bestemmingsplan Willem Dreespark eo - Knoop Moerwijk
bestemmingsplan Willem Dreespark eo - Knoop Moerwijk
bestemmingsplan Willem Dreespark eo - Knoop Moerwijk
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o.
Inhoudsopgave<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Toelichting 3<br />
Hoofdstuk 1 Inleiding 5<br />
1.1 Aanleiding voor het <strong>bestemmingsplan</strong> 5<br />
1.2 Doel van het <strong>bestemmingsplan</strong> 5<br />
1.3 Begrenzing van het plangebied 5<br />
1.4 Geldende planologische regelingen 6<br />
1.5 Leeswijzer 7<br />
Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie 9<br />
2.1 Inleiding 9<br />
2.2 Ontstaansgeschiedenis 9<br />
2.3 Ruimtelijke structuur 10<br />
2.4 Functionele structuur 11<br />
Hoofdstuk 3 Beleidskaders 13<br />
3.1 Inleiding 13<br />
3.2 Ruimtelijk beleid 13<br />
3.3 Sectoraal beleid 17<br />
Hoofdstuk 4 Milieu 33<br />
4.1 Inleiding 33<br />
4.2 Mer-b<strong>eo</strong>ordeling 33<br />
4.3 Externe veiligheid 33<br />
4.4 Geluid 36<br />
4.5 Luchtkwaliteit 36<br />
4.6 Water 36<br />
4.7 Bodem 39<br />
4.8 Groen 40<br />
4.9 Arch<strong>eo</strong>logie 41<br />
4.10 Gebiedsgericht Milieubeleid 42<br />
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving 47<br />
5.1 Inleiding 47<br />
5.2 Ontwikkelingen 47<br />
5.3 Keuze en verantwoording van bestemmingen 47<br />
5.4 Toelichting op de regels 53<br />
Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid 57<br />
Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak 59<br />
7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg 59<br />
7.2 Inspraak- en participatieverordening 59<br />
Bijlagen 61<br />
Bijlage 1 QRA <strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Moerwijk</strong> zuidoost 63<br />
Bijlage 2 QRA Haagse Markt 75<br />
2
Toelichting<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
3
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
4
Hoofdstuk 1 Inleiding<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
1.1 Aanleiding voor het <strong>bestemmingsplan</strong><br />
De gemeente Den Haag stelt in het kader van het actualiseringsprogramma van verouderde<br />
<strong>bestemmingsplan</strong>nen een nieuw <strong>bestemmingsplan</strong> voor het plangebied '<strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o.' op.<br />
Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) bepaalt dat de gemeenteraad voor het<br />
gehele grondgebied van de gemeente één of meer <strong>bestemmingsplan</strong>nen vaststelt (lid 1) en dat de<br />
bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de<br />
vaststelling van het <strong>bestemmingsplan</strong>, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). Voor het plangebied is<br />
het “Plan Berlage” uit 1911 nog van toepassing. Met de vaststelling van het <strong>bestemmingsplan</strong> '<strong>Willem</strong><br />
<strong>Dreespark</strong> e.o.' wordt aan deze verplichting voor het plangebied voldaan.<br />
1.2 Doel van het <strong>bestemmingsplan</strong><br />
Doel van dit conserverende <strong>bestemmingsplan</strong> is het bieden van een actueel juridisch-planologisch<br />
kader. De bestaande situatie vormt daarbij het vertrekpunt. De karakteristieke waarden van de wijk op<br />
het gebied van bebouwing en functies worden behouden. Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen<br />
de stedenbouwkundige kwaliteiten van het gebied enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van<br />
de bewoners, ondernemers en gebruikers anderzijds. Het <strong>bestemmingsplan</strong> biedt de<br />
juridisch-planologische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is en voor het<br />
beheer ervan in de toekomst.<br />
1.3 Begrenzing van het plangebied<br />
Het plangebied ligt ten zuidwesten van het centrum Den Haag. De begrenzing van het plangebied is als<br />
volgt en op afbeelding 1 aangegeven:<br />
a. de Viaductweg in het noorden;<br />
b. de spoorlijn Leiden-Delft in het oosten;<br />
c. de Troelstrakade in het zuiden;<br />
d. de Fruitweg en de westelijke kade van het Laakkanaal in het westen.<br />
5
Afbeelding 1: begrenzing van het plangebied<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
1.4 Geldende planologische regelingen<br />
1.4.1 Vigerend <strong>bestemmingsplan</strong><br />
Het <strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. vervangt het grootste deel van het nog vigerende “Plan<br />
Berlage” uit 1911.<br />
1.4.2 Parapluherzieningen<br />
Naast <strong>bestemmingsplan</strong>nen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den<br />
Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en<br />
die door dit <strong>bestemmingsplan</strong> voor wat betreft het plangebied worden vervangen:<br />
a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het <strong>bestemmingsplan</strong> Parapluherziening Detailhandel<br />
Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging<br />
van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van<br />
consumentenvuurwerk.<br />
b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die<br />
seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het <strong>bestemmingsplan</strong><br />
Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende <strong>bestemmingsplan</strong>nen in de<br />
gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.<br />
6
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
De wijze waarop <strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. het beleid in de parapluherzieningen vervangt,<br />
is beschreven in hoofdstuk 5.<br />
1.5 Leeswijzer<br />
Nadat in dit eerste hoofdstuk de aanleiding en het doel van het <strong>bestemmingsplan</strong>, de ligging en<br />
begrenzing van het plangebied en de vigerende planologische regelingen zijn beschreven wordt in het<br />
volgende hoofdstuk een beschrijving van het plangebied gegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de<br />
beleidskaders die voor het plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 4 gaat in op de verschillende<br />
milieuaspecten. Hoofdstuk 5 geeft de planbeschrijving weer. In dat hoofdstuk wordt een integrale<br />
afweging gemaakt ten aanzien van alle relevante beleidsuitgangspunten en hoe deze 'vertaald' zijn naar<br />
het plan. In dat hoofdstuk worden tevens de relevante juridische aspecten beschreven, waaronder een<br />
artikelsgewijze toelichting op de regels. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische uitvoerbaarheid. In<br />
hoofdstuk 7 zijn de resultaten van overleg en inspraak verwerkt.<br />
7
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
8
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie<br />
2.1 Inleiding<br />
Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied<br />
en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de<br />
ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn<br />
ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.<br />
2.2 Ontstaansgeschiedenis<br />
Tot halverwege de negentiende eeuw had dit <strong>bestemmingsplan</strong>gebied een landelijke uitstraling. De hier<br />
gesitueerde landbouwgronden waren onderdeel van de Noordpolder. Na 1850 vindt er een aantal<br />
interventies plaats die het gebied definitief veranderen. Allereerst wordt halverwege de negentiende eeuw<br />
het spoor aangelegd. Het tracé ligt in een ruime bocht door de polder. Aan het begin van de twintigste<br />
eeuw wordt ten zuiden van het spoor begonnen met de aanleg van een nieuwe binnenhaven, de<br />
Laakhavens. Deze havens dienen voor de opvang van bedrijven die in de binnenstad geen plek meer<br />
kunnen vinden. Het Laakkanaal wordt pas in 1928-1932 gegraven als een goede vaarverbinding tussen<br />
deze havens en Loosduinen.<br />
Aan het eind van de jaren twintig werd het groente- en fruitmarktgebied ontwikkeld. Dit terrein lag minder<br />
in het centrum van de stad dan de oude groothandelsmarkt aan de Veenkade. De groothandelsmarkt<br />
werd opgezet rond een insteekhaven die in verbinding stond met het Laakkanaal en lag dicht bij de<br />
dagelijkse groente en fruitmarkt aan de Herman Costerstraat (de Haagse Markt).<br />
Het Laakkanaal werd gegraven om een snelle verbinding met het Westland mogelijk te maken. Op 30<br />
december 1932 werd de 'Groothandelsmarkt voor groente en fruit' officieel door burgemeester De<br />
Monchy g<strong>eo</strong>pend.<br />
Het terrein tussen de Fruitweg, de Viaductweg en het Laakkanaal, vanwege z'n vorm ook wel de<br />
'Banaan' genoemd, was al vanaf ca. 1930 bebouwd met bedrijven. Het is het oudste deel van het<br />
bedrijventerrein Fruitweg. Dit gebied had destijds de grootste potentie vanwege de tweezijdige<br />
ontsluiting: via de weg en via het brede Laakkanaal.<br />
De eerste bebouwing op de kavel van het huidige <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> stamt uit 1923 en bestaat uit de<br />
Zomerhof, een ommuurd stervormig woningbouwcomplex met gemeenschappelijke voorzieningen. Het is<br />
een bijzonder experiment uit de jaren twintig met zogenaamde controlewoningen. Hierin worden tot 1938<br />
asociale gezinnen onder toezicht geplaatst om heropgevoed te worden. Dit complex ligt vlak na de<br />
oplevering nog geïsoleerd: buiten de stad in de polder. Al vrij snel verrijzen rond de Laakhavens nieuwe<br />
woonwijken: het Laakkwartier en Spoorwijk. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog wordt langs het<br />
Laakkanaal een begin gemaakt met de aanleg van <strong>Moerwijk</strong>, dat na 1945 als onderdeel van Den Haag<br />
Zuid-West wordt afgemaakt. Hiemee kwam de Zomerhof wel in de stad te liggen maar een onderdeel<br />
van één van de nieuwe wijken is het nooit geworden. Het bleef een min of meer geïsoleerd terrein tussen<br />
spoorlijn, het Laakanaal en de brede Troelstrakade. In 1964 wordt het complex van de Zomerhof<br />
gesloopt met uitzondering van het schoolgebouw (nu <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> 306 en 307). Om het nog altijd<br />
grote tekort aan woningen op te vangen is aan het eind van de jaren zestig een stedenbouwkundig plan<br />
gerealiseerd op het vrijgekomen terrein dat in de kern bestaat uit drie in het groen gesitueerde torenflats.<br />
De stedenbouwkundige opzet van vrij gepositioneerde torenflats in een van oorsprong groene<br />
parkachtige omgeving is typerend voor de wederopbouw uit de tweede helft van de jaren zestig. Ook de<br />
architectuur, gekenmerkt door strakke herhaling is het product van de rationalisatie en standaardisatie<br />
van de woningbouw uit die tijd. Tot de oorspronkelijke opzet behoort ook een tankstation op de plek van<br />
het huidige station. Ten noorden van de torenflats blijft het scholencomplex van de voormalige Zomerhof<br />
gehandhaafd. De kavel wordt hier langs het water wel opgevuld met bedrijfsbebouwing.<br />
9
2.3 Ruimtelijke structuur<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Het <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> ligt ingesloten tussen het spoor (Delft-Leiden) en het Laakkanaal. Beide<br />
elementen vormen een grote barrière in de structuur van de stad. Echter, door de ligging nabij stations<br />
<strong>Moerwijk</strong> en Hollands Spoor en langs de centrumring is het gebied goed ontsloten.<br />
De bedrijven aan de Fruitweg, maken deel uit van het gelijknamige bedrijventerrein. Ook deze locatie is<br />
door zijn ligging nabij de centrumring goed bereikbaar.<br />
2.3.1 Stedenbouwkundige structuur<br />
De diversiteit van bebouwing roept, met name voor de bedrijfsbebouwing een onsamenhangend beeld<br />
op, eigen aan de meeste wat oudere bedrijfsterreinen. Het grootste deel van deze bedrijfsbebouwing<br />
bestaat uit één of twee bouwlagen. Het kantoor aan de Fruitweg is echter fors hoger. Het in de loop der<br />
tijd geleidelijk volbouwen, verbouwen en slopen van bestaande bebouwing om plaats te maken voor<br />
nieuwbouw, geeft het gebied een rommelige aanblik. Niet esthetische kwaliteiten en<br />
stedenbouwkundige samenhang waren primaire uitgangspunten bij de ontwikkeling van het gebied, maar<br />
functionaliteit en doelmatigheid.<br />
Daartegenover staan de drie flats aan het <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> in een parkachtige omgeving. Ook deze<br />
flats overschrijden met een hoogte van 48 meter de gemiddelde bebouwingshoogte van omliggende<br />
bebouwing.<br />
2.3.2 Cultuurhistorie<br />
<strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. is geen beschermd stadsgezicht. Ook zijn er geen monumentale gebouwen<br />
aanwezig die zijn opgenomen in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988.<br />
Het plangebied heeft ruimtelijk weinig binding met de aangrenzende wijken veroorzaakt door de<br />
geïsoleerde ligging tussen spoor en water. Maar ook de vooroorlogse geschiedenis van het sociale<br />
experiment van de Zomerhof zal ertoe hebben bijgedragen dat geen aansluiting werd gezocht met de<br />
direct omgeving. De stedenbouwkundige opzet en het architectuurbeeld worden in belangrijke mate<br />
bepaald door de invulling uit de laat jaren zestig. De opzet van flats in een parkachtige omgeving is<br />
typerend voor de wederopbouw. Het betrof hier echter eerder een “invuloefening” zodat geen sprake is<br />
van een samenhangend en hoogwaardig stadsbeeld uit die periode . De cultuurhistorische waarde van<br />
deze wederopbouwinvulling is dan ook gering. Hoge cultuurhistorische waarde bezit wel het<br />
scholencomplex <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> 306-307 (het vooroorlogse deel) als nog tastbare herinnering aan het<br />
sociale experiment uit de jaren twintig van de Zomerhof. Waardevol is ook het water van het Laakkanaal<br />
als onderdeel van het historische havencomplex van de Laakhavens.<br />
2.3.3 Verkeer en infrastructuur<br />
Het plangebied wordt ontsloten door de Troelstrakade en de Fruitweg. De Troelstrakade is voor een deel<br />
onderdeel van het plangebied. De Troelstrakade heeft binnen het plangebied een buurtontsluitende<br />
functie met als bestemming Verkeer – Straat, met een 50 km per uur snelheidsregime. De overige<br />
wegen in het plangebied zijn 30 km per uur wegen, dan wel woonerven.<br />
Buslijn 26 ontsluit het plangebied met een halte in het plangebied aan de Troelstrakade. Direct<br />
grenzend aan het plangebied ligt het NS-station <strong>Moerwijk</strong> waar ook tramlijn 16 halteert. Tramlijn 9, in de<br />
toekomst Randstadrail lijn 9, volgt de Fruitweg en bedient de zijde van het plangebied die hieraan<br />
grenst.<br />
In Den Haag is een herkenbaar stelsel van (hoofd) fietsroutes aanwezig. In het plangebied is de<br />
Troelstrakade aangewezen als hoofdfietsroute. In het plangebied is geen betaald parkeren ingevoerd.<br />
10
2.3.4 Water en groenstructuur<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Het plangebied wordt doorsneden door het Laakkanaal. Het kanaal werd een kleine honderd jaar<br />
geleden gegraven als verbinding tussen de Loosduinsevaart en de Laakhaven voor het transport van<br />
tuinbouwproducten uit het Westland. In de jaren zestig van de vorige eeuw werd door de concurrentie<br />
van vrachtwagens en grotere schepen steeds minder van het kanaal gebruik gemaakt. Tegenwoordig<br />
wordt het kanaal gebruikt voor het afvoeren van het boezemwater naar het boezemgemaal P.H. Schoute<br />
in Scheveningen. In het plangebied liggen dertien woonschepen in het Laakkanaal.<br />
Openbaar groen is binnen het plangebied uitsluitend aanwezig rondom de flats aan het <strong>Willem</strong><br />
<strong>Dreespark</strong>.<br />
2.3.5 Kabels en leidingen<br />
In het plangebied onder de Troelstrakade ligt een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie<br />
W-509-06. Deze leiding heeft een diameter van 12” en een werkdruk van 40 bar.<br />
2.4 Functionele structuur<br />
De noordzijde van het plangebied bestaat uit een gedeelte wat tot het voormalig groente- en fruitterrein<br />
behoorde en wat momenteel bestaat uit bedrijfspanden en een kantoorgebouw. In dit deel van het<br />
plangebied zijn drie bedrijven gevestigd en zijn daarnaast een hiphopcentrum en 'Leren doen' een<br />
leerwerkbedrijf gevestigd. Het kantoorpand (Fruitweg 262-268) staat leeg.<br />
Ten zuiden van het Laakkanaal vinden we het <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong>. Hier staan drie woontorens in een<br />
groene setting. Het merendeel van de aanwezige woningen zijn appartementen (90%). De huishoudens<br />
bestaan voornamelijk uit een- en tweepersoonshuishoudens met een laag inkomen. Meer dan de helft<br />
van de bewoners heeft een leeftijd van 20-45 jaar en zijn voornamelijk van allochtone afkomst.<br />
Tussen deze woningen staat een leegstaand bedrijfspand en zes atelierwoningen. Ten noorden van de<br />
woontorens is de school voor speciaal onderwijs Tyltylcentrum 'De Witte Vogel' (met dagverblijf) aan het<br />
<strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> 307 en 102 gevestigd. Langs het Laakkanaal bevinden zich enkele bedrijven. Langs<br />
de Troelstrakade tenslotte bevindt zich een Shell-tankstation.<br />
11
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
12
Hoofdstuk 3 Beleidskaders<br />
3.1 Inleiding<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Het <strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. betreft een conserverend plan. Uitgegaan wordt van de<br />
bestaande siutuatie en daarnaast vindt het plan zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en<br />
plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het<br />
beleidskader dat op dit <strong>bestemmingsplan</strong> van toepassing is weer. In het geldende beleidskader zijn<br />
twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid. De eerste paragraaf 'Ruimtelijk<br />
beleid' behandelt het ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna<br />
volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt<br />
gezet. Voor het voorliggende <strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. zijn de thema's die in de<br />
onderstaande paragrafen worden behandeld van toepassing.<br />
3.2 Ruimtelijk beleid<br />
3.2.1 Rijksbeleid<br />
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en<br />
Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte,<br />
de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven<br />
van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk<br />
over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen,<br />
en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de<br />
internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van<br />
vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud<br />
en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. De structuurvisie raakt geen van de belangen<br />
die in het <strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. worden afgewogen.<br />
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening<br />
De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van<br />
bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van <strong>bestemmingsplan</strong>nen<br />
rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van<br />
<strong>bestemmingsplan</strong>nen.<br />
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden<br />
(Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van <strong>bestemmingsplan</strong>nen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar<br />
ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het<br />
Barro.<br />
Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in<br />
<strong>bestemmingsplan</strong>nen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden<br />
benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan<br />
<strong>bestemmingsplan</strong>nen moeten voldoen.<br />
Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend-<br />
en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.<br />
Volgens het Barro zijn er in het <strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. geen projecten van<br />
Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.<br />
3.2.2 Provinciaal beleid<br />
In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels<br />
stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van <strong>bestemmingsplan</strong>nen, projectbesluiten en<br />
beheersverordeningen.<br />
13
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Op 2 juli 2010 zijn de Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening<br />
Ruimte" vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang,<br />
herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en<br />
een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn<br />
belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en<br />
landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een<br />
aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende<br />
kwaliteiten.<br />
Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:<br />
aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;<br />
duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;<br />
divers en samenhangend stedelijk netwerk;<br />
vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;<br />
stad en land verbonden.<br />
Het <strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals<br />
verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening.<br />
Bedrijventerreinen<br />
In de Verordening zijn de bedrijven aan de Fruitweg aangewezen als bedrijventerrein. In artikel 8 van de<br />
provinciale Verordening zijn hiervoor regels opgenomen. Lid 1 heeft betrekking op nieuwe<br />
bedrijventerreinen of uitbreiding van een bestaand terrein. Hiervan is in het <strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong><br />
<strong>Dreespark</strong> e.o. geen sprake. Lid 2 bepaalt dat het <strong>bestemmingsplan</strong> geen nieuwe (bedrijfs)woningen<br />
mag mogelijk maken. Hiervan is geen sprake in onderhavig <strong>bestemmingsplan</strong>.<br />
Lid 3 tenslotte bepaalt dat <strong>bestemmingsplan</strong>nen op bedrijventerreinen bedrijven uit de hoogst mogelijke<br />
milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein<br />
mogelijk maken. In de bestemmingen op de gronden aan de Fruitweg, is bedrijvigheid in ten hoogste<br />
milieucategorie 2 mogelijk. Voor milieucategorie 3 dient de afstand tussen woningen en het betreffende<br />
bedrijf tenminste 50 meter te bedragen, voor milieucategorie 2 is dat 30 meter. De afstand tussen de<br />
bedrijven aan de Fruitweg en de woonschepen in het Laakkanaal is meer dan 30 meter, maar minder<br />
dan 50 meter. Met het opnemen van ten hoogste milieucategorie 2 is voldaan aan het bepaalde in lid 3<br />
van de provinciale verordening.<br />
Regionale waterkering<br />
De waterkering ten zuiden en zuidoosten van het Laakkanaal is door de provincie aangewezen als<br />
regionale waterkering. In artikel 10 van de Verordening is bepaald dat de waterkeringen als zodanig<br />
bestemd worden en regels worden opgenomen voor onbelemmerde werking, instandhouding en<br />
onderhoud van de keringen. Zowel de beschermingszone als kernzone dienen te worden bestemd.<br />
Andere bestemmingen zijn slechts toelaatbaar voor zover er geen geen sprake is van significante<br />
belemmeringen voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de betreffende<br />
keringen. Daarbij is advies nodig van de beheerder van de waterkering.<br />
In het <strong>bestemmingsplan</strong> zijn zowel de kern- als beschermingszone bestemd als Waterstaat -<br />
Waterkering. In artikel 11 zijn de bijbehorende regels opgenomen. Daarmee is voldaan aan het bepaalde<br />
in artikel 10 van de provinciale verordening.<br />
3.2.3 Regionaal beleid<br />
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal<br />
Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor:<br />
de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden<br />
het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie<br />
lokale plannen, zoals <strong>bestemmingsplan</strong>nen.<br />
Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op<br />
verschillende terreinen.<br />
Voor dit <strong>bestemmingsplan</strong> hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen.<br />
het faciliteren van internationale bedrijven en instellingen in de Internationale Zone;<br />
14
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
intensief ruimtegebruik van stedelijke wijken.<br />
De programma's voor de verschillende beleidssectoren zoals Kantoren, leisurevoorzieningen,<br />
detailhandel en bedrijventerreinen worden binnen Haaglanden op elkaar afgestemd.Tegen de<br />
achtergrond van de huidige vastgoedcrisis en gelet op de mogelijke structurele wijzigingen in de<br />
economie wordt een terughoudend beleid voorgestaan ten aanzien van uitbreiding van met name<br />
kantoren en detailhandel.<br />
Het <strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals<br />
verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.<br />
3.2.4 Gemeentelijk beleid<br />
3.2.4.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020<br />
Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie Den Haag 2020<br />
vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal<br />
perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door<br />
de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een<br />
multiculturele stad en een monumentale residentie.<br />
De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van<br />
het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd<br />
in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven<br />
door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de<br />
Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).<br />
Het <strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. is voor een deel gelegen in de kansenzone Lijn 11-zone.<br />
In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot<br />
haar recht komt. In december 2009 is het Masterplan <strong>Knoop</strong> <strong>Moerwijk</strong> vastgesteld.<br />
Vervolgens zijn voor dit gebied de plannen uitgesteld. Van 2012 tot en met 2015 worden er door de<br />
gemeente geen ontwikkelingen opgestart. Dit heeft te maken met de keuzes die het college heeft<br />
gemaakt. Zo staat in het IpSO 2011 (het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) onder meer<br />
dat de gemeente <strong>Knoop</strong> <strong>Moerwijk</strong> de komende vier jaar geen ontwikkelingen zal opstarten. Om die<br />
reden zijn de ontwikkelingen uit het Masterplan ook niet opgenomen in onderhavig <strong>bestemmingsplan</strong>.<br />
Op grond van de Structuurvisie dient langs doorgaande wegen en groen bebouwing in vijf lagen mogelijk<br />
te worden gemaakt. In dit <strong>bestemmingsplan</strong> zijn de Fruitweg en de Troelstrakade doorgaande wegen. In<br />
paragraaf 5.2 wordt nader op deze ambitie ingegaan.<br />
