05.09.2013 Views

De betekenis en oorsprong van 'ons eedsgebaar' - VanEps ...

De betekenis en oorsprong van 'ons eedsgebaar' - VanEps ...

De betekenis en oorsprong van 'ons eedsgebaar' - VanEps ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ARTIKEL<br />

<strong>De</strong> <strong>betek<strong>en</strong>is</strong> <strong>en</strong> <strong>oorsprong</strong> <strong>van</strong> ‘ons eedsgebaar’;<br />

<strong>en</strong>kele p<strong>en</strong>n<strong>en</strong>strek<strong>en</strong><br />

Mr. G.R.G. Driess<strong>en</strong> * <strong>en</strong> mr. I.M. Lems **<br />

1. Inleiding<br />

Met het oog op de grote aantall<strong>en</strong> advocat<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere<br />

person<strong>en</strong> (waaronder getuig<strong>en</strong>) die jaarlijks in de Nederlandse<br />

paleiz<strong>en</strong> <strong>van</strong> justitie de eed met twee gehev<strong>en</strong> vingers<br />

aflegg<strong>en</strong>, is het maar moeilijk te bevatt<strong>en</strong> dat de <strong>betek<strong>en</strong>is</strong><br />

<strong>van</strong> het eedsgebaar tot op hed<strong>en</strong> nog niet is achterhaald.<br />

Dit heeft ons ertoe bewog<strong>en</strong> om ons in de beschikbare<br />

literatuur over de eed – <strong>en</strong> meer in het bijzonder,<br />

het eedsgebaar – te verdiep<strong>en</strong>, t<strong>en</strong>einde langs die weg<br />

de <strong>betek<strong>en</strong>is</strong> <strong>van</strong> het eedsgebaar te achterhal<strong>en</strong>.<br />

Om als advocaat te kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beëdigd di<strong>en</strong>t e<strong>en</strong><br />

jurist 1 de eed of de belofte af te legg<strong>en</strong>. 2 Dit gebeurt door<br />

hardop de woord<strong>en</strong> ‘zo waarlijk helpe mij God almachtig’<br />

of ‘dat beloof ik’ uit te sprek<strong>en</strong>. 3 <strong>De</strong> toekomstig advocaat<br />

zweert of belooft daarmee (i) getrouwheid aan de Koning,<br />

(ii) gehoorzaamheid aan de Grondwet, (iii) eerbied voor<br />

de rechterlijke autoriteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> (iv) ge<strong>en</strong> zaak te zull<strong>en</strong><br />

aanrad<strong>en</strong> of verdedig<strong>en</strong>, waar<strong>van</strong> hij of zij overtuigd is<br />

dat die niet rechtvaardig is. 4 Over de <strong>betek<strong>en</strong>is</strong> <strong>van</strong> deze<br />

tekst is al veel geschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> gezegd. 5 Dit geldt ook voor<br />

het eedsgebaar. 6 Indi<strong>en</strong> de eed, in plaats <strong>van</strong> de belofte,<br />

wordt afgelegd, schrijft de wet niet alle<strong>en</strong> concreet voor<br />

welke tekst uitgesprok<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> maar ook dat<br />

dit di<strong>en</strong>t te gebeur<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> opgestok<strong>en</strong> rechterhand <strong>en</strong><br />

de voorste twee vingers gestrekt. 7<br />

M<strong>en</strong> kan zich afvrag<strong>en</strong> waarom de <strong>betek<strong>en</strong>is</strong> <strong>van</strong> het<br />

eedsgebaar <strong>en</strong> de wat archaïsch aando<strong>en</strong>de wijze <strong>van</strong><br />

eedsaflegging eig<strong>en</strong>lijk nog rele<strong>van</strong>t is, onderzoek behoeft<br />

<strong>en</strong> waarom de (wijze <strong>van</strong>) eedsaflegging niet reeds lang<br />

geled<strong>en</strong> plaats heeft gemaakt voor één neutrale vorm<br />

waarin de advocaat plechtig kan verklar<strong>en</strong> zich op e<strong>en</strong><br />

bepaalde wijze te gedrag<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of zich aan sociale <strong>en</strong><br />

groepsnorm<strong>en</strong> te onderwerp<strong>en</strong>.<br />

T<strong>en</strong> minste één <strong>van</strong> de red<strong>en</strong><strong>en</strong> die hiervoor kan word<strong>en</strong><br />

aangevoerd is het feit dat tot op hed<strong>en</strong> – binn<strong>en</strong> de advocatuur<br />

althans – grote animo bestaat de eed in plaats <strong>van</strong><br />

de belofte af te legg<strong>en</strong>. Zo leert e<strong>en</strong> steekproef dat binn<strong>en</strong><br />

de Rechtbank Amsterdam in 2007 23% (te wet<strong>en</strong> 137 <strong>van</strong><br />

de 593), in 2008 24% (134 <strong>van</strong> de 561) <strong>en</strong> in 2009 22%<br />

