04.09.2013 Views

G.J. Schouwenburg - s-Gravendeel

G.J. Schouwenburg - s-Gravendeel

G.J. Schouwenburg - s-Gravendeel

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Interview de heer G.J.<strong>Schouwenburg</strong><br />

Van de Merckstraat 39<br />

In 1993 zijn we in 's-<strong>Gravendeel</strong> komen wonen, toen deze huizen van ’s-Gravenstate net gebouwd<br />

waren. We kwamen uit Strijensas. Maar daar liggen onze wortels niet.<br />

We zijn afkomstig van “de Lodewijk”, een boerderij net achter het Hol van de Schenkeldijk.<br />

Dat bedrijf had 50 ha bouwland en weiland.<br />

Met de watersnood hadden we 32 koeien. In de vroege morgen van 1 februari stormde het heel erg,<br />

maar we zijn gewoon de koeien gaan melken, de knecht en ik. Daar heb je wel wat tijd voor nodig, want<br />

de dieren moesten met de hand gemolken worden.<br />

Ik zei nog gekscherend tegen Jaap Looi, een knecht van me uit Flakkee: “Op mijn landbouwcursus heb<br />

ik geleerd dat, als er springvloed komt met westerstorm, we allemaal verdrinken”.<br />

“Als we het dan maar overleven”, gaf hij ten antwoord.<br />

Een uur later begon de strijd om het overleven. Eerst brak de dijk van de Mariapolder, de<br />

Mariapoldersedijk, daarna de volgende dijk, de Fortdijk. In eerste instantie bleef die dijk heel, maar hij<br />

was te laag en werd overstroomd, waarna hij aan de binnenkant werd uitgehold en daarna brak.<br />

Dat was om half negen ’s ochtends.<br />

Mijn vader was in Beijerland en belde ons op dat er grote kans was dat de dijken zouden breken. Ook<br />

anderen hebben ons opgebeld.<br />

Zodra we het water zagen aankomen, begrepen we dat we ons vee in veiligheid moesten brengen.<br />

We joegen de koeien en paarden de stal uit naar de Kooilandsedijk, die niet zo ver van onze boerderij<br />

was. De knecht Jaap Looi hielp mee. Daarna stuurde ik hem naar huis. Zijn vrouw kwam uit Rotterdam<br />

en ze heeft door de ramp zoveel angsten gekregen dat ze hier nooit meer is teruggeweest.<br />

We waren blij toen de dieren op de dijk waren, want we dachten dat we ze daarmee gered hadden.<br />

Dat was niet zo. Al die koeien zijn verdronken. Ondanks onze inspanningen. Dat kwam omdat het water<br />

zo hoog kwam, dat de dijk over ging lopen. De koeien kwamen met hun voeten in het water te staan en<br />

met hun redeloze kop dachten ze dat ze beter terug konden lopen naar de stal. Met het gevolg dat ze<br />

daar allemaal verdronken zijn.<br />

De paarden, 2 werkpaarden en 4 jonge paarden, die we ook naar de dijk hadden gebracht, zijn wel<br />

gebleven en wel 4 dagen en 5 nachten lang, zonder eten. Maar ze hebben het overleefd.<br />

Het water rees zo ontzettend snel, dat we ons terugtrokken in ons huis. De knecht in de knechtswoning<br />

naast ons ging naar zijn eigen huis, waar zijn vrouw en vijf kinderen op hem wachtten. Ze gingen naar<br />

de bovenverdieping van hun huis.<br />

Wij gingen ook naar boven.<br />

De Kooilandsedijk (die 300 jaar geleden een buitendijk was) brak niet, maar werd wel overstroomd,<br />

omdat het water hoger kwam dan de kruin van die dijk. Daardoor liep de polder onder. De bewoners<br />

van de Mariapolder waren in eerste instantie blij, want het water in hun polder zakte.<br />

