Kansrijke natuur - DG Communicatie - Home
Kansrijke natuur - DG Communicatie - Home
Kansrijke natuur - DG Communicatie - Home
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Feiten,<br />
ontwikkelingen<br />
en opinies<br />
November 2011 nr 7<br />
Schatkamer<br />
voor<br />
innovaties<br />
De wal<br />
keert het<br />
schip<br />
Special:<br />
<strong>Kansrijke</strong> <strong>natuur</strong>
Advertentie<br />
omslag 2
Mij is opgedragen dat deze column niet over bloemetjes<br />
en bijtjes mag gaan. Het mag ook niet gaan over hoe mooi<br />
<strong>natuur</strong> is. Natuur is namelijk bloedserieus. Gewoon over<br />
de hei fi etsen heet nu ‘gebruik maken van een ecosysteemdienst’.<br />
Want ‘gewoon’ betaalt niet. Natuur moet nuttig zijn<br />
en haar nut bewijzen door iets op te leveren.<br />
Dat is soms best lastig. Want wat levert het op als ik een<br />
middagje fi ets? Een blije Vera, maar of de maatschappij<br />
daarvoor wil betalen? Dus moet ik mijn middagje verantwoorden<br />
door aan te geven dat een groene woonomgeving<br />
waarde heeft. Dat multinationals zich graag vestigen in een<br />
land waar veel groen is. Dat mensen gezonder blijven als er<br />
veel <strong>natuur</strong> in de woonomgeving is, wat kosten uitspaart in<br />
de gezondheidszorg. Dat <strong>natuur</strong> en biodiversiteit van belang<br />
zijn voor mensen om verzekerd te zijn van zuurstof, grondstoffen,<br />
medicijnen en voedsel.<br />
Allemaal waar. Natuur is nuttig en nodig en noodzakelijk.<br />
Maar dat wéét iedereen toch? Dat hoef ik toch niet aan te<br />
tonen met modellen en cijfers? Oké, er zijn vast mensen die<br />
Het nieuwe ontdekken<br />
het verschil niet zien tussen het ene plantje en het andere,<br />
voor wie er alleen sijzen en drijfsijzen bestaan. Maar ook die<br />
mensen genieten van een middagje over de hei, al was het<br />
maar omdat er een goed pannenkoekenhuis staat.<br />
Dichter Willem Kloos was zo’n genieter. Hij zei honderd<br />
jaar geleden al ‘<strong>natuur</strong> is mooi, maar je moet er wel iets bij<br />
te drinken hebben’. Ik zou hem willen parafraseren door<br />
te zeggen “<strong>natuur</strong> is mooi, en je moet er wat over te lezen<br />
hebben”.<br />
Daarin voorziet deze special van Milieu. Méér dan genoeg<br />
invalshoeken waarom <strong>natuur</strong> mooi is, of bijzonder, of nuttig,<br />
of leuk. Net als in de <strong>natuur</strong> ontdekt u vast iets wat u nog<br />
niet kende of wist.<br />
Voor mij heeft <strong>natuur</strong> een eigen, grote intrinsieke waarde<br />
waar je als mens alleen maar heel veel ontzag voor kunt<br />
hebben. Waar je je door mag laten verrassen. Waar je van<br />
mag genieten. Gewoon, omdat het er is.<br />
Vera Dalm, voorzitter V VM<br />
Klopt het dat <strong>natuur</strong> alleen maar geld kost? Waarom is het voor het bedrijfsleven van<br />
levensbehoud om te investeren in biodiversiteitsherstel? En maakt een groene stad<br />
mensen gelukkiger? Antwoorden op deze en vele andere vragen over de maatschappelijke<br />
meerwaarde van <strong>natuur</strong> vindt u in dit extra dikke nummer van Tijdschrift Milieu.<br />
Dit nummer is samengesteld door Maarten van het Bolscher, Eduard Dame, Arthur Eijs,<br />
Jan de Graaf, Leo Jansen, Jep Karres en Fred Tonneijck.<br />
November 2011 nr 7
4 November 2011 nr 7<br />
<strong>Kansrijke</strong><br />
<strong>natuur</strong>
6 | Schatkamer voor innovaties<br />
Er is geen tegenstelling tussen economie en<br />
ecologie, stelt Louise Vet, directeur NIOO-<br />
KNAW. Jan de Graaf<br />
8 | Supergroen bouwen<br />
Michiel Wijnbergh<br />
9 | Onrust over onze <strong>natuur</strong>lijke staat<br />
Het zal uitermate lastig zijn het globale biodiversiteitsverlies<br />
af te remmen, laat staan te<br />
stoppen. Ben ten Brink en Leon Braat<br />
12 | Veranderende tijden<br />
Paradoxaal genoeg biedt juist het huidige<br />
kabinetsbeleid kansen om de <strong>natuur</strong> meer<br />
van de mensen te laten zijn.<br />
Paul Makken en Ko Droogers<br />
16 | Nieuw beleid gevraagd<br />
Mark van Veen, Tonnie Tekelenburg en<br />
Marlies Sanders<br />
18 | Woonomgeving is<br />
gezondheidsmeter<br />
Inge van den Broek en Ingrid Walda<br />
20 | Alle hens aan dek<br />
Sytske van den Akker en Ike Span<br />
22 | Meerwaarde verzilveren<br />
Het aspect <strong>natuur</strong> in de Nederlandse<br />
planpraktijk is verworden tot juridische<br />
haarkloverij. Het roer moet om.<br />
Roel Slootweg<br />
24 | Ecosysteemdiensten<br />
Dwarsliggers<br />
25 | Investeren loont<br />
Er zijn fundamentele veranderingen nodig,<br />
anders blijft het tegengaan van biodiversiteitsverlies<br />
dweilen met de kraan open.<br />
Dolf de Groot<br />
28 | Eco-engineering = dubbele winst<br />
Meerwaarde dankzij slimme koppelingen<br />
tussen techniek en <strong>natuur</strong>. Hein van Bohemen<br />
31 | De mens als klant<br />
Arthur Eijs<br />
32 | Onderwijs als bakermat<br />
Erwin Groenenberg<br />
33 | De wal keert het schip<br />
Het hardnekkige idee dat <strong>natuur</strong> geld kost<br />
is WNF-directeur Johan van de Gronden een<br />
doorn in het oog. Jan de Graaf<br />
36 | EZ-cultuur broodnodig<br />
Tom Bade<br />
37 | Wat is het prijskaartje?<br />
Er zijn goederen die geen prijs hebben, maar<br />
die wel van belang zijn voor onze welvaart.<br />
Hoe kunnen we hier een waarde aan hechten?<br />
Erik Spaink<br />
40 | Spannende boerderijeducatie<br />
Ruud Oosterhof<br />
41 | Commercie en behoud gaan hand<br />
in hand<br />
Tineke Lambooy, Yulia Levashova en Michiel<br />
Brandt<br />
44 | Aanbevelingen voor het<br />
bedrijfsleven<br />
De afhankelijkheid van biodiversiteit blijkt<br />
voor negen internationale sectoren risicovol.<br />
Jerwin Tholen, Ivo Mulder en Pippa Howard<br />
47 | Investeren in nieuwe<br />
verdienmodellen<br />
Marleen van den Ham en Nico Beun<br />
48 | Meten voor de maatschappij<br />
Matthijs Begheyn<br />
49 | Belofte maakt schuld!?<br />
Rolf-Jan Hoeve<br />
50 | Stedelijk groen op de agenda<br />
Een nieuw instrument helpt om biodiversiteit<br />
bij stedelijke gebiedsontwikkeling beter te<br />
agenderen. Ckees van Oijen et al.<br />
51 | Tijdelijke <strong>natuur</strong> scoort<br />
Martin Melchers, Gerard Smit<br />
53| Van doel naar middel<br />
Toenemende verstedelijking genereert ook<br />
kansen voor de <strong>natuur</strong>lijke biodiversiteit.<br />
Fred Tonneijck<br />
57 | Waterberging resulteert in<br />
dakgroen<br />
Jeroen Klooster<br />
59 | De mythe van de stadsrand<br />
Sybrand Tjallingii<br />
60 | Mooier leven<br />
Marga Jacobs<br />
61 | Investeren in kwantiteit en kwaliteit<br />
Over de meerwaarde van participatie en<br />
het toevoegen van functies.<br />
Piet Lagas en Jos Diederiks<br />
63 | Samen in de tuin<br />
Marieke Vos<br />
64 | Keuzes voor de toekomst<br />
Een voorzet op de discussie over doelen van<br />
het <strong>natuur</strong>beleid. Petra van Egmond en<br />
Rijk van Oostenbrugge<br />
66 | Wegen naar herstel biodiversiteit<br />
Handelingsopties voor de korte en lange<br />
termijn. Bart de Knegt, Willem van der Bilt<br />
en Arjen van Hinsberg<br />
November 2011 nr 7<br />
5
SCHATKAMER VOOR<br />
INNOVATIES<br />
Er is geen tegenstelling tussen economie en ecologie, stelt Louise<br />
Vet, directeur Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW).<br />
“De <strong>natuur</strong> is een schatkamer voor innovaties. Een rijke biodiversiteit,<br />
schone lucht, schoon water, voldoende grondstoffen, het zijn alle-<br />
maal factoren die de economie nodig heeft. De <strong>natuur</strong> biedt die. Geld<br />
verdienen, meer welzijn en een rijkere biodiversiteit gaan samen.”<br />
Hoe ziet u de relatie tussen<br />
ecologie en economie?<br />
“Wij als ecologen bestuderen hoe biodiversiteit<br />
werkt, hoe je die kunt beschermen<br />
en tegelijkertijd duurzaam exploiteren.<br />
Met andere woorden: hoe kun je de <strong>natuur</strong><br />
gebruiken voor economische doeleinden en<br />
6 November 2011 nr 7<br />
toch ervoor zorgen dat de ecosystemen goed<br />
blijven functioneren. Als je het hebt over<br />
maatschappelijk verantwoord ondernemen,<br />
zonder vervuiling en onderdrukking, dan<br />
betekent dit dat we toe moeten naar een<br />
circulaire economie die grondstoffen en<br />
milieu spaart. Dat is het compleet tegen-<br />
overgestelde van de lineaire, allesvernietigende<br />
economie van de afgelopen decennia.<br />
Je moet juist iets toevoegen in plaats van<br />
kapot te maken.”<br />
Is de achteruitgang van onze<br />
biodiversiteit schadelijk voor de<br />
wereldeconomie?<br />
“Als de biodiversiteit vermindert, wordt<br />
ons ecosysteem steeds kwetsbaarder. Daar<br />
moeten we ons wereldwijd ernstig zorgen<br />
over maken. Een gevarieerde biodiversiteit<br />
is in feite onze verzekering dat dingen<br />
goed blijven gaan. Dan doel ik niet alleen<br />
op zaken als zuiver water, schone lucht of<br />
de mogelijkheid om voedsel te produceren.<br />
Nieuwe enzymen, producten, antibiotica,
het zijn allemaal dingen die eveneens rechtstreeks<br />
met onze biodiversiteit te maken<br />
hebben. Voor de mensheid biedt de <strong>natuur</strong><br />
een enorme rijkdom, bijvoorbeeld voor innovaties<br />
binnen de chemische en farmaceutische<br />
industrie. Veel van wat er mogelijk<br />
is weten we zelfs helemaal nog niet. Zo is<br />
95% van de biodiversiteit van onze bodem<br />
nog onbekend. Verder weten we van veel<br />
schimmels en vooral bacteriën nog nauwelijks<br />
wat ze doen. Als we daar echt induiken,<br />
denk aan genoomonderzoek, ontdekken we<br />
allerlei nieuwe functies, ook op het gebied<br />
van medicijnen. Wat mij betreft wordt dit de<br />
eeuw van de life sciences.”<br />
Heeft het bedrijfsleven deze mogelijkheden<br />
al in het vizier?<br />
“Ja, ik merk dat het bedrijfsleven harder<br />
loopt dan de politiek. Ook omdat die spanning<br />
tussen ecologie en economie alles met<br />
grondstoffenvoorraden heeft te maken en<br />
ondernemers heel goed weten hoe eindig die<br />
zijn. Grondstofprijzen stijgen hard<br />
als ze worden vernietigd. Als je<br />
ze in de kringloop houdt ben<br />
je goedkoper uit. En denk aan<br />
de gratis ecosysteemdiensten<br />
die de <strong>natuur</strong> ons levert<br />
zoals schoon water. Bedrijven<br />
als Heineken en Jupiler zijn<br />
hier voor hun bier volledig van<br />
afhankelijk. Een ander voorbeeld is<br />
ecotoerisme. Daar wordt vaak een beetje<br />
raar over gedaan, maar is wel een van de<br />
snelst groeiende economische sectoren in de<br />
wereld. Die bedrijfstak kan niet bestaan als<br />
je de <strong>natuur</strong> vernietigt.”<br />
Welke uitdaging ziet u voor het<br />
kabinet?<br />
“In een Kamerbrief heeft het kabinet<br />
onlangs negen sectoren benoemd die onze<br />
economie moeten laten groeien en bloeien.<br />
Binnen al die topsectoren zou duurzaamheid<br />
leidend moeten zijn. Het bedrijfsleven<br />
moet de <strong>natuur</strong> gebruiken als inspiratie-<br />
bron, of je het nu hebt over de topsectoren<br />
agrofood, tuinbouw, chemie, energie<br />
of water. Immers, onze productieprocessen<br />
verschuiven in rap<br />
tempo naar lagelonenlanden.<br />
Als duurzaamheid de rode<br />
draad van het beleid wordt,<br />
kan Nederland straks echt<br />
voorop lopen. Bij het maken<br />
van die omslag staan drie dingen<br />
voorop: het sluiten van kringlopen<br />
om grondstoffen te besparen, gebruik van<br />
zonne-energie als duurzame energiebron<br />
bij alle productieprocessen in plaats van –<br />
in mijn ogen – domme kernenergie en ten<br />
derde de waardevolle diensten die ecosystemen<br />
ons nu gratis bieden te respecteren<br />
zodat ze behouden blijven.<br />
Volgens het kabinet is het kiezen<br />
tussen minder zorg of minder<br />
<strong>natuur</strong>. Hoe kijkt u daar tegenaan?<br />
“Dat is echt een volledig foute redenering.<br />
Welzijn en <strong>natuur</strong> zijn niet<br />
elkaars tegenpolen. Het is<br />
niet zo dat door een investering<br />
in de <strong>natuur</strong> alles<br />
minder wordt. Juist niet.<br />
Kijk naar ons nieuwe<br />
gebouw dat we onlangs<br />
hebben geopend. We hebben<br />
luxe en warmte zonder<br />
gebruik te maken van fossiele<br />
energie. Tegelijkertijd zijn er allerlei mogelijkheden<br />
om de biodiversiteit op ons terrein<br />
te verbeteren, rijker dan het was. Op<br />
die manier kun je ook in steden en op industrieterreinen<br />
slimme koppelingen maken,<br />
waarbij je en geld verdient én het welzijn<br />
verbetert én de biodiversiteit verrijkt. Als<br />
dat het uitgangspunt is, kun je echt iedereen<br />
blij maken. Je kunt zeggen ik ben een<br />
dromer, maar de mogelijkheden zijn er<br />
gewoon.”<br />
‘Dit wordt<br />
de eeuw<br />
van de life<br />
sciences’<br />
Maar blijven dit soort innovatieve<br />
praktijkvoorbeelden geen<br />
druppels op een gloei-<br />
‘Geld<br />
verdienen<br />
én welzijn<br />
verbeteren<br />
gaan samen’<br />
ende plaat?<br />
“Juist op dit punt moet de<br />
overheid veel meer initiatief<br />
nemen door de pilots<br />
te omarmen en in de zon<br />
te zetten. Dan komt er ook<br />
veel meer enthousiasme<br />
bij opdrachtgevers om op deze<br />
manier te ontwikkelen. Technologie<br />
die zichzelf heeft bewezen, neem groene<br />
daken en het maken van gas uit mest, moeten<br />
veel sneller worden doorgevoerd. Ook kan de<br />
overheid innovaties veel beter faciliteren door<br />
soepel om te gaan met regelgeving. Nu zie je<br />
vooral beweging bij het bedrijfsleven, maar<br />
juist de overheid moet de rol van launching<br />
customer op zich nemen. Dan krijg je echt<br />
versnellingen die ertoe doen.”<br />
Hoe denkt u dat de wereld er in<br />
2050 voor staat?<br />
“Beter dan nu. Ik ben een wetenschapper en<br />
zie de kennisontwikkeling en het enthousiasme<br />
van de mensen. Kijk maar naar China.<br />
Het land heeft tot de macht tien milieuproblemen,<br />
maar werkt ook tot de macht<br />
tien aan oplossingen hiervoor. Dat gaat zo<br />
ontzettend hard, neem de ontwikkelingen<br />
op het gebied van zonne-energie en ecoinnovaties,<br />
dat wordt revolutionair. Zonneen<br />
windenergie is nu al concurrerend als we<br />
de werkelijke publieke kosten zouden berekenen<br />
zoals gezondheid- en milieuschade,<br />
want er zitten onwijs veel verborgen subsidies<br />
op milieuschadelijke praktijken. Dat<br />
hele verhaal dat windmolens op subsidie<br />
lopen, daar klopt dus niets van. De ontwikkeling<br />
van duurzame energie gaat de<br />
komende tien jaar veel en veel sneller dan<br />
iedereen denkt. En zo niet, dan ga ik liever<br />
gefrustreerd het graf in, dan nu al de moed<br />
opgeven.”<br />
Jan de Graaf<br />
November 2011 nr 7<br />
7
SUPERGROEN BOUWEN<br />
Op 16 september is het nieuwe gebouw van het Nederlands Instituut<br />
voor Ecologie (NIOO-KNAW) geopend. Het bijzondere ontwerp<br />
past wonderwel in de groene omgeving, waarvan de biodiversiteit<br />
overigens is toegenomen. Het gebouw zit vol met duurzame foefjes.<br />
Warmte-overschotten gaan de grond in en verwarmen het gebouw<br />
de hele winter. Er is veel glas gebruikt. Dat scheelt elektriciteit voor<br />
de verlichting, ook al wordt er vrijwel uitsluitend ledlicht gebruikt.<br />
Aan de achterkant van het gebouw kan je ventileren door gewoon<br />
een raam open te zetten. Voor het pand is veel Plato-hout gebruikt,<br />
verduurzaamd hout uit Europa.<br />
Op het dak staan thermische en photovoltaïsche zonnepanelen.<br />
Maar bijzonder zijn vooral de planten die stroom opleveren. Met een<br />
8 November 2011 nr 7<br />
paar bakken moeras kan je je telefoon opladen. De toiletten worden<br />
keihard leeggezogen en slechts een klein beetje grondwater spoelt<br />
de boel schoon. Het ‘zwarte water’ gaat naar een biovergister. Na<br />
vergisting krijgen algen het restafval als voedsel. Het water wat<br />
overblijft, gaat naar een helofytenfi lter. Daar komt ook het minder<br />
vieze ‘grijze water’ erbij. Na het fi lter is het water zo schoon dat het<br />
in het oppervlaktewater mag. Het is ook het eerste kantoorpand dat<br />
stroom gaat produceren in plaats van gebruiken. Nou ja, op papier<br />
dan, zegt de voorlichtster. Over een jaar weten we of het echt werkt.<br />
Tekst en foto: Michiel Wijnbergh
Onrust<br />
over onze<br />
<strong>natuur</strong>lijke staat<br />
Het zal uitermate lastig zijn het globale biodiversiteitsverlies<br />
in de komende decennia af te remmen, laat staan<br />
te stoppen. Dat is niet vreemd als men bedenkt dat de<br />
wereldeconomie naar verwachting tot 2050 nog eens<br />
verdrievoudigt. Een grote uitdaging ligt bij de economische<br />
sectoren om veel zuiniger om te gaan met ruimte,<br />
energie en water. Op hun beurt kunnen consumenten<br />
bijdragen door in ieder geval minder vlees te eten. Maar is<br />
dat alles voldoende?<br />
Overal waar de mens ingrijpt, zien we een<br />
vergelijkbaar patroon: van veel oorspronkelijke<br />
soorten neemt het aantal individuen<br />
af. Een klein aantal – opportunistische –<br />
nieuwkomers neemt geleidelijk hun plaats<br />
in. Het verrassende is dat aanvankelijk zelfs<br />
de lokale soortenrijkdom toeneemt. Zelfs in<br />
het zwaar geïndustrialiseerde Nederland<br />
komen nu meer gewervelde diersoorten en<br />
hogere plantensoorten voor dan in 1900.<br />
Deze paradox laat zich begrijpen met een<br />
voorbeeld uit de economische globalisering.<br />
Net als de winkelstraten gaan ook de<br />
ecosystemen steeds meer op elkaar lijken.<br />
Geheel tegen de intuïtie in blijkt ‘soortenrijkdom’<br />
hierdoor geen goede indicator voor<br />
het meten van biodiversiteit.<br />
Verlies biodiversiteit<br />
De hoeveelheid biodiversiteit die er nog is –<br />
in de wereld, Europa en in Nederland – kan<br />
worden bepaald aan de hand van twee indicatoren.<br />
We concentreren ons in dit artikel<br />
op de land<strong>natuur</strong>.<br />
De eerste indicator is het ‘gemiddeld soort-<br />
voorkomen’, in het Engels ‘mean species<br />
abundance’ (MSA), waarbij de populatieomvang<br />
van de oorspronkelijke soorten<br />
wordt vergeleken met die in de weinig<br />
verstoorde toestand. De MSA bedraagt<br />
Ontwikkeling biodiversiteit<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
Mean species abundance (%)<br />
0<br />
1700 1750 1800 1850 1900 1950 2000 2050<br />
Ben ten Brink (030-2742210, ben.tenbrink@pbl.nl) en<br />
Leon Braat zijn werkzaam bij het Planbureau voor de<br />
Leefomgeving (PBL) respectievelijk Alterra Wageningen<br />
Universiteit en Research (WUR).<br />
nu ca. 70%, dat wil zeggen dat van alle<br />
soorten op de wereld de populaties gemiddeld<br />
ongeveer 30% kleiner zijn geworden<br />
vergeleken met een weinig beïnvloede situatie.<br />
Dit komt overeen met een gebied ter<br />
grootte van ongeveer 4,5 maal de USA dat<br />
geheel is ontdaan van de oorspronkelijke<br />
soorten. De grootste verliezen zien we in<br />
die gebieden die van origine bos, savanne<br />
of grasland waren, van de gematigde<br />
streken tot de tropen. Niet toevallig zijn dit<br />
de gebieden waar de mens het beste gedijt.<br />
Het zijn ook de meest soortenrijke ecosystemen.<br />
Zoomen we in op het dicht bevolkte<br />
en geïndustrialiseerde Europa, dan zijn de<br />
verliezen groter. Hier is het verlies ca. 60%<br />
MSA en is in Nederland zelfs opgelopen tot<br />
ca. 85% (zie voor de MSA-cijfers fi guur 1). De<br />
getallen voor Europa zijn overigens gefl at-<br />
Wereld (exclusief Antarctica)<br />
Europa (EU27, Noorwegen,<br />
IJsland, Zwitserland, Albanië<br />
en voormalig Joegoslavië)<br />
Nederland<br />
Figuur 1: De ontwikkeling van biodiversiteit van 1700 tot 2050 voor de wereld, Europa en<br />
Nederland, geduid in termen van ‘mean species abundance’ (MSA), De tweede indicator is<br />
het <strong>natuur</strong>areaal dat nog vrijwel ongerept is, hier ‘wildernis’ genoemd. Wereldwijd is de<br />
wildernis ongeveer tot de helft teruggebracht. In Europa resteert nog slechts 15% wildernis,<br />
waarvan niets meer in Nederland.<br />
November 2011 nr 7<br />
9
teerd, omdat Europeanen een deel van hun<br />
ecologische voetafdruk afwentelen naar<br />
elders door het importeren van bijvoorbeeld<br />
voedsel, hout en veevoeder. Zo leidt de<br />
Nederlandse consumptie tot een fl ink additioneel<br />
biodiversiteitverlies in het buitenland<br />
van ongeveer 180% MSA. Dit is te vergelijken<br />
met een gebied ter grootte van bijna<br />
tweemaal het Nederlands landoppervlak,<br />
dat geheel is ontdaan van de oorspronkelijke<br />
soorten en (dus) bijbehorende populaties.<br />
Hierbij is het biodiversiteitsverlies<br />
door de productie van exportproducten in<br />
Nederland in mindering gebracht en zijn de<br />
klimaateffecten door uitstoot van broeikasgassen<br />
niet meegerekend.<br />
Oorzaken<br />
Is biodiversiteitverlies onvermijdelijk? De<br />
mens vervangt soorten die economisch<br />
geen directe waarde hebben door een kleine<br />
groep die dat wél hebben, zoals onze voedselgewassen<br />
en landbouwhuisdieren. Bij<br />
dit in cultuur brengen van ecosystemen<br />
worden de facto regulerende, veelal onzichtbare,<br />
ecosysteemdiensten zoals bodemvorming<br />
en klimaatregulatie ingeruild ten<br />
gunste van tastbare ecosysteemgoederen<br />
zoals voedsel en hout. Daarnaast brengt de<br />
mens – onbedoeld – schade toe door onder<br />
meer vervuiling, klimaatverandering en<br />
versnippering. Dit proces is in essentie een<br />
directe competitie tussen de mens met<br />
10 November 2011 nr 7<br />
andere soorten om ruimte, licht, water en<br />
nutriënten. Kasteelt, houtplantages en<br />
aquacultuur vormen de voorlopige climax<br />
van deze ontwikkeling, met grootschalige<br />
productie van energiegewassen als jongste<br />
loot aan de stam. De OESO-landen lopen<br />
hierin voorop. Net als klimaatverandering<br />
lijkt niet meer de vraag aan de orde óf we<br />
biodiversiteitverlies kunnen stoppen, maar<br />
meer hoe we het verlies kunnen beperken.<br />
Lose-lose<br />
Met de grootschalige conversie van <strong>natuur</strong><br />
in productiegerichte ecosystemen dringt<br />
zich een nieuw vraagstuk op. Wat zijn de<br />
consequenties op langere termijn? Zo is<br />
door de verwijdering van de oorspronkelijke<br />
soorten en onzorgvuldig beheer in de afgelopen<br />
duizenden jaren 10-15 miljoen km2 land ecologisch gedegradeerd. Dit gebied<br />
heeft – geheel of gedeeltelijk – het vermogen<br />
verloren organisch materiaal te produceren<br />
en dientengevolge vele functies, waaronder<br />
water- en klimaatregulatie. Het gaat om<br />
ca. 8-12% van het wereldlandoppervlak en<br />
staat gelijk aan 17-25% van het huidig plus<br />
potentieel landbouwareaal. Degradatie door<br />
onkundig gebruik vindt nog steeds op grote<br />
schaal plaats.<br />
Door de focus op de kortetermijnbaten<br />
van ecosysteemgoederen via de markt, is<br />
het zicht op de waarde van de langeter-<br />
mijnbaten van ecosysteemdiensten veelal<br />
buiten de afweging van personen, bedrijven<br />
en overheden gebleven. Hierdoor kan het<br />
bestaan dat boeren en vissers worden<br />
beloond voor de productie van goederen,<br />
terwijl zij op grote schaal het productievermogen<br />
van de aarde aantasten. In het<br />
huidige economische systeem is nauwelijks<br />
voorzien in een terugkoppeling voor<br />
het laatste. Dit kan uiteindelijk tot chronische<br />
armoede leiden. In gebieden waar zich<br />
deze lose-losesituaties voordoen, verspeelt<br />
de mens zowel de ecosystemen als de kans<br />
op meer welvaart zoals in aanzienlijke<br />
gebieden rond de Middellandse Zee, Azië,<br />
Zuid Amerika en Afrika. Hierbij ontstaat<br />
tevens het risico dat lokale veranderingen<br />
– bij een zekere omvang – plotseling veel<br />
grotere ecosysteem- en klimaatveranderingen<br />
in gang kunnen zetten buiten het<br />
geëxploiteerde gebied. Het probleem van<br />
deze omslagpunten is dat deze zich niet<br />
goed laten voorspellen, zich snel kunnen<br />
voltrekken en in hoge mate onomkeerbaar<br />
zijn.<br />
Prognose<br />
Kan de mens zich in harmonie met de<br />
<strong>natuur</strong> ontwikkelen? Uit een recente<br />
analyse voor de VN blijkt dat bij onveranderd<br />
beleid de biodiversiteit tot 2050 wereldwijd<br />
waarschijnlijk met nog eens 10% MSA<br />
afneemt (zie fi guur 1), oftewel een gebied
ter grootte van anderhalf maal de USA dat<br />
geheel is ontdaan van zijn oorspronkelijke<br />
soorten en bijbehorende populaties.<br />
Het areaal wildernis neemt af tot ca. 38%.<br />
Uit deze analyse blijkt voorts dat gebiedsbescherming<br />
alléén – bijvoorbeeld 20%<br />
areaal van alle typen <strong>natuur</strong> – minder helpt<br />
dan verwacht. De reden is dat er bij kleine<br />
arealen beschermde <strong>natuur</strong> nog voldoende<br />
onbeschermde <strong>natuur</strong> overblijft voor economische<br />
exploitatie; hierdoor gaat het biodiversiteitverlies<br />
alsnog – maar nu elders<br />
– door. Het effect van bescherming neemt<br />
progressief toe bij hogere beschermingspercentages<br />
omdat dit een effi ciëntere benutting<br />
van het land stimuleert. Hierdoor kan<br />
de vraag naar méér land voor voedsel, hout<br />
en energiegewassen, als gevolg van een<br />
groeiende wereldbevolking en inkomen<br />
(met resp. een factor 1,5 en 3), in de eerste<br />
helft van deze eeuw worden getemperd.<br />
Daarom is het belangrijk dat we naast<br />
gebiedsbescherming ook effi ciënter gaan<br />
produceren: minder ruimte-, water- en energiegebruik<br />
per eenheid product. Vooral de<br />
productie van vlees en zuivel vraagt veel<br />
ruimte en water. Uit de studie blijkt dat<br />
als we gebiedsbescherming combineren<br />
met effi ciëntieverhoging in de land- en<br />
bosbouw én veranderingen in de mondiale<br />
energie- en voedselconsumptie, het biodiversiteitsverlies<br />
in de eerste helft van deze<br />
eeuw ongeveer kan halveren. Dit zal vooral<br />
het verlies in de bos- en graslandsystemen<br />
beperken.<br />
Er zijn tot vandaag nog geen ‘realistische’<br />
optiecombinaties gevonden om het<br />
mondiale verlies te stoppen. De verwachte<br />
sociaaleconomische expansie is daarvoor te<br />
groot. Tevens blijkt uit berekeningen dat de<br />
mondiale biodiversiteitcrisis, klimaatcrisis<br />
en voedselcrisis nauw met elkaar verbonden<br />
zijn. Oplossingen voor de ene crisis kunnen<br />
het probleem van de andere vergroten.<br />
Dit maakt de oplossing van deze vraagstukken<br />
er niet eenvoudiger op en vraagt<br />
een beleidsomslag van sectoraal beleid naar<br />
integraal beleid. Bij de huidige economische<br />
arrangementen worden personen en<br />
bedrijven eerder beloond voor de productie<br />
van harde goederen op korte termijn dan<br />
voor zachte publieke ‘diensten’ op lange<br />
termijn. Simpel gezegd, de boom krijgt pas<br />
waarde als hij geveld is.<br />
EHS-beleid<br />
Het in Nederland in de eind tachtiger<br />
jaren ingezette beleid voor de Ecologische<br />
Hoofdstructuur (EHS), robuuste verbin-<br />
dingen en duurzamere land- en bosbouw,<br />
is succesvol geweest. De achteruitgang is<br />
weliswaar niet gestopt, maar wel afgeremd.<br />
We zien een stabilisatie en lichte<br />
verbetering van de moerassen, bossen en<br />
<strong>natuur</strong>graslanden. Dat ligt niet alleen aan<br />
de oppervlaktevergroting, maar ook aan een<br />
beter milieu en goed beheer. Open duin en<br />
heide laten daarentegen een verslechtering<br />
zien omdat de druk op deze leefgebieden nog<br />
steeds hoog is.<br />
Zoomen we verder in, dan zien we dat het<br />
goed gaat met die soorten die minder hoge<br />
eisen aan hun omgeving stellen. Echter, de<br />
populaties van kwetsbare soorten nemen<br />
nog steeds verder af. Bovendien is het inmiddels<br />
afgeslankte Nederlandse <strong>natuur</strong>beleid<br />
onvoldoende om te voldoen aan de staat<br />
van instandhouding van een groot aantal<br />
soorten en habitats onder de Habitat- en<br />
Vogelrichtlijn. Hieruit blijkt wederom hoe<br />
moeilijk het is om – zelfs in een rijk land –<br />
biodiversiteitsverlies te stoppen. Wel liggen<br />
er voor Nederland signifi cante kansen in het<br />
verkleinen van de buitenlandse voetafdruk.<br />
Beperkte verbeteringen hebben een relatief<br />
groot effect in vergelijking tot de omvang<br />
van de Nederlandse <strong>natuur</strong>. Ook hebben de<br />
recente bezuinigingen er mede toe geleid<br />
dat er volop gediscussieerd wordt over<br />
de toekomst van het <strong>natuur</strong>beleid: welke<br />
<strong>natuur</strong> vinden we belangrijk en wat hebben<br />
we er voor over? Een verbreding van de<br />
<strong>natuur</strong>doelen ligt voor de hand. Het concept<br />