(82 <strong>van</strong> de 368) beëdigde advocat<strong>en</strong> de eed heeft verkoz<strong>en</strong><br />

bov<strong>en</strong> de belofte. 8<br />

Gezi<strong>en</strong> de populariteit <strong>van</strong> de eed, zal het aflegg<strong>en</strong> er<strong>van</strong><br />

dan ook waarschijnlijk niet snel afgeschaft of verruild<br />

word<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> modernere vorm. In dit licht bezi<strong>en</strong> is<br />

het op z’n minst interessant voor iedere (toekomstige)<br />

eedsaflegger te wet<strong>en</strong> wat de mogelijke <strong>oorsprong</strong> <strong>van</strong><br />

het eedsgebaar is waarmee hij of zij de beëdiging als advocaat<br />

heeft bezegeld.<br />

In het navolg<strong>en</strong>de zal word<strong>en</strong> ingegaan op de <strong>betek<strong>en</strong>is</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>oorsprong</strong> <strong>van</strong> het eedsgebaar. Daartoe wordt eerst<br />

de wetsgeschied<strong>en</strong>is in dit verband besprok<strong>en</strong> <strong>en</strong> het feit<br />

dat het eedsgebaar k<strong>en</strong>nelijk alle<strong>en</strong> gecodificeerd is, omdat<br />

het destijds e<strong>en</strong> ‘gebruikelijk gebaar’ was. Aangezi<strong>en</strong> vele<br />

auteurs voor ons al hebb<strong>en</strong> geprobeerd te achterhal<strong>en</strong><br />

* Mr. G.R.G. Driess<strong>en</strong> was t<strong>en</strong> tijde <strong>van</strong> het tot stand kom<strong>en</strong> <strong>van</strong> dit artikel advocaat bij Houthoff Buruma; hij is op verschijningsdatum<br />

advocaat te Curaçao bij <strong>VanEps</strong> Kunneman VanDoorne.<br />

** Mr. I.M. Lems is werkzaam als advocaat bij Houthoff Buruma.<br />

E<strong>en</strong> woord <strong>van</strong> dank aan Fokko Tiem<strong>en</strong> Old<strong>en</strong>huis (bijzonder hoogleraar Religie <strong>en</strong> Recht aan de faculteit der Rechtsgeleerdheid <strong>en</strong> aan<br />

de faculteit der Godgeleerdheid <strong>en</strong> Godsdi<strong>en</strong>stwet<strong>en</strong>schap aan de RuG) <strong>en</strong> Jan Tiem<strong>en</strong> Old<strong>en</strong>huis (emeritus predikant Gereformeerde<br />

Kerk (vrijgemaakt) te Helpman) voor hun nuttige opmerking<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanvulling<strong>en</strong> bij dit stuk.<br />

1. Daaronder di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> verstaan: e<strong>en</strong> persoon die aan e<strong>en</strong> in Nederland erk<strong>en</strong>de universiteit e<strong>en</strong> universitaire graad in de rechtsgeleerdheid<br />

met civiel effect verkreg<strong>en</strong> heeft.<br />

2. Artikel 3 lid 2 Advocat<strong>en</strong>wet juncto artikel 1 Wet <strong>van</strong> 17 juli 1911, houd<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing in de bestaande onzekerheid t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

d<strong>en</strong> vorm, waarin eed<strong>en</strong>, beloft<strong>en</strong> <strong>en</strong> bevestiging<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgelegd.<br />

3. Artikel 1 Wet <strong>van</strong> 17 juli 1911, houd<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing in de bestaande onzekerheid t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong> d<strong>en</strong> vorm, waarin eed<strong>en</strong>, beloft<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

bevestiging<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgelegd.<br />

4. Artikel 3 lid 2 Advocat<strong>en</strong>wet.<br />

5. Voor e<strong>en</strong> uitvoerige beschouwing over de historie, <strong>betek<strong>en</strong>is</strong> <strong>en</strong> functie <strong>van</strong> de advocat<strong>en</strong>eed zij kortheidshalve verwez<strong>en</strong> naar onder meer<br />

F. Bannier, ‘Over historie <strong>en</strong> functie <strong>van</strong> de advocat<strong>en</strong>eed; “Die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn”’, Advocat<strong>en</strong>blad 2005-12;<br />

N. Christopoulos, ‘Advocat<strong>en</strong>eed verdi<strong>en</strong>t nadere beschouwing’, Advocat<strong>en</strong>blad 1999-9, p. 481 e.v. <strong>en</strong> N. Christopoulos, <strong>De</strong> advocat<strong>en</strong>eed,<br />

