04.09.2013 Views

DEUTERONOMIUM – Thorastudie van Ariel Berkowitz - 22 ...

DEUTERONOMIUM – Thorastudie van Ariel Berkowitz - 22 ...

DEUTERONOMIUM – Thorastudie van Ariel Berkowitz - 22 ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

47Parasjah Re'eh har (= Zie!)<br />

Thora: Dewariem 11:26-16:17<br />

Haftarah: Jesjajahoe 54:11-55:5<br />

<strong>DEUTERONOMIUM</strong> <strong>–</strong> <strong>Thorastudie</strong> <strong>van</strong> <strong>Ariel</strong> <strong>Berkowitz</strong><br />

Rabbi Eleazar zei: "Het zwaard en de boekrol kwamen tezamen gewikkeld uit de hemel naar beneden.<br />

G'd zei tegen Israël: 'Wanneer jullie doen wat is neergeschreven in deze boekrol, zullen jullie gered<br />

worden <strong>van</strong> het zwaard; en indien niet, zullen jullie verslagen worden door dit zwaard'. " (Dewariem<br />

Rabba 4:2)<br />

Het kleine grut.<br />

De Parasjah Re'eh begint met de opsomming <strong>van</strong> de specifieke geboden, welke G' d Israël heeft aangemaand<br />

te houden. In de termen <strong>van</strong> de covenantopstelling weten we dat, nadat we het Voorwoord en de Historische<br />

Proloog hebben beëindigd, nu het gedeelte <strong>van</strong> de "Bepalingen" begint. Het volgende hoofdgedeelte zullen de<br />

Zegeningen en de Vervloekingen zijn, ofschoon er aan het eind <strong>van</strong> de Historische Proloog het minioverzicht<br />

<strong>van</strong> de zegeningen en de vervloekingen is, welke verschijnen aan het begin <strong>van</strong> de parasjah in 11:26-32. We<br />

zullen ons commentaar over de zegeningen en vervloekingen bewaren tot die tijd. Onze benadering <strong>van</strong> deze<br />

sidra zal zijn om ieder gedeelte <strong>van</strong> de parasjah zo te behandelen zoals het komt. De hoofdthema's, welke<br />

deze week beslaan, zijn:<br />

• Aanbidding en eredienst.<br />

• Eten.<br />

• Tienden.<br />

• Shemittah/Vrijlatingsjaar.<br />

• Pelgrimage voor Mo'adiem.<br />

Aanbidding en Eredienst.<br />

Als het Covenant toegepast wordt op het leven <strong>van</strong> alledag, dan is het eerste gebied welke het beïnvloedt, de<br />

aanbidding. Dat is de inhoud <strong>van</strong> 12:1-13:19. Raymond Brown geeft een nuttige en praktische schets voor dit<br />

gedeelte. We zullen daarmee niet alles dekken, maar hij suggereert alleen maar voor jullie het verder lezen.<br />

Hij zegt dat: "... .De passende soort <strong>van</strong> covenant aanbidding is: aanvaardbaar, éénmakend, offerend,<br />

vreugdevol, meedogend en consistent."<br />

Aanvaardbare aanbidding.<br />

Het grootste probleem waarvoor Israël geplaatst werd toen men het Beloofde Land binnentrok, was niet de<br />

vijand met zwaarden en schilden. Het was de vijand met demonen en afgoden, zó heersend door heel het<br />

oeroude Nabije Oosten. Natuurlijk was elke deelname in hun riten of geloven totaal onaanvaardbaar voor de<br />

Heer. Vanwege dit acute gevaar is de Heer zorgvuldig specifieke wegen voor Israël aan het ontwerpen om te<br />

verhinderen dat het zelf ten prooi valt aan enige verstrikking met afgoderij en zijn geassocieerde immoraliteit.<br />

Dit is de drijfveer <strong>van</strong> de onderwijzing in 12:1-13:19. Om de betekenis <strong>van</strong> aanvaardbare aanbidding te<br />

benadrukken, komen waarschuwingen hier niet voor het eerst voor, in het gedeelte <strong>van</strong> de "Bepalingen" <strong>van</strong><br />

dit covenant, maar zij kwamen ook al tussen de Tien Woorden/Geboden. Dit onthult duidelijk. wat het meeste<br />

in de gedachten <strong>van</strong> de Heer is <strong>–</strong> dat Hem de juiste plaats in de levens <strong>van</strong> Zijn Heilige Gemeente moest<br />

worden gegeven.<br />

De tekst deelt specifieke plekken mee <strong>van</strong> aanbidding <strong>van</strong> afgoden die door de Israëlieten totaal vernield<br />

moesten worden. Hedendaags archeologisch onderzoek heeft vele details onthult omtrent de verboden<br />

plaatsen die in 12:2-3 worden meegedeeld.De bergen en de heuvels werden beschouwd als het thuis <strong>van</strong> de<br />

afgoden. Als de Kanaäniet de hoge plaats beklom, was hij in één of andere betekenis het dichtst bij de<br />

godheid. De "altaren" waren overeenkomstig aan het soort altaar dat de Heer in Sjemot 20:21-<strong>22</strong> Israël<br />

aanwees om voor zichzelf te maken. De pilaren waren grote rechtopstaande stenen, geassocieerd met de<br />

altaren in Kanaänitische schrijnen, mogelijk <strong>van</strong> de god Baäl. De "bomen" werden "Asjeriem" genoemd.<br />

