03.09.2013 Views

Friesland

Friesland

Friesland

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

HEDENDAAGS CHE<br />

H I S T O R I E<br />

O F<br />

TEGENWOORDIGE STAAT<br />

V A N<br />

XXJU^JL-* AT T.F. VOLKEREN<br />

»<br />

XXfflfc DEEL.<br />

Behelzende de Befchryving der<br />

V E R E E N I G D E<br />

NEDERLANDEN,<br />

En wel in 't byzonder van<br />

FRIESLAND,<br />

Met Naauwkeurige Landkaarten en Printver»<br />

beeldingen verfierd.<br />

E E R S T E D E E L .<br />

Te JMSTSRDAM, LEIDEN, DOB&mï&Miïfi&W ( *<br />

By P. SCHOUTEN, J. DE GROO^:<br />

M D C C L X X X ^ Q ^ ^ ^<br />

Met Privilegie.


AAN DEN LEEZERj<br />

^indelyk hebben wy "t genoegen dit eerfie Deel<br />

van <strong>Friesland</strong> uit te geeven, en meenen in flaat<br />

te zyn het verdere merkwaardige deeze Provincie<br />

betreffende fpoedig te doen volgen..<br />

Dit Werk, in vroeger tyd door den Heer<br />

JAN WAGEN AAK begonnen, heeft eene algemeene<br />

toejuiching ontvangen, en wy hebben gegronde<br />

h$op dat deeze bladen ook eenige goedkeuring<br />

erlangen zullen. Van Prentkonst beeft dit<br />

Deel een fchraal voorkomen , wy bekennen het ,<br />

doch voornaamelyk in dit Eerfte ^Deel wordende<br />

gehandeld van de Gefchiedenis, waarin de voorige<br />

Deelen ook geene Plaaten hebben, zullen wy met<br />

betrekking van de Tegenwoordige Gefteldbeid in<br />

de befcbryving der Steden enz. deeze fcbraalheid<br />

vergoeden', waartoe een aantal plaaten reeds in gereedbeid<br />

zyn.<br />

De aanzienlyke Begunfïigers deezes Werks, die<br />

ons zo veele fraaie ftukken hebben medegedeeld,<br />

lier onze diepe verpïigting betuigende , beveelen<br />

vuy ons verder in de gulhartige onderfteuning van<br />

onze Landgenooten , die of eenige verbetering weeten<br />

aan de hand te geeven, of nog verboolene oudheden<br />

vangewigt hebben in te voegen; te adresfeeren<br />

By onzen Compagnon V. van der Plaats tt<br />

Harlingen.<br />

DE D R U K K E R S :<br />

O v


ö * D É r Y ï E L P L 4 A T.<br />

JL w«X ik-!* V-2 V-I- V~JL rj •£! 1.1 »^ ^ £ 1<br />

Een 27oflg« Wïer, gefchikt om Vee en Volk te hoedert<br />

Voor dreigend lyfsgevaar by felle Watervloeden,<br />

Venoont een zetel, daar de Friefche Maagd in praalt<br />

Met een grootmoedigheid, die zelfs uit de oogen draalt.<br />

Men ziet ter rechter zyde, als uit een zegeteken,<br />

Geweer en wapentuig, en krygsgereedfchap fteeken,<br />

Én in de veldbanier het wapen van den Staat.<br />

Hierby verfcbynt Merkuur, die, geestig van gelaat,<br />

De oplettende aandacht Wekt om fneedig aan te merken,<br />

DatStrydbaarheid vooral den Handel dient te fterken.<br />

Ter flinke zyde wordt de Boerenftand verbeeld,<br />

Door fchup, en fpade en zeis, en wat bier meer in deelt.<br />

Men ziet 'er Herkules het gulden vlies bewaaken,<br />

Op dat geen roofgedrocht 'j Lands rykdora poog' te fchaaken.<br />

ïly toont zyn.breeden rug, en 't blykt dat dit ontzag,<br />

Al rusthy Hechts, haar heil genoeg verzeekren mag.<br />

'c Is meer dan tyd dat wy den Voorgrond ook befekouwen ,<br />

Daar gy twee knaapen ziet 5 den eenen vol vertrouwen Ï<br />

Den andrèn zwakker, en m« feeri yebuogen hoofd,<br />

Maar opftaande, .en zp bly, dat dit wat goeds belooft:<br />

De braaffie trekt het oog tot dertig Grietcnycn,<br />

Die onafhangklyk zyn en zich daarin verblyenj.<br />

De zwakfte toont de Steên, 't vernederd Elleftal,<br />

Dat echter zich herflek van dien oneedlen val.<br />

Mag dees befpiegeling den geest om hoog verrukken?<br />

Daar fchynt de Dierenriem het noch eens uit te drukken.<br />

Het Tweelingteken pronkt met Paarden, <strong>Friesland</strong>s roem,<br />

En Ledaaa moedig kroost, der Helden puik en bloem.<br />

Erigone verroont, by veel bevalligheden,<br />

Oprechtheid, milde gunst, en fmettelooze zeden.<br />

Manhafte Eenvoudigheid, den Fries in 't hart geplant,<br />

Zie daar het Heilgeflarnt van uw gezegend Land!<br />

S. S T y in


ijl" • «ywiy^<br />

TEGENWOORDIGE STAAT VAN PHIESLAND.


TEGENWOORDIGE STAAT<br />

D E R<br />

rEREENIGDE<br />

NEDERLANDEN;<br />

D E R T I E N D E D E E L ;<br />

Vervattende eenen aanvang der<br />

Befchryving van<br />

FRIESLAND.<br />

Te IAMSTERDUM, ZEIDEN, EOFD. tn IMXLIXGEN,<br />

By P. SCHOUTEN, J. DE GROOT, (^J^A^INARS ,<br />

S. en J. LUCHTMANS, A. E<br />

]J^^5i5^K<br />

en V. VAN DER PgxprCjgjL.<br />

MD CC L X


I N H O U D<br />

D E R<br />

HOOFDSTUKKEN.<br />

EERSTE HOOFDSTUK.<br />

élgemeene Befchtyving des Lands. Bladz. I<br />

TWEEDE HOOFDSTUK,<br />

Over de Verdeeling, onderjcbeiden Gronden,<br />

Meer en, Dyken; Sluizen en Lucht tgefteldbeid<br />

van <strong>Friesland</strong>» • 44<br />

DERDE HOOFDSTUK.<br />

Over de oudere en laatere Friezen, hunne<br />

geaartheid , heftaan en levenswyze. 104-<br />

VIERDE HOOFDSTUK.<br />

Beknopte Historie van de 'vroegfle- tyden af tot<br />

op den dood van Kon[lantyn den Grooten, 169<br />

VYFDE HOOFDSTUK.<br />

Beknopte Historie van <strong>Friesland</strong>, van den<br />

dood van K&nflantyn den Grooten tot den tyd<br />

van Karei den Grooten. 210<br />

ZESDE HOOFDSTUK.<br />

Van Karei den Grooten tot op het einde der<br />

Noordfche invallen, hier te lande. 240<br />

ZEVENDE HOOFDSTUK.<br />

Van het einde der Noordfche invallen hier te<br />

lande, tot op het Verdrag van Holland en<br />

Utrecht nopens <strong>Friesland</strong>.


INHOUD ÖER HOOFDSTUKKEN.<br />

ACHTSTE HOOFDSTUK.<br />

Van 't Verdrag tusfchen Holland en Utrecht<br />

notens <strong>Friesland</strong> gejlooten, tot op de bevestiging<br />

der Friefche Rechten en Vrybedé*,<br />

door Craave Willem den II. Bladz. 356<br />

NEGENDE HOOFDSTUK.<br />

Van de bevestiging der Friefche Rechten en<br />

Vryheden door Graave Willem den II, tot<br />

op de nederlaag van Graave Willem den IV.<br />

4°&..<br />

TIENDE HOOFDSTUK.<br />

Van de Nederlaag van Graave Willem den<br />

IV, tot op de huldiging van Hertoge Albrecht.<br />

— .<br />

ELFDE HOOFDSTUK.<br />

Van de Hildiginge van Hertoge" Albrecht tot<br />

op de verdryvïng der Holkndfche bezettingc<br />

uit Stavoren. ^ " 554<br />

TEGENt


TEGENWOORDIGE STAAT<br />

V A N<br />

FRIESLAND.<br />

EERSTE HOOFDSTUK.<br />

Algemeens Bejchryvhig des Lands.<br />

f dit van ouds vermaarde Land Zyrièn<br />

ALGEnaam<br />

van deszelfs inwooneren ontvangen, dan MEENE<br />

of het dien aan hun gegeeven hebbe, valt niet BESCHRYgemaklyk<br />

te beflisfen. Dat de Friszen een volk VING.<br />

van Duitfche afkomst , of althans met de De Friezen<br />

zyn<br />

Duitfchers van den zelfden oorfprong zyn, zal<br />

van Duit»<br />

niemand ligt in twyfFel trekken, die de overeen­ fchen oorkomst<br />

van beider taal en zeden ooit heeft in acht fprong.<br />

genomen. Duitschland nu is reeds veel honderd<br />

jaaren bevoikt geweest, voor dat de Romeinen<br />

kennis aan 't zelve gehad, of daarvati<br />

ecnigè melding, in hunne fchnften, gemaakt hebben;<br />

en dus kan men niet zeker weeten, hoe oud<br />

de eigendyk gezegde Friezen zyn, nóch ook<br />

of de eerfte Friezen, by voortzettinge, tot in<br />

deeze Landftreek zyn uitgebreid,dan ofze, eerst<br />

in eert ander gewest van Duitschland gewoond<br />

hebbende, van daar hef waards vertrokken zyn,<br />

onder het geleide van zekeren Ffifo, die als<br />

vader en voorganger van dit gedeelte der Duitfche<br />

;>-atie, zyneh naam aan Volk en Land beide<br />

heeft nagelaaten Dit laatfte , fchoon het<br />

te zeer in de oudheid opgewonden is, om iets<br />

A mee


ALGE-<br />

MEE NE<br />

BESCHRY-<br />

VIKG.<br />

S Tegenwoordige Staat<br />

met zekerheid te bepaalen, is althans niet onwaarfchynlyk:<br />

want behalven datdeDuitfchers,<br />

in overoude tyden, uit eigen lust en wildheid,<br />

wel eens meer van woonplaats plitgten te veranderen,<br />

en met wyf, kinderen eh al wat zy<br />

hadden , naar een ander Land te vertrekken,<br />

daar zy of eenen onbewoonden hoek innamen,<br />

of waaruit zy de inwooners met geweld verdreeven;<br />

kan het zeer wel zyn dat, even gelyk de<br />

Duitfchers, naar 't zeggen van Tacitus (*),oudtyds<br />

roemden hunnen oorfprong verfchuldigd te zyn<br />

aan zekeren Twiston, dienze als eenen uit de<br />

aarde gefprooten God vereerden, de Friezen<br />

alzo uit eenen zyner Aframmelingen, met naame<br />

Frifo, zyn voortgekomen.<br />

Het ver­ Dit voor waarfchynlyk houdende, zal mcrï<br />

haal van met Suffridus Petri den oorfprong der Frie­<br />

Suffridus zen niet by de Indiaanen of Perfiaanen zoe­<br />

Petri verken.<br />

En inderdaad, behalven dat het zyn opdient<br />

geen<br />

geloof. gefmukt verhaal aan de vereischte bewyzen<br />

ontbreekt, is het m t minst met waarlchynlyk,<br />

dat iemand, in overoude tyden, toen 'er in veel<br />

gelukkiger gewesten, naar 't Oosten en Zuiden ,<br />

ftreeken Lands genoeg ledig lagen , om zich<br />

daar met der woon neder te flaan , en 'toen<br />

daarenboven de Scheepvaart nog zo ver niet<br />

gevorderd was, datze groote tochten ter zee<br />

gedoogde , van daar herwaards zou gevaaren<br />

zyn , om juist deeze ellendige, ruwe en ongehavende<br />

zeekust , die, wegens gcduurige<br />

overftroomingen, naauwlyks voor Land te<br />

houden was, ter wooninge. te kiezen. Ook zal<br />

Verfcheiden<br />

andere men met anderen den oorfprong van der Friezen<br />

afleidin­<br />

naam<br />

gen van (_*) De Mor. Germ. 2.


wn FRIESLAND. 3<br />

haam en volk by geene Noordfche Natie zoe< ALGE-<br />

MhENJE<br />

ken, welke, by den naam van Frcefi of Firaïfi<br />

BÊSCHRV.<br />

bekend, deeze hindftreek ingenomen, en naar<br />

VING.<br />

haaren naam genoemd, of althans aanleiding<br />

den naaro><br />

gegeeven zoude hebben, om zulks by vervolg komen<br />

van tyd te. doen: want de Friezen zyn ontwyf even wei-<br />

fel baar veel vroeger hier te lunde gezeten genig in<br />

aanmerweest,<br />

dan de Noormannen de Zee bevoeren, king.<br />

en zich naar elders op buit begaven; fchynende<br />

zy dit eerst zes honderd jaar na Christus geboorte<br />

begonnen te zyn. Lust het iemand ondertusfetun,<br />

meer ziende op den oorfprong des<br />

naams dan des volks, dien in het woord Vrie«<br />

zen te zoeken, om dat het hier te lande des<br />

winters menigmaal hard vriest, het lust ons<br />

niet ter weder !<br />

egginge daarvan meer te zeggen,<br />

dan dat, op dien grond, veele landen , uic<br />

hoofde van Itrenger winters, veel gegronder<br />

recht op den naam van <strong>Friesland</strong> zouden hebben.<br />

Even ongerymd haalt men dien af vart<br />

Fris, omdat <strong>Friesland</strong> een fris en luchtig land<br />

is : want gelyk het nu nog, met andere Landen<br />

vergeleek.n, voor veele, ten deezen opzigte,<br />

moet onder doen, alzo was 'er ten minlten, in<br />

den aanvang zyner eerde bevolkinge, niet de<br />

fninlte reden, om het Land dien naam te geeven.<br />

Hadden de Romeinen eerder kennis aan de DeRomeE»<br />

Duitfchers gekrecgen, hunne Schryvers ,Tacitus nen hebben<br />

te iaat<br />

vooral, zouden 'er wel ergens melding van gemaakt<br />

kennis aan<br />

hebben. De optocht der Cimbren, ecne natie de Friezen<br />

van Duitfche afkomst, en in het hedendaa^sch gekree-<br />

Jutland , oucltyds, gezeten , heeft aanleiding gen , orfi<br />

ons we­<br />

gegeeven, dat de Romeinen van de Duitfchers gens hun*<br />

hoorden; toen naamelyk de Cimbren de boven. nen' oor<br />

A % deelen rprong it


ALGE­<br />

MEENS<br />

BESCHKY-<br />

VIWG.<br />

ondertechten.<br />

4<br />

Tegenwoordige Staat<br />

deelen van Italië en Spanje naderden. Doch<br />

wanneer en om wat reden deeze optogt gefchied<br />

zy, valt Ugter te gisfen dan met zekerheid té<br />

melden: ongetwyffeld hebben de Cimbren eenen<br />

gerüimen tyd in Duitschland en Frankryk omgehengeld,<br />

voor datze den Italiaanfchen en<br />

Spaanfchen bodem bereikten, 't welk gefchiedde<br />

omtrent het jaar der ftichtinge van Rome<br />

640, der Wereldfcheppingé 3840, en 109 of<br />

11 o jaaren voor de geboorte van onzen Heiland.<br />

Dat de Friezen al voor dien gemelden optogt dit<br />

Landfchap bewoond hebben, is genoegzaam<br />

zeker, zelfs uit hoofde van het diep llilzwygert ,<br />

door den naauwkeurigen Gefchiedfchryver Tacitus,<br />

wegens hunne aankomfte in deeze lan-<br />

den, gehouden.<br />

<strong>Friesland</strong>s Naderhand hebben ons de Romeinfché<br />

uitge-<br />

Schryvers duidelyker gedenktekenen, zo wegens<br />

ftrektheid<br />

was niet de hoedanigheid en den Maat van <strong>Friesland</strong>s<br />

altoos de­ bodem, als wegens de Friezen zelvenagelaaten'.<br />

zelfde. Om zich van het eerfte eenig denkbeeld te maaken,<br />

dient de uitgeftrektheid van <strong>Friesland</strong> niet<br />

voorbygezien; doch deeze is op ver na niet altoos<br />

even groot geweest. Omtrent den tyd<br />

Van Christus geboorte, en nog eenige eeuwen<br />

daarna, was het met de gedaante van <strong>Friesland</strong>geheel<br />

anders dan tegenwoordig gelegen; hebbende,<br />

omtrent het begin der vyfde eeuwe,<br />

alles wat tusfchcn de Schelde en Elve, langs<br />

de kusten der Noordzee, begreepen is, tot het<br />

zo genoemde <strong>Friesland</strong> behoord- By eenigen<br />

wordt het zelfs voor meer dan waarfchynlyk gehouden,<br />

dat deeze naam zich, ten eenigen tyde,<br />

over de Schelde, tot in Vlaanderenhebbeuitgeftrekt?


van FRIESLAND. 5<br />

ALGEftrekt,<br />

zodat zelfs Oostende ccne ftad van<br />

MÜENS<br />

<strong>Friesland</strong> geweest zou zyn. Ook is, meent B ESCHRYmen,<br />

de Elve niet altoos de uüerfte grenspaal VIKG.<br />

deezes Lands, ten Oosten, geweest; zynde,<br />

volgens algemeen bericht, de naam Strand-<br />

Fri.zen nog ten huidigen dage aan denEiderftroom<br />

in weezen. Ten tyde van Karei den<br />

Grooten is de Schelde ten Westen, en de Weezer<br />

ten Oosten ten grenspaal des Lands gefteld, en<br />

daaruit de verdeeling van <strong>Friesland</strong> in West-en<br />

Oost-<strong>Friesland</strong> gefprooten ; hebbende het eerfte<br />

zich eenen geiuimen tyd van de Schelde, doch<br />

in volgende ty den van den Middel - Ryn, (*)<br />

die, door Utrecht en Leidenloopende, zich by<br />

Katwyk in de Noordzee plag te ftorten, tot aan<br />

het Vlie, uitgeftrekt; terwyl het laatile van het<br />

Vlie tot aan de Wczer liep, en wederom door<br />

de Lauwers, of volgens anderen doordeEems,<br />

in tweeën gefcheiden wierd. Het Vlie was dus<br />

al van ouds de Grensfeheiding der Friefche<br />

Landen en Volken. Zy die ten westen woonden<br />

droegen den naam van Frifii Minores, of<br />

mindere Friezen, daar die van beoosten het Vlie,<br />

by dien van Frifii Majores, of meerdere Friezen,<br />

bekend waren. De meerdere of mindere uitgeftrektheid<br />

der wederzydfche Landen heeft hier toe<br />

waarfchynlyk aanleiding gegeeven; fchoon het<br />

meerder of minder vermogen,tenaanzien deezer benaaminge,<br />

teffens in aanmerking kan gekomen zyn.<br />

Met llilzwygen meenden wy deeze dingen Het be-<br />

niet voorby te moeten gaan ; doch dewylze dendaagfcheFries­<br />

tot ons voornaame oogmerk niet behooren, zy<br />

land is<br />

het ons genoeg daarvan dit weinige gemeld te maar een<br />

A 3 heb- klein ge»<br />

O Zie over de uitgeftrektheid ook Wagen. Vader!,<br />

Iliy. I. p. 353-


AlGE-<br />

MEENE<br />

BESCHLIY-<br />

VING.<br />

€ Tegenwoordige Staat<br />

hebben; ontegenzeggelyk Hykt 'er uit, dat het<br />

tegenwoordige eigentlyk gezegde <strong>Friesland</strong> maar<br />

een klein deel is van dat wyduitgeftrekte Land,<br />

deelte van welk oudtyds dien naam gedraagen heeft; im­<br />

dat wyd mers kan men <strong>Friesland</strong>s grenzen, ten Westen<br />

uitgeflrek- en Oosten, nu niet verder rekenen dan tot het<br />

te rand, Vlie en de Lauwere, terwyl het ten Zuiden<br />

welk oud-<br />

door Overysfel en Drenthe, en ten Noorden<br />

tyds<br />

<strong>Friesland</strong> door de zogenoemde Wadden, tusfehen de<br />

heette. vooreilanden en het vaste land liggende, bepaald<br />

wordt; beloopende de ganfche omtrek van het<br />

vaste land deezes Gewescs ruim eenenveertig<br />

uuren gaans , of tweeënzestigduizend twee<br />

honderd en vyftig Rhynlandfche Hoeden.<br />

Veele en Veele en merkwaardige veranderingen zyn 'er<br />

merkwaar,<br />

dige ver­ ook in andere Werelddcelen voorgevallen; maar<br />

anderin <strong>Friesland</strong> heeft die, van tyd tot tyd, zelfs ook<br />

gen zyn ten aanzien van zyne grondgefteldheid, zodanig<br />

in Fries­ ondervonden, dat weinig Gewesten daarmede<br />

landvoorgevallen. gelyk liaan; zynde het meer dan waarfchynlyk,<br />

dat iemand, die, voor de eerlle reize, twee<br />

naauwkeurige Kaarten van het Oude en Heden'<br />

daagfche <strong>Friesland</strong> , zonder na^mtekeninge,<br />

naast eikanderen gelegd zag, al ware hy ook<br />

een Fries en niet geheel onbedreeven, dezelve<br />

nooit voor kaarten van hetzelfde Land zou<br />

houden. Daar men naamelyk eertyds eenen wydgaapenden<br />

Zeeboezem vondt, bevaarbaar zelfs<br />

voor groote vlooten,zietmennudefchoonlte en<br />

vruchtbaarfle weiden en koorenlanden ; daar<br />

voorheen Landeryen of Bosfchaadien te vinden<br />

waren, die van aiderhande wild krielden, ziet<br />

men nu niet dan eene openbaare Zee en wyde<br />

Mceren, met veelerlei foort van Visch in fleé<br />

van


van F R I E S L A N D . 7<br />

\LGE-<br />

Van Wild én Gevogelte voorzien: ook ont<br />

UEiNE<br />

breekt het niet aan Steden en Dorpen die voor-<br />

UrsCHRï»<br />

heen aan Zee gelegen waren, doch nu in het /ING.<br />

midden des Lands gezocht moeten worden,<br />

terwyl weder anderen, oudtyds Landwaards in<br />

gelegen, nu de volle Zee, tot derzelver naaste,<br />

doch gevaarlyke, buurvrouw hebben. Ik zwyg,<br />

dat door dusdanige veranderingen fommige plaatfen<br />

zo ten eenemaal zyn verlooren gegaan, dat<br />

'er naauwlyks iets anders dan de bloote naam<br />

van behouden zy, terwyl 'er weder anderen zyn<br />

opgekomen, van welke onze Voorvaderen met<br />

de minfte kennis droegen.<br />

Ten bewyze van het gezegde zullen wy Deï-Ioofd'<br />

verandehier<br />

de hoofdveranderingen, op het voetfpoor<br />

:ingenaan-<br />

van oude en egte berichten, kortélyk laaten geweezen.<br />

volgen, en ondertusfehen veele byzondere veranderingen,<br />

die, van tyd tot tyd, dan hier dan<br />

daar, zyn voorgevallen, tot gepaster gelegenheid<br />

fpaaren. Klimmen wy tot omtrent den<br />

tyd van Christus geboorte op, toen heeft het<br />

zich met den bodem deezes Land?, volgens t<br />

verhaal van Romeinfche Schryveren, dus toegedraagen.<br />

De Eilanden Vlieland, ter Schel* De Eiïan.<br />

den waren<br />

lino- en Ameland, welke ten Noorden en<br />

eertyds<br />

Noordwesten van <strong>Friesland</strong> gelegen, en thans met het<br />

door eene openbaare Zee, by den naam van vaste land<br />

vereenigd.<br />

Wadden bekend,daar vanafgefcheiden zyn, waren<br />

toen ter tyd door laage waterige landen,<br />

1C11 IUCI1 IV-l Lj


AKGE-<br />

MEENE<br />

BESCHKY-<br />

VING.<br />

plaatfen<br />

van naam<br />

daar nu<br />

niet dan<br />

Zee vernomen<br />

wordt.<br />

$ Tegenwoordigs Staat<br />

een Dorp gevonden, naamelyk Dykshorne tusfchen<br />

AJmenum en ter Schelling, Westerbierum<br />

niet ver van 't Eiland Vlieland, en Wes-<br />

tertviertm een half uur gaans noordlyker dan<br />

Dykshorne. Grind was' eene Buurt, die ten<br />

jaare 1226, door den Abt Siersma, met Graf-<br />

ten en .Wallen vast gemaakt werd; doch ten<br />

jaare 1287 in zo ver wegfpoelde , dat \-r geen<br />

tien huizen ftaan bleeven, zvnde muuren. wnl.<br />

Jen, Kerk en alles vernield (*); waarvan 't gevolg<br />

was, dat het lang daarna niets anders geweest<br />

is, dan een klein verlaaten Eilandje, waarop<br />

alleen des Zomers eenige herders een of twee<br />

hutjes plagten op te rechten, om het zelve met<br />

hunne fchaapen re beweiden. Doch ook dit<br />

heeft thans geeneplaats meer, omdat hetzelve,<br />

by eenigzins hooge vloeden, te dikmaals, geheel<br />

en al, door de Zee overdekt wordt. Alleen<br />

wordt 'cr in den Voorzomer, by maatig<br />

laag water, eene menigte eyeren van allerhande<br />

Zeevogelen gevonden. De Bjsfchen Kreupel<br />

en Kreil lagen tusfehen Stavoren en Enkhuizen<br />

, waar omtrent de Friefche Edelen uit het<br />

gcflagt van Galama veel lands bezaten. Het gefchil<br />

tusfehen Gaio Iges Galama en Graaf Floris<br />

den Vetten, welk van elders bekend is f**),<br />

ftrekt daarvan ten bewyze.<br />

ï>e Ryn De Ryn, die voorheen zyn water door de<br />

krygtdoor<br />

Waal in de Maaz, en zo door deezen, als ook nog<br />

Drufus<br />

Graft een door eenen'anderen tak, welke voorby Leiden<br />

vryen loop liep, doch reeds van overlang verllopt is, in<br />

tioor dee<br />

Zee plag te Horten, krees; eene zeer iterke af.<br />

( *) O. Scharl. p. rr.<br />

C) Wagenaar Vaderl. pst, II. 56.<br />

'wate,-


van F R I E S L A N D . 9<br />

watering door deeze Landen, federt dat de<br />

Romeinfche Veldheer Drums , om binnen<br />

ALGE-<br />

MEEJJE<br />

BESCHRY-<br />

door naar <strong>Friesland</strong>, en vervolgens door de VING.<br />

Middelzee naar de Eems te konnen vaarén,eenè ze landen<br />

Graft uit den Ryn tot in den Ysfel gegraaven, naar dei<br />

of althans de oude en verlamde Graft weder Noordzee.<br />

fchoon gemaakt (*) en alzo deeze twee Ri><br />

vieren vereemgd had, ter plaatfe, daar nu nog<br />

de door hem geluchte, en naar zynen naam<br />

genoemde ftad Drufiburgum of Doesburg gevonden<br />

wordt. Hierdoor vloeide de P yn, hoewel<br />

binnen zyne wallen, door de landen daar<br />

nu Kampen, Vollenhove en de Kuinder liggen,<br />

naar dien kom, welke met zyne naast gelegen<br />

laage landen, vooral by hooge vloeden, een<br />

groot Meer maakte, en nog hedendaags den<br />

naam draagt van Zuider Zee; zettende vervolgens<br />

zynen afloop voort tot in het Meer Flevo,<br />

gelegen tusfehen het vaste land, ten noorden<br />

van de hedendaagfche Eilanden Urk en Schokland.<br />

Uit dit Meer vloeiden weder twee andere<br />

Rivieren. De eer fis daarvan fchoot omtrent<br />

de Lemmer landwaards in, en verdeelde<br />

zich, omtrent op de hoogte van het tegenwoordig<br />

Woudsend. Van deezen had de eene<br />

tak zynen uitloop, langs verfchillende wegen, in<br />

de Borne of het Boerdiep, en wel in diervoegen<br />

, dat dezelve niet alleen voorby Bolswerd<br />

liep, en na zich, omtrent t;r plaatfe van het<br />

tegenwoordig Dorp Nieuwland, in een meertje<br />

uitgeftort te hebben, met hetzelve door eene<br />

korte, doch vry wyde uitwatering, omtrent<br />

£•) Van den Houve Handvest Kron. II. 31.<br />

A 5<br />

op


ALGE-<br />

CIEENE<br />

BESCHHV-<br />

VJNG.<br />

10 Tegenwoordige Staat<br />

op de hoogte van Rauwerd, zich met gemelde<br />

Boerdiep vereenigde; maar ook langs eenen<br />

anderen weg, bezuiden Sneek, doorliep, en<br />

door middel van' de Weteringe, op de hoogte<br />

der zogenoemde Oude Schouw, met den Stroom<br />

de Burde of Born gemeenfehap kreeg, en daarmede,<br />

niet ver'van Rauwerd, in het Diep<br />

van denzelfden naam viel. De andere tak,<br />

welke, als voorheen gezegd is, omtrent op de<br />

hoogte van het tegenwoordig Woudsend, door<br />

de eerfte dier Rivieren gemaakt werd, liep door<br />

verfcheiden mceren en laage landen, west- en<br />

noordwestwaards aan, ten noorden voorby Workum<br />

door, naar 't Eiland Flevo, daar dezelve<br />

ontvangen werd door de Tvjeede dier Rivieren,<br />

welke, uit het gemelde Meer Flevo voortkwam.<br />

Deeze Rivier , dus een' merkelyken<br />

toevoer van Water ontvangen hebbende, nam<br />

haaren loop, eerst West en daarna Noord,<br />

west aan, door de landen, welke toen tusfehen<br />

Stavoren en Enkhuizen gevonden werden.<br />

Oudtyds was deeze Stroom vry wyd<br />

en breed, doch namaals zo eng, dat 'er geene<br />

reden zy om 't verhaal van oude Tydfchryveren<br />

te. wraaken, en als leugenachtig te verwerpen,<br />

dat men van Stavoren te voet hebbe konnen<br />

gaan naar Enkhuizen, wanneer men zich maar<br />

by laag gety over de Rivier het Vlie deed zetten,<br />

of daar toe van eene plank of deel, waar<br />

by men waarfchynlyk aan een foortvan brug of<br />

draay te denken heeft, bediende. Dus niet zeer<br />

ver zynde voortgeloopen, verdeelde dezelve zich<br />

wederom in twee armen, en omvatte daarmede<br />

een ftuk lands, 't welk hier door tot een eiland


van F R I E S L A N D . f f<br />

land gemaakt, en Flevo in/tda, of het eiland<br />

Flevo, geheeten werd. Door de Zee afgepoeld \<br />

zynde, is het thans ny den naam van het Breê- v<br />

zand bekend. Na dat zich deeze twee armen<br />

wederom tot eenen ltroom vereenigd hadden,<br />

die by Vloed een wyd en breed water vertoonde,<br />

doch by Eb de gedaante van eene gemeene<br />

Rivier had, vloeide dezelve tusfehen Texel en<br />

Vlieland uit in de Aoordzee: zynde Texel, dat<br />

toen aan het land van Westervlie, en Vlieland,<br />

dat aan 't land van Oostervlie vast was, als ook<br />

Ter Schelling oudtyds geene Eilanden geweest,<br />

maar gedeelten van het vaste land, dat zich uitftrekte<br />

tot aan de Noordzee.<br />

De opgegeeven befchryving, wegens den Be opge.<br />

afloop des Ryns door deeze landen, is wel, geeven<br />

belcnry-<br />

om redenen, wat uitvoeriger voorgeitcld dan ving ftrydt<br />

die by iemand der Ouden gevonden wordt; en niet met<br />

nogthans valtze, inzonderheid met die van Pom- het beponius<br />

Mela, welke in de ecrlte Christen eeuw<br />

richt van<br />

P. Mela.<br />

geleefd, en eene aardryksbefchry.'ing na^elaatcn<br />

heeft, onder den naam van, de Situ Orbis,<br />

zeer wel over een te brengen, 't Zal derhalven<br />

den Leezer niet onaangenaam zyn, 's mans<br />

eigen woorden hier, vertaald, te leezen. „ De<br />

„ Ryn, van de Alpen afdaalende, maakte omtrent<br />

„ zynen oorfprong twee meeren. — van<br />

„ daar zich, een' langen tyd met een* vasten<br />

„ loop voortfïrekkende, wordt hy niet ver van<br />

„ de Zee verdeeld. Ter linkerhand behoudt hy<br />

„ den naam en loop van eene Rivier tot aan<br />

„ zynen mond toe; maar ter rechterhand is hy<br />

„ eerst eng en zich zelven gelyk: daarna, de<br />

„ oevers wyd en breed overitroomende, is hy<br />

„ niet<br />

ALGE-<br />

MEENE<br />

BESCHRY'<br />

VING.


13 Tegenwoordige Staat<br />

ALGE- „ niet meer eene Rivier, maar een groot<br />

3V1EENE<br />

„ Meer ; nadat hy de Velden vervuld heeft,<br />

I3ËSCIIRY.<br />

VliNG. ., bekomt hy den naam van het Vlie, en een<br />

,, Eiland van dien zelfden naam omvangen hebv<br />

bende, wordt hy wederom naauwer, en valt,<br />

„ in de hoedanigheid van eene Rivier, in Zee".<br />

Oorfprons ; Het Boerdiep of de Borne, waarvan zo even<br />

en loop in 't voorbygaaa gerept werd, draagt by Latyn-<br />

van het<br />

fche Schryvers den naam van Burdo of Burdi-<br />

Boerdiep.<br />

tius, terwyl de onzen 'er menigmaal dien van<br />

Middelzee aan geeven, omdat dezelve in 'e<br />

midden des knds gelegen was, en tusfehen<br />

Qostergo en Westergo eene fcheiding maakte.<br />

Deeze zo vermaarde inham had zynen oorfprong<br />

in de Zevenwouden , liep voorby de plaats,<br />

daar nu nog het Dorp Oude - Boorn, of Oudeboni,<br />

naar dien ftroom ongetwyffeld dus genoemd<br />

, te vinden is, en ontlastte zich kort<br />

daarna, op de hoogte van het Dorp Rauwerd,<br />

gelyk reeds voorheen is opgemerkt, in den wyden<br />

arm van dien naam; vervolgens al geduurig.<br />

breeder wordende, werden, by hoog water, de laage<br />

landen, ter wederzyde, van tyd tot tyd, daar<br />

door overftroomd, voor dat nog dezelve door<br />

zwaare dyken bedwongen was , en eindelyk<br />

Hortte zich dezelve, tusfehen de Eilanden Ter.<br />

Schelling en Ameland, inde Noordzee uit.<br />

De Ten tyde der eerfle Keizeren van Home<br />

Noord­ fchynt de Zee fterker in het Vlie dan wel in<br />

zee, eerst de Born gevallen te zyn: de Romeinfche Ge-<br />

fterkst in<br />

fchiedfehryvers althans fpreeken 'er met ver-<br />

het Vlie<br />

gevallen grootinge van. Naderhand nam zy haaren<br />

zynde, togt op de Born , en veroorzaakte door<br />

neemt haare veelvuldige overftroomingen geen geringe<br />

naderhand<br />

fcha-


van<br />

F R I E S L A N D . 13<br />

^.LGE"<br />

fchade aan de naastgelegen landen. Om de.J<br />

UEENE<br />

zelve voor te komen of te verligten zochten j<br />

BESCHRÏde<br />

Monniken , en inzonderheid die van Lu-. /JNG,<br />

dingakerk, het water langs andere wegen af, haaren<br />

te leiden : zy groeven ten dien einde ver-i tocht op<br />

fcheiden vaarten en graften door de laage < de Born j<br />

doch ver»<br />

en het naast aan Zee gelegen landen , en \<br />

krygt<br />

openden een Nieuw Zeegat, tusfehen Vlie-, eene nieu­<br />

land en Ter Schelling , welke Eilanden voor-1 weope­ heen met eikanderen vereenigd waren, doch nuj ningtusfehenVlie­ door eenen zeer wyden mond van eikanderen,<br />

land en<br />

gefcheiden zyn. De Noordzee naamelyk, • Ter Schel-<br />

door dien mond invallende, heeft de landen,! ling.<br />

ter wederzyde gelegen, afgefpoeld , en zeer<br />

veele verwoestingen aangerecht , zodat mcri<br />

nu eene openbaare Zee hebbe , daar eertyds,<br />

als wy voorheen zagen , geheele Dorpen »<br />

Velden en Bosfcheri waren. Deeze uitwatering<br />

wordt hedendaags het Vlie genaamd ,<br />

hebbende het Oude Vlie, dat tusfehen het<br />

Breezand en de Waart doorvloeit, gclyk uit<br />

fommige Zeekaarten te zien is, de zyne gehad<br />

tusfehen Texel en Vlieland. De naam<br />

van Vlie is dus zo wel als de uitwatering<br />

zelve verlegd , 't welk niemand vreemd kan<br />

dunken , die in acht neemt , dat Vlie van<br />

vlieten of vloeyen herkomltig is, en dus<br />

best aan eenen ftroom past , die byzonderlyk<br />

aan den Af - en Oploop, of Eb en Vloed,<br />

der Zee onderworpen is.<br />

Niettegenftaande dien nieuwen weg, welke Het Boerdiep<br />

dus voor den invallenden Oceaan geopend<br />

wordteen,<br />

was , behield dezelve zynen togt nog lang ter nog<br />

in het Boerdiep , dat meer dan eens door tang zelfs<br />

Ro- van gehees-


14 Tegenwoordige Staat<br />

ATXË- Romeinfche Vlooten bevaaren is: want als de<br />

m E .E Romeinen hunnen togt naar de Eems namen,<br />

BE'SC iRY<br />

om de binnen gelegen Duitfche Natiën te be-<br />

VING.<br />

Ie Vlooten ;n oorloogen , zaktenze, door Drufus Graft, den<br />

der Ro Ysfel af in net Meer Vlie; en voeren van daar<br />

meinen door <strong>Friesland</strong> tot in het Boerdiep , en voorts<br />

bevaaren.<br />

• buiten Oostergo en de Ommelanden , over de<br />

Wadden of laage waterige landen , tot in de'<br />

Eems. Deeze togt nu was veel korter en van<br />

veel minder gevaar dan of zy dien buiten Westergo<br />

om genomen, en zich aan het geweld<br />

eener onbekende Zee gewaagd hadden. De<br />

eerfte togt , door Germanicus, met eene Vloot<br />

naar de Eems gedaan , werd op. deeze wyze<br />

verricht, gelyk zelfs uit zyne terug reize valt<br />

op te maaken: want hy trok de meergemelde<br />

Wadden over, en kwam in de Rivier Vifürgis i<br />

waarby men ongetwyfFeld niet aan de Wezer,maar<br />

aan het Boerdiep, Burdinus in 't Latyrt<br />

genoemd, te denken heeft; zynde 'er in dien<br />

naam, of door den Uitfchryver, of, by mangel<br />

van goed bericht, door Tacitus zei ven een misflag<br />

begaan , en Würgis in fte'ê van Burdinus<br />

gefteld ( * ) : althans daar wachtte hy de benden<br />

in , . welke by , nog aan de Eems zynde,<br />

in de Ommelanden van Groningen had aan land<br />

gezet; en na dezelve aan boord genomen te<br />

hebben, zette hy daarmede, op gelyke wyze<br />

als<br />

(*) M. van der Houve in zyne Handvest Chronyk.<br />

II D. bl. 37 is wel van oordeel dat 'er een mishVin<br />

het woord Vifürgis plaats heeft , maar mienc dac<br />

men daar voor den Rynysl'el moet (lellen.


van F R I E S L A N D . t$<br />

als hy gekomen was, zyne terug reizc naar de ALGE-<br />

i<br />

MEENE<br />

Betuwe voort om daar te overwinteren. \<br />

BESCHA­<br />

Voor dat de Oceaan , door herhaalde aan- { VING.<br />

vallen , die gedaante aan <strong>Friesland</strong> gegeeven, Onder de<br />

had,-in welke het zich thans vertoont, vondti merkwaar,<br />

dige plaat­<br />

men daar eenige plaatfen, van welke Tacitus |<br />

zen welke<br />

melding maakt, en daarom met ftilzwygen niet' van Taci­<br />

mpeten worden voorbygegaan. 't Castellum tusge­ Flevum, of de Schans Flevum, moet aan het meldworden , heefc<br />

Zeeltrand , en naby het Vlie gelegen hebben ,<br />

men 't<br />

gelyk zelfs uit de benaaminge valt op te maa- Castellum<br />

ken; en dus heeft men die Schans naby den Flevum.<br />

Mond van 't Vlie , en zeer waarfchynlyk aan<br />

den Oostkant, te plaatfen. Toen immers de<br />

Friezen, door de aankomst van den Romeinfchen<br />

Stadhouder Apronius , gedwongen werden ,<br />

het beleg dier fterkte op te breeken, en, ter<br />

beveiligingevan het hunne,de, wyk te ncemen,<br />

zouden de Romeinen hen, gclykze deeden, niet<br />

zo ligt door de naaste wadden en laagc landen<br />

van Westergo hebben konnen volgen, zo de<br />

fterkte ten Westen van het Vlie gelegen had.<br />

Ook zou Apronius meer moeite en minder reden<br />

gehad hebben, om de naaste Wadden met dyken<br />

en bruggen te befiaan, ten einde eene zwaarder<br />

magt over dezelve te voeren, en daar mede,<br />

ter beteugelinge der Friezen, naar Westergo<br />

over te fteeken, gelyk hy ten zynen ongelukke<br />

deed; hebbende de Friezen hem, omtrent ter<br />

plaatfe daar nu Harlingen ligt, zo wel ontvangen<br />

, dat de zege zich ten eenemaal voor hun<br />

verklaarde, en zy hier door geene kleine vermaardheid<br />

onder de Duitfchers vcrkreegen.<br />

Niet


Ï6 Tegenwoordigs Staat<br />

ALGE­ Niet min vermaard dan 't Castellum Flevum<br />

MEENS<br />

I3..SCHRYmoet<br />

oudtyds ook hier te lande het Afgodisch<br />

VING. Bosch Badubenna geweest zyn Doch waar<br />

het gelegen hebbe, wat de naam zeggen wilj<br />

van welken oorfprong die afdaale, en wat<br />

Afgod of Afgodinne men daarin vereerd heb­<br />

't Bosch<br />

be, zyn zo veele vraagen die niemand ligt met<br />

Bactuben<br />

na vvordi . eenige zekerheid beantwoord zal vinden (*<br />

op ver De arbeidzaame Francois Halma heeft op dien<br />

fcjiillend.e naam* in zyn Toneel der Vereenigde Neder­<br />

piaatfeij<br />

landen , de verfchillende gedachten hieromtrent<br />

gezocht.<br />

by een verzameld , wcshalven wy den leezer<br />

daartoe liever wyzen,.dan dat wy ons daar<br />

over in 't breede zouden uitlaaten. Van de ligging<br />

dient een enkel woord gezegd, omdat<br />

zulks tot de oude landsgelteldheid betrekkelyk<br />

is- Dat het in Westfriesland of in Drenth zoii<br />

gelegen hebben, komt ons niet waarfchynlyk<br />

voor; ook durven wy het niet in de Zevenwouden<br />

zoeken, en daarvan den naam van het Dorp<br />

Holtpade afleiden, fchoon daaromtrent oudtyds<br />

uitgcflrekte bosfehadien te vinden waren: want<br />

de zo zeer geroemde overwinning, welke,<br />

volgens 't geen wy zo even gemeld hebben,<br />

door de Friezen op de Romeinen behaald werd y<br />

en waarby de laatften veelen van hunne beste<br />

manfehap lieten zitten, fchynt niet zo diep<br />

landwaards in, maar nader aan de Wadden, ;<br />

omtrent ter plaatfe daar nu Harlingen ligt,<br />

voorgevallen te zyn : anders zou het althans<br />

meer moeite hebben ingehad de Friezen uit het<br />

meergemelde Kasteel of Schans te volgen. Naby<br />

die plaats nu, daar dit gevecht is voorgevallen<br />

heeft men ongetwyfTeld het bosch Baduhenna<br />

ge-<br />

(*) V. d. Houve Handvest Chron. II D.p.4*.


van FRIESLAND, I?<br />

gehad; zynde de tegcnbedcnking, dat men om­ ALGK-<br />

MEENS<br />

trent Harlingeti en Franekcr, als te naaaanzee,<br />

BESCHRYgcene<br />

bosfehen vindt, van geen- groot gewigt, VING<br />

dewyl her meer dan waarfchynlyk is, dat die da^r, Waar-<br />

in vroeger tyden, toen deeze kust veel verder van fchynlyfc<br />

Zee dan nu gelegen was, in menigte gevon­ lag het<br />

niet ver<br />

den wierden.<br />

van Frane«<br />

Zo dan het Bosch Baduhenm omtrent Har- ker.<br />

lingen en Franeker gelegen heeft , zal ook Daarom­<br />

zekere Fries Cruptorix, die, even als veele antrent had<br />

deren zyner landslieden , onder de Romeinen men ook<br />

de Hoffle­<br />

diende, daar omtrent zyne Hofflede, van de<br />

de van<br />

Romeinen Villa Cruptoricis geroemd , gehad Cruptorix,<br />

hebben. Maar waar ter • ereld zoeken wy toch<br />

de Haven van Manarmanis, en de Pilaar en De Pilaa-<br />

van Hèrkules, beide oudtyds niet 'luttel verren van<br />

Herkules<br />

maard? Schotanus, zo de Vader als de Zoon,<br />

zyn nies<br />

dien wy hierin gaarne volgen, was van gedach­ min verten<br />

dat de Born, uit de Wouden, als gezegd maard.<br />

is, afkomende, en voorby de plaats, daar nu<br />

Oudeborn ligt, fchietende, zich door de Haven<br />

Manarmanis, omtrent op de hoogte van het<br />

tegenwoordig Dorp au werd, in het Boerdiep<br />

of Middelzee ontlast hebbe. De Pilaarsn van<br />

Herkuhs fchynen geweest te zyn op een der<br />

Friefche Eilanden, gelegen aan den Oceaan<br />

tusfehen de Eems en het Boerdiep, en niet van<br />

naby bezigtigd door de Romeinen, gelyk Tacitus<br />

zelf erkent Dus zal men hier by moeten Wdaf'<br />

denken aan Ameland, door Franfche Schryvers fchynlyk<br />

Ammia eh Amiftrachia genoemd : want het Ei­ heeft men<br />

ze op<br />

land Borkum, van de Romeinen Burchana en<br />

Ameland<br />

Fabarïa genoemd, is door de Romeinen aan gehad.<br />

gedaan \ ook konden de Eilanden Texel en<br />

B VUè-


BESCHRÏ-<br />

VING.<br />

Deeze<br />

Herkules<br />

was niet<br />

de Herku<br />

les der<br />

Grieken.<br />

t3 Tegenwoordige Staat<br />

Vlieland en vooral Ter Schelling hun niet onbekend<br />

zyn, dewyl dezelve, als voorheen gemeld<br />

werd , uit <strong>Friesland</strong> te voet bewandeld konden<br />

worden. De Herkules ondertusfchen, van wien<br />

hier gefproken wordt, is geenszins de Herkules<br />

der Grieken: want de oude Friezen hebben<br />

zeer waarfchynlyk geene kennis aan hem gehad.<br />

Het laat zich beter hooren, dat Tacitus de<br />

uitvinder van dien naam geweest zy ; naamelyk<br />

bemerkende, dat de Friezen en Duitfchen<br />

zekeren God eerden, van wienze, ook ten aanzien<br />

zyner uitgevoerde caaden, eene befchry ving<br />

gaven, welke met die van den Romeinfchen en<br />

Griekfchen Herkules groo'te overeenkomst had,<br />

kan hy in 't denkbeeld gevallen zyn, dat het<br />

waarlyk dezelfde was; en dit is te minder<br />

vreemd, omdat de Romeinen, in de befchry ving<br />

van andere volken en hunne Goden en Godsdienften,<br />

weleerfs meer op deeze wyze zyn te werk<br />

o-eo-aan. Of nu deeze Pilaaren van Herkules<br />

geweldige gebouwen, door menfehen konst en<br />

arbeid gemaakt, dan wel klippen, bergen of<br />

zandduinen aan Zee geweest zyn, even als de<br />

berden aan de Straat van Gibraltar, eertyds<br />

Column» Herculis, of Pilaaren van Herkules,<br />

genoemd zyn geweest, is onzeker, dewyl Tacitus<br />

daarvan geene melding maakt. Onwaarfchynlyk<br />

komt het my echter niet voor, dat het<br />

natuurïyke hoogten, duinen of bergen geweest<br />

zullen zyn, die van verre gezien eene grootfche<br />

vertooning maakten, en daardoor aanleidingga-<br />

• ven, om eenen,Herkules voor den werkmeester<br />

dier'Gevaarten te houden. Liet de befchry ving<br />

van Tacitus toe, deeze Pilaaren van Herkules<br />

aan


van F R I E S L A N D . tg<br />

aan 't Vlie tc Hellen, hoe fterk een bewys zou AtEE-.<br />

niet daaruit konnen worden afgeleid ten voor- McENE<br />

BESCHRXdeele<br />

der gemeene Jaarboeken en Schryveren,<br />

VlMO.<br />

Welke zo breed weiden in 't verhaal der zeldzaamheden,<br />

welke tot het Roode Klif by Stavoren<br />

behooren.<br />

De Romeinen hebben wel de Friefche Mec- De Roren<br />

en Wadden bevaaren; doch de Eilanden, meinen<br />

zyn niet<br />

die niet aan 't vaarwater liggen, fchynenze digt by de<br />

minder bezocht te hebben. De mond van 't Eilanden<br />

Boerdiep was toen, naar de meeste waarfchyn- geweest*<br />

lykheid, zulk een onfluimig en gevaarlyk water,<br />

dat de K omeinfche Vlooten zich, by hoog water,<br />

digt by die plaatfen hielden, daar nu Leeuwarden,<br />

Stiens, Ferwerd, Holwcrd en andere<br />

Dorpen liggen, tot dotze kwamen aan de<br />

Lauwers: want deeze Rivier in waards overgefcheept<br />

zynde, traden zy op de kust der<br />

Ommelanden aan land, en zetten van daar hunnen<br />

tocht naar de Eems voort.<br />

Van zulke tochten, heeft Keizer Augustus Op hunne<br />

Stiefzoon , Drufus, één , en Gcrmanicus, tochten<br />

ivorden zf<br />

Drufus Zoon, twee gedaan, indejaarenvyfeien Jangetast<br />

en zestien na Christus geboorte. Door den mi de<br />

eerfren tocht werden de Friezen onder de ge­ Scorbuts<br />

hoorzaamheid der Romeinen gebragt,* doch in<br />

de twee laatfrc tochten, door Gcrmanicus naar<br />

de Eems gedaan, heeft het Romeinfche Krygs*<br />

volk veel moeten uitftaan: want daar vcelen<br />

by ftorm en onweder fchipbreuk leeden , en<br />

verdronken, werden anderen van zwaare ziek»<br />

ten fin krankheden aangetast, en wel in 't byzonder<br />

van die kwaaie , welke hedendaags<br />

Scorbut, of Blaauwfehut genaamd wordt, Fjü-<br />

B 2 nius


Tegenwoordige Staat<br />

ALGE­ nius (*) meende dat dit ongemak veroor­<br />

MEEN E zaakt wierd door zekere fontein , die aan den<br />

BESCHV.Y- Zeekant gevonden werd, en zoet water opgaf :<br />

want dat water gedronken' zynde , deed , naar<br />

Dit onge­<br />

mak wordt<br />

door Plinius<br />

te<br />

onrecht<br />

toegefchreeven<br />

aan<br />

't drinken<br />

van her<br />

water uit<br />

zekere<br />

fentein.<br />

Zy worden<br />

'er<br />

van geneezen<br />

door 'r,<br />

zo genoemdeBryten.kruwd.<br />

zyn zeggen, de tanden in twee jaaren uitval­<br />

len, en ontzenuwde de knievoegen; doch men<br />

mag met reden twyffelen, of het drinken van<br />

dat water wel juist de oorzaak van dat ongemak<br />

geweest zy, naardemaal het niet valt tegen<br />

te fpreeken , dat eene ziltige dikke lucht ,<br />

koude en ongemak , ongewoone fpyzen en<br />

diergelyke dingen meer, ook wel diergelyke<br />

ongemakken te wege konden brengen, fchoon<br />

het fontein water al goed en gézond ware<br />

Dan hoe 't hier mede ook moge zyn ; daar<br />

was evenwel oudtyds hier te lande eene<br />

fontein ; doch waar ter plaatze , is niet met<br />

zekerheid te bepaalen. De Ommelanden van<br />

Groningen, of Oostergo in <strong>Friesland</strong> , komen<br />

wel 't meest in aanmerking, omdat Germanicus,<br />

in zyne tochten te water en te lande ,<br />

in geene andere Oorden dan deeze naby Zee is<br />

geweest.<br />

Van deeze kwaaie werden de Romeinen geneezen,<br />

door 't fap van zeker kruid, hun door<br />

de Friezen aangeweezen, en van eene wonderbaare<br />

kracht ter geneezinge van gemelde kwaaien<br />

niet alleen, maar ook tegen benaauwdheden<br />

der keele en de beeten der Slangen: zelfs hoefde<br />

men de bloemen van dit kruid, by de Friezen<br />

Vibones genoemd, maar te eeten, voor dat men<br />

donderdagen hoorde, om, volgens hunne verbeelding,<br />

(*) Hist. Nat. L. 24,


van FRIESLAND. 21<br />

ding, voor alle gevaar gedekt te zyn. De ALGE-<br />

M - ENE<br />

Friezen gaven aan dit kruid den naam van<br />

BRSCÏÏRY-<br />

Brytenkruu-d. Plinius , de betekenis dier be- VlNü.<br />

naaminge niet ver!taande, gaf'er eene Latynfche<br />

buiging aan, en noemde het Hèrbd Britannica,<br />

doch met eenige verwonderinge,<br />

omdat hy meende dat dit kruid aan Britannia<br />

was toegeëigend; 't welk hy niet gedaan zou<br />

hebben, had hy geweetcn, dat de Friezen den<br />

naam van bruten aan dat kruid hadden gegeeven,<br />

naar de gedaante van deszelfs wortelen, die<br />

volgens zyne befchryving zwart zyn en veele<br />

ronde knobbelen hebben, in plaats van leden,<br />

bykans gelyk men ziet in de wortelen van zeker<br />

riet, dat uit Indien komt en Rotting genoemd<br />

wordt. Deeze knobbelen verouderd zynde, vertoonen<br />

zich als turfbrokken, nóg hedendaags<br />

Bryten in het Friesch genoemd, De bladeren van<br />

Waar<br />

dit kruid zyn zwartgroen, langwerpig van ge­<br />

voor me»<br />

daante , en omtrent eene etïe lang; 't welk het dit kruid<br />

naast overeenkomt met het Hfdrolapatbam te houdea<br />

of Lapathum Aquatïcum , in 't necrduitsch hebbe.<br />

•waterpatig geheetcn, en by erraarcnheid gebleeken,<br />

zeer dienftig te zyn ter geneezinge van de<br />

gemelde kwaaien niet alleen , maar ook van<br />

andere ui: zoutzuure vochten ontflaande, debygeloovige<br />

echter uitgezonderd. Dit kruid nu<br />

wast in overvloed in moerasfige flooten en<br />

veengronden , hcedanige , ten tyde der Romeinen,<br />

veele ran den Zeekant zyn geweest. De<br />

redenen, om welke de Friezen de bloemen van<br />

dik kruid Vibones noemden, zyn met het Heidensch<br />

bygeloof verdweencn.<br />

B 3<br />

I I q<br />

«


22<br />

Tegenwoordige Slaat<br />

ALGE- Hoe ellendig het, ten tyde der Romeinen,<br />

MEENE hier te lande gefteld geweest moet zyn, kan men<br />

BESCHRY- eenigzins opmaaken uit het geene reeds is te ber­<br />

VING.<br />

de gebragt; doch zal nader blyken uit overwee-<br />

Ellendige<br />

ginge van 's Lands waterigen toeitand en meegevleidheid<br />

des nigvuldige zeeplaagen , waaraan hetzelve, nog<br />

Lands ten onbedykt zynde, onderworpen was, en waar­<br />

tyde der door, van tyd tot tyd, groote veranderingen<br />

Romeinen,<br />

door<br />

veroorzaakt wierden. De voorheen gemelde<br />

Plinius na Plinius ( * ) geeft'er eene nadrukkelyke befchry<br />

druklyk ving van, welke, fchoonze eigentlyk van de<br />

belchree<br />

Ten.<br />

_r U~J J„„.*/%J,„ PW- _ Wr:.a-70n rro.<br />

waagt, ons teffens den toeltand der Friezen eenig.<br />

zins leert kennen; het zal dus niet kwaalyk pasfen ,<br />

dezelve hier woordelyk, doch alleen vertaald,<br />

te laaten volgen (f): „ Aldaar, zegt hy,,<br />

„ wordt de, Oceaan twee maaien binnen 'r.<br />

„ etmaal, met eene groote zwelling opgezet,<br />

„ en over de naastgelegen velden uitgeftort,<br />

„ verduiilerende dus de bepaalde affcheiding<br />

„ der hoofdftoffen, waardoor het twyffelach-<br />

„ tig is of het land een gedeelte des droogen<br />

aardryks zy, dan wel der zee. Aldaar<br />

„ bezit dat ellendig volk hooge heuvelen of<br />

„ terpen, met handen gemaakt, op de waar-<br />

„ neeming der hoogde vloeden, en is, daar<br />

„ op zyne hutten gebouwd hebbende , niet<br />

„ ongelyk aan Zeevaarenden, wanneer de om-<br />

„ cingelende wateren alles bedekken-, en aan<br />

„ Schipbreukigen, wanneer ze afgeloopen zyn,<br />

,, en<br />

(*) Lib. ifJ. c i.<br />

(t) Zie hier over v. d. Houve. Handvest Kronyk II<br />

D. p. 28.


van F R I E S L A N D . 23<br />

„ en de visfchen, die met de wateren afzwem<br />

men, omtrent hunne hutten door hen ver-<br />

„ volgd werden. Zy hebben noch vee noch<br />

„ onderhoud van melk, als hunne nabuurenj<br />

„ ook hebbenze niet te itryden met de wilde<br />

„ dieren, alzo daar gansch geen gewas van flxui-<br />

„ ken is. Van wier en biezen maaken zy<br />

„ touwen om te visfchen, en het flyk met de<br />

„ handen opgenomen hebbende , droogènze<br />

„ meer by den wind dan zennefebyn, en<br />

„ braaden alzo met aarde hunne fpyzen en<br />

„ vervroozen ingewanden. Zy hebben gee-<br />

„ nen drank dan van regenwater, aan den in-<br />

„ gang hunner huizen , in groeven verza-<br />

„ meld. En zekerlyk, deeze Natiën, .als zy<br />

,, van de Romeinen overwonnen worden, zeg-<br />

„ gen datze in llaavernye zyn. Voorwaar het<br />

„ is alzo, de fortuin fpaart veelen tot ellende<br />

„ en kwaad". De Geleerde en Welfpreekende<br />

Oordeel<br />

Ubbo Emmen oordeelt dus ovar deeze plaats van U.<br />

van Plinius. „Alsik, zegt hy, ( * ) deeze plaats Emmen<br />

„ van Plinius met aandacht overweeg , dan over de<br />

bygebrag-<br />

„ dunkt my, dat ik den overouden Haat en ge» ce plaats<br />

„ daantc van ons Vaderland aanfehouw, en veele uit Pli­<br />

„ dingen verilaa, daar men gemeenlyk naar nius.<br />

„ vraagt: als, dat het voornaamlle deel der<br />

„ Friefche Natie bewoond hebbe de zandige<br />

„ en waterige landen, die wat van den Zeekant<br />

„ afliggen, en dat dit het voornaamlle dies tyds<br />

„ zy geweest; dat de uiterfte ftreeken aan den<br />

„ Zeekant, die nu het best behavend en geluk»<br />

„ kigst zyn, ledig en onbebouwd gelegen heb-<br />

„ ben, bewoond van de armfte lieden, die de<br />

B 4 „ nood<br />

(*) Rer. Frif. Hist. L. I. p. 7.<br />

ALGE-<br />

ME EKE<br />

BKSCHRY-<br />

V1NG,


ALGE-<br />

MEENE .<br />

BESCHRY-<br />

YISG,<br />

Naast het<br />

Boerdiep<br />

komt de<br />

Lauwers<br />

in aanmerking-<br />

24 Tegenwoordige Staat<br />

„ nood en armoede dervvaards had afgedreeven;<br />

„ dat 'er geene dyken geweest zyn tot weering<br />

„ van den vloed der Zee, welke, zich maar<br />

„ een weinig verheffende, het land bedekte,<br />

„ zo dat het meer wadden dan velden waren;<br />

„ dat door deeze noodzaaklykheid die heuvels<br />

„ ter bewooninge. begonnen zyn aangelegd te<br />

„ worden, welke men nog hedendaags ziet,<br />

„ en wel, gelyk Plinius zegt, op de waarnee-<br />

„ mingvan'het hoogfte water; dar het flym,<br />

„ allengskcns ingevoerd, die gewesten verhoogd<br />

„ en in een vruchtbaar land veranderd heb-<br />

„' be; zo dat de vruchtbaarheid de menfchen<br />

„ aanlokte , en die heuvelen deed vergrooten,<br />

„ op welke nu Steden en Dorpen liggen; dat-<br />

„ ze daarop begonnen zyn dyken te maaken,<br />

„ eerst mindere, daarna fterkere, als ook vee<br />

„ te weiden en akkers te ploegen; en dat aldus<br />

„ uit deeze ongehavende arme landftreeke<br />

„ dat fchoone vruchtbaare land geworden zy ".<br />

Dat 'er in <strong>Friesland</strong> , behalven de reeds<br />

voorheen gemelde Wateren en Stroomen, nog<br />

veele andere geweest zyn, wier gedaante grootelyks<br />

veranderd is door den tyd, valt niet te<br />

lóchcnen. • Onder deeze verdient de Lauwers,<br />

naast het Boerdiep of Middelzee, de eerlle<br />

plaats. Deeze Rivier, welke in 't Latyn<br />

Laubachus en Laubacus, of ook wel -Lavica en<br />

Laveca genoemd wordt, en,'ten tyde van Karei<br />

den Grooten, Laubach of Laubeek fchynt gehecten<br />

te hebben,was van ouds xeer vermaard,,<br />

doch tegenwoordig van geen belang; hebbendq<br />

, het


van F R I E S L A N D . 25<br />

het graaven van andere vaarten aanleiding ge­<br />

geeven, dat zy op veele plaatfen byna geheel<br />

opgedroogd en dus onzigtbaar is geworden.<br />

Zy plag haarcn oorfprong te hebben in de<br />

Drentfche Veenen, liep noordwaards aan, en<br />

ftortte zich eerlang in een' bogt of inham der<br />

Noordzee, naar deeze Rivier by den naam van<br />

Lauwerzee bekend. Dan fchoon deeze Rivier<br />

hedendaags van geen belang altoos is, nogthans<br />

ftrektze, althans naar den Zeekant, tot eene<br />

grensfcheiding tusfehen de twee Gewesten van<br />

<strong>Friesland</strong> en Stad en Lande.<br />

ALGE-<br />

MKENE<br />

lkscnar»<br />

VING,<br />

. De Pafens, ook wel de Donger geheeten, Als ook<br />

gelyk zelfs uit de twee Grietenyen Oost- en de Piefens<br />

West - Oongerdeel , naar deezen frroom dus of Doager.<br />

genoemd, valt op te maaken, was mede oudtyds<br />

geen ongeachte Vliet. Hy hadt zynen oorfprong<br />

ten Westenboven Dokkum uit de Ee,en<br />

itroomde van daar, Noordoost aan, naar Zee;<br />

was vry breed, en maakte eene fcheiding tusfehen<br />

de twee gemelde Dongerdeelen; doch federt<br />

langen tyd is ook dit Water, niet alleen beneden<br />

maar ook boven, dermaatc verdopt, dat<br />

'er van het Dorp Aalfum tot aan de Éc maar<br />

eene oude vervallen Ried of Sloot zy,^ die ook<br />

nog hier en daar byna geflooten is. Een klein<br />

uur gaans ten Noordoosten van Dokkum loopt uit,<br />

de Psefenstene oude Waterlosfing naar beneden,<br />

die naar de daar aan gelegen Staate Jaarla , doorgaans<br />

het Jaarla-gat geheeten wordt, en niet<br />

zelden tusfehen de tvyee Dongerdeelen aanleiding<br />

tot merkelyke oneenigheeden heeft gegeeven,<br />

omdat Oostdongerdecl, naar beneden veel laa.<br />

ger liggende, veel overlast lydt.van den toeli<br />

5 vloed


26 Tegenwoordige Staat<br />

ALGH- vloed van Water, 't welk niet dan door Eezu»<br />

MEENE mazyl, en dat nog maar by gunftige gelegenheden,<br />

BESCHBYgelost<br />

kan worden.<br />

VING.' i<br />

De Kuinder. in de landtaal Tjonger geheeten,<br />

De Kuinder<br />

of is een kleine vliet, die uit de hooge Veenen,<br />

Tjonger. : naby het dorp Haule, in de Grieteny van Stellingwerf<br />

Oosteinde ontfpruit, en niet ver van<br />

zynen oorfprong de gemelde Grieteny, als ook<br />

die van Stellingwerf Westeinde, affcheidt van<br />

de twee Moordelyker Grietenyen Opfterland .en<br />

Schooterland. In 't Noordwest en West van Oosterwoude<br />

vloeyen'er nog twee Riviertjes of beekjes<br />

in, het grooten klein Diept genaamd, die beide<br />

voortkomen uit de laage landen van Appelfche,<br />

alwaar het water, van de hooge Veenen<br />

afloopende, vergaderd wordt. Na, door het<br />

ontvangen van den vloed deezer twee beekjes,<br />

wat vermeerderd te zyn, loopt de Kuinder doorgaands<br />

Zuidwest aan, en valt ter plaatfe, daar<br />

de Schans of het fleedje de Kuinder gelegen is,<br />

in de Zuiderzee; doch of dit fteedje, dat in 'r<br />

Noordwesten van Overysfel ligt, en oudtyds<br />

met zyne onderhoorige landen geen onvermaard<br />

Graaffchap uitmaakte, vooral toen Urk, Enf en<br />

Emmeleroord , met andere plaatfen, nu door de<br />

Zuiderzee ingezwolgen, nog onder deszelfs gebied<br />

Honden, zynen naam aan deezen ftroom<br />

gegeeven, dan wel van den ftroom 'ontvangen<br />

hebbbe, is twyffelagtig, fchoon ik het laatfte<br />

voor waarfchynlykst houde , omdat de droom<br />

ongetwyftlld veel ouder dan het fteedje is, en<br />

ook toen al zynen naam gehad zal hebben.<br />

De Linde De Linde of Lende is een andere ftroom'<br />

«f Lende. in de Wouden, doch zuidlyker dan de voor-*<br />

gaande.


RW FRIESLAND. 27<br />

gaande. Deeze heeft zynen oorfprong in de- .<br />

zelfde Grieteny van Stellingwerf Oosteinde, na 1<br />

by Tronde, eene Buurt, onder het dorpElzelo;<br />

behoorende. • Dezelve loopt Westvvaards aan ,<br />

doch in 't eerst met eenen zeer geringen vloed,<br />

voorby de Oude fchans Bekhof, fcheidende de<br />

Dorpen Nye- en Oude Eerkoop van Stellingwerf<br />

Westeinde. Uit de zogenoemde Noordwouder<br />

Sloot eenigen toevoer van Water ontr<br />

vangen hebbende, wordt hy vaarbaar, en is tot<br />

het afvoeren van den Turf, die in de Veenen<br />

van Noordwoude en daaromftreeks gegraaven<br />

wordt, van geen geringen dienst. By Slykenburg<br />

valt deeze ftroom in de Kuinder, en daarmede<br />

vervolgens, by het Sceedje van dien naam, in<br />

de Zuider/ee. Men begaat een' mistlag als men<br />

deezen ftroom voordeGrensfcheiding van <strong>Friesland</strong><br />

en Overysfel houdt : want dit is alleen<br />

waar ten aanzien van het westelykfte gedeelte<br />

van Stellingwerf-Westeinde, liggende wel zes<br />

dorpen deezer Grietenye aan de overzyde van<br />

-gemelde Rivier.<br />

Meer andere, zo natuurlyke als met menfchen<br />

handen gegraaven, ftroornen en Wateren vindt<br />

men in <strong>Friesland</strong>; doch die hier alle op te tellen<br />

zou ons wat te veel van ons tegenwoordig<br />

oogmerk verwyderen; ook zal zulks ruim zo wel<br />

in de byzondere befchryving der Grietenyen,<br />

waarinze gevonden worden, te pasfe komen. Wy<br />

keeren derhalven, tot <strong>Friesland</strong>s oude grondge,fteldheid,<br />

en de daarin voorgevallen voornaame<br />

-veranderingen, te rug. Daarover nu met Tacitus<br />

ra'adpleegende, verneemt men, ten aanzien der<br />

Grondgefteldheid, dat in <strong>Friesland</strong> ook veele<br />

Bos-<br />

ALGE­<br />

MEENS<br />

BkSCHRY-<br />

VING.<br />

Uit Tacims<br />

blykt<br />

dat 'er ook<br />

veele bos-


Al-GE-<br />

ÏHKENE<br />

B-SCIIHY-<br />

VIMG<br />

fchen zelfs<br />

aan den<br />

Zeekant<br />

geweest<br />

zyn.<br />

2S Tegenwoordige Staat<br />

Bosfchen geweest zyn, vol van wild gedierte;<br />

en deeze vondt men zo wel aan den Zeekant<br />

als meer binnenwaards: zelfs zyn deeze laatflen,<br />

door de overdryvcnde Veenen, ten grooten deele<br />

overftelpt, en daar door verlooren gegaan.<br />

Gelyk immers de geftalte des Lands ten tyde van<br />

Tacitus en Plinius van de tegenwoordige grootclyks<br />

verfchilde, alzo vondt men ook Veenen en<br />

Bosfchen aan den Zeekant; doch 't geen daarvan in<br />

de hooge ftreeken van Oostergo en Westergo<br />

te vinden was, is afgefpoeld, enj driftig geworden<br />

zynde, met lterke Noordwestlyke winden<br />

en hooge Vloeden, naar den Woudkant gedreeven,<br />

en over Bosfchen en Boomen heen<br />

gezet.<br />

Oudtyds Het verhaal van Plinius ( * ) mede brengen­<br />

zyn 'er de, dat 'er zeer hooge Eikenboomen aan den<br />

veele<br />

Veendrif Zeekant waren; en dat de afgefcheurde boomen<br />

ten vooi en driftige Eilanden, den Romeinfche Vlooten,<br />

gevallen. die voorzeeker nooit in eenige ftreeken van<br />

Duitschland geweest zyn, aan boord kwamen,<br />

en niet luttel ongemaks baarden, levert een vry<br />

fterk bewys op , dat hier oudtyds, toen men nog<br />

geene Dyken tegen de Zee had, veele zulke<br />

De inwen •• Veendriften gebeurd moeten zyn. Daarenboven<br />

dige ge " ftrekt de aandachtige befchouwmg van de in­<br />

fteldheld<br />

van den wendige, gefteldhcid der tegenwoordige Klei­<br />

grond en Veengronden zelve daarvan ter bevestiginge,<br />

r llrekt daa Menigmaalen toch heeft men, aan den uiterften<br />

van ten<br />

Zeekant, by het graaven van nieuwe Vaarten<br />

bewyze.<br />

en graften, diep in den grond, turf gevonden;<br />

't welk niet duilter te kennen geeft, dat de aarda,<br />

(*) Hist. Nat. Lib itf, c. u


mn FRIESLAND. sj><br />

de, die daar boven zit, door aanfpoeling en opilyking,<br />

veroorzaakt is, en zich geplaatst heeft<br />

boven op de Turf-of Veenftoffen, die daar nog<br />

waren blyven zitten, na dat de bovenfte Vee-<br />

(f) Befchr. van Friesl. bl. 185 en 186.<br />

*iXGE-<br />

«EENE<br />

3ESCHE.Y«<br />

iNNG.<br />

J „,„„„„J~*. n,rn„ T„ A;n ~„.A«.,<br />

nen reeds waren weggedreeven. In die oorden<br />

daar en tegen, daar men nu de hooge Veenen<br />

heeft, worden niet zelden heele en halve boomen ,<br />

of afgekapte boomen en wortels, in de aarde gevonden<br />

, fommigen zelfs tot eene aanmerkelyke<br />

diepte; doch allen met de toppen Zuidoost, en<br />

met de wortelen Noordwestwaards gekeerd; dus<br />

door hunne (trekking aanwyzende , van waar<br />

J . I J<br />

de bovengrond gekomen zy.<br />

Hoe groot eene verandering hier by toegekomen De be-<br />

zy,zalde Leezer zich vry gemakkelyk verbeelden wooners<br />

der Zee-<br />

konnen. Dat de bewooners van de tegenwoordikustenge Zeekusten geene reden hebben, om zich over hebben<br />

dezelve te beklaagen,wil ik liever met de woor­ geen re»<br />

den om<br />

den van Schotanus, den Vader (f), dan met<br />

zich daar<br />

de mynevoordraagen „Ik,zegt gemelde fchry- over te<br />

„ ver, houde het daar voor dat geheel Donger- beklaa.<br />

„ deel een gave van de Zee is, beneffens de<br />

gen.<br />

„ ichoone vette itreek van r erweraeraaeei,<br />

„ Menaldumadeel , 't Bildt, Barradeel en<br />

„ Wonzcradeel: ik zeg een gave van de Zee,<br />

„ gelyk Herodotus oordeelde van Egypten tus-<br />

„ fchen de armen van den Nyl: want de Vee-<br />

„ nen zynde afgeworpen, wcggefpoeld en ver-<br />

„ dreeven naar de Zevenwouden en Drent, en-<br />

„ de 't Slyk der Zee opgaworpen , hebben<br />

„ dat goed en fchoonLand veroorzaakt. Die in<br />

„ deeze hooge landen woonen zullen den Woud-<br />

„ lieden


ALGE-<br />

MEL-NE<br />

BÉSCHRY-<br />

VING.-<br />

Het ge­<br />

meldewegens <strong>Friesland</strong>s<br />

oudigrondge<br />

fteldheid<br />

beweezen<br />

met de<br />

woorden<br />

van Em­<br />

men.<br />

30 Tegenwoordige Staat<br />

.„ lieden geen pleit aanhangen om de Veenen i<br />

„ want die hebben hunne bosfchen verdorven 5<br />

„ en de Zee heeft ons in plaats der Veenen een<br />

„ beter bodem gegeeven".<br />

Het geen wy tot dus ver wegens de oude<br />

grondgefteldheid van <strong>Friesland</strong> en de daarin<br />

voorgevallen veranderingen hebben, medegedeeld<br />

, wordt te zeer bevestigd en opgehelderd<br />

door den vermaarden en .omzichtigen<br />

Ubbo Mnmen, dan dat wy zyne eigen woorden<br />

, doch vertaald , hier niet zouden laaten<br />

volgen. De iianden Voor het ftrand", zegt<br />

hy, (* „ welke door hooge duinen het'geweld<br />

„ der Zee breeken, Waren eertyds veel nader aan<br />

„ 't vaste land dan hedendaags, of digt aan 't<br />

„ zelve 5 doch de bodem tusfehen beiden was<br />

„ laag, moerasfig en doormceden met ftaande<br />

„ Wateren, Rivieren' en Meeren; de meefte<br />

Eilanden ook, daarze door de monden der<br />

, 4 Rivieren niet werden van een gefcheiden, waren<br />

„ aan eikanderen vast. Daarna zynze door 't<br />

„ geweld van den Oceaan, die ten lande in-<br />

„ drong, en de iaagere ftreeken onder water zet-<br />

„ te, verder van 't vaste land afgefcheiden, en<br />

„ de Wadden geopend, van verfcheiden brced-<br />

„ te. De Zee, in die eeuw van welke wy<br />

„ handelen, tegen over den Mond, die tus-<br />

„ fchen Ameland en Ter Schelling is, van 't<br />

,, Noorden af landvvaards indringende, by de<br />

„ Dorpen Minhertsgaa, Berlikum en Beetgum;<br />

„ voorts Leeuwarden , Wirdum , Rauwerd ,<br />

„ Bozum en Goutum aanvloeijende met een<br />

» bogts (*) Rer. Frif. Hist. L. IX. p. 344.


van F R I E S L A N D . 31<br />

, bogt, en fchier tot aan Bolswerd komende, ALG3-<br />

MF.ENE<br />

• maakte een wyden inham,door welken Wes-<br />

" tergo en Oostergo , nu door. famengaande VING.<br />

n<br />

landen overal aan een hangende, lang en<br />

" verre van~ den eerden ingang afgefcheiden<br />

werden. De Friezen noemden gemeenlyk<br />

" dien boezem de Middelzee. De Mond van<br />

" den Lauwerllroom, hoewel diep en voor groote<br />

Vlooten vaarbaar, was nogthans in dien<br />

tyd zo wyd van Wateren niet als hedendaags.<br />

Maar integendeel was 'er veel lands ten Wesrt<br />

ten, daar zich nu eene wyde en woeste Zee<br />

\ vertoont: want de Ysfel, die door Drufus<br />

j', Graft het Water uit den Ryn ontvangt en in<br />

„ Zee brengt, goot zich dies tyds niet gelyk nu<br />

„ terftond voorby de dad Kampen in dien woesten<br />

'„ boezem, dien men de Zuiderzee noemt, noch<br />

„ verloor daar zynen naam en oevers , maar<br />

„ vloeide eene wyle tyds met éénen ftroom,<br />

l, door de platte landen heen, tot dat hy de<br />

„ Vecht ingenomen, en zynen loop tot voorby<br />

„ de Kuinder voortgezet hebbende, zich invee-<br />

„ le takken verdeelde, welker grootfte ter fiin-<br />

„ kerhand in den Zuider inham viel, terwyl de<br />

„ anderen door 't Land van <strong>Friesland</strong> heen<br />

„ gingen. De voornaamde van deezen , die<br />

„ zynen naam behieldt, en eerst Slooten en<br />

., vervolgens Stavoren aanvloeide, kwam daar<br />

eerst uit in 'tVlie, 't welk uit de meerenwerd<br />

„ uugeftort,en verwisfcldc zynen naam met dien<br />

„ van 't Vlie, tot dat hy by Texel in den Oce-<br />

„ aan viel Een arm, ter rechterhand inboo-<br />

„ rende in Westergo, maakte een Meer,daar<br />

„ nu het Dorp en 't Land INieuwland is, by<br />

„ Bols-<br />

BESCHRTT»


ALGE-<br />

KEENE<br />

BESCHKY.<br />

VING/<br />

32 Tegenwoordige Staat<br />

„ Bolswerd, uit welk wederom eeri korte Rivier<br />

„ ging, die zich in gemelde Middelzee ontlast -<br />

„ te. Maar't Vlie, eertyds breeder, was des-<br />

„ tyds niet veel meer dan eene Rivier tusfehen<br />

„ Stavoren en Enkhuizen. Het overige waren<br />

„ enkele Velden en Bosfchen , welker Heeren<br />

„ ten grooten deele geweest zyn de Edelen van<br />

,, Galama j gelyk de Gedenkfchriften van vroe-<br />

„ ger tyden melden. Met deeze plaatfen nu<br />

„ was het, ten'dien tyde, zo gelegen, dat de<br />

vloeden van den Oceaan nergens fterker in-<br />

,; drongen dan in de meergemelde Middelzee.<br />

„ Dus gebeurde het,- dewyl veele en groote<br />

„ opwatei'ingen het landfehap plaagden, dat de<br />

„ wederopmaaking der Dyken jaarlyks gansch<br />

„ bezwaarlyk viel. Hierdoor kwam het by,<br />

„ dat de luiden, of door hooge wateren ver-<br />

,, armd, of anders onvermogend zynde om<br />

,, de onkosten en den arbeid der bedykinge te<br />

,, draagen, volgens de Vaderlandfche wetj de<br />

,•> landen verhaten, en aan anderen overgeeven<br />

y, moesten. Doch zodanige landen namen de<br />

Kloosters aan, met goedkcuringe van ieder<br />

5, een , en tot behoudenis van 't land. De<br />

Kloosters konden dit ten dien tyde zo veel te<br />

„ beter doen, om datze, volgens 't geen 'er<br />

„ van verhaald wordt, zodanig van ledige bui-<br />

„ ken overvloeiden, dat'er tot drie, vier, vyf<br />

„ en zeshonderd in dezelve gevonden wierden.<br />

„ Deezen maakten geweldiger Dyken tegen 't<br />

„ Water , en niet lang daarna, werd 'er door<br />

„ die van Ludinga Kerk eene wyde en diepe<br />

„ graft, tot ontlasting van 't binnenwater, ge-<br />

„ graaven tusfehen de Eilanden van Ter Schel-<br />

» ling


van FRIESLAND. 33<br />

„ ling en Vlieland, die tot deezen tyd toe door<br />

„ achter eenvolgende Duinen waren vereenigd<br />

„ geweest. Ook groef men veele andere kanaa-<br />

„ len om 't water derwaarts te leiden; waarvan<br />

„ 't gevolg was , dat de ftroom zich allengs<br />

„ elders heen wendde , en wel inzonderheid<br />

„ aanviel op 't gewest tusfehen Medenblik en<br />

„ Stavoren, diestyds maar met eene middel-<br />

„ maatige rivier doorfneeden; daar dezelve eerlang,<br />

door het overftroomen en wegneemen<br />

„ der landen, een'zeer vvyden boezem opende.<br />

„ De Monniken hebben alzo veel lands vern<br />

kreegen, en 't flyk, dat door dagelykfche Eb<br />

„ en Vloed op de ondiepten gevoerd werd,ver-<br />

„ vulde eerst de binnenlandfche bogt, en daarna<br />

„ ook het uitwendiger gelegene tot de hoogte<br />

„ van land; en eindelyk is ook die fchoone<br />

„ vlakte des velds, vermaard door haare vrucht-<br />

„ baarheid, in <strong>Friesland</strong> aangeworpen, welke<br />

„ van de Nakomelingen den naam van Bilde<br />

„ gekreegen heeft. Ik kan niet twylfelen. of<br />

„ 't geen eenige Lapfchryvers op het tiende<br />

„ jaar na deezen tyd aantekenen, zo 't maar<br />

„ waar is, uit een oud Kronyk van het Kloos-<br />

„ ter te Dokkum, zal behooren tot deezen tyd<br />

„ en vloeden., alzo dat jaar door geen Water-<br />

„ vloed berucht is geworden; dat naamelyk<br />

„ Ezonftad, geen on^ermaarde plaats tot op<br />

dien tyd aan de Lauwers, na dat al de lrui-<br />

„ zen door 't water weggefpoeld waren, ten<br />

„ eenemaal vergaan zou zyn; dat Kamminga-<br />

„ burg, Britzcnburg en veele andere Edelen hui-<br />

,, zen, inzonderheid aan de Middelzee gelegen,<br />

„ vernield; dat ook Veenen, door onweder en<br />

C „ hooge<br />

AiGE-<br />

MnENE<br />

BESCHUt*.<br />

VING.


34<br />

Tegenwoordige Staat<br />

ALGE» „ hooge Vloeden aangevoerd, zich op Fries-<br />

MEENE' „ land hebben nedergezet, overftelpende boo-<br />

BESCHRV- „ men en huizen; dat ten laatften een volkryk<br />

VING.<br />

„ Steedje, op de aanpaalinge van Oostergo en<br />

„ de Zevenwouden bekwaamelyk gelegen, en<br />

„ Warcena genoemd, verwoest, en het land,<br />

„ dat zeer vruchtbaar was, door verftopping<br />

„ van de waterlosfingen, ten eenemaal bedor-<br />

„ ven, en het Steedje eindelyk in een flegt<br />

„ Dorp veranderd zoude zyn. Doch deeze<br />

Emmen<br />

„ dingen laat ik ter verdediginge van hunne<br />

„ Schryveren".<br />

„ os-ui J vv-i^ii •<br />

Tot verftand deezer woorden dient opge­<br />

had het merkt , dat Emmen daarmede inzonderheid het<br />

oog op oog had op het jaar 1222, in 't welk, als ook<br />

het jaar<br />

1222, zo in eenige voorgaande jaaren, zeer zwaare Water*<br />

wel als vloeden zyn. voorgevallen: want ten jaare 1219,<br />

eenige op den zestienden van Louwmaand, niet lang<br />

voorgaan­<br />

na 't ryzen der Zonne en by volle Maan, viel<br />

de,berucht de Zee met een' Noordwesten wind over en<br />

door door de Dyken met zulk een geweld en woe­<br />

zwaare<br />

Watervloeden.de,<br />

dat daar door, in <strong>Friesland</strong>, 't welk men<br />

hier ongetwyffeld wat ruim moet neemen, by'<br />

Ae honderdduizend menfch.n omkwamen, en<br />

de overgebleeven inwooners zich genoodzaakt<br />

vonden de Zeekust ledig te laaten , en met het<br />

weinige dat hun nog overfchoot dieper landwaards<br />

in te wyken. Het jaar 1220 liep ook<br />

al weder zonder overltroominge niet ten einde;<br />

doch de fchade, daar door veroorzaakt, was<br />

van minder belang dan die der voorgaande; ook<br />

ftondze op ver na niet gelyk met die van den<br />

eenentwintigden van Sprokkelmaand des naastvolgenden<br />

jaars: want daar door werd het Zeewater<br />

'


van FRIESLAND. 35<br />

water wyd en zyd over het knd gedreeven ALGE-<br />

ME HE .<br />

tot ordergang van zeer veel menfehen en beesBiiscnavten<br />

; ook bleef het water, door 't aanhouden VING.<br />

van nen rvoorawesten winu, zo ïang op ae<br />

landen liaan , dat het ruime gelegenheid had ,<br />

om diep in den grond in te dringen , en dien<br />

door zyne ziltigheid grootelyks te vermageren;<br />

waarvan het nadeel te grooter was, om dat'er<br />

een drooge Zomer, en op den tienden van<br />

Herfstmaand een nieuwe Vloed op volgde,<br />

door welken de naaste landen, onbedykt en<br />

door droogte gaapende en dorftig, werden onder<br />

water gezet. De Louwmaand des volgenden<br />

jaars 1222, was insgelyks geducht, door<br />

eenen harden ftorm, geen geringe nadeelen aan<br />

veele ooraen te wege Diengenae.<br />

Tegen diergelyke vloeden, aan welke dit land De Duinenplag-<br />

van de vroegite tyden af meer of min was ten daar<br />

blootgefleld geweest, plagren de Duinen der tegen ee«<br />

vooreilanden eenigzins ter belchuttingc te dienen nigzins<br />

tot be-<br />

vooral toen men nog aan den Oceaan geen' vryen<br />

fchutting<br />

ingang, door het graaven van Vaarten en Sloo- te dienen.<br />

ten , had gegeeven. De Middelzee rechtte De Mid­<br />

niet te min, by zwaare irormen, geene gerindelzee<br />

rechtte<br />

ge verwoestingen aan, gelyk zelfs ligtelyk te nogthans<br />

fpeuren valt uit de overblyflelen der zwaare veele ver­<br />

Dyken, waarmede men dezeive ten jaare twaalf woestingen<br />

aan.<br />

honderd tweeëntwintig gezocht heeft te bedwingen.<br />

Doch deeze en de andere zwaare Dyken van<br />

het tegenwoordig <strong>Friesland</strong> zyn het werk van<br />

laater eeuwen. Voor en zelfs nog eenigen tyd<br />

na de geboorte van Christus fchynt het land<br />

zonder Dyken gelegen te hebben. En toen Voor da&<br />

men op middelen van beveiliginge begon te nen Dylen<br />

had,<br />

C 2 den-


ALGE-<br />

ME KNE<br />

BKSCHRY«<br />

VING.<br />

maakte<br />

men Terpen<br />

en<br />

Weerden.<br />

j6 Tegenwoordige Staat<br />

denken, kwam het opwerpen van zekere hoogten,<br />

boven de hoogfte vloeden uitfteekende ,<br />

het eerst by de Friezen in aanmerking. Gaf<br />

de natuur zelve die hier of daar aan de hand,<br />

men bediende 'er zich van; doch toen men door de<br />

vermenigvuldiging van menfehen meer lands ter<br />

de bewooninge noodig had, en te weinig hoogten<br />

vond, om 'er zich met de zynen, by hooge vloeden<br />

, op te bergen, floeg men de handen aan het<br />

werk, en wierp Terpen en Weerden, of gelyk<br />

men hedendaags zegt, Wieren (f_) op, beftaande<br />

(\~) Het onderfcheid tusfehen Terpen en Weerden<br />

wordt van de meeste, fchoon anders geachte Schryvers,<br />

myns oordeels, niet genoeg in acht genomen. Zydieze<br />

ooit met eenige oplettendheid belchouwden , zullen<br />

waarfchynlyk niet vreemd van myne gedachte zyn; my<br />

komt zelts zeer aanneemelyk voor, dat fommige Weerden<br />

veel ouder dan de Terpen zyn; wordende ik in dit<br />

denkbeeld grootelyks gefterkt, door in aanmerkinge te<br />

neemen, dat de Weerden met minder handen gemaakt<br />

konden worden, en dus de fchaarsheid van volk of wel<br />

de minder vereeniginge van hetzelve te kennen geeven.<br />

Wat beider benaaminge betreft: Terp wordt met reden<br />

geoordeeld hetzelfde te zyn met Torp en Dorp; zynde<br />

maar alleen de T met haar vermaagfehapte Letter D<br />

verwisfeld, en de Zelfklinker E, volgens een onderfcheiden<br />

Tongval uitgefproken'als O, gelyk in veele<br />

gevallen gefchiedt Wat de oorfprongklyke betekenis<br />

des woords Terp zy, beken ik niet te weeten.<br />

Die van Weerd of Wier is niet ver te zoeken, hebbende<br />

men, naar alle waarfchynlykheid, de hoogten, tegen't water<br />

opgeworpen, aldus genoemd, om datze ftrekten om de<br />

kracht van't water te breeken en af te weeren. Eenige deezer<br />

Weerden zyn zeer waarfchynlyk, van tyd tot tyd, met<br />

veel moeite en arbeid tot Terpen gemaakt, en met huizingen<br />

voorzien: althans geeven de naamen van veele Friefche<br />

Dorpen dit eenigzins te kennen: want daar fommigen<br />

in


van F R I E S L A N D . 37<br />

ftaande het onderfcheid tusfehen beiden inzon­ ALG*<br />

Mi£l NE<br />

derheid daarin, dat de Terpen veel platter van<br />

BtSCHRT.<br />

gedaante en grooter van omtrek zyn, zodat 'er VING.<br />

geheeleSteden, Dorpen en buurten opgebouwd<br />

hebben konnen worden; terwyl de Weerden of<br />

Wieren, klein van omtrek, doch vry hoog zynde,<br />

alleen maar by buitengewoon hooge Vloeden,<br />

voor enkele huisgezinnen met hunne have tot<br />

lyfsberginge konden dienen, gelykze dan ook<br />

om die reden, hier en daar by fommige Boere<br />

wooningen, die oudtyds van meer dan gemeen<br />

aanzien waren, en waarfchynlyk door de ryken<br />

onder de Friezen bewoond werden, opgeworpen<br />

, en nog hedendaags voor handen zyn.<br />

Volgens de aantekening van Winfemius (*)<br />

zou Adgillus, der Friezen vyfde Koning, nadat<br />

hy op den Stoel zyns Vaders bevestigd was,<br />

en in bedenking genomen had, hoe zyn Ko.<br />

ningkryk, voor eenige Jaaren.met Zeewater bedekt<br />

geweest was, ter afweeringe van diergelyl-r><br />

frhnrWi. 7vne Onderdaanen geleerd hebben.<br />

het aardryk aan de itranden der Zee te verhoogen,<br />

eri ih den vorm van kleine heuveltjes, nu<br />

Terpen genoemd, rond te maaken, om in tyd<br />

van nood derwaards hunne toevlugt te neemen,<br />

en hunne have, goederen en perfooncn te beveiligen.<br />

Doch gelyk de dingen in hunnen Deeze<br />

oor- heuvel*<br />

in terp eindigen, gelyk Slapperterp, Greonterp, Ureterp,<br />

Wynjeterp, en Ölterterp, beeft men 'er veele, die<br />

op werd of wier uitgaan, als blykt uit Holwerd, Ferwerd,<br />

Rauwerd, Burgwerd, Briiswerd, Allingaivier,<br />

Jouwswier, Nieuwier, Metflawier, en diergelyken.<br />

(') P. Winfem: Kron: bl. 54.<br />

C 3


ALGE.-<br />

13ESCHRV-<br />

VING.<br />

eerst van<br />

klein belang<br />

ge<br />

weestzyn<br />

de, wer<br />

den nader<br />

hand vergroot.<br />

En echter<br />

was Hien<br />

38 Tegenwoordige Staat<br />

oorfprong doorgaans zeer gering en eenvoudig<br />

zyn , alzo waren deeze eerst opgeworpen<br />

•heuvelen niet te vergelyken met die \ welke<br />

in laater tyd werden faamgcbragt , en wel<br />

inzonderheid na dat de zwaare Watervloed<br />

van den jaare 703 onzer ty.'.rckeningc de<br />

Landzaatcn geleerd had , dat de voorige niet<br />

genoegzaam waren : want toen heeft men een<br />

begin gemaakt, met die v: n Koflj&fn , Almenum;<br />

Midlum, Hcrbayum, HitfOm , Tzum,<br />

Dronryp en Üitgong , nu jjerMura genoemd,<br />

en dezelve drie jaartn daarna voltrok: en. (§)<br />

De Winfumer Terp zou, eersr ten jaare 806,<br />

door de bcwooners dier'plaatfe, na 't ondergaan<br />

van een' volgenden vloed , zyn aangelegd<br />

Van den juiif.cn tyd, waarop men de<br />

ov.rige Terpen met groöic móci-.e heelt faamgekruid,<br />

is ons tot nog toe geene aantekening<br />

van eenige geloofwaardigheid voorgekomen. Dat<br />

men deeze Terpen inderdaad vóór 's memchèn handenwei<br />

1; , en niet voor toevallige gewrochten<br />

der Natuur te houden htbbe, heeft Pifnius alreeds<br />

erkend, met te zeggen: „ aldaar bezit dat<br />

„ ellendig volk hoog: heuvelen, met handen<br />

,', gemaakt op de waarneeminge der hoogde<br />

„ Vloeden". Ook geeft de evenredigheid der<br />

aardftofTen waar uit zy bedaan, en de laagte der<br />

dreeken Lands, welke altoos omtrent deeze<br />

heuvelen voorkomen, genoeg te kennen waaruit<br />

dezelve zyn faamgebragt.<br />

Met deeze Terpenen Heuvelen was men echter'<br />

(§) P- WMetn: Kron: bl: 80.<br />

(*} Dezelfde bl; 83.


van F R I E S L A N D . 39<br />

ter hier te lande nog geenszins voor hooge vloe ALGE-<br />

MI'EEiE<br />

den beveiligd; en dus viel men al vroeg, zonBESCHRVder 't nette jaar te konncn melden , op het denk­ VING.<br />

beeld van Dyken tot Zeeweering aan te leggen. 'er niet<br />

Doch of de Friezen deeze konst allereerst van door be­<br />

de Romeinen geleerd hebben, zoude ik niet durveiligd ,<br />

't welk<br />

ven bevestigen noch tegenfpreeken; fommigen aanleiding<br />

komt zulks zeer waarfchynlyk voor, omdat Ta­ gaf otn<br />

citus ( *) dit, huns oordeels, wil te kennen gee Dyken te<br />

maaken,<br />

ven, wanneer hy zegt: „Een deel der Ruiteren<br />

zonder dat<br />

,^ werd gelast, langs het llrand van den Oce de Fiiezen<br />

„ aan, naar den Ryn te trekken. Ctecina , zulks juist<br />

„ die zyne Soldaaten leidde, alhoewel hydoor van de<br />

Rofneinen<br />

„ bekende wegen te rug toog , werd vermaand behoeven<br />

„ de lange bruggen op 't fpoedigst over te geleerd<br />

„ trekken. Eng is da: pad tusfehen woeste te hebben.<br />

„ moerasfen, en eertyds van L. Domitius ge-<br />

„ dykt: de rest was leemig , kleefachtig van<br />

„ een zwaar flyk of ongewis, overmids de bee»<br />

„ ken: romdom bosfchen allengskens dellen-<br />

„ de". Ook zou hy zulks getoond hebben met<br />

te vernaaien, ff)': „Dat Paulinus Pompejus,<br />

„ Overfte in Nederland onder Nero, om den<br />

„ Soldaat niet ledig te houden, opgemaakt<br />

„ heeft den Dyk van Drufus, over drieënzes-<br />

„ tig jaaren, tot bedwang van den Ryn begon<br />

,, nen", Dan fchoon dit geen fluk van groot<br />

belang is, zie ik echter de kracht van 'tbewys<br />

niet, dat hier uit getrokken wordt; alles wat'er<br />

met<br />

(*) Taarb. t Boek. 63. Hoofdft.<br />

(t) Dezelfde. XIII: Boek. 53. Hoofdlt: beide volgens<br />

dè vertaaling van den Ridder P. C. Hooft.<br />

C 4


40 Tegenwoordige Staat<br />

ALGE- mee zekerheid uit blykt, is dat de Romeinen,<br />

MEEMË<br />

zich hier te lande bevindende, eenige Dyken<br />

BPSCHRY<br />

VING. hebben aangelegd; maar wie weet of zy hierin<br />

niet het voorbeeld der Lahdzaaten gevolgd zyn?<br />

zy althans die laage oorden bewoonden , moeiten<br />

natuurlyker wyze, door de noodzaaklykheid<br />

geperst, eerder op zulk een middel bedacht<br />

zyn, dan zulken die hen uit hooger gewesten<br />

vyandelyk kwamen beftooken. Hoe 't<br />

Deeze Dyken<br />

waren zy, gebrek aan genoegzaame kundigheid en<br />

ook zelfs vermogen bragt te wege, dat de eerst aange­<br />

in den legde dyken,zeer waarfchynlyk, naar.een foort<br />

beginne<br />

zeer van Kadyken geleeken, en te zwak waren om 'c<br />

zwak. vereischte nut te doen. By vervolg van tyd<br />

werden 'er zwaarder dyken aangelegd, gelyk<br />

uit de overblyfzelen dier dyken, door welke<br />

men de Middelzee zocht te beteugelen, nog<br />

tegenwoordig, op veele plaatfen, ontegenzeg-<br />

Sterker gelyk blykt. Doch ook deezen hébben de<br />

gemaakt groote verandering, die 'erin's Lands gedaante<br />

kondenze is voorgevallen niet konnen beletten: want toen<br />

nog de<br />

verande­<br />

de Zee, vooral by zulke hooge vloeden, als<br />

ring nier, waarvan ik voorheen eenige heb bygebragt,<br />

beletten, door de gegraaven vaarten en flooten, aan de<br />

die 'er in<br />

Westzyde, een' vryen en onbelemmerdcn ingang<br />

's Lands<br />

gedaante had verkreegen, werden daar, in korten tyd,<br />

is voorge­ geheele ftreeken lands weggefpoeld, en eerlang<br />

vallen. alles in die openbaare Zee veranderd , welke<br />

nog hedendaags tusfehen <strong>Friesland</strong> en Noord^<br />

holland gevonden wordt, en ter 'wederzyJen met<br />

óngelooflyke moeite en kosten moet bedwongen<br />

worden, om geen verdere verwoeltingen aan te<br />

rechten.<br />

't Geen ondertusfehen, by herhaalde inbreuken


van F R I E S L A N D . 41<br />

ken der Zee, aan de eene zyde van <strong>Friesland</strong><br />

verlooren ging, werd aan de andere zyde over<br />

vloedig herftéld en aangewonnen. De Middelzee<br />

inzonderheid, welke voorheen Oostergo<br />

Middel­<br />

en Westergo van een fchek'de, met groote vloozee opge<br />

ten bevaaren werd , en de fchecpvaart, voor Hopt..<br />

meer dan eene plaats, naar buitenlands begunftigde<br />

, zo lang dezelve haaien vryen loop<br />

nog tot aan INieuwland , omtrent Bolswerd ,<br />

uitltrekte, werd door het ingeworpen ilyk allengskens<br />

verdopt, en in een heerlyk en<br />

vruchtbaar land herfchaperi.<br />

Deeze landwinning merke evenwel niemand Het valt<br />

aan als in weinig jaaren tyds gcfchied. Zaaken moeyelyk<br />

van dien aart gaan doorgaans met langzaame het begin<br />

en den<br />

en naauwlyks opgemerkte ichrecden voort; zo voortgang<br />

dat het begin en de voortgang van dezelve, na daarvan<br />

verloop van eenige eeuwen, niet dan met eene naauwkeurig<br />

aan<br />

geringe waarfchynlykheid valt aan te wyzen. En<br />

te u'yzen.<br />

dit is juist hier het geval: de. volkomen opftopping<br />

der A.iddclzee is eene der zekerlte zaaken,<br />

maar onzeker is het tot nog • toe op wat<br />

tyd dezelve begonnen, en hoe ras voortgegaan<br />

zy. Zo de Kerk van Nicuwland reeds .voor het<br />

jaar 1577 gedicht is, gelyk Schotanus (§)<br />

meent, zal de Opdopping daar reeds veele<br />

jaaren van te vooren een beg'n genomen hebben.<br />

' Van het Bildt, dat in den mond der Middelzee<br />

gelegen is, en dus het laatst van allen uit Zee<br />

is opgeworpen, valt meer en ook met meer. ze<br />

kerheid te melden; evenwel zullen wy dat hier<br />

(§) In zyn Handfchrift, op het Dorp Niemvland.-<br />

C 5<br />

niet<br />

ALGE-<br />

WEEKK<br />

BESCHRY-<br />

V1NG.


42 • Tegenwoordige Staat<br />

ALGE- '<br />

tasMi<br />

UESCHRY-<br />

VINGÏ<br />

<strong>Friesland</strong><br />

h daardoor<br />

ver<br />

groot en<br />

verbeterd.<br />

t<br />

1<br />

niet doen, maar zulks liever tot de afzonderlyke<br />

befchryving van dien vetten hoek lands verfchtüven.<br />

Hier Haat ons nog op te merken, dat <strong>Friesland</strong><br />

door deeze landwinning merkelyk vergroot en<br />

verbeterd is .- want behalven dat daar door een<br />

der beste en vruchtbaarltc Grietenyen van Westergo<br />

, zo aanftonds het Bilde genoemd, is aangewonnen<br />

, hcbb.n ook de Grietenyen van<br />

Leeuwarderadecl, Menaldumadcel , Baarderatlecl,<br />

Wymbritferadeel, Ydaarderadeel en Rauwerderhem<br />

daar door zeer aanzienlyke Weidlahden<br />

bekomen , nog hedendaags by den naam van<br />

Nieuwland bekend, en op de Nieuwe Kaarten<br />

Ufgdf), fsd •<br />

van <strong>Friesland</strong> afgerekend. Andere landwinnin­<br />

j"! gnoov ' gen van minder belang, fchoon inderdaad van<br />

veel nut, gaa ik hier met ftilzwygen voorby.'<br />

Ook zyn 1 Als wy nu dit vergelyken met het geen voor-<br />

:<br />

de vet'le heen wegens de ophooginge der Zeekusten , ha<br />

'kfeigton- dat de Veenen afgedreeven waren, gezegd is,<br />

den uit<br />

Zee opge . zal men niet konnen twylTelen, of <strong>Friesland</strong>s vet-<br />

worpen. fte Klcilanden, die nergens dan ter breedte van<br />

een, twee, of ten hoogden drie uuren gaans<br />

van Zee af zyn, metterdaad door dezelve zyn opgeworpen.<br />

De beantwOordirg dervraage, van<br />

waar de Zee zulk eene menigte van vetten kleigrond<br />

gekreegen hebbe als étf noodig was ,<br />

om zo groot eene verandering in den bodem<br />

van <strong>Friesland</strong> te maaken, behoort niet eigentlyk<br />

tot ons bellek Ondërtusfchen is het<br />

meer dan waarfchynlyk,d't geeiiklein deel dier<br />

ltofle van tusfehen de bilanden en het tegenwoordige<br />

vaste land zy weggefcheurd; zynde<br />

de Eilanden, gelyk reeds voorheen van ons is<br />

opgemerkt, voormaals aan het vaste land gehegt<br />

ge-


van FRIESLAND. 43<br />

geweest, fchoon de landen tusfehen beiden inder- •<br />

daad laag, en door verfcheiden Vlieten en Mee 1<br />

ALGE-<br />

ME N?<br />

BCSCIIRYren,<br />

of kreeken en killen, van een gefcheiden VIiVG.<br />

waren. De oude laagheid der aan Zee liggen­ Blykende<br />

de hooge kleigronden blykt althans ten vol­ de oude<br />

len uit de menigvuldige fchilbanken , fchelpen laagheid<br />

der hooge<br />

en gruis, die by het graavcn van vaarten , put­<br />

kieilanden<br />

ten, bakken en flooten bykans overal gevon­ uit . den ><br />

den worden, en fómwylcn ter diepte van drie, onder- . ,<br />

vier of vyf voeten': want van waar toch zou grond.<br />

dit alles gekomen zyn, zo de Zee nooit eenen<br />

vryen en onverbindérden loop over deeze landfrreek<br />

, had gehad ? Meent iemand den oorfprong<br />

dcezer veranderingen in den algemeenen<br />

Zondvloed te moeten zoeken, wy wenfehen<br />

hem de vryheid zyuer gedachten niet te betwisten,<br />

zo hy-ons de onze laat behouden, om<br />

aan kater tyden en andere redenen deezerveranderingc<br />

te denken.<br />

TWEE-


ALGE-<br />

44<br />

Tegenwoordige. Staat<br />

BE'SCHRV TWEEDE HOOFDSTUK.<br />

VING.<br />

Over de verdeeling, Onderfcheiden Gronden,<br />

Meer en, Dyken, Sluizen en Lucht sgefeldbeid<br />

van <strong>Friesland</strong>.<br />

Otfde ver- (jTelyk <strong>Friesland</strong> op onderfcheiden tyden van<br />

deelirig<br />

meerdere' of mindere uitgedrektheid is geweest,<br />

van <strong>Friesland</strong>,on­<br />

alzo is het ook niet ten allen tyde op dezelfde<br />

der Karei wyze verdeeld geworden. Toen Karei de Groo­<br />

den Groote de Saxen en Friezen onder zyne gehoorzaam-,<br />

ten.<br />

hcid gebragt had, ftelde hy tot hunne Grenspaalen<br />

de Schelde ten Westen, en de Wezer ten<br />

Oosten, en gaf hier door aanleiding om wederom<br />

onderfcheid te maaken tusfehen de Saxen en<br />

Friezen , die zich in voorige tyden tot een volk<br />

vereenigd* hadden , om zich te beter van de<br />

overheerfching der Romeinen te ontdoen, en<br />

hunne vryheid te handhaaven ; gelykze ook, omtrent<br />

het midden der vyfdeEeuw, gezamentlyk<br />

naar Britannié zyn overgeïtoken. Uit deeze<br />

fchikkinge van Karei den Grooten fproot natuurlyk<br />

de verdeeling van <strong>Friesland</strong> in twee hoofddeelen,<br />

welker een zich van de Schelde tot aan<br />

het Vlie uititrekte, en den naam van Westfriesland<br />

kreeg; terwyl het andere van 't Vlie tot<br />

aan de Wezer liep, en naar zyne ligging Oostfriesland<br />

geheeten werd; doch dit laatde werd<br />

wederom door de Lauwers, of, naar 't zeggen<br />

van anderen, door de Eems van een gefcheiden,<br />

en daardoor het eerde begin aan het tegenwoordig<br />

Oostfriesland gegeeven. Deeze verdeeling<br />

echte*


n» FRIESLAND. 4S<br />

echter heeft zowel als de Friefche Vryheid nier ^GE­<br />

MEENS<br />

lang ftand gehouden; vermids 'er zich allengs-<br />

BESCHUT.<br />

kens eene niagt begon te verheffen, die voor VI KG.<br />

de vryheid zwaar en nadeelig was. De invallen Dezelve<br />

der INoordfche Volkeren gaven hier toe inzonder­ is van<br />

heid aanleiding: want de Franfche Koningen korten<br />

duur.<br />

fielden, om hunne landen te beter tegen dezelve<br />

te befchermen, over fommige landen<br />

Graaven, Hertogen en Markgraaven aan, en<br />

deeze Hooge Amptenaars, die onder de regeering<br />

van Karei den Grooten alleen voor zekeren<br />

tyd werden aangefleld, zagen zich door<br />

zyne Nazaaten met eene erflyke waardigheid,<br />

en nu en dan met verfcheiden Graaffchappen<br />

teffens befchonken: 't welk zy zich zo wel<br />

wisten ten nutte te maaken, datze hunne<br />

magt en aanzien al geduurig vermeerderden, en<br />

het eerlang zo ver bragten, dat hun, om cnafhangklyk<br />

te heerfchen, de koningklyke titel maar<br />

alleen lchcen te ontbreeken. Onder deezen heeft<br />

men ook te tellen de Graaven van het naast gelegen<br />

<strong>Friesland</strong>, of dat gedeelte van <strong>Friesland</strong>,<br />

hetwelk ligt tusfehen de Schelde en de Kinnem,<br />

een Riviertje niet ver van Alkmaar. De overige<br />

Friezen bleeven hunne vryheid kloekmoediglyk<br />

verdedigen , fchoonze van tyd tot tyd<br />

veel te lyden hadden van de Noormannen, Utrechtfche<br />

Bisfchoppen , Lotharinger Vorilen ,<br />

naastgelegen Saxen , Hollandfche Graaven en<br />

anderen. En dit gaf aanleiding tot eene nieuwe<br />

verdeeling, volgens welke <strong>Friesland</strong> in Erf- en wordt<br />

lyk en Vry <strong>Friesland</strong> onderfcheiden werd. Het gevolgd<br />

eerfte daarvan,dat onder de twee broeders, Kei van eene<br />

verdeeling<br />

zer


46 Tegenwoordige Staat<br />

ALGE­ zer Lodewyk, den Duitfcher genoemd, en Ka-<br />

MEENS rel den Kaaien, weder in drie Hukken verdeeld<br />

BESCHKV<br />

werd , heeft zynen ouden naam van <strong>Friesland</strong>,<br />

VING.<br />

met dien van Holland en Zeeland verwisfeld;<br />

in Erflyk<br />

en vry terwyl het tweede of het vrye <strong>Friesland</strong>, dat alleen<br />

<strong>Friesland</strong>. den ouden naam behouden heeft, naderhand onderfcheiden<br />

is in zeven Zeelanden of landen a.irt<br />

Zee gelegen, welke door even zo veele havens<br />

of ftroomen in zeven Landfchappen waren afgedeeld.<br />

Het vrye •Deeze afdeeling te merkwaardig zynde omze<br />

<strong>Friesland</strong><br />

met inlzwygen voorby te gaan, zal ik dezelve<br />

bevat zevenZee­<br />

hier woordelyk in de Oude Landtaal melden ,<br />

landen, of zo als dezelve achter de Wetten van Ópftals-<br />

landen aan boom in 't Corpus van 't Friefche Wekboek<br />

Zee gelegen.<br />

gevonden, en by Schotanus (*) geleezen wordt.<br />

Om echter den Leezer, aan die taal niet gewend<br />

eenigzins te gemoete te komen , zal ik 'er de<br />

vertaaling nevens voegen.<br />

©ataftjïê geïanö öat<br />

té iQr£tfccr


van FRIESLAND. 47<br />

©at ober i$ (treeften*<br />

ÖÊ fan &tarcm fp<br />

StioutDei'D/ affc 30c£t*<br />

ringa cnD ©ctmga<br />

ïDfcrfla! / ïBpmbjitfc<br />

nut al Dpara toUitjecr.<br />

©at trcöDa ij> ïjcten<br />

?ffp"t«go/ mei ai &mrl<br />

ImgalanD/ 25oeniDed<br />

focrt nifcc i^anütnare/<br />

^agnetlualö/Da ncerfla<br />

ï©a!öru enfin Öautocroe<br />

2Kcl)t5eepcl cnö €ol<br />

nitïlanöu<br />

©vifctroaaSelanben/<br />

öat oöct in Dat trcDDa<br />

fint cta frp cuöe on$<br />

imi i^era ü'ttannet t»i«<br />

tjaiua ötn Iftipfer öc


AKGS-<br />

MEENE<br />

13ESCHUY-<br />

V1NG.<br />

43<br />

en al ©ïentlanb. ©it<br />

Éeeiaut» bart bicuongen<br />

Di 25ijJfcljop fan<br />

rec&t / al£ ©tent /<br />

^tccnujpctt / jfullcm<br />

ïjoef/


van 'FRIESLAND. 49<br />

ènöe fruclit&aer; \$ on<<br />

Dcc goncftcc fócne fan<br />

ï^oeïmicrïanö / een<br />

neifolget fpnfaDcrg erts<br />

De ©jocbcrg m borjj;<br />

geeöj enöe mei quacb<<br />

fjceö Dtt lanö uttuong/<br />

en macÏKfe eerm / toj?<br />

mitg? 5feca\t»?ccn/ enbe<br />

ï)P fparcö gaötlpcft neer<br />

toïa(DëcI) enöe ujasS boc<br />

in alle tinghen/* enbe<br />

tott ba tjetuen naem tjt<br />

al bat ielb enöc clcn 0<br />

ïticn beet Iji bat jïrpö<br />

mei fcesb.<br />

vruchtbaar, is onder<br />

Jonker Kene van Broekmerland,<br />

een navolger<br />

van zyn Vader en Broeders<br />

in boosheid : en<br />

bedwong dit land met<br />

kwaadheid, en maakte<br />

liet arm, overmits Zeerooveryen;<br />

en hyfpaarde<br />

geestelyk noch wereldlyk<br />

, en was boos<br />

in alle dingen, en uit<br />

de kerken nam hy 't<br />

geld en de kleinodiën,<br />

daar hy den kryg<br />

voerde.<br />

mee<br />

©at faunbe Selanö Het zevende Zeeland<br />

i$ ïïtigttingalauö/ ïöi« is Rustringerland, Wi-<br />

ningalanb/ cnbe ningerland en Butbja-<br />

tiaingcralanö / Ijtoelcft dingerland, welke lan­<br />

ïanö bifitf) «Sibolö <br />

en fchattingen aan den<br />

Dcb<br />

Bis-<br />

D<br />

ALOE'<br />

MEENE<br />

BESCHR»'<br />

VING.


ALGE-<br />

MEENE<br />

BESCHRY-<br />

ViJiG;<br />

Gemelde<br />

verdeeling<br />

wordt van<br />

Jaatere<br />

Schryveren<br />

niet<br />

£0 .- -Tegenwoordigs Staat<br />

Delcelang/ JBpmöet*<br />

lanö toj bso 3Bcferc fïut<br />

accu öelen fan oigfe<br />

faun Sclanïsen: öféfe<br />

Daet mtuongen öi 25$*<br />

top fan 25jetnen/ nier<br />

©ittpnerg Ifj eta ocnin*<br />

ïjinDerö.<br />

Bisfchop van Munter 5<br />

en Stadeland, Hadelerland,<br />

Wymderland over<br />

de Wezer, zyn ook deelen<br />

van deeze zeven<br />

Zeelanden: deeze heeft<br />

bedwongen de Bisfchop<br />

van Breemen , maar<br />

Dithmarfen is nog onbeliinderd.<br />

.<br />

Deeze opgegeeven verdeeling is wel door<br />

haare oudheid, die uit de taal zelve en onte-<br />

genzeggelyk uit het Codex der Friefche Wet<<br />

ten, te ontdekken valt, eerwaardig, en nog-<br />

thans wordtze van laatere Schryveren niet altoos<br />

altoos ge­ gevolgd. Volgens Alting (f) en anderen was<br />

volgd.<br />

het tegenwoordig Westfriesland, of het grootfte<br />

deel daar van, zich (trekkende van de Kinnem,<br />

of het gat by Petten, tot aan het Vlie, het<br />

eer[le Zeeland. Het hedendaagsch <strong>Friesland</strong>, tusfehen<br />

het Vlie en de Lauwers gelegen, van de<br />

Hollanders voor deezen niet zelden doch kwalyk<br />

Oostfriesland, en van de Oostfriezen of Emdenaaren<br />

zei ven menigmaal Westfriesland ge*:<br />

noemd, was het tweede Zeeland. Het derde.<br />

ligt tusfehen de Lauwers en de Eems, en<br />

wordt naar zyne Hoofdplaats Groningerland genoemd.<br />

Wet vierde, by den naam van Oostfriesland<br />

bekend, llrekt zich uit van de Eems<br />

tot de haven of bogt van de Jade. Het vyfde<br />

vondt men tusfehen de Jade en de Wezer, en<br />

daar.<br />

("f") M. Alting Not. Germ. Inf, P: II. fol. 60 &e.


van FRIESLAND. 5»<br />

daaraan gaf men den naam van het Overjaden-<br />

. fche, of Butjadingerland. Van de Wezer tot de<br />

Elve ftrekte zich het zesde Zeeland uit, welk<br />

net tegenwoordig naaeieriand is, en eenige<br />

deelen van .het langs de Noordzee gelegen<br />

Hertogdom Breemen bevat. Het zevende en<br />

laatfte liep van de Elve tot aan de Eider, en<br />

begreep voornaamelyk Ditmarfen, zynde een<br />

gedeelte van het Hertogdom Holstein: ook is<br />

het dit Zeeland, waarin de naam van Strandfriezen<br />

nog in weezen is.<br />

De grootfte zwaarigheid om deeze opgaven<br />

met eikanderen te vereffenen, fpruit uit de<br />

verfchillende grensfcheidingen. Dan zo men<br />

het onderfcheid van tyden in acht neemt, en<br />

daarenboven gade Haat, dat ieder van deeze<br />

Landfchappen zyne byzondere Overheden fchynt<br />

nen.<br />

gehad te hebben, welke, niet zelden, door<br />

onderlinge verdeeldheden, tegen eikanderen<br />

opftonden, en eikanderen in hunne wederzydfche<br />

bezittingen alle mogelyke afbreuk toebragten,<br />

tot datze , de een na de ander, hunne<br />

vryheid en voorrechten verlooren, en aan<br />

nabuurige Vorften onderworpen wierden, zal<br />

men zich niet zeer verwonderen, dat de verdeeling<br />

juist niet altoos op den zelfden voet<br />

wordt ingericht. Ten overvloede blykt uit de<br />

laatfte verdeelinge dat de drie eerstgenoemde<br />

Zeelanden, thans tot de zeven vereenigde gewesten<br />

van het Nederlandsch Gemeeneoest, en<br />

de vier overige tot het Duitfche Keizerryk behooren,<br />

terwyl men alleen het tweede voor het<br />

tegenwoordige eigendyk gezegde <strong>Friesland</strong> te<br />

D 2. hou»<br />

ALGE.<br />

MEENE<br />

BESCHR9T<br />

VINO.<br />

Het heeft<br />

zyne<br />

zwaarigheid<br />

de<br />

eene mei<br />

de andere<br />

te vereff««


ALGE-,'<br />

MiENE<br />

JJESCHRY-<br />

VING.<br />

Hedendaags<br />

wordt<br />

<strong>Friesland</strong><br />

verdeeld<br />

op tweeërlei<br />

wyze,<br />

vooreerst<br />

ten aanzien<br />

des<br />

Lands.<br />

52 , Tegenwoordige Stout s<br />

hóuden heeft; daar 't zelve in de eerfte opgc*geeven<br />

verdeelinge, tot drie onaencneiaen zeelanden,<br />

naamelyk het tweede, derde en vierde<br />

gebragt wordt, en wel in dier voegen, dat,<br />

volgens deeze Verdeeling, tot het vierde Zeeland<br />

ook behooren Kuinderzyl, Geithoorn, Vollenhove,<br />

Steenwyk, en geheel Drenth; welken<br />

fint langen tyd van <strong>Friesland</strong> afgefcheiden,<br />

en of met Overysfel vereenigd, of een afzonderlyk<br />

Landfchap, gelyk Drenth, zyn.<br />

Het hedendaagsch <strong>Friesland</strong> wordt van overlang<br />

op tweederlci wyze verdeeld. Op de befchry<br />

ving des Lands acht geevende, vindt men<br />

'er drie hoofddeelenof kwartieren in. Het eerfte<br />

van dien is Oostergo, het welk ten oosten ligt<br />

en aan Groningerland grenst. Het tweede is<br />

Westergo, liggende ten westen het naast aan<br />

de Zuider- en Noordzee. Het derde is dat der<br />

Zevenwouden, paaiende aan Overysfel, Drenth<br />

en Groningerland. Of het woord Go , in<br />

4e twee eerfte benaamingen voorkomende ,<br />

overeenftemme met het Hoogduitfche woord<br />

Gouw, dat eene vlakke en vruchtbaare Land?<br />

ftreek betekent, en daarvan af te leiden zy,<br />

zoude ik niet durven verzekeren; waarom zou<br />

men niet mogen denken, dat Go hetzelfde zy<br />

met Gae, en daarvan maar alleen in klank verfchille?<br />

Gae of Ga is althans-een zeer bekend<br />

woord in <strong>Friesland</strong>: want niet alleen gaan vee-<br />

,1e Dorpsnaamen op Ga of Gae uit, maar ook<br />

wordt nog aan ieder Dorp in het Oud Friesch<br />

de naam van Gae gegeeven, en de Dorps Kerk,<br />

de Gae Kerk genoemd. De Zevenwouden


van F R I E S L A N D. 53<br />

den hebben waarfchynlyk hunnen naam -van de • Al.OK-<br />

Wouden of Bosfchen, welke in dien oord'te vinden :<br />

BESCIUIYzyn<br />

geweest: want dat de eigentlyke naam Zue- V1NG.<br />

venwouden zoude moeten zyn, m navolginge<br />

der Zueven , die herwaards volkplantingen<br />

zouden gezonden hebben , komt ons. niet<br />

aanneemelyk voor; maar waarom dezelve juist<br />

Zeven Wouden heeten, valt niet met zekerheid<br />

te zeggen. Voor dat men veele Bosfchen<br />

uitgeroeid, en den grond tot Bouw- en Weidlanden<br />

bereid had, konnen 'er zeven byzcndere<br />

en van eikanderen afgefcheiden groote Bosfchen<br />

of Wouden van naame geweest zyn, en aanleiding<br />

tot deeze benaaming gegeeven hebben;<br />

doch alles is onzeker. Misfchien zeggen wy 'er<br />

nog iets van in de byzondere befchryving van<br />

gemelde deel. Reeds van ouds, onder de Regeering<br />

der Potellaaten , is teder deel of Go<br />

wederom afgedeeld in Grietenyen , die een<br />

meerder of minder getal Dorpen bevatten, en<br />

door eenen Grietman en zyne Mederechters beftierd<br />

worden.<br />

De andere verdeeling van <strong>Friesland</strong> is naar Ten twee.<br />

den Vorm van deszelfs Regceringe ingericht, den, ten<br />

en voegt by de drie gemelde hoofddeelen nog aanzien<br />

derRegee-<br />

een vierde, naamelyk dat der Steden, welke, ringe,wel­ fchoonze in het een of ander der gemelde deeke uit vier<br />

len gelegen zyn, nogthans in het Huk der Re- Leden of<br />

Kwartiegeeringe<br />

een byzonder Lid uitmaaken, gelyk<br />

renbe- van ons op zynen tyd omftandiger ftaat aangeftaat.weezen te worden.<br />

. Is <strong>Friesland</strong> dus op meer dan eenerlei wyze Verfchei-<br />

verdeeld, men zou, het onderfcheid der gron- denheid<br />

D 3 den


AtGE-<br />

MEBNE<br />

BESCHRY-<br />

VJNG.<br />

van Gronden<br />

in<br />

<strong>Friesland</strong>.<br />

Zwaare<br />

kleigron­<br />

den vindt<br />

men in<br />

verfchei­<br />

54<br />

Tegenwoor digè Staat<br />

den in aanmerking neemende, nog andere verdeelingen<br />

konnen uitdenken Het zy ons genoeg<br />

de voornaamfte daarvan aan te flippen.<br />

Langs den Zeekant, binnendyks, vindt men'<br />

veel zovelachtige zachte aarde, en hieromtrent<br />

heeft men opgemerkt, dat de landen doorgaans<br />

zo veel zachter aarde uitleveren als zy laater<br />

worden ingedykt; zy geeven niet te min zeer<br />

bekwaame bouwlanden, die veel gemakkelyker,<br />

en ten allen tyde beter te bearbeiden zyn dan<br />

de zwaare kleigronden; ook leveren zy, naar<br />

behooren bemist en bearbeid, doorgaans zeer<br />

fchoone veldvruchten van Haver, Garst, Rogge,<br />

Tarwe en Koolzaad. Zwaare kleigron.<br />

den vindt men in verfcheiden Grietenyen langs<br />

den Eeftroom van Dokkum tot aan Harlingen,<br />

en voornaamelyk in die van Kollumerland<br />

en het Bildt, doch inzonderheid in dat gedeelte,<br />

denGriecenyen. welk het eerst ingedykt is, en nog hedendaags<br />

het Oude Bildt genaamd wordt : alle zynze<br />

zeer goed tot Bouwlanden niet alleen, maar<br />

ook tot zeer voedzaame Weidlanden; doch<br />

zynze eens onder den ploeg geweest, dan wordt<br />

'er al vry wat tyds en kosten vereischt, omze<br />

ter beweidinge even deugdzaam als de oude<br />

te doen worden. Moerachtige aarde, welke<br />

doorgaans lia;t, voos en zwartachtig is, Vindt<br />

men in verfcheiden laager oorden van <strong>Friesland</strong>;<br />

en deeze is op ver na zo vruchtbaar niet<br />

als de voorgaande, en echter , zoze droog gehouden<br />

kan worden, levertze al doorgaans vry<br />

goede Weidlanden uit; doch by natte Zomers<br />

gebeurt het niet zelden, dat deeze laage ftreeken<br />

te zeer met water belemmerd zyn, om<br />

veel


van F R I E S L A N D . SS<br />

veel voordeels aan haare eigenaars en gebrui- A<br />

WEENE<br />

kers te geeven. In de zuidocstelyke deelen <br />

B-ESCIIIlYdeezes<br />

Lands heeft men veele zandgronden, v HKG.<br />

welke inzonderheid dienen, omze met Rogge, I; in liet<br />

Haver en Boekweit te bezaayen; hier en daar z Zuidoos­<br />

ziet men ook Tarwe en Gerst grocyen, na dat £ ten der<br />

Provincie<br />

de grond alvoorens met vuilnis, asch en mest v treft men<br />

ter deegen is voorzien: want anders zou deeze z zandgron­<br />

vrucht'er. kwalyk tieren. Houtgewas van Els,c den en<br />

Berk, Eiken en ander geboomte wil in deezen ] Veenen<br />

aan.<br />

grond beter voort, en wordt 'er thans, meer'<br />

dan wel voorheen, met geen luttel voordeel,<br />

gekweekt. Behalven de reeds gemelde foorten<br />

van grond vindt men , naar den zelfden zuidoostelyken<br />

kant, en ook verder naar het zuiden,<br />

nog eene vyfde foort van Grond, dien<br />

men den naam van Veengrond geeft,- en deeze De Veen­<br />

wordt al doorgaans als tweefoortig aangemerkt, gronden<br />

zyn hoo­<br />

naar dat dezelve hooger of laager gelegen ger of<br />

is. Wat de hooge Veenen betreft. Van der- laager.<br />

zelver verplaatfinge is boven reeds gefproken.<br />

Want dat die, op zich zelve befchouwd, onmogelyk<br />

zoude zyn, en door geenen anderen<br />

Vloed, dan wel den algemeenen Zondvloed zoude<br />

hebben konnen worden te wege gebragt, wordt<br />

wel van fommigen (f) ftaande gehouden,<br />

maar, onzes oordeels, met bewyzen, die de<br />

zaak niet ten vollen afdoen. Doch deeze hoo­ - Waar uit<br />

ge Veenen, 't zyze al of niet van elders zyn 1 de Hooge.<br />

aangevoerd, beftaan uit eene bovenkorst, die , Veenen<br />

bonkaarde genoemd wordt, zeer fpongieus van " beftaan.<br />

D 4 aan<br />

(f) Zie onder anderen Jr. J Vegelin van Claerbergen<br />

In zyn Vertoog over de Yeengraveryen. bl. 15.


ALGE-<br />

MEENE<br />

BESCHRY-<br />

VJNG»<br />

Gefieldheld<br />

der<br />

laage<br />

Veenen<br />

of Klyngronden, <br />

Verfchillendegedachten<br />

over der<br />

zei ver<br />

oor-<br />

Örong.<br />

5


van F R I E S L A N D. 57<br />

{toffe, by de fcheppinge van deezen aardMoor, ALGEdoor<br />

de hand des Alma?tis,en voortirebrast. JJEENE<br />

Anderen, en deezer gedachte komt ons ruim V I K G<br />

zo aanneemelyk voor, houden het voor waarfchynlyk,<br />

dat de Veenftof, geen deel der oorfprongklyke<br />

fcheppinge zy , wat haare tegenwoordige<br />

gefteldheid betreft; maar datze voor<br />

eene famenftelling van verfcheiden itoffen te houden<br />

zy, welke door verrotting aaneen kleevende,<br />

en van tyd tot tyd door toevloeying van andere<br />

ftoffen, of door aan- en cpgroeying van gistende<br />

opwellingen, uit de verrottingen voortkomende<br />

, een fediment of zinkfel uitlevert, dat<br />

eerlang meerdere of mindere vastigheid bekome.<br />

De bolligheid, voosheid en verfcheidenheid van<br />

menigvuldige vezeltjes en faamgepakte rietftoffen,<br />

welke men in den Veengrond verneemt,<br />

geeven genoegzaame aanleiding om te denken,<br />

dat dezelve op geene oorlprongklyke fchepping<br />

te roemen heeft, maar uit vermenginge van verfcheiden<br />

deelen allengskens geboren is. Stilftaande<br />

Wateren, Rietgewas, Bladeren van geboomte<br />

en allerhande ruigte, onder een gemengd,<br />

hebben waarfchynlyk , door langkheid<br />

van tyd, deeze floffe voortgebragt, welke nu,<br />

behoorlyk bearbeid zynde, den Fries niet alleen<br />

maar ook veele buitenlanders met vercischte<br />

brandltof voorziet.<br />

Wanneer men het allereerst begonnen zy, Warmeer<br />

hier te lande, gebruik van eene diergelyke brand-men beftoffe<br />

te maaken, valt niet te bepaalen. Uit ze- gonnen zy<br />

r i<br />

kere plaats van Plinius, reeds voorheen door v^ ^ r.<br />

ons aangehaald (*), fchynt te blyken, datgeiyke"<br />

D 5 men<br />

C) Bladz. 23.


ALGE-<br />

MEENE<br />

BtSCHRY-<br />

V1NG.<br />

Brandftoffe<br />

te<br />

maaken.<br />

Verfchil.<br />

lende foorten<br />

van<br />

Turf.<br />

De eigent<br />

Iyk gezeg<br />

de Turf.<br />

58 Tegenwoordige Staat<br />

men zulks reeds ten tyde van der Romeinen verblyf<br />

in deeze oorden gewoon was. Ondertusfchen<br />

zyn 'er ongetwylfeld verfcheiden Eeuwen verloopen,<br />

in welke men maar alleen voor eigen gebruik<br />

gewoon was de Veenen, en wel inzonberheid<br />

de hooge Veenen te vergraaven ; de<br />

lagere, of zogenoemde Klynlanden, hebben langduuriger<br />

rust mogen genieten: want fchoon men<br />

den juisten tyd van derzelver eerfte vergraavinge<br />

niet naauwkeurig bepaalen kan, fchynt men echter<br />

daarmede niet verder dan tot de zestiende<br />

Eeuw te rug te moeten rekenen, hebbende die<br />

van Oostermeer, Boornbergum en Haskerland<br />

toen, naar alle waarfchynlykheid, daarmede een<br />

begin gemaakt, en in 't kort veele navolgers gevonden,<br />

vooral toen men zag, dat hiermede<br />

veel gelds te winnen viel.<br />

De Turi, welke uit deeze onaericneiaen<br />

gronden voortkomt, is van meer dan eenerlei<br />

foort, en wordt ook op meer dan .eenerlei wyze<br />

toebereid. Naar maatc van derzelver onderfcheiden<br />

kleur, zwaarte en deugd zou menze<br />

tot zes of zeven foorten konnen brengen ( * ><br />

Doch naar de onderfcheiden wyze van derzelver<br />

toebereiding, kan alles onder drie foorten, eigcntlyk<br />

gezegde Turf,' Baggelaar en Sponturf<br />

genoemd, begreepen worden.<br />

De eigentlyk gezegde Turf wordt gegraaven en<br />

' geftoken tot langwerpig vierkante fmalle fneeden ,<br />

welke, door de Zon en Wind gedroogd, van veelerlei<br />

gebruik is. Die van de hooge Veenen is op<br />

ver<br />

(*) Zo doet J. H Knoop, in zyn tegenw: Staat<br />

van <strong>Friesland</strong>, bl: 47. enz.


van FRIESLAND. 59<br />

ver na zo zwaar niet als die van de laage klyn-ALGE­<br />

M E N E<br />

Ianden, en echter van zeer veel nut; wordende de BESCHR.Ïhovende<br />

foort, die altoos de ligtlle is, tot ver­ VING.<br />

fcheiden bedryven met zeer veel voordeel verbezigd,<br />

en ook de Iaagfte niet zelden op den haard<br />

gellookt, zonder evenwel tegen die der laage<br />

Klynlanden in hitteen dudmarnheiH uit te kortten.<br />

De Baggelaar wordt met moddernetten op­ De Baggehaald<br />

, op het naby gelegen veld neergeltort, gelaar.<br />

en tot bykans een voet dikte over den grond<br />

uitgefpreid: door de lucht en zon eenigzins gehard<br />

zynde, wordt dezelve met plankjes onder<br />

de voeten getreeden, overdwars en in her lange<br />

gefneeden, en daarna in rygen opgenomen<br />

en op eikanderen gelegd; gelyk ook eerlang<br />

wederom verlegd, opdat de onderllc nu de hovende<br />

werde; dan op doorwindige Huiken, in<br />

de gedaante van kleine piramiden, opgeftapeld,<br />

en eindelyk, na genoegzaam gedroogd te zyn,<br />

op groote hoopen, Vuuren genoemd, en alle<br />

van twintig turven hoogte en tien voeten breedte<br />

gezet, om van daar met fchepennaar elders vervoerd<br />

, of tegen den Winter, ter meerdere opdroo­<br />

gt: .„ ;„ m , m 1 „ J « e„V.,,i,m„ UnTT7r.^ ra txrnrrlnn.<br />

ginge, in getralyde Schuuren bewaard te worden.<br />

De Sponturf, die nu*zeer gewild en van de De Spon<br />

mode is, wordt wel gelyk de baggelaar uitge­ turf.<br />

haald, maar meer arbeids daaraan te koste gelegd;<br />

want in vierkante houten bakken wel<br />

doorkneed zynde (§), wordt dezelve vervolgens<br />

bykans als de Baggelaar behandeld, behalven<br />

dat daaraan eene gedaante gegeeven wordt, die<br />

niet plat maar hoog op vierkant is.<br />

De<br />

( §) Zo handelt men nu, althans in de laage Veenen<br />

•p veele plaatfen , ook met den Baggelaar.


ALG IJ-<br />

MM ENE<br />

SESCURY-<br />

VIKG.<br />

Groote<br />

voordeelen<br />

van<br />

de Turfgraavery,inzonderheid<br />

ten<br />

aanzien<br />

der hooge<br />

Veenen.<br />

Waar dooi<br />

het Land<br />

veel aan<br />

inkomften<br />

heeft ge-<br />

60 Tegenwoordigs, Staat<br />

De bovenkorst, zo van Bonkaarde in de hoge<br />

Veenen, als van modderachtige greide in de<br />

laage Klynlanden, wordt afgegraaven en in de<br />

laagte of het water neergeworpen. Ook wordtze<br />

wel vervoerd, om andere landen daarmede<br />

op te hoogen en vruchtbaarder te maaken, doch<br />

zulks is juist niet zeer in gebruik. Door verre*<br />

gaande baatzucht wordtze maar al te dikwerf zo<br />

zeer onder den Baggelaar en Sponturf vermengd ,<br />

dat de eigentlyke brandllof maar pas de over;;<br />

hand behoude.<br />

Eigenaars, arbeiders, fchuitcvoerders en anderen<br />

meer, trekken groote voordeden van de<br />

dus vergraaven en verwerkte Veenen ; maar<br />

groot is het onderfcheid, dat, na dit alles ?<br />

ten aanzien van den overblyvendcn ondergrond ^<br />

vernomen wordt. De hooge Veenen naame-<br />

lyk, die nog onvergraaven, by gunflige jaaren ,<br />

wel eens eene maatige vrucht van Boekweit<br />

voortbragten, na dat menze effen gemaakt, afgebrand,<br />

beploegden bezaaid had; doch voor<br />

het overige llegts een dood kapitaal zyn, laa*<br />

ten na de vergraaving eenen taamelyk hoogen<br />

en zandigen ondergrond over, welke geroerd *<br />

bemist en met de opgeworpen Bonkaarde vermengd,<br />

zich tot vruchtbaare weid- en koomv<br />

landen laat bewerken. En dit heeft ten gevolge<br />

gehad, dat de geheele Oosterfche Zoom van<br />

<strong>Friesland</strong>, welke voor omtrent honderd envyftig<br />

jaaren nog ten eenemaal onvruchtbaar en hier en<br />

daar met geboomte bezet was, eene fierlyke,<br />

vruchtbaare en wélbevolkte Landouw is geworden,<br />

tot merkeïyk voordeel, zo van derzelver by -<br />

zondere Eigenaaren, wier bezittingen hier door<br />

in


van' F R I E S L A N D. 6\<br />

in waarde grootelyks hebben toegenomen, als<br />

van het gemeene Land, wiens inkJiiften daar<br />

door niet weinig vermeerderd zyn. Verfcheiden<br />

fraaye en groote dorpen , buurten en met<br />

wonnen,<br />

bekwaame huizingen bebouwde ftreeken, als en ver­<br />

ook nieuw gegraaven vaarten en wyken, ftrekfcheidenken hier van ten bewyze. Men denke aan treffelyke<br />

Dorpen<br />

Surhuisterveen, de Rottevalle, de Dragten, ontdaan,<br />

Gorredyk, Noordwoude, 't Heerenveen, en zyn.<br />

de Jouwer, fchoon deeze laatfte plaats veel<br />

ouder dan een der voorgaanden is: men denke<br />

daarenboven aan verfcheiden vaarten, als die,<br />

welke van de Dragten langs Ureterp en Bakkeveen<br />

tot de Haule en verder oploopt; aan die,<br />

welke zich van 't Heerenveen langs de Knype<br />

hooger op iïrekt, en ter wederzyden mee<br />

fchoone landeryen bezoomd is, zonder die te<br />

vergeeten, welke door de Gorredyk achter<br />

verfcheiden dorpen oploopt, en den bloei dier<br />

plaatfe niet weinig vermeerdert; en men zal<br />

bevinden, dat alle deeze gunfldge veranderingen<br />

als een gevolg van de vergraavinge der hooge<br />

Veenen zyn aan te merken, en niet boven de<br />

honderd en vyftig, of op zyn hoogst, tweehonderd<br />

jaaren haaien konnen. De Staaten der<br />

Provincie, dit inziende, hebben de vergraaving<br />

der hooge Veenen altoos bcgunftigd, den<br />

uitvoer daarvan naar andere Gewesten van alle<br />

belastinge vrygelaaten, en ook by die van<br />

Holland , hoewel te vergeefs, meer dan eens<br />

nadrukkelyke vertoogen gedaan , om toch af te<br />

zien van de zo zeer drukkende belastinge op<br />

de doorvaart van den Turf, door dat Gewest,<br />

naar Zeeland en elders.<br />

Op<br />

ALEE-<br />

WEENE<br />

BtSCHRT-<br />

VING.


ALGE*<br />

MEüN,E<br />

BESCHRY-<br />

V1NG.<br />

Het vergraaven<br />

der laage<br />

Klynlau-<br />

62 Tegenwoordige Staat<br />

Op ver na zo gunftig zyn de gevolgen niet<br />

van het vergraaven der laage Klynlanden, vooral<br />

zo als zulks thans gefchiedt. Toen men hier<br />

mede het eerst begon , was men gewoon den<br />

turf uit lange petten te graaven, en tusfehen<br />

beiden eene ftreek lands te laaten zitten, die<br />

men in Holland een Akker, Rib of Riem<br />

den, heeft<br />

op verre noemt, en waarop de gegraaven turf neder-<br />

na zulke gelegd werd omtedroogen. Zulke uitgegraaven<br />

gunrtige petten groeiden langzaamerhand wederom toe :<br />

gevolgen<br />

niet. want eerlang zag men 'er rietgewas in opfchieten,<br />

waarin het flyk of de modder, door degewoone<br />

jaarlykfche overftroomingen van binnenwater<br />

aangebragt, hangen bleef: de afgevallen rietbladen<br />

zich hier mee vermengende, gaven 'er ee.<br />

nige vastigheid aan, welke niet weinig vermeerderd<br />

werd door allerhande ruichte en gras; én<br />

dus heeft men in honderd jaaren tyds wederom<br />

beweidbaar land gekreegen, 't welk nog hedendaags<br />

by den naam van Haalingcn, Hellingen,<br />

of nog korter Hellen, bekend is. Naderhand<br />

heeft men, in navolginge van anderen , zich<br />

ook hier, tot het uitveenen van een ftuk lands,<br />

van watermolens beginnen te bedienen, na dat<br />

men hetzelve alvoorens omringd had met een<br />

Molendyk of Kade, welke in ftaat was, of geoordeeld<br />

werd, om het hooge winterwater<br />

af te keeren, en het binnenwater uit te maaien,<br />

ten einde dus op den gewoonen tyd, in<br />

Grasmaand, eenen aanvang met de graavery te<br />

maaken. Hierdoor zag men zich wel in ftaat,<br />

om de graaveryen van dat jaar, zo lang zulks<br />

vereischc werd, droog te houden, en grooter<br />

velden uit te veenen, en tot petten en waterplas-


van F R I E S L A N D . 63<br />

piasfen té maaken; doch de kosten, die aan Mo­<br />

lens en Dyken hefteed moesten worden, namen<br />

zo veel van de winften weg, dat men, niet<br />

zeer lang 'geleeden, tot een veel voordeeliger<br />

ontgrondinge der laage Veenen is overgegaan,<br />

en gebruik heeft beginnen te maaken, van groote<br />

trek- of moddernetten, waarmede het Veen<br />

of de Klyn opgehaald, en over het land ver-<br />

(preid wordt, om daar, op de voorheen gemelde<br />

wyze, tot Baggelaaar of Sponturf bereid te worden.<br />

Dewyl nu die ftreek lands, welke in het<br />

tegenwoordige jaar dient, om daarop den turf te<br />

bereiden en te laaten droogen, in een volgend<br />

jaar eene gelyke behandeling ondergaan moet,<br />

zo'wordt, van jaar tot jaar, al het Veen, tot<br />

op het zand, daar uitgehaald, en geheele velden<br />

in uitgebreide waterplasfen veranderd, zonder<br />

dat 'er eenige hoope van aangroeinge overblyve.<br />

Hoe nadeelig de gevolgen van eene dergelyke,<br />

en federt verfcheiden jaaren fterk voortgezette<br />

,. vergraavinge der laage Klynlanden voor het<br />

gemeene Land ftaan te worden, is een onderzoek<br />

, dat niet eigentlyk tot ons beftek (§)<br />

behoort; en daarom zullen wy , na korte-<br />

lyk iets van <strong>Friesland</strong>s verfchillende gronden aangetekend<br />

te hebben, 'er nog alleen dit by voe­<br />

gen, dat <strong>Friesland</strong>s grond, daar ver de meeste<br />

gewesten der Wereld meer of min bergagtig<br />

zyn, voor het grootfte gedeelte vlak en effen<br />

is, wordende alleen in de Grieteny van Stellingwerf-<br />

( § ) Men leeze hier over ]. Vegelin van Ciaerbergen<br />

Vertoog over de Vëengraveryen, bl. 37 enz. en de<br />

Te^enfchriften van anderen.<br />

ALGE-<br />

MEENE<br />

BttSCHRY*<br />

VING.<br />

De bodem<br />

van <strong>Friesland</strong><br />

is<br />

voor het<br />

grootfte<br />

gedeelte<br />

vlak en<br />

effen.


ALOE-<br />

RISKNE<br />

Bf'SCHHY-<br />

VING,<br />

^4<br />

Tegenwoordige Staat<br />

werf-Oosteinde, en wel ten zuiden van het Dorp<br />

Appelfche, eenige Zandduinen- gevonden, gelyk<br />

in de befchry vinge dier Grietenye nader Haat gemeld<br />

te worden; doch welke, in vergelykinge<br />

met de bergen van andere landen , naauwlyks<br />

eenigen naam verdienen. De reden van deezen<br />

vlakken bodem is waarfchynlyk daarin te zoeken<br />

dat dezelve van overoude tyden allengskens aangefpoeld,<br />

en daar door de laagheid en vlakte<br />

van den grond ontdaan zy. Te waarfchynlyker<br />

komt dit voor, omdat de landen, die in<br />

laater eeuwen aangefpoeld zyn, alle eenen vlak*<br />

ken bodem hebben, gelyk onder anderen met<br />

het voorbeeld van het Bildt kan beweezen<br />

worden.<br />

<strong>Friesland</strong> Na dus een vry omflandig bericht wegens<br />

is met <strong>Friesland</strong>s onderfcheiden grondgefteldheid gegee­<br />

veele mee ven te hebben, dient 'er ook nog iets van des-<br />

ren en zelfs wateren gemeld. Zo eenig gewest daar<br />

vaarten<br />

doorfnee- van rykelyk voorzien is, <strong>Friesland</strong> gaat veele<br />

den. anderen hierin ongetwyffeld niet weinig te bo»<br />

ven, zynde, behalven die rivieren of droomen<br />

waar van voorheen melding gemaakt werd,<br />

met veele meeren en vaarten' van meerder of<br />

minder belang doorfneeden. De natuur des waters<br />

verfchilt wel eenigzins naar den verfchillenden<br />

aart der gronden, op welke het gevonden<br />

wordt; doch is over het geheel, even als dat<br />

van Holland, vry hard en onfmaakelyk, waarom<br />

men hier zo wel als elders het regcnwa»<br />

ter met veel zorgvuldigheid in fleenen regenbakken<br />

, onderden grond met kalk en cement op«<br />

gemetfeld, verzamelt, en zo tot fpyze en drank,<br />

als ook om te wasfchen , zorgvuldig bewaart.<br />

Het


van FRIESLAND- € S<br />

Het water dat men in gegraaven putten heeft, en<br />

'twelk uit onderaardfche wellen of aderen voort­<br />

komt, verfchilt niet veel van 't gemeene water,<br />

en die"t inzonderheid zp tot reiniging van huizen<br />

enz. als tot drinken voor het vee. De<br />

Bierbrouwers maaken echter gebruik van 't gemeene<br />

water, doch verkiezen, als het te bekomen<br />

is, het water uit Itroomende Rivieren,<br />

Vaarten, en gegraaven Vyvers, fchoon zy het<br />

doorgaans van verre moeten haaien. Niet tegenflaande<br />

den grooten overvloed van water,<br />

welke in <strong>Friesland</strong> gevonden wordt, kan<br />

het dus, by aanhoudende droogte, ligtelyk gebeuren,<br />

dat men 'er gebrek aan gezond en<br />

drinkbaar regenwater hebbe, en zich genoodzaakt<br />

vinde zyne toevlugt tot dat uit Vaarten<br />

en Mooten te neemen; en wyl deeze als dan<br />

ook het reinst voorzien zyn, valt ligtelyk te<br />

begrypen dat zulk water niet zeer gezond kan<br />

zyn; en misfehien is het menigvuldig gebruik,<br />

dat daar van, by de aanhoudende droogte van<br />

den jaare zeventienhonderd negen en zeventig,<br />

gemaakt moest worden, wel als eene der natuurlyke<br />

oorzaaken aan te merken, dat toen<br />

door de Roode loop, in <strong>Friesland</strong> en vooral te<br />

Harlingen, zo buitengewoon veelen ten grave<br />

zyn gefleept.<br />

ALGC-<br />

MEENB<br />

Bt SCHUT?<br />

VING.<br />

Dan hoe 't hier mede ook zy, <strong>Friesland</strong>s Aanwy-<br />

veelvuldige wateren zyn verre van ten eenemaal<br />

zing van<br />

het nut<br />

nutteloos te zyn. Zy dienen toch, zo om de dier veel»<br />

fchcepvaart door de geheele Provincie, als ook vuldige<br />

naar buiten te bevorderen, terwyl het land, wateren.<br />

door middel van veele Huizen, zich van het overtollige<br />

water, by gunftige wind n, vry gemakkelyk<br />

ontlast. Gelyk 'er immers, vooral in<br />

E Oos-


ALGE-<br />

MEENE<br />

BESCHRY<br />

VING.<br />

66<br />

Voornaame<br />

Trek<br />

vaarten in<br />

<strong>Friesland</strong>.<br />

Tegenwoordige Staat<br />

Oostergo en Westergo , en zelfs ook in een<br />

groot gedeelte der Zevenwouden, maar weinig<br />

plaatfen zyn, daar men met grooter of kleiner<br />

fchepen niet aan en af kan vaaren, om zyne<br />

waaren naar de nanaeiciryvenae ateaen or manu.vlekken<br />

te vervoeren, en den noodigen voorraad<br />

van daar te haaien; alzo ftrekken fommige wateren<br />

door het geheeleland naar de Zeeplaatfen,en<br />

geeven eene vrye uitvaart naar Holland en elders,<br />

tot vervoering van Graanen en andere waaren<br />

, tegen welke weder veele andere din«<br />

gen, hier niet te vinden, worden te rug gebragt.<br />

Sommige deezer vaarten zyn van tyd<br />

tot tyd voorzien met trekwegen, langs welken,<br />

op gezette uuren, de Trek- en Veerfchepen van<br />

de eene plaats naar de andere gevoerd worden,<br />

tot groot gerief van Inwoönders en Vreemdei'<br />

« ~„ Tinwnrrlprmcrf» unn den in- &H<br />

lingen, en ter bevordennge van den in- es<br />

uitlandfchen koophandel. De voornaamfte dee­<br />

zer eigentlyk gezegde Trekvaarten loopen van<br />

Leeuwarden naar Dokkum en verder naar Strobosch;<br />

naar en door Franeker naar Harlingen;<br />

naar Sneek, en ook naar en door Bolswerd<br />

naar Workum. Van den netten tyd waarop<br />

deeze Vaarten gegraaven of ten algemeenen gebruike<br />

uitgediept en verbreed zyn, ftaat in 't<br />

vervolg gefproken te worden: nu merken wy<br />

nog alleen op, dat 'er veele andere vaarten zyn,<br />

die de noodige diepte hebben, om met vry<br />

groote fchepen bevaaren te worden, en zonder dat<br />

men de masten behoeft te ftryken. De meeste<br />

uitvaart naar buiten gefchiedt door de Lemmer,<br />

Tïekezyl, Stavoren, Hindeloopen, Workum,<br />

Makkum, Harlingen en Dokkum; met dat onder-


van F R I E S L A N D . 6><br />

derfcheid echter , dat van Leeuwarden juist ALGS»<br />

MEE NE<br />

geen zeer groote fchepen over Harlingen en<br />

Dokkum naar buiten kennen vaaren , fchoon'er VING.<br />

eene fterke doorvaart over die beide fteden ,<br />

met kleindere Vaartuigen, in zwang gaat.<br />

Behalven veelvuldige Vaarten vindt men in<br />

<strong>Friesland</strong> ook eene aanzienlyke menigte Meeren, voor­<br />

beloopende derzelver getal, zonder alle de Wielen<br />

en Poelen te tellen , over de twintig. De<br />

voornaamften echter zyn het Bergumer- Sneeker<br />

Slooter- Makkumer Heger- Tjeuke- en<br />

Flieusfen Meer, welke alle van veelerlei visch<br />

voorzien zyn, en van watervogelen krielen. lerlei<br />

Den eerften oorfprong deezer uitgeftrekte plasfen<br />

aan te wyzen valt zeer moeyelyk zo niet onmogelyk.<br />

Onwaarfchynlyk is het evenwel niet,<br />

dat fommigen zo oud zyn als de bodem van<br />

<strong>Friesland</strong> zelf, terwyl andere in laatere tyden<br />

door geweldige watervloeden en wegfpoe*<br />

lingen des Lands ontftaan zyn. Viel 'er ftaat te<br />

maaken op het verhaal der oude Kronyken ( § )<br />

dan zou het Bosch Flieusfen, daar de Friefche<br />

Koningen hunnen Lusthof plagten te hebben, ten<br />

jaare 1209 of het jaar daarna, by een' buitengewoon<br />

heeten Zomer, byna geheel af- en de grond,<br />

die ten deele Veenachtig was , zodanig uitge<br />

brand zyn, dat hier door een klein Meer ontftond,<br />

welk van tyd tot tyd, door af kabbeling<br />

der naast gelegen landen, zyne tegenwoordige<br />

grootte verkreegen heeft, en zich van Galama<br />

Dam,<br />

(§) ZieOkko van Scharl. op het jaar 1209, enWinfem:<br />

op het jaar iaio.<br />

E 2<br />

BESCHRS*<br />

Deszelfs<br />

naamfte<br />

Meeren<br />

beloopen<br />

over de<br />

twintig,<br />

en zynryk<br />

van vee­<br />

visch en<br />

gevogelte<br />

, doch<br />

van eenen<br />

onzekerenoorfprong.


At-GE-<br />

MliENE<br />

B.SCHRY-<br />

VING.<br />

rj8 Tegenwoordige Staat<br />

Dam., in 'tZuidwesten,tot aan.de Heegtter Vaart<br />

of Meer, in het Noordoosten, uitdrekt. Veelen<br />

komt dit echter niet waarfchynlyk voor, maar<br />

wel dat dit Meer, zonder afbrandinge van<br />

gemelde Bosch door eene groote inbreuk en<br />

overdroominge der Zee, niet zeldzaam in de<br />

vroeger eeuwen voorgevallen, ontdaan zy, en<br />

dat het Water, 't welk in den beginne, naar<br />

zynen oorfprong aartende , ziltig was, door<br />

langkheid van tyd in zoet water veranderd zy.<br />

Schoon deeze verandering des waters ligtelyk<br />

te begrypen valt, als men in aanmerking neemt,<br />

dat de toevoer van Zeewater eerlang opgehouden,<br />

en het gemelde Meer, veel zoet waters<br />

uit de naastgelegen poelen en vaarten ontvangen<br />

hebbe, en daarenboven door de lucht van veele<br />

ziltige deelen, even als het Zeewater, dat<br />

zouter op den grond der Zee dan naby zyne<br />

oppervlakte bevonden wordt , gezuiverd zy ;<br />

nogthans twyffelen wy, of men wel genoegzaame<br />

reden hebbe , om het verhaal der Oude<br />

Kronyken , hoe vol fabelachtige vertellingen<br />

ook anders, glad uit te verwerpen. Dat men<br />

daar ter plaatfe vry groote Bosfchen gehad hebbe<br />

is ten minden zeker, en wordt nog hedendaags<br />

door onze Friesfche VWchers, menigmaal, tot<br />

hun leedweezen, ondervonden, raakende hunne<br />

netten nu en dan wel eens zo vast in de op den<br />

grond liggende ftobben en paaien, dat dezelve,<br />

zonder gefcheurd te worden, daarvan niet zyn<br />

los te krygen. En wat den brand betreft,<br />

fchooh enkele Zomerhitte dien waarfchynlyk niet<br />

veroorzaakt heeft, behoeft dezelve daarom wel<br />

o-eheel ontkend te worden, daar veele toevalli-<br />

&<br />

ge»


van<br />

F R I E S L A N D . 69<br />

ge, doch onbekende oorzaaken, dien by eenen ALSE- .<br />

MSENS<br />

heeten en droogen Zomer ligtelyk hebben konBuSCHuYnen<br />

te wege bréngen, zonder dat het mogelyk VING.<br />

ware dien te blus&hen, en het Bosch te behouware<br />

uien te Diusucneu, en uei.uu.M-u ic ucuuuden.<br />

Dan dewyl men in andere Meeren, by<br />

voorbeeld in het Sneeker Meer, ook diergelyke<br />

ftobben en paaien verneemt, wil ik over<br />

dit Huk liefst geene beflisfende uitfpraak doen.<br />

Op deeze algemeene befchry ving van Fries-<br />

1_„J. lands onderfcheiden .... J„..r„U„: gronden n~ nnA,^ en >r/ialTml veelvuldige ij wa­ ..m. <strong>Friesland</strong><br />

teren, zal die van deszelfs Wouden, Bosfchen is, vooral<br />

in de Ze*<br />

en Boomen, niet ongepast volgen; doch dewyl venwou-<br />

die meest in de Zevenwouden gevonden worden, den, niet<br />

zullen wy 'er hier maar in 't kort van fpreeken. ontbloot<br />

van Bos»<br />

Zo men door Wouden zulke Bosfchen ver-<br />

fchen en<br />

ftaat, die uit hooge Eiken Beuken en andere Boomen.<br />

boomen beftaan, en zich een, twee of meer uuren<br />

gaans ver uitftrekken, gelyk men in Duitschland<br />

en elders veele heeft, moet men zeggen,<br />

dat <strong>Friesland</strong> daarvan ontbloot is; doch aan Bosfchen<br />

van kleiner houtgewas en omtrek ontbreekt<br />

het 'er niet. Of in het Bosch Kreil, van overlang<br />

door de Zee verflonden, zulke zwaare boomen<br />

plagren te groeven, dat men daarvan te Stavoren<br />

gebruik tot huisbalkenkonde maaken,gelyk<br />

de Oude Kronyken ons verzekeren, en waarvan,<br />

volgens fommiger voorgeeven, de overblyfielen<br />

nog voorhanden zouden zyn, durf ik noch<br />

bevestigen noch tegenfpreeken: zeer amneemelyk<br />

komt het my niet voor, uit hoofde van den<br />

laagen en waterachrigen aart des gronds, welke<br />

ongetwyfield in dien oord heeft plaatsgehad;<br />

ondercusfchen zou het wel konnen zyn, dat te<br />

E 3 mid-


ALSE-<br />

M2ENE<br />

BESCHRY-<br />

VING.<br />

70 -Tegenwoordige Slaat<br />

midden van het kleiner houtgewas, hier en daar<br />

een Eiken- of andere boom, van eene vry groote<br />

hoogte vernomen wierd, gelyk zulks hedendaags<br />

in de Zevenwouden wel eens gezien wordt.<br />

Heeft ook Met zo veel waters van buiten, althans ten<br />

zwaare grooten deele, omringd,en van binnen voorzien,<br />

Buiten en<br />

en daarenboven doorgaans niet zeer hoog van<br />

Binneudyken<br />

, met grond, had <strong>Friesland</strong> zo wel veele zwaare Bui-r<br />

veele Slui­ ten- en Binneudyken als Sluizen en uitwateringen<br />

zen en noodig' 't Zal derhalven tot de algemeene<br />

uitwateringen,<br />

kennis des Lands noodig zyn ook daarvan nog<br />

wat omftandigcr te fpreeken. Van den eerften<br />

oorfprong der Zeedyken reeds voorheen eenige<br />

melding gemaakt hebbende, zal ik zulks hier<br />

niet herhaalen. De doorbraaken eh overftroomingen,<br />

welke in voorgaande tyden veel menigvuldiger,<br />

dan nu federt eene Eeuw, geweest<br />

zyn, bewyzen ten fterkften, dat deeze<br />

Aardwerken van tyd tot tyd niet weinig verzwaard<br />

en verbeterd zyn geworden; en nog<br />

moeien die van de naast voorgaande en vroeger<br />

eeuwen ver voor die ven de tegenwoordige wyken,<br />

om dat men toen nog niet fcheen te begrypen,<br />

dat de binnenkant van eenen Dyk, ter verkryginge<br />

van de noodige fterkte, zo wel fchuins<br />

en vlak moet zyn als de buitenkant; gelyk men<br />

dit, by 't maaken van den zogenoemden Slaaperdyk<br />

by Zurig, en van dien by Engwierum,<br />

heeft in acht genomen, toen ter laatstgemelde<br />

plaats de Nieuwe Zylen wierden aangelegde *<br />

ca<br />

(*) De Leezer gerieve zich eens voord te errineren,<br />

dat men in <strong>Friesland</strong> al doorgaans aan Sluizen den,<br />

nwm van Zylen geeft.


van<br />

F R I E S L A N D . 71<br />

en een Dyk gemaakt dwars door het oude-<br />

V1EENE<br />

Dokkumer Diep, welke zo ongemeen vlak is, j<br />

dat men hem van verre eerder voor een Terp , firn.<br />

dan Dyk zou houden; en ook nog ftceds, by<br />

't verbeteren en verzwaaren der Dyken, in 't<br />

oog houdt, zo veel de omftandigheden' zulks<br />

maar eenigzins gehengen.<br />

Veel verpligting heeft <strong>Friesland</strong>, ten aanzien' Pen aan»<br />

zien der<br />

van deszelfs Dyken , aan den Kojlonel Kaspar:<br />

Zeedyken<br />

Robles, Heere van Billy , en van wegen Fi- j heeft<br />

lips den II, Bewindsman in <strong>Friesland</strong> en Gro-; <strong>Friesland</strong><br />

veel ver­<br />

ningerland. Door de twee geduchte water-'<br />

pligting<br />

vloeden van de'jaaren 1570 en 1572 , waarbyj aan Kas­<br />

duizenden van menfehen en beesten het leeven, par Ro><br />

ingefchooten-of alles verboren hadden , waren i bles.<br />

ook de Dyken deeriyk gefloopt, en, zo door<br />

onvermogen als hevige verfchillen tusfehen<br />

de Ingezetenen of geheel niet of zo kwajyk<br />

herfteld, dat het te vreezen Hond, dat, by<br />

eenen diergelyken vloed, <strong>Friesland</strong> ten grooten<br />

deele eene prooi der Zee zou worden.<br />

Hierin voorzag Robles, want de Schans te<br />

Oostmahorri, ten Noordoosten van Oostdongerdeel<br />

gelegen, veroverd hebbende, dwong hy de<br />

Friezen, ter hunner eigene behoudenisfe, de<br />

vervallene Dyken te hermaaken; ook rechtte hy<br />

hier en daar eene Galg op, waaraan de onwilligen<br />

werden opgeknoopt; en als eenige Huisluiden zich<br />

van dien dienst zochten te onttrekken , onder<br />

voorwendzel, dat zy, uit kracht van oude Brieven,<br />

vry van alle dyksfehatting waren, gebood<br />

hy hen deeze brieven voor den dag te brengen;<br />

doch dit was niet zo dra gefchied, of Robles<br />

wierp de brieven in den ftroom der Dykbreuk,<br />

E 4 ty


7& Tegenwoordige Staat<br />

ALGE- by welke hy toen Itohd, en zeide, in gebro­<br />

MSENE ken Neêrlandsch: daar drif den brij, kanze<br />

BËSCHKY-<br />

VING,<br />

dyk,, goed; andars moetje boer dyk. Hierop de<br />

handen met meerder eenpaarigheid aan 't werk<br />

geflagen zynde, zag men de Dyken ten jaar©<br />

157Ó voltooid, tot onuitfpreekelyk voordeel<br />

Steensn van dit Gewest. Deszelfs Ingezetenen, zulks<br />

Gedenk­ van achteren ziende, hebben den dienst, hun<br />

zuil hem door nem beweezen, met gemeene toefternming<br />

ter eere<br />

opgeregt getracht te vereeuwigen, en niet ver van Har­<br />

even bui lingen, op den Zeedyk, hem ter eere, eene<br />

ten Harlingen.<br />

fteenen Gedenkzuil opgerecht, welke teffens tot<br />

een' fcheidpaal dient tusfehen de zogenoemde<br />

vyfdeels Binnen- en Buitendyken, (trekkende<br />

de eerfte zich van daar noordwaards tot aan<br />

het Bildt, en de laatfto zuidwaards . tot aan<br />

Makkum , waarom dezelve met den naam<br />

van Terminus of Grensptal pronkte. Deeze<br />

Gedenkzuil had de hoogte van vier- of vyfentwintig<br />

voeten, en was, even als het beeld<br />

van den God Janus by de Romeinen , van<br />

boven voorzien met twee hoofden, welker een i<br />

noord- en het ander zuidwaards zag; daarenboven<br />

was dezelve verfierd met het wapen van<br />

den Kollonel, en 't Ridderteken van het Gulden<br />

Vlies en het Huis van Bourgondie; als<br />

ook eindelyk met de volgende opfchriften aan<br />

de vier zyden:<br />

Aan de Westzyde.<br />

Ca^pan a Robles. Equiti, Domino de Billi<br />

etc. Friiiai Gronings ejusque Territorii ac dicentium<br />

( * ) Gubcrnatori, quod hanc Provinciam.<br />

prater<br />

(*) Schoon wy hier, om het' opfchrift ïétterlyk te<br />

volgen, de woorden ac dicentium gebruikt hebben,<br />

twyf-


van F R I E S L A N D. 73<br />

prater arrna Confiliis ac Munimentis juverit, ac ALGE.<br />

ME ENE<br />

inter canera aggere ipfis KI. No. MDLXX<br />

BESCHRY.<br />

funditus everfo,Amplisf. D. Viglii Züighémi Pa- VING.<br />

tris Patra; auxilianbus operis et adhibitis igramo<br />

ab Achelen, Pr. Adriano Vastaert, Petro Frit-<br />

1 tema et Joanne Carolo Senatoribus, Confi-<br />

I liortim Söciis, novum maris propugnaculurn<br />

I fummo labore, vigiiia et celebrkate, decretis<br />

1 quoque et dc fuo perfolutis diligentise pramiis,<br />

i tribus plus minus menfibus , a fundamentis<br />

lerexerit.et ad fummam manum perduKerit, atique<br />

hunc lapidem fublatis litibus controver-<br />

; fiarum terminum esfe voluit, gratus Provin-<br />

1 ciarum Ordo ob rem prudenter, bene et feliciter<br />

j gellam, de fe ac de Repub. optime merito p.<br />

Aan de Zuidzyde.<br />

In den Jaare MDLXXV. is den Dyk in twee<br />

ideeien gelclieiden, blyven het Zuiderdeel den<br />

IBuitendykderen, van denwelken als doen Ge-<br />

1 deputeerden zyn geweest , Thomas Hiddesz.<br />

:ende Sicke Claesz Hopluiden, Heite van De-<br />

;karna, Hero van Ockinga, Ulbe Hiddema, VVytife<br />

van Camminga, Doytfe Bonga, Gerrit Abihes<br />

ende Lolle van Ockinga.<br />

Aan de Oostzyde.<br />

Op den 19 July Anno 1576, hebben Mees-<br />

: ter Adriaen Vastaert Raet ende D. Johan Char-<br />

Ides Procureur Generael den eerften iteen ge-<br />

IJecht ter prefentie Johan Wilhelmi Secretaris<br />

cder Dyckagien.<br />

Aan<br />

lëwyfïelen wy echter niet of men heeft daar voor ac ad-<br />

'jactntium te leezen , om dat het eerfte geenen zin<br />

1 heeft, en het iaatfte ons tot de naby gelegen of Qmrmelanden<br />

wyst,<br />

E 5


JHEEME<br />

Bfscimï-<br />

ViHO,<br />

Deeze<br />

Gedenkzuilvervallen<br />

zynde is<br />

wederom<br />

opgerecht<br />

door den<br />

Heere C,<br />

G. van<br />

Wasfe.<br />

nacr.<br />

74 Tegenwoordige Staat<br />

Aan de Noordzyde.<br />

In den jaare 1574 is deeze Dyk onderlecht,<br />

wefende Dykgraef Ryverc van Roorda ende Gedeputeerde<br />

binnendyck Frederick van Offenhuifen,<br />

met Syerck Syercksz. Hopluyden, toe opmaken<br />

van den Dyck ten Noorden, Tiete van<br />

Camminga SuMHftufc des Heercn Stadtholders,<br />

Hesfel van Hanya, Edo van Gerbranda, ende<br />

Hans van Roorda.<br />

Öp deeze Gedenkzuil, doorgaans de Steenen<br />

Man genoemd, waarvan men de afbeelding<br />

by Winfemius (*) vindt, fcheen men<br />

naderhand, ik weet niet om wat reden , geen<br />

hoogen prys te Hellen ; althans voor het on­<br />

derhoud daarvan werd de behoorlyke zorge<br />

niet gedraagen, 't welk ten gevolge had, dat<br />

'dezelve langzaamer hand verviel, en eerlang,voor<br />

nu bykans vyfttg jaaren, geheel wierd weggeruimd.<br />

Veelen mishaagde dit wel, doch niemand<br />

bragt het zo ver, dat de Oude Gedenkzuil,<br />

uit de daarvan voor handen zynde Hukken,<br />

herfteld , of eene nieuwe in derzelver plaatfe<br />

opgerecht wierd. De Hoogedel geboren Heer,<br />

Karei Georg , Graaf van Wasfenaer Twickel,<br />

Grietman van -Franekeradecl, en meer dan eens<br />

Dykgraaf der vyfdeels binnen en buiten dyken,<br />

dacht 'er edelmoedig genoeg over, om by zyne<br />

meermaals betoonde zorge voor het welweezen<br />

der Dyken, ook nog dewederoprechting eener<br />

nieuwe gedenkzuil, aan de oude in alles gelyk,<br />

en ter zelfder plaatfe, op zyne eigene kosten,<br />

te voegen; gelyk aan de westzyde deezer gedenk-<br />

(*) Kronyk van <strong>Friesland</strong>, p. 588.


van F R I E S L A N D . 75<br />

denkzuil, niet ver van boven, wordt te kennen<br />

gegeeven, met deeze weinige woorden:<br />

DIRUtO ANTIQUO<br />

HOC DE SUO INSTAURAVIT<br />

MONUMENTUM<br />

COMES & WASSENAER TWICKEL,<br />

M D C C L Jt X I ï,<br />

MBENg<br />

ÜESCHKY-<br />

By de Leden van het Ed. Dyksgerechte was<br />

zulks zo aangenaam, dat de Heer van Wasfenaer<br />

in derzelver vergaderinge niet alleen plegtiglyk<br />

bedankt, maar ook het beiluit genomen wierd,<br />

om, ten kosten van het Dyksgerechte, voor de<br />

betere onderhoudinge van dit nieuwe gedenkteken<br />

behoorlyk te zorgen.<br />

Na deezen kleinen uitflap keeren wy tot de Dy­ Tot des te<br />

ken zelve te rug. Schoon deeze , volgens het beter be­<br />

reeds gemelde, van tyd tot tyd merkelyk vér veiliging<br />

der Dyken<br />

beterd waren, nog was 't 'er verre af dat die al- heeft men<br />

I leen her geweld der Zee, by hooge vloeden en ge- dezelve<br />

1 weldige ftormwinden , zouden konnen keeren; en met een'<br />

voormuur<br />

1 dus heeft men ook hier, ter bewaaringe der Dyvan<br />

paaien<br />

1 ken , de toevlugt tot andere middelen moeten voorzien.<br />

i neemen. Het bekrammen , in andere Provinciën<br />

j gebruikelyk, wordt derhalven hier, op plaatfen,<br />

1 die het meest van allen voor den vloed bloot lig-<br />

; gen, niet verzuimd.' Doch alle dergelyke voor -<br />

zorgen zouden op ver na niet genoegzaam<br />

zyn om de woede der Golven te bedwingen ,<br />

vooral op plaatfen daar weinig of geen voor-<br />

I grond is om den flag des waters te breeken,<br />

I JVlen heeft zich dus al van overlang in de nood-<br />

1 zaaklykheid gevonden, om de aangelegde Dyken


ALOË-<br />

ME NE<br />

B SCHKY<br />

VING.<br />

7cS Tegenwoordige Staat<br />

ken wederom door een' voormuur van paalwerk<br />

te befchermen; bedienende men zich hier toe<br />

doorgaans v n zwaare greenen balken of paaien,<br />

van twintig tot dertig voeten lang, elke door<br />

middel van eene Hei naast eikanderen, in eenen<br />

rechten regel, ongeveer tot op de helft, woraen<br />

in den grond gedrceven; deeze paaien dus aan<br />

eikanderen fluitende en dezelfde hoogte hebbende,<br />

worden aan den binnenkant, met zwaare<br />

eiken of greenen ribben, doorgaans Gordingen<br />

genoemd, door middel van zwaare \zeren<br />

bouten, in diervoege vastgeklonken, dat dezelve<br />

eikanderen zo ver voorby fchieten, dat al de<br />

paaien daardoor met eikanderen verbonden zyn.<br />

Behalven deeze paaien bedient men zich ook,<br />

op veele plaatfen, van zogenoemd kistwerk,<br />

't welk aan oen binnenkant gemaakt wordt van<br />

twee regels, naast eikanderen fluande korter<br />

paaien, of ook wel zwaare greenen planken,<br />

op de wydte van twee voet meer of min, en<br />

gevuld met fteenen, puin en gruis; wordende<br />

daar toe inzonderheid veel gebruik gemaakt van<br />

het zogenoemde Wrak derTichelwerken, dat,<br />

volgens Plakaat der Hooge Overheid, om dies<br />

wil, niet naar buiten gevoerd mag worden. Dit<br />

Kistwerk dient niet alleen om de afkabbeling<br />

te beletten, welke het door de paaien heen<br />

{taande water anders onmydbaar veroorzaaken<br />

zou: maar ook krygt het hooge paalwerk zelf<br />

hier door eene meerdere lievigheid, daar het,<br />

by gebrek van vastheid aan den binnenkant,,<br />

door den zwaaren flag der aanklotfende golven ,<br />

gevaar zou loopen van omver geworpen te worden.<br />

En wyl 'er niets wenfeheiykers zoude zyn<br />

dan


van F R I E S L A N D - 77<br />

dan vlakke dranden voor de paaien te hebben, t<br />

en dezelve voor de geduurige fchuuring der 1<br />

ftroomen te konncn beveiligen, heeft men al ]<br />

van overlang naar middelen uitgezien om zulks '<br />

te bevorderen; doch tot nog niets beters uitgevonden<br />

dan zogenoemde Duikelhoofden ,<br />

Haaden en Schermen, dienende om daar dooiden<br />

droom te verleiden, den dag des waters<br />

eenigzins te breeken, en het zanden flyk, dat<br />

door de oploopende zeegolven was mede gevoerd,<br />

te bewaaren, en aldus land of voorgrond<br />

te winnen.<br />

Alle deeze voorzorgen zyn ongetwyffeld van ]<br />

het grootde nut, en het is te wcnfchen dao<br />

deeze Voormuur van <strong>Friesland</strong>, noch om de'<br />

grootheid der kosten , noch uit hoofde van ver- f<br />

fchillen J<br />

e belangen en begrippen der Opzien- c<br />

deren verwaarloosd, of met geene genoegzaame 1<br />

oplettendheid behartigd moge worden. Dan 1<br />

ALGE­<br />

MEENS<br />

BESCHRYviao.<br />

De paalwormen<br />

doen<br />

groote<br />

fchade aan<br />

dien houtenvoormuur.<br />

met dit alles heert <strong>Friesland</strong> meer dan eens<br />

1 ondervonden , hoe ligt het der Hemelfche<br />

' Voorzienigheid valle, alle menfchelyke voor-<br />

: zorgen te vcrydelen. Duidelyker nogthans is<br />

; zulks nooit gebiecken, dan by die ongehoor-<br />

1 de en alle verwondering te boven gaande Worm-<br />

1 plaage, waarvan men ten jaare 1731 voor het<br />

1 eerst hoorde, en welke in weinig weeken tyds,<br />

1 op zeer veele plaatfen, vooral daar eenige diep.<br />

te was, het paalwerk, fchoon vier of vyf<br />

rygen achter eikanderen daande, zodanig verbryzelde,<br />

dat het Land zich in het uiterde<br />

gevaar bevond, en zy die het bedier van het<br />

zelve en der Dyken in handen hadden , niet<br />

' weinig verlegen donden. Dan gelyk de nood j<br />

Hierdoor<br />

eene, valt men


78 Tegenwoordige Staat<br />

ALGE. eene vruchtbaare moeder van allerlei uitvindingen<br />

MKENE is; alzo viel men in dien bekommerlyken toe*<br />

l}f SCHRY» ftand eindelyk op het denkbeeld, om, nu men<br />

VIN O.<br />

aan het hout geene genoegzaame verdediging<br />

gelukkig<br />

had, zyne toevlugt tot iteen te neemen, en<br />

lyk op hei<br />

denk het geweld der Zee, door rygen van Kei- of<br />

beeld, oir Balfteenen. voor de paaien langs gelegd, te<br />

Voor de keer te gaan. Om zyne nieuwigheid wilde dit<br />

paaien<br />

langs ry middel- in 't eerst naauwlyks aan den man: men<br />

gen van was bekommerd, althans gaf men zulks voor,<br />

ballleen dat 'er geen fteen genoeg zou te bekomen zyn ;<br />

te leggen<br />

dat de ftranden nog meer zouden verdiepen, om<br />

dat de in Zee uitgeilagen hoofden vernield waren;<br />

dat de fteen waarfchynlyk in den grond zou<br />

wegzinken, en dat de kosten, hiertoe noodig,<br />

veel te hoog zouden loopen, om gedraagen te<br />

konnen worden. Ten geiukke, echter , voor<br />

het gerneene Land, werden alle deeze zwaarigheden,<br />

tegen veeier verwachtinge, vry gemakkelyk<br />

te boven gekomen. De Heidvelden, zo<br />

hier te lande als daar buiten, leverden reeds al<br />

eene aanz ;<br />

enlykc menigte van fteen uit, en 't<br />

geen daar niet te vinden was, verfchaften ons<br />

de Noorweegfche en Orkadifche klippen in<br />

den grootiten overvloed, zonder reden van bekommeringe<br />

dat deeze mynen, indien ik zo mag<br />

fpreeken, ooit zouden worden uitgeput. Het<br />

werpen van Balfteenen voor het paalwerk langs,<br />

ftrekte ook zo weinig ter verdiepinge der ftranden,<br />

dat het tegendeel daarvan veel eer het gevolg<br />

was, en wel om deeze reden , dat het<br />

water, voorheeri met geweld op de paaien aanvallende<br />

, by zyne weeromftuiting, den grond<br />

van voor dezelve met zich naar de diepte Heepte,


van F R I E S L A N D . 79<br />

te , en aan den voorby gierenden ftroom gele- j ALQEgenheid<br />

gaf, om de reeds gemaakte Henk nog 11EBNB *<br />

BESCHRY.<br />

meer te verdiepen, daar de ftcenen voormuur *<br />

/ING.<br />

het water door zyne holligheden influrpt, en<br />

den Gierftroom tegenhoudt ; en dus zyn de<br />

ftranden federt het werpen van fteen merkelyk<br />

opgehoogd, zodat men 't gemis der hoofden niet<br />

heeft gevoeld. De verzakking der ftcenen is ook<br />

veel minder bevonden dan men in den beginne<br />

vreesde: de ftompen der afgeknaagde paaien,<br />

die onder water van geen vergaan wceten, heb -<br />

ben zulks ongetwyrfeld niet weinig tegengehouden.<br />

En wat eindelyk de kosten betreft;<br />

fteigerden die voor de Dykscontributien veel te<br />

hoog, 't was billyk dat zy hier in, zo door<br />

giften als leeningen uit 's Lands kasfe , wierden<br />

onderfteund, gelyk ook, uit hoofde van het<br />

algemeen belang, gefchied is.<br />

Wierd dus het dreigend gevaar afgeweerd, en<br />

het Land, fchoon met zwaare kosten, behouden,<br />

het is om gegronde redenen te vermoeden<br />

, dat de nakomeling het gelukkig uitwerkfel<br />

daarvan, in vermindering der lasten, ontwaar<br />

zal worden; vermits de kosten, eens gedaan<br />

zynde, niet geduurig behoeven vernieuwd<br />

te worden.<br />

Behalven den Zeedyk, vindt men binnens Van de<br />

lands verfcheiden andere Dyken , (trekkende Binnendyken<br />

zo om 's Lands algemeene overftrooming, in<br />

komt de<br />

gevalle van eene doorbraak in den Zeedyk , te Slagtevoorkomen,<br />

als ook om het water van de Dyk eerst<br />

eene Landftreek uit de andere te wecren. 't Zal in aanmerking.<br />

dus niet buiten den haak zyn, de voornaamfte<br />

T OTK' Jf 1 1. ^„.„K ,1- t-rt lnifnn T./-il,T«n<br />

dierBuinendyken nier xorteiyk te laatcn voigen,<br />

en


At-ffE-<br />

MEKNË<br />

BESCHUY<br />

VIN O.<br />

8o<br />

Tegenwoordige Staat<br />

en de eerfte plaats aan den zogenoemden Stagte<br />

Dyk te geeven. Deeze Dyk werd allereerst<br />

gemaakt toen het zeegat tusfehen Vlieland<br />

en Ter Schelling zich begon te verwyden,<br />

en Westergo dus den mees ten aanftoot van<br />

het Zeewater had te lyden, vooral na dat de<br />

Middelzee, door opftoppinge, reeds een groot<br />

deel van haare kracht verlooren had. Dezelve<br />

begint aan den Zeedyk, even ten Noordwesten<br />

van Oosterbierum, en loopt van daar, tusfehen<br />

gemelde Dorp en Sixbierum, door Barradeel,<br />

Zuidwaards aan naar den ftroom de Ried, en<br />

van daar over de Getzerde Zyl, liggende op<br />

de fcheidirig van Barradeel en Franekeradeel,<br />

door laatstgcmelde Grieteny, naar Kiesterzyl, en<br />

alzo over de Trekvaart van Harlingen op Franc<br />

ker, bykans recht beneden waards, tot naby de<br />

grensfeheiding van Franekeradeel en Wonzcra.<br />

deel , een weinig ten Westen van het Dorp<br />

Achlum. Hier verdeelt zich deeze Dyk in<br />

twee armen: de eene daarvan ftrekt zich ten<br />

noorden, voorby Achlum, naar Payzyl in den<br />

hoek van de Arumer Vaart, van daar Oostelyk,<br />

ten noorden van Tzum, naar Tolsma zyl, en<br />

voorts tusfehen Koubaard en Waaxens,in Hennaarderadeel,<br />

naar Littens-zyl in de Bolswerder<br />

Trekvaart; van daar wederom voorby Hydaard,<br />

Oosterend, Lutkewierum en Boftim, in de<br />

Grietenye Baarderadeel , loopende , vereenigt<br />

hy zich met den Ouden Dyk der Borne, ten<br />

zuidwesten van laatstgenoemde Dorp, en loopt<br />

van daar, ten noorden van de Sneeker Trekvaart<br />

op Leeuwarden , tot op de hoogte van<br />

Krin.


van FRIESLAND. Si<br />

Krinfer Arm, of de Dille, onder Oosterwierum<br />

, en verder voorby Mantgum, Weydum,<br />

Beers en Jellum, tot in Menakiumadeel, daar<br />

hy , Boxum , Blesfum en Deinum , in het<br />

zuiden, voorby fchietende, over Ritzuma zyl,<br />

of de Trekvaart van Leeuwarden op Franeker ,<br />

wat meer noordwaards, voorby Marsfum, Engelum,<br />

Beetgum en Beïkum loopt, tot dat hy,<br />

na ook Wier en Minnertsga ter linkerhand gelaaten,<br />

en eene fcheïding tusfehen het Bildt en<br />

Barradeel gemaakt te hebben, zich by Dykshoek,<br />

en dus maar pas een uur gaans boven<br />

de plaats van zyn begin, met den Zeedyk wederom<br />

vereenigt. Deeze Dyk bevat dus een<br />

groot deel van Westergo ; 't welk aanleiding<br />

gaf dat de ingezetenen., als door hun' eigen<br />

dyk ingeflooten , zich voorheen lieten voorbaan,<br />

niet gehouden te zyn om in de kosten tot het<br />

onderhoud van den Zeedyk, die van 't Bildt<br />

naar Makkum gaat, en de vyf deelen Dyk genoemd<br />

wordt, te moeten draagen.<br />

De andere tak van den Slagtedvk loopt<br />

door Wonzeradeel, en fcheidt die Grieteny in<br />

twee deelen, Binnen - en Buitendyk genoemd.<br />

Vooreerst behoudt hy nog den<br />

naam van Slagtedyk; doch daar na neemt hy<br />

andere en vervolgens dien van Hemdyk aan,<br />

naar de opgedroogde Meeren Wouderhem en<br />

Morrahem, die nëffens meer anderen door<br />

deezen dyk beflooten worden: hy fchiet onder<br />

dien naam , ten oosten van het Blaauwhuis<br />

en ten westen van de dorpen Abbega en<br />

Westhem, heen, tot aan de Nieuwe zyl, onder<br />

Oosthem: deeze bereikt hebbende, vervolgt<br />

F *»<br />

ALGK-<br />

MEENE<br />

BESCHRÏ»<br />

VING.


