artikel - Psychiatrie Nederland
artikel - Psychiatrie Nederland
artikel - Psychiatrie Nederland
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Help! Mijn patiënt heeft borderline:<br />
eenduidig handelen in een<br />
verpleegkundig team<br />
A.Rijkeboer, verpleegkundige<br />
Samenvatting<br />
Patiënt A is gediagnosticeerd met een borderline persoonlijkheidsstoornis en<br />
verdeelt met complex gedrag een verpleegkundig team waardoor er geen<br />
adequate behandeling kan plaatsvinden. In de gevalsbeschrijving komt<br />
complex gedrag als manipulatie, splitten, automutilatie en suïcidaliteit naar<br />
voren. Uit dit <strong>artikel</strong> blijkt dat door supervisie, scholing, gevalideerde<br />
interventies en planmatig werken effectief en eenduidig gehandeld kan<br />
worden met complex gedrag bij borderline door een verpleegkundig team.<br />
Trefwoorden borderline, verpleegkundigen, klinisch, complex gedrag<br />
Inleiding<br />
Verpleegkundigen op klinische afdelingen in de geestelijke gezondheidszorg<br />
krijgen vaak te maken met ‘moeilijke patiënten’ met een borderline<br />
persoonlijkheidsstoornis. Diverse onderzoeken laten zien dat 80-84 procent<br />
van de verpleegkundigen de zorg voor borderline patiënten als moeilijker<br />
ervaart dan de zorg voor andere patiënten (Cleary, 2002; Markham 2003;<br />
James & Cowman, 2007). Deze patiënten worden nogal eens gezien als<br />
lastig, vervelend, grensverleggend, heftig en destructief voor een<br />
verpleegkundig team. Verpleegkundige teams vinden het veelal moeilijk om<br />
met deze patiënten om te gaan en dan met name omdat de visie op<br />
verplegen/begeleiden onderling nogal eens verschilt en traditionele<br />
benaderingen soms averechts werken (Hauck et al., 2013). In dit <strong>artikel</strong> staat<br />
daarom de volgende vraagstelling centraal: Hoe kan een verpleegkundig team<br />
effectief en eenduidig omgaan met complex gedrag bij patiënten met een<br />
borderline persoonlijkheidsstoornis.<br />
Complex gedrag<br />
Er zijn diverse opvattingen over hoe er omgegaan moet worden met<br />
bijvoorbeeld (zelf)destructief gedrag, impulsiviteit en intense woede.<br />
Verpleegkundigen gaan verschillend om met complex gedrag als: splitten,<br />
automutilatie, manipulatie en heftige intense emoties jegens hulpverleners.<br />
Deze verschillende opvattingen en hier uit voortkomende interventies kan een<br />
verpleegkundig team verdelen en zorgt voor onduidelijkheid bij zowel de<br />
Juni 2013 | Verpleegkundige <strong>artikel</strong>en <strong>Psychiatrie</strong> <strong>Nederland</strong>
patiënt als het team. Patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis<br />
(verder BPS) hebben behoefte aan eenduidige, oprechte en neutrale<br />
persoonlijke interactie met anderen. Patiënten met BPS zijn niet gebaat bij<br />
onduidelijkheid, vaagheden en grenzeloosheid (Mason, 2009). Om die rede is<br />
het van belang dat een verpleegkundig team eenduidig en effectief omgaat<br />
met complex gedrag van patiënten met een BPS. De negatieve houding van<br />
verpleegkundigen jegens patiënten met een BPS heeft immers zijn weerslag<br />
op de effectiviteit van genomen interventies (Brazier et al., 2005).<br />
Om complex gedrag te herkennen is het van belang de stoornis waaruit dit<br />
gedrag ontstaat nader te beschrijven. De diagnose BPS kan gesteld worden<br />
als een patroon van instabiele interpersoonlijke relaties, een negatief gekleurd<br />
zelfbeeld en impulsiviteit duidelijk iemands leven beïnvloeden (APA, 2000).<br />
Dit patroon moet al in de vroege volwassenheid tot uiting zijn gekomen in<br />
verschillende situaties. Symptomen van deze complexe stoornis zijn<br />
emotionele ontregeling, impulsieve agressiviteit, herhaaldelijke zelfverwonding<br />
