06.09.2013 Views

De dressuurproef klasse B - KNHS

De dressuurproef klasse B - KNHS

De dressuurproef klasse B - KNHS

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

DreSSuur<br />

<strong>De</strong> <strong>dressuurproef</strong> <strong>klasse</strong> B<br />

Hoe kijkt de jury?<br />

66 | PaardenSport 02/2012<br />

TeksT: Nicole RietmaN - ReijN FoTo’s: Remco VeuRiNk<br />

Iedereen die dressuur rijdt kent dat gevoel wel. <strong>De</strong> proef ging best goed, maar de<br />

punten vallen tegen. Of het omgekeerde. Het liep niet allemaal even lekker en toch<br />

heb je genoeg punten gekregen voor een winstpunt. In deze serie kijken we met de<br />

ogen van de jury naar de proef, beginnend bij de <strong>klasse</strong> B.<br />

Een van de laatste punten die beoordeeld wordt in een B-proef, is het halthouden en groeten. Belangrijk daarbij is dat je laat zien dat je controle hebt<br />

over het halthouden.


Digishots<br />

A<br />

F D<br />

B<br />

M<br />

Wim ernes:<br />

X<br />

G<br />

C<br />

K<br />

e<br />

H<br />

Waar kijkt de jury precies naar, en hoe komt<br />

een punt tot stand? Olympisch jurylid Wim<br />

ernes was nauw betrokken bij de samenstelling<br />

van de dressuurproeven zoals die sinds<br />

2006 worden gereden. Als geen ander kan hij<br />

duidelijk maken hoe de verschillende onderdelen<br />

getoond moeten worden en waarom.<br />

Binnenkomen<br />

<strong>De</strong> proef begint met het binnenkomen in arbeidsdraf<br />

op de linker- of de rechterhand. ernes:<br />

“Zowel in de <strong>klasse</strong> B als in de <strong>klasse</strong> L<br />

hoef je sinds 2006 niet meer op de A-C lijn binnen<br />

te komen en vervolgens halt te houden op<br />

de middellijn. Daar hebben we als commissie<br />

die de dressuurproeven samenstelt voor gekozen<br />

om de ruiters, en met name de jonge paarden,<br />

wat meer de kans te geven om op een<br />

ontspannen manier aan de proef te kunnen<br />

beginnen. In de oude situatie waren de vaak<br />

onervaren ruiters, met in veel gevallen jonge<br />

paarden, al met heel veel aspecten bezig in het<br />

eerste onderdeel. Bijvoorbeeld om met voldoende<br />

balans en impuls binnen te komen,<br />

rechtgericht zijn, een goede overgang rijden,<br />

stilstaan, groeten en dat allemaal al in het begin.<br />

Door dat los te laten denken wij dat we<br />

het wat eenvoudiger hebben gemaakt. <strong>De</strong><br />

combinaties kunnen nu rustig binnenkomen<br />

en over de hoefslag draven. <strong>De</strong> proef is dan al<br />

wel begonnen, maar het is iets anders dan op<br />

de middellijn binnenkomen.”<br />

Scala van de africhting<br />

“In de <strong>klasse</strong> B moet het zo zijn dat de paarden<br />

op een voorwaartse manier worden voorgesteld.<br />

Ze moeten met impuls binnendraven en<br />

min of meer in balans lopen. Dus de hoefslag<br />

kunnen volgen zonder naar binnen te vallen<br />

als ze door de hoeken lopen.” Dat klinkt alsof je<br />

hier gemakkelijk een acht op zou kunnen scoren.<br />

Is dat ook zo? “Nou, met een acht geef je<br />

aan dat het onderdeel goed is uitgevoerd. een<br />

negen is zeer goed en een tien uitmuntend.<br />

Die punten worden altijd gerelateerd aan de<br />