ME&NB<br />

BESCHRY<br />

VING.<br />

De Leppedyk<br />

is<br />

ook van<br />

veel nut.<br />

gg Tegenwoordige Staat<br />

hy zynen loop, ten westen der ftad Ylst, langs<br />

het water de Geeuw, door Sneek en verder<br />

tot aan de Gauwller zyl, welke haare uitwate­<br />

ring heeft in het Sneeker Meer.<br />

Naast deezen Dyk heeft men ook den Leppedyk<br />

in aanmerking te neemen, als zynde op<br />

zekere tyden van zeer veel nut, en wel inzonderheid<br />

om het Zuider binnenwater te keeren.<br />

Omtrent Bornbergum, tusfehen de Grietenyen<br />

Opfterland en Smallingerland,neemt deeze Dyk<br />

een begin, loopt van daar westwaards, en<br />

kromt zich vervolgens zuidlyk naar den ftroom<br />

de Born ; dus in Utingeradeel komende,<br />

loopt hy, langs dien ftroom, naar Oldeboorn,<br />

Nes, Nesferzyl, voorby Akkrum, Dykhuisterzyl,<br />

Hottingazyl, Molenzyl en Eernzumerzyl,<br />

ten westen in Idaarderadeel; van waar een<br />

Dyk, onder den naam van Groendyk, langs<br />

de Wetering, of Wytering, door Rauwerderhem<br />

voortfehiet tot in Wymbritzeradeel, daar<br />

zich dezelve eerlang, door middel van de Gauwfterzyl,<br />

vereenigt met meergemelden Hemdyk.<br />

Had men in voorige tyden, misfehien op fommige<br />

plaatfen, wat te weinig zorge voor het<br />

onderhoud deezer Dyken gedraagen, de geweldige<br />

ftormwinden van 1775 en 1776 hebben<br />

, door het groot gevaar, dat <strong>Friesland</strong> aan<br />

meer dan eenen kant dreigde, 's Lands Staaten<br />

het belluit doen neemen, om dezelve niet alleen,<br />

daarze min of meer vervallen waren, te<br />

doen herftellen, maar ook merkelyk te verhoogen,<br />

«Tpn gelyk crplvk CpAprt federt gefchied o-pfrliiprl is. i«<br />

Behalven Behalven de reeds gemelde Dyken , die men<br />

de reeds<br />

gemelde<br />

als de voornaamfte heeft aan te merken, worden


van F R I E S L A N D . 83<br />

den 'er nog meer andere in <strong>Friesland</strong> en inzon­ ALGE-<br />

MEENE<br />

derheid in deszelfs laage oorden gevonden, van<br />

BESCHRYwelken<br />

nog een enkel woord dienr gemeld. VING.<br />

Onder deezen mag men als de voornaamften vindt mea<br />

aanmerken den Slagtedyk, Haskerdyk, Linde» noch an­<br />

dyk en Kuinderdyk. De eerfte loopt door dereDyken in<br />

Utingeradeel van Oldeboorn, zo lang de Grie­<br />

<strong>Friesland</strong>.<br />

teny is, tot aan de Jouwer in Haskerland. De<br />

tweede fchiet tusfehen de Grietenyen Haskerland<br />

en iEngwirden door. De derde, ten<br />

noorden der Linde gelegen, en zich door Stellingwerf-Westeinde<br />

ftrekkende van Slyken*<br />

burg tot op de hoogte van Oldeholtpade ,<br />

dient om 't Lindewater, dat by fterke en<br />

aanhoudende Noordweste winden wel eens<br />

zeer hoog wordt opgezet, en de aangrenzende<br />

laage Landftreeken overftroomen zoude, in zyne<br />

vaart te ftuiten. De vierde, of Kuinderdyk,<br />

doet denzelfden dienst ten aanzien van<br />

het water der Rivier de Kuinder of Tjonger,<br />

van wier oorfprong en ftrekkinge reeds voor-<br />

' heen gelproken is. Veele andere Dyken, aan-<br />

| gelegd om uitgedroogde Meeren en Poelen<br />

! boven water te houden, zyn wy genoodzaakt<br />

1 met ftilzwygen voorby te gaan.<br />

Een land dat zo veele buiten- en binnendy- <strong>Friesland</strong><br />

is ook<br />

I ken noodig heeft, om geen overlast van het<br />

voorzien<br />

1<br />

water te iyden, moest noodzaakelyk met veele met veele<br />

I Sluizen of Zylen (gelyk men in <strong>Friesland</strong> Sluizen.<br />

l fpreekt) voorzien worden, zo om zich van<br />

!het overtollige water te ontdoen, als om de<br />

ibinnen- en buitenvaart onbelemmerd te behouiden.<br />

Dus zal eene algemeene opgaave der<br />

! Sluizen niet kwalyk op die d


ALGE­<br />

MEEN!<br />

BESCHRY-<br />

VING.<br />

De Buitenfluizen<br />

komen<br />

meest in<br />

aanmerking,<br />

en<br />

zyn<br />

Munnike*<br />

zyl,<br />

84 Tegenwoordige Slaat<br />

terwyl wy van derzelver befticr en voornaamlte<br />

byzonderheden, in 't vervolg , by gepaste gelegenheid,<br />

hoopen te fpreeken.<br />

F)p Ruirenfluizen. eelvk ik dezelve in onderfcheidinge<br />

van de Binnenhuizen verkies te noemen<br />

, om dat daar door het overtollige binnenwater<br />

naar buiten en alzo in Zee gebragt wordt,<br />

komen hier inzonderheid in aanmerking. Dezelve<br />

zyn, naar maate van den kleinen omtrek van dit<br />

Gewest, vry veel in getal, en hebben niet alleen<br />

by haaren eerften aanleg groote fommen<br />

gelds gekost, maar ook loopt "er jaarlyks met<br />

derzelver onderhoud geen kleintje heen. Om<br />

in derzelver befchryvinge den rang der Goën<br />

te volgen, beginnen wy met de<br />

Munnikezyl, gelegen in Kollumerland op de<br />

Grensfcheidinge van <strong>Friesland</strong> en Stad en Lande.<br />

Derzelver oude Zylroede loopt noordwaards<br />

naar Zee, en wel zodanig dat de inloopende<br />

vloeden, tegen de Sluisdeuren fluitende,<br />

dezelve door opflyking, inkorten tyd, onbruikbaar<br />

maakten. Van tyd tot tyd heeft zulks den<br />

Lande veel moeite en kosten veroorzaakt j doch<br />

ten jaare zeventienhonderd negenendertig werd<br />

zulks van zo veel belang geoordeeld by de<br />

Staaten des Lands, dat eene Kommisfie van<br />

Heeren Gedeputeerden last kreeg, om daar ter<br />

plaatfe een naauwkeurig onderzoek te doen, en<br />

middelen tot verbetering te beraamen. Dit<br />

gefchied zynde, viel 'tbe(luit,om een ftukweegs<br />

buiten de Sluis in de Zylroede een houten Spuilluis<br />

te leggen, ten einde daar door het water<br />

by Vloed ïn en by Eb weder uit te laatcn, en<br />

door


van<br />

FRIESLAND. 85<br />

door de fchuuring het verzamelde flyk naar de ALGE-<br />

MEENE<br />

diepte te vervoeren. De kosten hieraan beneed<br />

BESCHRYwaren<br />

groot, maar wegens de merkelyke ver­ V1KG.<br />

betering: der uitlosfinge geenszins vcrlooren.<br />

Had men ondertuslchen met die van Jstad en<br />

Lande konnen overeenkomen, om de Zylroede<br />

te verleggen in de uitwateringe buiten Gro •<br />

ningerlands Kommerzylen; dezelve zoude daar<br />

door, buiten iemands nadeel, eer dieper dan<br />

drooger hebben moeten word. n, en 't middel ter<br />

heritellinge zou veel onkostbaarder en meer<br />

voldoende geweest zyn.<br />

Ten noorden dier Pyramide, waardoor Kol- Nieuwe<br />

Zylen by<br />

lumerland vanOostdongerdeel gefcheidenwordt, Engwie.<br />

beginnen Oostdongerdeels Dyken , en loopen rum.<br />

van daar tot aan het westeinde van Papens;<br />

doch deeze Dyken hebben veel groen voorland,<br />

en by hevige ftormen uit het Noordwesten, die<br />

altoos de gevaarlykfte zyn, een' opperwal, en<br />

daarom doorgaans weinig te lyden In het zuid*<br />

oostelyk deel van deeze Dyken vindt men de<br />

Oude Zeeflenk, het Dokkumer Diep genoemd,<br />

die, ter wederzyden met Dyken voorzien, het<br />

Zeewater voormaals bragt tot aan de Sluis der (rad<br />

Dokkum en de Steenen beeren, die men in de<br />

Grachten had gelegd. Ondertusfchen liep het<br />

onderhoud deezer Dyken zeer hoog, en het<br />

Land ter wederzyden by zwaare vloeden merkelyk<br />

gevaar , dat door opftopping van 't Zeewater<br />

in dien naauwen boezem eene doorbraak<br />

veroorzaakt zoude worden , gelyk , tot<br />

groot nadeel der ganfche Provincie , gebeurde<br />

in den geweldigen Kersvloed van zeventien<br />

honderd zeventien, wanneer de nabuurige Grie-<br />

F 3 tenyen


ALGE-<br />

MEENE<br />

BESCHRY-<br />

VING.<br />

86 Tegenwoordigs Staat<br />

tenyen op eene deerlyke wyze door het Zeewater<br />

werden overftroomd Om dergelyke on-<br />

, -i 1 i „ ^_rp<br />

nenen eens vooral te vuurtvoiuen, en tenens<br />

aan Oostergo een beter uitwatering te bezorgen<br />

dan dit Gewest, door middel van alle zyne<br />

kleine Sluizen, in het Dokkumer Diep uitwaterende,<br />

tot nog toe genooten had, werden,<br />

volgens belluit der Heeren Staaten, ten jaare<br />

zeventien honderd negenentwintig, de Nieuwe<br />

Zylen by Engwierum in Oostdongerdeel aangelegd.<br />

In deeze Zylen, die ver de grootfte in<br />

gansch <strong>Friesland</strong> zyn, en onder dit foort van<br />

Waterwerken in de Vereenigde Provinciën maar<br />

weinige haar's gelyken hebben, heeft men drie<br />

Sluizen, waarvan de middenlte ver de grootfte<br />

is. De kosten hieraan befteed,beliepen 238000,<br />

de llatting van het Dokkumer Diep 60000, en<br />

dus famen 298000 guldens. Doch fteigerde deeze<br />

fomme vry hoog, het nut van deeze Zylen<br />

is nog tegenwoordig van groote uitgebreidheid.<br />

Men is daar door bevryd van't jaarlyksch onderhoud<br />

van zes duizend roeden Zeedyk , loopende<br />

van Dokkum tot aan de plaats, alwaar men den<br />

nieuwen Dyk door het Dokkumer Diep heeft gelegd,<br />

na alvorens de Zylen, ten noorden van gemelde<br />

Diep, in vast land, voltooid te hebben. Ook<br />

is daar door het orïderhoud uitgewonnen van de<br />

Dokkumer, Driezumer, Oudwouder en Kollumer<br />

zylen, welke alle haare uitwatering in het<br />

Dokkumer Diep hadden; doch met eikanderen<br />

op ver na zo veel waters niet konden uitlosfen<br />

als deeze Nieuwe Zylen, welker uitwatering,<br />

vooral tegenwoordig, na dat men de Ee, of<br />

Vaart van Leeuwarden naar Dokkum , geflat<br />

heeft,


van F R I E S L A N D . 87<br />

heeft, ver de beste van geheel <strong>Friesland</strong> is, zo ALGE.<br />

MEENE<br />

wegens de wydte der Sluizen als wegens den<br />

BESCHRV»<br />

grooten val des waters, dat hier, by gewoone VING.<br />

tyën, acht of negen voeten ryst en daalt, en<br />

hier, by hoog binnen- en laag buitenwater, eenen<br />

kleinen waterval te wege brengt. Hier by<br />

komt nog eene aanwinning van achttienhonderd<br />

pondemaatcn lands, zynde niet alleen het<br />

zogenaamde Groenland, maar ook hetSlyk tusfehen<br />

de twee oude Dyken gelegen, naderhand<br />

van overftroomingen bevryd gebleeven, en tot<br />

kostelyke Bouw- en Weidlanden aangelegd,<br />

welke tot dus verre in vruchtbaarheid de verwachting<br />

geenszins te leur Hellen, en der Provinciaale<br />

kas ten merkelyken voordeele (trekken,<br />

naardien, behalven de jaarlykfche Reëele goedfchatting<br />

der landeryen, de Speciën van bezaaide<br />

landen, koeyen, paarden, enz. van ieder<br />

drie pondemaaten een Floreen, en dus van 't<br />

geheel zeshonderd Floreenen betaald moeten<br />

worden.<br />

Ter gedachtenisfe van dit zo heilzaam werk Derzelver<br />

heeft men de reeds voorheen gemelde Pyramide aanleg<br />

opgerecht.<br />

vereeuwigd<br />

door<br />

Aan de Westzyie vindt men aan het<br />

een hartüeenen<br />

boveneinde het Wapen van Fries' Pyramide.<br />

land, en daar onder.<br />

TER<br />

EEUWIGER<br />

GEDACHTENISSE<br />

VAN DE<br />

©VERDYKINGE<br />

F 4 VAN


ALGE-<br />

MSEME<br />

BESCHRY-<br />

VING.<br />

88 Tegenwoordige Staat<br />

VAN HET<br />

DOKKUMER<br />

DIEP<br />

IN DEN JAARE<br />

rvi D c c x x i x<br />

GELUKKIG<br />

VOLBRAGT.<br />

Aan die zelfde zyde op het voetttuk<br />

leest men.<br />

ZES DUIZEND ROEDEN DYKS BE­<br />

SPAARD , 'T GEWELD DER ZEE VER­<br />

MINDERD, OOSTERGOO VAN WATER<br />

ONTLAST, DE PROVINCIE VERMEER­<br />

DERD EN VERBETERD, IS DEEZE SUIL<br />

VOORDE NAKOMELINGEN IN 'ï MID­<br />

DEN DER STROOM OPGEREGT.<br />

Aan de Oostzyde leest men.<br />

'ï GEWELD DER STROOM DOOR DRIE<br />

VERKORTINGEN VERZAGT ZYNDE , IS<br />

HET DIEP ALHIER GEDAMT OP DEN<br />

TWEEDEN JULY, TER PRESENTIE VAN<br />

DE EDELE ERENTFESTE HEEREN J R.<br />

MICHAEL ONUPHRIUS BARON TOE<br />

SCHWARTZENBERG EN HOHENLANDS»<br />

BERG, GRIETMAN OVER D A N T U M A-<br />

DEEL; EN JR. PHILIP FREDERIK VEGE-<br />

LIN


van F R I E S L A N D . 89<br />

LIN VAN C L A E R B E R G E N , GRIETMAN \ L G E -<br />

OVER HASKERLAND, COMMISSARIEN UtSCHRT.<br />

VI .NG.<br />

DER EDELE MOGENDE IIEEREN GEDE­<br />

PUTEERDE STAATEN VAN FRIESLAND.<br />

De Zuidzyde pronkt met het Wapen van<br />

SCIIWARTZENBERG,<br />

En de Noordzyde met dat van<br />

VEGELIN VAN CLAERBERGEN.<br />

Naast aan deeze Engwierumer Zylen ten Ezuma-<br />

noorden heeft men de Lzuma- of Ezumcrzyi, zyl.<br />

aldus genoemd naar de oude Ezonftad, zo be-<br />

rnemd in df> Krnnvkpn _ pn nnlw APPVP r<br />

/\i\<br />

roemo in ac rvronyken , en naby deeze Zyl<br />

eertyds gelegen. Oostdongerdecl heeft hier<br />

door zyne uitwatering naar Zee , waarom ook<br />

dezelve door de Zylpligtige Ingezetenen dier Grietenye<br />

onderhouden moet worden. Van Dokkum<br />

loopt dervvaards eene vaart, de Zuir of Zuider-<br />

Ee genoemd , waarin , naby gemelde Stad,<br />

een Vallaat gevonden wordt, dat, voor ruim<br />

twintig jaaren , op kosten der Ingezetenen, geheel<br />

vernieuwd en van fteen opgemetzeld zynde,<br />

fomwylen vier of vyf voeten warers fchut,<br />

zonder 't welk een voornaam deel deezer Grietenye<br />

dikwyls onder water zoude ftaan. Voor<br />

meer dan vierhonderd jaar vindt men reeds melding<br />

van de Ezumazyl; doch dezelve was toen<br />

maar van hout, en werd befchermd door een<br />

Vestingwerk, dat in de nabyheid lag, en waar<br />

van de voorftandcrs van Graave Jan van Boyeren<br />

zich, omtrent het jaar veertienhonderd en<br />

F 5 twin-


ALGE-<br />

MEP.NE<br />

EESCHRYvma.<br />

oo Tegenwoordige Staat<br />

twintig, ter hunner verdediginge, tegen de<br />

aanvallen der Friezen bedienden ; zynde vry<br />

waarfchynlyk nog heden, in de overgebleeven<br />

hoogten daaromtrent, eenige puinhoopen dier<br />

plaatfe voor handen. Ten jaare zestienhonderd<br />

eenenzeventig werd. deeze Sluis vernieuwd en<br />

geheel van Heen opgetrokken, op kosten der<br />

Ingezetenen, en onder 't bellier der Heeren Georg<br />

Wilko van Schwartzenberg en Hohenlandsberg,<br />

Hcere van Vischhuizen en Wiarden, Grietman<br />

over Oostdongerdeel, en Jr. Philippus van Ho<br />

malda, Raad Ordinaris in den Hove van Fries,<br />

land.<br />

Ter gedachtenisfe van dit Werk vindt men<br />

nog hedendaags op de eene zyde de Wapens<br />

van Schwartzenberg en ./Ebinga van Huuialda,<br />

en daar onder deeze woorden:<br />

DEO ET POSTERIS.<br />

Georg Wilko van Schwartzenberg en Ho*<br />

henlandsberg, Heer van Vischhuizen en Wiarden,<br />

Grietman over Dongeradeel, Oostzyde<br />

der Ptsfens, en Gedeputeerde Staat van <strong>Friesland</strong>,<br />

ende Jr. Philippus van Humalda, Raad<br />

Ordinaris in dsn Hove van <strong>Friesland</strong>, beide<br />

gecommi: teert wegens de Eigenaars tot het<br />

leggen van de Nieuive Sluis van Ezumazyl.<br />

Aan de andere zyde ziet men de Wapens en<br />

Naamen van de gelastigden der Meyers, van de<br />

Aanneemers en Opzigters van dit Werk, en<br />

daar onder:<br />

D. O. M. E. P. S.<br />

Ecce


van F R I E S L A N D . 91<br />

Ecce locum, quondam falfis ubi Dongria nostra<br />

Fluctibus oppofuit lignea claustra luis.<br />

Jam miramur opus firmum tam furgere nostrum,<br />

Quodque tot impenfis ha:c Cataracta datur.<br />

Lignea deftructa est curisque recondita nostra,<br />

Schwartzenbergiacis ficut Humalda fuis.<br />

Annue tu ca;ptis Deus optime maxime nostris<br />

Neptuni ut, fortis hic reprimatur aqua.<br />

Egbert Burgman.<br />

Zo is door Gods genadigen zegen de eerfte<br />

Steen van dit kostelyk Gebouw gelegt den<br />

-7 J un<br />

Y 1671 , des avonds tusfehen vier en<br />

vyf uur by de Heeren Wilco van Holdinga,<br />

Vry heer toe Schwartzenberg en Hohenlandsberg,<br />

Heer van Vischhuizen en Wiarden, Old<br />

in 't achtfte jaar, en Jr. Frans van Humalda,<br />

Old in 'telfde jaar,en heeft CorneÜus Bosman,<br />

Notaris Publicus , Fiscaal en Ontfanger van<br />

Oostdongerdeel, tot dit gebouw gedaan grooten<br />

dienst en yver.<br />

/E. M. S.<br />

Accipe posteritas qnod per tua fecula narres,<br />

Fluctibus hcec Cataracta tuis Neptune refiflit.<br />

P. Humalda.<br />

In 't begin der zestiende eeuw, en zo lang de<br />

Oosrtrumerzyl nog gangbaar was , kwam 't<br />

onderhoud van deeze Sluis ten laste der dorpen<br />

Anjum, Engwierum, Ee, Mykerk, Pa:zens,<br />

Lioesfens, Morra en de kloosters Zion en<br />

Weerd, beneffens de Adelyke Staaten Tjebbema<br />

en<br />

ALGE*<br />

MEENE<br />

VING.


Ai GE-<br />

MI.ENE<br />

BESCIIRY-<br />

VING.<br />

92 Tegenwoordige Staat<br />

en Aldterp, met her dorp Niawier; terwyl de<br />

dorpen Jouswier , Oostrum , Aalfum , Wetfens,<br />

Metslawier en eenige landen bewesten<br />

de Ptezens, fchatpligcig aan de Zyl by Oostrum<br />

bleeven. Doch nadat men ,voor omtrent twee eeuwen<br />

beilooten had de Oostrumer Zyl te dammen,<br />

omdat de Ezumer alleen genoegzaam in ftaat was,<br />

om althans het grootfte gedeelte van Oostdongerdeel<br />

op eene behoorlyke peil van water te<br />

houden , zyn zorhmige landen , die voorheen<br />

hunne uitwatering door de Oostrumer-Zyl hadden<br />

, onder de verpligtinge gebragt om hunne<br />

Zyl - fchatting aan de Ezumer Zyl te betaalen.<br />

Deeze Schatting is echter zeer maatig , bedraagcnde<br />

niet meer dan een' halven ftuiver van ieder<br />

pondemaate lands, hoe hoog of laag ook anders<br />

de- gemeene Zyl - fchatting in Oostdongerdeel<br />

moge loopcn. De reden hiervan is<br />

ongetwylïeid ceeze, dat die landen geen' anderen<br />

dienst van de Ezumer Zyl hebben, dan dat<br />

zy daar door het water kwyf worden , welkze<br />

uit de Paazens door het Jaarla gat ontvangen<br />

hebben , terwyl de overige het hunne door<br />

Dokkum, of om de Stad , naar de Nieuwe<br />

Zylen uitlosfen.<br />

In West- In Westdongerdeel fchynt men eertyds eene<br />

donger Sluis gehad te hebben, ter plaatfe daar de<br />

deei heeft<br />

Hulp, uit de Paezens (pruilende , even boven<br />

men<br />

•waar­ Wierum, recht op den Zeedyk aanloopt. Ook<br />

fchynlyk zal de Vaart , die van Dokkum voorby de<br />

meer dan dorpen Hiaure en Hantum naarTemaard loopt,<br />

eene Zyl<br />

en vervolgens by de Vischbuuren tegen den<br />

gehad.<br />

Dyk floot, insgelyks eene uitwatering in Zee<br />

gehad hebben; gelyk ook te denken ftaat van<br />

de


van F R I E S L A N D . 93<br />

de Holwerder Vaart, die by het eerfte Tolhuis,<br />

uit de Dokkumer Trekvaart of Ee ,<br />

voorby V aard, ten westen van de dorpen Bornwerd,<br />

Foudgum, Brantgum en Waaxens, naar<br />

Holwerd loopt, zynde het buitenland, aldaar<br />

voorheen aangefpoeld, in den jaare 1580, en<br />

dat, welk men voor de Vischbuuren heeft,<br />

tien jaaren laater ingedykt.<br />

ALGE-<br />

V1E! NE<br />

Bi SCHRY»<br />

V1KG.<br />

Ferwerderadeel had oudtyds zyne uitwatering De Leye<br />

in de Middelzee door de Leye ; doch federt was oudtyds<br />

de<br />

dat het Bildt is in de wereld gekomen, is de uitwate­<br />

Leye eene Binncnlluis geworden , welker Zyl - ring van<br />

roede thans eene Binnenvaart is, die zo wel Ferwerderadeel.<br />

met de Binnenwaters van Oostergo als met die<br />

van Westergo gemcenfehap heeft.<br />

De uitwateringen van het Bildt laaten zich Het Bildt<br />

best tot de nadere befchryving uier Grietenye heeft<br />

thans<br />

verfchuiven, om dat 'er thans geene te vinden<br />

geene<br />

is, die zich door eenige Sluis naar Zee ftrekt, Zeeflui-<br />

gelyk eerst de Oude en vervolgens de Nieuwe zen.<br />

Zyl, thans beide verlamd, daartoe plagten te<br />

dienen.<br />

In Barradeel, dat naast aan het Bildt paalt, In Barra­<br />

vindt men, een halfuur ten Noorden van Hardeel heeft<br />

men ,<br />

lingen, de Ropta- Zyl, welke door koop het Roptazyl.<br />

eigendom deezer Stad geworden is. De landftreek<br />

tusfehen Franeker en de Bierumen heeft<br />

hier door haare waterlosfing naar Zee, langs de<br />

zogenaamde Ried , welke van Franeker derwaards<br />

ftroomt. Voorheen diendeze ook tot<br />

eene uitvaart voor de Schepen ; doch federt<br />

lang isze, zo wegens merkelyke verzanding en<br />

opdrooging der gemelde Binnenvaart, als het<br />

opgehoogde buitenftrand, daar toe nu niet<br />

meer van dienst. Harlingen heeft voorzeker


ALGE-<br />

JU EENE<br />

BESCURY-<br />

VING.<br />

Binnen<br />

Harlingen<br />

telt men<br />

vier<br />

Sluizen.<br />

34<br />

Tegenwoordige Staat<br />

ker geene reden om te wenfchen dat dit anders<br />

wa r<br />

e, dewyl nu alle doorvaart naar buiten door<br />

de Stad gefchieden moet, 't welk haar in verfcheiden<br />

opzigten tot voordeel ltrekt.<br />

Harlingen, op Leeuwarden na, de grootfte<br />

en aanzienlyklte der Friefche Steden, is van<br />

vier Waterlluizen voorzien. Twee daarvan, de<br />

Rinnertsfluis en Landsfluis, doorgaans het Landszyltje<br />

genoemd, dienen alleen tot waterlosiing,<br />

en worden ook anders niet dan daar toe geopend.<br />

De laatfte deezer twee Sluizen van<br />

minder noodzaakelykheid geoordeeld zynde,<br />

werd in den jaare I757gedamt; doch de ondervinding<br />

leerde eerlang datze geenszins voor<br />

overtollig te houden was; dezelve werd daarom<br />

in den jaare 1780 wederom geopend , hoewel<br />

merkelyk vernaauwd. De kosten hiervan werden<br />

door het Algemeene Land gedraagen, doch<br />

op deeze voorwaarde, dat de Stad het onderhoud<br />

daarvan in het toekomende voor haare<br />

rekening moest neemen. De twee andere<br />

Sluizen, die meer binnenwaards gelegen , en<br />

by de naamen van Groote en Kleine Sluis bekend<br />

zyn, dienen niet alleen tot weering van<br />

het buiten- en tot ontlasting van het binnenwater<br />

, maar ook tot ophouding van hetzelve,<br />

wanneer het gerief der binnenvaarten zulks,<br />

by aanhoudende droogte, vereischt. Daarenboven<br />

geeven deeze Sluizen , inzonderheid de<br />

Groote, eene vrye uitvaart naar Zee aan de<br />

Schepen,die van Franeker en elders komen, en<br />

den wil naar Holland of eenige andere plaatfen<br />

der Republiek hebben.<br />

Mak-


van FRIESLAND. 95<br />

Makkum, wel geene Stad, maar een zeer ALGEaanzienlyk<br />

en welvaarend Dorp of Vlek, had MBfiNE<br />

BESCHRY-<br />

voor dêezen twee Zylen. De , voornaamfte<br />

VING.<br />

vindt men in de gebuurte Statuin,' en is op<br />

Te Mak­<br />

kosten der Provincie aangelegd in den jaare kum had<br />

1663. De andere , die van minder belang men eer-<br />

1 was, en van ouds Oldeklooster zyl genoemd tyds twee<br />

Sluizen,<br />

' werd, lag meer ten Zuiden, en kwam ten laste doch<br />

der .Zylpligtige Eigenaaren. Beide deeze Zylen thans maar<br />

hebben haare byzondere Zylroeden, welke het eene.<br />

water uit het Makkumer of Koudmeer ontvingen<br />

, en door dezelve in Zee bragten. Doch<br />

de eerlle deezer Zylen heeft men, in den jaare<br />

1778, met zwaare kosten vernieuwd en merkelyk<br />

verwyd, om zo wel de fcheepvaart als<br />

uitwatering te begunftigen, en federt werd de<br />

andere Zyl min noodzaakelyk gekeurd, en<br />

daarom gedamt.<br />

De naaste Zyl aan die van Makkum is de Worku­<br />

Workumer, welke geheel en al tot last en mer zyl.<br />

1<br />

voordeel der Itad Workum komt. Deeze Zyl<br />

i is inderdaad van veel belang. De naastgelegen<br />

1 waterryke Grietenyen Wonzeradeel en Wym-<br />

: britzeradeel moeten hierdoor ver het meeste van<br />

haar overtollig water llyten; ook wordt de<br />

3 fcheepvaart naar buiten door deeze Sluis groo»<br />

1 telyks beguntligd , zynde zy wyd genoeg om<br />

[ groote Koffen en Smakken, zo te Workum als op<br />

; andere plaatfen, meer landwaards in gebouwd,<br />

cdoor te laaten. Ondertusfchen heeft deeze Stad,<br />

\uit hoofde van de zwaare kosten, noodig<br />

ttot het onderhoud van haare waterwerken ,<br />

ten inzonderheid van de buitenried of zool der<br />

Zyl,


AtOE"<br />

3VIEKNE<br />

BESCHRY.<br />

VIKG.<br />

Hindelooper<br />

zyl.<br />

Molqueruraer<br />

zyl.<br />

96 Tegenwoordige Staat<br />

Zyl, waar langs zo wel de vaart als uitwatering<br />

naar Zee ftrekt, meer dan eens aanzienlyke on?<br />

derttanden uit JS Lands kas ontvangen.<br />

Hindeloopen, niet verre van daar, op eenen<br />

uithoek en ten grooten deele als een Schiereiland<br />

in de Zuiderzee gelegen, is insgelyks met<br />

eene Zyl voorzien, welke ten jaare 1619, op<br />

kosten der Zyipligtige Ingezetenen, grootelyks<br />

is verbeterd en verftcrkt geworden. • De groote<br />

toevoer van het binnenwater, dat uit de menig,<br />

vuldige Meeren en Poelen van Hemelumer 01devaart<br />

voortkomt, zou de Stad zelve in geen<br />

klein gevaar brengen, zo hier niet een vrye<br />

en ruime uitloop voor 't zelve gevonden wierd.<br />

Ondertusfchcn valt het onderhoud deezer Zyl<br />

voor zo klein eene Stad als Hindeloopen en de<br />

verdere aanleggende Zylpligtigen te zwaar om<br />

het alleen te draagen. De Hooge Regeering<br />

des Lands heeft, dit inziende, dezelve ook meer<br />

dan eens merkelyk onderfteund, en wel inzonderheid<br />

federt dat de geduchte wormplaag onze<br />

Zeewerken in 't zigtbaarst gevaar begon te<br />

brengen.<br />

De Molquerumer zyl, die zuid waards van<br />

Hindeloopen ligt, en haaren naam aan het bygelegen<br />

dorp Molquerum verfchuldigd is,<br />

I brengt, even als de voorgaande, zeer veel waters<br />

naar Zee, datze uit de aangrenzende Meeren<br />

enEruime waterplasfen in grooten overvloed ontvangt<br />

; zonder echter tot de fcheepvaart naar buiten<br />

gefchikt te zyn. De Ingezetenen van gemelde<br />

dorp, tot nog toe met het onderhoud deezer Zyl<br />

bezwaard zynde, hebben over dien last, niet<br />

zon-


van F R. I E S L A N D. 97<br />

zonder reden, menigmaal geklaagd; oordeelende<br />

dat de belasting van het onderhoud zich even<br />

Verre als het nut der uitwateringe behoorde uit<br />

te flrckken. Ook werd dezelve, ter voorkominge<br />

van dien last en de moeilykheid daarover,<br />

voor ruim eene halve eeuw gedamt; doch met<br />

d,en uitflag, dat het nadeel, hier door aan de<br />

ontlastinge van het overtollige binnenwater toegebragt,<br />

by de lleeren Gedeputeerde Staaten<br />

groot genoeg gerekend wierd, om den Zylpligtigenhet<br />

weder opruimen en gangbaar maaken<br />

van gemelde Zyl te gebieden. Die van Molquerum<br />

leverden wel een fmeekfehrift aan 's Lands<br />

Staaten in, om van dien drukkenden last voor<br />

akoos onthceven te worden; dcch hebben 't<br />

daarmede niet verder konnen brengen, dan dat<br />

hun eene fomme gelds van twee duizend en<br />

twee honderd guldens uit 's Lands kas verfchooteh<br />

wierd, om hen dus aan gereede penningen<br />

te helpen; doch onder dit uitdrukkelyk beding<br />

dat zy dezelve in drie jaartermynen wederom<br />

moesten betaalen, blyvende als van ouds het<br />

onderhoud der Zyl ten laste van Molquerum.<br />

ALGE-<br />

MEttNE<br />

BESCHRY-<br />

VIKG.<br />

Stavoren, ten zuidwesten van Molquerum, Stavoren<br />

insgelyks aan de Zuiderzee gelegen, is van twee is van<br />

Zylen voorzien, welke van wegens den grooten twee Zylenvoor­<br />

toevloed van binnenwater, uit de menigvuldige<br />

zien.<br />

Meeren en Stroomen van de Grietenye Hemelumer<br />

Oldevaart en INoordwoIde derwaards<br />

heen fchietende, een groot gedeelte van Westergo<br />

tot ontlasting van het zelve dienen, en<br />

de doorvaart naar buiten grootelyks begunftigen.<br />

De Fluisfen, de Morrha, het Haanmeer,<br />

de groote Gerfloot, de Gronzen, 't Fleit en<br />

G nog


ALOE-<br />

JVtEENE<br />

VING.<br />

Take of<br />

Taïkezyl.<br />

98 Tegenwoordige Staat<br />

nog artderé wateren van minder belang, ontlasten<br />

zich daar door in Zee. Het onderh md<br />

deezer Sluizen en verdere Zeewerken is voor<br />

Stavoren, vooral in deszelfs tegenwoordigen<br />

toeftand, een drukkende last. De Staaten des<br />

Lanls zyn daarom der Stad wel eens te hulpe<br />

gekomen, zonder evenwel daar toe eenige gehoudenheid<br />

te willen erkennen.<br />

Take of Taakezyl, bykans Oostwaards vari<br />

Stavoren, legt in de Grieteny Gaasterland, aan<br />

eenen inham der Zuiderzee. In vroegere tyden<br />

w a s d e e x e<br />

en nog omtrent het jaar 1495, Zyl*<br />

beneffens die van Workum, de eenige bekwaame<br />

haven voor Westergo. Doch federt dien,<br />

tyd is de gedaante der zaaken grootelyks veranderd<br />

, en ook deeze Zyl nu van minder belang<br />

dan wel voorheen. Ondertusfchen dientze nog<br />

tot eene vrye en ruime uitvaart naar Zee ,<br />

en tot uitwatering van verfcheiden Meeren eri<br />

Stroomen. De vaart derwaards is bekend by<br />

den naam van Ee, of Ea, en wordt ook op<br />

fommige kaarten wel de Ryn genoemd. Uit het<br />

Slooter Meer voortkomende looptze door de<br />

ftad Slooten, en geeft een' zeer bekwaame uit •<br />

vaart naar buiten. Deeze Zyl was, naar 't<br />

Ichynt, wel eer een Grietenye Zyl: men vindt<br />

althans aangetekend, dat aan den Heere S. Van<br />

Ofinga, op zyn verzoek in den jaare 1644*<br />

vryheid verleend wierd tot het heffen van een'<br />

maatigen tol op de uit- en invaarende fchepen,<br />

öm daar uit de kosten goed te maaken, die?<br />

vereischt werden om de Zyl behoorlyk te ver*<br />

diepen en te onderhouden; doch thans komt<br />

zy ten laste en voordeele der Provincie.<br />

INaase


van FRIESLAND. 99<br />

Naast aan deeze Zyl ten Zuidoosten vindt<br />

men die van de Lemmer, welke naar dit bioeijende<br />

en van ouds vermaarde dorp de Lemfter<br />

zyl bet, en van zeer veel nut is, zo om het<br />

Lemfter-<br />

binnenwater,dat uit het TjeukeMeer en andere zyl.<br />

• wateren herwaards in grooten overvloed heen<br />

fchiet, naar Zee te leiden, als ook ter begunftiginge<br />

van de uit en invaart vceler fchepen, die<br />

hier eene goede haven vinden en eene genoegzaame<br />

diepte om dezelve aan te doen. Deeze<br />

Zyl, waarover voorheen ook wel eens moeilykheid<br />

ontilaan is, wordt thans, even als Taèke<br />

zyl, op kosten van den Lande onderhouden.<br />

De Schooterzyl, doorgaans de Oude Schoo Schooter»<br />

terzyl genoemd, ligt ten Zuidoosten der voor­ zyl.<br />

gaande, en is, de laatlte der Friefche uitwateringen<br />

naar Zee, fchoon niet onmiddelyk aan<br />

Zee, maar in de Kuinder of Tjonger gelegen.<br />

Een groot gedeelte der Zevenwouden wordt<br />

daar door van zyn overtollig water ontlast Dit<br />

kan ook zeer gemaklyk gefchieden , dewyl<br />

gemelde rivier van daarnaar Slykenborg ftroomt,<br />

zich aldaar met de Linde vereenigt, en vervolgens<br />

by het vlek of fteedje Kuinder in Zee valt.<br />

Deeze Zyl wordt nu, even als de twee naastvoorgaande,<br />

op kosten van den Lande onderhouden.<br />

Na dus <strong>Friesland</strong>s Buitenzylen of Sluizen in<br />

orde afgehandeld te hebben , konden wy ,<br />

om de gelyk heid der ftoffe, de Binnenzylen gepastelyk<br />

laaten volgen; doch dewyl deeze veel<br />

in getal zyn, en de meeste daar van niets byzonders<br />

behelzen, zou derzelver befchryving<br />

weinig meer dan eene drooge optelling te ach-<br />

G 2 ten<br />

ALGE.<br />

MEI'NE<br />

BcsciiRY.<br />

VING.


ALGE- •<br />

MBENE<br />

B r<br />

scimY-<br />

VXKG.<br />

IOO Tegefïwoora'ige Staat<br />

ten zyn, waarmede wy den L'eezer niet werifchen<br />

te verveelen. Alles derhalven, wat daaromtrent<br />

eenige aanmerking zou verdienen, fpaaren<br />

wy tot de byzondere befchry ving der Grietenyen<br />

en Dorpen , waarin • dezelve te vinden<br />

zyn.<br />

Van de Luchtsgelleldheid in <strong>Friesland</strong><br />

Luchtsge.<br />

fteldheid ftaat ons nu nog iets te melden. Over<br />

in Fries- 't algemeen is dezelve taamelyk getemperd,<br />

tand.<br />

en dus niet ongezond, gelyk men van de veelvuldige<br />

wateren en laage gronden fchynt<br />

te moeten verwachten, omdat daar door , vooral<br />

in den Herfst en Wintertyd, eene vochtige en<br />

dus niet zeer gezonde lucht veroorzaakt wordt.<br />

Dan de Westelyke winden, die als dan, bui-»<br />

ten Vorst , dikwyls , en nu en dan vry fterk<br />

doorwaayen , zuiveren de lucht van veele<br />

kwaade dampen en uitwaasfemingen , welke<br />

•daarin anders zouden blyven hangen. Aanr<br />

houdende vochtige Zuide winden brengen daarom,<br />

al doorgaans , deeze of geene ongemakken<br />

en ziekten voort, waar voor men door eene<br />

drooger luchtsgelleldheid bewaard zou zyn gebleeven.<br />

De groote onbeftenoigheid van We <<br />

der, die hier te lande vooral aan de Zeeplaatfen<br />

heerscht, wordt van veelen , ten nadeele<br />

hunner gezondheid, te weinig ia acht genomen.<br />

Ook gaan gemelde WesKwinden wel eens<br />

met regen gepaard, of worden 'er van gevolgd.<br />

Niettegenftaande dit alles leeven de Landzaaten,<br />

die de maatigheid weeten te betrachten ,<br />

en de vereischte beweeging genieten, hier vry<br />

gezond, zyn fterk, en worden oud, zo dat de<br />

voorbeelden van eenen tachtig-, negentig-, en<br />

zelfs


van 'FRIESLAND. lor<br />

zelfs honderd jaarigen ouderdom hier niet ontbreeken<br />

, hoewel deeze laatlfe zeldzaam zyn.<br />

Byzondere Landziekten heerfchen hier niet meer<br />

dan elders.- De Scorbut, of Scheurbuik ,<br />

gelyk men hier fpreekt,' heeft dit Gewest met<br />

andere fin: eken van het Noorden gemeen.<br />

De Zomers zyn hier, even als in Holland<br />

en elders, tcamelyk warm en droog, zelfs in,<br />

fommige jaaren wel eens zeer heet. In den<br />

Herfst heeft men hier veeltyds dampig , mistig<br />

en regenachtig Weder ; ook ffeeken 'er dan<br />

wel eens hevige ftormwinden uit het Zuidwesten,<br />

Westen of Noordwesten op : en vam deeze<br />

zyiv de laatüe voor <strong>Friesland</strong>, uit hoofde<br />

van de ftrekkinge zyner Zeedyken :<br />

, ver de gevaarlykfle,<br />

gelyk op den veertienden en ccnentwintigfren<br />

der Slagtmaandvan 177$ en 177Ó<br />

gebleeken is, zynde toen, en wel inzonderheid<br />

door den laatften ftorm, zeer veel fchade aan<br />

<strong>Friesland</strong>s Zeewerken in 't gemeen, en aan die<br />

van Harlingen in 't by zonder toegebragt; waarvan<br />

de inwoonders dier Stad nog heden gevoel<br />

hebben, door het draagen eener belastinge van<br />

twaalf fluivers op ieder Schoorfteen, en van<br />

vyftien fluivers op ieder Anker Wyn , welke<br />

toen , met goedvinden der Heeren Staaten,<br />

boven de oude belasting, voor. den tyd van achtjaaren<br />

is ingevoerd, om daar uit de middelen;<br />

tot herftelling der geleeden fchade te vinden.<br />

Het zo even gezegde wegens het Herfstweder<br />

vatte echter niemand zo op, als of men hier nini- 1<br />

ALGE.<br />

MEI-NE j<br />

BESCIIEÏ»<br />

VING.<br />

Verfchek<br />

denheid<br />

van<br />

Weder.<br />

iner eenen warmen, droogen en aangenaamen<br />

Herfsttyd had. Niet zelden wordt de Zomer<br />

daar door als verlengd, en de barre wintertyd.<br />

G 3 ver-


ALGE­<br />

MEEN Ë<br />

BESCHRY-<br />

VISG.<br />

joa Tegenwoordige Staat<br />

verkort; 't welk reeds al voor nuttig te houden<br />

is , te meer omdat dan de vrachten op. riaaren<br />

tyd gewonnen , en de koornlanden naar<br />

vereisen bemest , beploegd en bezaaid kontun<br />

worden. Ik zwyg dat een drooge Herfst,<br />

volgens veeier waarn .e uing , v)or eei' voor.boode<br />

van een volgend vruchtbiar jaar mag<br />

gehouden wordm Maar hoe ook de Herfst<br />

afloope, de Winters vallen in deeze Gewesten<br />

wel eens vry geilreng, geiyk met veeie voorbeelden<br />

ligtelyk te ltaaven viel : dk allem zy<br />

daaromtrent genoeg, dat, by ons geheugen, de<br />

Zuiderzee wel eens zo digt hevroo^en is geweest,<br />

dat men tut <strong>Friesland</strong> in menigte, met<br />

paarden en fledei, naar d.' Hollandfche kusc<br />

over Hak. Met Oostelyke, Zuid en Noord-<br />

Oostelyke winden heeft men hier doorguns de<br />

ftrengfte koude, hoevvel het ook nu en dan<br />

met andere winden wel eens , doch minder<br />

fterk gevroozen heeft Tei aanzien van het<br />

beginnen en eindigen der Vorst, valt uit het<br />

éene jaar niet het minfte gevolg tot het andere<br />

te trekken; doch dit gaat vry algemeen door ,<br />

dat, wanneer het in de afgelegene Gewesten<br />

van 't Noorden en Oosten fterk begint te<br />

vriezen, men in deeze oorden ook doorgaans<br />

al dra meer of minder vorst krya;e. Somwylen<br />

loopen geheele Winters zonder merkelyke<br />

Vorst voorby. De Sneeuw valt hier te lande<br />

zelden zo veel en dik als wel in andere<br />

Gewesten ; doch zoze tot eene maatige dikte<br />

valt, isze voor de Win ter vruchten van zeer<br />

veel nut, omdat dezelve daar door voor de<br />

ftrenge koude en fcherpe winden beveiligd<br />

war-


van F R I E S L A N D . 103<br />

worden, terwyl de falpeterige deelen den grond ALGEter<br />

bemestinge dienen. De Lente evenwel , jjjgjyfc,<br />

boe draaglyk en zacht ook de Winters mogen V 1 K Q.<br />

zyn, fpant verre de kroon. Men heeft ondertusfchen<br />

in Lente - en Grasmaand , ja zomwylen<br />

in Bloeimaand, wel eens koude en vorftfge<br />

nachten , tot merkelyk nadeel van de<br />

blocyende Ooftboomen en andere gewasfen.<br />

Toch dit is verre van algemeen ie zyn, en dus<br />

blyft deeze tyd der herleevende Natuur aangenaam<br />

voor menfehen en beesten beide.<br />

Aan Donder en Blixem is men hier te lande ^^" e m<br />

op verrj na zo veel niet onderworpen als in de js h j e r<br />

bergachtige Gewesten van Duitschland en niet zo<br />

elders : en echter is men 'er hier geenszins van gemeen<br />

als eldeïS<br />

bevryd ; zelfs gebeurt het wel eens, dat dit »<br />

©ntzachlyk verfchynzel der Natuur hier vry<br />

zwaar vernomen en van jammerlyke af brandin^<br />

gen van Hutzen, Schuuren, en wat des meer<br />

is, gevolgd wordt. Doch in deezen zo wel<br />

als in andere opzichten ftaat <strong>Friesland</strong> zo gelyk<br />

met de andere, vooral vlakgrondige , Nederig<br />

.Ifche Gewesten, dat wy ons daarover niet<br />

behoeven uit te laaten.<br />

Cf 4 DEIU


Al.OE-<br />

BP.SCHR.Y-<br />

VI.MO.<br />

Nadere<br />

Befctiryving<br />

der<br />

Friezen.<br />

getlalte ei<br />

geaart.<br />

heid.<br />

Maaken<br />

weinig<br />

werks<br />

van de<br />

Weeding.<br />

104 Tegenwoordige Staat<br />

DERDE HOOFDSTUK.<br />

Over de Oudere en laatere Friezen , bunnt<br />

geaartheid, beftaan en leevenswyze.<br />

N a de algemeene Befèhryving van <strong>Friesland</strong>,<br />

door ons in de twee voorgaande Hoofddeelen<br />

opgegeeven, liggen deszelfs Bewooners<br />

natuurlyk aan de beurt. Reeds in het eerfte<br />

Hoofddeel bleek ons, dat de Friezen van Duitfche<br />

afkomst, of althans met de Duitfchers<br />

van den zelfden oorfprong zyn. Om derhalven<br />

het gezegde hier niet te herhaalen, beginnen<br />

wy roet de Oude Heidenfche. Friezen wat nader<br />

te fchetfen.<br />

De Friezen waren doorgaans vry lang van<br />

1 geftalte , geel van hair , nors van weezen<br />

en opflag van oogen , fterk van lichaam, en<br />

wel gehard tegen honger en koude, maar<br />

minder tegen zwaaren arbeid en veele wederwaardigheden.<br />

Hitte en, dorst, konden<br />

zy het minst van allen verdraagen. Vlug en<br />

vaardig van lichaam zynde, waren zy recht gefchikt<br />

tot de Jagt en Visfchery, gelyk ook tot den<br />

kryg en andere gewigtige onderneemingen.<br />

Van de kleedinge werd weinig werks gemaakt,<br />

vooral in jongere jaaren, wanneerze geheel naakt<br />

liepen, 't welk niet weinig toebragt om hen<br />

tegen koude en andere ongemakken des te<br />

meer te wapenen. Een beestenvel, dat het<br />

lichaam


van F R I E S L A N D. 105<br />

lichaam maar ten dè'èle dekte, en met een nagel<br />

óf doorn om den hals vastgemaakt, doch<br />

lieraadshalve w>d eens met. zeker, vocht van<br />

Zeedieren, waarfchyr.lyk Kobben, bcfcinlderd<br />

werd, was voor volwaslcrieri,, inzon derheid by<br />

felle koude , alles wat tót hunne kleeding<br />

noodig was. Die dndèr tién van c cerlle aanzien<br />

waren droegen een' Rydrok , wèfke met<br />

een gesp , of. by gebrek daarvan , met een.<br />

doorn o'm dén hals 'toegemaakt was, en zo<br />

roirtóow<br />

(t) Her vlegten des 'hairs i's'in <strong>Friesland</strong> nog- niet<br />

.. ganfchelykin onbruik. Veele Vrouwen.uit den Bur-<br />

erllaat., welke zogenoemde' Duitfche IVIutfen draagen,<br />

f edienen ''er 'zich' 'vau ; doch te Hindeloopen en Mol-<br />

* querum , daar zo wel de Taal als Kleeding het naast<br />

aan die der Ouden komt, heelt inzonderheid nog eene<br />

"dergelyke-behandeling by de Vrouwen plaats, zelfs hec<br />

bleeken van 't hair niet uitgezonderd.<br />

G 5<br />

VIEKNE<br />

3ESC^JJ5«<br />

nna.'<br />

r, .<br />

(Ififi risv<br />

digt om 't ïyf floot, d|t hunne waare gellalte 'K I!3b!'jb<br />

r<br />

'er bykans even kenbaar om bleef. De klc'eding<br />

'der Vrouwen verfehilqe weinig van die. q<br />

der Mannen, uitgezonderd dat, zy zich door­ w.. -..<br />

gaans van linnen kleedereri,. met purper verfiere.,<br />

bedienden, en hals en ajfinéri bloot aè*<br />

lil iv i j>iX$ssrifj; r.'i ffic noil th,i 'K»(ntyl<br />

ten. ..<br />

Het Hoofdhair, dat doorgaans ros bf ged­ Maar veel<br />

achtig was, merkten zy als. hun vóornaamiVe van het<br />

hoofd­<br />

fièraad aan ; gaven zich veel moeite om hét<br />

hair.<br />

door zekere loog, van asfehe toebereid, nog<br />

fchooncr te maaken; knoopten of' Vlogreri hec<br />

boven op het hoofd tarnen, en overdekten het<br />

' met een klein kapje (f). De ïiomeinen na-


ior5 Tegenwoordige Staat<br />

ALGE- I<br />

ME ENE<br />

BESCHRY- 1<br />

namen, by hunne komfte hier te lande, zo veel<br />

genoegen in deeze wyze van verfieringe, dar.<br />

zy dezelve naaapten, door het hair niet al­<br />

VIMG.<br />

leen te verwen, maar ook met vylzel van Goud<br />

te beftrooien, of anders hetzelve van de Duit -<br />

fchers te koopen, en den gevangenen met geweld<br />

af te fnyden, om 'er hunne hoofden meê<br />

te verfieren.<br />

Met Baard Omtrent Baard en Knevels had meer dan<br />

cn Kne­ eenerlei gewoonte plaats ; want daar fommigen<br />

velshandelden zy 'gewoon waren , lange opgezette knevels te<br />

niet allen draagen, en. hunne baarden zindelyk te krullen,<br />

op dezelf­ lieten anderen dezelve glad affcheeren , hierde<br />

wyze.<br />

door meer' een fchoon dan een manhaftig voorkomen<br />

bedoelend \ Zy waren ook. inderdaad,<br />

zo wel als. alle 'Noordfche volkeren, blank en<br />

'fchoon van lichaam en aangezigt; vooral dezulken<br />

, die hunnen meesten tyd binnens huis,<br />

of in den lommer van het geboomte fleeten^<br />

zonder zich veel aan brandenden Zonnefchyn,<br />

bloot te (lellen.<br />

padden Bemuurde Steden hadden zy ten tyde de*<br />

geen be- •Romeinen niet; zelfs konden zy, volgens het<br />

muurde<br />

zeggen van Tacitus, geene gemeenfchap van<br />

Steden,<br />

en maar wooninge verdraagen, en maakten hierom hun­<br />

geringe ne Dorpen niet naar de manier der Romeinen,<br />

woonin- met famengeklemde of aan een gevoegde hui­<br />

6«n.<br />

zingen ; elk omringde zyn huis met zekere<br />

ruimte (t)> zo niet ter voorkominge van<br />

brand,.<br />

r-n Deeze ruim'e draagt nog hedendaags, in ver het<br />

erootlte gedeelte van <strong>Friesland</strong>, den naam vm Hiem,<br />

en hier in heeft men, naar alle waarfchynlykheid, dea


van f R U S L A N D . 107<br />

brand, dan ter bewaaringe van hunne vryheid,<br />

i qfuitonku.de van bouwen. En deeze hunne<br />

huizen waren inderdaad nog maar zeer gering:<br />

want geene kennis, aan kalk of dakpannen heb-<br />

| bende, bediendenze zich flegts van eenige ge-<br />

| kromde .paaien, die van boven met takken en<br />

bladen overdekt, en aan de zyden van rys en<br />

reenen gevlogten waren. Tot af veering van<br />

wind en regen befneerden zy deeze wanden van<br />

buiten met leem of koeiedrek, en om 'er van<br />

binnen eenig fieraad aan by te zetten, behVeeken<br />

zy dezelve op fommige plaatfen met zuivere<br />

en blinkende aarde, zo dat het verwen en<br />

kleuren fcheenen te zyn. De Friezen haidjn<br />

1 de meeste hunner Dorpen op Heuvels ot Teri<br />

pen, door de. natuur of zwaaren arbeid opge-<br />

• worpen , o n voor de zwaarite vloeden der<br />

Zee eenigzins beveiligd te zyn (*> Ook<br />

piagtenze wel holen onder de aarde te maaken,<br />

1 én daar op veel drek te brengen, tot eene<br />

[ fchuilplaats voor de koude, en ter bewaariige<br />

1 van hunne graanen en andere noodwendigheden,<br />

die geene harde vorst verdraagen konden. En<br />

was 'er gevaar van door den vyand overvallen<br />

; oorfprong te zoeken van veele Dorps naamen, wèjki<br />

op cm, Hum, of bem eindigen. In de beide -Stelling-<br />

.'Werven draagt deeze ruimte den naan van Bank, wel-<br />

Jike in 't üngelsch den uiterftiu kant of rand van iets,<br />

nby voorbeeld van eene. fontein, betekent; 't wilk dan<br />

;genoigzaan hetzelfde is met hie.n; doen hoe.het zy<br />

pbygeko nin, dit Ai Stellingwervers in d^eze benaaminge<br />

meer overeenkomen met di EngeHeltea, dan d-> overige<br />

Friezen, wier taal met de Ëngelfehe zo naauv ver.<br />

ïnaa.jfciapc is, Iaat ik aan anderen, ter beilisfmge, over.<br />

{*) Zie boven, bladz. 22.<br />

ALGE­<br />

MEENS<br />

UISCHRV^<br />

VING.


Al.CE-<br />

BNCÏÜIY-<br />

V1ÈIÜ.<br />

Visfchen<br />

en jaagen<br />

was 't gewoonsbedryf<br />

der<br />

Mannen.<br />

Zy bedienden<br />

zich in<br />

den kryg<br />

van zeer<br />

eenvoudigewapenen.<br />

Hunne<br />

paarden<br />

108 Tegenwoordige Staag<br />

uitgeplonderd te zullen worden, dan rekendenzedeeze<br />

bewaarplaatfen nog niet veilig ge*<br />

noég, maar bedroeven 't beste hunner bezntmgen,<br />

hier of daar-, bedektelyk onder den grond<br />

Hunne leevenswyze kwam volmaaktslyk overeen<br />

met 2ulké wooningea. Visfchen en jaagen<br />

was de gewóone bezigheid der mannen. : De<br />

Landbouw en Veevoeding kwam niet genoeg<br />

by hen in aanmerking om 'er zich veel mee te<br />

moeien; zy lieten dus *t eene en andere over,<br />

voor de vrouwen en ouden van jaaren, wten<br />

't jaagen én visfchen reeds ontkomen was:<br />

Paardryden eri zwemmen was voor hun een<br />

aangenaam tydverdryf, en kwam hunne krygszugtige<br />

geaartaeid, by voorkomende gelegenheden,<br />

wonderlykte lbade, vooral om gewa-,<br />

pend en te paarde de groótfte rivieren en itroomen<br />

over te zwemmen, gelyk zy dit meesterlyk-verltonden.:<br />

Toen het yzer, vooral m de<br />

vroede tyden, nog fchaars by hen was, bediendenze<br />

zich niet zo zeer van zwaarden oi<br />

groote lansfen, als wel van zekere fpeeren,<br />

• Frarneën ijenoemd, en voor aan liet end mee<br />

een fmal en kort yzer. voorzien. Hier meds<br />

wisten zy zeer behendig zo wel van verre als van.<br />

naby re vechten. Behalven zulke Frameen had<br />

de Ruitery ook nog langwerpig vierkante ichitden,<br />

van teenen gevlogten, en met beeldwerk<br />

befchilderd; terwyl het Voetvolk van eene menigte<br />

werpfchichten. voorzien was , met_ welke<br />

het fnedig wist om te gaan, en zeer juist te.<br />

treffen. Hamasfen en ftormhoeden zag men<br />

zelden by hen. Hunne paarden waren wei<br />

ïhel in *t loopen, maar nier, zeer afgerecht op


van FRIESLAND. 109<br />

het wenden en keerën ; en dus beftohd. de<br />

.meeste kracht in 't Voetvolk, waaronder de<br />

bloem der 'jeugd gevonden werd, Vrouwen<br />

en Kinders verzelden hunne Mannen . en Vaders<br />

in den kryg, moedigden hen tot dapperheid<br />

aan, en droegen zorge voor de gekwcts<br />

ten, zich niet ontziende hunne wonden uit te<br />

zuigen, en de terug deinzenden weder tot den<br />

ftryd aan te fpooren, om liever, voor hunne<br />

eere, vryheid, huisgezinnen en bezittingen kloekmoediglyk<br />

ftrydende, te (heuvelen-, dan met<br />

fchande te leeven. Zelden gebeurde het ook,<br />

dat een krygsman zonder Ichild en wapentuig<br />

uit den ftryd kwam: want dit was eene onuitwischbaare<br />

fchande. Als het krygsgefchrei,<br />

waar meê men gewoon was den aanval te beginnen<br />

, door de lucht klonk, toonde zich ieder<br />

een held te zyn: deinsde men eens wat te rug,<br />

't gefchiedde om 't gevecht daarna met des te<br />

meer kracht te hervatten; en dus was het geene<br />

kleinmoedigheid, maar enkele voorzigtigheid.<br />

Een volk van zulk eene geaartheid moest<br />

1 noodzaaklyk weinig fmaak en kennis hebben van<br />

1 de befchaafde weetenfehappen, welke by Rc~;<br />

i meinen en Grieken op eenen hoogen prys fton' j<br />

t den Dit was ook inderdaad hun geval, zelfs 1<br />

i in zo verre , dat mannen en vrou wen noch i<br />

1 leezen noch fchryven konden; waarvan 't onimydbaar<br />

gevolg geweest is, dat ons geene bei<br />

richten wegens hunne vroegfte oudheden door<br />

ihen zeiven zyn nas;elaaten; en wy alles, wac<br />

\wy daarvan weeten, aan de fchriften derRocmeinen<br />

\erfchuldigd zyn.<br />

• Wier-<br />

ALOEV- "<br />

MEENE ' :<br />

.<br />

BES'CHlrf-<br />

VINO.<br />

warén fneï<br />

maar ïrïet<br />

behóorlyt<br />

afgerechti<br />

Vrouwen<br />

en Kinde.<br />

ren gingen<br />

meê ten<br />

ftryde.<br />

Befchaafdeweetenfehappenwerien<br />

van<br />

Ma niet •<br />

jeoefFead.


tut ENK<br />

BESCHRY-<br />

VINÖ.<br />

Gelyk<br />

ook de<br />

Koophandel<br />

niet.<br />

Wat omtrent<br />

het<br />

Huwelyk<br />

van hun<br />

110<br />

Tegenwoordige Staat<br />

Wierden de Weetenfchappen by hen veronachtzaamd,<br />

tot den Koophandel hadden zy insgelyks<br />

noch lust noch gelegenheid : wanc<br />

behalven dat zy, wegers hurné fobere leevens-»<br />

wyze, van geene uitgeftrekte begeerten wisten,<br />

en zich met weinig te vreden fielden, mangelde<br />

het hun ook aan die kundigheden , zonder"<br />

Welke geen koophandel van eenige uitgebreidheid<br />

te dryven valt. Hun voornaamlte handel<br />

Was anders niet dan eene verwisfeiingVan waarë<br />

tegen waare, en dat nog maar alleen binnens<br />

lands tot noodig gerief. Geld was ook<br />

weinig bv hen iti achting, en 't zilver noz al<br />

doorgaans meer gewild dan het gttud, omdat<br />

het in den • dage!yk fchen omgang van meer<br />

dienst geoordeeld wierd: van zilveren vaatwerk<br />

en andere huisv rfierfelen, fchoon het hun ook<br />

van andere volkeren vereerd ware, maakten zy<br />

echter weinig werks Niet ten oorloge of ter jagt<br />

zynde, zat men htele dagen ledig by den haard *<br />

daar hun vleesch gebraaden en hunne fpyze<br />

bereid werd ; doch in de Vergaderingen en<br />

pleo-tige maaltyden , hadden de Mannen hun<br />

afgezonderd vertrek , waarin- geene Vrouwenwerden<br />

toegelaaten.<br />

By 't aangaan hunner HuWelyken werd de<br />

gelykheid van jaaren en grootte oes ucnaams<br />

doorgaans naauwkeuriglyk in acht genomen.<br />

Nooit trouwdenze hunne kinderen jong uit ,<br />

iy in acht<br />

genomen. óm hunne krachten met te vroeg uit te putten.<br />

Voor zyn twintigfte jaar te trouwen werd fchan*<br />

delyk gerekend, daar lang ongetrouwd te blyven<br />

tot eere ftrekte. Meer dan eene Vrouw te<br />

neemen, fchoon by andere volkeren gemeen,<br />

was


van FRIESLAND. "* in<br />

Was hier onbekend; hebbende het alleenlyk den<br />

voornaamften en aanzienlykften vrygeftaan zulks<br />

te doen , doch meer om hunnen ftaat te vergrooten,<br />

dan wel uit onkuischheid. De Bruidschat<br />

werd niet door de Vrouw aan den Man ,<br />

i maar door den Man aan de Vrouw gegeeven ;<br />

! en de trouw gefchiedde in de tegenwoordigheid<br />

i Van Ouderen en Bloedvrienden, aan wien hec<br />

! ftond over de Giften van den Bruidegom te<br />

i toordeelen , en 'er iets van het hunne by te<br />

' voegen. Deeze Huwelyksgaaven, de geaart-<br />

' heid des volks uitdrukkende, ftrekten geenszins<br />

i tot Vrouwelyke dertelheid ot pronkery, maar<br />

.Veel eer tot verfterking van den egt: want zy<br />

beftondcn doorgaans uit een koppel Osfen<br />

ren een gezadeld Paard , met Schild , Spies en<br />

lBoog De Vrouw op deeze wyze verkreegen<br />

izynde, gaf ook gemecnlyks eenige wapenen<br />

:aan haaren Man. 't Een en ander befchouwde<br />

imen als den grootften band, ja als de Heilig-<br />

ALCE-<br />

MEENE<br />

BESCHftY-<br />

VING.<br />

:dommen en Goden des Hüwelyks : ook werd<br />

: der Bruid daar door te binnen gebragt, datze,<br />

i&ls medegezellinne van geluk en ongeluk, aan-<br />

| genomen was tot dezelfde gedachten van oorlog<br />

:en vrede, zo wel als alle andere lotgevallen<br />

i des leevens , en deeze dingen en oeffeningen<br />

t over te erven had aan haare kinderen. Na dus<br />

(den egt voltrokken te hebben, leefde men<br />

(doorgaans kuisch en tuchtig. Zelden hoorde<br />

Zy leefden<br />

tmen van overfpel. Hooglyk roemt Tacitus<br />

doorgaans<br />

cdeeze eerbaarheid onzer Voorouderen, wanneer kuisen er»<br />

Ihy zegt: „ Niemand iacht daar met de on- tuchtig.<br />

deugden; en Ichenden en zich te laaten<br />

,„ fchenden heet men daar geen wereld".<br />

(*) Dat


ï i a •'• Te'geÉwoordlge Staat - \<br />

ALGE- '*YDat is, 'rwasby de Oude Duitieners en<br />

MKENE Friezen zo niet als by de Romeinen , daar men<br />

BESCHRY- fpeeldc met .de ontucht, enze Bemantelde<br />

met de manieren der' eeuw , zeggende : de<br />

tyden brengen hef nu zo mede. .Was eene getrouwde<br />

Vrouw Ongelukkig genoeg van zich<br />

in ontucht te verloopen, zy werdter ftrade<br />

Ëene<br />

overfpee-<br />

Jige<br />

Vrouw<br />

•werd zon<br />

derling<br />

van hun<br />

geftraf't.<br />

, 1 _.. 1 knoron m;in in handen<br />

van dood en leeveu, ra<br />

gefteld, die haar met afgefneeden hair en ontbiooten<br />

lichaamé , in tegenwoordigneid der<br />

-bloedvrienden , ten huize uit en voorts met ec?n<br />

Veesfel de geheele wyk door dreef; zynde<br />

zulk eene misdaad voor zo onvergeeflyk by hen<br />

sehouden, dat noch fchoonheid , noch jongkheid<br />

noch rykdom, haar aan een anoercn man<br />

konhelpen, (t) Zy hadden wel het recht, maar<br />

niet de Barbaarfche gewoonte, van hunne kinderen<br />

te dooden ofte vondeling te leggen , om alzo<br />

het bezwaarende getal te verminderen , en den<br />

hst van derzelver onderhoud en opvoeamge te<br />

verlieten, gelyk by de zo zeer befchaafde<br />

Grieken en Homeinen plaats had. Weshalve*<br />

dezelfde Tacitus hierover, tot onzer Voorouderen<br />

grooten lof, wel mogt uitroepen: „dat de<br />

„ gride gewoonten daar meer „vermogten ,<br />

dan elders de goede Wetten" (§). Dan<br />

hieromtrent moeten de loffelyke zeden, ,m vervolg<br />

vm tyd , eene groote verbastering on-<br />

Nemo illic vim ridet ; nee comimpere et eör.<br />

tumpiSeculum vocatur. Tacit. de Mor. Geun, e. 19.<br />

(+-) Tacitus de Mor. Germ. c. 19.<br />

Plus ibi boni Mores valent, quam alibi bom<br />

leges/laat. de Mor. Germ. c. 19.


M» F R I E S L A N D . 113<br />

dergaan hebben, naardien het, by het doorbree-<br />

ken van 't Christendom hier te iande, in gebruik<br />

en geoorlofd was, de nieuws gebooren<br />

ALCE-<br />

MEENE<br />

BESCHUIT*<br />

VING.<br />

kinderen om het leeven te brengen, zo lang<br />

In de oud.<br />

zy geen melk en honig geproefd hadden: waar­ fte tyden<br />

om het wel gebeurde, dat zy, die de wreedheid werden<br />

der ouderen afkeurden, en de kinderen in het geene kin.<br />

deren va»<br />

ïeeven poogden te houden, hun by derzelver<br />

hun ge­<br />

geboorte, zo ras mogelyk, eenige melk en dood of<br />

honig in den mond itreeken. Naar het verhaal te vonde­<br />

van zekeren ouden Schryver, die ons het Leelinggelegd.ven van den H, Ludger heeft nageiaaten, zou<br />

Na dat de<br />

dit gefchied zyn omtrent Liafburg, de Moe- kinderen<br />

1 der van gemelden imdger, zo dra zy ter wereld iets ge-<br />

1 was gekomen: „ want volgens het bevel van fmaakt<br />

hadden,<br />

, „ zyne Heidenfche Grootmoeder van Vaders<br />

ruogt hét<br />

, „ zyde, die verdrietig was, dat haaren Zoone ook zelf»<br />

,, Tjadgrim alleenlyk Dogters gebooren wier-nader<br />

, „ den, zou men de Moeder vau deezen geze- hand niet<br />

gefchie-<br />

, „ genden Ludger , op het eigen oogenblik dert.<br />

,,, haarer geboorte, hebben moeten verdrinken;<br />

,„ dan,toen de ikavinnen dit wreed bevel fton-<br />

,„ den uit te voeren in eenen emmer vol wa»<br />

1 „ ters, ftreefde het wigt daar tegen aan, en,<br />

.„ vatte met uirgeftrekte armkens en handen<br />

„ den rand des emmers aan. als niet willende<br />

, „ verdronken worden. Midlerwyl kwam,'er<br />

,„ eene Nabuurinne by , die dit voorval als<br />

,„ eene befchikking der Hemelfche bermhartig-<br />

,„ heid befchouwde , en medelyden met het<br />

,„ kindeke had; waarom zy het der ilaavirme<br />

uit de handen rukte, 'er mee naar huis liep,<br />

,„ en in alleryl een weinig honig in den mond<br />

,„ Hak; wyl het ongeoorlofd by de Heidenen<br />

H „ was


ALOI-<br />

.MKENE<br />

BesCHRï-<br />

VING.<br />

H4 Tegenwoordige Staat<br />

„ was kinderen te dooden, die iets het min-<br />

„ He gefmaakt hadden" ( * ). Had het dooden<br />

en te vondeling leggen der nieuwsgebooren<br />

kinderen, in de vroegfte tyden, geene plaats<br />

by onze voorouderen, de onnatuurlyke en verderflyke<br />

gewoonte van dezelve door vreemden<br />

te laaten zoogen was toen insgelyks onbekend.<br />

Elke Moeder zoogde haare eigen kinderen,<br />

en voeddeze op zonder dezelve aan Dienstmaagden<br />

of Voedfters toe te betrouwen; weshalven<br />

de oude ruwheid, in deezen althans, zeer verre<br />

boven onze hedendaagfche befchaafdheid te<br />

fchatten is.<br />

Een talryk gezin van kinderen te hebben werd<br />

Het was<br />

eene eere by hen tot eere gerekend, terwyl hy die geene<br />

veele, en kinderen of gellagt had in geene waarde was.<br />

eene By Oomen en Moeyen waren de zusters kinde-<br />

fchande<br />

geene kinren<br />

alzo wel als by hunne eigene Ouders gederen<br />

te zien. Sommigen zelfs hebben deezen band<br />

hebben. des bloeds heiliger en naauwer gerekend, en<br />

gaven 'er daarom naauwkeuriglyk acht op in<br />

het kiezen van pandsmannen, even of die huis en<br />

gemoed nader waren. Wat iemand meer bloedverwanten<br />

en aangetrouwde vrienden had, wat<br />

zyn ouderdom aangenaamer en ontzaglyker<br />

ware: want men moest zich de vriend- en<br />

vyandfchappen zyner ouderen en nabellaanden<br />

noodzaaklyk aantrekken: en echter was men<br />

niet onverzoenlyk. De voldoening en boete<br />

werd van het ganfche geflagt aangenomen; en<br />

dit was zeer nut en dienllig voor het Gemeenebest:<br />

want daar de vryheid grootst is, is de<br />

vyand-<br />

(*) Zie Schot. Befchr. van Friesl. bl. 22.


van F R I E S L A N D . 115<br />

vyandfchap gevaarlykst. Deeze manier heeft by ALGEonze<br />

Natie geduurd tot op de Saxifche tyden. MEENS<br />

BESCHRY-'<br />

Al wat iemand by zynen dood naliet, verviel<br />

VING.<br />

op de kinderen of naaste bloedverwanten, zo<br />

*er geene kinderen waren: want men wist van<br />

1 geen Testament maaken<br />

Geen ander Volk was zo zeer tot gastery en Zy waren<br />

I herbergzaamheid genegen: een' mensch niet te zeer gene­<br />

l nerbergen werd voor zeer onbetaamclyk ge- gen tot<br />

gastery en<br />

I houden. Elk ontvingze ter tafel naar zynen<br />

herberg­<br />

'ftaat: begon'er iets te outbreeken, de Waard zaamheid.<br />

I ging met zynen Gast, ongenoodigd, by zyne<br />

! buuren, en werd 'er met dezelfde gulhartigheid<br />

[ontvangen. Tusfehen bekenden en onbekeniden<br />

was in 't herbergen geen onderfcheid.<br />

'Vertrok iemand, men gaf hem dat hy eischt<br />

te, hebbende men van anderen eene gelyke be-<br />

I handeling te wachten. Zy verheugden zich in<br />

[giften, doch werden daar door niet verpligt,<br />

t noch rekenden iemand hunne gaaven aan. 't Onthaal<br />

tusfehen Waard en Gast was mild en zoet.<br />

Wan den flaap opgeftaan, ging men in het Bad,<br />

en doorgaans van warm water, uit hoofde der<br />

ikoude luchtftreek; en na zich gewasfehen te<br />

ihebben aan 't eeten, zittende elke man byzonder<br />

aan zyne tafel. Lang te flaapen, en een<br />

iisoed deel van den da? door te brengen met<br />

tö "VM »«4U UCil Uiig UUUI te UlCUgCU I1ICL<br />

«eten en drinken, was de manier in 't onthaa­ Zy gingen<br />

doorgaan»<br />

lden der gasten. Doorgaans gingenze over dag<br />

gewa­<br />

jgewapend, inzonderheid tot hun Werk, handel pend ,<br />

:en gascmaalen, op welken ..iaat niemand tot en knoopten<br />

al drin­<br />

Tchande iirekte, den dag en'nacht al drinkende<br />

kende den<br />

laan één te knoopen. Menigvuldige twisten nacht wel<br />

1 vielen hier, naar de wyze der bezoopenen, eens aan<br />

den dag.<br />

II % voor,


M'-ENK<br />

BesCHRY-<br />

«NG.<br />

ti6 Tegenwoordige Staat<br />

voor, welke zelden by enkele fcheldwoorden<br />

bleeven; dikwyls haddenze wonden en doodflagen<br />

ten gevolge. Over 't verzoenen der on-<br />

derlinge vyandichappen en oneemgneaen , nee<br />

trouwen hunner kinderen, en 't maaken van Overheden,<br />

Oorlog en Vrede, plagtenze op hunne<br />

gastmaalen te raadpleegen , even of het gemoed<br />

, gelyk Tacitus het uitdrukt, op geen*<br />

tyd meer open Hond voor eenvoudige gedachten,<br />

of zich verhitte op groote (f).<br />

ty waren De Natie was niet listig of bedrieglyk, maar<br />

openhar­ openhartig, en beminde daarom alle openingen<br />

tig en ge­ van 'tgemoed;niettemin wasze gewoon 't geen<br />

trouw in<br />

het hou­<br />

heden voorgeflagen was morgen te herkaauwen,<br />

den van en dan te bepaalen 't geen het beste geoor­<br />

hun<br />

woord.<br />

deeld wierd. In getrouw hun woord te hou.<br />

den werden zy van niemand overtroffen; al hing<br />

'er ook hun leeven en vryheid aan, zouden zy<br />

het zelve niet verbreeken.<br />

In hunnen dagelykfchen omgang had eene<br />

in cierr<br />

groote gemeenzaamheid in de huisgezinnen<br />

dagelykfchenom-<br />

plaats. Het onderfcheid tusfehen Heer en knecht<br />

fang had viel 'er naauwlyks te ontdekken ; by en<br />

by hen<br />

eene<br />

groote<br />

gemeen­<br />

met eikanderen van gelyke fpyze te eeten was<br />

onder hen 't gebruik. Op da- gastmaalen alleen<br />

deed zich de Huisvader van zyne Jongelingen<br />

zaamheid oppasfen en bedienen. Hunne fpyze had niets<br />

plaats.<br />

gemeens met onze hedendaagfche lekkernyen,<br />

en<br />

(t) Tanquan tfflöo .magis tempore aut ad fimpliees<br />

cogitationes pateat- :animus, auc ad magnas incalel'cat,<br />

T»ciu De Mor. Gerra. c. aa.


van F R I E S L A N D , tij<br />

en beftond, ten grooten deele, uit in het wild<br />

gewasfen ooft, versch vleesch van wilde dieren<br />

, of geftolde melk, boter en kaas. En nog<br />

mogt het den Friezen, aan de Zeekust woonende,<br />

zo goed niet beuren; hebbende deezen, die<br />

doorgaans de armfren waren , by gebrek van<br />

vee, zich moeten behelpen met visch, dien men<br />

in de lucht, by wind en zonnefchyn,gedroogd<br />

had. Hun drank was niet anders dan een kookfel<br />

van water en garst of ander graan, veel overcenkomst<br />

hebbende met ons hedenclaagsch Bier,<br />

en niet ontbloot van eene dronkenmaakende<br />

kracht. Die het naast aan den Ryn woonden,<br />

hadden evenwel ook kennis aan Wyn, en maakten<br />

'er gebruik van.<br />

ALGE-<br />

MEENE<br />

BESCHSY-<br />

VING.<br />

Over 't geheel warenze zeer maatigin'teeten, De mat<br />

en wisten van geene overdaad, oordeelende dat<br />

tigheid<br />

werd be­<br />

de fpyzen flegts tot balling van den honger dienter by hen<br />

den. In het drinken bezatenze zich op verre in 't eeten<br />

na zo goed niet, zynde de dronkenfchap hunne dan in 't<br />

drinken<br />

gemeenfte misdaad, en teffens de bron van vee-<br />

bewaard.<br />

lerhande gefchillen, vechteryen en doodllagen<br />

geweest.<br />

In hunne byeenkomlten en gasteryen vermaak- Hadden<br />

tenze zich met het fpel van hunne jongelingen, zonderlin­<br />

die gansch naakt tusfehen bloote zwaarden en ge (pelen<br />

op hunne<br />

fcherpe fpieslèn wisten door te fpringen; zongastmaader datze voor die ftoute dartelheid eenige len , en<br />

andere belooning dan den roem hunner vaar­ waren<br />

digheid ontvingen. By min plegtige gelegen­<br />

zeer overgegeevenheden,<br />

en zelfs wanneerze nuchteren waren, aan het<br />

toonden zy aan het dobbelfpel, als of het een dobbel.<br />

werk van vernuft ware, zeer verkleefd te zyn: fpel.<br />

zy gingen 'er met zulk eene roekeloosheid<br />

H 3 van


ALGE-<br />

MEENB<br />

BESCHRY-<br />

VING.<br />

Hoe zy in<br />

de verdeelinge<br />

der landen<br />

te werke<br />

gingen,<br />

en met<br />

dezelve<br />

handel*<br />

den.<br />

Ii8 Tegenwoordige Staat<br />

van winst en verlies in te werke, dat zy, na<br />

alles verfpeeld te hebben watze in de wereld<br />

hadden, niet fchroomden, hunne vryheid ten<br />

laatften op den teerling te zetten. En wierd<br />

ook deeze verboren, zy lieten zich, fchoon<br />

jongen fterk, zonder tegenftand binden en als<br />

flaaven verhandelen; 't geen ook al doorgaans<br />

gefchiedde, om zich zeiven van de fcfaaamte<br />

,w fnppl- en winzuat te ontllaan (*\<br />

Als Tacitus ons (f) verhaalt, dat de geheele<br />

Burgerfchap de landen by beurten aantast­<br />

te, en onder zich, naar gelang van 't getal der<br />

bouweren, verdeelde, wil hy waarfchynlyktzego-en,<br />

dat 'er groote ruime, velden hebben gelegen,<br />

dieniet teffens van de geheele Natie gehavend<br />

en gebruikt konden worden, en dat men<br />

daarom gewoon was zo veel aan te tasten als<br />

men kon bebouwen, 't uitgebouwde te laaten<br />

liggen, en dan weder een ander gedeelte te<br />

neemen, en onder eikanderen te verdeden, gelyk<br />

uit hoofde der voor handen zynde groote en<br />

ruime velden, welke ledig lagen, ligtelyk kon<br />

gefchieden. De Bouwlanden veranderden zy<br />

doorgaans van jaar tot jaar, dewyl zy niet gewoon<br />

waren,hunnen arbeid uit te ftrekken naar<br />

gelang van de vruchtbaarheid of ruimte des<br />

lands, om boomgaarden te planten, hoven aan<br />

te<br />

( * ) Tacitus', hier van fpreekende, zegt: Ea est in re pava<br />

pcrvicacia : ipfi fidem voeant; 't welk door Hoofd<br />

dus wordt overgezet: Zulk een' Jlyfzinnigbeid is de.<br />

bitnne in een' Jlimme zaak: zy luiden beeten 't trouw<br />

Tacit. de Mor. Germ C. 24.<br />

( t yPe Mor. Germ. C. 16.


van FRIESLAND. 119<br />

ce leggen, en weidlanden te betuinen. Koren<br />

was 't eenige dat zy van het land vorderden:<br />

de verdeeiing des jaafs in vier getyden was by<br />

hen niet in gebruik; Winter, Meityd en Zomer<br />

hadden hunne naamen; doch de Herfst was<br />

hun onbekend.<br />

By 't begraaven hunner Dooden had geen<br />

prachtige toeltel plaats; zynde zy gewoon ge­<br />

weest, hunne lyken, op eenen llapel van hout,<br />

tot asfche te verbranden. Slegt o! gemeen hout<br />

zonder onderfcheid werd hier toe gebezigd, als<br />

de verltorvenen, in hun leeven, tot den gemeenen<br />

rang behoord hadden. Waren zy daar boven<br />

verheven , en in byzonder aanzien of achtinge<br />

geweest , dan bediende men zich van een<br />

byzonder foort van hout; doch het vermeerderen<br />

van den Houtftapel, door ingeworpene kleederen<br />

en welriekende fpeceryen, gelyk de Romeinen<br />

en Grieken deeden, had by hen geen plaats.<br />

Alleen was men gewoon, de wapenen van den<br />

Overleedenen in het Lykvuur te werpen : fomtyds<br />

werd 'er het paard bygevoegd, waarvan hy<br />

zich in zyn leeven bediend had. Van kostbaare<br />

en prachtige Graffchriften en gedenktekenen<br />

maakten zy nooit gebruik, oordeelende dat die<br />

maar ter bezwaaringe der dooden dienden. De<br />

asfche verzamelden zyzorgvuldiglyk in eenelteenen<br />

kruik of pot, begroeven dezelve, en lla»<br />

pelden 'er groene zoden van aarde op, om<br />

dus het graf in geheugenis te houden. Het klaagen<br />

en kermen over eenen dooden duurde niet<br />

lang; maar de inwendige fmert fleet langzaam.<br />

ALGE.<br />

MEENE<br />

BESCHRY-<br />

VING.<br />

De dooden<br />

wer.<br />

den van<br />

hun verbrand.<br />

Men zal ligtelyk befeffen dat een volk, waar-<br />

Zy hadby<br />

zulke fterke trekken van ruwe eenvoudigheid den jreene<br />

H 4 te


"lüO Tegenwoordige Staat<br />

te vinden waren , niet zeer gefchikt was om<br />

ALGE­<br />

MEENS eenen Godsdienst te belyden en te oefenen,<br />

BEICHRY- die aan de vQorfchriften der gezonde Reden<br />

VING.<br />

volkomelyk beantwoordde. En echter overtrof­<br />

Tempels,<br />

fen zy in deezen nog de Grieken en Romeinen:<br />

en merkten<br />

de want zowel als deeze onkundig zynde van den waa-<br />

beelden ren God, hielden zy het nogthans voor zeer<br />

alleen aan onbetaamelyk, de Goden binnen den omtrek<br />

als zinnebeelden.<br />

van muuren en wanden op te fluiten. Tempelen<br />

en andere GodsdienlKge genachten waren<br />

hun dus onbekend. Beelden en gelykenisfen<br />

haddenze wel als zinnebeelden, maar oordeelden<br />

, dat de Hemelbewooners in hunne eere<br />

verkort wierden, doorze in eene menfchelyke<br />

Bosfchen gedaante te vertoonen. Bosfchen en Waran­<br />

en Wara» den heiligden zy aan hunne Goden, en noemdenze<br />

den hei­ naar hunnen naam. Voordat de Romeinen hier te<br />

ligden zy lande de hekken verhangen hadden, waren Zon<br />

hunnen<br />

Goden en Maan twee der voornaamfte Godheden, en -<br />

toe, van fommigen zyn niet vreemd van te denken, dat<br />

welken de Zon geëerd wierd onder den naam van Z»w-<br />

Eon en<br />

Maan de ton of Tuhcon, in hunne taal zo veel ais tie of<br />

voor- die zon betekenende, en dat men aan de Maan<br />

paamfte dien van Mannus gaf. Zekerder is het dat de<br />

waren.<br />

Duitfcners Ttüscon en Mannus als den Oorfprong<br />

hunner natie eenden , en in hunne liederen<br />

, het eenig middel om de gedachtenis van<br />

voorieeden gebeurtenisfen te bewaaren, roem-<br />

Van de<br />

Romeinenheb­<br />

ben zy geleerd<br />

ook<br />

• '


van FRIESLAND. itx<br />

op zekere dagen met offerhanden van menfehen Ar.o»<br />

vereerd , terwyl Herkules en Mars, naar het MSI'NE<br />

BKSCHRV*<br />

zeggen van Tacitus, geene andere dan geoor-<br />

VINO.<br />

Iofde ontvingen (§). De Friezen in 't by­<br />

andere<br />

zonder hadden ook eenen afgod of afgodinne, Godhe­<br />

Baduhenna geheeten, van wier geheiligd bosch den te<br />

; reeds boven (*) door ons gefproken is. En eeren.<br />

VuakolwAn APP7P vindr nipn . hv de Schrvvers van<br />

oenaiven aeeze vniuc men, uy uu oiuiyvcia van<br />

i de bekeeringe der Friezen, ook nog gewaagd<br />

i van zekeren afgod of afgodinne Fofete, Fo/ite<br />

i of Fosta, welke op zeker Eiland, Fostiland ge-<br />

Iheeten, eenen Tempel had, en daarin geëerd<br />

i wierd. • Het komt fommigen niet onwaarfchynlyk<br />

voor dat deeze Tempel in voortyden op<br />

'Ameland geftaan hebbe, en dat het geheugen<br />

;daarvan in de benaaminge van het Klooster Fos-<br />

\wert, weleer van Ameland in de Grietenye Ferwerderadeel<br />

verplaatst, zy overgebleeven (f).<br />

[Hoe 't zy men vindt in 't Aade Friefche Terp,<br />

op het jaar 806, aangetekend , dat de afgod<br />

'Fosta daar door de Christenen is vernield.<br />

T\ J_ _1 : , 1„ „nüarAa {~lnAUa.<br />

De gedachtenis van voormaals geëerde Godhe­<br />

In deOudlden<br />

blyft nog eenigzins bewaard in de naamen, die<br />

Friefche<br />

in de Oud Friefche taal aan de dagen der Wee* naamen<br />

;ke gegeeven worden, en deeze zyn: Sneyn, van de da-<br />

Woondey, Tbysdey, Warnsdey, Jongersdey, gen der<br />

weeke<br />

\Freed, Snion. De eerfte dier naamen is<br />

vindt men<br />

ïamen getrokken uit Sin-eyn, en zegt zo veel de ge­<br />

lals zon-eigen, waaruit blykt, dat men dien dag dachtenis<br />

lals den eigen dag der zonne heeft aangemerkt. der voormaals<br />

ge»<br />

Den naam van den tweeden dag had men onge- eerde<br />

twyf-Godhe- (§ ) Tacitus, de Mor. Germ. c, 9.<br />

den.<br />

( *.} Zie bladz. 16.<br />

Oudheden en Geftigten van Friesl: IID. bl. 299.<br />

H 5


ALGE.<br />

MEEME<br />

BESCHRY.<br />

ymo.<br />

iaa Tegenwoordige Staat<br />

twyffeld ontleend van de Maan, waarom dezelve,<br />

volgens eenen anderen tongval, by de hedendaagfche<br />

Friezen, wel eens MAndey wordt<br />

genoemd. De derde is zynen naam verfchuldigd<br />

aan den Krygsgod Mars : want deezen<br />

noemde men oudtyds Tbjfe, dat zo veel als<br />

twisten of pleiten te kennen geeft, en vry na<br />

komt aan het woord Hefus, waarmee de Gaulen<br />

eertyds hunnen Mars benoemden. Anderen<br />

evenwel houden het voor ruim zo waarfchynlyk,<br />

dar deeze naam zynen oorfprong verfchuldigd zy<br />

aan Twiskon , den oudftender Germanifche Afgoden,<br />

en naar wiep, in de Oude Saxifche taal,<br />

de Dingsdag Tywes deag geheeten werd. De<br />

Vierde of de Warnsdey, die ook wel Wonnesdey<br />

of Wodensdey genoemd werd, was zynen<br />

naam verfchuldisd aan Mercurius, dien zy Waras,<br />

Wodan of Woden plagten te noemen. Den<br />

vyfden, of den Tutigersdey,hadden zyongetwyffeld<br />

aan Jupiter geheiligd, en naar hem genoemd<br />

: want deeze, die over den Donder heerscht,<br />

werd Oudtyds Taranms, Tor,Tunre, of'Ton-<br />

•rer geheeten, gelyk donderen, in de Friefche<br />

ml,nog hedendaags Tongerjen genoemd wordt.<br />

Fria, ïriga of Frea, Itond by hen over de<br />

vryerv cn het huwelyk, even als Venus by de<br />

Griekenen Romeinen, en heeft ongetwyfïefd<br />

aan den Vrydag haaren naam gegeeven Van<br />

Saturnus vindt men geene gedachtenis in de Uud<br />

Friefche benaamingen der dagen : want de zevende<br />

of laatfte dag der VVeeke werd, als<br />

uk de voorheen gemelde optellinge blykt, oudtyds<br />

Stiion, cnbyfommige hedendaagfche briezen<br />

Snioun of Sinnejoun genoemd, geevende<br />

zo veel als zonavond, of avond voor den Zondag


van F R I E S L A N D . 123<br />

dag te kennen; in welke betekenis men ook<br />

wel Kersavond en Paaschavond zegt, om daar<br />

door den avond voor Kerstyd en Paasch aan te<br />

duiden. Dit nu zo zynde had men oudtyds twee<br />

dagen der Weeke, naamelyk den ecrften en den<br />

laatften, naar de Zon genoemd; doch met dit<br />

onderfcheid, dat de eerfte als de eigen dag der<br />

zonne wierd aangemerkt, terwyl men den laatften<br />

als haaren voorlooper befchouwde.<br />

ALGE-<br />

MEENE .<br />

BESCHRY-<br />

VING.<br />

In hunne uitwendige Godsdienstoefeningen<br />

bedienden zy zich van tweederley foort van<br />

Priesters, Barden en Druiden genoemd. Der<br />

eerften werk was het de Liederen te dichten<br />

, die men ter eere der Goden zong, en<br />

waarin • 's volks voornaamfte gefchiedenisfen 1<br />

befchreeven waren. Ook ontvonkten zy het '<br />

volk, by het aangaan van den ftryd, tot kloek- \<br />

moedigheid, door hunnen Herkules of Krygs- ;<br />

god ter eere eenige Gezangen te zingen, welke \<br />

den naam van Barrites droegen, en zeer waar- \<br />

1 fchynlyk dus genoemd werden, naar het Latyn- <<br />

I fche woord Barritus, het gebrom of gekrys c<br />

i van eenen Olifant betekenende. Deeze Barden \<br />

\ waren by de Duitfchers in groote achtinge; in 1<br />

?zo verre dat zy de Krygsluiden, zelfs in han-<<br />

me grootfte woede, wisten te bevredigen, en 1<br />

Zy bedienden<br />

zich van<br />

tweederlei<br />

foort<br />

van Priesters,<br />

Bar.<br />

den en<br />

Druiden<br />

genoemd;<br />

zynde het<br />

der eerden<br />

werk geweest<br />

Lia»<br />

deren te<br />

dichten,<br />

en hetVolk<br />

tot den<br />

kryg te ,<br />

ontvonken.<br />

i in de gewigtigfte gefchillcn tot fcheidsmannen<br />

iverkooren wierden. Toen men, hier te lande,<br />

\ van de Romeinen het gebruik der Letteren gelleerd<br />

had, werden hunne gezangen in gefchrifte<br />

^gefteld, en veele daarvan, als de eenigfte jaar-<br />

1 boeken deezes volks, door Karei den Grooten<br />

Iby een verzameld.<br />

De ondervvyzing des Volks in hunne Gods-1 Den Bruidjcn»


ALGK-<br />

VINO.<br />

den was<br />

1*4 Tegenwoordige Staat<br />

dienftige plegtigheden, was den Druiden aanbevolen.<br />

Deeze geloofden de Onfterflykheid der<br />

Ziele, en hadden eenige kennis van de Aard-<br />

Mppr- en Staatkunde,<br />

ryksbefchryving, Sterre-meet-en ataatKuuuc,<br />

en daarom zeer veel invloeds op het volk, dat<br />

het onderwys<br />

des zich in ver de meeste dingen ligtelyk naar hun­<br />

volks in nen zin liet draaien. Eenig onderfcheid had'er<br />

hunne<br />

in hunne bezigheden plaats: want daar fommiGodsdienftigeplegcren<br />

onder hen zich alleen met de weetenfchap<br />

tigheden der Goddelyke dingen bemoeiden, werden de<br />

aanbevo­ altaaren door anderen bediend. Het getal van<br />

len.<br />

beiden was zeer groot; doch allen Honden zy<br />

onder een Opperhookl.<br />

Godvraa- Godvraaging en Vogelwikking was by dit volk<br />

ging en<br />

oudtyds in groot aanzien; doch hunne GodVogelwikkingvraagingen<br />

waren van eene zeer eenvoudige<br />

was by waarneeminge. Eene roede, genomen van eenen<br />

hen in vruchtbaaren boom, fneeden zy aan Hukken,en<br />

groot aanzien.<br />

nadatze deeze ftukken met eenige tekenen onderfcheiden<br />

hadden, wierpen zy dezelve m t<br />

gros daar heene op een wit kleed. Liep de<br />

Godvraaging over zaaken van Staat, dan<br />

kwam ook Staatswege de Priester; doch liepze<br />

over byzondere zaaken, dan kwam de Huisvader<br />

en aanbad de Goden, onder opzien naar<br />

den Hemel, nam alle ftukken eik in het byzonder<br />

driemaal op, en maakte eene uitlegging vari<br />

de tekenen of figuuren. Kreeg men een alflaand<br />

antwoord,zo mogt 'er opdien dag geene<br />

Raadsvergadering aehouden worden; doch was<br />

hettoeftemmendeTdan ging men over tot de<br />

Vogelwikking, om op der; vogelen vlugt en gefchrei<br />

acht te geeven: en deeze bygeloovigheid<br />

werd ook, in 'alle haare deelen, als eene konst<br />

gehanteerd. Deeze foort van Voorwikkinge Hond


van F R I E S L A N D . 125<br />

echter nog zo hoog niet by hen te boek, als<br />

die uit het gebrieseh der paarden werd opgemaakt;<br />

hier voor had groot en klein eene diepe<br />

hoogachting, en lloeg 'er zeer veel geloof<br />

aan. De Priesters hielden zich zeiven voor<br />

dienaars der Goden, maar de paarden voor bewusten<br />

van der Goden wille. Om deeze reden<br />

werden 'er altyd eenige witte paarden, in menfchelyken<br />

dienst nog nooit gebruikt, op genreene<br />

kosten van den Lande onderhouden^ deeze,<br />

voor eenen heiligen wagen gefpannen zynde,<br />

werden gevolgd van eenen Priester, Koning ,<br />

of Graave des Lands, welke naauwkeuriglyfc<br />

acht gaven op het briefchen deezer dieren, en<br />

daaruit de Voorwikking opmaakten. Om de<br />

uitkomfte van zwaare oorlogen te voorweeten<br />

bedienden zy zich ook nog van eene andere<br />

foort van wikkery, daarin beftaande, datze eenen<br />

gevangenen van die natie, met welke zy in<br />

oorlog waren , tegen een uitgeleezen perfoon<br />

van hun eigen volk, elk in de wapenen zyns<br />

lands, deeden vechten, en over de overwinning<br />

of nederlaag des volks, naar die van deeze twee<br />

kampvechters, oordeelden.<br />

ALGE­<br />

MEENS<br />

BESCHRÏ^<br />

VIN O.<br />

In 't Huk van Wikkeryen was 't Vrouwelyk In liet<br />

I geflagt, even of het iets Goddelyks bezat, en ftuk va»<br />

Wikke­<br />

voorweetig van toekomftige gebeurtenisfen waryen<br />

wa»<br />

re, by hen in byzondere achtïnge. Hierom 't vrouw,<br />

volgden zekere Priesterinnen enWaarzegfters hun- volk by<br />

i ne Legers, en voorfpelden de toekomftige ge. hen grootelyksge­<br />

vallen: deeze voorfpellingen waren zeer verre<br />

acht.<br />

' van altyd door de uitkomite bewaarheid te woriden,<br />

en nogthans bleeven zy, ten bewyze van<br />

' °i volks diepe onkunde'en verregaande bygeloo-<br />

\ vighcid,


ALCE-<br />

MliENE<br />

BESCHIÏY-<br />

VlNC.<br />

125 Tegenwoordige Staat<br />

irigheid, haare achtbaarheid behouden. Beroemd<br />

was inzonderheid, onder deeze foort van Vrouwen,<br />

by meer dan eene Duitfche natie, zekere<br />

Aurinia, gelyk ook naderhand, ten tyde van<br />

v esp'azianus * zekere Velleda, die haar verblyf<br />

Dmtrent de Lippe, by de Brukmers of Broek •<br />

[anders, gehad heeft,en ook zelve als eene Godin<br />

aangebeden werd (§).<br />

Ook wa- Tot de Heidenfche bygeloovigheden der oui-enze<br />

zeer de Friezen behoort ook, dat zy de Romeinfche<br />

bygeloo- Soldaaten wys maakten , dat de bloem van<br />

vigomtrent het het kruid Britannica, voor den donder geplukt<br />

kruid Bri- en gegeeten, een mensch voor den flagvan blixtannica.em<br />

en donder ontwyffelbaar beveiligde, 't welk<br />

Plinius zelf geloofde. Doch van dit kruid is<br />

reeds voorheen gefproken (f><br />

De oude Wat den ftaat van der Friezen Regeeringe in<br />

Regee­ overoude tyden betreft: met de volfte zekerheid<br />

ring der valt die niet te bepaalen; ten tyde der Romei­<br />

Friezen is nen (tonden zy, althans eenigzins, onder de be-<br />

vry onzeker;<br />

ten heerfchinge dér.Koningen, en zeer waarfchyn­<br />

tyde der lyk, naar de onderfcheiden landftreeken of<br />

Romeinen Natiën, onder meer dan eenen Koning.<br />

wasze<br />

Verritus en Malorix waren dus, ten zelf­<br />

eenigzins<br />

koningkden tyde, by het leeven van Nero , Koninlyk.gen<br />

of Regenten van <strong>Friesland</strong> (*). De<br />

rnaet deezer Koningen was zeer bepaald en on-<br />

° der-<br />

( §) Tacit. Hist. L. IV. C. 61.<br />

(f) Zie bladz. 20 en 21.<br />

(•) Tacit. Annal. L. 13 C. 54- Auttre Verrit» et<br />

Malorice, qui nationem eam regebant , m quantum Oer.<br />

mani reenaltur. dat is : door beleid van Verrüusen Malorix,<br />

welke die natie heleerscbten, W zo verre de Duit-<br />

Jcbcu zicb laaten bebterjeben.


van F R I E S L A N D . 127<br />

derworpen aan het gezag van hoogere LandsALGEvergaderingen, door welke zy uit den voornaam- ME ENE<br />

BESCHRY-<br />

ften Adel, of aanzienlylelie Geflagten verkooren<br />

VING.<br />

werden. Hieraan heeft men toe te fchryven,<br />

dat meer gemelde Verritus en Malorix,<br />

volgens het verhaal van Tacitus ( * ), tot 's Lands<br />

dienst, in eigen perfoon als Gezanten naar Rome<br />

gingen. Hun gezag was grootst in den oorlog<br />

: ter beftieringe der Legers. In tyden van vre-<br />

;de had het volk genoegzaam zo veel over hen,<br />

i als zy over het volk te zeggen: want zoze zich<br />

iwat te veel gezags aanmatigden, werdenze niet<br />

alleen.van hunne Landsluiden benyd, maar verlooren<br />

ook fomtyds met de achtinge teffens de<br />

Heerfchappy.<br />

Hunne Krygsbevelhebbers, fomwylen van Hunne de<br />

[•Koningen onderfcheiden, gelyk ook hunne Op­ Krygsbe*<br />

perhoofden of Rechters, welke aan de eerlten velheb*<br />

bers wer­<br />

ondergefchikt waren, werden , zo wel als de Koden<br />

in de<br />

ningen zelve, in de Landsvergaderingen , ten Landsver­<br />

tyde des Oorlogs, uit de dapperften en aanzien- gaderin<br />

Jyklïen der natie verkooren, en bleeven in dienst genverkooren. zo lang de oorlog duurde. In tyd van Vrede<br />

iwerd'hun Het ampt van Rechter over zeker<br />

Landfchap of diftricr aanbevolen, en dejaarlyk-<br />

Ifche verdeeling der Landcryen, van welke reeds<br />

voorheen melding is gemaakt, was aan hun opzigt<br />

tcebetrouwd, en dus hun ontzag by de memigte<br />

vry groot. De Honderdmannen, welke<br />

iden voorheen gemelde Opperhoofden, in den<br />

Oorlog tot befcherming, en in tyd van Vrede<br />

(*j Tscït. Anral. L. XIII, c. 54,<br />

tot


ALGE­<br />

MEENS<br />

BESCHRY-<br />

VING.<br />

De klem<br />

der Regeeringe<br />

was by<br />

de voornaamften<br />

des volks;<br />

w Ike<br />

hunne<br />

Landdagenhielden,<br />

by<br />

nieuwe of<br />

volle<br />

tnaan, en<br />

meest onder<br />

den<br />

blaauwen<br />

hemel.<br />

Elk verfcheen<br />

'er<br />

128 Tegenwoordigs Staat<br />

tot Raad dienden, ga ik met ftilzwygen voorby $<br />

alleen opmerkende, dat hunne benaammg eerst<br />

her getal der onder hun {taande manfchap uitdrukte,<br />

doch naderhand vooreen' eernaam ge­<br />

houden wierd.<br />

1 n_.il*<br />

ïlir het gezegde wegens uc ««.--..— b —<br />

Koningen en verdere \ooge Amptenaaren<br />

vak nu ligtelyk op te maaken, datde vormyan<br />

hunne Regeeringe niet dan zeer oneigenlyk<br />

voor Koningklyk te houden was: want de vooruiten<br />

ha §<br />

dden, coeuemmangedes Vo ks<br />

den klem der Regeeringe in handen, en allezaa-<br />

ken van gewigt, inzonderheid die van oorlog<br />

S vrede , &<br />

moestin op hunne Algemeens Landt°sn<br />

verhandeld, en daarover een beflmt genomen<br />

worden. Deeze hunne Landdagen hieldeiue,<br />

by Nieuwe of volle Maan, op plaatfen<br />

daartoe met algemeene toeltemming verordend ,<br />

Ster meest onder den blaauwen Hemel, m ze-<br />

Setorfchen: de Upüalboom een hoog ftiu<br />

K<br />

. . 'CJ^U^A her Zu dwestvanAu-<br />

lands in Oostfriesland, op ue. f^^vr- "^V<br />

rik?*), ft^kt daarvan ten bewyze; gelyk ook<br />

de zogenoemde Wcerltallen, welke m Frres-<br />

td, nog hedendaags, op meet-dm eenepla»<br />

konnen worden aangeweezen (t > ^<br />

0 1<br />

g^<br />

magiden verenen 'er altyd ge^pend^<br />

^ C^<br />

^ ^ . e n l l » . in d* befchryvings<br />

te &iÏÈ£ Won. en., gefproken


van F R I E S L A N D . 129<br />

Ar.GB-<br />

teken van vryheid, voor welke zy gewoon wa<br />

MEENE'<br />

ren elk om het zeerst te yveren; doch de al B.SCHKVte<br />

groote vryheid bragt deezen misdag mede, VING.<br />

datze niet teffens, noch door opontbieding,ia gewapend<br />

men kwamen , en dikvvyls eenige dagen met ten teken<br />

der vry­<br />

morren en kibbelen fleeten Na dat het der<br />

heid.<br />

menigte behaagde gingen zy , zo gewapend<br />

alsze waren, nederzitten , en hadden allen<br />

Den Pries­<br />

vo le vryheid van fprceken. Den Priesteren al terenal­ leen, die veel gezags en mvloeds by hen hadden, leen kwain<br />

ïlopd het vry ftilzwygen te beveelen, en vvanneer het toe<br />

ltilzwy<br />

dat geichiedde gehoorzaamde ieder een. Voorts<br />

gen te ge­<br />

fprak de Koning, zo hy 'er tegenwoordig was, bieden.<br />

het eerst zyn gevoelen; op hem volgde een<br />

Graaf of ander aahziénlyk Edelman , elk naar<br />

zynen rang, ouderdom,*of eere van uitgevoerde<br />

Oorlogsdaaden, meer als raadende, dan wel<br />

als gebiedende. Zo iemands raad of gevoelen<br />

hun mishatgde, verwierpenze hetzelve met een<br />

luidgebrem; namen zy 'erin tegendeel genoegen<br />

in , het fchudden en ratelen hunner fpeeren<br />

en fchilden ftrekte daarvan ten blyke; zynde<br />

geen blyk van toeftemminge hooger van hun<br />

gefchat, dan dat met de Wapenen gegeeven<br />

wierd.<br />

By zulke Byeenkomften mogt men ook aan- Op deeze<br />

byeen<br />

klagte doen over gepleegde misdaaden, welke,<br />

komften<br />

beweezert zynde, naar bevinding van zaaken, bepaalde-<br />

met zwaarder of ligter ftraffen geboet werden. men de<br />

Verraaders en Overloopers hingenze op aan ftraffen<br />

over ba-<br />

boomen; Bloodaarts en die zich in den Oorgaanernitlog niet wel gekweeten hadden , fmoorden daaden.<br />

zy in deh modder of in een moeras, drukkende<br />

hun eene horde om het lyf. Met<br />

I dit


\<br />

13° Tegenwoordige Staat<br />

ALGE- < ik onderfcheid van ftraffe wildenze te kennen<br />

MEM** . geeven, dat men fchelmftukken ten toon {lel­<br />

BEsérfey- len, maar eerlooze bedryven heftoppen moet.<br />

VING.<br />

Misdaaden van minder belang werden met zeker<br />

getal van Paarden en Vee geboet; en deeze<br />

boete verviel ten deele aan den Koning of Graave<br />

, ten deele aan den beleedigden of aan zyne<br />

bloedvrienden.<br />

Ook ver­ In deeze byeenkomften of Landsvergaderinkoos<br />

men<br />

daar de gen verkoos men insgelyks de Graaven of Griet­<br />

Graaven maan.n (*),door welken het rechtover Goèn<br />

Sn hunne<br />

en<br />

ÏUaden.<br />

(*) Dus drukken zich beide de Schotanusfen uit, de<br />

Vader inzvne Kleinere Betchryving van <strong>Friesland</strong> bl,28.<br />

daar teffens te kennen geevende, dac de naam Grietman<br />

van Graave afkoraftig, en zov.el zy als Gravetmtm, en<br />

in zyne grootere befchry ving van <strong>Friesland</strong> bl. 20. en de<br />

ZooninhetHandfchrift bl. 23. Doch hier op valt meer<br />

dan eene aanmerking te maaken, zynde het niet waarfchynlyk<br />

dat de naam Grietman zulk een hoogen ouderi'on<br />

hebbe, en nog minder dat Grietman van Graave<br />

herkomftig zy en zo' veel als Gravctman zegge.<br />

Dan hieromtrent konnen wy den Leezer verzenden<br />

tot de keurige Verhandeling van den Welgeb. Heere C. L.<br />

van Beyma, over de Grietmannen, in het Latyn<br />

uitgegeeven ten jaare 1; 80. Waarin, behalven andere<br />

weetcnswaardige zaaken', inzonderheid deeze thans<br />

alleen tot myn oogmerk dienen , en op geene. losfe<br />

gronden aangeweezen worden , naamelyk, dat de naam<br />

Grietman niet voor het jaar 1290 zy bekend geweest,<br />

en in betekenisfe zo veel zegge als Gerecbtsman ,<br />

gelyk daar beweezen wordt met verfcheiden voorbeelden<br />

, waarin het oude werkwoord Greta zoveel<br />

zegt als, daagen, befchuldigen en rechten, en welke<br />

alle by Schotanus in zyne befchryvinge van <strong>Friesland</strong><br />

tusfehen het Vlie en de Lauwers te vinden zyn. Dit<br />

alles evenwel belet ons Riet om te denken, dat zulke<br />

Rechters overgeheele Goën in .aater tyden, by nadere<br />

verdeeling van dezelve, aanleiding gegeeven hebben,<br />

tot de verkiezing van Gerechts- of Grietmannen.<br />

./ • '


van F R I E S L A N D . 131<br />

en Dorpen werd bediend; zynde Oostergo er ALGE-<br />

Westergo, als ook andere gedeelten van oud. MEENE<br />

BESCHRY»<br />

Graaffchappen geheeten: en op dat het deezen<br />

VING.<br />

Graaven aan Raad noch ontzag ontbreeken<br />

mogt, gaf men aan ieder van hun eenige<br />

Adjuncten of bygevoegde helpers. Geene<br />

byzondere of Lands zaak werd anders dan gewapend<br />

van hun verricht; doch het Hond nie­ Niemancl<br />

mand vry geweer te draagen, voor dat hy van mogt geweerdraa-<br />

het Gemeene Land was volgekeurd. De jon gen voor<br />

geling, wien deeze eer wedervaaren was, werd dat hy was<br />

op den Landdag door een' der Graaven, door volgekeurd.<br />

zynen Vader, of door een' zyner bloedverwanten,<br />

met een Schild en Framea befchonken, en<br />

deeze eer Hond by hen met de Toga of Tabberd<br />

der Romeinen gelyk. Ook was dit de eerfte<br />

bevordering der Jeugd : want voorheen maar<br />

alleen tot het Ouderlyk huisgezin hebbende behoord,<br />

werdenze van nu af aan voor Leden van<br />

Staat gehouden. Uitfteekende Adel, of groote<br />

dienften des Vaders, gaven ook de Graaflyke waardigheid<br />

aan Jongelingen , welken men gewoon<br />

was by fterker of geocffender te voegen, zelfs<br />

ftrekte het hun niet tot fchande onder de<br />

Adjuncten gezien te worden, die men den Graave<br />

uit de menigte had toegevoegd, en wien<br />

het toekwam naar den'eerden rang te.ftaan:<br />

want ook hierin had het onderfcheid van trappen<br />

plaats, doch alleen naar het oordcel der<br />

Graaven. Deezen rekenden het zich tot eer,<br />

De Graa­<br />

altyd met een' troep uitgeleeztn Jongelingen ven reken»<br />

omringd te traan. Zv diendeti hun nnk in lei­ den hit<br />

zich tot<br />

< daad i» den vrede rot roem, en in den oorlog<br />

eere van<br />

l tot eene Lyfvvacht. En dus ftrekte het hun tot veele uit»<br />

I 2 mér-


ALGE­<br />

MEENS<br />

BESCHRY-<br />

VING.<br />

geleezen<br />

Jongelingenomringd<br />

te<br />

zyn.<br />

By een'<br />

langduuri-<br />

gen vrede<br />

gingen<br />

deeze<br />

Jongelingenbui­<br />

tens lands<br />

dienen.<br />

j>e Graaven<br />

kon<br />

den hen<br />

ook best<br />

in den<br />

oorlog ott<br />

derhouden.<br />

t3 B<br />

Tegenwoordige Staat<br />

merkelyk aanzien, niet alleen by hunne eigen natie,<br />

maar ook zelfs by nabuurige Staaten, in<br />

getal en braafheid van Adjuncten uit te fteeken.<br />

Deezen gebruikte men tot het bckleeden van<br />

Gezantfchappen , en dan werdenze treffelyk begiftigd.<br />

Menigmaal zelfs werd de oorlog dóór<br />

't beruchte van de zulken neergelegd. Als men<br />

handgemeen met den Vyand werd, was 't voor'<br />

den Graave fchandelyk, iemand in kloekheid te<br />

wyken; niet min fchandelyk was het voor de<br />

Trouwanten, in dapperheid tegen den Graave<br />

niet op te konnen. Die 't leeven uit eenen<br />

veldflag droeg, daar de Graaf het zyne gelaaten<br />

had ftond leevenslang voor allerlei fchande en<br />

fmaadheid bloot. Hem te befchermen, op te<br />

Wachten, en zyne eigen dappere daaden, hem,<br />

tér zyner eere, toe te fchryven, was het voornaamfte<br />

van hunnen pligt. De Graaven vochj_.<br />

Oor rW nverwinninoe, de lrauvvan-<br />

ten voor den Graave. Indien de Staat eenen<br />

langduurigen vrede genoot, plagten deeze F dele<br />

Jongelingen veel tot andere oorloogende natien<br />

te reizen, om daar dien krygsroem te verwerven,<br />

tot welken hun te huis geene gele-<br />

nhPid voorkwam. De Duitfchers mogten<br />

riet wel over rust en ftilheid. De kryg,<br />

hoe gevaarlyk ook, was de liefde hunner bezigheden,<br />

omdat de roem, daar door behaald,<br />

naar hun begrip, allen anderen roem zeer verre<br />

te boven ging. 't Was den Graaven ook niet<br />

nmeelvk een groot gevolg van Trouwanten anders<br />

dan in den oorlog te onderhouden: want<br />

alsdan eischten zy van 's Graaven mildneid maar<br />

' voornaamelyk een ftrydend paard en eene bloedige


van F R I E S L A N D . 133<br />

dige of overwinnende fpiesfe: voor foldy genpotenze<br />

alken de rafel, en deeze was wel met<br />

geene uitgezochte lekkernyen bebaliast, maar<br />

echter van overvloedige töerustinge; wordende<br />

hun de Hof rot milddaadige opfchaffing, dopr<br />

oorlog en plondering, doorgaans rykelyk gele­<br />

ALGI><br />

MEENE<br />

BESCHRT.<br />

VING.<br />

verd. Het Land was ook gewoon den Graave, En wer­<br />

vrywilliglyk en man voor man, met beesten en den van<br />

koren te befchenken, 't welk wel als eene eere het Land.<br />

met bees­<br />

werd aangemerkt, doch teffens tot onderhoud ten en<br />

Van hem en de zynen' diende. Inzonderheid koren be.<br />

fielden zy 'er grooten roem in, door nahuurige fchonken.<br />

natiën befchonken te worden, gelyk deezen al<br />

dikwyls, ter verzekeringe van haare eigen veiligheid,<br />

moesten doen. Uitgeleezen paarden<br />

met prachtige tuigen , groote wapenen en<br />

halsketenen, werden van hun hooggefchat.<br />

Behalven de reeds gemelde zaaken, zullen De Land­<br />

hunne Landdagen, ongetwyffeld ook de gedagenileldheid der Wetten ten oogmerke gehad itrekten<br />

ook tot<br />

hebben, 't zy dat 'er nieuwe gemaakt, of de het maa­<br />

pude verbeterd en veranderd moesten worden. ken var|.<br />

Want fchoon het meer dan waarfchynlyk is, dat nieuwe<br />

de meefte der oude Friefche Wetten gemaakt en het<br />

verbete­<br />

zyn, na dat de Friezen reeds meer of min beren van<br />

kend geworden waren met de Homeinen, valt oude<br />

het evenwel niet te denken, dat onze Voor­ Wetten.<br />

ouders voor de tyden der Romeinen geheel<br />

geene wetten gehad zouden hebben. Het tegendeel<br />

zou men zelfs uit Tacitus ligtelyk konneh<br />

opmaaken: ook wordt het door de natuur<br />

der zaaken wederfproken , dewyl verfcheiden<br />

misdaaden by hen wel flrengelyk en zonder<br />

oogluikinge geftraft wierden; gelyk ons reeds<br />

I 3 voor;


ALGE-<br />

MEENE<br />

BESCHRV-<br />

VING.<br />

134<br />

Tegenwoordige Staal<br />

voorheen, ten aanzien van het overfpel, eer«<br />

loosheid, landverraad en blohartigheid in den<br />

kryg, gebleeken is. Al hadden zy derhalven<br />

geene befchreeven wetten, gelyk zy zekerlyk<br />

niet hadden, zo lang de fchryfkonst onbekend<br />

by hen was, nogthans warenze niet ontbloot<br />

van zekere algemeen bekende bepaalingen,<br />

welke hun voor wetten dienden, en van de<br />

ouders aan de kinders wierden medegedeeld,<br />

omze voor de vergeetelheid dus te bewaaren,<br />

en in beftendig gebruik te houden, zo lang<br />

daaromtrent op hunne Landdagen niets naders<br />

bepaald of beflooten was geworden. Al wat<br />

men 'er meer van zegt is, onzes oordeels, ten<br />

eenemaal onzeker: inzonderheid valt 'er geen<br />

De Frie<br />

fche Wet- ftaat te maaken, op de verhaalen dier Kronykten<br />

zyn fchryveren, welken, niet te vrede met de Friefche<br />

zeer on<br />

natie van zekeren Frifo en zyne Zoonen af te<br />

zeker ten<br />

aanzien leiden, daar aan ook onbefchroomd den oor­<br />

van haaren fprong der Friefche Wetten toefchryven; ons<br />

eerden<br />

verhaalende, dat Frifo, na 't ganfche land<br />

oorfprong.<br />

van den Ryn tot aan de Elve met jdyken en<br />

dammen beveiligd te hebben, aan zyne talryke<br />

onderdaanen veele heerlyke wetten, in de Friefche<br />

taal, doch met Griekfche letteren géfchreeven,<br />

en daar onder ook de eerfte wetten<br />

omtrent de Leenrechten, gegeeven zoude hebben;<br />

dat die wetten door zynen Zoon Adel<br />

bekrachtigd, en met verfcheidene nieuwe vermeerderd<br />

zouden zyn; dat Adels broeder Hajo<br />

de uitvinder en Stichter der Gecstelyke, doch<br />

Schelto der Krygs- en ftraftcnde wetten zoude<br />

zyn; en dat eindelyk Hetto alle deeze wetten<br />

tot één lichaam verzameld en alzo aan zyne<br />

Land-


van F R I E S L A N D . 135<br />

Landgenooten, ten algemeencn Wetboek, na»<br />

gelaaten zoude hebbèn. Welk verhaal, hoe<br />

fraai het ook klinke, alleen daar door genoegzaam<br />

wederlegd wordt, dat de FMëz 1<br />

ALGE-<br />

MRF.NE<br />

BFSCiiftY-<br />

VING.<br />

n van geen<br />

fchryven wisten, voor dat zy het van de Romeinen<br />

geleerd hadden.<br />

Waarfchynlyk is het, zo niet ten vollen bewys-<br />

ue ou 0! te<br />

baar, dat die algemeenc bepaalingcn, welke by algemeene<br />

de aeloude Friezen de kracht van befchreeven bepaalingenheb­<br />

Wetten en Rechten hadden , naderhand , zo<br />

ben zeer<br />

niet in alle ten minflen in veele opzigtcn, ten waar­<br />

grondflag van dezelve gediend zullen hebben. fchynlyk<br />

Verfcheiden gezegden van Tacitus maaken dit in laater<br />

tyden ten<br />

ten hoogflen aanneemelyk, en de natuur dier grondflag<br />

Wetten zelve, in zo verre zy nog voor handen, der be<br />

en by Schotanus en anderen te vinden zyn, le» fchreeven<br />

Wetten<br />

veren daarvan een genoegzaam bewys op; de­<br />

gediend.<br />

wyl de oude geaartheid en gewoonten des volks<br />

daarin op het duidelykfle doorn-raaien. Het<br />

oogmerk van dit werk laat niet toe, ons verder<br />

over die befchreeven Wetten en Rechten in te<br />

laaten; minder nog dezelve te verzamelen en<br />

onder het oog van den Leezer te brengen.<br />

Uit die oude Friefche wetten valt de afdee- Hst volk<br />

ling der Friezen te duidelyk op te maaken , om was verdeeld<br />

in<br />

dezelve hier niet nog kortelyk te melden. Het<br />

drie Staa­<br />

ganfche volk nu beftond uit drie onderfcheiden ten , naa •<br />

rangen of Staaten van menfehen , Ecklw.gen naamelyk<br />

melyk , Frytingen en Liten. De Edelingen I. Edelingen.<br />

waren de aanzienlykfte - van drieën. Waar de<br />

naam.f_.fe/of Adel zynen oorfprong aan verlchuldigd<br />

zy, is niet zeker te bepaalen. Sommigen<br />

meenen dien in Frifo's Zoon, Adel genoemd,<br />

te vinden; anderen denken aan het woord oud<br />

l 4 of


136 Tegenwoordige Staat<br />

Ar-fJK- of ö/i,afkomftig van het Hoogduitsch alt en alter»,<br />

JrtiKNE en nog anderen aan het Hebreeuwsch "ntf<br />

BESCHUY- ( Adar) voortref dyk en uitneem end berekenen­<br />

YIMO.<br />

de; doch ruim zo waarfchynlyk is het, dat men<br />

aan het An^elfaxifche JEtbeoï Etbe, of wel<br />

aan het Gottifctie Aaa, te denken hebbe. Het<br />

eerfte geeft een wettig bezit van Goederen te<br />

kennen, en zou, met del,tbel of dael verlengd<br />

zynde, iemands erfdeel, of het hezit van het<br />

hem toebehoorende wettig deel betekenen;<br />

waar uit zeer wel aanleiding kan genomen zyn,<br />

om den naam van Edeling te geeven aan eenen<br />

zoon, die recht tot eenig erfdeel heeft, of dien<br />

zekere goederen en gronden als zyn erf bezit zyn<br />

aangeftorven, 't welk dus in de zaak overeen<br />

komt met onze thans zo genoemde Erfgezetenen<br />

of Eigenerfden ( > Het andere woord drukt<br />

eigenlyk den Vader of oorfprong des geflagts<br />

uit en heeft der Alemannen Edel, en /bdtlt,<br />

dat'den Adeldom betekent, voortgebragt, volgens<br />

het gevoelen van J G Wachter<br />

Sommigen<br />

Hoe 't zy: dit gaat vry vast., dat s Lands<br />

daarvan Oppervorften, by vervolg van tyd, van zulke t de •<br />

zyn tot litigen fommigen tot den Ridderftand verheven,<br />

den Rid­<br />

en van de overigen onderfcheiden hebben; waar<br />

derftand<br />

Terheven.<br />

door zy wel tot verfcheiden byzondere phgten<br />

gehouden waren, maar ook teffens als een attonderlyke<br />

Adelyke ftaat, in alle Landszaaken<br />

recht van ftemminge nevens de Gemeente had-<br />

m Zie hier van breeder by F: Sjoerds, Algem:<br />

Befchr: van Oud en Nieuw <strong>Friesland</strong>. I. D. I. Stuk.<br />

e n z<br />

bladz. -17° - ,<br />

(§) Glosfarium Gerraan: p. 69.


van F R I E S L A N D . 137<br />

den. En dus kan hier uit zeer wel de tweederlei<br />

ftaat van Edelen en Eigenerfden geboren<br />

zyn, welke nog tegenwoordig in <strong>Friesland</strong> plaats<br />

heeft, en tot de Algemeene Landsvergaderingen<br />

wordt toegelaaten.<br />

De Adel, dus van ouds her de eerfte ftaat in<br />

zaaken van regeering zynde, heeft zich door­<br />

gaans, inzonderheid door krygsbedryven, zeer<br />

vermaard gemaakt, en veele treffelyke mannen<br />

rle Vinnnp rlrvnrrroonc van rlo Vni-f.pn mom- „!.....


ALOE-<br />

MEENE<br />

BKSCHRY-<br />

VING.<br />

tl Frylin.<br />

sein<br />

138 Tegenwoordige, Staat<br />

alles groote veranderingen baart, heeft ook hier<br />

eene rol gefpeeld, welke voor den Adelfland<br />

gansch niet gunftig is: want behalven de blykbaare<br />

vermindering van vermogens, zyn veele<br />

adelyke gcQagtcn van Friefche herkomfte of gc -<br />

heellyk uitgellorven , of by gebrek van Mannelyke<br />

erven naby hunnen ondergang; om niet te<br />

zeggen, dat van anderen flegts eenige takken ,<br />

doch alleen onder den gemeenen Burger- en<br />

Boerenhand, te vinden zyn.<br />

Naast op de Edelingen volgden de Fryüngen,<br />

door welke men vooral geene vrygelaatenen,<br />

maar vryen of vrygeborenen , moet verdaan:<br />

want nimmer waren zy llaaven geweest, die<br />

hunne vryheid aan de gunst hunner Heeren te<br />

danken hadden, gelyk het woord vrygelaatene<br />

te kennen geeft. Aan de geboorte alleen waren<br />

zy de hunne verfchuldigd, zonder dat zy aan<br />

iemand dan hunne Overheden onderworpen waren<br />

; weshalven zy, in laatere tyden, den naam<br />

van welgeborenen met recht verkreegen hebben,<br />

en nog voeren, in onderfcheidinge van<br />

de Edelen, die men gewoon is met den titel van<br />

Hoogwelgebbrenen te vereeren. De Landbouw,<br />

fchoon niet met eigen handen geoeffend, was de<br />

gewooné bezigheid deezer Frylingen, wanneer<br />

zy zich niet tot den Kryg geroepen vonden; en<br />

dit-<br />

naderhand, by verfcheiden gelegenheden, uit *nÖ


van F R I E S L A N D . 139<br />

dit heeft ongetwyffeld eene der voornaamfte<br />

redenen opgeleverd, dat hunne vermogens van<br />

tyd tot tyd merkelyk toenamen, en iommige<br />

Edelen, of door den kryg, of door andere redenen<br />

ten achteren geraakt, genoodzaakt wierden,<br />

hunne goederen aan Frylingen af te ftaan<br />

en te verkoopen.<br />

ALGE-<br />

ME • NE<br />

BESCHRY»<br />

VING.<br />

De zogenoemde Litcn maakten eene derde III Liten.<br />

foort van inwooners uit, en werden in de oud<br />

Friefche taal Lesfen eenoemd omdat zy de<br />

laatfien, en Lytfen omdat zy dckleinllenof ge*<br />

ringlten des volks waren. In Vlaanderen warenzc<br />

by den naam van Laaien bekend, even<br />

of men daarmee zeggen wilde, dat zy aan het<br />

Land waren overgelaaten, om hetzelve, ten<br />

voordeele der Edelingen en Vr yen, te bearbeiden.<br />

Zy waren echter niet allen van dezelfde foort;<br />

fommigen waren Liten uit kratht hunner geboorte<br />

, hebbende hunne Ouders zich reeds ia<br />

dien zelfden laagen ftaat bevonden; terwyl ah<br />

deren zich of door hunne armoede, of door<br />

hunne wanbedryven, tot dien ftaat vernederd<br />

zagen ( §). Beiden kwamenze hier in over een,<br />

datze meer niet dan Lyfeigene boeren waren,<br />

die met de Kinderen, welkenze teelden, hunnen<br />

Heeren in eigendom toebehoorden, en weinig<br />

meer wonnen dan zy tot leevens onderhoud<br />

noodig hadden. Van eigenlyk gezegde Slaaveri ,<br />

verfcheelden deeze Liten inzonderheid daarin ,<br />

datze op het' land woonden, en niet onder het<br />

geduurig opzigt van den Heer Honden, maar in<br />

het bearbeiden des Lands over de flaaven gebooden,<br />

(5) S. Siccama Lex. Frifion: illustvj p. 73.


ALGE- •<br />

MEENE<br />

BESCHRY-<br />

VJNG.<br />

Waarby<br />

men nog<br />

kan voe<br />

gen de<br />

iüaaven.<br />

De Hedendaag<br />

fcbe Frie<br />

zen verfcliillen<br />

groote-<br />

]yks van<br />

de Ouden.<br />

De oor-<br />

I4P Tegenwoordige Staat<br />

booden, en voor zich behielden, 't geenze<br />

meer uit hec land maakten, dan ze aan Vruchten<br />

of jaarlykfche Schatting aan den Heer behoefden<br />

te betaalen; zynde hier te lande, voor de<br />

invoering vanhetChristendom, ongetwyffeld ook<br />

Slaaven geweest, wier toefhnd, in verfcheiden<br />

opzigten, merkelyk erger was dan die der Liten:<br />

want behalven datze niet het minde voor<br />

zich zclven konden verdienen, moestenze ook<br />

nog alle huisdienllen tot de minde toe verrichten,<br />

en daarenboven dikwyls het grommen van<br />

eenen norfchen Heer met een nedrig dilzvvygen<br />

verdraagen, zo zy zich voor geene erger mishandeling<br />

bloot wilden dellen.<br />

Bv het freen door ons. in dit hoofddeel, we­<br />

gens de Friezen en wel inzonderheid wegens de<br />

üude Heidenfche Friezen, werd te boek geflagen,<br />

met oplettende aandacht dil daande, en<br />

met die van de volgende , vooral de tegenwoordige<br />

, tyden vergelykende, zal men ongetwyffeld,<br />

doch met vervvonderinge ontdekken, dat de veranderingen<br />

, welke de Natie ondergaan heeft, weinig<br />

minder zyn, dan die de bodem, waarop zy<br />

woonen, ondervonden heeft: want fchoon hier<br />

nog zigtbaare trekken van die eenvoudigheid en<br />

ruwheid voor handen zyn, in welke de Oude<br />

Friezen uitltaken , kan men den hedendaagfchen<br />

den lof eener betaamelyke befchaafdheid<br />

niet betwisten; ten zy men dezelve toetfen wilde<br />

aan dien verfynden fmaak, welke elders<br />

'heerscht,en door veelen onzer Landsluiden, ten<br />

koste der oujle rondheid en deeglykheid, maar al<br />

te zeer wordt nageaapt. De oorzaaken van zulk<br />

eene


oan F R I E S L A N D . 141<br />

eene zigtbaare veranderinge zyn bui":sCHRY«<br />

I hunne Legers verkeerende, leiden 'er den eer- VING.<br />

:iten grondflag toe, hebbende de Friezen van hun zaaken<br />

I niet alleen geleerd te leezen en te fchry ven, van dat<br />

1 maar ook vry wat van hunne zeden overgeno- verfchil<br />

zyn veeji<br />

men; vooral toen het voor hun een ftuk van<br />

lerhandc.<br />

j:belang was geworden, de vriendfchap met de<br />

' Romeinen aan te k wet ken en re onderhouden.<br />

Zy die eenige jaaren achter eikanderen buitens<br />

lands in vreemden krygsdienst geileeten hadden,<br />

gelyk oudtyds van veele der aanzienlykfle jon-<br />

| gelingen onder de Friezen plag te gefchieden,<br />

kwamen zelden of nooit in hun Vaderland te<br />

rug, zonder wat uitheemsch in taal, zeden en<br />

: gewoonten mede te brengen, 't welkze,fchoon<br />

met geen opzettelyk voorneemen , weder aan<br />

hunne kinderen mede deelden, êrt daar door<br />

1 eene ongemerkte verandering te wege bragten.<br />

i Het geen dus door de Romeinen hier te lande<br />

1 begonnen was, werd, in volgende eeuwen, niet<br />

1<br />

weinig voortgezet door de Franken, en wel in-<br />

! zonderheid na dat deezen het zo vergebragt hadiden,<br />

dat het Christendom, door de Friezen,<br />

1 met verlaating van hunnen Vaderlyken Gods-<br />

1 dienst, vry algemeen was aangenomen: wanc<br />

.daar dit,behalven de overkomfte van veelebui*<br />

1 tenlandfche Geestelyken, aan den eenen kant niet<br />

' weinig toebragt om dien wederzydfchen haat en<br />

: afkeer merkelyk te verzachten, welke, hoe onre-<br />

1 delyk ook, uit vcrfcheidenheid van Godsdienftige<br />

j gevoelens en plegtigheden, doorgaans geboren<br />

5wordt; gaf het aan den anderen insgelyks gcle-<br />

.sgenheid tot dien gemeenzaamen omgang en ver»<br />

I;keering, welke tusfehen vcrfchillende volkeren<br />

waar-


142 Tegenwoordige Slaaf<br />

AT O?.- waarfchynlyk nooit geoeffend werd, zonder dat<br />

MEKKÉ het eene volk van het andere deeze of geene<br />

BP.SCHRY^<br />

VING. gewoonten en gebruiken over nam. De wectenlchappen,<br />

die met recht voor het bekwaamde<br />

middel van befchaavinge der zeden en gewoonten<br />

gehouden worden, Haken ook lang?<br />

zaamer hand in deeze gewesten het hoofd op,<br />

en werkten grootelyks mede, om de reeds begonnen<br />

verandering ten flerkflen voorttezetten.<br />

Doch zo 'er iets is, dat daaraan de laatlle hand<br />

gelegd heeft, het is ongetwyffeld de vermeer'<br />

dering van <strong>Friesland</strong>s Rykdom, welke, met<br />

het voortzetten van den eertyds verwaarloosden<br />

Landbouw, Koophandel en Scheepvaart, tot<br />

eene aanzienlyke hoogte geklommen is, en eene<br />

zeer groote verandering heeft te wege gebragt;<br />

zo om dat véele Vreemdelingen daar door zyn<br />

aangelokt, om zich, met verlaatinge van hun<br />

Vaderland, ter verkryginge van een ruimer be«<br />

ftaan, herwaards te begeevcn „ en zich met den<br />

Ouden Landaart te vermengen, als ook om dat<br />

veele ryke Landskinderen, even of het nu eene<br />

fch,ande ware geboren Friezen te zyn, daar<br />

hunne voorvaderen zo groot eene eere in Helden,<br />

zich meer en meer van hunne Lartdgenooten<br />

onderfcheiden, door zich buitenlanders, en wel<br />

het liefst Franfchen, tot voorbeeelden van navolginge<br />

te verkiezen. Het geen de door kundige,<br />

en in ilerlykhcid van ft\l zowel als in<br />

diepe gedachten uitmuntende Schryver van de<br />

Opkomst en bloei van de Republiek der Veree~<br />

nigde Nederlanden Q * ) ten aanzien van de<br />

Ne-<br />

(*) Simon Styl, Meel. Dr. te Harlingen. bladz. 386<br />

van den tweeden druk.


van F R I E S L A N D . 143<br />

Nederlanders in hec algemeen heeft opgemerkt,'<br />

is over 't geheel zo toepasfelyk op veele Fric- j<br />

zen, dat ik niet van my kan verkrygen hetzelve ,<br />

met ftilzwygen voorby te gaan. „ Onze voor-<br />

„ ouders",dus luiden 's Mans woorden, „ryk<br />

„ genoeg geworden zynde, om gemaklykte<br />

,, leeven, ontdekten ligtelyk wat hun ten aan-<br />

„ zien van de befchaafdheid ontbrak. Zy wil-<br />

„ den dat gebrek in het nagedacht vervullen;<br />

„ maar het ontbrak hun ook aan de noodige<br />

„ kennis, om zulks voorzigtig te doen. Zy<br />

„ bragten de fraaie opvoeding hunner kinderen<br />

„ tot uiterften, waardoor alles bedorven wierd.<br />

Voor zo vei re is de fchuld van onze verbas-<br />

,, tering by hen , hoewel hunne oogmerken<br />

„ Ioflyk waren. Maar wy zyn nog meer te<br />

„ befchuldigen, dewyl wy, terftondhoogmoe.<br />

„ dig op de weinige voorrechten, welke wy<br />

„ door eigen toedoen boven hen verkreegen<br />

,, hadden, ons hebben willen ontdaan van de<br />

„ verpiigting om hunne deugden na te volgen;<br />

„ en, om niet te ouderwetsch ie fchynen, bui-<br />

„ tenfpoorig geworden zyn. Wy hebben 't<br />

„ zeil in top gehaald en 't roer vernageld ".<br />

„ Een byzonder zwak, dat ons van tyd tot tyd<br />

,, geen minder nadeel heeft toegebragt, is die on-<br />

„ maatige zucht voor Vreemdelingen, waardoor<br />

., wy vervallen in eene ongerymde nabootfing<br />

„ van alles. ; wat zy ons tot een voorbeeld aan-<br />

„ pryzen. Moet het niet vreemd fchynen, dat<br />

„ onze landaard, altyd zo afkeerig van vreem-<br />

, de Regeeringen, zo gereed is om zich aan de<br />

, gevoelens van vreemdelingen, byna in alles,<br />

te onderwerpen ? "<br />

Dan<br />

AL.GR-<br />

M E E N E<br />

BESCHRST-<br />

VING.


ALGE-<br />

M'E^E<br />

B SCHRY<br />

VING.<br />

De Friezen<br />

zyn<br />

echter<br />

minder<br />

tot buitenfpoorigheid<br />

vervallen<br />

dan wel<br />

anderen.<br />

t 44 Tegenwoordigs Staat j<br />

Dan hoe zeer de laatere Friezen van de vroerere<br />

verfchillen, 't is echter ook waar, dat de<br />

Friezen minder dan wel anderen tot buitenfpoorigheid<br />

vervallen zyn. Misfchicn is 'er riog wat<br />

overgebleeven van die oude gezetheid op eigen<br />

taal en zeden, welke oudtyds zo verre ging, dat<br />

zv met andere Volken weinig verkeerden, en<br />

zelfs wetten nrtelden om geene bimenbnders<br />

onder hen te iaaten woonert. „ Nen Hollands •<br />

„ ra fchilma ontfaan for en burger . Hier<br />

mede Hemt volmaakt over een, het geen Gaooe-<br />

J ~~ i.rit.fTQünr.p heeft; wanneer hv met de<br />

mam den aangaande heelt; wanneer ny IIKIUB<br />

woorden' van zekeren ongehóemden Schryvef<br />

ze-rt dat zy niet alleen een ai keer handen van<br />

b<br />

de' ukbeemfche huwelykeh, maar oök van hunne<br />

grenspaalen te betreeden; «at zy de<br />

vreemdelingen naauwlyks een nacht by hen<br />

" duldden, hoewelze hun anders alle tekenen<br />

" v an eene verpligtende gedienltigheid beweezen*<br />

Hoe bëzwairlyk valt het niet voor t<br />

menschdom de gulden middelmaat, in aeht te neemen!<br />

dit ging zekerlyk te verre, en duidt eene<br />

woestheid aan, die gelukkiglyk voor zachter zeden<br />

en uitgebreider gezelligheid, door den tyd,<br />

heeft heelt plaats gemaakt. gemaal. ' ; •<br />

De Frie­ Wiet de zigtbaare verandering*>, hier te<br />

zen zyn landé voorgevallen, is evenwel de bnelche<br />

doorgaans<br />

natie niet geheel en al van geftalte ^ en in­<br />

ryzig en<br />

fterk van borst veranderd. 'De Friezen zyn over t alge­<br />

lichaam meen nog ryzig en fterk van lichaam; waartoe<br />

enz. 'c gebruik van vette en voedzaarae fpyzen, gepaard<br />

met eene niet ongezonde lucht, waarfchynlyk<br />

met weinig toebrengt. Ook zynze van<br />

(§) In de voorreden voor Gysbert Japix Friefche<br />

Rymlerye.


van F R I E S L A N D . 145<br />

een aanzienlyk en bevallig wee,'en, waarin eene ! ALGBonbefchroomde<br />

achtbaarheid doorbraak, welke MEENE<br />

zy, vooral in 't fpreeken , door een rond- BESCIIRT*<br />

VISO.<br />

borftige vryinoedigheid weeten aan den dag te<br />

leggen, terwyl hun de roem van openhartig,<br />

gocdaartig en getrouw te zyn, niet kan geweigerd<br />

worden, fchoon daar meê, volgens lommigen,<br />

eene ilyihoofdigheid verzeld gaat, die't<br />

zeer bezwaarlyk maakt, om hen van hunne eens<br />

opgevatte voorneemens af te brengen. Doch<br />

gelyk dit in moeyelyke omltandigheden grootelyks<br />

te pas kan komen, alzo hebben de Friezen<br />

'er ook meer dan eens, inzonderheid ter befcherminge<br />

van hunne vryheid, het weezenlykst<br />

nut van getrokken. En wierd deeze eens wat<br />

al te zigtbaar verkracht, ik twyffel niet, of de<br />

. Friezen zouden nog den overweldiger, wie hy<br />

ook ware, dra doen ondervinden, dat ze beter<br />

doof zachtheid te leiden dan door geweld te<br />

dwingen zyn.<br />

De Vrouwen in <strong>Friesland</strong> zyn, over 't alge­ De Vro\».<br />

meen, welgemaakt van lyf en leden, blanken wen zyn,<br />

fchoon van aangezigt, en doorgaans voorzien van 'er welgemaakt<br />

helder tintelende oogen en blanke of bruine<br />

en bevat<br />

hairen; wordende hier te lande niet zo veele Htï.<br />

Bruinetten als wel elders gevonden. Ten platten<br />

lande, daar de leevenswyze minder bedorven<br />

is dan in de Steden, vindt men inzonderheid<br />

veele, die, in fchoonheid en bevalligheid<br />

met die van de Steden gelyk Maande, haar in<br />

zilverwitte tanden, bloozende kleur,enfrisfche<br />

gellalte niet weinig te boven gaan, hoewelze<br />

doorgaans minder van die verfynde befchaafdheid<br />

K be-


ALGE- 1<br />

ME ENE<br />

BtSCHRT-<br />

VING.<br />

146 Tegenwoordige Staat<br />

sezitten, welke in de Steden, voomaamelyk bj<br />

ie ryken, heerscht , en niet zelden zo verre<br />

wordt voortgezet, dat het oud, eenvoudig en<br />

deugdzaam beftaan daarby grootelyks te lyden<br />

De pracht De' pracht , welke elders, vooral in ge­<br />

is 'er minbouwen , kleederen en verdere leevenswyze,<br />

der groot zulk eene hoogte beklommen heeft, dat<br />

dan wel de konst bykans fchync uitgeput, om iets<br />

elders.<br />

nieuws van belang voor den dag te brengen,<br />

en veelen, alleen daar door, bedorven werden,<br />

neeft gelukkiglyk by de echte triezen nog<br />

zulke fchadelyke voortgangen , met gemaakt,<br />

't Ontbreekt 'er, om rond te gaan, en vooral<br />

in de Steden, aan geene voorbeelden van menfehen,<br />

die te laat , tot hunne eigen onuitwischbaare<br />

fchande en onherftelbaare fchade<br />

van anderen, ondervonden hebben, hoe gevaarlyk<br />

het zy, bet zeil te hoog m top te haaien-<br />

maar echter wordt de middelmaat nog<br />

eenigzins bewaard. Wat immers de gebouwen<br />

of huizen en wel inzonderheid ten platten lande<br />

bëïrefe; : van die Stinzen of Steenhuizen,<br />

Van de<br />

oude Stin- waar mede <strong>Friesland</strong> voorheen derraaate vervuld<br />

zen of „ *.r w weinis Dorpen te vinden waren,<br />

Steenhui­ ZX^^T tonden, zy»<br />

zen zyn<br />

nu maar weinige voor handen. Ruim zozeer<br />

maar weinigen<br />

tot plaatfen van verdediginge als wel tot aan,<br />

meer over. eenaame en gemaklyke woomngen gebouwd,<br />

en daarom met wyde graften en toorens voor»<br />

zien zynde, kwamenze ten tyde der binnenlandde<br />

oiuu^ en verwarringen, gelyk die der<br />

Schieringers en Vetkoopers, veel meet dan


van FRIESLAND. 147<br />

hedendaags te pasfe. Dit gaf, by vreedzaame<br />

tyden, natuurlyk aanleiding om geene nieuwe MEENS<br />

van deeze foort te bouwen, en voor het onder­ BESCHU*;<br />

VING.<br />

houd der reeds voorheen gebouwde minder bezorgd<br />

te zyn; 't welkten gevolge had, dat de<br />

meefte dier Stinzen, hoe fterk ook in den beginne<br />

gemaakt, langzaamerhand vervielen, en<br />

de een na de andere wierden afgebroken, terwyl<br />

men derzelver hoven en tuinen tot weidof<br />

bouwland toebereidde. Doch behalven deeze<br />

reden kan men ook nog andere van het verval<br />

dier Stinzen geeven. Sommigen dier aanzienlyke<br />

en adelyke geflagten, welker voorouders<br />

dezelve met groote kosten gefticht hadden,<br />

zyn geheellyk uitgeftorven; anderen zyn, door<br />

*t ongeluk der tyden, uit hunne wettige bezittingen<br />

gezet, en weder anderen door kwaad bellier<br />

verarmd; vooral toen de waarde van 't geld,<br />

in evenredigheid met 's Lands toeheemenderykdommen,<br />

begon te daalen, en de bezitters van<br />

zulke goederen zich in fchulden ftaken, alleen<br />

maar om niet van hunne voorige leevenswyze af<br />

te gaan, fchoon die nu te kostbaar geworden<br />

was, en niet viel op te houden, dan met dagelykfche<br />

vermeerderinge van fchulden, en verkoopinge<br />

van zulke goederen, waaruit men<br />

voorheen zyn voornaamfte bellaan getrokken had.<br />

Wierden om zulke redenen ver de meeste van<br />

<strong>Friesland</strong>s oude Stinzen uit den weg geruimd,<br />

niemand beduite daar uit, dat het <strong>Friesland</strong> aan 't Ont-<br />

Dreekt 'ef<br />

fraaie Landhuizen ganfchelyk ontbreeke. Behal­ ichter<br />

ven dat de Heeren Grietsluiden, genoegzaam ruec aan<br />

alle , in hunne Grietenyen een fraai Landhuis, aangenaameLand­<br />

met vruchtbaare tuinen, hoovingen en vyvers<br />

huizen.<br />

K z heb-


ALGE- ]<br />

JYIEENE ,<br />

BESCHRY- !<br />

VING,<br />

Ook zyn<br />

de Boerewoonin.<br />

gen en<br />

Schuuren<br />

daar<br />

vry aanzienlyk.<br />

14.5 Tegenviiordigè Staat<br />

hebben, gcfchikt om 'er den Zomer met genoegen<br />

teflyten, telt men in <strong>Friesland</strong> ook nog<br />

zeer veele andere, zo aan Heeren van Regeeringe,<br />

als aan Ryke Burgersuit de Stedeniwbehoorende,<br />

en tot het zelfde einde gfctato<br />

Het prachtig beeld - en grotwerk der Hollandfche<br />

tuinen en hoven wordt hier met vernomen;<br />

maarevenwel heerseht er ook geene<br />

flordigheid; en de deugdzaamheid van fappige<br />

en welfmaakende tuin- en boomvruchten vergoedt<br />

rvkelyk het gebrek van weidfche verfierfelen.<br />

De eigentlyk gezegde Landluiden of Boeren zyn<br />

ook hedendaags zo verre, van zich, even als<br />

hunne Voorvaders, in geringe hutten te moeten<br />

behelpen, dat zy in tegendeel doorgaans welgebouwde<br />

huizen en fchuuren, zo tot eigen ve -<br />

blyf, als tot berging van vee, koren, en hooi,<br />

bevvoonen , hetzy die hun zeiven , met de<br />

onderhebbende landen, in eigendom toebehooren<br />

gelyk 'er in <strong>Friesland</strong> veele zyn ; het zy<br />

dezelve van andere Eigenaars voor zekeren prys<br />

h'ftet gehuurd zyn? In Oostergo en Westerse<br />

daar men de beste landeryen vindt, heeft<br />

lln ook de kOstbaarfle en fraaifte huizen en<br />

fchuuren. Om nu immers van de ruiken rust<br />

te fpreeken, die meer uit verkiezinge, dan om daar<br />

by hun beftaan te vinden, de boerdery dryven<br />

en als Heeren aangemerkt moeten worden; al<br />

doorga ns zyn de^ huizen en fchuuren onzer<br />

ÏÏSden in eenen goeden fmaak gebouwd<br />

kosten by haare eerfte ftichtinge aanzienlyke<br />

fommen, van drie en vierduizend guldens, ot<br />

meegaar gelang van de ^ o ± ^ é ^ n<br />

en 't vermogen van den eigenaar, t U dus geen


van FRIESLAND. : Y49<br />

'Wonder, dat de crefïblykfte deezer Friefche Boerewooningen<br />

door Vreemdelingen wel eens voor<br />

Lusthuizen der Grooten zyn aangezien. In de<br />

/.evenwouaen, Gaar ae i_anaeryen over t geheel<br />

van minder deugd en waarde zyn, vindt men<br />

ook doorgaans minder kostbaare huizingen en<br />

fchuuren; en echter heerscht 'er ook geene armoedige<br />

flordigheid. De Landouwe zelve, veel<br />

beter tot het aanleggen van plantagien gefchikt<br />

dan de zwaare kleigrond, heeft al van overlang<br />

veelen derwaards gelokt, om daar hun Zo<br />

merverblyf te neemen; en het flaat te denken,<br />

dat dit met den toeneemenden fmaak, om de<br />

tot hiertoe ledig gelegen hebbende Heidvelden<br />

MEENE<br />

BESCHRY-<br />

VIN*.<br />

In de Ze<br />

venvvouden<br />

kon'<br />

met bosfchen en boomen te beplanten, of tot<br />

vruchtbaare Korenakkers en Weidlanden, te laa- nen noj<br />

ten bewerken, veel eer toe dan af zal neemen. veele<br />

En gefchiedde dit met dien yver, welken de naHeidvelden met<br />

tuur der zaake verdient, zo kon <strong>Friesland</strong> zekerlyk nut bear­<br />

eenige duizenden inwooners meer voeden dan beidworden. 'er tegenwoordig gevonden worden: 's Lands<br />

_ _ i n j j 1 __ _ . ,<br />

inkomften zouden daarby ook vermeerdering<br />

erlangen , al ware het, dat men om den<br />

voortgang daar van te begunfligen, aan de onderneemers<br />

eenige voorrechten en vryheden verleende<br />

; en deezen zouden hun geld befteedcn<br />

op eene wyze , die voor weldenkende zielen<br />

met het flreelendst genoegen gepaard zou gaan,<br />

al ware ook het voordeel niet zo groot, als men<br />

zich in den beginne beloofd had. Nut voor zyn<br />

geboorteland en medemenfchen te zyn, levert<br />

genoegens op waar van de laage ziel van eenen<br />

vrekken gierigaard en dolzinnigen verkwister<br />

zelfs geen denkbeeld heeft.<br />

K 3 Is


AtGÏftlEENE<br />

BESCHRY-<br />

VIHG.<br />

De Kleeding<br />

der<br />

Friezen<br />

valt niet<br />

gemaklyk<br />

te be<br />

fcbryven,<br />

i5° Tegenwoordige Staat<br />

Is de verandering groot, die ten aanzien der<br />

wooningen in <strong>Friesland</strong> is voorgevallen, in<br />

&e kleedinge wordt 'er eene vernomen , die<br />

niet veel geringer is. De Grooten toch,<br />

zo mans als vrouwen, hebben zich reeds van<br />

overlang naar de Duitfche of Franfche manier<br />

beginnen te fchikken, en vinden onder de vermogenden<br />

uit den burgerlïand zeer veele navol­<br />

gers, die hiertoe te ligter overgaan, om dat dit<br />

een gereed middel lchynt om zien van L Wa&^ gemeen te onderfcheiden, en tot eenen rang van<br />

meerder aanzien op te klimmen. Dan hoe dit ook<br />

zy: de geduurige veranderingen , die in de<br />

wyze van kleedinge voorvallen, en de onbeftendige<br />

geaartheid tan den Kameleon fchynen<br />

aan te duiden, maaken derzelver befchry ving zo<br />

wel moeielyk als noodeloos, omdat zulke Friezen<br />

maar weinig overgehouden hebben, dat hen<br />

van de Hollanders en anderen onderfcheidt,<br />

of het moest, gelyk lommigen hermen opgemerkt<br />

, hier in beftaan , datze in de mode<br />

altyd achter aan komen , en maar alleen den lol<br />

van traage navolginge, doch nooit .van uitvmdinge<br />

verdienen,zo men de uitvinding voor lofwaardig<br />

te houden heeft. Zonder ons derhalven<br />

met de aanzienlykften op te houden, zullen wy<br />

hier iets wegens den middelftand by voegen, en<br />

wel meest ten aanzien van het platte land, om<br />

dat de kleeding der Stedelingen, vooral die der<br />

Vrouwen, zo verfchillende is, dat de kenners<br />

edlopn dnnrbv weeten te onderfcheiden, of zy<br />

Dezelve is uit de Hoofdftad, dan of zy uit eene der andere<br />

doorgaans Steden zyn, en bepaaldelyk uit welke. Van<br />

niet allen, zo Landluidcn als Stedelingen, moet men<br />

Weidse!*.<br />

er


van FRIESLAND. 151<br />

erkennen , dat hunne kleeding verre is van ALÖE-<br />

MEENE<br />

weidsch te zyn, als ook dat 'er iets van dat ei­<br />

BESCHRV»<br />

gene in doorftraalt, waar door dezelve, en in­ VING.<br />

zonderheid die der Vrouwen, al zynze geene<br />

Hindeloopers of Molquerumers ( die weder<br />

van de overigen grootelyks verfchillen, gelyk in<br />

i de befchryvinge dier plaatfen ftaat getoond te<br />

1 worden,) zich gemaklyk van allen overigen<br />

I landaart laat onderfcheiden. Ook llraalt 'er iets<br />

I bevall'gs in door, dat niet weinig ter vermeer-<br />

1 deringe der Vrouwelyke fchoonheid ftrekt. De<br />

: zogenoemde Duitfche mutfenmetbreede kanten,<br />

1 de gouden Ooryzers, en andere verlierfelen van<br />

1 Goud en Zilver, eertyds zo weinig, doch nu<br />

; zo zeer geacht, en niet zelden boVen vermogen<br />

s gebruikt, ftellen dezelve in 'taangenaamfte licht.<br />

1 Hieraan heeft men toe te fchry ven , dat eene<br />

• wel uitgeftreeken Friefche Vrouw , of jonge<br />

I Dogter, nooit op eene vreemde plaats kan ver-<br />

| fchynen, zonder de bewonderende aandacht van<br />

; groot en klein tot zich te trekken.<br />

In fpyze en drank , als ook in de ver- In Spyze,<br />

drink<br />

c dere leevenswyze , verneemt men wel de ruw- enz,<br />

1 heid der Ouden niet meer, en echter heerscht heerscht<br />

i hier eene eenvoudigheid, die men elders te ver- eene een»<br />

voudig-<br />

L geefs zou zoeken, en welke geen grooten omheid,<br />

die<br />

I flag van toebereiding noodig heeft. Sint dat het elders niet<br />

\ visfchen en jaagen door den Landbouw, de Vee- vernomen<br />

1 voeding , den Koophandel en de Scheepvaart, wordt,<br />

tot zigtbaare vermeerdering van 's Lands ryk-<br />

1 dommen, is afgewisfeld, heeft ook de leevens-<br />

1<br />

wyze eene gansch andere plooi gekreegen. In<br />

1 de Steden is het misfchien by veelen tot eene<br />

1 lekkerheid en dartelheid overgeilagen, die niet<br />

K 4 ai-


f|a Tegenwoordige Staat<br />

ALOE- alleen fchadelyk voor hunne gezondheid en be­<br />

5MVENE<br />

zittingen is, maar ook der aankomende" Jeugd<br />

BESCHRYtma.<br />

tot een gevaarlyk voorbeeld van navolginge dient.<br />

Ten platten lande vergenoegt men zich doorgaans<br />

met eenvoudige gerechten, en wel zulke<br />

die door eigen Stallen, Akkers en Velden<br />

worden opgeleverd. Deeze hunne gerechten<br />

van fpek en vleesch, erweten en boonen,<br />

gort en meel, boter en kaas, en wat dies<br />

meer is , zouden wel voor eenen ledigloopenden<br />

Stedeling wat zwaar te verteeren vallen;<br />

doch het gezin vaneenen Landman, dat, van<br />

den grootllen tot den kleinften toe, een werkzaam<br />

leeven leidt, en geltadig in beweeginge<br />

gehouden wordt, heeft daar van minder ongemaks<br />

te lyden De fchoone witte tanden, waar<br />

mede veele Landzaaten pronken, zyn 'er een<br />

fpreekend bewys van, en toonen ons, dat zelfs<br />

de Scorbut, fchoon anders onze landkwaal, en<br />

door harde fpyzen aangezet, minst vat op lichaamen<br />

heeft, dien het aan werkzaamheid en<br />

ïn plaats beweeginge niet ontbreekt. Bezigden de Ou­<br />

van zwaaden een kookzel van graan en water, eenigzins<br />

re bieren<br />

naar ons bier gelykende, om hunnen dorst te<br />

drinkt men<br />

'er nu lesfen, en zoopen zy zich daaraan dikwyls vol;<br />

veel thee ten deezen, opzigte zyn de Frieten hetzelfde volk<br />


van FRIESLAND. 153<br />

Koffy hebben het bier bynd geheel verdrongen, ALGE-<br />

MliENE<br />

en deszelfs plaats zodanig ingenomen, dat men<br />

BFSCHRY- •<br />

het misbruik daarvan met reden als eene zeer VING.<br />

verderflyke tyd- en geldlpilling te befchouwen<br />

heeft; hoewel 's Lands Las, uit hoofde van<br />

den zwaaren inpost, 'er geene kleine voordcelen<br />

van trekt, Ondertusfchen kan het wel zyn,<br />

dat daar door, volgens fommiger gedachten,<br />

het onmaatig gebruik van Iterke dranken, en de<br />

daar door te wege gebragte vechteryen en pleitgedingen,<br />

merkelyk hebben afgenomen. Het<br />

is althans zeker, dat de dronkenfehap, oudtyds<br />

zo gemeen, by de Friezen van onzen tyd veel<br />

minder vernomen wordt. Fatfienlykc lieden, De dron­<br />

van wat ftand zy ook mogen zyn, zouden het kenfehap ,<br />

zich tot oneere rekenen, dronken i.i het open­ vooral op<br />

pleg'tige<br />

baar te verfchynen.' Zelfs heelt de haatelyke ge­<br />

woonte van zyne gasten, by pleg'tige gelegenheden,<br />

op allerlei wyze tot drinken te perfen, en<br />

met een bezoopen lichaam naar huis te zenden,<br />

by onzen leeftyd dermaate afgenomen , dat<br />

daarvan maar zelden gehoord werde.<br />

maaltyden,<br />

wordt daa<br />

zeldzaam<br />

vernomen.<br />

De tegenwoordige Friezen zyn dus veel<br />

vreedzaamer en handelbaarder dan hunne voorouders<br />

: of zy over het geheel juist beter zyn,<br />

is eene gansch andere , vraage, welker beantwoording<br />

wy gaarne voor anderen over- De Frielaaten.<br />

Getrouwelyk zyn woord te houden; zenbe- zyn vaderland en vryheid te beminnen, en als minnen '•<br />

.uw Va.<br />

de nood aan den man gaat, kioekmoediglyk<br />

;lerla;id<br />

voor te ft aan, om zich geen nypend juk van ban­ •n Vry- •<br />

ge flaaverny op den hals te laaten dringen; een aeid.<br />

arbeidzaam en zuinig leeven te leiden; den<br />

koophandel, en vooral de fcheepvaart, zonder<br />

K 5 aatv


ALGE­<br />

MEENS<br />

BESCHRY-<br />

TINi».<br />

Al federt<br />

lang hebben<br />

zy de<br />

Fraaie<br />

Letteren<br />

beoeffend.<br />

154 Tegenwoordige Staat<br />

aanmerkinge op de gevaaren, met dit beroeponaffcheidbaar<br />

verknocht, te dry ven, zyn dingen<br />

, die den Friezen, zonder vleiery , tot lof<br />

verftrekken.<br />

Wat de Weetenfchappen betreft: was der<br />

Friezen onkunde, voor dat zy kennis aan de<br />

Romeinen gekreegen hadden, zo groot, dat zy<br />

leezen noch fchryven konden , de laatere en<br />

hcdendaagfchc Friezen loopen geen gevaar,<br />

dat biilyke en kundige beoordeelers van zaaken<br />

hen met eene dergclyke vuile fmet bekladden<br />

zullen. indcrda- d , van dien tyd af, dat de<br />

weetenfchappen en fraaie letteren het hoofd in<br />

dccze gewesten begonden op te fteeken, zyn<br />

de Friezen de achterlykfte niet geweest, die daai<br />

aan hulde deeden. Nog hedendaags zyn 'er<br />

veele ftukken voor handen, die ten fprcekenden<br />

bewyze ftrekken , dat <strong>Friesland</strong>s adelyke<br />

en aanzienlyke Genachten altoos vruentbaar zyn<br />

geweest, niet alleen in mannen, die zich door<br />

beleid en dapperheid in den kryg wisten beroemd<br />

te maaken , maar ook die in de fraaie letteren<br />

en edele Dichtkunde, vooral in het Latyn<br />

, veelen op eenen verren afftand achter<br />

zich lieten. En hoe menigmaal heeft niet dc<br />

middelftand, ja zelfs die van den laagften rang,<br />

mannen opgeleverd, die alleen door hunne uitgebreide<br />

kundigheden hunnen naam ten goede<br />

A„ „amBumUrA vereeuwigd hebben hphhpn " : Kortom, k'nrrnni . war wat Kerk. oi of<br />

Kerken en<br />

•{Schoeien, School, zo hooge als laage, heeft zich niet<br />

hebben van tyd tot tyd van Friezen voorzien, en 'er zich<br />

daarvan wel by bevonden? De lyst der thans nog leeven-<br />

veel nut<br />

den zou al vry aanzierdyk zyn, zo 't oogmerk van<br />

getrokken.<br />

dit ons werk geheugde, hen by naamc te noemen.


van FRIESLAND. 155<br />

men. De fchikkingen, welke m <strong>Friesland</strong> op<br />

het onderwys der jeugd gemaakt zyn, ftrekken<br />

grootelyks ter bégunftiginge van 't gemelde, en<br />

Virpno-pn rf> werre . dat men zelfs ten platten<br />

lande veelcn ontmoet, die niet alleen de konst<br />

van leczen en fchryven mecsterlyk verftaan,<br />

maar ook in andere takken van weetenfchappen,<br />

als Godgeleerdheid, Gefchied- en Rekenkunde,<br />

1<br />

vry wel bedreeven zyn. Ondertusfchen is het<br />

! maar ai te waar, dat het Hechte toezigt, welk<br />

hier en ginds op de Schooien en het aanftellea<br />

• van Schoolmeesteren gehouden wordt, treurige<br />

i gevolgen ten nadeele van Kerk en Burgerftaac<br />

'voorfpclr. Wordt de eerfte jeugd verwaarloosd,<br />

wat heeft men anders dan een' botten<br />

(ouderdom te wachten? 't Zyn zeldzaame geesten,<br />

die door eigen kracht en zonder ondervvys<br />

door alles heen breeken, en zich tot eenen hoogen<br />

trap van kundigheden weeten te verheffen.<br />

Hoe zeer ware het dan niet te wenfchen, dat<br />

;zy die, door hunne hooge waardigheden of ftem-<br />

; gerechtigde goederen, ten platten lande , het<br />

meest te zeggen hebben, altyd eene naauwgezette<br />

; zorge voor den welftand der Schooien droegen !<br />

1 Hier door zouden zy zo wel het volgende als<br />

1 het tegenwoordige geflagt grootelyks aan zien'<br />

1<br />

verpligten, en zich geene van die nadeelen te<br />

' wyten hebben, welke uit de verwaarloozinge<br />

i der jeugd noodzaakelyk geboren worden, Een<br />

i knecht, die jaaren achter een den liveretrok<br />

(droeg , en zynen Heer tot genoegen diende ,<br />

lis juist daarom niet bekwaam ter onderwyzmge<br />

\ van de jeugd.<br />

De Gefteldheid van Godsdienst, Regeeringe,<br />

Koop-<br />

MS EK!<br />

BESCHUT


ALGE.<br />

MEÖNB<br />

BESCHRY-<br />

YINÖ.<br />

De Friefche<br />

Landtaal<br />

heeft<br />

groote<br />

overeen­<br />

komst met<br />

het Engel.cn.<br />

156 Tegenwoordige Staat<br />

Koophandel, Scheepvaart en dergelyke zaaken<br />

meer, verfchuiven wy tot opzettelyker behandeling.<br />

Wegens de eigentlyk gezegde Friefche<br />

landtaal dient nog het een en ander aangemerkt,<br />

niet evenwel om derzelver oorfprong uit de<br />

duistere fchuilhoeken der oudheid op te fpooren,<br />

noch ook om't verloop aan tewyzen,dat<br />

zo wel in deeze als andere leevende taaien, van<br />

tyd tot tyd, is voorgevallen, maar wel om van<br />

haare naauwe verwantfchap met andere taaien<br />

in 't korce iets te melden, en daar op haare tegenwoordige<br />

gefteldheid te laaten volgen. Niemand<br />

is 'er, die eenige kennis van der Friezen<br />

landtaal heeft, welke niet gercedelyk zal toeftaan,<br />

dat dezelve, om van geene Gothifche,<br />

Yslandfche, Zweedfche , Deenfche en andere<br />

taaien te fprecken , inzonderheid met de En •<br />

gelfche zeer naauw vermaagfchapt is. Dit<br />

was ook een natuurlyk gevolg van die herhaalde<br />

Ovcrtogten, welke door de Saxers en<br />

Friezen in vroeger tyden naar Britannie ondernomen<br />

zyn, met achtcrlaatinge van herhaalde<br />

volkplantingen in dac gewest, welk met deeze<br />

nieuwe inwooners ook bykans eene nieuwe<br />

taal verkreeg. Het verloor 'er althans zo veel<br />

van de oude Britfche Landtaal by, dat de eerfte<br />

Euangelie Predikers, welke in de zevende eeuw<br />

uit Engeland naar deeze Gewesten overftakcn ,<br />

om hier't Geloof der Christenen te planten,<br />

weinig zwaarigheid vonden , om zich van de<br />

Friezen te doen verftaan. Sedert dien tyd zyn<br />

wel, door veelerlei bykomendeomftandigheden,<br />

de beide taaien merkelyk uit eikanderen geloopen;<br />

maar evenwel zo niet, of de overeenkomst<br />

tus-


mn FRIESLAND. 15?<br />

tusfehen beiden valt nog ligtelyk te ontdekken.<br />

Zelfs zou het niet te veel gezegd zyn,<br />

indien wy 'er by voegden, dat de Engclfche<br />

taal tot eene doodelyke armoede vervallen zou,<br />

indien zy alles aan het Oud Friesch moest te<br />

rueee geeven, wat zy daaraan verfchuldigd is.<br />

Dan, wat Fries zal den Engelschman dit misgunnen,<br />

zo deeze, daarmede tevreden, geene<br />

onrechtvaardige aanflagen op zyne andere voorrechten<br />

en bezittingen maakt? Staalcn terbevestiginge<br />

hier van dienende, zou het niet moeielyk<br />

vallen, hier in menigte te melden; doch in<br />

plaats van dezelve zullen wy hier een voorbeeld<br />

van overeenkomst doen volgen, dat zelfs den<br />

minkundigen geene twyffeling zal overlaaten.<br />

3J3y ftabbc Jjoen ten<br />

fcrjpp oppe ^> cc<br />

We have feen a Ship<br />

l m a t uppn the Sëa, vvhere in<br />

'<br />

were t?n Men , one ö£<br />

\m tuier ttfeu man,' iic<br />

icne fen ma Mfe in; arr.it»<br />

them had a great réd no-<br />

te trafo n co;?. 31'mier<br />

fe. It wa't. under full<br />

ouöct folie Spïcn. iöp fail; we look'd up and<br />

loftcene it op tn Bel down. The wind was<br />

W*z topn töiec oaeö. good; the Sun fhined<br />

Sinn'-ffctjpne nlcat clear upon the water,<br />

00 It ÜJÉtttt/ 'cc though there'came novv<br />

Mm nou in öan icn and then a fhowr of<br />

fcQoec hepl in ttPn? hail and rain. Thefe<br />

«Pi33e mannen nooDj.ue Men would have us into<br />

nuJ5 pn it fchpp / »*• the fhip, and treated us<br />

tcacr/tcOen uto5 tooi. welft<br />

^irtcnöcopit^ccïifmt; Sitting upon the<br />

nen top mennigc Deun* Deck, we fong many<br />

ïjcg! üjintfen scn gleag tunes , drank a glafs<br />

goeöc topn / baciie- of good wine, brandy,tonn<br />

oef bj'rar.


ALGE-<br />

MEI-NE<br />

BMCHHÏ-<br />

VING.<br />

i 58<br />

Tegenwoordige Staat<br />

gttente / aplen / perren / eggs , AppJes , Pears,<br />

firjcls / flegcft / topte Fih, Flesh, white<br />

h^cci / reaDe boepttcr en Bread , rede Butter<br />

griene tjftejr. 38cftcralïe0 and greene cheefe. Af-<br />

Mtn De /Sfjea en feufje. ter aJl came theTea and<br />

fïnncïfteamec/öeac toiet CofFee. In the Cham-<br />

teu ®afel / Stoelen mep ber there was a Table,<br />

becKleentngcn /eau 0'oec/ Itools with backlee-<br />

toont nnu£ j[S&up tour nings, a Fire, for midst<br />

it aoggpette ïiaïi / in May it althoug were<br />

ttoa beÓOen / toeatpn top yet cold, and' two<br />

flicnteiic. iBp tlianh* rjed*,wherein wf flepttem<br />

öe gcïjppper/' m We thank'd the Snip­<br />

f'ettene foct pn gngelper, we fet foot on<br />

lan. gjngeS-lan i£i'en English land. Enge­<br />

gwat temugrpcn. gt land is a gieat King-<br />

fianujngtfol pn toept/ dom. The Land fruit-<br />

in 'De Matie rpït. ©e full in wheat and the<br />

ïlenrng/tofia i$ pette Nation rich. The King,<br />

jong / j)et uieuniiig who is yet young, hath<br />

^oar.nen / fen totja many Sons, where of<br />

top ten 3eagenc öp fep we faw one who was<br />

tien }kt$ oaö i?-, jpn iixteen years old ; his<br />

3©py i$ Dca. IDp ree» Wife is dead. We rec-<br />

henjefjotttoec JföiHtocn kon four Million man in<br />

man pn Singel ïan/ England, three hundred<br />

it; ave uonöitt tïjeuto; thoufand in London,<br />

fcnbpnïonöeu/ utfioin and hundred and twenty<br />

birt m upf in ttocmtig vife thoufand in Am-<br />

tijoutofenö pn Stoffers flerdam, London is one<br />

öam.SLonbcn \$ ien fen öe of the greatest Placesin<br />

greatjle pleatfen pnne the World. Is it not won-<br />

to'aö. 3$ et naet toon« derful, that the under-<br />

öctïic» uatopbtcjiannige ftanding English not<br />

3|ngelfen het cefnomiSt know their offpring ,<br />

nact hintte / uogjltëoerg or Mother Tongue,and<br />

tacl/tn öctlan \nretutot the Land whereout they<br />

5P hammeneJ


van<br />

F R I E S L A N D . 159<br />

Over deeze overeenkomst der Oud Friefche<br />

en Engelfche taaien verdient onder ander geleezen<br />

te worden de reeds voorheen gemelde<br />

S. A. Gabbema, in zyne Voorrede voor de<br />

Friefche Rymlerye van Gysbert Japix. Behalven<br />

andere merkwaardige gezegden van dien<br />

doorkundigen Schryver, wiens werken nog in<br />

hoogachtinge zyn, heeft hy deeze woorden,<br />

welke ik in 's Mans éigen fpellinge hier laat<br />

volgen: „Heeden, noch na de fleet van zo<br />

„ veel eeuwen, is de gelykformigheid beid' 'e»<br />

taaien, zoo groot, dat die de FRIESCHE<br />

woorden uit de Engelfche wilde* Schiften,<br />

" die, van 'er meeste tal, zoude ontblooten.<br />

" Der taaien maagfchap is blyk van der Volken<br />

naverwandfchap. Ik ftelle dan onverwrikbaar<br />

" vast, dat, hoe naauwer de Engelfche met der<br />

„FRIESCHE, als Zakxzenfche, over-een-<br />

„ komt, dat dies, ook, zo veel tegrooteraan-<br />

, tal van Volk - planters uit F R I E S L A N D. dan<br />

",Zakxzen, na Brittanje zyn overgevaaren,<br />

„ het zy Beda hen onder de Jutten, of An-<br />

„ glen, of ook zelfs wel onder de Zakxzen<br />

„ beklemt. (*) ^<br />

(') Kundige Engelfchen zyn zo verre van dit te<br />

ontkennen, dat zy hetzelfde niet ronde woorden belyden.<br />

In een Engelsch Werkje, getiteld: Tbe prefent<br />

State of Holhnd, or a defcription of the unieed Provtnces,<br />

gefchiedt dit op de duidelykfte wyze: „ Thï<br />

British Nation ( dus drukt zich deeze Schryver uit )<br />

,, are very apt to cenfure and deride the Dutch<br />

„ Language , without knowing , or at least confi-<br />

„ dering, that te Language thetn felves fpeak is no<br />

„ other than the Low Dutch If we have foftened t<br />

„ few of the Dutch Terras , by the. refinement of<br />

„ our<br />

ALGE­<br />

MEENS<br />

BESCHRV*<br />

VIHCJ.


