03.09.2013 Views

pagina 1 van 12 Rechtspraak.nl - LJN: BZ0403 13-2-2013 http ...

pagina 1 van 12 Rechtspraak.nl - LJN: BZ0403 13-2-2013 http ...

pagina 1 van 12 Rechtspraak.nl - LJN: BZ0403 13-2-2013 http ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Rechtspraak</strong>.<strong>nl</strong> - <strong>LJN</strong>: <strong>BZ0403</strong><br />

<strong>LJN</strong>: <strong>BZ0403</strong>, Rechtbank Arnhem , 2088<strong>12</strong><br />

Datum<br />

16-01-20<strong>13</strong><br />

uitspraak:<br />

Datum<br />

04-02-20<strong>13</strong><br />

publicatie:<br />

Rechtsgebied: Handelszaak<br />

Soort procedure: Eerste aa<strong>nl</strong>eg - meervoudig<br />

Inhoudsindicatie:Europees recht:- De EC veroordeelt een rechtspersoon voor kartelafspraken in de tijd<br />

dat zij nog niet bestond. De nationale rechter moet de EC hierin volgen en die rp<br />

veroordelen tot schadevergoeding ogv een OD die zij niet zelf kan hebben gepleegd.-<br />

Als de EC een kartel voor de hele EER aanneemt zonder een specifiek nationaal<br />

project onderzocht te hebben, kan (volgens ons) behoudens aanwijzingen voor het<br />

tegendeel er<strong>van</strong> worden uitgegaan dat ook dat lokale project is beheerst door het<br />

kartel. Verzwaarde stelplicht bij de inbreukmaker.- In het Europees recht wordt<br />

geschermd met economische eenheden. In het nationaal sv-recht kan dat niet<br />

volgens ons. Hier moet de verschillende rechtspersonen een eigen OD kunnen<br />

worden aangerekend en een zelfstandig verwijt kunnen worden gemaakt.- Passingon<br />

verweer. In Europees recht gangbaar, wordt beschreven in zgnd Witboek <strong>van</strong> EC<br />

maar weinig (of geen) duidelijke jurisprudentie gevonden. Wij gaan daar niet in mee.<br />

Nationaal sv-recht: schade geleden toen teveel betaalde, later doorberekenen aan<br />

klanten doet daar niet aan af. Wel eventueel voordeelverrekening, maar dat struikelt<br />

op de redelijkheidseis. Verder: Wetenschap enig aandeelhouder wordt toegerekend<br />

aan de vennootschap. Van een gedaagde wordt gevergd dat hij zich stellig uitlaat<br />

over zijn eigen wetenschap of onwetendheid. De partij wordt op dit punt opgehangen<br />

aan zijn niet-persoo<strong>nl</strong>ijke verschijning ter cvp. Hoofdelijke aansprakelijkheid<br />

rechtspersonen ex 6:166 BW (groepsverband), criteria. Rechtsovergang bij<br />

fusie/inbreng: vordering uit nog niet bekende OD hoeft niet geconcretiseerd in<br />

2:334f-beschrijving. Verjaring: bekendheid/lichte onderzoeksplicht. Uitgebreide<br />

overwegingen mbt schadeom<strong>van</strong>g ondanks verwijzing naar schadestaat (ter<br />

voorbereiding).<br />

Vindplaats(en): <strong>Rechtspraak</strong>.<strong>nl</strong><br />

Uitspraak<br />

vonnis<br />

RECHTBANK OOST-NEDERLAND<br />

Team kanton en handelsrecht<br />

zittingsplaats Arnhem<br />

zaaknummer / rolnummer: 2088<strong>12</strong> / HA ZA 10-2411<br />

Vonnis <strong>van</strong> 16 januari 20<strong>13</strong><br />

in de zaak <strong>van</strong><br />

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid<br />

TENNET TSO B.V.,<br />

gevestigd te Arnhem,<br />

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid<br />

SARANNE B.V.,<br />

gevestigd te Arnhem,<br />

eiseressen,<br />

advocaat mr. J.K. de Pree te Amsterdam,<br />

tegen<br />

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid<br />

ABB B.V.,<br />

gevestigd te Rotterdam,<br />

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid<br />

<strong>http</strong>://zoeken.rechtspraak.<strong>nl</strong>/default.aspx<br />

<strong>pagina</strong> 1 <strong>van</strong> <strong>12</strong><br />

<strong>13</strong>-2-20<strong>13</strong>


<strong>Rechtspraak</strong>.<strong>nl</strong> - <strong>LJN</strong>: <strong>BZ0403</strong><br />

ABB HOLDINGS B.V.,<br />

gevestigd te Amsterdam,<br />

3. de rechtspersoon naar buite<strong>nl</strong>ands recht<br />

ABB LTD.,<br />

gevestigd te Zürich, Zwitserland,<br />

gedaagden,<br />

advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.<br />

Partijen zullen hierna TenneT c.s. en ABB c.s. genoemd worden. Afzonderlijk worden de procespartijen<br />

aangeduid met TenneT, Saranne, ABB B.V., ABB Holdings en ABB Ltd.<br />

1. De procedure<br />

1.1. Het verloop <strong>van</strong> de procedure blijkt uit:<br />

- het tussenvonnis <strong>van</strong> 1 augustus 20<strong>12</strong><br />

- het proces-verbaal <strong>van</strong> comparitie <strong>van</strong> 4 december 20<strong>12</strong>, in welk proces-verbaal is verzuimd om ook<br />

op het voorblad te vermelden dat tevens aanwezig was mevrouw D.A.C. Speekenbrink namens ABB<br />

Ltd., hoofd anti-trust afdeling, niet zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd.<br />

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.<br />

<strong>pagina</strong> 2 <strong>van</strong> <strong>12</strong><br />

2. De feiten<br />

2.1. Op 30 maart 1993 is tussen N.V. Samenwerkende elektriciteitsbedrijven (Sep) enerzijds en ABB<br />

Transport en Distributie B.V. (ABB T&D) anderzijds een overeenkomst (verder: de Overeenkomst)<br />

gesloten, op grond waar<strong>van</strong> ABB T&D aan Sep een 380 kilovolt en een 220 kilovolt GGS-installatie<br />

heeft verkocht en geleverd ten behoeve <strong>van</strong> het schakelstation Eemshaven. De in de Overeenkomst<br />

vermelde prijs <strong>van</strong> het werk was NLG 87.100.000,00 exclusief btw. Het tijdstip voor bedrijfsvaardige<br />

oplevering werd vastgesteld op 15 maart 1995. De prijs is overeenkomstig het bestek in termijnen<br />

betaald.<br />

2.2. GGS staat voor gasgeïsoleerd schakelmateriaal (in het Engels: GIS, Gas Insulated Switchgear).<br />

De gepubliceerde samenvatting <strong>van</strong> na te melden beschikking <strong>van</strong> de Europese Commissie <strong>van</strong> 24<br />

januari 2007 (verder: de Beschikking, productie 2 <strong>van</strong> TenneT c.s.) vermeldt dat GGS wordt gebruikt<br />

om de energiestroom in elektriciteitsnetwerken te controleren. Het is zwaar elektrisch materieel, dat<br />

als belangrijk onderdeel voor kant en klaar opgeleverde elektriciteitsonderstations wordt gebruikt. Het<br />

product is gespecialiseerd en wordt op maat gemaakt. Voorts volgt uit de Beschikking (§ 78) dat<br />

wereldwijd GGS slechts door een beperkt aantal conglomeraten <strong>van</strong> ondernemingen wordt<br />

aangeboden en door een beperkte kring <strong>van</strong> afnemers wordt afgenomen, hoofdzakelijk overheden c.q.<br />

publieke nutsbedrijven.<br />

2.3. ABB B.V. is sinds een fusie in 1996 de rechtsopvolger <strong>van</strong> ABB T&D.<br />

ABB Ltd. is volgens het door ABB c.s. overgelegde uittreksel uit het handelsregister <strong>van</strong> het kanton<br />

Zürich (productie 4 <strong>van</strong> ABB c.s.) in dat register ingeschreven op 5 maart 1999. Haar doelomschrijving<br />

is (beknopt samengevat) deelneming in ondernemingen. Daarnaast bestaat, volgens een ander door<br />

