Nederlandse trofeeën uit drie oorlogen - Collectie - Legermuseum
Nederlandse trofeeën uit drie oorlogen - Collectie - Legermuseum
Nederlandse trofeeën uit drie oorlogen - Collectie - Legermuseum
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Nederlandse</strong> <strong>trofeeën</strong> <strong>uit</strong> <strong>drie</strong> <strong>oorlogen</strong><br />
door Drs. J. G. Kerkhoven<br />
Ter inleiding<br />
Door alle eeuwen heen hebben grotere en kleinere gemeenschappen <strong>uit</strong>erlijke kentekenen<br />
bezeten om zich van elkander te onderscheiden. Vaandels en standaarden ontwikkelden zich<br />
in de vroege middeleeuwen <strong>uit</strong> de linten en banderollen, waarmede in de Oudheid <strong>uit</strong>erlijke<br />
kentekenen van een gemeenschap waren opgesmukt. Deze tekens hadden in het verre<br />
verleden de vorm van op stokken geplaatste plastische afbeeldingen van vereerde goden, dan<br />
wel fetischen. Deze verdwenen van de stok, maar verschenen vaak gestikt of geschilderd op<br />
het doek. Godschalk Stewech (een schrijver <strong>uit</strong> de 17e eeuw) stelde vast, dat de Romeinse<br />
soldaat zijn centurio of cohorte kon herkennen aan bepaalde kentekenen en cijfers, maar dat<br />
soldaten van zijn eigen tijd hun veldtekens herkenden aan symbool en kleur op het<br />
vaandeldoek.<br />
Rijk van vorm en bont van kleuren waren die Middeleeuwse vaandels met kostbaar stikwerk<br />
en damast. Uitsl<strong>uit</strong>end heraldieke kleuren, ontleend aan familie- of stadswapen, werden<br />
gebruikt voor vaandels, standaards, wimpels, evenals voor wapenschild en helmteken.<br />
Wanneer de koninklijke heervaart was verzameld, wemelde het van veldtekens van stad en<br />
adel in welhaast barbaarse pracht. Toen de huursoldaat verscheen, als de ruggegraat van<br />
afdelingen militairen die werden bezoldigd <strong>uit</strong> belastingen geheven van gewest of stad door<br />
een steeds sterker wordend centraal gezag, wapperden boven zijn hoofd vaandels met kleuren<br />
en symbolen van hem die dit gezag als souverein droeg, ofwel van hem die zo’n afdeling<br />
vormde, kleedde en bewapende alvorens deze te verhuren.<br />
Vaandel en Vaandrig onafscheidelijk<br />
Hij, die zo'n vaandel of standaard droeg, was meestal een jonge edelman dan wel een<br />
voornaam burger. Dit veldteken en symbool van eenheid gold als een kostbaar pand, waarvan<br />
verlies of overgave als een schande werd beschouwd door hen, die zich van die eenheid<br />
bewust waren. Huursoldaten daarentegen of stedelijke waardgelders hadden daarover geheel<br />
andere gedachten. Een vaandrig echter werd geacht zich dood te vechten voor het hem<br />
toevertrouwde dundoek, zoals die b.v. in de rampzalige Slag bij Poitiers in 1354 door Jean<br />
Froissart werd geschilderd:<br />
„Là se combattit vassaiement messire Joffrois de Chargny et estoit toute la presse et la huée<br />
sur lui, pourtant qu'il portait la souveraine banniére du Roy et il meysmes avait sa bannière<br />
devant lui . . . et là fut mors et occis messire Joffrois de Chargny et les bannières de France<br />
jettées par terre . . ."<br />
Religieuze afbeeldingen op vaandels gaven de soldaten leeuwenmoed tijdens de Kruistochten.<br />
Afbeeldingen van Onze Lieve Vrouw en San Jago wapperden vóór en boven de Spanjaarden,<br />
toen dezen de Moren voor Granada in 1492 versloegen, een wapenfeit in schone verzen en<br />
melodie verheerlijkt door de hofcomponist Juan del Encina voor de Katholieke Vorsten:<br />
„Una generosa Virgen Een edele maagd<br />
Es fuercoles viene dando Geeft de soldaten moed
Un famoso caballero Een beroemd ridder<br />
Delante viene volando Komt vooraan vliegen<br />
Con una crux colorado Met een rood kruis<br />
Y una espada relumbrando Een blinkend zwaard<br />
D'un rico manto vestido En kostbare mantel (om)<br />
Toda la genre guiando- Voert hij de troep aan”<br />
In de 16e eeuw namen de gesloten militaire afdelingen in de verschillende Europese staten<br />
bepaalde vormen aan, gegrond op de organisatie der Franse laat-middeleeuwse „bendes des<br />
ordonnances” van Lodewijk X en de tactiek van de Zwitsers en Spanjaarden. Zo'n afdeling -<br />
aangeduid als regiment, Haufe, tercio of ost - telde 8 tot 15 vendels, Fahnen, banderas of<br />
bendes. Elk vendel had zijn eigen vaandel, waarnaar de soldaten zich moesten richten, aldus<br />
de Franse militair en diplomaat Raymond de Beccarie de Pavie kort ná 1538, terwijl de<br />
vaandels zich op hun beurt naar het geluid van de trommelslag richtten:<br />
„Les souldars se doyvent donc gouverner selon les enseignes et les enseignes selon le<br />
son . . . qu'elle marche en telle guise que les pas respondent a la batterie des<br />
tabourins."<br />
Gonzalo de Cordoba, de „Grap Capitan” der Katholieke Vorsten en als zodanig de<br />
grondlegger van de organisatie van het staande Spaanse leger <strong>uit</strong> de XVIe eeuw, trof<br />
maatregelen, dat de vaandels voor alle soldaten goed zichtbaar waren.<br />
Het Spaanse regiment of tercio telde 15 compagnieën of banderas. Elke tercio onder een<br />
maestro de campo had een eigen vaandel. De hiertoe behorende compagnieën onder bevel van<br />
capitànos hadden elk een eigen vaandel of bandera met de heraldieke kleuren van de capitàn,<br />
die een compagnie gevormd of gerecruteerd had. De vaandeldrager of „alfarez” werd door de<br />
capitàn gekozen <strong>uit</strong> de officieren van zijn compagnie. Vóór de overhandiging van het vaandel<br />
werd dit eerst gezegend en gewijd door de aalmoezenier en daarna in aanwezigheid van de<br />
soldaten door de capitàn aan de alfarez ter hand gesteld „voor de eer van de vorst, het tercio<br />
en heel de bandera”. Daarop zwoer de „alfarez” zijn bandera (= vaandel) tot de dood te<br />
verdedigen.<br />
De Spaanse officier Sancho de Londono (± 1569) deelt mede, dat de „alfarez” het vaandel<br />
alleen ter hand nam als de strijd begon, tijdens het optrekken van de wacht of bij een defilé<br />
voor de koning of de kapitein-generaal. Op mars daarentegen droeg de „banderado” het<br />
vaandel; „goed verzorgde mannen, die sterk zijn”. Wanneer de „alfarez” het vaandel droeg,<br />
moest hij dit af en toe omhoogsteken, maar nooit laten slepen of de grond laten raken, omdat<br />
de „bandera” de koninklijke macht verbeeldde, een werktuig was tot het geven van zichtbare<br />
bevelen en een teken van eendracht en broederlijkheid.<br />
De plichten en vereiste hoedanigheden van de vaandrig werden door schrijvers <strong>uit</strong> die tijd<br />
nauwkeurig omschreven. Hij moet een voorbeeld zijn van plichtsbetrachting, wellevendheid<br />
en moed, hij moet voor zijn vaandel sneuvelen, ja er zijn doodskleed van maken. In het<br />
gevecht stonden de vaandrigs naast en achter elkaar, midden in de slaghoop gevormd door het<br />
regiment, in gezelschap van tamboers en pijpers en beschermd door gelederen piekeniers. De<br />
vaandrig moest de soldaten aanmoedigen en eventueel opnieuw verzamelen. Hij moest tijdens<br />
een vlucht het vaandel verscheuren en een verlies daarvan mocht hij niet overleven.<br />
„Werd ich geschossen in ein Hand<br />
In die ander hab ichs baldt gevandt<br />
Werd ich dann auch darein verwundt<br />
Nemb ich mein Fendlein in den Mundt
Oder wickle mich gar dar ein<br />
Lass beim Fendlein das Leben mein;”<br />
zoals Fronsperger in ± 1550 de vaandrig berijmde.<br />
De vaandrig te paard met zijn standaard gestoken in een koker aan zijn rechtervoet, moest<br />
zorgen dat hij bij alarm het punt vormde waar omheen de r<strong>uit</strong>ers zich opstelden. Hij moest de<br />
kapitein of ritmeester, die de compagnie aanvoerde, eventueel vervangen en de standaard of<br />
cornet tijdens het gevecht zolang mogelijk rechtop houden. Op hem rijmde Fronsberger:<br />
„Ich bin der rayssigen Fendrich<br />
Hoher geburt, keck und manlich<br />
Mein Fahnen in der höhen schwebt<br />
So und sich ein lärmen erhebt<br />
Bin ich der erste auff meimem Pferdt<br />
Den nechsten fürs Läger begeert<br />
Lass fliegen meinep Fahnen frey<br />
Mein Reutter kennen mich darbey . . ."<br />
De vaandrig bezwoer op het vaandel al die opgesomde plichten te vervullen en er zijn<br />
voorbeelden te over <strong>uit</strong> die oude tijd dat zo'n jonge, vrijgevochten en trotse kerel deze eed<br />
gestand deed. Tijdens de godsdienst<strong>oorlogen</strong> in Frankrijk stierf de Italiaanse vaandrig<br />
Justiniano Bentio gewikkeld in zijn vaandel op de wallen van Châtellerault in 1569 en een<br />
jaar later vond op dezelfde wijze de drager van het zgn. kolonelsvaandel der Gardes<br />
Françaises voor La Rochelle de dood.<br />
Verlies bracht dus dood of schande mee, verovering roem, beloning en promotie. Trofeeën in<br />
de vorm van vaandels en standaards waren daarom begeerd door de een en berouwd door de<br />
ander . . .<br />
Spaanse veldtekens;<br />
Variatie en inspiratie<br />
De Bourgondische en Habsburgse heersers hadden de bevolking der Lage Landen reeds<br />
vertrouwd gemaakt met de blauwe en later rode schuinkruisen op hun vaandels, bestaande <strong>uit</strong><br />
onvervalste knoestige doornenstokken of slanke gestyleerde en getinneleerde palen.<br />
Afbeeldingen van de Slag bij Pavia in 1525 en bij Grevelingen in 1558 tonen deze overal<br />
herkenbare vaandels en standaarden boven de Spaanse troepen <strong>uit</strong>stekend, in een periode<br />
waarin zij zich reeds de tijdelijke faam van onoverwinnelijkheid verwierven.<br />
De komst van Spaanse en Italiaanse regimenten infanterie en compagnieën r<strong>uit</strong>ers onder Alva<br />
in 1567 had alleen al <strong>uit</strong> militair oogpunt een bepaald demoraliserende <strong>uit</strong>werking. Al ging het<br />
gevecht bij Heiligerlei door onbesuisd optreden voor hen verloren, de superieure tactiek bij<br />
Jemmingen en het sluwe consequente <strong>uit</strong>wijken voor Willem van Oranje, bevestigden de<br />
geduchtheid, gevechtskracht en snelheid van de Spanjaarden.<br />
Bernardo de Mendoza deelde in zijn boek over de oorlog in de Nederlanden van 1567 tot<br />
1577 mede, dat na de Slag bij Jemmingen op 21 Juli 1568 24 veroverde vaandels naar Alva<br />
werden gebracht; de andere veldtekens van Lodewijk van Nassau waren in de Eem gegooid:<br />
„.…de vingtquatre enseignes qu'ils avoient les vingt furent ceste n<strong>uit</strong>, ou le jour<br />
ensuyvant apportees au Duc et le reste (à ce que l'on sceut depuis) jettes en<br />
la rivière…”
De steeds grotere aantallen D<strong>uit</strong>sers en Walen, die in Spaanse dienst traden, vergrootten<br />
echter tevens hun roep van wreedheid en tuchteloosheid.<br />
Spaanse vaandels en standaarden vormden een grote verscheidenheid van kleuren, motieven<br />
en vormen. Onder Alva waren de vaandels langgerekt en afgerond, soms <strong>drie</strong>hoekig.<br />
Vierkante vormen kwamen echter ook al voor, want voor een staatsieschip van Philips II<br />
werden er van deze soort een aantal gemaakt.<br />
Het vaandeldoek was van zijde en samengesteld, d.w.z. de motieven werden apart gesneden<br />
en geverfd en daarna tot één geheel aan elkaar genaaid. De grootte ervan was indrukwekkend,<br />
nl. 3,5 à 4 meter in het vierkant. De broeking, d.w.z. het aan de stok vastzittende gedeelte van<br />
het doek, was met spijkers met vergulde koppen daarop bevestigd, terwijl de vrij dunne<br />
essenhouten stok bovenaan was voorzien van een vergulde piek en onderaan van een kleine<br />
ronde en verzwaarde knop, terwijl een of twee kwasten onder de piek waren vastgemaakt.<br />
Per regiment infanterie verschilden de compagniesvaandels telkens naar de motieven, terwijl<br />
de kleuren gelijk bleven.<br />
De veel kleinere r<strong>uit</strong>ervanen, standaards of cornetten waren van damast en omzoomd met<br />
zijden franje. De vorm wisselde van vierkant tot <strong>drie</strong>hoek, die vaak was ingesneden, waardoor<br />
men korte of lange slippen verkreeg. De r<strong>uit</strong>ervaan was enkelvoudig en beschilderd. De zgn.<br />
kolonelsvaandels der cavalerie droegen prachtig goud- of zilverstikwerk in de vorm van<br />
religieuze voorstellingen of familiewapens. A1 deze vaandels waren bevestigd aan een lans.<br />
Zeer gevarieerd waren de motieven in de velden der vaandels. Men zag rechte en gegolfde<br />
horizontale banen, kwartieren van vlammen, schubben en gestapelde vuurslagen, maar ook<br />
enkelvoudige kwartieren beladen met monogrammen of spheren. De zomen hadden weer<br />
andere variëteiten in de vorm van geschaakte blokken, r<strong>uit</strong>en, rozetten, klaverbladen,<br />
meanders of cirkels. Dwars daardoor sneden de palen der St. An<strong>drie</strong>skruisen die binnen de<br />
kwartieren aanleiding gaven tot tegengestelde motiefstanden. A1 deze levendigheid is flauw<br />
weerspiegeld in de gravures, waarmede Baudartius van Deynse zijn werk over het eerste deel<br />
van de 80-jarige Oorlog liet verluchten. Het was hierin echter niet te doen om documentatie,<br />
maar om decoratie, die vaak eentonig kan zijn. Al moeten wij dus geen betrouwbaarheid van<br />
weergave verwachten, kenmerkend is deze collectie gravures toch door de veelzijdigheid van<br />
de motieven. Schuinsgebaande vaandels met een spheer beladen zijn te zien bij de<br />
onthoofding van Egmond en Hoorne in 1568 en geschaakte vaandels tijdens de Slag bij<br />
Jemmingen (1568). En ons wordt een - met vier rijen blokken voorziene - geschaakte<br />
vaandelzoom getoond, tijdens de <strong>uit</strong>moording van Naarden in 1572. Baudartius laat in een<br />
afbeelding van een gevecht bij Hardenberg in 1580 een Spaans r<strong>uit</strong>ervaan zien, vierkant van<br />
vorm met Bourgondisch kruis en rond het middelpunt een keten. Bij de inneming van<br />
Antwerpen in 1580 ontwaren wij r<strong>uit</strong>ervanen met de Habsburgse zwarte adelaar of met het<br />
Bourgondisch kruis van doornstokken.<br />
Een tijdgenoot van Baudartius was de graveur Hogenberg, die eveneens talrijke militaire<br />
feiten heeft <strong>uit</strong>gebeeld. Hij beeldde bij de verovering van Loevestein in 1570 Spaanse<br />
vaandels af met geschaakte stroken of met een schuinskruis bestaande <strong>uit</strong> vier zwaarden,<br />
welker gevesten het middelpunt vormen. Geschaakte vaandels zijn bij hem te zien op een<br />
gravure voorstellende het Beleg van Alkmaar in 1573. Vergeten wij niet, dat ook Alva een<br />
geschaakt wapenschild had en dat een geschaakt vaandel van blauw en zilver rechts op het<br />
beroemde schilderij van Velasquez „Las Lanzas” is afgebeeld, welk schilderij de overgave<br />
van Breda aan Spinola in 1624 weergeeft.<br />
Dit schilderij brengt ons vervolgens op de kleuren, welke voor de samengestelde en<br />
enkelvoudige vaandels en standaarden der Spaanse troepen werden gebruikt. Onze beste bron<br />
daarvoor vormt een collectie gekleurde tekeningen van allerlei vaandrigs en r<strong>uit</strong>ers, die<br />
gedurende de jaren 1577 tot 1583 te Mechelen in garnizoen hebben gelegen.
