen<br />
de Tienden voor de Geestelykheid. Daarenboven<br />
gaf of liet men hun den naam van<br />
Sedert VRYE LUIDEN; en van deezen tyd af fchy<br />
hebben de<br />
nen de Friezen in 't byzonder den naam van<br />
Friezen in<br />
't byzon FRYE FREESEN, zo gemeen in hunne oude<br />
der den Landrechten en Kronyken, gevoerd te hebben.<br />
naam van Eindelyk werd hier by nog vast gefield, dat de<br />
FryeFreefenge-<br />
Saxers en Friezen voortaan als één Volk met de<br />
draagen.<br />
Franken aangemerkt,en door éénen Koning geregeerd<br />
zouden worden ( * ). Dit Verdrag verdient<br />
te meer onze aandacht, om dat daar in de<br />
oorfprong te ontdekken is van de menigvuldige<br />
verdichtfelen, waar mede de Oude Kronyken<br />
en Landrechten der Friezen vervuld zyn; als<br />
by voorbeeld , dat de Friezen van Koning Karel<br />
, dienze Rome hadden helpen winnen, alle<br />
vry verklaard en tot Vry- of Burg- Heeren van<br />
Rome gemaakt zouden zyn,fchoonze te vooren<br />
naakt en bloot waren. De Bulle of Open brief,<br />
welke den Friezen hiervan door Karei verleend<br />
zou zyn, wordt niet zonder reden voor verdicht<br />
O Vaderl. Hist I. D. bl 443.<br />
g e<br />
"
van FRIESLAND, 04?<br />
gehouden ( * ). Op beter grond ftelt men vast,!<br />
dat Karei, by gelegenheid van 't gemelde Ver-'<br />
drag, den Friezen eenige nieuwe Wetten gegee- 1<br />
BEKNOP<br />
TE HlSTO*<br />
RIE.<br />
En waar*<br />
ven, of die, welkeze reeds hadden, naar de;<br />
fchynlyk<br />
toenmaalige omftandigheden, veranderd en ver- ] eenige<br />
beterd hebbe. Behalven de Landrechten, wel Wetten<br />
ke in 't Cud Friesch voor handen zyn (f)> van hera<br />
ontvan<br />
en insgelyks aan hem worden toegefchreeven,<br />
gen.<br />
heeft men ook nog Wetten in de Latynfche<br />
taaie ( § ), en deeze fchynen wel door den Koning<br />
gegeeven , doch naderhand door eenige<br />
zogenoemde Friefche Wyzen, met eenige nieuwe<br />
vermeerderd te zyr. In deeze Wetten<br />
wordt althans acht genomen op den Christelyken<br />
Godsdienst, naar 't begrip, dat men 'er in laater<br />
tyden van maakte.<br />
Karei de Groote, die ten jaare zevenhonderd Karei,<br />
ontvanft<br />
negenennegentig, Leo den III, in den Paufelyzonderken<br />
zetel herfteld had, en in erkentenisfe van lingeeer- deezen dienst, in het volgende jaar, door dien bewyzin.'<br />
Kerkvoogd, met de Keizerlyke Kroon vereerd gen van<br />
de Frie<br />
werd, ontving, te Rome zynde , de uitbun<br />
zen te<br />
digfte eerbewyzingen. De Friezen , zo die Rome.<br />
van 's Keizers gevolg , als die destyds zich<br />
te Rome in de Godgeleerdheid oeffenden,<br />
waren zo ver van daarin de laatfte te zyn , dat<br />
(*) Men zie Winfem. bl. o+. Schot. Brieven en<br />
Docum. bl. 3. en ook Befchryving der Heerl. van Friesl.<br />
in Quarto. bl 336.<br />
(f) Schot. Befchryving van Friesl. bl. 36.<br />
(Q Schot. Befchr. van Friesl bl. 23 —35- Deeze<br />
Wetten zyn door den Geleerden Sibrandus Siccarna *f.<br />
ïonderlyk uitgegeeven en met aantekeningen verrykt..<br />
Q 4<br />
zy
ftsKNOP-<br />
TE HISTO<br />
RIES.<br />
I4S Tegenwoordige Staat<br />
zy veele anderen voorby ftreefden, zynde de Koning<br />
door hen, niet vliegende Vaandelen, en<br />
onder 't zingen van Geestelyke liederen , ingehaald<br />
geworden. Deeze eerbewyzingen, gevoegd<br />
by eenige andere dienden, op zyne reize<br />
dervvaards ondervonden , konnen Karei tot<br />
het geeven van reeds gemelde Voorrechten en<br />
Wetten bewoogen hebben; te meer om dat hy<br />
denken kon, op die wyze zo wel dienst aan de<br />
verbreidinge van den Christelyken Godsdienst,<br />
als aan de vreedzaame bezitting zyner uitgeltrekte<br />
Staaten te zullen doen. Ondertusfchen bleeven<br />
de Friezen,ondanks de verleende voorrechten,<br />
zowel als de Saxers, tot na Kareis dood , beroofd<br />
van het recht op hun Vaderlyk erfgoed,<br />
hun reeds voorheen door hem benomen.<br />
Dus blykt ten klaarden, dat de Voorrechten<br />
der Friezen de tekenen hunner af hangklykheid<br />
mede bragten , ter nierkelyke inkrimpinge<br />
van het hoogvliegend denkbeeld hunner Oude<br />
Vryheid. Niet te min warenze groot genoeg<br />
om hen eenen gerusten en vreedzaamen lhat te<br />
doen genieten , zo anders dezelve maar 011gefchonden<br />
bewaard bleeven. Derzelver hoofdzaakelyke<br />
inhoud kan daar van ten bewyze<br />
{trekken, en deeze komt hier op uit: „ Dat<br />
het Volk ten eeuwigen dage vry zyn, en naar<br />
zyne eigene rechten leeven zoud. 1<br />
De voorrechten<br />
der Friezenworden<br />
te<br />
breed uit<br />
gemeeten.<br />
Derzelver<br />
hoofdzaakelykeinhoud.<br />
; datze alteniaal<br />
hunne zaaken, naar hun eigen goeddunken,<br />
gebruiken en genieten mogcen; datze alleen<br />
aan het Keizerryk, onder welks befcherminge<br />
zy Honden, een kleine fchatting betaalen zouden<br />
, doch aan niemand anders onderworpen<br />
zyn; datze zich van wederzydfchebeleedigingen<br />
te onthouden hadden, en 't geene hun toebehoorde.
van F R I E S L A N D . 249<br />
hoorde, vreedzaam volgens de wetten te bezit- ]<br />
ten en te rugsre te eifchen; datze ter beflegtm- 1<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
ge hunner geichillen Rechters zouden h.-bben,<br />
die, door 's Volks vrye verkiezing daar toe aangefteld,<br />
met eede aan den Keizer verbonden<br />
waren, en volgens de wetten des Vaderlands<br />
uitfpraak moesten doen. Dat hunne Priesters<br />
en alle Kerkelyke bedieningen heilig zouden zyn;<br />
dat de eer der Vrouwen en Maagden ongefchonden<br />
moest blyven; dat 'er op alle misdaaden<br />
eene boete gezet zou worden , te betaalen in<br />
geld, vee of andere goederen. Dat niemand<br />
met den dood gellraft zou worden, dan vadermoorders<br />
, verraaders , ftruikroovers, brandftichters,<br />
fchenders van 's Heeren wegen , en<br />
bloedfchenders ; dat men zich van aangetigte<br />
misdaaden had te zuiveren door een lyfgevecht,<br />
een gloeyend yzer, ziedend water, of door een'<br />
heiligen eed; dat het een ieder vry zou liaan,<br />
zyne zaak voor den Rechter zelf te bepleiten 1<br />
enz ( *)".<br />
Deeze oppermagt der Keizeren over de Frie - Deeze opzen<br />
heeft langen tyd (land gehouden; doch 1 perraagt<br />
. der Kei.<br />
evenwel zo , dat de Friezen de beflicring des<br />
zereu<br />
Lands, en de bediening der Rechten en Wetten 1<br />
over<br />
aan zich behielden , en uitoelfcnden , zonder ' <strong>Friesland</strong><br />
eenige inbreuke , die daarop , bedcktelyk of f heel t lang<br />
ibmd ge<br />
opentlyk, gemaakt wierd, met ftilzwygen teverhouden.draagen. De volgende tyden hebben daarvan te<br />
veele voorbeelden opgeleverd om zulks in twyffel<br />
te trekken.<br />
Het jaar achthonderd en vyf bragt <strong>Friesland</strong> J Een hoo-<br />
in l<br />
(*) U. Emmius Rer. Frif. Hist. L. V. p. i3 0;<br />
Q 5
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
ga Watervloed<br />
brengt<br />
<strong>Friesland</strong><br />
in den uitenten<br />
Bood.<br />
£50 Tegenwoordige Staat<br />
in geen' kleinen nood. Een gruwzaame Water<br />
vloed , voorgevallen op den eenentwintiglten van<br />
Wintermaand , kostte eene ontaliyke menigte<br />
beesten het leeven ; ook kwamen 'er vyfhonderd<br />
menfehen ongelukkigjyk door om , en 't<br />
water ftond zo lang op 't land, dat de Winter-<br />
zaaiing daar door vcrlfikte, en geene Zomervruchten<br />
in den grond gebragt konden worden.<br />
De Kerk van Minncrtsga en 't Slot van Hermana,<br />
waar veele menfehen, tot lyfsberging, de<br />
toevlucht in genomen hadden , ltortten beide<br />
in ; en dus verdronkenze in het water , of<br />
werden onder de neerploffende balken en fteenen<br />
jammerlyk verpletterd. Ezonftad leed 'er<br />
ook geweldig by. Haare wallen, de kracht<br />
des waters niet kunnende wederllaan , vielen<br />
om, en wel vyfendertig huizen trof het zelfde<br />
lot. Het ergst van allen was een hier op gevolgde<br />
hongersnood , die gezegd wordt de<br />
grootfle geweest te zyn, welken dit Gewest<br />
ooit ondervonden heeft.<br />
to6. 1<br />
De Ryksverdeeling, door Karei den Grooten,<br />
ten jaare achthonderderzes gemaakt, levert een<br />
voldingend bewys van 't voorheen gezegde op,<br />
hebbende hy zyn' Zoon Karei daar by Saxen<br />
cn <strong>Friesland</strong> toegelegd, en deeze gemaakte verdeeling<br />
niet alleen door de Frankifche Groo*<br />
een met eede doen bevestigen, maar ook naar<br />
I Home, aan Paus Leo den III, ter ondertekeïinge<br />
gezonden. By deeze hunne afhangklyk^<br />
Het gaat J aeid van 't Keizerryk ging het den Friezen niet<br />
dan Frie- »•<br />
vwalyk; datze, ten blyke van Kareis goedgunzen<br />
niet Ji<br />
kvvalyk rj Hgheid reeds toen het recht gehad en geoef<br />
by hunne c end zouden hebben, om hunne eigen Land-<br />
afhangk- *<br />
overilen
van FRIESLAND. 251<br />
pverften, onder den naam van Potestaat en, te BEKLOPverkiezen<br />
wordt van veelen tegengefproken ,' TE HISTO<br />
RIE.<br />
hebbende het verval van 't Frankifche Ryk daar<br />
lykheid<br />
toe, naar hunne gedachten, den weg gebaand ( *<br />
van 't Kei-<br />
Het Syndriucbt, of Kerkelyk Recht, dat men zerryk.<br />
by Schotanus ( f ) ontmoet, wordt ook<br />
doorgaans tot den tyd van Karei den grooten<br />
gebragt, en gemeenlyk aangemerkt als of het<br />
van Paus Leo den III, gegeeven ware. Het zestiende<br />
artikel geeft ook metderdaad aanleiding<br />
tot die gedachte: want het luidt woordelyldaldus:<br />
„ Dat Syndriucht gaf nxs di Paeus Leo to<br />
„ Roem, ende heet aat wyt bilde, also fest als<br />
„ wy dine Cbristena nama halda wolda ews'^at<br />
is, „ Dat Syndrecht gaf ons Paus Leo te Rome,<br />
„ en gebood dat wy het alzo vast hielden, als wy<br />
„ den Christen naam houden wilden". Dan, by<br />
een naauwkeurig inzien van verfcheidene daarin<br />
voorkomende Wetten meet men befluiten, dat het<br />
een kind van laater geboorte, en tot die tyden<br />
te brengen is, wanneer de Geestelykheid meer<br />
invloeds in 't beilier der wereidlyke zaaken verkreegen<br />
had( §).<br />
By de zo evengemelde Ryksverdeelïnge was : De Frie-<br />
' elk verbonden eenen nieuwen eed van getrouw ,zen doen<br />
heid aan den Keizer te doen; en dit kwam hem al \ een' nieuwen<br />
eed<br />
1 dra te llade, om van de Saxers en Friezen de noo-van<br />
Ge<br />
1 dige hulp, tegen de geweldige invallen der Deenen, trouwheid<br />
te aan den<br />
Keizer.<br />
(*) Schot. Fr. Hist. bl. 63. Foeke Sjoerds Jaarb.<br />
H. D. bl. 448.<br />
(t) Schot. Befchryv, vsn Friesl. bl. 71.<br />
(§) Foeke Sjoerds Algem. Befchryv. van Oud en<br />
Wieuw Friesl. I D. bi. 449 enz.
BEKNOP- t<br />
TE HlSTO- \<br />
BIS.<br />
807. c<br />
De Dee- r<br />
nen roo- c<br />
ven en 1<br />
pionderen<br />
in Fries- c<br />
land. (<br />
Olaus,<br />
der Dee i<br />
nen Veld<br />
heer,<br />
wordt verflagen.<br />
052 Tegenwoordige Staat<br />
te verkrygen: want fchoon in % Westen alles de<br />
heerf-happy van Karei erkende, Godefrid. Koning<br />
van Denemarke , fchroomde niet zich tegen<br />
zyne grootheid te verzetten. Het jaar achthonderden<br />
zeven opende inzonderheid dit bloedige toneel<br />
; hebbende Koning Godefrid, in Herfstmaand<br />
deezes jaars, vyf fchepen van oorlog naar <strong>Friesland</strong><br />
gezonden, om hunne roof- en plonderzugt<br />
op de Landzaatcn te werk te ftellen; gelykze<br />
dit hier en daar ook metd< rdaad deeden, tot datze,<br />
op 't gerucht van de toerustingen, die tegen hen<br />
gemaakt wierden , met den geroofden buit ,<br />
naar huis trokken. Dan eerlang kwamen zy<br />
weder, zeilden het Vlie in, en leiden de twee<br />
dorpen Westerbierum en Dykshorne aan kooien<br />
, zo dat van 't eerstgemelde dorp maar alleen<br />
de Kerk met twee huizen liaan bleef ( f ).<br />
JNiet lang hier na zond Godefrid andermaal<br />
eene aanzienlyke krygsmagt naar <strong>Friesland</strong> onder<br />
't bevel van zynen Zoon Olaus. De fchrik ,<br />
hier door den Friezen aangejaagd, was zo groot,<br />
dat zich veelen in 't eerst fiil hielden, cn de Frankifche<br />
Stadhouder grootelyks verleegen ftond.<br />
Eerlang echter grecpenze weder moed, Helden<br />
zich te weer, en waagden meer dan één gevecht.<br />
De uitflag daarvan was wel den Friezen niet altoos<br />
even gunlïig; doch Olaus werd 'er zodanig<br />
door verzwakt, dat hy , g°en kans ziende,<br />
om de Friezen, die telkens nieuwe verfterking<br />
van manfehap kreegen, gacfchelyk te overwinnen,<br />
geraaden vond naar de Eems te trekken.<br />
Dan de moed der Friezen was nu te hoog<br />
(f) O. van Schart. Kron. bl. 63, 64.
van F R I E S L A N D . 253<br />
gereezen, om hem die onverhinderd te laaten doen. BEKNOP»<br />
rE HlSTO»<br />
Hy werd door eenen ftoutmoedigen hoop ver<br />
KIS.<br />
volgd, zyn meeste volk verflagen, hy zelf met<br />
honderd vyfenzeventig man gevangen genomen,<br />
en daarvan niemand,dan hy zelf, die zwaar gewond<br />
was, by 't leeven gelaaten, maar alle<br />
onthoofd en in de Eems geworpen ( § ).<br />
Schoon deeze Veldtogt dus gelukkiglyk voor De rtisf,<br />
de Friezen ten einde liep, was evenwel hier door<br />
verkree-<br />
hunne rust niet beflendig, dewyl een andere<br />
gen, is<br />
hoop Noormannen naar d
«54 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP <strong>Friesland</strong>s kusten, welke, door het aan Land ge<br />
TE HlSTOzette<br />
volk, hier en daar jammerlyk huis hield.<br />
WE.<br />
Dien van Stavoren werd dit inzonderheid ge-<br />
vloot naar<br />
<strong>Friesland</strong>, weeten, om dat de voorgaande<br />
welke<br />
daar jammerlykhuishoudt.<br />
De onderhandelingen<br />
over den<br />
vrede loopenvruchteloos<br />
ten<br />
einde.<br />
810.<br />
1<br />
kruistogt door<br />
hun beleid voornaamelyk was uitgevoerd; doch<br />
zy wisten het morrend misnoegen der Landzaaten<br />
te hallen, door de kosten der uitgeruste<br />
Vloot voor hunne rekeninge te neemen, de<br />
laatstgeleeden fchade te vergoeden , op de<br />
Lauwers eri Eems zes Noordfche fchepen<br />
met al den geroofden buit te veroveren, en dien,<br />
naar Dokkum gevaaren zynde , onder hen die<br />
't meest geleeden hadden te verdeelen.<br />
Met dit alles liepen de Deenfche invallen nog<br />
niet ten einde. De onderhandelingen, op de<br />
Deenfche Grenzen, tusfehen de Gezanten van<br />
den Keizer en Koning Godefrid, op zyne voorhagen<br />
van vrede, gehouden, liepen vruchteloos<br />
af, en daarop namen de vyandlykheden op<br />
nieuw eenen aanvang. Zekere lterkte,door Keizer<br />
Karei, aan de overzyde der Elve, opgeworpen<br />
, belette wel de Deenen , om van dien<br />
kant iets van belang te lande te onderneemen,<br />
maar niet, om ten jaare achthonderd en tien, met<br />
eene ontzachlyke vloot van tweehonderd zeilen<br />
in Zee te verfchynen, daarmede vooreerst de Friefche<br />
Eilanden jammerlyk uit te pionderen en te<br />
verwoesten, en daarna, het Krygsvolk hebbende<br />
aan land gezet, ook daar de ysfelyklte toneelen van<br />
roof-en plonderzugt te openen. De Hertog of<br />
Stadhouder, die ten deezen tyde, van 's Keizers<br />
wege, over <strong>Friesland</strong> het bevel had, en van den<br />
eenen Egbert ( * ) doch van den anderen Herek<br />
(*; Schoh Fr. Hist, bl. 65.<br />
of
van F R I E S L A N D . 255<br />
ofRerek (f) genoemd wordt* bragt wel zy<br />
ne Friezen by tyds in de wapenen, hen in drie<br />
hoopen verdeelende, om dat de Deenen of Noormannen<br />
aan drie oorden in <strong>Friesland</strong> gevallen<br />
Waren; doch ongelukkiglyk werdenze alle drie<br />
verflagen, en hier op zo jammerlyk huisgehouden<br />
dat niec alleen Steden, Dorpen, Kerken en<br />
Kloosters aan kooien gelegd, maar ook veele<br />
inwooners, zonder onderfcheid van jaaren ,<br />
kunne of waardigheid, door hen vermoord<br />
wierden ; terwyl de overgebleevenen zonder<br />
uitflel eene fchatting van honderd ponden zilvers<br />
moesten opbrengen. Door alle deeze voordeden<br />
hoogmoedig geworden, begon Godefrid<br />
<strong>Friesland</strong> reeds als zyn Wingewest aan te merken.<br />
Ook gaf hy voor, een gegrond recht op<br />
1 deeze landen te hebben, om dat Koning Radboud<br />
zyn Grootvader was geweest van Moeders<br />
zyde. Zelfs trok hy met zyn overwinnend<br />
Leger naar den Moezel- voorgeevende,<br />
dat hy Keizer Karei, die toen te Aken was, dee-<br />
; ze zyne Rykftad zelve wel haast te bang zou<br />
: maaken. Keizer Karei, hier van de tyding gei<br />
kreegen hebbende, "deed in der yl een magtig<br />
I Leger omtrent de Lippe famentrekken, bouwde<br />
t te Gent aan de Schelde een goed getal Schepen,<br />
i die te Bouiogne by een gebragt moesten worden, 1<br />
ttrok in perfoon den Rynitroom over naar 't Legger<br />
, en daarmede tot aan de famenvoeging van J<br />
ede Aller en Wezer. Hier ftilhoudende kreeg \<br />
ihy de onverwachte tyding van Godefrids dood, 1<br />
;idie, naar het verhaal der meesten, door eenen zy- 1<br />
BlïKNOP-<br />
; TE HlSTO»<br />
RIE.<br />
I<br />
!<br />
Keizer<br />
Karei trekt<br />
met een<br />
magtig<br />
Leger op<br />
tegen do<br />
Deenen,<br />
die, na<br />
den dood<br />
van Koning<br />
Ga.<br />
defrid,<br />
(t) Vaderl. Hist. II D. bl. 38,<br />
ner
TE HlSTO (<br />
RIE.<br />
deeze<br />
landen<br />
verlaaten.<br />
Karei de<br />
Groote<br />
doet zynen<br />
Zoon<br />
Lodewyk<br />
voor zynenOpvolgerverklaaren.<br />
a$6 Tegenwoordige Staat<br />
ner Lyfwachten, doch naar dat van fommigen,<br />
door een' zyner eigene Zoonen, wier Moeder<br />
hy onlangs verftooten had om eene andere Vrouw<br />
te trouwen , was omgebragt. Hoe 't zy ,<br />
Op de eerfte tyding daarvan, begaven de Noormannen<br />
zich aan boord, verlieten deeze landen,<br />
en keerden naar huis, niet zonder gevoelige<br />
fmerte van Keizer Karei, dien 't^hoe verheugd<br />
hy ook ware over Godefrids dood, wee deed,<br />
dat de Noormannen zyne handen ontkomen<br />
waren»<br />
Karei de Groote, nu reeds den ouderdo n<br />
van zeventig jaaren vervuld hebbende, gevoel<br />
de zyne krachten afnèemen, en voorfpclde zich<br />
een naby zynd einde. Dit was reden, dat hy,<br />
wiens twee Zoonen , Karei en Pipyn, reeds<br />
voorheen overleeden waren, zynen eenigen<br />
Zoon Lodewyk, op een' Ryksdag, tot Medegenoot<br />
en aanitaanden Opvolger in 't Keizerryk<br />
deed verklaaren, en hem dellykskroon op hec<br />
hoofd zetten. Niet lang na deezen werd de<br />
Vorst aangetast van eene geweldige koorts, waardoor<br />
hy ,"op den achtentwintigften van Louwmaand<br />
des jaars achthonderdenveertien , in<br />
zyn Paleis te Aken, uit het leeven werd gerukt<br />
, in het tweeenzeventi^lle jaar zyns<br />
leevens,na dat hy veertien jaaren als Keizer en<br />
achtenveertia: als Koning geregeerd had.<br />
Veel valt 'er tot lof van deezen Vorst te zeg<br />
Veel valt<br />
den, wiens uitgevoerde daaden hem den eer<br />
'er tot<br />
lof van naam van den Grooten , met ruim zo veel recht<br />
Keizer als oudtyds Alexander, verworven hadden. Dan<br />
Karei te<br />
hieromtrent kan men by anderen ten overvloede<br />
zeggen.<br />
te recht raaken. 't Zy tot ons oogmerk genoeg<br />
opgemerkt te hebben, dat , gelyk het<br />
Fran-
van F R I E S L A N D .<br />
Frankifche Ryk groote verpligtingen aan zyne<br />
wyze fchikkingen had, <strong>Friesland</strong> insgelyks door<br />
BEKNOP-<br />
TR HlSTO»<br />
RIE.<br />
hem uit zyne oude woestheid is gered , fchoon<br />
<strong>Friesland</strong><br />
alle de middelen, daartoe aangewend, niet even<br />
is grootezeer<br />
te pryzen zyn. Het Christendom zelf had 'yks aan<br />
reeds te veel van zyne eerde zuiverheid verloo- hem verren,<br />
om niet zo wel hier als elders, door geweld,<br />
en met een ruim inmengfel vanbygeloovigheden<br />
voortgeplant te worden. Het was<br />
echter, hoe verbasterd rok, nog oneindig hooger<br />
te fcharten dan het Heidendom, dat hier<br />
voorheen de Godsdienst des Lands was. De<br />
Kluizen en Kloosters, ten zynen tyde, in menigte<br />
gedicht, en boven noodzaaklykheid begiftigd,<br />
gaven wel aanleiding tot veelerhande<br />
gevolgen, die zo wel fchadelyk voor den Godsdienst<br />
als voor den Burgerdand waren ; maar<br />
wie zouze daarom gelyk dellen, met die Afgods<br />
Tempelen, die, innavolginge van de Romeinen,<br />
'ook hier te lande, de overhand gekreegen hadden<br />
V Immers van deezen tyd af kreegen de zaaken<br />
een veel gundiger aanzien. Met goede<br />
Wetten voorzien zynde, bloeide het Landgrootelyks,<br />
en werd overal behavend en bebouwd,<br />
dat zo wel tot vermeerdering van den rykdom<br />
als tot befchaaving der zeden drekte; te meer<br />
omdat door Karei zorge gedraagen wierd, dat<br />
hier zo wel Schooien als Kerken wierden gedicht.<br />
" De Koningkiyke regeeringe met het ver<br />
Het Land<br />
trek van Radboud uit hebbende , werd het wordt on<br />
Land door Karei en zyne Opvolgers onder StadderStadhouders en Landvoogden gedeld. Deeze waren houders<br />
en Land<br />
alle gehouden, de Gewesten volgens derzelver voogden<br />
byzondere wetten en gebruiken te regeeren , geftcld.<br />
R We-
258 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP Weduwen en Weezen te befchermen, roovers<br />
TE HISTO en andere kwaaddoeners (Irengelyk te ftraffen,<br />
RIE.<br />
en de Koningklyke inkomften in eigen perfoon<br />
in de Koningklyke Schatkist te brengen. Onder<br />
deeze wyze van beheerfching, behield dus<br />
ieder Volk zyne eigene wetten , zeden en gebrui-<br />
Sommigen 1 ken; doch 't verval van 't Frankifche Keizerryk<br />
daarvan gaf eerlang aanleiding, dat eenige van de aan-<br />
trekken<br />
geftelde Landvoogden, die doorgaans Hertogen<br />
de Regeering<br />
aan of Graaven plagten genoemd te worden, de re<br />
zich. geering aan zich trokken; gelyk met hét voorbeeld<br />
van Holland en meerandere Nederlandfche<br />
en Duitfche Gewesten zou konnen bevestigd<br />
In Fries- worden. In <strong>Friesland</strong> alleen hebben deeze Graalandkunven<br />
het nooit zo verre konnen brengen, zynnen<br />
de de de regeering daar altoos aan de Staaten des<br />
Graaven<br />
Lands verbleeven, 't zy dat die van ieder Go<br />
het zo<br />
verre niet afzonderlyk vergaderden, of in vereeniginge<br />
brengen. met eikanderen, over de gewigtigfte zaaken<br />
raadpleegden, en bellooten. Misleiden is de<br />
Lastbrief dier Graaven, welken <strong>Friesland</strong> was<br />
ten deele gevallen , wat meer bepaald geweest<br />
dan die van anderen. By vervolg van tyd althans<br />
fchynen zy niet zo zeer het Opperlandsbeftier<br />
als wel het anrpt van Rechter waargenomen<br />
te hebben, om dat de Staaten des Lands ons dan<br />
Het Oppergezag<br />
eens voorkomen onder de benaaminge van Griet»<br />
is daar by mannen, Rechteren en Geestelyken van Oostergo<br />
's Lands en Westergo, met de andere Zeelanden van Fries<br />
Staaten.<br />
land; dan weder onder die van Prelaaten, Grietmannen<br />
en Gemeene Rechters van Oostergo en<br />
Wesrergo; gelyk ook onder die van Dekenen,<br />
Prelaaten, Schepenen, Hovelingen, Grietmannen,<br />
Rechteren en Gemeene Gemeente van Oostergo ,<br />
Wes-
van F R I E S L A N D . 259<br />
Westergo en Zevenwouden, met alle Eilanden en BEKNOP<br />
Ommelanden aan de Westzyde van de Lauwer TE HISTO<br />
RIE.<br />
zee C t ><br />
Vermits nu deeze wyze van Regeeringe, met<br />
meer of min veranderinge, in <strong>Friesland</strong> duurzaamer<br />
dan wel elders is geweest, zal het niet<br />
kwalyk pasfen, hier ter piaatfe,daaromtrent nog<br />
het eene en andere in eene onafgebroken orde<br />
te laaten volgen. De gemelde Staaten des Lands Deeze<br />
hadden geene vaste plaats hunner byeenkomfte, vergaderen<br />
niet<br />
maar vergaderden, by voorvallende gewigtige ge altyd op<br />
legenheden, dan in deeze, dan weder in eene an dezelfde<br />
dere Stad; fomwylcn kwamenze in het eene of an plaatfe.<br />
dere Dorp by een; alwaar dan met volle magt over<br />
Vrede en Oorlog, het maaken van Verbonden, het<br />
vernieuwen der Wetten,en de verdere belangen des<br />
Lands geraadpleegd en beflooten werd, in zo verre<br />
zulks beftaanbaar was met de Hoogheid van den<br />
Keizer en het Ryk, waaraan zy verantwoording<br />
van hun gehouden gedrag fchuldig waren. De De Gees<br />
Geestelykheid, nooit fluimerende op. haare betelykheidlangen, wist, ria hier te lande op eenen vas krygt veel<br />
ten voet ge Held te zyn, eerlang zo veelinvloeds invloeds<br />
in zaaken<br />
in zaaken van Regeeringe te verkrygen, dat de van regee<br />
Abten dé eerfte plaats op hunne Landsdagen beringe.kleedden , cn dat ook fomwylen de Priesters<br />
uit de fteden en van het platte land geroepen<br />
wierden, om met hun de gewigtigfte zaaken in<br />
over-<br />
(t) Men zie dit met oorfprongklyke Stukken bevestigd<br />
by Schotanus in zyne Befchr. van Friesl. op biadz.<br />
X2i. 161. en.101. De Stukken zelve verdienden wel<br />
hier geplaatst te worden; dan dit zou te veel papiers<br />
be-<br />
R %
B^K"' OP-<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
osbsx d3<br />
De Steden<br />
zyn<br />
260 Tegenwoordige Staat<br />
óverleg te neemen. De roem van hunne Wyshjid<br />
en vroomheid bra«it niet weinig toe om<br />
hun gezag en achtbaarheid uit te breiden en liaande<br />
te houden. By eene verkiezinge van Rechteren<br />
en '
van<br />
F R I E S L A N D . A6*I<br />
het hoofd der Regeeringe gefield , bekend by<br />
den naam van Heerfchappender Steden, Hovelingen<br />
en Oldermans. Schoon de juifte paaien<br />
van hun gezag en magt bezwaariyk zyn aan te<br />
wyzen, weet men echter zeker, dat zy door hun<br />
aanzien en goederen zeer veel vermcgten, en niet<br />
zelden door hunne Kinderen in deeze waardigheid<br />
wieraen opgevolgd, fchoon dezelve geenszins<br />
erflyk was. De Adelyke Geflagten van Kamminga,<br />
ünia en Burmania, hebben dus veele jaaren<br />
achter een het voornaame be wind te Leeuwarden<br />
gehad; dat van Jongema heeft te Bolswerd lang<br />
geregeerd; Franeker heeft zyne Sjaardemaas,<br />
Dokkum zyne Heemitraas, Harlingen zyne Ger-<br />
brandaas, en Sneek zyne Harinxmaas gehad.<br />
BEKNOP<br />
TE HlSTOf<br />
RIE.<br />
Ten platten lande was 't heilier ten allen ty Het bede<br />
niet eveneens gedeeld. Ooscergo , Wesrerllier ten<br />
platten<br />
go en de Zevenwouden waren van onheüglyke lande is<br />
tyden de hoofddeelen van <strong>Friesland</strong> tusfehen 't i niet altyd<br />
Vlie en de Lauwers; doch ieder hoofddeel was eveneens<br />
gedeeld.<br />
wederomgefmaldeeld in Grietenyen; wier getal<br />
echter , naar verfcheidenheid van omflandigheden,<br />
grooter of kleiner was; zyndefomwylen<br />
van eene Grieteny twee, en dan wederom van<br />
twee Grietenyen eene gemaakt. Ook was het<br />
bellier der Heeren Grietmannen niet altoos van<br />
denzelfden duur, hebbende zy dat fomwylen<br />
voor één of meer jaaren, en fomwylen voor geheel<br />
hun leeven gehad. Dan hoe het hier mede<br />
ook ware; zy werden niet verkooren dan by<br />
vrye flemminge van gegoede en flemrechthebbende<br />
Ingezetenen; vooral toen de zaaken hier te<br />
lande wat meer het aanzien van vryheid kreegen,<br />
! en de Duitfche Keizers geene Graaven herwaards<br />
zonden, maar de Regeering geheel aan de Frie-<br />
R 3 zen
BERN OP- :<br />
TE HISTO-<br />
XIE.<br />
In tyden<br />
van vrede<br />
gaat het<br />
vry ordentlyk<br />
toe in de<br />
Staatsvergaderin<br />
gen; doch<br />
in tyden<br />
van onrust<br />
worden<br />
dezelve<br />
gefchorst,<br />
en zogenoemdeGaarlegersgehouden.<br />
a6*a Tegenwoordige Staat<br />
zen overlieten: want van toen af verdeelden zyde<br />
Graaffchappen, die te vooren drie of op 't hoogst<br />
vier in getal waren ( §), onder verfcheidene perfoonen,<br />
aan wien niet alleen de berechting van<br />
ieder deel, maar ook de invordering van dejaarlykfche<br />
fchattinge, ten voordeele van den Keizer,<br />
was aanbevolen.<br />
Daar dan nu 's Lands hooge Regeering uit<br />
zodaanige Graaven, Grietmannen, Rechters, Edelen<br />
en Erfgezetenen, benevens Abten en Pre<br />
laaten der. Kerke belfond, werden ook alle zwaar-<br />
wigtige zaaken door dezelve behandeld en<br />
afgedaan. In tyden van rust en vrede ging<br />
dit doorgaans vry ordêntelyk toe; hebbende<br />
ieder zich op deeze Staatsvergaderingen, voor<br />
de algemeene vryheid, en tegen buitenlandsch<br />
geweld mannelyk in de weer gelïeld; doch nietzo<br />
ras waren de voornaamfte Edelen, Steden,<br />
Goën en Dorpen, onderling in verwarringe en<br />
tegen eikanderen in de wapenen geraakt, of<br />
men zag de Algemeene Staatsvergaderingen gefchorst,<br />
en nu en dan door fommige ;Edelen,<br />
Grietenyen, Steden en Dorpen, een zogefioemd<br />
FGj^rleeger op deeze, en weder door anderen,<br />
op eene andere plaats houden, en daar in midideletwkeraamen,<br />
dienllig om maar alleen hunne<br />
byzondere belangen flaande te houden, terwyl<br />
. (§) Wy fpreeken hier rrret opzet twyffelachtig, om<br />
dat niet altoos dezelfde voet in deezen gehouden werd ;<br />
want fomtyds waten-'er drie Graaven, te weeten van<br />
Öostergo', Westergo en Stavoren; of anders, wanneer<br />
een gedeelte van Overysfel en Drenthe, beneifens de<br />
Zevenwouden mede tot <strong>Friesland</strong> behoorde, waren 'er<br />
*ier.
van FRIESLAND. 263<br />
iwylhet algemeene belang te jammerlyk werd uit BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
I het oog verlooren. En dat al zeer veele zul-<br />
RIE.<br />
i ke afzonderlyke vergaderingen of Gaarlegers in<br />
I <strong>Friesland</strong> gehouden moeten zyn, blykt ten overvloede<br />
daar uit, dat onze Friefche Gefchiedverhaalen,<br />
dan van de eene, en dan weder van<br />
eene andere Stad of Dorp, als de plaats der byeenkomfte<br />
fpreeken (*). Dat deeze vergaderingen<br />
;<br />
daarenboven fomwylen zeer talryk geweest moéten<br />
l zyn, valt ligtelyk te begrypen, als men gade flaat,<br />
:dat niet eenige weinige Volmagten, gelyk heden-<br />
1 daags, daar toe geroepen wierden, maar alle bezit- Alle be.<br />
zitters<br />
t ters van Landgoederen het recht hadden om daar<br />
van Land<br />
te verfchynen, en in eigen perfoon 's Lands welgoederenizyn^te helpen behartigen; zynde de vaste goe- hebben<br />
ideren zowel oudtyds, als nog hedendaags; de recht om<br />
daar in te<br />
(Grondflag van het recht tot de Landsregeering verfchy-<br />
igeweest. De bezitters van dezelve hebben ook nen.<br />
rmetderdaad het meeste belang by 's Lands welïzyn,<br />
en draagen in alle opgelegde lasten niet<br />
1 alleen neffens maar ook boven anderen.<br />
- Het Potestaatfchap, dat uit de bevestiginge<br />
:der Friefche vryheid, door Karei den Grooten,<br />
1 gebooren en door Magnus Forteman hec<br />
peerst van allen bekleed zou zyn, is, als wybo«<br />
h ven reeds hebben aangeduid , van laater oorifprong,<br />
en dien verfchuldigd aan de verzwak-<br />
1 king van 't Frankifche Ryk. De Friezen, hier-<br />
1 door de handen wat ruimer, en door de ervaa-<br />
'irenheid geleerd hebbende, dat eene Regeerin-<br />
(*) Men zie hier van voorbeelden by Winfemiu!<br />
jl Kron. bladz. 226". en by Schotanus Friefche Hist. bladz<br />
|:>22Q.<br />
R 4<br />
g £
26*4 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOPge<br />
als de hunne onder al te veele leden verdeeld<br />
TE HISTO<br />
ME. 'was, om niet geouurinlyk door allerhande<br />
verwarringen en oneenigheden van een gereeten<br />
Het Pote-te<br />
worden, werden wysfelyk te raade, om<br />
ftaarfchap 1<br />
een perfoon, onder den naam van Potestaat, te<br />
•wordt in<br />
geveerd verkiezen en aan te Hellen , die, voüens 't zeg<br />
by vergen van Schotanus (* ): „ wat hooger van magt<br />
zwakking<br />
„ ware, en dies wegen de 'fteekende ftemva-^<br />
't<br />
Frankifche , „ men mogt elfenen en deelen; de oneenigheid<br />
Ryk. „ wegneemen en weeren; de misgaande naar inhoud<br />
der wetten tegenftaan en ftraffen; zynde<br />
,, de band van goede wetten en Ordonnantiën,<br />
„ of gewoonheden, de toom van losheid in zo<br />
„ eene vrye en gemeene breede regeeringe uic<br />
„ zo veel hoofden beltaande". Ünomte toonen<br />
dat de Friezen geene reden hadden om zich<br />
over deeze hunne gemaakte fchikkinge te beklaagen,<br />
laat dezelfde Schryver 'er, na eenige<br />
andere woorden, op volgen: „ Zo lang als 'c<br />
„ Potestaatfchap duurde, en zyne kracht naar<br />
„ behooren had, is de Staat van de Provin*<br />
„ cie, binnen 't Vlie en de Lauwers , in 't ge-<br />
„ heel en bloeiende gebleeven; maar daar men<br />
„ deeze magt, zo wysfelyk gevonden, onder<br />
„ de voeten bragt, is, omdat het fundament<br />
„ ondermynd was, het geheele werk gellort<br />
ter aarden ".<br />
Dit aan* Ondertusfchen denke men niet, dat dit aan*<br />
zienlyk<br />
zienlyk ampt altoos in de handen van een en<br />
smpt<br />
wordt kelen perfoon was; ieder Go had fomtyds<br />
fomwylen zynen byzonderen Poteftaat. Sivert Wiarda<br />
door meer van Goutum was dus , op het einde der<br />
veer?<br />
(*) Friefche Hist. bl. 64.
van FRIESLAND. z6$<br />
veertiende eeuw , Potestaat van Oostergo , BEKNOP- '<br />
TE HlSTO*<br />
; terwyl Haring Harinxma , Heerfchap teHeeg,<br />
RIE.<br />
i met dezelfde waardigheid over Westergo bedan<br />
eea<br />
I kleed . was»' Dat zulke Potestaaten de magt perfoon j<br />
.gehad zouden hebben, om Ridders te liaan, i terlens be<br />
fteunt op de onderllelde echtheid der Bulle van kleed.<br />
• Karei den Grooten, welke door anderen, om<br />
! gewigtige redenen, in twyffel getrokken of ont-<br />
Ikend wordt. Zekerder gaat hét, dat dit ge-<br />
'wigtig ampt, ingericht om 't evemvigt in de<br />
] Regeeringe re bewaaren, den oorlog te voeren,<br />
ten recht en gerechtigheid te handhaaven, den<br />
]perfoon, die 'er meê bekleed was, recht gaf,<br />
: om in alle Vergaderingen voor te zitten, en de<br />
Hoogheid des Lands te vertoonen , 't welk<br />
:niet alleen hem tot aanzien , maar ook den<br />
1 Lande , in veele gevallen, 'tot weezenlyk nut<br />
iverftrekte.<br />
Opdat evenwel de magt van zulke Potestaa- Ter bet<br />
ten niet misbruikt mogt worden, noch tot krenwaaringelking der Friefche vryheid llrekken, werd hun der FriefcheVry-<br />
: een Mederaad van achttien of meer ( t) Rechheidt teren toegevoegd, en deezen Mederaad met den wordt den<br />
[Potestaat aan 't hoofd merkte men aan als den Potestaat<br />
eeu Me<br />
l Opperden Raad in alle zaaken, die de goede<br />
deraad<br />
icrde en de oeffening van recht cn gerechtoegettigheid betroffen. By hunne verkiezinge, die voegd.<br />
door<br />
Ct) Schot. Befchr. van <strong>Friesland</strong> in Quarto. bladz.<br />
!/0, en 131 alwaar men ter laatstgemelde plaats de vierentwintig<br />
Leden bv naame genoemd vindt, welke den<br />
rnieuw verkooren Poteliaat, Julius Dekama van Baard,<br />
\ werden toegevoegd,<br />
II 5<br />
J
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
&66 Tegenwoordige Staat<br />
door de Leden van 's Lands regeeringe, in han<br />
den van eenige Prelaaten of Priesteren gefchiedde,<br />
terwyl de item men door eenen Notaris werden<br />
opgenomen, moesten zowel de Potestaat<br />
als Mederaaden, voor geheel het volk, in handen<br />
van 's Lands Staaten, by eede belooven,<br />
hunne ampten, getrouwelyk en ten beste des<br />
Lands te zullen waarneemen. Hierop in de bedieninge<br />
hunner ampten getreeden zynde, kwamen<br />
zy twee- of driemaal des jaars by een, om<br />
in deeze hunne famenkomfte alle gewigtige zaaken<br />
af te doen ( * ).<br />
Ook heeft Toen <strong>Friesland</strong> onder de Frankifche Koningen,<br />
men hier en na deezen onder de Duitfche Keizeren ftond,<br />
byzonde<br />
had men hier te lande ook zekere MagiftraatsreMagistraatsperperfoonen,<br />
wien de bediening des Rechts, zo<br />
foonen, noodig ter bewaaringe van alles wat den men<br />
wien de fehen dierbaar is, onder voorzittinge van den<br />
bediening<br />
des rechts Graave, was aanbetrouwd, en welken, behal<br />
ïs aanbeven hunne byzondere rechtdagen, alle vier jaatrouwd.ren<br />
. op gezette tyden, in <strong>Friesland</strong> plagten te<br />
vergaderen, nadat zulk eene Rechtshandeling,<br />
in de taal van dien vyd Bodting genoemd, door<br />
den Schelta of Uitroeper, zes weeken van te<br />
vooren openlyk was bekend gemaakt ( § ). Bleeven<br />
'er eenige zaaken over, die op den bepaalden<br />
tyd van acht dagen, dat deeze Vergaderingen<br />
duurden , niet afgedaan hadden konnen<br />
worden, dan werden 'er eenige nahandelingen<br />
gehouden, bekend by den naam van Timeiting \<br />
zynde alles wat daarin wierd afgedaan , voor<br />
f*) Schot. Friefche Hist. bl. 401.<br />
even<br />
(§ ) .... Befchr. Van <strong>Friesland</strong> tusfehen 't Vlie ca<br />
de Lauwers. bladz. 41 •
van FRIESLAND. 267<br />
BERNOP*<br />
even krachtig gehouden als of het op de Bod-<br />
, ting ware gefchied.<br />
Van de verdere perfoonen, die beneffens den<br />
Graaf, in der Friezen Gerechtshandelingen,<br />
i eenigzins in aanmerking komen, was de Aesge<br />
1 de aanzienlykfle, moetende deeze als de Adj<br />
junct of Mederechter van den Graave worden<br />
i aangemerkt. Door 't volkverkoozen, en door<br />
den Koning beëedigd zynde, had hy inzonderheid<br />
over burgerlyke en geldzaaken te oordeellen<br />
(j). Naast hem volgde de Schelle, die<br />
1<br />
van den Koning aangelteld, en den Graave toej<br />
gevoegd werd, met last om voor de rechten<br />
; des Konings te waaken, zyne inkomflen te in-<br />
1 nen, dengewoonenVredepenningenjaarlykfche<br />
1 Huisfchatting ( § ) , die wel 't voornaamfle van<br />
"s Konings inkomtlen uitmaakte, te ontvangen,<br />
1 en ook daarenboven, toezigt te houden op allerhande<br />
burgerlyke zaaken, als openbaare we-<br />
I gen en vaarten , dyken en zylen, maaten en<br />
< gewigten enz. Wierd iemand weigerachtig „be-<br />
1 vonden om 't verfchuldigde te betaalen, die werd<br />
;door hem aan den Aesge verklaagd, en doordee-<br />
' zen daartoe veroordeeld (*). De laarile van allen,<br />
4<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
De Aesge<br />
an de<br />
Scbelte,<br />
zyn wel<br />
de aanzienlykfle.<br />
( f ) Schot, als hoven, bladz. 57. En Siccama,<br />
[Leges Ar.tiquaj Frifionum pag. 102. Alwaar hy deeze<br />
jbefchryving van den Aesge geeft. Aesge vero judex<br />
:erat ordinarius in Caufis Civilibus , quem Germani<br />
SScbuldtieyseb vocabant, nos Schout dicimus, quafi de-<br />
)bitoruai exactor, vel cujus auctoritate debita exige-<br />
>bantur.<br />
I (§) Zie over den Vredepenning en Huisfchatting<br />
SSchot. Befchr. van Friesl. bl 58 en 79.<br />
( * ) Zo verftond het ook Siccama: want na op voorheen
a68 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP. len, die tot het gericht behoorden, was d? Fra<br />
TE HISTO na of Prona, wiens werk het was, de Inge<br />
RIE. •<br />
zetenen oor het recht te roepen, en als zulks<br />
De Frana<br />
vereischt werd gevangen te neemen, en in ver-<br />
of Vr(maïs<br />
de laatzekeringe te brengen. Uan datze te gefte<br />
van al lyk Dorp- of Buurrechters waren * wien het<br />
len,<br />
toekwam, de zaaken van hun Do-'p of Buurt<br />
Tusfehen<br />
de oude<br />
en heden-<br />
daagfcheRegeering<br />
is<br />
eenige<br />
avereenkomst.<br />
waar te neemen, ^efchiHen van weinig belang te<br />
bellegten, of ilrydende part yen voor den Rech-<br />
terftoel te vor leren, lydt geen twylfel (f).<br />
Uit al het geene hier körtelyk wegens de Re<br />
geeringe vin <strong>Friesland</strong> is voorgedraagen, blykt<br />
' wel dat 'er eenige overeenkomst tusfehen de<br />
Oude cn Hedendaagfche Regeeering van Lan<br />
den en Steden in <strong>Friesland</strong> gevonden wordt;<br />
maar ook teffens dat 'er een merkelyk vérfchil<br />
Weten beiden plaats heefc, gelyk by eene<br />
aandachtige vergelykinge van beiden ligtelyk te<br />
befpeuren valt.<br />
Lie-<br />
heen gemelde plaats, het ampt van den Aesge befchreeven<br />
te hebben, drukt hy zich over den Schelte<br />
dus uit: Schout live Schelte ex parte Regi- vel Comitis<br />
pajiias exigebat et de Ciiminibus cognofeebat; binc<br />
frequenter in jure noströ A'.sga doem en Scbeifr. ban, ld<br />
est Aesgae fententia, Scbeltonis bannum feu pceaa.<br />
( + ) Siccama geeft 'er ons op di meerrnaalën aangehaalde<br />
plaats deeze befchryving van: Frane, five ut<br />
Saxones , Frone , apud veteres hominem Sapientem,<br />
juris peritum Cwe virura pracipüum, et proprie jtidicem<br />
vicanum adpell.bant, qui res vici tul curabat, delinquentes<br />
adprèhèridëbat, inter vicar/os de rt bus minimis<br />
jus dicebat, tum etiam partes ad judicium citabat,<br />
ut pasfim ex jure veteri Friflco probari potest. (Wegens<br />
't Oude Friefche Recht, hier ten bewyze aangevoerd,<br />
kan men te recht raaken by'Schotanus, Befchr.<br />
van Friesl. tusfehen 't Vlie en de Lauwers, daar men 't<br />
oude Friefche Recht in zyne oorfprongklyke taal ontmoet.
van F R I E S L A N D . 269<br />
3KKNOP-<br />
Lieten wy op 't geene <strong>Friesland</strong>, by 't lee-1<br />
re HIST««<br />
ven van Kar-1 den Grooten. en door zyn t-e- *<br />
UE.<br />
doen weder aaren is, eene beknopte fchets<br />
weaens de Regeeringe van Landen en Steden<br />
volgen, zo als die nog lang na zynen tyd isin<br />
ftand i';ebleeven, nu hervatten wy de i draad der<br />
gefchiedenisfe, weiken wy ons lieten voordaan<br />
wel eens voor eenen korten tyd af te mogen<br />
breeken, om 't geen anders te zeer verllrooid zou<br />
raaken, te beter ir.et elkander te vereenigen.<br />
Na den dood nu van Karei den Grooren, voorgevallen<br />
ten jaare achthonderdeuveertien, 814.<br />
kwam zyn eenige Zoon Lodewyk, federt by' j Karei de<br />
genaamd de Vroome , aan 't Gebied , welk Groote J<br />
wordt op.<br />
hy zevenentwintig jaaren heeft gevoerd, niet'<br />
gevolgd<br />
zonder de Friezen grootelyks aan zich te \ door zy<br />
verpligten. Had naamelyk zyn Vader Karei 1 nen Zoon<br />
hun het recht op hun Vaderlyk erfgoed beno- Lode<br />
:<br />
wyk,<br />
men, en, niettegenftaande veele van hun ontvangen<br />
dienden,en aan hun beweezen gunden,<br />
nooit wedergegeven, omdat hy dit bewys hunner<br />
af ha;igklykheid noodig keurde, om hen in<br />
den band te houden ; Lodewyk dacht' *er<br />
Deeze<br />
anders over, en gaf, reeds in den aanvang zy<br />
herflelt<br />
ner Regeeringe, hun dat recht weder. Van de , Frie<br />
allen werd dit zyn gedrag niet uit het zelfde zen in 't<br />
oogpunt befchouwd. Sommigen merkten het recht op<br />
hun Va<br />
aan als een blyk van zyne goedertierenheid, en derlyk<br />
leiden het tot eenen grondflag van veele gunfti- erfgoed.<br />
ge voorüitzigtéri; doch anderen oordeelden,<br />
dat de Friezen en Saxers, (die mede in deeze<br />
gunst deelden,) alleen door ilr engheid te bedwingen<br />
vielen, en hielden 't voor onvoorzigngheid<br />
en voorfpel van eene zwakke regeeringe:<br />
Lo-
2^0 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP Lodewyk echter vondt 'er zich niet kwalyk by.<br />
TE HISTO • Volgens 't verhaal onzer Kronyken, bleeven<br />
RJfi.<br />
de Friezen hem althans fchatting betaalen, en<br />
Honden hem, in den oorlog, met manfehapten<br />
diende (*}.<br />
Hoe zich Lodewyk gedraagen hebbe omtrent<br />
de onlusten, die Heriold, Koning van Denemarke,<br />
in de noodzaakelykheid bragten, om<br />
het, Ryk te verlaaten , en zyne toevlugt tot<br />
Lodewyk te neemen, gaan>wy, als niet tot ons<br />
beftek behoorende, met ftilzwygen voorby. De<br />
Fredrik verheffing van Fredrik van Adelen, tot Bisfchop<br />
van Ade van Utrecht, heeft, uit hoofde van zyne afkomst,<br />
len wordt<br />
Bisfchop te naauw eene betrekking tot <strong>Friesland</strong>, omze<br />
van Ut niet met drie woorden te melden. Hy was naa-<br />
recht, in melyk een afitammeling van Koning Adgillus<br />
plaats van<br />
den II, wiens Dogter Konovella, eene zeer<br />
Rixfrid.<br />
deugdzaame vrouw , getrouwd was in het voortreffelyke<br />
Huis van Adelen te Sixbierum. Moeder<br />
van deezen Zoon geworden zynde, droe
van FRIESLAND. 271<br />
Hier gedroeg hy zich zo leerzaaam ,naarfïig, god BEKNOP<br />
TE HISTOvruchtig<br />
, minzaam en lieftaalig jegens alle men<br />
RIE.<br />
fehen , dat hy 't voorwerp van algemeene hoogacütinge<br />
en liefde wierd. Zelfs by den Keizer hadt hy<br />
zich hier door zo veraangenaamd, dat deeze, op de<br />
tyding van Rixfrids dood, met zyne Gemaalinne<br />
naar Utrecht trok, om hem tot den Bisfchoplyken<br />
myter en ftaf te bevorderen. Van de zyde der<br />
verkiezeren kostte het den Keizer weinig moeite<br />
het zo ver te brengen; maar van die des verkoorenen<br />
had hy grooter zwaarigheid te overwinnen.<br />
Fredrik irelde 'er zich met al zyne kracht Daar hy<br />
tegen, betuigende, dat hy geheel onbekwaam zich niet<br />
was, om met eene zo verhevene waardigheid be dan met<br />
veei moeikleed<br />
te worden: door 't geroep des volks, dat te toe<br />
1 niemand daar toe waardiger was dan hy, en 't beweegen<br />
I bevel des Keizers, liet hy zich, doch niet zon laat.<br />
der diepe verzugtingen, en 't ftorten van traanen,<br />
tot het aanneemen der Bisfchoplyke waar-<br />
1 digheid beweegen. Na dat zyne in wy ding mee<br />
groote toejuichingeenplegtigheidgefchied was,<br />
, begaf hy zich naar Walcheren, om, ingevolge<br />
< des Keizers vermaaninge , de bloedfchendige Hy gaat ia<br />
Ihuwelyken, by de inwooners van dat Eiland in Zeeland<br />
[gebruik, tekeergaan. Ook flaagde hy, door<br />
de bloedfchendige<br />
' 't neemen van verftandige maatregelen , einde- huwely-<br />
1 lyk in deeze gewigtige, en zelfs voor hem ge* ken,<br />
\ vaarlyke onderneeminge, hebbende de fchuldigen,<br />
\ voor zwaarder ftraffen beducht, tot zyne bermhart<br />
tigheid hunne toevlugt genomen , en zich aan de<br />
ikerkelyke boete onderworpen, welke hun, na<br />
' 't fcheiden van 't onwettig bedde, wierd opge-<br />
Uegd, fchoonze zich in 't eerst daar tegen, zelfs<br />
^gewapenderhand, verzet hadden. Van daar begaf
2 174 Tegenwoordige Staat<br />
BEK NOP- £<br />
TE HISTO- L<br />
raf zich de Bisfchop, langs den ftroom Alech.<br />
mcre ? (t naar <strong>Friesland</strong>, om zich daar tegen<br />
RIE.<br />
(<br />
di i vreemde gevoelens 'te verzetten, welke op<br />
en in q bet frak der Drt eenheid , inzonderheid inWes-<br />
<strong>Friesland</strong><br />
fëriö verfureid werden , en naar Arriaanery en<br />
de vrecm-1<br />
de gevoe-'j Sabellhaneïy zweemden. Ook in deezen bereik<br />
lens te te hy met hnbc van zekeren Odulfus, daar<br />
keer. toe van Utrecht ontbootten, en in 't vervolg<br />
m bpzi'ter der Kérke te Stavoren aange<br />
Odu!fus<br />
beld ' zyn'oogmerk. Deeze Odulfus is dezelfde,<br />
llicht een<br />
Klooster die buiten Stavoren, aan het Vlie, een Kloos<br />
buiten . ter van twaalf Kanunniken heeft opgerecht,<br />
Stavoren, ' bekend by den naam van St. Odulfs Klooster,<br />
dat naar<br />
.b'em ge<br />
en naderhand, wegens het geweld der Zee, eerst<br />
noemd is "binnen de Stad en vervolgens naarHemelum verplaatst;<br />
Bisfchop Fredrik, ondertusfchen m de<br />
verrichtingen zyner herderlyke bezigheden j met<br />
onvermoeidenyver voortgaande, werd,na tge*<br />
heele land zyner voogdyc, naamelyk Groningen ,<br />
Drenthe, twent, Overysfel ,' Oostergo en<br />
Westergo, Zevenwouden, Westfncsland, Holland<br />
en<br />
Bisfchop<br />
Fredrik<br />
wordt<br />
omgebragt.<br />
838.<br />
&<br />
Zee!and, doórgetoogen, en alles naarftig-<br />
Mi bezorgd te nebben, wat ter bewaannge en<br />
bevordering van de Christelyke leere , zyns<br />
• oordeeels/noodigwas, ten jaare achthonderd<br />
achtendertig, in de St. Jans Kapellete Utrecht,<br />
onder 't p'eegen van den Godsdienst, door opgemaakte<br />
moordenaars, van 't leeven beroofd.<br />
Naar vecler gedachten zou dit geichied zyn door<br />
bertellin^e van Keizer Lodewyks Gemaahnne,<br />
Tudith 'Vin Beyercn; deeze kon , uit hoofde<br />
van namaagfehap, volgens de wetten der Kerke,<br />
(j) Wagenaar houdt voor waarfchynlyk, dat dit de<br />
Zuiderzee zy. Vaderl. Hist. II. D. bl. 45,
van FRIESLAND. 273<br />
BEKNOP.<br />
ke, 's Keizers Egtgenoot niet zyn , en wist dat<br />
TE HlSTO<br />
haar Gemaal , door den Bisfchop, als fchuldig<br />
aan bloedfchande, meer dan eens ernltig beftraft,<br />
en tot egtfcheidinge vermaand zynde, daar toe<br />
reeds begon ov^r te hellen: opdatze derhalven den<br />
Kerkvoogd alle gelegenheid mogt beneemen, om<br />
den Keizer tot haare vtrftooting verder aan te<br />
zetten, zou zy deezen weg als den zekerden<br />
ingeflagen, en hem door eenige gehuurde<br />
moordenaaars van kant geholpen hebben. Dan<br />
anderen meenën , dat dit verhaal niet veel te be<br />
trouwen is, en geeven andere redenen van dien<br />
gruwzaamen moord op,<br />
Alfrik of Abelrik, des overleedenen Broeder,<br />
en even als hy een Fries van Sixbierum, werd<br />
toen tot de Bisfchoplyke waardigheid verheven,<br />
niet tegengaande hy mismaakt was van perfoon.<br />
Dan dit gebrek des lichaams werd door andere<br />
hoedanigheden rykelyk vergoed : hy blonk uit<br />
in allerlei Christelyke deugden , was yveriginalle<br />
de deelen van den Godsdienst , en een ge-<br />
Hagen vyand van alle Ketterycn, welke hy daarom<br />
kloekmoediglyk te keer ging, zoekende het<br />
vvankelbaare volk daar tegen te verftcrken; ook<br />
kleefde zyn hart zo weinig aan aardfche goederen<br />
, dat hy, in fteê van zich zeiven met de<br />
inkomften van zyn Bisdom te verryken , alles<br />
aan de Kerk van Utrecht vereerde wat hem in<br />
verfcheiden dorpen van het tegenwoordige Sticht<br />
van Utrecht toebehoorde.<br />
Geduurende eenige jaaren levert de gefchiedenis<br />
van 't eigentlyke <strong>Friesland</strong> niet veel byzonders<br />
op. De verdeeldheden , welke zo in<br />
S het<br />
3<br />
ME.<br />
En opge.<br />
voigd<br />
O o >r Alfrik<br />
, zynenBroeder.<br />
De Historie<br />
van 't<br />
eigentlyke<br />
<strong>Friesland</strong>
274 Tegenwoordige Staat<br />
BuKNOP- : het Keizerryk,by het leeven van Lodewyk *<br />
TE HISTO tusfehen hem en zyne Zoonen, voorvielen, als<br />
RIE. die , na zyn verderven ten jaare achthon<br />
levert in derdenveertig, ontftonden , waren evenwel<br />
eenige in verfcheiden opzigten van nadeelige gevol<br />
jaaren<br />
gen voor <strong>Friesland</strong> Ook bleef het niet ge<br />
niet veel<br />
byzonheel en al verfchoond van de onlusten , die<br />
ders op.<br />
het Deenfche Ryk van een fcheurden, noch<br />
A a whnnlrlp invallen der Noordfche Volvan<br />
de herhaalde mvauen aer noumiuie vuikeren;<br />
hoewel men daarby, ten Westen van het<br />
Vlie, in Holland, Zeeland en Vlaanderen, toen<br />
het meest te lyden had; niet omdat de eigentlyke<br />
Friezen dieper in hunne vriendfehap Honden,<br />
maar wel omdatze het geweld door opgebra
van F R I E S L A N D . % 75<br />
man, Adelbrik van Adeelen, Hesfel Hermana, BHKNOPen<br />
Ygc Galema. Om nu immers alles niet te TE HISTOmelden;<br />
waarom zal men ontkennen, dat Lu- RIE.<br />
digman <strong>Friesland</strong>s Zeekusten met zulke goede om Fries*<br />
land te-<br />
wachten en fchansfen voorzien heeft, dat dergen<br />
do<br />
tien Deenfche Zeeroovers, die daar eene lan Deenen te<br />
ding meenden te doen, onverrichter zaake te befcher.<br />
rugge keerden? da: Adelbrik van Adeelen, woo- men.<br />
nende te Sixbicrum, en ccn nabeftaande van<br />
den Bisfchop van gelyken naam, de Noordfche<br />
Volkeren, die aan de Lauwers in <strong>Friesland</strong> gevallen<br />
waren, omtrent Kollum verflagen en<br />
verjaagd heeft? dat de Noormannen, toenze,<br />
ten jaare achthonderd zes en zeventig, van 't uit 876.<br />
plunderen der Franfche kusten te rugge kwamen<br />
, en zwaare fchattingen van de Friezen<br />
eischten , onder bedreiginge van moord en brand,<br />
door Hesfel Hermana, zyn gewoone verblyf<br />
houdende tcMinnertsga, met zo veel kloekmoedigheid<br />
zyn te keer gegaan , dat hun Overfte<br />
met achthonderd man verflagen, en de<br />
verdere hoop genoodzaakt wierd al den geroofden<br />
buit van Goud en Zilver te rug te geeven,<br />
met belofte van nooit weder in het land te zullen<br />
komen om te ftroopen, fchoon Hermana<br />
zelf in dat treffen eene wonde ontving, waaraan<br />
hy daar na overleed? en eindelyk, datYge<br />
Galema , wegens zyne bedreevenheid in den<br />
kryg niet luttel vermaard , ter beveiliginge<br />
van <strong>Friesland</strong>, deganfche Zeekust met wachten<br />
bezet heeft, zo om op de invallen der Noormannen,<br />
als wel inzonderheid op het inbree.<br />
ken der Dyken, een waakend oog te houden,<br />
( en ook daarenboven by 't bezoeken van de vas'<br />
S 2 tig-
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
276* Tegenwoordige Staat<br />
ncnde zich daar toe onaer anaereu van uit<br />
Spreukje:<br />
Haadec goede wacht tyen da noordera oord,<br />
Want uwt da Grimraa herna komt u ws alle k >vaed voort.<br />
Dan, fchoon wy geene genoegzaame reden<br />
vinden, om alle diergelyke bedryven als enkele<br />
fabelen te verwerpen , nogthans durven wyze<br />
ook niet als dingen van volkomene zekerheid<br />
melden. Daarom 't oordeel over dezelve aan<br />
Koning<br />
anderen laatende, gaan wy voort ter vermel-<br />
Amold •<br />
doet zyn' i dinge van zaaken, welker waarheid op zekerder<br />
Zoon gronden rusr. Hier toe behoort, dat de Duit-<br />
Zwenti- . fche Koning Arnöld,, die , in de verdeeldhe<br />
bold voor<br />
Koning<br />
van Lotharingen<br />
erkennen.<br />
894.<br />
tigheden langs de Zeekusten, die van Ezon-<br />
ftad gewaarfchuwd heeft , om vooral tegen de<br />
Noormannen op hunne hoede te zyn, bedie-<br />
den, welke federt lang Frankryk van een fcheurden,<br />
zich nu aan deeze, dan aan geene zyde<br />
hield, ten jaare achthonderd vierennegentig,op<br />
eene S taats vergaderinge te Worms, zynen bas-<br />
r««rA Zoon Zwentibold , hoewel niet zonder<br />
taara /-uuu ^ïauuu^, „^v...~. .— —<br />
groote moeite , voor Koning van Lotharingen<br />
Onder deed erkennen. De Friezen, ten Westen het<br />
wiens gebied<br />
dus Vlie, wierden dus zyne onderdaanen ; doch de<br />
de West Friefche Landfchappen ten Oosten van den ftroom<br />
friezen o-elegen, erkenden den Duitfchen Koning Ar-<br />
kwamen,<br />
nold voor hunnen Opperheer. Ook ftonden zy<br />
terwyl<br />
die van hem getrouwelyk by, zo in zyne herhaalde<br />
beoosten oorlogen tegen de Nooormannen, als op den<br />
't Vlie on • too-t naar Italië, op welken hy, in 't volgende<br />
derArnold üon jaar, met hunne hulpe , Rome overweldigde ,<br />
den. 'en zich daarop tot Keizer kroonen deed.<br />
Na-den dood van Arnold, voorgevallen in<br />
899.<br />
Amold het laatst van deeze eeuw, werd zyn eenige<br />
wet»
van FRIESLAND. 277<br />
Wettige Zoon, Lodewyk, fchoon maar acht jaa BKKNOP- "<br />
ren oud, door de Duitfche Vorften, tot Ko TL HlSTO*<br />
RIE.<br />
ning eekroond, en de Voogdy over den jon<br />
wordt opgen<br />
Vorst opa;edraagen aan zynen Schoonbroegevolgdder<br />
Otto . Hertoge van Saxen, en den Aarts- door zybisfehop<br />
Hatto, terwyl het bewind over zaaken nenmin- van den kryg gefield wierd in handen van Lederjaarigen Zoon<br />
opold, Hertoge van de Oosterfche Grenzen van Lode<br />
Beyeren. De jonge Vorst verkreeg dus de bewyk.heerfching over de Friefche Landfchappen 'beoosten<br />
het Vlie, vermits die tot het Duitfche Ryk<br />
behoorden: ook zaghy kort daarna zyne heer- Welke na<br />
fchippy vergroot, door den dood van Zwenti den dood<br />
bold , die zich , door zyne ongeregelde en van<br />
1<br />
Zwenti<br />
wellustige wyze van leeven, zodanig in den haat<br />
bold , ook<br />
der Ryksgrooten had gebracht, dat deeze hem het Ko<br />
verlieten, en Lodewyk tot Koning kroonden; ningkryk<br />
hebbende de poogingen, welke door Zwentibold, van Lotharingen<br />
ter zyner herflellinge, werden aangewend, zo verkrygt.<br />
liegt eenen uitflag gehad , dat de Veldflag,<br />
welken hy den Beftierderen van Lodewyk, op<br />
1 den derden van Oogstmaand des jaars negenhon-<br />
900.<br />
1 derd, leverde, hem het leeven kostte. Met<br />
] het Koningkryk van Lotharingen kwamen dus<br />
1 ook de Friefche Landfchappen, bewesten het<br />
' Vlie, onder de regeering van Lodewyk.<br />
Onder de Utrechtfche Bisfchoppen van dee Radboud,<br />
zen tyd, dient, om zyne Friefche afkomst, een af-<br />
Radboud niet ganfchelyk verzweegen. Geitamme- Hng' van<br />
fprooten uit het geflagt der Friefche Koningen<br />
Koning<br />
van gelyken naam, had hy Radboud den I, Kadboud<br />
I Koning van <strong>Friesland</strong>, tot zynen Overoudgrootva- den I,<br />
1 der van Moeders zyde, enGuntarius, Bisfchop wordt Bisfchop<br />
van<br />
' van Keulen, van denzelfden kant, tot zynen Utrecht.<br />
S 3 Oom.
278 Tegenwoordige Staat<br />
Oom. Gauw, een dorp in Westergo, niet<br />
BEKNOP- O<br />
TB HlSTO- verre van Sneek, genoot de eer zyner geboor<br />
V (<br />
«IE. te ^ Van zyne naarfïigheid in het beoeffeuen der<br />
Letteren en debefchaafde Weetenfchappen van<br />
1<br />
Hy wordt dien , tyd geeft men breed op: ook wordt hy<br />
wegens wegens zyne voorbeeldige Godvrucht zeer ge<br />
zyne ge- v<br />
roemd, niettegenftaande hy aan het Hof van Ko-<br />
leerdheid r<br />
en God ning Karei was opgevoed Dan 't ondel<br />
r<br />
vrucht van zynen Leermeester, den WysgeerManno of<br />
zeer ge- ^ Nanno van Stavoren, had het jeugdig gemoed<br />
roemd. I<br />
de befmettmg van t Hot bewaard ,<br />
VUUl UV. IH.U.1VLW:« & . .<br />
fmaak voor zuiverheid van hart en zeden mgeboezemd.<br />
Dit goede zaad, tydig geltrooid, bragt eerlang<br />
overvloed van vruchten voort, die hem bemind<br />
en gevreesd telfens maakten. Bisfchop ge,<br />
worden lynde , fchoot hy \ Monnikskleed aan,<br />
en leefde naar den ftrengften regel, onthoudende<br />
zich van vleesch, en drinkende zelfs aanzy-.<br />
ne tafel anders niet dan water, terwyl zyne gasten<br />
zich met wyn laafden. Dat hy eenige der<br />
Noormannen, die ten zynen tyde te Utrechten<br />
elders hier te lande zeer onmenfchelyk huishielden,<br />
door vuur uit den Hemel geltraft zoude<br />
hebben, om dat zy, in plaats van op zynen Vaderlyken<br />
raad het geloof der Christenen te omheizen,<br />
en van hunnen moordlust af te zien,<br />
als woeste menfehen des te verbolgener wierden,-en<br />
hem den dood dreigden, wordt wel<br />
Hernwor „.verhaald maar niet beweezen. Van gelykc<br />
den ver-<br />
waardigheid is het te achten, dat hy niet alleen<br />
1 fcheiden zvn fterfuur aan Balderik, die hem opgevolgd is,<br />
voorfpel-<br />
t voorzegd zou hebben , maar ook, dat deeze,<br />
lingen toe<br />
gefchree-<br />
aan de Bisfchoplyke waardigheid gekomen<br />
ven. zynde , het Hof en de Stad van Utrecht,
van F R I E S L A ND. zf?<br />
na 'c verjaagen der Noormannen , tot zynen BEKNOPvoorigen<br />
luister herftellen zoude. Hoe 't TE HrSTO-<br />
RIE.<br />
zy, na met veel yvers en voorbeeldige Godvrucht<br />
aan de uitbreiding van het Christendom,<br />
en de hervorminge der zeden, doch niet zonder<br />
merkelyken tegcnftand der onbuigzaame<br />
Noormannen, zeventien of achttien jaaren lang<br />
gearbeid te hebben, overleed hy, in den jaare ne •Ui 7-<br />
Hy overgenhonderd<br />
enzeventien, in het Stedeke Otlydt<br />
te<br />
mersheim, of Ootmarfum, in Overysfel, fchoon Otmers-<br />
hy, om de vervolging der Heidenfche Noorheim.mannen te ontwyken, Deventer voor zyne gewoone<br />
verblyfplaats gekoozen had.<br />
Toen Keizer Koen raad, in 't volgende jaar, De ftryd<br />
om Lo-<br />
overleeden, en Henrik, Hertog van Saxen, tot tharingen<br />
zynen Opvolger verkooren was, werd de ftryd wordt<br />
om Lotharingen , die reeds tusfehen Koenraad hervat.<br />
en Karei den Eenvoudigen gewoed had , op<br />
nieuw hervat, en van Keizer Henriks zyde,<br />
met dien gelukkigen uitflag gevoerd , dat de<br />
Franken zich genoodzaakt zagen, tot onderhandelingen<br />
te komen, gelyk ten jaare negen 920.<br />
honderd entwintig te Bon gefchiedde. By 't Een goed<br />
Verdrag, dat hier getroffen werd, kwam een<br />
deel der<br />
Nederlan<br />
goed deel der Nederlanden onder het Duitfche den komt<br />
Keizcrryk, fchoon het moeyelyk te bepaalen onder het<br />
valt, hoe verre zich de Grenzen van ieder deel Duitfche<br />
hebben uitgeftrekt. <strong>Friesland</strong> beoosten het [yeizerrfk.<br />
Vlie behoorde niet tot de verdecling ,<br />
welke hier gemaakt werd; maar ftond reeds <strong>Friesland</strong> »<br />
beoosten<br />
van overlang onder de Duitfche Vorften, 't Vlie,<br />
die derwaarts of hunne Graaven zonden, en behoorde<br />
door deezen het opperbewind voerden, of an daar reeds<br />
voorheeders<br />
het bewind aan de zogenoemde Poteftaaten<br />
rre toe.<br />
S 4 over-
s8o • Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP- ( overlieten', welke door de Friezen zelve ver<br />
TE HlSTO- ] sooren werden; doch evenwel onderhoorigen<br />
BIC. des Keizers bleeven, en eene zeer bepaalde magt<br />
I<br />
hadden, geenszins (trekkende om de Vryheid<br />
des volks te krenken, en 't zelve aan den wille<br />
van éénen te onderwerpen: want dit denkbeeld,<br />
viel den Friezen te hard, en niet te verkroppen.<br />
Dus zou men, zonder zich aan ongeremdheid<br />
fchuldig te maaken , wel konnen denken<br />
dat de naam van Poteftaat in de eeuw, van welke<br />
wy thans fpreeken, nog onbekend was, en<br />
eerst door laatere Schryvers, toen 't Poteltaatfchap<br />
metderdaad Mand greep, ook aan zul-<br />
Keizer<br />
ken is gegeeven, die in vroegere tyden, door<br />
eenige waardigheid in vrede of oorlog, fchoon<br />
met zeer bepaald gezag, boven anderen hadden<br />
uitgeblonken (*).<br />
Keizer Henrik had zyn uitgeltrekt Ryk met<br />
Henrik zo dra tot rust gebragt, of hy wendde al zyne.<br />
zoekt den vlyt aan om den inwendigen bloei van't zelve te<br />
inwendi<br />
gen bloei bevorderen. Het land van Struikroovers te zui<br />
te bevorveren , bezettingen in de Steden te leggen, en<br />
deren. daartoe alle Vlekken en Dorpen den negenden<br />
man uit de huisluiden te doen leveren; de tehuisblyvenden<br />
tot het bebouwen der landen ,<br />
tot het bezorgen van 't noodige voor hun die<br />
in de Steden gelegd wierden , en tot het opbrengen<br />
van 't derde deel der Graanen ,<br />
zo tot onderhoud van 't Krygsvolk , als<br />
tot<br />
(*) Op deeze wyze valt, mytas bedunkens, het gezecde<br />
zeer wel over een te brengen, met de (childery,<br />
welke de Heer Cerifier ter eere van de Friezen heeft<br />
opgehangen, in zyn Tableau de C Histoire Generale des<br />
Provinces Unies Tom. Lp. 17 ETC<br />
'
van F R I E S L A ND. 281<br />
tot aanvulling der Magazynen, te verpligten,<br />
waren de middelen, waarvan zich de wyze Vorst<br />
ten Öien einde bediende. In hoe verre deeze<br />
ichikkingen, die zich over 't ganfche Ryk uititrektcn<br />
, in <strong>Friesland</strong> hebben plaats gehad,<br />
wordt niet gemeld. Geheel en al is Verzekerlyk<br />
niet van verfchoond gebleeven ; hoewel<br />
hét ftrenge van deeze Ichikkingen bezwaarlyk<br />
met den aart des volks valt overeen te brengen.<br />
Misicbieh hebben de Friezen, als het verst afgelegen<br />
, hieraan in zo verre voldaan , als<br />
met hunne byzondere omltandigheden overeen<br />
kwam.<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO.<br />
dik'.<br />
Door zulke en dergelyke mildelen het Ryk En ook<br />
voor de invallen en llrooperyen der Hunnen, of de Noormannen<br />
tet<br />
Hongaaren in veiligheid gefield hebbende, viebeteugelen hem ook nog de Noormannen te beteugelen. len.<br />
Want de rust, die eene wyle tydsgenooten was, 926".<br />
werd op nieuw door hunne roovcryen op Frankryk,<br />
Engeland en <strong>Friesland</strong>, met zo veel woede<br />
gefloord, dat het 'er nooit erger had uitgezien,<br />
ln <strong>Friesland</strong>, naast paalig aan den heilloozen<br />
hoek, had men doorgaans het eèrfle gevoel<br />
van dergelyke plaagen, en om dat het zelve overal<br />
aan Zee ligt, was 'er naauwlyks bewaaren of<br />
bewaaken aan; dus is het niet te verwonderen,<br />
dat het land zich, door geauurig branden, moorden<br />
en rooven, tot de uiterfle ellende gebragt zag,<br />
en in gefladige vreeze gehouden wierd; ook<br />
weet ik niet, waarom men zou in twyffel trekken,<br />
of Ezonilad, aan de ^ auwers gelegen, en irt dien<br />
tyd eene Stad van vermogen, toen te groot eenen<br />
aanlloot van de Noormannen geleeden hebbe,<br />
om zich naderhand voor 't geweld der Zee te<br />
S 5 be-
BEKNOP-<br />
TE IIlSTO-<br />
JUE.<br />
Welke te"<br />
lar.de uit<br />
gejaagd<br />
worden.<br />
De Friezenkrygen<br />
't<br />
voorrecht<br />
van niet<br />
buiten<br />
hun land<br />
tot den<br />
oorlog<br />
gevoerd<br />
282 Tegenwoordige Staat<br />
beveiligen, en alzo haaren ondergang te voorkomen.<br />
Keizer Henrik, hier van verwittigd',<br />
ichikte terftond een Leger herwaards , be<br />
haalde eene heerlyke overwinning op deeze<br />
volkeren , en noodzaakte de overgebleevenen<br />
het land te ruimen. Ook werd den Friezen,<br />
omtrent deezen tyd, het voorrechtgefchonken,<br />
„ dat zy om generhande nood buiten hun land gevoerd<br />
en geëischtmogten worden, om te oor-<br />
" loogen of den kryg te volgen (f)". 't Gevolg<br />
van zulk een voorrecht itemde overeen met<br />
het oogmerk van den Schenker; het moedigde<br />
de Friezen ten fterkften aan, om hunne uiter-<br />
fté vermogens, ter verdediginge van hunne goederen<br />
, vryheid cn leeven, te weer te ftellen.<br />
In <strong>Friesland</strong> tusfehen het Vlie en de Lauwers, was<br />
't geflagt van Joulsma omtrent deezen tyd inzon<br />
te mogen derheid zeer beroemd, wegens zyne op de Noor<br />
worden. mannen behaalde overwinningen. De begraaf<br />
Het Ge plaats van vier helden uit dit geflagt, werd in<br />
ilagt van den jaare dertienhonderd eenennegentig , of<br />
]oulsma is<br />
daaromtrent, gevonden (§) ruim een uur gaans<br />
daar zeei<br />
beroemd. ten noorden van Leeuwarden, aan den Dyk der<br />
Middelzee, in een dorp, dat naar Britfe Joulsma<br />
, den oudften dier Broederen, nog hedendaags<br />
den naam van Britfum draagt. In deeze<br />
begraafplaats, op eenen rooden vierkanten fteen,<br />
vond men aangetekend, dat Britfe overleeden was<br />
in den jaare negenhonderd tweeennegentig, cn<br />
een jaar laater gevolgd werd door zynen Broeder<br />
'<br />
(f) Schot. Fr. Hist. III B. bl. 78.<br />
(§) Winfem. Kroa. van Friesl. bl. 17S.
van F R I E S L A N-D. 283<br />
der Mie, terwyl de derde, met naame Jeltfe, na den BEKNOP<br />
Noormannen zulk eene vreeze door zyne dapper<br />
RIE.<br />
heid aangejaagd te hebben , dat zy by zynen tyd<br />
het land niet meer durfden aantasten , overleed<br />
in den jaare negenhonderd achtennegentig. Van<br />
den vierden , wiens naam Hotfe was» en die het<br />
ftedeke Uitgong geflegt had, na de aanvallende<br />
Noormannen dikmaals van daar verdreeven te<br />
hebben, vind men't fterfjaar niet aangetekend,<br />
maar wel dat hy de laattte van zyn geflagt was,<br />
Onder al dat rooven en pionderen, door ver Eenige<br />
fcheiden Noordfche volkeren van tyd toe tyd op Noord •<br />
deeze gewesten ondernomen , blecven eenigen 1'che ge-<br />
Aagten<br />
hier en daar nestelen, en hielden 'er beftendig<br />
zyn hier<br />
hunne wooning, 't zy ditze zich met geweld van te lande<br />
fommige plaatfen meester maakten, en de oude in- blyven<br />
woonen.<br />
wooners verdreeven; 't zy datze den Christelyken<br />
Godsdienst aannamen, en zich doopen lieten:<br />
want als dan werd hun 't zelve gereedelyk toegeftaan,<br />
om dat men hen niet meer voor vyanden<br />
maar voor vrienden hield, van wien men niet alleen<br />
niets kwaads te duchten, maar, in gevallen van<br />
nood, zelfs hulpe en befcherming te wachten<br />
had; vooral wanneer de zulken zich door hunne<br />
huwelyken met de landzaaten vermaagfehapt<br />
hadden. Dit zo zynde, is 'er geene reden. om 927.<br />
't verhaal dier Kronykfchryveren re wraaken ,<br />
welke ons melden, dat, omtrent deezen tyd, Odo,<br />
eens Hertogs Zoon uit het landfehap Botnia, in<br />
het noordoosten vanZweeden, in <strong>Friesland</strong> zou<br />
zyn aangekomen, en dat hy, die minzaam van<br />
aart cn dapper in de wapenen was, zich in 't<br />
Graaffchap van Oostergo nedergezet, cn, daar een<br />
fchoon flot gebouwd hebbende-kort daarna trouwde<br />
TE HISTO
t\ 484 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOT?- di<br />
TE HISTO- K<br />
WE. y,<br />
En daar ^<br />
onder dat<br />
van<br />
1<br />
de met eene Dogter uit het adelyk geflagt van<br />
Kamminga, waar door hy de Stamvader wierd van<br />
het adelyk geflagt van Botnia ,dat zich van daar verder<br />
door <strong>Friesland</strong> verfpreidende wel eenen langen<br />
C<br />
tyd heeft flaande gehouden ,• doch reeds van overlang<br />
is uitgeftorven , en echter door die van Fra<br />
Botnia. ]<br />
1<br />
neker, by het Botnia-huis en de fleeg van gely-<br />
1 ken naam, nog tegenwoordig gedacht kan wor<br />
i den (*><br />
Verfchei Ook kan het zeer wel zyn, dat zich, omtrent<br />
den Jon- ( . deezen tyd, verfcheiden Jongelingen van adely-<br />
gelingen<br />
van Adee. ken huize uit <strong>Friesland</strong> naar Italië, daar de fraaie<br />
lykenhuii- konden en weetenfchappen meer dan elders<br />
s ze begee bloeiden, begeeven hebben, om zich in dezelve<br />
ven zich 1<br />
te oeffenen. Sixtus Doniajouke Yges Galama,<br />
naar<br />
Italië, en •n beneffens Ritske en Johannes Douwma worden<br />
van daar ' daaronder by naame gemeld. Doch Sixtus Do-<br />
naar En nia en Johannes Douwma lieten , na zich eeni<br />
geland.<br />
gen tyd in Italië opgehouden te hebben, hun<br />
eerfte voorneemen vaaren, en begaven zich naar.<br />
Engeland, om daar in den Krygsdienst onderweezen<br />
te worden; en zich hier, door hunne<br />
uitfteekende vorderingen en heldhaftige bedryven,<br />
eenen grooten roem verworven hebbende,<br />
keerdenze, na een afzyn van omtrent zeven jaaren,<br />
in negenhonderd achtendertig , naar hun<br />
1» Vaderland te rug, daarze met dies te grooter<br />
n e<br />
' blydfchap ontvangen werden, om dathetgerugt<br />
van hunnen dood daar reeds van overlang geloofd-<br />
pen had. Jouke en Ritske zouden , eenigen<br />
er<br />
- tyd te Rome en Venetië vertoefd hebbende , de<br />
nd,<br />
reizenaar Jeruzalem voortgezet hebben , waren<br />
zy daarin niet door zeker toeval verhinderd<br />
geworden; nu keerden zy van Venetië, na twee<br />
jaaren by den Hertog, volgens hun verzoek,<br />
gediend te hebben, insgelyks naar hun Vaderland<br />
te rug. * Sai<br />
Worden,<br />
by hunne<br />
te rug<br />
komfte<br />
met blydfchapverwelkomd.<br />
*<br />
- (•) Okke Schart, bl. 79.
van F R I E S L A N D . «85<br />
Balderyk, die na Radboud Bisfchop van UtBFKNOPrecht<br />
geworden was , en om zyne treffelyke daa- T E HISTOden<br />
den bynaam van den Vroomen gedraagen RIE.<br />
heeft, wist zich van de genegenheid, welke hem Bisfchop<br />
door Keizer Henrik, en zynen Zoon en opvol Balderyk<br />
vermeerger<br />
Otto werd toegedraagen, meesterlyk te bedert en<br />
dienen, om het gebied van den Utrechtfchen bevestigt<br />
Bisfchopsftoel, zowel in het wereldlyke als in het het gebied<br />
van zyn<br />
geestelyke te bevestigen en uit te breiden. De<br />
Bisdom,<br />
bygeloovige Godvrucht dier tyden belfond, ten<br />
grooten deele, in het verryken der Kerken en<br />
Kerkelyken; en deeze laatften, 't zy datze 'er<br />
eveneens over dachten, of alleen met hun eigen<br />
belang te raade gingen , gaven zich geene moeite<br />
om de Christenen te doen begrypen, dat 'er<br />
geheel wat anders te doen viel om de leer van<br />
Jezus Christus te volgen, en door eenen deugdzaamen<br />
wandel te betoonen. Onder andere gefchenken,<br />
waar mede zich deeze Kerkvoogd<br />
vereerd vond , behoort inzonderheid tot ons oogmerk<br />
, dat dezelve door Keizer Otto, wiens Leermeester<br />
hy geweest was, irj den jaare negenhon943derd<br />
drieënveertig, befchonken wierd met het<br />
Wordt<br />
recht van vrye jagtin de landftreeken van Drenth met de<br />
en Zevenwouden, die in den Giftbriefden naam vrye jagt<br />
van Pagus Foresftenfts draagen (f). Verfcheiin<br />
Drenth<br />
en de Zeden<br />
aanmerkingen zouden over den Giftbrief te<br />
venwou<br />
maa- denbefchonlcen. Ct) De Giftbrief zelf is vertekend in 't jaar 9,13,<br />
en te vinden by Schotanus in zyne Befchr. van Friesl.<br />
in Quarto , bl. 71, en in het Charterboek van wylen<br />
1 den Hooggeb. Heere Baron van Schwartzenberg enz.<br />
1 0Helaas ! den Vaderlande te vroeg ontrukt! ) I. D.<br />
I bl. 58., docii beide in het oorfprongklyk Latyn, waar.<br />
1<br />
van de vertaaling te vinden is by Foeke Sjoerds Taarb.<br />
1 U D. bl. 110 en ut.<br />
J
BEKNOP<br />
TE HlSTO<br />
RIE.<br />
286 Tegenwoordige Staat<br />
maaken zyn; dan wegens hec Graaffchapvan<br />
• Pverard, en 't wild, waarvan in deezen Giftbrief<br />
oetproken wordt, kan men te recht raaken<br />
bv Foeke Sjoerds; en wat den Pagus Lorestenfis<br />
betreft,daardoor heeft men, volgens her<br />
gevoelen van Schotanus, een gedeelte van Drenth<br />
In de Zevenwouden te verftaan; dat te waarfchvnlvker<br />
zal voorkomen, als men gadeflaat, dat<br />
het in den Giftbrief vermelde Fulnaho, buiten<br />
twyffel, het hedendaagfche Vollenhove fe, welk<br />
in de Middeleeuwen al doorgaans Fu.lenhoplag<br />
genoemd te worden; en dat men oudtyds daar<br />
te lande zeer uitgeftrekte en aaneen gehechte bosfchen<br />
had, waarin het ongetwyffeld aan zogenoemd<br />
Grof wild niet ontbroken heeft ;<br />
fchoon 't ,wel zyn kan, dat in de eenet)f andere<br />
benaaminge van het daarin gemelde wild een<br />
fchrvffeil isingefloopen. Hoe 't zy, er blykt ten<br />
overvloede uit, dat door deeze en diergelyke gunften<br />
de magt der Utrechtfche Kerkvoogden van tyd<br />
tot tyd zodanig heeft toegenomen, dat zy ten<br />
larven leste zich in ftaat vonden, om hun gezag*door<br />
de Wapenen ftaande te houden , en<br />
zulks zo wel anderen in 't gemeen als den Woudluiden<br />
in 't byzonder, tot hunne fmert, te doen<br />
gevoelen, gelyk op zynen tyd ftaat te blyken.<br />
Schoon het' in 't vervolg van deeze eeuw met<br />
ontbreekt aan gebeurtenisfen, waarby <strong>Friesland</strong>,<br />
ten ruimften genomen , belang had , ichynt<br />
echter, tusfehen 't Vlie en de Lauwers, niet<br />
veel byzonders voorgevallen te zyn. De Jaarboekfehrvvers<br />
althans hebben luttel papiers<br />
noodig gehad, om 'er aantekening van te houden.<br />
Volflagen onwaarfchynlykheden behoe-<br />
D<br />
ven
van F R I E S L A N D . 28;<br />
ven ons niet op te houden. Op de lyst daar<br />
van heeft men waarfchynlyk niet te Hellen, het<br />
geen men wegens zekere gebeurtenis tusfehen<br />
Arnoud, den derden der Hollandfche Graaven,<br />
en zynen tweeden Zoon,met naameSigfrid, of Sigfrid,<br />
Zoon van<br />
Sikke, byWinfemius (*) gemeld vindt. Dee-;<br />
Gjaave<br />
ze, een van zyns Vaders Hovelingen in een Arnold,<br />
tweegevecht hebbende afgemaakt, nam, duch-; vlugt naar<br />
tende voor 's Vaders toorn, de vlugt over Zee, <strong>Friesland</strong> ,<br />
en trouwt<br />
en vervoegde zich by Gosfe Ludigman, toen!<br />
met de<br />
ter tyd Poteftaat van <strong>Friesland</strong>, en woonende te Dogter<br />
Stavoren ( f). Van deezen werd hy vriende- van Gosfe<br />
lyk ontvangen en geherbergd; ook kreeg hy Ludigman;<br />
doch<br />
eerlang zyne Dogtcr Tet, eene jongkvrouwc<br />
wordt ein.<br />
van uitneemende fchoonheid, ter Vrouwe, en delyk we<br />
nam in <strong>Friesland</strong> zyne vaste wooning. Doch der van<br />
eindelyk wederom van zynen Vader in gunlte zynen<br />
Vader in<br />
aangenomen , en met breede roeden lands,<br />
gunlte<br />
en een Slot by Haarlem befchonken zynde ,: aangeno.<br />
zoude hy 't gemelde Slot Brederode ge men.<br />
noemd, en daar door den grond gelegd hebben<br />
, tot het hoögadelyk geflagt van Brederode<br />
, dat aan de Hollandfche Graaven ten naauwftcn<br />
vermaagfehapt, en van 's Moeders zyde,<br />
volgens dit verhaal, uit <strong>Friesland</strong> herkomltig<br />
was.<br />
Zagen wy voorheen, dat Utrechts Kerkvoogd, De Kei-<br />
door Keizer Otto, met de vrye jacht in Drenth zeriyke<br />
en de Zevenwouden befchonken wierd; andere verfchenkingen<br />
Vcrfchenkingen toonen niet minder aan, hoe zyn een<br />
verre<br />
(*) Kron. van Friesl. bl. 118.<br />
(t) Wagenaar is van oordeel dat men hierby aan<br />
Westfriesland te denken heeft. Vaderl. Hist. 11 D. bl.<br />
150.<br />
BEKNOPJ<br />
TC HlSTO*<br />
BIB.
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
bewys van<br />
hun gezag<br />
over<br />
<strong>Friesland</strong>.<br />
De Geflagten<br />
van Ene<br />
kema en<br />
Jongama<br />
krygen<br />
verfchil.<br />
>88<br />
Tegenwoordige Staat<br />
verre het gezag der Keizeren over <strong>Friesland</strong> ten<br />
deezen tyde ging , en hoe gereed zy waren, zo<br />
om zich door dezelve van den Hemel te verzekeren<br />
, als om zich veel van den vermogenden<br />
invloed der rykgemaakte Geestelyken, ter<br />
bevestiginge van hunne wereldfche heerfchappye-<br />
te belooven. Met dergelyke uitzigten heeft<br />
Keizer Otto, de II van d:en naam,'het AartsftiftMaagdeburs,<br />
ten jaare negenhonderd eenen-<br />
998.<br />
tachtig, befchonken met de Abtdy Voelde, en<br />
eeni-J-e goederen in <strong>Friesland</strong>, waaronder zeke.<br />
re inkomften uit het dorp Ternaard fchynen behoord<br />
te hebben {t ).<br />
Op 't einde der tiende eeuw raakten de geflarrten<br />
van Enckema en Jongama zodanig met<br />
~nS.*d.»,«n r>^ >rnonn. dat 'et 't jreheele land<br />
CltUUlu<br />
Tates ï>erfona aldaar; welk, naam de Heer Schotanus<br />
Se behoudt in de Befchr. van Friesl. tusfehen't Vlie<br />
en de Lauwers, pag. 19*.
van F R I E S L A ND. 289<br />
deelen, aan den Graave van Holland te zullen BEKNOPleveren<br />
en in handen Hellen. De maare hier TE Hisra-<br />
UIE.<br />
van vloog dra 't geheele land door, en 't Hond<br />
gefchapen, dat de vvederzydfche aanhangen tegen<br />
eikanderen tot het uiterfte zouden komen,<br />
't Was derhalven ten hoogflen noodig, dat het<br />
Huk ter deege, door de Rechters des gemeenen<br />
O ' - _ 0<br />
keds , onderzocht en naar bevindinge van zaaken<br />
. Jongama<br />
behandeld wierd. Jongama werd ook metder-<br />
[ 'verdedigt<br />
daad in rechte geroepen. Vcifchecnen zynde ' zich voor<br />
oritfchuldigdc hy zich,,en nam aan, zyne on- • den Rechfchuld<br />
volgens regelen van rechten te bewy- ter.<br />
zen, met aanbod van genoegzaame borgen ter<br />
tyd toe, dat hy zich verantwoord zoude hebben.<br />
Na dat dit aangenomen, en zyne zaak, tot<br />
genoegen der Rechteren, gerechtvaardigd was,<br />
eischten hy en die 't met hem hielden, gelyk<br />
'er veele zo van zyne nabeftaanden als anderen<br />
waren, dat hem zyne befcbuldigers by naame<br />
genoemd mogten worden, om de eerroovende<br />
verongelyking op hen te konnen vcrhaalen. De<br />
Rechters maakten zwaarigheid om dit te doen,<br />
dcwylze zich door belofte verbonden hadden,<br />
hunne naamen te zullen verzwygen, Het geheim<br />
lekte echter uit, en Haitfe Enckema en<br />
zyn Neef Solke, die , als Mederechters van 't<br />
gemeene Recht in <strong>Friesland</strong>, zitting in de toen.<br />
maalige Vergadering hadden, Honden over deeze<br />
ontdekking niet weinig befchaamd cn verlegen.<br />
Ook bekendenzc opcnlyk, dat hunne gefiiickema<br />
1 daane aantyging alleen was voortgekomen uit dper 1<br />
( eenen ingekankerden haat, dienze Jongama van \ fchuldbe*<br />
1 overlang hadden toegedraagen. Hesfel , dit j k entenis,<br />
en wordt<br />
Ihoorende, zou hen beiden zo terftond over hoop beneil'cns<br />
T ge-
290 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP- £ geftooten hebben, zo hy niec in deeze zyne<br />
TE HlSTO- woede i door anderen ware verhinderd geworden.<br />
RIE. Hy bragt het echter, met bidden en fmeeken,<br />
zynen zoverre, dat hem, ter verdediginge zyner eere ,<br />
Neef in wierd toegelaaten, zich met zyne twee befchul-<br />
een tweegevechtdigers<br />
in gevecht te begeeven, fchoon onder dee<br />
doodelyk ze uitdrukkclyke voorwaarde, dat daarmede ver*<br />
gewond. i J„ ~,,An. l' '/nu iTprn-ppwpn pn vprerppvolgens<br />
de oude wrok zou vergeeven envergecten<br />
zyn. Jongama, moedig op zyneonfchuld,<br />
behaalde daarby eene volkomen overwinning;<br />
hebbende hy Haitfe den kop bykans geteel gekloofd,<br />
en Solke zodanig gewond, datze het<br />
beide, kort daarna, met den dood bekochten<br />
CO-<br />
<strong>Friesland</strong> <strong>Friesland</strong> , dus verlost van de onheilen ,<br />
komen welke de twist van twee zulke aanzienlyke<br />
nog ver<br />
en vermogende huizen ten gevolge fcheen<br />
fcheiden<br />
andere te zullen hebben, had ook nog andere weder<br />
onheilen waardigheden te bezuuren. Behalven eenen<br />
over. zwaaren brand, waardoor binnen Stavoren,<br />
ten jaare negenhonderd zesennegentig, wel drie<br />
honderd negenentwintig huizen in de asfche<br />
gelegd waren, leeden de inwooners van dit en<br />
de nabuurige gewesten, in eenige volgende jaaren,<br />
niet weinig by eenen nypenden hongers*<br />
nood en daarop gevolgde pestziekte, welke zo<br />
fterk en aanhoudende gewoed zou hebben, dat<br />
fommige plaatfen daardoor ten eenemaal van inwooners<br />
beroofd wierden, 't zy dat dezelve tot<br />
één toe in het graf gerukt, of veiligheids halve<br />
naar elders verhuisd waren. Ook vindt men<br />
g e<br />
-<br />
C*) O. Seharl. bl. 8i en Ï2. en Winfem. Kron. va»<br />
Friesl. bl. «o.
van F R I E S L A N D . 291<br />
gemeld, dat de Noormannen het lledeke Uitgong,<br />
ten meergemelden jaare negenhonderd<br />
achtennegentig» geheel verwoest, en tot den<br />
grond toe vernietigd zouden hebben ( 1<br />
BEKNOP-<br />
TE HlSTÖ'<br />
RU.<br />
).<br />
Ondertusfchen is het ook waar, dat de ver- De<br />
. woestingen en plonderingen, welke federt deeNoordfcheinzen tyd, door de Noormannen, hier te lande vallen hier<br />
zyn aangerecht, maar geringe navlaagen waren te lande<br />
van die woede, welke hen voorheen bezield , loopen ten<br />
einde.<br />
en tot de onmenfchelyklfe bcdryven vervoerd<br />
had. Of men dit roe te fchryven hebbe aan<br />
hunne omhelzing van den Christelyken Gods.<br />
dienst, welks geest volftrekt ftrydig is met<br />
bloeddorltigheid , roof - en plonderzugt, en<br />
daarentegen niets dan zachtmoedigheid en menschlievendheid<br />
ademt; dan, of inwendige zwakheid,<br />
het onaffcheidbaar gevolg van alle hunne<br />
voorgaande togten, door welke het land van<br />
zyne inwooners beroofd werd, hen in de noodzaakelykheid<br />
gebragt hebbe, om Europa in rust<br />
te laaten, en eene andere wyze van leeven aan<br />
te neemen, valt met de vollte zekerheid niet te<br />
bcpaalen. Zeer waarfchynlyk heeft het eene<br />
ter onderlteuninge van het andere gediend.<br />
{*) It Aade Friefche Terp. bl. 85.<br />
T " VII HOOF D-
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
Na 't eindigen<br />
der<br />
Noordfche<br />
inval<br />
29 a Tegenwoordige Staat<br />
VII. H O O F D D E E L .<br />
Van het einde der Noordfche invallen bier te<br />
lande, tot op het Verdrag van Holland en<br />
Utrecht nopens <strong>Friesland</strong>.<br />
"|~>^e verademing, welke deeze Gewesten by<br />
'c ophouden der Noordfche invallen en plonderingen<br />
genooten, zoude grootelyks ter bevor-<br />
deringe van derzelver bloei en welftand gediend<br />
len heeft<br />
<strong>Friesland</strong> hebben, ware het vuur van verderflyke oneenig-<br />
veel te heid niet te fterk van eenen anderen kant aan*<br />
lyden van geblaazen. Dan 't gewoone ongeluk dier tyden<br />
inwendige<br />
verdeeld<br />
was, dat buitenlandfche onlusten al doorgaans<br />
heid. door binnenlandfche af^wisfeld wierden. En<br />
hoe kon 'c ook anders zyn, daarGeestelykenen<br />
Wereldlyken beide meer met hunne heerschzugtige<br />
oogmerken, dan met waare rechtvaardigheid<br />
te raade gingen. De geduurige twisten,<br />
en daaruit ontftaane bloedige oorlogen, tusfehen<br />
de Utrcchtfche Kerkvoogden en Hollandfche<br />
Graaven, ftrekken daarvan ten fmcrtelyken bewyze<br />
; en in deezen was <strong>Friesland</strong> doorgaans te<br />
zeer betrokken om 'er ganfchelyk van te zwy«<br />
gen. Ondertusfchen willen wy gaarne bekennen<br />
, dat de naam van <strong>Friesland</strong> zich toen ter<br />
tyd nog zo wyd uitftrekte, dat het moeyelyk te<br />
bepaalen valle, in hoe verre <strong>Friesland</strong> tusfehen 't<br />
Vlie en de Lauwers daar in zy gemengd geweest.<br />
Genoegzaam alle Gefchiedfchryvers en Kronyken<br />
maaken geduurig melding van <strong>Friesland</strong> en<br />
de Friezen, maar laaten denLeezer raaden, aan<br />
wat deel van <strong>Friesland</strong> of Friezen hem te denkeu
van FRIESLAND. 503<br />
leen fta. Volkomen zekerheid durven wy derhal- BEKNOÏ-<br />
TE HISTO<br />
ven ook dén Leezer niet belooven, maar zullen<br />
RIE.<br />
ons vergenoegen met hem kortelyk te melden,<br />
'wat in een aamnerkelyk tydvak der elfde en<br />
twaalfde eeuw is voorgevallen, waarin dit ons<br />
<strong>Friesland</strong> meer of min betrokken was.<br />
Ten jaare duizend zesentwintig fchynt Fries <strong>Friesland</strong><br />
erkent<br />
land, door Dirk den III, Graave van Holland, Floris,<br />
met hulpc van Godefrid, Hertog van Lotharin Zoon van<br />
gen, overheerd en genoodzaakt te zyn ge- Graave .,<br />
Worden, om 's Graaven Zoon Floris voor hun Dirk,<br />
voor<br />
nen Landsheer te huldigen, en in deeze hoedanigLands heid te erkennen: want na dat de Graaf zich met<br />
den Utrechtfchen Bisfchop verzoend, en dus de<br />
handen ruim gekreegen had, begon hy om de Friezen<br />
te denken, zo om wraak te neemen " over<br />
den dood van zynen Vader Arnoud, die op<br />
het einde der voorgaande eeuw, in een gevecht<br />
tegen de Westfriezen, gefneuveld was, als om<br />
hen onder zyne gehoorzaamheid re brengen.<br />
Met dit voorneemen begaf zich Graaf Dirk, ven.<br />
zeld van Hertog Godefrid, over het Vlie, in Oost« !<br />
friesland r§)> dat den Utrechtfchen Bisfchop'<br />
veel groo ter genegenheid toedroeg dan den Hollandfchen<br />
Graave.. Doch met eene groote magt<br />
van volk voorzien zynde, viel het hem juist nier<br />
moeyelyk, veele vlekken en dorpen indeasfche<br />
te leggen, veel volks te vernielen, en grooten<br />
buit van have en vee van daar te voeren , nadat<br />
hy 't land onder zyne gehoorzaamheid gebragt,<br />
en daarop zynen Jongllen Zoon Floris ,• tot<br />
Graaf,<br />
f §) Oostffiesland ftrekte zich van 't Vlie tot aan de<br />
l Eems.<br />
T 3<br />
heer.<br />
IQ16>
TB HlSTO-<br />
RIB.<br />
1039.<br />
Hy wordt<br />
daarna<br />
eigen<br />
Heer of<br />
Graaf van<br />
<strong>Friesland</strong><br />
en Holland<br />
beide.<br />
«94<br />
Graaf, Landsheer of Poteftaat had doen huldigen.<br />
Als Leenman van zynen Vader bekleedde<br />
Floris deeze waardigheid dertien jaaren: want<br />
nadat zyn Vader, in den jaare duizend negenendertig<br />
, overleèden was, fchynt hy, in bedeelinge<br />
met zynen Broeder Dirk den IV, eigen Heer<br />
of Graaf van dit <strong>Friesland</strong> geworden te zyn;<br />
doch als Graaf Dirk, negen jaaren laater, ongehuwd<br />
geflorven was, verviel het GraafTchap<br />
van Holland insgelyks op hem. Den Friezen<br />
was hy by uitllek aangenaam, en met hunne hulpe<br />
heeft hy ook de zamenzweering van eenige nabuurige<br />
Prinfen tegengeftaan.<br />
De Bisfchop<br />
van<br />
Utrecht<br />
berokkent<br />
hem een<br />
f evaarly-<br />
De Bisfchoplyke ftoel van Utrecht werd<br />
thans bekleed door Willem, Broeder van Wiehard<br />
den III, Voogd van Gelder. Deeze Kerkvoogd<br />
Mond zo wél ten Keizerlyken Hove, dat<br />
het hem weinig moeite kostte, om de Keizerinfli<br />
kryg, ne Weduwe, die geduurende de minderjaarigheid<br />
van haaren Zoon, Henrik den IV, het<br />
Ryksbeftier in handen had, te beweegen tot<br />
het befchry ven van eene Heirvaart, tegen den<br />
Graave van Holland, die door den Bisfchop werd<br />
aangemerkt, als verfcheidene van zyne wetti*<br />
r<br />
ge bezittingen in te hebben. De Bisfchop,<br />
fchoon voor grootmoedig en oorlogzugtig gehouden<br />
, hield echter zich zeiven buiten den<br />
ftryd; hebbende hy, zo 't fchynt, zynen Broeder<br />
Wichard, Voogd van Gelder, bewoogen<br />
om zich, ten zynen behoeve, in deezen ftryd te<br />
rnengen. Althans de benden van Wichard vereenjgden<br />
zich, ten jaare duizend acht en vyftig,<br />
met die van Anne, Aartsbisfchop van Keulen,<br />
Theo-
van F R I E S L A N D . 295<br />
Theoduin , Bisfchop van Luik, Lambert den<br />
II , Graave van Leuven, Herman, Graave of'<br />
Heere van Kuik, en Egbert, Markgraave van<br />
Brandenburg, en lieten zich by tyds in Holland<br />
zien. Eene zo groote en vereenigde magt met<br />
geweld te keer te gaan, was voor den Graave<br />
zo wel bezwaarlyk alsgevaarlyk. Krygslistwas<br />
veiliger middel; en hiervan bediende hy zich zo<br />
meesterlyk, dat hy eene volkomen overwin- j,<br />
ning op zyne Vyanden behaalde, en zelfs v<br />
eenigen der Hoofden, onder anderen den Voogd v<br />
van Gelder en den Graaf van Leuven, leeven- (<br />
de , in handen kreeg, en niet dan na 't betaalcn<br />
van een aanzienlyk losgeld (laakte; zynde de<br />
Bisfchop van Luik en anderen gefneuveld.<br />
Na dat Graaf Floris, met hulpe der Friezen,<br />
zynen tegenpartyder, den Bisfchop van Utrecht,<br />
met allen die eene lyn met hem trokken, dus,<br />
vernederd had, werd hy, weinig jaaren laater, \<br />
door zyne Vyandsn op nieuw belaagd. De]<br />
Aartsbisfchop van Keulen, de Markgraaf van 1<br />
Brandenburg, de Graaf van Kuik en eenige an- 1<br />
BEKNOF-<br />
TE HlSTO'<br />
niE,<br />
Dezelve<br />
loopt ten<br />
voordeele<br />
van den<br />
Graaf ten<br />
einde.<br />
Zyne Vy-<br />
••mden belast'TjQ<br />
hem op<br />
nieuw;<br />
doch wor<br />
deren, trokken wederom tegen hem te velde;'<br />
denwe doch Graaf Floris had zich nu beter in (laat derom<br />
van tegenweer gelreld: ook trok hy, om den overwon<br />
kryg zo ver mogelyk van de Grenzen te hounen.den , het vyandelyke Leger te gemoete, en behaalde<br />
'er andermaal de overwinning op. Hy<br />
had 'er echter , ongelukkiglyk, weinig genots<br />
van: want zich, na den ftryd, met zyn volk<br />
onder 't geboomte ter ruste begeeven hebbende,<br />
werd hy door den Heer van Kuik,. die zy De Graaf<br />
ne verftrooide benden wederom by een verza komt om.<br />
meld had, in den llaap overvallen en afgemaakt,<br />
T .4 op i
296 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP op den achttienden van Zomermaand des iaars<br />
TE HISTO duizend eenenzestig , nalaatende twee Dog-<br />
RIE.<br />
ters, en eenen Zoon, met naame Dirk,die,uit<br />
IC6I. hoofde van zyne minderjaarigheii , vooreerst<br />
Zyne<br />
Weduwe onder het opzigt en de voogdy bleef van zyne<br />
trouw: Moeder , met naame Geertruid, eene Dogter<br />
met Ro- van Hertog 'Herman van Saxen. Doch deeze<br />
bert de begaf zich , twee jaaren daarna, wederom in den<br />
Fries.<br />
egt met Robert van Vlaanderen, die federt by<br />
óen naam van Robert de Fries is bekend geworden',<br />
en de landen van Holland, Zeeland en<br />
<strong>Friesland</strong>, voor zyne Styfkinderen met lof heeft<br />
beheerscht. Sommjgen zeggen als Graaf, anderen<br />
als Voogd over de Kinderen van Graave<br />
Floris den I.<br />
Wien de De veranderingen , in Vlaanderen voorge<br />
oorlog varen, by gelegenheid dat Boudewyn de V ,<br />
wordt<br />
aangedaan jti den jaare duizend zevenenzestig, overlee-<br />
door Bouden, en door zynen oudftèn Zoon , Boudewyndewyn<br />
den VI , opgevolgd was, hadden veel<br />
den V/,<br />
invloeds- op de zaaken van Robert zynen<br />
tf'roeder. Broeder. Boudewyn oordeelde naameïyk ,<br />
dat Robert zeer te onrecht in 't bezit gefield<br />
was van de Vlaamfche en Zeeuwfche Landen,<br />
die hem ,• by 't aangaan van zyn huwelyk, waren<br />
afgeftaan: om dezelve te rug te krygen , deed<br />
hy Robert den oorlog aan en eenen inval in Holland<br />
; wordende in deeze onderneeminge niet<br />
weinig 'gelterkt door Willem , Bisfchop van<br />
Utrecht, die zich, uit hoofde van Keizcrlykc<br />
Giftbrieven, het recht over Holland aanmaatigde,<br />
en daarom de Westfriezen tegen hem opruide;<br />
En of dit nog niet genoeg ware , kwam<br />
hy ook zelf tegen den! Graaf op, na dat Boudewyn<br />
, op den zestienden van Hooimaand des<br />
' jaars
van F R I E S L A N D . 207<br />
jaars duizend en zeventig gefueuveld was , en BEKNOP-<br />
Robert het Graaffcbap van Vlaanderen verkree- TE HISTO<br />
RIE.<br />
gen had, in weerwil van dc tegenkantingen van<br />
Richildc, weduwe van Graave Boudewyn, die<br />
haaren Zoon Arnold in 't bewind poogde te Hellen,<br />
en hiertoe de hulpe van Filips, Koning<br />
van Frankryk , verworven had. Want als Robert<br />
het Koninglyk Leger verflagen, en vrede met<br />
Filips gemaakt had, viel Godefrid met de bult,<br />
Hertog van Lotharingen, verzcld van den Bis»<br />
fchop, en van eene groote heirkracht, in Holland-<br />
Hertog Godefrid had zich hier toe te ligter Godefrid<br />
laaten beweegen, omdat Bisfchop Willem zich met de<br />
btiit neemt<br />
1 door plegtige belofte verbonden had, hem het deel ia<br />
Graaffchap van Holland te leen te zullen geeven, deezen<br />
byaldi-n de Hertog hem iri t bezit van 't zelve oorlog.<br />
en van de overige Landen konde helpen, welke<br />
hem , by Keizerlyke Giftbrieven, gefchonken<br />
waren. Men beloofde zich van deeze ondernce-<br />
: mingen eene gewenschten uitllag, zo om dat verl<br />
fcheiden Geestelyke en Wereldlyke Vorflen , en<br />
1 onder deeze ook Egbert van Saxen, ten dien<br />
t tyde Graaf van Stavoren, Islegouwe, Ooster- en<br />
1<br />
Westergouwe, zich met dien aanhang vereenigd<br />
I hadden; als ook om dat Robert onderfteldwerd<br />
i in Vlaanderen de handen zo vol werks te hebi<br />
ben, dat zy het fpel in Holland reeds meester<br />
zouden zyn , voordat Robert daar kon weezen.<br />
Dit ontfehoot hun evenwel in zo verre , dat<br />
Robert, na zyne Vyanden.in Vlaanderen gefla-<br />
I gen te nebben, met zyn overwinnend Leger ,<br />
1 wel dra in Holland verfchcen. Hier diende hem<br />
; echter de oorlogskans niet zo wei alsze in<br />
T 5 Vlaan-
BttKNOP<br />
TE HlSTO<br />
RIE.<br />
298 Tegenwoordigs Staat<br />
Vlaanderen gedaan had; zynde hy, na eenige<br />
voordeden behaald te hebben, eerlang, in eenen<br />
Veldflag met de zynen, zó ten eenemaal verilaa-<br />
Robert<br />
wordt vero-en, dat maar weinigen de nederlaag ontkwaflagen<br />
en men, en hy zelf, met zyne Gemaalinne en ver.<br />
•lugt naar der gezin, naar Vlaanderen de vlugt moest neeVlaanderen.men.<br />
Godsfrid Godefrid, hier door de handen ruim hebben<br />
raakt binde, veroverde voorts al het land van Holland;<br />
nen Alk vervolgens begaf hy zich naar Westfriesland ,<br />
maar<br />
alles wat hem voorkwam uitplunderende en vergrootelyks<br />
inde woestende; ook gaf hy <strong>Friesland</strong>, tusfehen 't<br />
engte, na Vlie en de Lauwers, een bezoek, met oogmerk<br />
<strong>Friesland</strong> om die landflxeek te bemagtigen: hy verfloeg'er<br />
tot des<br />
zelfs na ook eene menigte menfehen, en haalde veele goedeel<br />
be deren van daar, waarmede hy zich binnen Alkmaar<br />
zocht te bep-af. Doch hier zynde werd hy door de West<br />
liebben.<br />
friezen , die hy waande onder zyne gehoorzaamheid<br />
gebragt te hebben , zo onverwacht en<br />
hardnekkiglyk belegerd, dat hyzich aan hun zoude<br />
hebben moeten overgeeven , zoze niet, ten<br />
zynen gelukke , door den Bisfchop van Utrecht,<br />
die nog ter goeder uure van zynen hachlyken<br />
toelland de weet gekreegen had , genoodzaakt<br />
waren geworden het beleg op te breeken , na<br />
dat het by de negen weeken geduurd had.<br />
Hy geeft Na dat Bisfchop Willem dus in 't volle be-<br />
een tweezit van Westfriesland, voorheen aan hem af-<br />
: de bezoek liaan, geraakt, en Godefrid door hem met het<br />
aan de<br />
Graaffchap van Holland, als een leen der Ut-<br />
Friezen,<br />
beoosten rechtfche Kerke, befchonken was, deeddelaat-<br />
't Vlie, fte een' tweeden togt naar <strong>Friesland</strong>. In 't beleg van<br />
die fich<br />
Alkmaar hadden waarfchynlyk veele Friezen van<br />
aan hem<br />
moeten<br />
beoosten 't Vlie deel gehad, welke om hunne<br />
weggeroofde goederen te heroveren zich by de<br />
bclec-
«at» r ' R l E S L A N D . 299<br />
Beleegeraars gevoegd hadden. De Hertog zochtl<br />
zich dan over de geleeden ftnaad van het beleg J<br />
te wreekeh. Dit viel hem te ligter, omdat de<br />
; Friezen, door den voorgaanden inval, te zeer ver- j<br />
:zwakt waren, om de overmagt zyner krygsben-<br />
Iden te konnen wederftaan. Een gevecht , tusifchen<br />
beiden voorgevallen, kwam den Friezen<br />
op meer dan achtduizend man teftaan, en bragt<br />
i hen in de noodzaakelykheid, om zich vervoligens<br />
aan den Overwinnaar te onderwerpen.<br />
Het genot van deeze behaalde voordeden was 1<br />
\ voor Godefrid niet zeer lang van duur. Na- r<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
onderwerpen.<br />
Doch<br />
raakt kort<br />
daarna om<br />
idat hy uit Saxen te rug gekomen was, alwaar.' 't leeven.<br />
hy, met zyne Friefche en Hollandfche ben-<br />
Iden,den Keizer, tegen dien wederlpannigenlandaard,<br />
eer en zeer weezenlyken dienst gedaan<br />
: had, wercfhy, op den vyfentwintigltcn van Sprok-<br />
1076.<br />
Ikelmaand des jaars duizendzesenzeventig, on-<br />
;der het doen van zyn gevoeg, dermaate van on-<br />
1 deren met een dolk in 't licnaam geftoken, dat<br />
Ihy 't kort daarna beftierf. Robert de Fries<br />
i wordt geacht dit werk aldus befteld te hebben,<br />
t om zich daardoor van dien overweldiger<br />
: te onrilaan. Bisfchop Willem overleefde hem Bisfchop<br />
Wiilem<br />
maar weinige maanden. In de gefchillen van,<br />
derft niet-<br />
f Keizer Henrik den IV met Paus Gregorius lang 1 na.<br />
iden VII, had deeze Bisfchop altoos de zyde' hem.<br />
< des Keizers gehouden, en daardoor zyne Keiizerlyke<br />
gunlte verworven , zodat de Hollandl<br />
fche landen , by 't omkomen van gemelden Herttog,<br />
door den Keizer aan hem gclaaten warren.<br />
Egbert de II, Markgraaf van Saxen, tocn- ' Egbert<br />
rniaaïsmiazh Graaf van Stavoren cn van Oostergo en 1 Van van Saxen<br />
Wes-
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
3oq Tegenwoordige Staat<br />
Westergo zynde , 't zy inderdaad of alleen in<br />
naam, was, omdat hy Godefrid in 'c verdryveh<br />
van Robert geholpen had, met deeze<br />
fchikkinge des Keizers zo weinig te vreden,<br />
vereenigt<br />
zich met<br />
de Saxers dat hy zich openlyk tegen den Keizer ver<br />
tegen den klaarde , en by de Saxers voegde, die thans<br />
Keizer.<br />
's Keizers doodvyanden warer. Doch hiervan<br />
De Keizer was 't gevolg, dat de Keizer, op de eerfte ty<br />
flaat daarding daarvan, zyne in <strong>Friesland</strong> bezeten Graafop<br />
zyne<br />
bezittinfchappen aanfioeg, en dezelve opdroeg aan<br />
gen in zekeren Othelryk van Godeshcim , in er-<br />
<strong>Friesland</strong> kentcnisfe van deszclfs getrouwe dienften. Wie<br />
aan.<br />
deeze Othelryk geweest zy, is vry onzeker.<br />
Vaster gaat het, dat hy deeze landen, of een,<br />
gedeelte 'derzeiven , niet zeer. lang behouden<br />
heeft, om dat het Graaffchap van Stavoren,<br />
op den dertigften van Wynmaand desjaars<br />
duizend achtenzeventig , door Keizer Henrik ,.<br />
1078.<br />
gelèhonken f'. aan den Utrechtfchen Bisfchop,<br />
Het<br />
Graaf Koeriraad, die, door's Keizers,tusfehenkomfte,<br />
fchapSta de opvolger van Willem .geworden was. In<br />
voren den Giftbrief, die nog voor handen is (*) ,<br />
wordt aan<br />
wordt van'Egbert, als van zekeren Markgraave,<br />
Bisfchop<br />
Koenraad met klcinachtingc gefproken, en gezegd, dat-<br />
gefchon hy, die zich niet ontzien had om , zo het in<br />
ken..<br />
zyne magt geweest ware , den Keizer van zyn<br />
ganfche gebied ce ontzetten , geen deel in het<br />
zelve behoorde te hebben, en dat daarom van<br />
de goederen, welke hem, volgens een rechtvaardig<br />
vonnis, benomen waren, het Graaffchap van<br />
Sta»<br />
( * ) Men vindt dien Giftbrief by Schotanus Befchr,<br />
van Fries!, in Qunrto bl. 72 en 73. en in 't Groot<br />
Charterboek van Friesl. I D. bl. 67.
van FRIESLAND. 301<br />
Stavoren gegeeven wierd aan de Kerk van<br />
Utrecht, welke Bisfchop Koenraad tot haaren<br />
Voorzitter had.<br />
Robert de Fries, zich federt de geleeden nederlaag<br />
in Vlaanderen hebbende opgehouden,<br />
dacht , na 't omkomen van Godefrid en 't<br />
overlyden van Bisfchop Willem, de gelegenheid<br />
gunllig om 't Hollandfche Graaffchap wederom<br />
te bemagdgen, en den Utrechtfchen Bisfchop afhandig<br />
te maaken; te meer omdat de Hollanders<br />
den jongen Graave niet ongenegen waren,<br />
en 't juk van den Kerkvoogd met weerzin droegen.<br />
In deeze onderneeminge was de krygskans<br />
hem gunllig; zelfs viel de Bisfchop , na<br />
andere verliezen geleeden te hebben, hem in<br />
handen, en zag zich, fchoon vriendelyk bejegend,<br />
voor dathyop vrye voeten gefteld wierd,<br />
genoodzaakt, by plegtigen eede afitandte doen,<br />
van alle recht en aanfpraak op die landen, om<br />
welker wille de Utrechtfche Bisfchoppen, federt<br />
vyftig jaaren herwaards, zulke zwaare en hardnekkige<br />
oorlogen gevoerd hadden.<br />
Na dat Dirk de V, dus door hulpe van<br />
zynen Styfvader, in 't gerust bezit van het Graaffchap<br />
van Holland gekomen waS, zou hy het<br />
; zelve, volgens 't verhaal van fommigen ,<br />
' volle vyftien jaaren, en dus tot aan zynen<br />
(dood toe , in vrede berecht hebben ," doch,<br />
i naar dat van anderen, zou hy met de Friezen, be-,<br />
1 oosten 't Vlie, eenen oorlog gevoerd hebben, 1<br />
1 welke voor hun van zeer ongelukkige gevolgen<br />
' was. Het verhaal wegens deezen oorlog komt<br />
1 hoofdzaakelyk hier op uit. Graaf Dirk, in Hol •<br />
Mand gehuldigd zynde,' vorderde van de Friezen<br />
be-<br />
CE KNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
. Robert de<br />
Fries<br />
noodzaakt<br />
den<br />
Bisfchop<br />
tot afftand<br />
van de<br />
betwiste<br />
landen.<br />
Graaf<br />
Dirk<br />
wordt yerhaald<br />
de Friezen<br />
,<br />
beoosten<br />
't Vlie, beoorloogd<br />
te hebben.