ecosysteemdiensten kan hierbij behulpzaam<br />
zijn.<br />
Conclusies<br />
Al met al lijkt de conclusie gerechtvaardigd<br />
dat er biodiversiteit verloren gaat naarmate<br />
de mensheid meer materiële welvaart<br />
wenst. Zonder die trend te kunnen stoppen,<br />
kunnen we het verlies wel beperken. Dat<br />
vraagt een voortvarende en samenhangende<br />
aanpak van de economische sectoren<br />
in combinatie met <strong>natuur</strong>bescherming.<br />
Alleen technische oplossingen zijn niet<br />
afdoende. Veranderingen in consumptie<br />
lijken onvermijdelijk. Ook een heroriëntatie<br />
op <strong>natuur</strong>doelen is nodig.<br />
Ben ten Brink en Leon Braat<br />
November 2011 nr 7<br />
11
Veranderende<br />
tijden<br />
12 November 2011 nr 7
Mensen die het over <strong>natuur</strong> hebben, bedoelen tegenwoordig<br />
meestal het landschap. Jarenlange ontkenning van deze<br />
verandering in perceptie heeft de <strong>natuur</strong> tot iets elitairs gemaakt.<br />
Paradoxaal genoeg biedt juist het huidige kabinetsbeleid kansen<br />
om de <strong>natuur</strong> weer meer van de mensen te laten zijn.<br />
November 2011 nr 7<br />
13
De bezuinigingen op <strong>natuur</strong> en landschap<br />
zijn een feit. Wat opvalt in de reacties van de<br />
<strong>natuur</strong>organisaties is de verongelijkte toon.<br />
Alsof het echt zo is dat er bezuinigd wordt<br />
vanuit een gevoel van rancune. Toegegeven,<br />
de maatregelen gaan niet gepaard met een<br />
visie voor een duurzame koers en zijn voor<br />
een belangrijk deel penny wise – pound<br />
foolish. Maar <strong>natuur</strong>organisaties moeten<br />
zich ook afvragen hoe het kan dat niemand<br />
op de barricaden klimt.<br />
Stedelijk veld<br />
Een belangrijke verklarende factor is dat<br />
<strong>natuur</strong>beleid gelijk is komen te staan met<br />
het ontwikkelen van nieuwe, ‘oorspronkelijke’<br />
<strong>natuur</strong>, terwijl onze <strong>natuur</strong>beleving<br />
veel meer geënt is op half<strong>natuur</strong>lijke landschappen.<br />
Nederlanders willen geen onderscheid<br />
maken tussen landschap en <strong>natuur</strong>.<br />
Sterker, <strong>natuur</strong> is iets wat niet bedreigend<br />
mag zijn en als het ware moet voortkomen<br />
uit het landschap waaraan men zelf al<br />
een identiteit hebben gegeven. Het begrip<br />
‘regio’, net als ‘verbondenheid’ aan het<br />
landschap, heeft door de snelle na-oorlogse<br />
schaalvergroting een zeer snel proces ondergaan.<br />
In het verlengde hiervan ontstond<br />
de auto-afhankelijke samenleving, waardoor<br />
het ruimtelijke referentiekader van de<br />
Nederlander vloeiend en complex geworden<br />
is. Sociologen en stedenbouwkundigen<br />
gebruiken daarvoor graag de term ‘stedelijk<br />
veld’. Door de verbeterde infrastructuur zijn<br />
gemeenten in de ruimte én in de tijd aan<br />
elkaar gegroeid, waardoor voorzieningen<br />
relatief snel bereikbaar zijn geworden.<br />
Overheidsspeeltje<br />
In het stedelijk veld wordt het onderscheid<br />
tussen plattelandsbewoner en stedeling<br />
diffuser. Beide groepen hebben<br />
een functioneel <strong>natuur</strong>- en<br />
landschapsbeeld, ook al zijn<br />
de perspectieven anders. De<br />
een stelt productie voorop, de<br />
ander de visuele ervaring van<br />
een rurale idylle. Het resultaat<br />
is in beide gevallen hetzelfde: als<br />
mensen spreken over <strong>natuur</strong>, bedoelen<br />
ze landschap en in het gebruik ervan zijn<br />
ze het als park gaan beleven. In dit licht is<br />
14 November 2011 nr 7<br />
Boeren in de omgeving van Gouda protesteren tegen de plannen om van hun weilanden een<br />
‘plas-dras’-gebied te maken.<br />
het opmerkelijk dat er bijna 20 jaar lang een<br />
duidelijke steun in de samenleving bestond<br />
voor realisatie van de Ecologische<br />
Hoofdstructuur. Plus dat<br />
de resultaten er voor een<br />
moderne stadstaat als<br />
Nederland mogen zijn: de<br />
oppervlakte aan <strong>natuur</strong><br />
evenals de kwaliteit van<br />
de gebieden is er fors op<br />
vooruitgegaan. De positieve<br />
resultaten zijn echter nooit op<br />
een herkenbare manier gedeeld met de<br />
bevolking. Geen wonder dat het grote pro-<br />
‘EHS werd<br />
steeds meer<br />
een exclusief<br />
overheidsspeeltje’<br />
Paul Makken en Ko Droogers (0348-431102,<br />
kdroogers@anwb.nl) zijn werkzaam bij de ANWB.<br />
ject steeds meer werd ervaren als een overheidsspeeltje<br />
exclusief voor de <strong>natuur</strong>.<br />
Polarisatie<br />
Het keerpunt voor de politiek én voor de<br />
publieke meningsvorming is het proces<br />
rondom de Natura 2000 gebiedsaanwijzingen<br />
en beheerplannen. In de uitvoering door<br />
Rijkswaterstaat en de provincies, onder regie<br />
van het Rijk, is te weinig rekening gehouden<br />
met de maatschappelijke context. Daar<br />
kwam nog eens bij dat de betrokken partijen<br />
verwikkeld zijn geraakt in vervreemdende<br />
discussies over dosis-effectrelaties, versto-
ingsgevoeligheidsklassen, effectindicatoren<br />
en de validiteit van rekenmodellen. Het<br />
gevolg was een scherpe en ongewenste polarisatie<br />
tussen landbouw, recreatie, <strong>natuur</strong> en<br />
bouwers. En als er dan in de media berichten<br />
opduiken van het soort dat een traditioneel<br />
openluchtfestival niet doorgaat omdat de<br />
beschermde kwartelkoning verstoord kan<br />
worden, dan krijgen mensen het gevoel dat<br />
de <strong>natuur</strong> c.q. het landschap van hen wordt<br />
afgenomen. Grootse projecten kunnen<br />
gefrustreerd worden door een<br />
cumulatie van schijnbaar triviale<br />
oorzaken.<br />
Tijd voor een nieuwe<br />
visie<br />
Natuur- en landschapsorganisaties<br />
zouden vanuit een sterk<br />
zelfbewustzijn moeten zorgen<br />
dat gewenste maatschappelijke doelen<br />
samenvallen met de subjectieve waarde<br />
die mensen toekennen aan <strong>natuur</strong>. Want<br />
dáár gaat het uiteindelijk om: <strong>natuur</strong> terugbrengen<br />
bij de mensen. Dat zou ook de basis<br />
moeten zijn van een nieuwe visie op <strong>natuur</strong>,<br />
met de volgende drie kernelementen:<br />
1) Ruimte voor nieuwe vormen van<br />
ondernemerschap<br />
Meer en meer is men van mening dat investeren<br />
in water, klimaatadaptatie, <strong>natuur</strong> en<br />
landschap de voortstuwende kracht wordt<br />
van gebiedsontwikkeling. In plaats van<br />
het top down ontwerpen en uitrollen van<br />
nieuwe woongebieden, wil men werken<br />
vanuit de echte voorkeuren van de gebruikers<br />
en de kwaliteiten van het gebied. En in<br />
plaats van het verkopen van een voorgebakken<br />
artist impression, wil men bewoners en<br />
gebruikers van een gebied daadwerkelijk<br />
betrekken bij de planontwikkeling. Dat is<br />
een erkenning van het feit dat burgers wel<br />
degelijk bereid zijn om meerdere belangen<br />
af te wegen. In dat kader kun je een<br />
positief proces in gang zetten<br />
van co-creatie, waarin de<br />
mensen kunnen meedenken<br />
over de verschillende<br />
manieren waarop water,<br />
stad en land met elkaar<br />
verweven kunnen worden.<br />
Waarom zouden <strong>natuur</strong>- en<br />
landschapsorganisaties dat<br />
niet organiseren? En daartoe zelfs<br />
strategische grondposities innemen?<br />
‘Geld kan<br />
<strong>natuur</strong> terugbrengen<br />
in de<br />
harten van<br />
mensen’<br />
2) De samenleving betrekken<br />
Ruim driekwart van de Nederlanders heeft<br />
warme gevoelens voor het landschap in<br />
zijn directe omgeving, waarvan een kwart<br />
deze gevoelens omzet in actie. Dat zijn nog<br />
steeds om en nabij drie miljoen mensen. Je<br />
kunt ze helpen met het opzetten van verenigingen<br />
of stichtingen door kennis te delen<br />
en voorzieningen voor landschapsbeheer<br />
toegankelijker te maken. En je kunt scholen<br />
– en daarmee ook de ouders – betrekken bij<br />
de uitvoering van bepaalde beheermaatregelen<br />
die zonder een praktische communicatiestrategie<br />
nogal rücksichtslos overkomen<br />
op mensen.<br />
3) Geld<br />
Geld kan fungeren als transactie- én<br />
communicatiemiddel om <strong>natuur</strong> terug te<br />
brengen in de harten van de mensen. Tussen<br />
<strong>natuur</strong>beherende organisaties is een boeiende<br />
discussie losgebarsten over zaken als<br />
het harmoniseren van beheermethodes, het<br />
bundelen van beheertaken en de mogelijkheden<br />
van <strong>natuur</strong>ruilverkaveling. Dat is een<br />
goed begin: veel <strong>natuur</strong>gebieden kennen<br />
een sterk gefragmenteerde eigendoms- en<br />
beheersituatie. Als dat op een kaart wordt<br />
weergegeven, is in één oogopslag te zien dat<br />
het beheer van het totale gebied te duur is.<br />
Ook worden verkenningen uitgevoerd voor<br />
het ontwikkelen en delen van expertise op<br />
het gebied van commercieel vastgoedbeheer<br />
van monumentale gebouwen. Dat is eveneens<br />
een positieve ontwikkeling. Het subsidiestelsel<br />
zoals we dat tot nu toe kennen,<br />
geeft toch te weinig prikkels voor ondernemerschap<br />
ten bate van <strong>natuur</strong>. Natuur- en<br />
landschapsorganisaties hoeven echt niet her<br />
en der golfcourses aan te leggen om toch via<br />
de markt verweven te raken met de maatschappij<br />
en een betekenisvolle relatie op te<br />
bouwen met hun leden.<br />
Tot slot<br />
Veranderende tijden vragen om andere<br />
benaderingen. Soms lijkt een ontwikkeling<br />
slecht en bedreigend, zoals de huidige bezuinigingen,<br />
maar het zet ook aan het denken.<br />
Hebben we het wel goed gedaan of wordt<br />
het niet eens tijd voor een andere benadering?<br />
Laat de <strong>natuur</strong> van en voor de mensen<br />
zijn, dat is zowel voor de <strong>natuur</strong> als voor de<br />
mens een wervend perspectief.<br />
Paul Makken en Ko Droogers<br />
November 2011 nr 7<br />
15
NIEUW BELEID<br />
GEVRAAGD<br />
Wereldwijd hebben landen op basis van internationale<br />
afspraken geprobeerd de achteruitgang in biodiversiteit te<br />
remmen. Tevergeefs. Om daadwerkelijk succes te boeken moet over<br />
de grenzen van het traditionele <strong>natuur</strong>beleid heen worden gekeken.<br />
De Balans van de Leefomgeving (PBL, 2010)<br />
constateert dat de achteruitgang van de<br />
biodiversiteit in Nederland niet is gestopt.<br />
Populaties van kwetsbare (Rode Lijst)<br />
soorten en de <strong>natuur</strong>kwaliteit van kwetsbare<br />
ecosystemen gaan nog steeds achteruit<br />
(fi guur 1). Waar populaties kleiner worden<br />
en van elkaar geïsoleerd raken, neemt ook<br />
de genetische diversiteit af. Dan ontstaat het<br />
risico dat populaties zich steeds slechter aan<br />
kunnen passen aan veranderende omstandigheden.<br />
Wel is als gevolg van de uitbreiding<br />
en herstel van <strong>natuur</strong> en de verbetering<br />
van de milieucondities de achteruitgang<br />
geremd. Waar het leefgebied is uitgebreid,<br />
inclusief gunstiger milieucondities, nemen<br />
de populaties van veel soorten zichtbaar toe.<br />
16 November 2011 nr 7<br />
Route naar 2020<br />
Binnen de Conventie inzake Biologische<br />
Diversiteit (CBD) wordt sinds 1992 geprobeerd<br />
mondiaal een vuist te maken tegen<br />
de achteruitgang van de biodiversiteit. De<br />
Conventie richt zich vooral op de toegang tot<br />
genetische bronnen en een eerlijke verdeling<br />
van de opbrengsten. Op de COP10 van de CBD<br />
(oktober 2010, Nagoya) is een strategisch<br />
plan aangenomen, met concrete doelen tot<br />
2020. Deze doelen omvatten bijvoorbeeld de<br />
afspraak om 17% van het land en 10% van de<br />
zee te beschermen. Andere doelen hebben<br />
betrekking op ecosysteemdiensten, op<br />
verduurzaming van de landbouw, bosbouw<br />
en visserij, en op het aan een ieder toegang<br />
bieden tot de voordelen van biodiversiteit<br />
Figuur 1. De Rode Lijstsoorten, van kritiek belang voor hun omgeving, blijven ondanks de<br />
beleidsinspanningen achteruitgaan, terwijl minder kritische soorten het beter gaan doen.<br />
(inclusief het delen van kennis en het mobiliseren<br />
van fi nanciën). De Europese Unie<br />
heeft recent haar nieuwe biodiversiteitstrategie<br />
uitgebracht die aangeeft hoe de EU<br />
bijdraagt aan deze mondiale doelen. In de<br />
strategie staat verwoord dat het verlies van<br />
biodiversiteit in Europa moet zijn gestopt<br />
per 2020, evenals de degradatie van ecosysteemdiensten,<br />
terwijl de inzet van de EU om<br />
het mondiale verlies tegen te gaan wordt<br />
vergroot.<br />
Over grenzen stappen<br />
Om de achteruitgang van de biodiversiteit<br />
te remmen zullen de grenzen van dit traditionele<br />
<strong>natuur</strong>beleid gepasseerd moeten<br />
worden. De onderliggende drijvende<br />
krachten op het mondiale biodiversiteitverlies<br />
veranderen namelijk niet door het<br />
instellen van een beschermingsregime. De<br />
groeiende wereldbevolking, de economische<br />
groei, de daarmee samenhangende veranderingen<br />
in consumptiepatronen en niet-duurzame<br />
vormen van productie zetten de biodiversiteit<br />
wereldwijd verder onder druk. Het<br />
ombuigen van deze trend vereist een inzet<br />
gericht op 1) het combineren van functies,<br />
2) het stimuleren van duurzame productie,<br />
en 3) het waarderen van de diensten van<br />
<strong>natuur</strong> en biodiversiteit.<br />
1. Functies combineren<br />
De groeiende wereldbevolking leidt tot een<br />
verdere exploitatie van <strong>natuur</strong>. Voor de<br />
mens nuttige functies – ecosysteemdiensten<br />
– verdwijnen daarbij ook, bijvoorbeeld<br />
het watervasthoudend vermogen in bergbossen.<br />
Verlies van bodembescherming leidt<br />
tot versnelde waterafvoer, erosie, overstromingen<br />
en modderstromen. Voor Nederland<br />
belangrijke ecosysteemdiensten zijn bijvoorbeeld<br />
bestuiving en wateropvang, terwijl in<br />
brede zin een mooi landschap om te recre-
Mark van Veen<br />
(mark.vanveen@pbl.nl)<br />
en Tonnie Tekelenburg<br />
zijn werkzaam bij het<br />
PBL, Marlies Sanders bij<br />
WUR-Alterra.<br />
De Natura 2000-gebieden vormen de kern van het Europese biodiversiteitbeleid en het zijn in Nederland de <strong>natuur</strong>parels. De Oostelijke<br />
Vechtplassen, hier bij Kortenhoef, vormen een onderdeel van dit Europese netwerk. Foto: PBL<br />
eren ook als een dienst kan worden gezien.<br />
Behoud van deze diensten laat zich combineren<br />
met biodiversiteitbehoud, maar kan<br />
in hoog-productieve agrarische systemen<br />
wel ten koste gaan van de productiefunctie.<br />
Vaak wordt aangenomen dat voor een<br />
ecosysteemdienst een intact en <strong>natuur</strong>lijk<br />
ecosysteem nodig is, maar de dienst kan ook<br />
door deelsystemen geleverd worden.<br />
2. Duurzaam gebruik<br />
De achteruitgang van de biodiversiteit is het<br />
grootst in gebieden waar landbouw, bosbouw<br />
en visserij intensief plaatsvinden. Zo neemt<br />
in Nederland de biodiversiteit in het agrarische<br />
gebied onverminderd af (fi guur 2).<br />
In de derde wereld leidt de productie voor<br />
agro-export tot dezelfde achteruitgang van<br />
biodiversiteit. Bovendien leidt het intensieve<br />
gebruik daar tot sociale problemen, vooral<br />
waar de snelle expansie van productie voor<br />
agro-export de lokale voedselproductie onder<br />
druk zet. Boeren trekken verder de bossen<br />
in om opnieuw een boerderij te stichten of<br />
worden, als die mogelijkheid er niet is, kwetsbaar<br />
voor armoede.<br />
Verduurzaming van productieketens is<br />
erop gericht deze problemen te voorkomen.<br />
Helaas vormen duurzaam gemaakte (gecertifi<br />
ceerde) producten nog maar een beperkt<br />
onderdeel van de markt. Producenten willen<br />
het productiesysteem wel verduurzamen,<br />
maar zonder dat dit ten koste gaat van de<br />
productiviteit en de economische rentabiliteit.<br />
Consumenten kunnen deze ontwikkeling<br />
stimuleren door duurzame, gecertifi<br />
ceerde artikelen te kopen. Ook de overheid<br />
kan een stimulerende rol spelen.<br />
3. Waarderen van <strong>natuur</strong><br />
Het Millennium Ecosysteem Assessment<br />
(2005) ziet biodiversiteit als de basisvoorwaarde<br />
voor de kwaliteit van leven.<br />
De wereldeconomie draagt bij aan de<br />
welvaartsverhoging, maar leidt ook tot<br />
een scheve verdeling van de toegang en<br />
profi jt van <strong>natuur</strong>lijke rijkdom. Voor bewoners<br />
in de derde wereld krijgt biodiversiteit<br />
namelijk geen waarde als het gebruik<br />
door enkelen gemonopoliseerd en vermarkt<br />
wordt. Ook in Nederland hebben mensen<br />
voor hun lichamelijk en geestelijk welzijn<br />
behoefte aan <strong>natuur</strong> en landschap. Bij de<br />
toegang tot <strong>natuur</strong> in Nederland gaat het<br />
over het bieden van ruimte voor sport,<br />
ontspanning en verwondering. Dit gebruik<br />
is gebaat bij een afwisselend en multifunctioneel<br />
landschap. Het beter waarderen van<br />
<strong>natuur</strong> en biodiversiteit is nodig om deze<br />
aspecten een plaats te geven in de economie,<br />
en geeft dan een aanvulling op het traditionele<br />
<strong>natuur</strong>behoud.<br />
Uitdagingen<br />
Er liggen dus meer dan genoeg uitdagingen<br />
om het verlies aan biodiversiteit een halt<br />
toe te roepen. Wereldwijd is op de COP10 in<br />
Nagoya onderschreven werk te maken van<br />
deze uitdagingen. De Natuurverkenning<br />
geeft via de oriëntaties en kijkrichtingen<br />
een beeld van hoe dit er voor Nederland<br />
uit kan zien. De vertaling in beleid is de<br />
volgende uitdaging.<br />
Mark van Veen , Tonnie Tekelenburg en<br />
Marlies Sanders<br />
November 2011 nr 7<br />
17
Woonomgeving is<br />
gezondheidsmeter<br />
Voelen we ons prettiger in een groene omgeving? Het antwoord<br />
hierop is: Ja! Maar hoe zit het met de relatie tussen groen en<br />
gezondheid? En waar uit die gezondheidswinst zich in?<br />
Bewoners van wijken met veel groen voelen<br />
zich gezonder. De relatie blijkt sterk te zijn.<br />
De kans dat iemand zich ongezond voelt<br />
is 1,5 maal zo groot in een woonomgeving<br />
met weinig als in een woonomgeving met<br />
veel groen (resp. 10% en 90% groen in een<br />
straal van 3 km om het huis). Daarbij is rekening<br />
gehouden met sociaal-economische<br />
verschillen: mensen die het zich kunnen<br />
permitteren om in een groene omgeving<br />
te wonen zijn immers vaak rijker en hoger<br />
opgeleid, en om die redenen gezonder.<br />
18 November 2011 nr 7<br />
Gezond zijn<br />
Mensen voelen zich niet alleen gezonder<br />
als ze in een groenere omgeving wonen, ze<br />
bezoeken ook minder vaak de huisarts. In<br />
een Nederlandse studie – met een studiepopulatie<br />
van 345.000 personen – bleek dat<br />
mensen die wonen in een groenere omgeving<br />
minder vaak bij de huisarts kwamen<br />
met angststoornissen en depressie.<br />
Andere aandoeningen, waaronder diabetes,<br />
hoge bloeddruk, hartklachten en migraine,<br />
werden ook minder vaak gerapporteerd in<br />
groenere woonomgevingen.<br />
Weer blijkt het te gaan om een aanzienlijke<br />
relatie. De kans dat mensen met depressieklachten<br />
bij de huisarts komen is 1,33 keer zo<br />
hoog wanneer mensen wonen in een omgeving<br />
met weinig groen.<br />
De relatie tussen groen en gezondheid blijkt<br />
het sterkst te zijn voor kinderen, jongeren,<br />
ouderen en mensen met een lage sociaaleconomische<br />
status. Dit komt waarschijnlijk<br />
doordat deze bevolkingsgroepen gemiddeld<br />
meer tijd doorbrengen in hun directe woonomgeving.<br />
Verder blijkt de gezondheidswinst<br />
het grootst in buurten waar de grote<br />
hoeveelheid groen ook van hoge kwaliteit is.
Inge van den Broek (0900-3686868, I.vd.<br />
broek@ggd-bureaugmv.nl), werkzaam bij<br />
resp. GGD'en Brabant / Zeeland en bij GGD<br />
Rotterdam-Rijnmond, namens de<br />
landelijke GGD werkgroep groen en<br />
gezondheid.<br />
Verklaring<br />
Hoe komt het nu precies dat mensen met<br />
meer groen in hun woonomgeving zich<br />
gezonder voelen en gezonder zijn? De<br />
volgende zes aspecten kunnen hierbij een rol<br />
spelen:<br />
1. Stressreductie<br />
De belangrijkste reden voor de positieve<br />
relatie tussen woonomgeving en gezondheid<br />
is het stressreducerende effect van<br />
groen. Een groot aantal onderzoeken toont<br />
aan dat uitzicht op groen en het verblijf in<br />
de <strong>natuur</strong> een positieve invloed hebben op<br />
stemming, concentratie, zelfdiscipline en<br />
fysiologische stress. Mensen die in een groenere<br />
omgeving wonen zijn beter bestand<br />
tegen stressvolle situaties. Zij rapporteren<br />
minder gezondheidsklachten tijdens en na<br />
een stressvolle gebeurtenis, bijvoorbeeld het<br />
overlijden van familielid of vriend, scheiding<br />
of ontslag.<br />
2. Stimulans tot bewegen<br />
Een groene omgeving is aantrekkelijk,<br />
nodigt uit tot bewegen en verbetert<br />
daarmee de gezondheid van<br />
mensen. Tot nu toe is deze<br />
stimulerende werking van<br />
groen niet aangetoond bij<br />
volwassenen. Wel bij kinderen:<br />
in wijken met veel<br />
groen bewegen kinderen<br />
meer en ligt het percentage<br />
kinderen met overgewicht 15%<br />
lager dan in wijken zonder groen.<br />
3. Meer sociale contacten<br />
Buurtgroen heeft een positief effect op<br />
sociale cohesie. Dit effect neemt toe naar-<br />
‘Groen in<br />
de wijk is<br />
geen luxe’<br />
mate een buurt sterker verstedelijkt is.<br />
Mensen ontmoeten elkaar in plantsoenen of<br />
gemeenschappelijke tuinen. Op deze manier<br />
kunnen groene ruimten sociale isolatie<br />
en eenzaamheid doorbreken – een<br />
probleem dat vooral ouderen<br />
en alleenstaanden betreft.<br />
Ongeveer een kwart van<br />
de relatie tussen groen en<br />
gezondheid is te verklaren<br />
door het feit dat de bewoners<br />
van groenere buurten<br />
meer sociale cohesie ervaren en<br />
zich minder eenzaam voelen.<br />
4. Positief effect op ontwikkeling<br />
Een groene woon- en speelomgeving heeft<br />
een positieve invloed op de motorische<br />
ontwikkeling van kinderen en het speelgedrag.<br />
Ook blijkt dat groen een gunstige<br />
invloed heeft op de cognitieve en emotionele<br />
ontwikkeling, alhoewel de wetenschappelijke<br />
onderbouwing hiervoor iets<br />
minder sterk is.<br />
5. Bevordering zingeving<br />
Mensen voelen zich prettig in<br />
het groen. Uit onderzoek zijn<br />
aanwijzingen dat groen een<br />
bijdrage kan leveren aan<br />
persoonlijke ontwikkeling<br />
en zingeving. Dit refl ectieen<br />
zingevingsproces is erg<br />
belangrijk voor het fysiek, psychisch<br />
en sociaal welbevinden.<br />
6. Verbetering microklimaat<br />
Een groene omgeving zorgt voor een aangenamer<br />
klimaat in de stad, via dempen<br />
van de wind, minder schommelingen in<br />
‘Grote<br />
gezondheidswinst<br />
bij<br />
hoge groenkwaliteit’<br />
luchtvochtigheid en temperatuur en schaduwwerking.<br />
Daarnaast kunnen bomen<br />
en struiken vervelend verkeerslawaai of<br />
hinderlijke geluiden van industrie maskeren.<br />
Ritselende bladeren en het<br />
ruisen van de wind door de<br />
bomen wordt door de meeste<br />
mensen ervaren als prettig<br />
in plaats van hinderlijk.<br />
Bomen en planten kunnen<br />
ook de luchtkwaliteit iets<br />
verbeteren doordat ze fi jnstofdeeltjes<br />
afvangen. Helaas geldt<br />
dit niet voor de meest schadelijke<br />
deeltjes: ultrafi jn stof. Verder geldt dat veel<br />
bomen op een rij in een straat ook kunnen<br />
functioneren als ‘dak’, waaronder de fi jnstof<br />
blijft hangen. Bovendien is er een behoorlijke<br />
hoeveelheid bomen nodig voor een substantiële<br />
verbetering van de luchtkwaliteit.<br />
Geen luxe<br />
Het mag duidelijk zijn dat groen in de wijk<br />
geen luxe is. Het is een onderdeel van het<br />
dagelijks leven en draagt in belangrijke<br />
mate bij aan het welzijn van de bewoners.<br />
Het is daarom van belang dat gemeenten<br />
bewust omgaan met groen bij de ontwikkeling<br />
van ruimtelijke plannen en inrichting<br />
van wijken.<br />
Inge van den Broek en Ingrid Walda<br />
November 2011 nr 7<br />
19
ALLE HENS<br />
AAN DEK<br />
De <strong>natuur</strong> van de Noordzee staat onder druk en de<br />
veerkracht van het ecosysteem is afgenomen. De<br />
biodiversiteit is er minder dan 50% van die in de <strong>natuur</strong>lijke,<br />
ongestoorde situatie. Is dat erg? En zo ja, wat moet er<br />
gebeuren om, met inachtneming van de gebruiksfuncties,<br />
de biodiversiteit te verbeteren?<br />
De Noordzee is voedselrijk en telt grote<br />
aantallen dieren. Het is een kraamkamer<br />
en paaigebied voor vissen. Vogels van over<br />
de hele wereld komen hier bijtanken op<br />
hun trekroutes. Verschillen in diepte, stromingen<br />
en bodemsoort geven het water<br />
onder de zeespiegel een afwisselend uiterlijk.<br />
Scheepswrakken, palen van boorplatforms<br />
en windturbines zorgen voor harde<br />
structuren, waardoor er hier andere soorten<br />
leven dan op de zanderige zeebodem.<br />
Zeeanemonen, dodemansduim en kabeljauw<br />
vinden er beschutting en een leefgebied.<br />
Mosselen hechten zich aan de bovenste<br />
meters van de palen. Op al dat leven komen<br />
weer andere dieren af.<br />
Meerwaarde<br />
Minder bekend is dat de Noordzee een<br />
belangrijke drager voor de Nederlandse<br />
economie is. Schepen vervoeren grondstoffen<br />
en producten van over de hele wereld<br />
naar de Nederlandse havens. Olie en gas<br />
worden gewonnen uit de zeebodem. Zand<br />
wordt van de bodem gehaald voor de bouw<br />
en voor de bescherming van onze kustlijn.<br />
Windmolens halen energie uit zeewind.<br />
Vissers voorzien ons van vis, schaal- en<br />
schelpdieren. Door de toename van activi-<br />
20 November 2011 nr 7<br />
teiten neemt de ruimtedruk op de Noordzee<br />
toe en botsen economische belangen. De<br />
scheepvaartsector wil geen windparken in<br />
de buurt van havens of scheepvaartroutes.<br />
Vissers zien door de toename van andere<br />
gebruiksfuncties hun visgebieden kleiner en<br />
kleiner worden.<br />
Een zee vol leven heeft ook een belangrijke<br />
recreatieve functie. Zee en strand<br />
trekken sporters en recreanten naar de kust.<br />
Noordzeeduikers vertellen met passie over<br />
al het moois dat ze onder water tegenkomen.<br />
Zeilers die een zeehond of walvis ontmoeten<br />
vergeten het nooit meer.<br />
Bezoekers van het strand ervaren de zee<br />
intenser wanneer ze weten dat er onder<br />
die golven een hele wereld verborgen is.<br />
Sportvissers vangen graag allerlei soorten<br />
vis. Een schone zee is bovendien belangrijk<br />
voor zwemmers en surfers.<br />
Daarnaast bepaalt de Noordzee in belangrijke<br />
mate het klimaat van Nederland, waardoor<br />
de temperatuurverschillen tussen<br />
zomer en winter niet zo groot zijn en er<br />
het hele jaar rond neerslag valt. Bovendien<br />
dempt de Noordzee de effecten van klimaat-<br />
verandering, doordat zij koolstof onttrekt<br />
aan de lucht en laat bezinken.<br />
Naar een gezonde zee<br />
Een gezond ecosysteem met een grote biodiversiteit<br />
levert veerkracht op. Dat is van<br />
belang voor het opvangen van de effecten<br />
van klimaatsverandering, maar ook voor<br />
de visserij. Een veerkrachtige zee is altijd vol<br />
vis en kan het wegvallen van een soort, door<br />
bijvoorbeeld een ziekte, opvangen. Alleen<br />
is de Noordzee momenteel niet gezond:<br />
vervuiling van water en lucht, overbeviste<br />
visbestanden, een verstoorde bodem,<br />
lage biodiversiteit in relatie tot de potentie.<br />
De <strong>natuur</strong> staat onder druk en de veerkracht<br />
van het ecosysteem is afgenomen.<br />
Wat kunnen we doen om haar gezonder te<br />
maken? Volgens Stichting De Noordzee is<br />
er niet één oplossing, maar zullen overheid,<br />
bedrijfsleven en NGO's samen, via verschillende<br />
wegen, moeten werken aan herstel.<br />
Daarbij moet het ecosysteem voorop staan.<br />
Alleen binnen die randvoorwaarde is duurzaam<br />
gebruik mogelijk. Dit betekent dat<br />
van alle partijen inzet wordt gevraagd, ook<br />
fi nancieel.<br />
Belangrijke stap op weg naar een gezonde<br />
zee is het ontwikkelen van een integrale<br />
visie over ruimtegebruik. Deze moet<br />
leidend zijn voor wat mag en niet mag op de<br />
Noordzee; zonering van functies kan daarbij<br />
een goed hulpmiddel zijn. Verder liggen<br />
op het Nederlands deel, anderhalf keer zo<br />
groot als Nederland, tien extra bijzondere<br />
gebieden met bodemkenmerken die een<br />
positief effect hebben op het dierenleven;<br />
deze gebieden moeten extra beschermd<br />
worden met concrete maatregelen.