De Kooilandsedijk is geen slaperdijk. Dat is de Sassedijk, maar die was nog een meter lager en liep<br />

gelijk over.<br />

Wij trokken ons terug op zolder. We konden uit het dakraam verder kijken en zagen dat het water alles<br />

bedekte.<br />

We hadden in die tijd nog geen elektriciteit, maar hadden wel een radio op batterijen, waardoor we het<br />

nieuws konden horen. We schrokken ervan. De ramp was niet alleen bij ons, maar in heel zuidwest<br />

Nederland.<br />

We zorgden dat we snel nog wat dingen naar boven konden halen, een bus met melk en een<br />

petroleumstel bijvoorbeeld. Nu konden we melk warmen voor onze baby.<br />

’s Nachts liep de hele polder onder water. Het water beukte tegen de muren. Het gaf een luguber<br />

geluid.<br />

Ieder uur steeg het water een tree op de trap. Op<br />

een gegeven moment waren we bang dat het dak<br />

zou lichten, maar drie treden voor de bovenste<br />

stopte de stijging van het water. Het water stond<br />

1.80 meter hoog.


We waren omringd door het water en wisten dat we niet op eigen kracht onze woning konden verlaten.<br />

Buitenstaanders zouden ons moeten komen helpen.<br />

Toen het licht werd, klom ik via het dakraam op het dak, naar het dak van de schuur en klom door een<br />

raam de schuur in. Daar zag ik tot mijn schrik dat de koeien binnen waren en dood.<br />

Ik had vier kalveren op de til gebracht en zag er nog maar drie. Eén van die dieren had zich<br />

losgetrokken en was ook in het water terechtgekomen en verdronken.<br />

Ik zag een jong paard dat op een hooitas was gekropen, maar niet verder had gekund. Nu stak het met<br />

zijn hoofd boven het water uit. Het water was ijskoud, ik denk zo om het vriespunt. Ik probeerde dat dier<br />

omhoog te trekken, maar zag mijn pogingen mislukken: het dier had geen kracht om mee te werken.<br />

Toch heeft dat paard er het leven afgebracht. Het had voldoende overlevingsinstincten om met het<br />

hoofd boven water te blijven staan.<br />

Een ander paard was met zijn poot in een hooihark terecht gekomen en was op het erf verdronken.<br />

De andere paarden stonden op de Kooilandsedijk, in het water, dicht bij elkaar.<br />

Een van onze arbeiders, een Sassenaar, kwam met een motorboot om ons te helpen. Hij kwam echter<br />

in prikkeldraad terecht, waardoor de schroef kapot ging. Hij kwam bij ons aan en met behulp van een<br />

tang wisten we de schroef provisorisch te herstellen.<br />

Ik zei hem dat hij beter eerst de knecht naast ons, die een vrouw en vijf kinderen had, kon wegbrengen.<br />

Dat was harder nodig. Daarna kon hij terug komen om ons te halen.<br />

Dat deed hij. Het gezin van onze knecht klom uit het dakraam in de boot en gezamenlijk voeren ze weg.<br />

Toen wachtten we tot de boot terug kwam.Maar tevergeefs. Achteraf hoorden we dat de boot opnieuw<br />

averij had opgedaan: de motor had het begeven.<br />

Gelukkig kwam een ander ons ophalen, mijn vader. Hij was snel uit Beijerland vertrokken. Zijn eigen<br />

huis op de Schenkeldijk was ook onder water<br />

komen te staan. Omdat hij de vlag uit het raam<br />

had gehangen, waren soldaten gekomen om<br />

hem te redden. Hij had de soldaten gevraagd of<br />

ze ook naar “De Lodewijk” wilden varen om ons<br />

uit ons huis te halen, maar dat wezen ze af,<br />

omdat er nog zoveel reddingswerk te doen was<br />

in de buurt. Zo vonden de golven te onstuimig en<br />

lieten een van de roeiboten ongebruikt liggen.<br />

Mijn vader dacht: “Ik stap in de boot en vaar zelf<br />

wel naar mijn zoon”. Met die ‘gepikte’ roeiboot<br />

roeide hij naar ons toe, met het doel ons te<br />

komen redden. Hij was zo ongerust. Hij had<br />

meerdere keren gebeld en wij hadden de<br />

telefoon niet meer kunnen opnemen, omdat het toestel in het water stond.<br />

Het eerste stuk ging prima, maar de wind was hard, wel niet meer zo stormachtig als de dagen ervoor,<br />

maar er waren toch nog steeds sterke rukwinden. Het lukte hem niet onder het raam stil te komen<br />

liggen. De boot woei steeds opnieuw in de richting van de dijk en dan tegen de dijk aan. Hoe moest hij<br />

nou bij ons komen?<br />

Ik zocht touw. Gelukkig had ik touw mee naar zolder genomen toen ik van alles mee naar boven nam.<br />