en langdurige suïcidale ideaties (van den Bosch, 2005). Ook hebben<br />
patiënten de neiging anderen afwisselend te idealiseren en af te wijzen.<br />
Patiënten met een BPS hebben de neiging krampachtig te voorkomen in de<br />
steek gelaten te worden. Een gevolg hiervan is dat relaties vaak instabiel en<br />
intens zijn waarbij overmatig idealiseren of kleineren een grote rol speelt.<br />
Gebeurtenissen in het leven van iemand met een BPS bepaalt in grote mate<br />
het affect dat zich uit in perioden van intense somberheid, prikkelbaarheid of<br />
angst.<br />
Klinische opname<br />
Op klinische afdelingen binnen de GGZ worden geregeld patiënten met een<br />
BPS opgenomen, veelal wanneer deze in crisis verkeren. Crises waarvoor<br />
opname geïndiceerd lijkt zijn ernstige automutilaties, suïcide pogingen of<br />
parasuïcide (Rossen et al., 2005). Literatuur laat vooral zien dat patiënten<br />
met BPS enkel opgenomen moeten worden in (acute) crisis en dan vooral om<br />
een veilige omgeving te creëren waarbij crisis stressoren weg worden<br />
genomen (Bland et al., 2007). Het klinisch opnemen van patiënten met een<br />
BPS dient met terughoudendheid te gebeuren waarbij de nadruk ligt op<br />
crisismanagement. Als er wordt besloten om tot opname over te gaan is het<br />
van belang om bij een intake de duur van opname vast te stellen, duidelijke<br />
kaders af te spreken en concrete afspraken te maken. Het is verstandig om<br />
van te voren in het behandelplan te vermelden dat er bij crisis terug gevallen<br />
kan worden op een bed-op-recept regeling of SEHP opname (Meekeren,<br />
2000). Verpleegkundigen binnen klinische teams zien vooral constante<br />
boosheid, manipuleren en splitten als moeizaam hanteerbaar gedrag bij<br />
patiënten met een BPS (Bland, 2007). Dit gedrag roept bij verpleegkundigen<br />
frustratie en onmacht op en resulteert in een inadequate benadering naar de<br />
patiënt (Fraser, 1993).<br />
Gedrag<br />
De BPS is een gecompliceerde psychiatrische stoornis welke vooral zichtbaar<br />
is in gedrag. In de eigen omgeving van de patiënt hebben met name<br />
familieleden, vrienden en kennissen nogal eens moeite om op een passende<br />
Juni 2013 | Verpleegkundige <strong>artikel</strong>en <strong>Psychiatrie</strong> <strong>Nederland</strong>
wijze met de stoornis om te gaan. Relaties zijn moeizaam te behouden en<br />
veelal intens van aard. De omgeving van patiënten met een BPS ervaart dit<br />
als moeizaam en heeft vaak al meerder afwijzingen te verduren gehad.<br />
Deze moeizame relaties roepen bij de omgeving gevoelens op als onmacht,<br />
frustratie, boosheid en onbegrip. Verpleegkundigen werkzaam op klinische<br />
afdelingen in de GGZ ervaren dezelfde gevoelens die worden versterkt door<br />
eerdere negatieve ervaringen met BPS patiënten (Markham & Trower, 2003).<br />
Meerdere onderzoeken laten zien dat verpleegkundigen moeite te hebben met<br />
gedrag voortkomend uit de psychopathologie van de BPS (Markham, 2003;<br />
Bland, 2007; Giannouli et al., 2009; Cleary, 2002; Fraser, 1993).<br />
Verpleegkundigen hebben vooral moeite in de omgang met gedrag als:<br />
manipulatie, impulsiviteit, splitgedrag, zelfbeschadigend gedrag,<br />
suïcidepogingen, claimend gedrag en het idealiseren en/of verafschuwen van<br />
collega’s (Elliott-Lee, 2007).<br />
In de praktijk blijkt dat er een grote verscheidenheid van opvattingen heerst<br />
onder verpleegkundigen over hoe er adequaat om gegaan moet worden met<br />
BPS patiënten. Deze verscheidenheid is vooral terug te leiden naar<br />
verschillende opleidingsniveaus en professionele achtergronden. In de sector<br />
zijn diverse inhoudelijke opvattingen over hoe BPS patiënten eenduidig en<br />