mate waarin je voldoet aan het ‘scala van de<br />

africhting’ zoals dat omschreven is in het dressuurproevenboekje.<br />

Dat scala van de africhting<br />

is eigenlijk de rode draad door de hele<br />

proef. Om een acht of hoger te kunnen krijgen<br />

voor het binnen komen moet het paard in de<br />

draf dus tactzuiver zijn, hij moet op een losse<br />

manier soepel door de baan bewegen, hij moet<br />

aan twee teugels aanleuning laten zien en<br />

zich buigen naar het verloop van de wendingen.<br />

Die takt, souplesse en aanleuning zijn de<br />

eerste drie kenmerken van het scala van de<br />

africhting en vooral van belang bij het paard<br />

dat aan het begin van zijn africhting staat.<br />

Dan heb je nog impuls, rechtgerichtheid en<br />

verzameling maar deze kenmerken zijn in de<br />

B- en de L-dressuur nog niet zo van belang.”<br />

Niveau behorend bij de proef<br />

eén van de gevraagde onderdelen is het van<br />

hand veranderen met enkele passen middendraf.<br />

“Wat er ook moet gebeuren op de diagonaal,<br />

het moet altijd worden voorbereid in de<br />

hoek. Dat wil niet zeggen dat het paard in de<br />

hoek anders moet gaan lopen. Je moet als het<br />

”In de <strong>klasse</strong> B moeten paarden op een<br />

voorwaartse manier worden voorgesteld.”<br />

DreSSuur<br />

ware een attentiewaarde creëren. Je paard<br />

met bijvoorbeeld een halve ophouding iets beter<br />

aan de hulp stellen voordat je iets gaat vragen.<br />

Wat op dit niveau op dit onderdeel wordt<br />

verwacht, is dat je eerst goed de hoek doorkomt.<br />

Overigens hoeven die hoeken bij de Bproeven<br />

nog niet zo scherp ingereden te worden.<br />

eenmaal op de diagonaal probeer je op<br />

een geleidelijke manier de passen te verlengen,<br />

dat een aantal passen vol te houden, en<br />

dan op een geleidelijke manier weer terug te<br />

rijden. Het is niet de bedoeling dat je de hele<br />

diagonaal van de eerste tot en met de laatste<br />

pas in middendraf rijdt. Wel is het zo dat combinaties<br />

die dit wel al wat meer passen kunnen<br />

laten zien, daar niet voor worden gestraft,<br />

mits de uitvoering technisch correct is. Daar<br />

wordt net zo’n goed punt voor gegeven als degene<br />

die de oefening correct uitvoert op de gevraagde<br />

manier, horend bij het niveau van de<br />

proef.” Waar wordt in dit onderdeel de meeste<br />

aftrek voor gegeven? “Weer teruggrijpend op<br />

het scala van de africhting kijk je eerst naar<br />

tact. Als de tactzuiverheid niet aanwezig is,<br />

kun je eigenlijk al geen goed punt meer scoren.<br />

Ook al is de rest nog zo goed voor elkaar,<br />

hoewel dat dan meestal ook niet zo is. Dus de<br />

jury kijkt of het paard in de verruiming tactzuiver<br />

blijft en niet sneller gaat of z’n balans<br />

verliest, of de aanleuning goed blijft en of hij<br />

Olympisch jurylid Wim Ernes was nauw betrokken<br />

bij de samenstelling van de dressuurproeven<br />

en kan als geen ander duidelijk maken hoe een<br />

goede <strong>dressuurproef</strong> gereden moet worden.<br />

PaardenSport 02/2012 | 67


DreSSuur<br />

Op sommige grote voltes moeten ruiters doorzitten. Ze moeten hierbij een onafhankelijke houding<br />