ALGE-<br />

UB ENE<br />

BliSCIIRT-<br />

V1N0,<br />

ióo Tegenwoordige Staat<br />

Ondertusfchen vatte men het gezegde zo niet op,<br />

als of wy hier van gansch <strong>Friesland</strong> fpraken.<br />

In de Steden toch is het Oud Friesch gansch en<br />

al in onbruik, zynde 'er maar weinigen, die<br />

hetzelve zo verdaan, datze het fpreeken enleezen<br />

konnen De taal der Stedelingen heeft meer overeenkomst<br />

met die van Holland; doch zo, dat dezelve<br />

in de verfchillende Steden van <strong>Friesland</strong>,<br />

"door eenen byzonderen tongval wederom merkelyk<br />

verfchilt, en van maar weinigen recht<br />

zuiver gefproken wordt. Hindeloopen alleen<br />

dient daarvan uitgezonderd: want daar en in hec<br />

,nabygeleegen Molquerum, wordt de Oude Landtaal<br />

nog gebruikt; ook is ze daar minder dan wel<br />

elders by de Friezen ten platten lande verbasterd.<br />

Voor-<br />

„ our own, and naturalizing abundance from the La-<br />

„ tin and French, the difference is not fo great ho-<br />

,, wever, as to make us lofe fight intirely of that<br />

„ upon which it is founded, and which is certainly<br />

„ our Mother Tongue ". Om nu hiervan zyne Leezers<br />

te overtuigen, iaat de Schryver dat voorbeeld van<br />

overeenkomst volgen, wélk wy zo even hebben opgegeeven,<br />

doch met eenige vermeerderinge, en met vergelykinge<br />

van het Engelsch tegen het Oud Friesch, in<br />

plaats van het NedL'rduitsch, dat door dien Schryver<br />

gebezigd werd, waarfchynlyk omdat hy geene kennis aan<br />

het Oud Friesch had. Daarop voortgaande zegt hy:<br />

„ The Confideration of this affinity or rather famenefs<br />

„ of Language probably gave the ingenious Mr Ho.<br />

„ well occafion to fay : ,, That take an Englishman<br />

„ cap a pied, li om head to foot, every member he<br />

„ hath is Dutch". En kort daarna ontmoet men by<br />

hem deeze woorden: „ Sir William Temple fays , that<br />

„ Part óf the Saxons, who conquer'd England, came<br />

„ from <strong>Friesland</strong>; which' is very probable , as that Pro-<br />

„ vince lies nearër Saxony than either of the other two<br />

„ Maririme Provinces, Holland and Zealand , enz".


van<br />

FRIESLAND. 161<br />

Voorheen plag men , zelfs onder de eerfte en ALGE-<br />

MESLNB<br />

aanzienlykfte.geflagten, het Oud Friesch nog<br />

BESCHRVfcinnens<br />

huis men zyn gezin te fpreeken, en<br />

V1NG.<br />

de Friefche Rymleryen van den beroemden Gys-<br />

HiisU Bert Japix, T„niv in leeven Ippwn Schoolmeester te Bols-<br />

'werd, waren 't gewoone handboek, met welk<br />

men zich zocht te vermaaken en te 'ftichten.<br />

Doch zowel het eene als het andere is federt<br />

ïang by weinigen in gebruik, en 't ftaat te vreezen,<br />

dat de kennis dier Oude Landtaal eerlang<br />

geheel en al zal verlooren worden. Eene nieuwe<br />

uitgave van 't zo even genoemde werk,<br />

verrykt met eene naamlyst van de betekenisfe<br />

der moéielykfte woorden, zou geen ongepast<br />

middel zyn, om derzelver kennis een weinigje<br />

te verlefivendigen. Veelen, dit is my meer dan<br />

eens gebleeken, zouden wel lust hebben, om<br />

dat keurig werk te leezen, en zich dus in de<br />

Oude Landtaal te oeffenen, zoze niet wierden<br />

. afgefchrikt, door eene menigte woorden en gezegden,<br />

van welke zy de betekenis niet weeten<br />

te raaden. Het is derhalve te wenfehen, dat<br />

iemand, die dèezer taaie kundig is, deeze taak<br />

eens voor zyne rekening zal neemen.<br />

Ter voltooyinge van deeze fchets, zullen wy Nadere<br />

befchou-<br />

den Leezer nog eenige der voorgemelde hoedawing<br />

van<br />

' nigheden, in een kórt beftek, erinneren, en al der Frie-<br />

wat verders hier by in aanmerking komt, in dat zenkarakter. : zelfde beftek vereenigen. Een volkskarakter is<br />

- ~~AA„„ aar>~ nnAarCr-Vir.iAonff-h'lVft^.<br />

" toch met anders dan eene ondencneiaenicnaKeering<br />

van trekken en plooien f die wel overal dezelfde<br />

zyn, maar met eene ongelyke leiding hun<br />

byzonder verzaam - of brandpunt hebben, In<br />

een enkel ondeelbaar lid der Maatfchappye ont- .<br />

L breeken


ALOE-<br />

MEENE<br />

Bi.SCHRY-<br />

1Ó2 Tegenwoordige Staat<br />

breeken dikwyls ten ecnemaal die hoedanigheden,<br />

welke veele anderen onder zyne medeburgers'in<br />

de ruimfte maate bezitten: inde maatfchappy,<br />

over 't geheel befchouwd, worden alle<br />

hoedanigheden , welke de menfchelyke Natuur<br />

oplevert, gevonden,fchoonfommige derzelver,<br />

die by het eene volk in een helder licht ftaan,<br />

by het andere eenige verduiftering ondergaan;<br />

een fcherpziend oog ontdektze niet te min al<br />

te famen, en omzwachtelt met een niet zeiden die<br />

mengeling, waar door zy in de uitoeffening van<br />

haar vermogen geholpen of verhinderd wor-<br />

Gelyk dan de voornaamfte deugden en gebreken<br />

van het menfchelyk gellagt onder de Friezen<br />

zo wel als elders verfpreid zyn ; en vooral<br />

onvermoeide yveren vuige vadzigheid, gematigde<br />

deftigheid en ftyve ftuursheid, dartele weelde en<br />

vrekke gierigheid, en wat dies meer is; gelyk<br />

'er dappere heldenmoed en bloode lafhartigheid,<br />

fchitterend vernuft en drieste domheid naast elkanderen<br />

plaats vinden; zo zou eene al te breede<br />

uüweiding hierover het tafereel veel eer verduifteren<br />

dan ter opheldering dienen. Ook doen<br />

de ftraksgemelde verzaampunten , welke men<br />

moet kennen om de waare onderfcheidmg van<br />

een welgelvkend aibeeldzel te verftaan, zich dan<br />

alleen het duidelykst voor,, wanneer men in de<br />

voortitelde maatfehappy, haare meest algemcene<br />

grondregelen, beginfelen en heerfchende<br />

gevoelens gade Haat, en tevens naauwkeurig opmerkt<br />

in welk een licht de hoofdkarakters,<br />

wd.. zich voordoen.<br />

als ondeelbaarheden beicnouwa, zien vuumuu..<br />

Zy zyn.<br />

Dit toepasfende op het geene reeds voorheen<br />

r<br />

wegens.


van F R I E S L A N D . 163<br />

wegens de algemeene geaartheid , het beftaan ALGEen<br />

de leevenswyze der Friezen gezegd werd, MEENE<br />

BESCHRY*<br />

zal men aanftonds ontdekken, dat zulk een volk<br />

VING.<br />

geenszins gefchapen is, om zich in weelde en niet ge-<br />

wellust te baaden, in koetfen gewiegd te worfchikt om<br />

den , en dagelyks eenige uuren aan tafel door te zich in<br />

weelde en<br />

brengen; maar om de kracht van een welge-<br />

wellust te<br />

fpierd gefteldoor ftoute en vaardige lichaams oef- baaden.<br />

feningen te verdubbelen. En zeker, onaangezien<br />

de ftyve houding, die hun, in den eerften op-<br />

Hag, meer of min eigen fchynt, zy weeten 't<br />

wel te toonen daar het te pas komt. Eveneens<br />

afgerecht op het bellieren van paarden als van<br />

fchepen; onvermoeid op de jagt, in het overfpringen<br />

van vaarten en wyde flooten, in het<br />

kaatfen en kolven, en vooral in het fchaatsryden,<br />

waar in zy nergens huns gelyken hebben;<br />

kortom in alles wateenhupfchen kaerelvereischt,<br />

zonder winden weer, ooit in het ftrengfte fai><br />

zoen, te ontzien , bewyzen zy genoegzaam, dat<br />

de oude Romeinen , gelyk boven reeds aangemerkt<br />

is, met vruchteloos hunne Leermeesters<br />

geweest zyn. Een fatfoenlyk man, zelfs een<br />

Heer van aanzien, kan door zodanige oeffeningen,<br />

mits dat hy'er niet door verwildere, een<br />

foort van roem behaalen, dien men hem elders<br />

ontzeggen zou.<br />

De Friezen zyn geene vleiers ; en zo men Ook zyn<br />

de Grooten uitzondert, die overal willen ge­ zy geene<br />

Vleiers.<br />

vleid worden, kan men ook niet zeggen dat het<br />

gemaklyk valt deezen landaart door vleiery te<br />

verblinden, ja veele Friefche Grooten beantwoorden<br />

eene rondborftige tegenfpraak met achting<br />

en eerbied, terwyl zy den laagen vleier wel<br />

L i aan


ALCE-<br />

WEENE<br />

BESCHRy-<br />

VING.<br />

En konnen<br />

geene<br />

trots<br />

heid dulden.<br />

164 Tegenwoordige Staat<br />

aan 't fnoer houden, maar hem weinig hooger<br />

dan een huisdier achten. Dus is 't ook dat men<br />

in <strong>Friesland</strong> weinige Z vetfers en Windbreekers<br />

ontmoet. Gebeurt het, dat iemand in een gezelfchap<br />

wat te veel van zich zeiven fpreekt, het<br />

onverfchilhg gelaat zyfter vrienden overtuigt hem<br />

fchielyk van zynen misdag; of zy zetten hem<br />

("volgens eene Friefche fpreekmanier) zo fraai<br />

over 't paard been ,dathy t.-rftond verlegen ftaat.<br />

Trotsheid vooral is voor Friezen ondraaglyk,<br />

en zy kennen geen leevendiger vermaak dan de<br />

vernedering van een hoogmoedig mensch. Minder<br />

afgeweeken van den ftaat der natuure, die<br />

geene onderfcheidingen van rang en geboorte<br />

medebrengt, dan eenige andere landaart, dulden<br />

zy ook naauwlyks in den vreemdeling de trekken<br />

, welke hem door dusdanige vooroordeelen zyn<br />

ingeprent. De arme Duitfchers, die aan den<br />

anderen kant met die vooroerdelen vry fterk bezwangerd<br />

zyn , ondervinden dit veelal in<br />

<strong>Friesland</strong> vry' zaakclyk, en (hagen 'er ook daarom<br />

gërrfeeriM zo wel niet als in de nabuurige<br />

Provinciën. Doch indien een vreemdeling genegen<br />

is zich eenigzins te fchikken, *wordt hy<br />

ook nog al ingefchikt. De omgang met vreemdelingen<br />

is misichien het punt, waarin de Friezen<br />

met den Rngelfchen landaart de meeste<br />

overeenkomst hebben. Verre is het évenwei van'<br />

daar, dat dit by de friezen-tot laage wreedheid<br />

en liefdeloosheid omtrent ongelukkige vreemdelingen<br />

zou overflaan. Draaien zj op zulk een edelmoedige<br />

wyze zorge voor hunne ongelukkige en<br />

verarmde Landgenooten, dat zy hierin voor geene<br />

anderen behoeven te wyken; ongelukkige,<br />

doch


van FRIESLAND. 16*5<br />

doch belcheïden vreemdelingen hebben geene reden,<br />

om zich over de Friezen als hard en onmeêdoogend<br />

re beklaagen. ' \<br />

Kunften van fmaak worden by hen meer bewonderd<br />

dan geacht. In <strong>Friesland</strong> heerscht een<br />

zekere geest van orde, doch die zich in alles niet<br />

even gelukkig voordoet. Zy flaagen in hunne<br />

gebouwen doorgaans niet zeer wel, maar veel<br />

beter in tuinen , plantaadien en boerderyen; in<br />

welk laatlle opzigt vooral, zy anderen ten<br />

voorbedde van veritandig overleg, geregelde<br />

orde, en noodige zuinigheid konuen vertrekken<br />

hoewel 'er ook nog al verfcheiden verbeteringen<br />

in het eeneen andere te maaken zyn. Maar<br />

om zo niet van hunne gebouwen af te Happen :<br />

misfchien doet de vaste verkleefdheid aan het<br />

oude gebruik hen de hulpmiddelen, waar door<br />

de fmaak der bouwkunst geduurig verbeterd is,<br />

te veel verachten, terwyl aan den anderen kant<br />

de natuurlyke fmaak in eenvoudiger voorwerpen<br />

gelukkiger te voorfchyn komt. Evenwel<br />

zou men doorgaans in hunne vindingen en ordinantiën<br />

wel wat meerdere blyken van een vro-<br />

I lyken en fpeelenden geest wen fchen te zien.<br />

: Alleen zou men konncn zeggen, dat dit naauw-<br />

I lyks anders kan zyn ,* vermits het verftand al<br />

1 doorgaans eene leiding verkrygt, die overeen-<br />

! komt met het voornaame voorwerp der bcdoelin-<br />

: gen, welke hier te lande ftrekken om nuttig te<br />

; zyn voor anderen, of voordcel te behaalen voor<br />

ALGE-<br />

MEEME<br />

BESCHRT-<br />

VING.<br />

Kunften<br />

van fmaak<br />

gaan 'er<br />

niet fterk<br />

in zwang.<br />

; zich zeiven. In Molenwerken, Sluizen en aller-1<br />

Hei werktuigen zyn de Friezen groore meesters. 1 Nogthans<br />

nunten<br />

1 Den'Landbouw oefFenen zy als Wysgjeeren , en :e \ uit in<br />

i tot groote onderneemingen, als Meeren droog te verfcheiden<br />

Biitti'<br />

L 3 maa-


ALGS-<br />

MKENE<br />

BESCHRY<br />

VING.<br />

ge verrichtingen.<br />

Ën zyn<br />

ook niet<br />

te ftomp<br />

voor kun<br />

fien en<br />

Weetenfchappen<br />

van den<br />

edelften<br />

fmaak.<br />

i66 . Tegenwoordige Staat<br />

maaken , Velden te bedyken en Bosfchen te<br />

vellen om den grond tot weid- of zaailanden<br />

te bereiden, zouden zy in 't byzonder<br />

genegen zyn , zoze daartoe de vereischte aanmoediging<br />

ontvingen, 't Zelfde heeft ook<br />

plaats ten aanzien van veele Fabrieken , die<br />

in <strong>Friesland</strong> flegts van hooger hand behoefden<br />

begunftigd te worden, om 'er heerlyk te<br />

bloeien.<br />

Dat onze Friezen evenwel ook niet te ftomp<br />

zyn voor kunnen en Weetenfchappen van den<br />

^edelften fmaak, blykt zonneklaar uit verfchei-<br />

' den voorbeelden. Hoezeer onze nabuuren met<br />

het hoogfte recht op hunne doorluchtige Schilders<br />

roemen, niemand onder hen heeft doorluchtiger<br />

eernaam verworven dan JVtgmana^èst<br />

Friefche Rafaè'1. Willem van Ranouw gewaagt<br />

in zyn Natuur- en Kunst-kabinet van<br />

een fraaie vinding, om als in Fresco ingelegd<br />

bloemwerk op fteenen tafelen te fchilderen met<br />

natuurlyke kleuren, zo heerlyk en kondig, dat<br />

deeze ftukken niet zonder verbaasdheid befchouwd<br />

werden. De vinder van die kunst was Hendrik<br />

Busch, te Leeuwaarden. Hy is met deeze kunst<br />

weg geftorven, maar men ziet in <strong>Friesland</strong> nog<br />

eenigen van zyne overgebleeven werken, die de<br />

allergunftigfte befchry ving van den beroemden<br />

Ranouw geenszins verlochenen. De Telescopen<br />

vaneenen Jan van der Bildt, welke tot nog toe door<br />

niemand overtroffen zyn, als ook het beweegbaar<br />

Zonneftelfel van eenen Eitsma, die beide door<br />

eigen krachten eene hoogte bereikt hebben, welke<br />

yan veele anderen, zelfs door middel van het<br />

• beste


van FRIESLAN D. i6 t t<br />

beste cnderwys, niet kon beklommen worden,<br />

zoude hier van ten bcwyze konnen dienen.<br />

<strong>Friesland</strong> heeft groote Dichters voortgebragt.<br />

Gysbert Japix behoeft in geenen deele voor<br />

Poot, ja fomtyds niet voor den grooren Vondel<br />

te zwichten, Higt, zo jong den Zangberg ontrukt,<br />

was den beroemden Rotgans op zyde. En<br />

wilden wy van anderen fpreeken, die in Latyn-<br />

ALGE-<br />

MSENE<br />

BESCHRY.<br />

VJNG.<br />

<strong>Friesland</strong><br />

heeft ver-<br />

fcheiden<br />

treffelyke<br />

Dichters<br />

voortgefche<br />

Poëzy hebben uitgemunt, de ftof zou al te bragt.<br />

overvloedig zyn. Laat 'er ons alleen byvoegen,<br />

1 . r„VoU«rl non ona nnnnrrprmiiVto on man.<br />

dat het <strong>Friesland</strong> aan geene onopgefmukte en mannelyke<br />

Historiefchryvers ontbreekt; zullende<br />

Winfemius en Schotanus onder de vroegere, en<br />

I Foeke Sjoerds onder de laatere, in eeuwige ach-<br />

: ting blyven. De edele Zang en Speelkonst is<br />

l zo verre van daar verwaarloosd te worden, dat men<br />

; althans in verfcheiden fteden goede Conferten<br />

I heeft. De liefhebbery voor het Tooneel heeft<br />

ide Academifche jeugd opgewekt, om van tyd<br />

i tot tyd een Treur- of Blyfpel te vertoouen, en<br />

I fomtyds met grooten lof. Te Harlingen heeft<br />

men etlyke liefhebbers gehad, die voor de<br />

fpeelers van de beste Hollandfche Schouwburgen<br />

niet behoefden onder te doen.<br />

't Waar' te wenfchen, dat de Friezen, gelykze Sn echter<br />

/alt 'er in<br />

;zich thans meer dan ooit op de zuiverheid der<br />

le Dicht-<br />

;Nederduitfche taal toeleggen , ook aldus de uinde<br />

tNederduitfche Dichtkunde met hun aangeboren ïog vry<br />

wuur behartigden. Indien men 't zeggen mag; vat te<br />

verbete­<br />

Ihoe lieflyk ons de Nederlandfche Lier in de ren.<br />

(ooren khnke, haar ontbreesen lettert noora en<br />

1<br />

Vondel , drie vermogens ; een Lakonifche nacdruk,<br />

eene edele ftoutmoedigheid, en eene alc<br />

dwingende toverkracht. Wy zeggen niet dat<br />

L 4 dit


ALCE-<br />

MKENE<br />

BÜSCHKY-<br />

VJNO.<br />

168 Tegenwoordige Staat<br />

dit gebrek door de Friezen vergoed zou worden;<br />

maar wel dat men 'er veel by winnen zou,<br />

indien hunne rustige en ernsthaftige toonen<br />

eenmaal gepaard gingen met die zo zuivere Hollandfche<br />

zoetvloeiendheid-.<br />

I V . H O O F D -


van FRIES L A N D. io*c<br />

IV. H O O F D D E E L .<br />

Beknopte Historie van de 'vroeg(ie tyden af tot<br />

op den Dood van Konfantyn den Grooten.<br />

B:KNOP.<br />

TE [IlSTO-<br />

elyk de Historiën van alle Volkeren ,<br />

De oude<br />

wanneer men tot de vroegfle eeuwen op klimt, Historie<br />

duister en met veele fabelachtige vcrtelfelen ver­ der Frie'<br />

vuld zyn, alzo is het ook met die der Friezen zen is<br />

duistur en<br />

gefchapen. Klimt men tot die tyden op, in onzeker.<br />

welken de Romeinen nog nooit deezen bodem<br />

betreeden hadden, men zal 'er weinig ontmoeten<br />

waar op volkoomen ftaat te maaken valt.<br />

Daalt men tot wat laater tyden af, ook toen,<br />

en vooral in de eerfte eeuwen onzer Christelyke<br />

Jaartellinge, zouden 'er. naar het verhaal eer<br />

Kronykfchryveren, veele dingen gebeurd zyn,<br />

i die, hoe fraai ze ook zyn opgepronkt, by ver-<br />

[ftandige leezers altyd verdacht zullen blyven,<br />

Dit trekke men echter niet zo verre, als of wy<br />

• volftrekt alles voor verdicht hielden, wat men<br />

iaangaande de eerfte tyden , by Hamconius,<br />

:Okko van Scharl , It Aade Friefche Terp ,<br />

Furmerius, Suffridus Petri, en anderen ontmoet.<br />

Veele door hen vermelde zaaken<br />

mebben eenen grooten fchyn ja blykbaare<br />

merktekenen van waarheid, terwyl dat der Fabeleeuw<br />

op anderen gedrukt ftaat. In dee-<br />

:ze onzekerheid zullen wy ons niet ophouden Eerst zou<br />

met te vernaaien, wat al merkwaardigs door <strong>Friesland</strong><br />

geregeerd<br />

<strong>Friesland</strong>s zeven eerfte Prinfen uitgevoerd zou<br />

zyn door<br />

jyn. 't Zy ons genoeg hen in den rang hunner zeven<br />

L 5 op- Prinfen.<br />

Rlü.


BEKKOF-<br />

TS HlSTO»<br />

BJ6.<br />

Deeze<br />

zouden<br />

door zevenHertogenvervangen<br />

'zyn.<br />

tjö Tegenwoordige Staat<br />

Dpvolginge hier te melden : en volgens deezen<br />

warenze Frifo, Adel, Ubbo, Afinga,<br />

Afeon, Diocarus Segon, Dibbaldus Segonen<br />

Tabbo; wier regeering, driehonderd en dertien<br />

jaaren voor Christus geboorte begonnen zynde,<br />

tot het jaar honderd en dertig na dezelve geduurd<br />

zou hebben; dat juist niet zeer te verwonderen<br />

zou zyn , indien men reden bad<br />

omtegelooven, dat aan de vier eerfte deezer<br />

Prinfen driehonderd veertien jaaren hadden mogen<br />

gebeuren, niet om te leeven flegts, maar<br />

zelfs om te regeeren. u<br />

De Regeering deezer zeven genoemde Prinfen<br />

zou door die van zeven Hertogen vervangen<br />

zyn, niet uit hoofde van eene geheele<br />

omwentelinge, hier te lande voorgevallen, maar<br />

uit hoofde van het aanzien en vermogen, waar<br />

toe dit Gewest onder het bellier zyner Prinfen<br />

gefteegen was; zynde, naar men verhaalt, daar<br />

uit de eerfte aanleiding gebooren, om den tytel<br />

van Prins tegen dien van Hertog te verwisfelen,<br />

in navolginge der nabuurige volkeren, welke<br />

gewoon waren hunne Ovcrften , wien t beftier<br />

van den Oorlog, met alles wat daar toe<br />

behoorde, aan betrouwd was, dien eertytel te<br />

geeven Afcon , een zoon van Prins Tabbo,<br />

was de eerfte deezer Hertogen, en had tot zyne<br />

opvolgers Adelbold, Tiete Bojoca us Ubbo,<br />

Haaron Ubbo, Odilbald, en Udolf Haaron,<br />

welke, in den opgenoemden rang, na elkanderen,<br />

aan het Hertoglyk bewind gekomen<br />

zynde, van het honderd dertigfte tot het vierhonderd<br />

tweeendertigfte jaar van der Christenen<br />

tydrekeninge, en dus te famen driehonderden<br />

twee iaaren , geregeerd zouden hebben.


van F R I E S L A N D . 171<br />

Veele loflyke daaden, waar onder die van den BEKVOP-<br />

Kfyg niet weinig uitmunten , worden aan TE HISTO­<br />

RIE.<br />

deeze Hertogen toegefchreeven, omtrent welke<br />

men by de reeds voorheen gemelde fchrvvers<br />

Op de<br />

Hertogen<br />

volgden<br />

negen<br />

Koningen?<br />

Karei de Groote, Radboud den II van het! Karei de,<br />

Ryk ontzet hebbende, maakte <strong>Friesland</strong> tot Groote<br />

maakte<br />

<strong>Friesland</strong><br />

(<br />

men by de reeds voorheen gemelde fchryvers<br />

kan te recht raaken. Ook zou de magt en<br />

grootheid van <strong>Friesland</strong>, onder hunne regeering,<br />

zodanig hebben toegenomen, dat de Lam<br />

den der Kauchen, tusfehen de Elve, Weezer<br />

en Eems beflooten, als ook Engeren en Westfaalen,<br />

hun onderdanig geworden waren, en<br />

zy hun gebied van het Vlie tot aan den Eider,<br />

eene Riviere van Deenemarken, hadden uitasbreid.<br />

Dit zo zynde is het niet vreemd, dat met<br />

het wasfen van \ vermogen ook de moed<br />

toenam, en de eergierigheid ten gevolge had. Althans<br />

de tytel van Hertog, die nu te laag voor<br />

OnNlf* flTHAtA Ï-T^arnn Time mAncf i-vl r tr»


BfKA'OP-<br />

TS HbTO-<br />

tot een<br />

Wingewest.<br />

17a Tegenwoordige Staat<br />

2ti beftierde het door zyne Stadhouders of Landvoogden<br />

, gelyk ons in 't vervolg nader ftaat<br />

te melden. Wy hebben gemeend hier, hoewel<br />

maar in het kort, de volglyst van <strong>Friesland</strong>s<br />

eerfte Opperhoofden te moeten aantekenen, zonder<br />

echter alle de bedryvenop te haaien, welke<br />

hun van veelen worden toegefchreeven. Zelfs<br />

kan het zeer wel zyn, dat 'er nimmer zulke Regenten<br />

als de Prinfen en Hertogen in <strong>Friesland</strong><br />

geweest zyn; men vindt hunne naamen althans<br />

by niemand der oude Romeinfche Schryveren<br />

gemeld. Dat 'er Koningen over <strong>Friesland</strong> geregeerd<br />

hebben fchynt uit de overleveringen,<br />

Historiën en verdere Gedenkftukken, vry zeker,<br />

fchoon op de nette volglyst , benaammgen<br />

en verhaalde bedryven dier Koningen, vry wat<br />

valt af te dingen.<br />

Historie Na dus konelyk iets van de eerfte hoofden des<br />

van Fries­ Friefchcn volks aangeftipt te hebben, bepaalen<br />

landsvoonaam-<br />

wy ons wat nader by de voornaamfte lotgevalfte<br />

lotge len , welke dit van ouds vermaarde volk getrof­<br />

vallen, fen hebben;' en wel inzonderheid van dien tyd<br />

federt dat<br />

af, dat de Romeinen hunne overwinnende wa­<br />

Romeiner<br />

hier te penen , met meer of min geluk, in dit gewest<br />

lande zyn bekend deeden worden. De eerfte die, zo veel<br />

bekend men weet, den Friezen het Romeinfche Juk<br />

geworden,<br />

en heeft op den hals gedrongen, was Klaudius<br />

Druzus de Druzus, zoon van Keizer Augustus Huisvrouw,<br />

Friezen Livia Druizilla en haaren eerften Gemaal Tibe-<br />

heeft onrius<br />

Klaudius Nero, een Jongeling uitfteekend<br />

der 't juli<br />

gebragt. in beleid en dapperheid. Deeze van Keizer<br />

Augustus het bellier ovèr 't Leger , dat tot<br />

een' togt tegen de Germaanen gefchikt was,<br />

ontvangen hebbende, kwam in het tiende jaar<br />

voor


van FRIESLAND. 173<br />

voor der Christenen tydrekening in het Eiland B KNOPder<br />

Batavieren aan. Hier zynde vereenigde hy TE HlSTO-<br />

BIE.<br />

den Ryn met den Yzel, door het graaven of<br />

verwyden dkr vaart, van welke reeds in het<br />

eerde hoofdeel breeder gelproken is. Dit<br />

werk voltooid zynde, viel het hem veel gemaklyker<br />

de Friezen, langs de Zuiderzee woonende,<br />

te beoorloogen, dan of hy de, Noordzee had<br />

moeten omftevenen, welke toen nog door niemand<br />

der Romeinen zo verre bevaaren was. Hy<br />

deed het ook metderdaad: want na dat hy de<br />

Zweeven, Üzipeeten en Sikambien overwonnen,<br />

en hunne landen ten eenemaal verwoest had,<br />

!<br />

kwam hy door zyne nieuwe Vaart en het Meer<br />

Flevo den Friezen, die beoosten de Zuiderzee<br />

•woonden, op het lyf, en maakte hen fynsbaar<br />

: aan het Roomfche liyk,<br />

Ten tyde van zynen Broederen Opvolger Tibe- Tiberius<br />

: rius viel, wat de Friezen betreft, weinig van heeft ook<br />

ibelang voor ; alleen vindt men aangetekend,<br />

een krygstogc<br />

1 dat Tiberius, vyf of zes jaaren na Christus ge­ door<br />

boorte , eenen fcheepstogt door de wateren van <strong>Friesland</strong><br />

l <strong>Friesland</strong> naar de Eems gedaan heeft, om deKau- naar de<br />

Eems gechen<br />

en Brukteren tot reden te brengen; na 't welk<br />

daan.<br />

voorfpoedig uitgevoerd te hebben , hy Sentius<br />

«Saturninus tot zynen Stadhouder aanllejde, het<br />

krygsvolk, naby de vereeniging der Lippe met den<br />

Ryn, de win terlegeringen betrekken deed, en zelf<br />

over Zwitferland naar Italië te rug keerde.<br />

De geduchte nederlaag, welke het Romein­<br />

De Rofche<br />

leger, ten jaare vyftien, onder Quintiiius meinen<br />

Varus, omtrent het Dethmolderr.woud ? tusfehen krygen de •<br />

Ide Eems-en Lippe, leed, en waarvan de tyding nederlaag<br />

onder<br />

'Augustus zo ten diepten trof, dat. hy maanden 1<br />

Quiutiüus<br />

Varus..<br />

achter 1


Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ achter een door zyne Paleizen liep, geduuriglyk<br />

TE HISTO­ roepende: Varus , Varus , geef my myne<br />

RIE.<br />

Keurbenden weder ! werd gevolgd van zulke<br />

gevaarlyke muiteryen onder de krygsbenden, die<br />

onder 't bevel van Silius aan den boven - en van<br />

Cécinaaan den beneden Ryn gelaaten waren, dat<br />

De muite- , Germantius, zoon van den reeds voorheen gemeliy<br />

daarop den Klaudius Druzus, uit Gaine, daar hy toen<br />

gevolgd, was, naar den Kynkant trok, om de rust in<br />

•wordt geltild<br />

door<br />

't Leger te herfteMen; gelyk hem dit ook naar<br />

Germani- wensch gelukte. Zich hier. bevindende heeft<br />

kus, die hy,behalven andere krygsverrichtingen, om den<br />

ook Arrni-<br />

toeleg van Arminius, toen Veldheer der Cherusaiiusbeoorloogt<br />

, cen, teverydelen, niet alleen Cécina, met veer­<br />

en overtig compagnien (Cohortes~), ieder uit vyfhonwint.derd<br />

man betraande, door het land der Brukteren,<br />

op hem afgezonden, maar ook Pedo<br />

met de Ruitery door <strong>Friesland</strong> laaten volgen;<br />

terwyl hy zelf met vier Legioenen, ieder vyf<br />

of zes duizend man bevattende, te water dooide<br />

{boomen en langs de Wadden zyne reize nam.<br />

Als dit volk aan de Eems gekomen, en nog<br />

door eene menigte hulpbenden, zo van Friezen<br />

als Kauchen verilerkt was, brak Germanikus<br />

met hun op naar de plaats, alwaar Varus<br />

met zyn Leger voorheen verflagen was, en hunne<br />

beenderen nog onbegraaven over 't veld lagen.<br />

Na deeze, niet zonder eenige plegtigheid,<br />

by een verzameld eh begraaven te hebben,<br />

raakte hy met Arminius in een hevig gevecht,<br />

dat wel eerst met even groot voordeel van<br />

weerskanten geëindigd werd; doch daarna, hervat<br />

zynde, geheel ten nadeele van Arminius uit •<br />

viel; hebbende de flagting onder de Germaanen<br />

zo


M» F R I E S L A N D . 175<br />

20 lang als de dag en 's Vyands woede geduurd.<br />

Na deeze Overwinning befloot Germanikus<br />

naar den Eemsllroom te rug te keeren. Doch<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

Hy keert<br />

te rug<br />

op dat zyne Scheepsvloot te ligter over de naar de<br />

wadden vlotten mogt , zond hy twee Keur­ Eems:<br />

midlervvyl<br />

benden , onder 't beleid van Vitellius , der-<br />

vindt zich<br />

waards. Deeze had reeds een gedeelte van Vitellius,<br />

den weg veilig afgelegd , wanneer de Noorde- met twee<br />

wind, opfteekende , den fpringvloed , die geKeurbenden,<br />

zeer<br />

meenlyk omtrent de Herfstevening het hoogst in 't<br />

van allen ryst, en daarom van onze zeeluiden de naauw,<br />

groote of Herfstfpring genoemd wordt, onvoor­ door<br />

eenen<br />

ziens zodanig over het land joeg, dat welhaast alles<br />

hoogen<br />

blank ftond, en ineen baare zee veranderd fcheen. vloed.<br />

De Voetknechten werden hier door inde uiterfte<br />

verlegenheid gebragt: want daarze .nu de harde<br />

plaatfen van de weeke, en de ondiepe van de diepe<br />

niet onderfcheiden konden, werdenze dikwyls<br />

van het water om ver ge dagen , of door den<br />

ftroom weggerukt; waarby veelen het leeven<br />

infchooten. De overgebleevenen behielden 't<br />

hunne op een terp of heuvel, daarze nat en<br />

koud, zonder vuur, en veelen met bezeerden<br />

lichaame, eenen droevigen nacht doorbragten.<br />

Met den dag, en na het afloopen van den<br />

vloed, zette Vitellius de reize met hun voort,<br />

tot aan zekeren ftroom , welke van Tacitus<br />

de Vifurgis genoemd wordt, doch zeer<br />

waarfchynlyk de Burdo of Burdinus is, welke<br />

Oostergo van Westergo fcheidt; gelyk reeds<br />

voorheen (*) van ons is opgemerkt. Germanikus,<br />

hier liggende met de vloot, welke by<br />

den<br />

{*) blade. 14.


BEKNOP­<br />

TE HISTO<br />

ÏS.IE.<br />

Gsrraani<br />

kus zet<br />

den Oorlog<br />

in<br />

Duitsch •<br />

land<br />

voort.<br />

iy6<br />

' Tegenwoordige Staat<br />

den ftorm almede niet weinig geleeden had,<br />

• fcheepte de. afgematte benden zo ras mogelyk<br />

AnnrAe Friefche binnenwateren<br />

in, en voerdeZe doorae rneieue uiuupuwareicii<br />

behouden te rug naar den Ryn, alwaar het gerugt<br />

van hunnen dood reeds vooruit geloopen<br />

had-<br />

In den volgenden Wintëf zich gereed gemaakt<br />

hebbende, om den oorlog in Duitschland •<br />

met meer nadruk voört te z.tten, verdeelde<br />

Germanikus de Keurbenden en Bondgenooten<br />

op de ukgeruste vloot, en voer daar mede<br />

weder langs de graft \4n Druzus naar en door<br />

t&t£iïA*ia Kr.vpn Or>srerp-o om . naar de<br />

mesland , DOVCU uus^igu , —<br />

Eems, daar hy den misdag beging van zyne benden<br />

aan deeze zyde van den droom te ontfehepen,<br />

dewyl 'them in de noodzaaklykheid bragt,<br />

om naderhand vry wat dagen met het maaken<br />

van bruggen te fpillen; doch van deezen togt,<br />

op welken in <strong>Friesland</strong> niet veel byzonders<br />

moet voorgevallen zyn, is ook reeds voorheen<br />

eenigzins 'gewaagd; waarom wy 'er hier van<br />

zwygen, alleen meldende, 'dat in dien veldibig,<br />

waar in de C herufcen, onder hunnen Veldheer<br />

Armiaius, verllagen zyn, ook Friezen gevonden<br />

werden, welke Germanikus , onder de<br />

Galliërs en Duitfchers, vooraan inde fpitfc had<br />

p-edeld. rgeueiu.<br />

Hy wordt Gcrmanikus, dus den Veldtogt voor geem-<br />

van eenen di-d houdende, zond eenige Keurbenden ih langeweldide"<br />

naar den beneden Ryn, terwyi hy zelf met<br />

gen ftorm<br />

op de het overige Leger te fcheep ging, en door de<br />

Noordzee Eems In dé Noordzee Hak, alwaar hem eerlang<br />

beloopeu» zulk een zwaare ftorm overviel, dat zyne fchepen


van F R I E S L A N D . 177<br />

pen jammerlyk geteillerd, en, of in zee wegge­ BEKNOP.<br />

rukt , of tegen de Friefche Eilanden gefmeeten TB HlSTO-<br />

IUE.<br />

en verbryzeld wierden. Die nog hier of daar<br />

behouden<br />

oenouaen gerand<br />

geland<br />

waren,<br />

waren,<br />

aaagaen<br />

daagden eerlang<br />

eenang<br />

weweder<br />

op. IViidlerwyl had het gerucht van 't vernielen<br />

der Romeinfche vloote zich wyd en zyd<br />

verfpreid, en verfcheiden Duitfche natiën bewoogen,<br />

om ren minlTen nog eene kans tewaa.<br />

gen, ter bekominge van haare aloude vryheid.<br />

Dan ook deeze pooging viel ongelukkig uit,<br />

en had eene algemeene verwoesting haarer landen<br />

ten gevolge. Het Krygsvolk werd federt<br />

wel gemoed in de winterlegeringen geleid ,<br />

en door. Germanikus, voor de geleeden fchade<br />

op zee , rykelyk befchonken.<br />

Op een deezer tógten van Germanikus naar en Op een<br />

door <strong>Friesland</strong> zal voorgevallen zyn, 't geen deezer<br />

2 0<br />

togtert<br />

reeds voorheen (t)> wegens zekere zoete fchync<br />

Fontein en de fchadelyke uitwerkfcls van voorge­<br />

derzelver water, als ook wegens de aanwyzinge vallen te<br />

van het Brittenkruid daar tegën, door ons is ge­ zyn het<br />

geen<br />

meld, en hier geene herhaaling behoeft. In voorheen<br />

hem , die ongemeen lieftaalig en inneetnend wegens<br />

van zeden was , ja zo dat hy van vrienden en zekere<br />

Fontein i.i<br />

vyandenbeide gepreezen wierd, hadden de Frie­<br />

gemeld.'<br />

zen eenen grooten begunftiger; des het niet te<br />

verwonderen is, dat zy, in erkentenisfe daar van ,<br />

hem in watersnood het leeven bergden , in<br />

1 de uiterlle gevaaren byltonden, en een kruid<br />

aanweezen , dat dienitig was ter Ituitinge van<br />

1 een ongemak, waar door zyne benden grooce-<br />

1 lyks verzwakt en gedund werden.<br />

J ".,. ; v.c'. .. . . (asxfi 't-'.l -. ' Na<br />

( \ ) bladz. 2c.<br />

M


BEKKOPt«<br />

HlSTO- v<br />

WE. Z<br />

Na zyn g<br />

vertrefc *<br />

hielden de r<br />

Friezen 1<br />

zich {<br />

eenige -<br />

jaaren ftil.<br />

17- 1<br />

z8. 1<br />

Olennius ]<br />

brengt j<br />

door zyne<br />

ftrengheid '<br />

te wege<br />

dat de<br />

Friezen<br />

de Wapenen<br />

opvat,<br />

ten tegen<br />

de Romeinen<br />

en<br />

dezelve<br />

Terllaan,<br />

lyS Tegenwoordige Staaf<br />

Na dat Germanikus, op uitdrukkelyk bevel<br />

ran Keizer Tiberius, nydig over den voorfpoed<br />

syner wapenen, in den jaare zeventien, uit deeze<br />

gewesten vertrokken was, hielden de Friezen zich<br />

ïog eenige jaaren ftil, en zouden het waarfchynlyk<br />

langer gedaan hebben, hadden de Romeinen,<br />

door hunne gierigheid, hen niet tot opftand getergd.<br />

Druzus, dit volk fynsbaar aan de Romeinen<br />

gemaakt hebbende, nam de geringheid<br />

van hun vermogen in acht, en lei hun, ten behoeve<br />

van het Krygsvolk, eene zeer maatige<br />

fchatting van Osfehuiden op, zonder zeer naauw<br />

te laaten onderzoeken, ofze wel van de vereischte<br />

vastigheid en grootte waren. Qlennius<br />

naderhand, ten jaare achtentwintig, de regeering<br />

over de Friezen in handen hebbende ge*<br />

kreegen, ging veel fcherper te werk, en las<br />

ruggen van wilde Osfen uit, naar welke de<br />

Friezen de hunne moesten leveren (f)»<br />

Geweldig hard viel dit den Friezen, wien het<br />

wel aan geen grof wild in hunne bosfchen<br />

ontbrak, maar wier weiden ftegts van maatelyk<br />

vee voorzien waren. Zy leverden dan eerst<br />

de Osfen zelve, toen de Akkers, en eindelyk<br />

ook hunne Vrouwen en Kinderen ter flaavernye<br />

over. Doch dit gefchiedde niet zonder<br />

groote verbittering en klagten; en toen deeze,<br />

hoe<br />

Cf ) Volgens 't verhaal van anderen zoude hy de raggen<br />

van Wilde of Ur Osfen zelve geeischt hebben;<br />

doch deeze waren .wel in 't Hercynifche Woud van<br />

Duitschland, maar nooit in <strong>Friesland</strong> te vinden, en du»<br />

zou het den Friezen onmogelyk geweest zyn hem te<br />

gehoorzaamen.


van F R I E S L A N D . tj 9<br />

hoe rechtmaatig ook, geen 't minfte gehoor by<br />

den Dwingeland vonden, werden de wapenen op<br />

gevat,en de Soldaaten vanOlennius. daarze met<br />

RIB.<br />

>* WMIIUUJjUUUH. UJCL<br />

het innen der fchattinge bezig waren, allereerst<br />

aangepakt, en zonder genade opgeknoopt.<br />

Olennius, zich zei ven niet veilig achtende, ont«<br />

| week de woede des volks in de fterkte Flevum<br />

! (§)> daar eene goede bezetting in lag, ter beveiliginge<br />

der ftranden. De Friezen waagden<br />

het wel hem hier te belegeren, doch braken,<br />

op 't hooren vart den aantogt van Apronius, het<br />

beleg weder op, om hun eigen land te befeher.<br />

men. Ditdeedenze ook met den moed van een<br />

volks dat zyne vryheid liefheeft, ende banden<br />

eener knellende heerfchappye niet kan noch<br />

wil verdraagen: want niet lang daarna werden<br />

de Romeinen en hunne Bondgenooten door hen<br />

verdasren: f + ><br />

De fpyt, welke Tiberius over dit verlies ge*<br />

voelde, werd te gereeder ontveinsd, omdat het<br />

: maar alleen de uiterfte grenzen van het Ryk<br />

BEKNOT­<br />

TE HlóTQi<br />

Tiberiiu<br />

ontveinst<br />

de fpyt,<br />

die hy<br />

I betrof. Na zynen dood kreeg Kaf ut, zoon over dit<br />

uvan Germanikus, wel het gezag in handen;doch verlies<br />

:bv alle zvne belachlvk-P k


BEKNOP­<br />

TE HlSTO<br />

WE.<br />

180 Tegenwoordige Staaf<br />

twee Koningen, welker een beoosten ,en de andere<br />

bewesten het Vlie, regeerde, zonder te konnen<br />

zeggen, wie 't geweest zyn. Denkt iemand,<br />

op 't gezag van fommige Oude Schryvers. die .<br />

ons de nazaaten van Frifo één voor één weeten<br />

op te tellen, dat Diokarus Segon, omtrent deezen<br />

tyd, Prins van <strong>Friesland</strong> geweest zy, het<br />

ilaat hem vry ; wy durven op die berichten niet<br />

ten<br />

[CIl<br />

vollen<br />

vuiieu<br />

aan.<br />

aan.<br />

44- Door Klaudius, den opvolger van Kaligula ,<br />

Klaudius werd, behalven andere verrichtingen hier te lan­<br />

doet een' de, ook een togt ondernomen tegen de Britten,<br />

togt tegen<br />

Ae Britten. op welken hem de Batavieren, onder aanvoe­<br />

ring van Klaudius Civilis, en zeer waarfchyn-<br />

lyk ook de Friezen verzelden, 't zy dan onder<br />

Prins Dibbildus, of eenen anderen Overïte.<br />

Beiden meesterlyk afgerecht op 't zwemmen,<br />

deedcn zy den Keizer grooten dienst in 't overtrekken<br />

der nroomen, waardoor hy meer dan<br />

«-£. ^,.«;nnin(rV.phnnldp. iere overwinning behaalde. F,n l>n toen, toen. met niet lans: ïang<br />

Een hon­ hier na , een groote Hongersnood in 't Ryk<br />

gersnood ontftond^ die ook deeze gewesten niet weinig<br />

dringt de<br />

drukte, zagen de Friezen zich genoodzaakt, te<br />

Friezen<br />

om fchepe, graanen uit de Oosterfche gewesten te<br />

graanen haaien; dezelve binnen brengende te Stavoren<br />

van e'ders en Dokkenburg , toen de voornaamlle Haven-<br />

te haaien.<br />

plaatfen van <strong>Friesland</strong>. Doch hoe dit zyn mo-<br />

ge , men ziet'er uit, dat de Friezen reeds in dien<br />

tyd niet onbedreeven ter Zee waren.<br />

Sedert de Nederlaag van Apronius lieten de<br />

dCUeiL UC £*Cl4CHaag van ii^.^.iL.c<br />

De Ro­ Romeinen de Friezen in rust, en deeze gaven<br />

meinen<br />

Laaten de<br />

hun ook geen byzondere redenen van ongenoe­<br />

Friezen in gen, fchoon er aan wederzyden fteeds een heirust.<br />

° me-


van FRIESLAND. 181<br />

melyk wantrouwen fchuilde. Doch toen de BEKNOPra<br />

HISTO»<br />

Friezen zich, hunnen oorlogzugrigen aart ten ge­<br />

i l E .<br />

valle , onvöorzigtiglyk gemengd hadden, in de<br />

Zeefehuimeryen , welke cc Kauchen met hunne<br />

Rooffchepen op de kusten van Gallië onder47namen, en deeze door Domitiüs Korbulo, den<br />

by, en handelden met Korbulo. Eenige Gyzelaars<br />

aan hem overgeleverd hebbende,ontvingen Zy hande­<br />

, zy weder van hem eenige landeryen om dezelve len met<br />

Korbulo,<br />

1 te bebouwen, en daar mede hunne grenzen uit<br />

en raa-<br />

te zetten, gelyk ook gefchikte wetten, en zeke ken door<br />

re Raads- en Magillraats -perioonen , ter betere zyn ver­<br />

beflieringe hunner zaaken. Verder leide hy, trek van 't<br />

Romein­<br />

ter hunner beteugelinge, eenige bezettingen van fche<br />

Krygsvolk in <strong>Friesland</strong>, en bouwde eene zeer Krygsvolk<br />

voornaame fterkte,' ter plaatfe , zo men wil , wederom<br />

1 daar federt de ftad Groningen is gebouwd ontflagen.<br />

I 1 geworden treworden (§). (S 1. 1 1 ang anp evenwel duurde dit<br />

I bedwang der Friezen niet : Keizer Klaudius<br />

1 nam geen genoegen in 't bedryf van Korbulo ,<br />

t en gelastte hem door brieven, met zyne bei<br />

zettingen weder over den Ryn te trekken ;<br />

; gelyk hy, fchoon tot zyn ongenoegen, deed,<br />

gn dus de Friezen wederom van het Romeinfche<br />

Krygsvolk ontlloeg.<br />

De Friezen, de bedryvelocsheid der Romein- Zy<br />

fche<br />

-<br />

namen, en deeze door Domitiüs Korbulo, den<br />

Beftierder van Neder Germanië en de aangelegene<br />

gewesten , verflagen en hunne Rooffcherjen<br />

in den grond geboord waren; kwamenze,<br />

hoe moedig ook voorheen, nu verzet<br />

over 't verlies van hunne nabuuren, de Kauchen,<br />

h\r . pn Vinnrlph-inn nipr KrirKnlr> FonicrA d^rvn-<br />

evenwel dnnrde dir<br />

trach-<br />

(S) M. Alting Notie. Germ. infer, P. i. p. 48.<br />

M 3


UjtJCNOF-<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

ten hunne<br />

grenspaalen<br />

verder<br />

uit te breiden.<br />

Tegenwoordigs Staat<br />

[the Stedehouderen, na Korbulo, ziende, wilden<br />

de gelegenheid niet verzuimen, om hunne<br />

grenspaalen verder uit te breiden. Zy voerden<br />

dus, hiertoe aangezet door Verritus en Malorix<br />

(f),die toen over dit volk het gebied hadden,<br />

voor zo ver de Germaanen gewoon waren zich te<br />

laaten regeeren, de Jeugd door de bosfchen en<br />

moerasfen, de Oude lieden, Vrouwen en Kinders,<br />

met de verdere bagagie, door de meeren,<br />

tot aan den oever des Ryns; daar zy de akkers<br />

in bezit namen- die men, ten behoeve der<br />

Soldaaten, had laaten ledig liggen. De Friezen<br />

vonden naamelyk deeze landftreeken voegzaamer<br />

voor zich dan hun eigen land, dat aan<br />

Zee gelegen, geheel niet, of kwaalyk bedykt<br />

was, en voor geduurige overltroomingen blooi;<br />

lag. Doch maar pas hadden zy deeze landen<br />

ingenomen, en een begin gemaakt met het bou-<br />


van FRIESLAND. 183<br />

gefchiktfte middelen ter afwendinge van 't gedreigde<br />

onheil te beproeven. Zelfs waagden<br />

het Verritus en Malorix naar Rome te trekken,<br />

om zich by Keizer Nero te beklaagen.<br />

Voor dat zy gehoor verwerven konden, leide<br />

men hen in den Schouwburg van Pompejus,<br />

om daar eene vertooning derRomeirriche grootheid<br />

te aanfehouwen. Hier gekomen zynde,<br />

BEKNOP­<br />

TE HlST4«<br />

RIB.<br />

Verritus<br />

en Malorixtrekken<br />

naar<br />

Rome;<br />

hun ge­<br />

drag in<br />

zaten zy eenigen tyd ledig rond te zien, om da;.ze den<br />

in de Spelen, die hun onbekend waren, geen Schouwburg.<br />

vermaak fchepten. Ondertusfchen vraagden zy<br />

hunne leidslieden naar den onderfcheiden' rang<br />

der menfehen, welke daar in zo groot eene menigte<br />

waren famengekomen, en wel allermeest<br />

naar zekere perfoonen, die, in uitheemsch gewaad<br />

, in de zetels der Raadshceren zaten.<br />

Hier op ren antwoord gekreegen hebbende, dat<br />

het Afgezanten waren van Volkeren die in<br />

dapperheid en vriendfehap jegens de Romeinen<br />

uitftaken, en daarom deeze eer ontvingen;<br />

riepenze met luider ftemme : „ dat geen volk<br />

„ onder de Zonne de Duitfchers in trouwe<br />

,, en wapenen te boven ging": en met één<br />

tradenze van hunne plaatfen af, en gingen onder<br />

de Raadshceren zitten. Dit hun gedrag,<br />

naar eene aloude oprechtheid en loflyken naarr<br />

i 1 _ , , _ . • j<br />

yver fmaakende, werd hun van niemand, zelfs<br />

van Nero niet kwalyk genomen; integendeel Zy wor.<br />

befchonk hy hen beide federt met het Romein­ den met<br />

het Burfche<br />

Burgerrecht; fchoon zy op hun verzoek<br />

gerrecht<br />

«en antwoord kreegen , dat hunne Landsliebefchonden de ingenomen velden hadden te verlaaten ken, doch<br />

en wederom naar hunne oude wooningen te<br />

krygen<br />

M 4 ver


15EK.N0P- I<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

geen antwoord<br />

naar hun<br />

nen zin.<br />

68.<br />

Klaudius<br />

Civilis,<br />

gevangklyk<br />

naar<br />

Rome ge<br />

voerd,<br />

wordt we<br />

der ont-<br />

184 Tegenwoordige Staal<br />

rertrekken. Dit antwoord was zo weinig naar<br />

Jen fmaak der Friezen , datze weigerden zich<br />

naar hetzelve te gedraagen; eindelyk werden<br />

zy 'er evenwel toe genoodzaakt , na dat de<br />

Romeinen , door hunne op hen afgezonden<br />

Ruitery, fommigen gedood en anderen gevan­<br />

gen genomen hadden.<br />

Ten tyde van Nero, die zich zeiven , ten jaare<br />

achtenzestig, om 't leeven bragt, opdat het hem<br />

niet door anderen mogt benomen worden, gelyk<br />

deeze ontmenschte wreedaart van overlangverdiend<br />

had, viel'er verder weinig byzonders,<br />

raakende de Friezen, voor. Onder zynen opvolger<br />

Galba, werd wel Klaudius- Civüis, die<br />

op bevel van Nero gevangklyk naar Rome ge-<br />

Kjy \j\-\\.x ..." O O •> *~><br />

voerd was, in vryheid gefield doch zulks<br />

kon niet beletten , dat de Batavieren een algemeen<br />

misnoegen tegen den Keizer opvatten. De<br />

Batavifche en Friefche hulpbenden gingen<br />

hier in zo ver, datze verklaarden, den eed van<br />

getrouwheid niet anders dan in den naam van<br />

ilageu: en den Romeinfchen'Raadte willen doen. Een die<br />

echter in Spanje Keizer gemaakt was konde hun, gelyk-<br />

ontftaat ze hunnen Landgenooten te Rome weeten lieten,<br />

hier te<br />

lande een niet behaagen, waarom zy voorneemens waren<br />

algemeen zeiven eenen anderen te verkiezen , tot genoemisnoegen<br />

van al het Romeinfche Krygsvolk. Galba,<br />

gen.<br />

zich des grootelyks belgende, dankte aanftonds<br />

alle Duitfche Lyfbenden af, en Hetze , geheel<br />

onbeloond voor langduurigen en getrouwen<br />

dienst, naar huis vertrekken.<br />

In den twist, welke na zynen dood,in het<br />

De Batavieren<br />

en<br />

volgende jaar, over de Keizerlyke waardigheid<br />

IUS-


Mfl F R I E S L A N D . 185<br />

tusfehen Otto en Vitellius ontftond, hielden de BEKNCP'<br />

Batavieren en Friezen de zyde van den Jaatilen, TE HISTO­<br />

RIE.<br />

wordende hier in onderftcund, door de onlangs afgedankte<br />

Lyf benden en anderen- Vitellius,' ?ich Friezen<br />

kiezen de<br />

door zulk een magtig bondgenootfehap gelierkt zyde van<br />

vindende, bragt twee Legers op de been. om Vitellius<br />

daar mede van twee kanten in Italië te dringen, tegen Qe.<br />

to.<br />

en Otto in 't naauw te brengen. Onder beide<br />

de Legers had men een groot getal Batavifche<br />

en Duitfche hulpbenden, waar toe ook de<br />

Friezen behoorden. Het eerile, dat door Valens<br />

gebooden werd, trok door Gallië der waards;<br />

het andere, onder Cécina, nam zynen weg door<br />

Zwitferland, en over de Alpen, en was niet<br />

zo ras tot aan de Po genaderd, of de Batavieren<br />

en Friezen , groote meesters in 't zwemmen ,<br />

Zy zwem­<br />

trokken, omtrent de Stad Placentia, de Rivier men over<br />

over, en bragten zulk eene verbaasdheid binnen de Po,en<br />

de Vesting, dat de overgaave der Stad 'er waarverwekken eene<br />

fchynlyk op gevolgd zou zyn , indien 't geheele<br />

groote<br />

' Leger, gelyk men zich in de Stad verbeeldde, verbaasd­<br />

even fpoedig óver de Rivier had konnen koheidbinnenPlamen. Toen dit eenigen tyd daarna gefchiedde,<br />

centia»<br />

en Placentia in orde belegerd werd, waren de<br />

gemoederen daar binnen merkelyk bedaard, en<br />

zo verre van zich over te willen gee-. en, dat<br />

zelft de Hevigfte ftormen kloekmoedig wierden<br />

afgeweerd. De Duitfchers, en daar onder ook<br />

de Batavieren en Friezen, met hunne naakte<br />

Jichaamen, decden onder hun gewoon krygsgefchrei,<br />

en 't zwenken van de fchild-:n over<br />

hunne fchouders , inderdaad geweldige aanvallen;<br />

doch werden uit de Vesten, zo onophoudelyk<br />

en niet zulk eene menigte van pyleri be-<br />

M 5 fchoQ-


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

In 't Leger<br />

van<br />

Valais<br />

ontftaat<br />

inerkely-<br />

f86 Tegenwoordige Stadi<br />

fchooten, dat veelen hunner al vechtende fneu.<br />

velden; ook werden de Romeinen, ichoonze<br />

de Stad in beter orde beftormden, eindelyk genoodzaakt,<br />

het beleg op te breeken, en over<br />

de Po te rug te trekken.<br />

Het mislukken deezer onderneeminge werd<br />

gevolgd van merkelyke muitery in 't Leger<br />

van Valcns, wien men verweet, dat hy door<br />

zyne traagheid daarvan de oorzaak was. Het<br />

kn muite. ftillen hiervan kostte hem geen geringe moeite;<br />

*y. te<br />

te<br />

meer<br />

meer<br />

om<br />

om<br />

dat<br />

uat<br />

de<br />

ae<br />

acht Batavifche Regimenten,<br />

acne uaiavucue i\.c&iwcui.


van F R I E S L A N D . 187<br />

'er eene brug over de Po geflagen, ter plaatfe BEKNOPdaar<br />

een Eiland in 't midden van den ftroom TE HISTQ.<br />

WIE.<br />

lag. De Schermers van Ouo's Leger , met<br />

fchuiten naderende, deeden hun uiterfte best, vermees.<br />

teren een,<br />

om zich meester van 't Eiland te maaken , Eilandje<br />

en 't voltooien der brugge te beletten; doch in de Po«<br />

de Germaanen en Batavieren waren hun te<br />

gaauw, fpropgen fchielyk in den ftrqom, zwommen<br />

naar 't Eiland, en deeden den vyand met<br />

groot verlies wyken.<br />

Wanneer,niet lang hierna, de Legers handge­ Vitellius<br />

meen geworden waren, dat van Otto verflagen wordt<br />

was, en deeze zich, op de tyding daar van, het voor Keizerer-<br />

hart had afgeftoken, kreeg Viteïlius 't Ryksgebied kend.<br />

alleen in zyne magt, en werd, door den Raad 62.<br />

en 'tvolk, met veele tekenen van blydfchap,<br />

voor Keizer erkend. En dewyl de Germanifche<br />

benden zo veel deel in de behaalde overwinning<br />

gehad hadden, werden deeze door eeneftaatelyke<br />

tn de<br />

bezending, voor hunne getrouwe dienften, van Germaa­<br />

wegen den Raad, bedankt. Vitellius , met nen voor<br />

een gansch heir naar Italië op weg zynde , hunne<br />

dienften<br />

toen hem de tyding dier ovcrwinninge gebragt<br />

bedankt.<br />

werd, was veel te trots op zynen voorfpoed,<br />

Vitellius<br />

om 'er een langduurig en ongeftoord genot van heeft<br />

te hebben: want verfcheidene der aanzienlykfte weinig ge-<br />

hoofdlieden, die Otto gediend hadden, hebïot Taa<br />

synen<br />

bende laaten ombrengen, werden veelen afkee•aorrig<br />

van hem. Het veertiende Legioen inzon­ 'poed,<br />

derheid , dat onder Otto gediend had , was<br />

buitengewoon tegen hem verbitterd. Om aile<br />

verdere onheilen voor te komen gaf hy bevel,<br />

1 dat het zelve had weder te keeren naar Britan-?<br />

jrde, van waar het weleer door Nero was te<br />

rug


f88 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ rug ontbooden. De Batavieren, die reeds voor­<br />

TE HJSTOheen met de Veertiendelingen over hoop gelegen<br />

hadden, voegde hy, om hunne beproefde<br />

trouwe, in \ eerst by zyn eigen Leger; doch<br />

beducht dat zy eenigen toeleg ten nadeele der<br />

Keurbenden mogten fmeeden, zond hyze in 't<br />

kort naar Germanië; zich voor 't overige vermaakende<br />

met alom Spelen, Schouwburgenen<br />

Schermocffeningen aan te dellen.<br />

De Frie­ De Friezen zouden dus eene heilzaame ruszenneete<br />

genootcn hebben, zo zy buiten den Oorlog<br />

men deel<br />

in den hadden konnen of willen blyven, welke, om­<br />

oorlog trent deezen tyd, tusfehen de Batavieren en<br />

tusfehen<br />

Romeinen, ontbrandde, en waarin Klaudius Ci-<br />

de Batavieren<br />

en vilis, een Batavisch Krygsoverde, en van KoRomeiningklykcn<br />

ftamme, door zyne fchranderheid en<br />

pen. krygskunde, boven veele anderen grootelyks<br />

hp^fv heelt uitgeblonken. nmrol-ilrmken. Uns Cin


van FRIESLAND, 185)<br />

vallen op de naaste bezettingen der Romeinen,:<br />

dieze onverwacht verjoegen, uitplonderende of' XF HlSTÖ'<br />

RIK.<br />

doodende, zonder onderfcheid, allen die hun in<br />

handen vielen, Civilis, zich onder dit alles hebbende<br />

(lil gehouden , omdat hy, door zich een<br />

vriend der Romeinen te veinzen , meende zyn<br />

oogmerk best te zullen bereiken, gaf voor, dien<br />

oproer der Friezen , met zyne onderhebbende<br />

manfchap, te willen dempen. Doch 't ge­ Civilis<br />

heim lekte uit, en werd gevolgd van een behaalt<br />

de over­<br />

gevecht aan den Ryn, waarby Civilis de overwinningwinning<br />

behaalde, en telfens eene vloot ver­ op de Ronielde<br />

van wel vierentwintig fchepen, met welmeinen.ke de Romeinen gemeend hadden hunne vyanden<br />

te bevechten. Deeze overwinning bragt<br />

te wege, dat Civilis en de zynen als heritellers<br />

der Vryheid van hunne landgenooten geroemd<br />

en in eere gehouden wierden.<br />

Na dat Civilis deeze overwinning behaald en Nu en daH<br />

liep hem<br />

ook Germanië en Gallië tegen de Romeinen<br />

de oor­<br />

gepoogd had op te hitfen, met oogmerk, logskan*<br />

meent men, om zelf over die ryke en magtige ook te­<br />

gewesten het gebied te voeren , gelukte het<br />

gen.<br />

hem meer dan eens, den Romeinen de nederlaag<br />

regeeven; zynde, behalven anderen, daarin<br />

doorgaans dapper ondcrfteund door de Friezen.<br />

Nu en dun ondervond hy echter ook hoe onwis<br />

de kans des oorlogs zy, inzonderheid in de<br />

vruchtelooze beflorming van de Romeinfche Legerplaats<br />

Vetera, en in den Slag te Gelduba,<br />

fchoon hy daar,in 'tvervolg, eene overwinning<br />

op de Romeinen behaalde, en ook Vetera vermeesterde.<br />

Doch voor dat, dit gefchiedde trof<br />

hem een zwaar verlies, doordien de Keulenaars,<br />

juist


BEKNOP-<br />

Ti; HISTO­<br />

RIE,<br />

De Friezen<br />

en<br />

Duitfchers<br />

doen<br />

grooten<br />

dienst ltl<br />

den flag<br />

by Vetera.<br />

Civilis<br />

IQ.O ' Tegenwoordige Staat<br />

juist toen hy voor had om derwaards te trek 5<br />

ken, de Cohors van Kauchen en Friezen, die<br />

dronken en in flaap gevallen waren, etlendiglyk<br />

deeden omkomen , door het huis,<br />

waarin zy zich bevonden, in brand te fteeken.<br />

Ook viel 'er vooraf nog een zonderling<br />

gevecht voor met de Romeinen, waarvan<br />

eenige melding dient gemaakt. Toen naamelyk<br />

Civilis zich te Vetera bad nedergeflagen ^<br />

volgde hem eerlang Cerealis met een' uitgeleezen<br />

hoop krygsvolk; doch beide de Legers<br />

werden van één gefcheiden door breede vélden,<br />

welke Civilis, door het flaan van eenen dam in<br />

den Ryn, had onder water gezet. De Friezen<br />

en Duitfchers in het heir van Civilis, doorgaans<br />

ryziger van geftalte, en veel beter afgerecht op<br />

't zwemmen dan de zwaar gewapende Romeinen<br />

, kenden de gelegenheid en ondiepten dee­<br />

zer velden. Hier door gemoedigd, begaven<br />

de ftoutften onder hen zich over het verdronken<br />

land, en vingen het eerst den ftryd aan, mét<br />

dat gevolg, dat de Romeinen al kort in verwarring<br />

raakten', dewyl hunne paarden en wapenen<br />

van de ftroomen verzwolgen wierden, en hunne<br />

voetknechten tot aan den middel roe in 't<br />

water ftonden, zonder voor - of achterwaarts<br />

te durven treeden. De Friezen en Duitfchers,<br />

ondertusfehen , fprongen onbefchroomd over<br />

de ondiepten heen, en vielen van achteren en<br />

ter zyden op de Romeinen aan, zonder echter<br />

op het drooge te durven komen: dus was de<br />

fchrik,dien de Romeinen hier leeden,inderdaad<br />

grooter dan hun verlies.<br />

Civilis, hier door nieuwen moed hebbende<br />

ge-


B::KNOP- g<br />

TE HISTO- a<br />

KB. n<br />

f<br />

Zy vallen j<br />

ih de lan ,<br />

den der<br />

ö<br />

Sikam- k<br />

bren. t<br />

Neemen a<br />

wederom j<br />

dienst<br />

by de Ro, 1<br />

m»iuen. 1<br />

79- 1<br />

Door Nerya<br />

wordt<br />

den Friezen<br />

het<br />

192 Tegenwoordige Staat<br />

gen , datze' met bebloede koppen , en mee<br />

achterlaatinge van meer dan vyfhonderd man*<br />

naar huis moesten keeren. Ook begaven veelen<br />

hunner zich weder als voorheen in ^dienst<br />

der Romeinen, of uit enkel vermaak in den<br />

kryg , of uit hoofde van het onlangs getrollen<br />

verbond; en hier door kreegen zy deel<br />

aan de vermeestering van het Britannisch Eiland<br />

Mona, by welke gelegenheid hunne ervaa^<br />

renheid in 't zwemmen den Veldheer Agri*<br />

kola grootelyks te ftade kwam. Ook waren<br />

het de Friezen en Sueven, die zekere bende<br />

Uzipeeten gevangen namen , welke , na 'c af-<br />

1 maaken van den Honderdman en de Romein­<br />

I<br />

fche Soldaaten, door Agrikola onder de Rot­<br />

l<br />

t<br />

ten verdeeld om hen de krygskunde- te leeren,<br />

( drie Libumifche vaartuigen vermeesterden ,<br />

( en daarmede zee koozen eer 't fchelmftuk<br />

I rucntbaar wierd, fchuimende langs de kusten<br />

^ van Britannie, tot dat zy eindelyk tot zulk<br />

eene behoeftigheid vervielen , dat zy eerst<br />

< de zwakften , en daarna by looting hunne<br />

1 makkers één voor één keelden en opaten :<br />

want dus geheel Britannie omgeltevend zyn­<br />

- i<br />

de , en ten langen leste hunne fchepen door<br />

(<br />

onkunde van 't lluuren verlooren hebbeade, vie­<br />

' i<br />

len zy den, Friezen en Sueven in handen, die<br />

j<br />

eenigen van hun voor flaaven verkochten, wel­<br />

i<br />

ke eerlang, by wisfelinge van koopers, aan den<br />

Rynkant kwamen, en daar aan de Romeinen hun<br />

zonderling wedervaaren vertelden.<br />

Na den dood van Domitiaan, die door den<br />

' Bevelhebber zyner eigene s yfwacht werd om<br />

- hals gebracht, beklom Nerva den Troon, en<br />

Tra-


van F R I E S L A N D . 193<br />

Trajaan, van hem voor Zoon en Opvolger aan 1 BEKNOPgenomen<br />

, voerde, geduurende zyne regeerin[-<br />

TE HISTOge,<br />

her gebied aan den Ryn; doch niet ten n '<br />

gelukkc der Friezen, -dewsl hun door hem an<br />

dermaal het juk der dienstbaarheid wi. rd op en<br />

hals gedrongen, 't welk zy omtrent twintig jaaren<br />

lang hebben moeten dragen; zynde zy,<br />

onder Keizer Adriaan, eerst wederom aan hunne<br />

oude vryheid gekomen. Deeze vergenoegde<br />

zich naamelyk met het geen ter linker zyde<br />

van den Ryn, naar den kant van Gaüiè', lag,<br />

nam de Overrynfche bezettingen weg, en (telde<br />

dee^e Rivier wederom, als van ouds, tot eene<br />

grensfcneiding van 't Romeinfche Ryk en<br />

Duitschland.<br />

,,E<br />

'<br />

juk andermaal<br />

1<br />

opgedron»<br />

• gen.<br />

&>uiiav.ui


I<br />

ILKNOP- d<br />

TE HISTO- V<br />

BIB.<br />

Ook met<br />

zo veeb<br />

Graaven ï<br />

of Land- c<br />

voogden, j<br />

. 180.<br />

De Friezen<br />

, over<br />

den Ryn<br />

getrok­<br />

ken,wordenverdreeven. 04. Tegenwoordige Staat<br />

en, en in den Oorlog Hertogen verkooren<br />

derden , wier heerfchappy wederom met de<br />

wapenen werd afgelegd. Ook wist men toen<br />

log niet van zo veele Graaven, of Keierlyke<br />

Landvoogden , als naderhand onder<br />

e Frankifche Keizeren zyn aangelteld, zonder<br />

ets te erven. Doch ook hierin baarde de ftaat-<br />

:ugt eerlang groote veranderingen: want daar<br />

;ich fommigen het erfrecht aanmaatigden, en dat<br />

net list of geweld ftaande hielden, werden anleren<br />

door de Keizers en Koningen van Frank»<br />

•yk, zo lang zy het gebied over Duitschland<br />

ïog in handen hadden, of uit byzondere guns-<br />

:e, of ter belooninge hunner gedaane dienten<br />

, met Erfgraaffchappen befchonken; 't welk<br />

cnleiding gaf, dat deezen gelladiglyk naar uit-<br />

Teftrekter heerfchappy haakten, de vrye landen<br />

hunner Nabuuren befireeden, en 't ingenome-'<br />

ne voor 't hunne hielden; en dit is de waare<br />

oorfprong van veele hedendaagfche Graaven,<br />

Prinfen en Hertogen.<br />

Middelerwyl, en by de Regeering van Keizer<br />

Kommodus, die een ondeugend Zoon van<br />

eenen deugdzaamen Vader was, waagden de<br />

Friezen 't wel over den Ryn in Gallië te trekken,<br />

en daar veele verwoestingen aan te rechten<br />

; doch Kommodus had hier van niet zo dra<br />

kennis gekreegen, of Kiodius Albinus wierd<br />

met eenig Krygsvolk derwaards gezonden, om<br />

hen van daar te dry ven; 't geen hem ook naar<br />

wensen gelukte: want de Friezen, door hem<br />

in eenen veldflag overwonnen zynde, werden<br />

met groot verlies naar hun eigen land te rug


van F R I E S L A N D . 195<br />

Niet lang na deezen hebben verfcheider l BEKNOP-<br />

Duitfche Natiën, ziende dat de Regeering dei R TE HlSTO-<br />

. RIE.<br />

Romeinfche Keizeren,hoc langer hoe meer, tof<br />

eene- fchandelylee onachtzaamheid verviel, en " VerfcheidenDuitdat<br />

hunne Bevelhebbers zich doorgaans van dee­ ' fche volze<br />

gelegenheid bedienden om de verst gelegen 1 keren<br />

volkeren te onderdrukken en uit te zuigen, zich { vereenigen<br />

zich<br />

1 met eikanderen, op eenen algemeenen Land-<br />

' tegen de<br />

| dag, door een plegtig verbond, vereenigd, om 1 Romei-<br />

't juk der Romeinfche heerfchappy van den hals ] nen, en<br />

i te fchudden, en zich in vryheid te Hellen. De zyngeluk-<br />

1<br />

kig in<br />

voornaamfte Naden, die aan dit verbond deel hunne<br />

hadden , waren gezeten tusfehen de Main, ondernee-<br />

• Ryn,, Sale, Elve en de Noordzee, en beftonminge.den uit Hesfenaars, Mattiaken, Uzipeeten,<br />

Tenktcren , Marfen , Brukteren , Chamaven,<br />

fAngrivariën, Tubanten, Cherufcen, Kauchen,<br />

iFriezen, en eenige anderen. Deeze verbintenis<br />

iwas ook zo krachtig, en van zo gewenscht eenen<br />

uitflag, dat zy niet alleen de vreemde volgeren<br />

uit hun Land gekeerd, maar ook de Rofmeinen<br />

door geduurige oorlogen afgemat, en<br />

zich meester van Gallië gemaakt hebben; 't welk<br />

men als den grondflag van den edelen en wydvermaarden<br />

naam der Franken en der Frankische<br />

heerfchappye heeft aan te merken, fchoon.<br />

toen den juisten tyd en de eerde aanleggers van<br />

klit verbond niet weet te noemen<br />

^ Aan de invallen , welke deeze verbonden<br />

De Frie­<br />

Frankifche volkeren, onder de regeeringe van zenheb­ Makrinus , Heleogabalus en Alexander Sevebenwaarïus , in Gallië en over den Donau deeden, fchynlyk<br />

deel ge.<br />

hebben<br />

(%) Schotanus Fr: Hist. bladz. 26.


I<br />

pÓ Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP- 1 lebben de Friezen zeer waarfchynlyk mededeel<br />

TE HlSTO- , TChad;doch de byzonderheden van 'tgeen erby<br />

BIE. ' die gelegenheid is voorgevallen, zyn nier zeer<br />

had aan . bekend. Die vindt men gemeld, dat Alexander<br />

de inval­<br />

Severus.na de Perfen overwonnen te hebben,<br />

len der <<br />

Franki­ zich met een ontzaglyk Leger naar de Galhlche gefche<br />

vol-j westen heeft begeeven, om de Germaanen te<br />

keren in . beoorloogen; doch maar naauwlyks was hy tot<br />

Gallië,<br />

en over aan Ments gekomen, toen hy, zonder nog iets<br />

den Do- van belang uitgevoerd te hebben, van zyne ei<<br />

nau. gene Lyfwacht, onder aanvoeringe van IVlaximinus,<br />

wierd omgebragt, in het jaar 235. _<br />

235-<br />

Maximi- Deeze, daarop door het Krygsvolk tot Kei­<br />

MUS, Keizer verkooren zynde, zou met zyn Leger van<br />

zerge­ Romeinen en verfcheiden Oosterfche Natiën,<br />

worden de Franken en Alemannen zeer waarlchynlylc<br />

zynde,<br />

loopt onder't juk gebragt hebben, zo hy met door<br />

groot ge­ de bosfchen, moerasfen en ftroomen, waarin<br />

vaar zyns de Duitfchers eene veilige fchuilplaats vonden,<br />

leevens ware verhinderd geworden: want hen daarin<br />

hier te<br />

lan.'e. willende vervolgen, liep hy geen klein gevaar<br />

van door hen afgemaakt te worden, vooral toen<br />

eens zyn paard in een moeras bleef fteeken, en<br />

hy ter naauwernood gered wierd. Hy had met<br />

niet te min zyne vaandelen reeds tot aan ol op<br />

de grenzen van <strong>Friesland</strong> gebragt, en men heelt<br />

reden om te denken, dat het gevecht, t welk<br />

zo gevaarlyk voor hem was , daaromtrent is<br />

voorgevallen: want naar zyn eigen fchryven aan<br />

den Raad en het Volk van Rome, „ had hy<br />

vierhonderdItaliaanfchemylen in Duitschland,<br />

" tusfehen den Ryn en de Elve, met de wa-<br />

, penen geheel bedorven, de Dorpen afge-<br />

„ brand, het Vee weggevoerd, eenen ryken<br />

" „ buit


van FRIESLAND. 197<br />

5, buit gemaakt, en eene ontelbaare menigte<br />

menfehen omgebragten gevangen genomen".<br />

De AIcmannen en Franken hadden, fchoon niet<br />

geheel overwonnen, te veel by deezen oorlog<br />

geleedcn, om zich niet eenigen tyd flil te<br />

houden.<br />

Van toen af liepen 'er verfcheiden jaaren voorby,<br />

welke weinig ftofs voor deeze beknopte Ihstorie<br />

van <strong>Friesland</strong> opleveren; de verwarringen,<br />

welke in 't Romeinfche Ryk al gaande weg ,<br />

grooter werden, vindt men by anderen over-1<br />

vloedig gemeld. Onder de Regeeringe van Kei- '<br />

zcr Valeriaan vielen de Franken en Alemannen<br />

wederom over den Ryn en Dor.au in het Romeinfche<br />

Ryk, met dien uitflag', dat de Alemannen<br />

zelfs over de Alpen in Italië, tot Ravenna<br />

toe, doordrongen, terwyl de Franken en 1<br />

andere Germanifche Natiën , waaronder men e<br />

ook de Friezen te tellen heeft, geheel Gallië °<br />

afliepen, alles wat hun voorkwam vernielende, en, 1(<br />

na over het Pyrenecfche gebergte getrokken te h<br />

zyn, in Spanje kwamen, daarze zelfs de ftad Tar 11<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

, De Fran-<br />

. ken en Alemannen<br />

1<br />

vallen we-<br />

' derom in<br />

het Romeinfche<br />

Ryk.<br />

2 54-<br />

Eenige,<br />

en daar<br />

onder de<br />

Friezen,<br />

ioopen ge •<br />

heel Gallië<br />

af.<br />

rap-ona innamen, pionderden en vernielden, zon.<br />

(der dat de Keizer, elders de handen vol werks<br />

hebbende, in haat was zich daar tegen te verzetten.<br />

Veele deezer volkeren, de Friezen en Sommigen<br />

Kauchen inzonderheid, reeds toen voor ervaa- hunner<br />

ren Zeelieden bekend , waren hiermede nog fteeken<br />

over naar<br />

niet te vreden; maar Haken van daar te fchepe Afrika.<br />

over naar Afrika, daar ook dat fedeclte van 't<br />

IRomeinfche gebied zwaare verwoestingen van<br />

'hun moest lyden (").<br />

Junius<br />

(*) Schotanus Fr. Hist. bladz. 27.<br />

N 3


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

funius<br />

Posthu­<br />

mus be-<br />

raus uclualt<br />

meer<br />

dan eene<br />

overwin­<br />

ning op de<br />

Friezen<br />

enz.<br />

198 Tegenwoordige Staat<br />

Junius Posthumus, die onder de Regeeringe<br />

van Gallieen, den zoon en opvolger van Valeriaan,<br />

door de misnoegde Galliërs, tot Keizer<br />

verkooren was, wist zich door den krachtigen<br />

bvftand, dien zy hem verleenden, in deeze zyne<br />

waardigheid niet alleen zeven jaaren lang<br />

te handhaaven, maar ook meer dan eene<br />

overwinning op de Friezen , Hesfen , Kauchen,<br />

en andere Frankifche Natiën te behaalen:<br />

zelfs ftichtte hy verfcheiden ftcrkten op<br />

ICll • iiwaxj ">v".v- "j • L<br />

den Germanifchen bodem , en noodzaakte de<br />

gemelde Natiën om hem tegen de Bevelhebbers<br />

van Gallieen den noodigen byftand te bewyzen.<br />

Misfchien waren zy door hem ten eenemaal bedwongen<br />

geworden, zo niet zekere Viktoryn<br />

hem ] van kant geholpen, en na hem de Keizer-<br />

De Over­ lyke kroon in Gallié<br />

L _ . ^ opgekreegen had. Jje<br />

..... 1 1_.J T»^<br />

rynfche overrynfche Germaanen, het ombrengen van<br />

Germaanen<br />

vallen 1 Posthumus vernomen hebbende , beitonden<br />

in Gallië. . niet alleen de fterkten, door hem op hunnen<br />

bodem gefticht, om verre te haaien, en te verbranden<br />

, maar ook met allen mogelyken fpoed<br />

over den Ryn te trekken, en in Gallië te vallen,<br />

daarzc zich van wel zestig (leden meester<br />

maakten. Viktoryn en eenige andere opgeworpen<br />

Keizers na hem, herftelden de vervallen<br />

zaaken der Romeinen in Gallië wel eenigzins,<br />

door het beteugelen der Franken ; doch het<br />

was Keizer Aureliaan, die dit begonnen werk<br />

De Frie-<br />

verder voortzette. En echter gingen de Franken,<br />

zen en en wel allermeest de Friezen en Kauchen, met<br />

Kauchen<br />

1 hunne ftrooperyen in Gallië, ter zee dapper<br />

flroopen<br />

ter zee. voort, zonder dat de Keizer deezen hunnen<br />

overmoed wist te beteugelen. En voor dat<br />

1102


van FRIESLAND. 199<br />

ilog Aureliaan door het krygsvolk wierd omgebragt,<br />

breidden zy zich ook reeds wederom te<br />

lande uit, wierpen de fterkten der Romeinen<br />

langs den Ryn om verre, trokken over den<br />

Aroom, en drongen tot diep in Gallië door,<br />

daar hun, wegens de korte Regeeringe van<br />

Tacitus en Floriaan, weinig of geen tegenfland<br />

gebooden werd.<br />

Probus,een der kloekmoedigile Vorften, had<br />

niet zo dra het Ryksbewind in handen gekreegen,<br />

of hy ondernam, in eigen perfoon, eenen<br />

togt tegen de Germaanen, om dus zyne overwinningen<br />

, voormaals op de Kauchen en<br />

Friezen bevochten, verder voort te zetten.<br />

Behalven andere voordeden, door hem op deezen<br />

togt behaald, zouden 'er, 't geen niet vry<br />

van onwaarfchynlykhcid is, in verfcheiden ontmoetingen,<br />

byna viermaalhonderd duizend Germaanen<br />

, die zich op den Romeinfchen bodem ,<br />

langs den Ryn en door gansch Gallië, nedergezet<br />

hadden , gefneuveld zyn. Zekerder gaat<br />

ihet, dat de Franken, door Probus in hunne<br />

moerasfen overvallen en geflagen zynde ,<br />

genoodzaakt wierden, hem te voete te vallen<br />

, en te fmeeken , dat hy bun niet alleen<br />

iden vrede wilde lchenkcn , maar ook een gerdeelte<br />

dier landen ter bewooninge afiïaan, welke<br />

voorheen door hen waren ingenomen. Dit<br />

tweeledig verzoek werd hun van den Keizer<br />

ingewilligd; doch teffens door hem bedongen,<br />

rat hy zich van hunne hulpe, in den oorlog,<br />

'zou mogen bedienen. Ook koos hy metder-<br />

Idaad zestien duizend Jonge Krygsknechten ujt<br />

1de Friezen, Kauchen. Katten enz. welke hy, na-<br />

N 4 ze<br />

Bt KNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

276".<br />

Probus<br />

doet een'<br />

togt tegen<br />

de<br />

Germaa.<br />

nen.<br />

De Franken<br />

wor-<br />

:len door<br />

hem overvallen<br />

en<br />

geflagen.


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

De Friezen<br />

zyn<br />

hem getrouw<br />

in<br />

den oor<br />

log tegen<br />

Prokiuus.<br />

De order<br />

werpi' g<br />

d ï 1 ie<br />

zen is vai<br />

korten<br />

ouur.<br />

aS 3.<br />

o,oo Tegenwoordige Staat<br />

ze onder de Keurbenden verdeeld te hebben,<br />

in de Legers en Bezettingen deed dienen De<br />

Friezen (lelden ook zyne verwachting niet teleur<br />

: want als zich, geduurcnde zyne Regeerinir.,<br />

zekere Prokulus tot Tegen - Keizer had opgeworpen,<br />

en deeze by dé Friezen eenige otiderfletinïig •<br />

nu ende te vinden, waren het juist de Friezen,<br />

door wien hy by den Keizer aangebragt',én aan denzelven<br />

overgeleverd wierd; hy was naamelyk,door<br />

Probus vervolgd wordende , naar <strong>Friesland</strong> gèvlugt,<br />

in verbeeldinge, dat de gebroken en waterachtige<br />

(Irecken van dat gevest, hem eene veilige<br />

fchuilplaats verfchaffen zouden; hiermee" zal<br />

hy zich ongetwyffeld des te meer gevleid hebben<br />

zo het doorgaat, dat hy uit dien Landaanafkomftig<br />

was. ' f oe dit zy, de Friezen koozen liever<br />

Probus dan Prokulus te dienen, 't welk in de toenmaalige<br />

omdandigheeden ook ver het beste, althans<br />

van twee kwaaden gewïsfelyk het minde was.<br />

eéze onderwerping der Friezen aan de Romeinen<br />

duurde echter maar vyf jaaren: want met<br />

; het jaar twee honderd acht en zeventig begonnen<br />

zynde liep dezelve met het jaar twee honderd<br />

drie en tachtig wederom ten einde. De inwendige<br />

verwarringen van 't Keizerryk gaven<br />

daar toe eene gepaste aanleiding, en naar het fchynt<br />

zyn de Franken, die in en omtrent het Batavisch<br />

E iland aan de oevers van den Ryn geplaatst waren,<br />

de eerden geweest, die 't gemaakte verdrag verbraken,<br />

zo door eenige Romeinfche vaartuigen,<br />

in den Ryn hagende, te verbranden, als zich te<br />

fchepe door de Straat naar Spanje, van daar naar<br />

Sicilië, en vervolgens naar de Lybilche kusten<br />

van Afrika te begeeven, daarze overal de geduchtde


van F R I E S L A N D. 201<br />

Guchtftc tekenen*van verwoestingen, branddich- BEKVOP*<br />

tingen en roove'ryen achter lieten. Van daar TE lliSTOzonder<br />

merkelyk verlies te rug gekomen zynde,<br />

fcheen hun 't Zeefchuimen zowel bevallen te<br />

weezen, dat zy van dien tyd af met de Saxers<br />

fa .i enfpanden , cn de Gallifche kusten alomme<br />

onvèiiig maakten.<br />

Diakletiaan, omtrent dien tyd, door 't LeMaximiaanger, tot Keizer verklaard, zond Maxiraiaan Herkulius<br />

Herkulius naar Gallië, daar hy't geluk had de rust heiltiltde<br />

in een gedeelte van dat gewest te herllellen, rust ia<br />

en, na dat hy over den Ryn getrokken was , Gallië.<br />

284.<br />

verfcheiden volkeren , zo door uithongering<br />

als door de wapenen, te overwinnen, en dermaate<br />

te beteugelen, dat zy van hunne zeefchuimeryen<br />

moesten afzien , cn , yerzeld van<br />

hunnen Koning , hem om den vrede komen<br />

fmeeken.<br />

Midlerwyl vereenigden zich de Saxers, om­ DeSaxers,<br />

trent de Elve woonende, met de Warners en Warners<br />

en Ange-<br />

. Angclen, twee volkeren, welke ten dien tyde lenver­ ; aan de Oostzee gezeten waren ; begaven zich j huizen<br />

| gelykerhand , met Vrouwen , Kinderen enj naar<br />

elders ;<br />

i alle hunne tilbaare have te fchepe ; ilevpnden*' waa^by de<br />

tde kusten van de Noordzee om; voeren dei Friezen<br />

[Maas en het Vlie in, om dat de Middeiryn x) vry wat<br />

:e lyden<br />

ïzeer waarfchynlyk, toen reeds al groen enladden. 1<br />

itondiep was, en floegen zich met der woon*<br />

rnedcr, in Toxandrie , of Zeeland , Banvië<br />

i:en Westfriesland. Doch voor datze hier toe '<br />

kwamen, moest'er met de Toxanders, Bata-<br />

: cvieren en Friezen gevoenten word n ; zo 1 der<br />

iöat men de byzonderheden van 't gevecht weet<br />

I R melden. Dit alleen is zeker, dat de-over*<br />

N 5 , win-


BEKNOP­<br />

TE HIS TO-<br />

It IE.<br />

Doch hun<br />

verlies<br />

werd aan<br />

een' anderen<br />

kant geboet.<br />

202 Tegenwoordige Staat<br />

winning zich voor de eerden verklaarde. De<br />

Friezen leeden hier zeer by;- doch hadden<br />

't geluk hunne fchade aan eenen anderen kant<br />

vry war geboet te zien. Am de' overzyde van<br />

de Eems, tot de Wezer toe , lagen nu de<br />

meeste landen der Kauchen , door 'i vertrek<br />

dier volkeren, ledig. Hiervan maakten zich<br />

de- Friezen meester , en befloegen dezelve ; 't<br />

welk te wege bragt , dat de Landdreek der<br />

Nederkauchen , daar men thans Oostfriesland ,<br />

Butjadingerland en eenige andere Landfchappen<br />

vindt , door de Friezen is bezeten , geworden.<br />

Ook hebben de Friezen , zeer<br />

waarfchynlyk niet lang'na deezen tyd, zich met<br />

de Saxers, hunne nabuuren, in verbond begeeven,<br />

en de zyde der Franken verhaten; waaraan<br />

men het heeft toe te fchryven , dat zy by de<br />

Gefchiedfchryvers , die na Konflantyn den<br />

Grooten geleefd hebben , al doorgaans onder<br />

een' en den zelfden naam van Saxers voorkomen<br />

(§).<br />

Maxi­ Nadat Maximiaan, als reeds gemeld is ,<br />

miaan zet Gallië in rust gebragt had, is wel 't zelve door<br />

veele eenige Duitfche Natiën cp nieuw bedreeden ;<br />

Franken doch ook deeze zyn door hem verflagen : ins­<br />

enz in<br />

andere<br />

gelyks heeft hy veele duizenden Franken, Frie­<br />

gewesten zen , Kauchen en anderen , die in Batavië<br />

over. gevallen waren, cn zich daar neergeflagen<br />

287.<br />

hadden, overgezet in de ledig liggende landen<br />

der Treviren en JXerviërs (f), alwaar hun<br />

ge-<br />

(§) Schotanus Fr. Hist. bl. 28 en ig.<br />

(f) Verfta door't eerfte Trier , en door 't laatfte<br />

Neder - Bourgondie en Henegouwen. Schotanns Fr.<br />

Hist, bl. jp.


van F R I E S L A N D . 203<br />

genoegzaame wooningen tor verblyf, en akkers<br />

tot bebouwing gegeeven werden , onder voorwaarde<br />

van voortaan naar de Romeinfche wetten<br />

te leeven. Teftlns kreeg de ganfche Natie<br />

eene volle verzekering van de vricndfchap der<br />

Romeinen, zo zy zich in ruste hield, en niet<br />

buiten de haar aangcweezen grenzen trad, om<br />

de Wingewesten des ryks te beroeren.<br />

De Saxers en Friezen, federt veele jaaren<br />

gewend op zee te fchuimeri, vielen echter niet<br />

dan met groote moeite te beteugelen. Karau<br />

fius, die in zyne jongkheid lang ter zee gevaaren<br />

had, en wel geoeffend was in alles wat<br />

tot den Zeedienst behoort , werd door Maximiaan<br />

aangeleid tot Admiraal eener Vloote ,<br />

welke toen voor Boulogne lag, om daar mede<br />

de zee tegen de Saxifche en Friefche zee-<br />

roovers te befchermen. Doch hierin gedroeg<br />

zich deeze geenszins naar zynen pligt, hebbende<br />

hy de Roovers , fchoon hyze wceren konde ,<br />

BFKNOPrE-HisTO-<br />

*IE.<br />

De Saxers<br />

en Friezen<br />

vallen<br />

bezwaarlyk<br />

te<br />

beteugelen.<br />

Karaufius<br />

gedraagt<br />

zich,<br />

menïgmaalen aan land laaten komen , en hun­ Admiraal<br />

ne rooveryen onverhinderd pleegen , om hun geworden<br />

, niet<br />

daarna den geroofden buit wederom af te zet­<br />

naar zyten<br />

, en dien voor zich zeiven te behouden. nen pligt.<br />

Maximiaan, hierover met reden verlloord,<br />

gaf wel last om Karaufius hesmelyk van kant<br />

te helpen; doch deeze, daarvan de lucht hebbende<br />

gekreegea, verbond zich met de<br />

Saxers, Franken en Friezen, en maakte zich,<br />

Steekt<br />

met deeze hulpe gefterkt, meester van alle de over naar<br />

voorhanden zynde fchepen , waarmede hy Britannie,<br />

overftak naar Britannie, daar hy zich wel dra en doet<br />

zich voor<br />

voor Keizer deed verklaaren.<br />

Keizer<br />

Maximiaan, die tot hier toe maar alleen me: uitroe-.<br />

peu.<br />

de


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

291.<br />

Konftantitfs<br />

Chlorus<br />

verovert<br />

Bouiogne,<br />

daar eene<br />

bezet­<br />

ting van<br />

Karaufius<br />

lag.<br />

Ook valt<br />

hy de<br />

Friezen<br />

enz. van<br />

achteren<br />

op 't lyf;<br />

verflaatze<br />

en voert<br />

veelen<br />

van hun<br />

naar el-'<br />

ders.<br />

204<br />

Tegenwoordige Staat<br />

de waardigheid van Cezar bekleed geweest<br />

was, werd nu , zo ras de tyding hiervan te<br />

Rome kwam, door Diokletiaan tot Ryksgenoot<br />

verheven, terwyl Konftantius Chlorus en<br />

Kajus Galerïus Maximianus mee de waardigheid<br />

van Cezars befchonken wierden. Konftantius,<br />

hierop Gallië, voor zyn deel, ter befcherminge<br />

hebbende gekreegen , begaf zich terftond<br />

derwaards, én maakte zich meester van Bouiogne,<br />

in welke Stad Karaufius , by zyn vertrek ,<br />

eene vry fterke bezetting van Krygsvolk gelaaten<br />

had; ook floot hy de plaats van den zeekant<br />

zodanig in , dat de Franken , Saxers en<br />

Friezen niet het minfte tot haar ontzet konden<br />

onderneemen. Aan 't Krygsvolk fchonk hy 't<br />

leeven, nam hetzelve in zynen dienst aan, en<br />

deed 'er eenen togt mede naar Batavië, dat toen<br />

van Friezen , Kauchen en andere Frankifche<br />

Natiën bezeten werd; doch welke met Karaufius<br />

in verbond ftonden, en even daarom der<br />

Romeinen gramfchap bezuuren moesten. Konftantius<br />

viel hen ook , en wel van achteren ,<br />

opdat zy zich in de menigvuldige bosfchen ,<br />

waarmede bun land vervuld was, niet verfehuilen<br />

mogten, m^t zo veel geweld, en in zulk<br />

eene geregelde orde, op 't lyf, dat 'er veele :<br />

duizenden gedood , verjaagd én gevangen<br />

genomen wierden. Deezen • voerde hy als<br />

eigen flaaven, met vrouwen en kinderen, naar<br />

de woeste en uitgeputte landen van Amiens",<br />

Beauvais, Troye en Langres. Welke landen<br />

, ten Noorden van de Seine gelegen, en<br />

zich langs haare oevers uitftrekkende, van<br />

deeze bewooners, den naam van Francia<br />

ver-


van FRIESLAND. 205<br />

verkreegen hebben, Hec oogmerk dier ver- • BEKNOPvoeringe<br />

was , om hen dezelve als flaaven te , TE HlSTÖ»<br />

RIE.<br />

doen bebouwen , en hen , des noods , in den<br />

Kryg tegen hunne oude Landslieden te gebruiken.<br />

Schoon deezen zich dus beteugeld vonden, , Andere<br />

zaten echter de Germaanen, en daaronder veele • Germaa-<br />

' nen zitten<br />

Friezen, Overrynfche Franken, Saxers, Kau­<br />

' midlerwyl<br />

chen en andere aanpaalende volkeren meer, niet : niet ftil.<br />

mi, ftil. maar vieten vielen over den uen roefevronzpn toegevroozen Rvn Kyn<br />

in 't Eiland der Batavieren, toen Konftantius<br />

nog hier te lande was. Doch deeze onderneeming<br />

bekwam hun kwalyk; zynde zy door het<br />

ontlaaten van 't weder, en by gebrek van<br />

fchepen, dermaate bezet geraakt, dat zy genoodzaakt<br />

wierden zich aan Konftantius te onderwerpen,<br />

en eenigen hunner by hem gevangen<br />

te laaten, terwyl de overigen door hem<br />

met fchande naar huis gezonden wierden. Batavië<br />

zag zich dus van deeze plonderzieke vol-<br />

keren gezuiverd; de Friezen en anderen, die De Frie- l<br />

daaromtrent woonden, werden naauwer onder zen enz.<br />

't juk gebragt, en daarop de togt naar Britan­ omtrent<br />

Batavie<br />

nie tiocr Konftantius ondernomen, om Karauwoonenfius<br />

te beoorloogen. Doch hier toe had hy op de,wor­ verre na geen magts genoeg. Karaufius had, dennaau- 1 door zyne gezantfchippen, zo veele Saxers,<br />

wer onder<br />

't juk ge­<br />

Friezen, Kauchen en Angelen, op hoope van bragt.<br />

buit, tot zich gelokt, en zich zo vast in den<br />

zetel gezet , dat Konftantius genoodzaakt<br />

' wierd een verdrag met hem aan te gaan ,<br />

jwaarby 't geheele Eiland aan Karaufius werd<br />

aafgeftaan. Eerlang echter kwam het weder aan<br />

't'Ró.


2of5 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ 't Romeinfche Ryk, door omwentelingen, die<br />

TE HISTO- 1 buiten ons bellek zyn.<br />

RIE. Onder de Regeering van Konflantyn den<br />

Verfchei- Grooten, | die na den dood van Konftantius<br />

den Ger-.<br />

manifche Chlorus aan de Regeering kwam, traden ver­<br />

volkeren 1 fcheiden Germanifche volkeren , en daaron.<br />

verbinden ( der zeer waarfchynlyk ook de Friezen, met<br />

zich tegen<br />

eikanderen in verbond , om de Romeinfche<br />

de Ro- '<br />

meinen. Wingewesten met vereenigde krachten te over­<br />

306. 1<br />

vallen. Hiertoe, naar de gewoonte der Germaanen<br />

, twee Koningen of Veld - overften ,<br />

Askarikus cn Regaizus verkooren hebbende,<br />

naderden zy, onder hun geleide, tot aan den<br />

oever des Ryns, daar zy van Konllantyn, die<br />

aan de overzyde reeds een magtig Leger in gereedheid<br />

had, gefluit wierden. Doch alzo Konllantyn<br />

dit beletten van hunnen voorgenomen' over*<br />

togt , voor geene genoegzaame overwinning<br />

hield, trok hy met het gros van 't Leger te<br />

rug, en liet alleen zeker gedeelte nader by den<br />

De Fran- f flroom in eene hindcrlaage liggen. De Fran­<br />

kea wor-1< ken, hiervan onkundig, waagden 't over den<br />

den gefla- Ryn T te trekken; doch vonden zich zo fchielyk<br />

gen.<br />

en onverwacht overvallen, dat 'er veelen in den<br />

c<br />

ftryd fneuvelden, terwyl anderen met beide de<br />

Koningen Konftantyn leevende in handen vielen,<br />

die hen met veele hunner onderzaaten vervolgens<br />

voor de wilde beesten liet werpen, en op<br />

de wreedfte wyze verfcheuren, dat voorzeker<br />

weinig ftrookte met het geloof der Christenen,<br />

naderhand door hem beleeden.<br />

Konftan­ Na deeze overwinning op de Franken betyn<br />

trekt haald te hebben , viel het Konftantyn niet<br />

zvVaar


van F R I E S L A N D . 207<br />

zwaar zelf over den Ryn te trekken, en eenen<br />

weerloozen hoop, nog bedrukt over de nederlaag<br />

hunner Landslieden, onverhoeds te over­<br />

vallen, veelen daarvan af te maaken, anderen<br />

gevangen te neemen, al hun vee weg te voe<br />

ren of te dooden, alle hunne gehuchten in<br />

brand te fteeken, cn zulken onder hen, waarvan<br />

men noch trouw noch dienst te gemoete<br />

zag, even als de andere Franken, den beesten<br />

ter verfliDdinge voor te werpen.<br />

BrKKOP'<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

over den<br />

Ryn en<br />

overvalt<br />

de overi­<br />

gen.<br />

308.<br />

Dus de Franken beteugeld , en ook de Hierna<br />

grenzen des Ryks in zo goed eenen ftaat van te­ begeeft<br />

genweer gefteld hebbende, dat men, noch des zich Konftantyn<br />

Zomers by fterke droogte, noch des Winters<br />

naar Ro»<br />

by harde en aanhoudende vorst, voor vy- me.<br />

andelyke invallen te duchten had, begaf zich<br />

Konftantyn naar Rome , om Italië van de geweldenaaryen<br />

van JVJaxentius te verlosfen j doch<br />

keerde, m.v.iu>_, zo I U ras iaa mogelyk, luvgcjju, van van daar uiiai naar naai vjraiuc Gallië<br />

te rug , beducht, dat zyne afweezigheid den De Fran­<br />

Franken en Alemannen gelegenheid mogt geeken, zich<br />

ven , om wederom over den Ryn te fteeken, van zyne<br />

afweezig-<br />

1 en in dat gewest te vallen. Zy hadden 'c ook<br />

heidbe­ i metderdaad voor, en waren reeds tot aan den dienende ,<br />

I Rynftroom genaderd, wanneer zy, op de ty- nachten<br />

in Gallië<br />

1 ding van 's Keizers aankomfte, te rugge weeken.<br />

te vallen ;<br />

I Konftantyn, hier meê niet te vreden, hield zich doch wor­<br />

i als of hy voorhad de Alemannen van eenen ge- denver­ : heel anderen kant te beftryden, en lokte daar- flagen.<br />

1 donr rlp FY.mL-pn rwrpr Apn Orr>r»m ujonnwr h\r<br />

1 uoor cie r ramten over den ltroom, wanneer hy<br />

1 met zyne meeste krygsmagt in hunne Landen<br />

wiel, en daar eene yslèlyke llagting en algemeetine<br />

verwoesting aanrechtte; terwyl zy die over<br />

Iden Ryn geftoken waren, voor het groo;fte gedeelte<br />

,


BEKMOP<br />

5 6 HlSTO<br />

ME.<br />

De Friezen<br />

ver<br />

laaten het<br />

Frankisch<br />

verbond,<br />

en maaken<br />

één<br />

Volk met<br />

de Saxers<br />

uit.<br />

208 Tegenwoordige Staat<br />

deelte, den Romeinen in handen vielen. Jammer<br />

is 't dat men niet zeker weet, hoe ver de<br />

Friezen in deeze onheilen deelden ( ) Dit<br />

gaat vast, dat zy federt hec Frankisch verhond<br />

verhaten, met de Saxers één volk uitgemaakt,<br />

en hunne vryheid eenigen tyd daarna<br />

behouden hebben.<br />

Van deezen tyd af tot op dén dood van<br />

Keizer Konftantyn , zyn wel veele zaaken<br />

voorgevallen, waarby het Ryk grootelyks belang<br />

had; doch waarin de Friezen te weinig<br />

deelden, om 'er ons meê op te houden. Mogt<br />

menden Kronykfchryveren, zonder uitbeding,<br />

geloof geeven, dan zou in <strong>Friesland</strong> nog al<br />

vry wat gebeurd zyn, dat ook hier verhaald<br />

diende. Alles durven wy noch melden noch<br />

verzwygen. Laat dit ééne den voorrang heb­<br />

Fiieslard,<br />

ten westen ben, dat de Landen ten Westen en Zuidwesten<br />

en zuid­ van Stavoren, tot hier toe onbewoond en onwestenbebouwd<br />

zynde geweest, door vyf Ldellieden,<br />

van S.avoren,<br />

van welken Diederik, een Fries van afkomst,<br />

wordt be­ en een der Voor vaderen van Koning Radboud<br />

volkt dcor de voornaamfte was, het eerst zouden bebouwd<br />

vyf Edel<br />

en bevolkt zyn geworden; dat deeze, veel toe­<br />

lieden.<br />

337- loops enhulpe gekreegen hebbende, het,fteedje<br />

Medenblik gedicht zou hebben; dat hy, hierop<br />

verhovaardigd, zich ten jaare 334 Koning van<br />

Westfriesland zou hebben laaten noemen; doch<br />

d?.t Haron, toen Hertog van Oostfriesland, of<br />

<strong>Friesland</strong> beoosten het Vlie, zich des grootelyks<br />

belgende, derwaards eene aanzienlyke<br />

krygsmagt gezonden, en Diederik zodanig in<br />

het<br />

(*) Schotanus Fr; Hist. bl 31.


van<br />

F R I E S L A N D . 209<br />

het naauw gebragt zoude hebben, dat hy genoodzaakt<br />

wierd zich aan Haron te onderwerpen,<br />

cn het Ryk van hem en zyne Opvolgeren<br />

ter leen te ontvangen, onder verpligtinge<br />

van nooit eenig verbond ten hunnen nadeele aan<br />

te zullen gaan. Soortgelyke gebeurtenisfen<br />

Vielen 'er rneer te melden, durfden wy de<br />

Kronykfchryvers volgen; doch daar toe te weinig<br />

gronds hebbende, zullen wy het hier by<br />

laaten.<br />

O V. HOOFD-<br />

BEKNOÏF.<br />

TEHISTO»<br />

li. IE.


"BEKNOP.<br />

TE HlSTO.<br />

KlE.<br />

'Konftantyn<br />

fterft<br />

in het jaar<br />

337, en<br />

het Ryk<br />

raakt in<br />

verwar»<br />

ring.<br />

aio Tegenwoordige Staat<br />

V. H O O F D D E E L .<br />

Beknopte Hiftorie van <strong>Friesland</strong> van den do<br />

van Konftantyn den Grooten tot den tyd<br />

van Karei den Grooten.<br />

den dood van Konftantyn den Grooten,<br />

voorgevallen in den jaare 337, was het Ryk<br />

verfcheiden jaaren achtereen in geduurige verwarringe,<br />

dewyl de drie Zoonen van Konftantyn<br />

niet zeer te vreden waren met de Ryksverdeeling,<br />

welke hun van hunnen Vader was nagelaaten.<br />

Meer dan één volk bediende zich<br />

hiervan, om 't juk der Romeinfche overheerfchinge<br />

af te werpen: de Frankifche Volkeren<br />

inzonderheid vielen met geheele hoopen over<br />

den Ryn in Gallië; doch werden door Konftans,<br />

wien dat Gewest, by de verdeelinge, was<br />

te beurt gevallen, al dra door de wapenen<br />

tot reden gebragt, en in bondgenootfehap van<br />

het Ryk aangenomen, om zich van hunne hulp<br />

te bedienen tegen zynen magtigen Mededinger<br />

Magnentius, die, eerst zyn Veldheer geweest<br />

zynde, zich thans ten Keizer had opgeworpen.<br />

Ook vielen omtrent deezen tyd eenige Westlaai<br />

fche volkeren in de landen der Friezen,<br />

daarze hunne ftrooperyen tot aan de Lauwers<br />

en Eems toe voortzetten, tot dat Hertog Odilbald<br />

hen achterhaalde, van den geroofden buit<br />

ontzette,


van<br />

F R I E S L A N D . sir<br />

Ontzette, tot in hun eigen land vervolgde, het<br />

'zelveonder brandfehatting ftelde,en 'er drie Kasteelen,<br />

met naame Engeren, Soest en Iburg<br />

ftichtte, ja het veroverde land tot een Wingewest<br />

van <strong>Friesland</strong> maakte, en daarover Iglo<br />

Lascon, zynen Veldheer, tot Stadhouder aanftcldc.<br />

Althans is dit het verhaal der Kronyk -<br />

fchry veren.<br />

Na zich eenen geruimen tyd ftil gehouden te<br />

hebben ondernamen de Franken, Alemannen,<br />

;Saxers, cn zeer waarfchynlyk ook de Friezen,<br />

hunne oude togten over den Ryn, hielden 'er<br />

jammerlyk huis, en keerden eerlang, met ryken<br />

buit belaaden, te függe. En terwyl dit terlinker<br />

zyde van. den Ryn voorviel was ook alles<br />

ter rechter zyde tot aan de Noordzee in beweeginge.<br />

De Friezen, onder anderen, maakten zich<br />

meester van de Betuwe (Batavië)en gingen daar<br />

voor een gedeelte woonen; ook werden de Saliërs<br />

door de Saxers uit Overysfel verdreeven, en in<br />

de noodzaakclykheid gebragt om naarBatavië en<br />

Toxandrië te verhuizen.<br />

Juliaan, naderhand om 't verzaaken van den<br />

Christelykcn Godsdienst ten kwaade berucht en<br />

de afvallige genoemd , fchoon een verilandig<br />

en dapper" Vorst , werd door Konftantius met<br />

ccn aanzienlyk Leger herwaards gezonden ., en<br />

behaalde meer dan eene overwinning op de Franken.<br />

De Saxers evenwel, den moed niet laaiende<br />

zinken, zonden deQuaadcn (*) uit om in<br />

't Ro-<br />

É'H De Qmaden fchynen een bvzondere foort van<br />

- ' Saxers<br />

O 2<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTÖ-<br />

UB.<br />

Oe Franten<br />

enz.<br />

rekken<br />

veder<br />

>ver den<br />

lyn.<br />

De Frieienverneesteren<br />

Batavié'.<br />

356.<br />

Bedryven<br />

/an julilan<br />

hier<br />

:e lande.


BEK NOP- 't<br />

TEIIISTO- J<br />

ÈUE.<br />

364-<br />

Udolf Haron<br />

was<br />

de Iaatfte<br />

der Frie­<br />

fcheHertogen. 2ia Tegenwoordige Staat<br />

't Romeinfche gebied te breeken. Dan de<br />

Friezen waren te zeer beducht voor den<br />

-<br />

toorn van Juliaan , om hun den doortogt<br />

t'<br />

door hunne landen toe te daan. Hier door genoodzaakt<br />

om eenen anderen weg te neemen;<br />

voeren zy te fchepe om <strong>Friesland</strong> heen , en<br />

kwamen zo in de Betuwe, thans meerendeels<br />

door de Saliers bewoond, welke, door<br />

hen verdreeven zynde, de vlugt namen naar<br />

het land der Menapiers (f), ftaande onder de<br />

gehoorzaamheid der Romeinen. Juliaan ontving<br />

en handelde deeze vlugtelingen met veel<br />

vriendlykheid; ook werd Cbarietto (§),door<br />

hem afgezonden ter beteugelinge der Quaaden,<br />

en wel met dien uitflag dat zy zich onder zyn<br />

gebied en gehoorzaamheid begaven.<br />

Udolf Haron, de laatlte der rneicne nercugen,<br />

regeerde omtrent deezen tyd, en was oorlogzugtig<br />

van aart. Hoe veel deel hy echter<br />

gehad hebbe aan de invallen der Germaanen ,<br />

Saxers, Franken en Friezen in Gallië, valt by<br />

gebrek van aantekcninge niet te melden. Zeker<br />

eaa


va» FRIESLAND. 213<br />

liaan bedwongen, en bera grootelyks genegen, BEKNOP­<br />

TE HISTOop<br />

de tyding van zynen dood, terdond nieuwe UIE.<br />

ontwerpen , ter verkrygingc hunner voorige<br />

vryheid, begonden te fmeeden, aan welke ook<br />

de Neder-Saxers of Friezen hebben deel gehad.<br />

:


BEKNOP- ;<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

tot hun<br />

eigen ongeluk. <br />

Verrich­<br />

tingen van<br />

Udolf<br />

Haron.<br />

6ï4 Tegenwoordige Staat<br />

lieuws in onrust; doch werden eindelyk ge-<br />

aoodzaakt het hoofd in den fchoot te leggen,<br />

2n dc Romeinen om vrede te fmeekcn; deeze<br />

werd hun ook, doch met een bedrieglyk oogmerk<br />

, toegedaan, zynde zy, by het overleveren<br />

van eenige Jongelingen, dieze voor het houden<br />

van den vrede aan de Romeinen te pande moesten<br />

laaten, door hen overvallen, en zo fel gedagen,<br />

dat 'er naauwlyks één behouden bleef,<br />

die vertellen kon hoe hem deeze reis vergaan<br />

ware.<br />

Dezelfde Udolf Haron , van wien boven<br />

reeds met een woord gefproken is, zou ten<br />

deezen tyde, zo omtrent Dokkenburg als ook<br />

by Stavoren, veel volks by een verzameld hebben,<br />

en daarmede de landen, Zuid- en Oostwaards<br />

gelegen, bezocht, en veele plaatfen en<br />

Merkten veroverd hebben, tot merkelyke uitzetting<br />

van de paaien zyns gebieds. Ook zou hy<br />

over de Eems en Wezer, eertyds grensfcheidingen<br />

der Friezen en Kauchen, getrokken zyn,<br />

en die landen,' welke, ten grooten deele, door<br />

de Kauchen verhaten waren, hebben ingcno*<br />

men; het welk ten gevolge had, dat de volkeren<br />

over de Eems, in 't Oost van <strong>Friesland</strong> gelegen<br />

, onder den naam en het gebied der Friezen<br />

kwamen, en tot heden toe den naam van<br />

Oos^friezen behouden hebben.<br />

Onder de Onder de Regeeringe van Arkadius en HoRegeenorius,<br />

minderjaarige Zoonen van Theodofius<br />

ring van<br />

den Grooten, zag men 't vuur van verwarringe,<br />

Arkadius<br />

.en Hono- zo in 't Westen als Oosten, al dra ontbranden;<br />

rius, raakt ook bleeven de Friezen en andére Natiën , ter<br />

het Ryk rechter zyde van den Ryn , daar niet ganfche -<br />

in verwarring,<br />

Ivk


van FRIESLAND. ai5<br />

Iyk buiten, en echter zou het buiten ons be­ BEKNOP-<br />

TE HlSTO.<br />

ftek loopen, het begin en den voortgang daar­<br />

RIE.<br />

van te melden. Anderen hebben die in 't breede<br />

befchreeven.<br />

Midlerwyl zyn 'er , omtrent deezen tyd, Verhui­<br />

veele Saxers en Friezen naar Engeland verhuisd zing van<br />

zyn. De reden daarvan wordt van allen niet veele<br />

Saxers en<br />

eveneens opgegeeven. Volgens fommigen zou Friezen<br />

'er een groot geroep ter ooren van Hertog naar En­<br />

Udolf Haron gekomen zyn, dat zyne landen geland.<br />

te vol volks waren om 'er alle te konnen beftaan<br />

, en dat hy daarom, volgens de oude<br />

wetten en gewoonten, geliefde toe te ftaan, dat<br />

door lootinge bcflistmogt worden, wie van hun<br />

het Vaderland te verhaten hadden; en dat ingevolge<br />

hiervan ook zyne eigene Zoonen Hengistus<br />

enHorfus, deel aan dien togt krygenie , het<br />

Bevelhebberfchap over hunne reisgenootcn gevoerd<br />

zouden hebben. Anderen, en dit komt<br />

i ons waarfchynlyker voor , mcenen dat de<br />

: Saxers en Friezen , op verzoek der Britten,<br />

naar Engeland zyn overgeftevend, om hen tegen<br />

. de Pikten en Schotten te befehermen, en dat zy,<br />

ma dit metderdaad, tot genoegen van Koning<br />

i Vortigernas, gedaan te hebben, in erkentenis-<br />

I fe van dien gewigtigcn dienst, door hem rykelyk<br />

befchonken, en in 't Zuider deel des Koningki<br />

ryks geplaatst zyn geworden; doch dat zy, door de<br />

\ vruchtbaarheid des Lands en de zachtheid der<br />

1 Luchtltreek aangelokt, beflootcn hebben de toenimaals<br />

traage en vadzige Britten zelve te overi<br />

meesteren, en zich in het bezit des Eilands te<br />

I ftellen. Een ontwerp van zo groot een uitzigt<br />

44i>«<br />

wereischte veel VOIKS. Van tyd tot tyd werden<br />

O 4 'er


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

Klovis<br />

zoekt de<br />

paaien<br />

van 't<br />

Frankifche<br />

Ryk<br />

.16*<br />

Tegenwoordige Staat<br />

'er ook nieuwe bezendingen naar toe gevoerd<br />

(*); doch deeze waren oorzaak, dat de kusten<br />

aan de IN oordzee gelegen een groot aeet van<br />

haare inwooners verlooren,en dat den Friezen,<br />

die gemeenlyk zeer talryk waren, eene gunlïige<br />

gelegenheid gegeeven wierd, om zich verder<br />

Oost- en Westwaards uit te breiden, en daar<br />

door te wege te brengen, dat al het land, ten<br />

Noorden van Maaz en Ryn gelegen, en Oostwaards<br />

door de Elve bepaald, den naam van<br />

<strong>Friesland</strong> verkreeg. Ook moeten deeze overtogten<br />

aangemerkt worden als den grond gelegd<br />

te hebben tot die overeenkomst van taal, welke<br />

tusfehen de Engelfche en Oudfriefche nog<br />

hedendaags ligtelyk te ontdekken valt, en waar<br />

van voorheen gefproken is.<br />

Het Westerfche Keizerryk onder Augustulus<br />

zynde te gronde gegaan , zocht Klovis,<br />

Koning der Franken , de paaien van zyn<br />

Ryksgebied op allerhande wyze uitte breiden,<br />

en Haagde niet ongelukkig in de uitvoering<br />

uit te van dit ontwerp. De Friezen, met reden be­<br />

zetten.<br />

ducht, dat het ook eerlang hunne beurt zou<br />

worden, en ten duidelykuen begrypende, dat<br />

het hun luttel baaten zoude zich van de overheerfchinge<br />

der Romeinen vrygemaakt te heb­<br />

491. ben , zoze nu het Frankifche juk draagen moes*<br />

De Frie. ten, llooten een veroond met de saxers en an­<br />

zen maadere<br />

Duitfche volkeren, om zich, des noods,<br />

ken een<br />

met vereenïgde magt te verdedigen. In den<br />

verbond<br />

met de beginne fcheen het oorlogslot hen te begunfli-<br />

Saxers.<br />

gen;<br />

(*) Men ziehier van in 't breede Schot. Gefchied»<br />

van Friesl: bl. 30. Vaderl. Hist. I D. bl. zoo.


van F R I E S L A N D. 217<br />

gen; doch eerlang fchooten zy te kort. Naar<br />

TE t'l.STC<br />

't verhaal van fommïgen zou Klovis, menig­<br />

Ril?,<br />

maal aangezocht door zyne Gemaalin Klotilda,<br />

1 om toch den Christeiyken Godsdienst te omhelzen,<br />

zich hier toe door eene gelofte verbonden<br />

hebben, zo de overwinning zich voor<br />

hem verklaarde Hoe 't zy , kort hierop<br />

ontving hy den Christeiyken waterdoop, en<br />

leide den grond tot den verderen voortgang des<br />

Christendoms in zyne Staaten.<br />

De Friezen, toen ter tyd Richold den II Hebben<br />

tot hunnen Koning hebbende, hadden midler-' deel aan<br />

't geene<br />

wyl ook eenig deel aan 't geene 'er in Britdn- j in Britan<br />

•me gebeurde. Sedert eenigen tyd waren dei nij ge­<br />

: zaaken hunner Landgenooten en der Saxers daar beurt.<br />

'<br />

•merkelyk ten achteien gegaan. En 'tflrond, by<br />

i't leeven van den dapperen Prinfe Artur, gefcha-<br />

:pen als ofze eerlang gmlchelyk verdelgd zouden<br />

.worden. Dan zyne Opvolgers waren geene<br />

Arturs, noch bekwaam om de Britfche Vryheid<br />

ite handhaaven. Dus werden de Saxers, door<br />

eene menigte van hunne Landgenooten en Friezen<br />

geflerkt, en van de Afgodifche Ieren geholpen,<br />

allengskens wederom zo fterk, datze,<br />

legen 't einde der zesde Eeuw, de Oude Brittten<br />

voor 't grootfte deel ombragten, en fomimigen<br />

naar dien hoek des lands verdreeven,<br />

welke hedendaags Wallis heet, terwyl de<br />

overigen het Ryk verlieten, en de vlugt naar<br />

Bretagne in Gallië namen; zynde de overheerde<br />

..landen onder'de Saxers, Friezen en Anglcn<br />

verdeeld," en zeer waarfchynlyk naar deeze iaat-<br />

Iflen Anglia geheeten (§). Om-<br />

£S) De Anglen, tusfehen de eigentlyke Jutten fa,<br />

os<br />

woonondc,


BtKNOP<br />

TE HlSTO-<br />

EIE.<br />

500.<br />

Richold<br />

de II.<br />

nood­<br />

2i8 Tegenwoordige Staat<br />

Omtrent deezen tyd deeden de Deenen en<br />

Noormannen, onder hunnen Koning Herald,<br />

eenen inval in het Oostelyk gedeelte van <strong>Friesland</strong>,<br />

daarze jammerlyk huishielden, alles wat<br />

hun voorkwam verwoestende en vernielende,<br />

tot dat Richold de II, toen der Friezen Koning,<br />

zaakt de<br />

Deenen hun met een magtig Leger tegen trok, en hen<br />

deeze noodzaakte deeze Landen te ruimen, met ach?<br />

landen terlaatinge van den buit, waarmede zy gehoopt<br />

te ruimen.<br />

hadden zich te zullen verryken. Anders houdt<br />

men het daarvoor, dat de Friezen , toen nog<br />

Heidenen zynde , doorgaans vereenigd waren<br />

met de Deenen,en meer dan eens in 'tpionderen<br />

en rooven op de Gallifche en Britannifche<br />

kusten famenfpanden. <strong>Friesland</strong>, bewesten het<br />

Vlie, wordt om redenen geoordeeld toen onder<br />

het gebied van't Frankifche Ryk gellaan te hebben<br />

(*><br />

« <strong>Friesland</strong> Daar <strong>Friesland</strong>,tot op deezen tyd, of geheel<br />

lydt veel niet of althans maar van zeer zwakke Dyken te-<br />

van geo-en het geweld der Zee voorzien was, hebben<br />

weldige<br />

ftormwin<br />

geweldige llormwinden aan 't zelve van tyd tot<br />

den. tyd de gevoeligfle nadeelen moeten toebrengen;<br />

51& en dus is het wel tegelooven, dat <strong>Friesland</strong> ten<br />

jaare vyf honderd en zestien, by eenen geweldigen<br />

florm uit den Noordwesten, onder water<br />

gezet zy, en daar by over de zesduizend menfehen<br />

en zeer veel vee hebbe laaten zitten, (f)<br />

Geen minder nadeel leeden deeze Gewesten by<br />

den<br />

woonende, hadden mede deel aan dien togt, welke<br />

onder 't bevel van Hengist en zynen Broeder ondernomen<br />

was. ., „<br />

(*) Schot. Gefchied. van Friesl. bl. 43- Procop,<br />

1. III. Rer. Goth.<br />

(f) Winiera. Kron. bl. 47.


van F R I E S L A N D . tio<br />

den ftorm van vyfhonderd dn'cendercig: de wind<br />

«(oei naamelyk drie dagen lang met zulk een<br />

geweld uk den Noordwesten, dat het geheele<br />

land onderliep en groote- fchade leed; zynde ,<br />

naar men verhaald vindt, op het Roode Klif<br />

vylénderdg boomen van eeneontzagiyke grootte<br />

met wortel en al uit den grond gerukt, en<br />

't Lusthuis van <strong>Friesland</strong>s tweeden Koning Odil-<br />

:bald, op dien heuvel gefticht, zo ten eenemaal<br />

omgeworpen, dat na den ftorm naauwlyks<br />

te ontdekken viel van wat gedaante het ge­<br />

weest was (j).<br />

Na Richold den II zou Beroald, Fries­<br />

De Saxers en Friezen ( f ), die zich, eenigen<br />

tyd<br />

( § ) Winfera. brengt deezen ftorm tot het jaar 57c<br />

(~ty Schot. Friefche Hist. bi. 42,<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE-<br />

Beroald,<br />

vierde<br />

lands vierde Koning, zynen Vader in de Regce-<br />

Koning<br />

ring zyn opgevolgd, en door zyn huwelyk met van Fries-<br />

de Dogter van Rilsard , Koning van <strong>Friesland</strong> , vjrland<br />

ten westen het Vlie, de beide Ryken met eenigt de<br />

beide Ry­<br />

eikanderen vereenigd hebben Dan zulk eene kenbe- aanzienlyke vermeerdering van magt zou teffens oosten en<br />

aanleiding gegeeven hebben, dat de Franken, bewesten<br />

hec Vlie,<br />

zulk een' vermoogenden nabuur niet konnende<br />

dulden, van toen af voornamen de Friezen,<br />

door geweld van wapenen , te onderdrukken ;<br />

doch datze, door inlandfche onlusten en oorlogen<br />

verhinderd, Beroald eene gewensehte gelegenheid<br />

lieten, om zowel zyne als des Lands kinderen,<br />

niet alleen in de oelfeningen van den kryg,<br />

maar ook in andere vrye konllen, te- doen onderwyzen,<br />

en alzo dern grond te leggen tot<br />

eenige meerdere befchaafdheid dan tot hier toe<br />

onder de Friezen vernomen was.<br />

De Sixers


a20 Tegenwoordige Staat<br />

I<br />

BEKNOP- t<br />

TE HlSTO<br />

BIB. \<br />

en Friezen<br />

ftaan 1<br />

tyd geleeden,aan hetFrankifcheRyk onderworpen<br />

hadden, ftonden nu tegen het zelve op.<br />

Waarfchynlyk oordeeldenze thans van alle onderwerpinge<br />

aan het zelve ontilagen te zyn,<br />

op tegen om dat Koning Theodebald, by zyn overlyden,<br />

het Fran- geene Zoons had nagelaaten. Klotaris evenwel,<br />

kifche * die,na den dood van Theodebald,ten troon ge-<br />

Ryk.<br />

fteegen was, begreep het anders , trok met een<br />

555*<br />

magtig jaeger regeu nen up, cu ULUIUUW.,<br />

verre van de Wezer, zulk eene volkomen overwinning<br />

op ben, dat zy genoodzaakt wierden,<br />

zich op nieuw aan de Frankifche heerfchappy te<br />

onderwerpen, en eene jaarlykfche fchatting van<br />

vyfhonderd koeyen op te brengen. Zachter<br />

behandeling ware veelligt van duurzaamer onderwerpinge<br />

gevolgd; nu wiorpenze eerlang het juk<br />

weder af, en bragten Klotaris, in eenen veldllag,<br />

zulk*eene nederlaage toe, dat hy zelf hen<br />

om den vrede bidden moest. •<br />

Het zelve Het Frankifche Ryk, na den dood van Klotaris,<br />

is inwendig<br />

zeer onder zyne vier zoonen verdeeld zynde , werd<br />

verdeeld. al dra door de binnenlandlche oorlogen, welke<br />

de eene Broeder tegen den anderen voerde, zodanig<br />

van een gereeten, dat 'er geene moge.<br />

lykheid was, om andere volkeren lastig te vallen.<br />

De Saxers en Friezen genooten dus eene<br />

aangenaame rust; die echter eerlang door bekommering<br />

gevolgd werd uit hoofde van de toeneemende<br />

magt van Koning Chilperik, die den Oost Frankifchen<br />

troon beklommen had, na dat Sigebert,<br />

zyn Broeder, door beitel van Fredegunde,Chilperiks<br />

Huisvrouwe, was vermoord geworden.<br />

Zich te reppen noch te roeren was 't beste middel<br />

, om 't fmertelyk gevoel zyner overmagt te<br />

one-


van F R I E S L A N D . 221<br />

ontduiken. Hierby verging het hun ook niet kvva- BEKNOP-<br />

lyk, hebbende de Frankifche Koningen de Saxers<br />

en Friezen doorgaans zachtelyk gehandeld, en<br />

zich fchaars van hunne overmagt over dezelve<br />

bediend; doch dit heeft men ongetwyffeld aan<br />

de geduurige oneenigheden der Frankifche<br />

Koningen toe te fchryven. Onder de Regeering<br />

van Dagobert kreegen de zaaken een<br />

ander aanzien. De Saxers en Friezen fcheenen<br />

de groote heerfchappy des nabuurigen Konings<br />

niet te kunnen draagen, en ondernamen eenen<br />

opftand, die echter grootelyks tot hun eigen<br />

nadeel uitviel: zynde zy door Dagobert en zynen<br />

vader Klotaris zodanig verflagen en mishandeld<br />

, dat alle Saxers en Friezen , die<br />

(*) Dus vernaaien het de meeste Schryvers; eenijgen<br />

evenwel zyn van gedach'en. dat de Franfchen voor<br />

kde overwinning, die ten jaare 692 door Pipyn op hen<br />

(behaald werd, nooit eenig gezag in <strong>Friesland</strong> gehad of<br />

geocfl'end hebben. Zie Ceiifier Tabl: del'Hist, Generale<br />

ITora. I. p. 93-95<br />

II 11151U»<br />

tie.<br />

De Saxers<br />

;n Friezen<br />

worden<br />

ioor Dagobert<br />

irerflagen<br />

sn zeer<br />

mishan­<br />

langer waren dan het zwaard des Konings , deld.<br />

omgebragt, hunne landen alom te vuur en te<br />

;zwaard jammerlyk verwoest, en veelen hunkef<br />

naar Frankryk gevoerd, en aldaar voor<br />

flaaven verkocht wierden. Deeze nederlaag, die<br />

1 ook der Friezen Koning Beroald het leeven ge*<br />

\ kost had, zou deeze Volkeren tot zulk eene onderwerping<br />

aan het Frankifche Ryk hebben gebragt,<br />

datdeszelfs Koningen 'er gelegenheid uit namen,<br />

om van hunne landen verfcheiden ftukken af te<br />

fcheuren, en daar mede deezen en geenen te<br />

begiftigen ( *). De Bisfchop van Keulen zou<br />

ook


222<br />

Tegenwoordige Staat<br />

'BERNor. < ook op deeze wyze aan <strong>Friesland</strong> gekomen zj n,<br />

T'i HlSTO- ( onder beding dat hy de Friezen rot hec geloof<br />

RIE. • der Christenen zou bekeéren. Dan hier van<br />

<<br />

kwam weinig, zo door de ltotneid dc-r keulenaars<br />

,- als dén tegenftand der Friezen. De jaarlykfche<br />

fchatting van vyf honderd Koeyen werd<br />

hun evenwel kwycgefcholden, om dacze beloofden<br />

de Landpaden van Frankryk cegen de Wenden<br />

re zullen befebermen.<br />

AdgiUus, de vyfde der Friefche Koningen ,<br />

was wel jong van jaaren coen hy aan de regeérinee<br />

kwam ; maar verftaildig en vreedzaam van<br />

aart. Hy deed dus zyn voordeel met de twisten<br />

en partyfehappen die in Frankryk plaats<br />

bedden,regeerde zyn volk in vrede, en bragt^te<br />

wege, dat <strong>Friesland</strong> grootelyks toenam in Geftichten,<br />

Landwinning, overvloed van alles,<br />

1. «mufentt nnVn.<br />

roede Wetten en uraonnantn-n.<br />

De Zaden ° Ten tyde van deezen Adgillus werden ook<br />

van 'c de zaaden van den Chrïstelyken Godsdienst hier<br />

Christen­<br />

te lande gezaaid: gelegenheid daar toe gaf, dat<br />

domworden hier Wilfrid, Bisfchop van Jork in Engeland, die<br />

te lande voor een geleerd en godvruchtig man gehou­<br />

ge%ooid, den wordt , door Koning Edfrid uit zynen<br />

door Wil-<br />

floel verdreeven wierd: want naar Rome wilfrid.<br />

679. lende reizen, om zich, over ' 't herti aangedaane<br />

fcftggffe aan 't Opperhoofd der Kerke te beklaageb,<br />

werd hy met zyn onderhebbend fcbip,<br />

door ftorm en tegenwind , op de kusten<br />

van Walcheren, toen nog tot <strong>Friesland</strong> behoorende,<br />

gefmeetén, en door Koning Adgillus<br />

met veel betoog van vriendelykheid<br />

beierend. Ebroin, Hofmeester des Konings<br />

van Frankryk, hier toe opgehitst door Edirid,<br />

zocht wel den verdreeven Kerkvoogd uit dezen<br />

fchuil-


van F R I E S L A N D . 223<br />

fchuilhoek te trekken, en hem van kan't te hel- E DEKNOP-"<br />

TBHISTO»<br />

pen ; doch Adgillus Hoorde zich zo weinig aan * RIE.<br />

de magt van zynen geduchten Nabuur, dat hy,<br />

in plaats van 't recht der herbergzaamheid te<br />

fchenden, den brief, dien men hem gezonden<br />

had, met verontwaardiginge verbrandde,en aan<br />

Wilfrid vryheid gaf om 't Euangely van Christus<br />

aan de zynen te verkondigen. Wilfrid, hier<br />

van gebruik maakende, zou eerst den Koning zeiven,<br />

en daarna veele van zyne onderdaanen,<br />

bekeerd en gedoopt hebben. Doch zyn verblyfhier<br />

te lande was kort van duur, en zyne<br />

eigene denkbeelden wegens den Christelyken<br />

Godsdienst zeer bekrompen. Dus betekende vee-<br />

Ier Christendom weinig meer , dan datze gedoopt<br />

waren , en geloofden dat de Bisfchop<br />

van Rome het hoofd aller Bisfchoppen ja de<br />

eerfte aller menfehen ware.<br />

Omtrent tien jaaren laater nam zeker Monnik, Tien n, jaa­<br />

Egbert genaamd, en uit een adelyk Engelsch ren r< laater<br />

wordt<br />

geflagt gefprooten, op nieuw voor aan de be- ^<br />

daar aan<br />

keering der Friezen de hand te' flaan. Doch g gearbeid<br />

eene ongelukkige reize herwaard's maakte hem door 6 ze.<br />

Keren<br />

zo beangst, dat hy er voor altöös van atzag.;<br />

Wigbert.<br />

Zyn reisgenoot Wigbert bezat meer moeds ,<br />

vervolgde zynen togt, kwam in <strong>Friesland</strong>, en<br />

wendde tWee jaaren lang groote vlyt aan, in "t<br />

leeren en örtderwyzen der Heidenfche Friezen.<br />

Doch door de hardnekkigheid des volks, en de<br />

onbekeerlykheid van Koning Radboud, die na<br />

Adgillus den troon beklommen had, en zo wel<br />

wreed van inborst als een gefhgen vyand van<br />

het Christendom was, hadden ook deeze poogingen<br />

geenen gunftigen uitflag.<br />

Mid-


£24 Tegenwoordige Staat<br />

te EK NOP­ Midlerwyl werd in Frankryk de K.onmgklyK«<br />

TE HlST> . waardigheid, door het Groot Hofmeesterfchap,<br />

RIE. . zo geheel en al verdrongen , dat Pipyn vah<br />

Pipyn be-' Herftal, bygenaamd de Dikke, zo wel meester<br />

oorloogt<br />

en over- ' van's Konings perfoon als van het bewind der<br />

wint de zaaken was. Hy verzuimde ook niet zich daar<br />

Friezen. van, ter bereikinge zyner uitgelïrekteoogmer­<br />

6gz.<br />

ken, te bedienen. De Friezen fchroomden evenwel<br />

niet zich tegen hem te verzetten, en dus werden<br />

'er wapenen vereischt om hen te onderwerpen.<br />

Hy fchoot ook metderdaad het harnas<br />

tegen hen aan , en Radboud verzuimde mede<br />

tyd noch vlyt om zich ten ftryde toe te rusten.<br />

Dan de oorlogskans liep Radboud tegen , en<br />

noodzaakte hem , om , na 't verliezen van<br />

eenen Veldflag, over 't Vlie te vlugten , en<br />

vrede met hem te maaken, op deeze harde voorwaarden,<br />

dat by hem <strong>Friesland</strong> tot aan 't Vlie<br />

toe zoude afftaan, en geen hinder toebrengen<br />

aan de voortplanting van het Christendom in<br />

zvne Staaten ff)-<br />

Wegens deezen Radboud vindt men behalven<br />

Radboud<br />

zou veel andere dingen ook verhaald, dat hy, reeds inden<br />

fii bben beginne zyner regeeringe, eenen zeer harden<br />

Inoeten ftoot van de Deenen en Noormannen zou geleejyden<br />

van<br />

rie Noor­<br />

• den hebben, daar in beftaande, dat hy,<br />

mannen. ondanks zyne dappere tegenweer , door<br />

verfcheiden wonden<br />

hen overwonnen, en, na vun-ncwui «v^.—~<br />

bekomen te hebben, gevangklyk wierd weggevoerd,<br />

en <strong>Friesland</strong> overheerd; dat ook de<br />

Friezen erger dan flaaven door hen behandeld,<br />

en genoodzaakt wierden , niet alleen houten<br />

hals-<br />

Qt) Schot. Fr. Hist. bl. 55-


van FRIESLAND. 225<br />

Halsbanden om den hals te draagen, maar ook ; B2KNOPde<br />

deuren hunner huizen naar het Noorden te TIÏ HISTO­<br />

RIE.<br />

Hellen, en zo laas: te maaken, dat er niemand<br />

in of uit kon gaan zonder den Noordfchen Koning,<br />

door eene diepe buiging, te eerbiedigen;<br />

en eindelyk, dat hy, door zyne dapperheid ,<br />

's Konings genegenheid gewonnen hebbende,<br />

na eene gevangkenis van zes jaaren, wederom in<br />

vryheid gefield zou zyn, onder voorwaarde van<br />

ten allen tyde vriendfchap met hem en zyne nakomelingen<br />

te zullen houden. Dan, dewyl het<br />

twyffelachtig is, hoe veel ftaats 'er op dit ver-<br />

: haal van Okko van Scharl ( * ) te maaken zy ,<br />

i achten wy 't genoeg , dit met een woord aanl<br />

geroerd te hebben, en gaan andere vertellingen<br />

) met ftilzwygen voorby.<br />

Pipyn, zich, om voorheen gemelde redenen, Pipyn bedient<br />

zich<br />

' vleiende dat hy geènen tegenftand van Radboud [<br />

van Wille-<br />

in de verbreidinge van het Christendom , dat 1 brord om.<br />

hem na aan 't hart fchecn te liggen , zoude ont-1 de Friezen<br />

te bekee-<br />

1 moeten, zocht ook de heidenfche Friezen tot'<br />

ren.<br />

1 de omhelzing van 't zelve te beweegen. Wil-<br />

690.<br />

1<br />

llebrord, een Engelsch Geestelyke, doch van<br />

] Nederfaxifche afkomst, liet zich tot dien ge-<br />

' wigtigen arbeid beweegen , en vertrok , ten<br />

j jaare zeshonderd en negentig, naar <strong>Friesland</strong>,<br />

i in gczelfchap van eenige andere Geloofspredi-<br />

Ikers. Radboud was nog even afkeerig van<br />

1 het Christendom als voorheen; doch uit ont-<br />

;zag voor Pipyn hield hy zich voor eerst ftil,<br />

ten zag het werk een' tyd lang aan. Ook<br />

1 bragten de beloften van groote weldaadigheid,<br />

(door Pipyn den geenen gedaan, die 't Chris-<br />

P ten<br />

(*) Kron. van Friesl. bl 39.


22Ö •Tegenwoordige S'aat<br />

BEKNOP- ter<br />

TE HlSTO- ve'<br />

ME. h a<br />

695. he<br />

Willebrord<br />

g c<br />

m geloof omhelzen zouden , te wege, da?<br />

•eele Landzaaten zich tot het zelve lieten overïaalen.<br />

Willebrord won 'er voor zich zeiven<br />

iet Aartsbisdom der Friezen by, zynde hy, op<br />

roedvinden van Pipyn, in perfoon naar Rowordt<br />

m 11e gereisd, en door Paus Sergius zeer minzaam<br />

Aarts-Bis- QY ontvangen en gewyd , onder den naam van<br />

fchop. Q Clemens, Van daar te rug gekomen , ftichtte<br />

hy zynen Zetel te Utrecht, welke Stad hem met<br />

het omliggende land door Pipyn was toegedaan*<br />

Niet te min ging hy in het prediken van 't Euangelie<br />

met onvermoeiden yver voort, wordende<br />

daarin grootelyks geholpen door zyne medegezellen,<br />

ten dien einde met hem uit Engeland<br />

overgekomen, en inzonderheid door Zuidbert,<br />

een man van aanzien!yken (tamme, die de handen<br />

met hem in een floeg, en hem verfcheiden<br />

Kerken en Kloosters hielp (lichten.<br />

De meeste<br />

Friezen<br />

bly'ven<br />

Heidenen.<br />

697.<br />

Van Pipyn<br />

ver?<br />

De meeste Friezen bleeven ondertusfchen aan<br />

hunne Heidenfche bygeloovigheden verflaafd,wordende<br />

daar in door het voorbeeld des Konings niet<br />

weinig gellyfd. Ook ontzagenze zich niet, onder<br />

aanvoeringe van Radboud, de grenzen van<br />

't Frankifche gebied, door hunne invallen, van<br />

tyd tot tyd, te ontrusten; 't welk te wege<br />

bragt, dat Pipyn, een man die zich niet ftraffeloos<br />

tergen liet, het befluit nam om hen door de<br />

wapenen tot reden te brengen, 't Gelukte hem<br />

ook.metderdaad: Want in een gevecht, dat lang<br />

erf bloedig was, krecgen de Friezen de nederlaag,<br />

en Radboud zag zich .genoodzaakt tot diep<br />

in <strong>Friesland</strong> te vlug ten , terwyl de Franken,<br />

rykelyk met buit belaadcn , te rugge keerden.<br />

Eerlang echter fchynt ook deeze krygdoor een<br />

verdrag geëindigd te zyn, dewyl Grimoald, Zoon<br />

van


van F R I E S L A N D . £27<br />

van Pipyn , niet lang daarna getrouwd is met - BEKNOP-<br />

" TE HlSTO<br />

Theudezindc, eene Dogter van Radboud, Hoe<br />

RIE.<br />

't zy , 't Euangciie werd van toen af, door<br />

(lagen<br />

Willebrord cn zyne medegezellen, zonder blyk-<br />

zynde<br />

baare iloornis verkondigd, en de grond gelegd worde het<br />

tot de oprechting van veele Kerken , tot dat Euangelie<br />

Radboud het wederom waagde de Christelyke wyd en<br />

zyd ver<br />

leer te vervolgen, en de door Wiilebrord uitge­ kondigd.<br />

zonden Leeraars, te verjaagen ofte dooden ;°'t<br />

welk hy uit hoofde van Pipyns hooge jaaren<br />

•zeer waarfchynlyk te onbelehroomder'deed, zo<br />

-hy niet telfens de hand gehad heeft in den moord<br />

van dcszelfs, Zoon Grimoald.<br />

Karei Martel, natuuriyke Zoon van Pipyn, na Karei<br />

't doorworilelen van veele regenlieden, door de Martel<br />

. Aullrafié'rs !i„a,.„r


ü28 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP- ; zich met Radboud verenigd had, en de beide<br />

TE HlSTO- ] Legers het platte land alom afliepen . werd dat<br />

RIE. van Raganfrid, wel fterker, maarniet zo dapper<br />

als dat van Karei, ganfchelyk verflagen.<br />

Karei, hier door de handen ruim hebbende,<br />

Trekt<br />

daarna oordeelde het tyd, om ook Radboud eens voor<br />

met een al te vernederen. Hy trok ten dien einde met<br />

Leger op een aanzienlyk Leger op tegen de Friezen , en<br />

tegen de<br />

Friezen, viel hen zo onverhoeds op 't lyf, dat 'er geen<br />

die door tyd voor hun overfchoot, om zich genoegzaam<br />

hem over­ te wapenen Men deed echter van deezen kant<br />

wonnen<br />

al wat mogelyk was. Poppo, een voornaam<br />

worden.<br />

Friesch Edelman , en gehuwd aan eene van<br />

Radbouds Nichten . voerde thans het gebied<br />

over 's Konings Leger, en trok met een deel<br />

krygsvolk in der yl vooruit, om Karei , die<br />

reeds tot in het hart van <strong>Friesland</strong> was doorgedrongen<br />

, hec hoofd te bieden. Omtrent de<br />

Born zee in <strong>Friesland</strong> (f) viel tusfehen beiden<br />

een gevecht voor, waar in van wederzyden<br />

met groote dapperheid geflreeden werd , tot<br />

dat eindelyk de overwinning zich geheel en al<br />

voor de Franken verklaarde.<br />

Radboud Radboud, hier door buiten Haat gelleld om<br />

onder­ iets meer tegen Karei Martel te onderneemen ,<br />

werpt en voor nog meer onheilen beducht , vond ge-<br />

zich aan raaden zich aan zynen Overwinnaar te onderwee<br />

zynen Overwin­<br />

pen, zelfs met belofte van den Christelyken<br />

naar , maar Godsdienst te zullen omhelzen. Dan hier in<br />

houdt zy­ hieid hy zyn woord niet. Als immers deplegnebelofte<br />

niet. tigheid van den Christelyken Waterdoop, door<br />

Bis-<br />

Cf) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto bl. 36 #<br />

en Fr. Hist. II. B. bl. 57.


van FRIESLAND.<br />

Bisfchop Wolfran, aan hem verricht zou worden<br />

, en hy reeds den eenen voet in de Doopvonte<br />

gezet had, wendde hy zich tot den Bisfchop<br />

en zeide: „ Van myne Voorouders, lieve<br />

„ Bisfchop, wat gevoelen hebt gy? zyn de<br />

„ meeste van dezelve in 't Paradys, of in de<br />

„ Helle ? " en als hem hier op , zo liefdeloos<br />

als onvoorzigtig , ten antwoord was gegeeven:<br />

„ dat zekerlyk alle ongedoopten in de Helle wa-<br />

„ ren?" trok Radboud den voet te rug, en zeide:<br />

„ dat hy liever met de menigte zyner Voor-<br />

„ ouderen in de Helle wilde zyn, dan met den ar-<br />

„ men hoop der Christenen in het Paradys" ( * ).<br />

Weinig dagen na deeze gebeurtenis overleed de<br />

Koning, aan de gevolgen eener uitteerende<br />

ziekte, waaraan hy reeds lang gezukkeld had.<br />

Zyn ingewand bleef te Medenblik ; doch zyn<br />

lichaam werd naar Stavoren gevoerd, en aldaar<br />

begraaven.<br />

Schoon het doopen van Radboud mislukte, Het Ge­<br />

en hy aan zyne Heidenfche Afgodery vasthield, loof wordt<br />

waren echter de yverige poogingen van Wolfran nog-<br />

in andere opzigten met eenen gunftigen uitflag<br />

thans ten<br />

zynen ty­<br />

bekroond. Radboud had naamelyk te veel ontde vry ge.<br />

zag voor Karei Martel, dan dat hy geweldige lukkig<br />

mid- voortgeplant.<br />

(*) Volgens het verhaal van fommigen zou Radboud<br />

gezegd hebben: „ dat hy liever in het zalig ge-<br />

„ west van Wodan wilde zyn". Hoe 't zy, zo Radboud<br />

en Wolfran beide het woord Helle gebezigd hebben<br />

dan is het vast niet in de zelfde betekenisfe gefchied.<br />

Radboud hechtte daar het denkbeeld aan van<br />

eene plaats, alwaar het mogelyk minder aangenaam dan in<br />

het Paradys, maar evenwel geheel niet onverdraaglyk<br />

zoude zyn.<br />

P 3<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

719.


23$ Tegenwoordige Staat<br />

DEKNOP- t middelen een nadeele van het Christen­<br />

TB HlSTO- ( dom zou gebruiken.<br />

WE.<br />

] inziende , verdubbelde<br />

De Kerkvoogd , dat<br />

zynen yver , en kreeg<br />

geenen kleinen roeloop van Friezen , die alle<br />

bclydenis van hec geloof der Christenen deeden,<br />

en daar op den Doop ontvingen. Ook werden<br />

'er by die gelegenheid alom veele Tempelen,<br />

Afgodsbeelden en Altaaren afgebroken<br />

en vernield; doch op verre na niet met<br />

de vereischte voorzigtigheid en belcheidenheid,<br />

en dit was waarfchynlyk eene van de rede­<br />

Omtrent<br />

nen, waarom Radboud eerst het omhelzen van<br />

'c Christendom uitltelde, en daarna volftrektelyk<br />

weigerde.<br />

Wie de Opvolger van Radboud geweest zy<br />

Iladbouds is niet volkomen zeker. Volgens fommigen<br />

Opvolger<br />

is 'men kwam de kroon, na zyn overlyden, aan Pop-<br />

niet ten po , en deeze zou volkomen vryheid aan de<br />

vollen ze­ Geloofspredikers gegeeven hebben, om 'c Euanker.gelie<br />

ce verkondigen, en de Kerken , die men<br />

voorheen tot Afgodery misbruikt had, tot den<br />

dienst van den eenigen en waaren God te heiligen.<br />

Anderen, en wel de meeste fchry vers, houden<br />

Adgillus den II voor den waaren opvolger van<br />

Radboud, en Poppo voor zynen Veldheer; en<br />

dit doen wy ook het liefst. Adgillus fchynt<br />

De Friezenzoe­<br />

jong aan de regeering gekomen te zyn, en het<br />

voornaamfte bewind aan zynen Veldheer gelaaten<br />

te hebben, 't welk ligtelyk aanleiding kon<br />

geeven, om deezen in vervolg van tyd voor<br />

Koning te houden. Hoe 't zy , de onderwerping<br />

der Friezen aan de Frankifche heerfchapken<br />

zich py ftrookte zo luttel met hunne diepe zugt<br />

ce ontilaan<br />

voor vryheid en onaf hangklykhfid , dat zy de<br />

yan de<br />

eerfe


van F R I E S L A N D . 231<br />

!eerfte gelegenheid, die hun voorkwam, weder: BEKNOP­<br />

TE HISTQ»<br />

;aangreepen , om te beproeven hoe ver zy het'<br />

RIE.<br />

brengen konden. Karei Martel had de handen'<br />

Franki­<br />

ivol werks , om Frankryk tegen de Saraceenen j fcheheer­ ite befcriermen. Hier van bedienden zich de, fchappy.<br />

Friezen, en zochten zich nogmaals van de Frankiifche<br />

heerfchappye te ontflaan , vallende , ten<br />

dien einde , volgens de oude gewoonte der<br />

Duitfchers , op de Grenzen van het Frankifche<br />

Ryk, daarzc de ysfelykfte verwoestingen<br />

laanrechtten. Karei Martel, hier van de tyding Karei<br />

bekomen hebbende, was aanftonds op middelen Martel<br />

bedacht, om deeze onbuigzaame volkeren tot re­ bevecht<br />

en overiden<br />

te brengen. Hen in't hart van hun eigen land<br />

wint hen<br />

aan te tasten kwam hem, als een ervaaren Veld in hun<br />

iheer, het bekwaamst van allen voor. Met eigen<br />

:ecne fterke en welbemande Vloot ftevende hy land.<br />

734naar<br />

dat gedeelte van <strong>Friesland</strong>, 't welk ten oostten<br />

het Vlie ligt, en tot heden toe zynen naam<br />

•behouden heeft. De Middelzee , anders Burdinus,<br />

Bornzee of het Boerdiep geheeten, fchcidde<br />

;toen Oostergo en Westergo, by de naamen van<br />

.Austrachia en PFestrachia bekend, en de gedaan-<br />

;te van Schier-Eilanden hebbende, nog van een.<br />

[Deeze binnenlandfche Zee met de Vloot ingeloopen<br />

zynde, zette Karei zyne benden aan land,<br />

:en waarfchynlyk op het grondgebied van Wes»<br />

tter^o, fchoon fommigen meenen dat het op dat<br />

wan Oostergo gefchied zou zyn, om dat die van<br />

'Westergo ruim zo wel in den Christelyken<br />

(Godsdienst onderweezen, en niet zo oproerig<br />

ials die van Oostergo waren. Hoe't zy, de Frieten,<br />

het onweer ziende naderen , hadden zich<br />

wel gewapend; dochkrecgen by het eerfte tref-<br />

V 4 fen


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

't Zelve<br />

wordt<br />

deerlyk<br />

afgeloopen<br />

en<br />

verwoest.<br />

»3a Tegenwoordige Staat<br />

fen zodanig de nederlaag , dar hun Veldheer<br />

Poppo en de meeste Friezen met hem fneuvelden,<br />

en 't overfchot zich , al vlugtende, naar de<br />

hun bekende moerasfen en wateren begaf; doch<br />

niet zonder ook hier vervolgd en afgemaakt te<br />

worden, 't Land werd hierop door den overwinnenden<br />

Vyand afgeloopen , de Afgodstempelen<br />

verwoest, de gewyde bosfchen uitgeroeid ,<br />

en de Friezen gedwongen zich aan 't Frankifche<br />

Ryk te onderwerpen.<br />

Overdeuitgeflrektheid deezer onderwerpinge<br />

wordt verfchillende gedacht, zynde fommigen<br />

van oordeel, dat de zoons van Radboud, door<br />

vergunning van Karei Martel, een foort van oppergezag,<br />

doch zonder den Koningklyken tytel,<br />

behouden hebben, en dus Leenmannen van 't<br />

Frankisch Ryk geweest zyn: anderen, datze wel<br />

den tytel van Koningen gevoerd , en als Koningen<br />

geregeerd hebben, doch echter met bepaalde<br />

heerfchappy; en deeze gedachte fchynt ons den<br />

voorrang te verdienen, om dat de meeste fchry*<br />

vers Adgillus en Gondebald, Zoon en Kleinzoon<br />

van Radboud, als zyne Opvolgers melden, en<br />

hun den eernaam van Koningen geeven. Adgillus<br />

had ook waarfchynlyk in den opfland te»<br />

gen Frankryk niet geflemd,en was daarenboven<br />

den Christenen niet ongenegen, 't welk Karei<br />

Martel kan bewoogen hebben, om den Friezen,<br />

wier onbuigzaamen aart hy had leeren kennen,<br />

hunne eigene Koningen (§) te hiaten behouden,<br />

in verwachtinge dat dit zo wel voor hem zeiven,<br />

als<br />

( §) De Leezer befluite uit dit en andere gezegde»


van F R I E S L A N D . 233<br />

als voor den loop van 't Christendom, van den<br />

meesten dienst zou zyn.<br />

By zyn overlyden, volgens 't getuigenis onzer<br />

Kronykfchryveren voorgevallen ten jaare zevenhonderd<br />

zevenendertig, liet Adgillus twee<br />

Zoons en eene Dogter na, met naamen Gondebald,<br />

Radboud en Konovelle. Gondebald volgde<br />

hem in de regeeringe op, en Konovelle had hy<br />

ten huwelyk gegeeven, aan een' zeer aanzienlyk<br />

Friesch Edelman, metnaame Adelbrik, die<br />

te Sixbierum , op zyn (lot Adelbrug, woonde ,<br />

en de ftamvader was van 't aanzienlyk geflagc<br />

der Adelen, dat nog eeuwen daarna met roem<br />

in <strong>Friesland</strong> is bekend geweest , en van Moeders<br />

zyde uit Koninglyken bloede gefprooten<br />

was.<br />

Midlerwyl had het Christendom, onder be*<br />

gunftiginge van Karei Martel, hier en elders nog<br />

al vry wat velds gewonnen, hoewel op ver na<br />

niet in zyne waare zuiverheid. Ons beftek gehengt<br />

niet dit in 't breede te melden. Toen veld.<br />

Karoloman, na zyns Vaders dood, het bewind in<br />

handen gekreegen had, en op eigen naam regeerde<br />

, zonder hooger magt te erkennen , ftondcn<br />

1 de Saxers tegen de Frankifche heerfchappy op,<br />

en trokken de Friezen mede af van dezelve.<br />

741.<br />

De Saxers<br />

en Friezen<br />

ftaan op<br />

tegen KaKaroloman.zegden<br />

niet, dat de Friezen alle, ten zelfden tyde,<br />

door een' en denzelfden Koning, en met zulk eene<br />

magt, als de naam van Koning fchynt mede te brengen,<br />

| geregeerd wierden. Waarfchynlyk heeft 'er nu en dan<br />

; meer dan een Koning het bewind gehad; en de Friefche<br />

1 vryheid liet niet toe, zich aan eene onbepaalde magt<br />

i ee onderwerpen. Scbot. Fr. Hist. bl. 59.<br />

P $<br />

BEKNOP»<br />

TE HlSTO-<br />

RIH.<br />

Adgillus<br />

wordt op.<br />

gevolgd<br />

door zy.<br />

nen Zoon<br />

Gondebald.<br />

737-<br />

Het Christendom<br />

wint hier<br />

te lande<br />

nog al


234<br />

Tegenwoordige Staat<br />

B "KNOP­ Karoloman en Pipyn, die, de een over Oost-en<br />

TE HISTO­ de andere over Westfrankrvk, het gebied voer­<br />

RIE.<br />

den , bragten met vereenigde magt zo wel de<br />

Saxers als Friezen dra tot reden ; en van toen<br />

af hielden de laatften zich ftil , waarfchynlyk<br />

uit hoofde van een aangegaan verdrag. Zelfs<br />

leenden zy, in den jaare zevenhonderd zesenveer­<br />

74


van F R I E S L A N D . £35<br />

eerbied voor hem, als voor den Gezalfden des BEKNOP­<br />

Heeren, te vervullen.<br />

TE HISTO-<br />

R'2.<br />

Radboud, de tweede van dien naam en de laatfte Radboud<br />

der Friefche Koningen, wasmidlerwyl, na den de II op.<br />

dood van Gondebald , zynen Broeder, aan de volger<br />

van Gon.<br />

Regeering gekomen, cn gedroeg zich, naar zy­<br />

debald,<br />

nen naamgenoot gelykende, vyandiglyk tegen den was een<br />

Christelyken Godsdienst. Mogt men 't verhaal geilagen<br />

onzer Kronykfchry veren gelooven, dan had hy vyand van<br />

't Chris­<br />

de beginfelen dier vyandfehap tegen het Christendom.tendom al vroeg ingezoogen, aan het Hof van<br />

den Deenfchen Koning, zynen Oom van Moeders<br />

zyde, werwaards hem, toen maar pas acht<br />

of negen jaaren oud, zyn Vader Adgillus gezonden<br />

had. Hoe 't zy, hy kleefde dén Afgodi"<br />

fchen dienst zyner Voorvaderen ten llerkften aan;<br />

ook zou hy den Afgod Folie , die van overlang<br />

yerllooten was, wederom ingevoerd, een beeld<br />

ter zyner eere opgerecht, en alle zyne onderdaanen,<br />

op ftraffe des doods, gebooden hebben,<br />

zich aan de aloude Heidenfche plegtigheden te<br />

houden, en dezelve als voorheen getrouwelyk<br />

waar te neemen. Van die de beginfelen des<br />

Christendoms ingezoogen hadden, raakten dus<br />

i/eelen om het leeven , terwyl anderen, met<br />

verlies van hunne ampten en waardigheden, het<br />

land verlieten , en zich onder de befcherraing<br />

/an Frankryk begaven; wordende deRodmans,<br />

de Botnias, de Fortemans , en meer andere<br />

idelyke geflagten, daar onder met naame gemeld.<br />

Bisfchop Bonifacius trok, dit verneemende, Bonifa.<br />

xhoon reeds hoog op zyne jaaren, wederom der- cius komt<br />

vaards, om, in weerwil van 't gevaar dat 'er weder in<br />

<strong>Friesland</strong>,<br />

aan


Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ aan vast was , het zugtend Christendom hier<br />

TE HISTO­'<br />

te lande eenige verademing toe te brengen.<br />

RIE.<br />

ter her- Zyne reize over Utrecht en Westfriesland genoftellingemen<br />

hebbende, frak hy,met zyn byhebbendgevan<br />

't zug- • zelfchap van ruim vyftig perfoonen, de Zuidertendzee<br />

over en kwam door de Middelzee of het<br />

Christen­<br />

Boerdiep in <strong>Friesland</strong> beoosten het Vlie. Zich<br />

dom.<br />

hier eenigen tyd met prediken en doopen opgehouden,<br />

en veel vruchts van zynen arbeid gezien<br />

hebbende, kwam hy eerlang omtrent Dokkinga,<br />

of Dokkum, daar hy alle de gedoopte<br />

Nieuwelingen, tegen Sacraments dag, befchei •<br />

den had, om 'er, naar de wyze dier tyden ,<br />

Doch het H. Vormfcl te ontfangen. Dan de Hei-<br />

wordt denfche Landzaaten, die den opgang van 't Chris­<br />

door de tendom met verdriet aanfchouwden, en hier van<br />

Heiden- . de lucht gekreegen hadden, fchoolden in een<br />

fcheFriezenomge- groote meenigte famen, vielen, met het krietiragt.ken<br />

van den dageraad , op Bonifacius en zyn<br />

755- gezelfchap aan, en maakten hen allen tot een<br />

toe wreedelyk af; 't welk hun te ligter viel, omdat<br />

Bonifacius de zynen , die zich , met het<br />

voor handen zynde geweer van deenen en dokken<br />

, tegen hunne aanvallers verdedigen wilden,<br />

daar van te rugge hield, met te zeggen: „dat,<br />

„ na de ellenden van dit leeven, de dood voor<br />

„ hun een aangenaame gast en een begin der<br />

„ eeuwige vreugde ware".<br />

Waar­ Radboud, op wiens aandooken dit waarfchynfchynlyklyk<br />

gefchied was , en zyne Heidenfche onder-<br />

op aandaanen mogen zich hier over in den beginne<br />

ftooken<br />

van Rad­ verheugd hebben, denkende, dat de dood van<br />

boud , Bonifacius en de zynen teffens een dooddeek<br />

wien dit voor het Christendom zou zyn : deeze vreugde<br />

üaderwas


mm FRIESLAND. 237<br />

Was evenwel kort van duur. De Christenen<br />

deezer Landftreeke vielen, om wraak van 't ge<br />

beurde te neemen, op de ongeloovigen aan, en<br />

BEKNOP­<br />

TE HlSTO'<br />

RIE.<br />

hand duu<<br />

floegen 'er veele van dood: ook vindt men ver­ te (laan<br />

haald, dat een van Koning Pipyns Stadhouderen kwam.<br />

in Oost-Frankryk, niet lang daar na, met eenig<br />

krygsvolk, over de Lauwers in <strong>Friesland</strong> viel,<br />

de landen der ongeloovigen verwoestte , de<br />

moordenaars van Bonifacius om 'c leeven bragt,<br />

en het Koning Radboud zo benaauwd maakte,<br />

dat deeze eerst naar Saxen, en vervolgens naar<br />

Jutland vlugtte, daar hy zich eenen geruimen tyd<br />

ophield.<br />

Nadat Bonifacius ongelukkiglyk omgekomen, Grego­<br />

en Gregorius, een Achterkleinzoon van Koning rius, de<br />

Dagobert den II , hem op den Bisfchoplyken opvolger<br />

van<br />

ftoel van Utrecht gevolgd was, zette deeze het Bonifa­<br />

werk van der Friezen bekeeringe met y ver voort, cius , zet<br />

daar in geholpen door verfcheiden wakkere man­ de bekeering<br />

der<br />

nen, inzonderhei .1 doorWillehad, eenen Engelsch-<br />

Friezen<br />

man, die, na zyne komst hier te lande , aller­ met yver<br />

eerst zynen dienst begon te Dokkum, toen nog voort;<br />

warm van 't bloei der Martelaaren. Dan wordende<br />

daarin ge­<br />

federt het pleegen van die moord waren de inholpenwooners wat buigzaamergeworden, en ontvingen door Wil-<br />

hem met groote eerbiedigheid. Hy hield 'er lehad.<br />

zich ook eenigen tyd op, en had het genoegen,<br />

dat zyne prediking van een gewenscht gevolg<br />

was, zo ter verfterkinge van zwakke Christenen<br />

, als ter bekeeringe van veele Heidenen. Hy<br />

nam ook tot zich veele kinderen van de Aanzienlyklten<br />

en Edelen des Lands, om hen van jongs<br />

afin de gronden van den Christelyken Godsdienst<br />

te onderwyzen, achtende dat de gemoederen,


BEKNOP­<br />

TE HISTO-<br />

1UË.<br />

Ludger,<br />

een<br />

Friesch<br />

Edelman,<br />

predikt<br />

het Euangelie,omtrentDokkum.<br />

238 Tegenwoordige Staat<br />

deren , die nooit befinet geweest waren met<br />

het Heidendom , te gereeder zouden zyn om<br />

de leeringen van het Euailgelie te volgen , en<br />

dat het gemeene volk, door de aanzienlykilen<br />

voorgegaan, zich te ligter zou laaten beweegen.<br />

Ludger, van af kömde zo wel als van in •<br />

börst, een Friesch Edelman, te Wierum in<br />

Westdongerdeel gebooren, en door zyne ouders,<br />

Tjaard en Liauwe, aan Gregorius ter onderwyzinge<br />

overgegeeven 4 kwam , na de gronden der<br />

noodige weetenfchappen gelegd, en in Engeland,<br />

onder den vermaarden Alcuinus., verder voortgezet<br />

te hebben, van daar, in gezelfchap van<br />

eenige zyner Landgenooten , te Utrecht te<br />

rug , voorzien van eeaen ryken voorraad van<br />

geleerdheid cn eene menigte geleerde fchriften.<br />

Dit veraangenaamde hem zo zeer by Gregorius,<br />

en ook by Albrikus zynen opvolger,<br />

dat hy door deezen tot de Priesterlyke waardigheid<br />

verheeven, en gezonden wierd, om het<br />

-Euangelie onder de Saxers, in Overysfel woonende,<br />

te prediken. Hier mede eenigen tyd<br />

onledig geweest zynde, vertrok hy naar Dokkum,<br />

én bleef 'er zeven jaaren ; daar het Euangelie<br />

met dien gewenschten voortgang verkondigende,<br />

dat niet alleen veelen uit de llad, maar ook uit de<br />

daaromtrent gelegen landltreeken, het Christelyk<br />

geloof ömheisden. De inval van Wittekind,<br />

Lloofd der Saxers, en zyn deerlyk huishouden<br />

hier te lande , terwyl Karei de Groote in Spanje<br />

oorloogde, bragt te wege dat Ludger, met<br />

zyne twee Broeders, Hildegrim en Gerbert,<br />

naar Italië vertrok, cn 't Monnikskleed aantoog<br />

in het Benediktiner Klooster van den berg Kasfino,<br />

waarin Detmar, ook een gebooren Fries ,<br />

toen


van F R I E S L A N D . «39<br />

foen als Abt het beituur had. De verdere verrichtingen<br />

van deezen Ludger, en de byzondere<br />

hoogachting, hem door Karei den Grooten<br />

toegedraagen , zie men by anderen ( §).<br />

<strong>Friesland</strong>, hoe veel het ook door de onlusten van<br />

; den oorlog geleeden had, was omtrent deezen tyd<br />

; een kweekhof van de cdelfte fpruiten, die in ver-<br />

\ fcheiden gewesten het licht der waarheid op den<br />

I kandelaar geholpen hebben ,-en 't ftrektder Natie<br />

tot geene geringe eer , dat haare zendelingen<br />

elders, en wel voornaamelyk in Duitschland, het<br />

Euangelie verkondigd hebben, welk uit het voorheen<br />

door haar overwonnen Engeland ter haa-<br />

1<br />

rer kennisfe was gekomen. Ondertusfchen ver-<br />

:<br />

beelde men zich niet, dat het Christendom hier<br />

; te lande aanltonds die zuiverheid bereikte, welke<br />

het volgens de leer van Jezus ert zyne Aposi<br />

telen vereischte. Het ging gepaard met veele<br />

1 overblyfzelen van 't Heidendom, dat door oudiheid<br />

te diepe wortelen gefchooten had, om in<br />

i korten tyd geheel en al uitgeroeid te worden.<br />

( Of dit zo verre ging, dat men 'er Priesters vond,<br />

(die op den eenen tyd den Doop naar de wyze<br />

1 der Christenen bedienden., en op den anderen<br />

l eenen Bok of Stier aan de Afgoden offerden; dat<br />

i veelen geene zwaarigheid maakten, om 't vleesch<br />

fden Afgoden geoiferd te eeten, als zy het maar ,<br />

1<br />

volgens hunne dwaaze verbeelding , door een<br />

1 kruisteken gereinigd hadden; en dat zelfs ande-<br />

1 ren hunne flaaven verkochten, om door de Heiidenen<br />

geoiferd te worden, laat ik, als des niet<br />

1 ten vollen zeker, liefst onbepaald.<br />

VI. HOOFD-<br />

C§1 Schet. Friefche Hist. bladz. 61. en F. Sjoerds<br />

.'Algemeene Befchryv. van Oud en Nieuw Fricsl. I. D.<br />

22 Si. bl. 622, enz.<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO"<br />

RIE,


BCKNOP-<br />

TEIIISTO-<br />

11 IE.<br />

240 Tegenwoordige Staat<br />

VI. H O O F D D E E L .<br />

Van Karei den Grooten tot op het einde der<br />

JMoord/cbe invallen, Inerte lande.<br />

"]SJa den dood van Pipyn , voorgevallen inden<br />

Karei de<br />

Groote, jaare 768, kwamen zyne ftaaten aan Karoloman en<br />

brengt Karei, zyne beide Zoonen, die dezelve in dier­<br />

de zaaken<br />

voegen verdeelden dat Oost-Frankryk aan Ka»<br />

hier te<br />

lande we­ roloman, en al het overige aan Karei ten deele<br />

derom te viel; doch eerlang kreeg Karei, bygenaamd de<br />

recht. Groote, ook Oost Frankryk onder zyn gebied,<br />

zynde Karoloman, zyn Broeder, na eene regeering<br />

van drie jaaren overleeden. Karei op den<br />

troon bevestigd , en verwittigd zynde , hoe<br />

fiegt de Saxers, onder aanvoeringe van Wittekind,<br />

in <strong>Friesland</strong> huishielden, zond eerst eeni775ge<br />

benden, en trok vervolgens zelf, met eene<br />

aanzienlyke krygsmagt, naar deeze gewesten,<br />

om de ongeloovigen tot reden te brengen, en<br />

hen de Afgodery, die de oorfprong van hunne<br />

wederfpannigheid was, met kracht te doen verleeren.<br />

Zynen tocht nam hy door <strong>Friesland</strong>,<br />

en bragt daar alles wederom te recht. Of echter<br />

Koning Radboud toen weder de vlugt naar<br />

Denemarken genomen hebbe, dan of hy door<br />

Karei in ballingfchap gezonden zy, valt twyffelachtig;<br />

zeker gaat het, dat het Koningkryk in<br />

<strong>Friesland</strong> hier mede is ten einde ge-loopen, en<br />

dat de landen, na deezen tyd, door Frankifche<br />

Graaven, Landvoogden of Stadhouders zynbe-<br />

ftierd geworden.<br />

0<br />

Karei


R I E S L A N D. 241<br />

Karei had niet zèr%ra de Friezen volkomen<br />

afhangklyk van zyne heerfchappy gemaakt, of<br />

hy trok ook tegen de Saxers op , om die insgelyks<br />

te onderwerpen ; bedienende zich hier toe,<br />

onder anderen, van een goed deel Friezen,nog<br />

grootelyks tegen de Saxers verbitterd, wegens<br />

, alle de mishandelingen, dieze van dezelve gelee-<br />

; den hadden. Tot zynen roem Haagde hy ook<br />

i hier in gelukkig; en echter lieten de Saxers niet<br />

af, teikenö nieuwe vyandlyk heden te pleegen.<br />

I De af weez5gheid van Karei, die ten jaare zevenhonderd<br />

achtenzeventig naar' Spanje getoogen<br />

was, gaf hun gelegenheid, om, zowel elders<br />

;als in <strong>Friesland</strong>, de ysfelykfte verwoestingen<br />

aan te rechten , en al wat hun voorkwam<br />

Idoor moord en brand te vernielen. Sommigen<br />

zyn van gedachten dat Kadboud toen nog in<br />

leeven, en ;<br />

BEKNOP- •<br />

TP. HlSTO.<br />

RIE,<br />

Na de<br />

Friezen<br />

ónderworpen<br />

te<br />

hebben,<br />

liggen de<br />

Saxers aan<br />

de beurt.<br />

f7*.<br />

ts Keizers<br />

afweezigheid<br />

geeft<br />

gelegenheid<br />

aan<br />

de Saxers<br />

om hier<br />

veele ver-<br />

de bedekte aanftooker van deeze onwoestinmensclilykheden was; doch hoe dit zy,deChristingen aan<br />

tenen hadden hier by 't meest van allen te lyden; i te rechten.<br />

zynde de Christen Kerken, die men hier te'<br />

lande had beginnen te bouwen, daar by ver­ 7Si.<br />

woest, en de verkondigers van 't Euangelie vervolgd<br />

en omgebragt. Willihad, die na den Willihad<br />

dood van Bonifacius, eenigen tyd te Dokkum ontkomt<br />

hunne<br />

gepredikt had, en nu té Bremen de Kerk dier handen<br />

plaats beftierde , ontkwam nog gelukkiglyk, > door de<br />

Idoor de vlugt , hunne handen; ook keerde vlugt.<br />

hy naderhand, toen de ftorm der vervol ginge<br />

over was, wederom'derwaards, en overleed<br />

daar ten jaare zevenhonderd negenentachtig.<br />

Karei zond wel een aanzienlyk Leger<br />

ïegen hen te velde; doch Witikind had het genuk<br />

van daar op, by het eerfte treffen, eene aaniisienlyke<br />

overwinning te behaalen. , En echter De Saxers<br />

Q ont-


a. 14a Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP- O<br />

TE HJSTO- a,<br />

,UE A<br />

onderwerp'eii<br />

zich aan c<br />

Karei den 2<br />

Grooten.<br />

t<br />

1<br />

Zy vallen<br />

wederom ^<br />

van hem<br />

af, en<br />

1<br />

antzonk hun de moed , toen Karei zelf, met ee»<br />

mder Leger, het eerfte te hulpe kwam, zodanig»<br />

datze op de tyding daarvan het hoofd in den<br />

fchoot leiden, en zich aan Karei onderwierpen,<br />

op deeze harde voorwaarde, dat hem vierduizend<br />

en vyf honderd van de voornaamfte en aanzienlykfte<br />

aanvoerders in handen geleverd moesten<br />

worden. Dit gefchied zynde liet hyze allo<br />

fnt ppn mp wrppdplvk . nnrhnrvfdpn^<br />

le, tot een toe, wreeaeiyii, ontnooiaen.<br />

Karei ondervond al dra , dat dit het rechte<br />

middel niet was, om zich van eenen overwonnen<br />

vyand eene beftendige gehoorzaamheid<br />

haaien ( te belooven. De Saxers, hierdoor verbitterd,<br />

daar toe j vielen, in't volgende jaar, alle te gelyk van hem<br />

insgelyks \<br />

af, en haalden ook de Friezen (*} over, om<br />

de Friezen'<br />

«ver. ' deel aan den opftand te neemen; doch met dien<br />

783. | ongelukkigen uitflag, datze, in meer dan eene<br />

rvtirmoprinp- met hunnen maetieen beftrvder. te<br />

tortfchooten,enzich doordenzelven,op deverlederendfte<br />

wyze, beroofd vonden van het Erfrecht<br />

op hunne ouderlyke bezittingen , zo het<br />

Jen Koning niet goeddacht hun dat uit byzondere<br />

genade te verleenen. Onder zynen zoon,<br />

Lodewyk den Vroomen, zyn zy eerst wederom<br />

in het zelve herfteld. Witikind, geen kans<br />

ziende om der ftervende Vryheid een nieuw leeven<br />

by te zetten , onderwierp zich insgelyks,<br />

werd een Christen, en ontving den doop in *t<br />

byzyn des Konings , die over hem Gevader<br />

ftond.<br />

Wederom De Friezen, die zich toen insgelyks aan Ka-<br />

tn genade<br />

ael<br />

(*) Wat gedeelte der Friezen men hier door te ver-<br />

i itaan hebbe is vry onzeker.


van F R I E S L A N D . 043<br />

\<br />

rel onderwierpen, zyn waarfchynlyk ook van hem 1 BEKNOPm<br />

genade ontvangen. Men treftze althans kort daar • TE HlSTO'<br />

na in de Legers van dien Vorst aan; ook hebbenze RIE.<br />

van toen af in zo grooten getaleden Christelyken aangeno­<br />

Godsdienst omhelsd, dat dit ganfche Volk nu als menzynde , wordt<br />

bekeerd wierd aangemerkt. De vermaarde Al- het Chriscuinus,<br />

Leermeester van Koning Karei, en thans tendom<br />

ten hove m groote achting, zegt dien aangaan­ van veelenomde,<br />

in zekeren brief: „Deoude Saxers,en alle<br />

helsd.<br />

de b nezen zyn nu , gedrongen door Koning<br />

Karei, die fommigen door bedreigingen, ande­<br />

7%<br />

ren door gefchenken overgehaald heeft, tot<br />

het geloof in Christus bekeerd geworden ".<br />

Schoon deeze wyze van bekeeringe geen overtuigde<br />

Christenen maakte, het getal werd 'er<br />

door vermeerderd, en dat fcheen genoeg. Men<br />

was 'er althans te Rome zeer over voldaan,<br />

hebbende Paus Adriaan de I, dit, in eenen brief<br />

van gelukwenfchinge aan Koning Karei, duidelyk<br />

getoond. Dat een gedeelte van <strong>Friesland</strong>,<br />

door deezen Vorst toen, in 't Geestelyke, onaerworpen<br />

zy aan 't Bisdom van Bremen, welk<br />

onder liet bellier van Willihad Hond, is even<br />

zeker als de echtheid van den brief, waarin Koning<br />

Karei dit gemeld zou hebben, doch welke<br />

van veelen wordt onrlrpnrf<br />

Gelyk Koning Karei aldus zynen yver, ter<br />

woortplantinge van het Christendom, betoonde,<br />

(en vooral geene Afgods beelden en bosfchen<br />

lipaarde; alzo zyn ook buiten twyffel toen de<br />

coverblyfzels der Heidenfche Afgoden, in Friesliand,<br />

uitgeroeid, fchoon dien aangaande geene<br />

ibvzonderhedcn, in de gedenkfchriften van dien !<br />

tyd, te vinden zyn. Midlerwyl kwam de bekee-1<br />

Q z<br />

De Afgodsbeelden<br />

enz.<br />

worden<br />

hier te lanJ<br />

de uitgeroeid,<br />

en<br />

de Friezen<br />

doen Ka.<br />

rel grooring


244<br />

Tegenwoordige Staat<br />

BEKXOP r ing der Friezen Koning Karei zeer te (lade in 'c<br />

TE HlSTO- \ roeren van verfcheiden oorlogen ; dewyl zy<br />

RIE. , liet alleen in Italië, tegen Adalgifius, Zoon van<br />

ten dienst ( den onttroonden Koning van Lombardye, en in<br />

in den<br />

Duitschland tegen de Hunnen, maar ook tegen<br />

oorlog.<br />

de Wilzen, eene foort van Sclaaven, omtrent<br />

7&P- ' de Oostzee woonachtig , onder zyne banieren<br />

gediend, en hem geen geringe hulpe bewee­<br />

I zen hebben.<br />

Zeker ge­ Wanneer Karei , na deeze krygsverrichtindeelte<br />

der gen,naar Regensburg,en de Saxers en Friezen<br />

;<br />

Friezen weder, naar hun land getrokken waren, duurde<br />

fleekt .<br />

het niet lang of 'er ontftonden nieuwe onlusten.<br />

óver naar j<br />

Engeland, . Een gedeelte der Friezen, waarfchynlyk beoos­<br />

en houdt ten de Eems woonende, fpande onder hunnen<br />

daar jatn- Hertog Ubbo, met de Deenen aan, om eenen<br />

merlyk<br />

huis. inval m Engeland te doen, daarze, na aan land<br />

getreeden te zyn, fchrikkelyk huishielden, alles<br />

met roof, moord en brand vervullende, zonder<br />

Een ander gewyd of ongewyd in 't minst te fpaaren. Een<br />

gedeelte ander gedeelte van deeze Natie trok , onder be­<br />

wordt<br />

door de vel van 's Konings Veldheer,.Graave Dirk, te­<br />

Saxers gen de Hunnen op, die wel overwonnen, maar<br />

verflagen. niet te oridergebragt waren ; doch deeze werden,<br />

by hunne komfte op den Saxifchen bodem, tegen<br />

hunne verwachting, door de Saxers, die nu.<br />

wederom van den Koning en den Christelyken<br />

793- Godsdienst afgevallen waren , vyandelyk ontmoet<br />

en geflagen.<br />

Karei on­ Karei, verdrietig over 't mislukken deezer<br />

derwerpt onderneeminge, bragt in 't volgende jaar twee<br />

hen wel;<br />

Legers tegen hen te velde, en noodzaakte hen<br />

doch zy<br />

houden zonde? llag of ftoot tot onderwerping. Doch<br />

nog niet<br />

federt vielen zy wederom af; ook hielden 't nu<br />

de


van F R I E S L A N D. 54$<br />

de Friezen met hun, ten nadeele van hunnen<br />

Overwinnaar. Jaaren achter een werd 'er tegen<br />

beiden geoorloogd; tot dat zy in het jaar acht<br />

honderd en een geheellyk wierden te ondergebragt<br />

, en daarmede de bloedige Saxifche en<br />

Friefche Kryg, na drie en dertig jaaren geduurd<br />

te hebben, een einde nam.<br />

Voor dat dit den Friezen wedervoer had hen<br />

nog een ander onheil getroffen, J'.en geweldige<br />

Watervloed overftroomde, op den ze<br />

venden van Slagtmaand des voorgaanden jaars,<br />

een groot deel van <strong>Friesland</strong> , na dat de nog<br />

zwakke dyken, in zo verre men die toen reeds<br />

I had, daar door verbryzeld waren. Zeer veel menfehen<br />

en beesten fchooien 'er het leeven by in:<br />

: gelukkig ftond het Zeewater niet lang op de velden<br />

, en in den volgenden Winter werdenze door<br />

menigvuldig Regenwater zodanig ververscht,<br />

• dat de volgende Zomer uirilak in vruchtbaarheid.<br />

1<br />

Ondertusfchen gaf de fmertelyke ondervinding<br />

\ van hun geduuiig gevaar den Friezen aanlei •<br />

1 ding om bedacht te zyn op middelen, die ter<br />

1 hunner befcherminge dienen konden. Het maa-'<br />

! ken van nieuwe, of het vergrooten van reeds 1<br />

ivoorheen opgeworpen Terpen kwam hun het j<br />

lbekwaamde van allen voor; zynde onder ande-1<br />

iren die van Koudum , Almenum , Midi urn, 1<br />

BEKNOP­<br />

TE HrsTo*<br />

P.IE.<br />

op met<br />

weder af<br />

te val ;'err.<br />

794-<br />

<strong>Friesland</strong><br />

Ivdt veel<br />

by eenen<br />

geweldi<br />

gen ftorm.<br />

't Welk<br />

aanleiding<br />

jeeft tot<br />

bet maaien<br />

of<br />

/ergroo<br />

lllitzum, Winzum, Tjum, Dronryp, en Ber- \ en der<br />

rerpen.<br />

Uikum, zoniet hunnen eerden oorfprong , alt<br />

thans hunne vergrooting, verfchuldigd aan deezen<br />

ttyd.<br />

Na 't eindigen van denSaxifchen kryg, waar- 5 tarel treft<br />

iiin ook de Friezen zich mannelykgekweeten had- ( :en verd<br />

e n<br />

Q 3<br />

»


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

drag met<br />

de Saxers<br />

en Friezen.<br />

Tegenwoordige Staat<br />

den, trof Karei met beide deeze Volkeren een<br />

Verdrag, waarby van hunnen kant beloofd werd,<br />

dat zy den Christelyken Godsdienst zouden om­<br />

helzen , en onderdaanigheid bewyzen aan de Bis-<br />

fchoppen, die over hen Honden gefield te worden.<br />

Daarentegen moesten de Rechters of Graaven<br />

, die door Frankifche Koningen onder hen<br />

gezonden zouden worden, elk Volk naar zyne<br />

Vaderlyke wetten regeeren. Ook onthief men<br />

hen van de verpligtinge om eenigerhande lasten<br />

en fchattingen op te brengen, uitgezonderd alleen<br />

de Tienden voor de Geestelykheid. Daarenboven<br />

gaf of liet men hun den naam van<br />

Sedert VRYE LUIDEN; en van deezen tyd af fchy­<br />

hebben de<br />

nen de Friezen in 't byzonder den naam van<br />

Friezen in<br />

't byzon­ FRYE FREESEN, zo gemeen in hunne oude<br />

der den Landrechten en Kronyken, gevoerd te hebben.<br />

naam van Eindelyk werd hier by nog vast gefield, dat de<br />

FryeFreefenge-<br />

Saxers en Friezen voortaan als één Volk met de<br />

draagen.<br />

Franken aangemerkt,en door éénen Koning geregeerd<br />

zouden worden ( * ). Dit Verdrag verdient<br />

te meer onze aandacht, om dat daar in de<br />

oorfprong te ontdekken is van de menigvuldige<br />

verdichtfelen, waar mede de Oude Kronyken<br />

en Landrechten der Friezen vervuld zyn; als<br />

by voorbeeld , dat de Friezen van Koning Karel<br />

, dienze Rome hadden helpen winnen, alle<br />

vry verklaard en tot Vry- of Burg- Heeren van<br />

Rome gemaakt zouden zyn,fchoonze te vooren<br />

naakt en bloot waren. De Bulle of Open brief,<br />

welke den Friezen hiervan door Karei verleend<br />

zou zyn, wordt niet zonder reden voor verdicht<br />

O Vaderl. Hist I. D. bl 443.<br />

g e<br />

"


van FRIESLAND, 04?<br />

gehouden ( * ). Op beter grond ftelt men vast,!<br />

dat Karei, by gelegenheid van 't gemelde Ver-'<br />

drag, den Friezen eenige nieuwe Wetten gegee- 1<br />

BEKNOP­<br />

TE HlSTO*<br />

RIE.<br />

En waar*<br />

ven, of die, welkeze reeds hadden, naar de;<br />

fchynlyk<br />

toenmaalige omftandigheden, veranderd en ver- ] eenige<br />

beterd hebbe. Behalven de Landrechten, wel­ Wetten<br />

ke in 't Cud Friesch voor handen zyn (f)> van hera<br />

ontvan­<br />

en insgelyks aan hem worden toegefchreeven,<br />

gen.<br />

heeft men ook nog Wetten in de Latynfche<br />

taaie ( § ), en deeze fchynen wel door den Koning<br />

gegeeven , doch naderhand door eenige<br />

zogenoemde Friefche Wyzen, met eenige nieuwe<br />

vermeerderd te zyr. In deeze Wetten<br />

wordt althans acht genomen op den Christelyken<br />

Godsdienst, naar 't begrip, dat men 'er in laater<br />

tyden van maakte.<br />

Karei de Groote, die ten jaare zevenhonderd Karei,<br />

ontvanft<br />

negenennegentig, Leo den III, in den Paufelyzonderken<br />

zetel herfteld had, en in erkentenisfe van lingeeer- deezen dienst, in het volgende jaar, door dien bewyzin.'<br />

Kerkvoogd, met de Keizerlyke Kroon vereerd gen van<br />

de Frie­<br />

werd, ontving, te Rome zynde , de uitbun<br />

zen te<br />

digfte eerbewyzingen. De Friezen , zo die Rome.<br />

van 's Keizers gevolg , als die destyds zich<br />

te Rome in de Godgeleerdheid oeffenden,<br />

waren zo ver van daarin de laatfte te zyn , dat<br />

(*) Men zie Winfem. bl. o+. Schot. Brieven en<br />

Docum. bl. 3. en ook Befchryving der Heerl. van Friesl.<br />

in Quarto. bl 336.<br />

(f) Schot. Befchryving van Friesl. bl. 36.<br />

(Q Schot. Befchr. van Friesl bl. 23 —35- Deeze<br />

Wetten zyn door den Geleerden Sibrandus Siccarna *f.<br />

ïonderlyk uitgegeeven en met aantekeningen verrykt..<br />

Q 4<br />

zy


ftsKNOP-<br />

TE HISTO­<br />

RIES.<br />

I4S Tegenwoordige Staat<br />

zy veele anderen voorby ftreefden, zynde de Koning<br />

door hen, niet vliegende Vaandelen, en<br />

onder 't zingen van Geestelyke liederen , ingehaald<br />

geworden. Deeze eerbewyzingen, gevoegd<br />

by eenige andere dienden, op zyne reize<br />

dervvaards ondervonden , konnen Karei tot<br />

het geeven van reeds gemelde Voorrechten en<br />

Wetten bewoogen hebben; te meer om dat hy<br />

denken kon, op die wyze zo wel dienst aan de<br />

verbreidinge van den Christelyken Godsdienst,<br />

als aan de vreedzaame bezitting zyner uitgeltrekte<br />

Staaten te zullen doen. Ondertusfchen bleeven<br />

de Friezen,ondanks de verleende voorrechten,<br />

zowel als de Saxers, tot na Kareis dood , beroofd<br />

van het recht op hun Vaderlyk erfgoed,<br />

hun reeds voorheen door hem benomen.<br />

Dus blykt ten klaarden, dat de Voorrechten<br />

der Friezen de tekenen hunner af hangklykheid<br />

mede bragten , ter nierkelyke inkrimpinge<br />

van het hoogvliegend denkbeeld hunner Oude<br />

Vryheid. Niet te min warenze groot genoeg<br />

om hen eenen gerusten en vreedzaamen lhat te<br />

doen genieten , zo anders dezelve maar 011gefchonden<br />

bewaard bleeven. Derzelver hoofdzaakelyke<br />

inhoud kan daar van ten bewyze<br />

{trekken, en deeze komt hier op uit: „ Dat<br />

het Volk ten eeuwigen dage vry zyn, en naar<br />

zyne eigene rechten leeven zoud. 1<br />

De voorrechten<br />

der Friezenworden<br />

te<br />

breed uit<br />

gemeeten.<br />

Derzelver<br />

hoofdzaakelykeinhoud.<br />

; datze alteniaal<br />

hunne zaaken, naar hun eigen goeddunken,<br />

gebruiken en genieten mogcen; datze alleen<br />

aan het Keizerryk, onder welks befcherminge<br />

zy Honden, een kleine fchatting betaalen zouden<br />

, doch aan niemand anders onderworpen<br />

zyn; datze zich van wederzydfchebeleedigingen<br />

te onthouden hadden, en 't geene hun toebehoorde.


van F R I E S L A N D . 249<br />

hoorde, vreedzaam volgens de wetten te bezit- ]<br />

ten en te rugsre te eifchen; datze ter beflegtm- 1<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

ge hunner geichillen Rechters zouden h.-bben,<br />

die, door 's Volks vrye verkiezing daar toe aangefteld,<br />

met eede aan den Keizer verbonden<br />

waren, en volgens de wetten des Vaderlands<br />

uitfpraak moesten doen. Dat hunne Priesters<br />

en alle Kerkelyke bedieningen heilig zouden zyn;<br />

dat de eer der Vrouwen en Maagden ongefchonden<br />

moest blyven; dat 'er op alle misdaaden<br />

eene boete gezet zou worden , te betaalen in<br />

geld, vee of andere goederen. Dat niemand<br />

met den dood gellraft zou worden, dan vadermoorders<br />

, verraaders , ftruikroovers, brandftichters,<br />

fchenders van 's Heeren wegen , en<br />

bloedfchenders ; dat men zich van aangetigte<br />

misdaaden had te zuiveren door een lyfgevecht,<br />

een gloeyend yzer, ziedend water, of door een'<br />

heiligen eed; dat het een ieder vry zou liaan,<br />

zyne zaak voor den Rechter zelf te bepleiten 1<br />

enz ( *)".<br />

Deeze oppermagt der Keizeren over de Frie­ - Deeze opzen<br />

heeft langen tyd (land gehouden; doch 1 perraagt<br />

. der Kei.<br />

evenwel zo , dat de Friezen de beflicring des<br />

zereu<br />

Lands, en de bediening der Rechten en Wetten 1<br />

over<br />

aan zich behielden , en uitoelfcnden , zonder ' <strong>Friesland</strong><br />

eenige inbreuke , die daarop , bedcktelyk of f heel t lang<br />

ibmd ge­<br />

opentlyk, gemaakt wierd, met ftilzwygen teverhouden.draagen. De volgende tyden hebben daarvan te<br />

veele voorbeelden opgeleverd om zulks in twyffel<br />

te trekken.<br />

Het jaar achthonderd en vyf bragt <strong>Friesland</strong> J Een hoo-<br />

in l<br />

(*) U. Emmius Rer. Frif. Hist. L. V. p. i3 0;<br />

Q 5


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

ga Watervloed<br />

brengt<br />

<strong>Friesland</strong><br />

in den uitenten<br />

Bood.<br />

£50 Tegenwoordige Staat<br />

in geen' kleinen nood. Een gruwzaame Water­<br />

vloed , voorgevallen op den eenentwintiglten van<br />

Wintermaand , kostte eene ontaliyke menigte<br />

beesten het leeven ; ook kwamen 'er vyfhonderd<br />

menfehen ongelukkigjyk door om , en 't<br />

water ftond zo lang op 't land, dat de Winter-<br />

zaaiing daar door vcrlfikte, en geene Zomervruchten<br />

in den grond gebragt konden worden.<br />

De Kerk van Minncrtsga en 't Slot van Hermana,<br />

waar veele menfehen, tot lyfsberging, de<br />

toevlucht in genomen hadden , ltortten beide<br />

in ; en dus verdronkenze in het water , of<br />

werden onder de neerploffende balken en fteenen<br />

jammerlyk verpletterd. Ezonftad leed 'er<br />

ook geweldig by. Haare wallen, de kracht<br />

des waters niet kunnende wederllaan , vielen<br />

om, en wel vyfendertig huizen trof het zelfde<br />

lot. Het ergst van allen was een hier op gevolgde<br />

hongersnood , die gezegd wordt de<br />

grootfle geweest te zyn, welken dit Gewest<br />

ooit ondervonden heeft.<br />

to6. 1<br />

De Ryksverdeeling, door Karei den Grooten,<br />

ten jaare achthonderderzes gemaakt, levert een<br />

voldingend bewys van 't voorheen gezegde op,<br />

hebbende hy zyn' Zoon Karei daar by Saxen<br />

cn <strong>Friesland</strong> toegelegd, en deeze gemaakte verdeeling<br />

niet alleen door de Frankifche Groo*<br />

een met eede doen bevestigen, maar ook naar<br />

I Home, aan Paus Leo den III, ter ondertekeïinge<br />

gezonden. By deeze hunne afhangklyk^<br />

Het gaat J aeid van 't Keizerryk ging het den Friezen niet<br />

dan Frie- »•<br />

vwalyk; datze, ten blyke van Kareis goedgunzen<br />

niet Ji<br />

kvvalyk rj Hgheid reeds toen het recht gehad en geoef­<br />

by hunne c end zouden hebben, om hunne eigen Land-<br />

afhangk- *<br />

overilen


van FRIESLAND. 251<br />

pverften, onder den naam van Potestaat en, te BEKLOPverkiezen<br />

wordt van veelen tegengefproken ,' TE HISTO­<br />

RIE.<br />

hebbende het verval van 't Frankifche Ryk daar<br />

lykheid<br />

toe, naar hunne gedachten, den weg gebaand ( *<br />

van 't Kei-<br />

Het Syndriucbt, of Kerkelyk Recht, dat men zerryk.<br />

by Schotanus ( f ) ontmoet, wordt ook<br />

doorgaans tot den tyd van Karei den grooten<br />

gebragt, en gemeenlyk aangemerkt als of het<br />

van Paus Leo den III, gegeeven ware. Het zestiende<br />

artikel geeft ook metderdaad aanleiding<br />

tot die gedachte: want het luidt woordelyldaldus:<br />

„ Dat Syndriucht gaf nxs di Paeus Leo to<br />

„ Roem, ende heet aat wyt bilde, also fest als<br />

„ wy dine Cbristena nama halda wolda ews'^at<br />

is, „ Dat Syndrecht gaf ons Paus Leo te Rome,<br />

„ en gebood dat wy het alzo vast hielden, als wy<br />

„ den Christen naam houden wilden". Dan, by<br />

een naauwkeurig inzien van verfcheidene daarin<br />

voorkomende Wetten meet men befluiten, dat het<br />

een kind van laater geboorte, en tot die tyden<br />

te brengen is, wanneer de Geestelykheid meer<br />

invloeds in 't beilier der wereidlyke zaaken verkreegen<br />

had( §).<br />

By de zo evengemelde Ryksverdeelïnge was : De Frie-<br />

' elk verbonden eenen nieuwen eed van getrouw­ ,zen doen<br />

heid aan den Keizer te doen; en dit kwam hem al \ een' nieuwen<br />

eed<br />

1 dra te llade, om van de Saxers en Friezen de noo-van<br />

Ge­<br />

1 dige hulp, tegen de geweldige invallen der Deenen, trouwheid<br />

te aan den<br />

Keizer.<br />

(*) Schot. Fr. Hist. bl. 63. Foeke Sjoerds Jaarb.<br />

H. D. bl. 448.<br />

(t) Schot. Befchryv, vsn Friesl. bl. 71.<br />

(§) Foeke Sjoerds Algem. Befchryv. van Oud en<br />

Wieuw Friesl. I D. bi. 449 enz.