ABB c.s. overgelegd uittreksel (productie 5), de vennootschap ABB Asea Brown Boveri Ltd. die op<br />

hetzelfde adres is gevestigd en in hetzelfde handelsregister is ingeschreven op 4 januari 1988. De<br />

doelomschrijving <strong>van</strong> deze rechtspersoon is (beknopt samengevat) aandelen houden in<br />

ondernemingen, waarnaast de vennootschap onroerende zaken en intellectuele eigendomsrechten kan<br />

verkrijgen, houden en vervreemden en commerciële activiteiten kan ontplooien.<br />

ABB Ltd. houdt via een financiële houdstermaatschappij alle aandelen in ABB B.V. Tegenwoordig is<br />

ABB Holdings die tusse<strong>nl</strong>iggende houdstermaatschappij. ABB Holdings is volgens het door ABB c.s.<br />

overgelegde uittreksel (productie 3) opgericht op 21 augustus 1995 en zij houdt sinds 10 december<br />

1998 alle aandelen in ABB B.V.<br />

Welke rechtspersonen in 1992/1993 de houdster en de tusse<strong>nl</strong>iggende houdstermaatschappij waren<br />

<strong>van</strong> de aandelen in ABB T&D is in dit geding niet bekend gemaakt.<br />

2.4. De gekochte en geleverde GGS-installatie maakt onderdeel uit <strong>van</strong> het hoogspanningsnet,<br />

waar<strong>van</strong> Sep tot 1998 zowel eigenaar als beheerder was.<br />

Op grond <strong>van</strong> de Elektriciteitswet 1998 werd Sep verplicht gesteld om voor het beheer <strong>van</strong> het<br />

<strong>http</strong>://zoeken.rechtspraak.<strong>nl</strong>/default.aspx<br />

<strong>13</strong>-2-20<strong>13</strong>


<strong>Rechtspraak</strong>.<strong>nl</strong> - <strong>LJN</strong>: <strong>BZ0403</strong><br />

<strong>pagina</strong> 3 <strong>van</strong> <strong>12</strong><br />

landelijk hoogspanningsnet een netbeheerder aan te wijzen. Sep heeft op 21 oktober 1998 TenneT<br />

(aan<strong>van</strong>kelijk genaamd Delcos B.V.) als netbeheerder aangewezen. Op diezelfde dag heeft Sep bij<br />

akte <strong>van</strong> inbreng de economische eigendom <strong>van</strong> een aantal activa overgedragen aan TenneT. In de<br />

akte is bepaald dat de activa geheel of gedeeltelijk juridisch zullen worden geleverd op een nader te<br />

bepalen datum. Dit is niet gebeurd.<br />

Bij akte <strong>van</strong> splitsing <strong>van</strong> 2 februari 2001 heeft Sep (thans genaamd B.V. Nederlands Elektriciteit<br />

Administratiekantoor, NEA) Saranne opgericht en de juridische eigendom <strong>van</strong> een aantal<br />

vermogensbestanddelen onder algemene titel laten overgaan naar Saranne.<br />

Sinds 19 december 2006 houdt TenneT alle aandelen in Saranne. De Nederlandse Staat houdt alle<br />

aandelen in TenneT.<br />

2.5. De akte <strong>van</strong> inbreng Sep/TenneT d.d. 21 oktober 1998 luidt, voor zover in dit geding <strong>van</strong> belang:<br />

Artikel 1<br />

Definities<br />

…<br />

Activa: alle activa behorende tot de Onderneming voor zover deze voor rekening en risico <strong>van</strong> Sep<br />

komen en zoals in artikel 3.1 omschreven<br />

…<br />

Onderneming: alle activiteiten <strong>van</strong> Sep die betrekking hebben op de exploitatie en het beheer <strong>van</strong> het<br />

Landelijk Hoogspanningsnet en de daartoe behorende Activa en Passiva, hieronder expliciet niet<br />

begrepen:<br />

(hier volgen 7 items waarover het niet gaat in dit geding, zoals de overeenkomsten <strong>van</strong> Sep voor<br />

aankoop en verkoop <strong>van</strong> gas, de import <strong>van</strong> elektriciteit en de levering aan grootverbruikers en de<br />

aandelen in dochtermaatschappijen, opmerking rechtbank)<br />

…<br />

Landelijk Hoogspanningsnet: (i) de netten die bestemd zijn voor transport <strong>van</strong> elektriciteit op een<br />

spanningsniveau <strong>van</strong> 220 kV of hoger…<br />

Artikel 3<br />

Inbreng Activa en Overname Passiva<br />

Ter uitvoering <strong>van</strong> hetgeen is bepaald in de considerans onder e worden hierbij de Activa door Sep in<br />

economische zin overgedragen aan TenneT…<br />

3.1. Activa<br />

De Activa bestaan uit:<br />

…<br />

B. Het Landelijk Hoogspanningsnet…<br />

…<br />

H. Overige Activa:<br />

…<br />

10. De rechten <strong>van</strong> de Onderneming uit leasecontracten en andere contracten.<br />

…<br />

15. Alle overige rechten, <strong>van</strong> zowel privaat- als publiekrechtelijke aard, behorende tot de onderneming<br />

Artikel 9<br />

Overdracht<br />

9.1. Economische overdracht<br />

…<br />

c. TenneT is, met uitsluiting <strong>van</strong> ieder ander, bevoegd <strong>van</strong>af 1 oktober 1998 alle beheers- en<br />

beschikkingshandelingen of andere handelingen, <strong>van</strong> welke aard ook, met betrekking tot de Activa te<br />

verrichten.<br />

Sep zal zich <strong>van</strong> iedere daad of handeling, als hiervoor bedoeld, onthouden.<br />

d. Sep verleent bij deze aan TenneT onherroepelijke volmacht met kracht <strong>van</strong> substitutie, die TenneT<br />

bij deze aanvaardt, teneinde TenneT in staat te stellen alle beheers- en beschikkingshandelingen of<br />

andere handelingen, <strong>van</strong> welke aard ook, te verrichten, die TenneT zou kunnen verrichten indien zij de<br />

juridisch goederenrechtelijke gerechtigheid tot de Activa zou hebben…<br />

<strong>http</strong>://zoeken.rechtspraak.<strong>nl</strong>/default.aspx<br />

<strong>13</strong>-2-20<strong>13</strong>


<strong>Rechtspraak</strong>.<strong>nl</strong> - <strong>LJN</strong>: <strong>BZ0403</strong><br />

In de considerans is onder e sub (iii) in aanmerking genomen dat de inbreng geschiedt onder de<br />

bepaling dat Sep in de boeken <strong>van</strong> TenneT wordt gecrediteerd voor bepaalde bedragen, ten dele met<br />

achterstelling <strong>van</strong> de vordering.<br />

2.6. Bij de akte <strong>van</strong> splitsing Sep/Saranne d.d. 2 februari 2001 behoort een beschrijving in de zin <strong>van</strong><br />

artikel 2:334f lid 2 sub d <strong>van</strong> het Burgerlijk Wetboek (BW), die luidt, voor zover in dit geding <strong>van</strong><br />

belang:<br />

Definities<br />

Artikel I<br />

Onderneming:<br />

alle activiteiten <strong>van</strong> TenneT die betrekking hebben op de exploitatie en het beheer <strong>van</strong> het Landelijk<br />

Hoogspanningsnet en de daartoe behorende activa en passiva, hieronder expliciet niet begrepen:<br />

(hier volgen dezelfde zeven items als die <strong>van</strong> de akte Sep/TenneT, opmerking rechtbank)<br />

…<br />

Verkrijging door de Verkrijgende Vennootschap<br />

Artikel II<br />

II.1. De hierna in dit artikel te melden vermogensbestanddelen <strong>van</strong> de Splitsende Vennootschap zullen<br />

in het kader <strong>van</strong> de Splitsing in juridische zin overgaan op de Verkrijgende Vennootschap. Het<br />

economisch belang bij deze vermogensbestanddelen wordt voorbehouden. Het economisch belang is<br />

na 1 oktober 1998, te weten op 21 oktober 1998, overgedragen aan TenneT.<br />

II.2. De vermogensbestanddelen die zullen overgaan op de verkrijgende Vennootschap omvatten de<br />

volgende activa:<br />

…<br />

b. De rechtsverhouding met TenneT die voortvloeit uit een overeenkomst vastgelegd in een<br />

onderhandse akte houdende inbreng in economische zin op aandelen gesloten tussen de Splitsende<br />