adequaat behandeld en begeleid moeten worden (Derksen, 1998). Omdat<br />
patiënten met een BPS gebaat zijn bij een eenduidige behandeling is het voor<br />
een verpleegkundig team van belang om met de ‘neuzen de zelfde kant’ op<br />
de staan (Horsfall, 2000). Deze manier van werken voorkomt<br />
onduidelijkheden bij de patiënt en zal het complexe gedrag verminderen. Ook<br />
het verpleegkundig team is gebaat bij deze manier van werken. Het is voor<br />
iedere verpleegkundige binnen een team duidelijk hoe er met evidence based<br />
strategieën gehandeld kan worden bij kenmerkend gedrag bij de BPS. De<br />
Multidisciplinaire Richtlijn Persoonlijkheidsstoornissen (Trimbos, 2008) geeft<br />
een duidelijke richting aan in de behandeling van de BPS. In de richtlijn staan<br />
echter weinig handvatten en praktische tools om als verpleegkundig team<br />
mee te werken. De richtlijn is vooral gericht op het stellen van<br />
verpleegkundige diagnoses en niet zozeer op het eenduidig en adequaat<br />
begeleiden van patiënten.<br />
Diverse onderzoeken laten zien dat supervisie van verpleegkundige teams<br />
essentieel is om effectief met deze patiënten te kunnen werken. Supervisie<br />
vergroot het begrip en kennisniveau van een team en draagt bij aan het<br />
sneller herkennen van gedrag dat past bij de BPS (Rossen & Blend, 2005).<br />
Scholing en supervisie draagt bij aan het bewuster worden van complex<br />
gedrag en helpt het verpleegkundig team om eenduidig te handelen (Rossen,<br />
2005). Onderlinge verdeeldheid in een team zorgt er voor dat de patiënt op<br />
diverse manieren benaderd wordt en er geen eenduidigheid heerst. Het is<br />
verstandiger om binnen een team een redelijk overeenkomstige visie te<br />
creëren rondom het begeleiden van complex gedrag bij BPS patiënten<br />
(Jenner, 2003). Dit kan door middel van supervisie. Ook het opbouwen van<br />
een therapeutische vertrouwensband is een belangrijke voorwaarde voor een<br />
adequate behandeling en zal er ook voor zorgen dat opname zo kort mogelijk<br />
blijft (Bland, 2007; Swift, 2009).<br />
Juni 2013 | Verpleegkundige <strong>artikel</strong>en <strong>Psychiatrie</strong> <strong>Nederland</strong>
Gevalsbeschrijving<br />
Patiënt A<br />
Patiënt A is een 27 jarige vrouw gediagnosticeerd met een borderline<br />
persoonlijkheidstoornis, posttraumatische stress-stoornis en een eetstoornis<br />
NAO. Pte is 3 jaar ononderbroken opgenomen op verschillende<br />
behandelafdelingen. De eerste 2 jaar op een gesloten intensieve<br />
behandelafdeling en momenteel op een open behandelafdeling. Er is sprake<br />
van een traumatische jeugd met veelvuldig misbruik. Symptomen van de BPS<br />
en PTSS zijn duidelijk aanwezig en lijken met elkaar verweven wat zich uit in<br />
regelmatige dissociaties. Automutilatie staat momenteel op de voorgrond en<br />
pte bezoekt daarom geregeld de SEH van het algemene ziekenhuis. Arteriën<br />
en venen worden geregeld doorgesneden waarbij weefels ernstig beschadigd<br />
raken. De ernstige automutilatie wordt door pte als een verkapte tentamen<br />
suïcide omschreven. Het huidige behandelbeleid is gericht op het hernemen<br />
van eigen regie en pte is in staat haar wonden op een juiste manier te<br />
verbinden. Er is bij begin van opname afgesproken dat pte zelfstandig de SEH<br />
bezoekt als wonden gehecht dienen te worden. De behandeling lijkt op dit<br />
moment te stagneren en het automutilerend gedrag staat de laatste 4<br />
maanden meer op de voorgrond en wordt frequenter en heviger. SEH<br />
bezoeken komen momenteel wekelijks voor. Het huidige beleid van eigen<br />
regie en verantwoordelijkheid omtrent automutilatie wordt geregeld betwist<br />