302<br />
Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP- beoosten \ 't Vlie, dat zy dit insgelyks zouden<br />
TE BlSTO- doen, en hem Domeinen en Schattingen betaa-<br />
RIE. len, vermids <strong>Friesland</strong> zowel als Holland aan<br />
hem behoorde. na dat Bisfchop Koenraad aflland<br />
van hetzelve had gedaan. Dan de Friezen<br />
floepen zowel het eene als het andere af, voor<br />
reden gëéyeridè, dat zy , uit hoofde van zekere<br />
Keizerlyke voorrechten, vry van zodanige belastingen<br />
warén. De Graaf verzamelde derhalven<br />
een magtigen hoop volks, en viel hen daarmede<br />
op het lyf. De ftrenge Vorst, die van St. Varten<br />
des iaars duizend achtenzeventig tot het<br />
ten aes JUUID UUIAV.HU H V " * ^ ' ' 1, —<br />
De (trenge Iaatfte van Lentemaand des volgenden jaars duur<br />
Vorst van<br />
de, en niet alleen den Ryn enandeie rivieren,<br />
1078 is<br />
hem daar maar ook de Zuiderzee zo vast bezolderd had, dat<br />
toe gimze ,even als het aardryk ,met paarden en wagens geftig,endebruikt<br />
konden worden, kwam hem hier toe zon<br />
uifflag<br />
zeer naderling te ftade. Ook viel deeze krygstogt zo<br />
deelig geheel naar zynen wensch uit, dat hy den Friezen<br />
\'Oor de op éi nen dag, in twee onderfcheiden Veldslagen ,<br />
Friezen.<br />
een dubbele nederlaag tóebragt, waar van de<br />
eerite hun op vierduizend, en de Iaatfte op zesduizend<br />
man te liaan kwam Daarna het land<br />
doortrekkende, rechtte hy de ysfelykfte verwoestingen<br />
aan; al wat mannelyk en boven de<br />
twaalf jaaren oud was werd door de kling gejaagd;<br />
vrouwen en kleine kinderen nam hy gevangen;<br />
ook liet hy, even ofhy van zins ware<br />
het geheele land te verwoesten, zeer veele<br />
vlekken, dorpen en gehuchten in de asfche leggen.<br />
Stavoren Stavoren, toen ter tyd de grootlte envermogendmoer<br />
zich , fte Stad van gansch <strong>Friesland</strong>, ftond het geweld ,<br />
na een<br />
eener belegeringe drie weeken lang tegen; doch<br />
beleg vai<br />
1<br />
drie, wee moest eindelyk bukken. De overgave der Stad<br />
ge.
van FRIESLAND. 3*3<br />
•gefchiedde op deeze voorwaarden: dat denburBEKNOPgeren vergiffenis van voorgaande misdaaden ver TE HISTO<br />
RIE.<br />
leend zou worden, mids dat zy den Graaf als<br />
hunnen Landheer of Poteftaat huldigden; der ken op<br />
harde<br />
tien honderd Franfche Kroonen tot boete be voorwaar»<br />
taalden , en veertig perfoonen van het eerfte den aan<br />
aanzien uit hun midden tot Gyzelaars ftelden. hem ovir.<br />
geeven.<br />
De burgers werden dus wel in genade aangenomen<br />
, doch de vreemde knechten, die hun in<br />
het beleg gediend hadden, beneffens de Westfriezen<br />
, die derwaards gevlugt waren, om datze<br />
insgelyks geweigerd hadden den Graaf te erkennen,<br />
bleeven niet alleen van de verzoenini<br />
ge uitgeflooten, maar werden ook alle gevani<br />
gen genomen, en op den dag van 's Graaven<br />
iplegdge intreede in de Stad, tot één toe ont-<br />
I hoofd. Vervolgens werd Graaf Dirk op alle<br />
I plaatfen van <strong>Friesland</strong> gehuldigd , naar de<br />
gewoonte van dien tyd, in een fchild op dc<br />
Ifchouderen gedragen, en van het volk als Lieer<br />
.van <strong>Friesland</strong> gegroet (*).<br />
Eg*<br />
(*) Het verhaal wegens deezen oorlog van Grasje<br />
'Dirk tegen de Friezen , beoosten de Zuiderzee, wordt<br />
van allen niet voor echt gehouden. Wagenair trekt<br />
ihetzelvein twyfFel, Vaderl. Hist II D. bi 193. Schotanus<br />
fpreekt 'er ook twyflélachtig van in zyne Befchr<br />
van Friesl. in Quarto, bl. 70.zeggende : „ hoedeeze"<br />
„ vertelling kan overeengebragt worden met de Giftbrief<br />
.. des Keizers van den jaare 1077 kan ik niet uitvinden".<br />
Doch in zyn laater en grooter Werk, naamelvk de Fr<br />
. Hist befpeurt men bl. 86 en 87 die twyffding nieu<br />
-Wmfemius en U. Lmmius maaken 'er ook beide eewac<br />
-van, doch de Iaatfte met een ,lici>.ur, of men zegt<br />
Mat ook al eenige twyffeliag fchynt aan te duiden. \Vy<br />
iLiaten 'c verhaal ia zyne waarde : alleen meenden wy \<br />
zelve
i<br />
BEKNOP-<br />
TEHISTO- ,<br />
WE<br />
Egbert<br />
van Saxen<br />
verzoent '<br />
zich met<br />
den Keizer,<br />
en<br />
wordt \ve- -<br />
Egbert van Saxen moge voorheen,. om zyne<br />
ivederfpanniglieid , door den Keizer, van deeze<br />
landen beroofd zyn , hy was gelukkig genoeg<br />
vanze eerlang wederom te bemagtigen, en door<br />
de Friezen voor wettigen Landsheer erkend te<br />
worden. Hy had zich naamelyk met den Keizer<br />
verzoend; en deeze zag met leedweezen,<br />
dat Graaf Üirk, wién hy ccn kwaad hart toedroeg,<br />
zich van zo veele landen en goederen,<br />
der voor<br />
ert daaronder ook van het Graaffchap vanStavo-<br />
Landsheer<br />
deezer réfi non- onlangs aan de Kerk van Utrecht ge-<br />
landen fcHonken, had Meestergemaakt. De Friezen<br />
erkend. zelve waren ook veel afkeeriger van de Hollandfche<br />
dan Saxifche regeering, en. dus ïshet<br />
zeer waarfchynlyk, dat dit met genoegen van<br />
dén Keizer , en zonder merkelyken tegenltand<br />
van den kant der Friezen , gefchicd zal zyn.<br />
Hy verliest<br />
dezel<br />
ve op<br />
nieuw,<br />
omdat hy<br />
304 Tegenwoordige Staat<br />
Ongetwyffeld zou Egbert van Saxen langauuria-er<br />
genot van zyne heerfchappy over friesland<br />
gehad hebben, zo hy zich niet op nieuw,<br />
met andere Duitfche Vorlten, ten nadeelc van<br />
Keizer Henrik den IV, vereenigd had, en daar<br />
met eenige<br />
door in deszelfs rechtmaatige ongunst vervallen<br />
Duitfche<br />
Vorften ware Zo dra had ook Keizer Henrik geen be<br />
had aangericht van Egberts wederfpannigheid bekomen, ot<br />
spannen. hy verklaarde hem vervallen van alle zyne Staaten,<br />
en wel bepaaldeïyk van zyne Frietche Graatfchappén.<br />
De Utrechtfche Bisfchop Koenraad ,<br />
r r<br />
byzon-<br />
zelve niet met ftilzwygen voorby te moeten gaan, omdat<br />
zulks misfehieu voor eene volflagen afkeuring van hetzeilt<br />
zou gehouden worden, ^ wy tot nog .oe geene<br />
cenoefzaame reden voor vinden. Zo dacht er OOK<br />
onze Friefche Historie SchryverFoeke Sjoerds over, als<br />
blykt uit zyne Jaarboeken II D. bl. =59 en 26ö.
van F R I E S L A N D . 305<br />
byzonder wel ten Keizerlyken Hoveftaande, en BEKNOPreeds<br />
voorheen met het Graaffchap van Sta TE HISTO<br />
RIE.<br />
voren befchonken, werd thans ook met dat van<br />
Oostergo en Westergo begiftigd; zynde de Giftbrief<br />
getekend te Weimar in l uringen, op den<br />
zevenden van Sprokkelmaand des jaars duizend IO3
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
1087.<br />
Graaf Egbertverzoent<br />
zich<br />
met den<br />
Keizer.<br />
1089.<br />
Hy wordt<br />
omgebragt.<br />
De Kerk<br />
-JÖÖ Tegenwoordige Staat<br />
wist zich, in 't volgende jaar, wederom met het<br />
Opperhoofd des Ryks te verzoenen, en toen<br />
werden alle deeze giften wederom ingetrokken,<br />
tot merkelyk ongenoegen van den Utrechtfchen<br />
Kerkvoogd, 'c Leed echter niet lang of de<br />
Markgraaf toonde, dat de verzoening, Van zynen<br />
kant, niet hartelyk geweest was; hebbende<br />
hy zich weder by 's Keizers vyanden gevoegd,<br />
en nieuwe vyandlykheden tegen nem ondernomen.<br />
Volgens 't verhaal van fommige fchryvers<br />
(f) zou hy zich van gansch <strong>Friesland</strong><br />
Weder afgevallen<br />
zynde<br />
wordt hy<br />
door den<br />
Keizer beoorloogd.<br />
V1CCIUU) i-^^w.» o—J<br />
, tusfehen 't Vlie en de Lauwers hebben meester<br />
t gemaakt. En fchoon hiervoor geen voldingend<br />
• bewys kan worden bygebragt, is het geenszins<br />
vreemd, dat Egbert zich onafhangklyk zocht te<br />
maaken in eene Landltreek van welke hy oordeelde<br />
hem hec Graaflyk bewind, althans voor een gedeelte<br />
, onbetwistbaar toe te komen. De Keizer<br />
bragt hierop een aanzienlyk Leger by een, en .<br />
rukte daarmede, in de Lente van duizend negen<br />
en tachtig, in Turingen, alwaar de Markgraaf zyne<br />
voornaamtte goederen liggen had en toen zelf<br />
tegenwoordig was ; doch werd genoodzaakt<br />
dit gewest, met merkelyk verlies, te verhaten.<br />
'Egbert had 'er echter luttel voordeels van ,<br />
t dewyl hy kort daarna, door beitel van Aleid,<br />
Abtdis van Quedlinburg en Zuster des Keizers,<br />
verraaderlyk wierd omgebragt.<br />
Voor dat de Markgraaf dus aan zyn einde<br />
kwam,<br />
(f") Emmius fpreekt hier van Rer. Frif. L. VI. p.<br />
van F R I E S L A N D . 307 7<br />
kwam, was hy reeds, voor de laaide relze, van<br />
de tnefche landen beroofd, , en de Kerk v?n<br />
Utrecht daarmede andermaal begiftigd. In den<br />
pizerlyken Giftbrief, gedagtekend te Regensburg,<br />
den eerden van Sprokkelmaand des<br />
jaars duizend negenentachtig, wordt het wispeltuung<br />
gedrag van Markgraave Egbert<br />
met fterke kleuren gefchetst: onder anderen<br />
wordt er in gezegd: „ Dat Egbert, voor i<br />
„deezen Markgraaf, de Saxers en ande- <<br />
. „ re vervolgers van den Keizer met raad en '<br />
„ daad had geholpen , om hem ( Kei-\<br />
„ zer) af te zetten , en te dooden, niet t<br />
„ denkerme dat hy des Keizers Leenman en -<br />
„ bloedverwant, en dat meer is, door eede aan r<br />
„ denzelven verbonden was. Dat de Keizer<br />
„ uic aanmerkinge van onderlinge bloedver-<br />
„ wantfehap ,en uit medelyden met zyne jon°-lc-<br />
„ heid, geene wraak altoos tegen hem geóef-<br />
„ fend, *maar in tegendeel, zo ras hy berouw<br />
-„ toonde, denzelven in genade aangenomen,<br />
„ en hem ai 't geene hy volgens de wet-<br />
„ ten verbeurd had, genadiglyk had wederge-<br />
„ geeven, geloovende dat hy zich niet weder-<br />
„ om tegen hem (Keizer) vergrypen zoude.<br />
" r?, a<br />
y h e t E e<br />
ï £ e n d e<br />
el ondervonden had,<br />
„ hebbende de Markgraaf hem (Keizer), daar<br />
„ hy m een bevredigd landfehap was, en niet<br />
„ het minde kwaad vreesde, getracht te doo-<br />
„ den. Dat derhal ven, de Vorden van Saxen<br />
„ en lunngenenz. re Weimar vergaderd zyn-<br />
„ de, alle de goederen van gemelden Egbert,<br />
. „ aan de Keizerlyke Mogendheid hadden toew<br />
geweezen, voor reden geevende, dat een ver-<br />
V 2<br />
\ BEKNOP<br />
J TE HlSTO*<br />
ME.<br />
_ van Uc-<br />
"recht<br />
> word: an-<br />
. dermaal<br />
. met <strong>Friesland</strong>begiftïgd,<br />
en 't gedrag<br />
van<br />
Graave<br />
Egbert<br />
met zwarte<br />
kleuren<br />
afgemaald.<br />
„ woes-
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
308<br />
Tegenwoordige Staat<br />
woester van 't Ryk en een vervolger van zyn'<br />
" eigen' regeerenden Heer , van zyne Ryks-<br />
" goederen verfteeken, en buiten de grenzen des<br />
" Ryks behoorde verdreeven te worden. Dat<br />
" hy ( Keizer ), door dat rechtmaatig oordeel,<br />
deeze goederen verkreegen hebbende, van<br />
' dezelve zeker Graaffchap in <strong>Friesland</strong>, het<br />
^ welk Oostergouwe en Westergouwe gehee-<br />
" ten wordt, aan St. Marten, en aan de Chris-<br />
" ten Kerk van zynen naam te Utrecht, had<br />
" opgedraagen. Dat dezelve Egbert, over 'c<br />
" verlies van zo groot een Graaffchap bedroefd,<br />
", en tot berouw gekomen, hem ( Keizer )<br />
" had doen fmeeken, dat hem het voornoem-<br />
", de Graaffchap. mogt worden wedergegee-<br />
„ ven , onder deeze toezegginge , dat de<br />
" Keizer hem nooit trouwloos bevinden, maar<br />
" in tegendeel door hem de verftrooide Vor-<br />
" ften des Ryks wederom tot eendragt brengen<br />
", zoude. Dat hy (Keizer), hoopende dat<br />
dit alles waar zoude zyn , het voornoem-<br />
" de Graaffchap, voorheen aan St. Marren'.ge*<br />
" fehonken, tegen den zin van Bisfchop Koen-<br />
'' raad, aan Egbert had te rug gegeeven; doch<br />
" dat deeze-dra tot zyne oude trouwloosheid te<br />
" ru"- gekeerd, en daarom,' door de Ryksvor.-<br />
" ften, geoordeeld was van alle zynè goederen<br />
" vervallen te zyn. Dat hy (Keizer) daar mede<br />
" echter niet was voortgegaan, willende hem<br />
" liever 'tot zich wederbrengen dan van zich<br />
verwyderen. Doch dat Egbert de eene ongerechtigheid<br />
op de andere ftapelendc, ja<br />
^ tegen hem (Keizer ) het zwaard uitgetrokken ,<br />
enhem met opgclroken Vaandels bevochten<br />
" • „ heb-
ww! F R I E S L A N D . 309<br />
„ hebbende , ook den Bisfchop , en andere 'e BEKNOP-<br />
„ Geestclyken had vermoord; zo dat hy ein- [. TE HlSTO'<br />
„ delyk verdiende, niet alleen van zyne goede-<br />
„ ren, maar zelfs ook van zyn leeven beroofd 3<br />
., te worden; al waarom hy (Keizer), hem al-<br />
„ le zyne goederen ontneemcndc, zonder hoo-<br />
„ pe van die ooit weder te krygcn, het meer-<br />
„ gemelde Graaffchap aan St. Maften te Ut-<br />
„ recht had te rug gegeeven, cn aan den Bisfchop ><br />
„ en deszelfs opvolgeren, ecuwiglyk, overge-<br />
,, leverd, zonder dat iemand van zyne Opvol-<br />
„ geren, Koningen of Keizeren, of ookhy zelf f<br />
„ de magt zou hebben, om hetzelve ooit aan<br />
„ de Utrechtfche Kerke te beneemen" (*).<br />
Hoe ongelukkig het ook voor <strong>Friesland</strong> wa-l Het is een<br />
re, dus geduuriglyk van Heer te wisfelen, en nu ongeluk<br />
voor<br />
<strong>Friesland</strong><br />
dus ge»<br />
duurig<br />
van Heer<br />
te wisfelen.<br />
0<br />
aan den eenen, dan weder aan den anderen ge- p<br />
fchonken te worden, de Utrechtfche Kerkvoogd dl<br />
was ondertusfchen wel in zynen fchik, dat hy d<br />
'<br />
door deezen Giftbrief nu een onvervreemd- V£<br />
baar recht op <strong>Friesland</strong> verworven had. De %<br />
daadelyke bezitneeming was 'er maar alleen van<br />
nooden; om deeze te bevorderen, kreegen eenige<br />
naastgelegen Markgraaven bevel van den<br />
Keizer , om dat Landfchap gewapenderhand<br />
voor den Bisfchop te bemagtigen. De bezettingen<br />
van Egbert en van' den Hollandfcheti"<br />
Graave, welke tot dus verre in <strong>Friesland</strong> lagen,<br />
werden hier door genoodzaakt het land te ruimen<br />
,<br />
(*) De Giftbrief zelf is te vinden in liet Groot<br />
Charterboek van Friesl. L D. bl 69. zo" in het oorfprongklyk<br />
Latyn als Nederduitsch, en ook by Foeke<br />
Sjoerds Fr. Jaarboeken. II. D. bl. 264. enz.<br />
V 3
3io Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP men, en daarop nam de Utrechtfche Bisfchop<br />
TE HJITO- bezit van de Friefche Graaffchappen, (lellen<br />
RIE.<br />
de aldaar tot zynen Stadhouder of Leenman aan<br />
Adel van Adel van Fronenburg, die gehuwd was met<br />
kronen Anna van Kamminga, de Dogter van eenen<br />
burg<br />
Kamminga, Heere van Ameland. Deeze Anna,<br />
wordt des<br />
Bisfehops eene zeer Godvruchtige Vrouw zynde, zou het<br />
Stadhou- Klooster Foswerd, in den jaare duizen denneder.gentig,<br />
van Ameland, in <strong>Friesland</strong>, onder het<br />
dorp Ferwerd, verplaatst hebben, om hetzelve<br />
te beter voor de aanvallen en roovcryen der<br />
Zeefchuimeren te beveiligen ; doch hier van<br />
nader in de befchryvinge van Ameland zelf.<br />
De Kruis Dat eene bygeloovige Godsdienftigheid, welvaartenke<br />
zich met allerhande zedelyke ondeugden ge-<br />
neemen<br />
een begin maklyk vereenigen laat , in deeze eeuw vry<br />
in deeze hoog gefteegen was, is reeds voorheen, door<br />
eeuw. meer dan eenen trek, gebleeken; doch geen<br />
daarvan ftaat gelyk met die bujtenlpoorige drift,<br />
waarmede men zich, op het einde deezer eeuw,<br />
in Kruisvaart naar 't zogenoemde Heilige Land<br />
begaf. Al federt eenigen tyd hadden de Bedevaarten<br />
naar Palestina, als een zeer Godsdienftig<br />
werk , lustig in zwang gegaan; maar nu meende<br />
men ook Gode eenen dienst te zullen doen,<br />
zo men dat gewest uit de handen der ongeloovigen<br />
wist te rukken. Paus Gregoor de VII had<br />
al in het jaar duizend vierenzeventig een ontwerp<br />
gefmeed, om de Vorften van Europa tot het<br />
beoorloogen der Mahomctaanen, en het herwinnen<br />
van 't Heilige L,and te beweegen; niet<br />
zo zeer om dat hy eenigen prys op hetzel vé (lelde,<br />
als'wel om dat hy dit voor een zeker middel<br />
hield, om der Vorften magt te verzwakken, cn<br />
zyne
van FRIESLAND. 311<br />
zyne heerfchappy te bevestigen en uit te brei<br />
den. Dan de tweefpalt in Kerk en Staat<br />
was oorzaak, dat 'er, ten zynen tyde, niets van<br />
kwam. Een zyner opvolgercn, met naame<br />
Urbaan de II, fioeg, in dezelfde beginfelen ftaande,<br />
ten jaare duizend vytennegentig, de hand<br />
met zo groot eenen yver aan dit werk,dat het<br />
nem gelukte vericheiden aanzienlyke Vorften<br />
tot eenen Kruistogt te beweegen. Zeker Kluizenaar,<br />
Petrus de Heremiet geheeten, die on<br />
langs van Jerufalem te rug gekomen was, doorliep<br />
Landen en Steden, om groot en klein tot<br />
de Kruisvaart te beweegen. De Bisfchoppen<br />
deeden ook, elk in zyn Sticht, volgens Paufelyk<br />
bevel, daartoe bun best. Robert, Graaf van<br />
Vlaanderen, en Zoon van Robert de Fries,<br />
ontving eenen brief van den Griekfchen Keizer<br />
Alexis Comnenes, waarin hy op eene bcweeglyke<br />
wyze vermaand werd, om toch den<br />
Christenen van 't Oosten te hulpe te komen,<br />
en den Ongeloovigen het Graf des Heeren te<br />
ontweldigen. Door het eene en andere werd<br />
te wege gebragt, dat de voorgenomen Kruis<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
1095.<br />
En krygen<br />
eenen ongelooflyk<br />
gr ooten<br />
toeloop;<br />
waar on<br />
der ook<br />
vaart eenen ongelooilyken toeloop kreeg van<br />
menfehen van allerlei rang en ftaat. Edel en<br />
Onedel, Oud en Jong, Ryk en Arm, Manen<br />
Vrouw, alles begaf zich, onder geleide van<br />
veele<br />
gemelden Heremiet, op reize, zonder eenige Friefche<br />
foldy te genieten , na zich alvoorens een Edelen<br />
wit of rood kruis op de rechter fchouder te zyn.<br />
hebben laaten. hechten. Onder de menigvuldige<br />
Edelen deezer landen, welke deel aan dien<br />
Togt namen, telde men ook veele Frezen,<br />
onder welke Tjepke Forteman, Jarig Ludin.<br />
v<br />
4 ga,
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE,<br />
De gevolgen<br />
daar<br />
van zyn<br />
voor<br />
<strong>Friesland</strong><br />
van groot<br />
belang.<br />
31a Tegenwoordige Staat<br />
ga, Epo Hartman, Ige Galama, Fcike Bot<br />
nia , Eelke en Sikke Liaukema, Obbe Hermana<br />
, Homme Homminga, Goffe Roorda, Sikko<br />
var Kamminga, Tjaïling van Ókkinga, en<br />
WatfeHerama, by naame gemeld worden (j).<br />
Niet onwaarfchynlyk dachten fommigen deezer<br />
Edelen, dat het wel gelukken van deezen togt<br />
hen aan ryke bezittingen in 't Oosten zoude<br />
heipen. Jammer was 't, datze op zulk eene<br />
onwisfe kans, ter bekominge van gereede penningen,<br />
tot dien togt volftrekt noodzaakelyk,<br />
veele van hunne Sloten en Landeryen moesten<br />
verkoopen of verpanden, en daarenboven Vrouwenen<br />
Kinderen, goederen, Vaderland en al<br />
wat hun lief was, vcrlaatèh, en zich gelyk {lellen<br />
met een hoop flegt en ondeugend Volk,<br />
dat zich op deeze wyze of voor de vervolging<br />
zyner fchuldeifcheren beveiligde, of alle zyne<br />
zonden op eens zocht uit te wisfehen, en zonder<br />
floot of flag ten Hemel in te treeden, zo<br />
't niet met nog flegter oogmerken van rooven<br />
en fteelen zwanger ging.<br />
Hoe 't met zulke herhaalde Kruistogten beflagen<br />
zy, behoort niet tot ons beftek: men kan<br />
daaromtrent, ten overvloede , by anderen te<br />
rechte raaken. Wy meenden 'er niet ganfchelyk<br />
van te moeten zwygen, te meer om dat de gevolgen<br />
daarvan ook voor <strong>Friesland</strong>», in>,verfeheiden<br />
opzigten,'van groot belang geweest zyn.<br />
De onderlinge haat en wraakgierigheid, welke<br />
verfcheiden Friefche geflagten van het eerfte aan*<br />
zien verdeeld hield, en menigmaal moord en doodflag<br />
(f) Winfem Kron.van Friesl. bl. itj en 128. U><br />
Êmmius, Rer. Frif. Hist. L. VI. p. 258, & 2f$>.
van F R IESLAND. 313<br />
fïag veroorzaikt had, bekoelde hierdoor merkelyk;<br />
„ en een Slaaf, (dus luiden de woorden van<br />
„ den Heere S. Styl ( ' ) welke ik met genoe-<br />
„ gen de myne maak ) , die moeds genoeg<br />
,, had om deel te neemen in deeze roemruch-<br />
„ tige bukenlpocrighcden, bekwam terllondzy-<br />
„ ne vryheid. Men kan denken, dat zeer wei-<br />
,, nigen deeze gelegenheid verzuimden: en na<br />
,, het vertrek van zo veele flaaven moesten vec-<br />
„ le vrye lieden noodzaakelyk gebezigd'worden<br />
„ tot allerlei verrichtingen en dienften, welke<br />
1 „ voormaals tot den allerlaagften ftaat behoord<br />
,, hadden. Deeze dienften, nu vry geworden<br />
„ zynde, vereischten een billyk loon, en, in<br />
„ gevalle van verfchil, de uitfpraak van goede<br />
„ wetten. Dus kreeg het werkzaamfte deel des<br />
„ Volks fchooner kans om zich te beveiligen<br />
,„ tegen de armoede, en allengs, het zy door<br />
, „ den landbouw, het zy door de oeffening van<br />
,, huislyke kunften, het bezit van vaste goede-<br />
„ ren tot zich te trekken. Heeft dit niet zeer<br />
,„ veel uitgewerkt om de burgerlyke vryheid te<br />
,„ bevorderen?" Heeft men dan in deeze zin*<br />
melooze onderneemingen eene der eerfte oorzan-<br />
;ken te zoeken van den ondergang veeier Friefche<br />
Grooten, zy hebben teffens aanleiding gegeeven<br />
)om den burgerftand uit dien laagen ftaat te verihefïen,<br />
waarin dezelve al te lang had zitten zug-<br />
>ten. Doch zo had een weezentlyk kwaad wel<br />
i:eens meer wat goeds ten gevolge.<br />
Markgraaf Egbert, op zulk eene wyze , als<br />
voorheen gemeld is, van kant zynde geraakt, had<br />
tot<br />
(*) Opkomst en Bloei der Vereen. Nederl. tweede<br />
Orok bl. 28.<br />
v 5<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO.<br />
KIE.
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
Henrik,<br />
Hertog<br />
vanSaxen<br />
wordt<br />
door de<br />
Friezen<br />
verflagen.<br />
314 Tegenwoordige Stout<br />
tot erfgenaam zyne eenige Zuster Geertruid,m<br />
vervolg van tyd getrouwd met Henrikden Vetten,<br />
Zoon van Otto, Hertog van Saxen. Henrik, door<br />
dit Huwelyk recht hebbende op alle de goederen<br />
van wylen zynen Schoonvader Egberc, was al dra<br />
bedacht op het herwinnen van <strong>Friesland</strong>,'t welk<br />
denzelven,zo hy dacht,ten onrechte benomen,<br />
en aan de Kerk van Utrecht gefchonken was. Met<br />
rredriK, uraave van uioenourg en aeszeus><br />
aanftaanden Opvolger Eilmarus , trof hy alvorens<br />
een verbond, om zich' alzo een' open'<br />
weg in 't Land te baanen. Oldenburg was naamelyk<br />
de fleutcl van Oostfricsland, grenzende aan 't zelve<br />
door moerasfen en hcidvelden; ook was deszelfs<br />
Graaf zo verre van den Friezen, zynen nabuuren ,<br />
een góed hart toe te draagen,dat hy gaarne zag,<br />
dat dezelve op nieuw onder de magt van Saxen<br />
kwamen. Eer de Friezen gereed waren, was de<br />
vyand reeds mëtderdaad over de moerasfen in<br />
't land geraakt, en, brandende en roovende,<br />
tot by Norden gekomen. Doch hier hun Leger<br />
hebbende neêrgeflagen, werdenze eerlang<br />
door de Friezen, die midlerwyl met alle magt<br />
op de been geraakt waren, met zo veel beleid<br />
cn dapperheid aangetast, dat het meeste deel<br />
der Saxers verflagen wierd. Henrik de Vette<br />
fchoot 'er ook zelf het leeven by in, en Eilmarus<br />
redde het zyne door de vlugt ( * ).<br />
Door<br />
(*) Egg. Beninga in zyn Krou. bl. 98. van deezen<br />
Veldflag fpreekende, zegt, dat de nederlaag der Saxers<br />
inzonderheid daaraan is toe te fchryven, dat ijne ruyter<br />
moerte balven ziek niebt kunden bruken, daer over he<br />
ben obne de Freefen met vele andere Heeren de flacht<br />
afgetvunnen, und is daer zulvest (te weeten Henrik)<br />
met vele Heeren doot gebleven. Hier mede itemt overeen<br />
Schot. Friefch. Hist. bl. 80, 'er alleen byvoegende:<br />
,,'t Is onzeker hoe 't met Fredrik afgeloopen zy".<br />
Zie ook Emnr.us Rer. Frif. Hist. p. 260 etg.
van FRIESLAND. 315<br />
Door dcese nederlaag bleef de Vryheid van<br />
Costiries-land toenmaals bewaard, en de Friefche<br />
Graal Ichapncn van Oostergo en Westergo genootcn,<br />
een' geruimen tyd, eene aangenaame<br />
rust. Het gefchil tusfehen Galelges Galama en<br />
den Hollandfchcn Graave Floris den II, krenkte<br />
deeze rust wel eenigzins, doch had geenen<br />
openbaaren oorlog ten gevolge. Het geval<br />
droeg zich in deezer voegen toe, Omtrent deezen<br />
tyd had men tusfehen Stavoren, Enkhui'<br />
zen en Texel nog zeer vruchtbaare beemden<br />
en lustige bosfehadien, die in laater tyd dooi<br />
iterke inwateringen in dien zeeboezem veranderd<br />
zyn, welke hedendaags de Zuiderzee genaamd<br />
wordt, en misfehien vroeg of laat meer andere<br />
aangrenzende landen zal verflinden. Het bosch<br />
Kreil wordt gezegd een der voomaamlten van<br />
dien verdronken oord geweest te zyn, en toe^<br />
b .moord te hebben aan het adelyk geflagt van<br />
Galama , waarvan meergemelde Gale Iges<br />
Galama, toen ter tyd, het voornaamfte hoofd<br />
was. Galama, dit bosch als het zyne aanmerkende,<br />
vermaakte zich daar menigmaal met de<br />
jagr.; doch dit mishaagde den Hollandfchen Graa-<br />
V- 1<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO.<br />
RIE.<br />
1106.<br />
De rust,<br />
hier na<br />
door<br />
<strong>Friesland</strong><br />
genooten,<br />
wordt<br />
eenigzins<br />
geftoord,<br />
door 't<br />
voorgevallene<br />
tusfehen<br />
Galama<br />
en Graave<br />
Floris den<br />
it.<br />
, misfehien waanende, dat deeze landftreek toe<br />
Westfriesland, en alzo tot zyn rechfsgebied be<br />
De Graai<br />
hoorde. Dc Graaf maakte althans geene zwaa-<br />
laat eenige<br />
righcid, om op zekeren tyd den dienaaren van jagthon<br />
Galama, daar jaagende als hy er kwam, drie den van<br />
jagthonden, met al watze gevangen hadden , Galama<br />
wegnee-<br />
af te neemen. Dan Galama kreeg hier zo dra<br />
men.<br />
de weet niet van, of hy z WQC r die daad aan 's Graaven<br />
goed en bloed te zullen wreeken, al ware<br />
't ook ten koste van zyn eigen leeven. De<br />
Graaf ging niet te min. voort met jaagen in 't ge*<br />
mplde
316* Tegenwoordige Staat<br />
B-KNOP- : melde bosch, en dus geviel 't al kort hier na, dat zy<br />
TU HlSTO- ,<br />
ekanderen ontmoetten. Galama verzuimde by dee<br />
KIS.<br />
ze gelegenheid niet, den Graaf met bitfe woorden<br />
Galama<br />
eischt om vergoeding van fchade aan te fpreeken, dreivergoegende,<br />
zo hem die geweigerd wierd, zich zeiven<br />
ding van recht te zullen doen, door de wapenen, welke<br />
den Graa<br />
God en de Natuur hem gefchonken hadden.<br />
ve, en<br />
brengt Graat Floris niet luttel gebelgd over zulk eene<br />
hem eene koenheid , gaf Galama te verdaan, dat hy meer<br />
wonde eerbied en vooral geene dreigingen van hem ver<br />
toe.<br />
wacht had; doch deeze, daar door niet in 't<br />
minde vervaard, duwde hem toe: „ Zo waar-<br />
„ lyk als ik een edele Vrye Fries (Ela Fria Fre-<br />
„ fena) gebooren ben, zal ik het myne voor uwe<br />
„ overweldiging befchermen , of het zal my aan<br />
„ magt,maar niet aan wil ontbreeken", en met<br />
een zyn geweer ter fchede uittrekkende bragt<br />
hy daarmede den Graave eene wonde toe in den<br />
rechter arm. 's Graaven Edelluiden trokken,<br />
dit ziende, mede van leer, en befchermden hunnen<br />
Heer; doch zo, dat twee van hun, die zo fors<br />
eene daad van den Fries niet verwacht hadden,<br />
'er het leeven by in fchooten; zynde dit in het<br />
jaar elfhonderd en twaalf, of eenige jaren laater<br />
III2.<br />
gebeurd (f).<br />
Had<br />
(t) Op zulk eene wyze byna wordt dit geval verhaald<br />
door S. A. Gabbema,. in zyne befchryvinge der<br />
Nederl. Watervloeden , uirgegeeven door T. Gutberleth,<br />
bladz. 50 en 51, zonder te melden, dat Galama<br />
daar by van 't leeven beroofd zy. Okko van Scharl,<br />
en ook Winfemius, van dit geval fpreekende, zeggen,<br />
dat de twistende pariyen het gefchil gegeeven hebben<br />
op den Hertog van Braband; doch dat deeze kort<br />
daarna geftorven, en de twist onbeflist gebleeven is.<br />
Het
van FRIESLAND. 317<br />
Had Keker Henrik de IV, gelyk wy voor-:<br />
heen zagen, de Utrechtfche Kerk befchonken 1<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
met de Friefche Graaffchappen van Oostergo en<br />
Keizer<br />
Westergo j Keizer Henrik de V, na deezen zynen Henrik de<br />
ongelukkigen vader, aan 't Keizerlyk bewind ge V. bevesraakt<br />
zynde, bevestigde dat gefchcnk by eenen tigt het<br />
Giftbrief, welke nog voorhanden is (* ) en in<br />
gefchenk,<br />
dat zyn<br />
welken hy verklaart: „ dat, even gelyk zyn vader<br />
Vader aan<br />
„ tot<br />
Het flilzwygen, door Schotanus omtrent dit voorval<br />
gehouden. doet my denken, dat het by hem op zyn<br />
best voor twyrTelacluig aangezien wierd. Veel gunltiger<br />
dacht 'er de Hr, Ccrifier ook niet over, toen hy<br />
in zyn Tableau de 1'Ilistoire Generale etc. Tom. I.<br />
p. 219, hiervan zeide : On raconie, car nous ne garantisfons<br />
par l'anecdote, aue Florent. etc Anderen, nog<br />
verder gaande, hebben niet gefch.oomd, het geheele<br />
verhaal te verwerpen, en wel op deezen grond, dat 'er<br />
nooit een bosch te Kreil geweest zou zyn, of dat men<br />
het althans maar voor een llietbosch te houden had:<br />
Dan deeze laatfien zyn, onzes oordeels, genoegzaam<br />
wederlegd door den Gel. Wagenaar in zyne Vaderl.<br />
Hist. II. D. bl 214, daar hy in eene noot aantoont,<br />
hoe weinig reden 'er zy om het beftaan van dat bosch te<br />
ontkennen, daar men blyk heeft, dat 'er in de vyftiende<br />
eeuw nog een groot bosch ten Noorden van Texel<br />
geweest is. Ondeftusfchen heeft de fclirandere Foeke<br />
Sjoerds met veel_befcheide»heid eenen dubbelen misflag<br />
in den Geleerden Wagenaar Opgemerkt, daar in begaande,<br />
dat, volgens zyn verhaal, Galama in die ontmoetinge<br />
met den Graave omgekomen, en daarenboven<br />
een Westfriesch Edelman geweest zou zyn, die den Graaf<br />
voor zynen Landheer erkennen moest. Zie Friefche<br />
Jaarb II. D. bl. 320.<br />
(*) Groot Charterb.vaiFriesl. I. D fel. ji. wordende<br />
aan *t hoofd van deezen Giftbrief gezegd, dat dezelve<br />
gegeeven is, tusfehen den jaare u 11 en 1116, en onder<br />
aan, dat Keizer Henrik de V regeerde van noó tot<br />
1125, en Bisfchop Godebald van nn tot 1127.
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
de Utrechtfche<br />
Kerk gedaan<br />
had<br />
Devriendfchap<br />
wordt -<br />
herfteld<br />
tusfehen<br />
den Keizer<br />
en<br />
den Graave<br />
van<br />
Holland.<br />
318 Tegenwoordige Staar,<br />
„ tot behoud van deszelfs ziele, en uit zon-<br />
„ derlinge liefde voor den Utrechtfchen Bis-<br />
>, fchop Koenraad, aan denzelven het Friefche<br />
„ Graaffchap gefchonken had, hy alzo dat ge-<br />
„ fchenk vernieuwde en bevestigde, geevende<br />
„ dat aan zynen getrouwen Godebald,Bisfchop<br />
„ van gemelde Kerk , opdat hetzelve zo door<br />
„ hem als door zyne opvolgers vry en zonder<br />
„ tegenfpreeken bezeten mogt worden; zo dat<br />
„ niemand van de Koningen en Keizeren, zyne<br />
„ opvolgeren,of ook hy zelf, fchoonze wilden,<br />
„ dat der Utrechtfche Kerk zouden konnen benee-<br />
„ men". Hoe weinig echter zulke iferke verzekeringen<br />
te beduiden hadden, wanneer 'c gebied in<br />
andere handen gekomen was, of het uitzigt op belang<br />
eenen anderen keer genomen had, zal uit<br />
de volgende gebeurtenisfe ten overvloede blyken.<br />
Graaf Floris overleeden zynde werd wel opgevolgd<br />
door zynen oudften zoon, Dirk den<br />
VI, doch deeze was te jong van jaaren, om<br />
vooreerst in eigen naam het gebied te aanvaarden;<br />
het kwam dus in handen van Petronelle,<br />
zyne Moeder, die eene volle Zuster was van<br />
Lotharius, thans Hertog van Saxen, die mee<br />
Keizer Henrik den V geduuriglyk over hoop gelegen<br />
hebbende,na deszelfs dood met deKeizerlyke<br />
waardigheid bekleed werd. Door deeze<br />
Iaatfte gebeurtenis veranderde de vyandfehap,<br />
die meer dan eene eeuw tusfehen de Keizers en<br />
Hollanders geduurd had, eensflags in de naauwfte<br />
vriendfehap, welke van zeer ongunftige gevolgen<br />
voor de Utrechtfche Bisfchoppen was. Hadden<br />
deeze zich naamelyk voorheen van de gunst<br />
der Keizeren mcesterlyk weeten te bedienen, om<br />
hun
tan F R I E S L A N D .<br />
hun wereldlyk gebied uic re breiden; Vrouw Pe- . BEKNOFmtronelle<br />
toonde, nu haar de gelegenheid daar TE HlSTO-<br />
' RIE.<br />
toe gebooren was, in die konst niet minder bedreeven<br />
ce zyn, en wist het by haarenBroeder, ><br />
den Keizer, zo verre te brengen, dat deGraaf- - Utrecht<br />
ichappen Oostergo en Westergo, weleer aan j veriiest<br />
de Utrechtfche Kerk gefchonken, thans aan de daarby<br />
" Oostergo<br />
zelve benomen, en aan het Graaffchap van Hol • en Wesland<br />
gehecht wierden, nadat zy zedert het jaar • tergo, nu<br />
duizend negenentachtig , en alzo zevenender beide aan<br />
' Holland<br />
tig jaaren, aan den Bisfchopiyken ftoel van Ut<br />
• gefchon.<br />
recht hadden toebehoord. Deeze begiftiging ge<br />
• ken.<br />
fchiedde in het jaar elfhonderd zesentwintig:<br />
11 zo".<br />
de Giftbrief zelf is niet meer voorhanden, maar<br />
uit dien, waarby Keizer Koenraad de III, ten<br />
Jaare elfhonderd achtendertig, den Utrechtfchen<br />
Bisfchop Andreas met gemelde Graaffchappen<br />
befchonken heeft, blykt, dat dezelve , door<br />
Keizer Lotharius, der Utrechtfche Kerke benomen,<br />
en aan den Graaf van Holland gefchonken<br />
waren. Doch fommigen hebben aangemerkt,<br />
dat de Hollanders even weinig als de Utrechtfchen,<br />
door deeze Keizerlyke Giften, zyn bevoordeeld<br />
geworden (§).<br />
Midlerwyl was deeze verfchenking van Ooster-<br />
en Westergo aan den Graave van Holland i<br />
zo verre van den Friezen te behaogen, dat zy !<br />
De Friezen<br />
zyn<br />
hier over<br />
zeer te<br />
'er zeer te onvreden over waren. In den twist, \ onvreden.<br />
die, ten deezen tyde, tusfehen Graaf Dirk<br />
en zynen Broeder Floris den Zwarten ontftond,<br />
en welke op vry wat bloeds te liaan kwam,<br />
hadden de Friezen daarom bedektelyk de hand.<br />
Zelfs<br />
(§) U. Emmiiis Lib. VI, p. 169.
E-EKN01'.<br />
T". HlSTO<br />
RIE.<br />
Graaf<br />
Dirk<br />
neemt<br />
voor,<br />
eerst<br />
<strong>Friesland</strong><br />
bewesten,<br />
en daarna<br />
beoosten<br />
't Vlie<br />
aan zich<br />
te onderwerpen.<br />
1132.<br />
gaó Tegenwoordige Staat<br />
Zelfs worde het voor waarfchynlyk gehouden,<br />
dat zy hunne landsluiden, aaii de ovsrzyde der<br />
Zuiderzee, tot eenen 'opHand tegen den Hollandfchen<br />
Graaf hebben aangezet, fchoon \<br />
zeer wel zyn kan, dat de Bisfchop van Utrecht,<br />
te onvrede over de gift van Lotharius, 't vuur<br />
van oneenigheid tusfehen de twee Broeders<br />
bedektelyk hebbe aangeblaazan. Graaf Floris,<br />
althans, reeds van overlang hebbende zwanger<br />
gegaan met een voorneemen om zyne eigene<br />
grootheid te vestigen op de verninderde magt^<br />
zyns broeders, zag gaarne dat de Westfriezen<br />
openlyk weigerden Graaf Dirk te huldigen.<br />
Deeze evenwel, niet gezind zynde om zo fchoon<br />
een gedeelte van zyn Graaflyk gebied te laaten<br />
vaaren, bragt al zyn Krygsvolk by één, met<br />
oogmerk om eerst de wederïpanhige Westfriezen<br />
tot reden te brengen , en daarna de Graaffchappen<br />
van Ooster- cn Westergo in bezit te<br />
gaan neemen. De Winter van het jaar elfhonderd<br />
tweeendertig was zo ftreng, dat het Ys<br />
fterk genoeg ware om een Leger te konnen<br />
draagen. Graaf Dirk bediende zich van deeze<br />
gelegenheid, en trok met zyne ganfche Heirkracht<br />
naar Westfriesland; daar men wel niet<br />
ongewapend , maar echter niet ftéfk' genoeg<br />
was, om den Graave, met gegronde hoop van<br />
overwinning?, het (pits te bicden. Daar werd<br />
nogthans eene kans gewaagd, doch met merklyk<br />
verlies van dé zyde der Westfriezen. Landwaards<br />
in te vlugten was dus het gereedfte middel<br />
ter behoudenisfe voor de overgebleevenen;<br />
doch hierdoor liet men de naaste Dorpen en<br />
Buurten bloot liggen voor de plondering der<br />
Hol-
van FRIESLAND. 3ai<br />
Hollanderen, die, na 't platbranden van het BKKWO**<br />
land, met eenen ryken buit niet alleen, maar TE HtSTO»<br />
ook met eene menigte gevangenen naar Allernaar RIE.<br />
te rugge keerden. De invallende dooi verhin<br />
Het eerlïe<br />
derde den overwinnaar verder iets te ondernee- doet hyj<br />
men; en dus bleeven de Friezen van Ooster maar niet<br />
en Westergo ongemoeid; terwyl die van West- het Iaatfte,<br />
om dat de<br />
friesland 's Graaven Broeder Floris voor hun<br />
dooi her»<br />
nen Veldheer aannamen, en eerst tot ruste kwa^ verhirt-<br />
mein toen, twee jaaren laater, de vrede door iert.<br />
Keizer Lotharius, tusfehen de twee Broeders<br />
zyne Neeven, bemiddeld werd, op voorwaarde<br />
dat ieder van hun zou behouden het geen hy<br />
toen bezat.<br />
Onder de menigvuldige Kloosters, welke het<br />
bygeloof, ook in <strong>Friesland</strong>, had beginnen te<br />
ftichten , niet lang na dat het Christendom<br />
daar op eenen vasten voet gefteld was, heeft<br />
dat van St. Odulfus by Stavoren, in den jaare<br />
elfhonderd tweeendertig, eene wisfeling van<br />
inwooneren ondergaan , welke verdient, 0<br />
St. Odalft<br />
Klooster<br />
by Stavorenverkrygtandereinwooners.<br />
in 't<br />
kort gemeld te worden. Van zyne eerfte ftichtinge<br />
af was dit Klooster bewoond geweest<br />
door reguliere Kanonniken; doch deeze hadden<br />
het, door hunne wulpfche dartelheid, fchandelyke<br />
weelde en buitenfpoorige ongebondenheid,<br />
tot ergernis van alle welmeenenden , zodanig<br />
gemaakt, dat de Bisfchop van Utrecht, met<br />
naame Andreas, onder wiens Geestelyk Rechtsgebied<br />
het grootfte deel van <strong>Friesland</strong> ftond,<br />
noodig oordeelde, deeze ongeregelde Kloosterbroeders<br />
te doen verhuizen, en Benediktiner<br />
Monniken, uit het Klooster Oostbroek by Utrecht<br />
genomen, in derzelver plaats te ftellen<br />
X De
BEU NOP<br />
TE HISTO<br />
RIE»<br />
Inhoud<br />
van den<br />
Giftbrief<br />
van Bis<br />
fchop Att'<br />
dreas.<br />
32* Tegenwoordige Staat<br />
De Giftbrief, waar by dit Klooster, met alle<br />
zyne Gerechtigheden en Voorrechten, aan den<br />
nieuwen Abt en Monniken gegeeven werd, was<br />
van den volgenden inhoud.<br />
„ In den naam der H. en onverdeelde Drie-<br />
„ vuldigheid. Ik Andreas, door Gods genade<br />
" Bisfchop van Utrecht, doe kond aan allege-<br />
" loovioen, zo tegenwoordige als toekomen-<br />
" de, dat de burgers van Stavoren, door in-<br />
" geevinge der Godlyke Bermhartigheid , de<br />
" Kerk van den H. Odulfus, die langen tyd<br />
'* onder de handen der Leekenwas geweest,en<br />
" eenige goederen deezer Kerke, die door on-<br />
" ze Voorzaaten aan Leeken te leen gegeeven<br />
waren, door hunnen arbeid en ten koste van<br />
" hunne goederen, van alle magt der Leeken<br />
" ontllagen hebben: en dat zy deeze Kerk,dus<br />
" van de magt der Leeken ontheeven zynde,<br />
" en de goederen der Kerke, die de Leeken<br />
" bezeten hebben , ten dienfte van God, vry<br />
' en ten eenemaal los gemaakt hebben. Daarom<br />
is het, dat wy, aanmerkende hunnen<br />
" goeden wil, met raad en volgens het ver-<br />
'* zoek van de Priors onzer Kerke, om aldaar<br />
9<br />
\ den dienst van God voort te zetten, alle onze<br />
9<br />
o-erechtigheid en ons bezoekrecht, me; land<br />
9<br />
\ en inkomfte, en al wat ons in gemelde Kerke<br />
toegekomen heeft, beftaande in grooteen<br />
kleine Tienden, in Rechtsbannen, Beemden,<br />
" Weiden, en zo wel bebouwde als onbebouw-<br />
|' de Landeryen, aan gemelde Kerk van Stavo-<br />
*, ren voor altoos overgegeeven hebben: Vor-<br />
„ ders, dat wy, volgens den wille en op het<br />
, verzoek der gemelde burgeren, een'Abt mee<br />
„ Mon-
van FRIESLAND. 323<br />
„ Monniken in dezelfde Kerke Hellen en inwy- BEKNC*.<br />
„ den, en alle de goederen, der voornoemde TE Hif TO*<br />
„ Kerke toebehoorende, door onze afkondigin- RIE.<br />
„ ge, aan dezelve Kerk toegeweezen en bevestigd<br />
„ hebben. Doch wy hebben denzelven Abc<br />
» opgelegd, dat hy onzen Rentemeester, als<br />
., die naar <strong>Friesland</strong> zal gaan, jaarlyks twee<br />
„ ponden Scavorfche Munt zal moeten betaa-<br />
„ len ; een pond als hy derwaards gaat, en<br />
„ een pond als hy naar huis'keert.<br />
„ Nog hebben wy geordonneerd, dat dege-<br />
„ melde Kerk vry weezen, en van geenenandea,<br />
ren Abt afhangklyk zyn zal; dat, als de Abt<br />
•„ dier Kerke zal geftorven zyn, de Broeders,<br />
„ vryelyk en met eene regelmaatige verkie-<br />
„ zinge, iemand, wienze begeeren, zullen ver-<br />
„ kiezen, en dienze dus verkooren hebben,<br />
•„ aan den Bisfchop zullen voordellen, om on-<br />
„ derzocht en gewyd te worden.<br />
,, Daarenboven ordonneeren wy, en geeven<br />
„ 'taan de voornoemde Kerk tot een voorrecht,<br />
„ dat de voorgemelde Abt, gelyk by fommige<br />
„ Kerken gebruikelyk is, te vreden zal zyn met<br />
„ zyne eigene perfoonen , die hy binnen 't<br />
„ Klooster heeft, en aan niemand iets van 't<br />
„ Kloostergoed of van de dingen der Kerke te<br />
l e e n z a l<br />
'sa<br />
geeven; en dat hy dus vry zal bly-<br />
„ ven van alle verpachtinge. En op dat al<br />
„ het bovenllaande behendig en krachtig moge<br />
„ blyven, hebben wy bevolen deezen brief<br />
„ deswegens te befchry ven, en 'er ons ze^el<br />
„ op te drukken, Gegeeven te Utrecht, op<br />
„ Pinkfterdag, in 't jaar van's Heeren mensch-<br />
„ wordinge MCXXXII, in de tiende Indictie,<br />
x<br />
a „ in
BEKKOP<br />
« HISTO<br />
RIE.<br />
3»4 Tegenwoordige Staat<br />
„ in 't vierdejaar van ons Bisdom, ten over-<br />
„ traan van geloofwaardige getuigen; zo Klerken<br />
en vrye Perfoonen, als Dienstluiden. ( )<br />
' L De Klerken zyn: Hardbert, Domproost; Lut-<br />
„ bert, Domdeken; Herman, Proost van Se. Bo-<br />
,, nifacius (Kerk); Luzo, Proost van St-Pie-<br />
, ters ( Kerk); Wybrand, Abt van St. Paulus<br />
( Klooster); Ludolf,Abt van St.Laurensin<br />
den Broek; Wichard, Deken van Se.Bomla-<br />
" cius(Kerk); Lutbert, Deken van St. Hetere<br />
" (Kerk) ; Arnold, Deken van St. Mam»<br />
(Kerk). De vrye perfoonen zyn: Godetrid<br />
'j van Maffen en zyn zoon Herman; Gizelbert yart<br />
' Kalnech; en deeze van Stavoren: Aldeger, Rich-<br />
„ pert, Gerbrand, Pajo , Wif hard, Reinier. De<br />
, Dienstluiden zyn: Arnold de Kastelein ;<br />
„ Alfero de Schout; Albero, Gizelberts zoon;,<br />
„ Hugo van Vechten; Lutbert, deMaarfchalk;<br />
' , Wicher, de Spysdraager.<br />
„ De Kapellen, tot de Kerk van St. Odulfus te<br />
„ Stavoren behoorende, zyn Laxnum (i),<br />
„ fVardelte ( a ), Kannewald (3 ), Htndel<br />
,,pum(4), Gersmere(5 ), Zantfoerde (6), »<br />
„ Led-<br />
(*) Men verfta hier door geene gemeene dienaars,<br />
maar segoede en braave Edelluiden, die eenen Leenheer<br />
hadden, en hem, uit hoofde van 't eene of andere<br />
Leengoed, zekere dienften fchuldig waren: Oudheden<br />
en GefiicUen van Friesl. II ö. W 27.<br />
(1) Eene Buurt onder Scharl, in Hemelumer Oldevaart,<br />
hedendaags Laaxum genaamd.<br />
(2) Warns, een Dorp in dezelfde Grieteny.<br />
(3) Korniverd, een Dorp in Wonzeradeel.<br />
f4) Hindeloopen, eene Stad in Westergo.<br />
(Sj Gaasmeer, een Dorp in Wymbritferadeel.<br />
(
van FRIESLAND. 3a 5<br />
n Leddesghe ( 7 ), Aldékerke ( 8 ), Hagekerke<br />
5» ($0> Ipekeldekerke (10) , Q n TE ), HISTO<br />
„ Ferlerette ( 12) , O^r/^ (13), A^»rRIE. tf<br />
„ (14 ), #«tó»r ( 15 )» Sillehem (16),<br />
„ ra?
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
Paus Innocentius<br />
de 111, bevestigt<br />
het<br />
Klooster<br />
in zyne<br />
voorrechten<br />
en bezittingen.<br />
Inhoud<br />
der Paufelyke<br />
Bulle.<br />
326* Tegenwoordige Staat<br />
j, Midlinge (20), Hart (21), Dennigrip<br />
„ ( 22 ), Scingnum (23), Weüershof (24 V".<br />
» f S)<br />
Deeze brief van Bisfchop Andreas is daarna<br />
door eene Bulie van Paus Innocentius den III<br />
bevestigd , hebbende die Kerkvoogd daar by<br />
't gemelde Klooster niet flegts onder zyne befcherming<br />
genomen , maar aan 't zelve ook<br />
nog daarenboven het wettige bezit van<br />
verfcheiden goederen , in den voorgaanden brief<br />
niet gemeld, toegekend. Om de Bulle zelve,<br />
hier, als te wydloopig , niet te melden , geeven<br />
wy 'er alleen den zaakelyken inhoud van op.<br />
Deeze nu komt hier op uit. „ Na verklaard<br />
te hebben, dat het billyk is, dat zy, die pro-<br />
„ fesfie van 't Kloosterleeven doen, door den<br />
„ Apostolifchen byftand geholpen worden, wil-<br />
„ ligt hy de begeerte van den Abt en de Broe-<br />
„ deren in, en Mek het Klooster onder de befcher-<br />
„ ming van de RoomfcheKerk en den H. Petrus,<br />
„ gebiedende, dat de Regel van den H. Benedik-<br />
„ tus, naar welken 't Klooster was ingelteld, daarj,<br />
in ten eeuwigen dage onverbreeklyk zou wor-<br />
„ den<br />
ZEngwirden, zynde oudtyds ook wel genaamd Hombert<br />
of Leoviert.<br />
{ 20) Midlum, een Dorp in Franekeradeel.<br />
(ii) Hart , zou men hierby niet aan Hartwert ia<br />
Wonzeradeel te denken hebben ?<br />
(22) Dronryp, in Menaldumadeel.<br />
(23) Scbingen, in dezelfde Grieteny.<br />
(24) Weder shof, deeze plaats moeten wy , als ona<br />
onbekend, met ftilzwygen voorbygaan.<br />
(§) Oudh. en Gedichten van Friesl. I D. bl. 470—<br />
473. Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 71.
van FRIESLAND. &f<br />
„ den onderhouden. Dat de Broeders alle bezir-<br />
„ tingen en goederen ,zo toekomende als tegen-<br />
„ woordige,met naame de plaats zelve daar het<br />
KloostergeIegenwas,met alle daartoe behoo-<br />
„ rende Kerken, van St. Odulfus, van St, Ma-<br />
„ riate Stavoren, van Laaxum, van Warlesle,<br />
„ vanKarnwald, van Mitlinga, van Haringa, van<br />
„ Hindeloopen, van Gersmeerc, van Zandforde,<br />
van Heslum, van Edeswald ,van Aldakerke, van<br />
„ Ypekaldige, van Hagekerke, van Wikle, van<br />
„ Farlanche, van Aathne, van Scherpenzele, van<br />
„ Futhne ,van Fenchuzen,van Oosterfe ,van Sile-<br />
„ ham, van Marchnesfe, van Nagelen, van Emelwerd,<br />
van Urch,van Drenningrip; als ook de Ka-<br />
„ pelle van Feke, met alle haare bezittingen, en<br />
„ alles wat haar toebehoort onder Karncwalde,<br />
„ Scherpenzele, Urch, Sadergo, Fle, Algote-<br />
„ dorp, met de Hoeven en Visfcberyen, die de<br />
„ Broeders ten dien tyde bezaten, als ookdelanderyen,<br />
beemden, wyngaarden, foreeften en<br />
„ weiden, zo in bosfchen als in 't vlakke land<br />
gelegen, met de wateren, molens, wegen, pa<br />
„ den, en derzelver verdere vrydommen, zouden<br />
„ bezitten, zonder dat het iemand vry zou ftaan<br />
hunlieden eenige tienden af te vorderen van de<br />
„ landen, door hunne eigene handen of op<br />
„ hunne kosten bearbeid. Dat het hun vry zou<br />
„ flaan Klerken en vrye of ontilagen Lee-<br />
„ ken, die de Wereld ontvlooden , ter be-<br />
„ keeringe aan te neemen , zonder iemands<br />
„ tegenfpraak. Dat het ondertusfehen niemand<br />
der Broederen, eens zyne Kloostergelofte ge-<br />
„ daan hebbende,geoorlofdzoude zyn, zonder<br />
verlof van den Abt uit het Klooster te vertrek-<br />
3, ken, ten zy dan om eene ftrenger leevenswyze<br />
X 4 „te<br />
BEKNOT.<br />
TE HlSTO»<br />
ME.
BEKNOP<br />
TE HISTO.<br />
KIS.<br />
588 Tegenwoordige Staat<br />
„ te verkiezen; gelyk ook niemand den zodanigen,<br />
„ zonder brieven van verlof, zou vermogen aan<br />
te houden. Dat het den Kloosterbroederen vry<br />
„ zou ftaan, om wanneer het Land onder eenen<br />
„ algemecnen ban zou liggen, met geflooten deuren<br />
en in ftilte, den Goddelyken dienst te ver-<br />
„ richten, zo zy zelve niet mede ih den ban be«<br />
greepen waren ; doch dat de gewoone zalving<br />
„ en wyding van Altaaren, Kerken en Geestelyken<br />
„ gehaald moesten worden by den Bisfchop, in-<br />
9y dien deeze in de gunst en gemeenfchap van den<br />
„ H. Stoelilond. Dat niemand binnen de paaien<br />
der Parochie, zonder verlof van den Bisfchop,<br />
eene Kapel of Bidplaats zou mogen nichten.<br />
„ Dat geene Aartsbisfchoppen,Bisfchoppen, of<br />
wie het ook ware, hun nieuwe onbehoorlyke<br />
„ fchattingen zouden vermogen af te vorderen.<br />
„ Dat de Broederen niemand de begraafplaats<br />
„ binnen het Klooster zouden weigeren, dan al-<br />
„ leen den gebannenen en openbaare woekeraars.<br />
„ Dat het hun vry zou Haan de Tiendenen bezit-<br />
„ tingen der onderhoorige Kerken, die in handen<br />
der Leeken waren, vry te koopen en te los-<br />
„ lèn ; gelyk ook om zich zeiven, by eenpaa-<br />
„ righeid of meerderheid van ftemmen, eenen<br />
„ Abt te verkiezen. Dat niemand, wie hy ook<br />
„ ware, binnen het Slot der Kerken of heilige<br />
„ plaatfen ,roovery of diefftal zou mogen pleegen,<br />
„ vuur aanleggen, bloedvergieten, iemand ge-<br />
„ vangen neemen, dooden, of eenig geweld aan-<br />
„ rechten. Dat, eindelyk, alle vry heden en ver-<br />
„ heffingen, door voorgaande Paufen verleend,<br />
„ beneffens alle vryheden v'an fchattingen, door<br />
s, Koningen, Vorften of andere geloovigert aan<br />
»» dit
van FRIESLAND. 329<br />
„ dit Klooster gefchonken, voor altoos van kracht BEKNOP<br />
„ en waarde zouden zyn, zonder dat het iemand, TE HlSTO*<br />
RIE.<br />
„ wie hy ook ware, geooilofd zoude zyn, dit<br />
„ Klooster baldaadig te Hoeren, of van zyne be-<br />
„ zittingen te berooven, enz." ( f ).<br />
Terwyl de Geesteïykheid dus haare belangen 's Lands<br />
voortzette, verloor de Adeldom de zyne, door Edelen<br />
on^<br />
(t D Deeze Rulle, die woordelyk te vinden is in de<br />
Oudheden en Gdflicbten van <strong>Friesland</strong> I. ü. hl. 474.<br />
en daar aan Paus Innocentius den III, wordt toegefchreeven,<br />
moet, volgens 't oordeel van den kundigen Foeke<br />
Sjoerds, Friefche Jaarb. II. D. bl. 340. voor eene<br />
Bulle van Paus Innocentius den II, gehouden worden;<br />
om reden, dat Innoceutius de II, in dien zelfden tyd<br />
leefde, toen Bisfchop Andreas het Klooster hervormde,<br />
en dus het zelve gevoeg!ykkon bekrachtigen; daa;<br />
Innocentius de 111, eerst omtrent eene eeuw daarna regeerde,<br />
en het niet gelooflyk is, dat de gemaakte fchikkitig<br />
van den Utrechtfchen Kerkvoogd zo lang zonder<br />
Paufelyke bevestiginge zal gebleeven zyn. Dan, behoudens<br />
de achtinge, welke wy den gemelden Schryver<br />
verfchuldigd zyn, zy het ons geoorlofd van heirt<br />
te verfchillen. A's wy nagaan , dat het getal der goederen,<br />
tot dit Klooster behoorende, in deeze Bulle<br />
veel grooter is, dan dat, waar van de Utrechtfche<br />
Bisfchop melding maakt, en daarenboven, dat 'er,o&<br />
't einde deezer Paufelyke Bulle, gefproken wordt van<br />
vryheden en verheffingen , door voorgaande Pautett<br />
verleend, als ook van vryheden en fchattingen, door<br />
Koningen, Vorften of andere Geloovigen aan dit Klooster<br />
gefchonken; zo dunkt ons, dat er al vry wat tyds<br />
tusfehen dien van Bisfchop Andreas, en 't geeven deezer<br />
Paufelyke Bulle, moet veriaopen zyn; fchoon'tby<br />
mangel van echte gedenkftukken niet wel te bepaalen<br />
va]t, waarom de Paufelyke bevestiging zo lang is achter<br />
gebleeven. Zou men niet wel mogen denken, dat het<br />
Kloostervan tyd tot tyd, wegens deeze of geene,<br />
goederen, in moeite zy geraakt, en daarom zyn© toevlugt<br />
tot het Hoofd der Kerke genomen hebbe ? '<br />
X 5
BEKNOP<br />
TE HtSTO-<br />
KIE.<br />
worden<br />
door on<br />
derlinge<br />
oneen ig-<br />
liedenverdeeld. H33-<br />
De Zoon<br />
van S.van<br />
Gratinga<br />
wordt<br />
door D.<br />
van Harns<br />
doorfteeken.<br />
330 Tegenwoordige Staat<br />
onderlinge twisten en verdeeldheden, te zeer uk<br />
het oog. Voorheen is ons daarvan reeds blyk<br />
voorgekomen; doch omtrent deezen tyd vernam<br />
men de beginfelen dier onlusten, welke<br />
naderhand zeer verregaande verdeeldheden, en<br />
inlandfche Oorlogen, die de ergfte van allen<br />
zyn, hebben voortgebragt. De hoofdperfonadien<br />
in het thans gereezen gefchil waren, aan<br />
den eenen kant, Ede van Gerbranda en Sikke<br />
van Gratinga, en aan den anderen , Douwe<br />
van Harns , een man van een fors , trots<br />
en opgeblaazen beftaan , en fteunende zo op<br />
zynen rykdom , als op de fterkte van zyn<br />
Slot of Stins te Dykshorne Deeze poogde<br />
zich boven zyne landgenooten te verheffen,<br />
en den Edelen, die in zyne Buurt woonden,<br />
de wet te ftellen; Sikke van' Gratinga had hiervan<br />
de onaangenaame ondervinding : want oordeelende<br />
gerechtigd te zyn tot het gebruik van<br />
zekere reed of op weg, ïoopende over de landen<br />
van Douwe van Harns, maakte hy geene<br />
zwaarigheid zynen Zoon met eenen hooiwagen<br />
derwaard te zenden; hoewel zeer ten ongelukke<br />
van den Edelen jongeling. Douwe had dit<br />
naamelyk niet zo dra ontdekt, of hy ylde in<br />
toorn derwaards, en doorftak den jongeling<br />
met eigen hand. Ligt valt het te begrypen ,<br />
dat<br />
(*) Dit Dykshorne, met de dasromftreeks liggende<br />
plaatfen, is naderhand door de Zee ingezwolgen, gelyk<br />
reeds voorheen is gemeld; de Leezer zal , by deeze<br />
gebeurtenis fliiffaande, zo wel de verandering der zeden<br />
als des lands opmerken. Een Edelmans Zoon op<br />
een hooiwagen zou een raar verfchynfel weezen ia<br />
onzen tyd.
van FRIESLAND. 331<br />
dat droefheid en toorn het Vaderlyk hart<br />
van Sikke van Gratinga hierop gansch en a!'<br />
vermeesterden , en op wraak bedacht dee- ;<br />
BEKWOP-<br />
TÜ HISTO<br />
RIE.<br />
den zyn. Zyne nabeftaanden deelden in zyn<br />
leed , en lieten zich , daarze Douwe, om<br />
zynen hoogmoed, reeds van overlang, geen<br />
goed hart hadden toegedraagen, te ligtcr beweegen,<br />
om met hunne bedienden de wapenen<br />
op te vatten, het Slot van Douwe te belegeren,<br />
Het Slot<br />
en, na de verovering van 't zelve, hem met wyf<br />
van D.<br />
en kinderen om te brengen, en 't Slot tot den van Harns<br />
grond toe te vernielen. Hiermede was even wordt belegerd<br />
,<br />
wel de zaak geenszins ten einde. Sasker en;<br />
en hy mee<br />
Ede, beide Broeders van Dou-ve, hadden in- wyf en<br />
vloeds genoeg op verfcheiden adelyke geflagten, kinderen<br />
om die tegen Sikke van Gratinga in de wapenen omgebragt.<br />
te brengen; 't welk ten gevolge had, dat'er<br />
van weerskanten, behalven andere ongeregeldheden,<br />
menige doodflag gepleegd, en vry wat<br />
bloeds vergooten wierd. Vyftien jaaren liepen<br />
'er ten einde, voor dat deeze vyandlykheden<br />
geflist wierden. De tusfehenfpraak van den<br />
Abt van St Odulfus en dien van Bethanië,<br />
beide zeer vreedzaame cn aanzienlyke Mannen,<br />
onderfteund door eenige voornaame Edelen ,<br />
als Herman en Eelke te Nyënhuis, Ta?ke van<br />
Hcrema, Ritske Tjaarda, Douwe van Hiddema<br />
en Jouke te Harliga, mede in Dykshorne<br />
woonachtig, bragt wel, ten jaare elfhonderd<br />
achtenveertig, een verbond van bevrediginge<br />
te wege (£);maar nam den ingekankerden wrok<br />
niet<br />
(§) Winfem. Kron. van Fr. bl. i3f. Okko van<br />
Schatl, Kron. bl. 94..
SS* Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP><br />
s: niet weg, welke te diep geworteld zat, om<br />
Tg HlSTO<br />
RIE» " naar uicerlyke verzoening te luisteren.<br />
Keizer Midlerwyl fchynt 'er , door toedoen van<br />
Lotharius Keizer Lotharius , eene merkelyke verandering<br />
maakt in 't Huk der Rechtspleegingen voorgeval<br />
groote<br />
len te zyn , daar in beftaande, dat het<br />
verande<br />
ring in de zogenoemde Keizerlyke recht in Italië, Duitsch-.<br />
Rechts • land en andere landen wierd ingevoerd, in<br />
pleegin plaats van dat byzondere eigen recht en gegen.woonten<br />
, welke althans door de meeste<br />
Duitfche volkeren, en ook door de Friezen<br />
plagten gevolgd te worden. Zeer waarfchynlyk<br />
derhal ven is het, dat toen, of niet lang<br />
na dien tyd, de Keizerlyke Wetten in <strong>Friesland</strong><br />
zyn ingevoerd, en benevens de oude Landwetten<br />
en gewoonten in gebruik geraakt. Die van<br />
Westergo gaven', in gevolge hier van, ten jaare<br />
dertienhonderd vierenzeventig, aan de Stad Franeker<br />
de magt, om alle zaaken en misdaaden,<br />
binnen de Stad en derzelver vryheid voorvallende,<br />
te mogen rechten naar het Keizerlyk recht,<br />
naar het gewoone of Landrecht en naar de aloude<br />
herkomens, zeden en gewoonten (f)*<br />
N*<br />
(|) Zie 't Groot Chartert» van Friesl. hl. 239. Men<br />
drukt zich in den Openbrief, onder anderen, dus uit:<br />
Riocht ende Reed der (reden ende deelen fan Westergo<br />
, foergaderet to Bolswert —< p> betioget mit<br />
disfe epene breue, dat wyt habbet begrypen, ende<br />
confenteret, ende joun, ende befellen dat Fraenkera<br />
Sted, jef Buren, fchellet riochta wr hals ende wr haed,<br />
ende wr alle faeken ende misdeda, deer to Fraenker<br />
fchaed, in hiarre fryhejd, jef deer befattet, jef be.<br />
jrrypet wirdet ney riochta Keyfers, riocht ende<br />
Larsdriochc, ende ney fyd ende plyga der fyf Delen*<br />
MZ.
van F R I E S L A N D .<br />
333<br />
Na den dood van Lotharius, voorgevallen in<br />
den jaare elfhonderd achtendertig, werd Koenraad<br />
de III tot de Keizerlyke waardigheid verheven,<br />
meer ten voordeele van den Utrechtfchen<br />
Bisfchop dan van den Hollandfchen Graave<br />
: want niet zo dra had hy den Rykstroon beklommen,<br />
of Andreas van Kuik, toen Bisfchop<br />
van Utrecht, begaf zich naar Keulen tot den<br />
Keizer, en verzocht van hem de herltelling der<br />
Friefche Graaffchappen Oostergo en Westergo<br />
, ten behoeve van zyne Kerk , welke<br />
daarvan, door Keizer Lotharius, onrechtvaardiglyk<br />
was beroofd geworden. De nieuwe Keizer<br />
den yver, door Bisfchop Andreas, beneffens<br />
anderen , in zyne verkiezinge beweezen,<br />
niet onbeloond willende laaten, ftond hem zvn<br />
verzoek gereedelyk toe, en gaf de gemelde Graaffchappen<br />
van <strong>Friesland</strong> op nieuw aan den Bisfchoplyken<br />
ltoel van Utrecht.<br />
De Giftbrief, die te Keulen op den negen-1<br />
den van Grasmaand des jaar* elfhonderd achten, t<br />
dertig moet vertekend zyn (§), is van deezen *<br />
inhoud. t<br />
„ In den naam der Heilige en ondeelbaare 1<br />
l BEKNOP.'<br />
TEHISTO»<br />
RIE.<br />
"38.<br />
Keizer<br />
Koenraad<br />
de III,<br />
geeft de<br />
Friefche<br />
Graaffchappen<br />
op nieuw<br />
aan den<br />
UtrechtfchenBisfchop.<br />
De Giftbrief<br />
is<br />
vertekend<br />
te Keulen.<br />
,, drievuldigheid, Koenraad III door Gods ge-<br />
„ nade Koning der Romeinen. Wy weeten en<br />
ge-<br />
, CS] D e e z e<br />
f r dagtekening vindt men by Wagenaar<br />
Vaderl. Hist. II D. bl. z36, daar hy zich ? eene'<br />
noot beroept op de Diplom. Conradi III, a p i,d Hedam<br />
p. 157. Hiervoor is ook de Gel. Uitgeever van 't'<br />
Groot Charterboek van <strong>Friesland</strong>, I. D bl 7?%,<br />
en irt navolginge daarvan Foelte Sjoerds, Fr. TtarV<br />
U. U. hl, 354.
EEKNOP-<br />
"RIE.<br />
334<br />
Tegenwoordige Staat<br />
„ gelooven vastelyk, dat God, die ryk is in<br />
bermhartigheid, en door wien de Koningen<br />
„ regeeren, daaromme in het leeven van deeze<br />
vreeindelirwfrlinn pn «w«r D < , ^ ^ » .<br />
„ vreemdehngfchap en eeuw zyne Regeerders<br />
„ heeft aangebeld, op datze zich zei ven en an-<br />
„ deren wel regeerende, hierna met hem mo-<br />
„ gen regeeren in het hemelfche Vaderland;<br />
„ 't geen wy hoopen'ons naar rechtvaardigheid<br />
„ en bermhartigheid te zullen gebeuren, zowy<br />
„ met alle onze magt een iegelyk by zyn goed<br />
„ recht handhaaven. Derhalven, op die zelfde<br />
„ rechtvaardigheid, ter liefde van God, ge-<br />
?, trouwelyk lettende, willen wy allen getrouwen<br />
van Christus en den onzen, het zy te-<br />
„ genwoordigen of toekomenden, hebben kond<br />
„ gedaan , dat wy zeker Graaffchap van<br />
„ <strong>Friesland</strong> met naame Oostergouwe, aan de<br />
„ Utrechtfche Kerke van den H. Marten , op<br />
„ vermaaninge en verzoek van denEerwaardigen<br />
„ en onzen Getrouwen Andreas, Bisfchop dier<br />
„ Kerke, rechtvaardiglyk, hebben wedergege-<br />
„ ven zynde ons gebleeken, dat hetzelve dier<br />
„ Kerke onrechwaardiglyk benomen was. In-<br />
„ derdaad Keizer Henrik de III (f) , had<br />
„ gemelde Graafichap aan de Kerk van Utrecht<br />
„ gefchonken, zo ter behoudtnisfe zyner eige-<br />
„ ne ziele, als uit liefde tot en ten behoeve<br />
„ van den Ëerwaardigen man, zynen getrou-<br />
„ wen Koenraad , Bisfchop dier Kerke. Wel-<br />
„ ke gifte zyn Zoon Henrik,* de V Koning,<br />
„ maar<br />
• ft) Het volgende toont genoegzaam aan dat deeze<br />
Keizer Henrik niet was de IV, gelyk in het Diploma<br />
ftaat, maar de III, van dien naam.
van F R I E S L A N D .<br />
335<br />
'„ maar de IV Keizer van dien naam, heeft ver<br />
nieuwd, en door zyne Keizerlyke magt en gezag<br />
»- BEKNOP-<br />
0- TE HBT««<br />
„ bevestigd. Nu derhal ven, daar deeze Kerk<br />
„ onder onzen voorzaat, Keizer Lotharius,<br />
„ federt eenigen tyd , haare gerechtigheid aan'<br />
„ voorgemelde Graaffchap heeft moeten derven,<br />
„ willen wy niet, dat zy van dit haar recht langer<br />
„ verfteeken blyve, maar geeven hetzelve Graaf-<br />
„ fchap wederom aan gemelde Kerk, volgens<br />
,, de vermaaninge van onze Getrouwen, en<br />
„ het geene wy in de Voorrechten der Kerke<br />
„ bevonden hebben waarachtig te weezen. Op<br />
„ dat derhalven de oude giften, en het gezag<br />
van deeze onze wedergeevinge, in de volgen-<br />
„ de tyden, ongefchonden en onveranderd be-<br />
„ waard mogen worden, hebben wy dit gefchrifc<br />
„ doen vervaardigen, verzegelen en dooronderj,<br />
ftaande getuigen vertekenen, enz. (*Y'<br />
T7 l i ' . 7 i . > '<br />
Voor dat dit gebeurde verhuisden eenige Verfchei<br />
Friezen met hunne huisgezinnen naar de Elve, denFriefchehuif- zynde daartoe, nevens veele andere inwooners gezinnen<br />
deezer landen, uitgenoodigd door Adolf .Graa begeevert<br />
ve van Holftein, die eenige landftreeken, waar zich met<br />
der woon<br />
uit de Obodriten, eene foort van Sclaaven, ver<br />
naar de<br />
dreeven waren, dus op nieuw zocht te bevol Elve.<br />
ken. De zogenoemde Susler Landftreeke werd,<br />
1140.<br />
by<br />
(*) Schot. Befchr. van <strong>Friesland</strong> , in Quarto<br />
bl. 8i en 82. Groot Charterb. van Friesl. I. D: bl!<br />
73 > 74- In deezen Giftbrief wordt maar alleen van<br />
Oostergo gefproken , en echter heeft men ook aan<br />
Westergo te denken, wyl de Utrechtfche Schryvers, van<br />
deeze zaaken handelende, van Oostergo en Westergo<br />
beide fpreeken. 't Biykc ook uit eene volgende bulle<br />
van 1145.
BEKNOP by deeze gelegenheid, den Friezen ter bewöo-<br />
TE HISTO ninge afgedaan. Doch deObodriten, die door<br />
RIE.<br />
Henrik de Leeuw, Hertog van Saxen, en Albrecht<br />
de Beer, Markgraaf van Brandenburg,<br />
overwonnen en Verdreeven waren, rekenden<br />
niet, dat zy hierdoor hun rmtuurlyk recht op deeze<br />
verhaten ftreeken verloorert hadden; zy verzuimden<br />
derhalven ook niet, zo ras de kans<br />
hun daartoe gunftig fcheen, eenen togt derwaards<br />
te önderneemen, om de bewooners der<br />
verlaaten landen te ontrusten, en ware het mogelyk<br />
te verdry ven. Te Susle, een ftedeke of<br />
fchans in dien oord , zou daarby iets gebeurd<br />
zyn, dat wy om zyne byzonderheid kortelyk<br />
zullen mede deelen. Van vierhonderd Friezen ,<br />
die dit ftedeke bewoonden, waren driehonderd»<br />
op geen onraad ter wereld bedacht, naar <strong>Friesland</strong><br />
te rugge gereisd, om daar hunne zaaken te<br />
verrichten, en dan weder derwaards te keeren.<br />
Honderd Midlerwyl werden de overigen, nu maar om<br />
van dezeltrent honderd fterk , door wel drie duizend<br />
vewv- Sclaaven overvallen; doch zy booden hun zulk'<br />
zen den<br />
aanval van<br />
drieduizend<br />
Sclaaven<br />
aft<br />
336 Tegenwoordige Staat<br />
eenen dapperen tegenftand, dat dezelve met bebloede<br />
koppen te rugge moesten deinzen. De<br />
befpringers, niets minder dan dat verwacht hebbende<br />
, en raazende van fpyt, datze döor zulk<br />
een hand vol volks waren afgeweezen, draalden<br />
niet lang den aanval met verdubbelde woede te<br />
hervatten; doch ook deeze viel niet naar hunne<br />
verwachting uit; hebbende de Friezen hen met<br />
de uiterfte kloekmoedigheid eenen ganfehendag<br />
opgehouden, en daardoor zodanig afgemat, dat<br />
zy ten tweeden maale met fchande te rugge<br />
weeken. De vyanden, ziende dat onze Land-<br />
zaaten
van F R I E S L A N D . 33/<br />
zaaten niet door geweld te overwinnen waren,<br />
zochten hert dooi -<br />
mooie woorden en belofteri<br />
van lyfsgenade tot de overgave te beweegen,<br />
oinzc, naar der Wilden ontrouwe manier, vervolgens<br />
in koelen moede te Vermoorden. Eenigen<br />
der belegerden, niet denkende dat hun zo<br />
wreed een lot befchooren ware, toonden zich<br />
geneigd om de plaats by verdrag over te geeven;<br />
öok poogden zy 'er de overigen toe te beweegen,<br />
en zouden waarfchynlyk in hun voorneemen<br />
gedaagd hebben, zo niet zeker Priester,<br />
met naame Gerlakus, verder dan de menigte<br />
gezien, cn kloekmoedigheids genoeg bezeten<br />
had, om zyne medegenooren over hunne<br />
'lafhartigheid te bcllraffen , en hun riet deeze<br />
mannelyke reden weder moed in te fpreeken :<br />
„ Mannen wat gaat u aan ?<br />
BEKNOP-<br />
TE Hisraf«<br />
RIE.<br />
Ook wor»<br />
lenze<br />
^oor hunïe<br />
mooie<br />
woorden<br />
liet verfchalkt.<br />
Hebbende<br />
seker<br />
Priester,<br />
h=n daas<br />
:egen ge-*<br />
waarichuwdewat<br />
hebt gy voor?<br />
„ gelooft gy dat gy door overgave uw leeven<br />
„ zult behouden, of dat de Wilden en Barbaar-<br />
„ fche Onchristenert Hun woord zullen houden ?<br />
„ Myne goede fnedepatriotten, gy dwaalt! Dit<br />
„ is een zótte waan. Weet gy niet, dat onder<br />
„ alle Natiën , die zich ticrwaards begceven<br />
„ hebben, wy Friezen de baatelyklte zyn by<br />
„ deeze Sclaaven? Wy zyn ten eenemaal fh'n-<br />
kende ifi hunne neuzen. Waarom werpt gy<br />
., dan uwe zieien weg, met u zeiven ter dood<br />
„ te haasten? Ik bezweer U by God , den<br />
„ Schepper van 't Geheclal, by wien het niet<br />
„ zwaar is, door weinigen te helpen, dat gy<br />
„ nog een weinig uwe krachten beproeft, en<br />
uwe handen tegen dén Vy'and te Weer fielt:<br />
j,, want zo lang wy met dit bolwerk bellooten<br />
blyven, zyn wy onze handen en wapenen<br />
Y<br />
„ mag*.
* •*•<br />
338 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP- „ magtig, en in hoope van leeven; maar eens<br />
TE HlSTO- n ontwapend zynde, fchiet 'er voor ons niets<br />
RIB. „ ' anders over, dan als hec itommevee geflacht<br />
5 }, te worden. Neemt dan uwe zwaarden we-<br />
', » „ der op, die de vyandenvanu eifchen, keert-<br />
3 „ ze in hunne ingewanden om, tot wraake van<br />
I , uw bloed. Laat hen uwe dapperheid proe-<br />
}, ven, en deeze uzelven eene bloedige over-<br />
En door . „ winning bezorgen". By deeze mannelyke<br />
zyn eigen'. aanfpraak liet het de Priester geenszins blyven;<br />
voorbeeld' zo wel handen hebbende om te vechten, als<br />
aangemoedigd.<br />
' eene tonge om te fpreeken , ging hy zynen<br />
Spitsbroederen kloekmoediglyk voor, en (lelde<br />
zich, alleenlyk van één man vergezclfchapt,<br />
voor de poort, daar hy geheele benden te rugge<br />
dreef, en veele Sclaaven met eigen hand<br />
ter aarde ftiet. Eindelyk zyn eene oog verlooren,<br />
en een Heek in 't onderlyf ontvangen hebbende<br />
, zou hy, naar men verhaalt, nog den moed<br />
niet hebben laaten zinken, maar met zulk eene<br />
ongelooflyke kracht op den vyand zyn aangevallen<br />
, dat deeze ten langen leste de' hoop van<br />
de plaats te overweldigen opgaf, en aftrok ,<br />
laatende de eer der overwinninge aan Gerlakuset<br />
aan eenige weinigen zyner helperen. ( * )<br />
De voor Zagen wy voorheen, dat Keizer Koenraad de<br />
heen ge- III de Utrechtfche Kerk met de Graaffchap-<br />
«Uane ver- - ^ ^ ».- * ' pen<br />
(_*) Schót. Frjefche. Hist. bl. 92. Wiens verhaal<br />
wy hier byna wöordelyk hebben gevolgd. Dat van<br />
%Egg. Beninga in zyne Kron. van Oostfr. bl. 99. ftemt<br />
hier mede in het zaakelyke overeen v De Redevoering<br />
van Gerlakus is by hem wat koster, en loopt ten einde<br />
met deeze woorden: „ derhalven keeret juvye fchwet-<br />
„ den nan juw vianden".
van F R I E S L A N D . 3 3 9<br />
pen van Ooster- en Westergo befchonk, het BEKNOPwas<br />
op den achttienden van Wynmaand des TE HISTO»<br />
RIE.<br />
jaars elfhonderd vyfenveertig, dat hy de gemelde<br />
verfchenking nader bevestigde by eenen fcheHking<br />
van Fries<br />
Giftbrief, welke van deezen inhoud is: land ,<br />
„ In den naam der H. en onverdeelde Drie- wordt<br />
„ vuldigheid Koenraadde III, door Gods Ge- nader be*<br />
vestigd.<br />
„ nade Koning der Romeinen. Wy twyffelen<br />
„ niet of het zal ter bevestiginge van den luider "45-<br />
„ onzes Koningkryks, en inzonderheid ter be-<br />
„ houdenisfe van onze Ziele (trekken, zo wy<br />
„ Gods Kerken uitbreiden, en derzelver rech-<br />
„ ten door ons Koningklyk gezag, innavolgin-<br />
„ ge van het voorbeeld der Godvruchtige Ko-<br />
„ ningen en Keizeren, onzevoorzaaten, beves-<br />
„ tigen. Om dies wille zy allen, zo tegenwoordigen<br />
als toekomenden, getrouwen on-<br />
„ derdaanen van Christus en van ons Koningkryk<br />
bekend, dat zich by ons, daar wy ons<br />
„ by Utrecht ophielden , en over den Vrede<br />
en den Staat des Ryks handelden, heeft ver-<br />
„ voegd onze getrouwe Herbert , Eerwaar-<br />
„ dig Bisfchop dier plaatfe; en aan ons vertoond<br />
de (lukken en bewyzen der Voorrech-<br />
., ten, van de Keizers, Henrik den III, onzen<br />
„ Grootvader, en Henrik den IV, onzen Moe-<br />
„ deroom, behelzende, hoe meergemelde Kei»<br />
zers het Graaffchap van Uostergouwe en<br />
„ Westergouwe, met alle deszelfs aanhangk-<br />
„ lykheden, hebben opgedraagen aan St. Mar-<br />
„ tens Kerke te Utrecht. Dezelve Eerwaardi-<br />
„ ge Bisfchop, geüerkt met de Geestelykheid<br />
„ en verdere leden dier Kerke, heeft derhal-<br />
„ ven van onze K. Majefteit verzocht, dat het<br />
Y 2<br />
S5 ons
94°<br />
Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP><br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
„ ons gelieven mogte, volgens den inhoud der'<br />
„ voorrechten, en der Keizerlyke verfchenkin-<br />
5, ge , het gemelde Graaffchap aaö hem en<br />
„ zyne Kerke door eene onvcrbreekbaare wet<br />
„ te bevestigen. En dewyl de Koningklyke;<br />
goedgunftigheïd, in berooninge van recht-<br />
,, vaardigheid, aan niemand moet ontbreeken,-<br />
„ en wy niet gewoon zyn iets diergelyks zonder<br />
eene geregelde rechtsoeffeninge te doen,<br />
„ zo hebben wy, na het doorle .-zen der Vbor-<br />
„ rechten, Graave Henrik van Gelre naar zyn<br />
„ gevoelen gevraagd, wat ons in deeze zaak,<br />
„ naar het oordeel der Vorften, te doen don J;<br />
„ doch hy, ons den raad zo der Vorften als<br />
„ van veele andere Edelen hebbende medege-<br />
„ deeld, was van oordeel, dat wy de oude!<br />
handvesten volgens recht konden en moesten<br />
j, vernieuwen, en de voorgaande Keizerlyke<br />
„ verfchenkingen door ons gezag fterk en en<br />
„ bevestigen. Wy derhal ven ook het voorge-<br />
„ melde Graaffchap van Oostergouwe en Wes-<br />
„ tergouwe, 't welk blykt, door meergemelde<br />
„ Keizers, aan den H. Manen en de Kerk vart<br />
„ Utrecht overgegceven en toegedaan te zyn,<br />
„ ingevolge de uitfpraake des Gerechts, de<br />
„ tusfchenkomfte der Koninginne Geertruid,<br />
„ onze zeer geliefde Gemaalinne, en het ver-<br />
„ zoek van onzen zeer getrouwen Herbert,<br />
„ Eerwaardigen Bisfchop dier plaatfe, en van<br />
„ andere onze getrouwe onderdaanen, aan den<br />
„ H. Marten en de Kerk van Utrecht, ter altoosduurende<br />
bezittinge, opdraagende, by<br />
„ handvest van dit tegenwoordige gefchrift ,<br />
„ bevestigen hetzelve in de ;hoope van eene<br />
„ toe-
van FRIESLAND. 341<br />
^ toekomende vergeldmge. En op dat niemand<br />
der ftervelingen , zo nu als in het toekomen-<br />
„ de, vermogen of gelegenheid van tegenfpraak<br />
„ in deezen moge krygen.zo willen wy,door<br />
3, dit ons Koningklyk bevelfchrift, alle hairs,<br />
klooveryen en uitviugten, welke hier tegen<br />
„ op eenigerhande wyze gemaakt zouden kon-<br />
„ nen worden, hebben afgefneeden, beveelende,<br />
dat nooit iemand, hy zy groot of klein,<br />
„ dit Keizerlyke Gefchenk, en onze bevesti.<br />
„ ginge daarvan, op eenigerlei wyze trachte te<br />
,, verydelen. Maar de Utrechtfche Kerk zal<br />
„ het meergemelde Graaffchap, met alle zyne<br />
„ toebehoorens , vervolgens door alle tyden<br />
,, heen, vryelyken zonder iemands tegenfpraak<br />
„ bezitten. Zo evenwel, dat God verhoede!<br />
,, iemand het bevelfchrift van deeze onze be-<br />
„ vestiginge zocht te verydelen, die zal betaa-<br />
„ len duizend ponden louter Gouds, tebekee-<br />
„ ren de eene helft aan onze Schatkist, en de<br />
„ andere aan 'de meergemelde Kerk van Ut-<br />
„ recht" fj).<br />
Deeze Giftbrief, welke zo door den Keizer<br />
zeiven als door eene groote menigte getuigen,<br />
van het eerfte aanzien in kerk en ftaat, ondertekend<br />
is, verfchilt daarin van 's Keizers voorgaanden<br />
Giftbrief, dat er uitdrukkelyke melding in<br />
gemaakt wordt van Oostergouwe en Westergouwe<br />
beide, en wel op zulk eene wyze,. dat<br />
men reden hebbe om te denken, dat in dien<br />
voor<br />
ts ) Schot. Befchryv. van Friesl. in Quarro, bl. 83,<br />
84, 85, 86 en 87. Groot Charterb. van Friesl. I. E\<br />
Y 3<br />
BEKSTO*-<br />
TE HISTO<br />
RIE.
BJERNOP-<br />
*E HfSTO-<br />
$.12.<br />
34* Tegenwoordige Staat<br />
voorgemelden Giftbrief , VVestergo, fchoon<br />
niet uitgedrukt, onder . Oostergo begreepen<br />
was ; gelyk ook , dat het Graaffchao van<br />
Stavoren , beneffens dat van Islegouwe ,<br />
in deezen Giftbrief onder Westergo begreepen<br />
is, dewyl 'er in gefproken wordt van<br />
de aanhangklykheden en toebehoorens deézes<br />
Graaffchaps.<br />
Dus werd <strong>Friesland</strong> heen en weder gefchonken,<br />
niet zonder frnertelyk gevoel van veelerlei<br />
rampen , aan zuke geduurige wisfellngen<br />
van Opperheeren onaficheidbanr verknocht.<br />
Dezelve zouden echter onvergelykelyk grooter<br />
nadeelen voor <strong>Friesland</strong> hebben te wege gebragt,<br />
zo dergelyke papieren bullen door "keizerlyke<br />
wapenen waren onderfteundgeweest. Somwylen<br />
hadden de Friezen wel eenige aanvechtingen<br />
van de zyde der Graaven of der Bisfchoppen<br />
tegen teftaan, doch deeze werden van geen<br />
van beide kanten met genoegzaame krachten uit.<br />
gevoerd , om de onvenfaagde en ftrydbaare<br />
Friezen geheel onder 'tjuk te brengen „Want<br />
j, de Friezen, ( dus drukt 'er zich de Geleer-<br />
„ de U. Emmius over uit) fteunende op het<br />
„ recht der vryheid, datze van hunne voor-<br />
, vaderen ontvangen hadden, en 't welk door<br />
„ Giftbrieven van voorgaande Keizeren dikwyls<br />
»» bevestigd was, rekenden zulke brieven niet :<br />
»' ook lietenze zich, door geene ondeugende<br />
»> gerechtshandelingen, met pen en papier die<br />
»» dingen ontrukken, welke eertyds door de<br />
s, hunnen, ten koste van veel bloeds, gekocht<br />
„ en behouden waren. En dus is noch de<br />
»» Graaf van Holland, noch de Bisfchop van<br />
„ Ut-
van FRIESLAND. 343<br />
sj Utrecht, noch iemand hunner nakomelin^<br />
„ gen, uit kracht van deeze brieven, ooit in<br />
», het bezit van Ooster- of Westergo geraakt"<br />
(f). Zelfs willen fommigen, dat onder] alle<br />
deeze wislèlende tooneelen de Friezen hunne<br />
volle vryheid verkreegen hebben , zich los~<br />
maakende zowel van den eenen als anderen, en<br />
tot hunnen Poteftaat verkiezende Sake Reinalda,<br />
een' man wegens zyne dapperheid en kloekmoedigheid<br />
grootelyks beroemd (*)<br />
De nieuwe en grootelyks vermaarde Kruisvaart,<br />
welke ten deezen tyde, met eenen godsdienftigen,<br />
zo 't heet, doch inderdaad onzinnigenyver,<br />
naar't H. Land ondernomen werd, behoeft<br />
ons niet op te houden, om dat ons niet gebleeken<br />
is,hoe veel deel de Friezen daaraan gehad<br />
hebben; doch daar is een andere naar Spanje<br />
voorgevallen, om de Saracenen in dien oord te<br />
bévechten en van daar te verdry ven, waarin de<br />
Friezen, Keulenaars en andere omtrent den Ryn<br />
en Wezer woonende volkeren, een voornaame rol<br />
fpeelden; het voornaamlte evenwel, dat hier<br />
door werd uitgerecht, was de belegering en<br />
verovering van Lisfabon; welke ftad tot daaraan<br />
toe door ongeloovigen bewoond was geworden.<br />
Van denlandkant gefchiedde de belegering door<br />
den Koning van Gallicië zeiven, en van den zeekant<br />
door gemelde volkeren. De belegering<br />
was hardnekkig en langduurig. Eindelyk moest<br />
de Stad voor het geweld bukken, en wierd aan<br />
den Koning overgeleverd, terwyl de Kruisvaarders<br />
(f) Rer. Frif. Hist. L. VI. p. 269.<br />
(*) Schot. Friefche Hist. bl. 90.<br />
Y 4<br />
BKKNOP»<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
De Friei<br />
zen helpen<br />
Lis(a«<br />
bon veroveren.
