PROMOTIEREGLEMENT Titel I Algemene bepalingen Artikel ... - Acta
PROMOTIEREGLEMENT Titel I Algemene bepalingen Artikel ... - Acta
PROMOTIEREGLEMENT Titel I Algemene bepalingen Artikel ... - Acta
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>PROMOTIEREGLEMENT</strong><br />
<strong>Titel</strong> I<br />
<strong>Algemene</strong> <strong>bepalingen</strong><br />
<strong>Artikel</strong> 1<br />
Het reglement verstaat onder:<br />
Universiteit:<br />
de Vrije Universiteit te Amsterdam<br />
Statuut VU:<br />
Statuut, houdende regelen voor de Vrije Universiteit vastgesteld door het Bestuur van de<br />
Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg<br />
ingevolge artikel 9.76, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk<br />
onderzoek<br />
Wet:<br />
de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek<br />
Faculteit:<br />
de faculteit waarbinnen de promotie aanhangig wordt gemaakt<br />
Promovendus:<br />
degene die toegang heeft tot de promotie dan wel aan wie deze toegang is verleend<br />
Promotor:<br />
de als zodanig door het College van Decanen aangewezen hoogleraar<br />
Copromotor:<br />
de als zodanig door het College van Decanen aangewezen hoogleraar of doctor die de<br />
promotor bijstand verleent bij de begeleiding van de promovendus<br />
Promotiecommissie:<br />
de in artikel 13 bedoelde commissie<br />
Leescommissie:<br />
de in artikel 12 bedoelde commissie<br />
Doctoraal examen:<br />
het afsluitend examen, verbonden aan een opleiding met een studielast van ten minste 240<br />
studiepunten dan wel, wat opleidingen betreft met een studielast van meer dan 240
studiepunten, een examen waarmee een deel van de opleiding dat ten minste 240 studiepunten<br />
bedraagt, wordt afgesloten<br />
Proefschrift:<br />
de wetenschappelijke verhandeling in boek- of artikelenvorm die voldoet aan de in dit<br />
reglement gestelde eisen<br />
Promotie:<br />
de openbare verdediging van het proefschrift en de toekenning van de graad Doctor.
<strong>Artikel</strong> 2<br />
1. Aan de universiteit kan de graad Doctor worden verworven op de grond van de promotie.<br />
2. De toekenning van de graad Doctor geschiedt door het College van Decanen.<br />
3. De promotie vindt plaats ten overstaan van een promotiecommissie.<br />
<strong>Artikel</strong> 3<br />
Waar in dit reglement wordt gesproken over promotor en/of copromotor, dient in die gevallen<br />
dat er meer personen als zodanig zijn aangewezen, te worden gelezen promotoren en/of<br />
copromotoren.<br />
<strong>Artikel</strong> 4<br />
Ingeval de in dit reglement genoemde functies door een vrouw worden vervuld, dienen de<br />
daarop betrekking hebbende mannelijke aanduidingen en woorden in de vrouwelijke vorm te<br />
worden gelezen.<br />
<strong>Artikel</strong> 5<br />
Met betrekking tot het besprokene in niet openbare bijeenkomsten die in het reglement<br />
worden genoemd, is geheimhouding verplicht.
<strong>Titel</strong> II<br />
De promovendus<br />
<strong>Artikel</strong> 6<br />
1. Toegang tot de promotie heeft ieder die:<br />
a. op grond van artikel 7.10a, eerste, tweede en derde lid van de wet de graad Master<br />
heeft verkregen of met goed gevolg het doctoraal examen, dan wel het daarmee<br />
overeenkomende examen van een andere Nederlandse instelling voor hoger onderwijs<br />
heeft afgelegd;<br />
b. als proeve van bekwaamheid tot het zelfstandig beoefenen van de wetenschap een<br />
proefschrift heeft geschreven;<br />
c. heeft voldaan aan de overige in dit reglement gestelde eisen.<br />
2. In bijzondere gevallen kan het College van Decanen personen die voldoen aan het eerste<br />
lid onder b en c maar niet voldoen aan dat lid onder a, toegang tot de promotie verlenen.<br />
<strong>Artikel</strong> 7<br />
1. Hij die een proefschrift voorbereidt, dient in een vroeg stadium door tussenkomst van de<br />
beoogde promotor en de voorzitter van de promotiecommissie van de faculteit waarin de<br />
beoogde promotor is benoemd, een schriftelijk verzoek in bij het College van Decanen tot<br />
toegang tot de promotie casu quo tot aanwijzing van de promotor.<br />
2. De promovendus doet het in het eerste lid vermelde verzoek op een bij het bureau van de<br />
faculteit verkrijgbaar formulier onder toevoeging van een gewaarmerkte kopie van het<br />
getuigschrift van het in artikel 6 genoemd examen en een kopie van de paspoortbladzijde<br />
met identiteitsgegevens.<br />
3. Het formulier vermeldt de naam en het adres van de promovendus, de aard van het<br />
examen, het onderwerp van het proefschrift, alsmede de naam, het adres en de<br />
leeropdracht van de door de promovendus gewenste promotor.<br />
4. Het formulier wordt mede ondertekend door de voorgestelde promotor en ingediend bij<br />
de voorzitter van de promotiecommissie van de faculteit waarin de promotor is benoemd.<br />
5. De voorzitter van de promotiecommissie vermeldt, na overleg met de voorgestelde<br />
promotor, de naam van de eventueel voorgestelde copromotor en de verantwoordelijke<br />
promotiecommissie op het formulier en zendt dit, voorzien van zijn handtekening, aan het<br />
College van Decanen.<br />
6. Ingeval de voorzitter van de promotiecommissie nog niet in staat is de naam van de<br />
eventuele copromotor te vermelden, volstaat hij met vermelding van de naam van de<br />
promotor en die van de verantwoordelijke promotiecommissie op het formulier en zendt<br />
dit, voorzien van zijn handtekening aan het College van Decanen, zonodig later gevolgd<br />
door een aanvullend voorstel voor de aanwijzing van de eventuele copromotor.<br />
7. Indien een andere promotiecommissie wordt voorgesteld dan die van de faculteit<br />
waarbinnen de promotor is benoemd, treedt de in het vierde lid genoemde voorzitter in<br />
overleg met de voorzitter van de voorgestelde promotiecommissie ter zake van de<br />
eventueel voor te stellen copromotor.