binnen het verpleegkundig team evenals de begeleide ziekenhuis bezoeken. Er<br />
zijn op directieniveau afspraken gemaakt met het ziekenhuis om de<br />
onderlinge relatie met de SEH niet te verslechteren. De nieuwe afspraak<br />
bepaald dat er altijd een verpleegkundige mee moet naar de SEH. In de<br />
praktijk blijkt dit veelal niet haalbaar door de personele bezetting. Pte en<br />
verpleegkundigen zijn vaak uren van de afdeling om de wonden te laten<br />
beoordelen. Pte maakt bijna iedere week afspraken bij de SEH om<br />
bijvoorbeeld het gips te vervangen door ongemak of omdat zij ‘het’ niet<br />
vertrouwd. De SEH stuurt pte echter na lang wachten weer terug omdat er<br />
medisch gezien niets gedaan kan worden. Het behandelteam houdt zich vast<br />
aan de nieuwe afspraken met het ziekenhuis en wil dat er altijd een<br />
verpleegkundige mee gaat naar de SEH. Angst voor suïcide van pte<br />
onderweg naar het ziekenhuis lijkt een meewegende factor.<br />
Verpleegkundigen geven op hun beurt aan dat het niet haalbaar is om 2 keer<br />
per week iemand mee te sturen omdat er nog meer patiënten zijn die zorg<br />
nodig hebben op de afdeling. Zij geven aan dat pte de eigen regie wordt<br />
ontnomen terwijl zij prima in staat is zelfstandig het ziekenhuis te bezoeken.<br />
Zij grijpen terug op de eerdere afspraak van zelfstandige SEH bezoeken.<br />
Gezien de psychopathologie, gedragskenmerken en eerdere ervaringen met<br />
pte is er geen gevaar te verwachten bij zelfstandig bezoek van de SEH.<br />
Verpleegkundigen zijn bereid om pte te brengen en weer op te halen in<br />
verband met de mobiliteitsbeperkingen. Opvallend is dat sommige<br />
verpleegkundigen met pte mee naar het ziekenhuis gaan vanwege een groot<br />
verantwoordelijkheidsgevoel of medemenselijkheid. Andere verpleegkundigen<br />
doen dit vanuit een andere visie op omgaan met de BPS niet. Pte ziet deze<br />
groep verpleegkundigen dan ook als gevolg hiervan als onaardig en noemt<br />
deze dan slechte verpleegkundigen. Pte vermijdt deze verpleegkundigen dan<br />
Juni 2013 | Verpleegkundige <strong>artikel</strong>en <strong>Psychiatrie</strong> <strong>Nederland</strong>
ook. Pte vermijd deze groep ook bij ernstige arteriële bloedingen wat leidt tot<br />
een levensbedreigende situatie.<br />
Pte heeft recent volledige fracturen aangebracht aan de ulna en tibia en heeft<br />
daardoor mobiliteitsbeperkingen. Door deze beperkingen heeft pte vanuit het<br />
ziekenhuis loopkrukken gekregen om zo te kunnen bewegen ondanks gips om<br />
het been. Het ziekenhuis heeft besloten om geen rolstoel advies te geven<br />
maar enkel krukken, dit beleid wordt ook overgenomen door het<br />
behandelteam. Pte vraagt bij diverse verpleegkundigen of zij alsnog een<br />
rolstoel kan krijgen van de instelling. Dit lukt en zij maakt gebruik van die<br />
rolstoel. De rolstoel is medisch niet geïndiceerd om afhankelijkheid te<br />
voorkomen maar pte wil de roelstoel niet afstaan. Pte laat ook zien prima<br />
zonder te kunnen voortbewegen. Pte geeft op haar beurt weer aan dat zij de<br />
rolstoel van een begeleider heeft gekregen omdat deze dit ook nodig vond.<br />
Een andere begeleider heeft pte zelfs geholpen om een rolstoel op naam van<br />
de afdeling te bestellen. Diverse verpleegkundigen vinden het niet<br />
noodzakelijk dat ze in een rolstoel zit en wijzen op het behandelbeleid van het<br />
ziekenhuis en het behandelteam. Zij vinden dat als pte een rolstoel wil zij<br />
deze zelf moet bestellen. De nurse practioner van de afdeling besluit later op<br />
eigen initiatief dat de rolstoel wel noodzakelijk is. Pte wordt door diverse<br />
verpleegkundigen geconfronteerd met het feit dat zij de rolstoel gezien het<br />
behandelbeleid niet nodig heeft en deze dan ook wordt ingenomen. Door de<br />