en zit laten zien en het paard niet in de weg zitten.<br />

los door het lijf blijft bewegen. Vaak zie je dat<br />

paarden op het moment dat de ruiter meer<br />

been geeft sneller worden en zich wat meer<br />

vast gaan houden. Verder is van belang of het<br />

paard rechtgericht is op de diagonaal, volgt de<br />

achterhand de voorhand? en de jury kijkt of<br />

het paard ook werkelijk reageert op de hulp.<br />

Of de passen groter en actiever worden en of<br />

dat gebeurt van achteruit. Niet alleen de verruiming<br />

zelf wordt beoordeeld, ook de overgangen<br />

naar het verruimen toe en het terugrijden<br />

zijn onderdeel van de oefening.”<br />

Gehoorzaamheidsoefening<br />

In de B-proeven worden veel halve en hele gro-<br />

68 | PaardenSport 02/2012<br />

te voltes gevraagd. ernes: “eigenlijk zijn het<br />

vooral gehoorzaamheidsproeven. <strong>De</strong> oefeningen<br />

die gevraagd worden zijn eenvoudig, het<br />

zijn veel oefeningen waarbij gevraagd wordt<br />

overgangen zowel naar voren als terug te maken<br />

en waarbij alleen hele lichte buiging<br />

wordt gevraagd. Ook op de grote voltes wordt<br />

maar hele lichte buiging gevraagd waarbij gekeken<br />

wordt in hoeverre de paarden rechtgericht<br />

zijn, dus in hoeverre de achterhand de<br />

voorhand volgt. Dat kan alleen maar als een<br />

paard zich buigt. en ook hier moet het paard<br />

net als bij alle andere onderdelen voldoen aan<br />

het scala van de africhting dat hoort bij dit niveau.<br />

Dus kijkt de jury ook of het paard tact-<br />

zuiver is, of hij los door zijn lijf beweegt dus<br />

ontspannen is, of de aanleuning in orde is. Dat<br />

zijn zoals al eerder gezegd de drie belangrijkste<br />

factoren op dit niveau.”<br />

een andere gehoorzaamheidsoefening is de<br />

gebroken lijn. “Bij de gebroken lijn rijd je eigenlijk<br />

drie kwart wendingen. Voorbereiding<br />

in de eerste hoek is belangrijk. Je moet de juiste<br />

stelling en buiging in de hoek hebben om de<br />

wending naar de diagonaal toe goed te kunnen<br />

rijden. Vanuit die wending moet je rechtrichten<br />

en eigenlijk de nieuwe wending naar<br />

de andere kant al voorbereiden. Die komt bij of<br />

ter hoogte van X. Van daaruit rijd je naar de<br />

hoefslag en krijg je weer een nieuwe wending.<br />

Dat moet allemaal vloeiend gebeuren in hetzelfde<br />

takt en in dezelfde houding. Van begin<br />

tot einde moeten de passen hetzelfde zijn.”<br />

Halsstrekken<br />

een oefening waarbij veel combinaties min of<br />

meer in de problemen komen, is het op de grote<br />

volte in draf het paard de hals laten strekken.<br />

“Ja, daarmee test je of het paard op de juiste<br />

manier is afgericht. Volgt het paard de hand<br />

van de ruiter zonder uit elkaar te vallen, zonder<br />

zijn balans te verliezen en zonder zijn tact te<br />

verliezen. Het paard moet op vraag van de ruiter<br />

voorwaarts-neerwaarts achter de hand aangaan<br />

waarbij hij in zijn frame uiteraard verandert,<br />

maar waarbij de rest (skala) behouden<br />

blijft. Als het paard de hand van de ruiter enigszins<br />

volgt dan zit je op een voldoende en dat is<br />

een vijf of een zes. Doet het paard het zodanig<br />

dat hij duidelijk doorstrekt met zijn neus ongeveer<br />

op voorkniehoogte en iets voor de loodlijn,<br />

zoekend naar de hand dan kun je een hoog<br />

punt scoren mits je de rest behoudt. Het niet<br />

volgen van de hand is een onvoldoende.”<br />

Na het halsstrekken volgt het teugels op maat<br />

maken. “Als het paard de hals niet strekt valt er<br />

niet zoveel op maat te maken. Dat betekent<br />