<strong>Titel</strong> III<br />
De promotor en copromotor<br />
<strong>Artikel</strong> 8<br />
1. Voor elke promotie wijst het College van Decanen, gehoord de promotiecommissie die de<br />
aanvraag indient, een hoogleraar bij de universiteit als promotor aan. Bovendien kan het<br />
college, de promotiecommissie gehoord, overgaan tot de aanwijzing van een hoogleraar<br />
bij de universiteit als tweede promotor.<br />
2. Indien twee promotoren worden aangewezen, zijn de in dit reglement met betrekking tot<br />
de promotor opgenomen <strong>bepalingen</strong> voor beiden van kracht.<br />
3. In afwijking van het eerste lid kan het College van Decanen, de promotiecommissie<br />
gehoord, een hoogleraar bij een andere Nederlandse universiteit, de Open Universiteit dan<br />
wel bij een buitenlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs als promotor<br />
aanwijzen.<br />
4. In het geval door de promotiecommissie wordt voorgesteld een hoogleraar verbonden aan<br />
een buitenlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs als promotor aan te wijzen,<br />
dient die hoogleraar een functie te hebben die gelijkwaardig is aan die van hoogleraar<br />
benoemd aan een Nederlandse universiteit.<br />
5. Indien meer dan één promotor is aangewezen, bepalen de promotoren onderling hun<br />
taakverdeling, de promovendus gehoord.<br />
<strong>Artikel</strong> 9<br />
1. Indien een als promotor aangewezen hoogleraar na zijn aanwijzing eervol wordt<br />
ontslagen, dient het besluit om de promovendus toe te laten tot de verdediging van het<br />
proefschrift binnen vijf jaren na de datum van het ontslag te worden genomen.<br />
2. Indien dit besluit niet binnen deze periode is genomen, vervalt de aanwijzing en wijst het<br />
College van Decanen, de promovendus en de promotiecommissie gehoord, een andere<br />
promotor aan, tenzij het college, ingeval er meer dan één promotor was aangewezen, van<br />
oordeel is dat een nieuwe aanwijzing niet noodzakelijk is.<br />
<strong>Artikel</strong> 10<br />
1. De promotor draagt de verantwoordelijkheid voor de begeleiding van de promovendus en<br />
ziet erop toe dat het proefschrift voldoet aan de daaraan krachtens dit reglement te stellen<br />
eisen.<br />
2. Gedurende deze begeleiding en de totstandkoming van het proefschrift vindt periodiek<br />
overleg plaats tussen promotor en promovendus.<br />
<strong>Artikel</strong> 11<br />
1. Het College van Decanen kan, gehoord de promotiecommissie, op voorstel van de<br />
promotor, één of, indien nodig, twee copromotoren aanwijzen. De promotor vergewist<br />
zich van de bereidheid van de betrokkene(n) de aanwijzing als copromotor te aanvaarden.<br />
2. De copromotor staat de promotor bij in de begeleiding van de promovendus en brengt zijn<br />
oordeel over de kwaliteit van het proefschrift ter kennis van de promotor.
<strong>Titel</strong> IV<br />
De leescommissie<br />
<strong>Artikel</strong> 12<br />
1. Voor elke promotie stelt de promotiecommissie op voorstel van de promotor en na diens<br />
goedkeuring van het proefschrift een leescommissie in. De promotor overtuigt zich<br />
daarbij van de bereidheid van betrokkenen om de aanwijzing tot lid van de leescommissie<br />
te aanvaarden.<br />
2. Een leescommissie kent naast de promotor ten minste vier leden, van wie in ieder geval<br />
één lid afkomstig is van de desbetreffende faculteit en ten hoogste één lid afkomstig kan<br />
zijn van de werkeenheid van de promotor.<br />
3. De commissieleden zijn in het bezit van de doctorstitel en/of het ius promovendi. De<br />
eventuele copromotor kan niet tot lid van de leescommissie worden aangewezen.<br />
4. De promotor treedt op als voorzitter en samenroeper en brengt namens de commissie<br />
schriftelijk advies uit aan de promotiecommissie.<br />
5. De leescommissie heeft tot taak het kwalitatief beoordelen van de overgelegde studie als<br />
geheel, vanuit de probleemstelling zoals overeengekomen tussen promotor en<br />
promovendus, het kwalitatief beoordelen van de adequate uitwerking, de beheersing van<br />
de literatuur en van een systematische beschrijving.<br />
6. Ten minste één lid van de leescommissie heeft tot taak het beoordelen van het manuscript<br />
als geheel; het oordeel van de andere leden van de commissie kan worden beperkt tot<br />
onderdelen daarvan.<br />
7. De leescommissie verbindt geen voorwaarden aan haar besluit. Daarentegen staat het de<br />
afzonderlijke leden van de commissie vrij hun oordeel vergezeld te doen gaan van<br />
suggesties en/of aanbevelingen.<br />
8. Besluiten worden genomen op basis van gewone meerderheid van stemmen. Bij het<br />
staken van de stemmen wordt aan de promotiecommissie geadviseerd te besluiten af te<br />
zien van een toelating tot de promotie.
<strong>Titel</strong> V<br />
De promotiecommissie<br />
<strong>Artikel</strong> 13<br />
1. Elke faculteit kent een promotiecommissie, bestaande uit de hoogleraren van de<br />
desbetreffende faculteit.<br />
2. De promotiecommissie beslist of de promovendus tot de verdediging van het proefschrift<br />
kan worden toegelaten en beslist omtrent de toekenning van de graad Doctor.<br />
3. In afwijking van het eerste lid bepaalt het College van Decanen de samenstelling van de<br />
promotiecommissie, indien het aantal hoogleraren in een faculteit minder dan acht<br />
bedraagt.<br />
4. Op voorstel van de promotiecommissie kan het College van Decanen binnen een faculteit<br />
één of meer subcommissies instellen waaraan de bevoegdheden van de<br />
promotiecommissie worden overgedragen. Een dergelijke subcommissie telt ten minste<br />
acht leden.<br />
5. Per promotie kunnen ten hoogste vijf leden aan de promotiecommissie worden<br />
toegevoegd.<br />
6. Per promotie worden aan de promotiecommissie toegevoegd de promotor, de eventuele<br />
copromotor en de leden van de leescommissie, voor zover deze geen lid zijn van de<br />
promotiecommissie. De toevoeging geschiedt door de voorzitter van de<br />
promotiecommissie.<br />
7. Per promotie kunnen door het College van Decanen op voorstel van de desbetreffende<br />
promotiecommissie andere personen worden toegevoegd, ten aanzien van wie het college<br />
heeft geoordeeld dat zij over voldoende bekwaamheid beschikken om in de<br />
promotiecommissie zitting te hebben.<br />
<strong>Artikel</strong> 14<br />
De in artikel 13 genoemde (sub)commissies staan onder voorzitterschap van de decaan van de<br />
desbetreffende faculteit. Hij kan zich in deze hoedanigheid doen vervangen door de Rector<br />
Magnificus dan wel door een conrector, een lid van het College van Decanen of de vicedecaan<br />
van zijn faculteit.