Dat kwam nu goed van pas. Op het moment dat mijn vader weer in de buurt kwam geroeid, wierp ik het<br />

touw naar hem toe, zodat hij de boot daarmee kon stilleggen onder het raam.<br />

Daarna was het niet zo moeilijk. Wij klommen door het raam. Onze baby ging mee in een reiswieg. Ik<br />

nam de roeiriemen van mijn vader over en roeide naar de Schenkeldijk. We konden terecht bij Schil<br />

Huisman aan die dijk, wiens onderhuis in het water stond, maar het bovenhuis nog droog. We sliepen<br />

met vijftien man op zolder, onder wie een politieman uit Amsterdam. Het huisje bestaat nog, nu woont<br />

Leen Havelaar er.<br />

Wij hadden van onze zolder een zakje bruine bonen en een zakje rijst<br />

meegenomen. Dat werd daar gekookt op een peteroliestel en verdeeld. Ook<br />

anderen hadden wat eten, zodat we niet van honger omkwamen. Trouwens,<br />

verderop aan de dijk was de winkel van Henk Smits, die open bleef. We<br />

hebben heel wat van hem betrokken.


De Schenkeldijk was gedeeltelijk stukgeslagen; van gebroeders De Koning tot de Ronduit stond er<br />

zeker een meter water. Ook de Strijenseweg was vanaf de boerderij van Van der Linden (laatste huis<br />

aan de Strijensedijk voor Rook Schelling) een honderd meter onbegaanbaar. Daar waren betonnen<br />

platen weggezakt, doordat de grond eronder was gaan schuiven.<br />

Soldaten voeren met motorboten heen en weer naar ’s-<strong>Gravendeel</strong>.<br />

Er werden direct pogingen in het werk gesteld om de gaten te dichten en een paar dagen later waren er<br />

voldoende zandzakken uit 's-<strong>Gravendeel</strong> aangevoerd om de weg weer droog te leggen.<br />

In de 's-<strong>Gravendeel</strong>se haven zijn wel duizenden zakken zand volgeschept.<br />

Inmiddels werden er acties ondernomen om de paarden die nog op de dijk stonden te redden. Die<br />

dieren hadden dagen achtereen geen eten gehad en waren toch mager! Ik heb nog nooit zulke magere<br />

paarden gezien!<br />

Een oom van me uit Zwijndrecht kwam over om die paarden te halen. Hij ging op een paard zitten en<br />

leidde de andere paarden en probeerde zo over het gat te komen. Niemand wist precies hoe diep het<br />

was. Maar hij waagde het erop. Het lukte. De paarden bleven vaste grond onder hun voeten voelen en<br />

bleven lopen. Mijn oom bracht de paarden naar zijn eigen stal in Zwijndrecht.<br />

Het paard op de hooistassen bleek ook nog in leven te zijn<br />

Vrijwilligers van het dorp kwamen met bootjes om de dode koeien weg te halen.<br />

Dat was ons vee. We hadden net een nieuwe tractor, die kwam behoorlijk gehavend uit het water. Later<br />

is hij weer opgeknapt en kon weer mee.<br />

Aan de Schenkeldijk konden wij niet blijven.<br />

Na de provisorische reparatie van de dijk zij we bij die om in Zwijndrecht gekomen.<br />

Toen de polder droog gevallen is, zijn we met behulp van die familie weer begonnen het huis<br />

bewoonbaar te maken. Na ongeveer zes weken waren we weer terug in de Lodewijk.<br />