<strong>De</strong>n Haag: Boom 1999.<br />

6. Zie onder meer G. Overdiep, Ons eedsgebaar, Arnhem: Gouda Quint 1986, Th.M. de Jongh, Notariële opstell<strong>en</strong>, <strong>De</strong>v<strong>en</strong>ter: Kluwer 1982,<br />

p. 77-100, Th. de Jongh, ‘Eedsgebaar <strong>en</strong> Eedsformulier’, WPNR 1979-5482, p. 344-348 <strong>en</strong> (vervolg in) WPNR 1979-5483, p. 367-371.<br />

7. Artikel 1 onder a Wet <strong>van</strong> 17 juli 1911, houd<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing in de bestaande onzekerheid t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong> d<strong>en</strong> vorm, waarin eed<strong>en</strong>, beloft<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> bevestiging<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgelegd.<br />

8. Bron: Y. te Beek, beëdigingsgriffier Rechtbank Amsterdam. Opmerking terzijde: de afname <strong>van</strong> het aantal beëdiging<strong>en</strong> in 2009 als zodanig<br />

heeft te mak<strong>en</strong> met de afschaffing <strong>van</strong> het procuraat.<br />

Rechtsgeleerd Magazijn THEMIS 2011-1<br />

3


waarom dit – naar alle waarschijnlijkheid religieuze 9 –<br />

gebaar zo gebruikelijk was <strong>en</strong> wat de <strong>betek<strong>en</strong>is</strong> <strong>van</strong> het<br />

gebaar is, volstaan wij met e<strong>en</strong> kort, <strong>en</strong> zodo<strong>en</strong>de niet<br />

uitputt<strong>en</strong>d, overzicht <strong>van</strong> de reeds bek<strong>en</strong>de mogelijke<br />

<strong>betek<strong>en</strong>is</strong>s<strong>en</strong> <strong>van</strong> het eedsgebaar. T<strong>en</strong> slotte merk<strong>en</strong> wij<br />

op dat in de tot nu toe versch<strong>en</strong><strong>en</strong> publicaties weinig tot<br />

ge<strong>en</strong> aandacht geschonk<strong>en</strong> lijkt te zijn aan de verklaring<br />

voor het eedsgebaar met twee vingers als symbool voor<br />

(i) de verpanding <strong>van</strong> lichaam <strong>en</strong> ziel, <strong>en</strong> (ii) God <strong>en</strong> de<br />

eedsaflegger zelf. Met dit artikel wordt dan ook beoogd<br />

e<strong>en</strong> nieuw aanknopingspunt te bied<strong>en</strong> om tot e<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong>de<br />

verklaring voor het eedsgebaar te kom<strong>en</strong>.<br />

2. Wettelijke basis<br />

<strong>De</strong> Wet <strong>van</strong> 17 juli 1911, houd<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing in de<br />

bestaande onzekerheid t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong> d<strong>en</strong> vorm, waarin<br />

eed<strong>en</strong>, beloft<strong>en</strong> <strong>en</strong> bevestiging<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgelegd<br />

(hierna: de ‘Wet vorm <strong>van</strong> de Eed’), 10 bepaalt welk gebaar<br />

gemaakt di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s het uitsprek<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

eed, waaronder de advocat<strong>en</strong>eed.<br />

In artikel 1 onder a Wet vorm <strong>van</strong> de Eed is het volg<strong>en</strong>de<br />

bepaald:<br />

‘Hij, die ter uitvoering <strong>van</strong> e<strong>en</strong> wettelijk voorschrift<br />

mondeling e<strong>en</strong> eed (…) moet aflegg<strong>en</strong>, zal onder het opstek<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de twee voorste vingers <strong>van</strong> zijn rechterhand,<br />

uitsprek<strong>en</strong> de woord<strong>en</strong>: “Zoo waarlijk helpe mij God<br />

Almachtig”.’<br />

Indi<strong>en</strong> het opstek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de rechterhand met de twee<br />

voorste vingers – fysiek gezi<strong>en</strong> – niet tot de mogelijkhed<strong>en</strong><br />

behoort, bepaalt artikel 3 Wet vorm <strong>van</strong> de Eed dat<br />

die eed ‘op e<strong>en</strong>e wijze, zooveel mogelijk overe<strong>en</strong>stemm<strong>en</strong>de<br />

met het bij die artikel<strong>en</strong> voorgeschrev<strong>en</strong>e’ di<strong>en</strong>t te<br />

word<strong>en</strong> afgelegd. E<strong>en</strong> andere uitzondering voor het aflegg<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de eed op bov<strong>en</strong>beschrev<strong>en</strong> wijze geldt indi<strong>en</strong><br />

de eedsaflegger om religieuze red<strong>en</strong><strong>en</strong> de eed op andere<br />

wijze w<strong>en</strong>st af te legg<strong>en</strong>. 11<br />

Taalkundig gezi<strong>en</strong> zou – strikt g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> – met de ‘voorste’<br />

twee vingers <strong>van</strong> de hand ook duim <strong>en</strong> wijsvinger<br />

kunn<strong>en</strong> zijn bedoeld. M<strong>en</strong> lijkt het er echter over e<strong>en</strong>s te<br />

zijn dat het gaat om het opheff<strong>en</strong> <strong>van</strong> de wijs- <strong>en</strong> middelvinger<br />

