Twee dimensies van contractsvrijheid - jaaphage.nl
Twee dimensies van contractsvrijheid - jaaphage.nl
Twee dimensies van contractsvrijheid - jaaphage.nl
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
1 I<strong>nl</strong>eiding<br />
TWEE DIMENSIES VAN CONTRACTSVRIJHEID<br />
Een bijdrage aan de algemene leer der overeenkomsten<br />
Jaap Hage<br />
Universiteit Maastricht en Universiteit Hasselt<br />
e-mail: jaap.hage@maastrichtuniversity.<strong>nl</strong><br />
Wat is dus de tijd? Wanneer maar niemand het me vraagt, weet ik het;<br />
wil ik het echter uitleggen aan iemand die het vraagt, dan weet ik het niet. 1<br />
Er wordt regelmatig gesteld dat de <strong>contractsvrijheid</strong> geleidelijk aan kleiner wordt. 2 Als dat zo<br />
is, betreft het een belangrijke ontwikkeling binnen het contractenrecht. Maar alvorens te<br />
constateren dat deze ontwikkeling inderdaad plaats vindt, is het goed om helder voor ogen te<br />
hebben wat de <strong>contractsvrijheid</strong> precies inhoudt. Daar bestaat namelijk geen duidelijkheid<br />
over. Zo schrijft Hartkamp over het beginsel <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong>:<br />
Dit beginsel komt hier op neer dat men in het algemeen naar vrije verkiezing<br />
overeenkomsten mag aangaan. Dit kan omvatten dat het een ieder vrij staat, al dan niet een<br />
overeenkomst aan te gaan; een overeenkomst aan te gaan met wie men wil; de inhoud,<br />
werking en de voorwaarden <strong>van</strong> een overeenkomst naar eigen inzicht te bepalen, deze al<br />
1 ‘quid est ergo tempus? si nemo ex me quaerat, scio; si quaerenti explicare velim, nescio.’ Augustinus,<br />
Confessiones, 11.14.17.<br />
2 Vgl. bijvoorbeeld J.H. Nieuwenhuis, Drie beginselen <strong>van</strong> contractenrecht, Kluwer, Deventer 1979, blz. 6, die<br />
blijkbaar instemmend Rutten aanhaalt. Hartlief duidt het verschijnsel dat er in toenemende mate aan de<br />
contractvrijheid wordt getornd aan als een <strong>van</strong> de belangrijke ontwikkelingen met betrekking tot de<br />
contractvrijheid. Zie T. Hartlief, ‘Contractvrijheid: een i<strong>nl</strong>eiding’, in T. Hartlief en C.J.J.M. Stolker (red.),<br />
Contractvrijheid. Kluwer, Deventer 1999, blz. 1-20. Ook Hartkamp ziet een tendens sinds de tweede helft<br />
<strong>van</strong> de 19 e eeuw tot het enger maken <strong>van</strong> de kring <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong>. Vgl. A.S. Hartkamp,<br />
Verbintenissenrecht deel II. Algemene leer der overeenkomsten, 10 e druk, Tjeenk Willink, Deventer 1997<br />
(Asser-Hartkamp 4-II), blz. 39.<br />
- 1 -
dan niet aan een vorm te binden en aan de bepalingen <strong>van</strong> een gekozen wetgeving te<br />
onderwerpen. 3<br />
Deze omschrijving <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong> suggereert sterk dat het gaat om iets dat<br />
rechtssubjecten mogen doen, om de permissie om al dan niet te contracteren.<br />
Overeenkomsten mogen worden aangegaan naar vrije verkiezing. Het staat bovendien vrij<br />
een overeenkomst aan te gaan met wie men wil en dit betekent dat contractsdwang, de<br />
verplichting met een ander de door deze gewenste contractuele rechtsbetrekking aan te gaan 4 ,<br />
een aantasting <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong> zou zijn. Maar het lijkt ook te gaan om een kunnen,<br />
want <strong>contractsvrijheid</strong> omvat ook de vrijheid om de inhoud en de voorwaarden <strong>van</strong> een<br />
overeenkomst naar eigen inzicht te bepalen.<br />
Als dit enkel zou betekenen dat het niet verboden is om overeenkomsten met een bepaalde<br />
inhoud te sluiten, is dit niet interessant. Immers, uit het enkele feit dat het verboden is om een<br />
bepaald soort overeenkomst te sluiten volgt nog niet dat een dergelijke overeenkomst niet tot<br />
stand zou kunnen komen, of zelfs maar dat daaruit geen verbintenissen zouden voortvloeien.<br />
Zo laat art. 3:40 lid 3 <strong>van</strong> het Nederlandse BW heel nadrukkelijk de mogelijkheid open dat<br />
overeenkomsten waar<strong>van</strong> het sluiten in strijd is met een dwingende wetsbepaling, geldig zijn.<br />
En meer in het algemeen geldt dat het enkel zin heeft om gedrag te verbieden dat<br />
mogelijkerwijs verricht zou kunnen worden.<br />
Waar het bij <strong>contractsvrijheid</strong> om gaat is dat als een overeenkomst wordt gesloten met een<br />
door partijen zelf gekozen inhoud, deze inhoud de partijen ook bindt. Het moet, om het<br />
verschijnsel te omschrijven met een term waar<strong>van</strong> de technische betekenis later (in paragraaf<br />
5) zal worden geïntroduceerd, gaan om het vermogen om overeenkomsten met een vrij<br />
gekozen inhoud tot stand te brengen. En daarmee wordt niet alleen bedoeld dat het mogelijk is<br />
om de betreffende overeenkomst te sluiten, maar vooral ook dat de met de overeenkomst<br />
beoogde verbintenissen tot stand kunnen komen. Met andere woorden, het gaat bij de<br />
<strong>contractsvrijheid</strong> niet om overeenkomsten in de zin <strong>van</strong> gebeurtenissen, maar om<br />
overeenkomsten in de zin <strong>van</strong> samenhangende en door middel <strong>van</strong> een bepaalde gebeurtenis<br />
(de overeenkomst in de gebeurtenis-betekenis) tot stand gebrachte verbintenissen<br />
3 Asser-Hartkamp 4-II, blz. 32.<br />
4 P. Klik, Contractsdwang, Preadvies voor de Vereniging voor Burgerlijk Recht, Koninklijke Vermande,<br />
Lelystad 1992, blz. 2.<br />
- 2 -
Nieuwenhuis belicht, naast de reeds genoemde permissie om te contracteren, iets meer het<br />
vermogen om rechtsgevolgen in het leven te roepen. Hij onderscheidt twee aspecten aan de<br />
<strong>contractsvrijheid</strong>. Enerzijds is er de vrijheid, door Nieuwenhuis verder gekarakteriseerd als de<br />
afwezigheid <strong>van</strong> knechtschap. Dit wijst weer sterk in de richting <strong>van</strong> het mogen sluiten <strong>van</strong><br />
contracten en – zoals Nieuwenhuis benadrukt en waarin hij wordt bijgevallen door de Draft<br />
Common Frame of Reference 5 - de vrijheid om niet te contracteren. 6 Anderzijds is er de<br />
aanwezigheid <strong>van</strong> de mogelijkheid tot zelfontplooiing. Hier ligt de nadruk niet op een mogen,<br />
maar op een kunnen, op de mogelijkheid om iets te doen.<br />
In beide karakteriseringen <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong> ontbreekt evenwel een aanduiding <strong>van</strong> de<br />
vrijheid <strong>van</strong> de wil waarmee contracten worden aangegaan. Daar gaat Nieuwenhuis in zijn<br />
artikel over <strong>contractsvrijheid</strong> weliswaar uitvoerig op in, maar in zijn omschrijving <strong>van</strong><br />
<strong>contractsvrijheid</strong> als ‘de vrijheid om desverkiezend verbintenissen aan te gaan, maar ook, en<br />
even belangrijk, de vrijheid om géén verbintenissen aan te gaan’ komt de vrijheid <strong>van</strong> de wil<br />
zelf niet terug.<br />
Het heeft er veel <strong>van</strong> weg dat de <strong>contractsvrijheid</strong> een begrip is waar<strong>van</strong> men intuïtief meent<br />
de inhoud te kennen, maar waarover als het puntje bij het paaltje komt minder duidelijkheid<br />
bestaat dan men aan<strong>van</strong>kelijk zou menen. Het is met de <strong>contractsvrijheid</strong> net als met de tijd,<br />
waar<strong>van</strong> Augustinus in het hierboven aangehaalde fragment verzuchtte dat we eige<strong>nl</strong>ijk niet<br />
precies weten wat die inhoudt. We hebben wel een vaag idee, maar helderheid ontbreekt. Dit<br />
betekent dat de claim dat de <strong>contractsvrijheid</strong> al sinds geruime tijd aan het afnemen is niet zo<br />
eenvoudig hard te maken valt. Het moet eerst duidelijk zijn wat precies al dan niet afneemt.<br />
In deze bijdrage zal getracht worden om op dit punt wat meer duidelijkheid te scheppen, door<br />
te komen tot een nauwkeuriger omschrijving <strong>van</strong> wat <strong>contractsvrijheid</strong> inhoudt. Het gaat er<br />
hierbij niet om een beschrijving te geven <strong>van</strong> het recht <strong>van</strong> een bepaald land, of om te pleiten<br />
voor een bepaalde regeling <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong>. Het gaat er zelfs niet om de claim dat de<br />
<strong>contractsvrijheid</strong> afneemt op zijn waarheid te beoordelen. Het doel <strong>van</strong> deze bijdrage is in de<br />
eerste plaats om helderheid te scheppen omtrent de aard <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong>, zodat het<br />
inzicht in een centraal onderdeel <strong>van</strong> het verbintenissenrecht, namelijk de algemene leer der<br />
5 Ch. von Bar, E. Clive en H. Schulte-Nölke (red.), Principles, Definitions and Model Rules of European<br />
Private Law. Draft Common Frame of Reference (DCFR), Sellier European Law Publishers, München 2009,<br />
blz. 62.<br />
6 H. Nieuwenhuis, ‘Contractvrijheid, een weerbarstig beginsel’, in Hartlief en Stolker, Contractvrijheid, blz.<br />
23-32. Ook in H. Nieuwenhuis, Waartoe is het recht op aarde?, BJu, Den Haag 2006, blz. 87-103.<br />
- 3 -
overeenkomsten, groter kan worden. Dit toegenomen inzicht moet het eenvoudiger maken om<br />
de claim dat de <strong>contractsvrijheid</strong> afneemt op zijn waarde te beoordelen. Maar die beoordeling<br />
zelf, die rechtshistorisch onderzoek verlangt, valt buiten het bestek <strong>van</strong> deze bijdrage, die toch<br />
vooral rechtstheoretisch <strong>van</strong> aard is.<br />
Toch is het doel <strong>van</strong> deze bijdrage minder bescheiden dan men uit het bovenstaande zou<br />
kunnen opmaken. Begripsmatige analyse, zoals die in deze bijdrage plaats vindt, kan<br />
vergaande invloed hebben op de manier waarop een bepaald onderwerp in het recht wordt<br />
geregeld. De aard <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong> zal hieronder worden besproken in het licht <strong>van</strong><br />
het algemenere leerstuk <strong>van</strong> de private autonomie in het privaatrecht en de aard <strong>van</strong><br />
(privaatrechtelijke) rechtshandelingen. In dit kader zal ook een aantal onderscheidingen<br />
worden gemaakt, tussen de rechtshandeling als doctrinair en als intern-juridisch begrip, tussen<br />
het mogen en het kunnen verrrichten <strong>van</strong> een rechtshandeling en tussen de bevoegdheid en het<br />
vermogen om rechtshandelingen te verrichten. Al deze onderscheidingen kunnen aa<strong>nl</strong>eiding<br />