Dezen waren symbolen <strong>van</strong> de moedergodin Asjerah. Asjerah, soms Astarte (herinnerend aan de welbekende<br />

oeroude Nabije Oosten godin Isjtar), was één <strong>van</strong> de hoofdgodinnen <strong>van</strong> de Kanaänieten. Behalve het feit. dat<br />

deze afgodische aanbidding niet de eer en de glorie aan de ware G'd gaf, moesten al dezen ook vernietigd<br />

worden omdat "Aanbidding op deze plaatsen gepaard ging met losbandige riten.<br />

- <strong>22</strong> -


<strong>DEUTERONOMIUM</strong> <strong>–</strong> <strong>Thorastudie</strong> <strong>van</strong> <strong>Ariel</strong> <strong>Berkowitz</strong><br />

Maak Het Schoon!<br />

Israël werd door de Heer geroepen om zulke afgodische plaatsen totaal te vernietigen. De daad <strong>van</strong><br />

vernietiging verwijderde niet alleen elke volgende verleiding voor de Israëlieten om te vervallen in vreemde<br />

vormen <strong>van</strong> religie, maar hun naam (d.w.z. <strong>van</strong> de vreemde afgoden) werd <strong>van</strong> die plaats uitgewist. Daar was<br />

alleen één Naam die de Israëlieten konden aanroepen. Dit is het thema <strong>van</strong> het volgende gedeelte.<br />

Ongelukkigerwijze was Israël niet vol <strong>van</strong> geloof om de instructies op te volgen: zulke schrijnen <strong>van</strong><br />

afgodische aanbidding vernietigen en hun geassocieerde zonden stoppen. In feite kopieerden de Israëlieten in<br />

hun latere historie deze vormen en afgoden, gedurende tijden <strong>van</strong> afvalligheid (Zie 1 Kon.14; 2 Kon.16,17; 2<br />

Kron.28 en Jes.57)<br />

Tenslotte zou erop gewezen dienen te worden dat de rabbi's de geboden, die het leven in het Land beheersen,<br />

alleen in het Land moeten worden gevolgd en niet in de Diaspora. Daarom: "Het uitdrukkelijk bevel om<br />

afgodische beelden te vernietigen geldt alleen in het Heilige Land en niet op plaatsen erbuiten waar Joden<br />

wonen." Dat betekent niet dat de rabbi’s afgodische aanbidding voorstaan. Helemaal niet! Het betekent alleen<br />

maar dat omdat de Joodse mensen "gasten" zijn in landen die niet de hunne zijn, zij geen recht hebben om<br />

deze dingen te vernietigen die aan hun gastheren toebehoren. Maar terwijl Israël op eigen 'zoden' is, heeft<br />

zij daar het volledige recht toe en de verantwoordelijkheid om alle tekenen <strong>van</strong> afgodische aanbidding te<br />

vernietigen.<br />

Eénmakende eredienst en aanbidding.<br />

Onze tekst, beginnend bij 12:4, instrueert Israël waar zij moesten aanbidden. Het moest niet lijken op de<br />

Kanaänitische aanbidding die, zoals ieder klooster, een hoge plaats overal in het Land uitzocht. In tegendeel,<br />

er was slechts één plaats waar de Israëlieten hun offeranden brengen moesten, tienden en offers - op de<br />

"plaats, die de Heer jullie G' d zal kiezen om Zijn Naam erop te vestigen (vers 11). Eventueel zou Sjilo deze<br />

plaats zijn die de Heer zou kiezen, daarop Jeruzalem. Tot die tijd was er zoiets als een overgangsperiode. Het<br />

belangrijke punt is hier dat de Heilige Zelf Israël zou vertellen waar Hem te aanbidden. Bovendien moest het<br />

alleen één plaats zijn, in tegenstelling met de talrijke plaatsen <strong>van</strong> de Kanaänieten. De keuze <strong>van</strong> één plaats<br />

om de Heilige te aanbidden, diende als een éénmakend punt voor de natie. Het centrale altaar moest een<br />

godsdienstig verzamelpunt voor de Israëlieten, waar zij ook woonden, vormen en moest een sterke factor<br />

blijken te zijn om de stammen in één compact lichaam te hanteren.<br />

De grote vraag is, wat moet er <strong>van</strong>daag en in ons tijdperk? Hebben wij ook behoefte aan zo'n godsdienstig<br />

verzamelpunt? Het onderwerp door deze vraag opgeworpen, is enorm. We kunnen geen antwoord geven,<br />

welk iedereen zal bevredigen. Maar we kunnen wat ideeën delen welke wij in overweging dienen te nemen<br />

wanneer wij een antwoord pogen te formuleren. Het eerste dat we dienen te bekijken is 1 Korintiërs 6:19, dat<br />

schijnt te leren, dat de individuele gelovige in de Messias een "tempel <strong>van</strong> de Heilige Geest" is. Het woord in<br />

dit vers gebruikt is een gewoon Grieks woord om naar het Heilige der Heiligen te verwijzen. De drijfveer<br />

blijkt te zijn, dat daar het lichaam <strong>van</strong> de Messias universeel en divers is, dat daar geen mogelijkheid kan zijn<br />