Vennootschap en TenneT en gedateerd eenentwintig oktober negentienhonderd achtennegentig.<br />

…<br />

j. Overige Activa:<br />

…<br />

10. De rechten <strong>van</strong> de Onderneming uit leasecontracten en andere contracten.<br />

...<br />

15. Alle overige rechten, <strong>van</strong> zowel privaat- als publiekrechtelijke aard,<br />

behorende tot de Onderneming.<br />

In artikel II.3. is de waarde <strong>van</strong> de activa <strong>van</strong> II.2 vermeld.<br />

2.7. Bij de Beschikking <strong>van</strong> de Europese Commissie <strong>van</strong> 24 januari 2007 is beslist dat een aantal<br />

ondernemingen, waaronder ABB Ltd., inbreuk heeft gemaakt op artikel 81 <strong>van</strong> het EG Verdrag (thans<br />

artikel 101 VwEU) en artikel 53 <strong>van</strong> de EER-Overeenkomst door gedurende de in de Beschikking<br />

aangeduide periodes deel te nemen in een complex <strong>van</strong> overeenkomsten en onderling afgestemde<br />

feitelijke gedragingen in de gasgeïsoleerd schakelmateriaal sector in de EER. In het dictum is de<br />

periode <strong>van</strong> de deelname in het kartel ten aanzien <strong>van</strong> ABB Ltd. vastgesteld op: <strong>van</strong> 15 april 1988 tot<br />

2 maart 2004.<br />

De Commissie heeft overwogen dat ABB Ltd. in aanmerking kwam voor een boete <strong>van</strong> €<br />

215.156.250,00, maar deze is kwijtgescholden op grond <strong>van</strong> de aan ABB Ltd. als zelfmelder gegunde<br />

immuniteit.<br />

ABB Ltd. heeft geen beroep ingesteld tegen de Beschikking.<br />

2.8. TenneT c.s. hebben ABB c.s. bij schrijven <strong>van</strong> 24 juni 2010 aansprakelijk gesteld voor de schade<br />

die zij hebben geleden als gevolg <strong>van</strong> de mededingingsbeperkende kartelafspraken, vooralsnog<br />

begroot op € 29.725.227,00. ABB c.s. zijn niet ingegaan op de uitnodiging <strong>van</strong> TenneT c.s. om ter<br />

zake een minnelijke regeling te treffen. ABB c.s. betwisten op verschillende gronden dat zij gehouden<br />

zijn tot schadevergoeding.<br />

3. Het geschil<br />

<strong>http</strong>://zoeken.rechtspraak.<strong>nl</strong>/default.aspx<br />

<strong>pagina</strong> 4 <strong>van</strong> <strong>12</strong><br />

<strong>13</strong>-2-20<strong>13</strong>


<strong>Rechtspraak</strong>.<strong>nl</strong> - <strong>LJN</strong>: <strong>BZ0403</strong><br />

3.1. TenneT c.s. vorderen samengevat - na vermeerdering en vervolgens weer vermindering <strong>van</strong> eis<br />

dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ABB c.s. hoofdelijk<br />

veroordeelt tot betaling aan TenneT c.s. <strong>van</strong> een schadevergoeding op te maken bij staat en te<br />

vereffenen volgens de wet, met hoofdelijke veroordeling <strong>van</strong> ABB c.s. in de kosten <strong>van</strong> het geding, te<br />

vermeerderen met de wettelijke rente <strong>van</strong> artikel 6:119 BW <strong>van</strong>af veertien dagen na de datum <strong>van</strong><br />

het vonnis.<br />

3.2. TenneT c.s. baseren de hoofdvordering op inbreuk op het mededingingsrecht, waarbij aan Sep<br />

schade is berokkend. De juridische grondslagen <strong>van</strong> de vordering zijn:<br />

(i) een verbintenis tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad;<br />

(ii) gehele of gedeeltelijke nietigheid <strong>van</strong> rechtswege <strong>van</strong> de Overeenkomst, met daaruit voortvloeiend<br />

een verbintenis tot (partiële) ongedaanmaking;<br />

(iii) een verbintenis tot schadevergoeding uit hoofde <strong>van</strong> een tekortkoming in de verplichtingen uit de<br />

Overeenkomst;<br />

(iv) een verbintenis tot schadevergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking.<br />

3.3. ABB c.s. voeren verweer.<br />

3.4. Op de stellingen <strong>van</strong> partijen wordt hierna, voor zover <strong>van</strong> belang, nader ingegaan.<br />

4. De beoordeling<br />

De inbreuk op het mededingingsrecht<br />

<strong>pagina</strong> 5 <strong>van</strong> <strong>12</strong><br />

4.1. Uit het door TenneT c.s. overgelegde bestek <strong>van</strong> 17 juli 1992 (productie 17-I/II <strong>van</strong> TenneT c.s.),<br />

de brief <strong>van</strong> Sep aan ABB T&D <strong>van</strong> 9 november 1992 (productie 17-III, 2de tabblad) en het op dit<br />

onderdeel niet weersproken rapport <strong>van</strong> Lexonomics (productie 19 <strong>van</strong> TenneT c.s.) volgt dat de<br />

tussen ABB T&D en Sep gesloten overeenkomst resulteerde uit een aanbesteding. In deze<br />

aanbesteding heeft Sep na een preselectie in de tweede helft <strong>van</strong> 1992 aanbiedingen aangevraagd bij<br />

vier bedrijven, te weten ABB, Alstom, Siemens en Nei Reyrolle. Deze bedrijven, althans de daarvoor in<br />

aanmerking komende entiteiten, waren alle vier adressaat <strong>van</strong> de Beschikking (Nei Reyrolle onder<br />

haar nieuwe naam c.q. rechtsopvolger VA TECH, zie § 74). Zij waren volgens de Beschikking ten tijde<br />

<strong>van</strong> de aanbesteding alle vier deelnemer in de individuele Europese quotering op grond <strong>van</strong> de<br />

zogenoemde GQ-Agreement en EQ-Agreement <strong>van</strong> 15 april 1988 (zie § 144).<br />

Bij die aanbiedingen aan Sep offreerde ABB T&D voor het schakelstation Eemshaven de economisch<br />

meest voordelige prijs. Alstom offreerde de beste prijs voor een ander schakelstation, Meeden,<br />

waarvoor Sep tegelijkertijd aanbiedingen had aangevraagd.<br />

4.2. Ten aanzien <strong>van</strong> ABB Ltd. staat met de voor haar onherroepelijk geworden Beschikking<br />

onweerlegbaar vast dat zij ten tijde <strong>van</strong> de aanbesteding deel nam in een wereldwijd kartel, waarin<br />

tussen de deelnemers mededingsbeperkende afspraken werden gemaakt en uitgevoerd inzake de<br />

onderlinge verdeling <strong>van</strong> opdrachten en vaststelling <strong>van</strong> prijzen op de GGS-markt. Op grond <strong>van</strong> het<br />

Europees recht kan de nationale rechter hier niet meer aan tornen. De rechtbank moet daarom voorbij<br />

gaan aan de (met een uittreksel uit het handelsregister onderbouwde) stelling <strong>van</strong> ABB c.s. dat ABB<br />

Ltd. pas is opgericht op 5 maart 1999, dat haar doelomschrijving is beperkt tot deelneming in<br />

ondernemingen en dat haar doelomschrijving, anders dan bij ABB Asea Brown Boveri Ltd. (die wel<br />

reeds bestond in de jaren 1992/1995), niet toestaat dat zij daarnaast ook zelf commerciële activiteiten<br />

ontplooit. De Europese Commissie heeft voor de inbreuk op het mededingingsrecht in de periode <strong>van</strong><br />

15 april 1988 tot 5 maart 1999 in haar Beschikking ABB Ltd., naar moet worden aangenomen,<br />

vereenzelvigd met ABB Asea Brown Boveri Ltd. dan wel de anders genaamde vennootschap die in die<br />

periode aan het hoofd stond <strong>van</strong> de groep, die (indirect) alle aandelen hield in de (klein)<br />

dochtervennootschappen en die de gewraakte kartelafspraken, al dan niet middels die (klein)<br />

dochtervennootschappen, maakte en uitvoerde. De rechtbank dient de Commissie hierin te volgen.<br />

