Voorbeeld van beroep in te dienen bij de Raad van ... - nuod-financien

Voorbeeld van beroep in te dienen bij de Raad van State
VORDERING TOT ANNULATIE
VOOR : de Heer XXXXXXXX, ambtenaar F.O.D. Financiën (Nederlandse taalrol),
wonende te XXXX, XXXXXXX;
verzoeker
bijgestaan en vertegenwoordigd door XXXXXXX, advocaat te XXXXXX
waar keuze van woonplaats wordt gedaan;
TEGEN : de Belgische Staat, in de persoon van de Minister van Ambtenarenzaken
en Overheidsbedrijven, F.O.D. Personeel en organisatie, met kabinet te
1000 Brussel, Koningsstraat 180 en van de Vice-Eerste Minister en
Minister van Financiën en Institutionele Hervormingen, F.O.D. Financiën
met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12;
Verwerende partij
*
* *
Aan de Eerste Voorzitter, Voorzitter, Kamervoorzitters en Staatsraden, leden van
de Raad van State.
Hooggeachte Dames en Heren.
1

Verzoeker heeft de eer de annulatie te vorderen van een beslissing, hem
medegedeeld met een brief van 7 juli 2008 van het Opleidingsinstituut van de Federale
Overheid, volgens de welke hij niet is geslaagd in de test dd. 15 december 2007 van de
opleiding Toepassing principe – fiscal. recht FI03NL.
FEITEN.
Verzoeker is ambtenaar bij de F.O.D Financiën.
Na het volgen van een cursus en het bestuderen van een syllabus die tijdens die
cursus aan hem werd medegedeeld, heeft hij op 15 december 2007 een certifiëringstest
“Toepassing van de algemene principes van het fiscaal recht” afgelegd.
De test bestaat uit 50 meerkeuzevragen en slaat op 50 punten. Om te slagen dient
men minstens 60% te behalen, wat overeenkomt met 30 punten. Een goed antwoord is
één punt waard, indien een vraag niet wordt beantwoord worden geen punten afgetrokken
en voor een foutief antwoord wordt er 0,5 punt afgetrokken.
Met een brief dd. 7 juli 2008 deelt het Opleidingsinstituut van de Federale
Overheid aan verzoeker mee dat hij op 33 vragen juist heeft geantwoord, dat hij op 10
vragen foutief heeft geantwoord en dat drie vragen werden geannuleerd zodat het examen
slaat op 47 punten en verzoeker 28 op 47 punten heeft behaald, wat overeenkomt met
59,57%.
Een collega van verzoeker heeft door professor XXXXXXXXXX (professor
fiscaalrecht aan de XXXXXX.) een onderzoek laten verrichten met betrekking tot de
vragen 2, 22, 23, 30, 39, 40, 41 en 45 van de test, meer bepaald naar de redelijkerwijze
juiste antwoorden die op die vragen kunnen worden gegeven.
Gelet op de annulatie (achteraf) van drie vragen en op de bevindingen van
professor XXXXXXXXX, meent verzoeker gerechtigd te zijn de annulatie te vorderen
van de beslissing, volgens dewelke hij niet geslaagd is voor de certifiëringstest.
2

Dat verzoeker een belang heeft met dit annulatieverzoek is duidelijk, nu het
welslagen in de proef invloed heeft op zijn loopbaan en zijn vergoeding.
aangetoond.
Het belang van verzoeker bij zijn annulatiemiddelen zal hieronder worden
EERSTE MIDDEL
Schending van het algemeen rechtsbeginsel “patere legem quam ipse fecisti” (de
overheid moet haar eigen regels respecteren).
De bestreden beslissing annuleert drie vragen zodat de test slaat op 47 in plaats
van 50 punten, terwijl zowel in de syllabus medegedeeld aan de deelnemers van de
cursus, als in de praktische richtlijnen met betrekking tot de test, vermeld wordt dat de
test slaat op 50 meerkeuzevragen en op 50 punten en dat om te slagen men 30 op 50
punten, of 60%, moet behalen.
De verwerende partij diende echter de door haar voor de test gestelde en
medegedeelde regels, in het bijzonder dat de test bestaat uit 50 vragen en slaat op 50
punten, na te leven en mocht deze niet a posteriori wijzigen.
Door dit te doen heeft zij haar eigen reglement voor de test, en dus haar eigen
voor de test bepaalde regels, niet gerespecteerd (schending van vermeld rechtsbeginsel).
Verzoeker heeft belang met dit middel.
Inderdaad, volgens een motivering van de beslissing tot annulatie van de drie
vragen – motivering die verzoeker na lang aandringen, heeft ontvangen – werd vraag 14
geannuleerd wegens “conflict tussen slides (goed antwoord = 3) en het wetboek (goed
antwoord = 1)”, werd vraag 27 geannuleerd om volgende reden : “Er is dubbelzinnigheid
3