<strong>van</strong> een centrale plaats <strong>van</strong> eredienst. In plaats daar<strong>van</strong> maakte G'd elke individuele gelovige tot een soort <strong>van</strong><br />

mini draagbare tempel. De historische werkelijkheid <strong>van</strong> de vernietiging <strong>van</strong> de Tempel in Jeruzalem en zijn<br />

gemis aan ver<strong>van</strong>ging voor bijna 1900 jaar, kan dienen om dat gezichtspunt te versterken. Maar er is ook een<br />

tweede factor om te bezien. De Tempel/Misjkan diende als een éénmakend punt voor een specifieke politieke<br />

natie, de natie <strong>van</strong> Israël. Joodse mensen hebben sinds 7<strong>22</strong> v.Chr. rond de aardbol gezworven. Eén <strong>van</strong> de<br />

paar nationale godsdienstige verzamelpunten die we gedurende duizend jaar hebben gehad. In essentie, toen<br />

de Tempel in Jeruzalem in 70 n.Chr. voor alle plannen en doelen verwoest was, was tevens de natie verwoest.<br />

We bedoelen niet dat de mensen vernietigd waren. We spreken alleen over de verwoesting <strong>van</strong> de<br />

geopolitieke eenheid. Er is sinds 70 n.Chr. geen stukje onroerend goed geweest, waarop het Joodse volk<br />

toegestaan werd om een Tempel te bouwen. In de vervulling <strong>van</strong> de Bijbelse profetie werd de natie <strong>van</strong><br />

Israël opnieuw in een geopolitieke natie geboren. Sinds 1967 hebben we een verenigde hoofdstad - Jeruzalem.<br />

De grote vraag die Bijbelstudenten daarom vragen, is: ."Zal er een Derde Tempel in Jeruzalem worden<br />

gebouwd?" In het licht <strong>van</strong> het feit, dat de Eerste en Tweede Tempel door G'd werden aangewezen om onder<br />

andere een centraal éénmakend punt voor de natie te zijn, zou het kunnen dat een Derde Tempel ook voor<br />

datzelfde Bijbelse doel zou dienen. Tegen dit gezichtspunt zijn er theologische argumenten over de geldigheid<br />

<strong>van</strong> dierenoffers in plaats <strong>van</strong> de eens-en-voor-al Verzoening <strong>van</strong> de Messias. Het zou kunnen, dat G'd niet de<br />

voorkeur geeft om de theologische arena te compliceren door opnieuw de dierenoffers in te voeren. Toch, aan<br />

de andere kant, hebben we bewijzen in de B'riet Chadasjah, dat de eerste Messiaanse Joden aan de offerandes<br />

in de Tempel deelnamen tot tenminste 30 jaar na de verzoening door Jesjoea. Bovendien, in de toekomstige<br />

- 23 -


<strong>DEUTERONOMIUM</strong> <strong>–</strong> <strong>Thorastudie</strong> <strong>van</strong> <strong>Ariel</strong> <strong>Berkowitz</strong><br />

Messiaanse Tempel door Ezechiël beschreven, zullen er bloedige offerandes zijn, zelfs ofschoon de Messias<br />

Zelf in de Tempel aanwezig zal zijn. Zoals we kunnen zien, zijn er een heleboel moeilijke factoren die we<br />

bekijken moeten, wanneer we de bespreking beginnen omtrent een centrale plaats <strong>van</strong> eredienst, zoals de<br />

Thora Israël gebood. Deze commentator heeft geen standpunt hierover ingenomen. We zijn nog steeds de<br />

argumenten aan het sorteren, die we zojuist met je deelden.<br />

Eredienst met offeranden<br />

Deze Parasjah vat de verschillende offeranden en offers samen, welke de Israëlieten op de centrale plaats<br />

voor aanbidding brengen moesten. Er zijn verscheidene punten die worden opgenoemd.<br />

Het eerste punt is, dat we weer eraan herinnerd worden, dat er offeranden gebracht moeten worden.<br />

Bovendien zijn vele <strong>van</strong> deze bloedofferanden. Vanwege dit, instrueert de Heer de Israëlieten zorgvuldig om<br />

er zeker <strong>van</strong> te zijn, dat zij geen bloed eten. In overeenstemming met deze sidra, heeft dit uitdrukkelijk verbod<br />

niet alleen betrekking op de offeranden, die in de Misjkan geofferd worden, maar ook op elk ander vlees, dat<br />

zij zouden willen eten. Zoals in andere commentaren gesteld, is de reden eenvoudig - het leven is in het bloed,<br />

het is het bloed dat verzoening maakt. Daarom is bloed geheiligd en mag het niet worden geconsumeerd.<br />

Het tweede ding dat in de hoofdstukken 12 en 13 uitgelicht wordt, is het belang dat G'd hecht aan de<br />

noodzaak voor de Israëlieten om zich te verheugen, wanneer zij kwamen en hun offeranden offerden.<br />

Tenminste drie keer wordt hen verteld zich te verheugen wanneer zij hun offers aan de Heer brengen. Als wij<br />

ons de scène herinneren, die we schilderden toen wij spraken over de Sjalom-offeranden in de Parasjah<br />

Wajikra, is het gemakkelijk in te zien waarom daar zo'n blijdschap is, voor de kohaniem, offeraar en<br />

vermoedelijk hun gezinnen, allen hadden een feestmaal samen bij de Misjkan, de wonderbaarlijke dingen die<br />

G'd voor hen deed vertellend.<br />

Bewaakte eredienst<br />

Deze sidra leert, dat we de eredienst <strong>van</strong> G'd en Zijn aanbidding moeten bewaken en ons moeten onthouden<br />