<strong>Titel</strong> VI<br />
Het proefschrift<br />
<strong>Artikel</strong> 15<br />
1. Het proefschrift bestaat uit hetzij een wetenschappelijke verhandeling over een bepaald<br />
onderwerp, hetzij een bundeling van een aantal afzonderlijke wetenschappelijke<br />
verhandelingen die alle of voor een gedeelte reeds openbaar zijn gemaakt, mits zij<br />
onderling met betrekking tot een bepaald onderwerp voldoende samenhang vertonen.<br />
2. Het proefschrift mag overeenkomstig artikel 2.25, vierde lid, Statuut VU niets bevatten<br />
wat is contra Deum aut bonos mores.<br />
3. Ingeval het proefschrift bestaat uit de in het eerste lid genoemde bundeling van artikelen,<br />
wordt de vereiste onderlinge samenhang van die artikelen uiteengezet in een inleidend<br />
en/of afsluitend hoofdstuk.<br />
<strong>Artikel</strong> 16<br />
Het proefschrift dient de bekwaamheid van de promovendus tot de zelfstandige beoefening<br />
van de wetenschap aan te tonen.<br />
<strong>Artikel</strong> 17<br />
1. Ingeval van een gezamenlijk onderzoek van twee of drie promovendi, kan het resultaat<br />
van het onderzoek tot een gezamenlijk proefschrift leiden, mits wordt voldaan aan de<br />
voorwaarden dat:<br />
a. elk van de auteurs een zelfstandige, afgrensbare en voor promotie toereikende<br />
bijdrage heeft geleverd, een en ander ten genoegen van de promotor;<br />
b. elk van de auteurs de persoonlijke verantwoordelijkheid draagt, zowel voor een als<br />
zodanig aan te geven deel van het proefschrift als voor de samenhang van het geheel;<br />
c. in het proefschrift wordt aangegeven welk aandeel elk van de auteurs heeft gehad in<br />
de totstandkoming van het proefschrift.<br />
2. Bij een gezamenlijk proefschrift legt de promotor een schriftelijke verklaring inzake het<br />
aandeel van elk van de auteurs over aan de voorzitter van de promotiecommissie, die deze<br />
doorzendt aan het College van Decanen. De verklaring dient zowel door de promotor als<br />
door alle auteurs te zijn getekend.<br />
3. Bij een gezamenlijk proefschrift gelden de procedures en voorschriften van dit reglement<br />
voor elke promovendus afzonderlijk.<br />
<strong>Artikel</strong> 18<br />
1. Het proefschrift wordt geschreven in het Nederlands dan wel in het Engels, Frans of Duits<br />
of met goedkeuring van het College van Decanen in een andere taal.<br />
2. Ingeval het proefschrift in het Nederlands is geschreven wordt daaraan een samenvatting<br />
toegevoegd evenals een vertaling van de titel en die samenvatting in het Engels, Frans of<br />
Duits.<br />
3. Ingeval het proefschrift in het Engels, Frans of Duits is geschreven, worden daaraan een<br />
vertaling van de titel en een samenvatting van de inhoud in het Nederlands toegevoegd.<br />
4. Ingeval het proefschrift is geschreven in een andere taal dan het Nederlands, Engels,<br />
Frans of Duits, worden daaraan toegevoegd een vertaling van de titel en een samenvatting<br />
van de inhoud in het Nederlands, alsmede een vertaling van de titel en van deze<br />
samenvatting in het Engels, Frans of Duits.