344 Tegenwoordige Staat<br />
ÜEJttJOP-•<br />
ders den buit, die 'er binnen gevonden wierdi XE HlSTO }<br />
" tot belooning van hunne moeite en gevaaren kreeT KIE,<br />
gen, zonder dat met deeze onderneemiag iets<br />
anders van belang wierd uitgevoerd.<br />
Ook heb > Even weinig werd 'er uitgevoerd door een<br />
benze<br />
Leger van Gekruiste fqldaaten, dat uit Westfa-<br />
deel aan<br />
't beoorlingers, Saxers en Friezen van omtrent de Weloogen<br />
de ü'zqr en Elve bellond, en, onder het geleide van<br />
Heiden de Bisfehoppen van Saxen en eenige Daicfche<br />
fehe Sclaa l<br />
"ven om " Vorften, was opgetrokken, om de heidenfehe<br />
trent ;de Sclaaven, omtrent de Oostzee woonende , te.beoorloogen:<br />
want na dat me i de S .Laven had doen<br />
belooven,dat zy zich zouden laaten .doopen, en<br />
de gevangen Deenen in vryheid fteljen, keerde<br />
men weder naar huis, zonder zich over 't al of<br />
niet volbrengen der gedaane belofte verder te<br />
bekommeren. Die weet, hoe noode afgeperste<br />
beloften volbragc worden, zal ligtelyk begrypen,<br />
dat deeze Sclaaven, na 't vertrek hunner<br />
vyanden , zich van alle verpligtinge daartoe<br />
De pooging<br />
van<br />
Hendrik<br />
de Leenw<br />
wordt<br />
ook verydeld.<br />
1155.<br />
ontuagen reiienaen.<br />
Hendrik de Leeuw, Hertog van Saxen en<br />
Beieren, Achterkleinzoon van Hendrik den Dikken<br />
, die door de Oostfriezen, omtrent Norden,<br />
verflagen was, kwam, ten jaare elfnonderd vyf*<br />
euvyftig , met een aanzienlyk Leger, om wraak<br />
oyer den dood van zynen O vergroot vader te nee*<br />
iiiLu, uui-N uc Lucicg, uue wysieiyK OOK ondernomen.,<br />
mislukte om dezelfde reden. De<br />
Friezen.naamelyk, ontdekt hebbende, wat hun<br />
naakende ware, maakten zich zo by tyds meester<br />
van alle posten, dat hy zyne Ruitery even<br />
weinig als zyn Qvergrootvadcrgebruikcnkon;en<br />
dit bragt te wege, dat hy zo wel als die de ner<br />
derlaag kreeg, fchoon met behoud zyns leevens.<br />
Had,
van F R I E S L A N D . 345<br />
Had men hier te lande reeds voorheen zyne BEKWOP-<br />
TE<br />
Godsdiendigheid aan den dag gelegd, door het<br />
H l s T<br />
°itichcen<br />
van Kerken cn Kloosters; men ging ^<br />
daarmede , ten deezen tyde , dapper<br />
c n a a<br />
voort. nie r £| •<br />
Zelfs wierd 'er meer dan eene oude Kerk onder lande yve.<br />
voet gefmeeten, en eene nieuwe in derzelver ri<br />
S voort<br />
plaats gedicht, zo om daar door eere in te ft"^ 1<br />
"<br />
leggen, als om 't recht van Patroonfchap, of Van Kerbegeevmg<br />
der Kerkelyke beneficiën , dat daarvan ken en<br />
afhangklyk was, voor zich en zyn geflagt te Kloosters,<br />
verkrygen. Ménig Klooster in <strong>Friesland</strong> is zy.<br />
ne eerde dichting insgelyks aan deeze eeuw<br />
verfchuidigd, hoewel men ten aanzien van veele<br />
, by gebrek van noodige berichten, niets<br />
met zekerheid weet te melden.<br />
Het Klooster Ludingakerk, ten Oosten van Het<br />
Almenum gelegen , heeft zynen naam gekreegen Klooster<br />
n s a<br />
van het Oude Adelyke geflagt der Ludinga's, ^ T^ '<br />
die voor de grondheeren en eerde Stichters WOrdt gevan<br />
dit gebouvy gehouden worden. Hetzelve lucht,<br />
werd allereerst gedicht in den jaare'elfhonderd 1157.<br />
zevenenvyftig, of wat laater, en voltooid zyn•<br />
de, door Reguliere Kanonniken bevolkt; heb-<br />
1 bende Godefrid van Reenen, toenmaals Bisfchop<br />
f van Utrecht, ten verzoeke van Eilwerd Ludiriga<br />
en eenige anderen uit dit gcflagte, ten jaare<br />
ijielfhonderd achtenzestig, over de Broederalfchap,<br />
eenen Oyerde aangedeld, by den voli<br />
[genden Openbrief.<br />
„ m den naam der H. en onverdeelde ue ms-<br />
„ Drievuldigheid. Godefrid, door Gods ^g^<br />
„ nade, gering bedienaer der Kerke van Üt- g e ef t tta,, r<br />
„ recht. Het zy ajlen Geloovigen, zo tegen- aan eene»<br />
woordigen als toekomenden , bekend , dat wertte.<br />
Y 5 ' Broe-
BEKNOP<br />
TE HISTO-<br />
BIE,<br />
346 Tegenwoordigs Staat<br />
„ Broeder Eilwerd van Ludinga Kerk , met<br />
„ eenigen van het Geflagte der Ludinga 's, van<br />
•9 ons verzocht heefc, dat wy hem en zynen<br />
» Reguliere Medebroederen , eenen Meester<br />
»' wilden geeven, die hun met woorden en<br />
" llichtelyke werken mogt voorgaan , en be-<br />
" kwaam zyn om hen te bellieren naar den rcï3<br />
gel van den H. Augustinus. Wy hebben<br />
,, daarop hunne rechtmaatige en redelyke<br />
9, bede ingewilligd; ook zyn wy naar gemelde<br />
5> Kerk gegaan, en hebben , na de begeerte<br />
" van alle de broeders, die hetzelve cenpaarig<br />
** van ons verzochten , gehoord te hebben, hun<br />
" de vryheid geeeeven, om zich zeiven eenen<br />
Geestclyken Vader, wien zy wilden, te verkiezen.<br />
Waarop zy, ingevolge den raad van<br />
„ Matheus, Abt van St. Paüjus en van Hil•<br />
„ debrand- Abt van Verlla , en verdere reli-<br />
»> gicuze mannen, die by ons waren, hunne<br />
" ftemmen eenpaariglyk gegeeven hebben aan<br />
" den perfoon van Broeder Wigbold.. Daarop<br />
" hebben zy, ten overflaan van de Advokaaten<br />
„ der Kerke, en eenigen uit het Geflagte van<br />
,» Ludinga, daar tegenwoordig, de gemelde<br />
?» Kerk , in onze tegenwoordigheid, van hun'ei-<br />
'» gendom ontflagen, en dezelve door eene vrye<br />
*' gifte Gode toegeëigend. Dit hebben wy<br />
" door ons Dekreet bevestigd; met verbod,<br />
" van den Broederen, het zy den Abt zeiven,<br />
of zynen onderzaaten, bedienaaren en nazaa-<br />
„ ten , of ook hunne goederen, zo dieze<br />
,, reeds hebben, als nog liaan te verkrygen,<br />
,, door eenig roekeloos beftaan , ooit eenig<br />
»> leed of moeite aan te doen. Ook hebben<br />
„ wy
van FRIESLAND. 347<br />
»» wy hun de Kerk , vry van alle fchattingen 1 BEKNOPen<br />
fchulden, overgeleverd, en daarenboven I TE HlSTO-<br />
L RIE.<br />
5, aan hun en hunne nazaaren de helft van de<br />
„ inkomfteri der Kerke van Minnertsga gegee-<br />
,-. ven; behoudens nogcans ons recht, enz "<br />
Wy deelden dit Huk te liever mede om dat<br />
daar uit blykt niet alleen met wat yver men, uit<br />
Godsdienftige beginfelen, voortfnelde, om veele<br />
perfoonen en goederen nutteloos voor de Maatfchappy<br />
te maaken, maar ook om daar door aan<br />
te toonen, hoe en op wat wyze het zich byde<br />
eerfte ftichtinge der Kloosteren hebbe toegedraagen.<br />
Wigbold, dus de eerfte Abt deezer Abtdye Wigbold<br />
zynde, wordt gezegd, in eene onafgebroken volg was desreeks<br />
zesentwintig navolgers in deeze waardigzelfseerheid gehad te hebben. De Rykdommen, waar fte Abt.<br />
Door ryk.<br />
mede dit Konventvan tyd tot tyd begiftigd werd, dom ver-<br />
gaven door den tyd aanleiding tot overdaad en dertelen<br />
dertelheid , in zo verre dat de Kapittels van de Broe<br />
Windesheim en van St. Agnesberg , omtrent ders.<br />
Deventer , eenige hervorming in het zelve<br />
maakten , den eernaam van Abt vernietigden,<br />
en daarvoor den vernederenden tytcl van Prior<br />
aan de volgende Kloostervoogden gaven.<br />
Het Klooster Mariëngaard , op of aan de<br />
grensfcheiding van Oostergo , onder • Hallum,<br />
niet min berucht dan het voorgaande , werd<br />
insgelyks in deezen tyd, waarin de landen merkelyk<br />
(t) Oudh. en Gedichten van Friesl. IT. D. bl. 132,<br />
Schot, Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 313.<br />
Het<br />
Klooster<br />
Mariën<br />
gaard<br />
wordt ge-<br />
IHcht.
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
3.4H Tegenwoordige Staat<br />
lyk in bloei hadden toegenomen, fchoonze,onder<br />
rust en weelde, met mkqdfche partydigheden<br />
gekweld waren, geftichc door den Eerwaardigen<br />
Heer Fredrik, Pastoor der Kerke te Halhun,<br />
Deeze Fredrik was tc Hallum uit eerly-.<br />
ke Ouders, met naame Doede en Sybrig, gebooren,<br />
en leerde ook daar ter plaatfe de beginfelen<br />
der Larynfche taaie; doch beguf zich<br />
vervolgens naar Munfter in Westfajen, om zich<br />
in de noolige Weetenfchappen verder te laaten<br />
onderwyzen. Hier zynde ging hy de vermaarde<br />
. Abtdy van Marien waard in Gelderland, niet verre<br />
van Kuilenburg, menigmaal bezoeken, en wel met<br />
dien uitllag, dat hy door het Godvruchtig gedrag<br />
van de Brpedcrfchap deezer Abtdy bewoogen<br />
wierd, om ook zelf de GeestèlyKe, orde<br />
van Premonftreit te'omhelzen , en dezelve naar<br />
zyn vermogen uit te breiden. Te Hallum te<br />
rug gekomen zynde, werd hy, op kost :n van<br />
Heer Feike, Pastoor dier plaatfe, tot Priester<br />
gewyd, en is ook, na deszelfs dood, zyn opvolger<br />
in die Pastory geworden. Tot deeze<br />
waardigheid verheven zynde, lejde hy zich met<br />
zo veel yver op de uitbreiding van den Geestelyketi<br />
ftaat toe, welke door hem zeiven omhelsd<br />
was, dat zeer veele menfehen, en daar onder<br />
ook eenige Ëdelluiden , door hunne dappere<br />
daaden roemruchtig geworden , hun affcheid van<br />
de wereld namen , het witte kleed in de Kerk<br />
van Hallum aantrokken, en zjch onder de tucht<br />
van Fredrik cn de Orde begaven. Door dit alles<br />
aangemoedigd en vuuriger geworden, nam<br />
hy eindelyk het befiuit, om het gemelde Klooster<br />
te (lichten, doch alzo hy zelf niet zeer be-<br />
midk
Mn FRIESLAND. 349<br />
rniddeld was, had hy daartoe de onderftcuning Bü KNOPvan<br />
anderen noodig: deeze ontbrak hem ook TE HisTO'<br />
BIB.<br />
niet; zynde hy door de milddaadigheid van twee<br />
Vermogende en Adelyke Vrouwen, Sia , de<br />
Moeder van Rienk Van Martcna, en Geertruid<br />
van Driefum, de Nigt van Kempe en /Esge<br />
van Blya, daarin voornaamelyk geholpen. Het<br />
Kerkje, dat in gevolge van dit zyn ontwerp, in<br />
den jaare elfhonderd drieënzestig, door hemgeftiebt<br />
was, op een ftuk lands , daartoe door<br />
Goslik Goslinga ten gefchenke gegeeven, werd<br />
aan den Hl Apostel Johannes en de H. Maagd<br />
Maria toegewyd, en:daarin, door den Stichter,<br />
de eerfte Mis gedaan, op den dag der Kruis-<br />
Verhefïinge , of veertienden van Herfstmaand.<br />
Na dat het Kerkje voltrokken was j werden de<br />
overige gebouwen , ter bcwooninge voor de<br />
Geestelyken , in gereedheid gebragt , en in<br />
diervoegen ingericht, dat daarin zo wel Vrouwen<br />
als Mannen, doch afgefcheiden van eikanderen,<br />
aangenomen en geplaatst konden worden.<br />
De toeloop van beiderlei kunne tot dit Kloos-<br />
1 ter nam in 't kort zodanig toe, dat Fredrik<br />
: zich genoodzaakt vond, een goed deel Klooster-*<br />
] linden naar elders te verplaacfen. Het Klooster<br />
1 over de Lauwers in de LYlarne en dat van St. Bo-<br />
1 nifacius te Dokkum, werwaards zich deeze bë-<br />
I gaven, verkreegen dus nieuwe inwooners. Ook<br />
ivond Heer Fredrik, kort daarna, en ter voor-<br />
•komingevan allerlei wanorders, geraaden, de<br />
1<br />
Vrouwen insgelyks naar elders te doen verhuïi<br />
zen. Ten dien einde (lichtte hy een Nonnen -<br />
Gelyk<br />
1 klooster, met naame Bethlehem, doch nu door<br />
ook dat<br />
gaans Bartlehiem geheeten, naby deEe in Tie- van Bethlehei».tjerk-
BEKTOP»<br />
T£ HISTO<br />
RIE.<br />
En van<br />
Klaar<br />
kamp.<br />
116*5.<br />
35 Tegenwoordige Staat<br />
tjerklteradeel, en bragt derwaards de Geestely-<br />
ke Zusters over. Hec opzigt over dit Vrouwen<br />
Klooster bleef echcer toebetrouwd aan de<br />
Abten van Manëngaard, die, tot opRegnerus<br />
van Asperen, den laatifen van allen, zesendertig<br />
in getal zyn geweest ( f ).<br />
Daar wy vanhetmchten derKloosceren fpreeken,<br />
zal hec, om de gelykheid der ftoffe, niet<br />
kwalyk voegen, 'er in eene onafgebroken volgorde,<br />
nog kortelyk de opkomst van eenige anderen<br />
by te voegen. Dat van Klaarkamp, gelegen<br />
in Oostergo, in de Grieteny van Dantumadeel<br />
, en wel onder het behoor van Rinsmageest,<br />
is zyn' oorfprong en naam verfchuldigd<br />
aan zekere rykeen Godvruchtige Weduwe, met<br />
naame Klaara, welke aldaar in eene looden kist<br />
of tombe begraaven ligt (*). Het jaar der<br />
(lichtinge wordt van fommigen tot het begin<br />
der dertiende eeuw gebragt; doch dat van elfhonderd<br />
vyfenzestig, voor 'c jaar van deszelfs<br />
opkomst gefiouden. Hoe 't hier mede zy; na<br />
dat het Klooster bewoonbaar gemaakt was,<br />
werd het betrokken door Bernardiner Monniken',<br />
welke orde men tot nog toe in <strong>Friesland</strong> niet<br />
vernomen had. In den beginne had deeze<br />
Abtdy, door de geftrenge onderhouding van<br />
haaren regel, den roem van groote Godvrucht,<br />
en verwekte hier door zo veelen tot navolgin-<br />
ê e<br />
»<br />
(f) Oudh. en Gefticht. van Friesl. I. D. bl. 385—<br />
387, vergel. met Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto,<br />
bl. 311 cn 312, als ook Friefche Histor. bl. 101.<br />
(*) Winfem. Kron. fol. 337. Friefche Oudh, bl.<br />
143.
van F R I E S L A N D . 351<br />
ge, dat uit dit Klooster verfcheiden andere ge- CEKNOP*<br />
Yprooten zyn, naamelyk twee Vrouwen Kloos TE HISTO<br />
RIE.<br />
ters Sion en Gennezareth, of Nazareth, en drie<br />
Uit dit<br />
Mannen Kloosters, Oldeklooster of Bloemkamp,<br />
Klooster<br />
St. Bernards Klooster, te Aduwert, en Jerufa- j ipruiten<br />
lem of Gerkesklooster; doch van welken het weder<br />
hier de plaats niet is te fpreeken. Dat de Abt'' andere.<br />
van Klaarkamp veel aanziens hier te lande gehad<br />
moet hebben,blykt onder anderen hier uit, dat<br />
hy onder de Prelaaten, op de gemeene Landsvergaderingen<br />
, de eerfte plaats had.<br />
Terwyl de bygeloovige Godvrucht, in ver-; <strong>Friesland</strong><br />
beeldinge, dat men uit het Klooster veilig ten : lydt veel<br />
I Hemel voer, haare fchatten aan derzelver rtich-' by den<br />
Juliaans<br />
1 tinge te koste leide, had <strong>Friesland</strong> , beneffens' Vloed.<br />
anderenabuurige Gewesten, grootelyks te lyden<br />
by die geduchte overftrooming, welke in<br />
den beginne van het jaar elfhonderd vierenzestig<br />
is voorgevallen, en doorgaans de Juliaans vloed<br />
I genaamd wordt. Ubbo Emmius , wiens be-<br />
; lchryving wy gaarne overneemen , fpreekt 'er<br />
ialdus van (f). „ De Noordzee, boven ge-<br />
.,, woonte opzwellende, en ontroerd door de<br />
. „ ftormwinden, heeft op den negenden van<br />
.„ Louwmaand, in de duiftemisfe des nachts,<br />
„ fteigerende boven alle Dyken, zich over alle<br />
, „ Velden van <strong>Friesland</strong>, die niet verhjven wa-<br />
. „ ren, verfpreid; en in een ommezien die ge-<br />
. „ lukkige Landouwe verfchapen in eene de<br />
.„ erbarmwaardigfte: want de ellende was der-<br />
.„ maate groot, dat <strong>Friesland</strong> diergelyk eene<br />
„ nooit<br />
(t) Rer. Frif. Lib, VII p 290. Volgens de ver-<br />
(taaling van Gabbema. Nederl. Watervloeden, bl. 32.
BFKNOP-<br />
TÈ HlSTO-<br />
SIE.<br />
keizer<br />
Fredrik<br />
bewerkt<br />
een verdragtusfehenHolland<br />
en<br />
Utrecht<br />
nopens<br />
<strong>Friesland</strong>,<br />
li 66.<br />
35*<br />
Tegenwoordige Staat<br />
„ nooit overkwam , het zy men aanfehomtf<br />
„ neem op de mëenlgte der drinkelingen, die<br />
„ 't geloof overltreeft, ( want honderdduizend<br />
„ zeit men gefneuveld te zyn,) het zy op het<br />
„ vee van alle foorten; het zy op Itreeken lands,<br />
„ door de woede des waters weggerukt; of op<br />
,, de verwoesting^ der geheele landouwe, wee-<br />
„ zende de huizen doorgaans ter aa"de gewor-<br />
,, pen. Deeze , gezeid de Juliaans Vloed ,<br />
,, heeft eenen verwaaten naam by de nakome-<br />
„ lingen verworven".<br />
Onder dit alles was het twistvuur, dat federt<br />
eenigen tyd tusfehen den Hollandfchen Graaf<br />
en den Utrechtfchen Kerkvoogd, over 't recht<br />
op Ooster- en Westergo, gefmeuld had, zo<br />
verre Van uitgedoofd te zyn, dat het ongetwyffeld<br />
ligter lage in vlam zou geflagen zyn ,•<br />
zo niet Keizer Fredrik, op verzoek van Bisfchop<br />
Godefrid, tusfehen beiden gekomen ware, erf<br />
daarover als 'fcheidsmart de volgende uitfpraak<br />
gedaan had. „ Dat de Bisfchop en de Graaf<br />
„ het in gefchil zynde Gewest met gelyke<br />
„ magt en recht zouden bezitten, en onder<br />
„ eikanderen overeenkomen wegens eenen<br />
,, Graave, die zich voor den Keizer zou moe-<br />
,, ten Hellen om van hem in deeze bedieninge<br />
,, bevestigd en in eed genomen te worden, en<br />
„ alzo uit beider naame het land te beilieren.<br />
„ Dat deeze, voor dat hy zyn arnpt aanvaard-<br />
„ de, zou moeten zweeren, dat hy voor bei-<br />
„ der be'ang met gelyke zorge zou waaken, en<br />
noch door bede noch door gifte iets bedryven,<br />
ten voordeele van den eenen, dat den an-<br />
„ deren tot nadeel van recht of inkomllen zoude<br />
„ konnen
van F R I E S L A N D . ggj<br />
konnen gedyen. Dat, zo de Bisfchop en de<br />
,, Graaf het, wegens den te kiezen Graave, met rn HISTO<br />
RIE.<br />
eikanderen niet konden vinden, de Keizer<br />
„ bevoegd zou zyn om iemand uit de zys,<br />
nen daar toe aan te flelien. Dat zy jaar-<br />
„ lyks, in Bloeimaand, waar in van ouds her<br />
de Landdagen plagten gehouden te worden,<br />
in het land zouden komen, ieder van der-<br />
„ tig Ruiterenverzeld, en dat, na het eindi-<br />
„ gen der Rechtshandelingen , de voordee-<br />
„ len en opkomften des gcheelen jaars in gely-<br />
„ ke portien tusfehen den Graaf en Bisfchop<br />
„ verdeeld zouden worden; gelyk zy ook alle<br />
nadeclen en fchaden in dezelfde evenredig.<br />
„ heid zouden te draagen hebben. Dat zy ie-<br />
„ der eenen Advocaat zouden mogen aanllellen,<br />
„ om voor hunne byzondere belangen te waa-<br />
„ ken,. mids dat de Advocaat des Bisfchops<br />
„ tot genoegen van den Graave, en die des<br />
„ Graaven tot genoegen van den Bisfchop wa-<br />
• „ re. Dat de Graaf, in de eerfte acht weeken,<br />
,„ de wereldiyke rechtzaaken zoude afdoen, en<br />
,„• dat de Kerkelyke rechtsgedingen, door den<br />
•" Bisfchop, in de volgende acht insgelyks beflegc<br />
„ zouden worden. Dat eindelyk Graaf Floris,<br />
„ in 't herwinnen van het Slot te Benthem,<br />
„ den Bisfchop zoude helpen, doch dat, na de<br />
„ verovering, de Bisfchop hetzelve aan den<br />
,„ Graaf te leen zoude overlaaten, mids dat hy<br />
„ ééne kamer, ééne Kapelie en ééne keuken ,<br />
„ met recht van vryen in-en uit-gang,inhet zei-<br />
„, ve voor zich behield; verbindende-zich voor<br />
,„ het laatst de wederzydfche partyen, dat wie van<br />
,„ beiden bevonden wierd, eenige inbreuk op<br />
^ „ dit
354 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP- , „ dit Verdrag gemaakt te hebben, eene boete<br />
TE HISTO<br />
„ van vyfhonderd mark zilvers, binrenden tyd<br />
RIE.<br />
,, van vyf maanden, aan de Keizerlyke Schat*<br />
„ kist zou hebben te betaalen , nadat naa-<br />
„ melyk de Graaf, die van hunnent wege<br />
't bewind in <strong>Friesland</strong> had, van zes geloof-<br />
„ waardige mannen verzeld, voor den Keizer,<br />
„ onder eede, verklaard zou hebben, door wien<br />
„ van beiden 't Verdrag gefchonden ware(*)".<br />
Dit Ver Dus werd, door Keizerlyk gezag, wel de twist<br />
drag bemiddeld; maar 't'blykt niet, dat dit Verdrag<br />
fchynt<br />
wegens <strong>Friesland</strong>, vooreerst van eenig gevolg<br />
vooreerst<br />
van wei .geweest is. De Friezen, om met Emmius<br />
nig ge te fpreeken, waren door geene woorden te<br />
volg ge beweegen, om hunne vryheid te laaten vaaren ,<br />
weest te<br />
zyn.<br />
en 't blykt niet, zelf is 't niet waarfchynlyk,<br />
dat de Keizer hun tegen wil en dank en met<br />
geweld van wapenen eenen Opperheer zal hebben<br />
willen opdringen, daar Hesfel Martena,<br />
Duko's zoon, een Edelman van 't eerfte aanzien<br />
en een dapper Krygsman, doch onlangs, in zynen<br />
dienst, voor Milaan gefneuveld, van hem<br />
rootelyksin waarde wierd gehouden (§). De<br />
f 'riefche Kronykfchryvers maaken ook geene<br />
melding van den eerften Graave, welke op deezen<br />
voet over <strong>Friesland</strong> aangefteld zou zyn;<br />
maar<br />
(*) Het oorfprongklyke van dit Verdrag, waarvan<br />
Wy alleen den zaakelyken inhoud hebben opgegeeven,<br />
Vindt men in de Lat. taal, by Schot. Befchr. van Friesl.<br />
in Quarto. bl. 87 enz. en m 't Groot Charterb. van<br />
Friesl. I. D. bl. 78. Het zelve is geilooten in den<br />
jaare 1166, binnen Utrecht, daar de Keizer zich toen<br />
bevond, en den Graaf gedagvaard had.<br />
CSJ U. Emm. Rer. Frif. L. VII. p. 295.
van F R I E S L A N D . 355<br />
maar fpreeken wel van Sake Reinalda als den<br />
toenmaaligen Poteflaat. Dus is het waarfchynlyk,<br />
dat'er, by 't leeven van deezen beroem<br />
Sake Reiden<br />
en vréedzaamen Edelman, die voorheen de<br />
nalda ,<br />
waardigheid van Poteflaat tweemaal bekleed, groot<br />
doch telkens met het jaar wederom nedergevoorftanlegd had, om reden, dat dit, gelyk hy zeide, der der<br />
Friefche<br />
het gebruik der voorvaderen medebragt, niets vryheid,<br />
ten nadcele der Friefche vryheid ondernomen komt<br />
zy. Of de Friezen, na zynen dood, voorge voor ais<br />
Poteftaac<br />
vallen in den jaare elfhonderd zeven en zestig, ten dee<br />
zich vrywilÜglyk onder de regeeringe der Holzen tyde.<br />
landfche Graaven en Utrechtfche BisfchorJpen<br />
1167.<br />
begeeven hebben, laaten wy liefst onbepaald<br />
O<br />
De Hol<br />
Een ander gefchil, fchoon van minder be landfche<br />
lahg, tusfehen den Hollandfchen Graaf en die Graaf ver<br />
van Galama, over het Bosch de Kreil, zou insdraagt zich ook<br />
gelyks, door Keizer Fredrik, omtrent deezen tyd,<br />
met die<br />
zyn uit den weg geruimd, door aan Juw Galama van Gala<br />
en zyne erven de Vrye jagt in 't Bosch, en het ma.<br />
derde deel van den eigendom deszelfs aan den<br />
Graave toe te wyzen<br />
( * ) Schot, houdt dit voor waarfchynlyk, zeggende:<br />
ma zyn (te weeten Reinalda's) dood, zynze met wil-<br />
I le, zo ik achte, onder Utrecht en Holland gegaan»<br />
IFr. Hist. bl. 96.<br />
(§) O. Scharl. Kron. van Fr. bl. 96.<br />
Z a VIII. HOOFD-<br />
BliKNOÏ""-<br />
TL HlSTO*.<br />
RIE.
BERNOP.<br />
gj
van FRIESLAND. 357<br />
ftroomd,en zowel ten oosten als ten westen het BEKNOP- "<br />
TE HlSTO'<br />
Vlie in eene barre Zee veranderd ( * ). 't Is dus<br />
RIE.<br />
niet te verwonderen, dat fommigen hierin den<br />
oorfprong der Zuiderzee zoeken. Als wy evenwel<br />
metdeoudfte berichten onzes lands te raade<br />
gaan, blykt ons, dat men ten jaare 1250,<br />
nog met een plank of deele, door het bosch<br />
Kreil, van Stavoren naar Enk huizen konde<br />
overgaan. Dus is het waarfchynlyker, dat<br />
de Zeegaten daar door verwyd zyn , en<br />
dat mogelyk hier en daar eene laage ftreek<br />
lands onder water gebleeven zy, zonder het<br />
hoofd wederom te hebben konnen boven haaien.<br />
Nog geen volle drie jaaren na dien tyd, en ' Welke<br />
dus voor dat de landen van de geleeden fchade ' iran een'<br />
ïnderen<br />
ten vollen bekomen waren, viel 'er in bloeimaand'<br />
gevolgd<br />
eene andere overstrooming voor, die 't gevolg \ wordt,<br />
van eenen geweldigen Stormwind was, en door<br />
overftroominge van den Ryn werd voorgegaan.<br />
Dus valt ligtelyk te begrypen, dat Holland en<br />
Zeeland hierby meer dan <strong>Friesland</strong> te lyden<br />
1173.<br />
hadden {§ ,.<br />
De rust, hierop eenige jaaren na eikanderen,] Het Lid-<br />
in <strong>Friesland</strong> beoosten het Vlie , genooten , 1 lumer<br />
I gaf fchoone .gelegenheid om met het ftich-J Klooster<br />
wordt ge<<br />
t ten van Kloosteren voort te gaan. Zeker fticht. f<br />
1 ongehuwd en vermogend man , met naame<br />
! Sibe , woonende te Lidlum in Barradeel ,<br />
'viel in het denkbeeld , dat het hem be-<br />
1 taamde , zich , gelyk men toen fprak , van<br />
de<br />
(*) Over deezen Vloed kan men nazien Gabbema<br />
JNederl. Watcrvl. bl. 39 — 45. ( § ) Zie denzelfden bl»<br />
44S-52.<br />
Z 3
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
lltU<br />
Gelyk<br />
ook het<br />
Nonnenklooster<br />
358 Tegenwoordige Staat-<br />
de wereld af te fcheiden, en zyne goederen ten<br />
Godsdiendigen gebruike te bedeeden; hierom<br />
maakte hy eerst van zyn eigen huis eene Kerk,<br />
en ftichtte daarna, met hulpe van TjallingDonia<br />
van Winfum , op de zelfde plaats een Klooster,<br />
dat brengende onder de Orde der Reguliere Kanoniken<br />
, door welken eene gemaatigde lrrengheid<br />
werd geocffend. Dan deeze ftrengheid<br />
verflapte eerlang zodanig, dat de (lichters zelve<br />
'er geen genoegen meer in namen, en 't Klooster<br />
onder de Orde van Premondreit, en de<br />
voogdy van Mariëngaard, (lelden. Dit gefchied<br />
zynde, ontving hetzelve, in plaats van zwarte ,<br />
witte klederen, en voorts zekeren Jelmer tot<br />
zynen eeriten Abt, daar het voorheen, van den<br />
Abt van Ludingakerk eenen Prior ontvangen<br />
had. Na dat dit Klooster, hetwelk in den jaare<br />
elfhonderd twee en tachtig gedicht is, tusfehen<br />
Tjummarum en Oosterbierum, twee en<br />
vyftig jaaren gedaan had, is het zuidelyker of<br />
zuidWestelyker verplaatst, konnende de dand.<br />
plaats van het zelve nog worden aangeweezen.<br />
Jelmer, de eerde Abt deezes Kloosters, zag<br />
wel met genoegen, dat zynKonvent grooten toeloop<br />
van volk had; doch dit maakte hem teffens<br />
, en met reden , bekommerd , dat uit<br />
de famenwooninge van zo veele mannen en vrouwen<br />
iets onordentelyks mogt gebooren worden;<br />
hy werd daarom te raade, pen afzonderlyk Nonnenklooster<br />
te bouwen; gelyk hy deed te Bajum, by<br />
Winfum, in den jaare elfhonderd zesentachtig,<br />
zynde daarin bygedaan door een'zeer vermogend'<br />
te Bajura. en Godsdiendig' man, met naame Ulbe, en eene<br />
H 85.<br />
Edele Vrouwe. met naame Simk. De Geeste-<br />
lyke
van FRIESLAND. 359<br />
lyke Zusters herwaards hebbende overgebragt, BEKNOP.<br />
noemde hy dit Konvenc, dat op eene aanzien- TE HlSTO»<br />
Kit.<br />
lyke hoogte Hond, St. Michielsberg, en liet<br />
het vervolgens door eenen Prior, naar den regel<br />
Van Premonltreit bellieren ( * ).<br />
Vier jaaren laater zag men ook de Abtdy van De Abtdy<br />
Oldeklooster of Bloemkamp, onder het dorp van<br />
Hartwert, inWonzeradeel, het hoofdopfteeken. Bloemkamp<br />
is<br />
Drie Broeders, met naamen Tjerk, Herdrad en haaren<br />
Sibout, van Wommels in Hennaarderadeel ge oorfprong<br />
boortig, waren 'er de Stichters van. De twee fchuldig<br />
aan drie<br />
eersten waren reeds toen Priesters, en de der<br />
broeders<br />
de alleen een Leek; doch alle drie zeer Gods- van Womdienftig,<br />
naar het denkbeeld van dien tyd. Op mels.<br />
't ftichten van een Klooster gevallen zynde, begavenze<br />
zig in dat van Klaarkamp, en eigenden<br />
alle hunne losfe en vaste goederen toe aan<br />
de ftichtinge van een nieuw Klooster. De Abt,<br />
niets liever ziende dan dat het getal der Kloosteren<br />
van zyne Orde, waar voor hy nacuurlykde<br />
hoogiïe achting had, hier door vermeerderd<br />
wierd, keurde hun voorneemen goed, nam hen<br />
gereedelyk onder zyn opzigt en Orde aan, en<br />
was hun, na datze het Proefjaar volbragt hadden<br />
, behulpfaam in 't voortzetten deezes werks.<br />
Sibout, die, als gezegd is, een Leek was, werd<br />
door hem met eenige andere Leeken uit zyn<br />
Klooster gefchikt, om het gebouw te voltrekken;<br />
Tjerk werd, na dat alles zyn vol bellag<br />
ontvangen had, daarover aangefteld tot Abt,<br />
(*) Oudh. en Gert. van Friesl. II. D. bl. iöf.<br />
I Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 314. Winfem.<br />
1I£rorj. van Friesl. bl. 144.<br />
Z 4<br />
en
BEKNOP<br />
TE Hisro<br />
RIB. *<br />
«P2.<br />
De twist<br />
om den<br />
voorrang<br />
360 Tegenwoordige Staat<br />
en Herdrad tot Prior; zynde de eerfte bëvol-<br />
'king deezes Kloosters gefchied, door eenige<br />
Broeders van Klaarkamp in hetzelve over te<br />
zetten. Ten Westen van 't Klooster lag een<br />
ftuk land, dat veel bloemen plag te draagen,<br />
en daarvan zou de naam van Bloemkamp gekomen<br />
zyn (f). In volgende tyden, gelyk nog<br />
hedendaags, was het doorgaans bekend by den<br />
naam van Oldeklooster, zonder dat nly de oorfprong<br />
dier benaaminge gebleeken is. Het aanzien,<br />
waartoe dit Klooster eerlang gekomen is,<br />
zou wel een uitvoeriger gefchiedverhaal verdienen.<br />
Dan op zynen tyd zal daaromtrent nog al<br />
het eene en andere worden aangellipt; thans<br />
voegen wy 'er alleen by, dat Boudewyn de II,<br />
Bisfchop van Utrecht, by eenen Open brief, ge.<br />
teke d te Vollenhove, in den jaare elfhonderd<br />
twee en negentig, deeze ftichting heeft goedgekeurd,<br />
en daarvan aan zyne onderhoorige Prooften,<br />
Dekens, Priesteren en verdere Geestely.<br />
ken kennis gegeeven, met uitdrukkelyk bevel:<br />
„ dat niemand hunner dit nieuwe Klooster, of<br />
„ deszelfs bewooners,in'tmmftezoubele'edigen<br />
„ of benadeelen, onder bedreiginge, dat wie<br />
„ zich hier aan fchuldig maakte, van 't Altaar<br />
„ geweerd zou worden, en in den ban vervallen,<br />
„ tot zo lang hy genoegdoening gegeeven zou-<br />
,, de hebben ( * ) ".<br />
Gaf de bygeloovige Godsdienftigheid van deezen<br />
tyd aanleiding tot het ftichten van verfcheiden<br />
(t) Schot. Befchr. van Friesl. in Quirto, bl. 315.<br />
( 1 Winfem. Kron. van Friesl. bi. 145. Oudh. en<br />
Geit. van Friesl. II. D. bl. 24.
van F R I E S L A N D . 351<br />
den Kioosteren, de oneenigheid der voornaam- BsKNOP. •<br />
lïe adelyke geflagten in <strong>Friesland</strong> ,'en de geduu- TE HISTO<br />
RIE.<br />
rige twist om den voorrang in 't offeren ( § ),<br />
in 't of<br />
niet zelden van moord en doodflag gevolgd,<br />
feren ,<br />
bragc geeft aan»<br />
(D Daar hier voor de eerfte reize melding gemaakt<br />
Wordt_ van de geduurige twisten , over den voor»<br />
rang in 't offeren voorgevallen ; zal het niet buiten<br />
den haak zyn, daar over iets ter ophelderinge aan te<br />
tekenen. Men weete dan, dat het eeu oud gebruik der<br />
Kerke was, dat een ieder, die de piegtigheid der Misfebywoonde,<br />
zyn aandeel tot de Mis offerde. In een<br />
oud Kerkboek, gefchreeven ten tyde van Gregorius<br />
denl, leest men deeze woorden: Da Priester gaat de<br />
Offerbanden ontvangen; de Zangers zitten . !". . .;<br />
iet Tja/* geeft zyne offerlanden, dat is brood en wyi'i,<br />
die zy in witte do?ken opdraagen; eerst de mans, dan<br />
de vrouwen. Brood en Wyn waren dan de gewoone<br />
offerhanden. De wyze deezer opofferinge was niet altyd<br />
dezejfde; doch in laatere eeuwen hebben ook de Leeken<br />
't voorrecht verkreegen, om hunne offergiften zei.<br />
ven aan 't Altaar te brengen. En deeze offergiften<br />
gefchiedden zeldzaam met zulk eene fchaarfche hand,<br />
dat 'er niet vry wat brood en wyn overfchoot, het<br />
welk ten deele voor den Priester en de verdere<br />
Geestelykheid, en ten deele voor de armen was, hoewel<br />
de inhaaiigheid der eerften fomwylen alles voor zich<br />
behield ; inzonderheid, toen het de gewoonte geworden<br />
was, om geld in plaats van brood en wvn te offe-<br />
rren. Daar nu de ransren der menrMiPn mr HM<br />
tOe, nOOit ZUlke Vaste pn VpnVwirf» afnortJnn-.n U.kK».<br />
bgehad, dat het onmogelyk zy, elkanderen^dezelvc te<br />
^•.WCA..!, uiCJi venniet verwonderen,dat dergelyke<br />
t twisten ook ter Kerke zyn ingedrongen , en dat zy , die<br />
by andere gelegenheden, zich den voorrang toekenden,<br />
«denzelven ook in deeze godsdienftige .verrichtingen zo<br />
vweinig wilden afftaan, dat zy veel liever alles zouden<br />
idoen, dan zich op zulk eene wyze vernederen. Men<br />
zzie hiervan breeder by den Schryver van de Oudheden<br />
ccn Gelhchten van <strong>Friesland</strong> II. D. bl. 275 —"79<br />
Z 5
3f5a Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP bragt te wege, dat 'er insgelyks, omtrent dezen<br />
TE HISTO tyd, veele Kerken en Kapellen gefticht, en ge<br />
RIE.<br />
heel nieuwe Dorpen aangelegd wierden. De<br />
leiding tot voornaamfte adelyke geflagten, welke toen ter<br />
het ftich-<br />
tyd tusfehen 't Vlie en de Lauwers gevonden<br />
ten van<br />
veele Kel werden, zyn dat van Ludinga, Adelen, Herken<br />
, Kamana, Kempinga of Kamminga, Juwinga of<br />
pellen en Jongema, Dodinga of Donia, Douwma, Mar-<br />
Dorpen.<br />
tena, Galama, Reinalda, Roorda, Licukema,<br />
VoornaameFrie<br />
Meckema, Botnia of Bottinga, Ringia, Ocfche<br />
Ge. kinga, Goblinga, Gratinga, fcyfinga, Aylva,<br />
Aagten. Burmania, Hiddema, Herema, Heringa, Mockema,<br />
Hobbema, Obbema, Gerbranda, Hartman,<br />
Haniama, Dekema, Sjaardema, Tjaardema,<br />
Tadema, Haarda, Homminga, Offingahuïzen<br />
en Walta. (Jver den oorfprong van dergelyke<br />
benaamingen is reeds voorheen iets door<br />
ons aangemerkt Ct)' Wegens de onderlinge<br />
verdeeldheden, welke tusfehen fom liga<br />
van deeze adelyke geflagten hebben plaats gehad,<br />
als ook wegens de Heldhaftige bedryven,<br />
die eenigen van hun, in den zogenoemden Heiligen<br />
oorlog, verricht zouden hebben, konnen wy<br />
ons niet inlaaten, te meer om dat 'er juist geen<br />
volkomen ftaat valt te maaken, op alles watby<br />
de kron ykfchryvers dien aangaande vry breed<br />
wordt uitgemeeten.<br />
Gra»f Flo<br />
Terwyl het dus in <strong>Friesland</strong> gefteld was, geris<br />
de III beurden in Holland en elders zaaken, die eer<br />
fterft. lang merkclyken invloed op die van <strong>Friesland</strong><br />
kreegen. Na dat Graaf Floris de UI, in den jaare<br />
(f) Bladz. 137.
van FRIESLAND. 36*3<br />
re elfhondetd en negentig, op zynen Kruistogt,<br />
te Antiochië in Syrië, overieeden , en de tyding<br />
daarvan in het Vaderland gekomen was, werd zyn<br />
Oudfte Zoon, Dirk, terftond voor Graaf van<br />
Holland erkend; terwyl dejongfte, met naame<br />
Willem,die zynen Vader op den Kruistogt verzeld,<br />
en zich daarin mannelyk gekweeten had,<br />
eerst in 't volgende jaar van daar te rugge kwam.<br />
By zyne overkomst werd deeze, door zynen Broeder,<br />
vriendelyk ontvangen; doch wel haast rees<br />
'er eenige yerfchil tusfehen beiden. Willem,<br />
die reeds eenige vrienden gemaakt had, begaf<br />
zich hier op, volgens de gewoonte van de mis<br />
noegde Broeders der Graaven, naar Westfriesland,<br />
alwaar hy de Dregterlanders gereed vond<br />
om hem hulpe te bieden. Hy toefde ook niet,<br />
de vyandelykheden tegen zynen Broeder terftond<br />
te beginnen. Het beloop van dien bitteren<br />
Broederkryg behoort niet tot ons beftek;<br />
maar wel dat 'er, ten jaare elfhonderd vyf eftne-<br />
| gentig, door tusfehenkomfte van Boudewyn,<br />
i Bisfchop van Utrecht, Dirk, Domproost van<br />
'Utrecht, en Otto, Graaf van Benthem, alle<br />
1 drie Oomen des Graaven van Holland , bene-<br />
'vens zyne Moeder, Vrouwe Ada, eene over-<br />
1 eenkomst tusfehen de twee Broeders getroffen<br />
'Wierd, volgens welke: „ alle vyandlykheden<br />
.„ moesten ophouden. Willem zou,jaarlyks,uit<br />
,„ de Geervlietfche tollen , drie honderd 'ponden<br />
L, trekken, en alles wat Graaf Dirk in het Graaf-<br />
|,„ fchap Oostergouwe en Westergouwe bezat,<br />
.,, van hem te leen houden". Op dit Graaffchap<br />
«wan Ooster- en Westergouwe hadden de Graaven<br />
BEKNO?.<br />
TE IIISTO.<br />
BIS.<br />
IIQJ.<br />
Zyn Zoon<br />
Willem<br />
krygt<br />
Friesiand<br />
ie leen<br />
van zynen<br />
Broeder<br />
Dirk,
BEKNOP<br />
TE Hu 1-0<br />
me.<br />
36*4 Tegenwoordige Staat<br />
ven van Holland juist zo veel recht als hun, by<br />
" het jongfle Verdrag, met den Bisfchop van Utrecht<br />
, ten overftaan des Keizers gemaakt, ge<br />
geeven of gelaaten was.<br />
En wordt t Terflond na 't fluiten van dit Verdrag frak<br />
daar voor • Willem over naar <strong>Friesland</strong>, beoosten de Zui-<br />
Heer aan<br />
' derzee, alwaar hy van de Landzaaten, gewillig,<br />
genomen.<br />
als Heer aangenomen en gehuldigd werd.<br />
Graaf Dirk ( * ), den onrustigen aart en dweepachcige<br />
drift der Friezen voor hunne vryheid<br />
kennende, had gereedelyk aflbnd gedaan van<br />
een recht, welk hy niet dacht, dat men ooit<br />
kon doen gelden. Dan hierin zag hy te kort.<br />
De Friezen, altyd af keerig van allerlei vreemde<br />
overheerfchinge, waren niet zo llerk. ingenomen<br />
tegen eenen Vorst, die geene andere Staaten<br />
dan de hunne had. Daarenboven, Willem als<br />
eenen Vyand der Hollandfche Graaven befchouwende,<br />
en eenen Veldheer noodig hebbende ,<br />
om eenen lastigen Buurman het hoofd te bieden,<br />
nnrvinjren zv deezpn nïpnwpn Onn.^riSppr<br />
UV-li 1 , UULV illg^ll CJ W-VZ.V11 U IK. U VV Vil f ^ V l UCCl<br />
Hy over met opene armen. Henrik de Kraan, Graaf van<br />
wint i de Kuinder, had een fterk Slot gebouwd op de<br />
den Graaf<br />
Friefche grenzen, om daaruit in <strong>Friesland</strong> te<br />
van de<br />
Kuinder. vallen, en, te zwak bevonden wordende, hetzelve<br />
tot eene veilige wykplaats te hebben.<br />
Willem deed, om hem te beteugelen, een ander<br />
bouwen in de nabyheid van Oosterzee,<br />
daar hy federt zyn gewoon verbly fop hield. Van<br />
tyd<br />
1<br />
C") Ik fprcek hier met den Heer Cerifier. Tabl. de<br />
I' Hi«. Gener. des Prov. Un. Tom. I. p. 249..
M» FRIESLAND. 365<br />
tyd tot tyd vielen 'er vinnige gevechten voor Ba KNOP<br />
TE HISTOtusfehen<br />
beiden , tot dat Graaf Willem, na den<br />
RIE.<br />
Graave van de Kuinder vyfhonderd man afgeflagen<br />
te hebben , het Slot tot de overgave<br />
dwong, en ten gronde toe flegten deed, Henrik<br />
noodzaakte het land te ruimen, en deszelfs<br />
gebied aan zyne Heerlykheid voegde ( f ).<br />
Graaf Willem, zich nu eenigzins in 't bezit Wordt<br />
van het Friefche Graaffchap van Oostergouwe door zyn'<br />
en Westergouwe bevestigd ziende, gaf een be Broeder<br />
in heclr<br />
zoek in Holland, aan Vrouwe Ada, zyne Moe<br />
cenis geder,<br />
met voorneemen om ook zynen Broeder, nomen.<br />
Graaf Dirk, te gaan zien. Vrouwe Ada ried<br />
zulks ten fterkfteVi af, hem voorfpellende, dat<br />
hy, door zynen Broeder, zekerlyk gevangen genomen<br />
zou worden. Graaf Willem, echter, zynen<br />
Broeder niet bekwaam tot het bedryven van zo<br />
trouwloos en onnatuurlyk eene fchenddaad oordeelende,<br />
bleef by zyn voorneemen; doch befpeurde<br />
wel haast, dat hy de waarfchuwing van<br />
| zyne Moeder te los had in den wind geflagen:<br />
want al kort na dat hy op het Slot ter Horst,<br />
in 't Sticht van Utrecht, gekomen was, daar<br />
zich Graaf Dirk, wegens den twist over 't<br />
openftaande Bisdom van Utrecht, toen in gezelfchap<br />
van de Kraan bevond, werd hy, door deezen,<br />
in het gezigt, en zeer vermoedelyk op<br />
last van Graave Dirk, zynen Broeder, gevat<br />
en in de gevangkenis geworpen. Lang zat hy<br />
hier evenwel niet of hy vond gelegenheid om<br />
te ontvlugten. Zich hierop naar Gelderland, tot<br />
ff) Schot. Fr. Hist. bl. tol.<br />
Graaf
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
Graaf<br />
Dirk fluit<br />
een verdra?<br />
met<br />
Willem,<br />
zynen<br />
Broeder,<br />
en den<br />
Graave<br />
van Gelder.<br />
$66<br />
Tegenwoordige Staat<br />
Graaf Otto, begeeven hebbende, ontvitjgdeeze<br />
hem niet alieen op eene minzaame wyze, maar<br />
gaf hem ook zyne Dogter Aleid ter Vrouwe.<br />
Het huweiyk werd met groote plegtigheid binnen<br />
de Hooi'dftad Stavoren voltrokken, en van<br />
eene ftaatelyke Bruiloft gevolgd, tot geene geringe<br />
blydfehap der Friezen, die Graave Willem,<br />
van den grootften tot den kleicften toe,<br />
zeer genegen waren.<br />
Graaf Dirk, de party zyns Broeders door dit<br />
huweiyk gefterkt ziende, en zeir metae aticncfche<br />
zaaken de handen vol werks hebbende,<br />
leende gereedelyk het oor naar een Verdrag,<br />
dat kort hierna, tusfehen de twee Broeders en<br />
den Graaf van Gelder, geflooten, en federt ongefchonden<br />
gehouden werd. Doch voor den<br />
nieuwverkooren Bisfchop, Dirk van Are , was<br />
dit Verdrag van zeer onaangenaarne uitzigten:<br />
want terwyl Graaf Dirk het wereldlyk gebied<br />
van 't Sticht poogde te behouden, gelyk hy 't<br />
zelve, volgens uitfpraak van den Keizer, federt<br />
het overlyden van Bisfchop Boudewyn,<br />
had in handen gehad: ftak het Graave Otto nog<br />
geweldig in den krop, dat verfcheiden dorpen<br />
van de Veluwe, in den Drentfchen oorlog,<br />
door de Stichtfchen waren verbrand geworden.<br />
De Bisfchop had dus niets anders te verwachten,<br />
dan dat de beide Graaven, ten zynen nadeele,.<br />
zouden famen fpannen en hem den oorlog aandoen.<br />
Boven dit alles Vond hy, by zyne verheffing<br />
, de Bisfchoplyke inkomften , door de<br />
oorlogen zyner Voorzaaten , en veelligt ook<br />
door de beftiering des Graaven van Holand,<br />
der-'
van FRIESLAND. 367<br />
dermaate verminderd , en het Sticht daarenteBEKNOPgen zo zwaar met fchuJden bekaden, dat hy TE HlSTO'<br />
RIE,<br />
ten eenemaal onvermogend was, om twee zulke<br />
geduchre nabuuren het hoofd te bieden, ingevalle<br />
zy iet vyandlyks tegen hem ondernamen<br />
, geiyk te vreezen Hond. In deeze geld- De Bispyne<br />
befloot de Kerkvoogd in perfoon naar fchop van<br />
Utrecht<br />
<strong>Friesland</strong> te trekken, om aldaar eene aanzienly-<br />
reist naar<br />
ke bede te heffen,en uit de rechtsbedieninge zo <strong>Friesland</strong><br />
veele penningen te verzamelen als maar eenig om daar<br />
zins mogelyk ware. De overeenkomst, ten eene aan.<br />
zienlyke<br />
jaare elfhonderd zes en zestig, door bemidde bede te<br />
ling van Keizer Fredrik, tusfehen den Graaf heffen.<br />
van Holland en den Bisfchop van Utrecht getroffen<br />
, bragt mede, dat de eene helft van de<br />
inkomlten des Friefchen Graaffchaps door den<br />
.Bisfchop, en de andere door den Graaf getrokken<br />
zou.le worden. De Bisfchop, zich hierop<br />
:grondende, ondernam de reize naar <strong>Friesland</strong>,<br />
1 doch dewyl het, volgens de gemelde overeen-<br />
1 komst, aan geen van beiden was toegelaaten,<br />
! zonder de bewilliginge des anderen, eenig geld<br />
! in <strong>Friesland</strong> te ligten, en zulks daar en boven<br />
: 1 met het belang der ingezetenen zowel als met<br />
: idat van Graave Willem ftrydig was, valt hec<br />
I ligtelyk te begrypen, dat deeze , die thans<br />
i Ihet gebied over <strong>Friesland</strong> voerde, niet gedooigen<br />
wilde, dat zulks zonder zyne kennisfe en<br />
ttoeftemminge gefchieden zoude. Hy overviel<br />
derhal ven den Bisfchop gewapenderhand,' Wordt<br />
iin St. Odulfs Klooster te Stavoren, en voer-J door den<br />
Graaf<br />
:de hem van daar gevangen op zyn Kasteel te Oos- ,<br />
overva'-<br />
1 terzee. Hier zat hy echter niet lang. Eenbe len ' en ges<br />
br
Graaf<br />
Dirk<br />
overlydt<br />
te Dordrecht.<br />
1203.<br />
36*3<br />
Tegenivoordige Staat<br />
BEKNOP bygeloovige Monniken en Leeken, bekommerd<br />
TÉ H:STO • dat de gevangkenis van eenen Bisfchop God<br />
1UE. tot wraak mogt tergen, verlosten hem met ge<br />
vangen weld, en voerden hem te fchepe naar Utrecht.<br />
genomen, 1<br />
doch Graaf Willem, hier over ten hoogden gebelgd,<br />
door eeni te meer nog, om dat'er veele Friezen waren, die<br />
geMon thans des Bisfchops zyde hielden, gaf hier van ternikenwedond<br />
kennis aan Graave Otto, zynen Schoonvader,<br />
derom<br />
verlost. en aan Graave Dirk, zynen Broeder, en vondze<br />
beide gereed, om 't harnas tegen den Bisfchop<br />
aan te fchieten. Dan, fchoon dit in de vaste<br />
verwachtinge van eene roemryke overwinninge<br />
gefchiedde, de uitkomde was verre van gundig<br />
te zyn; de Bisfchop kreeg eerlang zo veel huipe<br />
van Henrik, Hertog van Lotharingen, dat dc<br />
beide Graven, na andere nadeelen geleeden te<br />
hebben, gevangen raakten, en hunne vryheid<br />
niet weder kreegen, dan na een vernederend en<br />
fchadelyk Verdrag, met den Hertog van Lotharingen<br />
en den Bisfchop van Utrecht geflooten<br />
te hebben.<br />
Graaf Dirk overleefde zyn ongeluk niet lang.<br />
Te Dordrecht te rug gekomen, werd hy van<br />
eene zwaare ziekte aangetast, die hem, na verloop<br />
van eenigen tyd, in Slagtmaand des jaars<br />
twaalfhonderd en drie, uit het leeven rukte.<br />
Gaarne had hy zich met zynen Broeder Willem<br />
verzoend, en aan hem de Voogdy over zyne<br />
Dogter Ada opgedraagen. Dan Vrouwe Aleid,<br />
zyne Gemaalin, verydelde zyne oogmerken, en<br />
poogde zelve den klem der Regeeringe' in handen<br />
te krygen. Met dar oogmerk trouwde zy<br />
haare Dogter, na 's Graaven overlyden, met<br />
zo
van FRIESLAND. 3o><br />
zo veel verhaastinge en geheimhoudinge uic, BEKNOPaan<br />
Lodewyk, Graave van Loon, dat zelfs de IEHISTÖ.<br />
RIE.<br />
weivoegzaamheid ganfchelyk vergeeten wierd.<br />
Graaf Willem kreeg dus laater kennis van 't Graaf<br />
pverlyden zyns Broeders dan hy wel gewenscht<br />
Willem<br />
begeeft<br />
had. Hy begaf zich evenwel uit <strong>Friesland</strong>, zich daar*<br />
over de Zuiderzee , daartoe uitgenoodigd door op oyer<br />
verfcheiden Edelen van 't eerfte aanzien, die de Zuiderzee»<br />
hem gaarne in de Voogdy over zyne Nigt Ada'<br />
n i i ... . 1 J_ V ..„„ t„ „<br />
gefield zagen, terwyl de Zeeuwen nem voor<br />
Wettigen Graave van Zeeland uitriepen, en huldigden.<br />
Het ganfche beloop van dien Oorlog,<br />
welke hierop volgde, en waarin'ook de Utrechtfche<br />
Kerkvoogd, ten nadeele van Graave<br />
Willem, deel genomen had , behoort niet tot<br />
ons beftek. En echter heeft <strong>Friesland</strong> ook eenig<br />
belang by dien kryg gehad. Na dat immers<br />
Dordrecht den Stichtfchen in handen gevallen<br />
was, werd 'er een Verdrag tusfehen Dirk van liet Ver.<br />
drag tu*.<br />
Are, Bisfchop van Utrecht, en Graave Willem<br />
fchen derf<br />
getroffen, waarby wegens <strong>Friesland</strong>. werd vast- Bisfchop<br />
gefteld: „dat de Bisfchop niet zoude beletten, en Graaf<br />
dat eenige Koopluiden uit het Graaffchap Willem<br />
raakt ook<br />
„ <strong>Friesland</strong> van Oostergo en Westergo in zyn <strong>Friesland</strong>.<br />
land overkwamen; dat het Verdrag, onlangs<br />
tusfehen Bisfchop Godefrid en's Graaven Va-<br />
„ der gemaakt, onder hen ongefchonden ori-<br />
„ derhouden zoude worden; dat ingevolge hetj,<br />
zelve de Bisfchop en de Graaf, met gemee-<br />
„ ne toeftemminge, eenen Graaf naar <strong>Friesland</strong><br />
?, zouden zenden, óm dè rechtdagen der bürgerlyke<br />
zaaken te houden, en alles wat uit<br />
„ de inkomften, het Graaf fchap toebehoorende,<br />
of uit de opkomfteu der rechtdagen van<br />
Aa H de
Brr
van FRIESLAND.<br />
37*<br />
Wensch. Hy z a g zi ch eindelyk genoodzaakt, , BEKNOPnaar<br />
zyn Graaffchap van Loon te vertrekken, TE Ilisro'<br />
' KIK.<br />
en Graaf Willem meester te laaten van al het<br />
land tusfehen de Honte en de Lauwers (§).<br />
Deeze, dus in 't gerust bezit der Graaflyke re*<br />
geeringe gekomen, en lëdert door Keizer Fredrik,<br />
den II, in dellyksleenen bevestigd zynde,<br />
zou zynen Zoon Otto, den Friezen niet min!<br />
der aangenaam dan de Vader zelf, tot Stadhouder<br />
van <strong>Friesland</strong> hebben aangefteld (*). Dan<br />
dit is twylrelachtig,zo om dat 'er luttel gewags<br />
Van deezen Otto, als Stadhouder van <strong>Friesland</strong>,<br />
by de Gefchiedfchryvers gemaakt wordt ; als<br />
•ook om dat dezelve toen nog maar een kindvaji<br />
zeven jaaren. zou hebben konnen zyn , zo anders<br />
Graaf Willem hem by zyne Gemaalinne<br />
Aleid van Gelder verwekt had.<br />
Dat <strong>Friesland</strong> omtrent deezen tyd reeds:<br />
grootelyks in welvaaren gebloeid moet hebben,<br />
valt met genoegzaame zekerheid op te!<br />
maaken uit het gene men by fommige Sch'ryvers<br />
(f) vindt aangetekend, wegens de klee-'<br />
dinge, welke in het begin der dertiende eeuw, 1<br />
<strong>Friesland</strong>"<br />
had reeds<br />
toen merkelyk<br />
in<br />
welvaarentoegenomen.zo<br />
by den Adel als by den Burgeriland en het<br />
Gemeene volk, gebruikelyk was. Stavoren inzonderheid,<br />
daar de Graaven, als in <strong>Friesland</strong> de<br />
zulken regeerden , hun gewoone verblyf hielden,<br />
£ (§) Melis Stoke, volgens de UjtgaVe van Huldecoper.<br />
II. ü bl. 46.<br />
(*) Schot. Friefche Hist bl. 105.<br />
, (f) By Schot. Friefche Hist. bl. 105, vindt men<br />
hiervan uit de Kron. van Vlieterp eene vry uitvoerige'<br />
befchry ving; gelyk ook uit Schot, hy F. Sjoerds Fr.<br />
jaarb. II. D. bl. 469.<br />
Aa 2
BEKNOP<br />
TE HISTOttlE.<br />
37*<br />
Tegenwoordige Staat<br />
had zynen Koophandel en Zeevaart wyd en zyd,-<br />
•doch voornaamelyk OostWaards, zodanig uitgebreid<br />
, dat daar binnen veele ryke en welva<br />
Daar uit rende Kooplieden gevonden wierden.- Baart<br />
wordt nu Rykdom doorgaans weelde en dertelheid,<br />
weelde en<br />
- zo zal het niet zeer te verwonderen zyn, dat<br />
dertelheid<br />
gebooren.<br />
eenigen hunne Stoepen of LuüTels, volgens'c<br />
verhaal der Kronyken (f), verguldden, en dat<br />
men in het vervolg van tyd , dit ten breedften<br />
uitmcetende, zeide dat zy die met goud befloegen.<br />
Ook kan het zeer wel zyn, dat zekere<br />
dertele weduw, of ryke Koopmans Vrouw, tot<br />
die buitenfpoorigheid verviel, dat zy, een fchip<br />
«it Dantzig te huis krygënde , welk van haar<br />
was uitgezonden met uitdrukkelyk bevel, om<br />
eene vragt te rug te brengen van de beste<br />
waaren, die daar te lande vielen; en van den<br />
Schipper verftaande, dat hy eene vragt van de<br />
beste Tarwe had ingelaaden, dit zo euvel nam *<br />
datzy, hoorende dat de Tarwe aan Bakboord<br />
was ingelaaden, den Schipper beval, omze weder<br />
aan Stuurboord in Zee te werpen; zonder<br />
dat men alle de wonderen behoeft te gelooven i<br />
die daarop, sis eene ïTraffe des Hemels, tot<br />
ondergang van Stavoren, gevolgd zouden zyri<br />
a><br />
Vari<br />
(t) It Aade Friefche Terp, bl. 51. Ö. van Scharl.<br />
bl. 106.<br />
(5) Het zogenoemde Vrouwen Zand met zyne on-<br />
Vruchtbaare koornaaren, naar die van Tarwe gelykende,<br />
Verdient onder die wonderen niet de minde plaats j<br />
fchoon deeze eeuw, minder bygeloovig dan de voorgaanden,<br />
'er met reden niec hoog by opziet, maar 't<br />
eens
van FRIESL AND. 373<br />
Van meer zeekerheid is het, dat, zo lang ; BEKNOPnog<br />
de Noordzee geenen vryen gang tusfehen TE HISTOJ<br />
RIE.<br />
Vlieland en Terfchelling door gekreegen, noch<br />
De verar<br />
veele landen ten Westen van <strong>Friesland</strong> in een<br />
ming<br />
barre Zee veranderd had, de landen aan de veeier<br />
Middelzee gelegen , voor geduurige overLandzaaftroomingen bloot lagen, tot onmydbaare ten dient<br />
om de<br />
verarminge veeier Landzaaten , doch ter verry- Klooster^<br />
kinge der Geestelyken : want deeze verarming te verry.<br />
der Landzaaten bragt te wege, dat veele landen ken.<br />
door hen aan de Kloosters wierden opgcdraagen,<br />
om dus zelve van den last, die aan 't<br />
opmaaken der dyken vast was, ontflagen te worden.<br />
Die van Ludingakerk hadden, reeds op<br />
't einde der voorgaande eeuw, zeer veel lands<br />
onder Weidum verkreegen, en daar een<br />
aanzienlyk Stins gebouwd, naby den dyk der<br />
Middelzee. Op dit Stins, bekend by den<br />
Ludinga<br />
naam van Monnikehuis, plaatften die van kerk bezit<br />
Ludingakerk, na 't opmaaken van den Dyk, veel lands<br />
hunne Konverfen of Leekebroeders, om de lan<br />
te Weidum.den<br />
tot bezaajing en osfeweiding te bearbeiden,<br />
zynde het maaken van zuivel toen nog minder<br />
in gebruik geweest (*). Naar de gewoonte<br />
der Kloosteren plagten reizende lieden op dit<br />
Stins<br />
eene zo wel als ?<br />
t andere voor namurlyke verfchynzels<br />
houdt, waarvan ook wel elders voorbeelden voor<br />
handen zyn. Heeft iemand lust daarover iets in 't<br />
breede te leezen , onze kundige Landsman , Foeke<br />
Sjoerds, zal hem, zo wy niet twyffelen, in deezen,<br />
genoegen konnen geeven. Men zie zyne Refchryving<br />
van O. en N. Friesl. I, D. bl. 94, en Friefche<br />
taarb. II. D bl. 474.<br />
(_*) Schot. Friefche Hist. bl, 105.<br />
Aa 3
374 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP• Stins vriendelyk ontvangen en onthaald te wor<br />
TE HlSTQ<br />
den; en in deszelfs nabyheid woonde ten dien<br />
«IE,<br />
tyde een voornaam Edelman , met naame Viglius<br />
Haniama, door wien, met hulpe der<br />
reedsgemeldeKonverfen, de Kerk te Weidum is<br />
gefticht. De Konverfen bleeven echter niet<br />
lang in 't bezit van 't gemelde Stins, zynde zy<br />
daaruit gejaagd en van hunne Janden beroofd,<br />
door Dekama van Jellum, 'om dat zy zich, ten<br />
zynen nadeele, in zekere gefchillen gemengd<br />
hadden, welke hen, zyns oordeels, in 't minfte<br />
niet aangingen.<br />
De Mailt-<br />
• Andere Dorpen, aan de Middelzee gelegen,<br />
gumers<br />
geeven gingen, om gelyke redenen, op gelyke wyze als<br />
veel lands : Weidum te werke. Die van Mantgum gaven<br />
aan Olde-<br />
• veele landen aan 't Konvenc van Oldeklooster ,<br />
klooster.<br />
welks Konverfen, na 't opmaaken der dyken en<br />
't bouwen van een Stins, ook daar, mee hulpe van<br />
hunnen Abt, ten jaare twaalfhonderd en drie,<br />
1203.<br />
eene Kerkftichtten, welke, wegens den grooten<br />
yver waarmede dit werk werd voortgezet, in<br />
korten tyd volbouwd was. Die van Boxum na<br />
De Boxuinersneemen<br />
hunne toevlugt tot den Abt van Lidlum,<br />
menhun en droegen hem veele van hunne landen op,<br />
netoe- onder voorwaarde, dat hy den Zeedyk zoude<br />
vlugt tot<br />
hermaaken en onderhouden. De Abt, genoe-r<br />
den Aht<br />
van Lid- gen neemende in deezen vooïflag, zond een<br />
lum. goed deel zyner Konverfen derwaards, liet de<br />
dyken herftellen , en 'er een zwaar Stins en<br />
fchoonen Uithof ftichten, daar de Konverfen<br />
hun verblyf hielden, en voor 't geweld der zee<br />
beveiligd waren. Sommige Leezers zullen zich<br />
misfehien verwonderen , dat de Kloosters in<br />
ftaat waren tot het verrichten ran zulke groote
van F R I E S L A N D . 375<br />
te zaaken; dan men weete, dat dezelve van<br />
menfehen krielden , zo dat in fommige drievier-<br />
vyf- of zeshonderd invvooners gevonden<br />
.wierden. En 't geen door deeze handen niet<br />
gefchieden konde, was men in Haat door andere<br />
té laaten vei richten: want daar, aan den<br />
eenen kant, het ontzag voor de Gecs'tclyken groot<br />
genoeg was, om de fchamele Gemeente in hunnen<br />
dienst te krygen, ontbrak het hun, aan den<br />
anderen,niet aan de noodige middelen om den<br />
arbeidsman eenig dagloon te bctaalen. Behalven<br />
. die fehoone landeryen, welke hun dus werden opgedraagen»<br />
hadden zy veele andere voor eenen<br />
geringen prys van. de verarmde ingezetenen ge^<br />
kocht, zonder-juist naauwkeuriglyk te onderzoeken,<br />
of het hun wel gcoorlofd ware, zich<br />
den nood hunner verarmde medemenfehen op<br />
zulk eene wyze ten nutte te maaken.<br />
BiKTtfCF-<br />
TE HISTO<br />
Midlerwyl was men op middelen bedacht, Men is<br />
om 't land van dien overlast te bevryden, wel op midda»<br />
len beken<br />
het te vreezen had zo lang de Borne met<br />
dacht orn<br />
even veel gewelds tusfehen Ameland en Ter- 't • Land<br />
fcheliing inltroomde, en <strong>Friesland</strong> daarenboven voor derj<br />
overlast<br />
zeer veel waters ontving, door middel eencr'<br />
des wa<br />
riviere, die met eenen fhellen loop uit Over- J ters te<br />
ysfel naar <strong>Friesland</strong> ITroomde, en zich voor-1 beveili-<br />
by Slooten in de Middelzee wierp. De Mon- i gen.<br />
niken van Ludingakerk, die reeds zeer veel<br />
lands op Texel en Vlieland bezaten, en in 't<br />
vervolg door Graave Willem, Roomsch Koning,<br />
met geheel Vlieland befchonken werden,<br />
gelyk zyn Grootvader, Willem de I, Wieringen<br />
aan 'cKonveuc van St. Odulf gegeeven had,<br />
Aa 4, vfèlèa<br />
RIE,
2?6 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP vielen op het denkbeeld, dat men der Zee eene<br />
TE HJSTO-<br />
•andere opening moest geeven, om derzelver.<br />
BIE.<br />
geweld van hunne landeryerf af te weeren. Mei<br />
Die van<br />
Ludinga dit oogmerk lleldenze hun arbeidsvolk te werkerkgraa.ke,<br />
en groeven eene graft tusfehen Vlieland en<br />
ven eene Terfchelling door, beneifens verfcheiden bin<br />
Graft tus<br />
nenvaarten, haaren uitloop hebbende in gemel<br />
fchen<br />
Vlieland de graft. Ook werd door hen en die van<br />
en Ter- Dykshorne, een Dorp dat naderhand verdronfchelfingken<br />
ks, van Harlingen, voorby gemelde Dorp,<br />
door.<br />
eene rechte en diepe vaart, naar Vlieland en<br />
zo voorts naar Texel gegraaven, om van de<br />
eene plaats naar de andere te konnen vaaren.<br />
't Gevolg van dit alles was, dat de Watervloeden<br />
, die kort hier na de een op den anderen volgden<br />
, hunnen gang namen naar \ Vlie, Texelergat<br />
en Marsdiep, en daar binnen wegfeheurden<br />
het geenze in de Born weder aanfpoelden, en wel<br />
zodanig, dat deeze binnenlandfche zeeboezem,<br />
na verloop van weinig eeuwen, ten . eenemaal<br />
verltopt en opgevuld zynde, in eene zeer fchoone<br />
en weelige landftreek verwisfeld wierd, terwyl<br />
aan den anderen kant, verfcheiden Dorpen,<br />
Bosfchen en Landeryen, de gedaante van eene<br />
openbaare zee verkreegen , gelykze nog tegenwoordig<br />
hebben.<br />
In den<br />
jaare<br />
1119<br />
heeft men<br />
een' ge- 1<br />
duchten <<br />
Watervloed.<br />
De geduchte Watervloeden van de jaaren<br />
twaalfhonderd negentien , twintig en eenentwintig,<br />
deeden reeds by voorraad zien, wat<br />
men van volgende te wachten had. f ver den<br />
eerden dier Vloeden, welke voorviel op den<br />
zestienden van Louwmaand, zynde Sint Marcellusdag,<br />
< laat zich Emmen, volgens de Vee»<br />
m
van F R I E S L A N D . 377<br />
taaling van Gabbema (*), aldus uit: „Na'<br />
„ dat nu eenige dagen achter een eene Zuid-'<br />
weste wind de zee ais omwentelde, ende dat 1<br />
Bf-KNO*-<br />
TB HlST4?«<br />
Itl£.<br />
„ hy, op dezelve dag die ik aanroerde, weinig<br />
„ na het opftaan des Zons, de Maan haar doen<br />
„ boven den gezicht-ring beurende, noch grou-<br />
„ welyker begon te blaazen, en door een hagel<br />
„ op mensch en vee woedde, de waateren des<br />
„ Oceaans heeft beginnen te"Horten op alle<br />
„ zeekusten van <strong>Friesland</strong>, aanvangende te twaalf<br />
„ uyr, en eindigende met het eerfte fcheemer-<br />
„ licht. Maar doen begon in plaats van de<br />
„ Zuidweste eene Noordweste wind, vry ver-<br />
,, woeder dan de voorige, zich • te beweegen,<br />
,, even of hy .der raazernye den vollen*toom<br />
,, gaf. «Als nu de vloed des Zees behoorde<br />
,, af 'te neemen, en de Maan na de Wester-<br />
„ kim viel, heeft met zulk eene opzwellinge<br />
„ de afneemende vloed aangeftouwd, dat het<br />
„ fcheen, ofze van die ftonde af, eerst aan-<br />
„ vang nam: ende heeft door eene geduurde<br />
„ aanwas en invloeyinge in hec land, den voi-<br />
,, len nacht oover een erbarmenswaardige plaag<br />
„ die'r gelyk 'er eener geen gedachtenisze van<br />
,, was, oover het heele landfehap geftort. Als<br />
,, de Kriek des morgenftonds aanving, zoud gy<br />
„ gezien hebben menfehen, beesten, huizen,<br />
„ ftallingen, hooy en ftroo-bergen, verfchei-<br />
„ den zoorten van huisraad, en alles wat inwa-<br />
ter niet onderduikt oöveral dry ven: gelyk mede<br />
„ veele.<br />
(*) Z\t S A. Gabbema Nederl. Warervloeden. b,!.<br />
57 enz. en U. Emm. Rer. Frif. Hist. L. IX. (euniet<br />
AlX, gelyk by Gabbema (laat) pag 330.<br />
Aa 5
S78 Tegenwoordige Staat<br />
„ veele menfehen, op hoop van leeven, op<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO. „ een (luk dakx , op dennen en fchuttingen;<br />
RIE.<br />
andere fin nndpr 1-innr* APP7P WPM nn ftmn<br />
„ of hooy, dat, by geval, in die nood hen<br />
„ voor de hand fchoot, als op ftukken van een<br />
„ Schip - braak gevoert worden. Veele had<br />
„ gy moogen zien hangen aan de fpitzen der<br />
„ boomen, of zitten op de toppen der hoog-<br />
„ fter huyzcn, die 't woeden der baaren uyc-<br />
„ hielden, ende die geene, die in 't waater<br />
,, door ftroom en wind gedreeven (want mee<br />
,, den dag begon de Zuyclweste wind zich we-<br />
„ der te beweegen, die alles na 't Noorde<br />
59 joeg) zeewaart in voeren. Ook zouden de<br />
„ overblyfzelen van die zwaare néérlaag het niet<br />
5, ontworftelt hebben,'ten waare korts daar naa<br />
„'C zo groot is de onftandvastigheid der win-<br />
,, den ) een opkoomende Noord - Ooste wind<br />
„ eenige verlost hadde. Als nn de Oceaan was<br />
„ geweekken, doen openbaarde zich eerst de<br />
,> beklaagiyke gedaante des Lands, zynde alle<br />
„ dyken gefcheurd en omgeworpen; de dorpen<br />
met 'er inwoonders door 't waater orerftolpt<br />
„ en deerlyk verwoest; de huyzen omgerukt;<br />
„ het huisraad en gewaad hier en daar verftrooyt;<br />
Kloosters en Kerkken by meenigten<br />
omgeftort; 't grof en kleen vee wechgerukt;<br />
9, menfehen, zoo eenige Schryven, tot hec<br />
„ tal van honderd duyzend verzoopen, en<br />
alles met verwoestinge en lykken vervult".<br />
Uit de Iaatfte woorden, fchoon daarin eene<br />
merkelyke vergrootinge doorftraalt, die ook de<br />
doorgeleerde Emmen wel gevoeld beeft, blykt<br />
vry duidelyk dat deeze vloed , zich verder dan<br />
pver-
van F R I E S L A N D . 379<br />
pver het hedendaagfche <strong>Friesland</strong> nitgellrekt: JEKNOP'<br />
rE HISTO<br />
moet hebben. Die van den jaare twaalfhonderd'<br />
RIE.<br />
en twintig, welke zich meer tot <strong>Friesland</strong> al<br />
Die van<br />
leen bepaalde, wordt door dienzelfden Gefchied-<br />
den jaare<br />
fchryver ( f ) aldus te boek geflagen: „ Op 't 1220 is<br />
begin van 't volgende jaar, omtrent drie Ko- mede zeer<br />
ningen dag, quam 'er geen mindere dan de nadeelig<br />
voor<br />
voorige op vloed van waater, maar minder <strong>Friesland</strong>»<br />
in het verdelgen van menfehen en vee. Want<br />
„ des vees was 'er noch weinig in den lande:<br />
„ ende de menfehen , gewaarfchouwd door de<br />
,, voorige plaag, waaren.met hunne goederen<br />
' n naar de hoogten geweeken, en echter zyn<br />
veele duizenden gefheuvclt, en is ramp op<br />
„ ramp gehoopt ( § )".<br />
De Derde Vloed, even of <strong>Friesland</strong> nu de Gelyk<br />
fpeelpop van zee en wind geworden ware, ook die<br />
van den<br />
viel volgens 't verhaal van denzelfden Schryver<br />
jaare<br />
( § ) , voor op den vierentwintigften van Sprok 1221.<br />
kelmaand des volgenden jaars twaalfhonderd een<br />
en twintig: „ Want als de maan, met de zon<br />
J ? gevoegd, voort floeg, heeft de Zuidvveste<br />
„ wind alweer in dat rampfpoedig cn van alle<br />
„ goederen ontblootte landfehap, boven gewoon-<br />
„ te, de raazende Zee gejaagd, en dulde niet<br />
*, dat de opgeftouwde waateren te rugge deys-<br />
„ den; terwyl niet afliet de ontfpanne kaaken<br />
van de blast te ontlaaden". Wat laager gaat<br />
dezelve dus voort: „ Het geene nog het argfle<br />
,, was;<br />
(f) U. Emmius Rer. Fris. L. IK . p. 310, volgens<br />
de vertaal in g .van meergemelden S. A. Gaobema Necïerl.<br />
Waater- vloeden, bl. 65.<br />
( § ) -'• p. 341. en Gaiberna<br />
fcl. ü6. '
BEKNOP<br />
TE HlSTO<br />
SIS.<br />
Het by,geloof<br />
velt een<br />
zonderlingoordeel<br />
over<br />
dergelyke<br />
rampen.<br />
38o Tegenwoordigs Staat<br />
,, was; op den zestienden van Herbstmaand,is<br />
„ de opwellende zee, met eene nieuwe maan,<br />
» wederom geftort op de velden naast aan de<br />
„ zee geleegen, met geen dyken bevvalt, noch<br />
„ met eenigen reegen ververscht, gaapende<br />
, s en dorllende in baaren dorst met zilte zee-<br />
„ wateren verzadigt " (* ).<br />
Men was doorgaans gereed om dergelyke rampen<br />
aan te merken als bewyzen van eenen vertoornden<br />
Albellierder; dit zou zekerlyk zeer veel<br />
nuts hebben konnen te wege brengen, indien men<br />
de reden van dien ontftooken toorn in 's volks<br />
weezenlyke zonden gezpcht had, en daar door tot<br />
verbetering der zeden ware opgeleid geworden.<br />
Doch omtrent het eene zowel als het andere zag<br />
men doorgaans te kort. Het zal den leezeren,<br />
hoopen wy, niet onaangenaam zyn, dit hier met<br />
een treffend voorbeeld bevestigd te zien. Een<br />
dronken Fries, een Schermmeester van handteeringe<br />
, werd gehouden voor de. oorzaak<br />
Van deeze en meer andere rampen, uit twist<br />
en tweedragt inzonderheid ontftaaan. Hy was<br />
riaamelyk gewoon zynen meesten tyd met drinken<br />
in de kroeg te flyten, en, vol en zat van<br />
daar te huis komende, zyne vrouw te liaan,<br />
en te mishandelen. Deeze, niet zonder reden<br />
voor het erglle beducht, veinsde zich ziek, ging<br />
te bedde liggen, en verzocht den naastgelegen<br />
Priester, haar het lichaam des Heeren toe te willen<br />
dienen. Als deeze met dat oogmerk daar komt,<br />
ont-<br />
{*) U. Emmius Rer. Fris. L, IX. p, 342. en Gabbema<br />
Nederl. Waatervl. bl, 6j.
van F R I E S L A N D . 3si<br />
ontmoet hem de man, met een dronken hoofd, ]<br />
en eene kroes bier in de hand, den Priester"<br />
noodigende, om daar uit met hem te drinken.'<br />
Doch deeze verfchoont zich daarvan, met te<br />
zeggen: ik draag het lichaam des Heeren, en<br />
hu drink ik niet. De Schermmeester, over deeze<br />
weigering te onvreeden, flaat met de kroes<br />
den Priester de doos uit de hand, zodat alle de<br />
daarin zynde hostiën over de vloer vliegen. Dan<br />
wat gebeurt 'er ? de vrouwen, die daar tegenwoordig<br />
Waren, om de gewaande kranke te vertroosten,<br />
zagen, zegt men, dat zich op elke hostie eene<br />
ftraalende Sterre vertoonde, terwyl de Priester<br />
dezelve, al zuchtende en kermende, weder iri<br />
zyne doos verzamelde, en, na zulks gedaan te<br />
hebben, wegging. De Deken van 'c Gewest<br />
dagvaardde wel den Schermmeester voor zich,<br />
en deed hem in den ban: doch ook dit trok<br />
zich de dronkaart weinig aan. Eindelyk evenwel<br />
Vond hy zich gedrongen, om het kruis aan té<br />
neemen, en met den Priester, die zulks insge*"<br />
lyks gedaan had, naar Rome te gaan, om Paus<br />
Honorius den III , die toen de driedubbele<br />
Kroon op had, om vergiffenis te bidden. Deeze<br />
werd hun verleend, doch op voorwaarde, datze<br />
beide over zee zouden ilèeken , en aldaar<br />
Christus drie jaaren in de wapenen dienen.' Zy<br />
namen de reize gehoorzaam aan, en kwamen<br />
Voor Damiate; doch voor dat hunne driejaarige<br />
boete voleind was, werdenze beide, in het volgende<br />
jaar twaalf honderd en achttien, door deni<br />
- dood weggerukt. Dewyl nü de zonde door dié<br />
halve boete nietten vollen wasuitgèwischt, zoude<br />
i God van den Hemel die fchrikkelyke Watervloeden<br />
BEKNOP<br />
T E HISTG**<br />
RIE.
BEKNOP<br />
TE HlSTO-<br />
2e drift<br />
tot hec<br />
382 Tegenwoordige Staat<br />
den eri andere landplaagen gezonden hebben.-<br />
' Omtrent de plaats deezer gebeurtcnisfe is men hec<br />
niet eens. Sommigen zeggen, dat dit fchandelyk<br />
ftuk is voorgevallen te Wielsryp in Westergo ,=<br />
en da: dit de eerfte aanleiding gegeeven heeft<br />
om daar eene Kerk te bouwen; anderen meenen<br />
dat het te Sixbierum, cn weder anderen dat'<br />
het te Witwert in Groningerland, bedreevcn is<br />
( > Dan wat 'er ook van de plaats zy ,•<br />
de gebeurtenis zelve doet ons zien , dat niet<br />
alleen de gemeene Christenen , doorgaans leeken<br />
genoemd, maar ook de Priesters, van<br />
dien Godsdienst, welke door hen openlyk<br />
fceleedén of gepredikt werd, weinig wisten.<br />
De Kruisvaarten , ter herwinninge van %<br />
H. Land , reeds -voorheen ondernomen ,•<br />
onderneemen<br />
der ontmoetten by deeze onkundige en bvgeloovikruisvaarge<br />
gefteldheid van zaaken, zo weinig zwaaten<br />
gaat<br />
righeids , datze met de grootfte drift wier.<br />
ongelooflyk<br />
verre.'<br />
den voortgezet; zodanig zelfs , dat de kinderen<br />
, als bedweimd van verftand, cn buiten<br />
't fpoor des vernufs, byna uit alle landen,<br />
vlekken en fteden, zonder Kapitein, zon*<br />
der Hertog , met veel verhaastinge naar de Zeelieden<br />
liepen, dengeenen, die hen vraagden:<br />
waarze heene wilden , ten antwoord geevende<br />
: „ naar Jerufalem om 'c Heilige Land te<br />
„ bezoeken". Veelen, die door hunne Oudera<br />
opgeflooten waren , om daar door deeze woede'<br />
te doen bedaaren , werden 'er te driftiger<br />
door ,^ en wisten met onnatuurlyke kracht<br />
grende's, deuren , muuren en verdere be-<br />
(*) Schot. Friesche Hist. bl. J07.<br />
' fchufa
van F R I E S L A N D . 383<br />
fchuttingen te verbreeken , en zeewaards te<br />
Vliegen, zonder dat men ooit vernam waarze<br />
gebleeven 'waren. Hier en daar zag men ook<br />
naakte vrouwen door de rieden en vlekken<br />
locpen , zonder een enkel woord te ipreeken<br />
Het verhaal van dien kruistogt, welke , om feester<br />
trent deezen tyd , hier te lande, met onbegry- Olivier<br />
pelyke drift, ondernomen en voortgezet werd, van Ketï.<br />
is wel te omflagtig voor deeze beknopte his len predikt<br />
die<br />
torie ; en echter hadden de Friezen 'er te hier te<br />
veel deel aan , om dien ftilzvvygend voor- lande, ers<br />
I bytegaan. Meester Olivier van Keulen , die maakt 'er<br />
veele<br />
t reeds voor zeven jaaren in <strong>Friesland</strong> ge- driftig<br />
1 weest was , en daar een groot..aantal men- toe.<br />
! fchen tot den Heiligen Oorlog , gelyk men<br />
' 't noemde , driftig gemaakt had , kwam ten<br />
j jaare twaalfhonderd vierentwintig andermaal 122.f;<br />
i in deeze gewesten , om het begonnen werk<br />
; met allen moogelyken yver voort te zetten.<br />
Na zich hiermede eenigen tyd, zo elders<br />
ïals in <strong>Friesland</strong>, bezig gehouden te hebben,<br />
vertrok hy wederom naar Keulen. Hy ver.<br />
loor echter de groote zaak zyner .zendinge<br />
:niet uit het' oog. De brief, welke van daar<br />
door hem aan de Friezen werd afgezonden ,<br />
:om hen tot volftandigheid in de aangevangen<br />
loopbaan te vermaanen (*), toont duidelyk<br />
:dat zy hem wel zeer ter harte hing. Ook<br />
waren deeze en andere poogingen meer zo<br />
verre van vruchteloos te zyn , dat de Friezen<br />
lin deeze buicenfpoorigheden op verre na de ge-<br />
( § ) Schot. Friefche Hist. bl. 108'.<br />
ring(t«'<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO»<br />
KiE.
BEKNOP<br />
TE HlSTO'<br />
it IE.<br />
De Friezenfpeelen<br />
eene<br />
voornaame<br />
rol in<br />
deeze<br />
buiienfpoorigheden.<br />
384 Tegenwoordige Siadt<br />
ringde rol niet fpeelden. Hunne dapperheid<br />
en kloekmoedigheid , in de belegeringe en<br />
veroveringe van het Egyptïfche Damiate betoond,<br />
wordt door gemelden Meester Olivier<br />
hoogelyk geroemd, in het getuigfchrift, hun,<br />
door hem, by hunne terug reize naar het<br />
Vaderland, mede gegeeven. Hy zegt daarin onder<br />
anderen; „ dat zy voor Damiate eene groote<br />
„ nedrigheid, milddaadigheid, gehoorzaamheid,<br />
„ en lloutmoedigheid hadden laaten blyken, zyn-<br />
„ de zy fchrikkelyk voor de ivaraceenen , en<br />
„ bemind by.de Christenen geweest; alwaarora<br />
„ hy de Kerkelyke Prelaaten vermaande, de<br />
„ beleedigers der zulken, die voor Damiate ge-<br />
.., weest war.«n, door Kerkelyke Itraffen te be-<br />
5i teugelen; gelyk hy ook dé Overheden des<br />
lands opwekte om in deezen toch vooral den<br />
j, Prelaaten niet tegen te flaan, maar zorgvul-<br />
„ diglyk op zodaanïge beleedigers te letten, in<br />
„ aanmerking neemende, dat de menfehen vers;<br />
pligt zyn de pelgrims te eeren, welke door<br />
God verheeriykt worden". (*) Doch wat<br />
wonder, dat Meester Olivier,in dit zyn getuigfchrift,<br />
wat hoog met de Friezen loopt j daar hy<br />
•niet gefchroomd heeft,het mislukken van deeze<br />
onderneemingen aan te merken als eene Itraffe,<br />
welke den Christenen door God wierd aangedaan,<br />
onder anderen, ook daarom, dat de Duitfchen<br />
en Friezen voor hunne dienften, arbeid, getrouwheid<br />
en kloekmoedigheid, niet geëerd<br />
of beloond waren, naar behoorem De brief<br />
by<br />
(*) Óudh, en Gedichten van Friesl ï. D. bl. 2(S.<br />
Gr. Chartert», van Friesiand I. D. bl. 86. Schot, befchr»<br />
Van Friesl. in Quarto bJ< 319-
w« F R I E S L A N D . 38$<br />
by welken de Patriarch van Jeruialem den Ab BEKNOP*<br />
ten van Klaarkamp, van Mariënhof en van Dok TE HlSTO»<br />
ME»<br />
kum , na een lollyk getuigenis ter eere van de<br />
Friezen afgelegd te hebben, aanbeveelt, om<br />
toch toe te zien , dat de te rug keerenden<br />
vriendelyk ontvangen ,en voor alle beleedigingen<br />
beveiligd, of deswege fchadeloos gefield mogten<br />
worden, komt zeer wel met den voorgaanden<br />
overeen. (*) Daar nu deeze brief aan de<br />
Prelaaten van Klaarkamp, Mariëngaard en Dokkum<br />
is gericht, en in denzelven gewaagd wordt<br />
van allen, die uit Oostergo het kruis aangenomen<br />
hadden, is het niet onwaarfchynlyk,dat dit gedeelte<br />
des lands inzonderheid veele Kruisvaarders<br />
heeft opgeleverd. Wanneer Paus Honorius<br />
en Keizer Frederik de II. daarna, door<br />
hunne brieven , de Friezen wederom uïtnoodigden<br />
tot krachtdaadigen onderstand der<br />
Oosterlche zaaken , verzuimdenze niet dits<br />
te doen met loflyke vermeldinge hunner<br />
voorgaande bedryven (f). Aan wien men<br />
ondertusfchen de verovering van Damiate<br />
hebbe toe te fchryven , valt met volle zekerheid<br />
niet te bepaalen. 't Is bekend, dac<br />
die van Haarlem en Dokkum om de eere daarvan<br />
twisten. Wy zullen de beflisfing van dit<br />
gefchil van anderen verwachten (§_),<br />
Ter-<br />
(*) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto, 320. Gr,<br />
Charterb. I. D. bl. 87.<br />
(f) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 321<br />
1 enz. Gr. Charterb. I. D. bl. 91.<br />
(§) De Geleerde S. H. van Idfiuga is meest voor<br />
ifcet iaatfte: want ua in het I. 25. bl. 126 van zyn<br />
Staass-<br />
Bb
\<br />
BEKNOP<br />
TE HlSTO<br />
IUE.<br />
Binnenlands<br />
ligt<br />
men jam'<br />
rnerlyk<br />
overhoop.<br />
GraafFloris<br />
de IV,<br />
385 Tegenwoordige Staat<br />
Terwyl dit buitenlands omging lag men binnenlands<br />
jammerlyk over hoop. Niet alleen in Oostfriesland<br />
, daar de eene landman tegen den anderen<br />
te velde trok; maar ook in <strong>Friesland</strong>, bewesten de<br />
Lauwers, was de dolheid der landzaaten zo hoog<br />
gereezen, dat men met geheele benden op elkanderen<br />
los ging. In Oostergo, onder anderen,<br />
gefchiedde dit door twee Edelluiden, met naame<br />
WiegerenTjaard, zynde de eerfte een Ommelander<br />
en de Iaatfte een gebooren Fries. De eerfte<br />
had het gemeene volk op zyne zyde; doch de Iaatfte<br />
werd door eenige ftoute luiden van aanzien onderfteund.<br />
Langen tyd en met groote hardnekkigheid<br />
werd'er van beide zyden gevochten, totdat<br />
eindelyk Wieger van Ijaard doorftooken wierd,<br />
en de twist daarmede vooreerst ten einde liep.<br />
De hevige verdeeldheden , welke, eenige<br />
volgende jaaren, in de aanpaalende gewesten<br />
plaats<br />
Staatsrecht der vereenigde Nederl. gezegd te hebben,<br />
dat volgens fommigen de gedachtenis daarvan nog té<br />
vinden is in de Kerk te Haarlem, laat hy 'er op volgen<br />
: „ dat de Dokkumers in <strong>Friesland</strong>, zich met<br />
„ meer grond de bevordering der verovering van die<br />
„ Stad, met eenKoggefchip, 't welk ze nog ten deezen<br />
„ dage, in plaats van een Weerhaan , gebruiken, op de too-<br />
„ ren der Groote Kerk afgebeeld, zouden konnen toeê'i-<br />
„ genen. Immers blykt heruit een brief van het jaar<br />
„ 1118, by Chr. Schotanus, dat de Friezen zich in<br />
„ die belegeringe zeer dapper hebben gedraagen, en<br />
„ dat 'er waarlyk Dokkumers by geweest zyn, die zo<br />
„ byzondere eere by die gelegenheid inleiden, dat 'er ,<br />
„ uit dien hoofde, zorge wierd gedraagen om hunne<br />
„ goederen,by hunne te huiskomfte, wederom in hunne<br />
„ beheeringe te doen overgeeven. Zie Schot. Brieven<br />
en Documenten, dienende tot de Friefche Hist,<br />
„ p. 11 en 12. enz-"
van F R I E S L A N D . 387<br />
plaats hadden, en op veel bloeds te Haan kwaBEKNOPmen , zyn buiten ons bedek. De huldiging van TE HISTO»<br />
RIE.<br />
Graave Floris den IV, als Landheer van <strong>Friesland</strong>,<br />
wordt tea<br />
betreft ons nader. Deeze, binnen Utrecht eene<br />
jaare<br />
bemiddeling tusfehen Bisfchop Wilbrand en de 1230 bin<br />
misnoegde Stichtfchen hebbende bewerkt, begaf nenFra zich van daar naar <strong>Friesland</strong>, beoosten het Vlie, nekergehuldigd. om 'er de hulde te ontvangen, Deeze plegtigheid,<br />
welke ruim zeven jaaren, zo om zyne minderjaarigheid<br />
als om andere redenen, was uitgefteld, werd<br />
ten jaare twaalfhonderdendertig, door die van<br />
Westergo, binnen Franeker verricht, zonder dac<br />
men wegens de overige deelen des lands eeni -<br />
ge melding gemaakt vinde. Over de redenen hier<br />
van zullen wy ons in geene gisfingen inlaaten;<br />
te meer om dat Floris toen, uit hoofde van zyn<br />
Vaders aangenaame regeering, by de Friezen<br />
nog wel gezien was. Dat hy naderhand de genegenheid<br />
der Friezen zo geheel en al verloor,<br />
dat hy nooit weder in hun land durfde komen,<br />
had hy niemand dan zich zei ven en zynen<br />
kwaade raadslieden te danken. De toeleg om<br />
der Friezen vryheden en voorrechten, door<br />
het omkoopen van den Adel, te bekorten, was»<br />
niet te dulden voor een Volk, dat zyne vryheid<br />
op den rechten prys had leeren fchatten ( § ).<br />
Het bezoek, dat <strong>Friesland</strong>, met het gemelde<br />
oogmerk, van Graave Floris ontvangen had, Bisfchop<br />
Wilbrand<br />
werd, ten zelfden jaare, door een ander van den Deoor-<br />
Utrechtfchen Bisfchop Wilbrand gevolgd. Doch loogt d$<br />
om<br />
(§) Schot. Friefche Hist. bl. 118. ü. Erara. Rsr.<br />
i Fr. L. IX. p. 307,<br />
Bb 2
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
Drenthen,<br />
met hulpe<br />
der Frie<br />
zen.<br />
$88 Tegenwoordige Staat<br />
om te doen begrypenby welke gelegenheid zulks<br />
gefchiedde, moet ik eene kleine terugtred<br />
doen. Deeze Kerkvoogd, een man zynde<br />
van een onverfchrokken gemoed , kundig in<br />
Staats- en Krygs-zaaken, en van eenen fterken<br />
aanhang, was niet zo dra de opvolger van Bisfchop<br />
Otto geworden, of hy was bedacht op<br />
het voortzetten van den oorlog regen de Drenthen,<br />
welken zyn voorzaat reeds begonnen, en<br />
ten koste van zyn eigen leeven gevoerd had. By<br />
't algemeene opontbod van Volk uit alle zyne<br />
landen en Heden, waren ook zeer veele<br />
Friezen, zo van den kant van Bakkeveen<br />
en andere Woudllreeken , als van Stavoren ,<br />
Lemfterland en van elders, tegen de Drenthen<br />
opgekomen, en hadden hun zulk een' fchrik<br />
aangejaagd, datze openlyk verklaarden den Bisfchop<br />
genoegen te willen geeven, en, ter zyner<br />
gerustftellinge,GyzeIaars in zyne handen te Hellen.<br />
Zelfs gavenze zich, voor zwaarder onheilen<br />
beducht, geheel en al aan den Bisfchop over ,<br />
op voorwaarden , zo wel irreelende voor's Bisfchops<br />
hoogmoed, als vernederende voor de<br />
fcraave Drenthen. De Bisfchop, dus gansch en<br />
al meester van dat gewest, begaf'er zich ook,<br />
na 't afdanken van 't grootlle deel zyns Legers,<br />
metderdaad naar toe, neemende zyne reize<br />
over Stavoren, Harlingen, Leeuwarden en<br />
Dokkum, naar Groningen. Na eenige weinige<br />
dagen vertoevens, zich van daar naar Koeverden<br />
begeeven, daar de hulde, wegens de Kerk<br />
van Utrecht, in tegenwoordigheid van den voorgaanden<br />
Slotvoogd Rudolf, ontvangen, en in<br />
deszelfs plaats zekeren Eilard tot Bisfchoplyken<br />
Stad-
van F R I E S L A N D , 339<br />
Stadhouder over Koeverden en Drenthe aangefteld<br />
hebbende, dacht hy zekerlyk zich zeiven<br />
en der Kerke van Utrecht eenen grooten dienst<br />
gedaan te hebben. Men zou den uitflag deivoorgaande<br />
bedryven ook wel als zodanig<br />
hebben mogen aanmerken , om dat de Utrechtfche<br />
Kerk, wegens den uitgeputtcn ftaat<br />
haarer geldmiddelen, den vrede ten hoogften<br />
noodig had, zo deeze duurzaam ware<br />
[geweest. Dan gelyk de heerschzugt zich<br />
zeldzaam met eenen vernederden ftaat verge<br />
BEKtfOPi<br />
TE HlSTO-<br />
P.IE.<br />
Hy zet<br />
Rudolf,<br />
Slotvoogd<br />
van Koeverden<br />
af.<br />
en Eilard<br />
in zyne<br />
plaatfe.<br />
noegt , als 'er waarfchynlyke uitzigten zyn om<br />
't Kasteel<br />
zich daaruit te verheffen ; alzo liet de gewee v:.n Koe<br />
• zen Slotvoogd Rudolf geene gelegenheid verden.<br />
ivoorbygaan , welke hem daartoe eenigzins worde<br />
door<br />
gunftig fcheen. 't Gelukte hem ook zich, by<br />
verrasiinge , meester te maaken van het Kas-<br />
:teel van Koeverden. De Bisfchop, hier door<br />
i genoodzaakt zynde de afgelegde wapenen<br />
1 wederom op te vatten, zocht daartoe ook de<br />
IFriezen te beweegen, en vondze gewillig<br />
tot zyne hulpe. Het veranderlyk winterweer<br />
,van twaalfhonderd negenentwintig was de voori<br />
naame reden, 'dat 'er juist niet veel wierd uitgc-<br />
11recht. Ondertusfchcn ftrekte dit grootelyks ten<br />
1 woordecle van Rudolf, naardien de Drenthen die<br />
;zich tot dus verre buiten den nieuwen aanval ge-<br />
1 houden hadden, dit ziende, nu ook wederom,<br />
( in grooten getale, zyne zyde koozen, fchoon<br />
i niet met die volftandigheid, welke Rudolf, ter<br />
i ;zyner herftellinge, noodig had: want op 't ver-<br />
; meemen der toebereidzelen, welke door den<br />
'. Bisfchop gemaakt werden, om, zodra hetjaar-<br />
Igetyde zulks zoude toelaaten, den Oorlog met<br />
padruk voort te zetten, werden de Drenthen<br />
Bb 3 en<br />
v<br />
Rudolf<br />
wederom<br />
bemag.<br />
tigd.<br />
De Drenthen<br />
en<br />
Koever*
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
390 Tegenwoordige Staat<br />
en Koeverders zo gedwee, datze zich in de<br />
armen der Friezen wierpen, die , in maatigen<br />
getale, van den kant van Stavoren,<br />
ders werpen<br />
zich en uit Ooscer- en Westergo , gereed Hon<br />
in de arden, om hen te bevechten; deezen baden<br />
men der zy, datze toch hunne zaak ter beflisfinge aan<br />
Friezen.<br />
den Bisfchop wilden overgeeven, vermids hy<br />
geweigerd had hen zalven te willen hooren. De<br />
Friezen voldeeden aan dit verzoek; ook werd<br />
het, door de tusfchenfpi aak van eenige Friefche<br />
Abten, zo verre gebragt, dat Koeverden en<br />
Drenth andermaal in genade wierden aangenomen.<br />
Doch ook dit verdrag viel al dra in duigen<br />
, doordien de Drentben weigerachtig bleeven<br />
om de hun opgelegde boeten te betaalen;<br />
't welk de Friefche Scheidsmannen dermaate<br />
verbitterde, datze alle de weêrfpannigen, niemand<br />
uitgezonderd, voor eerloos verklaarden.<br />
Schoon men deezen trek als een bewys van der<br />
Friezen trouwe , in 't onfchendbaar houden van<br />
hun eens gegeeven woord, heeft aan te merken,<br />
ftrekte zulks echter om de Drenthen,nu van alle<br />
hoope op vergiffenis verfteeken, des te meer<br />
te verbitteren, en als wanhoopigen het uiterfte<br />
te doen waagen. In de eerfte woede werd<br />
ook Steenwyk metderdaad door hen verrast;<br />
doch kort daarna een beftand voor vyftien dagen<br />
lludolf getroffen; maar van den kant des Bisfchops<br />
wordt ge<br />
vangen werd hetzelve fhoodelyk gefchonden , door<br />
genomen niet alleen Rudolf met eenigen van zynen t<br />
en ge ra- aanhang in hechtenis te neemen, maar ook, na]<br />
braakt.<br />
geftreeken vonnis , op den vyfentwintigften van'<br />
Hooimaand des jaars twaalfhonderd en dertig,<br />
te rabraaken, en de lichaamen op raden ten<br />
pon te zetten. Den Bisfchop moet echter zulk<br />
eene
van FRIESLAND.<br />
eene fnoode trouwloosheid en bloeddorst niet<br />
geweeten worden. Hy had de gevangenen gaarne<br />
by het leeven behouden; zelfs reisde hy<br />
in der yj naar Utrecht , en wendde daartoe,<br />
by het Kapittel, alle mogelyke moeite<br />
aan; dan de zachtmoedige Geestelykheid<br />
was daartoe niet te beweegen : zy oordeelde ,<br />
naamelyk , dat het Sticht op geene beftendige<br />
ruste te hoopen had , zo lang Rudolf<br />
leefde. Door zynen dood werd die echter<br />
niet bevorderd. Rudolfs aanhang in Drenthe<br />
werd over den ongelukkigcn dood van<br />
deszelfs voorganger grootelyks verbitterd , en<br />
veelen in bet Sticht zelf, vatten zulk een<br />
misnoegen tegen den Bisfchop op , dat hy<br />
; zich daar naauwlyks veilig rekende; waarom<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO.<br />
RIE.<br />
hy in eene openbaare Vergaderinge te Utrecht<br />
:<br />
belydenisfe zyner onfchuld deed , en grootelyks<br />
in zynen fchik was, met die bemiddelin-<br />
; ge, welke , als wy voorheen zagen, door den<br />
1 Hoilandfchen Graave , tusfehen hem en zyne<br />
i misnoegde Stichtfchen bewerkt werd.<br />
Hier door derhalven de handen eenigzins De Bisfchop<br />
iruim gekreegen hebbende, was hy al dra op 't<br />
komt in<br />
(vernederen der wederfpannige Drenthen bedacht. <strong>Friesland</strong>,<br />
IDoch zonder de hulpe der Friezen zich daartoe en be<br />
1 niet in ftaat vindende, zocht hy deezen tot het opweegt<br />
de<br />
Friezen<br />
watten der wapenen, ten zynen voordeele, te be<br />
om hem<br />
weegen. Ten dien einde kwam hy in perfoon te helpen.<br />
iin <strong>Friesland</strong>, en bediende zich van een middel,<br />
coat, hoe belachlyk en verachrelyk ook op<br />
jzich zelf, nogthans menigmaal groote zaaken<br />
Iheeft uitgewerkt. De afkondiging van ruime<br />
saflaaten voor allen, die hem in zynen voorgeno-<br />
Bb 4 men
BEKNOP<br />
TE HlSTO<br />
•HIE.<br />
Zy worden<br />
in<br />
twee<br />
kleine Legersverdeeld.<br />
De Bisfchop<br />
komt weder<br />
in<br />
<strong>Friesland</strong><br />
en bereikc<br />
'er met<br />
preeken<br />
zyn oogmerk.<br />
S9& Tegenwoordige Staat<br />
men togt tegen de Drenthen behulpfaam «ouder*<br />
zyn, en de beweeglyke redevoeringen der Friefche<br />
Kerkelyken, welke eene lyn nier hem trokken,<br />
waren voor hem van die gewenschte uitwerkinge,<br />
dat de opgekomen Friezen al een vry aanzienlyk<br />
Leger uitmaakten. Om 'er den meesten<br />
dienst van te trekken, verdeelde de Kerk<br />
voogd hen in twee kleiner T-PD-P^ HW « M<br />
j °. r<br />
vv<br />
" negers, net eene,<br />
dat uit Ingezetenen van Oostergo beftond, voerde<br />
hy over de Lauwers naar Groningen, om die<br />
Stad tegen de Drenthen te befchermen; het<br />
andere liet hy onder den Deken van Stavoren<br />
en Westergo, in de Zevenwouden , omtrent<br />
Bakkeveen; terwyl 'er, behalven deezen, nog andere<br />
benden uit het Sticht in aantogc waren;<br />
doch deeze maakten zo weinig haast, dat de<br />
voorgenomen vereeniging te niete liep ; ook<br />
kreegenze eerlang zodanig de nederlaag, dat de<br />
oyergebleevenen naar huis keerden, en de<br />
Bisfchop zelf moeite had om 'er veilig te ka-<br />
men.<br />
In den volgenden Winter bleef men van wcderzyde<br />
m de wapenen; ook begaf de Bisfchop<br />
zich andermaal naar <strong>Friesland</strong>, en preekte daar<br />
met zo veel yvers , dat hy dikwyls te voet,<br />
langs ongebaande wegen, van de eene plaatsnaar<br />
de andere ging, om daar het woord, niec de»<br />
vredes maar des oorlogs, te verkondigen. Hy<br />
aeea cue ooit met eenen gewenschten uitflac:<br />
de Friezen, hunne oude Krygszugtige geaardheid<br />
nog geenszins hebbende afgelegd, rchootcn<br />
t harnas te gereederaan, nu de Bisfchop hun,<br />
door zyn preeken, in 't hoofd had weeten te<br />
brengen , dat zulks voor Godsdicnftigheid te<br />
hou
BEKNOP<br />
TS HlSTO<br />
KIE.<br />
394 Tegenwoordige Staag<br />
mets, en van de huizen maar tien overbleeven;<br />
dat daarenboven Kammingaburg by Leeuwarden,<br />
zonder- en Britfenburg, op de oostzyde der Middelzee<br />
heid. itaande, daardoor ten grooten deele vernield<br />
zyn, zal, naar veeier oordeel, niet ganfchelyk<br />
te verwerpen zyn. Dat men althans dergelyke<br />
plaatfen hier te lande gehad hebbe,- dat dezelve<br />
eertyds van merkelyk aanzien geweest zyn, en<br />
dat men haaren val in geweldige overftroomingen<br />
te zoeken hebbe, valt, onzes oordeels,<br />
met te loochenen (§).<br />
De Bisfchopbe<br />
Dat het ondermsfehen in <strong>Friesland</strong> aan geene<br />
oorloogt manrchap ontbrak, toonde het volgende jaar van<br />
de' Dren twaalfhonderd tweeëndertig: want in den<br />
then<br />
oorlog , op nieuw tusfehen den Bisfchop<br />
op nieuw.<br />
en de Drenthen ontftaan , 2ou hem weder<br />
1232.<br />
een Leger, vier duizend man fterk, van den kant<br />
van de Lemmer en de Kuinder, zyn te hulpe gekomen,<br />
voor dat hy Koeverden belegerde en<br />
ftormenderhand innam, zonder echter het Kasteel<br />
te konnen bemagtigen. Hy vleide zich wel,<br />
dat de Friezen , die omtrent Bakkeveen by een<br />
trokken , hem daar toe te hulpe zouden komen;<br />
doch deeze werden, door de Drenthen, d; ar zo<br />
De Friedanig gehavend, dat hy zich in zyne verwachtinge<br />
zenwor- grootelyks bedroogen, en teffens genoodzaakt<br />
dfu door vond, een merkelyk gedeelte zyner benden af<br />
de Drenthen<br />
by te danken. Hy zoude het echter, na't ontvangen<br />
Bakte van eenige verfterkinge, en 't behaalen van eeni<br />
veen gege voordeden, waarfchynlyk, den Drenthen<br />
lla^en.<br />
eer-<br />
(§) Wegens deezen en andere Vloeden kan men te<br />
recht ranken , by Outhof Verhaal van de Watervl. bl.<br />
108 en 308. Ocko Scharl. bl. 113. Gabbema Nederl.<br />
Watervl. bl. 70. Winfem. Kron. 163, en elders.
van FRIESLAND. 395<br />
eerlang te benaauwd gemaakt hebben , zo zy 1<br />
niet uit Fivelingo, Westfalen en van elders, 1<br />
BEKNOP»<br />
ra HISTQ»<br />
:UE.<br />
met frisfe manfchap waren onderfteund geworden.<br />
Dan hier doorkreegen zy, die trots op de<br />
Bakkeveenfter overwinning waren, zulk eene ' Ook dry-<br />
ovenhagt op het Leger der Friezen en Groninven zy de<br />
Friezen<br />
gers, dat deezen, op den eenentwintigden van en Gro<br />
Herfstmaand, met de uiterlle verhaastinge, de ningers<br />
vlugt naar Groningen namen , cn daarby een op de<br />
Vlagt.<br />
merkelyk verlies van. manfchap Jecden; zynde<br />
veelen, door de hen op de hielen volgende<br />
Drenthen, of gevangen genomen, of afgemaakt<br />
geworden. Onder de laatften bevond zich Hesfel<br />
van Leeuwarden, Deken over geheel Oostergo,<br />
met nog elf Priesteren (*_).<br />
Niet tegenflaandc deeze inlandfche beroerten, De Kruis<br />
oorlogen en. watervloeden, den vcrderflykften vaarten<br />
gaan nog<br />
invloed op 's Lands waare welzyn hadden, en<br />
(leeds<br />
grootelyks ter verachteringe van den landbouw haaren<br />
en binnen - en buitenlandfchen koophandel gang.<br />
ftrekten, zag men de Kruisvaarten naar het<br />
H. Land haaren gang gaan. En of deeze nog<br />
niet genoeg waren, om de landen van hunne inwooners<br />
te ontblooten, de zeden te bederven,<br />
en 't Christendom eene vuile fmet aan te<br />
wryven , die bezwaarlyk viel uit te wisfehen,<br />
begon het ook eerlang in gebruik te<br />
komen, menfehen van allerlei ftaat cn rang,<br />
over zogenoemde kettery , aan te klaagen, te<br />
vervolgen , en te mishandelen. Die van Stade<br />
hadden hier van , ten jaare twaalfhonI234derd<br />
(*) Schot. Friefche Hist. bl. 119. Idfir.ga S aatsr.<br />
I. D. bl, 291 — 294.
BEKNOP<br />
TE HISTO-<br />
RIE.<br />
Ook<br />
vvordt 'er<br />
eene tegen<br />
de<br />
396 Tegenwoordige Staat<br />
derd vierendertig, de droevige ondervinding.<br />
By den Aartsbisfchop van Bremen in ongenade<br />
vervallen zynde , werd 'er, onder aantyginge<br />
van afgodery en duiveldienst, zelfs<br />
eene Kruisvaart tegen deeze menfehen ge<br />
predikt , en in 't werk geltcld , of fchoon hun<br />
Stadingers<br />
gepredikt ne misdaad, zeer waarfchynlyk , alleen daarin<br />
en uitge beftond, datzy, gelyk ook veele andere eervoerd.lyke<br />
lieden van dien tyd, de Geestelyken, zoom<br />
hun kwaad, dronken en ontuchtig gedrag ,<br />
als om hunne gierigheid 'en knevelaaryen , met<br />
die minachtinge behandelden , welke deeze<br />
gewaande bedienaars der Heiligdommen dubbel<br />
verdienden. De Kruisvaart ging echter voort;<br />
Graaf Floris de IV zelf nam 'er deel in; veele<br />
Priesters, Paapen en Monniken lieten zich mede<br />
tot den togt aanfehryven, en eerlang zag men<br />
de braave Stadingers, in weerwil van hunne wanhoopige<br />
dapperheid, voor de al te groote<br />
overmagt hunner vyanden bezwyken, en, met<br />
achterlaatinge van wel zesduizend man, het flagveld<br />
ruimen; terwyl veelen in de poelen en<br />
moerasfen verfmoorden, of met verhaastinge<br />
naar <strong>Friesland</strong> vlooden. Doch ook hier vondenze,<br />
naar't fchynt, geene veiligewykplaats: immers<br />
zou Graaf Floris, van de Wezer, door<br />
<strong>Friesland</strong>, naar huis keerende , deezen zov/el<br />
als de Friezen, die hen hielpen, geheellyk verflagen<br />
hebben. Waarfchynlyk was de hulp, die de<br />
Friezen aan de Stadingers beweczen, de eenige<br />
reden, waarom de Graaf hen zo min als de<br />
gevlugte Stadingers verfchoonde ( *).<br />
De<br />
(*) Men zie wegens deeze Stadinger Kruisvaart<br />
Sc.hot.
van FRIESLAND. 397<br />
De dood van Bisfchop Wilbrand, die ten jaare<br />
twaalfhonderd drieëndertig overleed, was voor<br />
<strong>Friesland</strong> van geene onaangenaame gevolgen.<br />
Was naamelyk Graaf Otto, door Graave Floris<br />
zynen Broeder, by't affterven van Willem den<br />
I, hun beider Vader, met het Graaffchap van<br />
Oostergo en Westergo, in hoedanigheid van ]<br />
Graaf of Poteflaat beleend, zyne verheffing tot!<br />
Bisfchop van Utrecht, onder den naam vanOt- i<br />
to den III, gaf aanleiding, om 't gemelde i<br />
Graaffchap wederom aan zynen Broeder af re !<br />
ftaan. Doch deeze, reeds voorheen by de<br />
Friezen gehaat, om dat hy, door 't omkoopen<br />
van den Adel, hunne voorrechten en vryheden<br />
zocht te krenken, had, door de Stadinger gebeurtenisfe,<br />
hen zodanig verbitterd, datze een*<br />
hunner eigene Edelen, met naame Sikke Sjaarde- \<br />
ma, tot hunnen Poteftaat verkooren, hier toe te 5<br />
meer aangemoedigd, door de tyding, dat Graaf i<br />
Floris, reKlermont, in een fteekfpel, verraad<br />
derlyk gefheuveld was, nalaatende eenen Zoon r<br />
• BEKKOP-<br />
• TE HISTO<br />
RIE.<br />
, De dood<br />
' van Bis-<br />
1<br />
fchop<br />
l Wilbrand<br />
[ is van<br />
. geene on-<br />
• asngenaame<br />
gevol-<br />
' gen voor<br />
<strong>Friesland</strong>,<br />
1<br />
1<br />
Sikke<br />
Sjaardema<br />
.wordt tot<br />
Poteftaat<br />
verkooren.<br />
van maar zes jaaren oud. Bisfchop Otto, die<br />
j i tot Voogd over den jongen Graaf, zynen Nee-<br />
" ve, werd aangefteld, een man van eene vreedzaaime<br />
inborst, en daarenboven den Friezen niet<br />
-ongenegen zynde, gelyk hy ook, geduurende<br />
; zyn gansch bewind over hen, hun zeer aangei<br />
naam geweest was, zag dit met ftilzwygen aan,<br />
: :zo hy 'er geene toeftemming toe gegeeven<br />
t heeft. En dus wordt dit tydftip, niet zonder<br />
reden,<br />
i Schot. Friefche Hist. bl. 121 enz. Hubner Staatk.<br />
Hist. VIII D bl. 613. U. Emm. Rer Frif. L. x. p.<br />
ljï5o etc. Vaderl. Hist. II. D. bl. 370 enz. F, Sjoerds<br />
; friefche Jaarb. II. D. bl. 555.
