06.09.2013 Views

Kansrijke natuur - DG Communicatie - Home

Kansrijke natuur - DG Communicatie - Home

Kansrijke natuur - DG Communicatie - Home

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Feiten,<br />

ontwikkelingen<br />

en opinies<br />

November 2011 nr 7<br />

Schatkamer<br />

voor<br />

innovaties<br />

De wal<br />

keert het<br />

schip<br />

Special:<br />

<strong>Kansrijke</strong> <strong>natuur</strong>


Advertentie<br />

omslag 2


Mij is opgedragen dat deze column niet over bloemetjes<br />

en bijtjes mag gaan. Het mag ook niet gaan over hoe mooi<br />

<strong>natuur</strong> is. Natuur is namelijk bloedserieus. Gewoon over<br />

de hei fi etsen heet nu ‘gebruik maken van een ecosysteemdienst’.<br />

Want ‘gewoon’ betaalt niet. Natuur moet nuttig zijn<br />

en haar nut bewijzen door iets op te leveren.<br />

Dat is soms best lastig. Want wat levert het op als ik een<br />

middagje fi ets? Een blije Vera, maar of de maatschappij<br />

daarvoor wil betalen? Dus moet ik mijn middagje verantwoorden<br />

door aan te geven dat een groene woonomgeving<br />

waarde heeft. Dat multinationals zich graag vestigen in een<br />

land waar veel groen is. Dat mensen gezonder blijven als er<br />

veel <strong>natuur</strong> in de woonomgeving is, wat kosten uitspaart in<br />

de gezondheidszorg. Dat <strong>natuur</strong> en biodiversiteit van belang<br />

zijn voor mensen om verzekerd te zijn van zuurstof, grondstoffen,<br />

medicijnen en voedsel.<br />

Allemaal waar. Natuur is nuttig en nodig en noodzakelijk.<br />

Maar dat wéét iedereen toch? Dat hoef ik toch niet aan te<br />

tonen met modellen en cijfers? Oké, er zijn vast mensen die<br />

Het nieuwe ontdekken<br />

het verschil niet zien tussen het ene plantje en het andere,<br />

voor wie er alleen sijzen en drijfsijzen bestaan. Maar ook die<br />

mensen genieten van een middagje over de hei, al was het<br />

maar omdat er een goed pannenkoekenhuis staat.<br />

Dichter Willem Kloos was zo’n genieter. Hij zei honderd<br />

jaar geleden al ‘<strong>natuur</strong> is mooi, maar je moet er wel iets bij<br />

te drinken hebben’. Ik zou hem willen parafraseren door<br />

te zeggen “<strong>natuur</strong> is mooi, en je moet er wat over te lezen<br />

hebben”.<br />

Daarin voorziet deze special van Milieu. Méér dan genoeg<br />

invalshoeken waarom <strong>natuur</strong> mooi is, of bijzonder, of nuttig,<br />

of leuk. Net als in de <strong>natuur</strong> ontdekt u vast iets wat u nog<br />

niet kende of wist.<br />

Voor mij heeft <strong>natuur</strong> een eigen, grote intrinsieke waarde<br />

waar je als mens alleen maar heel veel ontzag voor kunt<br />

hebben. Waar je je door mag laten verrassen. Waar je van<br />

mag genieten. Gewoon, omdat het er is.<br />

Vera Dalm, voorzitter V VM<br />

Klopt het dat <strong>natuur</strong> alleen maar geld kost? Waarom is het voor het bedrijfsleven van<br />

levensbehoud om te investeren in biodiversiteitsherstel? En maakt een groene stad<br />

mensen gelukkiger? Antwoorden op deze en vele andere vragen over de maatschappelijke<br />

meerwaarde van <strong>natuur</strong> vindt u in dit extra dikke nummer van Tijdschrift Milieu.<br />

Dit nummer is samengesteld door Maarten van het Bolscher, Eduard Dame, Arthur Eijs,<br />

Jan de Graaf, Leo Jansen, Jep Karres en Fred Tonneijck.<br />

November 2011 nr 7


4 November 2011 nr 7<br />

<strong>Kansrijke</strong><br />

<strong>natuur</strong>


6 | Schatkamer voor innovaties<br />

Er is geen tegenstelling tussen economie en<br />

ecologie, stelt Louise Vet, directeur NIOO-<br />

KNAW. Jan de Graaf<br />

8 | Supergroen bouwen<br />

Michiel Wijnbergh<br />

9 | Onrust over onze <strong>natuur</strong>lijke staat<br />

Het zal uitermate lastig zijn het globale biodiversiteitsverlies<br />

af te remmen, laat staan te<br />

stoppen. Ben ten Brink en Leon Braat<br />

12 | Veranderende tijden<br />

Paradoxaal genoeg biedt juist het huidige<br />

kabinetsbeleid kansen om de <strong>natuur</strong> meer<br />

van de mensen te laten zijn.<br />

Paul Makken en Ko Droogers<br />

16 | Nieuw beleid gevraagd<br />

Mark van Veen, Tonnie Tekelenburg en<br />

Marlies Sanders<br />

18 | Woonomgeving is<br />

gezondheidsmeter<br />

Inge van den Broek en Ingrid Walda<br />

20 | Alle hens aan dek<br />

Sytske van den Akker en Ike Span<br />

22 | Meerwaarde verzilveren<br />

Het aspect <strong>natuur</strong> in de Nederlandse<br />

planpraktijk is verworden tot juridische<br />

haarkloverij. Het roer moet om.<br />

Roel Slootweg<br />

24 | Ecosysteemdiensten<br />

Dwarsliggers<br />

25 | Investeren loont<br />

Er zijn fundamentele veranderingen nodig,<br />

anders blijft het tegengaan van biodiversiteitsverlies<br />

dweilen met de kraan open.<br />

Dolf de Groot<br />

28 | Eco-engineering = dubbele winst<br />

Meerwaarde dankzij slimme koppelingen<br />

tussen techniek en <strong>natuur</strong>. Hein van Bohemen<br />

31 | De mens als klant<br />

Arthur Eijs<br />

32 | Onderwijs als bakermat<br />

Erwin Groenenberg<br />

33 | De wal keert het schip<br />

Het hardnekkige idee dat <strong>natuur</strong> geld kost<br />

is WNF-directeur Johan van de Gronden een<br />

doorn in het oog. Jan de Graaf<br />

36 | EZ-cultuur broodnodig<br />

Tom Bade<br />

37 | Wat is het prijskaartje?<br />

Er zijn goederen die geen prijs hebben, maar<br />

die wel van belang zijn voor onze welvaart.<br />

Hoe kunnen we hier een waarde aan hechten?<br />

Erik Spaink<br />

40 | Spannende boerderijeducatie<br />

Ruud Oosterhof<br />

41 | Commercie en behoud gaan hand<br />

in hand<br />

Tineke Lambooy, Yulia Levashova en Michiel<br />

Brandt<br />

44 | Aanbevelingen voor het<br />

bedrijfsleven<br />

De afhankelijkheid van biodiversiteit blijkt<br />

voor negen internationale sectoren risicovol.<br />

Jerwin Tholen, Ivo Mulder en Pippa Howard<br />

47 | Investeren in nieuwe<br />

verdienmodellen<br />

Marleen van den Ham en Nico Beun<br />

48 | Meten voor de maatschappij<br />

Matthijs Begheyn<br />

49 | Belofte maakt schuld!?<br />

Rolf-Jan Hoeve<br />

50 | Stedelijk groen op de agenda<br />

Een nieuw instrument helpt om biodiversiteit<br />

bij stedelijke gebiedsontwikkeling beter te<br />

agenderen. Ckees van Oijen et al.<br />

51 | Tijdelijke <strong>natuur</strong> scoort<br />

Martin Melchers, Gerard Smit<br />

53| Van doel naar middel<br />

Toenemende verstedelijking genereert ook<br />

kansen voor de <strong>natuur</strong>lijke biodiversiteit.<br />

Fred Tonneijck<br />

57 | Waterberging resulteert in<br />

dakgroen<br />

Jeroen Klooster<br />

59 | De mythe van de stadsrand<br />

Sybrand Tjallingii<br />

60 | Mooier leven<br />

Marga Jacobs<br />

61 | Investeren in kwantiteit en kwaliteit<br />

Over de meerwaarde van participatie en<br />

het toevoegen van functies.<br />

Piet Lagas en Jos Diederiks<br />

63 | Samen in de tuin<br />

Marieke Vos<br />

64 | Keuzes voor de toekomst<br />

Een voorzet op de discussie over doelen van<br />

het <strong>natuur</strong>beleid. Petra van Egmond en<br />

Rijk van Oostenbrugge<br />

66 | Wegen naar herstel biodiversiteit<br />

Handelingsopties voor de korte en lange<br />

termijn. Bart de Knegt, Willem van der Bilt<br />

en Arjen van Hinsberg<br />

November 2011 nr 7<br />

5


SCHATKAMER VOOR<br />

INNOVATIES<br />

Er is geen tegenstelling tussen economie en ecologie, stelt Louise<br />

Vet, directeur Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW).<br />

“De <strong>natuur</strong> is een schatkamer voor innovaties. Een rijke biodiversiteit,<br />

schone lucht, schoon water, voldoende grondstoffen, het zijn alle-<br />

maal factoren die de economie nodig heeft. De <strong>natuur</strong> biedt die. Geld<br />

verdienen, meer welzijn en een rijkere biodiversiteit gaan samen.”<br />

Hoe ziet u de relatie tussen<br />

ecologie en economie?<br />

“Wij als ecologen bestuderen hoe biodiversiteit<br />

werkt, hoe je die kunt beschermen<br />

en tegelijkertijd duurzaam exploiteren.<br />

Met andere woorden: hoe kun je de <strong>natuur</strong><br />

gebruiken voor economische doeleinden en<br />

6 November 2011 nr 7<br />

toch ervoor zorgen dat de ecosystemen goed<br />

blijven functioneren. Als je het hebt over<br />

maatschappelijk verantwoord ondernemen,<br />

zonder vervuiling en onderdrukking, dan<br />

betekent dit dat we toe moeten naar een<br />

circulaire economie die grondstoffen en<br />

milieu spaart. Dat is het compleet tegen-<br />

overgestelde van de lineaire, allesvernietigende<br />

economie van de afgelopen decennia.<br />

Je moet juist iets toevoegen in plaats van<br />

kapot te maken.”<br />

Is de achteruitgang van onze<br />

biodiversiteit schadelijk voor de<br />

wereldeconomie?<br />

“Als de biodiversiteit vermindert, wordt<br />

ons ecosysteem steeds kwetsbaarder. Daar<br />

moeten we ons wereldwijd ernstig zorgen<br />

over maken. Een gevarieerde biodiversiteit<br />

is in feite onze verzekering dat dingen<br />

goed blijven gaan. Dan doel ik niet alleen<br />

op zaken als zuiver water, schone lucht of<br />

de mogelijkheid om voedsel te produceren.<br />

Nieuwe enzymen, producten, antibiotica,


het zijn allemaal dingen die eveneens rechtstreeks<br />

met onze biodiversiteit te maken<br />

hebben. Voor de mensheid biedt de <strong>natuur</strong><br />

een enorme rijkdom, bijvoorbeeld voor innovaties<br />

binnen de chemische en farmaceutische<br />

industrie. Veel van wat er mogelijk<br />

is weten we zelfs helemaal nog niet. Zo is<br />

95% van de biodiversiteit van onze bodem<br />

nog onbekend. Verder weten we van veel<br />

schimmels en vooral bacteriën nog nauwelijks<br />

wat ze doen. Als we daar echt induiken,<br />

denk aan genoomonderzoek, ontdekken we<br />

allerlei nieuwe functies, ook op het gebied<br />

van medicijnen. Wat mij betreft wordt dit de<br />

eeuw van de life sciences.”<br />

Heeft het bedrijfsleven deze mogelijkheden<br />

al in het vizier?<br />

“Ja, ik merk dat het bedrijfsleven harder<br />

loopt dan de politiek. Ook omdat die spanning<br />

tussen ecologie en economie alles met<br />

grondstoffenvoorraden heeft te maken en<br />

ondernemers heel goed weten hoe eindig die<br />

zijn. Grondstofprijzen stijgen hard<br />

als ze worden vernietigd. Als je<br />

ze in de kringloop houdt ben<br />

je goedkoper uit. En denk aan<br />

de gratis ecosysteemdiensten<br />

die de <strong>natuur</strong> ons levert<br />

zoals schoon water. Bedrijven<br />

als Heineken en Jupiler zijn<br />

hier voor hun bier volledig van<br />

afhankelijk. Een ander voorbeeld is<br />

ecotoerisme. Daar wordt vaak een beetje<br />

raar over gedaan, maar is wel een van de<br />

snelst groeiende economische sectoren in de<br />

wereld. Die bedrijfstak kan niet bestaan als<br />

je de <strong>natuur</strong> vernietigt.”<br />

Welke uitdaging ziet u voor het<br />

kabinet?<br />

“In een Kamerbrief heeft het kabinet<br />

onlangs negen sectoren benoemd die onze<br />

economie moeten laten groeien en bloeien.<br />

Binnen al die topsectoren zou duurzaamheid<br />

leidend moeten zijn. Het bedrijfsleven<br />

moet de <strong>natuur</strong> gebruiken als inspiratie-<br />

bron, of je het nu hebt over de topsectoren<br />

agrofood, tuinbouw, chemie, energie<br />

of water. Immers, onze productieprocessen<br />

verschuiven in rap<br />

tempo naar lagelonenlanden.<br />

Als duurzaamheid de rode<br />

draad van het beleid wordt,<br />

kan Nederland straks echt<br />

voorop lopen. Bij het maken<br />

van die omslag staan drie dingen<br />

voorop: het sluiten van kringlopen<br />

om grondstoffen te besparen, gebruik van<br />

zonne-energie als duurzame energiebron<br />

bij alle productieprocessen in plaats van –<br />

in mijn ogen – domme kernenergie en ten<br />

derde de waardevolle diensten die ecosystemen<br />

ons nu gratis bieden te respecteren<br />

zodat ze behouden blijven.<br />

Volgens het kabinet is het kiezen<br />

tussen minder zorg of minder<br />

<strong>natuur</strong>. Hoe kijkt u daar tegenaan?<br />

“Dat is echt een volledig foute redenering.<br />

Welzijn en <strong>natuur</strong> zijn niet<br />

elkaars tegenpolen. Het is<br />

niet zo dat door een investering<br />

in de <strong>natuur</strong> alles<br />

minder wordt. Juist niet.<br />

Kijk naar ons nieuwe<br />

gebouw dat we onlangs<br />

hebben geopend. We hebben<br />

luxe en warmte zonder<br />

gebruik te maken van fossiele<br />

energie. Tegelijkertijd zijn er allerlei mogelijkheden<br />

om de biodiversiteit op ons terrein<br />

te verbeteren, rijker dan het was. Op<br />

die manier kun je ook in steden en op industrieterreinen<br />

slimme koppelingen maken,<br />

waarbij je en geld verdient én het welzijn<br />

verbetert én de biodiversiteit verrijkt. Als<br />

dat het uitgangspunt is, kun je echt iedereen<br />

blij maken. Je kunt zeggen ik ben een<br />

dromer, maar de mogelijkheden zijn er<br />

gewoon.”<br />

‘Dit wordt<br />

de eeuw<br />

van de life<br />

sciences’<br />

Maar blijven dit soort innovatieve<br />

praktijkvoorbeelden geen<br />

druppels op een gloei-<br />

‘Geld<br />

verdienen<br />

én welzijn<br />

verbeteren<br />

gaan samen’<br />

ende plaat?<br />

“Juist op dit punt moet de<br />

overheid veel meer initiatief<br />

nemen door de pilots<br />

te omarmen en in de zon<br />

te zetten. Dan komt er ook<br />

veel meer enthousiasme<br />

bij opdrachtgevers om op deze<br />

manier te ontwikkelen. Technologie<br />

die zichzelf heeft bewezen, neem groene<br />

daken en het maken van gas uit mest, moeten<br />

veel sneller worden doorgevoerd. Ook kan de<br />

overheid innovaties veel beter faciliteren door<br />

soepel om te gaan met regelgeving. Nu zie je<br />

vooral beweging bij het bedrijfsleven, maar<br />

juist de overheid moet de rol van launching<br />

customer op zich nemen. Dan krijg je echt<br />

versnellingen die ertoe doen.”<br />

Hoe denkt u dat de wereld er in<br />

2050 voor staat?<br />

“Beter dan nu. Ik ben een wetenschapper en<br />

zie de kennisontwikkeling en het enthousiasme<br />

van de mensen. Kijk maar naar China.<br />

Het land heeft tot de macht tien milieuproblemen,<br />

maar werkt ook tot de macht<br />

tien aan oplossingen hiervoor. Dat gaat zo<br />

ontzettend hard, neem de ontwikkelingen<br />

op het gebied van zonne-energie en ecoinnovaties,<br />

dat wordt revolutionair. Zonneen<br />

windenergie is nu al concurrerend als we<br />

de werkelijke publieke kosten zouden berekenen<br />

zoals gezondheid- en milieuschade,<br />

want er zitten onwijs veel verborgen subsidies<br />

op milieuschadelijke praktijken. Dat<br />

hele verhaal dat windmolens op subsidie<br />

lopen, daar klopt dus niets van. De ontwikkeling<br />

van duurzame energie gaat de<br />

komende tien jaar veel en veel sneller dan<br />

iedereen denkt. En zo niet, dan ga ik liever<br />

gefrustreerd het graf in, dan nu al de moed<br />

opgeven.”<br />

Jan de Graaf<br />

November 2011 nr 7<br />

7


SUPERGROEN BOUWEN<br />

Op 16 september is het nieuwe gebouw van het Nederlands Instituut<br />

voor Ecologie (NIOO-KNAW) geopend. Het bijzondere ontwerp<br />

past wonderwel in de groene omgeving, waarvan de biodiversiteit<br />

overigens is toegenomen. Het gebouw zit vol met duurzame foefjes.<br />

Warmte-overschotten gaan de grond in en verwarmen het gebouw<br />

de hele winter. Er is veel glas gebruikt. Dat scheelt elektriciteit voor<br />

de verlichting, ook al wordt er vrijwel uitsluitend ledlicht gebruikt.<br />

Aan de achterkant van het gebouw kan je ventileren door gewoon<br />

een raam open te zetten. Voor het pand is veel Plato-hout gebruikt,<br />

verduurzaamd hout uit Europa.<br />

Op het dak staan thermische en photovoltaïsche zonnepanelen.<br />

Maar bijzonder zijn vooral de planten die stroom opleveren. Met een<br />

8 November 2011 nr 7<br />

paar bakken moeras kan je je telefoon opladen. De toiletten worden<br />

keihard leeggezogen en slechts een klein beetje grondwater spoelt<br />

de boel schoon. Het ‘zwarte water’ gaat naar een biovergister. Na<br />

vergisting krijgen algen het restafval als voedsel. Het water wat<br />

overblijft, gaat naar een helofytenfi lter. Daar komt ook het minder<br />

vieze ‘grijze water’ erbij. Na het fi lter is het water zo schoon dat het<br />

in het oppervlaktewater mag. Het is ook het eerste kantoorpand dat<br />

stroom gaat produceren in plaats van gebruiken. Nou ja, op papier<br />

dan, zegt de voorlichtster. Over een jaar weten we of het echt werkt.<br />

Tekst en foto: Michiel Wijnbergh


Onrust<br />

over onze<br />

<strong>natuur</strong>lijke staat<br />

Het zal uitermate lastig zijn het globale biodiversiteitsverlies<br />

in de komende decennia af te remmen, laat staan<br />

te stoppen. Dat is niet vreemd als men bedenkt dat de<br />

wereldeconomie naar verwachting tot 2050 nog eens<br />

verdrievoudigt. Een grote uitdaging ligt bij de economische<br />

sectoren om veel zuiniger om te gaan met ruimte,<br />

energie en water. Op hun beurt kunnen consumenten<br />

bijdragen door in ieder geval minder vlees te eten. Maar is<br />

dat alles voldoende?<br />

Overal waar de mens ingrijpt, zien we een<br />

vergelijkbaar patroon: van veel oorspronkelijke<br />

soorten neemt het aantal individuen<br />

af. Een klein aantal – opportunistische –<br />

nieuwkomers neemt geleidelijk hun plaats<br />

in. Het verrassende is dat aanvankelijk zelfs<br />

de lokale soortenrijkdom toeneemt. Zelfs in<br />

het zwaar geïndustrialiseerde Nederland<br />

komen nu meer gewervelde diersoorten en<br />

hogere plantensoorten voor dan in 1900.<br />

Deze paradox laat zich begrijpen met een<br />

voorbeeld uit de economische globalisering.<br />

Net als de winkelstraten gaan ook de<br />

ecosystemen steeds meer op elkaar lijken.<br />

Geheel tegen de intuïtie in blijkt ‘soortenrijkdom’<br />

hierdoor geen goede indicator voor<br />

het meten van biodiversiteit.<br />

Verlies biodiversiteit<br />

De hoeveelheid biodiversiteit die er nog is –<br />

in de wereld, Europa en in Nederland – kan<br />

worden bepaald aan de hand van twee indicatoren.<br />

We concentreren ons in dit artikel<br />

op de land<strong>natuur</strong>.<br />

De eerste indicator is het ‘gemiddeld soort-<br />

voorkomen’, in het Engels ‘mean species<br />

abundance’ (MSA), waarbij de populatieomvang<br />

van de oorspronkelijke soorten<br />

wordt vergeleken met die in de weinig<br />

verstoorde toestand. De MSA bedraagt<br />

Ontwikkeling biodiversiteit<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

Mean species abundance (%)<br />

0<br />

1700 1750 1800 1850 1900 1950 2000 2050<br />

Ben ten Brink (030-2742210, ben.tenbrink@pbl.nl) en<br />

Leon Braat zijn werkzaam bij het Planbureau voor de<br />

Leefomgeving (PBL) respectievelijk Alterra Wageningen<br />

Universiteit en Research (WUR).<br />

nu ca. 70%, dat wil zeggen dat van alle<br />

soorten op de wereld de populaties gemiddeld<br />

ongeveer 30% kleiner zijn geworden<br />

vergeleken met een weinig beïnvloede situatie.<br />

Dit komt overeen met een gebied ter<br />

grootte van ongeveer 4,5 maal de USA dat<br />

geheel is ontdaan van de oorspronkelijke<br />

soorten. De grootste verliezen zien we in<br />

die gebieden die van origine bos, savanne<br />

of grasland waren, van de gematigde<br />

streken tot de tropen. Niet toevallig zijn dit<br />

de gebieden waar de mens het beste gedijt.<br />

Het zijn ook de meest soortenrijke ecosystemen.<br />

Zoomen we in op het dicht bevolkte<br />

en geïndustrialiseerde Europa, dan zijn de<br />

verliezen groter. Hier is het verlies ca. 60%<br />

MSA en is in Nederland zelfs opgelopen tot<br />

ca. 85% (zie voor de MSA-cijfers fi guur 1). De<br />

getallen voor Europa zijn overigens gefl at-<br />

Wereld (exclusief Antarctica)<br />

Europa (EU27, Noorwegen,<br />

IJsland, Zwitserland, Albanië<br />

en voormalig Joegoslavië)<br />

Nederland<br />

Figuur 1: De ontwikkeling van biodiversiteit van 1700 tot 2050 voor de wereld, Europa en<br />

Nederland, geduid in termen van ‘mean species abundance’ (MSA), De tweede indicator is<br />

het <strong>natuur</strong>areaal dat nog vrijwel ongerept is, hier ‘wildernis’ genoemd. Wereldwijd is de<br />

wildernis ongeveer tot de helft teruggebracht. In Europa resteert nog slechts 15% wildernis,<br />

waarvan niets meer in Nederland.<br />

November 2011 nr 7<br />

9


teerd, omdat Europeanen een deel van hun<br />

ecologische voetafdruk afwentelen naar<br />

elders door het importeren van bijvoorbeeld<br />

voedsel, hout en veevoeder. Zo leidt de<br />

Nederlandse consumptie tot een fl ink additioneel<br />

biodiversiteitverlies in het buitenland<br />

van ongeveer 180% MSA. Dit is te vergelijken<br />

met een gebied ter grootte van bijna<br />

tweemaal het Nederlands landoppervlak,<br />

dat geheel is ontdaan van de oorspronkelijke<br />

soorten en (dus) bijbehorende populaties.<br />

Hierbij is het biodiversiteitsverlies<br />

door de productie van exportproducten in<br />

Nederland in mindering gebracht en zijn de<br />

klimaateffecten door uitstoot van broeikasgassen<br />

niet meegerekend.<br />

Oorzaken<br />

Is biodiversiteitverlies onvermijdelijk? De<br />

mens vervangt soorten die economisch<br />

geen directe waarde hebben door een kleine<br />

groep die dat wél hebben, zoals onze voedselgewassen<br />

en landbouwhuisdieren. Bij<br />

dit in cultuur brengen van ecosystemen<br />

worden de facto regulerende, veelal onzichtbare,<br />

ecosysteemdiensten zoals bodemvorming<br />

en klimaatregulatie ingeruild ten<br />

gunste van tastbare ecosysteemgoederen<br />

zoals voedsel en hout. Daarnaast brengt de<br />

mens – onbedoeld – schade toe door onder<br />

meer vervuiling, klimaatverandering en<br />

versnippering. Dit proces is in essentie een<br />

directe competitie tussen de mens met<br />

10 November 2011 nr 7<br />

andere soorten om ruimte, licht, water en<br />

nutriënten. Kasteelt, houtplantages en<br />

aquacultuur vormen de voorlopige climax<br />

van deze ontwikkeling, met grootschalige<br />

productie van energiegewassen als jongste<br />

loot aan de stam. De OESO-landen lopen<br />

hierin voorop. Net als klimaatverandering<br />

lijkt niet meer de vraag aan de orde óf we<br />

biodiversiteitverlies kunnen stoppen, maar<br />

meer hoe we het verlies kunnen beperken.<br />

Lose-lose<br />

Met de grootschalige conversie van <strong>natuur</strong><br />

in productiegerichte ecosystemen dringt<br />

zich een nieuw vraagstuk op. Wat zijn de<br />

consequenties op langere termijn? Zo is<br />

door de verwijdering van de oorspronkelijke<br />

soorten en onzorgvuldig beheer in de afgelopen<br />

duizenden jaren 10-15 miljoen km2 land ecologisch gedegradeerd. Dit gebied<br />

heeft – geheel of gedeeltelijk – het vermogen<br />

verloren organisch materiaal te produceren<br />

en dientengevolge vele functies, waaronder<br />

water- en klimaatregulatie. Het gaat om<br />

ca. 8-12% van het wereldlandoppervlak en<br />

staat gelijk aan 17-25% van het huidig plus<br />

potentieel landbouwareaal. Degradatie door<br />

onkundig gebruik vindt nog steeds op grote<br />

schaal plaats.<br />

Door de focus op de kortetermijnbaten<br />

van ecosysteemgoederen via de markt, is<br />

het zicht op de waarde van de langeter-<br />

mijnbaten van ecosysteemdiensten veelal<br />

buiten de afweging van personen, bedrijven<br />

en overheden gebleven. Hierdoor kan het<br />

bestaan dat boeren en vissers worden<br />

beloond voor de productie van goederen,<br />

terwijl zij op grote schaal het productievermogen<br />

van de aarde aantasten. In het<br />

huidige economische systeem is nauwelijks<br />

voorzien in een terugkoppeling voor<br />

het laatste. Dit kan uiteindelijk tot chronische<br />

armoede leiden. In gebieden waar zich<br />

deze lose-losesituaties voordoen, verspeelt<br />

de mens zowel de ecosystemen als de kans<br />

op meer welvaart zoals in aanzienlijke<br />

gebieden rond de Middellandse Zee, Azië,<br />

Zuid Amerika en Afrika. Hierbij ontstaat<br />

tevens het risico dat lokale veranderingen<br />

– bij een zekere omvang – plotseling veel<br />

grotere ecosysteem- en klimaatveranderingen<br />

in gang kunnen zetten buiten het<br />

geëxploiteerde gebied. Het probleem van<br />

deze omslagpunten is dat deze zich niet<br />

goed laten voorspellen, zich snel kunnen<br />

voltrekken en in hoge mate onomkeerbaar<br />

zijn.<br />

Prognose<br />

Kan de mens zich in harmonie met de<br />

<strong>natuur</strong> ontwikkelen? Uit een recente<br />

analyse voor de VN blijkt dat bij onveranderd<br />

beleid de biodiversiteit tot 2050 wereldwijd<br />

waarschijnlijk met nog eens 10% MSA<br />

afneemt (zie fi guur 1), oftewel een gebied


ter grootte van anderhalf maal de USA dat<br />

geheel is ontdaan van zijn oorspronkelijke<br />

soorten en bijbehorende populaties.<br />

Het areaal wildernis neemt af tot ca. 38%.<br />

Uit deze analyse blijkt voorts dat gebiedsbescherming<br />

alléén – bijvoorbeeld 20%<br />

areaal van alle typen <strong>natuur</strong> – minder helpt<br />

dan verwacht. De reden is dat er bij kleine<br />

arealen beschermde <strong>natuur</strong> nog voldoende<br />

onbeschermde <strong>natuur</strong> overblijft voor economische<br />

exploitatie; hierdoor gaat het biodiversiteitverlies<br />

alsnog – maar nu elders<br />

– door. Het effect van bescherming neemt<br />

progressief toe bij hogere beschermingspercentages<br />

omdat dit een effi ciëntere benutting<br />

van het land stimuleert. Hierdoor kan<br />

de vraag naar méér land voor voedsel, hout<br />

en energiegewassen, als gevolg van een<br />

groeiende wereldbevolking en inkomen<br />

(met resp. een factor 1,5 en 3), in de eerste<br />

helft van deze eeuw worden getemperd.<br />

Daarom is het belangrijk dat we naast<br />

gebiedsbescherming ook effi ciënter gaan<br />

produceren: minder ruimte-, water- en energiegebruik<br />

per eenheid product. Vooral de<br />

productie van vlees en zuivel vraagt veel<br />

ruimte en water. Uit de studie blijkt dat<br />

als we gebiedsbescherming combineren<br />

met effi ciëntieverhoging in de land- en<br />

bosbouw én veranderingen in de mondiale<br />

energie- en voedselconsumptie, het biodiversiteitsverlies<br />

in de eerste helft van deze<br />

eeuw ongeveer kan halveren. Dit zal vooral<br />

het verlies in de bos- en graslandsystemen<br />

beperken.<br />

Er zijn tot vandaag nog geen ‘realistische’<br />

optiecombinaties gevonden om het<br />

mondiale verlies te stoppen. De verwachte<br />

sociaaleconomische expansie is daarvoor te<br />

groot. Tevens blijkt uit berekeningen dat de<br />

mondiale biodiversiteitcrisis, klimaatcrisis<br />

en voedselcrisis nauw met elkaar verbonden<br />

zijn. Oplossingen voor de ene crisis kunnen<br />

het probleem van de andere vergroten.<br />

Dit maakt de oplossing van deze vraagstukken<br />

er niet eenvoudiger op en vraagt<br />

een beleidsomslag van sectoraal beleid naar<br />

integraal beleid. Bij de huidige economische<br />

arrangementen worden personen en<br />

bedrijven eerder beloond voor de productie<br />

van harde goederen op korte termijn dan<br />

voor zachte publieke ‘diensten’ op lange<br />

termijn. Simpel gezegd, de boom krijgt pas<br />

waarde als hij geveld is.<br />

EHS-beleid<br />

Het in Nederland in de eind tachtiger<br />

jaren ingezette beleid voor de Ecologische<br />

Hoofdstructuur (EHS), robuuste verbin-<br />

dingen en duurzamere land- en bosbouw,<br />

is succesvol geweest. De achteruitgang is<br />

weliswaar niet gestopt, maar wel afgeremd.<br />

We zien een stabilisatie en lichte<br />

verbetering van de moerassen, bossen en<br />

<strong>natuur</strong>graslanden. Dat ligt niet alleen aan<br />

de oppervlaktevergroting, maar ook aan een<br />

beter milieu en goed beheer. Open duin en<br />

heide laten daarentegen een verslechtering<br />

zien omdat de druk op deze leefgebieden nog<br />

steeds hoog is.<br />

Zoomen we verder in, dan zien we dat het<br />

goed gaat met die soorten die minder hoge<br />

eisen aan hun omgeving stellen. Echter, de<br />

populaties van kwetsbare soorten nemen<br />

nog steeds verder af. Bovendien is het inmiddels<br />

afgeslankte Nederlandse <strong>natuur</strong>beleid<br />

onvoldoende om te voldoen aan de staat<br />

van instandhouding van een groot aantal<br />

soorten en habitats onder de Habitat- en<br />

Vogelrichtlijn. Hieruit blijkt wederom hoe<br />

moeilijk het is om – zelfs in een rijk land –<br />

biodiversiteitsverlies te stoppen. Wel liggen<br />

er voor Nederland signifi cante kansen in het<br />

verkleinen van de buitenlandse voetafdruk.<br />

Beperkte verbeteringen hebben een relatief<br />

groot effect in vergelijking tot de omvang<br />

van de Nederlandse <strong>natuur</strong>. Ook hebben de<br />

recente bezuinigingen er mede toe geleid<br />

dat er volop gediscussieerd wordt over<br />

de toekomst van het <strong>natuur</strong>beleid: welke<br />

<strong>natuur</strong> vinden we belangrijk en wat hebben<br />

we er voor over? Een verbreding van de<br />

<strong>natuur</strong>doelen ligt voor de hand. Het concept<br />

ecosysteemdiensten kan hierbij behulpzaam<br />

zijn.<br />

Conclusies<br />

Al met al lijkt de conclusie gerechtvaardigd<br />

dat er biodiversiteit verloren gaat naarmate<br />

de mensheid meer materiële welvaart<br />

wenst. Zonder die trend te kunnen stoppen,<br />

kunnen we het verlies wel beperken. Dat<br />

vraagt een voortvarende en samenhangende<br />

aanpak van de economische sectoren<br />

in combinatie met <strong>natuur</strong>bescherming.<br />

Alleen technische oplossingen zijn niet<br />

afdoende. Veranderingen in consumptie<br />

lijken onvermijdelijk. Ook een heroriëntatie<br />

op <strong>natuur</strong>doelen is nodig.<br />

Ben ten Brink en Leon Braat<br />

November 2011 nr 7<br />

11


Veranderende<br />

tijden<br />

12 November 2011 nr 7


Mensen die het over <strong>natuur</strong> hebben, bedoelen tegenwoordig<br />

meestal het landschap. Jarenlange ontkenning van deze<br />

verandering in perceptie heeft de <strong>natuur</strong> tot iets elitairs gemaakt.<br />