zijn om concrete regels aan te passen. In mijn oratie 7 heb ik voorbeelden gegeven <strong>van</strong> hoe dat<br />
zou kunnen.<br />
De bevindingen omtrent private autonomie in het algemeen en <strong>contractsvrijheid</strong> in het<br />
bijzonder zullen luiden dat <strong>contractsvrijheid</strong> op zijn minst twee <strong>dimensies</strong> heeft. De ene<br />
dimensie is het vermogen om door middel <strong>van</strong> een overeenkomst rechtsgevolgen tot stand te<br />
brengen. De andere dimensie is de afwezigheid <strong>van</strong> onwenselijke invloeden bij het vormen<br />
<strong>van</strong> de bedoeling om door middel <strong>van</strong> een contract rechtsgevolgen tot stand te brengen. Van<br />
minder groot belang dan deze twee <strong>dimensies</strong> is de vrijheid in de zin <strong>van</strong> permissie om<br />
contracten te sluiten met wie men wil en met de inhoud die men wil. De permissie om te<br />
contracteren zal eige<strong>nl</strong>ijk slechts <strong>van</strong> belang blijken te zijn voor zover deze <strong>van</strong> invloed is op<br />
het vermogen om te contracteren.<br />
2 Privateautonomieen<strong>contractsvrijheid</strong><br />
Het publiekrecht en het privaatrecht zijn moeilijk om scherp te onderscheiden. Als men<br />
desondanks toch een scheidslijn wil trekken, zou die lijn geïnspireerd kunnen worden door de<br />
gedachte dat het publiekrecht de wijze regelt waarop de overheid of staat fungeert binnen de<br />
same<strong>nl</strong>eving met het oog op het algemeen belang, terwijl het privaatrecht voor<br />
rechtssubjecten en wel met name voor individuele mensen, de ruimte en gelegenheid schept<br />
7 J.C. Hage, De wondere wereld <strong>van</strong> het recht, inaugurele rede Maastricht 2007.<br />
- 4 -
om hun eigen belangen te behartigen. 8 Het is deze visie op het privaatrecht, namelijk dat het<br />
een kader verschaft waarbinnen rechtssubjecten hun privébelangen kunnen behartigen, die<br />
verklaart waarom autonomie zo’n belangrijke rol speelt binnen het privaatrecht. Op het eerste<br />
gezicht bestaat deze autonomie uit niets anders dan een sfeer <strong>van</strong> vrijheid en kansen die het<br />
privaatrecht voor de burgers schept en die dezen naar believen kunnen benutten.<br />
Rechtshandelingen vormen de meest karakteristieke uitdrukking <strong>van</strong> de private autonomie. 9<br />
Door middel <strong>van</strong> rechtshandelingen kunnen rechtssubjecten opzettelijk rechtsrelaties tussen<br />
henzelf en andere rechtssubjecten scheppen, veranderen en opheffen. 10 Het recht verbindt<br />
rechtsgevolgen aan rechtshandelingen omdat en voor zover de ‘rechtshandelenden’ deze<br />
rechtsgevolgen tot stand wilden brengen. Dit maakt het voor rechtssubjecten mogelijk om hun<br />
juridische zaken te regelen zoals hen goed dunkt, zij het dat er grenzen zijn aan wat mogelijk<br />
is. 11<br />
Overeenkomsten zijn de meest prominente vorm <strong>van</strong> rechtshandelingen in het privaatrecht.<br />
De autonomie <strong>van</strong> rechtssubjecten is voor een belangrijk deel belichaamd in hun vermogen<br />
om verplichtingen jegens hun contractspartners op zich te nemen, gewoo<strong>nl</strong>ijk teneinde <strong>van</strong><br />
hen een voordeel terug te ont<strong>van</strong>gen. Op deze manier maakt het recht een zekere<br />
arbeidsdeling mogelijk, die essentieel is voor same<strong>nl</strong>evingen met enige complexiteit. 12<br />
8 Een betoog in deze zin is te vinden in W. Lucy, Philosophy of Private Law, Oxford University Press, Oxford<br />
2007, blz. 14-21. Heel expliciet is ook K. Larenz and M. Wolf, Allgemeiner Teil des Bürgerlichen Rechts,<br />
Verlag C.H. Beck, München 2004, blz. 1, waar het regelen <strong>van</strong> de private autonomie zelfs genoemd wordt<br />
als deel <strong>van</strong> een definitie <strong>van</strong> het privaatrecht. Zie ook F. Terré, Introduction générale au droit, Dalloz, 7 e<br />
druk, Parijs 2006, blz. 85.<br />
9 Ik prefereer de wat Duits aandoende uitdrukking ‘private autonomie’ boven het in oren <strong>van</strong> wie Nederlands<br />
gewend is wat plezieriger klinkende ‘partijautonomie’. De reden hiervoor is dat de laatste uitdrukking sterk<br />
de induk wekt dat het zou gaan om de autonomie <strong>van</strong> contractspartijen, terwijl het me er bij de private<br />
autonomie juist om te doen is aan te geven dat het om een autonomie gaat die een bredere functie heeft dan<br />
enkel in het kader <strong>van</strong> het contracteren.<br />
10 Ook in het publiekrecht zijn er rechtshandelingen, maar de bespreking daar<strong>van</strong> valt buiten het bestek <strong>van</strong><br />
deze bijdrage. Een oude, maar nog steeds rele<strong>van</strong>te studie over rechtshandelingen in het publiekrecht is<br />
J.G. Steenbeek, Rechtshandeling en rechtsgevolg in het staat- en het administratief recht, Vuga, Arnhem<br />
1958.<br />
11 Deze karakterisering <strong>van</strong> rechtshandelingen zal worden toegelicht en verfijnd in paragraaf 4.<br />
12 Vgl. J.H. Nieuwenhuis, Drie beginselen <strong>van</strong> contractenrecht, Kluwer, Deventer 1979, blz. 43-47 en – onder<br />
verwijzing naar Aristoteles - Asser-Hartkamp 4-II, blz. 35.<br />
- 5 -
Contractsvrijheid is de verschijningsvorm die private autonomie aanneemt bij<br />
overeenkomsten. Volgens Flume worden de uitdrukkingen ‘private autonomie’<br />
(Privatautonomie) en ‘<strong>contractsvrijheid</strong>’ (Vertragsfreiheit) vaak als synoniemen gebruikt. Hij<br />
verklaart dit uit het feit dat overeenkomsten de voornaamste vorm zijn waarin privépersonen<br />
hun autonomie tot uitdrukking brengen. Flume benadrukt dat de autonomie <strong>van</strong> de partijen bij<br />
een overeenkomst een speciaal geval is <strong>van</strong> de autonomie <strong>van</strong> rechtssubjecten om door middel<br />
<strong>van</strong> rechtshandelingen gestalte te geven aan hun rechtsrelaties. 13 In dezelfde geest schrijft<br />
Stolker dat <strong>contractsvrijheid</strong> de voorwaarden schept waaronder mensen zich vrijelijk kunnen<br />
ontwikkelen. 14<br />
Waar Flume en Stolker de <strong>contractsvrijheid</strong> zien als een speciaal geval <strong>van</strong> de private<br />
autonomie, stelt Nieuwenhuis de twee naast elkaar. Hij omschrijft de <strong>contractsvrijheid</strong> als de<br />
bevoegdheid (in de zin <strong>van</strong> ‘vrijheid’) <strong>van</strong> partijen om te contracteren met de personen <strong>van</strong><br />
hun eigen keuze. Autonomie zou daarentegen geen kwestie <strong>van</strong> bevoegdheid zijn, maar<br />
veeleer de grond die de gebondenheid <strong>van</strong> partijen aan hun overeenkomst rechtvaardigt: zij<br />
wilden de gebondenheid zelf. 15 Bij autonomie gaat het om een moeten, namelijk het moeten<br />
doen <strong>van</strong> wat bij contract is afgesproken; bij <strong>contractsvrijheid</strong> gaat het om een mogen,<br />
namelijk het mogen sluiten <strong>van</strong> een overeenkomst. De opvatting <strong>van</strong> Nieuwenhuis dat het bij<br />
private autonomie gaat om een moeten wordt gedeeld door Zweigert en Kötz, die de<br />
autonomie, naast utilistische overwegingen, beschouwen als een <strong>van</strong> de twee hoofdgronden<br />
voor de verbindende kracht <strong>van</strong> overeenkomsten. 16<br />
Hieronder zal blijken dat private autonomie twee <strong>dimensies</strong> heeft. De ene dimensie heeft<br />
betrekking op de zuiver psychologische bedoeling <strong>van</strong> rechtssubjecten om rechtsgevolgen tot<br />
stand te brengen en op de gelegenheid die het recht biedt om deze bedoelingen te realiseren.<br />
De andere dimensie heeft betrekking op de vrijheid <strong>van</strong> individuen om hun eigen zaken te<br />
regelen en de mogelijkheden die het recht biedt om deze vrijheid waar te maken. Teneinde het<br />
verschil tussen deze twee <strong>dimensies</strong> <strong>van</strong> de private autonomie, die – het zij toegegeven – op<br />
het eerste gezicht erg veel op elkaar lijken, duidelijk te krijgen, moeten we een omweg maken<br />
langs de aard <strong>van</strong> rechtshandelingen.<br />
13 W. Flume, Das Rechtsgeschäft, 3 e druk., Springer, Berlijn 1979, blz. 12.<br />
14 C.J.J.M. Stolker, ‘Woord vooraf’, in Hartlief and Stolker, Contractvrijheid, blz. ix.<br />
15 Nieuwenhuis, Drie beginselen <strong>van</strong> contractenrecht, blz. 6.<br />
16 Vgl. K. Zweigert en H. Kötz, An Introduction to Comparative Law, 3 e druk, Clarendon Press, Oxford 1998,<br />
blz. 325.<br />
- 6 -
3 ‘Rechtshandeling’alsdoctrinairenalsinternjuridischbegrip<br />
Private autonomie heeft alles te maken met rechtshandelingen en inzicht in de aard <strong>van</strong> deze<br />
autonomie veronderstelt daarom inzicht in de aard <strong>van</strong> rechtshandelingen. Het juridische<br />
leerstuk ‘rechtshandelingen’ is evenwel niet erg eenvoudig en dat komt ondermeer door een<br />
dubbelzinnigheid.<br />
Aan de ene kant zijn rechtshandelingen een bepaald soort rechtsfeiten. Rechtsfeiten zijn<br />
gebeurtenissen waaraan door het recht gevolgen, zogenaamde ‘rechtsgevolgen’, worden<br />
verbonden. Rechtshandelingen zijn handelingen waarmee de handelende personen beogen<br />
rechtsgevolgen tot stand te brengen en waaraan het recht de beoogde rechtsgevolgen verbindt<br />
omdat ze werden beoogd. Deze laatste toevoeging is belangrijk, want het is mogelijk dat<br />
iemand beoogt om door middel <strong>van</strong> een handeling rechtsgevolgen te bewerkstelligen en dat<br />
deze rechtsgevolgen inderdaad intreden, maar dat het toch niet om een rechtshandeling ging.<br />
Een voorbeeld is dat iemand verhuist naar een andere gemeente teneinde minder onroerende<br />
zaakbelasting te hoeven betalen. De enkele feiten dat de verhuizer beoogde minder<br />
belastingen te betalen en dat het recht dit rechtsgevolg inderdaad aan de verhuizing verbindt,<br />
maken de verhuizing nog niet tot een rechtshandeling. De idee achter rechtshandelingen is<br />
juist dat het instrumenten zijn waarmee rechtssubjecten opzettelijk rechtsgevolgen tot stand<br />
kunnen brengen en dat het recht nadrukkelijk aan rechtssubjecten de mogelijk biedt om aldus<br />
rechtsgevolgen tot stand te brengen. Men zou zelfs zover kunnen gaan om te stellen dat een<br />
bepaald rechtssysteem het verschijnsel ‘rechtshandeling’ kent, dan en slechts dan als het aan<br />