<strong>Artikel</strong> 19<br />
1. Het proefschrift dient een titelblad te bevatten volgens het door het College van Decanen<br />
voorgeschreven model. Dit titelblad behoeft voordat tot vermenigvuldiging van het<br />
proefschrift wordt overgegaan, de goedkeuring van de Rector Magnificus.<br />
2. De naam van de promotor en de eventuele copromotor worden vermeld op de bladzijde<br />
volgend op het titelblad van het proefschrift.<br />
3. Ingeval de promovendus bij de voorbereiding van het proefschrift in belangrijke mate<br />
mede is begeleid door een ander lid van het wetenschappelijk personeel, kan met<br />
toestemming van de promotiecommissie, diens naam eveneens op de in het tweede lid<br />
genoemde bladzijde worden vermeld.<br />
4. Ingeval het promotieonderzoek mede mogelijk werd gemaakt door steun van buiten de<br />
universiteit, kan daarvan met toestemming van de promotiecommissie, op de in het<br />
tweede lid genoemde bladzijde melding worden gemaakt.<br />
<strong>Artikel</strong> 20<br />
1. De promovendus zorgt voor de vermenigvuldiging en verspreiding van het proefschrift.<br />
2. Het proefschrift wordt, ter keuze van de promovendus, gedrukt of op een daarmee<br />
verwante wijze vermenigvuldigd, mits daarbij wordt voldaan aan redelijke eisen van<br />
leesbaarheid.<br />
3. Het proefschrift wordt uitgevoerd in een handzaam formaat in gebrocheerde, ingenaaide<br />
of gespiraleerde vorm.<br />
4. Het proefschrift wordt ten minste vier weken voor de promotie in door het College van<br />
Decanen te bepalen oplagen toegezonden aan de Rector Magnificus, aan de<br />
promotiecommissie, aan het College van Bestuur en aan de bibliotheek van de<br />
universiteit.<br />
5. Van het proefschrift wordt een digitale versie ten minste vier weken voor de promotie<br />
door de bibliotheek van de universiteit openbaar gemaakt. Ingeval op het proefschrift<br />
geheel of gedeeltelijk een embargo rust, geldt dat de digitale openbaarmaking beperkt<br />
blijft tot die delen waarop geen embargo rust, alsmede de omslag, de titelpagina, de<br />
inhoudsopgave en de samenvatting van het proefschrift in het Nederlands en in het<br />
Engels. Voor die delen waarop wel een embargo rust, geldt dat deze openbaar worden<br />
gemaakt op het moment dat het opgegeven embargo verloopt.<br />
6. Ter zake de verstrekking van exemplaren van het proefschrift geldt het volgende.<br />
a. Voor de in het vierde lid genoemde en ten behoeve van andere doeleinden van de<br />
universiteit, het digitale archief van de bibliotheek van de universiteit uitgezonderd,<br />
levert de promovendus ten minste vijf weken voor de promotie een door het College<br />
van Decanen voorgeschreven aantal exemplaren van het proefschrift in bij de pedel<br />
van de universiteit.<br />
b. Ten behoeve van de in het vijfde lid genoemde digitale openbaarmaking van het<br />
proefschrift levert de promovendus ten minste zes weken voor de promomotie het<br />
proefschrift in definitieve vorm en opmaak in digitale vorm aan op een door de<br />
Bibliothecaris van de universiteit te bepalen wijze.<br />
7. Ter regeling van de in het zesde lid sub b genoemde digitale versie van het proefschrift<br />
geldt dat:<br />
a. De promovendus ten minste zes weken voor het tijdstip van de promotie de<br />
universiteit een licentie verschaft voor niet-exclusieve openbaarmaking van het<br />
proefschrift in digitale vorm, zo nodig met een tijdelijk embargo.<br />
b. De promovendus voor het verschaffen van deze licentie gehouden is de door het<br />
College van Bestuur vastgestelde standaard licentieovereenkomst te ondertekenen.<br />
c. De licentieovereenkomst voorziet in een vergoeding aan de promovendus voor de<br />
d. verstrekking van het proefschrift overeenkomstig het vierde en vijfde lid.
<strong>Titel</strong> VII<br />
Beoordeling proefschrift<br />
<strong>Artikel</strong> 21<br />
1. Het proefschrift wordt onderworpen aan de beoordeling van de promotor.<br />
2. De promotor neemt bij de beoordeling van het proefschrift kennis van het oordeel van de<br />
eventuele copromotor en hij toetst het proefschrift aan de eisen die in de artikelen 15, 16,<br />
18, 19, 20 en, indien van toepassing, in artikel 17 worden gesteld.<br />
3. Indien de aanwijzing van de promotor is geschied op grond van artikel 8, derde lid, ziet<br />
de voorzitter van de promotiecommissie erop toe dat het proefschrift voldoet aan het in<br />
artikel 15, tweede lid, bepaalde.<br />
<strong>Artikel</strong> 22<br />
1. Wanneer het proefschrift naar het oordeel van de promotor aan de daaraan te stellen eisen<br />
voldoet, verleent hij zijn goedkeuring aan het proefschrift.<br />
2. De promotor brengt het in het eerste lid genoemde oordeel over het proefschrift per<br />
omgaande schriftelijk ter kennis van de promotiecommissie en de promovendus.<br />
3. Het proefschrift wordt door de promotor ter beoordeling voorgelegd aan de leden van de<br />
daartoe ingestelde leescommissie.<br />
4. Binnen 30 dagen na ontvangst van het proefschrift brengt de leescommissie advies uit aan<br />
de promotiecommissie en wordt de promovendus door de promotor over dat advies<br />
geïnformeerd.<br />
5. In voorkomende gevallen kan de promotiecommissie de in het derde lid genoemde<br />
termijn eenmaal met 30 dagen verlengen.<br />
<strong>Artikel</strong> 23<br />
1. De promotiecommissie beslist of de promovendus door middel van het proefschrift een<br />
zodanig bewijs van bekwaamheid tot het zelfstandig beoefenen van de wetenschap heeft<br />
geleverd dat hij tot de verdediging van het proefschrift kan worden toegelaten, nadat de<br />
promotiecommissie kennis heeft genomen van de goedkeuring van het proefschrift door<br />
de promotor en het advies van de leescommissie.<br />
2. Het besluit tot toelating wordt door de promotiecommissie genomen met gewone<br />
meerderheid van stemmen. Bij het staken van de stemmen wordt de in het eerste lid<br />
bedoelde toelating geacht te zijn geweigerd.<br />
3. De voorzitter van de promotiecommissie draagt zorg voor de onmiddellijke mededeling<br />
van het besluit tot toelating dan wel van de weigering daarvan aan het College van<br />
Decanen en aan de promovendus.<br />
<strong>Artikel</strong> 24<br />
Ingeval het advies van de leescommissie over het proefschrift afwijkt van een goedkeurend<br />
oordeel van de promotor, besluit de promotiecommissie, gehoord de promotor en de<br />
leescommissie, over de toelating tot de verdediging. De promotiecommissie brengt haar<br />
besluit hieromtrent ter kennis van het College van Decanen, de promotor, de eventuele<br />
copromotor, de leescommissie en de promovendus.<br />
<strong>Artikel</strong> 25
Indien goedkeuring van het proefschrift door de promotor niet wordt verleend, kan het<br />
College van Decanen, gehoord de promotor en de promotiecommissie, op verzoek van de<br />
promovendus een andere promotor aanwijzen, tenzij het college, ingeval meer dan één<br />
promotor was aangewezen, van oordeel is dat een nieuwe aanwijzing niet noodzakelijk is.