Paradoxaal genoeg biedt juist het huidige kabinetsbeleid kansen<br />

om de <strong>natuur</strong> weer meer van de mensen te laten zijn.<br />

November 2011 nr 7<br />

13


De bezuinigingen op <strong>natuur</strong> en landschap<br />

zijn een feit. Wat opvalt in de reacties van de<br />

<strong>natuur</strong>organisaties is de verongelijkte toon.<br />

Alsof het echt zo is dat er bezuinigd wordt<br />

vanuit een gevoel van rancune. Toegegeven,<br />

de maatregelen gaan niet gepaard met een<br />

visie voor een duurzame koers en zijn voor<br />

een belangrijk deel penny wise – pound<br />

foolish. Maar <strong>natuur</strong>organisaties moeten<br />

zich ook afvragen hoe het kan dat niemand<br />

op de barricaden klimt.<br />

Stedelijk veld<br />

Een belangrijke verklarende factor is dat<br />

<strong>natuur</strong>beleid gelijk is komen te staan met<br />

het ontwikkelen van nieuwe, ‘oorspronkelijke’<br />

<strong>natuur</strong>, terwijl onze <strong>natuur</strong>beleving<br />

veel meer geënt is op half<strong>natuur</strong>lijke landschappen.<br />

Nederlanders willen geen onderscheid<br />

maken tussen landschap en <strong>natuur</strong>.<br />

Sterker, <strong>natuur</strong> is iets wat niet bedreigend<br />

mag zijn en als het ware moet voortkomen<br />

uit het landschap waaraan men zelf al<br />

een identiteit hebben gegeven. Het begrip<br />

‘regio’, net als ‘verbondenheid’ aan het<br />

landschap, heeft door de snelle na-oorlogse<br />

schaalvergroting een zeer snel proces ondergaan.<br />

In het verlengde hiervan ontstond<br />

de auto-afhankelijke samenleving, waardoor<br />

het ruimtelijke referentiekader van de<br />

Nederlander vloeiend en complex geworden<br />

is. Sociologen en stedenbouwkundigen<br />

gebruiken daarvoor graag de term ‘stedelijk<br />

veld’. Door de verbeterde infrastructuur zijn<br />

gemeenten in de ruimte én in de tijd aan<br />

elkaar gegroeid, waardoor voorzieningen<br />

relatief snel bereikbaar zijn geworden.<br />

Overheidsspeeltje<br />

In het stedelijk veld wordt het onderscheid<br />

tussen plattelandsbewoner en stedeling<br />

diffuser. Beide groepen hebben<br />

een functioneel <strong>natuur</strong>- en<br />

landschapsbeeld, ook al zijn<br />

de perspectieven anders. De<br />

een stelt productie voorop, de<br />

ander de visuele ervaring van<br />

een rurale idylle. Het resultaat<br />

is in beide gevallen hetzelfde: als<br />

mensen spreken over <strong>natuur</strong>, bedoelen<br />

ze landschap en in het gebruik ervan zijn<br />

ze het als park gaan beleven. In dit licht is<br />

14 November 2011 nr 7<br />

Boeren in de omgeving van Gouda protesteren tegen de plannen om van hun weilanden een<br />

‘plas-dras’-gebied te maken.<br />

het opmerkelijk dat er bijna 20 jaar lang een<br />

duidelijke steun in de samenleving bestond<br />

voor realisatie van de Ecologische<br />

Hoofdstructuur. Plus dat<br />

de resultaten er voor een<br />

moderne stadstaat als<br />

Nederland mogen zijn: de<br />

oppervlakte aan <strong>natuur</strong><br />

evenals de kwaliteit van<br />

de gebieden is er fors op<br />

vooruitgegaan. De positieve<br />

resultaten zijn echter nooit op<br />

een herkenbare manier gedeeld met de<br />

bevolking. Geen wonder dat het grote pro-<br />

‘EHS werd<br />

steeds meer<br />

een exclusief<br />

overheidsspeeltje’<br />

Paul Makken en Ko Droogers (0348-431102,<br />

kdroogers@anwb.nl) zijn werkzaam bij de ANWB.<br />

ject steeds meer werd ervaren als een overheidsspeeltje<br />

exclusief voor de <strong>natuur</strong>.<br />

Polarisatie<br />

Het keerpunt voor de politiek én voor de<br />

publieke meningsvorming is het proces<br />

rondom de Natura 2000 gebiedsaanwijzingen<br />

en beheerplannen. In de uitvoering door<br />

Rijkswaterstaat en de provincies, onder regie<br />

van het Rijk, is te weinig rekening gehouden<br />

met de maatschappelijke context. Daar<br />

kwam nog eens bij dat de betrokken partijen<br />

verwikkeld zijn geraakt in vervreemdende<br />

discussies over dosis-effectrelaties, versto-


ingsgevoeligheidsklassen, effectindicatoren<br />

en de validiteit van rekenmodellen. Het<br />

gevolg was een scherpe en ongewenste polarisatie<br />

tussen landbouw, recreatie, <strong>natuur</strong> en<br />

bouwers. En als er dan in de media berichten<br />

opduiken van het soort dat een traditioneel<br />

openluchtfestival niet doorgaat omdat de<br />

beschermde kwartelkoning verstoord kan<br />

worden, dan krijgen mensen het gevoel dat<br />

de <strong>natuur</strong> c.q. het landschap van hen wordt<br />

afgenomen. Grootse projecten kunnen<br />

gefrustreerd worden door een<br />

cumulatie van schijnbaar triviale<br />

oorzaken.<br />

Tijd voor een nieuwe<br />

visie<br />

Natuur- en landschapsorganisaties<br />

zouden vanuit een sterk<br />

zelfbewustzijn moeten zorgen<br />

dat gewenste maatschappelijke doelen<br />

samenvallen met de subjectieve waarde<br />

die mensen toekennen aan <strong>natuur</strong>. Want<br />

dáár gaat het uiteindelijk om: <strong>natuur</strong> terugbrengen<br />

bij de mensen. Dat zou ook de basis<br />

moeten zijn van een nieuwe visie op <strong>natuur</strong>,<br />

met de volgende drie kernelementen:<br />

1) Ruimte voor nieuwe vormen van<br />

ondernemerschap<br />

Meer en meer is men van mening dat investeren<br />

in water, klimaatadaptatie, <strong>natuur</strong> en<br />

landschap de voortstuwende kracht wordt<br />

van gebiedsontwikkeling. In plaats van<br />

het top down ontwerpen en uitrollen van<br />

nieuwe woongebieden, wil men werken<br />

vanuit de echte voorkeuren van de gebruikers<br />

en de kwaliteiten van het gebied. En in<br />

plaats van het verkopen van een voorgebakken<br />

artist impression, wil men bewoners en<br />

gebruikers van een gebied daadwerkelijk<br />

betrekken bij de planontwikkeling. Dat is<br />

een erkenning van het feit dat burgers wel<br />

degelijk bereid zijn om meerdere belangen<br />

af te wegen. In dat kader kun je een<br />

positief proces in gang zetten<br />

van co-creatie, waarin de<br />

mensen kunnen meedenken<br />

over de verschillende<br />

manieren waarop water,<br />

stad en land met elkaar<br />

verweven kunnen worden.<br />

Waarom zouden <strong>natuur</strong>- en<br />

landschapsorganisaties dat<br />

niet organiseren? En daartoe zelfs<br />

strategische grondposities innemen?<br />

‘Geld kan<br />

<strong>natuur</strong> terugbrengen<br />

in de<br />

harten van<br />

mensen’<br />

2) De samenleving betrekken<br />

Ruim driekwart van de Nederlanders heeft<br />

warme gevoelens voor het landschap in<br />

zijn directe omgeving, waarvan een kwart<br />

deze gevoelens omzet in actie. Dat zijn nog<br />

steeds om en nabij drie miljoen mensen. Je<br />

kunt ze helpen met het opzetten van verenigingen<br />

of stichtingen door kennis te delen<br />

en voorzieningen voor landschapsbeheer<br />

toegankelijker te maken. En je kunt scholen<br />

– en daarmee ook de ouders – betrekken bij<br />

de uitvoering van bepaalde beheermaatregelen<br />

die zonder een praktische communicatiestrategie<br />

nogal rücksichtslos overkomen<br />

op mensen.<br />

3) Geld<br />

Geld kan fungeren als transactie- én<br />

communicatiemiddel om <strong>natuur</strong> terug te<br />

brengen in de harten van de mensen. Tussen<br />

<strong>natuur</strong>beherende organisaties is een boeiende<br />

discussie losgebarsten over zaken als<br />

het harmoniseren van beheermethodes, het<br />

bundelen van beheertaken en de mogelijkheden<br />

van <strong>natuur</strong>ruilverkaveling. Dat is een<br />

goed begin: veel <strong>natuur</strong>gebieden kennen<br />

een sterk gefragmenteerde eigendoms- en<br />

beheersituatie. Als dat op een kaart wordt<br />

weergegeven, is in één oogopslag te zien dat<br />

het beheer van het totale gebied te duur is.<br />

Ook worden verkenningen uitgevoerd voor<br />

het ontwikkelen en delen van expertise op<br />

het gebied van commercieel vastgoedbeheer<br />

van monumentale gebouwen. Dat is eveneens<br />

een positieve ontwikkeling. Het subsidiestelsel<br />

zoals we dat tot nu toe kennen,<br />

geeft toch te weinig prikkels voor ondernemerschap<br />

ten bate van <strong>natuur</strong>. Natuur- en<br />

landschapsorganisaties hoeven echt niet her<br />

en der golfcourses aan te leggen om toch via<br />

de markt verweven te raken met de maatschappij<br />

en een betekenisvolle relatie op te<br />

bouwen met hun leden.<br />

Tot slot<br />

Veranderende tijden vragen om andere<br />

benaderingen. Soms lijkt een ontwikkeling<br />

slecht en bedreigend, zoals de huidige bezuinigingen,<br />

maar het zet ook aan het denken.<br />

Hebben we het wel goed gedaan of wordt<br />

het niet eens tijd voor een andere benadering?<br />

Laat de <strong>natuur</strong> van en voor de mensen<br />

zijn, dat is zowel voor de <strong>natuur</strong> als voor de<br />

mens een wervend perspectief.<br />

Paul Makken en Ko Droogers<br />

November 2011 nr 7<br />

15


NIEUW BELEID<br />

GEVRAAGD<br />

Wereldwijd hebben landen op basis van internationale<br />

afspraken geprobeerd de achteruitgang in biodiversiteit te<br />

remmen. Tevergeefs. Om daadwerkelijk succes te boeken moet over<br />

de grenzen van het traditionele <strong>natuur</strong>beleid heen worden gekeken.<br />

De Balans van de Leefomgeving (PBL, 2010)<br />

constateert dat de achteruitgang van de<br />

biodiversiteit in Nederland niet is gestopt.<br />

Populaties van kwetsbare (Rode Lijst)<br />

soorten en de <strong>natuur</strong>kwaliteit van kwetsbare<br />

ecosystemen gaan nog steeds achteruit<br />

(fi guur 1). Waar populaties kleiner worden<br />

en van elkaar geïsoleerd raken, neemt ook<br />

de genetische diversiteit af. Dan ontstaat het<br />

risico dat populaties zich steeds slechter aan<br />

kunnen passen aan veranderende omstandigheden.<br />

Wel is als gevolg van de uitbreiding<br />

en herstel van <strong>natuur</strong> en de verbetering<br />

van de milieucondities de achteruitgang<br />

geremd. Waar het leefgebied is uitgebreid,<br />

inclusief gunstiger milieucondities, nemen<br />

de populaties van veel soorten zichtbaar toe.<br />

16 November 2011 nr 7<br />

Route naar 2020<br />

Binnen de Conventie inzake Biologische<br />

Diversiteit (CBD) wordt sinds 1992 geprobeerd<br />

mondiaal een vuist te maken tegen<br />

de achteruitgang van de biodiversiteit. De<br />

Conventie richt zich vooral op de toegang tot<br />

genetische bronnen en een eerlijke verdeling<br />

van de opbrengsten. Op de COP10 van de CBD<br />

(oktober 2010, Nagoya) is een strategisch<br />

plan aangenomen, met concrete doelen tot<br />

2020. Deze doelen omvatten bijvoorbeeld de<br />

afspraak om 17% van het land en 10% van de<br />

zee te beschermen. Andere doelen hebben<br />

betrekking op ecosysteemdiensten, op<br />

verduurzaming van de landbouw, bosbouw<br />

en visserij, en op het aan een ieder toegang<br />

bieden tot de voordelen van biodiversiteit<br />

Figuur 1. De Rode Lijstsoorten, van kritiek belang voor hun omgeving, blijven ondanks de<br />

beleidsinspanningen achteruitgaan, terwijl minder kritische soorten het beter gaan doen.<br />

(inclusief het delen van kennis en het mobiliseren<br />

van fi nanciën). De Europese Unie<br />

heeft recent haar nieuwe biodiversiteitstrategie<br />

uitgebracht die aangeeft hoe de EU<br />

bijdraagt aan deze mondiale doelen. In de<br />

strategie staat verwoord dat het verlies van<br />

biodiversiteit in Europa moet zijn gestopt<br />

per 2020, evenals de degradatie van ecosysteemdiensten,<br />

terwijl de inzet van de EU om<br />

het mondiale verlies tegen te gaan wordt<br />

vergroot.<br />

Over grenzen stappen<br />

Om de achteruitgang van de biodiversiteit<br />

te remmen zullen de grenzen van dit traditionele<br />

<strong>natuur</strong>beleid gepasseerd moeten<br />

worden. De onderliggende drijvende<br />

krachten op het mondiale biodiversiteitverlies<br />

veranderen namelijk niet door het<br />

instellen van een beschermingsregime. De<br />

groeiende wereldbevolking, de economische<br />

groei, de daarmee samenhangende veranderingen<br />

in consumptiepatronen en niet-duurzame<br />

vormen van productie zetten de biodiversiteit<br />

wereldwijd verder onder druk. Het<br />

ombuigen van deze trend vereist een inzet<br />

gericht op 1) het combineren van functies,<br />

2) het stimuleren van duurzame productie,<br />

en 3) het waarderen van de diensten van<br />

<strong>natuur</strong> en biodiversiteit.<br />

1. Functies combineren<br />

De groeiende wereldbevolking leidt tot een<br />

verdere exploitatie van <strong>natuur</strong>. Voor de<br />

mens nuttige functies – ecosysteemdiensten<br />

– verdwijnen daarbij ook, bijvoorbeeld<br />

het watervasthoudend vermogen in bergbossen.<br />

Verlies van bodembescherming leidt<br />

tot versnelde waterafvoer, erosie, overstromingen<br />

en modderstromen. Voor Nederland<br />

belangrijke ecosysteemdiensten zijn bijvoorbeeld<br />

bestuiving en wateropvang, terwijl in<br />

brede zin een mooi landschap om te recre-


Mark van Veen<br />

(mark.vanveen@pbl.nl)<br />

en Tonnie Tekelenburg<br />

zijn werkzaam bij het<br />

PBL, Marlies Sanders bij<br />

WUR-Alterra.<br />

De Natura 2000-gebieden vormen de kern van het Europese biodiversiteitbeleid en het zijn in Nederland de <strong>natuur</strong>parels. De Oostelijke<br />

Vechtplassen, hier bij Kortenhoef, vormen een onderdeel van dit Europese netwerk. Foto: PBL<br />

eren ook als een dienst kan worden gezien.<br />

Behoud van deze diensten laat zich combineren<br />

met biodiversiteitbehoud, maar kan<br />

in hoog-productieve agrarische systemen<br />

wel ten koste gaan van de productiefunctie.<br />

Vaak wordt aangenomen dat voor een<br />

ecosysteemdienst een intact en <strong>natuur</strong>lijk<br />

ecosysteem nodig is, maar de dienst kan ook<br />

door deelsystemen geleverd worden.<br />

2. Duurzaam gebruik<br />

De achteruitgang van de biodiversiteit is het<br />

grootst in gebieden waar landbouw, bosbouw<br />

en visserij intensief plaatsvinden. Zo neemt<br />

in Nederland de biodiversiteit in het agrarische<br />

gebied onverminderd af (fi guur 2).<br />

In de derde wereld leidt de productie voor<br />

agro-export tot dezelfde achteruitgang van<br />

biodiversiteit. Bovendien leidt het intensieve<br />

gebruik daar tot sociale problemen, vooral<br />

waar de snelle expansie van productie voor<br />

agro-export de lokale voedselproductie onder<br />

druk zet. Boeren trekken verder de bossen<br />

in om opnieuw een boerderij te stichten of<br />

worden, als die mogelijkheid er niet is, kwetsbaar<br />

voor armoede.<br />

Verduurzaming van productieketens is<br />

erop gericht deze problemen te voorkomen.<br />

Helaas vormen duurzaam gemaakte (gecertifi<br />

ceerde) producten nog maar een beperkt<br />

onderdeel van de markt. Producenten willen<br />

het productiesysteem wel verduurzamen,<br />

maar zonder dat dit ten koste gaat van de<br />

productiviteit en de economische rentabiliteit.<br />

Consumenten kunnen deze ontwikkeling<br />

stimuleren door duurzame, gecertifi<br />

ceerde artikelen te kopen. Ook de overheid<br />

kan een stimulerende rol spelen.<br />

3. Waarderen van <strong>natuur</strong><br />

Het Millennium Ecosysteem Assessment<br />

(2005) ziet biodiversiteit als de basisvoorwaarde<br />

voor de kwaliteit van leven.<br />

De wereldeconomie draagt bij aan de<br />

welvaartsverhoging, maar leidt ook tot<br />

een scheve verdeling van de toegang en<br />

profi jt van <strong>natuur</strong>lijke rijkdom. Voor bewoners<br />

in de derde wereld krijgt biodiversiteit<br />

namelijk geen waarde als het gebruik<br />

door enkelen gemonopoliseerd en vermarkt<br />

wordt. Ook in Nederland hebben mensen<br />

voor hun lichamelijk en geestelijk welzijn<br />

behoefte aan <strong>natuur</strong> en landschap. Bij de<br />

toegang tot <strong>natuur</strong> in Nederland gaat het<br />

over het bieden van ruimte voor sport,<br />

ontspanning en verwondering. Dit gebruik<br />

is gebaat bij een afwisselend en multifunctioneel<br />

landschap. Het beter waarderen van<br />

<strong>natuur</strong> en biodiversiteit is nodig om deze<br />

aspecten een plaats te geven in de economie,<br />

en geeft dan een aanvulling op het traditionele<br />

<strong>natuur</strong>behoud.<br />

Uitdagingen<br />

Er liggen dus meer dan genoeg uitdagingen<br />

om het verlies aan biodiversiteit een halt<br />

toe te roepen. Wereldwijd is op de COP10 in<br />

Nagoya onderschreven werk te maken van<br />

deze uitdagingen. De Natuurverkenning<br />

geeft via de oriëntaties en kijkrichtingen<br />

een beeld van hoe dit er voor Nederland<br />

uit kan zien. De vertaling in beleid is de<br />

volgende uitdaging.<br />

Mark van Veen , Tonnie Tekelenburg en<br />

Marlies Sanders<br />

November 2011 nr 7<br />

17


Woonomgeving is<br />

gezondheidsmeter<br />

Voelen we ons prettiger in een groene omgeving? Het antwoord<br />

hierop is: Ja! Maar hoe zit het met de relatie tussen groen en<br />

gezondheid? En waar uit die gezondheidswinst zich in?<br />

Bewoners van wijken met veel groen voelen<br />

zich gezonder. De relatie blijkt sterk te zijn.<br />

De kans dat iemand zich ongezond voelt<br />

is 1,5 maal zo groot in een woonomgeving<br />

met weinig als in een woonomgeving met<br />

veel groen (resp. 10% en 90% groen in een<br />

straal van 3 km om het huis). Daarbij is rekening<br />

gehouden met sociaal-economische<br />

verschillen: mensen die het zich kunnen<br />

permitteren om in een groene omgeving<br />

te wonen zijn immers vaak rijker en hoger<br />

opgeleid, en om die redenen gezonder.<br />

18 November 2011 nr 7<br />

Gezond zijn<br />

Mensen voelen zich niet alleen gezonder<br />

als ze in een groenere omgeving wonen, ze<br />

bezoeken ook minder vaak de huisarts. In<br />

een Nederlandse studie – met een studiepopulatie<br />

van 345.000 personen – bleek dat<br />

mensen die wonen in een groenere omgeving<br />

minder vaak bij de huisarts kwamen<br />

met angststoornissen en depressie.<br />

Andere aandoeningen, waaronder diabetes,<br />

hoge bloeddruk, hartklachten en migraine,<br />

werden ook minder vaak gerapporteerd in<br />

groenere woonomgevingen.<br />

Weer blijkt het te gaan om een aanzienlijke<br />

relatie. De kans dat mensen met depressieklachten<br />

bij de huisarts komen is 1,33 keer zo<br />

hoog wanneer mensen wonen in een omgeving<br />

met weinig groen.<br />

De relatie tussen groen en gezondheid blijkt<br />

het sterkst te zijn voor kinderen, jongeren,<br />

ouderen en mensen met een lage sociaaleconomische<br />

status. Dit komt waarschijnlijk<br />

doordat deze bevolkingsgroepen gemiddeld<br />

meer tijd doorbrengen in hun directe woonomgeving.<br />

Verder blijkt de gezondheidswinst<br />

het grootst in buurten waar de grote<br />

hoeveelheid groen ook van hoge kwaliteit is.


Inge van den Broek (0900-3686868, I.vd.<br />

broek@ggd-bureaugmv.nl), werkzaam bij<br />

resp. GGD'en Brabant / Zeeland en bij GGD<br />

Rotterdam-Rijnmond, namens de<br />

landelijke GGD werkgroep groen en<br />

gezondheid.<br />

Verklaring<br />

Hoe komt het nu precies dat mensen met<br />

meer groen in hun woonomgeving zich<br />

gezonder voelen en gezonder zijn? De<br />

volgende zes aspecten kunnen hierbij een rol<br />

spelen:<br />

1. Stressreductie<br />

De belangrijkste reden voor de positieve<br />

relatie tussen woonomgeving en gezondheid<br />

is het stressreducerende effect van<br />

groen. Een groot aantal onderzoeken toont<br />

aan dat uitzicht op groen en het verblijf in<br />

de <strong>natuur</strong> een positieve invloed hebben op<br />

stemming, concentratie, zelfdiscipline en<br />

fysiologische stress. Mensen die in een groenere<br />

omgeving wonen zijn beter bestand<br />

tegen stressvolle situaties. Zij rapporteren<br />

minder gezondheidsklachten tijdens en na<br />

een stressvolle gebeurtenis, bijvoorbeeld het<br />

overlijden van familielid of vriend, scheiding<br />

of ontslag.<br />

2. Stimulans tot bewegen<br />

Een groene omgeving is aantrekkelijk,<br />

nodigt uit tot bewegen en verbetert<br />

daarmee de gezondheid van<br />

mensen. Tot nu toe is deze<br />

stimulerende werking van<br />

groen niet aangetoond bij<br />

volwassenen. Wel bij kinderen:<br />

in wijken met veel<br />

groen bewegen kinderen<br />

meer en ligt het percentage<br />

kinderen met overgewicht 15%<br />

lager dan in wijken zonder groen.<br />

3. Meer sociale contacten<br />

Buurtgroen heeft een positief effect op<br />

sociale cohesie. Dit effect neemt toe naar-<br />

‘Groen in<br />

de wijk is<br />

geen luxe’<br />

mate een buurt sterker verstedelijkt is.<br />

Mensen ontmoeten elkaar in plantsoenen of<br />

gemeenschappelijke tuinen. Op deze manier<br />

kunnen groene ruimten sociale isolatie<br />

en eenzaamheid doorbreken – een<br />

probleem dat vooral ouderen<br />

en alleenstaanden betreft.<br />

Ongeveer een kwart van<br />

de relatie tussen groen en<br />

gezondheid is te verklaren<br />

door het feit dat de bewoners<br />

van groenere buurten<br />

meer sociale cohesie ervaren en<br />

zich minder eenzaam voelen.<br />

4. Positief effect op ontwikkeling<br />

Een groene woon- en speelomgeving heeft<br />

een positieve invloed op de motorische<br />

ontwikkeling van kinderen en het speelgedrag.<br />

Ook blijkt dat groen een gunstige<br />

invloed heeft op de cognitieve en emotionele<br />

ontwikkeling, alhoewel de wetenschappelijke<br />

onderbouwing hiervoor iets<br />

minder sterk is.<br />

5. Bevordering zingeving<br />

Mensen voelen zich prettig in<br />

het groen. Uit onderzoek zijn<br />

aanwijzingen dat groen een<br />

bijdrage kan leveren aan<br />

persoonlijke ontwikkeling<br />

en zingeving. Dit refl ectieen<br />

zingevingsproces is erg<br />

belangrijk voor het fysiek, psychisch<br />

en sociaal welbevinden.<br />

6. Verbetering microklimaat<br />

Een groene omgeving zorgt voor een aangenamer<br />

klimaat in de stad, via dempen<br />

van de wind, minder schommelingen in<br />

‘Grote<br />

gezondheidswinst<br />

bij<br />

hoge groenkwaliteit’<br />

luchtvochtigheid en temperatuur en schaduwwerking.<br />

Daarnaast kunnen bomen<br />

en struiken vervelend verkeerslawaai of<br />

hinderlijke geluiden van industrie maskeren.<br />

Ritselende bladeren en het<br />

ruisen van de wind door de<br />

bomen wordt door de meeste<br />

mensen ervaren als prettig<br />

in plaats van hinderlijk.<br />

Bomen en planten kunnen<br />

ook de luchtkwaliteit iets<br />

verbeteren doordat ze fi jnstofdeeltjes<br />

afvangen. Helaas geldt<br />

dit niet voor de meest schadelijke<br />

deeltjes: ultrafi jn stof. Verder geldt dat veel<br />

bomen op een rij in een straat ook kunnen<br />

functioneren als ‘dak’, waaronder de fi jnstof<br />

blijft hangen. Bovendien is er een behoorlijke<br />

hoeveelheid bomen nodig voor een substantiële<br />

verbetering van de luchtkwaliteit.<br />

Geen luxe<br />

Het mag duidelijk zijn dat groen in de wijk<br />

geen luxe is. Het is een onderdeel van het<br />

dagelijks leven en draagt in belangrijke<br />

mate bij aan het welzijn van de bewoners.<br />

Het is daarom van belang dat gemeenten<br />

bewust omgaan met groen bij de ontwikkeling<br />

van ruimtelijke plannen en inrichting<br />

van wijken.<br />

Inge van den Broek en Ingrid Walda<br />

November 2011 nr 7<br />

19


ALLE HENS<br />

AAN DEK<br />

De <strong>natuur</strong> van de Noordzee staat onder druk en de<br />

veerkracht van het ecosysteem is afgenomen. De<br />

biodiversiteit is er minder dan 50% van die in de <strong>natuur</strong>lijke,<br />

ongestoorde situatie. Is dat erg? En zo ja, wat moet er<br />

gebeuren om, met inachtneming van de gebruiksfuncties,<br />

de biodiversiteit te verbeteren?<br />

De Noordzee is voedselrijk en telt grote<br />

aantallen dieren. Het is een kraamkamer<br />

en paaigebied voor vissen. Vogels van over<br />

de hele wereld komen hier bijtanken op<br />

hun trekroutes. Verschillen in diepte, stromingen<br />

en bodemsoort geven het water<br />

onder de zeespiegel een afwisselend uiterlijk.<br />

Scheepswrakken, palen van boorplatforms<br />

en windturbines zorgen voor harde<br />

structuren, waardoor er hier andere soorten<br />

leven dan op de zanderige zeebodem.<br />

Zeeanemonen, dodemansduim en kabeljauw<br />

vinden er beschutting en een leefgebied.<br />

Mosselen hechten zich aan de bovenste<br />

meters van de palen. Op al dat leven komen<br />

weer andere dieren af.<br />

Meerwaarde<br />

Minder bekend is dat de Noordzee een<br />

belangrijke drager voor de Nederlandse<br />

economie is. Schepen vervoeren grondstoffen<br />

en producten van over de hele wereld<br />

naar de Nederlandse havens. Olie en gas<br />

worden gewonnen uit de zeebodem. Zand<br />

wordt van de bodem gehaald voor de bouw<br />

en voor de bescherming van onze kustlijn.<br />

Windmolens halen energie uit zeewind.<br />

Vissers voorzien ons van vis, schaal- en<br />

schelpdieren. Door de toename van activi-<br />

20 November 2011 nr 7<br />

teiten neemt de ruimtedruk op de Noordzee<br />

toe en botsen economische belangen. De<br />

scheepvaartsector wil geen windparken in<br />

de buurt van havens of scheepvaartroutes.<br />

Vissers zien door de toename van andere<br />

gebruiksfuncties hun visgebieden kleiner en<br />

kleiner worden.<br />

Een zee vol leven heeft ook een belangrijke<br />

recreatieve functie. Zee en strand<br />

trekken sporters en recreanten naar de kust.<br />

Noordzeeduikers vertellen met passie over<br />

al het moois dat ze onder water tegenkomen.<br />

Zeilers die een zeehond of walvis ontmoeten<br />

vergeten het nooit meer.<br />

Bezoekers van het strand ervaren de zee<br />

intenser wanneer ze weten dat er onder<br />

die golven een hele wereld verborgen is.<br />

Sportvissers vangen graag allerlei soorten<br />

vis. Een schone zee is bovendien belangrijk<br />

voor zwemmers en surfers.<br />

Daarnaast bepaalt de Noordzee in belangrijke<br />

mate het klimaat van Nederland, waardoor<br />

de temperatuurverschillen tussen<br />

zomer en winter niet zo groot zijn en er<br />

het hele jaar rond neerslag valt. Bovendien<br />

dempt de Noordzee de effecten van klimaat-<br />

verandering, doordat zij koolstof onttrekt<br />

aan de lucht en laat bezinken.<br />

Naar een gezonde zee<br />

Een gezond ecosysteem met een grote biodiversiteit<br />

levert veerkracht op. Dat is van<br />

belang voor het opvangen van de effecten<br />

van klimaatsverandering, maar ook voor<br />

de visserij. Een veerkrachtige zee is altijd vol<br />

vis en kan het wegvallen van een soort, door<br />

bijvoorbeeld een ziekte, opvangen. Alleen<br />

is de Noordzee momenteel niet gezond:<br />

vervuiling van water en lucht, overbeviste<br />

visbestanden, een verstoorde bodem,<br />

lage biodiversiteit in relatie tot de potentie.<br />

De <strong>natuur</strong> staat onder druk en de veerkracht<br />

van het ecosysteem is afgenomen.<br />

Wat kunnen we doen om haar gezonder te<br />

maken? Volgens Stichting De Noordzee is<br />

er niet één oplossing, maar zullen overheid,<br />

bedrijfsleven en NGO's samen, via verschillende<br />

wegen, moeten werken aan herstel.<br />

Daarbij moet het ecosysteem voorop staan.<br />

Alleen binnen die randvoorwaarde is duurzaam<br />

gebruik mogelijk. Dit betekent dat<br />

van alle partijen inzet wordt gevraagd, ook<br />

fi nancieel.<br />

Belangrijke stap op weg naar een gezonde<br />

zee is het ontwikkelen van een integrale<br />

visie over ruimtegebruik. Deze moet<br />

leidend zijn voor wat mag en niet mag op de<br />

Noordzee; zonering van functies kan daarbij<br />

een goed hulpmiddel zijn. Verder liggen<br />

op het Nederlands deel, anderhalf keer zo<br />

groot als Nederland, tien extra bijzondere<br />

gebieden met bodemkenmerken die een<br />

positief effect hebben op het dierenleven;<br />

deze gebieden moeten extra beschermd<br />

worden met concrete maatregelen.