dat, als een jury het op maat maken moet beoordelen,<br />

er in dit geval geen hoog punt gegeven<br />

kan worden.<br />

<strong>De</strong> jury kijkt of het paard vanuit het halsstrekken<br />

weer zodanig in de hand wordt gesteld dat<br />

het z’n tact en balans niet verliest, los door het<br />

lijf blijft bewegen en goed blijft in de aanleuning<br />

waarbij het frame van het paarden- of<br />

ponylijf weer terugverandert naar de positie<br />

van voor het halsstrekken. “Vroeger werd ook<br />

nog voorgeschreven op wat voor manier je de


teugels weer op maat moet maken. Dat is nu<br />

niet meer het geval. <strong>De</strong> manier waarop is niet<br />

van belang, wel het effect ervan. Maar houd bij<br />

het bepalen van het punt ook altijd rekening<br />

met het feit dat het doorlopen van de grote<br />

volte ook een onderdeel is van de oefening. Ik<br />

kan me voorstellen dat een paard vanwege<br />

wat spanning het halsstrekken niet zo goed<br />

heeft getoond, maar als de volte vervolgens<br />

wel redelijk is uitgevoerd, dan kun je toch nog<br />

op een redelijke score uitkomen.”<br />

Overgangen<br />

In alle dressuurproeven worden veel overgangen<br />

gevraagd. ernes: “Net als bij het binnenkomen<br />

hebben we gemeend dat we in de B bij de<br />

overgangen en eigenlijk bij alle oefeningen de<br />

ruiters en de paarden zoveel mogelijk tijd moeten<br />

geven om de oefeningen goed uit te voeren.<br />

Daarvoor hebben ze een ruime marge gekregen<br />

in de rijbaan. Naarmate de proeven hoger worden,<br />

wordt die ruimte steeds meer ingeperkt. In<br />

de B-proef wordt gevraagd om tussen C-H-e een<br />

overgang naar de arbeidsstap te maken. Als de<br />

voorbereiding voor de overgang zodanig is dat<br />

je de overgang bij H kunt uitvoeren, dan kun je<br />

dat rustig doen. Heb je meer tijd nodig om die<br />

overgang op een goede manier te rijden dan<br />

heb je de ruimte tot aan e. Bij de overgang be-<br />

oordelen we de voorbereiding, de overgang zelf<br />

en een aantal passen na de overgang. Want aan<br />

de hand van die passen kun je echt beoordelen<br />

hoe de kwaliteit van de overgang was. <strong>De</strong> overgang<br />

moet zodanig worden uitgevoerd dat er<br />

het juiste effect uitkomt.”<br />

Middenstap<br />

In sommige proeven wordt de middenstap gevraagd<br />

op de korte diagonaal, in anderen op<br />

de hele diagonaal. “Hier geldt hetzelfde als<br />

voor de middendraf. <strong>De</strong> voorbereiding moet<br />

goed zijn. Zorg dat het paard in de voorbereiding<br />

goed actief stapt, dat de aanleuning in<br />

orde is en dat het paard op het moment dat je<br />

de diagonaal opstapt de hals direct wat langer<br />

wil maken. Als het paard verlengt in de bovenlijn<br />

moet hij zich meer loslaten, anders kan hij<br />

al niet verlengen. en als het paard zich meer<br />

ontspant kan hij ook meer schrijdend stappen<br />

met meer ruimte. en dat willen we zien. Dat<br />

het paard tactzuiver en actief blijft stappen,<br />

zich ontspant, verlengt en dus grotere passen<br />

maakt, en de hand volgt. Niet zo extreem als<br />

bij het halsstrekken, maar wel aanleuning zoekend.<br />

Daarbij moet de achterhand in het spoor<br />

van de voorhand blijven. Vaak wordt bij de uitgestrekte<br />

stap alleen maar gekeken naar hoe<br />

ver het paard overstapt. Maar wat wij willen<br />

<strong>De</strong> combinatie op de foto is al verder dan de <strong>klasse</strong> B, maar ter illustratie is dit moment van de galop<br />

zeer geschikt. <strong>De</strong> pony laat een goede galop zien waarbij hij heel licht naar binnen is gesteld.<br />