rechtssubjecten de mogelijkheid biedt om door handelingen de met deze handelingen beoogde<br />
rechtsgevolgen tot stand te brengen. In het fiscale voorbeeld verbindt het belastingrecht<br />
gevolgen aan de verhuizing, maar deze gevolgen worden niet aan de verhuizing verbonden<br />
omdat ze beoogd waren. Bovendien zijn de verschillende hoogtes <strong>van</strong> onroerende<br />
zaakbelasting in diverse gemeentes niet bedoeld om inwoners de mogelijkheid te bieden om<br />
door middel <strong>van</strong> verhuizing de hoogte <strong>van</strong> hun belastingplicht aan te passen.<br />
De karakterisering <strong>van</strong> rechtshandelingen als handelingen waarmee de handelende personen<br />
beogen rechtsgevolgen tot stand te brengen en waaraan het recht de beoogde rechtsgevolgen<br />
verbindt omdat ze werden beoogd, is niet gebonden aan een concreet rechtssysteem. Sterker<br />
nog, hij abstraheert juist <strong>van</strong> rechtssystemen door de mogelijkheid te bieden om te beoordelen<br />
of een bepaald concreet rechtssysteem het verschijnsel rechtshandelingen kent. De notie<br />
‘rechtshandeling’ waar het hier om gaat is een doctrinaire notie, een begrip ontwikkeld in de<br />
- 7 -
echtsgeleerdheid om bepaalde verschijnselen die rele<strong>van</strong>te kenmerken gemeenschappelijk<br />
hebben te kunnen aanduiden.<br />
Daar staat tegenover het begrip ‘rechtshandeling’ zoals dat voorkomt in rechtsregels. In het<br />
Nederlandse recht is het bijvoorbeeld zo dat de wetgever een aantal regels heeft geformuleerd<br />
die betrekking hebben op de totstandkoming, de nietigheid en de vernietigbaarheid <strong>van</strong><br />
rechtshandelingen. 17 Deze regels geven ondermeer de voorwaarden waaronder een bepaalde<br />
gebeurtenis in het Nederlandse recht geldt als een rechtshandeling. Het zijn <strong>van</strong> een geldige<br />
rechtshandeling is een juridische status waaraan rechtsgevolgen zijn verbonden. 18 Het recht<br />
regelt niet alleen deze rechtsgevolgen, maar bevat ook regels die aangeven hoe de status<br />
wordt verworven en regels die aangeven hoe deze status weer eindigt. 19 Het begrip<br />
‘rechtshandeling’ dat door al deze regels wordt beheerst en gedefinieerd, is een intern-<br />
juridisch begrip, een begrip dat voorkomt in rechtsregels en waaraan het recht in beginsel elke<br />
mogelijke inhoud kan geven. 20<br />
Het onderscheid tussen ‘rechtshandeling’ als doctrinair en als intern-juridisch begrip 21 kan<br />
verklaren waarom rechtshandelingen tot stand kunnen komen, ook waar de intentie om<br />
bepaalde rechtsgevolgen tot stand te brengen ontbrak. De meeste rechtssystemen laten<br />
bijvoorbeeld toe dat overeenkomsten tot stand komen als de bedoeling daartoe bij de ene<br />
partij ontbrak, maar de andere partij er redelijkerwijs op vertrouwde dat die bedoeling wel<br />
aanwezig was. 22 Deze regeling dient de belangen <strong>van</strong> het handelsverkeer, maar past minder<br />
goed bij de doctrinaire notie <strong>van</strong> een rechtshandeling. We zien hier dus een discrepantie<br />
17 Boek 3, titel 2 <strong>van</strong> het Burgerlijk Wetboek.<br />
18 Juridische status komt uitvoeriger aan de orde in J.C. Hage, ‘De betekenis <strong>van</strong> juridische statuswoorden’, in<br />
Rechtsfilosofie en Rechtstheorie 37, nr.1 (2008), blz. 13-28.<br />
19 Meer hierover in J.C. Hage, ‘Statische en dynamische rechtsfeiten’, in Ars Aequi 58 (2009), blz. 91-98 en in<br />
J.C. Hage, ‘What is a legal transaction?’, in M. del Mar and Z. Bankowski (red.), Law as Institutional<br />
Normative Order, Ashgate, Londen 2009, blz. 103-124.<br />
20 Als het recht een heel ‘vreemde’ regeling <strong>van</strong> rechtshandelingen zou geven, die in het geheel niet aansluit bij<br />
het doctrinaire begrip ‘rechtshandeling’, dan is de regeling niet meer te beschouwen als een regeling <strong>van</strong><br />
rechtshandelingen, zelfs niet als het woord ‘rechtshandeling’ in de regelingen zou voorkomen.<br />
21 Dit onderscheid is ontleend aan de analyses <strong>van</strong> Å. Frändberg, ‘An Essay on Legal Concept Formation’ in<br />
J.C. Hage en D. von der Pfordten (red.), Concepts in Law, Springer, Dordrecht 2009, blz. 1-16.<br />
22 Vergelijk bijvoorbeeld art. 2:102 <strong>van</strong> de Principles of European Contract Law, dat stelt dat de bedoeling <strong>van</strong><br />
een contractspartij om juridisch gebonden te zijn moet worden opgemaakt uit diens verklaring of gedrag<br />
zoals die redelijkerwijs moesten worden opgevat door de wederpartij. De artikelen 4:102 en 4:302 <strong>van</strong> de<br />
Draft Common Frame of Reference hebben dezelfde strekking.<br />
- 8 -
tussen het doctrinaire begrip rechtshandeling en de status <strong>van</strong> rechtshandeling zoals die<br />
intern-juridisch wordt gedefinieerd. 23 Dat een dergelijke discrepantie kan bestaan betekent dat<br />
het niet steeds mogelijk is om een analyse <strong>van</strong> rechtshandelingen in doctrinaire zin te<br />
kritiseren omdat die niet geheel in overeenstemming is met de wijze waarop het intern-<br />
juridische begrip ‘rechtshandeling’ is geregeld in concrete rechtssystemen.<br />
Deze bijdrage gaat over private autonomie en <strong>contractsvrijheid</strong> in het algemeen en hoe die<br />
moeten worden beschouwd in het licht <strong>van</strong> de aard <strong>van</strong> rechtshandelingen in het algemeen.<br />
We zullen het daarom in het vervolg hebben over rechtshandelingen als doctrinair begrip en<br />
niet over rechtshandelingen zoals deze in een concreet rechtssysteem worden geregeld.<br />
4 Rechtshandelingenenautonomie<br />
Rechtshandelingen in doctrinaire zin zijn handelingen <strong>van</strong> rechtssubjecten, waarmee deze<br />
beogen rechtsgevolgen tot stand te brengen en waarbij geldt dat deze rechtsgevolgen in<br />
beginsel de beoogde zijn en dat ze afhankelijk zijn <strong>van</strong> de intentie om deze rechtsgevolgen tot<br />
stand te brengen. Sommige auteurs laten deze laatste clausule achterwege 24 , maar we hebben<br />
gezien uit het voorbeeld <strong>van</strong> de verhuizing omwille <strong>van</strong> de fiscale effecten, dat het voor een<br />
rechtshandeling cruciaal is dat de rechtsgevolgen afhankelijk zijn <strong>van</strong> het beoogd zijn.<br />
Van Dunné is nog een stap verder gegaan en heeft zelfs de voorwaarde weggelaten dat de<br />
rechtshandelende persoon de bedoeling heeft om rechtsgevolgen in het leven te roepen. In zijn<br />
opvatting worden de gevolgen <strong>van</strong> rechtshandelingen primair bepaald door het recht en de<br />
bedoelingen <strong>van</strong> rechtshandelenden zijn slechts één factor bij het bepalen <strong>van</strong> deze<br />
rechtsgevolgen. Daarom is een rechtshandeling in de ogen <strong>van</strong> Van Dunné niet anders dan een<br />
handeling met rechtsgevolgen. 25 Als beschrijving <strong>van</strong> het positieve (Nederlandse) recht kan<br />
23 Eige<strong>nl</strong>ijk liggen de zaken ingewikkelder, omdat de meeste rechtsssystemen het abstracte begrip<br />
‘rechtshandeling’ niet als intern-juridisch begrip kennen. Maar dan kennen ze wel het intern-juridische begrip<br />
‘overeenkomst’ en de doctrine dat overeenkomsten rechtshandelingen zijn.<br />
24 Een voorbeeld is W. <strong>van</strong> Gerven, Beginselen <strong>van</strong> Belgisch privaatrecht I, Algemeen Deel, E.Story-Scientia,<br />
Brussel 1987, blz. 282. Uit het feit dat Van Gerven de clausule niet noemt, kan natuurlijk niet worden<br />
opgemaakt dat hij de noodzaak er<strong>van</strong> verwerpt.<br />
25 Vgl. J.M. <strong>van</strong> Dunné, Normatieve uitleg <strong>van</strong> rechtshandelingen, Kluwer, Deventer 1971, en zijn latere werk<br />
over verbintenissenrecht, Verbintenissenrecht , deel 1: Contractenrecht, 5 e druk., Kluwer, Deventer 2004,<br />
blz. 133e.v.. De interessante opvattingen <strong>van</strong>Van Dunné komen uitvoeriger aan de orde in Hage, De wondere<br />
wereld <strong>van</strong> het recht, blz. 24-25.<br />
- 9 -
Van Dunné’s karakterisering <strong>van</strong> rechtshandelingen juist of onjuist zijn, maar als hij juist is<br />
wil dit niets zeggen over de juistheid <strong>van</strong> het doctrinaire begrip rechtshandeling, maar enkel<br />
iets over de adequatie <strong>van</strong> dit begrip om de (Nederlandse) rechtspraktijk te beschrijven. Als<br />
Van Dunné gelijk heeft, werkt het Nederlandse recht niet met rechtshandelingen in doctrinaire<br />
zin.<br />
Er bestaat een nauwe samenhang tussen het bestaan <strong>van</strong> rechtshandelingen (in doctrinaire zin)<br />
en de autonomie <strong>van</strong> rechtssubjecten. 26 Door de rechtsgevolgen <strong>van</strong> bepaalde handelingen<br />
afhankelijk te maken <strong>van</strong> de bedoeling <strong>van</strong> de handelende partij om deze rechtsgevolgen te<br />
bewerkstelligen, maakt het recht het eenvoudiger voor de rechtssubjecten om hun<br />
rechtsposities en rechtsrelaties opzettelijk te beïnvloeden. Enkel maar eenvoudiger, want de<br />
mogelijkheid om rechtsposities en rechtsrelaties opzettelijk te beïnvloeden bestaat ook als er<br />
geen rechtshandelingen zijn. Dit blijkt uit het al vaker genoemde voorbeeld <strong>van</strong> de fiscaal<br />
gemotiveerde verhuizing. Laten we handelingen waar<strong>van</strong> de rechtsgevolgen niet afhankelijk<br />
zijn <strong>van</strong> het beoogd zijn juridische handelingen noemen. 27 Het grote verschil tussen juridische<br />
handelingen en rechtshandelingen is dat iemand die een juridische handeling verricht niet zelf<br />
de rechtsgevolgen kiest – al kiest hij mogelijk wel de handeling met het oog op de<br />
rechtsgevolgen waar die toe leidt – terwijl iemand die een rechtshandeling verricht wel zelf de<br />
rechtsgevolgen kiest. Daarom zijn rechtshandelingen een schoolvoorbeeld <strong>van</strong> autonomie. Of,<br />
en in welke mate, de partijen bij een overeenkomst autonoom zijn, hangt af <strong>van</strong> de mate<br />
waarin een rechtssysteem overeenkomsten behandelt als rechtshandelingen in doctrinaire zin.<br />
Dat dit volledig gebeurt is niet <strong>van</strong>zelfsprekend. Sterker nog, het is wel betoogd – zij het met<br />
gebruikmaking <strong>van</strong> andere terminologie – dat het (Amerikaanse) recht een ontwikkeling heeft<br />
meegemaakt waarin contracten zijn verschoven <strong>van</strong> rechtshandelingen naar juridische<br />