3.2.4.2 Agenda voor de Haagse Verdichting<br />
De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. De<br />
agenda is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de<br />
binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei<br />
binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden<br />
aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.<br />
Gelet op de besluiten in het IpSO 2011 (het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) is<br />
verdichting/herstructurering van het <strong>Knoop</strong> <strong>Moerwijk</strong> de komende vier jaar niet aan de orde. Om die<br />
reden zijn de ontwikkelingen uit het Masterplan ook niet opgenomen in onderhavig <strong>bestemmingsplan</strong>.<br />
Wel worden deze plannen in de hierna volgende paragraaf beschreven.<br />
15
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
3.2.4.3 Masterplan<br />
Belangrijke opgave voor <strong>Knoop</strong> <strong>Moerwijk</strong> is om de bereikbaarheid van de omliggende wijken met<br />
openbaar vervoer te verbeteren. Hiermee sluit <strong>Knoop</strong> <strong>Moerwijk</strong> aan op de komst van het vervoersconcept<br />
‘Stedenbaan’. Dit is een concept voor de Zuidvleugel van de Randstad en voorziet onder andere in een<br />
snelle, hoogfrequente en comfortabele OV-verbinding. Stedenbaan gaat niet alleen over bereikbaarheid,<br />
maar ook over de combinatie van bereikbaarheid en stedelijke verdichting rondom multimodale<br />
knooppunten in de Randstad. <strong>Knoop</strong> <strong>Moerwijk</strong> is één van de pilotprojecten van Stedenbaan en heeft de<br />
potentie om de bereikbaarheid van het centrum van Den Haag met het openbaar vervoer te vergroten.<br />
Vanuit de structuurvisie en het Stedenbaanconcept worden voor <strong>Knoop</strong> <strong>Moerwijk</strong> de volgende opgaven<br />
geformuleerd:<br />
1. <strong>Knoop</strong> <strong>Moerwijk</strong> wordt een duurzame en flexibele stadsontwikkeling;<br />
2. <strong>Knoop</strong> <strong>Moerwijk</strong> krijgt een goed bereikbaar station en ruimte voor de fiets;<br />
3. <strong>Knoop</strong> <strong>Moerwijk</strong> wordt een levendig stedelijk gebied, waar mensen elkaar ontmoeten.<br />
4. <strong>Knoop</strong> <strong>Moerwijk</strong> krijgt een herkenbaar, eigen karakter in stad en regio.<br />
Een duurzame en flexibele stadsontwikkeling<br />
Het verdichten rond station <strong>Moerwijk</strong> is een duurzame stadsontwikkeling. Hierdoor worden het openbaar<br />
vervoer en de fiets een serieus alternatief voor de auto en blijft de schaarse groene ruimte in de<br />
Randstad onbebouwd. Duurzaamheid is ook in de verdere planvorming een belangrijk aspect. Er is veel<br />
aandacht voor meervoudig ruimtegebruik, opties voor g<strong>eo</strong>thermie en ecologie. Zo wordt het oude<br />
veenriviertje De Laak in ere hersteld onder het spoorviaduct.<br />
Het verdichten van stationslocaties is een complexe, langdurige en kostbare zaak. Dit maakt het<br />
noodzakelijk om deze verdichting te faseren, zodat ingespeeld kan worden op nieuwe inzichten en<br />
ontwikkelingen. Het masterplan bevat daarom een fasering, waarin elke stap een verbetering betekent<br />
ten opzichte van de oude situatie, maar ook het eindbeeld weer wat dichterbij brengt.<br />
Een goed bereikbaar OV-knooppunt en ruimte voor de fiets<br />
Het huidige station krijgt veel meer betekenis, voor de omliggende krachtwijken en voor het nieuwe<br />
Havenkwartier. Zo wordt de overstap op onderliggend openbaar vervoer verbeterd en wordt de betekenis<br />
van de fiets voor het station vergroot door de toevoeging van fietsvoorzieningen. Ook de fietsroutes naar<br />
het station worden verbeterd, bijvoorbeeld langs de Troelstrakade, over het Laakkanaal en richting Den<br />
Haag Zuidwest. De uitstekende aantakking op het OV-netwerk van de Randstad vergroot de kansen voor<br />
de bewoners van de wijken Transvaal en Den Haag Zuidwest. Het station wordt verlengd en krijgt een<br />
opgang aan de kant van Laakhavens. Daar komt een nieuw stationsprogramma en worden de<br />
voormalige havengebieden goed ontsloten.<br />
Een levendig stedelijk gebied, waar mensen elkaar ontmoeten<br />
Rond het station komt nieuw regionaal en een intensief stedelijk programma. In het gebied worden ca.<br />
800 woningen en 35.000 m² overig programma toegevoegd. Dit overige programma concentreert zich<br />
rond het stationsplein en langs het water. De mix van functies zorgt hier voor activiteit en levendigheid.<br />
Er wordt ongeveer 750m nieuwe openbare kade toegevoegd en twee bruggen over het Laakkanaal voor<br />
langzaam verkeer. Hierdoor wordt het mogelijk om langs het water van de Laakhavens naar het<br />
Zuiderpark te lopen. Een herkenbaar, eigen karakter in stad en regio <strong>Knoop</strong> <strong>Moerwijk</strong> is de entree van<br />
het nieuwe centrumgebied van Den Haag en heeft een eigen karakter door de intensieve bebouwing en<br />
het gebruik en de sfeer van het water. Het water verbindt de voormalige havengebieden van de Groente-<br />
en Fruitmarkt, de Laakhavens en de Binckhorst. Langs dit water ontstaan nieuwe, interessante plekken<br />
om te verblijven en elkaar te ontmoeten. <strong>Knoop</strong> <strong>Moerwijk</strong> voegt een specifiek woon/werkmilieu toe dat<br />
van het water profiteert en het gebruik van het water in Den Haag stimuleert.<br />
16
3.3 Sectoraal beleid<br />
3.3.1 Cultuurhistorie<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Het <strong>bestemmingsplan</strong> is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te<br />
beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van<br />
<strong>bestemmingsplan</strong>nen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.<br />
De Rijksdienst helpt gemeenten om hieraan te voldoen met de 'Handreiking erfgoed en ruimte'. Hierin<br />
staat hoe gemeenten zo'n inventarisatie en analyse kunnen uitvoeren. Ook wordt in deze handreiking<br />
aangegeven op welke wijze gemeenten cultuurhistorische waarden kunnen opnemen in een<br />
<strong>bestemmingsplan</strong>, compleet met voorbeeldbepalingen. Handreiking erfgoed en ruimte<br />
“Het begrip cultuurhistorie heeft drie aspecten:<br />
Historische (stede)bouwkunde / bovengrondse monumentenzorg; bijvoorbeeld kastelen, kerken, oude<br />
boerderijen of landhuizen, maar ook stedenbouwkundige elementen als beschermde stads- of<br />
dorpsgezichten. Arch<strong>eo</strong>logie; sporen en vondsten die door mensen(werk) in het verleden in de grond zijn<br />
achtergebleven, bijvoorbeeld potscherven, resten van voedselbereiding, graven, maar ook verkleuringen<br />
in de grond die duiden op bewoning of infrastructuur. Een verzamelterm hiervoor is 'arch<strong>eo</strong>logische<br />
waarden'. Alle arch<strong>eo</strong>logische waarden bij elkaar zijn het 'bodemarchief'. Cultuurlandschap/historische<br />
g<strong>eo</strong>grafie: alle landschappelijke elementen die het gevolg zijn van menselijk handelen in het verleden,<br />
bijvoorbeeld verkavelingspatronen, pestbosjes, landgoederenzones of ontginningsassen.<br />
Binnen het plangebied is onderzoek verricht naar de cultuur historische waarden De cultuurhistorische<br />
waarden zijn beschreven in paragraaf 2.3.2. Het plangebied valt niet binnen de Rijks- of gemeentelijk<br />
beschermde stadsgezichten.<br />
Hoge cultuurhistorische waarde bezit het scholencomplex <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> 306-307 (het vooroorlogse<br />
deel) als nog tastbare herinnering aan het sociale experiment uit de jaren twintig van de Zomerhof.<br />
Waardevol is ook het water van het Laakkanaal als onderdeel van het historische havencomplex van de<br />
Laakhavens.<br />
De uitkomsten van een bureauonderzoek arch<strong>eo</strong>logische waarden zijn beschreven in hoofdstuk 4.9. Op<br />
grond van de g<strong>eo</strong>logische opbouw van de ondergrond heeft het onderzoeksgebied geen arch<strong>eo</strong>logische<br />
potentie.<br />
3.3.2 Verkeer en infrastructuur<br />
3.3.2.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden<br />
In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" (RNM)<br />
vastgesteld. Het verschijnen van het nieuwe Regionale Structuurplan en van de Nationale Nota Mobiliteit<br />
vormden vervolgens aanleiding om de RNM al snel weer te actualiseren. Dat is gebeurd door vaststelling<br />
van het 'supplement' op de RNM in 2008. De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft<br />
voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in<br />
de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te<br />
kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van<br />
het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de<br />
regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere<br />
en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter<br />
en gezonder leefklimaat. Het uitvoeringsprogramma laat zien welke concrete projecten het stadsgewest<br />
en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota<br />
Mobiliteit te realiseren. De Regionale Nota Mobiliteit is de regionale vertaling van de plannen uit de<br />
landelijke Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het rijksbeleid<br />
voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2012 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en<br />
Ruimte.<br />
17
3.3.2.2 Gemeentelijk beleid<br />
Verkeer algemeen<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een<br />
toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere<br />
afstanden. In de Structuurvisie Den Haag 2020 (Wéreldstad aan Zee) heeft de gemeenteraad de<br />
ambities voor de toekomst van de stad vastgesteld. Den Haag wil groeien en aantrekkelijk blijven als<br />
stad om in te wonen, werken en leven. Om al deze wensen te kunnen verenigen, is een<br />
toekomstgerichte visie op verkeer en vervoer noodzakelijk.<br />
Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een<br />
doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit”. De visie in de nota is er op gericht van Den<br />
Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een<br />
bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte<br />
investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor<br />
voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de<br />
juiste keuze kunnen maken. De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan de milieu- en<br />
inpassingseisen.<br />
Het parkeerbeleid is erop gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van<br />
parkeervoorzieninge, met name ook binnen die woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.<br />
Openbaar vervoer<br />
Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een<br />
belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar<br />
vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties,<br />
verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op<br />
een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Onderstaande kaart over het openbaar<br />
vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.<br />
In paragraaf Verkeer en infrastructuur zijn de tram-en busroutes voor het gebruik van OV binnen het<br />
plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door<br />
het stadsgewest Haaglanden.<br />
18
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
19
Autoverkeer<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel<br />
van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de<br />
Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een<br />
vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest,<br />
waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn,<br />
Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote<br />
concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens<br />
verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een<br />
zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De<br />
gewenste doorstroomsnelheid op de stedelijke hoofdwegen is 20-25 km/u. Voor de regionale<br />
hoofdwegen geldt binnen de stad een gewenste doorstroomsnelheid van 35-40 km/u. De stedelijke en<br />
regionale hoofdwegen hebben de bestemming Hoofdverkeersweg.<br />
In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op<br />
den duur een inrichting als “stadslaan” : wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en<br />
prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30<br />
km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. Aan de doorstroming van het autoverkeer op de<br />
wijkontsluitingswegen en de erftoegangswegen worden geen specifieke eisen gesteld. Hier geldt<br />
'maatwerk', afhankelijk van de situatie.<br />
In paragraaf 5.3 wordt beschreven hoe met dit beleid in het plangebied wordt omgegaan.<br />
20
Fietsverkeer<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte<br />
van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente<br />
Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt<br />
het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van<br />
'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden<br />
met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden.<br />
Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse<br />
21
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als<br />
bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en<br />
recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de<br />
inrichting van de openbare ruimte.<br />
Parkeren<br />
Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid<br />
van de gemeente Den Haag. In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene<br />
parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het<br />
benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar<br />
vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate<br />
parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor<br />
woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de<br />
verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn<br />
mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de<br />
gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.<br />
De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: “Nota Parkeernormen Den<br />
Haag” (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen<br />
worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en<br />
vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.<br />
Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan<br />
opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit<br />
22
aan te tonen en goed te onderbouwen.<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost.<br />
Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de<br />
parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen.<br />
Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de<br />
gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen.<br />
Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen<br />
terrein moet realiseren.<br />
Parkeernormen<br />
Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het<br />
gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning.<br />
Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van<br />
bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het<br />
openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het<br />
openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij<br />
de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100m2 bruto vloeroppervlak.<br />
De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen<br />
afzienbare tijd worden ingetrokken. Het inlegvel met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den<br />
Haag is in dit <strong>bestemmingsplan</strong> in bijlage Nota Parkeernorm Den Haag, inlegvel parkeernormen<br />
opgenomen.<br />
In de gebruiksregels van de regels is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het<br />
toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten<br />
grondslag ligt.<br />
Fiets parkeren<br />
De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer<br />
Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.<br />
In paragraaf 5.3 wordt beschreven hoe met dit beleid in het plangebied wordt omgegaan.<br />
3.3.3 Wonen<br />
3.3.3.1 Woonvisie Den Haag 2009-2020<br />
Het uitgangspunt van de Woonvisie Den Haag 2009-2020 (vastgesteld in de gemeenteraad op 19<br />
november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg<br />
geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het<br />
behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende,<br />
goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken<br />
zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de<br />
gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende<br />
goede voorzieningen en diverse woonsferen.<br />
Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500<br />
woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de<br />
bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en<br />
woningtypen.<br />
Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een<br />
hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua<br />
woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad,<br />
groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar is het nu zaak dat elke sfeer ook meer de<br />
kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen,<br />
hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer<br />
keuzemogelijkheden te bieden.<br />
Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing.<br />
23
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden<br />
aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot<br />
een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet<br />
elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken<br />
krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit.<br />
Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke<br />
woonmilieus.<br />
Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het<br />
oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het<br />
grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie<br />
van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen<br />
Plangebied<br />
Het plangebied valt binnen de Woonvisie onder het stedelijke woonmilieu en de woonsfeer is 'kleurrijk en<br />
levendig wonen' en 'metropolitaan wonen'.<br />
Op de langere termijn wordt wonen een steeds belangrijkere functie in dit deel van de stad. Het<br />
plangebied is in de Woonvisie aangewezen voor een binnenstedelijke transformatie naar een<br />
centrumstedelijk woonmilieu met een gevarieerd stedelijk woon- werk- en leefmilieu aan het water. Bij<br />
dit intensieve milieu hoort een hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte en een goede aansluiting<br />
openbaar-privé. Het wonen wordt gefaciliteerd door ondersteunende programma's zoals parkeren en<br />
ruimte voor spel en verblijf. Door de hoge ruimtedruk ligt het voor de hand deze voorzieningen zoveel<br />
mogelijk binnen de woongebieden te integreren.<br />
Op korte termijn wordt ingezet op verbetering en vernieuwing van de bestaande voorraad en openbare<br />
ruimte.<br />
3.3.3.2 Kadebeleid Woon- en Bedrijfsboten<br />
Conform het Kadebeleid Woon- en bedrijfsboten (2000) telt Den Haag 17 locaties waar woonboten<br />
blijvend zijn afgemeerd. Om het vaak ongereguleerd gebruik van de kade in de gewenste richting te<br />
leiden, uitwassen een halt toe te roepen en om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren is een<br />
regeling voor het gebruik van de kades opgesteld. Voor het gebruik is een kadevergunning vereist waarin<br />
is opgenomen wat wel en niet mogelijk is. In beginsel is ook een berging en/of een terrasafscheiding<br />
mogelijk. De mogelijkheden zijn afhankelijk van de situatie ter plaatse. Zo zijn gebruik voor opslag en<br />
reclame-uitingen alleen toegestaan op die plaatsen die daarvoor zijn aangewezen.<br />
Op woonschepen zijn de 'Verordening op de Binnenwateren' (RIS 181486, oktober 2011) van de<br />
gemeente Den Haag, het B&W-besluit 'Aanwijzing van kaden' van 18 juni 2001, en de beleidsnota 'Bij<br />
het wonen op water' (januari 2000, RIS 72164), van toepassing.<br />
3.3.4 Economie<br />
Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit<br />
Op 6 oktober 2011 heeft de Raad de nota "Kracht van kwaliteit - Economische Visie Den Haag"<br />
vastgesteld (RV 126_2011, RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale<br />
concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag<br />
is om de omstandigheden te creëren waarbij de economie van de stad ook op de langere termijn kansen<br />
biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.<br />
De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:<br />
Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;<br />
Kracht van de stad: quality of life –aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;<br />
Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb;<br />
Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap<br />
Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad<br />
internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector<br />
nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk<br />
merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.<br />
24
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan<br />
kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom<br />
actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger<br />
onderwijs, ondermeer met topopleidingen. Den Haag onderscheidt zich door de quality of life in de stad.<br />
Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart<br />
van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale<br />
bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor<br />
alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid<br />
van toplocaties voor kantoren en instellingen.<br />
Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad,<br />
stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn concentraties banen en<br />
bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Inzet op<br />
kwaliteitsverbetering krijgt daarmee een ruimtelijke focus, waarmee ook de toeristische attractiviteit van<br />
die gebieden wordt versterkt.<br />
Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder<br />
de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en<br />
zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening)<br />
met veel aandacht voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in<br />
de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Ook<br />
winkelstraten spelen een sleutelrol in de wijkeconomie.<br />
3.3.4.1 Bedrijven<br />
Regionaal en provinciaal bedrijventerreinenbeleid<br />
Het provinciale beleid (Verordening Ruimte) heeft een bedrijventerreinkaart vastgesteld met aangewezen<br />
gebieden voor bedrijventerreinen. Hier gelden de volgende spelregels voor:<br />
nieuwe bestemmingen voor bedrijventerreinen zijn pas mogelijk als aangetoond is dat er behoefte is;<br />
nieuwe bestemmingen voor (bedrijfs)woningen op bedrijventerreinen zijn niet mogelijk.<br />
Woonwerkeenheden mogen alleen onder strenge voorwaarden op delen van bedrijventerreinen;<br />
de hoogst mogelijk milieucategorie uit de Staat van bedrijfsactiviteiten moet mogelijk zijn op<br />
bestemmingen voor bedrijventerreinen. Alleen onder voorwaarden kan hiervan afgeweken worden.<br />
Voor de genoemde voorwaarden wordt verwezen naar de Verordening Ruimte.<br />
De regionale bedrijventerreinenstrategie bevat naast de ruimtelijk-economische programmering van de<br />
regionale bedrijventerreinen ook een afspraak over compensatie van verlies van binnenstedelijk<br />
bedrijventerrein. De Haagse bedrijventerreinen Fruitweg, Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek en<br />
Uitenhagestraat zijn opgenomen in de categorie “herstructurering ten behoeve van behoud van<br />
bedrijventerreinfunctie”. Binckhorst is opgenomen in de categorie “transformatie naar gemengd gebied”<br />
(p. 148). Transformatie kan alleen plaatsvinden bij voldoende compensatie van bedrijfsruimte elders in de<br />
gemeente en/of regio. Aantasting van het huidige areaal bedrijventerrein wordt onderworpen aan een<br />
“nut-en noodzaakanalyse” met als insteek “nee, tenzij”. (p. 145)<br />
Deze aanvullingen zijn opgenomen in het regionaal structuur plan (RSP). Het RSP geldt als een<br />
structuurvisie, zoals is omschreven in de Wet ruimtelijke ordening.<br />
Stedelijk bedrijventerreinenbeleid<br />
In de nota Bedrijventerreinenstrategie Den Haag 2005 -2020 en Update bedrijventerreinenstrategie Den<br />
Haag 2005-2020 (rv 19, 2007) wordt aangegeven hoeveel hectare bedrijventerrein op welk moment en<br />
van welke kwaliteit op de markt aanwezig moet zijn om de economische structuur te versterken voor de<br />
periode tot 2020. Tevens zijn in de nota maatregelen en voorstellen opgenomen over het<br />
toekomstperspectief van de meer dan vijftien bedrijventerreinen in Den Haag. Deze maatregelen zijn<br />
onder te verdelen in drie categorieën:<br />
1. aanleg nieuwe bedrijfslocaties;<br />
2. herstructurering ten behoeve van het behoud van de bedrijvenbestemming;<br />
3. transformatie van verouderde bedrijfslocaties naar andere bestemmingen of meer gemengde<br />
gebieden<br />
25
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Overwegingen van behoud van werkgelegenheid in de stad en het versterken van de<br />
ruimtelijk-economische structuur liggen daaraan ten grondslag. Het beleid van de gemeente Den Haag<br />
is erop gericht om de ondernemers, die gebonden zijn aan de stad, in de stad zelf te faciliteren. Hiervoor<br />
zijn de bedrijventerreinen Uitenhagestraat, Fruitweg, Laakhaven-Centraal, en een gedeelte van<br />
Binckhorst (tot 2020) aangewezen.<br />
Voor de niet direct aan de stad gebonden bedrijvigheid zijn de bedrijventerreinen Forepark-Middenweg,<br />
de bedrijfslocaties in de wijk Ypenburg, Westvlietweg I, II en III, Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek<br />
en Scheveningen Haven aangewezen. Deze gebieden fungeren als opvang voor bedrijven, die niet<br />
gemakkelijk zijn te mengen met de woonfunctie.<br />
Plangebied<br />
Het gedeelte ten zuidoosten van de Fruitweg (Fruitweg/De Banaan) is opgesplitst in een deel dat<br />
bedrijventerrein blijft ( zie <strong>bestemmingsplan</strong> Fruitweg e.o) en een deel dat studiegebied is voor de<br />
functies wonen en werken (zie hiervoor paragraaf 3.2.4.3).<br />
Doordat een deel van de gebouwen op de bedrijventerreinen niet aan de laatste eisen van ondernemers<br />
en werknemers voldoet en ook de uitstraling van de terreinen beter kan, dreigt een neergaande spiraal.<br />
Het beleid van de gemeente Den Haag is er daarom op gericht om op de bedrijventerreinen te komen tot<br />