4.3. In de Beschikking is beschreven dat het kartel bestond uit een akkoord tussen de deelnemers,<br />

waarbij contingenten en quota onderling werden verdeeld en dat daarna de partijen geregeld bijeen<br />

kwamen om (i) GGS-projecten overeenkomstig de vastgestelde quota toe te wijzen, (ii) afspraken te<br />

maken over de prijzen die de aangewezen onderneming kon aanrekenen, (iii) de prijzen overeen te<br />

komen die de leden <strong>van</strong> het kartel waaraan de aanbesteding niet zou worden gegund, zouden bieden<br />

om de indruk te wekken dat er werkelijk <strong>van</strong> concurrentie sprake was en (iv) afspraken te maken over<br />

<strong>http</strong>://zoeken.rechtspraak.<strong>nl</strong>/default.aspx<br />

<strong>13</strong>-2-20<strong>13</strong>


<strong>Rechtspraak</strong>.<strong>nl</strong> - <strong>LJN</strong>: <strong>BZ0403</strong><br />

de parameters voor de prijsvaststelling die in acht moesten worden genomen wanneer de partijen het<br />

er niet over eens konden worden aan welke onderneming het project zou worden toegewezen.<br />

4.4. Uit het gepubliceerde deel <strong>van</strong> de Beschikking blijkt niet dat specifiek ook de onderhavige<br />

Nederlandse GGS-projecten <strong>van</strong> 1992/1995 zijn betrokken in het onderzoek <strong>van</strong> de Commissie. De<br />

Beschikking expliciteert echter wel dat de wereldwijde kartelafspraken en marktverdeling in het<br />

bijzonder gelding hadden (en onderling afgedwongen werden) voor de landen <strong>van</strong> de EER. Dit betrof<br />

dan dus ook de landen die destijds deel uitmaakten <strong>van</strong> de EEG en de EU, waaronder Nederland.<br />

Daarmee kan er<strong>van</strong> worden uitgegaan dat in het bijzonder ook de onderhavige financieel<br />

belangwekkende aanbesteding <strong>van</strong> Sep in Nederland, waarin uitsluitend werd geparticipeerd door<br />

multinationale deelnemers in het kartel of aan die deelnemers verbonden ondernemingen, werd<br />

bestreken door de mededingingsbeperkende afspraken die de kartelleden onderling hadden gemaakt<br />

inzake de quotering en de prijsstelling, alsmede dat de vier uit die deelnemers geselecteerde<br />

aanbieders onderling hebben afgesproken aan wie dit project zou worden toegewezen, welke prijs<br />

deze aanbieder kon aanrekenen en welke (hogere) prijzen de drie andere aanbieders zouden offreren,<br />

zodat het werk bij het gehanteerde gunningcriterium naar alle waarschij<strong>nl</strong>ijkheid aan die eerste<br />

aanbieder zou worden gegund. In dit verband is <strong>van</strong> belang dat ABB T&D, die de aanbieding heeft<br />

gedaan en de Overeenkomst heeft gesloten, weliswaar zelf geen adressaat was <strong>van</strong> de Beschikking<br />

(evenmin als ABB B.V.), maar dat ter comparitie is komen vast te staan dat de prijs voor de GGS in<br />

Zwitserland (dus door ABB Ltd.) werd vastgesteld en dat ABB B.V. (c.q. ABB T&D) zich voegde naar<br />

die prijs. Daarmee kan als vaststaand worden aangenomen dat de aanbieding <strong>van</strong> ABB T&D op<br />

essentialia werd gedicteerd door ABB Ltd. en dat ABB Ltd., dan wel de hierboven onder 4.2. bedoelde,<br />

met haar te vereenzelvigen rechtspersoon, de door haar beheerste kleindochter als instrument heeft<br />

gebruikt om de door haar gemaakte mededingingsbeperkende afspraken uit te voeren, minst genomen<br />

ten aanzien <strong>van</strong> de prijsbepaling.<br />

4.5. De aanname dat dit project werd bestreken door de kartelafspraken motiveert de rechtbank<br />

nader met de overweging dat in de omstandigheden <strong>van</strong> dit geval, na de onherroepelijke veroordeling<br />

door de Europese Commissie, <strong>van</strong> ABB Ltd. en ABB B.V. kan worden gevergd dat zij, als<br />

respectievelijk deelnemer in het kartel en partij die de aanbieding heeft gedaan en de offerteprijs heeft<br />

bepaald, begrijpelijke en realistische indicaties aa<strong>nl</strong>everen en feiten en omstandigheden stellen (en bij<br />

betwisting bewijzen), waaruit zou kunnen worden geconcludeerd dat de alomvattende en voor de<br />

gehele EEG geldende kartelafspraken bij uitzondering niet golden voor dit specifieke project in<br />

Nederland.<br />

ABB c.s. hebben evenwel geen enkele indicatie of uitleg gegeven waarom dit Nederlandse project niet<br />

zou vallen onder de bestaande en voor de gehele EEG geldende kartelafspraken. Zij hebben volstaan<br />

met een betwisting <strong>van</strong> de stellingen <strong>van</strong> TenneT c.s. en zelf slechts gesteld (hetgeen hierboven is<br />

weerlegd) dat ABB Ltd. niet in verband kan worden gebracht met het Eemshaven 1993 contract.<br />

Hiermee hebben ABB c.s. niet voldaan aan de verzwaarde stelplicht, die in de omstandigheden <strong>van</strong> dit<br />

geval op hen rust.<br />

4.6. De stelling <strong>van</strong> TenneT c.s. dat de prijsbepaling voor het Eemshaven project is beïnvloed door de<br />

verboden kartelafspraken is daarmee onvoldoende gemotiveerd betwist en dit moet daarom als<br />

vaststaand worden aangenomen op grond <strong>van</strong> artikel 149, lid 1, tweede zin, <strong>van</strong> het Wetboek <strong>van</strong><br />

Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Nadere bewijslevering op dit onderdeel is niet meer aan de orde.<br />

Aansprakelijke entiteiten<br />

<strong>pagina</strong> 6 <strong>van</strong> <strong>12</strong><br />

4.7. Partijen zijn het erover eens dat de door TenneT c.s. ingestelde vorderingen beoordeeld moeten<br />

worden naar Nederlands recht. Het samenstel <strong>van</strong> de verboden kartelafspraken <strong>van</strong> ABB Ltd. en de<br />

implementatie daar<strong>van</strong> op de Nederlandse markt via de aanbieding <strong>van</strong> ABB T&D kwalificeert als een<br />

onrechtmatige daad in de zin <strong>van</strong> het Nederlandse artikel 6:162 BW. De vraag is dan wie <strong>van</strong> ABB c.s.<br />

aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die daardoor is veroorzaakt. Daarvoor is<br />

beslissend aan wie die onrechtmatige daad kan worden toegerekend.<br />

4.8. Dat is in elk geval ABB Ltd. zelf, die heeft deelgenomen in de verboden kartelafspraken en die<br />

afspraken middels ABB T&D heeft geïmplementeerd.<br />

4.9. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat ook ABB B.V. aansprakelijk is voor die schade in haar<br />

<strong>http</strong>://zoeken.rechtspraak.<strong>nl</strong>/default.aspx<br />

<strong>13</strong>-2-20<strong>13</strong>


<strong>Rechtspraak</strong>.<strong>nl</strong> - <strong>LJN</strong>: <strong>BZ0403</strong><br />

