PLAN A = een plan voor de toekomst van de kunstvakken met een ...

PLAN A = een plan voor de toekomst van de kunstvakken met een C.P.E.
Wanneer we nu het plan van de verkenningscommissie kunstvakken bekijken, zitten er
allerlei knelpunten in, deze zijn op het forum van de digischool reeds verwoord. Daarom
noem ik dat plan nu even plan B. Om een plan te ontwikkelen dat de knelpunten aanpakt
heb ik hierbij plan A uitgewerkt. Daarbij is het plan van de verkenningscommissie wel als
basis gebruikt. Op de volgende pagina ziet u plan A uitgewerkt.
Plan A heeft als belangrijkste verschillen met plan B:
1. Er is een heldere structuur, waarbij de samenhang tussen vakken en vakonderdelen
goed uitgewerkt kan worden op schoolniveau.
2. Er is een C.P.E. voor elk van de kunstdisciplines, waardoor de weging in SE en CE
tussen productie enerzijds en theorie anderzijds evenwichtiger wordt en de
problematiek van het verschil tussen SE en CE cijfers vermindert.
3. Argumenten van ministerie tegen C.P.E. zijn opgelost: er is een
beoordelingssystematiek waardoor de beoordeling beter meetbaar is (rubrics, ook in
Engeland bij de centrale examens gehanteerd) en door de kosten van de tweede
correctie binnen de schoolbudgetten voor scholing te laten vallen , wordt deze
bijzondere vorm van kwaliteitswaarborging voor het vak en voor de docent/school
budgettair neutraal opgelost.
4. Het plan heeft de reflectieve vraag/betoogvraag naar CKV verschoven en is daar
beter op zijn plaats.
5. Er is een betere afstemming tussen productie enerzijds en vaktheorie en brede
cultuurtheorie, waarbij kennis van cultureel erfgoed geïntegreerd is en mediacultuur
opgenomen blijft.
6. De leerstof is duidelijker afgebakend en aangeduid vanuit de inhoud waardoor het
beter geëxpliciteerd kan worden in de syllabi en waardoor het voor docenten een vak
wordt dat beter te doceren is en waarvoor docenten beter opgeleid kunnen worden.
Het voorstel biedt voldoende basis voor leerlingen om in allerlei vervolgrichtingen verder te
kunnen gaan op een adequaat niveau. Misschien zelfs met als toekomstdroom dat wanneer
een leerling een goed CE cijfer voor praktijk en theorie heeft, deze leerling zonder
toelatingsexamen aan een vervolgopleiding in de kunsten wordt toegelaten? En met als
gewenst effect dat leerlingen die niet in de kunst doorgaan wel essentiële inzichten over
kunst hebben ontwikkeld. Leerlingen zelf vinden het vaak onbegrijpelijk dat het vak alleen
een CE kent voor de theorie en geen CPE voor de praktijk. Praktijk werd met een CPE door
leerlingen serieuzer genomen en dat vind ik ook een argument voor plan A t.o.v. plan B.
Kortom: stem op plan A via de poll hierboven.
Als u voor 1 oktober a.s. via deze poll op plan A stemt, neem ik het aantal stemmen dat
genoemd is mee naar de bijeenkomst die door de verkenningscommissie belegd is om plan B
te bespreken.
Marie-Thérèse van de Kamp, MA
Docent kunstvakken, Theresialyceum cultuurprofielschool, Tilburg
Vakdidacticus Interfacultaire Lerarenopleiding, Universiteit van Amsterdam

PLAN A: 'DE KUNSTVAKKEN IN DE 21STE EEUW - EEN KLEURRIJK BEELD.'
CKV Beeldend
Muziek
Drama
Dans
Beeldend
Muziek
Drama
Dans
Toelichting:
SE en CE weging is evenwichtig over
SE/CE en Productie/ Receptie &
reflectie (en vaktheorie en
cultuurtheorie) verdeeld.
SCHOOLEXAMEN SCHOOLEXAMEN CENTRAAL EXAMEN CENTRALE
EXAMINERING:
PRODUCTIE:
(weging 30%)
Leerlingen maken bij CKV een
eigen werk (individueel of in een
team) dat als eindproduct
meeweegt in het SE cijfer voor
CKV.
Leerlingen schrijven daarnaast
individueel een betoog over hun
eigen werk en werkproces n.a.v.
een reflectieve vraag. Ook dit
onderdeel weegt mee in het SE
cijfer voor CKV
RECEPTIE:
(weging 35%)
Leerlingen leren kunst
analyseren op een basisniveau,
in alle kunstdisciplines:
beeldend, muziek, drama, dans
(incl. film, fotografie, nieuwe
media).