meer menging van functies. Dat kunnen functies zijn in de sfeer van horeca, wonen en logies. Het<br />
mengen moet wel op een dusdanige wijze gebeuren dat de verschillende functies elkaar niet in de weg<br />
zitten. Om de bestaande bedrijventerreinen vitaal te houden wordt niet alleen aandacht besteed aan<br />
functiewijziging, maar ook aan herstructurering ten behoeve van het behoud van de<br />
bedrijvenbestemming.<br />
In paragraaf 5.3 is beschreven hoe met dit beleid in het <strong>bestemmingsplan</strong> is omgegaan.<br />
Functiemengingstrategie, bedrijven en milieuzonering<br />
De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave zoals verwoord in de Structuurvisie Den Haag<br />
2020. Optimalisering van het grondgebruik is daardoor noodzakelijk. In de notitie<br />
'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk-<br />
kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen<br />
menging op bedrijventerreinen, buurtniveau en pand- of blokniveau. Het mengen van wonen en werken<br />
kan op drie schaalniveaus plaatsvinden:<br />
1. op pandniveau, meestal een werkfunctie op de begane grond en woningen op de bovenliggende<br />
etages. Conform de Huisvestingsverordening en de Woningwet mag hooguit 30% van de<br />
gebruiksoppervlakte van een woning voor werkfuncties worden gebruikt. Dit percentage mag hoger<br />
liggen als het een zeer groot pand betreft. In de Nota Woonwerkwoningen worden potentiële<br />
ontwikkelingslocaties genoemd voor woonwerkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden<br />
tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, doorgaande wegen en langs spoorwegen;<br />
2. op blokniveau, waarbij één of meerdere panden binnen één blok volledig een woon- dan wel een<br />
werkfunctie hebben;<br />
3. op deelgebiedniveau, waarbij sprake is van een ruimtelijke en functionele samenhang van bedrijven<br />
en woningen die gevestigd zijn in één gebied.<br />
Naast het mengen op de verschillende schaalniveaus is in de Functiemengingstrategie ook aangegeven<br />
aan welke groottes gedacht kan worden op verschillende locaties als het gaat om functiemenging.<br />
Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan +/-100 m2 mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor<br />
een werkruimte tussen +/- 100- 500 m2 geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan<br />
krijgen. Groter dan 500 m² zou op bedrijventerrein of kantorenlocatie plaats moeten krijgen.<br />
De algemene richtafstandenlijst uit de VNG-handreiking, vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur<br />
worden aangehouden tussen bedrijven en de omgevingstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'.<br />
Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst met een<br />
afstandstap worden verminderd. Deze staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is als bijlage bij<br />
dit <strong>bestemmingsplan</strong> opgenomen.<br />
Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden<br />
met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral<br />
26
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies), mits aan<br />
bepaalde voorwaarden wordt voldaan.<br />
Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust<br />
functiemenging wordt nagestreefd. Een specifieke staat van Bedrijfsactiviteiten is wenselijk omdat de<br />
activiteiten in dergelijke functiemengingsgebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de<br />
activiteiten op bedrijventerreinen.<br />
Er is in de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging gekozen voor een andere<br />
categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst:<br />
a. Categorie A betreft activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze<br />
aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding<br />
tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend;<br />
b. Categorie B betreft de activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitg<strong>eo</strong>efend, echter met<br />
een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en<br />
andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;<br />
c. Categorie C betreft activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote<br />
verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.<br />
Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:<br />
het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;<br />
productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;<br />
de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;<br />
activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de<br />
hoofdinfrastructuur.<br />
Wanneer er wordt gekeken naar de functiemengingstaat die bijgevoegd is bij het <strong>bestemmingsplan</strong> dan<br />
kan er worden geconstateerd dat er ook detailhandel, hotels, leisure en horeca functies zijn opgenomen<br />
in deze functiemengingstaat. Voor deze functies geldt dat de functiemengingstaat niet als leidend<br />
gezien mag worden, maar is het vastgestelde beleid voor detailhandel, hotels, leisure en horeca.<br />
3.3.4.2 Detailhandel<br />
Regionaal beleid<br />
Op 13 december 2006 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden de Regionale<br />
Detailhandelstructuurvisie Den Haag vastgesteld. Voor Den Haag b<strong>eo</strong>ogt de nota de versterking van<br />
winkelfunctie in de Haagse binnenstad. De Haagse binnenstad moet een concurrerende trekpleister<br />
worden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt.<br />
De nota geeft een toetsingskader aan voor detailhandelsplannen groter dan 1.000 m². Gemeenten die<br />
willen uitbreiden moeten bij het realiseren van verkoopvloeroppervlakte binnen het wensbeeld blijven dat<br />
in deze structuurvisie is aangegeven. In het wensbeeld zijn spelregels opgesteld voor een aantal<br />
speciale winkelcategorieën: Dit zijn onder andere:<br />
Voor geclusterde perifere detailhandel (PDV) en grootschalige detailhandel is in Den Haag alleen in<br />
de Megastores de aangewezen locatie.<br />
Tuincentra en bouwmarkten zijn onder voorwaarden toegestaan, vestigingen van meer dan 3.000 m²<br />
vergen toestemming van het stadsgewest.<br />
Detailhandel op trafficlocaties is onder 200 m² toegestaan en alleen op de provinciaal aangewezen<br />
knooppunten voor hoogwaardig openbaar vervoer.<br />
Bij kleine kernen en buurt- en winkelcentra wordt het lokale beleid gevolgd.<br />
Solitaire megasupermarkten zijn niet toegestaan. In winkelkernen alleen als er marktruimte is. Dit<br />
wordt regionaal bijgehouden.<br />
Gemeentelijk beleid<br />
Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. De<br />
nota geeft de ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande<br />
locaties in de hoofdwinklelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe<br />
stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De<br />
gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse<br />
27
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
boodschappen kan doen. In de Detailhandelsnota is verder vastgelegd dat periodiek een<br />
detailhandelsmonitor zal worden uitgevoerd, op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden. De<br />
monitor is een quickscan en wordt gehanteerd als relatief snelle methode om vast te stellen hoe de<br />
winkelgebieden in de hoofdwinkelstructuur er voor staan. Tevens ontstaat op hoofdlijnen inzicht in welke<br />
winkelgebieden kansrijk zijn om in te investeren vanuit markttechnisch perspectief.<br />
Deze kennis is ingezet bij het opstellen van het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (2011), waarin<br />
ook een actualisatie voor een deel van het detailhandelsbeleid is opgenomen. Leidend blijft de inzet op<br />
de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse retailbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit,<br />
conform het haagse binnenstadsplan. Daarnaast stimuleert de gemeente vernieuwende of bijzondere<br />
marktinitiatieven, de consument staat hierbij centraal. Bij perifere detailhandelinitiatiatieven kiest de<br />
gemeente voor optimale clustering en voor grootschalige detailhandel blijft de bestaande<br />
hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging (zie regionale structuurvisie detailhandel).<br />
Verder zet de gemeente in op het versterken en behouden van de bestaande bijzondere winkelgebieden,<br />
de zgn 'parels'. In de buurten en wijken voor behoud van de sterke winkelkwaliteit in het belang van<br />
sociale cohesie, identiteit en leefkwaliteit. Het verbeteren van de vestigingskwaliteit voor retailers speelt<br />
hier een belangrijke rol, zoals openbare ruimte, beheer, etc<br />
In paragraaf 5.3 is beschreven hoe met dit beleid in het <strong>bestemmingsplan</strong> is omgegaan.<br />
3.3.4.3 Horeca<br />
Toekomstvisie Horeca 2010-2015<br />
Op 4 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie Horeca 2010-2015 vastgesteld. Den Haag<br />
als internationale stad van vrede en recht hoort ook dat men kan genieten van culinaire voorzieningen.<br />
Dit vraagt om toekomstgericht beleid, dat beschreven is in de Toekomstvisie Horeca. Het gaat in deze<br />
visie niet alleen om het vastleggen van een nieuwe horecastructuur. Deze toekomstvisie geeft ook de<br />
gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet<br />
Den Haag kansen (segmenten, concepten, trekkers, locaties)? Horeca is een dynamische sector, dus<br />
hoe zorgt Den Haag op dit gebied voor flexibiliteit.<br />
De Toekomstvisie Horeca bestaat uit vier delen, te weten:<br />
visie en uitgangspunten;<br />
gebiedsgericht beleid;<br />
instrumentarium;<br />
handhavingsprotocol horeca<br />
Voor het opstellen van <strong>bestemmingsplan</strong><strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. is vooral het gebiedsgerichte beleid (in<br />
samenhang met het instrumentarium) van belang.<br />
In paragraaf 5.3 is beschreven hoe met dit beleid in het <strong>bestemmingsplan</strong> is omgegaan.<br />
3.3.4.4 Kantoren<br />
Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker<br />
centraal' vastgesteld. Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische<br />
ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze<br />
kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke<br />
Ontwikkeling) herzien. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk<br />
is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze<br />
voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de<br />
bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren<br />
gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het overaanbod in Den<br />
Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed<br />
gestimuleerd.<br />
Volgens het provinciale beleid (AmvB Ruimte) is voor elke afwijking van het bestaande <strong>bestemmingsplan</strong><br />
van meer dan 1000 m² bvo toevoeging aan kantoren een zgn. SER-laddertoets vereist. Deze toets<br />
vereist een aparte onderbouwing die het bouwplan ondersteunt en moet aan het <strong>bestemmingsplan</strong> c.q.<br />
bouwvergunning worden toegevoegd.<br />
In paragraaf 5.3 is beschreven hoe met dit beleid in het <strong>bestemmingsplan</strong> is omgegaan.<br />
28
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
3.3.5 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg<br />
3.3.5.1 Onderwijs<br />
Op 13 oktober 2005 is het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010. Haagse klasse(n)' door de gemeenteraad<br />
vastgesteld (RIS 132462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten<br />
aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De<br />
kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en<br />
schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de<br />
scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele<br />
inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige<br />
vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.<br />
Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd<br />
wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden<br />
een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende<br />
doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de<br />
behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste<br />
spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op<br />
Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719).<br />
In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van<br />
schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de<br />
realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van<br />
moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de<br />
onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om<br />
zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.<br />
In het plangebied is nu nog de school voor speciaal onderwijs Tyltylcentrum 'De Witte Vogel' (met<br />
dagverblijf) aan het <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> 307 alsmede het van Staedion gehuurde pand <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong><br />
102 gevestigd. Voor het Tyltylcentrum 'De Witte Vogel' is nieuwbouw gepland aan de Melis Stokelaan,<br />
die naar verwachting in 2015 in gebruik genomen zal worden. Na oplevering van de nieuwbouw aan de<br />
Melis Stokelaan zullen de vestigingen aan het <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> aan de onderwijsbestemming worden<br />
onttrokken.<br />
In paragraaf 5.3 is beschreven hoe met deze functie in het <strong>bestemmingsplan</strong> is omgegaan.<br />
Peuterspeelzaalwerk<br />
De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een<br />
peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en<br />
vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de<br />
peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de<br />
toekomst nieuwbouw pleegt of zich verplaatst, moet ook de huisvesting de samenwerkende<br />
peuterspeelzaal daarop worden afgestemd.<br />
In paragraaf 5.3 is beschreven hoe met dit beleid in het <strong>bestemmingsplan</strong> is omgegaan.<br />
Kinderopvang<br />
Op 19 april 2001 heeft de gemeenteraad de 'Nota ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag'<br />
vastgesteld. Geschikte locaties voor kinderopvang zijn moeilijk te vinden. De meeste<br />
<strong>bestemmingsplan</strong>nen zijn niet afgestemd op deze grote groei van behoefte aan kinderopvangplaatsen.<br />
Met deze nota is een belangrijk instrument gecreëerd om g<strong>eo</strong>bjectiveerd en gestructureerd te beslissen<br />
over de vestiging van kindercentra. De belangen van omwonenden verliest het college daarbij niet uit het<br />
oog. De in de nota opgenomen voorwaarden (ruimtelijke criteria) staan borg voor een zorgvuldige<br />
afweging van belangen. In de nota staan de (stedenbouwkundige) voorwaarden waaraan locaties voor<br />
nieuwe kindercentra (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen) moeten voldoen<br />
om deze centra ruimtelijk in te kunnen passen in de stad. De volgende criteria zijn in de nota<br />
opgenomen:<br />
kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een<br />
woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren<br />
29
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk<br />
oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001)<br />
kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v.<br />
geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk)<br />
kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen<br />
kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een<br />
doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder<br />
dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd<br />
het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren<br />
Aanvullend op de bovenstaande beleidsnota heeft wethouder Dekker in brieven (november 2007 en<br />
februari 2009) aan de Commissie Jeugd en Burgerschap aangegeven welke acties van de gemeente bij<br />
de uitbreiding van buitenschoolse opvang worden ingezet. De verwachting is dat de wachtlijsten verder<br />
zullen groeien. De gemeente zal als regisseur fungeren bij het vinden van geschikte locaties om zo de<br />
groeiende wachtlijsten te verkorten. Een <strong>bestemmingsplan</strong> is een instrument dat een dergelijke<br />
faciliterende rol kan vervullen.<br />
In paragraaf 5.3 is beschreven hoe met dit beleid in het <strong>bestemmingsplan</strong> is omgegaan.<br />
3.3.5.2 Welzijn en zorg<br />
Met het raadsbesluit 'Welzijn in de wijk' (RIS158279) is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van<br />
het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het<br />
beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het<br />
gaat hierbij om:<br />
het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt;<br />
het in staat stellen van bewoners om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt;<br />
het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;<br />
het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.<br />
Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang,<br />
hulpverlening, informatie, advies en participatie op wijk- en buurtniveau, en wordt in onze gemeente door<br />
verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen<br />
en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht<br />
bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te<br />
kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht, waarbij<br />
gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften<br />
van burgers.<br />
In paragraaf 5.3 is beschreven hoe met dit beleid in het <strong>bestemmingsplan</strong> is omgegaan.<br />
3.3.5.3 Maatschappelijke voorzieningen<br />
In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren<br />
van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor<br />
voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te<br />
zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners.<br />
Het <strong>bestemmingsplan</strong> faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van<br />
de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te<br />
bewerkstelligen.<br />
Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In<br />
iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook<br />
(zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.<br />
Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die<br />
minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of<br />
fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen<br />
woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er<br />
ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van<br />
een opvang.<br />
30
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
In paragraaf 5.3 is beschreven hoe met dit beleid in het <strong>bestemmingsplan</strong> is omgegaan.<br />
Levensovertuiging<br />
Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en<br />
levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met<br />
huisvestingproblematiek. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat<br />
over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële<br />
behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen<br />
van kerken. Het onderzoek geeft voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m 2 . De<br />
omschrijving van de bestemming Maatschappelijk (M) is daarom zo omschreven dat ook gebedsruimten<br />
mogelijk zijn.<br />
In paragraaf 5.3 is beschreven hoe met dit beleid in het <strong>bestemmingsplan</strong> is omgegaan.<br />
3.3.6 Cultuur<br />
Gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van<br />
kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den<br />
Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen,<br />
filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als<br />
vrijetijdsb<strong>eo</strong>efening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels<br />
(boven)stedelijk g<strong>eo</strong>riënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en<br />
Scheveningen.<br />
In dit <strong>bestemmingsplan</strong> zijn aan het <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> 104-105b zes atelierwoningen gelegen. Dit zijn<br />
gecombineerde woon- en werkruimtes voor kunstenaars. In paragraaf 5.3 is beschreven hoe met deze<br />
woon-werkwoningen in het <strong>bestemmingsplan</strong> is omgegaan.<br />
3.3.7 Sport en recreatie<br />
3.3.7.1 Sport<br />
Het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel<br />
mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De<br />
voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportb<strong>eo</strong>efening in g<strong>eo</strong>rganiseerd verband.<br />
De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:<br />
voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor<br />
sportdoeleinden geschikt zijn;<br />
een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van<br />
openbare ruimten;<br />
herkenbare topsport te faciliteren;<br />
maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;<br />
sportverenigingen te ondersteunen;<br />
kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.<br />
De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het<br />
groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en<br />
buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.<br />
In paragraaf 5.3 is beschreven hoe met dit beleid in het <strong>bestemmingsplan</strong> is omgegaan.<br />
3.3.7.2 Spelen<br />
In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de<br />
gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van<br />
verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.<br />
Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar,<br />
jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën<br />
verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan<br />
oudere.<br />
31
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:<br />
leeftijdscategorie aantal kinderen per<br />
speelplek<br />
actieradius speeloppervlakte<br />
0 tot 6 jaar 50 tot 75 kinderen 150 meter 200 m²<br />
7 tot 12 jaar 75 tot 100 kinderen 500 meter 500 m²<br />
13 tot 18 jaar 100 tot 125 kinderen 1.000 meter 750 m²<br />
Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden<br />
gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of<br />
recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.<br />
In paragraaf 5.3 is beschreven hoe met dit beleid in het <strong>bestemmingsplan</strong> is omgegaan.<br />
32
Hoofdstuk 4 Milieu<br />
4.1 Inleiding<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
In dit hoofdstuk worden de voor dit <strong>bestemmingsplan</strong> relevante milieuaspecten behandeld. Daarbij<br />
worden de consequenties van dit <strong>bestemmingsplan</strong> per milieuthema beschreven.<br />
4.2 Mer-b<strong>eo</strong>ordeling<br />
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit Milieueffectrapportage in werking getreden. Essentie van de<br />
wijziging is dat voor de b<strong>eo</strong>ordeling of een activiteit m.e.r.-plichtig is (de activiteit komt voor in de D-lijst)<br />
niet kan worden volstaan met toetsing aan de drempelwaarde maar dat ook rekening moet worden<br />
gehouden met de criteria in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn. Als gevolg hiervan zijn in de D-lijst<br />
nu richtwaarden (in plaats van drempelwaarden) opgenomen en is in het nieuwe besluit bepaald dat voor<br />
gevallen die onder deze richtwaarden blijven, een eenvoudige m.e.r.-b<strong>eo</strong>ordeling kan worden uitgevoerd<br />
die volledig op gaat in de moederprocedure (bijv. <strong>bestemmingsplan</strong>). Het nieuwe besluit is daarmee in<br />
overeenstemming gebracht met de Europese m.e.r.-richtlijn.<br />
Onderhavig <strong>bestemmingsplan</strong> maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Daarmee is een<br />
m.e.r.-b<strong>eo</strong>ordeling niet noodzakelijk.<br />
4.3 Externe veiligheid<br />
Algemene beginselen externe veiligheid<br />
Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:<br />
een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en<br />
een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers,<br />
uitgedrukt als het groepsrisico (GR).<br />
In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10 -6<br />
(kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt b<strong>eo</strong>ordeeld op basis van de kans<br />
op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht<br />
evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een<br />
dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden<br />
met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De<br />
relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of<br />
oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan<br />
af te wijken.<br />
Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied<br />
wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar hooguit bij 1% van<br />
de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Dit geldt zowel voor stationaire<br />
bronnen als voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water en buisleidingen). Voor<br />
LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.<br />
Voor de opslag van ontplofbare stoffen wordt uitgegaan van een afwijkende effectafstand, gerelateerd<br />
aan het niveau van matige schade aan gebouwen (circa 0,1 bar piekoverdruk).<br />
De b<strong>eo</strong>ordeling van de externe veiligheid vindt plaats overeenkomstig de Circulaire opslag ontplofbare<br />
stoffen voor civiel gebruik. Deze circulaire maakt onderscheid tussen 3 effectgebieden (A, B en C-zone).<br />
De C-zone is alleen van belang wanneer de geprojecteerde bestemming voorzien is van een vliesgevel<br />
(gevaar voor rondvliegend glas).<br />
De afweging voor de aanvaardbaarheid van het groepsrisico is gebaseerd op de specifieke<br />
invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten<br />
de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als<br />
gevolg van een calamiteit).<br />
Voorlichting burgers bij (dreigende) calamiteit<br />
33
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
In het kader van de 'wat doe je' campagne zijn folders gemaakt en voor het publiek beschikbaar gesteld<br />
via de stadsdeelkantoren en de brandweerkazernes in Den Haag. In deze folders worden voor<br />
verschillende calamiteiten (brand, uitvallen nutsvoorzieningen) de te nemen maatregelen beschreven.<br />
Het alarmeren van de bevolking vond tot voor kort plaats met behulp van sirenes en door middel van<br />
huis-aan-huis meldingen door de hulpdiensten, eventueel met een geluidswagen. Beide systemen<br />
hebben beperkingen: een sirene geeft geen informatie over de ramp, huis-aan-huis gaan of een<br />
geluidswagen inzetten kost tijd.<br />
Sinds 11 juni 2012 kunnen bewoners van Den Haag snel geïnformeerd worden in geval van een<br />
(dreigende) calamiteit met gevaarlijke stoffen door de inzet van NL-Alert.<br />