Sytske van den Akker en Ike Span (i.span@<br />

noordzee.nl) zijn werkzaam bij de Stichting<br />

De Noordzee.<br />

Bescherming is eveneens nodig voor soorten<br />

die de hele Noordzee gebruiken, zoals de<br />

bruinvis. Verder moet al het gebruik van de<br />

Noordzee duurzaam worden. Dit<br />

zal investeringen vragen van<br />

de sectoren en overheden,<br />

maar levert uiteindelijk<br />

ook de kans op om tot in<br />

lengte van dagen gebruik<br />

te kunnen maken van de<br />

zee. Vissers kunnen hun<br />

vis blijven vangen, zandwinnaars<br />

hebben genoeg zand<br />

op te graven enz.<br />

‘Gezond<br />

ecosysteem<br />

levert<br />

veerkracht<br />

op’<br />

Tot slot is meer aandacht nodig voor<br />

de baten van een gezond ecosysteem.<br />

Momenteel ligt in discussies het accent<br />

voornamelijk op de kosten van maatregelen.<br />

Bijvoorbeeld investeringen in andere technieken<br />

of vermindering van een activiteit.<br />

Voor de baten, namelijk het verkrijgen van<br />

een gezond ecosysteem met de mogelijkheid<br />

voor duurzaam gebruik in de toekomst, is<br />

nog te weinig aandacht.<br />

De Noordzee is van onschatbare waarde. Wij<br />

van Stichting De Noordzee zullen daarom<br />

blijven werken aan een schone, gezonde en<br />

veilige Noordzee met ruimte voor duurzaam<br />

gebruik.<br />

Sytske van den Akker en Ike Span<br />

Informatie: www.noordzee.nl.<br />

November 2011 nr 7<br />

21


Meerwaarde<br />

verzilveren<br />

De Nederlandse planpraktijk speelt niet of nauwelijks in op de<br />

positieve maatschappelijke en economische gevolgen van<br />

investeren in <strong>natuur</strong>. Integendeel, het aspect <strong>natuur</strong> is verworden tot<br />

juridische haar-kloverij. Hantering van het begrip ‘ecosysteemdien-<br />

sten’ maakt het mogelijk om wel de echte gevolgen van ruimtelijke<br />

ingrepen in beeld te brengen.<br />

Vrij snel na de publicatie van de Millennium<br />

Ecosystem Assessment in 2005 is de<br />

term ‘ecosysteemdiensten’ gemeengoed<br />

geworden. De term impliceert dat er belang-<br />

22 November 2011 nr 7<br />

hebbenden zijn die deze diensten op de een<br />

of andere manier waarderen. De studie<br />

geeft een wereldwijd overzicht van de 27<br />

belangrijkste diensten die onze ecosys-<br />

Foto: Roel Slootweg<br />

temen leveren. Hierbij wordt een onderscheid<br />

gemaakt naar diensten die van direct<br />

menselijk nut zijn: productie (water, voedsel,<br />

hout, vezels, genetische bronnen, etc.),<br />

regulering (regulering van klimaat, luchtkwaliteit,<br />

water en erosie, plagen, bestuiving,<br />

etc.), culturele diensten (recreatie en<br />

toerisme, landschapsbeleving, religieuze<br />

of kunstzinnige inspiratie, wetenschap,<br />

etc.), en ondersteunende diensten die nodig<br />

zijn om ecosystemen te laten functioneren<br />

(bodemvorming, fotosynthese, kringlopen<br />

van nutriënten en water, etc.). De instandhouding<br />

van biodiversiteit kan ook als


Roel Slootweg (sevs@sevs.nl), zelfstandig<br />

adviseur bij SevS advies voor <strong>natuur</strong> en<br />

leefomgeving, is hoofdauteur van de<br />

richtlijnen voor biodiversiteit in plan- en<br />

project-m.e.r van de Conventie inzake<br />

Biologische Diversiteit (CBD).<br />

dienst worden opgevat, met toekomstige<br />

generaties als direct belanghebbenden.<br />

Agenderende functie<br />

Het feit dat ecosysteemdiensten aan belanghebbende<br />

individuen, organisaties of<br />

bedrijven gekoppeld kunnen worden, maakt<br />

het een sterk concept om biodiversiteit op<br />

de agenda van besluitvorming te krijgen.<br />

Ingrepen in de omgeving die gevolgen<br />

hebben voor de levering van deze diensten<br />

kunnen vertaald worden in maatschappelijke<br />

consequenties, waarbij de groepen<br />

die in hun belangen geraakt worden duidelijk<br />

in beeld kunnen komen. Deze groepen<br />

kunnen proactief betrokken worden in planprocessen,<br />

of reactief van zich laten horen<br />

in inspraakprocedures of via de rechter.<br />

Het altijd als ingewikkeld afgeschilderde<br />

concept ‘biodiversiteit’ wordt op deze manier<br />

vertaald naar heel begrijpelijke en tastbare<br />

zaken, waarbij alle belanghebbende groepen<br />

in beeld komen.<br />

Deze benadering past naadloos in een<br />

gebiedsgerichte benadering waarin<br />

belangen op een geïntegreerde<br />

wijze tegen elkaar afgewogen<br />

kunnen worden. Een ecosysteem<br />

is in de defi nitie van de<br />

Conventie inzake Biologische<br />

Diversiteit (CBD) een ruimtelijke<br />

eenheid die in grootte<br />

kan variëren van een zandkorrel<br />

tot aan de gehele aardbol,<br />

afhankelijk van het issue dat aan de orde<br />

is. Dit wordt verder uitgewerkt in de door de<br />

Conventie gepropageerde ecosysteembenadering,<br />

waarin begrenzing van zowel gebied<br />

als thematiek in samenspraak met belanghebbenden<br />

worden vastgesteld. In deze visie<br />

is een ecosysteem dan ook geen <strong>natuur</strong>lijke,<br />

door biologen vastgestelde eenheid, maar<br />

kan het ook een gebied zijn dat door langdurig<br />

menselijk ingrijpen is gevormd.<br />

Waardering<br />

‘Natuur is<br />

verworden<br />

tot juridische<br />

haarkloverij’<br />

Een ecosysteem, ofwel een gebied, is per<br />

defi nitie multifunctioneel; het levert meerdere<br />

diensten tegelijkertijd. De eerder<br />

genoemde duinen langs onze kust leveren<br />

naast veiligheid ook drinkwater, recreatieruimte,<br />

instandhouding van een groot<br />

aantal plant- en diersoorten, en woongenot<br />

voor de happy few. Een gebied kent dan ook<br />

meerdere (groepen van) belanghebbenden,<br />

vaak met tegenstrijdige belangen. Door deze<br />

diensten en de bijbehorende belanghebbenden<br />

in beeld te brengen en zo mogelijk in<br />

een planproces te betrekken, is het duidelijk<br />

wie de winnaars en wie de verliezers zijn<br />

van ingrepen in een gebied. Op transparante<br />

wijze kan een afweging gemaakt worden<br />

over deze gevolgen, inclusief de eventuele<br />

mitigerende of compenserende maatregelen.<br />

Een belangrijk hulpmiddel hierbij is<br />

het feit dat aan belanghebbenden gevraagd<br />

kan worden om ecosysteemdiensten te<br />

waarderen, in geld of in een door henzelf<br />

aangedragen waardering. Deze waarden<br />

kunnen meegewogen worden in de vergelijking<br />

van alternatieven in bijvoorbeeld een<br />

milieueffectrapportage of planproces.<br />

Het risico van het uitdrukken van ecosysteemdiensten<br />

in geld is dat deskundigen<br />

al snel een voor belanghebbenden ontoegankelijke<br />

en dus niet-transparante ‘black<br />

box’ kunnen creëren, waaruit als<br />

ultieme waarheid een getal<br />

komt rollen. De vele aannames<br />

die hieraan ten<br />

grondslag liggen en het<br />

feit dat de economen het<br />

zelf nog steeds niet eens<br />

zijn over de rol en hoogte<br />

van de discontovoet, maakt<br />

het instrument van economische<br />

waardering in veel gevallen moeizaam.<br />

Bovendien heeft de Commissie m.e.r. in een<br />

recent rapport laten zien dat juist op strategisch<br />

niveau een participatieve, niet-gemonetariseerde<br />

waardering van ecosysteemdiensten<br />

daadwerkelijk invloed kan hebben<br />

op besluitvorming.<br />

Voordelen m.e.r –praktijk<br />

Voor de m.e.r -praktijk in Nederland biedt de<br />

(h)erkenning van ecosysteemdiensten een<br />

aantal grote voordelen. In 2006 aanvaardde<br />

de CBD hiertoe al vrijwillige richtlijnen. Het<br />

aspect <strong>natuur</strong> is in Nederland verworden<br />

tot juridische haarkloverij, waarin de regels<br />

tot in het extreme worden uitgeplozen en<br />

vastgelegd; de relatie tot de biologische en<br />

maatschappelijke werkelijkheid dreigt zoek<br />

te raken. Dit wordt versterkt door het feit<br />

dat er geen oog is voor de positieve maatschappelijke<br />

en economische gevolgen van<br />

investeren in <strong>natuur</strong>. Het gevolg van deze<br />

juridisering is dat al het levende wat buiten<br />

de formele wettelijke bescherming valt ook<br />

zo veel mogelijk buiten beeld gelaten wordt,<br />

om nog meer problemen te voorkomen.<br />

Echter, om het ‘systeem aarde’ in stand te<br />

houden en ook voor de toekomstige generaties<br />

een werkende en leefbare planeet achter<br />

te laten, zal er toch aandacht moeten komen<br />

voor de essentiële processen die ons van<br />

dienst zijn om te overleven. Biodiversiteit<br />

speelt daarin een allesoverheersende rol.<br />

Het zal duidelijk zijn dat deze processen zich<br />

ook buiten beschermde gebieden afspelen<br />

en dat deze in een m.e.r. in beeld gebracht<br />

moeten worden.<br />

Het herkennen van ecosysteemdiensten<br />

biedt de mogelijkheid voor de opstellers<br />

van een m.e.r. om te ontsnappen aan het<br />

afvinken van verplichte juridische vakjes.<br />

Hierdoor kunnen zij weer nadenken over de<br />

echte gevolgen van ingrepen in de omgeving,<br />

deze in overleg met belanghebbenden<br />

in beeld brengen en op een transparante<br />

wijze bediscussiëren. En <strong>natuur</strong>lijk worden<br />

ook de wettelijke kaders in beeld gebracht,<br />

niet als doel van de studie, maar als hulpmiddel<br />

om tot een verantwoorde afweging<br />

te komen. Om duurzaamheid en leefbaarheid<br />

van ons land goed in beeld te brengen<br />

biedt de vertaling van de omgeving naar<br />

ecosysteemdiensten een positieve en inspirerende<br />

uitweg uit de huidige verkokerde en<br />

gejuridiseerde praktijk.<br />

Roel Slootweg<br />

November 2011 nr 7<br />

23


Milieu is uit. En de huidige regeringscoalitie handelt daar<br />

naar. Het versterken van het ondernemerschap en geld<br />

verdienen heeft prioriteit. Milieu wordt geaffi cheerd als een<br />

linkse hobby. Milieuregels kosten geld en zijn vervelend. Dat<br />

is kortzichtig en onjuist. Ik durf de stelling aan dat milieumaatregelen<br />

fi nancieel voordelig zijn. Voor alle maatregelen<br />

worden tegenwoordig verplicht zogenaamde ‘cost-benefi t<br />

analyses’ (CBA’s) gemaakt. Ik ken geen voorgestelde maatregelen<br />

waarvoor de baten lager zijn dan de kosten. Kritiek<br />

op CBA’s is dat de baten toevallen aan de BV Nederland via<br />

bijvoorbeeld minder ziekenhuisopnames en langer gezond<br />

leven, terwijl de kosten voor rekening zijn van de industrie,<br />

landbouw, automobilist e.d. Maar, macro-economisch spint<br />

een land er wel degelijk garen bij en dat zou de regering en<br />

politiek toch moeten aanspreken.<br />

Het nut van milieumaatregelen is voor mij zonneklaar. Een<br />

kosten-batenanalyse motiveert mij niet extra. Toch wordt<br />

koortsachtig gezocht naar argumenten om ‘rechts’ in te<br />

laten zien dat milieumaatregelen nodig zijn. De nieuwste<br />

hype is het concept ‘ecosysteemdiensten’. Het idee achter<br />

dit concept is dat ‘de ecosystemen op aarde talloze functies<br />

voor de mens hebben van de productie van voedsel tot<br />

het zuiveren van lucht en water en het reguleren van ons<br />

klimaat. De maatschappelijke baten die mensen halen uit<br />

ecosystemen worden ecosysteemdiensten genoemd’ (PBL<br />

brochure, maart 2010). Tsja, denk ik dan. Is dit een nieuw<br />

inzicht? Is de mens niet volledig afhankelijk van de aarde?<br />

24 November 2011 nr 7<br />

Ecosysteemdiensten<br />

Is het nou echt nodig om eerst alle diensten in kaart te<br />

brengen, ze dan te gaan waarderen in geld en om daarna tot<br />

de conclusie te komen dat de aarde ons onbetaalbare diensten<br />

bewijst? Zo besparen vleermuizen in de VS de landbouw<br />

23 miljard dollar per jaar aan insecticiden. Zonder bijen<br />

vervalt ongeveer een derde van ons voedsel (fruit, tomaten,<br />

paprika’s e.d.). Behalve dat ons dieet wel erg eentonig wordt,<br />

zal het duidelijk zijn dat het hier om vele miljarden gaat.<br />

Zonder bossen loopt het klimaatprobleem pas echt uit de<br />

hand. We zijn momenteel jammer genoeg met een wereldwijd<br />

experiment bezig om dat aan te tonen. Met dit soort voorbeelden<br />

kan ik wel even doorgaan.<br />

Helpt het concept ecosysteemdiensten ons dan helemaal<br />

niet? Ik denk inderdaad dat het uitwerken daarvan enkel tot<br />

uitstel leidt. De uitkomst staat op voorhand vast. De kosten<br />

van het vervuilen van ons milieu zijn vele malen hoger dan<br />

de kosten van milieumaatregelen. Het optuigen van ecosysteemdiensten,<br />

het berekenen en vervolgens bediscussieren<br />

van de kosten en baten gaat veel tijd kosten. Het is een<br />

excuus om voorlopig niets te doen. Onze aarde, de <strong>natuur</strong> en<br />

onze gezondheid zijn onbetaalbaar. Dit heeft niets te maken<br />

met ‘links’ of ‘rechts’. Iedereen die wat beter nadenkt over<br />

het belang van <strong>natuur</strong> en gezondheid zal tot deze conclusie<br />

komen.<br />

Dwarsliggers probeert verbanden te leggen,<br />

maar kan ook dwars tegen gevestigde meningen in gaan.


INVESTEREN<br />

LOONT<br />

November 2011 nr 7<br />

25


Er zijn fundamentele veranderingen nodig, anders blijft het<br />

tegengaan van biodiversiteitsverlies dweilen met de kraan open.<br />

De herstelkosten worden nu al geschat op 3-5% van het BNP. Zolang<br />

dit niet gebeurt, leven we in feite op kosten van het arme deel van de<br />

wereldbevolking en van toekomstige generaties.<br />

The Economics of Ecosystems & Biodiversity<br />

(TEEB). Dat is de titel van een eind 2010 gepresenteerde<br />

wereldwijde analyse naar het<br />

belang van ecosystemen en biodiversiteit<br />

voor economie en welzijn. De studie geeft<br />

een overzicht van zowel de economische<br />

baten als de kosten van biodiversiteitsverlies.<br />

Ook wordt een beeld geschetst van de consequenties<br />

van onveranderd beleid. Bij het<br />

onderzoek waren ruim 1300 wetenschappers<br />

betrokken. Analyse van de ruim 225 studies<br />

levert een indrukwekkend beeld op van de<br />

baten van ecosysteemdiensten voor de tien<br />

belangrijke vegetatiegordels (fi guur 1).<br />

Daarbij moet bedacht worden dat er geen<br />

‘gemiddeld’ koraalrif of tropisch bos bestaat<br />

en dat waardes altijd tijd- en contextafhankelijk<br />

zijn. De economische waarde<br />

van koraalriffen varieert bijvoorbeeld, van<br />

enkele tientallen dollars/ha/jaar voor kleine<br />

geïsoleerde riffen waar niemand komt, tot<br />

ruim 1 miljoen $/ha/jaar (3-5% BNP) voor<br />

riffen in het Caribisch gebied. De absolute<br />

waardes zijn daarom niet zo interessant; een<br />

veel belangrijkere en consistente boodschap<br />

Grasland (25)<br />

Open bosland (18)<br />

Gematigde bossen (40)<br />

Tropische bossen (140)<br />

Meren en rivieren (12)<br />

Zoetwater wetlands (86)<br />

Kustwetlands (112)<br />

Kustsystemen (32)<br />

Koraalriffen (101)<br />

Open oceaan (6)<br />

26 November 2011 nr 7<br />

die uit alle studies naar voren komt is dat in<br />

het algemeen slechts 25-30% van de economische<br />

waarde van ecosysteemdiensten ‘in<br />

de markt’ zit: voornamelijk voor productiedoeleinden<br />

(voedsel, grondstoffen) en enkele<br />

culturele diensten zoals recreatie. De rest<br />

zijn zogenaamde schaduwprijzen van gratis<br />

diensten, bijvoorbeeld lucht- en waterzuivering<br />

door bossen en wetlands of de bestuiving<br />

van landbouwgewassen door bijen;<br />

deze schaduwprijzen worden niet meegenomen<br />

in traditionele kosten-batenanalyses<br />

over het omzetten van een tropisch bos in<br />

een oliepalmplantage of een mangrovewetland<br />

in een garnalenkwekerij.<br />

Werkelijke waarde<br />

De vraag is hoe we deze kennis over de<br />

werkelijke waarde van <strong>natuur</strong>, met inbegrip<br />

van de bijdrage aan ons welzijn, kunnen<br />

omzetten in ‘echt geld’ en concrete maatregelen.<br />

Om deze vertaalslag naar de praktijk<br />

te maken heeft TEEB in vier interpreterende<br />

rapporten een groot aantal aanbevelingen<br />

gedaan. Hieronder worden de belangrijkste<br />

1,0 10,0 100,0 1000,0 10000,0 100000,0 1000000,0 10000000,0<br />

Figuur 1: Spreiding van Totale Economische Waarde per vegetatiegordel (in Int. $/ha/yr).<br />

Waarden in 2007-dollars, gecorrigeerd voor PPP = purchasing power parity; sterretje =<br />

gemiddelde waarde). Bron: van der Ploeg & de Groot, 2010.<br />

Dr. Rudolf S. de Groot (0317-482247,<br />

dolf.degroot@wur.nl) is verbonden aan<br />

de Wageningen University,<br />

Leerstoelgroep Milieusysteemanalyse.<br />

kort samengevat, af en toe aangevuld met<br />

informatie uit andere bronnen.<br />

Perverse subsidies afbouwen<br />

Wereldwijd geven we nog steeds 1-2 triljoen<br />

dollar uit aan subsidies voor niet-duurzame<br />

landbouw, visserij, bosbouw (ontbossing)<br />

etc. Lang geleden was het nuttig de primaire<br />

sector te subsidiëren, nu is dat het paard<br />

achter de wagen spannen. De inkomsten<br />

van deze niet-duurzame activiteiten dekken<br />

vaak niet eens de directe kosten. Daar komt<br />

bij dat de zogenaamde externe effecten<br />

vaak kosten veroorzaken die een veelvoud<br />

zijn van de ‘winst’ . Zo leidt niet-duurzame<br />

visserij tot uitputting van de visvoorraad,<br />

verstoring van voedselketens en inkomstenverlies<br />

voor de lokale bevolking. Neveneffect<br />

is schade aan ecosystemen op het land<br />

doordat mensen op zoek gaan naar andere<br />

inkomsten, zoals houtkap en jacht.<br />

‘Leveranciers/behoeders’ belonen<br />

Veel ecosysteemdiensten worden nu voor<br />

niets, en vaak zonder dat we ons ervan<br />

bewust zijn, geleverd. Onder diverse noemers<br />

is een breed pallet aan mechanismen aan het<br />

ontstaan. In het kader van afremmen van<br />

klimaatverandering kun je nu geld krijgen<br />

om CO2 vast te houden via Carbon Credits.<br />

Een uitbreiding daarvan is het REDD+<br />

mechanisme, waarmee ook biodiversiteit<br />

beschermd wordt. Verder betaalt de farmaceutische<br />

industrie steeds vaker voor behoud<br />

van koraalriffen om nieuwe medicijnen te<br />

kunnen ontdekken. Op regionale schaal zijn<br />

eveneens veel initiatieven gaande, zoals het<br />

belonen van boeren in Azië voor erosiepreventie<br />

(http://rupes.worldagroforestry.org),<br />

duurzaam bosbeheer in Zuid-Amerika (www.<br />

iwokrama.org/) en werk van Conservation<br />

International (www.naturalcapitalproject.<br />

org/).<br />

Op lokale schaal ontdekken steeds meer<br />

bedrijven en overheden dat het beter is om<br />

mét de <strong>natuur</strong> te werken. Een bekend voorbeeld<br />

is de 5 miljard dollar die New York City<br />

bespaarde door te investeren in <strong>natuur</strong>behoud<br />

en herstel in de Catskill Mountains<br />

voor waterleverantie in plaats van een


Foto: <strong>DG</strong>C<br />

nieuwe zuiveringsinstallatie te bouwen.<br />

Dichter bij huis is de Streekrekening<br />

een goed voorbeeld, waarbij 5% van de<br />

uitgekeerde rente ten goede komt aan<br />

landschapsbeheer.<br />

Zie www.es-partnership.org voor nog veel<br />

meer voorbeelden.<br />

Vervuiler/gebruiker laten betalen<br />

Vrijwel alle productieprocessen gaan ten<br />

koste van <strong>natuur</strong> en milieu. De schade<br />

daardoor wordt wereldwijd geschat op zo’n<br />

3-4,5 triljoen $/jaar en wordt grotendeels<br />

uit belastinggeld betaald of doorgeschoven<br />

naar toekomstige generaties. Door het niet<br />

doorberekenen van deze externe kosten in<br />

alle goederen en diensten subsidiëren we<br />

in feite niet-duurzame productie. Om de<br />

omslag naar een duurzame samenleving te<br />

maken is het berekenen van eerlijke prijzen<br />

essentieel.<br />

Vergroenen economie<br />

Veel bedrijven en consumenten kunnen de<br />

omslag naar een duurzame economie niet<br />

maken vanwege het verschil in prijs tussen<br />

niet-duurzaam geproduceerde goederen en<br />

hun alternatieven. Door de externe kosten<br />

onderdeel te laten zijn van de kostprijs,<br />

wordt het goedkoopste alternatief automatisch<br />

het minst milieubelastend. Hiertoe<br />

moet de politiek echter wel de randvoorwaarden<br />

scheppen. Als eerste stap moeten<br />

we af van het gebruik van BNP als maat van<br />

onze welvaart, want hierdoor worden alle<br />

geldstromen op één hoop gegooid, onafhankelijk<br />

waaraan deze worden besteed: hoe<br />

meer we uitgeven, onafhankelijk waaraan<br />

(bodemsanering, kosten van vandalisme,<br />

oorlog…), hoe hoger het BNP en hoe hoger<br />

onze welvaart!<br />

Bewustmaking<br />

Om de noodzakelijke omslag te kunnen<br />

maken moeten mensen beter geïnformeerd<br />

worden over het belang van <strong>natuur</strong><br />

voor onze gezondheid, ons welzijn en<br />

onze economie. Pas dán kan men betere<br />

keuzes maken met betrekking tot individueel<br />

handelen en het kiezen van de juiste<br />

bestuurders. Studies als TEEB helpen de<br />

gegevens op tafel te krijgen en te vertalen<br />

naar concrete oplossingsrichtingen.<br />

Volgende stappen<br />

De TEEB-studie maakt duidelijk dat fundamentele<br />

veranderingen nodig zijn, anders<br />

blijft het bij symptoombestrijding en dweilen<br />

met de kraan open. Achter de schermen is<br />

men al vele jaren bezig de UN Statistics of<br />

Environmental and Economic Accounting,<br />

waarop het BNP gebaseerd is. In Nederland<br />

Door geen nieuwe zuiveringsinstallatie te<br />

bouwen maar te investeren in een nabijgelegen<br />

bos bespaarde New York City<br />

eenmalig 5 miljard dollar en structureel<br />

tientallen miljoenen vanwege minder<br />

onderhoudskosten.<br />

zal de Interdepartementale Task Force<br />

‘Betalen voor Biodiversiteit’ eind 2011 haar<br />

eindrapport uitbrengen, waarin veel van de<br />

hiervoor genoemde punten uitgewerkt zijn.<br />

Om de boodschap verder te onderbouwen<br />

en uit te dragen worden momenteel in vele<br />

landen Nationale TEEB-studies uitgevoerd.<br />

Ook in Nederland is recent besloten een<br />

dergelijke analyse te doen. Hopelijk kan dit<br />

onderzoek helpen de schade die de nieuwe<br />

regering momenteel aanbrengt door de<br />

bezuinigingen op milieu- en <strong>natuur</strong>beleid<br />

enigszins te beperken. Het blijft merkwaardig<br />

dat we er geen probleem mee lijken<br />

te hebben om miljarden uit te geven aan<br />

bodemsanering en andere ‘reparatiekosten’,<br />

maar een relatief kleine investering van<br />

300 miljoen per jaar voor de Ecologische<br />

Hoofdstructuur als een onoverkomelijke<br />

kostenpost zien. Wat veel kan helpen is<br />

als we uitgaven aan milieu- en <strong>natuur</strong>behoud<br />

niet meer als kostenpost zien, maar<br />

als investering in gezondheid, welzijn<br />

en een toekomstbestendige economie.<br />

Kortom, als een investering met een hoog<br />

rendement, die zich middels het leveren<br />

van ecosysteemdiensten dubbel en dwars<br />

terugverdient.<br />

Dolf de Groot<br />

Informatie: www.teebweb.org<br />

November 2011 nr 7<br />

27


Een groene muur reduceert verkeerslawaai, werkt als een stoffi lter en oogt fraai.<br />

Eco-engineering =<br />

dubbele winst<br />

Kleinschalige ecologische<br />

waterzuivering, nazui-<br />

veringsmoerassen, ecoducten,<br />

groene daken, begroeid beton…<br />

Stuk voor stuk voorbeelden van<br />

koppelingen tussen techniek en<br />

<strong>natuur</strong>. Eco-engineering heet<br />

het vakgebied dat zich daarop<br />

toelegt. Mens en <strong>natuur</strong> hebben<br />

er baat bij.<br />

28 November 2011 nr 7<br />

Eco-engineering is de inzet van groen om<br />

functies met betrekking tot milieu en leefbaarheid<br />

te vervullen. Het betreft een integrale<br />

benadering van ecosysteem en civiele<br />

techniek met gebruikmaking van <strong>natuur</strong>lijke<br />

processen. Het object en de onmiddellijke<br />

omgeving worden daarbij als één<br />

systeem beschouwd, met verschillende met<br />

elkaar samenhangende schaalniveaus. De<br />

zon wordt zoveel mogelijk als directe energieleverancier<br />

benut.<br />

Levende machine<br />

Een helofytenfi lter is een goed voorbeeld<br />

van eco-engineering. Dit is een moerassys-<br />

Foto’s: Hein van Bohemen<br />

teem waarin vervuild water op een <strong>natuur</strong>lijke<br />

manier wordt gezuiverd. De zuiveringscapaciteit<br />

wordt geleverd door de bacteriën<br />

die zich in het water en vooral in de wortelzone<br />

van de planten bevinden. Bijzonder is<br />

ook het in Nederland ontwikkelde concept<br />

van de ‘waterharmonica’, waarbij nazuivering<br />

plaatsvindt van water uit een rioolwaterzuiveringsinstallatie.<br />

Deze tussenfase<br />

bestaat uit een aangelegd moerasgebied; er<br />

zijn de laatste jaren in ons land meer dan<br />

vijftien van dergelijke kunstmatige moerassystemen<br />

met succes aangelegd.<br />

Een ander voorbeeld betreft de ‘levende<br />

machine’. Dit is een ecologisch systeem


Dr. ing. Hein van Bohemen<br />

(h.bohemen@kpnplanet.nl) is adviseur<br />

EcoEngineeringConsultancy en voormalig<br />

docent aan de TU Delft.<br />

van afvalwaterzuivering waarbij, naast<br />

het zuiveren van afvalwater met behulp<br />

van micro-organismen, planten, slakken<br />

en andere dieren, tevens interessante<br />

producten gekweekt kunnen worden.<br />

Het gaat daarbij om vis, groenten<br />

en siergewassen: bewoners<br />

krijgen regelmatig een<br />

bloemetje afkomstig van<br />

eigen feces in huis! Dat is<br />

een mooie illustratie van<br />

cyclisch denken, waarbij<br />

één oplossing een aantal<br />

problemen verhelpt. Op drie<br />

plekken in Nederland werken dergelijke<br />

levende systemen.<br />

Eco-engineering kan ook plaatsvinden om<br />

maatschappelijke en <strong>natuur</strong>doelstellingen<br />

te combineren. Neem het aanleggen van een<br />

ecoduct, een viaduct tussen twee <strong>natuur</strong>gebieden<br />

speciaal ingericht voor de passage<br />

van dieren. Hierdoor wordt de barrièrewerking<br />

van een weg weggenomen zonder dat<br />

we er als mens last van hebben. We hebben<br />

er zelfs baat bij vanwege het verminderen<br />

van de kans op aanrijdingen met dieren. In<br />

2011 en 2012 wordt gelijktijdig gewerkt aan<br />

de aanleg van negen ecoducten op en rond<br />

de Veluwe!<br />

‘Eén oplossing<br />

kan<br />

meerdere<br />

problemen<br />

verhelpen’<br />

Daken, gevels en beton<br />

Geheel andere voorbeelden van eco-engineering<br />

zijn groene daken, waardoor regenwater<br />

veel beter wordt verwerkt: maar liefst<br />

60 tot 80 procent verdampt en verdwijnt<br />

dus niet in het riool. Gevels kunnen<br />

eveneens worden benut.<br />

Een begroende wand vangt<br />

fi jn stof op, heeft isolerende<br />

eigenschappen, is ecologisch<br />

gezien interessant en veraangenaamt<br />

de woonomgeving.<br />

Het kan heel simpel aangebracht<br />

worden door klimop of<br />

wilde wingerd te laten groeien.<br />

Een andere mogelijkheid biedt beton. In<br />

de Botanische Tuin van de Technische<br />

Universiteit van Delft staan tien betonnen<br />

platen van 1 bij 1 meter te vergroenen. Het<br />

beton is voorzien van een laagje lavasteen.<br />

Dit is nog een experiment, maar het is een<br />

mooie manier om techniek en <strong>natuur</strong> te<br />

verenigen en de biodiversiteit te bevorderen.<br />

Zeker in stedelijke milieus is dat<br />

zeer welkom. In de Oosterschelde is een<br />

dergelijke aanpak al realiteit. Daar zijn de<br />

massieve betonnen blokken onderaan de<br />

dijk voorzien van een reliëf, zodat wieren<br />

een beter houvast hebben en organismen<br />

een schuilplaats vinden. Zo ontstaat een<br />

veel rijker biologisch leven. Een onbewuste<br />

Beton met ecologische waarde.<br />

vereniging van <strong>natuur</strong> en techniek is het<br />

ontstaan van biodiversiteit op en rond de<br />

harde structuren die in zee geplaatst worden<br />

bij de verankering van windturbines.<br />

Cyclisch denken<br />

In de weg- en waterbouw zijn er veel meer<br />

combinaties met de ecologie mogelijk.<br />

Ecotunnels zijn daarvan een voorbeeld,<br />

evenals groene geluidwerende voorzieningen<br />

die tevens een luchtzuiverende en<br />

ecologische functie vervullen. Op het terrein<br />

van de industriële productie vinden eveneens<br />

toepassingen van eco-engineering<br />

plaats, zoals de kweek van algen op afvalwater.<br />

Biomimicry, het bewust nabootsen<br />

van materialen en processen uit de <strong>natuur</strong>,<br />

biedt ook kansen.<br />

Interessant is dat milieuregelgeving ecoengineering<br />

bevordert. Een voorbeeld is<br />

de MIA/Vamil-regeling: op de milieulijst<br />

staan een reeks praktische maatregelen<br />

waarbij de kosten aftrekbaar van de winst<br />

zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg<br />

van groene daken of gevels. Ook kun je<br />

denken aan helofytensystemen om het<br />

afstromend wegwater op grote parkeerterreinen<br />

op te vangen in een strook<br />

voorzien van vaste planten, struiken en<br />

bomen. Het systeem zorgt er bovendien<br />

voor dat afvalstoffen van auto’s eruit<br />

worden gefi lterd, terwijl een saai parkeerterrein<br />

ook nog eens aantrekkelijker oogt.<br />

Andere voorbeelden zijn de bestrijding<br />

van bodemerosie door gebruikmaking van<br />

planten, reiniging van vervuilde bodems<br />

en permacultuur, een vorm van duurzame<br />

landbouw waarbij productie en <strong>natuur</strong>functies<br />

geïntegreerd worden.<br />

Meer informatie biedt het vaktijdschrift<br />

Ecological Engineering, zie www.iees.ch;<br />

andere nuttige informatiebronnen zijn<br />

www.ecoengineering.nl, www.groenweb.nl<br />

en www.iees.ch.<br />

Hein van Bohemen<br />

November 2011 nr 7<br />

29


Advertentie


DE MENS ALS<br />

KLANT<br />

De mens heeft alle belang bij het voorkomen<br />

van degradatie van ecosystemen. Te meer<br />

daar investeren in behoud en duurzaam gebruik<br />

van biodiversiteit tal van economische kansen<br />

bieden.<br />

Het <strong>natuur</strong>beleid in Nederland is vooral gericht op behoud van<br />

ecosystemen, habitats, soorten als doel op zich. Ethische motieven<br />

spelen een voorname rol; behoud van <strong>natuur</strong> als teken van beschaving.<br />