handelingen. 28 Van Dunné’s benadering <strong>van</strong> rechtshandelingen wijst, indien toegepast op<br />
overeenkomsten, in dezelfde richting.<br />
26 Zie ook J.H. Merryman, The civil law tradition, 2 e druk, Stanford University Press, Stanford 1985, blz. 75.<br />
27 Dit zou de Duitse praktijk volgen, waarin wordt onderscheiden tussen Rechtsgeschäfte (rechtshandelingen)<br />
en Rechtshandlungen (juridische handelingen). Vgl. Flume, Das Rechtsgeschäft, blz. 104 e.v.. Zie ook<br />
Larenz en Wolf, Allgemeiner Teil, blz. 396 e.v.<br />
28 Ik doel op G. Gilmore, The Death of Contract, Ohio State University Press, Columbus 1974.<br />
- 10 -
5 Permissie,bevoegdheidenvermogen<br />
Letterlijk vertaald betekent autonomie ‘zelfwetgeving’. Dit suggereert dat wie autonoom is<br />
zichzelf het gedrag voorschrijft. De letterlijke vertaling geeft daarmee een verkeerde indruk<br />
<strong>van</strong> wat autonomie in het privaatrecht inhoudt. Autonomie betreft namelijk niet wat iemand<br />
moet of mag, welke permissies er zijn, of wie gedragsvoorschriften oplegt. Autonomie in het<br />
privaatrecht betreft de vraag wat iemand kan. Wie autonoom is, is vrij in de zin dat hij kan<br />
doen wat hij wil.<br />
Dit kunnen moet goed worden onderscheiden <strong>van</strong> het mogen verrichten <strong>van</strong><br />
rechtshandelingen. Het verschil tussen mogen en kunnen werd in dit verband al benadrukt<br />
door Hohfeld in zijn onderscheid tussen duties en powers. 29 Als men een rechtsplicht schendt,<br />
heeft men in strijd met een ‘duty’ gehandeld. Het primaire rechtsgevolg hier<strong>van</strong> is dat men<br />
onrechtmatig of wederrechtelijk heeft gehandeld. Daaraan wordt dan eventueel weer een<br />
sanctie in de vorm <strong>van</strong> schadevergoeding of straf verbonden. Deze sanctie is echter een<br />
indirect gevolg <strong>van</strong> de schending <strong>van</strong> een rechtsplicht; het primaire gevolg is enkel dat er<br />
onrechtmatig of wederrechtelijk werd gehandeld.<br />
De sanctie op het ‘doen’ <strong>van</strong> wat men niet kan, op het ‘overtreden’ <strong>van</strong> een ‘power’, is dat de<br />
beoogde handeling niet lukt. Hier is de sanctie direct; het niet kunnen verrichten <strong>van</strong> een<br />
bepaald soort rechtshandeling bestaat er juist in dat de sanctie <strong>van</strong> het niet-slagen intreedt. Bij<br />
rechtshandelingen gaat het dan met name om de sanctie nietigheid; de beoogde<br />
rechtsgevolgen treden niet in. Als een rechtshandeling ‘enkel maar’ vernietigbaar is, is de<br />
rechtshandeling in wezen geslaagd, zij het mogelijk niet volmaakt. Vernietigbare<br />
rechtshandelingen kunnen worden verricht; het recht maakt het verrichten daar<strong>van</strong><br />
nadrukkelijk mogelijk.<br />
Private autonomie in het overeenkomstenrecht heeft met name te maken met de<br />
rechtsgevolgen die contractanten kunnen bewerkstelligen door het sluiten <strong>van</strong><br />
overeenkomsten. 30 Des te groter de autonomie, des te meer (soorten) rechtsgevolgen<br />
29 Vgl. W.N. Hohfeld, Fundamental legal conceptions as applied in judicial reasoning, Greenwood Press,<br />
Westport 1978, blz. 35 e.v.<br />
30 Overigens geldt ook buiten de sfeer <strong>van</strong> het recht dat vrijheid meer te maken heeft met wat men kan doen,<br />
dan met wat men mag doen. De onvrijheid <strong>van</strong> de ge<strong>van</strong>gene bestaat er juist in dat hij niet kan ontsnappen.<br />
De neiging om onvrijheid ook te verbinden met het niet mogen doen <strong>van</strong> bepaalde dingen valt te verklaren uit<br />
het feit dat de sancties op het schenden <strong>van</strong> plichten vaak bestaan uit het onmogelijk maken <strong>van</strong> de<br />
- 11 -
ewerkstelligd kunnen worden. Vandaar ook het verband tussen private autonomie en<br />
<strong>contractsvrijheid</strong>, want net als private autonomie betreft <strong>contractsvrijheid</strong> de kwestie welke<br />
rechtsgevolgen tot stand gebracht kunnen worden. 31<br />
In de i<strong>nl</strong>eidende paragraaf hebben we al gezien dat het onderscheid tussen mogen en kunnen<br />
niet altijd even scherp wordt gemaakt en dat het daarom niet altijd duidelijk is of de<br />
omschrijving die rechtsgeleerde auteurs geven <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong> betrekking hebben op<br />
het mogen contracteren, of op het kunnen bewerkstelligen <strong>van</strong> rechtsgevolgen door middel<br />
<strong>van</strong> een contract. Dat het bij <strong>contractsvrijheid</strong> om een kunnen gaat en niet om een permissie<br />
wordt duidelijk als men probeert na te gaan wat de sanctie zou zijn op de overtreding <strong>van</strong> de<br />
plicht om te contracteren. Een dergelijke plicht bestaat bijvoorbeeld voor notarissen, die<br />
dienen te contracteren met iedereen die <strong>van</strong> hun diensten gebruik wil maken. 32 Stel nu dat een<br />
notaris zonder goede gronden weigert om een transportakte te passeren. Mijns inziens pleegt<br />
hij dan tekortkoming en dat zou betekenen dat er toch sprake is <strong>van</strong> een verbintenis uit<br />
overeenkomst. Dit zou betekenen dat de notaris niet het vermogen heeft om niet te<br />
contracteren en dat de contractsdwang hier niet in de eerste plaats een verplichting tot<br />
contracteren is, maar veeleer een onmogelijkheid om het contract te vermijden. 33<br />
Ten aanzien <strong>van</strong> het kunnen bewerkstelligen <strong>van</strong> rechtsgevolgen door middel <strong>van</strong> een<br />
overeenkomst is het nuttig onderscheid te maken tussen de bevoegdheid om rechtsgevolgen<br />
tot stand te brengen en het vermogen om dat te doen. Het begrip ‘bevoegdheid’ wordt door<br />
juristen op vele verschillende manieren gebruikt en het moet daarom zorgvuldig worden<br />
normschending. Dit kan een psychische onmogelikheid betreffen: de angst voor de sanctie belemmert verdere<br />
normschending.<br />
31 Het is gebruikelijk om onder <strong>contractsvrijheid</strong> ook te laten vallen de vrijheid om te contracteren met wie men<br />
wil. Deze laatste vrijheid zou men kunnen zien als een speciaal geval <strong>van</strong> de vrijheid om de inhoud <strong>van</strong> de<br />
contractuele verbintenissen te bepalen. Zo zal een contract tussen A en B gewoo<strong>nl</strong>ijk meebrengen dat er<br />
verplichtingen voor zowel A als B ontstaan. Dat de verplichtingen A en B betreffen maakt deel uit <strong>van</strong> de<br />
inhoud <strong>van</strong> de ontstane verbintenissen.<br />
32 Artikel 21 <strong>van</strong> de Wet op het notarisambt bepaalt bijvoorbeeld dat de notaris verplicht is de hem bij of<br />
krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten …. Het gaat dus<br />
om een verplichting om het werk te doen en niet primair om een verplichting om een overeenkomst te<br />
sluiten, al bepaalt art. 16 <strong>van</strong> dezelfde wet ook dat de wettelijke werkzaamheden <strong>van</strong> de notaris berusten op<br />
een overeenkomst tussen notaris en cliënt.<br />
33 Dat dit niet de enig mogelijke interpretatie <strong>van</strong> de situatie is, blijkt uit de korte discussie hierover die Klik in<br />
zijn al eerder genoemde preadvies voert met Nagelkerke. Zie, Klik, Contractsdwang, blz. 1-2.<br />
- 12 -
gedefinieerd. Soms zeggen we dat iemand bevoegd is om iets te doen als we daarmee<br />
bedoelen dat deze persoon iets mag doen.<br />
Zo bepaalt artikel 35 lid 1 <strong>van</strong> het Nederlandse Wetboek <strong>van</strong> Strafvordering:<br />
Het gerecht dat tot eenige beslissing in de zaak is geroepen, is bevoegd den verdachte in<br />
de gelegenheid te stellen om te worden gehoord.<br />
Als een gerecht een verdachte in de gelegenheid stelt om te worden gehoord, is dat een<br />
feitelijke handeling, geen rechtshandeling. De bevoegdheid om dit te doen is niet de<br />
bevoegdheid om een bepaald soort rechtshandeling te verrichten, maar niet anders dan de<br />
permissie om de verdachte in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Een dergelijke<br />
permissie is het tegendeel <strong>van</strong> een verbod.<br />
Heel anders is het in artikel 3:84 lid 1 <strong>van</strong> het Nederlandse Burgerlijk Wetboek, dat luidt:<br />
Voor overdracht <strong>van</strong> een goed wordt vereist een levering krachtens geldige titel, verricht<br />
door hem die bevoegd is over het goed te beschikken.<br />
De bevoegdheid waar het hier over gaat is de bevoegdheid om over een goed te beschikken.<br />
Beschikken is een verzamelnaam voor rechtshandelingen waarbij de goederenrechtelijke<br />
status <strong>van</strong> een goed wordt veranderd. Het overdragen <strong>van</strong> het goed door de ene rechthebbende<br />
aan de andere is daar een prominent voorbeeld <strong>van</strong>. Om te kunnen beschikken, dat wil zeggen<br />
om een rechtshandeling <strong>van</strong> het type beschikken te kunnen verrichten, is het nodig om<br />
bevoegd te zijn. Wie niet bevoegd is, kan dergelijke rechtshandelingen in beginsel niet<br />
verrichten. De bevoegdheid staat hier voor het kunnen verrichten <strong>van</strong> bepaalde soorten<br />
rechtshandelingen. In het vervolg zullen we de woorden ‘bevoegd’ en ‘bevoegdheid’<br />
gebruiken voor dit kunnen verrichten <strong>van</strong> bepaalde rechtshandelingen. Bevoegdheid is dan<br />
een juridische status, een status die men moet hebben wil men in staat zijn de betreffende<br />
soorten rechtshandelingen te verrichten. Voor het kunnen verrichten <strong>van</strong> ‘gewone’, feitelijke<br />
handelingen hoeft men niet bevoegd te zijn.<br />
Deze bevoegdheid om bepaalde soorten rechtshandelingen te verrichten moet worden<br />
onderscheiden <strong>van</strong> wat we het vermogen zullen noemen om bepaalde handelingen te<br />
verrichten, of bepaalde gevolgen te bewerkstelligen. Als iemand het vermogen heeft om iets<br />
te doen of te bewerkstelligen, wil dit zeggen dat het <strong>van</strong> de wil <strong>van</strong> deze persoon af hangt of<br />
hij de handeling verricht of het gevolg bewerkstelligt. Dit kan iets te maken hebben met het<br />
tot stand brengen <strong>van</strong> rechtsgevolgen, of zelfs met rechtshandelingen, maar dat hoeft niet. Zo<br />
hebben goede schaatsers het vermogen om 500 meter te schaatsen in minder dan 40 seconden,<br />
- 13 -
heeft een zuinige auto het vermogen om op een tank <strong>van</strong> 60 liter diesel <strong>van</strong> Maastricht naar<br />