NL-Alert is een nieuw waarschuwings- en alarmeringssysteem van de overheid voor de mobiele telefoon<br />
dat die beperkingen kan ondervangen. Door middel van cell-broadcasting kunnen bewoners in de<br />
nabijheid van een risicovol object tijdig worden gealarmeerd in geval van een (dreigende) calamiteit via<br />
een sms-bericht. NL-Alert beperkt zich niet alleen tot het waarschuwen maar meldt ook dát er iets aan<br />
de hand is en wat mensen moeten doen. Via de meldkamer van de regionale Brandweer wordt het<br />
bericht naar de dichtstbijzijnde GPRS-zendmast gestuurd. Omdat het bericht naar een specifiek<br />
zendgebied wordt gestuurd, kan informatie toegesneden op de situatie worden geleverd.<br />
De bevolking alarmeren met korte teksten naar mobiele telefoons is nieuw. De TU Delft heeft daarom via<br />
een webexperiment onderzocht wat voor type alarmberichten het duidelijks en effectiefst zijn. Een<br />
belangrijke voorwaarde is dat de berichten kort zijn. Om de ontvanger van een bericht tot actie te<br />
bewegen is van belang om in het tekstbericht de locatie van de (dreigende) ramp te vermelden.<br />
NL-Alert en cell-broadcasting zijn nog geen bekende begrippen. Bekendheid met de techniek is een<br />
voorwaarde, zodat de bevolking weet onder welke omstandigheden een bericht op een mobiele telefoon<br />
kan worden ontvangen. Met de invoering van dit alarmeringssysteem is ook een voorlichtingscampagne<br />
in Haaglanden gestart.<br />
4.3.1 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg<br />
Op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen moet bij een <strong>bestemmingsplan</strong> de<br />
risicobenadering worden toegepast. Dit geldt wanneer de ontwikkeling binnen 200 m van de transportas<br />
is gelegen. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van wegen bestemd of aangewezen voor het<br />
vervoer van routeplichtige stoffen. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.<br />
Op 1 november 2011 is de Handleiding Risicoanalyse Transport verschenen (concept). In deze<br />
handleiding zijn de effectafstanden 1%-letaliteit (invloedsgebieden) vastgelegd. In onderstaande tabel<br />
zijn de afstanden voor de meest gangbare stofcategorieën weergegeven.<br />
Tabel - Invloedsgebieden vervoer gevaarlijke stoffen over de weg<br />
Stofcategorie Invloedsgebied [m]<br />
LF1 Brandbare vloeistoffen (diesel) 45<br />
LF2 Brandbare vloeistof (benzine) 45<br />
GF3 Brandbare gassen (propaan, LPG) 355<br />
GT3 Toxisch gas (ammoniak) 560<br />
LT1 Toxische vloeistof (acrynitril) 730<br />
LT2 Toxische vloeistof (propylamine) 880<br />
LT3 Toxische vloeistof (acroleïne) > 4000<br />
LT4 Toxische vloeistof (methylisocyanaat) > 4000<br />
Bron: bijlagenrapport Handleiding Risicoanalyse Transport (HART)<br />
Met het in werking treden van de gewijzigde Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, per 31<br />
juli 2012 (Stcrt. 14687, 2012), is het gebruik van deze handleiding verplicht.<br />
Over de A4, tussen het Prins Clausplein en knooppunt Ypenburg, vindt vervoer van toxische stoffen<br />
plaats (LT3). Het plangebied ligt op circa 3.200 meter van het knooppunt Ypenburg.<br />
Omdat het plangebied binnen het invloedsgebied van de A4 ligt, moeten wel de mogelijkheden voor<br />
34
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid worden verkend. Gelet op de enorme afstand tot de A4 en het<br />
ontbreken van ruimtelijke ontwikkelingen is het treffen van bouwkundige maatregelen (bijvoorbeeld het op<br />
een centrale plaats afsluiten van de ventilatie) niet aan de orde. Deze maatregel is bovendien weinig<br />
effectief gelet op de aanwezigheid van te openen ramen en deuren. Op een afstand van meer dan 3 km<br />
zullen de letale gevolgen uiterst beperkt zijn. Het gesloten houden van ramen is de meest effectieve<br />
maatregel. Door een tijdige inzet van E-Alert kunnen bewoners binnen het plangebied er voor zorgen dat<br />
zij geen nadelige gevolgen van een ramp zullen ondervinden.<br />
4.3.2 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor<br />
Volgens de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van 31 juli 2012 behoeft, voor de niet in<br />
bijlage 4 genoemde spoorwegen, het groepsrisico niet b<strong>eo</strong>ordeeld en verantwoord te worden, omdat de<br />
hoeveelheden gevaarlijke stoffen die over deze spoorwegen worden vervoerd niet of nauwelijks van<br />
invloed zijn op het groepsrisico. Dit is het geval voor de spoorbanen gelegen op Haags grondgebied. Een<br />
nadere verantwoording is daarom niet noodzakelijk.<br />
4.3.3 Buisleidingen<br />
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden.<br />
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is b<strong>eo</strong>ordeeld op grond van de<br />
inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in<br />
<strong>bestemmingsplan</strong>nen - Handreiking voor opstellers van <strong>bestemmingsplan</strong>nen van maart 2010.<br />
Het plangebied wordt langs de Fruitweg en de Troelstrakade, tussen de Fruitweg en de Coornhertstraat,<br />
begrensd door buisleiding W-509-06 van de Gasunie. Het plangebied ligt daarmee binnen het<br />
invloedsgebied van deze buisleiding.<br />
Ten behoeve van het <strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Moerwijk</strong> zuidoost en het <strong>bestemmingsplan</strong> Transvaal zijn<br />
kwantitatieve risicoanalyses (hierna QRA) uitgevoerd. De invloedsgebieden van deze gebieden vallen<br />
samen met het hierboven beschreven deel van de buisleiding. Uit de QRA voor het <strong>bestemmingsplan</strong><br />
<strong>Moerwijk</strong> zuidoost, opgesteld door de KEMA (rapport van 25 september 2009, kenmerk 66912927-GCS<br />
09.M.50246) (zie bijlage 1), blijkt dat het groepsrisico ter plaatse van de maatgevende kilometer 0,47<br />
maal de oriëntatiewaarde bedraagt. De maatgevende kilometer strekt zich van het Erasmusplein tot aan<br />
de Fruitweg. Voor dit onderzoek is nog gebruik gemaakt van het rekenmodel Pipesafe van de Gasunie.<br />
Vanwege het hoge groepsrisico in Transvaal (markt aan de Herman Costerstraat) worden<br />
saneringsmaatregelen getroffen. Hiertoe is recent door DNV KEMA Energy & Sustainability een nieuwe<br />
QRA uitgevoerd (rapport van 20 februari 2013, kenmerk 74102362- GCS 13.R.53532) (zie bijlage 2).<br />
Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het voorgeschreven rekenmodel Carola. Uit dit onderzoek<br />
blijkt dat het groepsrisico ter hoogte van de Fruitweg 0,3 maal de oriëntatiewaarde is.<br />
Aangezien de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden en sprake is van een conserverend<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> (het groepsrisico neemt niet toe) is een nadere verantwoording niet noodzakelijk.<br />
Er zijn geen plaatsgebonden risicocontouren die voor dit plan van belang zijn.<br />
4.3.4 Inrichtingen<br />
Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van LPG-installaties (150 m) of andere risicovolle objecten<br />
waarvoor het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.<br />
Het plangebied ligt evenmin binnen de effectafstanden van een inrichting voor de opslag van explosieven<br />
of binnen een veiligheidscontour van een inrichting waarvoor het Besluit algemene regels inrichtingen<br />
milieubeheer van toepassing is.<br />
35
4.4 Geluid<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige<br />
gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en<br />
industrie. Bij de wijziging of vaststelling van een <strong>bestemmingsplan</strong> moet nagegaan worden of onderzoek<br />
verricht moet worden naar de omvang van deze drie geluidsbronnen. Als het <strong>bestemmingsplan</strong><br />
mogelijkheden biedt voor het realiseren van (andere) geluidsgevoelige gebouwen in de geluidzone van<br />
een weg of spoorweg, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk in het kader van de Wet geluidhinder<br />
(Wgh). Bij de reconstructie van (spoor)wegen wordt eveneens een akoestisch onderzoek ingesteld.<br />
Het <strong>bestemmingsplan</strong> '<strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o.' biedt geen mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe<br />
geluidsgevoelige bestemmingen. De reconstructie van een (spoor)weg is ook niet aan de orde. Derhalve<br />
is een geluidsonderzoek niet noodzakelijk. De Wet geluidhinder staat de ruimtelijke besluitvorming niet<br />
in de weg.<br />
4.5 Luchtkwaliteit<br />
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking<br />
getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer<br />
(Wm).<br />
De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof<br />
(PM10, deeltjes
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in<br />
Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum<br />
voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen<br />
worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en<br />
maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft,<br />
consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid<br />
(inrichting van watergangen en oevers).<br />
Nationaal<br />
Net Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de<br />
consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord<br />
Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op<br />
een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de<br />
drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het<br />
NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te<br />
doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als<br />
uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits<br />
'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een<br />
achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van<br />
oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke<br />
ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de<br />
afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de<br />
Watervergunning.<br />
Provinciaal<br />
Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal<br />
Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten<br />
vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het<br />
Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaalt naar strategische doelstellingen<br />
voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:<br />
Waarborgen waterveiligheid;<br />
Zorgen voor mooi en schoon water;<br />
Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;<br />
Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.<br />
Hoogheemraadschap van Delfland<br />
Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland<br />
de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer<br />
en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van<br />
de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren<br />
van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en<br />
regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de<br />
complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van<br />
prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de<br />
mogelijkheden van de organisatie en het gebied.<br />
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is getekend op 2 juli 2003. Eén van de instrumenten om<br />
het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is<br />
waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing<br />
worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft<br />
de Handreiking watertoets 2007 opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en<br />
uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.<br />
Waterplan en Waterbergingsvisie Den Haag<br />
Het Waterplan Den Haag 2011-2016 (in voorbereiding) is een gezamenlijk plan van de gemeente Den<br />
Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal<br />
worden met water in de stad. Belangrijk nieuw element in dit Waterplan is dat het zich behalve op de<br />
waterkwaliteit ook op de veiligheid, recreatie en ruimtelijke ontwikkelingen richt.<br />
37
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
De gemeente streeft naar het realiseren van een duurzaam vitale en aantrekkelijke leefomgeving.<br />
Daarom de lange termijndoelstelling voor dit waterplan: Het realiseren van een duurzaam schoon en<br />
gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners en<br />
bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan.<br />
In 2006 hebben het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Den Haag de Waterberginsgvisie<br />
Den Haag vastgesteld. Hierin is aangegeven welke ruimtelijke en technische maatregelen er genomen<br />
moeten worden om het watersysteem in Den Haag op orde te brengen. De visie bestaat uit acht<br />
deelgebiedsrapportages.<br />
Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018<br />
Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en<br />
2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische<br />
verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek<br />
niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. Om de<br />
gewenste ecologische hoofdstructuur te realiseren heeft Den Haag daarom in 2008 de nota Stedelijke<br />
Ecologische Verbindingszones in Den Haag 2008-2018 vastgesteld. In de nota worden op hoofdlijnen<br />
alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar<br />
benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen<br />
vanuit het waterbeheer zoals verbreding watergangen en aanleg natuurvriendelijke oevers.<br />
Afvalwater en Riolering<br />
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015.<br />
Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan<br />
duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen<br />
dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het<br />
terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van<br />
voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet<br />
toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het<br />
gebruik van riolering.<br />
Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt<br />
voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee<br />
gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon<br />
hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de<br />
huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.<br />
4.6.2 Planbeschrijving<br />
4.6.2.1 Waterkwantiteit<br />
Samen met het Hoogheemraadschap is een Watervisie opgesteld, waarin met name gekeken wordt<br />
naar het waterbergingsvraagstuk en de eventuele oplossingsrichtingen. Op basis van de Watervisie is<br />
een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van<br />
Delfland, die de waterberging regelt. Het plangebied is gelegen binnen het boezemgebied waar een<br />
waterpeil van NAP -0.43 wordt gehandhaafd. De maximale peilstijging bedraagt 0,3 meter. Volgens de<br />
Watervisie hoeven in dit plan geen maatregelen te worden opgenomen.<br />
4.6.2.2 Waterkwaliteit en ecologie<br />
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “De Leidraad Riolering” en de “Beslisboom aan- en afkoppelen<br />
verharde oppervlakken”. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals<br />
koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De conclusie is dat het plan geen negatief<br />
effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad Riolering en de Beslisboom.<br />
Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische<br />
verbindingszones. In de bestaande situatie zijn in het plangebied geen natuurvriendelijke oevers<br />
aanwezig.<br />
38
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
4.6.2.3 Veiligheid en waterkering<br />
Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of<br />
beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.<br />
Langs het Laakkanaal, aan de zijde van de Troelstrakade en het <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> is een waterkering<br />
gelegen. Voor het bouwen nabij de waterkering is de Algemene Keur van Delfland van toepassing. Het<br />
geldende profiel mag niet door ondergrondse bebouwing en kabels en leidingen in de langsrichting<br />
worden doorkruist. Dit legt beperkingen op ten aanzien van ondergronds bouwen. Ondergrondse<br />
bebouwing moet buiten het dwarsprofiel van de waterkering worden gesitueerd. Daarnaast is de Keur<br />
van Delfland van toepassing op de naast de kernzone gelegen beschermingszone. Deze heeft een<br />
breedte van 15 m, horizontaal gemeten uit de begrenzing van de kernzone. Zowel de kern- als de<br />
beschermingszone zijn op de plankaart van het <strong>bestemmingsplan</strong> weergegeven.<br />
4.6.2.4 Afvalwater en Riolering<br />
In het plangebied zijn geen afvalwatertransportleidingenoverstorten, bergbezinkbassins of zuiveringen<br />
aanwezig die in beheer zijn bij Delfland. In het plangebied bevindt zich een gemengd rioolstelsel. In het<br />
gemeentelijk Rioleringsplan is voor de periode 2011-2015 de aanleg van een gescheiden rioolstelsel niet<br />
voorzien.<br />
4.6.3 Vergunningverlening<br />
Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke<br />
waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De<br />
watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten<br />
worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier,<br />
kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de<br />
bodem.<br />
De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het<br />
Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kunnen stellen.<br />
4.7 Bodem<br />
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden.<br />
Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de<br />
daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van<br />
plangebied of projectlocatie.<br />
De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden<br />
hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden<br />
van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van<br />
de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:<br />
a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;<br />
b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;<br />
c. het wegnemen van actuele risico's.<br />
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en<br />
toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk<br />
flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van<br />
deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.<br />
Plangebied<br />
In en in de directe omgeving van het plangebied waren bedrijven met bodembedreigende activiteiten<br />
gevestigd. Het gaat hierbij om een tankstation, een metaalconstructiebedrijf een verfspuitinrichting, hijs-<br />
hef en andere transportmiddelenindustrie, metaal oppervlaktebehandelingbedrijf, een<br />
vulcaniseerinrichting, een afvalinzamelingsbedrijf en een machinefabriek.<br />
Er zijn dertien ondergrondse brandstoftanks bekend, waarvan zes zijn verwijderd of onklaar zijn gemaakt<br />
door een daartoe gecertificeerd bedrijf. De overige zeven tanks zijn nog in gebruik.<br />
39
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met<br />
aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hieruit is gebleken dat er in het<br />
plangebied sprake is van twee gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een<br />
gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m 3 vaste bodem en/of 100 m 3<br />
grondwater (bodemvolume). In beide gevallen betreft het een mobiele verontreiniging met minerale olie<br />
en vluchtige aromaten.<br />
Voor de locatie Fruitweg 248 is een uiterlijke startdatum voor de sanering vastgesteld. Dit geval van<br />
ernstige bodemverontreiniging is veroorzaakt door een voormalige machinefabriek. De sanering van<br />
de bodemverontreiniging dient voor 2015 te zijn begonnen.<br />
Ter plaatse van het tankstation van Shell aan de Troelstrakade is een bodemverontreiniging<br />
ontstaan. Deze is grotendeels gesaneerd, de verontreiniging in het grondwater is deels gesaneerd<br />
en er vindt monitoring plaats van de restverontreiniging.<br />
Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het<br />
plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering<br />
heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en zal er eventueel gesaneerd<br />
moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft<br />
plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder<br />
dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn, zullen de<br />
bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.<br />
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de grond (0-2,0 m-maaiveld) in het<br />
plangebied gemiddeld matig verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht<br />
verontreinigd met cadmium, koper en kwik. Het gebied kan derhalve geheel als verdacht worden<br />
aangemerkt. In het gebied is geen grondverzet mogelijk op basis van de bodemkwaliteitskaart.<br />
4.8 Groen<br />
4.8.1 Groen kleurt de stad<br />
De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (2005) verwoordt het<br />
groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:<br />
het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen<br />
waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en<br />
gebruiker;<br />
het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke<br />
ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke<br />
ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.<br />
Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:<br />
ruimte voor groen in en om de stad;<br />
aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;<br />
duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;<br />
samen het groen beheren.<br />
Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang<br />
voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de<br />
verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene<br />
Hoofdstructuur. In het plangebied is één element uit de Groene Hoofdstructuur aanwezig: het water van<br />
het Laakkanaal behoort tot het 'water van belang voor de groenstructuur'. Het beleid is deze stedelijke<br />
groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Bovendien is het beleid<br />
voor het “water van belang voor de groenstructuur” het verbeteren van de natuurwaarde en de ruimtelijke<br />
en landschappelijke betekenis en het beschermen van muurvegetaties.<br />
40
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
4.8.2 Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones<br />
In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszone in Den Haag is de stedelijke ecologische<br />
hoofdstructuur aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische<br />
hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de<br />
ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk-<br />
en buurtgroen.<br />
Het plangebied maakt geen deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur.<br />
4.8.3 Flora- en faunawet<br />
De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De wet legt een zorgplicht op<br />
voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door bij de wijze en het tijdstip van uitvoering van<br />
bouwplannen rekening te houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen zodat<br />
dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor<br />
een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van<br />
beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van<br />
voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk<br />
verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari<br />
2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn<br />
beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden<br />
aangevraagd.<br />
Gelet op het laag-dynamische karakter van het <strong>bestemmingsplan</strong> kan met toetsing aan de Flora- en<br />
Faunawet bij de vergunningverlening worden volstaan. Daarbij is met name het volgende aandachtspunt<br />
van belang. Bij sloop van gebouwen mogen geen verblijfplaatsen van vleermuizen en vogels worden<br />
verstoord. Sloopwerken dienen bij voorkeur in de periode tussen half september en half november te<br />
worden uitgevoerd. Voordat er werkzaamheden plaatsvinden, dienen de flora en fauna nader onderzocht<br />
te worden middels een zogenaamde quickscan. Wanneer werkzaamheden kunnen leiden tot verstoring<br />
van beschermde soorten, dient een ontheffing aangevraagd te worden.<br />
4.8.4 Herziene Natuurbeschermingswet 1998<br />
De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is<br />
geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. (Met de aanwijzing van deze gebieden<br />
implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en<br />
Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen. Er bevinden zich geen<br />
Natura-2000 gebieden in of nabij het plangebied.<br />
4.8.5 Omgevingsvergunning voor kappen<br />
Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen<br />
van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen<br />
belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd.<br />
Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Er zijn in het<br />
plangebied geen monumentale bomen aanwezig.<br />
4.9 Arch<strong>eo</strong>logie<br />
Gemeenten hebben de taak om bij vaststelling van <strong>bestemmingsplan</strong>nnen rekening te houden met<br />
aanwezige en te verwachten arch<strong>eo</strong>logische waarden (Monumentenwet 1988, artikel 38a). Voor het<br />
gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Arch<strong>eo</strong>logische Waarden- en<br />
Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Arch<strong>eo</strong>logie 2011-2020 geeft de gemeente<br />
aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de arch<strong>eo</strong>logische sporen en resten in de Haagse<br />
ondergrond. In deze paragraaf wordt toegelicht hoe het gemeentelijk arch<strong>eo</strong>logiebeleid is vertaald in het<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> '<strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o.'.<br />
41
4.9.1 Gemeentelijk beleid<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft<br />
gekoppeld:<br />
1. Terreinen met een arch<strong>eo</strong>logische waarde, dat wil zeggen: terreinen waarvan is vastgesteld dat er<br />
zich belangrijke arch<strong>eo</strong>logische sporen en resten bevinden. In het kader van de arch<strong>eo</strong>logische<br />
monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan<br />
50 cm onder maaiveld;<br />
2. Gebieden waar arch<strong>eo</strong>logische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de<br />
bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2<br />
en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente - als daartoe aanleiding bestaat - hier<br />
voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten;<br />
3. Gebieden waar geen arch<strong>eo</strong>logische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de<br />