Deze unieke verzameling is waarschijnlijk getekend door Cornelis de Gorter en bevindt zich<br />
tegenwoordig in Brussel. Vijf bladen hiervan zijn gewijd aan Spaanse troepen en wel twee<br />
aan vaandrigs van infanterie-afdelingen en <strong>drie</strong> aan de cavalerie. Volgens de kledij zijn de<br />
vaandrigs D<strong>uit</strong>sers of Walen, dan wel zijn het Paternoster-knechten van Montigny <strong>uit</strong> 1578.<br />
Van de laatste is er één vaandel met de berg Sion en gouden rozenkransen; het andere heeft<br />
zomen van r<strong>uit</strong>en in rood, wit en groen. Het ene vaandel der D<strong>uit</strong>sers en Walen heeft in de<br />
kwartieren <strong>drie</strong>hoeken, bestaande <strong>uit</strong> rode, zwarte en witte banen met randen van rode en<br />
zwarte gegolfde banen. Een vaandel van Antwerpse schutters vertoont Bourgondische kruisen<br />
op geschuinde balken van zilver, waarbij de kwartieren om en om met oranje-wit-blauwe<br />
vlammen of schuin naar elkaar toelopende banen, bestaande <strong>uit</strong> witte en blauwe kepers zijn<br />
opgevuld. Een ander schuttersvaandel <strong>uit</strong> de collectie De Gorter vertoont groene kwartieren<br />
tussen het Bourgondische kruis met zomen, bestaande <strong>uit</strong> rijen oranje-blauw-witte vuurslag-<br />
of schutmotieven.<br />
De r<strong>uit</strong>ervanen zijn licht rechthoekig van vorm en vertonen o.a. een vleeskleurige Gekruisigde<br />
op gouden Golgotha op zwart veld, omgeven door gouden kader en wit-zwarte franje of een<br />
gouden spheer op groen veld door eveneens gouden kader omgeven en rood-wit-groene<br />
franje. Lansvaantjes zijn zwart-wit geblokt of rood met korte insnijdingen, waarop een<br />
doodskop en skelet op rood veld staan afgebeeld.<br />
Deze lange reeks opsommingen van kleuren en vormen was onvermijdelijk om een aanloop te<br />
hebben voor enig begrip van de later te bespreken <strong>trofeeën</strong>.<br />
De Spaanse beroepssoldaat, naar heilige overtuiging vechtend voor Dios, Patria y Rey in een<br />
„ketters” gebied, was zeer trots op zijn vaandels, zijn eer en zijn regiment. M<strong>uit</strong>en deed hij<br />
niet dadelijk als er geen soldij of voedsel was, in tegenstelling tot de gehuurde D<strong>uit</strong>se en<br />
Waalse soldaten, maar wél als hij meende achtergesteld of beledigd te zijn. En dit laatste was<br />
zo'n koppige en eigenzinnige Spaanse veteraan heel snel, vooral tegenover niet-Spaanse<br />
bevelhebbers. Bij echte of vermeende bespotting van zijn geloof ontstak hij in razende woede<br />
en oefende blinde wraakzucht zo gauw hij er de gelegenheid voor kreeg.<br />
Zijn vaandel beschouwde hij als een teken van autoriteit van de koninklijke macht. De<br />
„bandera” vertegenwoordigde zelfs „la persona real" van de koning zelf. In de nabijheid van<br />
het vaandel mocht niet worden geschreeuwd, gescholden of onder elkaar gevochten en<br />
rustende soldaten moesten hun geliefd dobbelspel staken als het vaandel voorbijkwam.<br />
De „alfarez” of vaandeldrager moest immer bij zijn vaandel blijven. Verlating om welke<br />
reden ook, zelfs door persoonlijke <strong>uit</strong>daging kon onthoofding en in elk geval degradatie met<br />
zich meebrengen.<br />
Bernardo de Mendoza verhaalt hoe tijdens een nachtelijke storm, gedurende het Beleg van<br />
Alkmaar in 1573, twee vaandels werden weggeblazen, terwijl de vaandrigs een schuilplaats<br />
hadden gezocht, hetgeen hun op degradatie kwam te staan:<br />
„De sorte que tout le camp fut quasi en route, les soldats se separans et<br />
escartans aux lieux où ils se pouvoient garentir de la tempeste et de la pluye, ce<br />
qui causa à deux portenseignes la perte de leurs drapeaux et la privation de<br />
leurs charge par Don Fadrigue, pour le peu de comte qu'ils avoient faict<br />
d'iceux."<br />
In zijn boek over de Guerras Civiles schreef Carnero, die in de Nederlanden als soldaat had<br />
gediend, hoe <strong>drie</strong> Spaanse tercio's die zich onvoorzichtig genoeg te ver in de Bommelerwaard<br />
hadden gewaagd, door de tegenpartij werden afgesneden en geblokkeerd. De honger deed<br />
zich gevoelen en men besloot eerst de vaandels te verbranden. Toen er geen <strong>uit</strong>weg meer was<br />
bevroor door ingevallen vorst het ondergelopen gebied, waardoor de blokkade inderhaast<br />
werd opgeheven en de Spanjaarden de weg terug vonden. Een andere Spaanse soldaat, die
onder Parma diende, beschreef hoe in 1592 het beroemde Tercio Viejo op ongerechtvaardigde<br />
wijze door Parma werd ontbonden, nadat hun maestro de campo (kolonel) Don Sancho met<br />
Von Mansfeld ruzie had gehad over een bepaald bevel. De in hun eer aangetaste vaandrigs<br />
scheurden daarop de vaandels in repen en braken de stokken; officieren en onderofficieren<br />
braken spontons en hellebaarden, terwijl de tamboers en trompetters hun instrumenten kapot<br />
trapten.<br />
De recruten in het hedendaagse Spaanse leger horen na afloop van hun eerste oefentijd eerst<br />
een Mis in de open lucht, paraderen vervolgens en leggen daarna collectief een eed af. Dan<br />
vormen zij één lange rij en defileren met ongedekt hoofd voor het regimentsvaandel, waarvan<br />
zij in het voorbijgaan een gevatte slip kussen. Het geheel geschiedt in marstempo onder<br />
pittige muziek. Tot besl<strong>uit</strong> wordt een frontcolonne gevormd, waarna de recruten in rotten van<br />
<strong>drie</strong> met gebogen en ongedekt hoofd onder het opgehouden vaandel doormarcheren.<br />
De Trofeeën van Turnhout 1597<br />
Stadhouder Maurits deed met zijn nieuwgevormde leger, georganiseerd volgens de regels<br />
van de laat-Griekse schrijver Ailianos de krijgskans keren. Aanvankelijk werd hij daarbij<br />
geholpen door Koning Philips II zelf, die met het wegzenden van Parma naar Frankrijk de<br />
mogelijkheid tot de z.g. „Tien jaren" (1588-1598) had gegeven. Maurits greep zijn kans<br />
direct en met een voor die tijd verrassende snelheid dook hij dan hier, dan daar op en<br />
veroverde een aantal belangrijke vestingen na korte belegeringen op zwakke en vaak<br />
geïsoleerde garnizoenen.<br />
Evenwel bleek de betekenis van het door hem ingevoerde tactische gebruik van kleinere<br />
groepen, de opvoering van de vuurkracht der infanterie en de snelheid van de met vuurroers<br />
<strong>uit</strong>geruste cavalerie in het gevecht te velde. De overwinningen bij Turnhout en Nieuwpoort<br />
vormen hiervan de bewijzen.<br />
Vier „Spaanse” regimenten, bestaande <strong>uit</strong> D<strong>uit</strong>sers, Walen en Napolitanen en vijf deels<br />
Spaanse cavaleriecompagnieën, werden op 24 januari 1957 op de Tielse heide bij Turnhout<br />
aangevallen door Staatse en Engelse troepen onder Maurits. De Spaanse cavalerie wendde<br />
na een onstuimige Staatse aanval de teugel en liet de infanterie zonder enige dekking.<br />
D<strong>uit</strong>sers en Walen werden in de rechterflank gegrepen en teruggeworpen op de Italianen. In<br />
de verwarring schoten dezen te snel hun musketten af en „sloten die spiessen niet dicht te<br />
samen, maar lieten se soo wijt van malkander als in een tochtordre; bedeckten ook die<br />
vaendels (die in elk regiment een middelste gelit maeckten) niet ten beyden zijden met<br />
spiessen, soo dat Prins Maurits' ruyterij door deze openinghe den eersten inbreuck<br />
deden . . .” zoals Van Reyd mededeelt.<br />
Afschuwelijk werd vervolgens onder de opeengepakte infanterie huisgehouden:<br />
„. . . daer mocht men sien dat deur dese desordre elcken slach ende schoote<br />
een mensch 't leven nam, want in min dan een cleyn half ure werden van dit<br />
volc over de twee duysent dood geslagen ende cregen alle de vaandels van<br />
dese vier regimenten die in 't ghetal acht ende dertigh werden ende daertoe<br />
noch de cornette van Don Alonso de Montdragon ende een banderolle van<br />
soetelaers,”<br />
volgens Pieter Bor.<br />
Over Geertruidenberg reisde Maurits terug naar Den Haag, waar hij plechtig werd begroet<br />
door de Staten-Generaal en de Staten van Holland,
„daer mede brenghende XXXVIII vaendelen, die hy aldaer dede ophanghen<br />
opde grootte sale met een cornette der ruyterye ende een banderolle van de<br />
soetelaers, ende dede God alom openbaerlick dancken van sijn victorie,”<br />
zoals Van Meeterm opsomt.<br />
Het ophangen van de <strong>trofeeën</strong> had plaats op 4 februari d.a.v. Nog diezelfde dag besloten de<br />
Staten-Generaal om aan iedere soldaat die een veroverd vaandel aan Maurits had gebracht,<br />
dertig gulden beloning toe te kennen en 45 gulden aan hem die de standaard van<br />
Mondragon had gegrepen, toen de vaandrig bij het terugwijken met zijn paard neerstortte.<br />
Honderd gulden kreeg echter de graveur Jacob de Geyn van de Staten van Holland voor het<br />
maken van „eene zeer sierlyke kaart" van het voorgevallen gevecht. De grootste beloning dus<br />
voor het minste risico.<br />
De Atlas van Stolk heeft twee goede afbeeldingen van deze slag. Een is de al vermelde Jacob<br />
de Geyn, die op zo'n onnavolgbare wijze in zijn „Wapenhandelinge” de soldaten van Maurits<br />
al exercerend vereeuwigde. Rechts op die afbeelding staat een cartouche omgeven door<br />
vaandel<strong>trofeeën</strong>. Een Latijns lofdicht bevind zich op die cartouche, gewijd aan Maurits en<br />
geschreven door Huig de Groot, die hem toen nog bewonderde. De andere afbeelding stamt<br />
<strong>uit</strong> dezelfde tijd. Het is een oudtijds gekleurde voorstelling door B. Dolendo, terwijl ook<br />
Baudartius de Slag bij Turnhout op een gravure liet <strong>uit</strong>beelden:<br />
Op deze <strong>drie</strong> afbeeldingen komen telkens vaandel<strong>trofeeën</strong> voor. Opnieuw valt de grote<br />
verscheidenheid in motieven der vaandels op, hoewel zij zonder <strong>uit</strong>zondering het<br />
Bourgondische kruis vertonen. Er zijn geschaakte en ger<strong>uit</strong>e exemplaren, maar ook rechte<br />
banen, een schubbenveld of een Madonna in stralenkrans op wit veld zijn vertegenwoordigd.<br />
Eén r<strong>uit</strong>ervaan toont eveneens een Madonna, een ander toont een schuinkruis van twee rechte<br />
palen op horizontaal gebaand veld. Van de spitsen der pieken en lansen, aan welke laatste de<br />
doeken der vaandels en standaarden waren vastgeklonken, hingen een of twee kwasten. Het<br />
valt op dat een deel van de Trofeeën is gescheurd en gerafeld; tekenen van lang gebruik of<br />
van een verwoede strijd om dundoeken, die roem en geld betekenden voor de veroveraar.<br />
Of...waren zij vóór de verovering reeds met opzet verscheurd?<br />
Verovering en Herovering : Nieuwpoort 1600<br />
Vraagt men de gemiddelde Nederlander, welk jaartal hem van de lagere school nog is<br />
bijgebleven, dan zal dit zeker het jaartal „1600: Slag bij Nieuwpoort” zijn. Op 2 juli van dat<br />
jaar werd het Spaanse leger op de stranden en in de duinen van Vlaanderen bij die plaats, door<br />
Maurits na een zeer zware strijd verslagen.<br />
De Stadhouder was eind Juni met een sterk leger van<strong>uit</strong> Zeeuws-Vlaanderen opgerukt om het<br />
kapernest Duinkerken voor altijd onschadelijk te maken. Ongeveer 17.000 man <strong>uit</strong>stekend<br />
geoefende infanterie en artillerie stootten tussen Gent en Brugge door naar Oostende, terwijl<br />
3.000 Staatse r<strong>uit</strong>ers over het Vlaamse land <strong>uit</strong>zwermden in de - overigens vergeefse - hoop<br />
dit gewest tot opstand te bewegen.<br />
De Spaanse landvoogd Albrecht van Oostenrijk reageerde echter snel en verzamelde ruim<br />
12.000 geharde infanteristen en r<strong>uit</strong>ers bij Gent. Zijn echtgenote Isabella, dochter van de in<br />
1594 overleden Philips II, wist zelfs enige duizenden m<strong>uit</strong>ende soldaten van allerlei landsaard<br />
- in Diest verzameld - te bewegen voor deze keer mee te vechten onder eigen officieren en een<br />
eigen vaandel.<br />
Maurits' leger had zich op 1 juli rond de haven van Nieuwpoort gelegerd, toen hem de<br />
volgende morgen vroeg het bericht verraste dat Spaanse troepen reeds ten Zuiden van<br />
Oostende waren aangekomen. Direct werd Ernst Casimir van Nassau met een paar regimenten
infanterie en een viertal compagnieën r<strong>uit</strong>erij naar de brug van Leffinghem gezonden om een<br />
vertragend gevecht te beginnen. Hij kwam echter te laat, zette niettemin een aanval door en<br />
werd prompt op de flanken aangevallen.<br />
Met zware verliezen week hij terug op Oostende. Liefst zeventien vaandels werden door de<br />
tegenstander b<strong>uit</strong>gemaakt.<br />
Maurits verzweeg het bericht van de nederlaag, terwijl hij nu snel zijn troepen over de haven<br />
bracht. In de late morgen van 2 Juli stelde hij vervolgens zijn troepen in <strong>drie</strong> linies op het<br />
strand bij Nieuwpoort op. Zijn bewegelijke formaties omvatten 96 vendels infanterie,<br />
waaronder Hollandse, Friese en Utrechtse, maar ook Engelse, Franse, Waalse, Zwitserse en<br />
D<strong>uit</strong>se. Op de flanken en in de tussenruimten waren twaalf compagnieën r<strong>uit</strong>erij opgesteld en<br />
zes stukken geschut. Om een eventuele vlucht te beletten, stuurde Maurits zijn schepen weg<br />
en liet de bruggen over de haven van Nieuwpoort afbreken.<br />
Hiertegenover stelde de Spaanse aanvoerder, Mendoza, Admiraal van Arragon, zijn beproefde<br />
tercio’s op in diepe slaghopen met compagnieën musketiers en haakbus-schutters in de<br />
voorste en achterste gelederen.<br />
In totaal waren er ruim 90 vendels Spanjaarden, Italianen en Walen, alsmede tien<br />
compagnieën r<strong>uit</strong>ers op de flanken.<br />
Langs het strand stonden - onder de persoonlijke leiding van Mendoza - de „ghemuytineerde"<br />
piekeniers en r<strong>uit</strong>ers.<br />
Nog vóór de middag begon een verwoede strijd, waarin Maurits telkens de Spaanse r<strong>uit</strong>erij<br />
langs het strand en in de duinen aanviel. De tercio's infanterie wonnen stap voor stap terrein in<br />
verwoede gevechten, waarbij generlei krimp noch genade werd gegeven en het bloed bij<br />
stromen vloeide. Maurits' linies braken evenwel niet, hoewel zijn r<strong>uit</strong>erij een ogenblik het<br />
onderspit dreigde te delven. Overal was de Stadhouder aawezig en wist verscheidene malen<br />
met de degen in de hand een crisis te overwinnen en zijn troepen opnieuw te laten aanvallen.<br />
De derde cavalerie-aanval dreef de Spaanse r<strong>uit</strong>ers van de duinen af, waardoor dezen boven<br />
op hun eigen infanterie werden geworpen. Deze had al 25 vaandels op de Staatsen veroverd<br />
toen vlak achter de terugwijkende eigen r<strong>uit</strong>ers Staatse cavalerie de Spanjaarden in hun<br />
ontblote linkerflank greep.<br />
Een dreigende situatie sloeg in enkele ogenblikken om in een overwinning. De Spanjaarden<br />
gaven hun veroverd strandterrein prijs, waarna hun beginnende terugtocht door een laatste<br />
aanval der Staatse cavalerie en infanterie in een volslagen vlucht eindigde.<br />
De verliezen waren aan beide zijden zeer ernstig; bijna 7.000 doden en gewonden lagen<br />
verspreid in de duinen en op het strand. Maurits moest van een verdere vervolging afzien na<br />
zijn overwinning, die een dubbeltje op zijn kant was geweest. In echt calvinistische geest<br />
schreef daags daarna de Haagse predikant Ds. Uyt ten Bogaert, die de hele campagne had<br />
meegemaakt, o.a.:<br />
„De victorie is soodanich gheweest, dat ons volck tot <strong>drie</strong>mael toe heeft<br />
beginnen te deinsen ende by naest te vluchten, ende scheen Godt twee uyren<br />
lang voor den vyandt te vechten, totdat ten lesten de vyandt door eenen<br />
nieuwen gheweldighen aanval in de vlucht ghedreven is gheweest.”<br />
Ongeveer 800 vijandelijke soldaten - onder wie zich ook de Admiraal van Arragon bevond -<br />
werden gevangen genomen en een massa <strong>trofeeën</strong> b<strong>uit</strong>gemaakt. Everhard van Reyd deelt<br />
mede, dat:<br />
„... honderd ende vijf vlieghende vaandels met <strong>drie</strong> r<strong>uit</strong>ervanen (daer onder des<br />
Admirants eygene was) werden gekregen, beneffens den standaert van die<br />
gemuytineerde, gelijck oock wederom worden bekomen die seventhien
vaendelen van de nedergheleyde hoopen van graaf Ernst, met noch 25 in den<br />
slach verlooren . . .”<br />
Ds. Uyt den Bogaert beschreef als ooggetuige hoe Maurits de volgende morgen na de<br />
plechtige dankzegging om 11 uur bij de gedeputeerden der Staten-Generaal in Oostende ging<br />
eten en Mendoza als onvrijwillige gast meebracht,<br />
„die meenighen droogen bucking creegh aan alle de canten . . . Over tafel<br />
werden ghebracht veel vendels ende cornetten van den vijant ende wierden de<br />
cornetten een tijdt langh over tafel ghehouden voor sijn Excellentie (daer den<br />
Admirant by sat) om de inscriptien te lezen; denckt hoe den man te moede was<br />
. . .”<br />
Diezelfde gedeputeerden vertrokken op 16 juli d.a.v. per schip <strong>uit</strong> Oostende, via Middelburg<br />
naar Bergen op Zoom. Omdat de aldaar begonnen vredesonderhandelingen met de Staten van<br />
Brussel mislukten, vertrokken de gedeputeerden na enkele dagen - tegenwind noopte hen<br />
daartoe - over het land van Putten naar Den Haag. In de avond van 23 juli kwamen zij daar<br />
aan, „latende de bagagie mette vendelen ende cornetten in den slagh van Nieuwpoort verovert<br />
te schepe volghen metten agent Tamet, clerquen, deurwaerders ende boden tot bewaringhe<br />
van dien, dewelcke des volgenden daeghs opte naer noene (d.i. 24 juli dus) mede in den<br />
Haghe ghearriveert zijn . . .”<br />
De <strong>trofeeën</strong>, waaronder ook <strong>drie</strong> trompetten met vaantjes, werden op 28 juli d.a.v. in de Grote<br />
Zaal van het Binnenhof geplaatst. Tevoren, op 3 juli, zodra het bericht van de overwinning<br />
bekend was in Den Haag hadden de Staten-Generaal besloten om voor elk veroverd of<br />
heroverd vaandel een beloning te geven van 30 gulden, en van 50 gulden voor elke kornet (=<br />
r<strong>uit</strong>ervaan of standaard).<br />
Het totale aantal <strong>trofeeën</strong> hier veroverd is verschillend opgegeven door <strong>Nederlandse</strong><br />
tijdgenoten van de Slag bij Nieuwpoort. Pieter Bor en Anthonis Duyck, die als gedeputeerde<br />
te velde zeer <strong>uit</strong>voerig over de veldtochten van Maurits schreef, vermeldden 90 vaandels, 4<br />
cornetten en 1 m<strong>uit</strong>erstandaard. Iets latere schrijvers als Van Meteren en Van Reyd spreken<br />
van 105 vaandels, 3 à 4 cornetten en 1 standaard: terwijl Baudartius en Van Loon spreken van<br />
over de honderd vaandels en standaards. Zoals Dr. Scheltema in 1860 en Dr. van Luttervelt in<br />
1948 houden we het op de laagste aantallen. De standaard vooral trok de aandacht, een<br />
prachtstuk van blauw damast, met aan de ene kant een goudgeborduurde voorstelling van de<br />
Madonna. Rechts voor haar lag een geknielde monnik en er waren op het doek en langs de<br />
zomen verschillende strophen van lofzangen en gebedsverzen te lezen. Aan de andere zijde<br />
was de Gekruisigde afgebeeld met alle passiewerktuigen en ook daar gebedsverzen.<br />
Die standaard, vergeten wij dit niet, was afkomstig van m<strong>uit</strong>ende soldaten met zelfgekozen<br />
officieren, „electos" genaamd, die overigens een strenge discipline handhaafden. Dit soort<br />
lieden was lang tevoren schuldig geweest aan de Spaanse furie in Antwerpen in 1576 en<br />
gruweldaden elders, bedreven ná biecht en mis en onder het vaandel van Christus, de<br />
Madonna of San Iago . . . De indruk op de geplaagde boeten en stedelingen was dan ook<br />
verbijsterend.<br />
Ook afbeeldingen van de Slag bij Nieuwpoort tonen onderaan rechts cartouches met<br />
opschriften, omgeven door vaandel<strong>trofeeën</strong>. Het duidelijkst en stellig naar zelf geziene<br />
voorbeelden vervaardigd is in zijn soort een gravure van Florens Balthasar, waarin om een<br />
rijk versierde cartouche heen een groot aantal vaandels zijn <strong>uit</strong>gehangen, met daar bovenop<br />
vijf r<strong>uit</strong>ervanen, <strong>drie</strong> trompetten met vaantjes en de reeds omschreven rijk versierde standaard<br />
der „ghemuytineerde”.