<strong>en</strong> niet de duim. 12 Voorts wordt in de wetsgeschied<strong>en</strong>is<br />

gesuggereerd dat ook nog gesteld zou kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> hand <strong>en</strong>kel één voorste vinger heeft <strong>en</strong><br />

de eedsaflegger zodo<strong>en</strong>de beide hand<strong>en</strong> zou moet<strong>en</strong> opstek<strong>en</strong><br />

om aan het wettelijk vereiste te kunn<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>. 13<br />

Dit is echter volg<strong>en</strong>s de wet uitgeslot<strong>en</strong> omdat de Wet<br />

vorm <strong>van</strong> de Eed expliciet bepaalt dat m<strong>en</strong> de eed aflegt<br />

door het strekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de voorste twee vingers <strong>van</strong> de<br />

rechterhand 14 (vgl. artikel 1 onder a Wet vorm <strong>van</strong> de<br />

Eed).<br />

3. Parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is<br />

Tijd<strong>en</strong>s de 81e vergadering over de totstandkoming <strong>van</strong><br />

de Wet vorm <strong>van</strong> de Eed in 1911, verkondigde Tweede<br />

Kamerlid Van Hamel dat:<br />

‘(…) het opstek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de twee voorste vingers <strong>van</strong> de<br />

rechterhand (…) waarschijnlijk e<strong>en</strong> overblijfsel is uit d<strong>en</strong><br />

tijd to<strong>en</strong> het voorwerp, waarbij m<strong>en</strong> zwoer, <strong>van</strong>zelf werd<br />

aangeraakt, zoals het legg<strong>en</strong> <strong>van</strong> de hand op het zwaard,<br />

wanneer m<strong>en</strong> op het zwaard zwoer, of op e<strong>en</strong> heilig gewaad<br />

de eed aflegde, of op e<strong>en</strong> repliek, of ook wel op het<br />

kruisbeeld, wanneer m<strong>en</strong> op het kruisbeeld zwoer. In<br />

Frankrijk steekt m<strong>en</strong> ook nog de beide voorste vingers<br />

op; ofschoon het kruisbeeld uit de rechtszaal verdw<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

is, waarhe<strong>en</strong> de opgestok<strong>en</strong> vingers wez<strong>en</strong>, heeft m<strong>en</strong><br />

toch die oude symboliek behoud<strong>en</strong>. Zoo is het opstek<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de vingers bij ons zeker geblev<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> symbool,<br />

het aanrak<strong>en</strong> <strong>van</strong> of het wijz<strong>en</strong> naar het heilig voorwerp,<br />

waarbij m<strong>en</strong> zweert; m<strong>en</strong> wijst naar het crucifix of naar<br />

d<strong>en</strong> hemel.’ 15<br />

Uit deze tekst <strong>en</strong> de overige handeling<strong>en</strong> 16 <strong>van</strong> de Tweede<br />

Kamer lijkt te kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgeleid dat m<strong>en</strong> blijkbaar<br />

<strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing was dat de in het wetsontwerp neergelegde<br />

eedsvorm de meest gebruikelijke was <strong>en</strong> zodo<strong>en</strong>de in die<br />

vorm gecodificeerd di<strong>en</strong>de te word<strong>en</strong>. Voorts blijkt uit<br />

de geciteerde tekst dat m<strong>en</strong> niet bijzonder veel waarde<br />

hechtte aan het eedsgebaar met twee vingers, maar dat<br />

het vooral ging om het wijz<strong>en</strong>de gebaar dat k<strong>en</strong>nelijk<br />

ev<strong>en</strong>goed met één, drie of meer gestrekte vingers zou<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedaan. E<strong>en</strong> duidelijke verklaring voor<br />

het eedsgebaar met twee vingers blijkt aldus niet uit de<br />

wetsgeschied<strong>en</strong>is.<br />

4. Betek<strong>en</strong>is <strong>van</strong> het eedsgebaar met twee vingers<br />

4.1. Utrechtsch g<strong>en</strong>ootschap <strong>van</strong> kunst<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

wet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>, 1857<br />

In het Weekblad <strong>van</strong> het Regt <strong>van</strong> 1857 werd verslag gedaan<br />

<strong>van</strong> de ‘vergadering der sectie <strong>van</strong> regtsgeleerdheid<br />

<strong>en</strong> staatswet<strong>en</strong>schap <strong>van</strong> het provinciaal Utrechtsch g<strong>en</strong>ootschap<br />

<strong>van</strong> kunst<strong>en</strong> <strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>’ voor het jaar<br />

1856-1857. Daaruit blijkt dat tijd<strong>en</strong>s de g<strong>en</strong>oemde verga-<br />