gemeente op het gebied van de arch<strong>eo</strong>logie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.<br />
In het plangebied worden geen arch<strong>eo</strong>logische waarden verwacht (zie paragraaf 4.9.2).<br />
In alle gevallen blijft de arch<strong>eo</strong>logische meldingsplicht van kracht (art. 53, Monumentenwet 1988). Dit<br />
houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder<br />
redelijkerwijs moet kunnen weten dat het arch<strong>eo</strong>logie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd<br />
gezag. De meldingsplicht staat op zichzelf, en is niet opgenomen in de regels van het<br />
<strong>bestemmingsplan</strong>.<br />
De afdeling Arch<strong>eo</strong>logie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en<br />
besluitvorming inzake de arch<strong>eo</strong>logische monumentenzorg.<br />
4.9.2 Arch<strong>eo</strong>logische waarden in het plangebied<br />
Het plangebied is volgens de Nieuwe G<strong>eo</strong>logische kaart van Den Haag en Rijswijk voor het grootste deel<br />
gelegen in een gebied met een opeenvolging van lagen die onder natte omstandigheden zijn gevormd:<br />
klei en veen. De klei werd enige duizenden jaren voor Christus afgezet door de zee en tijdens<br />
overstromingen van getijdegeulen en kreken in de directe omgeving. Het veen kon ontstaan en groeien<br />
omdat het gebied, ook als er geen sprake van overstromingen was, vele eeuwen moerassig bleef. Mocht<br />
bijvoorbeeld echter het veen in droge perioden wel geschikt zijn geweest, dan zijn de sporen hiervan bij<br />
de aanleg van de havens in de twintigste eeuw verdwenen. Alleen ter plaatse van de hoek van het<br />
<strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> bij de Erasmusweg, waar de spoorlijn kruist, is volgens de g<strong>eo</strong>logische kaart een<br />
smalle strandwal in de ondergrond aanwezig. Hierop zou in de prehistorie gewoond en gewerkt kunnen<br />
zijn. Arch<strong>eo</strong>logisch booronderzoek ter plaatse van het Hildebrandplein in 2007 heeft echter aangetoond<br />
dat deze strandwal veel smaller was en de klei zich veel verder uitstrekte dan werd aangenomen. Ook<br />
dit deel van het plangebied is dus veel drassiger geweest dan tevoren is aangenomen, waardoor de<br />
arch<strong>eo</strong>logische verwachting hier ook laag is.<br />
Bovenstaande maakt duidelijk dat het hele plangebied een lage arch<strong>eo</strong>logische verwachting heeft. Er is<br />
daarom op de plankaart geen sprake van een dubbelbestemming arch<strong>eo</strong>logie. Dat betekent dat er vanuit<br />
de arch<strong>eo</strong>logische monumentenzorg geen voorwaarden worden verbonden aan vergunningaanvragen voor<br />
activiteiten waarbij bodemverstoringen optreden.<br />
4.10 Gebiedsgericht Milieubeleid<br />
Tien voor milieu<br />
De nota Tien voor milieu (2006) is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van milieubeleid van<br />
de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010. In deze contourennota zijn ambities vastgesteld voor<br />
de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en<br />
handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing.<br />
Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid<br />
Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht<br />
Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie.<br />
Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste<br />
42
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de<br />
toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie,<br />
mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype<br />
wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald<br />
tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied behoort tot de<br />
gebiedstypen 'Wonen' en 'Gemengd wonen'<br />
Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen 3 verschillende ambitieniveaus:<br />
Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande<br />
gemeentelijk beleid.<br />
Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.<br />
Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.<br />
De volgende ambities zijn voor het gebiedstype 'Wonen' van belang. Bij toekomstige ruimtelijke<br />
ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.<br />
thema Welke<br />
ambitie is<br />
vastgelegd?<br />
Wordt de<br />
ambitie<br />
gerealiseerd<br />
toelichting<br />
bodem extra ja Binnen het deel van het plangebied waarvoor dit gebiedstype<br />
geldt, is één geval van ernstige bodemverontreining bekend.<br />
De locatie is gelegen aan de Fruitweg 248. Deze ernstige<br />
bodemverontreiniging is veroorzaakt door een voormalige<br />
machinefabriek. De sanering van de bodemverontreiniging<br />
externe<br />
veiligheid<br />
dient voor 2015 te zijn begonnen.<br />
maximaal ja Het plangebied wordt langs de Fruitweg en de Troelstrakade,<br />
tussen de Fruitweg en de Coornhertstraat, begrensd door<br />
buisleiding W-509-06 van de Gasunie. Het plangebied ligt<br />
daarmee binnen het invloedsgebied van deze buisleiding.<br />
Uit dit onderzoek blijkt dat het groepsrisico ter hoogte van de<br />
Fruitweg 0,3 maal de oriëntatiewaarde is.<br />
Aangezien de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden en<br />
sprake is van een conserverend <strong>bestemmingsplan</strong> (het<br />
groepsrisico neemt niet toe) is een nadere verantwoording niet<br />
noodzakelijk.<br />
geluid maximaal ja Het <strong>bestemmingsplan</strong> '<strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o.' biedt geen<br />
mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige<br />
bestemmingen. De reconstructie van een (spoor)weg is ook<br />
niet aan de orde. Derhalve is een geluidsonderzoek niet<br />
noodzakelijk. De Wet geluidhinder staat de ruimtelijke<br />
besluitvorming niet in de weg en daarmee zijn er geen<br />
juridische mogelijkheden tot het nemen van maatregelen ter<br />
verbetering van het geluidsniveau (indien de geluidsbelasting<br />
de in de ambities genoemde waarden zou overschrijden).<br />
'lucht maximaal ja Het <strong>bestemmingsplan</strong> '<strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o.' betreft een<br />
conserverend <strong>bestemmingsplan</strong> waarin geen nieuwe<br />
ontwikkelingen zijn opgenomen. Op grond van deze<br />
overwegingen kan reeds zonder detailonderzoek worden<br />
vastgesteld dat het <strong>bestemmingsplan</strong> voldoet aan de Wet<br />
milieubeheer. Daarmee zijn er geen juridische mogelijkheden<br />
tot het nemen van maatregelen ter verbetering van de<br />
luchtkwaliteit (indien de luchtkwaliteit de in de ambities<br />
genoemde waarden zou overschrijden).<br />
43
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
mobiliteit extra ja Het <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> fungeert als buurtonsluitingsweg,<br />
waardoor een groot deel van het plangebied alleen wordt<br />
gebruikt voor bestemmingsverkeer. De parkeerterreinen<br />
rondom de flats aan het <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> zijn uitsluitend<br />
bestemd voor bewoners van deze woningen.<br />
schoon extra ja Bij wijzigingen in de inrichting van het plangebied dient<br />
rekening gehouden te worden met de ambities binnen dit<br />
thema. Het <strong>bestemmingsplan</strong> staat mogelijke maatregelen<br />
niet in de weg.<br />
water Water dat ja Het plan heeft geen nadelige effecten op de waterkwaliteit.<br />
siert<br />
natuur extra ja Binnen het plangebied is geen (stedelijke) ecologische<br />
hoofdstructuur aanwezig. Het <strong>bestemmingsplan</strong> maakt geen<br />
ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de ecologische<br />
hoofdstructuur rondom het plangebied<br />
klimaat maximaal ja Het <strong>bestemmingsplan</strong> maakt geen nieuwe ontwikkelingen<br />
mogelijk. Daarom zijn de mogelijkheden om<br />
klimaatdoelstellingen in het plangebied te realiseren zeer<br />
beperkt.<br />
De volgende ambities zijn voor het gebiedstype 'Gemengd Wonen' van belang. Bij toekomstige<br />
ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.<br />
thema Welke<br />
ambitie is<br />
vastgelegd?<br />
Wordt de<br />
ambitie<br />
gerealiseerd<br />
toelichting<br />
bodem extra gedeeltelijk Binnen het deel van het plangebied waarvoor dit gebiedstype<br />
geldt, is één geval van ernstige bodemverontreining bekend.<br />
Het gaat om het tankstation van Shell aan de Troelstrakade.<br />
De verontreiniging in de grond is grotendeels gesaneerd, de<br />
verontreiniging in het grondwater is deels gesaneerd en er<br />
externe<br />
veiligheid<br />
vindt monitoring plaats van de restverontreiniging.<br />
maximaal ja Het plangebied wordt langs de Fruitweg en de Troelstrakade,<br />
tussen de Fruitweg en de Coornhertstraat, begrensd door<br />
buisleiding W-509-06 van de Gasunie. Het plangebied ligt<br />
daarmee binnen het invloedsgebied van deze buisleiding.<br />
Uit dit onderzoek blijkt dat het groepsrisico ter hoogte van de<br />
Fruitweg 0,3 maal de oriëntatiewaarde is.<br />
Aangezien de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden en<br />
sprake is van een conserverend <strong>bestemmingsplan</strong> (het<br />
groepsrisico neemt niet toe) is een nadere verantwoording niet<br />
noodzakelijk.<br />
geluid extra ja Het <strong>bestemmingsplan</strong> '<strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o.' biedt geen<br />
mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige<br />
bestemmingen. De reconstructie van een (spoor)weg is ook<br />
niet aan de orde. Derhalve is een geluidsonderzoek niet<br />
noodzakelijk. De Wet geluidhinder staat de ruimtelijke<br />
besluitvorming niet in de weg en daarmee zijn er geen<br />
juridische mogelijkheden tot het nemen van maatregelen ter<br />
verbetering van het geluidsniveau (indien de geluidsbelasting<br />
de in de ambities genoemde waarden zou overschrijden).<br />
44
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
lucht extra ja Het <strong>bestemmingsplan</strong> '<strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o.' betreft een<br />
conserverend <strong>bestemmingsplan</strong> waarin geen nieuwe<br />
ontwikkelingen zijn opgenomen. Op grond van deze<br />
overwegingen kan reeds zonder detailonderzoek worden<br />
vastgesteld dat het <strong>bestemmingsplan</strong> voldoet aan de Wet<br />
milieubeheer. Daarmee zijn er geen juridische mogelijkheden<br />
tot het nemen van maatregelen ter verbetering van de<br />
luchtkwaliteit (indien de luchtkwaliteit de in de ambities<br />
genoemde waarden zou overschrijden).<br />
mobiliteit extra ja Voor de bedrijven langs de Fruitweg vindt parkeren op eigen<br />
terrein plaats.<br />
schoon extra ja Bij wijzigingen in de inrichting van het plangebied dient<br />
rekening gehouden te worden met de ambities binnen dit<br />
thema. Het <strong>bestemmingsplan</strong> staat mogelijke maatregelen<br />
niet in de weg.<br />
water Water dat ja Het plan heeft geen nadelige effecten op de waterkwaliteit.<br />
siert<br />
natuur extra ja Binnen het plangebied is geen (stedelijke) ecologische<br />
hoofdstructuur aanwezig. Het <strong>bestemmingsplan</strong> maakt geen<br />
ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de ecologische<br />
hoofdstructuur rondom het plangebied<br />
klimaat maximaal ja Het <strong>bestemmingsplan</strong> maakt geen nieuwe ontwikkelingen<br />
mogelijk. Daarom zijn de mogelijkheden om<br />
klimaatdoelstellingen in het plangebied te realiseren zeer<br />
beperkt.<br />
45
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
46
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving<br />
5.1 Inleiding<br />
In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3)<br />
en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren<br />
omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het <strong>bestemmingsplan</strong>. In paragraaf 5.2<br />
worden de in het plan opgenomen ontwikkleingen aangegeven. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf<br />
5.3 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze<br />
keuze kan de opzet van het <strong>bestemmingsplan</strong> in paragraaf 5.4 en de bestemmingen globaal beschreven<br />
worden.<br />
5.2 Ontwikkelingen<br />
5.2.1 Extra bouwlagen<br />
5.2.1.1 Vijf bouwlagen<br />
Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven volgt uit de structuurvisie en de agenda voor de Haagse Verdichting<br />
dat langs doorgaande wegen en groen wordt uitgegaan van vijf bouwlagen.<br />
In dit <strong>bestemmingsplan</strong> zijn de Fruitweg en de Troelstrakade doorgaande wegen. Langs de<br />
Troelstrakade is alleen een tankstation gelegen. Om die reden is hier geen bebouwing in vijf lagen<br />
mogelijk gemaakt.<br />
De panden langs de Fruitweg maken deel uit van het bedrijventerrein Fruitweg/Groothandelsterrein. De<br />
Fruitweg is een brede stadslaan met 2x2 rijstroken met rambaar in middenligging, parkeer/boomstrook<br />
en vrijliggende fietspaden. Gelet op het brede profiel en de langsgelegen bebouwing met wisselende<br />
hoogtes en functies is bebouwing in minimaal vijf bouwlagen hier verantwoord. In het <strong>bestemmingsplan</strong><br />
wordt voor deze bebouwing een hoogte van tenminste 15 meter opgenomen.<br />
bezonningsonderzoek: PM<br />
5.3 Keuze en verantwoording van bestemmingen<br />
Het <strong>bestemmingsplan</strong> bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De<br />
eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de<br />
interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het<br />
plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:1000.<br />
Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro<br />
bepaalt dat een <strong>bestemmingsplan</strong> digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder<br />
meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.<br />
Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op<br />
papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term<br />
plankaart.<br />
De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet<br />
(www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het <strong>bestemmingsplan</strong> ontsluit overeenkomstig de<br />
Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Door een muisklik op een bepaalde<br />
plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt<br />
dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels)<br />
verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden is de digitale<br />
verbeelding beslissend.<br />
Op de bij het onderhavige <strong>bestemmingsplan</strong> behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond<br />
van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in<br />
bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen.<br />
Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel<br />
47
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de<br />
bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of<br />
bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven<br />
aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is<br />
gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming<br />
zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij<br />
wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in<br />
samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is<br />
toegestaan.<br />
Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan<br />
bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP 2012<br />
opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een<br />
gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het <strong>bestemmingsplan</strong> een en ander bepaald<br />
over bouwhoogten.<br />
Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van ster<strong>eo</strong>kartering met<br />
behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte<br />
van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige<br />
overwegingen ten grondslag.<br />
Voorts wordt de opzet van het <strong>bestemmingsplan</strong> ingegeven door de relevante beleidskaders en<br />
omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de<br />
in dit <strong>bestemmingsplan</strong> beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden<br />
in het juridisch bindende gedeelte van het <strong>bestemmingsplan</strong>. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware<br />
de schakel tussen de toelichting van het <strong>bestemmingsplan</strong> en de daarbij behorende regels en plankaart.<br />
Beleidskader Vertaling in het <strong>bestemmingsplan</strong><br />
Ruimtelijk beleid<br />
In de provinciale Verordening Ruimte is het<br />
bedrijventerrein Fruitweg aangewezen als<br />
'bedrijventerrein'. In artikel 8 lid 2 van deze<br />
Verordening is bepaald dat het<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> geen nieuwe<br />
(bedrijfs)woningen mag mogelijk maken.<br />
In artikel 8 lid 2 van de Verordening Ruimte is<br />
bepaald dat <strong>bestemmingsplan</strong>nen op<br />
bedrijventerreinen bedrijven uit de hoogst<br />
mogelijke milieucategorie van de Staat van<br />
Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving<br />
van het bedrijventerrein mogelijk maken. I<br />
In de artikelen 3.3 en 4.3 is bepaald dat<br />
dienstwoningen niet zijn toegestaan.<br />
In de bestemmingen Bedrijf en Gemengd die zijn<br />
gelegen op de gronden aan de Fruitweg, is<br />
bedrijvigheid in ten hoogste milieucategorie 2 van<br />
de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen<br />
mogelijk die in bijlage 3 van de regels is<br />
opgenomen. Voor milieucategorie 3 dient de<br />
afstand tussen woningen en het betreffende bedrijf<br />
tenminste 50 meter te bedragen, voor<br />
milieucategorie 2 is dat 30 meter. De afstand<br />
tussen de bedrijven aan de Fruitweg en de<br />
woonschepen in het Laakkanaal is meer dan 30<br />
meter, maar minder dan 50 meter. Met het<br />
opnemen van ten hoogste milieucategorie 2 is<br />
voldaan aan het bepaalde in lid 3 van de<br />
provinciale verordening.<br />
48
De waterkering ten zuiden en zuidoosten van<br />
het Laakkanaal is door de provincie<br />
aangewezen als regionale waterkering. In<br />
artikel 10 van de Verordening Ruimte is<br />
bepaald dat de waterkeringen als zodanig<br />
bestemd worden en regels worden opgenomen<br />
voor onbelemmerde werking, instandhouding<br />
en onderhoud van de keringen. Zowel de<br />
beschermingszone als kernzone dienen te<br />
worden bestemd. Andere bestemmingen zijn<br />
slechts toelaatbaar voor zover er geen geen<br />
sprake is van significante belemmeringen voor<br />
het onderhoud, de veiligheid of de<br />
mogelijkheden voor versterking van de<br />
betreffende keringen. Daarbij is advies nodig<br />
van de beheerder van de waterkering.<br />
In de uitwerking van de Structuurvisie Den<br />
Haag 2020 in de Agenda voor de Haagse<br />
Verdichting wordt voorgesteld dat langs<br />
doorgaande wegen en groen een bouwhoogte<br />
van minimaal vijf lagen mogelijk zou moeten<br />
zijn.<br />
Cultuurhistorie en arch<strong>eo</strong>logie<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
In het <strong>bestemmingsplan</strong> zijn zowel de kern- als<br />
beschermingszone bestemd als Waterstaat -<br />
Waterkering. In artikel 11 zijn de bijbehorende<br />
regels opgenomen. Daarmee is voldaan aan het<br />
bepaalde in artikel 10 van de provinciale<br />
verordening.<br />
De doorgaande weg in het plangebied waar van<br />
een bouwhoogte van minimaal vijf lagen wordt<br />
uitgegaan is zijn de Fruitweg en Troelstrakade.<br />
Langs de Troelstrakade is uitsluitend een<br />
tankstation gelegen. Bebouwing in vijf lagen is<br />
daarom langs deze weg niet aan de orde. Langs<br />
de Fruitweg mag de bebouwing tot vijf lagen<br />
worden verhoogd, voorzover deze nog niet zo hoog<br />
is.<br />
De Monumentenwet 1988 /<br />
Het plangebied is niet aangewezen als rijks- /<br />
Monumentenverordening Den Haag verplicht de gemeentelijk beschermd stadsgezicht.<br />
gemeenteraad van Den Haag een<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> vast te stellen ter<br />
bescherming van het rijks- / gemeentelijk<br />
beschermd stadsgezicht.<br />
De Wet op de Arch<strong>eo</strong>logische<br />
Monumentenzorg legt de verplichting op om in<br />
nieuwe <strong>bestemmingsplan</strong>nen en bij wijziging<br />
van bestaande <strong>bestemmingsplan</strong>nen met de<br />
arch<strong>eo</strong>logische waarden rekening te houden<br />
In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening<br />
opgenomen dat gemeenten bij het maken van<br />
<strong>bestemmingsplan</strong>nen rekening moeten houden<br />
met cultuurhistorische waarden.<br />
Verkeer<br />
Het hele plangebied heeft een lage<br />
arch<strong>eo</strong>logische verwachting. Om die reden is in<br />
het <strong>bestemmingsplan</strong> geen dubbelbestemming<br />
Waarde-Arch<strong>eo</strong>logie opgenomen.<br />
Binnen het plangebied is onderzoek verricht naar<br />
de cultuur historische waarden. De<br />
cultuurhistorische waarden zijn beschreven in<br />
paragraaf 2.3.2. Het scholencomplex <strong>Willem</strong><br />
<strong>Dreespark</strong> 306-307 (het vooroorlogse deel) heeft<br />
een hoge cultuurhistorische waarde. Het water van<br />
het Laakkanaal is als waardevol aangemerkt.<br />
Beiden zijn conserverend bestemd.<br />
49
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een De rangorde die in het beleid is verwoord is bij de<br />
rangorde in haar wegenstructuur. Naast de aanwijzing van de bestemmingen gehanteerd.<br />
hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn De Troelstrakade heeft binnen het plangebied een<br />
er de wegen van een lagere orde die het buurtontsluitende functie en heeft de bestemming<br />
verkeer tussen wijken en het buurtgebonden Verkeer - Straat. De overige straten hebbend de<br />
verkeer moeten afwikkelen:<br />
bestemming Verkeer - Verblijfsstraat.<br />
buurtontsluitingswegen (straten) en<br />
erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten).<br />
Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte<br />
waar geen autoverkeer is toegestaan en waar<br />
de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de<br />
verblijfsfunctie<br />
Het beleid streeft naar een hoofdroutenetwerk<br />
voor de fiets en voldoende stallingsplaatsen bij<br />
bestemmingen.<br />
De nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020”<br />
gaat mede in op het faciliteren van de<br />
parkeerbehoefte en het benutten van schaarse<br />
ruimte<br />
Wonen<br />
De kern van de Woonvisie 2009-2020 is dat,<br />
wanneer Den Haag zich meer op de kaart wil<br />
zetten als woonstad, de stad zich moet<br />
versterken door meer differentiatie in<br />
woonmilieus en woonsferen te creëren en de<br />
woonkwaliteit verhogen<br />
We woonschepen in het Laakkanaal zijn<br />
conform het Kadebeleid Woon- en<br />
bedrijfsboten (2000) aangewezen als één van<br />
de 17 Haagse locaties voor woonschepen<br />
Economie<br />
Binnen de bestemmingen Groen, Verkeer - Straat<br />
en Verkeer - Verblijfsstraat zijn fietsvoorzieningen<br />
zoals fietspaden mogelijk gemaakt. Het fietspad<br />
langs de Troelstrakade is onderdeel van het<br />
hoofdroutenetwerk voor de fiets.<br />
In het plangebied wordt uitgegaan van parkeren op<br />
eigen terrein met een parkeerbehoefte volgens de<br />
in bijlage 4 opgenomen Nota Parkeernorm Den<br />
Haag, inlegvel parkeernormen.<br />
Het plangebied is in de Woonvisie aangewezen<br />
voor een binnenstedelijke transformatie naar een<br />
centrumstedelijk woonmilieu met een gevarieerd<br />
stedelijk woon- werk- en leefmilieu aan het water.<br />
Dit beleid is onder andere vertaald in het<br />
Masterplan <strong>Knoop</strong> <strong>Moerwijk</strong> (zie paragraaf<br />
3.2.4.3). Het college heeft er in het IpSO 2011 (het<br />
Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling)<br />
onder meer voor gekozen om voor <strong>Knoop</strong> <strong>Moerwijk</strong><br />
de komende vier jaar geen ontwikkelingen op te<br />
starten. Om die reden zijn de ontwikkelingen uit<br />
het Masterplan ook niet opgenomen in onderhavig<br />
<strong>bestemmingsplan</strong>. De bestaande woningen zijn<br />
als zondaig bestemd.<br />
Op korte termijn wordt ingezet op verbetering en<br />
vernieuwing van de bestaande voorraad en<br />
openbare ruimte. De bestemming Wonen staat dit<br />
niet in de weg.<br />
Op de vplankaart is binnen de bestemming Water<br />
een aanduiding 'woonschepenligplaats'<br />
opgenomen. Per aanduidingszone is aangegeven<br />
hoeveel woonschepenligplaatsen binnen de<br />
betreffende zone aanwezig mogen zijn. Aanvullend<br />
zijn op woonschepen en bijbehorende bouwwerken<br />
de gemeentelijke 'Verordening op de<br />
Binnenwateren' (RIS 181486, oktober 2011), het<br />
B&W-besluit 'Aanwijzing van kaden' van 18 juni<br />
2001, en de beleidsnota 'Bij het wonen op water'<br />
(januari 2000, RIS 72164), van toepassing.<br />
50
De bedrijven aan de Fruitweg maken deel uit<br />
van het gelijknamige bedrijventerrein. Een deel<br />
van de gebouwen voldoet niet aan de laatste<br />
eisen van ondernemers en werknemers en ook<br />
de uitstraling van de terreinen kan beter.<br />
Hierdoor dreigt een neergaande spiraal. Het<br />
beleid van de gemeente Den Haag is er<br />
daarom op gericht om op de bedrijventerreinen<br />
te komen tot meer menging van functies. Het<br />
mengen moet wel op een dusdanige wijze<br />
gebeuren dat de verschillende functies elkaar<br />
niet in de weg zitten.<br />
De Detailhandelsnota bepaalt dat voor kantoor-<br />
en bedrijfslocaties het winkelaanbod beperkt<br />
dient te blijven om versnippering van het<br />
aanbod en een structuurverstorende werking te<br />
voorkomen.<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
De bedrijven aan de Fruitweg zijn bestemd als<br />
Gemengd. Binnen deze bestemming zijn naast<br />
bedrijven ook sportvoorzieningen en<br />
maatschappelijke voorzieningen toegestaan.<br />
Voor de maatschappelijke functies is bepaald dat<br />
dit geen functies mogen zijn die de<br />
ontwikkelingsmogelijkheden van gevestigde<br />
bedrijven schaden.<br />
Daarnaast zijn ter plaatse van specifieke<br />
functieaanduidigingen op de plankaart ook een<br />
garagebedrijf en kantoren toegestaan.<br />
Om deze reden is in het plangebied geen nieuwe<br />
detailhandel mogelijk gemaakt.<br />
Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad de In plangebied zijn nieuwe kantoren niet<br />
'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de toegestaan en wordt transformatie van kantoor<br />
gebruiker centraal' vastgesteld. Met de naar andere functies mogelijk gemaakt door de<br />
kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren ruimte gemengde bestemming.<br />
over de dynamische ontwikkelingen in de<br />