Sytske van den Akker en Ike Span (i.span@<br />
noordzee.nl) zijn werkzaam bij de Stichting<br />
De Noordzee.<br />
Bescherming is eveneens nodig voor soorten<br />
die de hele Noordzee gebruiken, zoals de<br />
bruinvis. Verder moet al het gebruik van de<br />
Noordzee duurzaam worden. Dit<br />
zal investeringen vragen van<br />
de sectoren en overheden,<br />
maar levert uiteindelijk<br />
ook de kans op om tot in<br />
lengte van dagen gebruik<br />
te kunnen maken van de<br />
zee. Vissers kunnen hun<br />
vis blijven vangen, zandwinnaars<br />
hebben genoeg zand<br />
op te graven enz.<br />
‘Gezond<br />
ecosysteem<br />
levert<br />
veerkracht<br />
op’<br />
Tot slot is meer aandacht nodig voor<br />
de baten van een gezond ecosysteem.<br />
Momenteel ligt in discussies het accent<br />
voornamelijk op de kosten van maatregelen.<br />
Bijvoorbeeld investeringen in andere technieken<br />
of vermindering van een activiteit.<br />
Voor de baten, namelijk het verkrijgen van<br />
een gezond ecosysteem met de mogelijkheid<br />
voor duurzaam gebruik in de toekomst, is<br />
nog te weinig aandacht.<br />
De Noordzee is van onschatbare waarde. Wij<br />
van Stichting De Noordzee zullen daarom<br />
blijven werken aan een schone, gezonde en<br />
veilige Noordzee met ruimte voor duurzaam<br />
gebruik.<br />
Sytske van den Akker en Ike Span<br />
Informatie: www.noordzee.nl.<br />
November 2011 nr 7<br />
21
Meerwaarde<br />
verzilveren<br />
De Nederlandse planpraktijk speelt niet of nauwelijks in op de<br />
positieve maatschappelijke en economische gevolgen van<br />
investeren in <strong>natuur</strong>. Integendeel, het aspect <strong>natuur</strong> is verworden tot<br />
juridische haar-kloverij. Hantering van het begrip ‘ecosysteemdien-<br />
sten’ maakt het mogelijk om wel de echte gevolgen van ruimtelijke<br />
ingrepen in beeld te brengen.<br />
Vrij snel na de publicatie van de Millennium<br />
Ecosystem Assessment in 2005 is de<br />
term ‘ecosysteemdiensten’ gemeengoed<br />
geworden. De term impliceert dat er belang-<br />
22 November 2011 nr 7<br />
hebbenden zijn die deze diensten op de een<br />
of andere manier waarderen. De studie<br />
geeft een wereldwijd overzicht van de 27<br />
belangrijkste diensten die onze ecosys-<br />
Foto: Roel Slootweg<br />
temen leveren. Hierbij wordt een onderscheid<br />
gemaakt naar diensten die van direct<br />
menselijk nut zijn: productie (water, voedsel,<br />
hout, vezels, genetische bronnen, etc.),<br />
regulering (regulering van klimaat, luchtkwaliteit,<br />
water en erosie, plagen, bestuiving,<br />
etc.), culturele diensten (recreatie en<br />
toerisme, landschapsbeleving, religieuze<br />
of kunstzinnige inspiratie, wetenschap,<br />
etc.), en ondersteunende diensten die nodig<br />
zijn om ecosystemen te laten functioneren<br />
(bodemvorming, fotosynthese, kringlopen<br />
van nutriënten en water, etc.). De instandhouding<br />
van biodiversiteit kan ook als
Roel Slootweg (sevs@sevs.nl), zelfstandig<br />
adviseur bij SevS advies voor <strong>natuur</strong> en<br />
leefomgeving, is hoofdauteur van de<br />
richtlijnen voor biodiversiteit in plan- en<br />
project-m.e.r van de Conventie inzake<br />
Biologische Diversiteit (CBD).<br />
dienst worden opgevat, met toekomstige<br />
generaties als direct belanghebbenden.<br />
Agenderende functie<br />
Het feit dat ecosysteemdiensten aan belanghebbende<br />
individuen, organisaties of<br />
bedrijven gekoppeld kunnen worden, maakt<br />
het een sterk concept om biodiversiteit op<br />
de agenda van besluitvorming te krijgen.<br />
Ingrepen in de omgeving die gevolgen<br />
hebben voor de levering van deze diensten<br />
kunnen vertaald worden in maatschappelijke<br />
consequenties, waarbij de groepen<br />
die in hun belangen geraakt worden duidelijk<br />
in beeld kunnen komen. Deze groepen<br />
kunnen proactief betrokken worden in planprocessen,<br />
of reactief van zich laten horen<br />
in inspraakprocedures of via de rechter.<br />
Het altijd als ingewikkeld afgeschilderde<br />
concept ‘biodiversiteit’ wordt op deze manier<br />
vertaald naar heel begrijpelijke en tastbare<br />
zaken, waarbij alle belanghebbende groepen<br />
in beeld komen.<br />
Deze benadering past naadloos in een<br />
gebiedsgerichte benadering waarin<br />
belangen op een geïntegreerde<br />
wijze tegen elkaar afgewogen<br />
kunnen worden. Een ecosysteem<br />
is in de defi nitie van de<br />
Conventie inzake Biologische<br />
Diversiteit (CBD) een ruimtelijke<br />
eenheid die in grootte<br />
kan variëren van een zandkorrel<br />
tot aan de gehele aardbol,<br />
afhankelijk van het issue dat aan de orde<br />
is. Dit wordt verder uitgewerkt in de door de<br />
Conventie gepropageerde ecosysteembenadering,<br />
waarin begrenzing van zowel gebied<br />
als thematiek in samenspraak met belanghebbenden<br />
worden vastgesteld. In deze visie<br />
is een ecosysteem dan ook geen <strong>natuur</strong>lijke,<br />
door biologen vastgestelde eenheid, maar<br />
kan het ook een gebied zijn dat door langdurig<br />
menselijk ingrijpen is gevormd.<br />
Waardering<br />
‘Natuur is<br />
verworden<br />
tot juridische<br />
haarkloverij’<br />
Een ecosysteem, ofwel een gebied, is per<br />
defi nitie multifunctioneel; het levert meerdere<br />
diensten tegelijkertijd. De eerder<br />
genoemde duinen langs onze kust leveren<br />
naast veiligheid ook drinkwater, recreatieruimte,<br />
instandhouding van een groot<br />
aantal plant- en diersoorten, en woongenot<br />
voor de happy few. Een gebied kent dan ook<br />
meerdere (groepen van) belanghebbenden,<br />
vaak met tegenstrijdige belangen. Door deze<br />
diensten en de bijbehorende belanghebbenden<br />
in beeld te brengen en zo mogelijk in<br />
een planproces te betrekken, is het duidelijk<br />
wie de winnaars en wie de verliezers zijn<br />
van ingrepen in een gebied. Op transparante<br />
wijze kan een afweging gemaakt worden<br />
over deze gevolgen, inclusief de eventuele<br />
mitigerende of compenserende maatregelen.<br />
Een belangrijk hulpmiddel hierbij is<br />
het feit dat aan belanghebbenden gevraagd<br />
kan worden om ecosysteemdiensten te<br />
waarderen, in geld of in een door henzelf<br />
aangedragen waardering. Deze waarden<br />
kunnen meegewogen worden in de vergelijking<br />
van alternatieven in bijvoorbeeld een<br />
milieueffectrapportage of planproces.<br />
Het risico van het uitdrukken van ecosysteemdiensten<br />
in geld is dat deskundigen<br />
al snel een voor belanghebbenden ontoegankelijke<br />
en dus niet-transparante ‘black<br />
box’ kunnen creëren, waaruit als<br />
ultieme waarheid een getal<br />
komt rollen. De vele aannames<br />
die hieraan ten<br />
grondslag liggen en het<br />
feit dat de economen het<br />
zelf nog steeds niet eens<br />
zijn over de rol en hoogte<br />
van de discontovoet, maakt<br />
het instrument van economische<br />
waardering in veel gevallen moeizaam.<br />
Bovendien heeft de Commissie m.e.r. in een<br />
recent rapport laten zien dat juist op strategisch<br />
niveau een participatieve, niet-gemonetariseerde<br />
waardering van ecosysteemdiensten<br />
daadwerkelijk invloed kan hebben<br />
op besluitvorming.<br />
Voordelen m.e.r –praktijk<br />
Voor de m.e.r -praktijk in Nederland biedt de<br />
(h)erkenning van ecosysteemdiensten een<br />
aantal grote voordelen. In 2006 aanvaardde<br />
de CBD hiertoe al vrijwillige richtlijnen. Het<br />
aspect <strong>natuur</strong> is in Nederland verworden<br />
tot juridische haarkloverij, waarin de regels<br />
tot in het extreme worden uitgeplozen en<br />
vastgelegd; de relatie tot de biologische en<br />
maatschappelijke werkelijkheid dreigt zoek<br />
te raken. Dit wordt versterkt door het feit<br />
dat er geen oog is voor de positieve maatschappelijke<br />
en economische gevolgen van<br />
investeren in <strong>natuur</strong>. Het gevolg van deze<br />
juridisering is dat al het levende wat buiten<br />
de formele wettelijke bescherming valt ook<br />
zo veel mogelijk buiten beeld gelaten wordt,<br />
om nog meer problemen te voorkomen.<br />
Echter, om het ‘systeem aarde’ in stand te<br />
houden en ook voor de toekomstige generaties<br />
een werkende en leefbare planeet achter<br />
te laten, zal er toch aandacht moeten komen<br />
voor de essentiële processen die ons van<br />
dienst zijn om te overleven. Biodiversiteit<br />
speelt daarin een allesoverheersende rol.<br />
Het zal duidelijk zijn dat deze processen zich<br />
ook buiten beschermde gebieden afspelen<br />
en dat deze in een m.e.r. in beeld gebracht<br />
moeten worden.<br />
Het herkennen van ecosysteemdiensten<br />
biedt de mogelijkheid voor de opstellers<br />
van een m.e.r. om te ontsnappen aan het<br />
afvinken van verplichte juridische vakjes.<br />
Hierdoor kunnen zij weer nadenken over de<br />
echte gevolgen van ingrepen in de omgeving,<br />
deze in overleg met belanghebbenden<br />
in beeld brengen en op een transparante<br />
wijze bediscussiëren. En <strong>natuur</strong>lijk worden<br />
ook de wettelijke kaders in beeld gebracht,<br />
niet als doel van de studie, maar als hulpmiddel<br />
om tot een verantwoorde afweging<br />
te komen. Om duurzaamheid en leefbaarheid<br />
van ons land goed in beeld te brengen<br />
biedt de vertaling van de omgeving naar<br />
ecosysteemdiensten een positieve en inspirerende<br />
uitweg uit de huidige verkokerde en<br />
gejuridiseerde praktijk.<br />
Roel Slootweg<br />
November 2011 nr 7<br />
23
Milieu is uit. En de huidige regeringscoalitie handelt daar<br />
naar. Het versterken van het ondernemerschap en geld<br />
verdienen heeft prioriteit. Milieu wordt geaffi cheerd als een<br />
linkse hobby. Milieuregels kosten geld en zijn vervelend. Dat<br />
is kortzichtig en onjuist. Ik durf de stelling aan dat milieumaatregelen<br />
fi nancieel voordelig zijn. Voor alle maatregelen<br />
worden tegenwoordig verplicht zogenaamde ‘cost-benefi t<br />
analyses’ (CBA’s) gemaakt. Ik ken geen voorgestelde maatregelen<br />
waarvoor de baten lager zijn dan de kosten. Kritiek<br />
op CBA’s is dat de baten toevallen aan de BV Nederland via<br />
bijvoorbeeld minder ziekenhuisopnames en langer gezond<br />
leven, terwijl de kosten voor rekening zijn van de industrie,<br />
landbouw, automobilist e.d. Maar, macro-economisch spint<br />
een land er wel degelijk garen bij en dat zou de regering en<br />
politiek toch moeten aanspreken.<br />
Het nut van milieumaatregelen is voor mij zonneklaar. Een<br />
kosten-batenanalyse motiveert mij niet extra. Toch wordt<br />
koortsachtig gezocht naar argumenten om ‘rechts’ in te<br />
laten zien dat milieumaatregelen nodig zijn. De nieuwste<br />
hype is het concept ‘ecosysteemdiensten’. Het idee achter<br />
dit concept is dat ‘de ecosystemen op aarde talloze functies<br />
voor de mens hebben van de productie van voedsel tot<br />
het zuiveren van lucht en water en het reguleren van ons<br />
klimaat. De maatschappelijke baten die mensen halen uit<br />
ecosystemen worden ecosysteemdiensten genoemd’ (PBL<br />
brochure, maart 2010). Tsja, denk ik dan. Is dit een nieuw<br />
inzicht? Is de mens niet volledig afhankelijk van de aarde?<br />
24 November 2011 nr 7<br />
Ecosysteemdiensten<br />
Is het nou echt nodig om eerst alle diensten in kaart te<br />
brengen, ze dan te gaan waarderen in geld en om daarna tot<br />
de conclusie te komen dat de aarde ons onbetaalbare diensten<br />
bewijst? Zo besparen vleermuizen in de VS de landbouw<br />
23 miljard dollar per jaar aan insecticiden. Zonder bijen<br />
vervalt ongeveer een derde van ons voedsel (fruit, tomaten,<br />
paprika’s e.d.). Behalve dat ons dieet wel erg eentonig wordt,<br />
zal het duidelijk zijn dat het hier om vele miljarden gaat.<br />
Zonder bossen loopt het klimaatprobleem pas echt uit de<br />
hand. We zijn momenteel jammer genoeg met een wereldwijd<br />
experiment bezig om dat aan te tonen. Met dit soort voorbeelden<br />
kan ik wel even doorgaan.<br />
Helpt het concept ecosysteemdiensten ons dan helemaal<br />
niet? Ik denk inderdaad dat het uitwerken daarvan enkel tot<br />
uitstel leidt. De uitkomst staat op voorhand vast. De kosten<br />
van het vervuilen van ons milieu zijn vele malen hoger dan<br />
de kosten van milieumaatregelen. Het optuigen van ecosysteemdiensten,<br />
het berekenen en vervolgens bediscussieren<br />
van de kosten en baten gaat veel tijd kosten. Het is een<br />
excuus om voorlopig niets te doen. Onze aarde, de <strong>natuur</strong> en<br />
onze gezondheid zijn onbetaalbaar. Dit heeft niets te maken<br />
met ‘links’ of ‘rechts’. Iedereen die wat beter nadenkt over<br />
het belang van <strong>natuur</strong> en gezondheid zal tot deze conclusie<br />
komen.<br />
Dwarsliggers probeert verbanden te leggen,<br />
maar kan ook dwars tegen gevestigde meningen in gaan.
INVESTEREN<br />
LOONT<br />
November 2011 nr 7<br />
25
Er zijn fundamentele veranderingen nodig, anders blijft het<br />
tegengaan van biodiversiteitsverlies dweilen met de kraan open.<br />
De herstelkosten worden nu al geschat op 3-5% van het BNP. Zolang<br />
dit niet gebeurt, leven we in feite op kosten van het arme deel van de<br />
wereldbevolking en van toekomstige generaties.<br />
The Economics of Ecosystems & Biodiversity<br />
(TEEB). Dat is de titel van een eind 2010 gepresenteerde<br />
wereldwijde analyse naar het<br />
belang van ecosystemen en biodiversiteit<br />
voor economie en welzijn. De studie geeft<br />
een overzicht van zowel de economische<br />
baten als de kosten van biodiversiteitsverlies.<br />
Ook wordt een beeld geschetst van de consequenties<br />
van onveranderd beleid. Bij het<br />
onderzoek waren ruim 1300 wetenschappers<br />
betrokken. Analyse van de ruim 225 studies<br />
levert een indrukwekkend beeld op van de<br />
baten van ecosysteemdiensten voor de tien<br />
belangrijke vegetatiegordels (fi guur 1).<br />
Daarbij moet bedacht worden dat er geen<br />
‘gemiddeld’ koraalrif of tropisch bos bestaat<br />
en dat waardes altijd tijd- en contextafhankelijk<br />
zijn. De economische waarde<br />
van koraalriffen varieert bijvoorbeeld, van<br />
enkele tientallen dollars/ha/jaar voor kleine<br />
geïsoleerde riffen waar niemand komt, tot<br />
ruim 1 miljoen $/ha/jaar (3-5% BNP) voor<br />
riffen in het Caribisch gebied. De absolute<br />
waardes zijn daarom niet zo interessant; een<br />
veel belangrijkere en consistente boodschap<br />
Grasland (25)<br />
Open bosland (18)<br />
Gematigde bossen (40)<br />
Tropische bossen (140)<br />
Meren en rivieren (12)<br />
Zoetwater wetlands (86)<br />
Kustwetlands (112)<br />
Kustsystemen (32)<br />
Koraalriffen (101)<br />
Open oceaan (6)<br />
26 November 2011 nr 7<br />
die uit alle studies naar voren komt is dat in<br />
het algemeen slechts 25-30% van de economische<br />
waarde van ecosysteemdiensten ‘in<br />
de markt’ zit: voornamelijk voor productiedoeleinden<br />
(voedsel, grondstoffen) en enkele<br />
culturele diensten zoals recreatie. De rest<br />
zijn zogenaamde schaduwprijzen van gratis<br />
diensten, bijvoorbeeld lucht- en waterzuivering<br />
door bossen en wetlands of de bestuiving<br />
van landbouwgewassen door bijen;<br />
deze schaduwprijzen worden niet meegenomen<br />
in traditionele kosten-batenanalyses<br />
over het omzetten van een tropisch bos in<br />
een oliepalmplantage of een mangrovewetland<br />
in een garnalenkwekerij.<br />
Werkelijke waarde<br />
De vraag is hoe we deze kennis over de<br />
werkelijke waarde van <strong>natuur</strong>, met inbegrip<br />
van de bijdrage aan ons welzijn, kunnen<br />
omzetten in ‘echt geld’ en concrete maatregelen.<br />
Om deze vertaalslag naar de praktijk<br />
te maken heeft TEEB in vier interpreterende<br />
rapporten een groot aantal aanbevelingen<br />
gedaan. Hieronder worden de belangrijkste<br />
1,0 10,0 100,0 1000,0 10000,0 100000,0 1000000,0 10000000,0<br />
Figuur 1: Spreiding van Totale Economische Waarde per vegetatiegordel (in Int. $/ha/yr).<br />
Waarden in 2007-dollars, gecorrigeerd voor PPP = purchasing power parity; sterretje =<br />
gemiddelde waarde). Bron: van der Ploeg & de Groot, 2010.<br />
Dr. Rudolf S. de Groot (0317-482247,<br />
dolf.degroot@wur.nl) is verbonden aan<br />
de Wageningen University,<br />
Leerstoelgroep Milieusysteemanalyse.<br />
kort samengevat, af en toe aangevuld met<br />
informatie uit andere bronnen.<br />
Perverse subsidies afbouwen<br />
Wereldwijd geven we nog steeds 1-2 triljoen<br />
dollar uit aan subsidies voor niet-duurzame<br />
landbouw, visserij, bosbouw (ontbossing)<br />
etc. Lang geleden was het nuttig de primaire<br />
sector te subsidiëren, nu is dat het paard<br />
achter de wagen spannen. De inkomsten<br />
van deze niet-duurzame activiteiten dekken<br />
vaak niet eens de directe kosten. Daar komt<br />
bij dat de zogenaamde externe effecten<br />
vaak kosten veroorzaken die een veelvoud<br />
zijn van de ‘winst’ . Zo leidt niet-duurzame<br />
visserij tot uitputting van de visvoorraad,<br />
verstoring van voedselketens en inkomstenverlies<br />
voor de lokale bevolking. Neveneffect<br />
is schade aan ecosystemen op het land<br />
doordat mensen op zoek gaan naar andere<br />
inkomsten, zoals houtkap en jacht.<br />
‘Leveranciers/behoeders’ belonen<br />
Veel ecosysteemdiensten worden nu voor<br />
niets, en vaak zonder dat we ons ervan<br />
bewust zijn, geleverd. Onder diverse noemers<br />
is een breed pallet aan mechanismen aan het<br />
ontstaan. In het kader van afremmen van<br />
klimaatverandering kun je nu geld krijgen<br />
om CO2 vast te houden via Carbon Credits.<br />
Een uitbreiding daarvan is het REDD+<br />
mechanisme, waarmee ook biodiversiteit<br />
beschermd wordt. Verder betaalt de farmaceutische<br />
industrie steeds vaker voor behoud<br />
van koraalriffen om nieuwe medicijnen te<br />
kunnen ontdekken. Op regionale schaal zijn<br />
eveneens veel initiatieven gaande, zoals het<br />
belonen van boeren in Azië voor erosiepreventie<br />
(http://rupes.worldagroforestry.org),<br />
duurzaam bosbeheer in Zuid-Amerika (www.<br />
iwokrama.org/) en werk van Conservation<br />
International (www.naturalcapitalproject.<br />
org/).<br />
Op lokale schaal ontdekken steeds meer<br />
bedrijven en overheden dat het beter is om<br />
mét de <strong>natuur</strong> te werken. Een bekend voorbeeld<br />
is de 5 miljard dollar die New York City<br />
bespaarde door te investeren in <strong>natuur</strong>behoud<br />
en herstel in de Catskill Mountains<br />
voor waterleverantie in plaats van een
Foto: <strong>DG</strong>C<br />
nieuwe zuiveringsinstallatie te bouwen.<br />
Dichter bij huis is de Streekrekening<br />
een goed voorbeeld, waarbij 5% van de<br />
uitgekeerde rente ten goede komt aan<br />
landschapsbeheer.<br />
Zie www.es-partnership.org voor nog veel<br />
meer voorbeelden.<br />
Vervuiler/gebruiker laten betalen<br />
Vrijwel alle productieprocessen gaan ten<br />
koste van <strong>natuur</strong> en milieu. De schade<br />
daardoor wordt wereldwijd geschat op zo’n<br />
3-4,5 triljoen $/jaar en wordt grotendeels<br />
uit belastinggeld betaald of doorgeschoven<br />
naar toekomstige generaties. Door het niet<br />
doorberekenen van deze externe kosten in<br />
alle goederen en diensten subsidiëren we<br />
in feite niet-duurzame productie. Om de<br />
omslag naar een duurzame samenleving te<br />
maken is het berekenen van eerlijke prijzen<br />
essentieel.<br />
Vergroenen economie<br />
Veel bedrijven en consumenten kunnen de<br />
omslag naar een duurzame economie niet<br />
maken vanwege het verschil in prijs tussen<br />
niet-duurzaam geproduceerde goederen en<br />
hun alternatieven. Door de externe kosten<br />
onderdeel te laten zijn van de kostprijs,<br />
wordt het goedkoopste alternatief automatisch<br />
het minst milieubelastend. Hiertoe<br />
moet de politiek echter wel de randvoorwaarden<br />
scheppen. Als eerste stap moeten<br />
we af van het gebruik van BNP als maat van<br />
onze welvaart, want hierdoor worden alle<br />
geldstromen op één hoop gegooid, onafhankelijk<br />
waaraan deze worden besteed: hoe<br />
meer we uitgeven, onafhankelijk waaraan<br />
(bodemsanering, kosten van vandalisme,<br />
oorlog…), hoe hoger het BNP en hoe hoger<br />
onze welvaart!<br />
Bewustmaking<br />
Om de noodzakelijke omslag te kunnen<br />
maken moeten mensen beter geïnformeerd<br />
worden over het belang van <strong>natuur</strong><br />
voor onze gezondheid, ons welzijn en<br />
onze economie. Pas dán kan men betere<br />
keuzes maken met betrekking tot individueel<br />
handelen en het kiezen van de juiste<br />
bestuurders. Studies als TEEB helpen de<br />
gegevens op tafel te krijgen en te vertalen<br />
naar concrete oplossingsrichtingen.<br />
Volgende stappen<br />
De TEEB-studie maakt duidelijk dat fundamentele<br />
veranderingen nodig zijn, anders<br />
blijft het bij symptoombestrijding en dweilen<br />
met de kraan open. Achter de schermen is<br />
men al vele jaren bezig de UN Statistics of<br />
Environmental and Economic Accounting,<br />
waarop het BNP gebaseerd is. In Nederland<br />
Door geen nieuwe zuiveringsinstallatie te<br />
bouwen maar te investeren in een nabijgelegen<br />
bos bespaarde New York City<br />
eenmalig 5 miljard dollar en structureel<br />
tientallen miljoenen vanwege minder<br />
onderhoudskosten.<br />
zal de Interdepartementale Task Force<br />
‘Betalen voor Biodiversiteit’ eind 2011 haar<br />
eindrapport uitbrengen, waarin veel van de<br />
hiervoor genoemde punten uitgewerkt zijn.<br />
Om de boodschap verder te onderbouwen<br />
en uit te dragen worden momenteel in vele<br />
landen Nationale TEEB-studies uitgevoerd.<br />
Ook in Nederland is recent besloten een<br />
dergelijke analyse te doen. Hopelijk kan dit<br />
onderzoek helpen de schade die de nieuwe<br />
regering momenteel aanbrengt door de<br />
bezuinigingen op milieu- en <strong>natuur</strong>beleid<br />
enigszins te beperken. Het blijft merkwaardig<br />
dat we er geen probleem mee lijken<br />
te hebben om miljarden uit te geven aan<br />
bodemsanering en andere ‘reparatiekosten’,<br />
maar een relatief kleine investering van<br />
300 miljoen per jaar voor de Ecologische<br />
Hoofdstructuur als een onoverkomelijke<br />
kostenpost zien. Wat veel kan helpen is<br />
als we uitgaven aan milieu- en <strong>natuur</strong>behoud<br />
niet meer als kostenpost zien, maar<br />
als investering in gezondheid, welzijn<br />
en een toekomstbestendige economie.<br />
Kortom, als een investering met een hoog<br />
rendement, die zich middels het leveren<br />
van ecosysteemdiensten dubbel en dwars<br />
terugverdient.<br />
Dolf de Groot<br />
Informatie: www.teebweb.org<br />
November 2011 nr 7<br />
27
Een groene muur reduceert verkeerslawaai, werkt als een stoffi lter en oogt fraai.<br />
Eco-engineering =<br />
dubbele winst<br />
Kleinschalige ecologische<br />
waterzuivering, nazui-<br />
veringsmoerassen, ecoducten,<br />
groene daken, begroeid beton…<br />
Stuk voor stuk voorbeelden van<br />
koppelingen tussen techniek en<br />
<strong>natuur</strong>. Eco-engineering heet<br />
het vakgebied dat zich daarop<br />
toelegt. Mens en <strong>natuur</strong> hebben<br />
er baat bij.<br />
28 November 2011 nr 7<br />
Eco-engineering is de inzet van groen om<br />
functies met betrekking tot milieu en leefbaarheid<br />
te vervullen. Het betreft een integrale<br />
benadering van ecosysteem en civiele<br />
techniek met gebruikmaking van <strong>natuur</strong>lijke<br />
processen. Het object en de onmiddellijke<br />
omgeving worden daarbij als één<br />
systeem beschouwd, met verschillende met<br />
elkaar samenhangende schaalniveaus. De<br />
zon wordt zoveel mogelijk als directe energieleverancier<br />
benut.<br />
Levende machine<br />
Een helofytenfi lter is een goed voorbeeld<br />
van eco-engineering. Dit is een moerassys-<br />
Foto’s: Hein van Bohemen<br />
teem waarin vervuild water op een <strong>natuur</strong>lijke<br />
manier wordt gezuiverd. De zuiveringscapaciteit<br />
wordt geleverd door de bacteriën<br />
die zich in het water en vooral in de wortelzone<br />
van de planten bevinden. Bijzonder is<br />
ook het in Nederland ontwikkelde concept<br />
van de ‘waterharmonica’, waarbij nazuivering<br />
plaatsvindt van water uit een rioolwaterzuiveringsinstallatie.<br />
Deze tussenfase<br />
bestaat uit een aangelegd moerasgebied; er<br />
zijn de laatste jaren in ons land meer dan<br />
vijftien van dergelijke kunstmatige moerassystemen<br />
met succes aangelegd.<br />
Een ander voorbeeld betreft de ‘levende<br />
machine’. Dit is een ecologisch systeem
Dr. ing. Hein van Bohemen<br />
(h.bohemen@kpnplanet.nl) is adviseur<br />
EcoEngineeringConsultancy en voormalig<br />
docent aan de TU Delft.<br />
van afvalwaterzuivering waarbij, naast<br />
het zuiveren van afvalwater met behulp<br />
van micro-organismen, planten, slakken<br />
en andere dieren, tevens interessante<br />
producten gekweekt kunnen worden.<br />
Het gaat daarbij om vis, groenten<br />
en siergewassen: bewoners<br />
krijgen regelmatig een<br />
bloemetje afkomstig van<br />
eigen feces in huis! Dat is<br />
een mooie illustratie van<br />
cyclisch denken, waarbij<br />
één oplossing een aantal<br />
problemen verhelpt. Op drie<br />
plekken in Nederland werken dergelijke<br />
levende systemen.<br />
Eco-engineering kan ook plaatsvinden om<br />
maatschappelijke en <strong>natuur</strong>doelstellingen<br />
te combineren. Neem het aanleggen van een<br />
ecoduct, een viaduct tussen twee <strong>natuur</strong>gebieden<br />
speciaal ingericht voor de passage<br />
van dieren. Hierdoor wordt de barrièrewerking<br />
van een weg weggenomen zonder dat<br />
we er als mens last van hebben. We hebben<br />
er zelfs baat bij vanwege het verminderen<br />
van de kans op aanrijdingen met dieren. In<br />
2011 en 2012 wordt gelijktijdig gewerkt aan<br />
de aanleg van negen ecoducten op en rond<br />
de Veluwe!<br />
‘Eén oplossing<br />
kan<br />
meerdere<br />
problemen<br />
verhelpen’<br />
Daken, gevels en beton<br />
Geheel andere voorbeelden van eco-engineering<br />
zijn groene daken, waardoor regenwater<br />
veel beter wordt verwerkt: maar liefst<br />
60 tot 80 procent verdampt en verdwijnt<br />
dus niet in het riool. Gevels kunnen<br />
eveneens worden benut.<br />
Een begroende wand vangt<br />
fi jn stof op, heeft isolerende<br />
eigenschappen, is ecologisch<br />
gezien interessant en veraangenaamt<br />
de woonomgeving.<br />
Het kan heel simpel aangebracht<br />
worden door klimop of<br />
wilde wingerd te laten groeien.<br />
Een andere mogelijkheid biedt beton. In<br />
de Botanische Tuin van de Technische<br />
Universiteit van Delft staan tien betonnen<br />
platen van 1 bij 1 meter te vergroenen. Het<br />
beton is voorzien van een laagje lavasteen.<br />
Dit is nog een experiment, maar het is een<br />
mooie manier om techniek en <strong>natuur</strong> te<br />
verenigen en de biodiversiteit te bevorderen.<br />
Zeker in stedelijke milieus is dat<br />
zeer welkom. In de Oosterschelde is een<br />
dergelijke aanpak al realiteit. Daar zijn de<br />
massieve betonnen blokken onderaan de<br />
dijk voorzien van een reliëf, zodat wieren<br />
een beter houvast hebben en organismen<br />
een schuilplaats vinden. Zo ontstaat een<br />
veel rijker biologisch leven. Een onbewuste<br />
Beton met ecologische waarde.<br />
vereniging van <strong>natuur</strong> en techniek is het<br />
ontstaan van biodiversiteit op en rond de<br />
harde structuren die in zee geplaatst worden<br />
bij de verankering van windturbines.<br />
Cyclisch denken<br />
In de weg- en waterbouw zijn er veel meer<br />
combinaties met de ecologie mogelijk.<br />
Ecotunnels zijn daarvan een voorbeeld,<br />
evenals groene geluidwerende voorzieningen<br />
die tevens een luchtzuiverende en<br />
ecologische functie vervullen. Op het terrein<br />
van de industriële productie vinden eveneens<br />
toepassingen van eco-engineering<br />
plaats, zoals de kweek van algen op afvalwater.<br />
Biomimicry, het bewust nabootsen<br />
van materialen en processen uit de <strong>natuur</strong>,<br />
biedt ook kansen.<br />
Interessant is dat milieuregelgeving ecoengineering<br />
bevordert. Een voorbeeld is<br />
de MIA/Vamil-regeling: op de milieulijst<br />
staan een reeks praktische maatregelen<br />
waarbij de kosten aftrekbaar van de winst<br />
zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg<br />
van groene daken of gevels. Ook kun je<br />
denken aan helofytensystemen om het<br />
afstromend wegwater op grote parkeerterreinen<br />
op te vangen in een strook<br />
voorzien van vaste planten, struiken en<br />
bomen. Het systeem zorgt er bovendien<br />
voor dat afvalstoffen van auto’s eruit<br />
worden gefi lterd, terwijl een saai parkeerterrein<br />
ook nog eens aantrekkelijker oogt.<br />
Andere voorbeelden zijn de bestrijding<br />
van bodemerosie door gebruikmaking van<br />
planten, reiniging van vervuilde bodems<br />
en permacultuur, een vorm van duurzame<br />
landbouw waarbij productie en <strong>natuur</strong>functies<br />
geïntegreerd worden.<br />
Meer informatie biedt het vaktijdschrift<br />
Ecological Engineering, zie www.iees.ch;<br />
andere nuttige informatiebronnen zijn<br />
www.ecoengineering.nl, www.groenweb.nl<br />
en www.iees.ch.<br />
Hein van Bohemen<br />
November 2011 nr 7<br />
29
Advertentie
DE MENS ALS<br />
KLANT<br />
De mens heeft alle belang bij het voorkomen<br />
van degradatie van ecosystemen. Te meer<br />
daar investeren in behoud en duurzaam gebruik<br />
van biodiversiteit tal van economische kansen<br />
bieden.<br />
Het <strong>natuur</strong>beleid in Nederland is vooral gericht op behoud van<br />
ecosystemen, habitats, soorten als doel op zich. Ethische motieven<br />
spelen een voorname rol; behoud van <strong>natuur</strong> als teken van beschaving.<br />
Het biodiversiteitsbeleid is veel breder en richt zich op biodiversiteit<br />
als middel. Met andere woorden: op de functionele kant<br />
van biodiversiteit, die zo cruciaal is voor onze economie en ons<br />
voortbestaan: het belang van de mens staat voorop.<br />
Levensbasis<br />
Of het nu gaat om veiligheid en bescherming tegen extreme weersomstandigheden<br />