Voor deze prent betaalden de Staten-Generaal in 1601 550 pond aan de maker. De vanen<br />
tonen de Madonna, San Iago, de Dood en de Habsburgse adelaar. Rijk aan verscheidenheid,<br />
meer dan alle andere <strong>trofeeën</strong>afbeeldingen bij elkaar, zijn hier de vaandels met hun gevlamde,<br />
ger<strong>uit</strong>e, geschubde en gebaande kwartieren, met hun zomen met meanders, blokpatronen en<br />
zigzaglijnen. Hoe graag zouden we de achter de voorste vaandels verborgene in hun geheel<br />
hebben gezien! Maar ook hier was de decoratie en niet de documentatie het belangrijkste.<br />
Krijgsb<strong>uit</strong>: Beschrijving en Opsomming<br />
Hoe kleurrijk moet toen de aanblik van de Grote Zaal, thans Ridderzaal, zijn geweest! Zeer<br />
trots was Maurits op de beide collecties <strong>trofeeën</strong>. Een gravure van Willem Jacobsz. Delff<br />
(1580-1638) toont de Stadhouder tot kniehoogte met links achter hem zijn beroemde zwarte<br />
harnas, terwijl rechts een doorkijk door een portaal zicht geeft op een deel van de „Grote<br />
Zaal”, waar een groot aantal <strong>trofeeën</strong> hangt. In het Rijksprentenkabinet te Amsterdam bevindt<br />
zich eveneens een afbeelding van Maurits, in een ovaal, omhangen met vaandels, waarvan de<br />
motieven met een vage stippellijn zijn weergegeven.<br />
Op het beroemde paneel van D. van Deelen, voorstellende de „Grote Zaal” in 1651 - waarover<br />
straks <strong>uit</strong>voeriger - zijn rechts en links ook gevlamde infanterievaandels te zien en tegen de<br />
schouw hangen de <strong>drie</strong> vermelde trompetten van Nieuwpoort. Links vooraan zijn ook<br />
r<strong>uit</strong>ervanen opgehangen met afbeeldingen van de Madonna en de Habsburgse adelaar.<br />
Eveneens tegen de schouw en aan weerszijden daarvan zijn r<strong>uit</strong>ervanen bevestigd, maar er<br />
zijn er meer dan de zes, afkomstig van Turnhout en Nieuwpoort. De kleuren zijn echter<br />
stereotiep en flets en de motieven decoratief; voor documentatie is ook dit paneel van<br />
beperkte waarde. Maar de kleurenrijkdom en veelheid der <strong>trofeeën</strong> komt niettemin tot<br />
<strong>uit</strong>drukking.<br />
Van meer belang voor ons is een serie van zes schilderijen van de Vlaming Denijs van Alsloot<br />
(± 1570 - ± 1625), hofschilder van Albertus en Isabella. Deze serie heet „De Ommeganck van<br />
1615”, welke een optocht te Brussel ter ere van Isabella voorstelt. Twee daarvan bevinden<br />
zich in het Victoria en Albertmuseum in Londen en daarop komen vier vlaggen van de<br />
gewapende Brusselse schutters voor. De velden, verdeeld in kwartieren door het rode St.<br />
An<strong>drie</strong>skruis, zijn wit, groen dan wel bezet met rood-wit-groene schubben of dito regelmatige<br />
zeshoeken. De zomen vertonen zilveren meanders en cirkels langs gouden getinneleerde<br />
palen, dan wel opvolgende r<strong>uit</strong>en met schuins geblokte rood-wit-groene randen en rozetten in<br />
de hoeken (de gekleurde gravure van B. Dolendo en de verzameling gekleurde historieprenten<br />
van de collectie Van Kittensteyn, beide in de Atlas van Stolk, zullen in de opgave van de<br />
„bronnen en literatuur” nader worden besproken).<br />
Veel eenvoudiger van motief maar met goed herkenbare kleuren zijn achttien Spaans-<br />
Habsburgse vaandel<strong>trofeeën</strong> van de in totaal 150 <strong>uit</strong> de 30-jarige Oorlog, welke zich in het<br />
<strong>Legermuseum</strong> te Stockholm bevinden. De bijzonder actieve medewerker van dat Museum, de<br />
heer Arne Danielsson, gaf desgevraagd alle kleuren en maten op. Slechts één vaandel van de<br />
Stockholmse collectie had kleine blauw-gele vlammen als veldmotief. Schubben of rozetten<br />
komen niet voor, wel had een enkel exemplaar gegolfde banen, of een geel-zwart ger<strong>uit</strong> veld.<br />
De meeste vaandels zijn horizontaal gebaand volgens zwart-wit-rode, blauw-witte, wit-roodwitte,<br />
geel-zwarte, blauw-gele en zwart-wit-groene schema's.<br />
De zomen vertonen een zwart-wit-rood r<strong>uit</strong>patroon, of zijn blauw-geel-wit of rood geschaakt,<br />
dan wel blauw-wit of blauw-geel gevlamd. Vrijwel alle vaandels dragen - misschien ten<br />
overvloede nogmaals vermeld - het rode St. An<strong>drie</strong>skruis.<br />
De grootte van deze vaandels is veel geringer dan die, welke aan de resten der <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>trofeeën</strong> kan worden opgemeten. De Zweedse <strong>trofeeën</strong> meten gemiddeld twee meter in het<br />
vierkant; de <strong>Nederlandse</strong> - zoals gezegd - bijna vier meter. Een ander verschil vormen de
eenvoudige motieven der Zweedse, vergeleken bij die der <strong>Nederlandse</strong> <strong>trofeeën</strong>. Ditzelfde is<br />
op te merken aan <strong>drie</strong> Spaanse infanterievaandels <strong>uit</strong> de 17e eeuw, welke bewaard worden in<br />
Chur en Sitten, beide plaatsen in Zwitserland gelegen. De afmetingen variëren hier van 2.30<br />
tot 2.10 m in het vierkant.<br />
Elders zal de restauratietechniek - toegepast op resten van Spaanse vaandels - worden<br />
besproken. Deze vaandels zijn afkomstig van het Paleis op de Dam en maakten destijds deel<br />
<strong>uit</strong> van de reeds besproken <strong>trofeeën</strong> in de „Grote Zaal” te Den Haag.<br />
Uitvoerig is ingegaan op motief en kleur, om daarmede de restauratie te verantwoorden, daar<br />
in twijfelgevallen op de boven besproken documentatie en voorbeelden moest worden<br />
teruggegrepen. En getwijfeld is er genoeg, alvorens dit jaar met een verantwoorde restauratie<br />
kon worden begonnen.<br />
Doordat, zoals reeds is vermeld, deze Spaanse vaandels waren samengesteld - d.w.z. dat de<br />
afzonderlijke motiefdelen aan elkaar werden genaaid tot één geheel - konden bepaalde<br />
vormen in grootte en aantal worden bepaald. Nadat nl. de grotere vaandelresten waren<br />
geïmpregneerd met kunsthars om ze soepel en steviger te maken, konden de hechtsels van de<br />
motieven, die dikwijls onontwarbare knoedels vormden, worden <strong>uit</strong>gelegd, waarna zij hun<br />
oorspronkelijke omtrek vaak weer aannamen.<br />
Ook al waren dan de stukken aangehechte zijde geheel of grotendeels verdwenen, dan nog<br />
was het mogelijk een serie motieven terug te vinden. Aan de naden waren nl. soms resten<br />
zijde overgebleven, waarvan de kleur nog te herkennen was. Indien op deze wijze één<br />
kwartier kon worden gereconstrueerd, dan was het mogelijk het gehele vaandel op te bouwen,<br />
doordat bij nameting van de resten bleek dat de hoeken tussen zomen en palen van het<br />
schuimkruis altijd 45 ° bedroegen. M.a.w. het vaandel was vierkant; elke zijde ± 3.70 meter<br />
lang. Ook breedten en lengten van de zomen en palen bleken telkens dezelfde te zijn. Daar<br />
ook de kwaliteit van de resten zijde oorspronkelijk zeer goed moet zijn geweest, lijkt het<br />
aannemelijk, dat al die vaandels volgens eenzelfde grondmodel werden vervaardigd;<br />
misschien in één enkele plaats. Rekeningen of vermeldingen dienaangaande bleken nóch in<br />
Brussel, nóch in Simancas voorhanden, helaas ...<br />
We verdelen de Spaanse vaandels in twee gevlamde exemplaren (L 83 en L 91), twee met<br />
geschaakte zomen (L 42 en L 93), één geschubd (L 90) en één gebaand exemplaar (L 88).<br />
De beide gevlamde exemplaren hebben respectievelijk een rood St. An<strong>drie</strong>skruis, bestaande<br />
<strong>uit</strong> twee getinneleerde palen van rood op goud en groen gevlamd veld (L41), of blauw en<br />
zilver gevlamd veld (L83) met zoom gevlamd van rood en zilver (L91) en zoom van goud<br />
doorlopen van groengespiraalde en getinneleerde palen van rood (L 83).<br />
De geschaakte exemplaren hebben eveneens het St. An<strong>drie</strong>skruis van rood, respectievelijk op<br />
veld gevierendeeld van goud en rood (L42) en op veld van in elkaar gestrengelde <strong>drie</strong>hoeken<br />
van zilver en blauw (L 93) met zomen, geschaakt van goud en blauw (L 42) en van goud en<br />
rood (L 43), beide in twee rijen.<br />
Het geschubde exemplaar (L 90) heeft eveneens het St. An<strong>drie</strong>skruis op veld geschubd van<br />
rood, geel en groen, met op de hoekpunten rozetten op goud.<br />
Het gebaande exemplaar (L 88) vertoont een rode schuinbalk van heraldisch rechts naar links<br />
op gouden veld met gegolfde gouden en groene banen van acht en zeven, beladen met<br />
monogrammen, die misschien een samenstel vormen van de letters ALBRECHT en ICE (=<br />
Isabella Clara Eugenia). Daar het huwelijk van Albertus en Isabella op 18 April 1594 werd<br />
gesloten, zou deze vlag misschien bij Nieuwpoort kunnen zijn veroverd.<br />
Vermelding dient nog te worden gemaakt van de verzwaarde bal onderaan de vaandelstok om<br />
het vaandel rechtop te houden; indien deze stand was vereist. Dit is b.v. te zien op een<br />
schilderij <strong>uit</strong> 1616 van A. P. van de Venne (1589-1566) <strong>uit</strong> het Louvre, dat een allegorie<br />
<strong>uit</strong>beeldt van de sl<strong>uit</strong>ing van het Twaalfjarig Bestand.
De Servicio Historico Militar te Madrid kon bij gebrek aan documentatie <strong>uit</strong> die tijd evenmin<br />
hierover <strong>uit</strong>sl<strong>uit</strong>sel geven.<br />
Een zekere toeschrijving, wat betreft „tercio”' of „bandera”, bleek door gebrek aan gegevens<br />
onmogelijk; zelfs is het onzeker welk vaandel bij Turnhout, dan wel bij Nieuwpoort is<br />
b<strong>uit</strong>gemaakt. Spaanse vaandels of standaards bij andere gelegenheden b<strong>uit</strong>gemaakt zijn - voor<br />
zover onze gegevens strekken - niet in de Grote Zaal opgehangen.<br />
Niettemin mogen we ons gelukkig prijzen, dat mét de in 1961 gerestaureerde r<strong>uit</strong>ervaan -<br />
waarschijnlijk van Turnhout afkomstig - er dan toch zeven <strong>trofeeën</strong> over enkele jaren een<br />
waardige plaats in het <strong>Legermuseum</strong> zullen krijgen, als document, stille getuige of<br />
herinnering - al naarmate verschillende waarderingen - van die grootste gevechten <strong>uit</strong> de 80jarige<br />
Oorlog. 136 stuks zijn er in de Ridderzaal verzameld geweest. Vázquez was ooggetuige<br />
van een revue van Parma's leger, na de inname van Maastricht in 1579, waar ruim 300<br />
vaandels en standaards waren opgesteld . . .<br />
Onze geschubde, gebaande en gevlamde <strong>trofeeën</strong> zullen die kleurenpracht van toen slechts<br />
flauw kunnen weerspiegelen, maar is daarmede al niet veel gewonnen?<br />
De Grote Vergadering 1651<br />
Het eerder vermelde schilderijtje van D. van Deelen van het interieur van de Grote Zaal<br />
tijdens de Grote Vergadering in 1651, laat in het oog vallende scheepsvlaggen zien van<br />
Spaanse en Portugese herkomst, herkenbaar aan de gekroonde en samengestelde<br />
wapenschilden in de velden der vlaggen afgebeeld. Deze werden ongetwijfeld aan de collectie<br />
toegevoegd, ná de zeeslagen bij Gibraltar (1607) en Duins (1639) en tijdens gevechten met de<br />
Portugezen op de Braziliaanse kust, gedurende de jaren 1625 tot 1654.<br />
De Grote Zaal was in die tijd rondom bezet met winkels, waar men schilderijen, tandenstokers<br />
en zelfs vlees kon kopen. Nadat men tot het houden van de z.g. Grote Vergadering had<br />
besloten, waar over de Unie, Religie en Militie zou worden beraadslaagd, werd de daarvoor<br />
<strong>uit</strong>gekozen zaal ontruimd en voor die gelegenheid speciaal bekleed.<br />
Al gauw liepen er geruchten, dat het gewest Holland om zijn vredelievendheid tegenover<br />
Spanje te tonen (de Vrede van Munster was nog maar <strong>drie</strong> jaar oud) alle <strong>trofeeën</strong> te land en ter<br />
zee, op de voormalige vijand veroverd, wilde laten weghalen. Als reactie hierop besloten de<br />
Staten-Generaal, deze niet alleen te laten hangen en afstoffen, maar ook vele andere<br />
vlaggedoeken van elders te laten halen en deze eveneens in de Grote Zaal te laten ophangen.<br />
Waarschijnlijk zullen deze laatste de door Van Deelen afgebeelde en zoëven vermelde<br />
scheepsvlaggen zijn geweest.<br />
Ook valt het op, dat aan de schouw en zijwand - afgebeeld op het paneel - veel meer<br />
r<strong>uit</strong>ervanen zijn bevestigd dan het aantal dat bij Turnhout en Nieuwpoort werd veroverd.<br />
Het ligt in de bedoeling, dat de gerestaureerde exemplaren van de reeds vermelde Spaanse<br />
scheepsvlaggen te zijner tijd worden overgedragen aan het Rijksmuseum te Amsterdam, in<br />
ruil waarvoor het <strong>Legermuseum</strong> passende vaandels <strong>uit</strong> de 18e en 19e eeuw kan<br />
terugverwachten.<br />
Vier zeer grote wollen en twee linnen vlaggen, die dank zij deze sterke materialen beter<br />
bestand waren tegen de tand destijds, zijn gedeeltelijk al gerestaureerd. Een linnen vlag met<br />
de Madonna op een maansikkel, omringd door engelen, werd gerestaureerd volgens<br />
aanwijzingen van het Rijksmuseum, d.w.z. zoveel mogelijk het oude doek laten <strong>uit</strong>komen en<br />
slechts zeer summier dáár aanvullen, waar men 100% zekerheid heeft.<br />
Een andere linnen vlag is waarschijnlijk in Brazilië op de Portugezen veroverd en vertoont,<br />
behalve een St. Antoniusfiguur, nog een deel van een andere heiligenfiguur.
De wollen scheepsvlaggen hebben alle het Spaanse Rijkswapen, omgeven door de keten van<br />
de Orde van het Gulden Vlies. Op diverse schilderijen en afbeeldingen <strong>uit</strong> die tijd - evenals op<br />
het paneel van Van Deelen - zijn soortgelijke vlaggen te zien<br />
Voorzover wij weten werden de <strong>trofeeën</strong>, welke in de <strong>drie</strong> <strong>oorlogen</strong> ter zee tussen 1652 en<br />
1674 werden veroverd op de Engelsen, in de verschillende Admiraliteitsgebouwen<br />
opgehangen.<br />
In de oorlog tegen Frankrijk te land (sinds 1672) werden vooreerst niet veel <strong>trofeeën</strong><br />
veroverd. De Staatse troepen konden nog niet op tegen hun beter geoefende en aangevoerde<br />
tegenstanders. Het waren voorlopig de Fransen, die <strong>trofeeën</strong> b<strong>uit</strong>maakten . . .<br />
1672-1697: Veel verloren, weinig gewonnen<br />
In een wonderschoon boek, getiteld: „Les Triomphes du Roy Louis le Grand”, waarin alle<br />
veroverde vaandels en standaarden - met plaats en aantal erbij vermeld - tijdens de regering<br />
van Lodewijk XIV zijn afgebeeld, werden op trotse wijze grote overwinningen geboekt, zoals<br />
b.v. die bij Seneffe in 1674:<br />
„La bataille de Senef fut gagnée sur le prince d'Orange par M. le prince de<br />
Condé defunt le 11 aoüt, et le 12e dudit mois on chanta le Te Deum en action<br />
de grâce de cette victoire dans l'église de Notre Dame de Paris où on apporta<br />
107 tant drapeaux qu'tendards et tabliers de timbales, le Roy y étant présent..."<br />
of bij Neerwinden in 1693, waarin 106 vaandels en standaarden werden veroverd:<br />
„... et les drapeaux, étendards, guidons et tabliers de timbales furent apportées<br />
par les Cent Suisses le 9e août de la même année à Notre Dame où l'on chanta<br />
le Te Deum . .."<br />
Evenwel zag de bondgenootschappelijke infanterie in de Slag bij Fleurus op 1 juli 1690 kans<br />
om zich door de Fransen heen te slaan, hoewel de eigen cavalerie op de vlucht was geslagen.<br />
De veroverde <strong>trofeeën</strong> werden verdeeld; de Spanjaarden kregen elf vaandels, de Friezen<br />
behielden hun twee vaandels, welke door het regiment van de Stadhouder waren bemachtigd<br />
en 19 vaandels werden in de Grote Zaal opgehangen. Deze waren, volgen de opgave, voor het<br />
merendeel van groene zijde met goudbestikte zonnen en stralen en het trotse devies „nec<br />
pluribus impar” op de velden.<br />
Voorzover wij weten was dat de enige collectie <strong>trofeeën</strong>, die in die periode - toen de<br />
krijgskans te land zich telkens tegen ons keerde - aan de bestaande verzameling werd<br />
toegevoegd.<br />
Jaren later zouden echter méér Franse vaandels worden opgehangen . . .<br />
Franse Veldtekens:<br />
Variatie en Vervaardiging<br />
Een reeds gerestaureerde groep <strong>trofeeën</strong>, afkomstig <strong>uit</strong> de Spaanse Successieoorlog (1702-<br />
1714) - in een tijd waarin de Fransen op hun beurt vaandels en standaards in grote aantallen<br />
verloren - is te zien in het Nederlands <strong>Legermuseum</strong>.<br />
Deze <strong>trofeeën</strong> omvatten 22 infanterievaandels, één r<strong>uit</strong>erstandaard en twee stellen<br />
paukenschorten.<br />
De witte (zilveren) St. Georgekruisen op deze vaandels kwamen reeds in de 12e eeuw op<br />
wapenschilden <strong>uit</strong> Noord-Frankrijk voor. Afgeronde infanterievaandels met rechtopstaande
kruisen zijn te zien in de basreliefs, waarmede de beeldhouwer Pierre Bontemps de graftombe<br />
van Koning Frans I (1494-1547) in St. Denis versierde en welke de Slag bij Merignan in 1515<br />
<strong>uit</strong>beelden. Dit soort vaandels komt ook voor op een D<strong>uit</strong>se anonieme gravure <strong>uit</strong> de 16e<br />
eeuw van de Slag bij Pavia in 1525. Duidelijk zijn hierop acht of vier banen te zien, welke<br />
onder het kruis horizontaal het veld verdelen.<br />
Franse vaandels en standaards verschenen op vaderlandse bodem met de komst van de hertog<br />
van Anjou in 1581. De on<strong>uit</strong>puttelijke Baudartius bevat gravures, waarin Franse vaandels<br />
talrijk zijn vertegenwoordigd, zoals b.v. bij de belegering van het kasteel van Kamerijk in<br />
september 1581, of bij een gevecht tussen het Franse garnizoen van Bergen op Zoom en<br />
Spanjaarden, die op 5 december van datzelfde jaar als een soort Sinterklaassurprise de stad<br />
binnendrongen. Ook de Franse Furie in Antwerpen op 17 januari 1583 is bij Baudartius<br />
afgebeeld, waar in de aanvankelijke verwarring tientallen vlaggen van Anjou's troepen binnen<br />
en b<strong>uit</strong>en de stad verschenen. Ook op deze afbeeldingen hebben alle Franse vaandels een<br />
staand kruis.<br />
Een Franse Koninklijke ordonnantie <strong>uit</strong> 1654 regelde de ordening van de regimenten. Men<br />
onderscheidde bij de infanterie de „régiments entretenus'", d.w.z. per manente eenheden en<br />
„régiments constitués", d.w.z. regimenten die naar behoefte werden aangenomen of<br />
afgedankt. Daarnaast waren er garderegimenten van de „Maison du Roy". Het garderegiment<br />
telde dertig compagnieën. Per compagnie waren er gemiddeld 50 tot 70 soldaten. Omstreeks<br />
dezelfde tijd kwam - als gevolg van de linietactiek - het infanteriebataljon als eenheid naar<br />
voren, dat 700 tot 1.000 man sterk was.<br />
Naar gelang zijn soort telde een regiment infanterie één tot vier bataljons. Eveneens in 1654<br />
verdeelde Turenne de regimenten cavalerie in twee eskadrons; de garde- en<br />
dragonderregimenten hadden er soms <strong>drie</strong> van. Ieder eskadron telde op zijn beurt weer vier<br />
compagnieën, die gemiddeld 40 r<strong>uit</strong>ers sterk waren.<br />
Ongeveer gedeelte van de Franse infanterie- en cavalerie-regimenten bestond <strong>uit</strong><br />
b<strong>uit</strong>enlanders, o.a. Zwitsers, D<strong>uit</strong>sers, Walen, Spanjaarden en Italianen.<br />
Omtrent de afmetingen van de vaandelstok vermeldt het Militair Memorieboek van Pier<br />
Willem van Sytzama <strong>uit</strong> de jaren 1704-1728 o.a.:<br />
„Het vaandel of pieck, lang 10 voet, swaer 3 L. Onder aent end isse op dickste,<br />
soo dat de stange of pieck nae boven toe dunner wordt, synde van vuren hout<br />
en heeft een spits als op een pieck.”<br />
Ongeveer dezelfde gegevens zijn te vinden in het werk „Vertoogh van de Krijghsoeffeninge"<br />
<strong>uit</strong> 1670 door Johan Boxel.<br />
Door omrekening en berekening van de midellijn komen we op een stok van bijna 3 m lang en<br />
5 cm dik. Deze lengte stemt goed met de gevonden afmetingen van de gerestaureerde Franse<br />
vaandels overeen, die van 1,96 tot 2,20 m in het vierkant groot waren. De <strong>uit</strong> de collectie<br />
vaandelresten van het Paleis op de Dam afkomstige vurenhouten vaandelstokken hebben<br />
zonder spits en bol<strong>uit</strong>einde lengten variërend van 2,45 tot 2,68 meter, wat eveneens past bij de<br />
grootte van de Franse vaandels. De langste r<strong>uit</strong>erlans mét spits en achterkant meet 2,75 m.<br />
Bij de Franse infanterieregimenten onderscheidde men het „drapeau colonel" en het gewone<br />
„drapeau d'ordannance". Het eerstvermelde was vaak rijk bestikt met emblemen en figuren,<br />
waarvan de meest kenmerkende waren terug te vinden op het „drapeau d'ordonnance”'. Deze<br />
laatste voerden de kleuren van het wapen van hun kolonel en waren per regiment reeds<br />
uniform van kleurenmotief.<br />
Evenals de infanterievaandels waren de standaards van de zware cavalerie, d.w.z. van<br />
kurassiers en karabiniers, vierkant van vorm. Daarentegen hadden dragonders, huzaren en
guides opzij ingesneden standaards; weinig ingesneden bij de dragonders, diep ingesneden bij<br />
de huzaren en guides.<br />
Aan een gepubliceerde rekening <strong>uit</strong> de Franse militaire archieven ontlenen wij, dat de Markies<br />
de Noailles in 1690 voor Franse garnizoenstroepen in Catalonië ter sterkte van vier bataljons<br />
en één regiment 14 vaandels liet maken. Deze vaandels waren van tafzij en bevestigd aan de<br />
stokken met vergulde spijkers. Zij konden elk in een tijken houder worden opgeborgen. Elk<br />
vaandel was voorzien van een aan de spits bevestigde zijden kwast, terwijl de spits zelf <strong>uit</strong> een<br />
fleur-de-lis bestond. Voor elk genaaid vaandel werd 31 sols betaald; voor het gehele werk<br />
kreeg de naaister 21 livres en 14 sols.<br />
Vaandels en Vaandrigs ten tijde van de Zonnekoning<br />
De plichten en hoedanigheden, die de vaandrig moesten kenmerken, waren sinds de 16e eeuw<br />
niet veranderd. Volgens een „Articulbrief" voor de Staatse militie <strong>uit</strong> 1716 moest hij „een<br />
genereusch ende bequaem persoon” zijn, die eventueel de kapitein of l<strong>uit</strong>enant moest<br />
vervangen, maar „hem (= zich) met de compagnie niet bemoyen.”<br />
Anderzijds moet hij „alle cortosie en vrientschap by zijnen kapiteyn bewijsen, om dat<br />
hij van zijne soldaten affectie en liefde ghewinnen mach.”<br />
Ook moet hij ervoor zorgen, „dat zijn vendel wel bewaert wert, hetzy in het velt ofte<br />
guarnisoen, oock ter tijdt van een slagh ofte batailie; want hy draeght de eere ende het vendel<br />
van zijn landt, jae liever alles te verliesen als 't vendel; hy behoort zyn dootkleet daer van te<br />
maken . . .”<br />
Een vaandel kon soldaten weer in ere herstellen. Na de Slag bij Montcassel op 10 april 1677,<br />
welke door de Staatse troepen weinig eervol werd verloren, hing men <strong>uit</strong> elke compagnie van<br />
het gevluchte regiment infanterie Weede van Walenburg één soldaat na loting op. Voor de<br />
overigen werd in Sluis „het vaandel weder over 't hooft gewaeyt” en deze „alsoo eerlijck<br />
gemaeckt.”<br />
Moest na een eervolle capitulatie het garnizoen van een belegerde stad zijn vaandels<br />
<strong>uit</strong>leveren, dan werden deze in goede toestand overgedragen. Maar zulk soort vaandels werd<br />
dan door de oorspronkelijke bezitters als waardeloos beschouwd. Ging tijdens een veldslag<br />
een vaandel verloren, dan betekende dit voor velen een smet op de naam van het regiment.<br />
Een heroverd eigen vaandel werd even hoog geschat als een veroverd vijandelijk vaandel.<br />
Verderop in dit relaas zullen wij echter ook een geheel andere mentaliteit - praktisch en<br />
materialistisch - tegenover vaandels en standaarden ontmoeten.<br />
Door de linietactiek der infanterie liep een vaandel op het eind van de 17e en begin van de<br />
18e eeuw groter risico dan zijn beter beschermde voorgangers van een eeuw vroeger. Dit en<br />
de zich rond de persoon van Lodewijk XIV ontwikkeld hebbende hofcultus verklaren waarom<br />
zelfs de geduchte Franse maarschalken verlies van vaandels niet aan de koning bekend<br />
durfden maken. De ontevredenheid van die „geleliede godheid”, genaamd „Le Roi Soleil”,<br />
kon zelfs gevierde personen in een afgrond van ongenade storten. Lodewijk berispte b.v. de<br />
Maarschalk Luxembourg, dat deze hem niet had gemeld, dat tijdens een cavaleriegevecht bij<br />
Cambon in Zuid-België in september 1691 enige standaards van de „Maison du Roy” in<br />
Staatse handen waren gevallen: „Vous me connaissez assez pour savoir que je veux que l’on<br />
me mande le bon et le mauvais de ce qui se passe dans les armées . . .”<br />
Kenmerkend voor zijn ijdelheid voegde hij daaraan toe: „J'ai ordonnée desja sur ce que j'en ai<br />
appris que l'on en refasse promptement pourque leur perte ne paraisse pas quand on verra les<br />
troupes de ma Maison . . ."