Lyon te rijden, of heeft een politicus het vermogen om 50.000 voorkeursstemmen te behalen<br />
bij de verkiezingen. Iemand die ouder is dan 12 jaar heeft (in Nederland) het vermogen om<br />
door middel <strong>van</strong> een onrechtmatige daad voor zichzelf een verplichting tot schadevergoeding<br />
in het leven te roepen. En de eigenaar <strong>van</strong> een zaak heeft tenslotte het vermogen om door<br />
middel <strong>van</strong> overdracht iemand anders eigenaar te maken.<br />
Alleen dit laatste geval betreft een rechtshandeling. Teneinde het vermogen te hebben om<br />
deze rechtshandeling te verrichten, heeft men een bepaalde juridische status, een bevoegdheid<br />
nodig, namelijk beschikkingsbevoegdheid. Men zou een bevoegdheid daarom kunnen<br />
omschrijven als een juridische status die nodig is voor het vermogen om een bepaald soort<br />
rechtshandeling geldig te verrichten. Een bevoegdheid is daarom nodig voor het vermogen om<br />
door middel <strong>van</strong> een rechtshandeling bepaalde rechtsgevolgen tot stand te brengen, maar niet<br />
perse voor het vermogen om die rechtsgevolgen op een andere wijze tot stand te brengen.<br />
Men kan iemand <strong>van</strong> zijn contractuele verplichtingen ontheffen door die kwijt te schelden.<br />
Dat is een rechtshandeling en daarvoor moet men bevoegd zijn. Deze bevoegdheid ligt<br />
normaal gesproken bij de crediteur <strong>van</strong> de verbintenis. Maar het is ook mogelijk om de<br />
debiteur <strong>van</strong> diens verplichtingen te ontheffen door feitelijk gedrag dat rechtsverwerking<br />
oplevert. Dat is geen rechtshandeling en daarom hoeft men daar ook niet bevoegd voor te<br />
zijn. 34<br />
Private autonomie in het privaatrecht en meer in het bijzonder de <strong>contractsvrijheid</strong> betreft het<br />
vermogen <strong>van</strong> rechtssubjecten om door middel <strong>van</strong> rechtshandelingen rechtsgevolgen in het<br />
leven te roepen. 35 De autonomie <strong>van</strong> een rechtssubject is groter naarmate hij of zij meer<br />
soorten rechtshandelingen kan verrichten. Aangezien vermogen niet een juridisch begrip is, is<br />
private autonomie dat ook niet. Het recht is niet de enige factor die bepaalt welke<br />
rechtsgevolgen iemand tot stand kan brengen. Iemand die fysiek niet in staat is om<br />
gedragingen te verrichten die als rechtshandelingen kunnen gelden, heeft niet het vermogen<br />
om door middel <strong>van</strong> rechtshandelingen rechtsgevolgen in het leven te roepen. De autonomie<br />
34 Daarmee is overigens niet gezegd dat iedereen elke rechtsplicht kan laten verdwijnen door rechtsverwerking.<br />
Om een recht te kunnen verwerken hoeft men niet een speciale bevoegdheid te hebben, maar wel een andere<br />
status, namelijk die <strong>van</strong> rechthebbende op dat recht.<br />
35 Een niet-mogen is slechts dan een inbreuk op de vrijheid als aan de overtreding <strong>van</strong> een verbod een sanctie<br />
wordt verbonden die het gedrag bemoeilijkt of onmogelijk maakt. In het Nederlandse recht vindt dit ten dele<br />
plaats in art. 3:40 lid 2 BW.<br />
- 14 -
<strong>van</strong> zo iemand is ernstig beperkt, maar deze beperking is niet juridisch <strong>van</strong> aard. Dit gezegd<br />
hebbend geldt ook dat het recht wel een belangrijke bepalende factor is voor de vragen of, en<br />
in welke mate, iemand in staat is om rechtsgevolgen te bewerkstelligen. Belangrijk in dit<br />
verband is de bevoegdheid om bepaalde soorten rechtshandelingen te verrichten. Bevoegdheid<br />
tot rechtshandelen is geen garantie dat het vermogen bestaat om deze rechtshandelingen te<br />
verrichten, maar het is wel een belangrijke voorwaarde. Als de bevoegdheid ontbreekt,<br />
ontbreekt ook het vermogen om de rechtshandeling (in doctrinaire zin) te verrichten. Maar er<br />
zijn ook andere door het recht bepaalde factoren die medebepalend zijn voor het vermogen<br />
om rechtshandelingen te verrichten en daarmee voor de autonomie <strong>van</strong> rechtssubjecten.<br />
6 Debestaansvoorwaardenvoorrechtshandelingen<br />
Een rechtshandeling is een handeling waarmee de handelende persoon beoogt bepaalde<br />
rechtsgevolgen te bewerkstelligen en waaraan het recht in beginsel deze rechtsgevolgen<br />
verbindt omdat ze werden beoogd. Een rechtssysteem erkent een bepaald soort<br />
rechtshandelingen als het regels bevat die aangeven hoe deze rechtshandelingen verricht<br />
moeten worden, welke randvoorwaarden er zijn willen deze rechtshandelingen geldig zijn, dat<br />
wil zeggen de beoogde gevolgen hebben, en die bepalen dat de beoogde gevolgen inderdaad<br />
(in beginsel) intreden omdat ze werden beoogd.<br />
We zullen het hier verder hebben over een bepaald soort rechtshandelingen, te weten de<br />
overeenkomsten. Overeenkomsten zijn zogenaamde ‘meerzijdige’ rechtshandelingen. Dit wil<br />
zeggen dat ze door twee of meer personen tezamen worden verricht, met de intentie om<br />
gezame<strong>nl</strong>ijk bepaalde rechtsgevolgen te bewerkstelligen. 36 Het recht geeft aan:<br />
1. hoe overeenkomsten kunnen worden gesloten, dat wil zeggen welke gedragingen<br />
gelden als het sluiten <strong>van</strong> een overeenkomst (vormvereisten);<br />
2. welke rechtssubjecten in staat zijn om door middel <strong>van</strong> een overeenkomst welke<br />
rechtsgevolgen tot stand te brengen (bevoegdheid);<br />
36 De momenteel in het Nederlandse recht bestaande constructie om het sluiten <strong>van</strong> een overeenkomst (als<br />
intern-juridisch begrip) als het ware ‘op te knippen’ in twee rechtshandelingen, aanbod en aanvaarding,<br />
waarbij het aanbod als rechtsgevolg heeft dat de wederpartij het vermogen krijgt om door middel <strong>van</strong><br />
aanvaarding de rechtsgevolgen tot stand te brengen, is daarom een minder geslaagd voorbeeld <strong>van</strong> wat een<br />
overeenkomst (als doctrinair begrip) is. Daarmee wil overigens niets gezegd zijn over de aantrekkelijkheid<br />
<strong>van</strong> de in Nederland gebruikelijke constructie.<br />
- 15 -
3. aan welke randvoorwaarden verder nog voldaan moet zijn, wil er sprake zijn <strong>van</strong> een<br />
geldige overeenkomst (ondermeer bekwaamheid); en<br />
4. welke rechtsgevolgen aan de overeenkomst zijn verbonden (ondermeer beperkingen<br />
op grond <strong>van</strong> geschreven en ongeschreven recht).<br />
Hetcommunicatievereiste<br />
Over de vormvereisten zullen we hier kort zijn. Er is een minimum vereiste dat voor elke<br />
rechtshandeling geldt en dat is dat uit de handeling kan worden opgemaakt welke<br />
rechtsgevolgen ermee werden beoogd te bewerkstelligen. Dit vereiste, dat ook wel wordt<br />
aangeduid met de wat misleidende term ‘wilsverklaring’ 37 is zo minimaal dat het nauwelijks<br />
gerekend kan worden als een inperking op de private autonomie en de <strong>contractsvrijheid</strong>. We<br />
zullen het het communicatievereiste noemen, omdat de tot stand te brengen rechtsgevolgen<br />
moeten worden gecommuniceerd aan de rechtsgemeenschap. 38 Naast het<br />
communicatievereiste kunnen door het recht allerlei extra eisen worden gesteld aan de wijze<br />
waarop de rechtshandeling wordt verricht, zoals bijvoorbeeld de eis dat bepaalde soorten<br />
overeenkomsten of bepalingen in overeenkomsten schriftelijk zijn. Dergelijke vereisten<br />
maken het soms onmogelijk om een bepaalde overeenkomst te sluiten 39 , en in ieder geval<br />
maken ze het (iets) moeilijker. Vormvereisten, of ze het verrichten <strong>van</strong> bepaalde<br />
rechtshandelingen nu onmogelijk of ‘enkel maar’ moeilijker maken, zijn soms inperkingen<br />
<strong>van</strong> de private autonomie en de <strong>contractsvrijheid</strong>. Soms, maar niet altijd, want vormvereisten<br />
dienen vaak ter bescherming <strong>van</strong> de wilsvrijheid en in dat geval zijn ze een inperking <strong>van</strong> één<br />
dimensie <strong>van</strong> de private autonomie ter bescherming <strong>van</strong> een andere dimensie. We komen daar<br />
nog op terug in paragraaf 7.<br />
37 De term is misleidend omdat hij suggereert dat het gaat om een verklaring <strong>van</strong> welke rechtsgevolgen een<br />
rechtssubject wil. In werkelijkheid gaat om om niet meer dan de eis dat uit de handeling duidelijk wordt<br />
welke rechtsgevolgen tot stand gebracht worden.<br />
38 Vaak – en bij overeenkomsten steeds - zal er een wederpartij zijn aan wie ook moet worden gecommuniceerd<br />
welke rechtsgevolgen worden beoogd. Maar wil het om juridische afdwingbare rechtsgevolgen gaan, dan<br />
moet het mogelijk zijn dat buiten de contractspartijen ook anderen, waaronder met name een rechter, kennis<br />
kunnen nemen <strong>van</strong> de beoogde rechtsgevolgen.<br />
39 Zo maakt het vereiste dat een bepaald soort overeenkomst schriftelijk wordt gesloten het in beginsel<br />
onmogelijk voor analfabeten om dergelijke overeenkomsten te sluiten.<br />
- 16 -
Bevoegdheid<br />
De belangrijkste beperking <strong>van</strong> de private autonomie en de <strong>contractsvrijheid</strong> ligt in het<br />
vereiste dat wie een rechtshandeling met een bepaalde inhoud wil kunnen verrichten, daartoe<br />
bevoegd moet zijn. Op het eerste gezicht lijkt dit vereiste niet veel voor te stellen. Zo bepaalt<br />
artikel 3:32 <strong>van</strong> het Nederlandse Burgerlijk Wetboek dat iedere natuurlijke persoon bevoegd<br />
is tot het verrichten <strong>van</strong> rechtshandelingen, voor zover de wet niet anders bepaalt. Het lijkt<br />
dus dat de bevoegdheid slechts in uitzonderlijke gevallen ontbreekt. Het tegendeel is echter<br />
het geval. Weliswaar is iedere natuurlijke persoon in beginsel bevoegd om in het algemeen<br />
rechtshandelingen te verrichten, maar waar het bij de bevoegdheidskwestie primair om draait<br />
is wie bevoegd is om welke rechtsgevolgen door middel <strong>van</strong> een rechtshandeling tot stand te<br />
brengen.<br />
We hoeven niet lang te zoeken om voorbeelden te vinden <strong>van</strong> rechtshandelingen die wegens<br />
een gebrek aan bevoegdheid niet kunnen worden verricht, zonder dat de wet daar iets over<br />
zegt. Zo kunnen twee contractanten – we beperken ons nu maar tot overeenkomsten - A en B<br />
normaliter niet bewerkstelligen dat C ieder <strong>van</strong> hen geld moet betalen, dat een auto waar<strong>van</strong><br />