of om de beschikbaarheid van zoet water, voedsel,<br />
vezels of vruchtbare bodem, ecosystemen staan aan de basis van<br />
ons eigen leven. Aantasting van die ecosystemen bedreigt de basis.<br />
De verdichting in de Nederlandse landbouwbodem, door verwaarlozing<br />
van de bodembiodiversiteit, leidt tot lagere<br />
productie, minder waterbergend vermogen en<br />
erosie. De kaalkap van bossen en het draineren<br />
van venen in de tropen leidt tot verlies van<br />
bodemvruchtbaarheid, erosie en overstromingen,<br />
enorme emissies van broeikasgassen<br />
en een enorm verlies van biodiversiteit.<br />
‘Eenzijdige<br />
oplossingen<br />
dragen het<br />
risico van<br />
afwenteling’<br />
Geschat wordt dat mondiaal 60% van de ecosysteemdiensten<br />
degradeert. Onderzoek laat zien dat<br />
het verlies van biodiversiteit en verschralende ecosystemen<br />
onvoldoende worden meegewogen in beslissingen van de consument,<br />
van bedrijven en van de overheid. De studie The Economics<br />
of Ecosystems & Biodiversity (TEEB, zie elders in dit nummer)<br />
reikt handvatten aan om de economische waarde beter zichtbaar<br />
te maken en een rol te geven in economische afwegingen. Nog<br />
belangrijker echter dan het laten zien van economische waarde is<br />
het zorgen dat die waarde doorwerkt, en duurzaam benut wordt.<br />
In de praktijk betekent dit dat biodiversiteit wordt ‘ingevlochten’<br />
in beslissingen over waterbeheer, klimaat, landbouw en voedselproductie,<br />
visserij, industriebeleid, voeding en gezondheid en<br />
vele andere beleidsterreinen. Het is daarbij cruciaal te erkennen<br />
dat biodiversiteit bij die invlechting geen franje is, maar een<br />
sleutelvoorraad.<br />
Er is geen oplossing voor het klimaatvraagstuk zonder aandacht<br />
voor biodiversiteit, en andersom. Hetzelfde geldt voor het wereldvoedselvraagstuk.<br />
Eenzijdige oplossingen dragen het risico van<br />
afwenteling. Het voorbeeld hiervan is deoverhaaste introductie<br />
van biobrandstoffen, als bijdrage aan de opgave de netto-uitstoot<br />
van broeikasgassen te verminderen. Hoe hard er ook wordt gewerkt<br />
aan duurzaamheidscriteria, de productie van biobrandstoffen<br />
concurreert momenteel wel degelijk met de productie van voedsel.<br />
Biobrandstoffen en voedsel leggen in onderlinge concurrentie extra<br />
ruimteclaims en jagen de conversie van ecosystemen omhoog. Dit<br />
zorgt straks voor torenhoge economische en maatschappelijke<br />
kosten.<br />
Advies Taskforce<br />
Op verzoek van het Kabinet werkt de Taskforce Biodiversiteit &<br />
Natuurlijke Hulpbronnen aan een advies waarin ruim aandacht<br />
wordt besteed aan zowel de relaties tussen biodiversiteit,<br />
voedsel en klimaat als aan de vele economische kansen die<br />
hieruit voortvloeien. De Taskforce wil op middellange<br />
termijn (2020) veiligstellen dat er per saldo geen verder<br />
verlies van biodiversiteit optreedt, door ‘biodiversiteitneutraal’<br />
te produceren en consumeren. Een benadering<br />
die internationaal bekend staat als no net loss. Het principe<br />
wordt inmiddels breed gehanteerd. Belangrijke kernpunten<br />
zijn de kansen en risico’s van een biobased economy,<br />
de noodzaak om beter gebruik te maken van economische<br />
instrumenten, de wenselijkheid om te komen tot dieetveranderingen<br />
en de noodzaak van beleidscoherentie en good governance,<br />
zowel nationaal als internationaal.<br />
Het advies van de Taskforce Biodiversiteit & Natuurlijke<br />
Hulpbronnen wordt op 13 december a.s. uitgebracht. Informatie:<br />
www.taskforcebiodiversiteit.nl<br />
Arthur Eijs<br />
Arthur Eijs is coördinerend beleidsmedewerker biodiversiteit<br />
ministerie van I&M en samen met Erik van<br />
Zadelhoff (EL&I) secretaris Taskforce Biodiversiteit &<br />
Natuurlijke Hulpbronnen<br />
November 2011 nr 7<br />
31
ONDERWIJS<br />
ALS BAKERMAT<br />
Kinderen hebben profi jt van op jonge leeftijd opgedane<br />
<strong>natuur</strong>ervaring. Natuur moet dan ook een vaste plek in<br />
het onderwijs krijgen. Maar ook op hoge leeftijd werkt<br />
<strong>natuur</strong> positief door.<br />
Erwin Groenenberg (06-40156821,<br />
e.groenenberg@veldwerknederland.nl)<br />
is werkzaam bij Veldwerk Nederland.<br />
Meerdaagse <strong>natuur</strong>activiteiten bij kinderen<br />
in de basisschool hebben een positief effect<br />
op houding en gedrag ten aanzien van<br />
<strong>natuur</strong> en milieu. Dit blijkt klip en klaar uit<br />
het onderzoek ‘Hoe duurzaam is NME’. Dat<br />
effect is zelfs na vijftien jaar nog steeds<br />
waarneembaar. Ook een kortdurende interactie<br />
van kinderen met de <strong>natuur</strong> is effectief.<br />
Een les of een wandeling door het bos<br />
maken blijvende indruk.<br />
Buitenspelen<br />
In het onderwijs komen alle kinderen, dik,<br />
dun, druk, rustig, met en zonder<br />
<strong>natuur</strong>ervaring in dezelfde klas. Je zult het<br />
maar moeten doen. Dertig individuen die<br />
allemaal op een eigen manier leren, een<br />
eigen karakter hebben,<br />
eigen problemen en<br />
van verschillende achtergrond.<br />
Dat dit voor een leerkracht<br />
niet eenvoudig is, lijkt duidelijk.<br />
‘De kinderen<br />
stuiteren<br />
de bus uit,<br />
maar dan<br />
begint het’<br />
Toch merk je daar weinig van bij de basisschoolkinderen<br />
van groep 7 of 8 die op de<br />
<strong>natuur</strong>werkweek bij Veldwerk Nederland<br />
komen. Een bus zet de kinderen op maandag<br />
af voor een witte villa in het bos in<br />
Apeldoorn. Ze stuiteren de bus uit, rennen<br />
en gillen, maar dan begint het. De kinderen<br />
ervaren de <strong>natuur</strong> bijna direct. Het geluidsniveau<br />
daalt. De hele week zijn de kinderen<br />
in het bos bezig met opdrachten die ze<br />
samen uitvoeren. Daarbij hoeven vooraf<br />
Herman van Veen Foundation : ‘Als het de kinderen goed gaat, gaat het<br />
de wereld goed.’ Dat is het motto van de Herman van Veen Foundation.<br />
Informatie op: www.iederkindheeftrechtop<strong>natuur</strong>.nl<br />
eigenlijk geen groepjes gemaakt te worden.<br />
De kinderen helpen elkaar vanzelfsprekend.<br />
Ze zijn nieuwsgierig naar de naam van de<br />
boom of van dat vreemde beestje. Natuurlijk<br />
vinden ze het geweldig om in nestkastjes<br />
te kijken. Daar worden ze stil van. Het is<br />
een ervaring die een leven lang meegaat<br />
en zelfs de lastigste kinderen herken je niet<br />
als zodanig. De sfeer blijft de hele week<br />
plezierig.<br />
Van alle leeftijden<br />
Niet alleen kinderen profi teren van <strong>natuur</strong>ervaringen:<br />
voor baby’s en ouderen geldt<br />
hetzelfde. In een aantal <strong>natuur</strong>lijke kindercentra<br />
in Nederland slapen de baby’s buiten,<br />
in een houten kastje, met een bedje en slaapzakje.<br />
Dat lijkt zielig, maar dat is het niet.<br />
De baby’s slapen hierin namelijk heel<br />
goed. Ze rusten uit van alle indrukken<br />
die ze opdoen en ontspannen<br />
volledig. Veel beter dan binnen<br />
in het kindercentrum. Ook zijn<br />
de kinderen op de centra met een<br />
<strong>natuur</strong>lijke buitenruimte verhoudingsgewijs<br />
minder vaak ziek.<br />
In het project Natuurcircus wordt de<br />
<strong>natuur</strong> in het zorgcentrum gebracht. Daar<br />
gaan (demente) bejaarden de interactie met<br />
planten en dieren aan. In het beste geval<br />
ondersteund door schoolkinderen trekken ze<br />
dan even de <strong>natuur</strong> in.<br />
Natuurervaringen die wij opdoen in en om<br />
ons huis, op een kinderdagverblijf, tijdens<br />
onze schooltijd en op vakanties of waar dan<br />
ook, zijn belangrijk voor het opdoen van<br />
kennis, het kwijtraken van energie en stress<br />
en het herinneren van mooie momenten.<br />
Daarom moet <strong>natuur</strong> een plek krijgen in alle<br />
levensfases, van baby’s tot bejaarden.<br />
Erwin Groenenberg
Foto: WNF<br />
WNF-directeur Johan van de Gronden:<br />
“De wal keert<br />
het schip”<br />
November 2011 nr 7<br />
33
Het hardnekkige idee dat <strong>natuur</strong> geld kost, is Johan van de<br />
Gronden een doorn in het oog. “Het is heel vreemd om een<br />
monetaire waarde te verlenen aan iets wat ‘priceless’ is”, aldus de<br />
directeur van Wereld Natuur Fonds Nederland. “Uiteindelijk is de<br />
<strong>natuur</strong> alles wat we hebben. Het is niet alleen de bron van ons welzijn<br />
en welbevinden, maar ook van onze economische welvaart.”<br />
Het verlenen van economische waarde aan<br />
revenuen van de <strong>natuur</strong> raakt steeds meer in<br />
zwang. Veelal gebeurt dit onder de noemer<br />
‘ecosysteemdiensten’. “Op zichzelf prima”,<br />
vindt WNF-directeur Van de Gronden. “Dit<br />
kan een enorme impuls opleveren voor het<br />
beschermen van kwetsbare gebieden en<br />
ecosystemen. Ik vind het alleen te ver gaan<br />
als dat de enige reden is. Ik ga in de eerste<br />
plaats uit van de intrinsieke waarde van<br />
<strong>natuur</strong> en daar kun je geen prijskaartje<br />
opplakken. Neem de spirituele waarde, de<br />
rust of de kraamkamers van de zee. Dan<br />
zeggen dat de <strong>natuur</strong> geld kost, is een uiting<br />
van ultieme ul ulti tiem eme e verwarring van an een en beleid- bel elei e dsmakersm<br />
s aker die denkt in termen van beheers rskosten.ko<br />
kost s en. Het He Het lijkt er op dat we alleen nog maar<br />
in staathuishoudkunde staathu huis i ho h udkunde kunnen denke denken k n<br />
en n nnat<br />
<strong>natuur</strong> atuu uur iets iets is voor groene, groen e e, verdwaalde<br />
mensen.” me mens nsen en.” .”<br />
Botte Bo Bott tt tte e bijl bi bijl jl j<br />
Niettemin vind vindt nd n t Va Van<br />
n de d de Gronden hhet<br />
het<br />
aanvaardbaar aa a nvaardba baar ar a dat eer<br />
r op dde<br />
e rijksbegroting<br />
wordt t be bezu bezuinigd zuin inig i d op nat <strong>natuur</strong> atuu uur r en lan landschap.<br />
a dsch c ap ap.<br />
34 3 November Nov No Nov NNo Novv vemb emb em emb em emb em emb em mb m er err 201 20 201 20 201 2011 01 0 1 1n 1 1n 1 1n 1 1n 1 n nnr<br />
nr r r7 r r7 r r7 r 7<br />
“Negen van de tien mensen raken straks hun<br />
persoonsgebondenbudget kwijt, er wordt<br />
bezuinigd op onderwijs, op kunst, noem<br />
maar op. Dan past het niet dat je vanuit de<br />
<strong>natuur</strong>- en milieubeweging zegt ‘wij moeten<br />
de dans ontspringen’. Wel is de hoogte van de<br />
bezuinigingen in ons geval disproportioneel.<br />
Die lopen soms op tot 60%. Dat is de botte bijl<br />
hanteren.” Nog kwalijker vindt hij ten koste<br />
van wat er bezuinigd wordt. “Het kabinet<br />
kiest er voor om het paradepaardje van ons<br />
<strong>natuur</strong>beschermingswerk, dat in Europa tot<br />
navolging heeft geleid, te kortwieken. Juist<br />
dat kleine, dichtbevolkte Nederland had zo<br />
iets ie iets ts verzonnen als<br />
ls dde<br />
e ecologische hoofdstructuur.tuur<br />
ur. Een Ee Een n lelijke naam am voor een fantastische<br />
gedachte, ge g dach chte te, na name namelijk meli lijk j het aan elkaar verbinden<br />
van van relatief rela lati t ef geïsoleerde geï eïso sole leer e de leefgebieden. l<br />
We<br />
weten n uit<br />
t de ecologie eco colo logie dat t je op eilandjes<br />
niet kunt kun u t overleven. ov overleven. Het HHet<br />
dierenleven die iere renl nl nlev e en wordt<br />
dan uiteindelijk uite teindelijk heel klein kl k ein n of legt lleg<br />
egt t het he het loodje. loodje j .<br />
Willen Wi W llen planten en n dieren di d er eren en zich zzich<br />
kunnen ku kunn n en<br />
ontwikkelen, on o tw twikke k len, dan heb<br />
eb j<br />
je relatief re rela lati ti tief e uitgestrekte<br />
uitge gestrekt k e<br />
gebieden gebi bied eden en nodig nodig. ig. . En jjui<br />
juist uist in di ddit t on onde onderdeel de derd rdeel van<br />
het na natu <strong>natuur</strong>beleid tuur ur urbe b leid gaat het mes.” mes. s. s ”<br />
In plaats van de EHS te kortwieken, had het<br />
kabinet er volgens de WNF-directeur voor<br />
moeten kiezen om niet langer ieder biotoopje<br />
met elk vlindertje te beschermen. “Men had<br />
moeten vaststellen wat nu echt van belang<br />
is. Ik kies dan voor duin, wad, delta en op<br />
zekere hoogte bos. Dát zijn onze belangrijkste<br />
<strong>natuur</strong>karakteristieken.” Daarnaast<br />
vindt Van de Gronden dat best eens gekeken<br />
mag worden naar de effi ciëntie van <strong>natuur</strong>organisaties.<br />
“Vast staat dat er sprake is van<br />
een zekere versnippering. Alle organisaties,<br />
neem Natuurmonumenten, Nationale<br />
Landschappen en Staatsbosbeheer, doen<br />
nu allemaal een beetje. Wat cultuurlandschap,<br />
een kasteeltje of boerderij en een<br />
stukje wildernis. Dat gaat ten koste van de<br />
synergie en slagkracht. Met een herschikking<br />
van taken en verantwoordelijkheden<br />
kan veel meer worden bereikt. Niet gemakkelijk<br />
en het ligt gevoelig, maar op termijn<br />
onvermijdelijk.”<br />
Te dol ddol<br />
ol vvoor<br />
voor r wo woor woorden o de den<br />
Er zijn meer zaken waar Van<br />
n de GGro<br />
Gronden rond nden<br />
zich boos over maakt. maakt. “Het et is iis<br />
s een ee een n absoluut ab abso soluut<br />
schandaal dat zo’n rijk land d als Nederland<br />
Ned eder erla land n<br />
te maken heeft met een spectacul spectaculair ulai air biodi- bi biod odii<br />
versiteitsverlies, het hoogs hoogste gste t van EEuropa.<br />
Europa. a<br />
Ik vind het werkelijk we w rkelijk te dol voor woorden.<br />
Nog steeds d hanteren wij national nationale a e doelstellingen<br />
die de snelheid van an het verlies<br />
moeten verminderen. Stop daar to ttoch ch mee en<br />
zet ze z t voor vo voor eens en altijd in op biodiversiteits-<br />
biodiversite it<br />
its-<br />
Foto: Cat Holloway / WWF-Canon
winst. Zeg een toename van 30% in 2030.<br />
Dit betekent dat je moet ophouden met<br />
<strong>natuur</strong>doeltypes na te streven in hele kleine<br />
gebiedjes. We zijn doorgeschoten in<br />
een heel nauwkeurige regulering<br />
van welke soorten in<br />
welke gebieden thuishoren.<br />
Je moet je juist richten op<br />
de dynamiek van ecologische<br />
processen, waardoor<br />
je de biodiversiteitsbronnen<br />
weer aanvuurt. Dan liggen er<br />
met name enorme kansen in het<br />
herstel van zoet/zoutverhoudingen. In<br />
onze rivierendelta heb je een explosie van<br />
leven. Voor een groot deel hebben we dat<br />
met de Deltawerken allemaal geblokkeerd.”<br />
Van de Gronden realiseert zich maar al<br />
te goed dat het neerhalen van ’s werelds<br />
meest robuuste zeewering uiterst gevoelig<br />
ligt. Toch is volgens hem op termijn ook de<br />
veiligheid gediend met een open estuarium.<br />
“Zowel voor onze veiligheid, economie en<br />
ecologie moeten we in andere termen leren<br />
denken over de wijze waarop we onze delta<br />
moeten beschermen. Zo levert een gezond<br />
estuarium van 1 km2 veel meer op dan 1 km2 intensief en kunstmatig bevloeide landbouw.<br />
Op termijn zullen we het verdienen<br />
van onze boterham veel beter moeten<br />
afstemmen op de <strong>natuur</strong>lijke ecologische<br />
productiviteit van het land. Neem de<br />
zandhonger in de Oosterschelde. Doordat<br />
we nu niet van de <strong>natuur</strong>lijke kracht van<br />
de zeearm kunnen profi teren, spoelt heel<br />
veel zand weg. Daardoor krijg je hele steile<br />
kades, wat tot onveilige situaties leidt. We<br />
moeten toe naar een situatie waarin je in<br />
toenemende mate vertrouwt op ecologische<br />
Foto: WNF ‘Plaats<br />
dynamiek<br />
ecologische<br />
processen<br />
voorop’<br />
processen en enkel waar het echt gevaarlijk<br />
is een technologische rem hanteren.”<br />
Nieuwe uitstervingsgolf<br />
Toch stopt WNF heel bewust de meeste<br />
energie niet in het behouden en versterken<br />
van de <strong>natuur</strong> in Nederland. “De reden hiervoor<br />
is dat ons land te klein is om eigenstandig<br />
te beschouwen. Ecologische processen<br />
vinden veelal op een groter schaalniveau<br />
plaats. Daarom richten wij ons vooral op de<br />
grote brongebieden die zo verschrikkelijk<br />
belangrijk zijn voor het veiligstellen van een<br />
grote soortenrijkdom van dieren en planten<br />
op middellange termijn. Ons verwoestend<br />
beheer van de aarde dreigt uit<br />
te monden in een nieuwe grote<br />
uitstervingsgolf. Dat gaat<br />
steeds meer effect sorteren<br />
op de wijze waarop wij in<br />
ons onderhoud voorzien,<br />
ons voedsel verbouwen en<br />
op een plezierige manier<br />
ons leven lijden. Het behoud<br />
van biodiversiteit wordt puur een<br />
kwestie van overleven. Een voorbeeld.<br />
Vlak voor de zomer heeft een promovendus<br />
van de TU Delft berekend dat 50% van de<br />
neerslagvariaties in Zuid-Amerika direct<br />
afhankelijk is van het Amazoneregenwoud.<br />
Als dat verdwijnt<br />
wordt, naast het verlies aan<br />
soortenrijkdom, in Zuid-<br />
Amerika het hele landbouwpotentieel<br />
ernstig<br />
aangetast. Als de koraaldriehoek<br />
tussen Indonesië,<br />
Filippijnen en Maleisië verdwijnt,<br />
zitten 120 miljoen mensen<br />
verlegen om eiwitten omdat zij<br />
niet meer kunnen vissen. Het is dit type cijfertjes<br />
dat ons moet aansporen om ons leven<br />
op een verstandiger manier vorm te geven.”<br />
Groene revolutie<br />
‘Verhogen<br />
landbouwproductiviteit<br />
goed voor<br />
<strong>natuur</strong>’<br />
Belangrijk dilemma in dit verband is het<br />
bestrijden van het tekort aan voedsel in<br />
met name Afrikaanse landen. In dat licht<br />
wordt van diverse kanten gepleit voor een<br />
nieuwe groene agrarische revolutie, gericht<br />
op opbrengstvermeerdering. Geheel terecht,<br />
vindt Van de Gronden. “Het verhogen van de<br />
landbouwproductiviteit per hectare is een<br />
van de beste <strong>natuur</strong>beschermingsmaatregelen<br />
die ik ken. Deze ontwikkeling is nodig<br />
om ervoor te zorgen dat je nog wildernis en<br />
<strong>natuur</strong> overhoudt. Als je namelijk met een<br />
lagere productiviteit straks negen miljard<br />
mensen wilt voeden, gaat de 11 à 12% aan<br />
beschermde gebieden die we nu op aarde<br />
hebben er zonder meer aan.” Tegelijkertijd<br />
benadrukt hij dat je dit moet zien in groter<br />
verband. “Het is dus niet zo dat grootschalige<br />
intensieve landbouw in ons land goed<br />
is voor de weidevogelstand, want dat is<br />
volstrekt fl auwekul. Dat is schaapjes hoeden<br />
met een wolf. Intensieve landbouw is prima,<br />
maar wel uit het oogpunt van voedselproductie<br />
om alle monden te kunnen voeden.<br />
Dat moet je niet al te veel vermengen met<br />
<strong>natuur</strong>beheer.”<br />
Optimistisch<br />
Ondanks de ernst van de situatie, voelt Van<br />
de Gronden zich geen roepende in de woestijn.<br />
“Er is alle reden voor urgentie, maar geen<br />
reden voor pessimisme en zeker niet om bij de<br />
pakken neer te zitten. De wal keert het schip.<br />
Op den duur gaat de pure draagkracht van<br />
de aarde onze economie bepalen. Jammer is<br />
alleen dan we ’t pas in de gaten krijgen als<br />
het ons door de vingers lijkt te glippen<br />
en een ecologische woestijn dreigt.<br />
Dan zal men beseffen dat het zo<br />
niet langer kan en wordt dit in<br />
de grote bestuurskamers van<br />
overheid en bedrijfsleven als<br />
zeer urgent gevoeld.”<br />
Het optimisme van de WNFdirecteur<br />
is overigens meer gestoeld<br />
op de veranderingsgezindheid die hij<br />
signaleert bij grote ondernemers dan bij de overheid.<br />
“Bij tal van wereldwijd opererende partijen<br />
als Unilever, Ahold, Rabobank, DSM en AKZO<br />
Nobel zie je nu al een heel ander besef ontstaan.<br />
Zij zien letterlijk de eindigheid van hun grondstoffenstromen<br />
in. Doorgaan op de oude weg<br />
brengt de continuïteit van hun bedrijfsvoering<br />
in gevaar. Het is alleen jammer dat we zo laat in<br />
het leven leren.”<br />
Jan de Graaf<br />
November Nov Novem emb em er r 201 2011 011 1 nnr<br />
nr r 7<br />
35
Het zijn verwarrende tijden. Bezuinigingen, ombuigingen,<br />
draconische maatregelen. Veel wordt anders. Maar één ding<br />
is helemaal goed: <strong>natuur</strong>bescherming is ondergebracht bij<br />
het ministerie van Economische Zaken dat pro forma nog<br />
even de 'L' van landbouw heeft opgenomen in de nieuwe<br />
naam ‘Economische Zaken, Landbouw en Innovatie'. Maar<br />
wie het slagveld overziet, kan niet anders dan constateren<br />
dat de klappen van de sanering vooral vallen binnen het<br />
voormalige ministerie van LNV. We zullen in de toekomst<br />
vooral zaken moeten doen met de economiepoot van het<br />
ministerie. Maar dat is dus niet erg. Sterker nog, het biedt<br />
uitgesproken kansen voor een verdere emancipatie van de<br />
<strong>natuur</strong>bescherming door middel van nieuwe vormen van<br />
fi nanciering. Het oude ministerie van LNV was immers<br />
doordrongen van het geven van subsidies.<br />
Je zou het in deze tijd van stoere taal vanuit de landbouwsector<br />
richting de subsidieslurpers binnen de <strong>natuur</strong>bescherming<br />
bijna vergeten, maar deze traditie komt vooral<br />
voort uit de landbouwsector, die van oudsher bol stond van<br />
de staatssteun. De Europese begroting bestond echt niet<br />
voor 90% uit middelen voor de <strong>natuur</strong>bescherming. Dus ook<br />
daar zullen harde klappen vallen als de oude LNV-cultuur is<br />
gesaneerd en de EZ-cultuur opgang doet.<br />
Maar goed ik ben dus enthousiast over de gang naar ELenI.<br />
En dat niet in de consultancy zin, waarbij iedere tegenslag<br />
een 'kans' is, maar echt. Deze mensen weten namelijk hoe<br />
je markten creëert, hoe je tijdelijk een sector kunt ondersteunen,<br />
zodat die vervolgens op eigen benen kan staan.<br />
Natuurbescherming moet in de toekomst gewoon een<br />
sector worden net als de metaal, de telecom, of de landbouw.<br />
36 November 2011 nr 7<br />
Foto: Anton Logeman<br />
EZ-cultuur broodnodig<br />
Maar dan warm, zonder winstoogmerk en de eigen broek<br />
ophoudend.<br />
En dat kan. In en rond <strong>natuur</strong>gebieden wordt veel geld<br />
verdiend en in de toekomst moet meer van dat geld terug<br />
naar de <strong>natuur</strong>bescherming. Wij hebben daarvoor bij Triple<br />
E een nieuw maar eeuwenoud systeem ontwikkeld van<br />
rechten die structurele bronnen van inkomsten opleveren<br />
ter fi nanciering van maatschappelijke plichten in de vorm<br />
van <strong>natuur</strong>bescherming. Daar moeten we naartoe. En dan<br />
kunnen we onderweg gelijk ook instellingen saneren zoals<br />
het Planbureau voor de Leefomgeving, LEI en Centraal<br />
Planbureau die de laatste jaren alleen nog maar onbegrijpelijke<br />
econometrische studies en onbruikbare MKBAmethodieken<br />
opleveren (OEI). Kortom, die lekker wetenschappelijk<br />
doen, maar feitelijk geen enkele bijdrage meer<br />
leveren aan de ontwikkeling van de reële economie en het<br />
oplossen van het grote maatschappelijke vraagstuk van de<br />
bescherming/fi nanciering van <strong>natuur</strong> en landschap. Van<br />
topinstituten die ons in de jaren '80 en '90 de weg wezen, zijn<br />
zij verworden tot sociale werkplaatsen voor hoogbegaafden<br />
die standaard op de trompet blazen dat het vijf voor twaalf<br />
is. Zie de laatste ESB-berichten waar werkelijk, maar dan ook<br />
werkelijk, niets zinnigs in staat. Onderlinge bevruchting en<br />
zelfbevruchting door middel van eindeloze literatuurlijsten.<br />
Het zou voor de <strong>natuur</strong> beter zijn als deze mensen allemaal<br />
een groene onderneming beginnen, waarbij zij een deel<br />
van de winst afstaan voor beschermingsmaatregelen en de<br />
nieuwe groene sector helpen groot maken.<br />
Tom Bade,<br />
directeur Triple E
WAT IS HET<br />
PRIJSKAARTJE?<br />
In het economisch verkeer wordt de prijs van een goed bepaald<br />
door het keuzegedrag van mensen. Bij <strong>natuur</strong> en landschap gaat<br />
het om ongeprijsde publieke goederen, waartoe men toegang heeft<br />
zonder ervoor te betalen. In kosten-batenanalyses wordt alles zo veel<br />
mogelijk in geld gewaardeerd. Dit ‘monetariseren’ kent beperkingen,<br />
zeker voor <strong>natuur</strong>. Hoe lossen we dit op?<br />
Er zijn goederen die geen prijs hebben, maar<br />
die wel van belang zijn voor onze welvaart.<br />
Daar raken we de kern: de economische<br />
wetenschap draait niet om geld, maar gaat<br />
over het omgaan met schaarste. De mens<br />
heeft ook behoefte aan vrije tijd, <strong>natuur</strong> en<br />
landschap, cultuur en een schoon en veilig<br />
milieu. Dat alles is niet onbeperkt beschikbaar,<br />
dat dwingt – om onze welvaart te optimaliseren<br />
– tot keuzes. Daarvoor zou het<br />
gemakkelijk zijn als alle effecten, of dat nu<br />
kosten of baten zijn, in één en dezelfde maatstaf<br />
worden uitgedrukt. Bijvoorbeeld geld.<br />
Dan zijn ze vergelijkbaar en is het verder een<br />
kwestie van rekenen. Dat is wat wordt nagestreefd<br />
bij een kosten-batenanalyse, waarvoor<br />
een systematische inventarisatie nodig<br />
is van alles wat wordt opgeofferd en alles<br />
wat het oplevert ten opzichte van wat er zou<br />
gebeuren zonder de voorgenomen ingreep.<br />
Drs. Erik Spaink (erik.spaink@hetnet.nl) is<br />
zelfstandig beleidsadviseur.<br />
Duidelijk is dat kosten veel meer omvatten<br />
dan de uitgaven die de accountant in de<br />
boeken vindt.<br />
Monetariseren<br />
Als er geen marktprijs is, wordt vaak de<br />
bereidheid van mensen om een bepaald<br />
bedrag te betalen gebruikt als een indicatie<br />
van de waarde. Bij het bepalen daarvan is<br />
allereerst de gebruikswaarde van belang: de<br />
functies die de <strong>natuur</strong> voor de mens vervult,<br />
denk aan recreatie, voedselproductie, het<br />
zuiveren van water en lucht. Daarnaast zijn<br />
er de niet-gebruikswaarden; deze hebben<br />
betrekking op de opvatting dat planten en<br />
dieren bestaansrecht hebben (intrinsieke<br />
waarde), dat toekomstige generaties recht<br />
hebben op <strong>natuur</strong> (verervingswaarde), dat<br />
ook andere mensen recht hebben op <strong>natuur</strong><br />
(altruïstische waarde) of dat toekomstig<br />
gebruik mogelijk moet blijven (optie-<br />
November 2011 nr 7<br />
37
38 November 2011 nr 7<br />
waarde). Ook deze waarden dragen aan de<br />
welvaart bij.<br />
Er bestaan verschillende methoden om<br />
<strong>natuur</strong> te monetariseren. Een van de oudste<br />
is de reiskostenmethode. Hierbij wordt een<br />
bezoek aan een <strong>natuur</strong>gebied gewaardeerd<br />
op basis van de reiskosten en de reistijd die<br />
mensen besteden om een gebied te bezoeken.<br />
De aanname is dat mensen<br />
precies weten wat het kost en<br />
wat ze krijgen. Is dat zo? En<br />
is er verschil tussen een<br />
vluchtig bezoek en een<br />
langdurig bezoek? Is een<br />
bezoek aan de Posbank een<br />
bezoek aan het Nationaal<br />
Park Veluwezoom? Ook het<br />
waarderen van reistijd in vrije<br />
tijd is een probleem. Het gaat alleen<br />
over de recreatieve gebruikswaarde – en<br />
ook nog maar een deel. Elke avond wandelen<br />
tientallen mensen uit het dorp waar ik<br />
woon het bos in, in de hoop een glimp op te<br />
vangen van een ree, een hert of wild zwijn.<br />
Geen reiskosten, weinig reistijd en toch een<br />
wezenlijke bijdrage aan hun welvaart.<br />
De Hedonische prijsmethode gaat ervan uit<br />
dat <strong>natuur</strong>kwaliteit mede de waarde van<br />
een marktgoed bepaalt. Het bekendste voorbeeld<br />
is dat huizen nabij een <strong>natuur</strong>gebied<br />
duurder zijn. Dat zegt iets over de betekenis<br />
van die <strong>natuur</strong> voor mensen, maar hoeveel?<br />
Er zijn meer factoren die de woonplaatskeuze<br />
bepalen. En een onbewoond gebied is<br />
in deze benadering niet veel waard.<br />
De contingent valuation method is een als-<br />
danbenadering en gaat uit van de betalingsbereidheid.<br />
Met behulp van enquêtes<br />
wordt uitgezocht wat mensen bereid zijn<br />
te betalen als een bepaalde verandering<br />
plaatsvindt. Een bezwaar is dat de waarde<br />
niet uit werkelijk gedrag wordt afgeleid,<br />
maar uit wat mensen op een moment<br />
zeggen te zullen doen.<br />
In sommige gevallen vormen gemaakte<br />
of geraamde kosten een indicatie voor de<br />
waarde die wordt toegekend aan een gebied.<br />
Als we een zeker bedrag over hebben voor<br />
het creëren van een bepaald <strong>natuur</strong>gebied,<br />
is het dat ons kennelijk waard. In een situ-<br />
‘Bij gebrek<br />
aan beter<br />
moet je <strong>natuur</strong><br />
in geld<br />
uitdrukken’<br />
atie waarbij ten gevolge van een project per<br />
saldo geen <strong>natuur</strong>verlies mag optreden, kan<br />
een schaduwproject worden gedefi nieerd<br />
om elders een vervanging te creëren. De<br />
daarmee gemoeide kosten zijn een schatting<br />
voor het welvaartsverlies dat zou zijn<br />
opgetreden.<br />
Een heel bruikbare variant is dat soms een<br />
waarde is aan te geven op grond van<br />
vermeden kosten of alternatieve<br />
kosten. Een voorbeeld van de<br />
alternatieve kostenmethode<br />
is de aanleg van een rietveld<br />
waar vervuild water wordt<br />
ingelaten. Dat spaart waterzuivering<br />
uit.<br />
Het meest gebruikt worden<br />
kengetallen, bedragen die worden<br />
ontleend aan eerdere projecten. Er<br />
bestaat zelfs een handboek met kengetallen<br />
voor <strong>natuur</strong>, water, bodem en landschap.<br />
Kosten de andere methoden veel tijd en<br />
geld, het overnemen van een getal uit een<br />
handboek is veel gemakkelijker. Bezwaar is<br />
dat ze zijn ontleend aan specifi eke situaties,<br />
terwijl elke situatie anders is en soms zelfs<br />
onvergelijkbaar.<br />
Twee oplossingsrichtingen<br />
Uit deze opsomming blijkt dat monetariseren<br />
vooralsnog beperkt mogelijk is. Er zijn<br />
twee manieren om hiermee om te gaan. De<br />
eerste is instrumenteel: methoden verbeteren<br />
en empirie toevoegen. De tweede weg<br />
is functioneel: nagaan welke informatie<br />
bestuurders het meest helpt.<br />
Instrumentele benadering<br />