We hadden in die tijd 2 knechten en 4 arbeiders. Daarna werd ons bedrijf steeds meer gemechaniseerd<br />

en was er steeds weer een van de arbeiders overbodig. Tot ik het bedrijf alleen kon bewerken. Mijn<br />

zoon nam het bedrijf over en ontdekte na tien jaar dat er geen brood in zat. De milieueisen zijn te<br />

veelomvattend geworden.<br />

Nederlandse boeren verlaten ons land bij bosjes: 400 naar Denemarken, duizenden naar Polen en<br />

Oost-Duitsland, anderen naar Canada. De Hollandse boer heeft het moeilijk: inenten mag niet, men<br />

spreekt van gifmenger, noem maar op.<br />

Mijn zoon heeft het bedrijf verkocht aan een veeboer wiens land onteigend is. Met zijn melkquotum en<br />

voldoende geld gaat hij het proberen. Zonder dat lukt het niet eens.<br />

De Lodewijk is omstreeks 1870 gebouwd. Aanvankelijk was het land dat er bij hoorde niet zo groot,<br />

slechts 10 ha. Mijn grootvader woonde op het Hol in de Schenkeldijk en kocht omstreeks 1925 twee<br />

boerderijen met land daar en De Lodewijk. Hij verkocht de boerderijen op het Hol aan twee vlassers en<br />

voegde de landerijen bij zijn land. De vlascultuur was toen in de Schenkeldijk in opkomst. Voor een<br />

vlasbedrijf heb je geen land nodig. Om het vlas te drogen huur je steeds een weide. Je hebt wel sloten<br />

nodig om te kunnen roten. De sloten bleven bij die bedrijven horen.<br />

In de Schenkeldijk hebben jarenlang een aantal grote vlasboeren gewoond: Huisman, Van der Linden,<br />

Rijkhoek, Van Soest en De Koning. Op die bedrijven werkten heel veel vlasarbeiders die er allemaal<br />

hun brood in vonden, inclusief hun kinderen. Per bedrijf wel tien gezinnen.<br />

De vrouwen werkten meestal niet in het vlas. Die hadden genoeg te doen aan kinderen en tuin.<br />

De arbeiders hadden vaak een aardige tuin en een varken voor de novemberslacht.<br />

Ze woonden vaak zo dichtbij dat ze in de pauzes naar huis konden om koffie te drinken.<br />

Onze arbeiders werkten alleen in de zomer bij ons. In de winter werkten ze bij de vlasboer, zoals<br />

anderen weer in de winter op Sas werkten in de grienden. Een aantal arbeiders pachtten samen de<br />

grienden van de eigenaren en hielden zich de hele winter bezig met griendhout.<br />

De stoomfluit van de vlassers was te horen aan het begin en aan het einde van elke werktijd. Dat was<br />

wel nodig, want wie had er vroeger een horloge? Onze eerste knecht had er een in zijn zak, maar de<br />

anderen leefden geheel op de stoomfluit. Toen was er nooit onenigheid vanwege de tijd.<br />

Pas toen iedereen een horloge kreeg kwamen er meningsverschillen over of het al tijd was of nog niet.<br />

Boerenknechten maakten lange dagen, ze werkte van 4 tot half zes. ’s Middags deden ze een tukje na<br />

het warme eten. Dan vielen ze onder de tafel in slaap.


Op zaterdag kregen ze al vrij om vijf uur. Een half uur eerder naar huis, dat was het hele verschil.<br />

De knechten werden aangenomen van mei tot mei. Ze hadden vast werk en men zei gekscherend dat<br />

ze daarom geen lid van de vakbond behoefden te worden.<br />

Knechten kregen een weekloon en daarbij emolumenten; dat waren in de regel: 2 liter melk per dag,<br />

takken van 10 hooistoven en 10 mud aardappels. Ze mochten daarnaast ook de aardappelen met hun<br />

gezin nalezen. Op vele bedrijven hadden de knechten een bordje opgehangen met de tekst: “De lees is<br />

voor de knecht”, dat was om te voorkomen dat buitenstaanders er met de aardappels vandoor gingen.<br />