Daarom verzwegen de Franse maarschalken tijdens de Spaanse Successie-oorlog het juiste<br />
aantal vaandels, bevreesd voor een zonsverduistering in Versailles. Villeroy na Höchstädt en<br />
Ramillies, Vendôme na Oudenaerde repten niet over vaandelverlies in hun in de Franse<br />
oorlogsarchieven bewaard gebleven rapporten. Maar vaandels werden ook - kort voor<br />
capitulaties - verscheurd, zoals Franse generaals in 1704 bij Höchstädt (= Blenheim) lieten<br />
doen, nadat onder de superieure leiding van Marlborough en Eugenius van Savoye de Engelse<br />
cavalerie door het wankelende Franse centrum was gestoten. Niet minder dan 163 vaandels en<br />
standaards werden in deze slag door de bondgenoten veroverd.<br />
1702-1713: De rollen omgekeerd<br />
In twee zalen van het Nederlands <strong>Legermuseum</strong> zijn voorlopig een aantal gerestaureerde<br />
vaandel<strong>trofeeën</strong>, afkomstig van de Spaanse Successie-oorlog (1702-1713), opgehangen.<br />
Gedurende deze jaren getroostte de Republiek zich zeer zware inspanningen om een groot<br />
leger op de been te laten houden. Dit telde in het begin van de Successie-oorlog ruim 100.000<br />
man en tegen het einde - na het afvallen van Engeland - wel 120.000 man. Roemruchte<br />
veldslagen als die van Ramillies (1705), Oudenaerde (1708) en Malplaquet (1709), werden<br />
mede door Staatse troepen gewonnen. Tot 1711 duurde het succes, daarna kon de Republiek -<br />
alleenstaande tegen de opnieuw aanvallende Fransen - zich slechts met de grootste moeite<br />
handhaven.<br />
In het jaar 1713 werden twee prenten <strong>uit</strong>gegeven, respectievelijk door H. Pola en D.C.<br />
Woudenberg vervaardigd, waarop de in de Grote Zaal te Den Haag opgehangen <strong>trofeeën</strong>, met<br />
plaats, datum en omschrijving vermeld, in lange series afbeeldingen zijn weergegeven en van<br />
heraldische kleurenaanduidingen voorzien.<br />
Een zo nauwkeurig mogelijke telling van de <strong>trofeeën</strong> van deze - van elkaar bijna niet<br />
afwijkende - prenten leverde een totaal op van 115 volledige Franse infanterievaandels -<br />
zowel „drapeaux colonels" als „drapeaux des ordonnances" - van 23 cavaleriestandaards en 9<br />
stel paukenschorten. Bovendien zijn nog 47 vaandelstokken zonder enig doek of slechts met<br />
flarden eraan afgebeeld.<br />
Uit de resten van deze collectie konden in de jaren 1961-1962 21 infanterievaandels, 2<br />
r<strong>uit</strong>erstandaards en 2 stel paukenschorten worden gerestaureerd. Bij de voorlopige<br />
toeschrijvingen hiervan dient echter als voorbehoud te gelden, dat de gegevens van<br />
bovengenoemde platen lang niet altijd met de officiële gegevens kloppen; gegevens die door<br />
gedeputeerden te velde bij de overgebrachte <strong>trofeeën</strong> aan de Staten-Generaal werden<br />
verstrekt. Niet alleen wijlen Dr. J. W. Wijn, doch ook Franse schrijvers stelden herhaaldelijk<br />
tegenstrijdigheden vast in toeschrijving én beschrijving wat betreft de beide prenten,<br />
vergeleken met hun eigen documentaties . . .<br />
We moeten echter niet vergeten, dat zijden infanterievaandels een beperkte „levensduur”<br />
hadden, want zij waren aan weer en wind blootgesteld. Bovendien was iedere kolonel vrij om<br />
kleur en motief te bepalen, waardoor in eenzelfde regiment - gedurende een periode van 10 à<br />
20 jaar - telkens andere vaandels werden gebruikt Maar we moeten eveneens aannemen, dat<br />
zowel Pola - die voor zijn <strong>uit</strong>geefster Anna Beek de <strong>trofeeën</strong> tekende in het vredesjaar 1713,<br />
en wel met toestemming van de Staten van Holland - als Woudenberg, die in zijn prent nog de<br />
vermelding „In de Legers getekend” heeft, de <strong>trofeeën</strong> zelf voor ogen hebben gehad.<br />
Verkeerde plaatsing of documentatie kan de tegenstrijdigheden hebben veroorzaakt.<br />
Op 30 juni 1703 vond bij Eekeren - ten Westen van Antwerpen gelegen - een veldslag tussen<br />
Staatse troepen onder Slangenburgh en Franse troepen onder Boufflers plaats. Toen Franse<br />
infanterie een omtrekkende beweging <strong>uit</strong>voerde, deden <strong>drie</strong> Staatse cavalerieregimenten een<br />
succesvolle aanval over een weldra met bloed doortrokken dijk. Zes vaandels, twee<br />
standaards en een paar keteltrommen werden veroverd. Het gelukte de Staatse troepen daarna
in goede orde op Lillo terug te trekken. De veroverde zegetekens werden op 10 juli d.a.v. in<br />
triomf van het Leidse Veer naar het Binnenhof in Den Haag overgebracht en een paar dagen<br />
later in de Grote Zaal opgehangen.<br />
Er zouden er meer opgehangen kunnen zijn, want Slangenburgh deelde op 6 juli in zijn<br />
rapport aan de Staten-Generaal o.a. mede:<br />
„. .. des syn noch verscheyde vaendels na dat berigt verovert, maar de soldaten<br />
hebben dy op stucken gescheurt en carwatten (= halsdoeken) en neusdoecken<br />
van gemaeckt . . .”<br />
Ook de soldaten van Washington gebruikten Engelse en Hessische vaandels na de slag bij<br />
Saratoga (1777) voor zulke doeleinden; misschien zou het gebruik van bontgekleurde<br />
halsdoeken in het Amerikaanse leger daarop terug gaan...<br />
De enige bewaarde trofee van Eekeren (C.K 31) vormt - volgens Anna Beek - een stel<br />
paukenschorten, afkomstig van het Beierse cavalerieregiment De Maigny, die een eenvoudig<br />
blauw-wit r<strong>uit</strong>enpatroon hebben met kwastjes langs de randen. Deze zouden door het Staatse<br />
regiment Cannenburg zijn veroverd.<br />
Eveneens in het jaar 1703 vond op 15 november bij Spiers een veldslag plaats, waarbij de<br />
Franse Maarschalk Tallard het bondgenootschappelijk leger versloeg en 50 vaandels en<br />
standaards b<strong>uit</strong>maakte. Een totale nederlaag werd ook hier voorkomen door een verrassende<br />
cavaleriecharge van<strong>uit</strong> de geallieerde rechtervleugel, waarin de Staatse r<strong>uit</strong>erij een ruim<br />
aandeel had. Haar commandant Van Rechteren kon 19 standaards en vijf paar keteltrommen<br />
als <strong>trofeeën</strong> naar Den Haag sturen. Anna Beek geeft echter 11 standaards en vaandels en twee<br />
paar keteltrommen aan. Van de door haar vermelde regimenten komen er slechts enkele in de<br />
Franse „ordre de bataille" voor. De twee gerestaureerde <strong>trofeeën</strong> worden respectievelijk<br />
toegeschreven aan het Régiment de Dragons du Roy (L.13) - nl. een geheel rode<br />
r<strong>uit</strong>erstandaard - en aan het Régiment de Bellefort (L. 40) - een vaandel bestaande <strong>uit</strong> een wit<br />
kruis op een geheel rood veld.<br />
Van een oorspronkelijke grote collectie <strong>trofeeën</strong>, afkomstig van de slag bij Ramillies ten<br />
Noorden van Kamerijk op 23 mei 1706, bleven slechts <strong>drie</strong> vaandels over. In deze door<br />
Marlborough schitterend geleide slag, waarin Villeroy werd verslagen, brachten plotseling<br />
opduikende cavaleriemassa's - die door een terreinplooi heen rijdende de Franse linkerflank<br />
aanvielen de beslissing. Een op tijd toegebrachte stoot in het centrum veroorzaakte daarop een<br />
algemene vlucht onder de Fransen. Opnieuw speelde <strong>Nederlandse</strong> cavalerie, onder Van<br />
Nassau-Ouwerkerk, hierbij een belangrijke rol. De Staatse troepen alleen al veroverden 47<br />
vaandels, 18 standaards en 9 keteltrommen. De trotse cavalerie van het Maison du Roy was<br />
deerlijk toegetakeld. Brabant en Vlaanderen gingen voor de Fransen verloren en de trotse<br />
Zonnekoning liet met de hoed in de hand om vredesvoorwaarden vragen. Tijdens de vlucht<br />
viel een Franse brigadier met een r<strong>uit</strong>erstandaard in een sloot. Een andere r<strong>uit</strong>er nam de<br />
standaard over en toen later de brigadier daarvan melding maakte, bleek dat deze r<strong>uit</strong>er - die<br />
hardnekkig beweerde de standaard te hebben verloren - het kostbare doek in Brussel had<br />
verkocht.<br />
Anna Beek liet 20 vaandels en standaarden afbeelden, veroverd bij Ramillies. Daarvan zijn er<br />
<strong>drie</strong> gerestaureerd. Het eerste vaandel (L.34) met schuins geel-blauw-rood gevlamde<br />
kwartieren, kan hebben behoord tot één der vier Zwitserse regimenten, respectievelijk<br />
d'Aquara, du Celis, de Prevenou of de Beaufleurs.<br />
Het tweede (L.44) wordt volgens Anna Beek toegeschreven aan het Régiment de Rebor en<br />
heeft rode in groen en geel gevatte kwartieren, terwijl het derde vaandel (L. 75) gouden<br />
kwartieren met schuinse dwarsbalken (van blauw en zilver ger<strong>uit</strong>) heeft. Dit laatste vaandel<br />
zou aan het Régiment Baron de Bergeyk toebehoren.
De ontreddering van het Franse leger na deze nederlaag had tot gevolg, dat reeds op 6 juli van<br />
dat jaar Oostende - na een kort beleg en een weinig actieve verdediging - capituleerde. Acht<br />
Franse regimenten leverden 24 vaandels en 1 standaard <strong>uit</strong>; een bewijs dat garnizoenstroepen<br />
toen reeds een geringer aantal veldtekens bezaten, zoals eerder <strong>uit</strong> een Franse tekening van<br />
1692 bleek. Anna Beek heeft hiervan 7 vaandels afgebeeld; ongetwijfeld waren verschillende<br />
vaandels van het totale aantal aan elkaar gelijk.<br />
Vier vaandels konden worden gerestaureerd. Hiervan zou het eerste (L. 33) - met rode<br />
kwartieren omvat in groen-geel gekeperde zoom - tot het Régiment de St. Second behoren.<br />
Het tweede (L.38) - met rood-wit-geel gevlamde kwartieren - wordt toegeschreven aan het<br />
Zwitserse regiment Baron d'Elfs, terwijl de derde en vierde trofee (L.46 en L.46A) zouden<br />
toebehoren aan het Régiment d'Argentois. Deze twee vaandels hebben schuingevierendeelde<br />
kwartieren van groen en goud.<br />
Eveneens na een kort beleg werd Dendermonde op 5 september 1706 overgegeven, nadat een<br />
bres in de wallen was geschoten. Onder de gevangenen bevonden zich vele Zwitsers, die<br />
onmiddellijk na de capitulatie in Staatse dienst overgingen. Anna Beek toont vijf vaandels,<br />
waarvan er <strong>drie</strong> in flarden waren, misschien tevoren gescheurd. Van deze is er één bewaard<br />
gebleven (L. 31) met rode, geel dwarsgebalkte kwartieren, dat wordt toegeschreven aan het<br />
Régiment Lionnais.<br />
Een nieuwe nederlaag in het open veld leden de Fransen bij Oudenaarde op 11 juli 1708.<br />
Terwijl de beide Franse bevelhebbers Vendôme en de Hertog van Bourgondië onenigheid<br />
hadden, gelukte het Marlborough onder het welwillend oog van Eugenius van Savoye een<br />
snelle strategische opmars over de Dender en Schelde heen te verrichten.<br />
Koelbloedig werd vervolgens door Staatse, Engelse en Pruisische troepen van<strong>uit</strong><br />
bruggehoofden een samenhangend front gevormd. De reeds omgetrokken Franse rechterflank<br />
werd vervolgens door een verrassende cavalerie-aanval onder Nassau-Ouwerkerk <strong>uit</strong> elkaar<br />
geslagen.<br />
Slechts de invallende duisternis redde de Fransen van een vernietiging. Door de bondgenoten<br />
werden in totaal 44 vaandels, 44 standaards en 10 paar pauken b<strong>uit</strong>gemaakt. De Nederlanders<br />
ontvingen hiervan het leeuwendeel, nl. 30 vaandels, 30 standaards en acht paar pauken; de<br />
Engelsen respectievelijk 7, 12 en 1. Dit was in overeenstemming met het aandeel in de<br />
overwinning en de grootte van de verliezen. Marlborough schreef daags na de slag hierover<br />
een nogal merkwaardige brief aan zijn echtgenote, waarin hij o.m. zeide:<br />
„... but I thank God that the English suffered less than all other troupes<br />
and out English cavallery did not take any part in the battle . . ”<br />
Anna Beek liet van de veroverde <strong>trofeeën</strong> 24 hele vaandels, 6 stokken met flarden, 7 lege<br />
stokken, 10 standaards en 4 stel pauken afbeelden. Van deze <strong>trofeeën</strong> konden een zestal<br />
worden gerestaureerd. De eerste (L. 33) is een standaard, die wordt toegeschreven aan het<br />
Régiment de Dragons à Mr. Risbourg óf aan dat van Mr. Dussart, daar Anna Beek identieke<br />
veldtekens van beide regimenten toont. Oorspronkelijk was deze standaard blauw met een<br />
gouden rand van bladeren met aan de ene zijde een gekroond blauw middenschild, beladen<br />
met <strong>drie</strong> fleurs-de-lis waarboven op witte banderolle de spreuk „Regi Soli” en aan de andere<br />
zijde een blauw middenschild met adelskroon, waarop een gebogen arm met opgestoken pijl.<br />
Boven dit geheel is een banderolle met de spreuk „Virtute et Prudentia” aangebracht.<br />
De gerestaureerde trofee heeft echter haar gouden stiksels, zonder spreuken, grotendeels<br />
verloren. Deze is aan de oorspronkelijke lans, waaraan zij was bevestigd, opgehangen.<br />
De vaandel<strong>trofeeën</strong> van Oudenaarde zijn alle identiek, d.w.z. zij hebben het witte kruis op een<br />
blauw veld met telkens een schuinsgerichte fleur-de-lis <strong>uit</strong> elk der vier door de kruispalen<br />
gevormde binnenhoeken. Zij behoren tot het Régiment de Ramsdorf, dat in de reeks van Anna
Beek met vijf identieke vaandels is vertegenwoordigd; de namen der kapiteins zijn: De la<br />
Motte, Seury, Gruard, Roial en De Sparre. Merkwaardig is dat juist vier vaandels van één<br />
regiment konden worden gerestaureerd.<br />
De laatste trofee van Oudenaarde (C.K. 50) wordt gevormd door 2 paukenschorten van rode<br />
damast met franje van gouddraad, waarin 2 gekroonde schilden van keel met gouden balk,<br />
waarop <strong>drie</strong> zwarte kepers. Elk schild wordt gehouden door twee figuren met aan dit schild<br />
identieke wapenrok en zwaard in de hand. De zoom vertoont een rij zilveren afbeeldingen van<br />
wapentuig. Het stel paukenschorten wordt toegeschreven aan het Régiment Prince de Lambec.<br />
De Slag bij Malplaquet of Blaugies op 11 september 1709, berucht om de moorddadige<br />
verliezen onder de Staatse infanterie, wordt bij Anna Beek vertegenwoordigd door 22<br />
vaandels en vaandelflarden, 3 standaards en 1 stel paukenschorten. Helaas kon geen enkele<br />
vaandelrest worden herkend als afkomstig van de <strong>trofeeën</strong> van Malplaquet. De Fransen<br />
veroverden zelf in deze - in feite onbesliste - slag 13 vaandels, 16 standaards en 3<br />
keteltrommen. Deze werden op 21 september d.a.v. in de Notre Dame opgehangen.<br />
De Maarschalk De Villars kreeg wegens zijn <strong>uit</strong>stekend en dapper beleid in deze slag, een<br />
aantal vaandels en standaards ten geschenke. De samensteller van „Les Triomphes” tekende<br />
tenminste bij de afbeeldingen der Malplaquet<strong>trofeeën</strong> aan, dat waar de naam Villars stond, het<br />
degenen waren „que le Roy a envoyé à Monsieur le Maréchal de Villars pour lui faire<br />
honneur; on les retira de Nostre-Dame aprés la cérémonie . . .'<br />
De moed der Fransen herleefde na deze slag en met nieuwe kracht sloegen zij van zich af. Dit<br />
kwam tot <strong>uit</strong>ing in de belegering van Bouchain en Quesnoy, gelegen in Noord-Frankrijk.<br />
Bouchain werd van 9 augustus tot 13 september 1711 door Staatse troepen onder de Generaal<br />
Fagel belegerd. Rond en in de bolwerken werden zware bloedige gevechten geleverd, tijdens<br />
steeds herhaalde bestormingen en <strong>uit</strong>vallen. De bezetting capituleerde op 14 september en<br />
leverde bij het verlaten van de stad o.a. 24 vaandels en standaards <strong>uit</strong>. Hiervan beeldde Anna<br />
Beek 17 vaandels en 1 standaard af. Slechts één enkel vaandel kon van de resten daar<strong>uit</strong><br />
worden herkend (L. 37), gekenmerkt door kwartieren die rechtsgeschuind en <strong>uit</strong>getand van<br />
zwart en rood zijn. Het zou dan behoren tot het Régiment d'Odenel<br />
Quesnoy werd bijna een maand lang door Fagel belegerd en wel van 9 juni tot 6 juli 1712. Op<br />
<strong>uit</strong>gebreide schaal werden mijnen en contramijnen aangelegd en tot ontploffing gebracht.<br />
Uitvallen en bestormingen wisselden deze ondergrondse oorlog af, in aanwezigheid van<br />
Eugenius van Savoye. Ook hier waren de verliezen hoog.<br />
Van na de capitulatie ingeleverde Franse veldtekens - gegevens over het juiste aantal<br />
ontbreken - toont Anna Beek 17 vaandels en 3 standaards. Hiervan konden er 7 stuks worden<br />
herkend. Drie daarvan zijn identiek (L.29, L. 39 en L.49) en worden toegeschreven aan het<br />
Régiment de Tourville; zij vertonen rode kwartieren met palen in groen en geel. Een andere<br />
serie van 3 identieke vaandels (L. 30, L. 32 en L. 35/43) vertonen gepaalde kwartieren van<br />
goud en rood van telkens 4 stukken en behoren volgens de afbeeldingen van Anna Beek ófwel<br />
tot het Régiment de Bourbon ófwel tot het Régiment de Borton. De mogelijkheid is hier niet<br />
<strong>uit</strong>gesloten, dat er inderdaad slechts 3 vaandels per regiment in Quesnoy waren, daar Franse<br />
garnizoenstroepen dit aantal - zoals eerder vermeld - in die tijd al hadden.<br />
Later in de 18e eeuw werd dit het gebruikelijke aantal per regiment. Voor het Spaanse leger<br />
werd b.v. in 1728 voorgeschreven, dat er per regiment één kolonelsvaandel, de „Coronela", en<br />
twee bataljonsvaandels, de „Ordenanza", mochten worden gevoerd.<br />
De uniforme kledij van de afzonderlijke regimenten en bataljons, in linies opgesteld, deed de<br />
compagniesvlaggen als veldtekens verdwijnen. Zij dienden later als richtvlaggen en werden<br />
met de stak in de loop van het geweer gestoken.