kantoormarkt en de positie van Den Haag<br />
Kantorenstad verder uitbouwen. In de<br />
kantorenstrategie staat aangegeven waar<br />
eventuele nieuwbouw of handhaving van<br />
kantoren mogelijk is en waar aan<br />
functiewijziging gedacht moet worden. Het<br />
stedelijke kantorenbeleid er ook op gericht om<br />
het huidige overaanbod in Den Haag en de<br />
regio te verminderen. Daarom wordt<br />
transformatie van kantoren naar ander<br />
vastgoed gestimuleerd.<br />
Op 4 februari 2010 heeft de gemeenteraad de<br />
Toekomstvisie Horeca 2010-2015 vastgesteld.<br />
Voor toevoeging van horeca in de wijken ligt de<br />
focus op winkelgebieden/winkelstraten en<br />
In het plangebied komen geen winkelgebieden of<br />
verblijfspleinen voor. Horeca is in het plangebied<br />
niet toegestaan.<br />
kleinschalige verblijfspleinen.<br />
Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Sport, Zorg en Maatschappelijke voorzieningen<br />
In het plangebied is nu nog de school voor<br />
speciaal onderwijs Tyltylcentrum 'De Witte<br />
Vogel' aan het <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> 307 en<br />
<strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> 102 gevestigd. Voor het<br />
Tyltylcentrum 'De Witte Vogel' is nieuwbouw<br />
gepland aan de Melis Stokelaan, die naar<br />
verwachting in 2015 in gebruik genomen zal<br />
worden. Na oplevering van de nieuwbouw aan<br />
de Melis Stokelaan zullen de vestigingen aan<br />
het <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> aan de<br />
onderwijsbestemming worden onttrokken.<br />
Voor de school voor speciaal onderwijs<br />
Tyltylcentrum 'De Witte Vogel' aan het <strong>Willem</strong><br />
<strong>Dreespark</strong> 307 en <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> 102 is op de<br />
plankaart een aanduiding 'onderwijs' opgenomen<br />
binnen respectievelijk de bestemming Gemengd<br />
en Wonen. De ruime maatschappelijke<br />
bestemming biedt genoeg mogelijkheden om de<br />
bebouwing na vertrek van de school voor een<br />
andere functie te gebruiken.<br />
51
De gemeente Den Haag streeft in haar<br />
huisvestingsplannen naar de vestiging van<br />
voorscholen: een peuterspeelzaal en een<br />
(Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of<br />
GOA-)basisschool die dezelfde voor- en<br />
vroegschoolse educatieve programma's<br />
gebruiken.<br />
De gemeente streeft ernaar voldoende goede<br />
sportaccommodaties te realiseren die<br />
betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor<br />
sportdoeleinden geschikt zijn.<br />
Ten aanzien van het plangebied is de inzet<br />
gericht op handhaving van bestaande<br />
welzijnsvoorzieningen en, waar dat inpasbaar<br />
is, potenties te bieden voor nieuwe<br />
voorzieningen.<br />
Gemeente Den Haag zet zich in voor een<br />
gevarieerd en breed cultureel aanbod, het<br />
ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst<br />
en cultuur en het professioneel beheer van<br />
gemeentelijke collecties. In dit<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> zijn aan het <strong>Willem</strong><br />
<strong>Dreespark</strong> 104-105b zes atelierwoningen<br />
gelegen. Dit zijn gecombineerde woon- en<br />
werkruimtes voor kunstenaars.<br />
Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in<br />
principe de richtlijn van 3% aan openbare<br />
speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot<br />
het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen<br />
die ook als informele speel- en/of recreatie<br />
ruimte kunnen fungeren, worden hierin<br />
meegeteld.<br />
Parapluherzieningen<br />
Naast <strong>bestemmingsplan</strong>nen die op een<br />
specifiek plangebied van toepassing zijn, kent<br />
de gemeente Den Haag een aantal<br />
parapluherzieningen die op het hele<br />
gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn<br />
en die door dit <strong>bestemmingsplan</strong> voor wat<br />
betreft het plangebied worden vervangen<br />
Bezonning<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', die is<br />
opgenomen voor de school voor speciaal onderwijs<br />
Tyltylcentrum 'De Witte Vogel' is ook<br />
kinderopvang toegestaan.<br />
Binnen de gemengde bestemming zijn<br />
sportvoorzieningen toegestaan.<br />
Welzijnsvoorzieningen zijn, mits het geen<br />
inrichtingen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit<br />
geluidhinder betreffen, toegestaan binnen de brede<br />
gemengde bestemming.<br />
De atelierwoningen zijn bestemd als Wonen.<br />
Binnen deze bestemming zijn aan huis verbonden<br />
beroepen toegestaan, waaronder ook de<br />
werkruimtes voor kunstenaars worden begrepen.<br />
Het <strong>bestemmingsplan</strong> maakt geen nieuwe<br />
woningbouwlocaties mogelijk. Binnen de<br />
bestemmingen Groen en Verkeer - Verblijfsstraat<br />
zijn speelvoorzieningen toegestaan.<br />
In het <strong>bestemmingsplan</strong> Parapluherziening<br />
Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de<br />
gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van<br />
de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich<br />
bezighouden met de verkoop en opslag van<br />
consumentenvuurwerk. onderhavig<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> maakt geen detailhandel<br />
mogelijk.<br />
De regeling in de gemeentelijke<br />
leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen<br />
verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> Parapluherziening<br />
Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle<br />
geldende <strong>bestemmingsplan</strong>nen in de gemeente<br />
Den Haag een regeling werd toegevoegd ten<br />
aanzien van seksinrichtingen. Deze regeling is<br />
vertaald in dit <strong>bestemmingsplan</strong>.<br />
52
Binnen de gemeente Den Haag zijn<br />
bezonningsnormen vastgesteld. De effecten<br />
van het mogelijk maken van vijf bouwlagen op<br />
de bezonning binnen en rondom het<br />
plangebied zijn onderzocht. Daarbij is getoetst<br />
aan de bezonningsnormen.<br />
5.4 Toelichting op de regels<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
De vertaling van het bezonningsonderzoek naar<br />
het <strong>bestemmingsplan</strong> is beschreven in paragraaf<br />
5.2<br />
Het <strong>bestemmingsplan</strong> bestaat uit een digitale plankaart, regels en een toelichting. De eerste twee<br />
onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie<br />
van de kaart en de regels.<br />
De regels zijn als volgt ingedeeld:<br />
1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels<br />
voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.<br />
2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 11) bevatten voor elke<br />
bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een<br />
bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.<br />
3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 12 tot en met 15) bevatten voor alle bestemmingen<br />
geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingssregels.<br />
4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 16, de slotregel in artikel 17.<br />
5.4.1 Inleidende regels<br />
In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.<br />
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in<br />
de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden<br />
bedrijf en/of beroep toegestaan.<br />
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:<br />
- geen hinder voor de woonsituatie opleveren;<br />
- naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;<br />
- geen detailhandel en/of horeca betreffen;<br />
- geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in<br />
de omgeving veroorzaken.<br />
In artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten<br />
worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de<br />
duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is<br />
onderdeel van de algemene gebruiksregels.<br />
5.4.2 Bestemmingsregels<br />
Artikel 3 Bedrijf<br />
De bestemming Bedrijf is toegekend aan een deel van de bedrijven aan de Fruitweg, aan de bedrijven<br />
aan het <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> en het tankstation aan de Troelstrakade. Andere bedrijven zijn opgenomen<br />
binnen de bestemming Gemengd.<br />
De bedrijven aan het <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> zijn gelegen in een gemengd gebied. Bedrijven zijn toegestaan<br />
in de milieucategorieën A en B van de Staat van bedrijven bij functiemenging, zoals is opgenomen in<br />
bijlage 2 van de regels. De bedrijven aan de Fruitweg maken deel uit van een bedrijventerrein. Voor deze<br />
bedrijven is de milieucategorisering van de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen aangehouden. Deze<br />
lijst is opgenomen in bijlage 3 van de regels. Bedrijven tot en met milieucategorie 2 zijn toegestaan.<br />
Voor het tankstation aan de Troelstrakade is een specifieke aanduiding opgenomen op de plankaart:<br />
'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'. Hier is uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen<br />
toegestaan.<br />
De bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd. Met uitzondering van het tankstation komen deze<br />
53
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
bouwvlakken overeen met de bestemmingsgrenzen, wat inhoudt dat de volledige percelen mogen<br />
worden bebouwd.<br />
Artikel 4 Gemengd<br />
Voor de bedrijven binnen de gemengde bestemming is dezelfde systematiek aangehouden als binnen<br />
de bestemming Bedrijf. Daarnaast zijn in deze bestemming sportvoorzieningen, dansscholen, een<br />
leerwerkbedrijf en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Omdat de maatschappelijke functies<br />
nabij bedrijven en de spoorlijn Delft-Leiden zijn gelegen, zijn alleen maatschappelijke functies<br />
toegestaan voor zover het geen inrichtingen betreffen die worden genoemd in artikel 1 van het Besluit<br />
geluidhinder en zich verenigen met de omliggende bedrijven.<br />
Een garagebedrijf, kantoren, onderwijsvoorzieningen en kinderopvang zijn met een specifieke aanduiding<br />
op de plankaart bestemd. Bebouwing is toegestaan binnen de bouwvlakken op de plankaart. De<br />
bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd.<br />
Artikel 5 Groen<br />
De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor: groenvoorzieningen, speelvoorzieningen,<br />
voet- en fietspaden, straatmeubilair en scootmobielbergingen. Voor laatstgenoemde geldt dat die<br />
scootmobielbergingen die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp<strong>bestemmingsplan</strong><br />
aanwezig waren, mogen worden herbouwd. De hoogte en oppervlakte mag niet worden vergroot.<br />
Artikel 6 Verkeer - Straat<br />
Wegen met de bestemming Verkeer - Straat dienen vooral voor de ontsluiting van wijken en buurten en<br />
het inter-wijkverkeer. Het aandeel doorgaand verkeer is lager dan bij hoofdverkeerswegen, net als de<br />
intensiteiten. De toegestane maximum snelheid is 50 km per uur, in een enkel geval 30 km per uur.<br />
Wegen binnen deze bestemming kunnen ook een rol spelen in de afwikkeling van het openbaar vervoer,<br />
al dan niet in de vorm van vrijliggende tram- of busbanen, of zijn onderdeel van de routes voor de<br />
brandweer en andere hulpdiensten. Dit laatste stelt bijzondere eisen aan de (her)inrichting van de weg.<br />
Voor fietsers zijn bij voorkeur vrijliggende voorzieningen in het profiel opgenomen, naast voetpaden voor<br />
de voetgangers. Parkeren direct langs de weg is mogelijk en in- en uitritten ten behoeve van de<br />
ontsluiting van direct aanliggende bestemmingen zijn niet uitgesloten.<br />
De gronden met de bestemming Verkeer - Straat zijn bestemd voor: wegen, toegangsportalen,<br />
ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, parkeerplaatsen en voet- en fietspaden<br />
met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.<br />
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsstraat<br />
Wegen met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsstraat' zijn bestemd voor de afwikkeling van lokaal,<br />
gebiedsgebonden verkeer en dienen voor de ontsluiting van buurten en de direct aangelegen<br />
bestemmingen. Deze wegen zijn niet bedoeld voor het doorgaande verkeer over grotere afstanden. De<br />
intensiteiten en de snelheden van het verkeer zijn laag. Fietsers maken gebruik van de normale rijweg.<br />
Voetpaden en parkeervoorzieningen maken deel uit van het wegprofiel.<br />
De gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsstraat' zijn bestemd voor: wegen, pleinen, trottoirs,<br />
voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en bergingen, laatsgenoemde alleen ter<br />
plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', een en ander met de daarbij behorende bouwwerken<br />
geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.<br />
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de gronden<br />
waarvoor de aanduiding “woonschepenligplaats" is opgenomen. Ter plaatse van die aanduiding mag per<br />
woonboot maximaal 1 berging worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 6 m 2 en een<br />
maximale hoogte van 2,5 m.<br />
Artikel 8 Water<br />
Het Laakkanaal in het plangebied is als 'Water' bestemd. Op de verbeelding is binnen deze bestemming<br />
een aanduiding 'woonschepenligplaats' opgenomen. Per aanduidingszone is aangegeven hoeveel<br />
woonschepenligplaatsen binnen de betreffende zone aanwezig mogen zijn. Aanvullend is op<br />
woonschepen en bijbehorende bouwwerken de gemeentelijke Verordening op de Binnenwateren' van<br />
toepassing. Hierin is onder andere de maatvoering van woonschepen vastgelegd.<br />
Artikel 9 Wonen<br />
54
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
De bestemming 'Wonen'is toegekend aan de appartementencomplexen met gemeenschappelijk erf.<br />
Aangezien daar geen sprake is van privé-tuinen is geen aan- en bijgebouwen regeling opgenomen.<br />
Uitzondering op deze regel vormt de aanduiding' 'bijgebouwen' op de plankaart. Ter plaatse van deze<br />
aanduiding is één bijgebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 15 m 2 en een maximale<br />
hoogte van 3 meter.<br />
Artikel 10 Leiding - Gas<br />
Deze dubbelbestemming heeft betrekking op de gastransportleiding gelegen langs de Fruitweg en onder<br />
de Troelstrakade. Binnen een strook van 5 meter van de leidingen is geen bebouwing toegestaan.<br />
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering<br />
Een zone langs het Laakkanaal is op de legger van het Hoogheemraadschap van Delfland aangewezen<br />
als regionale waterkering. Op de plankaart is voor de kern- en beschermingszone van deze waterkering<br />
de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen.<br />
Het belang van de waterkering gaat op deze gronden voor op de andere bestemmingen die aan dezelfde<br />
gronden zijn toegekend: Groen, Verkeer - Verblijfsstraat en Bedrijf. Ander gebruik en andere bebouwing<br />
binnen de zone, anders dan ten behoeve van de waterkering, zijn slechts mogelijk als de belangen van<br />
de waterkering zich er niet tegen verzetten en als vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het<br />
Hoogheemraadschap van Delfland of als zij hiervoor een watervergunning heeft verleend.<br />
5.4.3 Algemene Regels<br />
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel<br />
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is<br />
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de b<strong>eo</strong>ordeling van latere bouwplannen buiten<br />
beschouwing.<br />
Artikel 13 Algemene bouwregels<br />
De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook<br />
algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden<br />
gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel<br />
toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van<br />
gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat<br />
bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse<br />
bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele<br />
telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten,<br />
gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze<br />
algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 15.<br />
Artikel 14 Algemene gebruiksregels<br />
In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen<br />
gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met<br />
de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook<br />
wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer<br />
bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel,<br />
seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de<br />
Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.<br />
Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt<br />
geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 15.<br />
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels<br />
Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en<br />
ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is<br />
afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers<br />
voor huishoudelijk afval..Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het<br />
bouwvlak.<br />
Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd<br />
55
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene<br />
gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende<br />
redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de<br />
bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.<br />
Overgangs- en slotregels<br />
Artikel 16 Overgangsrecht<br />
De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw <strong>bestemmingsplan</strong> de<br />
rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het<br />
ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor<br />
bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het<br />
tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit<br />
gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit <strong>bestemmingsplan</strong> afwijkt van dit plan.<br />
Artikel 17 Slotregel<br />
Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het <strong>bestemmingsplan</strong> moeten worden aangehaald:<br />
'Regels <strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o.'<br />
56
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid<br />
Het voorliggende <strong>bestemmingsplan</strong> vormt in hoofdzaak een nieuwe planologisch-juridische regeling voor<br />
een bestaande situatie. Deze regeling gaat uit van consolidering van deze situatie, er zijn geen<br />
ontwikkelingen. Er is geen sprake van een plan dat nog dient te worden verwezenlijkt, zodat het aspect<br />
van de economische uitvoerbaarheid in die zin niet van toepassing is.<br />
Artikel 6.12 Wro verplicht de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een<br />
bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het <strong>bestemmingsplan</strong><br />
maakt geen bouwplannen in de zin van de Grondexploitatiewet mogelijk. Het vaststellen van een<br />
exploitatieplan is dan ook niet nodig.<br />
57
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
58
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak<br />
7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg<br />
7.2 Inspraak- en participatieverordening<br />
59
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
60
Bijlagen<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
61
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
62
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
Bijlage 1 QRA <strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Moerwijk</strong> zuidoost<br />
63
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
64
Notitie aan : P.G. Meijers Gasunie<br />
van : F.M. den Blanken KEMA<br />
kopie : Registratuur KEMA<br />
Registratuur Gasunie<br />
P.C.A. Kassenberg Gasunie<br />
66912927-GCS 09.M.50246<br />
09-09-25 FMB<br />
Betreft : Risicoberekening gastransportleiding W-509-06-KR-004 t/m 018<br />
Inleiding<br />
In verband met nieuwbouwplannen in Den Haag, nabij de gastransportleiding W-509-06-KR-<br />
004 t/m 018, is een plaatsgebonden risicoberekening (PR) en een groepsrisicoberekening<br />
(GR) uitgevoerd.<br />
De risicoberekening zoals vastgelegd in dit memorandum is conform PGS 3 [1] uitgevoerd<br />
met PIPESAFE, een door de overheid goedgekeurd softwarepakket voor het uitvoeren van<br />
risicoberekeningen aan aardgastransport [2]. Voor de GR-berekening is gebruikgemaakt van<br />
de bevolkingsgegevens zoals aangeleverd door de gemeente Den Haag, zie Appendix A.<br />
Uitgangspunten bij de berekeningen<br />
De leidingparameters zijn weergegeven in Tabel 1.<br />
Tabel 1 Parameterwaarden van de leiding<br />
! " #<br />
"<br />
De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd:<br />
• De faalfrequentie is gebaseerd op schade door derden. Falen door corrosie wordt<br />
voldoende ondervangen in het zorgsysteem van Gasunie en de inspectie daarop<br />
door de overheid; in overleg met het ministerie van VROM wordt falen door corrosie<br />
daarom niet meegenomen bij de bepaling van de faalfrequentie van de leidingen;<br />
• De faalfrequentie als gevolg van schade door derden is gecorrigeerd met een factor<br />
2.5 als gevolg van een wettelijke grondroerdersregeling;<br />
• De faalfrequentie als gevolg van schade door derden is gecorrigeerd voor recent<br />
ingevoerde maatregelen (factor 1.2) en een dalende trend in leidingbreuken (factor<br />
2.8);
-2- 66912927-GCS 09.M.50246<br />
• In de plaatsgebonden risicoberekening is rekening gehouden met directe ontsteking<br />
(75%) en ontsteking na 120s (25%);<br />
• In de risicoberekening is rekening gehouden met de uit casuïstiek verkregen diameter<br />
en druk afhankelijke ontstekingskans plus een opslag van 10% voor indirecte<br />
ontsteking bij RTL leidingen;<br />
• Voor de GR-berekening is gebruikgemaakt van de windroos van Ypenburg.<br />
Resultaten PR-berekening<br />
De 10 -6 per jaar plaatsgebonden risicoafstand is opgenomen in Tabel 2.<br />
Tabel 2 Resultaten PR-berekening W-509-06-KR-004 t/m 018<br />
PR 10 -6 jaar -1<br />
Afstand [m] 0<br />
Procedure GR-berekening<br />
Voor de leiding is het groepsrisico berekend voor die kilometer die in de nieuwe situatie het<br />
hoogste groepsrisico oplevert (worst-casesegment). Het groepsrisico van deze kilometer is<br />
voor de nieuwe en de bestaande situatie berekend. Voor de berekeningen is gebruikgemaakt<br />
van de daadwerkelijke parametering over het geselecteerde, één kilometer lange segment.<br />
Om het worst-casesegment van de leiding te vinden is per stationing de overschrijdings-<br />
factor van het groepsrisico weergegeven. Deze is berekend door rondom elk punt op de<br />
leiding een segment van een kilometer te kiezen, dat gecentreerd ligt ten opzichte van dit<br />
punt. Voor deze kilometer leiding is een FN-curve berekend en van deze FN-curve de<br />
overschrijdingsfactor.<br />
De overschrijdingsfactor is de maximale verhouding tussen de FN-curve en de<br />
oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de<br />
oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan één<br />
geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een waarde van één zal de<br />
FN-curve de oriëntatiewaarde raken. Bij een waarde groter dan één wordt de<br />
oriëntatiewaarde overschreden.<br />
Deze overschrijdingsfactor is vervolgens voor zowel de nieuwe als de bestaande situatie,<br />
tegen de stationing uitgezet in een grafiek. In deze grafieken is tevens af te lezen waar het<br />
middelpunt van het worst case één kilometer segment ligt. Van het worst-casesegment is de<br />
FN-curve weergegeven, zowel voor de nieuwe als voor de bestaande situatie. Hiermee wordt<br />
inzichtelijk gemaakt wat de toename van het groepsrisico is.
Resultaten GR-berekening W-509-06-KR-004 t/m 018<br />
-3- 66912927-GCS 09.M.50246<br />
De overschrijdingsfactor als functie van de stationing van de W-509-06-KR-004 t/m 018, in<br />
de nieuwe situatie, wordt weergegeven in Figuur 1. De FN-curve van het worst-casesegment<br />
van de W-509-06-KR-004 t/m 018 voor de nieuwe situatie wordt weergegeven in Figuur 2.<br />
De overschrijdingsfactor als functie van de stationing van de W-509-06-KR-004 t/m 018, voor<br />
de bestaande situatie, wordt weergegeven in Figuur 3. De FN-curve van het worst-<br />
casesegment van de W-509-06-KR-004 t/m 018 voor de bestaande situatie wordt<br />
weergegeven in Figuur 4. Het worst-casesegment van de W-509-06-KR-004 t/m 018 wordt<br />
weergegeven in Figuur 5.<br />
1<br />
0.9<br />
0.8<br />
0.7<br />
0.6<br />
0.5<br />
0.4<br />
0.3<br />
0.2<br />
0.1<br />
0<br />
0<br />
500<br />
1,000<br />
1,500<br />
2,000<br />
GR Screening<br />
2,500 3,000<br />
Stationing<br />
Figuur 1 Overschrijdingsfactor uitgezet tegen stationing van de W-509-06-KR-004 t/m 018,<br />
nieuwe situatie. Het rood gearceerde deel geeft de kilometer aan waarover de FN-curve is<br />
berekend.<br />
Frequentie [/jaar]<br />
1E-4<br />
1E-5<br />
1E-6<br />
1E-7<br />
FN-Curve Oriëntatiew aarde<br />
1E-8<br />
10 100<br />
N [-]<br />
1000<br />
Figuur 2 FN-curve worst-casesegment W-509-06-KR-004 t/m 018, nieuwe situatie.<br />
Overschrijdingsfactor 0.47.<br />
3,500<br />
4,000<br />
4,500<br />
5,000<br />
5,500
1<br />
0.9<br />
0.8<br />
0.7<br />
0.6<br />
0.5<br />
0.4<br />
0.3<br />
0.2<br />
0.1<br />
0<br />
0<br />
500<br />
1,000<br />
1,500<br />
2,000<br />
-4- 66912927-GCS 09.M.50246<br />
GR Screening<br />
2,500 3,000<br />
Stationing<br />
Figuur 3 Overschrijdingsfactor uitgezet tegen stationing van de W-509-06-KR-004 t/m 018,<br />
bestaande situatie. Het rood gearceerde deel geeft de kilometer aan waarover de FN-curve<br />
is berekend.<br />
Frequentie [/jaar]<br />
1E-4<br />
1E-5<br />
1E-6<br />
1E-7<br />
FN-Curve Oriëntatiew aarde<br />
1E-8<br />
10 100<br />
N [-]<br />
1000<br />
Figuur 4 FN-curve worst-casesegment W-509-06-KR-004 t/m 018, bestaande situatie.<br />
Overschrijdingsfactor 0.47.<br />
3,500<br />
4,000<br />
4,500<br />
5,000<br />
5,500
-5- 66912927-GCS 09.M.50246<br />
Figuur 5 Worst-casesegment van de W-509-06-KR-004 t/m 018, weergegeven in rood. Dit<br />
segment levert het hoogste groepsrisico op in de nieuwe situatie.<br />
Referenties<br />
[1] Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM),<br />
Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 3, “Guidelines for quantitative risk assessment”<br />
(PGS 3), 2005.<br />
[2] Toepasbaarheid van PIPESAFE voor risicoberekeningen van<br />
aardgastransportleidingen, ministerie van VROM, VROM DGM/SVS/2000073018, 10<br />
juli 2000
-6- 66912927-GCS 09.M.50246<br />
Appendix A<br />
Hieronder worden de bevolkingsgegevens weergegeven zoals aangeleverd door de<br />
gemeente Den Haag.<br />
Figuur 6 Plattegrond inventarisatiegebied.