vele onderlinge discussies en wisselende afspraken krijgt pte veel ruimte om<br />
een team de verdelen. Er wordt niet eenduidig gehandeld wat een geen goed<br />
doet aan een effectieve behandeling en begeleiding van pte. Het huidige<br />
beleid zorgt voor veel onderlinge discussie onder verpleegkundigen en met<br />
behandelaren. Er lijkt een verband te zijn tussen de onderlinge verdeeldheid<br />
en de toename van automutilerend gedrag bij pte. Met name omdat pte meer<br />
stress en strijd ervaart in de omgang met het team. De onderlinge<br />
verdeeldheid en wisselende visies van het verpleegkundig team zijn de<br />
afgelopen 4 maanden vermeerderd alsmede het automutileren van pte.<br />
Beschouwing<br />
Uit deze gevalsbeschrijving blijkt dat de communicatie tussen verschillende<br />
disciplines maar vooral binnen het verpleegkundig team niet goed verloopt.<br />
Behandelaren communiceren niet eenduidig en geven verschillende signalen<br />
af aan het team en pte. Zij gebruikt alle ruimte die verkregen kan worden en<br />
weet welke verpleegkundige ze waarvoor moet inzetten wat leidt tot<br />
frustraties binnen een team. Verpleegkundigen hebben regelmatig onderlinge<br />
discussies over wat de beste benadering is omtrent het gedrag wat niet leidt<br />
tot een adequate benadering. Behandeling lijkt zelfs te stagneren en het<br />
automutilerend gedrag neemt toe. Het blijkt dat verpleegkundigen ieder op<br />
een andere manier begeleiding bieden en er geen eenduidigheid is. Zoals<br />
verwacht kan worden vanuit de psychopathologie van de BPS roept complex<br />
gedrag bij verpleegkundigen ook de nodige frustraties op. Dit is ook in dit<br />
team het geval. Deze frustraties worden echter niet regelmatig met alle<br />
disciplines geuit en besproken.<br />
Juni 2013 | Verpleegkundige <strong>artikel</strong>en <strong>Psychiatrie</strong> <strong>Nederland</strong>
Communicatie<br />
Onduidelijke situaties en negatieve bekrachtiging leidt bij patiënten tot<br />
complex gedrag en triggert dencompensatie en acting out (Linehan, 2003).<br />
Onduidelijke communicatie en meningsverschillen tussen verpleegkundigen<br />
met het behandelteam of verpleegkundigen onderling vergroot dit risico. Bij<br />
pte leidt dit tot toename van automutilerend gedrag. Tevens zorgen<br />
inhoudelijk wisselende opvattingen over complex gedrag er voor dat pte<br />
inadequaat begeleid wordt. Dit kan te maken hebben met verschillende<br />
professionele achtergronden en opleidingsniveaus. Het team uit de<br />
gevalsbeschrijving bestaat niet volledig uit verpleegkundigen maar bestaat<br />
vooral uit agogisch of maatschappelijk geschoold personeel. Deze<br />
verscheidenheid aan achtergronden zou er voor kunnen zorgen dat er niet<br />
eenduidig wordt begeleid (Derksen, 1998). Verpleegkundigen in het team zijn<br />
geneigd om zich meer aan vastgestelde afspraken te houden terwijl de<br />
agogen zich meer focussen op de ruimte naast die afspraken. Bij pte zorgt dit<br />
voor veel onduidelijkheid en geeft het haar ruimte om te splitten en grenzen<br />
te verleggen. Binnen dit team lijkt er bij zowel de verpleegkundigen als de<br />
agogen onvoldoende kennis van complex gedrag te zijn wat zich uit in het<br />
niet hanteren van afspraken. Er worden eigen visies nagestreefd. Tijdens het<br />
schrijven van dit <strong>artikel</strong> bleek dat er is voldoende literatuur beschikbaar is<br />
waarmee verpleegkundigen en agogen hun kennisniveau kunnen vergroten en<br />
een gemeenschappelijke visie kunnen creëren.<br />
Eenduidig handelen<br />
Naar aanleiding van de omschrijving van de psychopathologie van de BPS en<br />
het complexe gedrag wat hieruit voorkomt alsmede een tekort aan kennis is<br />