<strong>pagina</strong> 7 <strong>van</strong> <strong>12</strong><br />

hoedanigheid <strong>van</strong> rechtsopvolger <strong>van</strong> ABB T&D. ABB T&D heeft zich als instrument laten gebruiken en<br />

de verboden kartelafspraken feitelijk uitgevoerd bij het Eemshaven project. Ter zake treft haar<br />

voldoende verwijt om de schade ook aan ABB B.V. te kunnen toerekenen. De rechtbank motiveert dit<br />

als volgt.<br />

4.10. Het feit dat een moedervennootschap aansprakelijk is gesteld en een geldboete is opgelegd<br />

voor verboden gedragingen, die mogelijk geheel of ten dele zijn uitgevoerd door een<br />

dochtervennootschap, omdat zij alle aandelen houdt in die dochtervennootschap en die<br />

dochtervennootschap niet zelf haar marktgedrag bepaalt, impliceert niet zonder meer dat die<br />

dochtervennootschap ook zelf civielrechtelijk aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is <strong>van</strong> die<br />

verboden gedragingen. In het bijzonder dwingt daartoe niet het Europeesrechtelijk beginsel dat de<br />

nationale wetgever en rechter bij schending <strong>van</strong> artikel 101 lid 1 VwEU ten behoeve <strong>van</strong> de<br />

gelaedeerden de volle werking <strong>van</strong> het in die bepaling gegeven recht op schadevergoeding dienen te<br />

verzekeren. De gelaedeerden kunnen immers voor die schadevergoeding de veroordeelde moeder<br />

aanspreken en zich vervolgens, zo nodig, via beslag op aandelen verhalen op de<br />

vermogensbestanddelen <strong>van</strong> de dochter.<br />

Voor een eigen civielrechtelijke aansprakelijkheid is in beginsel vereist dat de dochtervennootschap<br />

ook zelfstandig een verwijt kan worden gemaakt. Dit is het geval indien kan worden aangenomen dat<br />

die dochter bekend was of geacht kan worden (globaal) bekend te zijn geweest met het bestaan <strong>van</strong><br />

het kartel en de daar gemaakte afspraken, alsmede met het feit dat zij werd ingezet om die afspraken<br />

te implementeren.<br />

In de stellingname <strong>van</strong> TenneT c.s. ligt besloten dat zij menen dat dit in deze zaak het geval was en<br />

de rechtbank oordeelt dat dit ook kan worden aangenomen.<br />

4.11. Immers, dat ABB T&D zelf niet bekend was met het kartel hebben ABB c.s. in hun uitgebreide<br />

conclusie <strong>van</strong> antwoord (en de daaraan voorafgaande incidenten) niet aangevoerd. ABB c.s. hebben<br />

daar volstaan met de tegenwerping dat ABB B.V. geen adressaat is <strong>van</strong> de Beschikking en dat het in<br />

het Europees recht gehanteerde concept ‘economische eenheid’ geen opgeld doet in het Nederlandse<br />

civiele aansprakelijkheidsrecht.<br />

Maar hier gaat het niet om dat concept. Het gaat hier ook niet om de zogenaamde doorbraak <strong>van</strong><br />

aansprakelijkheid, waarbij een (rechts)persoon aansprakelijk kan worden gehouden voor een<br />

tekortkoming of onrechtmatige daad <strong>van</strong> een andere, bijvoorbeeld door hem bestuurde, (rechts)<br />

persoon. Het gaat hier om de vraag of ABB T&D als feitelijk handelende entiteit in een samenstel <strong>van</strong><br />

handelingen, die tezamen een concrete onrechtmatige daad opleveren, ter zake een voldoende ernstig<br />

zelfstandig verwijt kan worden gemaakt. Dat is het geval indien ABB T&D geacht moet worden zich<br />

bewust te zijn geweest of bewust te hebben moeten zijn <strong>van</strong> de onrechtmatigheid <strong>van</strong> het gezame<strong>nl</strong>ijk<br />

handelen.<br />

4.<strong>12</strong>. De omstandigheid dat ondergeschikten, die hebben meegewerkt aan de aanbieding en de<br />

totstandkoming <strong>van</strong> Overeenkomst, mogelijk niet bekend zijn geweest met het bestaan <strong>van</strong> het kartel,<br />

doet daarbij niet ter zake. In dit verband memoreert de Beschikking (§ 170 e.v.) dat de kartelleden<br />

vergaande maatregelen troffen om hun kartelactiviteiten te verbergen, onder meer door gebruik <strong>van</strong><br />

codenamen en (privé)communicatiemiddelen met versleutelde boodschappen. Nodig, maar ook<br />

voldoende, is dat die bekendheid aanwezig was bij hogere personen of organen wier wetenschap aan<br />

ABB T&D kan worden toegerekend.<br />

En bij ABB T&D was die wetenschap in elk geval aanwezig bij haar hoogste orgaan, haar (indirect)<br />

enig aandeelhouder ABB Ltd., die immers zelf de kartelafspraken maakte.<br />

4.<strong>13</strong>. Daarnaast beschouwt de rechtbank als onvoldoende gemotiveerd betwist, dat die wetenschap<br />

ook aanwezig was of aanwezig geacht kon worden bij het formele statutair bestuur <strong>van</strong> ABB T&D. De<br />

rechtbank motiveert dit als volgt.<br />

4.14. Na de twee incidenten en hun conclusie <strong>van</strong> antwoord hebben de advocaten <strong>van</strong> ABB c.s. voor<br />

het eerst op de comparitie <strong>van</strong> partijen betwist dat ABB B.V. bekend was met het bestaan <strong>van</strong> het<br />

kartel en de daarbij gemaakte afspraken. Op die comparitie heeft ABB B.V. zich laten<br />

vertegenwoordigen door haar advocaten. Ondanks de opdracht in het comparitievonnis is voor ABB<br />

B.V. niemand verschenen die persoo<strong>nl</strong>ijk <strong>van</strong> de zaak op de hoogte is en uit eigen wetenschap kan<br />

verklaren over de feitelijke gang <strong>van</strong> zaken en de interne organisatie (mevrouw Speekenbrink was<br />

daar namens ABB Ltd.).<br />

<strong>http</strong>://zoeken.rechtspraak.<strong>nl</strong>/default.aspx<br />

<strong>13</strong>-2-20<strong>13</strong>


<strong>Rechtspraak</strong>.<strong>nl</strong> - <strong>LJN</strong>: <strong>BZ0403</strong><br />

Op de, na die betwisting <strong>van</strong> haar bekendheid, voor de hand liggende vraag <strong>van</strong> de rechter wie dan<br />

eige<strong>nl</strong>ijk destijds de bestuurder was <strong>van</strong> ABB T&D, hebben de advocaten geen uitsluitsel kunnen<br />

geven. Een organogram is niet gepresenteerd en een uittreksel uit het Handelsregister is met<br />

betrekking tot ABB T&D niet overgelegd. De advocaten (veronder)stellen dat de heer Van den Hoek de<br />

bestuurder was, omdat deze persoon de Overeenkomst heeft getekend als ‘directeur’ <strong>van</strong> ABB T&D.<br />

De rechtbank echter overweegt dat het gebruik <strong>van</strong> deze titel niet zonder meer impliceert dat Van den<br />

Hoek ook (lid <strong>van</strong>) het statutaire bestuursorgaan was, terwijl de rechtbank constateert dat de<br />

Overeenkomst voor gezien is medeondertekend door de heer Kok als hoofddirecteur <strong>van</strong> Asea Brown<br />

Boveri B.V. Dit medeondertekenen kan erop duiden dat Van den Hoek niet zelfstandig<br />

tekeningsbevoegd was (voor deze transactie) en dat naast hem of in zijn plaats Asea Brown Boveri<br />

B.V. formeel de bestuurder was <strong>van</strong> ABB T&D (zijnde niet duidelijk geworden of Asea Brown Boveri<br />

B.V. dezelfde rechtspersoon is als ABB B.V.).<br />

Op de voor de hand liggende vervolgvraag of Van den Hoek omtrent de wetenschap een<br />

getuigenverklaring kan afleggen, hebben de advocaten <strong>van</strong> ABB c.s. verklaard dat Van den Hoek niet<br />

meer bij ABB werkt en dat zij niet weten of hij beschikbaar is voor een getuigenverhoor.<br />

Hieruit moet worden afgeleid dat ABB c.s. in de (aan)loop <strong>van</strong> dit geding niet bij Van den Hoek hebben<br />

geverifieerd of hij bekend was met het kartel of niet.<br />

4.15. Op zichzelf is het juist dat de bewijslast omtrent de wetenschap rust op de eisende partij, die<br />

haar vorderingen baseert op een onrechtmatige daad, maar dit neemt niet weg dat <strong>van</strong> een<br />

procespartij, ook indien deze de gedaagde is, in redelijkheid kan worden gevergd dat zij zich met<br />

stelligheid kan uitlaten over de vraag of zij iets wel of niet weet. De betwisting bij gebrek aan<br />

wetenschap <strong>van</strong> de niet aanstonds in twijfel getrokken eigen wetenschap <strong>van</strong> ABB B.V., voor het eerst<br />

gedaan op de i<strong>nl</strong>ichtingencomparitie ex artikel 88 Rv, waarbij ABB B.V. ondanks het bevel tot<br />

persoo<strong>nl</strong>ijke verschijning zich niet heeft laten vertegenwoordigen door iemand die op de hoogte is <strong>van</strong><br />

de zaak, beschouwt de rechtbank als tardief en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank gaat aan<br />

deze betwisting voorbij en gaat er<strong>van</strong> uit dat het bestuur <strong>van</strong> ABB B.V. weldegelijk bekend was of<br />

bekend had moeten zijn met het kartel waarin het bedrijf participeerde.<br />

4.16. Op grond <strong>van</strong> het vorenstaande is naast ABB Ltd. ook ABB B.V. aansprakelijk voor de schade<br />

<strong>van</strong> Sep die het gevolg is <strong>van</strong> hun gezame<strong>nl</strong>ijk gepleegde onrechtmatige daad. Het betreft op grond<br />