<strong>van</strong> het aanbidden <strong>van</strong> iets of iets anders. In feite is daar zelfs een waarschuwing tegen valse profeten, die ons<br />

kunnen verlokken om andere goden na te lopen. We lezen in 13:2-6, dat deze valse profeten zelfs kunnen<br />

komen om wonderen te verrichten om aan te tonen dat zij correct zijn. Maar de tekst zegt: "Hoor niet naar de<br />

woorden <strong>van</strong> die profeet of naar de dromer <strong>van</strong> een droom, want de Heer jullie G'd is jullie aan het testen, om<br />

te weten te komen of jullie de Heer, jullie G'd, liefhebben met heel je hart en met heel je ziel (13:4)<br />

Er is zo veel wijsheid ingepakt in deze verzen, welke vele gelovigen in de huidige wereld dienen vast te<br />

houden. Weer keren we ons naar Leibowitz voor een scherp inzicht in de kwestie. Zij vermaant ons door te<br />

zeggen: "Tekenen en wonderen zijn dan geen criterium voor ware profetie." Het is onbelangrijk of de<br />

voortgebrachte tekenen <strong>van</strong> natuurlijke aard zijn of dat zij de wetten <strong>van</strong> het heelal overschrijden, omdat<br />

zowel het natuurlijke als het bovennatuurlijke de werken <strong>van</strong> G'd zijn en het succes <strong>van</strong> de valse profeet<br />

alleen gevoed kan worden door de hulp <strong>van</strong> G' d om onze oprechtheid te beproeven. Succes bedriegt het<br />

individu vaak in de beeldvorming, dat hij synoniem is met de waarheid. Wat ook succes <strong>van</strong> hem getuigt, wat<br />

ook rijkdom, eer en lof hij geniet, wij moeten zijn boodschap niet geloven of zijn onderwijzing niet<br />

onderschrijven (ieder die ons sommeert de Thora te overtreden), daar waarheid niet door wonderen of enig<br />

visueel schouwspel bevestigd kan worden. De Thora is zeer hard omtrent het verwerpen <strong>van</strong> een profeet, die<br />

ofschoon hij wonderen kan verrichten, ons weg leidt <strong>van</strong> de Thora. In feite wijst vers 7 erop, dat zelfs als die<br />

profeet een familielid is, hij naar buiten genomen moet worden en gestenigd.<br />

De wonderen doende Messias.<br />

De gedachte dat wonderen een vals profeet niet bevestigt, is diep geworteld in het Joodse denken. Leibowitz<br />

citaat vertelt ons de sleutel voor de Joodse opvatting - welke evenzo ook de gedachten <strong>van</strong> alle gelovigen<br />

zouden zijn. De sleutel is dat een vals profeet iemand is die tegen de Thora en alles wat dat inhoudt, leert.<br />

We kunnen ons echter de schok voorstellen <strong>van</strong> een man, die niet alleen de Thora volmaakt leert, maar hem<br />

eveneens foutloos volgt, die langs komt en <strong>van</strong> zichzelf getuigt met tekenen en wonderen? Wel zo'n man<br />

kwam. Zijn naam is Jesjoea Ben Joséf. Hij is onze Messias! Geen Joods persoon die G' d volgt zou in Hem<br />

geloven, als Hij alleen wonderen verrichtte. Maar vele Joodse geleerden worden zich hoe langer hoe meer<br />

bewust <strong>van</strong> het feit, dat Hij de Thora perfect leerde en naleefde. Deze wonderen doende profeet is er Eén, met<br />

Wie rekening dient te worden gehouden!<br />

Jesjoea is beschuldigd zo'n vals profeet te zijn. Dus we zullen onderzoeken of Hij er wel of niet één was.<br />

Rabbi Munk typeert de rabbijnse zaak tegen Jesjoea, zoals het volgende citaat zal aangeven: (merk alstublieft<br />

- 24 -


<strong>DEUTERONOMIUM</strong> <strong>–</strong> <strong>Thorastudie</strong> <strong>van</strong> <strong>Ariel</strong> <strong>Berkowitz</strong><br />

op, dat wij onder andere niet instemmen met de getuigenis in het citaat, dat Jesjoea "de stichter was <strong>van</strong> de<br />

Christenheid!").<br />

"Het is frappant dat dit hoofdstuk schijnt te doelen op de daden <strong>van</strong> de stichter <strong>van</strong> de Christenheid.<br />

Overeenstemmend is het niet moeilijk voor een Jood om de gedachte te accepteren <strong>van</strong> zijn verrichte<br />

wonderen. Zulke wonderen waren de karakteristiek <strong>van</strong> een erg moeilijk tijdperk, welke moest<br />

onderscheiden tussen diegenen, die voortgingen in de ware traditie en diegenen, die zich bekleden<br />

met een schijn <strong>van</strong> de macht <strong>van</strong> HaSjem, die hem misbruikten en in Israël wensen <strong>van</strong> het verzaken<br />

<strong>van</strong> de Thora-wetten introduceerden. Rabbi Hoffman geeft het commentaar, dat de stichter <strong>van</strong> de<br />

Christenheid duidelijk niet handelde om de Wet <strong>van</strong> de Thora te vervullen, maar een volledig nieuwe<br />

religie stichtte. De stichting <strong>van</strong> de Christenheid was, overeenkomstig met de woorden <strong>van</strong> de Thora<br />