het zinvol dat het team supervisie en scholing ontvangt. Supervisie kan<br />
gegeven worden door ervaren verpleegkundig specialisten, psychologen of<br />
psychiaters (Bland, 2007). Supervisie draagt bij aan meer begrip voor het<br />
complexe gedrag en vergroot de zekerheid van verpleegkundigen. Tevens<br />
zorgt supervisie ervoor dat negatieve gevoelens en negatief gekleurde<br />
benaderingswijzen naar patiënten met complex gedrag verminderen.<br />
Biologische, psychodynamische en sociaal-culturele oorzaken van de<br />
psychopathologie worden beter begrepen wanneer scholing ingezet wordt<br />
binnen een team (Eastwick, 2005). Complex gedrag wordt adequater<br />
behandeld als een verpleegkundig team eenduidig en vanuit deskundigheid<br />
handelt. Verpleegkundigen die een positieve houding uitstralen,<br />
betrokkenheid tonen, kennis hebben van psychopathologie en rationeel<br />
blijven in gesprek tijdens een conflict zullen adequater omgaan met BPS<br />
patiënten (Talkes, 2004). Voor verpleegkundigen zijn deze eigenschappen<br />
van essentieel belang om te ontwikkelen. Om binnen een team adequaat met<br />
complex gedrag om te kunnen gaan zijn er een aantal interventies die<br />
toegepast kunnen worden in de dagelijkse praktijk. In dit team hadden deze<br />
interventies communicatieproblemen en behandel inhoudelijk wisselende<br />
visies kunnen voorkomen. Er zou meer op basis van kennis gehandeld worden<br />
dan op basis van gevoel. Pte had zo adequater en eenduidiger behandeld en<br />
begeleid kunnen worden. Voor patiënten met een BPS is concrete en heldere<br />
informatie namelijk van groot belang (Mason, 2009).<br />
Juni 2013 | Verpleegkundige <strong>artikel</strong>en <strong>Psychiatrie</strong> <strong>Nederland</strong>
Interventies<br />
Het vroeg signaleren van complex gedrag dat past bij de BPS is van belang,<br />
met name om te begrijpen wat de oorzaken van dit gedrag kunnen zijn.<br />
Bij begin van opname is het aanbevolen om direct kaders af te spreken<br />
waarin de patiënt zich kan bewegen. Onrealistische verwachtingen kunnen in<br />
een vroeg stadium al bijgesteld worden. Het is belangrijk om kaders af te<br />
spreken over ongewenst gedrag en hier heldere afspraken over te maken. In<br />
de gevalsbeschrijving hadden er bijvoorbeeld al direct afspraken gemaakt<br />
kunnen worden met de SEH, het behandelteam en pte. Dit zelfde geldt voor<br />
het wel of niet helpen bij het verbinden van arteriële wonden. Verpleegkundig<br />
gezien is het verstandiger om in ieder geval minimale ondersteuning te bieden<br />
bij gecompliceerde wondzorg (ICIDH & Jenner, 2003). Hier zou gezien de<br />
ernst van de automutilatie ook naar gehandeld moeten worden. Het opstellen<br />
van een duidelijk plan van aanpak omtrent de complexiteit van de BPS helpt<br />
een verpleegkundig team om op eenduidige wijze te werken. Dit plan met<br />
daarin geconcretiseerde afspraken en overeenkomsten tussen het<br />
behandelend en verpleegkundig personeel wordt samen met de patiënt<br />
opgesteld. Iedere verpleegkundige dient zich aan dit plan te houden en de<br />
patiënt hiermee te confronteren bij grensoverschrijdend gedrag. Met het<br />
opgestelde plan is het voor zowel het verpleegkundig team als de patiënt<br />
duidelijk in welke afgesproken kaders er samengewerkt kan worden (Linehan,<br />
2003). Discussies met de patiënt maar ook tussen verpleegkundigen worden<br />
met het plan verminderd. Om deze vaak hoog oplopende emotionele<br />
discussies nog meer te beperken wordt er tevens voor gekozen om per<br />
wisseling van dienst een vast aanspreekpunt aan te stellen waarbij de patiënt<br />
terecht kan (Elliot-Lee, 2007). In het geval van pte had dit aanspreekpunt<br />