BEKNOP- t<br />

TE HlSTO- \<br />

BIS.<br />

807. c<br />

De Dee- r<br />

nen roo- c<br />

ven en 1<br />

pionderen<br />

in Fries- c<br />

land. (<br />

Olaus,<br />

der Dee i<br />

nen Veld<br />

heer,<br />

wordt verflagen.<br />

052 Tegenwoordige Staat<br />

te verkrygen: want fchoon in % Westen alles de<br />

heerf-happy van Karei erkende, Godefrid. Koning<br />

van Denemarke , fchroomde niet zich tegen<br />

zyne grootheid te verzetten. Het jaar achthonderden<br />

zeven opende inzonderheid dit bloedige toneel<br />

; hebbende Koning Godefrid, in Herfstmaand<br />

deezes jaars, vyf fchepen van oorlog naar <strong>Friesland</strong><br />

gezonden, om hunne roof- en plonderzugt<br />

op de Landzaatcn te werk te ftellen; gelykze<br />

dit hier en daar ook metd< rdaad deeden, tot datze,<br />

op 't gerucht van de toerustingen, die tegen hen<br />

gemaakt wierden , met den geroofden buit ,<br />

naar huis trokken. Dan eerlang kwamen zy<br />

weder, zeilden het Vlie in, en leiden de twee<br />

dorpen Westerbierum en Dykshorne aan kooien<br />

, zo dat van 't eerstgemelde dorp maar alleen<br />

de Kerk met twee huizen liaan bleef ( f ).<br />

JNiet lang hier na zond Godefrid andermaal<br />

eene aanzienlyke krygsmagt naar <strong>Friesland</strong> onder<br />

't bevel van zynen Zoon Olaus. De fchrik ,<br />

hier door den Friezen aangejaagd, was zo groot,<br />

dat zich veelen in 't eerst fiil hielden, cn de Frankifche<br />

Stadhouder grootelyks verleegen ftond.<br />

Eerlang echter grecpenze weder moed, Helden<br />

zich te weer, en waagden meer dan één gevecht.<br />

De uitflag daarvan was wel den Friezen niet altoos<br />

even gunlïig; doch Olaus werd 'er zodanig<br />

door verzwakt, dat hy , g°en kans ziende,<br />

om de Friezen, die telkens nieuwe verfterking<br />

van manfehap kreegen, gacfchelyk te overwinnen,<br />

geraaden vond naar de Eems te trekken.<br />

Dan de moed der Friezen was nu te hoog<br />

(f) O. van Schart. Kron. bl. 63, 64.


van F R I E S L A N D . 253<br />

gereezen, om hem die onverhinderd te laaten doen. BEKNOP»<br />

rE HlSTO»<br />

Hy werd door eenen ftoutmoedigen hoop ver­<br />

KIS.<br />

volgd, zyn meeste volk verflagen, hy zelf met<br />

honderd vyfenzeventig man gevangen genomen,<br />

en daarvan niemand,dan hy zelf, die zwaar gewond<br />

was, by 't leeven gelaaten, maar alle<br />

onthoofd en in de Eems geworpen ( § ).<br />

Schoon deeze Veldtogt dus gelukkiglyk voor De rtisf,<br />

de Friezen ten einde liep, was evenwel hier door<br />

verkree-<br />

hunne rust niet beflendig, dewyl een andere<br />

gen, is<br />

hoop Noormannen naar d


«54 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP <strong>Friesland</strong>s kusten, welke, door het aan Land ge­<br />

TE HlSTOzette<br />

volk, hier en daar jammerlyk huis hield.<br />

WE.<br />

Dien van Stavoren werd dit inzonderheid ge-<br />

vloot naar<br />

<strong>Friesland</strong>, weeten, om dat de voorgaande<br />

welke<br />

daar jammerlykhuishoudt.<br />

De onderhandelingen<br />

over den<br />

vrede loopenvruchteloos<br />

ten<br />

einde.<br />

810.<br />

1<br />

kruistogt door<br />

hun beleid voornaamelyk was uitgevoerd; doch<br />

zy wisten het morrend misnoegen der Landzaaten<br />

te hallen, door de kosten der uitgeruste<br />

Vloot voor hunne rekeninge te neemen, de<br />

laatstgeleeden fchade te vergoeden , op de<br />

Lauwers eri Eems zes Noordfche fchepen<br />

met al den geroofden buit te veroveren, en dien,<br />

naar Dokkum gevaaren zynde , onder hen die<br />

't meest geleeden hadden te verdeelen.<br />

Met dit alles liepen de Deenfche invallen nog<br />

niet ten einde. De onderhandelingen, op de<br />

Deenfche Grenzen, tusfehen de Gezanten van<br />

den Keizer en Koning Godefrid, op zyne voorhagen<br />

van vrede, gehouden, liepen vruchteloos<br />

af, en daarop namen de vyandlykheden op<br />

nieuw eenen aanvang. Zekere lterkte,door Keizer<br />

Karei, aan de overzyde der Elve, opgeworpen<br />

, belette wel de Deenen , om van dien<br />

kant iets van belang te lande te onderneemen,<br />

maar niet, om ten jaare achthonderd en tien, met<br />

eene ontzachlyke vloot van tweehonderd zeilen<br />

in Zee te verfchynen, daarmede vooreerst de Friefche<br />

Eilanden jammerlyk uit te pionderen en te<br />

verwoesten, en daarna, het Krygsvolk hebbende<br />

aan land gezet, ook daar de ysfelyklte toneelen van<br />

roof-en plonderzugt te openen. De Hertog of<br />

Stadhouder, die ten deezen tyde, van 's Keizers<br />

wege, over <strong>Friesland</strong> het bevel had, en van den<br />

eenen Egbert ( * ) doch van den anderen Herek<br />

(*; Schoh Fr. Hist, bl. 65.<br />

of


van F R I E S L A N D . 255<br />

ofRerek (f) genoemd wordt* bragt wel zy<br />

ne Friezen by tyds in de wapenen, hen in drie<br />

hoopen verdeelende, om dat de Deenen of Noormannen<br />

aan drie oorden in <strong>Friesland</strong> gevallen<br />

Waren; doch ongelukkiglyk werdenze alle drie<br />

verflagen, en hier op zo jammerlyk huisgehouden<br />

dat niec alleen Steden, Dorpen, Kerken en<br />

Kloosters aan kooien gelegd, maar ook veele<br />

inwooners, zonder onderfcheid van jaaren ,<br />

kunne of waardigheid, door hen vermoord<br />

wierden ; terwyl de overgebleevenen zonder<br />

uitflel eene fchatting van honderd ponden zilvers<br />

moesten opbrengen. Door alle deeze voordeden<br />

hoogmoedig geworden, begon Godefrid<br />

<strong>Friesland</strong> reeds als zyn Wingewest aan te merken.<br />

Ook gaf hy voor, een gegrond recht op<br />

1 deeze landen te hebben, om dat Koning Radboud<br />

zyn Grootvader was geweest van Moeders<br />

zyde. Zelfs trok hy met zyn overwinnend<br />

Leger naar den Moezel- voorgeevende,<br />

dat hy Keizer Karei, die toen te Aken was, dee-<br />

; ze zyne Rykftad zelve wel haast te bang zou<br />

: maaken. Keizer Karei, hier van de tyding gei<br />

kreegen hebbende, "deed in der yl een magtig<br />

I Leger omtrent de Lippe famentrekken, bouwde<br />

t te Gent aan de Schelde een goed getal Schepen,<br />

i die te Bouiogne by een gebragt moesten worden, 1<br />

ttrok in perfoon den Rynitroom over naar 't Legger<br />

, en daarmede tot aan de famenvoeging van J<br />

ede Aller en Wezer. Hier ftilhoudende kreeg \<br />

ihy de onverwachte tyding van Godefrids dood, 1<br />

;idie, naar het verhaal der meesten, door eenen zy- 1<br />

BlïKNOP-<br />

; TE HlSTO»<br />

RIE.<br />

I<br />

!<br />

Keizer<br />

Karei trekt<br />

met een<br />

magtig<br />

Leger op<br />

tegen do<br />

Deenen,<br />

die, na<br />

den dood<br />

van Koning<br />

Ga.<br />

defrid,<br />

(t) Vaderl. Hist. II D. bl. 38,<br />

ner


TE HlSTO (<br />

RIE.<br />

deeze<br />

landen<br />

verlaaten.<br />

Karei de<br />

Groote<br />

doet zynen<br />

Zoon<br />

Lodewyk<br />

voor zynenOpvolgerverklaaren.<br />

a$6 Tegenwoordige Staat<br />

ner Lyfwachten, doch naar dat van fommigen,<br />

door een' zyner eigene Zoonen, wier Moeder<br />

hy onlangs verftooten had om eene andere Vrouw<br />

te trouwen , was omgebragt. Hoe 't zy ,<br />

Op de eerfte tyding daarvan, begaven de Noormannen<br />

zich aan boord, verlieten deeze landen,<br />

en keerden naar huis, niet zonder gevoelige<br />

fmerte van Keizer Karei, dien 't^hoe verheugd<br />

hy ook ware over Godefrids dood, wee deed,<br />

dat de Noormannen zyne handen ontkomen<br />

waren»<br />

Karei de Groote, nu reeds den ouderdo n<br />

van zeventig jaaren vervuld hebbende, gevoel­<br />

de zyne krachten afnèemen, en voorfpclde zich<br />

een naby zynd einde. Dit was reden, dat hy,<br />

wiens twee Zoonen , Karei en Pipyn, reeds<br />

voorheen overleeden waren, zynen eenigen<br />

Zoon Lodewyk, op een' Ryksdag, tot Medegenoot<br />

en aanitaanden Opvolger in 't Keizerryk<br />

deed verklaaren, en hem dellykskroon op hec<br />

hoofd zetten. Niet lang na deezen werd de<br />

Vorst aangetast van eene geweldige koorts, waardoor<br />

hy ,"op den achtentwintigften van Louwmaand<br />

des jaars achthonderdenveertien , in<br />

zyn Paleis te Aken, uit het leeven werd gerukt<br />

, in het tweeenzeventi^lle jaar zyns<br />

leevens,na dat hy veertien jaaren als Keizer en<br />

achtenveertia: als Koning geregeerd had.<br />

Veel valt 'er tot lof van deezen Vorst te zeg­<br />

Veel valt<br />

den, wiens uitgevoerde daaden hem den eer­<br />

'er tot<br />

lof van naam van den Grooten , met ruim zo veel recht<br />

Keizer als oudtyds Alexander, verworven hadden. Dan<br />

Karei te<br />

hieromtrent kan men by anderen ten overvloede<br />

zeggen.<br />

te recht raaken. 't Zy tot ons oogmerk genoeg<br />

opgemerkt te hebben, dat , gelyk het<br />

Fran-


van F R I E S L A N D .<br />

Frankifche Ryk groote verpligtingen aan zyne<br />

wyze fchikkingen had, <strong>Friesland</strong> insgelyks door<br />

BEKNOP-<br />

TR HlSTO»<br />

RIE.<br />

hem uit zyne oude woestheid is gered , fchoon<br />

<strong>Friesland</strong><br />

alle de middelen, daartoe aangewend, niet even<br />

is grootezeer<br />

te pryzen zyn. Het Christendom zelf had 'yks aan<br />

reeds te veel van zyne eerde zuiverheid verloo- hem verren,<br />

om niet zo wel hier als elders, door geweld,<br />

en met een ruim inmengfel vanbygeloovigheden<br />

voortgeplant te worden. Het was<br />

echter, hoe verbasterd rok, nog oneindig hooger<br />

te fcharten dan het Heidendom, dat hier<br />

voorheen de Godsdienst des Lands was. De<br />

Kluizen en Kloosters, ten zynen tyde, in menigte<br />

gedicht, en boven noodzaaklykheid begiftigd,<br />

gaven wel aanleiding tot veelerhande<br />

gevolgen, die zo wel fchadelyk voor den Godsdienst<br />

als voor den Burgerdand waren ; maar<br />

wie zouze daarom gelyk dellen, met die Afgods<br />

Tempelen, die, innavolginge van de Romeinen,<br />

'ook hier te lande, de overhand gekreegen hadden<br />

V Immers van deezen tyd af kreegen de zaaken<br />

een veel gundiger aanzien. Met goede<br />

Wetten voorzien zynde, bloeide het Landgrootelyks,<br />

en werd overal behavend en bebouwd,<br />

dat zo wel tot vermeerdering van den rykdom<br />

als tot befchaaving der zeden drekte; te meer<br />

omdat door Karei zorge gedraagen wierd, dat<br />

hier zo wel Schooien als Kerken wierden gedicht.<br />

" De Koningkiyke regeeringe met het ver­<br />

Het Land<br />

trek van Radboud uit hebbende , werd het wordt on­<br />

Land door Karei en zyne Opvolgers onder StadderStadhouders en Landvoogden gedeld. Deeze waren houders<br />

en Land­<br />

alle gehouden, de Gewesten volgens derzelver voogden<br />

byzondere wetten en gebruiken te regeeren , geftcld.<br />

R We-


258 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ Weduwen en Weezen te befchermen, roovers<br />

TE HISTO­ en andere kwaaddoeners (Irengelyk te ftraffen,<br />

RIE.<br />

en de Koningklyke inkomften in eigen perfoon<br />

in de Koningklyke Schatkist te brengen. Onder<br />

deeze wyze van beheerfching, behield dus<br />

ieder Volk zyne eigene wetten , zeden en gebrui-<br />

Sommigen 1 ken; doch 't verval van 't Frankifche Keizerryk<br />

daarvan gaf eerlang aanleiding, dat eenige van de aan-<br />

trekken<br />

geftelde Landvoogden, die doorgaans Hertogen<br />

de Regeering<br />

aan of Graaven plagten genoemd te worden, de re­<br />

zich. geering aan zich trokken; gelyk met hét voorbeeld<br />

van Holland en meerandere Nederlandfche<br />

en Duitfche Gewesten zou konnen bevestigd<br />

In Fries- worden. In <strong>Friesland</strong> alleen hebben deeze Graalandkunven<br />

het nooit zo verre konnen brengen, zynnen<br />

de de de regeering daar altoos aan de Staaten des<br />

Graaven<br />

Lands verbleeven, 't zy dat die van ieder Go<br />

het zo<br />

verre niet afzonderlyk vergaderden, of in vereeniginge<br />

brengen. met eikanderen, over de gewigtigfte zaaken<br />

raadpleegden, en bellooten. Misleiden is de<br />

Lastbrief dier Graaven, welken <strong>Friesland</strong> was<br />

ten deele gevallen , wat meer bepaald geweest<br />

dan die van anderen. By vervolg van tyd althans<br />

fchynen zy niet zo zeer het Opperlandsbeftier<br />

als wel het anrpt van Rechter waargenomen<br />

te hebben, om dat de Staaten des Lands ons dan<br />

Het Oppergezag<br />

eens voorkomen onder de benaaminge van Griet»<br />

is daar by mannen, Rechteren en Geestelyken van Oostergo<br />

's Lands en Westergo, met de andere Zeelanden van Fries­<br />

Staaten.<br />

land; dan weder onder die van Prelaaten, Grietmannen<br />

en Gemeene Rechters van Oostergo en<br />

Wesrergo; gelyk ook onder die van Dekenen,<br />

Prelaaten, Schepenen, Hovelingen, Grietmannen,<br />

Rechteren en Gemeene Gemeente van Oostergo ,<br />

Wes-


van F R I E S L A N D . 259<br />

Westergo en Zevenwouden, met alle Eilanden en BEKNOP­<br />

Ommelanden aan de Westzyde van de Lauwer­ TE HISTO­<br />

RIE.<br />

zee C t ><br />

Vermits nu deeze wyze van Regeeringe, met<br />

meer of min veranderinge, in <strong>Friesland</strong> duurzaamer<br />

dan wel elders is geweest, zal het niet<br />

kwalyk pasfen, hier ter piaatfe,daaromtrent nog<br />

het eene en andere in eene onafgebroken orde<br />

te laaten volgen. De gemelde Staaten des Lands Deeze<br />

hadden geene vaste plaats hunner byeenkomfte, vergaderen<br />

niet<br />

maar vergaderden, by voorvallende gewigtige ge­ altyd op<br />

legenheden, dan in deeze, dan weder in eene an­ dezelfde<br />

dere Stad; fomwylcn kwamenze in het eene of an­ plaatfe.<br />

dere Dorp by een; alwaar dan met volle magt over<br />

Vrede en Oorlog, het maaken van Verbonden, het<br />

vernieuwen der Wetten,en de verdere belangen des<br />

Lands geraadpleegd en beflooten werd, in zo verre<br />

zulks beftaanbaar was met de Hoogheid van den<br />

Keizer en het Ryk, waaraan zy verantwoording<br />

van hun gehouden gedrag fchuldig waren. De De Gees­<br />

Geestelykheid, nooit fluimerende op. haare betelykheidlangen, wist, ria hier te lande op eenen vas­ krygt veel<br />

ten voet ge Held te zyn, eerlang zo veelinvloeds invloeds<br />

in zaaken<br />

in zaaken van Regeeringe te verkrygen, dat de van regee­<br />

Abten dé eerfte plaats op hunne Landsdagen beringe.kleedden , cn dat ook fomwylen de Priesters<br />

uit de fteden en van het platte land geroepen<br />

wierden, om met hun de gewigtigfte zaaken in<br />

over-<br />

(t) Men zie dit met oorfprongklyke Stukken bevestigd<br />

by Schotanus in zyne Befchr. van Friesl. op biadz.<br />

X2i. 161. en.101. De Stukken zelve verdienden wel<br />

hier geplaatst te worden; dan dit zou te veel papiers<br />

be-<br />

R %


B^K"' OP-<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

osbsx d3<br />

De Steden<br />

zyn<br />

260 Tegenwoordige Staat<br />

óverleg te neemen. De roem van hunne Wyshjid<br />

en vroomheid bra«it niet weinig toe om<br />

hun gezag en achtbaarheid uit te breiden en liaande<br />

te houden. By eene verkiezinge van Rechteren<br />

en '


van<br />

F R I E S L A N D . A6*I<br />

het hoofd der Regeeringe gefield , bekend by<br />

den naam van Heerfchappender Steden, Hovelingen<br />

en Oldermans. Schoon de juifte paaien<br />

van hun gezag en magt bezwaariyk zyn aan te<br />

wyzen, weet men echter zeker, dat zy door hun<br />

aanzien en goederen zeer veel vermcgten, en niet<br />

zelden door hunne Kinderen in deeze waardigheid<br />

wieraen opgevolgd, fchoon dezelve geenszins<br />

erflyk was. De Adelyke Geflagten van Kamminga,<br />

ünia en Burmania, hebben dus veele jaaren<br />

achter een het voornaame be wind te Leeuwarden<br />

gehad; dat van Jongema heeft te Bolswerd lang<br />

geregeerd; Franeker heeft zyne Sjaardemaas,<br />

Dokkum zyne Heemitraas, Harlingen zyne Ger-<br />

brandaas, en Sneek zyne Harinxmaas gehad.<br />

BEKNOP­<br />

TE HlSTOf<br />

RIE.<br />

Ten platten lande was 't heilier ten allen ty­ Het bede<br />

niet eveneens gedeeld. Ooscergo , Wesrerllier ten<br />

platten<br />

go en de Zevenwouden waren van onheüglyke lande is<br />

tyden de hoofddeelen van <strong>Friesland</strong> tusfehen 't i niet altyd<br />

Vlie en de Lauwers; doch ieder hoofddeel was eveneens<br />

gedeeld.<br />

wederomgefmaldeeld in Grietenyen; wier getal<br />

echter , naar verfcheidenheid van omflandigheden,<br />

grooter of kleiner was; zyndefomwylen<br />

van eene Grieteny twee, en dan wederom van<br />

twee Grietenyen eene gemaakt. Ook was het<br />

bellier der Heeren Grietmannen niet altoos van<br />

denzelfden duur, hebbende zy dat fomwylen<br />

voor één of meer jaaren, en fomwylen voor geheel<br />

hun leeven gehad. Dan hoe het hier mede<br />

ook ware; zy werden niet verkooren dan by<br />

vrye flemminge van gegoede en flemrechthebbende<br />

Ingezetenen; vooral toen de zaaken hier te<br />

lande wat meer het aanzien van vryheid kreegen,<br />

! en de Duitfche Keizers geene Graaven herwaards<br />

zonden, maar de Regeering geheel aan de Frie-<br />

R 3 zen


BERN OP- :<br />

TE HISTO-<br />

XIE.<br />

In tyden<br />

van vrede<br />

gaat het<br />

vry ordentlyk<br />

toe in de<br />

Staatsvergaderin­<br />

gen; doch<br />

in tyden<br />

van onrust<br />

worden<br />

dezelve<br />

gefchorst,<br />

en zogenoemdeGaarlegersgehouden.<br />

a6*a Tegenwoordige Staat<br />

zen overlieten: want van toen af verdeelden zyde<br />

Graaffchappen, die te vooren drie of op 't hoogst<br />

vier in getal waren ( §), onder verfcheidene perfoonen,<br />

aan wien niet alleen de berechting van<br />

ieder deel, maar ook de invordering van dejaarlykfche<br />

fchattinge, ten voordeele van den Keizer,<br />

was aanbevolen.<br />

Daar dan nu 's Lands hooge Regeering uit<br />

zodaanige Graaven, Grietmannen, Rechters, Edelen<br />

en Erfgezetenen, benevens Abten en Pre­<br />

laaten der. Kerke belfond, werden ook alle zwaar-<br />

wigtige zaaken door dezelve behandeld en<br />

afgedaan. In tyden van rust en vrede ging<br />

dit doorgaans vry ordêntelyk toe; hebbende<br />

ieder zich op deeze Staatsvergaderingen, voor<br />

de algemeene vryheid, en tegen buitenlandsch<br />

geweld mannelyk in de weer gelïeld; doch nietzo<br />

ras waren de voornaamfte Edelen, Steden,<br />

Goën en Dorpen, onderling in verwarringe en<br />

tegen eikanderen in de wapenen geraakt, of<br />

men zag de Algemeene Staatsvergaderingen gefchorst,<br />

en nu en dan door fommige ;Edelen,<br />

Grietenyen, Steden en Dorpen, een zogefioemd<br />

FGj^rleeger op deeze, en weder door anderen,<br />

op eene andere plaats houden, en daar in midideletwkeraamen,<br />

dienllig om maar alleen hunne<br />

byzondere belangen flaande te houden, terwyl<br />

. (§) Wy fpreeken hier rrret opzet twyffelachtig, om<br />

dat niet altoos dezelfde voet in deezen gehouden werd ;<br />

want fomtyds waten-'er drie Graaven, te weeten van<br />

Öostergo', Westergo en Stavoren; of anders, wanneer<br />

een gedeelte van Overysfel en Drenthe, beneifens de<br />

Zevenwouden mede tot <strong>Friesland</strong> behoorde, waren 'er<br />

*ier.


van FRIESLAND. 263<br />

iwylhet algemeene belang te jammerlyk werd uit BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

I het oog verlooren. En dat al zeer veele zul-<br />

RIE.<br />

i ke afzonderlyke vergaderingen of Gaarlegers in<br />

I <strong>Friesland</strong> gehouden moeten zyn, blykt ten overvloede<br />

daar uit, dat onze Friefche Gefchiedverhaalen,<br />

dan van de eene, en dan weder van<br />

eene andere Stad of Dorp, als de plaats der byeenkomfte<br />

fpreeken (*). Dat deeze vergaderingen<br />

;<br />

daarenboven fomwylen zeer talryk geweest moéten<br />

l zyn, valt ligtelyk te begrypen, als men gade flaat,<br />

:dat niet eenige weinige Volmagten, gelyk heden-<br />

1 daags, daar toe geroepen wierden, maar alle bezit- Alle be.<br />

zitters<br />

t ters van Landgoederen het recht hadden om daar<br />

van Land­<br />

te verfchynen, en in eigen perfoon 's Lands welgoederenizyn^te helpen behartigen; zynde de vaste goe- hebben<br />

ideren zowel oudtyds, als nog hedendaags; de recht om<br />

daar in te<br />

(Grondflag van het recht tot de Landsregeering verfchy-<br />

igeweest. De bezitters van dezelve hebben ook nen.<br />

rmetderdaad het meeste belang by 's Lands welïzyn,<br />

en draagen in alle opgelegde lasten niet<br />

1 alleen neffens maar ook boven anderen.<br />

- Het Potestaatfchap, dat uit de bevestiginge<br />

:der Friefche vryheid, door Karei den Grooten,<br />

1 gebooren en door Magnus Forteman hec<br />

peerst van allen bekleed zou zyn, is, als wybo«<br />

h ven reeds hebben aangeduid , van laater oorifprong,<br />

en dien verfchuldigd aan de verzwak-<br />

1 king van 't Frankifche Ryk. De Friezen, hier-<br />

1 door de handen wat ruimer, en door de ervaa-<br />

'irenheid geleerd hebbende, dat eene Regeerin-<br />

(*) Men zie hier van voorbeelden by Winfemiu!<br />

jl Kron. bladz. 226". en by Schotanus Friefche Hist. bladz<br />

|:>22Q.<br />

R 4<br />

g £


26*4 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOPge<br />

als de hunne onder al te veele leden verdeeld<br />

TE HISTO<br />

ME. 'was, om niet geouurinlyk door allerhande<br />

verwarringen en oneenigheden van een gereeten<br />

Het Pote-te<br />

worden, werden wysfelyk te raade, om<br />

ftaarfchap 1<br />

een perfoon, onder den naam van Potestaat, te<br />

•wordt in<br />

geveerd verkiezen en aan te Hellen , die, voüens 't zeg­<br />

by vergen van Schotanus (* ): „ wat hooger van magt<br />

zwakking<br />

„ ware, en dies wegen de 'fteekende ftemva-^<br />

't<br />

Frankifche , „ men mogt elfenen en deelen; de oneenigheid<br />

Ryk. „ wegneemen en weeren; de misgaande naar inhoud<br />

der wetten tegenftaan en ftraffen; zynde<br />

,, de band van goede wetten en Ordonnantiën,<br />

„ of gewoonheden, de toom van losheid in zo<br />

„ eene vrye en gemeene breede regeeringe uic<br />

„ zo veel hoofden beltaande". Ünomte toonen<br />

dat de Friezen geene reden hadden om zich<br />

over deeze hunne gemaakte fchikkinge te beklaagen,<br />

laat dezelfde Schryver 'er, na eenige<br />

andere woorden, op volgen: „ Zo lang als 'c<br />

„ Potestaatfchap duurde, en zyne kracht naar<br />

„ behooren had, is de Staat van de Provin*<br />

„ cie, binnen 't Vlie en de Lauwers , in 't ge-<br />

„ heel en bloeiende gebleeven; maar daar men<br />

„ deeze magt, zo wysfelyk gevonden, onder<br />

„ de voeten bragt, is, omdat het fundament<br />

„ ondermynd was, het geheele werk gellort<br />

ter aarden ".<br />

Dit aan* Ondertusfchen denke men niet, dat dit aan*<br />

zienlyk<br />

zienlyk ampt altoos in de handen van een en­<br />

smpt<br />

wordt kelen perfoon was; ieder Go had fomtyds<br />

fomwylen zynen byzonderen Poteftaat. Sivert Wiarda<br />

door meer van Goutum was dus , op het einde der<br />

veer?<br />

(*) Friefche Hist. bl. 64.


van FRIESLAND. z6$<br />

veertiende eeuw , Potestaat van Oostergo , BEKNOP- '<br />

TE HlSTO*<br />

; terwyl Haring Harinxma , Heerfchap teHeeg,<br />

RIE.<br />

i met dezelfde waardigheid over Westergo bedan<br />

eea<br />

I kleed . was»' Dat zulke Potestaaten de magt perfoon j<br />

.gehad zouden hebben, om Ridders te liaan, i terlens be­<br />

fteunt op de onderllelde echtheid der Bulle van kleed.<br />

• Karei den Grooten, welke door anderen, om<br />

! gewigtige redenen, in twyffel getrokken of ont-<br />

Ikend wordt. Zekerder gaat hét, dat dit ge-<br />

'wigtig ampt, ingericht om 't evemvigt in de<br />

] Regeeringe re bewaaren, den oorlog te voeren,<br />

ten recht en gerechtigheid te handhaaven, den<br />

]perfoon, die 'er meê bekleed was, recht gaf,<br />

: om in alle Vergaderingen voor te zitten, en de<br />

Hoogheid des Lands te vertoonen , 't welk<br />

:niet alleen hem tot aanzien , maar ook den<br />

1 Lande , in veele gevallen, 'tot weezenlyk nut<br />

iverftrekte.<br />

Opdat evenwel de magt van zulke Potestaa- Ter bet<br />

ten niet misbruikt mogt worden, noch tot krenwaaringelking der Friefche vryheid llrekken, werd hun der FriefcheVry-<br />

: een Mederaad van achttien of meer ( t) Rechheidt teren toegevoegd, en deezen Mederaad met den wordt den<br />

[Potestaat aan 't hoofd merkte men aan als den Potestaat<br />

eeu Me­<br />

l Opperden Raad in alle zaaken, die de goede<br />

deraad<br />

icrde en de oeffening van recht cn gerechtoegettigheid betroffen. By hunne verkiezinge, die voegd.<br />

door<br />

Ct) Schot. Befchr. van <strong>Friesland</strong> in Quarto. bladz.<br />

!/0, en 131 alwaar men ter laatstgemelde plaats de vierentwintig<br />

Leden bv naame genoemd vindt, welke den<br />

rnieuw verkooren Poteliaat, Julius Dekama van Baard,<br />

\ werden toegevoegd,<br />

II 5<br />

J


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

&66 Tegenwoordige Staat<br />

door de Leden van 's Lands regeeringe, in han­<br />

den van eenige Prelaaten of Priesteren gefchiedde,<br />

terwyl de item men door eenen Notaris werden<br />

opgenomen, moesten zowel de Potestaat<br />

als Mederaaden, voor geheel het volk, in handen<br />

van 's Lands Staaten, by eede belooven,<br />

hunne ampten, getrouwelyk en ten beste des<br />

Lands te zullen waarneemen. Hierop in de bedieninge<br />

hunner ampten getreeden zynde, kwamen<br />

zy twee- of driemaal des jaars by een, om<br />

in deeze hunne famenkomfte alle gewigtige zaaken<br />

af te doen ( * ).<br />

Ook heeft Toen <strong>Friesland</strong> onder de Frankifche Koningen,<br />

men hier en na deezen onder de Duitfche Keizeren ftond,<br />

byzonde­<br />

had men hier te lande ook zekere MagiftraatsreMagistraatsperperfoonen,<br />

wien de bediening des Rechts, zo<br />

foonen, noodig ter bewaaringe van alles wat den men­<br />

wien de fehen dierbaar is, onder voorzittinge van den<br />

bediening<br />

des rechts Graave, was aanbetrouwd, en welken, behal­<br />

ïs aanbeven hunne byzondere rechtdagen, alle vier jaatrouwd.ren<br />

. op gezette tyden, in <strong>Friesland</strong> plagten te<br />

vergaderen, nadat zulk eene Rechtshandeling,<br />

in de taal van dien vyd Bodting genoemd, door<br />

den Schelta of Uitroeper, zes weeken van te<br />

vooren openlyk was bekend gemaakt ( § ). Bleeven<br />

'er eenige zaaken over, die op den bepaalden<br />

tyd van acht dagen, dat deeze Vergaderingen<br />

duurden , niet afgedaan hadden konnen<br />

worden, dan werden 'er eenige nahandelingen<br />

gehouden, bekend by den naam van Timeiting \<br />

zynde alles wat daarin wierd afgedaan , voor<br />

f*) Schot. Friefche Hist. bl. 401.<br />

even<br />

(§ ) .... Befchr. Van <strong>Friesland</strong> tusfehen 't Vlie ca<br />

de Lauwers. bladz. 41 •


van FRIESLAND. 267<br />

BERNOP*<br />

even krachtig gehouden als of het op de Bod-<br />

, ting ware gefchied.<br />

Van de verdere perfoonen, die beneffens den<br />

Graaf, in der Friezen Gerechtshandelingen,<br />

i eenigzins in aanmerking komen, was de Aesge<br />

1 de aanzienlykfle, moetende deeze als de Adj<br />

junct of Mederechter van den Graave worden<br />

i aangemerkt. Door 't volkverkoozen, en door<br />

den Koning beëedigd zynde, had hy inzonderheid<br />

over burgerlyke en geldzaaken te oordeellen<br />

(j). Naast hem volgde de Schelle, die<br />

1<br />

van den Koning aangelteld, en den Graave toej<br />

gevoegd werd, met last om voor de rechten<br />

; des Konings te waaken, zyne inkomflen te in-<br />

1 nen, dengewoonenVredepenningenjaarlykfche<br />

1 Huisfchatting ( § ) , die wel 't voornaamfle van<br />

"s Konings inkomtlen uitmaakte, te ontvangen,<br />

1 en ook daarenboven, toezigt te houden op allerhande<br />

burgerlyke zaaken, als openbaare we-<br />

I gen en vaarten , dyken en zylen, maaten en<br />

< gewigten enz. Wierd iemand weigerachtig „be-<br />

1 vonden om 't verfchuldigde te betaalen, die werd<br />

;door hem aan den Aesge verklaagd, en doordee-<br />

' zen daartoe veroordeeld (*). De laarile van allen,<br />

4<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

De Aesge<br />

an de<br />

Scbelte,<br />

zyn wel<br />

de aanzienlykfle.<br />

( f ) Schot, als hoven, bladz. 57. En Siccama,<br />

[Leges Ar.tiquaj Frifionum pag. 102. Alwaar hy deeze<br />

jbefchryving van den Aesge geeft. Aesge vero judex<br />

:erat ordinarius in Caufis Civilibus , quem Germani<br />

SScbuldtieyseb vocabant, nos Schout dicimus, quafi de-<br />

)bitoruai exactor, vel cujus auctoritate debita exige-<br />

>bantur.<br />

I (§) Zie over den Vredepenning en Huisfchatting<br />

SSchot. Befchr. van Friesl. bl 58 en 79.<br />

( * ) Zo verftond het ook Siccama: want na op voorheen


a68 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP. len, die tot het gericht behoorden, was d? Fra­<br />

TE HISTO­ na of Prona, wiens werk het was, de Inge­<br />

RIE. •<br />

zetenen oor het recht te roepen, en als zulks<br />

De Frana<br />

vereischt werd gevangen te neemen, en in ver-<br />

of Vr(maïs<br />

de laatzekeringe te brengen. Uan datze te gefte<br />

van al lyk Dorp- of Buurrechters waren * wien het<br />

len,<br />

toekwam, de zaaken van hun Do-'p of Buurt<br />

Tusfehen<br />

de oude<br />

en heden-<br />

daagfcheRegeering<br />

is<br />

eenige<br />

avereenkomst.<br />

waar te neemen, ^efchiHen van weinig belang te<br />

bellegten, of ilrydende part yen voor den Rech-<br />

terftoel te vor leren, lydt geen twylfel (f).<br />

Uit al het geene hier körtelyk wegens de Re­<br />

geeringe vin <strong>Friesland</strong> is voorgedraagen, blykt<br />

' wel dat 'er eenige overeenkomst tusfehen de<br />

Oude cn Hedendaagfche Regeeering van Lan­<br />

den en Steden in <strong>Friesland</strong> gevonden wordt;<br />

maar ook teffens dat 'er een merkelyk vérfchil<br />

Weten beiden plaats heefc, gelyk by eene<br />

aandachtige vergelykinge van beiden ligtelyk te<br />

befpeuren valt.<br />

Lie-<br />

heen gemelde plaats, het ampt van den Aesge befchreeven<br />

te hebben, drukt hy zich over den Schelte<br />

dus uit: Schout live Schelte ex parte Regi- vel Comitis<br />

pajiias exigebat et de Ciiminibus cognofeebat; binc<br />

frequenter in jure noströ A'.sga doem en Scbeifr. ban, ld<br />

est Aesgae fententia, Scbeltonis bannum feu pceaa.<br />

( + ) Siccama geeft 'er ons op di meerrnaalën aangehaalde<br />

plaats deeze befchryving van: Frane, five ut<br />

Saxones , Frone , apud veteres hominem Sapientem,<br />

juris peritum Cwe virura pracipüum, et proprie jtidicem<br />

vicanum adpell.bant, qui res vici tul curabat, delinquentes<br />

adprèhèridëbat, inter vicar/os de rt bus minimis<br />

jus dicebat, tum etiam partes ad judicium citabat,<br />

ut pasfim ex jure veteri Friflco probari potest. (Wegens<br />

't Oude Friefche Recht, hier ten bewyze aangevoerd,<br />

kan men te recht raaken by'Schotanus, Befchr.<br />

van Friesl. tusfehen 't Vlie en de Lauwers, daar men 't<br />

oude Friefche Recht in zyne oorfprongklyke taal ontmoet.


van F R I E S L A N D . 269<br />

3KKNOP-<br />

Lieten wy op 't geene <strong>Friesland</strong>, by 't lee-1<br />

re HIST««<br />

ven van Kar-1 den Grooten. en door zyn t-e- *<br />

UE.<br />

doen weder aaren is, eene beknopte fchets<br />

weaens de Regeeringe van Landen en Steden<br />

volgen, zo als die nog lang na zynen tyd isin<br />

ftand i';ebleeven, nu hervatten wy de i draad der<br />

gefchiedenisfe, weiken wy ons lieten voordaan<br />

wel eens voor eenen korten tyd af te mogen<br />

breeken, om 't geen anders te zeer verllrooid zou<br />

raaken, te beter ir.et elkander te vereenigen.<br />

Na den dood nu van Karei den Grooren, voorgevallen<br />

ten jaare achthonderdeuveertien, 814.<br />

kwam zyn eenige Zoon Lodewyk, federt by' j Karei de<br />

genaamd de Vroome , aan 't Gebied , welk Groote J<br />

wordt op.<br />

hy zevenentwintig jaaren heeft gevoerd, niet'<br />

gevolgd<br />

zonder de Friezen grootelyks aan zich te \ door zy­<br />

verpligten. Had naamelyk zyn Vader Karei 1 nen Zoon<br />

hun het recht op hun Vaderlyk erfgoed beno- Lode­<br />

:<br />

wyk,<br />

men, en, niettegenftaande veele van hun ontvangen<br />

dienden,en aan hun beweezen gunden,<br />

nooit wedergegeven, omdat hy dit bewys hunner<br />

af ha;igklykheid noodig keurde, om hen in<br />

den band te houden ; Lodewyk dacht' *er<br />

Deeze<br />

anders over, en gaf, reeds in den aanvang zy<br />

herflelt<br />

ner Regeeringe, hun dat recht weder. Van de , Frie­<br />

allen werd dit zyn gedrag niet uit het zelfde zen in 't<br />

oogpunt befchouwd. Sommigen merkten het recht op<br />

hun Va­<br />

aan als een blyk van zyne goedertierenheid, en derlyk<br />

leiden het tot eenen grondflag van veele gunfti- erfgoed.<br />

ge voorüitzigtéri; doch anderen oordeelden,<br />

dat de Friezen en Saxers, (die mede in deeze<br />

gunst deelden,) alleen door ilr engheid te bedwingen<br />

vielen, en hielden 't voor onvoorzigngheid<br />

en voorfpel van eene zwakke regeeringe:<br />

Lo-


2^0 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ Lodewyk echter vondt 'er zich niet kwalyk by.<br />

TE HISTO • Volgens 't verhaal onzer Kronyken, bleeven<br />

RJfi.<br />

de Friezen hem althans fchatting betaalen, en<br />

Honden hem, in den oorlog, met manfehapten<br />

diende (*}.<br />

Hoe zich Lodewyk gedraagen hebbe omtrent<br />

de onlusten, die Heriold, Koning van Denemarke,<br />

in de noodzaakelykheid bragten, om<br />

het, Ryk te verlaaten , en zyne toevlugt tot<br />

Lodewyk te neemen, gaan>wy, als niet tot ons<br />

beftek behoorende, met ftilzwygen voorby. De<br />

Fredrik verheffing van Fredrik van Adelen, tot Bisfchop<br />

van Ade­ van Utrecht, heeft, uit hoofde van zyne afkomst,<br />

len wordt<br />

Bisfchop te naauw eene betrekking tot <strong>Friesland</strong>, omze<br />

van Ut niet met drie woorden te melden. Hy was naa-<br />

recht, in melyk een afitammeling van Koning Adgillus<br />

plaats van<br />

den II, wiens Dogter Konovella, eene zeer<br />

Rixfrid.<br />

deugdzaame vrouw , getrouwd was in het voortreffelyke<br />

Huis van Adelen te Sixbierum. Moeder<br />

van deezen Zoon geworden zynde, droe


van FRIESLAND. 271<br />

Hier gedroeg hy zich zo leerzaaam ,naarfïig, god­ BEKNOP­<br />

TE HISTOvruchtig<br />

, minzaam en lieftaalig jegens alle men­<br />

RIE.<br />

fehen , dat hy 't voorwerp van algemeene hoogacütinge<br />

en liefde wierd. Zelfs by den Keizer hadt hy<br />

zich hier door zo veraangenaamd, dat deeze, op de<br />

tyding van Rixfrids dood, met zyne Gemaalinne<br />

naar Utrecht trok, om hem tot den Bisfchoplyken<br />

myter en ftaf te bevorderen. Van de zyde der<br />

verkiezeren kostte het den Keizer weinig moeite<br />

het zo ver te brengen; maar van die des verkoorenen<br />

had hy grooter zwaarigheid te overwinnen.<br />

Fredrik irelde 'er zich met al zyne kracht Daar hy<br />

tegen, betuigende, dat hy geheel onbekwaam zich niet<br />

was, om met eene zo verhevene waardigheid be­ dan met<br />

veei moeikleed<br />

te worden: door 't geroep des volks, dat te toe<br />

1 niemand daar toe waardiger was dan hy, en 't beweegen<br />

I bevel des Keizers, liet hy zich, doch niet zon­ laat.<br />

der diepe verzugtingen, en 't ftorten van traanen,<br />

tot het aanneemen der Bisfchoplyke waar-<br />

1 digheid beweegen. Na dat zyne in wy ding mee<br />

groote toejuichingeenplegtigheidgefchied was,<br />

, begaf hy zich naar Walcheren, om, ingevolge<br />

< des Keizers vermaaninge , de bloedfchendige Hy gaat ia<br />

Ihuwelyken, by de inwooners van dat Eiland in Zeeland<br />

[gebruik, tekeergaan. Ook flaagde hy, door<br />

de bloedfchendige<br />

' 't neemen van verftandige maatregelen , einde- huwely-<br />

1 lyk in deeze gewigtige, en zelfs voor hem ge* ken,<br />

\ vaarlyke onderneeminge, hebbende de fchuldigen,<br />

\ voor zwaarder ftraffen beducht, tot zyne bermhart<br />

tigheid hunne toevlugt genomen , en zich aan de<br />

ikerkelyke boete onderworpen, welke hun, na<br />

' 't fcheiden van 't onwettig bedde, wierd opge-<br />

Uegd, fchoonze zich in 't eerst daar tegen, zelfs<br />

^gewapenderhand, verzet hadden. Van daar begaf


2 174 Tegenwoordige Staat<br />

BEK NOP- £<br />

TE HISTO- L<br />

raf zich de Bisfchop, langs den ftroom Alech.<br />

mcre ? (t naar <strong>Friesland</strong>, om zich daar tegen<br />

RIE.<br />

(<br />

di i vreemde gevoelens 'te verzetten, welke op<br />

en in q bet frak der Drt eenheid , inzonderheid inWes-<br />

<strong>Friesland</strong><br />

fëriö verfureid werden , en naar Arriaanery en<br />

de vrecm-1<br />

de gevoe-'j Sabellhaneïy zweemden. Ook in deezen bereik­<br />

lens te te hy met hnbc van zekeren Odulfus, daar­<br />

keer. toe van Utrecht ontbootten, en in 't vervolg<br />

m bpzi'ter der Kérke te Stavoren aange­<br />

Odu!fus<br />

beld ' zyn'oogmerk. Deeze Odulfus is dezelfde,<br />

llicht een<br />

Klooster die buiten Stavoren, aan het Vlie, een Kloos­<br />

buiten . ter van twaalf Kanunniken heeft opgerecht,<br />

Stavoren, ' bekend by den naam van St. Odulfs Klooster,<br />

dat naar<br />

.b'em ge­<br />

en naderhand, wegens het geweld der Zee, eerst<br />

noemd is "binnen de Stad en vervolgens naarHemelum verplaatst;<br />

Bisfchop Fredrik, ondertusfchen m de<br />

verrichtingen zyner herderlyke bezigheden j met<br />

onvermoeidenyver voortgaande, werd,na tge*<br />

heele land zyner voogdyc, naamelyk Groningen ,<br />

Drenthe, twent, Overysfel ,' Oostergo en<br />

Westergo, Zevenwouden, Westfncsland, Holland<br />

en<br />

Bisfchop<br />

Fredrik<br />

wordt<br />

omgebragt.<br />

838.<br />

&<br />

Zee!and, doórgetoogen, en alles naarftig-<br />

Mi bezorgd te nebben, wat ter bewaannge en<br />

bevordering van de Christelyke leere , zyns<br />

• oordeeels/noodigwas, ten jaare achthonderd<br />

achtendertig, in de St. Jans Kapellete Utrecht,<br />

onder 't p'eegen van den Godsdienst, door opgemaakte<br />

moordenaars, van 't leeven beroofd.<br />

Naar vecler gedachten zou dit geichied zyn door<br />

bertellin^e van Keizer Lodewyks Gemaahnne,<br />

Tudith 'Vin Beyercn; deeze kon , uit hoofde<br />

van namaagfehap, volgens de wetten der Kerke,<br />

(j) Wagenaar houdt voor waarfchynlyk, dat dit de<br />

Zuiderzee zy. Vaderl. Hist. II. D. bl. 45,


van FRIESLAND. 273<br />

BEKNOP.<br />

ke, 's Keizers Egtgenoot niet zyn , en wist dat<br />

TE HlSTO<br />

haar Gemaal , door den Bisfchop, als fchuldig<br />

aan bloedfchande, meer dan eens ernltig beftraft,<br />

en tot egtfcheidinge vermaand zynde, daar toe<br />

reeds begon ov^r te hellen: opdatze derhalven den<br />

Kerkvoogd alle gelegenheid mogt beneemen, om<br />

den Keizer tot haare vtrftooting verder aan te<br />

zetten, zou zy deezen weg als den zekerden<br />

ingeflagen, en hem door eenige gehuurde<br />

moordenaaars van kant geholpen hebben. Dan<br />

anderen meenën , dat dit verhaal niet veel te be<br />

trouwen is, en geeven andere redenen van dien<br />

gruwzaamen moord op,<br />

Alfrik of Abelrik, des overleedenen Broeder,<br />

en even als hy een Fries van Sixbierum, werd<br />

toen tot de Bisfchoplyke waardigheid verheven,<br />

niet tegengaande hy mismaakt was van perfoon.<br />

Dan dit gebrek des lichaams werd door andere<br />

hoedanigheden rykelyk vergoed : hy blonk uit<br />

in allerlei Christelyke deugden , was yveriginalle<br />

de deelen van den Godsdienst , en een ge-<br />

Hagen vyand van alle Ketterycn, welke hy daarom<br />

kloekmoediglyk te keer ging, zoekende het<br />

vvankelbaare volk daar tegen te verftcrken; ook<br />

kleefde zyn hart zo weinig aan aardfche goederen<br />

, dat hy, in fteê van zich zeiven met de<br />

inkomften van zyn Bisdom te verryken , alles<br />

aan de Kerk van Utrecht vereerde wat hem in<br />

verfcheiden dorpen van het tegenwoordige Sticht<br />

van Utrecht toebehoorde.<br />

Geduurende eenige jaaren levert de gefchiedenis<br />

van 't eigentlyke <strong>Friesland</strong> niet veel byzonders<br />

op. De verdeeldheden , welke zo in<br />

S het<br />

3<br />

ME.<br />

En opge.<br />

voigd<br />

O o >r Alfrik<br />

, zynenBroeder.<br />

De Historie<br />

van 't<br />

eigentlyke<br />

<strong>Friesland</strong>


274 Tegenwoordige Staat<br />

BuKNOP- : het Keizerryk,by het leeven van Lodewyk *<br />

TE HISTO­ tusfehen hem en zyne Zoonen, voorvielen, als<br />

RIE. die , na zyn verderven ten jaare achthon­<br />

levert in derdenveertig, ontftonden , waren evenwel<br />

eenige in verfcheiden opzigten van nadeelige gevol­<br />

jaaren<br />

gen voor <strong>Friesland</strong> Ook bleef het niet ge­<br />

niet veel<br />

byzonheel en al verfchoond van de onlusten , die<br />

ders op.<br />

het Deenfche Ryk van een fcheurden, noch<br />

A a whnnlrlp invallen der Noordfche Volvan<br />

de herhaalde mvauen aer noumiuie vuikeren;<br />

hoewel men daarby, ten Westen van het<br />

Vlie, in Holland, Zeeland en Vlaanderen, toen<br />

het meest te lyden had; niet omdat de eigentlyke<br />

Friezen dieper in hunne vriendfehap Honden,<br />

maar wel omdatze het geweld door opgebra


van F R I E S L A N D . % 75<br />

man, Adelbrik van Adeelen, Hesfel Hermana, BHKNOPen<br />

Ygc Galema. Om nu immers alles niet te TE HISTOmelden;<br />

waarom zal men ontkennen, dat Lu- RIE.<br />

digman <strong>Friesland</strong>s Zeekusten met zulke goede om Fries*<br />

land te-<br />

wachten en fchansfen voorzien heeft, dat dergen<br />

do<br />

tien Deenfche Zeeroovers, die daar eene lan­ Deenen te<br />

ding meenden te doen, onverrichter zaake te befcher.<br />

rugge keerden? da: Adelbrik van Adeelen, woo- men.<br />

nende te Sixbicrum, en ccn nabeftaande van<br />

den Bisfchop van gelyken naam, de Noordfche<br />

Volkeren, die aan de Lauwers in <strong>Friesland</strong> gevallen<br />

waren, omtrent Kollum verflagen en<br />

verjaagd heeft? dat de Noormannen, toenze,<br />

ten jaare achthonderd zes en zeventig, van 't uit­ 876.<br />

plunderen der Franfche kusten te rugge kwamen<br />

, en zwaare fchattingen van de Friezen<br />

eischten , onder bedreiginge van moord en brand,<br />

door Hesfel Hermana, zyn gewoone verblyf<br />

houdende tcMinnertsga, met zo veel kloekmoedigheid<br />

zyn te keer gegaan , dat hun Overfte<br />

met achthonderd man verflagen, en de<br />

verdere hoop genoodzaakt wierd al den geroofden<br />

buit van Goud en Zilver te rug te geeven,<br />

met belofte van nooit weder in het land te zullen<br />

komen om te ftroopen, fchoon Hermana<br />

zelf in dat treffen eene wonde ontving, waaraan<br />

hy daar na overleed? en eindelyk, datYge<br />

Galema , wegens zyne bedreevenheid in den<br />

kryg niet luttel vermaard , ter beveiliginge<br />

van <strong>Friesland</strong>, deganfche Zeekust met wachten<br />

bezet heeft, zo om op de invallen der Noormannen,<br />

als wel inzonderheid op het inbree.<br />

ken der Dyken, een waakend oog te houden,<br />

( en ook daarenboven by 't bezoeken van de vas'<br />

S 2 tig-


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

276* Tegenwoordige Staat<br />

ncnde zich daar toe onaer anaereu van uit<br />

Spreukje:<br />

Haadec goede wacht tyen da noordera oord,<br />

Want uwt da Grimraa herna komt u ws alle k >vaed voort.<br />

Dan, fchoon wy geene genoegzaame reden<br />

vinden, om alle diergelyke bedryven als enkele<br />

fabelen te verwerpen , nogthans durven wyze<br />

ook niet als dingen van volkomene zekerheid<br />

melden. Daarom 't oordeel over dezelve aan<br />

Koning<br />

anderen laatende, gaan wy voort ter vermel-<br />

Amold •<br />

doet zyn' i dinge van zaaken, welker waarheid op zekerder<br />

Zoon gronden rusr. Hier toe behoort, dat de Duit-<br />

Zwenti- . fche Koning Arnöld,, die , in de verdeeldhe­<br />

bold voor<br />

Koning<br />

van Lotharingen<br />

erkennen.<br />

894.<br />

tigheden langs de Zeekusten, die van Ezon-<br />

ftad gewaarfchuwd heeft , om vooral tegen de<br />

Noormannen op hunne hoede te zyn, bedie-<br />

den, welke federt lang Frankryk van een fcheurden,<br />

zich nu aan deeze, dan aan geene zyde<br />

hield, ten jaare achthonderd vierennegentig,op<br />

eene S taats vergaderinge te Worms, zynen bas-<br />

r««rA Zoon Zwentibold , hoewel niet zonder<br />

taara /-uuu ^ïauuu^, „^v...~. .— —<br />

groote moeite , voor Koning van Lotharingen<br />

Onder deed erkennen. De Friezen, ten Westen het<br />

wiens gebied<br />

dus Vlie, wierden dus zyne onderdaanen ; doch de<br />

de West­ Friefche Landfchappen ten Oosten van den ftroom<br />

friezen o-elegen, erkenden den Duitfchen Koning Ar-<br />

kwamen,<br />

nold voor hunnen Opperheer. Ook ftonden zy<br />

terwyl<br />

die van hem getrouwelyk by, zo in zyne herhaalde<br />

beoosten oorlogen tegen de Nooormannen, als op den<br />

't Vlie on­ • too-t naar Italië, op welken hy, in 't volgende<br />

derArnold üon jaar, met hunne hulpe , Rome overweldigde ,<br />

den. 'en zich daarop tot Keizer kroonen deed.<br />

Na-den dood van Arnold, voorgevallen in<br />

899.<br />

Amold het laatst van deeze eeuw, werd zyn eenige<br />

wet»


van FRIESLAND. 277<br />

Wettige Zoon, Lodewyk, fchoon maar acht jaa­ BKKNOP- "<br />

ren oud, door de Duitfche Vorften, tot Ko­ TL HlSTO*<br />

RIE.<br />

ning eekroond, en de Voogdy over den jon­<br />

wordt opgen<br />

Vorst opa;edraagen aan zynen Schoonbroegevolgdder<br />

Otto . Hertoge van Saxen, en den Aarts- door zybisfehop<br />

Hatto, terwyl het bewind over zaaken nenmin- van den kryg gefield wierd in handen van Lederjaarigen Zoon<br />

opold, Hertoge van de Oosterfche Grenzen van Lode­<br />

Beyeren. De jonge Vorst verkreeg dus de bewyk.heerfching over de Friefche Landfchappen 'beoosten<br />

het Vlie, vermits die tot het Duitfche Ryk<br />

behoorden: ook zaghy kort daarna zyne heer- Welke na<br />

fchippy vergroot, door den dood van Zwenti den dood<br />

bold , die zich , door zyne ongeregelde en van<br />

1<br />

Zwenti­<br />

wellustige wyze van leeven, zodanig in den haat<br />

bold , ook<br />

der Ryksgrooten had gebracht, dat deeze hem het Ko­<br />

verlieten, en Lodewyk tot Koning kroonden; ningkryk<br />

hebbende de poogingen, welke door Zwentibold, van Lotharingen<br />

ter zyner herflellinge, werden aangewend, zo verkrygt.<br />

liegt eenen uitflag gehad , dat de Veldflag,<br />

welken hy den Beftierderen van Lodewyk, op<br />

1 den derden van Oogstmaand des jaars negenhon-<br />

900.<br />

1 derd, leverde, hem het leeven kostte. Met<br />

] het Koningkryk van Lotharingen kwamen dus<br />

1 ook de Friefche Landfchappen, bewesten het<br />

' Vlie, onder de regeering van Lodewyk.<br />

Onder de Utrechtfche Bisfchoppen van dee­ Radboud,<br />

zen tyd, dient, om zyne Friefche afkomst, een af-<br />

Radboud niet ganfchelyk verzweegen. Geitamme- Hng' van<br />

fprooten uit het geflagt der Friefche Koningen<br />

Koning<br />

van gelyken naam, had hy Radboud den I, Kadboud<br />

I Koning van <strong>Friesland</strong>, tot zynen Overoudgrootva- den I,<br />

1 der van Moeders zyde, enGuntarius, Bisfchop wordt Bisfchop<br />

van<br />

' van Keulen, van denzelfden kant, tot zynen Utrecht.<br />

S 3 Oom.


278 Tegenwoordige Staat<br />

Oom. Gauw, een dorp in Westergo, niet<br />

BEKNOP- O<br />

TB HlSTO- verre van Sneek, genoot de eer zyner geboor­<br />

V (<br />

«IE. te ^ Van zyne naarfïigheid in het beoeffeuen der<br />

Letteren en debefchaafde Weetenfchappen van<br />

1<br />

Hy wordt dien , tyd geeft men breed op: ook wordt hy<br />

wegens wegens zyne voorbeeldige Godvrucht zeer ge­<br />

zyne ge- v<br />

roemd, niettegenftaande hy aan het Hof van Ko-<br />

leerdheid r<br />

en God ning Karei was opgevoed Dan 't ondel<br />

r<br />

vrucht van zynen Leermeester, den WysgeerManno of<br />

zeer ge- ^ Nanno van Stavoren, had het jeugdig gemoed<br />

roemd. I<br />

de befmettmg van t Hot bewaard ,<br />

VUUl UV. IH.U.1VLW:« & . .<br />

fmaak voor zuiverheid van hart en zeden mgeboezemd.<br />

Dit goede zaad, tydig geltrooid, bragt eerlang<br />

overvloed van vruchten voort, die hem bemind<br />

en gevreesd telfens maakten. Bisfchop ge,<br />

worden lynde , fchoot hy \ Monnikskleed aan,<br />

en leefde naar den ftrengften regel, onthoudende<br />

zich van vleesch, en drinkende zelfs aanzy-.<br />

ne tafel anders niet dan water, terwyl zyne gasten<br />

zich met wyn laafden. Dat hy eenige der<br />

Noormannen, die ten zynen tyde te Utrechten<br />

elders hier te lande zeer onmenfchelyk huishielden,<br />

door vuur uit den Hemel geltraft zoude<br />

hebben, om dat zy, in plaats van op zynen Vaderlyken<br />

raad het geloof der Christenen te omheizen,<br />

en van hunnen moordlust af te zien,<br />

als woeste menfehen des te verbolgener wierden,-en<br />

hem den dood dreigden, wordt wel<br />

Hernwor „.verhaald maar niet beweezen. Van gelykc<br />

den ver-<br />

waardigheid is het te achten, dat hy niet alleen<br />

1 fcheiden zvn fterfuur aan Balderik, die hem opgevolgd is,<br />

voorfpel-<br />

t voorzegd zou hebben , maar ook, dat deeze,<br />

lingen toe<br />

gefchree-<br />

aan de Bisfchoplyke waardigheid gekomen<br />

ven. zynde , het Hof en de Stad van Utrecht,


van F R I E S L A ND. zf?<br />

na 'c verjaagen der Noormannen , tot zynen BEKNOPvoorigen<br />

luister herftellen zoude. Hoe 't TE HrSTO-<br />

RIE.<br />

zy, na met veel yvers en voorbeeldige Godvrucht<br />

aan de uitbreiding van het Christendom,<br />

en de hervorminge der zeden, doch niet zonder<br />

merkelyken tegcnftand der onbuigzaame<br />

Noormannen, zeventien of achttien jaaren lang<br />

gearbeid te hebben, overleed hy, in den jaare ne­ •Ui 7-<br />

Hy overgenhonderd<br />

enzeventien, in het Stedeke Otlydt<br />

te<br />

mersheim, of Ootmarfum, in Overysfel, fchoon Otmers-<br />

hy, om de vervolging der Heidenfche Noorheim.mannen te ontwyken, Deventer voor zyne gewoone<br />

verblyfplaats gekoozen had.<br />

Toen Keizer Koen raad, in 't volgende jaar, De ftryd<br />

om Lo-<br />

overleeden, en Henrik, Hertog van Saxen, tot tharingen<br />

zynen Opvolger verkooren was, werd de ftryd wordt<br />

om Lotharingen , die reeds tusfehen Koenraad hervat.<br />

en Karei den Eenvoudigen gewoed had , op<br />

nieuw hervat, en van Keizer Henriks zyde,<br />

met dien gelukkigen uitflag gevoerd , dat de<br />

Franken zich genoodzaakt zagen, tot onderhandelingen<br />

te komen, gelyk ten jaare negen­ 920.<br />

honderd entwintig te Bon gefchiedde. By 't Een goed<br />

Verdrag, dat hier getroffen werd, kwam een<br />

deel der<br />

Nederlan­<br />

goed deel der Nederlanden onder het Duitfche den komt<br />

Keizcrryk, fchoon het moeyelyk te bepaalen onder het<br />

valt, hoe verre zich de Grenzen van ieder deel Duitfche<br />

hebben uitgeftrekt. <strong>Friesland</strong> beoosten het [yeizerrfk.<br />

Vlie behoorde niet tot de verdecling ,<br />

welke hier gemaakt werd; maar ftond reeds <strong>Friesland</strong> »<br />

beoosten<br />

van overlang onder de Duitfche Vorften, 't Vlie,<br />

die derwaarts of hunne Graaven zonden, en behoorde<br />

door deezen het opperbewind voerden, of an­ daar reeds<br />

voorheeders<br />

het bewind aan de zogenoemde Poteftaaten<br />

rre toe.<br />

S 4 over-


s8o • Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP- ( overlieten', welke door de Friezen zelve ver­<br />

TE HlSTO- ] sooren werden; doch evenwel onderhoorigen<br />

BIC. des Keizers bleeven, en eene zeer bepaalde magt<br />

I<br />

hadden, geenszins (trekkende om de Vryheid<br />

des volks te krenken, en 't zelve aan den wille<br />

van éénen te onderwerpen: want dit denkbeeld,<br />

viel den Friezen te hard, en niet te verkroppen.<br />

Dus zou men, zonder zich aan ongeremdheid<br />

fchuldig te maaken , wel konnen denken<br />

dat de naam van Poteftaat in de eeuw, van welke<br />

wy thans fpreeken, nog onbekend was, en<br />

eerst door laatere Schryvers, toen 't Poteltaatfchap<br />

metderdaad Mand greep, ook aan zul-<br />

Keizer<br />

ken is gegeeven, die in vroegere tyden, door<br />

eenige waardigheid in vrede of oorlog, fchoon<br />

met zeer bepaald gezag, boven anderen hadden<br />

uitgeblonken (*).<br />

Keizer Henrik had zyn uitgeltrekt Ryk met<br />

Henrik zo dra tot rust gebragt, of hy wendde al zyne.<br />

zoekt den vlyt aan om den inwendigen bloei van't zelve te<br />

inwendi<br />

gen bloei bevorderen. Het land van Struikroovers te zui­<br />

te bevorveren , bezettingen in de Steden te leggen, en<br />

deren. daartoe alle Vlekken en Dorpen den negenden<br />

man uit de huisluiden te doen leveren; de tehuisblyvenden<br />

tot het bebouwen der landen ,<br />

tot het bezorgen van 't noodige voor hun die<br />

in de Steden gelegd wierden , en tot het opbrengen<br />

van 't derde deel der Graanen ,<br />

zo tot onderhoud van 't Krygsvolk , als<br />

tot<br />

(*) Op deeze wyze valt, mytas bedunkens, het gezecde<br />

zeer wel over een te brengen, met de (childery,<br />

welke de Heer Cerifier ter eere van de Friezen heeft<br />

opgehangen, in zyn Tableau de C Histoire Generale des<br />

Provinces Unies Tom. Lp. 17 ETC<br />

'


van F R I E S L A ND. 281<br />

tot aanvulling der Magazynen, te verpligten,<br />

waren de middelen, waarvan zich de wyze Vorst<br />

ten Öien einde bediende. In hoe verre deeze<br />

ichikkingen, die zich over 't ganfche Ryk uititrektcn<br />

, in <strong>Friesland</strong> hebben plaats gehad,<br />

wordt niet gemeld. Geheel en al is Verzekerlyk<br />

niet van verfchoond gebleeven ; hoewel<br />

hét ftrenge van deeze Ichikkingen bezwaarlyk<br />

met den aart des volks valt overeen te brengen.<br />

Misicbieh hebben de Friezen, als het verst afgelegen<br />

, hieraan in zo verre voldaan , als<br />

met hunne byzondere omltandigheden overeen<br />

kwam.<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO.<br />

dik'.<br />

Door zulke en dergelyke mildelen het Ryk En ook<br />

voor de invallen en llrooperyen der Hunnen, of de Noormannen<br />

tet<br />

Hongaaren in veiligheid gefield hebbende, viebeteugelen hem ook nog de Noormannen te beteugelen. len.<br />

Want de rust, die eene wyle tydsgenooten was, 926".<br />

werd op nieuw door hunne roovcryen op Frankryk,<br />

Engeland en <strong>Friesland</strong>, met zo veel woede<br />

gefloord, dat het 'er nooit erger had uitgezien,<br />

ln <strong>Friesland</strong>, naast paalig aan den heilloozen<br />

hoek, had men doorgaans het eèrfle gevoel<br />

van dergelyke plaagen, en om dat het zelve overal<br />

aan Zee ligt, was 'er naauwlyks bewaaren of<br />

bewaaken aan; dus is het niet te verwonderen,<br />

dat het land zich, door geauurig branden, moorden<br />

en rooven, tot de uiterfle ellende gebragt zag,<br />

en in gefladige vreeze gehouden wierd; ook<br />

weet ik niet, waarom men zou in twyffel trekken,<br />

of Ezonilad, aan de ^ auwers gelegen, en irt dien<br />

tyd eene Stad van vermogen, toen te groot eenen<br />

aanlloot van de Noormannen geleeden hebbe,<br />

om zich naderhand voor 't geweld der Zee te<br />

S 5 be-


BEKNOP-<br />

TE IIlSTO-<br />

JUE.<br />

Welke te"<br />

lar.de uit<br />

gejaagd<br />

worden.<br />

De Friezenkrygen<br />

't<br />

voorrecht<br />

van niet<br />

buiten<br />

hun land<br />

tot den<br />

oorlog<br />

gevoerd<br />

282 Tegenwoordige Staat<br />

beveiligen, en alzo haaren ondergang te voorkomen.<br />

Keizer Henrik, hier van verwittigd',<br />

ichikte terftond een Leger herwaards , be­<br />

haalde eene heerlyke overwinning op deeze<br />

volkeren , en noodzaakte de overgebleevenen<br />

het land te ruimen. Ook werd den Friezen,<br />

omtrent deezen tyd, het voorrechtgefchonken,<br />

„ dat zy om generhande nood buiten hun land gevoerd<br />

en geëischtmogten worden, om te oor-<br />

" loogen of den kryg te volgen (f)". 't Gevolg<br />

van zulk een voorrecht itemde overeen met<br />

het oogmerk van den Schenker; het moedigde<br />

de Friezen ten fterkften aan, om hunne uiter-<br />

fté vermogens, ter verdediginge van hunne goederen<br />

, vryheid cn leeven, te weer te ftellen.<br />

In <strong>Friesland</strong> tusfehen het Vlie en de Lauwers, was<br />

't geflagt van Joulsma omtrent deezen tyd inzon­<br />

te mogen derheid zeer beroemd, wegens zyne op de Noor­<br />

worden. mannen behaalde overwinningen. De begraaf­<br />

Het Ge plaats van vier helden uit dit geflagt, werd in<br />

ilagt van den jaare dertienhonderd eenennegentig , of<br />

]oulsma is<br />

daaromtrent, gevonden (§) ruim een uur gaans<br />

daar zeei<br />

beroemd. ten noorden van Leeuwarden, aan den Dyk der<br />

Middelzee, in een dorp, dat naar Britfe Joulsma<br />

, den oudften dier Broederen, nog hedendaags<br />

den naam van Britfum draagt. In deeze<br />

begraafplaats, op eenen rooden vierkanten fteen,<br />

vond men aangetekend, dat Britfe overleeden was<br />

in den jaare negenhonderd tweeennegentig, cn<br />

een jaar laater gevolgd werd door zynen Broeder<br />

'<br />

(f) Schot. Fr. Hist. III B. bl. 78.<br />

(§) Winfem. Kroa. van Friesl. bl. 17S.


van F R I E S L A N-D. 283<br />

der Mie, terwyl de derde, met naame Jeltfe, na den BEKNOP­<br />

Noormannen zulk eene vreeze door zyne dapper­<br />

RIE.<br />

heid aangejaagd te hebben , dat zy by zynen tyd<br />

het land niet meer durfden aantasten , overleed<br />

in den jaare negenhonderd achtennegentig. Van<br />

den vierden , wiens naam Hotfe was» en die het<br />

ftedeke Uitgong geflegt had, na de aanvallende<br />

Noormannen dikmaals van daar verdreeven te<br />

hebben, vind men't fterfjaar niet aangetekend,<br />

maar wel dat hy de laattte van zyn geflagt was,<br />

Onder al dat rooven en pionderen, door ver­ Eenige<br />

fcheiden Noordfche volkeren van tyd toe tyd op Noord •<br />

deeze gewesten ondernomen , blecven eenigen 1'che ge-<br />

Aagten<br />

hier en daar nestelen, en hielden 'er beftendig<br />

zyn hier<br />

hunne wooning, 't zy ditze zich met geweld van te lande<br />

fommige plaatfen meester maakten, en de oude in- blyven<br />

woonen.<br />

wooners verdreeven; 't zy datze den Christelyken<br />

Godsdienst aannamen, en zich doopen lieten:<br />

want als dan werd hun 't zelve gereedelyk toegeftaan,<br />

om dat men hen niet meer voor vyanden<br />

maar voor vrienden hield, van wien men niet alleen<br />

niets kwaads te duchten, maar, in gevallen van<br />

nood, zelfs hulpe en befcherming te wachten<br />

had; vooral wanneer de zulken zich door hunne<br />

huwelyken met de landzaaten vermaagfehapt<br />

hadden. Dit zo zynde, is 'er geene reden. om 927.<br />

't verhaal dier Kronykfchryveren re wraaken ,<br />

welke ons melden, dat, omtrent deezen tyd, Odo,<br />

eens Hertogs Zoon uit het landfehap Botnia, in<br />

het noordoosten vanZweeden, in <strong>Friesland</strong> zou<br />

zyn aangekomen, en dat hy, die minzaam van<br />

aart cn dapper in de wapenen was, zich in 't<br />

Graaffchap van Oostergo nedergezet, cn, daar een<br />

fchoon flot gebouwd hebbende-kort daarna trouwde<br />

TE HISTO­


t\ 484 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOT?- di<br />

TE HISTO- K<br />

WE. y,<br />

En daar ^<br />

onder dat<br />

van<br />

1<br />

de met eene Dogter uit het adelyk geflagt van<br />

Kamminga, waar door hy de Stamvader wierd van<br />

het adelyk geflagt van Botnia ,dat zich van daar verder<br />

door <strong>Friesland</strong> verfpreidende wel eenen langen<br />

C<br />

tyd heeft flaande gehouden ,• doch reeds van overlang<br />

is uitgeftorven , en echter door die van Fra­<br />

Botnia. ]<br />

1<br />

neker, by het Botnia-huis en de fleeg van gely-<br />

1 ken naam, nog tegenwoordig gedacht kan wor­<br />

i den (*><br />

Verfchei­ Ook kan het zeer wel zyn, dat zich, omtrent<br />

den Jon- ( . deezen tyd, verfcheiden Jongelingen van adely-<br />

gelingen<br />

van Adee. ken huize uit <strong>Friesland</strong> naar Italië, daar de fraaie<br />

lykenhuii- konden en weetenfchappen meer dan elders<br />

s ze begee bloeiden, begeeven hebben, om zich in dezelve<br />

ven zich 1<br />

te oeffenen. Sixtus Doniajouke Yges Galama,<br />

naar<br />

Italië, en •n beneffens Ritske en Johannes Douwma worden<br />

van daar ' daaronder by naame gemeld. Doch Sixtus Do-<br />

naar En nia en Johannes Douwma lieten , na zich eeni­<br />

geland.<br />

gen tyd in Italië opgehouden te hebben, hun<br />

eerfte voorneemen vaaren, en begaven zich naar.<br />

Engeland, om daar in den Krygsdienst onderweezen<br />

te worden; en zich hier, door hunne<br />

uitfteekende vorderingen en heldhaftige bedryven,<br />

eenen grooten roem verworven hebbende,<br />

keerdenze, na een afzyn van omtrent zeven jaaren,<br />

in negenhonderd achtendertig , naar hun<br />

1» Vaderland te rug, daarze met dies te grooter<br />

n e<br />

' blydfchap ontvangen werden, om dathetgerugt<br />

van hunnen dood daar reeds van overlang geloofd-<br />

pen had. Jouke en Ritske zouden , eenigen<br />

er<br />

- tyd te Rome en Venetië vertoefd hebbende , de<br />

nd,<br />

reizenaar Jeruzalem voortgezet hebben , waren<br />

zy daarin niet door zeker toeval verhinderd<br />

geworden; nu keerden zy van Venetië, na twee<br />

jaaren by den Hertog, volgens hun verzoek,<br />

gediend te hebben, insgelyks naar hun Vaderland<br />

te rug. * Sai<br />

Worden,<br />

by hunne<br />

te rug<br />

komfte<br />

met blydfchapverwelkomd.<br />

*<br />

- (•) Okke Schart, bl. 79.


van F R I E S L A N D . «85<br />

Balderyk, die na Radboud Bisfchop van UtBFKNOPrecht<br />

geworden was , en om zyne treffelyke daa- T E HISTOden<br />

den bynaam van den Vroomen gedraagen RIE.<br />

heeft, wist zich van de genegenheid, welke hem Bisfchop<br />

door Keizer Henrik, en zynen Zoon en opvol­ Balderyk<br />

vermeerger<br />

Otto werd toegedraagen, meesterlyk te bedert en<br />

dienen, om het gebied van den Utrechtfchen bevestigt<br />

Bisfchopsftoel, zowel in het wereldlyke als in het het gebied<br />

van zyn<br />

geestelyke te bevestigen en uit te breiden. De<br />

Bisdom,<br />

bygeloovige Godvrucht dier tyden belfond, ten<br />

grooten deele, in het verryken der Kerken en<br />

Kerkelyken; en deeze laatften, 't zy datze 'er<br />

eveneens over dachten, of alleen met hun eigen<br />

belang te raade gingen , gaven zich geene moeite<br />

om de Christenen te doen begrypen, dat 'er<br />

geheel wat anders te doen viel om de leer van<br />

Jezus Christus te volgen, en door eenen deugdzaamen<br />

wandel te betoonen. Onder andere gefchenken,<br />

waar mede zich deeze Kerkvoogd<br />

vereerd vond , behoort inzonderheid tot ons oogmerk<br />

, dat dezelve door Keizer Otto, wiens Leermeester<br />

hy geweest was, irj den jaare negenhon943derd<br />

drieënveertig, befchonken wierd met het<br />

Wordt<br />

recht van vrye jagtin de landftreeken van Drenth met de<br />

en Zevenwouden, die in den Giftbriefden naam vrye jagt<br />

van Pagus Foresftenfts draagen (f). Verfcheiin<br />

Drenth<br />

en de Zeden<br />

aanmerkingen zouden over den Giftbrief te<br />

venwou<br />

maa- denbefchonlcen. Ct) De Giftbrief zelf is vertekend in 't jaar 9,13,<br />

en te vinden by Schotanus in zyne Befchr. van Friesl.<br />

in Quarto , bl. 71, en in het Charterboek van wylen<br />

1 den Hooggeb. Heere Baron van Schwartzenberg enz.<br />

1 0Helaas ! den Vaderlande te vroeg ontrukt! ) I. D.<br />

I bl. 58., docii beide in het oorfprongklyk Latyn, waar.<br />

1<br />

van de vertaaling te vinden is by Foeke Sjoerds Taarb.<br />

1 U D. bl. 110 en ut.<br />

J


BEKNOP­<br />

TE HlSTO<br />

RIE.<br />

286 Tegenwoordige Staat<br />

maaken zyn; dan wegens hec Graaffchapvan<br />

• Pverard, en 't wild, waarvan in deezen Giftbrief<br />

oetproken wordt, kan men te recht raaken<br />

bv Foeke Sjoerds; en wat den Pagus Lorestenfis<br />

betreft,daardoor heeft men, volgens her<br />

gevoelen van Schotanus, een gedeelte van Drenth<br />

In de Zevenwouden te verftaan; dat te waarfchvnlvker<br />

zal voorkomen, als men gadeflaat, dat<br />

het in den Giftbrief vermelde Fulnaho, buiten<br />

twyffel, het hedendaagfche Vollenhove fe, welk<br />

in de Middeleeuwen al doorgaans Fu.lenhoplag<br />

genoemd te worden; en dat men oudtyds daar<br />

te lande zeer uitgeftrekte en aaneen gehechte bosfchen<br />

had, waarin het ongetwyffeld aan zogenoemd<br />

Grof wild niet ontbroken heeft ;<br />

fchoon 't ,wel zyn kan, dat in de eenet)f andere<br />

benaaminge van het daarin gemelde wild een<br />

fchrvffeil isingefloopen. Hoe 't zy, er blykt ten<br />

overvloede uit, dat door deeze en diergelyke gunften<br />

de magt der Utrechtfche Kerkvoogden van tyd<br />

tot tyd zodanig heeft toegenomen, dat zy ten<br />

larven leste zich in ftaat vonden, om hun gezag*door<br />

de Wapenen ftaande te houden , en<br />

zulks zo wel anderen in 't gemeen als den Woudluiden<br />

in 't byzonder, tot hunne fmert, te doen<br />

gevoelen, gelyk op zynen tyd ftaat te blyken.<br />

Schoon het' in 't vervolg van deeze eeuw met<br />

ontbreekt aan gebeurtenisfen, waarby <strong>Friesland</strong>,<br />

ten ruimften genomen , belang had , ichynt<br />

echter, tusfehen 't Vlie en de Lauwers, niet<br />

veel byzonders voorgevallen te zyn. De Jaarboekfehrvvers<br />

althans hebben luttel papiers<br />

noodig gehad, om 'er aantekening van te houden.<br />

Volflagen onwaarfchynlykheden behoe-<br />

D<br />

ven


van F R I E S L A N D . 28;<br />

ven ons niet op te houden. Op de lyst daar<br />

van heeft men waarfchynlyk niet te Hellen, het<br />

geen men wegens zekere gebeurtenis tusfehen<br />

Arnoud, den derden der Hollandfche Graaven,<br />

en zynen tweeden Zoon,met naameSigfrid, of Sigfrid,<br />

Zoon van<br />

Sikke, byWinfemius (*) gemeld vindt. Dee-;<br />

Gjaave<br />

ze, een van zyns Vaders Hovelingen in een Arnold,<br />

tweegevecht hebbende afgemaakt, nam, duch-; vlugt naar<br />

tende voor 's Vaders toorn, de vlugt over Zee, <strong>Friesland</strong> ,<br />

en trouwt<br />

en vervoegde zich by Gosfe Ludigman, toen!<br />

met de<br />

ter tyd Poteftaat van <strong>Friesland</strong>, en woonende te Dogter<br />

Stavoren ( f). Van deezen werd hy vriende- van Gosfe<br />

lyk ontvangen en geherbergd; ook kreeg hy Ludigman;<br />

doch<br />

eerlang zyne Dogtcr Tet, eene jongkvrouwc<br />

wordt ein.<br />

van uitneemende fchoonheid, ter Vrouwe, en delyk we­<br />

nam in <strong>Friesland</strong> zyne vaste wooning. Doch der van<br />

eindelyk wederom van zynen Vader in gunlte zynen<br />

Vader in<br />

aangenomen , en met breede roeden lands,<br />

gunlte<br />

en een Slot by Haarlem befchonken zynde ,: aangeno.<br />

zoude hy 't gemelde Slot Brederode ge­ men.<br />

noemd, en daar door den grond gelegd hebben<br />

, tot het hoögadelyk geflagt van Brederode<br />

, dat aan de Hollandfche Graaven ten naauwftcn<br />

vermaagfehapt, en van 's Moeders zyde,<br />

volgens dit verhaal, uit <strong>Friesland</strong> herkomltig<br />

was.<br />

Zagen wy voorheen, dat Utrechts Kerkvoogd, De Kei-<br />

door Keizer Otto, met de vrye jacht in Drenth zeriyke<br />

en de Zevenwouden befchonken wierd; andere verfchenkingen<br />

Vcrfchenkingen toonen niet minder aan, hoe zyn een<br />

verre<br />

(*) Kron. van Friesl. bl. 118.<br />

(t) Wagenaar is van oordeel dat men hierby aan<br />

Westfriesland te denken heeft. Vaderl. Hist. 11 D. bl.<br />

150.<br />

BEKNOPJ<br />

TC HlSTO*<br />

BIB.


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

bewys van<br />

hun gezag<br />

over<br />

<strong>Friesland</strong>.<br />

De Geflagten<br />

van Ene<br />

kema en<br />

Jongama<br />

krygen<br />

verfchil.<br />

>88<br />

Tegenwoordige Staat<br />

verre het gezag der Keizeren over <strong>Friesland</strong> ten<br />

deezen tyde ging , en hoe gereed zy waren, zo<br />

om zich door dezelve van den Hemel te verzekeren<br />

, als om zich veel van den vermogenden<br />

invloed der rykgemaakte Geestelyken, ter<br />

bevestiginge van hunne wereldfche heerfchappye-<br />

te belooven. Met dergelyke uitzigten heeft<br />

Keizer Otto, de II van d:en naam,'het AartsftiftMaagdeburs,<br />

ten jaare negenhonderd eenen-<br />

998.<br />

tachtig, befchonken met de Abtdy Voelde, en<br />

eeni-J-e goederen in <strong>Friesland</strong>, waaronder zeke.<br />

re inkomften uit het dorp Ternaard fchynen behoord<br />

te hebben {t ).<br />

Op 't einde der tiende eeuw raakten de geflarrten<br />

van Enckema en Jongama zodanig met<br />

~nS.*d.»,«n r>^ >rnonn. dat 'et 't jreheele land<br />

CltUUlu<br />

Tates ï>erfona aldaar; welk, naam de Heer Schotanus<br />

Se behoudt in de Befchr. van Friesl. tusfehen't Vlie<br />

en de Lauwers, pag. 19*.


van F R I E S L A ND. 289<br />

deelen, aan den Graave van Holland te zullen BEKNOPleveren<br />

en in handen Hellen. De maare hier TE Hisra-<br />

UIE.<br />

van vloog dra 't geheele land door, en 't Hond<br />

gefchapen, dat de vvederzydfche aanhangen tegen<br />

eikanderen tot het uiterfte zouden komen,<br />

't Was derhalven ten hoogflen noodig, dat het<br />

Huk ter deege, door de Rechters des gemeenen<br />

O ' - _ 0<br />

keds , onderzocht en naar bevindinge van zaaken<br />

. Jongama<br />

behandeld wierd. Jongama werd ook metder-<br />

[ 'verdedigt<br />

daad in rechte geroepen. Vcifchecnen zynde ' zich voor<br />

oritfchuldigdc hy zich,,en nam aan, zyne on- • den Rechfchuld<br />

volgens regelen van rechten te bewy- ter.<br />

zen, met aanbod van genoegzaame borgen ter<br />

tyd toe, dat hy zich verantwoord zoude hebben.<br />

Na dat dit aangenomen, en zyne zaak, tot<br />

genoegen der Rechteren, gerechtvaardigd was,<br />

eischten hy en die 't met hem hielden, gelyk<br />

'er veele zo van zyne nabeftaanden als anderen<br />

waren, dat hem zyne befcbuldigers by naame<br />

genoemd mogten worden, om de eerroovende<br />

verongelyking op hen te konnen vcrhaalen. De<br />

Rechters maakten zwaarigheid om dit te doen,<br />

dcwylze zich door belofte verbonden hadden,<br />

hunne naamen te zullen verzwygen, Het geheim<br />

lekte echter uit, en Haitfe Enckema en<br />

zyn Neef Solke, die , als Mederechters van 't<br />

gemeene Recht in <strong>Friesland</strong>, zitting in de toen.<br />

maalige Vergadering hadden, Honden over deeze<br />

ontdekking niet weinig befchaamd cn verlegen.<br />

Ook bekendenzc opcnlyk, dat hunne gefiiickema<br />

1 daane aantyging alleen was voortgekomen uit dper 1<br />

( eenen ingekankerden haat, dienze Jongama van \ fchuldbe*<br />

1 overlang hadden toegedraagen. Hesfel , dit j k entenis,<br />

en wordt<br />

Ihoorende, zou hen beiden zo terftond over hoop beneil'cns<br />

T ge-


290 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP- £ geftooten hebben, zo hy niec in deeze zyne<br />

TE HlSTO- woede i door anderen ware verhinderd geworden.<br />

RIE. Hy bragt het echter, met bidden en fmeeken,<br />

zynen zoverre, dat hem, ter verdediginge zyner eere ,<br />

Neef in wierd toegelaaten, zich met zyne twee befchul-<br />

een tweegevechtdigers<br />

in gevecht te begeeven, fchoon onder dee­<br />

doodelyk ze uitdrukkclyke voorwaarde, dat daarmede ver*<br />

gewond. i J„ ~,,An. l' '/nu iTprn-ppwpn pn vprerppvolgens<br />

de oude wrok zou vergeeven envergecten<br />

zyn. Jongama, moedig op zyneonfchuld,<br />

behaalde daarby eene volkomen overwinning;<br />

hebbende hy Haitfe den kop bykans geteel gekloofd,<br />

en Solke zodanig gewond, datze het<br />

beide, kort daarna, met den dood bekochten<br />

CO-<br />

<strong>Friesland</strong> <strong>Friesland</strong> , dus verlost van de onheilen ,<br />

komen welke de twist van twee zulke aanzienlyke<br />

nog ver­<br />

en vermogende huizen ten gevolge fcheen<br />

fcheiden<br />

andere te zullen hebben, had ook nog andere weder­<br />

onheilen waardigheden te bezuuren. Behalven eenen<br />

over. zwaaren brand, waardoor binnen Stavoren,<br />

ten jaare negenhonderd zesennegentig, wel drie<br />

honderd negenentwintig huizen in de asfche<br />

gelegd waren, leeden de inwooners van dit en<br />

de nabuurige gewesten, in eenige volgende jaaren,<br />

niet weinig by eenen nypenden hongers*<br />

nood en daarop gevolgde pestziekte, welke zo<br />

fterk en aanhoudende gewoed zou hebben, dat<br />

fommige plaatfen daardoor ten eenemaal van inwooners<br />

beroofd wierden, 't zy dat dezelve tot<br />

één toe in het graf gerukt, of veiligheids halve<br />

naar elders verhuisd waren. Ook vindt men<br />

g e<br />

-<br />

C*) O. Seharl. bl. 8i en Ï2. en Winfem. Kron. va»<br />

Friesl. bl. «o.


van F R I E S L A N D . 291<br />

gemeld, dat de Noormannen het lledeke Uitgong,<br />

ten meergemelden jaare negenhonderd<br />

achtennegentig» geheel verwoest, en tot den<br />

grond toe vernietigd zouden hebben ( 1<br />

BEKNOP-<br />

TE HlSTÖ'<br />

RU.<br />

).<br />

Ondertusfchen is het ook waar, dat de ver- De<br />

. woestingen en plonderingen, welke federt deeNoordfcheinzen tyd, door de Noormannen, hier te lande vallen hier<br />

zyn aangerecht, maar geringe navlaagen waren te lande<br />

van die woede, welke hen voorheen bezield , loopen ten<br />

einde.<br />

en tot de onmenfchelyklfe bcdryven vervoerd<br />

had. Of men dit roe te fchryven hebbe aan<br />

hunne omhelzing van den Christelyken Gods.<br />

dienst, welks geest volftrekt ftrydig is met<br />

bloeddorltigheid , roof - en plonderzugt, en<br />

daarentegen niets dan zachtmoedigheid en menschlievendheid<br />

ademt; dan, of inwendige zwakheid,<br />

het onaffcheidbaar gevolg van alle hunne<br />

voorgaande togten, door welke het land van<br />

zyne inwooners beroofd werd, hen in de noodzaakelykheid<br />

gebragt hebbe, om Europa in rust<br />

te laaten, en eene andere wyze van leeven aan<br />

te neemen, valt met de vollte zekerheid niet te<br />

bcpaalen. Zeer waarfchynlyk heeft het eene<br />

ter onderlteuninge van het andere gediend.<br />

{*) It Aade Friefche Terp. bl. 85.<br />

T " VII HOOF D-


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

Na 't eindigen<br />

der<br />

Noordfche<br />

inval<br />

29 a Tegenwoordige Staat<br />

VII. H O O F D D E E L .<br />

Van het einde der Noordfche invallen bier te<br />

lande, tot op het Verdrag van Holland en<br />

Utrecht nopens <strong>Friesland</strong>.<br />

"|~>^e verademing, welke deeze Gewesten by<br />

'c ophouden der Noordfche invallen en plonderingen<br />

genooten, zoude grootelyks ter bevor-<br />

deringe van derzelver bloei en welftand gediend<br />

len heeft<br />

<strong>Friesland</strong> hebben, ware het vuur van verderflyke oneenig-<br />

veel te heid niet te fterk van eenen anderen kant aan*<br />

lyden van geblaazen. Dan 't gewoone ongeluk dier tyden<br />

inwendige<br />

verdeeld­<br />

was, dat buitenlandfche onlusten al doorgaans<br />

heid. door binnenlandfche af^wisfeld wierden. En<br />

hoe kon 'c ook anders zyn, daarGeestelykenen<br />

Wereldlyken beide meer met hunne heerschzugtige<br />

oogmerken, dan met waare rechtvaardigheid<br />

te raade gingen. De geduurige twisten,<br />

en daaruit ontftaane bloedige oorlogen, tusfehen<br />

de Utrcchtfche Kerkvoogden en Hollandfche<br />

Graaven, ftrekken daarvan ten fmcrtelyken bewyze<br />

; en in deezen was <strong>Friesland</strong> doorgaans te<br />

zeer betrokken om 'er ganfchelyk van te zwy«<br />

gen. Ondertusfchen willen wy gaarne bekennen<br />

, dat de naam van <strong>Friesland</strong> zich toen ter<br />

tyd nog zo wyd uitftrekte, dat het moeyelyk te<br />

bepaalen valle, in hoe verre <strong>Friesland</strong> tusfehen 't<br />

Vlie en de Lauwers daar in zy gemengd geweest.<br />

Genoegzaam alle Gefchiedfchryvers en Kronyken<br />

maaken geduurig melding van <strong>Friesland</strong> en<br />

de Friezen, maar laaten denLeezer raaden, aan<br />

wat deel van <strong>Friesland</strong> of Friezen hem te denkeu


van FRIESLAND. 503<br />

leen fta. Volkomen zekerheid durven wy derhal- BEKNOÏ-<br />

TE HISTO­<br />

ven ook dén Leezer niet belooven, maar zullen<br />

RIE.<br />

ons vergenoegen met hem kortelyk te melden,<br />

'wat in een aamnerkelyk tydvak der elfde en<br />

twaalfde eeuw is voorgevallen, waarin dit ons<br />

<strong>Friesland</strong> meer of min betrokken was.<br />

Ten jaare duizend zesentwintig fchynt Fries­ <strong>Friesland</strong><br />

erkent<br />

land, door Dirk den III, Graave van Holland, Floris,<br />

met hulpc van Godefrid, Hertog van Lotharin­ Zoon van<br />

gen, overheerd en genoodzaakt te zyn ge- Graave .,<br />

Worden, om 's Graaven Zoon Floris voor hun­ Dirk,<br />

voor<br />

nen Landsheer te huldigen, en in deeze hoedanigLands­ heid te erkennen: want na dat de Graaf zich met<br />

den Utrechtfchen Bisfchop verzoend, en dus de<br />

handen ruim gekreegen had, begon hy om de Friezen<br />

te denken, zo om wraak te neemen " over<br />

den dood van zynen Vader Arnoud, die op<br />

het einde der voorgaande eeuw, in een gevecht<br />

tegen de Westfriezen, gefneuveld was, als om<br />

hen onder zyne gehoorzaamheid re brengen.<br />

Met dit voorneemen begaf zich Graaf Dirk, ven.<br />

zeld van Hertog Godefrid, over het Vlie, in Oost« !<br />

friesland r§)> dat den Utrechtfchen Bisfchop'<br />

veel groo ter genegenheid toedroeg dan den Hollandfchen<br />

Graave.. Doch met eene groote magt<br />

van volk voorzien zynde, viel het hem juist nier<br />

moeyelyk, veele vlekken en dorpen indeasfche<br />

te leggen, veel volks te vernielen, en grooten<br />

buit van have en vee van daar te voeren , nadat<br />

hy 't land onder zyne gehoorzaamheid gebragt,<br />

en daarop zynen Jongllen Zoon Floris ,• tot<br />

Graaf,<br />

f §) Oostffiesland ftrekte zich van 't Vlie tot aan de<br />

l Eems.<br />

T 3<br />

heer.<br />

IQ16>


TB HlSTO-<br />

RIB.<br />

1039.<br />

Hy wordt<br />

daarna<br />

eigen<br />

Heer of<br />

Graaf van<br />

<strong>Friesland</strong><br />

en Holland<br />

beide.<br />

«94<br />

Graaf, Landsheer of Poteftaat had doen huldigen.<br />

Als Leenman van zynen Vader bekleedde<br />

Floris deeze waardigheid dertien jaaren: want<br />

nadat zyn Vader, in den jaare duizend negenendertig<br />

, overleèden was, fchynt hy, in bedeelinge<br />

met zynen Broeder Dirk den IV, eigen Heer<br />

of Graaf van dit <strong>Friesland</strong> geworden te zyn;<br />

doch als Graaf Dirk, negen jaaren laater, ongehuwd<br />

geflorven was, verviel het GraafTchap<br />

van Holland insgelyks op hem. Den Friezen<br />

was hy by uitllek aangenaam, en met hunne hulpe<br />

heeft hy ook de zamenzweering van eenige nabuurige<br />

Prinfen tegengeftaan.<br />

De Bisfchop<br />

van<br />

Utrecht<br />

berokkent<br />

hem een<br />

f evaarly-<br />

De Bisfchoplyke ftoel van Utrecht werd<br />

thans bekleed door Willem, Broeder van Wiehard<br />

den III, Voogd van Gelder. Deeze Kerkvoogd<br />

Mond zo wél ten Keizerlyken Hove, dat<br />

het hem weinig moeite kostte, om de Keizerinfli<br />

kryg, ne Weduwe, die geduurende de minderjaarigheid<br />

van haaren Zoon, Henrik den IV, het<br />

Ryksbeftier in handen had, te beweegen tot<br />

het befchry ven van eene Heirvaart, tegen den<br />

Graave van Holland, die door den Bisfchop werd<br />

aangemerkt, als verfcheidene van zyne wetti*<br />

r<br />

ge bezittingen in te hebben. De Bisfchop,<br />

fchoon voor grootmoedig en oorlogzugtig gehouden<br />

, hield echter zich zeiven buiten den<br />

ftryd; hebbende hy, zo 't fchynt, zynen Broeder<br />

Wichard, Voogd van Gelder, bewoogen<br />

om zich, ten zynen behoeve, in deezen ftryd te<br />

rnengen. Althans de benden van Wichard vereenjgden<br />

zich, ten jaare duizend acht en vyftig,<br />

met die van Anne, Aartsbisfchop van Keulen,<br />

Theo-


van F R I E S L A N D . 295<br />

Theoduin , Bisfchop van Luik, Lambert den<br />

II , Graave van Leuven, Herman, Graave of'<br />

Heere van Kuik, en Egbert, Markgraave van<br />

Brandenburg, en lieten zich by tyds in Holland<br />

zien. Eene zo groote en vereenigde magt met<br />

geweld te keer te gaan, was voor den Graave<br />

zo wel bezwaarlyk alsgevaarlyk. Krygslistwas<br />

veiliger middel; en hiervan bediende hy zich zo<br />

meesterlyk, dat hy eene volkomen overwin- j,<br />

ning op zyne Vyanden behaalde, en zelfs v<br />

eenigen der Hoofden, onder anderen den Voogd v<br />

van Gelder en den Graaf van Leuven, leeven- (<br />

de , in handen kreeg, en niet dan na 't betaalcn<br />

van een aanzienlyk losgeld (laakte; zynde de<br />

Bisfchop van Luik en anderen gefneuveld.<br />

Na dat Graaf Floris, met hulpe der Friezen,<br />

zynen tegenpartyder, den Bisfchop van Utrecht,<br />

met allen die eene lyn met hem trokken, dus,<br />

vernederd had, werd hy, weinig jaaren laater, \<br />

door zyne Vyandsn op nieuw belaagd. De]<br />

Aartsbisfchop van Keulen, de Markgraaf van 1<br />

Brandenburg, de Graaf van Kuik en eenige an- 1<br />

BEKNOF-<br />

TE HlSTO'<br />

niE,<br />

Dezelve<br />

loopt ten<br />

voordeele<br />

van den<br />

Graaf ten<br />

einde.<br />

Zyne Vy-<br />

••mden belast'TjQ<br />

hem op<br />

nieuw;<br />

doch wor­<br />

deren, trokken wederom tegen hem te velde;'<br />

denwe­ doch Graaf Floris had zich nu beter in (laat derom<br />

van tegenweer gelreld: ook trok hy, om den overwon­<br />

kryg zo ver mogelyk van de Grenzen te hounen.den , het vyandelyke Leger te gemoete, en behaalde<br />

'er andermaal de overwinning op. Hy<br />

had 'er echter , ongelukkiglyk, weinig genots<br />

van: want zich, na den ftryd, met zyn volk<br />

onder 't geboomte ter ruste begeeven hebbende,<br />

werd hy door den Heer van Kuik,. die zy­ De Graaf<br />

ne verftrooide benden wederom by een verza­ komt om.<br />

meld had, in den llaap overvallen en afgemaakt,<br />

T .4 op i


296 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ op den achttienden van Zomermaand des iaars<br />

TE HISTO­ duizend eenenzestig , nalaatende twee Dog-<br />

RIE.<br />

ters, en eenen Zoon, met naame Dirk,die,uit<br />

IC6I. hoofde van zyne minderjaarigheii , vooreerst<br />

Zyne<br />

Weduwe onder het opzigt en de voogdy bleef van zyne<br />

trouw: Moeder , met naame Geertruid, eene Dogter<br />

met Ro- van Hertog 'Herman van Saxen. Doch deeze<br />

bert de begaf zich , twee jaaren daarna, wederom in den<br />

Fries.<br />

egt met Robert van Vlaanderen, die federt by<br />

óen naam van Robert de Fries is bekend geworden',<br />

en de landen van Holland, Zeeland en<br />

<strong>Friesland</strong>, voor zyne Styfkinderen met lof heeft<br />

beheerscht. Sommjgen zeggen als Graaf, anderen<br />

als Voogd over de Kinderen van Graave<br />

Floris den I.<br />

Wien de De veranderingen , in Vlaanderen voorge­<br />

oorlog varen, by gelegenheid dat Boudewyn de V ,<br />

wordt<br />

aangedaan jti den jaare duizend zevenenzestig, overlee-<br />

door Bouden, en door zynen oudftèn Zoon , Boudewyndewyn<br />

den VI , opgevolgd was, hadden veel<br />

den V/,<br />

invloeds- op de zaaken van Robert zynen<br />

tf'roeder. Broeder. Boudewyn oordeelde naameïyk ,<br />

dat Robert zeer te onrecht in 't bezit gefield<br />

was van de Vlaamfche en Zeeuwfche Landen,<br />

die hem ,• by 't aangaan van zyn huwelyk, waren<br />

afgeftaan: om dezelve te rug te krygen , deed<br />

hy Robert den oorlog aan en eenen inval in Holland<br />

; wordende in deeze onderneeminge niet<br />

weinig 'gelterkt door Willem , Bisfchop van<br />

Utrecht, die zich, uit hoofde van Keizcrlykc<br />

Giftbrieven, het recht over Holland aanmaatigde,<br />

en daarom de Westfriezen tegen hem opruide;<br />

En of dit nog niet genoeg ware , kwam<br />

hy ook zelf tegen den! Graaf op, na dat Boudewyn<br />

, op den zestienden van Hooimaand des<br />

' jaars


van F R I E S L A N D . 207<br />

jaars duizend en zeventig gefueuveld was , en BEKNOP-<br />

Robert het Graaffcbap van Vlaanderen verkree- TE HISTO­<br />

RIE.<br />

gen had, in weerwil van dc tegenkantingen van<br />

Richildc, weduwe van Graave Boudewyn, die<br />

haaren Zoon Arnold in 't bewind poogde te Hellen,<br />

en hiertoe de hulpe van Filips, Koning<br />

van Frankryk , verworven had. Want als Robert<br />

het Koninglyk Leger verflagen, en vrede met<br />

Filips gemaakt had, viel Godefrid met de bult,<br />

Hertog van Lotharingen, verzcld van den Bis»<br />

fchop, en van eene groote heirkracht, in Holland-<br />

Hertog Godefrid had zich hier toe te ligter Godefrid<br />

laaten beweegen, omdat Bisfchop Willem zich met de<br />

btiit neemt<br />

1 door plegtige belofte verbonden had, hem het deel ia<br />

Graaffchap van Holland te leen te zullen geeven, deezen<br />

byaldi-n de Hertog hem iri t bezit van 't zelve oorlog.<br />

en van de overige Landen konde helpen, welke<br />

hem , by Keizerlyke Giftbrieven, gefchonken<br />

waren. Men beloofde zich van deeze ondernce-<br />

: mingen eene gewenschten uitllag, zo om dat verl<br />

fcheiden Geestelyke en Wereldlyke Vorflen , en<br />

1 onder deeze ook Egbert van Saxen, ten dien<br />

t tyde Graaf van Stavoren, Islegouwe, Ooster- en<br />

1<br />

Westergouwe, zich met dien aanhang vereenigd<br />

I hadden; als ook om dat Robert onderfteldwerd<br />

i in Vlaanderen de handen zo vol werks te hebi<br />

ben, dat zy het fpel in Holland reeds meester<br />

zouden zyn , voordat Robert daar kon weezen.<br />

Dit ontfehoot hun evenwel in zo verre , dat<br />

Robert, na zyne Vyanden.in Vlaanderen gefla-<br />

I gen te nebben, met zyn overwinnend Leger ,<br />

1 wel dra in Holland verfchcen. Hier diende hem<br />

; echter de oorlogskans niet zo wei alsze in<br />

T 5 Vlaan-


BttKNOP<br />

TE HlSTO<br />

RIE.<br />

298 Tegenwoordigs Staat<br />

Vlaanderen gedaan had; zynde hy, na eenige<br />

voordeden behaald te hebben, eerlang, in eenen<br />

Veldflag met de zynen, zó ten eenemaal verilaa-<br />

Robert<br />

wordt vero-en, dat maar weinigen de nederlaag ontkwaflagen<br />

en men, en hy zelf, met zyne Gemaalinne en ver.<br />

•lugt naar der gezin, naar Vlaanderen de vlugt moest neeVlaanderen.men.<br />

Godsfrid Godefrid, hier door de handen ruim hebben­<br />

raakt binde, veroverde voorts al het land van Holland;<br />

nen Alk vervolgens begaf hy zich naar Westfriesland ,<br />

maar<br />

alles wat hem voorkwam uitplunderende en vergrootelyks<br />

inde woestende; ook gaf hy <strong>Friesland</strong>, tusfehen 't<br />

engte, na Vlie en de Lauwers, een bezoek, met oogmerk<br />

<strong>Friesland</strong> om die landflxeek te bemagtigen: hy verfloeg'er<br />

tot des<br />

zelfs na­ ook eene menigte menfehen, en haalde veele goedeel<br />

be deren van daar, waarmede hy zich binnen Alkmaar<br />

zocht te bep-af. Doch hier zynde werd hy door de West­<br />

liebben.<br />

friezen , die hy waande onder zyne gehoorzaamheid<br />

gebragt te hebben , zo onverwacht en<br />

hardnekkiglyk belegerd, dat hyzich aan hun zoude<br />

hebben moeten overgeeven , zoze niet, ten<br />

zynen gelukke , door den Bisfchop van Utrecht,<br />

die nog ter goeder uure van zynen hachlyken<br />

toelland de weet gekreegen had , genoodzaakt<br />

waren geworden het beleg op te breeken , na<br />

dat het by de negen weeken geduurd had.<br />

Hy geeft Na dat Bisfchop Willem dus in 't volle be-<br />

een tweezit van Westfriesland, voorheen aan hem af-<br />

: de bezoek liaan, geraakt, en Godefrid door hem met het<br />

aan de<br />

Graaffchap van Holland, als een leen der Ut-<br />

Friezen,<br />

beoosten rechtfche Kerke, befchonken was, deeddelaat-<br />

't Vlie, fte een' tweeden togt naar <strong>Friesland</strong>. In 't beleg van<br />

die fich<br />

Alkmaar hadden waarfchynlyk veele Friezen van<br />

aan hem<br />

moeten<br />

beoosten 't Vlie deel gehad, welke om hunne<br />

weggeroofde goederen te heroveren zich by de<br />

bclec-


«at» r ' R l E S L A N D . 299<br />

Beleegeraars gevoegd hadden. De Hertog zochtl<br />

zich dan over de geleeden ftnaad van het beleg J<br />

te wreekeh. Dit viel hem te ligter, omdat de<br />

; Friezen, door den voorgaanden inval, te zeer ver- j<br />

:zwakt waren, om de overmagt zyner krygsben-<br />

Iden te konnen wederftaan. Een gevecht , tusifchen<br />

beiden voorgevallen, kwam den Friezen<br />

op meer dan achtduizend man teftaan, en bragt<br />

i hen in de noodzaakelykheid, om zich vervoligens<br />

aan den Overwinnaar te onderwerpen.<br />

Het genot van deeze behaalde voordeden was 1<br />

\ voor Godefrid niet zeer lang van duur. Na- r<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

onderwerpen.<br />

Doch<br />

raakt kort<br />

daarna om<br />

idat hy uit Saxen te rug gekomen was, alwaar.' 't leeven.<br />

hy, met zyne Friefche en Hollandfche ben-<br />

Iden,den Keizer, tegen dien wederlpannigenlandaard,<br />

eer en zeer weezenlyken dienst gedaan<br />

: had, wercfhy, op den vyfentwintigltcn van Sprok-<br />

1076.<br />

Ikelmaand des jaars duizendzesenzeventig, on-<br />

;der het doen van zyn gevoeg, dermaate van on-<br />

1 deren met een dolk in 't licnaam geftoken, dat<br />

Ihy 't kort daarna beftierf. Robert de Fries<br />

i wordt geacht dit werk aldus befteld te hebben,<br />

t om zich daardoor van dien overweldiger<br />

: te onrilaan. Bisfchop Willem overleefde hem Bisfchop<br />

Wiilem<br />

maar weinige maanden. In de gefchillen van,<br />

derft niet-<br />

f Keizer Henrik den IV met Paus Gregorius lang 1 na.<br />

iden VII, had deeze Bisfchop altoos de zyde' hem.<br />

< des Keizers gehouden, en daardoor zyne Keiizerlyke<br />

gunlte verworven , zodat de Hollandl<br />

fche landen , by 't omkomen van gemelden Herttog,<br />

door den Keizer aan hem gclaaten warren.<br />

Egbert de II, Markgraaf van Saxen, tocn- ' Egbert<br />

rniaaïsmiazh Graaf van Stavoren cn van Oostergo en 1 Van van Saxen<br />

Wes-


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

3oq Tegenwoordige Staat<br />

Westergo zynde , 't zy inderdaad of alleen in<br />

naam, was, omdat hy Godefrid in 'c verdryveh<br />

van Robert geholpen had, met deeze<br />

fchikkinge des Keizers zo weinig te vreden,<br />

vereenigt<br />

zich met<br />

de Saxers dat hy zich openlyk tegen den Keizer ver­<br />

tegen den klaarde , en by de Saxers voegde, die thans<br />

Keizer.<br />

's Keizers doodvyanden warer. Doch hiervan<br />

De Keizer was 't gevolg, dat de Keizer, op de eerfte ty­<br />

flaat daarding daarvan, zyne in <strong>Friesland</strong> bezeten Graafop<br />

zyne<br />

bezittinfchappen aanfioeg, en dezelve opdroeg aan<br />

gen in zekeren Othelryk van Godeshcim , in er-<br />

<strong>Friesland</strong> kentcnisfe van deszclfs getrouwe dienften. Wie<br />

aan.<br />

deeze Othelryk geweest zy, is vry onzeker.<br />

Vaster gaat het, dat hy deeze landen, of een,<br />

gedeelte 'derzeiven , niet zeer. lang behouden<br />

heeft, om dat het Graaffchap van Stavoren,<br />

op den dertigften van Wynmaand desjaars<br />

duizend achtenzeventig , door Keizer Henrik ,.<br />

1078.<br />

gelèhonken f'. aan den Utrechtfchen Bisfchop,<br />

Het<br />

Graaf­ Koeriraad, die, door's Keizers,tusfehenkomfte,<br />

fchapSta­ de opvolger van Willem .geworden was. In<br />

voren den Giftbrief, die nog voor handen is (*) ,<br />

wordt aan<br />

wordt van'Egbert, als van zekeren Markgraave,<br />

Bisfchop<br />

Koenraad met klcinachtingc gefproken, en gezegd, dat-<br />

gefchon hy, die zich niet ontzien had om , zo het in<br />

ken..<br />

zyne magt geweest ware , den Keizer van zyn<br />

ganfche gebied ce ontzetten , geen deel in het<br />

zelve behoorde te hebben, en dat daarom van<br />

de goederen, welke hem, volgens een rechtvaardig<br />

vonnis, benomen waren, het Graaffchap van<br />

Sta»<br />

( * ) Men vindt dien Giftbrief by Schotanus Befchr,<br />

van Fries!, in Qunrto bl. 72 en 73. en in 't Groot<br />

Charterboek van Friesl. I D. bl. 67.


van FRIESLAND. 301<br />

Stavoren gegeeven wierd aan de Kerk van<br />

Utrecht, welke Bisfchop Koenraad tot haaren<br />

Voorzitter had.<br />

Robert de Fries, zich federt de geleeden nederlaag<br />

in Vlaanderen hebbende opgehouden,<br />

dacht , na 't omkomen van Godefrid en 't<br />

overlyden van Bisfchop Willem, de gelegenheid<br />

gunllig om 't Hollandfche Graaffchap wederom<br />

te bemagdgen, en den Utrechtfchen Bisfchop afhandig<br />

te maaken; te meer omdat de Hollanders<br />

den jongen Graave niet ongenegen waren,<br />

en 't juk van den Kerkvoogd met weerzin droegen.<br />

In deeze onderneeminge was de krygskans<br />

hem gunllig; zelfs viel de Bisfchop , na<br />

andere verliezen geleeden te hebben, hem in<br />

handen, en zag zich, fchoon vriendelyk bejegend,<br />

voor dathyop vrye voeten gefteld wierd,<br />

genoodzaakt, by plegtigen eede afitandte doen,<br />

van alle recht en aanfpraak op die landen, om<br />

welker wille de Utrechtfche Bisfchoppen, federt<br />

vyftig jaaren herwaards, zulke zwaare en hardnekkige<br />

oorlogen gevoerd hadden.<br />

Na dat Dirk de V, dus door hulpe van<br />

zynen Styfvader, in 't gerust bezit van het Graaffchap<br />

van Holland gekomen waS, zou hy het<br />

; zelve, volgens 't verhaal van fommigen ,<br />

' volle vyftien jaaren, en dus tot aan zynen<br />

(dood toe , in vrede berecht hebben ," doch,<br />

i naar dat van anderen, zou hy met de Friezen, be-,<br />

1 oosten 't Vlie, eenen oorlog gevoerd hebben, 1<br />

1 welke voor hun van zeer ongelukkige gevolgen<br />

' was. Het verhaal wegens deezen oorlog komt<br />

1 hoofdzaakelyk hier op uit. Graaf Dirk, in Hol •<br />

Mand gehuldigd zynde,' vorderde van de Friezen<br />

be-<br />

CE KNOP<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

. Robert de<br />

Fries<br />

noodzaakt<br />

den<br />

Bisfchop<br />

tot afftand<br />

van de<br />

betwiste<br />

landen.<br />

Graaf<br />

Dirk<br />

wordt yerhaald<br />

de Friezen<br />

,<br />

beoosten<br />

't Vlie, beoorloogd<br />

te hebben.


302<br />

Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP- beoosten \ 't Vlie, dat zy dit insgelyks zouden<br />

TE BlSTO- doen, en hem Domeinen en Schattingen betaa-<br />

RIE. len, vermids <strong>Friesland</strong> zowel als Holland aan<br />

hem behoorde. na dat Bisfchop Koenraad aflland<br />

van hetzelve had gedaan. Dan de Friezen<br />

floepen zowel het eene als het andere af, voor<br />

reden gëéyeridè, dat zy , uit hoofde van zekere<br />

Keizerlyke voorrechten, vry van zodanige belastingen<br />

warén. De Graaf verzamelde derhalven<br />

een magtigen hoop volks, en viel hen daarmede<br />

op het lyf. De ftrenge Vorst, die van St. Varten<br />

des iaars duizend achtenzeventig tot het<br />

ten aes JUUID UUIAV.HU H V " * ^ ' ' 1, —<br />

De (trenge Iaatfte van Lentemaand des volgenden jaars duur­<br />

Vorst van<br />

de, en niet alleen den Ryn enandeie rivieren,<br />

1078 is<br />

hem daar maar ook de Zuiderzee zo vast bezolderd had, dat­<br />

toe gimze ,even als het aardryk ,met paarden en wagens geftig,endebruikt<br />

konden worden, kwam hem hier toe zon­<br />

uifflag<br />

zeer naderling te ftade. Ook viel deeze krygstogt zo<br />

deelig geheel naar zynen wensch uit, dat hy den Friezen<br />

\'Oor de op éi nen dag, in twee onderfcheiden Veldslagen ,<br />

Friezen.<br />

een dubbele nederlaag tóebragt, waar van de<br />

eerite hun op vierduizend, en de Iaatfte op zesduizend<br />

man te liaan kwam Daarna het land<br />

doortrekkende, rechtte hy de ysfelykfte verwoestingen<br />

aan; al wat mannelyk en boven de<br />

twaalf jaaren oud was werd door de kling gejaagd;<br />

vrouwen en kleine kinderen nam hy gevangen;<br />

ook liet hy, even ofhy van zins ware<br />

het geheele land te verwoesten, zeer veele<br />

vlekken, dorpen en gehuchten in de asfche leggen.<br />

Stavoren Stavoren, toen ter tyd de grootlte envermogendmoer<br />

zich , fte Stad van gansch <strong>Friesland</strong>, ftond het geweld ,<br />

na een<br />

eener belegeringe drie weeken lang tegen; doch<br />

beleg vai<br />

1<br />

drie, wee moest eindelyk bukken. De overgave der Stad<br />

ge.


van FRIESLAND. 3*3<br />

•gefchiedde op deeze voorwaarden: dat denburBEKNOPgeren vergiffenis van voorgaande misdaaden ver­ TE HISTO­<br />

RIE.<br />

leend zou worden, mids dat zy den Graaf als<br />

hunnen Landheer of Poteftaat huldigden; der­ ken op<br />

harde<br />

tien honderd Franfche Kroonen tot boete be­ voorwaar»<br />

taalden , en veertig perfoonen van het eerfte den aan<br />

aanzien uit hun midden tot Gyzelaars ftelden. hem ovir.<br />

geeven.<br />

De burgers werden dus wel in genade aangenomen<br />

, doch de vreemde knechten, die hun in<br />

het beleg gediend hadden, beneffens de Westfriezen<br />

, die derwaards gevlugt waren, om datze<br />

insgelyks geweigerd hadden den Graaf te erkennen,<br />

bleeven niet alleen van de verzoenini<br />

ge uitgeflooten, maar werden ook alle gevani<br />

gen genomen, en op den dag van 's Graaven<br />

iplegdge intreede in de Stad, tot één toe ont-<br />

I hoofd. Vervolgens werd Graaf Dirk op alle<br />

I plaatfen van <strong>Friesland</strong> gehuldigd , naar de<br />

gewoonte van dien tyd, in een fchild op dc<br />

Ifchouderen gedragen, en van het volk als Lieer<br />

.van <strong>Friesland</strong> gegroet (*).<br />

Eg*<br />

(*) Het verhaal wegens deezen oorlog van Grasje<br />

'Dirk tegen de Friezen , beoosten de Zuiderzee, wordt<br />

van allen niet voor echt gehouden. Wagenair trekt<br />

ihetzelvein twyfFel, Vaderl. Hist II D. bi 193. Schotanus<br />

fpreekt 'er ook twyflélachtig van in zyne Befchr<br />

van Friesl. in Quarto, bl. 70.zeggende : „ hoedeeze"<br />

„ vertelling kan overeengebragt worden met de Giftbrief<br />

.. des Keizers van den jaare 1077 kan ik niet uitvinden".<br />

Doch in zyn laater en grooter Werk, naamelvk de Fr<br />

. Hist befpeurt men bl. 86 en 87 die twyffding nieu<br />

-Wmfemius en U. Lmmius maaken 'er ook beide eewac<br />

-van, doch de Iaatfte met een ,lici>.ur, of men zegt<br />

Mat ook al eenige twyffeliag fchynt aan te duiden. \Vy<br />

iLiaten 'c verhaal ia zyne waarde : alleen meenden wy \<br />

zelve


i<br />

BEKNOP-<br />

TEHISTO- ,<br />

WE<br />

Egbert<br />

van Saxen<br />

verzoent '<br />

zich met<br />

den Keizer,<br />

en<br />

wordt \ve- -<br />

Egbert van Saxen moge voorheen,. om zyne<br />

ivederfpanniglieid , door den Keizer, van deeze<br />

landen beroofd zyn , hy was gelukkig genoeg<br />

vanze eerlang wederom te bemagtigen, en door<br />

de Friezen voor wettigen Landsheer erkend te<br />

worden. Hy had zich naamelyk met den Keizer<br />

verzoend; en deeze zag met leedweezen,<br />

dat Graaf Üirk, wién hy ccn kwaad hart toedroeg,<br />

zich van zo veele landen en goederen,<br />

der voor<br />

ert daaronder ook van het Graaffchap vanStavo-<br />

Landsheer<br />

deezer réfi non- onlangs aan de Kerk van Utrecht ge-<br />

landen fcHonken, had Meestergemaakt. De Friezen<br />

erkend. zelve waren ook veel afkeeriger van de Hollandfche<br />

dan Saxifche regeering, en. dus ïshet<br />

zeer waarfchynlyk, dat dit met genoegen van<br />

dén Keizer , en zonder merkelyken tegenltand<br />

van den kant der Friezen , gefchicd zal zyn.<br />

Hy verliest<br />

dezel<br />

ve op<br />

nieuw,<br />

omdat hy<br />

304 Tegenwoordige Staat<br />

Ongetwyffeld zou Egbert van Saxen langauuria-er<br />

genot van zyne heerfchappy over friesland<br />

gehad hebben, zo hy zich niet op nieuw,<br />

met andere Duitfche Vorlten, ten nadeelc van<br />

Keizer Henrik den IV, vereenigd had, en daar­<br />

met eenige<br />

door in deszelfs rechtmaatige ongunst vervallen<br />

Duitfche<br />

Vorften ware Zo dra had ook Keizer Henrik geen be­<br />

had aangericht van Egberts wederfpannigheid bekomen, ot<br />

spannen. hy verklaarde hem vervallen van alle zyne Staaten,<br />

en wel bepaaldeïyk van zyne Frietche Graatfchappén.<br />

De Utrechtfche Bisfchop Koenraad ,<br />

r r<br />

byzon-<br />

zelve niet met ftilzwygen voorby te moeten gaan, omdat<br />

zulks misfehieu voor eene volflagen afkeuring van hetzeilt<br />

zou gehouden worden, ^ wy tot nog .oe geene<br />

cenoefzaame reden voor vinden. Zo dacht er OOK<br />

onze Friefche Historie SchryverFoeke Sjoerds over, als<br />

blykt uit zyne Jaarboeken II D. bl. =59 en 26ö.


van F R I E S L A N D . 305<br />

byzonder wel ten Keizerlyken Hoveftaande, en BEKNOPreeds<br />

voorheen met het Graaffchap van Sta­ TE HISTO­<br />

RIE.<br />

voren befchonken, werd thans ook met dat van<br />

Oostergo en Westergo begiftigd; zynde de Giftbrief<br />

getekend te Weimar in l uringen, op den<br />

zevenden van Sprokkelmaand des jaars duizend IO3


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

1087.<br />

Graaf Egbertverzoent<br />

zich<br />

met den<br />

Keizer.<br />

1089.<br />

Hy wordt<br />

omgebragt.<br />

De Kerk<br />

-JÖÖ Tegenwoordige Staat<br />

wist zich, in 't volgende jaar, wederom met het<br />

Opperhoofd des Ryks te verzoenen, en toen<br />

werden alle deeze giften wederom ingetrokken,<br />

tot merkelyk ongenoegen van den Utrechtfchen<br />

Kerkvoogd, 'c Leed echter niet lang of de<br />

Markgraaf toonde, dat de verzoening, Van zynen<br />

kant, niet hartelyk geweest was; hebbende<br />

hy zich weder by 's Keizers vyanden gevoegd,<br />

en nieuwe vyandlykheden tegen nem ondernomen.<br />

Volgens 't verhaal van fommige fchryvers<br />

(f) zou hy zich van gansch <strong>Friesland</strong><br />

Weder afgevallen<br />

zynde<br />

wordt hy<br />

door den<br />

Keizer beoorloogd.<br />

V1CCIUU) i-^^w.» o—J<br />

, tusfehen 't Vlie en de Lauwers hebben meester<br />

t gemaakt. En fchoon hiervoor geen voldingend<br />

• bewys kan worden bygebragt, is het geenszins<br />

vreemd, dat Egbert zich onafhangklyk zocht te<br />

maaken in eene Landltreek van welke hy oordeelde<br />

hem hec Graaflyk bewind, althans voor een gedeelte<br />

, onbetwistbaar toe te komen. De Keizer<br />

bragt hierop een aanzienlyk Leger by een, en .<br />

rukte daarmede, in de Lente van duizend negen<br />

en tachtig, in Turingen, alwaar de Markgraaf zyne<br />

voornaamtte goederen liggen had en toen zelf<br />

tegenwoordig was ; doch werd genoodzaakt<br />

dit gewest, met merkelyk verlies, te verhaten.<br />

'Egbert had 'er echter luttel voordeels van ,<br />

t dewyl hy kort daarna, door beitel van Aleid,<br />

Abtdis van Quedlinburg en Zuster des Keizers,<br />

verraaderlyk wierd omgebragt.<br />

Voor dat de Markgraaf dus aan zyn einde<br />

kwam,<br />

(f") Emmius fpreekt hier van Rer. Frif. L. VI. p.<br />


van F R I E S L A N D . 307 7<br />

kwam, was hy reeds, voor de laaide relze, van<br />

de tnefche landen beroofd, , en de Kerk v?n<br />

Utrecht daarmede andermaal begiftigd. In den<br />

pizerlyken Giftbrief, gedagtekend te Regensburg,<br />

den eerden van Sprokkelmaand des<br />

jaars duizend negenentachtig, wordt het wispeltuung<br />

gedrag van Markgraave Egbert<br />

met fterke kleuren gefchetst: onder anderen<br />

wordt er in gezegd: „ Dat Egbert, voor i<br />

„deezen Markgraaf, de Saxers en ande- <<br />

. „ re vervolgers van den Keizer met raad en '<br />

„ daad had geholpen , om hem ( Kei-\<br />

„ zer) af te zetten , en te dooden, niet t<br />

„ denkerme dat hy des Keizers Leenman en -<br />

„ bloedverwant, en dat meer is, door eede aan r<br />

„ denzelven verbonden was. Dat de Keizer<br />

„ uic aanmerkinge van onderlinge bloedver-<br />

„ wantfehap ,en uit medelyden met zyne jon°-lc-<br />

„ heid, geene wraak altoos tegen hem geóef-<br />

„ fend, *maar in tegendeel, zo ras hy berouw<br />

-„ toonde, denzelven in genade aangenomen,<br />

„ en hem ai 't geene hy volgens de wet-<br />

„ ten verbeurd had, genadiglyk had wederge-<br />

„ geeven, geloovende dat hy zich niet weder-<br />

„ om tegen hem (Keizer) vergrypen zoude.<br />

" r?, a<br />

y h e t E e<br />

ï £ e n d e<br />

el ondervonden had,<br />

„ hebbende de Markgraaf hem (Keizer), daar<br />

„ hy m een bevredigd landfehap was, en niet<br />

„ het minde kwaad vreesde, getracht te doo-<br />

„ den. Dat derhal ven, de Vorden van Saxen<br />

„ en lunngenenz. re Weimar vergaderd zyn-<br />

„ de, alle de goederen van gemelden Egbert,<br />

. „ aan de Keizerlyke Mogendheid hadden toew<br />

geweezen, voor reden geevende, dat een ver-<br />

V 2<br />

\ BEKNOP<br />

J TE HlSTO*<br />

ME.<br />

_ van Uc-<br />

"recht<br />

> word: an-<br />

. dermaal<br />

. met <strong>Friesland</strong>begiftïgd,<br />

en 't gedrag<br />

van<br />

Graave<br />

Egbert<br />

met zwarte<br />

kleuren<br />

afgemaald.<br />

„ woes-


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

308<br />

Tegenwoordige Staat<br />

woester van 't Ryk en een vervolger van zyn'<br />

" eigen' regeerenden Heer , van zyne Ryks-<br />

" goederen verfteeken, en buiten de grenzen des<br />

" Ryks behoorde verdreeven te worden. Dat<br />

" hy ( Keizer ), door dat rechtmaatig oordeel,<br />

deeze goederen verkreegen hebbende, van<br />

' dezelve zeker Graaffchap in <strong>Friesland</strong>, het<br />

^ welk Oostergouwe en Westergouwe gehee-<br />

" ten wordt, aan St. Marten, en aan de Chris-<br />

" ten Kerk van zynen naam te Utrecht, had<br />

" opgedraagen. Dat dezelve Egbert, over 'c<br />

" verlies van zo groot een Graaffchap bedroefd,<br />

", en tot berouw gekomen, hem ( Keizer )<br />

" had doen fmeeken, dat hem het voornoem-<br />

", de Graaffchap. mogt worden wedergegee-<br />

„ ven , onder deeze toezegginge , dat de<br />

" Keizer hem nooit trouwloos bevinden, maar<br />

" in tegendeel door hem de verftrooide Vor-<br />

" ften des Ryks wederom tot eendragt brengen<br />

", zoude. Dat hy (Keizer), hoopende dat<br />

dit alles waar zoude zyn , het voornoem-<br />

" de Graaffchap, voorheen aan St. Marren'.ge*<br />

" fehonken, tegen den zin van Bisfchop Koen-<br />

'' raad, aan Egbert had te rug gegeeven; doch<br />

" dat deeze-dra tot zyne oude trouwloosheid te<br />

" ru"- gekeerd, en daarom,' door de Ryksvor.-<br />

" ften, geoordeeld was van alle zynè goederen<br />

" vervallen te zyn. Dat hy (Keizer) daar mede<br />

" echter niet was voortgegaan, willende hem<br />

" liever 'tot zich wederbrengen dan van zich<br />

verwyderen. Doch dat Egbert de eene ongerechtigheid<br />

op de andere ftapelendc, ja<br />

^ tegen hem (Keizer ) het zwaard uitgetrokken ,<br />

enhem met opgclroken Vaandels bevochten<br />

" • „ heb-


ww! F R I E S L A N D . 309<br />

„ hebbende , ook den Bisfchop , en andere 'e BEKNOP-<br />

„ Geestclyken had vermoord; zo dat hy ein- [. TE HlSTO'<br />

„ delyk verdiende, niet alleen van zyne goede-<br />

„ ren, maar zelfs ook van zyn leeven beroofd 3<br />

., te worden; al waarom hy (Keizer), hem al-<br />

„ le zyne goederen ontneemcndc, zonder hoo-<br />

„ pe van die ooit weder te krygcn, het meer-<br />

„ gemelde Graaffchap aan St. Maften te Ut-<br />

„ recht had te rug gegeeven, cn aan den Bisfchop ><br />

„ en deszelfs opvolgeren, ecuwiglyk, overge-<br />

,, leverd, zonder dat iemand van zyne Opvol-<br />

„ geren, Koningen of Keizeren, of ookhy zelf f<br />

„ de magt zou hebben, om hetzelve ooit aan<br />

„ de Utrechtfche Kerke te beneemen" (*).<br />

Hoe ongelukkig het ook voor <strong>Friesland</strong> wa-l Het is een<br />

re, dus geduuriglyk van Heer te wisfelen, en nu ongeluk<br />

voor<br />

<strong>Friesland</strong><br />

dus ge»<br />

duurig<br />

van Heer<br />

te wisfelen.<br />

0<br />

aan den eenen, dan weder aan den anderen ge- p<br />

fchonken te worden, de Utrechtfche Kerkvoogd dl<br />

was ondertusfchen wel in zynen fchik, dat hy d<br />

'<br />

door deezen Giftbrief nu een onvervreemd- V£<br />

baar recht op <strong>Friesland</strong> verworven had. De %<br />

daadelyke bezitneeming was 'er maar alleen van<br />

nooden; om deeze te bevorderen, kreegen eenige<br />

naastgelegen Markgraaven bevel van den<br />

Keizer , om dat Landfchap gewapenderhand<br />

voor den Bisfchop te bemagtigen. De bezettingen<br />

van Egbert en van' den Hollandfcheti"<br />

Graave, welke tot dus verre in <strong>Friesland</strong> lagen,<br />

werden hier door genoodzaakt het land te ruimen<br />

,<br />

(*) De Giftbrief zelf is te vinden in liet Groot<br />

Charterboek van Friesl. L D. bl 69. zo" in het oorfprongklyk<br />

Latyn als Nederduitsch, en ook by Foeke<br />

Sjoerds Fr. Jaarboeken. II. D. bl. 264. enz.<br />

V 3


3io Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ men, en daarop nam de Utrechtfche Bisfchop<br />

TE HJITO- bezit van de Friefche Graaffchappen, (lellen­<br />

RIE.<br />

de aldaar tot zynen Stadhouder of Leenman aan<br />

Adel van Adel van Fronenburg, die gehuwd was met<br />

kronen­ Anna van Kamminga, de Dogter van eenen<br />

burg<br />

Kamminga, Heere van Ameland. Deeze Anna,<br />

wordt des<br />

Bisfehops eene zeer Godvruchtige Vrouw zynde, zou het<br />

Stadhou- Klooster Foswerd, in den jaare duizen denneder.gentig,<br />

van Ameland, in <strong>Friesland</strong>, onder het<br />

dorp Ferwerd, verplaatst hebben, om hetzelve<br />

te beter voor de aanvallen en roovcryen der<br />

Zeefchuimeren te beveiligen ; doch hier van<br />

nader in de befchryvinge van Ameland zelf.<br />

De Kruis­ Dat eene bygeloovige Godsdienftigheid, welvaartenke<br />

zich met allerhande zedelyke ondeugden ge-<br />

neemen<br />

een begin maklyk vereenigen laat , in deeze eeuw vry<br />

in deeze hoog gefteegen was, is reeds voorheen, door<br />

eeuw. meer dan eenen trek, gebleeken; doch geen<br />

daarvan ftaat gelyk met die bujtenlpoorige drift,<br />

waarmede men zich, op het einde deezer eeuw,<br />

in Kruisvaart naar 't zogenoemde Heilige Land<br />

begaf. Al federt eenigen tyd hadden de Bedevaarten<br />

naar Palestina, als een zeer Godsdienftig<br />

werk , lustig in zwang gegaan; maar nu meende<br />

men ook Gode eenen dienst te zullen doen,<br />

zo men dat gewest uit de handen der ongeloovigen<br />

wist te rukken. Paus Gregoor de VII had<br />

al in het jaar duizend vierenzeventig een ontwerp<br />

gefmeed, om de Vorften van Europa tot het<br />

beoorloogen der Mahomctaanen, en het herwinnen<br />

van 't Heilige L,and te beweegen; niet<br />

zo zeer om dat hy eenigen prys op hetzel vé (lelde,<br />

als'wel om dat hy dit voor een zeker middel<br />

hield, om der Vorften magt te verzwakken, cn<br />

zyne


van FRIESLAND. 311<br />

zyne heerfchappy te bevestigen en uit te brei­<br />

den. Dan de tweefpalt in Kerk en Staat<br />

was oorzaak, dat 'er, ten zynen tyde, niets van<br />

kwam. Een zyner opvolgercn, met naame<br />

Urbaan de II, fioeg, in dezelfde beginfelen ftaande,<br />

ten jaare duizend vytennegentig, de hand<br />

met zo groot eenen yver aan dit werk,dat het<br />

nem gelukte vericheiden aanzienlyke Vorften<br />

tot eenen Kruistogt te beweegen. Zeker Kluizenaar,<br />

Petrus de Heremiet geheeten, die on<br />

langs van Jerufalem te rug gekomen was, doorliep<br />

Landen en Steden, om groot en klein tot<br />

de Kruisvaart te beweegen. De Bisfchoppen<br />

deeden ook, elk in zyn Sticht, volgens Paufelyk<br />

bevel, daartoe bun best. Robert, Graaf van<br />

Vlaanderen, en Zoon van Robert de Fries,<br />

ontving eenen brief van den Griekfchen Keizer<br />

Alexis Comnenes, waarin hy op eene bcweeglyke<br />

wyze vermaand werd, om toch den<br />

Christenen van 't Oosten te hulpe te komen,<br />

en den Ongeloovigen het Graf des Heeren te<br />

ontweldigen. Door het eene en andere werd<br />

te wege gebragt, dat de voorgenomen Kruis­<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

1095.<br />

En krygen<br />

eenen ongelooflyk<br />

gr ooten<br />

toeloop;<br />

waar on<br />

der ook<br />

vaart eenen ongelooilyken toeloop kreeg van<br />

menfehen van allerlei rang en ftaat. Edel en<br />

Onedel, Oud en Jong, Ryk en Arm, Manen<br />

Vrouw, alles begaf zich, onder geleide van<br />

veele<br />

gemelden Heremiet, op reize, zonder eenige Friefche<br />

foldy te genieten , na zich alvoorens een Edelen<br />

wit of rood kruis op de rechter fchouder te zyn.<br />

hebben laaten. hechten. Onder de menigvuldige<br />

Edelen deezer landen, welke deel aan dien<br />

Togt namen, telde men ook veele Frezen,<br />

onder welke Tjepke Forteman, Jarig Ludin.<br />

v<br />

4 ga,


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE,<br />

De gevolgen<br />

daar<br />

van zyn<br />

voor<br />

<strong>Friesland</strong><br />

van groot<br />

belang.<br />

31a Tegenwoordige Staat<br />

ga, Epo Hartman, Ige Galama, Fcike Bot­<br />

nia , Eelke en Sikke Liaukema, Obbe Hermana<br />

, Homme Homminga, Goffe Roorda, Sikko<br />

var Kamminga, Tjaïling van Ókkinga, en<br />

WatfeHerama, by naame gemeld worden (j).<br />

Niet onwaarfchynlyk dachten fommigen deezer<br />

Edelen, dat het wel gelukken van deezen togt<br />

hen aan ryke bezittingen in 't Oosten zoude<br />

heipen. Jammer was 't, datze op zulk eene<br />

onwisfe kans, ter bekominge van gereede penningen,<br />

tot dien togt volftrekt noodzaakelyk,<br />

veele van hunne Sloten en Landeryen moesten<br />

verkoopen of verpanden, en daarenboven Vrouwenen<br />

Kinderen, goederen, Vaderland en al<br />

wat hun lief was, vcrlaatèh, en zich gelyk {lellen<br />

met een hoop flegt en ondeugend Volk,<br />

dat zich op deeze wyze of voor de vervolging<br />

zyner fchuldeifcheren beveiligde, of alle zyne<br />

zonden op eens zocht uit te wisfehen, en zonder<br />

floot of flag ten Hemel in te treeden, zo<br />

't niet met nog flegter oogmerken van rooven<br />

en fteelen zwanger ging.<br />

Hoe 't met zulke herhaalde Kruistogten beflagen<br />

zy, behoort niet tot ons beftek: men kan<br />

daaromtrent, ten overvloede , by anderen te<br />

rechte raaken. Wy meenden 'er niet ganfchelyk<br />

van te moeten zwygen, te meer om dat de gevolgen<br />

daarvan ook voor <strong>Friesland</strong>», in>,verfeheiden<br />

opzigten,'van groot belang geweest zyn.<br />

De onderlinge haat en wraakgierigheid, welke<br />

verfcheiden Friefche geflagten van het eerfte aan*<br />

zien verdeeld hield, en menigmaal moord en doodflag<br />

(f) Winfem Kron.van Friesl. bl. itj en 128. U><br />

Êmmius, Rer. Frif. Hist. L. VI. p. 258, & 2f$>.


van F R IESLAND. 313<br />

fïag veroorzaikt had, bekoelde hierdoor merkelyk;<br />

„ en een Slaaf, (dus luiden de woorden van<br />

„ den Heere S. Styl ( ' ) welke ik met genoe-<br />

„ gen de myne maak ) , die moeds genoeg<br />

,, had om deel te neemen in deeze roemruch-<br />

„ tige bukenlpocrighcden, bekwam terllondzy-<br />

„ ne vryheid. Men kan denken, dat zeer wei-<br />

,, nigen deeze gelegenheid verzuimden: en na<br />

,, het vertrek van zo veele flaaven moesten vec-<br />

„ le vrye lieden noodzaakelyk gebezigd'worden<br />

„ tot allerlei verrichtingen en dienften, welke<br />

1 „ voormaals tot den allerlaagften ftaat behoord<br />

,, hadden. Deeze dienften, nu vry geworden<br />

„ zynde, vereischten een billyk loon, en, in<br />

„ gevalle van verfchil, de uitfpraak van goede<br />

„ wetten. Dus kreeg het werkzaamfte deel des<br />

„ Volks fchooner kans om zich te beveiligen<br />

,„ tegen de armoede, en allengs, het zy door<br />

, „ den landbouw, het zy door de oeffening van<br />

,, huislyke kunften, het bezit van vaste goede-<br />

„ ren tot zich te trekken. Heeft dit niet zeer<br />

,„ veel uitgewerkt om de burgerlyke vryheid te<br />

,„ bevorderen?" Heeft men dan in deeze zin*<br />

melooze onderneemingen eene der eerfte oorzan-<br />

;ken te zoeken van den ondergang veeier Friefche<br />

Grooten, zy hebben teffens aanleiding gegeeven<br />

)om den burgerftand uit dien laagen ftaat te verihefïen,<br />

waarin dezelve al te lang had zitten zug-<br />

>ten. Doch zo had een weezentlyk kwaad wel<br />

i:eens meer wat goeds ten gevolge.<br />

Markgraaf Egbert, op zulk eene wyze , als<br />

voorheen gemeld is, van kant zynde geraakt, had<br />

tot<br />

(*) Opkomst en Bloei der Vereen. Nederl. tweede<br />

Orok bl. 28.<br />

v 5<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO.<br />

KIE.


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

Henrik,<br />

Hertog<br />

vanSaxen<br />

wordt<br />

door de<br />

Friezen<br />

verflagen.<br />

314 Tegenwoordige Stout<br />

tot erfgenaam zyne eenige Zuster Geertruid,m<br />

vervolg van tyd getrouwd met Henrikden Vetten,<br />

Zoon van Otto, Hertog van Saxen. Henrik, door<br />

dit Huwelyk recht hebbende op alle de goederen<br />

van wylen zynen Schoonvader Egberc, was al dra<br />

bedacht op het herwinnen van <strong>Friesland</strong>,'t welk<br />

denzelven,zo hy dacht,ten onrechte benomen,<br />

en aan de Kerk van Utrecht gefchonken was. Met<br />

rredriK, uraave van uioenourg en aeszeus><br />

aanftaanden Opvolger Eilmarus , trof hy alvorens<br />

een verbond, om zich' alzo een' open'<br />

weg in 't Land te baanen. Oldenburg was naamelyk<br />

de fleutcl van Oostfricsland, grenzende aan 't zelve<br />

door moerasfen en hcidvelden; ook was deszelfs<br />

Graaf zo verre van den Friezen, zynen nabuuren ,<br />

een góed hart toe te draagen,dat hy gaarne zag,<br />

dat dezelve op nieuw onder de magt van Saxen<br />

kwamen. Eer de Friezen gereed waren, was de<br />

vyand reeds mëtderdaad over de moerasfen in<br />

't land geraakt, en, brandende en roovende,<br />

tot by Norden gekomen. Doch hier hun Leger<br />

hebbende neêrgeflagen, werdenze eerlang<br />

door de Friezen, die midlerwyl met alle magt<br />

op de been geraakt waren, met zo veel beleid<br />

cn dapperheid aangetast, dat het meeste deel<br />

der Saxers verflagen wierd. Henrik de Vette<br />

fchoot 'er ook zelf het leeven by in, en Eilmarus<br />

redde het zyne door de vlugt ( * ).<br />

Door<br />

(*) Egg. Beninga in zyn Krou. bl. 98. van deezen<br />

Veldflag fpreekende, zegt, dat de nederlaag der Saxers<br />

inzonderheid daaraan is toe te fchryven, dat ijne ruyter<br />

moerte balven ziek niebt kunden bruken, daer over he<br />

ben obne de Freefen met vele andere Heeren de flacht<br />

afgetvunnen, und is daer zulvest (te weeten Henrik)<br />

met vele Heeren doot gebleven. Hier mede itemt overeen<br />

Schot. Friefch. Hist. bl. 80, 'er alleen byvoegende:<br />

,,'t Is onzeker hoe 't met Fredrik afgeloopen zy".<br />

Zie ook Emnr.us Rer. Frif. Hist. p. 260 etg.


van FRIESLAND. 315<br />

Door dcese nederlaag bleef de Vryheid van<br />

Costiries-land toenmaals bewaard, en de Friefche<br />

Graal Ichapncn van Oostergo en Westergo genootcn,<br />

een' geruimen tyd, eene aangenaame<br />

rust. Het gefchil tusfehen Galelges Galama en<br />

den Hollandfchcn Graave Floris den II, krenkte<br />

deeze rust wel eenigzins, doch had geenen<br />

openbaaren oorlog ten gevolge. Het geval<br />

droeg zich in deezer voegen toe, Omtrent deezen<br />

tyd had men tusfehen Stavoren, Enkhui'<br />

zen en Texel nog zeer vruchtbaare beemden<br />

en lustige bosfehadien, die in laater tyd dooi<br />

iterke inwateringen in dien zeeboezem veranderd<br />

zyn, welke hedendaags de Zuiderzee genaamd<br />

wordt, en misfehien vroeg of laat meer andere<br />

aangrenzende landen zal verflinden. Het bosch<br />

Kreil wordt gezegd een der voomaamlten van<br />

dien verdronken oord geweest te zyn, en toe^<br />

b .moord te hebben aan het adelyk geflagt van<br />

Galama , waarvan meergemelde Gale Iges<br />

Galama, toen ter tyd, het voornaamfte hoofd<br />

was. Galama, dit bosch als het zyne aanmerkende,<br />

vermaakte zich daar menigmaal met de<br />

jagr.; doch dit mishaagde den Hollandfchen Graa-<br />

V- 1<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO.<br />

RIE.<br />

1106.<br />

De rust,<br />

hier na<br />

door<br />

<strong>Friesland</strong><br />

genooten,<br />

wordt<br />

eenigzins<br />

geftoord,<br />

door 't<br />

voorgevallene<br />

tusfehen<br />

Galama<br />

en Graave<br />

Floris den<br />

it.<br />

, misfehien waanende, dat deeze landftreek toe<br />

Westfriesland, en alzo tot zyn rechfsgebied be­<br />

De Graai<br />

hoorde. Dc Graaf maakte althans geene zwaa-<br />

laat eenige<br />

righcid, om op zekeren tyd den dienaaren van jagthon­<br />

Galama, daar jaagende als hy er kwam, drie den van<br />

jagthonden, met al watze gevangen hadden , Galama<br />

wegnee-<br />

af te neemen. Dan Galama kreeg hier zo dra<br />

men.<br />

de weet niet van, of hy z WQC r die daad aan 's Graaven<br />

goed en bloed te zullen wreeken, al ware<br />

't ook ten koste van zyn eigen leeven. De<br />

Graaf ging niet te min. voort met jaagen in 't ge*<br />

mplde


316* Tegenwoordige Staat<br />

B-KNOP- : melde bosch, en dus geviel 't al kort hier na, dat zy<br />

TU HlSTO- ,<br />

ekanderen ontmoetten. Galama verzuimde by dee­<br />

KIS.<br />

ze gelegenheid niet, den Graaf met bitfe woorden<br />

Galama<br />

eischt om vergoeding van fchade aan te fpreeken, dreivergoegende,<br />

zo hem die geweigerd wierd, zich zeiven<br />

ding van recht te zullen doen, door de wapenen, welke<br />

den Graa­<br />

God en de Natuur hem gefchonken hadden.<br />

ve, en<br />

brengt Graat Floris niet luttel gebelgd over zulk eene<br />

hem eene koenheid , gaf Galama te verdaan, dat hy meer<br />

wonde eerbied en vooral geene dreigingen van hem ver­<br />

toe.<br />

wacht had; doch deeze, daar door niet in 't<br />

minde vervaard, duwde hem toe: „ Zo waar-<br />

„ lyk als ik een edele Vrye Fries (Ela Fria Fre-<br />

„ fena) gebooren ben, zal ik het myne voor uwe<br />

„ overweldiging befchermen , of het zal my aan<br />

„ magt,maar niet aan wil ontbreeken", en met<br />

een zyn geweer ter fchede uittrekkende bragt<br />

hy daarmede den Graave eene wonde toe in den<br />

rechter arm. 's Graaven Edelluiden trokken,<br />

dit ziende, mede van leer, en befchermden hunnen<br />

Heer; doch zo, dat twee van hun, die zo fors<br />

eene daad van den Fries niet verwacht hadden,<br />

'er het leeven by in fchooten; zynde dit in het<br />

jaar elfhonderd en twaalf, of eenige jaren laater<br />

III2.<br />

gebeurd (f).<br />

Had<br />

(t) Op zulk eene wyze byna wordt dit geval verhaald<br />

door S. A. Gabbema,. in zyne befchryvinge der<br />

Nederl. Watervloeden , uirgegeeven door T. Gutberleth,<br />

bladz. 50 en 51, zonder te melden, dat Galama<br />

daar by van 't leeven beroofd zy. Okko van Scharl,<br />

en ook Winfemius, van dit geval fpreekende, zeggen,<br />

dat de twistende pariyen het gefchil gegeeven hebben<br />

op den Hertog van Braband; doch dat deeze kort<br />

daarna geftorven, en de twist onbeflist gebleeven is.<br />

Het


van FRIESLAND. 317<br />

Had Keker Henrik de IV, gelyk wy voor-:<br />

heen zagen, de Utrechtfche Kerk befchonken 1<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

met de Friefche Graaffchappen van Oostergo en<br />

Keizer<br />

Westergo j Keizer Henrik de V, na deezen zynen Henrik de<br />

ongelukkigen vader, aan 't Keizerlyk bewind ge­ V. bevesraakt<br />

zynde, bevestigde dat gefchcnk by eenen tigt het<br />

Giftbrief, welke nog voorhanden is (* ) en in<br />

gefchenk,<br />

dat zyn<br />

welken hy verklaart: „ dat, even gelyk zyn vader<br />

Vader aan<br />

„ tot<br />

Het flilzwygen, door Schotanus omtrent dit voorval<br />

gehouden. doet my denken, dat het by hem op zyn<br />

best voor twyrTelacluig aangezien wierd. Veel gunltiger<br />

dacht 'er de Hr, Ccrifier ook niet over, toen hy<br />

in zyn Tableau de 1'Ilistoire Generale etc. Tom. I.<br />

p. 219, hiervan zeide : On raconie, car nous ne garantisfons<br />

par l'anecdote, aue Florent. etc Anderen, nog<br />

verder gaande, hebben niet gefch.oomd, het geheele<br />

verhaal te verwerpen, en wel op deezen grond, dat 'er<br />

nooit een bosch te Kreil geweest zou zyn, of dat men<br />

het althans maar voor een llietbosch te houden had:<br />

Dan deeze laatfien zyn, onzes oordeels, genoegzaam<br />

wederlegd door den Gel. Wagenaar in zyne Vaderl.<br />

Hist. II. D. bl 214, daar hy in eene noot aantoont,<br />

hoe weinig reden 'er zy om het beftaan van dat bosch te<br />

ontkennen, daar men blyk heeft, dat 'er in de vyftiende<br />

eeuw nog een groot bosch ten Noorden van Texel<br />

geweest is. Ondeftusfchen heeft de fclirandere Foeke<br />

Sjoerds met veel_befcheide»heid eenen dubbelen misflag<br />

in den Geleerden Wagenaar Opgemerkt, daar in begaande,<br />

dat, volgens zyn verhaal, Galama in die ontmoetinge<br />

met den Graave omgekomen, en daarenboven<br />

een Westfriesch Edelman geweest zou zyn, die den Graaf<br />

voor zynen Landheer erkennen moest. Zie Friefche<br />

Jaarb II. D. bl. 320.<br />

(*) Groot Charterb.vaiFriesl. I. D fel. ji. wordende<br />

aan *t hoofd van deezen Giftbrief gezegd, dat dezelve<br />

gegeeven is, tusfehen den jaare u 11 en 1116, en onder<br />

aan, dat Keizer Henrik de V regeerde van noó tot<br />

1125, en Bisfchop Godebald van nn tot 1127.


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

de Utrechtfche<br />

Kerk gedaan<br />

had<br />

Devriendfchap<br />

wordt -<br />

herfteld<br />

tusfehen<br />

den Keizer<br />

en<br />

den Graave<br />

van<br />

Holland.<br />

318 Tegenwoordige Staar,<br />

„ tot behoud van deszelfs ziele, en uit zon-<br />

„ derlinge liefde voor den Utrechtfchen Bis-<br />

>, fchop Koenraad, aan denzelven het Friefche<br />

„ Graaffchap gefchonken had, hy alzo dat ge-<br />

„ fchenk vernieuwde en bevestigde, geevende<br />

„ dat aan zynen getrouwen Godebald,Bisfchop<br />

„ van gemelde Kerk , opdat hetzelve zo door<br />

„ hem als door zyne opvolgers vry en zonder<br />

„ tegenfpreeken bezeten mogt worden; zo dat<br />

„ niemand van de Koningen en Keizeren, zyne<br />

„ opvolgeren,of ook hy zelf, fchoonze wilden,<br />

„ dat der Utrechtfche Kerk zouden konnen benee-<br />

„ men". Hoe weinig echter zulke iferke verzekeringen<br />

te beduiden hadden, wanneer 'c gebied in<br />

andere handen gekomen was, of het uitzigt op belang<br />

eenen anderen keer genomen had, zal uit<br />

de volgende gebeurtenisfe ten overvloede blyken.<br />

Graaf Floris overleeden zynde werd wel opgevolgd<br />

door zynen oudften zoon, Dirk den<br />

VI, doch deeze was te jong van jaaren, om<br />

vooreerst in eigen naam het gebied te aanvaarden;<br />

het kwam dus in handen van Petronelle,<br />

zyne Moeder, die eene volle Zuster was van<br />

Lotharius, thans Hertog van Saxen, die mee<br />

Keizer Henrik den V geduuriglyk over hoop gelegen<br />

hebbende,na deszelfs dood met deKeizerlyke<br />

waardigheid bekleed werd. Door deeze<br />

Iaatfte gebeurtenis veranderde de vyandfehap,<br />

die meer dan eene eeuw tusfehen de Keizers en<br />

Hollanders geduurd had, eensflags in de naauwfte<br />

vriendfehap, welke van zeer ongunftige gevolgen<br />

voor de Utrechtfche Bisfchoppen was. Hadden<br />

deeze zich naamelyk voorheen van de gunst<br />

der Keizeren mcesterlyk weeten te bedienen, om<br />

hun


tan F R I E S L A N D .<br />

hun wereldlyk gebied uic re breiden; Vrouw Pe- . BEKNOFmtronelle<br />

toonde, nu haar de gelegenheid daar­ TE HlSTO-<br />

' RIE.<br />

toe gebooren was, in die konst niet minder bedreeven<br />

ce zyn, en wist het by haarenBroeder, ><br />

den Keizer, zo verre te brengen, dat deGraaf- - Utrecht<br />

ichappen Oostergo en Westergo, weleer aan j veriiest<br />

de Utrechtfche Kerk gefchonken, thans aan de­ daarby<br />

" Oostergo<br />

zelve benomen, en aan het Graaffchap van Hol­ • en Wesland<br />

gehecht wierden, nadat zy zedert het jaar • tergo, nu<br />

duizend negenentachtig , en alzo zevenender­ beide aan<br />

' Holland<br />

tig jaaren, aan den Bisfchopiyken ftoel van Ut­<br />

• gefchon.<br />

recht hadden toebehoord. Deeze begiftiging ge­<br />

• ken.<br />

fchiedde in het jaar elfhonderd zesentwintig:<br />

11 zo".<br />

de Giftbrief zelf is niet meer voorhanden, maar<br />

uit dien, waarby Keizer Koenraad de III, ten<br />

Jaare elfhonderd achtendertig, den Utrechtfchen<br />

Bisfchop Andreas met gemelde Graaffchappen<br />

befchonken heeft, blykt, dat dezelve , door<br />

Keizer Lotharius, der Utrechtfche Kerke benomen,<br />

en aan den Graaf van Holland gefchonken<br />

waren. Doch fommigen hebben aangemerkt,<br />

dat de Hollanders even weinig als de Utrechtfchen,<br />

door deeze Keizerlyke Giften, zyn bevoordeeld<br />

geworden (§).<br />

Midlerwyl was deeze verfchenking van Ooster-<br />

en Westergo aan den Graave van Holland i<br />

zo verre van den Friezen te behaogen, dat zy !<br />

De Friezen<br />

zyn<br />

hier over<br />

zeer te<br />

'er zeer te onvreden over waren. In den twist, \ onvreden.<br />

die, ten deezen tyde, tusfehen Graaf Dirk<br />

en zynen Broeder Floris den Zwarten ontftond,<br />

en welke op vry wat bloeds te liaan kwam,<br />

hadden de Friezen daarom bedektelyk de hand.<br />

Zelfs<br />

(§) U. Emmiiis Lib. VI, p. 169.