DreSSuur<br />

zien is dat het paard over meer bodem stapt,<br />

dus ruim over de afdruk van de voorvoet heen,<br />

maar we willen ook zien dat het paard meer<br />

vanuit de schouder met het voorbeen een ruimere<br />

pas maakt. en er moet een duidelijk verschil<br />

zijn tussen de arbeidsstap en de middenstap.<br />

Als een paard in de arbeidsstap één hoef<br />

overstapt, moet hij in de middenstap twee<br />

hoeven overstappen. en als hij er in de arbeidsstap<br />

al twee overstapt moeten dat er in de<br />

middenstap zeker drie zijn. Als je geen verschil<br />

laat zien in de lengte van de passen, dan kun<br />

je al geen hoog punt meer scoren.”<br />

Doorzitten<br />

Na de middenstap wordt een overgang naar<br />

de arbeidsdraf gevraagd. “er moet dus een reactie<br />

getoond worden op de hulp van de ruiter.<br />

Als je het hebt over Z-niveau dan moet dat een<br />

prompte reactie zijn. Op B-niveau moet er ook<br />

wel directe reactie komen, maar de uitvoering<br />

mag (moet) wel wat geleidelijker. er moet dus<br />

activiteit opgewekt worden en een vloeiende<br />

overgang gemaakt worden van stap naar draf.<br />

Vervolgens wordt in een aantal proeven een<br />

grote volte gevraagd waarbij de ruiter moet<br />

doorzitten. “Het is belangrijk dat de jury hier<br />

goed naar kijkt. ruiters kunnen alleen maar<br />

hun paarden scholen als ze zichzelf voldoende<br />

scholen en dat begint met een onafhankelijke<br />

houding en zit en het goed geven van de hulpen.<br />

Je hebt ruiters die niet kunnen doorzitten<br />

en die zo stuiteren dat je soms zelfs het verschil<br />

tussen lichtrijden en doorzitten niet ziet.<br />

Die komen nooit tot goed paardrijden en zitten<br />

hun paard in de weg. <strong>De</strong> beoordeling hiervan<br />

komt terug in twee van de laatste onderdelen<br />

waarbij we punten geven voor de<br />

houding en zit, de rijvaardigheid en het effect<br />

van de hulpen. Als een ruiter daar keer op keer<br />

slechte punten krijgt, gaat hij daar toch over<br />

nadenken en er waarschijnlijk met zijn trainer<br />

iets aan doen.” en als het doorzitten niet in<br />

orde is maar de volte wordt wel netjes doorgereden?<br />

“Ja, in theorie zou een ruiter die heel<br />

slecht zit in dat geval voor dit onderdeel toch<br />

een redelijk punt kunnen krijgen. Maar in de<br />

praktijk is er bij een slecht zittende ruiter wel<br />

meer mis in de uitvoering. Als de ruiter op het<br />

paard zit te bonken zal het paard niet lekker<br />

los door zijn lijf lopen en zich niet lekker loslaten<br />

en buigen. Trouwens, als er lichtrijden gevraagd<br />

wordt, dan moet dit op het goede (bui-<br />

PaardenSport 02/2012 | 69


DreSSuur<br />

In alle dressuurproeven worden veel overgangen gevraagd. In de <strong>klasse</strong> B heb je daar nog een ruime<br />

marge voor. Bij de overgang wordt de voorbereiding, de overgang zelf en een aantal passen na de<br />

overgang beoordeeld. Exact voor de jury bij de letter C de overgang maken hoeft dus niet.<br />