BEKNOP-<br />
SE HlSÏO<br />
RIE.<br />
Gednurende<br />
zyn<br />
bewind is<br />
't land in<br />
taamelyken<br />
bloei.<br />
39 S Tegenwoordige Staat<br />
reden, voor het einde der Hollandfche regeeringe<br />
gehouden, fchoon 'er, by vervolg van tyd,<br />
herhaalde poogingen, door de Hollandfche Graaven<br />
, gedaan zyn, om <strong>Friesland</strong> onder 't juk te<br />
brengen.<br />
Midlerwyl was het land, vooral geduurende<br />
het Potellaatfchap van den beroemden Friefchen<br />
Edelman, Sikke Sjaardema, in taamelyken bloei;<br />
en het zou dien tot veel hooger trap hebben<br />
gebragt, indien de aanzienlyklfe geflagten de handen<br />
zowel hadden in een getlagen, als ze , doorgaans,<br />
jammerlyk over hoop lagen, en eikanderen<br />
, om den voorrang in 't offeren,nu en dan<br />
over hoop flaken , zich verbeeldende, dat zulke<br />
misdaaden en andere gruwelen meer,» door 't<br />
ffichten van Kerken en Kloosters, en 't verryken<br />
der Geestelyken, voor altoos glad wierden<br />
uitgewischt. Van dergelyke woede zag men een<br />
voorbeeld te Waaxens, daar Botte Reinalda,<br />
door Jan Albada, op het Kerkhof, werd dood<br />
geflagen, om dat hy den voorrang ten offer<br />
genomen had, welken Albada oordeelde hem<br />
geenszins toe te komen (§). Wy laaten 'c<br />
voor den Leezer, zyne aanmerkingen over zulke<br />
verkondigers van't Euangelie te maaken, welken<br />
het, uic onkunde, bygeloof of eigen belang,<br />
van 't hart mogt, dergelyke on teeringen<br />
van den besten Godsdienst te begunftigen, en<br />
door de vingeren te zien.<br />
Harlingen Zag men omtrent deezen tyd de Buurt, op<br />
wordt ee 't west van het dorp Almenum, tot eene Stad<br />
ne Stad.<br />
gemaakt, welke den naam van Harlingen draagt,<br />
en<br />
C§) O. van Schar!, bl. 114. It Ade Friefche Terp.<br />
W. 53-
van FRIESLAND. 399<br />
en door den tyd zodanig in bloei heeft toegeno . BEKNOR<br />
men, datze, na Leeuwarden, nu de grootfte . TE HlSÏO.<br />
' Kir.<br />
en aanzienlykfte der Friefche lieden zy, de by.<br />
zonderheden haarer opkomfle, gaan wy bier,<br />
als tot de plaatslyke befchryving van Harlingen<br />
de naaste betrekking hebbende , met ftilzwygen<br />
voorby. Dat de Kloosterlingen van Ludinga<br />
Kerk, gelegen op het Oost van Almenum, van<br />
dit Harlingen eene diepe vaart naar Vlieland en<br />
van daar naar Texel gegraaven hebben, is reeds<br />
voorheen met een woord gemeld. Het recht<br />
van eigendom, dat <strong>Friesland</strong> toen nog op<br />
Texel, benevens een groot gedeelte van Westfriesland<br />
, had, werd door den Poteflaat Sikke<br />
Sjaardema, voor zo veel Texel aangaat, by open-<br />
Texel<br />
baare Handveste en Giftbrief, gefchonken aan wordt ge»<br />
Alhard, Abt van Ludinga Kerk, zo voor hem fchonken<br />
i als voor zyne opvolgers ; die hetzelve ook aan L,u-j<br />
dinga<br />
: met eenen goeden titel, uit kracht van hunne<br />
Kerk;<br />
•verzegelde brieven, bezeten hebben, tot zo lang<br />
ide Graaven van Holland hun hetzelve ontwel-<br />
1 digden (f ). Vlieland, voorheen vast aan Ter- Gelyk<br />
ifchelling,kwam ook eerlang inde handen deezer ook VUe*<br />
iGeestelyken,zynde zy daarmede begiftigd door land.<br />
I Graave Willem den II, welke hier in het voorbeeld<br />
volgde van zynen Grootvader, Willem den<br />
II, door wien St. Odulfs Klooster te Stavosen<br />
met het Eiland Wieringen befchonken was(§).<br />
IDewyl nu de Ludingakerkfters eenen Uithof op<br />
(Vlieland hadden, groeven zy derwaards gemelde<br />
vaart, hoewel niet met genoegen van hunnen Abt<br />
Gerbrand, die dergelyke openingen, zo naby de<br />
Noordzee, als zeer gevaarlyk voor de binnen-<br />
Ct) Winfem. Kron. bi. lór<br />
C 5 ) Schot. Friefche Hist. bl. 10&<br />
waardj
•TE HISTO-<br />
JUE.<br />
Het<br />
Klooster<br />
Mariengaard<br />
Itoopt<br />
Marken<br />
voor de<br />
lelfr.<br />
<strong>Friesland</strong><br />
Jydt weder<br />
veel<br />
by eenen<br />
geweldigenWatervloed. <br />
«237-<br />
400 | Tegenwoordige Staat<br />
waardfche landen befchouwde; gelyk zy ook raer><br />
derdaad eerlang bevonden werden,<br />
Terwyl die Klooster dus zyne bezittingen uitbreidde,<br />
zochten ook andere de hunne te vermeerderen.<br />
Dat van Mariëngaard kocht, teil<br />
jaare twaalfhonderd vyfendertig, toen het Sybrand<br />
tot zynen zesden Abt had, het halve Eiland<br />
Markenhove, of Marken, met alle deszelfs<br />
gerechtigheden , van INikolaas Perfyn Ridder,<br />
voor tweehonderd Hollandfche ponden (f),<br />
zynde de andere helft daar aan voorheen, door<br />
eenige GodsdienlTige Hollanders, gefchonken;<br />
hy voltrok , kort daarna , het Kerkje , dat<br />
reeds begonnen was ; ook werden eenige<br />
Leekebroeders derwaards gezonden, om de landeryen,<br />
ten voordeele van 't gemelde Klooster,<br />
te bearbeiden (§). ,<br />
In de onlusten, omtrent deezen tyd, in<br />
Groningerland voorgevallen, hadden de Frie<br />
zen , van tusfehen t Vlie en de Lauwers ,<br />
wel eenig deel ; maar zo niet, dat de<br />
byzonderheden daar van ons behoeven op<br />
te houden. Onderlinge verdeeldheden lieten<br />
hen ook niet toe, hunne natuurlyke neiging<br />
te volgen; te meer om dat de nadeelen,<br />
welke het algemeene welzyn daarby te lyden<br />
had, nog vergroot werden, door den hoogen<br />
Watervloed van twaalfhonderd zevenendertig.<br />
Volgens de daarvan voor handen zynde vernaaien,<br />
(f) O. van Scharl. Kron. bl. 117, wordende dit<br />
Eiland daar befchreeven, als liggende in de Zuiderzee,<br />
tegen over Monnikendam, 't welk ten bewyze ftrekt,<br />
dat dit het hedendaagfche Marken is.<br />
(§) Schot. Befchryv. van Friesl. in Quarto bl. 3*7-.
van FRIESLAND. 401<br />
Jen, waaide de wind eerst uit den westen, en<br />
liep vervolgens naar het zuiden en zuidoosten:<br />
hier door werd het water eerst uit Zee, endaarna<br />
uit den vollen Ysfel en andere gegraaven<br />
graften met zo veel geweld, en in zo grooten<br />
overvloed aangevoerd, dat genoegzaam alle laage<br />
landen, ten westen van <strong>Friesland</strong>, wierden onder<br />
water gezet, en niet flechts zeker ftins,<br />
tusfehen Texel en Dykshorne, toebehoorende aan<br />
die van Ludingakerk, met zyne onderhoorige<br />
landeryen, wegfpoclde , maar ook de landen<br />
van Holkama, tusfehen Westergo en de nabuurige<br />
Eilanden Vlieland en Terfchelling, ten<br />
grooten deele, verboren gingen. Dewyl nu dit<br />
ongeval by nacht gebeurde, zagen zulken, die des<br />
morgens eerst opgeltaan waren, zo ver het oog<br />
kon reiken, alles blank van water,en riepen<br />
hunne nabuuren toe: het is al Vlieland! het<br />
is al Vlieland! willende daar mede zeggen, dat<br />
het Vlie 't ganfche land overliep, en nu meester<br />
van hetzelve was. Ook meenen fommigen r<br />
dat het Eiland van dit roepen zynen naam gekreegen<br />
hebbe. Doch wat daar van zy : na 't<br />
afloopen des waters zag en ving men veele Salmen<br />
en andere vreemde visfchen, die x\\ 't flyk<br />
!door de droogte beloopen waren ("§").<br />
BEKNOP<br />
TE HISTC»«<br />
KIE.<br />
Daar de landen, bewesten <strong>Friesland</strong>,dus van De Mij.<br />
Ityd tot tyd afnamen, en de gedaante eener delzee<br />
lopenbaare Zee verkreegen, werd de Middelzee wordt van<br />
tyd tot<br />
j hoe langer hoe meer verftopt, en tot land ge- tyd meet<br />
ge- verftopt.<br />
C5) Winfem. Kron. bl. 166. Schot. Befchryv. van<br />
; Friesi. in Quarto. bl. 354. Ouciwf Verhaal der Waittvl.<br />
bl, 3U.<br />
Cc
BEKNOP<br />
TE HISTO-<br />
KIE.<br />
Het AdelykNonnenklooster<br />
Aula<br />
Dei<br />
. wordt te<br />
Gooinga<br />
gefticht.<br />
402 Tegenwoordigs Staaf<br />
gemaakt; zelfs meent men, dat dezelve, omtrent<br />
deezen tyd, reeds ten grooten deele opgcflykt,<br />
en in fchoone bouw- en weidlanden vervvisfeld<br />
was, fchoon wegens den- netten tyd dier groote<br />
veranderinge met volle zekerheid niets te bepaalen<br />
valt. Ongetwyffeld is dezelve langkzaamerhanct<br />
gefchicd, en het aangewonnen land tot den<br />
Akkerbouw, en wel inzonderheid tot Veevoeding<br />
toebereid, en met de noodige wooningen<br />
voorzien, hoewel die op dit aangewonnen land<br />
zeldzaamer dan op het oude zyn, om reden dat<br />
zeer veele van deeze aangewonnen landen door<br />
bewooners van het oude gebezigd worden.<br />
Wat voor- of nadeelen <strong>Friesland</strong> ondervond,<br />
de drift om Kerken en Kloosters te fcichten<br />
ging, omtrent deezen tyd, fleeds haaren gang.<br />
De Geestelyken zagen 't gaarne, en de Ryke<br />
Leeken waren dwaas genoeg om zich te verbeelden,<br />
dat het zwart register hunner zondert<br />
glad wierd uitgewischt, cn hun naam ten goede<br />
vereeuwigd, zoze daaraan hunne wereldlyke<br />
bezittingen te koste leiden. Het Adelyk Nonnenklooster-Aula<br />
Dei,of Gods Hof, naderhand<br />
Nyeklooster genoemd, onder de Parochie van<br />
Gooinga, in Wymbritferadeel, nabySneek , is<br />
synen oorfprong aan dergelyke beginfelen ver-<br />
[chuldigd geweest. Hetzelve werd gefticht,<br />
in den jaare twaalfhonderd drieëndertig, door<br />
Dodo, Abt van Oldeklooster, op de landen era |<br />
uit de middelen van zekeren Ubald, die zyne |<br />
gelofte in gemelde Klooster gedaan, en alle zy- I<br />
ne goederen, voor de zaligheid zyner ziele, tot I<br />
dit werk ten beste gegeeven had- Het was even<br />
als Oldeklooster van de Ciftercie orde, werd,<br />
na
1<br />
van FRIESLAND. 403<br />
•na zyne voltrekking, met Zusters, uic het Klooster<br />
Sion, bevolkt, en Hond onder hec,opzigc van<br />
RIE,<br />
nieergemelden Abt en zyne opvolgeren ( * ).<br />
Weinige jaaren laater zag men, in de Grieteny<br />
Achtkarfpelen, twee andere Geestelyke<br />
geftichten coc Hand gebragt, bekend by den naam<br />
van Gerkeskiooster cn Buweklooster. Met<br />
hunne Stichting was het dus gelegen.<br />
Jarig, de zevende Abc van Mariëngaard, die<br />
/oor geleerden nietonervaaren in de Dichtkunde<br />
gehouden wordt, voorzag zich van eenige<br />
geleerde en Godsdienftige mannen, welke hy<br />
:ot Priors bevorderde. Onder deezen was ook<br />
fjaerd Bernarda, uit wiens geflagt Buwe en Gerke<br />
üarkemagefprooten zyn. Doch Jarig, tenjaa-<br />
•e twaalfhonderd en veertig overleeden zynde,<br />
ïad toe zynen opvolger Jelger, een'afflammeling<br />
ut het aanzienlyke geflagt van Jelgerhuis, wiens<br />
Hoeder Bauk eene Zuster was van Wybren Kem-<br />
>inga,onder de Friefche Edelen zeer beroemd,<br />
>m dat hy, door de Predikatiën van Olivier van<br />
beulen, overgehaald wierd, om tot drie maaien<br />
oe naar 't H. land te reizen. En wie weet,<br />
f deeze Godsdienfiige Edelman 'er nog niet<br />
ene vierde reize had bygevoegd, zo hy niet op<br />
e derde overleeden ware. In het Dorp Twybl,<br />
toen nog onder de Parochie van Augusftinsga<br />
flaande, woonde, ten zynen tyde, een<br />
;er vermogend man, met naame, Gerke Har- Gerka C<br />
ema: deeze, door denzelfden geest van gods- * Harken»<br />
enftigheid als anderen van zyne eeuw gedree- is § de<br />
Stichter<br />
• ven,v van Ger-<br />
jj keskloosr<br />
1 (*) Winfem Kron. van Friesl. bl. 165, Ondh. en ter.<br />
eft. van Friesl. II D. bl. 83, 80.<br />
Cc 2<br />
TE HlSTO";
BEKNOT<br />
TE HISTO<br />
RIE»<br />
404<br />
Tegenwoordige Staat<br />
ven, ondernam het ftichten van een Klooster<br />
op de zathe Wiegeratorp of Wiegersterp, en zocht<br />
hetzelve te (lellen onder befcherming van den<br />
Ahr van I -udinffakerk: doch deeze wees zvn<br />
:\Dt van jL,uuiij^aKciü., uutii utre^c wees zyu<br />
/erzoek van de hand. Daarop vervoegde hy zich<br />
tot dien van Klaarkamp, en, toen hy ook hier<br />
niet Haagde ,nam hy zyne toevlugttot Jelger van'<br />
Mariëngaard, met belofte dat hy zyne Orde<br />
wilde aanneemen, zo de'eze het Klooster onder<br />
zyne befcherminge nam. Jelger, geen acht geevende<br />
op de lichtvaardigheid van deezen mensch,<br />
die zo haast van de eene Orde overging tot de<br />
andere, nam hem aan, tot merkelyk ongenoegen<br />
van de Ludingakerkfter en Klaarkampfter<br />
Abten. De eerfte van deeze twee ftond evenwel<br />
van zyn recht af; maar de Iaatfte, geftyfd wordende<br />
door zekeren Wy brand , een' man van (<br />
adelyke afkomfte, en die, eer hy in het Klooster<br />
ging, Deken in Ootergo geweest was, weigerde<br />
Gerke uit zyne Orde te ontdaan, en verkreeg<br />
daarenboven brieven van Collatie, of Begeevïnge,<br />
van den Bisfchop van Munfter,onder<br />
Hy zweert wiens opzigt Achtkarfpelen ftond. Ook riep hy<br />
de Orde<br />
Gerke heimelyk tot zich , en haaide hetri<br />
van Presnonftreit<br />
door veele beloften over, om openlyk in dei<br />
af, en Kerk de Orde van Premonftreit af te zweeren, en<br />
neemt die die van Bernardus te omhelzen. Jelger, toen<br />
van Ber-<br />
dit alles gebeurde, buitenlands zynde, vernam,,<br />
nardus<br />
aan. by zyne te huis komfte , met leedweezen, dat<br />
'er eene fcheuring onder de Broederfchap van]<br />
Gerkesklooster was ontdaan, van welke fomriM<br />
gen het met de Orde van Premonftreit hielden J<br />
terwyl anderen die van Bernardus aankleefden.]<br />
Ter voorkominge van andere onaangenaame ge|<br />
vol*
van FRIESLAND. 405<br />
volgen floeg Jelger den weg van toegeevendheid<br />
in, en gaf aan elk de vryheid om te kiezen<br />
'Wat hy wilde. Het Klooster zelf, dat by<br />
zyne eerfte Stichtinge den naam van Jerufalem<br />
ontving, doch naar zynen Stichter doorgaans<br />
iGerkesklooster genoemd wordt, kreeg tot zynen<br />
ecrften Abt den meergemelden Wybrand, en bleef<br />
by de orde van Bernardus; doch alle de overigen<br />
, die de orde van Premonftreit aanhingen,<br />
verlieten 't zelve, en begaven zich naar elders<br />
ct><br />
Buweklooster werd twee jaaren laater ge-<br />
Ifticht, door Buwe Harkema, Gerkes Broeder.<br />
By zyne eerfte Stichting werd daaraan de naam 1<br />
gegeeven van Sepukrum Sar,ct. Oudh.<br />
lm Geft. van Friesl. bl. 392 en 435.<br />
Cc 3
BEKNOP<br />
TE HlSU'O-<br />
JVIE,<br />
lem de<br />
hand in de<br />
belegetinge<br />
van<br />
Aken.<br />
In erkentenisfe<br />
daarvan<br />
bevestigt<br />
de Ko<br />
ninghunnevoor 40f? Tegenwoordige Staat<br />
daar door echter niet ten eenemaal verkoeld tezyn.<br />
Wanneer immers Graaf Willem, na zyne<br />
verheffing tot Roomsch Koning, de vrye Ryk-<br />
ftad Aken, daar de Krooning gefchiedenmoest,<br />
doch welke toen nog in handen van den afgezet- I<br />
ten Keizer Fredrik was, belegerde, deeden de |<br />
Friezen, waar onder men veele Edelen telde, I<br />
hem zeer grooten dienst. Ook Helde de Ko • I<br />
ning zo veel betrouwen op hen,dat hun de ge- i<br />
wigtigfte posten van 't beleg wierden aanbetrouwd.<br />
En wanneer hy, met hunne hulpe, i<<br />
meester van de Stad geworden, en daarop, met il<br />
zeer groote plegtigheid, tot Roomsch Koning<br />
gekroond was, zoude hy hen gaarne langer in<br />
zynen dienst gehouden hebben. Doch de Friezen<br />
Honden nu zo fterk op hun ontflag, en hun<br />
verzoek, ter bekominge van het zelve, werd<br />
door den Friefchen Edelman, Tjaard Dodinga»<br />
of Donia, die door zyne kloekmoedigheid zeer<br />
beroemd was, en de voornaamfte Leidsman zyner<br />
Landgenooten fchynt geweest te zyn, met *<br />
zo veele en krachtige redenen onderfteund,dac l<br />
zy eindelyk verlof van den Koning tot hun ver« j<br />
trek verkreegen, en daarenboven een doorflaand [<br />
bewys van zyne hooge goedkeurlnge; hebbende i<br />
hy den Friezen alle hunne voorrechten cn :<br />
vryheden bevestigd , welke zy of* van Karei<br />
den Grooten, of anderszins bekomen hadden.<br />
rechten en<br />
vryhe De Openbrïef, waarby dit gefchiedde, is verden.tekend,<br />
den tweeden van SÏagtmaand des jaars j<br />
124S.<br />
twaalf honderd achtenveertig (§).<br />
Be-I<br />
f"§) Winfem. Kron. van Fries!. bl/ióSé Schot. J<br />
Befchryv. van Friesl. in Quirto. bh 100. Groot»<br />
Charterb. van Friesl, I D. bi. 94.
van F R I E S L A N D . 407<br />
BEKNOS*<br />
• Behalven dat Koning Willem der Friezen<br />
rs HiSTr>f<br />
voorrechten en vryheden bevestigde , zou me.<br />
hy hun ook nog het vrye gebruik der Baden<br />
1 binnen Aken, en eene afzonderlyke plaats, ter<br />
befchouwinge van de geëerbiedigde Overblyffelen<br />
der Heiligen, beneffens het gebruik eener vrye<br />
herberge hebben toegeftaan; en van deeze vergunningen<br />
zouden de Friezen nog langen tyd<br />
daarna gebruik hebben gemaakt (*).<br />
Dan hoe gunftig Koning Willem den Friezen<br />
ook ware, in de eerfte ogenblikken na de hem<br />
beweezen hulpe, in een volgend hoofddeel zal<br />
ons blyken, dat de inhoud van gemelden brief,<br />
noch door hem zeiven, noch door zyne nazaa-<br />
|ten, de Graaven van Holland, is in acht geno»<br />
!<br />
: snen.<br />
(*1 Winfem. Kron. van Friesl. bl. i8. Schot.<br />
Friefche Mist. bl. 230. U. Emmius Rer. Frif. L. X.<br />
: ?• 397, 328.<br />
I " *<br />
Cc 4 IX. HOOFD-
BEKNOP<br />
TE HisiO'<br />
ME.<br />
408 Tegenwoordige Staat<br />
IX. H O O F D D E E L .<br />
fan de bevestiginge der Friefche rechten en vry<br />
heeden door Graave Willem den II, tot op de<br />
nederlaag van Graave Willem den IK<br />
<strong>Friesland</strong> "j^Ja dat <strong>Friesland</strong> dus zyne rechten en vry<br />
lydt veel<br />
heden bevestigd zag, had het, in dit en eenige vol<br />
by verfcheidengende<br />
jaaren, even als verfcheiden andere aanWaterpaalende<br />
gewesten, grootelyks van geduchte wavloeden.tervloeden<br />
te lyden. Ons beftek laat niet toe<br />
dezelve een voor een, in hunne jammerlyke<br />
gevolgen en uitwerkfelen, omftandiglyk te<br />
befchryven. Dit eene dient niet verzweegen<br />
, dat op den tweeden vloed , voorge<br />
1249. vallen in den jaare twaalfhonderd negenenveer<br />
En by een tig, zulk een fchraal gewas van koren en gras<br />
fchraal ge volgde, dat daaruit een algemeen gebrek voor<br />
was,gevolgd menfehen en beesten onftond, het welk al dra<br />
van eene eene zeerkwaadaartige runderziekte ten gevolge<br />
befmette- had; zo zelfs, dat op fominige plaatfen naauwelykezieklyks<br />
één in 't leeven bleef, 't Nadeel, hierdoor<br />
te onder<br />
beesten en by veelen geleeden, werd nog vergroot, door<br />
menfehen. ie oneenigheden, die, ten deezen tyde, de inwoo-<br />
ners deezer gewesten te jammerlyk verdeelden:<br />
want hierdoor werd te wege gebragt, dat men<br />
hier. en daar de. beesten onbegraaven liet liggen<br />
; 't welk, gelyk de verftandigftcn wel<br />
voorzien althans gevreesd hadden , eerlang<br />
eene ongezonde lucht en daar op volgende pes£<br />
ziekte onder de menfehen ten gevolge had ,<br />
welke te fterker woedde, om dat het fiegte<br />
en i
van F R I E S L A N D. 409<br />
en ongezonde voedzel, by die duurte, door<br />
ver de meesten dagelyks gegeeten, rer onderlleuninge<br />
dier jammerlyke plaage ftrekte.<br />
Had Koning Willem den Friezen blyk van<br />
-toegenegenheid gegeeven, men zal hem waarfchynlyk<br />
niet verongelyken door te denken, dat<br />
hy dit, naar de wyze der heerschzugtigen, gedaan<br />
had, met oogmerk om hen daarna te ge-<br />
reeder aan zyne Graaflyke heerfchappy te onder<br />
Heer te<br />
werpen. Althans heeft hy, na 't eindigen van erkennen»<br />
den Vlaamfchen Oorlog, eene proeve genomen<br />
om de Abten en Prelaaten, welke hy door<br />
verfcheiden begiftigingen op de naastgelegen<br />
eilanden, op eene byzondere wyze verpligt had ,<br />
te beweegen, dat zy hem voor Heer van <strong>Friesland</strong><br />
wilden aanneemen, gelyk zy fommigen<br />
zyner Voorzaaten daar voor erkend hadden.<br />
Dan in deezen Haagde de Koning niet. De<br />
Hyfchryft<br />
Geestclykheid rekende zich wel grootelyks een' biief<br />
aan hem verpligt, maar nog meer, om de vry aan- Siitlce<br />
heid van hun Vaderland niet te vertuifchen. Om Sjaardema,<br />
en<br />
echter den Koning niet voor 't hoofd te ftooten, wordt<br />
noch zyne goede gunfte voor het toekomende manne-<br />
te verliezen, vonden zy geraaden, hem tot den lykbeantwoord» Poteftaat Sikke Sjaardema te wyzen. De Ko<br />
ning, 't zy dat hem dit geviel, of dat hy geen<br />
beter middel ter bereikinge van zyn oogmerk<br />
wist, deed, door eenen brief, daartoe, metderdaad<br />
aanzoek by Sjaardema , hem onder<br />
anderen groote voordeden en rykdommen<br />
i in Westfriesland aanbiedende, zo hy hem in dee-<br />
;zen behulpzaam wilde zyn. Dan dit fcheelde den<br />
braaven en vryheid minnenden Fries zo veel,<br />
dat hy 's Konings ontvangen brief in deeze man-<br />
Cc 5 nelyke<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
Koning<br />
Willem<br />
zoekt de<br />
Friezen te<br />
bevvee<br />
gen orn<br />
hem voor
410 Tegenwoordige Staat<br />
BEKKOPnelyketaal<br />
beantwoordde. „ Groot magtige<br />
TE HlSTO<br />
rat. „ Koning! wil u niet te vergeefs vermoeien:<br />
„ meent gy, dat ik, om my en myn geflagt te<br />
„ verheffen, ccn verraader wil zyn, en de nako-<br />
„ meh'fjgen van die vryheid berooven, welke<br />
„ onze Voorvaders boven alle goederen gefchat<br />
„ hebben? Verre zy van van my een geldgierig<br />
„ en oneerlyk hart! Vaar wel, en wil my met<br />
„ uwe<br />
uwe<br />
brieven<br />
uucveu<br />
niet<br />
mee<br />
meer<br />
meer<br />
begroeten<br />
oegroeten m<br />
in rhVr<br />
cuervoe-<br />
P.<br />
., gen: want ik wil na deezen geene van u ont-<br />
„ vangen. Git onzen huize Sjaardema, den<br />
„ 9 Aug. Duizend twee honderd negenen-<br />
„ dertig ". Zelfs zou Sjaardema over het aanzoek<br />
van Koning Willem zo geftoord geweest<br />
zyn, dat hy, hem tot fpyt, gouden penningen<br />
liet flaan, op welker eene zyde men las: Sixtus<br />
Sjaardema Pot est as Frifite, terwyl op de andere<br />
zyde een man verbeeld werd, die geld uic<br />
zyne hand liet vallen, met dit omfchrift:Libertas<br />
pravaletauro. Vryheid overtreft het sroud<br />
O).<br />
Wat zou een Volk, zulke voorftanders zyner<br />
vryheid aan het roer hebbende, niet al vermogen,<br />
zelfs om de listigfte onderneemingen van<br />
eenen<br />
(t) Winfem. Kron. bl. 160. Schot. Befchryv. van<br />
Friesl, in Quarto. bl. ior. Groot Charterb. van Friesl.<br />
I. D bl. 93. De dagtekening van deezen brief is<br />
van 1239; doch toen bereikte Willem nog maar vier of<br />
vyf jaaren, hebbende hy, maar pas twintig jaaren oud,<br />
ten jaare 1356", zyn leeven ongelukkiglyk verlooren;<br />
en dus moet men, zal de echtheid van den brief behouden<br />
blyven, erkennen, dat 'er een misdag in het<br />
jaargctal is ingefloopen: Waarfchynlyk heeft men met<br />
F- Sjoerds daar-voor het jaar 1254 te Hellen. Fr.<br />
Jaarb. IH. D. bi. 63.<br />
h
van FRIESLAND. 411<br />
eenen bedekten, dóch vermogenden belaager BEKNOPhunner<br />
vryheid te verydelen ? Dan zulk eene TE HISTO<br />
RIE.<br />
bekngelooze grootmoedigheid valt niet dagelyks<br />
te verneemen. De Natuur is te Ipaarzaam<br />
in het uitdeden haarer beste gaven, dan dat<br />
men zulke Sjaurdema's by de tast zou vinden.<br />
Eenige weinigen daarvan zyn ook genoeg, om 't<br />
hart van eenen Geweldenaar te doen fidderen..<br />
Mogtenze <strong>Friesland</strong> nooit ontbreeken.'<br />
De rust, hierop eenige jaaren achter eikanHindelooderen genooten, gaf gunftige gelegenheid om pen wordt<br />
op binnenlandfche fchikkingen bedacht te zyn.<br />
tot eene<br />
Stad ver<br />
Hindeloopen, nu weder bekomen zynde van heven.<br />
de herhaalde brandftichtingen en uitplunderingen<br />
, welke het in vroeger tyd van de Noormannen<br />
had moeten lyden, werd dus, ten jaare<br />
twaalfhonderd vyfenvyfdg, tot eene Stad verheven,<br />
en door den Poteflaat en 'sLands Staaten,<br />
imet Stads voorrechten en vryheden befchon-<br />
. ken, gelyk nog tegenwoordig door haar geinooten<br />
worden (f). Naderhand zal 'er ge-<br />
! legenheid zyn, om eene omftandiger befchry-<br />
' ving wegens deeze Stad mede te deelen.<br />
Het getal van Kerken cn Kloosters, reeds<br />
Het<br />
'voorheen in <strong>Friesland</strong> gefticht, zag men, ten Klooster<br />
1 deezen tyde, met nog meer andere vergroot. Aanjum<br />
' Van deezen verdient het Klooster Aanjum, in wordt geit<br />
i£hc.<br />
1 de Grietenv Menaldumadeel. ren Znidwosron<br />
• van Berlikum , .geenszins de Iaatfte plaats.<br />
1 Hetzelve werd omtrent deezen tyd gefticht,<br />
1 door Siboud van Epinga en zyne twee Broeiders<br />
Nanne en Sibrand, Bloedverwanten van<br />
Ludolf,<br />
ft") Winfem. Kron. van Friesl. bl. 170. It aada<br />
Fr. Terp. bl. 54.
412 Tegenwoordige Staat<br />
BKKNOP- Ludolf, Prior van Lidlum. Ebel van Schel- I<br />
Tt lLsTO-<br />
"tinga, hunne Nigt, die door haare Godvrucht,<br />
•UE.<br />
even als Doeke Tjaarda van Bajum en Doeke<br />
Schelringa van Minnercskerk, nu Mmnertsga,<br />
toen zeer vermaard was, onderfleunde hen in dit<br />
godvruchtig werk, dat onder het beiluur van<br />
Wybrand, Pastoor in het dorp Aanjum, werd<br />
volbragt. By zyne inwyding ontving dit<br />
Klooster den naam van Marja's-berg, en behoorde<br />
tot de Orde der Reguliere Kanonnikken.<br />
Naderhand heeft het den naam gekreegen<br />
van Aanjum, waarby het, fchoon lang<br />
vernield, nog hedendaags bekend is. Hiertoe<br />
heeft waarfchynlyk aanleiding gegeeven, dat<br />
Htt<br />
de eerlte Stichters van hetzelve uit het dorp<br />
Aanjum in Oostdongerdeel afkomllig waren<br />
O-<br />
Het Klooster Lidlum, dat, om zyne naby-<br />
Klooster<br />
Lidlum<br />
wordt<br />
voltrokheid<br />
aan het itrand, veelmaalen groote fchade,<br />
door overftroominge van 't Zeewater, geleeden<br />
had , zonder dat 'er raai tegen ware , was<br />
ken door reeds voor eenige jaaren, door Sibo, deszelfs<br />
Boite van vyfden Abt, meer binnenwaards verplaatst',<br />
Winfum.<br />
maar niet geheel voltrokken. Zyn Opvolger<br />
Ulbe floeg de handen met veel yvers aan dit<br />
werk , en bragt het zo verre , dat het eenigerwyze<br />
van de noodige gebouwen voorzien<br />
was, om de geestelyke inwooners te konnen<br />
bergen , en dat Henrik van Viaanen,<br />
toen<br />
(*~) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 335.<br />
Oudh. en Geit. van Friesl. II. D. bl. 129, 130, alwaar<br />
gezegd wordt dat Anjuin, of Aninghem weleer<br />
een Dorp geweest is, onder de Grieteny vatl Meraldumadeel<br />
en liet Dekenfchap van Franekeradeel, niet<br />
Verre van Berlikum.
vau FRIESLAND. 413<br />
toen Bisfchop van Utrecht, in perfoon over BEKNOP-<br />
T£ HlSTC<br />
kwam, het Klooster plegtiglyk inwydde, en<br />
BIS.<br />
met de eerfte Mis vereerde; doch Ulbe liet nog al<br />
vry wat ongedaan werk voor zynen Opvolger,<br />
over. Hoite van Winfum, een fchoon en<br />
verftandig man, die van jongs af toe het kloosterleeven<br />
genegen was geweest, werd ook»<br />
ten jaare twaalfhonderd zesenvyftig, niet zo<br />
dra tot zevenden Abt van Lidlum verheven,, of Ï2$6.<br />
hy hervatte het onvoltooide werk, en bragc<br />
het eerlang gelukkiglyk ten einde. De Lekebroeders<br />
niet alleen zagen zich verpligt, om<br />
hem hier in de hand te bieden, maar ook de<br />
Kanonnikken moesten, beurtelings, daaraan<br />
werken, zonder dat zelfs de Winter verpoozing»<br />
in deezen arbeid maakte. Dit Klooster beftond<br />
uit drie huizen, den Tempel, het Kapittelhuis<br />
•en het Slaaphuis. De Kerk verrykte hy met een<br />
Herderftaf, boeken tot den Kerkzang, zilveren<br />
Paftoraal en zyden Kap; zynde de eerfte Mis<br />
daarin door hem gehouden op St Jans dag, ter<br />
eere van dien Heilig , als Patroon, en de-maagd<br />
Maria. Edmund, Vikaris van den Utrechtfchen<br />
Bisfchop, in <strong>Friesland</strong> gekomen om 'er 'f Kruis<br />
te prediken, ter herwinninge van 't H. Land,<br />
heeft dezelve in den jaare twaalfhonderd achtenzestig<br />
, plegtiglyk ingewyd, ter eere van God<br />
almagtig, van de maagd Maria, en van Johannes<br />
den Dooper; terwyl de Kerk van 't<br />
Oude Dal, insgelyks door meergemelden Abt<br />
herbouwd , en dus , in tegenftellinge van<br />
de nieuwe , doorgaans de Kerk van 't Nieuwe<br />
Dal genoemd, aan de H. Urfüla en haar talryk<br />
gezelfchap wierd toegewyd, Nadat deeze<br />
pleg-
BEKNÓP- plegtigheid der inwydinge voltrokken was, wer<br />
TE HlSTO' den door den Abt zeventien nieuwelingen tot<br />
ME,<br />
de eerfte ordening geheiligd, en de jaarfykfche<br />
Kerkmis,ganfche vier jaaren lang,met zo groot<br />
eenen toeloop van menfehen gevierd, dat de Abt<br />
zich genoodzaakt vond, naderhand met geflooten<br />
poorten en zonder klok geluid het Feest te vieren<br />
(*). i<br />
Het<br />
Klooster<br />
Franjum<br />
begeeft<br />
4T4 Tege^—^y, Staat<br />
Het Nonnenklooster Franjum, dat eertyds in<br />
de buurt van gelyken naam, onder het Dorp Marsfum,<br />
in Menaldumadeel, gevonden werd, en<br />
zich onder tot de orde van den H. Benediktus behoorde,<br />
befcher-<br />
had te naauw eene betrekking tot dat van Lidming<br />
van<br />
den Abt lum , om 't 'er niet in eene onafgebroken or<br />
vau Lid. « de op te laaten volgen. Dit Klooster, van wiens<br />
lum.<br />
eenre pprftfl fKphrinrrA uicntinge nns ons niet nir>r hwnnAnre byzonders ïo is voor tr^^^<br />
gekomen, ftond onder het opzigt van den Paftoor<br />
van Marsfum, als Prior van hetzelve;<br />
doch bleef, zo 't fchynt, na 't overlyden van<br />
Heer Juwo, eenigen tyd van eenen gewoonen<br />
bezorger beroofd: hierdoor begonden de Zusters<br />
te ontaarden, en 't ftond gefchapen, dat het Kloosterlyk<br />
leeven en inkomften beide verlooren zouden<br />
gaan. Eenige Zusters, hiervoor met reden be •<br />
kommerd, namen de toevlugt tot het Klooster<br />
Lidlum, dat toen onder het beftier ftond van den<br />
voorgemelden Abt, Hoite van Winfum, hem .<br />
verzoekende, dat hy haar onder zyne befcherming<br />
neemen wilde. Hoite willigde het verzoek<br />
der Zusteren gereedelyk in, doch niet zonder<br />
het voordeel van zyn eigen Klooster daarmede<br />
te bedoelen. .De Middelzee, tusfehen Marsfum<br />
en Leeuwaarden , nam naamelyk ter wedcr-<br />
(*) Schot. Befchr. van Fries!, in Quarto. bl, 330.<br />
Oudh. en Geft. van Friesl. II D. bi. 106.
nsan F R I E S L A N D . 415 i<br />
derzyden, door geduurige opflykingen , van tyd<br />
tot tyd, grootelyks af, en dus Helde hyzich voor<br />
dat zyn Klooster, door den Herken aanwas van<br />
landeryen, grootelyks bevoordeeld zou worden.<br />
Veertig maagden wercfn doorhem naar Lidlum<br />
en Baaium verplaatst, hebbende hy alleen zo<br />
veel volks te Franjum laaten blyven, als noodig<br />
tot den landbouw was. Behalven dit voordeel, |<br />
dat aan het Klooster Lidlum te beurte viel, in \<br />
den jaare twaalfhonderd en zeventig, gaven c<br />
ook veele anderen hunne Kerken met haar Gees- c<br />
telyk rechtsgebied aan dit Klooster over. als die £<br />
\ BEKNOP-<br />
. TE HlSTO*<br />
1<br />
RIE.<br />
1<br />
1<br />
Dit<br />
voorbeekl<br />
wordt<br />
door anderen<br />
gevolgd.<br />
van Sr, _ Nicolaas op Terfcfaelling, die van Sc.<br />
Geertruid te Lutkewierum, en die van Oosterzee.<br />
De roem van geleerdheid, welken fommige<br />
Geestelyken uit het Klooster Lidlum, en<br />
wel inzonderheid ,/Esge van Bofum, Sjaard,<br />
Meester der nieuwelingen, en Tjaard, gevveezen<br />
Pastoor te Winfum, verkreegen hadden, gaf<br />
daartoe aanleiding, dewyl men zich van zulke<br />
geleerde mannen zeer veel goeds beloofde ( f >.<br />
Terwyl men dus-, in <strong>Friesland</strong>, met het verryken<br />
1 of verfchikken der reedsgeflichte Kloosters, dap*<br />
iper bezig was, werden'er ook nog al geduurig<br />
1 nieuwe tot Hand gebragt. Die van Westerra<br />
ibouwden, ten jaare twaalfhonderd en zeventi», 1270;<br />
ieen Klooster binnen Bolswerd , van de Min Binnen<br />
derbroeders orde. Tot de Kerk, die elf jaaren BolswerJ<br />
laater gedicht werd, en nog in weezen is, zou wordt eer»<br />
Klóostèt<br />
men hout gebezigd hebben , dat, voor hetgrootgedicht<br />
Kle deel, in hec Bosch Kreil gewasfen was (§). van de<br />
De<br />
(f) Schot. Befchr van Friesl. in Quarto. bl.
BFKNOP-<br />
TE HlSTO-<br />
X.1E,<br />
Orde der<br />
Minderbroederen.<br />
Ylst ver-<br />
Ti rygt<br />
Stads<br />
rechten<br />
en vryheden.<br />
4*6 Tegenwoordige Slaat<br />
De eerfte Geestelyke bewooners van dit Klooster<br />
waren Franciskaner Monniken, bekend by<br />
den naam van Gaudenten. Naderhand werd<br />
hetzelve aan de Obfervanten ingeruimd. Het<br />
al te vrolyk en lustig peven der eerften had<br />
hen aan dien naam geholpen, en aanleiding tot<br />
deeze hervorming gegeeven.<br />
Behalven de veranderingen , welke <strong>Friesland</strong>s<br />
Kerkftaat dus van tyd tot tyd onderging, zag men<br />
'er nu en dan ook zulke gebeuren, die op hec<br />
wereldlyk gebied van merkelyken invloed waren.<br />
Het verheffen van bloeiende dorpen of<br />
vlekken tot Hemmende Steden, moet daartoe<br />
inzonderheid gebragt worden. Had nu, niet veele<br />
jaaren geleeden, Hindeloopen op zulk eene<br />
wyze rang onder de Friefche Steden verkreegen:<br />
volgens het verhaal der Kronyken viel dit ook<br />
Ylst, ten jaare twaalfhonderd achtenzestig, ten<br />
deele; zynde deeze plaats, die eene kleine myl<br />
wegs ten zuidwesten van Sneek gelegen is, en<br />
voorheen eene treffelyke buurt van gelyken naam<br />
•was, toen door de Prelaaten en Rechteren, of Staaten<br />
des Lands, met Stadsrechten en vryheden be-,<br />
fchonken (*). Of men den naam dier Stad,<br />
van zeker Oud Stins , Yleltins genoemd ,<br />
hebbe afteleiden, Haat ons hier niet te onderzoeken.<br />
De Kruis' De Kruisrogten naar 't H. Land, reeds voor<br />
togten heen , by herhaaünge, ondernomen, Honden, ten<br />
worden<br />
nog fteeds deezen tyde , nog geenszins ftil. Lodewyk<br />
voortge de IX, Koning van Frankryk was 'er een groot<br />
zet.<br />
voor-<br />
C*) Winfem. Kron. van Friesl. bl, 172, It aade<br />
Fr. Terp, bl. 54.
van FRIESLAND. 417<br />
j voorftander van, en verwierf daar door den BEKNOP<br />
] bynaam van Heilig. Eenige jaaren gelee- TE HISTO*<br />
WK.<br />
I den, derwaards eenen togt gedaan hebbende,<br />
j welke gansch niet gelukkig was uitgevallen, en<br />
, waar van hy ten jaare twaalfhonderd vierenvyftig<br />
was te rug gekomen, ondernam hy, ten jaare<br />
, twaalfhonderd en zeventig, eenen tweeden, van<br />
welken ons met drie woorden tefpreeken ftaat,<br />
omdat de Friezen daaraan meer deel dan aan den<br />
voorgaanden gehad hebben. Paus Klcmens de<br />
'l IV, en Lodewyk de IX, waren 'er beide even<br />
\ zeer opgezet: van alle kanten werd ook metderdaad<br />
een groote menigte gekruiste benden byeen<br />
verzameld; doch wel inzonderheid uit Fries-<br />
" land. De oude krygzugt zat, naar'tfchynt, den De Frie<br />
' Friezen nog zodanig in de leden, datze maar zen laate*<br />
'er zich<br />
' door een weinigje bykomende godsdienftigheid<br />
geceede-<br />
[ behoefde aangezet te worden, om leeven, vrylyk toe<br />
heid en goederen aan den krygsdobbel te han- beweegeqg<br />
' gen. Zekere Gerard, die voor geleerd en<br />
1<br />
welfpreekend te boek ftaat, werd, met brieven<br />
van Koning Lodewyk, herwaards gezon-<br />
'j den,by zich hebbende eenige gezellen,die zich<br />
) ' wyd en zyd door geheel het land verfpreidden,<br />
M en door hun preeken de gemoederen zo heet op<br />
'j den togt maakten, dat hec volk met menigten<br />
j Tarnen liep, en zo veel gelds in de Schatkisten<br />
'j bragt, dat het alle geloof te boven ging.<br />
1<br />
jIVlidlerwyl deed Koning Lodewyk, door Gerc<br />
brand, Prior van Dokkum, den Friezen de weet,<br />
1<br />
dat hy voorneemens was, op den dag van Sc<br />
:<br />
" Johannes den Dooper des jaars cwaalfhonderd<br />
t negenenzestig, met de byzynde Koningen, Voriften<br />
en Prelaaten, uit Provence, in zee te ftee-<br />
Dd ken,
BEKNOP"<br />
TE HlSTO-<br />
1UE.<br />
Elk moet<br />
zich daar<br />
toe van<br />
den bepaalden<br />
voorraad<br />
.voorzien.<br />
41 g Tegenwoordigs Staat<br />
ken, hen eraffig vermaanende, om, in'navolgïnge<br />
van 't voorbeeld hunner dappere Voorvaderen,<br />
tor zo heilig een werk de hand re bieden, en<br />
ten gezetten tyde by hem te willen zyn. Dit<br />
gefchiedde ook met zo veel drifts, als of men voorhad<br />
geheel het land van manfchap en geld te<br />
ontblooten. Nogthans was het getal van menfehen<br />
grooter dan de maate van geld. Om derhalven<br />
geen' overlast van de eerllen, by mangel<br />
van het Iaatfte, te Iyden,werd 'er eene bepaaling<br />
gemaakt, dat ieder, die zich op de rêize begaf,<br />
voorzien moest weezen, ten minflen van<br />
zeven mark flerlings aan geld, van een' halven<br />
os, een varkensham, zeven tonnen boter, en<br />
eene halve mudde meel, aan voorraad, en van<br />
zo veel wapenen, kleederen en linnen als noodig<br />
ware. De Vrouwen liet men te huis. De infcheping<br />
gefchiedde, in de week na Paasch;<br />
hebbende de Friezen van tusfehen de Elve<br />
en Lauwers, hunne zamelplaats gehad aan het<br />
Eiland Borkum, daarze door tegenwind wel drie<br />
weeken werden opgehouden. Toen alle Friefche<br />
fchepen byeen waren maaktenze een getal<br />
van vyftig koggen uit, behalven nog eene groote<br />
menigte van kleine fchepen. Omtrent<br />
Hemelvaartsdag kwam de Vloot in eene der<br />
Vlaamfche havenen, daarze door de Graavinne<br />
Margareta, doorgaans zwarte Griet genoemd,<br />
van veele noodwendigheden rykelyk voorzien<br />
werd. Van daar weder afgevaaren zynde, kwam<br />
de vloot, na 't uitflaan van veelerhande tegenfpoeden,<br />
eerst tegen de Meimaand van twaalfhonderd<br />
en zeventig te Marzeille aan. De Koning<br />
had midlerwyl, naar de aankomst der Friezen.
van F R I E S L A N D . 4T<<br />
zen en Duitfchers. in de havens van Provence , BEKN'OPliggen<br />
wachten; doch hier over verdrietig ge . TE HlSTO*<br />
worden, hak hy op den eerden van Lentemaand RIK,<br />
in zee , en bereikte eerlang Kagliari op he ,<br />
eiland Sardinië, van te vooren tot de algemeen» t<br />
zamelplaats van alle de byzondere fmaldeelei e<br />
bedemd. Hier liggende beiloot men in eener 3<br />
Krygsraad, vooreerst van de vaart naar Palesti 1<br />
na af te zien, en Tunis in Afrika te gaan bele • Tunis in<br />
geren. Dit beleg was in veele opzigten ramp- . Afrika<br />
fpoedig: gebrek aan water, eene ongezonde ( wordt be-<br />
;<br />
legerd.<br />
lucht, en eene onverdraaglyke hitte waren oorzaak<br />
van pestkoortfen en rooden loop, waai<br />
door zeer veele menfehen, en daaronder ook de<br />
Koning, wierden in c graf gefleept. - Na dat de<br />
Friefche en Duitfche fchepen ook daar waren I<br />
aangekomen, werd het beleg, met zo veel yvers<br />
voortgezet, en de Stad zo naauw ingellooten,<br />
dat de vyanden voorhagen tot een verdrag lieten<br />
doen, welke de Christenen zich, uit hoofde<br />
van de woedende Pest, en op aandrang van Karel<br />
van Anjou, thans Koning van Napels en Si-<br />
; cilie, die hiermede zyn byzonder belang beoogde,<br />
tlieten welgevallen. Als hierop de meeste Fran-<br />
De En<br />
! fchen, Italiaanenen anderen naar huis toogen, begelfchengaven de Engelfchen en Friezen, nog hun zat niet en Friezen<br />
hebbende,zich,onder geleide van Prinfe Edu- begeeven<br />
zich naar<br />
iard, naar Palestina. Veel ongemaks en groot Palestina,<br />
/verlies van volk leedenze onder weg. Van Aikre,<br />
daarze het Christendom in den deerlykften<br />
toelïand vonden, werden de Friezen naar Tyrus<br />
gevoerd, daarze den eerden en mee.sr.en aanval<br />
der Saraceenen te lyden hadden. Dit maakte<br />
éen echter niet moedeloos; zy beurden zich op<br />
Dd ft met
4&e Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP met de hoope, dat Karei van Napels hun, ïrr 't|<br />
TE HISTO volgende voorjaar, met andere Christenen, zoul<br />
WE.<br />
te hulpe komen. Dan in deeze hunne hoopef<br />
zich te leur gefield vindende, en ziende, dat'erl<br />
niets van eenig weezenlyk belang door hen konl<br />
worden uitgevoerd, begavenze zich te fchepe ,1<br />
en kwamen, na 't uitflaan van veele gevaaren, merJ<br />
groot verlies van manfchap, naakt en bloot, de een]<br />
De kruis<br />
togt loopt vroeger de ander laater, in verfcheiden havens<br />
ongeluk van Griekenland, Sicilië, Sardinië en Frankryk<br />
kig ten<br />
aan (§). Dus liep dan ook deeze Kruistogt,<br />
einde.<br />
waarvan men zich zo veel beloofd had, weder<br />
ongelukkig ten einde.<br />
De bin- De nadeelen, door <strong>Friesland</strong> by deezen togt<br />
nenland geleeden, zouden zich eerlang hebben laaten<br />
fcheon herftellen, zo men de handen binnenlands in een<br />
eenighedennee geflagen, en alles toegebragt had, wat ter bemengroovorderinge<br />
van 's Lands welzyn dienen konde.<br />
telyks toe. Dan de twisten en oneenigheden, die wy reeds<br />
voorheen in de beginzelen zagen, begonden omtrent<br />
deezen tyd dieper in te wortelen, en fchooten<br />
eerlang tot zulk eene hoogte op, dat het<br />
gefchapen ftond, als of alles te gronde zou gaan.<br />
Een voornaam Friesch Edelman van Marrum,<br />
Gerbert van Kamming, of Kamminga,<br />
werd in den jaare twaalfhonderd negenenzestig,<br />
door Ritske Wibaida en Aaltfe Harweisma,bedektelyk<br />
gevangen genomen en weggevoerd; zo<br />
dat men in geen zes weeken iets van hem hoorde<br />
, pf te weeten kwam waar hy gebleeven ware.<br />
En toen ware het misfehien ook nog niet<br />
aan den dag gekomen, zoniet Haitfe van Kamminga<br />
r<br />
(§) Schot. Fr. Hist. bl. 140.
van F R I E S L A N D . 451<br />
rninga, fchoon onkundig, dat zyn broeder, by<br />
Ritske Wibalda, wierd gevangen gehouden, den<br />
jongen Juke Wibalda, Ritskes Zoon, insgelyks<br />
in hechtenis genomen had. Want de Vader<br />
werd, dit gehoord hebbende, zo bekommerd<br />
dat men iets kwaads met hem in den zin had,<br />
dat hy beloofde Gerbert wederom voor den dag<br />
te zullen brengen, zo men zynen Zoon in vryheid<br />
Hellen wilde. Haitfe, dus vernomen<br />
hebbende, wie zyn' Broeder gevangen hield, Hond<br />
op 't punt om den jongen Wibalda, in de eer-<br />
He woede van zyne drift, te laaten dooden. 't<br />
Voomitzigt dat zynen Broeder Gerbert dan zekcrlyk<br />
het zelfde lot te wachten ftond, hield<br />
'er hem van te rugge, en deed hem luisteren<br />
naar de voorflagen van een Verdrag, dat eerlang<br />
getroffen werd, en met de flaaking der<br />
gevangenen gepaard ging; doch eenen wrok in<br />
de gemoederen overliet, die maar alleen op<br />
bekwaame gelegenheid wachtte, om op nieuw<br />
uit te barflen (*).<br />
B [•KNOP<br />
TE HlSTO-<br />
IUE.<br />
Nadat Koning Willem, Rudolf van Habsburg Rudolf"<br />
tot zynen opvolger in 't Keizerryk gekreegen van Habtburgbe<br />
had, oordeelden de Gemeene Friezen het den<br />
vestigtde- rechten tyd, om van deezen , door een plegtig rechten , en<br />
Gezantfchap, de bekrachtiging en vernieuwing- vryheden<br />
hunner Vaderlyke voorrechten en vryheden te ' der Frie-,<br />
zen.<br />
verzoeken. Te noodiger oordeeldenze dit, zo '<br />
om dat 'er reeds verfcheiden bedekte aanflagen<br />
ten nadcele van hunne vryheden wierden in 't<br />
werk gefleld als ook om dat Koning Willems<br />
Zoon, Graaf Floris de V, een jong en moedig<br />
Heer,<br />
(*) O. van Scharl. bU 12c»<br />
Dd s
DEKNOP•<br />
Tï HlSTO-<br />
BJE.<br />
Ook vermeerdert<br />
hy hun<br />
landrecht<br />
met tien<br />
n'euwe<br />
artikelen.<br />
421 Tegenwoordigs Staat<br />
Ileer,de Westfriezen door meer dan eenen flaa<br />
zodanig vernederd had, dat hyze eerlang geheel<br />
ftond onder te krygen, en daarna, waarfchynlyk,<br />
ook de Friezen beoosten 't Vlie aan 't<br />
Hollandlche juk zou zoeken te onderwerpen. De<br />
Gezanten Haagden te gelukkiger in de uitvoennge<br />
van hunnen last, omdat Graaf Floris niet<br />
zeer gezien was by den Keizer. Duidelyk toonde<br />
Rudolf zulks door het Graaffchap van Holland<br />
te Leen op te draagen aan Jan van Avennes,<br />
Graave van Henegouwen, in geval Graaf<br />
Floris, zonder wettige erven,kwam te overly.<br />
den. De Friezen daarentegen, die hem in zyne<br />
oorlogen met hunne gewoone dapperheid<br />
dienden, ftonden by hem in hoo°e achting<br />
en wel inzonderheid Watzejoulsma vari Britzura<br />
by Leeuwarden, die geacht wordt een Zoon gewedt<br />
te zyn van dien Britfe Jouisma, welke, ten'<br />
jaare twaalf honderd vierenzeventig, door Jetze<br />
Kimga dood geflagen, doch ftrengelyk «ewrooken<br />
wierd door zynen Zoon, die met zynen<br />
aanhang, niet alleen den doodflager zei ven<br />
nevens drie zyner Zoonen ombragt, maar ook<br />
hunne Vrouwen, in de haven van Britzenburoin<br />
'c water liet verfmooren (f). Behalven dat<br />
de keizer der Friezen voorvaderlyke rechten en<br />
vryheden, op hun verzoek, gereedelyk bevestigde,<br />
vermeerderde hy ook hun Landrecht met<br />
aen nieuwe artikelen (*); alles echter onder<br />
deeze<br />
(t; Dus verhaalt het F. Sjoerds Fr, Taarb. III D<br />
ö. f 21<br />
' ee<br />
'ï gefchreeven Gellagtbcek van Friefche<br />
Edelen op jouisma.<br />
van F R I E S L A N D . 425<br />
deeze uitdrukkelylte voorwaarden. datze hem Je- BüKNOPi<br />
rufalem zouden helpen herwinnen; als hy naar TE HlSTO.<br />
Rome trok, of elders hunne hulpe noodig had, R!2.<br />
by ftaan; de vestingen aan den Rynkant helpen<br />
befchermen; en hun Vaderland tegen den<br />
Hollander verdedigen.<br />
De geweldige Watervloeden, die midlerwyl, Het jaar<br />
i s<br />
ten jaare twaalf honderd zevenenzeventig, voorvie 1277<br />
len , en zo hier als elders zeer veel nadeels te weg* berucht<br />
door ee<br />
bragten, maatigden de blydfchap niet weinig, die nenge de gunst ten Keizerlyken Hove den Friezen verweldigenwekt had: de Louw- en Wintermaand van 't Water<br />
gemelde jaar zyn daar door zeer ten kwaade bevloed.rucht<br />
geworden, doch wel inzonderheid de laat-<br />
Ile; en echter was 't nadeel, dat men daar by<br />
ten westen de Lauwers leed, niet te vergelyken<br />
met dat van beoosten dien ftroom, en wel allermeest<br />
van de ftreeken tusfehen het hedendaagfche<br />
Oostfriesland en Groningerland, daar<br />
I het Stedeke Torum, met wel drieëndertig dorpen<br />
en byna zo veele buurten, verflonden, en de<br />
Dollaart ftroom geopend werd; fchoon waarfchynlyk<br />
volgende Vloeden de verwoestingen<br />
i voltooid hebben, welke men nu in haare beginfelen<br />
zag.<br />
De onheilen, door deeze Watervloeden ver> :<br />
oorzaakt, waren veelligt voor te komen of te 1<br />
verhelpen geweest, zo de Vryheid met onder- J<br />
linge eensgezindheid had gepaard gegaan. Dan j<br />
xeeds voorheen zagen wy meer dan eens, dar.i<br />
I<strong>Friesland</strong> beoosten het Vlie door partyfehap*- 1<br />
pen wierd van een gereeten, hebbende de 1<br />
De on«<br />
derlinge<br />
verdeeldheden<br />
flrekken<br />
ter vermeerderinge<br />
va»<br />
's Landi<br />
twist om den voorrang in 't offeren, en de, onheilen.<br />
;zygt om alles van zyne hand te doen vlie-<br />
Dd 4 genr
424 Tegenwoordige Staat<br />
BHKITOP- gen, de voornaame adelyke geflagten, die we-<br />
TE HlSTO-<br />
' der ieder hunnen byzonderen aanhang onder de<br />
*us.<br />
huisliedenen burgers hadden,in geduurigetwist<br />
en oneenigheid gehouden. Het bouwen van ftinzen,<br />
of zwaare fteenen huizen, eertyds ter befcherminge<br />
tegens de invallen en ftrooperyen der<br />
Noormannen gefticht, werd thans met een geheel<br />
ander oogmerk ten fterkften voortgezet.<br />
Het misbruik der vryheid bfagt naamelyk te<br />
wege, dat de Wetten haare kracht verloeren, en<br />
de Overheden te luttel gezags bezaten, om de<br />
llyfhoofdigheid en losbandigheid der landzaaten<br />
behoorlyk te bedwingen. Elk meende zyn<br />
eigen Rechter te mogen cn moeten zyn, in de<br />
onderlinge twisten en verdeeldheden, die menigmaal<br />
uit kleine beginzelen voortkwamen;<br />
doch, niet haastig genoeg bygelegd,op moord<br />
Zulke en doodftag uitliepen. Nergens zag 't 'er jam.<br />
plaatfen<br />
zyn 'er<br />
inzonderheidon<br />
merlyker uit dan in zulke lieden en dorpen,<br />
daar men meer dan eenen Edelman of Heer van<br />
aanzien had. Deeze lagen geduurig over hoop.<br />
gelukkig Die de zwakfte was nam al doorgaans zyne<br />
aan, daar<br />
toevlugt tot het bouwen van ftinzen en nieuwe<br />
meer dan<br />
één Edel buurfchappen, die weder met den tyd tot dormanpen<br />
aangroeiden, en, met Kerken- voorzien, naar<br />
woont. hunne eerfte ftichters genoemd werden, gelyk<br />
nog tegenwoordig uit veeier dorpen en buurten<br />
benaaminge ligtelyk valt op te maaken; hebbende<br />
men in deeze verdeeldheden insgelyks de<br />
reden te zoeken van de veelvuldige dorpen ,,<br />
kerken en buurfchappen, welke in <strong>Friesland</strong><br />
gevonden worden, cn niet zelden zo naby elkanderen<br />
liggen, dat men, den eerften oorfprong<br />
daarvan niet weetende, groote reden van<br />
ver.-
van F R I E S L A N D . 425<br />
verwondering hebbe, dat onze Voorvaders kwis- BEKLOP<br />
TE HISTO»<br />
tiger in het bouwen van Kerken geweest zyn,<br />
PJE.<br />
dan men hedendaags oplettend is in hec onderhouden<br />
van dezelve.<br />
Uic deeze rampzalige verdeeldheid van Fries Deeze<br />
lands aanzienlykile cn vermogendfte geflagten, verdeeld»<br />
heid<br />
die zich langen tyd afgefloofd hadden, om el- brengt<br />
kanderen te vernielen, kwam eerlang de binnen- eerlang<br />
landfche kryg der zogenoemde Vctkoopers en den binnenland,<br />
Scmeringers voort, en deeze liep, na meer dan<br />
fchen<br />
tweehonderd jaaren geduurd te hebben, niet dan kryg van<br />
met verlies van der Friezen Vryheid ten einde. VetltOO-<br />
De eerlten, die men doorgaans in Oostergo vond, peis en<br />
Schieiin*<br />
hadden hunne vrienden en bondgenooten te Gro<br />
gers<br />
ningen en in de Ommelanden, terwyl de laat voorc.<br />
ften al doorgaans de Hollanders en Westfriezen<br />
op zyde kroopen, om zich tegen de eerilcn te<br />
.fterken. Ondertusfchen heeft men in 't vervolg<br />
van tyd, zo door vermaagfehappinge als wisfelinge<br />
van aanhang, in Oostergo wel Schieringers,<br />
en in Westergo wel Vetkoopers gevonden-<br />
Zelfs gebeurde het wel eens, dac men in een<br />
en hetzelfde dorp, gelyk ook in een en hetzelfde<br />
geflagt, voorlranders van beiderlei aan*<br />
hang vond. De Vetkoopers, die als wy zeiden<br />
doorgaans in Oostergo woonden, daar men<br />
zwaare kleigronden , uitneemende weidkmden,<br />
fchoone beesten en overvloed van vette<br />
waaren had, met welke zy hunnen voornaamften<br />
Ivoophandel dreeven, omdat de akkerbouw toen<br />
nog minder in zwang ging, zouden daarvan, naar<br />
't algemeene gevoelen, hunnen naam gekreegen<br />
I hebben, 't zy die door henzelven uit trotsheid aan-<br />
; genomen, of hun door anderen gegeeven zy. De<br />
: Schieringers daarentegen , • die , ten grooten<br />
Dd 5 deele,
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
4*5 Tegenwoordige Staat<br />
deele, de laage eri waterige fl-reeken van Wester-<br />
go bewoonden, daar men uitneemende Schieraal,<br />
in Holland Paling geheeten, vangt, zouden<br />
daarvan hunnen naam gekreegen hebben<br />
cn<br />
Zy (laan Te midden van deeze bloedige verdeeldhe-<br />
de handen<br />
a den zag men evenwel de rtrydeude Partyen teltelkens<br />
in 1<br />
een om kens de banden in een liaan, om zich tegen<br />
zich tegen j vreemde Mogendheden te verdedigen, zo ras<br />
buiten- hunne veiligheid en vryheid van dien kant last<br />
landfche ]<br />
magt te<br />
leed. Doch dit gevaar was niet zo dra geweeken,<br />
(<br />
verdedi of de onderlinge verdeeldheid brak met verdubgen.delde<br />
| krachten uit, tót datze, ten langen leste<br />
beide afgemat en uitgeput, zich in de treurige<br />
1 noodzaaklykheid bevonden, om zich 't juk van<br />
vreemde Heeren te laaten welgevallen ; gelyk<br />
< eerst de Schieringers, en daarna de Vetkoopers<br />
( deeden, als nader op zynen tyd flaac getoond te<br />
\ worden.<br />
By de in- De rampen, hierby door <strong>Friesland</strong> geleeden,<br />
landfche ^<br />
werden, ten jaare twaalfhonderd zevenentachtig,<br />
op<br />
(t) Over den oorfprong van beiderlei benaaminge<br />
verdient geleezen te worden Gabbema's verhaal van<br />
Leeuw. bl. iz. enz. Daar men onder anderen verfcheiden<br />
Oudheden, tot der Friezen Gastmaalen behoorende,<br />
opgehelderd vindt. Dat de Schieraal, vooral in<br />
oude tyden, in groote achtinge was, en met vry wat<br />
pracht en kosten op de Gastmaalen plag opgedischt te<br />
worden, blykt uit het bekende fpreukje, dat meu vindt<br />
by Winfem. Kron. van Friesl. bl. 299»<br />
Dy Leydfche laape,<br />
Yn Haarlimmer taape,<br />
Yn Schiere yel<br />
Bringt Ftiesland yn'e Wieli
svan FRIESLAND. 427<br />
op nieuw, door eenen geweldigen Watervloed,<br />
vermeerderd. Omtrent middennacht van den veertienden<br />
der Wintermaand brak het zeewater,<br />
met zulk een geweld,, over en door de dyken<br />
heen, dat zelfs verfcheiden llinzen , fchoon<br />
op hoogten gebouwd, daardoor wierden onder<br />
voet geworpen. In <strong>Friesland</strong> tusfehen 't<br />
Vlie en de Lauwers, om daarvan alleen te {preeken,<br />
zouden daarby dertig duizend menfehen<br />
verdronken zyn, onder welke men zeer veele<br />
Geestelyken telde, zynde in het Klooster Lidlum<br />
vierentwintig, te West werd, tusfehen JorwertenBeers,<br />
een Nonnenklooster, dertig,<br />
en te Foswcrt, Bethlem en andere plaatfen eene<br />
ontelbaare menigte omgekomen. Te Jorwerc,<br />
daar het Kerkhof vry hoog is, ftoof het zeewater<br />
ten glas ven (teren in. Het Stedeke Grind of Gryn,'<br />
op het eilandje van gelyken naam, aan het Vlie '<br />
gelegen, werd zodanig van het water overval- \<br />
Ten, dat het geen tien huizen behield. De Kerke<br />
met het Koor en de Leerplaats, door die van f<br />
Ludingakerk gellicht, werd om verre gefmee- 5<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO-<br />
KIE.<br />
verdeeldheid<br />
komt<br />
weder een<br />
geweldige<br />
Watervloed.<br />
1287.<br />
Het Stedeke<br />
Gryn<br />
wordt<br />
daardoor<br />
bykans<br />
geheel<br />
verwoest;<br />
ten; ook werden wallen en poorten, met het<br />
verdere buitenwerk, daardoor zodanig verftrooid<br />
en geflegt, datze na hec afloopen van den vloed<br />
bezwaarlyk te verncemen vielen, 't Is dus niec<br />
zeer te verwonderen, dat het gerucht,gewoon<br />
alles te vergrooten, de verwoesting, door deezen<br />
vloed veroorzaakt, buitenlands zo breed uitmat,<br />
dat men daar geheel <strong>Friesland</strong> voor veriooren hield<br />
en wel allermeest, nadat deeze vloed,<br />
op<br />
($) Winfem. Kron. va» Friesl. bl. 175. Schor.<br />
Befchr.
BEKNOP<br />
TE Hisro<br />
XIE.<br />
Op deezenWatervloed<br />
volgt een<br />
andere.<br />
Het land<br />
is echter<br />
riet ontbloot<br />
van<br />
ïnwoo-<br />
«ers.<br />
4*8 Tegenwoordige Staat<br />
op den yyfden van Sprokkelmaand des volgenden<br />
jaars , door eenen anderen vervangen was, die op<br />
nieuw onnoemelyke fchade had te wege gebragt<br />
(f).. En echter zal de lyst der overge-<br />
bleeven Geestelyken alleen genoeg zyn,om ons<br />
te overtuigen, dat het land niet geheel en<br />
al van inwooners ontbloot was. Als immers de<br />
Abt van Premonflreit , het Opperhoofd der<br />
Premonfireitheeren, door den Abt van Bloemkamp<br />
en den Proost van Schiltwolde , liet<br />
opneemen , hoe 'er de Kloosters van zyne<br />
Orde in <strong>Friesland</strong>, ter wederzyden van de<br />
Lauwers, afgekomen waren, bevond men het getal<br />
der overgebleeven Monniken in 't Klooster<br />
Manengaard 400, te Lidlum 600; te Dokkum<br />
400; te Oldeklooster in deMarne24o;te Beerta<br />
m Moermerland J40; te Langen 160; te Schiltwolde<br />
160; te Kuismar 60; in 't Klooster te<br />
Wittewierum 1000; in Feenklooster of den Olyf.<br />
berg 20; in Buweklooster, of 't Graf van Maria<br />
170; te Heiligerlee 180; te Appelfche 70; in<br />
Nyeklooster 56; teAland in Emfingerland 90 ;<br />
en in het K looster Palmer, dat naderhand door<br />
den Dollaartverflonden is, 190. Q). Indien<br />
men nu mag ondernellen, dat de andere Kloosters<br />
naar evenredigheid bewoond wierden, za<br />
zou<br />
Befchr van Friesl fa Q uarto. bl. 355. Friesfche<br />
Hist. bl. 147. Gabbema verhaal der Nederl. Watervloeden,<br />
bl 95.<br />
(t) Outhof verhaal, b!. 373 enz. Gabbema verhaal,<br />
bi. 106.<br />
(5) Men vergelyke wegens deeze lyst Winfem.<br />
Kron. van Friesl. bl 176 Schot Friefche Hist. bi.<br />
Hl, eii U. Ernm. Rer. Frif. Hist. I. XII. p 44.
tan FRIESLAND. 429<br />
zou het <strong>Friesland</strong> aan geene handen ontbroken<br />
hebben, om de vernielde zeeweeringen te herftellen,<br />
en dermaate te verbeteren,' dat het land<br />
minder gevaars van 't zeewater te duchten zou<br />
gehad hebben, zo deezen zo wel als anderen waren<br />
te werke gefield. Dan de eeuw was nog niec<br />
verlicht genoeg om te begrypen , dat Kerk en<br />
Burgerftaac beide even liegt van zo veele ledige<br />
buiken gediend waren; of, zo al eenigen dit begreepen,<br />
het was hun niecgeraaden, zulks wat<br />
duidelyk te toonen, zo lang 't den Geestelyken<br />
aan geene magt ontbrak, om hen door hunnen<br />
ban-blixem te verpletteren.<br />
Van den kant der Hollandfche Graaven had<br />
<strong>Friesland</strong>, federt verfcheiden jaaren, geen aan-<br />
Hoot geleeden: niet om dat de Graaven voor<br />
altoos van <strong>Friesland</strong> afzagen, maar om datze de<br />
handen elders te vol werks hadden, of door eenen<br />
• famenloop van verfcheiden omftandigheden verhinderd<br />
wierden, hunne eifchen op <strong>Friesland</strong> te<br />
doen gelden. Dit was inzonderheid het geval<br />
van Floris den V. Om 't verflaan van zynen<br />
Vader, Willem den II, lagen de Westfriczen<br />
eerst aan de beurt. Doch tóen hy deezen had<br />
onder de knie gekreegen, meende hy ook de<br />
Friezen beoosten het Vlie, door zyne overwinnende<br />
wapenen, aan zich te onderwerpen. Ten<br />
dien einde Hak hy, in den jaare twaalfhonderd<br />
achtentachtig,met eene vlooc over de Zuiderzee,<br />
en landde ce Scavoren, daar men hem<br />
voor Landheer aannam, en huldigde. Hoeveel<br />
genoegen de Graaf hierin genomen hebbe, vale<br />
ligtelyk op te maaken uit de bevestiginge en<br />
vermeerderinge der Voorrechten en Vryheden,<br />
waarmede de ftad door hem begunftigd werd.<br />
De<br />
BiKNOP-<br />
re HISTO-<br />
MK.<br />
Floris da<br />
V. komt<br />
in <strong>Friesland</strong>,<br />
en<br />
wordt te<br />
Stavoren<br />
irehul.<br />
iigd.<br />
128$.
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
Keizer<br />
Rudolf<br />
geeft<br />
<strong>Friesland</strong><br />
aan Reiroud,<br />
Graave<br />
van Gelder.<br />
1200.<br />
43» Tegenwoordige Staat<br />
De affchrifcen daarvan zyn nog voor handen("*),<br />
en de redenen waarmede men de echtheid<br />
van dezelve-te keer gaat, hebben niet veel te<br />
beduiden. Ondertuslchen fchynt des Graaven<br />
gebied over <strong>Friesland</strong> van geringe uitgeitrektheid<br />
geweest te zyn, wyl Keizer Rudolf gansch<br />
<strong>Friesland</strong> tusfehen het Vlie en de Eems, in den<br />
jaare twaalfhonderd en negentig, aan Reinoud,<br />
Graave van Gelder, heeft opgedraagen; en die<br />
opdragt , negen jaaren daarna, door Keizer<br />
Albert is bevestigd geworden ( f ). De voornaame<br />
inhoud van deeze Keizerlyke giftekwam<br />
hier op uit: „ Dat de Graaf geheel Oostfries-<br />
„ land ( waartoe men inzonderheid Ooster - en<br />
,, Westergo te brengen heeft) zo verre zich<br />
„ aldaar de Ryksgerechtighcid uitltrekte, uit 's<br />
„ Keizers naam, zou hebben en berechten. Dat<br />
„ hy daar niet alleen in eigen perfoon recht zou<br />
„ fpreeken, maar ook Rechters en verdere Ma-<br />
„ giflraats perfoonen, naar zyn welbehaagen,<br />
„ aanbellen,en daarenboven halsrecht oeffenen.<br />
„ Dat hy's lands inkomllen, mids rekeninge<br />
„ doende aan het Ryk, zou invorderen, en voorts<br />
,, alles met volle magt verrichten wrn- nnnriin-<br />
„ ware, terwyl zulks van dezelfde kracht zou<br />
„ zyn , als of het door den keizer zeiven<br />
„ ware verricht geworden. Dat alle bui-<br />
5, tengewoone voordeden en gefchenken ten<br />
„ voor-<br />
(*) Winfem. Kron. van Friesl. bl. 170. Schot.<br />
Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 102. Rrieven en<br />
Docum. bl. 13. Groot Charterb. van Friesl. I. D.<br />
bl. 124 —117.<br />
(t) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto bl. 110.<br />
Brieven en Docum. bl. 15 en 16. Groot Charterb.<br />
van Friesl. 1. D. bl. 123.
van F R I E S L A N D . 431 I<br />
„ voordeele van den Graave zouden zyn , zon* . BEKNOT»»'<br />
,, der dat hy daarvan iets behoefde uit te kee-<<br />
TE HlSTO.<br />
ia,<br />
M ren. Dat hy deeze zyne waardigheid niet<br />
„ zou hebben neêr te leggen, voor dat hem 1<br />
„ alle kosten, ter verkryginge en verbeteringe<br />
„ van <strong>Friesland</strong> aangewend, voldaan zouden zyn.<br />
„ Dat, zo hy eenige kinderyen in <strong>Friesland</strong> aan-<br />
„ kocht, dieniet tot het Ryk behoorden, deeze<br />
j, als eigen goed door hem behouden en beze-<br />
„ ten zouden worden. En eindelyk, dat de Graaf<br />
„ voor alle zyne moeite, vierduizend marken zui-<br />
}, ver zilver van het Ryk tot eene eerbelooning<br />
„ zou ontvangen C f )•" Hoe ruim ook deeze De Graaf<br />
Leengifte voor den Gelderfchen Graave zyn mogt, doet cch«<br />
blykt het evenwel niet, dat vooreerst eenige poo ter geene<br />
poogingingen<br />
door hem zyn aangewend om dezelve in gen , ora<br />
kracht te Hellen, 't Viel ook inderdaad veel ligter de Kei.<br />
eene diergelyke gifte van den Keizer te verkrygen, zeriyke<br />
gifte iri<br />
dan uit kracht van dezelve eenig gezag te oenenen<br />
kracht te<br />
over landen, daar ook de Hollandfche Graaven nellen..<br />
1 en Utrechtfche Bisfciioppen recht van eisch op<br />
meenden te hebben; te meer omdat de Friezen,<br />
hoe zeer ook onder eikanderen verdeeld,<br />
iwel dra de handen in een gewagen zouden hebben,<br />
zo hunne vryheid van dien kant last geleedcn<br />
had.<br />
Graaf Floris de V, door de moorddaadige j<br />
hand van Gerard van Velzen afgemaakt zynde, 1<br />
werd in de regeeringe opgevolgd door zynen eeni- (<br />
Floris de<br />
V. words<br />
opge<br />
gen zoon Jan, dien het, na zyne huldiginge, geluk- \ volgd<br />
foor zy-<br />
te op de VVestfriezen, ten jaare twaalfhonderd 1<br />
tsn Zoort<br />
zevenennegentig, zo volkomen eene overwin- J fan.<br />
ming re behaalen, dat zy zich op nieuw aan de 1297.'<br />
Graaflyke regeeringe onderwierpen, en in 't vervolg,-<br />
( f) U. Emm. Rer, Frif. Hist. L, XIL J>. 4
43* Tegenwoordigs Staat<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
WE.<br />
De Bisfchop<br />
van<br />
Utrecht<br />
zoekt de<br />
Friezen<br />
op zyne<br />
zyde te<br />
krygen<br />
ten nadeele<br />
van<br />
Graave<br />
Jan.<br />
of Ketterye verdacht te maaken; en na dat hy ¥<br />
't volk hiervan, in openlyke redevoeringen, de 1<br />
ooren had vol geblaazen , predikte hy eene kruis- !<br />
volg, van 'sGraaven wege, door Baljuwen be»<br />
• recht wierden Ct). Dan dit ftrookte zo weinig<br />
met de heerschzugtige bedoelingen van Bisfchop<br />
t Willem van Utrecht, die zich, na den dood van<br />
Graave Floris, niet minder dan de beheering<br />
van gansch Holland had toegelegd, dat hy, 01»<br />
eene ui eerfte pooging te werk te Hellen, de<br />
Friezen beoosten 't Vlie tegen den Graaf zocht<br />
op te hitlèn. Om het werk wis te neemen<br />
• Hak hy,omtrent deezen tyd, in perfoon met<br />
eene vloot naar <strong>Friesland</strong> over. Daar zynde,<br />
bediende hy zich van de gewoone kunstgreep^<br />
der heerschzugtige Geestelyken, en ondernam den<br />
jongen Graaf en zyne Hollanders van ongeloove<br />
vaart tegen de Hollanders, met dat gevolg, dat I<br />
zeer veele Friezen zich door hem beweegen<br />
lieten, om, -onder zyn geleide, den togt te onderneemen.<br />
De Bisfchop had het op Waterland<br />
gemunt, en zocht by Monnikendam te landen..Doch<br />
de Haarlemmers, Kennemers en Waterlanders,<br />
op hunne hoede zynde,kwamen met<br />
eenige welbemande fchepen op hem af, en bejegenden<br />
hem op zo fors eene wyze, dat<br />
zyn grootfte fchip genomen, een deel andere<br />
vaartuigen vernield, en hy zelf genoodzaakt<br />
wierd in een ligt vaartuig over te flappen, en de<br />
vlugt te neemen naar Overysfel. De Friezen,<br />
die,by deeze ongelukkige ontmoetinge, den<br />
Hol-<br />
( f) Mei. Stoke volg. de uitgave van Huidecoper.<br />
II D. bl. 420. Schot. Friefche Hist. bl. 152. Vaderl.<br />
Hist. III. D. bl. 108.
van FRIESLAND. 433<br />
Hollanderen, In grooten getale, in handen vielen.<br />
werden niet dan na 't betaalen van een aanzienlyk<br />
losgeld genaakt (*). Tusfehen den Graaien den<br />
De Bis<br />
Bisfchop werd eerlang een Verdrag getroffen, fchop en<br />
volgens den Raad van Wolferd van Borfelen, die Graaf ver-<br />
thans het voornaamlte bewind in handen had, en draagen<br />
zich met<br />
den jongen Graaf in alles naar zynen zin wist te<br />
elkande-<br />
zetten, 't Is derhalven zeer waarfchynlyk aan ren.<br />
zyne inboezeming te wyten, dat eenige Abten<br />
en Prelaaten van Oostergo, door Graave Jan,<br />
befchuldigd wierden, het volk opgeruid te hebben<br />
, om met Bisfchop Willem den togt tegen<br />
Holland te onderneemen. Althans de Abten van<br />
Klaarkamp , Bethanië , Mariëngaard en Dokkum,<br />
nevens den Proost van het Klooster Bethlehem,<br />
vonden zich genoodzaakt, in eenen brief,<br />
aan Graave Jan gefchreeven, zich van die be-<<br />
fchuldiginge te zuiveren, gelyk uic den brief, die<br />
nog voor handen is ( § ), blyken kan. In deezen<br />
hunnen brief geeven die van Oostergo echter<br />
vry duidelyk te kennen, dat zy die van Westergo,<br />
wier landftreek, door deBomzee en een<br />
byzonder Rechtsgebied, van de hunne was afscheiden<br />
, geenszins vrykenden, van in vcreeni-<br />
5inge met de Westfriezen den Graave vry wac<br />
ladeels berokkend ce hebben.<br />
Hec Geestelyk Rechtsgebied .over <strong>Friesland</strong> Gefteld-<br />
was, ten deezen tyde, verdeeld tusfehen de Bisheid van<br />
fchoppen van Utrecht, Bremen, Munller en Keu- het Geestelykicn.<br />
De lastitehad hier zyne Dekens of AartsRechtsoriesters,<br />
die in hunne Rechtbank, Schenftoel gebied,<br />
geheeten, vonnis velden over Kerkelyke en en het ge-<br />
Hu- drag der<br />
(*) Melis Stoke, volg. de uitgave van Huidec. II<br />
IX bl. 457 enz. Vaderl. Hist. III D. bl. JO8.<br />
CS) Gr. Charterb. van Friesl. I.D. bl, 130.<br />
Ee<br />
BiiÜNOP-<br />
TE HISTO<br />
RIE.
4S4<br />
Tegenwoordige Staat<br />
EEKNOP- Huvvelykszaaken. De meeste Priesters waren 1<br />
TE HISTO toen niet alleen getrouwd; maar lieten ook hun-1<br />
RIE. ne Kerkelyke bedieningen, by hun overlyden, aan<br />
Geestely-<br />
hunne kinderen na, in weerwil van het Kanoken<br />
in<br />
<strong>Friesland</strong>, nike recht, en de tegenfpraak veeier vroomen.<br />
Zelfs verzochtenze geen ontflag van den Paus,<br />
die geoordeeld werd het recht te hebben,<br />
om 't zelve in gevallen van deezen aart te<br />
verkenen. De geldafperfingen, waarmede zy<br />
het volk plaagden , om hunne huisgezinnen<br />
ftaande te houden, bragten hen dermaate in<br />
den haat, dat het volk, zich zeiven recht doende,<br />
de huizen deezer Geestelyke leidslieden pionderde<br />
en verbrandde. Ten jaare twaalfhonderd twee»<br />
enzeventig vooral hadden zy op eene gevoelige<br />
wyze ondervonden , waartoe eene getergde<br />
menigte ten laatften overflaat. De Bisfchop<br />
van Munller kwam te vergeefs met zyn gezag<br />
tusfehen beiden. Hy kreeg geen gehoor dan<br />
door het afkondigen van een'algemeenen ban: en<br />
in zekere Parochie waagde men het zelfs ook<br />
deezen te verachten. Grootelyks beklaagden<br />
de Geestelyken zich, dat de Leeken weigerden<br />
hun de Offerhanden, Eerflelingen en Tienden te<br />
betaalen. Sommigen zochten hierin zelfs de<br />
reden der menigvuldige Watervloeden, die<br />
<strong>Friesland</strong> van tyd tot tyd overkwamen, en gaven<br />
voor, datzulkcn, die de Tienden getrouwe-<br />
]yk betaalden, met vruchtbaarheid der landen,<br />
gezondheid des lichaams, vergeeving der zonden,<br />
en 't Koninkryk der hemelen van God<br />
gezegend wierden. Wanneer echter de Bisfchop<br />
van Munller eene jaarlykfche fchatting<br />
vorderde van deeze Abten, die zo yverig waakten<br />
voor het behoud der zielen, kreeg hy ten<br />
antwoord,dat de vryheid der Friezen zo groot was,<br />
dat.
mn F R I E S L A N D * 435<br />
dat men tegen hunnen wil niets van hun kon<br />
eifcheu ( * ).<br />
Deelde Stavoren zo diep in de gunlte van<br />
Graave Floris, dat hy, gelyk wy voorheen za<br />
Graaf Jan<br />
bevestigt<br />
gen , de vryheden en voorrechten deezer aan Sta<br />
ftad bevestigde en vermeerderde, zyn Zoon Jan, voren de<br />
de eerfte van dien naam, rekende het insgelyks vryheden<br />
en voor<br />
van zyn belang, dezelve door byzondere blyken<br />
rechten<br />
van genegenheid aan zich te verbinden. Zo lang der Stad.<br />
de Hollandfche Graaven ook niet geheel van<br />
hunne aanfpraak op <strong>Friesland</strong> hadden afgezien,<br />
moestenze vooral Stavoren aan zich verbonden<br />
houden, al ware het maar alleen, om te ge*<br />
maklyker met eene vloot in <strong>Friesland</strong> te landen<br />
, en van daar hunne overgefcheepte "benden<br />
dieper landwaards in te doen dringen. De Stad<br />
fchynt ook minder dan de overige deelen van <strong>Friesland</strong><br />
tegen de Regeering der Hollandfche Graa<br />
ven gehad te hebben. Althans die van Stavoren<br />
verklaarden zich plegtiglyk onderworpen<br />
aan den Graave, en ontvingen daarna op nieuw<br />
van hem de bekrachtiging hunner vryheden en<br />
voorrechten , gelyk te zien is uit de ftukken die<br />
daarvan nog tegenwoordig voor handen zyn ( f ).<br />
In 't Keizerryk vielen midlerwyl ook gewig- Keizer Altige<br />
gebeurtenislen voor, waarby <strong>Friesland</strong> bebert van<br />
lanf had: van dien aard was de verkiezing van Oostenryk<br />
is<br />
ÏAdolf vanNasfau tot hoofd des Duitfchen Ryks,<br />
den Frie<br />
en zyne daarna gevoJgde atzettmg van deeze zenmin hooge waardigheid. De Friezen hielden naader gene*<br />
melyk,<br />
(*) Cerifier Tableau de I'Hist. Generale. Tom. 1.<br />
?• 34i.<br />
(f) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 131—134.<br />
Eè 2<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.
BEKNOP<br />
TE HliTO-<br />
IUE.<br />
gen dan<br />
den Gelderfchen.<br />
De verdeeldheid<br />
der Frie<br />
zen heeft<br />
jammerïykegevolgen.<br />
43^<br />
Tegenwoordige Staat<br />
raelyk, in deeze geweldige verdeeldheden, de zyde<br />
' van Keizer Adolf, als wettiglyk verkooren Opperhoofd<br />
des Duitfchen Ryks; doch de Gelderfchen<br />
hielden het met Albert Hertog van Oostenryk,<br />
zyne tegenparty. Dus is het niet te<br />
verwonderen dat Albert, na den Rykstroonbeklommen<br />
te hebben, meer genegenheid voor<br />
de Gelderfchen dan voor de Friezen had , en<br />
zulks betoonde, door het bevestigen van den<br />
gunstbrief, waarby wylen zyn Vader, Keizer<br />
Rudolf, Reinoud van Gelder, met al het land van<br />
<strong>Friesland</strong>, zo verre dat tot het Keizerryk behoorde,<br />
negen jaaren te vooren begiftigd had (*).<br />
Reinoud heeft echter, zo veel men weet, uit kracht<br />
van deeze Keizerlyke gifte, niets op <strong>Friesland</strong><br />
ondernomen; waarfchynlyk vond hy zich zeiven<br />
te zwak om de Friezen met geweld tot onderwerping<br />
te dwingen, behalven dat de eifchen<br />
van Holland en Utrecht op <strong>Friesland</strong> hem in<br />
den weg Honden, Wat eenige jaaren laater,<br />
door zynen Zoon, ondernomen zy, ftaat op zynen<br />
tyd gemeld te worden.<br />
Midlerwyl had de onderlinge verdeeldheid der<br />
Friefche Edelen zich hoe langer hoe dieper<br />
geworteld, en omtrent deezen tyd zag men<br />
daarvan de jammerlykfte gevolgen. Wanneer<br />
naamelyk zeker Edelman , Jucke Helbada ,<br />
den Zoon van Worp Ropta, met naame Douwe,<br />
in een gevecht doodelyk gewond had, werd<br />
dit door Worp zo hoog genomen , dat hy van<br />
dat oogenblik af bedacht was, om zynen heeten<br />
cn<br />
(*) Schot, Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 112 en<br />
113. Groot Charterb, van Friesl. L D. bl. 13,1.
•erf» F R I E S L A N D . 437<br />
cn wraakgierigen moed, zo ras mogelyk, aan BEKNOT»'<br />
TE HISTOden<br />
daadcr te koelen. Hem derhalvcn op den<br />
RIE,<br />
weg tusfehen Ferwerd en Marrum ontmoetende,<br />
Gebeur<br />
verzuimde hy niet hem gewapenderhand aan te tenis op<br />
randen, fchoon hy zelf maar van twee dienaars den weg<br />
verzeld, en Helbada met de zynen zeven man fterk tusfehen<br />
Ferwerd<br />
was. Evenwel drong Ropta, doch met verlies<br />
en Mar-<br />
van een' zyner dienaaren, zo fterk op Helbada in, rura.<br />
dat deeze van zyn paard ftortte,en waarfchynlyk<br />
door Ropta ware afgemaakt geworden, zokiet.<br />
zyne byhebbende manfchap, rer zyner béfchefminge,<br />
met verdubbelde woede, op Ropta cn<br />
zyne Dienaaren ware aangevallen, cnhen beide<br />
gewond had, zonder zelve ongewond te blyven.<br />
Ropta met zyn beiden niet opgewasfen<br />
tegen deeze overmacht , maakte een einde<br />
van 't ge vecht, en vervolgde zynen weg , zonder<br />
dat zyne vyanden den minften lust betoonden<br />
om hem na te zetten. Verre was het<br />
echter van daar , dat met het gevecht ook de<br />
vyandlykhedcn ten einde zouden zyn. De<br />
een zowel als de ander kreeg' van tyd tot tyd<br />
meer aanhangs onder de Adelyke huizen, en dit<br />
werd gevolgd van wederzydfche famenrotcingen<br />
en verbindtenisfen, ftrekkende om alle banden<br />
van vriend - en maagfehap te verbreeken, en eenen<br />
verderflyken Burgerkryg aan te rechten, 'c<br />
Leed ook niet lang of men zag iets van dien<br />
nart, fchoon nog maar in 't klein, gebeuren.<br />
iWorp Ropta naamelyk, verftaan hebbende, dat Als ook<br />
te Hoo<br />
Helbada in het Dorp Hoogebeintum eenige van<br />
gebein<br />
ïzyne vrienden en bontgenooten by zich had, tum,<br />
.verzocht zynen boezemvriend Tiete Kammin aan hec<br />
ga, hem de hand te willen laenen om daar huis van<br />
Helbada.<br />
lynè vyanden te bevechten. Kamminga, de<br />
Ee 3 man
4^8 Tegenwoordige Staat<br />
JJtKWOi.' ïjiaii met zyuue urn zo ïcnoon eene kans te<br />
TÉ HlSTO-<br />
SIC. • verpruilen, was 'er aanftonds gereed toe ; dus<br />
trokken zy, verzeld van hunne dienaars, naar *%<br />
gemelde Dorp, en vielen hunne vyanden zo geweldig<br />
op het lyf, dat Helbada met vier der<br />
zynen fheuvelde, en alle de overigen op de vlugt<br />
gedreeven wierden. Dan Helbada liet eenen<br />
Zoon na, die, fchoon maar zeventien jaaren<br />
ïlelbada's oud, moeds genoeg bezat, om zyns Vaders dood<br />
Zoon<br />
niet ongewrooken te laaten. De gelegenheid<br />
wreekt<br />
zich o^F •daartoe fcheen hem, eenige maanden daarna,<br />
't gzbmx. gebooren te zyn, wanneer Tiete ' Kamminga,<br />
de. ~ naar Dokkum rydende, hem op zynen weg ontmoette<br />
: want niet zo dra had de "jonge Helbada<br />
uit eenigen van zyn gezelfchap verftaan, dat<br />
deeze de doodllager zyns Vaders was , of hy viel<br />
met de grootfte woede op hem aan; doch werd<br />
door Kamminga en de zynen zo wel ontvangen,<br />
dat hy eerlang, tot lyfsbehoud, de vlugt moest<br />
neemen. De dood van Kamminga en Ropta,.<br />
niet lang daarna voorgevallen, maakte wel een<br />
einde van deezen bloedigen twist, maar bragt<br />
geene algemeene verzoening tusfehen de op<br />
1302.<br />
eikanderen verbitterde geflagren te wege (f).<br />
Worp Ropta overleed in den jaare dertienhonderd<br />
en twee, op zyn ftins of fteenhuis, ftaande<br />
ten noorden van het dorp Metfelwier in<br />
Oostdongerdeel, en wegens zyne fterkte zonderling<br />
beroemd, doch voor bykansvyftigjaaren<br />
tot den grond toe afgebroken. Tiete Kamminga<br />
overleefde zynen boezemvriend flegts toe<br />
den laatften dag des gemelden jaars , in 't welk<br />
ook<br />
ft) Winfem. Kron. van Friesl. bl. 183, O. van<br />
fgj-arl, Kron. pi, lao, *
van F R I E S L A N D . 439<br />
ook Tjalling Eifinga, van de Friezen om zyne<br />
uitmuntende hoedanigheden zeer hoog geacht,<br />
den laatften tol der natuure had betaald<br />
Graaf Jan de I, op het einde der dertiende<br />
eeuw overleeden zynde, werd opgevolgd door<br />
Jan van Avennes, Zusters Zoon van Graave Willem,<br />
Roomsch Koning; doch ons is niet voorge-,<br />
•komen , dat de Friezen, beoosten het Vlie,<br />
eenigen aanftoót van hem gelceden hebben. Dan ,<br />
haddenze vrede van buiten, van binnen wis-
BüKNOP-<br />
T/Ï HISTOniE.<br />
J305.<br />
Dezelve*<br />
wordt met<br />
een tweegevecht<br />
beilooten.<br />
440 Tegenwoordige Staat<br />
niemand van de tegenparty, hy mogt dan ook<br />
zyn wie hy ware. Nu en dan zag men geheele<br />
Dorpen tegen eikanderen ten ftryde trekken.<br />
De Ingezetenen van Warns en Scharl gingen<br />
clkanderen, in de Lente van dertienhonderd en vyf,<br />
na 't opontbieden van hunne wedcrzydfche vrienden<br />
en aanhangers, met zo dol eene woede te<br />
keer, dat het getal der gefneuvelden niet minder<br />
dan anderhalfnonderd beliep. De zeldzaame<br />
luchtverfchynfels, die hier by, met ik weet niec<br />
•wat al wonderen, gebeurd zouden zyn, kan<br />
men ten overvloede by anderen vinden ( * ). Ein<br />
delyk waren 'er onder de ftrydende partyen eenigen<br />
, die tot verzoening rieden, en 't zo verre<br />
bragten, dat men een Verdrag floot; waarby<br />
werd vast gelteld „ dat van ieder der partyen<br />
„ één man zou gekoozen worden, die 'c ge-<br />
„ fchil door een tweegevecht zouden beflegten,<br />
„ mids men vooraf by eede beloofde, dat zy,<br />
„ wiens voorvechter verwonnen wierd , daarna<br />
„ nooit weder eenig gefchil, twist of moeite<br />
„ zouden aanrechten". Na dat hier van een gefchrift,<br />
op den eenentvvintigften van Bloeimaand,<br />
getekend was, gingen de kampvechters elkan.<br />
deren te keer. De zege hing ruim een half uur<br />
in twylfel ; doch daarna verklaarde zy zich voorden<br />
Vetkooper, die hierop de handen der partyen<br />
famenvoegde, en hen opnieuw deedzweeren,<br />
datze zich aan den getroffen zoen onverbreekelyk<br />
zouden houden. Dit gedaan zynde keer-<br />
(*) It Aade Friefche Terp. bl. 55. O. van Scharl.<br />
Kron. bl. 132. Winfem. Kron van Friesl. bl. 384 en<br />
38$. Schot. Befchr, van Friesl. in Quarto. bl 170.<br />
de
van FRIESLAND. 44-<br />
442<br />
Tegenwoordige Staat<br />
EüKNOP- den. Ongeftraft deeden zy dit echter nier.<br />
TE HISTO Reinicr Kamminga , toen ter tyd Poteflaat van<br />
RIE.<br />
<strong>Friesland</strong> , had van deezen vyandlyken inval<br />
Doch<br />
worden zo dra geene kennis gekreegen, of hy bragc een'<br />
door R. aanzienlyken hoop landzaaten in de wapenen,<br />
Kammin<br />
pa ver.<br />
(Jagen.<br />
trok daarmede den alles verwoestenden vyandj<br />
tegen, en leverde hem flag omtrent de meerge-j<br />
melde Lauwers. Het gevecht was van ben<br />
de kanten hevig ; doch de overwinning ver-I<br />
klaarde zich voor de Friezen. Ondertusfchenl<br />
lieten zy 'er wel vierhonderd man by zitten;<br />
maar den Noormannen kwam deeze veldflag op]<br />
wel negenhonderd te Haan, waarom de overiJ<br />
gen, metachterlaatinge van't geroofde,al vlug-J<br />
tende, het flagveld en tevens het land verlieten.<br />
De dapperheid van Kamminga in deezen Veld.<br />
flag wordt zeer geroemd, hebbende hy den zynen<br />
niet flegts met woorden maar ook met daaden<br />
getoond, wat hun te doen ftond om de overwinning<br />
te behaalen. De vyandlyke Veldheer<br />
zou, dit bemerkende ^ den zynen hebben toegeroepen,<br />
dat de' zege de hunne ware, zo zy<br />
maar deezen konden verdaan. Schoon dit hun<br />
niet gelukte, kreeg Kamminga echter zo zwaar<br />
eene wonde in deezen flag, dat hy 'er vyf dagen<br />
daarna aan overleed; niet zonder grootelyks<br />
betreurd te worden van Geestelyken en Wereldlyken<br />
beide (*).<br />
Hesfel<br />
Martena<br />
is bezwaarlyk<br />
Nadat <strong>Friesland</strong> dus van zynen waardigen<br />
Poteflaat beroofd was , waren de Rechters en<br />
Edelen of Staaten des lands, daartoe plegtiglyk<br />
ver-<br />
(*) O, van Scharl. Kron. bL 135. Winfem. Kron.<br />
W. 185.
van FRIESLAND. 443<br />
vergaderd , van oordeel, dat deeze waardigheid<br />
moesc worden opgedraagen aan Hesfel<br />
BCKNOP-<br />
TE HlSTO»<br />
RIE.<br />
Marcena, Dan deeze , uic den aarc meer coc<br />
rusc en vrede dan coc twist en oorlog gene over te<br />
haaien om<br />
gen, wees deeze waardigheid van dehancl, bid cie waardende<br />
, dat men dien gewigtigen pose eenen digheid<br />
anderen moge opdraagen; eindelyk evenwel liec van PotQ»<br />
Ifaac te<br />
hy zich beweegen coc hec aanvaarden van denlanvaarzelven , en lei zich , overeenkomllig mee zyne len.<br />
vreedzaamc inborsc, van dae oogenblik af, roe,<br />
om hec land in vrede ce bellieren , en door vrede<br />
ce doen bloeien, zeggende,, dae die de<br />
„ groocfre dienst was, dien men den lande be-<br />
„ wyzen kon ". Hec mogt hem echter niec<br />
gebeuren, deeze zyne loflyke neiging altoos ongeftoord<br />
te volgen. Zelfs al kort na zyne verkiezing<br />
totPotellaac zag hy zich genoodzaakt, om Sraaf<br />
iVillem da<br />
den Hollanderen hee hoofd te bieden. Graaf<br />
[II, doet<br />
Willem de III, Zoon en opvolger van Graave ;en' inval<br />
Jan den II, rusc.mee zyne nabuuren hebbende, u Fries<br />
oordeelde, in navolginge van eenigen zyner Voorand.zaaten, ook iets op <strong>Friesland</strong> te moeten onderneemen,<br />
ware 't niet om het ganfche gewest<br />
aan zich te onderwerpen, althans om den'Friezen<br />
te toonen, wat zy van hem te wachten hadden, zo<br />
de kans hem fchoon ftond om eens zyn gewaand<br />
recht op <strong>Friesland</strong> te doen gelden. Eene bende<br />
van vyftienhonderd Hollanderen ftak ten<br />
dien einde, onder het geleide van Graave Willem<br />
zeiven, of onder dat van zynen Bevelhebber,<br />
naar'<strong>Friesland</strong> over, landde in Gaasterland,<br />
fehreef aanftonds zwaare brandfehattingen<br />
uit, en had het oog op Stavoren, dat zich zeer<br />
waarfchynlyk van de gehoorzaamheid der Holtendfche<br />
Graaven onttrokken, en daardoor aanleiding
444<br />
Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP- ] leiding gegeeven had, dat zo aanzienlyk eene<br />
TE HlSTO. •<br />
krygsmagt naar <strong>Friesland</strong> gezonden wierd, om<br />
EIE.<br />
deeze' Stad weder tot haaren pligt te brengen.<br />
Hesfel<br />
Martena<br />
verdryft<br />
den vy-<br />
Hoe 't zy, Martena had niec zo dra bericht<br />
van den inval der Hollanderen gekreegen, of<br />
hy wapende zyne Friezen, en trok den vyanand.den<br />
, die reeds bezig waren met branden en blaaken,<br />
met zo veel moeds tegen, datze, zonder hem<br />
af te wachten of 't hoofd te bieden, als bloodaards<br />
zich aan boord hunner fchepen begaven,<br />
en daarmede huiswaards keerden, 't Nadeel, by<br />
deezen inval door <strong>Friesland</strong> geleedcn, was dus<br />
zo groot niet als de haat, die daaruit tusfehen<br />
de beide natiën, en wel inzonderheid de Friezen<br />
en Westfriezen, gebooren wierd: want daar<br />
deeze laatften, in vroeger tyden menigmaal,<br />
door de Friezen van beoosten 't Vlie, tegen de<br />
Graaflyke overheering, waren onderlleund geworden<br />
, kwamenze nu om deeze hunne oude<br />
ftam en naamgenooten ce beoorloogen en te onderdrukken.<br />
Misfehien zochtenze op deeze<br />
wyze hun hof by den Graaf te maaken, en het<br />
juk te verzachten datze genoodzaakt waren te<br />
Eene draagen. Doch watze ook bedoelden, de<br />
groote<br />
menigte<br />
Friezen<br />
Iteekt<br />
Friezen waren van oordeel, dac zy zich<br />
nadrukkelyk op hen moesten wreeken. Met<br />
toeltemminge van den Poteflaat Hak eene<br />
over r.aai groote menigte Friezen naar Enkhuizen over,<br />
Enkhui<br />
bragt den in - en op- gezeetenen der Had<br />
zen.<br />
en omleggende landftreck, door rooven cn<br />
branden, veel nadcels toe , en keerde met<br />
grooten buic naar <strong>Friesland</strong> te rug. Onder<br />
de Edelen , die deel aan deezen togt hadden<br />
, vindt men by naame gemeld, Lieuwe<br />
Sjoerds
van FRIESLAND. 445<br />
Sjoerds Beyem, Sake van Offingahuizen, Dou BEKNOP- •<br />
TE HlSTOwe<br />
Hiddema, Rienk en Ype Aylva, Broeders,<br />
ttlE.<br />
en Taeke Tietes Hettinga.<br />
Den Enkhuizeren ftak de gepleegde moedwil De Enk><br />
deezer Friezen te zeer in de krop, om 'er niec huizers<br />
wreekett<br />
zo dra mogelyk wraake van te neemen. Dit zich op da<br />
echter niet openlyk durvende doen, fchikten Friezen,<br />
zy heimelyk eenige brandftichters naar Fries maar<br />
land , die de (linzen van Beyem, Offingahuizen en geenszins<br />
ongeftraft.<br />
Hiddema (§), by nacht, in kooien leiden. Dan<br />
drie van deeze uitgezonden booswichten vielen<br />
den Friezen in handen, en beleeden, dat zy door<br />
die van Enkhuizen, tot de gepleegde brandftichting,<br />
waren omgekocht. Beyem haastig en wraakgierig<br />
van aard zynde, was, na deeze ontdekking,<br />
niet alleen gereed, om zelf wraak van de geleeden<br />
fchade te neemen, maar haalde daar toe ook de<br />
andere Edelen met weinig moeite over. Men<br />
ftak dan gelykerhand over de Zuiderzee, verraste<br />
de ftad Énkhuizen, toen nog open en onvast,<br />
verbrandde daar wel vyfentwintig huizen,<br />
en keerde , met veel buits belaadenj naar huis<br />
O<br />
De Zuiderzee, door deeze en dergelyke on- Die van<br />
Stavore»<br />
eenigheden , hoe langer hoe onveiliger wor draagen<br />
dende, was elk met reden bedacht om 't zyne liunne;<br />
in ruste te bezitten , en te behouden, Die gaf [anderyen<br />
aanleiding, dac de burgers van Stavoren, die ei van Urk<br />
genaars<br />
( § 1 Van deeze Stinzen zou het eerde te Arum, hec<br />
tweede te Achlum, en het derde te Pingjum of Sixbierum<br />
gelegen hebben. F.. Sjoerds. Fr. Jaarb. III. D.<br />
>bl. 233.<br />
(•) Winfem. Kroa. van Friesl, bl. 187. Schot. Fr.<br />
Ilisc. bl. 165,
446 Tegenwoordige Staat *<br />
•BEKNOPgenaars<br />
waren van de meeste landen van<br />
TE HISTO<br />
RIE. ' het Eiland Urk, terwyl de Kerkelyke inkomllen<br />
op aan van 't zelve nog aan 't Klooster van St. Odul<br />
den Abc fus toebehoorden, deeze hunne landeryen op<br />
van St. droegen aan den Abt van gemelde Klooster, met<br />
Odulfus. naame iEmilius. De Brief deezer opdragt, die met<br />
overroepinge van de Rechters van Stellingwerf,<br />
de Lemmer en de Kuinder, aan meergemelden<br />
Abt, als ook aan den Schout van Stavoren, afgegeeven<br />
werd, was van het jaar duizend driehonderd<br />
en negen ( § ).<br />
De Enk-.<br />
. De beweegingen, hierop door Graave Wil<br />
huizers<br />
fteeken lem, ten nadeele der Friezen, gemaakt, had-<br />
St. Odul- . den luttel klems, om dat hy elders de handen<br />
fuskloo vol werks kreeg; doch die van Enkhuizen wa<br />
fier in<br />
ren zo ver van den Friezen de in hunne Stad<br />
brand;<br />
doch wor gepleegde bmndftichting te vergeeven, dat zy<br />
den door in den Kersnacht des volgenden jaars weder<br />
de Friezen naar Stavoren overftaken, en daar St. Odulfus<br />
achter<br />
Klooster uitplonderden, in vlamme zetten, en<br />
haald.<br />
den Prior dood Haken. De brand werd echter<br />
1310.<br />
nog gelukkiglyk zo by tyds gebluscht, dat een<br />
goed ftuk van 't Klooster gered wierd; ook<br />
kreegen die van Stavoren, de brandftichters en<br />
plonderaars nazettende, fommigen van hun in<br />
handen, en hingen 'er tien van op ( * ).<br />
Gui, Bisfchop<br />
Guy, Bisfchop van Utrecht, die, even als de<br />
van Ut* meeste Vorften, zyne grenspaalen zocht uit te<br />
recht, be- zetten, en den Friezen een kwaad hart toe droeg,<br />
be-<br />
(§) Winfem. Kron. van Friesl. bl, 188. Groos<br />
1 Charterb. I. D bl, 135.<br />
C*) Schot. Friefche Hist. bl. 184.
van F R I E S L A N D . 447<br />
begon, omtrent deezen tyd, hunne vryheid te 1<br />
belaagen, onder voorwendfel van het recht te j<br />
willen doen gelden, dat hem, uit hoofde van<br />
voorgaande Keizerlyke gefchenken, op <strong>Friesland</strong>, ^<br />
tusfehen 't Vlie en de Lauwers, toekwam. De c<br />
Stellingwerver Friezen, die geduurig tegen hem \<br />
opftonden, lagen dus het eerst van allen aan<br />
de beurt. Ter hunner beteugelinge deed hy<br />
eene fterkte opwerpen , op zeker ftuk lands<br />
in Stellingwerf, waarvan hy den eigendom behendiglyk<br />
had weeten te verkrygên. Doch eer<br />
dit werk voltooid was, ontbood Paus Klemens<br />
de V, hem naarVienne, ter bywooninge van de<br />
Kerkvergadering , die toen daar gehouden werd.<br />
Dit zyn afzyn, en 't gerucht van zynen dood,<br />
dat het ganfche land door verfpreid werd, gaf]<br />
den Stellingwerveren aanleiding, tot het plee-1<br />
gen van veele vyandlykheden. Het opwer- J<br />
1 pen eener nieuwe fterkte in hunne landftreek, r<br />
fchoon nog niet voltrokken, ftak hun zodanig t<br />
in de krop, dat zy dezelve niet alleen tot den f<br />
grond toe nederwierpen; maar ook, als of dit<br />
nog te weinig ware, naar Vollenhove trokken<br />
, en daar het Bisfchoplyke flot belegerden, (<br />
en met het llingeren en werpen van zwaare ftee- 11<br />
nen beftormden. De dappere Slotvoogd Her- z<br />
BEKNOP<br />
TE HlSTO*<br />
RIE.<br />
laagt de<br />
vryheid<br />
der Friszen.<br />
De Stellingwerversvernielenzyneonvoltooide<br />
fterkte.<br />
Ook belegerenze<br />
zyn Slot<br />
te Vol<br />
man bragt ondertusfehen zo veel te wege, dati,<br />
lenhove;<br />
zy, fchoon reeds in de voorburgt gekomen, door d doch wor<br />
het hevig fchieten en fteenwerpen der Burgt- den ^ afge-<br />
:zaaten, genoodzaakt wierden te deinzen. De Beftagen.legeraars , hier door afgeweezen, lieten echter den<br />
moed zo weinig zinken, dat zy een geweldig houten<br />
ftormgevaarte van drie verdiepingen hoog, en<br />
opgepropt met manfchap, tegen het Slot aanvoerden.