Verdwenen Trofeeëncollecties<br />
Al met al zijn er dus 25 Franse <strong>trofeeën</strong> gerestaureerd en zullen te zijner tijd bij de enige reeds<br />
gerestaureerde Spaanse cavaleriestandaard nog zes Spaanse vaandels worden. gevoegd. Het<br />
is, vergeleken bij de honderden exemplaren die eens de Grote Zaal in Den Haag sierden, wel<br />
een beperkt aantal Indien wij echter nagaan wat er met andere collecties oude vaandels en<br />
standaards in diverse Europese landen is gebeurd, dan zal ons gevoel van spijt om wat eens<br />
wás worden vermengd met vreugde om wat er in Leiden thans nog ís.<br />
In de nacht van 30 op 31 maart 1814 werden bij de nadering der Geallieerden te Parijs alle<br />
<strong>trofeeën</strong>, aanwezig in het Hôtel des Invalides, verbrand op bevel van de gouverneur,<br />
maarschalk Sérurier. Er waren daar op dat tijdstip ruim 1500 veroverde vaandels en<br />
standaarden, afkomstig van veldtochten van Napoleon, een zó groot aantal, dat men niet eens<br />
de moeite had genomen er een staat van te maken, terwijl men evenmin de datum en plaats<br />
van verovering had aangetekend.<br />
Daarentegen bleven de aan de Chambre des Députés en Senaat gestuurde <strong>trofeeën</strong> benevens<br />
een aantal aan hoge militairen geschonken exemplaren behouden. Diezelfde nacht werden op<br />
aanraden van de préfect de la Seine de in de gewelven van de Notre-Dame opgehangen<br />
<strong>trofeeën</strong>, die <strong>uit</strong> de 17e en 18e eeuw stamden, weggenomen. Sindsdien ontbreekt hiervan elk<br />
spoor. Slechts een klein aantal in depôt of in nevenvertrekken van de kathedraal bewaarde<br />
vaandels zijn behouden. Sedert 1908 worden deze en andere vaandels en standaards bewaard<br />
in het Franse Musée de l'Armée. Hiertoe behoren bijna tweehonderd exemplaren, die het<br />
karakter van een trofee hebben.<br />
Toen men in Engeland het plan koesterde om alle <strong>trofeeën</strong> in het Royal Hospital te Chelsea op<br />
te hangen, werd er naar de collectie <strong>trofeeën</strong> in de Westminster Abbey geïnformeerd. Men<br />
ontving toen een antwoord van de Predikant Sydney Smith, gedateerd 2 november 1835,<br />
waarin werd vermeld:<br />
„As damp destroys cloth and Religion has little to do with War, the worst<br />
repository for flags of Triumph is a Church. Accordingly the Trophies of the<br />
Duke of Marlborough were (in the great repair of St. Paul's in 1820) found to<br />
be utterly perished - not a rag remained . . .”<br />
Wat ook te denken van een nu verdwenen collectie van ongeveer 250 vaandels en standaards,<br />
afkomstig <strong>uit</strong> de 30-jarige oorlog en de Turkse en Spaanse Successie<strong>oorlogen</strong> en eertijds<br />
opgehangen in de rijschool van het Vorstelijk Paleis te München? Deze verzameling werd nl.<br />
in 1806 - toen er voor een te installeren kr<strong>uit</strong>molen moest worden plaats gemaakt - in lege<br />
zwavelkisten weggestopt en daarna vergeten. Onnodig te zeggen dat ook van deze collectie<br />
niets meer overbleef.<br />
Het <strong>Legermuseum</strong> te Stockholm bewaart binnen zijn muren echter nog honderden <strong>trofeeën</strong>,<br />
afkomstig <strong>uit</strong> de <strong>oorlogen</strong> van Gustaaf Adolf en Karel XII in een vaak verrassend gave vorm.<br />
Het droge klimaat en het mindere aantal daguren droegen daartoe het hunne bij.<br />
Ook in Zwitserland is veel aan vaandels en standaards bewaard gebleven, zij het niet allemaal<br />
in originali. De Middeleeuwse <strong>trofeeën</strong> - veroverd op D<strong>uit</strong>sers en Oostenrijkers - werden daar<br />
eertijds in kerken van de voornaamste plaats opgehangen, gelegen op of bij het<br />
gevechtsterrein. Als deze <strong>trofeeën</strong> verteerden, werden ze ófwel gecopieerd ófwel op de<br />
kerkmuren nageschilderd. Nog later werden <strong>uit</strong> die schilderingen hele vaandelboeken<br />
samengesteld.<br />
Deze klaarblijkelijke behoefte tot documentatie om daardoor een herinnering te bewaren,<br />
bemerken wij elders pas tegen het einde van de 17e eeuw. Daardoor konden wij <strong>uit</strong> de resten<br />
van de <strong>Nederlandse</strong> <strong>trofeeën</strong> met zekere waarschijnlijkheid een aantal restaureren en<br />
kenmerken <strong>uit</strong> de periode van de Spaanse Successieoorlog. De Franse <strong>trofeeën</strong> <strong>uit</strong> de tijd van
Lodewijk XIV zijn - al bestaat hiervan geen enkel origineel exemplaar meer - afgebeeld en<br />
gekenmerkt in het eerder vermelde boek „Les Triomphes du Roy Louis le Grand", terwijl de<br />
Engelse graveur Spofforth de <strong>trofeeën</strong> - afkomstig van Blenheim (Höchstädt) - in een<br />
gekleurde prent vereeuwigde, getiteld:<br />
„La gloire des armées confédérées illustrée par une description blazonnéé de<br />
CXXVIII drapeaux et de XXXV Etandards deployés, pris de François et des<br />
Bavarois par les troupes confédérées etc. . . ."<br />
De Ridderzaal in de 18e eeuw<br />
Terugkerend naar de collectie in de Grote Zaal (Ridderzaal) te Den Haag, stellen wij vast dat<br />
de eerder vermelde zin voor documentatie en indeling ertoe leidde om bij de <strong>trofeeën</strong> houten<br />
bordjes met bijzonderheden dienaangaande te plaatsen. In zijn beschrijving van Den Haag (<strong>uit</strong><br />
1730) vermeldde De Riemer tenminste:<br />
„. . . en opdat de gedagtenis door den tijd niet zoude verouderen, zoo zijn by de<br />
laatstgemelde (d.z. de <strong>trofeeën</strong>) gestelt houten borderen, waar op geschreven<br />
staat de tijd en plaats, wanneer en waar dezelve genomen en verovert zijn:”<br />
Ongelukkigerwijze zijn deze bordjes bij de overbrenging van de collectie naar Amsterdam -<br />
waarover later - spoorloos verdwenen.<br />
Een tekening <strong>uit</strong> 1768 en een schilderij <strong>uit</strong> 1779, beide door de schilder Hendrik Pothoven<br />
(1727-1793) vervaardigd, beelden de Grote Zaal opnieuw <strong>uit</strong>. Daar<strong>uit</strong> blijkt, dat de schouw,<br />
die voor een deel schuil gaat achter een grote loterij-installatie - vandaar ook de naam<br />
Loterijzaal - was volgehangen met <strong>trofeeën</strong>, kennelijk <strong>uit</strong> de Spaanse Successie-oorlog.<br />
Diverse paukenstellen zijn links en rechts van die schouw opgehangen. Helaas is er ook reeds<br />
een groot aantal geheel kale vlaggestokken of met enkele flarden eraan afgebeeld. Daardoor<br />
lijkt de zoldering veel meer door te komen, dan op het schilderij van Van Deelen <strong>uit</strong> 1651.<br />
Men kan onder de <strong>trofeeën</strong> tegen de muur eveneens enige houten bordjes onderscheiden,<br />
waarvan reeds sprake was.<br />
Beide afbeeldingen laten ook de boekwinkels zien, die in een eeuw tijds de kramen met meer<br />
gevarieerde koopwaar - <strong>uit</strong> de tijd van Van Deelen - hadden verdrongen.<br />
Een nieuwe serie <strong>trofeeën</strong> werd op 15 december 1786 in de Grote Zaal of Loterijzaal<br />
opgehangen, bestaande <strong>uit</strong> 27 Oosterse vlaggen, welke in 1784 tijdens een vlootexpeditie door<br />
Kapitein Jacob Pieter van Braam op de kust van Malakka waren veroverd. Hiervan zijn 11<br />
exemplaren bewaard, waarvan er inmiddels 7 zijn gerestaureerd.<br />
Zowel de documentatie hiervan, in de vorm van tekeningen berustend in het Nederlands<br />
Historisch Scheepvaartmuseum, als de vrij goede kwaliteit van de overgebleven vlaggen,<br />
maakten de identificatie niet moeilijk.<br />
Deze en andere niet <strong>uit</strong> Europa afkomstige <strong>trofeeën</strong> zullen echter te zijner tijd elders worden<br />
besproken.<br />
Franse Trofeeën en Bataafse roem<br />
Als eenling afkomstig <strong>uit</strong> een oorspronkelijke serie van <strong>drie</strong> Russische vaandel<strong>trofeeën</strong>, hangt<br />
in het „oude gebouw" van het <strong>Legermuseum</strong> een gerestaureerd vaandel, dat tijdens de Slag<br />
om Bergen in Noord-Holland op 19 september 1799 werd veroverd.
Een Russisch infanterie-regiment telde in die tijd zes compagnieën; de eerste compagnie<br />
voerde het regimentsvaandel, terwijl de vijf andere compagnieën elk een eigen vaandel<br />
hadden.<br />
Het kolonelsvaandel had een wit, het compagniesvaandel een gekleurd kruis. In het midden<br />
van het kruis bevond zich een helder oranje cirkel, waarop een zwarte dubbelkoppige adelaar<br />
was gemonteerd, omgeven door twee groenblauwe linten. Op de borst van de adelaar was een<br />
rood schild met het wapen van Moskou, omrand door een halsketting van de orde van Sint<br />
Andreas. Elke adelaarskop droeg een gouden kroon, de klauwen droegen globe en scepter.<br />
Boven de adelaar, tussen de <strong>uit</strong>einden der linten, schitterde de keizerlijke kroon. Tussen de<br />
vier armen van het kruis waren banen van verschillende kleuren.<br />
Bovenomschreven vaandels waren tussen 1796 en 1798 door czaar Paul I aan verschillende<br />
regimenten overhandigd. Van deze regimenten werden er in 1799 enkele naar Engeland<br />
ingescheept, ingevolge een verbond tot hulp in troepen, door Rusland te leveren.<br />
Tussen Huisduinen en Callantsoog gingen op 27 augustus van dat jaar sterke Engelse<br />
strijdkrachten aan land. Zij zagen kans om reeds dadelijk de numeriek zwakkere Bataafse en<br />
Franse strijdkrachten terug te dringen tot een inundatiestelling, die van Monnikendam tot<br />
Wijk aan Zee liep.<br />
Nadat een „Gallo-Bataafse” tegenaanval op 10 september totaal mislukte, gingen de Engelsen<br />
en inmiddels gedebarkeerde Russen tot hernieuwde actie over en wel op 19 september. Hun<br />
rechterkolonne, bestaande <strong>uit</strong> 9.000 hongerige Russen en 2.500 Engelsen, onder bevel van de<br />
vergrijsde Russische Generaal Hermann, trok via Kamp en Groet snel op naar Schoondam en<br />
Bergen. De onstuimig en veel te ver doorstotende Russen, bij wie orde en terreinkennis<br />
ontbraken, veroverden op verrassende wijze beide dorpen. De naar achter en opzij <strong>uit</strong>geweken<br />
Fransen onder Vandamme werden inderhaast met troepen <strong>uit</strong> Alkmaar versterkt, onder wie<br />
ook Bataven van de divisie Dumonceau.<br />
Vervolgens werden de Russische flanken van<strong>uit</strong> de toentertijd dichtbeboste duinen en<br />
geestgronden aangevallen. Rond en in het dorp Bergen ontstond een vreselijk handgemeen<br />
achter heggen en in huizen, waarbij de Franse 42e Demi-Brigade de Russen achter<strong>uit</strong>dreef.<br />
Deze verloren het dorp en zonder munitie vluchtten zij in paniek naar hun <strong>uit</strong>gangsstellingen<br />
bij de Zijpe terug. Generaal Hermann werd met een groot aantal andere Russen<br />
gevangengenomen, nadat zijn troepen zware verliezen hadden geleden.<br />
Generaal Brune, bevelhebber van de Franse troepen in Noord-Holland, schreef aan zijn<br />
Minister van Oorlog hierover:<br />
„Le résultat de l'action est de deux mille prisonniers, plus de trois mille morts<br />
où blessés, vingt-h<strong>uit</strong> pièces de canon et cinq drapeaux, dont ceux des<br />
régiments de Fersen et Souwarow."<br />
Deze opgave, verschilt wel veel van die van de Russische compagniescommandant<br />
Doubiansky, die met het regiment Tobolsk aan de gevechten deelnam en slechts één vaandel<br />
en vijf kanonnen als verlies opgaf.<br />
Geen van beide was echter juist, want dezelfde Generaal Brune stuurde zijn Adjudant, de<br />
Generaal Clément niet met vijf, maar met zeven bij Bergen veroverde Russische vaandels<br />
naar Parijs. De bedoeling was om die door gewone militairen aan de Minister van Oorlog ter<br />
hand te stellen tijdens een openbare zitting van het Uitvoerend Bewind. Daarop deed echter de<br />
Bataafse Gezant te Parijs, Mr. R. J. Schimmelpenninck, zijn beklag bij de Minister van<br />
B<strong>uit</strong>enlandse Zaken over deze z.i. miskenning van het Bataafs recht op gemeenschappelijke<br />
<strong>trofeeën</strong>. Hem werd daarop medegedeeld, dat <strong>drie</strong> vaandels naar Den Haag zouden<br />
terugkeren. Dit gebaar was lankmoedig, aangezien geen Bataaf aan de verovering daarvan te
pas was gekomen en bovendien de Fransen zich tijdens de gevechten van een betere kant<br />
hadden laten kennen dan hun Bataafse bondgenoten.<br />
Op 17 oktober 1799 trok in een plechtige optocht de commissie van aanbieding met de<br />
generaal Clément als hoogste in rang van het Ministerie van Oorlog op het plein in Den Haag<br />
naar de openbare zaal van audiëntie van het Uitvoerend Bewind in het z.g. Oude Hof (het<br />
Paleis Noordeinde). Het garnizoen en de gewapende burgermacht van de stad stonden in de<br />
wapenen. Met 21 kanonschoten werden de <strong>drie</strong>, door gewonde militairen gedragen, <strong>trofeeën</strong><br />
begroet. Over en weer werden redevoeringen afgestoken en beloningen in de vorm van<br />
eresabels en zilveren horloges <strong>uit</strong>gereikt.<br />
Zonder blikken of blozen werden de Bataafse soldaten in hoogdravende bewoordingen<br />
vermeld als de veroveraars van de <strong>drie</strong> Russische vaandels:<br />
„Deze banieren, onder welke de bezoldigde slaven van den trotschen Brit,<br />
vereenigd met de huurlingen van den woesten Sarmant, zich aan onze stranden<br />
durfden vertoonen, zijn aan hun door den Bataaffschen Heldenarm ontrukt,”<br />
zoals de „Agent van Oorlog” brallend het Uitvoerend Bewind toesprak, of<br />
gelijk de overste Mathuschewitz die de rollen helemaal omdraaide:<br />
„... zij (de vaandels) zijn zo veele zegeteekenen van den moed en trouwe der<br />
Bataaffsche legerbenden, die, door onze glorierijke Fransche wapenbroeders<br />
bijgestaan, dezelven aan eenen woesten en op verraad en overmacht<br />
vertrouwenden vijand hebben ontweldigd.”<br />
Vervolgens werden de <strong>drie</strong> vaandels met muziek voorop in de gewone vergaderzaal op het<br />
Binnenhof gedeponeerd. Het Uitvoerend Bewind besloot twee maanden later de <strong>drie</strong> vaandels<br />
aan de Agent van Oorlog te overhandigen met de opdracht deze in de Grote Zaal te laten<br />
ophangen met een verklarend bordje.<br />
Men bedenke echter wel, dat deze <strong>trofeeën</strong> door Fransen op de Russen in Bataafs gebied<br />
werden veroverd en door een bindende afspraak in Den Haag zijn terechtgekomen.<br />
Het gerestaureerde enige exemplaar wat ons nog rest, vertoont grote overeenkomst met een<br />
door Dirk Langendijk (1748-1805) afgebeeld vaandel. Dit vaandel staat op een gekleurde<br />
tekening afgebeeld, waarbij aan een zich teweerstellende Rus het vaandel wordt ontrukt. Het<br />
vaandel heeft een wit oorspronkelijk rood en goud gegeerd veld met ovalen middenschild,<br />
waarin een gekroonde zwarte dubbele adelaar met blauw hartschild, waarin weer een<br />
gekroond monogram. De lengte van het vaandel bedraagt 128, de breedte 126 cm.<br />
Een andere zich in het Haagse Gemeente-archief bevindende afbeelding toont een in de grond<br />
geplant vaandel in een heuvellandschap, met links achter een opgaande zon. Bij dit vaandel is<br />
het veld gegeerd van zwart, zilver en goud rond een rood en rond middenschild, waarin<br />
eveneens de dubbele zwarte gekroonde adelaar met rood hartschild.<br />
Het gerestaureerde exemplaar (L. 54) is afwijkend ten opzichte van de afbeelding van<br />
Langendijk in zover het middenschild oranje en het hartschild rood is. De dubbele<br />
goudbebekte adelaar draagt gouden kronen op de koppen waartussen zich eveneens een<br />
gouden kroon bevindt. In de klauwen worden een gouden scepter en dito rijksappel geklemd.<br />
Volgens een analyse van de in Parijs wonende Russische kolonel b.d. Andolenko zou onze<br />
trofee een compagniesvlag van het grenadiersregiment van Tavrifcheski zijn, dat in 1799 Von<br />
Benckendorf werd genoemd.<br />
Een keizerlijke dagorder van 4 november 1799 maakte het verlies van dit vaandel aan het<br />
Russische leger bekend, waarin tevens werd medegedeeld, dat het regiment Von Benckendorf<br />
geen vaandels meer zou ontvangen. Toen later evenwel werd ontdekt, dat dit regiment bij
Bergen een Frans vaandel had veroverd, werd de keizerlijke sanctie weer ingetrokken, waarna<br />
in 1800 het verloren vaandel werd vervangen.<br />
Indien we naast dit Russische vaandel een Spaans exemplaar <strong>uit</strong> ± 1600 of een Frans <strong>uit</strong> ±<br />
1709 plaatsen, dan blijkt de grootte van die veldtekens telkens minder te worden. De grote<br />
slaghopen hadden plaats gemaakt voor in linie opgestelde bataljons gekleed in<br />
vastomschreven uniformen, waardoor het vaandel als veldteken kleiner van formaat kon<br />
worden; in onze vergelijking dus van 4 naar 1½ meter in twee eeuwen tijd.<br />
De Balans rond 1800<br />
Indien wij nogmaals recapituleren wat er aan leger<strong>trofeeën</strong> in de Grote Zaal te Den Haag werd<br />
opgehangen, dan komen we tot een totaal van minstens 128 Spaanse vaandels en 6 dito<br />
standaards.<br />
Daarbij nemen wij aan, dat ná de Slag bij Nieuwpoort geen <strong>trofeeën</strong> <strong>uit</strong> de strijd te land<br />
tijdens de 80-jarige Oorlog aldaar zijn opgehangen.<br />
Eveneens aannemende, dat Pola en Hogerberg in hun series trofeeen <strong>uit</strong> de Spaanse<br />
Successie-oorlog géén exemplaren <strong>uit</strong> de <strong>oorlogen</strong> met Lodewijk XIV vóór 1700 hebben<br />
afgebeeld en zij hebben gezien wat zij graveerden, dan tellen wij in totaal 163 Franse<br />
vaandels, 23 standaards, 9 stel pauken en 47 stokken met of zonder flarden <strong>uit</strong> die periode.<br />
We weten echter, dat het aantal der afgebeelde <strong>trofeeën</strong> veel minder is dan de totalen, welke<br />
de gedeputeerden te velde naar de Staten-Generaal stuurden. De hierboven opgegeven<br />
aantallen Franse <strong>trofeeën</strong> moeten dus als een minimum worden aangenomen.<br />
Daarbij voegen wij dan nog de zo juist beschreven serie van <strong>drie</strong> Russische vaandels, zodat er<br />
in totaal minstens 134 Spaanse, 243 Franse en 3 Russische vaandels en standaards moeten zijn<br />
opgehangen, benevens 9 paukenstellen en 3 trompetten.<br />
„Intocht” in Amsterdam 1806<br />
De zojuist vermelde recapitulatie was nodig om de oorspronkelijke grootte van de collectie<br />
<strong>trofeeën</strong> voor ogen te houden. Koning Lodewijk Napoleon (1806-1810), grillig en onzeker in<br />
besl<strong>uit</strong>en en daden, besloot nl. in de eerste maand van zijn bewind alhier, zijn regeringszetel<br />
te vestigen in Amsterdam,<br />
„Stad der Koophandel in Europa . . . op alle Oceanen om haare zeevaard<br />
geëerd.”<br />
Het was 's Konings verlangen,<br />
„dat deze Hoofdstad meer en meer den rang en het aanzien verkrijge, welke<br />
haar toekomt,”<br />
zoals in zijn overwegingen over de verplaatsing was te lezen. Als een soort ouverture hierop<br />
gelastte een Koninklijk Besl<strong>uit</strong> van 7 Juli 1806 de overbrenging van alle in de Grote Zaal te<br />
Den Haag hangende <strong>trofeeën</strong> naar het toenmalige stadhuis van Amsterdam, het latere Paleis<br />
op de Dam.<br />
De stadsraad van Amsterdam werd door de Minister van Binnenlandse Zaken <strong>uit</strong>genodigd het<br />
transport te regelen, waarna de raad de artilleriemeester van de stad Amsterdam, de Overste<br />
Jonas Straatman, met de <strong>uit</strong>voering daarvan belastte.<br />
De Amsterdamse Courant juichte luid:<br />
„Waar ook betere plaats, waar de helden, welke de meeste dezer zegetekenen<br />
overwonnen hebben, in de graven rusten.”
Ongetwijfeld werden daarmede een aantal beroemde „Vlootvoogden” bedoeld, die in de Oude<br />
en Nieuwe Kerk lagen begraven. Gemakshalve werd vergeten, dat Prins Maurits en Maarten<br />
Harpertsz. Tromp in Delft en de Heer van Nassau-Ouwerkerk in de Westminster Abbey lagen<br />
begraven en dat de door De Ruyter veroverde <strong>trofeeën</strong> in die tijd in Hellevoetsluis hingen.<br />
Kort na dit besl<strong>uit</strong> werden alle <strong>trofeeën</strong> van de muren der Grote Zaal of Loterijzaal afgenomen<br />
en ingepakt. Op 31 juli 1805 in de vroege morgen vertrokken daarop twee wagens van de<br />
„Hollandse Veldtrein’’ met de opgerolde vaandels, de standaards en keteltrommen, elk met<br />
vier paarden bespannen en geëscorteerd door grenadiers van het 2e Regiment van Linie en<br />
een korps muzikanten.<br />
Tegen de avond werd Amsterdam bereikt en de wagens werden tot de volgende morgen op<br />
het vroegere Drilveld onder bewaking gesteld.<br />
Op 1 augustus d.a.v. werd van<strong>uit</strong> diverse punten in de stad een militaire optocht geformeerd,<br />
waarna met artilleriesalvo's en „volle krijgsmuziek” een commissie <strong>uit</strong> de Amsterdamse raad<br />
werd begroet.<br />
Een luisterrijke optocht - met ontrolde vaandels voor zover mogelijk - trok vervolgens door de<br />
stad. Matrozen en leerlingen van de Kweekschool voor de Zeevaart, met <strong>trofeeën</strong> van de<br />
expeditie Van Braam en veroverde Spaanse, Engelse en Franse zeevlaggen openden de stoet.<br />
Daarna volgden onderofficieren van de burgerwacht, de stedelijke „gesoldeerde Garde”, van<br />
de Grenadiers van het 2e Regiment van Linie, alsmede van de artillerie en cavalerie, die elk<br />
een vaandel droegen. Tenslotte voerden huzaren te paard <strong>drie</strong> stel pauken en vijf in de hand<br />
gehouden standaards mede.<br />
Met muziek en tromgeroffel werd onder grote belangstelling het stadhuis op de Dam bereikt.<br />
De in linie opgestelde korpsen, waarvoor de <strong>trofeeën</strong> waren geplant, werden geïnspecteerd<br />
door de voltallige stadsraad, waarna de Overste Straatman een forse „aanspraak” hield.<br />
Daar<strong>uit</strong> halen wij een enkele volzin.<br />
„De vernielende tand des tijds, die zelfs de marmeren praalgestichten der<br />
heilige aloudheid niet ontziet, heeft ook deze eervolle gedenkstukken van<br />
Neêrlands heldenmoed niet gespaard, maar zodanig geschonden dat de<br />
overblijfselen der meeste zeer gering en slechts sommige nog herkennelijk<br />
zijn.”<br />
Na beantwoording van deze rede werden de <strong>trofeeën</strong> naar de wapenkamer van het stadhuis<br />
overgebracht, waarna deze plechtigheid ten einde was.<br />
Men krijgt stellig de indruk, dat slechts een beperkt aantal vaandels kon worden ontrold; b.v.<br />
zeker die van de expeditie van Van Braam <strong>uit</strong> 1784 en één Russisch vaandel <strong>uit</strong> 1799. Deze<br />
indruk wordt bevestigd door een gravure van C. Boogerts (1745-1817), waarin van ontplooide<br />
vlaggen weinig is te zien. Het in de optocht meegevoerde gelegenheidsvaantje met het wapen<br />
van Amsterdam en de opdracht, luidende „Louis Napoleon, Koning von Holland, schenkt aan<br />
zijne hoofdstad Amsterdam deze zegetekenen door dappere Nederlanders op derzelver<br />
vijanden veroverd”, is nog aanwezig in het Rijksmuseum te Amsterdam.<br />
Afgezien van het feit, dat de <strong>trofeeën</strong> staatseigendom waren en Lodewijk Napoleon niet het<br />
recht had deze weg te schenken, zal men zich wel moeten afvragen hoeveel fragiele <strong>trofeeën</strong><br />
tijdens deze verplaatsing en ontplooiing zijn verloren gegaan, dan wel verder zijn verwoest.<br />
Nadat de stadsraad zich naar de Oude Zijds Voorburgwal had verplaatst, betrok de Koning<br />
van Holland zijn nieuwe Paleis op de Dam. De <strong>trofeeën</strong> bleven in het Paleis, hoewel men zou<br />
menen, dat de stad Amsterdam de eigenaresse was geworden. Aan de collectie werden zelfs<br />
een aantal scheepsvlaggen toegevoegd door toedoen van een volijverig paleisintendant, die<br />
<strong>trofeeën</strong> had „ontdekt” in Hellevoetsluis en Amsterdam.