Het biodiversiteitsbeleid is veel breder en richt zich op biodiversiteit<br />

als middel. Met andere woorden: op de functionele kant<br />

van biodiversiteit, die zo cruciaal is voor onze economie en ons<br />

voortbestaan: het belang van de mens staat voorop.<br />

Levensbasis<br />

Of het nu gaat om veiligheid en bescherming tegen extreme weersomstandigheden<br />

of om de beschikbaarheid van zoet water, voedsel,<br />

vezels of vruchtbare bodem, ecosystemen staan aan de basis van<br />

ons eigen leven. Aantasting van die ecosystemen bedreigt de basis.<br />

De verdichting in de Nederlandse landbouwbodem, door verwaarlozing<br />

van de bodembiodiversiteit, leidt tot lagere<br />

productie, minder waterbergend vermogen en<br />

erosie. De kaalkap van bossen en het draineren<br />

van venen in de tropen leidt tot verlies van<br />

bodemvruchtbaarheid, erosie en overstromingen,<br />

enorme emissies van broeikasgassen<br />

en een enorm verlies van biodiversiteit.<br />

‘Eenzijdige<br />

oplossingen<br />

dragen het<br />

risico van<br />

afwenteling’<br />

Geschat wordt dat mondiaal 60% van de ecosysteemdiensten<br />

degradeert. Onderzoek laat zien dat<br />

het verlies van biodiversiteit en verschralende ecosystemen<br />

onvoldoende worden meegewogen in beslissingen van de consument,<br />

van bedrijven en van de overheid. De studie The Economics<br />

of Ecosystems & Biodiversity (TEEB, zie elders in dit nummer)<br />

reikt handvatten aan om de economische waarde beter zichtbaar<br />

te maken en een rol te geven in economische afwegingen. Nog<br />

belangrijker echter dan het laten zien van economische waarde is<br />

het zorgen dat die waarde doorwerkt, en duurzaam benut wordt.<br />

In de praktijk betekent dit dat biodiversiteit wordt ‘ingevlochten’<br />

in beslissingen over waterbeheer, klimaat, landbouw en voedselproductie,<br />

visserij, industriebeleid, voeding en gezondheid en<br />

vele andere beleidsterreinen. Het is daarbij cruciaal te erkennen<br />

dat biodiversiteit bij die invlechting geen franje is, maar een<br />

sleutelvoorraad.<br />

Er is geen oplossing voor het klimaatvraagstuk zonder aandacht<br />

voor biodiversiteit, en andersom. Hetzelfde geldt voor het wereldvoedselvraagstuk.<br />

Eenzijdige oplossingen dragen het risico van<br />

afwenteling. Het voorbeeld hiervan is deoverhaaste introductie<br />

van biobrandstoffen, als bijdrage aan de opgave de netto-uitstoot<br />

van broeikasgassen te verminderen. Hoe hard er ook wordt gewerkt<br />

aan duurzaamheidscriteria, de productie van biobrandstoffen<br />

concurreert momenteel wel degelijk met de productie van voedsel.<br />

Biobrandstoffen en voedsel leggen in onderlinge concurrentie extra<br />

ruimteclaims en jagen de conversie van ecosystemen omhoog. Dit<br />

zorgt straks voor torenhoge economische en maatschappelijke<br />

kosten.<br />

Advies Taskforce<br />

Op verzoek van het Kabinet werkt de Taskforce Biodiversiteit &<br />

Natuurlijke Hulpbronnen aan een advies waarin ruim aandacht<br />

wordt besteed aan zowel de relaties tussen biodiversiteit,<br />

voedsel en klimaat als aan de vele economische kansen die<br />

hieruit voortvloeien. De Taskforce wil op middellange<br />

termijn (2020) veiligstellen dat er per saldo geen verder<br />

verlies van biodiversiteit optreedt, door ‘biodiversiteitneutraal’<br />

te produceren en consumeren. Een benadering<br />

die internationaal bekend staat als no net loss. Het principe<br />

wordt inmiddels breed gehanteerd. Belangrijke kernpunten<br />

zijn de kansen en risico’s van een biobased economy,<br />

de noodzaak om beter gebruik te maken van economische<br />

instrumenten, de wenselijkheid om te komen tot dieetveranderingen<br />

en de noodzaak van beleidscoherentie en good governance,<br />

zowel nationaal als internationaal.<br />

Het advies van de Taskforce Biodiversiteit & Natuurlijke<br />

Hulpbronnen wordt op 13 december a.s. uitgebracht. Informatie:<br />

www.taskforcebiodiversiteit.nl<br />

Arthur Eijs<br />

Arthur Eijs is coördinerend beleidsmedewerker biodiversiteit<br />

ministerie van I&M en samen met Erik van<br />

Zadelhoff (EL&I) secretaris Taskforce Biodiversiteit &<br />

Natuurlijke Hulpbronnen<br />

November 2011 nr 7<br />

31


ONDERWIJS<br />

ALS BAKERMAT<br />

Kinderen hebben profi jt van op jonge leeftijd opgedane<br />

<strong>natuur</strong>ervaring. Natuur moet dan ook een vaste plek in<br />

het onderwijs krijgen. Maar ook op hoge leeftijd werkt<br />

<strong>natuur</strong> positief door.<br />

Erwin Groenenberg (06-40156821,<br />

e.groenenberg@veldwerknederland.nl)<br />

is werkzaam bij Veldwerk Nederland.<br />

Meerdaagse <strong>natuur</strong>activiteiten bij kinderen<br />

in de basisschool hebben een positief effect<br />

op houding en gedrag ten aanzien van<br />

<strong>natuur</strong> en milieu. Dit blijkt klip en klaar uit<br />

het onderzoek ‘Hoe duurzaam is NME’. Dat<br />

effect is zelfs na vijftien jaar nog steeds<br />

waarneembaar. Ook een kortdurende interactie<br />

van kinderen met de <strong>natuur</strong> is effectief.<br />

Een les of een wandeling door het bos<br />

maken blijvende indruk.<br />

Buitenspelen<br />

In het onderwijs komen alle kinderen, dik,<br />

dun, druk, rustig, met en zonder<br />

<strong>natuur</strong>ervaring in dezelfde klas. Je zult het<br />

maar moeten doen. Dertig individuen die<br />

allemaal op een eigen manier leren, een<br />

eigen karakter hebben,<br />

eigen problemen en<br />

van verschillende achtergrond.<br />

Dat dit voor een leerkracht<br />

niet eenvoudig is, lijkt duidelijk.<br />

‘De kinderen<br />

stuiteren<br />

de bus uit,<br />

maar dan<br />

begint het’<br />

Toch merk je daar weinig van bij de basisschoolkinderen<br />

van groep 7 of 8 die op de<br />

<strong>natuur</strong>werkweek bij Veldwerk Nederland<br />

komen. Een bus zet de kinderen op maandag<br />

af voor een witte villa in het bos in<br />

Apeldoorn. Ze stuiteren de bus uit, rennen<br />

en gillen, maar dan begint het. De kinderen<br />

ervaren de <strong>natuur</strong> bijna direct. Het geluidsniveau<br />

daalt. De hele week zijn de kinderen<br />

in het bos bezig met opdrachten die ze<br />

samen uitvoeren. Daarbij hoeven vooraf<br />

Herman van Veen Foundation : ‘Als het de kinderen goed gaat, gaat het<br />

de wereld goed.’ Dat is het motto van de Herman van Veen Foundation.<br />

Informatie op: www.iederkindheeftrechtop<strong>natuur</strong>.nl<br />

eigenlijk geen groepjes gemaakt te worden.<br />

De kinderen helpen elkaar vanzelfsprekend.<br />

Ze zijn nieuwsgierig naar de naam van de<br />

boom of van dat vreemde beestje. Natuurlijk<br />

vinden ze het geweldig om in nestkastjes<br />

te kijken. Daar worden ze stil van. Het is<br />

een ervaring die een leven lang meegaat<br />

en zelfs de lastigste kinderen herken je niet<br />

als zodanig. De sfeer blijft de hele week<br />

plezierig.<br />

Van alle leeftijden<br />

Niet alleen kinderen profi teren van <strong>natuur</strong>ervaringen:<br />

voor baby’s en ouderen geldt<br />

hetzelfde. In een aantal <strong>natuur</strong>lijke kindercentra<br />

in Nederland slapen de baby’s buiten,<br />

in een houten kastje, met een bedje en slaapzakje.<br />

Dat lijkt zielig, maar dat is het niet.<br />

De baby’s slapen hierin namelijk heel<br />

goed. Ze rusten uit van alle indrukken<br />

die ze opdoen en ontspannen<br />

volledig. Veel beter dan binnen<br />

in het kindercentrum. Ook zijn<br />

de kinderen op de centra met een<br />

<strong>natuur</strong>lijke buitenruimte verhoudingsgewijs<br />

minder vaak ziek.<br />

In het project Natuurcircus wordt de<br />

<strong>natuur</strong> in het zorgcentrum gebracht. Daar<br />

gaan (demente) bejaarden de interactie met<br />

planten en dieren aan. In het beste geval<br />

ondersteund door schoolkinderen trekken ze<br />

dan even de <strong>natuur</strong> in.<br />

Natuurervaringen die wij opdoen in en om<br />

ons huis, op een kinderdagverblijf, tijdens<br />

onze schooltijd en op vakanties of waar dan<br />

ook, zijn belangrijk voor het opdoen van<br />

kennis, het kwijtraken van energie en stress<br />

en het herinneren van mooie momenten.<br />

Daarom moet <strong>natuur</strong> een plek krijgen in alle<br />

levensfases, van baby’s tot bejaarden.<br />

Erwin Groenenberg


Foto: WNF<br />

WNF-directeur Johan van de Gronden:<br />

“De wal keert<br />

het schip”<br />

November 2011 nr 7<br />

33


Het hardnekkige idee dat <strong>natuur</strong> geld kost, is Johan van de<br />

Gronden een doorn in het oog. “Het is heel vreemd om een<br />

monetaire waarde te verlenen aan iets wat ‘priceless’ is”, aldus de<br />

directeur van Wereld Natuur Fonds Nederland. “Uiteindelijk is de<br />

<strong>natuur</strong> alles wat we hebben. Het is niet alleen de bron van ons welzijn<br />

en welbevinden, maar ook van onze economische welvaart.”<br />

Het verlenen van economische waarde aan<br />

revenuen van de <strong>natuur</strong> raakt steeds meer in<br />

zwang. Veelal gebeurt dit onder de noemer<br />

‘ecosysteemdiensten’. “Op zichzelf prima”,<br />

vindt WNF-directeur Van de Gronden. “Dit<br />

kan een enorme impuls opleveren voor het<br />

beschermen van kwetsbare gebieden en<br />

ecosystemen. Ik vind het alleen te ver gaan<br />

als dat de enige reden is. Ik ga in de eerste<br />

plaats uit van de intrinsieke waarde van<br />

<strong>natuur</strong> en daar kun je geen prijskaartje<br />

opplakken. Neem de spirituele waarde, de<br />

rust of de kraamkamers van de zee. Dan<br />

zeggen dat de <strong>natuur</strong> geld kost, is een uiting<br />

van ultieme ul ulti tiem eme e verwarring van an een en beleid- bel elei e dsmakersm<br />

s aker die denkt in termen van beheers rskosten.ko<br />

kost s en. Het He Het lijkt er op dat we alleen nog maar<br />

in staathuishoudkunde staathu huis i ho h udkunde kunnen denke denken k n<br />

en n nnat<br />

<strong>natuur</strong> atuu uur iets iets is voor groene, groen e e, verdwaalde<br />

mensen.” me mens nsen en.” .”<br />

Botte Bo Bott tt tte e bijl bi bijl jl j<br />

Niettemin vind vindt nd n t Va Van<br />

n de d de Gronden hhet<br />

het<br />

aanvaardbaar aa a nvaardba baar ar a dat eer<br />

r op dde<br />

e rijksbegroting<br />

wordt t be bezu bezuinigd zuin inig i d op nat <strong>natuur</strong> atuu uur r en lan landschap.<br />

a dsch c ap ap.<br />

34 3 November Nov No Nov NNo Novv vemb emb em emb em emb em emb em mb m er err 201 20 201 20 201 2011 01 0 1 1n 1 1n 1 1n 1 1n 1 n nnr<br />

nr r r7 r r7 r r7 r 7<br />

“Negen van de tien mensen raken straks hun<br />

persoonsgebondenbudget kwijt, er wordt<br />

bezuinigd op onderwijs, op kunst, noem<br />

maar op. Dan past het niet dat je vanuit de<br />

<strong>natuur</strong>- en milieubeweging zegt ‘wij moeten<br />

de dans ontspringen’. Wel is de hoogte van de<br />

bezuinigingen in ons geval disproportioneel.<br />

Die lopen soms op tot 60%. Dat is de botte bijl<br />

hanteren.” Nog kwalijker vindt hij ten koste<br />

van wat er bezuinigd wordt. “Het kabinet<br />

kiest er voor om het paradepaardje van ons<br />

<strong>natuur</strong>beschermingswerk, dat in Europa tot<br />

navolging heeft geleid, te kortwieken. Juist<br />

dat kleine, dichtbevolkte Nederland had zo<br />

iets ie iets ts verzonnen als<br />

ls dde<br />

e ecologische hoofdstructuur.tuur<br />

ur. Een Ee Een n lelijke naam am voor een fantastische<br />

gedachte, ge g dach chte te, na name namelijk meli lijk j het aan elkaar verbinden<br />

van van relatief rela lati t ef geïsoleerde geï eïso sole leer e de leefgebieden. l<br />

We<br />

weten n uit<br />

t de ecologie eco colo logie dat t je op eilandjes<br />

niet kunt kun u t overleven. ov overleven. Het HHet<br />

dierenleven die iere renl nl nlev e en wordt<br />

dan uiteindelijk uite teindelijk heel klein kl k ein n of legt lleg<br />

egt t het he het loodje. loodje j .<br />

Willen Wi W llen planten en n dieren di d er eren en zich zzich<br />

kunnen ku kunn n en<br />

ontwikkelen, on o tw twikke k len, dan heb<br />

eb j<br />

je relatief re rela lati ti tief e uitgestrekte<br />

uitge gestrekt k e<br />

gebieden gebi bied eden en nodig nodig. ig. . En jjui<br />

juist uist in di ddit t on onde onderdeel de derd rdeel van<br />

het na natu <strong>natuur</strong>beleid tuur ur urbe b leid gaat het mes.” mes. s. s ”<br />

In plaats van de EHS te kortwieken, had het<br />

kabinet er volgens de WNF-directeur voor<br />

moeten kiezen om niet langer ieder biotoopje<br />

met elk vlindertje te beschermen. “Men had<br />

moeten vaststellen wat nu echt van belang<br />

is. Ik kies dan voor duin, wad, delta en op<br />

zekere hoogte bos. Dát zijn onze belangrijkste<br />

<strong>natuur</strong>karakteristieken.” Daarnaast<br />

vindt Van de Gronden dat best eens gekeken<br />

mag worden naar de effi ciëntie van <strong>natuur</strong>organisaties.<br />

“Vast staat dat er sprake is van<br />

een zekere versnippering. Alle organisaties,<br />

neem Natuurmonumenten, Nationale<br />

Landschappen en Staatsbosbeheer, doen<br />

nu allemaal een beetje. Wat cultuurlandschap,<br />

een kasteeltje of boerderij en een<br />

stukje wildernis. Dat gaat ten koste van de<br />

synergie en slagkracht. Met een herschikking<br />

van taken en verantwoordelijkheden<br />

kan veel meer worden bereikt. Niet gemakkelijk<br />

en het ligt gevoelig, maar op termijn<br />

onvermijdelijk.”<br />

Te dol ddol<br />

ol vvoor<br />

voor r wo woor woorden o de den<br />

Er zijn meer zaken waar Van<br />

n de GGro<br />

Gronden rond nden<br />

zich boos over maakt. maakt. “Het et is iis<br />

s een ee een n absoluut ab abso soluut<br />

schandaal dat zo’n rijk land d als Nederland<br />

Ned eder erla land n<br />

te maken heeft met een spectacul spectaculair ulai air biodi- bi biod odii<br />

versiteitsverlies, het hoogs hoogste gste t van EEuropa.<br />

Europa. a<br />

Ik vind het werkelijk we w rkelijk te dol voor woorden.<br />

Nog steeds d hanteren wij national nationale a e doelstellingen<br />

die de snelheid van an het verlies<br />

moeten verminderen. Stop daar to ttoch ch mee en<br />

zet ze z t voor vo voor eens en altijd in op biodiversiteits-<br />

biodiversite it<br />

its-<br />

Foto: Cat Holloway / WWF-Canon


winst. Zeg een toename van 30% in 2030.<br />

Dit betekent dat je moet ophouden met<br />

<strong>natuur</strong>doeltypes na te streven in hele kleine<br />

gebiedjes. We zijn doorgeschoten in<br />

een heel nauwkeurige regulering<br />

van welke soorten in<br />

welke gebieden thuishoren.<br />

Je moet je juist richten op<br />

de dynamiek van ecologische<br />

processen, waardoor<br />

je de biodiversiteitsbronnen<br />

weer aanvuurt. Dan liggen er<br />

met name enorme kansen in het<br />

herstel van zoet/zoutverhoudingen. In<br />

onze rivierendelta heb je een explosie van<br />

leven. Voor een groot deel hebben we dat<br />

met de Deltawerken allemaal geblokkeerd.”<br />

Van de Gronden realiseert zich maar al<br />

te goed dat het neerhalen van ’s werelds<br />

meest robuuste zeewering uiterst gevoelig<br />

ligt. Toch is volgens hem op termijn ook de<br />

veiligheid gediend met een open estuarium.<br />

“Zowel voor onze veiligheid, economie en<br />

ecologie moeten we in andere termen leren<br />

denken over de wijze waarop we onze delta<br />

moeten beschermen. Zo levert een gezond<br />

estuarium van 1 km2 veel meer op dan 1 km2 intensief en kunstmatig bevloeide landbouw.<br />

Op termijn zullen we het verdienen<br />

van onze boterham veel beter moeten<br />

afstemmen op de <strong>natuur</strong>lijke ecologische<br />

productiviteit van het land. Neem de<br />

zandhonger in de Oosterschelde. Doordat<br />

we nu niet van de <strong>natuur</strong>lijke kracht van<br />

de zeearm kunnen profi teren, spoelt heel<br />

veel zand weg. Daardoor krijg je hele steile<br />

kades, wat tot onveilige situaties leidt. We<br />

moeten toe naar een situatie waarin je in<br />

toenemende mate vertrouwt op ecologische<br />

Foto: WNF ‘Plaats<br />

dynamiek<br />

ecologische<br />

processen<br />

voorop’<br />

processen en enkel waar het echt gevaarlijk<br />

is een technologische rem hanteren.”<br />

Nieuwe uitstervingsgolf<br />

Toch stopt WNF heel bewust de meeste<br />

energie niet in het behouden en versterken<br />

van de <strong>natuur</strong> in Nederland. “De reden hiervoor<br />

is dat ons land te klein is om eigenstandig<br />

te beschouwen. Ecologische processen<br />

vinden veelal op een groter schaalniveau<br />

plaats. Daarom richten wij ons vooral op de<br />

grote brongebieden die zo verschrikkelijk<br />

belangrijk zijn voor het veiligstellen van een<br />

grote soortenrijkdom van dieren en planten<br />

op middellange termijn. Ons verwoestend<br />

beheer van de aarde dreigt uit<br />

te monden in een nieuwe grote<br />

uitstervingsgolf. Dat gaat<br />

steeds meer effect sorteren<br />

op de wijze waarop wij in<br />

ons onderhoud voorzien,<br />

ons voedsel verbouwen en<br />

op een plezierige manier<br />

ons leven lijden. Het behoud<br />

van biodiversiteit wordt puur een<br />

kwestie van overleven. Een voorbeeld.<br />

Vlak voor de zomer heeft een promovendus<br />

van de TU Delft berekend dat 50% van de<br />

neerslagvariaties in Zuid-Amerika direct<br />

afhankelijk is van het Amazoneregenwoud.<br />

Als dat verdwijnt<br />

wordt, naast het verlies aan<br />

soortenrijkdom, in Zuid-<br />

Amerika het hele landbouwpotentieel<br />

ernstig<br />

aangetast. Als de koraaldriehoek<br />

tussen Indonesië,<br />

Filippijnen en Maleisië verdwijnt,<br />

zitten 120 miljoen mensen<br />

verlegen om eiwitten omdat zij<br />

niet meer kunnen vissen. Het is dit type cijfertjes<br />

dat ons moet aansporen om ons leven<br />

op een verstandiger manier vorm te geven.”<br />

Groene revolutie<br />

‘Verhogen<br />

landbouwproductiviteit<br />

goed voor<br />

<strong>natuur</strong>’<br />

Belangrijk dilemma in dit verband is het<br />

bestrijden van het tekort aan voedsel in<br />

met name Afrikaanse landen. In dat licht<br />

wordt van diverse kanten gepleit voor een<br />

nieuwe groene agrarische revolutie, gericht<br />

op opbrengstvermeerdering. Geheel terecht,<br />

vindt Van de Gronden. “Het verhogen van de<br />

landbouwproductiviteit per hectare is een<br />

van de beste <strong>natuur</strong>beschermingsmaatregelen<br />

die ik ken. Deze ontwikkeling is nodig<br />

om ervoor te zorgen dat je nog wildernis en<br />

<strong>natuur</strong> overhoudt. Als je namelijk met een<br />

lagere productiviteit straks negen miljard<br />

mensen wilt voeden, gaat de 11 à 12% aan<br />

beschermde gebieden die we nu op aarde<br />

hebben er zonder meer aan.” Tegelijkertijd<br />

benadrukt hij dat je dit moet zien in groter<br />

verband. “Het is dus niet zo dat grootschalige<br />

intensieve landbouw in ons land goed<br />

is voor de weidevogelstand, want dat is<br />

volstrekt fl auwekul. Dat is schaapjes hoeden<br />

met een wolf. Intensieve landbouw is prima,<br />

maar wel uit het oogpunt van voedselproductie<br />

om alle monden te kunnen voeden.<br />

Dat moet je niet al te veel vermengen met<br />

<strong>natuur</strong>beheer.”<br />

Optimistisch<br />

Ondanks de ernst van de situatie, voelt Van<br />

de Gronden zich geen roepende in de woestijn.<br />

“Er is alle reden voor urgentie, maar geen<br />

reden voor pessimisme en zeker niet om bij de<br />

pakken neer te zitten. De wal keert het schip.<br />

Op den duur gaat de pure draagkracht van<br />

de aarde onze economie bepalen. Jammer is<br />

alleen dan we ’t pas in de gaten krijgen als<br />

het ons door de vingers lijkt te glippen<br />

en een ecologische woestijn dreigt.<br />

Dan zal men beseffen dat het zo<br />

niet langer kan en wordt dit in<br />

de grote bestuurskamers van<br />

overheid en bedrijfsleven als<br />

zeer urgent gevoeld.”<br />

Het optimisme van de WNFdirecteur<br />

is overigens meer gestoeld<br />

op de veranderingsgezindheid die hij<br />

signaleert bij grote ondernemers dan bij de overheid.<br />

“Bij tal van wereldwijd opererende partijen<br />

als Unilever, Ahold, Rabobank, DSM en AKZO<br />

Nobel zie je nu al een heel ander besef ontstaan.<br />

Zij zien letterlijk de eindigheid van hun grondstoffenstromen<br />

in. Doorgaan op de oude weg<br />

brengt de continuïteit van hun bedrijfsvoering<br />

in gevaar. Het is alleen jammer dat we zo laat in<br />

het leven leren.”<br />

Jan de Graaf<br />

November Nov Novem emb em er r 201 2011 011 1 nnr<br />

nr r 7<br />

35


Het zijn verwarrende tijden. Bezuinigingen, ombuigingen,<br />

draconische maatregelen. Veel wordt anders. Maar één ding<br />

is helemaal goed: <strong>natuur</strong>bescherming is ondergebracht bij<br />

het ministerie van Economische Zaken dat pro forma nog<br />

even de 'L' van landbouw heeft opgenomen in de nieuwe<br />

naam ‘Economische Zaken, Landbouw en Innovatie'. Maar<br />

wie het slagveld overziet, kan niet anders dan constateren<br />

dat de klappen van de sanering vooral vallen binnen het<br />

voormalige ministerie van LNV. We zullen in de toekomst<br />

vooral zaken moeten doen met de economiepoot van het<br />

ministerie. Maar dat is dus niet erg. Sterker nog, het biedt<br />

uitgesproken kansen voor een verdere emancipatie van de<br />

<strong>natuur</strong>bescherming door middel van nieuwe vormen van<br />

fi nanciering. Het oude ministerie van LNV was immers<br />

doordrongen van het geven van subsidies.<br />

Je zou het in deze tijd van stoere taal vanuit de landbouwsector<br />

richting de subsidieslurpers binnen de <strong>natuur</strong>bescherming<br />

bijna vergeten, maar deze traditie komt vooral<br />

voort uit de landbouwsector, die van oudsher bol stond van<br />

de staatssteun. De Europese begroting bestond echt niet<br />

voor 90% uit middelen voor de <strong>natuur</strong>bescherming. Dus ook<br />

daar zullen harde klappen vallen als de oude LNV-cultuur is<br />

gesaneerd en de EZ-cultuur opgang doet.<br />

Maar goed ik ben dus enthousiast over de gang naar ELenI.<br />

En dat niet in de consultancy zin, waarbij iedere tegenslag<br />

een 'kans' is, maar echt. Deze mensen weten namelijk hoe<br />

je markten creëert, hoe je tijdelijk een sector kunt ondersteunen,<br />

zodat die vervolgens op eigen benen kan staan.<br />

Natuurbescherming moet in de toekomst gewoon een<br />

sector worden net als de metaal, de telecom, of de landbouw.<br />

36 November 2011 nr 7<br />

Foto: Anton Logeman<br />

EZ-cultuur broodnodig<br />

Maar dan warm, zonder winstoogmerk en de eigen broek<br />

ophoudend.<br />

En dat kan. In en rond <strong>natuur</strong>gebieden wordt veel geld<br />

verdiend en in de toekomst moet meer van dat geld terug<br />

naar de <strong>natuur</strong>bescherming. Wij hebben daarvoor bij Triple<br />

E een nieuw maar eeuwenoud systeem ontwikkeld van<br />

rechten die structurele bronnen van inkomsten opleveren<br />

ter fi nanciering van maatschappelijke plichten in de vorm<br />

van <strong>natuur</strong>bescherming. Daar moeten we naartoe. En dan<br />

kunnen we onderweg gelijk ook instellingen saneren zoals<br />

het Planbureau voor de Leefomgeving, LEI en Centraal<br />

Planbureau die de laatste jaren alleen nog maar onbegrijpelijke<br />

econometrische studies en onbruikbare MKBAmethodieken<br />

opleveren (OEI). Kortom, die lekker wetenschappelijk<br />

doen, maar feitelijk geen enkele bijdrage meer<br />

leveren aan de ontwikkeling van de reële economie en het<br />

oplossen van het grote maatschappelijke vraagstuk van de<br />

bescherming/fi nanciering van <strong>natuur</strong> en landschap. Van<br />

topinstituten die ons in de jaren '80 en '90 de weg wezen, zijn<br />

zij verworden tot sociale werkplaatsen voor hoogbegaafden<br />

die standaard op de trompet blazen dat het vijf voor twaalf<br />

is. Zie de laatste ESB-berichten waar werkelijk, maar dan ook<br />

werkelijk, niets zinnigs in staat. Onderlinge bevruchting en<br />

zelfbevruchting door middel van eindeloze literatuurlijsten.<br />

Het zou voor de <strong>natuur</strong> beter zijn als deze mensen allemaal<br />

een groene onderneming beginnen, waarbij zij een deel<br />

van de winst afstaan voor beschermingsmaatregelen en de<br />

nieuwe groene sector helpen groot maken.<br />

Tom Bade,<br />

directeur Triple E


WAT IS HET<br />

PRIJSKAARTJE?<br />

In het economisch verkeer wordt de prijs van een goed bepaald<br />

door het keuzegedrag van mensen. Bij <strong>natuur</strong> en landschap gaat<br />