-7- 66912927-GCS 09.M.50246<br />
Berekening groepsrisico voor <strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Moerwijk</strong> Zuid en Oost (aangepast 26-08-09)<br />
Bestaande situatie Toekomstige situatie<br />
zone aanwezige personen<br />
overdag<br />
aanwezige personen<br />
's nachts<br />
aanwezige personen<br />
overdag<br />
aanwezige personen<br />
's nachts<br />
R1 1 0 1 0<br />
R3 105 0 105 0<br />
R4 36 2 36 2<br />
R5 157 224 157 224<br />
R6 150 0 150 0<br />
R7 99 142 99 142<br />
R8 60 86 60 86<br />
R9 140 200 140 200<br />
R10 70 100 70 100<br />
R11 0 0 0 0<br />
1560 106 143 106 143<br />
1730 0 0 0 0<br />
2001 309 217 338 304<br />
2002 37 47 50 71<br />
2003 306 65 268 0<br />
2004 102 131 124 177<br />
2005 105 58 146 192<br />
2006 5 7 7 10<br />
2007 0 0 0 0<br />
2008 6 8 6 8<br />
2009 0 0 0 0<br />
2010 0 0 0 0<br />
2023 0 0 0 0<br />
2106 130 140 130 140<br />
2107 142 25 142 25<br />
2109 226 0 226 0<br />
2110 118 1 118 1<br />
2111 344 0 344 0<br />
2112 260 20 260 20<br />
2113 118 69 118 69<br />
2114 0 0 0 0<br />
2115 44 53 44 53<br />
2702 44 63 44 63<br />
3713 203 0 203 0<br />
3720 29 40 29 40<br />
3721 32 45 32 45<br />
3722 0 0 0 0<br />
3723 33 45 33 45<br />
3724 42 38 42 38
zone aanwezige personen<br />
overdag<br />
aanwezige personen<br />
's nachts<br />
-8- 66912927-GCS 09.M.50246<br />
aanwezige personen<br />
overdag<br />
aanwezige personen<br />
's nachts<br />
3726 51 61 51 61<br />
3727 40 57 40 57<br />
3728 17 24 17 24<br />
3729 57 76 57 76<br />
3730 20 26 20 26<br />
3731 44 49 44 49<br />
3732 55 62 55 62<br />
3733 317 438 317 438<br />
3734 277 343 277 343<br />
3735 191 246 191 246<br />
3736 281 157 281 157<br />
3808 37 48 37 48<br />
3810 337 453 337 453<br />
3814 0 0 0 0<br />
3815 515 0 515 0<br />
3816 95 0 95 0<br />
3817 392 428 392 428<br />
3818 24 32 24 32<br />
3819 49 68 49 68<br />
3820 46 66 46 66<br />
3821 39 53 39 53<br />
3822 39 56 39 56<br />
3823 178 199 178 199<br />
3824 315 430 315 430<br />
3825 222 309 222 309<br />
3901 161 148 152 136<br />
3902 224 248 81 116<br />
3903 136 191 75 107<br />
3904 102 137 98 139<br />
3905 88 124 98 139<br />
3906 105 147 104 146<br />
3907 200 263 162 231<br />
3908 65 91 65 91<br />
3909 151 209 143 197<br />
3910 194 226 162 223<br />
3911 18 26 18 26<br />
3912 5 7 17 24<br />
3913 20 29 133 190<br />
3914 99 122 82 97<br />
3915 99 139 102 143<br />
3916 93 132 71 102<br />
3917 123 159 105 150<br />
3918 54 75 101 143<br />
3929 0 0 0 0
zone aanwezige personen<br />
overdag<br />
aanwezige personen<br />
's nachts<br />
-9- 66912927-GCS 09.M.50246<br />
aanwezige personen<br />
overdag<br />
aanwezige personen<br />
's nachts<br />
3930 16 23 30 31<br />
8021 45 47 45 47<br />
8025 34 0 34 0<br />
8029 0 0 0 0<br />
Zones in <strong>Moerwijk</strong> Zuid en Oost, waar de komende 10 jaar ontwikkelingen zullen plaatsvinden<br />
NB De zones R4 en R6 bevatten sportvelden, die overwegend op zaterdag en zondag worden gebruikt
Bijlage 2 QRA Haagse Markt<br />
<strong>bestemmingsplan</strong> <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
75
estemmingsplan <strong>Willem</strong> <strong>Dreespark</strong> e.o. (concept)<br />
76
DNV KEMA Energy & Sustainability<br />
Rapport<br />
Kwantitatieve Risicoanalyse<br />
Gastransportleiding W-509-06<br />
Den Haag Transvaalkwartier<br />
Groepsrisico Haagse Markt o.b.v. een realistische set van<br />
saneringsmaatregelen<br />
Groningen, 20 februari 2013
74102362- GCS 13.R.53532<br />
Kwantitatieve Risicoanalyse<br />
Gastransportleiding W-509-06<br />
Den Haag Transvaalkwartier<br />
Groepsrisico Haagse Markt o.b.v. een<br />
realistische set van saneringsmaatregelen<br />
Groningen, 19 februari 2013<br />
Auteur: M H Plieger<br />
In opdracht van N.V. Nederlandse Gasunie<br />
26 blz. 0 bijl. M.H. Plieger b<strong>eo</strong>ordeeld : M.T. Middel 20 februari 2013<br />
20 februari 2013 goedgekeurd : R. van Elteren 20 februari 2013<br />
KEMA Nederland B.V. Energieweg 17 9743 AN Groningen Postbus 2029 9704 CA Groningen Nederland T<br />
+31 50 700 9700 F +31 50 700 9858 www.dnvkema.com Handelsregister Arnhem 09080262
DNV KEMA Energy & Sustainability<br />
Copyright © 2011, KEMA Nederland B.V., Groningen, Nederland. Alle rechten voorbehouden.<br />
Het is verboden om dit document op enige manier te wijzigen, het opsplitsen in delen daarbij inbegrepen. In geval van<br />
afwijkingen tussen een elektronische versie (bijv. een PDF bestand) en de originele door KEMA verstrekte papieren versie,<br />
prevaleert laatstgenoemde.<br />
KEMA Nederland B.V. en/of de met haar gelieerde maatschappijen zijn niet aansprakelijk voor enige directe, indirecte,<br />
bijkomstige of gevolgschade ontstaan door of bij het gebruik van de informatie of gegevens uit dit document, of door de<br />
onmogelijkheid die informatie of gegevens te gebruiken.<br />
De inhoud van dit rapport mag slechts als één geheel aan derden kenbaar worden gemaakt, voorzien van bovengenoemde<br />
aanduidingen met betrekking tot auteursrechten, aansprakelijkheid, aanpassingen en rechtsgeldigheid.
SAMENVATTING<br />
Dit rapport beschrijft een risicoanalyse voor gastransportleiding W-509-06 waarin plaatsgebonden<br />
risicoberekeningen (PR) en groepsrisicoberekeningen (GR) worden uitgevoerd. De leiding ligt in een<br />
dichtbevolkt stedelijk gebied waardoor saneringsmaatregelen gewenst zijn om het GR te reduceren. In<br />
deze risicoanalyse worden de berekeningen uitgevoerd rekening houdend met een realistische set van<br />
saneringsmaatregelen aangeleverd door Gasunie. In de GR berekeningen wordt rekening gehouden<br />
met bestaande en toekomstige bevolkingssituaties. Daarnaast zijn een tweetal scenario's aangeleverd<br />
door gemeente Den Haag ter analyse. Dit rapport betreft een update van een in 2012 uitgevoerde<br />
risicoanalyse [6], waarbij de saneringsmaatregelen (kunststof beschermplaten) zijn gewijzigd.<br />
Op basis van de risicoanalyse zijn de volgende conclusies getrokken:<br />
Plaatsgebonden risico W-509-06<br />
Het plaatsgebonden risico van gastransportleiding W-506-09 voldoet in het beschouwde gebied aan de<br />
door de Nederlandse overheid in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen [1]. Het niveau van 10 -6<br />
per jaar wordt niet bereikt en dus wordt er voldaan aan de voorwaarde dat er zich geen kwetsbare<br />
objecten bevinden binnen de 10 -6 per jaar risicocontour.<br />
Groepsrisico W-509-06<br />
Het groepsrisico van leiding W-509-06 met de leidingparameters inclusief de in dit rapport beschreven<br />
saneringsmaatregelen is in het beschouwde gebied vergeleken met de oriëntatiewaarde voor<br />
buisleidingen. Het groepsrisico is zowel in de bestaande als toekomstige bevolkingssituatie als in<br />
scenario 1 en 2 lager dan de oriëntatiewaarde. Voor de bestaande bevolkingssituatie zonder<br />
saneringsmaatregelen blijkt het groepsrisico hoger dan de oriëntatiewaarde voor buisleidingen. In<br />
onderstaande tabel wordt weergegeven bij welk aantal slachtoffers (N) en bij welke frequentie (F) de<br />
kilometer met de hoogste overschrijdingsfactor 1 (OF) gevonden wordt.<br />
Overzichtstabel GR resultaten<br />
Situatie OF [-] F [/jaar] N [-]<br />
Bestaande bevolking zonder saneringsmaatregelen 6,6 2,17∙10 -7 552<br />
Bestaande bevolking met saneringsmaatregelen 0,3 8,45∙10 -7 60<br />
Toekomstige bevolking met saneringsmaatregelen 0,4 2,87∙10 -7 119<br />
Scenario 1 (5 dagen markt + woontorens) 0,4 3,01∙10 -8 120<br />
Scenario 2 (scenario 1 + multicultureel centrum) 0,96 8,56∙10 -8 334<br />
1 De overschrijdingsfactor is de maximale verhouding tussen de F-waarden van de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee<br />
is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een<br />
overschrijdingsfactor kleiner dan één geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een waarde van één zal<br />
de FN-curve de oriëntatiewaarde raken. Bij een waarde groter dan één wordt de oriëntatiewaarde overschreden.<br />
-4- 74102362- GCS 13.R.53532
DNV KEMA Energy & Sustainability<br />
INHOUD<br />
74102362- GCS 13.R.53532 -5-<br />
Pagina<br />
SAMENVATTING ................................................................................................................................................. 4<br />
1 INLEIDING ................................................................................................................................................... 6<br />
2 UITGANGSPUNTEN ................................................................................................................................... 7<br />
2.1 LEIDINGGEGEVENS .................................................................................................................................. 7<br />
2.2 BEVOLKINGSGEGEVENS .......................................................................................................................... 9<br />
3 RESULTATEN ............................................................................................................................................ 11<br />
3.1 PLAATSGEBONDEN RISICO ..................................................................................................................... 11<br />
3.1.1 Resultaten PR-berekeningen W-509-06 ............................................................................................ 11<br />
3.1.2 Conclusie plaatsgebonden risico ...................................................................................................... 11<br />
GROEPSRISICO .................................................................................................................................................... 12<br />
3.1.3 Procedure GR-berekening ................................................................................................................ 12<br />
3.1.4 Resultaten GR-berekeningen W-509-06 (bestaand) zonder saneringsmaatregelen ......................... 13<br />
3.1.5 Resultaten GR-berekeningen W-509-06 (bestaand) met saneringsmaatregelen .............................. 14<br />
3.1.6 Resultaten GR-berekeningen W-509-06 (toekomstige situatie) ........................................................ 15<br />
3.1.7 Resultaten GR-berekeningen W-509-06 scenario 1 ......................................................................... 16<br />
3.1.8 Resultaten GR-berekeningen W-509-06 scenario 2 ......................................................................... 17<br />
3.1.9 Conclusies groepsrisico ................................................................................................................... 18<br />
REFERENTIES.................................................................................................................................................... 19<br />
APPENDIX A: BEVOLKINGSGEGEVENS .................................................................................................... 20<br />
APPENDIX B: SANERINGSMAATREGELEN .............................................................................................. 25<br />
APPENDIX C BESCHERMPLATEN MET WAARSCHUWINGSOPDRUK .............................................. 26
1 INLEIDING<br />
Dit rapport beschrijft een risicoanalyse voor gastransportleiding W-509-06 waarin plaatsgebonden<br />
risicoberekeningen (PR) en groepsrisicoberekeningen (GR) worden uitgevoerd. Het in dit rapport<br />
beschreven deel van gastransportleiding W-509-06 ligt in het Transvaalkwartier van Den Haag dat als<br />
dichtbevolkt stedelijk gebied kan worden beschouwd. Een deel van het leidingtracé ligt onder de<br />
markt van het Transvaalkwartier-Zuid waar viermaal per week de Haagse Markt g<strong>eo</strong>rganiseerd wordt.<br />
Dit zorgt voor grote aantallen aanwezigen binnen het invloedsgebied van de leiding hetgeen bijdraagt<br />
aan het GR. Om die reden zijn saneringsmaatregelen in het gebied noodzakelijk om het GR te<br />
reduceren. Dit rapport betreft een update van een in 2012 uitgevoerde risicoanalyse [6], waarbij de<br />
saneringsmaatregelen zijn gewijzigd. Het rapport uit 2012 is een herziening van een rapport uit 2011<br />
[4] in verband met wijzigingen in de locatie van de saneringsmaatregelen.<br />
Binnen het invloedsgebied van gastransportleiding W-509-06 zijn door de gemeente Den Haag<br />
bevolkingsgegevens aangeleverd voor zowel de bestaande als de toekomstige bevolkingssituatie. Met<br />
deze concrete bevolkingsgegevens zijn de GR berekeningen uitgevoerd. Voor de bestaande<br />
bevolkingssituatie wordt het GR berekend voor de situatie met en zonder saneringsmaatregelen. Dit<br />
om visueel te maken wat het effect van de saneringsmaatregelen is. Als aanvulling op de toekomstige<br />
bevolkingssituatie zijn door de gemeente een tweetal scenario's aangeleverd voor aanvullende<br />
nieuwbouw. Deze scenario's, die vooralsnog als optioneel kunnen worden beschouwd, zijn tevens<br />
meegenomen in de GR berekeningen. In de twee scenario's wordt onder andere rekening gehouden<br />
met het toevoegen van woontorens, een multicultureel centrum en een vijfde marktdag voor de Haagse<br />
Markt.<br />
De risicoanalyse in dit rapport is uitgevoerd conform de door de overheid gestelde richtlijnen voor het<br />
uitvoeren van risicoanalyses aan ondergronds gelegen hogedruk aardgastransportleidingen [1, 2, 3].<br />
De analyse is uitgevoerd met het pakket CAROLA. CAROLA is een softwarepakket dat in opdracht<br />
van de Nederlandse overheid is ontwikkeld, specifiek ter bepaling van het plaatsgebonden risico en<br />
groepsrisico van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen.<br />
De berekeningen zijn uitgevoerd met versie 1.0.0.51 van CAROLA. Het gebruikte parameterbestand<br />
heeft versienummer 1.2. De bedrijfsspecifieke parameters van Gasunie zijn toegepast in de<br />
berekeningen.<br />
74102362- GCS 13.R.53532 -6-
DNV KEMA Energy & Sustainability<br />
2 UITGANGSPUNTEN<br />
2.1 Leidinggegevens<br />
In deze risicoanalyse is de leiding W-509-06 van N.V. Nederlandse Gasunie bestudeerd. De<br />
berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de door Gasunie verschafte leidingparameters. De<br />
leidingparameters die voor de berekening van belang zijn, zijn samengevat in Tabel 1.<br />
Tabel 1: Leidingparameters W-509-06<br />
Parameter W-509-06<br />
Transportmedium Aardgas<br />
Diameter [mm] 323,9<br />
Wanddikte [mm] 7,14<br />
Staalsoort [N·mm -2 ] 241<br />
Ontwerpdruk [barg] 40<br />
Dekking [m] variabel (typisch ~1m)<br />
Bij een deel van het beschouwde leidingtracé van de W-509-06 worden verschillende<br />
risicoreducerende maatregelen toegepast. Op een deel van de markt zijn al op maaiveldniveau platen<br />
van gewapend beton boven de leiding aangebracht (Figuur 1, roze deel). Deze platen zijn ontworpen<br />
om de belasting van de ondergrondse leiding door bovengrondse bouwwerken (o.a. de viskraam) te<br />
ontlasten. Deze platen dienen ook als bescherming tegen graafschade. Daar waar op de markt deze<br />
betonplaten nog niet aanwezig zijn zullen ondergronds kunststof beschermplaten met<br />
waarschuwingsopdruk worden aangebracht (Figuur 1, blauwe deel). Deze platen zijn door het<br />
ministerie van I&M erkend als gelijkwaardig aan de maatregel "betonplaat + lint" [5] zoals beschreven<br />
in de Handleiding risicoberekeningen Bevb [2]. In appendix C is een afbeelding van deze<br />
beschermplaten opgenomen. Daarnaast wordt op enkele plaatsen de maatregel "Strikte begeleiding van<br />
werkzaamheden" (SBW) toegepast (Figuur 1, oranje deel).<br />
Tabel 2 geeft de reductiefactoren op de faalfrequentie van leidingen weer na toepassing van<br />
verschillende saneringsmaatregelen.<br />
Tabel 2: Risico reductiefactoren van saneringsmaatregelen [2]<br />
Saneringsmaatregel Reductiefactor<br />
Strikte begeleiding werkzaamheden 0,400<br />
Betonplaten 0,200<br />
Kunststof beschermplaten (betonplaten + beschermingslint) 0,033<br />
www.dnvkema.com
Figuur 1 geeft de g<strong>eo</strong>grafische ligging van gastransportleiding W-509-06 weer op een noordgerichte<br />
topografische kaart. In Figuur 1 zijn tevens de toegepaste saneringsmaatregelen per locatie<br />
weergegeven. Over het groene gedeelte zijn geen saneringsmaatregelen van toepassing, op het blauwe<br />
gedeelte is gerekend met strikte begeleiding werkzaamheden (SBW) + beschermplaten +<br />
beschermingslint, op het roze gedeelte geldt strikte begeleiding werkzaamheden + beschermplaten en<br />
op het oranje gedeelte geldt enkel strikte begeleiding werkzaamheden. De Rijksdriehoekcoördinaten<br />
van de begin- en eindpunten van de locaties met de verschillende saneringsmaatregelen zijn ook<br />
weergegeven in appendix B.<br />
De risicoberekeningen zijn uitgevoerd met de bedrijfsspecifieke parameters van Gasunie en er is<br />
gebruik gemaakt van de windroos van weerstation Ypenburg. Langs het beschouwde tracé zijn geen<br />
risicoverhogende objecten geïdentificeerd welke meegenomen dienen te worden in de risicoanalyse.<br />
74102362- GCS 13.R.53532 -8-<br />
Figuur 1 Gasleiding W-509-06. De<br />
verschillende kleuren geven<br />
saneringsmaatregelen weer. De<br />
verschillende kleuren hebben de<br />
volgende betekenis:<br />
Blauw:SBW,kunststof beschermplaten<br />
Oranje: SBW<br />
Roze: SBW en betonplaten<br />
Groen: geen saneringsmaatregelen
DNV KEMA Energy & Sustainability<br />
2.2 Bevolkingsgegevens<br />
Binnen het invloedsgebied van gastransportleiding W-509-06 zijn door de gemeente Den Haag<br />
bevolkingsgegevens aangeleverd voor zowel de bestaande als de toekomstige bevolkingssituatie. Met<br />
deze bevolkingsgegevens zijn de GR berekeningen uitgevoerd. In appendix A worden de<br />
bevolkingsgegevens per gebied weergegeven voor zowel de huidige als de toekomstige situatie. In<br />
Figuur 2 is de leiding weergegeven met de beschouwde bevolkingsgegevens als gekleurde punten voor<br />
de toekomstige bevolkingssituatie.<br />
Voor de bestaande bevolkingssituatie wordt het GR berekend voor de situatie met en zonder<br />
saneringsmaatregelen. Dit om visueel te maken wat het effect van de saneringsmaatregelen is. Voor de<br />
toekomstige bevolkingssituatie zijn door de gemeente een tweetal scenario's aangeleverd voor<br />
aanvullende nieuwbouw. Deze scenario's, die vooralsnog als optioneel kunnen worden beschouwd,<br />
zijn tevens meegenomen in de GR berekeningen. In de scenario's wordt onder andere rekening<br />
gehouden met het toevoegen van woontorens, een multicultureel centrum en een vijfde marktdag voor<br />
de Haagse Markt. In Tabel 3 zijn de verschillende gebieden per scenario weergegeven waarbij de<br />
gebieden gekoppeld zijn aan Figuur 14. Bij de GR berekeningen wordt bij scenario 2 ook de bevolking<br />
van scenario 1 meegenomen.<br />
Tabel 3: Scenario's 1 en 2 de gebieden zijn gekoppeld aan Figuur 14.<br />
Scenario + gebied<br />
www.dnvkema.com<br />
Aanwezigen<br />
overdag<br />
Aanwezigen<br />
's nachts<br />
Opmerking<br />
Scenario 1 gebied 139* 3750 0 Markt 5 dagen per week<br />
Scenario 1 gebied 82* 143 198 Woontoren 50 meter hoog<br />
Scenario 1 gebied 124* 101 137 Woontoren 30 meter hoog<br />
Scenario 2 gebied 112 1281 1367** Multicultureel Centrum<br />
* Bij deze vlakken zal de aanvullende nieuwbouw de bestaande bouw in het gebied vervangen.<br />