mogelijk bij antwoord 4” en werd vraag 35 geannuleerd om volgende reden : “Antwoord
2 valt onder een ander principe, maar is een logisch gevolg van het bedoelde principe
(antwoord 3). Hierdoor is verwarring mogelijk.”.
Welnu, verzoeker heeft op vraag 14, “3” geantwoord, wat volgens vermelde
motivatie een goed antwoord is. Op vraag 27 heeft verzoeker niet geantwoord en op
vraag 35 heeft verzoeker “2” geantwoord, wat in functie van vermelde motivatie als juist
moet worden beschouwd (gelet op de verwarring was “2” en “3” juist).
Indien de drie vragen niet zouden zijn geannuleerd geweest zou verzoeker 30 op
50 punten hebben bekomen, dus 60%, en derhalve geslaagd zijn.
TWEEDE MIDDEL
Schending van het vertrouwensbeginsel en van de algemene beginselen van
behoorlijk bestuur.
Doordat de verwerende partij voorafgaandelijk aan de deelnemers van de test
heeft medegedeeld dat de test slaat op 50 meerkeuzevragen, dat een goed antwoord één
punt waard is, dat geen punten worden afgetrokken als een vraag niet beantwoord wordt
en dat bij een foutief antwoord een halve punt wordt afgetrokken, hebben de deelnemers
zich hierop afgesteld om bepaalde vragen al dan niet te beantwoorden met de betrachting
minstens 30 punten te behalen. De onverwachte annulatie van bepaalde vragen, heeft het
resultaat van die betrachting vervalst.
Door a posteriori te beslissen bepaalde vragen te annuleren, heeft de verwerende
partij aldus het wettig vertrouwen van verzoeker miskend (schending van het
vertrouwensbeginsel en van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur).
middel.
Om de reden uiteengezet in het eerste middel, heeft verzoeker belang met dit
4

DERDE MIDDEL
Schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
De annulatie a posteriori van drie vragen heeft de deelnemers die op manifest
verkeerde wijze op die vragen hebben geantwoord, bevoordeeld, dit omdat door die
annulatie zij geen drie halve punten hebben verloren, terwijl de deelnemers die (volgens
de motivatie a posteriori) op die vragen juist hebben geantwoord door die annulatie
werden benadeeld omdat zij in functie van hun juiste antwoorden punten verliezen.
Aldus werden de deelnemers aan de test, door de annulatie van drie vragen,
ongelijk behandeld (schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet).
vierde middel.
Om de reden uiteengezet in het eerste middel, heeft verzoeker belang bij het
VIERDE MIDDEL
Schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en van de
motivatieplicht dit alles ingevolge manifeste beoordelingsfouten.
Volgens de bestreden beslissing zou verzoeker verkeerd hebben geantwoord op
onder meer de vragen 2, 22, 39, 40 en 45.
• Op vraag 2 heeft verzoeker “2” geantwoord.
Volgens de verwerende partij is het juist antwoord “3”.
Professor XXXXXXX is van oordeel dat gelet op de syllabus, de deelnemers
aan de test redelijkerwijze konden beschouwen dat antwoord “3” niet correct
is.
5

• Op vraag 22 heeft verzoeker “3” geantwoord.
Volgens de verwerende partij is het juist antwoord “1”, terwijl volgens
professor XXXXXXX het juist antwoord “3” is.
• Op vraag 39 heeft verzoeker “1” geantwoord.
Volgens de verwerende partij is het juist antwoord “4”, terwijl volgens
professor XXXXXXXX het antwoord “1” juist is rekening houdend met de
richtlijnen van de fiscale administratie waarmee de deelnemers van de test
vertrouwd zijn.
• Op vraag 40 heeft verzoeker “2” geantwoord.
Volgens de verwerende partij is het juist antwoord “3”, terwijl volgens
professor XXXXXXX het antwoord “2” redelijkerwijze ook juist is.
• Op vraag 45 heeft verzoeker “2” geantwoord.
Volgens de verwerende partij is het juist antwoord “4”, terwijl volgens
professor XXXXXXX de andere antwoorden, waaronder “2”, ook correct zijn.
Verzoeker voegt bij zijn verzoekschrift een kopie van de gemotiveerde analyse
van professor XXXXXXX.
Aldus blijkt dat verwerende partij manifeste appreciatiefouten heeft gemaakt bij
de verbetering van de test en aldus de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft
miskend, alsmede de motivatieplicht opgelegd bij artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli
1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen (onjuiste
motivatie).
Verzoeker verwijst tevens ter ondersteuning van zijn vierde middel naar een stuk
“samenvatting van grieven” (“compilation des griefs”) en een “analyse” opgesteld door
juristen, waarin nog kritieken op de test en de verbetering ervan worden geformuleerd.
Hij behoudt zich het recht voor om die kritieken zo nodig nader te ontwikkelen, na inzage
van het administratief dossier.
Verzoeker heeft belang met het vierde middel.
6

Inderdaad, indien één van de antwoorden van verzoeker, welke door de
verwerende partij als onjuist werd beschouwd, juist is of als juist te beschouwen is,
bekomt hij 1,5 punt meer (dus 29,5/47 of 62,76%) en is hij geslaagd.
BIJ DEZE BESCHOUWINGEN
besluit ondergetekende advocaat dat het U behage, Hooggeachte Dames en Heren,
de vordering tot annulatie ontvankelijk en gegrond te verklaren en dienvolgens de
bestreden beslissing te vernietigen, kosten als naar recht.
INVENTARIS VAN DE STUKKEN
1. de bestreden beslissing;
2. kopie van de test afgelegd door verzoeker;
3. de juiste antwoorden volgens de verwerende partij;
4. de tekst van de vragen 2, 22, 39, 40 en 45;
5. de praktische richtlijnen voor de test;
7
Brussel, 5 september 2008
XXXXXXXXXX
6. de motivering die de verwerende partij heeft gegeven met betrekking tot de
beslissing om drie vragen van de test te annuleren (motivering pas bekomen in
augustus 2008, na lang aandringen);
7. de gemotiveerde analyse gedaan door professor XXXXXXXX;
8. samenvatting van grieven (compilation des griefs);
9. “analyse”.