het om ongeprijsde publieke goederen, waartoe men toegang heeft<br />

zonder ervoor te betalen. In kosten-batenanalyses wordt alles zo veel<br />

mogelijk in geld gewaardeerd. Dit ‘monetariseren’ kent beperkingen,<br />

zeker voor <strong>natuur</strong>. Hoe lossen we dit op?<br />

Er zijn goederen die geen prijs hebben, maar<br />

die wel van belang zijn voor onze welvaart.<br />

Daar raken we de kern: de economische<br />

wetenschap draait niet om geld, maar gaat<br />

over het omgaan met schaarste. De mens<br />

heeft ook behoefte aan vrije tijd, <strong>natuur</strong> en<br />

landschap, cultuur en een schoon en veilig<br />

milieu. Dat alles is niet onbeperkt beschikbaar,<br />

dat dwingt – om onze welvaart te optimaliseren<br />

– tot keuzes. Daarvoor zou het<br />

gemakkelijk zijn als alle effecten, of dat nu<br />

kosten of baten zijn, in één en dezelfde maatstaf<br />

worden uitgedrukt. Bijvoorbeeld geld.<br />

Dan zijn ze vergelijkbaar en is het verder een<br />

kwestie van rekenen. Dat is wat wordt nagestreefd<br />

bij een kosten-batenanalyse, waarvoor<br />

een systematische inventarisatie nodig<br />

is van alles wat wordt opgeofferd en alles<br />

wat het oplevert ten opzichte van wat er zou<br />

gebeuren zonder de voorgenomen ingreep.<br />

Drs. Erik Spaink (erik.spaink@hetnet.nl) is<br />

zelfstandig beleidsadviseur.<br />

Duidelijk is dat kosten veel meer omvatten<br />

dan de uitgaven die de accountant in de<br />

boeken vindt.<br />

Monetariseren<br />

Als er geen marktprijs is, wordt vaak de<br />

bereidheid van mensen om een bepaald<br />

bedrag te betalen gebruikt als een indicatie<br />

van de waarde. Bij het bepalen daarvan is<br />

allereerst de gebruikswaarde van belang: de<br />

functies die de <strong>natuur</strong> voor de mens vervult,<br />

denk aan recreatie, voedselproductie, het<br />

zuiveren van water en lucht. Daarnaast zijn<br />

er de niet-gebruikswaarden; deze hebben<br />

betrekking op de opvatting dat planten en<br />

dieren bestaansrecht hebben (intrinsieke<br />

waarde), dat toekomstige generaties recht<br />

hebben op <strong>natuur</strong> (verervingswaarde), dat<br />

ook andere mensen recht hebben op <strong>natuur</strong><br />

(altruïstische waarde) of dat toekomstig<br />

gebruik mogelijk moet blijven (optie-<br />

November 2011 nr 7<br />

37


38 November 2011 nr 7<br />

waarde). Ook deze waarden dragen aan de<br />

welvaart bij.<br />

Er bestaan verschillende methoden om<br />

<strong>natuur</strong> te monetariseren. Een van de oudste<br />

is de reiskostenmethode. Hierbij wordt een<br />

bezoek aan een <strong>natuur</strong>gebied gewaardeerd<br />

op basis van de reiskosten en de reistijd die<br />

mensen besteden om een gebied te bezoeken.<br />

De aanname is dat mensen<br />

precies weten wat het kost en<br />

wat ze krijgen. Is dat zo? En<br />

is er verschil tussen een<br />

vluchtig bezoek en een<br />

langdurig bezoek? Is een<br />

bezoek aan de Posbank een<br />

bezoek aan het Nationaal<br />

Park Veluwezoom? Ook het<br />

waarderen van reistijd in vrije<br />

tijd is een probleem. Het gaat alleen<br />

over de recreatieve gebruikswaarde – en<br />

ook nog maar een deel. Elke avond wandelen<br />

tientallen mensen uit het dorp waar ik<br />

woon het bos in, in de hoop een glimp op te<br />

vangen van een ree, een hert of wild zwijn.<br />

Geen reiskosten, weinig reistijd en toch een<br />

wezenlijke bijdrage aan hun welvaart.<br />

De Hedonische prijsmethode gaat ervan uit<br />

dat <strong>natuur</strong>kwaliteit mede de waarde van<br />

een marktgoed bepaalt. Het bekendste voorbeeld<br />

is dat huizen nabij een <strong>natuur</strong>gebied<br />

duurder zijn. Dat zegt iets over de betekenis<br />

van die <strong>natuur</strong> voor mensen, maar hoeveel?<br />

Er zijn meer factoren die de woonplaatskeuze<br />

bepalen. En een onbewoond gebied is<br />

in deze benadering niet veel waard.<br />

De contingent valuation method is een als-<br />

danbenadering en gaat uit van de betalingsbereidheid.<br />

Met behulp van enquêtes<br />

wordt uitgezocht wat mensen bereid zijn<br />

te betalen als een bepaalde verandering<br />

plaatsvindt. Een bezwaar is dat de waarde<br />

niet uit werkelijk gedrag wordt afgeleid,<br />

maar uit wat mensen op een moment<br />

zeggen te zullen doen.<br />

In sommige gevallen vormen gemaakte<br />

of geraamde kosten een indicatie voor de<br />

waarde die wordt toegekend aan een gebied.<br />

Als we een zeker bedrag over hebben voor<br />

het creëren van een bepaald <strong>natuur</strong>gebied,<br />

is het dat ons kennelijk waard. In een situ-<br />

‘Bij gebrek<br />

aan beter<br />

moet je <strong>natuur</strong><br />

in geld<br />

uitdrukken’<br />

atie waarbij ten gevolge van een project per<br />

saldo geen <strong>natuur</strong>verlies mag optreden, kan<br />

een schaduwproject worden gedefi nieerd<br />

om elders een vervanging te creëren. De<br />

daarmee gemoeide kosten zijn een schatting<br />

voor het welvaartsverlies dat zou zijn<br />

opgetreden.<br />

Een heel bruikbare variant is dat soms een<br />

waarde is aan te geven op grond van<br />

vermeden kosten of alternatieve<br />

kosten. Een voorbeeld van de<br />

alternatieve kostenmethode<br />

is de aanleg van een rietveld<br />

waar vervuild water wordt<br />

ingelaten. Dat spaart waterzuivering<br />

uit.<br />

Het meest gebruikt worden<br />

kengetallen, bedragen die worden<br />

ontleend aan eerdere projecten. Er<br />

bestaat zelfs een handboek met kengetallen<br />

voor <strong>natuur</strong>, water, bodem en landschap.<br />

Kosten de andere methoden veel tijd en<br />

geld, het overnemen van een getal uit een<br />

handboek is veel gemakkelijker. Bezwaar is<br />

dat ze zijn ontleend aan specifi eke situaties,<br />

terwijl elke situatie anders is en soms zelfs<br />

onvergelijkbaar.<br />

Twee oplossingsrichtingen<br />

Uit deze opsomming blijkt dat monetariseren<br />

vooralsnog beperkt mogelijk is. Er zijn<br />

twee manieren om hiermee om te gaan. De<br />

eerste is instrumenteel: methoden verbeteren<br />

en empirie toevoegen. De tweede weg<br />

is functioneel: nagaan welke informatie<br />

bestuurders het meest helpt.<br />

Instrumentele benadering<br />

Aanhangers van de instrumentele benadering<br />

zijn van mening dat je je niet moet<br />

neerleggen bij de beperkingen van monetarisering.<br />

Dat leidt tot <strong>natuur</strong> als PM-posten<br />

en omdat die in de praktijk niet meetellen,<br />

moet je <strong>natuur</strong> wel in geld uitdrukken, hoe<br />

aanvechtbaar soms ook. Iets is beter dan<br />

niets. Dan zijn er heel wat hobbels te nemen.<br />

Zoals het ontbreken van kennis over causale<br />

verbanden tussen ingreep en effect, of tussen<br />

maatregel en effect. Of het keuzegedrag van<br />

mensen, dat lang niet altijd stoelt op relevante<br />

informatie: de toevallige context, een<br />

recente ervaring of gehoorde mening is vaak


epalend. Of stoelt op een selectie van informatie:<br />

bestuurders hebben een bias omdat<br />

ze een ingreep belangrijk vinden, burgers<br />

hebben vaak meer oog voor onomkeerbaarheid<br />

en onvervangbaarheid.<br />

En dan zijn er nog de<br />

methodische vraagstukken,<br />

zoals het feit dat economen<br />

effecten van vandaag hoger<br />

waarderen dan effecten in<br />

de toekomst. Maar investeren<br />

in <strong>natuur</strong> betekent juist<br />

investeren in de toekomst. Wie kent<br />

niet de uitspraak: ‘boompje groot, plantertje<br />

dood’? Daar lopen we tegen het probleem<br />

aan van de discontovoet. Een op zich logisch<br />

begrip, dat al decennia lang discussies<br />

oproept. Gaan we ooit al deze problemen<br />

bevredigend oplossen?<br />

We zagen dat de bestaande methoden<br />

maar een stukje van de waarde dekken. Er<br />

blijven grote leemten. Hooguit zijn er soms<br />

aanknopingspunten voor de schatting van<br />

een bedrag dat een <strong>natuur</strong>gebied minimaal<br />

waard is. Voor een onderschatting dus. Daar<br />

kan je in een besluitvormingssituatie wat<br />

aan hebben, maar veel verder kom je niet.<br />

Onbekend blijft welk deel van de waarde op<br />

zeker moment is gemonetariseerd.<br />

De ‘zoveel mogelijk monetariseren’-fi losofi e<br />

zet wellicht zelfs op het verkeerde been,<br />

omdat het de suggestie oproept dat we niet<br />

meer weten. Dit is de paradox van ‘hoe meer<br />

je monetariseert, hoe meer het er toe leidt<br />

dat PM-posten niet tellen’.<br />

Veel onderzoek is nodig om de fundamentele<br />

en praktische manco’s op te lossen. Al sinds<br />

de introductie van kosten-batenanalyse in<br />

Nederland, rond 1974, wordt er aan gewerkt.<br />

Daar kan nog meer op worden ingezet, maar<br />

velen vragen zich af of het mogelijk is om<br />

voor <strong>natuur</strong> tot een acceptabele waardering<br />

in geld te komen. Acceptabel: arbitraire<br />

bedragen werken versluierend of zijn tegen<br />

het gevoel. Ingewikkelde verfi jning en de<br />

daarmee toenemende complexiteit staat<br />

hoe dan ook transparantie in de weg.<br />

Functionele benadering<br />

Ook de aanhangers van de functionele<br />

benadering gaan ervan uit dat <strong>natuur</strong> een<br />

‘Natuurlijk<br />

kapitaal niet<br />

alleen een<br />

kostenpost’<br />

volwaardige plaats in de afweging verdient.<br />

Dit betekent dat we de betekenis van<br />

<strong>natuur</strong>effecten zo goed mogelijk in beeld<br />

moeten brengen, zodat het belang<br />

hiervan een bestuurder niet<br />

kan ontgaan. Als het kwantitatief<br />

kan, of zelfs in geld,<br />

is dat functioneel en dus<br />

prima. Als dat niet bevredigend<br />

kan, is een verhaal<br />

nodig. Compleet met zekerheden<br />

en onzekerheden. Als<br />

basis gelden de effecten zoals die<br />

in een MER worden geëxpliciteerd. Tabellen<br />

moeten worden omgezet in mensentaal,<br />

zodat <strong>natuur</strong> het gewicht krijgt dat ze<br />

verdient.<br />

Dan is er ook plaats voor het inzicht dat<br />

<strong>natuur</strong>lijk kapitaal niet alleen een kostenpost<br />

is, maar ook een productiefactor of<br />

´waardemaker´. Als wij vinden dat <strong>natuur</strong><br />

een intrinsieke waarde heeft en het tot onze<br />

zorg behoort dat <strong>natuur</strong> kan fl oreren, dan<br />

is dat een soort randvoorwaarde voor alle<br />

ingrepen die men overweegt. Bijvoorbeeld<br />

door te stellen dat alleen maatregelen in<br />

overweging worden genomen, die maximaal<br />

voldoen aan dit zorgbeginsel. De verervingswaarde<br />

en de altruïstische waarde<br />

wijzen in dezelfde richting: niet aankomen,<br />

te waardevol! Tenslotte past ons bescheidenheid:<br />

we weten nog niet alles en uit voorzorg<br />

kunnen we het maar beter bewaren. Hier<br />

spelen ook noties als onomkeerbaarheid en<br />

onvervangbaarheid een rol.<br />

Uitdaging<br />

Als we ervan uitgaan dat het gaat om<br />

inzicht in voor- en nadelen van een voorgenomen<br />

project, ligt het opstellen van een<br />

hanteerbaar overzicht voor de hand. Dat<br />

stimuleert de discussie over de preferenties.<br />

De kunst is om een evenwichtig totaalbeeld<br />

te laten zien en de betekenis van de belangrijkste<br />

effecten helder te maken, verbaal<br />

of in getal. Daar ligt de oplossing van de<br />

PM-paradox: binnen het totaalverhaal<br />

alleen monetariseren als het echt verheldert.<br />

Laten we investeren in de ontwikkeling<br />

van transparante analysemethoden!<br />

Erik Spaink<br />

November 2011 nr 7<br />

39


Spannende<br />

Ruud Oosterhof (r.oosterhof@<br />

amstelveen.nl) is teamleider NME<br />

Amstelveen en coördinator NME<br />

Amstelland-Meerlanden<br />

boerderijeducatie<br />

Kinderen op de basisschool zijn de<br />

toekomstige beslissers: waar besteden<br />

we straks het schaarse geld aan?<br />

Boerderijeducatie helpt hen om ten<br />

aanzien van <strong>natuur</strong>behoud en voedselproductie<br />

nu en straks afgewogen keuzes te<br />

maken.<br />

Wat weten kinderen van de rol die boerenbedrijven spelen bij het<br />

in stand houden van ons typische cultuurlandschap? De regionale<br />

milieusamenwerking Amstelland-Meerlanden (AM) biedt als<br />

eerste regio in Nederland structureel boerderijeducatie aan alle<br />

basisscholen in Amstelland. Doel is de relatie tussen stedelingen en<br />

plattelanders te verbeteren en kinderen te leren over het dagelijkse<br />

leven op de boerderij.<br />

Aanbod<br />

NME Amstelveen biedt, op verzoek van enkele betrokken melkveehouders,<br />

al ruim vijf jaar een afgewogen programma<br />

aan groep 7 van de basisscholen in Amstelveen.<br />

Kinderen maken kennis met het belang van<br />

het boerenbedrijf bij het ontstaan en het in<br />

stand houden van het cultuurlandschap in<br />

Nederland en met de dilemma’s en gevaren<br />

van de hedendaagse voedselproductie. Dit<br />

aanbod past in de leerlijn die begint met<br />

40 November 2011 nr 7<br />

Foto: NME Amstelland-Meerland<br />

‘Kinderen<br />

leren met<br />

hart, hoofd<br />

en handen’<br />

het werken in schooltuinen en lessen op Speelboerderij Elsenhove,<br />

waar spelenderwijs geleerd wordt over landbouwhuisdieren en<br />

voedselproductie. Amstelveen en de regio betalen de boeren voor<br />

het ontvangen van groepen. Hierdoor kan NME eisen stellen aan de<br />

kwaliteit en krijgen de boeren structureel extra inkomen.<br />

Op school wordt het bezoek aan het boerenbedrijf voorbereid. De<br />

functie van een boerderij wordt besproken, maar ook de rol die agrariërs<br />

oppakken bij het in stand houden van het cultuurlandschap<br />

met de grote hoeveelheden weidevogels zoals grutto’s, kieviten en<br />

tureluurs. Kinderen leren met hart, hoofd en handen. Spannend is<br />

het aanraken van een koe of een kalfje, geit, kip of paard. De uitleg<br />

over de cyclus van mest tot melk is een onderdeel dat duidelijk<br />

maakt waar ons voedsel vandaan komt. Maar ook de graswinning,<br />

het nut en de samenstelling van krachtvoer, het waarom van<br />

mest, het polderbeheer met water, weidevogels en planten krijgen<br />

aandacht. Daarbij worden de dilemma’s die er zijn bij commerciële<br />

bedrijven versus <strong>natuur</strong>behoud niet geschuwd.<br />

Structureel<br />

Gezien het succes hebben boeren uit de hele regio NME Amstelveen<br />

gevraagd om boerderijeducatie een structurele plek te geven in het<br />

jaarprogramma. In het schooljaar 2010/2011 is in samenwerking<br />

met NME Gooi en Vechtstreek al een aanbod gerealiseerd voor<br />

alle Diemense basisscholen. Sinds kort is er ook een structureel<br />

aanbod voor Aalsmeer, Ouder-Amstel en Uithoorn.<br />

Informatie: www.<strong>natuur</strong>milieuweb.nl<br />

Ruud Oosterhof


Commercie<br />

en behoud<br />

gaan hand<br />

in hand<br />

Op de Everglades in Florida is het systeem van ‘wetland banking’ van toepassing. Foto: <strong>DG</strong>C<br />

November 2011 nr 7<br />

41


Particuliere bedrijven, ondernemers, banken, pensioenfondsen,<br />

goede doelorganisaties en vermogende burgers kunnen op<br />

commerciële wijze bijdragen aan <strong>natuur</strong>behoud en het herstel<br />

van biodiversiteit. Onderzoek van Nyenrode Business Universiteit<br />

toont vele mogelijkheden aan, onder meer op het gebied van<br />

bosbouw en -beheer, ecotoerisme, biodiversiteitcompensatie en<br />

<strong>natuur</strong>vervanging.<br />

Vele bedrijfs- en investeringsmodellen zijn<br />

van oorsprong voornamelijk gericht op<br />

het behalen van zoveel mogelijk fi nanciële<br />

winst. Mede hierdoor komt de impact van<br />

de private sector op <strong>natuur</strong> en milieu veelal<br />

negatief voor het voetlicht (landconversie,<br />

vervuiling, overbevissing, etc.). Dat neemt<br />

niet weg dat commerciële activiteiten<br />

ook een positief effect op <strong>natuur</strong> en landschap<br />

kunnen hebben. Bovendien groeit de<br />

erkenning dat behoud van biodiversiteit en<br />

ecosystemen belangrijk is voor het voortbestaan<br />

van velerlei economische activiteiten.<br />

Van belang in dit licht is de opkomst van<br />

nieuwe ‘probiodiversity business modellen’,<br />

die zowel bijdragen aan het behoud van het<br />

ecologisch evenwicht als fi nancieel rendement<br />

opleveren. Deze motiveren investeerders<br />

en vermogensbeheerders om hun<br />

bijdrage te leveren aan de strijd tegen het<br />

verlies van biodiversiteit.<br />

Duurzame bosbouw<br />

Een goed voorbeeld van de rol die het<br />

bedrijfsleven kan spelen is het tegengaan<br />

van ontbossing door te investeren in de<br />

bescherming van bestaande bossen en in<br />

het herstel van verloren gegane bosgronden.<br />

Investeringen in bosbouw en -beheer zijn<br />

de afgelopen jaren duidelijk populairder<br />

geworden: het spectrum van de beleggers<br />

is verbreed en het aantal investeringen is<br />

toegenomen.<br />

Institutionele investeerders kunnen een<br />

participatie nemen in een fonds dat het<br />

verzamelde kapitaal investeert in diverse<br />

bosprojecten. De institutionele investeerder<br />

heeft dan, afhankelijk van de fondsvoorwaarden,<br />

bepaalde rechten ten aanzien<br />

42 November 2011 nr 7<br />

van de winsten en activa. Het fondsmanagement<br />

neemt de beslissingen over de<br />

investeringen van gelden in concrete bosprojecten<br />

en het fonds wordt daarvan dan<br />

eigenaar, concessiehouder of aandeelhouder.<br />

Dergelijke investeringen door institutionele<br />

investeerders kunnen ook plaatsvinden<br />

in de vorm van een aandeel, optie of obligatie.<br />

De juridische entiteit die de waardeof<br />

schuldpapieren uitgeeft, is<br />

degene die de aangetrokken<br />

gelden investeert in bosprojecten<br />

dan wel daarover<br />

zelf het management voert.<br />

Dergelijke participaties worden<br />

wel 'forest backed securities'<br />

genoemd, omdat zij indirect<br />

leunen op activa in de vorm van<br />

bossen of de exploitatierechten hiervan.<br />

Investeringen in bosfondsen hebben een<br />

uniek beleggingsprofi el: een lange termijn<br />

business profi el met een sterke fysieke ‘asset<br />

backing’ (zekerheid op activa) in de vorm<br />

van grond en exploitatierechten. Dit profi el<br />

sluit goed aan bij de wensen van bijvoorbeeld<br />

pensioenfondsen die ook een langetermijnverbintenis<br />

hebben met de (toekomstige)<br />

pensioengerechtigden. Tegenover de<br />

investeringen in bosfondsen staat meestal<br />

een mix van inkomstenstromen zoals de<br />

verkoop van gecertifi ceerde houtpartijen en<br />

niet-houtbosproducten (bijvoorbeeld vezels<br />

voor biobrandstoffen), de verkoop van waterrechten<br />

en het aanbieden van ecotoeristische<br />

diensten. Daarnaast worden inkomsten<br />

gegenereerd door in te spelen op nieuwe<br />

markten zoals het verkopen van CO2-credits.<br />

Een voorbeeld van een bosfonds is het<br />

Timber Opportunities Fund SCA (TOF;<br />

zie www.futuroforestal.com). TOF is een<br />

gespecialiseerd beleggingsfonds dat investeert<br />

in projecten op het gebied van duurzaam<br />

bosbeheer in Panama, Costa Rica en<br />

Argentinië.<br />

Bij een ander interessant project biedt de<br />

Malua Bio Bank innovatieve producten aan,<br />

zoals 'conservation certifi cates' en 'carbon<br />

trading certifi cates' (zie www.maluabank.<br />

com). De bank is begonnen als een publiekprivvaat<br />

partnerschap: in samenwerking<br />

met lokale overheden op Sabah (Borneo) is<br />

bos uit de productie gehaald en vindt herstel<br />

plaats van voormalige bosgebieden.<br />

De certifi caten zijn gekoppeld aan deze<br />

duurzaam beheerde bossen. Bedrijven (en<br />

anderen) kunnen de certifi caten kopen in<br />

het kader van hun MVO-beleid of ter compensatie<br />

van hun biodiversiteitsimpact.<br />

Van de opbrengst wordt<br />

een gedeelte gereserveerd<br />

voor het beheer van het<br />

bosfonds. Een ander deel<br />

wordt geïnvesteerd in een<br />

stichting, opgericht door<br />

de regering van Sabah,<br />

ter verbetering van de<br />

bestaanszekerheid van de lokale<br />

bevolking. Een laatste gedeelte wordt<br />

uitgekeerd aan de certifi caathouders van<br />

Malua Bio Bank.<br />

‘Investeringen<br />

in bosfondsen<br />

hebben uniek<br />

beleggingsprofiel’<br />

In Nederland is recentelijk ook een bosfonds<br />

opgericht. Initiatiefnemers zijn Staatsbosbeheer,<br />

Trees for Travel en Stichting Nationale<br />

Boomfeestdag.<br />

Bedrijven kunnen geld doneren, waarmee<br />

extra bos wordt aangeplant. In plaats van<br />

een rendementsuitkering krijgen deelnemende<br />

bedrijven de mogelijkheid om<br />

promotieactiviteiten in en rond het bos te<br />

organiseren. Staatsbosbeheer verwacht dat<br />

er jaarlijks 10 hectare extra bos kan worden<br />

geplant.<br />

Ecotoerisme<br />

Ecotoerisme is een andere en snel groeiende<br />

vorm van probiodiversity business.


Toeristen die beschermde gebieden bezoeken<br />

genereren inkomsten, welke kunnen<br />

worden ingezet voor het behoud ervan.<br />

Fondsen op dit gebied gaan daarnaast vaak<br />

een partnerschap aan met lokale gemeenschappen,<br />

zodat die commercieel kunnen<br />

meeprofi teren door onderdak aan<br />

toeristen aan te bieden en te zorgen<br />

voor voedsel, gidsen en<br />

vervoer.<br />

Een voorbeeld van dit business<br />

model is de Protected<br />

Area Network Parks<br />

Foundation (PAN Parks; zie:<br />

www.panparks.org). Het project<br />

is een gezamenlijk initiatief van het<br />

Nederlandse recreatiebedrijf Molecaten en<br />

het Wereld Natuur Fonds. De focus ligt op<br />

parken in het Europese <strong>natuur</strong>lijke landschap.<br />

PAN Parks ontwikkelt partnerschappen<br />

tussen de (lokale) particuliere sector<br />

en ondernemers en investeerders die ecotoerisme<br />

in PAN parks willen bevorderen.<br />

Een vergelijkbaar businessmodel hanteert<br />

African Parks Network.<br />

(APN; http://african-parks.org).<br />

Compensatieprogramma’s<br />

Private partijen kunnen eveneens investeren<br />

in <strong>natuur</strong>behoud via compensatieprogramma’s<br />

(‘Payment for Ecosystem Services’,<br />

PES). Het gaat hier om een beloningsmechanisme,<br />

waarbij ecosysteemdienstverleners<br />

worden gecompenseerd door de gebruikers<br />

daarvan. Een concreet voorbeeld is het<br />

programma van mineraalwaterproducent<br />

PerrierVittel SA (Vittel). Teneinde de waterkwaliteit<br />

van een bestaande waterbron in<br />

Frankrijk te borgen is met lokale boeren<br />

overeengekomen dat zij minder intensieve<br />

en vervuilende landbouwpraktijken<br />

toepassen. Ook zijn herbebossingsprojecten<br />

in gang gezet. Vittel fi nancierde dergelijke<br />

projecten en bood de boeren compensatie.<br />

Voor Vittel is dit rendabeler dan het bouwen<br />

van een nieuw waterfi lteringssysteem of<br />

het openen van een nieuwe bron.<br />

‘Toerisme in<br />

beschermde<br />

gebieden<br />

genereert<br />

inkomsten’<br />

Wetland banking<br />

Een geheel andere<br />

methode van probiodiversity<br />

business vormt het<br />

vervangen van <strong>natuur</strong><br />

(like for like). Een voorbeeld<br />

is de Amerikaanse<br />

‘wetland banking’ wetgeving,<br />

waarbij een vastgoedontwikkelaar<br />

die een project wil starten nabij een moerasgebied<br />

eerst moet beoordelen hoe de mogelijke<br />

negatieve effecten kunnen worden<br />

geminimaliseerd. Lukt dit laatste niet, dan<br />

moet de projectontwikkelaar zorgen voor<br />

vervanging, bijvoorbeeld door een nieuw<br />

moeras te creëren of bij een ander moeras<br />

een hoger kwaliteitsniveau realiseren. In<br />

de praktijk koopt de projectontwikkelaar<br />

‘wetland credits’ bij een (meestal) commerciële<br />

partij gespecialiseerd in het maken of<br />

verbeteren van wetlands (‘wetland mitigation<br />

bank’). In Amerika is dit concept<br />

inmiddels uitgegroeid tot een interessante<br />

investeringsmogelijkheid (zie: www.mitigationbanking.org).<br />

Gezamenlijke strijd<br />

Om te komen tot goede probiodiversity<br />

businessmodellen spelen verschillende<br />

succesfactoren een rol. Doorgaans is het<br />

van belang dat de lokale bevolking actief<br />

betrokken wordt bij de projecten. Dit is<br />

duidelijk aan de orde in de voorbeelden<br />

van bosfondsen, ecotoerisme en compen-<br />

Dit artikel bevat een impressie<br />

van de resultaten van het<br />

onderzoek ’Het aantrekken van<br />

fi nanciële investeringen in<br />

biodiversiteit en ecosysteemservices’(2009/10<br />

met update in 2011),<br />

uitgevoerd door het Center for<br />

Sustainability (CfS) van Nyenrode<br />

Business Universiteit) in samenwerking<br />

met IUCN-Nederlands<br />

Comité (IUCN-NL), het Europees<br />

Centrum voor Natuurbehoud<br />

(ECNC) en de Nederlandse institutionele<br />

belegger APG. Informatie<br />

over de mogelijkheden om in<br />

biodiversiteit te investeren is te<br />

vinden op: www.nyenrode.nl/<br />

biodiversityfi nance<br />

satieprogramma’s. Het combineren van<br />

diverse inkomstenstromen kan eveneens<br />

positief uitwerken. Schaalvergroting kan<br />

ook een succesfactor zijn om private investeringen<br />

aan te trekken, bijvoorbeeld via<br />

het bundelen van projecten zoals bij TOF<br />

en Malua Bio Bank. In eigen land spelen<br />

Arcadis en Staatsbosbeheer een innovatieve<br />

rol in het creëren en beschermen van <strong>natuur</strong><br />

in samenwerking met het bedrijfsleven.<br />

Tot slot is de langetermijnfocus van zowel<br />

projectmanager als investeerder eveneens<br />

een factor van belang.<br />

Tineke Lambooy, Yulia Levashova en Michiel<br />

Brandt<br />

November 2011 nr 7<br />

43


Aanbevelingen voor<br />

het bedrijfsleven<br />

KPMG, UNEP Finance Initiative (UNEP FI) en Flora and Fauna<br />

International (FFI) hebben voor negen internationale sectoren<br />

de afhankelijkheid van biodiversiteit en ecosysteemdiensten in kaart<br />

gebracht. Die blijkt voor alle negen risicovol. Vervolgens is onderzocht<br />

in hoeverre de bedrijven voorbereid zijn op het managen van deze<br />

afhankelijkheden.<br />

We leven in een tijd waarin <strong>natuur</strong>lijke<br />

goederen schaarser worden – denk bijvoorbeeld<br />

aan visstanden en de achteruitgang<br />

in genetische diversiteit. De afhankelijkheid<br />

en verstoring van de biodiversiteit en<br />

ecosysteemdiensten door bedrijven kan op<br />

termijn leiden tot ‘winnaars’ en ‘verliezers’.<br />

Bepalend is in hoeverre bedrijven dit issue<br />

kunnen identifi ceren, beheersen en integreren<br />

in hun bedrijfsvoering.<br />

In het onderzoek zijn negen sectoren onder<br />

de loep genomen om te bezien of ze hierop<br />

zijn voorbereid (zie Tabel 1). De risiconiveaus<br />

tussen individuele bedrijven in een sector<br />

kunnen behoorlijk verschillen. Dit hangt af<br />

van de aard van het bedrijf, haar producten,<br />

geografi sche locatie, en het vermogen om<br />

risico’s te verminderen door grondstoffen<br />

gewonnen uit ecosysteemdiensten te<br />

vervangen of het vermogen om operaties te<br />

verschuiven naar minder milieugevoelige<br />

gebieden.<br />

Tabel 1: Sectoren en aantal bedrijven die<br />

zijn geanalyseerd<br />

Banken (50)<br />

Dranken (6)<br />

Voedselverwerkers (8)<br />

Voedselproducenten (6)<br />

Levensmiddelen detailhandel (7)<br />

Mijnbouw en mineralen (13)<br />

Farmaceutische industrie (10)<br />

Olie en gas (13)<br />

Energiebedrijven (10)<br />

44 November 2011 nr 7<br />

Risicoprofi el<br />

Een aantal typen risico is relevant voor<br />

iedere sector. Dit betreft: 1) reputatie; 2)<br />

wetgeving; 3) operationeel of fysiek risico;<br />

4) wettelijke aansprakelijkheid; 5) systeemrisico.<br />

Het totale risiconiveau hangt voor<br />

een groot deel af van de mate van impact<br />

of invloed van een bedrijf en de mate van<br />

afhankelijkheid van ecosysteemdiensten.<br />

InhoeverreBESisgeintegreerd<br />

relatieflaag<br />

relatiefhoog<br />

relatief<br />

laag<br />

laag risico<br />

Levensmiddelen<br />

detailhandel<br />

Als onderdeel van de analyse hebben we<br />

daarom gekeken naar zeven gezaghebbende<br />

rapporten die een mate van impact en/of<br />

afhankelijkheid aangeven voor deze negen<br />

sectoren. Daarnaast hebben we gekeken<br />

in hoeverre deze sectoren voorbereid zijn<br />

om kansen te benutten. Voor de mate van<br />

‘voorbereidheid’ is gekeken naar een aantal<br />

indicatoren per bedrijf: beleid en strategie,<br />

agendering, beheer en implementatie in<br />

de bedrijfsvoering en tot slot rapportering.<br />

Hiervoor is data van de Natural Value<br />

Initiative, Insight Investment en andere<br />

bronnen gebruikt. Figuur 1 geeft een overzicht<br />

van de uitkomsten.<br />

Alle voedselsectoren bevinden zich in- of<br />

dichtbij de hoog risicozone. Dit is vooral<br />

het gevolg van zowel de hoge mate van<br />

Banken<br />

gemiddeld risico<br />

Farmaceutische<br />

industrie<br />

hoog<br />

Voedsel<br />

verwerkers<br />

Olieengas<br />

sector<br />

MatevanimpactopenafhankelijkheidvanBE<br />

Figuur 1:<br />

Risicoprofi el<br />

voor negen<br />

sectoren<br />

met betrekking<br />

tot<br />

biodiversiteit<br />

en<br />

ecosysteemdiensten


Jerwin Tholen (020-6564504, tholen.jerwin@kpmg.nl) is Associate<br />

Director bij KPMG Advisory N.V. Ivo Mulder is werkzaam bij de<br />

United Nations Environment Programme Finance Initiative<br />

(UNEP FI) en Pippa Howard bij Fauna & Flora International (FFI).<br />

Foto: KPMG<br />

impact, alsmede de hoge afhankelijkheid<br />

van biodiversiteit en ecosysteemdiensten<br />

voor de bedrijfsvoering van<br />

voedselproducten, verwerkers<br />

en handel. Dit geldt zowel<br />

voor producenten aan het<br />

begin van de keten staan,<br />

als voor verwerkers zoals<br />

Unilever, Nestle, Cargill en<br />

andere bedrijven, als voor de<br />

levensmiddelenhandel.<br />

De olie- en gassector bevinden zich net als<br />

de mijnbouw dicht bij de gevarenzone. Hun<br />

risico’s zijn wellicht nog onderschat, omdat<br />

de gevolgen van de recente olieramp in de<br />

Golf van Mexico nog niet zijn meegenomen.<br />

Zo zijn de restricties om in het Arctische<br />

gebied van Alaska te boren inmiddels verscherpt.<br />

Ook is deze sector steeds nadrukkelijker<br />

in gevoelige (mariene) gebieden aan<br />

het boren. Het is verder goed te beseffen dat<br />

de farmaceutische sector alleen geanaly-<br />

seerd is op zaken die een hoog risico vormen<br />

voor de sector.<br />

De geanalyseerde sectorstudies<br />

zijn niet volledig vergelijkbaar.<br />

De resultaten<br />

zijn vooral bedoeld als<br />

startpunt voor een discussie<br />

met bedrijven en binnen<br />

sectoren. Niet alleen<br />

over het verlagen van risico’s<br />

en het behalen van concurrentievoordelen<br />

door op systematische<br />

wijze bedrijfsinvloeden op het milieu te<br />

verminderen, maar om goed te kijken naar<br />

afhankelijkheden van biodiversiteit en ecosystemen<br />

in de keten. Er bestaat nog geen<br />

eenduidige methodologie voor bedrijven om<br />

dit te doen.<br />

‘Externe<br />

invloeden spelen<br />

een steeds<br />

grotere rol voor<br />

bedrijven’<br />

Vervolgstappen<br />

Het is de afgelopen jaren steeds duidelijker<br />

geworden dat externe invloeden,<br />

zoals klimaatverandering en de aanwezig-<br />

heid van kwalitatief goed (drink)water,<br />

een steeds grotere rol gaan spelen voor<br />

bedrijven. Dit wordt duidelijk middels het<br />

prijzen van deze ‘goederen’. Denk bijvoorbeeld<br />

aan de Europese handel in emissierechten<br />

(EU ETS), waaraan een groot aantal<br />

energie-intensieve bedrijven moet voldoen.<br />

Hoewel ecosystemen enorm complexe<br />

systemen zijn, is het belangrijk voor<br />

bedrijven om op de uitdagingen voorbereid<br />

te zijn. De verwachting is dat uiteindelijk<br />

alleen bedrijven die actief over dit onderwerp<br />

nadenken en durven te innoveren hier<br />

competitief voordeel uit halen.<br />

Dit artikel is gebaseerd op de studie ‘The<br />

Nature of Ecosystem Service Risks for<br />

Business’ dat is uitgevoerd door KPMG,<br />

Fauna & Flora International en UNEP FI.<br />

November 2011 nr 7<br />

45


INVESTEREN<br />

IN NIEUWE<br />

VERDIENMODELLEN<br />

Succesvolle projecten uit het verleden bewijzen dat particuliere<br />

investeringen een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan<br />

<strong>natuur</strong> en landschap. Denk maar aan de vele prachtige particuliere<br />

landgoederen die ons land rijk is. De tijd is rijp om die draad weer op<br />

te pakken.<br />

De laatste honderd jaar is de fi nanciering<br />

van <strong>natuur</strong> en landschap meer en meer<br />

gedomineerd geraakt door overheidsfi nanciering.<br />

Op zich logisch gezien het collectieve<br />

karakter van de goederen en diensten<br />

die <strong>natuur</strong> en landschap leveren. Maar een<br />

bijna volledige afhankelijkheid van overheidsgelden<br />

maakt <strong>natuur</strong> kwetsbaar voor<br />

heroverweging en bezuinigingen. De voornemens<br />

van het huidige kabinet spreken in<br />

dit verband boekdelen.<br />

Foto: Innovatienetwerk<br />

In een Nieuwe Marke ontwikkelen en beheren bewoners openbaar toegankelijke nieuwe<br />