(13:4), een test voor Israël. Israël doorstond deze test goed."<br />

Dus de rabbi's, wier opinies door Munk gerepresenteerd kunnen worden, beschouwen, dat Jesjoea een valse<br />

profeet geweest is. Zij zijn niet onder de indruk <strong>van</strong> Zijn wonderen. Zijn macht, als een valse profeet, was<br />

volgens hen een test <strong>van</strong> G'd voor Israël om te zien of zij Hem zouden verwerpen, zelfs ofschoon Hij kwam<br />

om wonderen uit te voeren. Bovendien stellen zij, een hoofdaanwijzing dat Jesjoea een valse profeet was, dat<br />

Hij Israël de Thora niet leerde noch volgde. Wat moeten we maken <strong>van</strong> zo'n beschuldiging? Allereerst dienen<br />

we ons te herinneren, dat veel rabbi's zoals Munk, niet schrijven gebaseerd op historische en literair<br />

onderzoek maar veeleer gebaseerd op hun eigen emotie. Munk in het bijzonder was een overlevende <strong>van</strong> de<br />

Holocaust, een gebeurtenis welke veel Joodse mensen beschouwen de culminatie te zijn <strong>van</strong> Christelijke<br />

antisemitisme. Dus is het gemakkelijk in te zien waarom zij zulke fouten over Jesjoea konden propageren - de<br />

naam <strong>van</strong> de god, die Hitler beweerde te aanbidden door zijn "daden <strong>van</strong> zuivering".<br />

Maar niet iedereen in de Joodse wereld geeft zich aan zulke emoties over. Er zijn objectievere geleerden, zelfs<br />

binnen het Orthodoxe kamp. Zo'n geleerde is David Flusser, die een geacht professor aan de Hebreeuwse<br />

Universiteit. in Jeruzalem was. Volgens Flusser beschouwde Jezus de Thora met al zijn jota's en tittels als een<br />

wereld kompleet in zichzelf, waarop het bestaan <strong>van</strong> de echte wereld <strong>van</strong> afhing (Mattheüs 5:17-20) en hij<br />

was daarom trouw aan de Thora in zijn geheel. Flusser is niet alleen. De meeste geleerden, als zij de tekst <strong>van</strong><br />

de B'riet Chadasjah goed en objectief bestuderen, komen tot dezelfde conclusie: Jesjoea was een trouw,<br />

Thora nalevende Joodse man. Indien dit niet zo zou zijn, dan zou het Boek <strong>van</strong> de Hebreeën niet zeggen dat<br />

Hij was ... verzocht in alle dingen zoals wij zijn, doch zonder zonden (Hebreeën 4:15).<br />

Met betrekking tot de beschuldigingen, dat Jesjoea een valse profeet zou zijn, is er nog iets anders, wat<br />

gezegd dient te worden. De Thora (Dewariem 13:11) stelt, dat een vals profeet in Israël ter dood gebracht zou<br />

worden door steniging. Daar was een erg kleine maar sterk uitgesproken groep <strong>van</strong> religieuze leiders in<br />

Jesjoea'.s dagen, die Hem zouden doden. Zeker, zij kenden dit uitdrukkelijk gebod in de Thora. Toch, toen de<br />

tijd voor hen kwam om de doodstraf voor Jesjoea te zoeken, was het niet de steniging die een kleine<br />

minderheid <strong>van</strong> hen zocht, maar in plaats daar<strong>van</strong> een Romeinse kruisiging! Dit vertelt ons verscheidene<br />

dingen. Ten eerste bevestigt het, dat Jesjoea niet beschuldigd was een vals profeet te zijn. Als hij het geweest<br />

was, zouden zij Hem gestenigd hebben in plaats <strong>van</strong> Hem te hebben gekruisigd. Ten tweede, als zij Jesjoea<br />

beschuldigden een vals profeet te zijn, dan volgden zij zelf de Thora niet, omdat zij volgens de Thora wet de<br />

verkeerde doodstraf voor Hem zochten. Daarom zijn, volgens de huidige rabbinale standaards, zij die Hem<br />

zochten te doden ook valse profeten geweest, omdat zij de mensen niet leidden om de Thora te volgen! Het<br />

laatste ding, dat we in de verdediging <strong>van</strong> Jesjoea kunnen zeggen is, dat Hij zeker niet past in de karakteristiek<br />

<strong>van</strong> een valse profeet zoals in de Thora beschreven. Jesjoea bemoedigde nooit en leerde het Joodse volk nooit<br />

om "goden <strong>van</strong> anderen, die je niet kent, te volgen". In tegendeel. Als iemand Hem vroeg, wat het grootste<br />

gebod was, antwoordde Hij door het Sjema, de traditionele Joodse uitspraak <strong>van</strong> geloof gevonden in<br />

Dewariem 6:4 (zie Marcus 12:29) te citeren. Conclusie: Er is in werkelijkheid geen Bijbels bewijs dat Jesjoea<br />

volgens Dewariem 13 een vals profeet was.<br />

Eten.<br />

Gelegen te midden <strong>van</strong> onderwijzingen en herinneringstekens omtrent de offeranden zijn er enige<br />

tegenstrijdige instructies om vlees te eten. Bijvoorbeeld, 12:20 zegt: "Wanneer de Eeuwige, je G'd, je gebied<br />

zal hebben uitgebreid zoals Hij beloofd heeft en als je denkt: ik zou wel vlees willen eten - want je hebt er<br />

trek in om vlees te eten - eet dan vlees zoveel je hart begeert." Bovendien herhaalt Mosje de lijst <strong>van</strong> kosjer<br />

voedsel in 14:3-21, welke ook permissie inhoudt om vlees te eten, anders dan bij de Sjalom-offeranden.<br />