9. Gelet op de bewoording<strong>en</strong> – ‘zo waarlijk helpe mij God almachtig’ – waarmee de eed in Nederland wordt afgelegd, kan er<strong>van</strong> uit word<strong>en</strong><br />

gegaan dat het bijbehor<strong>en</strong>de (eeds)gebaar met twee gestrekte vingers e<strong>en</strong> religieuze grondslag k<strong>en</strong>t.<br />

10. E<strong>en</strong> noodwet die sinds 25 juli 1911 ongewijzigd <strong>en</strong> onverkort <strong>van</strong> kracht is (Stb. 1911, 215).<br />

11. Zie artikel 1 Wet vorm <strong>van</strong> de Eed. Ter illustratie kan word<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong> op person<strong>en</strong> die de joodse godsdi<strong>en</strong>st aanhang<strong>en</strong>. Zij di<strong>en</strong><strong>en</strong> de<br />

eed met gedekt hoofd af te legg<strong>en</strong> (vgl. F.W. Grosheide & G.P. <strong>van</strong> Itterzon, Christelijke <strong>en</strong>cyclopedie, Kamp<strong>en</strong>: J.H. Kok N.V. 1957,<br />

tweede druk, deel II, p. 546).<br />

12. Zie G. Overdiep, Ons eedsgebaar, Arnhem: Gouda Quint 1986, p. 13-15.<br />

13. Zie Handeling<strong>en</strong> der Stat<strong>en</strong>-G<strong>en</strong>eraal, Bijlag<strong>en</strong> 1910/11, 81e vergadering d.d. 1 juni 1911, p. 2184.<br />

14. Op de vraag waarom gekoz<strong>en</strong> is voor de rechterhand <strong>en</strong> niet voor de linkerhand wordt in deze bijdrage niet ingegaan. Uitsluit<strong>en</strong>d wordt<br />

ingegaan op de <strong>oorsprong</strong> <strong>en</strong> <strong>betek<strong>en</strong>is</strong> <strong>van</strong> de opgehev<strong>en</strong> hand met twee gestrekte vingers.<br />

15. Zie Handeling<strong>en</strong> der Stat<strong>en</strong>-G<strong>en</strong>eraal, Bijlag<strong>en</strong> 1910/11, 81e vergadering d.d. 1 juni 1911, p. 2185.<br />

16. Handeling<strong>en</strong> II 1910/11, p. 21, 237, 2182-2189, 2228-2241; Kamerstukk<strong>en</strong> II 1910/11, nr. 138, p. 1-18; Handeling<strong>en</strong> I 1910/11, p. 577,<br />

580, 596, 597 <strong>en</strong> 610.<br />

4<br />

<strong>De</strong> <strong>betek<strong>en</strong>is</strong> <strong>en</strong> <strong>oorsprong</strong> <strong>van</strong> ‘ons eedsgebaar’; <strong>en</strong>kele p<strong>en</strong>n<strong>en</strong>strek<strong>en</strong><br />

Rechtsgeleerd Magazijn THEMIS 2011-1


dering de <strong>oorsprong</strong> <strong>en</strong> <strong>betek<strong>en</strong>is</strong> <strong>van</strong> het opheff<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de twee voorste vingers <strong>van</strong> de rechterhand bij het aflegg<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de eed aan de orde is geweest. <strong>De</strong> uitslag is echter<br />

weinig bevredig<strong>en</strong>d want m<strong>en</strong> concludeert dat:<br />

‘hoe oud het gebruik ook zij, hoe het voor het eerst is<br />

ontstaan, <strong>en</strong> welke er de beteek<strong>en</strong>is <strong>van</strong> is, valt niet te<br />

zegg<strong>en</strong>’. 17<br />

Hieruit blijkt dat m<strong>en</strong> zelfs al voordat het eedsgebaar in<br />

1911 gecodificeerd werd, worstelde met de vraag waarom<br />

het eedsgebaar bestaat uit het opheff<strong>en</strong> <strong>van</strong> de rechterhand<br />

met de twee voorste vingers gestrekt.<br />

4.2. <strong>De</strong> twee natur<strong>en</strong> <strong>van</strong> Christus<br />

Uit e<strong>en</strong> bijdrage <strong>van</strong> Valck<strong>en</strong>aer 18 (1735) <strong>en</strong> Lydius 19<br />

(1698), die geanalyseerd zijn door Overdiep, 20 leert m<strong>en</strong><br />

dat het opstek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de voorste twee vingers <strong>van</strong> de<br />

rechterhand bij het aflegg<strong>en</strong> <strong>van</strong> de (advocat<strong>en</strong>)eed zou<br />

kunn<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> naar de twee natur<strong>en</strong> <strong>van</strong> Christus. <strong>De</strong><br />

theologie heeft zich lang gebog<strong>en</strong> over de vraag of – kort<br />

gezegd – Jezus m<strong>en</strong>s of God was. <strong>De</strong> twe<strong>en</strong>atur<strong>en</strong>leer<br />

stelt dat Christus twee natur<strong>en</strong> heeft, e<strong>en</strong> goddelijke <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijke, die sam<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> in de <strong>en</strong>e persoon <strong>van</strong><br />