De knechten hadden ook een lage huishuur, soms woonden ze gratis en soms betaalden ze een halve<br />

tot een hele gulden huur per week.<br />

Toen in Strijen huurhuizen werden gebouwd, moesten de bewoners heel wat meer huur betalen. Die<br />

buurten werden daarom ‘jambuurten’genoemd omdat de bewoners zich nauwelijks iets meer konden<br />

veroorloven dan jam op brood. Er werden in Strijen ook koopwoningen gebouwd op laag land en die<br />

wijk werd “Hongerpit” genoemd, want wie zijn geld besteedde om een eigen huis te kopen, moest<br />

honger lijden.<br />

Een andere wijk in Strijen kreeg de volksnaam “Koeweit” vanwege de platte daken, maar dat had niets<br />

meer met armoede te maken.<br />

Een knecht van ons vertrok in 1929 naar Rotterdam waar hij werk vond in de haven. Een jaar later<br />

echter kwam de crisis en kwam hij zonder werk.<br />

Mijn vader vroeg hem of hij terug kwam, maar hij wees dat af: hij kreeg 13 gulden steun, terwijl hij hier<br />

maar 11 gulden kon verdienen voor werk van 4 tot half zes. Hij was na het stempelen vrij en fietste dan<br />

hier naar toe naar zijn moeder en had tijd om aardappelen te lezen.<br />

Men zegt wel dat de arbeiders in de stad ieder jaar verhuisden omdat ze steeds de eerste drie<br />

maanden gratis woonden.<br />

Hoe de boerderij de naam De Lodewijk heeft gekregen is niet helemaal duidelijk. Er gaan natuurlijk wel<br />

verhalen over rond. Het meest logische verhaal is dat de 's-Gravendeler Lodewijk Naaktgeboren land<br />

had tegenover de Lodewijk. Hij huurde arbeiders om zijn land te wieden, o.a. de knecht van De<br />

Lodewijk. Deze begon een kuikenbroederij om geld bij te verdienen en adverteerde in “De Boerderij”,<br />

een landbouwblad. Om uit te duiden waar de mensen terecht konden, gaf hij als adres: “Huize<br />

Lodewijk”. Die naam schilderde hij ook op de dakgoot van zijn arbeiderswoning. Later schilderde de<br />

schilder “De Lodewijk” op onze boerderij.<br />

De Lodewijk heeft pas in 1952 waterleiding gekregen. De leidingen moest ik zelf graven.<br />

In 1963 kwam er pas elektriciteit. Ook dat moest ik zelf betalen en aanleggen.<br />

Gas hebben we nooit gehad. Riolering ook niet trouwens. Telefoon wel. De telefoonleidingen waren<br />

bovengronds. Daar is een keer de bliksem ingeslagen. We hadden op dat moment twee kleine kinderen<br />

die boven sliepen.<br />

Onze buren Van de Vorm zeiden later dat ze vuurbollen over de telefoondraden hebben zien<br />

verspringen. De bliksem is in ons huis geslagen op de plek waar de telefoondraden ons huis<br />

binnenkomen. Daar is een bakelieten dekseltje over een soort batterij heen. Die was in flarden. Er was<br />

een geaarde draad die naar beneden liep tegen de witte muur. Dat stuk muur is helemaal bruin<br />

geworden.<br />

Het had zo’n harde knal gegeven dat we naar boven renden om te zien of onze kinderen nog veilig<br />

waren. Er hing een sterke zwavellucht, maar er was geen brand ontstaan. We konden onze kinderen<br />

rustig laten slapen. Er was een boekenkast omgevallen en de boeken lagen op de grond, dat was in<br />

huis alles. Verder was er bij die klap door de luchtdruk een heleboel zand en vuil door de kieren tussen<br />

de planken losgekomen. Buiten was de regenput van zijn voet afgekomen; die was rondom gescheurd.<br />

Dat was niet de enige keer dat we met een blikseminslag te maken kregen.<br />

Een tijd later sloeg de bliksem in een bietenveld naast de aardappelenschuur. Pas later ontdekten we<br />

dat het wel een 10 m2 grond in het rond betrof. De bieten die daar in de grond zaten waren zwart<br />

gekookt.<br />

We hadden op de schuur, omdat dat het hoogste punt pas, een bliksemafleider. De schuur is dan ook<br />

niet getroffen.<br />

Een derde keer sloeg de bliksem in een boom. Toch zijn we niet bang als er onweer is.