- 25 -


<strong>DEUTERONOMIUM</strong> <strong>–</strong> <strong>Thorastudie</strong> <strong>van</strong> <strong>Ariel</strong> <strong>Berkowitz</strong><br />

De permissie om vlees te eten is tegenstrijdig <strong>van</strong>wege twee redenen. Eén reden is een tekst probleem en de<br />

andere reden is een ethisch probleem.<br />

Het tekstprobleem betreft de interpretatie <strong>van</strong> de kwalitatieve woorden: "Wanneer de Eeuwige je gebied zal<br />

hebben uitgebreid." Wanneer dit gebeurt, zegt de tekst, zullen zij om vlees vragen en er zal permissie gegeven<br />

worden om het te eten. Wanneer zal dit gebeuren? Rabbijnse interpretaties verschillen zeer. Rabbi Nachshoni<br />

zegt: "Wanneer ze zich in het Land gevestigd hebben ver <strong>van</strong> de Misjkan." Rabbi Sa'adiah Gaon zegt dat de<br />

zin betekent het uitbreiden <strong>van</strong> iemands financiële middelen. Dr. Craige interpreteert het in het groter worden<br />

<strong>van</strong> de financiële hulpbronnen. Keil en Delitzsch zeggen, dat het gebeurt na de uitroeiing <strong>van</strong> de Kanaänieten<br />

en de daarmee samenhangende gebiedsuitbreiding. Het werd daardoor moeilijk voor hen om de Shalomofferande<br />

te brengen en deel te nemen aan de vlees maaltijd die daarop volgde. Dus daarom schijnt de tekst<br />

ruime toestemming te geven om kosjer vlees apart <strong>van</strong> de offerandes te eten. Iedereen kan het eten, of de<br />

persoon tahor of tamei is! (12:<strong>22</strong>). Voorwaarde was dat alle bloed verwijderd was. In de hedendaagse wijze<br />

<strong>van</strong> uitdrukking zouden we zeggen: "Vooropgesteld het is kosjer." Onze voorvaderen aten in de wildernis<br />

alleen vlees <strong>van</strong> dieren die voor offeranden gewijd waren op het altaar <strong>van</strong> de Almachtige. Maar toen zij het<br />

Heilige Land bereikten werd hen het privé genot <strong>van</strong> vlees hwat rXb (= "vlees naar wens") toegestaan.<br />

Het hoofdprobleem om vlees te eten, is een ethisch probleem, niet een tekst probleem. Hebben mensen het<br />

recht om een ander levend wezen te slachten en het te eten? Nechama Leibowitz geeft het commentaar door<br />

<strong>van</strong> Rabbi Kook, de vroegere Opperrabbijn <strong>van</strong> Israël: "Onze sidra bevat echter geen dispensatie voor het<br />

toestaan <strong>van</strong> vlees, maar slechts een kwalitatieve, ontworpen om de weg te plaveien voor het gradueel<br />

completeren en de uiteindelijke onthouding. Rabbi Kook beschouwde al de Bijbelse dieetwetten en het ritueel<br />

slachten, het bloed bedekken, enz., als ontworpen om de mens wakker te schudden voor het onrecht tegen het<br />

dierenrijk begaan, zelfs zover tot het hem beschaamd maakt voor zijn handelen." Zij concludeert door te<br />

zinspelen op het feit, dat alleen in de toekomstige wereld het menselijk mededogen zich eveneens zal<br />

uitstrekken naar het dierenrijk en het hen aangedaan onrecht zal worden recht gezet.<br />

Tienden.<br />

We komen nu bij een nieuw, maar verwant gedeelte <strong>van</strong> decreten, die deze parasjah leert. We lezen in 14:<strong>22</strong>-<br />

29 over enige tienden, welke G'd aan de Israëlieten verzoekt. We zeiden "verwant" omdat het geven <strong>van</strong><br />

tienden een deel <strong>van</strong> de eredienst <strong>van</strong> de aloude Israëliet was.<br />

De eerste en tweede Tienden.<br />

Er zijn feitelijk verscheidene tiendenheffingen vermeld in de Thora. De eerste werd de "Leviet-Tiende"<br />

genoemd, vermeld in Bemidbar 18:21. Deze tiende was voor de steun aan de Levieten.<br />

Hier in Dewariem 14:<strong>22</strong>-29 hebben we wat gewoonlijk wordt genoemd: "De Tweede Tiende." De Israëlieten<br />

werden geleerd om een tiende opzij te zetten <strong>van</strong> de jaarlijkse oogst of zijn geldwaarde en het voor henzelf te<br />

besteden wanneer zij in Jeruzalem komen om te aanbidden. Vers 26 zegt: "Geef het geld dan uit voor alles<br />

waar je zin in hebt, voor rund- of kleinvee, voor wijn of sterke drank, alles wat je hart verlangt. Eet daar dan<br />

vóór de Eeuwige, je G'd, en wees blij, jij met je huisgezin." Bovendien is het doel voor deze tiende gesteld in<br />