Aanhangers van de instrumentele benadering<br />
zijn van mening dat je je niet moet<br />
neerleggen bij de beperkingen van monetarisering.<br />
Dat leidt tot <strong>natuur</strong> als PM-posten<br />
en omdat die in de praktijk niet meetellen,<br />
moet je <strong>natuur</strong> wel in geld uitdrukken, hoe<br />
aanvechtbaar soms ook. Iets is beter dan<br />
niets. Dan zijn er heel wat hobbels te nemen.<br />
Zoals het ontbreken van kennis over causale<br />
verbanden tussen ingreep en effect, of tussen<br />
maatregel en effect. Of het keuzegedrag van<br />
mensen, dat lang niet altijd stoelt op relevante<br />
informatie: de toevallige context, een<br />
recente ervaring of gehoorde mening is vaak
epalend. Of stoelt op een selectie van informatie:<br />
bestuurders hebben een bias omdat<br />
ze een ingreep belangrijk vinden, burgers<br />
hebben vaak meer oog voor onomkeerbaarheid<br />
en onvervangbaarheid.<br />
En dan zijn er nog de<br />
methodische vraagstukken,<br />
zoals het feit dat economen<br />
effecten van vandaag hoger<br />
waarderen dan effecten in<br />
de toekomst. Maar investeren<br />
in <strong>natuur</strong> betekent juist<br />
investeren in de toekomst. Wie kent<br />
niet de uitspraak: ‘boompje groot, plantertje<br />
dood’? Daar lopen we tegen het probleem<br />
aan van de discontovoet. Een op zich logisch<br />
begrip, dat al decennia lang discussies<br />
oproept. Gaan we ooit al deze problemen<br />
bevredigend oplossen?<br />
We zagen dat de bestaande methoden<br />
maar een stukje van de waarde dekken. Er<br />
blijven grote leemten. Hooguit zijn er soms<br />
aanknopingspunten voor de schatting van<br />
een bedrag dat een <strong>natuur</strong>gebied minimaal<br />
waard is. Voor een onderschatting dus. Daar<br />
kan je in een besluitvormingssituatie wat<br />
aan hebben, maar veel verder kom je niet.<br />
Onbekend blijft welk deel van de waarde op<br />
zeker moment is gemonetariseerd.<br />
De ‘zoveel mogelijk monetariseren’-fi losofi e<br />
zet wellicht zelfs op het verkeerde been,<br />
omdat het de suggestie oproept dat we niet<br />
meer weten. Dit is de paradox van ‘hoe meer<br />
je monetariseert, hoe meer het er toe leidt<br />
dat PM-posten niet tellen’.<br />
Veel onderzoek is nodig om de fundamentele<br />
en praktische manco’s op te lossen. Al sinds<br />
de introductie van kosten-batenanalyse in<br />
Nederland, rond 1974, wordt er aan gewerkt.<br />
Daar kan nog meer op worden ingezet, maar<br />
velen vragen zich af of het mogelijk is om<br />
voor <strong>natuur</strong> tot een acceptabele waardering<br />
in geld te komen. Acceptabel: arbitraire<br />
bedragen werken versluierend of zijn tegen<br />
het gevoel. Ingewikkelde verfi jning en de<br />
daarmee toenemende complexiteit staat<br />
hoe dan ook transparantie in de weg.<br />
Functionele benadering<br />
Ook de aanhangers van de functionele<br />
benadering gaan ervan uit dat <strong>natuur</strong> een<br />
‘Natuurlijk<br />
kapitaal niet<br />
alleen een<br />
kostenpost’<br />
volwaardige plaats in de afweging verdient.<br />
Dit betekent dat we de betekenis van<br />
<strong>natuur</strong>effecten zo goed mogelijk in beeld<br />
moeten brengen, zodat het belang<br />
hiervan een bestuurder niet<br />
kan ontgaan. Als het kwantitatief<br />
kan, of zelfs in geld,<br />
is dat functioneel en dus<br />
prima. Als dat niet bevredigend<br />
kan, is een verhaal<br />
nodig. Compleet met zekerheden<br />
en onzekerheden. Als<br />
basis gelden de effecten zoals die<br />
in een MER worden geëxpliciteerd. Tabellen<br />
moeten worden omgezet in mensentaal,<br />
zodat <strong>natuur</strong> het gewicht krijgt dat ze<br />
verdient.<br />
Dan is er ook plaats voor het inzicht dat<br />
<strong>natuur</strong>lijk kapitaal niet alleen een kostenpost<br />
is, maar ook een productiefactor of<br />
´waardemaker´. Als wij vinden dat <strong>natuur</strong><br />
een intrinsieke waarde heeft en het tot onze<br />
zorg behoort dat <strong>natuur</strong> kan fl oreren, dan<br />
is dat een soort randvoorwaarde voor alle<br />
ingrepen die men overweegt. Bijvoorbeeld<br />
door te stellen dat alleen maatregelen in<br />
overweging worden genomen, die maximaal<br />
voldoen aan dit zorgbeginsel. De verervingswaarde<br />
en de altruïstische waarde<br />
wijzen in dezelfde richting: niet aankomen,<br />
te waardevol! Tenslotte past ons bescheidenheid:<br />
we weten nog niet alles en uit voorzorg<br />
kunnen we het maar beter bewaren. Hier<br />
spelen ook noties als onomkeerbaarheid en<br />
onvervangbaarheid een rol.<br />
Uitdaging<br />
Als we ervan uitgaan dat het gaat om<br />
inzicht in voor- en nadelen van een voorgenomen<br />
project, ligt het opstellen van een<br />
hanteerbaar overzicht voor de hand. Dat<br />
stimuleert de discussie over de preferenties.<br />
De kunst is om een evenwichtig totaalbeeld<br />
te laten zien en de betekenis van de belangrijkste<br />
effecten helder te maken, verbaal<br />
of in getal. Daar ligt de oplossing van de<br />
PM-paradox: binnen het totaalverhaal<br />
alleen monetariseren als het echt verheldert.<br />
Laten we investeren in de ontwikkeling<br />
van transparante analysemethoden!<br />
Erik Spaink<br />
November 2011 nr 7<br />
39
Spannende<br />
Ruud Oosterhof (r.oosterhof@<br />
amstelveen.nl) is teamleider NME<br />
Amstelveen en coördinator NME<br />
Amstelland-Meerlanden<br />
boerderijeducatie<br />
Kinderen op de basisschool zijn de<br />
toekomstige beslissers: waar besteden<br />
we straks het schaarse geld aan?<br />
Boerderijeducatie helpt hen om ten<br />
aanzien van <strong>natuur</strong>behoud en voedselproductie<br />
nu en straks afgewogen keuzes te<br />
maken.<br />
Wat weten kinderen van de rol die boerenbedrijven spelen bij het<br />
in stand houden van ons typische cultuurlandschap? De regionale<br />
milieusamenwerking Amstelland-Meerlanden (AM) biedt als<br />
eerste regio in Nederland structureel boerderijeducatie aan alle<br />
basisscholen in Amstelland. Doel is de relatie tussen stedelingen en<br />
plattelanders te verbeteren en kinderen te leren over het dagelijkse<br />
leven op de boerderij.<br />
Aanbod<br />
NME Amstelveen biedt, op verzoek van enkele betrokken melkveehouders,<br />
al ruim vijf jaar een afgewogen programma<br />
aan groep 7 van de basisscholen in Amstelveen.<br />
Kinderen maken kennis met het belang van<br />
het boerenbedrijf bij het ontstaan en het in<br />
stand houden van het cultuurlandschap in<br />
Nederland en met de dilemma’s en gevaren<br />
van de hedendaagse voedselproductie. Dit<br />
aanbod past in de leerlijn die begint met<br />
40 November 2011 nr 7<br />
Foto: NME Amstelland-Meerland<br />
‘Kinderen<br />
leren met<br />
hart, hoofd<br />
en handen’<br />
het werken in schooltuinen en lessen op Speelboerderij Elsenhove,<br />
waar spelenderwijs geleerd wordt over landbouwhuisdieren en<br />
voedselproductie. Amstelveen en de regio betalen de boeren voor<br />
het ontvangen van groepen. Hierdoor kan NME eisen stellen aan de<br />
kwaliteit en krijgen de boeren structureel extra inkomen.<br />
Op school wordt het bezoek aan het boerenbedrijf voorbereid. De<br />
functie van een boerderij wordt besproken, maar ook de rol die agrariërs<br />
oppakken bij het in stand houden van het cultuurlandschap<br />
met de grote hoeveelheden weidevogels zoals grutto’s, kieviten en<br />
tureluurs. Kinderen leren met hart, hoofd en handen. Spannend is<br />
het aanraken van een koe of een kalfje, geit, kip of paard. De uitleg<br />
over de cyclus van mest tot melk is een onderdeel dat duidelijk<br />
maakt waar ons voedsel vandaan komt. Maar ook de graswinning,<br />
het nut en de samenstelling van krachtvoer, het waarom van<br />
mest, het polderbeheer met water, weidevogels en planten krijgen<br />
aandacht. Daarbij worden de dilemma’s die er zijn bij commerciële<br />
bedrijven versus <strong>natuur</strong>behoud niet geschuwd.<br />
Structureel<br />
Gezien het succes hebben boeren uit de hele regio NME Amstelveen<br />
gevraagd om boerderijeducatie een structurele plek te geven in het<br />
jaarprogramma. In het schooljaar 2010/2011 is in samenwerking<br />
met NME Gooi en Vechtstreek al een aanbod gerealiseerd voor<br />
alle Diemense basisscholen. Sinds kort is er ook een structureel<br />
aanbod voor Aalsmeer, Ouder-Amstel en Uithoorn.<br />
Informatie: www.<strong>natuur</strong>milieuweb.nl<br />
Ruud Oosterhof
Commercie<br />
en behoud<br />
gaan hand<br />
in hand<br />
Op de Everglades in Florida is het systeem van ‘wetland banking’ van toepassing. Foto: <strong>DG</strong>C<br />
November 2011 nr 7<br />
41
Particuliere bedrijven, ondernemers, banken, pensioenfondsen,<br />
goede doelorganisaties en vermogende burgers kunnen op<br />
commerciële wijze bijdragen aan <strong>natuur</strong>behoud en het herstel<br />
van biodiversiteit. Onderzoek van Nyenrode Business Universiteit<br />
toont vele mogelijkheden aan, onder meer op het gebied van<br />
bosbouw en -beheer, ecotoerisme, biodiversiteitcompensatie en<br />
<strong>natuur</strong>vervanging.<br />
Vele bedrijfs- en investeringsmodellen zijn<br />
van oorsprong voornamelijk gericht op<br />
het behalen van zoveel mogelijk fi nanciële<br />
winst. Mede hierdoor komt de impact van<br />
de private sector op <strong>natuur</strong> en milieu veelal<br />
negatief voor het voetlicht (landconversie,<br />
vervuiling, overbevissing, etc.). Dat neemt<br />
niet weg dat commerciële activiteiten<br />
ook een positief effect op <strong>natuur</strong> en landschap<br />
kunnen hebben. Bovendien groeit de<br />
erkenning dat behoud van biodiversiteit en<br />
ecosystemen belangrijk is voor het voortbestaan<br />
van velerlei economische activiteiten.<br />
Van belang in dit licht is de opkomst van<br />
nieuwe ‘probiodiversity business modellen’,<br />
die zowel bijdragen aan het behoud van het<br />
ecologisch evenwicht als fi nancieel rendement<br />
opleveren. Deze motiveren investeerders<br />
en vermogensbeheerders om hun<br />
bijdrage te leveren aan de strijd tegen het<br />
verlies van biodiversiteit.<br />
Duurzame bosbouw<br />
Een goed voorbeeld van de rol die het<br />
bedrijfsleven kan spelen is het tegengaan<br />
van ontbossing door te investeren in de<br />
bescherming van bestaande bossen en in<br />
het herstel van verloren gegane bosgronden.<br />
Investeringen in bosbouw en -beheer zijn<br />
de afgelopen jaren duidelijk populairder<br />
geworden: het spectrum van de beleggers<br />
is verbreed en het aantal investeringen is<br />
toegenomen.<br />
Institutionele investeerders kunnen een<br />
participatie nemen in een fonds dat het<br />
verzamelde kapitaal investeert in diverse<br />
bosprojecten. De institutionele investeerder<br />
heeft dan, afhankelijk van de fondsvoorwaarden,<br />
bepaalde rechten ten aanzien<br />
42 November 2011 nr 7<br />
van de winsten en activa. Het fondsmanagement<br />
neemt de beslissingen over de<br />
investeringen van gelden in concrete bosprojecten<br />
en het fonds wordt daarvan dan<br />
eigenaar, concessiehouder of aandeelhouder.<br />
Dergelijke investeringen door institutionele<br />
investeerders kunnen ook plaatsvinden<br />
in de vorm van een aandeel, optie of obligatie.<br />
De juridische entiteit die de waardeof<br />
schuldpapieren uitgeeft, is<br />
degene die de aangetrokken<br />
gelden investeert in bosprojecten<br />
dan wel daarover<br />
zelf het management voert.<br />
Dergelijke participaties worden<br />
wel 'forest backed securities'<br />
genoemd, omdat zij indirect<br />
leunen op activa in de vorm van<br />
bossen of de exploitatierechten hiervan.<br />
Investeringen in bosfondsen hebben een<br />
uniek beleggingsprofi el: een lange termijn<br />
business profi el met een sterke fysieke ‘asset<br />
backing’ (zekerheid op activa) in de vorm<br />
van grond en exploitatierechten. Dit profi el<br />
sluit goed aan bij de wensen van bijvoorbeeld<br />
pensioenfondsen die ook een langetermijnverbintenis<br />
hebben met de (toekomstige)<br />
pensioengerechtigden. Tegenover de<br />
investeringen in bosfondsen staat meestal<br />
een mix van inkomstenstromen zoals de<br />
verkoop van gecertifi ceerde houtpartijen en<br />
niet-houtbosproducten (bijvoorbeeld vezels<br />
voor biobrandstoffen), de verkoop van waterrechten<br />
en het aanbieden van ecotoeristische<br />
diensten. Daarnaast worden inkomsten<br />
gegenereerd door in te spelen op nieuwe<br />
markten zoals het verkopen van CO2-credits.<br />
Een voorbeeld van een bosfonds is het<br />
Timber Opportunities Fund SCA (TOF;<br />
zie www.futuroforestal.com). TOF is een<br />
gespecialiseerd beleggingsfonds dat investeert<br />
in projecten op het gebied van duurzaam<br />
bosbeheer in Panama, Costa Rica en<br />
Argentinië.<br />
Bij een ander interessant project biedt de<br />
Malua Bio Bank innovatieve producten aan,<br />
zoals 'conservation certifi cates' en 'carbon<br />
trading certifi cates' (zie www.maluabank.<br />
com). De bank is begonnen als een publiekprivvaat<br />
partnerschap: in samenwerking<br />
met lokale overheden op Sabah (Borneo) is<br />
bos uit de productie gehaald en vindt herstel<br />
plaats van voormalige bosgebieden.<br />
De certifi caten zijn gekoppeld aan deze<br />
duurzaam beheerde bossen. Bedrijven (en<br />
anderen) kunnen de certifi caten kopen in<br />
het kader van hun MVO-beleid of ter compensatie<br />
van hun biodiversiteitsimpact.<br />
Van de opbrengst wordt<br />
een gedeelte gereserveerd<br />
voor het beheer van het<br />
bosfonds. Een ander deel<br />
wordt geïnvesteerd in een<br />
stichting, opgericht door<br />
de regering van Sabah,<br />
ter verbetering van de<br />
bestaanszekerheid van de lokale<br />
bevolking. Een laatste gedeelte wordt<br />
uitgekeerd aan de certifi caathouders van<br />
Malua Bio Bank.<br />
‘Investeringen<br />
in bosfondsen<br />
hebben uniek<br />
beleggingsprofiel’<br />
In Nederland is recentelijk ook een bosfonds<br />
opgericht. Initiatiefnemers zijn Staatsbosbeheer,<br />
Trees for Travel en Stichting Nationale<br />
Boomfeestdag.<br />
Bedrijven kunnen geld doneren, waarmee<br />
extra bos wordt aangeplant. In plaats van<br />
een rendementsuitkering krijgen deelnemende<br />
bedrijven de mogelijkheid om<br />
promotieactiviteiten in en rond het bos te<br />
organiseren. Staatsbosbeheer verwacht dat<br />
er jaarlijks 10 hectare extra bos kan worden<br />
geplant.<br />
Ecotoerisme<br />
Ecotoerisme is een andere en snel groeiende<br />
vorm van probiodiversity business.
Toeristen die beschermde gebieden bezoeken<br />
genereren inkomsten, welke kunnen<br />
worden ingezet voor het behoud ervan.<br />
Fondsen op dit gebied gaan daarnaast vaak<br />
een partnerschap aan met lokale gemeenschappen,<br />
zodat die commercieel kunnen<br />
meeprofi teren door onderdak aan<br />
toeristen aan te bieden en te zorgen<br />
voor voedsel, gidsen en<br />
vervoer.<br />
Een voorbeeld van dit business<br />
model is de Protected<br />
Area Network Parks<br />
Foundation (PAN Parks; zie:<br />
www.panparks.org). Het project<br />
is een gezamenlijk initiatief van het<br />
Nederlandse recreatiebedrijf Molecaten en<br />
het Wereld Natuur Fonds. De focus ligt op<br />
parken in het Europese <strong>natuur</strong>lijke landschap.<br />
PAN Parks ontwikkelt partnerschappen<br />
tussen de (lokale) particuliere sector<br />
en ondernemers en investeerders die ecotoerisme<br />
in PAN parks willen bevorderen.<br />
Een vergelijkbaar businessmodel hanteert<br />
African Parks Network.<br />
(APN; http://african-parks.org).<br />
Compensatieprogramma’s<br />
Private partijen kunnen eveneens investeren<br />
in <strong>natuur</strong>behoud via compensatieprogramma’s<br />
(‘Payment for Ecosystem Services’,<br />
PES). Het gaat hier om een beloningsmechanisme,<br />
waarbij ecosysteemdienstverleners<br />
worden gecompenseerd door de gebruikers<br />
daarvan. Een concreet voorbeeld is het<br />
programma van mineraalwaterproducent<br />
PerrierVittel SA (Vittel). Teneinde de waterkwaliteit<br />
van een bestaande waterbron in<br />
Frankrijk te borgen is met lokale boeren<br />
overeengekomen dat zij minder intensieve<br />
en vervuilende landbouwpraktijken<br />
toepassen. Ook zijn herbebossingsprojecten<br />
in gang gezet. Vittel fi nancierde dergelijke<br />
projecten en bood de boeren compensatie.<br />
Voor Vittel is dit rendabeler dan het bouwen<br />
van een nieuw waterfi lteringssysteem of<br />
het openen van een nieuwe bron.<br />
‘Toerisme in<br />
beschermde<br />
gebieden<br />
genereert<br />
inkomsten’<br />
Wetland banking<br />
Een geheel andere<br />
methode van probiodiversity<br />
business vormt het<br />
vervangen van <strong>natuur</strong><br />
(like for like). Een voorbeeld<br />
is de Amerikaanse<br />
‘wetland banking’ wetgeving,<br />
waarbij een vastgoedontwikkelaar<br />
die een project wil starten nabij een moerasgebied<br />
eerst moet beoordelen hoe de mogelijke<br />
negatieve effecten kunnen worden<br />
geminimaliseerd. Lukt dit laatste niet, dan<br />
moet de projectontwikkelaar zorgen voor<br />
vervanging, bijvoorbeeld door een nieuw<br />
moeras te creëren of bij een ander moeras<br />
een hoger kwaliteitsniveau realiseren. In<br />
de praktijk koopt de projectontwikkelaar<br />
‘wetland credits’ bij een (meestal) commerciële<br />
partij gespecialiseerd in het maken of<br />
verbeteren van wetlands (‘wetland mitigation<br />
bank’). In Amerika is dit concept<br />
inmiddels uitgegroeid tot een interessante<br />
investeringsmogelijkheid (zie: www.mitigationbanking.org).<br />
Gezamenlijke strijd<br />
Om te komen tot goede probiodiversity<br />
businessmodellen spelen verschillende<br />
succesfactoren een rol. Doorgaans is het<br />
van belang dat de lokale bevolking actief<br />
betrokken wordt bij de projecten. Dit is<br />
duidelijk aan de orde in de voorbeelden<br />
van bosfondsen, ecotoerisme en compen-<br />
Dit artikel bevat een impressie<br />
van de resultaten van het<br />
onderzoek ’Het aantrekken van<br />
fi nanciële investeringen in<br />
biodiversiteit en ecosysteemservices’(2009/10<br />
met update in 2011),<br />
uitgevoerd door het Center for<br />
Sustainability (CfS) van Nyenrode<br />
Business Universiteit) in samenwerking<br />
met IUCN-Nederlands<br />
Comité (IUCN-NL), het Europees<br />
Centrum voor Natuurbehoud<br />
(ECNC) en de Nederlandse institutionele<br />
belegger APG. Informatie<br />
over de mogelijkheden om in<br />
biodiversiteit te investeren is te<br />
vinden op: www.nyenrode.nl/<br />
biodiversityfi nance<br />
satieprogramma’s. Het combineren van<br />
diverse inkomstenstromen kan eveneens<br />
positief uitwerken. Schaalvergroting kan<br />
ook een succesfactor zijn om private investeringen<br />
aan te trekken, bijvoorbeeld via<br />
het bundelen van projecten zoals bij TOF<br />
en Malua Bio Bank. In eigen land spelen<br />
Arcadis en Staatsbosbeheer een innovatieve<br />
rol in het creëren en beschermen van <strong>natuur</strong><br />
in samenwerking met het bedrijfsleven.<br />
Tot slot is de langetermijnfocus van zowel<br />
projectmanager als investeerder eveneens<br />
een factor van belang.<br />
Tineke Lambooy, Yulia Levashova en Michiel<br />
Brandt<br />
November 2011 nr 7<br />
43
Aanbevelingen voor<br />
het bedrijfsleven<br />
KPMG, UNEP Finance Initiative (UNEP FI) en Flora and Fauna<br />
International (FFI) hebben voor negen internationale sectoren<br />
de afhankelijkheid van biodiversiteit en ecosysteemdiensten in kaart<br />
gebracht. Die blijkt voor alle negen risicovol. Vervolgens is onderzocht<br />
in hoeverre de bedrijven voorbereid zijn op het managen van deze<br />
afhankelijkheden.<br />
We leven in een tijd waarin <strong>natuur</strong>lijke<br />
goederen schaarser worden – denk bijvoorbeeld<br />
aan visstanden en de achteruitgang<br />
in genetische diversiteit. De afhankelijkheid<br />
en verstoring van de biodiversiteit en<br />
ecosysteemdiensten door bedrijven kan op<br />
termijn leiden tot ‘winnaars’ en ‘verliezers’.<br />
Bepalend is in hoeverre bedrijven dit issue<br />
kunnen identifi ceren, beheersen en integreren<br />
in hun bedrijfsvoering.<br />
In het onderzoek zijn negen sectoren onder<br />
de loep genomen om te bezien of ze hierop<br />
zijn voorbereid (zie Tabel 1). De risiconiveaus<br />
tussen individuele bedrijven in een sector<br />
kunnen behoorlijk verschillen. Dit hangt af<br />
van de aard van het bedrijf, haar producten,<br />
geografi sche locatie, en het vermogen om<br />
risico’s te verminderen door grondstoffen<br />
gewonnen uit ecosysteemdiensten te<br />
vervangen of het vermogen om operaties te<br />
verschuiven naar minder milieugevoelige<br />
gebieden.<br />
Tabel 1: Sectoren en aantal bedrijven die<br />
zijn geanalyseerd<br />
Banken (50)<br />
Dranken (6)<br />
Voedselverwerkers (8)<br />
Voedselproducenten (6)<br />
Levensmiddelen detailhandel (7)<br />
Mijnbouw en mineralen (13)<br />
Farmaceutische industrie (10)<br />
Olie en gas (13)<br />
Energiebedrijven (10)<br />
44 November 2011 nr 7<br />
Risicoprofi el<br />
Een aantal typen risico is relevant voor<br />
iedere sector. Dit betreft: 1) reputatie; 2)<br />
wetgeving; 3) operationeel of fysiek risico;<br />
4) wettelijke aansprakelijkheid; 5) systeemrisico.<br />
Het totale risiconiveau hangt voor<br />
een groot deel af van de mate van impact<br />
of invloed van een bedrijf en de mate van<br />
afhankelijkheid van ecosysteemdiensten.<br />
InhoeverreBESisgeintegreerd<br />
relatieflaag<br />
relatiefhoog<br />
relatief<br />
laag<br />
laag risico<br />
Levensmiddelen<br />
detailhandel<br />
Als onderdeel van de analyse hebben we<br />
daarom gekeken naar zeven gezaghebbende<br />
rapporten die een mate van impact en/of<br />
afhankelijkheid aangeven voor deze negen<br />
sectoren. Daarnaast hebben we gekeken<br />
in hoeverre deze sectoren voorbereid zijn<br />
om kansen te benutten. Voor de mate van<br />
‘voorbereidheid’ is gekeken naar een aantal<br />
indicatoren per bedrijf: beleid en strategie,<br />
agendering, beheer en implementatie in<br />
de bedrijfsvoering en tot slot rapportering.<br />
Hiervoor is data van de Natural Value<br />
Initiative, Insight Investment en andere<br />
bronnen gebruikt. Figuur 1 geeft een overzicht<br />
van de uitkomsten.<br />
Alle voedselsectoren bevinden zich in- of<br />
dichtbij de hoog risicozone. Dit is vooral<br />
het gevolg van zowel de hoge mate van<br />
Banken<br />
gemiddeld risico<br />
Farmaceutische<br />
industrie<br />
hoog<br />
Voedsel<br />
verwerkers<br />
Olieengas<br />
sector<br />
MatevanimpactopenafhankelijkheidvanBE<br />
Figuur 1:<br />
Risicoprofi el<br />
voor negen<br />
sectoren<br />
met betrekking<br />
tot<br />
biodiversiteit<br />
en<br />
ecosysteemdiensten
Jerwin Tholen (020-6564504, tholen.jerwin@kpmg.nl) is Associate<br />
Director bij KPMG Advisory N.V. Ivo Mulder is werkzaam bij de<br />
United Nations Environment Programme Finance Initiative<br />
(UNEP FI) en Pippa Howard bij Fauna & Flora International (FFI).<br />
Foto: KPMG<br />
impact, alsmede de hoge afhankelijkheid<br />
van biodiversiteit en ecosysteemdiensten<br />
voor de bedrijfsvoering van<br />
voedselproducten, verwerkers<br />
en handel. Dit geldt zowel<br />
voor producenten aan het<br />
begin van de keten staan,<br />
als voor verwerkers zoals<br />
Unilever, Nestle, Cargill en<br />
andere bedrijven, als voor de<br />
levensmiddelenhandel.<br />
De olie- en gassector bevinden zich net als<br />
de mijnbouw dicht bij de gevarenzone. Hun<br />
risico’s zijn wellicht nog onderschat, omdat<br />
de gevolgen van de recente olieramp in de<br />
Golf van Mexico nog niet zijn meegenomen.<br />
Zo zijn de restricties om in het Arctische<br />
gebied van Alaska te boren inmiddels verscherpt.<br />
Ook is deze sector steeds nadrukkelijker<br />
in gevoelige (mariene) gebieden aan<br />
het boren. Het is verder goed te beseffen dat<br />
de farmaceutische sector alleen geanaly-<br />
seerd is op zaken die een hoog risico vormen<br />
voor de sector.<br />
De geanalyseerde sectorstudies<br />
zijn niet volledig vergelijkbaar.<br />
De resultaten<br />
zijn vooral bedoeld als<br />
startpunt voor een discussie<br />
met bedrijven en binnen<br />
sectoren. Niet alleen<br />
over het verlagen van risico’s<br />
en het behalen van concurrentievoordelen<br />
door op systematische<br />
wijze bedrijfsinvloeden op het milieu te<br />
verminderen, maar om goed te kijken naar<br />
afhankelijkheden van biodiversiteit en ecosystemen<br />
in de keten. Er bestaat nog geen<br />
eenduidige methodologie voor bedrijven om<br />
dit te doen.<br />
‘Externe<br />
invloeden spelen<br />
een steeds<br />
grotere rol voor<br />
bedrijven’<br />
Vervolgstappen<br />
Het is de afgelopen jaren steeds duidelijker<br />
geworden dat externe invloeden,<br />
zoals klimaatverandering en de aanwezig-<br />
heid van kwalitatief goed (drink)water,<br />
een steeds grotere rol gaan spelen voor<br />
bedrijven. Dit wordt duidelijk middels het<br />
prijzen van deze ‘goederen’. Denk bijvoorbeeld<br />
aan de Europese handel in emissierechten<br />
(EU ETS), waaraan een groot aantal<br />
energie-intensieve bedrijven moet voldoen.<br />
Hoewel ecosystemen enorm complexe<br />
systemen zijn, is het belangrijk voor<br />
bedrijven om op de uitdagingen voorbereid<br />
te zijn. De verwachting is dat uiteindelijk<br />
alleen bedrijven die actief over dit onderwerp<br />
nadenken en durven te innoveren hier<br />
competitief voordeel uit halen.<br />
Dit artikel is gebaseerd op de studie ‘The<br />
Nature of Ecosystem Service Risks for<br />
Business’ dat is uitgevoerd door KPMG,<br />
Fauna & Flora International en UNEP FI.<br />
November 2011 nr 7<br />
45
INVESTEREN<br />
IN NIEUWE<br />
VERDIENMODELLEN<br />
Succesvolle projecten uit het verleden bewijzen dat particuliere<br />
investeringen een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan<br />
<strong>natuur</strong> en landschap. Denk maar aan de vele prachtige particuliere<br />
landgoederen die ons land rijk is. De tijd is rijp om die draad weer op<br />
te pakken.<br />
De laatste honderd jaar is de fi nanciering<br />
van <strong>natuur</strong> en landschap meer en meer<br />
gedomineerd geraakt door overheidsfi nanciering.<br />
Op zich logisch gezien het collectieve<br />
karakter van de goederen en diensten<br />
die <strong>natuur</strong> en landschap leveren. Maar een<br />
bijna volledige afhankelijkheid van overheidsgelden<br />
maakt <strong>natuur</strong> kwetsbaar voor<br />
heroverweging en bezuinigingen. De voornemens<br />
van het huidige kabinet spreken in<br />
dit verband boekdelen.<br />
Foto: Innovatienetwerk<br />
In een Nieuwe Marke ontwikkelen en beheren bewoners openbaar toegankelijke nieuwe<br />
<strong>natuur</strong>.<br />
46 November 2011 nr 7<br />
Daar komt bij dat de dominantie van overheidsfi<br />
nanciering onvoldoende ruimte<br />
biedt voor initiatieven vanuit<br />
de samenleving. Reden voor<br />
InnovatieNetwerk om een<br />
tweetal nieuwe concepten<br />
te ontwikkelen om particuliere<br />
investeringen in<br />
bestaande en nieuwe <strong>natuur</strong><br />
aan te moedigen, Nieuwe<br />
Marken en Knooperven.<br />
Nieuwe Marken<br />
‘De vraag<br />
naar betaalbaar<br />
buiten<br />
wonen neemt<br />
fors toe’<br />
De vraag naar betaalbaar ‘buiten wonen’<br />
neemt al vele jaren fors toe. Steeds meer<br />
mensen willen een huis in een groene<br />
omgeving. Het aanbod is echter schaars, dus<br />
de huizen zijn duur. Via het concept Nieuwe<br />
Marken worden twee vliegen in één klap<br />
geslagen: er komt een nieuw, toegankelijk<br />
en streekeigen <strong>natuur</strong>gebied én er worden<br />
betaalbare, goed in het landschap<br />
ingepaste, woningen gebouwd.<br />
Het nieuwe <strong>natuur</strong>gebied<br />
is gezamenlijk eigendom<br />
van de bewoners, die ook<br />
samen zorg dragen voor<br />
het beheer. Financiële<br />
middelen hiervoor worden<br />
verschaft door middel<br />
van een verplichte, aan de<br />
grond gebonden, constructie. Deze<br />
is vergelijkbaar met een Vereniging van<br />
Eigenaren, maar dan voor een veel groter en<br />
bovendien publiek toegankelijk gebied.<br />
Een Nieuwe Marke is 50 hectare groot.<br />
Maximaal 5% van het gebied, dus zo’n 2,5<br />
hectare, wordt bebouwd. Bewoners hebben<br />
een perceel (huis en tuin) van 500 tot 1.000<br />
m2 en zijn mede-eigenaar en medebeheerder<br />
van de overige 47,5 hectare openbaar<br />
toegankelijke <strong>natuur</strong>. De benodigde ruimte<br />
wordt gezocht in een gebied waar het<br />
mogelijk is grond te kopen tegen agrarische<br />
waarde en een kleine plus. De bewoners<br />
mogen onder strikte voorwaarden huizen<br />
bouwen, mits deze passen binnen het<br />
betreffende landschap. Zo wordt wonen in<br />
de <strong>natuur</strong> al mogelijk met een budget vanaf<br />
250.000 euro. Tegelijkertijd is de <strong>natuur</strong>
verzekerd van een professioneel beheer door<br />
de bewoners zelf.<br />
InnovatieNetwerk is op dit moment met<br />
een drietal gemeenten in gesprek over het<br />
op hun grondgebied realiseren van een<br />
Nieuwe Marke. Naast gemeenten worden<br />
onder meer projectontwikkelaars, naburige<br />
terreinbeheerders en potentiële bewonersgroepen<br />
betrokken.<br />
Knooperven<br />
Agrarische bedrijven hebben<br />
steeds meer ruimte nodig.<br />
Schaalvergroting door boeren<br />
leidt over het algemeen tot<br />
een monotoner landschap.<br />
Steeds meer burgers willen<br />
echter de kleinschaligheid<br />
van het oorspronkelijke<br />
landschap behouden. Deze<br />
burgers bouwen jammer genoeg<br />
soms woningen die breken met de<br />
landschappelijke geschiedenis van het<br />
betreffende gebied. Vaak lijkt het dan alsof<br />
burgers en boeren verschillende belangen<br />
hebben: waar burgers een fraai landschap<br />
wensen, zoeken boeren juist naar de meest<br />
effi ciënte inrichting van hun grond. Het<br />
concept Knooperven geeft een win-winop-<br />
‘Knooperfbewoners<br />
beheren landschap<br />
en<br />
paden’<br />
Marleen van den Ham (070-3785692, m.van.den.ham@innonet.agro.nl) en<br />