E-EKN01'.<br />

T". HlSTO<br />

RIE.<br />

Graaf<br />

Dirk<br />

neemt<br />

voor,<br />

eerst<br />

<strong>Friesland</strong><br />

bewesten,<br />

en daarna<br />

beoosten<br />

't Vlie<br />

aan zich<br />

te onderwerpen.<br />

1132.<br />

gaó Tegenwoordige Staat<br />

Zelfs worde het voor waarfchynlyk gehouden,<br />

dat zy hunne landsluiden, aaii de ovsrzyde der<br />

Zuiderzee, tot eenen 'opHand tegen den Hollandfchen<br />

Graaf hebben aangezet, fchoon \<br />

zeer wel zyn kan, dat de Bisfchop van Utrecht,<br />

te onvrede over de gift van Lotharius, 't vuur<br />

van oneenigheid tusfehen de twee Broeders<br />

bedektelyk hebbe aangeblaazan. Graaf Floris,<br />

althans, reeds van overlang hebbende zwanger<br />

gegaan met een voorneemen om zyne eigene<br />

grootheid te vestigen op de verninderde magt^<br />

zyns broeders, zag gaarne dat de Westfriezen<br />

openlyk weigerden Graaf Dirk te huldigen.<br />

Deeze evenwel, niet gezind zynde om zo fchoon<br />

een gedeelte van zyn Graaflyk gebied te laaten<br />

vaaren, bragt al zyn Krygsvolk by één, met<br />

oogmerk om eerst de wederïpanhige Westfriezen<br />

tot reden te brengen , en daarna de Graaffchappen<br />

van Ooster- cn Westergo in bezit te<br />

gaan neemen. De Winter van het jaar elfhonderd<br />

tweeendertig was zo ftreng, dat het Ys<br />

fterk genoeg ware om een Leger te konnen<br />

draagen. Graaf Dirk bediende zich van deeze<br />

gelegenheid, en trok met zyne ganfche Heirkracht<br />

naar Westfriesland; daar men wel niet<br />

ongewapend , maar echter niet ftéfk' genoeg<br />

was, om den Graave, met gegronde hoop van<br />

overwinning?, het (pits te bicden. Daar werd<br />

nogthans eene kans gewaagd, doch met merklyk<br />

verlies van dé zyde der Westfriezen. Landwaards<br />

in te vlugten was dus het gereedfte middel<br />

ter behoudenisfe voor de overgebleevenen;<br />

doch hierdoor liet men de naaste Dorpen en<br />

Buurten bloot liggen voor de plondering der<br />

Hol-


van FRIESLAND. 3ai<br />

Hollanderen, die, na 't platbranden van het BKKWO**<br />

land, met eenen ryken buit niet alleen, maar TE HtSTO»<br />

ook met eene menigte gevangenen naar Allernaar RIE.<br />

te rugge keerden. De invallende dooi verhin­<br />

Het eerlïe<br />

derde den overwinnaar verder iets te ondernee- doet hyj<br />

men; en dus bleeven de Friezen van Ooster­ maar niet<br />

en Westergo ongemoeid; terwyl die van West- het Iaatfte,<br />

om dat de<br />

friesland 's Graaven Broeder Floris voor hun­<br />

dooi her»<br />

nen Veldheer aannamen, en eerst tot ruste kwa^ verhirt-<br />

mein toen, twee jaaren laater, de vrede door iert.<br />

Keizer Lotharius, tusfehen de twee Broeders<br />

zyne Neeven, bemiddeld werd, op voorwaarde<br />

dat ieder van hun zou behouden het geen hy<br />

toen bezat.<br />

Onder de menigvuldige Kloosters, welke het<br />

bygeloof, ook in <strong>Friesland</strong>, had beginnen te<br />

ftichten , niet lang na dat het Christendom<br />

daar op eenen vasten voet gefteld was, heeft<br />

dat van St. Odulfus by Stavoren, in den jaare<br />

elfhonderd tweeendertig, eene wisfeling van<br />

inwooneren ondergaan , welke verdient, 0<br />

St. Odalft<br />

Klooster<br />

by Stavorenverkrygtandereinwooners.<br />

in 't<br />

kort gemeld te worden. Van zyne eerfte ftichtinge<br />

af was dit Klooster bewoond geweest<br />

door reguliere Kanonniken; doch deeze hadden<br />

het, door hunne wulpfche dartelheid, fchandelyke<br />

weelde en buitenfpoorige ongebondenheid,<br />

tot ergernis van alle welmeenenden , zodanig<br />

gemaakt, dat de Bisfchop van Utrecht, met<br />

naame Andreas, onder wiens Geestelyk Rechtsgebied<br />

het grootfte deel van <strong>Friesland</strong> ftond,<br />

noodig oordeelde, deeze ongeregelde Kloosterbroeders<br />

te doen verhuizen, en Benediktiner<br />

Monniken, uit het Klooster Oostbroek by Utrecht<br />

genomen, in derzelver plaats te ftellen<br />

X De


BEU NOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE»<br />

Inhoud<br />

van den<br />

Giftbrief<br />

van Bis­<br />

fchop Att'<br />

dreas.<br />

32* Tegenwoordige Staat<br />

De Giftbrief, waar by dit Klooster, met alle<br />

zyne Gerechtigheden en Voorrechten, aan den<br />

nieuwen Abt en Monniken gegeeven werd, was<br />

van den volgenden inhoud.<br />

„ In den naam der H. en onverdeelde Drie-<br />

„ vuldigheid. Ik Andreas, door Gods genade<br />

" Bisfchop van Utrecht, doe kond aan allege-<br />

" loovioen, zo tegenwoordige als toekomen-<br />

" de, dat de burgers van Stavoren, door in-<br />

" geevinge der Godlyke Bermhartigheid , de<br />

" Kerk van den H. Odulfus, die langen tyd<br />

'* onder de handen der Leekenwas geweest,en<br />

" eenige goederen deezer Kerke, die door on-<br />

" ze Voorzaaten aan Leeken te leen gegeeven<br />

waren, door hunnen arbeid en ten koste van<br />

" hunne goederen, van alle magt der Leeken<br />

" ontllagen hebben: en dat zy deeze Kerk,dus<br />

" van de magt der Leeken ontheeven zynde,<br />

" en de goederen der Kerke, die de Leeken<br />

" bezeten hebben , ten dienfte van God, vry<br />

' en ten eenemaal los gemaakt hebben. Daarom<br />

is het, dat wy, aanmerkende hunnen<br />

" goeden wil, met raad en volgens het ver-<br />

'* zoek van de Priors onzer Kerke, om aldaar<br />

9<br />

\ den dienst van God voort te zetten, alle onze<br />

9<br />

o-erechtigheid en ons bezoekrecht, me; land<br />

9<br />

\ en inkomfte, en al wat ons in gemelde Kerke<br />

toegekomen heeft, beftaande in grooteen<br />

kleine Tienden, in Rechtsbannen, Beemden,<br />

" Weiden, en zo wel bebouwde als onbebouw-<br />

|' de Landeryen, aan gemelde Kerk van Stavo-<br />

*, ren voor altoos overgegeeven hebben: Vor-<br />

„ ders, dat wy, volgens den wille en op het<br />

, verzoek der gemelde burgeren, een'Abt mee<br />

„ Mon-


van FRIESLAND. 323<br />

„ Monniken in dezelfde Kerke Hellen en inwy- BEKNC*.<br />

„ den, en alle de goederen, der voornoemde TE Hif TO*<br />

„ Kerke toebehoorende, door onze afkondigin- RIE.<br />

„ ge, aan dezelve Kerk toegeweezen en bevestigd<br />

„ hebben. Doch wy hebben denzelven Abc<br />

» opgelegd, dat hy onzen Rentemeester, als<br />

., die naar <strong>Friesland</strong> zal gaan, jaarlyks twee<br />

„ ponden Scavorfche Munt zal moeten betaa-<br />

„ len ; een pond als hy derwaards gaat, en<br />

„ een pond als hy naar huis'keert.<br />

„ Nog hebben wy geordonneerd, dat dege-<br />

„ melde Kerk vry weezen, en van geenenandea,<br />

ren Abt afhangklyk zyn zal; dat, als de Abt<br />

•„ dier Kerke zal geftorven zyn, de Broeders,<br />

„ vryelyk en met eene regelmaatige verkie-<br />

„ zinge, iemand, wienze begeeren, zullen ver-<br />

„ kiezen, en dienze dus verkooren hebben,<br />

•„ aan den Bisfchop zullen voordellen, om on-<br />

„ derzocht en gewyd te worden.<br />

,, Daarenboven ordonneeren wy, en geeven<br />

„ 'taan de voornoemde Kerk tot een voorrecht,<br />

„ dat de voorgemelde Abt, gelyk by fommige<br />

„ Kerken gebruikelyk is, te vreden zal zyn met<br />

„ zyne eigene perfoonen , die hy binnen 't<br />

„ Klooster heeft, en aan niemand iets van 't<br />

„ Kloostergoed of van de dingen der Kerke te<br />

l e e n z a l<br />

'sa<br />

geeven; en dat hy dus vry zal bly-<br />

„ ven van alle verpachtinge. En op dat al<br />

„ het bovenllaande behendig en krachtig moge<br />

„ blyven, hebben wy bevolen deezen brief<br />

„ deswegens te befchry ven, en 'er ons ze^el<br />

„ op te drukken, Gegeeven te Utrecht, op<br />

„ Pinkfterdag, in 't jaar van's Heeren mensch-<br />

„ wordinge MCXXXII, in de tiende Indictie,<br />

x<br />

a „ in


BEKKOP<br />

« HISTO­<br />

RIE.<br />

3»4 Tegenwoordige Staat<br />

„ in 't vierdejaar van ons Bisdom, ten over-<br />

„ traan van geloofwaardige getuigen; zo Klerken<br />

en vrye Perfoonen, als Dienstluiden. ( )<br />

' L De Klerken zyn: Hardbert, Domproost; Lut-<br />

„ bert, Domdeken; Herman, Proost van Se. Bo-<br />

,, nifacius (Kerk); Luzo, Proost van St-Pie-<br />

, ters ( Kerk); Wybrand, Abt van St. Paulus<br />

( Klooster); Ludolf,Abt van St.Laurensin<br />

den Broek; Wichard, Deken van Se.Bomla-<br />

" cius(Kerk); Lutbert, Deken van St. Hetere<br />

" (Kerk) ; Arnold, Deken van St. Mam»<br />

(Kerk). De vrye perfoonen zyn: Godetrid<br />

'j van Maffen en zyn zoon Herman; Gizelbert yart<br />

' Kalnech; en deeze van Stavoren: Aldeger, Rich-<br />

„ pert, Gerbrand, Pajo , Wif hard, Reinier. De<br />

, Dienstluiden zyn: Arnold de Kastelein ;<br />

„ Alfero de Schout; Albero, Gizelberts zoon;,<br />

„ Hugo van Vechten; Lutbert, deMaarfchalk;<br />

' , Wicher, de Spysdraager.<br />

„ De Kapellen, tot de Kerk van St. Odulfus te<br />

„ Stavoren behoorende, zyn Laxnum (i),<br />

„ fVardelte ( a ), Kannewald (3 ), Htndel<br />

,,pum(4), Gersmere(5 ), Zantfoerde (6), »<br />

„ Led-<br />

(*) Men verfta hier door geene gemeene dienaars,<br />

maar segoede en braave Edelluiden, die eenen Leenheer<br />

hadden, en hem, uit hoofde van 't eene of andere<br />

Leengoed, zekere dienften fchuldig waren: Oudheden<br />

en GefiicUen van Friesl. II ö. W 27.<br />

(1) Eene Buurt onder Scharl, in Hemelumer Oldevaart,<br />

hedendaags Laaxum genaamd.<br />

(2) Warns, een Dorp in dezelfde Grieteny.<br />

(3) Korniverd, een Dorp in Wonzeradeel.<br />

f4) Hindeloopen, eene Stad in Westergo.<br />

(Sj Gaasmeer, een Dorp in Wymbritferadeel.<br />

(


van FRIESLAND. 3a 5<br />

n Leddesghe ( 7 ), Aldékerke ( 8 ), Hagekerke<br />

5» ($0> Ipekeldekerke (10) , Q n TE ), HISTO­<br />

„ Ferlerette ( 12) , O^r/^ (13), A^»rRIE. tf<br />

„ (14 ), #«tó»r ( 15 )» Sillehem (16),<br />

„ ra?


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

Paus Innocentius<br />

de 111, bevestigt<br />

het<br />

Klooster<br />

in zyne<br />

voorrechten<br />

en bezittingen.<br />

Inhoud<br />

der Paufelyke<br />

Bulle.<br />

326* Tegenwoordige Staat<br />

j, Midlinge (20), Hart (21), Dennigrip<br />

„ ( 22 ), Scingnum (23), Weüershof (24 V".<br />

» f S)<br />

Deeze brief van Bisfchop Andreas is daarna<br />

door eene Bulie van Paus Innocentius den III<br />

bevestigd , hebbende die Kerkvoogd daar by<br />

't gemelde Klooster niet flegts onder zyne befcherming<br />

genomen , maar aan 't zelve ook<br />

nog daarenboven het wettige bezit van<br />

verfcheiden goederen , in den voorgaanden brief<br />

niet gemeld, toegekend. Om de Bulle zelve,<br />

hier, als te wydloopig , niet te melden , geeven<br />

wy 'er alleen den zaakelyken inhoud van op.<br />

Deeze nu komt hier op uit. „ Na verklaard<br />

te hebben, dat het billyk is, dat zy, die pro-<br />

„ fesfie van 't Kloosterleeven doen, door den<br />

„ Apostolifchen byftand geholpen worden, wil-<br />

„ ligt hy de begeerte van den Abt en de Broe-<br />

„ deren in, en Mek het Klooster onder de befcher-<br />

„ ming van de RoomfcheKerk en den H. Petrus,<br />

„ gebiedende, dat de Regel van den H. Benedik-<br />

„ tus, naar welken 't Klooster was ingelteld, daarj,<br />

in ten eeuwigen dage onverbreeklyk zou wor-<br />

„ den<br />

ZEngwirden, zynde oudtyds ook wel genaamd Hombert<br />

of Leoviert.<br />

{ 20) Midlum, een Dorp in Franekeradeel.<br />

(ii) Hart , zou men hierby niet aan Hartwert ia<br />

Wonzeradeel te denken hebben ?<br />

(22) Dronryp, in Menaldumadeel.<br />

(23) Scbingen, in dezelfde Grieteny.<br />

(24) Weder shof, deeze plaats moeten wy , als ona<br />

onbekend, met ftilzwygen voorbygaan.<br />

(§) Oudh. en Gedichten van Friesl. I D. bl. 470—<br />

473. Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 71.


van FRIESLAND. &f<br />

„ den onderhouden. Dat de Broeders alle bezir-<br />

„ tingen en goederen ,zo toekomende als tegen-<br />

„ woordige,met naame de plaats zelve daar het<br />

KloostergeIegenwas,met alle daartoe behoo-<br />

„ rende Kerken, van St. Odulfus, van St, Ma-<br />

„ riate Stavoren, van Laaxum, van Warlesle,<br />

„ vanKarnwald, van Mitlinga, van Haringa, van<br />

„ Hindeloopen, van Gersmeerc, van Zandforde,<br />

van Heslum, van Edeswald ,van Aldakerke, van<br />

„ Ypekaldige, van Hagekerke, van Wikle, van<br />

„ Farlanche, van Aathne, van Scherpenzele, van<br />

„ Futhne ,van Fenchuzen,van Oosterfe ,van Sile-<br />

„ ham, van Marchnesfe, van Nagelen, van Emelwerd,<br />

van Urch,van Drenningrip; als ook de Ka-<br />

„ pelle van Feke, met alle haare bezittingen, en<br />

„ alles wat haar toebehoort onder Karncwalde,<br />

„ Scherpenzele, Urch, Sadergo, Fle, Algote-<br />

„ dorp, met de Hoeven en Visfcberyen, die de<br />

„ Broeders ten dien tyde bezaten, als ookdelanderyen,<br />

beemden, wyngaarden, foreeften en<br />

„ weiden, zo in bosfchen als in 't vlakke land<br />

gelegen, met de wateren, molens, wegen, pa<br />

„ den, en derzelver verdere vrydommen, zouden<br />

„ bezitten, zonder dat het iemand vry zou ftaan<br />

hunlieden eenige tienden af te vorderen van de<br />

„ landen, door hunne eigene handen of op<br />

„ hunne kosten bearbeid. Dat het hun vry zou<br />

„ flaan Klerken en vrye of ontilagen Lee-<br />

„ ken, die de Wereld ontvlooden , ter be-<br />

„ keeringe aan te neemen , zonder iemands<br />

„ tegenfpraak. Dat het ondertusfehen niemand<br />

der Broederen, eens zyne Kloostergelofte ge-<br />

„ daan hebbende,geoorlofdzoude zyn, zonder<br />

verlof van den Abt uit het Klooster te vertrek-<br />

3, ken, ten zy dan om eene ftrenger leevenswyze<br />

X 4 „te<br />

BEKNOT.<br />

TE HlSTO»<br />

ME.


BEKNOP­<br />

TE HISTO.<br />

KIS.<br />

588 Tegenwoordige Staat<br />

„ te verkiezen; gelyk ook niemand den zodanigen,<br />

„ zonder brieven van verlof, zou vermogen aan<br />

te houden. Dat het den Kloosterbroederen vry<br />

„ zou ftaan, om wanneer het Land onder eenen<br />

„ algemecnen ban zou liggen, met geflooten deuren<br />

en in ftilte, den Goddelyken dienst te ver-<br />

„ richten, zo zy zelve niet mede ih den ban be«<br />

greepen waren ; doch dat de gewoone zalving<br />

„ en wyding van Altaaren, Kerken en Geestelyken<br />

„ gehaald moesten worden by den Bisfchop, in-<br />

9y dien deeze in de gunst en gemeenfchap van den<br />

„ H. Stoelilond. Dat niemand binnen de paaien<br />

der Parochie, zonder verlof van den Bisfchop,<br />

eene Kapel of Bidplaats zou mogen nichten.<br />

„ Dat geene Aartsbisfchoppen,Bisfchoppen, of<br />

wie het ook ware, hun nieuwe onbehoorlyke<br />

„ fchattingen zouden vermogen af te vorderen.<br />

„ Dat de Broederen niemand de begraafplaats<br />

„ binnen het Klooster zouden weigeren, dan al-<br />

„ leen den gebannenen en openbaare woekeraars.<br />

„ Dat het hun vry zou Haan de Tiendenen bezit-<br />

„ tingen der onderhoorige Kerken, die in handen<br />

der Leeken waren, vry te koopen en te los-<br />

„ lèn ; gelyk ook om zich zeiven, by eenpaa-<br />

„ righeid of meerderheid van ftemmen, eenen<br />

„ Abt te verkiezen. Dat niemand, wie hy ook<br />

„ ware, binnen het Slot der Kerken of heilige<br />

„ plaatfen ,roovery of diefftal zou mogen pleegen,<br />

„ vuur aanleggen, bloedvergieten, iemand ge-<br />

„ vangen neemen, dooden, of eenig geweld aan-<br />

„ rechten. Dat, eindelyk, alle vry heden en ver-<br />

„ heffingen, door voorgaande Paufen verleend,<br />

„ beneffens alle vryheden v'an fchattingen, door<br />

s, Koningen, Vorften of andere geloovigert aan<br />

»» dit


van FRIESLAND. 329<br />

„ dit Klooster gefchonken, voor altoos van kracht BEKNOP­<br />

„ en waarde zouden zyn, zonder dat het iemand, TE HlSTO*<br />

RIE.<br />

„ wie hy ook ware, geooilofd zoude zyn, dit<br />

„ Klooster baldaadig te Hoeren, of van zyne be-<br />

„ zittingen te berooven, enz." ( f ).<br />

Terwyl de Geesteïykheid dus haare belangen 's Lands<br />

voortzette, verloor de Adeldom de zyne, door Edelen<br />

on^<br />

(t D Deeze Rulle, die woordelyk te vinden is in de<br />

Oudheden en Gdflicbten van <strong>Friesland</strong> I. ü. hl. 474.<br />

en daar aan Paus Innocentius den III, wordt toegefchreeven,<br />

moet, volgens 't oordeel van den kundigen Foeke<br />

Sjoerds, Friefche Jaarb. II. D. bl. 340. voor eene<br />

Bulle van Paus Innocentius den II, gehouden worden;<br />

om reden, dat Innoceutius de II, in dien zelfden tyd<br />

leefde, toen Bisfchop Andreas het Klooster hervormde,<br />

en dus het zelve gevoeg!ykkon bekrachtigen; daa;<br />

Innocentius de 111, eerst omtrent eene eeuw daarna regeerde,<br />

en het niet gelooflyk is, dat de gemaakte fchikkitig<br />

van den Utrechtfchen Kerkvoogd zo lang zonder<br />

Paufelyke bevestiginge zal gebleeven zyn. Dan, behoudens<br />

de achtinge, welke wy den gemelden Schryver<br />

verfchuldigd zyn, zy het ons geoorlofd van heirt<br />

te verfchillen. A's wy nagaan , dat het getal der goederen,<br />

tot dit Klooster behoorende, in deeze Bulle<br />

veel grooter is, dan dat, waar van de Utrechtfche<br />

Bisfchop melding maakt, en daarenboven, dat 'er,o&<br />

't einde deezer Paufelyke Bulle, gefproken wordt van<br />

vryheden en verheffingen , door voorgaande Pautett<br />

verleend, als ook van vryheden en fchattingen, door<br />

Koningen, Vorften of andere Geloovigen aan dit Klooster<br />

gefchonken; zo dunkt ons, dat er al vry wat tyds<br />

tusfehen dien van Bisfchop Andreas, en 't geeven deezer<br />

Paufelyke Bulle, moet veriaopen zyn; fchoon'tby<br />

mangel van echte gedenkftukken niet wel te bepaalen<br />

va]t, waarom de Paufelyke bevestiging zo lang is achter<br />

gebleeven. Zou men niet wel mogen denken, dat het<br />

Kloostervan tyd tot tyd, wegens deeze of geene,<br />

goederen, in moeite zy geraakt, en daarom zyn© toevlugt<br />

tot het Hoofd der Kerke genomen hebbe ? '<br />

X 5


BEKNOP­<br />

TE HtSTO-<br />

KIE.<br />

worden<br />

door on­<br />

derlinge<br />

oneen ig-<br />

liedenverdeeld. H33-<br />

De Zoon<br />

van S.van<br />

Gratinga<br />

wordt<br />

door D.<br />

van Harns<br />

doorfteeken.<br />

330 Tegenwoordige Staat<br />

onderlinge twisten en verdeeldheden, te zeer uk<br />

het oog. Voorheen is ons daarvan reeds blyk<br />

voorgekomen; doch omtrent deezen tyd vernam<br />

men de beginfelen dier onlusten, welke<br />

naderhand zeer verregaande verdeeldheden, en<br />

inlandfche Oorlogen, die de ergfte van allen<br />

zyn, hebben voortgebragt. De hoofdperfonadien<br />

in het thans gereezen gefchil waren, aan<br />

den eenen kant, Ede van Gerbranda en Sikke<br />

van Gratinga, en aan den anderen , Douwe<br />

van Harns , een man van een fors , trots<br />

en opgeblaazen beftaan , en fteunende zo op<br />

zynen rykdom , als op de fterkte van zyn<br />

Slot of Stins te Dykshorne Deeze poogde<br />

zich boven zyne landgenooten te verheffen,<br />

en den Edelen, die in zyne Buurt woonden,<br />

de wet te ftellen; Sikke van' Gratinga had hiervan<br />

de onaangenaame ondervinding : want oordeelende<br />

gerechtigd te zyn tot het gebruik van<br />

zekere reed of op weg, ïoopende over de landen<br />

van Douwe van Harns, maakte hy geene<br />

zwaarigheid zynen Zoon met eenen hooiwagen<br />

derwaard te zenden; hoewel zeer ten ongelukke<br />

van den Edelen jongeling. Douwe had dit<br />

naamelyk niet zo dra ontdekt, of hy ylde in<br />

toorn derwaards, en doorftak den jongeling<br />

met eigen hand. Ligt valt het te begrypen ,<br />

dat<br />

(*) Dit Dykshorne, met de dasromftreeks liggende<br />

plaatfen, is naderhand door de Zee ingezwolgen, gelyk<br />

reeds voorheen is gemeld; de Leezer zal , by deeze<br />

gebeurtenis fliiffaande, zo wel de verandering der zeden<br />

als des lands opmerken. Een Edelmans Zoon op<br />

een hooiwagen zou een raar verfchynfel weezen ia<br />

onzen tyd.


van FRIESLAND. 331<br />

dat droefheid en toorn het Vaderlyk hart<br />

van Sikke van Gratinga hierop gansch en a!'<br />

vermeesterden , en op wraak bedacht dee- ;<br />

BEKWOP-<br />

TÜ HISTO­<br />

RIE.<br />

den zyn. Zyne nabeftaanden deelden in zyn<br />

leed , en lieten zich , daarze Douwe, om<br />

zynen hoogmoed, reeds van overlang, geen<br />

goed hart hadden toegedraagen, te ligtcr beweegen,<br />

om met hunne bedienden de wapenen<br />

op te vatten, het Slot van Douwe te belegeren,<br />

Het Slot<br />

en, na de verovering van 't zelve, hem met wyf<br />

van D.<br />

en kinderen om te brengen, en 't Slot tot den van Harns<br />

grond toe te vernielen. Hiermede was even­ wordt belegerd<br />

,<br />

wel de zaak geenszins ten einde. Sasker en;<br />

en hy mee<br />

Ede, beide Broeders van Dou-ve, hadden in- wyf en<br />

vloeds genoeg op verfcheiden adelyke geflagten, kinderen<br />

om die tegen Sikke van Gratinga in de wapenen omgebragt.<br />

te brengen; 't welk ten gevolge had, dat'er<br />

van weerskanten, behalven andere ongeregeldheden,<br />

menige doodflag gepleegd, en vry wat<br />

bloeds vergooten wierd. Vyftien jaaren liepen<br />

'er ten einde, voor dat deeze vyandlykheden<br />

geflist wierden. De tusfehenfpraak van den<br />

Abt van St Odulfus en dien van Bethanië,<br />

beide zeer vreedzaame cn aanzienlyke Mannen,<br />

onderfteund door eenige voornaame Edelen ,<br />

als Herman en Eelke te Nyënhuis, Ta?ke van<br />

Hcrema, Ritske Tjaarda, Douwe van Hiddema<br />

en Jouke te Harliga, mede in Dykshorne<br />

woonachtig, bragt wel, ten jaare elfhonderd<br />

achtenveertig, een verbond van bevrediginge<br />

te wege (£);maar nam den ingekankerden wrok<br />

niet<br />

(§) Winfem. Kron. van Fr. bl. i3f. Okko van<br />

Schatl, Kron. bl. 94..


SS* Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP><br />

s: niet weg, welke te diep geworteld zat, om<br />

Tg HlSTO<br />

RIE» " naar uicerlyke verzoening te luisteren.<br />

Keizer Midlerwyl fchynt 'er , door toedoen van<br />

Lotharius Keizer Lotharius , eene merkelyke verandering<br />

maakt in 't Huk der Rechtspleegingen voorgeval­<br />

groote<br />

len te zyn , daar in beftaande, dat het<br />

verande<br />

ring in de zogenoemde Keizerlyke recht in Italië, Duitsch-.<br />

Rechts • land en andere landen wierd ingevoerd, in<br />

pleegin­ plaats van dat byzondere eigen recht en gegen.woonten<br />

, welke althans door de meeste<br />

Duitfche volkeren, en ook door de Friezen<br />

plagten gevolgd te worden. Zeer waarfchynlyk<br />

derhal ven is het, dat toen, of niet lang<br />

na dien tyd, de Keizerlyke Wetten in <strong>Friesland</strong><br />

zyn ingevoerd, en benevens de oude Landwetten<br />

en gewoonten in gebruik geraakt. Die van<br />

Westergo gaven', in gevolge hier van, ten jaare<br />

dertienhonderd vierenzeventig, aan de Stad Franeker<br />

de magt, om alle zaaken en misdaaden,<br />

binnen de Stad en derzelver vryheid voorvallende,<br />

te mogen rechten naar het Keizerlyk recht,<br />

naar het gewoone of Landrecht en naar de aloude<br />

herkomens, zeden en gewoonten (f)*<br />

N*<br />

(|) Zie 't Groot Chartert» van Friesl. hl. 239. Men<br />

drukt zich in den Openbrief, onder anderen, dus uit:<br />

Riocht ende Reed der (reden ende deelen fan Westergo<br />

, foergaderet to Bolswert —< p> betioget mit<br />

disfe epene breue, dat wyt habbet begrypen, ende<br />

confenteret, ende joun, ende befellen dat Fraenkera<br />

Sted, jef Buren, fchellet riochta wr hals ende wr haed,<br />

ende wr alle faeken ende misdeda, deer to Fraenker<br />

fchaed, in hiarre fryhejd, jef deer befattet, jef be.<br />

jrrypet wirdet ney riochta Keyfers, riocht ende<br />

Larsdriochc, ende ney fyd ende plyga der fyf Delen*<br />

MZ.


van F R I E S L A N D .<br />

333<br />

Na den dood van Lotharius, voorgevallen in<br />

den jaare elfhonderd achtendertig, werd Koenraad<br />

de III tot de Keizerlyke waardigheid verheven,<br />

meer ten voordeele van den Utrechtfchen<br />

Bisfchop dan van den Hollandfchen Graave<br />

: want niet zo dra had hy den Rykstroon beklommen,<br />

of Andreas van Kuik, toen Bisfchop<br />

van Utrecht, begaf zich naar Keulen tot den<br />

Keizer, en verzocht van hem de herltelling der<br />

Friefche Graaffchappen Oostergo en Westergo<br />

, ten behoeve van zyne Kerk , welke<br />

daarvan, door Keizer Lotharius, onrechtvaardiglyk<br />

was beroofd geworden. De nieuwe Keizer<br />

den yver, door Bisfchop Andreas, beneffens<br />

anderen , in zyne verkiezinge beweezen,<br />

niet onbeloond willende laaten, ftond hem zvn<br />

verzoek gereedelyk toe, en gaf de gemelde Graaffchappen<br />

van <strong>Friesland</strong> op nieuw aan den Bisfchoplyken<br />

ltoel van Utrecht.<br />

De Giftbrief, die te Keulen op den negen-1<br />

den van Grasmaand des jaar* elfhonderd achten, t<br />

dertig moet vertekend zyn (§), is van deezen *<br />

inhoud. t<br />

„ In den naam der Heilige en ondeelbaare 1<br />

l BEKNOP.'<br />

TEHISTO»<br />

RIE.<br />

"38.<br />

Keizer<br />

Koenraad<br />

de III,<br />

geeft de<br />

Friefche<br />

Graaffchappen<br />

op nieuw<br />

aan den<br />

UtrechtfchenBisfchop.<br />

De Giftbrief<br />

is<br />

vertekend<br />

te Keulen.<br />

,, drievuldigheid, Koenraad III door Gods ge-<br />

„ nade Koning der Romeinen. Wy weeten en<br />

ge-<br />

, CS] D e e z e<br />

f r dagtekening vindt men by Wagenaar<br />

Vaderl. Hist. II D. bl. z36, daar hy zich ? eene'<br />

noot beroept op de Diplom. Conradi III, a p i,d Hedam<br />

p. 157. Hiervoor is ook de Gel. Uitgeever van 't'<br />

Groot Charterboek van <strong>Friesland</strong>, I. D bl 7?%,<br />

en irt navolginge daarvan Foelte Sjoerds, Fr. TtarV<br />

U. U. hl, 354.


EEKNOP-<br />

"RIE.<br />

334<br />

Tegenwoordige Staat<br />

„ gelooven vastelyk, dat God, die ryk is in<br />

bermhartigheid, en door wien de Koningen<br />

„ regeeren, daaromme in het leeven van deeze<br />

vreeindelirwfrlinn pn «w«r D < , ^ ^ » .<br />

„ vreemdehngfchap en eeuw zyne Regeerders<br />

„ heeft aangebeld, op datze zich zei ven en an-<br />

„ deren wel regeerende, hierna met hem mo-<br />

„ gen regeeren in het hemelfche Vaderland;<br />

„ 't geen wy hoopen'ons naar rechtvaardigheid<br />

„ en bermhartigheid te zullen gebeuren, zowy<br />

„ met alle onze magt een iegelyk by zyn goed<br />

„ recht handhaaven. Derhalven, op die zelfde<br />

„ rechtvaardigheid, ter liefde van God, ge-<br />

?, trouwelyk lettende, willen wy allen getrouwen<br />

van Christus en den onzen, het zy te-<br />

„ genwoordigen of toekomenden, hebben kond<br />

„ gedaan , dat wy zeker Graaffchap van<br />

„ <strong>Friesland</strong> met naame Oostergouwe, aan de<br />

„ Utrechtfche Kerke van den H. Marten , op<br />

„ vermaaninge en verzoek van denEerwaardigen<br />

„ en onzen Getrouwen Andreas, Bisfchop dier<br />

„ Kerke, rechtvaardiglyk, hebben wedergege-<br />

„ ven zynde ons gebleeken, dat hetzelve dier<br />

„ Kerke onrechwaardiglyk benomen was. In-<br />

„ derdaad Keizer Henrik de III (f) , had<br />

„ gemelde Graafichap aan de Kerk van Utrecht<br />

„ gefchonken, zo ter behoudtnisfe zyner eige-<br />

„ ne ziele, als uit liefde tot en ten behoeve<br />

„ van den Ëerwaardigen man, zynen getrou-<br />

„ wen Koenraad , Bisfchop dier Kerke. Wel-<br />

„ ke gifte zyn Zoon Henrik,* de V Koning,<br />

„ maar<br />

• ft) Het volgende toont genoegzaam aan dat deeze<br />

Keizer Henrik niet was de IV, gelyk in het Diploma<br />

ftaat, maar de III, van dien naam.


van F R I E S L A N D .<br />

335<br />

'„ maar de IV Keizer van dien naam, heeft ver<br />

nieuwd, en door zyne Keizerlyke magt en gezag<br />

»- BEKNOP-<br />

0- TE HBT««<br />

„ bevestigd. Nu derhal ven, daar deeze Kerk<br />

„ onder onzen voorzaat, Keizer Lotharius,<br />

„ federt eenigen tyd , haare gerechtigheid aan'<br />

„ voorgemelde Graaffchap heeft moeten derven,<br />

„ willen wy niet, dat zy van dit haar recht langer<br />

„ verfteeken blyve, maar geeven hetzelve Graaf-<br />

„ fchap wederom aan gemelde Kerk, volgens<br />

,, de vermaaninge van onze Getrouwen, en<br />

„ het geene wy in de Voorrechten der Kerke<br />

„ bevonden hebben waarachtig te weezen. Op<br />

„ dat derhalven de oude giften, en het gezag<br />

van deeze onze wedergeevinge, in de volgen-<br />

„ de tyden, ongefchonden en onveranderd be-<br />

„ waard mogen worden, hebben wy dit gefchrifc<br />

„ doen vervaardigen, verzegelen en dooronderj,<br />

ftaande getuigen vertekenen, enz. (*Y'<br />

T7 l i ' . 7 i . > '<br />

Voor dat dit gebeurde verhuisden eenige Verfchei­<br />

Friezen met hunne huisgezinnen naar de Elve, denFriefchehuif- zynde daartoe, nevens veele andere inwooners gezinnen<br />

deezer landen, uitgenoodigd door Adolf .Graa­ begeevert<br />

ve van Holftein, die eenige landftreeken, waar­ zich met<br />

der woon<br />

uit de Obodriten, eene foort van Sclaaven, ver­<br />

naar de<br />

dreeven waren, dus op nieuw zocht te bevol­ Elve.<br />

ken. De zogenoemde Susler Landftreeke werd,<br />

1140.<br />

by<br />

(*) Schot. Befchr. van <strong>Friesland</strong> , in Quarto<br />

bl. 8i en 82. Groot Charterb. van Friesl. I. D: bl!<br />

73 > 74- In deezen Giftbrief wordt maar alleen van<br />

Oostergo gefproken , en echter heeft men ook aan<br />

Westergo te denken, wyl de Utrechtfche Schryvers, van<br />

deeze zaaken handelende, van Oostergo en Westergo<br />

beide fpreeken. 't Biykc ook uit eene volgende bulle<br />

van 1145.


BEKNOP­ by deeze gelegenheid, den Friezen ter bewöo-<br />

TE HISTO­ ninge afgedaan. Doch deObodriten, die door<br />

RIE.<br />

Henrik de Leeuw, Hertog van Saxen, en Albrecht<br />

de Beer, Markgraaf van Brandenburg,<br />

overwonnen en Verdreeven waren, rekenden<br />

niet, dat zy hierdoor hun rmtuurlyk recht op deeze<br />

verhaten ftreeken verloorert hadden; zy verzuimden<br />

derhalven ook niet, zo ras de kans<br />

hun daartoe gunftig fcheen, eenen togt derwaards<br />

te önderneemen, om de bewooners der<br />

verlaaten landen te ontrusten, en ware het mogelyk<br />

te verdry ven. Te Susle, een ftedeke of<br />

fchans in dien oord , zou daarby iets gebeurd<br />

zyn, dat wy om zyne byzonderheid kortelyk<br />

zullen mede deelen. Van vierhonderd Friezen ,<br />

die dit ftedeke bewoonden, waren driehonderd»<br />

op geen onraad ter wereld bedacht, naar <strong>Friesland</strong><br />

te rugge gereisd, om daar hunne zaaken te<br />

verrichten, en dan weder derwaards te keeren.<br />

Honderd Midlerwyl werden de overigen, nu maar om­<br />

van dezeltrent honderd fterk , door wel drie duizend<br />

vewv- Sclaaven overvallen; doch zy booden hun zulk'<br />

zen den<br />

aanval van<br />

drieduizend<br />

Sclaaven<br />

aft<br />

336 Tegenwoordige Staat<br />

eenen dapperen tegenftand, dat dezelve met bebloede<br />

koppen te rugge moesten deinzen. De<br />

befpringers, niets minder dan dat verwacht hebbende<br />

, en raazende van fpyt, datze döor zulk<br />

een hand vol volks waren afgeweezen, draalden<br />

niet lang den aanval met verdubbelde woede te<br />

hervatten; doch ook deeze viel niet naar hunne<br />

verwachting uit; hebbende de Friezen hen met<br />

de uiterfte kloekmoedigheid eenen ganfehendag<br />

opgehouden, en daardoor zodanig afgemat, dat<br />

zy ten tweeden maale met fchande te rugge<br />

weeken. De vyanden, ziende dat onze Land-<br />

zaaten


van F R I E S L A N D . 33/<br />

zaaten niet door geweld te overwinnen waren,<br />

zochten hert dooi -<br />

mooie woorden en belofteri<br />

van lyfsgenade tot de overgave te beweegen,<br />

oinzc, naar der Wilden ontrouwe manier, vervolgens<br />

in koelen moede te Vermoorden. Eenigen<br />

der belegerden, niet denkende dat hun zo<br />

wreed een lot befchooren ware, toonden zich<br />

geneigd om de plaats by verdrag over te geeven;<br />

öok poogden zy 'er de overigen toe te beweegen,<br />

en zouden waarfchynlyk in hun voorneemen<br />

gedaagd hebben, zo niet zeker Priester,<br />

met naame Gerlakus, verder dan de menigte<br />

gezien, cn kloekmoedigheids genoeg bezeten<br />

had, om zyne medegenooren over hunne<br />

'lafhartigheid te bcllraffen , en hun riet deeze<br />

mannelyke reden weder moed in te fpreeken :<br />

„ Mannen wat gaat u aan ?<br />

BEKNOP-<br />

TE Hisraf«<br />

RIE.<br />

Ook wor»<br />

lenze<br />

^oor hunïe<br />

mooie<br />

woorden<br />

liet verfchalkt.<br />

Hebbende<br />

seker<br />

Priester,<br />

h=n daas<br />

:egen ge-*<br />

waarichuwdewat<br />

hebt gy voor?<br />

„ gelooft gy dat gy door overgave uw leeven<br />

„ zult behouden, of dat de Wilden en Barbaar-<br />

„ fche Onchristenert Hun woord zullen houden ?<br />

„ Myne goede fnedepatriotten, gy dwaalt! Dit<br />

„ is een zótte waan. Weet gy niet, dat onder<br />

„ alle Natiën , die zich ticrwaards begceven<br />

„ hebben, wy Friezen de baatelyklte zyn by<br />

„ deeze Sclaaven? Wy zyn ten eenemaal fh'n-<br />

kende ifi hunne neuzen. Waarom werpt gy<br />

., dan uwe zieien weg, met u zeiven ter dood<br />

„ te haasten? Ik bezweer U by God , den<br />

„ Schepper van 't Geheclal, by wien het niet<br />

„ zwaar is, door weinigen te helpen, dat gy<br />

„ nog een weinig uwe krachten beproeft, en<br />

uwe handen tegen dén Vy'and te Weer fielt:<br />

j,, want zo lang wy met dit bolwerk bellooten<br />

blyven, zyn wy onze handen en wapenen<br />

Y<br />

„ mag*.


* •*•<br />

338 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP- „ magtig, en in hoope van leeven; maar eens<br />

TE HlSTO- n ontwapend zynde, fchiet 'er voor ons niets<br />

RIB. „ ' anders over, dan als hec itommevee geflacht<br />

5 }, te worden. Neemt dan uwe zwaarden we-<br />

', » „ der op, die de vyandenvanu eifchen, keert-<br />

3 „ ze in hunne ingewanden om, tot wraake van<br />

I , uw bloed. Laat hen uwe dapperheid proe-<br />

}, ven, en deeze uzelven eene bloedige over-<br />

En door . „ winning bezorgen". By deeze mannelyke<br />

zyn eigen'. aanfpraak liet het de Priester geenszins blyven;<br />

voorbeeld' zo wel handen hebbende om te vechten, als<br />

aangemoedigd.<br />

' eene tonge om te fpreeken , ging hy zynen<br />

Spitsbroederen kloekmoediglyk voor, en (lelde<br />

zich, alleenlyk van één man vergezclfchapt,<br />

voor de poort, daar hy geheele benden te rugge<br />

dreef, en veele Sclaaven met eigen hand<br />

ter aarde ftiet. Eindelyk zyn eene oog verlooren,<br />

en een Heek in 't onderlyf ontvangen hebbende<br />

, zou hy, naar men verhaalt, nog den moed<br />

niet hebben laaten zinken, maar met zulk eene<br />

ongelooflyke kracht op den vyand zyn aangevallen<br />

, dat deeze ten langen leste de' hoop van<br />

de plaats te overweldigen opgaf, en aftrok ,<br />

laatende de eer der overwinninge aan Gerlakuset<br />

aan eenige weinigen zyner helperen. ( * )<br />

De voor­ Zagen wy voorheen, dat Keizer Koenraad de<br />

heen ge- III de Utrechtfche Kerk met de Graaffchap-<br />

«Uane ver- - ^ ^ ».- * ' pen<br />

(_*) Schót. Frjefche. Hist. bl. 92. Wiens verhaal<br />

wy hier byna wöordelyk hebben gevolgd. Dat van<br />

%Egg. Beninga in zyne Kron. van Oostfr. bl. 99. ftemt<br />

hier mede in het zaakelyke overeen v De Redevoering<br />

van Gerlakus is by hem wat koster, en loopt ten einde<br />

met deeze woorden: „ derhalven keeret juvye fchwet-<br />

„ den nan juw vianden".


van F R I E S L A N D . 3 3 9<br />

pen van Ooster- en Westergo befchonk, het BEKNOPwas<br />

op den achttienden van Wynmaand des TE HISTO»<br />

RIE.<br />

jaars elfhonderd vyfenveertig, dat hy de gemelde<br />

verfchenking nader bevestigde by eenen fcheHking<br />

van Fries­<br />

Giftbrief, welke van deezen inhoud is: land ,<br />

„ In den naam der H. en onverdeelde Drie- wordt<br />

„ vuldigheid Koenraadde III, door Gods Ge- nader be*<br />

vestigd.<br />

„ nade Koning der Romeinen. Wy twyffelen<br />

„ niet of het zal ter bevestiginge van den luider "45-<br />

„ onzes Koningkryks, en inzonderheid ter be-<br />

„ houdenisfe van onze Ziele (trekken, zo wy<br />

„ Gods Kerken uitbreiden, en derzelver rech-<br />

„ ten door ons Koningklyk gezag, innavolgin-<br />

„ ge van het voorbeeld der Godvruchtige Ko-<br />

„ ningen en Keizeren, onzevoorzaaten, beves-<br />

„ tigen. Om dies wille zy allen, zo tegenwoordigen<br />

als toekomenden, getrouwen on-<br />

„ derdaanen van Christus en van ons Koningkryk<br />

bekend, dat zich by ons, daar wy ons<br />

„ by Utrecht ophielden , en over den Vrede<br />

en den Staat des Ryks handelden, heeft ver-<br />

„ voegd onze getrouwe Herbert , Eerwaar-<br />

„ dig Bisfchop dier plaatfe; en aan ons vertoond<br />

de (lukken en bewyzen der Voorrech-<br />

., ten, van de Keizers, Henrik den III, onzen<br />

„ Grootvader, en Henrik den IV, onzen Moe-<br />

„ deroom, behelzende, hoe meergemelde Kei»<br />

zers het Graaffchap van Uostergouwe en<br />

„ Westergouwe, met alle deszelfs aanhangk-<br />

„ lykheden, hebben opgedraagen aan St. Mar-<br />

„ tens Kerke te Utrecht. Dezelve Eerwaardi-<br />

„ ge Bisfchop, geüerkt met de Geestelykheid<br />

„ en verdere leden dier Kerke, heeft derhal-<br />

„ ven van onze K. Majefteit verzocht, dat het<br />

Y 2<br />

S5 ons


94°<br />

Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP><br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

„ ons gelieven mogte, volgens den inhoud der'<br />

„ voorrechten, en der Keizerlyke verfchenkin-<br />

5, ge , het gemelde Graaffchap aaö hem en<br />

„ zyne Kerke door eene onvcrbreekbaare wet<br />

„ te bevestigen. En dewyl de Koningklyke;<br />

goedgunftigheïd, in berooninge van recht-<br />

,, vaardigheid, aan niemand moet ontbreeken,-<br />

„ en wy niet gewoon zyn iets diergelyks zonder<br />

eene geregelde rechtsoeffeninge te doen,<br />

„ zo hebben wy, na het doorle .-zen der Vbor-<br />

„ rechten, Graave Henrik van Gelre naar zyn<br />

„ gevoelen gevraagd, wat ons in deeze zaak,<br />

„ naar het oordeel der Vorften, te doen don J;<br />

„ doch hy, ons den raad zo der Vorften als<br />

„ van veele andere Edelen hebbende medege-<br />

„ deeld, was van oordeel, dat wy de oude!<br />

handvesten volgens recht konden en moesten<br />

j, vernieuwen, en de voorgaande Keizerlyke<br />

„ verfchenkingen door ons gezag fterk en en<br />

„ bevestigen. Wy derhal ven ook het voorge-<br />

„ melde Graaffchap van Oostergouwe en Wes-<br />

„ tergouwe, 't welk blykt, door meergemelde<br />

„ Keizers, aan den H. Manen en de Kerk vart<br />

„ Utrecht overgegceven en toegedaan te zyn,<br />

„ ingevolge de uitfpraake des Gerechts, de<br />

„ tusfchenkomfte der Koninginne Geertruid,<br />

„ onze zeer geliefde Gemaalinne, en het ver-<br />

„ zoek van onzen zeer getrouwen Herbert,<br />

„ Eerwaardigen Bisfchop dier plaatfe, en van<br />

„ andere onze getrouwe onderdaanen, aan den<br />

„ H. Marten en de Kerk van Utrecht, ter altoosduurende<br />

bezittinge, opdraagende, by<br />

„ handvest van dit tegenwoordige gefchrift ,<br />

„ bevestigen hetzelve in de ;hoope van eene<br />

„ toe-


van FRIESLAND. 341<br />

^ toekomende vergeldmge. En op dat niemand<br />

der ftervelingen , zo nu als in het toekomen-<br />

„ de, vermogen of gelegenheid van tegenfpraak<br />

„ in deezen moge krygen.zo willen wy,door<br />

3, dit ons Koningklyk bevelfchrift, alle hairs,<br />

klooveryen en uitviugten, welke hier tegen<br />

„ op eenigerhande wyze gemaakt zouden kon-<br />

„ nen worden, hebben afgefneeden, beveelende,<br />

dat nooit iemand, hy zy groot of klein,<br />

„ dit Keizerlyke Gefchenk, en onze bevesti.<br />

„ ginge daarvan, op eenigerlei wyze trachte te<br />

,, verydelen. Maar de Utrechtfche Kerk zal<br />

„ het meergemelde Graaffchap, met alle zyne<br />

„ toebehoorens , vervolgens door alle tyden<br />

,, heen, vryelyken zonder iemands tegenfpraak<br />

„ bezitten. Zo evenwel, dat God verhoede!<br />

,, iemand het bevelfchrift van deeze onze be-<br />

„ vestiginge zocht te verydelen, die zal betaa-<br />

„ len duizend ponden louter Gouds, tebekee-<br />

„ ren de eene helft aan onze Schatkist, en de<br />

„ andere aan 'de meergemelde Kerk van Ut-<br />

„ recht" fj).<br />

Deeze Giftbrief, welke zo door den Keizer<br />

zeiven als door eene groote menigte getuigen,<br />

van het eerfte aanzien in kerk en ftaat, ondertekend<br />

is, verfchilt daarin van 's Keizers voorgaanden<br />

Giftbrief, dat er uitdrukkelyke melding in<br />

gemaakt wordt van Oostergouwe en Westergouwe<br />

beide, en wel op zulk eene wyze,. dat<br />

men reden hebbe om te denken, dat in dien<br />

voor­<br />

ts ) Schot. Befchryv. van Friesl. in Quarro, bl. 83,<br />

84, 85, 86 en 87. Groot Charterb. van Friesl. I. E\<br />

Y 3<br />

BEKSTO*-<br />

TE HISTO­<br />

RIE.


BJERNOP-<br />

*E HfSTO-<br />

$.12.<br />

34* Tegenwoordige Staat<br />

voorgemelden Giftbrief , VVestergo, fchoon<br />

niet uitgedrukt, onder . Oostergo begreepen<br />

was ; gelyk ook , dat het Graaffchao van<br />

Stavoren , beneffens dat van Islegouwe ,<br />

in deezen Giftbrief onder Westergo begreepen<br />

is, dewyl 'er in gefproken wordt van<br />

de aanhangklykheden en toebehoorens deézes<br />

Graaffchaps.<br />

Dus werd <strong>Friesland</strong> heen en weder gefchonken,<br />

niet zonder frnertelyk gevoel van veelerlei<br />

rampen , aan zuke geduurige wisfellngen<br />

van Opperheeren onaficheidbanr verknocht.<br />

Dezelve zouden echter onvergelykelyk grooter<br />

nadeelen voor <strong>Friesland</strong> hebben te wege gebragt,<br />

zo dergelyke papieren bullen door "keizerlyke<br />

wapenen waren onderfteundgeweest. Somwylen<br />

hadden de Friezen wel eenige aanvechtingen<br />

van de zyde der Graaven of der Bisfchoppen<br />

tegen teftaan, doch deeze werden van geen<br />

van beide kanten met genoegzaame krachten uit.<br />

gevoerd , om de onvenfaagde en ftrydbaare<br />

Friezen geheel onder 'tjuk te brengen „Want<br />

j, de Friezen, ( dus drukt 'er zich de Geleer-<br />

„ de U. Emmius over uit) fteunende op het<br />

„ recht der vryheid, datze van hunne voor-<br />

, vaderen ontvangen hadden, en 't welk door<br />

„ Giftbrieven van voorgaande Keizeren dikwyls<br />

»» bevestigd was, rekenden zulke brieven niet :<br />

»' ook lietenze zich, door geene ondeugende<br />

»> gerechtshandelingen, met pen en papier die<br />

»» dingen ontrukken, welke eertyds door de<br />

s, hunnen, ten koste van veel bloeds, gekocht<br />

„ en behouden waren. En dus is noch de<br />

»» Graaf van Holland, noch de Bisfchop van<br />

„ Ut-


van FRIESLAND. 343<br />

sj Utrecht, noch iemand hunner nakomelin^<br />

„ gen, uit kracht van deeze brieven, ooit in<br />

», het bezit van Ooster- of Westergo geraakt"<br />

(f). Zelfs willen fommigen, dat onder] alle<br />

deeze wislèlende tooneelen de Friezen hunne<br />

volle vryheid verkreegen hebben , zich los~<br />

maakende zowel van den eenen als anderen, en<br />

tot hunnen Poteftaat verkiezende Sake Reinalda,<br />

een' man wegens zyne dapperheid en kloekmoedigheid<br />

grootelyks beroemd (*)<br />

De nieuwe en grootelyks vermaarde Kruisvaart,<br />

welke ten deezen tyde, met eenen godsdienftigen,<br />

zo 't heet, doch inderdaad onzinnigenyver,<br />

naar't H. Land ondernomen werd, behoeft<br />

ons niet op te houden, om dat ons niet gebleeken<br />

is,hoe veel deel de Friezen daaraan gehad<br />

hebben; doch daar is een andere naar Spanje<br />

voorgevallen, om de Saracenen in dien oord te<br />

bévechten en van daar te verdry ven, waarin de<br />

Friezen, Keulenaars en andere omtrent den Ryn<br />

en Wezer woonende volkeren, een voornaame rol<br />

fpeelden; het voornaamlte evenwel, dat hier<br />

door werd uitgerecht, was de belegering en<br />

verovering van Lisfabon; welke ftad tot daaraan<br />

toe door ongeloovigen bewoond was geworden.<br />

Van denlandkant gefchiedde de belegering door<br />

den Koning van Gallicië zeiven, en van den zeekant<br />

door gemelde volkeren. De belegering<br />

was hardnekkig en langduurig. Eindelyk moest<br />

de Stad voor het geweld bukken, en wierd aan<br />

den Koning overgeleverd, terwyl de Kruisvaarders<br />

(f) Rer. Frif. Hist. L. VI. p. 269.<br />

(*) Schot. Friefche Hist. bl. 90.<br />

Y 4<br />

BKKNOP»<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

De Friei<br />

zen helpen<br />

Lis(a«<br />

bon veroveren.


344 Tegenwoordige Staat<br />

ÜEJttJOP-•<br />

ders den buit, die 'er binnen gevonden wierdi XE HlSTO }<br />

" tot belooning van hunne moeite en gevaaren kreeT KIE,<br />

gen, zonder dat met deeze onderneemiag iets<br />

anders van belang wierd uitgevoerd.<br />

Ook heb > Even weinig werd 'er uitgevoerd door een<br />

benze<br />

Leger van Gekruiste fqldaaten, dat uit Westfa-<br />

deel aan<br />

't beoorlingers, Saxers en Friezen van omtrent de Weloogen<br />

de ü'zqr en Elve bellond, en, onder het geleide van<br />

Heiden­ de Bisfehoppen van Saxen en eenige Daicfche<br />

fehe Sclaa l<br />

"ven om­ " Vorften, was opgetrokken, om de heidenfehe<br />

trent ;de Sclaaven, omtrent de Oostzee woonende , te.beoorloogen:<br />

want na dat me i de S .Laven had doen<br />

belooven,dat zy zich zouden laaten .doopen, en<br />

de gevangen Deenen in vryheid fteljen, keerde<br />

men weder naar huis, zonder zich over 't al of<br />

niet volbrengen der gedaane belofte verder te<br />

bekommeren. Die weet, hoe noode afgeperste<br />

beloften volbragc worden, zal ligtelyk begrypen,<br />

dat deeze Sclaaven, na 't vertrek hunner<br />

vyanden , zich van alle verpligtinge daartoe<br />

De pooging<br />

van<br />

Hendrik<br />

de Leenw<br />

wordt<br />

ook verydeld.<br />

1155.<br />

ontuagen reiienaen.<br />

Hendrik de Leeuw, Hertog van Saxen en<br />

Beieren, Achterkleinzoon van Hendrik den Dikken<br />

, die door de Oostfriezen, omtrent Norden,<br />

verflagen was, kwam, ten jaare elfnonderd vyf*<br />

euvyftig , met een aanzienlyk Leger, om wraak<br />

oyer den dood van zynen O vergroot vader te nee*<br />

iiiLu, uui-N uc Lucicg, uue wysieiyK OOK ondernomen.,<br />

mislukte om dezelfde reden. De<br />

Friezen.naamelyk, ontdekt hebbende, wat hun<br />

naakende ware, maakten zich zo by tyds meester<br />

van alle posten, dat hy zyne Ruitery even<br />

weinig als zyn Qvergrootvadcrgebruikcnkon;en<br />

dit bragt te wege, dat hy zo wel als die de ner<br />

derlaag kreeg, fchoon met behoud zyns leevens.<br />

Had,


van F R I E S L A N D . 345<br />

Had men hier te lande reeds voorheen zyne BEKWOP-<br />

TE<br />

Godsdiendigheid aan den dag gelegd, door het<br />

H l s T<br />

°itichcen<br />

van Kerken cn Kloosters; men ging ^<br />

daarmede , ten deezen tyde , dapper<br />

c n a a<br />

voort. nie r £| •<br />

Zelfs wierd 'er meer dan eene oude Kerk onder lande yve.<br />

voet gefmeeten, en eene nieuwe in derzelver ri<br />

S voort<br />

plaats gedicht, zo om daar door eere in te ft"^ 1<br />

"<br />

leggen, als om 't recht van Patroonfchap, of Van Kerbegeevmg<br />

der Kerkelyke beneficiën , dat daarvan ken en<br />

afhangklyk was, voor zich en zyn geflagt te Kloosters,<br />

verkrygen. Ménig Klooster in <strong>Friesland</strong> is zy.<br />

ne eerde dichting insgelyks aan deeze eeuw<br />

verfchuidigd, hoewel men ten aanzien van veele<br />

, by gebrek van noodige berichten, niets<br />

met zekerheid weet te melden.<br />

Het Klooster Ludingakerk, ten Oosten van Het<br />

Almenum gelegen , heeft zynen naam gekreegen Klooster<br />

n s a<br />

van het Oude Adelyke geflagt der Ludinga's, ^ T^ '<br />

die voor de grondheeren en eerde Stichters WOrdt gevan<br />

dit gebouvy gehouden worden. Hetzelve lucht,<br />

werd allereerst gedicht in den jaare'elfhonderd 1157.<br />

zevenenvyftig, of wat laater, en voltooid zyn•<br />

de, door Reguliere Kanonniken bevolkt; heb-<br />

1 bende Godefrid van Reenen, toenmaals Bisfchop<br />

f van Utrecht, ten verzoeke van Eilwerd Ludiriga<br />

en eenige anderen uit dit gcflagte, ten jaare<br />

ijielfhonderd achtenzestig, over de Broederalfchap,<br />

eenen Oyerde aangedeld, by den voli<br />

[genden Openbrief.<br />

„ m den naam der H. en onverdeelde ue ms-<br />

„ Drievuldigheid. Godefrid, door Gods ^g^<br />

„ nade, gering bedienaer der Kerke van Üt- g e ef t tta,, r<br />

„ recht. Het zy ajlen Geloovigen, zo tegen- aan eene»<br />

woordigen als toekomenden , bekend , dat wertte.<br />

Y 5 ' Broe-


BEKNOP­<br />

TE HISTO-<br />

BIE,<br />

346 Tegenwoordigs Staat<br />

„ Broeder Eilwerd van Ludinga Kerk , met<br />

„ eenigen van het Geflagte der Ludinga 's, van<br />

•9 ons verzocht heefc, dat wy hem en zynen<br />

» Reguliere Medebroederen , eenen Meester<br />

»' wilden geeven, die hun met woorden en<br />

" llichtelyke werken mogt voorgaan , en be-<br />

" kwaam zyn om hen te bellieren naar den rcï3<br />

gel van den H. Augustinus. Wy hebben<br />

,, daarop hunne rechtmaatige en redelyke<br />

9, bede ingewilligd; ook zyn wy naar gemelde<br />

5> Kerk gegaan, en hebben , na de begeerte<br />

" van alle de broeders, die hetzelve cenpaarig<br />

** van ons verzochten , gehoord te hebben, hun<br />

" de vryheid geeeeven, om zich zeiven eenen<br />

Geestclyken Vader, wien zy wilden, te verkiezen.<br />

Waarop zy, ingevolge den raad van<br />

„ Matheus, Abt van St. Paüjus en van Hil•<br />

„ debrand- Abt van Verlla , en verdere reli-<br />

»> gicuze mannen, die by ons waren, hunne<br />

" ftemmen eenpaariglyk gegeeven hebben aan<br />

" den perfoon van Broeder Wigbold.. Daarop<br />

" hebben zy, ten overflaan van de Advokaaten<br />

„ der Kerke, en eenigen uit het Geflagte van<br />

,» Ludinga, daar tegenwoordig, de gemelde<br />

?» Kerk , in onze tegenwoordigheid, van hun'ei-<br />

'» gendom ontflagen, en dezelve door eene vrye<br />

*' gifte Gode toegeëigend. Dit hebben wy<br />

" door ons Dekreet bevestigd; met verbod,<br />

" van den Broederen, het zy den Abt zeiven,<br />

of zynen onderzaaten, bedienaaren en nazaa-<br />

„ ten , of ook hunne goederen, zo dieze<br />

,, reeds hebben, als nog liaan te verkrygen,<br />

,, door eenig roekeloos beftaan , ooit eenig<br />

»> leed of moeite aan te doen. Ook hebben<br />

„ wy


van FRIESLAND. 347<br />

»» wy hun de Kerk , vry van alle fchattingen 1 BEKNOPen<br />

fchulden, overgeleverd, en daarenboven I TE HlSTO-<br />

L RIE.<br />

5, aan hun en hunne nazaaren de helft van de<br />

„ inkomfteri der Kerke van Minnertsga gegee-<br />

,-. ven; behoudens nogcans ons recht, enz "<br />

Wy deelden dit Huk te liever mede om dat<br />

daar uit blykt niet alleen met wat yver men, uit<br />

Godsdienftige beginfelen, voortfnelde, om veele<br />

perfoonen en goederen nutteloos voor de Maatfchappy<br />

te maaken, maar ook om daar door aan<br />

te toonen, hoe en op wat wyze het zich byde<br />

eerfte ftichtinge der Kloosteren hebbe toegedraagen.<br />

Wigbold, dus de eerfte Abt deezer Abtdye Wigbold<br />

zynde, wordt gezegd, in eene onafgebroken volg­ was desreeks<br />

zesentwintig navolgers in deeze waardigzelfseerheid gehad te hebben. De Rykdommen, waar fte Abt.<br />

Door ryk.<br />

mede dit Konventvan tyd tot tyd begiftigd werd, dom ver-<br />

gaven door den tyd aanleiding tot overdaad en dertelen<br />

dertelheid , in zo verre dat de Kapittels van de Broe­<br />

Windesheim en van St. Agnesberg , omtrent ders.<br />

Deventer , eenige hervorming in het zelve<br />

maakten , den eernaam van Abt vernietigden,<br />

en daarvoor den vernederenden tytcl van Prior<br />

aan de volgende Kloostervoogden gaven.<br />

Het Klooster Mariëngaard , op of aan de<br />

grensfcheiding van Oostergo , onder • Hallum,<br />

niet min berucht dan het voorgaande , werd<br />

insgelyks in deezen tyd, waarin de landen merkelyk<br />

(t) Oudh. en Gedichten van Friesl. IT. D. bl. 132,<br />

Schot, Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 313.<br />

Het<br />

Klooster<br />

Mariën­<br />

gaard<br />

wordt ge-<br />

IHcht.


BEKNOP­<br />

TE HISTO<br />

RIE.<br />

3.4H Tegenwoordige Staat<br />

lyk in bloei hadden toegenomen, fchoonze,onder<br />

rust en weelde, met mkqdfche partydigheden<br />

gekweld waren, geftichc door den Eerwaardigen<br />

Heer Fredrik, Pastoor der Kerke te Halhun,<br />

Deeze Fredrik was tc Hallum uit eerly-.<br />

ke Ouders, met naame Doede en Sybrig, gebooren,<br />

en leerde ook daar ter plaatfe de beginfelen<br />

der Larynfche taaie; doch beguf zich<br />

vervolgens naar Munfter in Westfajen, om zich<br />

in de noolige Weetenfchappen verder te laaten<br />

onderwyzen. Hier zynde ging hy de vermaarde<br />

. Abtdy van Marien waard in Gelderland, niet verre<br />

van Kuilenburg, menigmaal bezoeken, en wel met<br />

dien uitllag, dat hy door het Godvruchtig gedrag<br />

van de Brpedcrfchap deezer Abtdy bewoogen<br />

wierd, om ook zelf de GeestèlyKe, orde<br />

van Premonftreit te'omhelzen , en dezelve naar<br />

zyn vermogen uit te breiden. Te Hallum te<br />

rug gekomen zynde, werd hy, op kost :n van<br />

Heer Feike, Pastoor dier plaatfe, tot Priester<br />

gewyd, en is ook, na deszelfs dood, zyn opvolger<br />

in die Pastory geworden. Tot deeze<br />

waardigheid verheven zynde, lejde hy zich met<br />

zo veel yver op de uitbreiding van den Geestelyketi<br />

ftaat toe, welke door hem zeiven omhelsd<br />

was, dat zeer veele menfehen, en daar onder<br />

ook eenige Ëdelluiden , door hunne dappere<br />

daaden roemruchtig geworden , hun affcheid van<br />

de wereld namen , het witte kleed in de Kerk<br />

van Hallum aantrokken, en zjch onder de tucht<br />

van Fredrik cn de Orde begaven. Door dit alles<br />

aangemoedigd en vuuriger geworden, nam<br />

hy eindelyk het befiuit, om het gemelde Klooster<br />

te (lichten, doch alzo hy zelf niet zeer be-<br />

midk


Mn FRIESLAND. 349<br />

rniddeld was, had hy daartoe de onderftcuning Bü KNOPvan<br />

anderen noodig: deeze ontbrak hem ook TE HisTO'<br />

BIB.<br />

niet; zynde hy door de milddaadigheid van twee<br />

Vermogende en Adelyke Vrouwen, Sia , de<br />

Moeder van Rienk Van Martcna, en Geertruid<br />

van Driefum, de Nigt van Kempe en /Esge<br />

van Blya, daarin voornaamelyk geholpen. Het<br />

Kerkje, dat in gevolge van dit zyn ontwerp, in<br />

den jaare elfhonderd drieënzestig, door hemgeftiebt<br />

was, op een ftuk lands , daartoe door<br />

Goslik Goslinga ten gefchenke gegeeven, werd<br />

aan den Hl Apostel Johannes en de H. Maagd<br />

Maria toegewyd, en:daarin, door den Stichter,<br />

de eerfte Mis gedaan, op den dag der Kruis-<br />

Verhefïinge , of veertienden van Herfstmaand.<br />

Na dat het Kerkje voltrokken was j werden de<br />

overige gebouwen , ter bcwooninge voor de<br />

Geestelyken , in gereedheid gebragt , en in<br />

diervoegen ingericht, dat daarin zo wel Vrouwen<br />

als Mannen, doch afgefcheiden van eikanderen,<br />

aangenomen en geplaatst konden worden.<br />

De toeloop van beiderlei kunne tot dit Kloos-<br />

1 ter nam in 't kort zodanig toe, dat Fredrik<br />

: zich genoodzaakt vond, een goed deel Klooster-*<br />

] linden naar elders te verplaacfen. Het Klooster<br />

1 over de Lauwers in de LYlarne en dat van St. Bo-<br />

1 nifacius te Dokkum, werwaards zich deeze bë-<br />

I gaven, verkreegen dus nieuwe inwooners. Ook<br />

ivond Heer Fredrik, kort daarna, en ter voor-<br />

•komingevan allerlei wanorders, geraaden, de<br />

1<br />

Vrouwen insgelyks naar elders te doen verhuïi<br />

zen. Ten dien einde (lichtte hy een Nonnen -<br />

Gelyk<br />

1 klooster, met naame Bethlehem, doch nu door­<br />

ook dat<br />

gaans Bartlehiem geheeten, naby deEe in Tie- van Bethlehei».tjerk-


BEKTOP»<br />

T£ HISTO­<br />

RIE.<br />

En van<br />

Klaar<br />

kamp.<br />

116*5.<br />

35 Tegenwoordige Staat<br />

tjerklteradeel, en bragt derwaards de Geestely-<br />

ke Zusters over. Hec opzigt over dit Vrouwen<br />

Klooster bleef echcer toebetrouwd aan de<br />

Abten van Manëngaard, die, tot opRegnerus<br />

van Asperen, den laatifen van allen, zesendertig<br />

in getal zyn geweest ( f ).<br />

Daar wy vanhetmchten derKloosceren fpreeken,<br />

zal hec, om de gelykheid der ftoffe, niet<br />

kwalyk voegen, 'er in eene onafgebroken volgorde,<br />

nog kortelyk de opkomst van eenige anderen<br />

by te voegen. Dat van Klaarkamp, gelegen<br />

in Oostergo, in de Grieteny van Dantumadeel<br />

, en wel onder het behoor van Rinsmageest,<br />

is zyn' oorfprong en naam verfchuldigd<br />

aan zekere rykeen Godvruchtige Weduwe, met<br />

naame Klaara, welke aldaar in eene looden kist<br />

of tombe begraaven ligt (*). Het jaar der<br />

(lichtinge wordt van fommigen tot het begin<br />

der dertiende eeuw gebragt; doch dat van elfhonderd<br />

vyfenzestig, voor 'c jaar van deszelfs<br />

opkomst gefiouden. Hoe 't hier mede zy; na<br />

dat het Klooster bewoonbaar gemaakt was,<br />

werd het betrokken door Bernardiner Monniken',<br />

welke orde men tot nog toe in <strong>Friesland</strong> niet<br />

vernomen had. In den beginne had deeze<br />

Abtdy, door de geftrenge onderhouding van<br />

haaren regel, den roem van groote Godvrucht,<br />

en verwekte hier door zo veelen tot navolgin-<br />

ê e<br />

»<br />

(f) Oudh. en Gefticht. van Friesl. I. D. bl. 385—<br />

387, vergel. met Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto,<br />

bl. 311 cn 312, als ook Friefche Histor. bl. 101.<br />

(*) Winfem. Kron. fol. 337. Friefche Oudh, bl.<br />

143.


van F R I E S L A N D . 351<br />

ge, dat uit dit Klooster verfcheiden andere ge- CEKNOP*<br />

Yprooten zyn, naamelyk twee Vrouwen Kloos­ TE HISTO­<br />

RIE.<br />

ters Sion en Gennezareth, of Nazareth, en drie<br />

Uit dit<br />

Mannen Kloosters, Oldeklooster of Bloemkamp,<br />

Klooster<br />

St. Bernards Klooster, te Aduwert, en Jerufa- j ipruiten<br />

lem of Gerkesklooster; doch van welken het weder<br />

hier de plaats niet is te fpreeken. Dat de Abt'' andere.<br />

van Klaarkamp veel aanziens hier te lande gehad<br />

moet hebben,blykt onder anderen hier uit, dat<br />

hy onder de Prelaaten, op de gemeene Landsvergaderingen<br />

, de eerfte plaats had.<br />

Terwyl de bygeloovige Godvrucht, in ver-; <strong>Friesland</strong><br />

beeldinge, dat men uit het Klooster veilig ten : lydt veel<br />

I Hemel voer, haare fchatten aan derzelver rtich-' by den<br />

Juliaans<br />

1 tinge te koste leide, had <strong>Friesland</strong> , beneffens' Vloed.<br />

anderenabuurige Gewesten, grootelyks te lyden<br />

by die geduchte overftrooming, welke in<br />

den beginne van het jaar elfhonderd vierenzestig<br />

is voorgevallen, en doorgaans de Juliaans vloed<br />

I genaamd wordt. Ubbo Emmius , wiens be-<br />

; lchryving wy gaarne overneemen , fpreekt 'er<br />

ialdus van (f). „ De Noordzee, boven ge-<br />

.,, woonte opzwellende, en ontroerd door de<br />

. „ ftormwinden, heeft op den negenden van<br />

.„ Louwmaand, in de duiftemisfe des nachts,<br />

„ fteigerende boven alle Dyken, zich over alle<br />

, „ Velden van <strong>Friesland</strong>, die niet verhjven wa-<br />

. „ ren, verfpreid; en in een ommezien die ge-<br />

. „ lukkige Landouwe verfchapen in eene de<br />

.„ erbarmwaardigfte: want de ellende was der-<br />

.„ maate groot, dat <strong>Friesland</strong> diergelyk eene<br />

„ nooit<br />

(t) Rer. Frif. Lib, VII p 290. Volgens de ver-<br />

(taaling van Gabbema. Nederl. Watervloeden, bl. 32.


BFKNOP-<br />

TÈ HlSTO-<br />

SIE.<br />

keizer<br />

Fredrik<br />

bewerkt<br />

een verdragtusfehenHolland<br />

en<br />

Utrecht<br />

nopens<br />

<strong>Friesland</strong>,<br />

li 66.<br />

35*<br />

Tegenwoordige Staat<br />

„ nooit overkwam , het zy men aanfehomtf<br />

„ neem op de mëenlgte der drinkelingen, die<br />

„ 't geloof overltreeft, ( want honderdduizend<br />

„ zeit men gefneuveld te zyn,) het zy op het<br />

„ vee van alle foorten; het zy op Itreeken lands,<br />

„ door de woede des waters weggerukt; of op<br />

,, de verwoesting^ der geheele landouwe, wee-<br />

„ zende de huizen doorgaans ter aa"de gewor-<br />

,, pen. Deeze , gezeid de Juliaans Vloed ,<br />

,, heeft eenen verwaaten naam by de nakome-<br />

„ lingen verworven".<br />

Onder dit alles was het twistvuur, dat federt<br />

eenigen tyd tusfehen den Hollandfchen Graaf<br />

en den Utrechtfchen Kerkvoogd, over 't recht<br />

op Ooster- en Westergo, gefmeuld had, zo<br />

verre Van uitgedoofd te zyn, dat het ongetwyffeld<br />

ligter lage in vlam zou geflagen zyn ,•<br />

zo niet Keizer Fredrik, op verzoek van Bisfchop<br />

Godefrid, tusfehen beiden gekomen ware, erf<br />

daarover als 'fcheidsmart de volgende uitfpraak<br />

gedaan had. „ Dat de Bisfchop en de Graaf<br />

„ het in gefchil zynde Gewest met gelyke<br />

„ magt en recht zouden bezitten, en onder<br />

„ eikanderen overeenkomen wegens eenen<br />

,, Graave, die zich voor den Keizer zou moe-<br />

,, ten Hellen om van hem in deeze bedieninge<br />

,, bevestigd en in eed genomen te worden, en<br />

„ alzo uit beider naame het land te beilieren.<br />

„ Dat deeze, voor dat hy zyn arnpt aanvaard-<br />

„ de, zou moeten zweeren, dat hy voor bei-<br />

„ der be'ang met gelyke zorge zou waaken, en<br />

noch door bede noch door gifte iets bedryven,<br />

ten voordeele van den eenen, dat den an-<br />

„ deren tot nadeel van recht of inkomllen zoude<br />

„ konnen


van F R I E S L A N D . ggj<br />

konnen gedyen. Dat, zo de Bisfchop en de<br />

,, Graaf het, wegens den te kiezen Graave, met rn HISTO­<br />

RIE.<br />

eikanderen niet konden vinden, de Keizer<br />

„ bevoegd zou zyn om iemand uit de zys,<br />

nen daar toe aan te flelien. Dat zy jaar-<br />

„ lyks, in Bloeimaand, waar in van ouds her<br />

de Landdagen plagten gehouden te worden,<br />

in het land zouden komen, ieder van der-<br />

„ tig Ruiterenverzeld, en dat, na het eindi-<br />

„ gen der Rechtshandelingen , de voordee-<br />

„ len en opkomften des gcheelen jaars in gely-<br />

„ ke portien tusfehen den Graaf en Bisfchop<br />

„ verdeeld zouden worden; gelyk zy ook alle<br />

nadeclen en fchaden in dezelfde evenredig.<br />

„ heid zouden te draagen hebben. Dat zy ie-<br />

„ der eenen Advocaat zouden mogen aanllellen,<br />

„ om voor hunne byzondere belangen te waa-<br />

„ ken,. mids dat de Advocaat des Bisfchops<br />

„ tot genoegen van den Graave, en die des<br />

„ Graaven tot genoegen van den Bisfchop wa-<br />

• „ re. Dat de Graaf, in de eerfte acht weeken,<br />

,„ de wereldiyke rechtzaaken zoude afdoen, en<br />

,„• dat de Kerkelyke rechtsgedingen, door den<br />

•" Bisfchop, in de volgende acht insgelyks beflegc<br />

„ zouden worden. Dat eindelyk Graaf Floris,<br />

„ in 't herwinnen van het Slot te Benthem,<br />

„ den Bisfchop zoude helpen, doch dat, na de<br />

„ verovering, de Bisfchop hetzelve aan den<br />

,„ Graaf te leen zoude overlaaten, mids dat hy<br />

„ ééne kamer, ééne Kapelie en ééne keuken ,<br />

„ met recht van vryen in-en uit-gang,inhet zei-<br />

„, ve voor zich behield; verbindende-zich voor<br />

,„ het laatst de wederzydfche partyen, dat wie van<br />

,„ beiden bevonden wierd, eenige inbreuk op<br />

^ „ dit


354 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP- , „ dit Verdrag gemaakt te hebben, eene boete<br />

TE HISTO­<br />

„ van vyfhonderd mark zilvers, binrenden tyd<br />

RIE.<br />

,, van vyf maanden, aan de Keizerlyke Schat*<br />

„ kist zou hebben te betaalen , nadat naa-<br />

„ melyk de Graaf, die van hunnent wege<br />

't bewind in <strong>Friesland</strong> had, van zes geloof-<br />

„ waardige mannen verzeld, voor den Keizer,<br />

„ onder eede, verklaard zou hebben, door wien<br />

„ van beiden 't Verdrag gefchonden ware(*)".<br />

Dit Ver­ Dus werd, door Keizerlyk gezag, wel de twist<br />

drag bemiddeld; maar 't'blykt niet, dat dit Verdrag<br />

fchynt<br />

wegens <strong>Friesland</strong>, vooreerst van eenig gevolg<br />

vooreerst<br />

van wei­ .geweest is. De Friezen, om met Emmius<br />

nig ge te fpreeken, waren door geene woorden te<br />

volg ge­ beweegen, om hunne vryheid te laaten vaaren ,<br />

weest te<br />

zyn.<br />

en 't blykt niet, zelf is 't niet waarfchynlyk,<br />

dat de Keizer hun tegen wil en dank en met<br />

geweld van wapenen eenen Opperheer zal hebben<br />

willen opdringen, daar Hesfel Martena,<br />

Duko's zoon, een Edelman van 't eerfte aanzien<br />

en een dapper Krygsman, doch onlangs, in zynen<br />

dienst, voor Milaan gefneuveld, van hem<br />

rootelyksin waarde wierd gehouden (§). De<br />

f 'riefche Kronykfchryvers maaken ook geene<br />

melding van den eerften Graave, welke op deezen<br />

voet over <strong>Friesland</strong> aangefteld zou zyn;<br />

maar<br />

(*) Het oorfprongklyke van dit Verdrag, waarvan<br />

Wy alleen den zaakelyken inhoud hebben opgegeeven,<br />

Vindt men in de Lat. taal, by Schot. Befchr. van Friesl.<br />

in Quarto. bl. 87 enz. en m 't Groot Charterb. van<br />

Friesl. I. D. bl. 78. Het zelve is geilooten in den<br />

jaare 1166, binnen Utrecht, daar de Keizer zich toen<br />

bevond, en den Graaf gedagvaard had.<br />

CSJ U. Emm. Rer. Frif. L. VII. p. 295.


van F R I E S L A N D . 355<br />

maar fpreeken wel van Sake Reinalda als den<br />

toenmaaligen Poteflaat. Dus is het waarfchynlyk,<br />

dat'er, by 't leeven van deezen beroem­<br />

Sake Reiden<br />

en vréedzaamen Edelman, die voorheen de<br />

nalda ,<br />

waardigheid van Poteflaat tweemaal bekleed, groot<br />

doch telkens met het jaar wederom nedergevoorftanlegd had, om reden, dat dit, gelyk hy zeide, der der<br />

Friefche<br />

het gebruik der voorvaderen medebragt, niets vryheid,<br />

ten nadcele der Friefche vryheid ondernomen komt<br />

zy. Of de Friezen, na zynen dood, voorge­ voor ais<br />

Poteftaac<br />

vallen in den jaare elfhonderd zeven en zestig, ten dee­<br />

zich vrywilÜglyk onder de regeeringe der Holzen tyde.<br />

landfche Graaven en Utrechtfche BisfchorJpen<br />

1167.<br />

begeeven hebben, laaten wy liefst onbepaald<br />

O<br />

De Hol­<br />

Een ander gefchil, fchoon van minder be landfche<br />

lahg, tusfehen den Hollandfchen Graaf en die Graaf ver­<br />

van Galama, over het Bosch de Kreil, zou insdraagt zich ook<br />

gelyks, door Keizer Fredrik, omtrent deezen tyd,<br />

met die<br />

zyn uit den weg geruimd, door aan Juw Galama van Gala­<br />

en zyne erven de Vrye jagt in 't Bosch, en het ma.<br />

derde deel van den eigendom deszelfs aan den<br />

Graave toe te wyzen<br />

( * ) Schot, houdt dit voor waarfchynlyk, zeggende:<br />

ma zyn (te weeten Reinalda's) dood, zynze met wil-<br />

I le, zo ik achte, onder Utrecht en Holland gegaan»<br />

IFr. Hist. bl. 96.<br />

(§) O. Scharl. Kron. van Fr. bl. 96.<br />

Z a VIII. HOOFD-<br />

BliKNOÏ""-<br />

TL HlSTO*.<br />

RIE.


BERNOP.<br />

gj


van FRIESLAND. 357<br />

ftroomd,en zowel ten oosten als ten westen het BEKNOP- "<br />

TE HlSTO'<br />

Vlie in eene barre Zee veranderd ( * ). 't Is dus<br />

RIE.<br />

niet te verwonderen, dat fommigen hierin den<br />

oorfprong der Zuiderzee zoeken. Als wy evenwel<br />

metdeoudfte berichten onzes lands te raade<br />

gaan, blykt ons, dat men ten jaare 1250,<br />

nog met een plank of deele, door het bosch<br />

Kreil, van Stavoren naar Enk huizen konde<br />

overgaan. Dus is het waarfchynlyker, dat<br />

de Zeegaten daar door verwyd zyn , en<br />

dat mogelyk hier en daar eene laage ftreek<br />

lands onder water gebleeven zy, zonder het<br />

hoofd wederom te hebben konnen boven haaien.<br />

Nog geen volle drie jaaren na dien tyd, en ' Welke<br />

dus voor dat de landen van de geleeden fchade ' iran een'<br />

ïnderen<br />

ten vollen bekomen waren, viel 'er in bloeimaand'<br />

gevolgd<br />

eene andere overstrooming voor, die 't gevolg \ wordt,<br />

van eenen geweldigen Stormwind was, en door<br />

overftroominge van den Ryn werd voorgegaan.<br />

Dus valt ligtelyk te begrypen, dat Holland en<br />

Zeeland hierby meer dan <strong>Friesland</strong> te lyden<br />

1173.<br />

hadden {§ ,.<br />

De rust, hierop eenige jaaren na eikanderen,] Het Lid-<br />

in <strong>Friesland</strong> beoosten het Vlie , genooten , 1 lumer<br />

I gaf fchoone .gelegenheid om met het ftich-J Klooster<br />

wordt ge<<br />

t ten van Kloosteren voort te gaan. Zeker fticht. f<br />

1 ongehuwd en vermogend man , met naame<br />

! Sibe , woonende te Lidlum in Barradeel ,<br />

'viel in het denkbeeld , dat het hem be-<br />

1 taamde , zich , gelyk men toen fprak , van<br />

de<br />

(*) Over deezen Vloed kan men nazien Gabbema<br />

JNederl. Watcrvl. bl. 39 — 45. ( § ) Zie denzelfden bl»<br />

44S-52.<br />

Z 3


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

lltU<br />

Gelyk<br />

ook het<br />

Nonnenklooster<br />

358 Tegenwoordige Staat-<br />

de wereld af te fcheiden, en zyne goederen ten<br />

Godsdiendigen gebruike te bedeeden; hierom<br />

maakte hy eerst van zyn eigen huis eene Kerk,<br />

en ftichtte daarna, met hulpe van TjallingDonia<br />

van Winfum , op de zelfde plaats een Klooster,<br />

dat brengende onder de Orde der Reguliere Kanoniken<br />

, door welken eene gemaatigde lrrengheid<br />

werd geocffend. Dan deeze ftrengheid<br />

verflapte eerlang zodanig, dat de (lichters zelve<br />

'er geen genoegen meer in namen, en 't Klooster<br />

onder de Orde van Premondreit, en de<br />

voogdy van Mariëngaard, (lelden. Dit gefchied<br />

zynde, ontving hetzelve, in plaats van zwarte ,<br />

witte klederen, en voorts zekeren Jelmer tot<br />

zynen eeriten Abt, daar het voorheen, van den<br />

Abt van Ludingakerk eenen Prior ontvangen<br />

had. Na dat dit Klooster, hetwelk in den jaare<br />

elfhonderd twee en tachtig gedicht is, tusfehen<br />

Tjummarum en Oosterbierum, twee en<br />

vyftig jaaren gedaan had, is het zuidelyker of<br />

zuidWestelyker verplaatst, konnende de dand.<br />

plaats van het zelve nog worden aangeweezen.<br />

Jelmer, de eerde Abt deezes Kloosters, zag<br />

wel met genoegen, dat zynKonvent grooten toeloop<br />

van volk had; doch dit maakte hem teffens<br />

, en met reden , bekommerd , dat uit<br />

de famenwooninge van zo veele mannen en vrouwen<br />

iets onordentelyks mogt gebooren worden;<br />

hy werd daarom te raade, pen afzonderlyk Nonnenklooster<br />

te bouwen; gelyk hy deed te Bajum, by<br />

Winfum, in den jaare elfhonderd zesentachtig,<br />

zynde daarin bygedaan door een'zeer vermogend'<br />

te Bajura. en Godsdiendig' man, met naame Ulbe, en eene<br />

H 85.<br />

Edele Vrouwe. met naame Simk. De Geeste-<br />

lyke


van FRIESLAND. 359<br />

lyke Zusters herwaards hebbende overgebragt, BEKNOP.<br />

noemde hy dit Konvenc, dat op eene aanzien- TE HlSTO»<br />

Kit.<br />

lyke hoogte Hond, St. Michielsberg, en liet<br />

het vervolgens door eenen Prior, naar den regel<br />

Van Premonltreit bellieren ( * ).<br />

Vier jaaren laater zag men ook de Abtdy van De Abtdy<br />

Oldeklooster of Bloemkamp, onder het dorp van<br />

Hartwert, inWonzeradeel, het hoofdopfteeken. Bloemkamp<br />

is<br />

Drie Broeders, met naamen Tjerk, Herdrad en haaren<br />

Sibout, van Wommels in Hennaarderadeel ge­ oorfprong<br />

boortig, waren 'er de Stichters van. De twee fchuldig<br />

aan drie<br />

eersten waren reeds toen Priesters, en de der­<br />

broeders<br />

de alleen een Leek; doch alle drie zeer Gods- van Womdienftig,<br />

naar het denkbeeld van dien tyd. Op mels.<br />

't ftichten van een Klooster gevallen zynde, begavenze<br />

zig in dat van Klaarkamp, en eigenden<br />

alle hunne losfe en vaste goederen toe aan<br />

de ftichtinge van een nieuw Klooster. De Abt,<br />

niets liever ziende dan dat het getal der Kloosteren<br />

van zyne Orde, waar voor hy nacuurlykde<br />

hoogiïe achting had, hier door vermeerderd<br />

wierd, keurde hun voorneemen goed, nam hen<br />

gereedelyk onder zyn opzigt en Orde aan, en<br />

was hun, na datze het Proefjaar volbragt hadden<br />

, behulpfaam in 't voortzetten deezes werks.<br />

Sibout, die, als gezegd is, een Leek was, werd<br />

door hem met eenige andere Leeken uit zyn<br />

Klooster gefchikt, om het gebouw te voltrekken;<br />

Tjerk werd, na dat alles zyn vol bellag<br />

ontvangen had, daarover aangefteld tot Abt,<br />

(*) Oudh. en Gert. van Friesl. II. D. bl. iöf.<br />

I Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 314. Winfem.<br />

1I£rorj. van Friesl. bl. 144.<br />

Z 4<br />

en


BEKNOP­<br />

TE Hisro<br />

RIB. *<br />

«P2.<br />

De twist<br />

om den<br />

voorrang<br />

360 Tegenwoordige Staat<br />

en Herdrad tot Prior; zynde de eerfte bëvol-<br />

'king deezes Kloosters gefchied, door eenige<br />

Broeders van Klaarkamp in hetzelve over te<br />

zetten. Ten Westen van 't Klooster lag een<br />

ftuk land, dat veel bloemen plag te draagen,<br />

en daarvan zou de naam van Bloemkamp gekomen<br />

zyn (f). In volgende tyden, gelyk nog<br />

hedendaags, was het doorgaans bekend by den<br />

naam van Oldeklooster, zonder dat nly de oorfprong<br />

dier benaaminge gebleeken is. Het aanzien,<br />

waartoe dit Klooster eerlang gekomen is,<br />

zou wel een uitvoeriger gefchiedverhaal verdienen.<br />

Dan op zynen tyd zal daaromtrent nog al<br />

het eene en andere worden aangellipt; thans<br />

voegen wy 'er alleen by, dat Boudewyn de II,<br />

Bisfchop van Utrecht, by eenen Open brief, ge.<br />

teke d te Vollenhove, in den jaare elfhonderd<br />

twee en negentig, deeze ftichting heeft goedgekeurd,<br />

en daarvan aan zyne onderhoorige Prooften,<br />

Dekens, Priesteren en verdere Geestely.<br />

ken kennis gegeeven, met uitdrukkelyk bevel:<br />

„ dat niemand hunner dit nieuwe Klooster, of<br />

„ deszelfs bewooners,in'tmmftezoubele'edigen<br />

„ of benadeelen, onder bedreiginge, dat wie<br />

„ zich hier aan fchuldig maakte, van 't Altaar<br />

„ geweerd zou worden, en in den ban vervallen,<br />

„ tot zo lang hy genoegdoening gegeeven zou-<br />

,, de hebben ( * ) ".<br />

Gaf de bygeloovige Godsdienftigheid van deezen<br />

tyd aanleiding tot het ftichten van verfcheiden<br />

(t) Schot. Befchr. van Friesl. in Quirto, bl. 315.<br />

( 1 Winfem. Kron. van Friesl. bi. 145. Oudh. en<br />

Geit. van Friesl. II. D. bl. 24.


van F R I E S L A N D . 351<br />

den Kioosteren, de oneenigheid der voornaam- BsKNOP. •<br />

lïe adelyke geflagten in <strong>Friesland</strong> ,'en de geduu- TE HISTO­<br />

RIE.<br />

rige twist om den voorrang in 't offeren ( § ),<br />

in 't of­<br />

niet zelden van moord en doodflag gevolgd,<br />

feren ,<br />

bragc geeft aan»<br />

(D Daar hier voor de eerfte reize melding gemaakt<br />

Wordt_ van de geduurige twisten , over den voor»<br />

rang in 't offeren voorgevallen ; zal het niet buiten<br />

den haak zyn, daar over iets ter ophelderinge aan te<br />

tekenen. Men weete dan, dat het eeu oud gebruik der<br />

Kerke was, dat een ieder, die de piegtigheid der Misfebywoonde,<br />

zyn aandeel tot de Mis offerde. In een<br />

oud Kerkboek, gefchreeven ten tyde van Gregorius<br />

denl, leest men deeze woorden: Da Priester gaat de<br />

Offerbanden ontvangen; de Zangers zitten . !". . .;<br />

iet Tja/* geeft zyne offerlanden, dat is brood en wyi'i,<br />

die zy in witte do?ken opdraagen; eerst de mans, dan<br />

de vrouwen. Brood en Wyn waren dan de gewoone<br />

offerhanden. De wyze deezer opofferinge was niet altyd<br />

dezejfde; doch in laatere eeuwen hebben ook de Leeken<br />

't voorrecht verkreegen, om hunne offergiften zei.<br />

ven aan 't Altaar te brengen. En deeze offergiften<br />

gefchiedden zeldzaam met zulk eene fchaarfche hand,<br />

dat 'er niet vry wat brood en wyn overfchoot, het<br />

welk ten deele voor den Priester en de verdere<br />

Geestelykheid, en ten deele voor de armen was, hoewel<br />

de inhaaiigheid der eerften fomwylen alles voor zich<br />

behield ; inzonderheid, toen het de gewoonte geworden<br />

was, om geld in plaats van brood en wvn te offe-<br />

rren. Daar nu de ransren der menrMiPn mr HM<br />

tOe, nOOit ZUlke Vaste pn VpnVwirf» afnortJnn-.n U.kK».<br />

bgehad, dat het onmogelyk zy, elkanderen^dezelvc te<br />

^•.WCA..!, uiCJi venniet verwonderen,dat dergelyke<br />

t twisten ook ter Kerke zyn ingedrongen , en dat zy , die<br />

by andere gelegenheden, zich den voorrang toekenden,<br />

«denzelven ook in deeze godsdienftige .verrichtingen zo<br />

vweinig wilden afftaan, dat zy veel liever alles zouden<br />

idoen, dan zich op zulk eene wyze vernederen. Men<br />

zzie hiervan breeder by den Schryver van de Oudheden<br />

ccn Gelhchten van <strong>Friesland</strong> II. D. bl. 275 —"79<br />

Z 5


3f5a Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ bragt te wege, dat 'er insgelyks, omtrent dezen<br />

TE HISTO­ tyd, veele Kerken en Kapellen gefticht, en ge­<br />

RIE.<br />

heel nieuwe Dorpen aangelegd wierden. De<br />

leiding tot voornaamfte adelyke geflagten, welke toen ter<br />

het ftich-<br />

tyd tusfehen 't Vlie en de Lauwers gevonden<br />

ten van<br />

veele Kel­ werden, zyn dat van Ludinga, Adelen, Herken<br />

, Kamana, Kempinga of Kamminga, Juwinga of<br />

pellen en Jongema, Dodinga of Donia, Douwma, Mar-<br />

Dorpen.<br />

tena, Galama, Reinalda, Roorda, Licukema,<br />

VoornaameFrie­<br />

Meckema, Botnia of Bottinga, Ringia, Ocfche<br />

Ge. kinga, Goblinga, Gratinga, fcyfinga, Aylva,<br />

Aagten. Burmania, Hiddema, Herema, Heringa, Mockema,<br />

Hobbema, Obbema, Gerbranda, Hartman,<br />

Haniama, Dekema, Sjaardema, Tjaardema,<br />

Tadema, Haarda, Homminga, Offingahuïzen<br />

en Walta. (Jver den oorfprong van dergelyke<br />

benaamingen is reeds voorheen iets door<br />

ons aangemerkt Ct)' Wegens de onderlinge<br />

verdeeldheden, welke tusfehen fom liga<br />

van deeze adelyke geflagten hebben plaats gehad,<br />

als ook wegens de Heldhaftige bedryven,<br />

die eenigen van hun, in den zogenoemden Heiligen<br />

oorlog, verricht zouden hebben, konnen wy<br />

ons niet inlaaten, te meer om dat 'er juist geen<br />

volkomen ftaat valt te maaken, op alles watby<br />

de kron ykfchryvers dien aangaande vry breed<br />

wordt uitgemeeten.<br />

Gra»f Flo­<br />

Terwyl het dus in <strong>Friesland</strong> gefteld was, geris<br />

de III beurden in Holland en elders zaaken, die eer­<br />

fterft. lang merkclyken invloed op die van <strong>Friesland</strong><br />

kreegen. Na dat Graaf Floris de UI, in den jaare<br />

(f) Bladz. 137.


van FRIESLAND. 36*3<br />

re elfhondetd en negentig, op zynen Kruistogt,<br />

te Antiochië in Syrië, overieeden , en de tyding<br />

daarvan in het Vaderland gekomen was, werd zyn<br />

Oudfte Zoon, Dirk, terftond voor Graaf van<br />

Holland erkend; terwyl dejongfte, met naame<br />

Willem,die zynen Vader op den Kruistogt verzeld,<br />

en zich daarin mannelyk gekweeten had,<br />

eerst in 't volgende jaar van daar te rugge kwam.<br />

By zyne overkomst werd deeze, door zynen Broeder,<br />

vriendelyk ontvangen; doch wel haast rees<br />

'er eenige yerfchil tusfehen beiden. Willem,<br />

die reeds eenige vrienden gemaakt had, begaf<br />

zich hier op, volgens de gewoonte van de mis<br />

noegde Broeders der Graaven, naar Westfriesland,<br />

alwaar hy de Dregterlanders gereed vond<br />

om hem hulpe te bieden. Hy toefde ook niet,<br />

de vyandelykheden tegen zynen Broeder terftond<br />

te beginnen. Het beloop van dien bitteren<br />

Broederkryg behoort niet tot ons beftek;<br />

maar wel dat 'er, ten jaare elfhonderd vyf eftne-<br />

| gentig, door tusfehenkomfte van Boudewyn,<br />

i Bisfchop van Utrecht, Dirk, Domproost van<br />

'Utrecht, en Otto, Graaf van Benthem, alle<br />

1 drie Oomen des Graaven van Holland , bene-<br />

'vens zyne Moeder, Vrouwe Ada, eene over-<br />

1 eenkomst tusfehen de twee Broeders getroffen<br />

'Wierd, volgens welke: „ alle vyandlykheden<br />

.„ moesten ophouden. Willem zou,jaarlyks,uit<br />

,„ de Geervlietfche tollen , drie honderd 'ponden<br />

L, trekken, en alles wat Graaf Dirk in het Graaf-<br />

|,„ fchap Oostergouwe en Westergouwe bezat,<br />

.,, van hem te leen houden". Op dit Graaffchap<br />

«wan Ooster- en Westergouwe hadden de Graaven<br />

BEKNO?.<br />

TE IIISTO.<br />

BIS.<br />

IIQJ.<br />

Zyn Zoon<br />

Willem<br />

krygt<br />

Friesiand<br />

ie leen<br />

van zynen<br />

Broeder<br />

Dirk,


BEKNOP­<br />

TE Hu 1-0<br />

me.<br />

36*4 Tegenwoordige Staat<br />

ven van Holland juist zo veel recht als hun, by<br />

" het jongfle Verdrag, met den Bisfchop van Utrecht<br />

, ten overftaan des Keizers gemaakt, ge­<br />

geeven of gelaaten was.<br />

En wordt t Terflond na 't fluiten van dit Verdrag frak<br />

daar voor • Willem over naar <strong>Friesland</strong>, beoosten de Zui-<br />

Heer aan­<br />

' derzee, alwaar hy van de Landzaaten, gewillig,<br />

genomen.<br />

als Heer aangenomen en gehuldigd werd.<br />

Graaf Dirk ( * ), den onrustigen aart en dweepachcige<br />

drift der Friezen voor hunne vryheid<br />

kennende, had gereedelyk aflbnd gedaan van<br />

een recht, welk hy niet dacht, dat men ooit<br />

kon doen gelden. Dan hierin zag hy te kort.<br />

De Friezen, altyd af keerig van allerlei vreemde<br />

overheerfchinge, waren niet zo llerk. ingenomen<br />

tegen eenen Vorst, die geene andere Staaten<br />

dan de hunne had. Daarenboven, Willem als<br />

eenen Vyand der Hollandfche Graaven befchouwende,<br />

en eenen Veldheer noodig hebbende ,<br />

om eenen lastigen Buurman het hoofd te bieden,<br />

nnrvinjren zv deezpn nïpnwpn Onn.^riSppr<br />

UV-li 1 , UULV illg^ll CJ W-VZ.V11 U IK. U VV Vil f ^ V l UCCl<br />

Hy over­ met opene armen. Henrik de Kraan, Graaf van<br />

wint i de Kuinder, had een fterk Slot gebouwd op de<br />

den Graaf<br />

Friefche grenzen, om daaruit in <strong>Friesland</strong> te<br />

van de<br />

Kuinder. vallen, en, te zwak bevonden wordende, hetzelve<br />

tot eene veilige wykplaats te hebben.<br />

Willem deed, om hem te beteugelen, een ander<br />

bouwen in de nabyheid van Oosterzee,<br />

daar hy federt zyn gewoon verbly fop hield. Van<br />

tyd<br />

1<br />

C") Ik fprcek hier met den Heer Cerifier. Tabl. de<br />

I' Hi«. Gener. des Prov. Un. Tom. I. p. 249..


M» FRIESLAND. 365<br />

tyd tot tyd vielen 'er vinnige gevechten voor Ba KNOP­<br />

TE HISTOtusfehen<br />

beiden , tot dat Graaf Willem, na den<br />

RIE.<br />

Graave van de Kuinder vyfhonderd man afgeflagen<br />

te hebben , het Slot tot de overgave<br />

dwong, en ten gronde toe flegten deed, Henrik<br />

noodzaakte het land te ruimen, en deszelfs<br />

gebied aan zyne Heerlykheid voegde ( f ).<br />

Graaf Willem, zich nu eenigzins in 't bezit Wordt<br />

van het Friefche Graaffchap van Oostergouwe door zyn'<br />

en Westergouwe bevestigd ziende, gaf een be­ Broeder<br />

in heclr<br />

zoek in Holland, aan Vrouwe Ada, zyne Moe­<br />

cenis geder,<br />

met voorneemen om ook zynen Broeder, nomen.<br />

Graaf Dirk, te gaan zien. Vrouwe Ada ried<br />

zulks ten fterkfteVi af, hem voorfpellende, dat<br />

hy, door zynen Broeder, zekerlyk gevangen genomen<br />

zou worden. Graaf Willem, echter, zynen<br />

Broeder niet bekwaam tot het bedryven van zo<br />

trouwloos en onnatuurlyk eene fchenddaad oordeelende,<br />

bleef by zyn voorneemen; doch befpeurde<br />

wel haast, dat hy de waarfchuwing van<br />

| zyne Moeder te los had in den wind geflagen:<br />

want al kort na dat hy op het Slot ter Horst,<br />

in 't Sticht van Utrecht, gekomen was, daar<br />

zich Graaf Dirk, wegens den twist over 't<br />

openftaande Bisdom van Utrecht, toen in gezelfchap<br />

van de Kraan bevond, werd hy, door deezen,<br />

in het gezigt, en zeer vermoedelyk op<br />

last van Graave Dirk, zynen Broeder, gevat<br />

en in de gevangkenis geworpen. Lang zat hy<br />

hier evenwel niet of hy vond gelegenheid om<br />

te ontvlugten. Zich hierop naar Gelderland, tot<br />

ff) Schot. Fr. Hist. bl. tol.<br />

Graaf


BEKNOP­<br />

TE HISTO<br />

RIE.<br />

Graaf<br />

Dirk fluit<br />

een verdra?<br />

met<br />

Willem,<br />

zynen<br />

Broeder,<br />

en den<br />

Graave<br />

van Gelder.<br />

$66<br />

Tegenwoordige Staat<br />

Graaf Otto, begeeven hebbende, ontvitjgdeeze<br />

hem niet alieen op eene minzaame wyze, maar<br />

gaf hem ook zyne Dogter Aleid ter Vrouwe.<br />

Het huweiyk werd met groote plegtigheid binnen<br />

de Hooi'dftad Stavoren voltrokken, en van<br />

eene ftaatelyke Bruiloft gevolgd, tot geene geringe<br />

blydfehap der Friezen, die Graave Willem,<br />

van den grootften tot den kleicften toe,<br />

zeer genegen waren.<br />

Graaf Dirk, de party zyns Broeders door dit<br />

huweiyk gefterkt ziende, en zeir metae aticncfche<br />

zaaken de handen vol werks hebbende,<br />

leende gereedelyk het oor naar een Verdrag,<br />

dat kort hierna, tusfehen de twee Broeders en<br />

den Graaf van Gelder, geflooten, en federt ongefchonden<br />

gehouden werd. Doch voor den<br />

nieuwverkooren Bisfchop, Dirk van Are , was<br />

dit Verdrag van zeer onaangenaarne uitzigten:<br />

want terwyl Graaf Dirk het wereldlyk gebied<br />

van 't Sticht poogde te behouden, gelyk hy 't<br />

zelve, volgens uitfpraak van den Keizer, federt<br />

het overlyden van Bisfchop Boudewyn,<br />

had in handen gehad: ftak het Graave Otto nog<br />

geweldig in den krop, dat verfcheiden dorpen<br />

van de Veluwe, in den Drentfchen oorlog,<br />

door de Stichtfchen waren verbrand geworden.<br />

De Bisfchop had dus niets anders te verwachten,<br />

dan dat de beide Graaven, ten zynen nadeele,.<br />

zouden famen fpannen en hem den oorlog aandoen.<br />

Boven dit alles Vond hy, by zyne verheffing<br />

, de Bisfchoplyke inkomften , door de<br />

oorlogen zyner Voorzaaten , en veelligt ook<br />

door de beftiering des Graaven van Holand,<br />

der-'


van FRIESLAND. 367<br />

dermaate verminderd , en het Sticht daarenteBEKNOPgen zo zwaar met fchuJden bekaden, dat hy TE HlSTO'<br />

RIE,<br />

ten eenemaal onvermogend was, om twee zulke<br />

geduchre nabuuren het hoofd te bieden, ingevalle<br />

zy iet vyandlyks tegen hem ondernamen<br />

, geiyk te vreezen Hond. In deeze geld- De Bispyne<br />

befloot de Kerkvoogd in perfoon naar fchop van<br />

Utrecht<br />

<strong>Friesland</strong> te trekken, om aldaar eene aanzienly-<br />

reist naar<br />

ke bede te heffen,en uit de rechtsbedieninge zo <strong>Friesland</strong><br />

veele penningen te verzamelen als maar eenig­ om daar<br />

zins mogelyk ware. De overeenkomst, ten eene aan.<br />

zienlyke<br />

jaare elfhonderd zes en zestig, door bemidde­ bede te<br />

ling van Keizer Fredrik, tusfehen den Graaf heffen.<br />

van Holland en den Bisfchop van Utrecht getroffen<br />

, bragt mede, dat de eene helft van de<br />

inkomlten des Friefchen Graaffchaps door den<br />

.Bisfchop, en de andere door den Graaf getrokken<br />

zou.le worden. De Bisfchop, zich hierop<br />

:grondende, ondernam de reize naar <strong>Friesland</strong>,<br />

1 doch dewyl het, volgens de gemelde overeen-<br />

1 komst, aan geen van beiden was toegelaaten,<br />

! zonder de bewilliginge des anderen, eenig geld<br />

! in <strong>Friesland</strong> te ligten, en zulks daar en boven<br />

: 1 met het belang der ingezetenen zowel als met<br />

: idat van Graave Willem ftrydig was, valt hec<br />

I ligtelyk te begrypen, dat deeze , die thans<br />

i Ihet gebied over <strong>Friesland</strong> voerde, niet gedooigen<br />

wilde, dat zulks zonder zyne kennisfe en<br />

ttoeftemminge gefchieden zoude. Hy overviel<br />

derhal ven den Bisfchop gewapenderhand,' Wordt<br />

iin St. Odulfs Klooster te Stavoren, en voer-J door den<br />

Graaf<br />

:de hem van daar gevangen op zyn Kasteel te Oos- ,<br />

overva'-<br />

1 terzee. Hier zat hy echter niet lang. Eenbe len ' en ges<br />

br


Graaf<br />

Dirk<br />

overlydt<br />

te Dordrecht.<br />

1203.<br />

36*3<br />

Tegenivoordige Staat<br />

BEKNOP bygeloovige Monniken en Leeken, bekommerd<br />

TÉ H:STO • dat de gevangkenis van eenen Bisfchop God<br />

1UE. tot wraak mogt tergen, verlosten hem met ge­<br />

vangen weld, en voerden hem te fchepe naar Utrecht.<br />

genomen, 1<br />

doch Graaf Willem, hier over ten hoogden gebelgd,<br />

door eeni­ te meer nog, om dat'er veele Friezen waren, die<br />

geMon­ thans des Bisfchops zyde hielden, gaf hier van ternikenwedond<br />

kennis aan Graave Otto, zynen Schoonvader,<br />

derom<br />

verlost. en aan Graave Dirk, zynen Broeder, en vondze<br />

beide gereed, om 't harnas tegen den Bisfchop<br />

aan te fchieten. Dan, fchoon dit in de vaste<br />

verwachtinge van eene roemryke overwinninge<br />

gefchiedde, de uitkomde was verre van gundig<br />

te zyn; de Bisfchop kreeg eerlang zo veel huipe<br />

van Henrik, Hertog van Lotharingen, dat dc<br />

beide Graven, na andere nadeelen geleeden te<br />

hebben, gevangen raakten, en hunne vryheid<br />

niet weder kreegen, dan na een vernederend en<br />

fchadelyk Verdrag, met den Hertog van Lotharingen<br />

en den Bisfchop van Utrecht geflooten<br />

te hebben.<br />

Graaf Dirk overleefde zyn ongeluk niet lang.<br />

Te Dordrecht te rug gekomen, werd hy van<br />

eene zwaare ziekte aangetast, die hem, na verloop<br />

van eenigen tyd, in Slagtmaand des jaars<br />

twaalfhonderd en drie, uit het leeven rukte.<br />

Gaarne had hy zich met zynen Broeder Willem<br />

verzoend, en aan hem de Voogdy over zyne<br />

Dogter Ada opgedraagen. Dan Vrouwe Aleid,<br />

zyne Gemaalin, verydelde zyne oogmerken, en<br />

poogde zelve den klem der Regeeringe' in handen<br />

te krygen. Met dar oogmerk trouwde zy<br />

haare Dogter, na 's Graaven overlyden, met<br />

zo


van FRIESLAND. 3o><br />

zo veel verhaastinge en geheimhoudinge uic, BEKNOPaan<br />

Lodewyk, Graave van Loon, dat zelfs de IEHISTÖ.<br />

RIE.<br />

weivoegzaamheid ganfchelyk vergeeten wierd.<br />

Graaf Willem kreeg dus laater kennis van 't Graaf<br />

pverlyden zyns Broeders dan hy wel gewenscht<br />

Willem<br />

begeeft<br />

had. Hy begaf zich evenwel uit <strong>Friesland</strong>, zich daar*<br />

over de Zuiderzee , daartoe uitgenoodigd door op oyer<br />

verfcheiden Edelen van 't eerfte aanzien, die de Zuiderzee»<br />

hem gaarne in de Voogdy over zyne Nigt Ada'<br />

n i i ... . 1 J_ V ..„„ t„ „<br />

gefield zagen, terwyl de Zeeuwen nem voor<br />

Wettigen Graave van Zeeland uitriepen, en huldigden.<br />

Het ganfche beloop van dien Oorlog,<br />

welke hierop volgde, en waarin'ook de Utrechtfche<br />

Kerkvoogd, ten nadeele van Graave<br />

Willem, deel genomen had , behoort niet tot<br />

ons beftek. En echter heeft <strong>Friesland</strong> ook eenig<br />

belang by dien kryg gehad. Na dat immers<br />

Dordrecht den Stichtfchen in handen gevallen<br />

was, werd 'er een Verdrag tusfehen Dirk van liet Ver.<br />

drag tu*.<br />

Are, Bisfchop van Utrecht, en Graave Willem<br />

fchen derf<br />

getroffen, waarby wegens <strong>Friesland</strong>. werd vast- Bisfchop<br />

gefteld: „dat de Bisfchop niet zoude beletten, en Graaf<br />

dat eenige Koopluiden uit het Graaffchap Willem<br />

raakt ook<br />

„ <strong>Friesland</strong> van Oostergo en Westergo in zyn <strong>Friesland</strong>.<br />

land overkwamen; dat het Verdrag, onlangs<br />

tusfehen Bisfchop Godefrid en's Graaven Va-<br />

„ der gemaakt, onder hen ongefchonden ori-<br />

„ derhouden zoude worden; dat ingevolge hetj,<br />

zelve de Bisfchop en de Graaf, met gemee-<br />

„ ne toeftemminge, eenen Graaf naar <strong>Friesland</strong><br />

?, zouden zenden, óm dè rechtdagen der bürgerlyke<br />

zaaken te houden, en alles wat uit<br />

„ de inkomften, het Graaf fchap toebehoorende,<br />

of uit de opkomfteu der rechtdagen van<br />

Aa H de


Brr


van FRIESLAND.<br />

37*<br />

Wensch. Hy z a g zi ch eindelyk genoodzaakt, , BEKNOPnaar<br />

zyn Graaffchap van Loon te vertrekken, TE Ilisro'<br />

' KIK.<br />

en Graaf Willem meester te laaten van al het<br />

land tusfehen de Honte en de Lauwers (§).<br />

Deeze, dus in 't gerust bezit der Graaflyke re*<br />

geeringe gekomen, en lëdert door Keizer Fredrik,<br />

den II, in dellyksleenen bevestigd zynde,<br />

zou zynen Zoon Otto, den Friezen niet min!<br />

der aangenaam dan de Vader zelf, tot Stadhouder<br />

van <strong>Friesland</strong> hebben aangefteld (*). Dan<br />

dit is twylrelachtig,zo om dat 'er luttel gewags<br />

Van deezen Otto, als Stadhouder van <strong>Friesland</strong>,<br />

by de Gefchiedfchryvers gemaakt wordt ; als<br />

•ook om dat dezelve toen nog maar een kindvaji<br />

zeven jaaren. zou hebben konnen zyn , zo anders<br />

Graaf Willem hem by zyne Gemaalinne<br />

Aleid van Gelder verwekt had.<br />

Dat <strong>Friesland</strong> omtrent deezen tyd reeds:<br />

grootelyks in welvaaren gebloeid moet hebben,<br />

valt met genoegzaame zekerheid op te!<br />

maaken uit het gene men by fommige Sch'ryvers<br />

(f) vindt aangetekend, wegens de klee-'<br />

dinge, welke in het begin der dertiende eeuw, 1<br />

<strong>Friesland</strong>"<br />

had reeds<br />

toen merkelyk<br />

in<br />

welvaarentoegenomen.zo<br />

by den Adel als by den Burgeriland en het<br />

Gemeene volk, gebruikelyk was. Stavoren inzonderheid,<br />

daar de Graaven, als in <strong>Friesland</strong> de<br />

zulken regeerden , hun gewoone verblyf hielden,<br />

£ (§) Melis Stoke, volgens de UjtgaVe van Huldecoper.<br />

II. ü bl. 46.<br />

(*) Schot. Friefche Hist bl. 105.<br />

, (f) By Schot. Friefche Hist. bl. 105, vindt men<br />

hiervan uit de Kron. van Vlieterp eene vry uitvoerige'<br />

befchry ving; gelyk ook uit Schot, hy F. Sjoerds Fr.<br />

jaarb. II. D. bl. 469.<br />

Aa 2


BEKNOP­<br />

TE HISTOttlE.<br />

37*<br />

Tegenwoordige Staat<br />

had zynen Koophandel en Zeevaart wyd en zyd,-<br />

•doch voornaamelyk OostWaards, zodanig uitgebreid<br />

, dat daar binnen veele ryke en welva­<br />

Daar uit rende Kooplieden gevonden wierden.- Baart<br />

wordt nu Rykdom doorgaans weelde en dertelheid,<br />

weelde en<br />

- zo zal het niet zeer te verwonderen zyn, dat<br />

dertelheid<br />

gebooren.<br />

eenigen hunne Stoepen of LuüTels, volgens'c<br />

verhaal der Kronyken (f), verguldden, en dat<br />

men in het vervolg van tyd , dit ten breedften<br />

uitmcetende, zeide dat zy die met goud befloegen.<br />

Ook kan het zeer wel zyn, dat zekere<br />

dertele weduw, of ryke Koopmans Vrouw, tot<br />

die buitenfpoorigheid verviel, dat zy, een fchip<br />

«it Dantzig te huis krygënde , welk van haar<br />

was uitgezonden met uitdrukkelyk bevel, om<br />

eene vragt te rug te brengen van de beste<br />

waaren, die daar te lande vielen; en van den<br />

Schipper verftaande, dat hy eene vragt van de<br />

beste Tarwe had ingelaaden, dit zo euvel nam *<br />

datzy, hoorende dat de Tarwe aan Bakboord<br />

was ingelaaden, den Schipper beval, omze weder<br />

aan Stuurboord in Zee te werpen; zonder<br />

dat men alle de wonderen behoeft te gelooven i<br />

die daarop, sis eene ïTraffe des Hemels, tot<br />

ondergang van Stavoren, gevolgd zouden zyri<br />

a><br />

Vari<br />

(t) It Aade Friefche Terp, bl. 51. Ö. van Scharl.<br />

bl. 106.<br />

(5) Het zogenoemde Vrouwen Zand met zyne on-<br />

Vruchtbaare koornaaren, naar die van Tarwe gelykende,<br />

Verdient onder die wonderen niet de minde plaats j<br />

fchoon deeze eeuw, minder bygeloovig dan de voorgaanden,<br />

'er met reden niec hoog by opziet, maar 't<br />

eens


van FRIESL AND. 373<br />

Van meer zeekerheid is het, dat, zo lang ; BEKNOPnog<br />

de Noordzee geenen vryen gang tusfehen TE HISTOJ<br />

RIE.<br />

Vlieland en Terfchelling door gekreegen, noch<br />

De verar­<br />

veele landen ten Westen van <strong>Friesland</strong> in een<br />

ming<br />

barre Zee veranderd had, de landen aan de veeier<br />

Middelzee gelegen , voor geduurige overLandzaaftroomingen bloot lagen, tot onmydbaare ten dient<br />

om de<br />

verarminge veeier Landzaaten , doch ter verry- Klooster^<br />

kinge der Geestelyken : want deeze verarming te verry.<br />

der Landzaaten bragt te wege, dat veele landen ken.<br />

door hen aan de Kloosters wierden opgcdraagen,<br />

om dus zelve van den last, die aan 't<br />

opmaaken der dyken vast was, ontflagen te worden.<br />

Die van Ludingakerk hadden, reeds op<br />

't einde der voorgaande eeuw, zeer veel lands<br />

onder Weidum verkreegen, en daar een<br />

aanzienlyk Stins gebouwd, naby den dyk der<br />

Middelzee. Op dit Stins, bekend by den<br />

Ludinga­<br />

naam van Monnikehuis, plaatften die van kerk bezit<br />

Ludingakerk, na 't opmaaken van den Dyk, veel lands<br />

hunne Konverfen of Leekebroeders, om de lan­<br />

te Weidum.den<br />

tot bezaajing en osfeweiding te bearbeiden,<br />

zynde het maaken van zuivel toen nog minder<br />

in gebruik geweest (*). Naar de gewoonte<br />

der Kloosteren plagten reizende lieden op dit<br />

Stins<br />

eene zo wel als ?<br />

t andere voor namurlyke verfchynzels<br />

houdt, waarvan ook wel elders voorbeelden voor<br />

handen zyn. Heeft iemand lust daarover iets in 't<br />

breede te leezen , onze kundige Landsman , Foeke<br />

Sjoerds, zal hem, zo wy niet twyffelen, in deezen,<br />

genoegen konnen geeven. Men zie zyne Refchryving<br />

van O. en N. Friesl. I, D. bl. 94, en Friefche<br />

taarb. II. D bl. 474.<br />

(_*) Schot. Friefche Hist. bl, 105.<br />

Aa 3


374 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP• Stins vriendelyk ontvangen en onthaald te wor­<br />

TE HlSTQ<br />

den; en in deszelfs nabyheid woonde ten dien<br />

«IE,<br />

tyde een voornaam Edelman , met naame Viglius<br />

Haniama, door wien, met hulpe der<br />

reedsgemeldeKonverfen, de Kerk te Weidum is<br />

gefticht. De Konverfen bleeven echter niet<br />

lang in 't bezit van 't gemelde Stins, zynde zy<br />

daaruit gejaagd en van hunne Janden beroofd,<br />

door Dekama van Jellum, 'om dat zy zich, ten<br />

zynen nadeele, in zekere gefchillen gemengd<br />

hadden, welke hen, zyns oordeels, in 't minfte<br />

niet aangingen.<br />

De Mailt-<br />

• Andere Dorpen, aan de Middelzee gelegen,<br />

gumers<br />

geeven gingen, om gelyke redenen, op gelyke wyze als<br />

veel lands : Weidum te werke. Die van Mantgum gaven<br />

aan Olde-<br />

• veele landen aan 't Konvenc van Oldeklooster ,<br />

klooster.<br />

welks Konverfen, na 't opmaaken der dyken en<br />

't bouwen van een Stins, ook daar, mee hulpe van<br />

hunnen Abt, ten jaare twaalfhonderd en drie,<br />

1203.<br />

eene Kerkftichtten, welke, wegens den grooten<br />

yver waarmede dit werk werd voortgezet, in<br />

korten tyd volbouwd was. Die van Boxum na­<br />

De Boxuinersneemen<br />

hunne toevlugt tot den Abt van Lidlum,<br />

menhun­ en droegen hem veele van hunne landen op,<br />

netoe- onder voorwaarde, dat hy den Zeedyk zoude<br />

vlugt tot<br />

hermaaken en onderhouden. De Abt, genoe-r<br />

den Aht<br />

van Lid- gen neemende in deezen vooïflag, zond een<br />

lum. goed deel zyner Konverfen derwaards, liet de<br />

dyken herftellen , en 'er een zwaar Stins en<br />

fchoonen Uithof ftichten, daar de Konverfen<br />

hun verblyf hielden, en voor 't geweld der zee<br />

beveiligd waren. Sommige Leezers zullen zich<br />

misfehien verwonderen , dat de Kloosters in<br />

ftaat waren tot het verrichten ran zulke groote


van F R I E S L A N D . 375<br />

te zaaken; dan men weete, dat dezelve van<br />

menfehen krielden , zo dat in fommige drievier-<br />

vyf- of zeshonderd invvooners gevonden<br />

.wierden. En 't geen door deeze handen niet<br />

gefchieden konde, was men in Haat door andere<br />

té laaten vei richten: want daar, aan den<br />

eenen kant, het ontzag voor de Gecs'tclyken groot<br />

genoeg was, om de fchamele Gemeente in hunnen<br />

dienst te krygen, ontbrak het hun, aan den<br />

anderen,niet aan de noodige middelen om den<br />

arbeidsman eenig dagloon te bctaalen. Behalven<br />

. die fehoone landeryen, welke hun dus werden opgedraagen»<br />

hadden zy veele andere voor eenen<br />

geringen prys van. de verarmde ingezetenen ge^<br />

kocht, zonder-juist naauwkeuriglyk te onderzoeken,<br />

of het hun wel gcoorlofd ware, zich<br />

den nood hunner verarmde medemenfehen op<br />

zulk eene wyze ten nutte te maaken.<br />

BiKTtfCF-<br />

TE HISTO­<br />

Midlerwyl was men op middelen bedacht, Men is<br />

om 't land van dien overlast te bevryden, wel­ op midda»<br />

len beken<br />

het te vreezen had zo lang de Borne met<br />

dacht orn<br />

even veel gewelds tusfehen Ameland en Ter- 't • Land<br />

fcheliing inltroomde, en <strong>Friesland</strong> daarenboven voor derj<br />

overlast<br />

zeer veel waters ontving, door middel eencr'<br />

des wa­<br />

riviere, die met eenen fhellen loop uit Over- J ters te<br />

ysfel naar <strong>Friesland</strong> ITroomde, en zich voor-1 beveili-<br />

by Slooten in de Middelzee wierp. De Mon- i gen.<br />

niken van Ludingakerk, die reeds zeer veel<br />

lands op Texel en Vlieland bezaten, en in 't<br />

vervolg door Graave Willem, Roomsch Koning,<br />

met geheel Vlieland befchonken werden,<br />

gelyk zyn Grootvader, Willem de I, Wieringen<br />

aan 'cKonveuc van St. Odulf gegeeven had,<br />

Aa 4, vfèlèa<br />

RIE,


2?6 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ vielen op het denkbeeld, dat men der Zee eene<br />

TE HJSTO-<br />

•andere opening moest geeven, om derzelver.<br />

BIE.<br />

geweld van hunne landeryerf af te weeren. Mei<br />

Die van<br />

Ludinga­ dit oogmerk lleldenze hun arbeidsvolk te werkerkgraa.ke,<br />

en groeven eene graft tusfehen Vlieland en<br />

ven eene Terfchelling door, beneifens verfcheiden bin­<br />

Graft tus<br />

nenvaarten, haaren uitloop hebbende in gemel­<br />

fchen<br />

Vlieland de graft. Ook werd door hen en die van<br />

en Ter- Dykshorne, een Dorp dat naderhand verdronfchelfingken<br />

ks, van Harlingen, voorby gemelde Dorp,<br />

door.<br />

eene rechte en diepe vaart, naar Vlieland en<br />

zo voorts naar Texel gegraaven, om van de<br />

eene plaats naar de andere te konnen vaaren.<br />

't Gevolg van dit alles was, dat de Watervloeden<br />

, die kort hier na de een op den anderen volgden<br />

, hunnen gang namen naar \ Vlie, Texelergat<br />

en Marsdiep, en daar binnen wegfeheurden<br />

het geenze in de Born weder aanfpoelden, en wel<br />

zodanig, dat deeze binnenlandfche zeeboezem,<br />

na verloop van weinig eeuwen, ten . eenemaal<br />

verltopt en opgevuld zynde, in eene zeer fchoone<br />

en weelige landftreek verwisfeld wierd, terwyl<br />

aan den anderen kant, verfcheiden Dorpen,<br />

Bosfchen en Landeryen, de gedaante van eene<br />

openbaare zee verkreegen , gelykze nog tegenwoordig<br />

hebben.<br />

In den<br />

jaare<br />

1119<br />

heeft men<br />

een' ge- 1<br />

duchten <<br />

Watervloed.<br />

De geduchte Watervloeden van de jaaren<br />

twaalfhonderd negentien , twintig en eenentwintig,<br />

deeden reeds by voorraad zien, wat<br />

men van volgende te wachten had. f ver den<br />

eerden dier Vloeden, welke voorviel op den<br />

zestienden van Louwmaand, zynde Sint Marcellusdag,<br />

< laat zich Emmen, volgens de Vee»<br />

m


van F R I E S L A N D . 377<br />

taaling van Gabbema (*), aldus uit: „Na'<br />

„ dat nu eenige dagen achter een eene Zuid-'<br />

weste wind de zee ais omwentelde, ende dat 1<br />

Bf-KNO*-<br />

TB HlST4?«<br />

Itl£.<br />

„ hy, op dezelve dag die ik aanroerde, weinig<br />

„ na het opftaan des Zons, de Maan haar doen<br />

„ boven den gezicht-ring beurende, noch grou-<br />

„ welyker begon te blaazen, en door een hagel<br />

„ op mensch en vee woedde, de waateren des<br />

„ Oceaans heeft beginnen te"Horten op alle<br />

„ zeekusten van <strong>Friesland</strong>, aanvangende te twaalf<br />

„ uyr, en eindigende met het eerfte fcheemer-<br />

„ licht. Maar doen begon in plaats van de<br />

„ Zuidweste eene Noordweste wind, vry ver-<br />

,, woeder dan de voorige, zich • te beweegen,<br />

,, even of hy .der raazernye den vollen*toom<br />

,, gaf. «Als nu de vloed des Zees behoorde<br />

,, af 'te neemen, en de Maan na de Wester-<br />

„ kim viel, heeft met zulk eene opzwellinge<br />

„ de afneemende vloed aangeftouwd, dat het<br />

„ fcheen, ofze van die ftonde af, eerst aan-<br />

„ vang nam: ende heeft door eene geduurde<br />

„ aanwas en invloeyinge in hec land, den voi-<br />

,, len nacht oover een erbarmenswaardige plaag<br />

„ die'r gelyk 'er eener geen gedachtenisze van<br />

,, was, oover het heele landfehap geftort. Als<br />

,, de Kriek des morgenftonds aanving, zoud gy<br />

„ gezien hebben menfehen, beesten, huizen,<br />

„ ftallingen, hooy en ftroo-bergen, verfchei-<br />

„ den zoorten van huisraad, en alles wat inwa-<br />

ter niet onderduikt oöveral dry ven: gelyk mede<br />

„ veele.<br />

(*) Z\t S A. Gabbema Nederl. Warervloeden. b,!.<br />

57 enz. en U. Emm. Rer. Frif. Hist. L. IX. (euniet<br />

AlX, gelyk by Gabbema (laat) pag 330.<br />

Aa 5


S78 Tegenwoordige Staat<br />

„ veele menfehen, op hoop van leeven, op<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO. „ een (luk dakx , op dennen en fchuttingen;<br />

RIE.<br />

andere fin nndpr 1-innr* APP7P WPM nn ftmn<br />

„ of hooy, dat, by geval, in die nood hen<br />

„ voor de hand fchoot, als op ftukken van een<br />

„ Schip - braak gevoert worden. Veele had<br />

„ gy moogen zien hangen aan de fpitzen der<br />

„ boomen, of zitten op de toppen der hoog-<br />

„ fter huyzcn, die 't woeden der baaren uyc-<br />

„ hielden, ende die geene, die in 't waater<br />

,, door ftroom en wind gedreeven (want mee<br />

,, den dag begon de Zuyclweste wind zich we-<br />

„ der te beweegen, die alles na 't Noorde<br />

59 joeg) zeewaart in voeren. Ook zouden de<br />

„ overblyfzelen van die zwaare néérlaag het niet<br />

5, ontworftelt hebben,'ten waare korts daar naa<br />

„'C zo groot is de onftandvastigheid der win-<br />

,, den ) een opkoomende Noord - Ooste wind<br />

„ eenige verlost hadde. Als nn de Oceaan was<br />

„ geweekken, doen openbaarde zich eerst de<br />

,> beklaagiyke gedaante des Lands, zynde alle<br />

„ dyken gefcheurd en omgeworpen; de dorpen<br />

met 'er inwoonders door 't waater orerftolpt<br />

„ en deerlyk verwoest; de huyzen omgerukt;<br />

„ het huisraad en gewaad hier en daar verftrooyt;<br />

Kloosters en Kerkken by meenigten<br />

omgeftort; 't grof en kleen vee wechgerukt;<br />

9, menfehen, zoo eenige Schryven, tot hec<br />

„ tal van honderd duyzend verzoopen, en<br />

alles met verwoestinge en lykken vervult".<br />

Uit de Iaatfte woorden, fchoon daarin eene<br />

merkelyke vergrootinge doorftraalt, die ook de<br />

doorgeleerde Emmen wel gevoeld beeft, blykt<br />

vry duidelyk dat deeze vloed , zich verder dan<br />

pver-


van F R I E S L A N D . 379<br />

pver het hedendaagfche <strong>Friesland</strong> nitgellrekt: JEKNOP'<br />

rE HISTO­<br />

moet hebben. Die van den jaare twaalfhonderd'<br />

RIE.<br />

en twintig, welke zich meer tot <strong>Friesland</strong> al­<br />

Die van<br />

leen bepaalde, wordt door dienzelfden Gefchied-<br />

den jaare<br />

fchryver ( f ) aldus te boek geflagen: „ Op 't 1220 is<br />

begin van 't volgende jaar, omtrent drie Ko- mede zeer<br />

ningen dag, quam 'er geen mindere dan de nadeelig<br />

voor<br />

voorige op vloed van waater, maar minder <strong>Friesland</strong>»<br />

in het verdelgen van menfehen en vee. Want<br />

„ des vees was 'er noch weinig in den lande:<br />

„ ende de menfehen , gewaarfchouwd door de<br />

,, voorige plaag, waaren.met hunne goederen<br />

' n naar de hoogten geweeken, en echter zyn<br />

veele duizenden gefheuvclt, en is ramp op<br />

„ ramp gehoopt ( § )".<br />

De Derde Vloed, even of <strong>Friesland</strong> nu de Gelyk<br />

fpeelpop van zee en wind geworden ware, ook die<br />

van den<br />

viel volgens 't verhaal van denzelfden Schryver<br />

jaare<br />

( § ) , voor op den vierentwintigften van Sprok­ 1221.<br />

kelmaand des volgenden jaars twaalfhonderd een<br />

en twintig: „ Want als de maan, met de zon<br />

J ? gevoegd, voort floeg, heeft de Zuidvveste<br />

„ wind alweer in dat rampfpoedig cn van alle<br />

„ goederen ontblootte landfehap, boven gewoon-<br />

„ te, de raazende Zee gejaagd, en dulde niet<br />

*, dat de opgeftouwde waateren te rugge deys-<br />

„ den; terwyl niet afliet de ontfpanne kaaken<br />

van de blast te ontlaaden". Wat laager gaat<br />

dezelve dus voort: „ Het geene nog het argfle<br />

,, was;<br />

(f) U. Emmius Rer. Fris. L. IK . p. 310, volgens<br />

de vertaal in g .van meergemelden S. A. Gaobema Necïerl.<br />

Waater- vloeden, bl. 65.<br />

( § ) -'• p. 341. en Gaiberna<br />

fcl. ü6. '


BEKNOP­<br />

TE HlSTO<br />

SIS.<br />

Het by,geloof<br />

velt een<br />

zonderlingoordeel<br />

over<br />

dergelyke<br />

rampen.<br />

38o Tegenwoordigs Staat<br />

,, was; op den zestienden van Herbstmaand,is<br />

„ de opwellende zee, met eene nieuwe maan,<br />

» wederom geftort op de velden naast aan de<br />

„ zee geleegen, met geen dyken bevvalt, noch<br />

„ met eenigen reegen ververscht, gaapende<br />

, s en dorllende in baaren dorst met zilte zee-<br />

„ wateren verzadigt " (* ).<br />

Men was doorgaans gereed om dergelyke rampen<br />

aan te merken als bewyzen van eenen vertoornden<br />

Albellierder; dit zou zekerlyk zeer veel<br />

nuts hebben konnen te wege brengen, indien men<br />

de reden van dien ontftooken toorn in 's volks<br />

weezenlyke zonden gezpcht had, en daar door tot<br />

verbetering der zeden ware opgeleid geworden.<br />

Doch omtrent het eene zowel als het andere zag<br />

men doorgaans te kort. Het zal den leezeren,<br />

hoopen wy, niet onaangenaam zyn, dit hier met<br />

een treffend voorbeeld bevestigd te zien. Een<br />

dronken Fries, een Schermmeester van handteeringe<br />

, werd gehouden voor de. oorzaak<br />

Van deeze en meer andere rampen, uit twist<br />

en tweedragt inzonderheid ontftaaan. Hy was<br />

riaamelyk gewoon zynen meesten tyd met drinken<br />

in de kroeg te flyten, en, vol en zat van<br />

daar te huis komende, zyne vrouw te liaan,<br />

en te mishandelen. Deeze, niet zonder reden<br />

voor het erglle beducht, veinsde zich ziek, ging<br />

te bedde liggen, en verzocht den naastgelegen<br />

Priester, haar het lichaam des Heeren toe te willen<br />

dienen. Als deeze met dat oogmerk daar komt,<br />

ont-<br />

{*) U. Emmius Rer. Fris. L, IX. p, 342. en Gabbema<br />

Nederl. Waatervl. bl, 6j.


van F R I E S L A N D . 3si<br />

ontmoet hem de man, met een dronken hoofd, ]<br />

en eene kroes bier in de hand, den Priester"<br />

noodigende, om daar uit met hem te drinken.'<br />

Doch deeze verfchoont zich daarvan, met te<br />

zeggen: ik draag het lichaam des Heeren, en<br />

hu drink ik niet. De Schermmeester, over deeze<br />

weigering te onvreeden, flaat met de kroes<br />

den Priester de doos uit de hand, zodat alle de<br />

daarin zynde hostiën over de vloer vliegen. Dan<br />

wat gebeurt 'er ? de vrouwen, die daar tegenwoordig<br />

Waren, om de gewaande kranke te vertroosten,<br />

zagen, zegt men, dat zich op elke hostie eene<br />

ftraalende Sterre vertoonde, terwyl de Priester<br />

dezelve, al zuchtende en kermende, weder iri<br />

zyne doos verzamelde, en, na zulks gedaan te<br />

hebben, wegging. De Deken van 'c Gewest<br />

dagvaardde wel den Schermmeester voor zich,<br />

en deed hem in den ban: doch ook dit trok<br />

zich de dronkaart weinig aan. Eindelyk evenwel<br />

Vond hy zich gedrongen, om het kruis aan té<br />

neemen, en met den Priester, die zulks insge*"<br />

lyks gedaan had, naar Rome te gaan, om Paus<br />

Honorius den III , die toen de driedubbele<br />

Kroon op had, om vergiffenis te bidden. Deeze<br />

werd hun verleend, doch op voorwaarde, datze<br />

beide over zee zouden ilèeken , en aldaar<br />

Christus drie jaaren in de wapenen dienen.' Zy<br />

namen de reize gehoorzaam aan, en kwamen<br />

Voor Damiate; doch voor dat hunne driejaarige<br />

boete voleind was, werdenze beide, in het volgende<br />

jaar twaalf honderd en achttien, door deni<br />

- dood weggerukt. Dewyl nü de zonde door dié<br />

halve boete nietten vollen wasuitgèwischt, zoude<br />

i God van den Hemel die fchrikkelyke Watervloeden<br />

BEKNOP­<br />

T E HISTG**<br />

RIE.


BEKNOP­<br />

TE HlSTO-<br />

2e drift<br />

tot hec<br />

382 Tegenwoordige Staat<br />

den eri andere landplaagen gezonden hebben.-<br />

' Omtrent de plaats deezer gebeurtcnisfe is men hec<br />

niet eens. Sommigen zeggen, dat dit fchandelyk<br />

ftuk is voorgevallen te Wielsryp in Westergo ,=<br />

en da: dit de eerfte aanleiding gegeeven heeft<br />

om daar eene Kerk te bouwen; anderen meenen<br />

dat het te Sixbierum, cn weder anderen dat'<br />

het te Witwert in Groningerland, bedreevcn is<br />

( > Dan wat 'er ook van de plaats zy ,•<br />

de gebeurtenis zelve doet ons zien , dat niet<br />

alleen de gemeene Christenen , doorgaans leeken<br />

genoemd, maar ook de Priesters, van<br />

dien Godsdienst, welke door hen openlyk<br />

fceleedén of gepredikt werd, weinig wisten.<br />

De Kruisvaarten , ter herwinninge van %<br />

H. Land , reeds -voorheen ondernomen ,•<br />

onderneemen<br />

der ontmoetten by deeze onkundige en bvgeloovikruisvaarge<br />

gefteldheid van zaaken, zo weinig zwaaten<br />

gaat<br />

righeids , datze met de grootfte drift wier.<br />

ongelooflyk<br />

verre.'<br />

den voortgezet; zodanig zelfs , dat de kinderen<br />

, als bedweimd van verftand, cn buiten<br />

't fpoor des vernufs, byna uit alle landen,<br />

vlekken en fteden, zonder Kapitein, zon*<br />

der Hertog , met veel verhaastinge naar de Zeelieden<br />

liepen, dengeenen, die hen vraagden:<br />

waarze heene wilden , ten antwoord geevende<br />

: „ naar Jerufalem om 'c Heilige Land te<br />

„ bezoeken". Veelen, die door hunne Oudera<br />

opgeflooten waren , om daar door deeze woede'<br />

te doen bedaaren , werden 'er te driftiger<br />

door ,^ en wisten met onnatuurlyke kracht<br />

grende's, deuren , muuren en verdere be-<br />

(*) Schot. Friesche Hist. bl. J07.<br />

' fchufa


van F R I E S L A N D . 383<br />

fchuttingen te verbreeken , en zeewaards te<br />

Vliegen, zonder dat men ooit vernam waarze<br />

gebleeven 'waren. Hier en daar zag men ook<br />

naakte vrouwen door de rieden en vlekken<br />

locpen , zonder een enkel woord te ipreeken<br />

Het verhaal van dien kruistogt, welke , om­ feester<br />

trent deezen tyd , hier te lande, met onbegry- Olivier<br />

pelyke drift, ondernomen en voortgezet werd, van Ketï.<br />

is wel te omflagtig voor deeze beknopte his­ len predikt<br />

die<br />

torie ; en echter hadden de Friezen 'er te hier te<br />

veel deel aan , om dien ftilzvvygend voor- lande, ers<br />

I bytegaan. Meester Olivier van Keulen , die maakt 'er<br />

veele<br />

t reeds voor zeven jaaren in <strong>Friesland</strong> ge- driftig<br />

1 weest was , en daar een groot..aantal men- toe.<br />

! fchen tot den Heiligen Oorlog , gelyk men<br />

' 't noemde , driftig gemaakt had , kwam ten<br />

j jaare twaalfhonderd vierentwintig andermaal 122.f;<br />

i in deeze gewesten , om het begonnen werk<br />

; met allen moogelyken yver voort te zetten.<br />

Na zich hiermede eenigen tyd, zo elders<br />

ïals in <strong>Friesland</strong>, bezig gehouden te hebben,<br />

vertrok hy wederom naar Keulen. Hy ver.<br />

loor echter de groote zaak zyner .zendinge<br />

:niet uit het' oog. De brief, welke van daar<br />

door hem aan de Friezen werd afgezonden ,<br />

:om hen tot volftandigheid in de aangevangen<br />

loopbaan te vermaanen (*), toont duidelyk<br />

:dat zy hem wel zeer ter harte hing. Ook<br />

waren deeze en andere poogingen meer zo<br />

verre van vruchteloos te zyn , dat de Friezen<br />

lin deeze buicenfpoorigheden op verre na de ge-<br />

( § ) Schot. Friefche Hist. bl. 108'.<br />

ring(t«'<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO»<br />

KiE.


BEKNOP­<br />

TE HlSTO'<br />

it IE.<br />

De Friezenfpeelen<br />

eene<br />

voornaame<br />

rol in<br />

deeze<br />

buiienfpoorigheden.<br />

384 Tegenwoordige Siadt<br />

ringde rol niet fpeelden. Hunne dapperheid<br />

en kloekmoedigheid , in de belegeringe en<br />

veroveringe van het Egyptïfche Damiate betoond,<br />

wordt door gemelden Meester Olivier<br />

hoogelyk geroemd, in het getuigfchrift, hun,<br />

door hem, by hunne terug reize naar het<br />

Vaderland, mede gegeeven. Hy zegt daarin onder<br />

anderen; „ dat zy voor Damiate eene groote<br />

„ nedrigheid, milddaadigheid, gehoorzaamheid,<br />

„ en lloutmoedigheid hadden laaten blyken, zyn-<br />

„ de zy fchrikkelyk voor de ivaraceenen , en<br />

„ bemind by.de Christenen geweest; alwaarora<br />

„ hy de Kerkelyke Prelaaten vermaande, de<br />

„ beleedigers der zulken, die voor Damiate ge-<br />

.., weest war.«n, door Kerkelyke Itraffen te be-<br />

5i teugelen; gelyk hy ook dé Overheden des<br />

lands opwekte om in deezen toch vooral den<br />

j, Prelaaten niet tegen te flaan, maar zorgvul-<br />

„ diglyk op zodaanïge beleedigers te letten, in<br />

„ aanmerking neemende, dat de menfehen vers;<br />

pligt zyn de pelgrims te eeren, welke door<br />

God verheeriykt worden". (*) Doch wat<br />

wonder, dat Meester Olivier,in dit zyn getuigfchrift,<br />

wat hoog met de Friezen loopt j daar hy<br />

•niet gefchroomd heeft,het mislukken van deeze<br />

onderneemingen aan te merken als eene Itraffe,<br />

welke den Christenen door God wierd aangedaan,<br />

onder anderen, ook daarom, dat de Duitfchen<br />

en Friezen voor hunne dienften, arbeid, getrouwheid<br />

en kloekmoedigheid, niet geëerd<br />

of beloond waren, naar behoorem De brief<br />

by<br />

(*) Óudh, en Gedichten van Friesl ï. D. bl. 2(S.<br />

Gr. Chartert», van Friesiand I. D. bl. 86. Schot, befchr»<br />

Van Friesl. in Quarto bJ< 319-


w« F R I E S L A N D . 38$<br />

by welken de Patriarch van Jeruialem den Ab­ BEKNOP*<br />

ten van Klaarkamp, van Mariënhof en van Dok­ TE HlSTO»<br />

ME»<br />

kum , na een lollyk getuigenis ter eere van de<br />

Friezen afgelegd te hebben, aanbeveelt, om<br />

toch toe te zien , dat de te rug keerenden<br />

vriendelyk ontvangen ,en voor alle beleedigingen<br />

beveiligd, of deswege fchadeloos gefield mogten<br />

worden, komt zeer wel met den voorgaanden<br />

overeen. (*) Daar nu deeze brief aan de<br />

Prelaaten van Klaarkamp, Mariëngaard en Dokkum<br />

is gericht, en in denzelven gewaagd wordt<br />

van allen, die uit Oostergo het kruis aangenomen<br />

hadden, is het niet onwaarfchynlyk,dat dit gedeelte<br />

des lands inzonderheid veele Kruisvaarders<br />

heeft opgeleverd. Wanneer Paus Honorius<br />

en Keizer Frederik de II. daarna, door<br />

hunne brieven , de Friezen wederom uïtnoodigden<br />

tot krachtdaadigen onderstand der<br />

Oosterlche zaaken , verzuimdenze niet dits<br />

te doen met loflyke vermeldinge hunner<br />

voorgaande bedryven (f). Aan wien men<br />

ondertusfchen de verovering van Damiate<br />

hebbe toe te fchryven , valt met volle zekerheid<br />

niet te bepaalen. 't Is bekend, dac<br />

die van Haarlem en Dokkum om de eere daarvan<br />

twisten. Wy zullen de beflisfing van dit<br />

gefchil van anderen verwachten (§_),<br />

Ter-<br />

(*) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto, 320. Gr,<br />

Charterb. I. D. bl. 87.<br />

(f) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 321<br />

1 enz. Gr. Charterb. I. D. bl. 91.<br />

(§) De Geleerde S. H. van Idfiuga is meest voor<br />

ifcet iaatfte: want ua in het I. 25. bl. 126 van zyn<br />

Staass-<br />

Bb


\<br />

BEKNOP­<br />

TE HlSTO<br />

IUE.<br />

Binnenlands<br />

ligt<br />

men jam'<br />

rnerlyk<br />

overhoop.<br />

GraafFloris<br />

de IV,<br />

385 Tegenwoordige Staat<br />

Terwyl dit buitenlands omging lag men binnenlands<br />

jammerlyk over hoop. Niet alleen in Oostfriesland<br />

, daar de eene landman tegen den anderen<br />

te velde trok; maar ook in <strong>Friesland</strong>, bewesten de<br />

Lauwers, was de dolheid der landzaaten zo hoog<br />

gereezen, dat men met geheele benden op elkanderen<br />

los ging. In Oostergo, onder anderen,<br />

gefchiedde dit door twee Edelluiden, met naame<br />

WiegerenTjaard, zynde de eerfte een Ommelander<br />

en de Iaatfte een gebooren Fries. De eerfte<br />

had het gemeene volk op zyne zyde; doch de Iaatfte<br />

werd door eenige ftoute luiden van aanzien onderfteund.<br />

Langen tyd en met groote hardnekkigheid<br />

werd'er van beide zyden gevochten, totdat<br />

eindelyk Wieger van Ijaard doorftooken wierd,<br />

en de twist daarmede vooreerst ten einde liep.<br />

De hevige verdeeldheden , welke, eenige<br />

volgende jaaren, in de aanpaalende gewesten<br />

plaats<br />

Staatsrecht der vereenigde Nederl. gezegd te hebben,<br />

dat volgens fommigen de gedachtenis daarvan nog té<br />

vinden is in de Kerk te Haarlem, laat hy 'er op volgen<br />

: „ dat de Dokkumers in <strong>Friesland</strong>, zich met<br />

„ meer grond de bevordering der verovering van die<br />

„ Stad, met eenKoggefchip, 't welk ze nog ten deezen<br />

„ dage, in plaats van een Weerhaan , gebruiken, op de too-<br />

„ ren der Groote Kerk afgebeeld, zouden konnen toeê'i-<br />

„ genen. Immers blykt heruit een brief van het jaar<br />

„ 1118, by Chr. Schotanus, dat de Friezen zich in<br />

„ die belegeringe zeer dapper hebben gedraagen, en<br />

„ dat 'er waarlyk Dokkumers by geweest zyn, die zo<br />

„ byzondere eere by die gelegenheid inleiden, dat 'er ,<br />

„ uit dien hoofde, zorge wierd gedraagen om hunne<br />

„ goederen,by hunne te huiskomfte, wederom in hunne<br />

„ beheeringe te doen overgeeven. Zie Schot. Brieven<br />

en Documenten, dienende tot de Friefche Hist,<br />

„ p. 11 en 12. enz-"


van F R I E S L A N D . 387<br />

plaats hadden, en op veel bloeds te Haan kwaBEKNOPmen , zyn buiten ons bedek. De huldiging van TE HISTO»<br />

RIE.<br />

Graave Floris den IV, als Landheer van <strong>Friesland</strong>,<br />

wordt tea<br />

betreft ons nader. Deeze, binnen Utrecht eene<br />

jaare<br />

bemiddeling tusfehen Bisfchop Wilbrand en de 1230 bin­<br />

misnoegde Stichtfchen hebbende bewerkt, begaf nenFra­ zich van daar naar <strong>Friesland</strong>, beoosten het Vlie, nekergehuldigd. om 'er de hulde te ontvangen, Deeze plegtigheid,<br />

welke ruim zeven jaaren, zo om zyne minderjaarigheid<br />

als om andere redenen, was uitgefteld, werd<br />

ten jaare twaalfhonderdendertig, door die van<br />

Westergo, binnen Franeker verricht, zonder dac<br />

men wegens de overige deelen des lands eeni -<br />

ge melding gemaakt vinde. Over de redenen hier<br />

van zullen wy ons in geene gisfingen inlaaten;<br />

te meer om dat Floris toen, uit hoofde van zyn<br />

Vaders aangenaame regeering, by de Friezen<br />

nog wel gezien was. Dat hy naderhand de genegenheid<br />

der Friezen zo geheel en al verloor,<br />

dat hy nooit weder in hun land durfde komen,<br />

had hy niemand dan zich zei ven en zynen<br />

kwaade raadslieden te danken. De toeleg om<br />

der Friezen vryheden en voorrechten, door<br />

het omkoopen van den Adel, te bekorten, was»<br />

niet te dulden voor een Volk, dat zyne vryheid<br />

op den rechten prys had leeren fchatten ( § ).<br />

Het bezoek, dat <strong>Friesland</strong>, met het gemelde<br />

oogmerk, van Graave Floris ontvangen had, Bisfchop<br />

Wilbrand<br />

werd, ten zelfden jaare, door een ander van den Deoor-<br />

Utrechtfchen Bisfchop Wilbrand gevolgd. Doch loogt d$<br />

om<br />

(§) Schot. Friefche Hist. bl. 118. ü. Erara. Rsr.<br />

i Fr. L. IX. p. 307,<br />

Bb 2


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

Drenthen,<br />

met hulpe<br />

der Frie­<br />

zen.<br />

$88 Tegenwoordige Staat<br />

om te doen begrypenby welke gelegenheid zulks<br />

gefchiedde, moet ik eene kleine terugtred<br />

doen. Deeze Kerkvoogd, een man zynde<br />

van een onverfchrokken gemoed , kundig in<br />

Staats- en Krygs-zaaken, en van eenen fterken<br />

aanhang, was niet zo dra de opvolger van Bisfchop<br />

Otto geworden, of hy was bedacht op<br />

het voortzetten van den oorlog regen de Drenthen,<br />

welken zyn voorzaat reeds begonnen, en<br />

ten koste van zyn eigen leeven gevoerd had. By<br />

't algemeene opontbod van Volk uit alle zyne<br />

landen en Heden, waren ook zeer veele<br />

Friezen, zo van den kant van Bakkeveen<br />

en andere Woudllreeken , als van Stavoren ,<br />

Lemfterland en van elders, tegen de Drenthen<br />

opgekomen, en hadden hun zulk een' fchrik<br />

aangejaagd, datze openlyk verklaarden den Bisfchop<br />

genoegen te willen geeven, en, ter zyner<br />

gerustftellinge,GyzeIaars in zyne handen te Hellen.<br />

Zelfs gavenze zich, voor zwaarder onheilen<br />

beducht, geheel en al aan den Bisfchop over ,<br />

op voorwaarden , zo wel irreelende voor's Bisfchops<br />

hoogmoed, als vernederende voor de<br />

fcraave Drenthen. De Bisfchop, dus gansch en<br />

al meester van dat gewest, begaf'er zich ook,<br />

na 't afdanken van 't grootlle deel zyns Legers,<br />

metderdaad naar toe, neemende zyne reize<br />

over Stavoren, Harlingen, Leeuwarden en<br />

Dokkum, naar Groningen. Na eenige weinige<br />

dagen vertoevens, zich van daar naar Koeverden<br />

begeeven, daar de hulde, wegens de Kerk<br />

van Utrecht, in tegenwoordigheid van den voorgaanden<br />

Slotvoogd Rudolf, ontvangen, en in<br />

deszelfs plaats zekeren Eilard tot Bisfchoplyken<br />

Stad-


van F R I E S L A N D , 339<br />

Stadhouder over Koeverden en Drenthe aangefteld<br />

hebbende, dacht hy zekerlyk zich zeiven<br />

en der Kerke van Utrecht eenen grooten dienst<br />

gedaan te hebben. Men zou den uitflag deivoorgaande<br />

bedryven ook wel als zodanig<br />

hebben mogen aanmerken , om dat de Utrechtfche<br />

Kerk, wegens den uitgeputtcn ftaat<br />

haarer geldmiddelen, den vrede ten hoogften<br />

noodig had, zo deeze duurzaam ware<br />

[geweest. Dan gelyk de heerschzugt zich<br />

zeldzaam met eenen vernederden ftaat verge­<br />

BEKtfOPi<br />

TE HlSTO-<br />

P.IE.<br />

Hy zet<br />

Rudolf,<br />

Slotvoogd<br />

van Koeverden<br />

af.<br />

en Eilard<br />

in zyne<br />

plaatfe.<br />

noegt , als 'er waarfchynlyke uitzigten zyn om<br />

't Kasteel<br />

zich daaruit te verheffen ; alzo liet de gewee v:.n Koe­<br />

• zen Slotvoogd Rudolf geene gelegenheid verden.<br />

ivoorbygaan , welke hem daartoe eenigzins worde<br />

door<br />

gunftig fcheen. 't Gelukte hem ook zich, by<br />

verrasiinge , meester te maaken van het Kas-<br />

:teel van Koeverden. De Bisfchop, hier door<br />

i genoodzaakt zynde de afgelegde wapenen<br />

1 wederom op te vatten, zocht daartoe ook de<br />

IFriezen te beweegen, en vondze gewillig<br />

tot zyne hulpe. Het veranderlyk winterweer<br />

,van twaalfhonderd negenentwintig was de voori<br />

naame reden, 'dat 'er juist niet veel wierd uitgc-<br />

11recht. Ondertusfchcn ftrekte dit grootelyks ten<br />

1 woordecle van Rudolf, naardien de Drenthen die<br />

;zich tot dus verre buiten den nieuwen aanval ge-<br />

1 houden hadden, dit ziende, nu ook wederom,<br />

( in grooten getale, zyne zyde koozen, fchoon<br />

i niet met die volftandigheid, welke Rudolf, ter<br />

i ;zyner herftellinge, noodig had: want op 't ver-<br />

; meemen der toebereidzelen, welke door den<br />

'. Bisfchop gemaakt werden, om, zodra hetjaar-<br />

Igetyde zulks zoude toelaaten, den Oorlog met<br />

padruk voort te zetten, werden de Drenthen<br />

Bb 3 en<br />

v<br />

Rudolf<br />

wederom<br />

bemag.<br />

tigd.<br />

De Drenthen<br />

en<br />

Koever*


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

390 Tegenwoordige Staat<br />

en Koeverders zo gedwee, datze zich in de<br />

armen der Friezen wierpen, die , in maatigen<br />

getale, van den kant van Stavoren,<br />

ders werpen<br />

zich en uit Ooscer- en Westergo , gereed Hon­<br />

in de arden, om hen te bevechten; deezen baden<br />

men der zy, datze toch hunne zaak ter beflisfinge aan<br />

Friezen.<br />

den Bisfchop wilden overgeeven, vermids hy<br />

geweigerd had hen zalven te willen hooren. De<br />

Friezen voldeeden aan dit verzoek; ook werd<br />

het, door de tusfchenfpi aak van eenige Friefche<br />

Abten, zo verre gebragt, dat Koeverden en<br />

Drenth andermaal in genade wierden aangenomen.<br />

Doch ook dit verdrag viel al dra in duigen<br />

, doordien de Drentben weigerachtig bleeven<br />

om de hun opgelegde boeten te betaalen;<br />

't welk de Friefche Scheidsmannen dermaate<br />

verbitterde, datze alle de weêrfpannigen, niemand<br />

uitgezonderd, voor eerloos verklaarden.<br />

Schoon men deezen trek als een bewys van der<br />

Friezen trouwe , in 't onfchendbaar houden van<br />

hun eens gegeeven woord, heeft aan te merken,<br />

ftrekte zulks echter om de Drenthen,nu van alle<br />

hoope op vergiffenis verfteeken, des te meer<br />

te verbitteren, en als wanhoopigen het uiterfte<br />

te doen waagen. In de eerfte woede werd<br />

ook Steenwyk metderdaad door hen verrast;<br />

doch kort daarna een beftand voor vyftien dagen<br />

lludolf getroffen; maar van den kant des Bisfchops<br />

wordt ge<br />

vangen werd hetzelve fhoodelyk gefchonden , door<br />

genomen niet alleen Rudolf met eenigen van zynen t<br />

en ge ra- aanhang in hechtenis te neemen, maar ook, na]<br />

braakt.<br />

geftreeken vonnis , op den vyfentwintigften van'<br />

Hooimaand des jaars twaalfhonderd en dertig,<br />

te rabraaken, en de lichaamen op raden ten<br />

pon te zetten. Den Bisfchop moet echter zulk<br />

eene


van FRIESLAND.<br />

eene fnoode trouwloosheid en bloeddorst niet<br />

geweeten worden. Hy had de gevangenen gaarne<br />

by het leeven behouden; zelfs reisde hy<br />

in der yj naar Utrecht , en wendde daartoe,<br />

by het Kapittel, alle mogelyke moeite<br />

aan; dan de zachtmoedige Geestelykheid<br />

was daartoe niet te beweegen : zy oordeelde ,<br />

naamelyk , dat het Sticht op geene beftendige<br />

ruste te hoopen had , zo lang Rudolf<br />

leefde. Door zynen dood werd die echter<br />

niet bevorderd. Rudolfs aanhang in Drenthe<br />

werd over den ongelukkigcn dood van<br />

deszelfs voorganger grootelyks verbitterd , en<br />

veelen in bet Sticht zelf, vatten zulk een<br />

misnoegen tegen den Bisfchop op , dat hy<br />

; zich daar naauwlyks veilig rekende; waarom<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO.<br />

RIE.<br />

hy in eene openbaare Vergaderinge te Utrecht<br />

:<br />

belydenisfe zyner onfchuld deed , en grootelyks<br />

in zynen fchik was, met die bemiddelin-<br />

; ge, welke , als wy voorheen zagen, door den<br />

1 Hoilandfchen Graave , tusfehen hem en zyne<br />

i misnoegde Stichtfchen bewerkt werd.<br />

Hier door derhalven de handen eenigzins De Bisfchop<br />

iruim gekreegen hebbende, was hy al dra op 't<br />

komt in<br />

(vernederen der wederfpannige Drenthen bedacht. <strong>Friesland</strong>,<br />

IDoch zonder de hulpe der Friezen zich daartoe en be­<br />

1 niet in ftaat vindende, zocht hy deezen tot het opweegt<br />

de<br />

Friezen<br />

watten der wapenen, ten zynen voordeele, te be­<br />

om hem<br />

weegen. Ten dien einde kwam hy in perfoon te helpen.<br />

iin <strong>Friesland</strong>, en bediende zich van een middel,<br />

coat, hoe belachlyk en verachrelyk ook op<br />

jzich zelf, nogthans menigmaal groote zaaken<br />

Iheeft uitgewerkt. De afkondiging van ruime<br />

saflaaten voor allen, die hem in zynen voorgeno-<br />

Bb 4 men


BEKNOP­<br />

TE HlSTO<br />

•HIE.<br />

Zy worden<br />

in<br />

twee<br />

kleine Legersverdeeld.<br />

De Bisfchop<br />

komt weder<br />

in<br />

<strong>Friesland</strong><br />

en bereikc<br />

'er met<br />

preeken<br />

zyn oogmerk.<br />

S9& Tegenwoordige Staat<br />

men togt tegen de Drenthen behulpfaam «ouder*<br />

zyn, en de beweeglyke redevoeringen der Friefche<br />

Kerkelyken, welke eene lyn nier hem trokken,<br />

waren voor hem van die gewenschte uitwerkinge,<br />

dat de opgekomen Friezen al een vry aanzienlyk<br />

Leger uitmaakten. Om 'er den meesten<br />

dienst van te trekken, verdeelde de Kerk­<br />

voogd hen in twee kleiner T-PD-P^ HW « M<br />

j °. r<br />

vv<br />

" negers, net eene,<br />

dat uit Ingezetenen van Oostergo beftond, voerde<br />

hy over de Lauwers naar Groningen, om die<br />

Stad tegen de Drenthen te befchermen; het<br />

andere liet hy onder den Deken van Stavoren<br />

en Westergo, in de Zevenwouden , omtrent<br />

Bakkeveen; terwyl 'er, behalven deezen, nog andere<br />

benden uit het Sticht in aantogc waren;<br />

doch deeze maakten zo weinig haast, dat de<br />

voorgenomen vereeniging te niete liep ; ook<br />

kreegenze eerlang zodanig de nederlaag, dat de<br />

oyergebleevenen naar huis keerden, en de<br />

Bisfchop zelf moeite had om 'er veilig te ka-<br />

men.<br />

In den volgenden Winter bleef men van wcderzyde<br />

m de wapenen; ook begaf de Bisfchop<br />

zich andermaal naar <strong>Friesland</strong>, en preekte daar<br />

met zo veel yvers , dat hy dikwyls te voet,<br />

langs ongebaande wegen, van de eene plaatsnaar<br />

de andere ging, om daar het woord, niec de»<br />

vredes maar des oorlogs, te verkondigen. Hy<br />

aeea cue ooit met eenen gewenschten uitflac:<br />

de Friezen, hunne oude Krygszugtige geaardheid<br />

nog geenszins hebbende afgelegd, rchootcn<br />

t harnas te gereederaan, nu de Bisfchop hun,<br />

door zyn preeken, in 't hoofd had weeten te<br />

brengen , dat zulks voor Godsdicnftigheid te<br />

hou


BEKNOP­<br />

TS HlSTO<br />

KIE.<br />

394 Tegenwoordige Staag<br />

mets, en van de huizen maar tien overbleeven;<br />

dat daarenboven Kammingaburg by Leeuwarden,<br />

zonder- en Britfenburg, op de oostzyde der Middelzee<br />

heid. itaande, daardoor ten grooten deele vernield<br />

zyn, zal, naar veeier oordeel, niet ganfchelyk<br />

te verwerpen zyn. Dat men althans dergelyke<br />

plaatfen hier te lande gehad hebbe,- dat dezelve<br />

eertyds van merkelyk aanzien geweest zyn, en<br />

dat men haaren val in geweldige overftroomingen<br />

te zoeken hebbe, valt, onzes oordeels,<br />

met te loochenen (§).<br />

De Bisfchopbe­<br />

Dat het ondermsfehen in <strong>Friesland</strong> aan geene<br />

oorloogt manrchap ontbrak, toonde het volgende jaar van<br />

de' Dren­ twaalfhonderd tweeëndertig: want in den<br />

then<br />

oorlog , op nieuw tusfehen den Bisfchop<br />

op nieuw.<br />

en de Drenthen ontftaan , 2ou hem weder<br />

1232.<br />

een Leger, vier duizend man fterk, van den kant<br />

van de Lemmer en de Kuinder, zyn te hulpe gekomen,<br />

voor dat hy Koeverden belegerde en<br />

ftormenderhand innam, zonder echter het Kasteel<br />

te konnen bemagtigen. Hy vleide zich wel,<br />

dat de Friezen , die omtrent Bakkeveen by een<br />

trokken , hem daar toe te hulpe zouden komen;<br />

doch deeze werden, door de Drenthen, d; ar zo­<br />

De Friedanig gehavend, dat hy zich in zyne verwachtinge<br />

zenwor- grootelyks bedroogen, en teffens genoodzaakt<br />

dfu door vond, een merkelyk gedeelte zyner benden af<br />

de Drenthen<br />

by te danken. Hy zoude het echter, na't ontvangen<br />

Bakte van eenige verfterkinge, en 't behaalen van eeni­<br />

veen gege voordeden, waarfchynlyk, den Drenthen<br />

lla^en.<br />

eer-<br />

(§) Wegens deezen en andere Vloeden kan men te<br />

recht ranken , by Outhof Verhaal van de Watervl. bl.<br />

108 en 308. Ocko Scharl. bl. 113. Gabbema Nederl.<br />

Watervl. bl. 70. Winfem. Kron. 163, en elders.


van FRIESLAND. 395<br />

eerlang te benaauwd gemaakt hebben , zo zy 1<br />

niet uit Fivelingo, Westfalen en van elders, 1<br />

BEKNOP»<br />

ra HISTQ»<br />

:UE.<br />

met frisfe manfchap waren onderfteund geworden.<br />

Dan hier doorkreegen zy, die trots op de<br />

Bakkeveenfter overwinning waren, zulk eene ' Ook dry-<br />

ovenhagt op het Leger der Friezen en Groninven zy de<br />

Friezen<br />

gers, dat deezen, op den eenentwintigden van en Gro­<br />

Herfstmaand, met de uiterlle verhaastinge, de ningers<br />

vlugt naar Groningen namen , cn daarby een op de<br />

Vlagt.<br />

merkelyk verlies van. manfchap Jecden; zynde<br />

veelen, door de hen op de hielen volgende<br />

Drenthen, of gevangen genomen, of afgemaakt<br />

geworden. Onder de laatften bevond zich Hesfel<br />

van Leeuwarden, Deken over geheel Oostergo,<br />

met nog elf Priesteren (*_).<br />

Niet tegenflaandc deeze inlandfche beroerten, De Kruis­<br />

oorlogen en. watervloeden, den vcrderflykften vaarten<br />

gaan nog<br />

invloed op 's Lands waare welzyn hadden, en<br />

(leeds<br />

grootelyks ter verachteringe van den landbouw haaren<br />

en binnen - en buitenlandfchen koophandel gang.<br />

ftrekten, zag men de Kruisvaarten naar het<br />

H. Land haaren gang gaan. En of deeze nog<br />

niet genoeg waren, om de landen van hunne inwooners<br />

te ontblooten, de zeden te bederven,<br />

en 't Christendom eene vuile fmet aan te<br />

wryven , die bezwaarlyk viel uit te wisfehen,<br />

begon het ook eerlang in gebruik te<br />

komen, menfehen van allerlei ftaat cn rang,<br />

over zogenoemde kettery , aan te klaagen, te<br />

vervolgen , en te mishandelen. Die van Stade<br />

hadden hier van , ten jaare twaalfhonI234derd<br />

(*) Schot. Friefche Hist. bl. 119. Idfir.ga S aatsr.<br />

I. D. bl, 291 — 294.


BEKNOP­<br />

TE HISTO-<br />

RIE.<br />

Ook<br />

vvordt 'er<br />

eene tegen<br />

de<br />

396 Tegenwoordige Staat<br />

derd vierendertig, de droevige ondervinding.<br />

By den Aartsbisfchop van Bremen in ongenade<br />

vervallen zynde , werd 'er, onder aantyginge<br />

van afgodery en duiveldienst, zelfs<br />

eene Kruisvaart tegen deeze menfehen ge­<br />

predikt , en in 't werk geltcld , of fchoon hun­<br />

Stadingers<br />

gepredikt ne misdaad, zeer waarfchynlyk , alleen daarin<br />

en uitge­ beftond, datzy, gelyk ook veele andere eervoerd.lyke<br />

lieden van dien tyd, de Geestelyken, zoom<br />

hun kwaad, dronken en ontuchtig gedrag ,<br />

als om hunne gierigheid 'en knevelaaryen , met<br />

die minachtinge behandelden , welke deeze<br />

gewaande bedienaars der Heiligdommen dubbel<br />

verdienden. De Kruisvaart ging echter voort;<br />

Graaf Floris de IV zelf nam 'er deel in; veele<br />

Priesters, Paapen en Monniken lieten zich mede<br />

tot den togt aanfehryven, en eerlang zag men<br />

de braave Stadingers, in weerwil van hunne wanhoopige<br />

dapperheid, voor de al te groote<br />

overmagt hunner vyanden bezwyken, en, met<br />

achterlaatinge van wel zesduizend man, het flagveld<br />

ruimen; terwyl veelen in de poelen en<br />

moerasfen verfmoorden, of met verhaastinge<br />

naar <strong>Friesland</strong> vlooden. Doch ook hier vondenze,<br />

naar't fchynt, geene veiligewykplaats: immers<br />

zou Graaf Floris, van de Wezer, door<br />

<strong>Friesland</strong>, naar huis keerende , deezen zov/el<br />

als de Friezen, die hen hielpen, geheellyk verflagen<br />

hebben. Waarfchynlyk was de hulp, die de<br />

Friezen aan de Stadingers beweczen, de eenige<br />

reden, waarom de Graaf hen zo min als de<br />

gevlugte Stadingers verfchoonde ( *).<br />

De<br />

(*) Men zie wegens deeze Stadinger Kruisvaart<br />

Sc.hot.


van FRIESLAND. 397<br />

De dood van Bisfchop Wilbrand, die ten jaare<br />

twaalfhonderd drieëndertig overleed, was voor<br />

<strong>Friesland</strong> van geene onaangenaame gevolgen.<br />

Was naamelyk Graaf Otto, door Graave Floris<br />

zynen Broeder, by't affterven van Willem den<br />

I, hun beider Vader, met het Graaffchap van<br />

Oostergo en Westergo, in hoedanigheid van ]<br />

Graaf of Poteflaat beleend, zyne verheffing tot!<br />

Bisfchop van Utrecht, onder den naam vanOt- i<br />

to den III, gaf aanleiding, om 't gemelde i<br />

Graaffchap wederom aan zynen Broeder af re !<br />

ftaan. Doch deeze, reeds voorheen by de<br />

Friezen gehaat, om dat hy, door 't omkoopen<br />

van den Adel, hunne voorrechten en vryheden<br />

zocht te krenken, had, door de Stadinger gebeurtenisfe,<br />

hen zodanig verbitterd, datze een*<br />

hunner eigene Edelen, met naame Sikke Sjaarde- \<br />

ma, tot hunnen Poteftaat verkooren, hier toe te 5<br />

meer aangemoedigd, door de tyding, dat Graaf i<br />

Floris, reKlermont, in een fteekfpel, verraad<br />

derlyk gefheuveld was, nalaatende eenen Zoon r<br />

• BEKKOP-<br />

• TE HISTO­<br />

RIE.<br />

, De dood<br />

' van Bis-<br />

1<br />

fchop<br />

l Wilbrand<br />

[ is van<br />

. geene on-<br />

• asngenaame<br />

gevol-<br />

' gen voor<br />

<strong>Friesland</strong>,<br />

1<br />

1<br />

Sikke<br />

Sjaardema<br />

.wordt tot<br />

Poteftaat<br />

verkooren.<br />

van maar zes jaaren oud. Bisfchop Otto, die<br />

j i tot Voogd over den jongen Graaf, zynen Nee-<br />

" ve, werd aangefteld, een man van eene vreedzaaime<br />

inborst, en daarenboven den Friezen niet<br />

-ongenegen zynde, gelyk hy ook, geduurende<br />

; zyn gansch bewind over hen, hun zeer aangei<br />

naam geweest was, zag dit met ftilzwygen aan,<br />

: :zo hy 'er geene toeftemming toe gegeeven<br />

t heeft. En dus wordt dit tydftip, niet zonder<br />

reden,<br />

i Schot. Friefche Hist. bl. 121 enz. Hubner Staatk.<br />

Hist. VIII D bl. 613. U. Emm. Rer Frif. L. x. p.<br />

ljï5o etc. Vaderl. Hist. II. D. bl. 370 enz. F, Sjoerds<br />

; friefche Jaarb. II. D. bl. 555.