Jezus Christus. Bij het opstek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de rechterhand tijd<strong>en</strong>s<br />

de (advocat<strong>en</strong>)eed zou dan met de <strong>en</strong>e vinger verwez<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> naar Jezus Christus als m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> met de andere<br />

vinger verwez<strong>en</strong> word<strong>en</strong> naar Jezus Christus als God,<br />

aldus Overdiep.<br />

4.3. <strong>De</strong> heilige Drie-e<strong>en</strong>heid<br />

4.3.1. Nieuw<strong>en</strong>huis, 1857<br />

Naar aanleiding <strong>van</strong> het verslag in het Weekblad <strong>van</strong> het<br />

Regt wijst Nieuw<strong>en</strong>huis 21 in 1857 op het eedsgebaar in<br />

de <strong>De</strong><strong>en</strong>se wetgeving. Nieuw<strong>en</strong>huis geeft aan dat in het<br />

wetboek dat door de <strong>De</strong><strong>en</strong>se koning Christiaan V in 1633<br />

was vastgesteld, het volg<strong>en</strong>de omtr<strong>en</strong>t het eedsgebaar<br />

bepaald zou zijn: bij het aflegg<strong>en</strong> <strong>van</strong> de eed word<strong>en</strong> drie<br />

vingers opgestok<strong>en</strong>, de duim, de wijsvinger <strong>en</strong> de middelste<br />

vinger. <strong>De</strong> duim betek<strong>en</strong>t God de Vader, de wijsvinger<br />

betek<strong>en</strong>t God de Zoon <strong>en</strong> de derde vinger betek<strong>en</strong>t God<br />

de Heilige Geest. <strong>De</strong> twee kleinere vingers die niet gestrekt<br />

word<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>selijke ziel <strong>en</strong> het m<strong>en</strong>selijk<br />

lichaam symboliser<strong>en</strong>.<br />

Doordat Nieuw<strong>en</strong>huis uitdrukkelijk reageert op hetge<strong>en</strong><br />

in het Weekblad <strong>van</strong> het Regt in 1848 geschrev<strong>en</strong> is, lijkt<br />

hij met zijn verwijzing te suggerer<strong>en</strong> dat het Nederlandse<br />

eedsgebaar met twee vingers zou afstamm<strong>en</strong> <strong>van</strong> het<br />

<strong>De</strong><strong>en</strong>se eedsgebaar met drie vingers. Hij licht dit echter<br />

niet nader toe, waardoor ook Nieuw<strong>en</strong>huis ge<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong>de<br />

verklaring biedt voor het eedsgebaar met twee vingers.<br />

4.3.2. Von Künszberg, 1941<br />

Verschill<strong>en</strong>de schrijvers, waaronder Von Künszberg, 22<br />

naar wie ook Overdiep 23 verwijst, stell<strong>en</strong> dat het eedsgebaar<br />

met twee vingers oorspronkelijk e<strong>en</strong> gebaar met drie<br />

vingers geweest zou kunn<strong>en</strong> zijn. <strong>De</strong>ze visie sluit aan bij<br />

hetge<strong>en</strong> Nieuw<strong>en</strong>huis reeds in 1857 schreef onder verwijzing<br />

naar <strong>De</strong><strong>en</strong>se wetgeving uit 1633.<br />

<strong>De</strong> drie vingers zoud<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verwijzing vorm<strong>en</strong> naar de<br />

christelijke opvatting dat God bestaat uit drie heilige<br />

person<strong>en</strong>: de Vader, de Zoon (Jezus Christus) <strong>en</strong> de<br />

Heilige Geest <strong>en</strong> zou voor verschill<strong>en</strong>de functies gebruikt<br />

word<strong>en</strong>, zoals zeg<strong>en</strong><strong>en</strong>, vervloek<strong>en</strong>, terugwijz<strong>en</strong>, aankondig<strong>en</strong>,<br />

schepp<strong>en</strong>, getuig<strong>en</strong>, verkondig<strong>en</strong> <strong>en</strong>z. 24<br />

Dat ons eedsgebaar inmiddels uit twee vingers bestaat<br />

zou – al dan niet overtuig<strong>en</strong>d – verklaard kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

door te stell<strong>en</strong> dat wanneer m<strong>en</strong> de duim naast de wijsvinger<br />