<strong>Titel</strong> VIII<br />
De promotie<br />
<strong>Artikel</strong> 26<br />
1. De promotie vindt in het openbaar plaats ten overstaan van de desbetreffende<br />
promotiecommissie.<br />
2. De openbare vergadering waarop de promotie plaatsvindt, wordt voorgezeten door de<br />
Rector Magnificus. Hij kan zich in deze hoedanigheid laten vervangen door een conrector<br />
of een lid van het College van Decanen, in de regel de decaan van de betrokken faculteit<br />
of vice-decaan van die faculteit.<br />
3. Tijd en plaats van deze vergadering worden door of namens de Rector Magnificus na<br />
overleg met de promotor, de voorzitter van de promotiecommissie en de promovendus<br />
vastgesteld.<br />
4. Het College van Decanen stelt het protocol van de openbare vergadering vast en tevens de<br />
formule vóór de verdediging, de formule ná de verdediging, en de promotieformule.<br />
<strong>Artikel</strong> 27<br />
1. Het proefschrift wordt gedurende een uur door de promovendus verdedigd tegen de<br />
bedenkingen van het de promotiecommissie, in het bijzonder de leden van de<br />
leescommissie bedoeld in artikel 12 van dit reglement, alsmede van een ieder die daartoe<br />
de toestemming van de Rector Magnificus heeft gekregen.<br />
2. De promotiecommissie, of in opdracht van haar de promotor, heeft tot taak te zorgen voor<br />
een voor een verantwoorde oppositie toereikend aantal opponenten.<br />
3. Het inbrengen van bedenkingen en de verdediging geschieden in het Nederlands of, met<br />
toestemming van de Rector Magnificus, in een andere taal.<br />
4. Ingeval er sprake is van een gezamenlijk proefschrift bedoeld in artikel 17, geschiedt de<br />
verdediging door elke promovendus afzonderlijk op voet van het in het eerste lid<br />
bepaalde.<br />
<strong>Artikel</strong> 28<br />
1. De beslissing omtrent de toekenning van de graad Doctor wordt genomen in een besloten<br />
vergadering van de promotiecommissie onmiddellijk na de verdediging van het<br />
proefschrift.<br />
2. Op deze vergadering treedt de Rector Magnificus dan wel een conrector of een lid van het<br />
College van Decanen, in de regel de decaan van de betrokken faculteit of de vice-decaan<br />
van die faculteit, op als voorzitter en is hij als zodanig lid van de promotiecommissie.<br />
3. Als secretaris treedt de promotor op. In bijzondere gevallen kan een ander lid van de<br />
promotiecommissie door de voorzitter als secretaris worden aangewezen.<br />
4. De voorzitter van de promotiecommissie draagt er in overleg met de promotor zorg voor<br />
dat ten minste vijf leden van de promotiecommissie, onder wie tevens te verstaan de<br />
toegevoegde leden van de promotiecommissie, de vergadering bijwonen. Andere<br />
hoogleraren van de universiteit zijn gerechtigd de vergadering bij te wonen.<br />
5. Aan de beraadslagingen wordt deelgenomen door de leden en toegevoegde leden van de<br />
promotiecommissie, de hoogleraren bedoeld in de laatste volzin van het vierde lid,<br />
alsmede door hen die van de Rector Magnificus toestemming hebben verkregen in de<br />
kring van de promotiecommissie deel te nemen aan de oppositie.<br />
6. De beslissing omtrent de toekenning van de graad Doctor wordt genomen met<br />
meerderheid van stemmen door de leden en toegevoegde leden van de
promotiecommissie, mede rekening houdend met de verdediging van het proefschrift<br />
door de promovendus.<br />
<strong>Artikel</strong> 29<br />
1. Na het besloten beraad heropent de voorzitter de openbare vergadering. Hij doet<br />
mededeling van het resultaat van de beraadslaging.<br />
2. De promotor verricht vervolgens de promotie onder gebruikmaking van de<br />
promotieformule en overhandigt het getuigschrift.<br />
3. De promotor of, na toestemming van de voorzitter, de copromotor spreekt daarna de<br />
gepromoveerde toe.<br />
<strong>Artikel</strong> 30<br />
1. Degene aan wie de graad Doctor is toegekend, ontvangt ten bewijze daarvan een<br />
getuigschrift dat is ondertekend door de Rector Magnificus en de als secretaris optredende<br />
hoogleraar, en is voorzien van het zegel van de universiteit.<br />
2. Ingeval van twee promotoren, zijn beiden gerechtigd het getuigschrift te ondertekenen<br />
dan wel mede te ondertekenen.<br />
3. Naast de promotor kan het getuigschrift door de eventuele copromotor worden<br />
ondertekend.<br />
4. Bij een besluit de graad Doctor toe te kennen onder toevoeging van het predikaat cum<br />
laude, wordt zulks op het getuigschrift vermeld.
<strong>Titel</strong> IX<br />
Het predicaat cum laude<br />
<strong>Artikel</strong> 31<br />
1. Ingeval de promotor of de eventuele copromotor van mening is dat de promovendus in<br />
zijn proefschrift blijk van meer dan gewone bekwaamheid heeft gegeven, dient hij ten<br />
minste drie weken voor de promotie een schriftelijk en gemotiveerd verzoek tot<br />
toekenning van het predikaat cum laude in bij de voorzitter van de promotiecommissie.<br />
Een verzoek van gelijke strekking kan door elk lid van de promotiecommissie worden<br />
ingediend binnen een termijn van een week na ontvangst van het proefschrift.<br />
2. Na indiening van een verzoek tot toekenning van het predikaat cum laude wordt dit<br />
verzoek door de voorzitter van de promotiecommissie onverwijld voor advies voorgelegd<br />
aan de leescommissie.<br />
3. De leescommissie adviseert binnen zeven dagen schriftelijk aan de voorzitter van de<br />
promotiecommissie, waarna het verzoek en het advies van de leescommissie per<br />
omgaande door hem worden voorgelegd aan alle leden van de promotiecommissie.<br />
4. Ingeval eenderde van het aantal leden van de promotiecommissie binnen zeven dagen na<br />
verzending van de aanbiedingsbrief van de voorzitter van de promotiecommissie<br />
schriftelijk bezwaar aantekent tegen het voorstel, wordt het voorstel beschouwd als te zijn<br />
afgewezen en niet langer betrokken in de besluitvorming ten aanzien van de toekenning<br />
van de graad Doctor.<br />
5. Van de uitkomst van de raadpleging ontvangen alle leden van de promotiecommissie<br />
schriftelijk bericht.<br />
<strong>Artikel</strong> 32<br />
1. De beslissing omtrent de toekenning van het predikaat cum laude wordt na de<br />
verdediging van het proefschrift genomen door de promotiecommissie in de besloten<br />
vergadering genoemd in artikel 28, eerste lid.<br />
2. De beslissing omtrent de toekenning van het predikaat cum laude wordt genomen mede<br />
rekening houdend met de wijze waarop de promovendus het proefschrift heeft verdedigd.<br />
3. Voor de toekenning van het predikaat dient een meerderheid van tweederde van de bij de<br />
promotie aanwezige leden en toegevoegde leden van de promotiecommissie zich voor het<br />
voorstel uit te spreken.