Nico Beun zijn werkzaam bij InnovatieNetwerk, een initiatief van het ministerie<br />
van EL&I om vaart te zetten achter grensverleggende vernieuwingen in<br />
landbouw, agribusiness, voeding en groene ruimte.<br />
lossing die goed is voor boeren, voor nieuwe<br />
bewoners én voor het landschap.<br />
Een Knooperf is een voormalig boerenerf in<br />
een kleinschalig landschap dat volop ruimte<br />
biedt aan wonen en werken in een landelijke<br />
omgeving. Bewoners hebben er hun eigen<br />
woning en delen er een gemeenschappelijk<br />
erf. Daarnaast zorgen ze ook gezamenlijk<br />
voor behoud, versterking en beheer van<br />
beplantingen en voor publiek toegankelijke<br />
routes in het omliggende landschap. De<br />
landbouwgrond rondom het Knooperf, van<br />
oorsprong bij het boerenerf behorend,<br />
komt in handen van boeren uit<br />
de omgeving die daarmee hun<br />
bedrijven kunnen uitbreiden.<br />
De bewoners van het<br />
Knooperf worden niet alleen<br />
eigenaar en beheerder van<br />
het gemeenschappelijke erf,<br />
maar ook van de landschapselementen<br />
in de directe omgeving en van<br />
de paden die het erf van oudsher verbinden<br />
met andere erven en woonkernen. Veel van<br />
dergelijke paden zijn verdwenen of in verval<br />
geraakt. Met de komst van nieuwe eigenaren/beheerders<br />
worden deze met beplanting<br />
omzoomde paden hersteld en krijgen<br />
ze een nieuwe functie: ze fungeren als aan-<br />
trekkelijke fi ets- en wandelpaden in het<br />
buitengebied.<br />
Eind 2011 komt het eerste Knooperf van<br />
Nederland – De Veldboer in Langeveen –<br />
voor nieuwe bewoners beschikbaar. De<br />
gemeente Tubbergen, de provincie Overijssel<br />
en InnovatieNetwerk hebben dit erf gezamenlijk<br />
ontwikkeld. Realisatie van meerdere<br />
Knooperven zal leiden tot een fi jnmazig<br />
netwerk van eigentijdse woon- en werkmilieus,<br />
landschapselementen en routestructuren.<br />
Knooperven zorgen zo voor een fraai,<br />
toegankelijk, economisch en sociaal vitaal<br />
landelijk gebied.<br />
Tot slot<br />
Met concepten als ‘Nieuwe Marken’ en<br />
‘Knooperven’ en soortgelijke initiatieven<br />
krijgen burgers, boeren en bedrijven de<br />
mogelijkheid zelf investeringen te doen in<br />
hun groene woon- en werkomgeving. Dit<br />
leidt tot een stevige verankering van het<br />
belang van groen in de maatschappij, tot<br />
een stabiele manier van fi nanciering en tot<br />
een sterke positie van <strong>natuur</strong> en landschap<br />
in Nederland.<br />
Markeen van den Ham en Nico Beun<br />
Informatie: www.innovatienetwerk.org<br />
November 2011 nr 7<br />
47
METEN VOOR DE<br />
MAATSCHAPPIJ<br />
Leerlingen van 23.000 scholen uit 111 landen doen in<br />
samenwerking met wetenschappers onderzoek naar<br />
<strong>natuur</strong> en milieu in hun eigen schoolomgeving. In het<br />
kader van het onderwijsprogramma waar GLOBE vullen<br />
zij een online database met meetresultaten. Hiermee doen<br />
zowel de scholen als de wetenschappers hun voordeel.<br />
In Nederland werd GLOBE in 1995 gestart<br />
nadat toenmalig minister-president Wim<br />
Kok en vicepresident Al Gore daartoe een<br />
contract ondertekenden. Intussen heeft<br />
ongeveer 20% van het voortgezet onderwijs<br />
– zo’n 160 scholen – zich bij het initiatief<br />
aangesloten, evenals wetenschappers<br />
van KNMI, Wageningen Universiteit,<br />
Alterra, RIVM en het Nederlands Instituut<br />
voor Ecologie. Door actief betrokken te<br />
zijn bij het doen van metingen, maken de<br />
leerlingen kennis met het belang van de<br />
<strong>natuur</strong> voor hun eigen leefomgeving en voor<br />
de maatschappij. Op de jaarlijkse GLOBE<br />
Leerlingenconferentie presenteren zij hun<br />
resultaten.<br />
Het programma wordt mogelijk gemaakt<br />
door fi nanciële bijdragen van de overheid<br />
en sponsoren. Ook betalen deelnemende<br />
scholen een kleine bijdrage. Een<br />
groep van ambassadeurs ondersteunt het<br />
programma met raad en daad.<br />
Natuurkalender<br />
Eén van de onderwerpen waarmee<br />
de leerlingen zich bezighouden is de<br />
Natuurkalender. Door de stijging van de<br />
gemiddelde temperatuur op aarde komen<br />
planten en bomen gemiddeld 2 weken eerder<br />
in bloei dan 40 jaar geleden. GLOBEleerlingen<br />
helpen wetenschapper Arnold<br />
van Vliet van Wageningen Universiteit bij<br />
het in kaart brengen van deze veranderingen<br />
en wat hiervan van belang kan zijn voor<br />
de menselijke gezondheid. Ook helpen de<br />
leerlingen bij het bestrijden van de eikenbladrups.<br />
De eitjes van deze rups komen<br />
uit tegelijk met het ontluiken van de eerste<br />
eikenbladen. Door te monitoren<br />
wanneer deze bladeren ontstaan,<br />
kunnen zij een bijdrage<br />
leveren aan het voorspellen<br />
van het ontstaan van overlast.<br />
De rupsen zijn berucht<br />
vanwege hun brandharen<br />
die door de wind worden verspreid<br />
en kunnen leiden tot jeuk,<br />
huiduitslag, ademnood en zware<br />
oogirritaties.<br />
De levende bodem<br />
In de bodem krioelt het van het leven. Het<br />
gewicht hiervan in een stuk grond ter<br />
grootte van een voetbalveld is even groot<br />
als dat van 4 à 5 koeien. Al deze organismen<br />
zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van<br />
zuurstof en ademen dus koolstofdioxide uit.<br />
Wetenschappelijk gezien is nog zeer weinig<br />
Matthijs Begheyn<br />
(030-6358917,<br />
begheyn@sme.<br />
nl) is werkzaam<br />
bij SME Advies en<br />
coördinator van<br />
GLOBE Nederland<br />
en van GLOBE<br />
Europa & Eurazië<br />
(40 landen).<br />
‘Wetenschappers<br />
kijken reikhalzend<br />
uit naar de<br />
resultaten’<br />
Foto: SME<br />
bekend over dit leven in de bodem en de<br />
relatie met de uitstoot van kooldioxide.<br />
GLOBE-leerlingen helpen wetenschappers<br />
ook bij het in kaart brengen van het leven in<br />
de bodem en de daarbij behorende bodemademhaling.<br />
Er wordt gebruik gemaakt van<br />
verschillende instrumenten zoals bijvoorbeeld<br />
een speciale bodemrespiratiemeter.<br />
Maatschappelijke stage<br />
Sinds kort zijn scholen verplicht hun leerlingen<br />
een maatschappelijke stage te laten<br />
lopen. Om die reden ontwikkelde GLOBE<br />
op verzoek van het ministerie<br />
van EL&I een stage waarbij de<br />
leerlingen op een boerenbedrijf<br />
de bodem onderzoeken<br />
en tegelijk de boer<br />
helpen bij het verduurzamen<br />
van diens bedrijf. Zo<br />
kunnen leerlingen bijvoorbeeld<br />
onderzoeken wat het<br />
effect is van agrarisch <strong>natuur</strong>beheer<br />
op het bodemleven of de waterkwaliteit.<br />
Het is een pilotproject dat veel enthousiasme<br />
oproept bij zowel boeren als scholen.<br />
De metingen zijn nog niet binnen, maar de<br />
wetenschappers kijken reikhalzend uit naar<br />
de resultaten.<br />
Matthijs Begheyn<br />
Informatie: www.globenederland.nl /<br />
www.<strong>natuur</strong>kalender.nl
Tijdens de biodiversiteitstop in Nagoya eind 2010 spraken<br />
Nederland en de EU zich uit voor redding van de wereldwijde<br />
<strong>natuur</strong> en biodiversiteit. Na zes maanden laat de EU<br />
woorden door daden volgen. De strategie verankert de biodiversiteitsdoelstellingen<br />
in Europees regionaal en sectoraal<br />
beleid, versterkt de uitvoering van bestaande <strong>natuur</strong>wetgeving<br />
en sluit hiaten in het beleid. Momenteel vinden onderhandelingen<br />
plaats over een nieuw meerjarig fi nancieel<br />
kader.<br />
De ambitieuze strategie is een lakmoesproef voor onze<br />
biodiversiteitsbeloften. Nemen we die serieus of zijn het loze<br />
woorden? Immers, dezelfde doelen moesten volgens eerdere<br />
afspraken al in 2010 al gehaald zijn! Het nieuwe EU-plan<br />
beschrijft zes doelen om het verlies aan biodiversiteit voor<br />
2020 te stoppen plus een blauwdruk met acties.<br />
Het eerste doel is de volledige en tijdige uitvoering van de<br />
bestaande Habitat- en Vogelrichtlijnen. Momenteel heeft<br />
slechts 17% van de beschermde habitattypes en soorten een<br />
gunstige staat van instandhouding. Dit kan verbeteren door<br />
bestaande gebieden beter te beschermen en nieuwe aan<br />
te wijzen. Ook een strengere handhaving hoort hierbij. In<br />
Europa wordt nog steeds illegaal op vogels gejaagd, ondanks<br />
een veroordeling van Malta door het Europees Hof van<br />
Justitie.<br />
Het tweede doel is minimaal 15% van alle aangetaste ecosystemen<br />
binnen tien jaar te herstellen.<br />
EU milieubeleid | Going local<br />
Belofte maakt schuld!?<br />
Het derde doel is het realiseren van een volledig duurzame<br />
landbouw. Het commissievoorstel voor de hervorming van<br />
het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) stelt<br />
voor 30% van de rechtstreekse betalingen te koppelen aan<br />
de levering van ecosysteemdiensten. Boeren worden aangemoedigd<br />
verder te gaan dan de bestaande randvoorwaarden<br />
aan inkomstensteun. Om voor betaling in aanmerking te<br />
komen zouden Europese boeren bijvoorbeeld 7% van hun land<br />
moeten reserveren voor bufferzones en braakliggend land.<br />
Het vierde doel is de ontwikkeling van een duurzame<br />
visserij. Ingezet wordt op beheerplannen voor de lange<br />
termijn, het verminderen van de teruggooi en van de<br />
bijvangst, en het medio 2020 bereiken van een goede milieutoestand<br />
in de maritieme wateren.<br />
Het vijfde doel is de aanpak van invasieve uitheemse<br />
soorten door het EU-breed in kaart brengen van migratiepaden.<br />
Vroege detectie en gezamenlijke reacties moeten het<br />
probleem 'beheersen'.<br />
Het zesde doel richt zich op de bijdrage van Europa aan de<br />
bescherming van de mondiale biodiversiteit. De gedachte<br />
is dat we allemaal de handen uit de mouwen steken om de<br />
globale biodiversiteitsvoetafdruk van de EU te verkleinen.<br />
Maar dan mag er niemand met de handen in de zakken<br />
blijven staan!<br />
Rolf-Jan Hoeve<br />
Reacties zijn welkom via: eucolumn@gmail.com<br />
November 2011 nr 7
Stedelijk groen op de<br />
agenda<br />
In het belang van biodiversiteit en leefbaarheid<br />
verdient <strong>natuur</strong> in de stedelijke<br />
omgeving structurele aandacht. Enkel zijn<br />
hiervoor nog weinig richtinggevende kaders<br />
gesteld. Een nieuw instrument helpt om<br />
biodiversiteit bij stedelijke gebiedsontwikkeling<br />
beter te agenderen.<br />
Het computerinstrument Duurzaamheids-<br />
Profi el van een Locatie (DPL®) maakt<br />
duurzaamheid in ruimtelijke ontwikkelingen<br />
meetbaar en bespreekbaar. In het<br />
programma worden de aspecten groen en<br />
water in de wijk weliswaar opgenomen,<br />
maar nog niet expliciet het aspect ‘biodiversiteit’.<br />
Ook in andere instrumenten<br />
ontbreken praktische prestatie-indicatoren<br />
voor biodiversiteit in stedelijke plannen.<br />
Dit is wel het geval met het programma<br />
BiodiverCity® van IVAM, BWZ Ingenieurs en<br />
Bureau Waardenburg.<br />
Vertaalslag<br />
BiodiverCity® vertaalt de groene of blauwe<br />
stedelijke inrichtingselementen voor<br />
bestaande en nieuwe wijken naar potenties<br />
voor kenmerkende soorten van stadsbiotopen.<br />
Dit gebeurt binnen de hoofdbiotopen<br />
gras, bos, water, steen en ‘boeren in de stad’.<br />
Het programma gebruikt hiervoor aansprekende<br />
soorten die als voorbeeld dienen voor<br />
planologen, projectontwikkelaars, stedenbouwkundigen<br />
en andere betrokkenen bij<br />
de stedelijke planvorming. Een gebruiker<br />
voert in welke biotopen en structuurelementen<br />
er in de wijk aanwezig zijn, wat<br />
daarvan de oppervlakte, lengte of het aantal<br />
is. De ingevoerde gegevens voor biotopen<br />
en ecologische netwerken worden vertaald<br />
naar scores voor de biodiversiteit en uitgedrukt<br />
in schoolcijfers.<br />
Biodiversiteitprofi el<br />
De score van een biotoop neemt toe met de<br />
oppervlakte. Bij grotere oppervlakten (>1 ha)<br />
50 November 2011 nr 7<br />
Ckees van Oijen<br />
(020-5256232,<br />
coijen@ivam.<br />
uva.nl), Laura<br />
van der Noort en<br />
Jaap Kortman zijn<br />
verbonden aan<br />
IVAM en Hans van<br />
Zanten aan Bureau<br />
Waardenburg.<br />
wordt aan combinaties<br />
van biotopen een meerwaarde<br />
toegekend. De<br />
lengte van de grensvlakken<br />
tussen verschillende combinaties<br />
speelt hierbij ook een rol. Deze grensvlakken<br />
vertegenwoordigen afzonderlijke biotopen<br />
als oever, mantel, zoom, etc. Bij grote oppervlakten<br />
basisbiotoop (2-6 ha) wordt aan<br />
samenhangende combinaties van drie<br />
biotopen een meerwaarde toegekend. Bij het<br />
effect op de biodiversiteit wordt rekening<br />
gehouden met de ligging van de wijk in een<br />
fysisch geografi sche regio, denk aan heuvelland,<br />
hogere zandgronden, rivierengebied<br />
of zeeklei. Het karakter van de wijk speelt<br />
eveneens een rol. Het resultaat is het biodiversiteitprofi<br />
el van een wijk. In onder meer<br />
de gemeenten Almere, Culemborg, Rijswijk<br />
en Utrecht worden de eerste met het instrument<br />
opgedane inzichten getest.<br />
Toepassing<br />
Met BiodiverCity® zullen gemeenten,<br />
provincies, stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars<br />
in de bouwsector bij gebiedsontwikkeling<br />
biodiversiteit vaker en beter<br />
op de agenda van het planproces zetten.<br />
Het instrument bevat velerlei informatie<br />
over groen- en waterelementen die geschikt<br />
zijn als waardevolle biotoop in stedelijk<br />
Foto: IVAM<br />
gebied en over de soorten die er<br />
voor kunnen komen. Dankzij de<br />
vertaling naar een eenvoudig te<br />
begrijpen, kwantitatieve score, kan<br />
BiodiverCity® gebruikt worden om ambities<br />
voor biodiversiteit vast te leggen, planvarianten<br />
te vergelijken en maatregelen te<br />
identifi ceren ter verbetering van de biodiversiteit.<br />
Ook kan het instrument als inspiratiebron<br />
dienen voor stedenbouwkundig<br />
ontwerpers en landschaparchitecten.<br />
Door de biodiversiteitprestatie in beeld te<br />
brengen, daag je ontwerpers uit de duurzame<br />
kansen in kaart te brengen, de kwaliteit<br />
van plannen te verbeteren en meer<br />
ruimte te maken voor dieren en planten<br />
van stedelijk gebied. Door vervolgens in een<br />
interactief planproces de omstandigheden<br />
voor biodiversiteit van soorten en biotopen<br />
te optimaliseren, wordt een bijdrage geleverd<br />
aan het verbeteren van de duurzaamheidprestatie<br />
en de leefbaarheid in de stedelijke<br />
omgeving.<br />
Het nieuwe instrument komt eerdaags in<br />
een online versie beschikbaar en wordt opgenomen<br />
als module in DPL®.<br />
Ckees van Oijen, Laura van der Noort, Jaap<br />
Kortman en Hans van Zanten
TIJDELIJKE NATUUR<br />
SCOORT<br />
Het duurt soms jaren voor<br />
de schop gaat in braaklig-<br />
gende terreinen. Vaak ontwik-<br />
kelt zich hier spontaan <strong>natuur</strong><br />
en ontstaat er een aantrekkelijk<br />
leefgebied voor tal van planten<br />
en dieren. In het Westelijk<br />
Havengebied van Amsterdam<br />
helpt het Havenbedrijf graag<br />
een handje mee aan het<br />
versterken van deze tijdelijke<br />
<strong>natuur</strong>gebieden.<br />
Haven Amsterdam is gebiedsbeheerder<br />
en ontwikkelaar van het bedrijventerrein<br />
Westpoort in het Westelijk Havengebied.<br />
In dit havengebied liggen tal van braakliggende<br />
terreinen die de komende jaren<br />
worden ingericht voor bedrijven. Deze<br />
terreinen blijken aantrekkelijk voor allerlei<br />
beschermde planten en dieren waaronder<br />
vogels, verschillende soorten orchideeën en<br />
de rugstreeppad. Bij elk inrichtingsproject<br />
moet met deze soorten rekening worden<br />
gehouden.<br />
Generieke ontheffi ng<br />
De aanwezigheid van beschermde soorten<br />
op perceelsniveau kan van jaar tot jaar sterk<br />
variëren en hierdoor staan procedurele<br />
consequenties niet op voorhand vast. Van<br />
te voren is immers niet duidelijk of met het<br />
project verbodsbepalingen van de Flora- en<br />
faunawet worden geschonden. Vaak wordt<br />
dit aangepakt door per project planten en<br />
dieren te inventariseren, mogelijke effecten<br />
en oplossingen vast te stellen en vervolgens<br />
de procedure voor een ontheffi ngsaan-<br />
vraag te doorlopen. Het feit dat de uitgifte<br />
van terreinen vraaggestuurd is, maakt een<br />
planmatiger aanpak op projectniveau extra<br />
lastig. Haven Amsterdam heeft daarom voor<br />
geheel Westpoort een generieke ontheffi<br />
ng van de Flora- en faunawet gevraagd en<br />
verkregen voor strikt beschermde soorten.<br />
Dit maakt het mogelijk om oplossingen voor<br />
de ontwikkeling van uitgeefbaar terrein<br />
beter op elkaar af te stemmen, waardoor<br />
procedurele knelpunten worden voorkomen.<br />
In Westpoort loopt inmiddels een proefproject<br />
voor tijdelijke <strong>natuur</strong>, waarbij met<br />
betrekkelijk eenvoudige inrichtingsmaatregelen<br />
de betekenis voor <strong>natuur</strong> wordt<br />
geoptimaliseerd.<br />
Tijdelijke <strong>natuur</strong> in het Amsterdamse havengebied.<br />
Martin Melchers (martmelchers@gmail.<br />
com) en Gerard Smit (g.f.j.smit@buwa.<br />
nl) zijn werkzaam voor Havenbedrijf<br />
Amsterdam.<br />
Wat is tijdelijke <strong>natuur</strong>?<br />
Tijdelijke <strong>natuur</strong> in Westpoort betreft<br />
uitgeefbare terreinen met de bestemming<br />
industrie die meerdere jaren braak liggen<br />
alvorens te worden ingericht. Het gaat<br />
om opgespoten terrein met een zandige<br />
bodem en een spaarzaam ontwikkelde<br />
begroeiing. De terreinen worden zelden door<br />
mensen betreden en kunnen zich daardoor<br />
ongestoord ontwikkelen. Deze braakliggende<br />
gronden blijken aantrekkelijk voor<br />
November 2011 nr 7<br />
Foto: Haven Amsterdam<br />
51
planten en dieren, met name voor zogenaamde<br />
pioniersoorten die zich gemakkelijk<br />
verspreiden en zich goed in kaal terrein<br />
thuis voelen. Naast grondbroeders als<br />
scholekster en kleine plevier worden orchideeën<br />
als rietorchis, moeraswespenorchis<br />
en bijenorchis in grote aantallen aangetroffen.<br />
Tijdelijke plassen en talrijke waterhoudende<br />
greppels vormen voortplantingswateren<br />
voor de rugstreeppad die overal in<br />
het havengebied voorkomt. De praktijk leert<br />
dat pioniers van kaal open terrein geleidelijk<br />
worden vervangen door andere soorten en<br />
er andere levensgemeenschappen ontstaan.<br />
Voor planten en dieren van pioniermilieus<br />
heeft Westpoort een regionale bronfunctie.<br />
Het is niet uitgesloten dat pioniers<br />
als de rugstreeppad en de orchideeën van<br />
Westpoort zich blijvend of gedurende lange<br />
tijd (tientallen jaren) kunnen handhaven.<br />
Door de uitgestrektheid van het gebied en<br />
voortdurende ingrepen in de inrichting<br />
kunnen steeds nieuwe kansen ontstaan<br />
voor deze soorten. Het is daarbij van belang<br />
dat terreinen na grondverzet ook perioden<br />
ongestoord blijven liggen.<br />
Mogelijkheden<br />
Door betrekkelijk eenvoudige inrichtingsmaatregelen<br />
kan de betekenis van percelen<br />
voor tijdelijke <strong>natuur</strong> worden<br />
geoptimaliseerd. Zo wordt bij<br />
de inrichting van uitgegeven<br />
terrein rekening gehouden<br />
met hun betekenis voor<br />
beschermde soorten. De<br />
aanwezigheid van deze soorten<br />
wordt jaarlijks in kaart<br />
gebracht. Voordat de eerste<br />
grondwerkzaamheden plaatsvinden<br />
worden groeiplaatsen met orchideeën<br />
verplaatst naar ander terrein. In de omgeving<br />
van het terrein wordt nieuw voortplantingswater<br />
voor de rugstreeppad aangelegd.<br />
Indien uitvoering van de grondwerkzaam-<br />
52 November 2011 nr 7<br />
heden in het zomerseizoen plaatsvindt,<br />
zal ook vestiging van broedvogels moeten<br />
worden voorkomen. Uit de jaarlijkse monitoring<br />
blijkt dat deze maatregelen<br />
succesvol zijn. Maar dit neemt<br />
niet weg dat er op termijn<br />
steeds minder leefgebied<br />
overblijft.<br />
Proefproject<br />
‘Proefproject<br />
met braakliggendterrein<br />
van 8,7 ha<br />
groot’<br />
In Westpoort loopt een<br />
proefproject met braakliggend<br />
terrein van 8,7 ha groot in de noordwesthoek<br />
van het Westelijk Havengebied.<br />
Bij inspectie van het terrein in 2009 bleek<br />
dat geïsoleerd water ontbrak: de twee afwateringgreppels<br />
langs het terrein stonden<br />
in open verbinding met het water van<br />
de Afrikahaven. Op het terrein werd met<br />
motoren gecrost en sportvissers reden met<br />
de auto naar de oeverzones. Een deel van<br />
de oever was afgeslagen en het was één<br />
van de minder soortenrijke terreinen in het<br />
havengebied.<br />
Om het terrein aantrekkelijker te maken<br />
voor planten en dieren is de afgekalfde<br />
oever in 2010 steil gemaakt om broedgelegenheid<br />
voor de oeverzwaluw te realiseren.<br />
Grondhopen zijn afgegraven om het open<br />
karakter van het terrein te vergroten<br />
ten behoeve van de<br />
grondbroeders die overal in<br />
het havengebied aanwezig<br />
zijn. Een kleine grondhoop<br />
bleef gehandhaafd,<br />
waarbij de op het zuiden<br />
gerichte kant is ingericht<br />
als wand voor insecten met<br />
aan de voet de stenen die elders in<br />
het terrein lagen. Hiermee is een geschikte<br />
overwinterplek voor rugstreeppadden en<br />
kleine zoogdieren ontstaan. Aan de noordzijde<br />
is een steile wand afgestoken voor<br />
oeverzwaluwen en is een poel gegraven die<br />
‘ Oplossingen<br />
dankzij generieke<br />
ontheffing<br />
Flora- en faunawet’<br />
het de vossen uit het havengebied moeilijker<br />
maakt om de gangen van oeverzwaluwen<br />
uit te graven. Langs de greppels zijn ondiepe<br />
poelen gegraven ten behoeve van<br />
de rugstreeppad. Elders in het<br />
havengebied was zand nodig<br />
dat voor een groot deel uit<br />
dit terrein werd gewonnen.<br />
Hierdoor ontstond een<br />
poel die gevoed wordt door<br />
grondwater.<br />
Door deze ingrepen werd een<br />
soortenarm stukje havengebied al<br />
in zijn eerste jaar bevolkt door rugstreeppadden,<br />
herbergde het de meeste broedparen<br />
van de oeverzwaluw, ging er voor het<br />
eerst een paartje kleine plevieren succesvol<br />
broeden en verschenen er pioniersoorten<br />
onder de libellen zoals platbuik en gewone<br />
oeverlibel. Tevens werd de enige grote<br />
groeiplaats voor waarschijnlijk geheel<br />
Amsterdam vastgesteld van het zeldzame<br />
Duitsviltkruid. Een plantensoort van opgespoten<br />
terrein, waarvan men meende dat<br />
hij al lang uit het westelijke havengebied<br />
verdwenen was.<br />
Conclusie<br />
De opwaardering van een stuk braakliggend<br />
terrein draagt bij aan de instandhouding<br />
van de rugstreeppad, één van de soorten<br />
waarvoor Westpoort een ontheffi ng heeft<br />
met de verplichting de instandhouding<br />
in haar gebied te waarborgen. Daarnaast<br />
kan het gebied als tijdelijke ‘opvang’ functioneren<br />
voor rugstreeppadden en orchideeën<br />
van terreinen die moeten wijken voor<br />
industrie. Verder blijken ook andere pioniersoorten<br />
het terrein vlot te hebben ontdekt<br />
en kunnen van hieruit weer verder de regio<br />
bevolken.<br />
Martin Melchers, Gerard Smit
Van doel naar middel<br />
Toenemende verstedelijking genereert ook kansen voor<br />
de <strong>natuur</strong>lijke biodiversiteit. Het stedelijke groen levert<br />
een groot scala aan ecosysteemdiensten en is onmisbaar<br />
voor een duurzame ontwikkeling van de stad. Maar om<br />
continuïteit te scheppen moeten de baten op een juiste<br />
manier worden gewaardeerd, zowel in termen van beheer<br />
en onderhoud als in termen van fi nanciering.<br />
Niet alleen <strong>natuur</strong> en landschap, ook het<br />
stedelijke groen levert ecosysteemdiensten.<br />
Toenemende verstedelijking wordt echter<br />
nog steeds gezien als louter een bedreiging<br />
voor de <strong>natuur</strong>lijke biodiversiteit. Dat<br />
veel steden een grotere <strong>natuur</strong>lijke rijkdom<br />
kennen dan monotone landbouwgebieden,<br />
gaat er maar moeilijk in. Zoals iemand<br />
laatst opmerkte: “Biodiversiteit in de stad?<br />
Dat is toch iets van het landelijke gebied!”<br />
Dat de schaduw van een boom voor het<br />
huis een ecosysteemdienst is, zullen weinig<br />
burgers beseffen. Om nog maar te zwijgen<br />
over de geranium waarachter je weliswaar<br />
schuil kunt gaan, maar die ook een ecosysteemdienst<br />
levert in de vorm van eetbare<br />
bladeren en bloemen.<br />
Duurzaamheid<br />
Het stedelijke groen heeft in één klap directe<br />
baten voor de drie pijlers van duurzaamheid<br />
(Tabel 1). Daarmee is het stedelijke groen een<br />
onmisbare schakel om tot verduurzaming<br />
te komen. Toch zijn het stedelijke groen en<br />
duurzaamheid twee gescheiden werelden,<br />
ondanks dat alle huidige acties op het vlak<br />
van duurzaamheid van het logo ‘groen’<br />
worden voorzien. Bij nader inzicht betreffen<br />
deze acties alleen de pijler van ‘Planet’<br />
(vooral energie) en zijn enkel bedoeld om de<br />
schade van ons handelen voor de <strong>natuur</strong> te<br />
verminderen.<br />
Economie<br />
Economische tegenspoed werkt ook door op<br />
stedelijke groen. Recent onderzoek toont aan<br />
dat 60% van de Nederlandse gemeenten in<br />
Fred Tonneijck (06-11911142, fred@<br />
tripleee.nl) is werkzaam bij<br />
Kenniscentrum Triple E in Arnhem,<br />
verbonden aan het Knooppunt<br />
Innovatief Groen in Helmond en lid van<br />
de VVM-sectie Leefomgevingkwaliteit<br />
(LOK).<br />
Tabel 1. Baten van het stedelijke groen voor de drie pijlers van duurzaamheid<br />
People<br />
Beleving;<br />
Groen als therapie (bijv. Altzheimertuin);<br />
Kinderen leren omgaan met risico’s (spelen, fantasie);<br />
Meer sociale cohesie en grotere veiligheid;<br />
Ontspanning en beweging;<br />
Sneller herstel en minder complicaties na operaties;<br />
Verbeterde leerprestaties;<br />
Verbetering van de gezondheid (obesitas, ADHD, stress, ..);<br />
Vermindering van het gebruik van medicijnen.<br />
Planet<br />
Verbetering van de kwaliteit van lucht, water en bodem;<br />
Vergroting van de biodiversiteit;<br />
Verkoeling en demping van het Urban Heat Island-effect;<br />
Vermindering van de afstroom van hemelwater;<br />
Vermindering van de geluidsoverlast;<br />
Vermindering van het broeikasgas CO2.<br />
Prosperity<br />
Minder energiekosten door dakgroen en strategisch geplaatste<br />
windsingels;<br />
Multifunctioneel ruimtegebruik zoals een verbeterde effi ciëntie van<br />
zonnepanelen op groendaken;<br />
Stimulering van koopgedrag in groene winkelstraten;<br />
Toename van woningwaarde (incl. OZB, overdrachtsbelasting);<br />
Verbeterd imago van bedrijven;<br />
Verbetering van de internationale concurrentie om kenniswerkers;<br />
Verhoging van huurinkomsten;<br />
Verhoging van omzet in de horeca;<br />
Voedselproductie.<br />
November 2011 nr 7<br />
53
2011 op het groen bezuinigt en dan vooral<br />
op beheer en onderhoud. Desondanks staat<br />
de relatie tussen groen en economie hevig<br />
ter discussie. Alle economische waarden van<br />
de <strong>natuur</strong> hebben bijvoorbeeld niet geleid<br />
tot grotere investeringen in het groen noch<br />
tot nieuwe vormen van fi nanciering. Een<br />
belangrijke bijdrage aan de discussie zijn de<br />
resultaten van de studie naar de baten van<br />
de parken in Philadelphia in 2008 (Tabel 2).<br />
Nog even los van de gevolgde werkwijze,<br />
maakt deze studie duidelijk dat de baten<br />
groter zijn dan de kosten. De onderzoekers<br />
becijferden dat iedere dollar die in de parken<br />
werd geïnvesteerd, 100 dollar opleverde.<br />
Tabel 2. Overzicht van de berekende economische<br />
baten per jaar van de parken in<br />
Philadelphia<br />
Thema Miljoen $<br />
Verbetering van de<br />
luchtkwaliteit<br />
2<br />
Hemelwatermanagement 6<br />
Toename woningwaarde 690<br />
Gebruik recreatie 1.000<br />
Gezondheid 69<br />
Toerisme 40<br />
Sociale cohesie 9<br />
Maar de resultaten verschaffen ook de argumenten<br />
waarom ondanks deze winstgevendheid<br />
van de parken er toch geen cent<br />
extra naar het groen gaat. Het probleem<br />
zit er namelijk in dat (1) een groot deel van<br />
54 November 2011 nr 7<br />
de baten niet terecht komt bij de investerende<br />
partij, meestal de gemeente. (2) dat de<br />
meeste baten niet gerelateerd zijn aan reële<br />
geldstromen en (3) dat niet wordt onderzocht<br />
welke partijen reëel baat hebben bij<br />
het groen. Wat moet een wethouder<br />
die verantwoordelijk is voor<br />
het stedelijke groen, met een<br />
gezondheidsbaat die is berekend<br />
op basis van vermeden<br />
kosten? Zijn probleem<br />
wordt hierdoor niet opgelost.<br />
Dit probleem is namelijk<br />
dat aan de debetzijde van<br />
de groene begroting er miljoenen<br />
geboekt staan, maar dat aan de creditzijde<br />
geen enkel bedrag is ingevuld. Stedelijk<br />
groen kost dus alleen maar geld alsof er<br />
geen baten tegenover staan. Gelijkertijd<br />
is dat groen qua beheer en onderhoud ook<br />
nog eens veel duurder dan dat in het omringende<br />
landschap.<br />
‘Maar liefst<br />
60% van de<br />
gemeenten<br />
bezuinigt op<br />
groen’<br />
Economische studies zouden er juist op<br />
gericht moeten zijn om dit bestuurlijke probleem<br />
op te lossen. Kosten en baten moeten<br />
met elkaar worden verknoopt en in<br />
één vehikel worden gevangen. Pas als dit<br />
gebeurt kunnen bestuurders juiste<br />
beslissingen nemen op basis van<br />
feitelijke informatie en kunnen<br />
zij baathebbende partijen<br />
aanspreken op hun<br />
verantwoordelijkheden.<br />
Dan wordt de economie<br />
voor de stad wat de ecologie<br />
is voor de <strong>natuur</strong>. Het gaat om<br />
het sluiten van kringlopen inclusief<br />
de sluiting van de kringloop van<br />
het geld. Daarbij is het geld <strong>natuur</strong>lijk geenszins<br />
zaligmakend. Het gaat er uiteindelijk<br />
om dat de kwaliteit van het stedelijke groen<br />
op zo'n hoog niveau blijft dat dit groen de zo<br />
noodzakelijke baten kan leveren ten gunste<br />
van de kwaliteit van de leefomgeving.