<strong>natuur</strong>.<br />

46 November 2011 nr 7<br />

Daar komt bij dat de dominantie van overheidsfi<br />

nanciering onvoldoende ruimte<br />

biedt voor initiatieven vanuit<br />

de samenleving. Reden voor<br />

InnovatieNetwerk om een<br />

tweetal nieuwe concepten<br />

te ontwikkelen om particuliere<br />

investeringen in<br />

bestaande en nieuwe <strong>natuur</strong><br />

aan te moedigen, Nieuwe<br />

Marken en Knooperven.<br />

Nieuwe Marken<br />

‘De vraag<br />

naar betaalbaar<br />

buiten<br />

wonen neemt<br />

fors toe’<br />

De vraag naar betaalbaar ‘buiten wonen’<br />

neemt al vele jaren fors toe. Steeds meer<br />

mensen willen een huis in een groene<br />

omgeving. Het aanbod is echter schaars, dus<br />

de huizen zijn duur. Via het concept Nieuwe<br />

Marken worden twee vliegen in één klap<br />

geslagen: er komt een nieuw, toegankelijk<br />

en streekeigen <strong>natuur</strong>gebied én er worden<br />

betaalbare, goed in het landschap<br />

ingepaste, woningen gebouwd.<br />

Het nieuwe <strong>natuur</strong>gebied<br />

is gezamenlijk eigendom<br />

van de bewoners, die ook<br />

samen zorg dragen voor<br />

het beheer. Financiële<br />

middelen hiervoor worden<br />

verschaft door middel<br />

van een verplichte, aan de<br />

grond gebonden, constructie. Deze<br />

is vergelijkbaar met een Vereniging van<br />

Eigenaren, maar dan voor een veel groter en<br />

bovendien publiek toegankelijk gebied.<br />

Een Nieuwe Marke is 50 hectare groot.<br />

Maximaal 5% van het gebied, dus zo’n 2,5<br />

hectare, wordt bebouwd. Bewoners hebben<br />

een perceel (huis en tuin) van 500 tot 1.000<br />

m2 en zijn mede-eigenaar en medebeheerder<br />

van de overige 47,5 hectare openbaar<br />

toegankelijke <strong>natuur</strong>. De benodigde ruimte<br />

wordt gezocht in een gebied waar het<br />

mogelijk is grond te kopen tegen agrarische<br />

waarde en een kleine plus. De bewoners<br />

mogen onder strikte voorwaarden huizen<br />

bouwen, mits deze passen binnen het<br />

betreffende landschap. Zo wordt wonen in<br />

de <strong>natuur</strong> al mogelijk met een budget vanaf<br />

250.000 euro. Tegelijkertijd is de <strong>natuur</strong>


verzekerd van een professioneel beheer door<br />

de bewoners zelf.<br />

InnovatieNetwerk is op dit moment met<br />

een drietal gemeenten in gesprek over het<br />

op hun grondgebied realiseren van een<br />

Nieuwe Marke. Naast gemeenten worden<br />

onder meer projectontwikkelaars, naburige<br />

terreinbeheerders en potentiële bewonersgroepen<br />

betrokken.<br />

Knooperven<br />

Agrarische bedrijven hebben<br />

steeds meer ruimte nodig.<br />

Schaalvergroting door boeren<br />

leidt over het algemeen tot<br />

een monotoner landschap.<br />

Steeds meer burgers willen<br />

echter de kleinschaligheid<br />

van het oorspronkelijke<br />

landschap behouden. Deze<br />

burgers bouwen jammer genoeg<br />

soms woningen die breken met de<br />

landschappelijke geschiedenis van het<br />

betreffende gebied. Vaak lijkt het dan alsof<br />

burgers en boeren verschillende belangen<br />

hebben: waar burgers een fraai landschap<br />

wensen, zoeken boeren juist naar de meest<br />

effi ciënte inrichting van hun grond. Het<br />

concept Knooperven geeft een win-winop-<br />

‘Knooperfbewoners<br />

beheren landschap<br />

en<br />

paden’<br />

Marleen van den Ham (070-3785692, m.van.den.ham@innonet.agro.nl) en<br />

Nico Beun zijn werkzaam bij InnovatieNetwerk, een initiatief van het ministerie<br />

van EL&I om vaart te zetten achter grensverleggende vernieuwingen in<br />

landbouw, agribusiness, voeding en groene ruimte.<br />

lossing die goed is voor boeren, voor nieuwe<br />

bewoners én voor het landschap.<br />

Een Knooperf is een voormalig boerenerf in<br />

een kleinschalig landschap dat volop ruimte<br />

biedt aan wonen en werken in een landelijke<br />

omgeving. Bewoners hebben er hun eigen<br />

woning en delen er een gemeenschappelijk<br />

erf. Daarnaast zorgen ze ook gezamenlijk<br />

voor behoud, versterking en beheer van<br />

beplantingen en voor publiek toegankelijke<br />

routes in het omliggende landschap. De<br />

landbouwgrond rondom het Knooperf, van<br />

oorsprong bij het boerenerf behorend,<br />

komt in handen van boeren uit<br />

de omgeving die daarmee hun<br />

bedrijven kunnen uitbreiden.<br />

De bewoners van het<br />

Knooperf worden niet alleen<br />

eigenaar en beheerder van<br />

het gemeenschappelijke erf,<br />

maar ook van de landschapselementen<br />

in de directe omgeving en van<br />

de paden die het erf van oudsher verbinden<br />

met andere erven en woonkernen. Veel van<br />

dergelijke paden zijn verdwenen of in verval<br />

geraakt. Met de komst van nieuwe eigenaren/beheerders<br />

worden deze met beplanting<br />

omzoomde paden hersteld en krijgen<br />

ze een nieuwe functie: ze fungeren als aan-<br />

trekkelijke fi ets- en wandelpaden in het<br />

buitengebied.<br />

Eind 2011 komt het eerste Knooperf van<br />

Nederland – De Veldboer in Langeveen –<br />

voor nieuwe bewoners beschikbaar. De<br />

gemeente Tubbergen, de provincie Overijssel<br />

en InnovatieNetwerk hebben dit erf gezamenlijk<br />

ontwikkeld. Realisatie van meerdere<br />

Knooperven zal leiden tot een fi jnmazig<br />

netwerk van eigentijdse woon- en werkmilieus,<br />

landschapselementen en routestructuren.<br />

Knooperven zorgen zo voor een fraai,<br />

toegankelijk, economisch en sociaal vitaal<br />

landelijk gebied.<br />

Tot slot<br />

Met concepten als ‘Nieuwe Marken’ en<br />

‘Knooperven’ en soortgelijke initiatieven<br />

krijgen burgers, boeren en bedrijven de<br />

mogelijkheid zelf investeringen te doen in<br />

hun groene woon- en werkomgeving. Dit<br />

leidt tot een stevige verankering van het<br />

belang van groen in de maatschappij, tot<br />

een stabiele manier van fi nanciering en tot<br />

een sterke positie van <strong>natuur</strong> en landschap<br />

in Nederland.<br />

Markeen van den Ham en Nico Beun<br />

Informatie: www.innovatienetwerk.org<br />

November 2011 nr 7<br />

47


METEN VOOR DE<br />

MAATSCHAPPIJ<br />

Leerlingen van 23.000 scholen uit 111 landen doen in<br />

samenwerking met wetenschappers onderzoek naar<br />

<strong>natuur</strong> en milieu in hun eigen schoolomgeving. In het<br />

kader van het onderwijsprogramma waar GLOBE vullen<br />

zij een online database met meetresultaten. Hiermee doen<br />

zowel de scholen als de wetenschappers hun voordeel.<br />

In Nederland werd GLOBE in 1995 gestart<br />

nadat toenmalig minister-president Wim<br />

Kok en vicepresident Al Gore daartoe een<br />

contract ondertekenden. Intussen heeft<br />

ongeveer 20% van het voortgezet onderwijs<br />

– zo’n 160 scholen – zich bij het initiatief<br />

aangesloten, evenals wetenschappers<br />

van KNMI, Wageningen Universiteit,<br />

Alterra, RIVM en het Nederlands Instituut<br />

voor Ecologie. Door actief betrokken te<br />

zijn bij het doen van metingen, maken de<br />

leerlingen kennis met het belang van de<br />

<strong>natuur</strong> voor hun eigen leefomgeving en voor<br />

de maatschappij. Op de jaarlijkse GLOBE<br />

Leerlingenconferentie presenteren zij hun<br />

resultaten.<br />

Het programma wordt mogelijk gemaakt<br />

door fi nanciële bijdragen van de overheid<br />

en sponsoren. Ook betalen deelnemende<br />

scholen een kleine bijdrage. Een<br />

groep van ambassadeurs ondersteunt het<br />

programma met raad en daad.<br />

Natuurkalender<br />

Eén van de onderwerpen waarmee<br />

de leerlingen zich bezighouden is de<br />

Natuurkalender. Door de stijging van de<br />

gemiddelde temperatuur op aarde komen<br />

planten en bomen gemiddeld 2 weken eerder<br />

in bloei dan 40 jaar geleden. GLOBEleerlingen<br />

helpen wetenschapper Arnold<br />

van Vliet van Wageningen Universiteit bij<br />

het in kaart brengen van deze veranderingen<br />

en wat hiervan van belang kan zijn voor<br />

de menselijke gezondheid. Ook helpen de<br />

leerlingen bij het bestrijden van de eikenbladrups.<br />

De eitjes van deze rups komen<br />

uit tegelijk met het ontluiken van de eerste<br />

eikenbladen. Door te monitoren<br />

wanneer deze bladeren ontstaan,<br />

kunnen zij een bijdrage<br />

leveren aan het voorspellen<br />

van het ontstaan van overlast.<br />

De rupsen zijn berucht<br />

vanwege hun brandharen<br />

die door de wind worden verspreid<br />

en kunnen leiden tot jeuk,<br />

huiduitslag, ademnood en zware<br />

oogirritaties.<br />

De levende bodem<br />

In de bodem krioelt het van het leven. Het<br />

gewicht hiervan in een stuk grond ter<br />

grootte van een voetbalveld is even groot<br />

als dat van 4 à 5 koeien. Al deze organismen<br />

zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van<br />

zuurstof en ademen dus koolstofdioxide uit.<br />

Wetenschappelijk gezien is nog zeer weinig<br />

Matthijs Begheyn<br />

(030-6358917,<br />

begheyn@sme.<br />

nl) is werkzaam<br />

bij SME Advies en<br />

coördinator van<br />

GLOBE Nederland<br />

en van GLOBE<br />

Europa & Eurazië<br />

(40 landen).<br />

‘Wetenschappers<br />

kijken reikhalzend<br />

uit naar de<br />

resultaten’<br />

Foto: SME<br />

bekend over dit leven in de bodem en de<br />

relatie met de uitstoot van kooldioxide.<br />

GLOBE-leerlingen helpen wetenschappers<br />

ook bij het in kaart brengen van het leven in<br />

de bodem en de daarbij behorende bodemademhaling.<br />

Er wordt gebruik gemaakt van<br />

verschillende instrumenten zoals bijvoorbeeld<br />

een speciale bodemrespiratiemeter.<br />

Maatschappelijke stage<br />

Sinds kort zijn scholen verplicht hun leerlingen<br />

een maatschappelijke stage te laten<br />

lopen. Om die reden ontwikkelde GLOBE<br />

op verzoek van het ministerie<br />

van EL&I een stage waarbij de<br />

leerlingen op een boerenbedrijf<br />

de bodem onderzoeken<br />

en tegelijk de boer<br />

helpen bij het verduurzamen<br />

van diens bedrijf. Zo<br />

kunnen leerlingen bijvoorbeeld<br />

onderzoeken wat het<br />

effect is van agrarisch <strong>natuur</strong>beheer<br />

op het bodemleven of de waterkwaliteit.<br />

Het is een pilotproject dat veel enthousiasme<br />

oproept bij zowel boeren als scholen.<br />

De metingen zijn nog niet binnen, maar de<br />

wetenschappers kijken reikhalzend uit naar<br />

de resultaten.<br />

Matthijs Begheyn<br />

Informatie: www.globenederland.nl /<br />

www.<strong>natuur</strong>kalender.nl


Tijdens de biodiversiteitstop in Nagoya eind 2010 spraken<br />

Nederland en de EU zich uit voor redding van de wereldwijde<br />

<strong>natuur</strong> en biodiversiteit. Na zes maanden laat de EU<br />

woorden door daden volgen. De strategie verankert de biodiversiteitsdoelstellingen<br />

in Europees regionaal en sectoraal<br />

beleid, versterkt de uitvoering van bestaande <strong>natuur</strong>wetgeving<br />

en sluit hiaten in het beleid. Momenteel vinden onderhandelingen<br />

plaats over een nieuw meerjarig fi nancieel<br />

kader.<br />

De ambitieuze strategie is een lakmoesproef voor onze<br />

biodiversiteitsbeloften. Nemen we die serieus of zijn het loze<br />

woorden? Immers, dezelfde doelen moesten volgens eerdere<br />

afspraken al in 2010 al gehaald zijn! Het nieuwe EU-plan<br />

beschrijft zes doelen om het verlies aan biodiversiteit voor<br />

2020 te stoppen plus een blauwdruk met acties.<br />

Het eerste doel is de volledige en tijdige uitvoering van de<br />

bestaande Habitat- en Vogelrichtlijnen. Momenteel heeft<br />

slechts 17% van de beschermde habitattypes en soorten een<br />

gunstige staat van instandhouding. Dit kan verbeteren door<br />

bestaande gebieden beter te beschermen en nieuwe aan<br />

te wijzen. Ook een strengere handhaving hoort hierbij. In<br />

Europa wordt nog steeds illegaal op vogels gejaagd, ondanks<br />

een veroordeling van Malta door het Europees Hof van<br />

Justitie.<br />

Het tweede doel is minimaal 15% van alle aangetaste ecosystemen<br />

binnen tien jaar te herstellen.<br />

EU milieubeleid | Going local<br />

Belofte maakt schuld!?<br />

Het derde doel is het realiseren van een volledig duurzame<br />

landbouw. Het commissievoorstel voor de hervorming van<br />

het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) stelt<br />

voor 30% van de rechtstreekse betalingen te koppelen aan<br />

de levering van ecosysteemdiensten. Boeren worden aangemoedigd<br />

verder te gaan dan de bestaande randvoorwaarden<br />

aan inkomstensteun. Om voor betaling in aanmerking te<br />

komen zouden Europese boeren bijvoorbeeld 7% van hun land<br />

moeten reserveren voor bufferzones en braakliggend land.<br />

Het vierde doel is de ontwikkeling van een duurzame<br />

visserij. Ingezet wordt op beheerplannen voor de lange<br />

termijn, het verminderen van de teruggooi en van de<br />

bijvangst, en het medio 2020 bereiken van een goede milieutoestand<br />

in de maritieme wateren.<br />

Het vijfde doel is de aanpak van invasieve uitheemse<br />

soorten door het EU-breed in kaart brengen van migratiepaden.<br />

Vroege detectie en gezamenlijke reacties moeten het<br />

probleem 'beheersen'.<br />

Het zesde doel richt zich op de bijdrage van Europa aan de<br />

bescherming van de mondiale biodiversiteit. De gedachte<br />

is dat we allemaal de handen uit de mouwen steken om de<br />

globale biodiversiteitsvoetafdruk van de EU te verkleinen.<br />

Maar dan mag er niemand met de handen in de zakken<br />

blijven staan!<br />

Rolf-Jan Hoeve<br />

Reacties zijn welkom via: eucolumn@gmail.com<br />

November 2011 nr 7


Stedelijk groen op de<br />

agenda<br />

In het belang van biodiversiteit en leefbaarheid<br />

verdient <strong>natuur</strong> in de stedelijke<br />

omgeving structurele aandacht. Enkel zijn<br />

hiervoor nog weinig richtinggevende kaders<br />

gesteld. Een nieuw instrument helpt om<br />

biodiversiteit bij stedelijke gebiedsontwikkeling<br />

beter te agenderen.<br />

Het computerinstrument Duurzaamheids-<br />

Profi el van een Locatie (DPL®) maakt<br />

duurzaamheid in ruimtelijke ontwikkelingen<br />

meetbaar en bespreekbaar. In het<br />

programma worden de aspecten groen en<br />

water in de wijk weliswaar opgenomen,<br />

maar nog niet expliciet het aspect ‘biodiversiteit’.<br />

Ook in andere instrumenten<br />

ontbreken praktische prestatie-indicatoren<br />

voor biodiversiteit in stedelijke plannen.<br />

Dit is wel het geval met het programma<br />

BiodiverCity® van IVAM, BWZ Ingenieurs en<br />

Bureau Waardenburg.<br />

Vertaalslag<br />

BiodiverCity® vertaalt de groene of blauwe<br />

stedelijke inrichtingselementen voor<br />

bestaande en nieuwe wijken naar potenties<br />

voor kenmerkende soorten van stadsbiotopen.<br />

Dit gebeurt binnen de hoofdbiotopen<br />

gras, bos, water, steen en ‘boeren in de stad’.<br />

Het programma gebruikt hiervoor aansprekende<br />

soorten die als voorbeeld dienen voor<br />

planologen, projectontwikkelaars, stedenbouwkundigen<br />

en andere betrokkenen bij<br />

de stedelijke planvorming. Een gebruiker<br />

voert in welke biotopen en structuurelementen<br />

er in de wijk aanwezig zijn, wat<br />

daarvan de oppervlakte, lengte of het aantal<br />

is. De ingevoerde gegevens voor biotopen<br />

en ecologische netwerken worden vertaald<br />

naar scores voor de biodiversiteit en uitgedrukt<br />

in schoolcijfers.<br />

Biodiversiteitprofi el<br />

De score van een biotoop neemt toe met de<br />

oppervlakte. Bij grotere oppervlakten (>1 ha)<br />

50 November 2011 nr 7<br />

Ckees van Oijen<br />

(020-5256232,<br />

coijen@ivam.<br />

uva.nl), Laura<br />

van der Noort en<br />

Jaap Kortman zijn<br />

verbonden aan<br />

IVAM en Hans van<br />

Zanten aan Bureau<br />

Waardenburg.<br />

wordt aan combinaties<br />

van biotopen een meerwaarde<br />

toegekend. De<br />

lengte van de grensvlakken<br />

tussen verschillende combinaties<br />

speelt hierbij ook een rol. Deze grensvlakken<br />

vertegenwoordigen afzonderlijke biotopen<br />

als oever, mantel, zoom, etc. Bij grote oppervlakten<br />

basisbiotoop (2-6 ha) wordt aan<br />

samenhangende combinaties van drie<br />

biotopen een meerwaarde toegekend. Bij het<br />

effect op de biodiversiteit wordt rekening<br />

gehouden met de ligging van de wijk in een<br />

fysisch geografi sche regio, denk aan heuvelland,<br />

hogere zandgronden, rivierengebied<br />

of zeeklei. Het karakter van de wijk speelt<br />

eveneens een rol. Het resultaat is het biodiversiteitprofi<br />

el van een wijk. In onder meer<br />

de gemeenten Almere, Culemborg, Rijswijk<br />

en Utrecht worden de eerste met het instrument<br />

opgedane inzichten getest.<br />

Toepassing<br />

Met BiodiverCity® zullen gemeenten,<br />

provincies, stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars<br />

in de bouwsector bij gebiedsontwikkeling<br />

biodiversiteit vaker en beter<br />

op de agenda van het planproces zetten.<br />

Het instrument bevat velerlei informatie<br />

over groen- en waterelementen die geschikt<br />

zijn als waardevolle biotoop in stedelijk<br />

Foto: IVAM<br />

gebied en over de soorten die er<br />

voor kunnen komen. Dankzij de<br />

vertaling naar een eenvoudig te<br />

begrijpen, kwantitatieve score, kan<br />

BiodiverCity® gebruikt worden om ambities<br />

voor biodiversiteit vast te leggen, planvarianten<br />

te vergelijken en maatregelen te<br />

identifi ceren ter verbetering van de biodiversiteit.<br />

Ook kan het instrument als inspiratiebron<br />

dienen voor stedenbouwkundig<br />

ontwerpers en landschaparchitecten.<br />

Door de biodiversiteitprestatie in beeld te<br />

brengen, daag je ontwerpers uit de duurzame<br />

kansen in kaart te brengen, de kwaliteit<br />

van plannen te verbeteren en meer<br />

ruimte te maken voor dieren en planten<br />

van stedelijk gebied. Door vervolgens in een<br />

interactief planproces de omstandigheden<br />

voor biodiversiteit van soorten en biotopen<br />

te optimaliseren, wordt een bijdrage geleverd<br />

aan het verbeteren van de duurzaamheidprestatie<br />

en de leefbaarheid in de stedelijke<br />

omgeving.<br />

Het nieuwe instrument komt eerdaags in<br />

een online versie beschikbaar en wordt opgenomen<br />

als module in DPL®.<br />

Ckees van Oijen, Laura van der Noort, Jaap<br />

Kortman en Hans van Zanten


TIJDELIJKE NATUUR<br />

SCOORT<br />

Het duurt soms jaren voor<br />

de schop gaat in braaklig-<br />

gende terreinen. Vaak ontwik-<br />

kelt zich hier spontaan <strong>natuur</strong><br />

en ontstaat er een aantrekkelijk<br />

leefgebied voor tal van planten<br />

en dieren. In het Westelijk<br />

Havengebied van Amsterdam<br />

helpt het Havenbedrijf graag<br />

een handje mee aan het<br />

versterken van deze tijdelijke<br />

<strong>natuur</strong>gebieden.<br />

Haven Amsterdam is gebiedsbeheerder<br />

en ontwikkelaar van het bedrijventerrein<br />

Westpoort in het Westelijk Havengebied.<br />

In dit havengebied liggen tal van braakliggende<br />

terreinen die de komende jaren<br />

worden ingericht voor bedrijven. Deze<br />

terreinen blijken aantrekkelijk voor allerlei<br />

beschermde planten en dieren waaronder<br />

vogels, verschillende soorten orchideeën en<br />

de rugstreeppad. Bij elk inrichtingsproject<br />

moet met deze soorten rekening worden<br />

gehouden.<br />

Generieke ontheffi ng<br />

De aanwezigheid van beschermde soorten<br />

op perceelsniveau kan van jaar tot jaar sterk<br />

variëren en hierdoor staan procedurele<br />

consequenties niet op voorhand vast. Van<br />

te voren is immers niet duidelijk of met het<br />

project verbodsbepalingen van de Flora- en<br />

faunawet worden geschonden. Vaak wordt<br />

dit aangepakt door per project planten en<br />

dieren te inventariseren, mogelijke effecten<br />

en oplossingen vast te stellen en vervolgens<br />

de procedure voor een ontheffi ngsaan-<br />

vraag te doorlopen. Het feit dat de uitgifte<br />

van terreinen vraaggestuurd is, maakt een<br />

planmatiger aanpak op projectniveau extra<br />

lastig. Haven Amsterdam heeft daarom voor<br />

geheel Westpoort een generieke ontheffi<br />

ng van de Flora- en faunawet gevraagd en<br />

verkregen voor strikt beschermde soorten.<br />

Dit maakt het mogelijk om oplossingen voor<br />

de ontwikkeling van uitgeefbaar terrein<br />

beter op elkaar af te stemmen, waardoor<br />

procedurele knelpunten worden voorkomen.<br />

In Westpoort loopt inmiddels een proefproject<br />

voor tijdelijke <strong>natuur</strong>, waarbij met<br />

betrekkelijk eenvoudige inrichtingsmaatregelen<br />

de betekenis voor <strong>natuur</strong> wordt<br />

geoptimaliseerd.<br />

Tijdelijke <strong>natuur</strong> in het Amsterdamse havengebied.<br />

Martin Melchers (martmelchers@gmail.<br />

com) en Gerard Smit (g.f.j.smit@buwa.<br />

nl) zijn werkzaam voor Havenbedrijf<br />

Amsterdam.<br />

Wat is tijdelijke <strong>natuur</strong>?<br />

Tijdelijke <strong>natuur</strong> in Westpoort betreft<br />

uitgeefbare terreinen met de bestemming<br />

industrie die meerdere jaren braak liggen<br />

alvorens te worden ingericht. Het gaat<br />

om opgespoten terrein met een zandige<br />

bodem en een spaarzaam ontwikkelde<br />

begroeiing. De terreinen worden zelden door<br />

mensen betreden en kunnen zich daardoor<br />

ongestoord ontwikkelen. Deze braakliggende<br />

gronden blijken aantrekkelijk voor<br />

November 2011 nr 7<br />

Foto: Haven Amsterdam<br />

51


planten en dieren, met name voor zogenaamde<br />

pioniersoorten die zich gemakkelijk<br />

verspreiden en zich goed in kaal terrein<br />

thuis voelen. Naast grondbroeders als<br />

scholekster en kleine plevier worden orchideeën<br />

als rietorchis, moeraswespenorchis<br />

en bijenorchis in grote aantallen aangetroffen.<br />

Tijdelijke plassen en talrijke waterhoudende<br />

greppels vormen voortplantingswateren<br />

voor de rugstreeppad die overal in<br />

het havengebied voorkomt. De praktijk leert<br />

dat pioniers van kaal open terrein geleidelijk<br />

worden vervangen door andere soorten en<br />

er andere levensgemeenschappen ontstaan.<br />

Voor planten en dieren van pioniermilieus<br />

heeft Westpoort een regionale bronfunctie.<br />

Het is niet uitgesloten dat pioniers<br />

als de rugstreeppad en de orchideeën van<br />

Westpoort zich blijvend of gedurende lange<br />

tijd (tientallen jaren) kunnen handhaven.<br />

Door de uitgestrektheid van het gebied en<br />

voortdurende ingrepen in de inrichting<br />

kunnen steeds nieuwe kansen ontstaan<br />

voor deze soorten. Het is daarbij van belang<br />

dat terreinen na grondverzet ook perioden<br />

ongestoord blijven liggen.<br />

Mogelijkheden<br />

Door betrekkelijk eenvoudige inrichtingsmaatregelen<br />

kan de betekenis van percelen<br />

voor tijdelijke <strong>natuur</strong> worden<br />

geoptimaliseerd. Zo wordt bij<br />

de inrichting van uitgegeven<br />

terrein rekening gehouden<br />

met hun betekenis voor<br />

beschermde soorten. De<br />

aanwezigheid van deze soorten<br />

wordt jaarlijks in kaart<br />

gebracht. Voordat de eerste<br />

grondwerkzaamheden plaatsvinden<br />

worden groeiplaatsen met orchideeën<br />

verplaatst naar ander terrein. In de omgeving<br />

van het terrein wordt nieuw voortplantingswater<br />

voor de rugstreeppad aangelegd.<br />

Indien uitvoering van de grondwerkzaam-<br />

52 November 2011 nr 7<br />

heden in het zomerseizoen plaatsvindt,<br />

zal ook vestiging van broedvogels moeten<br />

worden voorkomen. Uit de jaarlijkse monitoring<br />

blijkt dat deze maatregelen<br />

succesvol zijn. Maar dit neemt<br />

niet weg dat er op termijn<br />

steeds minder leefgebied<br />

overblijft.<br />

Proefproject<br />

‘Proefproject<br />

met braakliggendterrein<br />

van 8,7 ha<br />

groot’<br />

In Westpoort loopt een<br />

proefproject met braakliggend<br />

terrein van 8,7 ha groot in de noordwesthoek<br />

van het Westelijk Havengebied.<br />

Bij inspectie van het terrein in 2009 bleek<br />

dat geïsoleerd water ontbrak: de twee afwateringgreppels<br />

langs het terrein stonden<br />

in open verbinding met het water van<br />

de Afrikahaven. Op het terrein werd met<br />

motoren gecrost en sportvissers reden met<br />

de auto naar de oeverzones. Een deel van<br />

de oever was afgeslagen en het was één<br />

van de minder soortenrijke terreinen in het<br />

havengebied.<br />

Om het terrein aantrekkelijker te maken<br />

voor planten en dieren is de afgekalfde<br />

oever in 2010 steil gemaakt om broedgelegenheid<br />

voor de oeverzwaluw te realiseren.<br />

Grondhopen zijn afgegraven om het open<br />

karakter van het terrein te vergroten<br />

ten behoeve van de<br />

grondbroeders die overal in<br />

het havengebied aanwezig<br />

zijn. Een kleine grondhoop<br />

bleef gehandhaafd,<br />

waarbij de op het zuiden<br />

gerichte kant is ingericht<br />

als wand voor insecten met<br />

aan de voet de stenen die elders in<br />

het terrein lagen. Hiermee is een geschikte<br />

overwinterplek voor rugstreeppadden en<br />

kleine zoogdieren ontstaan. Aan de noordzijde<br />

is een steile wand afgestoken voor<br />

oeverzwaluwen en is een poel gegraven die<br />

‘ Oplossingen<br />

dankzij generieke<br />

ontheffing<br />

Flora- en faunawet’<br />

het de vossen uit het havengebied moeilijker<br />

maakt om de gangen van oeverzwaluwen<br />

uit te graven. Langs de greppels zijn ondiepe<br />

poelen gegraven ten behoeve van<br />

de rugstreeppad. Elders in het<br />

havengebied was zand nodig<br />

dat voor een groot deel uit<br />

dit terrein werd gewonnen.<br />

Hierdoor ontstond een<br />

poel die gevoed wordt door<br />

grondwater.<br />

Door deze ingrepen werd een<br />

soortenarm stukje havengebied al<br />

in zijn eerste jaar bevolkt door rugstreeppadden,<br />

herbergde het de meeste broedparen<br />

van de oeverzwaluw, ging er voor het<br />

eerst een paartje kleine plevieren succesvol<br />

broeden en verschenen er pioniersoorten<br />

onder de libellen zoals platbuik en gewone<br />

oeverlibel. Tevens werd de enige grote<br />

groeiplaats voor waarschijnlijk geheel<br />

Amsterdam vastgesteld van het zeldzame<br />

Duitsviltkruid. Een plantensoort van opgespoten<br />

terrein, waarvan men meende dat<br />

hij al lang uit het westelijke havengebied<br />

verdwenen was.<br />

Conclusie<br />

De opwaardering van een stuk braakliggend<br />

terrein draagt bij aan de instandhouding<br />

van de rugstreeppad, één van de soorten<br />

waarvoor Westpoort een ontheffi ng heeft<br />

met de verplichting de instandhouding<br />

in haar gebied te waarborgen. Daarnaast<br />

kan het gebied als tijdelijke ‘opvang’ functioneren<br />

voor rugstreeppadden en orchideeën<br />

van terreinen die moeten wijken voor<br />

industrie. Verder blijken ook andere pioniersoorten<br />

het terrein vlot te hebben ontdekt<br />

en kunnen van hieruit weer verder de regio<br />

bevolken.<br />

Martin Melchers, Gerard Smit


Van doel naar middel<br />

Toenemende verstedelijking genereert ook kansen voor<br />

de <strong>natuur</strong>lijke biodiversiteit. Het stedelijke groen levert<br />

een groot scala aan ecosysteemdiensten en is onmisbaar<br />

voor een duurzame ontwikkeling van de stad. Maar om<br />

continuïteit te scheppen moeten de baten op een juiste<br />

manier worden gewaardeerd, zowel in termen van beheer<br />

en onderhoud als in termen van fi nanciering.<br />

Niet alleen <strong>natuur</strong> en landschap, ook het<br />

stedelijke groen levert ecosysteemdiensten.<br />

Toenemende verstedelijking wordt echter<br />

nog steeds gezien als louter een bedreiging<br />

voor de <strong>natuur</strong>lijke biodiversiteit. Dat<br />

veel steden een grotere <strong>natuur</strong>lijke rijkdom<br />

kennen dan monotone landbouwgebieden,<br />

gaat er maar moeilijk in. Zoals iemand<br />

laatst opmerkte: “Biodiversiteit in de stad?<br />

Dat is toch iets van het landelijke gebied!”<br />

Dat de schaduw van een boom voor het<br />

huis een ecosysteemdienst is, zullen weinig<br />

burgers beseffen. Om nog maar te zwijgen<br />

over de geranium waarachter je weliswaar<br />

schuil kunt gaan, maar die ook een ecosysteemdienst<br />

levert in de vorm van eetbare<br />

bladeren en bloemen.<br />

Duurzaamheid<br />

Het stedelijke groen heeft in één klap directe<br />

baten voor de drie pijlers van duurzaamheid<br />

(Tabel 1). Daarmee is het stedelijke groen een<br />

onmisbare schakel om tot verduurzaming<br />

te komen. Toch zijn het stedelijke groen en<br />

duurzaamheid twee gescheiden werelden,<br />

ondanks dat alle huidige acties op het vlak<br />

van duurzaamheid van het logo ‘groen’<br />

worden voorzien. Bij nader inzicht betreffen<br />

deze acties alleen de pijler van ‘Planet’<br />

(vooral energie) en zijn enkel bedoeld om de<br />

schade van ons handelen voor de <strong>natuur</strong> te<br />

verminderen.<br />

Economie<br />

Economische tegenspoed werkt ook door op<br />

stedelijke groen. Recent onderzoek toont aan<br />

dat 60% van de Nederlandse gemeenten in<br />

Fred Tonneijck (06-11911142, fred@<br />

tripleee.nl) is werkzaam bij<br />

Kenniscentrum Triple E in Arnhem,<br />

verbonden aan het Knooppunt<br />

Innovatief Groen in Helmond en lid van<br />

de VVM-sectie Leefomgevingkwaliteit<br />

(LOK).<br />

Tabel 1. Baten van het stedelijke groen voor de drie pijlers van duurzaamheid<br />

People<br />

Beleving;<br />

Groen als therapie (bijv. Altzheimertuin);<br />

Kinderen leren omgaan met risico’s (spelen, fantasie);<br />

Meer sociale cohesie en grotere veiligheid;<br />

Ontspanning en beweging;<br />

Sneller herstel en minder complicaties na operaties;<br />

Verbeterde leerprestaties;<br />

Verbetering van de gezondheid (obesitas, ADHD, stress, ..);<br />

Vermindering van het gebruik van medicijnen.<br />

Planet<br />

Verbetering van de kwaliteit van lucht, water en bodem;<br />

Vergroting van de biodiversiteit;<br />

Verkoeling en demping van het Urban Heat Island-effect;<br />

Vermindering van de afstroom van hemelwater;<br />

Vermindering van de geluidsoverlast;<br />

Vermindering van het broeikasgas CO2.<br />

Prosperity<br />

Minder energiekosten door dakgroen en strategisch geplaatste<br />

windsingels;<br />

Multifunctioneel ruimtegebruik zoals een verbeterde effi ciëntie van<br />

zonnepanelen op groendaken;<br />

Stimulering van koopgedrag in groene winkelstraten;<br />

Toename van woningwaarde (incl. OZB, overdrachtsbelasting);<br />

Verbeterd imago van bedrijven;<br />

Verbetering van de internationale concurrentie om kenniswerkers;<br />

Verhoging van huurinkomsten;<br />

Verhoging van omzet in de horeca;<br />

Voedselproductie.<br />

November 2011 nr 7<br />

53


2011 op het groen bezuinigt en dan vooral<br />

op beheer en onderhoud. Desondanks staat<br />

de relatie tussen groen en economie hevig<br />

ter discussie. Alle economische waarden van<br />

de <strong>natuur</strong> hebben bijvoorbeeld niet geleid<br />

tot grotere investeringen in het groen noch<br />

tot nieuwe vormen van fi nanciering. Een<br />

belangrijke bijdrage aan de discussie zijn de<br />

resultaten van de studie naar de baten van<br />

de parken in Philadelphia in 2008 (Tabel 2).<br />

Nog even los van de gevolgde werkwijze,<br />

maakt deze studie duidelijk dat de baten<br />

groter zijn dan de kosten. De onderzoekers<br />

becijferden dat iedere dollar die in de parken<br />

werd geïnvesteerd, 100 dollar opleverde.<br />

Tabel 2. Overzicht van de berekende economische<br />

baten per jaar van de parken in<br />

Philadelphia<br />

Thema Miljoen $<br />

Verbetering van de<br />

luchtkwaliteit<br />

2<br />

Hemelwatermanagement 6<br />

Toename woningwaarde 690<br />

Gebruik recreatie 1.000<br />

Gezondheid 69<br />

Toerisme 40<br />

Sociale cohesie 9<br />

Maar de resultaten verschaffen ook de argumenten<br />

waarom ondanks deze winstgevendheid<br />

van de parken er toch geen cent<br />

extra naar het groen gaat. Het probleem<br />

zit er namelijk in dat (1) een groot deel van<br />

54 November 2011 nr 7<br />

de baten niet terecht komt bij de investerende<br />

partij, meestal de gemeente. (2) dat de<br />

meeste baten niet gerelateerd zijn aan reële<br />

geldstromen en (3) dat niet wordt onderzocht<br />

welke partijen reëel baat hebben bij<br />

het groen. Wat moet een wethouder<br />

die verantwoordelijk is voor<br />

het stedelijke groen, met een<br />

gezondheidsbaat die is berekend<br />

op basis van vermeden<br />

kosten? Zijn probleem<br />

wordt hierdoor niet opgelost.<br />

Dit probleem is namelijk<br />

dat aan de debetzijde van<br />

de groene begroting er miljoenen<br />

geboekt staan, maar dat aan de creditzijde<br />

geen enkel bedrag is ingevuld. Stedelijk<br />

groen kost dus alleen maar geld alsof er<br />

geen baten tegenover staan. Gelijkertijd<br />

is dat groen qua beheer en onderhoud ook<br />

nog eens veel duurder dan dat in het omringende<br />

landschap.<br />

‘Maar liefst<br />

60% van de<br />

gemeenten<br />

bezuinigt op<br />

groen’<br />

Economische studies zouden er juist op<br />

gericht moeten zijn om dit bestuurlijke probleem<br />

op te lossen. Kosten en baten moeten<br />

met elkaar worden verknoopt en in<br />

één vehikel worden gevangen. Pas als dit<br />

gebeurt kunnen bestuurders juiste<br />

beslissingen nemen op basis van<br />

feitelijke informatie en kunnen<br />

zij baathebbende partijen<br />

aanspreken op hun<br />

verantwoordelijkheden.<br />

Dan wordt de economie<br />

voor de stad wat de ecologie<br />

is voor de <strong>natuur</strong>. Het gaat om<br />

het sluiten van kringlopen inclusief<br />

de sluiting van de kringloop van<br />

het geld. Daarbij is het geld <strong>natuur</strong>lijk geenszins<br />

zaligmakend. Het gaat er uiteindelijk<br />

om dat de kwaliteit van het stedelijke groen<br />

op zo'n hoog niveau blijft dat dit groen de zo<br />

noodzakelijke baten kan leveren ten gunste<br />

van de kwaliteit van de leefomgeving.