Uit een inventaris van die tijd ontlenen wij, dat er omstreeks 1808 nog 266 vaandels en<br />
standaards (waaronder kale stokken meegerekend) en 9 stel pauken aanwezig waren, afgezien<br />
van de scheepsvlaggen. Vergeleken met de eerdergenoemde totalen stellen wij vast, dat er<br />
toen al minstens 100 vaandels en standaards waren verdwenen. Eveneens bleven de 3<br />
trompetten, afkomstig <strong>uit</strong> de Slag bij Nieuwpoort, spoorloos en ook de wellicht vergeten<br />
houten bordjes met aanduidingen <strong>uit</strong> de Grote Zaal te Den Haag.<br />
In datzelfde jaar 1808 werd de collectie naar de „grande salle du Palais” overgebracht, zoals<br />
men in deze tijd van tweetaligheid de „Grote Zaal" van het Paleis op de Dam ook noemde.<br />
Een gravure in een gids van Amsterdam <strong>uit</strong> de Franse tijd, gemaakt door Witsen Geysenbeek,<br />
wijst <strong>uit</strong> dat boven de ingang naar het Oosten van deze zaal en wel onder de grote klok, een<br />
beperkt aantal vlaggedoeken (schuin naar boven) was <strong>uit</strong>gehangen.<br />
Winst en verlies in de 19e eeuw<br />
De graveur E. Maaskamp beeldde in ± 1825 het interieur van deze zaal <strong>uit</strong>, waar<strong>uit</strong> wij<br />
kunnen zien, dat ook boven de ingang naar het Westen - ter weerszijden van de Atlasfiguur -<br />
vlaggen schuin naar boven hingen. Toen heette de „grande salle" allang „Groote Zaal",<br />
behorend tot het nu aan Koning Willem I toebehorende Paleis op de Dam. De stellen pauken<br />
waren toen al spoorloos verdwenen.<br />
Tijdens de regering van deze vorst (1813-1840) werd een aantal Indische vlaggen in deze zaal<br />
opgehangen, welke afkomstig waren <strong>uit</strong> de z.g. Java-oorlog (1825-1830) tegen Diepo Negoro<br />
en de expeditie van de Generaal De Kock tegen Palembang in 1821.<br />
Ook deze <strong>trofeeën</strong>, die bijzonder interessant zijn wat betreft hun religieuze karakter, zullen te<br />
zijner tijd apart worden beschreven.<br />
Koning Willem III (1849-1890) liet in het begin van zijn regering de twee <strong>Nederlandse</strong><br />
vlaggen, die boven de citadel van Antwerpen wapperden tijdens het beleg daarvan door de<br />
Fransen (1832), ophangen, respectievelijk aan de kroonlijst naar het Noorden van de<br />
Burgerzaal en tegenover de troon in de z.g. Troonzaal.<br />
Deze laatste was vroeger de z.g. Schepenkamer en ook daar waren de Trofeeën boven de<br />
ingang opgehangen. In het magazijn stond een glazen kast, die met rood fluweel bekleed en<br />
met goud was afgezet, waarin een aantal helemaal of vrijwel kale vlaggestokken waren<br />
opgeborgen, afkomstig van de collectie <strong>uit</strong> de „Grote Zaal" te Den Haag.<br />
De tand des tijds knaagde voort... Bij elke schoonmaak van de zalen of bij het heen en weer<br />
bewegen van de doeken door opstijgende warme lucht bij het gebruik van de kachels braken<br />
steeds nieuwe fragmenten van de ragfijne fragiele stof af. Grote naar omlaag gefladderde<br />
fragmenten werden door het personeel van het Paleis in een kistje bewaard. Maar hoeveel<br />
kleine delen zullen er niet zijn opgeveegd en in de vuilnisemmers gedaan?<br />
Elders in Europa was het niet anders; aan effectieve conservering dacht men toen nog niet,<br />
hoewel men hier als elders de <strong>trofeeën</strong>collecties wel degelijk als roemruchte overblijfselen<br />
van een vergane glorietijd bleef beschouwen.<br />
Op 4 april 1860 richtte de toenmalige „archivaris van de hoofdstad en van Noord-Holland”,<br />
Dr. P. Scheltema, een adres aan Koning Willem III, waarin hij voorstelde de verzameling<br />
<strong>trofeeën</strong> in het Paleis op de Dam te ordenen. Door deze te verenigen met veroverde<br />
dundoeken van elders wilde hij tevens een soort van <strong>trofeeën</strong>museum aldaar tot stand<br />
brengen. In antwoord hierop liet de Koning Dr. Scheltema <strong>uit</strong>nodigen, de herkomst van de<br />
<strong>trofeeën</strong> te onderzoeken; het museumplan kon echter geen doorgang vinden.<br />
De adjunct-intendant had toen reeds een toewijzing (= identificatie) en beschrijving der<br />
vlaggen gemaakt. Scheltema verklaarde zich met de toewijzing accoord. De collectie was in<br />
de Grote Zaal, de Troonzaal en het magazijn ondergebracht. De door de Archivaris zo
genoemde „Westerse” <strong>trofeeën</strong> waren grotendeels vergaan; de kleuren waren verschoten en<br />
veranderd. De „Oosterse” <strong>trofeeën</strong> daarentegen waren in een veel betere toestand.<br />
Dr. Scheltema telde - de vlaggestokken medegerekend - in totaal 188 „Westerse” vlaggen,<br />
waar<strong>uit</strong> hij 6 Engelse, 2 Portugese, 5 Franse, 2 Russische en 2 <strong>Nederlandse</strong> meende te<br />
herkennen. De rest zou van Spaanse afkomst zijn. De Engelse, Portugese en Spaanse<br />
scheepsvlaggen waren ongetwijfeld te herkennen aan de op het doek afgebeelde wapens,<br />
terwijl ook de twee Russische vaandels en de Citadel-vlaggen- overigens géén <strong>trofeeën</strong> - geen<br />
moeilijkheden opleverden. Vrij zeker heeft de Archivaris de restanten van 5<br />
Compagniesvlaggen van het Regiment Ramsdorf (zie pagina 22) <strong>uit</strong> de Spaanse<br />
Successieoorlog afkomstig, die gouden lelies op een veld van azuur vertoonden, als de z.i.<br />
enige 5 Franse vaandels kunnen herkennen. De grote massa's verschoten en vrijwel kleurloze<br />
fragmenten werden gemakshalve maar als „Spaans" betiteld. Dr. Scheltema heeft de prenten<br />
van Anna Beek of Woudenberg niet geraadpleegd; blijkbaar wist hij van het bestaan ervan<br />
zelfs niets af. Ook hij stelde het verdwijnen van de bij de <strong>trofeeën</strong> behorende Franse pauken<br />
en Spaanse trompetten vast.<br />
Van de „Oosterse” <strong>trofeeën</strong> stelde de archivaris het aantal op 75 vast. Vervolgens bracht hij<br />
een verbetering in de plaatsing aan ,,opdat zij door eenieder bij een bezoek te beter zouden<br />
kunnen in ogenschouw worden genomen”. De verdeling Oost-West werd strikt gehandhaafd,<br />
want boven de Westelijke ingang van de Grote Zaal van het Paleis werden 50 „Westerse” en<br />
boven de Oostelijke ingang 75 „Oosterse” vlaggen gehangen.<br />
Blijkens een litho <strong>uit</strong> die tijd door W. Hekking Jr. (1825-1904) vervaardigd, waren deze<br />
<strong>trofeeën</strong> met de stok schuin naar boven opgehangen, en het doek keurig gedrapeerd met<br />
opgenomen slippen, geheel in de stijl van een ouderwetse wapentrofee.<br />
In werkelijkheid had Dr. Scheltema de minst afgeknaagde exemplaren fraai links en rechts<br />
van de Atlas-figuur boven de Westelijke ingang laten <strong>uit</strong>hangen, maar door de hoogte konden<br />
zij nauwelijks „in ogenschouw" worden genomen. Een foto van ongeveer zestig jaar geleden<br />
geeft hiervan een beter beeld dan de opgesmukte litho van Hekking. De Oostelijke ingang<br />
daarentegen was met een groot aantal „Oosterse” <strong>trofeeën</strong> erboven veel beter van aanzien.<br />
De vlaggestokken met of zonder flarden en niet geschikt voor het <strong>uit</strong>steken werden (132 in<br />
getal) bij de zich reeds in de glazen kast bevindende vlaggestokken gevoegd. De kast werd<br />
daarna naast de troon in de Troonzaal geplaatst. De Citadel-vlaggen bleven - waarschijnlijk<br />
wegens hun grote afmetingen - hangen waar ze waren.<br />
In feite had Dr. Scheltema slechts het kaf - waartoe de meeste <strong>trofeeën</strong> in letterlijke zin reeds<br />
behoorden - van het koren pogen te scheiden. Van een verantwoord onderzoek of van enige<br />
poging tot conservering was geen sprake geweest.<br />
Ruim honderd jaar geleden waren er in het Paleis op de Dam dus nog 188 <strong>trofeeën</strong> <strong>uit</strong> Europa,<br />
inclusief een twaalftal scheepsvlaggen en 132 vaandels en standaards met of zonder<br />
fragmenten. Er konden aan leger<strong>trofeeën</strong> nog tussen de 40 en 50 vaandels en standaards in<br />
enigszins samenhangende staat worden getoond.<br />
Conserveringsmethoden rond 1900<br />
Door de steeds beter wordende methodiek van de historische en kunsthistorische<br />
wetenschappen in de tweede helft van de 19e eeuw en door de daarmee hand in hand gaande<br />
verheffing van het peil der musea - die hun vroeger karakter van vaak opgepropte<br />
rariteitenkabinetten en hofcollecties verloren en steeds meer wetenschappelijk geordende en<br />
beschreven collecties gingen vormen - kon het niet anders dan dat ook conservering- en<br />
restauratiemethoden nauwkeurig werden <strong>uit</strong>gewerkt.<br />
Het verlangen naar een vaak ál te romantisch voorgesteld verleden, temidden van een zich op<br />
industrie en techniek richtende en steeds materialistischer ingestelde gemeenschap, deed de
wens aanwakkeren, iets te kunnen aanschouwen van de voltooid verleden tijd en wel aan de<br />
hand van voorwerpen en documenten van kunst en geschiedenis. Wij signaleerden reeds als<br />
voorbeeld het plan van Dr. Scheltema om een <strong>trofeeën</strong>museum in te richten.<br />
Omstreeks 1900 paste men, om de vaandelcollectie te conserveren, in de legermusea te<br />
München, Berlijn en Wenen methodes toe, als het aanbrengen van een netwerk met<br />
knoopsteken over en door het doek heen, of het ondersteunen ervan door een ondergrond van<br />
zijdegaas met kleuraanpassing, dan wel het bevestigen van het doek op een fijn grijs filénet.<br />
Vaandelresten, die geen conservatiemethoden konden verdragen, werden bewaard in kasten of<br />
tussen glas. De nadelen waren echter groot en talrijk. Er werd nl. door vaak „gare" of reeds<br />
breekbare stof heengenaaid met dikwijls te hard en scherp garen, zodat er in nog sneller<br />
tempo fragmenten loslieten.<br />
Het bewaren tussen glas kon tot verstikking leiden, maar dat was het minst schadelijk, doordat<br />
het oude textiel in elk geval werd ondersteund en niet doorregen.<br />
Het eenvoudig ophangen in tule-omhulsel had als nadeel, dat er van kleur noch embleem iets<br />
zichtbaar was en het stof zich daartussen kon verzamelen. In de Dôme des Invaliden te Parijs,<br />
evenals in Bern, vond deze methode met oude vaandels veel toepassing.<br />
„Thus wrapped up like nuns one can hardly distinguish anything of these poor<br />
flags . . .”<br />
meende in 1948 een deskundige <strong>uit</strong> Zuid-Afrika (en wel R. Gerard).<br />
Ondanks de vele bezwaren bleef niettemin de samenhang van de vaandeldoeken bewaard en<br />
waren de hiervoor geschetste methoden niet te vergelijken met b.v. het kleven van de doeken<br />
op een ondergrond van textiel of hout met meubelmakerslijm en arabische gom, zodat door<br />
eerkorreling en zuurinwerking veel vaandels zijn vernield, zoals vóór 1896 in Praag of<br />
Berlijn.<br />
In 1919 deelde de toenmalige directeur van het Nederlands Museum voor Geschiedenis en<br />
Kunst, de heer M. van Nollen, aan de directeur van het Nederlandsche <strong>Legermuseum</strong>, de<br />
Kolonel F. A. Hoefer, mede dat z.i. de beste methode voor conservatie van oude vaandels<br />
was, het bewaren tussen glas en tule omhulsels. De tussen glasplaten geklemde doeken<br />
moesten in een stevige houten lijst worden gevat.<br />
In het <strong>Legermuseum</strong> te Doorwerth werden daarop vrijwel alle aanwezige vaandels -<br />
grotendeels <strong>Nederlandse</strong> <strong>uit</strong> de 19e eeuw - tussen glasplaten gelegd en in houten lijsten gevat.<br />
Daarna werden ze opgehangen. Toepassing daarvan in het Paleis op de Dam bleek echter niet<br />
mogelijk door de grootte van een deel der <strong>trofeeën</strong>.<br />
1929-1930: Actie Generaal Hoefer<br />
Tien jaar later, in februari 1929, bracht Kolonel Hoefer (1850-1938) een bezoek aan het<br />
Koninklijk Paleis te Amsterdam. Juist op dat tijdstip waren de <strong>trofeeën</strong> <strong>uit</strong> de Grote Zaal<br />
verwijderd, omdat de wanden werden gerestaureerd. De collectie was daarom voorlopig over<br />
verschillende lokalen verspreid.<br />
Kolonel Hoefer was diep ontsteld over de toestand en de vermeende verwaarlozing van de<br />
<strong>trofeeën</strong>. In de periode van maart 1929 tot juni 1931 richtte hij niet minder dan 6 verzoeken<br />
aan Koningin Wilhelmina om toestemming te krijgen de <strong>trofeeën</strong> naar het <strong>Legermuseum</strong> te<br />
Doorwerth over te brengen, alwaar zij - onder glas geplaatst - door veel mensen konden<br />
worden gezien. Zijn verzoeken, gesteld in vaak rhetorische volzinnen die ons thans<br />
overdreven voorkomen, getuigden niettemin van de grote ijver van een reeds hoogbejaard<br />
man voor het redden van tastbare herinneringen <strong>uit</strong> vervlogen eeuwen, die z.i. door anderen<br />
schromelijk werden verwaarloosd.
Hoewel Kolonel Hoefer de steun had van de Minister van Defensie, wilde Koningin<br />
Wilhelmina de <strong>trofeeën</strong> in het Paleis te Amsterdam laten ter opluistering van dit gebouw, daar<br />
deze Haars inziens juist dáár onder ogen kwamen van hen, voor wie de <strong>trofeeën</strong> „van het<br />
meeste belang” waren. Deze mening werd eveneens voorgestaan door het Hoofd van de<br />
Rijksgebouwendienst J. C. E. Baron van Lynden, alsmede de Commissie tot Onderzoek van<br />
het Koninklijk Paleis. Volgens hen schaadden de <strong>trofeeën</strong> het aanzien van de „Grote<br />
Burgerzaal” geenszins, maar zij verlevendigden veeleer de actuele betekenis.<br />
Men bleef van die zijde afwijzend staan tegenover de argumenten van Kolonel Hoefer, dat<br />
plaatsing onder glas de fragiele resten kon redden van de ondergang. Hoefer kreeg evenmin<br />
werkelijke steun van hem, die een bemiddeling in gunstige zin had kunnen bewerkstelligen,<br />
nl. van de Minister van Financiën, i.c. Jhr. De Geer In elk geval heeft de actie van Hoefer één<br />
tastbaar en voor ons gelukkig resultaat gehad, nl. dat ná de voltooiing van de restauratie van<br />
de Grote Zaal de Trofeeën in tulen omhulsels werden genaaid en horizontaal <strong>uit</strong>gehangen.<br />
Loshangende fragenten werden afgeknipt of bijgewerkt. Elk exemplaar werd vervolgens op<br />
een naturel-kleurige linnen hoes genaaid, die om een stok sloot. Tevens werden de meeste<br />
originele stokken vervangen door zwartgeschilderde exemplaren, welke waren voorzien van<br />
kleine ronde knoppen. Ook dit kon echter geen genade vinden in de ogen van Kolonel Hoefer,<br />
temeer daar in de inventaris van het Paleis de <strong>trofeeën</strong> „tegelijk met handdoeken en<br />
poetsdoeken werden opgesomd”.<br />
In werkelijkheid heeft de toenmalige Intendant van het Paleis, Jhr. F. L. Six, de <strong>trofeeën</strong><br />
beslist niet als poetsdoeken beschouwd, wat Kolonel Hoefer min of meer insinueerde. De<br />
waarheid gebiedt ons tevens melding te maken van het feit, dat voor het conserveren van de<br />
<strong>trofeeën</strong> tussen glas, zoals Kolonel Hoefer wilde, op het <strong>Legermuseum</strong> te Doorwerth<br />
eenvoudig geen plaats was. Hij wilde daartoe vijf zalen, waarin in die tijd het Museum der<br />
Orde der Johannieters was gevestigd, bestemmen. Maar dit wenste deze orde beslist niet. Een<br />
en ander werd door Kolonel Hoefer verzwegen in zijn vaak „geladen” brieven en in zijn<br />
telkens - vaakt terecht - ge<strong>uit</strong>e klachten in de Jaarverslagen van het <strong>Legermuseum</strong>, gedurende<br />
de gehele periode van 1929-1937.<br />
Zonder zijn wens in vervulling te zien gaan, stierf Hoefer op 7 oktober 1938. Dat men echter<br />
niet doof was voor zijn klachten, bewees de betere verzorging der <strong>trofeeën</strong> in Amsterdam.<br />
Zo droeg deze eminente man er dan toch toe bij, dat <strong>uit</strong> de later beter bewaarde resten nog een<br />
30-tal <strong>trofeeën</strong> zijn of worden gerestaureerd.<br />
1938-1939: Zoeken en tasten<br />
Op het einde van dat jaar 1938 schreef de Minister van Oorlog aan de Generaal C. J. Snijders,<br />
lid van het Bestuur van het Nederlands <strong>Legermuseum</strong>, dat door de aanleg van een centrale<br />
verwarming in het Paleis op de Dam, gevaar voor verdere beschadiging der opgehangen<br />
<strong>trofeeën</strong> dreigde. Als deze verwarming nl. in werking werd gesteld, ontstonden er<br />
luchtstromingen, die de fragiele doeken heen en weer deden bewegen. De <strong>trofeeën</strong> werden in<br />
maart 1939, op last van Koningin Wilhelmina, vóór het bezoek van de Belgische Koning <strong>uit</strong><br />
de Grote Zaal verwijderd en elders opgeborgen.<br />
Dr. J. W. Wijn, Generaal R. Baron van Panthaleon van Eck en S. J. Graaf van Limburg<br />
Stirum, allen Bestuursleden van het <strong>Legermuseum</strong>, stelden daarop een onderzoek in naar<br />
methoden van conservering en naar de financiële gevolgen, die een eventuele overbrenging<br />
zou meebrengen; tevens was de conditie van de <strong>trofeeën</strong> van groot belang. Ditmaal leek de<br />
kans op succes groter, aangezien de Koningin nu zelf graag zag, dat de <strong>trofeeën</strong> naar<br />
Doorwerth zouden worden overgebracht „en het zeer zoude betreuren, indien zij elders dan te<br />
Doorwerth zouden worden bewaard,” naar de Minister van Financiën mededeelde.