<strong>Titel</strong> X<br />
Geschillen<br />
<strong>Artikel</strong> 33<br />
Promotor en promovendus kunnen binnen 60 dagen tegen besluiten van de<br />
promotiecommissie bedoeld in de artikelen 23 en 24 in beroep gaan bij het College van<br />
Decanen, dat, gehoord de betrokkenen, de leescommissie en de promotiecommissie, alsdan<br />
beslist over de toelating tot de verdediging van het proefschrift.<br />
<strong>Artikel</strong> 34<br />
1. Ingeval tijdens de voorbereiding van het proefschrift of inzake de goedkeuring ervan een<br />
geschil ontstaat, verleent de voorzitter van de promotiecommissie zijn bemiddeling.<br />
2. Indien de voorzitter zelf promotor, copromotor of lid van de leescommissie is, wijst het<br />
College van Decanen een lid van de promotiecommissie als bemiddelaar aan.<br />
<strong>Artikel</strong> 35<br />
1. Indien de verleende bemiddeling niet binnen acht dagen tot overeenstemming leidt, kan<br />
ieder der partijen zich wenden tot het College van Decanen.<br />
2. Het College van Decanen stelt vervolgens een commissie in, bestaande uit drie niet bij de<br />
voorbereiding van het proefschrift betrokken hoogleraren, die ter zake van het geschil van<br />
advies zal dienen.<br />
3. Na de betrokken partijen te hebben gehoord, brengt de commissie uiterlijk 60 dagen na<br />
ontvangst van het verzoek bedoeld in het eerste lid, schriftelijk een met redenen omkleed<br />
advies uit aan het College van Decanen.<br />
4. Het College van Decanen zal binnen 30 dagen na ontvangst van het advies het geschil<br />
beslechten en zijn besluit ter kennis brengen van de betrokken partijen.<br />
5. In voorkomende gevallen kan het College van Decanen de in het derde lid en het vierde<br />
lid genoemde termijnen eenmaal met 30 dagen verlengen.
<strong>Titel</strong> XI<br />
De graad Doctor honoris causa<br />
<strong>Artikel</strong> 36<br />
1. Het College van Decanen neemt zijn beslissing over een te verlenen graad Doctor honoris<br />
causa overeenkomstig artikel 2.29, Statuut VU, het College van Bestuur gehoord, op<br />
voordracht van een faculteitsbestuur.<br />
2. Het College van Decanen bepaalt op welke wijze en welk tijdstip de in het eerste lid<br />
bedoelde promotie plaatsvindt.
<strong>Titel</strong> XII<br />
Overige <strong>bepalingen</strong><br />
<strong>Artikel</strong> 37: Dubbelpromotie<br />
1. Onder een dubbelpromotie wordt in deze bepaling verstaan de gelijktijdige verkrijging<br />
van de doctorstitel aan de universiteit en aan een buitenlandse instelling voor<br />
wetenschappelijk onderwijs.<br />
2. Een dubbelpromotie aan de universiteit kan uitsluitend plaatsvinden na vooraf verkregen<br />
schriftelijke toestemming van de Rector Magnificus.<br />
3. Het verzoek om een dubbelpromotie wordt schriftelijk bij de Rector Magnificus<br />
ingediend door de promotor en de voorzitter van de promotiecommissie van de faculteit<br />
waarin de promotor is benoemd. In dit verzoek moet worden aangetoond dat het<br />
proefschrift in een formeel samenwerkingsverband van beide instellingen en binnen het<br />
gezamenlijke onderzoekprogramma is voorbereid.<br />
4. De eisen die aan een promotie aan de universiteit worden gesteld, zijn onverkort van<br />
toepassing, terwijl daarenboven geldt dat:<br />
a. een hoogleraar bij de universiteit en een hoogleraar van de instelling waarmee het in<br />
lid 3 bedoelde samenwerkingsverband is aangegaan, worden aangewezen als<br />
promotor,;<br />
b. het proefschrift de goedkeuring behoeft van de betrokken promotiecommissie van de<br />
universiteit en van de betrokken promotiecommissie onderscheidenlijk een daarmee<br />
gelijk te stellen orgaan van de buitenlandse instelling voor wetenschappelijk<br />
onderwijs;<br />
c. het proefschrift binnen vier maanden aan zowel de universiteit als aan de<br />
buitenlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs wordt verdedigd.
<strong>Titel</strong> XIII<br />
Slot- en overgangs<strong>bepalingen</strong><br />
<strong>Artikel</strong> 38<br />
1. In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of ingeval enig artikel voor verschillende<br />
uitleg vatbaar is, beslist het College van Decanen.<br />
2. Een promotiecommissie kan met betrekking tot de promotie nadere regels vaststellen.<br />
Deze regels behoeven de goedkeuring van het College van Decanen.<br />
<strong>Artikel</strong> 39<br />
Besluiten tot wijziging van dit reglement worden door het College van Decanen genomen met<br />
gewone meerderheid van stemmen.<br />
<strong>Artikel</strong> 40<br />
Aanvragen om toelating tot de promotie die lopen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit<br />
reglement, worden afgehandeld overeenkomstig dit reglement.<br />
<strong>Artikel</strong> 41<br />
Dit reglement treedt in werking op 1 september 2002 en is laatstelijk gewijzigd op 17 februari<br />
2010; geldend vanaf 1 april 2010.