14:23: "zodat je zult leren altijd ontzag te hebben voor de Eeuwige, je G'd." Aldus is hier een Thora, dat de<br />

gelovige zegt om een tiende <strong>van</strong> hun producten opzij te zetten of zijn financiële gelijke waarde om het eens<br />

per jaar aan zijn familie te besteden om hen te verheugen voor de Heer, opdat zij kunnen leren Hem te<br />

respecteren. Hoe werkt dit? Hoe leren zij de Heer te vrezen uit dit feestmaal? Leibowitz citeert Rabbi Alsjich,<br />

die dit nuttig inzicht suggereert: "Misschien gebood de Heilige, gezegend is Hij, hen om een tiende <strong>van</strong> al hun<br />

bezittingen naar Jeruzalem te nemen om hen af te schrikken voor het loochenen <strong>van</strong> de bron <strong>van</strong> hun<br />

handgeld en dat zij zich zouden realiseren, dat deze rijkdom niet ontsprong door de macht <strong>van</strong> hun eigen<br />

handen. Het was alsof Zij de koning zijn deel gaven." Dus, als zij zaten, aten en zich in de Heer verheugden<br />

uit het voortbrengsel, dat Hij hen in staat stelde om te doen produceren door de kracht <strong>van</strong> Zijn macht en de<br />

regens uit Zijn hemel, zouden zij ieder jaar leren te vrezen en Hem hoe langer hoe meer respecteren.<br />

De Tiende <strong>van</strong> de arme man.<br />

We zijn nog niet klaar met de tiendenheffing. Er is nog één tiende meer. In 14:28,29 lezen we, dat boeren<br />

worden geïnstrueerd om een tiende <strong>van</strong> hun oogsten iedere drie jaar opzij te zetten. De ont<strong>van</strong>gers <strong>van</strong> deze<br />

tiende waren de Levieten, de vreemdelingen, de wezen en weduwen, die in de steden woonden. Met andere<br />

woorden, zoals hij gewoonlijk genoemd werd: "De Tiende <strong>van</strong> de arme man." Vers 29 vertelt ons, dat<br />

wanneer zo'n tiendenheffing was gedaan, dit in de zegening <strong>van</strong> de Heer resulteerde. Hertz geeft een ruim<br />

- 26 -


<strong>DEUTERONOMIUM</strong> <strong>–</strong> <strong>Thorastudie</strong> <strong>van</strong> <strong>Ariel</strong> <strong>Berkowitz</strong><br />

commentaar betreffende deze tiendenheffing: "Het doel <strong>van</strong> de tiende voor de arme was om de gezonde leer<br />

te onderwijzen dat de bezittingen <strong>van</strong> de mens alleen echt gezegend worden wanneer hij anderen toestaat zich<br />

samen met hem te voegen in hun vreugde. Zelfgenoegzaamheid zonder een gedachte voor diegenen in<br />

behoefte <strong>van</strong> assistentie, brengt geen langdurige voldoening; en zo'n manier <strong>van</strong> leven is zonder zegen.<br />

"Geef Jij Tienden?"<br />

We zetten deze titel tussen aanhalingstekens alsof we geestelijke leiders <strong>van</strong> gemeenten citeren. Toch, in het<br />

licht <strong>van</strong> de Thora, hoe realistisch is de verwachting <strong>van</strong> geestelijke leiders dat hun gemeenteleden tienden<br />

zouden geven? Waar krijgen zij de gedachte <strong>van</strong> tienden <strong>van</strong>daan? Leren zij dat <strong>van</strong> de B'riet Chadasjah?<br />

Neen! Zij leren het <strong>van</strong>uit de Thora! Aan de ene kant denken wij, dat het goed is, dat zij tenminste één begrip<br />

uit de Thora volgen. Toch, aan de andere kant, zoeken zij echt wat de Thora onderwijst?<br />

Wij hebben gezien dat de Thora onderwijst dat er tenminste drie verschillende soorten tienden zijn, bijzonder<br />

als u een boer bent. Als wij aannemen, dat een "tiende" 10% betekent, blijkt het dat de Thora mensen<br />

instrueert om overal <strong>van</strong> 20-23 % <strong>van</strong> hun inkomen aan Hem te geven. 10% daar<strong>van</strong> moest aan je gezin<br />

worden besteed om te eten en zich voor de Heer in Jeruzalem te verheugen. Ooit <strong>van</strong> de preekstoel gehoord?<br />

Het Sjemittah of Vrijlatingsjaar.<br />

We ontmoetten het Sjemittahjaar het eerst in onze studies <strong>van</strong> Wajikra. Hier in Dewariem 15 ligt de nadruk<br />

<strong>van</strong> de onderwijzing op de vrijlating <strong>van</strong> slaven. In feite zegt 15:1 dat dit jaar de afloop is <strong>van</strong> zeven jaren, dat<br />

een kwijtscheldingsjaar is. Het Hebreeuwse woord voor kwijtschelding is "sjemittah" = hjmX. De zin "na<br />

afloop <strong>van</strong> zeven jaar" kan ook worden begrepen als te bedoelen: "Wanneer ieder zevende jaar is bereikt."<br />

Gedurende dit jaar werd ten eerste de grond niet beplant, ten tweede werden de persoonlijke schulden <strong>van</strong> een<br />

mede Israëliet kwijtgescholden en ten derde werden de slaven ook vrijgelaten als ze dat wilden. In<br />

werkelijkheid, als de Joodse meesters handelden volgens de Thora als mannen en vrouwen <strong>van</strong> G'd, zijn er<br />

kansen dat hun slaven hen zelfs niet wilden verlaten. De Thora maakt ook een voorziening voor dit geval. Wij<br />

zijn geïnstrueerd om zo'n slaaf of slavin te laten blijven en een ring in zijn oor als teken aan te brengen<br />