De Minister nam aan, dat de scheepsvlaggen niet in Doorwerth zouden worden bewaard. Het<br />
Bestuur liet zich zijnerzijds optimistisch <strong>uit</strong> over de plaatsruimte en wenste, dat niettemin álle<br />
<strong>trofeeën</strong> in de Doorwerth zouden worden onderzocht. Op 20 Juni 1939 werd door twee<br />
bestuursleden een bezoek aan het Paleis op de Dam gebracht, waar Jhr. Sickinghe de<br />
voorlopig op een metalen rek liggende vlaggen liet zien. Volgens hun bevindingen waren daar<br />
de twee grote Citadelvlaggen, 124 kleinere vlaggen van één tot vier meter lang, een tweetal<br />
kistjes met vaandelfragmenten, een 30-tal oude vlaggestokken met enkele flarden en vier<br />
lanciers-lansen, waaraan vroeger Spaanse „vlaggen" waren bevestigd. Hiertussen waren nog<br />
een 10-tal Marinevlaggen en zeker 90 Indische vlaggen. Een nauwkeuriger analyse was<br />
<strong>uit</strong>eraard niet te verwachten.<br />
Evenwel werd een in het leven geroepen werkcommissie door de Ministerraad gezwind<br />
opgeheven, terwijl het Bestuur meende, dat het Hoofd van de Rijksgebouwendienst niet<br />
bepaald wenste mede te werken aan een snelle beslissing. Het kon zelf evenmin besl<strong>uit</strong>en over<br />
de beste methode van conservering.<br />
De doeken konden nl. in zijden netten worden geplaatst (zoals in het <strong>Legermuseum</strong> te Parijs)<br />
maar ook in cellophaan verpakt, zoals de vlaggen in het Prinsenhof te Delft. Ook konden de<br />
<strong>trofeeën</strong> in het zeer doorzichtige triacel worden geplaatst, terwijl het Laboratorium der<br />
Artillerie-inrichtingen aan de Hembrug wees op het sterke vocht- en luchtdichte Amerikaanse<br />
plio-film, dat met een lauwwarm strijkijzer op het textiel kon worden geplakt.<br />
Terwijl het Bestuur zich nog beraadde over plaats, financiën en conserveringsmethoden,<br />
kwam de mobilisatie in augustus 1939 alle activiteiten verstoren. Afgezien van de<br />
verwoesting van het Kasteel Doorwerth in 1944, mag men niet betreuren dat het in 1939 niet<br />
tot overbrenging en conservering van de <strong>trofeeën</strong> is gekomen. Deze waren op dat moment<br />
naar omstandigheden veilig opgeborgen. Kennis van en ervaring met conserveringsmethoden<br />
had men in ons land niet, terwijl op de Doorwerth voor alle <strong>trofeeën</strong> beslist geen plaats was.<br />
Deze tweede poging tot overbrenging evenwel had evenmin tot resultaten geleid. Aarzeling<br />
enerzijds de <strong>trofeeën</strong> <strong>uit</strong> handen te geven, te hoge verwachtingen anderzijds door onkunde en<br />
optimisme. De tijd leek nog niet rijp te zijn voor een definitieve oplossing.<br />
1943-1948: Dood spoor<br />
In de daarop volgende bezettingstijd vond de Intendant der Koninklijke Paleizen, Jhr. Ir. P. F.<br />
O. R. Sickinghe, gelegenheid om zich in de dossiers aangaande de <strong>trofeeën</strong>kwestie te<br />
verdiepen. Voor de toekomst zou dit van betekenis blijken te zijn. Zijnerzijds kwam de<br />
toenmalige directeur van het <strong>Legermuseum</strong>, de Kolonel M. C. van Houten, na een bezoek aan<br />
het Paleis op de Dam in het najaar van 1943 tot de vaststelling, dat „in de gegeven<br />
omstandigheden de vlaggen niet beter konden worden verzorgd dan thans het geval is . . .”<br />
Jhr. Sickinghe verzocht de kwestie tot een later tijdstip te willen laten rusten, „aangezien ik<br />
van H.M. de Koningin nooit de opdracht daadwerkelijk heb ontvangen de vlaggen af te<br />
geven.” Hij vertrouwde erop, dat de Kolonel van Houten dit standpunt zou billijken, hetgeen<br />
deze <strong>uit</strong>eraard deed.<br />
Terwijl in de eerste jaren na de oorlog de directie van het inmiddels te Leiden gevestigde<br />
<strong>Legermuseum</strong> alle handen vol had om met heel weinig personeel en middelen de zwaar<br />
gehavende collecties te ordenen en te herstellen, nam de Minister van Onderwijs P. Gielen in<br />
februari 1948 - in opdracht van Koningin Wilhelmina - de <strong>trofeeën</strong>kwestie op met de<br />
Voorlopige Monumentenraad. Zijn gedachte was om telkens een zestal <strong>trofeeën</strong> over te<br />
brengen naar het Rijksmuseum te Amsterdam en het <strong>Legermuseum</strong> te Leiden en de rest naar<br />
de Ridderzaal in Den Haag terug te brengen. Dit idee werd door de Rijkscommissie voor de<br />
Monumentenzorg toegejuicht.
Wilde men in gedachten terug naar de aanblik van die zaal in de tijd van Van Deelen en de<br />
Grote Vergadering in 1651? Een kleine inspectie van de toestand der <strong>trofeeën</strong> zou elke illusie<br />
dienaangaande snel hebben weggenomen.<br />
1948: Dageraad<br />
Inmiddels begon wijlen Dr. R. van Luttervelt, Conservator van het Rijksmuseum, de collectie<br />
in het Paleis op de Dam te inventariseren. In betrekkelijk korte tijd was hij daarmede klaar.<br />
Hij leverde een knap stukje werk, wetenschappelijk van goed gehalte, waardoor een stevige<br />
grondslag voor latere onderzoekingen werd gelegd.<br />
Dr. Van Luttervelt stelde 56 Franse en Spaanse vlaggen vast, 72 Indische vlaggen en 35<br />
stokken met enige flarden. Engelse scheepsvlaggen trof hij niet meer aan. Tevens<br />
constateerde hij, dat het aantal vlaggen sinds Scheltema's bemoeienis in 1860 opnieuw sterk<br />
was verminderd. Hij stelde voor, dat het Rijksmuseum eerst en daarna het <strong>Legermuseum</strong><br />
vervolgens een keuze zouden maken, waarna de rest naar de Ridderzaal zou worden<br />
teruggebracht. Dit zou z.i. zelfs aanleiding kunnen zijn alle b<strong>uit</strong>en gebruik gestelde militaire<br />
vlaggen en vaandels naar dezelfde zaal over te brengen.<br />
Dr. Van Luttervelt redeneerde dus in de trans van de Minister en van Monumentenzorg; het<br />
plan voor een <strong>trofeeën</strong>museum van Scheltema zou in de Ridderzaal herleven. Praktische<br />
bezwaren inzake conservering en restauratie werden minder in het oog gehouden. De Kolonel<br />
van Houten wees hier echter wél op, waarbij hij zich tevens verzette tegen suggesties in de<br />
trant van „sur vous, sans vous”.<br />
Met een beroep op <strong>uit</strong>latingen van de Koningin zelf in januari en maart 1939 toonde hij aan,<br />
dat het <strong>Legermuseum</strong> de eerste keuze toekwam.<br />
Ook deze keer kwam het niet tot een verdeling en overbrenging. De <strong>uit</strong>eindelijke beslissing<br />
was in de commissies en belanghebbenden vastgelopen. Het enige winstpunt was de<br />
opstelling van een wetenschappelijke inventaris en documentatie van de <strong>trofeeën</strong>.<br />
1954-1957: Resultaten en teleurstellingen<br />
In de eerste helft van het vorige decennium had men op het Laboratorium van Mechanische<br />
Technologie (Afdeling Vezelonderzoek) te Delft proeven genomen met<br />
conserveringsmiddelen voor oude textiel. Daar<strong>uit</strong> was een chemische methode ontwikkeld,<br />
die bruikbaar scheen te zijn. De „Shell” had deze kostbare experimenten gefinancierd, welke<br />
in 1954 en 1956 werden gepubliceerd. De hoofdzaken van deze methode bestonden <strong>uit</strong> het<br />
wassen van de breekbare textilia, vervolgens het impregneren van de stof door middel van<br />
doorzichtige, langzaam drogende plastische kleefstoffen, die bestand zijn tegen zuurstof en<br />
ultra-violette straling, zonder dat het weefsel zelf wordt aangetast en tenslotte het plakken op<br />
kunstglas, dan wel op daartoe geprepareerde textilia of soepele kunstvezelstof.<br />
Daardoor was men in staat om oude vaandeldoeken aan één dan wel aan twee kanten te tonen.<br />
Niet alleen kon men conserveren, maar ook restaureren door bijschildering van de<br />
ontbrekende delen op de - naar de oorspronkelijke grootte van het doek afgemeten - steunende<br />
ondergrond. Zodoende werd het bewaarde gedeelte zichtbaar, maar men kon zich tevens een<br />
idee vormen van de oorspronkelijke eenheid; vooropgesteld, dat men over een zodanige<br />
documentatie beschikte, dat deze restauratie is verantwoord.<br />
Met kennis van zaken had de toenmalige directeur van het <strong>Legermuseum</strong>, de Kolonel C. A.<br />
Hartmans, deze experimenten van nabij gevolgd en besproken met Prof. Dr. Ir. J. W. H.<br />
Uytenbogaert en mej. Dr. J. E. Leene, beiden bij <strong>uit</strong>stek deskundig in deze materie. Daarna,<br />
het was inmiddels september 1957, schreef hij hierover naar de Rijksinspecteur van Roerende<br />
Monumenten, D. F. Lunsingh Scheurleer, waarbij hij de gedachte naar voren bracht, dat - daar
de <strong>trofeeën</strong> in het Paleis op de Dam staatseigendom waren - de Staat ook de kosten van het<br />
conserveren op zich zou moeten nemen. Ook Kolonel Hartmans toonde zich voorstander van<br />
een billijke verdeling van de vaandels, maar legde er de nadruk op, dat het <strong>Legermuseum</strong> de<br />
eerste keuze zou hebben, omdat voordien was toegezegd dat het <strong>Legermuseum</strong> destijds alle<br />
vaandels zou krijgen. Dit laatste was evenwel gebaseerd op schriftelijke mededelingen van<br />
hoge autoriteiten, op last van Koningin Wilhelmina gedaan, waarbij men ervan <strong>uit</strong> was<br />
gegaan, dat de <strong>trofeeën</strong> het bezit waren van de Kroon.<br />
De Rijksinspecteur wees er echter op, dat de proefnemingen in Delft nog steeds in een<br />
experimenteel stadium verkeerden en dat het Laboratorium aldaar niet als restauratie-atelier<br />
was bedoeld. Tevens leek het ogenblik financieel ongunstig. Daarom vond hij het beter nog<br />
enige jaren met de restauratie te wachten.<br />
Kolonel Hartmans was teleurgesteld, daar hij de indruk had gekregen, dat er binnen korte tijd<br />
zeker geen betere methode zou worden gevonden. De toekomst zou hem in dit opzicht gelijk<br />
geven; wel zijn nu - 10 jaar later - de gebruikte emulsies en kunstharsen in samenstelling<br />
veranderd, maar de hoofdzaken van deze plaktechniek bleven dezelfde. Toch bleken de<br />
bezwaren van de Rijksinspecteur steekhoudend, daar men in Delft geen <strong>uit</strong>rusting, noch tijd<br />
had een groot aantal <strong>trofeeën</strong> ingrijpend te behandelen, terwijl op dat tijdstip<br />
bestedingsbeperkingen aan de orde van de dag waren als gevolg van een recessie op<br />
economisch gebied.<br />
1959-1960: Actie Smits, onverwachte wending<br />
Onverwachts en juist op tijd kwam echter een paar jaren later de oplossing. De toenmalige<br />
Hoofdcommies van het Departement van Defensie, de heer F. J. H. Th. Smits, had zich in het<br />
najaar van 1959 verdiept in oude Jaarverslagen van het <strong>Legermuseum</strong>, waarbij hij werd<br />
getroffen door de telkens herhaalde ontboezemingen van Generaal Hoefer over de vermeende<br />
verwaarlozing van de <strong>trofeeën</strong> te Amsterdam. Met de herinnering daaraan nog vers in het<br />
geheugen, vernam hij in oktober 1959 toevallig, dat deze <strong>trofeeën</strong> gedurende de verbouwing<br />
van het Paleis op de Dam in opgerolde toestand zouden worden opgelegd in een<br />
chocoladefabriek te Weesp. De <strong>trofeeën</strong> in kwestie lagen toen reeds sedert het voorjaar van<br />
1938 in deze toestand op een speciaal daarvoor gemaakt rek in het magazijn van het Paleis en<br />
waren daar in 1939 door o.a. Dr. J. W. Wijn en in 1943 door Kolonel van Houten in<br />
ogenschouw genomen.<br />
Nadat de heer Smits de inventaris van Dr. van Luttervelt had bestudeerd, vatte hij het plan op<br />
om voorlopig geheel onofficieel en via andere kanalen eraan mede te werken de collectie in<br />
beheer van het <strong>Legermuseum</strong> te stellen. Zowel de Intendant der Koninklijke Paleizen, Jhr.<br />
Sickinghe, als de Raadadviseur ín Algemene Dienst bij het Departement van Defensie, de<br />
heer P. Dregmans, zegden alle medewerking toe.<br />
Op 23 oktober 1959 bracht de heer Smits een bezoek aan het Paleis, waarbij hij van de<br />
collectie de indruk kreeg van „een stoffig en kleurloos geheel, opgeborgen op een metalen rek<br />
van buisijzer." De in tule gevatte doeken lagen opgerold op het rek en waar nodig waren deze<br />
hoezen in de afgelopen jaren vernieuwd of hersteld. Behalve de kast met vlaggestokken, zag<br />
de heer Smits ook nog een met fluweel beklede kist, die geheel was gevuld met snippers en<br />
grotere stukken van onbekende vaandeldoeken. Eveneens herkende de heer Smits een <strong>drie</strong>tal<br />
<strong>trofeeën</strong> als paukenschorten.<br />
Over zijn bevindingen richtte hij op 2 november 1959 een <strong>uit</strong>voerige nota aan de<br />
Staatssecretaris van Defensie, de Generaal M. R. H. Calmeyer, waarin de heer Smits met klem<br />
adviseerde om stappen te ondernemen, die tot overbrenging naar een stofvrije ruimte in het<br />
<strong>Legermuseum</strong> zouden leiden. Dit als eerste stap tot de <strong>uit</strong>eindelijke restauratie.
Na een persoonlijk onderhoud van de heer Smits met de Staatssecretaris werd deze laatste<br />
kort daarop in audiëntie bij H.M. Koningin Juliana ontvangen. Nadat de Generaal de stand<br />
van zaken had <strong>uit</strong>eengezet, stond de Koningin zonder enige voorwaarden de <strong>trofeeën</strong> af.<br />
Op 16 februari 1960 werden, nadat Jhr. Sickinghe een kort overzicht van de geschiedenis der<br />
vaandelkwestíe had gegeven, de <strong>trofeeën</strong> door hem aan de directeur van het <strong>Legermuseum</strong>,<br />
Kolonel Hartmans, overgedragen. In totaal 128 vaandels en vlaggen, 4 paukenschorten, 2<br />
grote Citadel-vlaggen, een kistje met fragmenten en een collectie ongetelde restanten, werden<br />
voorlopig naar een sousterrain van het Departement van Defensie te Den Haag vervoerd, daar<br />
de zolders van het <strong>Legermuseum</strong> te Leiden nog te vochtig waren voor bewaring.<br />
Terugblikkend op de lange periode, sinds Generaal Hoefer in 1929 met zijn actie begon, tot<br />
aan de <strong>uit</strong>eindelijke overdracht in 1960 stellen wij vast dat de tijd nu geheel rijp was voor de<br />
restauratie van een serie tijdsdocumenten <strong>uit</strong> de <strong>Nederlandse</strong> krijgsgeschiedenis, die - hoe<br />
vreemd het ook moge lijken - na dit lange en vaak teleurstellende relaas over de<br />
<strong>trofeeën</strong>kwestie, in hun soort hun weerga slechts in Stockholm of Madrid zullen vinden.<br />
1960-1966: Tastbare resultaten en toekomstplannen<br />
Medio Februari 1960 begon onder voorzitterschap van Kolonel Hartmans een werkcommissie<br />
- waarin zitting hadden de heer J. B. Kist, voormalig hoofd van de IIIe afdeling, mej. Dr.<br />
Leene en de heer Smits - met een onderzoek naar de toestand van de <strong>trofeeën</strong> en naar de<br />
mogelijkheden om de restauratie in een regelmatig tempo te doen <strong>uit</strong>voeren. Het bleek, dat de<br />
aftakeling van de vaandels erger was dan men had verondersteld; zelfs de door Dr. van<br />
Luttervelt als „zeer goed" ge kenschetste exemplaren waren niet zonder meer voor expositie<br />
geschikt. Contacten met de Textilschule te Krefeld, werden na het aftreden van Kolonel<br />
Hartmans als directeur van het <strong>Legermuseum</strong> afgebroken. Men richtte daarna het oog op de<br />
Werkplaats van de Stichting voor Restauratie van Antieke Textiel te Haarlem.<br />
Onder leiding van mej. Dr. J. E. Leene en Ir. J. Lodewijks was men in Delft inmiddels<br />
begonnen met de restauratie van een klein aantal daartoe <strong>uit</strong>gezochte <strong>trofeeën</strong>, waaronder een<br />
Spaans r<strong>uit</strong>ervaan, een Russisch vaandel en een paar paukenschorten. De daarbij ontwikkelde<br />
en toegepaste werkwijze werd daarna door eerdergenoemde werkplaats overgenomen.<br />
Alvorens echter een aantal <strong>trofeeën</strong> daarheen konden worden overgebracht doken mej. Ir. J.<br />
Diehl van bovengenoemde Stichting en de heer Kist letterlijk „in het stof der eeuwen”, bij hun<br />
voorafgaand onderzoek naar de hoedanigheid, vorm, motief en maten van de <strong>trofeeën</strong>. Dit<br />
moeizame werk werd in de eerste maanden van 1961 voltooid, waarna de heer Kist een zeer<br />
bruikbare werkcatalogus samenstelde, waarin hij de beschrijvingen van Dr. van Luttervelt<br />
geheel herzag.<br />
Sindsdien zijn tot op heden tientallen <strong>trofeeën</strong> in Haarlem gerestaureerd, waarvan alle<br />
exemplaren - afkomstig <strong>uit</strong> de Spaanse Successie-oorlog - voorlopig zijn opgehangen in twee<br />
zalen van het z.g. „Oude Gebouw” van het <strong>Legermuseum</strong>, d.w.z. het oorspronkelijke<br />
„Pesthuys” te Leiden. Zowel in dit als in het volgende jaar zullen ook Indische <strong>trofeeën</strong> aan<br />
het publiek worden getoond, en wel ná de (momenteel aan de gang zijnde) herinrichting van<br />
<strong>drie</strong> zalen, gewijd aan onze koloniale militaire geschiedenis.<br />
De nog niet gerestaureerde exemplaren werden, nadat ook in het „Oude Gebouw” centrale<br />
verwarming was aangelegd, van Den Haag naar de depots in Leiden overgebracht, waar zij op<br />
hun <strong>uit</strong>eindelijke restauratie wachten. Deze zal over enkele jaren kunnen zijn voltooid.<br />
In de nabije toekomst, wanneer na de restauratie - ook hier - van het voormalige Pesthuys<br />
enige grote zalen zullen worden gewijd aan twee hoofdperioden van de <strong>Nederlandse</strong><br />
krijgsgeschiedenis - nl. de 80-jarige Oorlog en de Spaanse Successie-oorlog - zullen de<br />
<strong>trofeeën</strong> <strong>uit</strong> die tijden een waardige plaats innemen, waardoor zij als documenten en stille
getuigen betekenis zullen krijgen voor het nageslacht, levend in een maatschappij, waarvan de<br />
grondslagen ook in die periode van „bloed, zweet en tranen' zijn gelegd en verstevigd.<br />
Bronnen en Literatuur<br />
Afbeeldingen<br />
A. Verzamelingen<br />
Atlas van Stolk<br />
In de verzameling ,,Atlas van Stolk” bevindt zich een ingebonden collectie historieprenten, in 1613<br />
verzameld door de Delftse brouwer en burgemeester W. L. van Kittensteyn, en getiteld: Spieghel ofte<br />
Afbeeldinge der Nederlandtsche geschiedenissen etc., waer in vertoont worden de beginselen der<br />
Nederlandsche ende Franche troublen, innemingen ende belegeringen van steden ende fortressen,<br />
aflesinge van pardoenen, veltslagen ende Schermutselingen ende Oorlogen ter zee etc. tot het<br />
besluyten van het bestant etc.” Deze prenten, grotendeels copieën van door F. Hogenberg vervaardigde<br />
gravures voor her werk van M. Aitsinger: De Leone Belgico etc. <strong>uit</strong> 1583/1605 en voor W. Baudartius<br />
van Deijnse: „Afbeeldinghe ende beschrijvinghe <strong>uit</strong> 1616”, zijn evenals de hieronder te bespreken<br />
gravure van Dolendo ingekleurd. Op welk tijdstip dat gebeurde, is niet meer na te gaan; in elk geval is<br />
de twijfel van J. P. W. A. Smit t.a.p. pagina 45 v. aangaande de betrouwbaarheid van afbeeldingen en<br />
kleuren volkomen gerechtvaardigd. De voor ons doel gebruikte afbeeldingen van Hogenberg zijn<br />
elders vermeld. Wat de aangebrachte kleuren betreft, de variatie ervan is vrij groot, doch stereotiep.<br />
Rood en geel ger<strong>uit</strong>e, blauw en geel geschaakte en blauw en wit gebaande vaandels met rode St.<br />
An<strong>drie</strong>skruisen wisselen af met exemplaren, voorzien van blauwe en witte velden, waarop soms<br />
gouden en blauwe kruisen. Ook komen vaandels met rode velden en blauwe zwaarden voor. De reeds<br />
besproken vaandeltrofee van Nieuwpoort op fol, 449 (Baudartius fol. 734) toont het m<strong>uit</strong>ersvaandel in<br />
purper met gouden Madonna en blauwe r<strong>uit</strong>ervanen, met eveneens gouden Madonna en dito skelet,<br />
terwijl rechts van het m<strong>uit</strong>ersvaandel een trofee blauw en wit gevlamde kwartieren en goud ger<strong>uit</strong>e<br />
zomen vertoont.<br />
Nr.986 Gekleurde gravure door B. Dolendo (± 1571 tot na 1629) voorstellende de Slag bij<br />
Turnhout in 1597. Rondom de van randschriften voorziene ovale lijst, welke de<br />
eigenlijke voorstelling bevat, zijn gekleurde <strong>trofeeën</strong> weergegeven.<br />
In de linker bovenhoek zijn o.a. een rood en geel ger<strong>uit</strong> en een wit en blauw gebaand<br />
vaandel afgebeeld, waarvan het laatste behalve het rode St. An<strong>drie</strong>skruis ook een rode<br />
kwast aan de spits draagt, Een r<strong>uit</strong>ervaan met groen veld, waarin een in rood geklede<br />
Madonna in zilveren andorla en welk vaan is voorzien van een gouden kwast beneden<br />
en dito franje rondom, siert de rechterbovenhoek, waarin tevens een vaandel met rode<br />
schubben op wit veld is te zien.<br />
De rechterbenedenhoek toont twee vaandels, geschaakt in respectievelijk rood en wit<br />
en rood en geel, waarvan het laatste een geel St. An<strong>drie</strong>skruis draagt, Een eveneens<br />
rood en geel geschaakt vaandel met een wit St. An<strong>drie</strong>skruis komt in de<br />
linkerbenedenhoek voor. Daar is ook een vaandel met rood kruis op wit veld afgebeeld<br />
met in de rechterbovenhoek een in rood geklede Madonna in gouden andorla.<br />
De niet gedetailleerde vlaggen vertonen de kleuren purper, goud, rood en blauw.<br />
Opvallend is her grote aantal gescheurde en gerafelde vlaggen, zoals in de gravure is<br />
afgebeeld. Evenals bij de gravures van de collectie Van Kittensteyn past ook hier<br />
twijfel aan de juistheid van de kleuren en afbeeldingen.<br />
Nr.984 Slag bij Turnhout in 1597. Gravure door J. de Geyn (1565-1629).<br />
Nr.1084 Slag bij Nieuwpoort in 1600. Gravure <strong>uit</strong> 1602 door Floris Balthasar (± 15621616)<br />
Nr.1091 Slag bij Nieuwpoort. Gravure door Hogenberg (?) <strong>uit</strong> ± 1600. Zie ook collectie Van<br />
Kittensteyn.