Dak- en gevelgroen<br />
Een typisch stedelijk fenomeen is <strong>natuur</strong>lijk<br />
dak- en gevelgroen. Beide typen groen<br />
zitten in de lift en dan vooral dakgroen.<br />
Veel Nederlandse gemeenten beschikken<br />
over subsidieregelingen om de aanleg<br />
van dakgroen te stimuleren. De gemeente<br />
Rotterdam heeft als doel dat in 2030 minimaal<br />
800.000 vierkante meter groendak<br />
is gerealiseerd. Op basis van de subsidieregeling<br />
die nu van kracht is, subsidieert<br />
de gemeente € 25,00 per vierkante meter<br />
dakgroen en het lokale waterschap als<br />
baathebbende partij nog eens € 5,00. En de<br />
<strong>natuur</strong> en biodiversiteit varen hier wel bij.<br />
Recent heeft de gemeente Antwerpen de<br />
aanleg van dakgroen bij nieuwbouw zelfs<br />
verplicht gesteld. Te weinig fysieke ruimte<br />
kan voor de Nederlandse situatie geen argument<br />
zijn. De voorraad aan platte daken<br />
in ons land is circa 280 miljoen vierkante<br />
meter. Jaarlijks wordt 20 miljoen vierkante<br />
meter nieuw (?) dakoppervlak bedekt. Hier is<br />
dus veel winst te halen.<br />
Het zijn de baten die de drijvende kracht<br />
vormen achter deze toch vrij nieuwe<br />
ontwikkeling. Deze baten zijn zowel milieutechnisch<br />
als economisch van aard en<br />
gelden de gebouweigenaar, de gemeente<br />
en andere partijen die aanwijsbaar voordeel<br />
hebben van de aanleg van groendaken.<br />
Groendaken dempen de temperatuurstijging<br />
in de stad en het Urban Heat<br />
Island-effect, leiden tot een verminderde<br />
energiebehoefte van gebouwen en zorgen<br />
er voor dat 50% of meer van het hemelwater<br />
niet meer afstroomt richting riool.<br />
Tijdens piekregens die in frequentie zullen<br />
toenemen als gevolg van de klimaatverandering,<br />
staan straten momenteel snel<br />
onder water, treedt er veel schade op aan<br />
gebouwen en moeten rioolwaterzuiveringsinstallaties<br />
op volle kracht draaien om alle<br />
aanvoer te kunnen verwerken en zuiveren.<br />
Waterschappen zijn dan ook een baathebbende<br />
partij als het gaat om de aanleg van<br />
groendaken.<br />
De opgave<br />
De opgave is helder. Vanwege het grote scala<br />
aan baten voor de kwaliteit van de leefom-<br />
geving moet goed en functioneel groen in<br />
stand worden gehouden en moet het areaal<br />
toenemen zonder dat dit alleen ten laste<br />
komt van de gemeente. We zullen er aan<br />
moeten wennen dat openbaar groen niet<br />
alleen een zorg is voor de gemeente maar<br />
voor alle partijen die baat hebben bij dit<br />
groen. Dit is vooral van belang om continuiteit<br />
te scheppen naar de toekomst toe zowel<br />
in termen van beheer en onderhoud als in<br />
termen van fi nanciering.<br />
Het stedelijke groen is niet alleen slachtoffer,<br />
zij is ook partner bij de oplossing van<br />
milieuproblemen. Het groenbeleid<br />
van de stad zal zich niet<br />
meer kunnen verlaten op<br />
uitsluitend de instandhouding<br />
van de beeldkwaliteit.<br />
Management van de<br />
baten van groen moet leidend<br />
worden bij de opstelling<br />
van de groenbeleidsplannen. De<br />
groene beleidsmedewerkers moeten in<br />
discussie treden met alle collega’s die zich<br />
bezig houden met de kwaliteit van de openbare<br />
ruimte, én vice versa. Om alle functies<br />
duurzaam te kunnen vervullen is kwalitatief<br />
goed groen nodig dat bovendien vanaf<br />
het begin van een infrastructureel project<br />
functioneel moet zijn. Dit betekent dat het<br />
groen een integraal onderdeel is van elk<br />
projectplan. Hiertoe moet de ontwikkeling<br />
van nieuwe instrumenten met kracht worden<br />
voortgezet waarin de toepassing van<br />
de baten van het stedelijke groen centraal<br />
staan.<br />
Tegen deze achtergrond zal een verschui-<br />
‘Natuur en de<br />
bio diversiteit in<br />
de stad nemen<br />
toe’<br />
ving moeten worden ingezet van arrangementen<br />
waarbij de vervuiler betaalt,<br />
naar arrangementen waarbij de gebruiker<br />
betaalt als direct baathebbende van een<br />
door groen verbeterd milieu. Maatwerk<br />
en gericht economisch onderzoek zullen<br />
hierbij centraal staan. Belangrijk is dat in<br />
de toekomst het geld meer wordt teruggesluisd<br />
naar onderhoud en beheer. Een duurzame<br />
economie waarin we de wereld beter<br />
achterlaten voor onze kinderen, betekent<br />
dat we ook het groen in de stad duurzaam<br />
fi nancieren.<br />
Het zijn vooral de burgers die<br />
profi jt hebben, en dus een<br />
eigen verantwoordelijkheid<br />
dragen. Participatie in het<br />
onderhoud gebeurt al in<br />
veel steden. Als je alle tuinen<br />
in Nederland bij elkaar<br />
zou optellen, kom je uit op een<br />
gebied dat tien keer zo groot is als<br />
Het Nationale Park De Hoge Veluwe.<br />
Meer leven in de eigen tuin met planten<br />
en bomen als basis maakt zowel steden als<br />
dorpen stukken aantrekkelijker voor mensen,<br />
dieren en planten. Deze tuinen kunnen<br />
een grote bijdrage leveren voor maatschappelijke<br />
opgaven met betrekking tot thema’s<br />
als waterretentie en energiebesparing. De<br />
<strong>natuur</strong> en de biodiversiteit in de stad nemen<br />
toe. En als we het dan toch hebben over<br />
duurzaamheid, een positieve eigenschap<br />
van het groen is dat het met de jaren alleen<br />
maar meer baten genereert.<br />
Fred Tonneijck<br />
November 2011 nr 7<br />
55
56 November 2011 nr 7<br />
Foto: Arcadis
Waterberging resulteert<br />
in dakgroen<br />
Waterstad Rotterdam kampt bij heftige<br />
regenval met een afvoerprobleem.<br />
Opmerkelijk genoeg ligt een belangrijk deel<br />
van de oplossing op dakniveau. De aanpak<br />
is een opsteker voor de stedelijke <strong>natuur</strong>.<br />
Water vormt een wezenlijk onderdeel van<br />
Rotterdam en speelt een rol bij de verdere<br />
ontwikkeling van de stad: als stedelijk<br />
decor, maar ook als fysieke randvoorwaarde.<br />
Door verandering van het klimaat kan er in<br />
korte tijd veel regen vallen. Om dat water<br />
te verwerken is opvang en berging nodig.<br />
Regenwater wordt in Rotterdam meestal<br />
samen met het afvalwater afgevoerd via het<br />
rioolstelsel naar de zuiveringsinstallaties.<br />
Als het hard en langdurig regent, loopt het<br />
afvoersysteem vol en wordt het overtollige<br />
water naar omliggende singels en sloten<br />
afgevoerd.<br />
Innovatieve oplossing<br />
Het rioolstelsel kan maximaal 20.000 m3 water bergen in het stadscentrum. In<br />
2008 was er al een bergingstekort van<br />
circa 40.000 m3 in het centrum en in heel<br />
Rotterdam 500.000 m3 . Er is minimaal 80<br />
hectare aan extra plassen en singels nodig<br />
om dat tekort in open water op te vangen.<br />
Dat dit lastig is in een dichtstedelijke omgeving,<br />
zal duidelijk zijn. Om daar een mouw<br />
aan te passen is het stimuleren van de aanleg<br />
van groene daken als één van de innovatieve<br />
oplossingen naar voren gekomen.<br />
Bij een groen dak verdampt een deel van<br />
het opgevangen regenwater. Daarnaast<br />
houdt de beplanting het water gedurende<br />
enige tijd vast, waardoor er per saldo minder<br />
water het riool instroomt en in een langzamer<br />
tempo. Hierdoor treedt een beperking<br />
van het overstortvolume op en vermindert<br />
ook de afvoer naar de zuiveringsinstallatie.<br />
Daarnaast verwacht de gemeente van<br />
groene daken een aantal positieve<br />
neveneffecten, zoals een verbetering<br />
van de luchtkwaliteit,<br />
minder stookkosten<br />
en CO2-uitstoot en een<br />
betere geluidisolatie van<br />
woningen.<br />
Bijdrage aan<br />
wateropgave<br />
Om de effecten en het rendement van<br />
groene daken nader te belichten, heeft<br />
ARCADIS in opdracht van Gemeentewerken<br />
Rotterdam een maatschappelijke kosten- en<br />
batenanalyse (MKBA) uitgevoerd. Uit deze<br />
analyse blijkt dat waterretentie één van<br />
belangrijkste batenposten is. De bijdrage<br />
van groene daken aan de wateropgave in het<br />
dichtstedelijk deel van Rotterdam varieert<br />
tussen gemiddeld 4% en 19%. Voor stadsdelen<br />
met een naar verhouding beperkte wateropgave<br />
(Delfshaven en Kralingen-Crooswijk)<br />
zouden groene daken echter een aanmerkelijk<br />
grotere bijdrage kunnen leveren. Ook<br />
voor de bedrijventerreinen is de bijdrage naar<br />
verhouding groot (tot 50%). Voor de minder<br />
dichtbebouwde stedelijke gebieden en het<br />
buitengebied is het effect beperkter.<br />
Aanbevelingen<br />
De resultaten van de MKBA bieden voldoende<br />
perspectief om een verdere uitbouw van<br />
groene daken in Rotterdam te ondersteunen.<br />
‘Waterretentie<br />
blijkt<br />
belangrijke<br />
batenpost’<br />
Jeroen Klooster (010-2532184,<br />
jeroen.klooster@arcadis.<br />
nl) is werkzaam bij ARCADIS<br />
Nederland BV<br />
Zeker als begonnen wordt met het dichtstedelijke<br />
deel van de stad; hier ligt immers het<br />
grootste potentieel vergroenbaar dakoppervlak.<br />
Vervolgens kan het programma worden<br />
uitgerold naar de rest van de gemeente.<br />
Om voortvarend aan de slag te gaan zijn<br />
goede afspraken nodig met de<br />
woningcorporaties om bij renovatie<br />
en nieuwbouw over te<br />
stappen op ‘groene daken’.<br />
Soortgelijke afspraken zijn<br />
nodig met het parkmanagement<br />
voor de aanleg van<br />
groene daken bij herstructurering<br />
van bedrijventerreinen.<br />
Interne afstemming binnen de<br />
gemeente is eveneens belangrijk. Gezien<br />
het grote volume is het verder aan te raden<br />
om, als onderdeel van een structureel<br />
stimuleringsprogramma, afspraken met de<br />
branche te maken over aanlegkosten en leveringsvoorwaarden<br />
(bijvoorbeeld een minimale<br />
gegarandeerde levensduur). Hierdoor<br />
kan het rendement van de investering<br />
toenemen.<br />
Stimuleringspremie<br />
De gemeente Rotterdam heeft samen met<br />
de waterschappen kort na het verschijnen<br />
van de studie een stimuleringspremie ingesteld<br />
op de aanleg van groene daken van<br />
€ 30 per m2 voor daken vanaf 10 m2 . Het is<br />
aan te raden om via een monitorprogramma<br />
de realisatie en effecten van groene daken<br />
adequaat te volgen en, afhankelijk van de<br />
resultaten, de hoogte van de stimuleringspremie<br />
te evalueren.<br />
Jeroen Klooster<br />
November 2011 nr 7<br />
57
De mythe van<br />
de stadsrand<br />
Ooit is de stad veroverd op de<br />
<strong>natuur</strong>. Nu wordt <strong>natuur</strong><br />
bedreigd en moet ze beschermd<br />
worden tegen de stad. Deze<br />
noodkreet komt overigens juist<br />
uit het hart van stedelingen.<br />
Natuur is een stedelijke uitvin-<br />
ding. Boeren hebben het niet<br />
bedacht. En houdt de <strong>natuur</strong> op<br />
bij de rand? Mythen en misver-<br />
standen regeren. Wat is er aan<br />
de stadsrand aan de hand?<br />
Een tekening van Stefan Verwey vat het<br />
kernachtig samen: Herten komen uit het bos<br />
gerend, zien de stad opdoemen als een muur<br />
van hoge fl atgebouwen, schrikken zich<br />
wild en vluchten halsoverkop terug het bos<br />
in. Natuur begint waar de stad ophoudt en<br />
waar de stad begint, eindigt de <strong>natuur</strong>. Deze<br />
mythe van de stadsrand is hardnekkig en<br />
diep geworteld. Maar <strong>natuur</strong> houdt niet op<br />
bij de rand. De stadsecologen die in de afgelopen<br />
twintig jaar in veel steden aan het<br />
werk gingen, hebben het nog eens bevestigd:<br />
de biodiversiteit in stedelijke gebieden<br />
is hoog, vaak zelfs veel hoger dan in de<br />
landelijke gebieden. Dat is ook niet verwonderlijk,<br />
want de stadsbewoners willen variatie<br />
en de stad biedt die ook. Naar de stadsrand<br />
toe wordt die variatie vaak groter en<br />
blijkt die rand niet een scherpe grens, maar<br />
een brede vaak wat rommelige zone met<br />
58 November 2011 nr 7<br />
veel kansen voor de spontane planten en<br />
dierenwereld.<br />
Productiegroei<br />
Aan de buitenkant van de stadsrand ligt<br />
dat anders. Daar begint niet de <strong>natuur</strong><br />
maar het land waar boeren maximale<br />
productie moeten halen uit elke vierkante<br />
meter. Terwijl in de stad randen een levensbehoefte<br />
vormen, worden ze buiten de<br />
stad opgeruimd. Houtwallen, bomenrijen,<br />
sloten en rijk begroeide oevers verdwijnen.<br />
Productiegroei vraagt om nivellering van<br />
het landschap. Daarbij lopen zelfs de koeien<br />
maar in de weg; ze maken het<br />
land oneffen en verspreiden<br />
hun mest ongelijkmatig en<br />
dat beperkt de grasproductie.<br />
Het is effi ciënter<br />
om gras naar de koeien te<br />
brengen dan koeien naar<br />
het gras. De moderne boer<br />
houdt ze binnen, tot verontwaardiging<br />
van veel stedelingen.<br />
Enkele jaren geleden plaatste<br />
landschapsarchitect Adriaan Geuze langs<br />
een aantal snelwegen acht meter hoge<br />
opblaaskoeien als machteloos protest tegen<br />
het verdwijnen van de koe uit de wei.<br />
Patstelling<br />
‘Voor<br />
productiegroei<br />
lopen zelfs de<br />
koeien<br />
in de weg’<br />
De mythe van de <strong>natuur</strong> die buiten de rand<br />
van de stad begint, is een romantische<br />
droom. Over de wildernis, maar de meeste<br />
<strong>natuur</strong> is geen wildernis. En ook over de<br />
koe, over arcadia, over het oerbeeld van<br />
het boerenlandschap, maar boeren produceren<br />
dat niet meer. Zelfs als ze het zouden<br />
willen, hebben ze weinig keus. Zij staan<br />
tussen de kritiek van de <strong>natuur</strong>- en milieubeweging<br />
en de hete adem van de markt.<br />
Zij zien de supermarkten als de oorzaak<br />
van de lage melkprijzen die hun dwingen<br />
om meer te produceren tegen lagere kosten.<br />
De supermarkten beroepen zich weer op de<br />
consument die niet meer voor zijn voedsel<br />
wil betalen. En is die consument niet<br />
dezelfde stadsbewoner die klaagt over het<br />
verdwijnen van de <strong>natuur</strong>?<br />
Wijken voor EHS<br />
Terug naar de stadsrand zelf. Het afgelopen<br />
voorjaar kwamen we op onze wandeling<br />
door de stadrand van Amsterdam<br />
bij een paar oude woonschepen<br />
langs een dijk waar het fl uitenkruid<br />
volop in bloei stond. Het<br />
was een beetje rommelig met<br />
veel ruig struikgewas en riet.<br />
Bewoners vertelden enthousiast<br />
over vossen en snoeken.<br />
Maar, zeiden ze, we moeten<br />
weg want hier komt de Ecologische<br />
Hoofdstructuur. Met de beste bedoelingen<br />
is het <strong>natuur</strong>beleid steeds hogere eisen<br />
gaan stellen. Politiek wordt dit beleid afgerekend<br />
op het aantal aangekochte hectares<br />
en binnen die hectares wordt het <strong>natuur</strong>beheer<br />
rationeel en effi ciënt aangepakt. Eerst<br />
zijn er 132 <strong>natuur</strong>doeltypen opgesteld en<br />
vervolgens is de systematiek van doeltypen<br />
en doelsoorten verder verfi jnd. Die doelen<br />
moeten bereikt worden en dat gaat niet<br />
vanzelf, dat vraagt om beheer.<br />
Er bestaat niet alleen een romantische<br />
maar ook een rationele droom: <strong>natuur</strong> is<br />
maakbaar. God in de hemel, maar ook wijze
Sybrand Tjallingii (s.tjallingii@gmail.com) is stedebouwkundige<br />
met een landschapsecologische achtergrond. Hij was<br />
tot zijn pensioen in 2006 universitair hoofddocent aan de<br />
faculteit Bouwkunde TU Delft.<br />
mensen uit de dagelijkse praktijk zullen<br />
hun hoofd schudden over zoveel arrogantie,<br />
maar de beleidspraktijk vraagt om afrekenen.<br />
Dit maakt <strong>natuur</strong> wel erg duur en de<br />
kwetsbaarheid van dit beleid wordt op een<br />
pijnlijke wijze duidelijk gemaakt door de<br />
huidige bezuinigingen. De staatssecretaris<br />
wil <strong>natuur</strong> laten beheren door boeren. Maar<br />
zowel de huidige <strong>natuur</strong>doelen als het dominante,<br />
op productie voor de wereldmarkt<br />
gerichte landbouwmodel maken dat een<br />
onmogelijke opgave. Er blijft een spanning<br />
tussen <strong>natuur</strong>beheer en boerenproductie.<br />
Wageningse <strong>natuur</strong>onderzoekers roepen al<br />
heel lang dat agrarisch <strong>natuur</strong>beheer niet<br />
werkt. Als de doelsoorten voorop staan, kan<br />
het beheer effi ciënter.<br />
Object of proces?<br />
Zijn er kansen om uit de houdgreep van deze<br />
dilemma’s te raken? En kan de stadsrand<br />
daarin een rol spelen? De <strong>natuur</strong> die wij zien<br />
is voor een groot deel mensenwerk, maar<br />
ontstaat wel door werken met <strong>natuur</strong>lijke<br />
processen. Ons denken over <strong>natuur</strong> is sterk<br />
verbonden met <strong>natuur</strong> als object, met gebie-<br />
den en soorten. Maar stel dat we beginnen<br />
met <strong>natuur</strong> als proces. Ook in de stad valt<br />
regen, schijnt de zon, waait de wind en<br />
groeien bomen. Of we het leuk vinden<br />
of niet: de stad is deel van<br />
de <strong>natuur</strong> en stedelijke systemen<br />
zijn ook ecosystemen.<br />
Waterbeheer is een goed<br />
voorbeeld. De stadsrand biedt<br />
mogelijkheden voor waterberging<br />
die noch in de stad noch<br />
in landbouwgebieden aanwezig<br />
zijn. Nu heeft <strong>natuur</strong> vaak water<br />
nodig in droge zomers. Dat komt omdat we<br />
de doeltypen en -soorten voorop stellen. Als<br />
het proces voorop staat, kan <strong>natuur</strong> water<br />
leveren en de daarbij passende planten- en<br />
dierenwereld is het resultaat. Dat hoeft niet<br />
in elk <strong>natuur</strong>gebied, maar in de stadsrand<br />
kan het een belangrijke strategie zijn.<br />
<strong>Kansrijke</strong> combinaties<br />
Hier liggen de kansrijke combinaties. Ook<br />
stadslandbouw laat zien dat er in de rand<br />
kansen liggen die ontbreken in de meeste<br />
landelijke gebieden. Zonder andere bedrijfs-<br />
modellen, die een bestaan bieden aan boeren<br />
op een multifunctioneel bedrijf, is er<br />
geen toekomst voor boeren<strong>natuur</strong>, niet<br />
voor de boeren en niet voor de<br />
<strong>natuur</strong>. De stadsrand kan<br />
een laboratorium vormen<br />
voor het ontwikkelen van<br />
dergelijke toekomstmodellen.<br />
Om deze kansen te<br />
benutten, moeten zowel<br />
het landbouwbeleid als het<br />
<strong>natuur</strong>beleid als het waterbeleid<br />
uit hun sectorale kokers kruipen<br />
en nieuwe wegen zoeken. Dat geldt ook<br />
voor het ruimtelijke ordeningsbeleid met<br />
zijn rode contouren, de scherpe grenzen die<br />
de stad moeten tegenhouden. Nu het Rijk<br />
de taken doorschuift naar de provincies is<br />
het een goed moment om opnieuw naar de<br />
instrumenten te kijken. Volbouwen tot aan<br />
de harde grens van de rode contour doet<br />
geen recht aan de kansen van een brede<br />
stadsrand.<br />
‘Stadsrand<br />
als laboratorium<br />
voor nieuwe<br />
ontwikkelingen’<br />
Sybrand Tjallingii<br />
November 2011 nr 7<br />
59
Ik houd van bomen, en ik niet alleen. Uit de dagboekjes die<br />
Nijmegenaren in 2009 bijhielden bleek dat mensen voor<br />
een wandeling in de eigen buurt juist rustige en groene<br />
straten kiezen. Gebouwen staan, hoe mooi of lelijk ook, er<br />
altijd onveranderd bij, maar bomen bewegen, maken geluid<br />
en veranderen afhankelijk van de seizoenen. Hoe zou je<br />
zonder <strong>natuur</strong> weten in welke jaargetijde je leeft? Parkjes<br />
en bomen zorgen voor dynamiek in de stad. Maar behalve<br />
warme gevoelens, levert groen in de stad niet veel op voor de<br />
gemeente. In tijden van geldgebrek, en wanneer is dat er nou<br />
niet, is de verleiding dan ook groot om de grond waarop het<br />
groen staat te gelde te maken. Grond rendeert immers beter<br />
als er een gebouw op staat. Het zal niet verbazen dat omwonenden<br />
zich keren tegen zo’n achteruitgang en ze hebben<br />
opvallend vaak succes, met name in de al rijker met groen<br />
bedeelde buurten. Bij de minder mondigen gaat het mis.<br />
Mijn ouders wonen, hoogbejaard als ze intussen zijn, in een<br />
servicefl at. Zij zijn slecht ter been en moeten het vooral<br />
hebben van het uitzicht op groen. Maar wat wil nu het geval?<br />
Ook de beheerders van het grote complex waarin mijn<br />
ouders wonen, zien de waarde van de grond. Daarom halen<br />
ze de bomen weg en bouwen er nog een complex bij en veran-<br />
60 November 2011 nr 7<br />
Mooier leven<br />
dert het groene uitzicht van mijn ouders drastisch. Van<br />
tachtigjarigen kun je niet verwachten dat ze in actie komen,<br />
en zeker niet tegen hun eigen huisbaas. Deze verdichting<br />
van de woonomgeving van hoogbejaarden gaat dus gewoon<br />
door, ook in andere steden. Dat je bij bejaardenwoningen<br />
nog beter na moet denken over het uitzicht, lijkt nog niet<br />
doorgedrongen.<br />
Kinderen die opgroeien in een fl at kampen met hetzelfde<br />
probleem. Zij hebben het groen niet nodig om naar te<br />
kijken, maar om in te spelen. Vooral in door beleidsmakers<br />
‘vergeten’ stukjes groen, die spelen het fi jnst. Maar ook<br />
hier geldt, het groen moet wel dichtbij huis zijn. Ook hun<br />
belangen moeten behartigd worden door ambtenaren en<br />
bestuurders die verder kijken.<br />
Groen dichtbij maakt het leven mooier in alle levensfasen.<br />
Voor de groene wijken wordt al gevochten, nu nog een goede<br />
aanpak voor het recht op groen voor wie niet de barricaden<br />
op kan.<br />
Marga Jacobs,<br />
voorzitter van de vereniging Leefmilieu
Investeren in<br />
kwantiteit en kwaliteit<br />
Sommige wijken van onze vier grote steden moeten het praktisch<br />
zonder groen doen. De perspectieven op verbetering zijn slecht,<br />
omdat budgetten onder druk staan en er binnenstedelijk wordt<br />
bijgebouwd. Om toch de kwantiteit en de kwaliteit van het groen te<br />
verbeteren moeten gemeenten meer inzetten op burgerparticipatie,<br />
samenwerking met bedrijfsleven en sociale diensten. Plus meer func-<br />
ties toevoegen aan het groen.<br />
Het beleid van rijksoverheid en gemeenten<br />
is er op gericht om meer groen in de leefomgeving<br />
te realiseren. Niet alleen omdat<br />
dit goed is voor het vestigingsklimaat en<br />
de gezondheid, maar ook uit het oogpunt<br />
van klimaatadaptatie. Voor de hoeveelheid<br />
groen bestaat geen harde norm, maar<br />
wel een richtwaarde van 75 m2 groen per<br />
woning (Nota ruimte, 2006). In de verstedelijkingsafspraken<br />
tussen VROM en provincies<br />
is aan deze norm blauw toegevoegd,<br />
omdat water eveneens een positieve invloed<br />
heeft op de leefomgevingskwaliteit.<br />
Beoordeling<br />
Bij de beoordeling van het groen in de stad<br />
voor een goed vestigingsklimaat is het opper-<br />
vlak groen en blauw per woning berekend<br />
dat zich binnen 500 meter rondom de woning<br />
bevindt. Hierbij wordt rekening gehouden<br />
met het aantal woningen waarmee het<br />
beschikbare groen moet worden gedeeld (PBL<br />
2010). Bij de berekening is gebruik gemaakt<br />
van de CBS Bodemstatistiek. In de vier grote<br />
steden blijken 80.000 woningen over minder<br />
dan 10 m2 groen/blauw te beschikken. Figuur<br />
1 laat zien dat deze woningen zich vooral in<br />
de centra van de grote steden bevinden. Circa<br />
400.000 woningen in de vier grote steden<br />
hebben minder dan 50 m2 groen/blauw per<br />
woning.<br />
Voor de beoordeling van het groen voor<br />
klimaatadaptatie is het percentage groenoppervlak<br />
berekend. Hierbij is gebruik<br />
Piet Lagas (030-2742237, piet.lagas@<br />
pbl.nl) en Jos Diederiks zijn beiden<br />
werkzaam bij het Planbureau voor<br />
de Leefomgeving.<br />
gemaakt van de Top10vectorkaart waarbij,<br />
in tegenstelling tot de CBS Bodemstatistiek,<br />
ook oppervlakten groen kleiner dan 1 ha zijn<br />
meegenomen. Hoewel particulier groen en<br />
groen van straatbomen ook een rol spelen,<br />
is dat niet meegerekend omdat daarover<br />
onvoldoende gegevens beschikbaar zijn.<br />
Bij de 31 grootste gemeenten van Nederland<br />
is, gemiddeld over de gehele gemeente,<br />
13–21% van het oppervlak groen (het totaal<br />
van openbaar, semi-openbaar en agrarisch<br />
groen) Tussen de verschillende buurten en<br />
wijken zijn echter grote verschillen waarneembaar.<br />
Zo blijkt in de centra van de grote<br />
steden vaak minder dan 5% van het oppervlak<br />
groen te zijn. Hoewel niet meer dan<br />
een kwart van het gemeentelijk oppervlak<br />
minder dan 10% groen bezit, woont daar<br />
ongeveer de helft van de inwoners van de<br />
vier grote steden.<br />
Uit ander onderzoek blijkt dat in buurten<br />
met een laag percentage groen de opper-<br />
November 2011 nr 7<br />
Foto: PBL<br />
61
Hittekaart<br />
Rotterdam<br />
25 o<br />
33 o<br />
vlaktetemperaturen het hoogst oplopen<br />
door het hitte-eilandeffect (TNO, 2010). Er<br />
bestaat een signifi cante correlatie tussen<br />
het percentage groen per oppervlakteeenheid<br />
en de temperatuur op warme dagen<br />
in de woonwijk. Figuur 2 laat zien dat de<br />
hoogste temperaturen voorkomen juist in<br />
wijken met weinig groen.<br />
Perspectieven<br />
24 o<br />
27 o<br />
31 o<br />
26 o<br />
De vier grootste gemeenten hebben groenbeleidsplannen<br />
opgesteld. Globaal richten<br />
deze plannen zich op drie aspecten. Meer<br />
groen, kwalitatieve verbetering van het<br />
groen en betere verbindingen naar het<br />
groen. Daarnaast wordt voor klimaatadaptatie<br />
ingezet op meer bomen in de<br />
straat en meer groene daken en gevels.<br />
Bezuinigingen staan uitvoering van deze<br />
voornemens echter ernstig in de weg. Zo is<br />
62 November 2011 nr 7<br />
30 o<br />
21 o<br />
23 o<br />
25 o<br />
0 5 10 km<br />
Figuur 1. De meeste<br />
wijken in het centra van<br />
de grote steden hebben<br />
minder dan 50 m 2 groen/<br />
blauw per woning ter<br />
beschikking.<br />
Figuur 2. In wijken met<br />
weinig groen zijn de gemeten<br />
temperaturen op 15 warme<br />
dagen te Rotterdam hoger<br />
dan in wijken met relatief<br />
veel groen.<br />
het deelbudget voor groen in en om de stad<br />
in het kader van het Investeringsbudget<br />
Stedelijke Vernieuwing voor de periode<br />
2010-2014 vervallen. Alleen de<br />
gelden voor het verbeteren<br />
van het groen in de krachtwijken<br />
blijven bestaan. Ook de<br />
gelden voor Investeringbudget<br />
Landelijk Gebied, die oorspronkelijk<br />
golden voor 2007-2013,<br />
worden niet meer gegarandeerd.<br />
Met name de grote steden worden<br />
daardoor getroffen.<br />
Binnen gemeenten wordt eveneens fors<br />
bezuinigd op onderhoud en beheer van het<br />
openbaar groen. De gemeente Amsterdam<br />
vermindert het budget voor groen met<br />
19% in 2011, Den Haag met 14% en alle<br />
gemeenten in Nederland met 9% in 2011 en<br />
10% in 2012. Een van de gevolgen van deze<br />
bezuiniging is dat de positieve uitstraling<br />
van groen kan omslaan in een negatieve<br />
uitstraling omdat door slecht onderhoud een<br />
gevoel van onveiligheid kan ontstaan. Een<br />
dergelijk proces heeft reeds plaatsgevonden<br />
in de westelijk tuinwijken in Amsterdam.<br />
Verder staat de ontwikkeling van groen<br />
in de stad onder druk door de beleidsopgave<br />