Zij bekijken het werk van
kunstvak leerlingen van hun
school ( = culturele activiteit) en
zij beoordelen de SE werken van
kunstvak leerlingen om hen van
feedback te voorzien die voor
kunstvak leerlingen relevant is als
voorbereiding op het CPE.
REFLECTIE:
(weging 30%)
Leerlingen leren over de basis -
kernconcepten/contexten - uit de
cultuurgeschiedenis, zodat zij
basale kennis over kunst en
cultuur ontwikkelen. Daarnaast
leren zij over hedendaagse
aspecten van kunst, cultuur en
media.
PRODUCTIE:
(weging 25%)
Leerlingen maken een eigen
een eigen beeldende
productie/ een
muziekuitvoering of
compositie / een
dansuitvoering of choreografie
/een toneeluitvoering of regie
etc. *, waarin zij hun creatieve,
technische en conceptuele
vaardigheden tonen. Zij
ontwikkelen een productie
n.a.v. een aangereikte
probleemstelling/ thema door
de docent. Zij presenteren dit
werk aan anderen en zijn in
staat het werk toe te lichten.
* Voor het schoolexamen
mogen zij daarbij buiten hun
eigen kunstdiscipline werken:
zij mogen interdisciplinair /
kunstvakoverstijgend werk
maken eventueel i.s.m. andere
leerlingen mits de eigen
bijdrage herkenbaar blijft.
RECEPTIE & REFLECTIE:
(weging 25%)
Vaktheorie:
Leerlingen leren vakspecifieke
kunstanalyse en leren de
kernconcepten en in de
context van de belangrijkste
tijdvakken uit hun
kunstdiscipline. Dit wordt per
kunstdiscipline bepaald.
Cultuurtheorie:
Leerlingen leren
vakoverstijgende kunstanalyse
en leren de 10 (bijv.)
belangrijkste kernconcepten
en perspectieven
(invalshoeken) in de 7
belangrijkste contexten
(tijdvakken: oudheid,
middeleeuwen, etc. tot en met
hedendaags)
PRODUCTIE:
(weging 25%)
Leerlingen maken een eigen
beeldende productie/ een
muziekuitvoering of
compositie / een
dansuitvoering of choreografie
/een toneeluitvoering of regie
etc. in de door hen gekozen
discipline waarin zij hun
creatieve, technische en
conceptuele vaardigheden
tonen. Zij ontwikkelen een
eigen probleemstelling die zij
in hun examenwerk/ t.a.v. hun
uitvoering onderzoeken, deze
probleemstelling is gerelateerd
aan het kernconcept dat
centraal staat in de vaktheorie
en cultuurtheorie.
Zij presenteren dit werk aan
anderen en zijn in staat het
werk en het eigen proces
schriftelijk toe te lichten in de
context van de kunst.
RECEPTIE & REFLECTIE:
(weging 25%)
Vaktheorie:
Jaarlijks wordt een thema
vastgesteld dat gerelateerd is
aan één van de belangrijkste
kernconcepten van de
kunstdiscipline. De helft van
het CE bestaat uit vragen
gericht op vaktheorie.
Cultuurtheorie:
Jaarlijks wordt een thema
vastgesteld dat gerelateerd is
aan één van de belangrijkste
kernconcepten van de
cultuurtheorie. De helft van het
CE bestaat uit vragen gericht op
cultuurtheorie.
PRODUCTIE:
De eerste corrector beoordeelt
het eindwerk, het concept en
het proces op basis van rubrics
die landelijk vastgelegd zijn (=
meetbaar zoals bij Engelse
centrale examens)
Van een collega school wordt
een 2e corrector gevraagd de
beoordeelde rubrics door de
eerste corrector te beoordelen.
Procedure verloopt idem met 2e
correctie van CSE. Duur van 2e
correctie: max. 1 dagdeel per
klas, bekostigd via
scholingskosten omdat deze
vorm van examineren een
tweeledig doel dient:
waarborging van de
examenkwaliteit en door
uitwisseling ontstaat een goed
beeld van kwaliteit bij elke
docent (= scholing).
De 2e correctie voor beeldend
kan lokaal of regionaal
plaatsvinden; die van muziek
regionaal; die van drama
regionaal of landelijk die van
dans landelijk. (Dit i.v.m. met het
aantal scholen per
kunstdiscipline dat varieert).
RECEPTIE & REFLECTIE:
2e correctie van CE werk blijft
op de huidige wijze
plaatsvinden. Echter
stofomschrijving voor zowel
termen voor kunstanalyse op
vaktheorie -niveau en
cultuurtheorie -niveau en
kernconcepten en contexten
voor vaktheorie en
cultuurtheorie zijn duidelijker
afgebakend en kunnen daardoor
beter geëxpliciteerd worden in
de syllabus.
2011, M.T. van de Kamp