Nr.1197 Zeeslag bij Gibraltar in 1607. Anonyme gravure.<br />
Nr.1657 Verovering Hondurasvaarders in 1628. Gravure door D. van Bremden (± 1587 tot ná<br />
1663).<br />
Nr. 1660 Verovering Zilvervloot in 1628, Gravure waarschijnlijk door I. Hondius (Geb. 1593,<br />
Best, vóór 1633).<br />
Nr. 1828 Zeeslag bij Duins in 1639. Gravure waarschijnlijk door C. H. J. Visscher (16291658).<br />
Afdeling Historische Personen:<br />
Prins Maurits in 1619. Gravure door W. J. Delff (1580-1638).<br />
Topografische Atlas Gemeente-archief Amsterdam<br />
F. M. Hist. 5681:<br />
Overbrenging <strong>trofeeën</strong> naar Amsterdam in 1806, gravure door C. Bogerts (17451817).<br />
K. O. G. Atlas van Eck W 4-114:<br />
Idem sepia door E. S. Witkamp (1854-1897).<br />
Nr.16008 Intérieur Grand Salon du Paleis Royal in ± 1810, gravure is anoniem.<br />
Nr.16027 Burgerzaal Koninklijk Paleis naar het W. in ± 1825, gravure is anoniem.<br />
Nr.16086 Idem in ± 1860. Litho door W. Hekking jr. (1825-1904).<br />
---- Idem vóór 1929, fotografie.<br />
A.2650 Idem ná 1929, foto Arthur Klitzsch, Den Haag.<br />
A. 2651 Idem naar her Oosten ná 1929, foto Klitzsch.<br />
---- Idem naar her Westen ná 1929, foto Klitzsch.<br />
14142 Idem W. ingang van opzij ná 1929, foto Klitzsch.<br />
Gemeente-Archief Den Haag<br />
Prenten Binnenhof nr. 3, Interieur Ridderzaal in 1768. Tekening H. Pothoven (1728-<br />
1793).<br />
Prentenkabinet R.U. Leiden<br />
M 413 (108) serie 5 nr. 8. Intocht Alva in Brussel in 1567, gravure is anoniem.<br />
Kon. Bibliotheek Brussel<br />
Ms. 15662, Serie van 55 gekleurde tekeningen van r<strong>uit</strong>ers en vaandrigs met vaandels<br />
<strong>uit</strong> Mechelse Garnizoenen - periode 1577-1583, waarschijnlijk door Cornelis de<br />
Gorter. Kopie hiervan, in 1911 door Gen. F. ten Raa vervaardigd, in Prentenkabinet<br />
Nederlands <strong>Legermuseum</strong>. Voor de betekenis van deze serie zie Smit t.a.p. p. 48.<br />
Bibliothèque Nationale te Parijs<br />
M.s. getiteld: „Les Triomphes du Roy Louis le Grand . . . représentées par les<br />
Drapeaux qui ont été pris sur les Ennemis de sa Majesté . . . et qui ont esté apportés en<br />
cérémonie dans l'Eglise de Nostre-Dame de Paris depuis 1674 jusques à la fin de son<br />
Règne."<br />
Kopie hiervan, in 1908 door J. Hoynck van Papendrecht vervaardigd, in bibliotheek<br />
Nederlands <strong>Legermuseum</strong>.<br />
Het Louvre te Parijs<br />
Schilderij A. P. v. d. Venne (1589-1662) <strong>uit</strong> 1616, voorstellende een allegorie op de<br />
sl<strong>uit</strong>ing van het Twaalfjarig Bestand. Op de linkerzijde liggen wapens,<br />
<strong>uit</strong>rustingsstukken en ook vaandels. Voor afb. zie Catalogus van tentoonstelling „La<br />
vie en Hollande au XVIIième siècle” (Paris 1967) nr. 307 en pl. 90-91.<br />
Mauritshuis Den Haag<br />
Interieur Ridderzaal Den Haag 1651. Schilderij door D. van Deelen (16051671). In<br />
bruikleen afgestaan aan het Rijksmuseum Amsterdam.<br />
Idem in 1779. Schilderij door H. Pothoven (1728-1793).
Rijksmuseum Amsterdam<br />
Vaan met opdracht Koning Lodewijk Napoleon b.g.v. overbrenging <strong>trofeeën</strong> naar<br />
Amsterdam in 1806, foto 482-5 naar origineel.<br />
Prentenkabinet Nederlands <strong>Legermuseum</strong>, Leiden<br />
Reeks van met heraldische kleuren aangeduide <strong>trofeeën</strong> <strong>uit</strong> de Spaanse Successieoorlog.<br />
Gravure <strong>uit</strong> 1713 door H. Pola (1676-1748) voor Anna Beek te Amsterdam<br />
vervaardigd, 106 x 96, getiteld: „Les Drapeaux, Etendarts, Timbales etc. Prises dans<br />
cette Dernière guerre par les armes victorieuses de L.H.P, et qu'on voit suspendus dans<br />
la grande sale de la cour a la Haye I'An M.DCCXIII". Zie Atlas van Stolk,<br />
Nr.501 Idem anonieme gravure <strong>uit</strong> 1713 van dezelfde, door D. C. Woudenberg meer<br />
horizontaal ingedeelde reeks, groot 61 x 52, getiteld: ”Theatre des Trophees<br />
Pacifiques, qui contient le tres grand Nombre des Enseignes, Etandars et Timbales que<br />
les Hollandois ons pris dans la derniere Guerre."<br />
Plaat op 5 juli 1713 door Allard in Amsterdam ten verkoop gehouden. Zie Atlas van<br />
Stolk 3413.<br />
Nr.500 Verovering van Russisch vaandel in de Slag bij Bergen in 1799. Kopie gekleurde<br />
tekening door Dirk Langendijk (1748-1805). Langendijk vervaardigde een groot aantal<br />
gravures en sepia's betrekking hebbende op de gebeurtenissen in 1799, waarvan twee<br />
verschillende voorstellingen geven van de Slag bij Bergen en de verovering van een<br />
Russisch vaandel, welke laatste in details in bovenvermelde tekening is <strong>uit</strong>gebeeld.<br />
B. Gedrukte werken<br />
W. Baudartius van Deijnse:<br />
„Afbeeldinghe ende beschrijvinghe van alle de veldslagen, belegeringen ende and're<br />
notable geschiedenissen . . . onder het beleydt van den Prince van Oraengien ende<br />
Prince Maurits de Nassau . . . (Amsterdam 1616).” De gravures zijn kopieën van F.<br />
Hogenberg <strong>uit</strong> De Leone Belgico'' (1583). Zie fol. 54, Onthoofding Egmond en<br />
Hoorne in 1568.<br />
Zie fol. 56 Slag bij Jemmingen 1568.<br />
Zie fol. 94 Inneming van Bergen 1572.<br />
Zie fol. 734 Slag bij Nieuwpoort 1600. Detail.<br />
Du Mont:<br />
Oorlogskundige Beschrijving van de veldslagen en belegeringen etc. (van) den Prins<br />
Eugenius van Savoye, den Prins en Hertog van Marlborough en den Prins van Oranje<br />
en Nassau-Vrieslant, dl. I (Den Haag 1729).<br />
Van de talloze hierin voorkomende gravures van Huchtenburg is een detail genomen<br />
<strong>uit</strong> de op p, 90 gegeven voorstelling van de Slag bij Turijn (nr. 23) in 1706.<br />
Achille Iubinal:<br />
- La Armeria Real de Madrid, dl. I-III (Parijs ± 1840).<br />
Zie I p. 13 Bandera de San Iago.<br />
Zie II p. 8 Bandera de San Christobal.<br />
Zie III p. 37 Banderas de Lepanto 1571.<br />
J. P. W. A. Smit - t.a.p.:<br />
- Zie p. 12 Gevecht bij Bergen in Henegouwen 1572. Naar prent F. Hogenberg in M.<br />
Aitsinger - De Leone Belgico etc. (1583).<br />
- Zie p. 13 Herovering Loevestein 1570. Hogenberg in Aitsinger.<br />
A. en B. Bruckner:<br />
- Schweizer Fahnenbuch (St. Gallen 1942).<br />
Zie p. 17-19, kopieën in natura <strong>uit</strong> 1491 van in de slag bij Sempach (1386)<br />
b<strong>uit</strong>gemaakte banieren. Zie p. 175 no. 114-116 aangaande Spaanse vaandels.<br />
J. Gauch:<br />
- Fahnen erbeutet in den Schweizerkriegen (1939 Luzern).
J, Laver:<br />
Gauch vervaardigde 38 gekleurde tekeningen van afbeeldingen van <strong>trofeeën</strong> op<br />
fresco's in de St. Franciscuskerk te Luzern.<br />
- Isabella' s Triumph (London 1947):<br />
- De Vlaamse hofschilder Denijs van Alsloot (± 1570-± 1625) maakte een serie van<br />
zes schilderijen van een optocht ter ere van Isabella in Brussel in 1615. Twee daarvan,<br />
in het Victoria en Albert Museum te Londen, stellen de optocht der gewapende<br />
schuttersafdelingen op het marktplein voor.<br />
De kleuren en motieven van hun vaandels zijn van belang; zie afbeelding II en V.<br />
L. van Puyvelde:<br />
- L'Ommegang de 1615 à Bruxelles (Brussel 1960).<br />
Zie boven en vooral afbeelding V en VI.<br />
- Historie Universelle des Armées, vol. 2 (Parijs 1966) p. 206-207. Détail schilderij D.<br />
van Alsloot, voorstellende defilé schutterij van Brussel met vaandels. Gedrukt in<br />
originele kleuren.<br />
Bruno Molajoli:<br />
- II Museo di Capodimonte (Napels 1961). In dit Napolitaanse museum bevindt zich<br />
een serie van 7 tapijten met taferelen <strong>uit</strong> de Slag bij Pavia in 1525, naar kartons van<br />
Barend van Orley (± 1488-1542). Zie PI. LXXXVI, vaandel met rood Bourgondisch<br />
kruis op wit veld.<br />
Archiefstukken<br />
Rijksarchief Den Haag<br />
- Archief Staten-Generaal nr. 1998-5001. Lias 1703 betr. Eekeren.<br />
Staatsarchieven Simancas<br />
- G. A. Legajo 72-114 betr. vaandels, standaards en wimpels Staatsieschip Philips II in<br />
1567.<br />
Archief Nederlands <strong>Legermuseum</strong> Leiden<br />
- Bundels correspondentie <strong>trofeeën</strong> Amsterdam 1931-1932, 1938-1939 en 1943-1960.<br />
Geschiedenis<br />
A. 80-jarige oorlog<br />
Raymond de Beccarie de Pavie:<br />
- Instructions sur le Faict de la Guerre (Uitgave 1954 te Londen door G. Dickinson<br />
naar de <strong>uit</strong>gave van 1548 te Parijs).<br />
Leonhardt Fronsperger:<br />
- Von Wagenburgt umb die Veldleger (Frankfort 1573).<br />
- Vom Kayserlichen Kriegsrechten, Walesitz und Schulthändlen, Ordnung und<br />
Regiment etc. (Frankfort 1596).<br />
Bernardin de Mendoce:<br />
- Commentaires memorables . . . des guerres de Flandres & Pays Bas depuis l'an 1567,<br />
jusques à l'an mil cinq cens soixante & dix sept (Parijs 1591).<br />
Anthonis Duyck:<br />
- Journaal 1591-1602. In <strong>drie</strong> delen <strong>uit</strong>gegeven door L. Mulder in Den Haag/ Arnhem<br />
in 1862-1866.<br />
Everhard van Reyd:<br />
- Historie der Nederlantscher Oorlogen begin ende Voortganck tot den Jaere 1601<br />
(Leeuwarden 1650).<br />
Pieter Bor:<br />
- Vervolch van de Nederlantsche Oorloghen (Amsterdam 1621).<br />
Flavii Vegetii remati comitis aliorumque aliquot veterum de re militari libri etc.<br />
(Leiden 1607),<br />
Emanuel van Meterent<br />
- Commentarien ofte Memorien van den Nederlantschen Staet, Handel, Oorloghen<br />
(Londen 1610).
J. J. von Wallhausen:<br />
- Kriegskunst zu Fuss (Oppenheim 1615).<br />
- Defensio Patriae oder Landtrettung (Frankfort 1621),<br />
Henricus Hondius:<br />
- Korte beschrijvinghe etc. der fortificatie (Den Haag 1624).<br />
J. Commelijn:<br />
- Wilhelm en Maurits van Nassau, Princen van Orangien, Haer Leven en Bedrijf<br />
(Amsterdam 1651).<br />
T. J. G. ten Raa en F. de Bas:<br />
- Het Staatsche Leger, dl. I (Breda 1911), dl. II (Breda 1913).<br />
J. J. van den Hoek:<br />
- De veldtocht van Prins Maurits in 1597 (Diss. Den Haag 1914).<br />
J. Brouwer:<br />
- Kronieken van Spaanse soldaten <strong>uit</strong> het begin van den tachtigjarigen oorlog (Zutfen<br />
1933).<br />
J. W. Wijn:<br />
- Het krijgswezen in de tijd van Prins Maurits (Diss. Utrecht 1934).<br />
- Krijgsgeschiedkundige aantekeningen van Johan den Middelste van Nassau (Werken<br />
Hist. Gen. Utrecht 3e serie nr. 76, 1947).<br />
Werner Hahlweg:<br />
- Die Heeresreform der Oranier und die Antike (Berlin 1941).<br />
L. van der Essen:<br />
- Kritisch onderzoek betreffende de oorlogvoering van het Spaanse leger in de<br />
Nederlanden in de XVIe eeuw, nl.de bestraffing van opstandige steden (Mededelingen<br />
Kon. Vlaamse Ac. voor Wetenschap etc. Kl. der Letteren XII Nr. 1, 1949).<br />
- Dl. III Onder Don Juan en de eerste jaren van Alexander Farnese (1577-1578)<br />
(Mededelingen etc. XV nr. 4 1953).<br />
- De betekenis en de eredienst van het vaandel in het Spaanse leger der Nederlanden in<br />
de XVIe eeuw (in Miscellanea Historica in honorem Alberti de Meyer - Leuven 1946).<br />
J. van Oss:<br />
- Soldaat in Spanje (De Intendance, Jrg. 11 nr. 6, Juni 1966).<br />
B. Spaanse Successie-oorlog<br />
- Recueil van verscheyde Placaten, Ordonnantien, Resolutien, Instructien etc. 1590-<br />
1688 (Den Haag 1689).<br />
Johan Boxel:<br />
- Vertoogh van de Krijghs-oeffeninge (Den Haag 1670).<br />
- Articul-Brief voor de Militie der Vereenighde Nederlanden (Den Haag 1716).<br />
J. Révol:<br />
- Histoire de l'Armée Française (Parijs 1929).<br />
H. Belloc:<br />
- The tactics and strategy of the great Duke of Marlborough (Bristol 1933).<br />
Winston S. Churchill:<br />
- Marlborough, his life and timer, dl. II (Londen 1934), dl. III (Londen 1936).<br />
J. W. Wijn:<br />
- Het Staatse Leger, dl. VIII, bd. I (Den Haag 1956) bd. II (1959} en bd. III (1964).<br />
C. Inval in Noord-Holland 1799<br />
- Oeficile Berichten tot de Veldtocht in 1799 (1800?).<br />
L. C. Vonk:<br />
- Geschiedenis der landing van het Engels-Russische leger in Noord-Holland . . . in<br />
den jare 1799, dl. I (Haarlem 1801).<br />
M. MacCarthy:<br />
- Histoire de la Campagne faite en 1799 en Hollande (Paris 1818).<br />
C. R. Th. Krayenhoff:
- Geschiedkundige Beschouwing van den Oorlog op het grondgebied der Bataafsche<br />
Republiek in 1799 (Nijmegen 1832).<br />
Ed. Gachot:<br />
- Les campagnes de 1799: Jourdan en Allemagne et Brune en Hollande (Parijs 1906).<br />
H. A. Ritter:<br />
- Een Russisch verhaal van den veldtocht in Noord-Holland in 1799 (Milit. Spectator<br />
1914 Suppl. nr. 1).<br />
L. Uyterschout:<br />
- Beknopt overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen <strong>uit</strong> de Nederlandsche<br />
Krijgsgeschiedenis van 1568 tot heden (Kampen 1935).<br />
Heraldiek<br />
J. L. M. Graafland en A. Stalins:<br />
- Heraldische Encyclopedie (Den Haag 1952).<br />
F. Pama en H. Brouwer:<br />
- Heraldiek, oorsprong, ontwikkeling en het tekenen van wapens (Alkmaar 1949).<br />
Restauratie<br />
Hermine Bach:<br />
- Ueber die Erhaltung alter Fahnen (Zeitschr. f. Hist. Waffenk. III Heft 6, 1902-1905).<br />
W. Erben:<br />
- Ueber die Behandlung alter Fahnen und Standarren (Zeitschr. F. hist. Waffenk. III,<br />
Heft 8, 1902-1905).<br />
E. von Ubisch:<br />
- Alte Fahnen und Erhaltung (Zeitschr. f. hist. Waffenkunde III, Heft 9 1902-1905).<br />
R. Sieders:<br />
- Hoe beschermen wij historische Textilia? (Kerstnummer „Olie", Shell, 1954).<br />
R. Sieders, J. W. H. Uytenbogaert, J. H. Leene:<br />
- Het restaureren en conserveren van oude weefsels en weefselfragmenten (Bulletin<br />
Kon. Ned. Oudh. Bond 6e serie Jrg. 9 Afl. 4 Sept. 1956).<br />
Detlef Lehmann:<br />
- Die Konservierung von Fahnen (Zeitschr. d. Gesellsch. f. hist. Waffen- und<br />
Kostümk. Heft 2 1963).<br />
A. von Reitenstein:<br />
- Zur Frage der Fahnenkonservierung (Zeitschr. d. Gesellsch. f. hist. Waffen- und<br />
Kostümk. Heft 2 1963).<br />
Mechtild Lemberg:<br />
- Bemerkungen zu verschiedenen Methoden der Fahnenkonservierung (Zeitschr. d.<br />
Gesellsch. f. hist. Waffen- und Kostümk., Heft 1, 1964).<br />
J. M. Diehl:<br />
- Het conserveren van vlaggen en vaandels (Jaarverslag Werkplaats Herstel Antieke<br />
Textiel, Haarlem 1964).<br />
Vlaggen, Vaandels<br />
A. Algemeen<br />
W. Fuchs:<br />
- Fahnen und Feldzeichen im 16. Jahrhundert (Zeitschr. f. Heeres- und Uniformkunde<br />
1938).<br />
O. Neubecker:<br />
- Fahnen und Flaggen (Leipzig 1939).
B. <strong>Nederlandse</strong> <strong>trofeeën</strong><br />
R. Gerard:<br />
- The Heraldry, Conservation and Restaration of Flags (Bulletin, South-Afr. Mus.<br />
Ass., nr. 8, Vol. IV, Dec. 1948).<br />
J. de Riemer:<br />
- Beschrijving van 's Gravenhage, dl. I, le stuk (Delft 1730).<br />
- Echte en Naauwkeurige Beschrijving der Plegtige Overbrengst en Optocht der<br />
Zegeteekenen, overgebragt van de Groote Loterij-zaal in Den Haag in een der<br />
Vertrekken van het Stadhuis te Amsterdam (Amsterdam 1806).<br />
P. Scheltema<br />
- Rapport aan Z.M. den Koning over de veroverde vlaggen des Rijks, geplaatst in 's<br />
Konings paleis te Amsterdam (Aemstel's Oudheid, dl. IV 1861).<br />
C. G. H.:<br />
- De Russische vaandels veroverd in den Slag bij Bergen op 19 September 1799<br />
(Milit. Spect. 1899).<br />
H. Brugmans:<br />
- Van Raadhuis tot Paleis. Documenten betreffende den Overgang van het<br />
Amsterdamse Stadhuis tot Koninklijk Paleis (Amsterdam 1913).<br />
Gen. Niox:<br />
- Drapeaux et Trophées aux Invalides (Parijs 1921).<br />
Le Duc de Guise:<br />
- Les Timbaliers des régiments de Cavallerie Colonel Général et Villeroy<br />
(Carnet de la Sabretache 1929).<br />
H. A. Ritter:<br />
- De vaandels in het Koninklijk Paleis te Amsterdam (Ons Leger 1932).<br />
Jean Regnault:<br />
- Notes sur les drapeaux des armées royaler sous le règne de Louis XIV (Carnet de la<br />
Sabretache 1935).<br />
J. P. W. A. Smit:<br />
- De Legervlaggen <strong>uit</strong> den aanvang van den 80-jarigen oorlog (Assen 1938).<br />
L. Lejeune:<br />
- Un drapeau d'Austerlitz (Carnet de la Fourragère 1948 8e serie).<br />
R. van Luttervelt:<br />
- Beredeneerde Inventarislijst van de verzameling oude vlaggen aanwezig op het<br />
Koninklijk Paleis te Amsterdam, opgemaakt april 1948 (getypt ex.).