om meer binnenstedelijk te bouwen.<br />
Daardoor is er minder ruimte voor groen,<br />
en voor bomen geldt dat er zowel boven de<br />
grond als onder de grond minder ruimte is<br />
in verband met leidingen etc.<br />
Oplossingsrichtingen<br />
Bewonersinitiatieven en bewonersparticipatie<br />
kunnen oplossingen bieden. Samen<br />
werken aan groen werkt vaak heel goed<br />
voor onder meer sociale cohesie binnen<br />
een wijk. Daarnaast is het van belang om<br />
waarde toe te voegen aan het groen door<br />
het plaatsen van bankjes, het inrichten van<br />
speeltuinen, het realiseren van kijkgroen<br />
etc. Verder is het van belang om bedrijven<br />
een rol te geven; zij willen graag meewerken<br />
aan het groen rondom hun terrein omdat<br />
dat een positieve uitstraling heeft voor hun<br />
onderneming. Ook sociale diensten van<br />
gemeenten worden vaak ingeschakeld bij<br />
beheer van groen.<br />
Vaak moeten desondanks prioriteiten worden<br />
gesteld. Belangrijk in dit licht is dat in<br />
Rotterdam uit enquêtes bleek, dat mensen<br />
dan liever zien dat er geld wordt besteed<br />
aan buurtgroen dan aan recreatiegroen<br />
op grotere afstand<br />
van de woning. Als wordt<br />
ingezet op meer openbaar<br />
groen, meer straatbomen<br />
en meer groene<br />
daken en gevels verbetert<br />
het stedelijke leefklimaat<br />
en is de omgeving<br />
beter bestand tegen gevolgen<br />
van klimaatverandering. Bovendien<br />
kan investeren in groen economisch interessant<br />
zijn door onder meer besparing op<br />
zorgkosten, energiekosten en toename van<br />
prijzen van woningen.<br />
‘Bewonersinitiatieven<br />
kunnen<br />
oplossingen<br />
bieden’<br />
Piet Lagas en Jos Diederiks
SAMEN IN DE TUIN<br />
Goed ingerichte tuinen zijn<br />
belangrijk voor de <strong>natuur</strong><br />
in de stad. Tegelijkertijd<br />
kunnen ze stadsbewoners<br />
met elkaar verbinden. Het<br />
komt in veel steden voor<br />
dat groepjes bewoners<br />
een tuin delen, of dat men<br />
meehelpt in schooltuinen.<br />
Een tweetal initiatieven<br />
in Den Haag laat zien hoe<br />
tuinen mensen kunnen<br />
verbinden.<br />
De sla staat in keurige rijtjes en de jonge<br />
perenboom draagt al vruchten in de<br />
Generatietuin bij woon- en zorgcentrum<br />
Huize Royal in Den Haag. Elke dinsdagmiddag<br />
komen hier kinderen van de buitenschoolse<br />
opvang (BSO) in de tuin werken,<br />
bijgestaan door de bewoners van Royal.<br />
"Onze bewoners hebben vooral een adviserende<br />
rol", typeert activiteitenbegeleider<br />
Mary van Garderen de rolverdeling. De tuin,<br />
in april 2010 aangelegd op initiatief van het<br />
ministerie van Landbouw, moet de stadsjeugd<br />
met de <strong>natuur</strong> in aanraking brengen.<br />
Omdat de tuin bij een woon- en zorgcentrum<br />
is aangelegd, brengt hij ook ouderen<br />
met jongeren in contact. Die samenwerking<br />
gaat inmiddels al verder dan de tuin, vertelt<br />
Van Garderen: "Vanmiddag wordt hier<br />
bijvoorbeeld een concertje gegeven door een<br />
paar leden van het Residentie-orkest, die een<br />
project doen met de BSO."<br />
Eetbaar Park<br />
Een paar kilometer verderop ligt het Eetbaar<br />
Park, een ecologische moestuin. De tuin<br />
ligt in het Zuiderpark, middenin een volks-<br />
Foto: Marieke Vos<br />
wijk met 40.000 inwoners. Het initiatief<br />
past in de manifestatie Foodprint, die de<br />
relatie tussen burgers, voeding en stad in<br />
beeld brengt. Permacultuur Centrum Den<br />
Haag legt de tuin aan. De wilde tuin, waar<br />
groenten en sierplanten door elkaar heen<br />
groeien, vormt een groot contrast met de<br />
naastgelegen school- en volkstuinen. Een<br />
deel is nog in aanleg: daar komt een terrasje<br />
waar bezoekers straks kruidenthee uit eigen<br />
tuin kunnen drinken. Het centrale paviljoentje<br />
is grotendeels klaar: een organisch<br />
uitziend gebouw met een plantendak. De<br />
tuin ligt met opzet op een plek waar veel<br />
interactie is: met de buurtbewoners, met<br />
de kinderen die in de naastliggende schooltuinen<br />
werken en met de volkstuinders aan<br />
de andere kant van het perceel.<br />
Samen doen<br />
Eetbaar Park laat zien hoe je voedsel kweekt<br />
in de stad; ook worden er workshops<br />
Marieke Vos (06-50974973,<br />
marieke@it-journalistiek.nl) is<br />
eigenaar van IT-journalistiek.<br />
gegeven. Een groep mensen werkt wekelijks<br />
in de tuin. "Er is veel contact, mensen<br />
uit de hele omgeving komen hier kijken of<br />
helpen", zegt Menno Swaak van Eetbaar<br />
Park. Het samen tuinieren betekent zowel<br />
in de Generatietuin als in Eetbaar Park veel<br />
afspraken en plannen maken. Zodat niet alle<br />
aardbeien door bewoners worden geoogst<br />
voordat de kinderen komen. Of om te voorkomen<br />
dat de door de ene groep gezaaide<br />
spinazie later door een andere groep wordt<br />
gewied. Woorden als 'tuinplan' en 'begeleiding'<br />
vallen vaak in het gesprek met<br />
Van Garderen en Swaak. Maar dat hoort<br />
bij het samen doen. Swaak: "De aanleg<br />
van zo'n tuin is een proces, net als leren<br />
samenwerken."<br />
Marieke Vos<br />
November 2011 nr 7<br />
63
KEUZES VOOR DE<br />
TOEKOMST<br />
Met de publicatie van de Natuurverkenning eind 2011 geeft<br />
het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een voorzet op<br />
de discussie over doelen van het <strong>natuur</strong>beleid op langere termijn.<br />
Centraal staan vier ‘kijkrichtingen’. Met dit palet aan keuzemogelijk-<br />
heden wil het Planbureau de huidige discussies over het Nederlandse<br />
<strong>natuur</strong>beleid stimuleren en structureren.<br />
Het <strong>natuur</strong>beleid dient van oorsprong meerdere<br />
doelen. Naast behoud van biodiversiteit<br />
wordt ook gewerkt aan duurzaam gebruik<br />
van <strong>natuur</strong> en het realiseren van draagvlak<br />
voor <strong>natuur</strong>(beleid). In de beleidsuitvoering<br />
hebben de laatste twee aspecten<br />
weinig aandacht gekregen. Sinds het<br />
verschijnen van het Natuurbeleidsplan in<br />
1990 ligt het zwaartepunt op het realiseren<br />
van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS),<br />
64 November 2011 nr 7<br />
een samenhangend netwerk van <strong>natuur</strong>gebieden.<br />
De laatste jaren gebeurde dit met<br />
bijzondere aandacht voor die gebieden die<br />
ook van belang zijn op Europese schaal; de<br />
Natura 2000-gebieden.<br />
Kijken naar de toekomst<br />
Voldoende redenen om die verschillende<br />
doelen eens expliciet onder ogen te<br />
zien. Het PBL onderscheidt vier visies op<br />
Tabel 1. De Natuurverkenning 2011 is een scenariostudie voor 2040. Hierin zijn vier kijkrichtingen<br />
ontwikkeld die elk uitgaan van een combinatie van een <strong>natuur</strong>visie en een maatschappelijke<br />
opgave.<br />
Petra van Egmond (petra.vanegmond@pbl.<br />
nl) en Rijk van Oostenbrugge (rijk.vanoostenbrugge@pbl.nl),<br />
zijn bij het Planbureau<br />
voor de Leefomgeving de projectleiders van<br />
de Natuurverkenning 2011.<br />
<strong>natuur</strong>(beleid), die elk in een maatschappelijke<br />
opgave zijn vertaald. Die visies en<br />
maatschappelijke opgaven zijn in de tabel<br />
met logo’s gekarakteriseerd:<br />
Natuur beschermt de biodiversiteit<br />
Vanuit de visie dat <strong>natuur</strong> een intrinsieke<br />
waarde heeft, is het tegengaan van het<br />
verlies aan biodiversiteit de maatschappelijke<br />
opgave in de kijkrichting ‘Vitale<br />
<strong>natuur</strong>’. Het is hierbij niet van belang of de<br />
beschermde biodiversiteit van nut is voor de<br />
mens. Het uitgangspunt bij deze kijkrichting<br />
is hetzelfde als voor de EHS, met dat verschil<br />
dat nu alleen de voor Nederland kenmerkende<br />
<strong>natuur</strong> is opgenomen die internationaal<br />
bijzonder is. Soorten en leefgebieden<br />
waarvoor Nederland binnen Europa minder<br />
belangrijk is, kunnen desnoods uit ons<br />
land verdwijnen. Bovendien wordt meer<br />
dan in de huidige EHS ruimte gegeven aan<br />
<strong>natuur</strong>lijke processen, zoals overstroming<br />
en verstuiving. Ook worden corridors gerealiseerd<br />
die de Nederlandse <strong>natuur</strong> verbinden<br />
met de <strong>natuur</strong> in omringende landen. Op<br />
deze wijze ontstaat <strong>natuur</strong> die bestand is<br />
tegen de effecten van klimaatverandering.<br />
Recreatie is mogelijk, maar komt duidelijk<br />
op de tweede plaats. De ruige omstandigheden<br />
en de soms slechte toegankelijkheid<br />
beperken het gebruik van de gebieden.<br />
Natuur zorgt voor een prettige<br />
leefomgeving<br />
De visie in de kijkrichting ‘Beleefbare <strong>natuur</strong>’<br />
is dat <strong>natuur</strong> een belangrijk onderdeel van<br />
de leefomgeving van de mens is. Natuur is<br />
van belang voor recreatie, ontspanning en<br />
beweging. De maatschappelijke opgave is<br />
de afstand tussen <strong>natuur</strong> en mens zo klein<br />
mogelijk te maken. Dit kan door het ontwikkelen<br />
van aantrekkelijk <strong>natuur</strong>gebied en<br />
agrarisch gebied in en rond steden. Inspelen
op de veranderende wensen van bewoners<br />
is een voorwaarde voor succes. De <strong>natuur</strong><br />
wordt letterlijk naar de mensen gebracht.<br />
Met deze kijkrichting kiest de Nederlandse<br />
samenleving voor een <strong>natuur</strong>beleid waarin<br />
de <strong>natuur</strong> er op de eerste plaats is om van te<br />
genieten. Alle <strong>natuur</strong>gebieden zijn volledig<br />
toegankelijk voor recreatief gebruik. Een<br />
uitgebreid netwerk van fi ets-, wandel-,<br />
ruiter en kanoroutes verbindt de <strong>natuur</strong>gebieden<br />
en het agrarische gebied rond de stad<br />
met de stad zelf. Voor <strong>natuur</strong>gebieden met<br />
een recreatieve functie die op wat grotere<br />
afstand van de stad liggen geldt dat inrichting<br />
en beheer sterker worden toegespitst<br />
op het recreatieve gebruik. Ook wordt geïnvesteerd<br />
in gebieden voor waterrecreatie. Bij<br />
de inrichting van de gebieden is het niet van<br />
belang de biodiversiteit zo groot mogelijk te<br />
maken, noch is het belangrijk dat soorten<br />
inheems zijn. Planten- en diersoorten die<br />
niet al te hoge eisen aan hun leefgebied<br />
stellen en zich niet al te snel door de mens<br />
laten verontrusten, ontwikkelen zich goed.<br />
Mens en <strong>natuur</strong> gaan overal prima<br />
samen<br />
De kijkrichting ‘Inpasbare <strong>natuur</strong>’ is geformuleerd<br />
vanuit de visie dat <strong>natuur</strong> wel<br />
belangrijk is, maar dat mens en economie<br />
belangrijker zijn: de groene omgeving biedt<br />
ruimte voor wonen en werken. De maatschappelijke<br />
opgave hierbij is het beperken<br />
van confl icten tussen <strong>natuur</strong> en economie.<br />
Natuurbeheerders stemmen hun doelen af<br />
op wat haalbaar en betaalbaar is, zonder<br />
de omgeving met beperkingen te confronteren.<br />
Het beschermen van soorten is niet<br />
van belang en dus hoeven er geen specifi eke<br />
milieumaatregelen genomen te worden.<br />
In de <strong>natuur</strong>gebieden kan worden gewoond<br />
en er zijn economische activiteiten – zoals<br />
horeca en energieproductie – mogelijk.<br />
Rondom <strong>natuur</strong>gebieden zullen ondernemers,<br />
zoals boeren, vissers, projectontwikkelaars<br />
of recreatiebedrijven niet gehinderd<br />
worden door de <strong>natuur</strong>wetgeving. Op<br />
plaatsen waar stukken grond niet gebruikt<br />
worden, bijvoorbeeld in regio’s waar de landbouw<br />
krimpt, zal tijdelijk <strong>natuur</strong> kunnen<br />
ontstaan. Dit zal vooral <strong>natuur</strong> zijn die tegen<br />
een stootje kan. Wanneer gebieden weer<br />
nodig zijn voor economische ontwikkeling,<br />
zal de schop de grond in gaan.<br />
Natuur voorziet de mens van<br />
essentiële levensbehoeften<br />
In ‘Functionele <strong>natuur</strong>’ de vierde en laatste<br />
visie, staat de afhankelijkheid van diensten<br />
die de <strong>natuur</strong> levert centraal. De<br />
<strong>natuur</strong> levert de maatschappij duurzame<br />
oplossingen voor alledaagse zaken die te<br />
verkiezen zijn boven technische oplossingen.<br />
Natuurlijke processen zuiveren lucht, water<br />
en bodem, vegetatie houdt afstromend<br />
water vast, <strong>natuur</strong>lijke duinen en kwelders<br />
bieden bescherming tegen overstromingen<br />
en ecosystemen leveren voedsel zoals vis.<br />
De maatschappelijke opgave die aansluit<br />
bij deze visie is het duurzame gebruik van<br />
<strong>natuur</strong>lijke hulpbronnen een plaats te geven<br />
en deze op waarde te schatten. Noodzakelijk<br />
hierbij is de groene en blauwe ruimte zo in<br />
te richten en te beheren dat de mens er optimaal<br />
van kan profi teren tot in lengte van<br />
jaren. Soorten die geen grote rol spelen in<br />
het ecosysteem hoeven niet per se behouden<br />
te worden.<br />
Werk in uitvoering<br />
Met de kijkrichtingen probeert het<br />
Planbureau de huidige discussies over de<br />
toekomst van de Nederlandse <strong>natuur</strong> en<br />
het <strong>natuur</strong>beleid te stimuleren en structureren.<br />
De komende Natuurverkenning, een<br />
vierjaarlijks wettelijk product, komt eind<br />
2011 uit. In het eindproduct zal onder meer<br />
aandacht worden besteed aan het combineren<br />
van kijkrichtingen en de voorwaarden<br />
die daarbij gelden. Een belangrijke stap is<br />
ook de vertaling naar de korte- en middellange<br />
termijn. Hoewel daarover nog niet zo<br />
veel kan worden gezegd, is al wel duidelijk<br />
dat het <strong>natuur</strong>beleid meer dan tot nu toe<br />
oog moet hebben voor coalities met andere<br />
sectoren. Zo kunnen bestaande relaties met<br />
de recreatie- en de landbouwsector diverser<br />
worden gemaakt en zijn er ook coalities<br />
denkbaar met onder meer de bouwwereld<br />
en de energiewereld.<br />
Petra van Egmond en Rijk van Oostenbrugge<br />
Informatie: www.<strong>natuur</strong>verkenning.nl<br />
November 2011 nr 7<br />
65
Wegen naar<br />
herstel<br />
biodiversiteit<br />
66 November 2011 nr 7<br />
Het behoud van biodiversiteit krijgt steeds meer aandacht.<br />
Een eerste essentiële stap in het vinden van oplossingen<br />
is het duiden van knelpunten die duurzaam behoud van<br />
soorten en ecosystemen in de weg staan. Vervolgens is het<br />
de uitdaging deze te vertalen in handelingsopties voor de<br />
korte en lange termijn.<br />
Foto: WUR
Bart de Knegt (bart.deknegt@wur.nl) is werkzaam als ecoloog bij Alterra en het<br />
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Willem van der Bilt en Arjen van Hinsberg zijn<br />
beiden werkzaam als ecologisch onderzoeker bij het PBL.<br />
Dankzij het gebruik van meetgegevens uit<br />
het veld en ecologische rekenmodellen is<br />
bekend wat de belangrijkste knelpunten<br />
voor duurzaam behoud van soorten zijn<br />
(fi guur 1). In totaal volstaan voor ruim 40%<br />
van de Nederlandse planten- en diersoorten<br />
de milieu- en ruimtecondities om behoud<br />
te garanderen. De grootste knelpunten voor<br />
de overige 60% zijn verdroging, vermesting<br />
en het tekort aan en de versnippering van<br />
geschikt leefgebied. Bijna tweederde van de<br />
soorten ondervindt twee of meer van deze<br />
knelpunten. Voor een aantal soorten worden<br />
bestaande knelpunten in de toekomst groter<br />
door bijvoorbeeld de effecten van klimaatverandering.<br />
Zo zullen de meeste soorten<br />
meer hinder ondervinden van de versnippering<br />
van de <strong>natuur</strong> door het opschuiven van<br />
klimaatzones en geschikte leefgebieden.<br />
Deze kennis biedt aangrijpingspunten om<br />
opties voor biodiversiteitbehoud te formuleren.<br />
Knelpunten kunnen worden opgelost<br />
met maatregelen binnen bestaande <strong>natuur</strong>gebieden,<br />
zoals de inrichting van gronden,<br />
effectgerichte maatregelen, interne omvorming<br />
van <strong>natuur</strong>typen en het treffen van<br />
hydrologische maatregelen. Maar ook<br />
buiten deze gebieden kunnen maatregelen<br />
worden genomen als het verlagen van emissies<br />
uit de landbouw en industrie, ontwikkeling<br />
van nieuwe <strong>natuur</strong> en verminderde<br />
grondwateronttrekking.<br />
Herijking EHS<br />
Er is momenteel volop discussie over de<br />
toekomst van het <strong>natuur</strong>beleid. In het<br />
regeerakkoord geeft het kabinet<br />
aan een herijkte EHS in 2018<br />
gerealiseerd te willen hebben<br />
en de rijksuitgaven voor<br />
<strong>natuur</strong> en landschap met<br />
tweederde te reduceren.<br />
Het PBL heeft, in samenwerking<br />
met Alterra, met<br />
de opgedane kennis over<br />
maatregelen en hun impact, een<br />
aantal varianten voor 2018 doorgerekend<br />
op de effecten voor <strong>natuur</strong> en de realisatie<br />
van internationale biodiversiteitsdoelen.<br />
De belangrijkste conclusie is dat de bezuinigingen<br />
zullen leiden tot een verdere<br />
verslechtering van de <strong>natuur</strong>kwaliteit en de<br />
leefomstandigheden van planten- en diersoorten.<br />
De binnen de Europese Unie afgesproken<br />
verplichtingen wat betreft Natura<br />
2000 en de CBD raken hierdoor verder uit<br />
zicht.<br />
Figuur 1. Bijna 60% van de doelsoorten (planten, vogels en vlinders) in Nederland hebben<br />
last van de milieu- en ruimtecondities.<br />
‘Bezuinigingen<br />
leiden tot<br />
verslechtering<br />
<strong>natuur</strong>kwaliteit’<br />
Als de fi nanciële middelen voor de<br />
Ecologische Hoofdstructuur beperkt blijven<br />
tot het voorgenomen rijksbudget van 75 à<br />
100 miljoen euro per jaar, dan is de meest<br />
kosteneffectieve keuze een volledige inzet<br />
van die middelen op regulier beheer van<br />
bestaande <strong>natuur</strong>gebieden, in het bijzonder<br />
die gebieden waar Europees beschermde<br />
<strong>natuur</strong> voorkomt. Daarmee wordt<br />
echter niet voorkomen dat<br />
de <strong>natuur</strong>kwaliteit verder<br />
achteruitgaat. Als er<br />
meer fi nanciële middelen<br />
beschikbaar komen, bijvoorbeeld<br />
van provincies<br />
of andere partijen, dan is de<br />
volgende kosteneffectieve stap<br />
het <strong>natuur</strong>lijk inrichten van al<br />
verworven gronden die bedoeld waren voor<br />
<strong>natuur</strong>uitbreiding. Deze inrichting is vooral<br />
effi ciënt als deze bijdraagt aan de verbetering<br />
van de kwaliteit van een groter gebied<br />
door bijvoorbeeld het herstel van een geheel<br />
watersysteem.<br />
Oplossingsrichtingen<br />
Uit berekeningen blijkt dat zowel de<br />
oorspronkelijk beoogde als de herijkte<br />
EHS niet voldoende zijn om alle inheemse<br />
<strong>natuur</strong> duurzaam te behouden. De vraag<br />
hoe het biodiversiteitsverlies dan wel<br />
te stoppen valt, is één van de vier grote<br />
maatschappelijke uitdagingen voor het<br />
Nederlandse <strong>natuur</strong>beleid van de toekomst.<br />
In de Natuurverkenning 2011, die eerdaags<br />
verschijnt, is deze uitdaging vertaald naar<br />
een ruimtelijk toekomstscenario, de kijkrichting<br />
Vitale <strong>natuur</strong> (fi guur 2). In de<br />
kijkrichting Vitale <strong>natuur</strong> worden grote,<br />
aaneengesloten <strong>natuur</strong>gebieden gerealiseerd<br />
die aansluiting vinden met buitenlandse<br />
<strong>natuur</strong> en waar de milieucondities<br />
op orde zijn.<br />
In deze kijkrichting worden één voor één<br />
de knelpunten aangepakt die duurzaam<br />
behoud in de weg staan van internationaal<br />
karakteristieke <strong>natuur</strong>, welke elders<br />
in Noordwest-Europa weinig voorkomt. De<br />
November 2011 nr 7<br />
67
Figuur 2. Een schematische weergave op kaart van de kijkrichting Vitale Natuur. Er worden<br />
grote aaneengesloten <strong>natuur</strong>gebieden gerealiseerd waar de milieucondities op orde zijn en<br />
die aansluiting vinden met buitenlandse <strong>natuur</strong>.<br />
Figuur 3. Effect van stapeling van maatregelen (van boven naar beneden) op het duurzaam<br />
behoud van doelsoorten.<br />
optimalisatie van het beheer van bestaande<br />
leefgebieden is, zoals eerder aangegeven,<br />
een belangrijke eerste stap waarmee<br />
aanzienlijke winst te behalen valt (fi guur<br />
3). Met de verbetering van milieu- en watercondities,<br />
zoals het verlagen van stikstofdeposities<br />
en het verhogen van grondwaterstanden,<br />
is ook een aanzienlijke verbetering<br />
te realiseren. Vervolgens resteren tekorten<br />
aan en versnippering van leefgebied.<br />
Wanneer er leefgebied wordt gecreëerd van<br />
typen waar tekorten voor bestaan, kan het<br />
68 November 2011 nr 7<br />
percentage duurzame soorten weer verder<br />
stijgen. Dit kan deels door omvorming<br />
van bestaande <strong>natuur</strong>, zoals<br />
het kappen van bossen voor<br />
vorming van heide en zandverstuiving.<br />
Daarnaast kan<br />
extra <strong>natuur</strong>gebied aangelegd<br />
worden. De genomen<br />
maatregelen leiden samen tot<br />
duurzame condities voor bijna<br />
80% van alle inheemse doelsoorten<br />
of 95% van de internationaal karakte-<br />
ristieke soorten. Op deze laatste groep van<br />
soorten is de kijkrichting specifi ek ingericht.<br />
Sturingsmogelijkheden<br />
De beschikbare ecologische kennis kan<br />
dus gebruikt worden voor het zoeken naar<br />
effectieve maatregelen. Daarbij is het van<br />
belang de beschikbare middelen kosteneffectief<br />
in te zetten, te meer daar Europa<br />
ons land aanspreekt op het realiseren van<br />
biodiversiteitbehoud op nationaal niveau.<br />
Hiertoe is een onderscheid in een strategie<br />
voor de korte en voor de lange termijn<br />
onontbeerlijk. Op korte termijn geeft behoud<br />
van bestaande ecologische waarden en<br />
het oplossen van actuele knelpunten zoals<br />
verdroging de hoogste kansen. Op lange<br />
termijn heeft het creëren van <strong>natuur</strong> tot<br />
grote robuuste eenheden en de generieke<br />
aanpak van vermesting prioriteit. Realisatie<br />
van internationale biodiversiteitsverplichtingen<br />
vergt inzet van tal van verschillende<br />
partijen. Lokale kennis van bijvoorbeeld<br />
terreinbeheerders en waterschappen moet<br />
op gebiedsniveau worden ingebracht naast<br />
sturing vanuit een (inter)nationaal perspectief.<br />
In het traject van zowel de herijking en<br />
decentralisatie van het <strong>natuur</strong>beleid als de<br />
Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)<br />
zoeken Rijk en provincies naar afstemming<br />
en prioritering van maatregelen.<br />
Afstemming tussen milieu-, water- en<br />
<strong>natuur</strong>beleid is hierbij op beide niveaus een<br />
vereiste.<br />
Daarbij verschaft het in kaart brengen van<br />
de effecten van maatregelen op andere<br />
aspecten een integraal inzicht wat betreft<br />
de consequenties van keuzen. Om die reden<br />
is binnen de Natuurverkenning ook gekeken<br />
naar a) beschikbaarheid en waardering van<br />
<strong>natuur</strong>, b) kosten en baten, en c) de<br />
mate waarin <strong>natuur</strong>lijke hulpbronnen<br />
duurzaam worden<br />
gebruikt. Om (beleid)<br />
afwegingen te maken op<br />
basis van deze integrale<br />
doorrekening is een multicriteriakostenbatenanalyse<br />
(MCKBA) uitgevoerd.<br />
Hieruit kwam naar voren dat<br />
er sterke koppelingen bestaan tussen<br />
‘Optimalisatie<br />
beheer biedt<br />
aanzienlijke<br />
winst’
iodiversiteit en waardering. De beleefbaarheid<br />
van Vitale Natuur is echter beperkt,<br />
omdat deze vaak ver van de woonomgeving<br />
ligt. Ook laat de analyse zien dat de<br />
grootschalige, robuuste ecosystemen van<br />
Vitale Natuur minder structurele kosten aan<br />
beheer en inrichting met zich meebrengen<br />
dan het geval is in de huidige situatie.<br />
Bart de Knegt, Willem van der Bilt en Arjen<br />
van Hinsberg.<br />
colofon<br />
ISSN 1569-3449<br />
Jaargang 17, 2011, nr. 7<br />
Tijdschrift Milieu is een uitgave van de VVM en<br />
verschijnt achtmaal per jaar in een oplage van<br />
2.500 exemplaren.<br />
VVM-lidmaatschap 2011<br />
• Persoonlijk: € 125,-<br />
• Instellingen en bedrijven: € 700,-<br />
• Studenten: € 40,-<br />
• Gepensioneerden, recent afgestudeerden,<br />
partners en uitkeringsgerechtigden: € 80,-<br />
• Proefl idmaatschap (6 mnd) € 45,-<br />
VVM-leden ontvangen Milieu gratis.<br />
Abonnementsprijs 2011<br />
Abonnement voor niet-leden:<br />
€ 125,- (excl. 6% BTW, incl.verzendkosten)<br />
Los nummer: € 15,- (incl. BTW)<br />
Verenigingsbureau<br />
(voor lidmaatschappen en abonnementen)<br />
Zeliha Altin<br />
Drs Rachel Heijne (directeur)<br />
Marie Thérèse van Heijningen<br />
Sara Jantzen<br />
Caroline van der Laan<br />
Lisette Pellikaan<br />
Josquin des Prézstraat 1<br />
Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch<br />
Tel. 073 - 6215985, Fax 073 - 6216985<br />
E-mail bureau@vvm.info<br />
Website www.vvm.info<br />
Hoofdredacteur<br />
Jan de Graaf<br />
Postbus 158, 1600 AD Enkhuizen<br />
Tel. 0228 - 326 068, 06 - 2190 5843<br />
E-mail graafcom@wxs.nl<br />
Drukproefcorrectie<br />
Caroline van der Laan<br />
Ontwerp<br />
Made in Haarlem<br />
Opmaak en druk<br />
ELMA Multimedia B.V., Gery Kuilman<br />
Postbus 18, 1720 AA Broek op Langedijk<br />
Tel. 0226 - 331600, Fax 0226 - 331601<br />
Advertentieverkoop<br />
ELMA Multimedia B.V., (0226 - 331600)<br />
Email info@elma.nl<br />
Redactieadviesraad<br />
mr. Jan van den Broek, VNO-NCW<br />
prof. dr ir. Peter Builtjes, TNO<br />
ing. Vera Dalm, Milieu Centraal<br />
ir. Cees van Deelen, TNO<br />
ir. Hub Diederen, PBL<br />
dr. Carel Dieperink, Universiteit Utrecht<br />
Jaap Jelle Feenstra, Havenbedrijf Rotterdam<br />
Jan Fransen, Stichting Natuur en Milieu<br />
prof. Dr. Leo Jansen<br />
drs. Dries van Loenen, Ministerie van EZ<br />
drs. Felix Luitwieler, Ministerie VROM<br />
ir. Jan Karel Mak,<br />
Deerns Raadgevende Ingenieurs<br />
prof. dr Rudy Rabbinge,<br />
Wageningen Universiteit<br />
Annemarie van der Rest, Shell Nederland B.V.<br />
ir. Jean Paul van Soest, zelfstandig adviseur<br />
Fred Tonneijck, Triple E<br />
Tenzij anders vermeld zijn de foto’s in dit<br />
nummer gemaakt door Michiel Wijnbergh.<br />
Prijswijzigingen, zet- en drukfouten voorbehouden.<br />
Aan de informatie in Milieu kunnen<br />
geen rechten worden ontleend.<br />
Tijdschrift Milieu wordt op FSC-papier gedrukt.<br />
November 2011 nr 7<br />
69
Investeren in<br />
elkaar<br />
VVM, netwerk van milieuprofessionals. Dat zegt eigenlijk al genoeg.<br />
Ruim 2000 beleidsmakers, uitvoerders, wetenschappers, adviseurs<br />
en studenten laten zich inmiddels door ons inspireren. De VVM<br />
verstevigt hun onderlinge contacten en zorgt voor inhoudelijke<br />
verdieping via Tijdschrift Milieu (8x p.j.) en het organiseren van ruim<br />
50 bijeenkomsten per jaar. Voor slechts € 125, p.j. doet u mee.<br />
Kijk voor meer informatie op: www.vvm.info<br />
* 22 vaksecties<br />
* 50 activiteiten<br />
* 1 vereniging<br />
netwerk<br />
van milieuprofessionals
Advertentie<br />
omslag 3
Advertentie<br />
omslag 4