ten voor-) been plaatsvinden, anders wordt er<br />

in ieder onderdeel waarin dat verkeerd wordt<br />

uitgevoerd een punt van het te geven punt afgetrokken”<br />

Galop<br />

Voor de overgang naar de arbeidsgalop wordt<br />

in de B-proeven ook weer behoorlijk wat<br />

ruimte gegeven. ernes: “Dat aanspringen gebeurt<br />

in deze proeven op een grote volte. Ook<br />

nu kijken we weer of de voorbereiding goed is<br />

en of de overgang vloeiend verloopt. en of de<br />

laatste drafpas ook nog een echte drafpas is.<br />

Je ziet soms van die halve draf- galoppassen<br />

of galop- drafpassen waarbij het paard min<br />

of meer uit elkaar valt voordat het echt aangaloppeert.<br />

Daarvoor zal geen hoog punt gegeven<br />

kunnen worden.”<br />

“Wat de galop anders maakt, is dat we bij het<br />

hele galopgedeelte graag willen zien dat het<br />

paard heel licht naar binnen gesteld is en heel<br />

licht gebogen is om het binnenbeen van de<br />

ruiter. Dat mag zeker niet ontaarden in scheeflopen.<br />

Het heeft juist een rechtmakend effect.”<br />

Voor de overgang terug naar de draf geldt hetzelfde<br />

als voor de overgang naar de galop. <strong>De</strong><br />

laatste galoppas moet een echte galoppas zijn<br />

en de eerste drafpas ook een echte drafpas.<br />

“<strong>De</strong> overgang mag wel geleidelijk gaan maar<br />

niet struikelend, uit elkaar vallend en dergelij-<br />

70 | PaardenSport 02/2012<br />

ke. Dat is echt onvoldoende, zelfs op B-niveau.”<br />

Halthouden en groeten<br />

Het laatste onderdeel is het in stap afwenden<br />

bij A en tussen X en G halthouden en groeten.<br />

ernes: “Het vanuit stap naar het halthouden<br />

toe rijden is eenvoudiger dan vanuit de draf.<br />

Aan de andere kant is het rechtrichten op de<br />

middellijn in stap moeilijk. Je kunt daar als<br />

jury de africhtingsgraad en de manier van rij-<br />

den van de ruiter aan herkennen. Vervolgens<br />

laat je duidelijk zien dat je controle hebt over<br />

het halthouden. Dat hoeft op zich niet vierkant<br />

te zijn in de B. Het paard moet wel stilstaan<br />

met het gewicht verdeeld over vier benen en<br />

hij mag pas weer in beweging komen als de<br />

ruiter dat wil. en hoeveel tellen een paard dan<br />

heeft stilgestaan is niet van belang.”<br />

Plussen en minnen<br />

In de eindcijfers geeft de jury eigenlijk punten<br />

voor de mate waarop de combinatie voldoet<br />

aan het scala van de africhting, oftewel het<br />

algemene africhtingniveau.<br />

Voor de basisgangen worden aparte punten<br />

gegeven. Hoe die basisgangen eruit moeten<br />

zien, staat beschreven in het reglement van de<br />

<strong>KNHS</strong>. Ook voor de impuls wordt een punt gegeven.<br />

“Wat wij bij een B-paard willen zien is<br />

dat het paard van achteruit al min of meer begint<br />

met het ontwikkelen van activiteit en<br />

kracht en dat door het lichaam doorgeeft naar<br />

voren. Het evenwicht ligt bij ieder paard van<br />

nature wat meer op de voorhand. Het is de bedoeling<br />

dat je dat als ruiter wat meer naar<br />

achteren brengt, dus beter verdeeld over vier<br />

benen. en hoe beter je dat lukt, hoe verder je<br />

africhtingsniveau toeneemt.”<br />

Het rechtgerichte, ontspannen en in aanleuning<br />

gaande paard is ook een onderdeel waar<br />

een punt voor gegeven wordt. “Ook hier zitten<br />

weer een aantal criteria van het scala van de<br />

africhting in voor zover ze van toepassing zijn<br />

op de B en de L.”<br />

In het bovenstaande gedeelte over doorzitten<br />

is voldoende gezegd over de onderdelen ‘houding<br />

en zit van de ruiter’. Voor wat betreft de<br />

rijvaardigheid en het effect van de hulpen:<br />

“Met een goed punt hiervoor geeft de jury aan<br />

dat de ruiter op een juiste manier bezig is om<br />

het paard te bewerken. er mag gerust iets mis<br />

gaan, de jury kijkt er ook naar hoe de ruiter<br />

een probleem oplost. Als een paard verkeerd<br />

aanspringt en de ruiter lost dat direct op een<br />

goede en vloeiende manier op, dan kan dat<br />

een plus zijn. Hoewel het effect van de hulpen<br />

Tactzuiver, los door het lijf en een goede<br />

aanleuning, zijn de drie belangrijke<br />

factoren op dit niveau.<br />

wat minder was, want het paard is verkeerd<br />

aangesprongen. Het is voor de jury wel een<br />

moeilijk onderdeel. Hij moet veel plussen en<br />

minnen tegen elkaar afwegen. Maar het kan<br />

theoretisch zo zijn dat er in een proef heel wat<br />

mis ging, maar dat er voor dit onderdeel toch<br />

een goed punt gegeven wordt.”<br />

Het laatste onderdeel is de verzorging van het<br />

geheel. ernes: “Daar geef ik eigenlijk altijd een<br />

acht als ik zie dat er iets aan gedaan is. Of de<br />

manen nu geschoren zijn of ingevlochten dat<br />

maakt wat mij betreft niet uit. Zeker bij de pony’s<br />

moet hier een stimulans vanuit gaan.”

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!