Uitvoeringsbesluiten<br />
1. Ingeval een hoogleraar wordt benaderd door een aspirant-promovendus, geldt, zeker<br />
wanneer deze van buiten de eigen werkeenheid komt, de volgende richtlijn: zodra blijkt<br />
dat het om een serieus project gaat en de hoogleraar de aspirant-promovendus in staat<br />
acht een werkstuk te schrijven van voldoende kwaliteit om als proefschrift te dienen, en<br />
hem als promovendus accepteert, dient een en ander door middel van het verzoek tot<br />
toegang tot de promotie casu quo tot aanwijzing van de promotor en het daarop volgend<br />
promotiebesluit van het College van Decanen formeel vastgesteld te worden. Wanneer er<br />
sprake is van een assistent/onderzoeker in opleiding geldt dat de promotie moet worden<br />
aangevraagd zodra de proefperiode (van 9 of 12 maanden) naar tevredenheid is<br />
doorlopen.<br />
2. Het z.g. formulier I, te weten het verzoek tot respectievelijk toelating tot de promotie en<br />
aanwijzing van de promotor en eventuele copromotor, gaat naast de bijlage als bedoeld in<br />
artikel 7 Promotiereglement vergezeld van een kopie van het paspoort, in het bijzonder de<br />
paspoortbladzijde met identiteitsgegevens. Indien deze bescheiden niet zijn gesteld in het<br />
Nederland, Engels, Frans of Duits, moeten zij vergezeld gaan van een geautoriseerde<br />
vertaling in een van deze talen.<br />
3. Op het z.g. formulier als bedoeld onder 2. hierboven, wordt het volledige adres vermeld<br />
waar betrokkene/n werkzaam is/zijn. Daarbij gaat het adres van de universiteit boven een<br />
ander (werk)adres.<br />
4. Bij een aanvraag voor toelating tot de promotie ex artikel 6.2. Promotiereglement wordt<br />
aan het formulier als bedoeld in artikel 7 lid 2 van dit reglement toegevoegd:<br />
a. gewaarmerkte kopieën van relevante diploma’s<br />
b. overzichten van de gevolgde studieonderdelen<br />
c. kopie van het paspoort, in het bijzonder de bladzijde met identiteitsgegevens<br />
d. curriculum vitae inclusief resultaten van verricht wetenschappelijk werk<br />
e. gemotiveerd oordeel van de beoogde promotor waarin aannemelijk wordt<br />
gemaakt dat aanvrager in staat wordt geacht zelfstandig wetenschappelijk<br />
onderzoek te verrichten.<br />
f. oordeel van de decaan als voorzitter van de promotiecommissie<br />
Indien deze bescheiden niet zijn gesteld in het Nederland, Engels, Frans of Duits, moeten<br />
zij vergezeld gaan van een geautoriseerde vertaling in een van deze talen.<br />
5. Van het promotiebesluit doet het College van Decanen schriftelijk mededeling aan de<br />
promovendus, met afschrift aan de promotiecommissie, de promotor, de eventuele<br />
copromotor en de pedel van de universiteit. De adressen van promotor en eventuele<br />
copromotor, voor zover van buiten de universiteit, worden mede daartoe op het formulier<br />
bedoeld in artikel 7 vermeld.<br />
6. De uitvoering van het bepaalde in artikel 13, zevende lid, geschiedt namens het College<br />
van Decanen door het Rectorium. Daartoe wordt op het formulier bedoeld in artikel 23,<br />
derde lid, door de voorzitter van de promotiecommissie aangegeven welke persoon of<br />
personen wordt of worden voorgesteld om voor de desbetreffende promotie deel uit te<br />
maken van de promotiecommissie.<br />
7. Afspraken met de pedel omtrent de promotiedatum kunnen slechts worden gemaakt nadat<br />
het College van Decanen in het bezit is van het z.g. formulier II, te weten de mededeling<br />
van het besluit van de promotiecommissie van de desbetreffende faculteit om de<br />
promovendus toe te laten tot de verdediging van het proefschrift, een en ander<br />
overeenkomstig artikel 23, Promotiereglement.<br />
8. De openbare zitting van de promotiecommissie of het College van Decanen vangt in de<br />
regel aan om 11.45, 13.45 of 15.45 uur. Zonodig kan de aanvangstijd op 09.45 uur<br />
worden bepaald.<br />
9. Ingevolge artikel 27, eerste lid, verdedigt de promovendus zijn proefschrift gedurende een<br />
uur. Na overleg met de promovendus kan de promotiecommissie de promovendus bij
aanvang van dit uur de gelegenheid geven gedurende ten hoogste 10 minuten een<br />
uiteenzetting te geven over het onderzoek waarop het proefschrift berust.<br />
10. In het cortège kunnen meelopen hoogleraren van de universiteit en andere universiteiten<br />
en degenen die deelnemen aan de besloten vergadering. De hoogleraren dragen de toga en<br />
baret. Niet-hoogleraren dragen donkere, voor de gelegenheid passende kleding.<br />
11. Tijdens de promotieplechtigheid draagt een promovendus een rokkostuum, een<br />
promovenda draagt voor de gelegenheid passende kleding. In bijzondere gevallen kan de<br />
Rector Magnificus aan de promovendus op diens schriftelijk verzoek toestemming<br />
verlenen in plaats van een rokkostuum een donker kostuum te dragen. De promovendus<br />
dient hiervoor toestemming te hebben gekregen van de promotor en van de voorzitter van<br />
de promotiecommissie. In deze gevallen vindt de promotieplechtigheid plaats in het<br />
auditorium.<br />
12. Tijdens de promotieplechtigheid laat de promovendus zich bijstaan door twee<br />
paranimfen. Voor de paranimfen gelden dezelfde kledingvoorschriften als voor de<br />
promovendus. Bij een promotieplechtigheid in het auditorium kan de promovendus<br />
desgewenst afzien van de bijstand door paranimfen.<br />
13. De promotieplechtigheid, in het bijzonder de verdediging van het proefschrift, is<br />
toegankelijk voor personen van acht jaar en ouder. De promovendus vermeldt deze<br />
leeftijdsgrens op zijn eventuele uitnodiging.<br />
14. De promoties worden vermeld in het weekblad van de universiteit en de maandelijkse<br />
mededeling van de Dienst Communicatie.<br />
15. De hoogleraren van de universiteit ontvangen een maandagenda van het College van<br />
Decanen waarop de promoties zijn vermeld.<br />
16. De vermelding van de steun van buiten de universiteit waardoor het promotieonderzoek<br />
mede is mogelijk gemaakt, geschiedt uitsluitend tekstueel, na overleg met de promotor en<br />
met toestemming van de promotiecommissie. Commerciële uitingen in het proefschrift<br />
zijn niet toegestaan.<br />
17. De in artikel 8, vierde lid, voorgeschreven gelijkwaardigheid van het hoogleraarschap in<br />
het buitenland met die van hoogleraar benoemd aan een Nederlandse universiteit, is<br />
bedoeld om zeker te stellen dat zowel het wetenschappelijk niveau van betrokkene als de<br />
aard van diens wetenschappelijke werkzaamheden de vergelijking met een Nederlandse<br />
promotor kunnen doorstaan. Dat betekent bijvoorbeeld dat allerlei varianten van visiting<br />
professor, honorary professor e.d. als zodanig niet voldoende zijn.<br />
18. Bij een dubbelpromotie ex artikel 37 wordt op de achterzijde van het getuigschrift een<br />
verwijzing opgenomen naar het getuigschrift van de universiteit waarmee de<br />
overeenkomst is aangegaan.