<strong>van</strong> de artikelen 6:166 lid 1 en/of 6:102 lid 1 BW een hoofdelijke aansprakelijkheid. De rechtbank<br />

verwijst onder meer Rechtbank Rotterdam, 30 juni 2010, <strong>LJN</strong> BN42<strong>13</strong>. Aan de vereisten voor<br />

hoofdelijkheid is voldaan: (i) er was een bewust gezame<strong>nl</strong>ijk optreden <strong>van</strong> de verschillende<br />

deelnemers die ieder een bijdrage hebben geleverd aan gedragingen die een gevaar voor schade<br />

hebben doen ontstaan, (ii) beide deelnemers hadden de kans op het toebrengen <strong>van</strong> de schade<br />

behoren te voorzien en dit had hen <strong>van</strong> het deelnemen moeten weerhouden, (iii) het deelnemen kan<br />

beide deelnemers worden toegerekend en (iv) er was sprake <strong>van</strong> onrechtmatig handelen jegens de<br />

gelaedeerde en daardoor is de schade ontstaan.<br />

4.17. Anders ligt dit voor ABB Holdings. ABB Holdings is geen adressaat <strong>van</strong> de Beschikking en ABB<br />

Holdings bestond nog niet ten tijde <strong>van</strong> het onrechtmatig handelen jegens Sep. ABB Holdings kan<br />

daarbij dus niet rechtstreeks betrokken zijn geweest en het enkele feit dat zij later de aandelen in ABB<br />

B.V. heeft verkregen biedt naar Nederlands schadevergoedingsrecht geen grond voor een eigen medeaansprakelijkheid.<br />

Rechthebbenden<br />

<strong>pagina</strong> 8 <strong>van</strong> <strong>12</strong><br />

4.18. Een volgend onderwerp is de vraag aan wie het recht toekomt om ter zake schadevergoeding te<br />

vorderen. ABB c.s. betwisten dat dit recht toekomt aan TenneT en/of Saranne. Gevraagd naar hun<br />

belang bij dit verweer, hebben zij verklaard dat, hoewel dit tot nu toe niet is gebeurd, niet valt uit te<br />

sluiten dat ABB c.s. nog zullen worden aangesproken door Sep. Deze vrees is ongegrond, gezien de bij<br />

de feiten geciteerde bepalingen 9 lid 1 sub c en sub d <strong>van</strong> de akte <strong>van</strong> inbreng, maar dit laat onverlet<br />

dat wel vast moet komen te staan aan wie juridisch het vorderingsrecht toekomt.<br />

4.19. Deze rechtbank overweegt dat uit de bij de feiten geciteerde akte <strong>van</strong> inbreng en omschrijving<br />

ex artikel 2:334f lid 2 sub d BW volgt dat het recht om ter zake <strong>van</strong> deze onrechtmatige daad<br />

schadevergoeding te vorderen in economische zin is overgegaan op TenneT en in juridische zin op<br />

Saranne.<br />

<strong>http</strong>://zoeken.rechtspraak.<strong>nl</strong>/default.aspx<br />

<strong>13</strong>-2-20<strong>13</strong>


<strong>Rechtspraak</strong>.<strong>nl</strong> - <strong>LJN</strong>: <strong>BZ0403</strong><br />

Het gaat in deze zaak om een vordering uit onrechtmatige daad die gerelateerd is aan de in die akten<br />

omschreven Onderneming en ook aan de, in die akten niet specifiek genoemde, Overeenkomst. De<br />

Onderneming is omschreven onder de Definities en het onderhavige, tot die Onderneming behorende,<br />

recht op een schadevergoedingsactie kan geacht worden te vallen onder respectievelijk artikel<br />

3.1.onder H sub 15 en artikel II.2 onder j sub 15. De Overeenkomst valt onder de restcategorie <strong>van</strong><br />

de artikelen 3.1.H.10 en II.2.j.10.<br />

4.20. Omtrent de verweren <strong>van</strong> ABB c.s. overweegt de rechtbank nader dat het gaat om een<br />

vorderingsrecht uit onrechtmatige daad en niet om een vordering tot nakoming <strong>van</strong> de Overeenkomst,<br />

ook al hangt de vordering daar wel mee samen. Artikel 6:159 BW is niet <strong>van</strong> toepassing en de<br />

medewerking <strong>van</strong> ABB c.s. aan de rechtsovergang is niet vereist.<br />

Voorts faalt de tegenwerping dat de beschrijving <strong>van</strong> artikel 2:334f BW onvoldoende nauwkeurig is<br />

bepaald en dat de onderhavige vordering niet concreet is genoemd. Het kartel was nog niet bekend<br />

ten tijde <strong>van</strong> de fusie en splitsing en de op dat kartel gebaseerde vordering uit onrechtmatige daad<br />

kon en behoefde daarom niet concreet beschreven te worden. Voldoende was de beschrijving ‘rechten<br />

behorende tot de Onderneming’. De wens <strong>van</strong> ABB c.s. om alle bijlagen <strong>van</strong> de beschrijving in te zien<br />

hoeft dan ook niet ingewilligd te worden. Hierbij hebben zij geen processueel belang, aangezien kan<br />

worden uitgesloten dat de onderhavige vordering in die bijlagen wordt vermeld.<br />

4.21. Hoe het ook verder zit met hun onderlinge verhouding, tezamen zijn TenneT en Saranne de<br />

volledig gerechtigde als bedoeld in artikel 3:296 BW. Nu zij ook gezame<strong>nl</strong>ijk als eisers optreden en<br />

(zoals wordt bepaald) betaling aan de een kwijting zal opleveren ten opzichte <strong>van</strong> de ander, kunnen<br />

TenneT c.s. in hun vordering tot schadevergoeding worden ont<strong>van</strong>gen. Het desbetreffende verweer<br />

<strong>van</strong> ABB c.s. wordt verworpen.<br />

Beroep op verjaring<br />

<strong>pagina</strong> 9 <strong>van</strong> <strong>12</strong><br />

4.22. Het volgende onderwerp is het beroep <strong>van</strong> ABB c.s. op verjaring. ABB c.s. stellen dat de voor de<br />

vordering tot schadevergoeding geldende verjaringstermijn <strong>van</strong> vijf jaren <strong>van</strong> artikel 3:310 BW is<br />

aange<strong>van</strong>gen op de dag na de publicatie <strong>van</strong> het persbericht <strong>van</strong> de Europese Commissie <strong>van</strong> <strong>13</strong> mei<br />

2004 over het door haar ingestelde onderzoek naar het GGS-kartel en <strong>van</strong> een eigen bericht <strong>van</strong> het<br />

ABB-concern <strong>van</strong> diezelfde datum op haar website. In dit persbericht heeft ABB gemeld dat bij een<br />

intern compliance audit was ontdekt dat bepaalde ABB medewerkers waren betrokken in<br />

mededingingsbeperkende activiteiten op de GGS-markt. Van dit intern onderzoek is ook melding<br />

gemaakt in een krantenartikel over een koersval bij ABB in het Financieel Dagblad <strong>van</strong> 15 juni 2004.<br />

Voorts wijzen ABB c.s. op de uitvaardiging <strong>van</strong> de punten <strong>van</strong> bezwaar in de inbreukprocedure door de<br />

Commissie in april 2006 en op de publicatie daaromtrent in de Financial Times op 4 mei 2006.<br />