448 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP voerden. Van de bovenfte verdiepinge wierp<br />
TE Hisromen<br />
mee zwaare fteenen; van de tweede fchoot<br />
KIE.<br />
men mee' pylen, en van de onderfte lïreed men<br />
met heirbylen. 't Ganfche gevaarte was van buiten<br />
bekleed met natte Osfehuiden, om beveiligd te<br />
zyn voor het vuur der Burgtzaaten, en verder met<br />
teenen vlegtwerk omtuind, om het beuken der<br />
ftormrammen te konnen wederilaan. Het meeste<br />
geweld werd tegen den hoogften flottooren aangewend<br />
, om dien neer te vellen, en de fchut •<br />
ters van den wal te verdryven. Ook had men<br />
het hiermede tot op vyf voeten na aan het Slot,<br />
en hetzelve in het uiterfte gevaar gebragt, toen<br />
de Bisfchop, meteen aanzienlyk Leger, te fchepe<br />
naderde tot ontzet. Gerard, Proost van Deventer,<br />
Broeder van den Slotvoogd, had den Bisfchop,<br />
toen nog in Frankryk zynde, kennis gegeeven<br />
van den eoeftand der belegerden. Deeze,<br />
zich daarop zonder uitftel naar huis begeevende,<br />
kreeg, met hulpe van Graave Willem, zynen<br />
Neeve, al dra zo veel volks by een, dat<br />
hy zich in ftaat bevond, het ontzet te onderneemen.<br />
Verfcheiden Edelen van 't eerfte aanzien<br />
verzelden hem op den togt- De Burgtzaaten,<br />
van de toorentranzen ontdekkende, dat<br />
de Bisfchoplyke vloot, over de Zuiderzee, kwam<br />
naderen, greepen hierdoor nieuwen moed,<br />
en verdubbelden hunne poogingen, om het nog<br />
eenigen tyd uit te houden. Onder anderen vulden<br />
zy , naar de gewoonte dier tyden, waarin<br />
men nog van geen buskruid wist, een tonnetje,<br />
van buiten met yzeren haakjes beflagen , mee<br />
werk,fpek , falpeter , zwavel , pek en andera<br />
brandbaare ftoffen ; en wierpen 't zelve , na<br />
'tal-
van FRIESLAND. 449<br />
*t alvoorens in brand geftoken re hebben, op het I<br />
ftormgevaarte der Friezen; waaraan het zich zo T<br />
vast hechtte, dat de bovenfte verdieping ligter- R<br />
laage in vlam flocg, inftortte , en wel vyftig<br />
Friezen verpletterde. De overigen, voor gelyken<br />
ramp beducht, verlieten vol fchrik 't gevaarte<br />
, dat kort hierna om verre viel, en geheel<br />
verteerd werd. Van deeze verwarringe bediende<br />
zich de Slotvoogd, endeed eenen uitval,<br />
in welken wel vyf honderd Friezen fneuvelden,<br />
•terwyl de overigen hunne veiligheid in de vlugt<br />
zochten. Midlerwyl landde de Bisfchop niet<br />
verre van Vollenhove , alwaar zyne benden<br />
door eenige Overysfelfchen vcrfterkt werden.<br />
Gaarne had hy nog op dien eigen dag de vlugtende<br />
Friezen vervolgd, en alles in Stellingwerf<br />
te vuur en te zwaarde vernield. Dan<br />
hiertoe fchoot de dag te kort , en des nachts<br />
ontllond 'er, ten gelukke der Friezen, zo geweldig<br />
een ftorm , verzeld van eenen hevigen<br />
plasregen, dat in het Bisfchoplyke Leger zeer<br />
veele tenten om verre geworpen wïerden, en<br />
de wegen den volgenden dag onbruikbaar waren<br />
(f).<br />
' De Utrechtfche Kerkvoogd werd hier door • De Bis-<br />
wel genoodzaakt van den voorgenomen togt t fchop<br />
af te zien, en met zyne benden, zo ras mo- . doet de<br />
Stelling.<br />
gelyk, over de Zuiderzee , naar huis te keeren,<br />
' wervers ir<br />
maar liet daarom de Friezen niet in ruste. Nu 't c<br />
den ban,<br />
wcreldlyke zwaard hem, naar zynen wensch, niet t<br />
gediend had, trok hy 't geestclyke uit, en doeg<br />
de Stellingwervers, alsook hunne helpers,"de<br />
Schooterlanders, met den Kerkelyken Ban, by<br />
eenen<br />
(t) ü. Emm. Rer. Frif. Hist. L. XIII. p. 70. &b<br />
Ff<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO-<br />
Ria.
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
450 Tegenwoordige Staat<br />
eenen afgezonden Openbrief , die met zyne nadere<br />
bevestiginge wel voor handen {§), doch<br />
te uitvoerig is om hier geheel geplaatst te worden.<br />
De zaakelyke Inhoud komt hier op<br />
üit. Na allen Abten, Proosten, Priors, Dekens<br />
, Fvegenten der kerken, en Priesteren van<br />
zyn Bisdom zaligheid gewenscht te hebben ,<br />
verklaart de Kerkvoogd: „dat de Friezen uit de<br />
„ Grietenyen Stellingwerf en Schooterwerf,<br />
\„ eene groote roekeloosheid en heiligfchendi-<br />
„ ge baldaadigheid hadden gepleegd tegen de<br />
„ Kerk van Utrecht, aan welke zy niet alleen<br />
„ in het Geestelyke onderworpen waren , maar<br />
„ onder welke ook eenige Stellingwervers, van<br />
„ rechtswege, in het Tydelyke moesten ftaan.<br />
„ Dat zy deeze hunne roekeloosheid en bal-<br />
„ daadigheid inzonderheid hadden getoond met<br />
„ vyandjyk in 't land zyner Kerke van Vollen-<br />
„ hove te vallen, het Kasteel aldaar te bele-<br />
„ geren en te beltonnen , de boomen om<br />
„ te hakken , het land te verwoesten , de<br />
„ mannen dier kerke gevangen te neemen en te<br />
„ dooden, veel roofs weg te draagen, het<br />
„ blok in de Kerke van Vollenhove, waarin<br />
„ de aalmoezen voor het fi Land opgeflooten<br />
„ waren, heiligfchendig op tebreeken, en de<br />
„ Kerk zelve van haare lieraaden te "berooven.<br />
„ Dat zy zo hier door, als door andere booze<br />
„ en ongerechtige werken zonder getal te be-<br />
„ dry ven, gelyk door de openbaare flera en<br />
„ faam wereldkundig was, op heeter daad in<br />
„ ;den Kerkelyken ban vervallen waren. Dat<br />
„ der-<br />
(§) Oudh. en Gert. van Friesl. II. D. bl. 3rS:<br />
Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 137 enz.
van F R I E S L A N D . 451<br />
5, derhalven hy Bisfchop alle dc Stellingen, I<br />
„ Meyers, Rechters en Burgemeesters, of wat 1<br />
„ naamze voerden, midsgaders hunne Gemeen. 1<br />
l C TE HlSTO-<br />
K1E.<br />
„ ten, in 'c openbaar vermaande, om binnen zes<br />
#, weeken, na 't uitgeeven van deeze gerechte-<br />
,, lyke aanzegging, aan God, aan de voor-<br />
„ noemde Kerk, en aan zyne mannen, door<br />
„ hen aldus beleedigd, wegens hunne geleeden<br />
fchade en verongelykingen, behoorlyke voldoening<br />
te geeven, en weder tot de gehoorzaamheid<br />
der Kerke te keeren. Dat anders zy<br />
„ luiden Stellingen, Meyers, Rechters, Burgemeesters<br />
en allen die de gemelde euveldaaden<br />
„ in eigen perfoon bygewoond, of de kwaad.<br />
doenders geftyfd en geholpen hadden, door<br />
„ dit gefchrift in den ban gedaan, en ook de<br />
„ Gemeenten zelve onder Interdict (verbod),<br />
„ gelleld wierden, met bevel van hetzelve alle<br />
„ zon- en heilige dagen openlyk afteleezen,<br />
ter tyd toe, dat zy wegens de gemelde uit-<br />
, fpoorigheden voldaan zouden hedben ".<br />
Het befluit tot hec afgeeveh van deezen Open- De nadese<br />
brief was genomen op het feest van den H. bekrachtiging<br />
van<br />
Bartholomeus, in den jaare dertienhonderd en<br />
dien ban<br />
negen, in eene vergaderinge van Geestelyken, is van den<br />
opzettelyk daartoe binnen Utrecht belegd De jaare<br />
nadere bekrachtiging van deezen Kerkban is van 1310-<br />
'c volgende jaar, en ademc even zo weinig<br />
Christelyke zachtmoedigheid als de Ban zelf.<br />
Den Abten, Proosten , Priors enz. wordt<br />
daarin door hunnen Bisfchop bevolen:,, datzy,<br />
„ dewyl eenige Friezen in hunne halfterrig-<br />
„ heid voortgingen , en niet bezorgd waren<br />
.' om zich met de H. Kerke te verzoenen , op<br />
,J<br />
Ff 2 „ ftraff*
BEKNOP<br />
„ ftraffe van in hunne bedieningen opgefchort<br />
TE HisiO'<br />
I'.IE. ,, te worden, zo dikwyls, als zy de Misfe op<br />
„ eene plegtige wyze deeden, de voorgemelde<br />
„ Stellingen , Meyers, Rechters, Burgemeesters<br />
enz. met het luiden der klokken, en het<br />
„ uitblusfchen der kaarfen, in hunne Kerken<br />
„ hadden af te kondigen, als onder den Ban<br />
,, liggende; dat zy de Gemeenten insgelyks, als<br />
„ onder het Interdict, of verbod , ilaande ,<br />
„ ztüks zouden hebben aan te kondigen. Dat<br />
„ eindelyk de Priesters, die 't gemelde Inter-<br />
„ dicc, of verbod, niet hielden, maar de God-<br />
„ delyke dienften op degewoone wyze voortgiri-<br />
„ gen te verrichten, hunne orde verliezen en<br />
„ onbekwaam zyn zouden , om de Goddelyke<br />
„ dienllen waar te neemen. Dat zy verder alle<br />
5, geloovigen, op de gehoorzaamheid der Ker-<br />
„ ke, en onder bedreiginge der eeuwige ver-<br />
,, doemenisle, van zynen't wege zouden gc-<br />
„ bieden, zich niet te verllouten om aan gc-<br />
„ melde Friezen, tegen hem ( Bisfchop ), zyne<br />
„ Kerk, of mannen, eenige hulpe of raad te be-<br />
„ wyzen, of datze, zulks doende, indengroo-<br />
„ ten ban vervallen zouden zyn, cn van een'<br />
„ ieder wel fcherpelyk gemyd moeten worden.<br />
„ Dat verder alle Land-JDekens vanOoscergouvve<br />
„ en Westergouwe, op de voorgemelde ftraffen,<br />
„ voor hun vertrek, deeze gerechtelyke ver-<br />
„ klaaring van zynen Zegeldraager hadden te<br />
„ neemen, en in alle de Kerken van hun De-<br />
„ kenfchap plechtiglyk af te doen kondigen ".<br />
Het gedrag<br />
des<br />
Eislchops<br />
valt zo<br />
45 a Tegenwoordige Staaf<br />
Indien men deezen banblikfem van den Utrechtfchen<br />
Kerkvoogd met het gehouden gedrag der<br />
Friezen vergelykt, zal men misfehien in 't denkbeeld
van<br />
F R I E S L A N D . 453<br />
BEKNOP<br />
.beeld" vallen, dat de laatften, en wel inzonder<br />
TE HISTO»<br />
heid de Stellingwervers en Schooterlanders, niet<br />
li IE.<br />
vry te fpreekcn zyn van eene woestheid, die<br />
wel te be<br />
maat noch paaien kende, en heilig noch onheirispen als<br />
verfchoonde. Dan de Vryheid , het dierbaarfte :iat der<br />
pand dat een volk hebben kan, leed last, en viel<br />
: liezen.<br />
niet dan met geweld te verdedigen. De Friezen<br />
deeden het op zyn krygsmans, en hielden,<br />
hunne handen juist niet altyd te huis als 'er<br />
wat te plukken of te rooven viel', al ware het<br />
zelfs ook in de Kerken. Maar, zo 'er iets op 'c<br />
gedrag der Friezen te zeggen valt ; wie zal<br />
dat van den Utrechtfchen Kerkvoogd goedkeu'<br />
ren, daar zowel zyn ampt, als twyffelachtig<br />
recht, hem te rug had moeten houden van<br />
een volk 'te willen onderdrukken, dat hem in 'c<br />
Geestelyke geene reden van ongenoegen gegeeven<br />
had, en in 't Wereldlyke vry was van<br />
fiaaffche overheerfchinge.<br />
De Ban werd ondertusfehen niet voor in<br />
het jaar dertienhonderd en dertien opgeheven.<br />
Toen kwamen de Stellingwervers met den Bisfchop<br />
in onderhandeling; cn daarop volgde een<br />
Verdrag, waarby de Stellingwervers en Schoororlanders.beneffens<br />
die van Gostergo, zich ver-<br />
Ibonden, de fchade, door die van Vollenhove<br />
j geleeden, te zullen vergoeden; ook deeden zy<br />
laflland van eenige landen, te Ysfelham, Steenïwyk<br />
en elders liggende (§). 't Verdrag van<br />
1 bevrediginge was dus verre van ten voordee-<br />
Ue der Friezen ;<br />
De ban<br />
wordt or><br />
geheven.<br />
te zyn. Doch zy keurden 't<br />
1 beter en voordeeliger eenige opofferingen te<br />
(§) Gr. Charterb. van Friesl. I, D. bl. ifl,<br />
Ff 3<br />
doen s
BEKNOP<br />
TE HlSTO'<br />
RIE.<br />
Die van<br />
Stavoren<br />
en Westefgoverzoenen<br />
zich met<br />
Graave<br />
Willem<br />
den HL<br />
1310.<br />
454<br />
Tegenwoordige Staat'<br />
doen, dan eeuwig te moeten worftelcn met den<br />
Kerkban, dié, uit hoofde van het heerfchende<br />
bygeloof dier tyden , allerhande onaangenaame<br />
en nadeelige gevolgen kon en moest te<br />
voorfchyn brengen.<br />
Die van Stavoren en Westergo hadden wel<br />
geen deel aan de onlusten, waarin de Stellingwervers<br />
en hunne nabuuren, de Schooterlanders,<br />
zich federt eenigen tyd ingewikkeld gevonden<br />
hadden; maar waren evenwel niet gerust,<br />
datze van den kant der Westfriezen, nu<br />
ten eenemaal van hun vervreemd, geene invallen<br />
en plonderingen te wachten hadden. Zy<br />
vonden het, derhalven, geraaden, zich met<br />
Graave Willem den III te verzoenen, en zich<br />
op nieuws aan hem te onderwerpen; zonder<br />
dat met zekerheid te bepaalen zy , ofze daar<br />
toe eenig aanzoek by den Graaf gedaan hebben,<br />
dan ofze van zynen kant aangezocht zyn geworden.<br />
Het Verdrag werd getroffen, in den jaare<br />
dertienhonderd en tien, by Alkmaar. De<br />
Grietmannen, Mederechters en geheele'. Gemeente<br />
van Westergo, kennen daar by, onder<br />
anderen, zo voor zich als voor hunne nakomelingen,<br />
den Graave en zynen Opvolgeren<br />
het volle rechtsgebied over geheel Westergo<br />
toe, beneffens alle de rechten, welke zyne<br />
Voorzaaten aldaar in voorgaande tyden bezeten<br />
hadden. De Graaf daarentegen geeft aan<br />
die van Westergo de vryheid, om met hunne<br />
fchepen en goederen, door Holland, Zeeland<br />
en Westfriesland te vaaren , zonder daarvan<br />
eenige belastingen te betaalen, dan alleen wanneer<br />
zy goederen op de jaar- of weekmarkten<br />
ver-
van F R I E S L A N D . 455<br />
verkocht of gekocht zouden hebben, cn dat • BEKNOT<br />
TE HISTOdeeze<br />
belastingen naar de gewoonte der jaar- j<br />
RIE.<br />
of weekmarkten, waar op de koop of verkoop<br />
gefchied was, ingericht zouden worden; doch<br />
niet dit uitdrukkelyk beding, dat den Hollanderen<br />
, Zeelanderen en Westfriezen , gelyke<br />
'vryheden, in Westergo, verleend zouden worden.<br />
Ook bevestigt Graaf Willem daarby alle<br />
de Voorrechten, welke aan die van Westergo,<br />
door Koning Karei, en door Koning Willem,<br />
:zynen Voorzaat,waren verleend geworden (*)•<br />
IDe Grietman van IVtldinge, waardoor men Die den<br />
Griennr.n<br />
waarfchynlyk dien van Hemelumer OldevaartJ<br />
van Wil-<br />
;en Noordwolde te verftaan heeft, fchynt oh-, dinge<br />
dertusfehen die van Stavoren niet ongemoeid vermaant;<br />
igelaaten te hebben; 't welk te wege bfagt,'<br />
die van<br />
Stavoren,<br />
dat de Graaf zich hunne zaak aantrok , en onge<br />
hem door eenen ernftigen brief vermaande , moeid te<br />
;die van Stavoren in ruste te laaten, of anders laaten.<br />
tde zaak voor hem te brengen, waar toe, in<br />
L gevalle van verfchil, aan een ieder de vryheid<br />
van gaan en komen wierd vergund ( f ).<br />
De reize van Keizer Henrik den VII, naar<br />
!Italië, om daar de gereezen verdeeldheden by<br />
ite leggen , loopt buiten ons beftek, fchoon<br />
,eenige Friefche Edelen, met naame Lieuwe<br />
'Sjoerds Beyma, Sjoerd Aylva, Jarig Dekama,<br />
i en Tiete Epcs Hettinga hem daarop verzelden,<br />
ten onder zyne benden dienden (§). Dc dood<br />
wan <strong>Friesland</strong>s lofwaardigen Potestaat Hesfel<br />
Mar-<br />
(*) Groot Charretb. van Friesl. I. D. bil 149.<br />
(t) ' *<br />
b l<br />
-<br />
(S) O. van Scharl. Kron. van Fr. bl, 138.<br />
Ff 4<br />
De dood<br />
van Hes-
45^ Tegemvoordige Staat<br />
BEKNOP<br />
. Martena, op den zestienden van Oogstmaand<br />
TE HISTO.<br />
RIE. ' des jaars dertienhonderd en twaalf overleeden,<br />
fel Marte_<br />
na dat hy zes jaaren het gebied over dat géna<br />
is van , west had in handen gehad, was voor de Land<br />
nadeelige zaaten te fmartelyker, om dat men het niet<br />
gevolgen.<br />
eens kon worden wegens 't benoemen van<br />
1313. eenen Opvolger tot deeze waardigheid. De<br />
partyfchappen, nu buiten den band der vrceze<br />
zynde, braken op nieuw uit, en werden van<br />
wederzyden met bystere woede gedreeven, zo<br />
dat men dagelyks van allerhande geweldenaaryen,<br />
ja zelfs van moord en doodflag, hoorde.<br />
De Geestelyken, hunnen pligt te fchandelyk<br />
vergeetende, mengden 'er zich niet llegts helmeiyK<br />
onder, maar gmgen ook, even of dit<br />
hu hun handwerk geworden ware, hunnen vyanden<br />
gewapenderhand te keer (*). Kortom<br />
de gebreken en ondeugden der menfehen hadden<br />
zodanig de overhand over de wetten genomen,<br />
dat 'er voor den zwakften niets dan ellende<br />
te wachten viel. Eene plegtige Vergadering,<br />
naar ouder gewoonte, te Opftalboom<br />
in Oostfriesland gehouden, maakte, ter voorkominge<br />
en bereugelinge van dergelyke onheilen<br />
, eenige wetten en bepaalingen, met byvoeginge<br />
dat men daar alle jaaren eene diero-e. lyke vergadering, door afgevaardigden uit^de<br />
zeven Friefche Zeelanden, zou houden (§).<br />
In hoe verre dit gefchied zy, is ons niet gebleeken.<br />
0<br />
In \<br />
(*) O. van Scharl. Kron. van Fr. bl. 138.<br />
( §) Schot, Fr. Hist. bl 166. Dan hier vindt men<br />
cte Vergadering van Opftalboom tot het jaar 1312, «1<br />
dejsi
van FRIESLAND, 457<br />
ïn 't volgende jaar dertienhonderd en der BEKKOP-<br />
T!i HlSTO»<br />
tien , gebrandmerkt door den heiligfchendigen<br />
RIE.<br />
moord van Keizer Henrik den VII, door een'<br />
<strong>Friesland</strong><br />
Jakobiner Monnik met het Misbrood vergee- lydt zeer<br />
ven, had men een' Watervloed in <strong>Friesland</strong>, op veel na-<br />
den tweeëntwintigftenvan Wynmaand , die veel deels by<br />
eenen<br />
huizen omverre wierp, en een groot getal beesten<br />
Water<br />
inilukte. Vyfhonderd menfehen bezuurden 't vloed.<br />
mede met den dood; en onder anderen Wybe<br />
toe Groveftins, een heerfchap van hoogen<br />
adel, grooten rykdom, en veel gezags by de<br />
Vetkoopers in Oostergo, die aan hem een'<br />
fterken fteun hadden, en zynen onge'ukkigen<br />
dood zeer betreurden (*).<br />
Midlerwyl ging de bygeloovigheid haaren De byge<br />
gang, en hielp de Kerk van Ylst aan de eere,<br />
loovigheid<br />
gaar<br />
dat haar in bedevaart te bezoeken met aflaat haaren<br />
van zonden vergezelfchapt ging. Wat daartoe gang.<br />
aanleiding gegeeven hebbe, valt met zekerheid<br />
I niet te bepaalen. De waarheid der zaake blykt<br />
i uit den Brief, welke daarvan aan meergemelde<br />
IKerk verleend, en nog voor handen is (§).<br />
Deden<br />
dood van Martena, tot 1313 gebragt, en dus<br />
1 m eene omgekeerde orde. Doch O. van Scharl<br />
jnpudt het jaar 1312 voor het fterfjaiir van Martena;<br />
lm Eg. Beninga brengt de gemelde Vergadering toe hec<br />
' zelfde jaar, gelyk by hem te zien is op bl. 141. Hier<br />
Juin hebben wy ens derhalven ook het liefst gehouden,<br />
I tn wel in de van ons voorgeftelde orde.<br />
| . (*) O, van Scharl. Kron. van Friesl. bl. 139. U.<br />
l£mm Rer. Frif. Hist. L. XIII. p. 73. Gabbema Nellerl.<br />
Watervl. bl. nr.<br />
(§j Gioot Charterb. van Fr. I, D. bl, 151. Oudh.<br />
én Geit. van Fr.' II D. bl. 70.<br />
Ff 5
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
WE.<br />
De twee.<br />
fpalt kosi<br />
veelen 't<br />
leeven.<br />
I3i 5.<br />
Eene aan<br />
houdende<br />
regen<br />
woidt ge<br />
458 Tegenwoordige Staat<br />
5 Dezelve werd gegeeven in Slagtmaand deezes<br />
jaars, door den Aartsbisfchop van Jadera, en<br />
verfcheiden andere Bisfchoppen; de* Bedevaarten<br />
werden bepaald, op fommige feestdagen,<br />
toen ter tyd in eere gehouden, onder toezeg,<br />
ginge: „dat allen, die de Kerk van Ylst,<br />
„ daar Yieke genoemd, en gelegen in het<br />
„ Bisdom van Utrecht, met behoorlyke eer-<br />
„ bewyzinge uit Godvruchtigheid bezochten,.<br />
„ of het lichaam van Christus, als het naar de<br />
„ zieken gebragt werd, volgden; ofhetKerk-<br />
„ hof van meergemelde Kerk rond gingen<br />
„ onder 't bidden van een Onze Vader vuor de<br />
„ overleedenen; of hunne behulpzaamc handen<br />
j, tot het timmerwerk, de kaarfen, fieraaden,<br />
„ en verdere noodwendigheden dier Kerke<br />
„ uitreikten, veertig dagen afflag van de hun<br />
„ opgelegde werken der boete zouden genie-<br />
„ ten, mids dat de wil en toeilemming van<br />
„ dén Bisfchop der plaatfe daar by kwam'".<br />
Jammer is 't, dat zo veel betoog van uiterlyke<br />
Godsdienftighcid het land niet kon bevry-den<br />
van de raazemy der parryfehappen, die,<br />
omtrent deezen tyd, in <strong>Friesland</strong> tot uitzinnigheid<br />
overfloegen , en onder andere vermaarde<br />
Edelen ook Wybe Reinalda en jeppe Wybalda<br />
het leeven kostten; noch van dien verfchrikkelyken<br />
hongersnood, welke het gevolg was van<br />
den zwaaren en aanhoudenden tegen , waar<br />
dooi-,' ten jaare dertienhonderd en wftien, het<br />
meeste land onder, water gezet, en al het veldgewas<br />
zodanig bedorven werd, dat de leevensmiddelen<br />
tot eene ongehoorde duurte ftejgerden,<br />
veele doode krengen van beesten te lyve<br />
ge»
van F R I E S L A N D . 459<br />
geflagen, en menigvuldige armen, te vergeefs BEKNOPom<br />
brood biddende, op de wegen, JTxaaten en TE HISTO<br />
RIE.<br />
in de bosfchen dood gevonden wierden. Men<br />
heeft, zo verre ging de nood, zoogende vrou<br />
volgd van<br />
hongerswen<br />
gevonden, die met haare verfmachte kinnood en<br />
deren dood lagen, nadat deeze alvoorens de pesc.<br />
borften haarer moeders half hadden afgeknaagd.<br />
Te Sixbierum zou zekere vrouw, met naame<br />
Tjal, die eertyds vermogende geweest, doch<br />
behoeftig geworden was, om dat haar overleeden<br />
man zyne goederen a'an de partyfehappen<br />
der Schieringers en Vetkoopers opgeofferd had,<br />
zich haarer armoede fchaamende, met twee<br />
kinderen, in huis opgeflooten en dood gehongerd<br />
hebben, 't Gerucht hiervan verfpreidde<br />
zich al dra wyd en zyd, met bystere ontfteltej<br />
riste der gemoederen. De Edelen van Liau-<br />
! kerna , Adelen en Elinxma waren zo verre<br />
1 van zich deezen nood niet aan te trekken, dat<br />
zy dien op allerlei mogclyke wyze poogden te<br />
i/erligten. Zy deeden huiszoeking om naar<br />
Aks omftandigheden te vernoemen, en voorhagen<br />
liefderyk in der behoeftigen gebrek: ook<br />
; maanden zy hunne nabuuren, en inzonderheid<br />
le Kloosters van Lidlum en Ludingakerk aan,<br />
ïtn van hunnen overvloed den armen liefdaadigïyk<br />
te hulpe te komen, op dat Gods toorn<br />
fgewend mogt worden. Deeze duurte bleef<br />
wkans twee volle jaaren aanhouden, cn werd gei'olgd<br />
van eene pestziekte, waar door, langs den<br />
ieekanten door geheel Europa, het derdedeel<br />
Ier menfehen in het graf gerukt zou zyn, Hier-<br />
>y zou evenwel, volgens het verhaal der Kro«<br />
ykfehryveren, deeze merkwaardige byzonder-<br />
heid
BÊ&NÓP-'<br />
TE HlSTO<br />
KI£.<br />
De verkiezing<br />
van twee<br />
Keizeren<br />
heelt<br />
grouten<br />
invloed<br />
op den<br />
Staat deezerlanden.<br />
4 t>o Tegenwoordige Staat<br />
heid hebben plaats gehad, dat, daar niemand<br />
' van de pest wierd aangetast zonder daar.<br />
aan te flerven , eenige adelyke geflagten, als<br />
Liaukema , Adelen en anderen , wier bermhartigheid<br />
in deezen hongersnood zo zeer had<br />
uitgeblonken , daaraan niemand der hunnen<br />
verlooren (* ). Opmerklyk is het ook ,<br />
dat de Hemelfche Voorzienigheid deeze tyden<br />
van jammer, binnen weinige maanden,<br />
zo ten eenemaal deed verdwynen , dat men<br />
zekere maat rogge voor vyfcien penningen<br />
kocht , daar men te vooren zo veele Huivers<br />
Hollandfche munte voor betaald had.<br />
Sommigen fchryven deeze fchielyke verandering<br />
eeniglyk toe aan een volgend vruchtbaar<br />
jaargetyde; doch veelligt is 'er ook toevoer<br />
van Graanen uit de Oostzee gekomen.<br />
Even als in voorgaande tyden de verdeeld<br />
heden van het Keizerryk van gevolg voor deeze<br />
gewesten waren, alzo had de verkiezing der<br />
twee Keizeren, Lodewyk van Beyeren, en<br />
Frederik, Hertog van Oostenryk, voorgevallen<br />
in den jaare dertienhonderd en dertien,<br />
veel invloeds op den Staat deezer landen. Lo<br />
dewyk van Beyeren begreep te klaar, dat de<br />
vriendfch'ap van den Hollanfchen Graave, Willem<br />
den III, hem grootelyks tegen zynen Mededinger<br />
kon te flade komen, om zich niet op<br />
de best mogelyke wyze daarvan te verzekeren,<br />
Hy wist daarenboven, dat de Keizers de Graaffqhappen<br />
van Holland en Zeeland , en de Heerlykheid<br />
(*) Schot. Fr. Hist, bl. 167. Q. van Scharl. Kron...<br />
van Fr. bl. 139.
van FRIESLAND. 46*Ï<br />
Jykheid van <strong>Friesland</strong>, altoos hadden aangemerkt<br />
, als af te hangen van het Keizerryk. Hy<br />
ontfloeg derhalven deeze landfchappen van haare<br />
afhangklykheid, ter gunde van Graave Willem,<br />
en Hond volkomen af van al het recht,<br />
dat hy of zyne Opvolgers zouden konnen eifchen.<br />
Ook fchreef Keizer Lodewyk niet lang<br />
daarna, eenen brief aan de Grietmannen, Raaden<br />
en Gemeenten van Oostergo en Westergo,<br />
waarby hun wel ernlrig gelast werd, Graaf<br />
Willem van Holland voor hunnen wettigen<br />
Heer te erkennen, en als zodanig te eerbiedi.<br />
gen (f). Irt hoe verre het eene.en het andere,<br />
zo door de volgende Keizers, als ook door<br />
de Friezen, geëerbiedigd zy geworden, zal uit<br />
het vervolg deezer beknopte Historie moeten<br />
blyken.<br />
Midlerwyl waren eeniga' Friezen by den i<br />
Hollandfchen Graaf in verdenkinge gebragt, als 1<br />
of zy den Schepenen van Stavoren hinderlyk \<br />
waren geweest, in het beltieren en rechten van \<br />
de Burgers hunner Stad, die daartoe met de 11<br />
ioodige voorrechten en vryheden van 'sGraa.j<br />
ren Voorzaaten was voorzien geworden. Der- e<br />
lalven vreezende, dat hun dit, door den Graave,<br />
als eene misdaad mogt worden toegerekend,<br />
:ochten zy hier van zich te zuiveren, met be.<br />
ofte van de voorrechten en vryheden d:cr Stad<br />
: zullen erkennen, en naar hun vermogen<br />
elpen handhaaven ; doende zulks by eenen<br />
rief, gefchreeven door verfcheiden Dekens,<br />
Griet-<br />
(10 Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 152 ~i<br />
>5-<br />
• BEKNOP.'<br />
. TE HlSTO-<br />
; ME.<br />
De* rech*<br />
ten en<br />
vryheden<br />
van Stavoren<br />
worden<br />
door da<br />
Friezen<br />
erkend.
46a Tegenwoordige Staat<br />
fis "HOP Grietmannen, Rechters en Burgemeesters, ïn<br />
TE HlïTO-<br />
den jaare dertienhonderd en dertien ( § ).<br />
niE.<br />
Ook moeten omtrent deezen tyd eenige<br />
De onlusten<br />
met onlusten tusfehen de Friezen en die van Har-<br />
die van derwyk hebben plaats gehad- Althans, de<br />
Harder- Grietman en Rechters van Wildinge in Weswykwortergo,<br />
gaven in Wintermaand van dertienhonden<br />
byge-<br />
,legd. derd en veertien, den Burgeren van Harderwyk<br />
eenen brief van vrygeleide, door hunne landen,<br />
met verbod aan hunne Ingezetenen, om gemelde<br />
Burgers aan lyf noch goed te hinderen,<br />
op verbeurte van tachtig ponden. En in het<br />
volgende jaar werd het vrygeleide, dat den<br />
Harderwykeren verleend was, door de Grietmannen<br />
en Rechters van Franekeradeel bevestigd,<br />
onder bedreiginge van gelyke boete. Ook<br />
werd 'er in het jaar dertienhonderd en zeventien<br />
een Verbond tusfehen die van Oostergo cn<br />
de ftad Harderwyk gellooten, waaruit blykt,<br />
dat de oneenigheid tusfehen de Burgers van<br />
Harderwyk en die van Oostergo ontllaan was uit<br />
den koophandel, die over en weder, doch niet<br />
altyd met gereeden gelde, gedreeven werd,<br />
en aanleiding gaf tot gefchillen over de becaalinge<br />
(*).<br />
De Graaf Tusfehen die van Oostfriesland, of <strong>Friesland</strong><br />
van Hol ten Oosten het Vlie, en de ftad Kampen, moeland<br />
doet<br />
ten de gefchillen, ten deezen tyde, insgelyks<br />
uitfpraak<br />
over de tot eene zeer groote hoogte gereezen geweest<br />
gefchillen zyn, en weinig minder dan eenen openbaaren<br />
met Kam oorlog ten gevolge gehad hebben. De Graaf<br />
pen , ten<br />
van<br />
(§) Groot Charterb. van Friesl. LD. bl. 151.<br />
(*) . - bl. 15^
van F R I E S L A N D . 40*3<br />
van Holland, die 'er als Scheidsman uitfpraak BlïKKOPi<br />
over deed, op den negenden van Wynmaand, TE HISTO<br />
RIE.<br />
deszelfdcn jaars, drukt zich althans op zulk<br />
voordeele<br />
eene wyze uit, dat men reden heeft om dit te<br />
der Frie<br />
denken. Daar in wordt onder anderen gezegd: zen.<br />
„ dat aan wederzyde eene vaste en volko-<br />
„ mene vrede zoude plaats hebben. Dat alle<br />
„ verongelykingen, fchaden, roof en doodfla-<br />
„ gen van den aanvang des oorlogs tot op den<br />
3, dag deezer uitfpraake, kwytge'fcholden zou-<br />
„ den worden. Dat die van Kampen, tot<br />
fchadeboeting,aan die van Oostfriesland hon-<br />
„ derd en twaalf ponden grooten Tornois, en<br />
5, daarenboven aan eenige Prelaaten en Grietmannen,<br />
om onder de meest beleedigden door<br />
„ hen-verdeeld te worden, zes honderd Mark<br />
„ Engelsch zouden betaalen, het Mark gere-<br />
„ kend op tien Engelfche fchellingen, en'wel<br />
„ te Medenblik. Dat verder die van Kampen<br />
„ aan de Gyzelaars van Stavoren, te Kampen<br />
3, in borgtogt gehouden, twee honderd Mark<br />
„ Engelsch van gelyke waarde, binnen zeker<br />
e n<br />
15> bepaalden tyd, en by bepaalde ge-<br />
„ deelten, zouden betaalen, om verdeeld te<br />
„ worden onder de Poorters van Stavoren,<br />
„, naar evenredigheid van de fchade, door hen<br />
„ by gemelde borgtogt geleeden. En eindelyk,<br />
pi dat door den geenen, die dit Vredeverdrag<br />
, verbrak, en de vyandlykheden hervatte, verbeurd<br />
zou worden eene fomme van duizend<br />
„ Mark gouds, te bekeeren, de eene helft ten<br />
„ voordeele van den Graave of zyne Opvokjeren,<br />
cn de andere helft ten voordeele der<br />
9, beleédigde partyen; houdende de Graaf wy-<br />
« ders
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
Hy wint<br />
daardoor<br />
der Frie<br />
zengenegenheid, 464<br />
Tegenwoordigs Staat<br />
„ ders aan zich het recht van nadere verklaaringe<br />
en verbeteringe, zo 'er eenige twyffe-<br />
„ ling wegens het eene of andere der meerge-<br />
„ melde Artikelen kwam te ontdaan" (f).<br />
Deeze Graadyke uitfpraak was zo zeer ten<br />
voordeele van die van <strong>Friesland</strong>, welken<br />
Graaf Willem door deeze vriendelykheid ten<br />
fterkften aan zich zocht te verbinden, dat zy<br />
geene zwaarigheid maakten, om zich tot hec<br />
leveren van behoorlyke brieven van bekrachtjginge,<br />
tegen den eerden vervaldag der betaalinge,<br />
te verpligten, en dezelve daarop metderdaad<br />
over te geeven, voorzien met de uithangende<br />
zegels der Prelaaten , Grietmannen en<br />
des gemeenen lands van Westergo, en die der<br />
Poorters van Stavoren, Harlingen, Sntek en<br />
Ylst. Die van Kampen zouden misfehien reden<br />
gehad hebben, om in deezen eenige zwaarigheid<br />
te maaken. Doch, 't zy dat overtuiging<br />
van fchuld, of het Graadyk vermogen hun<br />
vreedzaame gedachten inboezemde, zy verbonden<br />
zich insgelyks, om, ten gedelden dage,<br />
brieven van bekrachtiginge aan die van Westergo<br />
over te zullen geeven; gelyk van wederzyden<br />
gefchiedde, op den twaalfden van Louwmaand<br />
des jaars dertienhonderd en achttien<br />
(S><br />
Stavoren Overeenkomdig met dien getroffen vrede,<br />
geeft een<br />
; gaf de Wethouderfchap van Stavoren, ten jaare<br />
Zoenbrief<br />
dertienhonderd en twintig, eenen Zoenbrief aan<br />
die<br />
(f) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 157.<br />
(§) , . . 1 bl. 158 e»<br />
159.
tan F R I E S L A N D . 46*5<br />
die van Harderwyk, waaruit blyken kan op<br />
wat wyze de vrienden van eenen verflagenen,<br />
toen ter tyd, door de doodflagers, plagten verzoend<br />
en bevredigd te worden. Na dat in 't<br />
Jioofd van den Zoenbrief gezegd was, dat eenige<br />
Schepenen en Burgers van Harderwyk te<br />
Stavoren verfcheenen waren, om aldaar eene<br />
zoening te beraamen met de vrienden van twee<br />
ontlyfde mannen, door de Harderwykcrs necrgeflagen,<br />
gaat dezelve in deezer voegen voort:<br />
„ De zoenpenningen betaald zynde, hebben de<br />
„ vrienden aan die van Harderwyk gegeeven<br />
„ den gewoonen vredekus; waarna zy ter we-<br />
„ derzyden zwoeren, dien zoen te houden on-<br />
„ verbreeklyk ten eeuwigen dage, zo lang de<br />
„ Wind waaide en de haan kraaide. Waarvan<br />
„ aan die van Harderwyk een gezegelde Zoen-<br />
„ brief werd gegeeven door de Wethouders<br />
s, van Stavoren, en Folker, Abt van Odulfs-<br />
„ klooster aldaar, als mede Broeder Ordachus,<br />
„ Bevelhebber van St. Jans Godsdhuis op den<br />
„ Berg by Sneek, mitsgaders den Grietman en<br />
„ zyne Mederechters van Wildinge, elk in 'c<br />
„ byzonder" (f).<br />
De brand der binnenlandfche oneenigheden ^<br />
was wel, door de voorheengemelde ellenden van . n|<br />
hongersnood en pestziekte, wat geflauwd, maar fc<br />
zo verre van ten eenemaal gebluscht te zyn, e<br />
p BEKNOP<br />
TE HIST».<br />
' WE.<br />
aan die<br />
t van Har-<br />
- derwyk.<br />
De brand<br />
der binnenlandfcheoneenigheid<br />
'<br />
dat dezelve eerlang met nieuwe kracht begon te begint ^ op<br />
nieuw te<br />
woeden; vooral toen de Landzaaten, die 'c woeden.<br />
w<br />
meest verarmd waren, op eene al te harde en<br />
onrcchtmaatige wyze tot betaaling hunner fchulden<br />
(t) Crooc Charterb. van Friesl. I. D. bl. 162.
466* Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP den geperst wierden. Daar werd dus veel over<br />
TE HISTO- vrede en zoen gehandeld, tot dat eerst die van<br />
Dokkum, omtrent Bloeimaand, en daarna die<br />
3.12. van geheel Oostergo, op den vierden van Wynmaand<br />
des jaars dertienhonderd en achttien,<br />
met die van Groningen, een Verdrag flooten,<br />
I3IS.<br />
waarby vastgefteld werd: „dat niemand eenig'<br />
„ menschof eenig goed, uit hoofde van fchuld,<br />
„ zonder zeer billyke redenen, zou mogen<br />
„ aanhouden; en verder, dat men niemand,<br />
„ dan alleen den eigenlyken fchuldenaar, voor<br />
„ den Rechter zou mogen daagen, of eenige<br />
„ moeite aandoen". Dit Verdrag, dat voor<br />
het eerfte gehouden wordt, welk die van Oostergo<br />
met die van Groningen getroffen hebben,<br />
bragt wel Oostergo in ruste; maar in Westergo<br />
bleef nog het vuur van tweedragt fmooken,<br />
inzonderheid onder de Adelyke geflagten van<br />
Aylva, Hettinga, Reinalda, Wibalda en eenige<br />
andere, die veele bloeddorftige aanflagen op<br />
eikanderen in 't werk fielden ( §).<br />
De West- Gaf binnenlandfche verdeeldheid aan buitenfriezenlandfche<br />
vyanden altyd de beste gelegenheid om<br />
doen eene<br />
hunne heersch- en roofzuchtige ontwerpen ter<br />
landing<br />
in Fries uitvoer te brengen, die van Westergo onderland.vonden<br />
hiervan, in dit zelfde jaar, de waarheid<br />
tot hunne gevoelige fmerte, doordienze van de<br />
Westfriezen, hunne oude Stam- en Naamgenooten,<br />
nu inzonderheid menigen inval te lyden<br />
hadden. Deezen kwamen met kleine vaartuigen<br />
(§) Winfem. Kron. van Friesl. bl. 190. Schot.<br />
Fr Hist, bl. i63. ü. Emm. Rer. Frif, Hist. L. XIII.<br />
bl. 74- •
van F R I E S L A N D . 467<br />
tuigen over het Vlie, en beroofden Makkum,<br />
Kornwert en eenige nabygelegene Dorpen en<br />
Gehuchten, onder het pleegen van vcelerlei<br />
moedwilligheden; doch niet zonder daarover,<br />
door die van Westergo, naar verdienfte geftraft<br />
te worden. De Edelen van Aylva en Hettinga<br />
bragten, dien roofzugtigen inval vernomen hebbende,<br />
in alle raogelyke ïtilte, een goed deel<br />
volks op de been, en overvielen daar mede de<br />
zorgelooze plunderaars met zo veel geweld,<br />
dat de meesten in de pan gehakt, en de overigen<br />
op de vlugt gedreeven wierden. Dan ook<br />
deezen werd geen tyds genoeg gegund, om<br />
hunne fchepen, die te Makkum lagen, te bereiken<br />
, zynde verre het grootfte deel daar binnen<br />
neêrgehouwen. Die op de fchepen waren<br />
vernamen niet zo dra hoe ongelukkig het hunnen<br />
fpitsbroederen te lande verging, of zy haalden<br />
ide zeilen by, om zee te kiezen; doch konden<br />
' wegens ftilte geenen voortgang maaken, en weriden<br />
door de Friezen achterhaald, vermeesterd<br />
ien over boord geworpen. De Friezen, hiermede<br />
nog niet te vreden, voeren met die zelf-<br />
:de fchepen naar Medenblik en Enkhuizen ,<br />
en hielden daar weinig beter huis, dan de West-<br />
• I-friezen te hunnent gedaan hadden. Van daar<br />
tte rug gekomen zynde, gavenze de genomen<br />
[fchepen ten gefchenke aan die van Stavoren,<br />
^zonder dat ons de reden dier mildheid gebleeken<br />
' Z<br />
Y (t )• Ondertusfchen heeft men dergelyke 1<br />
ivyandiykheden niet te houden voor de blykeh 1<br />
En echter<br />
heelt 'el<br />
van<br />
(t) Winfem. Kron. van Friesl. bl. 101. Schot. Fr,<br />
Hist. bl. 168.<br />
Gg 2<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
Doch<br />
groote.<br />
iylis tot<br />
hun eigen<br />
nadeel.
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
geen<br />
468 Tegenwoordige Staat<br />
van eenen openbaaren oorlog , maar wel voor<br />
wederzydfche rooveryen, misfehien met oogluikinge,<br />
maar niet op last van Graave Willem<br />
den III. gefchied, alzo dezelve zich omtrent<br />
openbaare<br />
oorlog deezen tyd, in verfcheiden gevallen, nog als<br />
tusfehen Landheer over Westergo en Stavoren heefe<br />
de beide gedraagen, en wel inzonderheid door zekere<br />
volkeren<br />
plaats ge .perfoonen in boete te Haan, St Odulfs Klooshad.ter<br />
te Stavoren te begiftigen, Rechters of<br />
Schouten in Westergo te zenden, de oneenigheden<br />
tusfehen de Wethouders van Stavoren te<br />
beflechten, het Klooster Mariëndal in Westergo<br />
te befchermen, den Abt van gemelde Klooster<br />
te volmagtigen om eenige perfoonen in Sixbierum<br />
van hunne Leenen te ontzetten, zo zy<br />
weigerachtig bleeven om de Leenrechten daarvan<br />
aan den Graave te betaalen, en eindelyk door<br />
eenen Schout in Sixbierum aan te Hellen: al<br />
het welk de Graaf niet zou hebben konnen<br />
doen, zo hy niet, met of tegen den zin der<br />
Friezen, zich eenige oppermagt over We9tergo<br />
of een gedeelte daarvan toegeëigend, en die<br />
metderdaad geoeffend had (§ ). Hoe weinig<br />
zulks den vryheidrninnenden en vry verklaarden<br />
Friezen fmaakte, hebbenze in 't vervolg<br />
van tyd meermaalen getoond.<br />
Het Zagen wy voorheen meer dan eens, hoe de<br />
Klooster invallende Noordzee de landen, bewesten het<br />
van St.<br />
Odulfus tegenwoordige <strong>Friesland</strong>, begon weg te nee<br />
•wordt, men , de ftad Stavoren, en het Klooster van St.<br />
Odulfus inzonderheid, liep groot gevaar van<br />
daar.<br />
(§) De oorfprongkiyke Stukken, rer bev^stigingg<br />
hiervan dienende, zyn te vind*en in het Gr. Chartert»,<br />
van Friesl. LD. bl. 162 — 165.
van FRIESLAND. 4Ó><br />
daardoor eerlang geheel vernield, of althans I<br />
grootelyks befchadigd te worden. De Kloos- 1<br />
tcrlingen zouden , dit inziende , omtrent het"<br />
jaar dertienhonderd en negentien, onder 3<br />
't bellier van hunnen Abt Algerus of Al- \<br />
berus, aan de zmdzyde der Stad, een andere<br />
Klooster hebben opgetimmerd (f), *<br />
Reinoud de Zwarte, Graaf van Gelder, was<br />
wel, als wy voorheen zagen, door Keizer Rudolf,<br />
met <strong>Friesland</strong> befchonken, en had ook x<br />
federt dien tyd daarop het oog gehad; doch (<br />
gebrek aan middelen om de onwillige Friezen <<br />
met geweld te dwingen, en de eifchen van [<br />
Holland en Utrecht op <strong>Friesland</strong>, maakten, :<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
aan de<br />
zuidzyde<br />
van Stavoren<br />
,<br />
opgetimmerd.<br />
1319-<br />
De Graaf<br />
van Gelder<br />
fmeedt<br />
eenen<br />
aanilag op<br />
<strong>Friesland</strong>.<br />
dat hy het vooreerst geraaden vond de Friezen<br />
in ruste te laaten. Doch nadat hy aan<br />
Bisfchop Frederik van Utiecht eene zeer groote<br />
fomme gelds verfchooten, en daar voor Vollenhove<br />
met het Slot ten onderpande gekreegen<br />
had, fcheen de kans hem gunftig om zyn<br />
voorgegeeven recht op <strong>Friesland</strong> te doen gelden;<br />
te meer, omdat de Friefche verdeeldheden<br />
ter begunfliginge zyner oogmerken ltrekten.<br />
Groote krygstoerustingen werden 'er dan,<br />
ten jaare dertienhonderd drieëntwintig, van zynen<br />
kant gemaakt, doch onder 't listig voorgeeven,<br />
dat het hem om <strong>Friesland</strong> niet te doen was,<br />
om de Friezen dus in llaap te wiegen, en hen,<br />
onder 't voortzetten hunner binnenlandfche verdeeldheden,<br />
onverhoeds op 't lyf te vallen.<br />
Dan hierin bereikte cte Geldersman zyn oogmerk<br />
niet; de Friezen, merkende, dat het op<br />
hen<br />
(t) Oudh. eu Geft. van Friesl. I, D. bl. 474.<br />
Ggv3
BEKNOP<br />
TE Hjs'io<br />
RIE.<br />
Ook behaalt<br />
hy<br />
eene over.<br />
winning<br />
op de<br />
Friezen.<br />
De Friezen<br />
keu-<br />
470 Tegenwoordige Staat<br />
hen en niemand anders gemunt ware, zagen<br />
vooreenigen tyd van hunne onderlinge verdeeldheden<br />
af, vercenigden zich met eikanderen ,<br />
trokken den Graaf te gemoete, en vielen in 'c<br />
Gelderfche Leger, dat zich toen te Barlazyl,<br />
by Vollenhove, bevond. De ftryd was heftig<br />
en bloedig; ook hing de zege lang in twyffel;<br />
doch eindelyk verklaarde zy zich ten voordeele<br />
van den Graave, ?<br />
t Verlies was aan beide kanten<br />
vry groot , en hieraan heeft men toe te<br />
fchryven , dat de Graaf, fchoon de overwinning<br />
door hem behaald was, en de Friezen de<br />
vlugt gekoozen hadden, niet geraaden vond,<br />
hen te vervolgen, of federt te ontrusten (*}.<br />
Behalven den gemelden aanflag van den Gelderfchen<br />
Graave, liep der Friezen vryheid ook<br />
gevaar<br />
(*) Over 't nette jaar van deezen Veldflag zyri<br />
het de Gefchiedfchryvers niet eens , brengende fommigen<br />
dien tot het jaar dertienhonderd drieëndertig.<br />
Doch U Emmius, dien wy hier volgen, zegt 'er van,<br />
Rer Frif Hist. L. XIII. p. 78. Men heeft gevochten<br />
by Vollenhove, in het jaar onzes Heeren MCCCXXIH:<br />
want die deeze gebeurtenis tot het jaar MCCCXXXItl<br />
brengen. zyn door eenen misdag der Drukkeren misleid,<br />
en worden alleen daar door genoegzaam wederlegd,<br />
dat die Reinoud, welke door den Keizer met <strong>Friesland</strong><br />
befchonken was, van zynen Zoon gevangen genomen<br />
zynde, ten jaare MCCCXXVI in de gevangkenisfe geflorven<br />
is. Want hoe Ion hy in dat jaar met de Friezen<br />
vechten, daar hy reeds zeven jaaren van te vooren<br />
overleeden was ? Zo 'er evenwel in dat jaar een gevecht<br />
is voorgevallen , moet het noodzaakelyk door Reinoud<br />
den Zoon, en niet den Vader, gehouden zyn. Maar<br />
ooit dat gevoelen wordt door verfcheiden andere redenen<br />
wederlegd De oordeelkundige Leezer vergelykq<br />
bier mede F Sjoerds Fr. Jaarb III. D. bl. 290 — 334,<br />
daar deeze flag tot het jaar 13 36 gebragt wordt.
van FRIESLAND. 471<br />
gevaar van verfcheiden andere kanten. De<br />
Graaven van Holland, de Bisfchoppen van Ut<br />
recht, Breemen en Munller, als ook de Graa<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
ren eene<br />
ven van Oldenburg en anderen, leiden daar Landsver<br />
insgelyks op toe. 't Was derhalven hoog tyd gadering<br />
middelen te beraamen, waar door men zich by Opftalboom<br />
tegen aile zulke poogingen het best beveiligen<br />
noodig.<br />
kon. Eene Staatsvergadering by den zogenaamden<br />
Opftalboom werd ten dien einde<br />
door veelen noodig gekeurd. Ook bragten<br />
het eenige kundige liefhebbers van hun Vaderland,<br />
na veel tegenffands, zo verre, dat'er<br />
eerlang zulk eene Vergadering, waar van men<br />
nu in langen tyd geen voorbeeld gezien had,<br />
door de Friefche Zeelanden, doch met uitzon*<br />
deringe van Westfriesland, dat onder den Graave<br />
van Holland ftond, gehouden wierd, na<br />
alvoorens byzondere Landsdagen, in ieder Zeeland<br />
, gehouden, en daarin de zaaken tot de<br />
groote Vergadering bereid , als ook Afgevaardigden<br />
tot dezelve, zo uit den Geestelyken<br />
als Wereldlyken ftand, benoemd te hebben.<br />
In de eerfte Vergaderinge, die op Pinkfter- In de eerdag<br />
ten jaare dertienhonderd drieëntwintig, op fteVerga een vlak veld, ten zuidwesten van Aurik, onderinge<br />
heeft men<br />
der drie hooge eiken boomen, volgens ouder weinige<br />
gewoonte, door de Afgevaardigden van beoosten i Friezen<br />
de Lauwers gehouden werd, floeg men wel vanbewes*<br />
ten de<br />
veele goede dingen voor: ook werden 'er met-<br />
Lauwers.<br />
derdaad eenige beflooten, ftrekkende ter bellis-<br />
c<br />
finge van eenige burgerlyke gefchillen cn 011eenigheden.<br />
Doch de groote zaak der vryheid<br />
bleef onafgedaan. De Friezen van tus-><br />
fchen het Vlie en de Lauwers waren naame-<br />
Gg 4 lyk»
BEKNOP<br />
TS UISTO-<br />
BIS.<br />
Maar veele<br />
in de<br />
tweede<br />
Vergaderinge,<br />
In dezel<br />
ve befluit<br />
pïen<br />
's I ands<br />
VrjbeitJ<br />
47 a Tegenwoordige Staat<br />
lyk, ter oorzaake van den Gelderfchen oorlog,<br />
" te fchaars tot deeze Vergadering opgekomen;<br />
cn nogthans hadden zy, zegt men, daarin do<br />
voorzitting, de eerlte Item en het meeste gezag,<br />
alzo de voorzittingen orde van Hemmen,<br />
naar de ligging der Landfchappen, van hec<br />
Westen naar het Oosten wierd in acht genomen.<br />
Alleen wérd 'er beflooten, dat men op<br />
den uitgang van Oogstmaand deszelfden jaars,<br />
eene nadere bycenkomfte zou houden, waarin<br />
die van bewesten de Lauwers beloofden in goeden<br />
getale te zullen verfchynen ; ondertusfchen<br />
verbond men zich om in vrede en eenig-<br />
heid te leeven.<br />
Deeze tweede Vergadering van Opftalboom,<br />
ten beftemden tyde, haaren voortgang hebbende,<br />
was zeer groot en aanzienlyk. De Friezen<br />
van tusfehen 't Vlie en de Lauwers niec<br />
alleen, maar ook van 'c geheele vrye <strong>Friesland</strong>,<br />
zich toen ter tyd uitftrekkende van 't Vlie toe<br />
aan de Wezer, verfcheenen 'er in merkelyken<br />
getale, en beftonden uit Wethouderen, Edelen,<br />
Prelaaten, Priefteren en verdere Volmagten<br />
des Gemeenen Volks. In deeze Vergaderinge<br />
herhaalde men eerst wat 'er in de voorige<br />
was beraamd; doch daaronder raakten de driften<br />
zodanig aan den gang, dat 'er bykans eene<br />
halve maand ten einde liep, voor dat 'er iets<br />
van belang kon worden afgedaan. Eindelyk<br />
nam de billykheid en 't algemeene belang de<br />
plaats der onbezuisde driften in. De onder<br />
linge verdeeldheden werden bygelegd, de wederzydfche<br />
beleedigingen vergeeven , en de zaaken,<br />
die men te behandelen had, met gepaster
van F R I E S L A N D . 473 \<br />
Bedaardheid overwoogen, tot dat men het zo BEKNOP<br />
TE HISTO«<br />
verre bragt, dat 'er, met gemeene toeftemminge,<br />
RJE.<br />
zekere Wetten en Ordonnantiën wierden be.<br />
te hand-<br />
raamd, die of geheel nieuw waren, of dienden haavea.<br />
om de oude Wetten des Lands te bevestigen.<br />
Alles was begreepen in achtenveertig artikelen,<br />
van welken wy , ter vermydinge van al te<br />
groote uitvoerigheid, alleen het eerlle zullen<br />
melden. De Grietmannen, Rechters, Kerkvoogden<br />
en verdere Gcestelyken van Oostergo<br />
en Westergo, beneifens die der overige Zeelanden<br />
van <strong>Friesland</strong>, famengekomen om de<br />
gemeene Eendragt, de Landrechten en Wetten<br />
van Opftalboom te vernieuwen , verbonden<br />
zichdaarby: „Om hunne vryheid een-<br />
, „ paarig en gewapenderhand te befchermen, in-<br />
„ dien eenig Wereldlyk of Geestelyk Vorst,<br />
„ van wat naam of waardigheid ook, hen of<br />
15, iemand der hunnen , beftreed, of 't juk<br />
, „ van dienstbaarheid poogde op den hals te<br />
„ leggen" (l><br />
Veelligt gaf dit befluic Graave Willem aam GraafWil.<br />
leiding om zich, ten jaare dertienhonderd vyf- lem baen-<br />
C f) Wegens deeze aanzienlyke Vergaderinge, welke<br />
iwy maar in't kort, volgens ons beftek, befchreeven hebben,<br />
kan men anderen in 't breede nazien. By voorbeeld,<br />
Winfem. Kron. van Friesl. bl. 191 enz. U.<br />
tEmm. Rer. Frif. Hisr. L. XIII. p. 78 etc Siccama<br />
!Leg. Frif. p. 53. Schot. Fr. Hist b!. 170. en Docum.<br />
jvari Friesl. bl. 16 enz. als ook Befchr. van Friesl. irt<br />
Quarto. bl. 114 enz en F. Sjoerds Fr. Jaarb. III D.<br />
bi. 290 enz. By het nazien van bovengemelde Schry-<br />
(vers, zal men ontdekken dat het getal der artikelen,<br />
i wegens eene verfchillende afdeeliuge, by den eenen<br />
;gropter is dan bv den anderen.
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE<br />
moeit<br />
zich ernflitrer<br />
met<br />
de Frie<br />
fchezaaken. 13*5-<br />
Daaruit<br />
fpruiten<br />
wederzydfchebeleedigingeu.<br />
474<br />
Tegenwoordige Staat<br />
entwintig, ernlUger dan voorheen met de<br />
regeering van <strong>Friesland</strong> te moeien, en zyn<br />
recht op Stavoren en Westergo te handhaaven,<br />
Met dat oogmerk ftelde hy twee Inwooners<br />
van Stavoren tot Schouten of Rechters over<br />
de Stad cn het omgelegen Land aan; doch de Frie.<br />
zen namen geen genoegen in deeze nieuwigheid,<br />
verjaagden de Graaflyke Schouten, en braken<br />
hunne van Heen gebouwde wooningen, die toen<br />
nog wat zeldzaams hier te lande waren, tot den<br />
grond toe af, daartoe aangehitst .door den Abt<br />
van St Odulfs Klooster, die thans veel gezags<br />
in Stavoren oelfende. De Graaf nam dit be.<br />
dryf zeer hoog, en rustte eene vloot uit, die,<br />
langs de Zuiderzee kruisfende , veel nadeels<br />
toebragt aan de Friefche fchepen. Ook deed<br />
zy nu en dan eene landing op de Friefche kust,<br />
by eene van welken de dorpen Oude- en Niemarden<br />
, met eenige naastgelegene , plat ge*<br />
brand en ledig geplonderd werden. De Friezen<br />
, niet gewoon zulke beleedigingen ongewrooken<br />
te laaten, roofden en plunderden daarentegen<br />
, zo veel ze konden en mogten, in<br />
Westfriesland. Eikanderen op Zee ontmoetende<br />
vochtenze als leeuwen , en fmeeten zonder<br />
genade buiten boord al wie hun in handen<br />
viel. De Graaf wapende hierop een' fterker<br />
vloot, cn voegde zo veel gehuurd krygsvolk<br />
by zyne landzaaten, dat het in alles een vry<br />
aanzienlyk Leger uitmaakte. Zyn voorneemen<br />
was daarmede de Friezen eens voor al tot reden<br />
te brengen. Dan de Abt van St. Odulfus<br />
met andere Prelaaten , en eenige voornaame<br />
Burgeren van Stavoren , bekommerd voor het<br />
Va-
van FRIESLAND. 475<br />
Vaderland , fielden zich tusfehen beiden , en ï<br />
verzochten met den Graave in onderhandeling '\<br />
te mogen komen, 't Verzoek ingewilligd 1 nis.<br />
zynde , hield men in Bloeimaand des jaars 13*3.<br />
dertienhonderd achtentwintig, te Haarlem ,<br />
eene famenkomfle,<br />
Odulfs Klooster en<br />
waarin de Abt van St. [ Dezelve<br />
de verdere Afgevaardig e ïirrdigert<br />
den van Stavoren en Westergo, met den net een<br />
Verdrag<br />
Graave overeen kwamen: „ dat de Graaf van v<br />
«in ver-<br />
„ Holland , voortaan , Schouten , Schepenen z<br />
1, en andere Rechters in dat gedeelte van Fries-<br />
„ land zou aanflellen , naar welker vonnisfen<br />
„ zy beloofden zich te willen voegen ; beken-<br />
nende daarenboven by eenen brief, zo door<br />
„ hen zeiven als den Graaf verzegeld, dat het<br />
„ recht binnen hun land den Graave toebehoor-<br />
1, de, volgens de oude handvesten , en dat zy<br />
, aldaar niets te eisfehen hadden". Zynde de<br />
Brief gefchreeven uit naam van de Grietmannen<br />
ran den Gemeenen lande van Westergo, van<br />
/rocnakkcr , Wildinghe , Waghenbrugghe ,<br />
-Iarich en Hemlum , en alle de Mederechters<br />
:n Gemeenten van denzelven lande, en verzegeld,<br />
met des gemeenen lands zegel van Wesergo<br />
, en dat der gemelde Grietmannen , te<br />
laarlem des Zondags voor Pinkller in 't jaar<br />
)nzes Heeren MCCCXX''III ( ! ).<br />
By het fluiten van dit Verdrag , en de hulde 'A<br />
taarop aan den Graave beweezen , zou en de' 1<br />
'ïet Ver-<br />
'" Ivag<br />
A'ovdt ge<br />
friezen hem een oud gelchrift vertoond heb- *<br />
volgd van<br />
ben, 's s' Graa-<br />
(*) Scliot. Frif. Hist. bl. 173. Vaderl Hist. III D.<br />
\h 225. U. Emm. Rerum Frif. L. XIII. p, 93. Groot<br />
jiiharterb. van Friesl. I D. bl. 180.183.<br />
Br K MOP-<br />
PR HJS 10.<br />
:oeninge (
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
ven huldigïngè;<br />
Dezelve<br />
üclc<br />
Schouten<br />
en Rech<br />
ters aan.<br />
Ook<br />
wordt 'er<br />
eene bepaaling<br />
van boeten<br />
en<br />
fchaden<br />
gemaakt.<br />
Tegenwoordige Staat<br />
ben , behelzende de plegtigheden, met welke<br />
de Graaven van Holland, van ouds , in <strong>Friesland</strong>,<br />
beoosten het Vlie, ontvangen wierden, en<br />
te recht zaten ( § > Dan wat hiervan zy , de<br />
Graaf had nu zyn oogmerk, in 't onderbrengen<br />
van Stavoren en Westergo , bereikt, en ftelde<br />
daar als voorheen zyne Schouten en Rechters<br />
aan, en wel ten zelfden dage , waarop het<br />
Verdrag van Vrede bekrachtigd was. De bepaaling<br />
van alzulke boetenen fchaden, als die<br />
van Stavoren en Westergo, wegens het verdryven<br />
der Gr«aflyke Schouten en eenige Poorters<br />
van Stavoren. het i-fbreeken van hunne huizen,<br />
en 't pleegen van gevangenneeming roof en<br />
brand, verbeurd hadden, werd met wederzydsch<br />
genoegen verbleeven aan de uitfpraak van den<br />
Bisfchop van Zuden, den Leesmeester van<br />
Bolswe.'d en Heere Pieter, Deken van Meerden.<br />
De uitfpraak, drie dagen daarna gevolgd zynde ,<br />
behelsde, dat die van Westergo de afgebroken<br />
huizen der verdreeven Poorteren m den<br />
voorigen itaat zouden herllellen, en tot boete<br />
aan den Graaf betaalen vyftien honderd Mark<br />
Engelsch; en deeze uitfpraak werd niet alleen<br />
door den Graaf bekrachtigd, en door die<br />
van Westergo goedgekeurd, met aanneeminge<br />
van daaraan in alles te zullen voldoen,<br />
maar ook bleeven de Wethouders van Stavoren<br />
borgen voor de nakoming van dezelve (t)-<br />
De)<br />
(;§) Wagen. Vaderl. Hist. III D. bl. M& Ceriflif j<br />
Tabl. de 1' Hist. Tom I. p. 41.<br />
iS3'<br />
ft) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 181*;
van FRIESLAND. 477<br />
De Graaf, dus zyn gezag over een voornaam<br />
gedeelte van <strong>Friesland</strong> eenigzins bevestigd ziende,<br />
begreep zeer wel, dat de Graaflyke inkomllen uit<br />
gifte, koop, of overdragt, als getuige zou<br />
„ mogen daan" ( § ). Deeze Graaflyke voorziening<br />
zal men te noodzaaklyker fchattcn , indien<br />
men gelooft, dat de Geestelyken, gelyk verhaald<br />
wordt, toen twee derden van de vaste<br />
goederen in <strong>Friesland</strong> bezaten (*).<br />
't Is ondertusfehen zeer waarfchynlyk dat de Die van<br />
Friezen van Oostergo en de Stellingwervers in't' Uostergo<br />
reeds gemelde Verdrag niet begreepen waren, of j en de<br />
Stelling,<br />
i'er moest, na 't fluiten van 't zelve, al dra eenige \<br />
wervers<br />
-verkoeling tusfehen den Graaf en hen ontdaan 2 zyn niet<br />
zyn.<br />
(§) Groot Charterb, van Fr. I. D, bl. 1S3.<br />
*.*) Cerifier Tabl. Tom. I. p. 406.<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
De Graaf<br />
dit Gewest moesten afneemen, naar maate de<br />
verbied:<br />
ryk geworden Kloosters en Geestelyken voort den Gees.<br />
gingen met het aankoopen van vaste goederen, telyken<br />
die, alsze eens in hunne handen gevallen waren , het aankoopen<br />
doorgaans niets in de algemeene lasten en van vaste<br />
fchattingen betaalden. Hy beval derhalven, goederen.<br />
by een openbaar bevelfchrift van den eenendertigden<br />
van Hooimaand deszelfden jaars : „ Allen<br />
„ Kloosteren en Geestelyken, in zyne landen<br />
„ van Holland, Zeeland en <strong>Friesland</strong>, geene<br />
„ vaste goederen aan te koopen; gelyk mede,<br />
„ dat niemand hun eenige vaste goederen zou<br />
„ mogen verkoopen of fchenken ; alles op<br />
„ eene boete van tien ponden en de verbeurte<br />
„ der verkochte goederen; teffens met bevel<br />
„ aan alle Rechters, Schepenen en Gebuuren<br />
„ op gelyke boete, dat niemand over alzulke
478 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP zyn. Zeker is het, dat zy 'er 't volkomen ge<br />
TE HISTO not of geheel niet of maar voor zeer korten<br />
RIE. tyd van gehad hebben, 's Graaven brief, van<br />
begree-<br />
den elfden van Wintermaand des zelfden jaars,<br />
pen in 't<br />
gemelde flrekt daarvan ten bevvyze, alzo hierby zynen<br />
Verdrag, Schouten en Bailluwen wordt in last gegeeven,<br />
dat zy Heer Jan van Kuinder niet zouden hebben<br />
te hinderen, maar integendeel te laaten<br />
geworden ,zo die eenige goederen van de Oostfriezen<br />
, of ook zelfs hunne perfoonen , zyne<br />
vyanden, gevangen in het*land bragt(*"). Ook<br />
beleende de Graaf, by eenen Verlybrief van<br />
den vierentwintigften van Hooimaand des jaars<br />
dertienhonderd eenendertig, meergemelden Jan<br />
van Kuinder met eenige leengoederen, voormaals<br />
door Hendrik van Kuinder te leen bezeten<br />
, en voor een gedeelte in Stellingwerf<br />
gelegen (§><br />
De Graaf Voor 't overige verzuimde Graaf Willem<br />
zoekt zyn niets , dat dienen konde om zyn gezag over<br />
gezag Stavoren en Westergo op eenen vasten voet te<br />
over Sta. zetten. Overal Helde hy Grietmannen , Bail<br />
Voren enz.<br />
op eenen luwen en Rechters aan. Ook deed hy zich,<br />
vasten niet alleen in de Steden en Dorpen , maar zelfs<br />
Voet te ook door verfcheidene ampteloozc perfoonen,<br />
zetten.<br />
in zyne waardigheid erkennen. En al te Staatkundig<br />
(*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 1S4.<br />
(§) . 186. Behoorende<br />
tot deeze iu Stellingwerf gelegen goederen ,<br />
èlthans , 't Gerechte te Monike Kuynre (waarfchynlyk<br />
't hedendaagfche Monnikebuuren) dat in Stellingbewerve<br />
gelegen es, ende XVII hoeven lands in denzelven G<br />
rechte , Item dat erve tok Oisterzee, dat men biet Fen<br />
ningenbure.
van F R I E S L A N D . 479<br />
kundig om niet te wecten, dat een nieuw juk BEKNOT<br />
TE HISTÖ-<br />
eenige verzachting en verberging noodig heeft,<br />
rus.<br />
vooral by een volk dat zeer nayverig van zyne<br />
Hy flaat<br />
vryheid is, behandelde hy hen met byzondere hier toe<br />
blyken van achtinge: menigmaalen zelfs noem • den weg<br />
de hy hen zyne Vrienden ( f )• Den Abt van van vriendelykheid<br />
Klaarkamp, die, onder de Friefche Prelaaten, in.<br />
op de Landsvergaderingen, de eerfte plaats en<br />
ftem had, bevoorrechtte hy met de vryheid<br />
van tollen door zyne Landen, wegens alle<br />
waaren en leevensmiddelen, tot het Klooster<br />
behoorende, by eenen Openbrief van den ze*<br />
venentwintigften van Herfstmaand des jaars<br />
dertienhonderd drieëndertig En na den 1333.<br />
geweldigen Watervloed van dit of 't volgende<br />
jaar, waarby, de Friezen het meest geleeden<br />
hadden, leide hy eene belasting van twee fluivers<br />
op ieder morgen lands in Kennemerland,<br />
daar men van dit onheil minst getroffen was,<br />
om, gelyk hy zeide, de Friezen te verligten<br />
Zo veel betooning van eene vriendelyke en<br />
zachte regeeringe maakt het zeer aanneemelyk, 1<br />
dat de Friezen zich, geduurende het overige j<br />
van 's Graaven leeven, hebben ftil gehouden; te (<br />
meer, om dat van Keizer Lodewyk, 's Graaven 5<br />
! Schoonzoon, nog twee brieven van den jaare 1<br />
Uit aanmerkinge<br />
daarvan<br />
houden<br />
de Friezen<br />
zich<br />
oy 's Graa-<br />
/en lee-<br />
. dertienhonderd en dertig voorhanden zyn; in wel- ^ rai ftil.<br />
ker eerften de Keizer aan den Graave volkomen<br />
: afftand doet van alle Ryksrechten op Holland ,<br />
Zee-<br />
(t) Cerifier Tabl. de PHist. Gener. Tom. I.p.403.<br />
(*) Gr. Charterb. van Friesl. I. D bl. 187.<br />
(5) Cerifier als boven, Vaderl. Hist. IILD.bl.22r;,,
BEKNOP-<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
De onderwerping<br />
van die<br />
van Oostergo<br />
is<br />
twyffelachtig.<br />
480 Tegenwoordige Staat<br />
Zeeland en <strong>Friesland</strong>, uitgezonderd alleen hen<br />
recht van manfchap; terwyl in den tweeden<br />
aan de Friezen van Ooster- en Wescergo gebooden<br />
wordt, Graaf Willem voor hunnen<br />
rechten Heer te ontvangen (_ *). Of echter<br />
die van Oostergo zich wel ooit aan den Graave<br />
van Holland onderworpen hebben, is twyifel-<br />
achtig. Warenze, gelyk wy voorheen zagen,<br />
zeer waarfchynlyk niet begreepen in het Verdrag<br />
van bevrediginge, tusfehen den Graaf en<br />
die van Westergo en Stavoren, zo hebbenze<br />
veelligt zich ook tot geene onderwerping aan<br />
den Graaf verpligt gerekend, fchoon 't Keizerlyk<br />
bevelfchrift dit mede bragt. Zo men<br />
met voornaame Gefchiedfchryvers (§) het<br />
daarvoor houdt, dat de Afgevaardigden van<br />
Stavoren en Westergo , by het fluiten van<br />
meergemelde Verdrag,zich verbonden hebben,<br />
om het, in den tyd van twee jaaren ftilflands,<br />
daartoe te brengen, dat de Friefche Edelen<br />
het Leenmanfchap van Holland erkenden, en<br />
de Bailluwen, Schouten en andere door den<br />
Graaf gezonden dienaars ontvingen, of dat de<br />
Graaf, dit verworpen zynde, na dien tyd, zyn<br />
recht met oorlog zou mogen vervolgen, mag<br />
men denken, dat deeze vernedering te groot<br />
voor die van Oostergo geweest zy.<br />
Stavoren Schoon Stavoren ten deezen tyde reeds veel<br />
is nog een<br />
1 van zyn oude aanzien en vermogen verlooren<br />
had,<br />
(•) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 184 ea<br />
185.<br />
(§) Schot. Fr. Hist.. bh 173. 174.
van FRIESLAND. 481<br />
had, was de Stad echter nog ryk en magtig genoeg,<br />
om door haare Zeevaart veel gewigts by<br />
te zetten aan het verbond der Hanzee - fteden,<br />
onder welke zy eene der voornaamftcn was.<br />
Waldemar, Koning van Denemarken, had, reeds<br />
voor het midden der dertiende eeuw, de Stad<br />
met verfcheiden voorrechten befchonken. Een<br />
zyner opvolgeren, met naame Christoffel de<br />
II, had dezelve in deeze eeuw, ten jaare dertienhonderd<br />
zesentwintig, vernieuwd, by eenen<br />
Openbrief, welke nog voorhanden en naderhand<br />
door 's Lands Staaten voor echt erkend<br />
is (*). Uit kracht van het eene en andere<br />
werden die van Stavoren, ten jaare dertienhonderd<br />
eenendertig, door Henrik den II,<br />
Bisfchop van Lubek, Hoofdplaats van 't Hanzee-verbond,<br />
aangemaand om alle fchaden des.<br />
gemeenen Koophandels dier Steden, met zeker<br />
getal behoorlyk toegeruste fchepen, te helpen<br />
weeren, gelyk Schout, Schepenen en gemeene<br />
Burgers van Stavoren zich daartoe, by<br />
eenen brief van den jaare twaalfhonderd tweeennegentig<br />
, hadden ingelaaten.<br />
Hoeveel <strong>Friesland</strong> ook by dien vloed ge-: Het Kaf.<br />
leeden had , waarvan wy zo even melding melittr \<br />
Klooster<br />
maakten, blykt echter niet dat de drift om, te Wouds<br />
Kloosters te ïtichten daardoor uitgebluscht, of, end vvorae<br />
de zeden der Kloosterbroederen in 't minst 1 gefticht.<br />
verbeterd waren. De ftichting van het Karmeliterklooster<br />
te Woudsend in Wymbritzeradeel,<br />
ten jaare dertienhonderd zevenendertig, 133:ftrekt<br />
(*) Winfem Kron. van Fiissl. W, 105—-iyo. Schot*<br />
Ft. Hist. bi 174.<br />
II n<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
voornaam<br />
Lid van 't<br />
Han zeeverbond*
482 Tegenwoordige Staat<br />
ftrekt ten bewyze van het eerfte, en de moord,<br />
TE HlSTOgepleegd<br />
aan Eelke Liaukema, federt het jaar<br />
KIE.<br />
dertienhonderd achtentwintig Abt van Lidlum,<br />
Eelke<br />
Liauke- van het Iaatfte. Doch deeze treurige gebeurtenis<br />
ma, Abt verdient wel, datze wat omftandiger verhaald<br />
van Lid werde, te meer omdat daaruit met genoegzaalum,me<br />
zekerheid valt op te maaken, hoe ten eene-<br />
wordt<br />
door zyne maal verbasterd, over 't algemeen, de Geestelyk-<br />
eigene heid van dien tyd ware. Omtrent deezen tyds<br />
Konver waren de Kloosters van Lidlum, Ludingakerk,<br />
fenomge- Mariëngaard , Foswerd , Klaarkamp , Oudebragt.klooster<br />
of Bloemkamp, en andere ryke Konventen<br />
meer, opgepropt van Monniken en<br />
Konverfen of Leekebroeders, die als fnoode<br />
buikdienaars een vuil en ontuchtig leeven leiden,<br />
zonder naar eenige beftraffinge te willen luifteren.<br />
Liaukema evenwel, fchoon hy in oorlog was<br />
met fommige Edelen, en daartoe, behalven<br />
de Konverfen van zyn Klooster, honderd en<br />
vyftig gewapende knechten onderhield; de gebouwen,<br />
tot zyn Klooster behoorende, ongemeen<br />
verbeterde; het Abtshuis op St. Michielsberg<br />
of Bajum voltooide, en de Kerken<br />
van Sixbierum, Uitgong en Spannum onder 'c<br />
gebied van zyn Klooster bragt, was te ernftig<br />
en godsdienftig, dan dat hy zulken, die onder<br />
zyn opzigt ftonden, niet zou beftraffen ,<br />
en tot verbetering van zeden vermaanen. Te<br />
Boxum nu bezat het Klooster van Lidlum in<br />
dien tyd zeer veele landen en renten, zodat<br />
het geheele Dorp daar fchier aan toebehoorde,<br />
onder anderen twee Landhoeven, afkomftig<br />
van het oude Konvent Franjum, welker eene<br />
M0£>
tan FRIESLAND, 483<br />
Monnikhuis en de andere ter Poorce genaamd<br />
werd. Abt Liaukema, deeze Landhoeven,<br />
naar de gewoonte van dien tyd door Konverfen<br />
of Leekebroeders hatende bebouwen, had,<br />
op de berichten van hun ongebonden en beestachtig<br />
leeven, hen daarover meer dan eens;<br />
behrafr; doch alzo hy te doen had met menfehen,<br />
die te zeer van 't pad der deugd waren afgeweeken<br />
om zyne ernfrige beftraffingen in acht te<br />
neemen , belfond derzelver eenige uitwerking<br />
daarin, dat hy hec voorwerp van hunnen onverzoenbaaren<br />
haat wierd, daar hy dat van hunne<br />
tederfte liefde had moeten zyn. Hy ondervorid<br />
dit, wanneer hy, in perfoon ce eer Poorte gekomen<br />
zynde, de ongebonden bewooners dier<br />
Landhoeve met gepasten ernst vermaand had,<br />
om toch van leevenswyze te veranderen, en<br />
de voorfchriften van eerbaarheid en maatigheid<br />
te volgen: want fchoon de fielten hem met<br />
veele uiterlyke tekenen van achtinge en vriendfchap<br />
bejegenden, en ook zelfs zulke betuïi<br />
gingen van verootmoediginge deeden, dat<br />
•de Abt zich vleide met zyne belh'affingen en<br />
1<br />
vermaaningen zeer veel gewonnen te hebben;<br />
1<br />
was echter die alles meer niec dan enkele<br />
[geveinsdheid; hun waare coeleg was zich van<br />
i den Abc voor altoos te ontdoen, hein ten<br />
dien einde dronken te maaken , en daarna ,<br />
onder voorgeeven dat hy van dronkenfehap<br />
in 'c water gevallen ware, daar in te werpen,<br />
:en te laaten verdrinken. Ook flaagdenze ia<br />
idit hun fnoode oogmerk: want de Abt des<br />
iavonds mee de Monniken en Konverfen aan<br />
Hh a tafel<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE...
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
KIE.<br />
484 Tegenwoordige Staat<br />
tafel zittende, en niet gewoon te drinken ,<br />
werd, onder uiterlyk betoog van vriendfchap,<br />
daar, toe zodanig geperst, dat hy zich eindelyk<br />
befchonken, en eene neiging tot braaken<br />
befpeurde. Om dit echter niet in der<br />
Monniken en Konverfen tegenwoordigheid te<br />
doen, nam hy zyn affcheid , ging over de<br />
brug naar 't Stins, ontlastte zich zo bedekt hem<br />
mogelyk was, ftortte naar gewoonte zyn gebed,<br />
en begaf zich ter ruste. Doch dit was<br />
niet zo dra gefchied of de Konverfen volgden<br />
hem , en klommen, wylze de deur niet konden<br />
open krygen, ten venneren in. De Abt, hier<br />
door verfchrikt, en van deeze dronkene boeven<br />
niets goeds vermoedende, fprak hen<br />
met vriendelyke en zoete woorden aan, hen<br />
tot bedaardheid en zedigheid vermaanende.<br />
Doch zy, hier door meer verbitterd dan verzacht,<br />
fcholden hem voor een' dronkaart en<br />
overfpeeler, ja voor een' toveraar en bezweerder;<br />
vielen teifens op hem aan, en fioegen<br />
hem met eene dikke knods de herfenen in, zo<br />
dat brein en bloed tegen de wanden vloog:<br />
daarna wierpenze 't lichaam ten venfteren uit<br />
in de gracht; zich verblydende datze van zo<br />
ftreng eenen Zederrteester nu geene beftraffingen<br />
meer te wachten hadden. Dan, deeze gepleegde<br />
moord bleef niet ongewrooken. Zekere<br />
vrouw, des anderen daags voorby het Stins<br />
gaande, zag het lyk in de gracht liggen ,<br />
en maakte zulks ruchtbaar, met dat gevolg ,<br />
dat het geheele Dorp op de been kwam.<br />
Het lyk van den Abt werd uit het water<br />
genomen, overeenkomftig met zyne waardigheid;
van F R I E S L A N D . 485<br />
fieid gekist, naar Lidlum gevoerd, en in de :<br />
Kerk van 't Klooster begraaven. De Moorde- ]<br />
naars daarentegen werden met list gevangen, ]<br />
aan ftaaken gebonden en leevende verbrand.,<br />
Ook roeide men het Stins met het Konvemr<br />
uit; zelfs waren verfcheiden Edelen en Inge- ><br />
zetenen van oordeel, dat men eveneens met het!<br />
Klooster Lidlum behoorde te handelen, om de<br />
gedachtenis van zo fnood een gruwélltuk<br />
voor altoos uittedelgen. Hiervan zag men<br />
evenwel af, op de tusfchenfpraak van den nieuwen<br />
Abt van Lidlum, met naame Keimpe<br />
Weidum, die niet zonder moeite zyne wyding<br />
van den Utrechtfchen Kerkvoogd verworven<br />
had, omdat deeze zulke Moordenaars de eere<br />
van een' Abt onwaardig keurde. Nogthans<br />
verjaagden fommige Heeifchappen de Konverfen<br />
uit Boxum, en eigenden zich de Kloosterlanden<br />
toe, gelyk toenmaals wel meer gefchiedde;<br />
en wie zal zeggen, dat de Kloosterlingen<br />
verongelykt wierden, door hen, om hunne<br />
verregaande goddeloosheid, te berooven van 't<br />
geene hun ter bevorderinge van den godsdienst<br />
gefchonken was (*) 9<br />
BEKNOPrs<br />
HisTO»<br />
De Moordenaars<br />
worden<br />
;evangea<br />
en naar<br />
verdiend»<br />
geltraft.<br />
Dit alles gebeurde in<br />
den jaare dertienhonderd tweeëndertig. ( f ).<br />
De nieuwe Abt van Lidlum werd, in 't Godfried<br />
vierde jaar van zyne bedieninge, en na 't ver Andla va»<br />
driet gehad te hebben, dat, behalven de too- Ried<br />
wordt<br />
melooze ongebondenheid der Kloosterlingen, het Abt van<br />
Klooster, welk hy poogde te herltellen, eerst Lidlum.<br />
aan den tooren, door brand, en daarna aan het<br />
dak,<br />
(*) Schot. Fr. Hist. bl. 175 en 176.<br />
(f) U. Emrn. Rer. Frif. Hist. L. XIII. p. 9f.<br />
Hh 3
436 legemaoordige Staat<br />
BEKNOP dak, door eenen geweldigen ftorm, deerlykge-<br />
TS: HISTO<br />
' tcisterd was geworden, door den dood wegge-<br />
RIE.<br />
IUM., cu ujjgevoiga aoor y eenen binnen Bolswerd wel honderd zesendertig hui<br />
zwaaren zen in deasfche gelegd werden, werd een groot<br />
brand, en deel van <strong>Friesland</strong>, ten zelfden jaare, en wel des<br />
geheel<br />
nachts van den zevenentwintigften der Wyn-<br />
<strong>Friesland</strong><br />
by eenen maand, door zo geweldig eenen ftorm en daarop<br />
geweldi gevolgden watervloed bezocht, dat eene ontzaggenWalyke<br />
menigte van menfehen en beesten daarby het<br />
tervloed.<br />
leeven verloor, en zeer veele Kerken en zwaare<br />
gebouwen om verre geworpen wierden (f)<br />
tot merkelyke verachtering van den welftand<br />
des lands, dat door inwendige verdeeldheden<br />
reeds veel te lyden had , en dergelyke bykomende<br />
„ r (<br />
^ , S<br />
0 t<br />
F r<br />
°u, ' * H i s t<br />
b L<br />
' »75- Gabbema Nederl.<br />
Vatervl. bl. 110. Outhof verhaal van de Watervl.<br />
bl. 3fi2,
van FRIESLAND. 487<br />
tnénde rampen niet dan bezwaariyk verhelpen<br />
kon.<br />
RIE.<br />
Graaf Willem de III, in 't volgende jaar<br />
overlydende, werd in zyne waardigheden op Willem de<br />
IV volgt<br />
gevolgd door zynen Zoon, Willem den IV, die<br />
op zynen<br />
zo verre af was van zyne rechten en eifchen op Vader in't<br />
<strong>Friesland</strong> uit het oog te verliezen, dat wy hem Granflyk<br />
in 't kort de wapenen zullen zien opvatten om bewind.<br />
dezelve Ifaande te houden- Dan voor dat dit<br />
gebeurde, zag de Gelderfche Graaf, Reinoud Keizer<br />
•488 Tegenwoordige Staaft<br />
B'KNOP bemoeid, of eenige beweegingen gemaakt heb<br />
TE HlSTO be, om hetzelve te bemagcigen. Meer dan<br />
WE.<br />
eene reden heeft hem daarvan waarfchyn<br />
ne poolyk<br />
terug gehouden: hy wist naamelyk, hoe<br />
gingen om<br />
eenig ge . veel zwaarigheids het in had, een volk met gezag<br />
in weld te bedwingen, dat liever fterven wilde<br />
<strong>Friesland</strong> dan zyne vryheid verliezen. Ook was hem<br />
te oeffeaen.<br />
niet onbekend , dat de jonge Graaf van<br />
Holland, al dra na hec affterven van zynen Vader<br />
, getoond had, dat hy en niemand anders eenig<br />
recht op <strong>Friesland</strong> had: want ingevolge daarvan<br />
regelde hy de tolrechten, welke door de<br />
Oostfriezen, op de jaarmarkt te Alkmaar komende,<br />
betaald moesten worden. Ook zonden<br />
die van Stavoren vier Afgevaardigden tot den<br />
Graaf, met last en magt, om hem voor hunnen<br />
wettigen Heer te erkennen en te huldigen ,<br />
1338. gelyk, ten jaare dertienhonderd achtendertigen<br />
Stavoren 'sHaage gefchiedde; waarvoor zy,in vergeïdin-<br />
erkent en ge, van den Graave deeze vriendlykheid ontvin<br />
huldigt<br />
gen , dat hy, ten zelfden dage, alle de oude rech<br />
den Graaf,<br />
ten en vryheden bevestigde , welke der Stad door<br />
zyne Voorvaderen waren toegellaan; mee by voeginge<br />
van die zonderlinge nieuwe voorrecht:<br />
„ dae wie eenen man dood floeg, en de boete<br />
aan den Graaf, aan de ftad en aan de bloed-<br />
„ vrienden des verflagenen kon betaalen, noch<br />
„ zyn leeven zou verliezen, noch de ftad behoe-<br />
„ ven te verlaaten " ( f ).<br />
De ove Het blykt echter niec, dac door de overige<br />
rigeFrie- Friezen die voorbeeld van Stavoren is nagevolgd.<br />
Zelfs<br />
ft) Groot Charterb. van Friesl, I, D. bl, J03-»
van FRIESLAND. 489<br />
Zelfs is het Waarfchynlyk, dat zy den GraafI<br />
niet voor hunnen Heer hebben willen erken- 1<br />
nen, en dat zulks eene der voornaamfte oorzaaken<br />
geweest is van die geweldige toerustin-,<br />
:ge, welke met den ongelukkigften uitilag, door 1<br />
den Graaf, tegen hen ondernomen werd. Voor 1<br />
dat het hier toe kwam braken de oneenigheden,<br />
die al federt eenige jaaren tusfehen die van Groningen<br />
en de Ommelanden met meerder of minder<br />
hevigheid gedreeven waren, tot eenen openlyken<br />
oorlog uit, en die van Stavoren namen daar- i<br />
an zo veel deel, dat zy zich met de Groningers 1<br />
3EKNO"' '<br />
re HISTO.<br />
HE.<br />
;en volden<br />
dat<br />
voorbeeld<br />
liet.<br />
Stavoren<br />
neemt<br />
deel in<br />
vereenigden, en aan hun vryheid van tollen, [<br />
den oor<br />
binnen hunnen bedryve, gaven, voor altoos, gelogtuslyk zy deeze vryheid ook metderdaad daar nafehenGroningen en<br />
derhand genooten hebben. Na vyf of zes jaa<br />
de Omren<br />
geduurd te hebben werd deeze oorlog, die landen.<br />
ter wederzyden vry wat bloeds gekost heeft, door<br />
bemiddelinge van .fommige Geestelyken, Edelen<br />
en andere aanzienlyke perfoonen van Ooster- en-<br />
Westerlauwers bygelegd, en de vrede geflooten<br />
en getekend, op den negenentwintigften van Zomermaand<br />
des jaars dertienhonderd achtendertig,<br />
ten overftaan van verfcheiden Geestelyken en<br />
Leeken uit <strong>Friesland</strong> Westerlauwers, die men<br />
•als Bemiddelaars in deezen heeft aan te merken<br />
O)<br />
Had Graaf Willem de IV, reeds op den<br />
dag zyner huldiginge, de Oude voorrechten van<br />
Sta-<br />
(§) U. Emm. Rer. Frif. Hist. L. XIII. p. 93—103.<br />
Schot Fr. Hist. bl. i?6. Idfinga Staatsr. I. D. lil.<br />
409 Groot Charterb. van Fr. I. D. bl. 195. F. Sjoerds<br />
Fr, Jaarb. Hl. D. bl. 355 - 3
EEKNOP<br />
TB HlSTO<br />
'JU Ei<br />
fchenkc<br />
Stavoren<br />
met nieu<br />
we voorrechten.<br />
Binnen<br />
Statoren<br />
valt eeni<br />
geoproerigheid voor»<br />
490 Tegenwoordige Staat<br />
( Stavoren bevestigd, en de Stad met eenige<br />
'"nieuwe vryheden befchonken; hy vermeerderde<br />
die van tyd tot tyd zodanig, dat daar uit<br />
ligtelyk viel op te maaken wat zyn oogmerk<br />
- ware. Om <strong>Friesland</strong> geheel en al te overweldi-<br />
* gen kon Stavoren hem, in verfcheiden opzigten,<br />
van veel dienst zyn. Om dan deeze, toen nog<br />
vry vermogende Stad, geheeilyk aan zyne belangen<br />
te verbinden, verleende hy aan haar,ten<br />
jaare dertienhonderd veertig: „vryheid van tollen<br />
„ door geheel Holland en Zeeland, en ge-<br />
„ bood daarenboven zynen Onderdaancn, alle<br />
„ goederen, welkeze van die van Stavoren, by<br />
„ wege van onderpand, in handen hadden, aan<br />
„ hun te rugge te geeven"; zynde dit voorrecht<br />
twee jaaren daarna door hem bevestigd;<br />
om niet te melden van de vryheid, welke in middelen<br />
tyde aan die van Stavoren verleend was,<br />
om, by gebrek van manfchap, hunne fchepen<br />
met andere te voorzien, en daar mede vryelyk<br />
door zyne landen te vaaren ( i ),<br />
IVïidlerwyl viel 'er eenige oproerigheid binnen<br />
Staveren voor, waarby de Zoon van een' der<br />
Graaflyke bedienden het leeven infehoót, zonder<br />
dat men de reden dier oproerigheid met volle<br />
zekerheid kan melden, 't Is nietonwaapfchynlyk<br />
dat 'er eenige Graaflyke tollen binnen de<br />
Stad en derzelver rechtsgebied geheven wierden,<br />
waar over die van Stavoren zich bezwaard<br />
vonden; of dat dezelve door 's Graaven Amptenaaren<br />
met te veel geftrengheid wierden ingevorderd.<br />
Hoe 't zy: dit geval gaf aanleiding,<br />
dat<br />
(S; Gr» Charterb. van Fries!. I. D. bl. ip?, 100,
van F R I E S L A N D . 491<br />
dat die vryheid, volgens welke een doodflager BEKNOP<br />
TE HISTO»<br />
niet aan den lyve geftraft, noch ter Stad uitge-<br />
RIE.<br />
dreeven mogt worden» zo hy in ftaat ware om<br />
de bepaalde boete te betaalen, gelyk de Graaf<br />
voorheen aan die van Stavoren verleend had,<br />
eenigzins bepaald, en den Schepenen gebooden<br />
wierd, recht te doen over den doodflag, indien<br />
oproer voorgevallen (§).<br />
Van hoe veel invioeds deeze gebeurtenis op 's De flrfb-<br />
Graaven volgende bedryven geweest zy; en of belingen<br />
tusfehen<br />
die van Westergo den Graaf nooit voor hunnen<br />
Graaf<br />
Heer erkend, dan wel, na die erkentenis, zich, Willem en<br />
zowel als die van Stavoren, aan 's Graaven ge de Friezen<br />
hoorzaamheid onttrokken hebben, valt niet ge- beginnen<br />
^met het<br />
maklyk te bepaalen. Zeker is het, dat 'er, tem 'jaar 1344.<br />
jaare dertienhonderd vierenveertig, reeds eenige<br />
ftribbelingen zyn voorgevallen, waaruit gebooren<br />
werd, dat de Wethouders van Haarlem,<br />
Alkmaar en Medenblik zekeren brief van den<br />
jaare dertienhonderd achtentwintig voor 't licht<br />
bragten, waar by de Grietmannen van Wester.<br />
go, van dien tyd,'s Graaven recht over Stavoren<br />
erkend hadden. Ook beriep men zich op de belydenis<br />
van fommige Friefche Prelaaten, die<br />
voormaals 's Graaven heerfchappy over <strong>Friesland</strong><br />
bekrachtigd hadden. Dit alles was niet ge<br />
Die van<br />
noeg , om die van Westergo tot het aanneemen Westergo<br />
van den Graave te beweegen. Mogelyk vlei weigsren<br />
den zy zich, dat de Graaf met zynen Stichtfchen den ! Graaf<br />
tfoor fleer<br />
oorlog te veel werks had, om hen met geweld 1<br />
aan te<br />
op 'tlyfte vallen. Doch dit viel anders uit, wyl 1 neemerj.<br />
*er een Beftand tusfehen den Graaf en die van<br />
y ) Groot Charterb. tan Friesl. I. D. bl. 198.<br />
Utrecht
BEKNOP<br />
TE HI»XOfJttE.<br />
De Graaf<br />
(leekt<br />
over naar<br />
<strong>Friesland</strong>.<br />
Jan van<br />
JHenegou-'<br />
wen<br />
wordt<br />
door de<br />
Friezen<br />
verflagen.<br />
491 Tegenwoordige Staaf<br />
Utrecht getroffen wierd, geduurende het welk<br />
over den Vrede nader gehandeld zou worden.<br />
Van dit Befland bediende zich de Graaf ten<br />
nadeele der Friezen, doch veel meer ten<br />
nadeele van zich zeiven. Een fterk Leger<br />
van wel vyfentachcig duizend man, naar men<br />
fchryftjop de been hebbende, begaf hy zich te<br />
fcheep, om daarmede eene landing in <strong>Friesland</strong><br />
te doen. De Vloot door het onftuimig herfstweder,<br />
of door andere oorzaaken, verftrooid geraakt,<br />
landde niet gelykelyk aan de Friefche<br />
kust, hoewel in de plaats niet zeer gefeild is,<br />
zynde zy alle naby St. Odulfs Klooster aan land<br />
gekomen. Jan van Henegouwen, Zoon van Jan<br />
'van Beaumont, landde het eerst met een deel volks<br />
aan de zuidzyde van gemelde Klooster, en legerde<br />
zich aan den oever der zee, op een fchoon<br />
breed veld, doorgaans de Zuidvenne geheeten.<br />
Doch in fteê van daar den Graaf met zyne verdere<br />
manfchap in te wachten , om dan met<br />
vereenigde magt den vyand aan te tasten, viel hy<br />
aan op een deel Friezen, die de Hollanders te<br />
gemoete zagen, en wel op hunne hoede waren.<br />
In den eerften aanval feheen de krygskans hem<br />
gunftig, alzo de Friezen, het zy voorbedachtelyk,<br />
of gedwongen, ten deele naar de Stad, en ten<br />
deele naar het Klooster vlooden. Doch ook<br />
hier door den Vyand gevolgd en aangevallen<br />
zynde, booden zy zulk eene kloekmoedige tegenweer,<br />
en werden van het naastgelegen Landvolk,<br />
op 't klippen ,der klokken fchielyk in<br />
de wapenen gekomen , zo mannelyk onderfteund<br />
en geholpen, dat een groot deel der<br />
Hol-
van F R I E S L A N D . 493<br />
Hollanderen fneuvelde, en de overigen genoodzaakt<br />
wierden de vlugt te neemen. *<br />
Deeze nederlaag was maar pas volbragt toen<br />
de Graaf met de zynen, en daar onder den<br />
bloem van den Hollandfchen Adel, op eenigen<br />
affland ten noorden van het Klooster, aan land<br />
trad. Onkundig van 't geen 'er gefchied was, en<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO»<br />
RIE.<br />
Hetzelfde<br />
lot<br />
wedervaart<br />
den<br />
Graave.<br />
te vuurig van aart,om zich zo veel tyds te gunnen<br />
als noodig was om het Leger behoorlyk<br />
in flagorde te fchaaren, deed hy de zynen<br />
by benden op de Friezen aanvallen. Doch<br />
van deezen zaten 'er veelen in het riet verborgen,<br />
waaruit zy, op 't naderen der Vyanden,<br />
die in 't naastgelegen dorp reeds aan 't branden<br />
en blaaken floegen, voor den dag fprongen:<br />
ook fchooten hunne zegepraalende fpitsbroeders<br />
hun met zulk eene vaardigheid ter hulpe toe,<br />
dat den Graave een tegenltand wedervoer, die Hy fheii*<br />
zyne verwachting zeer verre te boven ging,<br />
vele in 't<br />
gevecht.<br />
en hem eerlang het leeven kostte. Aan te luttel<br />
heldenmoeds van zynen kant was dit niet te.wyten.<br />
Met eene bende van vyf honderd man, viel hy zeer<br />
onvertfaagd op den Vyand aan; ook doorftak hy<br />
met eigen hand een' der Friefche Edelen, en nam<br />
de pligten van Veldheer en Krygsknecht tenens<br />
waar. Maar omgeeven en overvallen door de veelheid<br />
der vyanden, die als byën, op 't gehoorde allarm,<br />
van alle kanten famen zwermden, werd hy<br />
eindelyk, met alle de manfchap die hem verzelde,<br />
verflagen, en zyn lyk, uit weerwraak over den<br />
Zyn Lyfc<br />
gefneuvelden Edelman, door de Friezen ont<br />
wordt uit<br />
hoofd. De andere benden, die vervolgens aan wraakgie.<br />
land kwamen, en ten ltryde liepen, werden niet righeid<br />
snshoofci.<br />
veel
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
WE,<br />
Deeze<br />
overwin<br />
494 Tegenwoordigs Slaat<br />
veel beter onthaald, zynde maar Weinigen-<br />
" daarvan het met de vlugt ontkomen. De ftryd<br />
duurde van den opgang der zonne tot den laaten<br />
avond. Achttienduizend , zo Hollanders als<br />
Zeeuwen en Henegouwers, zouden daarby, naar<br />
men verhaalt het leeven hebben ingefchooten ,<br />
't zy datze al vechtende fneuvelden, of in 't<br />
ilyk en water verfmoorden; en onder deezen<br />
telde men tweehonderd en veertig Edelen van<br />
het eerfte aanzien. \<br />
Op den zesentwintigften van Herfstmaand des<br />
jaars dertienhonderd vyfenveertig, in de naby-<br />
ning werd<br />
behaald heid van Warns, een weinig oostvvaards van<br />
in dea Stavoren, werd deeze overwinning door de<br />
jaare Friezen behaald. Dezelve was te merkwaar<br />
1345, nadiger,<br />
om dat de Vyanden tien tegen één fterk<br />
by Warns.<br />
waren,aangevoerdwïerdendoor eenen moedigen<br />
Graave, en zeer veele Edelen, waarvan fom«<br />
migen in den kryg waren grys geworden, tot<br />
hunne Bevelhebbers hadden; terwyl de Friezen<br />
ten grooten deele, uit ongeoeffend Landvolk beftonden,<br />
onbedreeven in de krygskunde waren,<br />
en op zyn best eenige Edelen en Prelaaten aan<br />
het hoofd hadden, die daarvan iets verftonden.<br />
Men ziet 'er uit, wat de zugt tot vryheid verma^,<br />
vooral wanneer die door gunftige omftandigheden<br />
onderfteund wordt, gelyk hier plaats had;<br />
zynde eene voornaame reden van 's Graaven<br />
nederlaage geweest, dat zyne vlootdeeien, op<br />
ongelyke tyden aangekomen en in gevecht geraakt<br />
, zich in eenen moerasfigen oord bevonden<br />
, waarvan de vryheidminnende Friezen de<br />
wegen , toegangen en fchuilhoeken volmaakte-<br />
lyk
van F R I E S L A N D . 495<br />
lyk kenden, terwyl de Hollanders van dit alles<br />
ten eenemaal onkundig waren.<br />
't Lyk van den Graave werd, tien dagen na<br />
den ftryd, gevonden door Marren, Kommandeui 't Lyk<br />
der St. Jans Heeren te HaarlemJ Deeze kende van Graa<br />
's Graaven lichaam, dat nevens de andere verve Willem<br />
wordt gellagenen<br />
toen nog onbegraaven lag, aan zeker vonden ,<br />
lykteken, en begroef het zelve, met nog acht en in 't<br />
lichaamen van verflagen Ridderen, in't Kloos Klooster<br />
jBloemter<br />
Bloemkamp, naby Bolswerd, van waar het<br />
kamp be«<br />
naderhand, door Hertog Albrecht, naar Valen- graaven.<br />
chin is vervoerd. De beenderen der overige<br />
verflagenen werden naderhand op een' hoop ge»<br />
tast, en hebben langen tyd in 't naaste Benediktiner<br />
Klooster ten toongelegen, Ook plag men<br />
den dagderoverwinninge , ter eere van de Maagd<br />
Maria, nog lang daarna, jaarlyks, te vieren,<br />
en de Friefche Lieve Vrouwe te noemen ( § }.<br />
f5) Schot. Fr, Hist. bl. 180. Winfem, Kron, van<br />
Friesl. bl, 202. U. Emm. Rer. Frif. Hist, L. XIV.<br />
p. 106„<br />
X, HOOFD.<br />
BEKNOP<br />
TE HISTC*<br />
RIE.