D eigenaar is zal overgaan in de eigendom <strong>van</strong> E, of dat er in Nederland nieuwe regels zullen<br />
gaan gelden met betrekking tot de erkenning <strong>van</strong> kinderen. Anders dan artikel 3:32 <strong>van</strong> het<br />
Nederlandse Burgerlijk Wetboek lijkt te stellen, geldt in Nederland – en ook in andere landen<br />
– de regel dat iemand niet bevoegd is tot het verrichten <strong>van</strong> enige concrete rechtshandeling 40 ,<br />
tenzij het recht – en dat kan ook ongeschreven recht zijn – daartoe de bevoegdheid verleent.<br />
Ten aanzien <strong>van</strong> overeenkomsten wordt wel aangenomen dat contractspartijen enkel zichzelf<br />
kunnen verbinden. 41 Als daarmee wordt bedoeld dat ze enkel het vermogen hebben om<br />
verplichtingen voor zichzelf in het leven te roepen is dat evident onjuist. Het ongeschreven<br />
recht verbindt onder omstandigheden rechtsplichten voor derden (niet perse verbintenissen,<br />
dat wil zeggen rechtsplichten met daaraan gekoppelde vorderingsrechten) aan het bestaan <strong>van</strong><br />
een overeenkomst. Zo kan er een rechtsplicht bestaan om een contractspartij niet te verleiden<br />
tot het plegen <strong>van</strong> wanprestatie. 42 Maar dergelijke rechtsplichten zijn niet tot stand gebracht<br />
door de overeenkomst als rechtshandeling, maar worden door het recht verbonden aan het<br />
bestaan <strong>van</strong> een overeenkomst als juridische handeling. Of partijen bij een overeenkomst<br />
40 Dit geldt dus ook voor publiekrechtelijke rechtshandelingen.<br />
41 Dat stond ook in art. 1376 <strong>van</strong> het oude Nederlandse BW.<br />
42 Het bestaan <strong>van</strong> een dergelijke rechtsplicht was de inzet <strong>van</strong> het in Nederland klassieke arrest<br />
Lindenbaum/Cohen (HR 31 januari 1919, W 10365).<br />
- 17 -
onder omstandigheden in staat zijn om door middel <strong>van</strong> de overeenkomst rechtsplichten op te<br />
leggen aan anderen dan zichzelf is een vraag die te ver voert om hier te worden behandeld. De<br />
constatering moet volstaan dat als die mogelijkheid bestaat, dit een uitzondering betreft, die<br />
speciale rechtsregels veronderstelt. Er ligt hier dus een serieuze beperking <strong>van</strong> de<br />
<strong>contractsvrijheid</strong>.<br />
Daar staat tegenover dat de stelling dat contractspartijen enkel zichzelf kunnen verbinden<br />
misleidend eng is. De term ‘verbinden’ suggereert dat het bij overeenkomsten steeds zou gaan<br />
om het scheppen <strong>van</strong> plichten. Dat is niet het geval. Heel prominent komt dit naar voren in het<br />
gegeven dat obligatoire overeenkomsten niet slechts leiden tot rechtsplichten, maar tot<br />
verbintenissen en verbintenissen omvatten naast een rechtsplicht een corresponderend<br />
vorderingsrecht. Er worden naast plichten dus ook subjectieve rechten in het leven geroepen<br />
en dat houdt ondermeer in dat er bevoegdheden in het leven worden geroepen. Het gaat dus<br />
om meer dan enkel ‘verbinden’. Bovendien kunnen er ook bevoegdheden in het leven worden<br />
geroepen die meer zijn dan enkel de keerzijde <strong>van</strong> contractuele verplichtingen. Als een <strong>van</strong> de<br />
partijen de bevoegdheid (eige<strong>nl</strong>ijk: het vermogen) krijgt om eenzijdig veranderingen in<br />
bepaalde voorwaarden tot stand te brengen, dan gaat het om een vermogen dat meer is dan<br />
enkel de keerzijde <strong>van</strong> een rechtsplicht. Bovendien is het mogelijk om bij contract<br />
bevoegdheden toe te kennen aan anderen dan de contractspartijen, zoals bijvoorbeeld de<br />
bevoegdheid om te arbitreren. En dan hebben we het nog niet eens gehad over derdebedingen<br />
en over het verdelen <strong>van</strong> de risicosfeer voor het geval er bij de nakoming <strong>van</strong> de<br />
overeenkomst tekort zal worden gekomen.<br />
Kortom, de mogelijkheden om door middel <strong>van</strong> een obligatoire overeenkomst rechtsgevolgen<br />
in het leven te roepen gaat veel verder dan enkel het scheppen <strong>van</strong> rechtsplichten voor de<br />
contractspartijen. Hoever die mogelijkheden precies reiken is voor wat Nederland betreft niet<br />
in de wet te vinden. 43 Zeker is evenwel dat er niet alleen mogelijkheden zijn om door middel<br />
<strong>van</strong> een overeenkomst rechtsgevolgen te bewerkstelligen, maar ook dat al deze mogelijkheden<br />
beperkt zijn. En deze bevoegdheidsbeperkingen – want daar hebben we het over - zullen in<br />
het algemeen tevens beperkingen <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong> en daarmee ook <strong>van</strong> de private<br />
autonomie zijn.<br />
43 Sterker nog, volgens Hartkamp (Asser-Hartkamp 4-II, blz. 385) kunnen ook uit de jurisprudentie geen<br />
algemene regels worden afgeleid die aangeven wanneer overeenkomsten doorwerken jegens derden. Het<br />
ontbreken <strong>van</strong> een dergelijke doorwerking naar derden is misschien wel de belangrijkste beperking <strong>van</strong> de<br />
<strong>contractsvrijheid</strong>.<br />
- 18 -
Het verdient overigens opmerking dat het heel goed mogelijk is dat de vermogens <strong>van</strong><br />
contractspartijen om rechtsgevolgen voor derden in het leven te roepen in de loop der jaren<br />
zijn toegenomen. Als dit inderdaad het geval is, dan zou dit een tendens betreffen die een<br />
uitbreiding <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong> inhoudt en dat zou haaks staan op het breed gedeelde<br />
gevoelen dat de <strong>contractsvrijheid</strong> in de loop der jaren enkel maar afneemt.<br />
Opvallend is dat de beperking <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong> in de vorm <strong>van</strong> het vereiste dat men<br />
bevoegd moet zijn om bepaalde rechtsgevolgen in het leven te roepen zelden wordt<br />
genoemd. 44 Mogelijk valt dit te verklaren uit het feit dat veel auteurs de <strong>contractsvrijheid</strong><br />
opvatten als een soort permissie. Het bevoegdheidsvereiste is inderdaad geen inperking <strong>van</strong> de<br />
permissie om te contracteren.<br />
Inhoudelijkebeperkingen<br />
Contractsvrijheid houdt in dat het mogelijk is om door middel <strong>van</strong> een overeenkomst<br />
rechtsgevolgen te bewerkstelligen. Het vermogen om dergelijke veranderingen teweeg te<br />
brengen wordt aan de ene kant in abstracto beperkt doordat niet iedereen in staat is om elk<br />
soort rechtsgevolg te bewerkstelligen. Zo is een niet-eigenaar normaal gesproken niet<br />
bevoegd om de eigendom <strong>van</strong> een zaak over te dragen en zijn contractanten normaal<br />
gesproken niet bevoegd om verbintenissen te scheppen voor anderen dan henzelf. Als iemand<br />
wel bevoegd is om een bepaalde soort rechtsgevolgen te bewerkstelligen, dan zullen concrete<br />
rechtshandelingen waarmee wordt beoogd rechtsgevolgen <strong>van</strong> dat soort tot stand te brengen<br />
normaal gesproken de beoogde rechtsgevolgen hebben. Maar dat kan in een concreet geval<br />
anders zijn namelijk als:<br />
1. het beoogde rechtsgevolg in strijd is met de bestaande juridische stand <strong>van</strong> zaken, en<br />
2. de bestaande stand <strong>van</strong> zaken voorrang heeft boven de beoogde stand <strong>van</strong> zaken.<br />
Dit is een ongebruikelijke, maar wel verhelderende, manier om een bekend verschijnsel aan te<br />
duiden, namelijk dat rechtshandelingen die in strijd zijn met de wet, of met het ongeschreven<br />
recht (veelal aangeduid als ‘goede zeden’, of ‘openbare orde’), op deze grond nietig kunnen<br />
zijn. Zo is bijvoorbeeld de overeenkomst nietig, waarin de ene partij zich jegens de andere<br />
verplicht om in opdracht een kunstvoorwerp te stelen. 45 Er bestond een rechtsplicht om het<br />
44 Schrijver dezes is zelfs geen enkel geval bekend waarin het bevoegdheidsvereiste wordt genoemd als<br />
beperking op de <strong>contractsvrijheid</strong>.<br />
45 In Nederland zou het gaan om nietigheid wegens strijd met de goede zeden (art. 3:40 lid 1 BW).<br />
- 19 -
voorwerp niet te stelen. Het beoogde rechtsgevolg is dat er een rechtsplicht ontstaat om het<br />
wel te stelen. Deze rechtsplichten zijn niet verenigbaar (voorwaarde 1) en de rechtsplicht om<br />
niet te stelen gaat voor op de rechtsplicht om wel te stelen (voorwaarde 2). Dit conflict <strong>van</strong><br />
‘plichten’ zou opgelost kunnen worden door middel <strong>van</strong> een voorrangsregel, zoals de regel<br />
dat de plicht met de hogere herkomst (bijvoorbeeld de wet, die boven de overeenkomst gaat)<br />
het wint <strong>van</strong> de lagere plicht. Dan zou de geldigheid <strong>van</strong> de overeenkomst in stand gelaten<br />
kunnen worden. 46 De andere oplossing, waarvoor in de Nederlandse praktijk werd gekozen, is<br />
om te zorgen dat de conflicterende rechtsplicht niet eens tot stand komt door de overeenkomst<br />
nietig te doen zijn. 47<br />
Het verschil tussen de twee oplossingen wordt rele<strong>van</strong>t indien het recht dat gold voorafgaand<br />
aan de overeenkomst zodanig verandert dat het conflict dat er aan<strong>van</strong>kelijk was, komt te<br />
vervallen. Als de overeenkomst als nietig wordt beschouwd, kan de contractuele plicht niet<br />
herleven. Als de overeenkomst als geldig wordt beschouwd, maar de contractuele plicht het<br />
aflegt tegen de conflicterende reeds bestaande plicht, herleeft de contractuele plicht zodra de<br />
andere plicht vervalt. Stel bijvoorbeeld dat het momenteel verboden is om hasjiesj<br />
voorhanden te hebben. Een overeenkomst om over drie jaar een hoeveelheid hasjiesj te zullen<br />
leveren dreigt te leiden tot een plicht die met dit verbod in strijd is. Als de overeenkomst<br />
nietig zou zijn, zou de plicht niet herleven als het verbod om hasjiesj voorhanden te hebben<br />
over een jaar wordt afgeschaft. Als het conflict zou worden opgelost door de wettelijke plicht<br />
voorrang te geven boven de contractuele plicht, zou het opheffen <strong>van</strong> de wettelijke plicht de<br />
contractuele plicht doen herleven. Die laatste variant lijkt aantrekkelijker, omdat er geen<br />
goede reden lijkt te zijn waarom de contractuele plicht niet zou bestaan als hij niet meer in<br />
strijd is met (de rest <strong>van</strong>) het recht. 48<br />
46 Deze oplossing wordt gekozen bij sommige conflicten <strong>van</strong> rechtsregels. Meer hierover in J.C. Hage, ‘Het<br />