<strong>en</strong> de middelvinger strekt, het topje <strong>van</strong> de duim niet<br />

bov<strong>en</strong> het wijsvingerlid uitkomt <strong>en</strong> zodo<strong>en</strong>de het heff<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de duim als onderdeel <strong>van</strong> het eedsgebaar op d<strong>en</strong><br />

duur in de vergetelheid is geraakt. 25<br />

4.4. E<strong>en</strong> verwijzing naar God<br />

<strong>De</strong> Jongh me<strong>en</strong>t, onder aanhaling <strong>van</strong> C.W. Mönnich,<br />

dat ‘het gebaar <strong>van</strong> de opgehev<strong>en</strong> hand, ongeacht of dit<br />

nu met twee of drie vingers gebeurt, bij de zwer<strong>en</strong>de e<strong>en</strong><br />

verwijzing is naar de hemel, bedoeld om de m<strong>en</strong>s t<strong>en</strong><br />

overstaan <strong>van</strong> wie de eed wordt afgelegd, de zekerheid<br />

te gev<strong>en</strong> dat de ander e<strong>en</strong> goddelijke getuige <strong>van</strong> zijn<br />

waarheid bij zich heeft’. 26<br />

<strong>De</strong> Jongh schrijft echter – ev<strong>en</strong>als Overdiep <strong>en</strong> vele andere<br />

schrijvers – dat de vor<strong>en</strong>aangehaalde <strong>betek<strong>en</strong>is</strong>s<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

het Nederlandse eedsgebaar ge<strong>en</strong> afdo<strong>en</strong>de antwoord<br />

gev<strong>en</strong> op de vraag naar het waarom <strong>van</strong> het door de Nederlandse<br />

wet voorgeschrev<strong>en</strong> eedsgebaar met twee vingers.<br />

27<br />

5. Verpanding <strong>van</strong> ziel <strong>en</strong> lichaam <strong>en</strong> God <strong>en</strong> de<br />

eedszweerder<br />

5.1. Verpanding ziel <strong>en</strong> lichaam<br />

Zoals uit het voorgaande geblek<strong>en</strong> is, heeft e<strong>en</strong> aantal<br />

schrijvers zich het hoofd gebrok<strong>en</strong> over de <strong>betek<strong>en</strong>is</strong> <strong>van</strong><br />

ons eedsgebaar. In onze speurtocht naar e<strong>en</strong> afdo<strong>en</strong>d<br />

17. Weekblad <strong>van</strong> het Regt 7 mei 1857, nr. 1849, p. 4.<br />

18. L.C. Valck<strong>en</strong>aer, ‘Dissertatio philologica, de ritibus in iurando a veteribus, Hebrais maxime et Graecis, observatis, observatis’, 1735, p. 8.<br />

19. J. Lydius, ‘Dissertatio philologico-theologica de juram<strong>en</strong>to’, 1698, p. 308-310.<br />

20. G. Overdiep, Ons eedsgebaar, Arnhem: Gouda Quint 1986, p. 44-45.<br />

21. C.J.N. Nieuw<strong>en</strong>huis, ‘<strong>De</strong> Eed’, Weekblad <strong>van</strong> het Regt 13 juli 1857, nr. 1868, p. 4.<br />

22. E. Freiherr von Künszberg, Schwurgebäre und Schwurfingerdeutung, 1941.<br />

23. G. Overdiep, Ons eedsgebaar, Arnhem: Gouda Quint 1986, p. 30.<br />

24. G. Overdiep, Ons eedsgebaar, Arnhem: Gouda Quint 1986, p. 36.<br />

25. Zie hierover ook: G. Overdiep, Ons eedsgebaar, Arnhem: Gouda Quint 1986, p. 30.<br />

26. Zie Th.M. de Jongh, Notariële opstell<strong>en</strong>, <strong>De</strong>v<strong>en</strong>ter: Kluwer 1982, p. 98 e.v. <strong>en</strong> Th. de Jongh, ‘Eedsgebaar <strong>en</strong> Eedsformulier’, WPNR 1979-<br />

5483, p. 371.<br />

27. Zie Th.M. de Jongh, Notariële opstell<strong>en</strong>, <strong>De</strong>v<strong>en</strong>ter: Kluwer 1982, p. 100 <strong>en</strong> Th. de Jongh, ‘Eedsgebaar <strong>en</strong> Eedsformulier’, WPNR 1979-<br />

5483, p. 371.<br />

Rechtsgeleerd Magazijn THEMIS 2011-1<br />

<strong>De</strong> <strong>betek<strong>en</strong>is</strong> <strong>en</strong> <strong>oorsprong</strong> <strong>van</strong> ‘ons eedsgebaar’; <strong>en</strong>kele p<strong>en</strong>n<strong>en</strong>strek<strong>en</strong><br />