splitgedrag kunnen voorkomen. Tevens had pte minder stress ervaren in de<br />
omgang met het verpleegkundig team omdat er door een aanspreekpunt geen<br />
wisselende informatie aan pte gegeven wordt. Pte had gebaat geweest bij<br />
duidelijke concrete afspraken en automutilerend gedrag had waarschijnlijk<br />
minder vaak voorgekomen dan nu het geval is. Het inzetten van deze<br />
interventies en het ontvangen van supervisie en scholing draagt volgens de<br />
meest recente inzichten bij aan een effectieve en eenduidige begeleiding van<br />
BPS patiënten met complex gedrag.<br />
De verpleegkundige is zijn eigen instrument en het is belangrijk om dit<br />
instrument goed te onderhouden en te toetsen. Om die rede moet een<br />
verpleegkundige ook voldoende ruimte krijgen om eigen frustraties, boosheid,<br />
schuldgevoelens en onmacht te kunnen bespreken (Elliot-Lee, 2007).<br />
Regelmatige supervisie door een gespecialiseerde professional zou hiervoor<br />
geschikt zijn. Het herkennen van eigen gevoelens rondom de zorg van<br />
patiënten met een BPS is noodzakelijk om adequate begeleiding te kunnen<br />
bieden. Supervisie kan gebruikt worden om te leren omgaan met eigen<br />
gevoelens en onmogelijkheden. Dit zal de bejegening naar pte in de<br />
gevalsbeschrijving ook ten goede komen waardoor onnodige stress en strijd<br />
vermeden wordt en complex gedrag zal verminderen.<br />
Juni 2013 | Verpleegkundige <strong>artikel</strong>en <strong>Psychiatrie</strong> <strong>Nederland</strong>
Conclusie<br />
Het blijkt dat door de inzet van supervisie en scholing eenduidig en effectief<br />
om gegaan kan worden met complex gedrag bij de BPS. Voor<br />
verpleegkundige teams is het belangrijk om regelmatig supervisie en scholing<br />
te ontvangen van een ervaren professional. Het kennisniveau wordt vergroot<br />
en eigen gevoelens van verpleegkundigen besproken. Door planmatig werken,<br />
concrete afspraken en een eenduidige visie rondom complex gedrag stagneert<br />
de behandeling niet maar zal deze ten goede komen van de patiënt. Voor<br />
verpleegkundigen zal dit betekenen dat zij BPS patiënten met complex gedrag<br />
eenduidiger en effectiever kunnen begeleiden. De verpleegkundige is zijn<br />
eigen instrument en kan dit door een groter kennisniveau rondom complex<br />
gedrag nog beter benutten.<br />
Literatuuroverzicht<br />
• American Psychiatric Association (2000). Diagnostic and statistical<br />
manual of mental disorders [DSM-IV-TR]. Washington DC: American<br />
Psychiatric Association.<br />
• Bos de, M. (2008). De zorgrelatie tussen verpleegkundige en de<br />
patiënt met een borderline persoonlijkheidsstoornis: ervaren problemen<br />
vanuit het perspectief van de verpleegkundige. Verkregen op 12 mei,<br />
2013, via http://mathildebos.schrijft.nl/pdfs/verpleegkundige-relatiemet-borderline-patient.pdf<br />
• Bosch, W. van den. (2005). De borderline persoonlijkheidsstoornis:<br />
emotie, cognities en preoccupaties. Directieve Therapie, 2005(25),<br />
77-83.<br />
• Bland, A.R. (2007). Nursing Care of Inpatients With Borderline<br />
Personality Disorder. Perspectives in Psychiatric Care, 2007(43), 204-<br />
211.<br />
• Bland, A.R., Rossen, E.K. (2005). Clinical supervision of nurses<br />
working with patients with borderline personality disorder. Issues in<br />
Mental Health Nursing, 2005(26), 507-517.<br />
• Brazier, J., Tumur, I., Holmes, M., Ferriter, M., Parry, G., Dent-Brown<br />
& Paisley, S. (2006). Psychological therapies including dialectical<br />
behavior therapy for borderline personality disorder: A systematic<br />
review and preliminary economic evaluation. Health Technology<br />
Assessment, 2006(35).<br />
• Cleary, M., Siegfried, N. & Walter, G. (2002). Experience, knowledge<br />