harmonisatiewetarrest’, in R. Janse e.a (red.), Rechtsfilosofische annotaties, Ars Aequi Libri, Nijmegen 2007,<br />
blz. 14-16.<br />
47 Juristen zouden geen juristen zijn als ze dreigende conflicten niet zouden proberen weg te werken door<br />
middel <strong>van</strong> ‘interpretatie’ <strong>van</strong> het reeds bestaande recht en/of de overeenkomst. Het valt te verdedigen dat<br />
een interpretatie <strong>van</strong> een overeenkomst die afwijkt <strong>van</strong> wat partijen beoogden onder omstandigheden een<br />
inbreuk is op de <strong>contractsvrijheid</strong>. Op deze mogelijke beperking <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong> zal ik hier niet<br />
verder ingaan.<br />
48 Lijkt aantrekkelijker, want het bestaan <strong>van</strong> rechtsplichten die tijdelijk zijn opgeschort wegens strijd met pre-<br />
existent recht kan leiden tot rechtsonzekerheid.<br />
- 20 -
Soms wordt de strijd tussen het pre-existente recht en een contractueel rechtsgevolg opgelost<br />
door het contractuele rechtsgevolg voor te laten gaan. In een dergelijk geval zegt men dan dat<br />
het pre-existente recht ‘aanvullend recht’ was 49 , of dat het pre-existente recht niet de goede<br />
zeden of de openbare orde betrof 50 , of iets vergelijkbaars met de strekking dat de contractuele<br />
plicht voor mag gaan op het pre-existente recht. Er bestaat in dit verband overigens nog een<br />
heel scala <strong>van</strong> tussenmogelijkheden, waarbij de prioriteit tussen het reeds bestaande recht en<br />
de contractuele bepaling(en) afhankelijk wordt gemaakt <strong>van</strong> bijvoorbeeld de vorm <strong>van</strong> de<br />
overeenkomst. 51<br />
In het algemeen zullen inhoudelijke beperkingen tevens beperkingen <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong><br />
en de private autonomie zijn. Dat wordt een meer genuanceerde kwestie als de inhoudelijke<br />
beperkingen er toe strekken de ene partij tegen de andere te beschermen. Het is dan heel wel<br />
mogelijk dat het dan gaat om een concessie wat betreft één dimensie <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong><br />
ten behoeve <strong>van</strong> de andere dimensie.<br />
Net zoals het opmerkelijk is dat het bevoegdheidsvereiste zelden wordt genoemd als<br />
inperking <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong>, is het opmerkelijk dat de inhoudelijke beperking<br />
gewoo<strong>nl</strong>ijk wordt opgevat als de inperking <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong>. Dit laatst is opmerkelijk<br />
omdat de inhoudelijke beperking gewoo<strong>nl</strong>ijk maakt dat bepaalde rechtsgevolgen niet kunnen<br />
worden bewerkstelligd, terwijl <strong>contractsvrijheid</strong> veelal wordt omschreven als een permissie.<br />
Het is, zou men zeggen, <strong>van</strong> tweeën één: of <strong>contractsvrijheid</strong> betreft een mogen en dan zijn<br />
noch het bevoegdheidsvereiste, noch de inhoudelijke beperking inperkingen <strong>van</strong> de<br />
<strong>contractsvrijheid</strong>, of <strong>contractsvrijheid</strong> betreft een kunnen en dan zijn zowel<br />
bevoegdheidsvereiste als inhoudelijke beperking inperkingen <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong>. 52<br />
7 Wilsvrijheidenprivateautonomie<br />
Contractsvrijheid is het vermogen om door middel <strong>van</strong> overeenkomsten de rechtsgevolgen tot<br />
stand te brengen die men maar wil.<br />
49 Uitvoerig over aanvullend recht in contrast met ‘dwingend recht’ is M.A. Loth, Dwingend en aanvullend<br />
recht, 2 e druk, Kluwer, Deventer 2009 (Mon. BW A19 (Loth) ).<br />
50 Vgl. art. 3:40 <strong>van</strong> het Nederlandse BW.<br />
51 Voor een opsomming <strong>van</strong> een aantal mogelijkheden, zie H.J. Snijders, ‘Maten <strong>van</strong> dwingend recht’, in<br />
Hartlief en Stolker, Contractvrijheid, blz. 153-168.<br />
52 Als de <strong>contractsvrijheid</strong> zowel een mogen als een kunnen zou inhouden, zou het bevoegdheidsvereiste als een<br />
inperking moeten gelden.<br />
- 21 -
Zo omschreven is het duidelijk dat er nooit volledige <strong>contractsvrijheid</strong> is geweest, zelfs in de<br />
hoogtijdagen <strong>van</strong> het laissez faire kapitalisme. Er zijn altijd beperkingen geweest op de<br />
rechtsgevolgen die iemand tot stand kan brengen. We hebben hierboven dan ook een tweetal<br />
mogelijke beperkingen op de <strong>contractsvrijheid</strong> besproken. Zowel gebrek aan bevoegdheid als<br />
inhoudelijke beperkingen stellen grenzen aan de rechtsgevolgen die contractspartijen tot stand<br />
kunnen brengen en zullen daarom vaak inperkingen zijn op de <strong>contractsvrijheid</strong> en daarmee<br />
op de private autonomie.<br />
Vaak, maar niet altijd, want sommige beperkingen ten aanzien <strong>van</strong> wat partijen kunnen<br />
bewerkstelligen zijn bedoeld om de wilsvrijheid te beschermen. Als de wil om door middel<br />
<strong>van</strong> een rechtshandeling rechtsgevolgen tot stand te brengen niet vrij is, is de handelende<br />
persoon niet autonoom en is er reden om geen rechtsgevolgen aan de handeling te<br />
verbinden. 53 Dit kan dan de vorm krijgen <strong>van</strong> de nietigheid <strong>van</strong> de rechtshandeling, of <strong>van</strong> de<br />
vernietigbaarheid daar<strong>van</strong>. De laatste vorm komt meestal voor bij overeenkomsten, omdat<br />
normaal gesproken slechts de wil <strong>van</strong> één <strong>van</strong> de contractspartijen onvrij zal zijn geweest en<br />
omdat de onvrijheid het best kan worden gecompenseerd door deze partij het vermogen te<br />
geven om de overeenkomst te laten vervallen.<br />
De wilsvrijheid is de tweede dimensie <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong>, die staat naast het vermogen<br />
om zoveel mogelijk rechtsgevolgen tot stand te kunnen brengen. 54 Nu zou men kunnen stellen<br />
dat de wilsvrijheid weliswaar belangrijk is, maar dat het toch om iets anders gaat dan bij de<br />
<strong>contractsvrijheid</strong>. Tot op zekere hoogte is dit een woordenkwestie, want natuurlijk kan men<br />
afspreken dat het bij de <strong>contractsvrijheid</strong> enkel gaat om het vermogen om opzettelijk<br />
rechtsgevolgen te bewerkstelligen, zodat het bij de wilsvrijheid dus om iets anders dan<br />
53 Soms verwijzen auteurs die schrijven over het belang <strong>van</strong> de wil voor rechtshandelingen naar het werk <strong>van</strong><br />
de Duitse filosoof Immanuel Kant. Zie bijvoorbeeld H. Beale, A. Hartkamp, H. Kötz en D. Tallon (red.)<br />
Cases, Materials and Text on Contract Law, Hart Publishing, Oxford 2002, blz. 333 noot 43 en Asser-<br />
Hartkamp 4-II, blz. 37. In dit verband is het belangrijk te onderkennen dat Kant een speciale, technische<br />
betekenis toekende aan de term ‘Wille’. Volgens deze technische betekenis is de wil zuiver rationeel en niet<br />
beïnvloed door irrationele drijfveren, zoals toevallige verlangens (‘Neigungen’). Vgl. I. Kant, Die<br />
Metaphysik der Sitten, vele edities, paragraaf 19. De wil die Kant voor ogen had is daarom te vergelijken<br />
met de rationele wil die hand in hand gaat met de vrijheid die in de hoofdtekst aan de orde komt. Deze<br />
rationele wil valt noch samen met de bedoeling waarmee de rechtshandeling werd verricht, noch met het<br />
psychische verlangen dat de beoogde rechtsgevolgen zullen intreden.<br />
54 Nieuwenhuis heeft dit ‘dubbele gelaat’ <strong>van</strong> de contractvrijheid al benadrukt in zijn Contractvrijheid, een<br />
weerbarstig beginsel.<br />
- 22 -
<strong>contractsvrijheid</strong> moet gaan. Maar het lijkt beter om dit niet zo af te spreken, want zoals we<br />
hebben gezien hangt de <strong>contractsvrijheid</strong> nauw samen met de private autonomie, waar<strong>van</strong> het<br />
een uitwerking in de sfeer <strong>van</strong> het contractuele is. Juist in het licht <strong>van</strong> deze autonomie is het<br />
<strong>van</strong> belang dat de wil die wordt uitgeoefend bij het tot stand brengen <strong>van</strong> rechtsgevolgen vrij<br />
is. Het zou bijvoorbeeld vreemd zijn dat iemand die een overeenkomst onder dwang sluit,<br />
daarmee zijn private autonomie uitoefent. Kortom, er valt veel voor te zeggen om de<br />
wilsvrijheid op te vatten als een tweede dimensie <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong>.<br />
Deze wilsvrijheid heeft in wijsgerige kring veel aandacht gekregen 55 en het is niet<br />
ongebruikelijk om de kwestie <strong>van</strong> de wilsvrijheid in verband te brengen met de vraag of alle<br />
menselijk gedrag gedetermineerd is, en of een dergelijk determinisme met wilsvrijheid te<br />
verenigen zou zijn. Voor juristen is dit verband tussen wilsvrijheid en determinisme niet de<br />
meest vruchtbare aanpak. De vrijheid <strong>van</strong> de contractuele wil wordt door hen bijvoorbeeld<br />
geïdentificeerd met het vrijwillige karakter <strong>van</strong> de transactie die heeft plaatsgevonden. 56 Als<br />
de transactie vrijwillig was, wordt aangenomen dat de wil vrij was. Maar dit verplaatst de<br />
problematiek <strong>van</strong> de vrijheid <strong>van</strong> de wil naar de vrijwilligheid <strong>van</strong> de transactie.<br />
Als we nagaan waarom overeenkomsten als nietig of vernietigbaar worden beschouwd<br />
<strong>van</strong>wege ‘problemen’ met de wil, dan vinden we niet alleen factoren die duidelijk te maken<br />
hebben met het vrijwillige karakter <strong>van</strong> de transactie, zoals fysiek geweld, bedreigingen en<br />
misbruik <strong>van</strong> omstandigheden, maar ook factoren die maken dat de wil onder ‘verkeerde’<br />
omstandigheden werd gevormd, zoals bedrog, dwaling, geestelijke stoornis en<br />
handelingsonbekwaamheid. Men zou zich kunnen afvragen of al deze factoren, die juridisch<br />
op dezelfde, of tenminste op sterk verwante wijzen, worden afgehandeld alle onder de noemer<br />
<strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong> gebracht kunnen worden. Maar dat is een kwestie die ik hier zal laten<br />
rusten, om te volstaan met de constatering dat er in ieder geval een aantal <strong>van</strong> deze factoren<br />
zijn die daar wel ondergebracht kunnen worden en die daarmee rechtvaardigen dat er een<br />
tweede dimensie <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong> wordt onderscheiden.<br />
Voor de meeste <strong>van</strong> deze factoren geldt dat ze enkel juridisch rele<strong>van</strong>t zijn als ze de wil<br />