BEKNOP-<br />

SE HlSÏO<br />

RIE.<br />

Gednurende<br />

zyn<br />

bewind is<br />

't land in<br />

taamelyken<br />

bloei.<br />

39 S Tegenwoordige Staat<br />

reden, voor het einde der Hollandfche regeeringe<br />

gehouden, fchoon 'er, by vervolg van tyd,<br />

herhaalde poogingen, door de Hollandfche Graaven<br />

, gedaan zyn, om <strong>Friesland</strong> onder 't juk te<br />

brengen.<br />

Midlerwyl was het land, vooral geduurende<br />

het Potellaatfchap van den beroemden Friefchen<br />

Edelman, Sikke Sjaardema, in taamelyken bloei;<br />

en het zou dien tot veel hooger trap hebben<br />

gebragt, indien de aanzienlyklfe geflagten de handen<br />

zowel hadden in een getlagen, als ze , doorgaans,<br />

jammerlyk over hoop lagen, en eikanderen<br />

, om den voorrang in 't offeren,nu en dan<br />

over hoop flaken , zich verbeeldende, dat zulke<br />

misdaaden en andere gruwelen meer,» door 't<br />

ffichten van Kerken en Kloosters, en 't verryken<br />

der Geestelyken, voor altoos glad wierden<br />

uitgewischt. Van dergelyke woede zag men een<br />

voorbeeld te Waaxens, daar Botte Reinalda,<br />

door Jan Albada, op het Kerkhof, werd dood<br />

geflagen, om dat hy den voorrang ten offer<br />

genomen had, welken Albada oordeelde hem<br />

geenszins toe te komen (§). Wy laaten 'c<br />

voor den Leezer, zyne aanmerkingen over zulke<br />

verkondigers van't Euangelie te maaken, welken<br />

het, uic onkunde, bygeloof of eigen belang,<br />

van 't hart mogt, dergelyke on teeringen<br />

van den besten Godsdienst te begunftigen, en<br />

door de vingeren te zien.<br />

Harlingen Zag men omtrent deezen tyd de Buurt, op<br />

wordt ee­ 't west van het dorp Almenum, tot eene Stad<br />

ne Stad.<br />

gemaakt, welke den naam van Harlingen draagt,<br />

en<br />

C§) O. van Schar!, bl. 114. It Ade Friefche Terp.<br />

W. 53-


van FRIESLAND. 399<br />

en door den tyd zodanig in bloei heeft toegeno­ . BEKNOR<br />

men, datze, na Leeuwarden, nu de grootfte . TE HlSÏO.<br />

' Kir.<br />

en aanzienlykfte der Friefche lieden zy, de by.<br />

zonderheden haarer opkomfle, gaan wy bier,<br />

als tot de plaatslyke befchryving van Harlingen<br />

de naaste betrekking hebbende , met ftilzwygen<br />

voorby. Dat de Kloosterlingen van Ludinga<br />

Kerk, gelegen op het Oost van Almenum, van<br />

dit Harlingen eene diepe vaart naar Vlieland en<br />

van daar naar Texel gegraaven hebben, is reeds<br />

voorheen met een woord gemeld. Het recht<br />

van eigendom, dat <strong>Friesland</strong> toen nog op<br />

Texel, benevens een groot gedeelte van Westfriesland<br />

, had, werd door den Poteflaat Sikke<br />

Sjaardema, voor zo veel Texel aangaat, by open-<br />

Texel<br />

baare Handveste en Giftbrief, gefchonken aan wordt ge»<br />

Alhard, Abt van Ludinga Kerk, zo voor hem fchonken<br />

i als voor zyne opvolgers ; die hetzelve ook aan L,u-j<br />

dinga<br />

: met eenen goeden titel, uit kracht van hunne<br />

Kerk;<br />

•verzegelde brieven, bezeten hebben, tot zo lang<br />

ide Graaven van Holland hun hetzelve ontwel-<br />

1 digden (f ). Vlieland, voorheen vast aan Ter- Gelyk<br />

ifchelling,kwam ook eerlang inde handen deezer ook VUe*<br />

iGeestelyken,zynde zy daarmede begiftigd door land.<br />

I Graave Willem den II, welke hier in het voorbeeld<br />

volgde van zynen Grootvader, Willem den<br />

II, door wien St. Odulfs Klooster te Stavosen<br />

met het Eiland Wieringen befchonken was(§).<br />

IDewyl nu de Ludingakerkfters eenen Uithof op<br />

(Vlieland hadden, groeven zy derwaards gemelde<br />

vaart, hoewel niet met genoegen van hunnen Abt<br />

Gerbrand, die dergelyke openingen, zo naby de<br />

Noordzee, als zeer gevaarlyk voor de binnen-<br />

Ct) Winfem. Kron. bi. lór<br />

C 5 ) Schot. Friefche Hist. bl. 10&<br />

waardj


•TE HISTO-<br />

JUE.<br />

Het<br />

Klooster<br />

Mariengaard<br />

Itoopt<br />

Marken<br />

voor de<br />

lelfr.<br />

<strong>Friesland</strong><br />

Jydt weder<br />

veel<br />

by eenen<br />

geweldigenWatervloed. <br />

«237-<br />

400 | Tegenwoordige Staat<br />

waardfche landen befchouwde; gelyk zy ook raer><br />

derdaad eerlang bevonden werden,<br />

Terwyl die Klooster dus zyne bezittingen uitbreidde,<br />

zochten ook andere de hunne te vermeerderen.<br />

Dat van Mariëngaard kocht, teil<br />

jaare twaalfhonderd vyfendertig, toen het Sybrand<br />

tot zynen zesden Abt had, het halve Eiland<br />

Markenhove, of Marken, met alle deszelfs<br />

gerechtigheden , van INikolaas Perfyn Ridder,<br />

voor tweehonderd Hollandfche ponden (f),<br />

zynde de andere helft daar aan voorheen, door<br />

eenige GodsdienlTige Hollanders, gefchonken;<br />

hy voltrok , kort daarna , het Kerkje , dat<br />

reeds begonnen was ; ook werden eenige<br />

Leekebroeders derwaards gezonden, om de landeryen,<br />

ten voordeele van 't gemelde Klooster,<br />

te bearbeiden (§). ,<br />

In de onlusten, omtrent deezen tyd, in<br />

Groningerland voorgevallen, hadden de Frie­<br />

zen , van tusfehen t Vlie en de Lauwers ,<br />

wel eenig deel ; maar zo niet, dat de<br />

byzonderheden daar van ons behoeven op<br />

te houden. Onderlinge verdeeldheden lieten<br />

hen ook niet toe, hunne natuurlyke neiging<br />

te volgen; te meer om dat de nadeelen,<br />

welke het algemeene welzyn daarby te lyden<br />

had, nog vergroot werden, door den hoogen<br />

Watervloed van twaalfhonderd zevenendertig.<br />

Volgens de daarvan voor handen zynde vernaaien,<br />

(f) O. van Scharl. Kron. bl. 117, wordende dit<br />

Eiland daar befchreeven, als liggende in de Zuiderzee,<br />

tegen over Monnikendam, 't welk ten bewyze ftrekt,<br />

dat dit het hedendaagfche Marken is.<br />

(§) Schot. Befchryv. van Friesl. in Quarto bl. 3*7-.


van FRIESLAND. 401<br />

Jen, waaide de wind eerst uit den westen, en<br />

liep vervolgens naar het zuiden en zuidoosten:<br />

hier door werd het water eerst uit Zee, endaarna<br />

uit den vollen Ysfel en andere gegraaven<br />

graften met zo veel geweld, en in zo grooten<br />

overvloed aangevoerd, dat genoegzaam alle laage<br />

landen, ten westen van <strong>Friesland</strong>, wierden onder<br />

water gezet, en niet flechts zeker ftins,<br />

tusfehen Texel en Dykshorne, toebehoorende aan<br />

die van Ludingakerk, met zyne onderhoorige<br />

landeryen, wegfpoclde , maar ook de landen<br />

van Holkama, tusfehen Westergo en de nabuurige<br />

Eilanden Vlieland en Terfchelling, ten<br />

grooten deele, verboren gingen. Dewyl nu dit<br />

ongeval by nacht gebeurde, zagen zulken, die des<br />

morgens eerst opgeltaan waren, zo ver het oog<br />

kon reiken, alles blank van water,en riepen<br />

hunne nabuuren toe: het is al Vlieland! het<br />

is al Vlieland! willende daar mede zeggen, dat<br />

het Vlie 't ganfche land overliep, en nu meester<br />

van hetzelve was. Ook meenen fommigen r<br />

dat het Eiland van dit roepen zynen naam gekreegen<br />

hebbe. Doch wat daar van zy : na 't<br />

afloopen des waters zag en ving men veele Salmen<br />

en andere vreemde visfchen, die x\\ 't flyk<br />

!door de droogte beloopen waren ("§").<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTC»«<br />

KIE.<br />

Daar de landen, bewesten <strong>Friesland</strong>,dus van De Mij.<br />

Ityd tot tyd afnamen, en de gedaante eener delzee<br />

lopenbaare Zee verkreegen, werd de Middelzee wordt van<br />

tyd tot<br />

j hoe langer hoe meer verftopt, en tot land ge- tyd meet<br />

ge- verftopt.<br />

C5) Winfem. Kron. bl. 166. Schot. Befchryv. van<br />

; Friesi. in Quarto. bl. 354. Ouciwf Verhaal der Waittvl.<br />

bl, 3U.<br />

Cc


BEKNOP­<br />

TE HISTO-<br />

KIE.<br />

Het AdelykNonnenklooster<br />

Aula<br />

Dei<br />

. wordt te<br />

Gooinga<br />

gefticht.<br />

402 Tegenwoordigs Staaf<br />

gemaakt; zelfs meent men, dat dezelve, omtrent<br />

deezen tyd, reeds ten grooten deele opgcflykt,<br />

en in fchoone bouw- en weidlanden vervvisfeld<br />

was, fchoon wegens den- netten tyd dier groote<br />

veranderinge met volle zekerheid niets te bepaalen<br />

valt. Ongetwyffeld is dezelve langkzaamerhanct<br />

gefchicd, en het aangewonnen land tot den<br />

Akkerbouw, en wel inzonderheid tot Veevoeding<br />

toebereid, en met de noodige wooningen<br />

voorzien, hoewel die op dit aangewonnen land<br />

zeldzaamer dan op het oude zyn, om reden dat<br />

zeer veele van deeze aangewonnen landen door<br />

bewooners van het oude gebezigd worden.<br />

Wat voor- of nadeelen <strong>Friesland</strong> ondervond,<br />

de drift om Kerken en Kloosters te fcichten<br />

ging, omtrent deezen tyd, fleeds haaren gang.<br />

De Geestelyken zagen 't gaarne, en de Ryke<br />

Leeken waren dwaas genoeg om zich te verbeelden,<br />

dat het zwart register hunner zondert<br />

glad wierd uitgewischt, cn hun naam ten goede<br />

vereeuwigd, zoze daaraan hunne wereldlyke<br />

bezittingen te koste leiden. Het Adelyk Nonnenklooster-Aula<br />

Dei,of Gods Hof, naderhand<br />

Nyeklooster genoemd, onder de Parochie van<br />

Gooinga, in Wymbritferadeel, nabySneek , is<br />

synen oorfprong aan dergelyke beginfelen ver-<br />

[chuldigd geweest. Hetzelve werd gefticht,<br />

in den jaare twaalfhonderd drieëndertig, door<br />

Dodo, Abt van Oldeklooster, op de landen era |<br />

uit de middelen van zekeren Ubald, die zyne |<br />

gelofte in gemelde Klooster gedaan, en alle zy- I<br />

ne goederen, voor de zaligheid zyner ziele, tot I<br />

dit werk ten beste gegeeven had- Het was even<br />

als Oldeklooster van de Ciftercie orde, werd,<br />

na


1<br />

van FRIESLAND. 403<br />

•na zyne voltrekking, met Zusters, uic het Klooster<br />

Sion, bevolkt, en Hond onder hec,opzigc van<br />

RIE,<br />

nieergemelden Abt en zyne opvolgeren ( * ).<br />

Weinige jaaren laater zag men, in de Grieteny<br />

Achtkarfpelen, twee andere Geestelyke<br />

geftichten coc Hand gebragt, bekend by den naam<br />

van Gerkeskiooster cn Buweklooster. Met<br />

hunne Stichting was het dus gelegen.<br />

Jarig, de zevende Abc van Mariëngaard, die<br />

/oor geleerden nietonervaaren in de Dichtkunde<br />

gehouden wordt, voorzag zich van eenige<br />

geleerde en Godsdienftige mannen, welke hy<br />

:ot Priors bevorderde. Onder deezen was ook<br />

fjaerd Bernarda, uit wiens geflagt Buwe en Gerke<br />

üarkemagefprooten zyn. Doch Jarig, tenjaa-<br />

•e twaalfhonderd en veertig overleeden zynde,<br />

ïad toe zynen opvolger Jelger, een'afflammeling<br />

ut het aanzienlyke geflagt van Jelgerhuis, wiens<br />

Hoeder Bauk eene Zuster was van Wybren Kem-<br />

>inga,onder de Friefche Edelen zeer beroemd,<br />

>m dat hy, door de Predikatiën van Olivier van<br />

beulen, overgehaald wierd, om tot drie maaien<br />

oe naar 't H. land te reizen. En wie weet,<br />

f deeze Godsdienfiige Edelman 'er nog niet<br />

ene vierde reize had bygevoegd, zo hy niet op<br />

e derde overleeden ware. In het Dorp Twybl,<br />

toen nog onder de Parochie van Augusftinsga<br />

flaande, woonde, ten zynen tyde, een<br />

;er vermogend man, met naame, Gerke Har- Gerka C<br />

ema: deeze, door denzelfden geest van gods- * Harken»<br />

enftigheid als anderen van zyne eeuw gedree- is § de<br />

Stichter<br />

• ven,v van Ger-<br />

jj keskloosr<br />

1 (*) Winfem Kron. van Friesl. bl. 165, Ondh. en ter.<br />

eft. van Friesl. II D. bl. 83, 80.<br />

Cc 2<br />

TE HlSTO";


BEKNOT­<br />

TE HISTO­<br />

RIE»<br />

404<br />

Tegenwoordige Staat<br />

ven, ondernam het ftichten van een Klooster<br />

op de zathe Wiegeratorp of Wiegersterp, en zocht<br />

hetzelve te (lellen onder befcherming van den<br />

Ahr van I -udinffakerk: doch deeze wees zvn<br />

:\Dt van jL,uuiij^aKciü., uutii utre^c wees zyu<br />

/erzoek van de hand. Daarop vervoegde hy zich<br />

tot dien van Klaarkamp, en, toen hy ook hier<br />

niet Haagde ,nam hy zyne toevlugttot Jelger van'<br />

Mariëngaard, met belofte dat hy zyne Orde<br />

wilde aanneemen, zo de'eze het Klooster onder<br />

zyne befcherminge nam. Jelger, geen acht geevende<br />

op de lichtvaardigheid van deezen mensch,<br />

die zo haast van de eene Orde overging tot de<br />

andere, nam hem aan, tot merkelyk ongenoegen<br />

van de Ludingakerkfter en Klaarkampfter<br />

Abten. De eerfte van deeze twee ftond evenwel<br />

van zyn recht af; maar de Iaatfte, geftyfd wordende<br />

door zekeren Wy brand , een' man van (<br />

adelyke afkomfte, en die, eer hy in het Klooster<br />

ging, Deken in Ootergo geweest was, weigerde<br />

Gerke uit zyne Orde te ontdaan, en verkreeg<br />

daarenboven brieven van Collatie, of Begeevïnge,<br />

van den Bisfchop van Munfter,onder<br />

Hy zweert wiens opzigt Achtkarfpelen ftond. Ook riep hy<br />

de Orde<br />

Gerke heimelyk tot zich , en haaide hetri<br />

van Presnonftreit<br />

door veele beloften over, om openlyk in dei<br />

af, en Kerk de Orde van Premonftreit af te zweeren, en<br />

neemt die die van Bernardus te omhelzen. Jelger, toen<br />

van Ber-<br />

dit alles gebeurde, buitenlands zynde, vernam,,<br />

nardus<br />

aan. by zyne te huis komfte , met leedweezen, dat<br />

'er eene fcheuring onder de Broederfchap van]<br />

Gerkesklooster was ontdaan, van welke fomriM<br />

gen het met de Orde van Premonftreit hielden J<br />

terwyl anderen die van Bernardus aankleefden.]<br />

Ter voorkominge van andere onaangenaame ge|<br />

vol*


van FRIESLAND. 405<br />

volgen floeg Jelger den weg van toegeevendheid<br />

in, en gaf aan elk de vryheid om te kiezen<br />

'Wat hy wilde. Het Klooster zelf, dat by<br />

zyne eerfte Stichtinge den naam van Jerufalem<br />

ontving, doch naar zynen Stichter doorgaans<br />

iGerkesklooster genoemd wordt, kreeg tot zynen<br />

ecrften Abt den meergemelden Wybrand, en bleef<br />

by de orde van Bernardus; doch alle de overigen<br />

, die de orde van Premonftreit aanhingen,<br />

verlieten 't zelve, en begaven zich naar elders<br />

ct><br />

Buweklooster werd twee jaaren laater ge-<br />

Ifticht, door Buwe Harkema, Gerkes Broeder.<br />

By zyne eerfte Stichting werd daaraan de naam 1<br />

gegeeven van Sepukrum Sar,ct. Oudh.<br />

lm Geft. van Friesl. bl. 392 en 435.<br />

Cc 3


BEKNOP­<br />

TE HlSU'O-<br />

JVIE,<br />

lem de<br />

hand in de<br />

belegetinge<br />

van<br />

Aken.<br />

In erkentenisfe<br />

daarvan<br />

bevestigt<br />

de Ko­<br />

ninghunnevoor­ 40f? Tegenwoordige Staat<br />

daar door echter niet ten eenemaal verkoeld tezyn.<br />

Wanneer immers Graaf Willem, na zyne<br />

verheffing tot Roomsch Koning, de vrye Ryk-<br />

ftad Aken, daar de Krooning gefchiedenmoest,<br />

doch welke toen nog in handen van den afgezet- I<br />

ten Keizer Fredrik was, belegerde, deeden de |<br />

Friezen, waar onder men veele Edelen telde, I<br />

hem zeer grooten dienst. Ook Helde de Ko • I<br />

ning zo veel betrouwen op hen,dat hun de ge- i<br />

wigtigfte posten van 't beleg wierden aanbetrouwd.<br />

En wanneer hy, met hunne hulpe, i<<br />

meester van de Stad geworden, en daarop, met il<br />

zeer groote plegtigheid, tot Roomsch Koning<br />

gekroond was, zoude hy hen gaarne langer in<br />

zynen dienst gehouden hebben. Doch de Friezen<br />

Honden nu zo fterk op hun ontflag, en hun<br />

verzoek, ter bekominge van het zelve, werd<br />

door den Friefchen Edelman, Tjaard Dodinga»<br />

of Donia, die door zyne kloekmoedigheid zeer<br />

beroemd was, en de voornaamfte Leidsman zyner<br />

Landgenooten fchynt geweest te zyn, met *<br />

zo veele en krachtige redenen onderfteund,dac l<br />

zy eindelyk verlof van den Koning tot hun ver« j<br />

trek verkreegen, en daarenboven een doorflaand [<br />

bewys van zyne hooge goedkeurlnge; hebbende i<br />

hy den Friezen alle hunne voorrechten cn :<br />

vryheden bevestigd , welke zy of* van Karei<br />

den Grooten, of anderszins bekomen hadden.<br />

rechten en<br />

vryhe­ De Openbrïef, waarby dit gefchiedde, is verden.tekend,<br />

den tweeden van SÏagtmaand des jaars j<br />

124S.<br />

twaalf honderd achtenveertig (§).<br />

Be-I<br />

f"§) Winfem. Kron. van Fries!. bl/ióSé Schot. J<br />

Befchryv. van Friesl. in Quirto. bh 100. Groot»<br />

Charterb. van Friesl, I D. bi. 94.


van F R I E S L A N D . 407<br />

BEKNOS*<br />

• Behalven dat Koning Willem der Friezen<br />

rs HiSTr>f<br />

voorrechten en vryheden bevestigde , zou me.<br />

hy hun ook nog het vrye gebruik der Baden<br />

1 binnen Aken, en eene afzonderlyke plaats, ter<br />

befchouwinge van de geëerbiedigde Overblyffelen<br />

der Heiligen, beneffens het gebruik eener vrye<br />

herberge hebben toegeftaan; en van deeze vergunningen<br />

zouden de Friezen nog langen tyd<br />

daarna gebruik hebben gemaakt (*).<br />

Dan hoe gunftig Koning Willem den Friezen<br />

ook ware, in de eerfte ogenblikken na de hem<br />

beweezen hulpe, in een volgend hoofddeel zal<br />

ons blyken, dat de inhoud van gemelden brief,<br />

noch door hem zeiven, noch door zyne nazaa-<br />

|ten, de Graaven van Holland, is in acht geno»<br />

!<br />

: snen.<br />

(*1 Winfem. Kron. van Friesl. bl. i8. Schot.<br />

Friefche Mist. bl. 230. U. Emmius Rer. Frif. L. X.<br />

: ?• 397, 328.<br />

I " *<br />

Cc 4 IX. HOOFD-


BEKNOP­<br />

TE HisiO'<br />

ME.<br />

408 Tegenwoordige Staat<br />

IX. H O O F D D E E L .<br />

fan de bevestiginge der Friefche rechten en vry<br />

heeden door Graave Willem den II, tot op de<br />

nederlaag van Graave Willem den IK<br />

<strong>Friesland</strong> "j^Ja dat <strong>Friesland</strong> dus zyne rechten en vry­<br />

lydt veel<br />

heden bevestigd zag, had het, in dit en eenige vol­<br />

by verfcheidengende<br />

jaaren, even als verfcheiden andere aanWaterpaalende<br />

gewesten, grootelyks van geduchte wavloeden.tervloeden<br />

te lyden. Ons beftek laat niet toe<br />

dezelve een voor een, in hunne jammerlyke<br />

gevolgen en uitwerkfelen, omftandiglyk te<br />

befchryven. Dit eene dient niet verzweegen<br />

, dat op den tweeden vloed , voorge­<br />

1249. vallen in den jaare twaalfhonderd negenenveer­<br />

En by een tig, zulk een fchraal gewas van koren en gras<br />

fchraal ge­ volgde, dat daaruit een algemeen gebrek voor<br />

was,gevolgd menfehen en beesten onftond, het welk al dra<br />

van eene eene zeerkwaadaartige runderziekte ten gevolge<br />

befmette- had; zo zelfs, dat op fominige plaatfen naauwelykezieklyks<br />

één in 't leeven bleef, 't Nadeel, hierdoor<br />

te onder<br />

beesten en by veelen geleeden, werd nog vergroot, door<br />

menfehen. ie oneenigheden, die, ten deezen tyde, de inwoo-<br />

ners deezer gewesten te jammerlyk verdeelden:<br />

want hierdoor werd te wege gebragt, dat men<br />

hier. en daar de. beesten onbegraaven liet liggen<br />

; 't welk, gelyk de verftandigftcn wel<br />

voorzien althans gevreesd hadden , eerlang<br />

eene ongezonde lucht en daar op volgende pes£<br />

ziekte onder de menfehen ten gevolge had ,<br />

welke te fterker woedde, om dat het fiegte<br />

en i


van F R I E S L A N D. 409<br />

en ongezonde voedzel, by die duurte, door<br />

ver de meesten dagelyks gegeeten, rer onderlleuninge<br />

dier jammerlyke plaage ftrekte.<br />

Had Koning Willem den Friezen blyk van<br />

-toegenegenheid gegeeven, men zal hem waarfchynlyk<br />

niet verongelyken door te denken, dat<br />

hy dit, naar de wyze der heerschzugtigen, gedaan<br />

had, met oogmerk om hen daarna te ge-<br />

reeder aan zyne Graaflyke heerfchappy te onder­<br />

Heer te<br />

werpen. Althans heeft hy, na 't eindigen van erkennen»<br />

den Vlaamfchen Oorlog, eene proeve genomen<br />

om de Abten en Prelaaten, welke hy door<br />

verfcheiden begiftigingen op de naastgelegen<br />

eilanden, op eene byzondere wyze verpligt had ,<br />

te beweegen, dat zy hem voor Heer van <strong>Friesland</strong><br />

wilden aanneemen, gelyk zy fommigen<br />

zyner Voorzaaten daar voor erkend hadden.<br />

Dan in deezen Haagde de Koning niet. De<br />

Hyfchryft<br />

Geestclykheid rekende zich wel grootelyks een' biief<br />

aan hem verpligt, maar nog meer, om de vry­ aan- Siitlce<br />

heid van hun Vaderland niet te vertuifchen. Om Sjaardema,<br />

en<br />

echter den Koning niet voor 't hoofd te ftooten, wordt<br />

noch zyne goede gunfte voor het toekomende manne-<br />

te verliezen, vonden zy geraaden, hem tot den lykbeantwoord» Poteftaat Sikke Sjaardema te wyzen. De Ko<br />

ning, 't zy dat hem dit geviel, of dat hy geen<br />

beter middel ter bereikinge van zyn oogmerk<br />

wist, deed, door eenen brief, daartoe, metderdaad<br />

aanzoek by Sjaardema , hem onder<br />

anderen groote voordeden en rykdommen<br />

i in Westfriesland aanbiedende, zo hy hem in dee-<br />

;zen behulpzaam wilde zyn. Dan dit fcheelde den<br />

braaven en vryheid minnenden Fries zo veel,<br />

dat hy 's Konings ontvangen brief in deeze man-<br />

Cc 5 nelyke<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

Koning<br />

Willem<br />

zoekt de<br />

Friezen te<br />

bevvee<br />

gen orn<br />

hem voor


410 Tegenwoordige Staat<br />

BEKKOPnelyketaal<br />

beantwoordde. „ Groot magtige<br />

TE HlSTO<br />

rat. „ Koning! wil u niet te vergeefs vermoeien:<br />

„ meent gy, dat ik, om my en myn geflagt te<br />

„ verheffen, ccn verraader wil zyn, en de nako-<br />

„ meh'fjgen van die vryheid berooven, welke<br />

„ onze Voorvaders boven alle goederen gefchat<br />

„ hebben? Verre zy van van my een geldgierig<br />

„ en oneerlyk hart! Vaar wel, en wil my met<br />

„ uwe<br />

uwe<br />

brieven<br />

uucveu<br />

niet<br />

mee<br />

meer<br />

meer<br />

begroeten<br />

oegroeten m<br />

in rhVr<br />

cuervoe-<br />

P.<br />

., gen: want ik wil na deezen geene van u ont-<br />

„ vangen. Git onzen huize Sjaardema, den<br />

„ 9 Aug. Duizend twee honderd negenen-<br />

„ dertig ". Zelfs zou Sjaardema over het aanzoek<br />

van Koning Willem zo geftoord geweest<br />

zyn, dat hy, hem tot fpyt, gouden penningen<br />

liet flaan, op welker eene zyde men las: Sixtus<br />

Sjaardema Pot est as Frifite, terwyl op de andere<br />

zyde een man verbeeld werd, die geld uic<br />

zyne hand liet vallen, met dit omfchrift:Libertas<br />

pravaletauro. Vryheid overtreft het sroud<br />

O).<br />

Wat zou een Volk, zulke voorftanders zyner<br />

vryheid aan het roer hebbende, niet al vermogen,<br />

zelfs om de listigfte onderneemingen van<br />

eenen<br />

(t) Winfem. Kron. bl. 160. Schot. Befchryv. van<br />

Friesl, in Quarto. bl. ior. Groot Charterb. van Friesl.<br />

I. D bl. 93. De dagtekening van deezen brief is<br />

van 1239; doch toen bereikte Willem nog maar vier of<br />

vyf jaaren, hebbende hy, maar pas twintig jaaren oud,<br />

ten jaare 1356", zyn leeven ongelukkiglyk verlooren;<br />

en dus moet men, zal de echtheid van den brief behouden<br />

blyven, erkennen, dat 'er een misdag in het<br />

jaargctal is ingefloopen: Waarfchynlyk heeft men met<br />

F- Sjoerds daar-voor het jaar 1254 te Hellen. Fr.<br />

Jaarb. IH. D. bi. 63.<br />

h


van FRIESLAND. 411<br />

eenen bedekten, dóch vermogenden belaager BEKNOPhunner<br />

vryheid te verydelen ? Dan zulk eene TE HISTO­<br />

RIE.<br />

bekngelooze grootmoedigheid valt niet dagelyks<br />

te verneemen. De Natuur is te Ipaarzaam<br />

in het uitdeden haarer beste gaven, dan dat<br />

men zulke Sjaurdema's by de tast zou vinden.<br />

Eenige weinigen daarvan zyn ook genoeg, om 't<br />

hart van eenen Geweldenaar te doen fidderen..<br />

Mogtenze <strong>Friesland</strong> nooit ontbreeken.'<br />

De rust, hierop eenige jaaren achter eikanHindelooderen genooten, gaf gunftige gelegenheid om pen wordt<br />

op binnenlandfche fchikkingen bedacht te zyn.<br />

tot eene<br />

Stad ver­<br />

Hindeloopen, nu weder bekomen zynde van heven.<br />

de herhaalde brandftichtingen en uitplunderingen<br />

, welke het in vroeger tyd van de Noormannen<br />

had moeten lyden, werd dus, ten jaare<br />

twaalfhonderd vyfenvyfdg, tot eene Stad verheven,<br />

en door den Poteflaat en 'sLands Staaten,<br />

imet Stads voorrechten en vryheden befchon-<br />

. ken, gelyk nog tegenwoordig door haar geinooten<br />

worden (f). Naderhand zal 'er ge-<br />

! legenheid zyn, om eene omftandiger befchry-<br />

' ving wegens deeze Stad mede te deelen.<br />

Het getal van Kerken cn Kloosters, reeds<br />

Het<br />

'voorheen in <strong>Friesland</strong> gefticht, zag men, ten Klooster<br />

1 deezen tyde, met nog meer andere vergroot. Aanjum<br />

' Van deezen verdient het Klooster Aanjum, in wordt geit<br />

i£hc.<br />

1 de Grietenv Menaldumadeel. ren Znidwosron<br />

• van Berlikum , .geenszins de Iaatfte plaats.<br />

1 Hetzelve werd omtrent deezen tyd gefticht,<br />

1 door Siboud van Epinga en zyne twee Broeiders<br />

Nanne en Sibrand, Bloedverwanten van<br />

Ludolf,<br />

ft") Winfem. Kron. van Friesl. bl. 170. It aada<br />

Fr. Terp. bl. 54.


412 Tegenwoordige Staat<br />

BKKNOP- Ludolf, Prior van Lidlum. Ebel van Schel- I<br />

Tt lLsTO-<br />

"tinga, hunne Nigt, die door haare Godvrucht,<br />

•UE.<br />

even als Doeke Tjaarda van Bajum en Doeke<br />

Schelringa van Minnercskerk, nu Mmnertsga,<br />

toen zeer vermaard was, onderfleunde hen in dit<br />

godvruchtig werk, dat onder het beiluur van<br />

Wybrand, Pastoor in het dorp Aanjum, werd<br />

volbragt. By zyne inwyding ontving dit<br />

Klooster den naam van Marja's-berg, en behoorde<br />

tot de Orde der Reguliere Kanonnikken.<br />

Naderhand heeft het den naam gekreegen<br />

van Aanjum, waarby het, fchoon lang<br />

vernield, nog hedendaags bekend is. Hiertoe<br />

heeft waarfchynlyk aanleiding gegeeven, dat<br />

Htt<br />

de eerlte Stichters van hetzelve uit het dorp<br />

Aanjum in Oostdongerdeel afkomllig waren<br />

O-<br />

Het Klooster Lidlum, dat, om zyne naby-<br />

Klooster<br />

Lidlum<br />

wordt<br />

voltrokheid<br />

aan het itrand, veelmaalen groote fchade,<br />

door overftroominge van 't Zeewater, geleeden<br />

had , zonder dat 'er raai tegen ware , was<br />

ken door reeds voor eenige jaaren, door Sibo, deszelfs<br />

Boite van vyfden Abt, meer binnenwaards verplaatst',<br />

Winfum.<br />

maar niet geheel voltrokken. Zyn Opvolger<br />

Ulbe floeg de handen met veel yvers aan dit<br />

werk , en bragt het zo verre , dat het eenigerwyze<br />

van de noodige gebouwen voorzien<br />

was, om de geestelyke inwooners te konnen<br />

bergen , en dat Henrik van Viaanen,<br />

toen<br />

(*~) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 335.<br />

Oudh. en Geit. van Friesl. II. D. bl. 129, 130, alwaar<br />

gezegd wordt dat Anjuin, of Aninghem weleer<br />

een Dorp geweest is, onder de Grieteny vatl Meraldumadeel<br />

en liet Dekenfchap van Franekeradeel, niet<br />

Verre van Berlikum.


vau FRIESLAND. 413<br />

toen Bisfchop van Utrecht, in perfoon over­ BEKNOP-<br />

T£ HlSTC<br />

kwam, het Klooster plegtiglyk inwydde, en<br />

BIS.<br />

met de eerfte Mis vereerde; doch Ulbe liet nog al<br />

vry wat ongedaan werk voor zynen Opvolger,<br />

over. Hoite van Winfum, een fchoon en<br />

verftandig man, die van jongs af toe het kloosterleeven<br />

genegen was geweest, werd ook»<br />

ten jaare twaalfhonderd zesenvyftig, niet zo<br />

dra tot zevenden Abt van Lidlum verheven,, of Ï2$6.<br />

hy hervatte het onvoltooide werk, en bragc<br />

het eerlang gelukkiglyk ten einde. De Lekebroeders<br />

niet alleen zagen zich verpligt, om<br />

hem hier in de hand te bieden, maar ook de<br />

Kanonnikken moesten, beurtelings, daaraan<br />

werken, zonder dat zelfs de Winter verpoozing»<br />

in deezen arbeid maakte. Dit Klooster beftond<br />

uit drie huizen, den Tempel, het Kapittelhuis<br />

•en het Slaaphuis. De Kerk verrykte hy met een<br />

Herderftaf, boeken tot den Kerkzang, zilveren<br />

Paftoraal en zyden Kap; zynde de eerfte Mis<br />

daarin door hem gehouden op St Jans dag, ter<br />

eere van dien Heilig , als Patroon, en de-maagd<br />

Maria. Edmund, Vikaris van den Utrechtfchen<br />

Bisfchop, in <strong>Friesland</strong> gekomen om 'er 'f Kruis<br />

te prediken, ter herwinninge van 't H. Land,<br />

heeft dezelve in den jaare twaalfhonderd achtenzestig<br />

, plegtiglyk ingewyd, ter eere van God<br />

almagtig, van de maagd Maria, en van Johannes<br />

den Dooper; terwyl de Kerk van 't<br />

Oude Dal, insgelyks door meergemelden Abt<br />

herbouwd , en dus , in tegenftellinge van<br />

de nieuwe , doorgaans de Kerk van 't Nieuwe<br />

Dal genoemd, aan de H. Urfüla en haar talryk<br />

gezelfchap wierd toegewyd, Nadat deeze<br />

pleg-


BEKNÓP- plegtigheid der inwydinge voltrokken was, wer­<br />

TE HlSTO' den door den Abt zeventien nieuwelingen tot<br />

ME,<br />

de eerfte ordening geheiligd, en de jaarfykfche<br />

Kerkmis,ganfche vier jaaren lang,met zo groot<br />

eenen toeloop van menfehen gevierd, dat de Abt<br />

zich genoodzaakt vond, naderhand met geflooten<br />

poorten en zonder klok geluid het Feest te vieren<br />

(*). i<br />

Het<br />

Klooster<br />

Franjum<br />

begeeft<br />

4T4 Tege^—^y, Staat<br />

Het Nonnenklooster Franjum, dat eertyds in<br />

de buurt van gelyken naam, onder het Dorp Marsfum,<br />

in Menaldumadeel, gevonden werd, en<br />

zich onder tot de orde van den H. Benediktus behoorde,<br />

befcher-<br />

had te naauw eene betrekking tot dat van Lidming<br />

van<br />

den Abt lum , om 't 'er niet in eene onafgebroken or­<br />

vau Lid. « de op te laaten volgen. Dit Klooster, van wiens<br />

lum.<br />

eenre pprftfl fKphrinrrA uicntinge nns ons niet nir>r hwnnAnre byzonders ïo is voor­ tr^^^<br />

gekomen, ftond onder het opzigt van den Paftoor<br />

van Marsfum, als Prior van hetzelve;<br />

doch bleef, zo 't fchynt, na 't overlyden van<br />

Heer Juwo, eenigen tyd van eenen gewoonen<br />

bezorger beroofd: hierdoor begonden de Zusters<br />

te ontaarden, en 't ftond gefchapen, dat het Kloosterlyk<br />

leeven en inkomften beide verlooren zouden<br />

gaan. Eenige Zusters, hiervoor met reden be •<br />

kommerd, namen de toevlugt tot het Klooster<br />

Lidlum, dat toen onder het beftier ftond van den<br />

voorgemelden Abt, Hoite van Winfum, hem .<br />

verzoekende, dat hy haar onder zyne befcherming<br />

neemen wilde. Hoite willigde het verzoek<br />

der Zusteren gereedelyk in, doch niet zonder<br />

het voordeel van zyn eigen Klooster daarmede<br />

te bedoelen. .De Middelzee, tusfehen Marsfum<br />

en Leeuwaarden , nam naamelyk ter wedcr-<br />

(*) Schot. Befchr. van Fries!, in Quarto. bl, 330.<br />

Oudh. en Geft. van Friesl. II D. bi. 106.


nsan F R I E S L A N D . 415 i<br />

derzyden, door geduurige opflykingen , van tyd<br />

tot tyd, grootelyks af, en dus Helde hyzich voor<br />

dat zyn Klooster, door den Herken aanwas van<br />

landeryen, grootelyks bevoordeeld zou worden.<br />

Veertig maagden wercfn doorhem naar Lidlum<br />

en Baaium verplaatst, hebbende hy alleen zo<br />

veel volks te Franjum laaten blyven, als noodig<br />

tot den landbouw was. Behalven dit voordeel, |<br />

dat aan het Klooster Lidlum te beurte viel, in \<br />

den jaare twaalfhonderd en zeventig, gaven c<br />

ook veele anderen hunne Kerken met haar Gees- c<br />

telyk rechtsgebied aan dit Klooster over. als die £<br />

\ BEKNOP-<br />

. TE HlSTO*<br />

1<br />

RIE.<br />

1<br />

1<br />

Dit<br />

voorbeekl<br />

wordt<br />

door anderen<br />

gevolgd.<br />

van Sr, _ Nicolaas op Terfcfaelling, die van Sc.<br />

Geertruid te Lutkewierum, en die van Oosterzee.<br />

De roem van geleerdheid, welken fommige<br />

Geestelyken uit het Klooster Lidlum, en<br />

wel inzonderheid ,/Esge van Bofum, Sjaard,<br />

Meester der nieuwelingen, en Tjaard, gevveezen<br />

Pastoor te Winfum, verkreegen hadden, gaf<br />

daartoe aanleiding, dewyl men zich van zulke<br />

geleerde mannen zeer veel goeds beloofde ( f >.<br />

Terwyl men dus-, in <strong>Friesland</strong>, met het verryken<br />

1 of verfchikken der reedsgeflichte Kloosters, dap*<br />

iper bezig was, werden'er ook nog al geduurig<br />

1 nieuwe tot Hand gebragt. Die van Westerra<br />

ibouwden, ten jaare twaalfhonderd en zeventi», 1270;<br />

ieen Klooster binnen Bolswerd , van de Min­ Binnen<br />

derbroeders orde. Tot de Kerk, die elf jaaren BolswerJ<br />

laater gedicht werd, en nog in weezen is, zou wordt eer»<br />

Klóostèt<br />

men hout gebezigd hebben , dat, voor hetgrootgedicht<br />

Kle deel, in hec Bosch Kreil gewasfen was (§). van de<br />

De<br />

(f) Schot. Befchr van Friesl. in Quarto. bl.


BFKNOP-<br />

TE HlSTO-<br />

X.1E,<br />

Orde der<br />

Minderbroederen.<br />

Ylst ver-<br />

Ti rygt<br />

Stads<br />

rechten<br />

en vryheden.<br />

4*6 Tegenwoordige Slaat<br />

De eerfte Geestelyke bewooners van dit Klooster<br />

waren Franciskaner Monniken, bekend by<br />

den naam van Gaudenten. Naderhand werd<br />

hetzelve aan de Obfervanten ingeruimd. Het<br />

al te vrolyk en lustig peven der eerften had<br />

hen aan dien naam geholpen, en aanleiding tot<br />

deeze hervorming gegeeven.<br />

Behalven de veranderingen , welke <strong>Friesland</strong>s<br />

Kerkftaat dus van tyd tot tyd onderging, zag men<br />

'er nu en dan ook zulke gebeuren, die op hec<br />

wereldlyk gebied van merkelyken invloed waren.<br />

Het verheffen van bloeiende dorpen of<br />

vlekken tot Hemmende Steden, moet daartoe<br />

inzonderheid gebragt worden. Had nu, niet veele<br />

jaaren geleeden, Hindeloopen op zulk eene<br />

wyze rang onder de Friefche Steden verkreegen:<br />

volgens het verhaal der Kronyken viel dit ook<br />

Ylst, ten jaare twaalfhonderd achtenzestig, ten<br />

deele; zynde deeze plaats, die eene kleine myl<br />

wegs ten zuidwesten van Sneek gelegen is, en<br />

voorheen eene treffelyke buurt van gelyken naam<br />

•was, toen door de Prelaaten en Rechteren, of Staaten<br />

des Lands, met Stadsrechten en vryheden be-,<br />

fchonken (*). Of men den naam dier Stad,<br />

van zeker Oud Stins , Yleltins genoemd ,<br />

hebbe afteleiden, Haat ons hier niet te onderzoeken.<br />

De Kruis' De Kruisrogten naar 't H. Land, reeds voor­<br />

togten heen , by herhaaünge, ondernomen, Honden, ten<br />

worden<br />

nog fteeds deezen tyde , nog geenszins ftil. Lodewyk<br />

voortge­ de IX, Koning van Frankryk was 'er een groot<br />

zet.<br />

voor-<br />

C*) Winfem. Kron. van Friesl. bl, 172, It aade<br />

Fr. Terp, bl. 54.


van FRIESLAND. 417<br />

j voorftander van, en verwierf daar door den BEKNOP­<br />

] bynaam van Heilig. Eenige jaaren gelee- TE HISTO*<br />

WK.<br />

I den, derwaards eenen togt gedaan hebbende,<br />

j welke gansch niet gelukkig was uitgevallen, en<br />

, waar van hy ten jaare twaalfhonderd vierenvyftig<br />

was te rug gekomen, ondernam hy, ten jaare<br />

, twaalfhonderd en zeventig, eenen tweeden, van<br />

welken ons met drie woorden tefpreeken ftaat,<br />

omdat de Friezen daaraan meer deel dan aan den<br />

voorgaanden gehad hebben. Paus Klcmens de<br />

'l IV, en Lodewyk de IX, waren 'er beide even<br />

\ zeer opgezet: van alle kanten werd ook metderdaad<br />

een groote menigte gekruiste benden byeen<br />

verzameld; doch wel inzonderheid uit Fries-<br />

" land. De oude krygzugt zat, naar'tfchynt, den De Frie­<br />

' Friezen nog zodanig in de leden, datze maar zen laate*<br />

'er zich<br />

' door een weinigje bykomende godsdienftigheid<br />

geceede-<br />

[ behoefde aangezet te worden, om leeven, vrylyk toe<br />

heid en goederen aan den krygsdobbel te han- beweegeqg<br />

' gen. Zekere Gerard, die voor geleerd en<br />

1<br />

welfpreekend te boek ftaat, werd, met brieven<br />

van Koning Lodewyk, herwaards gezon-<br />

'j den,by zich hebbende eenige gezellen,die zich<br />

) ' wyd en zyd door geheel het land verfpreidden,<br />

M en door hun preeken de gemoederen zo heet op<br />

'j den togt maakten, dat hec volk met menigten<br />

j Tarnen liep, en zo veel gelds in de Schatkisten<br />

'j bragt, dat het alle geloof te boven ging.<br />

1<br />

jIVlidlerwyl deed Koning Lodewyk, door Gerc<br />

brand, Prior van Dokkum, den Friezen de weet,<br />

1<br />

dat hy voorneemens was, op den dag van Sc<br />

:<br />

" Johannes den Dooper des jaars cwaalfhonderd<br />

t negenenzestig, met de byzynde Koningen, Voriften<br />

en Prelaaten, uit Provence, in zee te ftee-<br />

Dd ken,


BEKNOP"<br />

TE HlSTO-<br />

1UE.<br />

Elk moet<br />

zich daar­<br />

toe van<br />

den bepaalden<br />

voorraad<br />

.voorzien.<br />

41 g Tegenwoordigs Staat<br />

ken, hen eraffig vermaanende, om, in'navolgïnge<br />

van 't voorbeeld hunner dappere Voorvaderen,<br />

tor zo heilig een werk de hand re bieden, en<br />

ten gezetten tyde by hem te willen zyn. Dit<br />

gefchiedde ook met zo veel drifts, als of men voorhad<br />

geheel het land van manfchap en geld te<br />

ontblooten. Nogthans was het getal van menfehen<br />

grooter dan de maate van geld. Om derhalven<br />

geen' overlast van de eerllen, by mangel<br />

van het Iaatfte, te Iyden,werd 'er eene bepaaling<br />

gemaakt, dat ieder, die zich op de rêize begaf,<br />

voorzien moest weezen, ten minflen van<br />

zeven mark flerlings aan geld, van een' halven<br />

os, een varkensham, zeven tonnen boter, en<br />

eene halve mudde meel, aan voorraad, en van<br />

zo veel wapenen, kleederen en linnen als noodig<br />

ware. De Vrouwen liet men te huis. De infcheping<br />

gefchiedde, in de week na Paasch;<br />

hebbende de Friezen van tusfehen de Elve<br />

en Lauwers, hunne zamelplaats gehad aan het<br />

Eiland Borkum, daarze door tegenwind wel drie<br />

weeken werden opgehouden. Toen alle Friefche<br />

fchepen byeen waren maaktenze een getal<br />

van vyftig koggen uit, behalven nog eene groote<br />

menigte van kleine fchepen. Omtrent<br />

Hemelvaartsdag kwam de Vloot in eene der<br />

Vlaamfche havenen, daarze door de Graavinne<br />

Margareta, doorgaans zwarte Griet genoemd,<br />

van veele noodwendigheden rykelyk voorzien<br />

werd. Van daar weder afgevaaren zynde, kwam<br />

de vloot, na 't uitflaan van veelerhande tegenfpoeden,<br />

eerst tegen de Meimaand van twaalfhonderd<br />

en zeventig te Marzeille aan. De Koning<br />

had midlerwyl, naar de aankomst der Friezen.


van F R I E S L A N D . 4T<<br />

zen en Duitfchers. in de havens van Provence , BEKN'OPliggen<br />

wachten; doch hier over verdrietig ge . TE HlSTO*<br />

worden, hak hy op den eerden van Lentemaand RIK,<br />

in zee , en bereikte eerlang Kagliari op he ,<br />

eiland Sardinië, van te vooren tot de algemeen» t<br />

zamelplaats van alle de byzondere fmaldeelei e<br />

bedemd. Hier liggende beiloot men in eener 3<br />

Krygsraad, vooreerst van de vaart naar Palesti­ 1<br />

na af te zien, en Tunis in Afrika te gaan bele­ • Tunis in<br />

geren. Dit beleg was in veele opzigten ramp- . Afrika<br />

fpoedig: gebrek aan water, eene ongezonde ( wordt be-<br />

;<br />

legerd.<br />

lucht, en eene onverdraaglyke hitte waren oorzaak<br />

van pestkoortfen en rooden loop, waai<br />

door zeer veele menfehen, en daaronder ook de<br />

Koning, wierden in c graf gefleept. - Na dat de<br />

Friefche en Duitfche fchepen ook daar waren I<br />

aangekomen, werd het beleg, met zo veel yvers<br />

voortgezet, en de Stad zo naauw ingellooten,<br />

dat de vyanden voorhagen tot een verdrag lieten<br />

doen, welke de Christenen zich, uit hoofde<br />

van de woedende Pest, en op aandrang van Karel<br />

van Anjou, thans Koning van Napels en Si-<br />

; cilie, die hiermede zyn byzonder belang beoogde,<br />

tlieten welgevallen. Als hierop de meeste Fran-<br />

De En­<br />

! fchen, Italiaanenen anderen naar huis toogen, begelfchengaven de Engelfchen en Friezen, nog hun zat niet en Friezen<br />

hebbende,zich,onder geleide van Prinfe Edu- begeeven<br />

zich naar<br />

iard, naar Palestina. Veel ongemaks en groot Palestina,<br />

/verlies van volk leedenze onder weg. Van Aikre,<br />

daarze het Christendom in den deerlykften<br />

toelïand vonden, werden de Friezen naar Tyrus<br />

gevoerd, daarze den eerden en mee.sr.en aanval<br />

der Saraceenen te lyden hadden. Dit maakte<br />

éen echter niet moedeloos; zy beurden zich op<br />

Dd ft met


4&e Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ met de hoope, dat Karei van Napels hun, ïrr 't|<br />

TE HISTO volgende voorjaar, met andere Christenen, zoul<br />

WE.<br />

te hulpe komen. Dan in deeze hunne hoopef<br />

zich te leur gefield vindende, en ziende, dat'erl<br />

niets van eenig weezenlyk belang door hen konl<br />

worden uitgevoerd, begavenze zich te fchepe ,1<br />

en kwamen, na 't uitflaan van veele gevaaren, merJ<br />

groot verlies van manfchap, naakt en bloot, de een]<br />

De kruis<br />

togt loopt vroeger de ander laater, in verfcheiden havens<br />

ongeluk­ van Griekenland, Sicilië, Sardinië en Frankryk<br />

kig ten<br />

aan (§). Dus liep dan ook deeze Kruistogt,<br />

einde.<br />

waarvan men zich zo veel beloofd had, weder<br />

ongelukkig ten einde.<br />

De bin- De nadeelen, door <strong>Friesland</strong> by deezen togt<br />

nenland geleeden, zouden zich eerlang hebben laaten<br />

fcheon­ herftellen, zo men de handen binnenlands in een<br />

eenighedennee­ geflagen, en alles toegebragt had, wat ter bemengroovorderinge<br />

van 's Lands welzyn dienen konde.<br />

telyks toe. Dan de twisten en oneenigheden, die wy reeds<br />

voorheen in de beginzelen zagen, begonden omtrent<br />

deezen tyd dieper in te wortelen, en fchooten<br />

eerlang tot zulk eene hoogte op, dat het<br />

gefchapen ftond, als of alles te gronde zou gaan.<br />

Een voornaam Friesch Edelman van Marrum,<br />

Gerbert van Kamming, of Kamminga,<br />

werd in den jaare twaalfhonderd negenenzestig,<br />

door Ritske Wibaida en Aaltfe Harweisma,bedektelyk<br />

gevangen genomen en weggevoerd; zo<br />

dat men in geen zes weeken iets van hem hoorde<br />

, pf te weeten kwam waar hy gebleeven ware.<br />

En toen ware het misfehien ook nog niet<br />

aan den dag gekomen, zoniet Haitfe van Kamminga<br />

r<br />

(§) Schot. Fr. Hist. bl. 140.


van F R I E S L A N D . 451<br />

rninga, fchoon onkundig, dat zyn broeder, by<br />

Ritske Wibalda, wierd gevangen gehouden, den<br />

jongen Juke Wibalda, Ritskes Zoon, insgelyks<br />

in hechtenis genomen had. Want de Vader<br />

werd, dit gehoord hebbende, zo bekommerd<br />

dat men iets kwaads met hem in den zin had,<br />

dat hy beloofde Gerbert wederom voor den dag<br />

te zullen brengen, zo men zynen Zoon in vryheid<br />

Hellen wilde. Haitfe, dus vernomen<br />

hebbende, wie zyn' Broeder gevangen hield, Hond<br />

op 't punt om den jongen Wibalda, in de eer-<br />

He woede van zyne drift, te laaten dooden. 't<br />

Voomitzigt dat zynen Broeder Gerbert dan zekcrlyk<br />

het zelfde lot te wachten ftond, hield<br />

'er hem van te rugge, en deed hem luisteren<br />

naar de voorflagen van een Verdrag, dat eerlang<br />

getroffen werd, en met de flaaking der<br />

gevangenen gepaard ging; doch eenen wrok in<br />

de gemoederen overliet, die maar alleen op<br />

bekwaame gelegenheid wachtte, om op nieuw<br />

uit te barflen (*).<br />

B [•KNOP­<br />

TE HlSTO-<br />

IUE.<br />

Nadat Koning Willem, Rudolf van Habsburg Rudolf"<br />

tot zynen opvolger in 't Keizerryk gekreegen van Habtburgbe­<br />

had, oordeelden de Gemeene Friezen het den<br />

vestigtde- rechten tyd, om van deezen , door een plegtig rechten , en<br />

Gezantfchap, de bekrachtiging en vernieuwing- vryheden<br />

hunner Vaderlyke voorrechten en vryheden te ' der Frie-,<br />

zen.<br />

verzoeken. Te noodiger oordeeldenze dit, zo '<br />

om dat 'er reeds verfcheiden bedekte aanflagen<br />

ten nadcele van hunne vryheden wierden in 't<br />

werk gefleld als ook om dat Koning Willems<br />

Zoon, Graaf Floris de V, een jong en moedig<br />

Heer,<br />

(*) O. van Scharl. bU 12c»<br />

Dd s


DEKNOP•<br />

Tï HlSTO-<br />

BJE.<br />

Ook vermeerdert<br />

hy hun<br />

landrecht<br />

met tien<br />

n'euwe<br />

artikelen.<br />

421 Tegenwoordigs Staat<br />

Ileer,de Westfriezen door meer dan eenen flaa<br />

zodanig vernederd had, dat hyze eerlang geheel<br />

ftond onder te krygen, en daarna, waarfchynlyk,<br />

ook de Friezen beoosten 't Vlie aan 't<br />

Hollandlche juk zou zoeken te onderwerpen. De<br />

Gezanten Haagden te gelukkiger in de uitvoennge<br />

van hunnen last, omdat Graaf Floris niet<br />

zeer gezien was by den Keizer. Duidelyk toonde<br />

Rudolf zulks door het Graaffchap van Holland<br />

te Leen op te draagen aan Jan van Avennes,<br />

Graave van Henegouwen, in geval Graaf<br />

Floris, zonder wettige erven,kwam te overly.<br />

den. De Friezen daarentegen, die hem in zyne<br />

oorlogen met hunne gewoone dapperheid<br />

dienden, ftonden by hem in hoo°e achting<br />

en wel inzonderheid Watzejoulsma vari Britzura<br />

by Leeuwarden, die geacht wordt een Zoon gewedt<br />

te zyn van dien Britfe Jouisma, welke, ten'<br />

jaare twaalf honderd vierenzeventig, door Jetze<br />

Kimga dood geflagen, doch ftrengelyk «ewrooken<br />

wierd door zynen Zoon, die met zynen<br />

aanhang, niet alleen den doodflager zei ven<br />

nevens drie zyner Zoonen ombragt, maar ook<br />

hunne Vrouwen, in de haven van Britzenburoin<br />

'c water liet verfmooren (f). Behalven dat<br />

de keizer der Friezen voorvaderlyke rechten en<br />

vryheden, op hun verzoek, gereedelyk bevestigde,<br />

vermeerderde hy ook hun Landrecht met<br />

aen nieuwe artikelen (*); alles echter onder<br />

deeze<br />

(t; Dus verhaalt het F. Sjoerds Fr, Taarb. III D<br />

ö. f 21<br />

' ee<br />

'ï gefchreeven Gellagtbcek van Friefche<br />

Edelen op jouisma.<br />


van F R I E S L A N D . 425<br />

deeze uitdrukkelylte voorwaarden. datze hem Je- BüKNOPi<br />

rufalem zouden helpen herwinnen; als hy naar TE HlSTO.<br />

Rome trok, of elders hunne hulpe noodig had, R!2.<br />

by ftaan; de vestingen aan den Rynkant helpen<br />

befchermen; en hun Vaderland tegen den<br />

Hollander verdedigen.<br />

De geweldige Watervloeden, die midlerwyl, Het jaar<br />

i s<br />

ten jaare twaalf honderd zevenenzeventig, voorvie­ 1277<br />

len , en zo hier als elders zeer veel nadeels te weg* berucht<br />

door ee­<br />

bragten, maatigden de blydfchap niet weinig, die nenge­ de gunst ten Keizerlyken Hove den Friezen verweldigenwekt had: de Louw- en Wintermaand van 't Water­<br />

gemelde jaar zyn daar door zeer ten kwaade bevloed.rucht<br />

geworden, doch wel inzonderheid de laat-<br />

Ile; en echter was 't nadeel, dat men daar by<br />

ten westen de Lauwers leed, niet te vergelyken<br />

met dat van beoosten dien ftroom, en wel allermeest<br />

van de ftreeken tusfehen het hedendaagfche<br />

Oostfriesland en Groningerland, daar<br />

I het Stedeke Torum, met wel drieëndertig dorpen<br />

en byna zo veele buurten, verflonden, en de<br />

Dollaart ftroom geopend werd; fchoon waarfchynlyk<br />

volgende Vloeden de verwoestingen<br />

i voltooid hebben, welke men nu in haare beginfelen<br />

zag.<br />

De onheilen, door deeze Watervloeden ver> :<br />

oorzaakt, waren veelligt voor te komen of te 1<br />

verhelpen geweest, zo de Vryheid met onder- J<br />

linge eensgezindheid had gepaard gegaan. Dan j<br />

xeeds voorheen zagen wy meer dan eens, dar.i<br />

I<strong>Friesland</strong> beoosten het Vlie door partyfehap*- 1<br />

pen wierd van een gereeten, hebbende de 1<br />

De on«<br />

derlinge<br />

verdeeldheden<br />

flrekken<br />

ter vermeerderinge<br />

va»<br />

's Landi<br />

twist om den voorrang in 't offeren, en de, onheilen.<br />

;zygt om alles van zyne hand te doen vlie-<br />

Dd 4 genr


424 Tegenwoordige Staat<br />

BHKITOP- gen, de voornaame adelyke geflagten, die we-<br />

TE HlSTO-<br />

' der ieder hunnen byzonderen aanhang onder de<br />

*us.<br />

huisliedenen burgers hadden,in geduurigetwist<br />

en oneenigheid gehouden. Het bouwen van ftinzen,<br />

of zwaare fteenen huizen, eertyds ter befcherminge<br />

tegens de invallen en ftrooperyen der<br />

Noormannen gefticht, werd thans met een geheel<br />

ander oogmerk ten fterkften voortgezet.<br />

Het misbruik der vryheid bfagt naamelyk te<br />

wege, dat de Wetten haare kracht verloeren, en<br />

de Overheden te luttel gezags bezaten, om de<br />

llyfhoofdigheid en losbandigheid der landzaaten<br />

behoorlyk te bedwingen. Elk meende zyn<br />

eigen Rechter te mogen cn moeten zyn, in de<br />

onderlinge twisten en verdeeldheden, die menigmaal<br />

uit kleine beginzelen voortkwamen;<br />

doch, niet haastig genoeg bygelegd,op moord<br />

Zulke en doodftag uitliepen. Nergens zag 't 'er jam.<br />

plaatfen<br />

zyn 'er<br />

inzonderheidon­<br />

merlyker uit dan in zulke lieden en dorpen,<br />

daar men meer dan eenen Edelman of Heer van<br />

aanzien had. Deeze lagen geduurig over hoop.<br />

gelukkig Die de zwakfte was nam al doorgaans zyne<br />

aan, daar<br />

toevlugt tot het bouwen van ftinzen en nieuwe<br />

meer dan<br />

één Edel­ buurfchappen, die weder met den tyd tot dormanpen<br />

aangroeiden, en, met Kerken- voorzien, naar<br />

woont. hunne eerfte ftichters genoemd werden, gelyk<br />

nog tegenwoordig uit veeier dorpen en buurten<br />

benaaminge ligtelyk valt op te maaken; hebbende<br />

men in deeze verdeeldheden insgelyks de<br />

reden te zoeken van de veelvuldige dorpen ,,<br />

kerken en buurfchappen, welke in <strong>Friesland</strong><br />

gevonden worden, cn niet zelden zo naby elkanderen<br />

liggen, dat men, den eerften oorfprong<br />

daarvan niet weetende, groote reden van<br />

ver.-


van F R I E S L A N D . 425<br />

verwondering hebbe, dat onze Voorvaders kwis- BEKLOP­<br />

TE HISTO»<br />

tiger in het bouwen van Kerken geweest zyn,<br />

PJE.<br />

dan men hedendaags oplettend is in hec onderhouden<br />

van dezelve.<br />

Uic deeze rampzalige verdeeldheid van Fries­ Deeze<br />

lands aanzienlykile cn vermogendfte geflagten, verdeeld»<br />

heid<br />

die zich langen tyd afgefloofd hadden, om el- brengt<br />

kanderen te vernielen, kwam eerlang de binnen- eerlang<br />

landfche kryg der zogenoemde Vctkoopers en den binnenland,<br />

Scmeringers voort, en deeze liep, na meer dan<br />

fchen<br />

tweehonderd jaaren geduurd te hebben, niet dan kryg van<br />

met verlies van der Friezen Vryheid ten einde. VetltOO-<br />

De eerlten, die men doorgaans in Oostergo vond, peis en<br />

Schieiin*<br />

hadden hunne vrienden en bondgenooten te Gro­<br />

gers<br />

ningen en in de Ommelanden, terwyl de laat voorc.<br />

ften al doorgaans de Hollanders en Westfriezen<br />

op zyde kroopen, om zich tegen de eerilcn te<br />

.fterken. Ondertusfchen heeft men in 't vervolg<br />

van tyd, zo door vermaagfehappinge als wisfelinge<br />

van aanhang, in Oostergo wel Schieringers,<br />

en in Westergo wel Vetkoopers gevonden-<br />

Zelfs gebeurde het wel eens, dac men in een<br />

en hetzelfde dorp, gelyk ook in een en hetzelfde<br />

geflagt, voorlranders van beiderlei aan*<br />

hang vond. De Vetkoopers, die als wy zeiden<br />

doorgaans in Oostergo woonden, daar men<br />

zwaare kleigronden , uitneemende weidkmden,<br />

fchoone beesten en overvloed van vette<br />

waaren had, met welke zy hunnen voornaamften<br />

Ivoophandel dreeven, omdat de akkerbouw toen<br />

nog minder in zwang ging, zouden daarvan, naar<br />

't algemeene gevoelen, hunnen naam gekreegen<br />

I hebben, 't zy die door henzelven uit trotsheid aan-<br />

; genomen, of hun door anderen gegeeven zy. De<br />

: Schieringers daarentegen , • die , ten grooten<br />

Dd 5 deele,


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

4*5 Tegenwoordige Staat<br />

deele, de laage eri waterige fl-reeken van Wester-<br />

go bewoonden, daar men uitneemende Schieraal,<br />

in Holland Paling geheeten, vangt, zouden<br />

daarvan hunnen naam gekreegen hebben<br />

cn<br />

Zy (laan Te midden van deeze bloedige verdeeldhe-<br />

de handen<br />

a den zag men evenwel de rtrydeude Partyen teltelkens<br />

in 1<br />

een om kens de banden in een liaan, om zich tegen<br />

zich tegen j vreemde Mogendheden te verdedigen, zo ras<br />

buiten- hunne veiligheid en vryheid van dien kant last<br />

landfche ]<br />

magt te<br />

leed. Doch dit gevaar was niet zo dra geweeken,<br />

(<br />

verdedi­ of de onderlinge verdeeldheid brak met verdubgen.delde<br />

| krachten uit, tót datze, ten langen leste<br />

beide afgemat en uitgeput, zich in de treurige<br />

1 noodzaaklykheid bevonden, om zich 't juk van<br />

vreemde Heeren te laaten welgevallen ; gelyk<br />

< eerst de Schieringers, en daarna de Vetkoopers<br />

( deeden, als nader op zynen tyd flaac getoond te<br />

\ worden.<br />

By de in- De rampen, hierby door <strong>Friesland</strong> geleeden,<br />

landfche ^<br />

werden, ten jaare twaalfhonderd zevenentachtig,<br />

op<br />

(t) Over den oorfprong van beiderlei benaaminge<br />

verdient geleezen te worden Gabbema's verhaal van<br />

Leeuw. bl. iz. enz. Daar men onder anderen verfcheiden<br />

Oudheden, tot der Friezen Gastmaalen behoorende,<br />

opgehelderd vindt. Dat de Schieraal, vooral in<br />

oude tyden, in groote achtinge was, en met vry wat<br />

pracht en kosten op de Gastmaalen plag opgedischt te<br />

worden, blykt uit het bekende fpreukje, dat meu vindt<br />

by Winfem. Kron. van Friesl. bl. 299»<br />

Dy Leydfche laape,<br />

Yn Haarlimmer taape,<br />

Yn Schiere yel<br />

Bringt Ftiesland yn'e Wieli


svan FRIESLAND. 427<br />

op nieuw, door eenen geweldigen Watervloed,<br />

vermeerderd. Omtrent middennacht van den veertienden<br />

der Wintermaand brak het zeewater,<br />

met zulk een geweld,, over en door de dyken<br />

heen, dat zelfs verfcheiden llinzen , fchoon<br />

op hoogten gebouwd, daardoor wierden onder<br />

voet geworpen. In <strong>Friesland</strong> tusfehen 't<br />

Vlie en de Lauwers, om daarvan alleen te {preeken,<br />

zouden daarby dertig duizend menfehen<br />

verdronken zyn, onder welke men zeer veele<br />

Geestelyken telde, zynde in het Klooster Lidlum<br />

vierentwintig, te West werd, tusfehen JorwertenBeers,<br />

een Nonnenklooster, dertig,<br />

en te Foswcrt, Bethlem en andere plaatfen eene<br />

ontelbaare menigte omgekomen. Te Jorwerc,<br />

daar het Kerkhof vry hoog is, ftoof het zeewater<br />

ten glas ven (teren in. Het Stedeke Grind of Gryn,'<br />

op het eilandje van gelyken naam, aan het Vlie '<br />

gelegen, werd zodanig van het water overval- \<br />

Ten, dat het geen tien huizen behield. De Kerke<br />

met het Koor en de Leerplaats, door die van f<br />

Ludingakerk gellicht, werd om verre gefmee- 5<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO-<br />

KIE.<br />

verdeeldheid<br />

komt<br />

weder een<br />

geweldige<br />

Watervloed.<br />

1287.<br />

Het Stedeke<br />

Gryn<br />

wordt<br />

daardoor<br />

bykans<br />

geheel<br />

verwoest;<br />

ten; ook werden wallen en poorten, met het<br />

verdere buitenwerk, daardoor zodanig verftrooid<br />

en geflegt, datze na hec afloopen van den vloed<br />

bezwaarlyk te verncemen vielen, 't Is dus niec<br />

zeer te verwonderen, dat het gerucht,gewoon<br />

alles te vergrooten, de verwoesting, door deezen<br />

vloed veroorzaakt, buitenlands zo breed uitmat,<br />

dat men daar geheel <strong>Friesland</strong> voor veriooren hield<br />

en wel allermeest, nadat deeze vloed,<br />

op<br />

($) Winfem. Kron. va» Friesl. bl. 175. Schor.<br />

Befchr.


BEKNOP­<br />

TE Hisro<br />

XIE.<br />

Op deezenWatervloed<br />

volgt een<br />

andere.<br />

Het land<br />

is echter<br />

riet ontbloot<br />

van<br />

ïnwoo-<br />

«ers.<br />

4*8 Tegenwoordige Staat<br />

op den yyfden van Sprokkelmaand des volgenden<br />

jaars , door eenen anderen vervangen was, die op<br />

nieuw onnoemelyke fchade had te wege gebragt<br />

(f).. En echter zal de lyst der overge-<br />

bleeven Geestelyken alleen genoeg zyn,om ons<br />

te overtuigen, dat het land niet geheel en<br />

al van inwooners ontbloot was. Als immers de<br />

Abt van Premonflreit , het Opperhoofd der<br />

Premonfireitheeren, door den Abt van Bloemkamp<br />

en den Proost van Schiltwolde , liet<br />

opneemen , hoe 'er de Kloosters van zyne<br />

Orde in <strong>Friesland</strong>, ter wederzyden van de<br />

Lauwers, afgekomen waren, bevond men het getal<br />

der overgebleeven Monniken in 't Klooster<br />

Manengaard 400, te Lidlum 600; te Dokkum<br />

400; te Oldeklooster in deMarne24o;te Beerta<br />

m Moermerland J40; te Langen 160; te Schiltwolde<br />

160; te Kuismar 60; in 't Klooster te<br />

Wittewierum 1000; in Feenklooster of den Olyf.<br />

berg 20; in Buweklooster, of 't Graf van Maria<br />

170; te Heiligerlee 180; te Appelfche 70; in<br />

Nyeklooster 56; teAland in Emfingerland 90 ;<br />

en in het K looster Palmer, dat naderhand door<br />

den Dollaartverflonden is, 190. Q). Indien<br />

men nu mag ondernellen, dat de andere Kloosters<br />

naar evenredigheid bewoond wierden, za<br />

zou<br />

Befchr van Friesl fa Q uarto. bl. 355. Friesfche<br />

Hist. bl. 147. Gabbema verhaal der Nederl. Watervloeden,<br />

bl 95.<br />

(t) Outhof verhaal, b!. 373 enz. Gabbema verhaal,<br />

bi. 106.<br />

(5) Men vergelyke wegens deeze lyst Winfem.<br />

Kron. van Friesl. bl 176 Schot Friefche Hist. bi.<br />

Hl, eii U. Ernm. Rer. Frif. Hist. I. XII. p 44.


tan FRIESLAND. 429<br />

zou het <strong>Friesland</strong> aan geene handen ontbroken<br />

hebben, om de vernielde zeeweeringen te herftellen,<br />

en dermaate te verbeteren,' dat het land<br />

minder gevaars van 't zeewater te duchten zou<br />

gehad hebben, zo deezen zo wel als anderen waren<br />

te werke gefield. Dan de eeuw was nog niec<br />

verlicht genoeg om te begrypen , dat Kerk en<br />

Burgerftaac beide even liegt van zo veele ledige<br />

buiken gediend waren; of, zo al eenigen dit begreepen,<br />

het was hun niecgeraaden, zulks wat<br />

duidelyk te toonen, zo lang 't den Geestelyken<br />

aan geene magt ontbrak, om hen door hunnen<br />

ban-blixem te verpletteren.<br />

Van den kant der Hollandfche Graaven had<br />

<strong>Friesland</strong>, federt verfcheiden jaaren, geen aan-<br />

Hoot geleeden: niet om dat de Graaven voor<br />

altoos van <strong>Friesland</strong> afzagen, maar om datze de<br />

handen elders te vol werks hadden, of door eenen<br />

• famenloop van verfcheiden omftandigheden verhinderd<br />

wierden, hunne eifchen op <strong>Friesland</strong> te<br />

doen gelden. Dit was inzonderheid het geval<br />

van Floris den V. Om 't verflaan van zynen<br />

Vader, Willem den II, lagen de Westfriczen<br />

eerst aan de beurt. Doch tóen hy deezen had<br />

onder de knie gekreegen, meende hy ook de<br />

Friezen beoosten het Vlie, door zyne overwinnende<br />

wapenen, aan zich te onderwerpen. Ten<br />

dien einde Hak hy, in den jaare twaalfhonderd<br />

achtentachtig,met eene vlooc over de Zuiderzee,<br />

en landde ce Scavoren, daar men hem<br />

voor Landheer aannam, en huldigde. Hoeveel<br />

genoegen de Graaf hierin genomen hebbe, vale<br />

ligtelyk op te maaken uit de bevestiginge en<br />

vermeerderinge der Voorrechten en Vryheden,<br />

waarmede de ftad door hem begunftigd werd.<br />

De<br />

BiKNOP-<br />

re HISTO-<br />

MK.<br />

Floris da<br />

V. komt<br />

in <strong>Friesland</strong>,<br />

en<br />

wordt te<br />

Stavoren<br />

irehul.<br />

iigd.<br />

128$.


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

Keizer<br />

Rudolf<br />

geeft<br />

<strong>Friesland</strong><br />

aan Reiroud,<br />

Graave<br />

van Gelder.<br />

1200.<br />

43» Tegenwoordige Staat<br />

De affchrifcen daarvan zyn nog voor handen("*),<br />

en de redenen waarmede men de echtheid<br />

van dezelve-te keer gaat, hebben niet veel te<br />

beduiden. Ondertuslchen fchynt des Graaven<br />

gebied over <strong>Friesland</strong> van geringe uitgeitrektheid<br />

geweest te zyn, wyl Keizer Rudolf gansch<br />

<strong>Friesland</strong> tusfehen het Vlie en de Eems, in den<br />

jaare twaalfhonderd en negentig, aan Reinoud,<br />

Graave van Gelder, heeft opgedraagen; en die<br />

opdragt , negen jaaren daarna, door Keizer<br />

Albert is bevestigd geworden ( f ). De voornaame<br />

inhoud van deeze Keizerlyke giftekwam<br />

hier op uit: „ Dat de Graaf geheel Oostfries-<br />

„ land ( waartoe men inzonderheid Ooster - en<br />

,, Westergo te brengen heeft) zo verre zich<br />

„ aldaar de Ryksgerechtighcid uitltrekte, uit 's<br />

„ Keizers naam, zou hebben en berechten. Dat<br />

„ hy daar niet alleen in eigen perfoon recht zou<br />

„ fpreeken, maar ook Rechters en verdere Ma-<br />

„ giflraats perfoonen, naar zyn welbehaagen,<br />

„ aanbellen,en daarenboven halsrecht oeffenen.<br />

„ Dat hy's lands inkomllen, mids rekeninge<br />

„ doende aan het Ryk, zou invorderen, en voorts<br />

,, alles met volle magt verrichten wrn- nnnriin-<br />

„ ware, terwyl zulks van dezelfde kracht zou<br />

„ zyn , als of het door den keizer zeiven<br />

„ ware verricht geworden. Dat alle bui-<br />

5, tengewoone voordeden en gefchenken ten<br />

„ voor-<br />

(*) Winfem. Kron. van Friesl. bl. 170. Schot.<br />

Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 102. Rrieven en<br />

Docum. bl. 13. Groot Charterb. van Friesl. I. D.<br />

bl. 124 —117.<br />

(t) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto bl. 110.<br />

Brieven en Docum. bl. 15 en 16. Groot Charterb.<br />

van Friesl. 1. D. bl. 123.


van F R I E S L A N D . 431 I<br />

„ voordeele van den Graave zouden zyn , zon* . BEKNOT»»'<br />

,, der dat hy daarvan iets behoefde uit te kee-<<br />

TE HlSTO.<br />

ia,<br />

M ren. Dat hy deeze zyne waardigheid niet<br />

„ zou hebben neêr te leggen, voor dat hem 1<br />

„ alle kosten, ter verkryginge en verbeteringe<br />

„ van <strong>Friesland</strong> aangewend, voldaan zouden zyn.<br />

„ Dat, zo hy eenige kinderyen in <strong>Friesland</strong> aan-<br />

„ kocht, dieniet tot het Ryk behoorden, deeze<br />

j, als eigen goed door hem behouden en beze-<br />

„ ten zouden worden. En eindelyk, dat de Graaf<br />

„ voor alle zyne moeite, vierduizend marken zui-<br />

}, ver zilver van het Ryk tot eene eerbelooning<br />

„ zou ontvangen C f )•" Hoe ruim ook deeze De Graaf<br />

Leengifte voor den Gelderfchen Graave zyn mogt, doet cch«<br />

blykt het evenwel niet, dat vooreerst eenige poo­ ter geene<br />

poogingingen<br />

door hem zyn aangewend om dezelve in gen , ora<br />

kracht te Hellen, 't Viel ook inderdaad veel ligter de Kei.<br />

eene diergelyke gifte van den Keizer te verkrygen, zeriyke<br />

gifte iri<br />

dan uit kracht van dezelve eenig gezag te oenenen<br />

kracht te<br />

over landen, daar ook de Hollandfche Graaven nellen..<br />

1 en Utrechtfche Bisfciioppen recht van eisch op<br />

meenden te hebben; te meer omdat de Friezen,<br />

hoe zeer ook onder eikanderen verdeeld,<br />

iwel dra de handen in een gewagen zouden hebben,<br />

zo hunne vryheid van dien kant last geleedcn<br />

had.<br />

Graaf Floris de V, door de moorddaadige j<br />

hand van Gerard van Velzen afgemaakt zynde, 1<br />

werd in de regeeringe opgevolgd door zynen eeni- (<br />

Floris de<br />

V. words<br />

opge­<br />

gen zoon Jan, dien het, na zyne huldiginge, geluk- \ volgd<br />

foor zy-<br />

te op de VVestfriezen, ten jaare twaalfhonderd 1<br />

tsn Zoort<br />

zevenennegentig, zo volkomen eene overwin- J fan.<br />

ming re behaalen, dat zy zich op nieuw aan de 1297.'<br />

Graaflyke regeeringe onderwierpen, en in 't vervolg,-<br />

( f) U. Emm. Rer, Frif. Hist. L, XIL J>. 4


43* Tegenwoordigs Staat<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO<br />

WE.<br />

De Bisfchop<br />

van<br />

Utrecht<br />

zoekt de<br />

Friezen<br />

op zyne<br />

zyde te<br />

krygen<br />

ten nadeele<br />

van<br />

Graave<br />

Jan.<br />

of Ketterye verdacht te maaken; en na dat hy ¥<br />

't volk hiervan, in openlyke redevoeringen, de 1<br />

ooren had vol geblaazen , predikte hy eene kruis- !<br />

volg, van 'sGraaven wege, door Baljuwen be»<br />

• recht wierden Ct). Dan dit ftrookte zo weinig<br />

met de heerschzugtige bedoelingen van Bisfchop<br />

t Willem van Utrecht, die zich, na den dood van<br />

Graave Floris, niet minder dan de beheering<br />

van gansch Holland had toegelegd, dat hy, 01»<br />

eene ui eerfte pooging te werk te Hellen, de<br />

Friezen beoosten 't Vlie tegen den Graaf zocht<br />

op te hitlèn. Om het werk wis te neemen<br />

• Hak hy,omtrent deezen tyd, in perfoon met<br />

eene vloot naar <strong>Friesland</strong> over. Daar zynde,<br />

bediende hy zich van de gewoone kunstgreep^<br />

der heerschzugtige Geestelyken, en ondernam den<br />

jongen Graaf en zyne Hollanders van ongeloove<br />

vaart tegen de Hollanders, met dat gevolg, dat I<br />

zeer veele Friezen zich door hem beweegen<br />

lieten, om, -onder zyn geleide, den togt te onderneemen.<br />

De Bisfchop had het op Waterland<br />

gemunt, en zocht by Monnikendam te landen..Doch<br />

de Haarlemmers, Kennemers en Waterlanders,<br />

op hunne hoede zynde,kwamen met<br />

eenige welbemande fchepen op hem af, en bejegenden<br />

hem op zo fors eene wyze, dat<br />

zyn grootfte fchip genomen, een deel andere<br />

vaartuigen vernield, en hy zelf genoodzaakt<br />

wierd in een ligt vaartuig over te flappen, en de<br />

vlugt te neemen naar Overysfel. De Friezen,<br />

die,by deeze ongelukkige ontmoetinge, den<br />

Hol-<br />

( f) Mei. Stoke volg. de uitgave van Huidecoper.<br />

II D. bl. 420. Schot. Friefche Hist. bl. 152. Vaderl.<br />

Hist. III. D. bl. 108.


van FRIESLAND. 433<br />

Hollanderen, In grooten getale, in handen vielen.<br />

werden niet dan na 't betaalen van een aanzienlyk<br />

losgeld genaakt (*). Tusfehen den Graaien den<br />

De Bis­<br />

Bisfchop werd eerlang een Verdrag getroffen, fchop en<br />

volgens den Raad van Wolferd van Borfelen, die Graaf ver-<br />

thans het voornaamlte bewind in handen had, en draagen<br />

zich met<br />

den jongen Graaf in alles naar zynen zin wist te<br />

elkande-<br />

zetten, 't Is derhalven zeer waarfchynlyk aan ren.<br />

zyne inboezeming te wyten, dat eenige Abten<br />

en Prelaaten van Oostergo, door Graave Jan,<br />

befchuldigd wierden, het volk opgeruid te hebben<br />

, om met Bisfchop Willem den togt tegen<br />

Holland te onderneemen. Althans de Abten van<br />

Klaarkamp , Bethanië , Mariëngaard en Dokkum,<br />

nevens den Proost van het Klooster Bethlehem,<br />

vonden zich genoodzaakt, in eenen brief,<br />

aan Graave Jan gefchreeven, zich van die be-<<br />

fchuldiginge te zuiveren, gelyk uic den brief, die<br />

nog voor handen is ( § ), blyken kan. In deezen<br />

hunnen brief geeven die van Oostergo echter<br />

vry duidelyk te kennen, dat zy die van Westergo,<br />

wier landftreek, door deBomzee en een<br />

byzonder Rechtsgebied, van de hunne was afscheiden<br />

, geenszins vrykenden, van in vcreeni-<br />

5inge met de Westfriezen den Graave vry wac<br />

ladeels berokkend ce hebben.<br />

Hec Geestelyk Rechtsgebied .over <strong>Friesland</strong> Gefteld-<br />

was, ten deezen tyde, verdeeld tusfehen de Bisheid van<br />

fchoppen van Utrecht, Bremen, Munller en Keu- het Geestelykicn.<br />

De lastitehad hier zyne Dekens of AartsRechtsoriesters,<br />

die in hunne Rechtbank, Schenftoel gebied,<br />

geheeten, vonnis velden over Kerkelyke en en het ge-<br />

Hu- drag der<br />

(*) Melis Stoke, volg. de uitgave van Huidec. II<br />

IX bl. 457 enz. Vaderl. Hist. III D. bl. JO8.<br />

CS) Gr. Charterb. van Friesl. I.D. bl, 130.<br />

Ee<br />

BiiÜNOP-<br />

TE HISTO­<br />

RIE.


4S4<br />

Tegenwoordige Staat<br />

EEKNOP- Huvvelykszaaken. De meeste Priesters waren 1<br />

TE HISTO­ toen niet alleen getrouwd; maar lieten ook hun-1<br />

RIE. ne Kerkelyke bedieningen, by hun overlyden, aan<br />

Geestely-<br />

hunne kinderen na, in weerwil van het Kanoken<br />

in<br />

<strong>Friesland</strong>, nike recht, en de tegenfpraak veeier vroomen.<br />

Zelfs verzochtenze geen ontflag van den Paus,<br />

die geoordeeld werd het recht te hebben,<br />

om 't zelve in gevallen van deezen aart te<br />

verkenen. De geldafperfingen, waarmede zy<br />

het volk plaagden , om hunne huisgezinnen<br />

ftaande te houden, bragten hen dermaate in<br />

den haat, dat het volk, zich zeiven recht doende,<br />

de huizen deezer Geestelyke leidslieden pionderde<br />

en verbrandde. Ten jaare twaalfhonderd twee»<br />

enzeventig vooral hadden zy op eene gevoelige<br />

wyze ondervonden , waartoe eene getergde<br />

menigte ten laatften overflaat. De Bisfchop<br />

van Munller kwam te vergeefs met zyn gezag<br />

tusfehen beiden. Hy kreeg geen gehoor dan<br />

door het afkondigen van een'algemeenen ban: en<br />

in zekere Parochie waagde men het zelfs ook<br />

deezen te verachten. Grootelyks beklaagden<br />

de Geestelyken zich, dat de Leeken weigerden<br />

hun de Offerhanden, Eerflelingen en Tienden te<br />

betaalen. Sommigen zochten hierin zelfs de<br />

reden der menigvuldige Watervloeden, die<br />

<strong>Friesland</strong> van tyd tot tyd overkwamen, en gaven<br />

voor, datzulkcn, die de Tienden getrouwe-<br />

]yk betaalden, met vruchtbaarheid der landen,<br />

gezondheid des lichaams, vergeeving der zonden,<br />

en 't Koninkryk der hemelen van God<br />

gezegend wierden. Wanneer echter de Bisfchop<br />

van Munller eene jaarlykfche fchatting<br />

vorderde van deeze Abten, die zo yverig waakten<br />

voor het behoud der zielen, kreeg hy ten<br />

antwoord,dat de vryheid der Friezen zo groot was,<br />

dat.


mn F R I E S L A N D * 435<br />

dat men tegen hunnen wil niets van hun kon<br />

eifcheu ( * ).<br />

Deelde Stavoren zo diep in de gunlte van<br />

Graave Floris, dat hy, gelyk wy voorheen za­<br />

Graaf Jan<br />

bevestigt<br />

gen , de vryheden en voorrechten deezer aan Sta­<br />

ftad bevestigde en vermeerderde, zyn Zoon Jan, voren de<br />

de eerfte van dien naam, rekende het insgelyks vryheden<br />

en voor­<br />

van zyn belang, dezelve door byzondere blyken<br />

rechten<br />

van genegenheid aan zich te verbinden. Zo lang der Stad.<br />

de Hollandfche Graaven ook niet geheel van<br />

hunne aanfpraak op <strong>Friesland</strong> hadden afgezien,<br />

moestenze vooral Stavoren aan zich verbonden<br />

houden, al ware het maar alleen, om te ge*<br />

maklyker met eene vloot in <strong>Friesland</strong> te landen<br />

, en van daar hunne overgefcheepte "benden<br />

dieper landwaards in te doen dringen. De Stad<br />

fchynt ook minder dan de overige deelen van <strong>Friesland</strong><br />

tegen de Regeering der Hollandfche Graa­<br />

ven gehad te hebben. Althans die van Stavoren<br />

verklaarden zich plegtiglyk onderworpen<br />

aan den Graave, en ontvingen daarna op nieuw<br />

van hem de bekrachtiging hunner vryheden en<br />

voorrechten , gelyk te zien is uit de ftukken die<br />

daarvan nog tegenwoordig voor handen zyn ( f ).<br />

In 't Keizerryk vielen midlerwyl ook gewig- Keizer Altige<br />

gebeurtenislen voor, waarby <strong>Friesland</strong> bebert van<br />

lanf had: van dien aard was de verkiezing van Oostenryk<br />

is<br />

ÏAdolf vanNasfau tot hoofd des Duitfchen Ryks,<br />

den Frie­<br />

en zyne daarna gevoJgde atzettmg van deeze zenmin­ hooge waardigheid. De Friezen hielden naader gene*<br />

melyk,<br />

(*) Cerifier Tableau de I'Hist. Generale. Tom. 1.<br />

?• 34i.<br />

(f) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 131—134.<br />

Eè 2<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.


BEKNOP­<br />

TE HliTO-<br />

IUE.<br />

gen dan<br />

den Gelderfchen.<br />

De verdeeldheid<br />

der Frie­<br />

zen heeft<br />

jammerïykegevolgen.<br />

43^<br />

Tegenwoordige Staat<br />

raelyk, in deeze geweldige verdeeldheden, de zyde<br />

' van Keizer Adolf, als wettiglyk verkooren Opperhoofd<br />

des Duitfchen Ryks; doch de Gelderfchen<br />

hielden het met Albert Hertog van Oostenryk,<br />

zyne tegenparty. Dus is het niet te<br />

verwonderen dat Albert, na den Rykstroonbeklommen<br />

te hebben, meer genegenheid voor<br />

de Gelderfchen dan voor de Friezen had , en<br />

zulks betoonde, door het bevestigen van den<br />

gunstbrief, waarby wylen zyn Vader, Keizer<br />

Rudolf, Reinoud van Gelder, met al het land van<br />

<strong>Friesland</strong>, zo verre dat tot het Keizerryk behoorde,<br />

negen jaaren te vooren begiftigd had (*).<br />

Reinoud heeft echter, zo veel men weet, uit kracht<br />

van deeze Keizerlyke gifte, niets op <strong>Friesland</strong><br />

ondernomen; waarfchynlyk vond hy zich zeiven<br />

te zwak om de Friezen met geweld tot onderwerping<br />

te dwingen, behalven dat de eifchen<br />

van Holland en Utrecht op <strong>Friesland</strong> hem in<br />

den weg Honden, Wat eenige jaaren laater,<br />

door zynen Zoon, ondernomen zy, ftaat op zynen<br />

tyd gemeld te worden.<br />

Midlerwyl had de onderlinge verdeeldheid der<br />

Friefche Edelen zich hoe langer hoe dieper<br />

geworteld, en omtrent deezen tyd zag men<br />

daarvan de jammerlykfte gevolgen. Wanneer<br />

naamelyk zeker Edelman , Jucke Helbada ,<br />

den Zoon van Worp Ropta, met naame Douwe,<br />

in een gevecht doodelyk gewond had, werd<br />

dit door Worp zo hoog genomen , dat hy van<br />

dat oogenblik af bedacht was, om zynen heeten<br />

cn<br />

(*) Schot, Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 112 en<br />

113. Groot Charterb, van Friesl. L D. bl. 13,1.


•erf» F R I E S L A N D . 437<br />

cn wraakgierigen moed, zo ras mogelyk, aan BEKNOT»'<br />

TE HISTOden<br />

daadcr te koelen. Hem derhalvcn op den<br />

RIE,<br />

weg tusfehen Ferwerd en Marrum ontmoetende,<br />

Gebeur­<br />

verzuimde hy niet hem gewapenderhand aan te tenis op<br />

randen, fchoon hy zelf maar van twee dienaars den weg<br />

verzeld, en Helbada met de zynen zeven man fterk tusfehen<br />

Ferwerd<br />

was. Evenwel drong Ropta, doch met verlies<br />

en Mar-<br />

van een' zyner dienaaren, zo fterk op Helbada in, rura.<br />

dat deeze van zyn paard ftortte,en waarfchynlyk<br />

door Ropta ware afgemaakt geworden, zokiet.<br />

zyne byhebbende manfchap, rer zyner béfchefminge,<br />

met verdubbelde woede, op Ropta cn<br />

zyne Dienaaren ware aangevallen, cnhen beide<br />

gewond had, zonder zelve ongewond te blyven.<br />

Ropta met zyn beiden niet opgewasfen<br />

tegen deeze overmacht , maakte een einde<br />

van 't ge vecht, en vervolgde zynen weg , zonder<br />

dat zyne vyanden den minften lust betoonden<br />

om hem na te zetten. Verre was het<br />

echter van daar , dat met het gevecht ook de<br />

vyandlykhedcn ten einde zouden zyn. De<br />

een zowel als de ander kreeg' van tyd tot tyd<br />

meer aanhangs onder de Adelyke huizen, en dit<br />

werd gevolgd van wederzydfche famenrotcingen<br />

en verbindtenisfen, ftrekkende om alle banden<br />

van vriend - en maagfehap te verbreeken, en eenen<br />

verderflyken Burgerkryg aan te rechten, 'c<br />

Leed ook niet lang of men zag iets van dien<br />

nart, fchoon nog maar in 't klein, gebeuren.<br />

iWorp Ropta naamelyk, verftaan hebbende, dat Als ook<br />

te Hoo­<br />

Helbada in het Dorp Hoogebeintum eenige van<br />

gebein<br />

ïzyne vrienden en bontgenooten by zich had, tum,<br />

.verzocht zynen boezemvriend Tiete Kammin­ aan hec<br />

ga, hem de hand te willen laenen om daar huis van<br />

Helbada.<br />

lynè vyanden te bevechten. Kamminga, de<br />

Ee 3 man


4^8 Tegenwoordige Staat<br />

JJtKWOi.' ïjiaii met zyuue urn zo ïcnoon eene kans te<br />

TÉ HlSTO-<br />

SIC. • verpruilen, was 'er aanftonds gereed toe ; dus<br />

trokken zy, verzeld van hunne dienaars, naar *%<br />

gemelde Dorp, en vielen hunne vyanden zo geweldig<br />

op het lyf, dat Helbada met vier der<br />

zynen fheuvelde, en alle de overigen op de vlugt<br />

gedreeven wierden. Dan Helbada liet eenen<br />

Zoon na, die, fchoon maar zeventien jaaren<br />

ïlelbada's oud, moeds genoeg bezat, om zyns Vaders dood<br />

Zoon<br />

niet ongewrooken te laaten. De gelegenheid<br />

wreekt<br />

zich o^F •daartoe fcheen hem, eenige maanden daarna,<br />

't gzbmx. gebooren te zyn, wanneer Tiete ' Kamminga,<br />

de. ~ naar Dokkum rydende, hem op zynen weg ontmoette<br />

: want niet zo dra had de "jonge Helbada<br />

uit eenigen van zyn gezelfchap verftaan, dat<br />

deeze de doodllager zyns Vaders was , of hy viel<br />

met de grootfte woede op hem aan; doch werd<br />

door Kamminga en de zynen zo wel ontvangen,<br />

dat hy eerlang, tot lyfsbehoud, de vlugt moest<br />

neemen. De dood van Kamminga en Ropta,.<br />

niet lang daarna voorgevallen, maakte wel een<br />

einde van deezen bloedigen twist, maar bragt<br />

geene algemeene verzoening tusfehen de op<br />

1302.<br />

eikanderen verbitterde geflagren te wege (f).<br />

Worp Ropta overleed in den jaare dertienhonderd<br />

en twee, op zyn ftins of fteenhuis, ftaande<br />

ten noorden van het dorp Metfelwier in<br />

Oostdongerdeel, en wegens zyne fterkte zonderling<br />

beroemd, doch voor bykansvyftigjaaren<br />

tot den grond toe afgebroken. Tiete Kamminga<br />

overleefde zynen boezemvriend flegts toe<br />

den laatften dag des gemelden jaars , in 't welk<br />

ook<br />

ft) Winfem. Kron. van Friesl. bl. 183, O. van<br />

fgj-arl, Kron. pi, lao, *


van F R I E S L A N D . 439<br />

ook Tjalling Eifinga, van de Friezen om zyne<br />

uitmuntende hoedanigheden zeer hoog geacht,<br />

den laatften tol der natuure had betaald<br />

Graaf Jan de I, op het einde der dertiende<br />

eeuw overleeden zynde, werd opgevolgd door<br />

Jan van Avennes, Zusters Zoon van Graave Willem,<br />

Roomsch Koning; doch ons is niet voorge-,<br />

•komen , dat de Friezen, beoosten het Vlie,<br />

eenigen aanftoót van hem gelceden hebben. Dan ,<br />

haddenze vrede van buiten, van binnen wis-


BüKNOP-<br />

T/Ï HISTOniE.<br />

J305.<br />

Dezelve*<br />

wordt met<br />

een tweegevecht<br />

beilooten.<br />

440 Tegenwoordige Staat<br />

niemand van de tegenparty, hy mogt dan ook<br />

zyn wie hy ware. Nu en dan zag men geheele<br />

Dorpen tegen eikanderen ten ftryde trekken.<br />

De Ingezetenen van Warns en Scharl gingen<br />

clkanderen, in de Lente van dertienhonderd en vyf,<br />

na 't opontbieden van hunne wedcrzydfche vrienden<br />

en aanhangers, met zo dol eene woede te<br />

keer, dat het getal der gefneuvelden niet minder<br />

dan anderhalfnonderd beliep. De zeldzaame<br />

luchtverfchynfels, die hier by, met ik weet niec<br />

•wat al wonderen, gebeurd zouden zyn, kan<br />

men ten overvloede by anderen vinden ( * ). Ein­<br />

delyk waren 'er onder de ftrydende partyen eenigen<br />

, die tot verzoening rieden, en 't zo verre<br />

bragten, dat men een Verdrag floot; waarby<br />

werd vast gelteld „ dat van ieder der partyen<br />

„ één man zou gekoozen worden, die 'c ge-<br />

„ fchil door een tweegevecht zouden beflegten,<br />

„ mids men vooraf by eede beloofde, dat zy,<br />

„ wiens voorvechter verwonnen wierd , daarna<br />

„ nooit weder eenig gefchil, twist of moeite<br />

„ zouden aanrechten". Na dat hier van een gefchrift,<br />

op den eenentvvintigften van Bloeimaand,<br />

getekend was, gingen de kampvechters elkan.<br />

deren te keer. De zege hing ruim een half uur<br />

in twylfel ; doch daarna verklaarde zy zich voorden<br />

Vetkooper, die hierop de handen der partyen<br />

famenvoegde, en hen opnieuw deedzweeren,<br />

datze zich aan den getroffen zoen onverbreekelyk<br />

zouden houden. Dit gedaan zynde keer-<br />

(*) It Aade Friefche Terp. bl. 55. O. van Scharl.<br />

Kron. bl. 132. Winfem. Kron van Friesl. bl. 384 en<br />

38$. Schot. Befchr, van Friesl. in Quarto. bl 170.<br />

de


van FRIESLAND. 44-<br />


442<br />

Tegenwoordige Staat<br />

EüKNOP- den. Ongeftraft deeden zy dit echter nier.<br />

TE HISTO­ Reinicr Kamminga , toen ter tyd Poteflaat van<br />

RIE.<br />

<strong>Friesland</strong> , had van deezen vyandlyken inval<br />

Doch<br />

worden zo dra geene kennis gekreegen, of hy bragc een'<br />

door R. aanzienlyken hoop landzaaten in de wapenen,<br />

Kammin<br />

pa ver.<br />

(Jagen.<br />

trok daarmede den alles verwoestenden vyandj<br />

tegen, en leverde hem flag omtrent de meerge-j<br />

melde Lauwers. Het gevecht was van ben<br />

de kanten hevig ; doch de overwinning ver-I<br />

klaarde zich voor de Friezen. Ondertusfchenl<br />

lieten zy 'er wel vierhonderd man by zitten;<br />

maar den Noormannen kwam deeze veldflag op]<br />

wel negenhonderd te Haan, waarom de overiJ<br />

gen, metachterlaatinge van't geroofde,al vlug-J<br />

tende, het flagveld en tevens het land verlieten.<br />

De dapperheid van Kamminga in deezen Veld.<br />

flag wordt zeer geroemd, hebbende hy den zynen<br />

niet flegts met woorden maar ook met daaden<br />

getoond, wat hun te doen ftond om de overwinning<br />

te behaalen. De vyandlyke Veldheer<br />

zou, dit bemerkende ^ den zynen hebben toegeroepen,<br />

dat de' zege de hunne ware, zo zy<br />

maar deezen konden verdaan. Schoon dit hun<br />

niet gelukte, kreeg Kamminga echter zo zwaar<br />

eene wonde in deezen flag, dat hy 'er vyf dagen<br />

daarna aan overleed; niet zonder grootelyks<br />

betreurd te worden van Geestelyken en Wereldlyken<br />

beide (*).<br />

Hesfel<br />

Martena<br />

is bezwaarlyk<br />

Nadat <strong>Friesland</strong> dus van zynen waardigen<br />

Poteflaat beroofd was , waren de Rechters en<br />

Edelen of Staaten des lands, daartoe plegtiglyk<br />

ver-<br />

(*) O, van Scharl. Kron. bL 135. Winfem. Kron.<br />

W. 185.


van FRIESLAND. 443<br />

vergaderd , van oordeel, dat deeze waardigheid<br />

moesc worden opgedraagen aan Hesfel<br />

BCKNOP-<br />

TE HlSTO»<br />

RIE.<br />

Marcena, Dan deeze , uic den aarc meer coc<br />

rusc en vrede dan coc twist en oorlog gene­ over te<br />

haaien om<br />

gen, wees deeze waardigheid van dehancl, bid­ cie waardende<br />

, dat men dien gewigtigen pose eenen digheid<br />

anderen moge opdraagen; eindelyk evenwel liec van PotQ»<br />

Ifaac te<br />

hy zich beweegen coc hec aanvaarden van denlanvaarzelven , en lei zich , overeenkomllig mee zyne len.<br />

vreedzaamc inborsc, van dae oogenblik af, roe,<br />

om hec land in vrede ce bellieren , en door vrede<br />

ce doen bloeien, zeggende,, dae die de<br />

„ groocfre dienst was, dien men den lande be-<br />

„ wyzen kon ". Hec mogt hem echter niec<br />

gebeuren, deeze zyne loflyke neiging altoos ongeftoord<br />

te volgen. Zelfs al kort na zyne verkiezing<br />

totPotellaac zag hy zich genoodzaakt, om Sraaf<br />

iVillem da<br />

den Hollanderen hee hoofd te bieden. Graaf<br />

[II, doet<br />

Willem de III, Zoon en opvolger van Graave ;en' inval<br />

Jan den II, rusc.mee zyne nabuuren hebbende, u Fries­<br />

oordeelde, in navolginge van eenigen zyner Voorand.zaaten, ook iets op <strong>Friesland</strong> te moeten onderneemen,<br />

ware 't niet om het ganfche gewest<br />

aan zich te onderwerpen, althans om den'Friezen<br />

te toonen, wat zy van hem te wachten hadden, zo<br />

de kans hem fchoon ftond om eens zyn gewaand<br />

recht op <strong>Friesland</strong> te doen gelden. Eene bende<br />

van vyftienhonderd Hollanderen ftak ten<br />

dien einde, onder het geleide van Graave Willem<br />

zeiven, of onder dat van zynen Bevelhebber,<br />

naar'<strong>Friesland</strong> over, landde in Gaasterland,<br />

fehreef aanftonds zwaare brandfehattingen<br />

uit, en had het oog op Stavoren, dat zich zeer<br />

waarfchynlyk van de gehoorzaamheid der Holtendfche<br />

Graaven onttrokken, en daardoor aanleiding


444<br />

Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP- ] leiding gegeeven had, dat zo aanzienlyk eene<br />

TE HlSTO. •<br />

krygsmagt naar <strong>Friesland</strong> gezonden wierd, om<br />

EIE.<br />

deeze' Stad weder tot haaren pligt te brengen.<br />

Hesfel<br />

Martena<br />

verdryft<br />

den vy-<br />

Hoe 't zy, Martena had niec zo dra bericht<br />

van den inval der Hollanderen gekreegen, of<br />

hy wapende zyne Friezen, en trok den vyanand.den<br />

, die reeds bezig waren met branden en blaaken,<br />

met zo veel moeds tegen, datze, zonder hem<br />

af te wachten of 't hoofd te bieden, als bloodaards<br />

zich aan boord hunner fchepen begaven,<br />

en daarmede huiswaards keerden, 't Nadeel, by<br />

deezen inval door <strong>Friesland</strong> geleedcn, was dus<br />

zo groot niet als de haat, die daaruit tusfehen<br />

de beide natiën, en wel inzonderheid de Friezen<br />

en Westfriezen, gebooren wierd: want daar<br />

deeze laatften, in vroeger tyden menigmaal,<br />

door de Friezen van beoosten 't Vlie, tegen de<br />

Graaflyke overheering, waren onderlleund geworden<br />

, kwamenze nu om deeze hunne oude<br />

ftam en naamgenooten ce beoorloogen en te onderdrukken.<br />

Misfehien zochtenze op deeze<br />

wyze hun hof by den Graaf te maaken, en het<br />

juk te verzachten datze genoodzaakt waren te<br />

Eene draagen. Doch watze ook bedoelden, de<br />

groote<br />

menigte<br />

Friezen<br />

Iteekt<br />

Friezen waren van oordeel, dac zy zich<br />

nadrukkelyk op hen moesten wreeken. Met<br />

toeltemminge van den Poteflaat Hak eene<br />

over r.aai groote menigte Friezen naar Enkhuizen over,<br />

Enkhui­<br />

bragt den in - en op- gezeetenen der Had<br />

zen.<br />

en omleggende landftreck, door rooven cn<br />

branden, veel nadcels toe , en keerde met<br />

grooten buic naar <strong>Friesland</strong> te rug. Onder<br />

de Edelen , die deel aan deezen togt hadden<br />

, vindt men by naame gemeld, Lieuwe<br />

Sjoerds


van FRIESLAND. 445<br />

Sjoerds Beyem, Sake van Offingahuizen, Dou­ BEKNOP- •<br />

TE HlSTOwe<br />

Hiddema, Rienk en Ype Aylva, Broeders,<br />

ttlE.<br />

en Taeke Tietes Hettinga.<br />

Den Enkhuizeren ftak de gepleegde moedwil De Enk><br />

deezer Friezen te zeer in de krop, om 'er niec huizers<br />

wreekett<br />

zo dra mogelyk wraake van te neemen. Dit zich op da<br />

echter niet openlyk durvende doen, fchikten Friezen,<br />

zy heimelyk eenige brandftichters naar Fries­ maar<br />

land , die de (linzen van Beyem, Offingahuizen en geenszins<br />

ongeftraft.<br />

Hiddema (§), by nacht, in kooien leiden. Dan<br />

drie van deeze uitgezonden booswichten vielen<br />

den Friezen in handen, en beleeden, dat zy door<br />

die van Enkhuizen, tot de gepleegde brandftichting,<br />

waren omgekocht. Beyem haastig en wraakgierig<br />

van aard zynde, was, na deeze ontdekking,<br />

niet alleen gereed, om zelf wraak van de geleeden<br />

fchade te neemen, maar haalde daar toe ook de<br />

andere Edelen met weinig moeite over. Men<br />

ftak dan gelykerhand over de Zuiderzee, verraste<br />

de ftad Énkhuizen, toen nog open en onvast,<br />

verbrandde daar wel vyfentwintig huizen,<br />

en keerde , met veel buits belaadenj naar huis<br />

O<br />

De Zuiderzee, door deeze en dergelyke on- Die van<br />

Stavore»<br />

eenigheden , hoe langer hoe onveiliger wor­ draagen<br />

dende, was elk met reden bedacht om 't zyne liunne;<br />

in ruste te bezitten , en te behouden, Die gaf [anderyen<br />

aanleiding, dac de burgers van Stavoren, die ei­ van Urk<br />

genaars<br />

( § 1 Van deeze Stinzen zou het eerde te Arum, hec<br />

tweede te Achlum, en het derde te Pingjum of Sixbierum<br />

gelegen hebben. F.. Sjoerds. Fr. Jaarb. III. D.<br />

>bl. 233.<br />

(•) Winfem. Kroa. van Friesl, bl. 187. Schot. Fr.<br />

Ilisc. bl. 165,


446 Tegenwoordige Staat *<br />

•BEKNOPgenaars<br />

waren van de meeste landen van<br />

TE HISTO­<br />

RIE. ' het Eiland Urk, terwyl de Kerkelyke inkomllen<br />

op aan van 't zelve nog aan 't Klooster van St. Odul­<br />

den Abc fus toebehoorden, deeze hunne landeryen op­<br />

van St. droegen aan den Abt van gemelde Klooster, met<br />

Odulfus. naame iEmilius. De Brief deezer opdragt, die met<br />

overroepinge van de Rechters van Stellingwerf,<br />

de Lemmer en de Kuinder, aan meergemelden<br />

Abt, als ook aan den Schout van Stavoren, afgegeeven<br />

werd, was van het jaar duizend driehonderd<br />

en negen ( § ).<br />

De Enk-.<br />

. De beweegingen, hierop door Graave Wil­<br />

huizers<br />

fteeken lem, ten nadeele der Friezen, gemaakt, had-<br />

St. Odul- . den luttel klems, om dat hy elders de handen<br />

fuskloo vol werks kreeg; doch die van Enkhuizen wa­<br />

fier in<br />

ren zo ver van den Friezen de in hunne Stad<br />

brand;<br />

doch wor­ gepleegde bmndftichting te vergeeven, dat zy<br />

den door in den Kersnacht des volgenden jaars weder<br />

de Friezen naar Stavoren overftaken, en daar St. Odulfus<br />

achter­<br />

Klooster uitplonderden, in vlamme zetten, en<br />

haald.<br />

den Prior dood Haken. De brand werd echter<br />

1310.<br />

nog gelukkiglyk zo by tyds gebluscht, dat een<br />

goed ftuk van 't Klooster gered wierd; ook<br />

kreegen die van Stavoren, de brandftichters en<br />

plonderaars nazettende, fommigen van hun in<br />

handen, en hingen 'er tien van op ( * ).<br />

Gui, Bisfchop<br />

Guy, Bisfchop van Utrecht, die, even als de<br />

van Ut* meeste Vorften, zyne grenspaalen zocht uit te<br />

recht, be- zetten, en den Friezen een kwaad hart toe droeg,<br />

be-<br />

(§) Winfem. Kron. van Friesl. bl, 188. Groos<br />

1 Charterb. I. D bl, 135.<br />

C*) Schot. Friefche Hist. bl. 184.


van F R I E S L A N D . 447<br />

begon, omtrent deezen tyd, hunne vryheid te 1<br />

belaagen, onder voorwendfel van het recht te j<br />

willen doen gelden, dat hem, uit hoofde van<br />

voorgaande Keizerlyke gefchenken, op <strong>Friesland</strong>, ^<br />

tusfehen 't Vlie en de Lauwers, toekwam. De c<br />

Stellingwerver Friezen, die geduurig tegen hem \<br />

opftonden, lagen dus het eerst van allen aan<br />

de beurt. Ter hunner beteugelinge deed hy<br />

eene fterkte opwerpen , op zeker ftuk lands<br />

in Stellingwerf, waarvan hy den eigendom behendiglyk<br />

had weeten te verkrygên. Doch eer<br />

dit werk voltooid was, ontbood Paus Klemens<br />

de V, hem naarVienne, ter bywooninge van de<br />

Kerkvergadering , die toen daar gehouden werd.<br />

Dit zyn afzyn, en 't gerucht van zynen dood,<br />

dat het ganfche land door verfpreid werd, gaf]<br />

den Stellingwerveren aanleiding, tot het plee-1<br />

gen van veele vyandlykheden. Het opwer- J<br />

1 pen eener nieuwe fterkte in hunne landftreek, r<br />

fchoon nog niet voltrokken, ftak hun zodanig t<br />

in de krop, dat zy dezelve niet alleen tot den f<br />

grond toe nederwierpen; maar ook, als of dit<br />

nog te weinig ware, naar Vollenhove trokken<br />

, en daar het Bisfchoplyke flot belegerden, (<br />

en met het llingeren en werpen van zwaare ftee- 11<br />

nen beftormden. De dappere Slotvoogd Her- z<br />

BEKNOP­<br />

TE HlSTO*<br />

RIE.<br />

laagt de<br />

vryheid<br />

der Friszen.<br />

De Stellingwerversvernielenzyneonvoltooide<br />

fterkte.<br />

Ook belegerenze<br />

zyn Slot<br />

te Vol­<br />

man bragt ondertusfehen zo veel te wege, dati,<br />

lenhove;<br />

zy, fchoon reeds in de voorburgt gekomen, door d doch wor­<br />

het hevig fchieten en fteenwerpen der Burgt- den ^ afge-<br />

:zaaten, genoodzaakt wierden te deinzen. De Beftagen.legeraars , hier door afgeweezen, lieten echter den<br />

moed zo weinig zinken, dat zy een geweldig houten<br />

ftormgevaarte van drie verdiepingen hoog, en<br />

opgepropt met manfchap, tegen het Slot aanvoerden.


448 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ voerden. Van de bovenfte verdiepinge wierp<br />

TE Hisromen<br />

mee zwaare fteenen; van de tweede fchoot<br />

KIE.<br />

men mee' pylen, en van de onderfte lïreed men<br />

met heirbylen. 't Ganfche gevaarte was van buiten<br />

bekleed met natte Osfehuiden, om beveiligd te<br />

zyn voor het vuur der Burgtzaaten, en verder met<br />

teenen vlegtwerk omtuind, om het beuken der<br />

ftormrammen te konnen wederilaan. Het meeste<br />

geweld werd tegen den hoogften flottooren aangewend<br />

, om dien neer te vellen, en de fchut •<br />

ters van den wal te verdryven. Ook had men<br />

het hiermede tot op vyf voeten na aan het Slot,<br />

en hetzelve in het uiterfte gevaar gebragt, toen<br />

de Bisfchop, meteen aanzienlyk Leger, te fchepe<br />

naderde tot ontzet. Gerard, Proost van Deventer,<br />

Broeder van den Slotvoogd, had den Bisfchop,<br />

toen nog in Frankryk zynde, kennis gegeeven<br />

van den eoeftand der belegerden. Deeze,<br />

zich daarop zonder uitftel naar huis begeevende,<br />

kreeg, met hulpe van Graave Willem, zynen<br />

Neeve, al dra zo veel volks by een, dat<br />

hy zich in ftaat bevond, het ontzet te onderneemen.<br />

Verfcheiden Edelen van 't eerfte aanzien<br />

verzelden hem op den togt- De Burgtzaaten,<br />

van de toorentranzen ontdekkende, dat<br />

de Bisfchoplyke vloot, over de Zuiderzee, kwam<br />

naderen, greepen hierdoor nieuwen moed,<br />

en verdubbelden hunne poogingen, om het nog<br />

eenigen tyd uit te houden. Onder anderen vulden<br />

zy , naar de gewoonte dier tyden, waarin<br />

men nog van geen buskruid wist, een tonnetje,<br />

van buiten met yzeren haakjes beflagen , mee<br />

werk,fpek , falpeter , zwavel , pek en andera<br />

brandbaare ftoffen ; en wierpen 't zelve , na<br />

'tal-


van FRIESLAND. 449<br />

*t alvoorens in brand geftoken re hebben, op het I<br />

ftormgevaarte der Friezen; waaraan het zich zo T<br />

vast hechtte, dat de bovenfte verdieping ligter- R<br />

laage in vlam flocg, inftortte , en wel vyftig<br />

Friezen verpletterde. De overigen, voor gelyken<br />

ramp beducht, verlieten vol fchrik 't gevaarte<br />

, dat kort hierna om verre viel, en geheel<br />

verteerd werd. Van deeze verwarringe bediende<br />

zich de Slotvoogd, endeed eenen uitval,<br />

in welken wel vyf honderd Friezen fneuvelden,<br />

•terwyl de overigen hunne veiligheid in de vlugt<br />

zochten. Midlerwyl landde de Bisfchop niet<br />

verre van Vollenhove , alwaar zyne benden<br />

door eenige Overysfelfchen vcrfterkt werden.<br />

Gaarne had hy nog op dien eigen dag de vlugtende<br />

Friezen vervolgd, en alles in Stellingwerf<br />

te vuur en te zwaarde vernield. Dan<br />

hiertoe fchoot de dag te kort , en des nachts<br />

ontllond 'er, ten gelukke der Friezen, zo geweldig<br />

een ftorm , verzeld van eenen hevigen<br />

plasregen, dat in het Bisfchoplyke Leger zeer<br />

veele tenten om verre geworpen wïerden, en<br />

de wegen den volgenden dag onbruikbaar waren<br />

(f).<br />

' De Utrechtfche Kerkvoogd werd hier door • De Bis-<br />

wel genoodzaakt van den voorgenomen togt t fchop<br />

af te zien, en met zyne benden, zo ras mo- . doet de<br />

Stelling.<br />

gelyk, over de Zuiderzee , naar huis te keeren,<br />

' wervers ir<br />

maar liet daarom de Friezen niet in ruste. Nu 't c<br />

den ban,<br />

wcreldlyke zwaard hem, naar zynen wensch, niet t<br />

gediend had, trok hy 't geestclyke uit, en doeg<br />

de Stellingwervers, alsook hunne helpers,"de<br />

Schooterlanders, met den Kerkelyken Ban, by<br />

eenen<br />

(t) ü. Emm. Rer. Frif. Hist. L. XIII. p. 70. &b<br />

Ff<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO-<br />

Ria.


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

450 Tegenwoordige Staat<br />

eenen afgezonden Openbrief , die met zyne nadere<br />

bevestiginge wel voor handen {§), doch<br />

te uitvoerig is om hier geheel geplaatst te worden.<br />

De zaakelyke Inhoud komt hier op<br />

üit. Na allen Abten, Proosten, Priors, Dekens<br />

, Fvegenten der kerken, en Priesteren van<br />

zyn Bisdom zaligheid gewenscht te hebben ,<br />

verklaart de Kerkvoogd: „dat de Friezen uit de<br />

„ Grietenyen Stellingwerf en Schooterwerf,<br />

\„ eene groote roekeloosheid en heiligfchendi-<br />

„ ge baldaadigheid hadden gepleegd tegen de<br />

„ Kerk van Utrecht, aan welke zy niet alleen<br />

„ in het Geestelyke onderworpen waren , maar<br />

„ onder welke ook eenige Stellingwervers, van<br />

„ rechtswege, in het Tydelyke moesten ftaan.<br />

„ Dat zy deeze hunne roekeloosheid en bal-<br />

„ daadigheid inzonderheid hadden getoond met<br />

„ vyandjyk in 't land zyner Kerke van Vollen-<br />

„ hove te vallen, het Kasteel aldaar te bele-<br />

„ geren en te beltonnen , de boomen om<br />

„ te hakken , het land te verwoesten , de<br />

„ mannen dier kerke gevangen te neemen en te<br />

„ dooden, veel roofs weg te draagen, het<br />

„ blok in de Kerke van Vollenhove, waarin<br />

„ de aalmoezen voor het fi Land opgeflooten<br />

„ waren, heiligfchendig op tebreeken, en de<br />

„ Kerk zelve van haare lieraaden te "berooven.<br />

„ Dat zy zo hier door, als door andere booze<br />

„ en ongerechtige werken zonder getal te be-<br />

„ dry ven, gelyk door de openbaare flera en<br />

„ faam wereldkundig was, op heeter daad in<br />

„ ;den Kerkelyken ban vervallen waren. Dat<br />

„ der-<br />

(§) Oudh. en Gert. van Friesl. II. D. bl. 3rS:<br />

Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 137 enz.


van F R I E S L A N D . 451<br />

5, derhalven hy Bisfchop alle dc Stellingen, I<br />

„ Meyers, Rechters en Burgemeesters, of wat 1<br />

„ naamze voerden, midsgaders hunne Gemeen. 1<br />

l C TE HlSTO-<br />

K1E.<br />

„ ten, in 'c openbaar vermaande, om binnen zes<br />

#, weeken, na 't uitgeeven van deeze gerechte-<br />

,, lyke aanzegging, aan God, aan de voor-<br />

„ noemde Kerk, en aan zyne mannen, door<br />

„ hen aldus beleedigd, wegens hunne geleeden<br />

fchade en verongelykingen, behoorlyke voldoening<br />

te geeven, en weder tot de gehoorzaamheid<br />

der Kerke te keeren. Dat anders zy<br />

„ luiden Stellingen, Meyers, Rechters, Burgemeesters<br />

en allen die de gemelde euveldaaden<br />

„ in eigen perfoon bygewoond, of de kwaad.<br />

doenders geftyfd en geholpen hadden, door<br />

„ dit gefchrift in den ban gedaan, en ook de<br />

„ Gemeenten zelve onder Interdict (verbod),<br />

„ gelleld wierden, met bevel van hetzelve alle<br />

„ zon- en heilige dagen openlyk afteleezen,<br />

ter tyd toe, dat zy wegens de gemelde uit-<br />

, fpoorigheden voldaan zouden hedben ".<br />

Het befluit tot hec afgeeveh van deezen Open- De nadese<br />

brief was genomen op het feest van den H. bekrachtiging<br />

van<br />

Bartholomeus, in den jaare dertienhonderd en<br />

dien ban<br />

negen, in eene vergaderinge van Geestelyken, is van den<br />

opzettelyk daartoe binnen Utrecht belegd De jaare<br />

nadere bekrachtiging van deezen Kerkban is van 1310-<br />

'c volgende jaar, en ademc even zo weinig<br />

Christelyke zachtmoedigheid als de Ban zelf.<br />

Den Abten, Proosten , Priors enz. wordt<br />

daarin door hunnen Bisfchop bevolen:,, datzy,<br />

„ dewyl eenige Friezen in hunne halfterrig-<br />

„ heid voortgingen , en niet bezorgd waren<br />

.' om zich met de H. Kerke te verzoenen , op<br />

,J<br />

Ff 2 „ ftraff*


BEKNOP­<br />

„ ftraffe van in hunne bedieningen opgefchort<br />

TE HisiO'<br />

I'.IE. ,, te worden, zo dikwyls, als zy de Misfe op<br />

„ eene plegtige wyze deeden, de voorgemelde<br />

„ Stellingen , Meyers, Rechters, Burgemeesters<br />

enz. met het luiden der klokken, en het<br />

„ uitblusfchen der kaarfen, in hunne Kerken<br />

„ hadden af te kondigen, als onder den Ban<br />

,, liggende; dat zy de Gemeenten insgelyks, als<br />

„ onder het Interdict, of verbod , ilaande ,<br />

„ ztüks zouden hebben aan te kondigen. Dat<br />

„ eindelyk de Priesters, die 't gemelde Inter-<br />

„ dicc, of verbod, niet hielden, maar de God-<br />

„ delyke dienften op degewoone wyze voortgiri-<br />

„ gen te verrichten, hunne orde verliezen en<br />

„ onbekwaam zyn zouden , om de Goddelyke<br />

„ dienllen waar te neemen. Dat zy verder alle<br />

5, geloovigen, op de gehoorzaamheid der Ker-<br />

„ ke, en onder bedreiginge der eeuwige ver-<br />

,, doemenisle, van zynen't wege zouden gc-<br />

„ bieden, zich niet te verllouten om aan gc-<br />

„ melde Friezen, tegen hem ( Bisfchop ), zyne<br />

„ Kerk, of mannen, eenige hulpe of raad te be-<br />

„ wyzen, of datze, zulks doende, indengroo-<br />

„ ten ban vervallen zouden zyn, cn van een'<br />

„ ieder wel fcherpelyk gemyd moeten worden.<br />

„ Dat verder alle Land-JDekens vanOoscergouvve<br />

„ en Westergouwe, op de voorgemelde ftraffen,<br />

„ voor hun vertrek, deeze gerechtelyke ver-<br />

„ klaaring van zynen Zegeldraager hadden te<br />

„ neemen, en in alle de Kerken van hun De-<br />

„ kenfchap plechtiglyk af te doen kondigen ".<br />

Het gedrag<br />

des<br />

Eislchops<br />

valt zo<br />

45 a Tegenwoordige Staaf<br />

Indien men deezen banblikfem van den Utrechtfchen<br />

Kerkvoogd met het gehouden gedrag der<br />

Friezen vergelykt, zal men misfehien in 't denkbeeld


van<br />

F R I E S L A N D . 453<br />

BEKNOP­<br />

.beeld" vallen, dat de laatften, en wel inzonder­<br />

TE HISTO»<br />

heid de Stellingwervers en Schooterlanders, niet<br />

li IE.<br />

vry te fpreekcn zyn van eene woestheid, die<br />

wel te be­<br />

maat noch paaien kende, en heilig noch onheirispen als<br />

verfchoonde. Dan de Vryheid , het dierbaarfte :iat der<br />

pand dat een volk hebben kan, leed last, en viel<br />

: liezen.<br />

niet dan met geweld te verdedigen. De Friezen<br />

deeden het op zyn krygsmans, en hielden,<br />

hunne handen juist niet altyd te huis als 'er<br />

wat te plukken of te rooven viel', al ware het<br />

zelfs ook in de Kerken. Maar, zo 'er iets op 'c<br />

gedrag der Friezen te zeggen valt ; wie zal<br />

dat van den Utrechtfchen Kerkvoogd goedkeu'<br />

ren, daar zowel zyn ampt, als twyffelachtig<br />

recht, hem te rug had moeten houden van<br />

een volk 'te willen onderdrukken, dat hem in 'c<br />

Geestelyke geene reden van ongenoegen gegeeven<br />

had, en in 't Wereldlyke vry was van<br />

fiaaffche overheerfchinge.<br />

De Ban werd ondertusfehen niet voor in<br />

het jaar dertienhonderd en dertien opgeheven.<br />

Toen kwamen de Stellingwervers met den Bisfchop<br />

in onderhandeling; cn daarop volgde een<br />

Verdrag, waarby de Stellingwervers en Schoororlanders.beneffens<br />

die van Gostergo, zich ver-<br />

Ibonden, de fchade, door die van Vollenhove<br />

j geleeden, te zullen vergoeden; ook deeden zy<br />

laflland van eenige landen, te Ysfelham, Steenïwyk<br />

en elders liggende (§). 't Verdrag van<br />

1 bevrediginge was dus verre van ten voordee-<br />

Ue der Friezen ;<br />

De ban<br />

wordt or><br />

geheven.<br />

te zyn. Doch zy keurden 't<br />

1 beter en voordeeliger eenige opofferingen te<br />

(§) Gr. Charterb. van Friesl. I, D. bl. ifl,<br />

Ff 3<br />

doen s


BEKNOP­<br />

TE HlSTO'<br />

RIE.<br />

Die van<br />

Stavoren<br />

en Westefgoverzoenen<br />

zich met<br />

Graave<br />

Willem<br />

den HL<br />

1310.<br />

454<br />

Tegenwoordige Staat'<br />

doen, dan eeuwig te moeten worftelcn met den<br />

Kerkban, dié, uit hoofde van het heerfchende<br />

bygeloof dier tyden , allerhande onaangenaame<br />

en nadeelige gevolgen kon en moest te<br />

voorfchyn brengen.<br />

Die van Stavoren en Westergo hadden wel<br />

geen deel aan de onlusten, waarin de Stellingwervers<br />

en hunne nabuuren, de Schooterlanders,<br />

zich federt eenigen tyd ingewikkeld gevonden<br />

hadden; maar waren evenwel niet gerust,<br />

datze van den kant der Westfriezen, nu<br />

ten eenemaal van hun vervreemd, geene invallen<br />

en plonderingen te wachten hadden. Zy<br />

vonden het, derhalven, geraaden, zich met<br />

Graave Willem den III te verzoenen, en zich<br />

op nieuws aan hem te onderwerpen; zonder<br />

dat met zekerheid te bepaalen zy , ofze daar<br />

toe eenig aanzoek by den Graaf gedaan hebben,<br />

dan ofze van zynen kant aangezocht zyn geworden.<br />

Het Verdrag werd getroffen, in den jaare<br />

dertienhonderd en tien, by Alkmaar. De<br />

Grietmannen, Mederechters en geheele'. Gemeente<br />

van Westergo, kennen daar by, onder<br />

anderen, zo voor zich als voor hunne nakomelingen,<br />

den Graave en zynen Opvolgeren<br />

het volle rechtsgebied over geheel Westergo<br />

toe, beneffens alle de rechten, welke zyne<br />

Voorzaaten aldaar in voorgaande tyden bezeten<br />

hadden. De Graaf daarentegen geeft aan<br />

die van Westergo de vryheid, om met hunne<br />

fchepen en goederen, door Holland, Zeeland<br />

en Westfriesland te vaaren , zonder daarvan<br />

eenige belastingen te betaalen, dan alleen wanneer<br />

zy goederen op de jaar- of weekmarkten<br />

ver-


van F R I E S L A N D . 455<br />

verkocht of gekocht zouden hebben, cn dat • BEKNOT­<br />

TE HISTOdeeze<br />

belastingen naar de gewoonte der jaar- j<br />

RIE.<br />

of weekmarkten, waar op de koop of verkoop<br />

gefchied was, ingericht zouden worden; doch<br />

niet dit uitdrukkelyk beding, dat den Hollanderen<br />

, Zeelanderen en Westfriezen , gelyke<br />

'vryheden, in Westergo, verleend zouden worden.<br />

Ook bevestigt Graaf Willem daarby alle<br />

de Voorrechten, welke aan die van Westergo,<br />

door Koning Karei, en door Koning Willem,<br />

:zynen Voorzaat,waren verleend geworden (*)•<br />

IDe Grietman van IVtldinge, waardoor men Die den<br />

Griennr.n<br />

waarfchynlyk dien van Hemelumer OldevaartJ<br />

van Wil-<br />

;en Noordwolde te verftaan heeft, fchynt oh-, dinge<br />

dertusfehen die van Stavoren niet ongemoeid vermaant;<br />

igelaaten te hebben; 't welk te wege bfagt,'<br />

die van<br />

Stavoren,<br />

dat de Graaf zich hunne zaak aantrok , en onge­<br />

hem door eenen ernftigen brief vermaande , moeid te<br />

;die van Stavoren in ruste te laaten, of anders laaten.<br />

tde zaak voor hem te brengen, waar toe, in<br />

L gevalle van verfchil, aan een ieder de vryheid<br />

van gaan en komen wierd vergund ( f ).<br />

De reize van Keizer Henrik den VII, naar<br />

!Italië, om daar de gereezen verdeeldheden by<br />

ite leggen , loopt buiten ons beftek, fchoon<br />

,eenige Friefche Edelen, met naame Lieuwe<br />

'Sjoerds Beyma, Sjoerd Aylva, Jarig Dekama,<br />

i en Tiete Epcs Hettinga hem daarop verzelden,<br />

ten onder zyne benden dienden (§). Dc dood<br />

wan <strong>Friesland</strong>s lofwaardigen Potestaat Hesfel<br />

Mar-<br />

(*) Groot Charretb. van Friesl. I. D. bil 149.<br />

(t) ' *<br />

b l<br />

-<br />

(S) O. van Scharl. Kron. van Fr. bl, 138.<br />

Ff 4<br />

De dood<br />

van Hes-


45^ Tegemvoordige Staat<br />

BEKNOP­<br />

. Martena, op den zestienden van Oogstmaand<br />

TE HISTO.<br />

RIE. ' des jaars dertienhonderd en twaalf overleeden,<br />

fel Marte_<br />

na dat hy zes jaaren het gebied over dat géna<br />

is van , west had in handen gehad, was voor de Land­<br />

nadeelige zaaten te fmartelyker, om dat men het niet<br />

gevolgen.<br />

eens kon worden wegens 't benoemen van<br />

1313. eenen Opvolger tot deeze waardigheid. De<br />

partyfchappen, nu buiten den band der vrceze<br />

zynde, braken op nieuw uit, en werden van<br />

wederzyden met bystere woede gedreeven, zo<br />

dat men dagelyks van allerhande geweldenaaryen,<br />

ja zelfs van moord en doodflag, hoorde.<br />

De Geestelyken, hunnen pligt te fchandelyk<br />

vergeetende, mengden 'er zich niet llegts helmeiyK<br />

onder, maar gmgen ook, even of dit<br />

hu hun handwerk geworden ware, hunnen vyanden<br />

gewapenderhand te keer (*). Kortom<br />

de gebreken en ondeugden der menfehen hadden<br />

zodanig de overhand over de wetten genomen,<br />

dat 'er voor den zwakften niets dan ellende<br />

te wachten viel. Eene plegtige Vergadering,<br />

naar ouder gewoonte, te Opftalboom<br />

in Oostfriesland gehouden, maakte, ter voorkominge<br />

en bereugelinge van dergelyke onheilen<br />

, eenige wetten en bepaalingen, met byvoeginge<br />

dat men daar alle jaaren eene diero-e. lyke vergadering, door afgevaardigden uit^de<br />

zeven Friefche Zeelanden, zou houden (§).<br />

In hoe verre dit gefchied zy, is ons niet gebleeken.<br />

0<br />

In \<br />

(*) O. van Scharl. Kron. van Fr. bl. 138.<br />

( §) Schot, Fr. Hist. bl 166. Dan hier vindt men<br />

cte Vergadering van Opftalboom tot het jaar 1312, «1<br />

dejsi


van FRIESLAND, 457<br />

ïn 't volgende jaar dertienhonderd en der­ BEKKOP-<br />

T!i HlSTO»<br />

tien , gebrandmerkt door den heiligfchendigen<br />

RIE.<br />

moord van Keizer Henrik den VII, door een'<br />

<strong>Friesland</strong><br />

Jakobiner Monnik met het Misbrood vergee- lydt zeer<br />

ven, had men een' Watervloed in <strong>Friesland</strong>, op veel na-<br />

den tweeëntwintigftenvan Wynmaand , die veel deels by<br />

eenen<br />

huizen omverre wierp, en een groot getal beesten<br />

Water­<br />

inilukte. Vyfhonderd menfehen bezuurden 't vloed.<br />

mede met den dood; en onder anderen Wybe<br />

toe Groveftins, een heerfchap van hoogen<br />

adel, grooten rykdom, en veel gezags by de<br />

Vetkoopers in Oostergo, die aan hem een'<br />

fterken fteun hadden, en zynen onge'ukkigen<br />

dood zeer betreurden (*).<br />

Midlerwyl ging de bygeloovigheid haaren De byge­<br />

gang, en hielp de Kerk van Ylst aan de eere,<br />

loovigheid<br />

gaar<br />

dat haar in bedevaart te bezoeken met aflaat haaren<br />

van zonden vergezelfchapt ging. Wat daartoe gang.<br />

aanleiding gegeeven hebbe, valt met zekerheid<br />

I niet te bepaalen. De waarheid der zaake blykt<br />

i uit den Brief, welke daarvan aan meergemelde<br />

IKerk verleend, en nog voor handen is (§).<br />

Deden<br />

dood van Martena, tot 1313 gebragt, en dus<br />

1 m eene omgekeerde orde. Doch O. van Scharl<br />

jnpudt het jaar 1312 voor het fterfjaiir van Martena;<br />

lm Eg. Beninga brengt de gemelde Vergadering toe hec<br />

' zelfde jaar, gelyk by hem te zien is op bl. 141. Hier<br />

Juin hebben wy ens derhalven ook het liefst gehouden,<br />

I tn wel in de van ons voorgeftelde orde.<br />

| . (*) O, van Scharl. Kron. van Friesl. bl. 139. U.<br />

l£mm Rer. Frif. Hist. L. XIII. p. 73. Gabbema Nellerl.<br />

Watervl. bl. nr.<br />

(§j Gioot Charterb. van Fr. I, D. bl, 151. Oudh.<br />

én Geit. van Fr.' II D. bl. 70.<br />

Ff 5


BEKNOP­<br />

TE HISTO<br />

WE.<br />

De twee.<br />

fpalt kosi<br />

veelen 't<br />

leeven.<br />

I3i 5.<br />

Eene aan<br />

houdende<br />

regen<br />

woidt ge<br />

458 Tegenwoordige Staat<br />

5 Dezelve werd gegeeven in Slagtmaand deezes<br />

jaars, door den Aartsbisfchop van Jadera, en<br />

verfcheiden andere Bisfchoppen; de* Bedevaarten<br />

werden bepaald, op fommige feestdagen,<br />

toen ter tyd in eere gehouden, onder toezeg,<br />

ginge: „dat allen, die de Kerk van Ylst,<br />

„ daar Yieke genoemd, en gelegen in het<br />

„ Bisdom van Utrecht, met behoorlyke eer-<br />

„ bewyzinge uit Godvruchtigheid bezochten,.<br />

„ of het lichaam van Christus, als het naar de<br />

„ zieken gebragt werd, volgden; ofhetKerk-<br />

„ hof van meergemelde Kerk rond gingen<br />

„ onder 't bidden van een Onze Vader vuor de<br />

„ overleedenen; of hunne behulpzaamc handen<br />

j, tot het timmerwerk, de kaarfen, fieraaden,<br />

„ en verdere noodwendigheden dier Kerke<br />

„ uitreikten, veertig dagen afflag van de hun<br />

„ opgelegde werken der boete zouden genie-<br />

„ ten, mids dat de wil en toeilemming van<br />

„ dén Bisfchop der plaatfe daar by kwam'".<br />

Jammer is 't, dat zo veel betoog van uiterlyke<br />

Godsdienftighcid het land niet kon bevry-den<br />

van de raazemy der parryfehappen, die,<br />

omtrent deezen tyd, in <strong>Friesland</strong> tot uitzinnigheid<br />

overfloegen , en onder andere vermaarde<br />

Edelen ook Wybe Reinalda en jeppe Wybalda<br />

het leeven kostten; noch van dien verfchrikkelyken<br />

hongersnood, welke het gevolg was van<br />

den zwaaren en aanhoudenden tegen , waar<br />

dooi-,' ten jaare dertienhonderd en wftien, het<br />

meeste land onder, water gezet, en al het veldgewas<br />

zodanig bedorven werd, dat de leevensmiddelen<br />

tot eene ongehoorde duurte ftejgerden,<br />

veele doode krengen van beesten te lyve<br />

ge»


van F R I E S L A N D . 459<br />

geflagen, en menigvuldige armen, te vergeefs BEKNOPom<br />

brood biddende, op de wegen, JTxaaten en TE HISTO­<br />

RIE.<br />

in de bosfchen dood gevonden wierden. Men<br />

heeft, zo verre ging de nood, zoogende vrou­<br />

volgd van<br />

hongerswen<br />

gevonden, die met haare verfmachte kinnood en<br />

deren dood lagen, nadat deeze alvoorens de pesc.<br />

borften haarer moeders half hadden afgeknaagd.<br />

Te Sixbierum zou zekere vrouw, met naame<br />

Tjal, die eertyds vermogende geweest, doch<br />

behoeftig geworden was, om dat haar overleeden<br />

man zyne goederen a'an de partyfehappen<br />

der Schieringers en Vetkoopers opgeofferd had,<br />

zich haarer armoede fchaamende, met twee<br />

kinderen, in huis opgeflooten en dood gehongerd<br />

hebben, 't Gerucht hiervan verfpreidde<br />

zich al dra wyd en zyd, met bystere ontfteltej<br />

riste der gemoederen. De Edelen van Liau-<br />

! kerna , Adelen en Elinxma waren zo verre<br />

1 van zich deezen nood niet aan te trekken, dat<br />

zy dien op allerlei mogclyke wyze poogden te<br />

i/erligten. Zy deeden huiszoeking om naar<br />

Aks omftandigheden te vernoemen, en voorhagen<br />

liefderyk in der behoeftigen gebrek: ook<br />

; maanden zy hunne nabuuren, en inzonderheid<br />

le Kloosters van Lidlum en Ludingakerk aan,<br />

ïtn van hunnen overvloed den armen liefdaadigïyk<br />

te hulpe te komen, op dat Gods toorn<br />

fgewend mogt worden. Deeze duurte bleef<br />

wkans twee volle jaaren aanhouden, cn werd gei'olgd<br />

van eene pestziekte, waar door, langs den<br />

ieekanten door geheel Europa, het derdedeel<br />

Ier menfehen in het graf gerukt zou zyn, Hier-<br />

>y zou evenwel, volgens het verhaal der Kro«<br />

ykfehryveren, deeze merkwaardige byzonder-<br />

heid


BÊ&NÓP-'<br />

TE HlSTO<br />

KI£.<br />

De verkiezing<br />

van twee<br />

Keizeren<br />

heelt<br />

grouten<br />

invloed<br />

op den<br />

Staat deezerlanden.<br />

4 t>o Tegenwoordige Staat<br />

heid hebben plaats gehad, dat, daar niemand<br />

' van de pest wierd aangetast zonder daar.<br />

aan te flerven , eenige adelyke geflagten, als<br />

Liaukema , Adelen en anderen , wier bermhartigheid<br />

in deezen hongersnood zo zeer had<br />

uitgeblonken , daaraan niemand der hunnen<br />

verlooren (* ). Opmerklyk is het ook ,<br />

dat de Hemelfche Voorzienigheid deeze tyden<br />

van jammer, binnen weinige maanden,<br />

zo ten eenemaal deed verdwynen , dat men<br />

zekere maat rogge voor vyfcien penningen<br />

kocht , daar men te vooren zo veele Huivers<br />

Hollandfche munte voor betaald had.<br />

Sommigen fchryven deeze fchielyke verandering<br />

eeniglyk toe aan een volgend vruchtbaar<br />

jaargetyde; doch veelligt is 'er ook toevoer<br />

van Graanen uit de Oostzee gekomen.<br />

Even als in voorgaande tyden de verdeeld­<br />

heden van het Keizerryk van gevolg voor deeze<br />

gewesten waren, alzo had de verkiezing der<br />

twee Keizeren, Lodewyk van Beyeren, en<br />

Frederik, Hertog van Oostenryk, voorgevallen<br />

in den jaare dertienhonderd en dertien,<br />

veel invloeds op den Staat deezer landen. Lo­<br />

dewyk van Beyeren begreep te klaar, dat de<br />

vriendfch'ap van den Hollanfchen Graave, Willem<br />

den III, hem grootelyks tegen zynen Mededinger<br />

kon te flade komen, om zich niet op<br />

de best mogelyke wyze daarvan te verzekeren,<br />

Hy wist daarenboven, dat de Keizers de Graaffqhappen<br />

van Holland en Zeeland , en de Heerlykheid<br />

(*) Schot. Fr. Hist, bl. 167. Q. van Scharl. Kron...<br />

van Fr. bl. 139.


van FRIESLAND. 46*Ï<br />

Jykheid van <strong>Friesland</strong>, altoos hadden aangemerkt<br />

, als af te hangen van het Keizerryk. Hy<br />

ontfloeg derhalven deeze landfchappen van haare<br />

afhangklykheid, ter gunde van Graave Willem,<br />

en Hond volkomen af van al het recht,<br />

dat hy of zyne Opvolgers zouden konnen eifchen.<br />

Ook fchreef Keizer Lodewyk niet lang<br />

daarna, eenen brief aan de Grietmannen, Raaden<br />

en Gemeenten van Oostergo en Westergo,<br />

waarby hun wel ernlrig gelast werd, Graaf<br />

Willem van Holland voor hunnen wettigen<br />

Heer te erkennen, en als zodanig te eerbiedi.<br />

gen (f). Irt hoe verre het eene.en het andere,<br />

zo door de volgende Keizers, als ook door<br />

de Friezen, geëerbiedigd zy geworden, zal uit<br />

het vervolg deezer beknopte Historie moeten<br />

blyken.<br />

Midlerwyl waren eeniga' Friezen by den i<br />

Hollandfchen Graaf in verdenkinge gebragt, als 1<br />

of zy den Schepenen van Stavoren hinderlyk \<br />

waren geweest, in het beltieren en rechten van \<br />

de Burgers hunner Stad, die daartoe met de 11<br />

ioodige voorrechten en vryheden van 'sGraa.j<br />

ren Voorzaaten was voorzien geworden. Der- e<br />

lalven vreezende, dat hun dit, door den Graave,<br />

als eene misdaad mogt worden toegerekend,<br />

:ochten zy hier van zich te zuiveren, met be.<br />

ofte van de voorrechten en vryheden d:cr Stad<br />

: zullen erkennen, en naar hun vermogen<br />

elpen handhaaven ; doende zulks by eenen<br />

rief, gefchreeven door verfcheiden Dekens,<br />

Griet-<br />

(10 Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 152 ~i<br />

>5-<br />

• BEKNOP.'<br />

. TE HlSTO-<br />

; ME.<br />

De* rech*<br />

ten en<br />

vryheden<br />

van Stavoren<br />

worden<br />

door da<br />

Friezen<br />

erkend.


46a Tegenwoordige Staat<br />

fis "HOP­ Grietmannen, Rechters en Burgemeesters, ïn<br />

TE HlïTO-<br />

den jaare dertienhonderd en dertien ( § ).<br />

niE.<br />

Ook moeten omtrent deezen tyd eenige<br />

De onlusten<br />

met onlusten tusfehen de Friezen en die van Har-<br />

die van derwyk hebben plaats gehad- Althans, de<br />

Harder- Grietman en Rechters van Wildinge in Weswykwortergo,<br />

gaven in Wintermaand van dertienhonden<br />

byge-<br />

,legd. derd en veertien, den Burgeren van Harderwyk<br />

eenen brief van vrygeleide, door hunne landen,<br />

met verbod aan hunne Ingezetenen, om gemelde<br />

Burgers aan lyf noch goed te hinderen,<br />

op verbeurte van tachtig ponden. En in het<br />

volgende jaar werd het vrygeleide, dat den<br />

Harderwykeren verleend was, door de Grietmannen<br />

en Rechters van Franekeradeel bevestigd,<br />

onder bedreiginge van gelyke boete. Ook<br />

werd 'er in het jaar dertienhonderd en zeventien<br />

een Verbond tusfehen die van Oostergo cn<br />

de ftad Harderwyk gellooten, waaruit blykt,<br />

dat de oneenigheid tusfehen de Burgers van<br />

Harderwyk en die van Oostergo ontllaan was uit<br />

den koophandel, die over en weder, doch niet<br />

altyd met gereeden gelde, gedreeven werd,<br />

en aanleiding gaf tot gefchillen over de becaalinge<br />

(*).<br />

De Graaf Tusfehen die van Oostfriesland, of <strong>Friesland</strong><br />

van Hol­ ten Oosten het Vlie, en de ftad Kampen, moeland<br />

doet<br />

ten de gefchillen, ten deezen tyde, insgelyks<br />

uitfpraak<br />

over de tot eene zeer groote hoogte gereezen geweest<br />

gefchillen zyn, en weinig minder dan eenen openbaaren<br />

met Kam­ oorlog ten gevolge gehad hebben. De Graaf<br />

pen , ten<br />

van<br />

(§) Groot Charterb. van Friesl. LD. bl. 151.<br />

(*) . - bl. 15^


van F R I E S L A N D . 40*3<br />

van Holland, die 'er als Scheidsman uitfpraak BlïKKOPi<br />

over deed, op den negenden van Wynmaand, TE HISTO­<br />

RIE.<br />

deszelfdcn jaars, drukt zich althans op zulk<br />

voordeele<br />

eene wyze uit, dat men reden heeft om dit te<br />

der Frie­<br />

denken. Daar in wordt onder anderen gezegd: zen.<br />

„ dat aan wederzyde eene vaste en volko-<br />

„ mene vrede zoude plaats hebben. Dat alle<br />

„ verongelykingen, fchaden, roof en doodfla-<br />

„ gen van den aanvang des oorlogs tot op den<br />

3, dag deezer uitfpraake, kwytge'fcholden zou-<br />

„ den worden. Dat die van Kampen, tot<br />

fchadeboeting,aan die van Oostfriesland hon-<br />

„ derd en twaalf ponden grooten Tornois, en<br />

5, daarenboven aan eenige Prelaaten en Grietmannen,<br />

om onder de meest beleedigden door<br />

„ hen-verdeeld te worden, zes honderd Mark<br />

„ Engelsch zouden betaalen, het Mark gere-<br />

„ kend op tien Engelfche fchellingen, en'wel<br />

„ te Medenblik. Dat verder die van Kampen<br />

„ aan de Gyzelaars van Stavoren, te Kampen<br />

3, in borgtogt gehouden, twee honderd Mark<br />

„ Engelsch van gelyke waarde, binnen zeker<br />

e n<br />

15> bepaalden tyd, en by bepaalde ge-<br />

„ deelten, zouden betaalen, om verdeeld te<br />

„ worden onder de Poorters van Stavoren,<br />

„, naar evenredigheid van de fchade, door hen<br />

„ by gemelde borgtogt geleeden. En eindelyk,<br />

pi dat door den geenen, die dit Vredeverdrag<br />

, verbrak, en de vyandlykheden hervatte, verbeurd<br />

zou worden eene fomme van duizend<br />

„ Mark gouds, te bekeeren, de eene helft ten<br />

„ voordeele van den Graave of zyne Opvokjeren,<br />

cn de andere helft ten voordeele der<br />

9, beleédigde partyen; houdende de Graaf wy-<br />

« ders


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

Hy wint<br />

daardoor<br />

der Frie­<br />

zengenegenheid, 464<br />

Tegenwoordigs Staat<br />

„ ders aan zich het recht van nadere verklaaringe<br />

en verbeteringe, zo 'er eenige twyffe-<br />

„ ling wegens het eene of andere der meerge-<br />

„ melde Artikelen kwam te ontdaan" (f).<br />

Deeze Graadyke uitfpraak was zo zeer ten<br />

voordeele van die van <strong>Friesland</strong>, welken<br />

Graaf Willem door deeze vriendelykheid ten<br />

fterkften aan zich zocht te verbinden, dat zy<br />

geene zwaarigheid maakten, om zich tot hec<br />

leveren van behoorlyke brieven van bekrachtjginge,<br />

tegen den eerden vervaldag der betaalinge,<br />

te verpligten, en dezelve daarop metderdaad<br />

over te geeven, voorzien met de uithangende<br />

zegels der Prelaaten , Grietmannen en<br />

des gemeenen lands van Westergo, en die der<br />

Poorters van Stavoren, Harlingen, Sntek en<br />

Ylst. Die van Kampen zouden misfehien reden<br />

gehad hebben, om in deezen eenige zwaarigheid<br />

te maaken. Doch, 't zy dat overtuiging<br />

van fchuld, of het Graadyk vermogen hun<br />

vreedzaame gedachten inboezemde, zy verbonden<br />

zich insgelyks, om, ten gedelden dage,<br />

brieven van bekrachtiginge aan die van Westergo<br />

over te zullen geeven; gelyk van wederzyden<br />

gefchiedde, op den twaalfden van Louwmaand<br />

des jaars dertienhonderd en achttien<br />

(S><br />

Stavoren Overeenkomdig met dien getroffen vrede,<br />

geeft een<br />

; gaf de Wethouderfchap van Stavoren, ten jaare<br />

Zoenbrief<br />

dertienhonderd en twintig, eenen Zoenbrief aan<br />

die<br />

(f) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 157.<br />

(§) , . . 1 bl. 158 e»<br />

159.


tan F R I E S L A N D . 46*5<br />

die van Harderwyk, waaruit blyken kan op<br />

wat wyze de vrienden van eenen verflagenen,<br />

toen ter tyd, door de doodflagers, plagten verzoend<br />

en bevredigd te worden. Na dat in 't<br />

Jioofd van den Zoenbrief gezegd was, dat eenige<br />

Schepenen en Burgers van Harderwyk te<br />

Stavoren verfcheenen waren, om aldaar eene<br />

zoening te beraamen met de vrienden van twee<br />

ontlyfde mannen, door de Harderwykcrs necrgeflagen,<br />

gaat dezelve in deezer voegen voort:<br />

„ De zoenpenningen betaald zynde, hebben de<br />

„ vrienden aan die van Harderwyk gegeeven<br />

„ den gewoonen vredekus; waarna zy ter we-<br />

„ derzyden zwoeren, dien zoen te houden on-<br />

„ verbreeklyk ten eeuwigen dage, zo lang de<br />

„ Wind waaide en de haan kraaide. Waarvan<br />

„ aan die van Harderwyk een gezegelde Zoen-<br />

„ brief werd gegeeven door de Wethouders<br />

s, van Stavoren, en Folker, Abt van Odulfs-<br />

„ klooster aldaar, als mede Broeder Ordachus,<br />

„ Bevelhebber van St. Jans Godsdhuis op den<br />

„ Berg by Sneek, mitsgaders den Grietman en<br />

„ zyne Mederechters van Wildinge, elk in 'c<br />

„ byzonder" (f).<br />

De brand der binnenlandfche oneenigheden ^<br />

was wel, door de voorheengemelde ellenden van . n|<br />

hongersnood en pestziekte, wat geflauwd, maar fc<br />

zo verre van ten eenemaal gebluscht te zyn, e<br />

p BEKNOP­<br />

TE HIST».<br />

' WE.<br />

aan die<br />

t van Har-<br />

- derwyk.<br />

De brand<br />

der binnenlandfcheoneenigheid<br />

'<br />

dat dezelve eerlang met nieuwe kracht begon te begint ^ op<br />

nieuw te<br />

woeden; vooral toen de Landzaaten, die 'c woeden.<br />

w<br />

meest verarmd waren, op eene al te harde en<br />

onrcchtmaatige wyze tot betaaling hunner fchulden<br />

(t) Crooc Charterb. van Friesl. I. D. bl. 162.


466* Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ den geperst wierden. Daar werd dus veel over<br />

TE HISTO- vrede en zoen gehandeld, tot dat eerst die van<br />

Dokkum, omtrent Bloeimaand, en daarna die<br />

3.12. van geheel Oostergo, op den vierden van Wynmaand<br />

des jaars dertienhonderd en achttien,<br />

met die van Groningen, een Verdrag flooten,<br />

I3IS.<br />

waarby vastgefteld werd: „dat niemand eenig'<br />

„ menschof eenig goed, uit hoofde van fchuld,<br />

„ zonder zeer billyke redenen, zou mogen<br />

„ aanhouden; en verder, dat men niemand,<br />

„ dan alleen den eigenlyken fchuldenaar, voor<br />

„ den Rechter zou mogen daagen, of eenige<br />

„ moeite aandoen". Dit Verdrag, dat voor<br />

het eerfte gehouden wordt, welk die van Oostergo<br />

met die van Groningen getroffen hebben,<br />

bragt wel Oostergo in ruste; maar in Westergo<br />

bleef nog het vuur van tweedragt fmooken,<br />

inzonderheid onder de Adelyke geflagten van<br />

Aylva, Hettinga, Reinalda, Wibalda en eenige<br />

andere, die veele bloeddorftige aanflagen op<br />

eikanderen in 't werk fielden ( §).<br />

De West- Gaf binnenlandfche verdeeldheid aan buitenfriezenlandfche<br />

vyanden altyd de beste gelegenheid om<br />

doen eene<br />

hunne heersch- en roofzuchtige ontwerpen ter<br />

landing<br />

in Fries­ uitvoer te brengen, die van Westergo onderland.vonden<br />

hiervan, in dit zelfde jaar, de waarheid<br />

tot hunne gevoelige fmerte, doordienze van de<br />

Westfriezen, hunne oude Stam- en Naamgenooten,<br />

nu inzonderheid menigen inval te lyden<br />

hadden. Deezen kwamen met kleine vaartuigen<br />

(§) Winfem. Kron. van Friesl. bl. 190. Schot.<br />

Fr Hist, bl. i63. ü. Emm. Rer. Frif, Hist. L. XIII.<br />

bl. 74- •


van F R I E S L A N D . 467<br />

tuigen over het Vlie, en beroofden Makkum,<br />

Kornwert en eenige nabygelegene Dorpen en<br />

Gehuchten, onder het pleegen van vcelerlei<br />

moedwilligheden; doch niet zonder daarover,<br />

door die van Westergo, naar verdienfte geftraft<br />

te worden. De Edelen van Aylva en Hettinga<br />

bragten, dien roofzugtigen inval vernomen hebbende,<br />

in alle raogelyke ïtilte, een goed deel<br />

volks op de been, en overvielen daar mede de<br />

zorgelooze plunderaars met zo veel geweld,<br />

dat de meesten in de pan gehakt, en de overigen<br />

op de vlugt gedreeven wierden. Dan ook<br />

deezen werd geen tyds genoeg gegund, om<br />

hunne fchepen, die te Makkum lagen, te bereiken<br />

, zynde verre het grootfte deel daar binnen<br />

neêrgehouwen. Die op de fchepen waren<br />

vernamen niet zo dra hoe ongelukkig het hunnen<br />

fpitsbroederen te lande verging, of zy haalden<br />

ide zeilen by, om zee te kiezen; doch konden<br />

' wegens ftilte geenen voortgang maaken, en weriden<br />

door de Friezen achterhaald, vermeesterd<br />

ien over boord geworpen. De Friezen, hiermede<br />

nog niet te vreden, voeren met die zelf-<br />

:de fchepen naar Medenblik en Enkhuizen ,<br />

en hielden daar weinig beter huis, dan de West-<br />

• I-friezen te hunnent gedaan hadden. Van daar<br />

tte rug gekomen zynde, gavenze de genomen<br />

[fchepen ten gefchenke aan die van Stavoren,<br />

^zonder dat ons de reden dier mildheid gebleeken<br />

' Z<br />

Y (t )• Ondertusfchen heeft men dergelyke 1<br />

ivyandiykheden niet te houden voor de blykeh 1<br />

En echter<br />

heelt 'el<br />

van<br />

(t) Winfem. Kron. van Friesl. bl. 101. Schot. Fr,<br />

Hist. bl. 168.<br />

Gg 2<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

Doch<br />

groote.<br />

iylis tot<br />

hun eigen<br />

nadeel.


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

geen<br />

468 Tegenwoordige Staat<br />

van eenen openbaaren oorlog , maar wel voor<br />

wederzydfche rooveryen, misfehien met oogluikinge,<br />

maar niet op last van Graave Willem<br />

den III. gefchied, alzo dezelve zich omtrent<br />

openbaare<br />

oorlog deezen tyd, in verfcheiden gevallen, nog als<br />

tusfehen Landheer over Westergo en Stavoren heefe<br />

de beide gedraagen, en wel inzonderheid door zekere<br />

volkeren<br />

plaats ge­ .perfoonen in boete te Haan, St Odulfs Klooshad.ter<br />

te Stavoren te begiftigen, Rechters of<br />

Schouten in Westergo te zenden, de oneenigheden<br />

tusfehen de Wethouders van Stavoren te<br />

beflechten, het Klooster Mariëndal in Westergo<br />

te befchermen, den Abt van gemelde Klooster<br />

te volmagtigen om eenige perfoonen in Sixbierum<br />

van hunne Leenen te ontzetten, zo zy<br />

weigerachtig bleeven om de Leenrechten daarvan<br />

aan den Graave te betaalen, en eindelyk door<br />

eenen Schout in Sixbierum aan te Hellen: al<br />

het welk de Graaf niet zou hebben konnen<br />

doen, zo hy niet, met of tegen den zin der<br />

Friezen, zich eenige oppermagt over We9tergo<br />

of een gedeelte daarvan toegeëigend, en die<br />

metderdaad geoeffend had (§ ). Hoe weinig<br />

zulks den vryheidrninnenden en vry verklaarden<br />

Friezen fmaakte, hebbenze in 't vervolg<br />

van tyd meermaalen getoond.<br />

Het Zagen wy voorheen meer dan eens, hoe de<br />

Klooster invallende Noordzee de landen, bewesten het<br />

van St.<br />

Odulfus tegenwoordige <strong>Friesland</strong>, begon weg te nee­<br />

•wordt, men , de ftad Stavoren, en het Klooster van St.<br />

Odulfus inzonderheid, liep groot gevaar van<br />

daar.<br />

(§) De oorfprongkiyke Stukken, rer bev^stigingg<br />

hiervan dienende, zyn te vind*en in het Gr. Chartert»,<br />

van Friesl. LD. bl. 162 — 165.


van FRIESLAND. 4Ó><br />

daardoor eerlang geheel vernield, of althans I<br />

grootelyks befchadigd te worden. De Kloos- 1<br />

tcrlingen zouden , dit inziende , omtrent het"<br />

jaar dertienhonderd en negentien, onder 3<br />

't bellier van hunnen Abt Algerus of Al- \<br />

berus, aan de zmdzyde der Stad, een andere<br />

Klooster hebben opgetimmerd (f), *<br />

Reinoud de Zwarte, Graaf van Gelder, was<br />

wel, als wy voorheen zagen, door Keizer Rudolf,<br />

met <strong>Friesland</strong> befchonken, en had ook x<br />

federt dien tyd daarop het oog gehad; doch (<br />

gebrek aan middelen om de onwillige Friezen <<br />

met geweld te dwingen, en de eifchen van [<br />

Holland en Utrecht op <strong>Friesland</strong>, maakten, :<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

aan de<br />

zuidzyde<br />

van Stavoren<br />

,<br />

opgetimmerd.<br />

1319-<br />

De Graaf<br />

van Gelder<br />

fmeedt<br />

eenen<br />

aanilag op<br />

<strong>Friesland</strong>.<br />

dat hy het vooreerst geraaden vond de Friezen<br />

in ruste te laaten. Doch nadat hy aan<br />

Bisfchop Frederik van Utiecht eene zeer groote<br />

fomme gelds verfchooten, en daar voor Vollenhove<br />

met het Slot ten onderpande gekreegen<br />

had, fcheen de kans hem gunftig om zyn<br />

voorgegeeven recht op <strong>Friesland</strong> te doen gelden;<br />

te meer, omdat de Friefche verdeeldheden<br />

ter begunfliginge zyner oogmerken ltrekten.<br />

Groote krygstoerustingen werden 'er dan,<br />

ten jaare dertienhonderd drieëntwintig, van zynen<br />

kant gemaakt, doch onder 't listig voorgeeven,<br />

dat het hem om <strong>Friesland</strong> niet te doen was,<br />

om de Friezen dus in llaap te wiegen, en hen,<br />

onder 't voortzetten hunner binnenlandfche verdeeldheden,<br />

onverhoeds op 't lyf te vallen.<br />

Dan hierin bereikte cte Geldersman zyn oogmerk<br />

niet; de Friezen, merkende, dat het op<br />

hen<br />

(t) Oudh. eu Geft. van Friesl. I, D. bl. 474.<br />

Ggv3


BEKNOP­<br />

TE Hjs'io<br />

RIE.<br />

Ook behaalt<br />

hy<br />

eene over.<br />

winning<br />

op de<br />

Friezen.<br />

De Friezen<br />

keu-<br />

470 Tegenwoordige Staat<br />

hen en niemand anders gemunt ware, zagen<br />

vooreenigen tyd van hunne onderlinge verdeeldheden<br />

af, vercenigden zich met eikanderen ,<br />

trokken den Graaf te gemoete, en vielen in 'c<br />

Gelderfche Leger, dat zich toen te Barlazyl,<br />

by Vollenhove, bevond. De ftryd was heftig<br />

en bloedig; ook hing de zege lang in twyffel;<br />

doch eindelyk verklaarde zy zich ten voordeele<br />

van den Graave, ?<br />

t Verlies was aan beide kanten<br />

vry groot , en hieraan heeft men toe te<br />

fchryven , dat de Graaf, fchoon de overwinning<br />

door hem behaald was, en de Friezen de<br />

vlugt gekoozen hadden, niet geraaden vond,<br />

hen te vervolgen, of federt te ontrusten (*}.<br />

Behalven den gemelden aanflag van den Gelderfchen<br />

Graave, liep der Friezen vryheid ook<br />

gevaar<br />

(*) Over 't nette jaar van deezen Veldflag zyri<br />

het de Gefchiedfchryvers niet eens , brengende fommigen<br />

dien tot het jaar dertienhonderd drieëndertig.<br />

Doch U Emmius, dien wy hier volgen, zegt 'er van,<br />

Rer Frif Hist. L. XIII. p. 78. Men heeft gevochten<br />

by Vollenhove, in het jaar onzes Heeren MCCCXXIH:<br />

want die deeze gebeurtenis tot het jaar MCCCXXXItl<br />

brengen. zyn door eenen misdag der Drukkeren misleid,<br />

en worden alleen daar door genoegzaam wederlegd,<br />

dat die Reinoud, welke door den Keizer met <strong>Friesland</strong><br />

befchonken was, van zynen Zoon gevangen genomen<br />

zynde, ten jaare MCCCXXVI in de gevangkenisfe geflorven<br />

is. Want hoe Ion hy in dat jaar met de Friezen<br />

vechten, daar hy reeds zeven jaaren van te vooren<br />

overleeden was ? Zo 'er evenwel in dat jaar een gevecht<br />

is voorgevallen , moet het noodzaakelyk door Reinoud<br />

den Zoon, en niet den Vader, gehouden zyn. Maar<br />

ooit dat gevoelen wordt door verfcheiden andere redenen<br />

wederlegd De oordeelkundige Leezer vergelykq<br />

bier mede F Sjoerds Fr. Jaarb III. D. bl. 290 — 334,<br />

daar deeze flag tot het jaar 13 36 gebragt wordt.


van FRIESLAND. 471<br />

gevaar van verfcheiden andere kanten. De<br />

Graaven van Holland, de Bisfchoppen van Ut­<br />

recht, Breemen en Munller, als ook de Graa­<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

ren eene<br />

ven van Oldenburg en anderen, leiden daar Landsver­<br />

insgelyks op toe. 't Was derhalven hoog tyd gadering<br />

middelen te beraamen, waar door men zich by Opftalboom<br />

tegen aile zulke poogingen het best beveiligen<br />

noodig.<br />

kon. Eene Staatsvergadering by den zogenaamden<br />

Opftalboom werd ten dien einde<br />

door veelen noodig gekeurd. Ook bragten<br />

het eenige kundige liefhebbers van hun Vaderland,<br />

na veel tegenffands, zo verre, dat'er<br />

eerlang zulk eene Vergadering, waar van men<br />

nu in langen tyd geen voorbeeld gezien had,<br />

door de Friefche Zeelanden, doch met uitzon*<br />

deringe van Westfriesland, dat onder den Graave<br />

van Holland ftond, gehouden wierd, na<br />

alvoorens byzondere Landsdagen, in ieder Zeeland<br />

, gehouden, en daarin de zaaken tot de<br />

groote Vergadering bereid , als ook Afgevaardigden<br />

tot dezelve, zo uit den Geestelyken<br />

als Wereldlyken ftand, benoemd te hebben.<br />

In de eerfte Vergaderinge, die op Pinkfter- In de eerdag<br />

ten jaare dertienhonderd drieëntwintig, op fteVerga­ een vlak veld, ten zuidwesten van Aurik, onderinge<br />

heeft men<br />

der drie hooge eiken boomen, volgens ouder weinige<br />

gewoonte, door de Afgevaardigden van beoosten i Friezen<br />

de Lauwers gehouden werd, floeg men wel vanbewes*<br />

ten de<br />

veele goede dingen voor: ook werden 'er met-<br />

Lauwers.<br />

derdaad eenige beflooten, ftrekkende ter bellis-<br />

c<br />

finge van eenige burgerlyke gefchillen cn 011eenigheden.<br />

Doch de groote zaak der vryheid<br />

bleef onafgedaan. De Friezen van tus-><br />

fchen het Vlie en de Lauwers waren naame-<br />

Gg 4 lyk»


BEKNOP­<br />

TS UISTO-<br />

BIS.<br />

Maar veele<br />

in de<br />

tweede<br />

Vergaderinge,<br />

In dezel­<br />

ve befluit<br />

pïen<br />

's I ands<br />

VrjbeitJ<br />

47 a Tegenwoordige Staat<br />

lyk, ter oorzaake van den Gelderfchen oorlog,<br />

" te fchaars tot deeze Vergadering opgekomen;<br />

cn nogthans hadden zy, zegt men, daarin do<br />

voorzitting, de eerlte Item en het meeste gezag,<br />

alzo de voorzittingen orde van Hemmen,<br />

naar de ligging der Landfchappen, van hec<br />

Westen naar het Oosten wierd in acht genomen.<br />

Alleen wérd 'er beflooten, dat men op<br />

den uitgang van Oogstmaand deszelfden jaars,<br />

eene nadere bycenkomfte zou houden, waarin<br />

die van bewesten de Lauwers beloofden in goeden<br />

getale te zullen verfchynen ; ondertusfchen<br />

verbond men zich om in vrede en eenig-<br />

heid te leeven.<br />

Deeze tweede Vergadering van Opftalboom,<br />

ten beftemden tyde, haaren voortgang hebbende,<br />

was zeer groot en aanzienlyk. De Friezen<br />

van tusfehen 't Vlie en de Lauwers niec<br />

alleen, maar ook van 'c geheele vrye <strong>Friesland</strong>,<br />

zich toen ter tyd uitftrekkende van 't Vlie toe<br />

aan de Wezer, verfcheenen 'er in merkelyken<br />

getale, en beftonden uit Wethouderen, Edelen,<br />

Prelaaten, Priefteren en verdere Volmagten<br />

des Gemeenen Volks. In deeze Vergaderinge<br />

herhaalde men eerst wat 'er in de voorige<br />

was beraamd; doch daaronder raakten de driften<br />

zodanig aan den gang, dat 'er bykans eene<br />

halve maand ten einde liep, voor dat 'er iets<br />

van belang kon worden afgedaan. Eindelyk<br />

nam de billykheid en 't algemeene belang de<br />

plaats der onbezuisde driften in. De onder­<br />

linge verdeeldheden werden bygelegd, de wederzydfche<br />

beleedigingen vergeeven , en de zaaken,<br />

die men te behandelen had, met gepaster


van F R I E S L A N D . 473 \<br />

Bedaardheid overwoogen, tot dat men het zo BEKNOP­<br />

TE HISTO«<br />

verre bragt, dat 'er, met gemeene toeftemminge,<br />

RJE.<br />

zekere Wetten en Ordonnantiën wierden be.<br />

te hand-<br />

raamd, die of geheel nieuw waren, of dienden haavea.<br />

om de oude Wetten des Lands te bevestigen.<br />

Alles was begreepen in achtenveertig artikelen,<br />

van welken wy , ter vermydinge van al te<br />

groote uitvoerigheid, alleen het eerlle zullen<br />

melden. De Grietmannen, Rechters, Kerkvoogden<br />

en verdere Gcestelyken van Oostergo<br />

en Westergo, beneifens die der overige Zeelanden<br />

van <strong>Friesland</strong>, famengekomen om de<br />

gemeene Eendragt, de Landrechten en Wetten<br />

van Opftalboom te vernieuwen , verbonden<br />

zichdaarby: „Om hunne vryheid een-<br />

, „ paarig en gewapenderhand te befchermen, in-<br />

„ dien eenig Wereldlyk of Geestelyk Vorst,<br />

„ van wat naam of waardigheid ook, hen of<br />

15, iemand der hunnen , beftreed, of 't juk<br />

, „ van dienstbaarheid poogde op den hals te<br />

„ leggen" (l><br />

Veelligt gaf dit befluic Graave Willem aam GraafWil.<br />

leiding om zich, ten jaare dertienhonderd vyf- lem baen-<br />

C f) Wegens deeze aanzienlyke Vergaderinge, welke<br />

iwy maar in't kort, volgens ons beftek, befchreeven hebben,<br />

kan men anderen in 't breede nazien. By voorbeeld,<br />

Winfem. Kron. van Friesl. bl. 191 enz. U.<br />

tEmm. Rer. Frif. Hisr. L. XIII. p. 78 etc Siccama<br />

!Leg. Frif. p. 53. Schot. Fr. Hist b!. 170. en Docum.<br />

jvari Friesl. bl. 16 enz. als ook Befchr. van Friesl. irt<br />

Quarto. bl. 114 enz en F. Sjoerds Fr. Jaarb. III D.<br />

bi. 290 enz. By het nazien van bovengemelde Schry-<br />

(vers, zal men ontdekken dat het getal der artikelen,<br />

i wegens eene verfchillende afdeeliuge, by den eenen<br />

;gropter is dan bv den anderen.


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE<br />

moeit<br />

zich ernflitrer<br />

met<br />

de Frie­<br />

fchezaaken. 13*5-<br />

Daaruit<br />

fpruiten<br />

wederzydfchebeleedigingeu.<br />

474<br />

Tegenwoordige Staat<br />

entwintig, ernlUger dan voorheen met de<br />

regeering van <strong>Friesland</strong> te moeien, en zyn<br />

recht op Stavoren en Westergo te handhaaven,<br />

Met dat oogmerk ftelde hy twee Inwooners<br />

van Stavoren tot Schouten of Rechters over<br />

de Stad cn het omgelegen Land aan; doch de Frie.<br />

zen namen geen genoegen in deeze nieuwigheid,<br />

verjaagden de Graaflyke Schouten, en braken<br />

hunne van Heen gebouwde wooningen, die toen<br />

nog wat zeldzaams hier te lande waren, tot den<br />

grond toe af, daartoe aangehitst .door den Abt<br />

van St Odulfs Klooster, die thans veel gezags<br />

in Stavoren oelfende. De Graaf nam dit be.<br />

dryf zeer hoog, en rustte eene vloot uit, die,<br />

langs de Zuiderzee kruisfende , veel nadeels<br />

toebragt aan de Friefche fchepen. Ook deed<br />

zy nu en dan eene landing op de Friefche kust,<br />

by eene van welken de dorpen Oude- en Niemarden<br />

, met eenige naastgelegene , plat ge*<br />

brand en ledig geplonderd werden. De Friezen<br />

, niet gewoon zulke beleedigingen ongewrooken<br />

te laaten, roofden en plunderden daarentegen<br />

, zo veel ze konden en mogten, in<br />

Westfriesland. Eikanderen op Zee ontmoetende<br />

vochtenze als leeuwen , en fmeeten zonder<br />

genade buiten boord al wie hun in handen<br />

viel. De Graaf wapende hierop een' fterker<br />

vloot, cn voegde zo veel gehuurd krygsvolk<br />

by zyne landzaaten, dat het in alles een vry<br />

aanzienlyk Leger uitmaakte. Zyn voorneemen<br />

was daarmede de Friezen eens voor al tot reden<br />

te brengen. Dan de Abt van St. Odulfus<br />

met andere Prelaaten , en eenige voornaame<br />

Burgeren van Stavoren , bekommerd voor het<br />

Va-


van FRIESLAND. 475<br />

Vaderland , fielden zich tusfehen beiden , en ï<br />

verzochten met den Graave in onderhandeling '\<br />

te mogen komen, 't Verzoek ingewilligd 1 nis.<br />

zynde , hield men in Bloeimaand des jaars 13*3.<br />

dertienhonderd achtentwintig, te Haarlem ,<br />

eene famenkomfle,<br />

Odulfs Klooster en<br />

waarin de Abt van St. [ Dezelve<br />

de verdere Afgevaardig e ïirrdigert<br />

den van Stavoren en Westergo, met den net een<br />

Verdrag<br />

Graave overeen kwamen: „ dat de Graaf van v<br />

«in ver-<br />

„ Holland , voortaan , Schouten , Schepenen z<br />

1, en andere Rechters in dat gedeelte van Fries-<br />

„ land zou aanflellen , naar welker vonnisfen<br />

„ zy beloofden zich te willen voegen ; beken-<br />

nende daarenboven by eenen brief, zo door<br />

„ hen zeiven als den Graaf verzegeld, dat het<br />

„ recht binnen hun land den Graave toebehoor-<br />

1, de, volgens de oude handvesten , en dat zy<br />

, aldaar niets te eisfehen hadden". Zynde de<br />

Brief gefchreeven uit naam van de Grietmannen<br />

ran den Gemeenen lande van Westergo, van<br />

/rocnakkcr , Wildinghe , Waghenbrugghe ,<br />

-Iarich en Hemlum , en alle de Mederechters<br />

:n Gemeenten van denzelven lande, en verzegeld,<br />

met des gemeenen lands zegel van Wesergo<br />

, en dat der gemelde Grietmannen , te<br />

laarlem des Zondags voor Pinkller in 't jaar<br />

)nzes Heeren MCCCXX''III ( ! ).<br />

By het fluiten van dit Verdrag , en de hulde 'A<br />

taarop aan den Graave beweezen , zou en de' 1<br />

'ïet Ver-<br />

'" Ivag<br />

A'ovdt ge­<br />

friezen hem een oud gelchrift vertoond heb- *<br />

volgd van<br />

ben, 's s' Graa-<br />

(*) Scliot. Frif. Hist. bl. 173. Vaderl Hist. III D.<br />

\h 225. U. Emm. Rerum Frif. L. XIII. p, 93. Groot<br />

jiiharterb. van Friesl. I D. bl. 180.183.<br />

Br K MOP-<br />

PR HJS 10.<br />

:oeninge (


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

ven huldigïngè;<br />

Dezelve<br />

üclc<br />

Schouten<br />

en Rech<br />

ters aan.<br />

Ook<br />

wordt 'er<br />

eene bepaaling<br />

van boeten<br />

en<br />

fchaden<br />

gemaakt.<br />

Tegenwoordige Staat<br />

ben , behelzende de plegtigheden, met welke<br />

de Graaven van Holland, van ouds , in <strong>Friesland</strong>,<br />

beoosten het Vlie, ontvangen wierden, en<br />

te recht zaten ( § > Dan wat hiervan zy , de<br />

Graaf had nu zyn oogmerk, in 't onderbrengen<br />

van Stavoren en Westergo , bereikt, en ftelde<br />

daar als voorheen zyne Schouten en Rechters<br />

aan, en wel ten zelfden dage , waarop het<br />

Verdrag van Vrede bekrachtigd was. De bepaaling<br />

van alzulke boetenen fchaden, als die<br />

van Stavoren en Westergo, wegens het verdryven<br />

der Gr«aflyke Schouten en eenige Poorters<br />

van Stavoren. het i-fbreeken van hunne huizen,<br />

en 't pleegen van gevangenneeming roof en<br />

brand, verbeurd hadden, werd met wederzydsch<br />

genoegen verbleeven aan de uitfpraak van den<br />

Bisfchop van Zuden, den Leesmeester van<br />

Bolswe.'d en Heere Pieter, Deken van Meerden.<br />

De uitfpraak, drie dagen daarna gevolgd zynde ,<br />

behelsde, dat die van Westergo de afgebroken<br />

huizen der verdreeven Poorteren m den<br />

voorigen itaat zouden herllellen, en tot boete<br />

aan den Graaf betaalen vyftien honderd Mark<br />

Engelsch; en deeze uitfpraak werd niet alleen<br />

door den Graaf bekrachtigd, en door die<br />

van Westergo goedgekeurd, met aanneeminge<br />

van daaraan in alles te zullen voldoen,<br />

maar ook bleeven de Wethouders van Stavoren<br />

borgen voor de nakoming van dezelve (t)-<br />

De)<br />

(;§) Wagen. Vaderl. Hist. III D. bl. M& Ceriflif j<br />

Tabl. de 1' Hist. Tom I. p. 41.<br />

iS3'<br />

ft) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 181*;


van FRIESLAND. 477<br />

De Graaf, dus zyn gezag over een voornaam<br />

gedeelte van <strong>Friesland</strong> eenigzins bevestigd ziende,<br />

begreep zeer wel, dat de Graaflyke inkomllen uit<br />

gifte, koop, of overdragt, als getuige zou<br />

„ mogen daan" ( § ). Deeze Graaflyke voorziening<br />

zal men te noodzaaklyker fchattcn , indien<br />

men gelooft, dat de Geestelyken, gelyk verhaald<br />

wordt, toen twee derden van de vaste<br />

goederen in <strong>Friesland</strong> bezaten (*).<br />

't Is ondertusfehen zeer waarfchynlyk dat de Die van<br />

Friezen van Oostergo en de Stellingwervers in't' Uostergo<br />

reeds gemelde Verdrag niet begreepen waren, of j en de<br />

Stelling,<br />

i'er moest, na 't fluiten van 't zelve, al dra eenige \<br />

wervers<br />

-verkoeling tusfehen den Graaf en hen ontdaan 2 zyn niet<br />

zyn.<br />

(§) Groot Charterb, van Fr. I. D, bl. 1S3.<br />

*.*) Cerifier Tabl. Tom. I. p. 406.<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

De Graaf<br />

dit Gewest moesten afneemen, naar maate de<br />

verbied:<br />

ryk geworden Kloosters en Geestelyken voort­ den Gees.<br />

gingen met het aankoopen van vaste goederen, telyken<br />

die, alsze eens in hunne handen gevallen waren , het aankoopen<br />

doorgaans niets in de algemeene lasten en van vaste<br />

fchattingen betaalden. Hy beval derhalven, goederen.<br />

by een openbaar bevelfchrift van den eenendertigden<br />

van Hooimaand deszelfden jaars : „ Allen<br />

„ Kloosteren en Geestelyken, in zyne landen<br />

„ van Holland, Zeeland en <strong>Friesland</strong>, geene<br />

„ vaste goederen aan te koopen; gelyk mede,<br />

„ dat niemand hun eenige vaste goederen zou<br />

„ mogen verkoopen of fchenken ; alles op<br />

„ eene boete van tien ponden en de verbeurte<br />

„ der verkochte goederen; teffens met bevel<br />

„ aan alle Rechters, Schepenen en Gebuuren<br />

„ op gelyke boete, dat niemand over alzulke


478 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ zyn. Zeker is het, dat zy 'er 't volkomen ge­<br />

TE HISTO­ not of geheel niet of maar voor zeer korten<br />

RIE. tyd van gehad hebben, 's Graaven brief, van<br />

begree-<br />

den elfden van Wintermaand des zelfden jaars,<br />

pen in 't<br />

gemelde flrekt daarvan ten bevvyze, alzo hierby zynen<br />

Verdrag, Schouten en Bailluwen wordt in last gegeeven,<br />

dat zy Heer Jan van Kuinder niet zouden hebben<br />

te hinderen, maar integendeel te laaten<br />

geworden ,zo die eenige goederen van de Oostfriezen<br />

, of ook zelfs hunne perfoonen , zyne<br />

vyanden, gevangen in het*land bragt(*"). Ook<br />

beleende de Graaf, by eenen Verlybrief van<br />

den vierentwintigften van Hooimaand des jaars<br />

dertienhonderd eenendertig, meergemelden Jan<br />

van Kuinder met eenige leengoederen, voormaals<br />

door Hendrik van Kuinder te leen bezeten<br />

, en voor een gedeelte in Stellingwerf<br />

gelegen (§><br />

De Graaf Voor 't overige verzuimde Graaf Willem<br />

zoekt zyn niets , dat dienen konde om zyn gezag over<br />

gezag Stavoren en Westergo op eenen vasten voet te<br />

over Sta. zetten. Overal Helde hy Grietmannen , Bail­<br />

Voren enz.<br />

op eenen luwen en Rechters aan. Ook deed hy zich,<br />

vasten niet alleen in de Steden en Dorpen , maar zelfs<br />

Voet te ook door verfcheidene ampteloozc perfoonen,<br />

zetten.<br />

in zyne waardigheid erkennen. En al te Staatkundig<br />

(*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 1S4.<br />

(§) . 186. Behoorende<br />

tot deeze iu Stellingwerf gelegen goederen ,<br />

èlthans , 't Gerechte te Monike Kuynre (waarfchynlyk<br />

't hedendaagfche Monnikebuuren) dat in Stellingbewerve<br />

gelegen es, ende XVII hoeven lands in denzelven G<br />

rechte , Item dat erve tok Oisterzee, dat men biet Fen<br />

ningenbure.


van F R I E S L A N D . 479<br />

kundig om niet te wecten, dat een nieuw juk BEKNOT­<br />

TE HISTÖ-<br />

eenige verzachting en verberging noodig heeft,<br />

rus.<br />

vooral by een volk dat zeer nayverig van zyne<br />

Hy flaat<br />

vryheid is, behandelde hy hen met byzondere hier toe<br />

blyken van achtinge: menigmaalen zelfs noem • den weg<br />

de hy hen zyne Vrienden ( f )• Den Abt van van vriendelykheid<br />

Klaarkamp, die, onder de Friefche Prelaaten, in.<br />

op de Landsvergaderingen, de eerfte plaats en<br />

ftem had, bevoorrechtte hy met de vryheid<br />

van tollen door zyne Landen, wegens alle<br />

waaren en leevensmiddelen, tot het Klooster<br />

behoorende, by eenen Openbrief van den ze*<br />

venentwintigften van Herfstmaand des jaars<br />

dertienhonderd drieëndertig En na den 1333.<br />

geweldigen Watervloed van dit of 't volgende<br />

jaar, waarby, de Friezen het meest geleeden<br />

hadden, leide hy eene belasting van twee fluivers<br />

op ieder morgen lands in Kennemerland,<br />

daar men van dit onheil minst getroffen was,<br />

om, gelyk hy zeide, de Friezen te verligten<br />

Zo veel betooning van eene vriendelyke en<br />

zachte regeeringe maakt het zeer aanneemelyk, 1<br />

dat de Friezen zich, geduurende het overige j<br />

van 's Graaven leeven, hebben ftil gehouden; te (<br />

meer, om dat van Keizer Lodewyk, 's Graaven 5<br />

! Schoonzoon, nog twee brieven van den jaare 1<br />

Uit aanmerkinge<br />

daarvan<br />

houden<br />

de Friezen<br />

zich<br />

oy 's Graa-<br />

/en lee-<br />

. dertienhonderd en dertig voorhanden zyn; in wel- ^ rai ftil.<br />

ker eerften de Keizer aan den Graave volkomen<br />

: afftand doet van alle Ryksrechten op Holland ,<br />

Zee-<br />

(t) Cerifier Tabl. de PHist. Gener. Tom. I.p.403.<br />

(*) Gr. Charterb. van Friesl. I. D bl. 187.<br />

(5) Cerifier als boven, Vaderl. Hist. IILD.bl.22r;,,


BEKNOP-<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

De onderwerping<br />

van die<br />

van Oostergo<br />

is<br />

twyffelachtig.<br />

480 Tegenwoordige Staat<br />

Zeeland en <strong>Friesland</strong>, uitgezonderd alleen hen<br />

recht van manfchap; terwyl in den tweeden<br />

aan de Friezen van Ooster- en Wescergo gebooden<br />

wordt, Graaf Willem voor hunnen<br />

rechten Heer te ontvangen (_ *). Of echter<br />

die van Oostergo zich wel ooit aan den Graave<br />

van Holland onderworpen hebben, is twyifel-<br />

achtig. Warenze, gelyk wy voorheen zagen,<br />

zeer waarfchynlyk niet begreepen in het Verdrag<br />

van bevrediginge, tusfehen den Graaf en<br />

die van Westergo en Stavoren, zo hebbenze<br />

veelligt zich ook tot geene onderwerping aan<br />

den Graaf verpligt gerekend, fchoon 't Keizerlyk<br />

bevelfchrift dit mede bragt. Zo men<br />

met voornaame Gefchiedfchryvers (§) het<br />

daarvoor houdt, dat de Afgevaardigden van<br />

Stavoren en Westergo , by het fluiten van<br />

meergemelde Verdrag,zich verbonden hebben,<br />

om het, in den tyd van twee jaaren ftilflands,<br />

daartoe te brengen, dat de Friefche Edelen<br />

het Leenmanfchap van Holland erkenden, en<br />

de Bailluwen, Schouten en andere door den<br />

Graaf gezonden dienaars ontvingen, of dat de<br />

Graaf, dit verworpen zynde, na dien tyd, zyn<br />

recht met oorlog zou mogen vervolgen, mag<br />

men denken, dat deeze vernedering te groot<br />

voor die van Oostergo geweest zy.<br />

Stavoren Schoon Stavoren ten deezen tyde reeds veel<br />

is nog een<br />

1 van zyn oude aanzien en vermogen verlooren<br />

had,<br />

(•) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 184 ea<br />

185.<br />

(§) Schot. Fr. Hist.. bh 173. 174.


van FRIESLAND. 481<br />

had, was de Stad echter nog ryk en magtig genoeg,<br />

om door haare Zeevaart veel gewigts by<br />

te zetten aan het verbond der Hanzee - fteden,<br />

onder welke zy eene der voornaamftcn was.<br />

Waldemar, Koning van Denemarken, had, reeds<br />

voor het midden der dertiende eeuw, de Stad<br />

met verfcheiden voorrechten befchonken. Een<br />

zyner opvolgeren, met naame Christoffel de<br />

II, had dezelve in deeze eeuw, ten jaare dertienhonderd<br />

zesentwintig, vernieuwd, by eenen<br />

Openbrief, welke nog voorhanden en naderhand<br />

door 's Lands Staaten voor echt erkend<br />

is (*). Uit kracht van het eene en andere<br />

werden die van Stavoren, ten jaare dertienhonderd<br />

eenendertig, door Henrik den II,<br />

Bisfchop van Lubek, Hoofdplaats van 't Hanzee-verbond,<br />

aangemaand om alle fchaden des.<br />

gemeenen Koophandels dier Steden, met zeker<br />

getal behoorlyk toegeruste fchepen, te helpen<br />

weeren, gelyk Schout, Schepenen en gemeene<br />

Burgers van Stavoren zich daartoe, by<br />

eenen brief van den jaare twaalfhonderd tweeennegentig<br />

, hadden ingelaaten.<br />

Hoeveel <strong>Friesland</strong> ook by dien vloed ge-: Het Kaf.<br />

leeden had , waarvan wy zo even melding melittr \<br />

Klooster<br />

maakten, blykt echter niet dat de drift om, te Wouds­<br />

Kloosters te ïtichten daardoor uitgebluscht, of, end vvorae<br />

de zeden der Kloosterbroederen in 't minst 1 gefticht.<br />

verbeterd waren. De ftichting van het Karmeliterklooster<br />

te Woudsend in Wymbritzeradeel,<br />

ten jaare dertienhonderd zevenendertig, 133:ftrekt<br />

(*) Winfem Kron. van Fiissl. W, 105—-iyo. Schot*<br />

Ft. Hist. bi 174.<br />

II n<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

voornaam<br />

Lid van 't<br />

Han zeeverbond*


482 Tegenwoordige Staat<br />

ftrekt ten bewyze van het eerfte, en de moord,<br />

TE HlSTOgepleegd<br />

aan Eelke Liaukema, federt het jaar<br />

KIE.<br />

dertienhonderd achtentwintig Abt van Lidlum,<br />

Eelke<br />

Liauke- van het Iaatfte. Doch deeze treurige gebeurtenis<br />

ma, Abt verdient wel, datze wat omftandiger verhaald<br />

van Lid­ werde, te meer omdat daaruit met genoegzaalum,me<br />

zekerheid valt op te maaken, hoe ten eene-<br />

wordt<br />

door zyne maal verbasterd, over 't algemeen, de Geestelyk-<br />

eigene heid van dien tyd ware. Omtrent deezen tyds<br />

Konver­ waren de Kloosters van Lidlum, Ludingakerk,<br />

fenomge- Mariëngaard , Foswerd , Klaarkamp , Oudebragt.klooster<br />

of Bloemkamp, en andere ryke Konventen<br />

meer, opgepropt van Monniken en<br />

Konverfen of Leekebroeders, die als fnoode<br />

buikdienaars een vuil en ontuchtig leeven leiden,<br />

zonder naar eenige beftraffinge te willen luifteren.<br />

Liaukema evenwel, fchoon hy in oorlog was<br />

met fommige Edelen, en daartoe, behalven<br />

de Konverfen van zyn Klooster, honderd en<br />

vyftig gewapende knechten onderhield; de gebouwen,<br />

tot zyn Klooster behoorende, ongemeen<br />

verbeterde; het Abtshuis op St. Michielsberg<br />

of Bajum voltooide, en de Kerken<br />

van Sixbierum, Uitgong en Spannum onder 'c<br />

gebied van zyn Klooster bragt, was te ernftig<br />

en godsdienftig, dan dat hy zulken, die onder<br />

zyn opzigt ftonden, niet zou beftraffen ,<br />

en tot verbetering van zeden vermaanen. Te<br />

Boxum nu bezat het Klooster van Lidlum in<br />

dien tyd zeer veele landen en renten, zodat<br />

het geheele Dorp daar fchier aan toebehoorde,<br />

onder anderen twee Landhoeven, afkomftig<br />

van het oude Konvent Franjum, welker eene<br />

M0£>


tan FRIESLAND, 483<br />

Monnikhuis en de andere ter Poorce genaamd<br />

werd. Abt Liaukema, deeze Landhoeven,<br />

naar de gewoonte van dien tyd door Konverfen<br />

of Leekebroeders hatende bebouwen, had,<br />

op de berichten van hun ongebonden en beestachtig<br />

leeven, hen daarover meer dan eens;<br />

behrafr; doch alzo hy te doen had met menfehen,<br />

die te zeer van 't pad der deugd waren afgeweeken<br />

om zyne ernfrige beftraffingen in acht te<br />

neemen , belfond derzelver eenige uitwerking<br />

daarin, dat hy hec voorwerp van hunnen onverzoenbaaren<br />

haat wierd, daar hy dat van hunne<br />

tederfte liefde had moeten zyn. Hy ondervorid<br />

dit, wanneer hy, in perfoon ce eer Poorte gekomen<br />

zynde, de ongebonden bewooners dier<br />

Landhoeve met gepasten ernst vermaand had,<br />

om toch van leevenswyze te veranderen, en<br />

de voorfchriften van eerbaarheid en maatigheid<br />

te volgen: want fchoon de fielten hem met<br />

veele uiterlyke tekenen van achtinge en vriendfchap<br />

bejegenden, en ook zelfs zulke betuïi<br />

gingen van verootmoediginge deeden, dat<br />

•de Abt zich vleide met zyne belh'affingen en<br />

1<br />

vermaaningen zeer veel gewonnen te hebben;<br />

1<br />

was echter die alles meer niec dan enkele<br />

[geveinsdheid; hun waare coeleg was zich van<br />

i den Abc voor altoos te ontdoen, hein ten<br />

dien einde dronken te maaken , en daarna ,<br />

onder voorgeeven dat hy van dronkenfehap<br />

in 'c water gevallen ware, daar in te werpen,<br />

:en te laaten verdrinken. Ook flaagdenze ia<br />

idit hun fnoode oogmerk: want de Abt des<br />

iavonds mee de Monniken en Konverfen aan<br />

Hh a tafel<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE...