Dak- en gevelgroen<br />

Een typisch stedelijk fenomeen is <strong>natuur</strong>lijk<br />

dak- en gevelgroen. Beide typen groen<br />

zitten in de lift en dan vooral dakgroen.<br />

Veel Nederlandse gemeenten beschikken<br />

over subsidieregelingen om de aanleg<br />

van dakgroen te stimuleren. De gemeente<br />

Rotterdam heeft als doel dat in 2030 minimaal<br />

800.000 vierkante meter groendak<br />

is gerealiseerd. Op basis van de subsidieregeling<br />

die nu van kracht is, subsidieert<br />

de gemeente € 25,00 per vierkante meter<br />

dakgroen en het lokale waterschap als<br />

baathebbende partij nog eens € 5,00. En de<br />

<strong>natuur</strong> en biodiversiteit varen hier wel bij.<br />

Recent heeft de gemeente Antwerpen de<br />

aanleg van dakgroen bij nieuwbouw zelfs<br />

verplicht gesteld. Te weinig fysieke ruimte<br />

kan voor de Nederlandse situatie geen argument<br />

zijn. De voorraad aan platte daken<br />

in ons land is circa 280 miljoen vierkante<br />

meter. Jaarlijks wordt 20 miljoen vierkante<br />

meter nieuw (?) dakoppervlak bedekt. Hier is<br />

dus veel winst te halen.<br />

Het zijn de baten die de drijvende kracht<br />

vormen achter deze toch vrij nieuwe<br />

ontwikkeling. Deze baten zijn zowel milieutechnisch<br />

als economisch van aard en<br />

gelden de gebouweigenaar, de gemeente<br />

en andere partijen die aanwijsbaar voordeel<br />

hebben van de aanleg van groendaken.<br />

Groendaken dempen de temperatuurstijging<br />

in de stad en het Urban Heat<br />

Island-effect, leiden tot een verminderde<br />

energiebehoefte van gebouwen en zorgen<br />

er voor dat 50% of meer van het hemelwater<br />

niet meer afstroomt richting riool.<br />

Tijdens piekregens die in frequentie zullen<br />

toenemen als gevolg van de klimaatverandering,<br />

staan straten momenteel snel<br />

onder water, treedt er veel schade op aan<br />

gebouwen en moeten rioolwaterzuiveringsinstallaties<br />

op volle kracht draaien om alle<br />

aanvoer te kunnen verwerken en zuiveren.<br />

Waterschappen zijn dan ook een baathebbende<br />

partij als het gaat om de aanleg van<br />

groendaken.<br />

De opgave<br />

De opgave is helder. Vanwege het grote scala<br />

aan baten voor de kwaliteit van de leefom-<br />

geving moet goed en functioneel groen in<br />

stand worden gehouden en moet het areaal<br />

toenemen zonder dat dit alleen ten laste<br />

komt van de gemeente. We zullen er aan<br />

moeten wennen dat openbaar groen niet<br />

alleen een zorg is voor de gemeente maar<br />

voor alle partijen die baat hebben bij dit<br />

groen. Dit is vooral van belang om continuiteit<br />

te scheppen naar de toekomst toe zowel<br />

in termen van beheer en onderhoud als in<br />

termen van fi nanciering.<br />

Het stedelijke groen is niet alleen slachtoffer,<br />

zij is ook partner bij de oplossing van<br />

milieuproblemen. Het groenbeleid<br />

van de stad zal zich niet<br />

meer kunnen verlaten op<br />

uitsluitend de instandhouding<br />

van de beeldkwaliteit.<br />

Management van de<br />

baten van groen moet leidend<br />

worden bij de opstelling<br />

van de groenbeleidsplannen. De<br />

groene beleidsmedewerkers moeten in<br />

discussie treden met alle collega’s die zich<br />

bezig houden met de kwaliteit van de openbare<br />

ruimte, én vice versa. Om alle functies<br />

duurzaam te kunnen vervullen is kwalitatief<br />

goed groen nodig dat bovendien vanaf<br />

het begin van een infrastructureel project<br />

functioneel moet zijn. Dit betekent dat het<br />

groen een integraal onderdeel is van elk<br />

projectplan. Hiertoe moet de ontwikkeling<br />

van nieuwe instrumenten met kracht worden<br />

voortgezet waarin de toepassing van<br />

de baten van het stedelijke groen centraal<br />

staan.<br />

Tegen deze achtergrond zal een verschui-<br />

‘Natuur en de<br />

bio diversiteit in<br />

de stad nemen<br />

toe’<br />

ving moeten worden ingezet van arrangementen<br />

waarbij de vervuiler betaalt,<br />

naar arrangementen waarbij de gebruiker<br />

betaalt als direct baathebbende van een<br />

door groen verbeterd milieu. Maatwerk<br />

en gericht economisch onderzoek zullen<br />

hierbij centraal staan. Belangrijk is dat in<br />

de toekomst het geld meer wordt teruggesluisd<br />

naar onderhoud en beheer. Een duurzame<br />

economie waarin we de wereld beter<br />

achterlaten voor onze kinderen, betekent<br />

dat we ook het groen in de stad duurzaam<br />

fi nancieren.<br />

Het zijn vooral de burgers die<br />

profi jt hebben, en dus een<br />

eigen verantwoordelijkheid<br />

dragen. Participatie in het<br />

onderhoud gebeurt al in<br />

veel steden. Als je alle tuinen<br />

in Nederland bij elkaar<br />

zou optellen, kom je uit op een<br />

gebied dat tien keer zo groot is als<br />

Het Nationale Park De Hoge Veluwe.<br />

Meer leven in de eigen tuin met planten<br />

en bomen als basis maakt zowel steden als<br />

dorpen stukken aantrekkelijker voor mensen,<br />

dieren en planten. Deze tuinen kunnen<br />

een grote bijdrage leveren voor maatschappelijke<br />

opgaven met betrekking tot thema’s<br />

als waterretentie en energiebesparing. De<br />

<strong>natuur</strong> en de biodiversiteit in de stad nemen<br />

toe. En als we het dan toch hebben over<br />

duurzaamheid, een positieve eigenschap<br />

van het groen is dat het met de jaren alleen<br />

maar meer baten genereert.<br />

Fred Tonneijck<br />

November 2011 nr 7<br />

55


56 November 2011 nr 7<br />

Foto: Arcadis


Waterberging resulteert<br />

in dakgroen<br />

Waterstad Rotterdam kampt bij heftige<br />

regenval met een afvoerprobleem.<br />

Opmerkelijk genoeg ligt een belangrijk deel<br />

van de oplossing op dakniveau. De aanpak<br />

is een opsteker voor de stedelijke <strong>natuur</strong>.<br />

Water vormt een wezenlijk onderdeel van<br />

Rotterdam en speelt een rol bij de verdere<br />

ontwikkeling van de stad: als stedelijk<br />

decor, maar ook als fysieke randvoorwaarde.<br />

Door verandering van het klimaat kan er in<br />

korte tijd veel regen vallen. Om dat water<br />

te verwerken is opvang en berging nodig.<br />

Regenwater wordt in Rotterdam meestal<br />

samen met het afvalwater afgevoerd via het<br />

rioolstelsel naar de zuiveringsinstallaties.<br />

Als het hard en langdurig regent, loopt het<br />

afvoersysteem vol en wordt het overtollige<br />

water naar omliggende singels en sloten<br />

afgevoerd.<br />

Innovatieve oplossing<br />

Het rioolstelsel kan maximaal 20.000 m3 water bergen in het stadscentrum. In<br />

2008 was er al een bergingstekort van<br />

circa 40.000 m3 in het centrum en in heel<br />

Rotterdam 500.000 m3 . Er is minimaal 80<br />

hectare aan extra plassen en singels nodig<br />

om dat tekort in open water op te vangen.<br />

Dat dit lastig is in een dichtstedelijke omgeving,<br />

zal duidelijk zijn. Om daar een mouw<br />

aan te passen is het stimuleren van de aanleg<br />

van groene daken als één van de innovatieve<br />

oplossingen naar voren gekomen.<br />

Bij een groen dak verdampt een deel van<br />

het opgevangen regenwater. Daarnaast<br />

houdt de beplanting het water gedurende<br />

enige tijd vast, waardoor er per saldo minder<br />

water het riool instroomt en in een langzamer<br />

tempo. Hierdoor treedt een beperking<br />

van het overstortvolume op en vermindert<br />

ook de afvoer naar de zuiveringsinstallatie.<br />

Daarnaast verwacht de gemeente van<br />

groene daken een aantal positieve<br />

neveneffecten, zoals een verbetering<br />

van de luchtkwaliteit,<br />

minder stookkosten<br />

en CO2-uitstoot en een<br />

betere geluidisolatie van<br />

woningen.<br />

Bijdrage aan<br />

wateropgave<br />

Om de effecten en het rendement van<br />

groene daken nader te belichten, heeft<br />

ARCADIS in opdracht van Gemeentewerken<br />

Rotterdam een maatschappelijke kosten- en<br />

batenanalyse (MKBA) uitgevoerd. Uit deze<br />

analyse blijkt dat waterretentie één van<br />

belangrijkste batenposten is. De bijdrage<br />

van groene daken aan de wateropgave in het<br />

dichtstedelijk deel van Rotterdam varieert<br />

tussen gemiddeld 4% en 19%. Voor stadsdelen<br />

met een naar verhouding beperkte wateropgave<br />

(Delfshaven en Kralingen-Crooswijk)<br />

zouden groene daken echter een aanmerkelijk<br />

grotere bijdrage kunnen leveren. Ook<br />

voor de bedrijventerreinen is de bijdrage naar<br />

verhouding groot (tot 50%). Voor de minder<br />

dichtbebouwde stedelijke gebieden en het<br />

buitengebied is het effect beperkter.<br />

Aanbevelingen<br />

De resultaten van de MKBA bieden voldoende<br />

perspectief om een verdere uitbouw van<br />

groene daken in Rotterdam te ondersteunen.<br />

‘Waterretentie<br />

blijkt<br />

belangrijke<br />

batenpost’<br />

Jeroen Klooster (010-2532184,<br />

jeroen.klooster@arcadis.<br />

nl) is werkzaam bij ARCADIS<br />

Nederland BV<br />

Zeker als begonnen wordt met het dichtstedelijke<br />

deel van de stad; hier ligt immers het<br />

grootste potentieel vergroenbaar dakoppervlak.<br />

Vervolgens kan het programma worden<br />

uitgerold naar de rest van de gemeente.<br />

Om voortvarend aan de slag te gaan zijn<br />

goede afspraken nodig met de<br />

woningcorporaties om bij renovatie<br />

en nieuwbouw over te<br />

stappen op ‘groene daken’.<br />

Soortgelijke afspraken zijn<br />

nodig met het parkmanagement<br />

voor de aanleg van<br />

groene daken bij herstructurering<br />

van bedrijventerreinen.<br />

Interne afstemming binnen de<br />

gemeente is eveneens belangrijk. Gezien<br />

het grote volume is het verder aan te raden<br />

om, als onderdeel van een structureel<br />

stimuleringsprogramma, afspraken met de<br />

branche te maken over aanlegkosten en leveringsvoorwaarden<br />

(bijvoorbeeld een minimale<br />

gegarandeerde levensduur). Hierdoor<br />

kan het rendement van de investering<br />

toenemen.<br />

Stimuleringspremie<br />

De gemeente Rotterdam heeft samen met<br />

de waterschappen kort na het verschijnen<br />

van de studie een stimuleringspremie ingesteld<br />

op de aanleg van groene daken van<br />

€ 30 per m2 voor daken vanaf 10 m2 . Het is<br />

aan te raden om via een monitorprogramma<br />

de realisatie en effecten van groene daken<br />

adequaat te volgen en, afhankelijk van de<br />

resultaten, de hoogte van de stimuleringspremie<br />

te evalueren.<br />

Jeroen Klooster<br />

November 2011 nr 7<br />

57


De mythe van<br />

de stadsrand<br />

Ooit is de stad veroverd op de<br />

<strong>natuur</strong>. Nu wordt <strong>natuur</strong><br />

bedreigd en moet ze beschermd<br />

worden tegen de stad. Deze<br />

noodkreet komt overigens juist<br />

uit het hart van stedelingen.<br />

Natuur is een stedelijke uitvin-<br />

ding. Boeren hebben het niet<br />

bedacht. En houdt de <strong>natuur</strong> op<br />

bij de rand? Mythen en misver-<br />

standen regeren. Wat is er aan<br />

de stadsrand aan de hand?<br />

Een tekening van Stefan Verwey vat het<br />

kernachtig samen: Herten komen uit het bos<br />

gerend, zien de stad opdoemen als een muur<br />

van hoge fl atgebouwen, schrikken zich<br />

wild en vluchten halsoverkop terug het bos<br />

in. Natuur begint waar de stad ophoudt en<br />

waar de stad begint, eindigt de <strong>natuur</strong>. Deze<br />

mythe van de stadsrand is hardnekkig en<br />

diep geworteld. Maar <strong>natuur</strong> houdt niet op<br />

bij de rand. De stadsecologen die in de afgelopen<br />

twintig jaar in veel steden aan het<br />

werk gingen, hebben het nog eens bevestigd:<br />

de biodiversiteit in stedelijke gebieden<br />

is hoog, vaak zelfs veel hoger dan in de<br />

landelijke gebieden. Dat is ook niet verwonderlijk,<br />

want de stadsbewoners willen variatie<br />

en de stad biedt die ook. Naar de stadsrand<br />

toe wordt die variatie vaak groter en<br />

blijkt die rand niet een scherpe grens, maar<br />

een brede vaak wat rommelige zone met<br />

58 November 2011 nr 7<br />

veel kansen voor de spontane planten en<br />

dierenwereld.<br />

Productiegroei<br />

Aan de buitenkant van de stadsrand ligt<br />

dat anders. Daar begint niet de <strong>natuur</strong><br />

maar het land waar boeren maximale<br />

productie moeten halen uit elke vierkante<br />

meter. Terwijl in de stad randen een levensbehoefte<br />

vormen, worden ze buiten de<br />

stad opgeruimd. Houtwallen, bomenrijen,<br />

sloten en rijk begroeide oevers verdwijnen.<br />

Productiegroei vraagt om nivellering van<br />

het landschap. Daarbij lopen zelfs de koeien<br />

maar in de weg; ze maken het<br />

land oneffen en verspreiden<br />

hun mest ongelijkmatig en<br />

dat beperkt de grasproductie.<br />

Het is effi ciënter<br />

om gras naar de koeien te<br />

brengen dan koeien naar<br />

het gras. De moderne boer<br />

houdt ze binnen, tot verontwaardiging<br />

van veel stedelingen.<br />

Enkele jaren geleden plaatste<br />

landschapsarchitect Adriaan Geuze langs<br />

een aantal snelwegen acht meter hoge<br />

opblaaskoeien als machteloos protest tegen<br />

het verdwijnen van de koe uit de wei.<br />

Patstelling<br />

‘Voor<br />

productiegroei<br />

lopen zelfs de<br />

koeien<br />

in de weg’<br />

De mythe van de <strong>natuur</strong> die buiten de rand<br />

van de stad begint, is een romantische<br />

droom. Over de wildernis, maar de meeste<br />

<strong>natuur</strong> is geen wildernis. En ook over de<br />

koe, over arcadia, over het oerbeeld van<br />

het boerenlandschap, maar boeren produceren<br />

dat niet meer. Zelfs als ze het zouden<br />

willen, hebben ze weinig keus. Zij staan<br />

tussen de kritiek van de <strong>natuur</strong>- en milieubeweging<br />

en de hete adem van de markt.<br />

Zij zien de supermarkten als de oorzaak<br />

van de lage melkprijzen die hun dwingen<br />

om meer te produceren tegen lagere kosten.<br />

De supermarkten beroepen zich weer op de<br />

consument die niet meer voor zijn voedsel<br />

wil betalen. En is die consument niet<br />

dezelfde stadsbewoner die klaagt over het<br />

verdwijnen van de <strong>natuur</strong>?<br />

Wijken voor EHS<br />

Terug naar de stadsrand zelf. Het afgelopen<br />

voorjaar kwamen we op onze wandeling<br />

door de stadrand van Amsterdam<br />

bij een paar oude woonschepen<br />

langs een dijk waar het fl uitenkruid<br />

volop in bloei stond. Het<br />

was een beetje rommelig met<br />

veel ruig struikgewas en riet.<br />

Bewoners vertelden enthousiast<br />

over vossen en snoeken.<br />

Maar, zeiden ze, we moeten<br />

weg want hier komt de Ecologische<br />

Hoofdstructuur. Met de beste bedoelingen<br />

is het <strong>natuur</strong>beleid steeds hogere eisen<br />

gaan stellen. Politiek wordt dit beleid afgerekend<br />

op het aantal aangekochte hectares<br />

en binnen die hectares wordt het <strong>natuur</strong>beheer<br />

rationeel en effi ciënt aangepakt. Eerst<br />

zijn er 132 <strong>natuur</strong>doeltypen opgesteld en<br />

vervolgens is de systematiek van doeltypen<br />

en doelsoorten verder verfi jnd. Die doelen<br />

moeten bereikt worden en dat gaat niet<br />

vanzelf, dat vraagt om beheer.<br />

Er bestaat niet alleen een romantische<br />

maar ook een rationele droom: <strong>natuur</strong> is<br />

maakbaar. God in de hemel, maar ook wijze


Sybrand Tjallingii (s.tjallingii@gmail.com) is stedebouwkundige<br />

met een landschapsecologische achtergrond. Hij was<br />

tot zijn pensioen in 2006 universitair hoofddocent aan de<br />

faculteit Bouwkunde TU Delft.<br />

mensen uit de dagelijkse praktijk zullen<br />

hun hoofd schudden over zoveel arrogantie,<br />

maar de beleidspraktijk vraagt om afrekenen.<br />

Dit maakt <strong>natuur</strong> wel erg duur en de<br />

kwetsbaarheid van dit beleid wordt op een<br />

pijnlijke wijze duidelijk gemaakt door de<br />

huidige bezuinigingen. De staatssecretaris<br />

wil <strong>natuur</strong> laten beheren door boeren. Maar<br />

zowel de huidige <strong>natuur</strong>doelen als het dominante,<br />

op productie voor de wereldmarkt<br />

gerichte landbouwmodel maken dat een<br />

onmogelijke opgave. Er blijft een spanning<br />

tussen <strong>natuur</strong>beheer en boerenproductie.<br />

Wageningse <strong>natuur</strong>onderzoekers roepen al<br />

heel lang dat agrarisch <strong>natuur</strong>beheer niet<br />

werkt. Als de doelsoorten voorop staan, kan<br />

het beheer effi ciënter.<br />

Object of proces?<br />

Zijn er kansen om uit de houdgreep van deze<br />

dilemma’s te raken? En kan de stadsrand<br />

daarin een rol spelen? De <strong>natuur</strong> die wij zien<br />

is voor een groot deel mensenwerk, maar<br />

ontstaat wel door werken met <strong>natuur</strong>lijke<br />

processen. Ons denken over <strong>natuur</strong> is sterk<br />

verbonden met <strong>natuur</strong> als object, met gebie-<br />

den en soorten. Maar stel dat we beginnen<br />

met <strong>natuur</strong> als proces. Ook in de stad valt<br />

regen, schijnt de zon, waait de wind en<br />

groeien bomen. Of we het leuk vinden<br />

of niet: de stad is deel van<br />

de <strong>natuur</strong> en stedelijke systemen<br />

zijn ook ecosystemen.<br />

Waterbeheer is een goed<br />

voorbeeld. De stadsrand biedt<br />

mogelijkheden voor waterberging<br />

die noch in de stad noch<br />

in landbouwgebieden aanwezig<br />

zijn. Nu heeft <strong>natuur</strong> vaak water<br />

nodig in droge zomers. Dat komt omdat we<br />

de doeltypen en -soorten voorop stellen. Als<br />

het proces voorop staat, kan <strong>natuur</strong> water<br />

leveren en de daarbij passende planten- en<br />

dierenwereld is het resultaat. Dat hoeft niet<br />

in elk <strong>natuur</strong>gebied, maar in de stadsrand<br />

kan het een belangrijke strategie zijn.<br />

<strong>Kansrijke</strong> combinaties<br />

Hier liggen de kansrijke combinaties. Ook<br />

stadslandbouw laat zien dat er in de rand<br />

kansen liggen die ontbreken in de meeste<br />

landelijke gebieden. Zonder andere bedrijfs-<br />

modellen, die een bestaan bieden aan boeren<br />

op een multifunctioneel bedrijf, is er<br />

geen toekomst voor boeren<strong>natuur</strong>, niet<br />

voor de boeren en niet voor de<br />

<strong>natuur</strong>. De stadsrand kan<br />

een laboratorium vormen<br />

voor het ontwikkelen van<br />

dergelijke toekomstmodellen.<br />

Om deze kansen te<br />

benutten, moeten zowel<br />

het landbouwbeleid als het<br />

<strong>natuur</strong>beleid als het waterbeleid<br />

uit hun sectorale kokers kruipen<br />

en nieuwe wegen zoeken. Dat geldt ook<br />

voor het ruimtelijke ordeningsbeleid met<br />

zijn rode contouren, de scherpe grenzen die<br />

de stad moeten tegenhouden. Nu het Rijk<br />

de taken doorschuift naar de provincies is<br />

het een goed moment om opnieuw naar de<br />

instrumenten te kijken. Volbouwen tot aan<br />

de harde grens van de rode contour doet<br />

geen recht aan de kansen van een brede<br />

stadsrand.<br />

‘Stadsrand<br />

als laboratorium<br />

voor nieuwe<br />

ontwikkelingen’<br />

Sybrand Tjallingii<br />

November 2011 nr 7<br />

59


Ik houd van bomen, en ik niet alleen. Uit de dagboekjes die<br />

Nijmegenaren in 2009 bijhielden bleek dat mensen voor<br />

een wandeling in de eigen buurt juist rustige en groene<br />

straten kiezen. Gebouwen staan, hoe mooi of lelijk ook, er<br />

altijd onveranderd bij, maar bomen bewegen, maken geluid<br />

en veranderen afhankelijk van de seizoenen. Hoe zou je<br />

zonder <strong>natuur</strong> weten in welke jaargetijde je leeft? Parkjes<br />