ABB c.s. stellen dat het een en ander TenneT en Saranne niet kan zijn ontgaan. ABB c.s. stellen dat de<br />

daarmee aange<strong>van</strong>gen verjaringstermijn was verstreken, toen TenneT c.s. hen aansprakelijk stelde in<br />

de brief <strong>van</strong> 24 juni 2010.<br />

4.23. Dit verweer faalt. De berichtgeving in 2006 kan in elk geval buiten beschouwing worden<br />

gelaten, omdat tussen die berichtgeving en 24 juni 2010 geen vijf jaren zijn verstreken. Dit geldt wel<br />

voor de publicaties op <strong>13</strong> mei 2004 en 15 juni 2004, maar deze publicaties hebben, nog daargelaten<br />

dat niet vast staat dat TenneT c.s. <strong>van</strong> die publicaties daadwerkelijk hebben kennis genomen, de<br />

verjaringstermijn niet laten aan<strong>van</strong>gen.<br />

4.24. Dit betrof immers nog slechts de aankondiging <strong>van</strong> een onderzoek en het enkele feit dat<br />

wereldkundig werd gemaakt dat een onderzoek is of werd ingesteld naar mededingingsbeperkende<br />

activiteiten brengt nog niet mee dat TenneT c.s. hebben moeten onderkennen dat hun<br />

rechtsvoorganger daar<strong>van</strong> slachtoffer is geweest en ter zake schade is berokkend door ABB Ltd. en<br />

ABB T&D, noch dat <strong>van</strong> TenneT c.s. rechtens werd gevergd dat zij daarnaar op dat moment grondig<br />

onderzoek zouden doen.<br />

Inzake de voor verjaring vereiste bekendheid met de schade en de daarvoor aansprakelijke entiteiten<br />

wreekt zich hier het door ABB c.s. in ander verband ingenomen standpunt dat de GGS-projecten <strong>van</strong><br />

Sep bij de Commissie geen voorwerp <strong>van</strong> onderzoek zijn geweest, dat ABB Ltd. nog niet bestond in<br />

1993 en niet in verband kon worden gebracht met het Eemshavencontract (hetgeen anders werd na<br />

de Beschikking) en dat ABB T&D geen adressaat is <strong>van</strong> de Beschikking.<br />

Wat betreft de volgens ABB c.s. verzaakte onderzoeksplicht <strong>van</strong> TenneT c.s. geldt dat deze plicht niet<br />

<strong>http</strong>://zoeken.rechtspraak.<strong>nl</strong>/default.aspx<br />

<strong>13</strong>-2-20<strong>13</strong>


<strong>Rechtspraak</strong>.<strong>nl</strong> - <strong>LJN</strong>: <strong>BZ0403</strong><br />

te snel mag worden aangenomen en dat ABB c.s. niet hebben gesteld wat TenneT c.s. dan hadden<br />

moeten onderzoeken en hoe zij daarbij, op betrekkelijk eenvoudige wijze, hadden kunnen en moeten<br />

ontdekken dat Sep door de kartelafspraken daadwerkelijk was benadeeld en in welke om<strong>van</strong>g dat was<br />

gebeurd. De rechtbank verwijst wederom naar de bevindingen <strong>van</strong> de Commissie dat de kartelleden<br />

vergaande maatregelen hadden getroffen om hun kartelactiviteiten te verbergen.<br />

ABB c.s. beroepen zich inzake de verjaring nog op een uitspraak <strong>van</strong> de rechtbank Rotterdam <strong>van</strong> 7<br />

maart 2007, <strong>LJN</strong> BA0926, de zogenaamde CEF-zaak, maar die zaak is niet vergelijkbaar met de<br />

onderhavige. In die zaak had CEF zelf de klacht ingediend bij de Commissie.<br />

4.25. De rechtbank zou misschien anders oordelen over het beroep op verjaring, indien ABB B.V. bij<br />

haar nader te noemen offerte <strong>van</strong> 8 juni 2005 voor de uitbreiding <strong>van</strong> de installatie had gemeld dat<br />

deze offerte aanzie<strong>nl</strong>ijk lager kon zijn dan de eerdere offerte <strong>van</strong> ABB Energie B.V. <strong>van</strong> 21 mei 1999,<br />

omdat ABB inmiddels het kartel had verlaten. Maar dat ABB B.V. dit in 2004/2005 heeft gemeld is niet<br />

gesteld of gebleken.<br />

Tussenconclusie / toelating tot de schadestaat<br />

<strong>pagina</strong> 10 <strong>van</strong> <strong>12</strong><br />

4.26. De tussenconclusie is dat ABB Ltd. en ABB B.V. aansprakelijk zijn en nog steeds aansprakelijk<br />

kunnen worden gesteld voor de schade <strong>van</strong> Sep en dat zij die schade aan TenneT c.s. moeten<br />

vergoeden.<br />

Om ter zake te kunnen worden toegelaten tot een schadestaatprocedure zullen TenneT c.s.<br />

aannemelijk moeten maken dat daadwerkelijk schade is geleden. De rechtbank acht dit zeer<br />

aannemelijk. Dit motiveert de rechtbank als volgt.<br />

4.27. De aard en de strekking <strong>van</strong> de gewraakte kartelafspraken is nu juist, bijkans per definitie,<br />

afnemers zoals Sep meer te kunnen laten betalen voor het product dan het geval zou zijn geweest bij<br />

vrije mededinging op de desbetreffende markt. ABB c.s. betwisten wel dat de prijs die Sep heeft<br />

betaald is beïnvloed door de kartelafspraken, maar deze betwisting hebben zij niet met feiten<br />

onderbouwd en zij hebben in het bijzonder geen enkel inzicht gegeven in de samenstelling <strong>van</strong> die<br />

prijs, hetgeen in de omstandigheden <strong>van</strong> dit geval wel <strong>van</strong> hen gevergd kan worden. Hierbij kan niet<br />

worden volstaan met een vergelijking <strong>van</strong> de prijs voor dit GGS-project met andere GGS-projecten uit<br />

diezelfde tijd (1993/1995), omdat er<strong>van</strong> uit kan worden gegaan dat alle of nagenoeg alle vergelijkbare<br />

GGS-projecten door de kartelafspraken werden beheerst. ABB c.s. zullen moeten verduidelijken welke<br />

componenten <strong>van</strong> de totale prijs wel werden bestreken door de kartelafspraken en welke niet, zoals<br />

bijvoorbeeld ontwerp- en engineeringkosten op uurbasis. Dat hebben zij tot op heden (nog) niet of<br />

onvoldoende gedaan.<br />

4.28. Het spreekt voor zich dat de invloed <strong>van</strong> de kartelafspraken op de bij de Overeenkomst<br />

overeengekomen prijs niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. De om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de schade <strong>van</strong> Sep<br />

zal dan ook op grond <strong>van</strong> artikel 6:97 BW op passende wijze moeten worden geschat. In deze zaak is<br />

bij uitstek een passend meetinstrument de vergelijking <strong>van</strong> de offerte <strong>van</strong> een aan ABB B.V. gelieerde<br />

entiteit voor de uitbreiding <strong>van</strong> de installatie in 1999 ten tijde <strong>van</strong> het kartel en een latere offerte <strong>van</strong><br />

ABB B.V. zelf in 2005, na afloop <strong>van</strong> het kartel. In de optiek <strong>van</strong> TenneT, de opdrachtgever, betrof het<br />

hetzelfde werk, waarvoor in 1999 geen opdracht is gegeven, maar later in 2005 wel. ABB c.s.<br />

betwisten weliswaar dat het exact dezelfde uitbreiding betrof, maar dit zullen zij moeten uitleggen,<br />

hetgeen zij in de schadestaatprocedure kunnen doen.<br />

4.29. Een door TenneT c.s. ingeschakeld expertisebureau heeft voor een bepaald onderdeel <strong>van</strong> deze<br />

uitbreiding (een 380 kV GGS-tak) middels vergelijking <strong>van</strong> de geoffreerde prijzen in 1999 en in 2005<br />

een price overcharge berekend <strong>van</strong> 54%. Geëxtrapoleerd zou Sep dan in 1993/1995 € 24.900.000,00<br />

te veel hebben betaald voor de oorspronkelijke installatie. Vooralsnog komt dit over als een<br />

deugdelijke en passende berekening <strong>van</strong> de schade <strong>van</strong> Sep. ABB c.s. zullen deze berekening<br />

gemotiveerd en met feiten onderbouwd moeten kunnen weerleggen. Hiervoor krijgen zij de<br />

gelegenheid in de schadestaatprocedure.<br />

4.30. ABB c.s. hebben nog betoogd dat Sep en TenneT c.s. in het geheel geen schade hebben<br />

geleden, omdat zij de kosten <strong>van</strong> de GGS-installatie hebben doorberekend in de door hen aan hun<br />

afnemers berekende elektriciteitsprijs (het zogenaamde passing-on verweer). Dit laatste is slechts<br />

gedeeltelijk juist, omdat de bij die doorberekening door Sep en TenneT gehanteerde<br />