49
tan FRIESLAND. 407<br />
Dit verblyf van Vrouwe Margareet in Holland<br />
mogt den Landzaaten van dat gewest<br />
BEKNOP»<br />
IEHISTCM<br />
aangenaam en voordeelig zyn uit hoofde van<br />
de vryheden en voorrechten, die zy ligtelyk De Friezenheb<br />
van haar verkreegen, om dat zy zich hier-,<br />
ben wei.<br />
door van hunne genegenheid zocht te verzeke- , nig reden<br />
ren, en hen te afkeeriger van Koning Edu- om zich<br />
daar over<br />
ard te maaken; de Friezen hadden geene reden<br />
te veibly In<br />
den<br />
C*) Voornaame Gefchiedfchrvv'èrs, 'als Wagenaar<br />
Vaderl. Hist. III. D. bl. 261. F. Sioerds Jacrb I 1. D.<br />
bl. 387. en Cerifier Tabl. de 1' Hist. Gener. Tun. I.<br />
p. 420; zetten dit wreed bedryf op rekeninge van Graaf<br />
Wli'<br />
li<br />
RIE.
498 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP den volgenden jaare verkocht zy 'c eiland<br />
TE HISTO- Marken, voor de eene helft aan fommige<br />
HliS. bewooners van het eiland zelf, en voor de<br />
andere helft aan eenige Poorters van Amfterdam,<br />
volgens Koopbrieven, die daarvan nog voorhanden<br />
en ten zelfden jaare bekrachtigd zyn, door<br />
haaren Zoon Hertoge Willem van Beyeren,<br />
als toekomenden Landsheere en Graave van<br />
Holland en Zeeland ( * ).<br />
's Keizers Na een kort verblyf hier te lande werd Vrou<br />
Zoon Wilwe Margareet wederom naar Beyeren ontboolem<br />
wordt den door haaren Gemaal, den Keizer, die ech<br />
tot Opvolgerter,<br />
om den Hollanderen genoegen te geeven ,<br />
van zyne beloofde, Willem, zynen tweeden Zoon, her<br />
Moeder waarts te zullen zenden, om de landen in haar<br />
verklaard.<br />
afzyn te regeeren. Ook verklaarde hy , nadat<br />
zyn oudfte Zoon Lodewyk affiand van zyn<br />
recht op deeze Landen gedaan had, Willem<br />
tot opvolger van Vrouwe Margareet, en Albrecht<br />
tot opvolger van Willem, indien deeze<br />
zon-<br />
Willems Weduwe, Jchanna. Doch hoe groot de aandoening<br />
van deeze jonge Weduwe over den dood van<br />
haaren Gemaal ook ware, of hoe geheeten. zy deswege<br />
op de Friezen mogt zyn; haare heerichappy had met<br />
zynen dood uir. Om deeze reden .volgen wy hier<br />
liever het verhaal van Winfem, Kron. van Friesl. bl. 20ij,<br />
en van Schot. Fr, Hist, bl. i8z. U. Emm, is het ook<br />
met deeze laatften eens; zeggende hy, Rer. Frif. Hist.<br />
L. XIV. p. 108. Guilhelmo a Frifiis cssfo, cum liberos<br />
non reliquisfet, Margarita foror, qua; in eonjugio-<br />
Ludovici IV. Imp. Bavari erat, hreres opum fratema.<br />
rum, in Hollandiam veniens, fumpto principatu, omriem<br />
bilem in Frifios effudit, attamen publico belk*<br />
lacesfere eos aufa non fuir.<br />
(*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. S02 ea<br />
203.
tan FRIESLAND. 499<br />
zonder kinderen overleed. Willem kwam BEKNOPnog<br />
voor het einde dcezes jaars in Holland, TE HlSTO'<br />
RIE.<br />
en daar op vertrok zyne Moeder naar Beyeren,<br />
tot den Keizer haaren Gemaal, naalvoorenshet<br />
bewind aan deezen haaren Zoon, onder zekere<br />
voorwaarden, overgedraagen te hebben. In hoe<br />
verre Willem daaraan al of niet voldaan hebbe,<br />
cn wat al onheils Holland en Zeeland wedervaaren<br />
zydoor den twist,die aldra tusfehen Moederen<br />
Zoon ontftond, is buiter. ons bellek. Een enkel<br />
woord meenden wy van deeze gebeurtenisfe<br />
te moeten melden, om dat in het verder beloop<br />
van deeze beknopte Historie van <strong>Friesland</strong><br />
meer dan eens zo van Willem als van Albrechc<br />
gefproken zal moeten worden.<br />
Een der eerfte verrichtingen van Graave Graaf<br />
Willem den V, waarby de Friezen belang Willem<br />
zoekt de><br />
hadden, beftond daarin dat hy, hen willende<br />
Friezen tei<br />
ftraffen over den dood van zynen Oom, Wil ltraifen<br />
lem den IV, doch hen met geen Leger kun over den<br />
nende of durvende bevechten, lastbrieven uitgaf dood vaa<br />
zynen'<br />
;aan byzondere perfoonen:-,, om op de Oost- Oom.<br />
, 9, friezen te panden, cn hen allerwege te be><br />
„ fchadigen, te water en te lande , aan lyf en<br />
5, goed, zullende alles wat zy op hen winnen<br />
„ konden hun eigen weezen, en alles wat zy<br />
s, deeden gerekend worden van's Graaven wege<br />
„ gedaan te zyn, even of het door hem zei ven<br />
„ gedaan ware, met bevel aan zyne onderdaanen ,<br />
„, en verzoek aan alle zyne vrienden, omzoda*<br />
,,, nige Commisfievaarders van zynent wegevor-<br />
,„ derlyk en gunftig ce zyn " ( *).<br />
Deeze<br />
C *) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bi. 203 ea<br />
204.<br />
Ii 2
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE<br />
Tusfehen<br />
beiden<br />
Tegenwoordige Staat<br />
Deeze beginfelen van 's Graaven regeeringe<br />
waren voor de Friezen van de onaangenaamfte<br />
uitzigten, dewyl het te vreezen ftond, dat de Graaf<br />
hen al 't gewicht zyner wraakgierigheid zou<br />
wordt een doen gevoelen , zo dra hem daartoe de gelegen<br />
Beftand heid gebooren wierd. De Friezen twyffelden hier<br />
van twin ook niet aan, en waren uit dien hoofde ' te getig<br />
jaaren<br />
getroffen. reeder om een beftand met den Graave aan te<br />
gaan 's Graaven Moei Filippa,Koninginne van<br />
Engeland, baande daartoe den weg, en bewerkte<br />
, dat 'er Vooreerst een ftilftand van wapenen<br />
voor eenige weeken getroffen wierd, welke daarna<br />
in een twintig jaari^ Beftand werd veranderd 't<br />
Zelve werd niet alleen door die van Westergo,<br />
maar ook door die van Oostergo aangenomen ,<br />
en vervolgens bevestigd, op den tienden van<br />
-Oogstmaand des jaars dertienhonderd achten<br />
1343. ' veertig.<br />
Europa In hoe verre de Friezen gerekend moeten<br />
wordt worden door dit beftand 's Graaven regeeringe<br />
jammer, over zich erkend te hebben, ftaat ons in 't ver<br />
lyk ge<br />
volg te blyken; hier dient een enkel woord geteisterd<br />
door eeae ; meld wegens die geduchte Pestziekte, waardoor,<br />
geduchie in den jaare dertienhonderd en vyftig, 't grootPestziekfte<br />
deel van Europa zo jammerlyk geteisterd<br />
te. wierd, dat daardoor bykans de helft der men<br />
i3fo.<br />
fehen ten grave daalde, gebeele dorpen en<br />
fteden uitftierven , en ledig van bewooners<br />
laaen. <strong>Friesland</strong> bleef zo weinig bevryd van<br />
dien fnerpenden geesfel, dat daardoor alleen in<br />
het Klooster Klaarkamp honderd drieëntachtig,<br />
en in dat te Foswerd tweehonderd en zeven :<br />
menfehen wierden weggerukt ( *). Dat het<br />
sriilige<br />
(*) Schot. Fr. Hiït. bl. 183.
van FRIESLAND. 501<br />
jrillige en dweepachtige bygeloof, ter afwen- i BEKNOP<br />
TE HISTO»<br />
linge van dit geduchte oordeel, een zeldzaam<br />
RIE.<br />
lag van boete ter baane bragt, ingevolge van<br />
welke men de zogenoemde Geesfelaars , in<br />
grooten getale, verfchèiden landen zag doorwandelen,<br />
en alles in beweeging brengen, loopt<br />
jmiten ons beftek, en is by anderen ten overvloede<br />
te vinden.<br />
! Hertog Willem, meer belang Hellende in het Hertog<br />
bevorderen van den Koophandel zyner onderdaa Willem<br />
zoekt den<br />
ïen dan zyne Moeder, Vrouwe Margareet, geKoophanluurende<br />
haar bellier, gedaan had, zag zich del te<br />
liet zodra in het Graaflyk bewind bevestigd, bevorderen.<br />
>f hy poogde daarin naar vermogen te voorzien.<br />
2elfs gaf hy den Friezen, by eenen Openbricf<br />
fan den zestienden van Wintermaand des jaars<br />
dertienhonderd eenenvyftig, volle vryheid, om 1351.<br />
n zyne landen veilig te mogen handelen (*).<br />
Schoon men reden heeft om te denken, dat dit<br />
neer ten voordeele der Hollanderen en Zeeuven<br />
dan wel der Friezen gefchiedde , nogihans<br />
deelden ook deeze laatllen, en inzonderleid<br />
die van Westergo en Stavoren , uit hoofde<br />
ran hunne uitgebreider fcheepvaart, daar in<br />
grootelyks.<br />
Niet onwaarfchynlyk heeft de overweeging Die van<br />
Stavoren<br />
/an deeze vryheid, in vereeniginge met hun ei-<br />
begeeven<br />
gén belang, die van Stavoren overgehaald, om zich we<br />
inch kort daarna wederom onder de gehoorzaamder onder<br />
heid van den Graave van Holland te begeeven; de gehoor<br />
gelyk daartoe door Schepenen en Raad der Stad<br />
zaamheid<br />
lan eenige Poorters de noodige volmagt gegee von deu<br />
ven Graave.<br />
'\ Q*) Groot Charterb. Tan Friesl. I. D. bl. 208.<br />
Ii 3
EEKNOP-<br />
%IL HISTO<br />
RIE.<br />
1352. '<br />
502 Tegenwoordige Slaat<br />
't Welk over ten hoogden voldaan", bevestigde ten zelf<br />
de beves. den dageaile de voorrechten en vryheden, door<br />
liging<br />
hunner zyne Voorzaaten , de Graaven van Holland ,*<br />
voorrech voorheen aan die van Stavoren verleend; 'twelk<br />
ten ten ten gevolge had, dat de Wethouders van Stavo<br />
gevolge<br />
ren, by eenen Openbrief van Sprokkelmaand<br />
heeft.<br />
des volgenden jaars, de gedaane hulde bekrach<br />
1353.<br />
tigden, en verklaarden: „ dat zy Hertog Willem<br />
„ van Beyeren, Paltsgraaf aan den Ryn , Graaf<br />
„ van Holland cn Zeeland en Heer van Fries-<br />
„ land, Verbeider der Graaffchappe van He.<br />
„ negouwen, huldigden en aannamen, voor<br />
„ hun en hunne nakomelingen, Poorters van<br />
„ Stavoren, voor hunnen Heere, beloovende<br />
„ de hulde en trouwe vast en onverbreeklyk te<br />
„ zullen houden ". Ook dit liet Hertog Willem<br />
niet onbeloond, maar bevestigde, in erkentcnisfe<br />
daar van, nog ten zelfden jaare, in 't byzonder<br />
alle de voorrechten, welke de Stad weleer<br />
van Floris den V, en van Jan den II, Graa«<br />
ven van Holland, ontvangen had Cf).<br />
En sfkeerigheid<br />
van den<br />
B'sfchop<br />
van Utrecht<br />
baart.<br />
ven werd, vertekend op den eerden Vrydagdes<br />
[aars dertienhonderd tweeënvyftig,en door hen,<br />
nog voor het einde dier maand, binnen Dordrecht,<br />
ter uitvoer gebragt. De Graaf, hier<br />
Naar maate zich die van Stavoren naauwer<br />
met den Graave van Holland verbonden, fcheenenze<br />
afkeeriger van den Bisfchop van Utrecht<br />
te worden; althans waren 'er om deezen tyd,<br />
binnen hunne Stad, zekere tolrechten, die men<br />
ge-<br />
(f ) De oorfprongklyke Stukken van 't eene en andere<br />
vindt men in 't Groot Charterb. van Friesl. I. O.<br />
bl. 2pp en 310.
van F R I E ' S L A N D . 503<br />
gewoon was Bisfchops tollen te noemen; doch BEKNOP.<br />
welke de Regeering der Stad aan zich nam,<br />
RIE.<br />
ien zeer waarfchynlyk zonder toeftemminge van<br />
den Bisfchop; vermids de Schepenen en Raad,<br />
in den brief dien aangaande aan den Hertog gefchreeven,<br />
zich, na de gewoone piigtpleeging,<br />
in de taal van dien tyd, aldus uitdrukken: „Lie-<br />
3, ve Heere, in ghenoeghe te wetenne, dat wy<br />
„ des Biscops tolne in Stavoren an ons ghe-<br />
„ noemen hebben, alfo dat die Poirters wt ju-<br />
„ wen vryen Heden in Holland tolne vry zullen<br />
„ vaeren ende keren in Stavoren, alfo lange als<br />
, onze Poirters hoere vryheyt in Holland b;-<br />
, holden, dieze van juwe voervaders hebben<br />
, gehat, ende van ju hebben wy, lieve Heere"<br />
l § ). Schoon het niet blykt, dat de Bisfchop,<br />
lie vooreerst ook elders de handen daartoe te vol<br />
verks had, die van Stavoren deswegen vyandyk<br />
behandeld hebbe, moet 'er nogthans iets<br />
an dien aart gebeurd zyn, alzo de Bisfchop<br />
0 Regeerders van Utrecht, niet lang daarna,<br />
en Belfond met die van Stavoren hebben aanegaan,<br />
't welk aanvang moest neemen met<br />
e Lente des jaars dertienhonderd vieren vyfg<br />
, en duuren tot Kersdag over twee jaaen,<br />
en alzo tot het einde des jaars dertienonderd<br />
zevenenvyftig (f).<br />
De naauwe verbindtenis tusfehen die van De naau»<br />
we verbindtenis<br />
tusfehen<br />
iis van<br />
]<br />
ravoren en den Hollandfchen Graaf, was J<br />
iiist niet zeer naar den fmaak der overige Frie- t<br />
en, niet zonder reden beducht, dat hunne<br />
vry-<br />
((g) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 2ir.<br />
Ii 4<br />
TE HlSTO»
BEKNOP<br />
ÏE HlSTO-<br />
1UE<br />
Staioren<br />
en den<br />
Graaf, is<br />
niet naar<br />
den fmaak<br />
der overi<br />
geFriezen. 1354.<br />
5
van F R I E S L A N D . 505<br />
vers dachten 'er eveneens over; hebbende BEKNOP<br />
TE HISTOmen<br />
het daaraan toe te fchryven, dat zy zich,<br />
KIE.<br />
eenigen tyd geleeden, met de Landzaaten van<br />
zich met<br />
Ysfelham, insgelyks van den Bisfchop afgeval ' die van<br />
len, tegen het Sticht verbonden. Dan die van Ysfelham<br />
Ysfelham zagen zich, ten jaare dertienhonderd te^en den<br />
Bislehop*<br />
vyfenvyftig, door Bisfchop Jan van Arkel, gedwongen<br />
het gemaakte verbond te verlaaten, I3S5»<br />
en zich op nieuw aan hem te onderwerpen,<br />
gelykze by eede en gezegelde brieven deeden.<br />
Veel ligt ware hy verder gegaan, om de reedsgemelde<br />
Friezen onder zynen ftaf te brengen,<br />
zo niet de' oorlog met den Hollandfchen Graave<br />
hem aan ander en gewigriger werk geholben<br />
had; en echter zag by 'er niet geheel van<br />
af, gelyk ons in het vervolg zal blyken. De<br />
Friezen van Stellingwerf en Schooterwerf fcheenen<br />
dit ook te verwachten, en maakten daarom,<br />
rer hunner beveiliginge, een verbond mee die Ook maaken<br />
ze een<br />
van Groningen ( $ ), waarby men zich van we<br />
verbond<br />
derzyden verbond, geene overheerfching van ee met die<br />
nen vreemden Prinfe ofHeere,inzonderheid van van Gro<br />
het Zuiden komende, ( waar mede de Bisfchop ningen.<br />
van Utrecht gemeend werd) te zullen lyden, en<br />
verder met elkandcren goede buurfchap en vrede<br />
te houden, zo in handel en beltuur van recht,<br />
als anderzins (f ).<br />
Hoewel men uit het aangaan van verbonden De Frier<br />
geen voldingend bewys kan afleiden, dat 'er voor zen (luiten<br />
heen twisten en oneenigheden tusfehen de ver een verdrag<br />
met<br />
bond de West»<br />
(§) Schot Friefche Hist bl. 186, en Befchr. van friezen,'<br />
Friesl. in Quarto. bl. 176.<br />
(IJ U. Erara. Rer. Frif. Hist. L. XIV. p. 112,
50(5 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP bondmaakers hebben plaats gehad; nochthans<br />
TS Hisro-<br />
* kunnenze van dien aard zyn, dat zulks daaruit<br />
KIE,<br />
met zeer groote waarfchynlykheid valt op te<br />
maaken, fchoon de gefchiedverhaalen ons wegens<br />
de twisten zelve in het duistere laaten.<br />
Dus is het met dat verbond, 't welk , na<br />
de terugkomfte van Hertog Willem uit Engeland<br />
, en voor dat men hem, uit hoofde van<br />
zyne krankzinnigheid, had vastgezet, tusfehen<br />
de Westfriezen aan de eene, en de Friezen van<br />
Westergo en Oostergo aan de andere zyde, getroffen<br />
, en door Hertog Willem bekrachtigd werd<br />
1357'<br />
op den vyfden van Wynmaand des jaars dertienhonderd<br />
zevenenvyftig: want hetzelve behelsde<br />
hoofdzaakelyk vergoeding en herftelling van wederzydfche<br />
fchaden, ter uitfpraake van goede<br />
mannen , daartoe aan beide zyden te kiezen;<br />
mids dat beide partyen, op zekere bedelde<br />
dagen, aangeeving moesten doen van de fchaden<br />
, die zy geleeden hadden ( f ). Ook is dit<br />
verdrag op den eerften van Wynmaand des volgenden<br />
jaars door Hertog Albrecht bevestigd<br />
(*), nadat deeze om zyns Broeders krankzinnigheid<br />
tot Ruwaard der Landen was aangenomen.<br />
<strong>Friesland</strong> <strong>Friesland</strong> kreeg dus eene nadere betrekking<br />
krygt ee tot deezen Hertog, aan wien Keizer Lodewyk<br />
ne nadere van Beyeren, reeds voorheen, alle de landen van<br />
betrek<br />
Hertoge Willem, en daaronder ook de Heerking<br />
tot<br />
Iiertog lykheid van <strong>Friesland</strong>, had toegezegd, zo deeze<br />
Albrecht zonder Kinderen overleed, gelyk in vervolg van<br />
Van Beysren.<br />
tyd<br />
(f) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. m6.<br />
(*) _ . •.,•..„ bl. 224.
van FRIESLAND. 507<br />
eyd gebeurde. Vooreerst evenwel had Hertog BEKNOP.<br />
Albrecht de handen te vol met de Hoekfche TE HISTO<br />
RIE.<br />
en Kabbeljaauwfche twcefpalc, om zich met<br />
de Friezen veel te bemoeien. Dus is het niet<br />
te verwonderen, dat die van Oostergo cn Westergo,<br />
ten jaare dertienhonderd eenenzestig,met 1361.<br />
die van Hummerzee, Hunfingo, Fievelingo, 't<br />
Oldamt, Reiderland, Emesgo, Broekmcrland cn<br />
de Burgemeesters der ftad Groningen, een Ver Eu fluit<br />
drag flooten; ftrekkende tot bewaaring van de een Ver •<br />
dras: mee<br />
gemeene ruste, tot onderhouding van zekere de Omme.<br />
wetten en regels, ten nutte der landen, en tot [anders • en<br />
vermeerdering en bekrachtiging der wetten , Groningers.<br />
voormaals by den Opftalboom vastgefteïd. Men<br />
zocht zich dus niet alleen tegen 't wereldlyk ge<br />
0 . " .v g^zagzag<br />
van<br />
van<br />
den<br />
den<br />
Utrechtfchen<br />
Utrechtfchen<br />
Kerkvoogd<br />
Kerkvoogd te<br />
te verfterverfterken,<br />
maar ook aan eikanderen eenen fteun te<br />
hebben tegen Hertog Albrecht zeiven, zo deeze<br />
zyn gebied eens verder zocht uit te ftrekken,<br />
dan geoordeeld wierd met der Landen vryheid<br />
over een te komen,<br />
Het leed ook niet lang of Bisfchop Jan van De Ut-<br />
Arkel deed het geene men van hem had verwacht. 'recht i'c ha<br />
Bisfchop<br />
Sedert eenigen tyd ruste gehad hebbende met dwingt<br />
zyne Stichtfche onderdaanen , vatte hy nog ten de \ Steen-<br />
zelfden jaare de wapenen op tegen die van: wykers en<br />
Stelling-<br />
Stellingwerf,, Steenwyker Woud en fommige<br />
wervers<br />
Drentfche Landzaaten, die federt langen tyd, tot onder<br />
geweigerd hadden zyn wereldlyk gezag te eer , werping.<br />
bicdigen. Niet onwaarfchynlyk heeft het zo evengemelde<br />
verbond der Friezen , Ómmelanders<br />
eh Groningers hem tot het denkbeeld gebragt,<br />
dat het hoog tyd ware , zyn gezag door de<br />
wapenen ftaande te houden, zo hy het niet voor<br />
altoos'
B [KNOP<br />
TE Hm o<br />
RIE,<br />
De Stellingwerversval<br />
len weder<br />
van hem<br />
af; doch<br />
worden<br />
met geweldbedwongen.<br />
1362.<br />
508 Tegenwoordige Staat<br />
*<br />
altoos verliezen wilde. Hoe't zy, de Kerkvoogd<br />
trok met een aanzienlyk Leger te velde<br />
, en viel de Srellingwervers met zo veel geweld<br />
op 't lyf, dat zy, fchoonze eenen dapperen<br />
tegenftand booden, genoodzaakt wierdtn met<br />
groot verlies van volk te wyken. De Bisfchop,<br />
hiermede niet voldaan, vervolgde de vlugtenden,<br />
verbrandde verfcheiden dorpen en huizen, en<br />
gaf het omliggende land ter plonderinge over<br />
aan de zynen. Door zo wreed eene behandelinge,<br />
waarin althans niets van dien zachtmoedigen<br />
geest vernomen werd, welken men van een' Christen<br />
Kerkvoogd verwachten mogt, zagen de<br />
Steenwykers en Stellingwervers zich der maate<br />
vernederd, dat zy genoodzaakt waren het Bisfchoplyk<br />
juk op nieuw aan te neemen, en nog<br />
daarenboven tienduizend oude fchilden, tot ftraffe<br />
hunner ongehoorzaamheid, te betaalen.<br />
De Stellingwerver Friezen waren niet .te min<br />
zo verre van 't juk met geduld te draagen, dat.<br />
hun door deezen Kerkvoogd, onder wunzyniet<br />
dan alleen in het Kerkelyke meenden te liaan ,<br />
was opgedrongen, dat zy kort daarna wederom<br />
afvielen, en volllrektelyk weigerden hem eenige<br />
gehoorzaamheid te bewyzen. Dan ook dit bekwam<br />
hun kwalyk. Jan van Arkcl, nu veel<br />
vaster in den zadel zittende dan hy wel voor-*<br />
heen gedaan had, viel, omtrent het begin van<br />
Sprokkelmaand des volgenden jaars, met een magtig<br />
en welgewapend heir in Stellingwerf, nam<br />
de opgeworpen fchanfen en llerkten met geweld<br />
in, verwoestte de landllreck, en gaf een by •<br />
gelegen dorp ten roof aan zyne benden. De<br />
Kerkvoogd bleef dus in wreedheid zich zeiven<br />
e I v k<br />
ë Ï
tan FRIESLAND. 509<br />
gelyk, en de fchrik, hierdoor onder de overige BEKNOP'.<br />
landzaaten verwekt, was zo groot, datze, het TE HISTO»<br />
RIE.<br />
hoofd in den fchoot leggende, den Bisfchop om<br />
vrede baden, en dien op voorwaarde van onderwerpinge<br />
van hem verkreegen (§)•<br />
Ten zelfden tyde dat de Stellingwervers, om de Stavoren<br />
erkent den<br />
zaak der vryheid, zo veel te lyden hadden, werd<br />
Hertog<br />
Hertog Albrecht, in navolginge van de meeste voor Ra«<br />
Edelen en lieden van Holland, ook door die waard.<br />
van Stavoren voor Ruwaard erkend. In vergeldinge<br />
van deeze aan hem betoonde onderwerpinge,<br />
waarop het de Hertog ten fterkften<br />
gezet had, bevestigde hy op nieuw alle de<br />
voorrechten der ftad, en droeg aan de Schepenen:<br />
van Stavoren zyn Schoutampt, binnen dezelve<br />
ilad,met den aankleeve van dien, op, voor eene<br />
jaarlykfche pagt van een Mark zilvers, te betaalen<br />
in handen van den Rentemeester vanKennemerland;<br />
zullende deeze overdragt, en de daarvoor<br />
bedongen pagt, duuren tot de volle af bé -<br />
taaling van zekere duizend Brugfche Schilden<br />
van vyfentwintigVlaamfche grooten ieder, door<br />
die van Stavoren, in gereeden gelde, aan hem<br />
verfchooten (f).<br />
Zeer waarfchynlyk vleide zich Hertog Al De Hertog<br />
brecht , dat het voorbeeld van Stavoren, en de vleit zictii<br />
te ver<br />
vriendlykheid door hem aan die Stad beweezen,<br />
geefs , dat<br />
de overige Friezen zou beweegen om hem ins de overige<br />
gelyks te erkennen, voor datze hiertoe door de Friezen<br />
wapenen genoodzaakt wierden ; te meer wyl dit voorbeeld<br />
zul*<br />
Keizer Karei de IV, in zyne belangen Was, en nog<br />
len vol<br />
in gen.<br />
(5) Schot.'Friefche Hist. bl. 18(5.<br />
(1) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 226".
51 o Tegenwoordige Staat<br />
BliKNOPm<br />
het zelfde jaar, ten zynen voordeele, aan de<br />
Tü HlSTO<br />
urn. ''Prelaaten, Grietmannen, Rechters en geheele<br />
Gemeente van Oostergo en Westergo eenen<br />
brief zond, waarin hun, op verlies van allé de<br />
rechten, vryheden en weldaaden, die hun vrfn<br />
het Keizerryk beweezen waren, gebooden<br />
werd, Herrog Albrecht, zynen Schoonvader, als<br />
Gouverneur of Stadhouder van 's Ryks wege,<br />
aanteneemen, en dien te gehoorzaamen<br />
Doch het eene zo wel als het andere had geen<br />
invloeds genoeg op de gemoederen der Friezen,<br />
om zich voor als nog naar den zin des<br />
Hertogs te fchikken.<br />
De rust in i Het was <strong>Friesland</strong> beoosten het Vlie, fe-<br />
<strong>Friesland</strong><br />
wordt ge. dert de zege, op Graave Willem den IV, be<br />
ftoord haald, ook juist niet kwalyk vergaan; hebben<br />
door de de hetzelve, als men 'er den Bisfchoplyken<br />
Geestelyken.<br />
oorlog tegen de Stellingwervers van uitzondert,<br />
eene taamelyke ruste genooten; en deeze zou<br />
waarfchynlyk langer geduurd hebben, zoze niet<br />
eenigzins van dien kant ware geftoord geworden,<br />
van waarze de meeste befcherming had<br />
behooren te ontvangen. De Kloosterbroeders,<br />
door hunne rykdommen verderteld, en weinig<br />
pasfende op de regels hunner orde, waren de<br />
eerften, die 't vuur van twist en verdeeldheid<br />
cnrlïaken: want die van Oudeklooster of Bloemkamp<br />
zonden hunne Konverfen uit om de<br />
Proostdy op het zand te Pingjum,. Vïnea Domini<br />
of 's Heeren Wyngaard genoemd, te bevechten.<br />
Wybrand Wobbinga , een Friesch<br />
Ldelman, fchoon tegen zulk eene bende gekapte<br />
(D Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl zz?.
van FRIESLAND. 5a<br />
noodzaakt vonden onverrichter zaake af te<br />
trekken. Wybrand onderttisfchen, niet verzekerd<br />
, dat hun door deeze afwyzinge de<br />
vreeze zodanig om het hart geflagen ware ,<br />
dat hy naderhand niets van hun zou te duchten<br />
hebben, oordeelde het veiligst daartegen by<br />
tyds de nocdige voorzorge te gebruiken. Het<br />
verfterken en verbouwen van het Stins Wïnia,<br />
der Proostdye toebehoorende, kwam hem ten<br />
1 dien einde het beste voor, en werd met zo<br />
veel yvers ondernomen en voortgezet, als het<br />
j gewigt der zaake vorderde.<br />
Had Waldemar de II, Koning van Deene- j<br />
! marken, gelyk wy voorheen zagen, die van'<br />
: Stavoren met verfcheiden voorrechten beichon- 1<br />
lken, welke naderhand door Chriftoffel den II,'<br />
Ibevestigd werden; Waldemar de III, volgde!<br />
idat voorbeeld, verleende insgelyks verfcheiden I<br />
vryheden en voorrechten aan deeze Stad, wel- v<br />
Kapte boldaaten met gewapend, befchermde ! BEKNOP»<br />
echter deeze zyne Proostdy met zulk eene , TE HISTO.<br />
' KIE.<br />
kloekmoedigheid, dat de aanvallers zich ge-<br />
Stavoren<br />
verkrygt<br />
verfcheiden,voorrechten<br />
van de<br />
Koningen<br />
van Denemarken<br />
en<br />
;ker Koophandel en Zeevaart, zo door den aan- \ Zweeden.<br />
iwas van Groningen, als het opdroogen der<br />
;gronden voor den mond der haven, federt<br />
:eenen geruimen tyd, merkelyk had afgenomen.<br />
I Waldemar de III, rekende hec voor zyne eigene<br />
:onderdaanen een ftuk van belang, op deeze<br />
wyze den koophandel en zeevaart der burgeren<br />
van Stavoren te begunftigen. De oorjfprongklyke<br />
brief, hiervan door den Koning<br />
gegeeven en verzegeld, is van den jaare dertienhonderd<br />
drieënzestig (*}. Soortgelyke<br />
vry-<br />
(*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 227 —
SEKNOP<br />
TE HlSTO-<br />
UIE.<br />
Hertog<br />
Albrecht<br />
bedwingt<br />
de Westfriezen.<br />
Houdt<br />
deerlyk<br />
huis op<br />
Terfchel-<br />
'•'ng.<br />
5I5 Tegenmbrdlgs Stam<br />
vryheden en voorrechten ontving Stavoren, vyf<br />
jaaren laater, van den Zweedfchen Koning Albert;<br />
en niet alleen-Stavoren, maar ook Hindeloopen,<br />
in erkentenisfe van den dienst,welke<br />
hem, tegen zyne vyanden, door deeze Steden,<br />
was beweezen ( § ).<br />
Midlerwyl verloor Hertog Albrecht het groote<br />
ontwerp om zich van 't Graaflyk bewind volkomen<br />
te verzekeren, en ook de Friezen vatl<br />
beoosten 't Vlie aan zich te onderwerpen,<br />
geenszins uit het oog. Hy bedwong dus niet<br />
alleen de Westfriezen , die zich, naar het fchynt ,met<br />
hunne naam- en ftamgenooten, tusfehen<br />
't Vlie en de Lauwers, vereenigd hadden, om<br />
zich der Graaflyke regeeringe te onttrekken;<br />
maar trok ook, iïa zulks verricht te hebben,<br />
naar het eiland Terfchelling,- tegen over <strong>Friesland</strong><br />
gelegen, en daartoe, in dien tyd, behoo-<br />
rende, alwaar hy, doch niet zonder fchade en<br />
verlies van volk , jammerlyk huishield t en<br />
de arme inwooners,. door branden en blaaken,<br />
in de uiterfte ellende bragc. De Friezen konden<br />
hieraan zien, wat hun van den Hertoge te<br />
wachten ftond, zo zyne wapenen hun te fterk<br />
wierden. Vooreerst maakte hy daarvan evenwel<br />
geen gebruik ten hunnen nadeele. De<br />
oorlog met Eduard, Hertoge van Gelder, en<br />
zyne poogin^en om zich als Graaf te doen<br />
huldigen, verfchaften hem andere bezigheden.<br />
In deezen flaagde hy niet ongelukkig. Veel<br />
hielp<br />
fj") Winfem. Kron. van Friesl. bl 207-f* 10<br />
' Schot.<br />
Fr. Hist. bl. 191 —194. Groot Charterb. van Friesk<br />
I. D. bl. zzp — 232.
van F R I E S L A N D . 513<br />
hielp hem hiertoe, onder anderen, dat hy, op :<br />
zyn verzoek, door Keizer Karei den IV, tot'<br />
Graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland,<br />
en tot Heer van <strong>Friesland</strong> wierd aangelteld, 1<br />
met bevel aan de Landzaaten , om hem hier 1<br />
BEKNOP- .<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
Wordt<br />
door den<br />
Keizer tot<br />
voor te erkennen. Uit de Openbrieven daar- Graaf' i en<br />
van zynde, ziet men dat, de Keizers deeze lan- Heer i dee<br />
den nog als Ryksleenen bleeven aanmerken.; zer landen<br />
aange- ,<br />
Ondertusfchen is 't opmerkelyk, dat Albrecht,' fteld.<br />
daar hy door den Keizer, reeds omtrent den<br />
jaare dertienhonderd eenenzeventig, tot Graaf<br />
en Heer. was aangelteld , echter tot in het<br />
jaar . dertienhonderd negenentachtig,' in zyne<br />
brieven , hier te lande verleend, den naam<br />
van Ruwaard heeft gevoerd ,* waarfchynlyk mag<br />
men daaruit befluiten, dat de Keizerlyke brieven,<br />
by de Landzaaten,-niet krachtig genoeg geoordeeld<br />
zyn om Albrecht, voor zyn Broeder<br />
Willems dood, voor Graave en Heere te doen<br />
aanneemen (§).<br />
Men heeft te meer reden óm dit van de Hy be-<br />
Friezen te denken, wyl Hertog Albrecht, by een' looft aan<br />
Openbrief van den vyfentwintigften van Lente die van<br />
Stavoren<br />
maand des jaars dertienhonderd zevenenzestig befcher<br />
(f) , aan die van Stavoren befcherming en ming en<br />
vrygeleide heeft toegezegd, ingevalle hunne vrygeleide.<br />
S;ad door de Friezen vernield moge worden,<br />
't Welk hy zeer waarfchynlyk niet gedaan zou<br />
hebben , indien de overige Friezen even gereed<br />
als die van Stavoren geweest waren om<br />
zich aan hem te onderwerpen; of geen blykbaar<br />
(§) Vaderl. Hist. KI. D. bl. 304.<br />
(t) Groot Charter*, van Friesl. L D. bl. 829.<br />
Kk
BEKNOP<br />
TE HISTO-<br />
JilE,<br />
5*4<br />
Tegenwoordige Staat<br />
Dirk van<br />
Tjumraa- vanTjummarum, toen Abt van 't Klooster Lidrum,<br />
Abt lum is geweest. Deeze, den roem hebbende<br />
van Lid.<br />
lum, van uitgeitrekte geleerdheid en een juist oor<br />
poogt de deel , was eerst Priester te Sixbierum; van daar<br />
Klooster- werd hy beroepen tot de Pastory van Berlikum ,<br />
tugt te daar hy, met hulpe der ingezetenen, iu plaats<br />
hervormen.<br />
der oude en bouwvallige Kerk eene nieuwe<br />
bouwde. Abt geworden zynde, wendde hy<br />
alle zyne vermogens aan om de vervallen Kloostertugt<br />
te hervormen, en zyne onderhoorige<br />
Geestelyken tot geregelder zeden te brengen.<br />
Ook ging hy in 't aanneemen van nieuwelingen<br />
met byzondere omzigtigheid te werke, hebbende<br />
mannen van een onbelprokcn leeven,<br />
van gepaste geleerdheid en van goeden huize,<br />
fleeds by hem den voorrang boven anderen gehad.<br />
Met dit alles ontbrak het hem aan gee<br />
Wordt<br />
opgevolgd<br />
door<br />
baar ongenoegen over de onderwerpinge dier<br />
Stad hadden opgevat. Hoe verre dat ongenoegen<br />
gegaan zy blykt niet zeker; maar wel,<br />
dat, omtrent deezen tyd, zo in <strong>Friesland</strong><br />
als op de meeste plaatfen langs de Noordzee,<br />
wederom een groot getal menfehen door eene<br />
hevige pestziekte is weggerukt; als ook, dat<br />
Theoderik of Dirk, een Fries , geboortig<br />
ne tegenltreevers, vooral in T<br />
c verbeteren<br />
der Kloostergebouwen , waarin de Grietmannen<br />
van Baarderadeel en Barradeel, als ook de<br />
Kerkvoogden van Winfum , hem zeer veele<br />
hindernisfen in den weg wierpen. Ten jaare<br />
dertienhonderd negenenzestig overleeden zynde,<br />
werd hy opgevolgd door Wibrand, toenmaals<br />
Pastor te Berlikum, en uit eerlyke ouders te<br />
Tjiim gebooren. Onder andere byzonderheden,<br />
die
van F R I E S L A N D . 515<br />
die mén wegens deezen Abt vindt aangetekend, E<br />
munt wel het meest uit zo het bouwen van eenen T<br />
nieuwen zwaaren tooren by de Kerk van Ber- K<br />
SEKNOP-<br />
[•£ HISTO*!<br />
UE.<br />
Wibrand,<br />
likuin, door zynen Voorzaat daar gefticht, als j<br />
Pastor ta<br />
't geen tusfehen hem en twee Bisfchoppen van \ Berlikum.<br />
Utrecht is voorgevallen. Met Bisfchop Jan van [ Deeze<br />
Verhenburg kreeg hy naamelyk gefchil over de k krygt ver.<br />
grenspaalen van zyn geestelyk rechtsgebied, by ^<br />
fchil met<br />
Bisfchop<br />
gelegenheid dat Jan, Pastor te Menaldum, tot -j Jan van<br />
Proost van Vinea Domini te Pingjum verkooren \ Vern en-<br />
was , doch op den raad zyner Zuster die burg. 1<br />
verkiezing van de hand wees, hoe fterk hy ook<br />
rot het aanvaarden van dezelve door den Abt<br />
wierd aangezet. De Bisfchop, zich dit fammelen<br />
ten nutte maakende, poogde eenen anderen<br />
daarvoor in te dringen, onder voorgeeven<br />
dat de Proostdy tot zyn beftier behoorde.<br />
Dit bragt onzen Abt in de noodzaakelykheid,<br />
om eene reize naar Premonftreit en van daar<br />
naar Rome te doen, daar de zaak, door hooge<br />
tusfeherifpraak van 't hoofd der Kerke,<br />
wierd bygelegd ; doch niet zonder merkelyk<br />
nadeel van ft Klooster, dat de gelden tot deeze<br />
kostbaare reize van zynen Abt had moeten verftrekken<br />
(§).<br />
Als dit onweder dus was overgedreeven, Als ook<br />
ontftond kort daarna een ander, geduuren- met BisfchopArde<br />
het Bisfchoplyk beftier van Arnold van<br />
nold van<br />
Iloarn, die, na't overiyden van meergemelden Hoorn.<br />
Bisfchop, doch niet zonder veele voorafgegaane<br />
(§) Men zie van 't een en andere Schot. Befchr.<br />
van Friesl. in Quarto. bl. 337 , en Oudh. en Geit.<br />
van Friesl. 11. D. bl. 170 enz.<br />
Kk %
BBKNOP-<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
127.1,<br />
5i5 Tegenwoordige Staat<br />
ne oneenigheden tusfehen de leden van 't Domkapittel<br />
, tot deeze waardigheid verkooren was.<br />
Want na dat hy, ten jaare dertienhonderd eenenzeventig<br />
, met algemeene toejuiching, als Bisfchop<br />
te Utrecht was ingehaald, kreeg hy met Hertoge<br />
Albrecht aldra verfihil, welk zo hoog liep,<br />
dat de Stichtfchen, volgens eenpaarig be 'uit,<br />
den Hollanderen den oorlog verklaarden. Doch<br />
om dien met hoope van eenen goeden uitflag<br />
te voeren, had men manfchap noodig. Omze<br />
in genoegzaamen getale by een te krygen, liet<br />
de Bisfchop het oog vallen op de Friezen ,<br />
die wel een Beftand met Holland hadden,maar,<br />
om het gebeurde op Terfchelling, niet zeer<br />
Deeze Hollandsgezind waren. De Bisfchop liet der<br />
poogt de<br />
Friezen halve eene heirvaart in <strong>Friesland</strong> uitfehryven;<br />
tot het ook zond hy zekeren Boudewyn derwaards om<br />
opvatten 'er het kruis in perfoon te prediken. Doch 't<br />
der wape<br />
eene werkte zo weinig uit als het andere. De<br />
nen te beweegen.<br />
Friezen, geenen lust hebbende om, den Bisfchop<br />
ten gevalle, met Holland openlyk te<br />
breeken, ftonden deezen Kruisprediker vry eenpaarig<br />
tegen ; daartoe niet weinig aangemoedigd<br />
door de redenen van den Lidlumer Abt,<br />
Wibrand, die in deezen een der yverigften<br />
De Lidlu- was. Boudewyn vertrok dus onverrichter zaamer<br />
Abt ke wederom naar Utrecht; maar,.als te denken<br />
raakt daar<br />
is, niet zeer voldaan, en ook niet zonder<br />
door rn<br />
rnerkely- voorneemen om den Abt zynen tegenftand bekeongelegenheid.taald<br />
te zetten. Hy beklaagde zich grootelyks<br />
over denzelven, als over iemand die niet alleen<br />
hem, maar ook den Bisfchop zeiven geen gehoor<br />
had willen geeven; 't welk ten gevolge<br />
had, dat de Bisfchop, insgelyks te onvreden<br />
op
van F R I E S L A N D . 517<br />
op den Abc, hem eenen brief fchreef, waarin<br />
hy hem beval te Vollenhove te komen, alzo<br />
hy over eenige zaaken van belang met hem<br />
moest fprceken. De Abt, geen erg denkende,<br />
begaf zich derwaards; doch was niet zo<br />
dra te Vollenhove gekomen, of hy wierd in<br />
hechtenis genomen , en . niet los gelaaten ,<br />
voor dat hy tweeduizend kroonen tot losgeld<br />
tiad betaald; 't welk wederom een gevoelige<br />
r.eep voor 't Klooster was. Dit belette ondertusfehen<br />
den Abt niet, om , na zyne terugkomfte,<br />
het Klooster door aanwinninge van veele<br />
landen zo in Hennaard als elders te verryken<br />
C * j. Voor het overige fchynt deeze Kerkvoogd<br />
den Friezen, en inzonderheid den Geestelyken»<br />
geen kwaad hart toegedraagen te hebben<br />
, aizo in zekeren brief van hem alle Christenen<br />
worden opgewekt, om het St. Odulfs<br />
Klooster te Stavoren, dat by een fchiïkkelyk<br />
onweder en het geweld der Zee grootelyks<br />
befchadigd was, te hulpe te komen (f).<br />
Onder de Friefche Steden van Westergo, die<br />
tér befcherminge van 's Lands vryheid ééne<br />
lyn trokken, was Franeker eene der voornaamften,<br />
zynde Stavoren, uit inzigt van zeevaart<br />
en koophandel , doorgaans meer Hollandsge-<br />
;zïnd geweest, gelyk uit het gereedelyk erken<br />
nen van 'c Graaflyk gezag meer dan eens gebleeken<br />
(*) Winfem. Kron. van Fries!, bl. ft. Schot. Bsfchr.<br />
van Friesl. in Quarto. bl. 338. Oudh. en Geit. va»<br />
Friesl. III. D. bl. 181.<br />
f|) Oudh, en Geit. van Friesl. I. D. bl. Groot<br />
Charterb. vsa Friesl. I. D. bl. 238.<br />
Kk 3<br />
BFKICOP-<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
Franeker<br />
verkrygt<br />
van 's<br />
Lands<br />
Staaten<br />
verfcheiden<br />
voor.<br />
rechten.
Ban NOP<br />
TE Hisxoftl£.<br />
3374.<br />
5i8 Tegenwoordige Staat<br />
bléeken is. De Rechters en Raaden der Ste<br />
den en deeien van Westergo begreepen, dit inziende<br />
, zeer wel dat het voor de gemeene zaak<br />
van geen luttel belang ware , zulk eene ftad<br />
als Franeker' ten fterkften aan zich te verbinden.<br />
Hierom gaven zy in den jaare dertienhonderd vier.<br />
enzeventig, volgens ecnpaarig befluic op eene<br />
plegtige Vcrgaderinge binnen Bolswerd genomen,<br />
aan die van Franeker de magt: „ om alle<br />
„ zaaken enmisdaaden, binnen hunne Stad en vry*<br />
„ heid gepleegd, aan lyf en leeven te mogen<br />
„ rechten, naar Keizers recht, landrecht, en de<br />
„ gewoonten en costumen der vyf Deelen; ver«<br />
„ biedende daarby een ieder, op zwaare boete,<br />
„ eenige inbreuk op dit verleende voorrecht te<br />
„ doen, of iets het minfte daar tegen te onder-<br />
„ neemen (*)". 'r Verleenen van zulk een voorrecht,<br />
door de Steden en Grietenyen van Westergo,<br />
Staatswyze vergaderd, kan ten bewyze<br />
ftrekken, dat het maaken van dergelyke regelen<br />
van rechtsoeffcninge den Staaten was aanbevolen,<br />
zonder dat die daarin 't Opperhoofd<br />
des Ryks behoefden of meenden te moeten erkennen.<br />
<strong>Friesland</strong> De ftille rust hierop, verfcheiden jaaren na<br />
Iydt weder :<br />
eikanderen, door <strong>Friesland</strong> genooten, voor za<br />
veel by<br />
meer dan , verre zulks buitenlandfche vyanden betreft ,<br />
eenen Wa•<br />
konde de landzaaten niet bevryden van de<br />
tervloed. drukkende rampen, welke de Gewesten, aan!<br />
de Noordzee gelegen , by meer dan eenen<br />
geweldigen ftorm en daardoor veroorzaakte hooge<br />
Watervloeden bezuuren moesten. De jaaren<br />
van<br />
{*~) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 239.
van F R I E S L A N D . 51*<br />
van dertienhonderd vierenzeventig en zevenenzeventig<br />
zyn deswege , in de gedenkfchriften, ten<br />
k waade berucht; hebbende behalven zeer veel vee,<br />
ook zeer veele menfehen, daarby het leeven of een<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO»<br />
u IE.<br />
1377.<br />
groot deel hunner bezittingen verboren ( § ><br />
Dan de nadeelen, hiérbv geleeden, Honden niet En nog<br />
meer by<br />
gelyk met die , welke de Friezen, even of de zyne in<br />
ruste hun verveelde, eerlang zich zeiven aan- wendige<br />
1 deeden. Albrecht van Beyeren had wel den verdeeld<br />
1<br />
heden.<br />
vrede met de Friezen verlengd ; ook is dezelve<br />
in 't vervolg meer dan eens vernieuwd; en dus<br />
verliepen 'er nog eenige jaaren voor dat hy<br />
: zyne eifchen op <strong>Friesland</strong> , door de wapenen,<br />
i poogde in kracht te ftellen. De ftrydige aan.<br />
! hangen van Schieringers en Vetkoopers had-<br />
1 den zich ook wel nu en dan eens wat ftil ge-<br />
! houden; maar nooit warenze federt hunne eer-<br />
I fte opkomfte recht vereenigd geweest. Elk be-<br />
! hield den ouden wrok,en zag fteedsuitnaarge-<br />
; legcnheid om aan zyne driften den teugel bot<br />
1 te vieren. De Geestelyken en Kloosterlingen<br />
I waren zo verre van hun best te doen om dit<br />
• vuur der oneenigheid te blusfehen, dat het niet<br />
, zelden, ten koste van veeier leeven, door hen<br />
• wierd aanreblaazen. Somwylen zelfs ftelden<br />
;zy zich aan het hoofd hunner Konverfen, en Rienkva»<br />
1 trokken gewapend ten ftryde. Rienk van Kam- Kamminga,<br />
Abt<br />
• minga, Abt van Oudeklooster en een groot voor- van j Oude»<br />
ftandcr van den aanhang der Schieringers,. klooster,<br />
1 ftrekt daarvan onder anderen ten bewyze : meer fpeeit<br />
i<br />
daarin<br />
iop hebbende met de wapenen dan met de'<br />
boe-<br />
(§) U. Emm. Rer. Frif. Hist. L. XV. p. 138.<br />
Gabbema Nederl. Watervl. bl. 134 — H l<br />
- Oudhot<br />
' Verbaal, bl. 402.<br />
Kk 4
52
van F R I E S L A N D . 501<br />
ter hand te neemen, 't zy dat andere bezighe BEK Nop- "<br />
TIS HlSTO»*<br />
den hem daarvan te ruggë hielden. Ondertus-'<br />
RIE.<br />
fchen fchynen noch de Friezen noch de Groningers<br />
zeer gerust wegens zyne oogmerken<br />
geweest te zyn. Het nader verbond, dat zy,<br />
in Herfstmaand van het jaar dertienhonderd een I3SÏ. .<br />
en tachtig, met eikanderen flooten, levert onzes<br />
oordeels daarvan een voldingend bewys op,<br />
hebbende zy zich daarby verbonden: „ Dat dié<br />
„ van Groningen getrouwe Bondgenooten zou-<br />
9, den zyn aan die van Oostergo, Westergo en<br />
n alle andere Friezen, en deeze verbindtenis met<br />
goed en bloed befchermen. Dat zy vooreerst<br />
v hunne vryheid en de Stad, en beneffens dien<br />
„ ook het land en de vryheid hunner Bondge-<br />
„ nooten, naar hun vermogen, zouden verdei,<br />
digen tegen uitheemfche Prinfen en ingebooren<br />
magtigen. Dat zy, zo de nood het<br />
„ vorderde, voor de vlugtige Bondgenooten<br />
9, hunne poorten zouden open zetten, en dien<br />
„ te hulpe komen. En eindelyk, dat zy de<br />
„ hoofden der ftrydige aanhangen, in Hunfingö<br />
en Fivelingo, die dit verbond weigerden in<br />
„ te willigen, als oproerigen' zouden ftraffen"<br />
(\\ De Stellingwervers fchynen de eerften Hetzelve<br />
geweest te zyn, die eenig weezenlyk voordeel ftrekt ten<br />
uit dit verbond trokken; alzo Floris. van We- vojrdeela<br />
van de<br />
velinkhoven , toenmaalige Bisfchop van Ut Stelling,<br />
recht, hen, uit ontzag voor de Groningers en wervers»,<br />
Friezen, met dunde aantasten, gelylc hy anders<br />
, ter hunner beteugelinge, zeer waarfchynlyk<br />
gedaan zou hebben ( * ).<br />
De<br />
(t) Schot. Fr. Hist. bi. 200.<br />
(*) . Befchr, van Friesl. in Quarto. bl. i
BEKNOP<br />
TE HISTO.<br />
SIC.<br />
Stavoren<br />
fluit een<br />
Verdrag<br />
met den<br />
Hertog<br />
van Gelder.<br />
5sjt Tegenwoordige Staat<br />
De verkleefdheid van Stavoren aan de Hol<br />
landfche Regeering laat niet toe te denken, dat<br />
deeze Stad mede in het gemelde verbond begreepen<br />
was; te meer,wyl, in Lentemaand<br />
van dit zelfde jaar, afgezonderd van de overige<br />
Friezen van Oostergo en Westergo, door<br />
die van Stavoren, met Willem van Gulik,<br />
thans Hertoge van Gelder, een verdrag geflooten<br />
wierd, waarby aan die van Stavoren: „ zynen goe-<br />
„ de vrienden, door den Hertog, een goed, vast<br />
„ en zeker geleide gegeeven werd, om teko-<br />
„ men en te vaaren, te water en te lande, inde<br />
5* fteden en dorpen van de Betuwe, en voorts in<br />
9, alle zyne landen van Gelder, zo verre als die hem<br />
„ gehoorzaamden,en zyne onderdaanenwaren;<br />
„ welveritaande dat die van Stavoren met hun<br />
„ goed en volk veilig zouden zyn, zolang als<br />
9, tusfehen beiden was vastgefteld , en geduu-<br />
„ rende twee maanden nadat een van bei-<br />
3, den dit den anderen zou hebben opge-<br />
„ zegd" (§). De opgegeeven inhoud des<br />
verdrags bewyst niet, dat 'er eenige verfchillen<br />
tusfehen beiden waren voorgegaan , welke op<br />
deeze wyze gefleeten werden. In aanmerking<br />
neemende, dat die van Stavoren hier als goede<br />
vrienden van den Hertog voorkomen, achten<br />
wy het waarfchynlyker, dat wederzydsch<br />
belang zo den Hertog als die van Stavoren tot<br />
het fluiten van dit verdrag bewoogen hebbe;en<br />
misfehien zyn die van Stavoren wel de eerften<br />
geweest, die, om den afneemenden bloei hunner<br />
Stad eenigzins Maande te houden, daartoe<br />
( § ) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 243.<br />
den
van F R I E S L A N D . 523<br />
den Hertog hebben aangezocht. Dat dit zeer 1 BEKNOPre<br />
HlSTO;<br />
wel in die van Stavoren kon vallen behoeft'<br />
ME.<br />
juist niet waarfchynlyk gemaakt te worden, door<br />
de gefteldheid hunner ftad in acht te neemen ,<br />
de vrede, dienze, drie jaaren laater, met Bisfchop 1384.<br />
Floris van Wevelinkhoven en de gemeene Regeerders<br />
der Stad Utrecht, voor vyftien jaaren,<br />
flooten ( §) , zonder dat men van eenige voorafgegaane<br />
vyandlykhedcn gewaagd vindt, geeft<br />
zelfs nieuwe aanleiding om dit te denken.<br />
Leiden wy Hertoge Albrecht voorheen te Hertog<br />
last, dat hy de Friezen, niet zo zeer uit gene Albrecht<br />
begint<br />
genheid , als wel uit hoofde zyner omftandighe- zyn voorden,<br />
ongemoeid en in vrede liet; hy zelf beneemengon eerlang vry duidelyk te laaten zien, dat ten aanzien<br />
van<br />
zyne waare bedoeling ten hunnen opzigte wa<br />
<strong>Friesland</strong><br />
re , hen, zo ras het hem aan geene magt zou duidely-<br />
ontbreeken , aan zyne heerfchappy te onderker te<br />
werpen. Met die van Terfcheiling, dus verre ontdek,<br />
ken.<br />
met de Friezen verbonden, maakte de Hertog,<br />
in den jaare dertienhonderd zevenentachtig, tot 1387.<br />
tweemaal toe, eene foort van Verdrag; waarby<br />
aan hun een Vrede voor twee jaaren werd toegezegd,<br />
onder dit uitdrukkelyk beding: „ Dat<br />
„ zy hem onderdaanig zouden weezen , zo<br />
„ <strong>Friesland</strong> binnen deeze twee jaaren door hem<br />
„ overwonnen wierd; als ook, dat het hem vry<br />
„ zou ftaan, het Eiland binnen die twee jaaren<br />
„ te vesten en te rterken, indien hy zulks ter<br />
„ befcherminge van hetzelve goed zou vinden".<br />
Dusdanig was de inhoud van het eerfte Verdrag<br />
; het tweede was vooral niet gunftiger<br />
voor<br />
C§) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl, 244.
BEKNOP<br />
TS HISTO<br />
RIE*<br />
524 Tegenwoordige Staat '<br />
voor de Friezen, en maakte het lot van de<br />
TerfcheJlingers ten eenemaal af haneklyk van hec<br />
hunne (§).<br />
De Friezenmaa<br />
Hoewel de Friezen uit dit alles- ligtelyk konken<br />
daar den opmaaken,dat het hun eerlang zou gelden;<br />
van het inzonderheid toen Hertog Albrecht, na den dood<br />
rechte ge<br />
-van zynen krankzinnigen Broeder, Willem den<br />
bruik niet 1<br />
V, die in den jaare dertienhonderd achtentach<br />
1383.<br />
tig , zonder kinderen na te laaten, overleeden was,<br />
zich met groote plegtigheid als Graaf had laaten<br />
huldigen; echter had dit zo weinig invloeds op<br />
hen, om hunne onderlinge verdeeldheden te laaten<br />
vaaren, en zich by tyds, met vereenigde<br />
magt, in ftaat van tegenweer te Hellen, dat'er<br />
van tyd toe tyd verregaande onlusten by hen<br />
voorvielen. De twintigfte Abc van het Klooster<br />
Lidlum, met naame Tjaard, die zo om zyne<br />
geleerdheid en gezond oordeel, als om zyne<br />
deugd en braafheid niet luttel vermaard was,<br />
1389.<br />
raakte daar door, ten jaare dertienhonderd negenentachtig<br />
, in groote ongelegenheid. Om het<br />
rechtsgebied van zyn Klooster, tegen de baldaadigheid<br />
der ftrydende aanhangen te verdedigen ,<br />
ondernam hy een Kasteel van ongemeene fterkte<br />
te bouwen, op zeker Uithof van 't Klooster,<br />
mee naame Miedum , onder hec behoor van<br />
De Abt Tjum, niec verre van Franeker. Doch Sjaar<br />
V3ii Liddema , die coen te Franeker het voornaamfte<br />
lum wordt<br />
bewind in handen had, en 't hoofd van den aan<br />
' gevangen<br />
genomen<br />
hang der Schieringers was, zag die met geen<br />
goede oogen aan , wyl hy dugtte dat dit Kasteel,<br />
eens volbouwd zynde, eerlang ter beteugelinge<br />
C$ ) Groot Chartetb. van Friesl, I. D. bl. 245.<br />
zyner
nw FRIESLAND. 52J<br />
8yner heerfchappye zou flrekken. Hy liet hierom BEKNOPden<br />
Abt, in het te rug keeren vanMiedumnaar TE HISTO.<br />
Lidlum , gevangen neemen , en vier Monni RIE.<br />
ken, die den Abt verzelden, dood liaan: ook<br />
klonk hy den Abt zei ven op zyn Slot, binnen<br />
Franeker, in yzeren boeyen. Hiermede nog<br />
niet te vreden, verzamelde hy een vry aanzienlyk<br />
Leger, pionderde daarmede het Klooster<br />
Lidlum uit, en offerde het aan de vlammen<br />
op. Vervolgens trok deeze woeste hoop, nu<br />
fmaak in 't pionderen gekreegen hebbende,<br />
naar de uithoven van 't Klooster , te Midlum,<br />
Koldehool, Wallinga, Wobbinga te Weidum,<br />
Amkema te Berlikum, en andere meer, die alle<br />
En einde,<br />
afgebroken en vernield wierden. Door de tus- lyk weder<br />
fchenkomfte van veele treffelyke Edelen en geflaakt.<br />
andere perfoonen van aanzien, begrypende hoe<br />
doodelyk de gevolgen van zulke gewelddaadige<br />
handelingen Honden te worden, indknze niet<br />
hoe eer hoe beter wierden voorgekomen, werd<br />
de twist bygeïegd en de Abt geflaakt; welke,<br />
na zyne te huiskomlfe, het Klooster met muuren,<br />
grachten en vestingen voorzag, om in het<br />
toekomende eenen vyandelyken aanval tegen<br />
te konnen flaan (*).<br />
ue wroeten, gingen de Schieringers en Vetkoo- :<br />
't Ware te wenfehen geweest , dat in Hertog<br />
<strong>Friesland</strong> geene andere verdeeldheden dan deeze • Albrecht<br />
hadden plaats gehad, maar even of de buiten-: ziet de<br />
verdeeld<br />
landfche vrede den Friezen maar alleen ge j heden<br />
gund wierd, om in hunne eigene ingewanden j der Friezen<br />
met<br />
genoe<br />
[pers geftadig voort, met dapper om het mees-j<br />
gen.<br />
ter- 1<br />
C") Winfem. Kron. van Friesl. bl. 212. Schot. Fr.<br />
rHist. bl. 200.
BEKNOP<br />
TE HISTO-<br />
JltH.<br />
1350.<br />
Leeuwar Doch wat 'er van deeze gebeurtenisfe zy ,<br />
den wordt<br />
van de onzinnige woede der ftrydige aanhan.<br />
beklommen<br />
en in gen leverde het jaar dertienhonderd tweeënne<br />
brand gelloken.<br />
'3P2.<br />
526 Tegenwoordige Staat<br />
terfchap te kampen. Hertog Albrecht zag dit<br />
met genoegen , wel begrypende dat zy zo<br />
veel te ligter zouden te overwinnen zyn, als zy<br />
zich zelve meer hadden afgemat en verzwakt.<br />
Met dat uitzigt werd de vrede of het beftand<br />
tusfehen hem en de Fiiezen , telkens maar<br />
voor eenen korten tyd, vernieuwd. Het<br />
in brandfteeken van St. Odulfs Klooster en het<br />
uitplonderen van Stavoren, door de Hollanders<br />
gepleegd, in den jaare dertienhonderd en negentig'<br />
(t)> fchynt wel met een getroffen beftand<br />
te ftryden; doch dit is zeer waarfchynlyk, door<br />
eenige zeefchuimers gefchied , zonder daartoe<br />
eenig bevel van den Hertog gehad te hebben.<br />
gentig wederom een nieuw bewys op. Eene<br />
dolle raa»zerny dreef de Landzaaten naar Leeuwarden,<br />
dat beklommen, ingenomen en aan de<br />
noordoostzyde in brandgeftoken wierd, met dat<br />
gevolg dat de vlam, door eenen hevigen ftormwind<br />
aangeblaazen, groote fchade deed, en hec<br />
Preekheerenklooster mee de Kerk ten deele aan<br />
De Stad kooien lei (*). Het leed, hier door der Stad<br />
wordt in wedervaaren , werd eenigzins verzoer, door 't ver-<br />
liet recht<br />
om Lytkrygen van een diergelyk recht, om lyfftrafTen<br />
ftraffcii te te mogen oeffenen, als voorheen, door die<br />
mogen van Westergo, aan Franeker gefchonken was.<br />
oeffenen,<br />
In den Öpcnbrief hiervan, door de Grietman<br />
bevestigd.<br />
nen in de Leppe, of gaarlegginge van Leeu-<br />
(f) Winfem. Kron. van Friesl. bl. 213.<br />
(*) Gabbema Verhaal van Leenvv. bl. 12,<br />
war-
van F R I E S L A N D . 527<br />
Warderadeel, Tietjerkfteradeel, Smallingerland BEKNOPen<br />
Idaarderadeel, niet derzelver Mederechteren, TE HISTO»<br />
RIB.<br />
verleend, wordt, met goedkeuringe van de<br />
Schieringers en Vetkoopers, den Olderman van<br />
Leeuwarden en zynen Schepenen recht en<br />
vryheid gegeeven: „ om alle de zodanigen vast<br />
„ te houden en te rechten, die eenige misdaad<br />
„ begaan, by dage of by nachte, binnen of buiten<br />
„ hunne buuren, het zy volgens het recht der<br />
„ gemeene misdaaden, of naar hun eigen Stads<br />
„ recht, te hals en te hoofde, even als zyvan<br />
„ ouds hebben berecht" (§). Ondertusfchen<br />
blykt uit dit Iaatfte gezegde, dat Leeuwarden<br />
zulk een recht hierdoor niet eerst verkreeg ,<br />
maar reeds lang voorheen bezeten had. Misfehien<br />
heeft de gemelde brandftichting wel aanleiding<br />
gegeeven, om dat recht te vernieuwen,<br />
ten einde de Stad zo veel te beter tegen<br />
aanvallen van dien aard gedekt mogt worden.<br />
Dat maar alleen vier Grietenyen deeze opdragt<br />
deeden, heeft men waarfchynlyk daaraan toe te<br />
Ichryven, dat deeze haar eigen belang met dat<br />
van Leeuwarden vry naauw vereenigd rekenden,<br />
en daarom, zo wel Schieringers als Vetkoopers,<br />
in deezen eens weder ééne lyn trokken, gelyk<br />
tin gevallen van magtiger Vyand te moeten we-<br />
, derftaan wel meer gebeurd is.<br />
Frederik van Blankenheim , den Bisfchopllyken<br />
zetel van Utrecht, na 't overlyden van<br />
1 Wevelinkhoven, in den jaare dertienhonderd '39>'<br />
idrieënnegentig , beklommen hebbende , werd De Bis»<br />
in de eerfte twee jaaren na zyne verheffing rciiop van<br />
Utrecht<br />
on-<br />
(§) Groot. Charterb. van Friesl. I. D. *sa t
BEKNOP-<br />
TEHiSlO'<br />
IUE.<br />
fluit een<br />
verbond<br />
van<br />
vriendfchap<br />
met<br />
die van<br />
Stelling<br />
werf enz.<br />
1395.<br />
5a8 , Tegenwoordige Staat<br />
onledig gehouden, zo door de opfchuddingen,<br />
die hem door eenigen in 't Sticht zelf berokkend<br />
werden , als door een gefchil met den<br />
Drost- van Koeverden. Tegen deezen dacht<br />
de Staatkundige Kerkvoogd veel dienst te<br />
konnen trekken van de Groningers en Friezen.<br />
Dan de eerden weezen. zyne voorflagen van<br />
de hand ; met de Friezen van Stellingwerf,<br />
Schooterwerf, Opllerland , Doniawer-<br />
ftal of Lemfterland, die 't naast aan zyne<br />
grenzen lagen, floot hy, in den jaare dertienhonderd<br />
vyfennegentig, een verbond van<br />
ceuwigduurende vriendfchap f § ). Hetzelve<br />
behelsde , behalven andere verdragpunten , inzonderheid<br />
deeze : ,, Dat byaldien 'er eenige<br />
zaaken tusfehen hem of zyne nakomelingen,<br />
3, en tusfehen zyne Onderzaaten in de voorges,<br />
melde landen van <strong>Friesland</strong> voorvielen,<br />
„ dezelve berecht zouden worden naar in-<br />
5, houd der oude verdragbrieven, door zyne<br />
Voorvaderen , Bisfchoppen van Utrecht ,<br />
„ genomen en gegeeven. Dat de Bisfchop<br />
niet lyden zou , dat eenige Landsheeren ,<br />
5, door Koeverden of het Land van Drenthe,<br />
«, naar de gemelde landen trokken, ten na-<br />
„ deele der oude rechten cn vryheden dier<br />
„ Friezen of der Stad Groningen. Dat de<br />
„ bezegelde brieven tusfehen Drenthe en Stel-<br />
,, lingwerf, en 't gemeene <strong>Friesland</strong> in alle<br />
„ punten vast en onveranderlyk zouden bly<br />
,, ven. Dat de Bisfchop geenen Amptman<br />
„ op 't huis te Koeverden zou zetten buiten<br />
„ raad<br />
($) .Groots Charterb. van Friesl. I. D. bl, 254.
Mn F R I E S L A N D . 519<br />
v raad van 'c gemeene <strong>Friesland</strong> en Drenthe.<br />
Dat, byaldien de Hertog van Holland, of<br />
,, eenig buitenlandsch Heer, niet in 't Sticht<br />
,, van Utrecht gezeten , vyand wilde worden<br />
„ van <strong>Friesland</strong> , de Bisfchop en zyne nako-<br />
,, melingen daaraan geene hulpe met raad of<br />
,, daad zouden bewyzen, noch dien door het<br />
,, Sticht van Utrecht laaten trekken, tot hin-<br />
„ der of fchade van <strong>Friesland</strong>".<br />
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
De Friezen, thans ten vollen overtuigd, dat Dit ver<br />
Hertog Albrecht het,.met zyne kfygstoerusbond beveiligt<br />
tingen, inzonderheid op hen gemunt had,<br />
<strong>Friesland</strong><br />
fcheenen zich door dit verdrag aan de landzyde niet voor<br />
in zo verre verzekerd te hebben, dat noch de een<br />
Duitfche hulpbenden, die Albrecht verwacht vyandlyk<br />
bezoek<br />
te, door Koeverden of Drenth , noch zyn<br />
aan den<br />
llollandsch en Fransch krygsvolk , door het Zeekant.<br />
Sticht van Utrecht, naar <strong>Friesland</strong> konden<br />
trekken. Maar dit beveiligde hen niet in 'c<br />
minfte voor een vyandlyk bezoek van eenen<br />
anderen kant. De Zuiderzee was ruim genoeg<br />
om een Leger naar <strong>Friesland</strong> over te fcheepen.<br />
Dit gefchiedde ook metderdaad , niet lang<br />
nadat het Iaatfte beftand , 't welk maar voor<br />
een jaar vernieuwd was, mét den eerften van<br />
Bloeimaand des jaars dertienhonderd zesennegentig,<br />
was ten einde geloopen.<br />
I305.<br />
Om van dien Oorlog, welke hierop , door Na *t'<br />
:den Hertog , tegen <strong>Friesland</strong> , ondernomen eindigea<br />
iwerd,geen al te gebrckkelyk verflag te geeven, van 't<br />
Iaatfte<br />
izyn wy genoodzaakt eene kleine terugtred te Beftand,<br />
doen. Aleid van Poelgeest, 's Hertogen Byonderizit federt den dood zyner Gemaalinne Marganeemt de<br />
ireet, had zo veel vermogen op zynen geest,<br />
Hertog<br />
LI dat
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
den Oorlog<br />
tegen<br />
<strong>Friesland</strong>.<br />
530 Tegenwoordige Staat<br />
dat genoegzaam alle gunflen en ampten, doof<br />
haare voorfpraak, ten Hove verkreegen moesten<br />
worden. Doch even hier door kwam zy<br />
by veelen grootelyks in den haat, en wel inzonderheid<br />
by Willem van Oostervant, 's Hertogen<br />
oudllen Zoon, die , gebelgd over de<br />
groote magt van Aleid, met leedweezen zag,<br />
dat zyn geflagt onteerd wierd door de gemeenzaame<br />
verkeering, welke zyn Vader met haar<br />
hield. De- Hoekfche Edelen, door haar toedoen<br />
minder gezien ten hove dan wel voorheen<br />
, rekenden 't van hun belang dien haat aan<br />
te zetten, welken de Zoon" tegen des Vaders<br />
Byzit had opgevat. Dit liep eerlang zo hoog,<br />
dat Aleid, in den nacht van den tweeëntwintigften<br />
van Herfstmaand des jaars dertienhonderd<br />
en negentig, op 't Hof in den Haage, door<br />
eenige ge wapenden, wierd overvallen en afgemaakt,<br />
h 't byzyn van Willem Kuzer, 's Graaven<br />
Hofmeester, die, om dat hy haar zocht<br />
te befchermen, 'er ook zelf het leeven by<br />
infehoot. De moorders verzuimden niet, om<br />
terltond den Haag en vervolgens het land<br />
te ruimen; verfcheiden Hoekfche Edelen, die<br />
de hand in de famenzweeringe gehad hadden,<br />
deeden zulks insgelyks. De Graaf van Oostervant,<br />
fchoon mede fchuldig aan 't moorddaadig<br />
opzet, bleef nog eenigen tyd in den<br />
Haage : ook waagde hy het, om ten voordeele<br />
der gevlugte Edelen by zynen Vader<br />
te fpreeken. Doch hiermede werkte hy zo<br />
weinig uit, dat hy 't eerlang veiligst rekende<br />
ook zelf de wyk te neemen. Vooreerst begaf<br />
hy zich naar hec Slot te Altena, in Zuidholland,
van F R I E S L A N D . 531<br />
land, hem, eenigen tyd geleeden, door zynen 3 BEKNOP»<br />
J. TE HlSTO»<br />
Vader opgedraagen; maar verneemende, dat<br />
rus,<br />
zyn Vader, opgeilookt door de Kabbeljaauw-<br />
1'che Edelen , voorhad dit Slot te belegeren, »<br />
begaf hy zich van daar, nog by tyds, naar r<br />
's Hertogenbosch, en vervolgens naar Frank"<br />
'c Oppert^<br />
ryk ; van waar hy in den jaare dertienhonderd l.bevvind<br />
vyfennegentig in Holland te rugge kwam, zich y wordt op*<br />
gedraagen<br />
met zynen Vader verzoende, en zo veel uit<br />
' aan den<br />
werkte dat de voorgenomen togt tegen Fries - Graave<br />
land terllond wierd vastgefteld, en aan hem als ; van Ooi»<br />
. Legerhoofd opgedraagen. De Graaf van Oos,<br />
tervanc.<br />
itervanc was te heeter op deezen togt, om dat<br />
1 hem, toen hy in Frankryk was, door eenige<br />
jjonge Vorften en Edelen, aan 's Konings tafel,<br />
1 fmaadelyk verweeten wierd, dat hem zo groot<br />
1 eene eere geenszins toekwam, vermids de<br />
' wapenen van zyn geftagt verlooren waren door<br />
uren dood van Willem den IV,zynen Oudoom,<br />
; zonder dat iemand der vrienden dien dood ge-<br />
1 wrooken had.<br />
• Hertog Albrecht, verre van oorlogzugtig te De He*.<br />
;zyn, fchynt echter zyne Iaatfte bevelen tot dien tog pooge<br />
1 togt niet gegeeven te hebben, dan nadat hy nog nog vooraf<br />
de Frie<br />
:alvoorens de Friezen, by wege van verdrag,<br />
zen door<br />
1 tot onderwerping gezocht had te brengen. Hy verdrag<br />
;gaf althans, by eenen brief van den tienden van aan zich<br />
(Zomermaand des jaars dertienhonderd zesen* te onderwerpen.<br />
1 negentig , vrygeleide aan de Prelaaten, Grietmannen<br />
en verdere Friezen van Oostergo en<br />
\Wescergo tot honderd Perfoonen toe, om by<br />
bem te komen, waarze hem vinden zouden;<br />
ingaande des Dingsdag over acht dagen , na de<br />
vertekening des briefs, tot op den vierden van<br />
LI a Hooi*.
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
Ondertusfehen<br />
Word:<br />
voor de<br />
53 a<br />
Tegenwoordige Slaat<br />
Hooimaand. En by eenen tweeden brief wer3<br />
het beftand van den eerften van Oogstmaand tot<br />
den vyftienden dier maand verlengd ( § ).<br />
Midlerwyl droeg men zorge , om een<br />
genoegzaam aantal van ichepen, tot overvoe<br />
ring van 't Leger en andere noodwendighe<br />
toerusting den , in gereedheid te hebben. Hy beval ten<br />
gezorgd. dien einde zyne Steden, Dorpen en Gemeenten<br />
, roidsgaders Baljuwen, Schouten , Burgemeesters,<br />
Schepenen en Raaden der Steden<br />
en Dorpen in Holland en Westfriesland, op<br />
verbeurte van lyf en goed, een ieder in zynen<br />
bedryve, wel toe te zien, dat niemand eenige<br />
fchepen, groot of klein, uit den lande voerde;<br />
moetende allen , die binnenlands naar Braband,<br />
Vlaanderen,. Gelderland of elders wilden<br />
vaaren, zich verbinden om met hunne vaartuigen<br />
voor den eerllen van Oogstmaand we<br />
Ook fluit der te keeren, en by de hand te zyn. Ook<br />
de Hertog floot hy, om vooral 'c getal der vyanden niet<br />
een Ver te vermenigvuldigen, des daags te vooren, een<br />
drag met<br />
Verdrag van onzydighcid met die van Ameland.<br />
«die van<br />
Ameland, En om zich vrienden onder de Friefche Geesen<br />
belooft : telykheid te maaken, verzekerde hy de Predikhee.<br />
2yrie be- ren van het Jakobiner Klooster te Leeuwarden,<br />
fchermi'ig<br />
. by een' Openbrief van den achtften der Oogst<br />
aan 't Jakobinermaand,<br />
dat hy hen in zyne befcherming zou<br />
Klooster neemen, wanneer hy in <strong>Friesland</strong> kwam om<br />
te Leeu de Friezen te beoorloogen (f).<br />
warden.<br />
Kloosterlingen , wier Konvent ,<br />
Of deeze<br />
vier jaaren<br />
gcleeden, ten deele was afgebrand, eenige bly-<br />
ken<br />
f 5) Groot Charterb. van Friesl. I. D. b!. 256 —<br />
iX<br />
(f) * fc~ ——- bl. 257 en<br />
*58.
van F R I E S L A N D . 533<br />
ken van genegenheid te hemwaards gegeeven BEKNOP<br />
TE tllSTO»<br />
hadden , en daarvoor deeze toezegging ont<br />
IUE.<br />
vingen, is niet ten vollen zeker. Vast gaat<br />
het, dat dit een zeer bekwaam middel was, zo<br />
om 't vuur van inwendige verdeeldheid in<br />
<strong>Friesland</strong> aan den gang te houden, als om zich<br />
te veraangenaamen by de menigte des volks,<br />
die van de hand der Geestelyken vloog, en<br />
niet veel reden had, om zich geluk te wenfchen<br />
met de onteibaare onheilen, waaraanze<br />
door de verdeeldheid der Edelen en Grooten<br />
j geduurig onderworpen was,'zonder zich daqr-<br />
1 aan door onzydigheid te 'konnen onttrekken.<br />
Het Leger van Hertoge Albrecht werd te Enk- 's Hertohuizen<br />
by een verzameld. Behalven de Landzaa- gen Legen<br />
1 ten, die van allerlei krygsgereedfchr.p behoorlyk komt te<br />
Enkhui..<br />
1 voorzien waren, kwamen hem ook Franfche,Enzen<br />
by<br />
jgelfche en Duitfche bedden te hulpe. Frank- een.<br />
fryk en Engeland ftonden .den Hertoge, uic<br />
I kracht van onderlinge verbindtenisfen , met<br />
I hunne benden by. Uit Duitschland fchync<br />
men hem als een Lid van'tRykte hebben byge«<br />
i ftaan, om hem te doen verkrygen, het geene zynen<br />
'Voorzaaten door de Duitfche Keizers was afge-<br />
Iftaan. Onder de Franlfchen waren, behalven<br />
ïden Admiraal van Frankryk, de Graaven van<br />
!St. Pol en van Namen de voornaamftc Bevel-<br />
Ihebbers. De Engelfchen ftonden onder 't<br />
Ibevel van den Graave van Komvval en anderen.<br />
IDe Duitfchers werden geleid door den Graave<br />
ivan Solms, en fommige andere Heeren van<br />
[groot aanzien. Onder de Landzaaten betonden<br />
izich Filips van Wasfcnaar, Burggraaf van Lei.<br />
(den, Jan van Brederode, de Heer van Asperen<br />
LI 3 en
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
De infcheeping<br />
gefchiedt<br />
op den<br />
tweeëntwintigften<br />
der<br />
Oogstmaand.<br />
534<br />
Tegenwoordige Staat<br />
en andere Hoekfche Edelen. Van de Zeeuw*<br />
fchen kwamen Floris cn Nikolaas van Borfelen,<br />
Filips van Kortgeene, en veele anderen.<br />
De Hollandfche en Westfriefche lieden, met<br />
iraame Amfterdam en Hoorn, trokken insgelyks<br />
uit om den togt by te woonen , of beweezen<br />
op andere wyzen hulpe. Uit Henegouwen,<br />
alwaar Hertog Albrecht de drie Staaten des.<br />
Lands byeen geroepen, en de noodzaaklykbeid<br />
van den togt vertoond had, was onderfland in<br />
geld gekomen, tot eene fomme van dertig<br />
duizend guldens toe. Daarenboven vervoegden<br />
ztch ook veele Edelen by 't Leger, dat dagelyks<br />
eangroeide.<br />
De vyftiende dag van Oogstmaand was beftemd<br />
om naar <strong>Friesland</strong> over te fteeken.<br />
Doch door het laat aankomen der Franfchen,<br />
en een hevig gefchil tusfehen' de Hollanders en<br />
Engelfch?n, waar in de laatften te kort fchooten,<br />
en 't welk, door den Graave van Oostervant,<br />
nog gelukkiglyk werd bygelegd, zag<br />
men zich genoodzaakt den togt tot den tweeentwintigften<br />
te verfchuiven. Het ganfche<br />
Heir wordt ongelyk begroot. Volgens fommigen<br />
was het honderd duizend man fterk: anderen<br />
voegen 'er nog wel tachtig duizend by.<br />
De vloot, te Enkhuizen famen gekomen, om<br />
de benden in te neemen en over 'te voeren,<br />
beftond, naar de algemeene opgave, uit drie<br />
duizend groote en vierhonderd kleine fchepen,<br />
hoedanig eene fcheepsmagt men voorzeker<br />
nooit voorheen in deeze gewesten gezien had.<br />
Met eene zeer gunftige gelegenheid, en in<br />
goede orde, zette de vloot koers naar de Kuinder,
van<br />
FRIESLAND. 535<br />
"der, alwaar de landing, volgens gemaakt beftek<br />
, gefchieden zou.<br />
Terwyl deeze geduchte toerustingen in Holland<br />
gemaakt werden,zat men in <strong>Friesland</strong> niet ganfchelyk<br />
ftil. Van buitenlandfche hulpe zag men<br />
zich genoegzaam verlleeken, zelfs in weerwil<br />
van het verbond, dat niet lang geleeden met<br />
den Bisfchop van Utrecht geiloocen was. De<br />
Hertog had, door zyn fchryven aan den Bisfchop<br />
en aan de Steden Amersfoort, Kampen,<br />
Rheenen, Deventer, Zwol, Harderwyk', Elburg<br />
en Zutfen, als ook aan den Hertog van<br />
Gelder, te wege gebragt, dat van daar noch<br />
hulpe van manfchap, nog voorraad van krygsgereedfehap<br />
en leevensmiddelcn , den Friezen<br />
"kon worden toegevoerd , zonder gevaar van<br />
zich zeiven in merkelyke ongelegenheden ih<br />
te wikkelen (f). Voor dat men hier van kcw-<br />
; nis had was ook reeds al, op eenen algemeer<br />
1 nen Landdag, in overweeginge genomen, wat<br />
' 'er gedaan moest worden , om den inval des<br />
\ vyands best te keeren, of vruchteloos te maaken.<br />
1 Juw Juwinga, Hecrfchap en Olderman te Bols-Juw<br />
Ju»<br />
' werd, een voornaam voorftander der Schierin- winga varj<br />
Igers, en een bitter Vyand der Hollandfche Bolsvverd<br />
i Heerfchappy, was of werd toen tot Poteftaat Veldheer<br />
1 van <strong>Friesland</strong> gekooren. Hy had zich, zo door<br />
verEoo<br />
izyne groote krygskunde, kloek beleid en dap- ren.<br />
] perheid in den oorlog tegen de Turken en on«<br />
sgeloovige Litthauwers, als ook door zyne vreedizaame<br />
geaartheid, zulk eene algemeene achtring<br />
verworven, dat hy door de Schieringers en<br />
f+ ) Groot Charterb. van Friesl. L D. bl. 26®.<br />
LI 4<br />
Vee.<br />
EEKNOP»<br />
TE lliSTO"<br />
RIE,<br />
In Fries»<br />
land zit<br />
men ondenusfchen<br />
niet<br />
Uil.
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
536 Tegenwoordige Staat<br />
Vetkoopers beide tot Veldheer in deezen Oorlog<br />
wierd verkooren. Het is dus niet te verwonderen,<br />
dat de Stellingwervers en Schootervververs,<br />
die doorgaans minder deel in de binnenlandfche<br />
verdeeldheden namen , zich by de<br />
Schieringers van Westergo voegden, en, onder<br />
het bevel van Juwinga, insgelyks ten ftryde<br />
trokken.<br />
Ju win ga De drift der Friezen om den algemeenen<br />
keurt een<br />
Vyand, met vereenigde magt, het hoofd te<br />
veldflag<br />
zeer ge- bieden was wel zeer groot; doch Juwinga<br />
.vaarJyk. oordeelde , dat des vvnnrk nvwmo^ i££<br />
al te gevaarlyk maakte, eenen veldflag mee<br />
hem te waagen; te meer om dat de Frie.<br />
fche benden, in vergelykinge van die des vyands,<br />
te liegt gewapend en te weinig geoeffend<br />
waren, om daarvan eene goede "uitkom-<br />
Me te verwachten. Hy ried derhalven ,<br />
liever omtrent de grenzen, en daar het verder<br />
noodig fcheen , eenige verfchansfingen<br />
en fterkten op te rechten, en die metgenoegzaame<br />
manfchap te bezetten, om daardoor den<br />
vyand in een gebroken land den voortgang des<br />
te bezwaarlyker te maaken, en hem zodanig<br />
op. te houden en af te matten, dat dezelve<br />
zich eerlang, door gebrek aan vooraad voor<br />
zo groot een Leger, genoodzaakt mogt vinden<br />
weder af te trekken; gelyk zeer waarfchynlyk<br />
ftond te gebeuren, inzonderheid zo de op handen<br />
zynde Herfst niet met buitengewoone droogte<br />
vergezelfchapt ging.<br />
Zyn raad Hoe heilzaam deeze raad in de tegenwoor<br />
wordt ver- dige omftandiïheden onk TP frh*trPr> ..,o«<br />
Worpen.<br />
de drift van verre de meeste Friezen was re<br />
groot
van FRIESLAND. 537<br />
groot om 'er het oor naar te lecnen. Men verbeeldde<br />
zich zo vast, dat de oorlogskans nu even<br />
gelukkig als voor ruim vyftig jaaren uit zou vallen<br />
, dat men den vyand hoe eer hoe liever vvenschte<br />
te zien ; willende men, in allen gevalle, liever<br />
als vrye Friezen lier ven , dan zien dat hunne landen<br />
en goederen vernield, en zy aan eenen vreemden<br />
Heere dienstbaar gemaakt zouden worden<br />
(f)- Juwinga moest derhalven, wilde hy geene<br />
fmec van lafhartigheid op zich laaten kleeven,<br />
zich wel naar den zin der menigte fchikken.<br />
Het bycen gerukte Leger, dat dertigduizend<br />
man fterk was, verdeelde hy in drie gelyke<br />
hoopen, en legerde dezelve achter eenen dyk,<br />
niet verre van de plaats daar men de landing<br />
der vyanden te gemoete zag. Aan moed<br />
en vuur ontbrak het den Friezen niet; maar met<br />
hunne wapenen zag het 'er flegt uit. Yzeren<br />
harnasfen werden maar by weinigen vernomen;<br />
de meesten behielpen zich met lederen kolders,<br />
of rokken van grof laken, zo als men in die<br />
tyden tot paardedekken plag te gebruiken: terwyl<br />
lange fpiezen, zwaarden, vorken,gaffels, vle><br />
gels en andere boere gereedfehappen, hun voornaamfte<br />
geweer uitmaakten' Het Hollandfche<br />
Leger, daarentegen, was zowel van wapenen<br />
als anderen krygsvoorraad behoorlyk voorzien.<br />
Op den vierentwintiglten van Oogstmaand Hertog<br />
kwam Hertog Albrecht aan de Friefche kust, Albrecht<br />
omtrent de Kuinder, in het gezigt der Friezen, landt met<br />
zyn Leger<br />
die zesduizend man vooruit gezonden hadop<br />
de<br />
• den om den vyand de landing te beletten, of Friefche 1<br />
ten minlten den dyk te befchermen, die de Le kust.<br />
gers<br />
Ct) Schot. Fr. Hist. bl. 216" en 217.<br />
LI S<br />
BEKNOP<br />
TE HlSTOr<br />
ust.<br />
Hy ver.<br />
deelt zyn<br />
Leger in<br />
drie hoopen.
53 8<br />
Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOPgers<br />
van een fcheidde; doch zowel het eene als<br />
TE HISTO<br />
RIE. andere mislukte. Een Friesch vrouwmensen<br />
de Hollandfche benden , die vasc ontfeheepe<br />
werden, te eemoer Jnnnmrlp W An a„,„u„;i<br />
""^"i te gcuiuec luopenae, nad de ltoutheid<br />
van hun onbefchaamdelyk haar achcerlle toe te<br />
keeren, en te roepen: „ dat zy daar hunne<br />
„ welkomst haaien konden". Door deeze<br />
onguurheid werden de Hollanders zo zeer getergd,^<br />
dat zy terilondmetgefpannen boogen op<br />
de Friezen aantrokken, 't onbezonnen vrouw-s<br />
mensch door een zwerm pylen ter aarde velden,<br />
en vervolgens den dyk, na een hevig gevecht'<br />
vermeesterden. Beter Haagden de Friezen in 'c<br />
bezetten der naaste Sloten en Schansfen. Ook'<br />
was deeze voorzorg van dat gevolg, dat zy, zo<br />
hier door als ook door middel der rivieren en<br />
wateren, het Leger der vyanden eenige dagen ophielden<br />
,^ voor dat het tot een hoofdtreüen kwam »<br />
fchoon 'er nu en dan eenige fchermucfelingen<br />
voorvielen , waarby geene beflisfende zege behaald<br />
kon worden. Eindelyk vond een deel van<br />
's vyands voet- en paardevolk eenen omweg,<br />
en daardoor gelegenheid om de Friezen van<br />
achteren en terzyden aan te tasten. Deezen,<br />
dit verneemende, verlieten hunne verfchanlingen,<br />
verdeelden zich in drie hoopen, en gingen<br />
den vyand te gemoete met opgeftoken<br />
kruisfen en vaandelen, die voormaals op kerken<br />
en toorens geftaan, en de Landzaaten wegens<br />
de naderinge der vyanden gewaarfchuwd<br />
hadden; doch nu tot tekenen van aanval gebezigd<br />
werden , fchoon Juwinga hun nog- :<br />
maals ried den vyand niet tegen te trekken,<br />
'maar hem in hunne verfchansfingen af te I<br />
wach»
van F R I E S L A N D . 535»<br />
wachten. Dan de drift te groot zynde om BFKNOPnaai-<br />
wyzen raad te luisteren , Helde juwinga' Tt tilSTO-<br />
1UE.<br />
zich aan 't hoofd der benden , met een vast<br />
voorneemen om zyn leeven ten dienlle van 't<br />
Vaderland te waagen, en te overwinnen of te<br />
fterven.<br />
Niet lang hierna kwamen de Legers aan De Leger*<br />
eikanderen. De Friezen deeden inderdaad won-1 raaken aan<br />
deren van dapperheid, en hielden het HollandeiUsnderëa, ten<br />
fche Leger eenige uuren lang op, zonder dat<br />
nadeele<br />
•de zege zich voor een van beide kanten ver der Frieklaarde,<br />
fchoon de Hollander gerekend wordt zen.<br />
wel zes man tegen één gehad te hebben. ")e<br />
vyanden , die ftout op deeze hunne overmagt<br />
waren , en 't zich voor eene onuitwischbaare<br />
fchande gerekend zouden hebben,<br />
voor zulk een handvol ongeocffend landvolk<br />
te wyken , braken eindelyk de gelederen<br />
der Friezen , die , afgemat door de menigte<br />
hunner beflxyderen , genoodzaakt wierden het<br />
flag veld te verhaten. Zeshonderd Friezen<br />
Juwinga<br />
vielen in den ftryd, en daar onder zeer veele iheuveit<br />
Edelen, van wien Juwinga de voornaamfle met zeer<br />
was. Zyn dood werd by de Friezen groote veele fideler;<br />
Xjf.<br />
lyks betreurd, en zyne krygskunde en dapper den flag.<br />
heid by de vyanden zelfs geroemd. Op de<br />
nederlaag volgde eene vlugt, die 't getal der<br />
gefneuvelden nog merkelyk vergrootte; zynde<br />
veelen in de poelen en moerasfen verfmoord,<br />
of van vermoeidheid dood op den weg blyven<br />
liggen; terwyl anderen, tot omtrent dertienhonderd<br />
toe , door den vyand verflagen wierden.<br />
't Getal der gevangenen zou , naar men zegt,<br />
niet boven de vyfüg bedraagen hebben, alzo de<br />
meescen
BEKNOP<br />
TE HISTO-<br />
KIE.<br />
Op dit<br />
gtvecht<br />
volgt een<br />
ander,<br />
insgelyks<br />
ten nadec-<br />
Je der<br />
Friezeq.<br />
540 Tegenwoordige Staat<br />
meesten zich liever lieten dood (laan, dan datze<br />
zich zouden overgecven. 't Woord van, „ liever<br />
„ een vrye Fries te willen llerven dan zich<br />
„ eenigen Heere te onderwerpen", was hun in<br />
den mond beltorven.<br />
Dit ongelukkig gevecht der Friezen , dat op<br />
den negenentwintigllen van Oogstmaand, in eer»<br />
vlak en open veld, by Schooterzyl, is voor<br />
gevallen , werd op den tweeden van Herfstmaand<br />
gevolgd door een ander, waarby weder<br />
eène groote menigte Friezen het Ieèveh infchoot.<br />
Sedert liep de vyand hec land wyd en<br />
zyd af, nam verfcheiden plaatfen in , en lei<br />
bezettingen in eenige van dezelve, gelyk ook<br />
te Stavoren, daar de Hertog zich doorgaans<br />
ophield in 't Klooster van St. Odulf Vyf<br />
weeken 2chter eikanderen duurde die woeden:<br />
nu en dan vielen 'er wel eenige fchermutfelingen<br />
voor, doch al doorgaans ten nadeele<br />
der Friezen ; eens gebeurde hec , dac een<br />
hoop Eugelfchen , begeerig om hec land ce<br />
gaan bezien, en cegen 's Hertogen raad, zich<br />
bykans twee mylen verre landwaards in gewaagd<br />
hebbende, niec zonder overal droevige<br />
tekenen van hunne roofgierigheid na ce laaten ,<br />
door eene menigte Friezen zo onverwacht omfingeld,<br />
en zo geweldiglyk met pieken, knodfen<br />
en ander geweer, aangevallen wierd, dat<br />
zy het voorzeker te kwaad zóuden gekreegen<br />
hebben, zo niet de Delftfche Poorters , op<br />
de tydinge daarvan, zich door den Hertog hadden<br />
laaten beweegen om hen te ontzetten. De<br />
Friezen fchooten dus ook hier ce korc en 'er<br />
wel vierhonderd man by in , terwyl de overigen
an F R I E S L A N D . 541<br />
•gen met groote verbaasdheid de vlugt namen,<br />
zich verbeeldende, dat het geheele Hollandsch<br />
Leger op hen afkwam. Door dit vlugten<br />
werden de omliggende landftreeken aan den<br />
overwinnenden vyand ter prooie gegeeven , en<br />
doorhem alomme uitgeplonderd en plat gebrand*<br />
zonder onderfcheid van gewyd of ongewyd.<br />
, BEKNOP-'<br />
TE HISTO.<br />
HIE.<br />
De Hertog, met dit alles de Friezen nog De Her<br />
niet genoeg vernederd fchattende,- meende hen tog poogt<br />
ook van den oostkant te moeten beftooken. de Friezen<br />
ook<br />
Hy zond daarom Ridder Pieter Beets, met een van den<br />
goed deel Amfterdammers , West - Friezen , t lostkanc<br />
Kenncmers en Waterlanders, te fchepe , naai door mid»<br />
del van<br />
de Lauwers en het Dokkumer Diep, om deeze<br />
fchepen<br />
ftroomen te fluiten. Doch Beets vond de te be-<br />
Friezen, in zo grooten getale, ter wederzyden naauwen.<br />
van het Diep, op den Dyk vergaderd, en zo<br />
wel op hunne hoede, dat hy "t niet raadzaam<br />
oordeelde zyne manfchap te ontfcheepen. Hy<br />
vergenoegde zich, met den ftroom aan deszelfs<br />
mond te fluiten, om 't uit - en inkomen der<br />
fchepen te beletten. Midlerwyl bouwden de<br />
Friezen, om den ftroom te befchermen , en<br />
den vyand daar uit te houden, aan den Zuidlyken<br />
dyk, tusfehen Kollumer en Oudwouder-<br />
Zyl, eene fterkte, ter Luine geheeten, waarvan<br />
de naam en plaats nog bekend, is,, fchoon van<br />
de fterkte zelve niets meer gevonden wordt.<br />
Midlerwyl nam hét guure Herfstweder zo Keert naar<br />
hand over hand toe , en maakte de wegen zo Ènkhuizen<br />
re<br />
ten eenemaal onbruikbaar , dat de Hertog,;<br />
rug.<br />
geen kans ziende om het langer in <strong>Friesland</strong> te<br />
houden , zyne benden infeheepte, en naar<br />
Ènkhuizen te rugge keerde i laaiende de<br />
hulp-
B.EKN0P-<br />
ÏE HISTO<br />
RIE.<br />
542<br />
Tegenwoordige Staat<br />
hulpbenden , na betaaling der bedongen<br />
foldye, nog voor den Winter, naar huis keeren..<br />
, Voor zyn vertrek uit <strong>Friesland</strong> hatf de<br />
Na vooraf<br />
een Kas Hertog te Stavoren een fterk Kasteel doen bouteel<br />
te wen, en 't zelve met eene goede bezettinge<br />
Stavoren en den noodigen voorraad van krygs-en mond<br />
gebouwd<br />
behoeften voorzien. Op eenige andere plaat<br />
te hebben.<br />
fen fchynt hy 't zelfde gedaan te hebben, om<br />
de Frie-en te beter in toom te houden. Ook<br />
had 'hy , door een' zyner Ridderen , het gebeente<br />
van zynen Oom, Willem den IV, met<br />
fchild en wapen, uit hec Graf van Oudeklooster<br />
doen haaien , en met zich naar Holland gevoerd<br />
, van waar .het eerlang naar Henegouwen<br />
gebragt, en mét eene taamelyke uicvaarc ce<br />
Valenchin begraaven werd ( f ).<br />
De Frie-<br />
zenrekenen zich<br />
nog (leeds<br />
een vry<br />
Volk te<br />
zyn.<br />
Hoewel deeze kryg voor de Friezen van de<br />
jammerlykfte gevolgen .was, en grootelyks ter<br />
hunner vernederinge ftrekte, echter toonen de<br />
daarop gevolgde gebeurtenisfen ten duidelyk.<br />
ften aan, datze zich zeiven geenszins als<br />
een overwonnen volk wilden hebben aangemerkt<br />
, maar zich fteeds als vry en onafhangklyk<br />
bleeven befchouwen. Het verkiezen<br />
van eenen Poceftaac, in plaats van Juwinga,<br />
(I) Schoon wy ons in't verhaal van den ongelukkigen<br />
veldflag der Friezen tegen Hertog Albrecht»<br />
meest gefchikt hebben naar dat van den kundiger*.<br />
Foeke Sjoerds Fr. Jaarb. IV D. bl 93. enz. echter<br />
willen wy de verhaalen van Schot. Fr. Hist. bl. 216".,<br />
enz. Winfem. Kron. van Fr. bl. 213. enz. U. Emm.<br />
Rer. Frif. Hist. L XVI. p. 169, etc. Vaderl. Hist.<br />
III O- bl. 330. enz. Cerifier Tabi. de 1' Hist. Gener.<br />
Tom. II. p. 38. etc. den Leezer ter vergelykings<br />
daarmede hebben aanbevolen.
van F R I E S L A N D . 543<br />
wïnga, ftrekt daarvan onder anderen ten bewyze.<br />
Sixtus Dekema was de eerite aan wien<br />
dit ampt, na veele byeenkomilen en overwee-<br />
mno-pn xnTPrA nno-r»rlron(rpn • Anrh Apnvr* wpïo-r>r-<br />
. BEKNOP- 1<br />
t TErilSTG-<br />
R1E,<br />
guigeu, wem upyeuiaagen; uueu ueezc weigei<br />
de die hooge waardigheid te aanvaarden , me<br />
verzoek datze Gale Hanya moge worden aan<br />
gebooden. De Staaten, zulks gaarne invol<br />
gendê, verzochten hem zyn best by zyner<br />
vriend te willen doen, om dien tot het aan<br />
vaarden deezer hooge waardigheid te beweegen<br />
Maar noch de Staaten noch Dekama vermogter<br />
; zo veel op Hanya. Hy prees , integendeel.<br />
1 fchoon zelf een Schieringer zynde, daar toe<br />
1 Ode Bottinga, een' Vetkooper, aan; maar ook<br />
deeze zag 'er zo weinig lichts in , dat hy , ever<br />
;als Dekama en Hanya, de aangebooden waar-<br />
1 digheid van de hand wees. Schoon deeze herhaalde<br />
weigering van zo hoog eene waardigheid<br />
I het uiterlyk aanzien van groote nederigheid<br />
Iheeft, zal men evenwel, by eene aandachtige<br />
befchouwinge der toenmaalige omftandigheden.<br />
ligtelyk andere redenen daarvoor konnen uicden-<br />
Iken. De verwerping van Juwinga's heilzaamen<br />
iraad, de bittere verdeeldheid der Schieringers<br />
(en Vetkoopers , en het waarfchynlyk vooruitzigt<br />
op eenen tweeden inval van Hertoge<br />
/Albrecht , maakten dien hoogen post niet<br />
ialleen zeer moeielyk, maar ook ten eenemaal<br />
jgevaarlyk.<br />
Ondertusfchen bragt dit de Staaten in geene<br />
ikleine verlegenheid, te meer omdat de drie gemelde<br />
Heeren zich zelfs aan geene lootinge<br />
onderwerpen wilden. Eindelyk werd men te Zy vet'<br />
wade om twee Poteftaaten teffens te verkiezen , kiezen<br />
twee Po-<br />
* gelyk
BEKNOP<br />
TE HISTO-<br />
JtlE.<br />
teftaaten,<br />
544 Tegenwoordige Staat<br />
gelyk gefchiedde, te weeten Sjoerd Wiarda<br />
van Goutum by Leeuwarden, die een Vetkooper<br />
was, voor Oostergo, en Haring Harinx-<br />
den eenen ma van Meeg. die een Sehieringer was, voor<br />
Voor Oos Westergo;. met bepaalinge dat de Landdagen<br />
tergo, en van Oostergo te Barrahuis, nier verre van<br />
den ande Leeuwarden, en die van Westergo te Hart werd,<br />
ren voor<br />
naby Bolswerd, gehouden zouden worden CS).<br />
Westergo.<br />
Toonden de Friezen hiermede, datze voor<br />
Ook verhadden hunne vryheid en onafhangklykheid van<br />
dryvenze den Hollandfchen Graave te handhaaven; zy lie<br />
de Holten<br />
daaromtrent niet den minilen twylTei over ,<br />
landfchebezettin-<br />
coenze de Hollanders, die Hertog Albrecht ,<br />
gen. by zyn vertrek, hier en daar in bezettinge gelegd<br />
had, om zich van de regeeringe des lands<br />
te verzekeren, met geweld verdreeven, en zich<br />
meester van verfcheiden Burgten maakten ;<br />
gelyk ook die van Stavoren, ten aanzien der<br />
Hollandfche bezettinge in hunne Stad, deeden.<br />
De Her Met zeer veel fpyts vernam de Hertog de tyding<br />
tog poogt van deeze onderneemingen, (Irekkcnde ter ver-<br />
dit, ydclinge van den pasgeëindigden krygstogt, dia<br />
fchoon<br />
hem,fchoon overwinnaar,op zeer veelgeldsen<br />
vruchteloos,<br />
te bloeds was komen te ftaan. Om dan 't werk<br />
weeren. niet halverwege te laaten (leeken, gaf hy bevel<br />
aan den Baljuw van Amftelland, Jan van<br />
Heenvliet, Gerrit van Heemskerk en den Drost<br />
van Muiden, óm met eenen hoop Kennemers en<br />
Westfriezen, tot ontzet hunner Landgenooten ,<br />
naar <strong>Friesland</strong> over te (leeken. Zy deeden zulks<br />
in het begin van Sprokkelmaand des jaars der-<br />
131.<br />
tien-<br />
(5) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 130*
'tan FRIESLAND. 545<br />
tienhonderd zevenennegentig, en zetten voet<br />
aan land op de hoogte van' Hindeloopen; doch<br />
hier werden zy, door de Friezen, zo wel ontvangen<br />
, datze met verlies van vry wat volks te<br />
rugge keerden.<br />
Geweld fcheen dus het gefchiktfte middel niet<br />
voor den Hertog, om de Friezen aan zich te<br />
onderwerpen. Om echter zyn ontwerp nog<br />
niet te laaten vaaren, floeg hy den weg van onderhandelingen<br />
in, en noodigde daartoe die van<br />
Ooster- en Westergo uit, met belofte van vrygeleide<br />
voor veertien dagen, by eenen Openbrief<br />
van den twintigllen der Lentemaand des zelfden<br />
jaars (§). Of de Friezen hierop eenige Afgevaardigden<br />
aan hem gezonden hebben is niet «eker;<br />
maarzo 't gelchied is, zyn de onderhandelingen<br />
vruchteloos afgeloopen. Immers kort 1<br />
daarna gaf de Hertog lastbrieven uit om de Frie-'<br />
zen te befchadigen, en Helde eenige Commisfie J<br />
vaarders onder de magt van den reedsgemelden,<br />
Baljuw van Amftelland, cn Gerrit van Egmond,<br />
Baljuw van IVledenblik (f).<br />
Hierby leeden de Friezen inderdaad eenig na- ]<br />
deel , dewyl hunne fcheepvaart en koophan-1<br />
del daar door grootelyks belemmerd wierden ; f<br />
doch dit ftond op verre na niet gelyk met het j<br />
nadeel, dat zy zich zeiven aandeeden door de on- a<br />
derlinge verdeeldheden, die, vooral ten deezen v<br />
tyde, zo hoog liepen, dat zy zich zeiven te zeer c<br />
: B F KNOP<br />
TE HISTO.<br />
KIE,<br />
1397-<br />
Hy zoekt<br />
de Friezen<br />
tot onderhandeling<br />
aan.<br />
Ook geeft<br />
hy lastbrieven<br />
tegen hen<br />
uit.<br />
De onderlinge<br />
ver«<br />
deeldheid<br />
is nadeeliger<br />
dan<br />
al het<br />
voorgaande.<br />
verzwakten om den algemeencn vyand naar<br />
ver-<br />
(§) Groot Charterb,'van Friesl. I. D. bi. 204.<br />
?t) — -~ bi. 264 —<br />
Mm
DEKNOP<br />
ÏE HISTO<br />
KIS.<br />
De Vetkoopers<br />
en Schieringers<br />
Zyn dap<br />
per tegen<br />
clkande-<br />
ren in de<br />
weer.<br />
546 Tegenwoordige Staat<br />
vereisch te wederftaan. Deeze begreep zyn<br />
' belang ook al te wel om 't vuur deezer verdeeldheden<br />
niet op allerhande wyze aan te blaazen.<br />
Laat ons zien hoe 't 'er mee gefchapen ftond.<br />
De Vetkoopers hadden tot hunne voornaamfte<br />
aanvoerders den meergemelden OdeBottinga en<br />
zynen byzonderen vriend Jakie Jeppema, beide<br />
wegens hunne krygskunde en dapperheid grootelyks<br />
beroemd. De Schieringers daarentegen<br />
hadden aan 't hoofd Sytfe Dekama en Gale<br />
Hania van Weidum , die beide door hunne<br />
krygsbedryven in Italië en Duitschland veel roems<br />
verworven hadden. In Oostergo vond men de<br />
meeste Vetkoopers, en in Westergo woonden "<br />
de Schieringers. Doch deeze landfeheiding<br />
hield hen niec te rugge van eikanderen menigmaal<br />
met zo dolzinnig eene verwoedheid op 't lyf<br />
te vallen, en hunnen lust met rooven, branden<br />
en moorden te boeten, dat alles naar eenen openbaaren<br />
oorlog geleek. Onder anderen vielen<br />
Bottinga en Jeppema, geholpen van de Foswerder<br />
Kloosterlingen, in Westergo, en vernielden<br />
daar veele huizen, ftaaten en ftinzen,cn<br />
onder deezen ook die van Dekama en. Hania,<br />
welke zich toen beide buitenlands bevonden. Op<br />
de tyding daarvan naar hun ongelukkig Vaderland<br />
zynde te rugge gekeerd, bragten zy hunne<br />
vrienden en bondgenooten, zo ras mogelyk, in<br />
de wapenen, en vielen in Oostergo, daar geene<br />
mindere verwoestingen door hen werden aangerecht,<br />
danze te huis geleeden hadden. Met<br />
dit alles was 'er nog geen hoofdtreften tusfehen<br />
de wederzydfche Legers voorgevallen. Doch<br />
op den achttienden van Oogstmaand deezes jaars<br />
zag
van F R I E S L A N D , 547<br />
zag-men ook dit gebeuren. De wederzydfche ; BEKNQP.'<br />
Legers ontmoetten eikanderen op de M?naldu- , TE HISTO*<br />
KIE.<br />
mer Mieden , tusfehen Marsfum en Dronryp,<br />
cn vielen als Leeuwen op eikanderen aan. Bot . Op de<br />
tinga en Dekama, in dit gevecht handgemeen ( MenaldurnerMie-<br />
geworden, vochten zo lang en met zo veel<br />
den valt<br />
bitterheids tegen eikanderen, datze ten laatlten een veld<br />
afgemat en zwaar gewond ter aarde vielen , en flag voor,<br />
half dood van de hunnen wierden opgenomen. tot nadeel<br />
van de<br />
Van de overige manfchap fneuvelden 'er, naar Vetkoo •<br />
maate van de verwoedheid des gevechts, juist; pers.<br />
niet veele: hun getal zougrooter geworden zyn<br />
zo niet de Vetkoopers, het te zwaar krygende,<br />
de vlugt gekoozen, en 't ilagveld met de eer<br />
der overwinninge aan de Schieringers gelaaten<br />
hadden. De Schieringers, trots op deeze behaalde<br />
zege, lieten daarna de Vetkoopers<br />
geenszins in ruste. Allermeest haddenze het><br />
't Hui»<br />
gelaaden op Feye Heemflra te Dokkum, die<br />
van F.<br />
onder de Vetkoopers zeer veel aanziens had,: Heemflra<br />
en befchuldigd werd, dat hy de Hollanders had wordt gew<br />
in 't land gelokt. Die was genoeg om zyn j plonderii<br />
en ver<br />
huis binnen Dokkum uit te pionderen en te 1<br />
nield.<br />
vernielen. Hy zelf was zo gelukkig dat hy<br />
't met de vlugt ontkwam. Ook wilden de<br />
Schieringers , nu het fpel meester zynde ,<br />
de weinige Hollanders, die nog hier en daar,<br />
in bezettinge lagen, geenszins langer verdraagen,<br />
maar verdreevenze alle.<br />
Midlerwyl werden Bottinga en Dekama j<br />
van hunne bekomen wonden gelukkiglyk ge- e<br />
ineezen; en, even of hec bloed van partydig- 11<br />
Bottinga<br />
en Dekamawor<br />
beid hun op de Menaldumer M;edcn ten eene- ^<br />
den na derj<br />
flag goe<br />
maal ware afgetapt, door de tusfehenfpraak d de Vricn.<br />
Mm % van den.<br />
d
BrKNOP-<br />
TE HISTO-<br />
RIE.<br />
De Klaarkamper<br />
Monniken<br />
lteeken de<br />
Fosvverder<br />
Ketk<br />
in brand.<br />
De Fos.<br />
werders<br />
(laan, uit<br />
weerwraak<br />
,<br />
vier Klaarkamper<br />
Monniken<br />
dood.<br />
De Staaten<br />
des<br />
lands ge<br />
bieden de<br />
vyandlykheden<br />
te<br />
Itaaken.<br />
543 Tegenwoordige Staat<br />
van eenige verftandige en welmeenende vrienden,<br />
zo oprecht en hartelyk met eikanderen<br />
verzoend, datze federt altoos goede vrienden<br />
gebleeven zyn, De menigte, dus geene hoofden<br />
hebbende, hield zich insgelyks ftil; maar<br />
niet de Geestelykheid. De Klaarkampers, die<br />
't in de jongfte onlusten met die van Wes<br />
tergo gehouden , en daarom van de Foswer-<br />
der Monnjken vry wat geleeden hadden ,<br />
zochten hun zulks in deezen tyd betaald te zetten;<br />
toogen onvoorziens derwaards, en leiden<br />
de fchoone Kerk van 't Klooster in de asfche,<br />
even of dat Godshuis eenige fchuld aan de<br />
mishandelingen had, welke hun, waren aangedaan.<br />
De Foswerders , niet gewoon eenig<br />
ontvangen leed ongewrooken te laaten , floegen<br />
weder vier Klaarkampers dood : en dus<br />
ftond het gefchapen , dat deeze Kloosterkryg<br />
eerlang geheel het land in vuur en vlam zou<br />
zetten; gelyk ook ongetwyffeld gebeurd zou<br />
zyn , zo niet de Staaten des lands hier in<br />
voorzien hadden, door het doen uitgaan van<br />
een algemeen gebod , waarby aan beide partyen<br />
bevolen werd alle vyandlykheden te .ftaaken.<br />
Doch daar zulke bevelen meer op de handen<br />
dan op de harten werken, zal men ligtelyk<br />
begrypen, dat met het afleggen der wapenen-,<br />
de gemoederen geenszins bevredigd wierden,<br />
en maar alleen naar gelegenheid bleevcn wachten,<br />
om eikanderen van nieuws op 't lyf te<br />
vallen (*); doch voor dat die hun voorkwam,<br />
was de hitte der drift eenigzins bekoeld.<br />
(*> Schot. Fr. Hist, bi. 218.<br />
Het
MD FRIESLAND. 549<br />
Met volgende geval bragt nier. weinig toe, om BEKNOP<br />
.eene onccnigheid byte leggen, die meer dan• TE HIST»<br />
LUS,<br />
negentig jaaren geduurd had. Zekeren Leke-'<br />
broeder van Foswerd ging na, dat hy een Dienaar<br />
van Hesfel Mokkcma van Dokkum had<br />
doodgefiueeten. Mokkema, te veel adelyk<br />
bloed in zyne aderen hebbende, om niet op<br />
eene bloedige wedervergeldinge bedacht te zyn ,<br />
kreeg dien Lekebroeder eerlang in handen, en<br />
voerde hem naar Dokkum, daar het hem, zo<br />
hy 'er gekomen ware, ongetwyffeld zeer kwalyk<br />
vergaan zou zyn. Gelukkiglyk werd hy De twee.<br />
nog by tyds, door eenige Klaarkömper Lelie Kloosters<br />
verzoenen<br />
broeders, uit de handen van Mokkema gered, zich met<br />
en daardoor zo veel op die van Foswerd geeikandewonnen , dat de twee Kloosters zich, ten jaare ren.<br />
veerdenhonderd achtennegentig , van goeder<br />
harte met eikanderen verzoenden (*).<br />
Hertog Albrecht, hoe langer hoe klaarder Hertog<br />
ziende, dat hy, met zynen voorgaandén krygs-<br />
Albrecht<br />
befluit<br />
togt, den Friezen wel zeer veel nadecls toe- tot eenen<br />
gebragt, maar hen geenszins tot eene volfla- tweeden<br />
gen onderwerping gedwongen had, befloot togt teger»<br />
de Frie<br />
eenen tweeden krygstogc tegen hen te onzen.derneemen<br />
, en wel , naar het voorgeeven<br />
van eenigen, op raad van Feye Heem dra ,<br />
wiens huis onlangs vernield was geworden.<br />
De benden, die van alle kanten tot deezen<br />
togt iamen geroepen werden (t)* kwamen<br />
te Hoorn en te Enkhuizen by eikanderen,<br />
ora<br />
(*) Oudh. en Gert. van Fr. I. D. bl. 383.<br />
(t - ;<br />
Wegens de toebereidfebn tot deezen krygstogt<br />
vindt men veele oorlprongklyke Hukken in 'c Groqjl<br />
ClijUterb. van Friesl, I. D bl. 270 -iSl,<br />
Mm 3.
55° Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOPom<br />
van daar over gefcheept te worden naar<br />
TE HlSTOnu.<br />
friesland. In 't eerst was de Hertoo- van<br />
meeninge om zelf mede over te fteeken; doch<br />
De, Graaf<br />
van Oos- eerlang zag hy van dit voorneemen af, en ftcle<br />
t<br />
e r o n d<br />
tervant [ ®, ^% cr 't bevel van zynen Zoone,<br />
heeft Willem, Graave van Oostervant. Jan, Heer<br />
hec bevel i<br />
van Arkel, Jan, Heer van Brederode, Arnold,<br />
over 'r 1<br />
Leger. Heer van Egmond en Ysfelftein , en veele<br />
andere Hollandfche Edelen verzelden hem oi><br />
cieezen togt. üe Vloot ftond onder Tan van<br />
Hcenvhet en Gerrit van Egmond, als Admiraalen,<br />
cn Willem van den Berge, als Luitenant<br />
Admiraal. De landing gefchiedde op de<br />
hoogte van de Lemmer en Takezyl. Van daar<br />
trok Graaf Willem, aan 't hoofd van 't Legen<br />
door Gaasterland, naar Hindeloopen; waarom-<br />
Vent de Friezen in grooten getale vergaderd<br />
waren om den vyand te fluiten. Doch met hem<br />
^ — XJVJK.U iJUIU<br />
De Frie<br />
flaags geraakt zynde fchootenze te kort en<br />
zenworden op de werden, met verlies van wel driehonderd man,<br />
vlugt ge op de vlugt gedreeven. Hier op ftaken de Hollagen.landers<br />
eenige o nabygelegen ----jb—zuipen Dorpen in brand Drana,<br />
en trokken vervolgens, den dyk langs, naar<br />
Stavoren, werwaards zich zeer veelen met de<br />
vlagt begeeven hadden. De Stad, dus te veel<br />
eerers cn te weinig voorraads in hebbende, kon<br />
Stavoren<br />
gaat aan geene langduurige belegering uitharden. Zy<br />
derf vyand gaf zich ook, na eene verdediging van ruim<br />
over.<br />
twee weeken, aan den vyand by verdrag over<br />
De Friezen, ziende Stavoren in 's Graaven handen,<br />
en, hunne eigene zaaken, door inlandfche<br />
verdeeldheden, te zeer verzwakt,om zich tegen<br />
zyne overmagt ftaande te houden, kwamen aan de<br />
fcand, en verdroegen zich met den Graave. Gerrit
van F R I E S L A N D . 551<br />
rit Kamminga, Heere Hottinga,Feye Heemftra,<br />
Tjerk Waltha, Tjaard Wiarda, Goslik Heslinga<br />
en Tjedmer Hoppers, alle Vetkoopersgezinde<br />
Heeren, troffen den zoen. De wcdcrzydfche Hier op<br />
volgt een<br />
verdragpunten bragten mede: „ Dat de Graaf<br />
verdrag.<br />
„ van 's Vaders wege zWeeren zoude, hun een<br />
5, genadig Meer te zuilen weezen, en oat zy<br />
„ hem daarop als hunnen rechten Heer zou-<br />
„ den ontvangen,huldigen enzweeren,jaarlyks<br />
van ieder huis en hofltede, tot erkentenis<br />
., zyner heerfchappye, betaalende zes fluivers.<br />
„ Dat het hem vry zou ftaan Sloten, Burgten<br />
„ en Steden in het land te timmeren, waar het<br />
hem genoegde. Dat elk, die in hunnen lande<br />
„ gezeten was, zyne goederen vry cn onbej,<br />
fchat zou blyven bezitten, Dat zy tot geeno<br />
„ heirvaart, buiten hunne paaien, verpligt zou-<br />
„ den zyn. Dat geene Schouten, Baljuwcn,<br />
„ Schepenen en andere Amptenaaren, onder hen<br />
„ aangefteld zouden worden, dan van hun eigen<br />
„ landaard; als ook dat zy tolvry zouden mogen<br />
j, vaaren, door alle wateren en ftroomen, den<br />
„ Graave toebehoorende. Dat alle voorgaande<br />
„ misdryven, zo van doodflag als anderszins, ver-<br />
„ bleeven zouden worden aan zynen getrouwen<br />
„ Raad, ende zeven gemelde Heeren; zullende<br />
„ hunne uitfpraak van beide kanten gevolgd, en<br />
„ daarmede alle misdaad vergceven en vergee-<br />
,. ten zyn. Dat zy hun Friesch recht, volgens<br />
raaming van meergemelden Raad en Heeren,<br />
„ zouden gebruiken; mids, zo hun daaraan<br />
„ niet genoegde, de keur hebbende van de<br />
„ Rechten van Westfriesland, Kennelherland<br />
„ of Zuidholland. Dat zy hierop de ftad<br />
Mm 4 „ Sta-<br />
BEKNOP»<br />
TE HlSTO»<br />
RIE.
'55* Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP „ Stavoren en het Klooster van St. Odulf zou-<br />
TS; HISTO<br />
» den openen en hem ontvangen, behoudens<br />
RIÉ.<br />
„ lyf en goed van den Abt, zyn Konvent, en de<br />
„ Poorters van Stavoren met allen die daar<br />
„ binnen zyn. Dat de goede luiden van<br />
„ Oostergo, Westergo en Stavoren, met alle<br />
„ hunne magt daar toe helpen zouden, dat hy<br />
„ alle ingezetenen, die hem niet voor Meer<br />
„ erkennen wilden, tot onderdanigheid brag-<br />
„ te, enz." (j)<br />
139S.<br />
Dit Verdrag, op den eerden van Oogstmaand<br />
Op 't des jaars dertienhonderd achtennegentig getrof<br />
verdrag<br />
volgt fen, werd elf dagen daarna gevolgd van 's<br />
's Graaven Graaven pïegtige huldiginge. De voorwaar<br />
huldiging. den der huldiginge, in dien tusfehentyd beraamd,<br />
behelsden onder anderen: „ dat de Friezen, tot<br />
„ verzoeninge hunner voorgaande hardnekkig-<br />
„ heid, tegen Graave Albrecht en zyne voorzaa-<br />
„ ten betoond, voor de rust der ziele van den<br />
„ voorheen verflagen Graave , en der -gee-<br />
„ nen die met hem gcfneuveld waren, eene<br />
„ Kerk zouden (lichten van twaalf Kanon-<br />
„ niks prebenden en eene Dekanie; elke proeve<br />
„ van vyfeig oude fchilden 's jaars, en voor dc<br />
„ Dekanie eene dubbelde proeve, ter plaatfe<br />
>, daar het den Graave zoude believen, en wel<br />
„ binnen hec jaar, met aanwyzinge van zulke.<br />
» renten, als genoegzaam ter onderhouding<br />
„ van 't eene en andere geoordeeld zou-<br />
„ den worden. Dat boven' dien de Frie^<br />
„ zen een Gasthuis zouden vervaardigen, ter<br />
„ plaatfe daar hec den Graave zoude believen,<br />
., voor-<br />
(|) Groot Charterb. van <strong>Friesland</strong> I. D. bl. «8*<br />
ffr-gej, met Schot. Frieièhe Hist, bl. 215.
van F R I E S L AND. 553<br />
^ voorzien met dertien bedden , en van eene 1<br />
„ of twee vrouwen , die de arme menfehen ^<br />
„ daar binnen ontvangen en havenen kon-<br />
„ den , ieder drie dagen lang. Op zulke<br />
„ voorwaarden vergaf de Graaf den Friezen<br />
9, alle voorgaande wanbedryven van wat aard<br />
die ook waren, met toezegginge van al zulk<br />
„ recht, als by wederzydfche mannen verdraagen<br />
en hun met bezegelde brieven en hand-<br />
5, vesten gegeven ware ( f) ".<br />
Nadat des Graaven huldiging hierop, bin-I<br />
nen Stavoren, door de Prelaaten, Hoveling<br />
gen, Mederechters en gemeene Gemeenten van,<br />
Oostergo en Westergo gefchied was, op den <<br />
veertienden van dezelfde maand , werd 'er !<br />
BEKNOP-<br />
FE HISTO<br />
RIE.<br />
Na 'sGra**<br />
ven huldigingberaamt<br />
men<br />
eenen vasten<br />
voet<br />
op zyne<br />
ook een vaste voet beraamd op des Graaven regeering.<br />
,<br />
regeeringe en rechten in het thans overheerde<br />
<strong>Friesland</strong>, waarvan de handvest verleend is op<br />
den vierentwintigften daaraanvolgende (§).<br />
Doch dit ftuk hier om zyne wydloopigheid niet<br />
konnende melden, zy het genoeg daaromtrent<br />
in 't kort aan te merken , dat veele der daarin<br />
voorkomende wetten waren genomen uit<br />
het oude Friefche Landrecht, terwyl andere<br />
uit de Hollandfche Rechten ontleend fchynen,<br />
en veele over 't geheel een vry groote overeenkomst<br />
hebben, met de rechten die tot nog toe<br />
in <strong>Friesland</strong> gebruikelyk zyn.<br />
XI. HOOFD-<br />
(j) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 282.<br />
($) —, , bl. 285 —»<br />
Mm. $
554 Tegenwoordige Staat<br />
BEUN OP-<br />
TE HISTO-<br />
JUS. • XI. H O O F D D E E L .<br />
Fan de huldiginge van Hertoge Albrecht tot op<br />
de verdryving der Hollandfche bezettinge<br />
uit Stavoren.<br />
j^ljfe die fchikkingen, van welke, op het ein<br />
Graaf de des voorgaandén Hoofddecls,gefproken werd r<br />
Willem<br />
^ waren genoegzaam alleen het werk der Vetkoozendteene<br />
vloot naat ' pers en den Schieringers zeer tegen de borst. Dus<br />
de Lati- begreep Graaf Willem zeer wel, dat zyns Vaders<br />
wers, en regeering over <strong>Friesland</strong> maar zeer wankel<br />
trekt zelf<br />
naar Dok- 'ftond, zo hy 't hierby liet. Hy zond derhal ven<br />
kum. eene vloot naar de Lauwers, om de Friezen<br />
van beide kanten te benaauwen. Zelf toog hy<br />
met een goed deel volks door gansch Oostergo<br />
en Westergo. By 't Klooster Foswerd vond<br />
hy eenige Friezen vergaderd; doch hy verftrooide<br />
Hy ver- ben, en kwam vervolgens te Dokkum. Daar<br />
fterkt ter zynde liet hy de Schans ter Luine verftcrken en<br />
Luinc.<br />
bezetten, op dat daardoor het land van die zyde<br />
in bedwang gehouden mogt worden, even als<br />
van de andere zyde door Stavoren gefchiedde.<br />
Ook zond hy van daar brieven naar alle oorden<br />
van het land, waarby de In-en Opgezetenen ,<br />
met aanbod van zyne gunfte, vermaand werden<br />
, om zich aan de Hollandfche regeering te<br />
onderwerpen. Het gemeene volk, dat altyd<br />
neigt naar nieuwe Heeren, nam, op het voorbeeld<br />
der Vetkoopers, de Hollanders met<br />
diezelfde onbezuisde drift aan , waarmede het<br />
gewoon is in zaaken van foortgclyken aard te<br />
De Schie-<br />
handelen. De Schieringers, nooit zeer Hollandsgezind<br />
geweest zynde, waren ook nu nog zeer<br />
verre
van FRIESLAND. 555<br />
verre van genoegen te neemen in 't geen dooi BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
de Vetkoopers met den Hollandichen Graave ver<br />
RIE.<br />
handeld en beflooten was: zy maakten echter<br />
ringers<br />
van den nood eene deugd, fchoon fommigen de<br />
onderwer<br />
vlugt naar Groningen namen , anderen zich pen zich<br />
hier en daar verborgen hielden, en weder ande uit noodren<br />
, door eigen belang gedreeven, de opgaande<br />
zaa'ciykheid.<br />
Zon aanbaden.<br />
Midlerwyl verzuimde de Graaf van Ooster- De Graaf<br />
vant niet, uit zyns Vaders naam, • alléf wege flelt aller-<br />
Baljuwen, Schouten, Schepenen en Rechters wegeBaljuwen aan te ftellen, die van 's Graaven wege recht<br />
enz. aan.<br />
hadden te doen. En dewyl by de verdragpunten<br />
was vascgeftêld , dat dergelyke Amptenaars<br />
alleen uit de Landzaaten moesten gekooren worden,verkreeg<br />
Tjedmer Hoppers, een der zeven<br />
Friefche Gemagtigden, het Schoutampt van<br />
Stavoren, met vryheid om eenige perfoonen te<br />
benoemen, waaruit de Schepenen, door den<br />
Graaf, Honden verkooren te worden.<br />
Na dit alles verliet Graaf Willem <strong>Friesland</strong>, Hy ver<br />
en ftak over naar Holland, daar hy zynen Vader laatFries te Hoorn ontmoette. Doch kort daarna kreegen land.<br />
zy tydingen uit <strong>Friesland</strong>, die hun beiden zeer De tydin<br />
onaangenaam moesten zyn. Het vuur van bingen van<br />
nenlandfche oneenigheid was daar naamelyk wel daar<br />
zyn zeer<br />
eenigzins gefmoord, maar niet uitgedoofd. By<br />
onaange<br />
'c vertrek der Hollandfche vloot hadden die naam voor<br />
van Achtkarfpelen, reeds twee fchepen, die met den Graa<br />
de ebbe aan den grond geraakt waren, tot op ve en<br />
zynen<br />
het water afgebrand, en dus niet onduidclyk Vader.<br />
getoond, wat men van hun'te wachten had,<br />
zodra zy de handen eenigzins ruim kreegen. Nog<br />
klaarder bleek zulks by het verfchansfèn van<br />
Molkwcjum, in den volgenden Winter, dooide
BEJTNOP<br />
TE HISTO<br />
&IE.<br />
Dezelve<br />
worden<br />
gevolgd<br />
van een<br />
nader<br />
Verdrag.<br />
Dit Ver-<br />
550 Tegenwoordige Staat<br />
de misnoegden' ondernomen, met oogmerk om'<br />
' van daar de Hollandfche bezetting te Stavoren te<br />
vernestelen. Ook fclïeen het als of 'er eerlan^<br />
eene algemeene famcnfpanning tegen de Holland*'<br />
fche llegeering ftond uit te barften. Geweidof<br />
toegeevendheid was derhalven noodig, zo de<br />
Hertog niet zelfs den fchyn van heerfchappy over<br />
<strong>Friesland</strong> verliezen wilde. Hy verkoos het Iaatfte<br />
, en ging met de Friezen een nader verdrag<br />
aan , waarby dezelve, onder anderen : „ onthe-<br />
„ ven werden van alle ftnalle tienden en<br />
„ van allen cyns , huisfchattinge en wat dies<br />
„ meer is, zullende zy , in plaats van den<br />
,, tienden fchoof, alleen den twaalfden aan hem<br />
,-, als Landsheere geeven. De Hertog cn zy-<br />
?, ne erven zouden Heeren zyn der rivieren,<br />
waterlosfingen, zylen, verlaaten en visfcheryen<br />
hieraan kleevende; moetende alle overige van<br />
den Hertoge te leen ontvangen worden;<br />
9, doch die binnen iemands land beflooten waren<br />
vryblyven. Het recht van windmolens, en het<br />
begeeven van openvallende Kerken, als ook<br />
„ de aanwas van alles wat buitendyks uit Zee<br />
„ wierd aangeworpen, behield de Hertog voor<br />
„ zich; doch den Friezen werden tot het ftichten<br />
9, van zulk eene Kerk cn Gasthuis, als by het<br />
„ voorgaande verdrag bepaald was, in plaats van<br />
„ één, vyf jaaren tyds gegund, dewylze door den<br />
.,, oorlog verarmd waren; boven dit alles zou-<br />
„ den de Friezen in hunne bezittingen en 't oe*<br />
„ bruik hunner goederen vry en onbefchat bly-<br />
„ ven enz ( *) "«<br />
Dit ftuk, dat niet zo zeer voor een niéuw<br />
(*) Groot Charterb. van Friesi.. I, D, bl. z$o..<br />
ver-
van F R I E S L A N D . 537<br />
verdrag als wel voor eene nadere verklaaringe van BEKNOP<br />
TE HiSTÖhet<br />
voorgaande te houden is, en diende, zo om<br />
RIE.<br />
der Friezen afkeerigheid van de Hollandfche<br />
drag be<br />
heerfchappye wat te verzachten, als hen tot het weegt de<br />
afleggen der wapenen te beweegen, was voor het Friezen<br />
uiterlyke van zulk eene uitwerkinge, als de Her toe onderwerping.tog<br />
'er van verlangde; hebbende de Baljuwen,<br />
Rechters en gemeene Gemeente van Ooster - en<br />
Westergo, by eenen zoenbrief van den derden<br />
van Bloeimaand des jaars dertienhonderd negenennegentig<br />
verklaard: ,, dat zy den voorfchreeven<br />
„ zoen, landrecht, verklaaring en alle punten<br />
„ daarin begreepen met alle gunde en ootmoedigheid<br />
ontvangen hadden , en den Hertoge<br />
„ goede, getrouwe en gehoorzaame luiden en<br />
„ onderzaaten weezen zouden, en ten allen ty-<br />
„ de doen, wat goede luiden hunnen rechten<br />
„ Landheere fchuldig zyn te doen (*) "<br />
Dit voorbeeld van onderwerpinge werd niet Die van<br />
lang daarna gevolgd door eene menigte LandzaaStellingwerfvolten uit Stellingwerf, en eenige aangrenzende<br />
gen 't<br />
landflreeken, welke by eene Akte van den zesden voorbeel4<br />
der Zomermaand, Hertog Albrecht voor hun der overinen<br />
Landsheer aannamen, met belofte van ge Frie»<br />
zen.<br />
hem als hunnen genadige» Heer niet alleen goede<br />
en getrouwe luiden te zullen weezen, maar<br />
ook zekere jaarlykfche pagt te betaalen , zo<br />
als zulks in de handvesten bedongen, en dien<br />
van Stellingwerf, Oostzeingerland en de Kuinder<br />
gegeeven en bezegeld was* ( § ).<br />
(•) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 292 —<br />
($; In de Akte vindt men genoemd de gemeene<br />
• Buureu<br />
In
55°* Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP<br />
_ In weerwil van alle deeze uiterlyke bewe<br />
TE HISTO<br />
WE. ningen van onderwerpinge aan den Hertog, bleef<br />
een goed deel Friezen zeer verbitterd tegen de<br />
Alle Frie<br />
zen nee-<br />
Hollandfche regeering, en dezeven a&evaardiorfp.<br />
meu in Heeren, die met den Hertoge gehandeld hadden.<br />
deezen<br />
geen genoegen.<br />
Zelfs ontzagenze zich niet hier en daar openlyk<br />
uitteflaan, dat deeze hun, onder fchyn van<br />
eene goede en gefchikte regeeringe, het juk der<br />
llaavernye hadden op den hals gedrongen. De<br />
De Ge-<br />
Amptenaars en Rechters, die federt door den<br />
Hertog waren aangelteld, vermelden dit ongenoegen,<br />
door hft volk trotfelyk te behandelen,<br />
en onder verfcheiden voorwendfels toe het opbrengen<br />
van buitengewoone fchattingen te noodzaaken,<br />
of, in geval van weigeringe, van 't hunne<br />
te berooven. De onderwerping der Stellingwerveren<br />
ftrekte niet weinig ter vermeerderiage<br />
van de ftoutheid deezer Amptenaaren; zodat zy,<br />
befporting by mishandeling voegende , den Friezen<br />
hunne zeden en botheid niet zelden , met<br />
blykbaare minachting, verweeten. De gemeente,<br />
raeente uit dit alles ligtelyk kunnende opmaaken, wat haar<br />
beklaagt<br />
zich over<br />
van de Hollandfche regeering te wachten ftond,<br />
haare be beklaagde zich grootelyks, dat zy minder harts<br />
toonde<br />
lafhartig,<br />
heid.<br />
genaa naücie dan die van Achtkarfpelen, welke,<br />
ondanks alle de Hollandfche dwangmiddelen en<br />
gewel-<br />
Buuren van Oldeholtpade , Nyeholtpade , Wolvega<br />
.Sonnega, Oidetryne, Nyetryne, Spangen, Scherpenzeel,<br />
Munnekebuuren, Oldeleramer, Nyelemmer, Nyeholtwolde,<br />
Oldehokwolde, Idzert, Blesdyk, Peper,ga,<br />
Kuinder en Oosterzeingerland; waaruit blykt dat<br />
men hier door Stellingwerf maar aan een gedeelte van het<br />
tegenwoordige Stellingwerf Westeinde te denken heeft.<br />
Groot Chaiterl>. van Friesl. J, D. bl, 296.
van F R I E S L A N D . 559<br />
geweldenaarven , naar geene voorflagen van onderhandelingen<br />
en gehoorzaamheid hadden willen<br />
luisteren. De Schieringer Edelen, ziende<br />
dat de Vetkoopers met de beste ampten (tryken<br />
gingen , vierden hunnen ingekankerden<br />
haat tegen de Hollandfche regeering hierom<br />
te ruimer bot, en fchilderden niet alleen de verdragpunten<br />
ten haatelykften af, maar lasterden<br />
ook de beraamers en (tellers, als verraadcrs van<br />
's lands Vryheid, cn als pluimltrykers van den<br />
Hertog, wiens gunst by hen hooger dan 't welzyn<br />
van hun Vaderland gerekend wierd, En of<br />
dit nog niet genoeg ware om de gemoederen<br />
des volks tegen den Hertog op te hitfen, voegden<br />
zy 'er by, dat het vermogen van den Hertog<br />
, door zyne voorgaande krygstoerustingen,<br />
te zeer was uitgeput, om met geweld iets tegen<br />
hen te onderneemen; blykende dit aan die<br />
van Groningen en Ommelanden, door welken<br />
des Hertogs aanzoeken geweigerd en zyne bezettingen<br />
reeds verdreeven waren , fchoon zich<br />
de meeste Edelen aan hem onderworpen hadden.<br />
Hier kwam nog by, dat de Bisfchop van Utrecht,<br />
door heimelyk uitgezondenen, dit vuur van<br />
onvergenoegdheid op de Hollandfche regeering<br />
in <strong>Friesland</strong>, zo veel in hem was, liet aanblaazen,<br />
ten einde zyne eigene belangen te beter<br />
(taande te houden.<br />
Door dit alles werd te wege gebragt, dat'<br />
men vooreerst tegen de Hollandfche Baijuwen j<br />
en Amptenaars, die met het invorderen der j<br />
fchattingen bezig waren, zich oproeriglyk begon<br />
te verzetten; en kort daarna tot eenen algemeenen<br />
opftand overfloeg, welke niet minder dan<br />
de<br />
BEKNOT,<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
De Schieringers<br />
fchilderen<br />
de Hoilandfch©<br />
regeering<br />
haatelyk<br />
af.<br />
De Bis;<br />
fehop varj<br />
Utrecht<br />
werkt hier<br />
onder.<br />
Alles<br />
rchikrzich<br />
tot oproerigheid.
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
Men treft<br />
een Terbond<br />
met<br />
die van<br />
Groningen.<br />
De Friezenneemen<br />
Dokkum<br />
in.<br />
Gelyk<br />
ook het<br />
Slot Kam<br />
mingaburg.<br />
De Her-<br />
56*o Tegenwoordige- Slaat<br />
de volkomen afwerping van het Hollandfche'<br />
juk ten doelwit had. Doch dewyl men zyne<br />
eigene krachten te gering tot zo groot een werk<br />
keurde, floot men wysfelyk een verbond met<br />
die van Groningen, en allen die, beoosten de<br />
Lauwers, den Schieringers en der Vrvheid ms.<br />
gedaan waren. Ook werd , ingevolge dit<br />
verbond, op gemeene kosten, eene vloot uitgerust<br />
om den vyand daarmede te benadeelen j<br />
en eigen ftroomen en kusten te beveiligen ;<br />
en daarenboven eene menigte zeefchuimers ,<br />
zich doorgaans in de Oostfriefche havens onthoudende,<br />
in dienst genomen, welke alle omtrent<br />
de Lauwers en Friefche kusten by een<br />
kwamen.<br />
Midlerwyl zag men , van alle kanten, eene<br />
ontzaglyke menigte Huislieden en Burgers, de<br />
wapenen opvatten, onder het beleid van Sytfe<br />
Dekama, Gale Hania en Ode Botnia , die<br />
als waare hoogfehatters der Vryheid gezwooren<br />
hadden , hun leeven voor dezelve te zullen<br />
waagen. Zulke helden aan het hoofd hebbende<br />
, maaktenze eenen aanvaug van den kryg,<br />
met de belegeringe van Dokkum, daar eene Hollandfche<br />
bezetting binnen lag; doch deeze gaf<br />
zich in korten tyd over, en werd, omdatze geenen<br />
tegenfland gebooden had, met eenen vryen<br />
afcogt beloond. Het fterke Slot Kammingaburg,<br />
naby Leeuwarden, dat met eene zwaare bezettinge<br />
voorzien was, lag toen aan de beurt, en<br />
werd met zo veel gewelds beftormd, dat hec<br />
wel dra overweldigd, en een goed deel der Hollandfche<br />
bezetting in ftukken gehouwen wierd.<br />
De Baljuvven en Amptenaars, die niet befluiten<br />
kon-
van FRIESLAND. 56*1<br />
tonden, den Hertoge terftond af ce gaan, werden ]<br />
voor vyanden verklaard en verjaagd, en hunne "<br />
huizen en goederen verbeurd verklaard. De (<br />
meeste zwaarigheid ftak in het bemagtigen van i<br />
Stavoren en eer Luine. Gaarne had men eenen 1<br />
aanval op de eerfte plaats gedaan ; doch in;<br />
aanmerkinge neemende, dat de Graaf van Oos- 1<br />
BEKNOP»<br />
IR HlSTO-<br />
RIE.<br />
toglyke<br />
Amptenaars<br />
wor><br />
den verjaagd.<br />
tervant de Stad zeer vast gemaake, en met<br />
een Kasceel verfterkc had, Waarin eene bezetting<br />
van tweehonderd man gevonden werd,<br />
zag men daar vooreersc van af, en wendde<br />
de wapenen tegen ter Luine , dat, in hec<br />
voorgaande jaar, door de Hollanders verfterkt<br />
en met bezettinge voorzien was, om mees Ter Luine<br />
wordt in?<br />
ter van het Dokkummer Diep te blyven. De ]<br />
genomen.<br />
aanval op deeze vesting gefchiedde mee zo veel'<br />
volks, en mee zulk eene onafgebroken woede,<br />
by nachc zowel als by dag , dat de Bevelhebber,<br />
Jelle Scheng, met raad der zynen, het<br />
Kasteel overgaf, behoudens lyf en goed. -<br />
Stavoren nu de eenige plaats van belang ; De Fria.<br />
zen flaan<br />
zynde daar de Hertog eenen vasten voet had,<br />
[ zich neder<br />
l<br />
floegen de Friezen, verzeld van een goed deel te Mol-<br />
Zeefchüimers, die zich by 't Leger gevoegd had • kweeruin,<br />
den, zich neder te Molkweerum, en wierpen'er<br />
eenige vestingwerken op , dieze mee eene<br />
fterke bezettinge voorzagen, om dus die van<br />
.Stavoren te benaauwen. Behalven deeze fterkte<br />
werden ook nog elders eenige van minder<br />
belang opgeworpen, doch genoegzaam omdaar-<br />
• uit menige uitvallen te doen tot aan de vesten<br />
-der Stad toe.<br />
Het gerucht hiervan was niet zodra ter ooren De Hertog<br />
zendt<br />
van den Hertog gekomen, of hy zond een aam een Leger<br />
zienlyk Leger naar <strong>Friesland</strong>, onder het gelei-'<br />
naar Fries»<br />
Nn dt • land.
5Ó2 Tegenwoordigs Staat<br />
BEKNOP de van Graave Willem van Oostervant en Jan,<br />
TE HISTOverkooren<br />
Bisfchop van Luik,zyne Zoonen,en<br />
RIE.<br />
andere Edelen van het eerfte aanzien. Het Le<br />
Hetzelve ger te Amfterdam gefcheept zynde, op deneer-<br />
landt te<br />
ften van Bloeimaand des jaars dertienhonderd ne<br />
Stavoren.<br />
genennegentig, landde te Stavoren, en vertrok<br />
1399van<br />
daar weder, na zes weeken vertoevens, voorby<br />
Workum en Harlingen, tot op de hoogte van<br />
Sixbierum. Hier Hapten de benden aan land,<br />
Loopt ge en zetten van daar den togt voort naarHolwerd.<br />
vaar vr.n Onderweg zouden zy door eene menigte Friezen,<br />
overvallen<br />
te wor en wel by nacht, zyn overvallen geworden, zo<br />
den. niet Gerrit Kamminga, die 't met den Hertog<br />
hield, door aangeftoken vuuren en andere tekens,<br />
het Hollandfche Leger gewaarfchuwd, en<br />
aan het zelve dus gelegenheid gegeeven had,<br />
om zich in fiagorde te ftellen, en den Friezen<br />
zulk eenen tegenftand te bieden, dat dezelve met<br />
bebloede koppen te rugge keerden.<br />
De Graaf Na deezen aanval der Friezen verydeld te heb<br />
van Oosben trok de Graaf van Oostervant met het<br />
tervant<br />
vertoeft Leger naar Dokkum; nam de Stad in, en voor-<br />
wel vyf zagze met eene talryke bezettinge en ge-<br />
weeken noegzaamen voorraad van leeftogt. Hier hield<br />
te ter<br />
zich de Graaf maar twee dagen op; doch te ter<br />
Luine.<br />
Luine, daar hy zich toen naar toe begaf, en<br />
welke fterkte waarfchynlyk door de Friezen<br />
verlaaten was, bleef hy wel vyf weeken liggen.<br />
In dien tusfehentyd gaven zich veele dorpen<br />
aan den Graave over, met belofte van gehoorzaamheid<br />
en trouwe, terwyl andere, die hiertoe<br />
niet befluiten konden, wierden uitgeplonderd<br />
en plat gebrand.<br />
Hy be. De Graaf dus <strong>Friesland</strong>, zo hy meende, genoeg-
I<br />
van<br />
F R I E S L A N D . 563<br />
tioegzaam bedwongen hebbende, begaf zich van BEKNOP<br />
TE HlSTOJ!<br />
ter Luine, op den negenentwintigftcn van Zo<br />
RIE.<br />
mermaand, naar Stavoren , en vervolgens met<br />
geeft zich?<br />
w
564 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP- tigften van dezelfde maand beval hy die van Sta-<br />
TE HISTO<br />
' voren, zyne meineedige en wederfpannige on-<br />
RIE.<br />
derzaaten in <strong>Friesland</strong> te befchadigen eh te beoorloogen,<br />
waarze konden en mogten, mids<br />
dat zy zulks deeden op hunne eigene kosten,<br />
en hem de Sloten, Landen en Heerlykheden overleverden<br />
, welke daarby door hen veroverd<br />
Hy geeft t zouden worden (*). Verder gaf hy aan Gerrit<br />
de Stad Kamminga, Heere van Kammingaburg, zynen<br />
Leeuwar<br />
byzonderen vriend en voorftander, by een handden<br />
aan<br />
Gerrit vest van den achttienden van Hooimaand, de<br />
Kammin- , Stad Leeuwarden met de dorpen Stiens, Wirdum<br />
*». i enFerwerd , zo groot, lang en wyd als de Parochiën<br />
binnen deeze ftad en dorpen zich fi rekten,<br />
met alle heerlykheden hooge en laage, met de<br />
giften der Kerken, met wind en molen, tienden,<br />
visfcheryen, breuken, boeten, vervallen en toebehooren,<br />
uitgezonderd den klokflag en dienst zv<br />
ner mannen binnen de ftad en de dorpen, blyvende<br />
die verpligt hem ren allen tyde, in <strong>Friesland</strong><br />
, op zyn gebod te volgen , en geene<br />
beden of fchattingen, wanneer die ingewilligd<br />
mogten worden, te wederftaan, enz (§).<br />
De'<br />
(*) Groot Charterb. van Friesl. I. D bl. 298.<br />
C5) Die lust heeft deeze handvest in haar geheel te<br />
zien, kan te recht raaken by Winfem. Kron. van Friesl<br />
bl. 220. Groot Charterb. van Fr. I. D. bl. 207. Idfinga<br />
Staatsr. der Vereenigde Nederl. II. D bi.
van<br />
F R I E S L A N D . 565<br />
T v i _n J:„.U„:4 Ij-zM-rn-nrirlinlipiff der<br />
1J6 onDeiienui^uciu cu K WLuvn^— —<br />
BEKNOP-<br />
Ta HISTO-<br />
r^rrpprinp-e hier te lande heeft men<br />
zeer waarfchynlyk voorde reden te; houden, dat Kammin<br />
Kamminga en zyne erven de rechten, hun uit ga en zyne<br />
deeze beleeninge gefchapen, in hunne volle Erven<br />
hebben 't<br />
uitgefixektheid met genooten ueoucu , «-uw« volle ge.<br />
men echter hieruit zal hebben af te leiden, dat not niet<br />
de Kamminga's , van tyd tot tyd , 01 zeive v an deeze<br />
Oldermans te Leeuwarden zyn geweest, of de- g ;ifte.<br />
zelve aldaar hebben aangelteld, om uit hunnen<br />
naam in den Raad der Had voor te zitten.<br />
Walraven van Brederode, op den achttien \<br />
Walraven<br />
van Bre<br />
van Herfstmaand door den Hertog aangelteld^ derode<br />
tot Burggraaf van Stavoren, kreeg vyf da-, wordt<br />
gen daarna last , om alle de Friezen aan te ] Burggraaf<br />
van Sta- ,<br />
tasten en te recht te (tellen, die eenige Holland-;<br />
voren.<br />
fche Kooplieden genomen of befchadigd hadden.<br />
En om hem tot het uitvoeren van dien zorgelykenlastte<br />
bereidwilliger te maaken, werd hem,<br />
door eenen brief van den zeventienden van Wynmaand,<br />
uit naam van den Hertog en Graave<br />
Willem van Oostervant, beloofd dat men de<br />
Stad, ingevalle van belegeringe , fpoedig zou<br />
ontzetten (*> Het leed ook niet lang of het De Fiie-<br />
volbrengen deezer belofte wierd noodzaakelyk: zen bele-<br />
1 geren de<br />
want al vroeg in het naastvolgende voorjaar<br />
Stad.<br />
floeren de Friezen, om 't geringe overblyffel<br />
der ,1 1^ 1 _ t-nn Innrlf uit<br />
1<br />
Hollandfche regeeringe geheel ten lande uit<br />
te jaagen , het beleg om Stavoren. Doch Walraven<br />
0<br />
van Brederode wist hen zo* lang op te<br />
houden, dat Hertog Albrecht tyds genoeg had,<br />
om hem meerder magt van krygsvolk toe te zenden.<br />
C*i Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. sci.<br />
Nn 3
$66 Tegenwoordige Siaat<br />
BüKNOP-.<br />
den. Arnold van Egmond, Heer van Ysfelltein,<br />
TE HISTO- 3- kwam hem met eenig volk te hulpe. Dus oor<br />
JUE.<br />
deelden de Friezen het voor dien tyd raadzaamst<br />
Zy bree-<br />
• het beleg der Stad op te breeken , en de<br />
ken 'c<br />
beleg wee.<br />
Schans te Molkweerum, die nog in hunne hander<br />
op, , den was, met eene llerke bezetting te voorzien.<br />
en ver.<br />
: Dit fchrikte evenwel Brederode niet af, om, eeni-<br />
Merken de<br />
Schans te :| gen tyd daarna, aan 't hoofd der Staverfche be.<br />
Mplkwee- zettinge, daarop eenen aanflag te waagen. De<br />
ïum. Schans werd met groote dapperheid beftormd,<br />
en met geene mindere kloekmoedigheid verdedigd.<br />
Dus werd 'er aan beide kanten vry wat bloeds<br />
vergooten. Brederode zelf werd zwaar gewond,<br />
en door de Friezen gevangen genomen; doch<br />
door te flappe wacht ontfnapte hy eerlang uit<br />
hunne handen, en kwam weder binnen Stavoren.<br />
De Her. Hertog Albrecht, het ontzet van Stavo<br />
tog maakt ren met zeer veel blydfchap vernomen heb<br />
op nieuws<br />
toerustinbende, oordeelde het hier by niet te moegentoteeten<br />
laaten, maar den oorlog tegen de Frie^<br />
rienoor zen verder te vervolgen, om hen eindelyk<br />
log tegen<br />
de Fik*<br />
eens volkomen aan zyne heerfchappy te onder<br />
zèD. werpen. Hy gaf ten dien einde niet alleen lastïirïfM?pn<br />
nïr nm r\r\ An TTi-jc^f-» V
van<br />
F R I E S L A N D . 567<br />
naar <strong>Friesland</strong> over te fteeken ( * ). Het fchynt BEKNOPrsHISTOdas<br />
den Hertoge wel ter deege ernst geweest<br />
ME;<br />
te zyn, om den kryg te hervatten; en nogthans<br />
Doch van<br />
is 'er niets van gekomen, waartoe meer dan kezen<br />
•eene reden aanleiding kan gegeeven hebben. jorlog<br />
De Hollanders en Zeeuwen gevoelden nog de corat<br />
ïiecs.<br />
nafmerc der voorgaande vruchtelooze krygstog-<br />
•— _~ 4.',:Jol,,lr nm rr'.n'h mar PPTIP<br />
ten te duidelyK, om zien met eeue nieuwe nieuwe uit- uitrusting<br />
te bezwaaren, tegen een volk, dat liever<br />
alles dan zyne vryheid verliezen wilde. Ook<br />
wistenze maar al te wel, dat de llertoglyke<br />
fchatkist te zeer was uitgeput, om veel tot<br />
de kosten van dien togt te kunnen draagen.<br />
Daarenboven was hun niet onbekend , dat<br />
de Schieringers, federt het Iaatfte vertrek van<br />
Graave Willem uit <strong>Friesland</strong>, zodanig de<br />
overhand hadden, dat men daar geene of<br />
althans maar geringe onderfteuning te wachten<br />
had. Gerrit Kamminga en meer andere Vetkoopers<br />
van het eerfte aanzien waren naamelyk<br />
ten lande uit ge weeken, en hadden zich,<br />
tot een getal van omtrent vyftig perfoonen,<br />
onder de befcherminge van den Hertog begeeven,<br />
na daar toe de noodige vrygeleibrieven van<br />
hem ontvangen te hebben. Eenigen tyd daarna<br />
werden zy door den Hertog met zekere<br />
jaarlykfche wedden befchonken, zo lang zy<br />
hun vaderland zouden moeten ruimen (§).<br />
Kon<br />
(*) Groot Chaiterb. van Friesl. I. D. bl. 309 —<br />
3 1<br />
317-<br />
b l<br />
Nn 4
Bp.KNOP.<br />
TE HlSTO<br />
RIE.<br />
De Her.<br />
tog kwelt<br />
ondettusfchen<br />
de<br />
Friezen<br />
ter Zee.<br />
Hy gaat<br />
een<br />
Verdrag<br />
met hun<br />
fan.<br />
5^8 Tegenwoordige Staaf<br />
Kon ce Hertog, om dergelyke redenen, den<br />
Friezen geinen nieuwen oorlog aandoen , hy<br />
kwelde hen echter ter Zee, zo veel hem eenia--<br />
zins mogelyk was, door van tyd tot tyd nieuwe<br />
lastbrieven tegen hen uit te geeven. Die van Oostergo<br />
en westergo, welke daar by het meest te<br />
lyden hadden , namen deswege hunne toevlugt<br />
tot Hendrik den IV, Koning van Engeland, en<br />
verzochten hem, by eenen brief van den negentienden<br />
van Bloeimaand des volgenden jaars, dat<br />
de Stadvoogd van Kalaïs (welke ftad toen in<br />
handen der Engelfchen was) gelast moge worden<br />
, aan zulke Zeefchuimers, die openbaare<br />
Vyanden van God en alle goede Koopluiden<br />
Waren , geene befcherming in die haven te<br />
verkenen ( f ). Ook flooten zy, zegt men, ten<br />
zelfden tyde, een verbond van vrede met de<br />
Engelfchen, welken zy zelve te vooren, op Zee,<br />
nierkelyke fchade veroorzaakt hadden ( *).<br />
Als men by dit alles den Arkeifchen oorlog<br />
voegt, welke nu reeds in de geboorte was, er»<br />
eerlang met veel ge weids uitbrak, doch buiten<br />
ons beftek loopt, zal men ligtelyk begrypen, waarom<br />
de J lertog de Friezen voor het overige in rus-?<br />
te liet, en eerlang een beftand voor zes jaarert<br />
met hun floot, na echter alvoorens zich vry<br />
wat moeite gegeeven te hebben, om Stavoren?<br />
zodanig te verfterken, dat hy altoos eenen vasten<br />
voet en veilige haven in <strong>Friesland</strong> mogt<br />
hebben, Dan ook hiervan fchynt, om meer dan<br />
eene<br />
ff) Groot Charterb van Friesl. I, D. bl. -320. Idfi<br />
ftaatsr- der Vereenigde Nederl. II. D. bl. 40."<br />
(*.) Vaderl. Hist. Hl. D, bl. 343.
van F R I E S L A N D . 56?<br />
eene reden, niet veel gekomen te zyn, Uit den<br />
Verdragbrief van het beftand, die reeds op den<br />
eerften van Wynmaand des jaars veerdenhonderd<br />
en één binnen Bolswerd getekend ïs, blykt althans,<br />
dat de Hertog toen nog niet begonnen was met<br />
het bouwen der twee voorgenomen Kasteelen ,<br />
en zulks uit krachte van dit verdrag in 'c<br />
vervolg niet mogt doen. De voorwaarden,<br />
waarop de Prelaaten, Raadsluiden, Grietmans,<br />
BEKNOP»<br />
TE HISTO<br />
ME.<br />
1401.<br />
Mederechters en gemeene Gemeente van Ooster-en<br />
Westergo, verklaarden den Hertoge Voorwaarden:<br />
eenen goeden, vasten en geftadigen vrede ge van hec<br />
geeven te hebben , behelsden hoofdzaakelyk: zelve.<br />
Dat de Hertog de Stad Stavoren zou behou-<br />
" den, beheeren en betimmeren naar zyn belie-<br />
' ven, mids dat niemand der partyen hetKloos-<br />
" ter noeh de Werf vanSt.Odulf, aldaar, ge-<br />
*' duurende den tyd van deezen vrede, zou mogen<br />
*, betimmeren of bevestigen. Dat de Poorters<br />
9<br />
\ van Stavoren al zulke Brieven en handvesten<br />
zouden gebruiken, als zy hadden in den jaare<br />
zesennegentig jongstleedcn, en nog tegen-<br />
, woordig bezaten. Dat die van Terfchellins;,<br />
" Ameland, Grind en de verdere Friefche Eilanden,<br />
mede in deezen zoen begreepen zou-<br />
' den zyn. Dat des Hertogs onderzaaten op<br />
11 geene andere plaatfen in <strong>Friesland</strong> dan Harig,<br />
" HarHngen en Holwerd, en de Friezen daaren-<br />
*' teo-en op geene andere in des Hertogs landen ,<br />
11 dan Amfterdam, Hoorn en Enkhuizen zouden<br />
*^ mogen vaaren. Dat die van Stavoren toivry<br />
door gansch <strong>Friesland</strong> zouden mogen vaaren<br />
en keeren, gelyk ook de Friezen binnen<br />
Z Stavoren, zo op marktdagen als anderszins,<br />
Nn 5 » °m
BEKNOP<br />
TE HISTO-<br />
RIK.<br />
5?o Tegenwoordige Staat<br />
„ om daar hunnen koophandel te dryven, als me-<br />
„ de de Vecht op door Muiden, wanneer het<br />
hun genoegde. Dat alle ongevallen van goed-<br />
„ fchade, wondinge of doodflag, ter plaatfe<br />
„ der gebeurtenisfe en naar derzelver gewoon-<br />
„ te, berecht zouden worden. Dat een ieder,<br />
„ wie hy ook ware, zyne goederen vry zou be-<br />
„ zitten. Dat allen, die uit <strong>Friesland</strong> gewee-<br />
„ ken waren, of Stavoren hadden moéten rui-<br />
,, men, vry en onverhinderd zouden mogen te<br />
,, rugge keeren, en hunne goederen van hui-<br />
,, zen, erven en wat des meer is, al warenze<br />
„ ook verkocht of weggegeeven, vryelyk als<br />
,, eertyds gebruiken ; wordende hun. wegens<br />
„ zulke huizen en erven, die afgebroken of<br />
„ vergraaven waren, alleen het recht gelaaten<br />
„ om dezelve aan te tasten, zo als zy dezelve<br />
i,, vinden zouden. Dat zo iemand van 's Her-<br />
,, togs onderzaaten in <strong>Friesland</strong>, of iemand der<br />
Friezen in Holland, door nood of fchipbreuk<br />
•„ kwame te landen, het denzelven vry zoude<br />
„ ftaan, behoudenslyf en goed, zyne goede-<br />
„ ren te bergen, te havenen en van daar te<br />
„ voeren. En eindelyk dat deeze vrede zou<br />
„ ingaan met St. Gal eerstkomende èn zes<br />
jaaren daarna duuren, zich uitftrekkende en<br />
„ ftand grypende te water en te lande, over Ste-<br />
„ den en Dorpen van beide zyden, óveral waar<br />
„ 's Hertogen onderzaaten en Friezen, of bei-<br />
„ der Bondgenooten, eikanderen mogten ont-<br />
„ moeten " ( * ~)<br />
Kort<br />
(*) Groot Charterb. van <strong>Friesland</strong>.- f. D. bl. 357,<br />
388.
van FRIESLAND. 571<br />
Kort na "t fluiten van dit verdrag kwamen<br />
de uitgeweeken Friezen, en daaronder ook Gerrit<br />
Kamminga en Rienk Bokkema, in hun Vaderland<br />
te rug, om bezit van hunne floten en<br />
goederen te neemen, in zo verre die door de<br />
Schieringers niet waren vernield geworden. Rienk •<br />
Bokkema, voor zyn uitwyken,even als zyn Vader,<br />
Heerfchap teSneek geweest zynde, was de ;<br />
BEKNOP»<br />
TE HisTCti<br />
BIB.<br />
De uitgeweeken<br />
Friezen<br />
komen<br />
weder in<br />
het land.<br />
Zoon van Bokke Doedinga, en gehuwd met<br />
Bot, eene Dogter van Fekke Sikkinga van Korte • Iee»<br />
Dongjum. Met den Koning van Engeland Jrad<br />
vensbefchryving<br />
hy tegen de Turken geoorloogd, en was, ter vanRienfc<br />
belooninge van zyne dapperheid , door denzel Bokkerna;<br />
ven Ridder geflagen. Na den dood zyner huisvrouwe<br />
, reeds in den jaare zesentachtig overleeden<br />
, reisde hy , in Sprokkelmaand van 'c<br />
volgende jaar, in bedevaart naar Jerufalem,<br />
en kwam, in Wintermaand daar aanvolgende,<br />
in <strong>Friesland</strong> te rugge. Ten jaare dertienhonderd<br />
en negentig reisde hy met Her*<br />
tog Willem van Gelder naar Lithauwen om den<br />
afvalligen Vorst van dat gewest, met naame Wirald,<br />
ten behoeve der Duitfche Ridderen in Pruisfen,<br />
te helpen beoorloogen, en vond, by de<br />
verovering van 'cSlot Gaarde, eenMariënbeeld,<br />
daaraan eertyds door Witald vereerd, welk hy,<br />
by zyne terugkomfle, plaatfle in de St- Antonisof<br />
Kruisbroeders Kerk binnen Sneek. Hertog<br />
Albrecht maakte hem, ten jaare dertienhonderd<br />
achtennegentig, Baljuw van Wagenbruggerdeel<br />
(nu Wymbritzeradeel) Gaasterlanden Doniawer.<br />
flal; doch deeze waardigheid verloor hy weder<br />
by den opfland der Friezen, die hem en andere<br />
Hollandsge zinden noodzaakten het land te ruimen »<br />
gn, in den jaare dertienhonderd negen ea negentig»
BEKNOP<br />
TE HISTO.<br />
RIE.<br />
Het ge«<br />
flagt van<br />
Harinxma<br />
verkrygt<br />
de heerfchappy<br />
te Sneek.<br />
R. Bok-<br />
'keroa is<br />
de Stichter<br />
van<br />
het KloosterThabor.<br />
57 a<br />
Tegenwoordige Staat<br />
tig, zyn huis, met naame Rodenburg, ftaande<br />
in de Burgftraat te Sneek, vernielden. Met den<br />
beginne van het beftand kwam hy weder te Stavoren,<br />
en werd, na 'er zich bykans een jaar<br />
opgehouden te hebben, door de Sneekers van<br />
daar gehaald, en met algemeene blydfcbip verwelkomd,<br />
op Lichtmisdag van den jaare'veertienhonderd<br />
en twee. Nog ten zelfden jaare gaf<br />
hy zyne Dogter Bis ter vrouwe aan Agge Harinxma,<br />
Zoon van Haring Harinxma van Heeg,<br />
die. door dit huweiyk aan de Heerfchappy van<br />
Sneek kwam, enze in zyn geflagte overbragt, na<br />
dat Heer Rienk in 't Klooster was gegaan,<br />
om 't overige van zyne dagen, afgezonderd van<br />
't gewoel der wereld, aan eene ftille godsdienftigheid<br />
toe te wyden. Agge won by haar, in<br />
den jaare veertienhonderd en drie, eenen zoon ,<br />
met naame Bokke Harinxma, uit wien die van<br />
Harinxma van Sneek alle gefprooten zyn, en<br />
eene Dogter, met naame Hylk, uitgetrouwd<br />
aan Gerrold Heerema te Tzum.<br />
Rienk Bokkema ging, als we even zagen ,<br />
niet alleen in 't Klooster, maar is ook de<br />
Stichter van dat van Thabor, welk geftaan<br />
heeft in het Ysbrechtumer Hemrik , ten<br />
Zuidoosten van het Dorp Tirns, en omtrent<br />
een half uur gaans van Sneek. Hetzelve was<br />
ingericht naar de orde der Reguliere Kanonnikken<br />
te Windesheim by Deventer , waar<br />
voor hy, om den lof van derzelver deugd en<br />
Jiefddaadigheid , eene byzondere hoogachting<br />
had. Zich derwaards, in den jaare veertienhonderd<br />
en zes , begeeven hebbende , droeg<br />
hy zyne omtrent Sneek gelegen landeryen ,<br />
be*
van FRIESLAND. #3<br />
benevens nog eenige andere, op aan 't Kapittel<br />
van gemelde plaats, ten einde daaruit een<br />
*7-i 1 r<br />
BEKNOI»'<br />
TE HISTO<br />
van gemelde plaats, ten einde daaruit een<br />
RIE.<br />
Klooster te bouwen. Zyn 7 aanbod L _ J werd J gereedelyk<br />
aangenomen, en daar toe als eene<br />
bekwaame plaats uitgekoozen het Slot van<br />
Rienk Bokkema , met nog eenige andere<br />
huizen, bekend by den naam van Abort, waar<br />
van de Bisfchop , by de wyding van het<br />
Klooster , door letterverzettinge , Thabor<br />
maakte. Ook werd 'er zorg gedraagen , dat<br />
het aan geene genoegzaame inkomften , zo tot<br />
het bouwen der wooningen, als tot het onderhoud<br />
der Kloosterlingen noodig, mogt ontbreeken.<br />
Na dat alles voltrokken was werd<br />
Bokkema, op zyn fterk aanhouden , door den<br />
Prior van Windesheim in de orde aangenomen,<br />
met het ordekleed omhangen , en zo naar Hy wordt<br />
Thabor gezonden , daar hy van het jaar veer ook zelf<br />
tienhonderd en tien tot zevenendertig heeft ge met het<br />
ordekleed<br />
leefd. Priester heeft hy niet konnen woromhanden, omdat hy veel bloeds in den oorlog vergen.gooten had; maar het gewaad daarvan werd<br />
door hem tot zynen dood toe gedraagen<br />
JDus de voornaamfte verrichtingen van den De Frie*<br />
vermaarden en Godvruchtigen Staats - en zen leggen<br />
zich<br />
Krygsman Rienk Bokkema in eene onafgebro<br />
toe op het<br />
ken orde verhaald, en daar door met een aan- herftellen<br />
geweezen hebbende, van hoe veel aanziens het hunner<br />
Adelyk geflagt van Harinxma van I leeg voor<br />
zaaken.<br />
maals in <strong>Friesland</strong> geweest zy; keeren wy nu<br />
to:<br />
fiï Schot. Fr. Hist. bl. 228, 829. Oudh, en Geii<br />
van Fries!. II. D. bl. 91 — 04.
574- Tegenwoordige Staat<br />
BBKNOP» tot eene algemeene befpiegeling van <strong>Friesland</strong>*<br />
TE HISTO<br />
RIE. ' gebeurtenisfen te rugge. Daartoe heeft men<br />
inzonderheid te brengen, dat de Friezen nu,<br />
door het beftand met Holland, tot ruste ge.<br />
komen, zich grootelyks beyverden, om hunne<br />
zaaken te herftellen, en, zo door hec in orde<br />
brengen der wacerlosfingen, zylen en dyken,<br />
als het beraamen van eenen vasten voet op het<br />
wereldlyk en kerkelyk beftier , een nieuw<br />
leeven aan de kwynende Maatfchappy der<br />
Ten dien Landzaaten by te zetten. Met dat uitzigc<br />
einde<br />
flooten de Prelaaten , Mederechters , Griet<br />
worden<br />
verfcheimannen , Geestelyke Rechters en Vroedfchap<br />
dendin- der Vyf Deelen en der ftad Franeker, ten jaare<br />
genvast veertienhonderd en twee, zekere punten van<br />
gefteld. vereeniginge , ter vermydinge van kwaad en<br />
1402.<br />
ter beveiliginge van de markc der gemelde<br />
Stad en Deelen. Ook troffen de Grietenyen<br />
Baarderadeel en Hennaarderadeel met de vier<br />
Adelyke huizen van Wybranda, Briochtinga ,<br />
Adinga en Bottinga, ten zelfden jaare , een<br />
verdrag wegens het onderhouden der Zylroede<br />
tót de Oude en Nieuwe Zyl in den dyk van<br />
Exmorra (§). Vier jaaren laater werden<br />
ook de zogenaamde Bolswerder Dekenye Statuten<br />
vastgefteld , volgens welke de Dekens<br />
van fommige Kerken in Westergo hunne<br />
Gemeenten te berechten , en de ingezetenen<br />
zich in 't Kerkelyke te gedraagen hadden. In<br />
Wymbritferadeel werden, ten zelfden jaare ,<br />
by de Prelaaten en hoofden der Geestelykheid<br />
aldaar, insgelyks eenige punten van wetten en<br />
(§) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl, 335,<br />
rechten
van FRIESLAND. 575<br />
rechten beraamd, dienende ter befcherminge BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
van onfchuldigen en ten voordeele van de ge-<br />
RIE.<br />
heele Gemeente van dat Deel, beneffens eenige<br />
voorfchriften van Èeden, welke de Rechters<br />
moesten doen, tot handhaaving van recht en<br />
billykheid (f).<br />
De rust en bloei, door deeze en foortgelyke De rust en<br />
wetten en inftellingen te wege gebragt, was bloei, hier<br />
door te<br />
van korten duur. 't Gezag der Overhe<br />
wege geden<br />
was te eng beperkt , en de onderlinge bragt, is<br />
verdeeldheid der Edelen te groot, om deeze van kor<br />
aangenaame kalmte lang en met voordeel te ten duur.<br />
genieten. Tot eeuwige fchande der Geestelyken<br />
van dien tyd ftrekt, dat zy doorgaans de<br />
eerden waren, door wien 't vuur der onderlinge<br />
verdeeldheid wierd aangeblaazen. De<br />
Kloosters , toen nog te zeer vervuld met<br />
Konverfen, of ledige en vuile buiken , lagen<br />
doorgaans met eikanderen overhoop , en maakten<br />
wederom nieuwe verbonden met de<br />
Heerfchappen, om hunne vyanden te verderven;<br />
volbrengende dus het zeggen van Worp<br />
van Thabor, Prior des Kloosters van deezen<br />
naame : „ dat de Duivel altyd zyne wooning in<br />
„ de Kap der Monniken gehad heefc". Het<br />
beste was', datze zich vereenigden , wanneer<br />
'er eenige uitheemfchc ge vaaren te duchten<br />
ftonden. Ondertusfchen zoudenze daarvoor<br />
minder hebben bloot gelegen, zoze zich den<br />
vrede wel hadden weeten te nutte te maaken.<br />
Dan dit fcheelde zo veel, dat de vrede ,wegens<br />
onder-<br />
Ct) Groot Charterb. van Friesl. 1. D. bl. 341 —<br />
350.
BEKNOP<br />
TE HlSTO-<br />
RIE.<br />
Hertog<br />
Albrecht<br />
overlydc<br />
in den<br />
Haag.<br />
1404.<br />
Sfb* Tegenwoordige Staat<br />
onderlinge verdeeldheid, geacht wordt meetf<br />
bloeds gekost te hebben, dan de kryg met<br />
buitenlandfche vyanden (§).<br />
Hertog Albrecht de Friezen, federt het getroffen<br />
beftand, in rust gelaaten, althans niet<br />
openlyk aangetast hebbende, fchoon het hem<br />
daar toe minder aan lust dan vermogen ontbrak<br />
(f), overleed, in den Haage , op den<br />
twaalfden van Wintermaand, des jaars veertienhonderd<br />
en vier, zonder in dapperheid of<br />
kloekheid van verftand uitgemunt te hebben:<br />
want zelfs den Friefchen oorlog zou hy nooit<br />
ondernomen hebben, zo niet zyn Zoon Willem<br />
beleids en moeds genoeg gehad hadde<br />
om daarvan het beftier op zich te neemen. En<br />
wat won hy 'er ook veel mede? De Friezen<br />
moesten zich voor korten tyd onderwerpen ;<br />
maar hun Overwinnaar vond zich door deeze<br />
ondernecming met zo veel fchulden bezwaard,<br />
dat hy overal, daar hem het gebieden voegde,<br />
verpligt was te gehoorzaamen. De overwonnenen<br />
herftelden zich vervolgens van hunne ne^<br />
derlaag, door het verjaagen der vyandelyke bezetting,<br />
maar het verlies van den Overwinnaar<br />
was onherftelbaar, en na zynen dood werd zyn<br />
boedel, door zyne Weduw , met den voet<br />
geftooten (•> W ü k m<br />
(§) Schot. Friefche Hist. bl. 229.<br />
(t) De poogingen, door hem aangewend , om<br />
Stavoren te verfterken, beneffens andere trekken van<br />
zyne verbitteringe tegen de Friezen, laaten niet toe<br />
daaraan eenigzins te nvyffelen. Het eene en 't andere<br />
blykt klaarlyk uit verfcheiden üukken daartoe betrekke,<br />
lyk. Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 329, enz.<br />
C*) S. Styl Opk. en Bloei der Vereenigde Nederl.<br />
tweede druk. bl. 59. Cerifier Tabl. de f Hist. Gener.<br />
Tom. II. p. 50.
mn F R I E S L A IN^D. 577<br />
Willem van Oostervant, na zyn Vaders<br />
dood,aan 'tGraaflyk bewind over Holland gekomen<br />
zynde, vergunde den Friezen wel op nieuw<br />
BEKNOP<br />
TE HUT»..<br />
eene verlenging van vrede of beftand, doch Willem<br />
maar voor eenen zeer korten. tyd. Hy was van<br />
Ooster<br />
naamelyk van voorneemen, om hen wederom vant volgt<br />
te beoorloogen, zo dra zyne omllandigheden hem op,<br />
zulks maar eenigzins gedoogen zouden. Duide- en heeft<br />
voor de<br />
lyk valt dit onder anderen daaruit op te maa<br />
Friezen<br />
ken, dat hy, reeds in Grasmaand des jaars veer op niemv<br />
tienhonderd en vyf, aan die van Terfchelling te beo>E-<br />
coeflond ledig en onbefchadigd te zitten en onloogen.geftoord te biyven van zyne Stavorfche Kapi- 1405.<br />
teinen, ter tyd toe dat hy zyne ongehoorzaame<br />
luiden , de Oostfriezen , met Gods hulpe,<br />
bedwongen zou hebben ; dat hy , in Wynmaand<br />
daaraan volgende, byna gelyke vryheden<br />
verleende aan die van Ameland , met welken<br />
hy nu als met een vry en onafhangklyk<br />
volk kon handelen , omdat de Friezen, kort<br />
te vooren, de Heerlykheid Ameland verklaard<br />
hadden vry en onbelast te zyn van alle rechten<br />
in eenige deelen van Oostergo en Westergo C §).<br />
En eindelyk, dat hy, nog in dit zelfde jaar,<br />
verfcheiden Lastbrieven uitgaf, om de Friezen,<br />
die hy zyne Vyanden noemde, te befchadigen,<br />
en in Louwmaand des volgenden jaars,<br />
140S.<br />
aan zyne Bevelhebbers te Stavoren, Medenblik<br />
en Texel beval, om alle fchepen, die 't<br />
Marsdiep inliepen, en hun dienftig waren, aan<br />
te<br />
(§) Deeze vryverklaaring van Ameland was gefchied<br />
op den 29 van Oogstmaand deszelfden jaars in eërié<br />
Staatsvergadering van Recht en Raaden der Landen,<br />
Steden en Deelen van Oostergo en Wast;rgo, gehouden<br />
ie Hanwerd. Groot Charterb. vau Fr. 1. D. bl. 351.<br />
Oo<br />
RIE.
BB!? HOP<br />
TE HISTO<br />
RIE.<br />
Vooreerst<br />
heeft hy<br />
•daartoe<br />
578 Tegenwoordige ISt^di<br />
te haaien, om daar mede de Friezen, zyne<br />
vyanden , te benadeelen (*). Elders had<br />
ondertusfchende Graaf de handen zo vol werks,<br />
dat de Friezen vooreerst ongemoeid bleeven,<br />
en ook het beftand, tusfehen den Graaf en de<br />
echter de Friezen, na eenige onderhandelingen, in Slagc-<br />
handen maand deezes jaars, op nieuw voor eenen kor<br />
elders te ten tyd, verlengd wierd. By dit beftand was<br />
vol; ook<br />
onder anderen bepaald, dat men , geduurende<br />
vernieuwt<br />
hy *t Be hetzelve, op eene dagvaart, die te Amfterdam<br />
ftand. ftond gehouden te worden, nader over eenen<br />
vasten vrede zoude handelen; ook verklaarden<br />
die van Oostergo en Westergo, by de artikelen<br />
daarvan, den Graaf te willen houden voor<br />
hunnen rechten Heere, op alzulke voorwaarden<br />
als by de afgezondenen tot gemelde dagvaart,<br />
tot wederzydsch genoegen, beraamd zouden worden<br />
Q §). Eene verklaaring waaruit blykt,<br />
dat de Friezen, zoze op dien tyd al niet genegen<br />
waren om den Hollandfchen Graaf voor<br />
hunnen Heer te erkennen, althans toonden geene<br />
begeerte tot eenen nieuwen oorlog te hebben.<br />
Het Hui- Schoon 'er ten dien tyde van het fluiten -van<br />
ten van<br />
eenen vas-eenen<br />
vasten vrede, tusfehen de Friezen en<br />
. ten vrede den Graaf, om redenen my onbekend, niets ge<br />
heeft geekomen is, gaf echter de Graaf van dit beftand<br />
nenvoort in zulke bewoordingen kennis aan fommige Omgang.melander<br />
en Oostfriefche Edelen , met verzoek<br />
van hetzelve insgelyks te willen aanneemen, dat<br />
men het fchier voor een volkomen vredeverbond<br />
zou houden. In den brief , ten dien einde<br />
aan hun afgezonden, zegt hy: „ zynen Lan-<br />
,, den<br />
(*) Gr. Charterb. van Friesl. I. D. bi. 350 — 35-3.<br />
(§) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 354—358;
van FRIESLAND. 570<br />
den en Luiden van Oostergo en Westergo<br />
„ eenen goeden en vasten vrede gegeeven te<br />
„ hebben, op zulke raaminge en ordonantie,.<br />
„ als de Afgevaardigden verder daarop zouden<br />
„ Hellen, om hen tot meerdere onderdaanigheid<br />
„ en vriendfchap jegens hem te brengen" ( §).<br />
Aan meer anderen fchreef hy op gelyke wyze.<br />
Had de Arkelfche oorlog den Graaf, tot dit riet Be<br />
Beftand genoodzaakt, hy kreeg eerlang zo veel land<br />
wordt by<br />
te doen met het handhaaven van zynen Broetierhaallnder<br />
Jan op den Bisfchoplyken ftoel van Luik, ^e ver<br />
dat hetzelve daarna, eerst in den jaare veertiennieuwd.honderd en zeven, en vervolgens weder in dat 1407.<br />
van veertienhonderd en acht, is vernieuwd ge 140!.<br />
worden. Byden brief, dien aangaande, van den<br />
kant der Friezen gegeeven, verklaarenenbelooven<br />
dé Prelaaten, Grietmannen, Mederechters<br />
en Gemeente van Oostergo en Westergo voor<br />
zich, hunne erven en nakomelingen: „ deeze<br />
„ verlenging van den vrede , uit zonderlinge<br />
„ gunst en genade verleend, den grootmagtigen<br />
„ Vorst, Heere Willem enz. by trouwe en by<br />
„ eere, ftede, vast en onverftoorlyk te zullen<br />
„ houden; en, ware 't zaake, dat de verfchillen<br />
„ tusfehen den Graaf en de Friezen van Oos.<br />
„ tergo en Westergo, binnen den tyd deezer<br />
„ verlenginge niet ganfchelyk, naar beider wil-<br />
„ le, verzoend konden worden, zo zouden<br />
„ echter deeze Verdragbrieven in volle kracht<br />
„ blyven, den tyd van het beftand en niet<br />
ir" r * \<br />
(§) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bi. 358.<br />
(#) i bl. 3*3-<br />
Oo 2<br />
Dit<br />
BEKNOP.<br />
Tli HjST8«<br />
UB.
BEKNOP<br />
TE HISTO<br />
JUE.<br />
De Stellingwerversraaken<br />
in<br />
gefchil<br />
met den<br />
Bisfchop<br />
van Uttechr.<br />
Hetzelve<br />
wo"-dt<br />
door goe<br />
demannenbefLcbt. 58c. Tegenwoordige Staat<br />
• Dit beftand, moetende duuren tot op den<br />
uitgang van Herfstmaand des jaars veertienhonderd<br />
en negen, hielp die van Oostergo en<br />
Westergo aan eene taameJyke rust, doch de<br />
Friezen van Stellingwerf en Schooterland, alsook<br />
nuum. uauuuicu, uie, niet verre van ae zmiaerzee,<br />
naast aan de grenzen van het Sticht gezeten<br />
waren, raakten op nieuw in gefchil met<br />
Fredrik van Blankenheim, toenmaaligen Bisfchop<br />
van Utrecht, wegens de huur of pacht<br />
van zekere landen, gelegen in het Kerfpel van<br />
Ysfelham, behoorende tot het Graaffchap Kuinder.<br />
De Bisfchop begreep, dat deeze landen,<br />
aan die der Friezen paaiende, als 'de zyne<br />
moesten worden aangemerkt, federt dat het<br />
Graaffchap Kuinder door hem van deszelfs laatften<br />
bezitter, Herman en zyne Kinderen, voor<br />
zekere fomme gelds was gekocht. Doch de<br />
Friezen hadden fint veele jaaren deeze landen,<br />
voor eene jaarlykfche fomme gelds, in pacht bezeten<br />
en gebruikt. Als derhalven de Bisfchop,<br />
die met niets middelmaatigs te vreden was, deeze<br />
jaarlykfche pacht verhoogde, en die van Ysfelham<br />
hun vee op de landen der Friezen lieten<br />
weiden, ontftond daaruit vooreerst gefchil,<br />
en vervolgens eene weigering der jaarlykfche<br />
wettige pacht van den kant der Friezen. Ook<br />
duurde het niet lang, of men ging eikanderen<br />
van wederzyden met de wapenen te keer. Die<br />
van de Kuinder hadden hier by, als tusfehen<br />
beiden gezeten, niet weinig te lyden. Eindelyk<br />
begreep men, dat het beter zoude zyn het<br />
gefchil door goede mannen dan door wapenen<br />
te beflechten. Tot wederzydsch genoegen<br />
werden
van<br />
F R I E S L A N D . 581<br />
BEKNOPwerden<br />
daar toe verkooren, Jarig, Abt te Sta<br />
TE HlSTO"<br />
voren, Willem, Proost te Emrik, en de Sche ut.<br />
penen der drie Steden, Deventer, Kampen en<br />
Zwol. Door deezen, daartoe te Vollenhove<br />
vergaderd, werd, op den negenden van Hooimaand<br />
des iaars veertienhonderd en acht, 111<br />
tegenwoordigheid van den Bisfchop en de Fnefche<br />
Gezanten, deeze uitfpraak gedaan: „Dat<br />
9, die van Stellingwerf, Schooterland en Oostzeingeiiand<br />
, voor de verzuimde termynen<br />
„ vannacht, ten beftemden tyde, eens voor<br />
„ alles aan den Bisfchop zouden betaalen<br />
L tweeduizend en zeshonderd gouden Schilden ,<br />
„ van drieëndertig Vlaamfche grooten ieder ,<br />
„ en daarenboven vier Vlaamfche penningen<br />
„- van ieder huis; zullende, zo dit ten beftcm-<br />
„ den dage niet gefchiedde, des daags daarna,<br />
„ de fomme verdubbeld worden,. en het den<br />
„ Bisfchop vryftaan, ten nadeele der rjafaatigen<br />
te panden , zonder dat eenig Kerlpel<br />
daaraan de minfte verhindering zou mo-<br />
„ gen toebrengen. Dat de Bisfchop, uit die<br />
„ van Ysfelham , twaalf mannen, der landen<br />
„ kundig, zoude verkiezen, welke, ten over-<br />
„ ftaan van zesenveertig perfoonen, door de<br />
, Friezen te ftellen, en even zo veel van des<br />
' Bisfchops zyde, de landen zouden meeten,<br />
" afpaalen en aan de Friezen verpachten tegen<br />
f vier penningen Sterlings van ieder morgen,<br />
te betaalen te Vollenhove op den eerften van,<br />
STagtmaand; zullende,.zo zy dit niet deeden,<br />
de fchuld zo lang verhoogd en verduo.<br />
' beid worden, tot datNzy eindelyk van het<br />
„ recht hunner pacht vervallen zouden. Dat<br />
d 0<br />
O 0 3 ».
5^ Tegenwoordige Staat<br />
Br. KNOP<br />
„ de Bisfchop op het Kasteel in de Kuinder<br />
TE HISTO»<br />
KIE. „ eenen Slotvoogd zoude Hellen, die den Frie-<br />
„ zen aangenaam ware, en die zich zou te onthou-<br />
„ den hebben, van hen op eenigerhahde wyze<br />
„ te beleedigen, of in hunne oude rechten en<br />
„ vryheden tc verkorten; gelyk zy zich ook<br />
„ van hunnen kant verbonden, den Kuinder-<br />
„ fchen gecnerlei fchade of nadeel toe te zul-<br />
„ len brengen. En eindelyk, dat deeze vrede<br />
„ van beide zyden ongefchonden bewaard zou-<br />
„ de worden, laatende een iegelyk het zyne<br />
,, in 't geheel en ongefchonden, volgens de<br />
„ verbonden, in vroeger tyden gemaakt" (§).<br />
Het Be Nadat deeze verzoening getroffen, en in de<br />
ftand met<br />
den Graa Kerk te Vollenhove de uitfpraak daarvan geveverfchied<br />
was, in 't byzyn van des Bisfchops Raalengd.den,<br />
en van de Priesteren, Stelling-Rechteren<br />
, Grietmannen en Gemeente der drie Lan»<br />
r?pn mpn vrvurnï J~ 1_ i_ >-i<br />
uen, was men, zowei van de zyde des Graaven,<br />
als van die van Oostergo en Westergo,<br />
bedacht op 't vernieuwen des Beflands. Twee<br />
dagen voor den. uitgang van 't zelve, en dus<br />
op den zevenentwintigflen van Herfstmaand,<br />
kreeg het voor nog een jaar zyn beflag, op<br />
eene dagvaart, ten dien einde, binnen Stavoren,<br />
door wederzydfche Gemagtigden, gehouden,<br />
op zulke punten, voorwaarden en verbonden<br />
(S) U. Emm. Rer. Frif. L XVII, p. 238. Winfem<br />
Kron van Friesl. bl. 248. Schot Friefche Hist bl"<br />
23.1, daar men eene nette lyst vindt, van 't geen 'door<br />
ieder Dorp of Kerfpel tot de gemelde fom van tweeduizend<br />
en zeshonderd gouden Schilden moest ivorden<br />
opgebragc. Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. IÓA—.<br />
967*<br />
ó<br />
- *
van<br />
F R I E S L A N D . 583<br />
SEKNOP-<br />
. bonden als de vredebrieven, vnormaals gemaakt, ï<br />
'E HI3XOinhielden<br />
en begreepen (|). R IE.<br />
De voordeden , .welkê <strong>Friesland</strong> uit het<br />
'riesland<br />
voortduuren van den vrede met den Graave te B<br />
?dt veel<br />
hoopen had, werden ongelukkiglyk vèrydeld,^ y den<br />
door den dood van drie der aanzienlyklte d ood van<br />
Edelen, Gale Hania, Syrië Dekema en Ode \ laaia ,<br />
Botnia, overleeden in den jaare veertienhonderd 1 lekema<br />
11 Botnia.<br />
en negen. Want fchoon de twee eerllen tot<br />
1409.<br />
.den aanhang der Schieringers behoorden, en<br />
Botnia een voornaam voorganger onder de Vetkoopers<br />
was, hadden zy echter niet weinig<br />
toegebragt om 't uitbanden dier doodelyke<br />
tweefpalt tegen te houden, welke reeds veel<br />
te lang gewoed had, cn, voortduurende, met<br />
het onheritelbaar verlies der Friefche vryheid<br />
ftond te eindigen. Na hunnen dood zag men ! 3e onius.<br />
de onlusten ook al dra het Land op nieuw in j an beginton<br />
op<br />
roer Hellen. De Kloosterlingen hielpen hier r tieuw te<br />
niet weinig toe, door 't aangaan van nieuwe, voeden.<br />
bondgenootfehappen met deeze en geene vermogende<br />
Edelen en Heeren. De Schieringers 1 Sosling<br />
openden dir bloedige tooneel, door Gosling j -Iiddema<br />
•aakt ge<br />
Hiddema van Pingjum , op zyne reize naar, zangen.<br />
Kollum , gevangen te neemen, en op Jongsma<br />
huis, binnen Bolswerd, in bewaaringe te<br />
zetten. Doch die van Galama, Ype Aylva,<br />
Tjerk Walta en Sicke Roorda , waren hier<br />
van, door Hiddema's zoone, Joost, niet zo dra<br />
verwittigd, of zy kwamen met eenige manfchap<br />
by hem op zyn Stins te' Nieuwland, en<br />
'lieten van daar aan Jongema weetcn, dat hy<br />
zynen<br />
(|; Groot Charterb. van Friesl. 1. D. bl. 37*.<br />
Oo 4
B'KNOP-<br />
1TC HJSTG»<br />
JiIE.<br />
En wordt<br />
Weder<br />
geflaakt.<br />
W. Min> 1<br />
pema<br />
wordt gevangen<br />
genomen<br />
en ontflagen.<br />
pe verbittering<br />
gaat 1<br />
5 8<br />
4 Tegenwoordige Staat<br />
zynen gevangenen had te ontflaan, of dat zy ancers<br />
t ongeiyk op den meeriten graad zyner<br />
bloedvrienden zouden wreekcn. Hoe bloedgierig<br />
ook deeze bedreiging klonk, zou zy evenwel<br />
Jongema niet tot het flaaken van den gevangen<br />
h-delman hebben overgehaald, zo 'er niet wara<br />
bv by gekomen, rekompn dat A*t Aa. de n. Burgers van Bolswerd,op-<br />
T>_I i<br />
roenglykfamenrottende,met dreigende bewoor.<br />
dingen, op deszelfs ontllag hadden aangedrongen,<br />
cn wel omdat ter hunner kennisfe was gekomen<br />
, dat Hiddema zeker ontwerp, by de Vetkoopers<br />
beraamd, tegengehouden, en daar door de<br />
Schieringers aan zich verpligt had. Hiddema<br />
hierop ontflagen zynde, werd, eers- en zekerl<br />
heids-halve, door de Burgers, tot aan het Stins<br />
van zynen Zoone Joost, te Nieuwland, uitge-<br />
De Vetkoopers waren wel zeer in bunnen<br />
fchik over deflaakingë van Hiddema, maar<br />
daarom niet te minder bedacht, om den hoon<br />
hun coor zyne gevangkenisfe aangedaan, op<br />
eene gevoelige wyze aan de Schieringers te<br />
wreeken. Dit gelukte hun ook eenigzins, door<br />
het gevangenneèmen van een hunner hoofden,<br />
met naame Wybe Minnema, die, twee dagen<br />
voor de Kermis, digt by Bolswerd, gegieepen<br />
en naar 't meergemelde Stins te Nieuwland<br />
gevoerd, doch, op de fterke voorfpraak<br />
van eenige Bolswerder Burgers bv Gosling Hiddema,<br />
wederom in vryheid gefield werd, fti<br />
ïrKentemsfe van den dienst, dien hy zelf van<br />
bun ontvangen had. f<br />
Schoon uit zulke Haaien de wederzydfch»<br />
verbittering genoegzaam valt op te maaken ,<br />
m
van FRIESLAND. 585<br />
•zyn het echter op verre na de ergfte niet, Het<br />
meergemelde ontwerp der Vetkoopers, dat<br />
door Hiddema werd tegengehouden, was, naar<br />
°t geen men 'er van verhaalt, van veel erger<br />
aard, en bedoelde niets minder dan de volkomen<br />
uitroejing der Schieringers, zonder onderfcheid<br />
van man of vrouw, zonder zelfs kind<br />
in de wieg te fpaaren. De verbittering was zo<br />
groot, datze fchier meenden Gode eenen dienst<br />
te doen, wanneerze hunne weerparty krenkten<br />
en van 't leeven beroofden. Hoewel nu dit<br />
verfoeielyk ontwerp, door de tegenfpraak van<br />
Hiddema en eenige anderen, niet uitgevoerd<br />
had konnen worden, ftrekte het echter, uitgelekt<br />
zynde, grootelyks ter verbitteringe van de<br />
Schieringers, die nu meest overal meester waren<br />
, en zich met zulk eene wreedheid van hunne<br />
overmagt bedienden, dat zy* de Vetkoopers<br />
vervolgden en doodfloegen overal waar zy hen<br />
betrappen konden. Deezen vonden zich hier<br />
door zodanig in de engte gebragt, dat veelen<br />
hun Vaderland verlieten, en hunne toeviugt tot<br />
Keno ten Broek en anderen van hunnen aanhang<br />
in Oostfriesland namen, daarze vriendelyk ontvangen<br />
wierden ( * }.<br />
Het blykt wel niet ten vollen, dat het BeWaarftand tusfehen Graaf Willem en de Friezen thans fchynlyk<br />
wederom is verlengd geworden ? en echter is het is het<br />
Beftand<br />
vry<br />
(*) Schot. Friefche Hist. bl. 235. U. Eram. hier<br />
van fpreekende, Rer. Frif. Hist. L. XVII, pi 246, brengt<br />
deeze gebeurtenis tot het jaar 1410; doch zo, dat hy<br />
iet verhaal wegens 't verfoeielyk ontwerp der Vetkooperg<br />
yoor niet zeer waarfchynlyk houde.<br />
O o 5<br />
BEKNOP-<br />
HISTO<br />
RIE.<br />
snbegryselyk<br />
rare.
BEKNOP<br />
TE HISTO-<br />
UIE.<br />
Tegenwoordige - Staat<br />
vry waarfchynlyk, zo om dat de Graaf, ten dien<br />
einde, aan de Friezen, tot vyftig perfoonen toe ,<br />
ook thans vrygeleide heeft verleend (§); als ook om dat<br />
weder ver 111 den jaare veertienhonderd en tien, zo veel men<br />
nieuwd ; weet, geene vyandlykheden tusfehen beiden zyn<br />
althans<br />
voorgevallen. Zekerder gaat het, dat 'er, ten<br />
ten jaare<br />
1411. jaare veertienhonderden elf, eene verlenging van<br />
het beftand tusfehen den Graaf en de Friezen<br />
van Oostergo en Westergo bcflooten is ; gelyk<br />
ook, dat de Graaf hiertoe te ügter overging, uit<br />
hoofde van den oorlog met Gelderland, en den<br />
Heere van Arkei: want fchocn deeze Oorlog<br />
van geenen langen langen duur was, was echter<br />
dezelve gewigtig genoeg voor den Graaf,<br />
om het getal zyner vyanden niet te verme<br />
Inhoud nigvuldigen. By 't Verdrag, hiervan tusfehen<br />
van 't<br />
beiden getroffen, verklaarde de Graaf: „ dat<br />
Verdrag.<br />
„ alle de Friezen voortaan vry en veilig door de<br />
„ landen van zyn gebied, met hunne goederen,<br />
„ op de gevvoone tolrechten, mogten reizen te<br />
„ water en te lande: gelyk ook zyne onderzaa-<br />
„ ten en vrienden, met hunne fchepen en goe-<br />
„ deren , zouden mogen vaaren en keeren de<br />
„ Xauwers op tot aan Dokkum, en van daar we-<br />
„ derom langs het zeeftrand tot aan de Lemmer<br />
„ toe, en daarenboven eene halve myl land-<br />
„ waards in , als mede tot de jaarmarkten van<br />
„ Leeuwarden, Bolswerd.en Sneek. Dat nic-<br />
„ mand wegens eenige-zaakefi, voor deezen vre-<br />
„ de voorgevallen, op cenigerhande wyze be-<br />
„ demmerd of achterhaald zou mogen worden.<br />
„ Dat het Feye Heemftra van Dokkum , en<br />
,i allen<br />
C§) Groot Charterb.,van Friesl I. D.-bJ. 372. "
van<br />
F R I E S L A N D . 587<br />
„ allen anderen, die, om hunne aankleeving aan BEKNOP 1<br />
TE HISTO<br />
„ 's Graaven belangen, hec vaderland hadden • RIE.<br />
„ moeten ruimen, vry zou Haan dervvaards ce<br />
„ rug te keeren, en hunne goederen tegebrui-<br />
„ ken, op gelyke wyze als zy en hunne voor-<br />
„ vaders die gebruikt hadden, alles in dien Haat<br />
„ waarin de goederen thans bevonden werden.<br />
„ Dat ingevalle eenig fchip by nood weder, aan<br />
„ eenige der wederzydfche landen, mogt bin-<br />
„ nen loopen, ftranden of verboren gaan, het<br />
„ fcheepsvolk en de eigenaar niec alleen<br />
„ veilig voor hun leeven zyn, maar ook vry-<br />
„ heid hebben zouden, om hunne goederen _ te<br />
„ bergen, en te vervoeren naar behooren,mid9<br />
„ den geenen die hun hierin geholpen had-<br />
„ den, hun arbeidsloon naar redelykheid becaa-<br />
„ lende. Dat zo iemand wegens deezen vrede<br />
„ bezwaard of mishandeld wierd, zulks naar<br />
„ rechten en gebruiken der plaatfe, daar hec<br />
„ voorviel, gebeterd zou worden. En einde.<br />
,-, lyk dat deeze vrede, die gegeeven werd op den<br />
„ eerftenvan Oogstmaand des jaars veercienhon-<br />
„ derd cn elf, duuren zoude drie aan een vol-<br />
„ gende jaaren /' ( *),<br />
Midlerwyl gingen de inwendige verdeeldheden Jongema'<br />
fteeds haaren gang. Meer dan eens werden van maakt een*<br />
aanflag op<br />
wederzyden de wreedlte moorderyen gepleegd.<br />
het Stins<br />
Het jaar veertienhonderden elf is deswegens in de van Hid<br />
gedenk fchriften ten kwaade berucht. In veerdema.tienhonderden twaalf maakte Sjaardjongemavan<br />
Bolswerd eenen aanflag op het- Stins van Joosc<br />
i Hiddema te Nieuwland, om 'c zelve by verrasfinge<br />
(*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 373-
BK KNOP»<br />
TÜ HISTO<br />
RIE.<br />
588 Tegenwoordige Staat<br />
finge te overweldigen. Hy was ook metder- 1<br />
daad reeds meester van de brug, voordat Hiddema<br />
zich in ftaat van tegenweer had konnea<br />
Doch<br />
ftellen. Doch dat gefchied zynde, viel dezelve ,<br />
wordt afgewee<br />
een flagzwaard in zyne hand hebbende, mee<br />
zen. zulk eene dapperheid op zyne befpringers aan,<br />
dat deeze den moed verboren gaven, en met bebloede<br />
koppen te rugge weeken (f). Geen?<br />
minder dapperheid ftraalt 'er door in 'c geen ge<br />
D. Feitefield<br />
wordt op rekeninge van Dodo Feitema, een*<br />
ma, Abt<br />
van Ou de- Friesch Edelman, wegens zyne geleerdheid ert<br />
klooster, goede zeden niet luttel vermaard, en toen Abt<br />
neemt van Oudekboster of Bloemkamp, onder Hart-<br />
Bolswerd<br />
by verras, werd: want ais die van Bolswerd een' van zyne<br />
fing in. Konverfen doodgeflagen hadden, werdenze we!<br />
vooreerst door Feitema om voldoening van den<br />
begaanen man flag aangefproken; doch toen de<br />
Bolswerders zulks in den wind floegen, meende<br />
hy zich zeiven op eene andere wyze recht<br />
te moeten verfchaffen. Ten dien einde riep hy<br />
zyne vrienden, maagen en Konverfen byeen,<br />
voorzag hen van wapenen, en trok aan 't hoofd<br />
van deeze bende, by nacht, naar de Stad,<br />
die, om dat niemand hierop bedacht was, ligtelyk<br />
werd overweldigd. Van hun, die gerekend<br />
werden de voornaamfte werkbaazen van<br />
den gepleegden doodflag geweest te zyn, liet<br />
de Abt dertien perfoonen ombrengen, doch<br />
eenige anderen voerde hy met zich naar't Kloos<br />
Die van ter, cn fteldeze op losgeld. Die van Bolswerd<br />
Bolswerd meenden van fpyt te barften, cn rekenden het<br />
flaagen zich met reden tot fchande, dat hun zulks van<br />
niet in de<br />
ccno<br />
(f) Schot. Friefche Hist. bl. 235.
va» FRIESLAND, 589<br />
i.eene bende verachtelyke Monniken bejegend<br />
ware; rot tweemaalen toe, zochtenze het ook<br />
met geweld op de Abtdy te vernaaien; doch<br />
werden door de Geestelyken, ruim zo wel als zy<br />
uitvoeringe<br />
hunner<br />
op 't behandelen der wapenen afgerecht, telkens voorgeno<br />
te rug gedreeven; des alles wat hiermede door menwraake. hen gewonnen wierd, beftondin het verbranden<br />
van twee Klooster - meyers wooningen onder<br />
Hartwerd, welke dus, 't geene hunne meesters<br />
misdaan hadden, even als de onfchuldigen<br />
meermaalen, moesten ontgelden (*).<br />
In aanmerking neemende, hoe hoog, ten<br />
Te Leeu-<br />
deezen tyde, de verdeeldheden, en daar uit warden<br />
fpruitende wederzydfche mishandelingen, in wordt eea<br />
<strong>Friesland</strong>, gefteigerd waren, zullen wy hec niet Kérkelandraad<br />
vreemd vinden, dat, even gelyk daar, in tyden gehouden.<br />
van hooggaande beroerten en verwarringen, verfcheiden<br />
Gemeenten, zo Geestelyken als Wereldlyken,<br />
zich wel eens meer vereenigd hadden<br />
, om de noodige middelen, ter verdediginge<br />
van de onderlinge rust en veiligheid, te beraamen,<br />
ook nu de Kerkelandraad van Leeuwarden,<br />
ten jaare veertienhonderd en twaalf, met<br />
1412.<br />
de Leeken en Geestelyken van Wirduin, Wartena<br />
en Grouw eene Vergadering hield, waarin<br />
met onderlinge goedkeuring wierd vastgelteld:<br />
de onfchuldigen en orerheerden te befcher-<br />
„ men tegen alle geweld en ongelyk, en de<br />
„ bal-<br />
(*) Winfem Kron. van Friesl. bl. 231. U. Emm.<br />
tRer. Frif. L. XVII. p. 252. Doch dat Emmen a«i<br />
Jdeeze Monniks Historie luttel geloofs gaf, toont hy<br />
idoor het verhaal daarvan te beginnen met een quis<br />
itredat ?<br />
BEKNOP* 1<br />
TE HISTO*
59° Tegenwoordige Staat<br />
BGRNOP-<br />
,; baloorïgen en kwaaddoeners , ten fcherpftea<br />
.TB HISTO<br />
*" „ te vervolgen en te ftraffen " (§).<br />
RIE.<br />
Het misverftand tusfehen den Bisfchop van<br />
Hec oudi e<br />
Utrechtende Friezen van Stellingwerf en Schoo<br />
gefchil<br />
tuslchen terland , voor niet veele jaaren bygelegd, brak in<br />
deSteliing .veertienhonderd en dertien, wederom op nieuw<br />
wervers uit, en wel, naar 't fchynt, om hetzelfde hooi<br />
en den<br />
Bisfchop land op den Broek te Ysfelham. De Bisfchop<br />
komt we- , deed met een aanzienlyke krygsmagt eenen togt<br />
derom ter • in Stellingwerf, en verbrandde daar Peperga<br />
fcaane.<br />
en Blesdykê met nog eenige andere dorpen<br />
1413. en huizen. Ook zond hy zynen Marfchalk<br />
De Bis. Adolf van Zwieten, in den herfst van 't zelfde<br />
fchop valt jaar, met een'hoop volks naar Lemfterland, daar<br />
ïn Stel jammerlyk wierd huisgehouden; zynde onder anlingwerf.deren<br />
de Lemmerhoek met de Kerfpel Kerlc in<br />
de asfche gelegd. Doch als deeze , met die<br />
wreedheid niet voldaan, zich dieper Jandwaards<br />
in begaf, om ook daar zynen heldenmoed met<br />
Zyn Mar- branden en blaaken te toonen, werdhy door de<br />
fehalk A.<br />
byeen verzamelde huislieden, tegen zyne verwach-<br />
van Zwieten<br />
wordt tinge, zo dapper aangetast, dat hy met byna al<br />
verflagen.<br />
zyn volk verflagen wierd. Deeze ontmoeting<br />
bragt waarfchynlyk niet weinig toe om den Bisfchop<br />
vreedzaamer gedachten in re hnp-/om •<br />
i^iiujj vittu^douiei gcuacnuen m te boezemen;<br />
het gefchil werd althans op de uitfpraak van<br />
goede<br />
(§) De verdere punten des Verdrags, die 28 in<br />
getal, en in de gemeene landtaal ontworpen zyn, vindt<br />
men, met noodige ophelderingen verrykt, by Gabbema,<br />
Verhaal van Leeuw. bl. 27, en daaruit overgenomen int<br />
Groot Charterb van Friesl I. D. bl. 375; hebbende "<br />
F. Sjoerds dezelve in t hedendaagsch Neêrduirsch opgegeeven<br />
in zyne Algem. Belchr. van Friesl. I. D. ado<br />
Scuk. bl. 666.
van F R I E S L A ND. 591<br />
! goede mannen gegeeven, en door bemiddelinge<br />
ivan de drie hoofdlieden van Salland, en de gemagdgden<br />
van Ooscergo, Westergo, Gronin-<br />
:gen en Doniawerftal, bygelegd te Vollenhove,<br />
BEK SOF<br />
TE RISTO<br />
RUS.<br />
En 't ge<br />
1 daar de bekrachtiging van den getroffen vrede fchil op<br />
I gefchiedde op den eenentwintigften van Winter de uitfpraak<br />
van<br />
maand des meergemelden jaars.<br />
goede<br />
De inhoud van het getroffen verdrag behelsde mannen<br />
hoofdzaakclyk: „ dat de Friezen van Stelling- gegeeven.<br />
,„ werf en Schooterland voor achterftal en Inhoud<br />
| , fchade aan den Bisfchop zouden betaalen twee van 't<br />
, 11 duizend en tweehonderd oude • fchilden, ie-Verdrag.<br />
] „ der van vierendertig Vlaamfche grooten. Dat<br />
de Friezen voor ieder fchuiteflal hooiland op<br />
! \\ den Broek in Ysfelham, voormaals bepaald<br />
„ cn afgelleeken, zouden geeven vyftien oude<br />
. „ fchilden, en die binnen acht jaaren betaalen.<br />
. „ Dat, ingeval iemand nalaatig ware om de ge-<br />
' melde rente binnen acht jaaren af te losfen,<br />
!', deeze voor ieder twee fchuiteftal, jaarlyks,<br />
' zoude geeven een oude fchild, tot de volle<br />
1 , 1<br />
betaaling toe. Dat hun hiermede de volle<br />
!'•' en vrye bezitting zou worden ingeruimd,'<br />
gelyk het de Bisfchop en zyne voorzaaten<br />
' voor deezen bezeten hadden, behoudens de<br />
!'' heerlykheid van het Sticht en een ieders recht.<br />
', ' Dat de Bisfchop, ten behoeve van het Sticht,<br />
! 11 voor altoos zou behouden den langen uiter-<br />
„ dyk, zich ltrekkende van den Ham tot aan<br />
„ de Kuinder , mids daar voor aan de Frie-;<br />
,„ zen betaalendc, voor ieder fchuiteflal, vyf-<br />
',. dehalve oude Schild, boven het geene door<br />
, „ benoemde zegsluiden daarop gefield zoude<br />
, „ worden. Dat, indien 'er verfchil over de erf-<br />
„ fchet-
ïfol Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP ,, fcheidinge des lands kwame voor te vallen,<br />
TE HISTO<br />
RIE. „ zulks aan het gerechte van Stellingwerf en<br />
„ Schooterland zou verbleeven worden; ter-<br />
„ wyl wonding en doodilag, op dit Broekland<br />
„ gepleegd, door den Bisfchop berecht of ge-<br />
„ limit zou worden. En eindelyk,dat de buurt<br />
van de Kuinder in deezen zoen zou begree-<br />
#, pen zyn, om het haare vry te bezitten en te<br />
9, gebruiken als voordeezen, behoudens nogtans<br />
„ des Bisfchops en des Stichts heerlykheid en<br />
„ recht, invoegen hetzelve, door den Bisfchop,<br />
„ ten behoeve van het Sticht, was gekocht van<br />
„ Herman, Graave van de Kuinder en zyne<br />
„ Zoonen ". C* )<br />
Ook fluit Behalven dit Verdrag met de Stellingwervers<br />
van F R I E S L A N D . 503<br />
•9, vcihinderd zouden mogen reizen, en daar- BCKNOE-<br />
,^ in hunne necring en koopmanfchap dryven.<br />
RIE»<br />
i,, Dat men niemand aan lyf of goederen, we-<br />
«rpn
5P4 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP den jaare ftond ten einde te loopen, zonder datze<br />
TE HISTO wisten of 'er vernieuwing van hetzelve te hoopen<br />
RIE.<br />
ware.. Ook konden de onlusten, die beoosten de<br />
Lauwers reeds geweldig aan het kooken waren,<br />
ligtelyk tot bewesten dien ftroom overflaan. De<br />
Bisfchop was,uit hoofde van de opfchuddingen<br />
binnen Utrecht, vry onzeker wat keer de zaaken<br />
daar zouden neemen, en of hy, zo het ten ergften<br />
uitviel, niet met den Graave van Holland<br />
in eenen openbaaren oorlog zou raaken. Daarenboven<br />
had hy nog fleeds het oog op Groningen,<br />
en vrienden noodig om die Stad onder<br />
zyne gehoorzaamheid te brengen.<br />
De onlusten,beoosten<br />
de<br />
Lauwers,<br />
ftrekkeu<br />
zeer ten<br />
nadeele<br />
van de<br />
Vetkoopers.<br />
De onlusten van beoosten de Lauwers braken<br />
ook eerlang met zo groot een geweld uit, dat<br />
inzonderheid Groningen daar by jammerlyk geteisterd<br />
wierd. De Schieringers, in deezen de<br />
overhand hebbende, bragten 't, na het moorddaadig<br />
plengen van vry wat bloeds, zo verre<br />
dat de Vetkoopers, en daar onder veelen van 't.<br />
eerfte aanzien, zich genoodzaakt zagen de Stad<br />
en 't Vaderland te ruimen, en zich naar Embden<br />
te begeeven, daarze van Keno ten Broeke<br />
met opene armen ontvangen werden. De Schieringers<br />
van bewesten de Lauwers, deezen voor-<br />
Ppoed van hunne vrienden beoosten dien ftroom<br />
ziende, werden daardoor aangemoedigd, om eene<br />
uiterfte pooging, ter afwerpinge van 't juk der<br />
Hollandfche overheerfchinge, te waagen. Het<br />
driejaarig beftand liep in het jaar veertienhonderd<br />
1414.<br />
en veertien ten einde, zonder tot nog toe vernieuwd<br />
te zyn; en binnen Stavoren, de eenigfte ftad<br />
in <strong>Friesland</strong>, die tot hiertoe Hollandfche bezetting<br />
n had, werd maar üappe wacht gehouden. Van<br />
1<br />
De Schieringers<br />
be- ]<br />
westen i<br />
dien j<br />
deeze
van F R I E S L A N D . 595<br />
deeze gelegenheid bedienden zy zich, verrasten<br />
de Stad, op den twaalfden van Lentemaand des'<br />
gemelden jaars, en verjaagden dë Hollandfche<br />
bezetting. Hertog Willem, Graaf van Holland, i<br />
was diep getroffen over het verlies van deeze 1<br />
Stad, voor wier behoud hy altoos groote zorg]<br />
gedraagen had ; temeer om dat de ftaat zyner ]<br />
zaaken hem niet toeliet, den Friezen den oor- 1<br />
BEKÏVOPre<br />
HISTO<br />
RIE.<br />
droom,<br />
yerdryveri<br />
de Hol.<br />
ïandfche<br />
bezetting<br />
uit Stavo<br />
log aan te doen. De vernieuwing van het Be*' ren.<br />
ftand was voor hem het eenigfte middel, om<br />
ten minften den fchyn van recht op-<strong>Friesland</strong> te<br />
behouden. Op den zesencwintigften van Grasmaand<br />
werd daartoe eene. dagvaart te Amfterdam<br />
gehouden, en daarop tusfehen 's Graaven Raa»I Hierop<br />
den en vrienden ter eene, en de Prelaaten, Griet- volgt ] een<br />
mannen en Mederechters van Oostergo en Wes-; Beftand<br />
tergo ter andere zyde, een beftand ontworpen, voor \ drie<br />
jaaren.<br />
dat, ingaande op den eerften der naastkomende<br />
Oogstmaand^ drie jaaren duuren moest. De<br />
afgevaardigde Friezen verbonden zich hierby:<br />
aan den Graave vyfentwintighonderd Franfche<br />
„ kroonen te zullen betaalen, in zo verre zy ] inhoud<br />
„ hierop de toeftemming van hunne afvaardi- > /an '8<br />
gers konden verwerven: zo niet, dan werd' ielY&<br />
„ de fom gefteld op twaalfhonderd gelyke kroo-<br />
,, -nen, tot welker betaaling de afgevaardigden<br />
„ zich, van 's Lands wege, volftrektelyk verj,<br />
bonden; doch alles op 's Graaven welbe-<br />
„ haagen en nadere goedkeuringe; zullende<br />
de Graaf, zo hy hierin geen genoegen nam,<br />
„ evenwel de keur hebben, of hy het beftand<br />
„ een jaar verlengen wilde, mids daarvoor geen<br />
„ geld ontvangende". Het Iaatfte werd door den<br />
Pp 2 Graave
59 6 Tegenwoordige Staat<br />
BEKNOP- Graave verkooren, en het getroffen Beltand<br />
TE HISTO- v a n wederzyden bevestigd en openlyk afge«<br />
W E<br />
* kondigd (*) Geheel <strong>Friesland</strong> was dus van<br />
alle uitheemfche overheerfchinge verlost, en<br />
Graaf Willem, hoe leed hem 'c verlies van Stavoren<br />
ook ware, genoodzaakt van den nood eene<br />
deugd te maaken, en op gunltiger tyden te hoopen,<br />
fchoon die hem niet zyn te beurt gevallen.<br />
Na dus, op de algemeene befchry ving van<br />
<strong>Friesland</strong>, eene beknopte Historie-van deszelfs<br />
oudile gebeurtenisfen voorgedraagen te hebben,<br />
zullen wy hier de afzcnderlyke befchryving van<br />
<strong>Friesland</strong>s Dorpen, Vlekken en Steden laaten volgen<br />
; doch met voorneemen, om naderhand den<br />
afgebroken draad der gefchiedenisfe weder op<br />
te vatten.<br />
( *) Groot Charterb. van Friesl. ï. D. bl, 383—386.<br />
BLAD-
B L A D f Y Z E R<br />
Der<br />
Voornaamlie Zaaken.<br />
A cbtkarfptlen , (die van) willen<br />
naar geene voorflagen van<br />
. onderhandeiinge luisteren. 558<br />
ADA trouwt met den Graave van<br />
Loon.<br />
ADELEN, dit aanzienlyk geflagt<br />
had tot zynen Stamvader Adeibrik,<br />
woonende te Sixbierum<br />
en getrouwd met Konoveile<br />
, üogter van Koning<br />
Radboud. 233. Fredrik vau<br />
dien na3m wordt üitlehop<br />
van Utrec.it. 270. Zich hier<br />
toe met moeite hebbende laaten<br />
beweegen gaat hy de<br />
bloedlciiondige huwelyken en<br />
vreemde gevoelens tegen, zji,<br />
Wordt omgcbragc. 272,<br />
ADELEN (ALFKIK van) worde<br />
na den dood van Fredrik<br />
zynen broeder Eislchup van<br />
Utrecht. 273<br />
ADELEW (ADELBRIK van) ver-<br />
Haat de Noormannen omtrent<br />
Kolium. 275<br />
ADGILLUS , vyfde Koning der<br />
Friezen, leert hen 't opwerpen<br />
van Terpen. 37. Verdient<br />
grooten lof. 222. Geeft vryheid<br />
aan vVitfiid om 'c Eu-<br />
angely te verkondigen. 223<br />
ADGILLUS de II,gehouden voor<br />
den opvolger van Radbodus.<br />
230. Wordt opgevolgd door<br />
zyn' oudften Zoon Gondebaid.<br />
233<br />
ADRIAAN (Paus) de I, is zeer<br />
voldaan over den yver van<br />
Karei den Grooten in 't verbreiden<br />
van 't Christendom.<br />
243<br />
A: ;<br />
SGE , Adjunct of Mederechter<br />
van den Graave, door 't volk<br />
verkooren en door den Koning<br />
bevestigd. 267<br />
ALBERT ( Keizer) is den Friezctt<br />
minder genegen dan den Gelderfchen<br />
435<br />
ALBI^US (Klodius) verdry ft de<br />
Friezen. IQJ-<br />
ALBRECHT f Hertog) van Beyetet,<br />
wordt van Stavoren voor<br />
Ru'.vaard erkend; doch vleic<br />
zich te vergeefs dat de overige<br />
Friezen dit voorbeeld zullen<br />
volgen. 509. Bedwingt de<br />
Westfriezen, en houdt deeiiyk<br />
huis op Terfchelling. 512.<br />
Door den Keizer tot Heer<br />
deezer Landen aangefteld,<br />
belooft hy aan die van Stavo •<br />
ren befcherming en vrygeleide.<br />
513. Verlengt den vrede meer<br />
rp 3 am
B L A D W Y Z E R<br />
dan eens met <strong>Friesland</strong>. 519.<br />
54 6. Befluit tot eenen twe<br />
Begint zyn voorneemen ten<br />
aanzien van <strong>Friesland</strong> duidelyker<br />
te ontdekken. 523. Doet<br />
Zich, na'toverlyden van zynen<br />
krankzinnigen Broeder, met<br />
groote plegrigheid als Graaf<br />
Huldigen. 524. Ziet de verdeeldheden<br />
der Friezen met<br />
genoegen aan. 525. Onder<br />
neemt den oorlog tegeti Fries•<br />
land.'529. Geeft het opper,<br />
bewind aan Willem van Oosteryant<br />
zynen Zoon ; poogt<br />
echter vooraf de Friezen door<br />
verdiug aan zich te onder,<br />
werpen. 531. Draagt ondertusfchen<br />
zorg voor de toerusting,<br />
fuit een Verdrag met<br />
Ameland, en belooft befcherming<br />
aan 't Jacobiner Klooster<br />
te Leeuwarden. 532, Deszeifs<br />
Leger komt te Enkhuizen<br />
kyeen 533- Daar ter plaatfe<br />
gefcMëdt ook de ihfcheepJng.<br />
534. Landt met het Leger<br />
op de Friefche kust. 537. De<br />
Legers raaken aan eikanderen<br />
ten nadeele der-Friezen. 539.<br />
Een tweede gevecht valt insgelyks<br />
uit. 54.0. De Hertog<br />
poogt de Friezen ook aan den<br />
Oostkant te benaauwen, cu<br />
keert naar Enkhuizen te rug.<br />
54.1. Vooraf had hy een<br />
Kasteel te Stavoren gebouwd.<br />
542. Poogt het verdry ven<br />
zyner bezettingen uit <strong>Friesland</strong><br />
en Stavoren vruchteloos te<br />
weeien. 544 Zoekt de Friezen<br />
tot onderhandeling aan,<br />
er) geeft lastbrieven tegen hen<br />
uic 545- Blaast het vuur der<br />
onderlinge verdeeldheid aan.<br />
a<br />
-<br />
den togt. 549. Geeft het<br />
bevel over 'c Leger aan den<br />
Graave van Oostervant. 550.<br />
Verdraagt zich met de Friezen<br />
en wordt gehuldigd. 552. Na<br />
deszeifs huldiging beraamt men<br />
een' vasten voet op de Re.<br />
geeringe. 553. Krygt onaan.<br />
genaame tydingeu uit Fries,<br />
'and. 555. Dezelve worden<br />
gevolgd van een nader Verdrag.<br />
55
jfnglen, waar gezeten. 217<br />
Atijum , het Klooster van dien<br />
naam gefticht. ^ 11<br />
APRONIUS, Romeinsch Stadhouder,<br />
noodzaakt de Friezen hec<br />
beleg van de Schans Flevum<br />
op te breeken. 15. Wordt<br />
door hen verflagen. 15 en 179.<br />
Zulks ftrekt den Friezen grootelyks<br />
tot roem. 179<br />
A"KADIUS (onder; en Hoxontus<br />
raakt het Ryk in verwarring.<br />
214<br />
AI.KF.L (JAN van) noodzaakt<br />
die van Ysfelham het verbond<br />
te verlaaten, datze met de Stel.<br />
lingwervers gemaakt hadden.<br />
505. Dwingt de Stecmvykers en<br />
Stellingwervers tot onderwerping.<br />
507. gelyk ook na datze<br />
weder afgevallen waren., 508<br />
ARMIMIÜS overwonnen door<br />
GerrhanicuSj 174<br />
ARNOLD , Duitsch Koning, wordt<br />
van de Friefche Landfchappen<br />
beoosten "t Vlie voor Opperheer<br />
erkend. 276. en opgevolgd<br />
door zynen minderjaartgen<br />
Zoon Lodewyk.<br />
der voornaam/Ie Zaaken.<br />
AUGUSTUS , diep getroffen ovet<br />
de nederlaag van Quintilius<br />
Varus. T73<br />
Aula Dei, een adelyk Nonnenklooster,<br />
gefticht te Gooinga.<br />
40 a<br />
AURINIA, in "t ftuk van Wikkety<br />
oudtyds zeer vermaard.<br />
126<br />
AVITUS (DCB:US) dreigt de<br />
Friezen met de wapenen. 182<br />
B.<br />
H^adubenna. De piaats van dit<br />
bosch is niet zeker , doch<br />
waarfchynlyk niet ver van<br />
Harlingen te zoeken. it> en<br />
17. Daarin werd een' Godheid<br />
van dien naam geëerd. 121<br />
Bajum ('J Klooster van') geftichr.<br />
358<br />
Bakk.eve.en (by) worden de Friezen<br />
door de Drenthen verfla.<br />
gen. 394<br />
BALDERYK , Bisfchop van Ut<br />
%'7<br />
ARNOLD van HOORN, Bisfchop<br />
van Utrecht,poogt de Friezen<br />
te beweegen om de wapenen<br />
tegen Holland op te vatten. 515<br />
ARTUR , een dapper Vorst, fchynt<br />
recht, weet zyn wereldlyk cn.<br />
geeste'yk gebied meesterlyk<br />
uit te breiden; wordt ook met<br />
de v.ye jag; in Drenth en de.<br />
Zevenwouden befchonken.<br />
585. Aanmerkingen over den<br />
Giftbrief daarvan. 2g<br />
de Saxers en Friezen geheel BAKD'^N, eene. foort van Pri.este<br />
zullen verdelgen. 217 • teren. < 123<br />
Arum, naby dit Dorp valt een BATAVIEUEN (de) kiezende zyde<br />
gevecht voor tusfehen die van van Vitellius tegen Otto. 185<br />
Oudeklooster en Ludingakerk. Berlikum, de Kerk eu Tooren<br />
520 dier plaats gebouwd. 515<br />
ASKAIUKÜS en REGAIZÜS , door BERNARDUS (St.} Klooster te.<br />
de Germaanen tot Koningen Ad u werd. 351<br />
of VeMoverlten verkooren. 206 BE;IO.VLD , vierde Koning van<br />
Pp 4 i'rtes-
B L A D W Y Z E R<br />
<strong>Friesland</strong>, vereenigt de beide<br />
Ryken beoosten en bewesten<br />
liet Vlie. en bevordert de<br />
befchaafdheid der Landzaaten.<br />
2! 9. Zyn dood. 0.11<br />
Bethlebem ( bet Klooster van)<br />
gelicht, 3 4 9<br />
Bier ( zwaar) zie <strong>Friesland</strong>.<br />
Bildt 1 bet) heeft thans geene<br />
Zeefluizen. 93<br />
BILDT (JAN vsTn der) beroemd<br />
door zyne uitmuntende Telescoopen.<br />
166<br />
Bisfchop van Keulen, hoe die<br />
aan <strong>Friesland</strong> gekomen zy. 422<br />
BLANKEWHEIM , (FHEDHIK van)<br />
Bisfchop van Utrecht, fluit<br />
een verbond met die van Stellingwerf,<br />
enz 528. 't Zelve<br />
beveiligt <strong>Friesland</strong> niet voor<br />
Ccn bezoek aan den Zeekant.<br />
520. Zyn gefchil met de Stellingwervers<br />
wordt door goede<br />
mannen beflechr. 5[o<br />
Blixem, zie Donder.<br />
Bloemkamp, zie Oldeklooster.<br />
Bodti"g, wat betekene. 166<br />
Boerdiep , of Borne, by de La-<br />
tynen Burdinus of Burdo,van<br />
• de onzen Middelzee geheeren,<br />
ontfpruit in de Zevenwouden,<br />
en valt tusfehen Térfcheljing<br />
«n Ameland in de Noordzee,<br />
is. Is meer dan eens door<br />
llomcinfche Vlooten bevaaren.<br />
Doet een' vruchteioozen aanval<br />
oo Oudeklooster. «;88<br />
BONIFACIUS, zalft Pipyn den<br />
Korten tot Koning van Frankryk.<br />
234. Trekt naar <strong>Friesland</strong><br />
ter herftellinge van 't<br />
zugtend Christendom; en worde<br />
daar door de Heidenfche Friezen<br />
ömgebragt, en niet onwaartcrrynlyk<br />
op aanftookeu<br />
van Radboud den II. 235<br />
Borium Dit Eiland is door de<br />
Romeinen aangedaan. 17<br />
BoTi iA, (ODO) een Noorman<br />
van afkomst, trouwt met eene<br />
Dogter uit het geflagt van<br />
Kamminga. 284<br />
BOTTINGA , of BOTNIA, (ODE)<br />
wyst het Poteftaarfchap van<br />
de hand. 54?. Is een van de<br />
hoofden der Vetkoopers. 546.<br />
Verzoent zich met Dekama,<br />
een van de hoofden der Schiéringers.<br />
547. Sterfr. 583<br />
Boxwn ( die van ) draagen veele<br />
landen op aan den Abt van<br />
Lidlum.<br />
BKEDERODS: (WALRAVEN van)<br />
wordt Burggraaf van Stavoren.<br />
565<br />
BRI.VIO, wordt tot Veldheer der<br />
Kaninefaaten verkooren., 13 9<br />
Britenkruwd, of Herba Britaw<br />
nica, waar voor men 't zelve<br />
te houden hebbe. 21. Byge-<br />
loovigheid omtrent hetzelve.<br />
Boerewonningen. zte <strong>Friesland</strong>,<br />
1 2 S<br />
T, r<br />
"BOKK\ MA^RIENK) korte leeveris-<br />
Brttfenburg , 304<br />
bêfehry ving van dénzelven. 571<br />
Buscn, ( HÉNI-RIK) uitvinder<br />
Bolswerd, een Klooster daar<br />
eener fraaie kunsr. intf<br />
geftichf. 415. Lydt veel by Buweklooster, gefticht door Bu<br />
een' zwaaren brand. 486. we Harkema, 40^<br />
C.