BEKNOP­<br />

TE HISTO<br />

KIE.<br />

484 Tegenwoordige Staat<br />

tafel zittende, en niet gewoon te drinken ,<br />

werd, onder uiterlyk betoog van vriendfchap,<br />

daar, toe zodanig geperst, dat hy zich eindelyk<br />

befchonken, en eene neiging tot braaken<br />

befpeurde. Om dit echter niet in der<br />

Monniken en Konverfen tegenwoordigheid te<br />

doen, nam hy zyn affcheid , ging over de<br />

brug naar 't Stins, ontlastte zich zo bedekt hem<br />

mogelyk was, ftortte naar gewoonte zyn gebed,<br />

en begaf zich ter ruste. Doch dit was<br />

niet zo dra gefchied of de Konverfen volgden<br />

hem , en klommen, wylze de deur niet konden<br />

open krygen, ten venneren in. De Abt, hier<br />

door verfchrikt, en van deeze dronkene boeven<br />

niets goeds vermoedende, fprak hen<br />

met vriendelyke en zoete woorden aan, hen<br />

tot bedaardheid en zedigheid vermaanende.<br />

Doch zy, hier door meer verbitterd dan verzacht,<br />

fcholden hem voor een' dronkaart en<br />

overfpeeler, ja voor een' toveraar en bezweerder;<br />

vielen teifens op hem aan, en fioegen<br />

hem met eene dikke knods de herfenen in, zo<br />

dat brein en bloed tegen de wanden vloog:<br />

daarna wierpenze 't lichaam ten venfteren uit<br />

in de gracht; zich verblydende datze van zo<br />

ftreng eenen Zederrteester nu geene beftraffingen<br />

meer te wachten hadden. Dan, deeze gepleegde<br />

moord bleef niet ongewrooken. Zekere<br />

vrouw, des anderen daags voorby het Stins<br />

gaande, zag het lyk in de gracht liggen ,<br />

en maakte zulks ruchtbaar, met dat gevolg ,<br />

dat het geheele Dorp op de been kwam.<br />

Het lyk van den Abt werd uit het water<br />

genomen, overeenkomftig met zyne waardigheid;


van F R I E S L A N D . 485<br />

fieid gekist, naar Lidlum gevoerd, en in de :<br />

Kerk van 't Klooster begraaven. De Moorde- ]<br />

naars daarentegen werden met list gevangen, ]<br />

aan ftaaken gebonden en leevende verbrand.,<br />

Ook roeide men het Stins met het Konvemr<br />

uit; zelfs waren verfcheiden Edelen en Inge- ><br />

zetenen van oordeel, dat men eveneens met het!<br />

Klooster Lidlum behoorde te handelen, om de<br />

gedachtenis van zo fnood een gruwélltuk<br />

voor altoos uittedelgen. Hiervan zag men<br />

evenwel af, op de tusfchenfpraak van den nieuwen<br />

Abt van Lidlum, met naame Keimpe<br />

Weidum, die niet zonder moeite zyne wyding<br />

van den Utrechtfchen Kerkvoogd verworven<br />

had, omdat deeze zulke Moordenaars de eere<br />

van een' Abt onwaardig keurde. Nogthans<br />

verjaagden fommige Heeifchappen de Konverfen<br />

uit Boxum, en eigenden zich de Kloosterlanden<br />

toe, gelyk toenmaals wel meer gefchiedde;<br />

en wie zal zeggen, dat de Kloosterlingen<br />

verongelykt wierden, door hen, om hunne<br />

verregaande goddeloosheid, te berooven van 't<br />

geene hun ter bevorderinge van den godsdienst<br />

gefchonken was (*) 9<br />

BEKNOPrs<br />

HisTO»<br />

De Moordenaars<br />

worden<br />

;evangea<br />

en naar<br />

verdiend»<br />

geltraft.<br />

Dit alles gebeurde in<br />

den jaare dertienhonderd tweeëndertig. ( f ).<br />

De nieuwe Abt van Lidlum werd, in 't Godfried<br />

vierde jaar van zyne bedieninge, en na 't ver­ Andla va»<br />

driet gehad te hebben, dat, behalven de too- Ried<br />

wordt<br />

melooze ongebondenheid der Kloosterlingen, het Abt van<br />

Klooster, welk hy poogde te herltellen, eerst Lidlum.<br />

aan den tooren, door brand, en daarna aan het<br />

dak,<br />

(*) Schot. Fr. Hist. bl. 175 en 176.<br />

(f) U. Emrn. Rer. Frif. Hist. L. XIII. p. 9f.<br />

Hh 3


436 legemaoordige Staat<br />

BEKNOP­ dak, door eenen geweldigen ftorm, deerlykge-<br />

TS: HISTO­<br />

' tcisterd was geworden, door den dood wegge-<br />

RIE.<br />

IUM., cu ujjgevoiga aoor y eenen binnen Bolswerd wel honderd zesendertig hui­<br />

zwaaren zen in deasfche gelegd werden, werd een groot<br />

brand, en deel van <strong>Friesland</strong>, ten zelfden jaare, en wel des<br />

geheel<br />

nachts van den zevenentwintigften der Wyn-<br />

<strong>Friesland</strong><br />

by eenen maand, door zo geweldig eenen ftorm en daarop<br />

geweldi­ gevolgden watervloed bezocht, dat eene ontzaggenWalyke<br />

menigte van menfehen en beesten daarby het<br />

tervloed.<br />

leeven verloor, en zeer veele Kerken en zwaare<br />

gebouwen om verre geworpen wierden (f)<br />

tot merkelyke verachtering van den welftand<br />

des lands, dat door inwendige verdeeldheden<br />

reeds veel te lyden had , en dergelyke bykomende<br />

„ r (<br />

^ , S<br />

0 t<br />

F r<br />

°u, ' * H i s t<br />

b L<br />

' »75- Gabbema Nederl.<br />

Vatervl. bl. 110. Outhof verhaal van de Watervl.<br />

bl. 3fi2,


van FRIESLAND. 487<br />

tnénde rampen niet dan bezwaariyk verhelpen<br />

kon.<br />

RIE.<br />

Graaf Willem de III, in 't volgende jaar<br />

overlydende, werd in zyne waardigheden op­ Willem de<br />

IV volgt<br />

gevolgd door zynen Zoon, Willem den IV, die<br />

op zynen<br />

zo verre af was van zyne rechten en eifchen op Vader in't<br />

<strong>Friesland</strong> uit het oog te verliezen, dat wy hem Granflyk<br />

in 't kort de wapenen zullen zien opvatten om bewind.<br />

dezelve Ifaande te houden- Dan voor dat dit<br />

gebeurde, zag de Gelderfche Graaf, Reinoud Keizer<br />


•488 Tegenwoordige Staaft<br />

B'KNOP­ bemoeid, of eenige beweegingen gemaakt heb­<br />

TE HlSTO be, om hetzelve te bemagcigen. Meer dan<br />

WE.<br />

eene reden heeft hem daarvan waarfchyn­<br />

ne poolyk<br />

terug gehouden: hy wist naamelyk, hoe<br />

gingen om<br />

eenig ge­ . veel zwaarigheids het in had, een volk met gezag<br />

in weld te bedwingen, dat liever fterven wilde<br />

<strong>Friesland</strong> dan zyne vryheid verliezen. Ook was hem<br />

te oeffeaen.<br />

niet onbekend , dat de jonge Graaf van<br />

Holland, al dra na hec affterven van zynen Vader<br />

, getoond had, dat hy en niemand anders eenig<br />

recht op <strong>Friesland</strong> had: want ingevolge daarvan<br />

regelde hy de tolrechten, welke door de<br />

Oostfriezen, op de jaarmarkt te Alkmaar komende,<br />

betaald moesten worden. Ook zonden<br />

die van Stavoren vier Afgevaardigden tot den<br />

Graaf, met last en magt, om hem voor hunnen<br />

wettigen Heer te erkennen en te huldigen ,<br />

1338. gelyk, ten jaare dertienhonderd achtendertigen<br />

Stavoren 'sHaage gefchiedde; waarvoor zy,in vergeïdin-<br />

erkent en ge, van den Graave deeze vriendlykheid ontvin­<br />

huldigt<br />

gen , dat hy, ten zelfden dage, alle de oude rech­<br />

den Graaf,<br />

ten en vryheden bevestigde , welke der Stad door<br />

zyne Voorvaderen waren toegellaan; mee by voeginge<br />

van die zonderlinge nieuwe voorrecht:<br />

„ dae wie eenen man dood floeg, en de boete<br />

aan den Graaf, aan de ftad en aan de bloed-<br />

„ vrienden des verflagenen kon betaalen, noch<br />

„ zyn leeven zou verliezen, noch de ftad behoe-<br />

„ ven te verlaaten " ( f ).<br />

De ove­ Het blykt echter niec, dac door de overige<br />

rigeFrie- Friezen die voorbeeld van Stavoren is nagevolgd.<br />

Zelfs<br />

ft) Groot Charterb. van Friesl, I, D. bl, J03-»


van FRIESLAND. 489<br />

Zelfs is het Waarfchynlyk, dat zy den GraafI<br />

niet voor hunnen Heer hebben willen erken- 1<br />

nen, en dat zulks eene der voornaamfte oorzaaken<br />

geweest is van die geweldige toerustin-,<br />

:ge, welke met den ongelukkigften uitilag, door 1<br />

den Graaf, tegen hen ondernomen werd. Voor 1<br />

dat het hier toe kwam braken de oneenigheden,<br />

die al federt eenige jaaren tusfehen die van Groningen<br />

en de Ommelanden met meerder of minder<br />

hevigheid gedreeven waren, tot eenen openlyken<br />

oorlog uit, en die van Stavoren namen daar- i<br />

an zo veel deel, dat zy zich met de Groningers 1<br />

3EKNO"' '<br />

re HISTO.<br />

HE.<br />

;en volden<br />

dat<br />

voorbeeld<br />

liet.<br />

Stavoren<br />

neemt<br />

deel in<br />

vereenigden, en aan hun vryheid van tollen, [<br />

den oor­<br />

binnen hunnen bedryve, gaven, voor altoos, gelogtuslyk zy deeze vryheid ook metderdaad daar nafehenGroningen en<br />

derhand genooten hebben. Na vyf of zes jaa­<br />

de Omren<br />

geduurd te hebben werd deeze oorlog, die landen.<br />

ter wederzyden vry wat bloeds gekost heeft, door<br />

bemiddelinge van .fommige Geestelyken, Edelen<br />

en andere aanzienlyke perfoonen van Ooster- en-<br />

Westerlauwers bygelegd, en de vrede geflooten<br />

en getekend, op den negenentwintigften van Zomermaand<br />

des jaars dertienhonderd achtendertig,<br />

ten overftaan van verfcheiden Geestelyken en<br />

Leeken uit <strong>Friesland</strong> Westerlauwers, die men<br />

•als Bemiddelaars in deezen heeft aan te merken<br />

O)<br />

Had Graaf Willem de IV, reeds op den<br />

dag zyner huldiginge, de Oude voorrechten van<br />

Sta-<br />

(§) U. Emm. Rer. Frif. Hist. L. XIII. p. 93—103.<br />

Schot Fr. Hist. bl. i?6. Idfinga Staatsr. I. D. lil.<br />

409 Groot Charterb. van Fr. I. D. bl. 195. F. Sjoerds<br />

Fr, Jaarb. Hl. D. bl. 355 - 3


EEKNOP<br />

TB HlSTO<br />

'JU Ei<br />

fchenkc<br />

Stavoren<br />

met nieu<br />

we voorrechten.<br />

Binnen<br />

Statoren<br />

valt eeni­<br />

geoproerigheid voor»<br />

490 Tegenwoordige Staat<br />

( Stavoren bevestigd, en de Stad met eenige<br />

'"nieuwe vryheden befchonken; hy vermeerderde<br />

die van tyd tot tyd zodanig, dat daar uit<br />

ligtelyk viel op te maaken wat zyn oogmerk<br />

- ware. Om <strong>Friesland</strong> geheel en al te overweldi-<br />

* gen kon Stavoren hem, in verfcheiden opzigten,<br />

van veel dienst zyn. Om dan deeze, toen nog<br />

vry vermogende Stad, geheeilyk aan zyne belangen<br />

te verbinden, verleende hy aan haar,ten<br />

jaare dertienhonderd veertig: „vryheid van tollen<br />

„ door geheel Holland en Zeeland, en ge-<br />

„ bood daarenboven zynen Onderdaancn, alle<br />

„ goederen, welkeze van die van Stavoren, by<br />

„ wege van onderpand, in handen hadden, aan<br />

„ hun te rugge te geeven"; zynde dit voorrecht<br />

twee jaaren daarna door hem bevestigd;<br />

om niet te melden van de vryheid, welke in middelen<br />

tyde aan die van Stavoren verleend was,<br />

om, by gebrek van manfchap, hunne fchepen<br />

met andere te voorzien, en daar mede vryelyk<br />

door zyne landen te vaaren ( i ),<br />

IVïidlerwyl viel 'er eenige oproerigheid binnen<br />

Staveren voor, waarby de Zoon van een' der<br />

Graaflyke bedienden het leeven infehoót, zonder<br />

dat men de reden dier oproerigheid met volle<br />

zekerheid kan melden, 't Is nietonwaapfchynlyk<br />

dat 'er eenige Graaflyke tollen binnen de<br />

Stad en derzelver rechtsgebied geheven wierden,<br />

waar over die van Stavoren zich bezwaard<br />

vonden; of dat dezelve door 's Graaven Amptenaaren<br />

met te veel geftrengheid wierden ingevorderd.<br />

Hoe 't zy: dit geval gaf aanleiding,<br />

dat<br />

(S; Gr» Charterb. van Fries!. I. D. bl. ip?, 100,


van F R I E S L A N D . 491<br />

dat die vryheid, volgens welke een doodflager BEKNOP­<br />

TE HISTO»<br />

niet aan den lyve geftraft, noch ter Stad uitge-<br />

RIE.<br />

dreeven mogt worden» zo hy in ftaat ware om<br />

de bepaalde boete te betaalen, gelyk de Graaf<br />

voorheen aan die van Stavoren verleend had,<br />

eenigzins bepaald, en den Schepenen gebooden<br />

wierd, recht te doen over den doodflag, indien<br />

oproer voorgevallen (§).<br />

Van hoe veel invioeds deeze gebeurtenis op 's De flrfb-<br />

Graaven volgende bedryven geweest zy; en of belingen<br />

tusfehen<br />

die van Westergo den Graaf nooit voor hunnen<br />

Graaf<br />

Heer erkend, dan wel, na die erkentenis, zich, Willem en<br />

zowel als die van Stavoren, aan 's Graaven ge­ de Friezen<br />

hoorzaamheid onttrokken hebben, valt niet ge- beginnen<br />

^met het<br />

maklyk te bepaalen. Zeker is het, dat 'er, tem 'jaar 1344.<br />

jaare dertienhonderd vierenveertig, reeds eenige<br />

ftribbelingen zyn voorgevallen, waaruit gebooren<br />

werd, dat de Wethouders van Haarlem,<br />

Alkmaar en Medenblik zekeren brief van den<br />

jaare dertienhonderd achtentwintig voor 't licht<br />

bragten, waar by de Grietmannen van Wester.<br />

go, van dien tyd,'s Graaven recht over Stavoren<br />

erkend hadden. Ook beriep men zich op de belydenis<br />

van fommige Friefche Prelaaten, die<br />

voormaals 's Graaven heerfchappy over <strong>Friesland</strong><br />

bekrachtigd hadden. Dit alles was niet ge­<br />

Die van<br />

noeg , om die van Westergo tot het aanneemen Westergo<br />

van den Graave te beweegen. Mogelyk vlei­ weigsren<br />

den zy zich, dat de Graaf met zynen Stichtfchen den ! Graaf<br />

tfoor fleer<br />

oorlog te veel werks had, om hen met geweld 1<br />

aan te<br />

op 'tlyfte vallen. Doch dit viel anders uit, wyl 1 neemerj.<br />

*er een Beftand tusfehen den Graaf en die van<br />

y ) Groot Charterb. tan Friesl. I. D. bl. 198.<br />

Utrecht


BEKNOP­<br />

TE HI»XOfJttE.<br />

De Graaf<br />

(leekt<br />

over naar<br />

<strong>Friesland</strong>.<br />

Jan van<br />

JHenegou-'<br />

wen<br />

wordt<br />

door de<br />

Friezen<br />

verflagen.<br />

491 Tegenwoordige Staaf<br />

Utrecht getroffen wierd, geduurende het welk<br />

over den Vrede nader gehandeld zou worden.<br />

Van dit Befland bediende zich de Graaf ten<br />

nadeele der Friezen, doch veel meer ten<br />

nadeele van zich zeiven. Een fterk Leger<br />

van wel vyfentachcig duizend man, naar men<br />

fchryftjop de been hebbende, begaf hy zich te<br />

fcheep, om daarmede eene landing in <strong>Friesland</strong><br />

te doen. De Vloot door het onftuimig herfstweder,<br />

of door andere oorzaaken, verftrooid geraakt,<br />

landde niet gelykelyk aan de Friefche<br />

kust, hoewel in de plaats niet zeer gefeild is,<br />

zynde zy alle naby St. Odulfs Klooster aan land<br />

gekomen. Jan van Henegouwen, Zoon van Jan<br />

'van Beaumont, landde het eerst met een deel volks<br />

aan de zuidzyde van gemelde Klooster, en legerde<br />

zich aan den oever der zee, op een fchoon<br />

breed veld, doorgaans de Zuidvenne geheeten.<br />

Doch in fteê van daar den Graaf met zyne verdere<br />

manfchap in te wachten , om dan met<br />

vereenigde magt den vyand aan te tasten, viel hy<br />

aan op een deel Friezen, die de Hollanders te<br />

gemoete zagen, en wel op hunne hoede waren.<br />

In den eerften aanval feheen de krygskans hem<br />

gunftig, alzo de Friezen, het zy voorbedachtelyk,<br />

of gedwongen, ten deele naar de Stad, en ten<br />

deele naar het Klooster vlooden. Doch ook<br />

hier door den Vyand gevolgd en aangevallen<br />

zynde, booden zy zulk eene kloekmoedige tegenweer,<br />

en werden van het naastgelegen Landvolk,<br />

op 't klippen ,der klokken fchielyk in<br />

de wapenen gekomen , zo mannelyk onderfteund<br />

en geholpen, dat een groot deel der<br />

Hol-


van F R I E S L A N D . 493<br />

Hollanderen fneuvelde, en de overigen genoodzaakt<br />

wierden de vlugt te neemen. *<br />

Deeze nederlaag was maar pas volbragt toen<br />

de Graaf met de zynen, en daar onder den<br />

bloem van den Hollandfchen Adel, op eenigen<br />

affland ten noorden van het Klooster, aan land<br />

trad. Onkundig van 't geen 'er gefchied was, en<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO»<br />

RIE.<br />

Hetzelfde<br />

lot<br />

wedervaart<br />

den<br />

Graave.<br />

te vuurig van aart,om zich zo veel tyds te gunnen<br />

als noodig was om het Leger behoorlyk<br />

in flagorde te fchaaren, deed hy de zynen<br />

by benden op de Friezen aanvallen. Doch<br />

van deezen zaten 'er veelen in het riet verborgen,<br />

waaruit zy, op 't naderen der Vyanden,<br />

die in 't naastgelegen dorp reeds aan 't branden<br />

en blaaken floegen, voor den dag fprongen:<br />

ook fchooten hunne zegepraalende fpitsbroeders<br />

hun met zulk eene vaardigheid ter hulpe toe,<br />

dat den Graave een tegenltand wedervoer, die Hy fheii*<br />

zyne verwachting zeer verre te boven ging,<br />

vele in 't<br />

gevecht.<br />

en hem eerlang het leeven kostte. Aan te luttel<br />

heldenmoeds van zynen kant was dit niet te.wyten.<br />

Met eene bende van vyf honderd man, viel hy zeer<br />

onvertfaagd op den Vyand aan; ook doorftak hy<br />

met eigen hand een' der Friefche Edelen, en nam<br />

de pligten van Veldheer en Krygsknecht tenens<br />

waar. Maar omgeeven en overvallen door de veelheid<br />

der vyanden, die als byën, op 't gehoorde allarm,<br />

van alle kanten famen zwermden, werd hy<br />

eindelyk, met alle de manfchap die hem verzelde,<br />

verflagen, en zyn lyk, uit weerwraak over den<br />

Zyn Lyfc<br />

gefneuvelden Edelman, door de Friezen ont­<br />

wordt uit<br />

hoofd. De andere benden, die vervolgens aan wraakgie.<br />

land kwamen, en ten ltryde liepen, werden niet righeid<br />

snshoofci.<br />

veel


BEKNOP­<br />

TE HISTO<br />

WE,<br />

Deeze<br />

overwin­<br />

494 Tegenwoordigs Slaat<br />

veel beter onthaald, zynde maar Weinigen-<br />

" daarvan het met de vlugt ontkomen. De ftryd<br />

duurde van den opgang der zonne tot den laaten<br />

avond. Achttienduizend , zo Hollanders als<br />

Zeeuwen en Henegouwers, zouden daarby, naar<br />

men verhaalt het leeven hebben ingefchooten ,<br />

't zy datze al vechtende fneuvelden, of in 't<br />

ilyk en water verfmoorden; en onder deezen<br />

telde men tweehonderd en veertig Edelen van<br />

het eerfte aanzien. \<br />

Op den zesentwintigften van Herfstmaand des<br />

jaars dertienhonderd vyfenveertig, in de naby-<br />

ning werd<br />

behaald heid van Warns, een weinig oostvvaards van<br />

in dea Stavoren, werd deeze overwinning door de<br />

jaare Friezen behaald. Dezelve was te merkwaar­<br />

1345, nadiger,<br />

om dat de Vyanden tien tegen één fterk<br />

by Warns.<br />

waren,aangevoerdwïerdendoor eenen moedigen<br />

Graave, en zeer veele Edelen, waarvan fom«<br />

migen in den kryg waren grys geworden, tot<br />

hunne Bevelhebbers hadden; terwyl de Friezen<br />

ten grooten deele, uit ongeoeffend Landvolk beftonden,<br />

onbedreeven in de krygskunde waren,<br />

en op zyn best eenige Edelen en Prelaaten aan<br />

het hoofd hadden, die daarvan iets verftonden.<br />

Men ziet 'er uit, wat de zugt tot vryheid verma^,<br />

vooral wanneer die door gunftige omftandigheden<br />

onderfteund wordt, gelyk hier plaats had;<br />

zynde eene voornaame reden van 's Graaven<br />

nederlaage geweest, dat zyne vlootdeeien, op<br />

ongelyke tyden aangekomen en in gevecht geraakt<br />

, zich in eenen moerasfigen oord bevonden<br />

, waarvan de vryheidminnende Friezen de<br />

wegen , toegangen en fchuilhoeken volmaakte-<br />

lyk


van F R I E S L A N D . 495<br />

lyk kenden, terwyl de Hollanders van dit alles<br />

ten eenemaal onkundig waren.<br />

't Lyk van den Graave werd, tien dagen na<br />

den ftryd, gevonden door Marren, Kommandeui 't Lyk<br />

der St. Jans Heeren te HaarlemJ Deeze kende van Graa­<br />

's Graaven lichaam, dat nevens de andere verve Willem<br />

wordt gellagenen<br />

toen nog onbegraaven lag, aan zeker vonden ,<br />

lykteken, en begroef het zelve, met nog acht en in 't<br />

lichaamen van verflagen Ridderen, in't Kloos­ Klooster<br />

jBloemter<br />

Bloemkamp, naby Bolswerd, van waar het<br />

kamp be«<br />

naderhand, door Hertog Albrecht, naar Valen- graaven.<br />

chin is vervoerd. De beenderen der overige<br />

verflagenen werden naderhand op een' hoop ge»<br />

tast, en hebben langen tyd in 't naaste Benediktiner<br />

Klooster ten toongelegen, Ook plag men<br />

den dagderoverwinninge , ter eere van de Maagd<br />

Maria, nog lang daarna, jaarlyks, te vieren,<br />

en de Friefche Lieve Vrouwe te noemen ( § }.<br />

f5) Schot. Fr, Hist. bl. 180. Winfem, Kron, van<br />

Friesl. bl, 202. U. Emm. Rer. Frif. Hist, L. XIV.<br />

p. 106„<br />

X, HOOFD.<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTC*<br />

RIE.


49


tan FRIESLAND. 407<br />

Dit verblyf van Vrouwe Margareet in Holland<br />

mogt den Landzaaten van dat gewest<br />

BEKNOP»<br />

IEHISTCM<br />

aangenaam en voordeelig zyn uit hoofde van<br />

de vryheden en voorrechten, die zy ligtelyk De Friezenheb­<br />

van haar verkreegen, om dat zy zich hier-,<br />

ben wei.<br />

door van hunne genegenheid zocht te verzeke- , nig reden<br />

ren, en hen te afkeeriger van Koning Edu- om zich<br />

daar over<br />

ard te maaken; de Friezen hadden geene reden<br />

te veibly In<br />

den<br />

C*) Voornaame Gefchiedfchrvv'èrs, 'als Wagenaar<br />

Vaderl. Hist. III. D. bl. 261. F. Sioerds Jacrb I 1. D.<br />

bl. 387. en Cerifier Tabl. de 1' Hist. Gener. Tun. I.<br />

p. 420; zetten dit wreed bedryf op rekeninge van Graaf<br />

Wli'<br />

li<br />

RIE.


498 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ den volgenden jaare verkocht zy 'c eiland<br />

TE HISTO- Marken, voor de eene helft aan fommige<br />

HliS. bewooners van het eiland zelf, en voor de<br />

andere helft aan eenige Poorters van Amfterdam,<br />

volgens Koopbrieven, die daarvan nog voorhanden<br />

en ten zelfden jaare bekrachtigd zyn, door<br />

haaren Zoon Hertoge Willem van Beyeren,<br />

als toekomenden Landsheere en Graave van<br />

Holland en Zeeland ( * ).<br />

's Keizers Na een kort verblyf hier te lande werd Vrou­<br />

Zoon Wilwe Margareet wederom naar Beyeren ontboolem<br />

wordt den door haaren Gemaal, den Keizer, die ech­<br />

tot Opvolgerter,<br />

om den Hollanderen genoegen te geeven ,<br />

van zyne beloofde, Willem, zynen tweeden Zoon, her­<br />

Moeder waarts te zullen zenden, om de landen in haar<br />

verklaard.<br />

afzyn te regeeren. Ook verklaarde hy , nadat<br />

zyn oudfte Zoon Lodewyk affiand van zyn<br />

recht op deeze Landen gedaan had, Willem<br />

tot opvolger van Vrouwe Margareet, en Albrecht<br />

tot opvolger van Willem, indien deeze<br />

zon-<br />

Willems Weduwe, Jchanna. Doch hoe groot de aandoening<br />

van deeze jonge Weduwe over den dood van<br />

haaren Gemaal ook ware, of hoe geheeten. zy deswege<br />

op de Friezen mogt zyn; haare heerichappy had met<br />

zynen dood uir. Om deeze reden .volgen wy hier<br />

liever het verhaal van Winfem, Kron. van Friesl. bl. 20ij,<br />

en van Schot. Fr, Hist, bl. i8z. U. Emm, is het ook<br />

met deeze laatften eens; zeggende hy, Rer. Frif. Hist.<br />

L. XIV. p. 108. Guilhelmo a Frifiis cssfo, cum liberos<br />

non reliquisfet, Margarita foror, qua; in eonjugio-<br />

Ludovici IV. Imp. Bavari erat, hreres opum fratema.<br />

rum, in Hollandiam veniens, fumpto principatu, omriem<br />

bilem in Frifios effudit, attamen publico belk*<br />

lacesfere eos aufa non fuir.<br />

(*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. S02 ea<br />

203.


tan FRIESLAND. 499<br />

zonder kinderen overleed. Willem kwam BEKNOPnog<br />

voor het einde dcezes jaars in Holland, TE HlSTO'<br />

RIE.<br />

en daar op vertrok zyne Moeder naar Beyeren,<br />

tot den Keizer haaren Gemaal, naalvoorenshet<br />

bewind aan deezen haaren Zoon, onder zekere<br />

voorwaarden, overgedraagen te hebben. In hoe<br />

verre Willem daaraan al of niet voldaan hebbe,<br />

cn wat al onheils Holland en Zeeland wedervaaren<br />

zydoor den twist,die aldra tusfehen Moederen<br />

Zoon ontftond, is buiter. ons bellek. Een enkel<br />

woord meenden wy van deeze gebeurtenisfe<br />

te moeten melden, om dat in het verder beloop<br />

van deeze beknopte Historie van <strong>Friesland</strong><br />

meer dan eens zo van Willem als van Albrechc<br />

gefproken zal moeten worden.<br />

Een der eerfte verrichtingen van Graave Graaf<br />

Willem den V, waarby de Friezen belang Willem<br />

zoekt de><br />

hadden, beftond daarin dat hy, hen willende<br />

Friezen tei<br />

ftraffen over den dood van zynen Oom, Wil­ ltraifen<br />

lem den IV, doch hen met geen Leger kun­ over den<br />

nende of durvende bevechten, lastbrieven uitgaf dood vaa<br />

zynen'<br />

;aan byzondere perfoonen:-,, om op de Oost- Oom.<br />

, 9, friezen te panden, cn hen allerwege te be><br />

„ fchadigen, te water en te lande , aan lyf en<br />

5, goed, zullende alles wat zy op hen winnen<br />

„ konden hun eigen weezen, en alles wat zy<br />

s, deeden gerekend worden van's Graaven wege<br />

„ gedaan te zyn, even of het door hem zei ven<br />

„ gedaan ware, met bevel aan zyne onderdaanen ,<br />

„, en verzoek aan alle zyne vrienden, omzoda*<br />

,,, nige Commisfievaarders van zynent wegevor-<br />

,„ derlyk en gunftig ce zyn " ( *).<br />

Deeze<br />

C *) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bi. 203 ea<br />

204.<br />

Ii 2


BEKNOP<br />

TE HISTO<br />

RIE<br />

Tusfehen<br />

beiden<br />

Tegenwoordige Staat<br />

Deeze beginfelen van 's Graaven regeeringe<br />

waren voor de Friezen van de onaangenaamfte<br />

uitzigten, dewyl het te vreezen ftond, dat de Graaf<br />

hen al 't gewicht zyner wraakgierigheid zou<br />

wordt een doen gevoelen , zo dra hem daartoe de gelegen­<br />

Beftand heid gebooren wierd. De Friezen twyffelden hier<br />

van twin­ ook niet aan, en waren uit dien hoofde ' te getig<br />

jaaren<br />

getroffen. reeder om een beftand met den Graave aan te<br />

gaan 's Graaven Moei Filippa,Koninginne van<br />

Engeland, baande daartoe den weg, en bewerkte<br />

, dat 'er Vooreerst een ftilftand van wapenen<br />

voor eenige weeken getroffen wierd, welke daarna<br />

in een twintig jaari^ Beftand werd veranderd 't<br />

Zelve werd niet alleen door die van Westergo,<br />

maar ook door die van Oostergo aangenomen ,<br />

en vervolgens bevestigd, op den tienden van<br />

-Oogstmaand des jaars dertienhonderd achten­<br />

1343. ' veertig.<br />

Europa In hoe verre de Friezen gerekend moeten<br />

wordt worden door dit beftand 's Graaven regeeringe<br />

jammer, over zich erkend te hebben, ftaat ons in 't ver­<br />

lyk ge<br />

volg te blyken; hier dient een enkel woord geteisterd<br />

door eeae ; meld wegens die geduchte Pestziekte, waardoor,<br />

geduchie in den jaare dertienhonderd en vyftig, 't grootPestziekfte<br />

deel van Europa zo jammerlyk geteisterd<br />

te. wierd, dat daardoor bykans de helft der men­<br />

i3fo.<br />

fehen ten grave daalde, gebeele dorpen en<br />

fteden uitftierven , en ledig van bewooners<br />

laaen. <strong>Friesland</strong> bleef zo weinig bevryd van<br />

dien fnerpenden geesfel, dat daardoor alleen in<br />

het Klooster Klaarkamp honderd drieëntachtig,<br />

en in dat te Foswerd tweehonderd en zeven :<br />

menfehen wierden weggerukt ( *). Dat het<br />

sriilige<br />

(*) Schot. Fr. Hiït. bl. 183.


van FRIESLAND. 501<br />

jrillige en dweepachtige bygeloof, ter afwen- i BEKNOP­<br />

TE HISTO»<br />

linge van dit geduchte oordeel, een zeldzaam<br />

RIE.<br />

lag van boete ter baane bragt, ingevolge van<br />

welke men de zogenoemde Geesfelaars , in<br />

grooten getale, verfchèiden landen zag doorwandelen,<br />

en alles in beweeging brengen, loopt<br />

jmiten ons beftek, en is by anderen ten overvloede<br />

te vinden.<br />

! Hertog Willem, meer belang Hellende in het Hertog<br />

bevorderen van den Koophandel zyner onderdaa Willem<br />

zoekt den<br />

ïen dan zyne Moeder, Vrouwe Margareet, geKoophanluurende<br />

haar bellier, gedaan had, zag zich del te<br />

liet zodra in het Graaflyk bewind bevestigd, bevorderen.<br />

>f hy poogde daarin naar vermogen te voorzien.<br />

2elfs gaf hy den Friezen, by eenen Openbricf<br />

fan den zestienden van Wintermaand des jaars<br />

dertienhonderd eenenvyftig, volle vryheid, om 1351.<br />

n zyne landen veilig te mogen handelen (*).<br />

Schoon men reden heeft om te denken, dat dit<br />

neer ten voordeele der Hollanderen en Zeeuven<br />

dan wel der Friezen gefchiedde , nogihans<br />

deelden ook deeze laatllen, en inzonderleid<br />

die van Westergo en Stavoren , uit hoofde<br />

ran hunne uitgebreider fcheepvaart, daar in<br />

grootelyks.<br />

Niet onwaarfchynlyk heeft de overweeging Die van<br />

Stavoren<br />

/an deeze vryheid, in vereeniginge met hun ei-<br />

begeeven<br />

gén belang, die van Stavoren overgehaald, om zich we­<br />

inch kort daarna wederom onder de gehoorzaamder onder<br />

heid van den Graave van Holland te begeeven; de gehoor<br />

gelyk daartoe door Schepenen en Raad der Stad<br />

zaamheid<br />

lan eenige Poorters de noodige volmagt gegee­ von deu<br />

ven Graave.<br />

'\ Q*) Groot Charterb. Tan Friesl. I. D. bl. 208.<br />

Ii 3


EEKNOP-<br />

%IL HISTO­<br />

RIE.<br />

1352. '<br />

502 Tegenwoordige Slaat<br />

't Welk over ten hoogden voldaan", bevestigde ten zelf­<br />

de beves. den dageaile de voorrechten en vryheden, door<br />

liging<br />

hunner zyne Voorzaaten , de Graaven van Holland ,*<br />

voorrech­ voorheen aan die van Stavoren verleend; 'twelk<br />

ten ten ten gevolge had, dat de Wethouders van Stavo­<br />

gevolge<br />

ren, by eenen Openbrief van Sprokkelmaand<br />

heeft.<br />

des volgenden jaars, de gedaane hulde bekrach­<br />

1353.<br />

tigden, en verklaarden: „ dat zy Hertog Willem<br />

„ van Beyeren, Paltsgraaf aan den Ryn , Graaf<br />

„ van Holland cn Zeeland en Heer van Fries-<br />

„ land, Verbeider der Graaffchappe van He.<br />

„ negouwen, huldigden en aannamen, voor<br />

„ hun en hunne nakomelingen, Poorters van<br />

„ Stavoren, voor hunnen Heere, beloovende<br />

„ de hulde en trouwe vast en onverbreeklyk te<br />

„ zullen houden ". Ook dit liet Hertog Willem<br />

niet onbeloond, maar bevestigde, in erkentcnisfe<br />

daar van, nog ten zelfden jaare, in 't byzonder<br />

alle de voorrechten, welke de Stad weleer<br />

van Floris den V, en van Jan den II, Graa«<br />

ven van Holland, ontvangen had Cf).<br />

En sfkeerigheid<br />

van den<br />

B'sfchop<br />

van Utrecht<br />

baart.<br />

ven werd, vertekend op den eerden Vrydagdes<br />

[aars dertienhonderd tweeënvyftig,en door hen,<br />

nog voor het einde dier maand, binnen Dordrecht,<br />

ter uitvoer gebragt. De Graaf, hier<br />

Naar maate zich die van Stavoren naauwer<br />

met den Graave van Holland verbonden, fcheenenze<br />

afkeeriger van den Bisfchop van Utrecht<br />

te worden; althans waren 'er om deezen tyd,<br />

binnen hunne Stad, zekere tolrechten, die men<br />

ge-<br />

(f ) De oorfprongklyke Stukken van 't eene en andere<br />

vindt men in 't Groot Charterb. van Friesl. I. O.<br />

bl. 2pp en 310.


van F R I E ' S L A N D . 503<br />

gewoon was Bisfchops tollen te noemen; doch BEKNOP.<br />

welke de Regeering der Stad aan zich nam,<br />

RIE.<br />

ien zeer waarfchynlyk zonder toeftemminge van<br />

den Bisfchop; vermids de Schepenen en Raad,<br />

in den brief dien aangaande aan den Hertog gefchreeven,<br />

zich, na de gewoone piigtpleeging,<br />

in de taal van dien tyd, aldus uitdrukken: „Lie-<br />

3, ve Heere, in ghenoeghe te wetenne, dat wy<br />

„ des Biscops tolne in Stavoren an ons ghe-<br />

„ noemen hebben, alfo dat die Poirters wt ju-<br />

„ wen vryen Heden in Holland tolne vry zullen<br />

„ vaeren ende keren in Stavoren, alfo lange als<br />

, onze Poirters hoere vryheyt in Holland b;-<br />

, holden, dieze van juwe voervaders hebben<br />

, gehat, ende van ju hebben wy, lieve Heere"<br />

l § ). Schoon het niet blykt, dat de Bisfchop,<br />

lie vooreerst ook elders de handen daartoe te vol<br />

verks had, die van Stavoren deswegen vyandyk<br />

behandeld hebbe, moet 'er nogthans iets<br />

an dien aart gebeurd zyn, alzo de Bisfchop<br />

0 Regeerders van Utrecht, niet lang daarna,<br />

en Belfond met die van Stavoren hebben aanegaan,<br />

't welk aanvang moest neemen met<br />

e Lente des jaars dertienhonderd vieren vyfg<br />

, en duuren tot Kersdag over twee jaaen,<br />

en alzo tot het einde des jaars dertienonderd<br />

zevenenvyftig (f).<br />

De naauwe verbindtenis tusfehen die van De naau»<br />

we verbindtenis<br />

tusfehen<br />

iis van<br />

]<br />

ravoren en den Hollandfchen Graaf, was J<br />

iiist niet zeer naar den fmaak der overige Frie- t<br />

en, niet zonder reden beducht, dat hunne<br />

vry-<br />

((g) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 2ir.<br />

Ii 4<br />

TE HlSTO»


BEKNOP<br />

ÏE HlSTO-<br />

1UE<br />

Staioren<br />

en den<br />

Graaf, is<br />

niet naar<br />

den fmaak<br />

der overi­<br />

geFriezen. 1354.<br />

5


van F R I E S L A N D . 505<br />

vers dachten 'er eveneens over; hebbende BEKNOP­<br />

TE HISTOmen<br />

het daaraan toe te fchryven, dat zy zich,<br />

KIE.<br />

eenigen tyd geleeden, met de Landzaaten van<br />

zich met<br />

Ysfelham, insgelyks van den Bisfchop afgeval ' die van<br />

len, tegen het Sticht verbonden. Dan die van Ysfelham<br />

Ysfelham zagen zich, ten jaare dertienhonderd te^en den<br />

Bislehop*<br />

vyfenvyftig, door Bisfchop Jan van Arkel, gedwongen<br />

het gemaakte verbond te verlaaten, I3S5»<br />

en zich op nieuw aan hem te onderwerpen,<br />

gelykze by eede en gezegelde brieven deeden.<br />

Veel ligt ware hy verder gegaan, om de reedsgemelde<br />

Friezen onder zynen ftaf te brengen,<br />

zo niet de' oorlog met den Hollandfchen Graave<br />

hem aan ander en gewigriger werk geholben<br />

had; en echter zag by 'er niet geheel van<br />

af, gelyk ons in het vervolg zal blyken. De<br />

Friezen van Stellingwerf en Schooterwerf fcheenen<br />

dit ook te verwachten, en maakten daarom,<br />

rer hunner beveiliginge, een verbond mee die Ook maaken<br />

ze een<br />

van Groningen ( $ ), waarby men zich van we­<br />

verbond<br />

derzyden verbond, geene overheerfching van ee­ met die<br />

nen vreemden Prinfe ofHeere,inzonderheid van van Gro­<br />

het Zuiden komende, ( waar mede de Bisfchop ningen.<br />

van Utrecht gemeend werd) te zullen lyden, en<br />

verder met elkandcren goede buurfchap en vrede<br />

te houden, zo in handel en beltuur van recht,<br />

als anderzins (f ).<br />

Hoewel men uit het aangaan van verbonden De Frier<br />

geen voldingend bewys kan afleiden, dat 'er voor­ zen (luiten<br />

heen twisten en oneenigheden tusfehen de ver­ een verdrag<br />

met<br />

bond de West»<br />

(§) Schot Friefche Hist bl. 186, en Befchr. van friezen,'<br />

Friesl. in Quarto. bl. 176.<br />

(IJ U. Erara. Rer. Frif. Hist. L. XIV. p. 112,


50(5 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ bondmaakers hebben plaats gehad; nochthans<br />

TS Hisro-<br />

* kunnenze van dien aard zyn, dat zulks daaruit<br />

KIE,<br />

met zeer groote waarfchynlykheid valt op te<br />

maaken, fchoon de gefchiedverhaalen ons wegens<br />

de twisten zelve in het duistere laaten.<br />

Dus is het met dat verbond, 't welk , na<br />

de terugkomfte van Hertog Willem uit Engeland<br />

, en voor dat men hem, uit hoofde van<br />

zyne krankzinnigheid, had vastgezet, tusfehen<br />

de Westfriezen aan de eene, en de Friezen van<br />

Westergo en Oostergo aan de andere zyde, getroffen<br />

, en door Hertog Willem bekrachtigd werd<br />

1357'<br />

op den vyfden van Wynmaand des jaars dertienhonderd<br />

zevenenvyftig: want hetzelve behelsde<br />

hoofdzaakelyk vergoeding en herftelling van wederzydfche<br />

fchaden, ter uitfpraake van goede<br />

mannen , daartoe aan beide zyden te kiezen;<br />

mids dat beide partyen, op zekere bedelde<br />

dagen, aangeeving moesten doen van de fchaden<br />

, die zy geleeden hadden ( f ). Ook is dit<br />

verdrag op den eerften van Wynmaand des volgenden<br />

jaars door Hertog Albrecht bevestigd<br />

(*), nadat deeze om zyns Broeders krankzinnigheid<br />

tot Ruwaard der Landen was aangenomen.<br />

<strong>Friesland</strong> <strong>Friesland</strong> kreeg dus eene nadere betrekking<br />

krygt ee­ tot deezen Hertog, aan wien Keizer Lodewyk<br />

ne nadere van Beyeren, reeds voorheen, alle de landen van<br />

betrek­<br />

Hertoge Willem, en daaronder ook de Heerking<br />

tot<br />

Iiertog lykheid van <strong>Friesland</strong>, had toegezegd, zo deeze<br />

Albrecht zonder Kinderen overleed, gelyk in vervolg van<br />

Van Beysren.<br />

tyd<br />

(f) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. m6.<br />

(*) _ . •.,•..„ bl. 224.


van FRIESLAND. 507<br />

eyd gebeurde. Vooreerst evenwel had Hertog BEKNOP.<br />

Albrecht de handen te vol met de Hoekfche TE HISTO­<br />

RIE.<br />

en Kabbeljaauwfche twcefpalc, om zich met<br />

de Friezen veel te bemoeien. Dus is het niet<br />

te verwonderen, dat die van Oostergo cn Westergo,<br />

ten jaare dertienhonderd eenenzestig,met 1361.<br />

die van Hummerzee, Hunfingo, Fievelingo, 't<br />

Oldamt, Reiderland, Emesgo, Broekmcrland cn<br />

de Burgemeesters der ftad Groningen, een Ver­ Eu fluit<br />

drag flooten; ftrekkende tot bewaaring van de een Ver •<br />

dras: mee<br />

gemeene ruste, tot onderhouding van zekere de Omme.<br />

wetten en regels, ten nutte der landen, en tot [anders • en<br />

vermeerdering en bekrachtiging der wetten , Groningers.<br />

voormaals by den Opftalboom vastgefteïd. Men<br />

zocht zich dus niet alleen tegen 't wereldlyk ge­<br />

0 . " .v g^zagzag<br />

van<br />

van<br />

den<br />

den<br />

Utrechtfchen<br />

Utrechtfchen<br />

Kerkvoogd<br />

Kerkvoogd te<br />

te verfterverfterken,<br />

maar ook aan eikanderen eenen fteun te<br />

hebben tegen Hertog Albrecht zeiven, zo deeze<br />

zyn gebied eens verder zocht uit te ftrekken,<br />

dan geoordeeld wierd met der Landen vryheid<br />

over een te komen,<br />

Het leed ook niet lang of Bisfchop Jan van De Ut-<br />

Arkel deed het geene men van hem had verwacht. 'recht i'c ha<br />

Bisfchop<br />

Sedert eenigen tyd ruste gehad hebbende met dwingt<br />

zyne Stichtfche onderdaanen , vatte hy nog ten de \ Steen-<br />

zelfden jaare de wapenen op tegen die van: wykers en<br />

Stelling-<br />

Stellingwerf,, Steenwyker Woud en fommige<br />

wervers<br />

Drentfche Landzaaten, die federt langen tyd, tot onder­<br />

geweigerd hadden zyn wereldlyk gezag te eer , werping.<br />

bicdigen. Niet onwaarfchynlyk heeft het zo evengemelde<br />

verbond der Friezen , Ómmelanders<br />

eh Groningers hem tot het denkbeeld gebragt,<br />

dat het hoog tyd ware , zyn gezag door de<br />

wapenen ftaande te houden, zo hy het niet voor<br />

altoos'


B [KNOP­<br />

TE Hm o<br />

RIE,<br />

De Stellingwerversval­<br />

len weder<br />

van hem<br />

af; doch<br />

worden<br />

met geweldbedwongen.<br />

1362.<br />

508 Tegenwoordige Staat<br />

*<br />

altoos verliezen wilde. Hoe't zy, de Kerkvoogd<br />

trok met een aanzienlyk Leger te velde<br />

, en viel de Srellingwervers met zo veel geweld<br />

op 't lyf, dat zy, fchoonze eenen dapperen<br />

tegenftand booden, genoodzaakt wierdtn met<br />

groot verlies van volk te wyken. De Bisfchop,<br />

hiermede niet voldaan, vervolgde de vlugtenden,<br />

verbrandde verfcheiden dorpen en huizen, en<br />

gaf het omliggende land ter plonderinge over<br />

aan de zynen. Door zo wreed eene behandelinge,<br />

waarin althans niets van dien zachtmoedigen<br />

geest vernomen werd, welken men van een' Christen<br />

Kerkvoogd verwachten mogt, zagen de<br />

Steenwykers en Stellingwervers zich der maate<br />

vernederd, dat zy genoodzaakt waren het Bisfchoplyk<br />

juk op nieuw aan te neemen, en nog<br />

daarenboven tienduizend oude fchilden, tot ftraffe<br />

hunner ongehoorzaamheid, te betaalen.<br />

De Stellingwerver Friezen waren niet .te min<br />

zo verre van 't juk met geduld te draagen, dat.<br />

hun door deezen Kerkvoogd, onder wunzyniet<br />

dan alleen in het Kerkelyke meenden te liaan ,<br />

was opgedrongen, dat zy kort daarna wederom<br />

afvielen, en volllrektelyk weigerden hem eenige<br />

gehoorzaamheid te bewyzen. Dan ook dit bekwam<br />

hun kwalyk. Jan van Arkcl, nu veel<br />

vaster in den zadel zittende dan hy wel voor-*<br />

heen gedaan had, viel, omtrent het begin van<br />

Sprokkelmaand des volgenden jaars, met een magtig<br />

en welgewapend heir in Stellingwerf, nam<br />

de opgeworpen fchanfen en llerkten met geweld<br />

in, verwoestte de landllreck, en gaf een by •<br />

gelegen dorp ten roof aan zyne benden. De<br />

Kerkvoogd bleef dus in wreedheid zich zeiven<br />

e I v k<br />

ë Ï


tan FRIESLAND. 509<br />

gelyk, en de fchrik, hierdoor onder de overige BEKNOP'.<br />

landzaaten verwekt, was zo groot, datze, het TE HISTO»<br />

RIE.<br />

hoofd in den fchoot leggende, den Bisfchop om<br />

vrede baden, en dien op voorwaarde van onderwerpinge<br />

van hem verkreegen (§)•<br />

Ten zelfden tyde dat de Stellingwervers, om de Stavoren<br />

erkent den<br />

zaak der vryheid, zo veel te lyden hadden, werd<br />

Hertog<br />

Hertog Albrecht, in navolginge van de meeste voor Ra«<br />

Edelen en lieden van Holland, ook door die waard.<br />

van Stavoren voor Ruwaard erkend. In vergeldinge<br />

van deeze aan hem betoonde onderwerpinge,<br />

waarop het de Hertog ten fterkften<br />

gezet had, bevestigde hy op nieuw alle de<br />

voorrechten der ftad, en droeg aan de Schepenen:<br />

van Stavoren zyn Schoutampt, binnen dezelve<br />

ilad,met den aankleeve van dien, op, voor eene<br />

jaarlykfche pagt van een Mark zilvers, te betaalen<br />

in handen van den Rentemeester vanKennemerland;<br />

zullende deeze overdragt, en de daarvoor<br />

bedongen pagt, duuren tot de volle af bé -<br />

taaling van zekere duizend Brugfche Schilden<br />

van vyfentwintigVlaamfche grooten ieder, door<br />

die van Stavoren, in gereeden gelde, aan hem<br />

verfchooten (f).<br />

Zeer waarfchynlyk vleide zich Hertog Al­ De Hertog<br />

brecht , dat het voorbeeld van Stavoren, en de vleit zictii<br />

te ver­<br />

vriendlykheid door hem aan die Stad beweezen,<br />

geefs , dat<br />

de overige Friezen zou beweegen om hem ins­ de overige<br />

gelyks te erkennen, voor datze hiertoe door de Friezen<br />

wapenen genoodzaakt wierden ; te meer wyl dit voorbeeld<br />

zul*<br />

Keizer Karei de IV, in zyne belangen Was, en nog<br />

len vol­<br />

in gen.<br />

(5) Schot.'Friefche Hist. bl. 18(5.<br />

(1) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 226".


51 o Tegenwoordige Staat<br />

BliKNOPm<br />

het zelfde jaar, ten zynen voordeele, aan de<br />

Tü HlSTO<br />

urn. ''Prelaaten, Grietmannen, Rechters en geheele<br />

Gemeente van Oostergo en Westergo eenen<br />

brief zond, waarin hun, op verlies van allé de<br />

rechten, vryheden en weldaaden, die hun vrfn<br />

het Keizerryk beweezen waren, gebooden<br />

werd, Herrog Albrecht, zynen Schoonvader, als<br />

Gouverneur of Stadhouder van 's Ryks wege,<br />

aanteneemen, en dien te gehoorzaamen<br />

Doch het eene zo wel als het andere had geen<br />

invloeds genoeg op de gemoederen der Friezen,<br />

om zich voor als nog naar den zin des<br />

Hertogs te fchikken.<br />

De rust in i Het was <strong>Friesland</strong> beoosten het Vlie, fe-<br />

<strong>Friesland</strong><br />

wordt ge. dert de zege, op Graave Willem den IV, be­<br />

ftoord haald, ook juist niet kwalyk vergaan; hebben­<br />

door de de hetzelve, als men 'er den Bisfchoplyken<br />

Geestelyken.<br />

oorlog tegen de Stellingwervers van uitzondert,<br />

eene taamelyke ruste genooten; en deeze zou<br />

waarfchynlyk langer geduurd hebben, zoze niet<br />

eenigzins van dien kant ware geftoord geworden,<br />

van waarze de meeste befcherming had<br />

behooren te ontvangen. De Kloosterbroeders,<br />

door hunne rykdommen verderteld, en weinig<br />

pasfende op de regels hunner orde, waren de<br />

eerften, die 't vuur van twist en verdeeldheid<br />

cnrlïaken: want die van Oudeklooster of Bloemkamp<br />

zonden hunne Konverfen uit om de<br />

Proostdy op het zand te Pingjum,. Vïnea Domini<br />

of 's Heeren Wyngaard genoemd, te bevechten.<br />

Wybrand Wobbinga , een Friesch<br />

Ldelman, fchoon tegen zulk eene bende gekapte<br />

(D Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl zz?.


van FRIESLAND. 5a<br />

noodzaakt vonden onverrichter zaake af te<br />

trekken. Wybrand onderttisfchen, niet verzekerd<br />

, dat hun door deeze afwyzinge de<br />

vreeze zodanig om het hart geflagen ware ,<br />

dat hy naderhand niets van hun zou te duchten<br />

hebben, oordeelde het veiligst daartegen by<br />

tyds de nocdige voorzorge te gebruiken. Het<br />

verfterken en verbouwen van het Stins Wïnia,<br />

der Proostdye toebehoorende, kwam hem ten<br />

1 dien einde het beste voor, en werd met zo<br />

veel yvers ondernomen en voortgezet, als het<br />

j gewigt der zaake vorderde.<br />

Had Waldemar de II, Koning van Deene- j<br />

! marken, gelyk wy voorheen zagen, die van'<br />

: Stavoren met verfcheiden voorrechten beichon- 1<br />

lken, welke naderhand door Chriftoffel den II,'<br />

Ibevestigd werden; Waldemar de III, volgde!<br />

idat voorbeeld, verleende insgelyks verfcheiden I<br />

vryheden en voorrechten aan deeze Stad, wel- v<br />

Kapte boldaaten met gewapend, befchermde ! BEKNOP»<br />

echter deeze zyne Proostdy met zulk eene , TE HISTO.<br />

' KIE.<br />

kloekmoedigheid, dat de aanvallers zich ge-<br />

Stavoren<br />

verkrygt<br />

verfcheiden,voorrechten<br />

van de<br />

Koningen<br />

van Denemarken<br />

en<br />

;ker Koophandel en Zeevaart, zo door den aan- \ Zweeden.<br />

iwas van Groningen, als het opdroogen der<br />

;gronden voor den mond der haven, federt<br />

:eenen geruimen tyd, merkelyk had afgenomen.<br />

I Waldemar de III, rekende hec voor zyne eigene<br />

:onderdaanen een ftuk van belang, op deeze<br />

wyze den koophandel en zeevaart der burgeren<br />

van Stavoren te begunftigen. De oorjfprongklyke<br />

brief, hiervan door den Koning<br />

gegeeven en verzegeld, is van den jaare dertienhonderd<br />

drieënzestig (*}. Soortgelyke<br />

vry-<br />

(*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 227 —


SEKNOP<br />

TE HlSTO-<br />

UIE.<br />

Hertog<br />

Albrecht<br />

bedwingt<br />

de Westfriezen.<br />

Houdt<br />

deerlyk<br />

huis op<br />

Terfchel-<br />

'•'ng.<br />

5I5 Tegenmbrdlgs Stam<br />

vryheden en voorrechten ontving Stavoren, vyf<br />

jaaren laater, van den Zweedfchen Koning Albert;<br />

en niet alleen-Stavoren, maar ook Hindeloopen,<br />

in erkentenisfe van den dienst,welke<br />

hem, tegen zyne vyanden, door deeze Steden,<br />

was beweezen ( § ).<br />

Midlerwyl verloor Hertog Albrecht het groote<br />

ontwerp om zich van 't Graaflyk bewind volkomen<br />

te verzekeren, en ook de Friezen vatl<br />

beoosten 't Vlie aan zich te onderwerpen,<br />

geenszins uit het oog. Hy bedwong dus niet<br />

alleen de Westfriezen , die zich, naar het fchynt ,met<br />

hunne naam- en ftamgenooten, tusfehen<br />

't Vlie en de Lauwers, vereenigd hadden, om<br />

zich der Graaflyke regeeringe te onttrekken;<br />

maar trok ook, iïa zulks verricht te hebben,<br />

naar het eiland Terfchelling,- tegen over <strong>Friesland</strong><br />

gelegen, en daartoe, in dien tyd, behoo-<br />

rende, alwaar hy, doch niet zonder fchade en<br />

verlies van volk , jammerlyk huishield t en<br />

de arme inwooners,. door branden en blaaken,<br />

in de uiterfte ellende bragc. De Friezen konden<br />

hieraan zien, wat hun van den Hertoge te<br />

wachten ftond, zo zyne wapenen hun te fterk<br />

wierden. Vooreerst maakte hy daarvan evenwel<br />

geen gebruik ten hunnen nadeele. De<br />

oorlog met Eduard, Hertoge van Gelder, en<br />

zyne poogin^en om zich als Graaf te doen<br />

huldigen, verfchaften hem andere bezigheden.<br />

In deezen flaagde hy niet ongelukkig. Veel<br />

hielp<br />

fj") Winfem. Kron. van Friesl. bl 207-f* 10<br />

' Schot.<br />

Fr. Hist. bl. 191 —194. Groot Charterb. van Friesk<br />

I. D. bl. zzp — 232.


van F R I E S L A N D . 513<br />

hielp hem hiertoe, onder anderen, dat hy, op :<br />

zyn verzoek, door Keizer Karei den IV, tot'<br />

Graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland,<br />

en tot Heer van <strong>Friesland</strong> wierd aangelteld, 1<br />

met bevel aan de Landzaaten , om hem hier 1<br />

BEKNOP- .<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

Wordt<br />

door den<br />

Keizer tot<br />

voor te erkennen. Uit de Openbrieven daar- Graaf' i en<br />

van zynde, ziet men dat, de Keizers deeze lan- Heer i dee­<br />

den nog als Ryksleenen bleeven aanmerken.; zer landen<br />

aange- ,<br />

Ondertusfchen is 't opmerkelyk, dat Albrecht,' fteld.<br />

daar hy door den Keizer, reeds omtrent den<br />

jaare dertienhonderd eenenzeventig, tot Graaf<br />

en Heer. was aangelteld , echter tot in het<br />

jaar . dertienhonderd negenentachtig,' in zyne<br />

brieven , hier te lande verleend, den naam<br />

van Ruwaard heeft gevoerd ,* waarfchynlyk mag<br />

men daaruit befluiten, dat de Keizerlyke brieven,<br />

by de Landzaaten,-niet krachtig genoeg geoordeeld<br />

zyn om Albrecht, voor zyn Broeder<br />

Willems dood, voor Graave en Heere te doen<br />

aanneemen (§).<br />

Men heeft te meer reden óm dit van de Hy be-<br />

Friezen te denken, wyl Hertog Albrecht, by een' looft aan<br />

Openbrief van den vyfentwintigften van Lente­ die van<br />

Stavoren<br />

maand des jaars dertienhonderd zevenenzestig befcher­<br />

(f) , aan die van Stavoren befcherming en ming en<br />

vrygeleide heeft toegezegd, ingevalle hunne vrygeleide.<br />

S;ad door de Friezen vernield moge worden,<br />

't Welk hy zeer waarfchynlyk niet gedaan zou<br />

hebben , indien de overige Friezen even gereed<br />

als die van Stavoren geweest waren om<br />

zich aan hem te onderwerpen; of geen blykbaar<br />

(§) Vaderl. Hist. KI. D. bl. 304.<br />

(t) Groot Charter*, van Friesl. L D. bl. 829.<br />

Kk


BEKNOP­<br />

TE HISTO-<br />

JilE,<br />

5*4<br />

Tegenwoordige Staat<br />

Dirk van<br />

Tjumraa- vanTjummarum, toen Abt van 't Klooster Lidrum,<br />

Abt lum is geweest. Deeze, den roem hebbende<br />

van Lid.<br />

lum, van uitgeitrekte geleerdheid en een juist oor­<br />

poogt de deel , was eerst Priester te Sixbierum; van daar<br />

Klooster- werd hy beroepen tot de Pastory van Berlikum ,<br />

tugt te daar hy, met hulpe der ingezetenen, iu plaats<br />

hervormen.<br />

der oude en bouwvallige Kerk eene nieuwe<br />

bouwde. Abt geworden zynde, wendde hy<br />

alle zyne vermogens aan om de vervallen Kloostertugt<br />

te hervormen, en zyne onderhoorige<br />

Geestelyken tot geregelder zeden te brengen.<br />

Ook ging hy in 't aanneemen van nieuwelingen<br />

met byzondere omzigtigheid te werke, hebbende<br />

mannen van een onbelprokcn leeven,<br />

van gepaste geleerdheid en van goeden huize,<br />

fleeds by hem den voorrang boven anderen gehad.<br />

Met dit alles ontbrak het hem aan gee­<br />

Wordt<br />

opgevolgd<br />

door<br />

baar ongenoegen over de onderwerpinge dier<br />

Stad hadden opgevat. Hoe verre dat ongenoegen<br />

gegaan zy blykt niet zeker; maar wel,<br />

dat, omtrent deezen tyd, zo in <strong>Friesland</strong><br />

als op de meeste plaatfen langs de Noordzee,<br />

wederom een groot getal menfehen door eene<br />

hevige pestziekte is weggerukt; als ook, dat<br />

Theoderik of Dirk, een Fries , geboortig<br />

ne tegenltreevers, vooral in T<br />

c verbeteren<br />

der Kloostergebouwen , waarin de Grietmannen<br />

van Baarderadeel en Barradeel, als ook de<br />

Kerkvoogden van Winfum , hem zeer veele<br />

hindernisfen in den weg wierpen. Ten jaare<br />

dertienhonderd negenenzestig overleeden zynde,<br />

werd hy opgevolgd door Wibrand, toenmaals<br />

Pastor te Berlikum, en uit eerlyke ouders te<br />

Tjiim gebooren. Onder andere byzonderheden,<br />

die


van F R I E S L A N D . 515<br />

die mén wegens deezen Abt vindt aangetekend, E<br />

munt wel het meest uit zo het bouwen van eenen T<br />

nieuwen zwaaren tooren by de Kerk van Ber- K<br />

SEKNOP-<br />

[•£ HISTO*!<br />

UE.<br />

Wibrand,<br />

likuin, door zynen Voorzaat daar gefticht, als j<br />

Pastor ta<br />

't geen tusfehen hem en twee Bisfchoppen van \ Berlikum.<br />

Utrecht is voorgevallen. Met Bisfchop Jan van [ Deeze<br />

Verhenburg kreeg hy naamelyk gefchil over de k krygt ver.<br />

grenspaalen van zyn geestelyk rechtsgebied, by ^<br />

fchil met<br />

Bisfchop<br />

gelegenheid dat Jan, Pastor te Menaldum, tot -j Jan van<br />

Proost van Vinea Domini te Pingjum verkooren \ Vern en-<br />

was , doch op den raad zyner Zuster die burg. 1<br />

verkiezing van de hand wees, hoe fterk hy ook<br />

rot het aanvaarden van dezelve door den Abt<br />

wierd aangezet. De Bisfchop, zich dit fammelen<br />

ten nutte maakende, poogde eenen anderen<br />

daarvoor in te dringen, onder voorgeeven<br />

dat de Proostdy tot zyn beftier behoorde.<br />

Dit bragt onzen Abt in de noodzaakelykheid,<br />

om eene reize naar Premonftreit en van daar<br />

naar Rome te doen, daar de zaak, door hooge<br />

tusfeherifpraak van 't hoofd der Kerke,<br />

wierd bygelegd ; doch niet zonder merkelyk<br />

nadeel van ft Klooster, dat de gelden tot deeze<br />

kostbaare reize van zynen Abt had moeten verftrekken<br />

(§).<br />

Als dit onweder dus was overgedreeven, Als ook<br />

ontftond kort daarna een ander, geduuren- met BisfchopArde<br />

het Bisfchoplyk beftier van Arnold van<br />

nold van<br />

Iloarn, die, na't overiyden van meergemelden Hoorn.<br />

Bisfchop, doch niet zonder veele voorafgegaane<br />

(§) Men zie van 't een en andere Schot. Befchr.<br />

van Friesl. in Quarto. bl. 337 , en Oudh. en Geit.<br />

van Friesl. 11. D. bl. 170 enz.<br />

Kk %


BBKNOP-<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

127.1,<br />

5i5 Tegenwoordige Staat<br />

ne oneenigheden tusfehen de leden van 't Domkapittel<br />

, tot deeze waardigheid verkooren was.<br />

Want na dat hy, ten jaare dertienhonderd eenenzeventig<br />

, met algemeene toejuiching, als Bisfchop<br />

te Utrecht was ingehaald, kreeg hy met Hertoge<br />

Albrecht aldra verfihil, welk zo hoog liep,<br />

dat de Stichtfchen, volgens eenpaarig be 'uit,<br />

den Hollanderen den oorlog verklaarden. Doch<br />

om dien met hoope van eenen goeden uitflag<br />

te voeren, had men manfchap noodig. Omze<br />

in genoegzaamen getale by een te krygen, liet<br />

de Bisfchop het oog vallen op de Friezen ,<br />

die wel een Beftand met Holland hadden,maar,<br />

om het gebeurde op Terfchelling, niet zeer<br />

Deeze Hollandsgezind waren. De Bisfchop liet der­<br />

poogt de<br />

Friezen halve eene heirvaart in <strong>Friesland</strong> uitfehryven;<br />

tot het ook zond hy zekeren Boudewyn derwaards om<br />

opvatten 'er het kruis in perfoon te prediken. Doch 't<br />

der wape­<br />

eene werkte zo weinig uit als het andere. De<br />

nen te beweegen.<br />

Friezen, geenen lust hebbende om, den Bisfchop<br />

ten gevalle, met Holland openlyk te<br />

breeken, ftonden deezen Kruisprediker vry eenpaarig<br />

tegen ; daartoe niet weinig aangemoedigd<br />

door de redenen van den Lidlumer Abt,<br />

Wibrand, die in deezen een der yverigften<br />

De Lidlu- was. Boudewyn vertrok dus onverrichter zaamer<br />

Abt ke wederom naar Utrecht; maar,.als te denken<br />

raakt daar<br />

is, niet zeer voldaan, en ook niet zonder<br />

door rn<br />

rnerkely- voorneemen om den Abt zynen tegenftand bekeongelegenheid.taald<br />

te zetten. Hy beklaagde zich grootelyks<br />

over denzelven, als over iemand die niet alleen<br />

hem, maar ook den Bisfchop zeiven geen gehoor<br />

had willen geeven; 't welk ten gevolge<br />

had, dat de Bisfchop, insgelyks te onvreden<br />

op


van F R I E S L A N D . 517<br />

op den Abc, hem eenen brief fchreef, waarin<br />

hy hem beval te Vollenhove te komen, alzo<br />

hy over eenige zaaken van belang met hem<br />

moest fprceken. De Abt, geen erg denkende,<br />

begaf zich derwaards; doch was niet zo<br />

dra te Vollenhove gekomen, of hy wierd in<br />

hechtenis genomen , en . niet los gelaaten ,<br />

voor dat hy tweeduizend kroonen tot losgeld<br />

tiad betaald; 't welk wederom een gevoelige<br />

r.eep voor 't Klooster was. Dit belette ondertusfehen<br />

den Abt niet, om , na zyne terugkomfte,<br />

het Klooster door aanwinninge van veele<br />

landen zo in Hennaard als elders te verryken<br />

C * j. Voor het overige fchynt deeze Kerkvoogd<br />

den Friezen, en inzonderheid den Geestelyken»<br />

geen kwaad hart toegedraagen te hebben<br />

, aizo in zekeren brief van hem alle Christenen<br />

worden opgewekt, om het St. Odulfs<br />

Klooster te Stavoren, dat by een fchiïkkelyk<br />

onweder en het geweld der Zee grootelyks<br />

befchadigd was, te hulpe te komen (f).<br />

Onder de Friefche Steden van Westergo, die<br />

tér befcherminge van 's Lands vryheid ééne<br />

lyn trokken, was Franeker eene der voornaamften,<br />

zynde Stavoren, uit inzigt van zeevaart<br />

en koophandel , doorgaans meer Hollandsge-<br />

;zïnd geweest, gelyk uit het gereedelyk erken­<br />

nen van 'c Graaflyk gezag meer dan eens gebleeken<br />

(*) Winfem. Kron. van Fries!, bl. ft. Schot. Bsfchr.<br />

van Friesl. in Quarto. bl. 338. Oudh. en Geit. va»<br />

Friesl. III. D. bl. 181.<br />

f|) Oudh, en Geit. van Friesl. I. D. bl. Groot<br />

Charterb. vsa Friesl. I. D. bl. 238.<br />

Kk 3<br />

BFKICOP-<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

Franeker<br />

verkrygt<br />

van 's<br />

Lands<br />

Staaten<br />

verfcheiden<br />

voor.<br />

rechten.


Ban NOP­<br />

TE Hisxoftl£.<br />

3374.<br />

5i8 Tegenwoordige Staat<br />

bléeken is. De Rechters en Raaden der Ste­<br />

den en deeien van Westergo begreepen, dit inziende<br />

, zeer wel dat het voor de gemeene zaak<br />

van geen luttel belang ware , zulk eene ftad<br />

als Franeker' ten fterkften aan zich te verbinden.<br />

Hierom gaven zy in den jaare dertienhonderd vier.<br />

enzeventig, volgens ecnpaarig befluic op eene<br />

plegtige Vcrgaderinge binnen Bolswerd genomen,<br />

aan die van Franeker de magt: „ om alle<br />

„ zaaken enmisdaaden, binnen hunne Stad en vry*<br />

„ heid gepleegd, aan lyf en leeven te mogen<br />

„ rechten, naar Keizers recht, landrecht, en de<br />

„ gewoonten en costumen der vyf Deelen; ver«<br />

„ biedende daarby een ieder, op zwaare boete,<br />

„ eenige inbreuk op dit verleende voorrecht te<br />

„ doen, of iets het minfte daar tegen te onder-<br />

„ neemen (*)". 'r Verleenen van zulk een voorrecht,<br />

door de Steden en Grietenyen van Westergo,<br />

Staatswyze vergaderd, kan ten bewyze<br />

ftrekken, dat het maaken van dergelyke regelen<br />

van rechtsoeffcninge den Staaten was aanbevolen,<br />

zonder dat die daarin 't Opperhoofd<br />

des Ryks behoefden of meenden te moeten erkennen.<br />

<strong>Friesland</strong> De ftille rust hierop, verfcheiden jaaren na<br />

Iydt weder :<br />

eikanderen, door <strong>Friesland</strong> genooten, voor za<br />

veel by<br />

meer dan , verre zulks buitenlandfche vyanden betreft ,<br />

eenen Wa•<br />

konde de landzaaten niet bevryden van de<br />

tervloed. drukkende rampen, welke de Gewesten, aan!<br />

de Noordzee gelegen , by meer dan eenen<br />

geweldigen ftorm en daardoor veroorzaakte hooge<br />

Watervloeden bezuuren moesten. De jaaren<br />

van<br />

{*~) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 239.


van F R I E S L A N D . 51*<br />

van dertienhonderd vierenzeventig en zevenenzeventig<br />

zyn deswege , in de gedenkfchriften, ten<br />

k waade berucht; hebbende behalven zeer veel vee,<br />

ook zeer veele menfehen, daarby het leeven of een<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO»<br />

u IE.<br />

1377.<br />

groot deel hunner bezittingen verboren ( § ><br />

Dan de nadeelen, hiérbv geleeden, Honden niet En nog<br />

meer by<br />

gelyk met die , welke de Friezen, even of de zyne in­<br />

ruste hun verveelde, eerlang zich zeiven aan- wendige<br />

1 deeden. Albrecht van Beyeren had wel den verdeeld­<br />

1<br />

heden.<br />

vrede met de Friezen verlengd ; ook is dezelve<br />

in 't vervolg meer dan eens vernieuwd; en dus<br />

verliepen 'er nog eenige jaaren voor dat hy<br />

: zyne eifchen op <strong>Friesland</strong> , door de wapenen,<br />

i poogde in kracht te ftellen. De ftrydige aan.<br />

! hangen van Schieringers en Vetkoopers had-<br />

1 den zich ook wel nu en dan eens wat ftil ge-<br />

! houden; maar nooit warenze federt hunne eer-<br />

I fte opkomfte recht vereenigd geweest. Elk be-<br />

! hield den ouden wrok,en zag fteedsuitnaarge-<br />

; legcnheid om aan zyne driften den teugel bot<br />

1 te vieren. De Geestelyken en Kloosterlingen<br />

I waren zo verre van hun best te doen om dit<br />

• vuur der oneenigheid te blusfehen, dat het niet<br />

, zelden, ten koste van veeier leeven, door hen<br />

• wierd aanreblaazen. Somwylen zelfs ftelden<br />

;zy zich aan het hoofd hunner Konverfen, en Rienkva»<br />

1 trokken gewapend ten ftryde. Rienk van Kam- Kamminga,<br />

Abt<br />

• minga, Abt van Oudeklooster en een groot voor- van j Oude»<br />

ftandcr van den aanhang der Schieringers,. klooster,<br />

1 ftrekt daarvan onder anderen ten bewyze : meer fpeeit<br />

i<br />

daarin<br />

iop hebbende met de wapenen dan met de'<br />

boe-<br />

(§) U. Emm. Rer. Frif. Hist. L. XV. p. 138.<br />

Gabbema Nederl. Watervl. bl. 134 — H l<br />

- Oudhot<br />

' Verbaal, bl. 402.<br />

Kk 4


52


van F R I E S L A N D . 501<br />

ter hand te neemen, 't zy dat andere bezighe­ BEK Nop- "<br />

TIS HlSTO»*<br />

den hem daarvan te ruggë hielden. Ondertus-'<br />

RIE.<br />

fchen fchynen noch de Friezen noch de Groningers<br />

zeer gerust wegens zyne oogmerken<br />

geweest te zyn. Het nader verbond, dat zy,<br />

in Herfstmaand van het jaar dertienhonderd een I3SÏ. .<br />

en tachtig, met eikanderen flooten, levert onzes<br />

oordeels daarvan een voldingend bewys op,<br />

hebbende zy zich daarby verbonden: „ Dat dié<br />

„ van Groningen getrouwe Bondgenooten zou-<br />

9, den zyn aan die van Oostergo, Westergo en<br />

n alle andere Friezen, en deeze verbindtenis met<br />

goed en bloed befchermen. Dat zy vooreerst<br />

v hunne vryheid en de Stad, en beneffens dien<br />

„ ook het land en de vryheid hunner Bondge-<br />

„ nooten, naar hun vermogen, zouden verdei,<br />

digen tegen uitheemfche Prinfen en ingebooren<br />

magtigen. Dat zy, zo de nood het<br />

„ vorderde, voor de vlugtige Bondgenooten<br />

9, hunne poorten zouden open zetten, en dien<br />

„ te hulpe komen. En eindelyk, dat zy de<br />

„ hoofden der ftrydige aanhangen, in Hunfingö<br />

en Fivelingo, die dit verbond weigerden in<br />

„ te willigen, als oproerigen' zouden ftraffen"<br />

(\\ De Stellingwervers fchynen de eerften Hetzelve<br />

geweest te zyn, die eenig weezenlyk voordeel ftrekt ten<br />

uit dit verbond trokken; alzo Floris. van We- vojrdeela<br />

van de<br />

velinkhoven , toenmaalige Bisfchop van Ut­ Stelling,<br />

recht, hen, uit ontzag voor de Groningers en wervers»,<br />

Friezen, met dunde aantasten, gelylc hy anders<br />

, ter hunner beteugelinge, zeer waarfchynlyk<br />

gedaan zou hebben ( * ).<br />

De<br />

(t) Schot. Fr. Hist. bi. 200.<br />

(*) . Befchr, van Friesl. in Quarto. bl. i


BEKNOP­<br />

TE HISTO.<br />

SIC.<br />

Stavoren<br />

fluit een<br />

Verdrag<br />

met den<br />

Hertog<br />

van Gelder.<br />

5sjt Tegenwoordige Staat<br />

De verkleefdheid van Stavoren aan de Hol­<br />

landfche Regeering laat niet toe te denken, dat<br />

deeze Stad mede in het gemelde verbond begreepen<br />

was; te meer,wyl, in Lentemaand<br />

van dit zelfde jaar, afgezonderd van de overige<br />

Friezen van Oostergo en Westergo, door<br />

die van Stavoren, met Willem van Gulik,<br />

thans Hertoge van Gelder, een verdrag geflooten<br />

wierd, waarby aan die van Stavoren: „ zynen goe-<br />

„ de vrienden, door den Hertog, een goed, vast<br />

„ en zeker geleide gegeeven werd, om teko-<br />

„ men en te vaaren, te water en te lande, inde<br />

5* fteden en dorpen van de Betuwe, en voorts in<br />

9, alle zyne landen van Gelder, zo verre als die hem<br />

„ gehoorzaamden,en zyne onderdaanenwaren;<br />

„ welveritaande dat die van Stavoren met hun<br />

„ goed en volk veilig zouden zyn, zolang als<br />

9, tusfehen beiden was vastgefteld , en geduu-<br />

„ rende twee maanden nadat een van bei-<br />

3, den dit den anderen zou hebben opge-<br />

„ zegd" (§). De opgegeeven inhoud des<br />

verdrags bewyst niet, dat 'er eenige verfchillen<br />

tusfehen beiden waren voorgegaan , welke op<br />

deeze wyze gefleeten werden. In aanmerking<br />

neemende, dat die van Stavoren hier als goede<br />

vrienden van den Hertog voorkomen, achten<br />

wy het waarfchynlyker, dat wederzydsch<br />

belang zo den Hertog als die van Stavoren tot<br />

het fluiten van dit verdrag bewoogen hebbe;en<br />

misfehien zyn die van Stavoren wel de eerften<br />

geweest, die, om den afneemenden bloei hunner<br />

Stad eenigzins Maande te houden, daartoe<br />

( § ) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 243.<br />

den


van F R I E S L A N D . 523<br />

den Hertog hebben aangezocht. Dat dit zeer 1 BEKNOPre<br />

HlSTO;<br />

wel in die van Stavoren kon vallen behoeft'<br />

ME.<br />

juist niet waarfchynlyk gemaakt te worden, door<br />

de gefteldheid hunner ftad in acht te neemen ,<br />

de vrede, dienze, drie jaaren laater, met Bisfchop 1384.<br />

Floris van Wevelinkhoven en de gemeene Regeerders<br />

der Stad Utrecht, voor vyftien jaaren,<br />

flooten ( §) , zonder dat men van eenige voorafgegaane<br />

vyandlykhedcn gewaagd vindt, geeft<br />

zelfs nieuwe aanleiding om dit te denken.<br />

Leiden wy Hertoge Albrecht voorheen te Hertog<br />

last, dat hy de Friezen, niet zo zeer uit gene­ Albrecht<br />

begint<br />

genheid , als wel uit hoofde zyner omftandighe- zyn voorden,<br />

ongemoeid en in vrede liet; hy zelf beneemengon eerlang vry duidelyk te laaten zien, dat ten aanzien<br />

van<br />

zyne waare bedoeling ten hunnen opzigte wa­<br />

<strong>Friesland</strong><br />

re , hen, zo ras het hem aan geene magt zou duidely-<br />

ontbreeken , aan zyne heerfchappy te onderker te<br />

werpen. Met die van Terfcheiling, dus verre ontdek,<br />

ken.<br />

met de Friezen verbonden, maakte de Hertog,<br />

in den jaare dertienhonderd zevenentachtig, tot 1387.<br />

tweemaal toe, eene foort van Verdrag; waarby<br />

aan hun een Vrede voor twee jaaren werd toegezegd,<br />

onder dit uitdrukkelyk beding: „ Dat<br />

„ zy hem onderdaanig zouden weezen , zo<br />

„ <strong>Friesland</strong> binnen deeze twee jaaren door hem<br />

„ overwonnen wierd; als ook, dat het hem vry<br />

„ zou ftaan, het Eiland binnen die twee jaaren<br />

„ te vesten en te rterken, indien hy zulks ter<br />

„ befcherminge van hetzelve goed zou vinden".<br />

Dusdanig was de inhoud van het eerfte Verdrag<br />

; het tweede was vooral niet gunftiger<br />

voor<br />

C§) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl, 244.


BEKNOP­<br />

TS HISTO<br />

RIE*<br />

524 Tegenwoordige Staat '<br />

voor de Friezen, en maakte het lot van de<br />

TerfcheJlingers ten eenemaal af haneklyk van hec<br />

hunne (§).<br />

De Friezenmaa­<br />

Hoewel de Friezen uit dit alles- ligtelyk konken<br />

daar den opmaaken,dat het hun eerlang zou gelden;<br />

van het inzonderheid toen Hertog Albrecht, na den dood<br />

rechte ge<br />

-van zynen krankzinnigen Broeder, Willem den<br />

bruik niet 1<br />

V, die in den jaare dertienhonderd achtentach­<br />

1383.<br />

tig , zonder kinderen na te laaten, overleeden was,<br />

zich met groote plegtigheid als Graaf had laaten<br />

huldigen; echter had dit zo weinig invloeds op<br />

hen, om hunne onderlinge verdeeldheden te laaten<br />

vaaren, en zich by tyds, met vereenigde<br />

magt, in ftaat van tegenweer te Hellen, dat'er<br />

van tyd toe tyd verregaande onlusten by hen<br />

voorvielen. De twintigfte Abc van het Klooster<br />

Lidlum, met naame Tjaard, die zo om zyne<br />

geleerdheid en gezond oordeel, als om zyne<br />

deugd en braafheid niet luttel vermaard was,<br />

1389.<br />

raakte daar door, ten jaare dertienhonderd negenentachtig<br />

, in groote ongelegenheid. Om het<br />

rechtsgebied van zyn Klooster, tegen de baldaadigheid<br />

der ftrydende aanhangen te verdedigen ,<br />

ondernam hy een Kasteel van ongemeene fterkte<br />

te bouwen, op zeker Uithof van 't Klooster,<br />

mee naame Miedum , onder hec behoor van<br />

De Abt Tjum, niec verre van Franeker. Doch Sjaar­<br />

V3ii Liddema , die coen te Franeker het voornaamfte<br />

lum wordt<br />

bewind in handen had, en 't hoofd van den aan­<br />

' gevangen<br />

genomen<br />

hang der Schieringers was, zag die met geen<br />

goede oogen aan , wyl hy dugtte dat dit Kasteel,<br />

eens volbouwd zynde, eerlang ter beteugelinge<br />

C$ ) Groot Chartetb. van Friesl, I. D. bl. 245.<br />

zyner


nw FRIESLAND. 52J<br />

8yner heerfchappye zou flrekken. Hy liet hierom BEKNOPden<br />

Abt, in het te rug keeren vanMiedumnaar TE HISTO.<br />

Lidlum , gevangen neemen , en vier Monni­ RIE.<br />

ken, die den Abt verzelden, dood liaan: ook<br />

klonk hy den Abt zei ven op zyn Slot, binnen<br />

Franeker, in yzeren boeyen. Hiermede nog<br />

niet te vreden, verzamelde hy een vry aanzienlyk<br />

Leger, pionderde daarmede het Klooster<br />

Lidlum uit, en offerde het aan de vlammen<br />

op. Vervolgens trok deeze woeste hoop, nu<br />

fmaak in 't pionderen gekreegen hebbende,<br />

naar de uithoven van 't Klooster , te Midlum,<br />

Koldehool, Wallinga, Wobbinga te Weidum,<br />

Amkema te Berlikum, en andere meer, die alle<br />

En einde,<br />

afgebroken en vernield wierden. Door de tus- lyk weder<br />

fchenkomfte van veele treffelyke Edelen en geflaakt.<br />

andere perfoonen van aanzien, begrypende hoe<br />

doodelyk de gevolgen van zulke gewelddaadige<br />

handelingen Honden te worden, indknze niet<br />

hoe eer hoe beter wierden voorgekomen, werd<br />

de twist bygeïegd en de Abt geflaakt; welke,<br />

na zyne te huiskomlfe, het Klooster met muuren,<br />

grachten en vestingen voorzag, om in het<br />

toekomende eenen vyandelyken aanval tegen<br />

te konnen flaan (*).<br />

ue wroeten, gingen de Schieringers en Vetkoo- :<br />

't Ware te wenfehen geweest , dat in Hertog<br />

<strong>Friesland</strong> geene andere verdeeldheden dan deeze • Albrecht<br />

hadden plaats gehad, maar even of de buiten-: ziet de<br />

verdeeld­<br />

landfche vrede den Friezen maar alleen ge j heden<br />

gund wierd, om in hunne eigene ingewanden j der Friezen<br />

met<br />

genoe­<br />

[pers geftadig voort, met dapper om het mees-j<br />

gen.<br />

ter- 1<br />

C") Winfem. Kron. van Friesl. bl. 212. Schot. Fr.<br />

rHist. bl. 200.


BEKNOP­<br />

TE HISTO-<br />

JltH.<br />

1350.<br />

Leeuwar­ Doch wat 'er van deeze gebeurtenisfe zy ,<br />

den wordt<br />

van de onzinnige woede der ftrydige aanhan.<br />

beklommen<br />

en in gen leverde het jaar dertienhonderd tweeënne­<br />

brand gelloken.<br />

'3P2.<br />

526 Tegenwoordige Staat<br />

terfchap te kampen. Hertog Albrecht zag dit<br />

met genoegen , wel begrypende dat zy zo<br />

veel te ligter zouden te overwinnen zyn, als zy<br />

zich zelve meer hadden afgemat en verzwakt.<br />

Met dat uitzigt werd de vrede of het beftand<br />

tusfehen hem en de Fiiezen , telkens maar<br />

voor eenen korten tyd, vernieuwd. Het<br />

in brandfteeken van St. Odulfs Klooster en het<br />

uitplonderen van Stavoren, door de Hollanders<br />

gepleegd, in den jaare dertienhonderd en negentig'<br />

(t)> fchynt wel met een getroffen beftand<br />

te ftryden; doch dit is zeer waarfchynlyk, door<br />

eenige zeefchuimers gefchied , zonder daartoe<br />

eenig bevel van den Hertog gehad te hebben.<br />

gentig wederom een nieuw bewys op. Eene<br />

dolle raa»zerny dreef de Landzaaten naar Leeuwarden,<br />

dat beklommen, ingenomen en aan de<br />

noordoostzyde in brandgeftoken wierd, met dat<br />

gevolg dat de vlam, door eenen hevigen ftormwind<br />

aangeblaazen, groote fchade deed, en hec<br />

Preekheerenklooster mee de Kerk ten deele aan<br />

De Stad kooien lei (*). Het leed, hier door der Stad<br />

wordt in wedervaaren , werd eenigzins verzoer, door 't ver-<br />

liet recht<br />

om Lytkrygen van een diergelyk recht, om lyfftrafTen<br />

ftraffcii te te mogen oeffenen, als voorheen, door die<br />

mogen van Westergo, aan Franeker gefchonken was.<br />

oeffenen,<br />

In den Öpcnbrief hiervan, door de Grietman­<br />

bevestigd.<br />

nen in de Leppe, of gaarlegginge van Leeu-<br />

(f) Winfem. Kron. van Friesl. bl. 213.<br />

(*) Gabbema Verhaal van Leenvv. bl. 12,<br />

war-


van F R I E S L A N D . 527<br />

Warderadeel, Tietjerkfteradeel, Smallingerland BEKNOPen<br />

Idaarderadeel, niet derzelver Mederechteren, TE HISTO»<br />

RIB.<br />

verleend, wordt, met goedkeuringe van de<br />

Schieringers en Vetkoopers, den Olderman van<br />

Leeuwarden en zynen Schepenen recht en<br />

vryheid gegeeven: „ om alle de zodanigen vast<br />

„ te houden en te rechten, die eenige misdaad<br />

„ begaan, by dage of by nachte, binnen of buiten<br />

„ hunne buuren, het zy volgens het recht der<br />

„ gemeene misdaaden, of naar hun eigen Stads<br />

„ recht, te hals en te hoofde, even als zyvan<br />

„ ouds hebben berecht" (§). Ondertusfchen<br />

blykt uit dit Iaatfte gezegde, dat Leeuwarden<br />

zulk een recht hierdoor niet eerst verkreeg ,<br />

maar reeds lang voorheen bezeten had. Misfehien<br />

heeft de gemelde brandftichting wel aanleiding<br />

gegeeven, om dat recht te vernieuwen,<br />

ten einde de Stad zo veel te beter tegen<br />

aanvallen van dien aard gedekt mogt worden.<br />

Dat maar alleen vier Grietenyen deeze opdragt<br />

deeden, heeft men waarfchynlyk daaraan toe te<br />

Ichryven, dat deeze haar eigen belang met dat<br />

van Leeuwarden vry naauw vereenigd rekenden,<br />

en daarom, zo wel Schieringers als Vetkoopers,<br />

in deezen eens weder ééne lyn trokken, gelyk<br />

tin gevallen van magtiger Vyand te moeten we-<br />

, derftaan wel meer gebeurd is.<br />

Frederik van Blankenheim , den Bisfchopllyken<br />

zetel van Utrecht, na 't overlyden van<br />

1 Wevelinkhoven, in den jaare dertienhonderd '39>'<br />

idrieënnegentig , beklommen hebbende , werd De Bis»<br />

in de eerfte twee jaaren na zyne verheffing rciiop van<br />

Utrecht<br />

on-<br />

(§) Groot. Charterb. van Friesl. I. D. *sa t


BEKNOP-<br />

TEHiSlO'<br />

IUE.<br />

fluit een<br />

verbond<br />

van<br />

vriendfchap<br />

met<br />

die van<br />

Stelling­<br />

werf enz.<br />

1395.<br />

5a8 , Tegenwoordige Staat<br />

onledig gehouden, zo door de opfchuddingen,<br />

die hem door eenigen in 't Sticht zelf berokkend<br />

werden , als door een gefchil met den<br />

Drost- van Koeverden. Tegen deezen dacht<br />

de Staatkundige Kerkvoogd veel dienst te<br />

konnen trekken van de Groningers en Friezen.<br />

Dan de eerden weezen. zyne voorflagen van<br />

de hand ; met de Friezen van Stellingwerf,<br />

Schooterwerf, Opllerland , Doniawer-<br />

ftal of Lemfterland, die 't naast aan zyne<br />

grenzen lagen, floot hy, in den jaare dertienhonderd<br />

vyfennegentig, een verbond van<br />

ceuwigduurende vriendfchap f § ). Hetzelve<br />

behelsde , behalven andere verdragpunten , inzonderheid<br />

deeze : ,, Dat byaldien 'er eenige<br />

zaaken tusfehen hem of zyne nakomelingen,<br />

3, en tusfehen zyne Onderzaaten in de voorges,<br />

melde landen van <strong>Friesland</strong> voorvielen,<br />

„ dezelve berecht zouden worden naar in-<br />

5, houd der oude verdragbrieven, door zyne<br />

Voorvaderen , Bisfchoppen van Utrecht ,<br />

„ genomen en gegeeven. Dat de Bisfchop<br />

niet lyden zou , dat eenige Landsheeren ,<br />

5, door Koeverden of het Land van Drenthe,<br />

«, naar de gemelde landen trokken, ten na-<br />

„ deele der oude rechten cn vryheden dier<br />

„ Friezen of der Stad Groningen. Dat de<br />

„ bezegelde brieven tusfehen Drenthe en Stel-<br />

,, lingwerf, en 't gemeene <strong>Friesland</strong> in alle<br />

„ punten vast en onveranderlyk zouden bly<br />

,, ven. Dat de Bisfchop geenen Amptman<br />

„ op 't huis te Koeverden zou zetten buiten<br />

„ raad<br />

($) .Groots Charterb. van Friesl. I. D. bl, 254.


Mn F R I E S L A N D . 519<br />

v raad van 'c gemeene <strong>Friesland</strong> en Drenthe.<br />

Dat, byaldien de Hertog van Holland, of<br />

,, eenig buitenlandsch Heer, niet in 't Sticht<br />

,, van Utrecht gezeten , vyand wilde worden<br />

„ van <strong>Friesland</strong> , de Bisfchop en zyne nako-<br />

,, melingen daaraan geene hulpe met raad of<br />

,, daad zouden bewyzen, noch dien door het<br />

,, Sticht van Utrecht laaten trekken, tot hin-<br />

„ der of fchade van <strong>Friesland</strong>".<br />

BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

De Friezen, thans ten vollen overtuigd, dat Dit ver­<br />

Hertog Albrecht het,.met zyne kfygstoerusbond beveiligt<br />

tingen, inzonderheid op hen gemunt had,<br />

<strong>Friesland</strong><br />

fcheenen zich door dit verdrag aan de landzyde niet voor<br />

in zo verre verzekerd te hebben, dat noch de een<br />

Duitfche hulpbenden, die Albrecht verwacht­ vyandlyk<br />

bezoek<br />

te, door Koeverden of Drenth , noch zyn<br />

aan den<br />

llollandsch en Fransch krygsvolk , door het Zeekant.<br />

Sticht van Utrecht, naar <strong>Friesland</strong> konden<br />

trekken. Maar dit beveiligde hen niet in 'c<br />

minfte voor een vyandlyk bezoek van eenen<br />

anderen kant. De Zuiderzee was ruim genoeg<br />

om een Leger naar <strong>Friesland</strong> over te fcheepen.<br />

Dit gefchiedde ook metderdaad , niet lang<br />

nadat het Iaatfte beftand , 't welk maar voor<br />

een jaar vernieuwd was, mét den eerften van<br />

Bloeimaand des jaars dertienhonderd zesennegentig,<br />

was ten einde geloopen.<br />

I305.<br />

Om van dien Oorlog, welke hierop , door Na *t'<br />

:den Hertog , tegen <strong>Friesland</strong> , ondernomen eindigea<br />

iwerd,geen al te gebrckkelyk verflag te geeven, van 't<br />

Iaatfte<br />

izyn wy genoodzaakt eene kleine terugtred te Beftand,<br />

doen. Aleid van Poelgeest, 's Hertogen Byonderizit federt den dood zyner Gemaalinne Marganeemt de<br />

ireet, had zo veel vermogen op zynen geest,<br />

Hertog<br />

LI dat


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

den Oorlog<br />

tegen<br />

<strong>Friesland</strong>.<br />

530 Tegenwoordige Staat<br />

dat genoegzaam alle gunflen en ampten, doof<br />

haare voorfpraak, ten Hove verkreegen moesten<br />

worden. Doch even hier door kwam zy<br />

by veelen grootelyks in den haat, en wel inzonderheid<br />

by Willem van Oostervant, 's Hertogen<br />

oudllen Zoon, die , gebelgd over de<br />

groote magt van Aleid, met leedweezen zag,<br />

dat zyn geflagt onteerd wierd door de gemeenzaame<br />

verkeering, welke zyn Vader met haar<br />

hield. De- Hoekfche Edelen, door haar toedoen<br />

minder gezien ten hove dan wel voorheen<br />

, rekenden 't van hun belang dien haat aan<br />

te zetten, welken de Zoon" tegen des Vaders<br />

Byzit had opgevat. Dit liep eerlang zo hoog,<br />

dat Aleid, in den nacht van den tweeëntwintigften<br />

van Herfstmaand des jaars dertienhonderd<br />

en negentig, op 't Hof in den Haage, door<br />

eenige ge wapenden, wierd overvallen en afgemaakt,<br />

h 't byzyn van Willem Kuzer, 's Graaven<br />

Hofmeester, die, om dat hy haar zocht<br />

te befchermen, 'er ook zelf het leeven by<br />

infehoot. De moorders verzuimden niet, om<br />

terltond den Haag en vervolgens het land<br />

te ruimen; verfcheiden Hoekfche Edelen, die<br />

de hand in de famenzweeringe gehad hadden,<br />

deeden zulks insgelyks. De Graaf van Oostervant,<br />

fchoon mede fchuldig aan 't moorddaadig<br />

opzet, bleef nog eenigen tyd in den<br />

Haage : ook waagde hy het, om ten voordeele<br />

der gevlugte Edelen by zynen Vader<br />

te fpreeken. Doch hiermede werkte hy zo<br />

weinig uit, dat hy 't eerlang veiligst rekende<br />

ook zelf de wyk te neemen. Vooreerst begaf<br />

hy zich naar hec Slot te Altena, in Zuidholland,


van F R I E S L A N D . 531<br />

land, hem, eenigen tyd geleeden, door zynen 3 BEKNOP»<br />

J. TE HlSTO»<br />

Vader opgedraagen; maar verneemende, dat<br />

rus,<br />

zyn Vader, opgeilookt door de Kabbeljaauw-<br />

1'che Edelen , voorhad dit Slot te belegeren, »<br />

begaf hy zich van daar, nog by tyds, naar r<br />

's Hertogenbosch, en vervolgens naar Frank"<br />

'c Oppert^<br />

ryk ; van waar hy in den jaare dertienhonderd l.bevvind<br />

vyfennegentig in Holland te rugge kwam, zich y wordt op*<br />

gedraagen<br />

met zynen Vader verzoende, en zo veel uit­<br />

' aan den<br />

werkte dat de voorgenomen togt tegen Fries­ - Graave<br />

land terllond wierd vastgefteld, en aan hem als ; van Ooi»<br />

. Legerhoofd opgedraagen. De Graaf van Oos,<br />

tervanc.<br />

itervanc was te heeter op deezen togt, om dat<br />

1 hem, toen hy in Frankryk was, door eenige<br />

jjonge Vorften en Edelen, aan 's Konings tafel,<br />

1 fmaadelyk verweeten wierd, dat hem zo groot<br />

1 eene eere geenszins toekwam, vermids de<br />

' wapenen van zyn geftagt verlooren waren door<br />

uren dood van Willem den IV,zynen Oudoom,<br />

; zonder dat iemand der vrienden dien dood ge-<br />

1 wrooken had.<br />

• Hertog Albrecht, verre van oorlogzugtig te De He*.<br />

;zyn, fchynt echter zyne Iaatfte bevelen tot dien tog pooge<br />

1 togt niet gegeeven te hebben, dan nadat hy nog nog vooraf<br />

de Frie­<br />

:alvoorens de Friezen, by wege van verdrag,<br />

zen door<br />

1 tot onderwerping gezocht had te brengen. Hy verdrag<br />

;gaf althans, by eenen brief van den tienden van aan zich<br />

(Zomermaand des jaars dertienhonderd zesen* te onderwerpen.<br />

1 negentig , vrygeleide aan de Prelaaten, Grietmannen<br />

en verdere Friezen van Oostergo en<br />

\Wescergo tot honderd Perfoonen toe, om by<br />

bem te komen, waarze hem vinden zouden;<br />

ingaande des Dingsdag over acht dagen , na de<br />

vertekening des briefs, tot op den vierden van<br />

LI a Hooi*.


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

Ondertusfehen<br />

Word:<br />

voor de<br />

53 a<br />

Tegenwoordige Slaat<br />

Hooimaand. En by eenen tweeden brief wer3<br />

het beftand van den eerften van Oogstmaand tot<br />

den vyftienden dier maand verlengd ( § ).<br />

Midlerwyl droeg men zorge , om een<br />

genoegzaam aantal van ichepen, tot overvoe­<br />

ring van 't Leger en andere noodwendighe­<br />

toerusting den , in gereedheid te hebben. Hy beval ten<br />

gezorgd. dien einde zyne Steden, Dorpen en Gemeenten<br />

, roidsgaders Baljuwen, Schouten , Burgemeesters,<br />

Schepenen en Raaden der Steden<br />

en Dorpen in Holland en Westfriesland, op<br />

verbeurte van lyf en goed, een ieder in zynen<br />

bedryve, wel toe te zien, dat niemand eenige<br />

fchepen, groot of klein, uit den lande voerde;<br />

moetende allen , die binnenlands naar Braband,<br />

Vlaanderen,. Gelderland of elders wilden<br />

vaaren, zich verbinden om met hunne vaartuigen<br />

voor den eerllen van Oogstmaand we­<br />

Ook fluit der te keeren, en by de hand te zyn. Ook<br />

de Hertog floot hy, om vooral 'c getal der vyanden niet<br />

een Ver­ te vermenigvuldigen, des daags te vooren, een<br />

drag met<br />

Verdrag van onzydighcid met die van Ameland.<br />

«die van<br />

Ameland, En om zich vrienden onder de Friefche Geesen<br />

belooft : telykheid te maaken, verzekerde hy de Predikhee.<br />

2yrie be- ren van het Jakobiner Klooster te Leeuwarden,<br />

fchermi'ig<br />

. by een' Openbrief van den achtften der Oogst­<br />

aan 't Jakobinermaand,<br />

dat hy hen in zyne befcherming zou<br />

Klooster neemen, wanneer hy in <strong>Friesland</strong> kwam om<br />

te Leeu­ de Friezen te beoorloogen (f).<br />

warden.<br />

Kloosterlingen , wier Konvent ,<br />

Of deeze<br />

vier jaaren<br />

gcleeden, ten deele was afgebrand, eenige bly-<br />

ken<br />

f 5) Groot Charterb. van Friesl. I. D. b!. 256 —<br />

iX<br />

(f) * fc~ ——- bl. 257 en<br />

*58.


van F R I E S L A N D . 533<br />

ken van genegenheid te hemwaards gegeeven BEKNOP­<br />

TE tllSTO»<br />

hadden , en daarvoor deeze toezegging ont­<br />

IUE.<br />

vingen, is niet ten vollen zeker. Vast gaat<br />

het, dat dit een zeer bekwaam middel was, zo<br />

om 't vuur van inwendige verdeeldheid in<br />

<strong>Friesland</strong> aan den gang te houden, als om zich<br />

te veraangenaamen by de menigte des volks,<br />

die van de hand der Geestelyken vloog, en<br />

niet veel reden had, om zich geluk te wenfchen<br />

met de onteibaare onheilen, waaraanze<br />

door de verdeeldheid der Edelen en Grooten<br />

j geduurig onderworpen was,'zonder zich daqr-<br />

1 aan door onzydigheid te 'konnen onttrekken.<br />

Het Leger van Hertoge Albrecht werd te Enk- 's Hertohuizen<br />

by een verzameld. Behalven de Landzaa- gen Legen<br />

1 ten, die van allerlei krygsgereedfchr.p behoorlyk komt te<br />

Enkhui..<br />

1 voorzien waren, kwamen hem ook Franfche,Enzen<br />

by<br />

jgelfche en Duitfche bedden te hulpe. Frank- een.<br />

fryk en Engeland ftonden .den Hertoge, uic<br />

I kracht van onderlinge verbindtenisfen , met<br />

I hunne benden by. Uit Duitschland fchync<br />

men hem als een Lid van'tRykte hebben byge«<br />

i ftaan, om hem te doen verkrygen, het geene zynen<br />

'Voorzaaten door de Duitfche Keizers was afge-<br />

Iftaan. Onder de Franlfchen waren, behalven<br />

ïden Admiraal van Frankryk, de Graaven van<br />

!St. Pol en van Namen de voornaamftc Bevel-<br />

Ihebbers. De Engelfchen ftonden onder 't<br />

Ibevel van den Graave van Komvval en anderen.<br />

IDe Duitfchers werden geleid door den Graave<br />

ivan Solms, en fommige andere Heeren van<br />

[groot aanzien. Onder de Landzaaten betonden<br />

izich Filips van Wasfcnaar, Burggraaf van Lei.<br />

(den, Jan van Brederode, de Heer van Asperen<br />

LI 3 en


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

De infcheeping<br />

gefchiedt<br />

op den<br />

tweeëntwintigften<br />

der<br />

Oogstmaand.<br />

534<br />

Tegenwoordige Staat<br />

en andere Hoekfche Edelen. Van de Zeeuw*<br />

fchen kwamen Floris cn Nikolaas van Borfelen,<br />

Filips van Kortgeene, en veele anderen.<br />

De Hollandfche en Westfriefche lieden, met<br />

iraame Amfterdam en Hoorn, trokken insgelyks<br />

uit om den togt by te woonen , of beweezen<br />

op andere wyzen hulpe. Uit Henegouwen,<br />

alwaar Hertog Albrecht de drie Staaten des.<br />

Lands byeen geroepen, en de noodzaaklykbeid<br />

van den togt vertoond had, was onderfland in<br />

geld gekomen, tot eene fomme van dertig<br />

duizend guldens toe. Daarenboven vervoegden<br />

ztch ook veele Edelen by 't Leger, dat dagelyks<br />

eangroeide.<br />

De vyftiende dag van Oogstmaand was beftemd<br />

om naar <strong>Friesland</strong> over te fteeken.<br />

Doch door het laat aankomen der Franfchen,<br />

en een hevig gefchil tusfehen' de Hollanders en<br />

Engelfch?n, waar in de laatften te kort fchooten,<br />

en 't welk, door den Graave van Oostervant,<br />

nog gelukkiglyk werd bygelegd, zag<br />

men zich genoodzaakt den togt tot den tweeentwintigften<br />

te verfchuiven. Het ganfche<br />

Heir wordt ongelyk begroot. Volgens fommigen<br />

was het honderd duizend man fterk: anderen<br />

voegen 'er nog wel tachtig duizend by.<br />

De vloot, te Enkhuizen famen gekomen, om<br />

de benden in te neemen en over 'te voeren,<br />

beftond, naar de algemeene opgave, uit drie<br />

duizend groote en vierhonderd kleine fchepen,<br />

hoedanig eene fcheepsmagt men voorzeker<br />

nooit voorheen in deeze gewesten gezien had.<br />

Met eene zeer gunftige gelegenheid, en in<br />

goede orde, zette de vloot koers naar de Kuinder,


van<br />

FRIESLAND. 535<br />

"der, alwaar de landing, volgens gemaakt beftek<br />

, gefchieden zou.<br />

Terwyl deeze geduchte toerustingen in Holland<br />

gemaakt werden,zat men in <strong>Friesland</strong> niet ganfchelyk<br />

ftil. Van buitenlandfche hulpe zag men<br />

zich genoegzaam verlleeken, zelfs in weerwil<br />

van het verbond, dat niet lang geleeden met<br />

den Bisfchop van Utrecht geiloocen was. De<br />

Hertog had, door zyn fchryven aan den Bisfchop<br />

en aan de Steden Amersfoort, Kampen,<br />

Rheenen, Deventer, Zwol, Harderwyk', Elburg<br />

en Zutfen, als ook aan den Hertog van<br />

Gelder, te wege gebragt, dat van daar noch<br />

hulpe van manfchap, nog voorraad van krygsgereedfehap<br />

en leevensmiddelcn , den Friezen<br />

"kon worden toegevoerd , zonder gevaar van<br />

zich zeiven in merkelyke ongelegenheden ih<br />

te wikkelen (f). Voor dat men hier van kcw-<br />

; nis had was ook reeds al, op eenen algemeer<br />

1 nen Landdag, in overweeginge genomen, wat<br />

' 'er gedaan moest worden , om den inval des<br />

\ vyands best te keeren, of vruchteloos te maaken.<br />

1 Juw Juwinga, Hecrfchap en Olderman te Bols-Juw<br />

Ju»<br />

' werd, een voornaam voorftander der Schierin- winga varj<br />

Igers, en een bitter Vyand der Hollandfche Bolsvverd<br />

i Heerfchappy, was of werd toen tot Poteftaat Veldheer<br />

1 van <strong>Friesland</strong> gekooren. Hy had zich, zo door<br />

verEoo<br />

izyne groote krygskunde, kloek beleid en dap- ren.<br />

] perheid in den oorlog tegen de Turken en on«<br />

sgeloovige Litthauwers, als ook door zyne vreedizaame<br />

geaartheid, zulk eene algemeene achtring<br />

verworven, dat hy door de Schieringers en<br />

f+ ) Groot Charterb. van Friesl. L D. bl. 26®.<br />

LI 4<br />

Vee.<br />

EEKNOP»<br />

TE lliSTO"<br />

RIE,<br />

In Fries»<br />

land zit<br />

men ondenusfchen<br />

niet<br />

Uil.


BEKNOP­<br />

TE HISTO<br />

RIE.<br />

536 Tegenwoordige Staat<br />

Vetkoopers beide tot Veldheer in deezen Oorlog<br />

wierd verkooren. Het is dus niet te verwonderen,<br />

dat de Stellingwervers en Schootervververs,<br />

die doorgaans minder deel in de binnenlandfche<br />

verdeeldheden namen , zich by de<br />

Schieringers van Westergo voegden, en, onder<br />

het bevel van Juwinga, insgelyks ten ftryde<br />

trokken.<br />

Ju win ga De drift der Friezen om den algemeenen<br />

keurt een<br />

Vyand, met vereenigde magt, het hoofd te<br />

veldflag<br />

zeer ge- bieden was wel zeer groot; doch Juwinga<br />

.vaarJyk. oordeelde , dat des vvnnrk nvwmo^ i££<br />

al te gevaarlyk maakte, eenen veldflag mee<br />

hem te waagen; te meer om dat de Frie.<br />

fche benden, in vergelykinge van die des vyands,<br />

te liegt gewapend en te weinig geoeffend<br />

waren, om daarvan eene goede "uitkom-<br />

Me te verwachten. Hy ried derhalven ,<br />

liever omtrent de grenzen, en daar het verder<br />

noodig fcheen , eenige verfchansfingen<br />

en fterkten op te rechten, en die metgenoegzaame<br />

manfchap te bezetten, om daardoor den<br />

vyand in een gebroken land den voortgang des<br />

te bezwaarlyker te maaken, en hem zodanig<br />

op. te houden en af te matten, dat dezelve<br />

zich eerlang, door gebrek aan vooraad voor<br />

zo groot een Leger, genoodzaakt mogt vinden<br />

weder af te trekken; gelyk zeer waarfchynlyk<br />

ftond te gebeuren, inzonderheid zo de op handen<br />

zynde Herfst niet met buitengewoone droogte<br />

vergezelfchapt ging.<br />

Zyn raad Hoe heilzaam deeze raad in de tegenwoor­<br />

wordt ver- dige omftandiïheden onk TP frh*trPr> ..,o«<br />

Worpen.<br />

de drift van verre de meeste Friezen was re<br />

groot


van FRIESLAND. 537<br />

groot om 'er het oor naar te lecnen. Men verbeeldde<br />

zich zo vast, dat de oorlogskans nu even<br />

gelukkig als voor ruim vyftig jaaren uit zou vallen<br />

, dat men den vyand hoe eer hoe liever vvenschte<br />

te zien ; willende men, in allen gevalle, liever<br />

als vrye Friezen lier ven , dan zien dat hunne landen<br />

en goederen vernield, en zy aan eenen vreemden<br />

Heere dienstbaar gemaakt zouden worden<br />

(f)- Juwinga moest derhalven, wilde hy geene<br />

fmec van lafhartigheid op zich laaten kleeven,<br />

zich wel naar den zin der menigte fchikken.<br />

Het bycen gerukte Leger, dat dertigduizend<br />

man fterk was, verdeelde hy in drie gelyke<br />

hoopen, en legerde dezelve achter eenen dyk,<br />

niet verre van de plaats daar men de landing<br />

der vyanden te gemoete zag. Aan moed<br />

en vuur ontbrak het den Friezen niet; maar met<br />

hunne wapenen zag het 'er flegt uit. Yzeren<br />

harnasfen werden maar by weinigen vernomen;<br />

de meesten behielpen zich met lederen kolders,<br />

of rokken van grof laken, zo als men in die<br />

tyden tot paardedekken plag te gebruiken: terwyl<br />

lange fpiezen, zwaarden, vorken,gaffels, vle><br />

gels en andere boere gereedfehappen, hun voornaamfte<br />

geweer uitmaakten' Het Hollandfche<br />

Leger, daarentegen, was zowel van wapenen<br />

als anderen krygsvoorraad behoorlyk voorzien.<br />

Op den vierentwintiglten van Oogstmaand Hertog<br />

kwam Hertog Albrecht aan de Friefche kust, Albrecht<br />

omtrent de Kuinder, in het gezigt der Friezen, landt met<br />

zyn Leger<br />

die zesduizend man vooruit gezonden hadop<br />

de<br />

• den om den vyand de landing te beletten, of Friefche 1<br />

ten minlten den dyk te befchermen, die de Le­ kust.<br />

gers<br />

Ct) Schot. Fr. Hist. bl. 216" en 217.<br />

LI S<br />

BEKNOP­<br />

TE HlSTOr<br />

ust.<br />

Hy ver.<br />

deelt zyn<br />

Leger in<br />

drie hoopen.


53 8<br />

Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOPgers<br />

van een fcheidde; doch zowel het eene als<br />

TE HISTO<br />

RIE. andere mislukte. Een Friesch vrouwmensen<br />

de Hollandfche benden , die vasc ontfeheepe<br />

werden, te eemoer Jnnnmrlp W An a„,„u„;i<br />

""^"i te gcuiuec luopenae, nad de ltoutheid<br />

van hun onbefchaamdelyk haar achcerlle toe te<br />

keeren, en te roepen: „ dat zy daar hunne<br />

„ welkomst haaien konden". Door deeze<br />

onguurheid werden de Hollanders zo zeer getergd,^<br />

dat zy terilondmetgefpannen boogen op<br />

de Friezen aantrokken, 't onbezonnen vrouw-s<br />

mensch door een zwerm pylen ter aarde velden,<br />

en vervolgens den dyk, na een hevig gevecht'<br />

vermeesterden. Beter Haagden de Friezen in 'c<br />

bezetten der naaste Sloten en Schansfen. Ook'<br />

was deeze voorzorg van dat gevolg, dat zy, zo<br />

hier door als ook door middel der rivieren en<br />

wateren, het Leger der vyanden eenige dagen ophielden<br />

,^ voor dat het tot een hoofdtreüen kwam »<br />

fchoon 'er nu en dan eenige fchermucfelingen<br />

voorvielen , waarby geene beflisfende zege behaald<br />

kon worden. Eindelyk vond een deel van<br />

's vyands voet- en paardevolk eenen omweg,<br />

en daardoor gelegenheid om de Friezen van<br />

achteren en terzyden aan te tasten. Deezen,<br />

dit verneemende, verlieten hunne verfchanlingen,<br />

verdeelden zich in drie hoopen, en gingen<br />

den vyand te gemoete met opgeftoken<br />

kruisfen en vaandelen, die voormaals op kerken<br />

en toorens geftaan, en de Landzaaten wegens<br />

de naderinge der vyanden gewaarfchuwd<br />

hadden; doch nu tot tekenen van aanval gebezigd<br />

werden , fchoon Juwinga hun nog- :<br />

maals ried den vyand niet tegen te trekken,<br />

'maar hem in hunne verfchansfingen af te I<br />

wach»


van F R I E S L A N D . 535»<br />

wachten. Dan de drift te groot zynde om BFKNOPnaai-<br />

wyzen raad te luisteren , Helde juwinga' Tt tilSTO-<br />

1UE.<br />

zich aan 't hoofd der benden , met een vast<br />

voorneemen om zyn leeven ten dienlle van 't<br />

Vaderland te waagen, en te overwinnen of te<br />

fterven.<br />

Niet lang hierna kwamen de Legers aan De Leger*<br />

eikanderen. De Friezen deeden inderdaad won-1 raaken aan<br />

deren van dapperheid, en hielden het HollandeiUsnderëa, ten<br />

fche Leger eenige uuren lang op, zonder dat<br />

nadeele<br />

•de zege zich voor een van beide kanten ver­ der Frieklaarde,<br />

fchoon de Hollander gerekend wordt zen.<br />

wel zes man tegen één gehad te hebben. ")e<br />

vyanden , die ftout op deeze hunne overmagt<br />

waren , en 't zich voor eene onuitwischbaare<br />

fchande gerekend zouden hebben,<br />

voor zulk een handvol ongeocffend landvolk<br />

te wyken , braken eindelyk de gelederen<br />

der Friezen , die , afgemat door de menigte<br />

hunner beflxyderen , genoodzaakt wierden het<br />

flag veld te verhaten. Zeshonderd Friezen<br />

Juwinga<br />

vielen in den ftryd, en daar onder zeer veele iheuveit<br />

Edelen, van wien Juwinga de voornaamfle met zeer<br />

was. Zyn dood werd by de Friezen groote­ veele fideler;<br />

Xjf.<br />

lyks betreurd, en zyne krygskunde en dapper­ den flag.<br />

heid by de vyanden zelfs geroemd. Op de<br />

nederlaag volgde eene vlugt, die 't getal der<br />

gefneuvelden nog merkelyk vergrootte; zynde<br />

veelen in de poelen en moerasfen verfmoord,<br />

of van vermoeidheid dood op den weg blyven<br />

liggen; terwyl anderen, tot omtrent dertienhonderd<br />

toe , door den vyand verflagen wierden.<br />

't Getal der gevangenen zou , naar men zegt,<br />

niet boven de vyfüg bedraagen hebben, alzo de<br />

meescen


BEKNOP­<br />

TE HISTO-<br />

KIE.<br />

Op dit<br />

gtvecht<br />

volgt een<br />

ander,<br />

insgelyks<br />

ten nadec-<br />

Je der<br />

Friezeq.<br />

540 Tegenwoordige Staat<br />

meesten zich liever lieten dood (laan, dan datze<br />

zich zouden overgecven. 't Woord van, „ liever<br />

„ een vrye Fries te willen llerven dan zich<br />

„ eenigen Heere te onderwerpen", was hun in<br />

den mond beltorven.<br />

Dit ongelukkig gevecht der Friezen , dat op<br />

den negenentwintigllen van Oogstmaand, in eer»<br />

vlak en open veld, by Schooterzyl, is voor­<br />

gevallen , werd op den tweeden van Herfstmaand<br />

gevolgd door een ander, waarby weder<br />

eène groote menigte Friezen het Ieèveh infchoot.<br />

Sedert liep de vyand hec land wyd en<br />

zyd af, nam verfcheiden plaatfen in , en lei<br />

bezettingen in eenige van dezelve, gelyk ook<br />

te Stavoren, daar de Hertog zich doorgaans<br />

ophield in 't Klooster van St. Odulf Vyf<br />

weeken 2chter eikanderen duurde die woeden:<br />

nu en dan vielen 'er wel eenige fchermutfelingen<br />

voor, doch al doorgaans ten nadeele<br />

der Friezen ; eens gebeurde hec , dac een<br />

hoop Eugelfchen , begeerig om hec land ce<br />

gaan bezien, en cegen 's Hertogen raad, zich<br />

bykans twee mylen verre landwaards in gewaagd<br />

hebbende, niec zonder overal droevige<br />

tekenen van hunne roofgierigheid na ce laaten ,<br />

door eene menigte Friezen zo onverwacht omfingeld,<br />

en zo geweldiglyk met pieken, knodfen<br />

en ander geweer, aangevallen wierd, dat<br />

zy het voorzeker te kwaad zóuden gekreegen<br />

hebben, zo niet de Delftfche Poorters , op<br />

de tydinge daarvan, zich door den Hertog hadden<br />

laaten beweegen om hen te ontzetten. De<br />

Friezen fchooten dus ook hier ce korc en 'er<br />

wel vierhonderd man by in , terwyl de overigen


an F R I E S L A N D . 541<br />

•gen met groote verbaasdheid de vlugt namen,<br />

zich verbeeldende, dat het geheele Hollandsch<br />

Leger op hen afkwam. Door dit vlugten<br />

werden de omliggende landftreeken aan den<br />

overwinnenden vyand ter prooie gegeeven , en<br />

doorhem alomme uitgeplonderd en plat gebrand*<br />

zonder onderfcheid van gewyd of ongewyd.<br />

, BEKNOP-'<br />

TE HISTO.<br />

HIE.<br />

De Hertog, met dit alles de Friezen nog De Her­<br />

niet genoeg vernederd fchattende,- meende hen tog poogt<br />

ook van den oostkant te moeten beftooken. de Friezen<br />

ook<br />

Hy zond daarom Ridder Pieter Beets, met een van den<br />

goed deel Amfterdammers , West - Friezen , t lostkanc<br />

Kenncmers en Waterlanders, te fchepe , naai­ door mid»<br />

del van<br />

de Lauwers en het Dokkumer Diep, om deeze<br />

fchepen<br />

ftroomen te fluiten. Doch Beets vond de te be-<br />

Friezen, in zo grooten getale, ter wederzyden naauwen.<br />

van het Diep, op den Dyk vergaderd, en zo<br />

wel op hunne hoede, dat hy "t niet raadzaam<br />

oordeelde zyne manfchap te ontfcheepen. Hy<br />

vergenoegde zich, met den ftroom aan deszelfs<br />

mond te fluiten, om 't uit - en inkomen der<br />

fchepen te beletten. Midlerwyl bouwden de<br />

Friezen, om den ftroom te befchermen , en<br />

den vyand daar uit te houden, aan den Zuidlyken<br />

dyk, tusfehen Kollumer en Oudwouder-<br />

Zyl, eene fterkte, ter Luine geheeten, waarvan<br />

de naam en plaats nog bekend, is,, fchoon van<br />

de fterkte zelve niets meer gevonden wordt.<br />

Midlerwyl nam hét guure Herfstweder zo Keert naar<br />

hand over hand toe , en maakte de wegen zo Ènkhuizen<br />

re<br />

ten eenemaal onbruikbaar , dat de Hertog,;<br />

rug.<br />

geen kans ziende om het langer in <strong>Friesland</strong> te<br />

houden , zyne benden infeheepte, en naar<br />

Ènkhuizen te rugge keerde i laaiende de<br />

hulp-


B.EKN0P-<br />

ÏE HISTO­<br />

RIE.<br />

542<br />

Tegenwoordige Staat<br />

hulpbenden , na betaaling der bedongen<br />

foldye, nog voor den Winter, naar huis keeren..<br />

, Voor zyn vertrek uit <strong>Friesland</strong> hatf de<br />

Na vooraf<br />

een Kas­ Hertog te Stavoren een fterk Kasteel doen bouteel<br />

te wen, en 't zelve met eene goede bezettinge<br />

Stavoren en den noodigen voorraad van krygs-en mond­<br />

gebouwd<br />

behoeften voorzien. Op eenige andere plaat­<br />

te hebben.<br />

fen fchynt hy 't zelfde gedaan te hebben, om<br />

de Frie-en te beter in toom te houden. Ook<br />

had 'hy , door een' zyner Ridderen , het gebeente<br />

van zynen Oom, Willem den IV, met<br />

fchild en wapen, uit hec Graf van Oudeklooster<br />

doen haaien , en met zich naar Holland gevoerd<br />

, van waar .het eerlang naar Henegouwen<br />

gebragt, en mét eene taamelyke uicvaarc ce<br />

Valenchin begraaven werd ( f ).<br />

De Frie-<br />

zenrekenen zich<br />

nog (leeds<br />

een vry<br />

Volk te<br />

zyn.<br />

Hoewel deeze kryg voor de Friezen van de<br />

jammerlykfte gevolgen .was, en grootelyks ter<br />

hunner vernederinge ftrekte, echter toonen de<br />

daarop gevolgde gebeurtenisfen ten duidelyk.<br />

ften aan, datze zich zeiven geenszins als<br />

een overwonnen volk wilden hebben aangemerkt<br />

, maar zich fteeds als vry en onafhangklyk<br />

bleeven befchouwen. Het verkiezen<br />

van eenen Poceftaac, in plaats van Juwinga,<br />

(I) Schoon wy ons in't verhaal van den ongelukkigen<br />

veldflag der Friezen tegen Hertog Albrecht»<br />

meest gefchikt hebben naar dat van den kundiger*.<br />

Foeke Sjoerds Fr. Jaarb. IV D. bl 93. enz. echter<br />

willen wy de verhaalen van Schot. Fr. Hist. bl. 216".,<br />

enz. Winfem. Kron. van Fr. bl. 213. enz. U. Emm.<br />

Rer. Frif. Hist. L XVI. p. 169, etc. Vaderl. Hist.<br />

III O- bl. 330. enz. Cerifier Tabi. de 1' Hist. Gener.<br />

Tom. II. p. 38. etc. den Leezer ter vergelykings<br />

daarmede hebben aanbevolen.


van F R I E S L A N D . 543<br />

wïnga, ftrekt daarvan onder anderen ten bewyze.<br />

Sixtus Dekema was de eerite aan wien<br />

dit ampt, na veele byeenkomilen en overwee-<br />

mno-pn xnTPrA nno-r»rlron(rpn • Anrh Apnvr* wpïo-r>r-<br />

. BEKNOP- 1<br />

t TErilSTG-<br />

R1E,<br />

guigeu, wem upyeuiaagen; uueu ueezc weigei<br />

de die hooge waardigheid te aanvaarden , me<br />

verzoek datze Gale Hanya moge worden aan<br />

gebooden. De Staaten, zulks gaarne invol<br />

gendê, verzochten hem zyn best by zyner<br />

vriend te willen doen, om dien tot het aan<br />

vaarden deezer hooge waardigheid te beweegen<br />

Maar noch de Staaten noch Dekama vermogter<br />

; zo veel op Hanya. Hy prees , integendeel.<br />

1 fchoon zelf een Schieringer zynde, daar toe<br />

1 Ode Bottinga, een' Vetkooper, aan; maar ook<br />

deeze zag 'er zo weinig lichts in , dat hy , ever<br />

;als Dekama en Hanya, de aangebooden waar-<br />

1 digheid van de hand wees. Schoon deeze herhaalde<br />

weigering van zo hoog eene waardigheid<br />

I het uiterlyk aanzien van groote nederigheid<br />

Iheeft, zal men evenwel, by eene aandachtige<br />

befchouwinge der toenmaalige omftandigheden.<br />

ligtelyk andere redenen daarvoor konnen uicden-<br />

Iken. De verwerping van Juwinga's heilzaamen<br />

iraad, de bittere verdeeldheid der Schieringers<br />

(en Vetkoopers , en het waarfchynlyk vooruitzigt<br />

op eenen tweeden inval van Hertoge<br />

/Albrecht , maakten dien hoogen post niet<br />

ialleen zeer moeielyk, maar ook ten eenemaal<br />

jgevaarlyk.<br />

Ondertusfchen bragt dit de Staaten in geene<br />

ikleine verlegenheid, te meer omdat de drie gemelde<br />

Heeren zich zelfs aan geene lootinge<br />

onderwerpen wilden. Eindelyk werd men te Zy vet'<br />

wade om twee Poteftaaten teffens te verkiezen , kiezen<br />

twee Po-<br />

* gelyk


BEKNOP­<br />

TE HISTO-<br />

JtlE.<br />

teftaaten,<br />

544 Tegenwoordige Staat<br />

gelyk gefchiedde, te weeten Sjoerd Wiarda<br />

van Goutum by Leeuwarden, die een Vetkooper<br />

was, voor Oostergo, en Haring Harinx-<br />

den eenen ma van Meeg. die een Sehieringer was, voor<br />

Voor Oos­ Westergo;. met bepaalinge dat de Landdagen<br />

tergo, en van Oostergo te Barrahuis, nier verre van<br />

den ande­ Leeuwarden, en die van Westergo te Hart werd,<br />

ren voor<br />

naby Bolswerd, gehouden zouden worden CS).<br />

Westergo.<br />

Toonden de Friezen hiermede, datze voor­<br />

Ook verhadden hunne vryheid en onafhangklykheid van<br />

dryvenze den Hollandfchen Graave te handhaaven; zy lie­<br />

de Holten<br />

daaromtrent niet den minilen twylTei over ,<br />

landfchebezettin-<br />

coenze de Hollanders, die Hertog Albrecht ,<br />

gen. by zyn vertrek, hier en daar in bezettinge gelegd<br />

had, om zich van de regeeringe des lands<br />

te verzekeren, met geweld verdreeven, en zich<br />

meester van verfcheiden Burgten maakten ;<br />

gelyk ook die van Stavoren, ten aanzien der<br />

Hollandfche bezettinge in hunne Stad, deeden.<br />

De Her­ Met zeer veel fpyts vernam de Hertog de tyding<br />

tog poogt van deeze onderneemingen, (Irekkcnde ter ver-<br />

dit, ydclinge van den pasgeëindigden krygstogt, dia<br />

fchoon<br />

hem,fchoon overwinnaar,op zeer veelgeldsen<br />

vruchteloos,<br />

te bloeds was komen te ftaan. Om dan 't werk<br />

weeren. niet halverwege te laaten (leeken, gaf hy bevel<br />

aan den Baljuw van Amftelland, Jan van<br />

Heenvliet, Gerrit van Heemskerk en den Drost<br />

van Muiden, óm met eenen hoop Kennemers en<br />

Westfriezen, tot ontzet hunner Landgenooten ,<br />

naar <strong>Friesland</strong> over te (leeken. Zy deeden zulks<br />

in het begin van Sprokkelmaand des jaars der-<br />

131.<br />

tien-<br />

(5) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 130*


'tan FRIESLAND. 545<br />

tienhonderd zevenennegentig, en zetten voet<br />

aan land op de hoogte van' Hindeloopen; doch<br />

hier werden zy, door de Friezen, zo wel ontvangen<br />

, datze met verlies van vry wat volks te<br />

rugge keerden.<br />

Geweld fcheen dus het gefchiktfte middel niet<br />

voor den Hertog, om de Friezen aan zich te<br />

onderwerpen. Om echter zyn ontwerp nog<br />

niet te laaten vaaren, floeg hy den weg van onderhandelingen<br />

in, en noodigde daartoe die van<br />

Ooster- en Westergo uit, met belofte van vrygeleide<br />

voor veertien dagen, by eenen Openbrief<br />

van den twintigllen der Lentemaand des zelfden<br />

jaars (§). Of de Friezen hierop eenige Afgevaardigden<br />

aan hem gezonden hebben is niet «eker;<br />

maarzo 't gelchied is, zyn de onderhandelingen<br />

vruchteloos afgeloopen. Immers kort 1<br />

daarna gaf de Hertog lastbrieven uit om de Frie-'<br />

zen te befchadigen, en Helde eenige Commisfie J<br />

vaarders onder de magt van den reedsgemelden,<br />

Baljuw van Amftelland, cn Gerrit van Egmond,<br />

Baljuw van IVledenblik (f).<br />

Hierby leeden de Friezen inderdaad eenig na- ]<br />

deel , dewyl hunne fcheepvaart en koophan-1<br />

del daar door grootelyks belemmerd wierden ; f<br />

doch dit ftond op verre na niet gelyk met het j<br />

nadeel, dat zy zich zeiven aandeeden door de on- a<br />

derlinge verdeeldheden, die, vooral ten deezen v<br />

tyde, zo hoog liepen, dat zy zich zeiven te zeer c<br />

: B F KNOP­<br />

TE HISTO.<br />

KIE,<br />

1397-<br />

Hy zoekt<br />

de Friezen<br />

tot onderhandeling<br />

aan.<br />

Ook geeft<br />

hy lastbrieven<br />

tegen hen<br />

uit.<br />

De onderlinge<br />

ver«<br />

deeldheid<br />

is nadeeliger<br />

dan<br />

al het<br />

voorgaande.<br />

verzwakten om den algemeencn vyand naar<br />

ver-<br />

(§) Groot Charterb,'van Friesl. I. D. bi. 204.<br />

?t) — -~ bi. 264 —<br />

Mm


DEKNOP<br />

ÏE HISTO<br />

KIS.<br />

De Vetkoopers<br />

en Schieringers<br />

Zyn dap­<br />

per tegen<br />

clkande-<br />

ren in de<br />

weer.<br />

546 Tegenwoordige Staat<br />

vereisch te wederftaan. Deeze begreep zyn<br />

' belang ook al te wel om 't vuur deezer verdeeldheden<br />

niet op allerhande wyze aan te blaazen.<br />

Laat ons zien hoe 't 'er mee gefchapen ftond.<br />

De Vetkoopers hadden tot hunne voornaamfte<br />

aanvoerders den meergemelden OdeBottinga en<br />

zynen byzonderen vriend Jakie Jeppema, beide<br />

wegens hunne krygskunde en dapperheid grootelyks<br />

beroemd. De Schieringers daarentegen<br />

hadden aan 't hoofd Sytfe Dekama en Gale<br />

Hania van Weidum , die beide door hunne<br />

krygsbedryven in Italië en Duitschland veel roems<br />

verworven hadden. In Oostergo vond men de<br />

meeste Vetkoopers, en in Westergo woonden "<br />

de Schieringers. Doch deeze landfeheiding<br />

hield hen niec te rugge van eikanderen menigmaal<br />

met zo dolzinnig eene verwoedheid op 't lyf<br />

te vallen, en hunnen lust met rooven, branden<br />

en moorden te boeten, dat alles naar eenen openbaaren<br />

oorlog geleek. Onder anderen vielen<br />

Bottinga en Jeppema, geholpen van de Foswerder<br />

Kloosterlingen, in Westergo, en vernielden<br />

daar veele huizen, ftaaten en ftinzen,cn<br />

onder deezen ook die van Dekama en. Hania,<br />

welke zich toen beide buitenlands bevonden. Op<br />

de tyding daarvan naar hun ongelukkig Vaderland<br />

zynde te rugge gekeerd, bragten zy hunne<br />

vrienden en bondgenooten, zo ras mogelyk, in<br />

de wapenen, en vielen in Oostergo, daar geene<br />

mindere verwoestingen door hen werden aangerecht,<br />

danze te huis geleeden hadden. Met<br />

dit alles was 'er nog geen hoofdtreften tusfehen<br />

de wederzydfche Legers voorgevallen. Doch<br />

op den achttienden van Oogstmaand deezes jaars<br />

zag


van F R I E S L A N D , 547<br />

zag-men ook dit gebeuren. De wederzydfche ; BEKNQP.'<br />

Legers ontmoetten eikanderen op de M?naldu- , TE HISTO*<br />

KIE.<br />

mer Mieden , tusfehen Marsfum en Dronryp,<br />

cn vielen als Leeuwen op eikanderen aan. Bot­ . Op de<br />

tinga en Dekama, in dit gevecht handgemeen ( MenaldurnerMie-<br />

geworden, vochten zo lang en met zo veel<br />

den valt<br />

bitterheids tegen eikanderen, datze ten laatlten een veld­<br />

afgemat en zwaar gewond ter aarde vielen , en flag voor,<br />

half dood van de hunnen wierden opgenomen. tot nadeel<br />

van de<br />

Van de overige manfchap fneuvelden 'er, naar Vetkoo­ •<br />

maate van de verwoedheid des gevechts, juist; pers.<br />

niet veele: hun getal zougrooter geworden zyn<br />

zo niet de Vetkoopers, het te zwaar krygende,<br />

de vlugt gekoozen, en 't ilagveld met de eer<br />

der overwinninge aan de Schieringers gelaaten<br />

hadden. De Schieringers, trots op deeze behaalde<br />

zege, lieten daarna de Vetkoopers<br />

geenszins in ruste. Allermeest haddenze het><br />

't Hui»<br />

gelaaden op Feye Heemflra te Dokkum, die<br />

van F.<br />

onder de Vetkoopers zeer veel aanziens had,: Heemflra<br />

en befchuldigd werd, dat hy de Hollanders had wordt gew<br />

in 't land gelokt. Die was genoeg om zyn j plonderii<br />

en ver­<br />

huis binnen Dokkum uit te pionderen en te 1<br />

nield.<br />

vernielen. Hy zelf was zo gelukkig dat hy<br />

't met de vlugt ontkwam. Ook wilden de<br />

Schieringers , nu het fpel meester zynde ,<br />

de weinige Hollanders, die nog hier en daar,<br />

in bezettinge lagen, geenszins langer verdraagen,<br />

maar verdreevenze alle.<br />

Midlerwyl werden Bottinga en Dekama j<br />

van hunne bekomen wonden gelukkiglyk ge- e<br />

ineezen; en, even of hec bloed van partydig- 11<br />

Bottinga<br />

en Dekamawor­<br />

beid hun op de Menaldumer M;edcn ten eene- ^<br />

den na derj<br />

flag goe­<br />

maal ware afgetapt, door de tusfehenfpraak d de Vricn.<br />

Mm % van den.<br />

d


BrKNOP-<br />

TE HISTO-<br />

RIE.<br />

De Klaarkamper<br />

Monniken<br />

lteeken de<br />

Fosvverder<br />

Ketk<br />

in brand.<br />

De Fos.<br />

werders<br />

(laan, uit<br />

weerwraak<br />

,<br />

vier Klaarkamper<br />

Monniken<br />

dood.<br />

De Staaten<br />

des<br />

lands ge­<br />

bieden de<br />

vyandlykheden<br />

te<br />

Itaaken.<br />

543 Tegenwoordige Staat<br />

van eenige verftandige en welmeenende vrienden,<br />

zo oprecht en hartelyk met eikanderen<br />

verzoend, datze federt altoos goede vrienden<br />

gebleeven zyn, De menigte, dus geene hoofden<br />

hebbende, hield zich insgelyks ftil; maar<br />

niet de Geestelykheid. De Klaarkampers, die<br />

't in de jongfte onlusten met die van Wes­<br />

tergo gehouden , en daarom van de Foswer-<br />

der Monnjken vry wat geleeden hadden ,<br />

zochten hun zulks in deezen tyd betaald te zetten;<br />

toogen onvoorziens derwaards, en leiden<br />

de fchoone Kerk van 't Klooster in de asfche,<br />

even of dat Godshuis eenige fchuld aan de<br />

mishandelingen had, welke hun, waren aangedaan.<br />

De Foswerders , niet gewoon eenig<br />

ontvangen leed ongewrooken te laaten , floegen<br />

weder vier Klaarkampers dood : en dus<br />

ftond het gefchapen , dat deeze Kloosterkryg<br />

eerlang geheel het land in vuur en vlam zou<br />

zetten; gelyk ook ongetwyffeld gebeurd zou<br />

zyn , zo niet de Staaten des lands hier in<br />

voorzien hadden, door het doen uitgaan van<br />

een algemeen gebod , waarby aan beide partyen<br />

bevolen werd alle vyandlykheden te .ftaaken.<br />

Doch daar zulke bevelen meer op de handen<br />

dan op de harten werken, zal men ligtelyk<br />

begrypen, dat met het afleggen der wapenen-,<br />

de gemoederen geenszins bevredigd wierden,<br />

en maar alleen naar gelegenheid bleevcn wachten,<br />

om eikanderen van nieuws op 't lyf te<br />

vallen (*); doch voor dat die hun voorkwam,<br />

was de hitte der drift eenigzins bekoeld.<br />

(*> Schot. Fr. Hist, bi. 218.<br />

Het


MD FRIESLAND. 549<br />

Met volgende geval bragt nier. weinig toe, om BEKNOP­<br />

.eene onccnigheid byte leggen, die meer dan• TE HIST»<br />

LUS,<br />

negentig jaaren geduurd had. Zekeren Leke-'<br />

broeder van Foswerd ging na, dat hy een Dienaar<br />

van Hesfel Mokkcma van Dokkum had<br />

doodgefiueeten. Mokkema, te veel adelyk<br />

bloed in zyne aderen hebbende, om niet op<br />

eene bloedige wedervergeldinge bedacht te zyn ,<br />

kreeg dien Lekebroeder eerlang in handen, en<br />

voerde hem naar Dokkum, daar het hem, zo<br />

hy 'er gekomen ware, ongetwyffeld zeer kwalyk<br />

vergaan zou zyn. Gelukkiglyk werd hy De twee.<br />

nog by tyds, door eenige Klaarkömper Lelie­ Kloosters<br />

verzoenen<br />

broeders, uit de handen van Mokkema gered, zich met<br />

en daardoor zo veel op die van Foswerd geeikandewonnen , dat de twee Kloosters zich, ten jaare ren.<br />

veerdenhonderd achtennegentig , van goeder<br />

harte met eikanderen verzoenden (*).<br />

Hertog Albrecht, hoe langer hoe klaarder Hertog<br />

ziende, dat hy, met zynen voorgaandén krygs-<br />

Albrecht<br />

befluit<br />

togt, den Friezen wel zeer veel nadecls toe- tot eenen<br />

gebragt, maar hen geenszins tot eene volfla- tweeden<br />

gen onderwerping gedwongen had, befloot togt teger»<br />

de Frie­<br />

eenen tweeden krygstogc tegen hen te onzen.derneemen<br />

, en wel , naar het voorgeeven<br />

van eenigen, op raad van Feye Heem dra ,<br />

wiens huis onlangs vernield was geworden.<br />

De benden, die van alle kanten tot deezen<br />

togt iamen geroepen werden (t)* kwamen<br />

te Hoorn en te Enkhuizen by eikanderen,<br />

ora<br />

(*) Oudh. en Gert. van Fr. I. D. bl. 383.<br />

(t - ;<br />

Wegens de toebereidfebn tot deezen krygstogt<br />

vindt men veele oorlprongklyke Hukken in 'c Groqjl<br />

ClijUterb. van Friesl, I. D bl. 270 -iSl,<br />

Mm 3.


55° Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOPom<br />

van daar over gefcheept te worden naar<br />

TE HlSTOnu.<br />

friesland. In 't eerst was de Hertoo- van<br />

meeninge om zelf mede over te fteeken; doch<br />

De, Graaf<br />

van Oos- eerlang zag hy van dit voorneemen af, en ftcle<br />

t<br />

e r o n d<br />

tervant [ ®, ^% cr 't bevel van zynen Zoone,<br />

heeft Willem, Graave van Oostervant. Jan, Heer<br />

hec bevel i<br />

van Arkel, Jan, Heer van Brederode, Arnold,<br />

over 'r 1<br />

Leger. Heer van Egmond en Ysfelftein , en veele<br />

andere Hollandfche Edelen verzelden hem oi><br />

cieezen togt. üe Vloot ftond onder Tan van<br />

Hcenvhet en Gerrit van Egmond, als Admiraalen,<br />

cn Willem van den Berge, als Luitenant<br />

Admiraal. De landing gefchiedde op de<br />

hoogte van de Lemmer en Takezyl. Van daar<br />

trok Graaf Willem, aan 't hoofd van 't Legen<br />

door Gaasterland, naar Hindeloopen; waarom-<br />

Vent de Friezen in grooten getale vergaderd<br />

waren om den vyand te fluiten. Doch met hem<br />

^ — XJVJK.U iJUIU<br />

De Frie­<br />

flaags geraakt zynde fchootenze te kort en<br />

zenworden op de werden, met verlies van wel driehonderd man,<br />

vlugt ge­ op de vlugt gedreeven. Hier op ftaken de Hollagen.landers<br />

eenige o nabygelegen ----jb—zuipen Dorpen in brand Drana,<br />

en trokken vervolgens, den dyk langs, naar<br />

Stavoren, werwaards zich zeer veelen met de<br />

vlagt begeeven hadden. De Stad, dus te veel<br />

eerers cn te weinig voorraads in hebbende, kon<br />

Stavoren<br />

gaat aan geene langduurige belegering uitharden. Zy<br />

derf vyand gaf zich ook, na eene verdediging van ruim<br />

over.<br />

twee weeken, aan den vyand by verdrag over<br />

De Friezen, ziende Stavoren in 's Graaven handen,<br />

en, hunne eigene zaaken, door inlandfche<br />

verdeeldheden, te zeer verzwakt,om zich tegen<br />

zyne overmagt ftaande te houden, kwamen aan de<br />

fcand, en verdroegen zich met den Graave. Gerrit


van F R I E S L A N D . 551<br />

rit Kamminga, Heere Hottinga,Feye Heemftra,<br />

Tjerk Waltha, Tjaard Wiarda, Goslik Heslinga<br />

en Tjedmer Hoppers, alle Vetkoopersgezinde<br />

Heeren, troffen den zoen. De wcdcrzydfche Hier op<br />

volgt een<br />

verdragpunten bragten mede: „ Dat de Graaf<br />

verdrag.<br />

„ van 's Vaders wege zWeeren zoude, hun een<br />

5, genadig Meer te zuilen weezen, en oat zy<br />

„ hem daarop als hunnen rechten Heer zou-<br />

„ den ontvangen,huldigen enzweeren,jaarlyks<br />

van ieder huis en hofltede, tot erkentenis<br />

., zyner heerfchappye, betaalende zes fluivers.<br />

„ Dat het hem vry zou ftaan Sloten, Burgten<br />

„ en Steden in het land te timmeren, waar het<br />

hem genoegde. Dat elk, die in hunnen lande<br />

„ gezeten was, zyne goederen vry cn onbej,<br />

fchat zou blyven bezitten, Dat zy tot geeno<br />

„ heirvaart, buiten hunne paaien, verpligt zou-<br />

„ den zyn. Dat geene Schouten, Baljuwcn,<br />

„ Schepenen en andere Amptenaaren, onder hen<br />

„ aangefteld zouden worden, dan van hun eigen<br />

„ landaard; als ook dat zy tolvry zouden mogen<br />

j, vaaren, door alle wateren en ftroomen, den<br />

„ Graave toebehoorende. Dat alle voorgaande<br />

„ misdryven, zo van doodflag als anderszins, ver-<br />

„ bleeven zouden worden aan zynen getrouwen<br />

„ Raad, ende zeven gemelde Heeren; zullende<br />

„ hunne uitfpraak van beide kanten gevolgd, en<br />

„ daarmede alle misdaad vergceven en vergee-<br />

,. ten zyn. Dat zy hun Friesch recht, volgens<br />

raaming van meergemelden Raad en Heeren,<br />

„ zouden gebruiken; mids, zo hun daaraan<br />

„ niet genoegde, de keur hebbende van de<br />

„ Rechten van Westfriesland, Kennelherland<br />

„ of Zuidholland. Dat zy hierop de ftad<br />

Mm 4 „ Sta-<br />

BEKNOP»<br />

TE HlSTO»<br />

RIE.


'55* Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ „ Stavoren en het Klooster van St. Odulf zou-<br />

TS; HISTO­<br />

» den openen en hem ontvangen, behoudens<br />

RIÉ.<br />

„ lyf en goed van den Abt, zyn Konvent, en de<br />

„ Poorters van Stavoren met allen die daar<br />

„ binnen zyn. Dat de goede luiden van<br />

„ Oostergo, Westergo en Stavoren, met alle<br />

„ hunne magt daar toe helpen zouden, dat hy<br />

„ alle ingezetenen, die hem niet voor Meer<br />

„ erkennen wilden, tot onderdanigheid brag-<br />

„ te, enz." (j)<br />

139S.<br />

Dit Verdrag, op den eerden van Oogstmaand<br />

Op 't des jaars dertienhonderd achtennegentig getrof­<br />

verdrag<br />

volgt fen, werd elf dagen daarna gevolgd van 's<br />

's Graaven Graaven pïegtige huldiginge. De voorwaar­<br />

huldiging. den der huldiginge, in dien tusfehentyd beraamd,<br />

behelsden onder anderen: „ dat de Friezen, tot<br />

„ verzoeninge hunner voorgaande hardnekkig-<br />

„ heid, tegen Graave Albrecht en zyne voorzaa-<br />

„ ten betoond, voor de rust der ziele van den<br />

„ voorheen verflagen Graave , en der -gee-<br />

„ nen die met hem gcfneuveld waren, eene<br />

„ Kerk zouden (lichten van twaalf Kanon-<br />

„ niks prebenden en eene Dekanie; elke proeve<br />

„ van vyfeig oude fchilden 's jaars, en voor dc<br />

„ Dekanie eene dubbelde proeve, ter plaatfe<br />

>, daar het den Graave zoude believen, en wel<br />

„ binnen hec jaar, met aanwyzinge van zulke.<br />

» renten, als genoegzaam ter onderhouding<br />

„ van 't eene en andere geoordeeld zou-<br />

„ den worden. Dat boven' dien de Frie^<br />

„ zen een Gasthuis zouden vervaardigen, ter<br />

„ plaatfe daar hec den Graave zoude believen,<br />

., voor-<br />

(|) Groot Charterb. van <strong>Friesland</strong> I. D. bl. «8*<br />

ffr-gej, met Schot. Frieièhe Hist, bl. 215.


van F R I E S L AND. 553<br />

^ voorzien met dertien bedden , en van eene 1<br />

„ of twee vrouwen , die de arme menfehen ^<br />

„ daar binnen ontvangen en havenen kon-<br />

„ den , ieder drie dagen lang. Op zulke<br />

„ voorwaarden vergaf de Graaf den Friezen<br />

9, alle voorgaande wanbedryven van wat aard<br />

die ook waren, met toezegginge van al zulk<br />

„ recht, als by wederzydfche mannen verdraagen<br />

en hun met bezegelde brieven en hand-<br />

5, vesten gegeven ware ( f) ".<br />

Nadat des Graaven huldiging hierop, bin-I<br />

nen Stavoren, door de Prelaaten, Hoveling<br />

gen, Mederechters en gemeene Gemeenten van,<br />

Oostergo en Westergo gefchied was, op den <<br />

veertienden van dezelfde maand , werd 'er !<br />

BEKNOP-<br />

FE HISTO­<br />

RIE.<br />

Na 'sGra**<br />

ven huldigingberaamt<br />

men<br />

eenen vasten<br />

voet<br />

op zyne<br />

ook een vaste voet beraamd op des Graaven regeering.<br />

,<br />

regeeringe en rechten in het thans overheerde<br />

<strong>Friesland</strong>, waarvan de handvest verleend is op<br />

den vierentwintigften daaraanvolgende (§).<br />

Doch dit ftuk hier om zyne wydloopigheid niet<br />

konnende melden, zy het genoeg daaromtrent<br />

in 't kort aan te merken , dat veele der daarin<br />

voorkomende wetten waren genomen uit<br />

het oude Friefche Landrecht, terwyl andere<br />

uit de Hollandfche Rechten ontleend fchynen,<br />

en veele over 't geheel een vry groote overeenkomst<br />

hebben, met de rechten die tot nog toe<br />

in <strong>Friesland</strong> gebruikelyk zyn.<br />

XI. HOOFD-<br />

(j) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 282.<br />

($) —, , bl. 285 —»<br />

Mm. $


554 Tegenwoordige Staat<br />

BEUN OP-<br />

TE HISTO-<br />

JUS. • XI. H O O F D D E E L .<br />

Fan de huldiginge van Hertoge Albrecht tot op<br />

de verdryving der Hollandfche bezettinge<br />

uit Stavoren.<br />

j^ljfe die fchikkingen, van welke, op het ein­<br />

Graaf de des voorgaandén Hoofddecls,gefproken werd r<br />

Willem<br />

^ waren genoegzaam alleen het werk der Vetkoozendteene<br />

vloot naat ' pers en den Schieringers zeer tegen de borst. Dus<br />

de Lati- begreep Graaf Willem zeer wel, dat zyns Vaders<br />

wers, en regeering over <strong>Friesland</strong> maar zeer wankel<br />

trekt zelf<br />

naar Dok- 'ftond, zo hy 't hierby liet. Hy zond derhal ven<br />

kum. eene vloot naar de Lauwers, om de Friezen<br />

van beide kanten te benaauwen. Zelf toog hy<br />

met een goed deel volks door gansch Oostergo<br />

en Westergo. By 't Klooster Foswerd vond<br />

hy eenige Friezen vergaderd; doch hy verftrooide<br />

Hy ver- ben, en kwam vervolgens te Dokkum. Daar<br />

fterkt ter zynde liet hy de Schans ter Luine verftcrken en<br />

Luinc.<br />

bezetten, op dat daardoor het land van die zyde<br />

in bedwang gehouden mogt worden, even als<br />

van de andere zyde door Stavoren gefchiedde.<br />

Ook zond hy van daar brieven naar alle oorden<br />

van het land, waarby de In-en Opgezetenen ,<br />

met aanbod van zyne gunfte, vermaand werden<br />

, om zich aan de Hollandfche regeering te<br />

onderwerpen. Het gemeene volk, dat altyd<br />

neigt naar nieuwe Heeren, nam, op het voorbeeld<br />

der Vetkoopers, de Hollanders met<br />

diezelfde onbezuisde drift aan , waarmede het<br />

gewoon is in zaaken van foortgclyken aard te<br />

De Schie-<br />

handelen. De Schieringers, nooit zeer Hollandsgezind<br />

geweest zynde, waren ook nu nog zeer<br />

verre


van FRIESLAND. 555<br />

verre van genoegen te neemen in 't geen dooi­ BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

de Vetkoopers met den Hollandichen Graave ver­<br />

RIE.<br />

handeld en beflooten was: zy maakten echter<br />

ringers<br />

van den nood eene deugd, fchoon fommigen de<br />

onderwer­<br />

vlugt naar Groningen namen , anderen zich pen zich<br />

hier en daar verborgen hielden, en weder ande­ uit noodren<br />

, door eigen belang gedreeven, de opgaande<br />

zaa'ciykheid.<br />

Zon aanbaden.<br />

Midlerwyl verzuimde de Graaf van Ooster- De Graaf<br />

vant niet, uit zyns Vaders naam, • alléf wege flelt aller-<br />

Baljuwen, Schouten, Schepenen en Rechters wegeBaljuwen aan te ftellen, die van 's Graaven wege recht<br />

enz. aan.<br />

hadden te doen. En dewyl by de verdragpunten<br />

was vascgeftêld , dat dergelyke Amptenaars<br />

alleen uit de Landzaaten moesten gekooren worden,verkreeg<br />

Tjedmer Hoppers, een der zeven<br />

Friefche Gemagtigden, het Schoutampt van<br />

Stavoren, met vryheid om eenige perfoonen te<br />

benoemen, waaruit de Schepenen, door den<br />

Graaf, Honden verkooren te worden.<br />

Na dit alles verliet Graaf Willem <strong>Friesland</strong>, Hy ver­<br />

en ftak over naar Holland, daar hy zynen Vader laatFries­ te Hoorn ontmoette. Doch kort daarna kreegen land.<br />

zy tydingen uit <strong>Friesland</strong>, die hun beiden zeer De tydin­<br />

onaangenaam moesten zyn. Het vuur van bingen van<br />

nenlandfche oneenigheid was daar naamelyk wel daar<br />

zyn zeer<br />

eenigzins gefmoord, maar niet uitgedoofd. By<br />

onaange­<br />

'c vertrek der Hollandfche vloot hadden die naam voor<br />

van Achtkarfpelen, reeds twee fchepen, die met den Graa­<br />

de ebbe aan den grond geraakt waren, tot op ve en<br />

zynen<br />

het water afgebrand, en dus niet onduidclyk Vader.<br />

getoond, wat men van hun'te wachten had,<br />

zodra zy de handen eenigzins ruim kreegen. Nog<br />

klaarder bleek zulks by het verfchansfèn van<br />

Molkwcjum, in den volgenden Winter, dooide


BEJTNOP<br />

TE HISTO<br />

&IE.<br />

Dezelve<br />

worden<br />

gevolgd<br />

van een<br />

nader<br />

Verdrag.<br />

Dit Ver-<br />

550 Tegenwoordige Staat<br />

de misnoegden' ondernomen, met oogmerk om'<br />

' van daar de Hollandfche bezetting te Stavoren te<br />

vernestelen. Ook fclïeen het als of 'er eerlan^<br />

eene algemeene famcnfpanning tegen de Holland*'<br />

fche llegeering ftond uit te barften. Geweidof<br />

toegeevendheid was derhalven noodig, zo de<br />

Hertog niet zelfs den fchyn van heerfchappy over<br />

<strong>Friesland</strong> verliezen wilde. Hy verkoos het Iaatfte<br />

, en ging met de Friezen een nader verdrag<br />

aan , waarby dezelve, onder anderen : „ onthe-<br />

„ ven werden van alle ftnalle tienden en<br />

„ van allen cyns , huisfchattinge en wat dies<br />

„ meer is, zullende zy , in plaats van den<br />

,, tienden fchoof, alleen den twaalfden aan hem<br />

,-, als Landsheere geeven. De Hertog cn zy-<br />

?, ne erven zouden Heeren zyn der rivieren,<br />

waterlosfingen, zylen, verlaaten en visfcheryen<br />

hieraan kleevende; moetende alle overige van<br />

den Hertoge te leen ontvangen worden;<br />

9, doch die binnen iemands land beflooten waren<br />

vryblyven. Het recht van windmolens, en het<br />

begeeven van openvallende Kerken, als ook<br />

„ de aanwas van alles wat buitendyks uit Zee<br />

„ wierd aangeworpen, behield de Hertog voor<br />

„ zich; doch den Friezen werden tot het ftichten<br />

9, van zulk eene Kerk cn Gasthuis, als by het<br />

„ voorgaande verdrag bepaald was, in plaats van<br />

„ één, vyf jaaren tyds gegund, dewylze door den<br />

.,, oorlog verarmd waren; boven dit alles zou-<br />

„ den de Friezen in hunne bezittingen en 't oe*<br />

„ bruik hunner goederen vry en onbefchat bly-<br />

„ ven enz ( *) "«<br />

Dit ftuk, dat niet zo zeer voor een niéuw<br />

(*) Groot Charterb. van Friesi.. I, D, bl. z$o..<br />

ver-


van F R I E S L A N D . 537<br />

verdrag als wel voor eene nadere verklaaringe van BEKNOP­<br />

TE HiSTÖhet<br />

voorgaande te houden is, en diende, zo om<br />

RIE.<br />

der Friezen afkeerigheid van de Hollandfche<br />

drag be­<br />

heerfchappye wat te verzachten, als hen tot het weegt de<br />

afleggen der wapenen te beweegen, was voor het Friezen<br />

uiterlyke van zulk eene uitwerkinge, als de Her­ toe onderwerping.tog<br />

'er van verlangde; hebbende de Baljuwen,<br />

Rechters en gemeene Gemeente van Ooster - en<br />

Westergo, by eenen zoenbrief van den derden<br />

van Bloeimaand des jaars dertienhonderd negenennegentig<br />

verklaard: ,, dat zy den voorfchreeven<br />

„ zoen, landrecht, verklaaring en alle punten<br />

„ daarin begreepen met alle gunde en ootmoedigheid<br />

ontvangen hadden , en den Hertoge<br />

„ goede, getrouwe en gehoorzaame luiden en<br />

„ onderzaaten weezen zouden, en ten allen ty-<br />

„ de doen, wat goede luiden hunnen rechten<br />

„ Landheere fchuldig zyn te doen (*) "<br />

Dit voorbeeld van onderwerpinge werd niet Die van<br />

lang daarna gevolgd door eene menigte LandzaaStellingwerfvolten uit Stellingwerf, en eenige aangrenzende<br />

gen 't<br />

landflreeken, welke by eene Akte van den zesden voorbeel4<br />

der Zomermaand, Hertog Albrecht voor hun­ der overinen<br />

Landsheer aannamen, met belofte van ge Frie»<br />

zen.<br />

hem als hunnen genadige» Heer niet alleen goede<br />

en getrouwe luiden te zullen weezen, maar<br />

ook zekere jaarlykfche pagt te betaalen , zo<br />

als zulks in de handvesten bedongen, en dien<br />

van Stellingwerf, Oostzeingerland en de Kuinder<br />

gegeeven en bezegeld was* ( § ).<br />

(•) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 292 —<br />

($; In de Akte vindt men genoemd de gemeene<br />

• Buureu<br />

In


55°* Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­<br />

_ In weerwil van alle deeze uiterlyke bewe­<br />

TE HISTO<br />

WE. ningen van onderwerpinge aan den Hertog, bleef<br />

een goed deel Friezen zeer verbitterd tegen de<br />

Alle Frie<br />

zen nee-<br />

Hollandfche regeering, en dezeven a&evaardiorfp.<br />

meu in Heeren, die met den Hertoge gehandeld hadden.<br />

deezen<br />

geen genoegen.<br />

Zelfs ontzagenze zich niet hier en daar openlyk<br />

uitteflaan, dat deeze hun, onder fchyn van<br />

eene goede en gefchikte regeeringe, het juk der<br />

llaavernye hadden op den hals gedrongen. De<br />

De Ge-<br />

Amptenaars en Rechters, die federt door den<br />

Hertog waren aangelteld, vermelden dit ongenoegen,<br />

door hft volk trotfelyk te behandelen,<br />

en onder verfcheiden voorwendfels toe het opbrengen<br />

van buitengewoone fchattingen te noodzaaken,<br />

of, in geval van weigeringe, van 't hunne<br />

te berooven. De onderwerping der Stellingwerveren<br />

ftrekte niet weinig ter vermeerderiage<br />

van de ftoutheid deezer Amptenaaren; zodat zy,<br />

befporting by mishandeling voegende , den Friezen<br />

hunne zeden en botheid niet zelden , met<br />

blykbaare minachting, verweeten. De gemeente,<br />

raeente uit dit alles ligtelyk kunnende opmaaken, wat haar<br />

beklaagt<br />

zich over<br />

van de Hollandfche regeering te wachten ftond,<br />

haare be­ beklaagde zich grootelyks, dat zy minder harts<br />

toonde<br />

lafhartig,<br />

heid.<br />

genaa naücie dan die van Achtkarfpelen, welke,<br />

ondanks alle de Hollandfche dwangmiddelen en<br />

gewel-<br />

Buuren van Oldeholtpade , Nyeholtpade , Wolvega<br />

.Sonnega, Oidetryne, Nyetryne, Spangen, Scherpenzeel,<br />

Munnekebuuren, Oldeleramer, Nyelemmer, Nyeholtwolde,<br />

Oldehokwolde, Idzert, Blesdyk, Peper,ga,<br />

Kuinder en Oosterzeingerland; waaruit blykt dat<br />

men hier door Stellingwerf maar aan een gedeelte van het<br />

tegenwoordige Stellingwerf Westeinde te denken heeft.<br />

Groot Chaiterl>. van Friesl. J, D. bl, 296.


van F R I E S L A N D . 559<br />

geweldenaarven , naar geene voorflagen van onderhandelingen<br />

en gehoorzaamheid hadden willen<br />

luisteren. De Schieringer Edelen, ziende<br />

dat de Vetkoopers met de beste ampten (tryken<br />

gingen , vierden hunnen ingekankerden<br />

haat tegen de Hollandfche regeering hierom<br />

te ruimer bot, en fchilderden niet alleen de verdragpunten<br />

ten haatelykften af, maar lasterden<br />

ook de beraamers en (tellers, als verraadcrs van<br />

's lands Vryheid, cn als pluimltrykers van den<br />

Hertog, wiens gunst by hen hooger dan 't welzyn<br />

van hun Vaderland gerekend wierd, En of<br />

dit nog niet genoeg ware om de gemoederen<br />

des volks tegen den Hertog op te hitfen, voegden<br />

zy 'er by, dat het vermogen van den Hertog<br />

, door zyne voorgaande krygstoerustingen,<br />

te zeer was uitgeput, om met geweld iets tegen<br />

hen te onderneemen; blykende dit aan die<br />

van Groningen en Ommelanden, door welken<br />

des Hertogs aanzoeken geweigerd en zyne bezettingen<br />

reeds verdreeven waren , fchoon zich<br />

de meeste Edelen aan hem onderworpen hadden.<br />

Hier kwam nog by, dat de Bisfchop van Utrecht,<br />

door heimelyk uitgezondenen, dit vuur van<br />

onvergenoegdheid op de Hollandfche regeering<br />

in <strong>Friesland</strong>, zo veel in hem was, liet aanblaazen,<br />

ten einde zyne eigene belangen te beter<br />

(taande te houden.<br />

Door dit alles werd te wege gebragt, dat'<br />

men vooreerst tegen de Hollandfche Baijuwen j<br />

en Amptenaars, die met het invorderen der j<br />

fchattingen bezig waren, zich oproeriglyk begon<br />

te verzetten; en kort daarna tot eenen algemeenen<br />

opftand overfloeg, welke niet minder dan<br />

de<br />

BEKNOT,<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

De Schieringers<br />

fchilderen<br />

de Hoilandfch©<br />

regeering<br />

haatelyk<br />

af.<br />

De Bis;<br />

fehop varj<br />

Utrecht<br />

werkt hier<br />

onder.<br />

Alles<br />

rchikrzich<br />

tot oproerigheid.


BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

Men treft<br />

een Terbond<br />

met<br />

die van<br />

Groningen.<br />

De Friezenneemen<br />

Dokkum<br />

in.<br />

Gelyk<br />

ook het<br />

Slot Kam<br />

mingaburg.<br />

De Her-<br />

56*o Tegenwoordige- Slaat<br />

de volkomen afwerping van het Hollandfche'<br />

juk ten doelwit had. Doch dewyl men zyne<br />

eigene krachten te gering tot zo groot een werk<br />

keurde, floot men wysfelyk een verbond met<br />

die van Groningen, en allen die, beoosten de<br />

Lauwers, den Schieringers en der Vrvheid ms.<br />

gedaan waren. Ook werd , ingevolge dit<br />

verbond, op gemeene kosten, eene vloot uitgerust<br />

om den vyand daarmede te benadeelen j<br />

en eigen ftroomen en kusten te beveiligen ;<br />

en daarenboven eene menigte zeefchuimers ,<br />

zich doorgaans in de Oostfriefche havens onthoudende,<br />

in dienst genomen, welke alle omtrent<br />

de Lauwers en Friefche kusten by een<br />

kwamen.<br />

Midlerwyl zag men , van alle kanten, eene<br />

ontzaglyke menigte Huislieden en Burgers, de<br />

wapenen opvatten, onder het beleid van Sytfe<br />

Dekama, Gale Hania en Ode Botnia , die<br />

als waare hoogfehatters der Vryheid gezwooren<br />

hadden , hun leeven voor dezelve te zullen<br />

waagen. Zulke helden aan het hoofd hebbende<br />

, maaktenze eenen aanvaug van den kryg,<br />

met de belegeringe van Dokkum, daar eene Hollandfche<br />

bezetting binnen lag; doch deeze gaf<br />

zich in korten tyd over, en werd, omdatze geenen<br />

tegenfland gebooden had, met eenen vryen<br />

afcogt beloond. Het fterke Slot Kammingaburg,<br />

naby Leeuwarden, dat met eene zwaare bezettinge<br />

voorzien was, lag toen aan de beurt, en<br />

werd met zo veel gewelds beftormd, dat hec<br />

wel dra overweldigd, en een goed deel der Hollandfche<br />

bezetting in ftukken gehouwen wierd.<br />

De Baljuvven en Amptenaars, die niet befluiten<br />

kon-


van FRIESLAND. 56*1<br />

tonden, den Hertoge terftond af ce gaan, werden ]<br />

voor vyanden verklaard en verjaagd, en hunne "<br />

huizen en goederen verbeurd verklaard. De (<br />

meeste zwaarigheid ftak in het bemagtigen van i<br />

Stavoren en eer Luine. Gaarne had men eenen 1<br />

aanval op de eerfte plaats gedaan ; doch in;<br />

aanmerkinge neemende, dat de Graaf van Oos- 1<br />

BEKNOP»<br />

IR HlSTO-<br />

RIE.<br />

toglyke<br />

Amptenaars<br />

wor><br />

den verjaagd.<br />

tervant de Stad zeer vast gemaake, en met<br />

een Kasceel verfterkc had, Waarin eene bezetting<br />

van tweehonderd man gevonden werd,<br />

zag men daar vooreersc van af, en wendde<br />

de wapenen tegen ter Luine , dat, in hec<br />

voorgaande jaar, door de Hollanders verfterkt<br />

en met bezettinge voorzien was, om mees­ Ter Luine<br />

wordt in?<br />

ter van het Dokkummer Diep te blyven. De ]<br />

genomen.<br />

aanval op deeze vesting gefchiedde mee zo veel'<br />

volks, en mee zulk eene onafgebroken woede,<br />

by nachc zowel als by dag , dat de Bevelhebber,<br />

Jelle Scheng, met raad der zynen, het<br />

Kasteel overgaf, behoudens lyf en goed. -<br />

Stavoren nu de eenige plaats van belang ; De Fria.<br />

zen flaan<br />

zynde daar de Hertog eenen vasten voet had,<br />

[ zich neder<br />

l<br />

floegen de Friezen, verzeld van een goed deel te Mol-<br />

Zeefchüimers, die zich by 't Leger gevoegd had­ • kweeruin,<br />

den, zich neder te Molkweerum, en wierpen'er<br />

eenige vestingwerken op , dieze mee eene<br />

fterke bezettinge voorzagen, om dus die van<br />

.Stavoren te benaauwen. Behalven deeze fterkte<br />

werden ook nog elders eenige van minder<br />

belang opgeworpen, doch genoegzaam omdaar-<br />

• uit menige uitvallen te doen tot aan de vesten<br />

-der Stad toe.<br />

Het gerucht hiervan was niet zodra ter ooren De Hertog<br />

zendt<br />

van den Hertog gekomen, of hy zond een aam een Leger<br />

zienlyk Leger naar <strong>Friesland</strong>, onder het gelei-'<br />

naar Fries»<br />

Nn dt • land.