<strong>http</strong>://zoeken.rechtspraak.<strong>nl</strong>/default.aspx<br />

<strong>13</strong>-2-20<strong>13</strong>


<strong>Rechtspraak</strong>.<strong>nl</strong> - <strong>LJN</strong>: <strong>BZ0403</strong><br />

afschrijvingstermijn <strong>van</strong> 30 jaar nog niet is verstreken, terwijl bovendien intussen de vergoeding <strong>van</strong><br />

de transportkosten <strong>van</strong> TenneT op basis <strong>van</strong> NMA-besluiten wordt genormeerd middels een<br />

efficiencyparameter en het hanteren <strong>van</strong> andere factoren. Maar wat daar<strong>van</strong> zij, dit verweer faalt in<br />

elk geval reeds in zoverre dat voor de begroting <strong>van</strong> de schade <strong>van</strong> Sep maatgevend is hoeveel zij<br />

destijds in 1993/1995 te veel heeft betaald aan ABB T&D. Dat is het uitgangspunt bij de vaststelling<br />

<strong>van</strong> de schade. De omstandigheid dat Sep en TenneT daarna, zoals vrijwel iedere onderneming zal<br />

doen, hebben geprobeerd om hun investeringskosten terug te verdienen door die kosten te<br />

verdisconteren in de prijzen die zij aan hun afnemers in rekening brengen, laat onverlet dat Sep<br />

destijds, naar moet worden aangenomen, te veel heeft betaald voor de installatie en in zoverre schade<br />

heeft geleden.<br />

4.31. Voor zover ABB c.s. met dit verweer hebben beoogd een beroep te doen op de<br />

voordeelverrekening <strong>van</strong> artikel 6:100 BW overweegt de rechtbank dat daarvoor ingevolge dit artikel<br />

is vereist dat het voordeel, wil het voor verrekening in aanmerking kunnen komen, in voldoende<br />

causaal verband het gevolg moet zijn <strong>van</strong> dezelfde gebeurtenis die de schade heeft veroorzaakt en dat<br />

bovendien redelijk moet zijn dat dit voordeel wordt afgetrokken <strong>van</strong> de door ABB Ltd. en ABB B.V. te<br />

betalen schadevergoeding.<br />

4.32. Over dat causaal verband valt nog het een en ander te zeggen, hetgeen in de<br />

schadestaatprocedure kan worden gedaan.<br />

Over die redelijkheid <strong>van</strong> de aftrek overweegt de rechtbank op voorhand dat het voordeel <strong>van</strong> Sep en<br />

TenneT niet ten koste <strong>van</strong> ABB c.s. is behaald, maar ten koste <strong>van</strong> hun afnemers <strong>van</strong> de elektriciteit.<br />

Die afnemers hebben in zoverre schade geleden en deze schade is indirect veroorzaakt door ABB Ltd.<br />

en AAB T&D.<br />

In het door ABB c.s. aangehaalde Witboek <strong>van</strong> de Europese Commissie <strong>van</strong> 2 april 2008 wordt<br />

gememoreerd dat ook die (indirecte) afnemers hun schade moeten kunnen verhalen op de<br />

inbreukmakers, zodat uiteindelijk, indien de schade <strong>van</strong> de afnemers zou worden afgetrokken <strong>van</strong> de<br />

schade <strong>van</strong> Sep en TenneT, ABB Ltd. en ABB T&D wegens ongerechtvaardigde verrijking voor<br />

hetzelfde bedrag weer aansprakelijk zouden kunnen worden gesteld door die indirecte afnemers. Dit<br />

zal en kan, naar moet worden aangenomen, niet gebeuren indien de volledige schade nu door ABB<br />

Ltd. en/of ABB B.V. wordt vergoed aan TenneT c.s. (dan zijn ABB c.s. niet verrijkt) en TenneT deze<br />

vergoeding in de resterende afschrijvingsperiode aan die afnemers ten goede laat komen door<br />

afboeking <strong>van</strong> deze vergoeding op de desbetreffende balanspost en navenante vermindering <strong>van</strong> de<br />

toekomstige energieprijzen (dan zijn die afnemers niet verarmd).<br />

Zo bezien brengt de redelijkheid niet met zich dat nu ten gunste <strong>van</strong> ABB Ltd. en ABB B.V. een aftrek<br />

moet plaats hebben voor de tot op heden in de elektriciteitsprijzen doorberekende overcharge.<br />

Slotsom<br />

<strong>pagina</strong> 11 <strong>van</strong> <strong>12</strong><br />

4.33. De slotsom is dat voldoende aannemelijk is dat schade is geleden, zodat de gevorderde<br />

veroordeling tot vergoeding <strong>van</strong> die schade, op te maken bij staat, kan worden toegewezen jegens<br />

ABB Ltd. en ABB B.V.<br />

4.34. ABB Ltd. en ABB B.V. zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden<br />

veroordeeld. Het betreft de kosten <strong>van</strong> de hoofdzaak en de kosten <strong>van</strong> het bevoegdheidsincident. In<br />

het exhibitie-incident is reeds beslist over de kosten. De thans nog voor vergoeding in aanmerking<br />

komende kosten aan de zijde <strong>van</strong> TenneT c.s. worden begroot op:<br />

- dagvaarding € 147,78<br />

- griffierecht 3.490,00<br />

- salaris advocaat 16.055,00 (5,0 punten × tarief € 3.211,00)<br />

Totaal € 19.692,78<br />

4.35. TenneT c.s. worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten <strong>van</strong><br />

ABB Holdings in de hoofdzaak en in het bevoegdheidsincident. Deze kosten worden begroot op 1/3de<br />

<strong>van</strong> het door ABB c.s. betaalde griffierecht en 1/3de <strong>van</strong> het voor vergoeding in aanmerking komende<br />

advocatensalaris. Deze kosten worden aan de zijde <strong>van</strong> ABB Holdings aldus begroot op € 1.163,33<br />

voor griffierecht en € 5.351,66 voor salaris advocaat, zijnde € 6.515,00 in totaal.<br />

<strong>http</strong>://zoeken.rechtspraak.<strong>nl</strong>/default.aspx<br />

<strong>13</strong>-2-20<strong>13</strong>


<strong>Rechtspraak</strong>.<strong>nl</strong> - <strong>LJN</strong>: <strong>BZ0403</strong><br />

5. De beslissing<br />

De rechtbank<br />

5.1. veroordeelt ABB Ltd. en ABB B.V. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de<br />

ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan TenneT c.s., des dat de betaling <strong>van</strong> een bedrag aan de één<br />

voor dat bedrag ook kwijting oplevert ten opzichte <strong>van</strong> de ander, <strong>van</strong> een schadevergoeding, op te<br />

maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,<br />

5.2. veroordeelt ABB Ltd. en ABB B.V. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de<br />

ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde <strong>van</strong> TenneT c.s. tot op heden begroot op €<br />

19.692,78, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met<br />

ingang <strong>van</strong> de vijftiende dag na de datum <strong>van</strong> dit vonnis tot de dag <strong>van</strong> volledige betaling,<br />

5.3. veroordeelt TenneT c.s. in de proceskosten aan de zijde <strong>van</strong> ABB Holdings tot op heden begroot<br />

op € 6.515,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag<br />

met ingang <strong>van</strong> de vijftiende dag na de datum <strong>van</strong> dit vonnis tot de dag <strong>van</strong> volledige betaling,<br />

5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,<br />

5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.<br />

<strong>pagina</strong> <strong>12</strong> <strong>van</strong> <strong>12</strong><br />

Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen, mr. S.H. Bokx-Boom en mr. G.J. Meijer en in het<br />

openbaar uitgesproken op 16 januari 20<strong>13</strong>.<br />

<strong>http</strong>://zoeken.rechtspraak.<strong>nl</strong>/default.aspx<br />

<strong>13</strong>-2-20<strong>13</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!