en bomen zorgen voor dynamiek in de stad. Maar behalve<br />

warme gevoelens, levert groen in de stad niet veel op voor de<br />

gemeente. In tijden van geldgebrek, en wanneer is dat er nou<br />

niet, is de verleiding dan ook groot om de grond waarop het<br />

groen staat te gelde te maken. Grond rendeert immers beter<br />

als er een gebouw op staat. Het zal niet verbazen dat omwonenden<br />

zich keren tegen zo’n achteruitgang en ze hebben<br />

opvallend vaak succes, met name in de al rijker met groen<br />

bedeelde buurten. Bij de minder mondigen gaat het mis.<br />

Mijn ouders wonen, hoogbejaard als ze intussen zijn, in een<br />

servicefl at. Zij zijn slecht ter been en moeten het vooral<br />

hebben van het uitzicht op groen. Maar wat wil nu het geval?<br />

Ook de beheerders van het grote complex waarin mijn<br />

ouders wonen, zien de waarde van de grond. Daarom halen<br />

ze de bomen weg en bouwen er nog een complex bij en veran-<br />

60 November 2011 nr 7<br />

Mooier leven<br />

dert het groene uitzicht van mijn ouders drastisch. Van<br />

tachtigjarigen kun je niet verwachten dat ze in actie komen,<br />

en zeker niet tegen hun eigen huisbaas. Deze verdichting<br />

van de woonomgeving van hoogbejaarden gaat dus gewoon<br />

door, ook in andere steden. Dat je bij bejaardenwoningen<br />

nog beter na moet denken over het uitzicht, lijkt nog niet<br />

doorgedrongen.<br />

Kinderen die opgroeien in een fl at kampen met hetzelfde<br />

probleem. Zij hebben het groen niet nodig om naar te<br />

kijken, maar om in te spelen. Vooral in door beleidsmakers<br />

‘vergeten’ stukjes groen, die spelen het fi jnst. Maar ook<br />

hier geldt, het groen moet wel dichtbij huis zijn. Ook hun<br />

belangen moeten behartigd worden door ambtenaren en<br />

bestuurders die verder kijken.<br />

Groen dichtbij maakt het leven mooier in alle levensfasen.<br />

Voor de groene wijken wordt al gevochten, nu nog een goede<br />

aanpak voor het recht op groen voor wie niet de barricaden<br />

op kan.<br />

Marga Jacobs,<br />

voorzitter van de vereniging Leefmilieu


Investeren in<br />

kwantiteit en kwaliteit<br />

Sommige wijken van onze vier grote steden moeten het praktisch<br />

zonder groen doen. De perspectieven op verbetering zijn slecht,<br />

omdat budgetten onder druk staan en er binnenstedelijk wordt<br />

bijgebouwd. Om toch de kwantiteit en de kwaliteit van het groen te<br />

verbeteren moeten gemeenten meer inzetten op burgerparticipatie,<br />

samenwerking met bedrijfsleven en sociale diensten. Plus meer func-<br />

ties toevoegen aan het groen.<br />

Het beleid van rijksoverheid en gemeenten<br />

is er op gericht om meer groen in de leefomgeving<br />

te realiseren. Niet alleen omdat<br />

dit goed is voor het vestigingsklimaat en<br />

de gezondheid, maar ook uit het oogpunt<br />

van klimaatadaptatie. Voor de hoeveelheid<br />

groen bestaat geen harde norm, maar<br />

wel een richtwaarde van 75 m2 groen per<br />

woning (Nota ruimte, 2006). In de verstedelijkingsafspraken<br />

tussen VROM en provincies<br />

is aan deze norm blauw toegevoegd,<br />

omdat water eveneens een positieve invloed<br />

heeft op de leefomgevingskwaliteit.<br />

Beoordeling<br />

Bij de beoordeling van het groen in de stad<br />

voor een goed vestigingsklimaat is het opper-<br />

vlak groen en blauw per woning berekend<br />

dat zich binnen 500 meter rondom de woning<br />

bevindt. Hierbij wordt rekening gehouden<br />

met het aantal woningen waarmee het<br />

beschikbare groen moet worden gedeeld (PBL<br />

2010). Bij de berekening is gebruik gemaakt<br />

van de CBS Bodemstatistiek. In de vier grote<br />

steden blijken 80.000 woningen over minder<br />

dan 10 m2 groen/blauw te beschikken. Figuur<br />

1 laat zien dat deze woningen zich vooral in<br />

de centra van de grote steden bevinden. Circa<br />

400.000 woningen in de vier grote steden<br />

hebben minder dan 50 m2 groen/blauw per<br />

woning.<br />

Voor de beoordeling van het groen voor<br />

klimaatadaptatie is het percentage groenoppervlak<br />

berekend. Hierbij is gebruik<br />

Piet Lagas (030-2742237, piet.lagas@<br />

pbl.nl) en Jos Diederiks zijn beiden<br />

werkzaam bij het Planbureau voor<br />

de Leefomgeving.<br />

gemaakt van de Top10vectorkaart waarbij,<br />

in tegenstelling tot de CBS Bodemstatistiek,<br />

ook oppervlakten groen kleiner dan 1 ha zijn<br />

meegenomen. Hoewel particulier groen en<br />

groen van straatbomen ook een rol spelen,<br />

is dat niet meegerekend omdat daarover<br />

onvoldoende gegevens beschikbaar zijn.<br />

Bij de 31 grootste gemeenten van Nederland<br />

is, gemiddeld over de gehele gemeente,<br />

13–21% van het oppervlak groen (het totaal<br />

van openbaar, semi-openbaar en agrarisch<br />

groen) Tussen de verschillende buurten en<br />

wijken zijn echter grote verschillen waarneembaar.<br />

Zo blijkt in de centra van de grote<br />

steden vaak minder dan 5% van het oppervlak<br />

groen te zijn. Hoewel niet meer dan<br />

een kwart van het gemeentelijk oppervlak<br />

minder dan 10% groen bezit, woont daar<br />

ongeveer de helft van de inwoners van de<br />

vier grote steden.<br />

Uit ander onderzoek blijkt dat in buurten<br />

met een laag percentage groen de opper-<br />

November 2011 nr 7<br />

Foto: PBL<br />

61


Hittekaart<br />

Rotterdam<br />

25 o<br />

33 o<br />

vlaktetemperaturen het hoogst oplopen<br />

door het hitte-eilandeffect (TNO, 2010). Er<br />

bestaat een signifi cante correlatie tussen<br />

het percentage groen per oppervlakteeenheid<br />

en de temperatuur op warme dagen<br />

in de woonwijk. Figuur 2 laat zien dat de<br />

hoogste temperaturen voorkomen juist in<br />

wijken met weinig groen.<br />

Perspectieven<br />

24 o<br />

27 o<br />

31 o<br />

26 o<br />

De vier grootste gemeenten hebben groenbeleidsplannen<br />

opgesteld. Globaal richten<br />

deze plannen zich op drie aspecten. Meer<br />

groen, kwalitatieve verbetering van het<br />

groen en betere verbindingen naar het<br />

groen. Daarnaast wordt voor klimaatadaptatie<br />

ingezet op meer bomen in de<br />

straat en meer groene daken en gevels.<br />

Bezuinigingen staan uitvoering van deze<br />

voornemens echter ernstig in de weg. Zo is<br />

62 November 2011 nr 7<br />

30 o<br />

21 o<br />

23 o<br />

25 o<br />

0 5 10 km<br />

Figuur 1. De meeste<br />

wijken in het centra van<br />

de grote steden hebben<br />

minder dan 50 m 2 groen/<br />

blauw per woning ter<br />

beschikking.<br />

Figuur 2. In wijken met<br />

weinig groen zijn de gemeten<br />

temperaturen op 15 warme<br />

dagen te Rotterdam hoger<br />

dan in wijken met relatief<br />

veel groen.<br />

het deelbudget voor groen in en om de stad<br />

in het kader van het Investeringsbudget<br />

Stedelijke Vernieuwing voor de periode<br />

2010-2014 vervallen. Alleen de<br />

gelden voor het verbeteren<br />

van het groen in de krachtwijken<br />

blijven bestaan. Ook de<br />

gelden voor Investeringbudget<br />

Landelijk Gebied, die oorspronkelijk<br />

golden voor 2007-2013,<br />

worden niet meer gegarandeerd.<br />

Met name de grote steden worden<br />

daardoor getroffen.<br />

Binnen gemeenten wordt eveneens fors<br />

bezuinigd op onderhoud en beheer van het<br />

openbaar groen. De gemeente Amsterdam<br />

vermindert het budget voor groen met<br />

19% in 2011, Den Haag met 14% en alle<br />

gemeenten in Nederland met 9% in 2011 en<br />

10% in 2012. Een van de gevolgen van deze<br />

bezuiniging is dat de positieve uitstraling<br />

van groen kan omslaan in een negatieve<br />

uitstraling omdat door slecht onderhoud een<br />

gevoel van onveiligheid kan ontstaan. Een<br />

dergelijk proces heeft reeds plaatsgevonden<br />

in de westelijk tuinwijken in Amsterdam.<br />

Verder staat de ontwikkeling van groen<br />

in de stad onder druk door de beleidsopgave<br />

om meer binnenstedelijk te bouwen.<br />

Daardoor is er minder ruimte voor groen,<br />

en voor bomen geldt dat er zowel boven de<br />

grond als onder de grond minder ruimte is<br />

in verband met leidingen etc.<br />

Oplossingsrichtingen<br />

Bewonersinitiatieven en bewonersparticipatie<br />

kunnen oplossingen bieden. Samen<br />

werken aan groen werkt vaak heel goed<br />

voor onder meer sociale cohesie binnen<br />

een wijk. Daarnaast is het van belang om<br />

waarde toe te voegen aan het groen door<br />

het plaatsen van bankjes, het inrichten van<br />

speeltuinen, het realiseren van kijkgroen<br />

etc. Verder is het van belang om bedrijven<br />

een rol te geven; zij willen graag meewerken<br />

aan het groen rondom hun terrein omdat<br />

dat een positieve uitstraling heeft voor hun<br />

onderneming. Ook sociale diensten van<br />

gemeenten worden vaak ingeschakeld bij<br />

beheer van groen.<br />

Vaak moeten desondanks prioriteiten worden<br />

gesteld. Belangrijk in dit licht is dat in<br />

Rotterdam uit enquêtes bleek, dat mensen<br />

dan liever zien dat er geld wordt besteed<br />

aan buurtgroen dan aan recreatiegroen<br />

op grotere afstand<br />

van de woning. Als wordt<br />

ingezet op meer openbaar<br />

groen, meer straatbomen<br />

en meer groene<br />

daken en gevels verbetert<br />

het stedelijke leefklimaat<br />

en is de omgeving<br />

beter bestand tegen gevolgen<br />

van klimaatverandering. Bovendien<br />

kan investeren in groen economisch interessant<br />

zijn door onder meer besparing op<br />

zorgkosten, energiekosten en toename van<br />

prijzen van woningen.<br />

‘Bewonersinitiatieven<br />

kunnen<br />

oplossingen<br />

bieden’<br />

Piet Lagas en Jos Diederiks


SAMEN IN DE TUIN<br />

Goed ingerichte tuinen zijn<br />

belangrijk voor de <strong>natuur</strong><br />

in de stad. Tegelijkertijd<br />

kunnen ze stadsbewoners<br />

met elkaar verbinden. Het<br />

komt in veel steden voor<br />

dat groepjes bewoners<br />

een tuin delen, of dat men<br />

meehelpt in schooltuinen.<br />

Een tweetal initiatieven<br />

in Den Haag laat zien hoe<br />

tuinen mensen kunnen<br />

verbinden.<br />

De sla staat in keurige rijtjes en de jonge<br />

perenboom draagt al vruchten in de<br />

Generatietuin bij woon- en zorgcentrum<br />

Huize Royal in Den Haag. Elke dinsdagmiddag<br />

komen hier kinderen van de buitenschoolse<br />

opvang (BSO) in de tuin werken,<br />

bijgestaan door de bewoners van Royal.<br />

"Onze bewoners hebben vooral een adviserende<br />

rol", typeert activiteitenbegeleider<br />

Mary van Garderen de rolverdeling. De tuin,<br />

in april 2010 aangelegd op initiatief van het<br />

ministerie van Landbouw, moet de stadsjeugd<br />

met de <strong>natuur</strong> in aanraking brengen.<br />

Omdat de tuin bij een woon- en zorgcentrum<br />

is aangelegd, brengt hij ook ouderen<br />

met jongeren in contact. Die samenwerking<br />

gaat inmiddels al verder dan de tuin, vertelt<br />

Van Garderen: "Vanmiddag wordt hier<br />

bijvoorbeeld een concertje gegeven door een<br />

paar leden van het Residentie-orkest, die een<br />

project doen met de BSO."<br />

Eetbaar Park<br />

Een paar kilometer verderop ligt het Eetbaar<br />

Park, een ecologische moestuin. De tuin<br />

ligt in het Zuiderpark, middenin een volks-<br />

Foto: Marieke Vos<br />

wijk met 40.000 inwoners. Het initiatief<br />

past in de manifestatie Foodprint, die de<br />

relatie tussen burgers, voeding en stad in<br />

beeld brengt. Permacultuur Centrum Den<br />

Haag legt de tuin aan. De wilde tuin, waar<br />

groenten en sierplanten door elkaar heen<br />

groeien, vormt een groot contrast met de<br />

naastgelegen school- en volkstuinen. Een<br />

deel is nog in aanleg: daar komt een terrasje<br />

waar bezoekers straks kruidenthee uit eigen<br />

tuin kunnen drinken. Het centrale paviljoentje<br />

is grotendeels klaar: een organisch<br />

uitziend gebouw met een plantendak. De<br />

tuin ligt met opzet op een plek waar veel<br />

interactie is: met de buurtbewoners, met<br />

de kinderen die in de naastliggende schooltuinen<br />

werken en met de volkstuinders aan<br />

de andere kant van het perceel.<br />

Samen doen<br />

Eetbaar Park laat zien hoe je voedsel kweekt<br />

in de stad; ook worden er workshops<br />

Marieke Vos (06-50974973,<br />

marieke@it-journalistiek.nl) is<br />

eigenaar van IT-journalistiek.<br />

gegeven. Een groep mensen werkt wekelijks<br />

in de tuin. "Er is veel contact, mensen<br />

uit de hele omgeving komen hier kijken of<br />

helpen", zegt Menno Swaak van Eetbaar<br />

Park. Het samen tuinieren betekent zowel<br />

in de Generatietuin als in Eetbaar Park veel<br />

afspraken en plannen maken. Zodat niet alle<br />

aardbeien door bewoners worden geoogst<br />

voordat de kinderen komen. Of om te voorkomen<br />

dat de door de ene groep gezaaide<br />

spinazie later door een andere groep wordt<br />

gewied. Woorden als 'tuinplan' en 'begeleiding'<br />

vallen vaak in het gesprek met<br />

Van Garderen en Swaak. Maar dat hoort<br />

bij het samen doen. Swaak: "De aanleg<br />

van zo'n tuin is een proces, net als leren<br />

samenwerken."<br />

Marieke Vos<br />

November 2011 nr 7<br />

63


KEUZES VOOR DE<br />

TOEKOMST<br />

Met de publicatie van de Natuurverkenning eind 2011 geeft<br />

het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een voorzet op<br />

de discussie over doelen van het <strong>natuur</strong>beleid op langere termijn.<br />

Centraal staan vier ‘kijkrichtingen’. Met dit palet aan keuzemogelijk-<br />

heden wil het Planbureau de huidige discussies over het Nederlandse<br />

<strong>natuur</strong>beleid stimuleren en structureren.<br />

Het <strong>natuur</strong>beleid dient van oorsprong meerdere<br />

doelen. Naast behoud van biodiversiteit<br />

wordt ook gewerkt aan duurzaam gebruik<br />

van <strong>natuur</strong> en het realiseren van draagvlak<br />

voor <strong>natuur</strong>(beleid). In de beleidsuitvoering<br />

hebben de laatste twee aspecten<br />

weinig aandacht gekregen. Sinds het<br />

verschijnen van het Natuurbeleidsplan in<br />

1990 ligt het zwaartepunt op het realiseren<br />

van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS),<br />

64 November 2011 nr 7<br />

een samenhangend netwerk van <strong>natuur</strong>gebieden.<br />

De laatste jaren gebeurde dit met<br />

bijzondere aandacht voor die gebieden die<br />

ook van belang zijn op Europese schaal; de<br />

Natura 2000-gebieden.<br />

Kijken naar de toekomst<br />

Voldoende redenen om die verschillende<br />

doelen eens expliciet onder ogen te<br />

zien. Het PBL onderscheidt vier visies op<br />

Tabel 1. De Natuurverkenning 2011 is een scenariostudie voor 2040. Hierin zijn vier kijkrichtingen<br />

ontwikkeld die elk uitgaan van een combinatie van een <strong>natuur</strong>visie en een maatschappelijke<br />

opgave.<br />

Petra van Egmond (petra.vanegmond@pbl.<br />

nl) en Rijk van Oostenbrugge (rijk.vanoostenbrugge@pbl.nl),<br />

zijn bij het Planbureau<br />

voor de Leefomgeving de projectleiders van<br />

de Natuurverkenning 2011.<br />

<strong>natuur</strong>(beleid), die elk in een maatschappelijke<br />

opgave zijn vertaald. Die visies en<br />

maatschappelijke opgaven zijn in de tabel<br />

met logo’s gekarakteriseerd:<br />

Natuur beschermt de biodiversiteit<br />

Vanuit de visie dat <strong>natuur</strong> een intrinsieke<br />

waarde heeft, is het tegengaan van het<br />

verlies aan biodiversiteit de maatschappelijke<br />

opgave in de kijkrichting ‘Vitale<br />

<strong>natuur</strong>’. Het is hierbij niet van belang of de<br />

beschermde biodiversiteit van nut is voor de<br />

mens. Het uitgangspunt bij deze kijkrichting<br />

is hetzelfde als voor de EHS, met dat verschil<br />

dat nu alleen de voor Nederland kenmerkende<br />

<strong>natuur</strong> is opgenomen die internationaal<br />

bijzonder is. Soorten en leefgebieden<br />

waarvoor Nederland binnen Europa minder<br />

belangrijk is, kunnen desnoods uit ons<br />

land verdwijnen. Bovendien wordt meer<br />

dan in de huidige EHS ruimte gegeven aan<br />

<strong>natuur</strong>lijke processen, zoals overstroming<br />

en verstuiving. Ook worden corridors gerealiseerd<br />

die de Nederlandse <strong>natuur</strong> verbinden<br />

met de <strong>natuur</strong> in omringende landen. Op<br />

deze wijze ontstaat <strong>natuur</strong> die bestand is<br />

tegen de effecten van klimaatverandering.<br />

Recreatie is mogelijk, maar komt duidelijk<br />

op de tweede plaats. De ruige omstandigheden<br />

en de soms slechte toegankelijkheid<br />

beperken het gebruik van de gebieden.<br />

Natuur zorgt voor een prettige<br />

leefomgeving<br />

De visie in de kijkrichting ‘Beleefbare <strong>natuur</strong>’<br />

is dat <strong>natuur</strong> een belangrijk onderdeel van<br />

de leefomgeving van de mens is. Natuur is<br />

van belang voor recreatie, ontspanning en<br />

beweging. De maatschappelijke opgave is<br />

de afstand tussen <strong>natuur</strong> en mens zo klein<br />

mogelijk te maken. Dit kan door het ontwikkelen<br />

van aantrekkelijk <strong>natuur</strong>gebied en<br />

agrarisch gebied in en rond steden. Inspelen


op de veranderende wensen van bewoners<br />

is een voorwaarde voor succes. De <strong>natuur</strong><br />

wordt letterlijk naar de mensen gebracht.<br />

Met deze kijkrichting kiest de Nederlandse<br />

samenleving voor een <strong>natuur</strong>beleid waarin<br />

de <strong>natuur</strong> er op de eerste plaats is om van te<br />

genieten. Alle <strong>natuur</strong>gebieden zijn volledig<br />

toegankelijk voor recreatief gebruik. Een<br />

uitgebreid netwerk van fi ets-, wandel-,<br />

ruiter en kanoroutes verbindt de <strong>natuur</strong>gebieden<br />

en het agrarische gebied rond de stad<br />

met de stad zelf. Voor <strong>natuur</strong>gebieden met<br />

een recreatieve functie die op wat grotere<br />

afstand van de stad liggen geldt dat inrichting<br />

en beheer sterker worden toegespitst<br />

op het recreatieve gebruik. Ook wordt geïnvesteerd<br />

in gebieden voor waterrecreatie. Bij<br />

de inrichting van de gebieden is het niet van<br />

belang de biodiversiteit zo groot mogelijk te<br />

maken, noch is het belangrijk dat soorten<br />

inheems zijn. Planten- en diersoorten die<br />

niet al te hoge eisen aan hun leefgebied<br />

stellen en zich niet al te snel door de mens<br />

laten verontrusten, ontwikkelen zich goed.<br />

Mens en <strong>natuur</strong> gaan overal prima<br />

samen<br />

De kijkrichting ‘Inpasbare <strong>natuur</strong>’ is geformuleerd<br />

vanuit de visie dat <strong>natuur</strong> wel<br />

belangrijk is, maar dat mens en economie<br />

belangrijker zijn: de groene omgeving biedt<br />

ruimte voor wonen en werken. De maatschappelijke<br />

opgave hierbij is het beperken<br />

van confl icten tussen <strong>natuur</strong> en economie.<br />

Natuurbeheerders stemmen hun doelen af<br />

op wat haalbaar en betaalbaar is, zonder<br />

de omgeving met beperkingen te confronteren.<br />

Het beschermen van soorten is niet<br />

van belang en dus hoeven er geen specifi eke<br />

milieumaatregelen genomen te worden.<br />

In de <strong>natuur</strong>gebieden kan worden gewoond<br />

en er zijn economische activiteiten – zoals<br />

horeca en energieproductie – mogelijk.<br />

Rondom <strong>natuur</strong>gebieden zullen ondernemers,<br />

zoals boeren, vissers, projectontwikkelaars<br />

of recreatiebedrijven niet gehinderd<br />

worden door de <strong>natuur</strong>wetgeving. Op<br />

plaatsen waar stukken grond niet gebruikt<br />

worden, bijvoorbeeld in regio’s waar de landbouw<br />

krimpt, zal tijdelijk <strong>natuur</strong> kunnen<br />

ontstaan. Dit zal vooral <strong>natuur</strong> zijn die tegen<br />

een stootje kan. Wanneer gebieden weer<br />

nodig zijn voor economische ontwikkeling,<br />

zal de schop de grond in gaan.<br />

Natuur voorziet de mens van<br />

essentiële levensbehoeften<br />

In ‘Functionele <strong>natuur</strong>’ de vierde en laatste<br />

visie, staat de afhankelijkheid van diensten<br />

die de <strong>natuur</strong> levert centraal. De<br />

<strong>natuur</strong> levert de maatschappij duurzame<br />

oplossingen voor alledaagse zaken die te<br />

verkiezen zijn boven technische oplossingen.<br />

Natuurlijke processen zuiveren lucht, water<br />

en bodem, vegetatie houdt afstromend<br />

water vast, <strong>natuur</strong>lijke duinen en kwelders<br />

bieden bescherming tegen overstromingen<br />

en ecosystemen leveren voedsel zoals vis.<br />

De maatschappelijke opgave die aansluit<br />

bij deze visie is het duurzame gebruik van<br />

<strong>natuur</strong>lijke hulpbronnen een plaats te geven<br />

en deze op waarde te schatten. Noodzakelijk<br />

hierbij is de groene en blauwe ruimte zo in<br />

te richten en te beheren dat de mens er optimaal<br />

van kan profi teren tot in lengte van<br />

jaren. Soorten die geen grote rol spelen in<br />

het ecosysteem hoeven niet per se behouden<br />

te worden.<br />

Werk in uitvoering<br />

Met de kijkrichtingen probeert het<br />

Planbureau de huidige discussies over de<br />

toekomst van de Nederlandse <strong>natuur</strong> en<br />

het <strong>natuur</strong>beleid te stimuleren en structureren.<br />

De komende Natuurverkenning, een<br />

vierjaarlijks wettelijk product, komt eind<br />

2011 uit. In het eindproduct zal onder meer<br />

aandacht worden besteed aan het combineren<br />

van kijkrichtingen en de voorwaarden<br />

die daarbij gelden. Een belangrijke stap is<br />

ook de vertaling naar de korte- en middellange<br />

termijn. Hoewel daarover nog niet zo<br />

veel kan worden gezegd, is al wel duidelijk<br />

dat het <strong>natuur</strong>beleid meer dan tot nu toe<br />

oog moet hebben voor coalities met andere<br />

sectoren. Zo kunnen bestaande relaties met<br />

de recreatie- en de landbouwsector diverser<br />

worden gemaakt en zijn er ook coalities<br />

denkbaar met onder meer de bouwwereld<br />

en de energiewereld.<br />

Petra van Egmond en Rijk van Oostenbrugge<br />

Informatie: www.<strong>natuur</strong>verkenning.nl<br />

November 2011 nr 7<br />

65


Wegen naar<br />

herstel<br />

biodiversiteit<br />

66 November 2011 nr 7<br />

Het behoud van biodiversiteit krijgt steeds meer aandacht.<br />

Een eerste essentiële stap in het vinden van oplossingen<br />

is het duiden van knelpunten die duurzaam behoud van<br />

soorten en ecosystemen in de weg staan. Vervolgens is het<br />

de uitdaging deze te vertalen in handelingsopties voor de<br />

korte en lange termijn.<br />

Foto: WUR


Bart de Knegt (bart.deknegt@wur.nl) is werkzaam als ecoloog bij Alterra en het<br />

Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Willem van der Bilt en Arjen van Hinsberg zijn<br />

beiden werkzaam als ecologisch onderzoeker bij het PBL.<br />

Dankzij het gebruik van meetgegevens uit<br />

het veld en ecologische rekenmodellen is<br />

bekend wat de belangrijkste knelpunten<br />

voor duurzaam behoud van soorten zijn<br />

(fi guur 1). In totaal volstaan voor ruim 40%<br />

van de Nederlandse planten- en diersoorten<br />

de milieu- en ruimtecondities om behoud<br />

te garanderen. De grootste knelpunten voor<br />

de overige 60% zijn verdroging, vermesting<br />

en het tekort aan en de versnippering van<br />

geschikt leefgebied. Bijna tweederde van de<br />

soorten ondervindt twee of meer van deze<br />

knelpunten. Voor een aantal soorten worden<br />

bestaande knelpunten in de toekomst groter<br />

door bijvoorbeeld de effecten van klimaatverandering.<br />

Zo zullen de meeste soorten<br />

meer hinder ondervinden van de versnippering<br />

van de <strong>natuur</strong> door het opschuiven van<br />

klimaatzones en geschikte leefgebieden.<br />

Deze kennis biedt aangrijpingspunten om<br />

opties voor biodiversiteitbehoud te formuleren.<br />

Knelpunten kunnen worden opgelost<br />

met maatregelen binnen bestaande <strong>natuur</strong>gebieden,<br />

zoals de inrichting van gronden,<br />

effectgerichte maatregelen, interne omvorming<br />

van <strong>natuur</strong>typen en het treffen van<br />

hydrologische maatregelen. Maar ook<br />

buiten deze gebieden kunnen maatregelen<br />

worden genomen als het verlagen van emissies<br />

uit de landbouw en industrie, ontwikkeling<br />

van nieuwe <strong>natuur</strong> en verminderde<br />

grondwateronttrekking.<br />

Herijking EHS<br />

Er is momenteel volop discussie over de<br />

toekomst van het <strong>natuur</strong>beleid. In het<br />

regeerakkoord geeft het kabinet<br />

aan een herijkte EHS in 2018<br />

gerealiseerd te willen hebben<br />

en de rijksuitgaven voor<br />

<strong>natuur</strong> en landschap met<br />

tweederde te reduceren.<br />

Het PBL heeft, in samenwerking<br />

met Alterra, met<br />

de opgedane kennis over<br />

maatregelen en hun impact, een<br />

aantal varianten voor 2018 doorgerekend<br />

op de effecten voor <strong>natuur</strong> en de realisatie<br />

van internationale biodiversiteitsdoelen.<br />

De belangrijkste conclusie is dat de bezuinigingen<br />

zullen leiden tot een verdere<br />

verslechtering van de <strong>natuur</strong>kwaliteit en de<br />

leefomstandigheden van planten- en diersoorten.<br />

De binnen de Europese Unie afgesproken<br />

verplichtingen wat betreft Natura<br />

2000 en de CBD raken hierdoor verder uit<br />

zicht.<br />

Figuur 1. Bijna 60% van de doelsoorten (planten, vogels en vlinders) in Nederland hebben<br />

last van de milieu- en ruimtecondities.<br />

‘Bezuinigingen<br />

leiden tot<br />

verslechtering<br />

<strong>natuur</strong>kwaliteit’<br />

Als de fi nanciële middelen voor de<br />

Ecologische Hoofdstructuur beperkt blijven<br />

tot het voorgenomen rijksbudget van 75 à<br />

100 miljoen euro per jaar, dan is de meest<br />

kosteneffectieve keuze een volledige inzet<br />

van die middelen op regulier beheer van<br />

bestaande <strong>natuur</strong>gebieden, in het bijzonder<br />

die gebieden waar Europees beschermde<br />

<strong>natuur</strong> voorkomt. Daarmee wordt<br />

echter niet voorkomen dat<br />

de <strong>natuur</strong>kwaliteit verder<br />

achteruitgaat. Als er<br />

meer fi nanciële middelen<br />

beschikbaar komen, bijvoorbeeld<br />

van provincies<br />

of andere partijen, dan is de<br />

volgende kosteneffectieve stap<br />

het <strong>natuur</strong>lijk inrichten van al<br />

verworven gronden die bedoeld waren voor<br />

<strong>natuur</strong>uitbreiding. Deze inrichting is vooral<br />

effi ciënt als deze bijdraagt aan de verbetering<br />

van de kwaliteit van een groter gebied<br />

door bijvoorbeeld het herstel van een geheel<br />

watersysteem.<br />

Oplossingsrichtingen<br />

Uit berekeningen blijkt dat zowel de<br />

oorspronkelijk beoogde als de herijkte<br />

EHS niet voldoende zijn om alle inheemse<br />

<strong>natuur</strong> duurzaam te behouden. De vraag<br />

hoe het biodiversiteitsverlies dan wel<br />

te stoppen valt, is één van de vier grote<br />

maatschappelijke uitdagingen voor het<br />

Nederlandse <strong>natuur</strong>beleid van de toekomst.<br />

In de Natuurverkenning 2011, die eerdaags<br />

verschijnt, is deze uitdaging vertaald naar<br />

een ruimtelijk toekomstscenario, de kijkrichting<br />

Vitale <strong>natuur</strong> (fi guur 2). In de<br />

kijkrichting Vitale <strong>natuur</strong> worden grote,<br />

aaneengesloten <strong>natuur</strong>gebieden gerealiseerd<br />

die aansluiting vinden met buitenlandse<br />

<strong>natuur</strong> en waar de milieucondities<br />

op orde zijn.<br />

In deze kijkrichting worden één voor één<br />

de knelpunten aangepakt die duurzaam<br />

behoud in de weg staan van internationaal<br />

karakteristieke <strong>natuur</strong>, welke elders<br />

in Noordwest-Europa weinig voorkomt. De<br />

November 2011 nr 7<br />

67


Figuur 2. Een schematische weergave op kaart van de kijkrichting Vitale Natuur. Er worden<br />

grote aaneengesloten <strong>natuur</strong>gebieden gerealiseerd waar de milieucondities op orde zijn en<br />

die aansluiting vinden met buitenlandse <strong>natuur</strong>.<br />

Figuur 3. Effect van stapeling van maatregelen (van boven naar beneden) op het duurzaam<br />

behoud van doelsoorten.<br />

optimalisatie van het beheer van bestaande<br />

leefgebieden is, zoals eerder aangegeven,<br />

een belangrijke eerste stap waarmee<br />

aanzienlijke winst te behalen valt (fi guur<br />

3). Met de verbetering van milieu- en watercondities,<br />

zoals het verlagen van stikstofdeposities<br />

en het verhogen van grondwaterstanden,<br />

is ook een aanzienlijke verbetering<br />

te realiseren. Vervolgens resteren tekorten<br />

aan en versnippering van leefgebied.<br />

Wanneer er leefgebied wordt gecreëerd van<br />

typen waar tekorten voor bestaan, kan het<br />

68 November 2011 nr 7<br />

percentage duurzame soorten weer verder<br />

stijgen. Dit kan deels door omvorming<br />

van bestaande <strong>natuur</strong>, zoals<br />

het kappen van bossen voor<br />

vorming van heide en zandverstuiving.<br />

Daarnaast kan<br />

extra <strong>natuur</strong>gebied aangelegd<br />

worden. De genomen<br />

maatregelen leiden samen tot<br />

duurzame condities voor bijna<br />

80% van alle inheemse doelsoorten<br />

of 95% van de internationaal karakte-<br />

ristieke soorten. Op deze laatste groep van<br />

soorten is de kijkrichting specifi ek ingericht.<br />

Sturingsmogelijkheden<br />

De beschikbare ecologische kennis kan<br />

dus gebruikt worden voor het zoeken naar<br />

effectieve maatregelen. Daarbij is het van<br />

belang de beschikbare middelen kosteneffectief<br />

in te zetten, te meer daar Europa<br />

ons land aanspreekt op het realiseren van<br />

biodiversiteitbehoud op nationaal niveau.<br />

Hiertoe is een onderscheid in een strategie<br />

voor de korte en voor de lange termijn<br />

onontbeerlijk. Op korte termijn geeft behoud<br />

van bestaande ecologische waarden en<br />

het oplossen van actuele knelpunten zoals<br />

verdroging de hoogste kansen. Op lange<br />

termijn heeft het creëren van <strong>natuur</strong> tot<br />

grote robuuste eenheden en de generieke<br />

aanpak van vermesting prioriteit. Realisatie<br />

van internationale biodiversiteitsverplichtingen<br />

vergt inzet van tal van verschillende<br />

partijen. Lokale kennis van bijvoorbeeld<br />

terreinbeheerders en waterschappen moet<br />

op gebiedsniveau worden ingebracht naast<br />

sturing vanuit een (inter)nationaal perspectief.<br />

In het traject van zowel de herijking en<br />

decentralisatie van het <strong>natuur</strong>beleid als de<br />

Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)<br />

zoeken Rijk en provincies naar afstemming<br />

en prioritering van maatregelen.<br />

Afstemming tussen milieu-, water- en<br />

<strong>natuur</strong>beleid is hierbij op beide niveaus een<br />

vereiste.<br />

Daarbij verschaft het in kaart brengen van<br />

de effecten van maatregelen op andere<br />

aspecten een integraal inzicht wat betreft<br />

de consequenties van keuzen. Om die reden<br />

is binnen de Natuurverkenning ook gekeken<br />

naar a) beschikbaarheid en waardering van<br />

<strong>natuur</strong>, b) kosten en baten, en c) de<br />

mate waarin <strong>natuur</strong>lijke hulpbronnen<br />

duurzaam worden<br />

gebruikt. Om (beleid)<br />

afwegingen te maken op<br />

basis van deze integrale<br />

doorrekening is een multicriteriakostenbatenanalyse<br />

(MCKBA) uitgevoerd.<br />

Hieruit kwam naar voren dat<br />

er sterke koppelingen bestaan tussen<br />

‘Optimalisatie<br />

beheer biedt<br />

aanzienlijke<br />

winst’


iodiversiteit en waardering. De beleefbaarheid<br />

van Vitale Natuur is echter beperkt,<br />

omdat deze vaak ver van de woonomgeving<br />

ligt. Ook laat de analyse zien dat de<br />

grootschalige, robuuste ecosystemen van<br />

Vitale Natuur minder structurele kosten aan<br />

beheer en inrichting met zich meebrengen<br />

dan het geval is in de huidige situatie.<br />

Bart de Knegt, Willem van der Bilt en Arjen<br />

van Hinsberg.<br />

colofon<br />

ISSN 1569-3449<br />

Jaargang 17, 2011, nr. 7<br />

Tijdschrift Milieu is een uitgave van de VVM en<br />

verschijnt achtmaal per jaar in een oplage van<br />

2.500 exemplaren.<br />

VVM-lidmaatschap 2011<br />

• Persoonlijk: € 125,-<br />

• Instellingen en bedrijven: € 700,-<br />

• Studenten: € 40,-<br />

• Gepensioneerden, recent afgestudeerden,<br />

partners en uitkeringsgerechtigden: € 80,-<br />

• Proefl idmaatschap (6 mnd) € 45,-<br />

VVM-leden ontvangen Milieu gratis.<br />

Abonnementsprijs 2011<br />

Abonnement voor niet-leden:<br />

€ 125,- (excl. 6% BTW, incl.verzendkosten)<br />

Los nummer: € 15,- (incl. BTW)<br />

Verenigingsbureau<br />

(voor lidmaatschappen en abonnementen)<br />

Zeliha Altin<br />

Drs Rachel Heijne (directeur)<br />

Marie Thérèse van Heijningen<br />

Sara Jantzen<br />

Caroline van der Laan<br />

Lisette Pellikaan<br />

Josquin des Prézstraat 1<br />

Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch<br />

Tel. 073 - 6215985, Fax 073 - 6216985<br />

E-mail bureau@vvm.info<br />

Website www.vvm.info<br />

Hoofdredacteur<br />

Jan de Graaf<br />

Postbus 158, 1600 AD Enkhuizen<br />

Tel. 0228 - 326 068, 06 - 2190 5843<br />

E-mail graafcom@wxs.nl<br />

Drukproefcorrectie<br />

Caroline van der Laan<br />

Ontwerp<br />

Made in Haarlem<br />

Opmaak en druk<br />

ELMA Multimedia B.V., Gery Kuilman<br />

Postbus 18, 1720 AA Broek op Langedijk<br />

Tel. 0226 - 331600, Fax 0226 - 331601<br />

Advertentieverkoop<br />

ELMA Multimedia B.V., (0226 - 331600)<br />

Email info@elma.nl<br />

Redactieadviesraad<br />

mr. Jan van den Broek, VNO-NCW<br />

prof. dr ir. Peter Builtjes, TNO<br />

ing. Vera Dalm, Milieu Centraal<br />

ir. Cees van Deelen, TNO<br />

ir. Hub Diederen, PBL<br />

dr. Carel Dieperink, Universiteit Utrecht<br />

Jaap Jelle Feenstra, Havenbedrijf Rotterdam<br />

Jan Fransen, Stichting Natuur en Milieu<br />

prof. Dr. Leo Jansen<br />

drs. Dries van Loenen, Ministerie van EZ<br />

drs. Felix Luitwieler, Ministerie VROM<br />

ir. Jan Karel Mak,<br />

Deerns Raadgevende Ingenieurs<br />

prof. dr Rudy Rabbinge,<br />

Wageningen Universiteit<br />

Annemarie van der Rest, Shell Nederland B.V.<br />

ir. Jean Paul van Soest, zelfstandig adviseur<br />

Fred Tonneijck, Triple E<br />

Tenzij anders vermeld zijn de foto’s in dit<br />

nummer gemaakt door Michiel Wijnbergh.<br />

Prijswijzigingen, zet- en drukfouten voorbehouden.<br />

Aan de informatie in Milieu kunnen<br />

geen rechten worden ontleend.<br />

Tijdschrift Milieu wordt op FSC-papier gedrukt.<br />

November 2011 nr 7<br />

69


Investeren in<br />

elkaar<br />

VVM, netwerk van milieuprofessionals. Dat zegt eigenlijk al genoeg.<br />

Ruim 2000 beleidsmakers, uitvoerders, wetenschappers, adviseurs<br />

en studenten laten zich inmiddels door ons inspireren. De VVM<br />

verstevigt hun onderlinge contacten en zorgt voor inhoudelijke<br />

verdieping via Tijdschrift Milieu (8x p.j.) en het organiseren van ruim<br />

50 bijeenkomsten per jaar. Voor slechts € 125, p.j. doet u mee.<br />

Kijk voor meer informatie op: www.vvm.info<br />

* 22 vaksecties<br />

* 50 activiteiten<br />

* 1 vereniging<br />

netwerk<br />

van milieuprofessionals


Advertentie<br />

omslag 3


Advertentie<br />

omslag 4

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!