5Ó2 Tegenwoordigs Staat<br />

BEKNOP­ de van Graave Willem van Oostervant en Jan,<br />

TE HISTOverkooren<br />

Bisfchop van Luik,zyne Zoonen,en<br />

RIE.<br />

andere Edelen van het eerfte aanzien. Het Le­<br />

Hetzelve ger te Amfterdam gefcheept zynde, op deneer-<br />

landt te<br />

ften van Bloeimaand des jaars dertienhonderd ne­<br />

Stavoren.<br />

genennegentig, landde te Stavoren, en vertrok<br />

1399van<br />

daar weder, na zes weeken vertoevens, voorby<br />

Workum en Harlingen, tot op de hoogte van<br />

Sixbierum. Hier Hapten de benden aan land,<br />

Loopt ge­ en zetten van daar den togt voort naarHolwerd.<br />

vaar vr.n Onderweg zouden zy door eene menigte Friezen,<br />

overvallen<br />

te wor­ en wel by nacht, zyn overvallen geworden, zo<br />

den. niet Gerrit Kamminga, die 't met den Hertog<br />

hield, door aangeftoken vuuren en andere tekens,<br />

het Hollandfche Leger gewaarfchuwd, en<br />

aan het zelve dus gelegenheid gegeeven had,<br />

om zich in fiagorde te ftellen, en den Friezen<br />

zulk eenen tegenftand te bieden, dat dezelve met<br />

bebloede koppen te rugge keerden.<br />

De Graaf Na deezen aanval der Friezen verydeld te heb­<br />

van Oosben trok de Graaf van Oostervant met het<br />

tervant<br />

vertoeft Leger naar Dokkum; nam de Stad in, en voor-<br />

wel vyf zagze met eene talryke bezettinge en ge-<br />

weeken noegzaamen voorraad van leeftogt. Hier hield<br />

te ter<br />

zich de Graaf maar twee dagen op; doch te ter<br />

Luine.<br />

Luine, daar hy zich toen naar toe begaf, en<br />

welke fterkte waarfchynlyk door de Friezen<br />

verlaaten was, bleef hy wel vyf weeken liggen.<br />

In dien tusfehentyd gaven zich veele dorpen<br />

aan den Graave over, met belofte van gehoorzaamheid<br />

en trouwe, terwyl andere, die hiertoe<br />

niet befluiten konden, wierden uitgeplonderd<br />

en plat gebrand.<br />

Hy be. De Graaf dus <strong>Friesland</strong>, zo hy meende, genoeg-


I<br />

van<br />

F R I E S L A N D . 563<br />

tioegzaam bedwongen hebbende, begaf zich van BEKNOP­<br />

TE HlSTOJ!<br />

ter Luine, op den negenentwintigftcn van Zo­<br />

RIE.<br />

mermaand, naar Stavoren , en vervolgens met<br />

geeft zich?<br />

w


564 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP- tigften van dezelfde maand beval hy die van Sta-<br />

TE HISTO­<br />

' voren, zyne meineedige en wederfpannige on-<br />

RIE.<br />

derzaaten in <strong>Friesland</strong> te befchadigen eh te beoorloogen,<br />

waarze konden en mogten, mids<br />

dat zy zulks deeden op hunne eigene kosten,<br />

en hem de Sloten, Landen en Heerlykheden overleverden<br />

, welke daarby door hen veroverd<br />

Hy geeft t zouden worden (*). Verder gaf hy aan Gerrit<br />

de Stad Kamminga, Heere van Kammingaburg, zynen<br />

Leeuwar­<br />

byzonderen vriend en voorftander, by een handden<br />

aan<br />

Gerrit vest van den achttienden van Hooimaand, de<br />

Kammin- , Stad Leeuwarden met de dorpen Stiens, Wirdum<br />

*». i enFerwerd , zo groot, lang en wyd als de Parochiën<br />

binnen deeze ftad en dorpen zich fi rekten,<br />

met alle heerlykheden hooge en laage, met de<br />

giften der Kerken, met wind en molen, tienden,<br />

visfcheryen, breuken, boeten, vervallen en toebehooren,<br />

uitgezonderd den klokflag en dienst zv<br />

ner mannen binnen de ftad en de dorpen, blyvende<br />

die verpligt hem ren allen tyde, in <strong>Friesland</strong><br />

, op zyn gebod te volgen , en geene<br />

beden of fchattingen, wanneer die ingewilligd<br />

mogten worden, te wederftaan, enz (§).<br />

De'<br />

(*) Groot Charterb. van Friesl. I. D bl. 298.<br />

C5) Die lust heeft deeze handvest in haar geheel te<br />

zien, kan te recht raaken by Winfem. Kron. van Friesl<br />

bl. 220. Groot Charterb. van Fr. I. D. bl. 207. Idfinga<br />

Staatsr. der Vereenigde Nederl. II. D bi.


van<br />

F R I E S L A N D . 565<br />

T v i _n J:„.U„:4 Ij-zM-rn-nrirlinlipiff der<br />

1J6 onDeiienui^uciu cu K WLuvn^— —<br />

BEKNOP-<br />

Ta HISTO-<br />

r^rrpprinp-e hier te lande heeft men<br />

zeer waarfchynlyk voorde reden te; houden, dat Kammin­<br />

Kamminga en zyne erven de rechten, hun uit ga en zyne<br />

deeze beleeninge gefchapen, in hunne volle Erven<br />

hebben 't<br />

uitgefixektheid met genooten ueoucu , «-uw« volle ge.<br />

men echter hieruit zal hebben af te leiden, dat not niet<br />

de Kamminga's , van tyd tot tyd , 01 zeive v an deeze<br />

Oldermans te Leeuwarden zyn geweest, of de- g ;ifte.<br />

zelve aldaar hebben aangelteld, om uit hunnen<br />

naam in den Raad der Had voor te zitten.<br />

Walraven van Brederode, op den achttien \<br />

Walraven<br />

van Bre­<br />

van Herfstmaand door den Hertog aangelteld^ derode<br />

tot Burggraaf van Stavoren, kreeg vyf da-, wordt<br />

gen daarna last , om alle de Friezen aan te ] Burggraaf<br />

van Sta- ,<br />

tasten en te recht te (tellen, die eenige Holland-;<br />

voren.<br />

fche Kooplieden genomen of befchadigd hadden.<br />

En om hem tot het uitvoeren van dien zorgelykenlastte<br />

bereidwilliger te maaken, werd hem,<br />

door eenen brief van den zeventienden van Wynmaand,<br />

uit naam van den Hertog en Graave<br />

Willem van Oostervant, beloofd dat men de<br />

Stad, ingevalle van belegeringe , fpoedig zou<br />

ontzetten (*> Het leed ook niet lang of het De Fiie-<br />

volbrengen deezer belofte wierd noodzaakelyk: zen bele-<br />

1 geren de<br />

want al vroeg in het naastvolgende voorjaar<br />

Stad.<br />

floeren de Friezen, om 't geringe overblyffel<br />

der ,1 1^ 1 _ t-nn Innrlf uit<br />

1<br />

Hollandfche regeeringe geheel ten lande uit<br />

te jaagen , het beleg om Stavoren. Doch Walraven<br />

0<br />

van Brederode wist hen zo* lang op te<br />

houden, dat Hertog Albrecht tyds genoeg had,<br />

om hem meerder magt van krygsvolk toe te zenden.<br />

C*i Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. sci.<br />

Nn 3


$66 Tegenwoordige Siaat<br />

BüKNOP-.<br />

den. Arnold van Egmond, Heer van Ysfelltein,<br />

TE HISTO- 3- kwam hem met eenig volk te hulpe. Dus oor­<br />

JUE.<br />

deelden de Friezen het voor dien tyd raadzaamst<br />

Zy bree-<br />

• het beleg der Stad op te breeken , en de<br />

ken 'c<br />

beleg wee.<br />

Schans te Molkweerum, die nog in hunne hander<br />

op, , den was, met eene llerke bezetting te voorzien.<br />

en ver.<br />

: Dit fchrikte evenwel Brederode niet af, om, eeni-<br />

Merken de<br />

Schans te :| gen tyd daarna, aan 't hoofd der Staverfche be.<br />

Mplkwee- zettinge, daarop eenen aanflag te waagen. De<br />

ïum. Schans werd met groote dapperheid beftormd,<br />

en met geene mindere kloekmoedigheid verdedigd.<br />

Dus werd 'er aan beide kanten vry wat bloeds<br />

vergooten. Brederode zelf werd zwaar gewond,<br />

en door de Friezen gevangen genomen; doch<br />

door te flappe wacht ontfnapte hy eerlang uit<br />

hunne handen, en kwam weder binnen Stavoren.<br />

De Her. Hertog Albrecht, het ontzet van Stavo­<br />

tog maakt ren met zeer veel blydfchap vernomen heb­<br />

op nieuws<br />

toerustinbende, oordeelde het hier by niet te moegentoteeten<br />

laaten, maar den oorlog tegen de Frie^<br />

rienoor­ zen verder te vervolgen, om hen eindelyk<br />

log tegen<br />

de Fik*<br />

eens volkomen aan zyne heerfchappy te onder­<br />

zèD. werpen. Hy gaf ten dien einde niet alleen lastïirïfM?pn<br />

nïr nm r\r\ An TTi-jc^f-» V


van<br />

F R I E S L A N D . 567<br />

naar <strong>Friesland</strong> over te fteeken ( * ). Het fchynt BEKNOPrsHISTOdas<br />

den Hertoge wel ter deege ernst geweest<br />

ME;<br />

te zyn, om den kryg te hervatten; en nogthans<br />

Doch van<br />

is 'er niets van gekomen, waartoe meer dan kezen<br />

•eene reden aanleiding kan gegeeven hebben. jorlog<br />

De Hollanders en Zeeuwen gevoelden nog de corat<br />

ïiecs.<br />

nafmerc der voorgaande vruchtelooze krygstog-<br />

•— _~ 4.',:Jol,,lr nm rr'.n'h mar PPTIP<br />

ten te duidelyK, om zien met eeue nieuwe nieuwe uit- uitrusting<br />

te bezwaaren, tegen een volk, dat liever<br />

alles dan zyne vryheid verliezen wilde. Ook<br />

wistenze maar al te wel, dat de llertoglyke<br />

fchatkist te zeer was uitgeput, om veel tot<br />

de kosten van dien togt te kunnen draagen.<br />

Daarenboven was hun niet onbekend , dat<br />

de Schieringers, federt het Iaatfte vertrek van<br />

Graave Willem uit <strong>Friesland</strong>, zodanig de<br />

overhand hadden, dat men daar geene of<br />

althans maar geringe onderfteuning te wachten<br />

had. Gerrit Kamminga en meer andere Vetkoopers<br />

van het eerfte aanzien waren naamelyk<br />

ten lande uit ge weeken, en hadden zich,<br />

tot een getal van omtrent vyftig perfoonen,<br />

onder de befcherminge van den Hertog begeeven,<br />

na daar toe de noodige vrygeleibrieven van<br />

hem ontvangen te hebben. Eenigen tyd daarna<br />

werden zy door den Hertog met zekere<br />

jaarlykfche wedden befchonken, zo lang zy<br />

hun vaderland zouden moeten ruimen (§).<br />

Kon<br />

(*) Groot Chaiterb. van Friesl. I. D. bl. 309 —<br />

3 1<br />

317-<br />

b l<br />

Nn 4


Bp.KNOP.<br />

TE HlSTO<br />

RIE.<br />

De Her.<br />

tog kwelt<br />

ondettusfchen<br />

de<br />

Friezen<br />

ter Zee.<br />

Hy gaat<br />

een<br />

Verdrag<br />

met hun<br />

fan.<br />

5^8 Tegenwoordige Staaf<br />

Kon ce Hertog, om dergelyke redenen, den<br />

Friezen geinen nieuwen oorlog aandoen , hy<br />

kwelde hen echter ter Zee, zo veel hem eenia--<br />

zins mogelyk was, door van tyd tot tyd nieuwe<br />

lastbrieven tegen hen uit te geeven. Die van Oostergo<br />

en westergo, welke daar by het meest te<br />

lyden hadden , namen deswege hunne toevlugt<br />

tot Hendrik den IV, Koning van Engeland, en<br />

verzochten hem, by eenen brief van den negentienden<br />

van Bloeimaand des volgenden jaars, dat<br />

de Stadvoogd van Kalaïs (welke ftad toen in<br />

handen der Engelfchen was) gelast moge worden<br />

, aan zulke Zeefchuimers, die openbaare<br />

Vyanden van God en alle goede Koopluiden<br />

Waren , geene befcherming in die haven te<br />

verkenen ( f ). Ook flooten zy, zegt men, ten<br />

zelfden tyde, een verbond van vrede met de<br />

Engelfchen, welken zy zelve te vooren, op Zee,<br />

nierkelyke fchade veroorzaakt hadden ( *).<br />

Als men by dit alles den Arkeifchen oorlog<br />

voegt, welke nu reeds in de geboorte was, er»<br />

eerlang met veel ge weids uitbrak, doch buiten<br />

ons beftek loopt, zal men ligtelyk begrypen, waarom<br />

de J lertog de Friezen voor het overige in rus-?<br />

te liet, en eerlang een beftand voor zes jaarert<br />

met hun floot, na echter alvoorens zich vry<br />

wat moeite gegeeven te hebben, om Stavoren?<br />

zodanig te verfterken, dat hy altoos eenen vasten<br />

voet en veilige haven in <strong>Friesland</strong> mogt<br />

hebben, Dan ook hiervan fchynt, om meer dan<br />

eene<br />

ff) Groot Charterb van Friesl. I, D. bl. -320. Idfi<br />

ftaatsr- der Vereenigde Nederl. II. D. bl. 40."<br />

(*.) Vaderl. Hist. Hl. D, bl. 343.


van F R I E S L A N D . 56?<br />

eene reden, niet veel gekomen te zyn, Uit den<br />

Verdragbrief van het beftand, die reeds op den<br />

eerften van Wynmaand des jaars veerdenhonderd<br />

en één binnen Bolswerd getekend ïs, blykt althans,<br />

dat de Hertog toen nog niet begonnen was met<br />

het bouwen der twee voorgenomen Kasteelen ,<br />

en zulks uit krachte van dit verdrag in 'c<br />

vervolg niet mogt doen. De voorwaarden,<br />

waarop de Prelaaten, Raadsluiden, Grietmans,<br />

BEKNOP»<br />

TE HISTO<br />

ME.<br />

1401.<br />

Mederechters en gemeene Gemeente van Ooster-en<br />

Westergo, verklaarden den Hertoge Voorwaarden:<br />

eenen goeden, vasten en geftadigen vrede ge­ van hec<br />

geeven te hebben , behelsden hoofdzaakelyk: zelve.<br />

Dat de Hertog de Stad Stavoren zou behou-<br />

" den, beheeren en betimmeren naar zyn belie-<br />

' ven, mids dat niemand der partyen hetKloos-<br />

" ter noeh de Werf vanSt.Odulf, aldaar, ge-<br />

*' duurende den tyd van deezen vrede, zou mogen<br />

*, betimmeren of bevestigen. Dat de Poorters<br />

9<br />

\ van Stavoren al zulke Brieven en handvesten<br />

zouden gebruiken, als zy hadden in den jaare<br />

zesennegentig jongstleedcn, en nog tegen-<br />

, woordig bezaten. Dat die van Terfchellins;,<br />

" Ameland, Grind en de verdere Friefche Eilanden,<br />

mede in deezen zoen begreepen zou-<br />

' den zyn. Dat des Hertogs onderzaaten op<br />

11 geene andere plaatfen in <strong>Friesland</strong> dan Harig,<br />

" HarHngen en Holwerd, en de Friezen daaren-<br />

*' teo-en op geene andere in des Hertogs landen ,<br />

11 dan Amfterdam, Hoorn en Enkhuizen zouden<br />

*^ mogen vaaren. Dat die van Stavoren toivry<br />

door gansch <strong>Friesland</strong> zouden mogen vaaren<br />

en keeren, gelyk ook de Friezen binnen<br />

Z Stavoren, zo op marktdagen als anderszins,<br />

Nn 5 » °m


BEKNOP­<br />

TE HISTO-<br />

RIK.<br />

5?o Tegenwoordige Staat<br />

„ om daar hunnen koophandel te dryven, als me-<br />

„ de de Vecht op door Muiden, wanneer het<br />

hun genoegde. Dat alle ongevallen van goed-<br />

„ fchade, wondinge of doodflag, ter plaatfe<br />

„ der gebeurtenisfe en naar derzelver gewoon-<br />

„ te, berecht zouden worden. Dat een ieder,<br />

„ wie hy ook ware, zyne goederen vry zou be-<br />

„ zitten. Dat allen, die uit <strong>Friesland</strong> gewee-<br />

„ ken waren, of Stavoren hadden moéten rui-<br />

,, men, vry en onverhinderd zouden mogen te<br />

,, rugge keeren, en hunne goederen van hui-<br />

,, zen, erven en wat des meer is, al warenze<br />

„ ook verkocht of weggegeeven, vryelyk als<br />

,, eertyds gebruiken ; wordende hun. wegens<br />

„ zulke huizen en erven, die afgebroken of<br />

„ vergraaven waren, alleen het recht gelaaten<br />

„ om dezelve aan te tasten, zo als zy dezelve<br />

i,, vinden zouden. Dat zo iemand van 's Her-<br />

,, togs onderzaaten in <strong>Friesland</strong>, of iemand der<br />

Friezen in Holland, door nood of fchipbreuk<br />

•„ kwame te landen, het denzelven vry zoude<br />

„ ftaan, behoudenslyf en goed, zyne goede-<br />

„ ren te bergen, te havenen en van daar te<br />

„ voeren. En eindelyk dat deeze vrede zou<br />

„ ingaan met St. Gal eerstkomende èn zes<br />

jaaren daarna duuren, zich uitftrekkende en<br />

„ ftand grypende te water en te lande, over Ste-<br />

„ den en Dorpen van beide zyden, óveral waar<br />

„ 's Hertogen onderzaaten en Friezen, of bei-<br />

„ der Bondgenooten, eikanderen mogten ont-<br />

„ moeten " ( * ~)<br />

Kort<br />

(*) Groot Charterb. van <strong>Friesland</strong>.- f. D. bl. 357,<br />

388.


van FRIESLAND. 571<br />

Kort na "t fluiten van dit verdrag kwamen<br />

de uitgeweeken Friezen, en daaronder ook Gerrit<br />

Kamminga en Rienk Bokkema, in hun Vaderland<br />

te rug, om bezit van hunne floten en<br />

goederen te neemen, in zo verre die door de<br />

Schieringers niet waren vernield geworden. Rienk •<br />

Bokkema, voor zyn uitwyken,even als zyn Vader,<br />

Heerfchap teSneek geweest zynde, was de ;<br />

BEKNOP»<br />

TE HisTCti<br />

BIB.<br />

De uitgeweeken<br />

Friezen<br />

komen<br />

weder in<br />

het land.<br />

Zoon van Bokke Doedinga, en gehuwd met<br />

Bot, eene Dogter van Fekke Sikkinga van Korte • Iee»<br />

Dongjum. Met den Koning van Engeland Jrad<br />

vensbefchryving<br />

hy tegen de Turken geoorloogd, en was, ter vanRienfc<br />

belooninge van zyne dapperheid , door denzel­ Bokkerna;<br />

ven Ridder geflagen. Na den dood zyner huisvrouwe<br />

, reeds in den jaare zesentachtig overleeden<br />

, reisde hy , in Sprokkelmaand van 'c<br />

volgende jaar, in bedevaart naar Jerufalem,<br />

en kwam, in Wintermaand daar aanvolgende,<br />

in <strong>Friesland</strong> te rugge. Ten jaare dertienhonderd<br />

en negentig reisde hy met Her*<br />

tog Willem van Gelder naar Lithauwen om den<br />

afvalligen Vorst van dat gewest, met naame Wirald,<br />

ten behoeve der Duitfche Ridderen in Pruisfen,<br />

te helpen beoorloogen, en vond, by de<br />

verovering van 'cSlot Gaarde, eenMariënbeeld,<br />

daaraan eertyds door Witald vereerd, welk hy,<br />

by zyne terugkomfle, plaatfle in de St- Antonisof<br />

Kruisbroeders Kerk binnen Sneek. Hertog<br />

Albrecht maakte hem, ten jaare dertienhonderd<br />

achtennegentig, Baljuw van Wagenbruggerdeel<br />

(nu Wymbritzeradeel) Gaasterlanden Doniawer.<br />

flal; doch deeze waardigheid verloor hy weder<br />

by den opfland der Friezen, die hem en andere<br />

Hollandsge zinden noodzaakten het land te ruimen »<br />

gn, in den jaare dertienhonderd negen ea negentig»


BEKNOP­<br />

TE HISTO.<br />

RIE.<br />

Het ge«<br />

flagt van<br />

Harinxma<br />

verkrygt<br />

de heerfchappy<br />

te Sneek.<br />

R. Bok-<br />

'keroa is<br />

de Stichter<br />

van<br />

het KloosterThabor.<br />

57 a<br />

Tegenwoordige Staat<br />

tig, zyn huis, met naame Rodenburg, ftaande<br />

in de Burgftraat te Sneek, vernielden. Met den<br />

beginne van het beftand kwam hy weder te Stavoren,<br />

en werd, na 'er zich bykans een jaar<br />

opgehouden te hebben, door de Sneekers van<br />

daar gehaald, en met algemeene blydfcbip verwelkomd,<br />

op Lichtmisdag van den jaare'veertienhonderd<br />

en twee. Nog ten zelfden jaare gaf<br />

hy zyne Dogter Bis ter vrouwe aan Agge Harinxma,<br />

Zoon van Haring Harinxma van Heeg,<br />

die. door dit huweiyk aan de Heerfchappy van<br />

Sneek kwam, enze in zyn geflagte overbragt, na<br />

dat Heer Rienk in 't Klooster was gegaan,<br />

om 't overige van zyne dagen, afgezonderd van<br />

't gewoel der wereld, aan eene ftille godsdienftigheid<br />

toe te wyden. Agge won by haar, in<br />

den jaare veertienhonderd en drie, eenen zoon ,<br />

met naame Bokke Harinxma, uit wien die van<br />

Harinxma van Sneek alle gefprooten zyn, en<br />

eene Dogter, met naame Hylk, uitgetrouwd<br />

aan Gerrold Heerema te Tzum.<br />

Rienk Bokkema ging, als we even zagen ,<br />

niet alleen in 't Klooster, maar is ook de<br />

Stichter van dat van Thabor, welk geftaan<br />

heeft in het Ysbrechtumer Hemrik , ten<br />

Zuidoosten van het Dorp Tirns, en omtrent<br />

een half uur gaans van Sneek. Hetzelve was<br />

ingericht naar de orde der Reguliere Kanonnikken<br />

te Windesheim by Deventer , waar<br />

voor hy, om den lof van derzelver deugd en<br />

Jiefddaadigheid , eene byzondere hoogachting<br />

had. Zich derwaards, in den jaare veertienhonderd<br />

en zes , begeeven hebbende , droeg<br />

hy zyne omtrent Sneek gelegen landeryen ,<br />

be*


van FRIESLAND. #3<br />

benevens nog eenige andere, op aan 't Kapittel<br />

van gemelde plaats, ten einde daaruit een<br />

*7-i 1 r<br />

BEKNOI»'<br />

TE HISTO­<br />

van gemelde plaats, ten einde daaruit een<br />

RIE.<br />

Klooster te bouwen. Zyn 7 aanbod L _ J werd J gereedelyk<br />

aangenomen, en daar toe als eene<br />

bekwaame plaats uitgekoozen het Slot van<br />

Rienk Bokkema , met nog eenige andere<br />

huizen, bekend by den naam van Abort, waar<br />

van de Bisfchop , by de wyding van het<br />

Klooster , door letterverzettinge , Thabor<br />

maakte. Ook werd 'er zorg gedraagen , dat<br />

het aan geene genoegzaame inkomften , zo tot<br />

het bouwen der wooningen, als tot het onderhoud<br />

der Kloosterlingen noodig, mogt ontbreeken.<br />

Na dat alles voltrokken was werd<br />

Bokkema, op zyn fterk aanhouden , door den<br />

Prior van Windesheim in de orde aangenomen,<br />

met het ordekleed omhangen , en zo naar Hy wordt<br />

Thabor gezonden , daar hy van het jaar veer­ ook zelf<br />

tienhonderd en tien tot zevenendertig heeft ge­ met het<br />

ordekleed<br />

leefd. Priester heeft hy niet konnen woromhanden, omdat hy veel bloeds in den oorlog vergen.gooten had; maar het gewaad daarvan werd<br />

door hem tot zynen dood toe gedraagen<br />

JDus de voornaamfte verrichtingen van den De Frie*<br />

vermaarden en Godvruchtigen Staats - en zen leggen<br />

zich<br />

Krygsman Rienk Bokkema in eene onafgebro­<br />

toe op het<br />

ken orde verhaald, en daar door met een aan- herftellen<br />

geweezen hebbende, van hoe veel aanziens het hunner<br />

Adelyk geflagt van Harinxma van I leeg voor­<br />

zaaken.<br />

maals in <strong>Friesland</strong> geweest zy; keeren wy nu<br />

to:<br />

fiï Schot. Fr. Hist. bl. 228, 829. Oudh, en Geii<br />

van Fries!. II. D. bl. 91 — 04.


574- Tegenwoordige Staat<br />

BBKNOP» tot eene algemeene befpiegeling van <strong>Friesland</strong>*<br />

TE HISTO<br />

RIE. ' gebeurtenisfen te rugge. Daartoe heeft men<br />

inzonderheid te brengen, dat de Friezen nu,<br />

door het beftand met Holland, tot ruste ge.<br />

komen, zich grootelyks beyverden, om hunne<br />

zaaken te herftellen, en, zo door hec in orde<br />

brengen der wacerlosfingen, zylen en dyken,<br />

als het beraamen van eenen vasten voet op het<br />

wereldlyk en kerkelyk beftier , een nieuw<br />

leeven aan de kwynende Maatfchappy der<br />

Ten dien Landzaaten by te zetten. Met dat uitzigc<br />

einde<br />

flooten de Prelaaten , Mederechters , Griet­<br />

worden<br />

verfcheimannen , Geestelyke Rechters en Vroedfchap<br />

dendin- der Vyf Deelen en der ftad Franeker, ten jaare<br />

genvast­ veertienhonderd en twee, zekere punten van<br />

gefteld. vereeniginge , ter vermydinge van kwaad en<br />

1402.<br />

ter beveiliginge van de markc der gemelde<br />

Stad en Deelen. Ook troffen de Grietenyen<br />

Baarderadeel en Hennaarderadeel met de vier<br />

Adelyke huizen van Wybranda, Briochtinga ,<br />

Adinga en Bottinga, ten zelfden jaare , een<br />

verdrag wegens het onderhouden der Zylroede<br />

tót de Oude en Nieuwe Zyl in den dyk van<br />

Exmorra (§). Vier jaaren laater werden<br />

ook de zogenaamde Bolswerder Dekenye Statuten<br />

vastgefteld , volgens welke de Dekens<br />

van fommige Kerken in Westergo hunne<br />

Gemeenten te berechten , en de ingezetenen<br />

zich in 't Kerkelyke te gedraagen hadden. In<br />

Wymbritferadeel werden, ten zelfden jaare ,<br />

by de Prelaaten en hoofden der Geestelykheid<br />

aldaar, insgelyks eenige punten van wetten en<br />

(§) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl, 335,<br />

rechten


van FRIESLAND. 575<br />

rechten beraamd, dienende ter befcherminge BEKNOP­<br />

TE HISTO­<br />

van onfchuldigen en ten voordeele van de ge-<br />

RIE.<br />

heele Gemeente van dat Deel, beneffens eenige<br />

voorfchriften van Èeden, welke de Rechters<br />

moesten doen, tot handhaaving van recht en<br />

billykheid (f).<br />

De rust en bloei, door deeze en foortgelyke De rust en<br />

wetten en inftellingen te wege gebragt, was bloei, hier<br />

door te<br />

van korten duur. 't Gezag der Overhe­<br />

wege geden<br />

was te eng beperkt , en de onderlinge bragt, is<br />

verdeeldheid der Edelen te groot, om deeze van kor­<br />

aangenaame kalmte lang en met voordeel te ten duur.<br />

genieten. Tot eeuwige fchande der Geestelyken<br />

van dien tyd ftrekt, dat zy doorgaans de<br />

eerden waren, door wien 't vuur der onderlinge<br />

verdeeldheid wierd aangeblaazen. De<br />

Kloosters , toen nog te zeer vervuld met<br />

Konverfen, of ledige en vuile buiken , lagen<br />

doorgaans met eikanderen overhoop , en maakten<br />

wederom nieuwe verbonden met de<br />

Heerfchappen, om hunne vyanden te verderven;<br />

volbrengende dus het zeggen van Worp<br />

van Thabor, Prior des Kloosters van deezen<br />

naame : „ dat de Duivel altyd zyne wooning in<br />

„ de Kap der Monniken gehad heefc". Het<br />

beste was', datze zich vereenigden , wanneer<br />

'er eenige uitheemfchc ge vaaren te duchten<br />

ftonden. Ondertusfchen zoudenze daarvoor<br />

minder hebben bloot gelegen, zoze zich den<br />

vrede wel hadden weeten te nutte te maaken.<br />

Dan dit fcheelde zo veel, dat de vrede ,wegens<br />

onder-<br />

Ct) Groot Charterb. van Friesl. 1. D. bl. 341 —<br />

350.


BEKNOP­<br />

TE HlSTO-<br />

RIE.<br />

Hertog<br />

Albrecht<br />

overlydc<br />

in den<br />

Haag.<br />

1404.<br />

Sfb* Tegenwoordige Staat<br />

onderlinge verdeeldheid, geacht wordt meetf<br />

bloeds gekost te hebben, dan de kryg met<br />

buitenlandfche vyanden (§).<br />

Hertog Albrecht de Friezen, federt het getroffen<br />

beftand, in rust gelaaten, althans niet<br />

openlyk aangetast hebbende, fchoon het hem<br />

daar toe minder aan lust dan vermogen ontbrak<br />

(f), overleed, in den Haage , op den<br />

twaalfden van Wintermaand, des jaars veertienhonderd<br />

en vier, zonder in dapperheid of<br />

kloekheid van verftand uitgemunt te hebben:<br />

want zelfs den Friefchen oorlog zou hy nooit<br />

ondernomen hebben, zo niet zyn Zoon Willem<br />

beleids en moeds genoeg gehad hadde<br />

om daarvan het beftier op zich te neemen. En<br />

wat won hy 'er ook veel mede? De Friezen<br />

moesten zich voor korten tyd onderwerpen ;<br />

maar hun Overwinnaar vond zich door deeze<br />

ondernecming met zo veel fchulden bezwaard,<br />

dat hy overal, daar hem het gebieden voegde,<br />

verpligt was te gehoorzaamen. De overwonnenen<br />

herftelden zich vervolgens van hunne ne^<br />

derlaag, door het verjaagen der vyandelyke bezetting,<br />

maar het verlies van den Overwinnaar<br />

was onherftelbaar, en na zynen dood werd zyn<br />

boedel, door zyne Weduw , met den voet<br />

geftooten (•> W ü k m<br />

(§) Schot. Friefche Hist. bl. 229.<br />

(t) De poogingen, door hem aangewend , om<br />

Stavoren te verfterken, beneffens andere trekken van<br />

zyne verbitteringe tegen de Friezen, laaten niet toe<br />

daaraan eenigzins te nvyffelen. Het eene en 't andere<br />

blykt klaarlyk uit verfcheiden üukken daartoe betrekke,<br />

lyk. Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 329, enz.<br />

C*) S. Styl Opk. en Bloei der Vereenigde Nederl.<br />

tweede druk. bl. 59. Cerifier Tabl. de f Hist. Gener.<br />

Tom. II. p. 50.


mn F R I E S L A IN^D. 577<br />

Willem van Oostervant, na zyn Vaders<br />

dood,aan 'tGraaflyk bewind over Holland gekomen<br />

zynde, vergunde den Friezen wel op nieuw<br />

BEKNOP­<br />

TE HUT»..<br />

eene verlenging van vrede of beftand, doch Willem<br />

maar voor eenen zeer korten. tyd. Hy was van<br />

Ooster­<br />

naamelyk van voorneemen, om hen wederom vant volgt<br />

te beoorloogen, zo dra zyne omllandigheden hem op,<br />

zulks maar eenigzins gedoogen zouden. Duide- en heeft<br />

voor de<br />

lyk valt dit onder anderen daaruit op te maa­<br />

Friezen<br />

ken, dat hy, reeds in Grasmaand des jaars veer op niemv<br />

tienhonderd en vyf, aan die van Terfchelling te beo>E-<br />

coeflond ledig en onbefchadigd te zitten en onloogen.geftoord te biyven van zyne Stavorfche Kapi- 1405.<br />

teinen, ter tyd toe dat hy zyne ongehoorzaame<br />

luiden , de Oostfriezen , met Gods hulpe,<br />

bedwongen zou hebben ; dat hy , in Wynmaand<br />

daaraan volgende, byna gelyke vryheden<br />

verleende aan die van Ameland , met welken<br />

hy nu als met een vry en onafhangklyk<br />

volk kon handelen , omdat de Friezen, kort<br />

te vooren, de Heerlykheid Ameland verklaard<br />

hadden vry en onbelast te zyn van alle rechten<br />

in eenige deelen van Oostergo en Westergo C §).<br />

En eindelyk, dat hy, nog in dit zelfde jaar,<br />

verfcheiden Lastbrieven uitgaf, om de Friezen,<br />

die hy zyne Vyanden noemde, te befchadigen,<br />

en in Louwmaand des volgenden jaars,<br />

140S.<br />

aan zyne Bevelhebbers te Stavoren, Medenblik<br />

en Texel beval, om alle fchepen, die 't<br />

Marsdiep inliepen, en hun dienftig waren, aan<br />

te<br />

(§) Deeze vryverklaaring van Ameland was gefchied<br />

op den 29 van Oogstmaand deszelfden jaars in eërié<br />

Staatsvergadering van Recht en Raaden der Landen,<br />

Steden en Deelen van Oostergo en Wast;rgo, gehouden<br />

ie Hanwerd. Groot Charterb. vau Fr. 1. D. bl. 351.<br />

Oo<br />

RIE.


BB!? HOP­<br />

TE HISTO­<br />

RIE.<br />

Vooreerst<br />

heeft hy<br />

•daartoe<br />

578 Tegenwoordige ISt^di<br />

te haaien, om daar mede de Friezen, zyne<br />

vyanden , te benadeelen (*). Elders had<br />

ondertusfchende Graaf de handen zo vol werks,<br />

dat de Friezen vooreerst ongemoeid bleeven,<br />

en ook het beftand, tusfehen den Graaf en de<br />

echter de Friezen, na eenige onderhandelingen, in Slagc-<br />

handen maand deezes jaars, op nieuw voor eenen kor­<br />

elders te ten tyd, verlengd wierd. By dit beftand was<br />

vol; ook<br />

onder anderen bepaald, dat men , geduurende<br />

vernieuwt<br />

hy *t Be­ hetzelve, op eene dagvaart, die te Amfterdam<br />

ftand. ftond gehouden te worden, nader over eenen<br />

vasten vrede zoude handelen; ook verklaarden<br />

die van Oostergo en Westergo, by de artikelen<br />

daarvan, den Graaf te willen houden voor<br />

hunnen rechten Heere, op alzulke voorwaarden<br />

als by de afgezondenen tot gemelde dagvaart,<br />

tot wederzydsch genoegen, beraamd zouden worden<br />

Q §). Eene verklaaring waaruit blykt,<br />

dat de Friezen, zoze op dien tyd al niet genegen<br />

waren om den Hollandfchen Graaf voor<br />

hunnen Heer te erkennen, althans toonden geene<br />

begeerte tot eenen nieuwen oorlog te hebben.<br />

Het Hui- Schoon 'er ten dien tyde van het fluiten -van<br />

ten van<br />

eenen vas-eenen<br />

vasten vrede, tusfehen de Friezen en<br />

. ten vrede den Graaf, om redenen my onbekend, niets ge­<br />

heeft geekomen is, gaf echter de Graaf van dit beftand<br />

nenvoort­ in zulke bewoordingen kennis aan fommige Omgang.melander<br />

en Oostfriefche Edelen , met verzoek<br />

van hetzelve insgelyks te willen aanneemen, dat<br />

men het fchier voor een volkomen vredeverbond<br />

zou houden. In den brief , ten dien einde<br />

aan hun afgezonden, zegt hy: „ zynen Lan-<br />

,, den<br />

(*) Gr. Charterb. van Friesl. I. D. bi. 350 — 35-3.<br />

(§) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 354—358;


van FRIESLAND. 570<br />

den en Luiden van Oostergo en Westergo<br />

„ eenen goeden en vasten vrede gegeeven te<br />

„ hebben, op zulke raaminge en ordonantie,.<br />

„ als de Afgevaardigden verder daarop zouden<br />

„ Hellen, om hen tot meerdere onderdaanigheid<br />

„ en vriendfchap jegens hem te brengen" ( §).<br />

Aan meer anderen fchreef hy op gelyke wyze.<br />

Had de Arkelfche oorlog den Graaf, tot dit riet Be­<br />

Beftand genoodzaakt, hy kreeg eerlang zo veel land<br />

wordt by<br />

te doen met het handhaaven van zynen Broetierhaallnder<br />

Jan op den Bisfchoplyken ftoel van Luik, ^e ver­<br />

dat hetzelve daarna, eerst in den jaare veertiennieuwd.honderd en zeven, en vervolgens weder in dat 1407.<br />

van veertienhonderd en acht, is vernieuwd ge­ 140!.<br />

worden. Byden brief, dien aangaande, van den<br />

kant der Friezen gegeeven, verklaarenenbelooven<br />

dé Prelaaten, Grietmannen, Mederechters<br />

en Gemeente van Oostergo en Westergo voor<br />

zich, hunne erven en nakomelingen: „ deeze<br />

„ verlenging van den vrede , uit zonderlinge<br />

„ gunst en genade verleend, den grootmagtigen<br />

„ Vorst, Heere Willem enz. by trouwe en by<br />

„ eere, ftede, vast en onverftoorlyk te zullen<br />

„ houden; en, ware 't zaake, dat de verfchillen<br />

„ tusfehen den Graaf en de Friezen van Oos.<br />

„ tergo en Westergo, binnen den tyd deezer<br />

„ verlenginge niet ganfchelyk, naar beider wil-<br />

„ le, verzoend konden worden, zo zouden<br />

„ echter deeze Verdragbrieven in volle kracht<br />

„ blyven, den tyd van het beftand en niet<br />

ir" r * \<br />

(§) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bi. 358.<br />

(#) i bl. 3*3-<br />

Oo 2<br />

Dit<br />

BEKNOP.<br />

Tli HjST8«<br />

UB.


BEKNOP­<br />

TE HISTO<br />

JUE.<br />

De Stellingwerversraaken<br />

in<br />

gefchil<br />

met den<br />

Bisfchop<br />

van Uttechr.<br />

Hetzelve<br />

wo"-dt<br />

door goe­<br />

demannenbefLcbt. 58c. Tegenwoordige Staat<br />

• Dit beftand, moetende duuren tot op den<br />

uitgang van Herfstmaand des jaars veertienhonderd<br />

en negen, hielp die van Oostergo en<br />

Westergo aan eene taameJyke rust, doch de<br />

Friezen van Stellingwerf en Schooterland, alsook<br />

nuum. uauuuicu, uie, niet verre van ae zmiaerzee,<br />

naast aan de grenzen van het Sticht gezeten<br />

waren, raakten op nieuw in gefchil met<br />

Fredrik van Blankenheim, toenmaaligen Bisfchop<br />

van Utrecht, wegens de huur of pacht<br />

van zekere landen, gelegen in het Kerfpel van<br />

Ysfelham, behoorende tot het Graaffchap Kuinder.<br />

De Bisfchop begreep, dat deeze landen,<br />

aan die der Friezen paaiende, als 'de zyne<br />

moesten worden aangemerkt, federt dat het<br />

Graaffchap Kuinder door hem van deszelfs laatften<br />

bezitter, Herman en zyne Kinderen, voor<br />

zekere fomme gelds was gekocht. Doch de<br />

Friezen hadden fint veele jaaren deeze landen,<br />

voor eene jaarlykfche fomme gelds, in pacht bezeten<br />

en gebruikt. Als derhalven de Bisfchop,<br />

die met niets middelmaatigs te vreden was, deeze<br />

jaarlykfche pacht verhoogde, en die van Ysfelham<br />

hun vee op de landen der Friezen lieten<br />

weiden, ontftond daaruit vooreerst gefchil,<br />

en vervolgens eene weigering der jaarlykfche<br />

wettige pacht van den kant der Friezen. Ook<br />

duurde het niet lang, of men ging eikanderen<br />

van wederzyden met de wapenen te keer. Die<br />

van de Kuinder hadden hier by, als tusfehen<br />

beiden gezeten, niet weinig te lyden. Eindelyk<br />

begreep men, dat het beter zoude zyn het<br />

gefchil door goede mannen dan door wapenen<br />

te beflechten. Tot wederzydsch genoegen<br />

werden


van<br />

F R I E S L A N D . 581<br />

BEKNOPwerden<br />

daar toe verkooren, Jarig, Abt te Sta­<br />

TE HlSTO"<br />

voren, Willem, Proost te Emrik, en de Sche­ ut.<br />

penen der drie Steden, Deventer, Kampen en<br />

Zwol. Door deezen, daartoe te Vollenhove<br />

vergaderd, werd, op den negenden van Hooimaand<br />

des iaars veertienhonderd en acht, 111<br />

tegenwoordigheid van den Bisfchop en de Fnefche<br />

Gezanten, deeze uitfpraak gedaan: „Dat<br />

9, die van Stellingwerf, Schooterland en Oostzeingeiiand<br />

, voor de verzuimde termynen<br />

„ vannacht, ten beftemden tyde, eens voor<br />

„ alles aan den Bisfchop zouden betaalen<br />

L tweeduizend en zeshonderd gouden Schilden ,<br />

„ van drieëndertig Vlaamfche grooten ieder ,<br />

„ en daarenboven vier Vlaamfche penningen<br />

„- van ieder huis; zullende, zo dit ten beftcm-<br />

„ den dage niet gefchiedde, des daags daarna,<br />

„ de fomme verdubbeld worden,. en het den<br />

„ Bisfchop vryftaan, ten nadeele der rjafaatigen<br />

te panden , zonder dat eenig Kerlpel<br />

daaraan de minfte verhindering zou mo-<br />

„ gen toebrengen. Dat de Bisfchop, uit die<br />

„ van Ysfelham , twaalf mannen, der landen<br />

„ kundig, zoude verkiezen, welke, ten over-<br />

„ ftaan van zesenveertig perfoonen, door de<br />

, Friezen te ftellen, en even zo veel van des<br />

' Bisfchops zyde, de landen zouden meeten,<br />

" afpaalen en aan de Friezen verpachten tegen<br />

f vier penningen Sterlings van ieder morgen,<br />

te betaalen te Vollenhove op den eerften van,<br />

STagtmaand; zullende,.zo zy dit niet deeden,<br />

de fchuld zo lang verhoogd en verduo.<br />

' beid worden, tot datNzy eindelyk van het<br />

„ recht hunner pacht vervallen zouden. Dat<br />

d 0<br />

O 0 3 ».


5^ Tegenwoordige Staat<br />

Br. KNOP­<br />

„ de Bisfchop op het Kasteel in de Kuinder<br />

TE HISTO»<br />

KIE. „ eenen Slotvoogd zoude Hellen, die den Frie-<br />

„ zen aangenaam ware, en die zich zou te onthou-<br />

„ den hebben, van hen op eenigerhahde wyze<br />

„ te beleedigen, of in hunne oude rechten en<br />

„ vryheden tc verkorten; gelyk zy zich ook<br />

„ van hunnen kant verbonden, den Kuinder-<br />

„ fchen gecnerlei fchade of nadeel toe te zul-<br />

„ len brengen. En eindelyk, dat deeze vrede<br />

„ van beide zyden ongefchonden bewaard zou-<br />

„ de worden, laatende een iegelyk het zyne<br />

,, in 't geheel en ongefchonden, volgens de<br />

„ verbonden, in vroeger tyden gemaakt" (§).<br />

Het Be­ Nadat deeze verzoening getroffen, en in de<br />

ftand met<br />

den Graa­ Kerk te Vollenhove de uitfpraak daarvan geveverfchied<br />

was, in 't byzyn van des Bisfchops Raalengd.den,<br />

en van de Priesteren, Stelling-Rechteren<br />

, Grietmannen en Gemeente der drie Lan»<br />

r?pn mpn vrvurnï J~ 1_ i_ >-i<br />

uen, was men, zowei van de zyde des Graaven,<br />

als van die van Oostergo en Westergo,<br />

bedacht op 't vernieuwen des Beflands. Twee<br />

dagen voor den. uitgang van 't zelve, en dus<br />

op den zevenentwintigflen van Herfstmaand,<br />

kreeg het voor nog een jaar zyn beflag, op<br />

eene dagvaart, ten dien einde, binnen Stavoren,<br />

door wederzydfche Gemagtigden, gehouden,<br />

op zulke punten, voorwaarden en verbonden<br />

(S) U. Emm. Rer. Frif. L XVII, p. 238. Winfem<br />

Kron van Friesl. bl. 248. Schot Friefche Hist bl"<br />

23.1, daar men eene nette lyst vindt, van 't geen 'door<br />

ieder Dorp of Kerfpel tot de gemelde fom van tweeduizend<br />

en zeshonderd gouden Schilden moest ivorden<br />

opgebragc. Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. IÓA—.<br />

967*<br />

ó<br />

- *


van<br />

F R I E S L A N D . 583<br />

SEKNOP-<br />

. bonden als de vredebrieven, vnormaals gemaakt, ï<br />

'E HI3XOinhielden<br />

en begreepen (|). R IE.<br />

De voordeden , .welkê <strong>Friesland</strong> uit het<br />

'riesland<br />

voortduuren van den vrede met den Graave te B<br />

?dt veel<br />

hoopen had, werden ongelukkiglyk vèrydeld,^ y den<br />

door den dood van drie der aanzienlyklte d ood van<br />

Edelen, Gale Hania, Syrië Dekema en Ode \ laaia ,<br />

Botnia, overleeden in den jaare veertienhonderd 1 lekema<br />

11 Botnia.<br />

en negen. Want fchoon de twee eerllen tot<br />

1409.<br />

.den aanhang der Schieringers behoorden, en<br />

Botnia een voornaam voorganger onder de Vetkoopers<br />

was, hadden zy echter niet weinig<br />

toegebragt om 't uitbanden dier doodelyke<br />

tweefpalt tegen te houden, welke reeds veel<br />

te lang gewoed had, cn, voortduurende, met<br />

het onheritelbaar verlies der Friefche vryheid<br />

ftond te eindigen. Na hunnen dood zag men ! 3e onius.<br />

de onlusten ook al dra het Land op nieuw in j an beginton<br />

op<br />

roer Hellen. De Kloosterlingen hielpen hier r tieuw te<br />

niet weinig toe, door 't aangaan van nieuwe, voeden.<br />

bondgenootfehappen met deeze en geene vermogende<br />

Edelen en Heeren. De Schieringers 1 Sosling<br />

openden dir bloedige tooneel, door Gosling j -Iiddema<br />

•aakt ge­<br />

Hiddema van Pingjum , op zyne reize naar, zangen.<br />

Kollum , gevangen te neemen, en op Jongsma<br />

huis, binnen Bolswerd, in bewaaringe te<br />

zetten. Doch die van Galama, Ype Aylva,<br />

Tjerk Walta en Sicke Roorda , waren hier<br />

van, door Hiddema's zoone, Joost, niet zo dra<br />

verwittigd, of zy kwamen met eenige manfchap<br />

by hem op zyn Stins te' Nieuwland, en<br />

'lieten van daar aan Jongema weetcn, dat hy<br />

zynen<br />

(|; Groot Charterb. van Friesl. 1. D. bl. 37*.<br />

Oo 4


B'KNOP-<br />

1TC HJSTG»<br />

JiIE.<br />

En wordt<br />

Weder<br />

geflaakt.<br />

W. Min> 1<br />

pema<br />

wordt gevangen<br />

genomen<br />

en ontflagen.<br />

pe verbittering<br />

gaat 1<br />

5 8<br />

4 Tegenwoordige Staat<br />

zynen gevangenen had te ontflaan, of dat zy ancers<br />

t ongeiyk op den meeriten graad zyner<br />

bloedvrienden zouden wreekcn. Hoe bloedgierig<br />

ook deeze bedreiging klonk, zou zy evenwel<br />

Jongema niet tot het flaaken van den gevangen<br />

h-delman hebben overgehaald, zo 'er niet wara<br />

bv by gekomen, rekompn dat A*t Aa. de n. Burgers van Bolswerd,op-<br />

T>_I i<br />

roenglykfamenrottende,met dreigende bewoor.<br />

dingen, op deszelfs ontllag hadden aangedrongen,<br />

cn wel omdat ter hunner kennisfe was gekomen<br />

, dat Hiddema zeker ontwerp, by de Vetkoopers<br />

beraamd, tegengehouden, en daar door de<br />

Schieringers aan zich verpligt had. Hiddema<br />

hierop ontflagen zynde, werd, eers- en zekerl<br />

heids-halve, door de Burgers, tot aan het Stins<br />

van zynen Zoone Joost, te Nieuwland, uitge-<br />

De Vetkoopers waren wel zeer in bunnen<br />

fchik over deflaakingë van Hiddema, maar<br />

daarom niet te minder bedacht, om den hoon<br />

hun coor zyne gevangkenisfe aangedaan, op<br />

eene gevoelige wyze aan de Schieringers te<br />

wreeken. Dit gelukte hun ook eenigzins, door<br />

het gevangenneèmen van een hunner hoofden,<br />

met naame Wybe Minnema, die, twee dagen<br />

voor de Kermis, digt by Bolswerd, gegieepen<br />

en naar 't meergemelde Stins te Nieuwland<br />

gevoerd, doch, op de fterke voorfpraak<br />

van eenige Bolswerder Burgers bv Gosling Hiddema,<br />

wederom in vryheid gefield werd, fti<br />

ïrKentemsfe van den dienst, dien hy zelf van<br />

bun ontvangen had. f<br />

Schoon uit zulke Haaien de wederzydfch»<br />

verbittering genoegzaam valt op te maaken ,<br />

m


van FRIESLAND. 585<br />

•zyn het echter op verre na de ergfte niet, Het<br />

meergemelde ontwerp der Vetkoopers, dat<br />

door Hiddema werd tegengehouden, was, naar<br />

°t geen men 'er van verhaalt, van veel erger<br />

aard, en bedoelde niets minder dan de volkomen<br />

uitroejing der Schieringers, zonder onderfcheid<br />

van man of vrouw, zonder zelfs kind<br />

in de wieg te fpaaren. De verbittering was zo<br />

groot, datze fchier meenden Gode eenen dienst<br />

te doen, wanneerze hunne weerparty krenkten<br />

en van 't leeven beroofden. Hoewel nu dit<br />

verfoeielyk ontwerp, door de tegenfpraak van<br />

Hiddema en eenige anderen, niet uitgevoerd<br />

had konnen worden, ftrekte het echter, uitgelekt<br />

zynde, grootelyks ter verbitteringe van de<br />

Schieringers, die nu meest overal meester waren<br />

, en zich met zulk eene wreedheid van hunne<br />

overmagt bedienden, dat zy* de Vetkoopers<br />

vervolgden en doodfloegen overal waar zy hen<br />

betrappen konden. Deezen vonden zich hier<br />

door zodanig in de engte gebragt, dat veelen<br />

hun Vaderland verlieten, en hunne toeviugt tot<br />

Keno ten Broek en anderen van hunnen aanhang<br />

in Oostfriesland namen, daarze vriendelyk ontvangen<br />

wierden ( * }.<br />

Het blykt wel niet ten vollen, dat het BeWaarftand tusfehen Graaf Willem en de Friezen thans fchynlyk<br />

wederom is verlengd geworden ? en echter is het is het<br />

Beftand<br />

vry<br />

(*) Schot. Friefche Hist. bl. 235. U. Eram. hier<br />

van fpreekende, Rer. Frif. Hist. L. XVII, pi 246, brengt<br />

deeze gebeurtenis tot het jaar 1410; doch zo, dat hy<br />

iet verhaal wegens 't verfoeielyk ontwerp der Vetkooperg<br />

yoor niet zeer waarfchynlyk houde.<br />

O o 5<br />

BEKNOP-<br />

HISTO­<br />

RIE.<br />

snbegryselyk<br />

rare.


BEKNOP­<br />

TE HISTO-<br />

UIE.<br />

Tegenwoordige - Staat<br />

vry waarfchynlyk, zo om dat de Graaf, ten dien<br />

einde, aan de Friezen, tot vyftig perfoonen toe ,<br />

ook thans vrygeleide heeft verleend (§); als ook om dat<br />

weder ver­ 111 den jaare veertienhonderd en tien, zo veel men<br />

nieuwd ; weet, geene vyandlykheden tusfehen beiden zyn<br />

althans<br />

voorgevallen. Zekerder gaat het, dat 'er, ten<br />

ten jaare<br />

1411. jaare veertienhonderden elf, eene verlenging van<br />

het beftand tusfehen den Graaf en de Friezen<br />

van Oostergo en Westergo bcflooten is ; gelyk<br />

ook, dat de Graaf hiertoe te ügter overging, uit<br />

hoofde van den oorlog met Gelderland, en den<br />

Heere van Arkei: want fchocn deeze Oorlog<br />

van geenen langen langen duur was, was echter<br />

dezelve gewigtig genoeg voor den Graaf,<br />

om het getal zyner vyanden niet te verme­<br />

Inhoud nigvuldigen. By 't Verdrag, hiervan tusfehen<br />

van 't<br />

beiden getroffen, verklaarde de Graaf: „ dat<br />

Verdrag.<br />

„ alle de Friezen voortaan vry en veilig door de<br />

„ landen van zyn gebied, met hunne goederen,<br />

„ op de gevvoone tolrechten, mogten reizen te<br />

„ water en te lande: gelyk ook zyne onderzaa-<br />

„ ten en vrienden, met hunne fchepen en goe-<br />

„ deren , zouden mogen vaaren en keeren de<br />

„ Xauwers op tot aan Dokkum, en van daar we-<br />

„ derom langs het zeeftrand tot aan de Lemmer<br />

„ toe, en daarenboven eene halve myl land-<br />

„ waards in , als mede tot de jaarmarkten van<br />

„ Leeuwarden, Bolswerd.en Sneek. Dat nic-<br />

„ mand wegens eenige-zaakefi, voor deezen vre-<br />

„ de voorgevallen, op cenigerhande wyze be-<br />

„ demmerd of achterhaald zou mogen worden.<br />

„ Dat het Feye Heemftra van Dokkum , en<br />

,i allen<br />

C§) Groot Charterb.,van Friesl I. D.-bJ. 372. "


van<br />

F R I E S L A N D . 587<br />

„ allen anderen, die, om hunne aankleeving aan BEKNOP­ 1<br />

TE HISTO­<br />

„ 's Graaven belangen, hec vaderland hadden • RIE.<br />

„ moeten ruimen, vry zou Haan dervvaards ce<br />

„ rug te keeren, en hunne goederen tegebrui-<br />

„ ken, op gelyke wyze als zy en hunne voor-<br />

„ vaders die gebruikt hadden, alles in dien Haat<br />

„ waarin de goederen thans bevonden werden.<br />

„ Dat ingevalle eenig fchip by nood weder, aan<br />

„ eenige der wederzydfche landen, mogt bin-<br />

„ nen loopen, ftranden of verboren gaan, het<br />

„ fcheepsvolk en de eigenaar niec alleen<br />

„ veilig voor hun leeven zyn, maar ook vry-<br />

„ heid hebben zouden, om hunne goederen _ te<br />

„ bergen, en te vervoeren naar behooren,mid9<br />

„ den geenen die hun hierin geholpen had-<br />

„ den, hun arbeidsloon naar redelykheid becaa-<br />

„ lende. Dat zo iemand wegens deezen vrede<br />

„ bezwaard of mishandeld wierd, zulks naar<br />

„ rechten en gebruiken der plaatfe, daar hec<br />

„ voorviel, gebeterd zou worden. En einde.<br />

,-, lyk dat deeze vrede, die gegeeven werd op den<br />

„ eerftenvan Oogstmaand des jaars veercienhon-<br />

„ derd cn elf, duuren zoude drie aan een vol-<br />

„ gende jaaren /' ( *),<br />

Midlerwyl gingen de inwendige verdeeldheden Jongema'<br />

fteeds haaren gang. Meer dan eens werden van maakt een*<br />

aanflag op<br />

wederzyden de wreedlte moorderyen gepleegd.<br />

het Stins<br />

Het jaar veertienhonderden elf is deswegens in de van Hid­<br />

gedenk fchriften ten kwaade berucht. In veerdema.tienhonderden twaalf maakte Sjaardjongemavan<br />

Bolswerd eenen aanflag op het- Stins van Joosc<br />

i Hiddema te Nieuwland, om 'c zelve by verrasfinge<br />

(*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 373-


BK KNOP»<br />

TÜ HISTO­<br />

RIE.<br />

588 Tegenwoordige Staat<br />

finge te overweldigen. Hy was ook metder- 1<br />

daad reeds meester van de brug, voordat Hiddema<br />

zich in ftaat van tegenweer had konnea<br />

Doch<br />

ftellen. Doch dat gefchied zynde, viel dezelve ,<br />

wordt afgewee<br />

een flagzwaard in zyne hand hebbende, mee<br />

zen. zulk eene dapperheid op zyne befpringers aan,<br />

dat deeze den moed verboren gaven, en met bebloede<br />

koppen te rugge weeken (f). Geen?<br />

minder dapperheid ftraalt 'er door in 'c geen ge­<br />

D. Feitefield<br />

wordt op rekeninge van Dodo Feitema, een*<br />

ma, Abt<br />

van Ou de- Friesch Edelman, wegens zyne geleerdheid ert<br />

klooster, goede zeden niet luttel vermaard, en toen Abt<br />

neemt van Oudekboster of Bloemkamp, onder Hart-<br />

Bolswerd<br />

by verras, werd: want ais die van Bolswerd een' van zyne<br />

fing in. Konverfen doodgeflagen hadden, werdenze we!<br />

vooreerst door Feitema om voldoening van den<br />

begaanen man flag aangefproken; doch toen de<br />

Bolswerders zulks in den wind floegen, meende<br />

hy zich zeiven op eene andere wyze recht<br />

te moeten verfchaffen. Ten dien einde riep hy<br />

zyne vrienden, maagen en Konverfen byeen,<br />

voorzag hen van wapenen, en trok aan 't hoofd<br />

van deeze bende, by nacht, naar de Stad,<br />

die, om dat niemand hierop bedacht was, ligtelyk<br />

werd overweldigd. Van hun, die gerekend<br />

werden de voornaamfte werkbaazen van<br />

den gepleegden doodflag geweest te zyn, liet<br />

de Abt dertien perfoonen ombrengen, doch<br />

eenige anderen voerde hy met zich naar't Kloos­<br />

Die van ter, cn fteldeze op losgeld. Die van Bolswerd<br />

Bolswerd meenden van fpyt te barften, cn rekenden het<br />

flaagen zich met reden tot fchande, dat hun zulks van<br />

niet in de<br />

ccno<br />

(f) Schot. Friefche Hist. bl. 235.


va» FRIESLAND, 589<br />

i.eene bende verachtelyke Monniken bejegend<br />

ware; rot tweemaalen toe, zochtenze het ook<br />

met geweld op de Abtdy te vernaaien; doch<br />

werden door de Geestelyken, ruim zo wel als zy<br />

uitvoeringe<br />

hunner<br />

op 't behandelen der wapenen afgerecht, telkens voorgeno­<br />

te rug gedreeven; des alles wat hiermede door menwraake. hen gewonnen wierd, beftondin het verbranden<br />

van twee Klooster - meyers wooningen onder<br />

Hartwerd, welke dus, 't geene hunne meesters<br />

misdaan hadden, even als de onfchuldigen<br />

meermaalen, moesten ontgelden (*).<br />

In aanmerking neemende, hoe hoog, ten<br />

Te Leeu-<br />

deezen tyde, de verdeeldheden, en daar uit warden<br />

fpruitende wederzydfche mishandelingen, in wordt eea<br />

<strong>Friesland</strong>, gefteigerd waren, zullen wy hec niet Kérkelandraad<br />

vreemd vinden, dat, even gelyk daar, in tyden gehouden.<br />

van hooggaande beroerten en verwarringen, verfcheiden<br />

Gemeenten, zo Geestelyken als Wereldlyken,<br />

zich wel eens meer vereenigd hadden<br />

, om de noodige middelen, ter verdediginge<br />

van de onderlinge rust en veiligheid, te beraamen,<br />

ook nu de Kerkelandraad van Leeuwarden,<br />

ten jaare veertienhonderd en twaalf, met<br />

1412.<br />

de Leeken en Geestelyken van Wirduin, Wartena<br />

en Grouw eene Vergadering hield, waarin<br />

met onderlinge goedkeuring wierd vastgelteld:<br />

de onfchuldigen en orerheerden te befcher-<br />

„ men tegen alle geweld en ongelyk, en de<br />

„ bal-<br />

(*) Winfem Kron. van Friesl. bl. 231. U. Emm.<br />

tRer. Frif. L. XVII. p. 252. Doch dat Emmen a«i<br />

Jdeeze Monniks Historie luttel geloofs gaf, toont hy<br />

idoor het verhaal daarvan te beginnen met een quis<br />

itredat ?<br />

BEKNOP* 1<br />

TE HISTO*


59° Tegenwoordige Staat<br />

BGRNOP-<br />

,; baloorïgen en kwaaddoeners , ten fcherpftea<br />

.TB HISTO<br />

*" „ te vervolgen en te ftraffen " (§).<br />

RIE.<br />

Het misverftand tusfehen den Bisfchop van<br />

Hec oudi e<br />

Utrechtende Friezen van Stellingwerf en Schoo­<br />

gefchil<br />

tuslchen terland , voor niet veele jaaren bygelegd, brak in<br />

deSteliing .veertienhonderd en dertien, wederom op nieuw<br />

wervers uit, en wel, naar 't fchynt, om hetzelfde hooi­<br />

en den<br />

Bisfchop land op den Broek te Ysfelham. De Bisfchop<br />

komt we- , deed met een aanzienlyke krygsmagt eenen togt<br />

derom ter • in Stellingwerf, en verbrandde daar Peperga<br />

fcaane.<br />

en Blesdykê met nog eenige andere dorpen<br />

1413. en huizen. Ook zond hy zynen Marfchalk<br />

De Bis. Adolf van Zwieten, in den herfst van 't zelfde<br />

fchop valt jaar, met een'hoop volks naar Lemfterland, daar<br />

ïn Stel­ jammerlyk wierd huisgehouden; zynde onder anlingwerf.deren<br />

de Lemmerhoek met de Kerfpel Kerlc in<br />

de asfche gelegd. Doch als deeze , met die<br />

wreedheid niet voldaan, zich dieper Jandwaards<br />

in begaf, om ook daar zynen heldenmoed met<br />

Zyn Mar- branden en blaaken te toonen, werdhy door de<br />

fehalk A.<br />

byeen verzamelde huislieden, tegen zyne verwach-<br />

van Zwieten<br />

wordt tinge, zo dapper aangetast, dat hy met byna al<br />

verflagen.<br />

zyn volk verflagen wierd. Deeze ontmoeting<br />

bragt waarfchynlyk niet weinig toe om den Bisfchop<br />

vreedzaamer gedachten in re hnp-/om •<br />

i^iiujj vittu^douiei gcuacnuen m te boezemen;<br />

het gefchil werd althans op de uitfpraak van<br />

goede<br />

(§) De verdere punten des Verdrags, die 28 in<br />

getal, en in de gemeene landtaal ontworpen zyn, vindt<br />

men, met noodige ophelderingen verrykt, by Gabbema,<br />

Verhaal van Leeuw. bl. 27, en daaruit overgenomen int<br />

Groot Charterb van Friesl I. D. bl. 375; hebbende "<br />

F. Sjoerds dezelve in t hedendaagsch Neêrduirsch opgegeeven<br />

in zyne Algem. Belchr. van Friesl. I. D. ado<br />

Scuk. bl. 666.


van F R I E S L A ND. 591<br />

! goede mannen gegeeven, en door bemiddelinge<br />

ivan de drie hoofdlieden van Salland, en de gemagdgden<br />

van Ooscergo, Westergo, Gronin-<br />

:gen en Doniawerftal, bygelegd te Vollenhove,<br />

BEK SOF­<br />

TE RISTO­<br />

RUS.<br />

En 't ge­<br />

1 daar de bekrachtiging van den getroffen vrede fchil op<br />

I gefchiedde op den eenentwintigften van Winter­ de uitfpraak<br />

van<br />

maand des meergemelden jaars.<br />

goede<br />

De inhoud van het getroffen verdrag behelsde mannen<br />

hoofdzaakclyk: „ dat de Friezen van Stelling- gegeeven.<br />

,„ werf en Schooterland voor achterftal en Inhoud<br />

| , fchade aan den Bisfchop zouden betaalen twee van 't<br />

, 11 duizend en tweehonderd oude • fchilden, ie-Verdrag.<br />

] „ der van vierendertig Vlaamfche grooten. Dat<br />

de Friezen voor ieder fchuiteflal hooiland op<br />

! \\ den Broek in Ysfelham, voormaals bepaald<br />

„ cn afgelleeken, zouden geeven vyftien oude<br />

. „ fchilden, en die binnen acht jaaren betaalen.<br />

. „ Dat, ingeval iemand nalaatig ware om de ge-<br />

' melde rente binnen acht jaaren af te losfen,<br />

!', deeze voor ieder twee fchuiteftal, jaarlyks,<br />

' zoude geeven een oude fchild, tot de volle<br />

1 , 1<br />

betaaling toe. Dat hun hiermede de volle<br />

!'•' en vrye bezitting zou worden ingeruimd,'<br />

gelyk het de Bisfchop en zyne voorzaaten<br />

' voor deezen bezeten hadden, behoudens de<br />

!'' heerlykheid van het Sticht en een ieders recht.<br />

', ' Dat de Bisfchop, ten behoeve van het Sticht,<br />

! 11 voor altoos zou behouden den langen uiter-<br />

„ dyk, zich ltrekkende van den Ham tot aan<br />

„ de Kuinder , mids daar voor aan de Frie-;<br />

,„ zen betaalendc, voor ieder fchuiteflal, vyf-<br />

',. dehalve oude Schild, boven het geene door<br />

, „ benoemde zegsluiden daarop gefield zoude<br />

, „ worden. Dat, indien 'er verfchil over de erf-<br />

„ fchet-


ïfol Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ ,, fcheidinge des lands kwame voor te vallen,<br />

TE HISTO­<br />

RIE. „ zulks aan het gerechte van Stellingwerf en<br />

„ Schooterland zou verbleeven worden; ter-<br />

„ wyl wonding en doodilag, op dit Broekland<br />

„ gepleegd, door den Bisfchop berecht of ge-<br />

„ limit zou worden. En eindelyk,dat de buurt<br />

van de Kuinder in deezen zoen zou begree-<br />

#, pen zyn, om het haare vry te bezitten en te<br />

9, gebruiken als voordeezen, behoudens nogtans<br />

„ des Bisfchops en des Stichts heerlykheid en<br />

„ recht, invoegen hetzelve, door den Bisfchop,<br />

„ ten behoeve van het Sticht, was gekocht van<br />

„ Herman, Graave van de Kuinder en zyne<br />

„ Zoonen ". C* )<br />

Ook fluit Behalven dit Verdrag met de Stellingwervers<br />


van F R I E S L A N D . 503<br />

•9, vcihinderd zouden mogen reizen, en daar- BCKNOE-<br />

,^ in hunne necring en koopmanfchap dryven.<br />

RIE»<br />

i,, Dat men niemand aan lyf of goederen, we-<br />

«rpn


5P4 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP­ den jaare ftond ten einde te loopen, zonder datze<br />

TE HISTO­ wisten of 'er vernieuwing van hetzelve te hoopen<br />

RIE.<br />

ware.. Ook konden de onlusten, die beoosten de<br />

Lauwers reeds geweldig aan het kooken waren,<br />

ligtelyk tot bewesten dien ftroom overflaan. De<br />

Bisfchop was,uit hoofde van de opfchuddingen<br />

binnen Utrecht, vry onzeker wat keer de zaaken<br />

daar zouden neemen, en of hy, zo het ten ergften<br />

uitviel, niet met den Graave van Holland<br />

in eenen openbaaren oorlog zou raaken. Daarenboven<br />

had hy nog fleeds het oog op Groningen,<br />

en vrienden noodig om die Stad onder<br />

zyne gehoorzaamheid te brengen.<br />

De onlusten,beoosten<br />

de<br />

Lauwers,<br />

ftrekkeu<br />

zeer ten<br />

nadeele<br />

van de<br />

Vetkoopers.<br />

De onlusten van beoosten de Lauwers braken<br />

ook eerlang met zo groot een geweld uit, dat<br />

inzonderheid Groningen daar by jammerlyk geteisterd<br />

wierd. De Schieringers, in deezen de<br />

overhand hebbende, bragten 't, na het moorddaadig<br />

plengen van vry wat bloeds, zo verre<br />

dat de Vetkoopers, en daar onder veelen van 't.<br />

eerfte aanzien, zich genoodzaakt zagen de Stad<br />

en 't Vaderland te ruimen, en zich naar Embden<br />

te begeeven, daarze van Keno ten Broeke<br />

met opene armen ontvangen werden. De Schieringers<br />

van bewesten de Lauwers, deezen voor-<br />

Ppoed van hunne vrienden beoosten dien ftroom<br />

ziende, werden daardoor aangemoedigd, om eene<br />

uiterfte pooging, ter afwerpinge van 't juk der<br />

Hollandfche overheerfchinge, te waagen. Het<br />

driejaarig beftand liep in het jaar veertienhonderd<br />

1414.<br />

en veertien ten einde, zonder tot nog toe vernieuwd<br />

te zyn; en binnen Stavoren, de eenigfte ftad<br />

in <strong>Friesland</strong>, die tot hiertoe Hollandfche bezetting<br />

n had, werd maar üappe wacht gehouden. Van<br />

1<br />

De Schieringers<br />

be- ]<br />

westen i<br />

dien j<br />

deeze


van F R I E S L A N D . 595<br />

deeze gelegenheid bedienden zy zich, verrasten<br />

de Stad, op den twaalfden van Lentemaand des'<br />

gemelden jaars, en verjaagden dë Hollandfche<br />

bezetting. Hertog Willem, Graaf van Holland, i<br />

was diep getroffen over het verlies van deeze 1<br />

Stad, voor wier behoud hy altoos groote zorg]<br />

gedraagen had ; temeer om dat de ftaat zyner ]<br />

zaaken hem niet toeliet, den Friezen den oor- 1<br />

BEKÏVOPre<br />

HISTO­<br />

RIE.<br />

droom,<br />

yerdryveri<br />

de Hol.<br />

ïandfche<br />

bezetting<br />

uit Stavo­<br />

log aan te doen. De vernieuwing van het Be*' ren.<br />

ftand was voor hem het eenigfte middel, om<br />

ten minften den fchyn van recht op-<strong>Friesland</strong> te<br />

behouden. Op den zesencwintigften van Grasmaand<br />

werd daartoe eene. dagvaart te Amfterdam<br />

gehouden, en daarop tusfehen 's Graaven Raa»I Hierop<br />

den en vrienden ter eene, en de Prelaaten, Griet- volgt ] een<br />

mannen en Mederechters van Oostergo en Wes-; Beftand<br />

tergo ter andere zyde, een beftand ontworpen, voor \ drie<br />

jaaren.<br />

dat, ingaande op den eerften der naastkomende<br />

Oogstmaand^ drie jaaren duuren moest. De<br />

afgevaardigde Friezen verbonden zich hierby:<br />

aan den Graave vyfentwintighonderd Franfche<br />

„ kroonen te zullen betaalen, in zo verre zy ] inhoud<br />

„ hierop de toeftemming van hunne afvaardi- > /an '8<br />

gers konden verwerven: zo niet, dan werd' ielY&<br />

„ de fom gefteld op twaalfhonderd gelyke kroo-<br />

,, -nen, tot welker betaaling de afgevaardigden<br />

„ zich, van 's Lands wege, volftrektelyk verj,<br />

bonden; doch alles op 's Graaven welbe-<br />

„ haagen en nadere goedkeuringe; zullende<br />

de Graaf, zo hy hierin geen genoegen nam,<br />

„ evenwel de keur hebben, of hy het beftand<br />

„ een jaar verlengen wilde, mids daarvoor geen<br />

„ geld ontvangende". Het Iaatfte werd door den<br />

Pp 2 Graave


59 6 Tegenwoordige Staat<br />

BEKNOP- Graave verkooren, en het getroffen Beltand<br />

TE HISTO- v a n wederzyden bevestigd en openlyk afge«<br />

W E<br />

* kondigd (*) Geheel <strong>Friesland</strong> was dus van<br />

alle uitheemfche overheerfchinge verlost, en<br />

Graaf Willem, hoe leed hem 'c verlies van Stavoren<br />

ook ware, genoodzaakt van den nood eene<br />

deugd te maaken, en op gunltiger tyden te hoopen,<br />

fchoon die hem niet zyn te beurt gevallen.<br />

Na dus, op de algemeene befchry ving van<br />

<strong>Friesland</strong>, eene beknopte Historie-van deszelfs<br />

oudile gebeurtenisfen voorgedraagen te hebben,<br />

zullen wy hier de afzcnderlyke befchryving van<br />

<strong>Friesland</strong>s Dorpen, Vlekken en Steden laaten volgen<br />

; doch met voorneemen, om naderhand den<br />

afgebroken draad der gefchiedenisfe weder op<br />

te vatten.<br />

( *) Groot Charterb. van Friesl. ï. D. bl, 383—386.<br />

BLAD-


B L A D f Y Z E R<br />

Der<br />

Voornaamlie Zaaken.<br />

A cbtkarfptlen , (die van) willen<br />

naar geene voorflagen van<br />

. onderhandeiinge luisteren. 558<br />

ADA trouwt met den Graave van<br />

Loon.<br />

ADELEN, dit aanzienlyk geflagt<br />

had tot zynen Stamvader Adeibrik,<br />

woonende te Sixbierum<br />

en getrouwd met Konoveile<br />

, üogter van Koning<br />

Radboud. 233. Fredrik vau<br />

dien na3m wordt üitlehop<br />

van Utrec.it. 270. Zich hier<br />

toe met moeite hebbende laaten<br />

beweegen gaat hy de<br />

bloedlciiondige huwelyken en<br />

vreemde gevoelens tegen, zji,<br />

Wordt omgcbragc. 272,<br />

ADELEN (ALFKIK van) worde<br />

na den dood van Fredrik<br />

zynen broeder Eislchup van<br />

Utrecht. 273<br />

ADELEW (ADELBRIK van) ver-<br />

Haat de Noormannen omtrent<br />

Kolium. 275<br />

ADGILLUS , vyfde Koning der<br />

Friezen, leert hen 't opwerpen<br />

van Terpen. 37. Verdient<br />

grooten lof. 222. Geeft vryheid<br />

aan vVitfiid om 'c Eu-<br />

angely te verkondigen. 223<br />

ADGILLUS de II,gehouden voor<br />

den opvolger van Radbodus.<br />

230. Wordt opgevolgd door<br />

zyn' oudften Zoon Gondebaid.<br />

233<br />

ADRIAAN (Paus) de I, is zeer<br />

voldaan over den yver van<br />

Karei den Grooten in 't verbreiden<br />

van 't Christendom.<br />

243<br />

A: ;<br />

SGE , Adjunct of Mederechter<br />

van den Graave, door 't volk<br />

verkooren en door den Koning<br />

bevestigd. 267<br />

ALBERT ( Keizer) is den Friezctt<br />

minder genegen dan den Gelderfchen<br />

435<br />

ALBI^US (Klodius) verdry ft de<br />

Friezen. IQJ-<br />

ALBRECHT f Hertog) van Beyetet,<br />

wordt van Stavoren voor<br />

Ru'.vaard erkend; doch vleic<br />

zich te vergeefs dat de overige<br />

Friezen dit voorbeeld zullen<br />

volgen. 509. Bedwingt de<br />

Westfriezen, en houdt deeiiyk<br />

huis op Terfchelling. 512.<br />

Door den Keizer tot Heer<br />

deezer Landen aangefteld,<br />

belooft hy aan die van Stavo •<br />

ren befcherming en vrygeleide.<br />

513. Verlengt den vrede meer<br />

rp 3 am


B L A D W Y Z E R<br />

dan eens met <strong>Friesland</strong>. 519.<br />

54 6. Befluit tot eenen twe<br />

Begint zyn voorneemen ten<br />

aanzien van <strong>Friesland</strong> duidelyker<br />

te ontdekken. 523. Doet<br />

Zich, na'toverlyden van zynen<br />

krankzinnigen Broeder, met<br />

groote plegrigheid als Graaf<br />

Huldigen. 524. Ziet de verdeeldheden<br />

der Friezen met<br />

genoegen aan. 525. Onder<br />

neemt den oorlog tegeti Fries•<br />

land.'529. Geeft het opper,<br />

bewind aan Willem van Oosteryant<br />

zynen Zoon ; poogt<br />

echter vooraf de Friezen door<br />

verdiug aan zich te onder,<br />

werpen. 531. Draagt ondertusfchen<br />

zorg voor de toerusting,<br />

fuit een Verdrag met<br />

Ameland, en belooft befcherming<br />

aan 't Jacobiner Klooster<br />

te Leeuwarden. 532, Deszeifs<br />

Leger komt te Enkhuizen<br />

kyeen 533- Daar ter plaatfe<br />

gefcMëdt ook de ihfcheepJng.<br />

534. Landt met het Leger<br />

op de Friefche kust. 537. De<br />

Legers raaken aan eikanderen<br />

ten nadeele der-Friezen. 539.<br />

Een tweede gevecht valt insgelyks<br />

uit. 54.0. De Hertog<br />

poogt de Friezen ook aan den<br />

Oostkant te benaauwen, cu<br />

keert naar Enkhuizen te rug.<br />

54.1. Vooraf had hy een<br />

Kasteel te Stavoren gebouwd.<br />

542. Poogt het verdry ven<br />

zyner bezettingen uit <strong>Friesland</strong><br />

en Stavoren vruchteloos te<br />

weeien. 544 Zoekt de Friezen<br />

tot onderhandeling aan,<br />

er) geeft lastbrieven tegen hen<br />

uic 545- Blaast het vuur der<br />

onderlinge verdeeldheid aan.<br />

a<br />

-<br />

den togt. 549. Geeft het<br />

bevel over 'c Leger aan den<br />

Graave van Oostervant. 550.<br />

Verdraagt zich met de Friezen<br />

en wordt gehuldigd. 552. Na<br />

deszeifs huldiging beraamt men<br />

een' vasten voet op de Re.<br />

geeringe. 553. Krygt onaan.<br />

genaame tydingeu uit Fries,<br />

'and. 555. Dezelve worden<br />

gevolgd van een nader Verdrag.<br />

55


jfnglen, waar gezeten. 217<br />

Atijum , het Klooster van dien<br />

naam gefticht. ^ 11<br />

APRONIUS, Romeinsch Stadhouder,<br />

noodzaakt de Friezen hec<br />

beleg van de Schans Flevum<br />

op te breeken. 15. Wordt<br />

door hen verflagen. 15 en 179.<br />

Zulks ftrekt den Friezen grootelyks<br />

tot roem. 179<br />

A"KADIUS (onder; en Hoxontus<br />

raakt het Ryk in verwarring.<br />

214<br />

AI.KF.L (JAN van) noodzaakt<br />

die van Ysfelham het verbond<br />

te verlaaten, datze met de Stel.<br />

lingwervers gemaakt hadden.<br />

505. Dwingt de Stecmvykers en<br />

Stellingwervers tot onderwerping.<br />

507. gelyk ook na datze<br />

weder afgevallen waren., 508<br />

ARMIMIÜS overwonnen door<br />

GerrhanicuSj 174<br />

ARNOLD , Duitsch Koning, wordt<br />

van de Friefche Landfchappen<br />

beoosten "t Vlie voor Opperheer<br />

erkend. 276. en opgevolgd<br />

door zynen minderjaartgen<br />

Zoon Lodewyk.<br />

der voornaam/Ie Zaaken.<br />

AUGUSTUS , diep getroffen ovet<br />

de nederlaag van Quintilius<br />

Varus. T73<br />

Aula Dei, een adelyk Nonnenklooster,<br />

gefticht te Gooinga.<br />

40 a<br />

AURINIA, in "t ftuk van Wikkety<br />

oudtyds zeer vermaard.<br />

126<br />

AVITUS (DCB:US) dreigt de<br />

Friezen met de wapenen. 182<br />

B.<br />

H^adubenna. De piaats van dit<br />

bosch is niet zeker , doch<br />

waarfchynlyk niet ver van<br />

Harlingen te zoeken. it> en<br />

17. Daarin werd een' Godheid<br />

van dien naam geëerd. 121<br />

Bajum ('J Klooster van') geftichr.<br />

358<br />

Bakk.eve.en (by) worden de Friezen<br />

door de Drenthen verfla.<br />

gen. 394<br />

BALDERYK , Bisfchop van Ut­<br />

%'7<br />

ARNOLD van HOORN, Bisfchop<br />

van Utrecht,poogt de Friezen<br />

te beweegen om de wapenen<br />

tegen Holland op te vatten. 515<br />

ARTUR , een dapper Vorst, fchynt<br />

recht, weet zyn wereldlyk cn.<br />

geeste'yk gebied meesterlyk<br />

uit te breiden; wordt ook met<br />

de v.ye jag; in Drenth en de.<br />

Zevenwouden befchonken.<br />

585. Aanmerkingen over den<br />

Giftbrief daarvan. 2g<br />

de Saxers en Friezen geheel BAKD'^N, eene. foort van Pri.este<br />

zullen verdelgen. 217 • teren. < 123<br />

Arum, naby dit Dorp valt een BATAVIEUEN (de) kiezende zyde<br />

gevecht voor tusfehen die van van Vitellius tegen Otto. 185<br />

Oudeklooster en Ludingakerk. Berlikum, de Kerk eu Tooren<br />

520 dier plaats gebouwd. 515<br />

ASKAIUKÜS en REGAIZÜS , door BERNARDUS (St.} Klooster te.<br />

de Germaanen tot Koningen Ad u werd. 351<br />

of VeMoverlten verkooren. 206 BE;IO.VLD , vierde Koning van<br />

Pp 4 i'rtes-


B L A D W Y Z E R<br />

<strong>Friesland</strong>, vereenigt de beide<br />

Ryken beoosten en bewesten<br />

liet Vlie. en bevordert de<br />

befchaafdheid der Landzaaten.<br />

2! 9. Zyn dood. 0.11<br />

Bethlebem ( bet Klooster van)<br />

gelicht, 3 4 9<br />

Bier ( zwaar) zie <strong>Friesland</strong>.<br />

Bildt 1 bet) heeft thans geene<br />

Zeefluizen. 93<br />

BILDT (JAN vsTn der) beroemd<br />

door zyne uitmuntende Telescoopen.<br />

166<br />

Bisfchop van Keulen, hoe die<br />

aan <strong>Friesland</strong> gekomen zy. 422<br />

BLANKEWHEIM , (FHEDHIK van)<br />

Bisfchop van Utrecht, fluit<br />

een verbond met die van Stellingwerf,<br />

enz 528. 't Zelve<br />

beveiligt <strong>Friesland</strong> niet voor<br />

Ccn bezoek aan den Zeekant.<br />

520. Zyn gefchil met de Stellingwervers<br />

wordt door goede<br />

mannen beflechr. 5[o<br />

Blixem, zie Donder.<br />

Bloemkamp, zie Oldeklooster.<br />

Bodti"g, wat betekene. 166<br />

Boerdiep , of Borne, by de La-<br />

tynen Burdinus of Burdo,van<br />

• de onzen Middelzee geheeren,<br />

ontfpruit in de Zevenwouden,<br />

en valt tusfehen Térfcheljing<br />

«n Ameland in de Noordzee,<br />

is. Is meer dan eens door<br />

llomcinfche Vlooten bevaaren.<br />

Doet een' vruchteioozen aanval<br />

oo Oudeklooster. «;88<br />

BONIFACIUS, zalft Pipyn den<br />

Korten tot Koning van Frankryk.<br />

234. Trekt naar <strong>Friesland</strong><br />

ter herftellinge van 't<br />

zugtend Christendom; en worde<br />

daar door de Heidenfche Friezen<br />

ömgebragt, en niet onwaartcrrynlyk<br />

op aanftookeu<br />

van Radboud den II. 235<br />

Borium Dit Eiland is door de<br />

Romeinen aangedaan. 17<br />

BoTi iA, (ODO) een Noorman<br />

van afkomst, trouwt met eene<br />

Dogter uit het geflagt van<br />

Kamminga. 284<br />

BOTTINGA , of BOTNIA, (ODE)<br />

wyst het Poteftaarfchap van<br />

de hand. 54?. Is een van de<br />

hoofden der Vetkoopers. 546.<br />

Verzoent zich met Dekama,<br />

een van de hoofden der Schiéringers.<br />

547. Sterfr. 583<br />

Boxwn ( die van ) draagen veele<br />

landen op aan den Abt van<br />

Lidlum.<br />

BKEDERODS: (WALRAVEN van)<br />

wordt Burggraaf van Stavoren.<br />

565<br />

BRI.VIO, wordt tot Veldheer der<br />

Kaninefaaten verkooren., 13 9<br />

Britenkruwd, of Herba Britaw<br />

nica, waar voor men 't zelve<br />

te houden hebbe. 21. Byge-<br />

loovigheid omtrent hetzelve.<br />

Boerewonningen. zte <strong>Friesland</strong>,<br />

1 2 S<br />

T, r<br />

"BOKK\ MA^RIENK) korte leeveris-<br />

Brttfenburg , 304<br />

bêfehry ving van dénzelven. 571<br />

Buscn, ( HÉNI-RIK) uitvinder<br />

Bolswerd, een Klooster daar<br />

eener fraaie kunsr. intf<br />

geftichf. 415. Lydt veel by Buweklooster, gefticht door Bu­<br />

een' zwaaren brand. 486. we Harkema, 40^<br />

C.


c.<br />

der voornaamfïe Zaaken.<br />

^nstelhm Flevum was naby<br />

het Vhe gelegen. 15<br />

CECINA , Vddheer van Vitellius.<br />

185<br />

CEREALIS fchiet te kort in den<br />

flag by Vetera. 190. Sluit<br />

een Verdrag met C.vilis. 191<br />

CHARIETTO, zie JULIAAN.<br />

CIVILIS ( KLAUDIUS ) wordt gevangklyk<br />

naar Rome gevoerd<br />

en weder ontflagen._ 184.<br />

Blinkt grootelyks uit in den<br />

Oorlog tusfehen de Batavieren<br />

en Romeinen. 188. Behaalc<br />

de overwinning op de Romeinen.<br />

189. Ontvangt grooten<br />

dienst van de Friezen en<br />

Duitfchers in den flag by<br />

Vetera. 193. Sluit een Verdrag<br />

met Cerealis. 191<br />

Christendom (het) had in de<br />

achtile eeuw reeds hier te<br />

lande veel opgang gemaakt,<br />

maar was gepaard niet veele<br />

overblyffelen van het Hei<br />

dendom, ^39. Wordt door<br />

Karei den Grooten fterk<br />

voortgezet. 243. Hoe ver<br />

basterd OOK was 't nog veel<br />

beter dan het Heidendom te<br />

fchatten. 257<br />

CRUPTORIX (de Hofftede van;<br />

lag waarfchynlyk naby Harlingen,<br />

17<br />

D.<br />

AGOSERT, verflaat en mishandelt<br />

de Saxers en Fiiezen.<br />

221<br />

Pp<br />

Damiate, verfchil wegens de<br />

verovermge dier Stad tuslchen<br />

Haarlem en Dokkum. 385<br />

DatNEN (de) rooven en pionderen<br />

in <strong>Friesland</strong>; leggen Westerwierurh<br />

en Dykshorne aan<br />

kooien. 252. Zenden eene<br />

Vloot naar <strong>Friesland</strong>, die daar<br />

jammer yk huishoudt. 253,<br />

Rechten weder ysfeiyke verwoestingen<br />

aan. 254<br />

DEKAMA , (SIXTUS anders Sytfe)<br />

wyst bet Poteftaatfchap<br />

van de hand. 543. Is een<br />

van de hoofden der Schierin.<br />

gers. 546 Verzoent zich met<br />

Ode Bottinga, hoofd der Vetkoopers.<br />

547. Sterft. 583<br />

DiEDi.uiK, voor een der Voorvaderen<br />

van Koning Radboud ,<br />

en voor den Stichter van Medenblik<br />

gehouden. 205<br />

DioicAitus SFGON , wordt voor<br />

Prins vau <strong>Friesland</strong> geiiouden.<br />

180<br />

DIRK de III, Graaf van Holland,<br />

oveiheert <strong>Friesland</strong>. 294<br />

DfRR de V, wordt verhaald<br />

de Friezen beoosten 't Vlie<br />

over 't ys beoorloogd, en<br />

Stavoren ingenomen te hebben.<br />

301 — 303<br />

DIRK de VI, is voorneemens<br />

Fiiesland ten Westen en ten<br />

Oosten het Vlie aan zich te<br />

onderwerpen. 320. liet Iaatfte<br />

blyf't gelulckiglyk ongemoeid.<br />

321<br />

DIRK de VII, fluit een Verdrag<br />

met Willem zynen Broeder<br />

en den Granvd van Gelder.<br />

366. Overlydt te Dorc;rechc.<br />

36*<br />

Duic van Azta , Bisfchop van<br />

5 Utrecht,


B L A D W Y Z E R<br />

Utrecht, in <strong>Friesland</strong> komende<br />

om daar eene aanzienlyke bede<br />

te heffen, wordt gevangen<br />

genomen, doch door eenige<br />

Monniker- verlost. 368<br />

DISK van TJÓMMARÜM, Abt van<br />

Lidlum, poogtdcKloostertugt<br />

té hervormen. 51.).<br />

Dyken. Aanleiding tot het maaken<br />

van dezelve 39. Waren<br />

in den beginne zeer zwak,<br />

en wérden naderhand fterker<br />

.gemaakt, zonder nogthans de<br />

verandering van 's Lands gedaante<br />

te konnen beletten. 40.<br />

Om dezelve te beter te beveiligen<br />

, wordenze voorzien<br />

, met een voormuur van paalwerk.<br />

7j<br />

Dykshorne, een Dorp tusfehen<br />

Almenum en. Terfchélfing. 8<br />

wordt door de Deenen verbrand.<br />

252<br />

Dokkum, fluit een Verdrag met<br />

die van Groningen. 466"<br />

Donder en Blixem, is hier . te<br />

lande niet zo gemeen als el.<br />

ders. J G 3<br />

Drentben, beoorloogd door Bisfchop<br />

Wilbrand. 3t8. Werpen<br />

zich in de armen der Friezen.<br />

300. iV.'aaken vrede met Jiem.<br />

303. Worden op nieuw door<br />

den Bisfchop beoorloogd;<br />

liaan de Friezen, en diyven<br />

hen neffens de. Groningers<br />

op de vlugr. 394<br />

Dronkenfcbap, zie <strong>Friesland</strong>.<br />

DM'SUS ,, ( KLAUDIUS ) graaft een<br />

Graft uit den Ryn in den<br />

Ysfel. (;.. Brengt de Friezen<br />

onder Synf. 172. Neemt<br />

de geringheid van hun vermogen<br />

in acht. j 78<br />

Druïden, een foort van Priesteren.<br />

_ * ,23<br />

Duitfchers Crfe)plagten oudtyds<br />

i wel eens van woonplaats te<br />

veranderen. 2. Wat aanleiding<br />

gegeeven hebbe, dat de<br />

Romeinen eerst van hun hoorden.<br />

3. Verfcheiden Duitfche<br />

volkeren zyn gelukkig tegen<br />

de Romeinen. • 195<br />

E.<br />

EsWe;t. Op 't einde der<br />

twaalfde eeuw had men n 0g<br />

veele van derzelver Famtliert<br />

hier te lande. 137. Die Dorpen<br />

waren :<br />

er doorgaans 't<br />

ergst aan daar meer dan één<br />

Edelman woonde. 424. Die<br />

van Liaukema , Ade'en en<br />

Ehnxma gedroegen zich zeer<br />

loffelyk in den hongersnood<br />

die op den zwaaren regen van<br />

1315 volgde. 4 5 9<br />

tdehngen, de eerfte der drie<br />

Staaten by de Ouden. 135.<br />

Sommigen daar van tot den<br />

Ridderftand verheven. 13S<br />

ECBÜRI- van SAXEN, Graaf van<br />

Stavoren enz. vereenigt zich<br />

met de Saxers tegen den Keizer,<br />

die daarop zyne bezittin-<br />

• gen in <strong>Friesland</strong> aanflaat, en 't<br />

Graaffchap Stavoren aan Bisfchop<br />

Koenraad fchenkt. 300,<br />

Verzoent zich met den Keizer<br />

en wordt weder voor Landsheer<br />

deezer landen erkend ,<br />

doch verliest dezelve op<br />

nieuw. 304. Wordt, na zich<br />

weder ïuecdenKeizerverzcend<br />

w


e hebben, en van hem afge»<br />

vallen te zyn, omgebragt. 30Ö<br />

EITSMA, uitvinder van een beweegbaar<br />

Zotwcftelfel. 166<br />

EMMEN, (ÜBBOJ zyn oordeel<br />

over de befchfyving van Plinius<br />

, wegens 's Lands ge-<br />

Üeldheid. 23. en wegens de<br />

veranderingen daarin voorgevallen.<br />

30. Heeft rïet oog<br />

op 't jaar 1222. 34- Zyn<br />

getuigenis wegens der Friezen<br />

zugt voor hunne vryheid. 343<br />

Engnpierum, de nieuwe dyk, daar<br />

aangelegd, is zo wel fchuins<br />

van den binnen- als buitenkant.<br />

70. Hierby heeft men<br />

de Nieuwe Zylen. 85<br />

ENCKEMA, zie JONCAMA.<br />

Enkbuizen , ( die van) lyden<br />

zeer veel nadeels van de Friezen.<br />

444. Wreeken zich op<br />

dezelven, doch niet ongeltrafr.<br />

445. Steeken St. Odulfsklooster<br />

in brand, doch worden<br />

'achterhaald. 44ó~<br />

Europa wordt jammerlyk geteifterd<br />

door eene pestziekte. 500<br />

Ezonftad , lydt veel by den<br />

hoogen Watervloed van 805.<br />

250. Wordt door een' hoop<br />

Noormannen overweldigd.<br />

253, Lydt te veel van de<br />

Noormannen om zich naderhand<br />

tegen 't geweld der Zee<br />

te beveilig; n. 282. Ten groo.<br />

ten deele weggefpoeld. 393<br />

Ezumazyl, aldus genoemd naar<br />

de oude Ezonltad , dient<br />

Oostdongerdeel tot ontlasting<br />

van 't overtollige water. .89.<br />

Dezelve , voorheen van hout<br />

gewefst zynde, is in 1671,<br />

vernieuwd en van fteen opge­<br />

der voornaamfte Zaaken.<br />

trokken, 't welk vereeuwigd<br />

is door wapenen en qpfchrifien.<br />

,90. Verandering omtrent de<br />

Zylfchatting gemaakt. 92<br />

F.<br />

FEITEMA, (DODO) Abt van<br />

Oudeklooster, neemt Bolswerd<br />

by verrasfinge in. 588<br />

Flieusjer (anders Fluisfir) Meer,<br />

deszelfs oorfprong nagefpoórd»<br />

67. Merkelyk vergroot. 441<br />

FLORIS , Zoon van Graave Dirk<br />

den 111, van de Friezen voor<br />

Landsheer erkend 293. Wordt<br />

van Leenmau eigen Heer of<br />

Graaf van <strong>Friesland</strong>. 294. De<br />

Bisfchop van Utrecht berokkent<br />

hem een' gevaarlyken kryg.<br />

294. Dezelve loopt tot 's Gras.<br />

ven voordcel ten einde. 295.<br />

Wordt op nieuw belaagd ,<br />

overwint, en komt om. 295<br />

FLORIS de II, zie GALAMA.<br />

FLORIS de III, fterft. 36a<br />

FLORIS de IV wordt binnen<br />

Franeker gehuldigd. 3^7<br />

FLORIS de V wordt te Stavoren<br />

gehuldigd. 429. Wordt opgevolgd<br />

door zynen Zoon<br />

Jan. 431<br />

FOKKE SJOERDS, een treffeiyk<br />

Historiefchryver. 167<br />

FORTEMA», (MAGMJS) voor<br />

eerfte Poteftaac van <strong>Friesland</strong><br />

gehouden. 263<br />

Fojite , Foste of Fosta, een


B L A D W<br />

ingevoerd te hebben na dat<br />

dezelve lang voorheen verftooten<br />

was. ' 236<br />

Foswerder Kerk in brand ge-<br />

Itooken, zie Klaarkamp.<br />

Frana pf Frona , wat deszelfs<br />

werk geweest zy. 263<br />

Franeker verkrygt de magt om<br />

alle zaaken naar Keizerlyk<br />

recht en?., te mogen rechten.<br />

332. Wordt door 's Lands<br />

Staaten met verfcheiden voorrechten<br />

befchonken. 5, 7<br />

Franjum, het Klooster van dien<br />

naam begeeft zich onder de<br />

befcherming van den Abt van<br />

Lidlum. 4 I +<br />

Franken, eerde grondflag van<br />

dien wydvermaarden naam.<br />

195. Vallen onder de Regeering<br />

van Makrinus en anderen<br />

in Gallië. 196. Vernieuwen<br />

hunnen inva! in 't Romeinfche<br />

Ryk. 107. Loopen geheel<br />

Gallië afl 197. Worden door<br />

Probus overva'len en gefla^en.<br />

199- en ook door Konftantyn<br />

den Grooten. ?o5. Trachten<br />

in Gaiüë te vallen, doch worden<br />

verflagen. 207, Vallen<br />

met geheele hoopen in Gaüië,<br />

doch worden door Konfïans<br />

bedwongen. 210. Trekken<br />

weder over den Ryn. 21 •.<br />

Worden ongerust over de<br />

toeneemende magt der Friezen.<br />

219<br />

Frankifche (het) Ryk wordt na<br />

den dood van Klotaris onder<br />

zyne vier Zoonen verdeeld.<br />

220. Piszdfs Koningen handelen<br />

de Saxers en ' Friezen<br />

doorgaans zagtelyk. 221.<br />

Y Z E R<br />

Deszelfs verval geeft aanleiding<br />

aan debuitenlandfchp Hort»<br />

en Graaven om de Regeering<br />

aan zich te trekl-nn. » rü<br />

FKEDHIK (Keizer) bewerkt een<br />

Verdrag tusfehen Holland en<br />

Utrecht wegens <strong>Friesland</strong>. 352.<br />

't Zelve fchynt vooreerst van<br />

weinig gevolg geweest te zyn.<br />

T7 35 +<br />

1 REDKIK van BLANKENHAM ,<br />

zie BLANKENHLIM.<br />

<strong>Friesland</strong>: deszelfs naam is van<br />

eenen onzekeren oorfprong. r,<br />

Was niet altyd van dezelfde<br />

oitgeftrektheid. 4. Deszelfs<br />

grenzen ten tyae van Karei<br />

den Grooten. 5. Het tegenwoordige<br />

<strong>Friesland</strong> is maar<br />

een klein gedeelte van't oude.<br />

Heeft veeie veranderingen<br />

ondergaan. 6. Ellendige ge-<br />

Iteldheid des lands. 22. Oudtyds<br />

waren 'er veele bosfchen<br />

in 't zelve. 26. De Duinen<br />

d-enden 't zelve tot befchui ting.<br />

35. Is lang zonder Dyken<br />

geweest. 35. Deszelfs beste<br />

kjiei .ronden zya uit Zee opgeworpen.<br />

42. Verdeeling<br />

van <strong>Friesland</strong> onder Karei den<br />

Grooten. 44. Dezelve is van<br />

korten duur, gelyk ook de<br />

Friefche vryheid 45 Nadere<br />

verdceiing in erfiyk en vry<br />

<strong>Friesland</strong>. 45. Het eerfte wordt<br />

weder in urie ftuklten verdeeld,<br />

en het Iaatfte fq zeven Zeelanden<br />

onderfcheiden. 46. Deeze<br />

verdeeling wordt door laatere<br />

Schryvcrs niet altoos<br />

gevolgd. 50. Het valt moeielyk<br />

de eene met de airdere te<br />

ver-


vereffenen, 51- Hedendaags<br />

verdeelt men <strong>Friesland</strong> op<br />

tweederlei wyze, of vooreerst<br />

ten aanzien des lands. 52. of<br />

ten tweeden ten aanzien der<br />

Regeeringe. 53. Verfcheidenheid<br />

van gronden in hetzelve.<br />

54. Dezelve zyn over het<br />

algemeen vlak en elfen. 63.<br />

De reden daarvan. 64. Men<br />

vindt 'er veele Meeren en<br />

Vaarten , dóch hard en onfmaaklyk<br />

water, waarom 't<br />

regenwater 'er zorgvuldig bewaard<br />

wordt. 64. By lang.<br />

duurige droogte heeft men 'er<br />

dus wel eens gebrek aan<br />

gezond en drinkbaar water. 65.<br />

De veelvuldige wateren be-<br />

-gunftigen de fcheepvaart. 6j.<br />

Men vindt hier verfcheiden<br />

Trek- of T.iagvaarten van en<br />

naar de voöinaamfle Steden. 66.<br />

<strong>Friesland</strong> is ook niet ontbloot<br />

van bosfchen en boomen. 69.<br />

Heeft zwaare Buiten - en<br />

Biunc-ndyken. 7°-<br />

dér "coornaanijle Zdahti.<br />

H e e f t b a<br />

halven de Slagte- en Leppedyk<br />

nog verfcheiden anderen.<br />

79 enz. Ook zyn 'er<br />

veele Sluizen in <strong>Friesland</strong>.<br />

83. Luchtsgefreldheid. 100.<br />

Verfcheidenheid van weder.<br />

10r. Van de oude Stinzen<br />

of Steenhuizen zyn maar weinige<br />

meer over. 146. Het<br />

ontbreekt 'er niet aan aüngenaame<br />

Landhuizen. 147. Da<br />

Bocrewooningen zyn doorgaans<br />

vry aanzienlyk. 148. In<br />

plaats van zwaar bier drinkt<br />

men 'er nu veel thee en koffy.<br />

ïj2. Dronkenfchap wordt 'er<br />

zeldzaam vernomen. 153. Me.a<br />

'<br />

heeft'er goede fchikkingen op<br />

't onderwys der jeugd gemaakt,<br />

fchoon hier en daar nog vry<br />

wat te verbeteren valt. 15 5-<br />

Heeft verfcheiden treffelyke<br />

Dichters en Historiefchryvers<br />

voortgebragt. 167. Zou eerst<br />

geregeerd zyn door zeven<br />

Printen. 1C9. Deeze zouden<br />

door zeven Hertogen vervan -<br />

gen zyn. 170. Op deezen<br />

volgden negen Koningen. 171.<br />

De landen ten Westen en<br />

Zuidwesten van Stavoren<br />

worden bevolkt door vyf<br />

Edellieden. 208. Was in de<br />

achtfte eeuw een kweekhof<br />

van de edelfte fpruiten. 239.<br />

Het' Koningryk wordt daar<br />

vernietigd, en de landen door<br />

Frankifche Graaven enz. beftierd.<br />

240. Heeft groote<br />

verpligting aan Karei den<br />

Grooten. 257. Wordt onder<br />

Stadhouders en Landvoogden<br />

gelteld, 257. De aangeftelde<br />

Graaven tconnen 't daar zo<br />

verre niet brengen als wel<br />

elders. 258. Het beftier was<br />

ten platten lande niet altyd<br />

eveneens gedeeld. 2Öt. Lydt<br />

viy wat nadeel by de ver.<br />

deeldheden van 't Keizerryk<br />

en de herhaalde invallen der<br />

Noordfche volkeren. 274.<br />

Wordt tegen de Iaatfte door<br />

eenige Friefche Edelen befchermd.<br />

275- Behoort niet<br />

tot de verdeeling, welke ten<br />

tyde van Keizer Henrik gemaakt<br />

werd. 279 Wordt door<br />

geduurig branden . moorden<br />

en rooven der Noormannen<br />

tot deuiterfie ellende gebragt.<br />

281. Lyds


B L A D W Y Z E R<br />

28 r. Lydt veel by inwendige<br />

verdeeldheden. 202. Her is<br />

een ongeluk voor <strong>Friesland</strong><br />

geduurig van Heer te wisfelen.<br />

309. Blyken van deszelfs<br />

wel vaaren. 371. Daar uit<br />

wordt weelde gebooren.- 372.<br />

Jammeriyke verdeeldheid. 38^.<br />

Schiet dieper wortelen. 420.<br />

Lydt zeïr veel door een geweldigen<br />

regen. 441. De-<br />

Zelve wordt gevolgd van<br />

! hongersnood. 458. Krygt<br />

eene nadere betrekking tot<br />

Hertog Albrecht van Beyeren.<br />

506. Sluit een Verdrag met<br />

1<br />

de Ornmelanders en Groningers.<br />

507. De rust wordt<br />

gefloord door de Geestelyken.<br />

510. Lydt veel by eenen<br />

geweldigen watervloed, en<br />

nog meer by zyne inwendige<br />

verdeeldheden. 518. Alles<br />

fchikt zich tot oproerigheid.<br />

559 Lydt veel by den dood van<br />

eenige voornaame Edelen. 583<br />

Friezen (de) zyn een volk van<br />

Duiriche afkomst of met de<br />

Duitfchers van denzelfden<br />

oorfprong. 1. Stammen niet<br />

af van de Perfiaanen of In.<br />

diaanen 2. ook niet van eene<br />

Noordfche Natie, Frmfi genoemd<br />

, 2 en 3, Bewoonden<br />

deeze landen:reeds voor<br />

den optogt der Cimbren naar<br />

Italië. 4. Meerdere en Min.<br />

dere Friezen, 5. Onderfcheiden<br />

in Oost- en Westfriczen.<br />

5. Werpen Terpen en<br />

Weerden op. 36. Hunne<br />

geaartheid enz. 104. De<br />

oude Frigzen maakten weL<br />

mg werks van de kleedinr,<br />

104. veel van 't hoofdhair.<br />

'05 Hoe zy met baard<br />

en knevels handelden. 106.<br />

Hadden geringe wooningen.<br />

106. gebouwd op Terpen<br />

ot Heuvels. 107. Maakten<br />

veel werks van visfchen en<br />

jaagen, maar niet van Landbouw<br />

en Veevoeding. 108.<br />

Hadden eenvoudige wapenen.<br />

108. Hunne paarden<br />

waren fnel, en de vrouwen<br />

gingen meê ten flryde: 100.<br />

Oefenden geen befchaafde<br />

weetenfchappen. 100. gelvk<br />

ook geen koophandel, 110.<br />

Hunne Huwelykeia en 't geen<br />

daaromtrent werd in acht<br />

genomen. i ! 0 . Leefden<br />

doorgaans kuisch en tuchtig.<br />

Een Overfpeeifter werd<br />

zonderling door hen geflraft.<br />

112. Hadden de gewoonte<br />

met van hunne kinders te<br />

dooden of te vondeling te<br />

leggen. 112. By vervolgd<br />

tyd is hieromtrent merkelvke<br />

verandering voorgevallen, j 13'<br />

De Moeders zoogden haare<br />

kinders zelve. 114. Veele kin.<br />

ders te hebben was eene eere<br />

en deeze waren by Oomen<br />

en Moeien ruim zo wel gezien<br />

als by hunne Ouders, x 14.<br />

De nagelaaten goederen vervielen<br />

aan de kinderen of<br />

naaste erven. 115, Hielden<br />

veel van gastery en herberg,<br />

zaamheid; gingen doorgaans<br />

gewapend , en hielden juist<br />

de maat niet in 't drinken,<br />

waaruit veelerlei twisten ontirondeHj


der voornaam/Ie Zaaken,<br />

ftonden, rif. Op hunne gastmaalen<br />

werd gehandeld over<br />

de gewigtigfte zaaken. nó.<br />

Waren openhartig , getrouw<br />

en gemeenzaam in den dagelykfchen<br />

omgang. ii


B L A D W Y Z E R<br />

te befchry ven. 150. Derzelver<br />

fpyze en drank. 151. Beminnen<br />

huil Vaderland en<br />

vryheid. 153. Hebben federt<br />

lang de fraaie letteren beoefend<br />

tot nut van Kerken<br />

en Schooien. 154 Nadere<br />

befchouwing van der Friezen<br />

karakter, 161. Zy zyn niet<br />

gefchikt om zich in weelde<br />

en wellust te baaden; ook<br />

zyn zy geene vleyers. 163.<br />

Konnen geene trotsheid dulden.<br />

i6/[. Maaken niet veel<br />

werk van kunften van fmaak,<br />

fchoonze uitmunten in verfcheiden<br />

nuttige verrichtingen.<br />

165. Zyn echter niet te<br />

itomp voor dj eerfien. i66i<br />

Leggen zich thans meer dan<br />

ooit toe op de zuiverheid<br />

der Nederduitfche taal. 167,<br />

Na 't vertrek van Germanikus<br />

houden de Friezen zich ftil.<br />

178, Worden door de ftrengheid<br />

van Olennius tot opftand gedreeven.<br />

179 Hehaalen grooten<br />

roem door 't verdaan van<br />

Apronius. 179. Worden door<br />

hongersnood gedwongen graa.<br />

nen van elders te haaien. 180.<br />

Handelen met Korbulo, en<br />

raaken van 'c Romeinfche<br />

Krygsvolk ontQageu. 181.<br />

Trachten hunne grenspaalen<br />

verder uit te breiden. 182.<br />

Kiezen de zyde van Vitellius<br />

tegen Otto, en zwemmen over<br />

de Po. 185. Neemen deel<br />

in den oorlog tuslchen de<br />

Batavieren en Romeinen. 188.<br />

Vallen tot hun ongeluk in de<br />

landen der Sikambren. 191.<br />

Neemen weder dienst by de<br />

Romeinen. 192. Worden doof<br />

Nerva onder 't juk gebragt,<br />

193. Beginnen ae Zeekusten<br />

fterkfr te bewooneii. 193.<br />

Worden door Kiodius Albinu»<br />

verflagen. 19;. Hebben waarfchynlyk<br />

deel gehad aan de<br />

invallen der Franken in Gallië.<br />

196. Loopen geheel Gallië<br />

al. 197. Stroopen ter Zee.<br />

198. Zyn Probus getrouw in<br />

den oorlog tegen Prokulus;<br />

doch hunne onder .verping is<br />

kort van duur. 200. Hebben<br />

vry wat te lyden by de verhuizinge<br />

der Saxers en andere:!.<br />

20 r, Hun verlies wordt op<br />

eene andere wyze geboet, 292.<br />

Vallen bezwaarlyk te beteu.<br />

gelen. 203. Worden naauwer<br />

onder 't juk gebragt. 205.<br />

Verlaaten het Frankilche verbond<br />

j en maaken ééa volk<br />

met de Saxers. 208. Vermeesteren<br />

Uatavië. 211. Verhuizen<br />

naar Engeland. 215.<br />

Breiden zich verder Oost- en<br />

Westwaards uit. 216. Maaken<br />

een verbond met de Saxers.<br />

216. Hebben deel aan'.t geene<br />

in Brittannië gebeurt. 217.<br />

Brengen 'c grootfte deel der<br />

oude Uritten om. 317. Staan<br />

op tegen het Frankifehe Ryk.<br />

220. Worden door Pipyn<br />

overwonnen. 224 en'van de<br />

Noormannen erger dan flaaven<br />

behandeld. 224. De meesten<br />

blyven Heidenen, en ontzien<br />

zich niet het Frankifche gebied<br />

te ontrusten. 220". Worden<br />

door Karei Martel overwonnen.<br />

2^8. Zoeken zich van<br />

de Frankifche heerfchappye t»<br />

out-


der voornaamfte Zaaken.<br />

ontdaan , doch worden in<br />

hun eigen land bevochten en<br />

-overwonnen. 231. Moeten<br />

zich aan Karei Martel onderwerpen;<br />

doch de uitgebreidheid<br />

der óndérwérpinge wordt<br />

öngelyk begreepen. 232. Helpen<br />

Karoloman tegen de Saxers.<br />

5234.. Worden door Karei den<br />

Crooten ganfchelyk onderworpen.<br />

240. Doen hem veel dienst<br />

in den oorlog. 243. Een gedeelte<br />

'fteekt over naar Engeland,<br />

terwyl anderê door de<br />

Saxers verflagen worden. 244.<br />

Verkrygen den naam van Frye<br />

Friezen. 246. Hunne voorrechten<br />

worden te breed uitgemeeteu.<br />

248. Het gaat hun<br />

niet kwalyk by hunne af.<br />

hangklykheid van 't Keizer,<br />

ryk. 250. Doen een nieuwen<br />

eed van getrouwheid aan Karei<br />

den Grooten. 251. Verkiezen<br />

eenen Poteftaat, 261. Verkrygen<br />

't voorrecht van niet buitenlands<br />

tot den oorlog ge.<br />

voerd te konnen worden. 282.<br />

Zyn te onvreden over de ver»<br />

fchenkinge van Oostergo en<br />

Westergo aan oen Graave van<br />

Holland. 319. Hebben de<br />

hand in de oneenigheid tus.<br />

fchen Graaf Dirk en zynen<br />

Broeder Floris den Zwarten.<br />

320. Verfcheiden huisgezinnen<br />

vertrekken naar de Elve , daar<br />

honderd van dezelve drieduizend<br />

Schuiven afweeren 336".<br />

Helpen Lisfabon veroveren.<br />

343. Hebben dee! aan 't<br />

beoorloogen der Heidenfche<br />

Sclaaven omtrent de Oostzee-<br />

344. Verydelen de pooging<br />

Q4<br />

van Hendrik de Leeuw. 344 ><br />

Gaan yverig voort met het<br />

ftichten van Kloosters. 345.<br />

Zyn met geene woorden te<br />

beweegen om hunne vryheid<br />

te laaten vaaren. 354. Bieden<br />

Koning Willem de hand in de<br />

belegeringe van Aken, en<br />

worden van hem met aavzienlyke<br />

voorrechten befchonken.<br />

406. Derzelver Verdeeldheid<br />

heeft jammerlyke gevolgen.<br />

436. De tweefpalt kost veelen<br />

't leeven. 458. Behaalen de<br />

overwinning op Graave Willem<br />

dén IV* 494. Treffen een<br />

beftand van twintig jaaren<br />

met wTdem den V. 500. Sluiten<br />

een Verdrag met de Westfriezen.<br />

505. Weigeren Hertog<br />

Albrecht voor Ruwaard<br />

te erkennen. 510. Zyn niet<br />

zeer Hollands gezind. 516".<br />

Sluiten een verbond met de<br />

Groningers. 521. Zyn te heet<br />

op een gevecht met het Leger<br />

van Hertoge Albrecht. 537.<br />

Krygen de nederlaag. 539.<br />

ook by eene volgende ont.<br />

nioetinge, 540. Rekenen zich<br />

nog fteeds een vry volk te<br />

zyn. 54?- Verdryven de Hollandfche<br />

bezetting. 544. Worden<br />

op de vlugt geflageru 550.<br />

Verdraagen zich mee Hertog<br />

1 Albrecht. 55L Gaan een<br />

nader Verdrag aan, en onderwerpen<br />

zich aan denzelven.<br />

55Ó. Alle Friezm neemen 'es<br />

geen genoegen in, en de Gemeente<br />

beklaagt zich over haare<br />

lafhartigheid. 553- . Treffen<br />

een verbond met die van<br />

Groningen, en neemen Dokkum,


B L A D W Y Z E R<br />

kura en Kammingaburg in.<br />

560. Verjaagen de Hertoglyke<br />

Amptenaars. 56r. Belegeren<br />

Stavoren. 565. Breeken 't<br />

beleg op, en verfterken Molqueerum.<br />

566. De Uitgeweekenen<br />

komen weder in het<br />

land. 571. Leggen zich toe<br />

op 't nerftellen hunner zaaken.<br />

573. Stellen ten dien<br />

einde vericheiden dingen vast.<br />

574. De rust en bloei, hier<br />

door te wege gebragt, is van<br />

korten duur. 575. Sluiten een<br />

Verdrag met den Bisfchop van<br />

Utrechr. 592. Men heeft daar<br />

toe aan beide zyden gewigtige<br />

redenen. 593<br />

Friezen, {de kleine') waar gezeten,<br />

hun bedryf. 213<br />

Fiuso, is de waarfchynlyke<br />

Leidsman der Friezen naar<br />

deeze gewesten. 1<br />

Frylingen, de tweede der drie<br />

Staaten waarin het volk oudtyds<br />

verdeeld werd. 138<br />

FnoKEPiBUKG, (ADEL van) ge.<br />

trouwd met Anna van Kamminga,<br />

wordt des Bisichops<br />

Stadhouder in <strong>Friesland</strong>, 310<br />

Fulnabo, is Vollenhove, in de<br />

Middeleeuwen Fullenho genoemd.<br />

280"<br />

G.<br />

(yaarlegers, in <strong>Friesland</strong> gehouden<br />

, en by welke gelegenheid.<br />

263<br />

GALBA , opvolger van Nero ,<br />

dankt de Duitfche Lyfbenden<br />

af. 184<br />

GAIEMA, dit geflagt bezit veele<br />

goederen omtrent de Kreupel<br />

en Kreil. 8<br />

GALEMA, (YGE) bezet de Zeekust<br />

met wachten. 275<br />

GALEMA , ( GALE YGFS ) zyne<br />

ontmoeting met Fioris den II,<br />

in het bosch Kreil. 315.<br />

Wordt verfchillende beoordeeld.<br />

316. Noot. Het gefchil<br />

Over 't bosch Kreil met<br />

den Graaf bygelegd. 355<br />

Ceestelykbeid (de) krygt veel<br />

invloeds in zaaken van regeering.<br />

259. By de verkiezinge<br />

van Rechteren en Overheden<br />

ftaat het haar niet vry eenige<br />

gefchenken te ontvangen.<br />

260. Stoort de rust 'iu <strong>Friesland</strong>.<br />

5 I O<br />

Gerkesklooster, gefticht door Gerke<br />

Harkema. 403<br />

GERLAKTJS, (Priester) moedigt<br />

zyne Friezen aan om niet te<br />

luisteren naar de rnooye<br />

woorden der Sclaaven. 337.<br />

Ook gaat hy den zynen ktoekmoediglyk<br />

voor. 338<br />

Germaanen (de Overrynfche _)<br />

vallen in Gallië. 198. Andere<br />

Germaanen zitten niet ftil.<br />

205. Verfcheiden Germaanifche<br />

Volkeren verbinden zich<br />

tegen de Romeinen. 206<br />

GEKMANICÜS doet een Scheepstogt<br />

naar de Eems. 14. Herftelt<br />

de rust in 1 leger en<br />

overwint Arminius 174.<br />

Keert te rug naar de Eems.<br />

175. Zet den oorlog ia<br />

Duitschland voort. 176 Wordt,<br />

van een' geweldigen ftorm<br />

op Zee beloopen. 176. Hy<br />

was een begunftiger der Friezen.<br />

177<br />

Cent-»


Genezareth of Nazaretb, een<br />

Klooster. 351<br />

Geflagten ( voornaame Friefche )<br />

362<br />

Ga, is het zelfde met Ga?. 52<br />

Godvraaging, hoe oudtyds verricht.<br />

' 124.<br />

GODEFRID , Deensch Koning,<br />

merkt <strong>Friesland</strong> aan als hem<br />

toe te behooren. 25S<br />

GODEFRID met de bult, mengt<br />

zich irt den oorlog tusfehen'<br />

Robert de Fries en zynen<br />

broeder Boudewyn. 297.<br />

Raakt te Alkmaar 'in de engte.<br />

298. Noodzaakt de Friezen<br />

om zich aan hem te onderwerpen<br />

; 'doch raakt kort<br />

daarna om 't leeven. 299<br />

Graaven enz, over deeze landen<br />

aangeiteld, die hoe langer<br />

hoe ïr.agtiger worden. 45»<br />

Derzelver oorfprong. J94<br />

GRATINGA , zie HARNS.<br />

GREGOIUUS , opvolger van Bonifacius,<br />

zet de bekeering der<br />

Friezen met yver voort,<br />

daarin geholpen door Willehad.<br />

a37<br />

Grieten-jen , (het getal der)<br />

is op den eenen tyd grooter<br />

dan op den anderen geweest.<br />

261<br />

Grietman , oudheid en betekenis<br />

deezes woords. 130.<br />

Noot. Hun beftier is niet<br />

altoos van denzelfden duur<br />

geweest, doch' zy werden<br />

verkoozen by vrye ftemminge»<br />

261<br />

Grmd, byna weggefpoeld. 8 eu<br />

/ 427<br />

\ Oe<br />

dsr voornaanïfie Zaaken.<br />

Gronden (de~) van <strong>Friesland</strong><br />

zyn onderfcheiden. 54<br />

GROVESTIKS (WÏBE) verdrinkt*<br />

457<br />

Gut, Bisfchop van Utrecht,<br />

belaagt de vryheid der Friezen.<br />

447. Doet de Stellingwervers<br />

in den ban. 449»<br />

Bekrachtigt het gevelde ban*<br />

vonnis. 451. Het gedrag van<br />

beiden is berispelyk. 452.<br />

De ban wordt opgeheven.<br />

4f3<br />

GYSBERT jApix , (de Rymleryen<br />

van) werden voor heen<br />

zeer veel geleezen , doch<br />

thans van weinigen verftaan.<br />

361. Deeze Dichter behoeft<br />

niet te wyken voor Poot ,<br />

en fomtyds niet voor Vondel.<br />

167<br />

H.<br />

H ANYA (GALE) weigert de<br />

waardigheid van Poteftaat aan<br />

te neemen. 543. Is een van de<br />

hoofden der Schieringers. 546%<br />

Sterft, 5S3<br />

Harderwyk (die van) verkry.<br />

gen vrygeleide door Wildinge<br />

in Westergo, Waarop een<br />

verbond volgt met die van<br />

Oostergo. 462<br />

HARINXMA (HARING) te Heeg,<br />

is Poteftaat van Westergo»<br />

265, 544<br />

HARINXMA, (AGGE) deszelfs<br />

geflagt verkrygt de Heerfchappy<br />

te Sneek. 572<br />

Harlingen , heeft vier (luizen.<br />

94, De imvooners hebben<br />

i nog


S L AD W Y Z E R<br />

flog gevoel van de zwaare<br />

ftormvvinden van 1775 en<br />

1776. 10 r. Wanneer eene<br />

Stad geworden. 393<br />

HARNS (DOUWE van) doorfteekt<br />

den Zoon van Sikke<br />

van Gratinga. 330. Het Sioc<br />

van den eerften wordt belegerd<br />

en hy met wyf en kinderen<br />

omgebragt. 331<br />

HARON, Hertog van Oostfriesland,<br />

bedwingt Diederik, die<br />

zich voor Koning van Westfriesland<br />

had opgeworpen. 208<br />

HARWEISMA , (AALTSE) zie<br />

KAMMINGA.<br />

Haskerdyk (de) fchiet tusfehen<br />

Haskerland en jEngwirden<br />

door. 83<br />

HEEMSTRA ('t huis van FÜYE)<br />

te Dokkum wordt geplonderd.<br />

5+7<br />

HELBADA fj JUCKE ) brengt Douwe<br />

Ropta eene doodelyke wonde<br />

toe. 436. Sneuvelt met vier<br />

der zynen te Hoogebeintum,<br />

438. Zyn Zoon wreekt zich<br />

deswegen, 438<br />

HENKIK de LESUW, ziet zyne<br />

pooging, om wraak over den<br />

dood van zynen Overgrootvader<br />

te neemen , door de<br />

Friezen verydeid. 344<br />

HENRIK f Keizer) zoekt den<br />

inwendigen bloei des lands<br />

te bevorderen, en de Noormannen<br />

te beteugelen. 281<br />

HENRIK (Keizer) de IV, geeft<br />

Oosiergo en Westergo aan den<br />

Bisfchop van Utrecht, 305<br />

HENRIK , Hertog van Saxen ,<br />

wordt door de Friezen verfla.<br />

gen.<br />

1<br />

314<br />

HEWIUK (Keizer) de V, be­<br />

vestigt het gefchenk door zyri<br />

Vader aan de Utrechtfche<br />

Kerk gedaan. 317<br />

Herfst (in den) heeft men<br />

in <strong>Friesland</strong> veeltyds dampig,<br />

en regenachtig weder, ea<br />

ook wel eens hevige ftorm.<br />

winden, uit het Westen en<br />

Noordwesten, tot nadeel der<br />

Zeedyken. 101. Somwylen<br />

heeft men 'er eenen droogen<br />

Herfst. 101. Deeze is zeer<br />

nuttig , en wordt voor een<br />

gunftig voorteken van een<br />

volgend vruchtbaar jaar gehouden.<br />

io2. Dit jaargetyde<br />

was hier oudtyds onbekend.<br />

119<br />

HERKULES (de Pilaaren van)<br />

heeft men op Ameland gehad.<br />

17. Deeze Herkules was niet<br />

de Herkules der Grieken, en<br />

de pilaaren ilegts natuurlyke<br />

hoogten. jg<br />

HERMANA, (HESSEL) gaat de<br />

Noormannen kloekmoedig te<br />

keer. 275<br />

Hertogen van <strong>Friesland</strong> opgeteld.<br />

170. Onder hunne regeering<br />

zou <strong>Friesland</strong> zeer in<br />

magt hebben toegenomen 171<br />

HIDDEMA (GOSLLNG) raakt gevangen,<br />

en wordt weder geflaakt.<br />

^gj<br />

HIGT, was den beroemden Rotgans<br />

, in Poëzy, op zyde.<br />

167<br />

Hindeloopen. Hier gebruikt men<br />

nog de oude landtaal 160.<br />

Wanneer eene Stad geworden.<br />

4 I I<br />

Hindelooper zyl' (de) voert<br />

veel binnenwater naar Zee.<br />

9


der voornaam/Ie Zaaken.<br />

Historie (de oude) der Friezen<br />

is duister en onzeker. 16 9<br />

Honderdmannen (de~) der Ou­<br />

den dienden den Opperhoofden<br />

in den oorlog tot befcherming<br />

en in vrede tot raad.<br />

127<br />

Hongersnood dringt de Friezen<br />

om graanen van elders te haalen.<br />

180. Wordt gevolgd van<br />

eene pestziekte. 29a<br />

HoNoiuus, zie AUKADIUS.<br />

t<br />

I \N, opvolger van zynen Vader<br />

Floris derf V. 431. Wordt<br />

door den Bisfchop van Utrecht<br />

, met hulpe der Friezen,<br />

befprongen. 43«- Verdraagt<br />

zich met den Bisfchop.<br />

4^3. Bevestigt de vryheden<br />

en voorrechten van Stavoren.<br />

435. Wordt opgevolgd door<br />

Tan van Avennes. 439<br />

TAN van HENEGOUWEN wordt<br />

door de Friezen verflagen.<br />

491<br />

T A N van AÜKEL, Bisfchop van<br />

Utrecht , dwingt de Steenwykers<br />

en Stellingwervers tot<br />

onderwerping. 5°7<br />

T . r TAirr.i- "V ts een van<br />

fchuldbekentenis , wordt niet<br />

te min beneffens zynen Neef<br />

in een tweegevecht doodelyk<br />

gewond. 289<br />

JONGEMA (SJAAIID) maakt eenen<br />

aanflag op het Stins van Hiddema<br />

te Nieuwland ; doch<br />

wordt afgeweezen. 587<br />

JouLSMAChet geflagt van) is<br />

zeer beroemd wegens den<br />

tegenftand , dien het den<br />

Noormannen heeft beweezen.<br />

282<br />

JOVINUS , Overfte van Keizec<br />

Valentiniaan, verflaat de Overryufche<br />

Volkeren. 213<br />

Italië, verfcheiden Jongelingen<br />

van Adelyken huize begeeven<br />

zich derwaards, en komen<br />

over Engeland weder te huis,<br />

daarze met blydfchap verwei •<br />

komd worden. 284<br />

JULIAAN , bygenaamd de afvallige,<br />

behaalt meer dan eene<br />

overwinning op de Franken,<br />

an. Zendt Charictto ter beteugelinge<br />

der Quaaden.<br />

212<br />

Juliaans Vloed (de) is zeer<br />

nadeelig voor <strong>Friesland</strong> , vol •<br />

gens 't getuigenis van U.<br />

Emmius. 351<br />

JUWINGA (Juw ), van Bolswerd ,<br />

woi dt, by 't ontfleeken van<br />

den oorlog tegen Hertog<br />

de hoofden der Vetkoopers.<br />

54 6<br />

Albrecht, lot veicneer verkooren.<br />

5 "5- Keu." eenen<br />

Jerufalem of Gerkeshlooster. 351 Veldflag zeer gwaarlyk 536,<br />

JONGEMA (de Geflagten van)<br />

en Enckema krygen een hevig<br />

verfchil. 288. Jongema<br />

verdedigt zich voor den<br />

Rechter, eu Enckema doet<br />

Qq 3<br />

Zyn raad verworpen zynde<br />

verdeelt hy 't Leger in drie<br />

hoopen. 537- Sneuvelt met<br />

zeer veele Edelen iu den<br />

flag. 539


B L A D W y Z E R<br />

K.<br />

K, k-Aitrs . is de ' orwolo-pr won<br />

. Tiberius. j^p<br />

KAMMINGA , (GERBERT) wordt<br />

bedektelyk gevangen genomen,<br />

door R. Wibalda en A. Harweisma,<br />

en weder geflaakt.<br />

„ 421<br />

KAMMINGA, (TIETE) biedt Worp<br />

Ropta de hand ten nadeele<br />

van Juxke Helbada. 438<br />

KAMVIINGA , (REIKIER) Pote-<br />

• ftaat van <strong>Friesland</strong>, flaat en<br />

verdryfc de Noormannen ,<br />

doch krygt eene wonde, daar<br />

hy aan fterft. 4 ; 2<br />

KAMMIN CA , (RIENK van) Abt van<br />

Oudel.iooster, voert' oorlog,<br />

zo tegen Juw Juwinga van<br />

Bolswerd en andere Vetkoopers,<br />

ais ook tegen die van<br />

Ludingakerk. 520<br />

Kammingaburg. 394<br />

KAHAUSIUS, 'S'Keizers Admiraal,<br />

gedraagt zich kwalyk, fteekc<br />

over naar Brittannie, en doet<br />

zich voor Keizer uitroepen.<br />

203. Noodzaakt Konftantius<br />

tot het fluiten van een Ver<br />

drag. 205<br />

KAREL de GROOTE, maakt <strong>Friesland</strong><br />

tot een wingewest. 172<br />

Brengt de zaaken hier te iande<br />

te recht, en maakt de Friezen<br />

afhangklyk van 't Frahkifche<br />

Ryk. 240. Bedwingt<br />

daarna de Saxers; doch door<br />

zyne daarop gevolgde afwee.<br />

zigheid is dit van kleinen<br />

duur. 241. Berooft de Saxers<br />

cn Friezen van 't erfrecht op<br />

de ouderlyke bezittingen. 243,<br />

Yvert zeer voor de verbrei,<br />

ding van 't Christendom. 243.<br />

Heeft veel moeite • met de<br />

Saxers en Friezen ,244. Treft<br />

een Verdrag met de Saxera<br />

en mezen. 245. Geeft hun<br />

eenige Wetten en Laudrechten.<br />

247. Ontvangt zonderhnge<br />

eerbewyzingen van de<br />

Friezen te'Rome, 347. Handelt<br />

Vruchteloos met "de Deenen<br />

over vrede. 2-4. Trekt<br />

met een magtig Leger op<br />

tegen de Deenen. 255. Doet<br />

zynen Zoon Lodewyk tot<br />

Opvolger verklaaren. 256<br />

Veel valt 'er tot zynen Lof<br />

te zeggen.<br />

KA<br />

JVIaii TFJ,<br />

* ei<br />

'> wordt door<br />

Raaboud overwonnen, doch w<br />

is gelukkiger in een tweede<br />

treften. 2 2 7. Bevecht en<br />

overwint de Friezen in hun<br />

eigen land. 231. Doet hetzelve<br />

_ afloopen , en dwingt<br />

• de Snezen tot onderwerping.<br />

KAROLOMAN, brengt de Safe!<br />

en tnczen tot reden. 2o,<br />

RASPAS RO B L E S, H T „ V *<br />

Büly: aan deezen heeft<br />

friesland veel verpligtinj* ten<br />

aanzien der Zeedyken. 7 I.<br />

^ulks is vereeuwigd door een.<br />

fteenen Gedenkzuil. 72. Deeze<br />

vervallen zynde, i s daar<br />

voor eene andere opgerecht<br />

door den Graave • van Waslènaar<br />

Twickel, Grietman van<br />

Franekeradeel. , 4<br />

Kaucben (de) ftrpopen ter Zee.<br />

198


der voornaam/Ie Zaaken.<br />

Keherryk (de verdeeldheden van<br />

der lang genot van deeze gift<br />

'O hebben grooten invloed op<br />

te hebben. 305<br />

KOENRAAD (Keizer) de Ilï,<br />

den ftaat deezer landen. 460<br />

geeft de FriefcheGraaffchappen<br />

Klaarkamp, deszelfs Abt heeft de<br />

aan den Bisfchop van Utrecht.<br />

voorzitting op de Landsver­<br />

333. Bevestigt de gedaane gifte.<br />

gaderingen. . 351. De Mon­<br />

338. De Giftbrief van beniken<br />

fteeken de Foswerder<br />

vestiginge verfchilt eenigzins<br />

Kérk in brand, dat vier van<br />

van dien der voorgaande ver-<br />

hun het leeven kost. 548.<br />

fchenjunge. 34»<br />

Verzoenen zich met die van<br />

Foswerd. 54, Koeverden, 't Kasteel der Stad<br />

beinagtigd door den afgezet-<br />

KLAUDIUS , opvolger van Kaliten<br />

Slotvoogd. „ 3 39<br />

aula , doet eenen togt tegen<br />

de Britten. 180. Neemt geen<br />

KOMMODUS, zendt Klodius Al-<br />

genoegen in 't bedryf van<br />

binus tegen de Friezen. 194<br />

Korbulo. ÏSI<br />

Koningen (de) van <strong>Friesland</strong><br />

worden gezegd negen in getal<br />

Kleeding, zie Friezen.<br />

geweest te zyn. 17<br />

Kleigronden vindt men jn verfcheiden<br />

Grietenyen van <strong>Friesland</strong>.<br />

. f4<br />

Kloosters in <strong>Friesland</strong> gefticht,<br />

als dat van Ludinga Kerk. 345.<br />

v a n<br />

van ' Mariëngaard. 347u<br />

i t d i t<br />

Klaarkamp. 35°-<br />

Iaatfte fpruiten weder andere.<br />

351. Van Lidlum. 37. van<br />

Bajum. 358- Verrykt door<br />

de verarminge veeier Landzaaten.<br />

373- Aula Dei. 402.<br />

Gerkesklooster. 403. Buweklooster.<br />

405. Aanjum, 411,<br />

Franjum. 414. Minderbroeders.<br />

A15. -Karniely terklooster.<br />

481. Thabor. 572<br />

KLOVIS , Koning der Franken,<br />

zoekt de paaien van zyn gebied<br />

uit te breiden. 216.<br />

Wordt gedoopt, en legt den<br />

grond tot verbreiding van 't<br />

Christendom. 217<br />

KOENRAAD , Bisfchop van Utrecht<br />

, verkrygt het Graaf-<br />

. fchap Stavoren. 300. Wordt<br />

" ook met dat van Oostergo en<br />

Westergo befchonken, zon­<br />

1<br />

KoNOVi.LLA, Dogter van Adgillus<br />

den II, eene deugdzaame<br />

Vrouw, en getrouwd in 'c<br />

huis van Adelen. 271<br />

KONSTANS brengt de Franken<br />

tot reden, en neemtze aan in<br />

bondgenootfehap van het Ryk.<br />

210<br />

KONSTA~-TYN de GROOTE, verflaat<br />

de Franken. 206. Begeeft<br />

zich naar Rome ter beteuge'inge<br />

van Maxentius;<br />

doch keert van daar te rug<br />

naar Gallië, en flaat de Franken,<br />

207. Sterft «in 't jaar<br />

337-<br />

2 1 0<br />

KOSSTANTIUS CHLORUS , verovert<br />

Bouiogne, vertlaat de<br />

Friezen, en voert veelen van<br />

hun naar elders. 204.. Wordt<br />

genoodzaakt Brittaunie af te<br />

ftaan aan Karaufius. 205<br />

KORBULO, handelt met de Frie­<br />

l 8 r<br />

zen. „,<br />

Kreupel en Kreil, bosfchen tusfehen<br />

Stavoren en Enkhuizen,<br />

8. In dat van Kreil zou men<br />

q 4


B L A D . W Y Z E R<br />

oudtyds zeer zwaare boomen ringen der Ouden befchree­<br />

gehad hebben. 69 ven, 126-123<br />

Krygsbevelbebbers (de) waren Landhuizen, zie <strong>Friesland</strong>.<br />

fomwylen van de Koningen Landiadl , (de Friefche) heeft<br />

onderfcheiden, en werden in<br />

groote overeenkomst met het<br />

de Landsvergaderingen ver-<br />

Engelsch. 156. Voorbeeld<br />

kooien. I 2 7 van owereenkomfte. 157.<br />

Kruisvaarten (de) neemen een<br />

Daar over verdient S. A,<br />

begin. 310. Krygen grooten<br />

Gabbema geleezen te wor­<br />

toeloop en daaronder veele<br />

den. 159. Kundige Engelfchen<br />

Friefche Edelen. 311. De<br />

ontkennen zulks niet. ifp.<br />

gevolgen zyn voor <strong>Friesland</strong><br />

Deeze L<br />

van veel belang. 312. De<br />

drift ter onderneeminge van<br />

dezelve gaat zeer verre. 382.<br />

Worden gepredikt door Olivier<br />

van Keulen. 383. De<br />

Friezen fpeelen eene voornaame<br />

rol in deize buitenfpoo»<br />

righeden. 384. Die van<br />

Oostergo inzonderheid. 385.<br />

De Kruisvaarten gaan fleeds<br />

a<br />

ndtaal wordt niet<br />

overal gebruikt. 160. 't Is te<br />

vreczen datze eerlang geheel<br />

zal verlooren raaken. ,61<br />

Lauwers, in 't Latyn Lau.<br />

bachus , Laubacus , en ook<br />

wel Lavica of Laveca genoemd<br />

, deeze ftroom is<br />

thans van weiriie belantr. 1.1<br />

Leeuwarden , wordt , na beklommen<br />

en in brand gefteeken<br />

te zyn, ia 't recht om<br />

Lyfflrafïen te oeffenen bevestigd.<br />

526. 't Jakobiner<br />

Klooster krygt van Hertoge<br />

Albrecht belofte van befcherminge.<br />

532. Gegeeven aan<br />

Gerrit Kamminga. 561. Kerkelandraad<br />

hier gehouden.<br />

voort. 395. ür wordt eene<br />

tegen de Stadingers gepreekt<br />

en uitgevoerd. 39Ö. Staan<br />

geenszins ftil. 410. De Friezen<br />

laaten 'er zich, door 't<br />

preeken van zekeren Gerard,<br />

ligtelyk toe beweegen. 417.<br />

Elk moet zich daartoe van den<br />

bepaalden voorraad voorzien.<br />

418. De ongelukkige uitflag<br />

wordt gevolgd van binnenlandfche<br />

verdeeldheid. 410<br />

Kuinder of Tjonger , deszelfs<br />

oorlprorg en loop. 26<br />

Kuinderdyk (de) dient om het<br />

water van dien ftroom te<br />

bedwingen. 2^<br />

Leye (de) was oudtyds de<br />

uitwatering van Ferwerderadeel.<br />

9 3<br />

Lemjierzyl,- (de) is van zeer<br />

veel nut , zo tot ontlasting<br />

van 't binnenwater als tot de<br />

uit - en invaart van veele<br />

fchepen. pp<br />

pende of Linde , derzelver oor­<br />

JU<br />

fprong en loop. 3


IIAÜKEMA , ( EELKE ) Abt<br />

van LWlum, voert oorlog<br />

tegen fommige Edelen , verbetert<br />

de Gebouwen van<br />

't Klooster , brengt verfcheiden<br />

Kerken onder deszelfs<br />

gebied , en beftraft de<br />

ongebondenheid zyner Konverfen<br />

; doch wordt daarom<br />

van hun gehaat en omgebragt.<br />

482. De moordenaars<br />

gevangsn en naar verdienlte<br />

geftraft. 4^5<br />

Llüumer Klooster gefticht. 357.<br />

Deszelfs Abt fticht een Uithof<br />

te JBoxum. 374. Voltrokken<br />

door Hoite van Winfum.<br />

411. Verkrygt veele bezittingen.<br />

415<br />

Lisfabon veroverd. 343<br />

Liten, de derde en geringfte<br />

der drie Staaten, waar in liet<br />

Volk oudtyds verdeeld werd.<br />

4er voornaam/Ie Zaaken.<br />

139<br />

LODEWYK , opvolger van Karei<br />

den Grooten , hcrüelt de<br />

Friezen in 't Recht op hun<br />

Vaderlyk erfgoed. 260. Waarby<br />

hy zich niet kwalyk vindt.<br />

270<br />

LODEWYK de IX, is een groot<br />

voorftander der kruistogten.<br />

416. Zendt her waards zekeren<br />

Gerard om dezelve voorttezetten.<br />

417<br />

LODEWYK, (Keizer) befchenkt<br />

Reinoud den II. met <strong>Friesland</strong>.<br />

487. Verlydt zyne Gemaalinne<br />

met Holland , Zeeland<br />

en <strong>Friesland</strong>. 496- Verklaart<br />

zynen Zoon Willem<br />

tot haaren Opvolger. 498<br />

LOON, (de Graaf van) trouwt<br />

met Ada. 3Ó8. Wordt ge.<br />

noodzaakt naar zyn Graaffchap<br />

van Loon te vertrekken.<br />

371<br />

LOTHARIUS, (Keizer) neemt<br />

der Utrechtfche Kerk het<br />

Graaffchap Oostergo en Westergo<br />

af, dat fchenkende aan<br />

Holland, tot blykbaar onge-<br />

• Boegen der Friezen. 319.<br />

Maakt groote verandering in<br />

de Rechtsplegingen. 332<br />

Lucbtsgefteldbeid van Fries,<br />

land, is taamelyk getemperd.<br />

100<br />

LUDGER, (de Heilige) hasi<br />

tot zyne moeder Laarburg,<br />

welke by haare geboorte op<br />

Qq s<br />

eene zonderlinge wyze by t<br />

leeven werd behouden. 113.<br />

Predikt het Euangelie omtrent<br />

Dokkum. 238. Wordt Monnik<br />

in Italië, 258<br />

LUDIGMAN , ( FOKKE ) beveiligt<br />

de Zeekusten. 275<br />

LuDiNOAKEiiK , (het Klooster<br />

van ) wordt gefticht , en<br />

verkrygt eenen Overfte van<br />

dt-n Bisfchop van Utrecht. 34 5.<br />

Door Rykdora verdertelen de<br />

Broeders. 337- Bezit veel<br />

lands te Weidum. 373. Doen<br />

eene Graft graaven tusfehen<br />

Vlieland en Terfchelling door.<br />

376. Wordt met Texel en<br />

Vlieland befchonken. 390<br />

LUINE, (ter) door de Friezen<br />

gebouwd. 541. Ingenomen.<br />

561. De Graaf van Oostervant<br />

vertoeft hier wel zes<br />

wecken. 562<br />

M. Ma.


B L ' A D W Y . Z. E R<br />

M.<br />

Mag iflraatsperfoonen , wien<br />

de bediening des rechts ,<br />

onder voorzitting van den<br />

Graave , was toebetrouwd.<br />

266<br />

MAGNENTIUS , werpt zich op tot<br />

Keizer. . 2io<br />

J&S&kkuln, (te) had men eertyds<br />

twee Sluizen, doch<br />

" thans maar eene, 95<br />

•MALOKIX , Regent van <strong>Friesland</strong><br />

by 't leeven van Nero.<br />

:26. 182. Zie Verritus.<br />

MANARMiiNTs, (de haven van)<br />

was digt by Rauwerd. 17<br />

MANKUS, wordt gehouden voor<br />

den naam der Maan in oude<br />

tyden. I 2 0<br />

Mantgum , (die van) geeven<br />

zeer veel lands aan Oudeklooster.<br />

374,<br />

MAÜ0ARE5.T, Gemaalinne van<br />

Keizer Lodewyk , wordt met<br />

<strong>Friesland</strong> ' verlyd. 496. Zy<br />

zoekt zich op de Friezen te<br />

wreeken over den dood van<br />

• haaren Broeder. 497<br />

Marisngaard , (het Klooster<br />

van") Wordt gefticht -. 347,<br />

Koopt het eiland Marken<br />

voor de helft. 400<br />

MA&TEKA { HESSEL ) Duko's<br />

Zoon, wordt van den Keizer<br />

grootelyks in waarde gehouden.<br />

354<br />

PI-TARTI-NA (HESSI-L) laat zich<br />

bezwanrlyk beweegen om de<br />

waardigheid van Poteftaat te<br />

aanvaarden 443. Verdryft de<br />

Hollanders ; ook ftceken ,<br />

met zyne tocftemminge, veele<br />

Friezen over naar Enkhatzen,<br />

daarze grooten moedwil<br />

aanrechten. 444. Zyn dood<br />

is van nadeelige gevolgen.<br />

4Sö<br />

MAXIMMNUS HEEKULIUS, heroïek<br />

de rust in Gallië. 201.<br />

Zet veele Franken, Friezen,<br />

Kauchen en anderen over in<br />

de landen der Friezen en<br />

Nerviers. 202. Wordt tot<br />

Ryksgenoot verheven. 204<br />

MAXIMINUS, loopt hier te lande<br />

groot gevaar zyns leevens.<br />

ips<br />

Medenblik , door wien gefticht.<br />

208<br />

Meeren (de) beloopeu over<br />

de twintig , waarvan de<br />

voornaamfte worden opgeteld<br />

, welke van veelcrlei<br />

visch voorzien zyn, en van<br />

Watervogelen krielen. 67<br />

Mi-.LA ( POMPONIUS ), zyn verhaal<br />

wegens den loop des<br />

Ryns ftrydt niet met het<br />

daarvan gegeeven verhaal.<br />

11<br />

MHNAPIEES , waar gewoond<br />

hebben. 212<br />

Middelzee (de) recht groote<br />

verwoestingen aan. 3=;. Wordt<br />

allengskens verftopt; doch.het<br />

begin en de voortgang dier<br />

verftoppinge valt moeielyk<br />

aan te wyzen, 41. Dezelve<br />

ftrekt tot verbetering van<br />

<strong>Friesland</strong>. 42, Wordt van tyd<br />

tot tyd meer verftopt. 401<br />

MINNEMA ( WYBE ) wordt gevangen<br />

en weder in vryheid<br />

gefield. 584<br />

Mimeitsga , lydt veel by<br />

den


den hoogen vloed van 805.<br />

250<br />

MosracMge aarde is in verfcheiden<br />

laage oorden van<br />

<strong>Friesland</strong> te vinden. 54<br />

Molqneerum, gebruikt nog de<br />

oude Landtaal. 160. De<br />

Friezen liaan zich hier neder,<br />

561. Wordt door hen verfterkt,<br />

56S<br />

Molqueerumer-Zyl (de) ontlast<br />

yeel water naar Zee. 96<br />

Munnike-Zyl (de) is gelegen<br />

in Kollumerland. 84<br />

der xoornaamjle Zaaken,<br />

283. Derzelver invallen' hiej<br />

te'lande loopen ten einde.<br />

291. Waagen weder eene<br />

kans op <strong>Friesland</strong>; doch worden<br />

verdreeven. 441<br />

Noordzee (de) valt eerst fterkst<br />

in het Vlie; daarna in het<br />

Boerdiep; verkrygt eene nieu.<br />

we opening tusfehen .Vlieland<br />

en Terfchelling , en neemt<br />

veele Dorpen enz. weg. ia»<br />

N.<br />

Nederlanden (een goed deel<br />

der) komt onder het Duitfche<br />

Keizerryk.<br />

a<br />

O DILËALD , Hertog der Frie*<br />

zen, bedwingt de Westfaalen.<br />

CIO<br />

ODULFUS , fticht een Klooster te<br />

Stavoren, naar hem St. Odulfs<br />

klooster genoemd. 272. Het<br />

79 zelve verkrygt andere inwoo-<br />

Nederjaxers, vallen in Gallie,<br />

ners. 321. Inhoud van den<br />

doch worden bedwongen. 241<br />

Giftbrief, dienaangaande. 322.<br />

Nano, ten zynen tyde waren<br />

. Kapellen toc.de Kerk van St.<br />

Verritus en Malorix Regenten<br />

Odulfus behoorende.324. Ge*<br />

van <strong>Friesland</strong> 126, 184 melde Giftbrief wordt door<br />

NERVA brengt de Friezen ander- eene Bulle van den Paus be <<br />

maal onder't juk. 193 vestigd. 326. Wordt met Wie-<br />

Nieuwe zylen (de) heeft men ringen befchonken. 399. Ver­<br />

by Engwierum. 85. Zyn krygt de meeste landen van<br />

aangelegd in den jaare 1729, Urk. 446. 't Klooster worde<br />

en hebben gekost 298000. 86. door de Enkhuizers in brand<br />

Ter gedachtenisfe daarvan is gedoken. 416, Aan de Zuid-<br />

eene fteenen Pyramide opgezyde opgetimmerd. 468<br />

recht. 87<br />

Offeren (de tivist om den voor-<br />

Noordjcbe volkeren (de~) geeven<br />

rang in 'f) geeft aanleiding tot<br />

door hunne invallen aanleiding<br />

het bouwen van veele Ker­<br />

tot het aanftellen van Graaven<br />

ken , Kapellen en Dorpen,<br />

enz. 45. Worden verflagen<br />

362<br />

en verjaagd. 275. gelyk pok<br />

OLAUS, Veldheer der Deenen,<br />

door Keizer Henrik. 282.<br />

door de Friezen verflagen,<br />

. Eenige van derzelver geflagten<br />

253<br />

blyven bier te lande woonen.<br />

QUs.<br />

O,


B L A D W Y Z E R<br />

Oldeklooster of Bloemkamp. 351. waaronder zekere inkomfters<br />

Oorfprong van 't zelve. 359 uit Ternaard behooren. 28S<br />

OLENNIUS, verwekt de Friezen Oude- en Nyemarden, door de<br />

door zyne ftrengheid tot op» Hollanders plat gebrand. 474<br />

{tand. 178. Wordt genoodzaakt<br />

te vlugtcn. 179<br />

P.<br />

Oostend'!, eertyds eene Siad<br />

van <strong>Friesland</strong>. 5<br />

Oostergo, een der deelen van "Paalwormen, (de) doengroo*<br />

<strong>Friesland</strong>. 52. In 't Latyn te fchade aan het paalwerk.<br />

Auflrachia genoemd. 231. 77, Hier door valt men op<br />

. ï Sluit een Verdrag met die van het denkbeeld om balfteenen<br />

Groningen. 465. Deszelfs voor de paaien langs te leg­<br />

onderwerping aan Graave Wilgen. 78<br />

lem den 111. is twyffelachtig. Pcezens, ook wel Donger ge­<br />

480 heeten , oudtyds een ver*<br />

Oppergezag (het) is in Fries­ maarde Vliet. sg<br />

land by 's Lands Staaten, die Palestina, derwaards begeeven<br />

onder verfcheiden benaamin- zich veele Engelfchen en<br />

gen voorkomen. 258. Hunne Friezen. 419<br />

vergaderingen werden niet PETRI (SUFFRIDUS), zyn ver­<br />

altyd op dezelfde plaats gehaal wegens den oorlprong<br />

houden. 25a der Friezen is niet waarfchyn­<br />

. Opperhoofden, zyn onderfcheiden lyk. • 2<br />

van de Koningen. 127 PIPYN , beoorloogt en overwint<br />

Opjlalhoom, een hoog ftuk land de Friezen. 224. Bedient<br />

naby Aurik. 128. In eene zich van Willibrord om de<br />

vergaderinge, daar gehouden, Friezen te bekeeren. 22J.<br />

maakt men eenige wetten en Vèrflaat de Friezen , waarna<br />

bepaalingen. 455. Hier wor­ 't Euangelie wyd en zyd<br />

den twee vergaderingen ge­ verkondigd wordt. 227<br />

houden , in welker eerfte wei. PIPYN de KORTE , wordt door<br />

nige Friezen verfchynen. 471. Bonifacius tot Koning gezalfd.<br />

In de tweede, daar men meer<br />

234<br />

Friezen heeft, wordt befloo-<br />

Placentia, groofe verbaasheid<br />

ten 's Lands vryheid te handhaaven.<br />

473<br />

binnen deeze Stad, 185<br />

PLINIUS , geeft eene ongunftige<br />

. OTTO (Keizer) befchenkt Bis­ befchryving van de gefteldfchop<br />

Balderyk met de vrve heid des lands, 22. Oordeel<br />

jagt in Drenth en de Zeven­ van U. Emmen over deeze<br />

wouden. 285. Begiftigt het befchryving. 23. Zyn getui­<br />

Aartsllift Maagdeburg met genis wegens de Terpen. 38<br />

eenige goederen in <strong>Friesland</strong>, Porpo , een Friesch Edelman „


getrouwd met eene Nigt van<br />

Redboud en deszelfs Veldheer.<br />

228. Wordt van fommigen<br />

ook voor zyn'Opvolger<br />

gehouden. 230<br />

POSTHUMUS, (JUNIUS) behaalt<br />

meer dan eene overwinning<br />

op de Friezen. 198<br />

Totefiaat , wat aanleiding gegeeven<br />

hebbe tot het verkiezen<br />

van dezelve. 251, 263.<br />

Dit aanzienlyk ampt werd<br />

fomwylen door meer dan een<br />

perfoon bekleed. 264. Waartoe<br />

dit ampt ftrekte. 265.<br />

Op datze hunne magt niet<br />

zouden misbruiken , werd<br />

hun een Mederaad van achttien<br />

of meer Rechteren toegevoegd.<br />

265. Hoe zy verkoo'<br />

zen en in hun ampt bevestigd<br />

wierden. 266. Zyn ouderhoorigen<br />

des Keizers, en hebben<br />

eene zeer bepaalde magt.<br />

280. Deeze waardigheid door<br />

S. Dekama, G. Hanya en O.<br />

Bottinga van de hand gevveezen<br />

zynde , verkiest men<br />

twee Poteftaaten teffens, een'<br />

voor Oostergo en een' voor<br />

Westergo. 544<br />

der voornaamfle 7.aaken«<br />

Q^uaaden , door de Saxers<br />

uitgezonden tegen de Romeinen.<br />

2 1 1<br />

QUISTILIUS VARUS , zie Romeinen,<br />

R.<br />

RADBOUD , wordt door Pipyn<br />

overwonnen , en heeft veel<br />

te lyden van de Noormannen.<br />

224. Is afkeerig van 'c<br />

Christendom. 225. Wordt<br />

door Pipyn verflagen. 226.<br />

Vervolgt en verjaagt de verkondigers<br />

van 't Christendom.<br />

227. Overwint Karei Martel.<br />

027. Wordt door Karei geflagen,<br />

onderwerpt zich aan<br />

den zeiven. 22H. Weigert<br />

zich te laaten doopen, 229.<br />

Durft echter geene middelen<br />

van geweld ten nadeela<br />

van 't Christendom gebruiken.<br />

229. 't Is niet ztkei' wie zyn<br />

opvolger geweest zy. 230<br />

RADBOUD de II, volgt op zynen<br />

Tracht (de) is in <strong>Friesland</strong> Broeder Gondebaid in de Re­<br />

niet zo groot als wel elders. geeringe , en is een geflagen<br />

146 vyand van »'t Christendom.<br />

Triesters (de) hadden oudtyds 235. Heeft waarfchynlyk 'da<br />

groot gezag in de Landsverga. hand gehad in 't ombrengen<br />

1 2<br />

dêringen.<br />

9 van Bonifacius, 336. Dit<br />

Trinfen van <strong>Friesland</strong>, opge­ kwam hem duur te ftaan. 237<br />

noemd. '7° RADBOUD, een afftammeling uit<br />

PR OBUS , een kloekmoedig het Koningklyke geflagt van<br />

Vorst , doet een' togt tegen dien naam , wordt Bisfchop<br />

. de Germaanen. 199 Over­ van Utrecht. 277. en wegens<br />

valt cu Haat de Franken. zyne geleerdheid en godvrucht<br />

zeer geroemd, 278. Ook<br />

199<br />

wordea


Ë L A D W Y Z E R<br />

worden hem wonderen en<br />

voorfpellingen toegefchreeven.<br />

278<br />

Rechtsgebied ( het ) en gedrag<br />

der Geestelyken in <strong>Friesland</strong>.<br />

433<br />

RÊGAIZUS, zie ASKAUICÜS.<br />

Regeering, tusfehen de oude en<br />

hedendaaglche is eenige overeenkomfte.<br />

268<br />

REINALDA, (SAKE) groot vooritander<br />

der Friefche vryheid,<br />

. komt voor als Poteftaat. 355<br />

REINOUD , Graaf van Gelder,<br />

wordt door Keizer Rudolf met<br />

<strong>Friesland</strong> befchonken. 430.<br />

Doet vooreerst geene poogingen<br />

om deeze gifte in kracht<br />

te ftellen. 431. Smeedt een'<br />

aanflag op <strong>Friesland</strong>. 460. Behaalt<br />

eene overwinning op de<br />

Friezen. 470<br />

REINOUD dé II , Graaf van<br />

Gelder, befchonken met <strong>Friesland</strong><br />

, doet geene moeite om<br />

daar eenig gezag te oeffenen.<br />

488<br />

RICHOLD de II , Koning der<br />

Friezen. 217. Noodzaakt de<br />

Deenen deeze landen te ruimen.<br />

2i8<br />

Ryn { de) krygt door Drufus<br />

graft een vryen loop door<br />

deeze landen. 8. Verdeelt zich<br />

in twee takken , welker eene<br />

iu het Boerdiep valt, terwyl<br />

de andere tusfehen Texel en<br />

Vlieland in de Noordzee ftort.<br />

j, 9, 10<br />

ROBERT de FRIES, trouwt met<br />

de Weduwe van Floris den<br />

IV, en raakt in oorlog met<br />

zynen Broeder Boudewyn den<br />

VI. 295 Vlugt naar Vlaandéren.<br />

298. Noodzaakt den<br />

Utrechtfchen Bisfchop tot afftand<br />

der betwiste landen.<br />

301<br />

Romeinen (de) hebben 't<br />

Boerdiep bevaaren. 13. Zyn<br />

digt by de Eilanden geweest.<br />

19. Worden aangetast<br />

van de Scorbut. 19. Dit<br />

ongemak is niet toe te fchryven<br />

aan 't drinken Van 't<br />

water uit zekere fontein. 20*<br />

Zy worden 'er van geneezen,<br />

door 'c Britenkruwd. 20. 't Is<br />

onzeker of zy de Friezen het<br />

maaken van Dyken geleerd<br />

hebben. 39 Krygen de nederlaag<br />

onder Qnintilius Varus.<br />

173. Laaten de Friezen<br />

in rust. i^ó<br />

ROPTA, (WORP) zoekt zich te<br />

wreeken op Jucke Helbada<br />

over 't Wonden van zynen<br />

Zoon. 436. Wat daaruit, zo<br />

op weg tusfehen Ferwerd en<br />

Marrum, als ook te Hooge*<br />

beintum, gebooren zy. 437<br />

Roptazyl, (de) gelegen in Barradeel<br />

, diende eertyds tot eene<br />

uitvaart voor de fchepen. 93<br />

RUÜOLF, Slotvoogd van Koe.<br />

verden, afgezet zynde , bemagtigt<br />

het Kasteel. 389. Wordt<br />

gevangen genomen en gerabraakt.<br />

390. Hieruit omftaat<br />

groote verbittering. 391<br />

RUDOLF van HABSBURG , beves.<br />

tigt de rechten en vryheden<br />

der Friezen. 421. Vermeerdert<br />

hun Landrecht met nieuwe<br />

artikelen. 421. Draagt gansch<br />

<strong>Friesland</strong> tusfehen 't Vlie en<br />

de


der voornaam/Ie Zaaken.<br />

de Eems op aan Reinoud<br />

Graave van Gelder. 43°<br />

S.<br />

Ssxe« en anderen verhuizen<br />

naar elders, 201. Vallen bezwaarlyk<br />

te beteugelen. 203.<br />

Zenden de Quaaden uit om<br />

in 't Leger der Romeinen te<br />

breeken. 21 r. Vereenigen<br />

zich met de Wilten en Sclaaven<br />

tegen de Romeinen. 213.<br />

Verhuizen naar Engeland. 213.<br />

Van tyd tot tyd gaan derwaards<br />

nieuwe bezendingen.<br />

216. Brengen 't grootfte deel<br />

der oude Britten om. 217.<br />

Staan op tegen het Frankifche<br />

Ryk, 22c. Rechten jammeriyke<br />

verwoestingen in <strong>Friesland</strong><br />

aan, 241. Onderwerpen<br />

Zich aan Karei den Grooten.<br />

242. Vallen wederom van<br />

hem af, en haaien de Friezen<br />

daartoe insgelyks over, doch<br />

tot hun beider ongeluk. 242.<br />

Worden wel onderworpen ,<br />

doch ftaan telkens weder op.<br />

244<br />

Scheepvaart (de) in <strong>Friesland</strong><br />

wordt zeer begunftigd door<br />

de veelvuldige wateren des<br />

lands.


Ë L A D W Y Z E R<br />

zich met die van Ysfelham<br />

tegen den Bisfchop van Utrecht.<br />

505<br />

Scbooterzyl, doorgaans de oude<br />

Scbooterzyl genoemd , ligt niet<br />

aan zee, maar in de Kuinder<br />

of Tjonger , en ontlast een<br />

groot deel der Zevenwouden<br />

van 't overtollige water. 99<br />

Sclaaven , waar gezeten. 213.<br />

Drieduizend van dezelve door<br />

honderd Friezen afgeweezen.<br />

336<br />

SEVERUS ( ALEXANDKR) wordt<br />

door zyn eigen lyfwachc omgebragt.<br />

195<br />

SICCAMA, zyne befchryving wegens<br />

den Aesga en Schelta.<br />

267, 268<br />

SIERSMA (Abt) maakt Grind<br />

vast. 8<br />

SIGFRID , Zoon van Graave Arnold,<br />

neemt zyne toevlugt<br />

tot Gosfe Ludigman, die hem<br />

vriendelyk omvangt, en aan<br />

hem zyne Dogter Tet ten<br />

huweiyk geeft. 287<br />

Sion. (bet Klooster) 351<br />

SJAARDEMA (SIKKE) wordt Poteftaat.<br />

397- Geduurende zyn<br />

bewind is 't land in taamely-<br />

. ken bloei. 398. Ontvangt<br />

een' brief van Koning Willem,<br />

en beantwoordt denzelven<br />

mannelyk. 409<br />

SJAARDEMA van Franeker laac<br />

den Abt van Lidlum gevangen<br />

neemen en vier Monniken<br />

dood flaan. 525<br />

Syndriucbt, aan Karei den Grooten<br />

toegefchreeven. 251<br />

Slaavcn, had men hier te lande<br />

voor de invoering van 't Christendom.<br />

140<br />

Slagtedyk (de) komt onder dö<br />

binnendyken eerst in aanmerking.<br />

79. Deszelfs eerfte aanleg<br />

en ftrekking. 80. Een andere<br />

dyk van denzelfden naam<br />

loopt door Utingeradeel. 83<br />

Sluis. Het overtollige water<br />

wordt door veele Sluizen naar<br />

Zee Ontlast. 65. De voornaamfte<br />

zyn de Munnike-,<br />

Nieuwe-, Ezuma-, Ropta-,<br />

Harlinger-, Makkumer-, Workumer-,<br />

Hindelooper-, Molqueerumer-<br />

, Stavorfche-, Taeke-,<br />

Lemfter- en Schooter.<br />

zylen. 84 — 90<br />

Sneeuw valt hier te lande zelden<br />

zo dik als wel elders.<br />

102<br />

STAATEN, zie Oppergezag, gebieden<br />

den Kloosterlingen<br />

hunnen onderlingen kryg te<br />

ftaaken. 548<br />

Staatsvergaderingen, (in de )<br />

bertaande uit Graaven, Grietmannen<br />

, Rechters enz. gaat<br />

het by tyden van vrede vry<br />

crdentelyk toe; doch in tyden<br />

van verwarringe wordenze<br />

gefcheurd, 262. Wie gerechtigd<br />

waren om daarop te<br />

verfchynen. 263<br />

Stavoren, is voorzien van twee<br />

Zylen, dienende zo wei tot<br />

nut van de vaart naar buiten<br />

als tot ontlasting van 't binnenwater.<br />

97. Lydt veel by<br />

fienen zwaaren brand. 290.<br />

Dertelheid van zekere ryks<br />

weduwe. 372. De voorrechten<br />

en vryheden der Stad<br />

bevestigd. 435. Draagt de<br />

landeryen van Urk op aan den<br />

Abt van St. Odulfus. 456-<br />

Verzoent


der voornaamste Zaaien.<br />

Verzoent zich met Graave<br />

Willem den III. 454- De<br />

rechten en vryheden der Stad<br />

worden door de Friezen erkend.<br />

461. Geeft een Zoenbrief<br />

aan die van Harderwyk.<br />

461. Is een voornaam lid van<br />

't Hanzeeverbond. 481. Erkent<br />

en huldigt Willem den<br />

IV, welk voorbeeld egter<br />

door de overige Friezen niet<br />

wordt gevolgd.488.Neemtdeel<br />

in den oorlog tusfehen Groningen<br />

en dé Ommelanden.<br />

489. Verkrygt nieuwe voorrechten<br />

van den Graaf. 499.<br />

Oproerigheid daar voorgevallen.<br />

490. Begeeft zich weder<br />

onder de gehoorzaamheid van<br />

Willem den V. foi. Verkrygt<br />

daarop de bevestiging haarer<br />

voorrechten. 502. Wordt afkeerig<br />

van den Bisfchop van<br />

Utrecht, f02. De naauwe<br />

verbintenis tusfehen Stavoren<br />

en den Graaf foiaakt den<br />

overige Friezen niet. 503.<br />

Erkent Hertog Albrecht voor<br />

Ruwaard. 508. Verkrygteeni•<br />

ge nieuwe voorrechten van<br />

de Koningen van Denemarken<br />

en Zweeden, 511. Sluit een<br />

verdrag met den Hertog van<br />

Gelder. 522. Verdryfc de<br />

Hollandfche bezetting. 544.<br />

Gaat over aan den vyand,<br />

550. Wordt door de Friezen<br />

belegerd. 5^5<br />

Stavoren , {die van) Bolswerd<br />

en Dokkum, rusten eene<br />

Vloot uit. 253<br />

Steden , (in de) nog geen af.<br />

't hoofd der Wethouderfchap<br />

een Adelyk perfoon , onder<br />

den naam van Hoveling en<br />

Olderman 26ï<br />

Stellingwervers (de) vernielen<br />

de onvoltooide fterkte van<br />

Bisfchop Gui, en belegeren<br />

daarna 't Slot te Vollenhove,<br />

doch worden geflagen. 447.<br />

Worden in den ban gedaan,<br />

449. Vereenigen zich met die<br />

van Ysfelham tegen den Bis»<br />

fchop van Utrecht. 505.<br />

Worden door den Bisfchop<br />

bedwongen. 507. Vallen we-<br />

• der van hem af, doch worden<br />

andermaal bedwongen. 508.<br />

Trekken voordeel uit het verbond<br />

tusfehen de Friezen en<br />

Groningers. 521. Onderwerpen<br />

zich, op 't voorbeeld der<br />

overige Friezen , aan Hertog<br />

Albrecht. 557- Krygen gefchil<br />

met den Bisfchop van Utrecht,<br />

welk door goede mannen<br />

beflecht wordt. 580. Het<br />

oude gefchil breekt weder op,<br />

en de Bisfchop valt in Stellingwerf.<br />

590. Tusfehen beiden<br />

wordt een verdrag getroffen.<br />

59X<br />

STYL ( S.) deszelfs oordeel<br />

over de gevolgen der Kruisvaarten.<br />

313<br />

Stinzen (van de oude") zyn maar<br />

weinige meer over. 146<br />

Strandfriezen, deeze naam is nog<br />

iu weezen. $<br />

zonderlyk Lid van Regeeringe<br />

e TACITUS, aangehaald wegens<br />

zynde, had men doorgaans aan<br />

n het maaken der Dyken. 30.<br />

Roeral<br />

r<br />

T.


B L A D W Y Z E R<br />

•Roemt de oude Friezen wegens<br />

hunne eerbaarheid, in. gelyk<br />

ook wegens 't niet te vondeling<br />

leggen hunner kinderen.<br />

112. Spreekt van 't<br />

geenze op hunne gastmaalen<br />

deeden. 116. Van de verdeelinge<br />

der landen. n3.<br />

En van de Vilurgis , waar<br />

door men de Burdo heeft<br />

te verftaan. 175<br />

3"ake- of Ttekezyl, is gelegen<br />

in Gaasterland, en dient tot<br />

£ene vrye uitvaart naar Zee,<br />

gelyk ook tot uitwatering van<br />

verfcheiden meeren en ftroomen.<br />

98<br />

"Ternaard, zie OTTO.<br />

Terpen en Weerden. Onderfcheid<br />

tusfehen beiden. 36 Worden<br />

aan Koning Adgillus toegefchreeven<br />

, doch zyn in<br />

't eerst gering. 37. Worden<br />

naderhand vergroot. 38. Met<br />

dezelve is men voor hooge<br />

vloeden geenszins veiiig. 30.<br />

Dit geeft aanleiding tot het<br />

maaken van nieuwe en 't vergrooten<br />

der voorige Terpen.<br />

Terfcbelling, was eertyds aan<br />

<strong>Friesland</strong> vast. 7<br />

THABOK(WORP van) zyn merkwaardig<br />

zeggen wegens de<br />

Monniken. 57S*<br />

TIBRMUS doet een' togt door<br />

<strong>Friesland</strong> naar de Eems, 173,<br />

Ontveinst de fpyt over de<br />

nederlaag van Apronius, 179<br />

Timelting, wat betekene. 266<br />

TJAARD, Abt van Lidlum , wordt<br />

door Sjaardema van Franeker<br />

gevangen genome.'i, en eindelyk<br />

weder geflaakt, 524<br />

Trekvaarten (de voornaamfle-')<br />

van <strong>Friesland</strong> opgenoemd. 66<br />

Tunis in Afrika belegerd. 419<br />

Turf (de) is van'onderfcheiden<br />

foorten. ^ y8<br />

Turfgraavery : haar begin is<br />

onzeker. 58, Dezelve brengt<br />

groote voordeejen aan, inzonderheid<br />

die der hooge Veenen.<br />

60. Verfcheiden fraaie<br />

en groote Dorpen en Buurten<br />

zyn daar aan haaren oorfprong<br />

fchuldig, gelyk ook meer dan<br />

eene vaart, jot vervoering<br />

van den Turfdienende. 61.<br />

De Staaten hebben dezelve<br />

altoos begunftigd. 61. De<br />

vergraaving der laage Klynlanden<br />

heeft 'zulke gunftigé<br />

gevolgen niet, en vooral niet<br />

wegens de tegenwoordige<br />

manier van vergraaven. 62<br />

TWISCON of TWISTON: onder<br />

deezen naam werd , naar men<br />

meent, oudtyds de Zon geëerd.<br />

120<br />

U.<br />

XJBBO, Hertog der Friezen,<br />

doet een inval in Engeland,<br />

244<br />

UDOLF HARON , de Iaatfte der<br />

Friefche Hertogen, was oorlogzugtig.<br />

212. Zyne voornaamste<br />

verrichtingen. 214.<br />

Zyne Zoonen Hengistus en<br />

Horfus hebben deel aan den<br />

togt der Friezen naar Engeland.<br />

215<br />

Upftalhooni, zie Opflalboom.<br />

Utrecht (de Bisfcbop van) met<br />

hst Graaffchap van Stavoren


e l<br />

ïjefchonken. 3°° S<br />

der voornaam/Ie Zaaken.<br />

k o o k<br />

y<br />

niet dat van Oostergo en<br />

Westergo. 30f- Deeze begiftiging<br />

wotdt herhaald. 307.<br />

Bevestigd door Keizer Hentik<br />

den V. 317. Daar van<br />

weder beroofd door Keizer<br />

Lotharius. 319. Wordt door<br />

Keizer Koenraad den III. op<br />

nieuw befchonken met de<br />

Friefche Graaffchappen, by<br />

eenen Giftbrief van den jaare<br />

J138. 333. Deeze yerfqhenking<br />

wordt nader bevestigd-<br />

338<br />

V.<br />

VERRITUS en MALORIX, Regen-<br />

\ ten van <strong>Friesland</strong> ten tyde<br />

van Nero. i'26 Zetten de<br />

• Friezen aan tot het uitbreiden<br />

hunner grenzen. 182. Verrekken<br />

naar Rome; hun ge-<br />

" drag in den Schouwburg;<br />

verkrygen 't Burgerrecht,<br />

' maar geen antwoord naar hun'<br />

zin 183<br />

Vetkoopers , zie Schieringers.<br />

Vinea Domini, eene Procsrdy<br />

op het zand te Piugjum, door<br />

die van Ordeklooster bevochten<br />

, en door Wybraud Wobbinga<br />

kloekmoedig verdedigd*<br />

en verfterkt. 5 :(3r<br />

VITELLIUS vindt zich zeer in 't<br />

V „. Veldheer van Vitellius,<br />

heeft veel moeite om 't<br />

muitend Leger tot bedaaren<br />

ie brengen.<br />

n<br />

A° •<br />

VALENTINIAAN , be (rookt de<br />

Saxers en anderen iu hun ,<br />

eigen land.<br />

Z I<br />

-> , ]<br />

Veendriften, oudtyds m<strong>Friesland</strong><br />

voorgevallen. 28. De bewooners<br />

der Zeekusten hebben<br />

zich daar over niet ?:e<br />

beklnagen.<br />

2 0<br />

Veeww.dsn vindt men aan den<br />

Zuidoostkant van <strong>Friesland</strong>, en<br />

deeze zyn tweederlci, hooger ,<br />

of laager. 5-. Over den oorfprong<br />

wordt verfchillende ge- .<br />

dacht. 56. Ook is 't met<br />

zeker, wanneer men een begin<br />

gemaakt hebbe dezelve tot<br />

brandftoffe te gebruiken. 57-<br />

De hooge Veenen heelt men<br />

ernst aangetast, en de laage<br />

waarfchynlyk tot aan de zestiende<br />

eeuw laaten rusten. 5 S<br />

naauw door eenen hoogen<br />

vloed. 175 Wordt voor Keizer<br />

erkend 187. Zendt de Eatavleren<br />

naar Gcrmanie. 18S<br />

.Vlie (bet) was al van ouds ds<br />

grensfchêldjng der Friefche<br />

landen en volken. ?<br />

Vlieland, was eertyds aan <strong>Friesland</strong><br />

vast , 7<br />

Vogelwikking, wat daarby wierd'<br />

in acht genomen. 124<br />

Vollenhove t 't Slot deezer plaatswordt<br />

vruchteloos door de<br />

Stellingwervers belegerd 4*7<br />

' VoRTKiERNUS, Koning der Britmi,<br />

nharst de Saxers en Friezen<br />

in 't Zuiderdeel des Koningkryks.<br />

215<br />

Vrouwen (de Friefche*) zyn welgemaakt<br />

en bevallig. J«5<br />

Vrouwenzand. 37<br />

Vi-GILIN van CLAEtlBV.RG.EN ,<br />

zyn Vertoog over de Veengraaverycn<br />

aangehaald* 03<br />

2<br />

W.<br />

aaxens (fop 't Kerkhof van)<br />

wordt Botte Reinalda door<br />

Tan Albada doodgeflageh- 398<br />

M *»<br />

2


B L A D W Y Z E R<br />

Warns of IVodan, is de naam<br />

van Merkurius. 120<br />

Wartena. 393<br />

Watervloeden van de jaaren 516"<br />

en 533. 218. van 793. 24?.<br />

van 805. 250. van 1164, de<br />

Juliaans vloed genoemd. 351.<br />

van 1170. 356. Van 1173<br />

357. Van 1219 3 76'. Van<br />

1220 en 1221. 379. Zonderling<br />

oordeel over dergelyke<br />

rampen. 380. Van T231.<br />

393- Van 1237. 401. Op<br />

dien van 1249 volgt een<br />

fchraal gewas, en befmettelyke<br />

ziekte, 408. Van 1277.<br />

423. Van 1287, waardoor<br />

't ftedeke Gryn bykans geheel<br />

Verwoest wordt. 437. Van<br />

1283, 428. Van 1313 457. Van<br />

Ï337. 486. Van 1374 en<br />

1377- fip.<br />

Week (in de Oudfriefcbe naamen<br />

to-m de dagen der) is de ge­<br />

dachtenis van voormaats geëerde<br />

Godheden eenigzins bewaard.<br />

121<br />

Weer/tallen (de) konnen nog<br />

worden aangeweezen. 128<br />

Weidum , de Kerk na dit Dorp<br />

gebouwd door V, Haniama.<br />

WEIDUM ( K-IMPE ) wordt Abc<br />

van Lidlum, doch verkrygt met<br />

moeite zyne wyding van den<br />

Bisfchop van Utrecht. 483<br />

Westdov.gerded (in) had men<br />

voorheen waarfchynlyk meer<br />

dan eene Zyl. 92<br />

Westerbierum, een half uur<br />

gaans van Dykshorne. 8<br />

door de Deenen verbrand. 52<br />

Westerg'i, een der deelen van<br />

<strong>Friesland</strong>. 52. In 't Latyn West*<br />

tracbia genoemd, s^i. Verzoent<br />

zich met Grravi Willem<br />

den IIL 454<br />

Westfaalfcbe (eenige) volkeren<br />

vallen in <strong>Friesland</strong>. 210<br />

Westfriesland, door 't Vlie van<br />

Oostfriesland gefcheiden. 44<br />

Westfriezen (de) doen eene<br />

landing in <strong>Friesland</strong>. 466,<br />

Doch grootelyks tot hun ei.<br />

gen nadeel. 467. Dit is niec<br />

gefchied op last van Graave<br />

Willem den III. 4 08<br />

Wetten (de Friefche) zyn on.<br />

zeker ten aanzien van haaren<br />

eerften oorfprong 134. De<br />

oude algemeene bepaalingen<br />

hebben waarfchynlyk nader-<br />

- hand tot den grondflag der<br />

befchreeven wetten gediend.<br />

135. Door Karei den Grooten<br />

zyn waarfchynlyk eenige<br />

gegeeven. 247. De Keizerlyke<br />

hier te lande ingevoerd.<br />

332<br />

WIBALDA (RITSKE), zie KAM»<br />

MINGA.<br />

WIBRAND , PASTOR te Berli.<br />

kum, wordt Abt van Lidlum,<br />

krygt verfchil met Bisfchop<br />

Jan van Vernenburg , en<br />

deszelfs opvolger Arnold van<br />

Hoorn. 515. Raakt in mer.<br />

kelyke ongelegenheid. 516<br />

WIGBI'.RT, arbeidt aan de ver­<br />

breiding van het Euangelie,<br />

doch ontmoet Herken weerftand.<br />

223<br />

WIGBJANA, de Friefche Rafaël.<br />

166<br />

WVARDA fSlVERT of SJOERD)<br />

tot Poteflaat van Oostergo<br />

verkooren. 264 en 544<br />

WILBRAND (Bisfchop), beoorloogt


van de voornaam/te Zaaken,<br />

loogt de Drenthen, met hulpe<br />

der Friezen. 388. Zet<br />

Rudolf, Slotvoogd van Koeverden,<br />

af, en Eilard in zyne<br />

plaatfe. 389. Komt in <strong>Friesland</strong><br />

, en beweegt de Friezen<br />

om hem tegen de Drenthen te<br />

nelpen. 391. Komt weder in<br />

<strong>Friesland</strong>, en bereikt 'er met<br />

preeken zyn oogmerk. 352.<br />

Maakt vrede met de Dreuthen.<br />

393- Beoorloogt hen<br />

op nieuw, 394- z<br />

Trouwt met de Dogter van<br />

Otto, Graave van Gelder. 366.<br />

Begeeft zich over deZuiderzee.<br />

369 Sluiteen Verdrag met den<br />

Bisfchop van Utrecht. 309-<br />

Hetzelve is vernederend voor<br />

den Graave. 370. Wordt door<br />

den Keizer in de Ryksleenen<br />

bevestigd. 371<br />

WHLEM (Koning) geeft ver-<br />

• fcluiden voorrechten aan de<br />

Friezen. 406. SchryS, om<br />

de Friezen aan zich te on-<br />

a d o o d<br />

V derw'crpen,aan S. Sjaardema,<br />

is van onaangenaame gevol. die hem mannelyk beanc<br />

gen voor <strong>Friesland</strong>. 397 woordt. 4C9<br />

Wildinge, is waarfchynlyk He­ WILLÜM de III, Graaf van Holmelumer<br />

Oldevaart en Noordland, doet een' inval in Frieswoide.<br />

455 land. 443. Wordt door Hes.<br />

WitFRio, zaait hier te lande de fel Martena verdreeven. 444.<br />

eerfte zaaden van 't Chris­ Sluit een Verdrag met die<br />

tendom. 22a. Verkrygt daar. van Stavoren en Westergo.<br />

toe vryheid van Koning Ad­<br />

2 2<br />

gillus.<br />

3<br />

WILLEBRORD , komt in deeze gewesten,<br />

om 'er 't Euangelie<br />

te prediken. 225. Aartsbisfchop<br />

geworden zynde fhcht<br />

hy zynen zetel te Utrecht.<br />

454. Vermaant den Grietman<br />

van Wildinge, dien van<br />

Stavoren geen leed te doen.<br />

455. Doet uitfpraak over de<br />

gefchillen met Kampen. 463.<br />

en wint daardoor de genegenheid<br />

der Friezen. 464. Gedraagt<br />

zich in verfcheiden gevallen<br />

als Landsheer over Westergo<br />

en Stavoren. 408. Moeit<br />

zich ernfliger met de Friefche<br />

zaaken , dat wederzydfche<br />

beleedigingen ten gevolge<br />

heeft. 474- Dezelve eind*<br />

gen met een Verdrag van verzoeninge,<br />

waarop's Graaven<br />

huldiging volgt. 475-<br />

WILLEHAD ,doet zeer veel dienst<br />

aan de verbreiding van het<br />

Euangelie, zulks allereerst<br />

begonnen hebbende te Dokkum.<br />

237. Ontkomt de handen<br />

der Saxers. M*<br />

WILLEM, Zoon van Floris den<br />

III, krygt <strong>Friesland</strong> te leen<br />

van Graave Dirk zynen Broeder.<br />

363 Wordt voor Heer<br />

aangenomen, eu overwint den<br />

Graaf van de Kuinder. 36+.<br />

Wordt door zynen Broeder m<br />

ftelt Scheuten en Rechters<br />

hechtenis . genomen.<br />

aan ; ook worden de boeten<br />

en fchaden bepaald. 476. Hy<br />

verbiedtdeaGeestelyken, het<br />

35-<br />

Rr<br />

-<br />

3<br />

„ «dB*


B L A D 1<br />

aankoopen van vaste goederen.<br />

477. In 't gemelde Verdrag<br />

zyn die van Oostergo en<br />

Stellingwerf waarfchynlyk niet<br />

begreepen.47 7. Zyn gezag over<br />

Svavoren op eenen vasten voet<br />

zoekende te zetren, flaat hy<br />

den weg van vriendelykheid in ,<br />

alwaarora de Friezen zich by<br />

üyn leeven ftil houden. 478.<br />

't Is twyffelachtig of die van<br />

Oostergo zich aan hem onderworpen<br />

hebben. 480<br />

WILLÏM , Bisfchop van Utrecht,<br />

zoekt de Friezen op zyne zyde<br />

te krygen tegen Graaf jan.<br />

432. Verdraagt zich met den<br />

Graave. 433<br />

WILLEM van GULIK, Hertog<br />

van Gelder, fluit een Verdrag<br />

met Stavoren. 522<br />

WILLEM de IV, volgt op zyntn<br />

Vader in "t Graaflyk bewind.<br />

487. Befchenkt Stavoren met<br />

nieuwe voorrechten. 490.<br />

Aanvang der ftribbelingen tusfehen<br />

den Graaf en de Friezen.<br />

491. Wordt niet aangenomen<br />

door die van Westergo<br />

491. Steekt over naar<br />

<strong>Friesland</strong>. 492. Sneuvelt in<br />

't gevecht, en wordt uit<br />

wraakgierigheid onthoofd.<br />

493. De ftryd valt voor<br />

naby Warns. 494. Het lyk<br />

van den Graave wordt begraaven<br />

in 't Klooster Bloemkamp.<br />

49S<br />

WILLEM de V, Zusters Zoon<br />

van Willem den IV, aan 't<br />

bewind geraakt zynde, zoekt<br />

de Friezen te ftraffen over<br />

den dood van zvnen Oom.<br />

499. Gaat een beftand met<br />

V Y Z E R<br />

hun aan voor twintig jaaren.'<br />

500' Zoekt den Koophandel<br />

te bevorderen. 5or. Sterft<br />

krankzinnig. 524<br />

WIILEM van OOSTERVANT, vlugt<br />

uit den Haag, verzoent zich<br />

met zynen Vader, en krygt<br />

het opperste bewind over den<br />

voorgenomen togt tegen de<br />

Friezen. 531. Gelyk ook in den<br />

tweeden togt, waarby hy de<br />

Friezen op de vlugt flaar. 550.<br />

Zendt eene vloot naar de Lauwers,<br />

reist naar Dokkum, en<br />

verfterkt ter Luine. 554.<br />

Stelt Baljuwen aan, 555.<br />

Vertoeft zes weeken te ter<br />

Luine. f62. Begeeft zich naar<br />

Stavoren en Holland. 562.<br />

Volgt op zynen Vader, en heeft<br />

voor, de Friezen op nieuw te<br />

beoorloogen.577.Heeft daartoe<br />

vooreerst de handen elders te<br />

vol, vernieuwt daarom het<br />

beftand. 578. Dit gefchiedt<br />

by herhaalinge 579. 't Zelve<br />

wordt verlengd. 582. gelyk<br />

ook zeker in *t jaar 1411.<br />

5'oS<br />

Wilten, waar gezeten. 213<br />

WIKSEMIÜS, een treffelyk Historiefchryver.<br />

167<br />

Winters (de) vallen in <strong>Friesland</strong><br />

wel eens vry geftreng. io»<br />

WJTIKIKD , hoofd der Saxen,<br />

houdt jammeilyk huis in<br />

<strong>Friesland</strong>. 240. Behaalt eene<br />

overwinning op 't Leger van<br />

Karei den Grooten 241. Onderwerpt<br />

zich en wordt een<br />

Gidsten, 242<br />

WOLF RAK , verkondigt het Euan •<br />

gelie met geen' ongelukkigen<br />

. uitfiag, fchoon 't hem mislukt


lukt Radboud te doopen.<br />

229. Verdubbelt zynen yver,<br />

en krygt grooten toeloop. 230<br />

Worl'umer zyl (de), is van<br />

veel belang. 95<br />

Woudsend (te) wordt een Kar-<br />

der voornaatnjle Zaaken.<br />

meliter Klooster gefticht. 481<br />

y.<br />

Ylrt, wanneer met Stads rech.<br />

ten en vryheden befchonken.<br />

416 De Kerk in bedevaart<br />

te bezoeken gaat vergezeld<br />

met aflaat van zonden. 457<br />

Z.<br />

Zandgronden zyn in de zuidoostelyke<br />

deelen van <strong>Friesland</strong>.<br />

. , *5<br />

Zavelachtige gronden vindt men<br />

aan den Zeekant 54-<br />

Z"edyken, deeze lyden 't meest<br />

by ftormwinden uit den Noord­<br />

westen. IOi<br />

Zevenwouden, de oorfprong van,<br />

deezen naam is onzeker. 53.<br />

Daar zyn nog veele heidvelden<br />

die met nut bearbeid<br />

kunnen worden. 149. Pagus<br />

Foreftenfis genoemd. 285<br />

Zyl, zie Sluis.<br />

Zon en Maan, voornaame Godheden<br />

voor de komfte der<br />

Romeinen. 120<br />

ZUIDBERT Haat de handen met<br />

Willebrord in een. zz6<br />

Zuiderzee (de) zo digt bevroozen,<br />

dat men daar over met<br />

paard cn fleed naar Hollands<br />

kon ryden. 102<br />

Zuurig, deSIaaperdyk, daar aangelegd,<br />

is zo wel fchuins aan<br />

den binnen- als aan den buitenkant.<br />

70<br />

ZWENTiBor.o verkrygt. het. ge •<br />

bied over de Westfriezen. 171»<br />

ZWIETEN (ADOLF van), Marfchalk<br />

van den Bisfchop van Utrecht,<br />

wordt verflagen. 500<br />

D E


D E<br />

P R E N T E N<br />

MOETEN GEPLAATST WORDEN:<br />

1. De Tytelplaat tegen over de Verklaaring der Tytelpiaat,<br />

2. De Algemeene Kaart van 't hedendaagsch <strong>Friesland</strong> by Pag. too<br />

De beide Tytels moet men aan dit blad vast laaten<br />

blyven, opdat de Bezitters van den Teg. Staat van alle<br />

Volkeren , of van de Vereenigde Nederlanden afzonderlyk<br />

, van dezelve kunnen affnyden , die hun niet<br />

te pasfe komt.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!