Op onze kast staat een houten boerenwagen. Die is gemaakt door Gerrit Fortuin. Die man heeft een<br />

goed oog voor details. De wagen klopt namelijk precies, het is een echte Hoeksche Waardse<br />

boerenwagen. Zelfs de manier waarop de wielen kunnen bewegen is precies door hem nagemaakt. De<br />

onderdelen kunnen allemaal losgemaakt en zijn te vervangen, net zoals de echte wagens vroeger.<br />

Die wagens hadden geen rem. De voerman moest met zijn been het paard tot stoppen dwingen: voet<br />

op gat noemden we dat. Als er twee paarden voor de wagen stonden, dan was het linkse paard het<br />

meest gehoorzame. Het rechter paard mocht dan wat jonger zijn, die moest het nog leren.<br />

Iedere wagenmaker maakte vroeger één wagen per jaar. Meer<br />

kon niet, de rest van de tijd besteedde hij aan reparaties. Hij<br />

maakte de onderdelen zo, dat ze onderling te verwisselen<br />

waren. Als er een onderdeel moest vervangen worden, was dat<br />

altijd mogelijk, want ze waren allemaal van hout.<br />

Wij hadden vier wagens. Alle onderdelen waren genummerd, 1,<br />

2, 3 of 4. Als de wagens dan uit elkaar waren gehaald, dan wist<br />

je precies welke onderdelen bij welke wagen hoorde.<br />

Als de wagenmaker de wagen een goede beurt gaf, iedere vier<br />

jaar moest de wagen geverfd worden, dan haalde hij ook altijd<br />

alle onderdelen uit elkaar.<br />

Mijn opa had een wagen van 50 jaar oud waarvan hij zei: “Mijn ouwe wagen is helemaal rond<br />

gerepareerd.”<br />

Een boer had minstens drie wagens nodig, één op het land om in te laden, één om weg te rijden en één<br />

om te lossen. Daarvoor waren twee span paarden nodig om te mennen.<br />

Er waren ook een man of zes, zeven nodig; in het land één om op te vorken, één lader, die op de<br />

wagen stond en daarna moest er gepolderd worden als de wagen vol was.<br />

De boer was zelf meestal degene die met de volle wagen naar de schuur reed. Daar waren ook weer<br />

hulpkrachten nodig: een taslegger, die alles hoog op zolder legde, een hoeker, die met de vork moest<br />

aangooien en soms wel vier meter hoog in de schuur stond op een paar balken waar een deur op lag.<br />

Dan nog een paar kakers als het erg hoog was.<br />

Om zo op die balken te staan was niet ongevaarlijk. Er viel wel eens iemand naar beneden. Gelukkig<br />

niet bij ons, maar wel bij anderen.<br />

Inmiddels is er wel heel wat veranderd.<br />

Neem alleen maar de veiligheid. Vroeger fietste je toch in het donker kilometers lang en voelde je je<br />

veilig.<br />

Vroeger leefden wel zes gezinnen van een boerderij en nu met moeite één.<br />

Vroeger leefden velen van de liefdadigheid en dat hoeft niet meer. Voor wie niet meer zelf kan koken is<br />

tafeltje-dek-je een heel goede oplossing.<br />

We hebben 34 jaar in “De Lodewijk” gewoond.<br />

We mogen terugkijken op een door God gezegende tijd met de woorden uit Psalm 68: 20 en 21:<br />

Geprezen zij de Here<br />

Dag aan dag draagt Hij ons;<br />

Die God is ons heil.<br />

Die God is ons een God van uitreddingen,<br />

Bij de Here Here zijn uitkomsten tegen de dood.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!