(15:16,17). Maar wanneer je hem/haar wegzendt moetje hem of haar ook niet met lege handen <strong>van</strong> je laten<br />

gaan (15:13). De Thora standaards voor burgerschap gaan ver uit boven elke andere wetcode <strong>van</strong> die tijd.<br />

Want in 15:7 is een speciale voorziening voor de behoeftige gemaakt. Als hij hulp of een lening nodig had,<br />

werd het hem niet geweigerd, zelfs ofschoon een Sjemittahjaar spoedig naderde. De Thora waarschuwt in<br />

15:10 er zelfs voor om het gevraagde hem desondanks te geven. De beroemde Code <strong>van</strong> Hammoerabi, een<br />

Babylonische koning, welke in veel opzichten lijkt op die <strong>van</strong> Mosje, heeft alleen een provisie voor militairen<br />

en priesters, maar niet voor het individu. In Israël echter waren de arme en behoeftige de speciale zorg <strong>van</strong><br />

G'd; <strong>van</strong> de covenant familie werd verwacht het welzijn <strong>van</strong> ieder lid te verzekeren. Daarom werd de<br />

Israëlitische wet opgesteld om de niet-bevoorrechte te beschermen.<br />

Pelgrimage voor Mo'adiem. (16:1-17)<br />

De Thora geeft een korte samenvatting <strong>van</strong> drie belangrijke kalenderafspraken, die iedere Israëliet met G'd<br />

moest maken. Vervolgens was elk <strong>van</strong> deze speciale dagen op specifieke gelegenheden, wanneer een manlijke<br />

Israëliet reizen moest naar het nationale eredienstcentrum om te aanbidden. Kijk alstublieft naar Wajikra 23<br />

om te zien hoe belangrijk deze drie data, Pesach, Sjawoe'ot en Soekot nationaal en theologisch zijn.<br />

Dewariem 16 voegt een gedachte toe bij deze drie mo'adiem. Behalve voor Pesach werden de Israëlieten<br />

specifiek verteld zich op deze festivals te verheugen. Vanwege de aard <strong>van</strong> Pesach kunnen we alleen<br />

aannemen, dat verheugen in die tijd begrepen werd.<br />

Oeroude Nabije Oosten covenanten voorzagen allen voor het volk om periodieke bezoeken aan de Grote<br />

Koning te brengen om hun loyaliteit te proclameren en hem giften te brengen. Overeenkomstig vinden we dat<br />

de Heer zo'n voorziening maakte, zelfs tot op het punt <strong>van</strong> het proclameren <strong>van</strong> loyaliteit en hem giften te<br />

brengen! Daarom, wanneer een opgevoede Israëliet <strong>van</strong> deze instructies zou leren, zou hij er weer aan<br />

herinnerd worden dat hij in een covenant met G'd is.<br />

- 27 -


Studievragen:<br />

<strong>DEUTERONOMIUM</strong> <strong>–</strong> <strong>Thorastudie</strong> <strong>van</strong> <strong>Ariel</strong> <strong>Berkowitz</strong><br />

1. Hoeveel onderwijzingen kun je in deze parasjah ontdekken, die er geplaatst zijn om de Israëlieten te<br />

waarschuwen niet aan een bijzondere rite <strong>van</strong> de Kanaänieten deel te nemen?<br />

2. Deel deze parasjah en de volgende in naar hun overeenkomst met de Tien Geboden. Wat leert ons dit<br />

over de aard <strong>van</strong> de Tien Geboden?<br />

3. Waarom liet de Heer Israël Hem alleen in één plek aan bidden in tegenstelling met de Kanaänitische<br />

gewoonte <strong>van</strong> te aanbidden in vele heilige plaatsen?<br />

4. Staat de Thora de consumptie <strong>van</strong> vlees toe, dat nog niet bestemd is voor een offerande? Leg het<br />

antwoord uit!<br />

5. Welke rol, denk je, spelen tekenen en wonderen in G'ds Koninkrijk, als ze niet de echtheid bewijzen <strong>van</strong><br />

de ware profeet?<br />

6. Waarom werd de doodstraf ingesteld voor de valse profeet?<br />

7. Hoeveel tiendenheffingen worden in de Thora onderwezen en waarvoor zijn ze?<br />

8. Wat voor een "vrije wil geven" wordt in de Thora onderwezen?<br />

9. Wat, indien iets, onderwijzen alle instructies over tienden omtrent het geven in het lichaam <strong>van</strong> de<br />

Messias?<br />

10. Waarom zijn er verboden tegen het kwellen <strong>van</strong> iemands lichaam en het op een bepaalde manier knippen<br />

<strong>van</strong> iemands haar? Hoe kunnen we deze onderwijzingen op de hedendaagse wereld toepassen?<br />

11. Beschrijf G'ds sociaal welzijnsysteem, zoals het geopenbaard wordt in hoofdstuk 15.<br />

12. Waarom wijst G'd drie feesten voor mannen aan om naar Jeruzalem te komen om te vieren? Waarom<br />

alleen mannen? Waarom deze bijzondere feesten?<br />

- 28 -<br />

J. H. ten Kate, 7 augustus 2002 (naar <strong>Berkowitz</strong>)

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!