and attitudes of mental health staff regarding clients with a borderline<br />
personality disorder. International Journal of Mental Health Nursing,<br />
2002(11), 186-191.<br />
Juni 2013 | Verpleegkundige <strong>artikel</strong>en <strong>Psychiatrie</strong> <strong>Nederland</strong>
• Cowman, S., James, P.D. (2007). Psychiatric Nurses knowledge,<br />
experience and attitudes toward clients with borderline personality<br />
disorder. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 2007(14),<br />
670-678.<br />
• Derksen, J.J. (1998). Psychodynamische behandelstrategieën bij<br />
patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis. In Tilburg van,<br />
W., Behandelstrategieën bij de borderline persoonlijkheidsstoornis (65-<br />
75). Houten: Bohn Stafleu Van Lochum.<br />
• Eastwick, Z. (2005).The treatment of people with ‘borderline<br />
personality disorder’: a cause for concern?. Mental Health Practice,<br />
2005(8), 38-40.<br />
• Elliott-Lee, D. (2007). Impossible Patient? It May Be Borderline<br />
Personality Disorder. Journal of Christian Nursing, 2007(24-2), 62-68.<br />
• Hauck, J.L., Harrison, B.E. & Montecalvo AL. (2013). Psychiatric<br />
nurses' attitudes toward patients with borderline personality disorder<br />
experiencing deliberate self-harm. Journal of psychosocial nursing and<br />
mental health services, 2013(1).<br />
• Horsfall, J. (1999). Towards understanding some complex borderline<br />
behaviours. Psychiatric and Mental Health Nursing, 1999(6).<br />
• ICIDH. (2001). Verpleegkundige interventies en directe zorg bij<br />
zelfverwonding. International Classification of Functioning and<br />
Disability.<br />
• Jenner, J.A. (2003). Directieve interventies in de acute en de sociale<br />
psychiatrie. Assen: Uitgeverij Van Gorcum.<br />
• Linehan, M. (1996). Borderline persoonlijkheidsstoornis. Handleiding<br />
voor training en therapie. Amsterdam: Syn-thesis Uitgevers<br />
• Markham, D., Trower, P. (2003). The effects of the psychiatric label<br />
‘borderline personality disorder’ on nursing staff’s perceptions and<br />
causal attributions for challenging behaviors. British Journal of Clinical<br />
Psychology, 2003(42), 243-256.<br />
• Mason, P. (2009). Leven met een borderliner: een praktische gids.<br />
Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds.<br />
• Meekeren van, E. (2000). Goed klinisch handelen bij<br />
borderlinepatiënten. Maandblad Geestelijke volksgezondheid,<br />
2000(55), 976-992.<br />
Juni 2013 | Verpleegkundige <strong>artikel</strong>en <strong>Psychiatrie</strong> <strong>Nederland</strong>
• Swift, E. (2009). Borderline personality disorder: aetiology,<br />
presentation and therapeutic relationship. Mental Health Practice,<br />
2009(13), 22-25).<br />
• Talkes, K. (2004). The therapy seesaw: achieving therapeutically<br />
balanced approaches to working with emotional distress. British<br />
Journal of Forensic Practice, 2004(6), 3-12.<br />
• Trimbos Instituut. (2008). Multidisciplinaire Richtlijn<br />
Persoonlijkheidsstoornissen.<br />
Keywords borderline, nurses, clinical, complex behavior<br />
Summary<br />
Patient A is diagnosed with borderline personality disorder and divides a team<br />
of nurses with complex behavior which holds down adequate treatment. The<br />
case study describes complex behavior as manipulation, splitting, selfmutilation<br />
and suicidality. This article shows that supervision, education,<br />
validated interventions and planned working is effectively and adequately for<br />
a nursing team in treatment of complex behavior seen by borderline.<br />
Juni 2013 | Verpleegkundige <strong>artikel</strong>en <strong>Psychiatrie</strong> <strong>Nederland</strong>