Formulieren<br />
Formulier I - Verzoek tot toelating tot promotie<br />
Als u wilt promoveren, moet u hiervoor een schriftelijk verzoek indienen bij het College van<br />
Decanen (artikel 7 van het Promotiereglement). Hiervoor kunt u gebruikmaken van het<br />
formulier ‘Formulier I – Verzoek tot toelating tot promotie’. Dit formulier kunt u downloaden<br />
vanaf de Medewerkers-website. Print het formulier uit en vul de gegevens in die op u<br />
betrekking hebben. Geef het formulier daarna door aan uw promotor. Vergeet niet uw<br />
handtekening te zetten en een gewaarmerkte kopie van het getuigschrift van de opleiding als<br />
genoemd in artikel 6, bij te voegen, alsmede een kopie van het paspoort, in het bijzonder de<br />
paspoortbladzijde met identiteitsgegevens. Nadat alle betrokken hun gegevens hebben<br />
ingevuld, wordt het formulier doorgestuurd aan de promotiecommissie i.c. de decaan van de<br />
faculteit waarin de promotor is benoemd. U kunt formulier I ook afhalen bij het<br />
bestuurssecretariaat van de faculteit.<br />
Formulier II - Mededeling besluit tot toelating tot promotie<br />
De voorzitter van de promotiecommissie zorgt voor de onmiddellijke mededeling van het<br />
besluit tot toelating dan wel van de weigering daarvan aan het College van Decanen en aan de<br />
promovendus (artikel 23 van het Promotiereglement). Voor deze mededeling aan het College<br />
van Decanen kan de voorzitter van de promotiecommissie of de promotor gebruikmaken van<br />
het formulier ‘Formulier II – Mededeling besluit tot toelating tot promotie’. Dit formulier<br />
kunt u downloaden vanaf de Medewerkers-website. Print het formulier uit en vul alle<br />
gegevens in. Voorzie het formulier van uw handtekening en stuur het op naar:<br />
Vrije Universiteit<br />
College van Decanen<br />
De Boelelaan 1105<br />
1081 HV Amsterdam<br />
U kunt formulier II ook afhalen bij het bestuurssecretariaat van de faculteit.
Stappenschema<br />
Onderstaand stappenschema is bedoeld voor promotor en promovendus, gedurende het<br />
verloop van het promotietraject tot de openbare verdediging van het proefschrift.<br />
Stap 1<br />
Zodra aspirant-promovendus en beoogd promotor constateren dat er voldoende uitzicht is op<br />
een succesvol verloop van een promotieproject dienen zij bij de promotiecommissie* het zg.<br />
formulier I in (artt. 7 en 8 en eventueel 11 Promotiereglement).<br />
Daarop volgt besluitvorming door College van Decanen: toelating tot promotie, aanwijzing<br />
van promotor en eventuele copromotor. Betrokkenen worden door het College van Decanen<br />
geïnformeerd over de toelating respectievelijk aanwijzing (Uitvoeringsbesluit 3<br />
Promotiereglement).<br />
Stap 2<br />
Wanneer de promotor heeft vastgesteld dat het proefschrift voldoet aan de daaraan te stellen<br />
eisen, verleent hij zijn goedkeuring aan het proefschrift en informeert per ommegaande<br />
schriftelijk de promotiecommissie* en de promovendus (art. 22 Promotiereglement).<br />
Stap 3<br />
De promotor doet de promotiecommissie* het voorstel voor de samenstelling van de<br />
leescommissie. Deze commissie wordt ingesteld door de promotiecommissie; de promotor is<br />
voorzitter en samenroeper (art. 12 Promotiereglement).<br />
Stap 4<br />
Na zijn goedkeuring van dit proefschrift wordt dit door de promotor ter beoordeling<br />
voorgelegd aan de ingestelde leescommissie. Binnen 30 dagen na ontvangst van het<br />
proefschrift brengt de leescommissie advies uit aan de promotiecommissie* en informeert de<br />
promotor de promovendus over dit advies; deze termijn kan eenmaal met 30 dagen worden<br />
verlengd (art. 22 Promotiereglement).<br />
Stap 5<br />
De promotiecommissie* beslist of de promovendus tot de verdediging van het proefschrift<br />
kan worden toegelaten en doet daarvan onmiddellijk mededeling aan het College van<br />
Decanen en de promovendus door middel van formulier II (art. 23 Promotiereglement).<br />
Stap 6<br />
De promovendus maakt met de pedel afspraken omtrent de promotiedatum, dit in overleg met<br />
de promotiecommissie*, de promotor en eventuele copromotor. Hij wordt door de pedel<br />
geïnformeerd over de protocollaire en zakelijke aspecten verbonden aan de verdediging van<br />
het proefschrift (Uitvoeringsbesluit 7 Promotiereglement).<br />
* De decaan is qualitate qua voorzitter van de promotiecommissie (artikel 14 Promotiereglement). Afhankelijk<br />
van de situatie die per faculteit kan verschillen, geniet de decaan veelal het (in)formele mandaat van de<br />
promotiecommissie om de genoemde handelingen direct af te doen. In verband met mogelijke<br />
procedureverschillen per faculteit verdient het aanbeveling die handelingen en andere huishoudelijke<br />
uitvoeringsafspraken in een protocol binnen de faculteit vast te leggen.