5


antwoord, zijn wij ev<strong>en</strong>min op e<strong>en</strong> overtuig<strong>en</strong>de <strong>en</strong> sluit<strong>en</strong>de<br />

verklaring gestuit. Wel zijn wij e<strong>en</strong> tweetal bijdrag<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> waar tot op hed<strong>en</strong> niet of nauwelijks<br />

aandacht aan is geschonk<strong>en</strong> in de literatuur.<br />

Zo schrijft Barger 28 begin 1900 dat de twee vingers staan<br />

voor de verpanding <strong>van</strong> ziel <strong>en</strong> lichaam <strong>van</strong> de eedsaflegger<br />

onder de belofte aan God dat de waarheid gesprok<strong>en</strong><br />

zal word<strong>en</strong>. Barger schrijft in dit verband:<br />

‘Wat is e<strong>en</strong> eed? Wie voor de overheid e<strong>en</strong> eed zweert,<br />

steekt de twee voorste vingers (hij verpandt ziel <strong>en</strong> lichaam)<br />

omhoog; terwijl hij de ander<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> houdt<br />

(of drie vingers, wat met de Drieë<strong>en</strong>heid in verband gebracht<br />

wordt) <strong>en</strong> zegt: zoo waarlijk helpe mij God almachtig!<br />

Het is dus e<strong>en</strong> aanroeping <strong>van</strong> God als getuige der<br />

waarheid, <strong>van</strong> wi<strong>en</strong>s hulp wij afzi<strong>en</strong>, als wij onwaarheid<br />

sprek<strong>en</strong>.’ (cursivering auteurs) 29<br />

5.2. God <strong>en</strong> de eedsaflegger<br />

Douma schrijft in 1987 dat het eedsgebaar in Nederland<br />

met de twee voorste vingers opgestok<strong>en</strong> wordt afgelegd.<br />

In de hoofdtekst geeft hij hiervoor ge<strong>en</strong> verklaring maar<br />

in e<strong>en</strong> voetnoot oppert Douma dat het opstek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

twee vingers ‘mogelijk te mak<strong>en</strong> heeft met de twee getuig<strong>en</strong>;<br />

God <strong>en</strong> de eedaflegger zelf’. 30 Het is onduidelijk<br />

waarop Douma deze theorie baseert. Hij verwijst in ieder<br />

geval niet naar Geesink die jar<strong>en</strong> eerder, in 1931, ook al<br />

heeft gesuggereerd dat het opstek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de twee vingers<br />

te mak<strong>en</strong> heeft met de twee getuig<strong>en</strong>: God <strong>en</strong> de eedszweerder<br />

zelf. 31<br />

6. Nawoord<br />

Met dit artikel hebb<strong>en</strong> wij beoogd e<strong>en</strong> bijdrage te lever<strong>en</strong><br />

aan de zoektocht naar e<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong>de verklaring voor ons<br />

eedsgebaar met twee vingers, zodat toekomstige advocat<strong>en</strong><br />

wellicht ooit wel precies zull<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> waarom zij,<br />

wanneer zij de woord<strong>en</strong> ‘zo waarlijk helpe mij God almachtig’<br />

uitsprek<strong>en</strong> hun rechterhand di<strong>en</strong><strong>en</strong> op te stek<strong>en</strong><br />

met de twee voorste vingers gestrekt, anders dan dat dit<br />

simpelweg bij wet is voorgeschrev<strong>en</strong>.<br />

<strong>De</strong> verklaring<strong>en</strong> <strong>van</strong> Barger <strong>en</strong> Douma vorm<strong>en</strong> ge<strong>en</strong><br />

sluit<strong>en</strong>de verklaring voor ons eedsgebaar, maar het door<br />

h<strong>en</strong> geschrev<strong>en</strong>e zou wel aanleiding kunn<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> voor<br />

e<strong>en</strong> nader (theologisch) onderzoek naar de verklaring <strong>van</strong><br />

ons eedsgebaar, waarbij ook de eedsgebar<strong>en</strong> in de ons<br />

omring<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>.<br />

28. H.H. Barger, <strong>De</strong> Heidelbergsche catechismus als catechetisch leerboek, Utrecht: Kemink <strong>en</strong> zoon 1914, p. 648-660.<br />

29. H.H. Barger, <strong>De</strong> Heidelbergsche catechismus als catechetisch leerboek, Utrecht: Kemink <strong>en</strong> zoon 1914, p. 649-650.<br />

30. J. Douma, <strong>De</strong> Ti<strong>en</strong> Gebod<strong>en</strong>, Dl. I, Kamp<strong>en</strong>: Van d<strong>en</strong> Berg 1985, p. 118, noot 20.<br />

31. W. Geesink, Gereformeerde ethiek, Eerste deel, Kamp<strong>en</strong>: J.H. Kok N.V. 1931, p. 303-304.<br />

6<br />

<strong>De</strong> <strong>betek<strong>en</strong>is</strong> <strong>en</strong> <strong>oorsprong</strong> <strong>van</strong> ‘ons eedsgebaar’; <strong>en</strong>kele p<strong>en</strong>n<strong>en</strong>strek<strong>en</strong><br />

Rechtsgeleerd Magazijn THEMIS 2011-1

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!