** 's Nachts in het weekend tot 1:30 en doordeweeks tot 1:00 zijn 1100 aanwezigen in de berekening<br />
meegenomen<br />
Samenvattend wordt het GR dus berekend voor de volgende 5 situaties:<br />
Toekomstige bevolkingssituatie met saneringsmaatregelen<br />
Bestaande bevolkingssituatie zonder saneringsmaatregelen<br />
Bestaande bevolkingssituatie met saneringsmaatregelen<br />
Toekomstige bevolkingssituatie met aanvullingen van scenario 1<br />
Toekomstige bevolkingssituatie met aanvullingen van scenario 2
Figuur 2: Leiding W-509-06 (blauwe lijn) met de bevolkingsdata (toekomstige bevolkingssituatie) in<br />
de omgeving weergegeven als gekleurde punten.<br />
74102362- GCS 13.R.53532 -10-
DNV KEMA Energy & Sustainability<br />
3 RESULTATEN<br />
In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd van de uitgevoerde berekeningen en analyses.<br />
3.1 Plaatsgebonden risico<br />
Voor de beschouwde leiding is een plaatsgebonden risicoberekening uitgevoerd op basis van de<br />
voorgenomen saneringsmaatregelen. De resultaten van deze berekening worden in deze paragraaf<br />
weergegeven.<br />
3.1.1 Resultaten PR-berekeningen W-509-06<br />
Voor de gastransportleiding W-509-06 is een plaatsgebonden risicoberekening uitgevoerd. De<br />
resultaten van deze berekening zijn weergegeven in Figuur 3. De leiding is aangegeven in blauw. In<br />
deze figuur worden indien aanwezig ook 10 -6 , 10 -7 en 10 -8 per jaar PR contouren weergegeven.<br />
Figuur 3 Ligging van de aardgastransportleiding W-509-06 (blauw). De contouren van het PR van 10 -<br />
7 en 10 -8 per jaar van de leiding worden respectievelijk weergegeven met groene en blauwe gebieden.<br />
3.1.2 Conclusie plaatsgebonden risico<br />
Het plaatsgebonden risico van gastransportleiding W-506-09 voldoet in het beschouwde gebied aan de<br />
door de Nederlandse overheid in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen [1]. Het niveau van 10 -6<br />
per jaar wordt niet bereikt en dus wordt er voldaan aan de voorwaarde dat er zich geen kwetsbare<br />
objecten bevinden binnen de 10 -6 per jaar risicocontour.<br />
www.dnvkema.com
Groepsrisico<br />
3.1.3 Procedure GR-berekening<br />
Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers<br />
voorkomt. Het wordt in het Bevb [1] gedefinieerd als de "cumulatieve kansen per jaar per kilometer<br />
buisleiding dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun<br />
aanwezigheid in het invloedsgebied van een buisleiding en een ongewoon voorval met die<br />
buisleiding".<br />
Het groepsrisico wordt berekend door rondom elk punt op de leiding een segment van een kilometer te<br />
kiezen, dat gecentreerd ligt ten opzichte van dit punt. Voor deze kilometer leiding wordt een FN-<br />
curve 2 berekend, welke wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde 3 van het groepsrisico. Uit de<br />
maximale verhouding tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde volgt de overschrijdingsfactor 4 .<br />
Vervolgens wordt voor alle punten op de leiding deze maximale overschrijdingsfactoren in een grafiek<br />
uiteengezet, waaruit het maximum voor de beschouwde leiding kan worden bepaald. Dit maximum<br />
wordt gerapporteerd als het groepsrisico.<br />
2 De handreiking verantwoording groepsrisico [3] omschrijft: "Het groepsrisico wordt weergegeven als een<br />
curve in een grafiek met twee logaritmisch geschaalde assen, de zogenaamde FN-curve. Op de y-as wordt de<br />
cumulatieve frequentie F (per jaar) uitgezet en op de x-as het aantal te verwachten slachtoffers N. De curve geeft<br />
het verband tussen de omvang van de getroffen groep (N) en de kans (F) dat in één keer een groep van ten<br />
minste die omvang komt te overlijden".<br />
3 Met de oriëntatiewaarde wordt in het Bevb [1] bedoeld "de lijn die de kans weergeeft op een ongeval met 10 of<br />
meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10 -4 per jaar en de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke<br />
slachtoffers van ten hoogste 10 -6 per jaar".<br />
4 De overschrijdingsfactor is de maximale verhouding tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee is de<br />
overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden.<br />
Een overschrijdingsfactor kleiner dan één geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een<br />
waarde van één zal de FN-curve de oriëntatiewaarde raken. Bij een waarde groter dan één wordt de<br />
oriëntatiewaarde overschreden<br />
74102362- GCS 13.R.53532 -12-
DNV KEMA Energy & Sustainability<br />
3.1.4 Resultaten GR-berekeningen W-509-06 (bestaand) zonder saneringsmaatregelen<br />
Figuur 4 Overschrijding van het groepsrisico als functie van de stationing van de W-509-06 in de<br />
bestaande situatie zonder toepassen van saneringsmaatregelen.<br />
Figuur 5: FN curve van de kilometer met de hoogste<br />
overschrijdingsfactor (6,6) van de W-509-06 in de bestaande<br />
situatie zonder toepassen van saneringsmaatregelen. De<br />
ligging van de kilometer met de hoogste<br />
overschrijdingsfactor is hiernaast in het groen weergegeven<br />
op een topografische kaart.<br />
De kilometer met de hoogste overschrijdingsfactor van 6,6 wordt gevonden bij 552 slachtoffers (N) en<br />
een frequentie (F) van 2,17∙10 -7 per jaar.<br />
www.dnvkema.com
3.1.5 Resultaten GR-berekeningen W-509-06 (bestaand) met saneringsmaatregelen<br />
Figuur 6 Overschrijding van het groepsrisico als functie van de stationing van de W-509-06 in de<br />
bestaande situatie.<br />
Figuur 7: FN curve van de kilometer met de hoogste<br />
overschrijdingsfactor (0,3) van de W-509-06 in de bestaande<br />
situatie. De ligging van de kilometer met de hoogste<br />
overschrijdingsfactor is hiernaast in het groen weergegeven<br />
op een topografische kaart.<br />
De kilometer met de hoogste overschrijdingsfactor van 0,3 wordt gevonden bij 60 slachtoffers (N) en<br />
een frequentie (F) van 8,45∙10 -7 per jaar.<br />
74102362- GCS 13.R.53532 -14-
DNV KEMA Energy & Sustainability<br />
3.1.6 Resultaten GR-berekeningen W-509-06 (toekomstige situatie)<br />
Figuur 8 Overschrijding van het groepsrisico als functie van de stationing van de W-509-06 in de<br />
toekomstige situatie.<br />
Figuur 9: FN curve van de kilometer met de hoogste<br />
overschrijdingsfactor (0,4) van de W-509-06 in de<br />
toekomstige situatie. De ligging van de kilometer met de<br />
hoogste overschrijdingsfactor is hiernaast in het groen<br />
weergegeven op een topografische kaart.<br />
De kilometer met de hoogste overschrijdingsfactor van 0,4 wordt gevonden bij 119 slachtoffers (N) en<br />
een frequentie (F) van 2,87∙10 -7 per jaar.<br />
www.dnvkema.com
3.1.7 Resultaten GR-berekeningen W-509-06 scenario 1<br />
Figuur 10 Overschrijding van het groepsrisico als functie van de stationing van de W-509-06 voor<br />
scenario 1.<br />
Figuur 11: FN curve van de kilometer met de hoogste<br />
overschrijdingsfactor (0,4) van de W-509-06 voor scenario<br />
1. De ligging van de kilometer met de hoogste<br />
overschrijdingsfactor is hiernaast in het groen weergegeven<br />
op een topografische kaart.<br />
De kilometer met de hoogste overschrijdingsfactor van 0,4 wordt gevonden bij 120 slachtoffers (N) en<br />
een frequentie (F) van 3,01∙10 -8 per jaar.<br />
74102362- GCS 13.R.53532 -16-
DNV KEMA Energy & Sustainability<br />
3.1.8 Resultaten GR-berekeningen W-509-06 scenario 2<br />
Figuur 12 Overschrijding van het groepsrisico als functie van de stationing van de W-509-06 voor<br />
scenario 2.<br />
Figuur 13: FN curve van de kilometer met de hoogste<br />
overschrijdingsfactor (0,96) van de W-509-06 voor scenario<br />
2. De ligging van de kilometer met de hoogste<br />
overschrijdingsfactor is hiernaast in het groen weergegeven<br />
op een topografische kaart.<br />
De kilometer met de hoogste overschrijdingsfactor van 0,96 wordt gevonden bij 334 slachtoffers (N)<br />
en een frequentie (F) van 8,56∙10 -8 per jaar.<br />
www.dnvkema.com
3.1.9 Conclusies groepsrisico<br />
Het groepsrisico van leiding W-509-06 met de leidingparameters inclusief de in dit rapport beschreven<br />
saneringsmaatregelen is in het beschouwde gebied vergeleken met de oriëntatiewaarde voor<br />
buisleidingen, zijnde F∙N 2 < 10 -2 per km per jaar waarbij F de frequentie is van een ongeval met N of<br />
meer slachtoffers. De verhouding tussen de oriëntatiewaarde en de FN-curve wordt gekenmerkt door<br />
de overschrijdingsfactor, die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd<br />
(overschrijdingsfactor < 1) dan wel wordt overschreden (overschrijdingsfactor > 1).<br />
Het groepsrisico is in de bestaande bevolkingssituatie, toekomstige bevolkingssituatie, scenario 1 en<br />
scenario 2 lager dan de oriëntatiewaarde:<br />
In de bestaande bevolkingssituatie wordt de kilometer met de hoogste overschrijdingsfactor<br />
van 0,3 gevonden bij 60 slachtoffers (N) en een frequentie (F) van 8,45∙10 -7 per jaar.<br />
In de toekomstige bevolkingssituatie wordt de kilometer met de hoogste overschrijdingsfactor<br />
van 0,4 gevonden bij 119 slachtoffers (N) en een frequentie (F) van 2,87∙10 -7 per jaar.<br />
In scenario 1 wordt de kilometer met de hoogste overschrijdingsfactor van 0,4 gevonden bij<br />
120 slachtoffers (N) en een frequentie (F) van 3,01∙10 -8 per jaar.<br />
In scenario 2 wordt de kilometer met de hoogste overschrijdingsfactor van 0,96 gevonden bij<br />
334 slachtoffers (N) en een frequentie (F) van 8,56∙10 -8 per jaar.<br />
Voor de bestaande situatie zonder saneringsmaatregelen blijkt het groepsrisico hoger dan de<br />
oriëntatiewaarde voor buisleidingen:<br />
In de bestaande bevolkingssituatie zonder saneringsmaatregelen wordt de kilometer met de<br />
hoogste overschrijdingsfactor van 6,6 gevonden bij 552 slachtoffers (N) en een frequentie (F)<br />
van 2,17∙10 -7 per jaar.<br />
74102362- GCS 13.R.53532 -18-
DNV KEMA Energy & Sustainability<br />
REFERENTIES<br />
[1] Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen. Staatsblad 2010 nr. 686, 17 september 2010.<br />
http://wetten.overheid.nl/BWBR0028265.<br />
[2] Handleiding Risicoberekeningen Bevb. RIVM. Versie 1.0, 20 december 2010.<br />
http://www.rivm.nl/milieuportaal/images/Handleiding-Risicoberekeningen-Bevb-versie-1-<br />
0.pdf.<br />
[3] Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico. I&M. Versie 1.0, november 2007.<br />
http://www.groepsrisico.nl/doc/Handreiking%20verantwoordingsplicht%20groepsrisico.pdf.<br />
[4] Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-509-06, P. Visser, KEMA, 66910148-<br />
GCS 11-52296, 7 december 2011.<br />
[5] Brief Bevb beschermplaten boven buisleiding, drs. ing. Peter Torbijn, ministerie van<br />
Infrastructuur en Milieu, 12 november 2012. Kenmerk IENM/BSK-2012/228696.<br />
[6] Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-509-06, P.Visser, M.H.Plieger, DNV<br />
KEMA, 74101246-GCS 12.R.53354, 7 december 2012.<br />
www.dnvkema.com
APPENDIX A: BEVOLKINGSGEGEVENS<br />
Hieronder worden de bevolkingsgegevens weergegeven zoals aangeleverd door de gemeente Den<br />
Haag en zoals ze voor de risicoanalyse in dit rapport zijn gebruikt.<br />
Figuur 14: Plattegrond van de bevolkingssituatie zoals aangeleverd door de gemeente Den Haag. De<br />
gebieden komen overeen met de gebieden zoals weergegeven in Appendix A<br />
74102362- GCS 13.R.53532 -20-
DNV KEMA Energy & Sustainability<br />
Tabel 4: Bevolkingsgegevens in de omgeving van leiding W-509-06. De verschillende gebieden zijn weergegeven<br />
in Figuur 15.<br />
gebied bevolking werkzame bezoekers Bezoekers Opmerkingen<br />
dag nacht personen dag nacht overdag 's avonds<br />
1 108 216 34 0 0 / 0 's nachts<br />
2 68 136 11 0 0 0<br />
3 0 0 0 0 0 0<br />
4 0 0 0 0 0 0<br />
5 0 0 0 0 0 0 moskee (500 bezoekers) ligt op de grens van het invloedsgebied<br />
6 177 353 10 0 0 0<br />
7 0 0 95 0 0 0<br />
8 0 0 0 0 0 0<br />
9 28 56 29 0 0 0<br />
10 159 318 33 0 0 0<br />
10 30 0 Culturele vereniging: bezoekers dagelijks overdag aanwezig<br />
11 0 0 0 0 0 0<br />
12 24 48 3 0 0 0<br />
13 0 0 0 0 0 0<br />
14 117 233 36 0 0 0<br />
15 0 0 0 0 0 0<br />
16 76 151 1 0 0 0<br />
17 0 0 0 0 0 0<br />
18 0 0 0 0 0 0<br />
19 0 0 0 0 0 0<br />
20 53 105 4 0 0 0<br />
21 1 1 121 0 0 0<br />
22 0 0 0 0 0 0<br />
23 130 259 70 0 0 0<br />
24 86 171 8 0 0 0<br />
25 99 198 13 0 0 0<br />
26 145 290 43 0 0 0<br />
27 85 169 24 0 0 0<br />
27 10 0 Vereniging: bezoekers dagelijks overdag aanwezig<br />
27 50 0 Hindoekerk: bezoekers dagelijks 1 uur aanwezig<br />
28 84 167 12 0 0 0<br />
29 0 0 0 0 0 0<br />
30 18 36 0 0 0 0<br />
31 151 302 51 0 0 0<br />
32 31 62 1 0 0 0<br />
33 0 0 418 0 0 0<br />
34 0 0 0 0 0 0<br />
35 152 304 12 0 0 0<br />
36 60 119 10 0 0 0<br />
37 0 0 0 0 0 0<br />
38 63 126 4 0 0 0<br />
39 78 155 47 0 0 0<br />
39 118 0 0 0 0 0<br />
40 0 0 0 0 0 0<br />
41 113 226 24 0 0 0<br />
42 0 0 0 0 0 0<br />
43 167 334 208 0 0 0<br />
43 374 0 0 0 0<br />
44 63 125 2 0 60 0 Moskee: bezoekers dagelijks 1 uur aanwezig<br />
45 0 0 0 0 0 0<br />
46 60 119 5 0 0 0<br />
47 0 0 0 0 0 0<br />
48 43 86 6 0 0 0<br />
49 0 0 0 0 0 0<br />
www.dnvkema.com
gebied bevolking werkzame bezoekers Bezoekers Opmerkingen<br />
50<br />
51<br />
164<br />
41<br />
328<br />
81<br />
personen 27 0<br />
16 0<br />
overdag 10<br />
0<br />
's 0 avonds<br />
/ 0 's nachts<br />
Bezoekers 5 dagen per week aanwezig<br />
52 77 154 5 0 0 0<br />
53 15 30 1 0 0 0<br />
54 1 1 0 0 0 0<br />
55 55 110 0 0 0 0<br />
55 673 0 0 0 0 0<br />
55 0 0<br />
56 55 110 0 0 0 0<br />
56 673 0 0 0 0 0<br />
56 0 0<br />
57 219 437 47 0 0 0<br />
58 4 7 13 0 0 0<br />
59 0 0 0 0 0 0<br />
60 60 120 44 0 0 0<br />
60 143 0 0 0 0 0<br />
61 229 458 92 0 0 0<br />
62 0 0 0 0 0 0<br />
63<br />
63<br />
5<br />
5<br />
0<br />
0<br />
0<br />
0<br />
0<br />
0<br />
55<br />
55<br />
0<br />
0<br />
Bestaande situatie: bezoekers 's zondagsmiddags aanwezig, 13:00 -<br />
17:00.<br />
Nieuwe situatie: bezoekers 's zondagsmiddags aanwezig, 13:00 - 17:00.<br />
63<br />
64 0 0 0 0<br />
65<br />
0<br />
2<br />
0<br />
Nieuwe situatie: bezoekers wekelijks 2 keer overdag en 2 keer 's nachts 4<br />
uur aanwezig<br />
65 0 0 0 0 0 0<br />
66 0 0 0 0 0 0<br />
67 107 214 16 0 0 0<br />
68 66 131 13 0 0 0<br />
69 80 159 13 0 0 0<br />
70 0 0 0 0 0 0<br />
71 0 0 30 6 0 0<br />
72 0 0 0 0 0 0<br />
73 0 0 0 0 0 0<br />
74 0 0 0 0 0 0<br />
75 10 20 341 0 0 0<br />
76 0 0 0 0 0 0<br />
77 32 63 6 0 0 0<br />
78 32 64 49 0 0 0<br />
78 0 0 0 0 150 260 Partycentrum: bezoekers 2 dagen en 2 avonden per week aanwezig<br />
79<br />
79<br />
0 0 0 0 60<br />
10<br />
25<br />
0<br />
Sportvereniging Remo: bezoekers 2 dagen en 2 avonden per week<br />
aanwezig<br />
Manege: bezoekers 6 dagen per week aanwezig<br />
79 10 0 Jeu de Boules: bezoekers 2 dagen per week 2 uur aanwezig<br />
80 0 0 0 0 0 0<br />
81 0 0 0 0 0 0 Zie vlak 137 voor nieuwbouw<br />
82 16 32 44 0 0 0<br />
83 1 2 48 0 0 0<br />
84 0 0 0 0 0 0<br />
85 100 199 13 0 0 0<br />
86 32 63 45 0 0 0<br />
87 19 37 0 0 0 0<br />
88 26 52 0 0 0 0<br />
89 0 0 0 0 0 0<br />
90 152 304 31 0 0 0<br />
90 200 0 Moskee: bezoekers dagelijks 1 uur aanwezig<br />
91 0 0 0 0 0 0<br />
92 0 0 72 0 0 0<br />
93 11 21 6 0 0 0<br />
93 130 0 0 0 0 0<br />
94 220 440 39 0 0 0<br />
74102362- GCS 13.R.53532 -22-
DNV KEMA Energy & Sustainability<br />
gebied bevolking werkzame bezoekers Bezoekers Opmerkingen<br />
95<br />
96<br />
0<br />
16<br />
0<br />
32<br />
personen 0 0<br />
152 0<br />
overdag 0<br />
0<br />
's 0 avonds<br />
/ 0 's nachts<br />
96 10 0 Politiebureau: bezoekers dagelijks aanwezig<br />
97 0 0 0 0 0 0<br />
98 90 180 31 0 0 0<br />
98 115 0 0 0 0 0<br />
98 110 0 0 0 0 0<br />
99 2 3 0 0 0 0<br />
100 67 133 11 0 0 0<br />
101 71 142 10 0 0 0<br />
102 0 0 0 0 0 0<br />
103 0 0 0 0 0 0<br />
104 113 226 17 0 0 0<br />
104 10 0 Educatief centrum: bezoekers 5 dagen per week aanwezig<br />
104 0 5 0 Wijkbeheer: bezoekers 5 dagen per week aanwezig<br />
105 0 0 0 0 0 0<br />
106 54 108 11 0 0 0<br />
107 31 62 1 0 0 0<br />
108 0 0 0 0 0 0<br />
109 189 378 72 0 0 0<br />
109 10 0 Gezondheidscentrum: bezoekers 5 dagen per week aanwezig<br />
109 15 0 0 0<br />
110 0 0 0 0 0 0<br />
111 60 119 2 0 0 0<br />
112 0 0 45 0 30 0 Haeghe Groep: bezoekers 5 dagen per week aanwezig<br />
113 0 0 0 0 0 0<br />
114 0 0 0 0 0 0<br />
115 46 91 49 0 0 0<br />
116 88 176 18 0 0 0<br />
117 0 0 3 0 0 0<br />
118 19 38 43 0 0 0<br />
119 0 0 0 0 0 0<br />
120 0 0 0 0 0 0<br />
121 0 0 0 0 0 0<br />
122 87 173 8 0 0 0<br />
123 3 5 2 0 0 0<br />
124 20 39 32 0 0 0<br />
125 4 7 0 0 0 0<br />
126 133 265 73 0 0 0<br />
127 0 0 119 0 0 0<br />
127 450 450 180 50 50 0 Verzorgingshuis: bezoekers dagelijks aanwezig<br />
127 120 0 0 0<br />
128 0 0 0 0 0 0<br />
129 5 9 0 0 0 0<br />
130 34 68 54 0 50 0 Bibliotheek: bezoekers 6 dagen per week aanwezig<br />
131 48 95 49 0 0 0<br />
132 37 74 27 0 0 0<br />
133 45 89 9 0 0 0<br />
134 0 0 0 0 0 0<br />
135 0 0 0 0 0 0<br />
136 47 93 22 0 0 0<br />
137+81 115 230 30 0 0 0 Nieuwbouw woontoren<br />
137+81 24 48 30 0 0 0 Nieuwbouw "Cmiddel1"<br />
137+81 0 0 119 0 0 0 Nieuwbouw "Cvlak1"<br />
137+81 0 0 59 0 0 0 Nieuwbouw "Cvlak2"<br />
137+81 24 48 30 0 0 0 Nieuwbouw "Cmiddel2"<br />
138 0 0 53 0 0 0<br />
www.dnvkema.com
gebied bevolking werkzame bezoekers Bezoekers Opmerkingen<br />
139<br />
140<br />
0<br />
0<br />
0<br />
0<br />
personen 9 0<br />
0 0<br />
overdag 4000<br />
0<br />
's 0 avonds<br />
/ 0 's nachts<br />
Markt bezoekers 4 dagen per week<br />
141 35 69 4 0 0 0<br />
142 0 0 41 0 0 0<br />
143 26 52 6 0 0 0<br />
144 10 19 154 0 0 0<br />
De GR berekeningen zijn uitgevoerd met de conservatieve aanname dat de bezoekers in gebied 50, de<br />
bezoekers van de Manege in gebied 79, het Educatief Centrum het Wijkbeheer in gebied 104, het<br />
Gezondheidscentrum in gebied 109, de Haeghe Groep in gebied 112 en de bibliotheek in gebied 130,<br />
dagelijks aanwezig zijn. Dit wegens beperkingen in de software. Het berekende GR valt hierdoor iets<br />
hoger uit, maar dit zal niet significant zijn omdat het om kleine aantallen personen gaat.<br />
74102362- GCS 13.R.53532 -24-
DNV KEMA Energy & Sustainability<br />
APPENDIX B: SANERINGSMAATREGELEN<br />
In Tabel 5 worden de Rijksdriehoekscoördinaten (RD) van begin tot eind per segment waarop<br />
saneringsmaatregelen zijn toegepast weergegeven.<br />
Tabel 5: Rijksdriehoekscoördinaten saneringsmaatregelen cluster 2 [2]<br />
Saneringsmaatregel RD begin RD eind<br />
Beschermplaten + waarschuwingslint X: 80821.86 Y: 453269.55 X: 80472.66 Y: 453290.57<br />
Beschermplaten X: 80472.66 Y: 453290.57 X: 80440.72 Y: 453344.82<br />
Beschermplaten + waarschuwingslint X: 80440.72 Y: 453344.82 X: 80239.43 Y:453689.41<br />
Beschermplaten + waarschuwingslint X: 79893.47 Y: 454448.2 X: 79851.72 Y:454627.5<br />
Tabel 6: Rijksdriehoekscoördinaten saneringsmaatregelen cluster 5[2]<br />
Saneringsmaatregel RD begin RD eind<br />
Strikte begeleiding werkzaamheden X: 80521.86 Y: 453269.55 X: 79851.72 Y:454627.5<br />
www.dnvkema.com
APPENDIX C BESCHERMPLATEN MET WAARSCHUWINGSOPDRUK<br />
In onderstaande foto zijn de door de Gasunie gebruikte beschermplaten met waarschuwingsopdruk<br />
weergegeven.<br />
74102362- GCS 13.R.53532 -26-