c.<br />
der voornaamfïe Zaaken.<br />
^nstelhm Flevum was naby<br />
het Vhe gelegen. 15<br />
CECINA , Vddheer van Vitellius.<br />
185<br />
CEREALIS fchiet te kort in den<br />
flag by Vetera. 190. Sluit<br />
een Verdrag met C.vilis. 191<br />
CHARIETTO, zie JULIAAN.<br />
CIVILIS ( KLAUDIUS ) wordt gevangklyk<br />
naar Rome gevoerd<br />
en weder ontflagen._ 184.<br />
Blinkt grootelyks uit in den<br />
Oorlog tusfehen de Batavieren<br />
en Romeinen. 188. Behaalc<br />
de overwinning op de Romeinen.<br />
189. Ontvangt grooten<br />
dienst van de Friezen en<br />
Duitfchers in den flag by<br />
Vetera. 193. Sluit een Verdrag<br />
met Cerealis. 191<br />
Christendom (het) had in de<br />
achtile eeuw reeds hier te<br />
lande veel opgang gemaakt,<br />
maar was gepaard niet veele<br />
overblyffelen van het Hei<br />
dendom, ^39. Wordt door<br />
Karei den Grooten fterk<br />
voortgezet. 243. Hoe ver<br />
basterd OOK was 't nog veel<br />
beter dan het Heidendom te<br />
fchatten. 257<br />
CRUPTORIX (de Hofftede van;<br />
lag waarfchynlyk naby Harlingen,<br />
17<br />
D.<br />
AGOSERT, verflaat en mishandelt<br />
de Saxers en Fiiezen.<br />
221<br />
Pp<br />
Damiate, verfchil wegens de<br />
verovermge dier Stad tuslchen<br />
Haarlem en Dokkum. 385<br />
DatNEN (de) rooven en pionderen<br />
in <strong>Friesland</strong>; leggen Westerwierurh<br />
en Dykshorne aan<br />
kooien. 252. Zenden eene<br />
Vloot naar <strong>Friesland</strong>, die daar<br />
jammer yk huishoudt. 253,<br />
Rechten weder ysfeiyke verwoestingen<br />
aan. 254<br />
DEKAMA , (SIXTUS anders Sytfe)<br />
wyst bet Poteftaatfchap<br />
van de hand. 543. Is een<br />
van de hoofden der Schierin.<br />
gers. 546 Verzoent zich met<br />
Ode Bottinga, hoofd der Vetkoopers.<br />
547. Sterft. 583<br />
DiEDi.uiK, voor een der Voorvaderen<br />
van Koning Radboud ,<br />
en voor den Stichter van Medenblik<br />
gehouden. 205<br />
DioicAitus SFGON , wordt voor<br />
Prins vau <strong>Friesland</strong> geiiouden.<br />
180<br />
DIRK de III, Graaf van Holland,<br />
oveiheert <strong>Friesland</strong>. 294<br />
DfRR de V, wordt verhaald<br />
de Friezen beoosten 't Vlie<br />
over 't ys beoorloogd, en<br />
Stavoren ingenomen te hebben.<br />
301 — 303<br />
DIRK de VI, is voorneemens<br />
Fiiesland ten Westen en ten<br />
Oosten het Vlie aan zich te<br />
onderwerpen. 320. liet Iaatfte<br />
blyf't gelulckiglyk ongemoeid.<br />
321<br />
DIRK de VII, fluit een Verdrag<br />
met Willem zynen Broeder<br />
en den Granvd van Gelder.<br />
366. Overlydt te Dorc;rechc.<br />
36*<br />
Duic van Azta , Bisfchop van<br />
5 Utrecht,
B L A D W Y Z E R<br />
Utrecht, in <strong>Friesland</strong> komende<br />
om daar eene aanzienlyke bede<br />
te heffen, wordt gevangen<br />
genomen, doch door eenige<br />
Monniker- verlost. 368<br />
DISK van TJÓMMARÜM, Abt van<br />
Lidlum, poogtdcKloostertugt<br />
té hervormen. 51.).<br />
Dyken. Aanleiding tot het maaken<br />
van dezelve 39. Waren<br />
in den beginne zeer zwak,<br />
en wérden naderhand fterker<br />
.gemaakt, zonder nogthans de<br />
verandering van 's Lands gedaante<br />
te konnen beletten. 40.<br />
Om dezelve te beter te beveiligen<br />
, wordenze voorzien<br />
, met een voormuur van paalwerk.<br />
7j<br />
Dykshorne, een Dorp tusfehen<br />
Almenum en. Terfchélfing. 8<br />
wordt door de Deenen verbrand.<br />
252<br />
Dokkum, fluit een Verdrag met<br />
die van Groningen. 466"<br />
Donder en Blixem, is hier . te<br />
lande niet zo gemeen als el.<br />
ders. J G 3<br />
Drentben, beoorloogd door Bisfchop<br />
Wilbrand. 3t8. Werpen<br />
zich in de armen der Friezen.<br />
300. iV.'aaken vrede met Jiem.<br />
303. Worden op nieuw door<br />
den Bisfchop beoorloogd;<br />
liaan de Friezen, en diyven<br />
hen neffens de. Groningers<br />
op de vlugr. 394<br />
Dronkenfcbap, zie <strong>Friesland</strong>.<br />
DM'SUS ,, ( KLAUDIUS ) graaft een<br />
Graft uit den Ryn in den<br />
Ysfel. (;.. Brengt de Friezen<br />
onder Synf. 172. Neemt<br />
de geringheid van hun vermogen<br />
in acht. j 78<br />
Druïden, een foort van Priesteren.<br />
_ * ,23<br />
Duitfchers Crfe)plagten oudtyds<br />
i wel eens van woonplaats te<br />
veranderen. 2. Wat aanleiding<br />
gegeeven hebbe, dat de<br />
Romeinen eerst van hun hoorden.<br />
3. Verfcheiden Duitfche<br />
volkeren zyn gelukkig tegen<br />
de Romeinen. • 195<br />
E.<br />
EsWe;t. Op 't einde der<br />
twaalfde eeuw had men n 0g<br />
veele van derzelver Famtliert<br />
hier te lande. 137. Die Dorpen<br />
waren :<br />
er doorgaans 't<br />
ergst aan daar meer dan één<br />
Edelman woonde. 424. Die<br />
van Liaukema , Ade'en en<br />
Ehnxma gedroegen zich zeer<br />
loffelyk in den hongersnood<br />
die op den zwaaren regen van<br />
1315 volgde. 4 5 9<br />
tdehngen, de eerfte der drie<br />
Staaten by de Ouden. 135.<br />
Sommigen daar van tot den<br />
Ridderftand verheven. 13S<br />
ECBÜRI- van SAXEN, Graaf van<br />
Stavoren enz. vereenigt zich<br />
met de Saxers tegen den Keizer,<br />
die daarop zyne bezittin-<br />
• gen in <strong>Friesland</strong> aanflaat, en 't<br />
Graaffchap Stavoren aan Bisfchop<br />
Koenraad fchenkt. 300,<br />
Verzoent zich met den Keizer<br />
en wordt weder voor Landsheer<br />
deezer landen erkend ,<br />
doch verliest dezelve op<br />
nieuw. 304. Wordt, na zich<br />
weder ïuecdenKeizerverzcend<br />
w
e hebben, en van hem afge»<br />
vallen te zyn, omgebragt. 30Ö<br />
EITSMA, uitvinder van een beweegbaar<br />
Zotwcftelfel. 166<br />
EMMEN, (ÜBBOJ zyn oordeel<br />
over de befchfyving van Plinius<br />
, wegens 's Lands ge-<br />
Üeldheid. 23. en wegens de<br />
veranderingen daarin voorgevallen.<br />
30. Heeft rïet oog<br />
op 't jaar 1222. 34- Zyn<br />
getuigenis wegens der Friezen<br />
zugt voor hunne vryheid. 343<br />
Engnpierum, de nieuwe dyk, daar<br />
aangelegd, is zo wel fchuins<br />
van den binnen- als buitenkant.<br />
70. Hierby heeft men<br />
de Nieuwe Zylen. 85<br />
ENCKEMA, zie JONCAMA.<br />
Enkbuizen , ( die van) lyden<br />
zeer veel nadeels van de Friezen.<br />
444. Wreeken zich op<br />
dezelven, doch niet ongeltrafr.<br />
445. Steeken St. Odulfsklooster<br />
in brand, doch worden<br />
'achterhaald. 44ó~<br />
Europa wordt jammerlyk geteifterd<br />
door eene pestziekte. 500<br />
Ezonftad , lydt veel by den<br />
hoogen Watervloed van 805.<br />
250. Wordt door een' hoop<br />
Noormannen overweldigd.<br />
253, Lydt te veel van de<br />
Noormannen om zich naderhand<br />
tegen 't geweld der Zee<br />
te beveilig; n. 282. Ten groo.<br />
ten deele weggefpoeld. 393<br />
Ezumazyl, aldus genoemd naar<br />
de oude Ezonltad , dient<br />
Oostdongerdeel tot ontlasting<br />
van 't overtollige water. .89.<br />
Dezelve , voorheen van hout<br />
gewefst zynde, is in 1671,<br />
vernieuwd en van fteen opge<br />
der voornaamfte Zaaken.<br />
trokken, 't welk vereeuwigd<br />
is door wapenen en qpfchrifien.<br />
,90. Verandering omtrent de<br />
Zylfchatting gemaakt. 92<br />
F.<br />
FEITEMA, (DODO) Abt van<br />
Oudeklooster, neemt Bolswerd<br />
by verrasfinge in. 588<br />
Flieusjer (anders Fluisfir) Meer,<br />
deszelfs oorfprong nagefpoórd»<br />
67. Merkelyk vergroot. 441<br />
FLORIS , Zoon van Graave Dirk<br />
den 111, van de Friezen voor<br />
Landsheer erkend 293. Wordt<br />
van Leenmau eigen Heer of<br />
Graaf van <strong>Friesland</strong>. 294. De<br />
Bisfchop van Utrecht berokkent<br />
hem een' gevaarlyken kryg.<br />
294. Dezelve loopt tot 's Gras.<br />
ven voordcel ten einde. 295.<br />
Wordt op nieuw belaagd ,<br />
overwint, en komt om. 295<br />
FLORIS de II, zie GALAMA.<br />
FLORIS de III, fterft. 36a<br />
FLORIS de IV wordt binnen<br />
Franeker gehuldigd. 3^7<br />
FLORIS de V wordt te Stavoren<br />
gehuldigd. 429. Wordt opgevolgd<br />
door zynen Zoon<br />
Jan. 431<br />
FOKKE SJOERDS, een treffeiyk<br />
Historiefchryver. 167<br />
FORTEMA», (MAGMJS) voor<br />
eerfte Poteftaac van <strong>Friesland</strong><br />
gehouden. 263<br />
Fojite , Foste of Fosta, een
B L A D W<br />
ingevoerd te hebben na dat<br />
dezelve lang voorheen verftooten<br />
was. ' 236<br />
Foswerder Kerk in brand ge-<br />
Itooken, zie Klaarkamp.<br />
Frana pf Frona , wat deszelfs<br />
werk geweest zy. 263<br />
Franeker verkrygt de magt om<br />
alle zaaken naar Keizerlyk<br />
recht en?., te mogen rechten.<br />
332. Wordt door 's Lands<br />
Staaten met verfcheiden voorrechten<br />
befchonken. 5, 7<br />
Franjum, het Klooster van dien<br />
naam begeeft zich onder de<br />
befcherming van den Abt van<br />
Lidlum. 4 I +<br />
Franken, eerde grondflag van<br />
dien wydvermaarden naam.<br />
195. Vallen onder de Regeering<br />
van Makrinus en anderen<br />
in Gallië. 196. Vernieuwen<br />
hunnen inva! in 't Romeinfche<br />
Ryk. 107. Loopen geheel<br />
Gallië afl 197. Worden door<br />
Probus overva'len en gefla^en.<br />
199- en ook door Konftantyn<br />
den Grooten. ?o5. Trachten<br />
in Gaiüë te vallen, doch worden<br />
verflagen. 207, Vallen<br />
met geheele hoopen in Gaüië,<br />
doch worden door Konfïans<br />
bedwongen. 210. Trekken<br />
weder over den Ryn. 21 •.<br />
Worden ongerust over de<br />
toeneemende magt der Friezen.<br />
219<br />
Frankifche (het) Ryk wordt na<br />
den dood van Klotaris onder<br />
zyne vier Zoonen verdeeld.<br />
220. Piszdfs Koningen handelen<br />
de Saxers en ' Friezen<br />
doorgaans zagtelyk. 221.<br />
Y Z E R<br />
Deszelfs verval geeft aanleiding<br />
aan debuitenlandfchp Hort»<br />
en Graaven om de Regeering<br />
aan zich te trekl-nn. » rü<br />
FKEDHIK (Keizer) bewerkt een<br />
Verdrag tusfehen Holland en<br />
Utrecht wegens <strong>Friesland</strong>. 352.<br />
't Zelve fchynt vooreerst van<br />
weinig gevolg geweest te zyn.<br />
T7 35 +<br />
1 REDKIK van BLANKENHAM ,<br />
zie BLANKENHLIM.<br />
<strong>Friesland</strong>: deszelfs naam is van<br />
eenen onzekeren oorfprong. r,<br />
Was niet altyd van dezelfde<br />
oitgeftrektheid. 4. Deszelfs<br />
grenzen ten tyae van Karei<br />
den Grooten. 5. Het tegenwoordige<br />
<strong>Friesland</strong> is maar<br />
een klein gedeelte van't oude.<br />
Heeft veeie veranderingen<br />
ondergaan. 6. Ellendige ge-<br />
Iteldheid des lands. 22. Oudtyds<br />
waren 'er veele bosfchen<br />
in 't zelve. 26. De Duinen<br />
d-enden 't zelve tot befchui ting.<br />
35. Is lang zonder Dyken<br />
geweest. 35. Deszelfs beste<br />
kjiei .ronden zya uit Zee opgeworpen.<br />
42. Verdeeling<br />
van <strong>Friesland</strong> onder Karei den<br />
Grooten. 44. Dezelve is van<br />
korten duur, gelyk ook de<br />
Friefche vryheid 45 Nadere<br />
verdceiing in erfiyk en vry<br />
<strong>Friesland</strong>. 45. Het eerfte wordt<br />
weder in urie ftuklten verdeeld,<br />
en het Iaatfte fq zeven Zeelanden<br />
onderfcheiden. 46. Deeze<br />
verdeeling wordt door laatere<br />
Schryvcrs niet altoos<br />
gevolgd. 50. Het valt moeielyk<br />
de eene met de airdere te<br />
ver-
vereffenen, 51- Hedendaags<br />
verdeelt men <strong>Friesland</strong> op<br />
tweederlei wyze, of vooreerst<br />
ten aanzien des lands. 52. of<br />
ten tweeden ten aanzien der<br />
Regeeringe. 53. Verfcheidenheid<br />
van gronden in hetzelve.<br />
54. Dezelve zyn over het<br />
algemeen vlak en elfen. 63.<br />
De reden daarvan. 64. Men<br />
vindt 'er veele Meeren en<br />
Vaarten , dóch hard en onfmaaklyk<br />
water, waarom 't<br />
regenwater 'er zorgvuldig bewaard<br />
wordt. 64. By lang.<br />
duurige droogte heeft men 'er<br />
dus wel eens gebrek aan<br />
gezond en drinkbaar water. 65.<br />
De veelvuldige wateren be-<br />
-gunftigen de fcheepvaart. 6j.<br />
Men vindt hier verfcheiden<br />
Trek- of T.iagvaarten van en<br />
naar de voöinaamfle Steden. 66.<br />
<strong>Friesland</strong> is ook niet ontbloot<br />
van bosfchen en boomen. 69.<br />
Heeft zwaare Buiten - en<br />
Biunc-ndyken. 7°-<br />
dér "coornaanijle Zdahti.<br />
H e e f t b a<br />
halven de Slagte- en Leppedyk<br />
nog verfcheiden anderen.<br />
79 enz. Ook zyn 'er<br />
veele Sluizen in <strong>Friesland</strong>.<br />
83. Luchtsgefreldheid. 100.<br />
Verfcheidenheid van weder.<br />
10r. Van de oude Stinzen<br />
of Steenhuizen zyn maar weinige<br />
meer over. 146. Het<br />
ontbreekt 'er niet aan aüngenaame<br />
Landhuizen. 147. Da<br />
Bocrewooningen zyn doorgaans<br />
vry aanzienlyk. 148. In<br />
plaats van zwaar bier drinkt<br />
men 'er nu veel thee en koffy.<br />
ïj2. Dronkenfchap wordt 'er<br />
zeldzaam vernomen. 153. Me.a<br />
'<br />
heeft'er goede fchikkingen op<br />
't onderwys der jeugd gemaakt,<br />
fchoon hier en daar nog vry<br />
wat te verbeteren valt. 15 5-<br />
Heeft verfcheiden treffelyke<br />
Dichters en Historiefchryvers<br />
voortgebragt. 167. Zou eerst<br />
geregeerd zyn door zeven<br />
Printen. 1C9. Deeze zouden<br />
door zeven Hertogen vervan -<br />
gen zyn. 170. Op deezen<br />
volgden negen Koningen. 171.<br />
De landen ten Westen en<br />
Zuidwesten van Stavoren<br />
worden bevolkt door vyf<br />
Edellieden. 208. Was in de<br />
achtfte eeuw een kweekhof<br />
van de edelfte fpruiten. 239.<br />
Het' Koningryk wordt daar<br />
vernietigd, en de landen door<br />
Frankifche Graaven enz. beftierd.<br />
240. Heeft groote<br />
verpligting aan Karei den<br />
Grooten. 257. Wordt onder<br />
Stadhouders en Landvoogden<br />
gelteld, 257. De aangeftelde<br />
Graaven tconnen 't daar zo<br />
verre niet brengen als wel<br />
elders. 258. Het beftier was<br />
ten platten lande niet altyd<br />
eveneens gedeeld. 2Öt. Lydt<br />
viy wat nadeel by de ver.<br />
deeldheden van 't Keizerryk<br />
en de herhaalde invallen der<br />
Noordfche volkeren. 274.<br />
Wordt tegen de Iaatfte door<br />
eenige Friefche Edelen befchermd.<br />
275- Behoort niet<br />
tot de verdeeling, welke ten<br />
tyde van Keizer Henrik gemaakt<br />
werd. 279 Wordt door<br />
geduurig branden . moorden<br />
en rooven der Noormannen<br />
tot deuiterfie ellende gebragt.<br />
281. Lyds
B L A D W Y Z E R<br />
28 r. Lydt veel by inwendige<br />
verdeeldheden. 202. Her is<br />
een ongeluk voor <strong>Friesland</strong><br />
geduurig van Heer te wisfelen.<br />
309. Blyken van deszelfs<br />
wel vaaren. 371. Daar uit<br />
wordt weelde gebooren.- 372.<br />
Jammeriyke verdeeldheid. 38^.<br />
Schiet dieper wortelen. 420.<br />
Lydt zeïr veel door een geweldigen<br />
regen. 441. De-<br />
Zelve wordt gevolgd van<br />
! hongersnood. 458. Krygt<br />
eene nadere betrekking tot<br />
Hertog Albrecht van Beyeren.<br />
506. Sluit een Verdrag met<br />
1<br />
de Ornmelanders en Groningers.<br />
507. De rust wordt<br />
gefloord door de Geestelyken.<br />
510. Lydt veel by eenen<br />
geweldigen watervloed, en<br />
nog meer by zyne inwendige<br />
verdeeldheden. 518. Alles<br />
fchikt zich tot oproerigheid.<br />
559 Lydt veel by den dood van<br />
eenige voornaame Edelen. 583<br />
Friezen (de) zyn een volk van<br />
Duiriche afkomst of met de<br />
Duitfchers van denzelfden<br />
oorfprong. 1. Stammen niet<br />
af van de Perfiaanen of In.<br />
diaanen 2. ook niet van eene<br />
Noordfche Natie, Frmfi genoemd<br />
, 2 en 3, Bewoonden<br />
deeze landen:reeds voor<br />
den optogt der Cimbren naar<br />
Italië. 4. Meerdere en Min.<br />
dere Friezen, 5. Onderfcheiden<br />
in Oost- en Westfriczen.<br />
5. Werpen Terpen en<br />
Weerden op. 36. Hunne<br />
geaartheid enz. 104. De<br />
oude Frigzen maakten weL<br />
mg werks van de kleedinr,<br />
104. veel van 't hoofdhair.<br />
'05 Hoe zy met baard<br />
en knevels handelden. 106.<br />
Hadden geringe wooningen.<br />
106. gebouwd op Terpen<br />
ot Heuvels. 107. Maakten<br />
veel werks van visfchen en<br />
jaagen, maar niet van Landbouw<br />
en Veevoeding. 108.<br />
Hadden eenvoudige wapenen.<br />
108. Hunne paarden<br />
waren fnel, en de vrouwen<br />
gingen meê ten flryde: 100.<br />
Oefenden geen befchaafde<br />
weetenfchappen. 100. gelvk<br />
ook geen koophandel, 110.<br />
Hunne Huwelykeia en 't geen<br />
daaromtrent werd in acht<br />
genomen. i ! 0 . Leefden<br />
doorgaans kuisch en tuchtig.<br />
Een Overfpeeifter werd<br />
zonderling door hen geflraft.<br />
112. Hadden de gewoonte<br />
met van hunne kinders te<br />
dooden of te vondeling te<br />
leggen. 112. By vervolgd<br />
tyd is hieromtrent merkelvke<br />
verandering voorgevallen, j 13'<br />
De Moeders zoogden haare<br />
kinders zelve. 114. Veele kin.<br />
ders te hebben was eene eere<br />
en deeze waren by Oomen<br />
en Moeien ruim zo wel gezien<br />
als by hunne Ouders, x 14.<br />
De nagelaaten goederen vervielen<br />
aan de kinderen of<br />
naaste erven. 115, Hielden<br />
veel van gastery en herberg,<br />
zaamheid; gingen doorgaans<br />
gewapend , en hielden juist<br />
de maat niet in 't drinken,<br />
waaruit veelerlei twisten ontirondeHj
der voornaam/Ie Zaaken,<br />
ftonden, rif. Op hunne gastmaalen<br />
werd gehandeld over<br />
de gewigtigfte zaaken. nó.<br />
Waren openhartig , getrouw<br />
en gemeenzaam in den dagelykfchen<br />
omgang. ii
B L A D W Y Z E R<br />
te befchry ven. 150. Derzelver<br />
fpyze en drank. 151. Beminnen<br />
huil Vaderland en<br />
vryheid. 153. Hebben federt<br />
lang de fraaie letteren beoefend<br />
tot nut van Kerken<br />
en Schooien. 154 Nadere<br />
befchouwing van der Friezen<br />
karakter, 161. Zy zyn niet<br />
gefchikt om zich in weelde<br />
en wellust te baaden; ook<br />
zyn zy geene vleyers. 163.<br />
Konnen geene trotsheid dulden.<br />
i6/[. Maaken niet veel<br />
werk van kunften van fmaak,<br />
fchoonze uitmunten in verfcheiden<br />
nuttige verrichtingen.<br />
165. Zyn echter niet te<br />
itomp voor dj eerfien. i66i<br />
Leggen zich thans meer dan<br />
ooit toe op de zuiverheid<br />
der Nederduitfche taal. 167,<br />
Na 't vertrek van Germanikus<br />
houden de Friezen zich ftil.<br />
178, Worden door de ftrengheid<br />
van Olennius tot opftand gedreeven.<br />
179 Hehaalen grooten<br />
roem door 't verdaan van<br />
Apronius. 179. Worden door<br />
hongersnood gedwongen graa.<br />
nen van elders te haaien. 180.<br />
Handelen met Korbulo, en<br />
raaken van 'c Romeinfche<br />
Krygsvolk ontQageu. 181.<br />
Trachten hunne grenspaalen<br />
verder uit te breiden. 182.<br />
Kiezen de zyde van Vitellius<br />
tegen Otto, en zwemmen over<br />
de Po. 185. Neemen deel<br />
in den oorlog tuslchen de<br />
Batavieren en Romeinen. 188.<br />
Vallen tot hun ongeluk in de<br />
landen der Sikambren. 191.<br />
Neemen weder dienst by de<br />
Romeinen. 192. Worden doof<br />
Nerva onder 't juk gebragt,<br />
193. Beginnen ae Zeekusten<br />
fterkfr te bewooneii. 193.<br />
Worden door Kiodius Albinu»<br />
verflagen. 19;. Hebben waarfchynlyk<br />
deel gehad aan de<br />
invallen der Franken in Gallië.<br />
196. Loopen geheel Gallië<br />
al. 197. Stroopen ter Zee.<br />
198. Zyn Probus getrouw in<br />
den oorlog tegen Prokulus;<br />
doch hunne onder .verping is<br />
kort van duur. 200. Hebben<br />
vry wat te lyden by de verhuizinge<br />
der Saxers en andere:!.<br />
20 r, Hun verlies wordt op<br />
eene andere wyze geboet, 292.<br />
Vallen bezwaarlyk te beteu.<br />
gelen. 203. Worden naauwer<br />
onder 't juk gebragt. 205.<br />
Verlaaten het Frankilche verbond<br />
j en maaken ééa volk<br />
met de Saxers. 208. Vermeesteren<br />
Uatavië. 211. Verhuizen<br />
naar Engeland. 215.<br />
Breiden zich verder Oost- en<br />
Westwaards uit. 216. Maaken<br />
een verbond met de Saxers.<br />
216. Hebben deel aan'.t geene<br />
in Brittannië gebeurt. 217.<br />
Brengen 'c grootfte deel der<br />
oude Uritten om. 317. Staan<br />
op tegen het Frankifehe Ryk.<br />
220. Worden door Pipyn<br />
overwonnen. 224 en'van de<br />
Noormannen erger dan flaaven<br />
behandeld. 224. De meesten<br />
blyven Heidenen, en ontzien<br />
zich niet het Frankifche gebied<br />
te ontrusten. 220". Worden<br />
door Karei Martel overwonnen.<br />
2^8. Zoeken zich van<br />
de Frankifche heerfchappye t»<br />
out-
der voornaamfte Zaaken.<br />
ontdaan , doch worden in<br />
hun eigen land bevochten en<br />
-overwonnen. 231. Moeten<br />
zich aan Karei Martel onderwerpen;<br />
doch de uitgebreidheid<br />
der óndérwérpinge wordt<br />
öngelyk begreepen. 232. Helpen<br />
Karoloman tegen de Saxers.<br />
5234.. Worden door Karei den<br />
Crooten ganfchelyk onderworpen.<br />
240. Doen hem veel dienst<br />
in den oorlog. 243. Een gedeelte<br />
'fteekt over naar Engeland,<br />
terwyl anderê door de<br />
Saxers verflagen worden. 244.<br />
Verkrygen den naam van Frye<br />
Friezen. 246. Hunne voorrechten<br />
worden te breed uitgemeeteu.<br />
248. Het gaat hun<br />
niet kwalyk by hunne af.<br />
hangklykheid van 't Keizer,<br />
ryk. 250. Doen een nieuwen<br />
eed van getrouwheid aan Karei<br />
den Grooten. 251. Verkiezen<br />
eenen Poteftaat, 261. Verkrygen<br />
't voorrecht van niet buitenlands<br />
tot den oorlog ge.<br />
voerd te konnen worden. 282.<br />
Zyn te onvreden over de ver»<br />
fchenkinge van Oostergo en<br />
Westergo aan oen Graave van<br />
Holland. 319. Hebben de<br />
hand in de oneenigheid tus.<br />
fchen Graaf Dirk en zynen<br />
Broeder Floris den Zwarten.<br />
320. Verfcheiden huisgezinnen<br />
vertrekken naar de Elve , daar<br />
honderd van dezelve drieduizend<br />
Schuiven afweeren 336".<br />
Helpen Lisfabon veroveren.<br />
343. Hebben dee! aan 't<br />
beoorloogen der Heidenfche<br />
Sclaaven omtrent de Oostzee-<br />
344. Verydelen de pooging<br />
Q4<br />
van Hendrik de Leeuw. 344 ><br />
Gaan yverig voort met het<br />
ftichten van Kloosters. 345.<br />
Zyn met geene woorden te<br />
beweegen om hunne vryheid<br />
te laaten vaaren. 354. Bieden<br />
Koning Willem de hand in de<br />
belegeringe van Aken, en<br />
worden van hem met aavzienlyke<br />
voorrechten befchonken.<br />
406. Derzelver Verdeeldheid<br />
heeft jammerlyke gevolgen.<br />
436. De tweefpalt kost veelen<br />
't leeven. 458. Behaalen de<br />
overwinning op Graave Willem<br />
dén IV* 494. Treffen een<br />
beftand van twintig jaaren<br />
met wTdem den V. 500. Sluiten<br />
een Verdrag met de Westfriezen.<br />
505. Weigeren Hertog<br />
Albrecht voor Ruwaard<br />
te erkennen. 510. Zyn niet<br />
zeer Hollands gezind. 516".<br />
Sluiten een verbond met de<br />
Groningers. 521. Zyn te heet<br />
op een gevecht met het Leger<br />
van Hertoge Albrecht. 537.<br />
Krygen de nederlaag. 539.<br />
ook by eene volgende ont.<br />
nioetinge, 540. Rekenen zich<br />
nog fteeds een vry volk te<br />
zyn. 54?- Verdryven de Hollandfche<br />
bezetting. 544. Worden<br />
op de vlugt geflageru 550.<br />
Verdraagen zich mee Hertog<br />
1 Albrecht. 55L Gaan een<br />
nader Verdrag aan, en onderwerpen<br />
zich aan denzelven.<br />
55Ó. Alle Friezm neemen 'es<br />
geen genoegen in, en de Gemeente<br />
beklaagt zich over haare<br />
lafhartigheid. 553- . Treffen<br />
een verbond met die van<br />
Groningen, en neemen Dokkum,
B L A D W Y Z E R<br />
kura en Kammingaburg in.<br />
560. Verjaagen de Hertoglyke<br />
Amptenaars. 56r. Belegeren<br />
Stavoren. 565. Breeken 't<br />
beleg op, en verfterken Molqueerum.<br />
566. De Uitgeweekenen<br />
komen weder in het<br />
land. 571. Leggen zich toe<br />
op 't nerftellen hunner zaaken.<br />
573. Stellen ten dien<br />
einde vericheiden dingen vast.<br />
574. De rust en bloei, hier<br />
door te wege gebragt, is van<br />
korten duur. 575. Sluiten een<br />
Verdrag met den Bisfchop van<br />
Utrechr. 592. Men heeft daar<br />
toe aan beide zyden gewigtige<br />
redenen. 593<br />
Friezen, {de kleine') waar gezeten,<br />
hun bedryf. 213<br />
Fiuso, is de waarfchynlyke<br />
Leidsman der Friezen naar<br />
deeze gewesten. 1<br />
Frylingen, de tweede der drie<br />
Staaten waarin het volk oudtyds<br />
verdeeld werd. 138<br />
FnoKEPiBUKG, (ADEL van) ge.<br />
trouwd met Anna van Kamminga,<br />
wordt des Bisichops<br />
Stadhouder in <strong>Friesland</strong>, 310<br />
Fulnabo, is Vollenhove, in de<br />
Middeleeuwen Fullenho genoemd.<br />
280"<br />
G.<br />
(yaarlegers, in <strong>Friesland</strong> gehouden<br />
, en by welke gelegenheid.<br />
263<br />
GALBA , opvolger van Nero ,<br />
dankt de Duitfche Lyfbenden<br />
af. 184<br />
GAIEMA, dit geflagt bezit veele<br />
goederen omtrent de Kreupel<br />
en Kreil. 8<br />
GALEMA, (YGE) bezet de Zeekust<br />
met wachten. 275<br />
GALEMA , ( GALE YGFS ) zyne<br />
ontmoeting met Fioris den II,<br />
in het bosch Kreil. 315.<br />
Wordt verfchillende beoordeeld.<br />
316. Noot. Het gefchil<br />
Over 't bosch Kreil met<br />
den Graaf bygelegd. 355<br />
Ceestelykbeid (de) krygt veel<br />
invloeds in zaaken van regeering.<br />
259. By de verkiezinge<br />
van Rechteren en Overheden<br />
ftaat het haar niet vry eenige<br />
gefchenken te ontvangen.<br />
260. Stoort de rust 'iu <strong>Friesland</strong>.<br />
5 I O<br />
Gerkesklooster, gefticht door Gerke<br />
Harkema. 403<br />
GERLAKTJS, (Priester) moedigt<br />
zyne Friezen aan om niet te<br />
luisteren naar de rnooye<br />
woorden der Sclaaven. 337.<br />
Ook gaat hy den zynen ktoekmoediglyk<br />
voor. 338<br />
Germaanen (de Overrynfche _)<br />
vallen in Gallië. 198. Andere<br />
Germaanen zitten niet ftil.<br />
205. Verfcheiden Germaanifche<br />
Volkeren verbinden zich<br />
tegen de Romeinen. 206<br />
GEKMANICÜS doet een Scheepstogt<br />
naar de Eems. 14. Herftelt<br />
de rust in 1 leger en<br />
overwint Arminius 174.<br />
Keert te rug naar de Eems.<br />
175. Zet den oorlog ia<br />
Duitschland voort. 176 Wordt,<br />
van een' geweldigen ftorm<br />
op Zee beloopen. 176. Hy<br />
was een begunftiger der Friezen.<br />
177<br />
Cent-»
Genezareth of Nazaretb, een<br />
Klooster. 351<br />
Geflagten ( voornaame Friefche )<br />
362<br />
Ga, is het zelfde met Ga?. 52<br />
Godvraaging, hoe oudtyds verricht.<br />
' 124.<br />
GODEFRID , Deensch Koning,<br />
merkt <strong>Friesland</strong> aan als hem<br />
toe te behooren. 25S<br />
GODEFRID met de bult, mengt<br />
zich irt den oorlog tusfehen'<br />
Robert de Fries en zynen<br />
broeder Boudewyn. 297.<br />
Raakt te Alkmaar 'in de engte.<br />
298. Noodzaakt de Friezen<br />
om zich aan hem te onderwerpen<br />
; 'doch raakt kort<br />
daarna om 't leeven. 299<br />
Graaven enz, over deeze landen<br />
aangeiteld, die hoe langer<br />
hoe ïr.agtiger worden. 45»<br />
Derzelver oorfprong. J94<br />
GRATINGA , zie HARNS.<br />
GREGOIUUS , opvolger van Bonifacius,<br />
zet de bekeering der<br />
Friezen met yver voort,<br />
daarin geholpen door Willehad.<br />
a37<br />
Grieten-jen , (het getal der)<br />
is op den eenen tyd grooter<br />
dan op den anderen geweest.<br />
261<br />
Grietman , oudheid en betekenis<br />
deezes woords. 130.<br />
Noot. Hun beftier is niet<br />
altoos van denzelfden duur<br />
geweest, doch' zy werden<br />
verkoozen by vrye ftemminge»<br />
261<br />
Grmd, byna weggefpoeld. 8 eu<br />
/ 427<br />
\ Oe<br />
dsr voornaanïfie Zaaken.<br />
Gronden (de~) van <strong>Friesland</strong><br />
zyn onderfcheiden. 54<br />
GROVESTIKS (WÏBE) verdrinkt*<br />
457<br />
Gut, Bisfchop van Utrecht,<br />
belaagt de vryheid der Friezen.<br />
447. Doet de Stellingwervers<br />
in den ban. 449»<br />
Bekrachtigt het gevelde ban*<br />
vonnis. 451. Het gedrag van<br />
beiden is berispelyk. 452.<br />
De ban wordt opgeheven.<br />
4f3<br />
GYSBERT jApix , (de Rymleryen<br />
van) werden voor heen<br />
zeer veel geleezen , doch<br />
thans van weinigen verftaan.<br />
361. Deeze Dichter behoeft<br />
niet te wyken voor Poot ,<br />
en fomtyds niet voor Vondel.<br />
167<br />
H.<br />
H ANYA (GALE) weigert de<br />
waardigheid van Poteftaat aan<br />
te neemen. 543. Is een van de<br />
hoofden der Schieringers. 546%<br />
Sterft, 5S3<br />
Harderwyk (die van) verkry.<br />
gen vrygeleide door Wildinge<br />
in Westergo, Waarop een<br />
verbond volgt met die van<br />
Oostergo. 462<br />
HARINXMA (HARING) te Heeg,<br />
is Poteftaat van Westergo»<br />
265, 544<br />
HARINXMA, (AGGE) deszelfs<br />
geflagt verkrygt de Heerfchappy<br />
te Sneek. 572<br />
Harlingen , heeft vier (luizen.<br />
94, De imvooners hebben<br />
i nog
S L AD W Y Z E R<br />
flog gevoel van de zwaare<br />
ftormvvinden van 1775 en<br />
1776. 10 r. Wanneer eene<br />
Stad geworden. 393<br />
HARNS (DOUWE van) doorfteekt<br />
den Zoon van Sikke<br />
van Gratinga. 330. Het Sioc<br />
van den eerften wordt belegerd<br />
en hy met wyf en kinderen<br />
omgebragt. 331<br />
HARON, Hertog van Oostfriesland,<br />
bedwingt Diederik, die<br />
zich voor Koning van Westfriesland<br />
had opgeworpen. 208<br />
HARWEISMA , (AALTSE) zie<br />
KAMMINGA.<br />
Haskerdyk (de) fchiet tusfehen<br />
Haskerland en jEngwirden<br />
door. 83<br />
HEEMSTRA ('t huis van FÜYE)<br />
te Dokkum wordt geplonderd.<br />
5+7<br />
HELBADA fj JUCKE ) brengt Douwe<br />
Ropta eene doodelyke wonde<br />
toe. 436. Sneuvelt met vier<br />
der zynen te Hoogebeintum,<br />
438. Zyn Zoon wreekt zich<br />
deswegen, 438<br />
HENKIK de LESUW, ziet zyne<br />
pooging, om wraak over den<br />
dood van zynen Overgrootvader<br />
te neemen , door de<br />
Friezen verydeid. 344<br />
HENRIK f Keizer) zoekt den<br />
inwendigen bloei des lands<br />
te bevorderen, en de Noormannen<br />
te beteugelen. 281<br />
HENRIK (Keizer) de IV, geeft<br />
Oosiergo en Westergo aan den<br />
Bisfchop van Utrecht, 305<br />
HENRIK , Hertog van Saxen ,<br />
wordt door de Friezen verfla.<br />
gen.<br />
1<br />
314<br />
HEWIUK (Keizer) de V, be<br />
vestigt het gefchenk door zyri<br />
Vader aan de Utrechtfche<br />
Kerk gedaan. 317<br />
Herfst (in den) heeft men<br />
in <strong>Friesland</strong> veeltyds dampig,<br />
en regenachtig weder, ea<br />
ook wel eens hevige ftorm.<br />
winden, uit het Westen en<br />
Noordwesten, tot nadeel der<br />
Zeedyken. 101. Somwylen<br />
heeft men 'er eenen droogen<br />
Herfst. 101. Deeze is zeer<br />
nuttig , en wordt voor een<br />
gunftig voorteken van een<br />
volgend vruchtbaar jaar gehouden.<br />
io2. Dit jaargetyde<br />
was hier oudtyds onbekend.<br />
119<br />
HERKULES (de Pilaaren van)<br />
heeft men op Ameland gehad.<br />
17. Deeze Herkules was niet<br />
de Herkules der Grieken, en<br />
de pilaaren ilegts natuurlyke<br />
hoogten. jg<br />
HERMANA, (HESSEL) gaat de<br />
Noormannen kloekmoedig te<br />
keer. 275<br />
Hertogen van <strong>Friesland</strong> opgeteld.<br />
170. Onder hunne regeering<br />
zou <strong>Friesland</strong> zeer in<br />
magt hebben toegenomen 171<br />
HIDDEMA (GOSLLNG) raakt gevangen,<br />
en wordt weder geflaakt.<br />
^gj<br />
HIGT, was den beroemden Rotgans<br />
, in Poëzy, op zyde.<br />
167<br />
Hindeloopen. Hier gebruikt men<br />
nog de oude landtaal 160.<br />
Wanneer eene Stad geworden.<br />
4 I I<br />
Hindelooper zyl' (de) voert<br />
veel binnenwater naar Zee.<br />
9
der voornaam/Ie Zaaken.<br />
Historie (de oude) der Friezen<br />
is duister en onzeker. 16 9<br />
Honderdmannen (de~) der Ou<br />
den dienden den Opperhoofden<br />
in den oorlog tot befcherming<br />
en in vrede tot raad.<br />
127<br />
Hongersnood dringt de Friezen<br />
om graanen van elders te haalen.<br />
180. Wordt gevolgd van<br />
eene pestziekte. 29a<br />
HoNoiuus, zie AUKADIUS.<br />
t<br />
I \N, opvolger van zynen Vader<br />
Floris derf V. 431. Wordt<br />
door den Bisfchop van Utrecht<br />
, met hulpe der Friezen,<br />
befprongen. 43«- Verdraagt<br />
zich met den Bisfchop.<br />
4^3. Bevestigt de vryheden<br />
en voorrechten van Stavoren.<br />
435. Wordt opgevolgd door<br />
Tan van Avennes. 439<br />
TAN van HENEGOUWEN wordt<br />
door de Friezen verflagen.<br />
491<br />
T A N van AÜKEL, Bisfchop van<br />
Utrecht , dwingt de Steenwykers<br />
en Stellingwervers tot<br />
onderwerping. 5°7<br />
T . r TAirr.i- "V ts een van<br />
fchuldbekentenis , wordt niet<br />
te min beneffens zynen Neef<br />
in een tweegevecht doodelyk<br />
gewond. 289<br />
JONGEMA (SJAAIID) maakt eenen<br />
aanflag op het Stins van Hiddema<br />
te Nieuwland ; doch<br />
wordt afgeweezen. 587<br />
JouLSMAChet geflagt van) is<br />
zeer beroemd wegens den<br />
tegenftand , dien het den<br />
Noormannen heeft beweezen.<br />
282<br />
JOVINUS , Overfte van Keizec<br />
Valentiniaan, verflaat de Overryufche<br />
Volkeren. 213<br />
Italië, verfcheiden Jongelingen<br />
van Adelyken huize begeeven<br />
zich derwaards, en komen<br />
over Engeland weder te huis,<br />
daarze met blydfchap verwei •<br />
komd worden. 284<br />
JULIAAN , bygenaamd de afvallige,<br />
behaalt meer dan eene<br />
overwinning op de Franken,<br />
an. Zendt Charictto ter beteugelinge<br />
der Quaaden.<br />
212<br />
Juliaans Vloed (de) is zeer<br />
nadeelig voor <strong>Friesland</strong> , vol •<br />
gens 't getuigenis van U.<br />
Emmius. 351<br />
JUWINGA (Juw ), van Bolswerd ,<br />
woi dt, by 't ontfleeken van<br />
den oorlog tegen Hertog<br />
de hoofden der Vetkoopers.<br />
54 6<br />
Albrecht, lot veicneer verkooren.<br />
5 "5- Keu." eenen<br />
Jerufalem of Gerkeshlooster. 351 Veldflag zeer gwaarlyk 536,<br />
JONGEMA (de Geflagten van)<br />
en Enckema krygen een hevig<br />
verfchil. 288. Jongema<br />
verdedigt zich voor den<br />
Rechter, eu Enckema doet<br />
Qq 3<br />
Zyn raad verworpen zynde<br />
verdeelt hy 't Leger in drie<br />
hoopen. 537- Sneuvelt met<br />
zeer veele Edelen iu den<br />
flag. 539
B L A D W y Z E R<br />
K.<br />
K, k-Aitrs . is de ' orwolo-pr won<br />
. Tiberius. j^p<br />
KAMMINGA , (GERBERT) wordt<br />
bedektelyk gevangen genomen,<br />
door R. Wibalda en A. Harweisma,<br />
en weder geflaakt.<br />
„ 421<br />
KAMMINGA, (TIETE) biedt Worp<br />
Ropta de hand ten nadeele<br />
van Juxke Helbada. 438<br />
KAMVIINGA , (REIKIER) Pote-<br />
• ftaat van <strong>Friesland</strong>, flaat en<br />
verdryfc de Noormannen ,<br />
doch krygt eene wonde, daar<br />
hy aan fterft. 4 ; 2<br />
KAMMIN CA , (RIENK van) Abt van<br />
Oudel.iooster, voert' oorlog,<br />
zo tegen Juw Juwinga van<br />
Bolswerd en andere Vetkoopers,<br />
ais ook tegen die van<br />
Ludingakerk. 520<br />
Kammingaburg. 394<br />
KAHAUSIUS, 'S'Keizers Admiraal,<br />
gedraagt zich kwalyk, fteekc<br />
over naar Brittannie, en doet<br />
zich voor Keizer uitroepen.<br />
203. Noodzaakt Konftantius<br />
tot het fluiten van een Ver<br />
drag. 205<br />
KAREL de GROOTE, maakt <strong>Friesland</strong><br />
tot een wingewest. 172<br />
Brengt de zaaken hier te iande<br />
te recht, en maakt de Friezen<br />
afhangklyk van 't Frahkifche<br />
Ryk. 240. Bedwingt<br />
daarna de Saxers; doch door<br />
zyne daarop gevolgde afwee.<br />
zigheid is dit van kleinen<br />
duur. 241. Berooft de Saxers<br />
cn Friezen van 't erfrecht op<br />
de ouderlyke bezittingen. 243,<br />
Yvert zeer voor de verbrei,<br />
ding van 't Christendom. 243.<br />
Heeft veel moeite • met de<br />
Saxers en Friezen ,244. Treft<br />
een Verdrag met de Saxera<br />
en mezen. 245. Geeft hun<br />
eenige Wetten en Laudrechten.<br />
247. Ontvangt zonderhnge<br />
eerbewyzingen van de<br />
Friezen te'Rome, 347. Handelt<br />
Vruchteloos met "de Deenen<br />
over vrede. 2-4. Trekt<br />
met een magtig Leger op<br />
tegen de Deenen. 255. Doet<br />
zynen Zoon Lodewyk tot<br />
Opvolger verklaaren. 256<br />
Veel valt 'er tot zynen Lof<br />
te zeggen.<br />
KA<br />
JVIaii TFJ,<br />
* ei<br />
'> wordt door<br />
Raaboud overwonnen, doch w<br />
is gelukkiger in een tweede<br />
treften. 2 2 7. Bevecht en<br />
overwint de Friezen in hun<br />
eigen land. 231. Doet hetzelve<br />
_ afloopen , en dwingt<br />
• de Snezen tot onderwerping.<br />
KAROLOMAN, brengt de Safe!<br />
en tnczen tot reden. 2o,<br />
RASPAS RO B L E S, H T „ V *<br />
Büly: aan deezen heeft<br />
friesland veel verpligtinj* ten<br />
aanzien der Zeedyken. 7 I.<br />
^ulks is vereeuwigd door een.<br />
fteenen Gedenkzuil. 72. Deeze<br />
vervallen zynde, i s daar<br />
voor eene andere opgerecht<br />
door den Graave • van Waslènaar<br />
Twickel, Grietman van<br />
Franekeradeel. , 4<br />
Kaucben (de) ftrpopen ter Zee.<br />
198
der voornaam/Ie Zaaken.<br />
Keherryk (de verdeeldheden van<br />
der lang genot van deeze gift<br />
'O hebben grooten invloed op<br />
te hebben. 305<br />
KOENRAAD (Keizer) de Ilï,<br />
den ftaat deezer landen. 460<br />
geeft de FriefcheGraaffchappen<br />
Klaarkamp, deszelfs Abt heeft de<br />
aan den Bisfchop van Utrecht.<br />
voorzitting op de Landsver<br />
333. Bevestigt de gedaane gifte.<br />
gaderingen. . 351. De Mon<br />
338. De Giftbrief van beniken<br />
fteeken de Foswerder<br />
vestiginge verfchilt eenigzins<br />
Kérk in brand, dat vier van<br />
van dien der voorgaande ver-<br />
hun het leeven kost. 548.<br />
fchenjunge. 34»<br />
Verzoenen zich met die van<br />
Foswerd. 54, Koeverden, 't Kasteel der Stad<br />
beinagtigd door den afgezet-<br />
KLAUDIUS , opvolger van Kaliten<br />
Slotvoogd. „ 3 39<br />
aula , doet eenen togt tegen<br />
de Britten. 180. Neemt geen<br />
KOMMODUS, zendt Klodius Al-<br />
genoegen in 't bedryf van<br />
binus tegen de Friezen. 194<br />
Korbulo. ÏSI<br />
Koningen (de) van <strong>Friesland</strong><br />
worden gezegd negen in getal<br />
Kleeding, zie Friezen.<br />
geweest te zyn. 17<br />
Kleigronden vindt men jn verfcheiden<br />
Grietenyen van <strong>Friesland</strong>.<br />
. f4<br />
Kloosters in <strong>Friesland</strong> gefticht,<br />
als dat van Ludinga Kerk. 345.<br />
v a n<br />
van ' Mariëngaard. 347u<br />
i t d i t<br />
Klaarkamp. 35°-<br />
Iaatfte fpruiten weder andere.<br />
351. Van Lidlum. 37. van<br />
Bajum. 358- Verrykt door<br />
de verarminge veeier Landzaaten.<br />
373- Aula Dei. 402.<br />
Gerkesklooster. 403. Buweklooster.<br />
405. Aanjum, 411,<br />
Franjum. 414. Minderbroeders.<br />
A15. -Karniely terklooster.<br />
481. Thabor. 572<br />
KLOVIS , Koning der Franken,<br />
zoekt de paaien van zyn gebied<br />
uit te breiden. 216.<br />
Wordt gedoopt, en legt den<br />
grond tot verbreiding van 't<br />
Christendom. 217<br />
KOENRAAD , Bisfchop van Utrecht<br />
, verkrygt het Graaf-<br />
. fchap Stavoren. 300. Wordt<br />
" ook met dat van Oostergo en<br />
Westergo befchonken, zon<br />
1<br />
KoNOVi.LLA, Dogter van Adgillus<br />
den II, eene deugdzaame<br />
Vrouw, en getrouwd in 'c<br />
huis van Adelen. 271<br />
KONSTANS brengt de Franken<br />
tot reden, en neemtze aan in<br />
bondgenootfehap van het Ryk.<br />
210<br />
KONSTA~-TYN de GROOTE, verflaat<br />
de Franken. 206. Begeeft<br />
zich naar Rome ter beteuge'inge<br />
van Maxentius;<br />
doch keert van daar te rug<br />
naar Gallië, en flaat de Franken,<br />
207. Sterft «in 't jaar<br />
337-<br />
2 1 0<br />
KOSSTANTIUS CHLORUS , verovert<br />
Bouiogne, vertlaat de<br />
Friezen, en voert veelen van<br />
hun naar elders. 204.. Wordt<br />
genoodzaakt Brittaunie af te<br />
ftaan aan Karaufius. 205<br />
KORBULO, handelt met de Frie<br />
l 8 r<br />
zen. „,<br />
Kreupel en Kreil, bosfchen tusfehen<br />
Stavoren en Enkhuizen,<br />
8. In dat van Kreil zou men<br />
q 4
B L A D . W Y Z E R<br />
oudtyds zeer zwaare boomen ringen der Ouden befchree<br />
gehad hebben. 69 ven, 126-123<br />
Krygsbevelbebbers (de) waren Landhuizen, zie <strong>Friesland</strong>.<br />
fomwylen van de Koningen Landiadl , (de Friefche) heeft<br />
onderfcheiden, en werden in<br />
groote overeenkomst met het<br />
de Landsvergaderingen ver-<br />
Engelsch. 156. Voorbeeld<br />
kooien. I 2 7 van owereenkomfte. 157.<br />
Kruisvaarten (de) neemen een<br />
Daar over verdient S. A,<br />
begin. 310. Krygen grooten<br />
Gabbema geleezen te wor<br />
toeloop en daaronder veele<br />
den. 159. Kundige Engelfchen<br />
Friefche Edelen. 311. De<br />
ontkennen zulks niet. ifp.<br />
gevolgen zyn voor <strong>Friesland</strong><br />
Deeze L<br />
van veel belang. 312. De<br />
drift ter onderneeminge van<br />
dezelve gaat zeer verre. 382.<br />
Worden gepredikt door Olivier<br />
van Keulen. 383. De<br />
Friezen fpeelen eene voornaame<br />
rol in deize buitenfpoo»<br />
righeden. 384. Die van<br />
Oostergo inzonderheid. 385.<br />
De Kruisvaarten gaan fleeds<br />
a<br />
ndtaal wordt niet<br />
overal gebruikt. 160. 't Is te<br />
vreczen datze eerlang geheel<br />
zal verlooren raaken. ,61<br />
Lauwers, in 't Latyn Lau.<br />
bachus , Laubacus , en ook<br />
wel Lavica of Laveca genoemd<br />
, deeze ftroom is<br />
thans van weiriie belantr. 1.1<br />
Leeuwarden , wordt , na beklommen<br />
en in brand gefteeken<br />
te zyn, ia 't recht om<br />
Lyfflrafïen te oeffenen bevestigd.<br />
526. 't Jakobiner<br />
Klooster krygt van Hertoge<br />
Albrecht belofte van befcherminge.<br />
532. Gegeeven aan<br />
Gerrit Kamminga. 561. Kerkelandraad<br />
hier gehouden.<br />
voort. 395. ür wordt eene<br />
tegen de Stadingers gepreekt<br />
en uitgevoerd. 39Ö. Staan<br />
geenszins ftil. 410. De Friezen<br />
laaten 'er zich, door 't<br />
preeken van zekeren Gerard,<br />
ligtelyk toe beweegen. 417.<br />
Elk moet zich daartoe van den<br />
bepaalden voorraad voorzien.<br />
418. De ongelukkige uitflag<br />
wordt gevolgd van binnenlandfche<br />
verdeeldheid. 410<br />
Kuinder of Tjonger , deszelfs<br />
oorlprorg en loop. 26<br />
Kuinderdyk (de) dient om het<br />
water van dien ftroom te<br />
bedwingen. 2^<br />
Leye (de) was oudtyds de<br />
uitwatering van Ferwerderadeel.<br />
9 3<br />
Lemjierzyl,- (de) is van zeer<br />
veel nut , zo tot ontlasting<br />
van 't binnenwater als tot de<br />
uit - en invaart van veele<br />
fchepen. pp<br />
pende of Linde , derzelver oor<br />
JU<br />
fprong en loop. 3
IIAÜKEMA , ( EELKE ) Abt<br />
van LWlum, voert oorlog<br />
tegen fommige Edelen , verbetert<br />
de Gebouwen van<br />
't Klooster , brengt verfcheiden<br />
Kerken onder deszelfs<br />
gebied , en beftraft de<br />
ongebondenheid zyner Konverfen<br />
; doch wordt daarom<br />
van hun gehaat en omgebragt.<br />
482. De moordenaars<br />
gevangsn en naar verdienlte<br />
geftraft. 4^5<br />
Llüumer Klooster gefticht. 357.<br />
Deszelfs Abt fticht een Uithof<br />
te JBoxum. 374. Voltrokken<br />
door Hoite van Winfum.<br />
411. Verkrygt veele bezittingen.<br />
415<br />
Lisfabon veroverd. 343<br />
Liten, de derde en geringfte<br />
der drie Staaten, waar in liet<br />
Volk oudtyds verdeeld werd.<br />
4er voornaam/Ie Zaaken.<br />
139<br />
LODEWYK , opvolger van Karei<br />
den Grooten , hcrüelt de<br />
Friezen in 't Recht op hun<br />
Vaderlyk erfgoed. 260. Waarby<br />
hy zich niet kwalyk vindt.<br />
270<br />
LODEWYK de IX, is een groot<br />
voorftander der kruistogten.<br />
416. Zendt her waards zekeren<br />
Gerard om dezelve voorttezetten.<br />
417<br />
LODEWYK, (Keizer) befchenkt<br />
Reinoud den II. met <strong>Friesland</strong>.<br />
487. Verlydt zyne Gemaalinne<br />
met Holland , Zeeland<br />
en <strong>Friesland</strong>. 496- Verklaart<br />
zynen Zoon Willem<br />
tot haaren Opvolger. 498<br />
LOON, (de Graaf van) trouwt<br />
met Ada. 3Ó8. Wordt ge.<br />
noodzaakt naar zyn Graaffchap<br />
van Loon te vertrekken.<br />
371<br />
LOTHARIUS, (Keizer) neemt<br />
der Utrechtfche Kerk het<br />
Graaffchap Oostergo en Westergo<br />
af, dat fchenkende aan<br />
Holland, tot blykbaar onge-<br />
• Boegen der Friezen. 319.<br />
Maakt groote verandering in<br />
de Rechtsplegingen. 332<br />
Lucbtsgefteldbeid van Fries,<br />
land, is taamelyk getemperd.<br />
100<br />
LUDGER, (de Heilige) hasi<br />
tot zyne moeder Laarburg,<br />
welke by haare geboorte op<br />
Qq s<br />
eene zonderlinge wyze by t<br />
leeven werd behouden. 113.<br />
Predikt het Euangelie omtrent<br />
Dokkum. 238. Wordt Monnik<br />
in Italië, 258<br />
LUDIGMAN , ( FOKKE ) beveiligt<br />
de Zeekusten. 275<br />
LuDiNOAKEiiK , (het Klooster<br />
van ) wordt gefticht , en<br />
verkrygt eenen Overfte van<br />
dt-n Bisfchop van Utrecht. 34 5.<br />
Door Rykdora verdertelen de<br />
Broeders. 337- Bezit veel<br />
lands te Weidum. 373. Doen<br />
eene Graft graaven tusfehen<br />
Vlieland en Terfchelling door.<br />
376. Wordt met Texel en<br />
Vlieland befchonken. 390<br />
LUINE, (ter) door de Friezen<br />
gebouwd. 541. Ingenomen.<br />
561. De Graaf van Oostervant<br />
vertoeft hier wel zes<br />
wecken. 562<br />
M. Ma.
B L ' A D W Y . Z. E R<br />
M.<br />
Mag iflraatsperfoonen , wien<br />
de bediening des rechts ,<br />
onder voorzitting van den<br />
Graave , was toebetrouwd.<br />
266<br />
MAGNENTIUS , werpt zich op tot<br />
Keizer. . 2io<br />
J&S&kkuln, (te) had men eertyds<br />
twee Sluizen, doch<br />
" thans maar eene, 95<br />
•MALOKIX , Regent van <strong>Friesland</strong><br />
by 't leeven van Nero.<br />
:26. 182. Zie Verritus.<br />
MANARMiiNTs, (de haven van)<br />
was digt by Rauwerd. 17<br />
MANKUS, wordt gehouden voor<br />
den naam der Maan in oude<br />
tyden. I 2 0<br />
Mantgum , (die van) geeven<br />
zeer veel lands aan Oudeklooster.<br />
374,<br />
MAÜ0ARE5.T, Gemaalinne van<br />
Keizer Lodewyk , wordt met<br />
<strong>Friesland</strong> ' verlyd. 496. Zy<br />
zoekt zich op de Friezen te<br />
wreeken over den dood van<br />
• haaren Broeder. 497<br />
Marisngaard , (het Klooster<br />
van") Wordt gefticht -. 347,<br />
Koopt het eiland Marken<br />
voor de helft. 400<br />
MA&TEKA { HESSEL ) Duko's<br />
Zoon, wordt van den Keizer<br />
grootelyks in waarde gehouden.<br />
354<br />
PI-TARTI-NA (HESSI-L) laat zich<br />
bezwanrlyk beweegen om de<br />
waardigheid van Poteftaat te<br />
aanvaarden 443. Verdryft de<br />
Hollanders ; ook ftceken ,<br />
met zyne tocftemminge, veele<br />
Friezen over naar Enkhatzen,<br />
daarze grooten moedwil<br />
aanrechten. 444. Zyn dood<br />
is van nadeelige gevolgen.<br />
4Sö<br />
MAXIMMNUS HEEKULIUS, heroïek<br />
de rust in Gallië. 201.<br />
Zet veele Franken, Friezen,<br />
Kauchen en anderen over in<br />
de landen der Friezen en<br />
Nerviers. 202. Wordt tot<br />
Ryksgenoot verheven. 204<br />
MAXIMINUS, loopt hier te lande<br />
groot gevaar zyns leevens.<br />
ips<br />
Medenblik , door wien gefticht.<br />
208<br />
Meeren (de) beloopeu over<br />
de twintig , waarvan de<br />
voornaamfte worden opgeteld<br />
, welke van veelcrlei<br />
visch voorzien zyn, en van<br />
Watervogelen krielen. 67<br />
Mi-.LA ( POMPONIUS ), zyn verhaal<br />
wegens den loop des<br />
Ryns ftrydt niet met het<br />
daarvan gegeeven verhaal.<br />
11<br />
MHNAPIEES , waar gewoond<br />
hebben. 212<br />
Middelzee (de) recht groote<br />
verwoestingen aan. 3=;. Wordt<br />
allengskens verftopt; doch.het<br />
begin en de voortgang dier<br />
verftoppinge valt moeielyk<br />
aan te wyzen, 41. Dezelve<br />
ftrekt tot verbetering van<br />
<strong>Friesland</strong>. 42, Wordt van tyd<br />
tot tyd meer verftopt. 401<br />
MINNEMA ( WYBE ) wordt gevangen<br />
en weder in vryheid<br />
gefield. 584<br />
Mimeitsga , lydt veel by<br />
den
den hoogen vloed van 805.<br />
250<br />
MosracMge aarde is in verfcheiden<br />
laage oorden van<br />
<strong>Friesland</strong> te vinden. 54<br />
Molqneerum, gebruikt nog de<br />
oude Landtaal. 160. De<br />
Friezen liaan zich hier neder,<br />
561. Wordt door hen verfterkt,<br />
56S<br />
Molqueerumer-Zyl (de) ontlast<br />
yeel water naar Zee. 96<br />
Munnike-Zyl (de) is gelegen<br />
in Kollumerland. 84<br />
der xoornaamjle Zaaken,<br />
283. Derzelver invallen' hiej<br />
te'lande loopen ten einde.<br />
291. Waagen weder eene<br />
kans op <strong>Friesland</strong>; doch worden<br />
verdreeven. 441<br />
Noordzee (de) valt eerst fterkst<br />
in het Vlie; daarna in het<br />
Boerdiep; verkrygt eene nieu.<br />
we opening tusfehen .Vlieland<br />
en Terfchelling , en neemt<br />
veele Dorpen enz. weg. ia»<br />
N.<br />
Nederlanden (een goed deel<br />
der) komt onder het Duitfche<br />
Keizerryk.<br />
a<br />
O DILËALD , Hertog der Frie*<br />
zen, bedwingt de Westfaalen.<br />
CIO<br />
ODULFUS , fticht een Klooster te<br />
Stavoren, naar hem St. Odulfs<br />
klooster genoemd. 272. Het<br />
79 zelve verkrygt andere inwoo-<br />
Nederjaxers, vallen in Gallie,<br />
ners. 321. Inhoud van den<br />
doch worden bedwongen. 241<br />
Giftbrief, dienaangaande. 322.<br />
Nano, ten zynen tyde waren<br />
. Kapellen toc.de Kerk van St.<br />
Verritus en Malorix Regenten<br />
Odulfus behoorende.324. Ge*<br />
van <strong>Friesland</strong> 126, 184 melde Giftbrief wordt door<br />
NERVA brengt de Friezen ander- eene Bulle van den Paus be <<br />
maal onder't juk. 193 vestigd. 326. Wordt met Wie-<br />
Nieuwe zylen (de) heeft men ringen befchonken. 399. Ver<br />
by Engwierum. 85. Zyn krygt de meeste landen van<br />
aangelegd in den jaare 1729, Urk. 446. 't Klooster worde<br />
en hebben gekost 298000. 86. door de Enkhuizers in brand<br />
Ter gedachtenisfe daarvan is gedoken. 416, Aan de Zuid-<br />
eene fteenen Pyramide opgezyde opgetimmerd. 468<br />
recht. 87<br />
Offeren (de tivist om den voor-<br />
Noordjcbe volkeren (de~) geeven<br />
rang in 'f) geeft aanleiding tot<br />
door hunne invallen aanleiding<br />
het bouwen van veele Ker<br />
tot het aanftellen van Graaven<br />
ken , Kapellen en Dorpen,<br />
enz. 45. Worden verflagen<br />
362<br />
en verjaagd. 275. gelyk pok<br />
OLAUS, Veldheer der Deenen,<br />
door Keizer Henrik. 282.<br />
door de Friezen verflagen,<br />
. Eenige van derzelver geflagten<br />
253<br />
blyven bier te lande woonen.<br />
QUs.<br />
O,
B L A D W Y Z E R<br />
Oldeklooster of Bloemkamp. 351. waaronder zekere inkomfters<br />
Oorfprong van 't zelve. 359 uit Ternaard behooren. 28S<br />
OLENNIUS, verwekt de Friezen Oude- en Nyemarden, door de<br />
door zyne ftrengheid tot op» Hollanders plat gebrand. 474<br />
{tand. 178. Wordt genoodzaakt<br />
te vlugtcn. 179<br />
P.<br />
Oostend'!, eertyds eene Siad<br />
van <strong>Friesland</strong>. 5<br />
Oostergo, een der deelen van "Paalwormen, (de) doengroo*<br />
<strong>Friesland</strong>. 52. In 't Latyn te fchade aan het paalwerk.<br />
Auflrachia genoemd. 231. 77, Hier door valt men op<br />
. ï Sluit een Verdrag met die van het denkbeeld om balfteenen<br />
Groningen. 465. Deszelfs voor de paaien langs te leg<br />
onderwerping aan Graave Wilgen. 78<br />
lem den 111. is twyffelachtig. Pcezens, ook wel Donger ge<br />
480 heeten , oudtyds een ver*<br />
Oppergezag (het) is in Fries maarde Vliet. sg<br />
land by 's Lands Staaten, die Palestina, derwaards begeeven<br />
onder verfcheiden benaamin- zich veele Engelfchen en<br />
gen voorkomen. 258. Hunne Friezen. 419<br />
vergaderingen werden niet PETRI (SUFFRIDUS), zyn ver<br />
altyd op dezelfde plaats gehaal wegens den oorlprong<br />
houden. 25a der Friezen is niet waarfchyn<br />
. Opperhoofden, zyn onderfcheiden lyk. • 2<br />
van de Koningen. 127 PIPYN , beoorloogt en overwint<br />
Opjlalhoom, een hoog ftuk land de Friezen. 224. Bedient<br />
naby Aurik. 128. In eene zich van Willibrord om de<br />
vergaderinge, daar gehouden, Friezen te bekeeren. 22J.<br />
maakt men eenige wetten en Vèrflaat de Friezen , waarna<br />
bepaalingen. 455. Hier wor 't Euangelie wyd en zyd<br />
den twee vergaderingen ge verkondigd wordt. 227<br />
houden , in welker eerfte wei. PIPYN de KORTE , wordt door<br />
nige Friezen verfchynen. 471. Bonifacius tot Koning gezalfd.<br />
In de tweede, daar men meer<br />
234<br />
Friezen heeft, wordt befloo-<br />
Placentia, groofe verbaasheid<br />
ten 's Lands vryheid te handhaaven.<br />
473<br />
binnen deeze Stad, 185<br />
PLINIUS , geeft eene ongunftige<br />
. OTTO (Keizer) befchenkt Bis befchryving van de gefteldfchop<br />
Balderyk met de vrve heid des lands, 22. Oordeel<br />
jagt in Drenth en de Zeven van U. Emmen over deeze<br />
wouden. 285. Begiftigt het befchryving. 23. Zyn getui<br />
Aartsllift Maagdeburg met genis wegens de Terpen. 38<br />
eenige goederen in <strong>Friesland</strong>, Porpo , een Friesch Edelman „
getrouwd met eene Nigt van<br />
Redboud en deszelfs Veldheer.<br />
228. Wordt van fommigen<br />
ook voor zyn'Opvolger<br />
gehouden. 230<br />
POSTHUMUS, (JUNIUS) behaalt<br />
meer dan eene overwinning<br />
op de Friezen. 198<br />
Totefiaat , wat aanleiding gegeeven<br />
hebbe tot het verkiezen<br />
van dezelve. 251, 263.<br />
Dit aanzienlyk ampt werd<br />
fomwylen door meer dan een<br />
perfoon bekleed. 264. Waartoe<br />
dit ampt ftrekte. 265.<br />
Op datze hunne magt niet<br />
zouden misbruiken , werd<br />
hun een Mederaad van achttien<br />
of meer Rechteren toegevoegd.<br />
265. Hoe zy verkoo'<br />
zen en in hun ampt bevestigd<br />
wierden. 266. Zyn ouderhoorigen<br />
des Keizers, en hebben<br />
eene zeer bepaalde magt.<br />
280. Deeze waardigheid door<br />
S. Dekama, G. Hanya en O.<br />
Bottinga van de hand gevveezen<br />
zynde , verkiest men<br />
twee Poteftaaten teffens, een'<br />
voor Oostergo en een' voor<br />
Westergo. 544<br />
der voornaamfle 7.aaken«<br />
Q^uaaden , door de Saxers<br />
uitgezonden tegen de Romeinen.<br />
2 1 1<br />
QUISTILIUS VARUS , zie Romeinen,<br />
R.<br />
RADBOUD , wordt door Pipyn<br />
overwonnen , en heeft veel<br />
te lyden van de Noormannen.<br />
224. Is afkeerig van 'c<br />
Christendom. 225. Wordt<br />
door Pipyn verflagen. 226.<br />
Vervolgt en verjaagt de verkondigers<br />
van 't Christendom.<br />
227. Overwint Karei Martel.<br />
027. Wordt door Karei geflagen,<br />
onderwerpt zich aan<br />
den zeiven. 22H. Weigert<br />
zich te laaten doopen, 229.<br />
Durft echter geene middelen<br />
van geweld ten nadeela<br />
van 't Christendom gebruiken.<br />
229. 't Is niet ztkei' wie zyn<br />
opvolger geweest zy. 230<br />
RADBOUD de II, volgt op zynen<br />
Tracht (de) is in <strong>Friesland</strong> Broeder Gondebaid in de Re<br />
niet zo groot als wel elders. geeringe , en is een geflagen<br />
146 vyand van »'t Christendom.<br />
Triesters (de) hadden oudtyds 235. Heeft waarfchynlyk 'da<br />
groot gezag in de Landsverga. hand gehad in 't ombrengen<br />
1 2<br />
dêringen.<br />
9 van Bonifacius, 336. Dit<br />
Trinfen van <strong>Friesland</strong>, opge kwam hem duur te ftaan. 237<br />
noemd. '7° RADBOUD, een afftammeling uit<br />
PR OBUS , een kloekmoedig het Koningklyke geflagt van<br />
Vorst , doet een' togt tegen dien naam , wordt Bisfchop<br />
. de Germaanen. 199 Over van Utrecht. 277. en wegens<br />
valt cu Haat de Franken. zyne geleerdheid en godvrucht<br />
zeer geroemd, 278. Ook<br />
199<br />
wordea
Ë L A D W Y Z E R<br />
worden hem wonderen en<br />
voorfpellingen toegefchreeven.<br />
278<br />
Rechtsgebied ( het ) en gedrag<br />
der Geestelyken in <strong>Friesland</strong>.<br />
433<br />
RÊGAIZUS, zie ASKAUICÜS.<br />
Regeering, tusfehen de oude en<br />
hedendaaglche is eenige overeenkomfte.<br />
268<br />
REINALDA, (SAKE) groot vooritander<br />
der Friefche vryheid,<br />
. komt voor als Poteftaat. 355<br />
REINOUD , Graaf van Gelder,<br />
wordt door Keizer Rudolf met<br />
<strong>Friesland</strong> befchonken. 430.<br />
Doet vooreerst geene poogingen<br />
om deeze gifte in kracht<br />
te ftellen. 431. Smeedt een'<br />
aanflag op <strong>Friesland</strong>. 460. Behaalt<br />
eene overwinning op de<br />
Friezen. 470<br />
REINOUD dé II , Graaf van<br />
Gelder, befchonken met <strong>Friesland</strong><br />
, doet geene moeite om<br />
daar eenig gezag te oeffenen.<br />
488<br />
RICHOLD de II , Koning der<br />
Friezen. 217. Noodzaakt de<br />
Deenen deeze landen te ruimen.<br />
2i8<br />
Ryn { de) krygt door Drufus<br />
graft een vryen loop door<br />
deeze landen. 8. Verdeelt zich<br />
in twee takken , welker eene<br />
iu het Boerdiep valt, terwyl<br />
de andere tusfehen Texel en<br />
Vlieland in de Noordzee ftort.<br />
j, 9, 10<br />
ROBERT de FRIES, trouwt met<br />
de Weduwe van Floris den<br />
IV, en raakt in oorlog met<br />
zynen Broeder Boudewyn den<br />
VI. 295 Vlugt naar Vlaandéren.<br />
298. Noodzaakt den<br />
Utrechtfchen Bisfchop tot afftand<br />
der betwiste landen.<br />
301<br />
Romeinen (de) hebben 't<br />
Boerdiep bevaaren. 13. Zyn<br />
digt by de Eilanden geweest.<br />
19. Worden aangetast<br />
van de Scorbut. 19. Dit<br />
ongemak is niet toe te fchryven<br />
aan 't drinken Van 't<br />
water uit zekere fontein. 20*<br />
Zy worden 'er van geneezen,<br />
door 'c Britenkruwd. 20. 't Is<br />
onzeker of zy de Friezen het<br />
maaken van Dyken geleerd<br />
hebben. 39 Krygen de nederlaag<br />
onder Qnintilius Varus.<br />
173. Laaten de Friezen<br />
in rust. i^ó<br />
ROPTA, (WORP) zoekt zich te<br />
wreeken op Jucke Helbada<br />
over 't Wonden van zynen<br />
Zoon. 436. Wat daaruit, zo<br />
op weg tusfehen Ferwerd en<br />
Marrum, als ook te Hooge*<br />
beintum, gebooren zy. 437<br />
Roptazyl, (de) gelegen in Barradeel<br />
, diende eertyds tot eene<br />
uitvaart voor de fchepen. 93<br />
RUÜOLF, Slotvoogd van Koe.<br />
verden, afgezet zynde , bemagtigt<br />
het Kasteel. 389. Wordt<br />
gevangen genomen en gerabraakt.<br />
390. Hieruit omftaat<br />
groote verbittering. 391<br />
RUDOLF van HABSBURG , beves.<br />
tigt de rechten en vryheden<br />
der Friezen. 421. Vermeerdert<br />
hun Landrecht met nieuwe<br />
artikelen. 421. Draagt gansch<br />
<strong>Friesland</strong> tusfehen 't Vlie en<br />
de
der voornaam/Ie Zaaken.<br />
de Eems op aan Reinoud<br />
Graave van Gelder. 43°<br />
S.<br />
Ssxe« en anderen verhuizen<br />
naar elders, 201. Vallen bezwaarlyk<br />
te beteugelen. 203.<br />
Zenden de Quaaden uit om<br />
in 't Leger der Romeinen te<br />
breeken. 21 r. Vereenigen<br />
zich met de Wilten en Sclaaven<br />
tegen de Romeinen. 213.<br />
Verhuizen naar Engeland. 213.<br />
Van tyd tot tyd gaan derwaards<br />
nieuwe bezendingen.<br />
216. Brengen 't grootfte deel<br />
der oude Britten om. 217.<br />
Staan op tegen het Frankifche<br />
Ryk, 22c. Rechten jammeriyke<br />
verwoestingen in <strong>Friesland</strong><br />
aan, 241. Onderwerpen<br />
Zich aan Karei den Grooten.<br />
242. Vallen wederom van<br />
hem af, en haaien de Friezen<br />
daartoe insgelyks over, doch<br />
tot hun beider ongeluk. 242.<br />
Worden wel onderworpen ,<br />
doch ftaan telkens weder op.<br />
244<br />
Scheepvaart (de) in <strong>Friesland</strong><br />
wordt zeer begunftigd door<br />
de veelvuldige wateren des<br />
lands.
Ë L A D W Y Z E R<br />
zich met die van Ysfelham<br />
tegen den Bisfchop van Utrecht.<br />
505<br />
Scbooterzyl, doorgaans de oude<br />
Scbooterzyl genoemd , ligt niet<br />
aan zee, maar in de Kuinder<br />
of Tjonger , en ontlast een<br />
groot deel der Zevenwouden<br />
van 't overtollige water. 99<br />
Sclaaven , waar gezeten. 213.<br />
Drieduizend van dezelve door<br />
honderd Friezen afgeweezen.<br />
336<br />
SEVERUS ( ALEXANDKR) wordt<br />
door zyn eigen lyfwachc omgebragt.<br />
195<br />
SICCAMA, zyne befchryving wegens<br />
den Aesga en Schelta.<br />
267, 268<br />
SIERSMA (Abt) maakt Grind<br />
vast. 8<br />
SIGFRID , Zoon van Graave Arnold,<br />
neemt zyne toevlugt<br />
tot Gosfe Ludigman, die hem<br />
vriendelyk omvangt, en aan<br />
hem zyne Dogter Tet ten<br />
huweiyk geeft. 287<br />
Sion. (bet Klooster) 351<br />
SJAARDEMA (SIKKE) wordt Poteftaat.<br />
397- Geduurende zyn<br />
bewind is 't land in taamely-<br />
. ken bloei. 398. Ontvangt<br />
een' brief van Koning Willem,<br />
en beantwoordt denzelven<br />
mannelyk. 409<br />
SJAARDEMA van Franeker laac<br />
den Abt van Lidlum gevangen<br />
neemen en vier Monniken<br />
dood flaan. 525<br />
Syndriucbt, aan Karei den Grooten<br />
toegefchreeven. 251<br />
Slaavcn, had men hier te lande<br />
voor de invoering van 't Christendom.<br />
140<br />
Slagtedyk (de) komt onder dö<br />
binnendyken eerst in aanmerking.<br />
79. Deszelfs eerfte aanleg<br />
en ftrekking. 80. Een andere<br />
dyk van denzelfden naam<br />
loopt door Utingeradeel. 83<br />
Sluis. Het overtollige water<br />
wordt door veele Sluizen naar<br />
Zee Ontlast. 65. De voornaamfte<br />
zyn de Munnike-,<br />
Nieuwe-, Ezuma-, Ropta-,<br />
Harlinger-, Makkumer-, Workumer-,<br />
Hindelooper-, Molqueerumer-<br />
, Stavorfche-, Taeke-,<br />
Lemfter- en Schooter.<br />
zylen. 84 — 90<br />
Sneeuw valt hier te lande zelden<br />
zo dik als wel elders.<br />
102<br />
STAATEN, zie Oppergezag, gebieden<br />
den Kloosterlingen<br />
hunnen onderlingen kryg te<br />
ftaaken. 548<br />
Staatsvergaderingen, (in de )<br />
bertaande uit Graaven, Grietmannen<br />
, Rechters enz. gaat<br />
het by tyden van vrede vry<br />
crdentelyk toe; doch in tyden<br />
van verwarringe wordenze<br />
gefcheurd, 262. Wie gerechtigd<br />
waren om daarop te<br />
verfchynen. 263<br />
Stavoren, is voorzien van twee<br />
Zylen, dienende zo wei tot<br />
nut van de vaart naar buiten<br />
als tot ontlasting van 't binnenwater.<br />
97. Lydt veel by<br />
fienen zwaaren brand. 290.<br />
Dertelheid van zekere ryks<br />
weduwe. 372. De voorrechten<br />
en vryheden der Stad<br />
bevestigd. 435. Draagt de<br />
landeryen van Urk op aan den<br />
Abt van St. Odulfus. 456-<br />
Verzoent
der voornaamste Zaaien.<br />
Verzoent zich met Graave<br />
Willem den III. 454- De<br />
rechten en vryheden der Stad<br />
worden door de Friezen erkend.<br />
461. Geeft een Zoenbrief<br />
aan die van Harderwyk.<br />
461. Is een voornaam lid van<br />
't Hanzeeverbond. 481. Erkent<br />
en huldigt Willem den<br />
IV, welk voorbeeld egter<br />
door de overige Friezen niet<br />
wordt gevolgd.488.Neemtdeel<br />
in den oorlog tusfehen Groningen<br />
en dé Ommelanden.<br />
489. Verkrygt nieuwe voorrechten<br />
van den Graaf. 499.<br />
Oproerigheid daar voorgevallen.<br />
490. Begeeft zich weder<br />
onder de gehoorzaamheid van<br />
Willem den V. foi. Verkrygt<br />
daarop de bevestiging haarer<br />
voorrechten. 502. Wordt afkeerig<br />
van den Bisfchop van<br />
Utrecht, f02. De naauwe<br />
verbintenis tusfehen Stavoren<br />
en den Graaf foiaakt den<br />
overige Friezen niet. 503.<br />
Erkent Hertog Albrecht voor<br />
Ruwaard. 508. Verkrygteeni•<br />
ge nieuwe voorrechten van<br />
de Koningen van Denemarken<br />
en Zweeden, 511. Sluit een<br />
verdrag met den Hertog van<br />
Gelder. 522. Verdryfc de<br />
Hollandfche bezetting. 544.<br />
Gaat over aan den vyand,<br />
550. Wordt door de Friezen<br />
belegerd. 5^5<br />
Stavoren , {die van) Bolswerd<br />
en Dokkum, rusten eene<br />
Vloot uit. 253<br />
Steden , (in de) nog geen af.<br />
't hoofd der Wethouderfchap<br />
een Adelyk perfoon , onder<br />
den naam van Hoveling en<br />
Olderman 26ï<br />
Stellingwervers (de) vernielen<br />
de onvoltooide fterkte van<br />
Bisfchop Gui, en belegeren<br />
daarna 't Slot te Vollenhove,<br />
doch worden geflagen. 447.<br />
Worden in den ban gedaan,<br />
449. Vereenigen zich met die<br />
van Ysfelham tegen den Bis»<br />
fchop van Utrecht. 505.<br />
Worden door den Bisfchop<br />
bedwongen. 507. Vallen we-<br />
• der van hem af, doch worden<br />
andermaal bedwongen. 508.<br />
Trekken voordeel uit het verbond<br />
tusfehen de Friezen en<br />
Groningers. 521. Onderwerpen<br />
zich, op 't voorbeeld der<br />
overige Friezen , aan Hertog<br />
Albrecht. 557- Krygen gefchil<br />
met den Bisfchop van Utrecht,<br />
welk door goede mannen<br />
beflecht wordt. 580. Het<br />
oude gefchil breekt weder op,<br />
en de Bisfchop valt in Stellingwerf.<br />
590. Tusfehen beiden<br />
wordt een verdrag getroffen.<br />
59X<br />
STYL ( S.) deszelfs oordeel<br />
over de gevolgen der Kruisvaarten.<br />
313<br />
Stinzen (van de oude") zyn maar<br />
weinige meer over. 146<br />
Strandfriezen, deeze naam is nog<br />
iu weezen. $<br />
zonderlyk Lid van Regeeringe<br />
e TACITUS, aangehaald wegens<br />
zynde, had men doorgaans aan<br />
n het maaken der Dyken. 30.<br />
Roeral<br />
r<br />
T.
B L A D W Y Z E R<br />
•Roemt de oude Friezen wegens<br />
hunne eerbaarheid, in. gelyk<br />
ook wegens 't niet te vondeling<br />
leggen hunner kinderen.<br />
112. Spreekt van 't<br />
geenze op hunne gastmaalen<br />
deeden. 116. Van de verdeelinge<br />
der landen. n3.<br />
En van de Vilurgis , waar<br />
door men de Burdo heeft<br />
te verftaan. 175<br />
3"ake- of Ttekezyl, is gelegen<br />
in Gaasterland, en dient tot<br />
£ene vrye uitvaart naar Zee,<br />
gelyk ook tot uitwatering van<br />
verfcheiden meeren en ftroomen.<br />
98<br />
"Ternaard, zie OTTO.<br />
Terpen en Weerden. Onderfcheid<br />
tusfehen beiden. 36 Worden<br />
aan Koning Adgillus toegefchreeven<br />
, doch zyn in<br />
't eerst gering. 37. Worden<br />
naderhand vergroot. 38. Met<br />
dezelve is men voor hooge<br />
vloeden geenszins veiiig. 30.<br />
Dit geeft aanleiding tot het<br />
maaken van nieuwe en 't vergrooten<br />
der voorige Terpen.<br />
Terfcbelling, was eertyds aan<br />
<strong>Friesland</strong> vast. 7<br />
THABOK(WORP van) zyn merkwaardig<br />
zeggen wegens de<br />
Monniken. 57S*<br />
TIBRMUS doet een' togt door<br />
<strong>Friesland</strong> naar de Eems, 173,<br />
Ontveinst de fpyt over de<br />
nederlaag van Apronius, 179<br />
Timelting, wat betekene. 266<br />
TJAARD, Abt van Lidlum , wordt<br />
door Sjaardema van Franeker<br />
gevangen genome.'i, en eindelyk<br />
weder geflaakt, 524<br />
Trekvaarten (de voornaamfle-')<br />
van <strong>Friesland</strong> opgenoemd. 66<br />
Tunis in Afrika belegerd. 419<br />
Turf (de) is van'onderfcheiden<br />
foorten. ^ y8<br />
Turfgraavery : haar begin is<br />
onzeker. 58, Dezelve brengt<br />
groote voordeejen aan, inzonderheid<br />
die der hooge Veenen.<br />
60. Verfcheiden fraaie<br />
en groote Dorpen en Buurten<br />
zyn daar aan haaren oorfprong<br />
fchuldig, gelyk ook meer dan<br />
eene vaart, jot vervoering<br />
van den Turfdienende. 61.<br />
De Staaten hebben dezelve<br />
altoos begunftigd. 61. De<br />
vergraaving der laage Klynlanden<br />
heeft 'zulke gunftigé<br />
gevolgen niet, en vooral niet<br />
wegens de tegenwoordige<br />
manier van vergraaven. 62<br />
TWISCON of TWISTON: onder<br />
deezen naam werd , naar men<br />
meent, oudtyds de Zon geëerd.<br />
120<br />
U.<br />
XJBBO, Hertog der Friezen,<br />
doet een inval in Engeland,<br />
244<br />
UDOLF HARON , de Iaatfte der<br />
Friefche Hertogen, was oorlogzugtig.<br />
212. Zyne voornaamste<br />
verrichtingen. 214.<br />
Zyne Zoonen Hengistus en<br />
Horfus hebben deel aan den<br />
togt der Friezen naar Engeland.<br />
215<br />
Upftalhooni, zie Opflalboom.<br />
Utrecht (de Bisfcbop van) met<br />
hst Graaffchap van Stavoren
e l<br />
ïjefchonken. 3°° S<br />
der voornaam/Ie Zaaken.<br />
k o o k<br />
y<br />
niet dat van Oostergo en<br />
Westergo. 30f- Deeze begiftiging<br />
wotdt herhaald. 307.<br />
Bevestigd door Keizer Hentik<br />
den V. 317. Daar van<br />
weder beroofd door Keizer<br />
Lotharius. 319. Wordt door<br />
Keizer Koenraad den III. op<br />
nieuw befchonken met de<br />
Friefche Graaffchappen, by<br />
eenen Giftbrief van den jaare<br />
J138. 333. Deeze yerfqhenking<br />
wordt nader bevestigd-<br />
338<br />
V.<br />
VERRITUS en MALORIX, Regen-<br />
\ ten van <strong>Friesland</strong> ten tyde<br />
van Nero. i'26 Zetten de<br />
• Friezen aan tot het uitbreiden<br />
hunner grenzen. 182. Verrekken<br />
naar Rome; hun ge-<br />
" drag in den Schouwburg;<br />
verkrygen 't Burgerrecht,<br />
' maar geen antwoord naar hun'<br />
zin 183<br />
Vetkoopers , zie Schieringers.<br />
Vinea Domini, eene Procsrdy<br />
op het zand te Piugjum, door<br />
die van Ordeklooster bevochten<br />
, en door Wybraud Wobbinga<br />
kloekmoedig verdedigd*<br />
en verfterkt. 5 :(3r<br />
VITELLIUS vindt zich zeer in 't<br />
V „. Veldheer van Vitellius,<br />
heeft veel moeite om 't<br />
muitend Leger tot bedaaren<br />
ie brengen.<br />
n<br />
A° •<br />
VALENTINIAAN , be (rookt de<br />
Saxers en anderen iu hun ,<br />
eigen land.<br />
Z I<br />
-> , ]<br />
Veendriften, oudtyds m<strong>Friesland</strong><br />
voorgevallen. 28. De bewooners<br />
der Zeekusten hebben<br />
zich daar over niet ?:e<br />
beklnagen.<br />
2 0<br />
Veeww.dsn vindt men aan den<br />
Zuidoostkant van <strong>Friesland</strong>, en<br />
deeze zyn tweederlci, hooger ,<br />
of laager. 5-. Over den oorfprong<br />
wordt verfchillende ge- .<br />
dacht. 56. Ook is 't met<br />
zeker, wanneer men een begin<br />
gemaakt hebbe dezelve tot<br />
brandftoffe te gebruiken. 57-<br />
De hooge Veenen heelt men<br />
ernst aangetast, en de laage<br />
waarfchynlyk tot aan de zestiende<br />
eeuw laaten rusten. 5 S<br />
naauw door eenen hoogen<br />
vloed. 175 Wordt voor Keizer<br />
erkend 187. Zendt de Eatavleren<br />
naar Gcrmanie. 18S<br />
.Vlie (bet) was al van ouds ds<br />
grensfchêldjng der Friefche<br />
landen en volken. ?<br />
Vlieland, was eertyds aan <strong>Friesland</strong><br />
vast , 7<br />
Vogelwikking, wat daarby wierd'<br />
in acht genomen. 124<br />
Vollenhove t 't Slot deezer plaatswordt<br />
vruchteloos door de<br />
Stellingwervers belegerd 4*7<br />
' VoRTKiERNUS, Koning der Britmi,<br />
nharst de Saxers en Friezen<br />
in 't Zuiderdeel des Koningkryks.<br />
215<br />
Vrouwen (de Friefche*) zyn welgemaakt<br />
en bevallig. J«5<br />
Vrouwenzand. 37<br />
Vi-GILIN van CLAEtlBV.RG.EN ,<br />
zyn Vertoog over de Veengraaverycn<br />
aangehaald* 03<br />
2<br />
W.<br />
aaxens (fop 't Kerkhof van)<br />
wordt Botte Reinalda door<br />
Tan Albada doodgeflageh- 398<br />
M *»<br />
2
B L A D W Y Z E R<br />
Warns of IVodan, is de naam<br />
van Merkurius. 120<br />
Wartena. 393<br />
Watervloeden van de jaaren 516"<br />
en 533. 218. van 793. 24?.<br />
van 805. 250. van 1164, de<br />
Juliaans vloed genoemd. 351.<br />
van 1170. 356. Van 1173<br />
357. Van 1219 3 76'. Van<br />
1220 en 1221. 379. Zonderling<br />
oordeel over dergelyke<br />
rampen. 380. Van T231.<br />
393- Van 1237. 401. Op<br />
dien van 1249 volgt een<br />
fchraal gewas, en befmettelyke<br />
ziekte, 408. Van 1277.<br />
423. Van 1287, waardoor<br />
't ftedeke Gryn bykans geheel<br />
Verwoest wordt. 437. Van<br />
1283, 428. Van 1313 457. Van<br />
Ï337. 486. Van 1374 en<br />
1377- fip.<br />
Week (in de Oudfriefcbe naamen<br />
to-m de dagen der) is de ge<br />
dachtenis van voormaats geëerde<br />
Godheden eenigzins bewaard.<br />
121<br />
Weer/tallen (de) konnen nog<br />
worden aangeweezen. 128<br />
Weidum , de Kerk na dit Dorp<br />
gebouwd door V, Haniama.<br />
WEIDUM ( K-IMPE ) wordt Abc<br />
van Lidlum, doch verkrygt met<br />
moeite zyne wyding van den<br />
Bisfchop van Utrecht. 483<br />
Westdov.gerded (in) had men<br />
voorheen waarfchynlyk meer<br />
dan eene Zyl. 92<br />
Westerbierum, een half uur<br />
gaans van Dykshorne. 8<br />
door de Deenen verbrand. 52<br />
Westerg'i, een der deelen van<br />
<strong>Friesland</strong>. 52. In 't Latyn West*<br />
tracbia genoemd, s^i. Verzoent<br />
zich met Grravi Willem<br />
den IIL 454<br />
Westfaalfcbe (eenige) volkeren<br />
vallen in <strong>Friesland</strong>. 210<br />
Westfriesland, door 't Vlie van<br />
Oostfriesland gefcheiden. 44<br />
Westfriezen (de) doen eene<br />
landing in <strong>Friesland</strong>. 466,<br />
Doch grootelyks tot hun ei.<br />
gen nadeel. 467. Dit is niec<br />
gefchied op last van Graave<br />
Willem den III. 4 08<br />
Wetten (de Friefche) zyn on.<br />
zeker ten aanzien van haaren<br />
eerften oorfprong 134. De<br />
oude algemeene bepaalingen<br />
hebben waarfchynlyk nader-<br />
- hand tot den grondflag der<br />
befchreeven wetten gediend.<br />
135. Door Karei den Grooten<br />
zyn waarfchynlyk eenige<br />
gegeeven. 247. De Keizerlyke<br />
hier te lande ingevoerd.<br />
332<br />
WIBALDA (RITSKE), zie KAM»<br />
MINGA.<br />
WIBRAND , PASTOR te Berli.<br />
kum, wordt Abt van Lidlum,<br />
krygt verfchil met Bisfchop<br />
Jan van Vernenburg , en<br />
deszelfs opvolger Arnold van<br />
Hoorn. 515. Raakt in mer.<br />
kelyke ongelegenheid. 516<br />
WIGBI'.RT, arbeidt aan de ver<br />
breiding van het Euangelie,<br />
doch ontmoet Herken weerftand.<br />
223<br />
WIGBJANA, de Friefche Rafaël.<br />
166<br />
WVARDA fSlVERT of SJOERD)<br />
tot Poteflaat van Oostergo<br />
verkooren. 264 en 544<br />
WILBRAND (Bisfchop), beoorloogt
van de voornaam/te Zaaken,<br />
loogt de Drenthen, met hulpe<br />
der Friezen. 388. Zet<br />
Rudolf, Slotvoogd van Koeverden,<br />
af, en Eilard in zyne<br />
plaatfe. 389. Komt in <strong>Friesland</strong><br />
, en beweegt de Friezen<br />
om hem tegen de Drenthen te<br />
nelpen. 391. Komt weder in<br />
<strong>Friesland</strong>, en bereikt 'er met<br />
preeken zyn oogmerk. 352.<br />
Maakt vrede met de Dreuthen.<br />
393- Beoorloogt hen<br />
op nieuw, 394- z<br />
Trouwt met de Dogter van<br />
Otto, Graave van Gelder. 366.<br />
Begeeft zich over deZuiderzee.<br />
369 Sluiteen Verdrag met den<br />
Bisfchop van Utrecht. 309-<br />
Hetzelve is vernederend voor<br />
den Graave. 370. Wordt door<br />
den Keizer in de Ryksleenen<br />
bevestigd. 371<br />
WHLEM (Koning) geeft ver-<br />
• fcluiden voorrechten aan de<br />
Friezen. 406. SchryS, om<br />
de Friezen aan zich te on-<br />
a d o o d<br />
V derw'crpen,aan S. Sjaardema,<br />
is van onaangenaame gevol. die hem mannelyk beanc<br />
gen voor <strong>Friesland</strong>. 397 woordt. 4C9<br />
Wildinge, is waarfchynlyk He WILLÜM de III, Graaf van Holmelumer<br />
Oldevaart en Noordland, doet een' inval in Frieswoide.<br />
455 land. 443. Wordt door Hes.<br />
WitFRio, zaait hier te lande de fel Martena verdreeven. 444.<br />
eerfte zaaden van 't Chris Sluit een Verdrag met die<br />
tendom. 22a. Verkrygt daar. van Stavoren en Westergo.<br />
toe vryheid van Koning Ad<br />
2 2<br />
gillus.<br />
3<br />
WILLEBRORD , komt in deeze gewesten,<br />
om 'er 't Euangelie<br />
te prediken. 225. Aartsbisfchop<br />
geworden zynde fhcht<br />
hy zynen zetel te Utrecht.<br />
454. Vermaant den Grietman<br />
van Wildinge, dien van<br />
Stavoren geen leed te doen.<br />
455. Doet uitfpraak over de<br />
gefchillen met Kampen. 463.<br />
en wint daardoor de genegenheid<br />
der Friezen. 464. Gedraagt<br />
zich in verfcheiden gevallen<br />
als Landsheer over Westergo<br />
en Stavoren. 408. Moeit<br />
zich ernfliger met de Friefche<br />
zaaken , dat wederzydfche<br />
beleedigingen ten gevolge<br />
heeft. 474- Dezelve eind*<br />
gen met een Verdrag van verzoeninge,<br />
waarop's Graaven<br />
huldiging volgt. 475-<br />
WILLEHAD ,doet zeer veel dienst<br />
aan de verbreiding van het<br />
Euangelie, zulks allereerst<br />
begonnen hebbende te Dokkum.<br />
237. Ontkomt de handen<br />
der Saxers. M*<br />
WILLEM, Zoon van Floris den<br />
III, krygt <strong>Friesland</strong> te leen<br />
van Graave Dirk zynen Broeder.<br />
363 Wordt voor Heer<br />
aangenomen, eu overwint den<br />
Graaf van de Kuinder. 36+.<br />
Wordt door zynen Broeder m<br />
ftelt Scheuten en Rechters<br />
hechtenis . genomen.<br />
aan ; ook worden de boeten<br />
en fchaden bepaald. 476. Hy<br />
verbiedtdeaGeestelyken, het<br />
35-<br />
Rr<br />
-<br />
3<br />
„ «dB*
B L A D 1<br />
aankoopen van vaste goederen.<br />
477. In 't gemelde Verdrag<br />
zyn die van Oostergo en<br />
Stellingwerf waarfchynlyk niet<br />
begreepen.47 7. Zyn gezag over<br />
Svavoren op eenen vasten voet<br />
zoekende te zetren, flaat hy<br />
den weg van vriendelykheid in ,<br />
alwaarora de Friezen zich by<br />
üyn leeven ftil houden. 478.<br />
't Is twyffelachtig of die van<br />
Oostergo zich aan hem onderworpen<br />
hebben. 480<br />
WILLÏM , Bisfchop van Utrecht,<br />
zoekt de Friezen op zyne zyde<br />
te krygen tegen Graaf jan.<br />
432. Verdraagt zich met den<br />
Graave. 433<br />
WILLEM van GULIK, Hertog<br />
van Gelder, fluit een Verdrag<br />
met Stavoren. 522<br />
WILLEM de IV, volgt op zyntn<br />
Vader in "t Graaflyk bewind.<br />
487. Befchenkt Stavoren met<br />
nieuwe voorrechten. 490.<br />
Aanvang der ftribbelingen tusfehen<br />
den Graaf en de Friezen.<br />
491. Wordt niet aangenomen<br />
door die van Westergo<br />
491. Steekt over naar<br />
<strong>Friesland</strong>. 492. Sneuvelt in<br />
't gevecht, en wordt uit<br />
wraakgierigheid onthoofd.<br />
493. De ftryd valt voor<br />
naby Warns. 494. Het lyk<br />
van den Graave wordt begraaven<br />
in 't Klooster Bloemkamp.<br />
49S<br />
WILLEM de V, Zusters Zoon<br />
van Willem den IV, aan 't<br />
bewind geraakt zynde, zoekt<br />
de Friezen te ftraffen over<br />
den dood van zvnen Oom.<br />
499. Gaat een beftand met<br />
V Y Z E R<br />
hun aan voor twintig jaaren.'<br />
500' Zoekt den Koophandel<br />
te bevorderen. 5or. Sterft<br />
krankzinnig. 524<br />
WIILEM van OOSTERVANT, vlugt<br />
uit den Haag, verzoent zich<br />
met zynen Vader, en krygt<br />
het opperste bewind over den<br />
voorgenomen togt tegen de<br />
Friezen. 531. Gelyk ook in den<br />
tweeden togt, waarby hy de<br />
Friezen op de vlugt flaar. 550.<br />
Zendt eene vloot naar de Lauwers,<br />
reist naar Dokkum, en<br />
verfterkt ter Luine. 554.<br />
Stelt Baljuwen aan, 555.<br />
Vertoeft zes weeken te ter<br />
Luine. f62. Begeeft zich naar<br />
Stavoren en Holland. 562.<br />
Volgt op zynen Vader, en heeft<br />
voor, de Friezen op nieuw te<br />
beoorloogen.577.Heeft daartoe<br />
vooreerst de handen elders te<br />
vol, vernieuwt daarom het<br />
beftand. 578. Dit gefchiedt<br />
by herhaalinge 579. 't Zelve<br />
wordt verlengd. 582. gelyk<br />
ook zeker in *t jaar 1411.<br />
5'oS<br />
Wilten, waar gezeten. 213<br />
WIKSEMIÜS, een treffelyk Historiefchryver.<br />
167<br />
Winters (de) vallen in <strong>Friesland</strong><br />
wel eens vry geftreng. io»<br />
WJTIKIKD , hoofd der Saxen,<br />
houdt jammeilyk huis in<br />
<strong>Friesland</strong>. 240. Behaalt eene<br />
overwinning op 't Leger van<br />
Karei den Grooten 241. Onderwerpt<br />
zich en wordt een<br />
Gidsten, 242<br />
WOLF RAK , verkondigt het Euan •<br />
gelie met geen' ongelukkigen<br />
. uitfiag, fchoon 't hem mislukt
lukt Radboud te doopen.<br />
229. Verdubbelt zynen yver,<br />
en krygt grooten toeloop. 230<br />
Worl'umer zyl (de), is van<br />
veel belang. 95<br />
Woudsend (te) wordt een Kar-<br />
der voornaatnjle Zaaken.<br />
meliter Klooster gefticht. 481<br />
y.<br />
Ylrt, wanneer met Stads rech.<br />
ten en vryheden befchonken.<br />
416 De Kerk in bedevaart<br />
te bezoeken gaat vergezeld<br />
met aflaat van zonden. 457<br />
Z.<br />
Zandgronden zyn in de zuidoostelyke<br />
deelen van <strong>Friesland</strong>.<br />
. , *5<br />
Zavelachtige gronden vindt men<br />
aan den Zeekant 54-<br />
Z"edyken, deeze lyden 't meest<br />
by ftormwinden uit den Noord<br />
westen. IOi<br />
Zevenwouden, de oorfprong van,<br />
deezen naam is onzeker. 53.<br />
Daar zyn nog veele heidvelden<br />
die met nut bearbeid<br />
kunnen worden. 149. Pagus<br />
Foreftenfis genoemd. 285<br />
Zyl, zie Sluis.<br />
Zon en Maan, voornaame Godheden<br />
voor de komfte der<br />
Romeinen. 120<br />
ZUIDBERT Haat de handen met<br />
Willebrord in een. zz6<br />
Zuiderzee (de) zo digt bevroozen,<br />
dat men daar over met<br />
paard cn fleed naar Hollands<br />
kon ryden. 102<br />
Zuurig, deSIaaperdyk, daar aangelegd,<br />
is zo wel fchuins aan<br />
den binnen- als aan den buitenkant.<br />
70<br />
ZWENTiBor.o verkrygt. het. ge •<br />
bied over de Westfriezen. 171»<br />
ZWIETEN (ADOLF van), Marfchalk<br />
van den Bisfchop van Utrecht,<br />
wordt verflagen. 500<br />
D E
D E<br />
P R E N T E N<br />
MOETEN GEPLAATST WORDEN:<br />
1. De Tytelplaat tegen over de Verklaaring der Tytelpiaat,<br />
2. De Algemeene Kaart van 't hedendaagsch <strong>Friesland</strong> by Pag. too<br />
De beide Tytels moet men aan dit blad vast laaten<br />
blyven, opdat de Bezitters van den Teg. Staat van alle<br />
Volkeren , of van de Vereenigde Nederlanden afzonderlyk<br />
, van dezelve kunnen affnyden , die hun niet<br />
te pasfe komt.