causaal hebben beïnvloed. Dat ligt anders met betrekking tot de handelingsonbekwaamheid,<br />
want de belemmerende gevolgen <strong>van</strong> handelingsonbekwaamheid worden door het recht als<br />
het ware voorondersteld. Ook als de wil door bijvoorbeeld de jeugdigheid niet ten nadele<br />
55 Zie bijvoorbeeld R. Kane (red.), The Oxford Handbook of Free Will, Oxford University Press, Oxford 2002.<br />
56 Vgl. T. Hartlief, ‘Iustum pretium: op weg naar een rechterlijke toetsing <strong>van</strong> de rechtvaardigheid <strong>van</strong> het<br />
contractuele evenwicht?’ in Hartlief en Stolker, Contractvrijheid, blz. 239-253.<br />
- 23 -
werd beïnvloed, wordt omwille <strong>van</strong> de rechtszekerheid toch aangenomen dat dezelfde<br />
rechtsgevolgen optreden die zich zouden hebben voorgedaan als wel nadelige beïnvloeding<br />
zou hebben plaatsgevonden. Het enige dat de genoemde factoren gemeen hebben is dat ze<br />
werkelijke of veronderstelde verkeerde invloeden zijn op de vorming <strong>van</strong> de wil om een<br />
overeenkomst aan te gaan. Deze verkeerde invloeden 57 worden geacht het vrijwillige karakter<br />
<strong>van</strong> de overeenkomst en daarmee <strong>van</strong> de autonomie <strong>van</strong> de contractspartijen weg te nemen.<br />
Het recht hoeft geen gevolgen te verbinden aan al deze vormen <strong>van</strong> onvrijheid, maar alle<br />
genoemde factoren zijn redenen om tenminste de mogelijkheid te overwegen dat een ‘echte’<br />
wil om te contracteren ontbrak en dat de overeenkomst daarom nietig zou moeten zijn, of<br />
vernietigbaar of welk ander rechtsgevolg juridisch bezien wenselijk wordt geacht. Tussen<br />
verschillende jurisdicties bestaan er verschillen met betrekking tot welke invloeden op de<br />
vorming <strong>van</strong> de contractuele wil gelden als verkeerd en in de manier waarop met deze<br />
verkeerde invloeden wordt omgegaan. 58 Het algemene beeld is echter dat een overeenkomst<br />
die tot stand kwam ten gevolge <strong>van</strong> een verkeerde invloed ongedaan kan worden gemaakt.<br />
Nu zou men kunnen denken dat deze mogelijkheid om een contract waarover partijen het eens<br />
waren teniet te doen een inbreuk vormt op de private autonomie. Dit is echter slechts<br />
betrekkelijk, want een partij die een overeenkomst sluit onder een verkeerde invloed boet in<br />
op de tweede dimensie <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong>, namelijk dat partijen hun wil vrij moeten<br />
vormen. Het vermogen dat aan zulke contractspartijen wordt toegekend om de overeenkomst<br />
teniet te doen biedt hen de mogelijkheid om de rechtsgevolgen tot stand te brengen die in<br />
overeenstemming zijn met hun ‘echte’ wil, of – waarschij<strong>nl</strong>ijker nog – om rechtsgevolgen die<br />
niet in overeenstemming waren met hun ‘echte’ wil teniet te doen. Op vergelijkbare wijze zijn<br />
de mogelijkheden die soms aan rechters worden toegekend om de inhoud <strong>van</strong> een<br />
overeenkomst aan te passen aan onverwachte of veranderde omstandigheden 59 niet perse een<br />
beperking <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong>. Ze kunnen net zo goed worden opgevat als middelen om<br />
57 Anders dan bij de zogenaamde ‘undue influence’ gaat het bij deze verkeerde invloeden dus om een ruimere<br />
groep gevallen dan enkel die waarin de ene contractspartij, al dan niet in de kaart gespeeld door ongelukkige<br />
omstandigheden, ongeoorloofde druk uitoefent op de andere contractspartij. Vgl. G.H. Treitel, The Law of<br />
Contract, 11 e druk., Sweet and Maxwell, Londen 2003, blz. 408 e.v.<br />
58 Een kort overzicht is te vinden in Beale, Contract Law, blz. 333 e.v.<br />
59 De exacte juridische technieken om dit te bewerkstelligen verschillen <strong>van</strong> jurisditie tot jurisdictie, hoewel de<br />
‘interpretatie’ <strong>van</strong> de overeenkomst een gemene deler lijkt te zijn. Vgl. Beale, Contract Law, hoofdstuk 4 en<br />
5 en N. Kornet, Contract Interpretation and Gap Filling: Comparative and Theoretical Perspectives,<br />
Intersentia, Antwerpen 2006.<br />
- 24 -
de tweede dimensie <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong> te waarborgen. Hetzelfde geldt voor de plicht om<br />
adequate informatie te geven tijdens de onderhandelingen die leiden tot het sluiten <strong>van</strong> een<br />
overeenkomst 60 en het vereiste dat sommige overeenkomsten of contractsbepalingen aan<br />
vormvereisten moeten voldoen.<br />
We zien dat de twee <strong>dimensies</strong> <strong>van</strong> de contractsvrjheid niet in elkaars verlengde liggen. Het<br />
vermogen om opzettelijk rechtsgevolgen tot stand te brengen kan op gespannen voet staan<br />
met het vereiste dat enkel die rechtsgevolgen tot stand worden gebracht die men ‘echt’ wil.<br />
Hierbij geldt dat de ‘echte’ wil evenzeer een juridisch verschijnsel is, gedefinieerd door regels<br />
die aangeven welke invloeden op de psychische wil ongewenst zijn, als een psychisch<br />
verschijnsel. Dit brengt mee dat bescherming <strong>van</strong> de vrije wil kan leiden tot inperking <strong>van</strong> het<br />
vermogen om rechtsgevolgen tot stand te brengen en omgekeerd. De eenvoudige redenering<br />
<strong>van</strong>uit de premisse dat er steeds meer inperkingen komen op het vermogen om rechtsgevolgen<br />
te bewerkstelligen, bijvoorbeeld om dat er steeds meer (semi)dwingend recht komt, naar de<br />
conclusie dat de <strong>contractsvrijheid</strong> in de loop der jaren afneemt, is daarom te eenvoudig. Als<br />
het vermogen om rechtsgevolgen te bewerkstelligen wordt ingeperkt ten behoeve <strong>van</strong> de<br />
wilsvrijheid is dat niet perse een inperking <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong>.<br />
8 Afsluiting<br />
We hebben in het voorafgaande twee <strong>dimensies</strong> <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong> onderscheiden. Aan<br />
de ene kant houdt <strong>contractsvrijheid</strong> het vermogen in om door middel <strong>van</strong> overeenkomsten<br />
rechtsgevolgen tot stand te brengen. Hierbij geldt dat de <strong>contractsvrijheid</strong> groter is naarmate<br />
er meer soorten rechtsgevolgen tot stand gebracht kunnen worden. De belangrijkste beperking<br />
<strong>van</strong> deze dimensie <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong> is dat men slechts die rechtsgevolgen tot stand kan<br />
brengen waartoe men bevoegd is. Een tweede belangrijke beperking is dat pre-existent recht<br />
soms voor gaat op de contractuele rechtsgevolgen. Het gevoelen dat de <strong>contractsvrijheid</strong> in de<br />
loop der jaren afneemt is gebaseerd op de toenemende hoeveelheid dwingend recht, die maakt<br />
dat beoogde contractuele verplichtingen steeds vaker de strijd zullen verliezen tegen pre-<br />
existent recht. Mogelijk staat daar een tendens tegenover dat overeenkomsten steeds vaker<br />
derdenwerking wordt toegekend. Dat zou een tendens richting meer <strong>contractsvrijheid</strong> zijn.<br />
Aan de andere kant houdt <strong>contractsvrijheid</strong> ook in dat contracterende partijen rechtsgevolgen<br />
tot stand kunnen brengen omdat en voor zover ze dit willen. In het kader <strong>van</strong> de<br />
60 Vgl. Beale, Contract Law, blz. 287.<br />
- 25 -
<strong>contractsvrijheid</strong> houdt dit de eis in dat de wil vrij werd gevormd en ‘vrij’ wil in dit verband<br />
zeggen ‘zonder te zijn beïnvloed door verkeerde factoren’. Wat ‘verkeerde’ factoren zijn is<br />
geen feitelijke, psychologische kwestie, maar een kwestie <strong>van</strong> recht. Traditionele verkeerde<br />
factoren zijn jeugdige onbezonnenheid, geestelijke stoornis en de verschillende vormen <strong>van</strong><br />
wilsgebreken.<br />
In het licht <strong>van</strong> deze twee <strong>dimensies</strong> zou men <strong>contractsvrijheid</strong> kunnen omschrijven als het<br />
vermogen om door middel <strong>van</strong> overeenkomsten die rechtsgevolgen tot stand te brengen, die<br />
men wil. Soms komen de twee <strong>dimensies</strong> met elkaar in strijd, zoals wanneer<br />
handelingsonbekwaamheid het onmogelijk maakt om die rechtsgevolgen te bewerkstelligen<br />
die men zou ‘willen’. Een gevolg hier<strong>van</strong> is dat winst op de ene dimensie <strong>van</strong> de<br />
<strong>contractsvrijheid</strong> gepaard kan gaan met verlies op de andere dimensie. Daarom is de<br />
eenvoudige redenering dat de introductie <strong>van</strong> meer dwingend recht leidt tot een afname <strong>van</strong><br />
de <strong>contractsvrijheid</strong> te eenvoudig. Een deugdelijke analyse <strong>van</strong> de ontwikkeling <strong>van</strong> de<br />
<strong>contractsvrijheid</strong> veronderstelt dat de twee <strong>dimensies</strong> scherp worden onderscheiden en dat<br />
binnen elk <strong>van</strong> deze <strong>dimensies</strong> een inventarisatie wordt gemaakt <strong>van</strong> de factoren die bijdragen<br />
tot, of juist afdoen aan, de betreffende dimensie <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong>. Enkel op basis <strong>van</strong><br />
een dergelijke multidimensionale en multifactorale analyse is het mogelijk om gefundeerde<br />
uitspraken te doen over de ontwikkeling <strong>van</strong> de <strong>contractsvrijheid</strong>.<br />
Tenslotte verdient het opmerking dat in de hier gegeven analyse <strong>van</strong> <strong>contractsvrijheid</strong> geen<br />
plaats meer lijkt te zijn voor het mogen sluiten <strong>van</strong> overeenkomsten en – als aanvulling daarop<br />
– het mogen nalaten een overeenkomst te sluiten. In het licht <strong>van</strong> de omschrijvingen <strong>van</strong> de<br />
<strong>contractsvrijheid</strong> door Hartkamp en Nieuwenhuis waarmee deze bijdrage werd begonnen en<br />
waarin voor de permissie om al dan niet te contracteren een belangrijke plaats werd<br />
ingeruimd, is dit een opvallend resultaat. Theoretisch gaat het om een belangrijk verschil in<br />
inzicht, maar de praktische betekenis daar<strong>van</strong> wordt, althans voor het Nederlandse recht,<br />
beperkt door het gegeven dat als iemand een bepaalde rechtshandeling niet mag verrichten,<br />
een eventuele overtreding <strong>van</strong> dit verbod vaak wordt bestraft met nietigheid. En dan leidt een<br />
niet-mogen tevens tot een niet-kunnen.<br />
- 26 -