LEVER IN DE SCHIJNWERPERS Otterlo revisited Een interview met Dr. K-H. Brandt. dOOr COEN PAULUSMA EN BERT BAAK vijfendertig jaar nadat prof. dr. chris Gips samen met dr. karl-hans Brandt (zie boven) de nederlandse vereniging voor hepatologie oprichtte en vijf jaar na zijn laatste interview in lever krijgt het duo paulusma- Baak de kans om met de nestor van de vaderlandse hepatologie te spreken Als we de afspraak maken waarschuwt hij al: het is moeilijk te vinden, ook met een TOM- TOM. Gelukkig kunnen we het met zijn nauwkeurige omschrijving prima vinden. Aan het einde van het bospad staat hij ons al op te wachten, met zijn trouwe, maar inmiddels stokdove Tibetaanse Mastiff aan zijn zijde. Achter het hek is ruimte voor paarden en lopen tuinmannen met nieuwe aanplant rond. Binnen maken we kennis met zijn vrouw en hun vijf knuffels, een stel zeer aanhankelijke teckels. Als niet-kenner krijg ik te horen dat het ruwhaar dwerg Teckels zijn. De vorige keer dat we Karl Brandt zagen was op de jubileum bijeenkomst van de NVH in Zeist, zo’n twee maanden geleden. Daar had hij op een ereplaats tussen de andere bestuursleden van het eerste uur gezeten en konden we hem tackelen voor een afspraak. Is hij echt in ruste? ’Ja, ik ben nu niet meer wetenschappelijk actief. Ik speel graag piano en krijg nog wekelijks les van een 94-jarige docent. Daarnaast heb ik nog een hobby, de geschiedenis van de tweede wereldoorlog en de middeleeuwen. Mijn laatste activiteiten hadden betrekking op de wetenschappelijke adviesraad van de Najjarstichting, waar ik jaren voorzitter van ben geweest. Hoogtepunt was altijd de jaarlijkse buitendag op het landgoed van een weldoener. Patiënten, familieleden van patiënten, vrijwilligers en de bestuursleden komen dan samen. Het is een particuliere stichting, opgericht door de moeder van een patiënte. Als we ’s avonds weleens moesten vergaderen kon ik het juiste huis niet altijd vinden in het donker, totdat me opviel dat in de bovenkamer van één van de huizen een blauwe gloed hing. Die bleek van de UV lichten te komen die waren geïnstalleerd voor de dochter die daar ’s nachts onder moest liggen. Een andere functie die ik nog met plezier lange tijd heb volgehouden is het jurylidmaatschap van de Gips International School of Hepatology and Tropical Medicine. De jury beoordeelde de ‘reports’ van de studenten, die ze hadden opgesteld na een literatuurstudie over een bepaald onderwerp gevolgd door een onderzoek over dat onderwerp in een buitenlands instituut’. Arnhem Karl Brandt is van 1957 tot 1989 als internist verbonden geweest aan het Gemeente Ziekenhuis in Arnhem (later: Rijnstate). Tussen 1952 en 1957 heeft hij daar zijn volledige opleiding tot internist gevolgd, met Dr. L. Schalm als opleider. ‘Ongeveer de eerste week dat ik daar binnen was kreeg ik van Schalm het voorstel om een onderzoek te doen naar de bacteriële omzetting van bilirubine in de darm. Ik werd daarmee de eerste promovendus van Schalm. Hijzelf was de laatste promovendus geweest van Hijmans van den Bergh, de grondlegger van de moderne bilirubine bepaling. Vele proeven hebben we in Arnhem gedaan. Dat werk deed je allemaal buiten je gewone werk om, in de avonduren of op vrije dagen. We zeiden: daar word je groot en sterk van. We hadden de volledige opleiding. Ik deed veel aan hepatitis en verrichtte leverbiopten. Aangezien er nog geen interventie-radiologie bestond, nam ik de percutane cholangiografie en de splenoportografie met portale drukmeting voor mijn rekening. Ik overlegde met Otto Ten Thije om bij hem de gastroscopie met de toen nog stijve gastroscoop te leren, doch voordat het zover kwam, verscheen de eerste, door Hirschowitz ontwikkelde, fibroscoop. Aangezien Otto noch ik daar ervaring mee hadden, besloten wij dat een ieder van ons zich een dergelijke scoop zou aanschaffen en daarmee aan de slag zou gaan. Veel aandacht ging naar de portale hypertensie. Samen met de neuroloog Schouwink, die – zij terloops opgemerkt - als eerste de zinktherapie bij de ziekte van Wilson toepaste, keken we preoperatief of patiënten een eventuele porto-cavale shunt operatie konden ondergaan. Dit ter beoordeling van de kans op het optreden van postoperative encefalopathie. We deden dan een 24-uurs EEG met eiwitbelasting. Onze chirurg Van der Heyde was zeer bekwaam en kon in korte operatietijd een shunt aanleggen. Hij was ook betrokken bij de enige Arnhemse auxilliare levertransplantatie. Over de eerste transplantatie in Leiden werd niet gepubliceerd. Het lukte ons niet om de onze, bij een kind met galgangatresie, te verzwijgen. De journalisten lagen in de bosjes om maar niets te missen. Toen heeft Schalm een persconferentie belegd. De operatie was technisch goed gegaan, maar het kind is helaas later overleden aan een trombose van de arteria hepatica, een bekend probleem in die tijd. De relatie met de academie is wisselend geweest. Arnhem viel aanvankelijk onder Utrecht en de relatie met de interne en MDL was prima. Later werd dat Nijmegen en daar was de relatie met de interne zeker in het begin moeizaam. Sinds Van der Meer daar is gekomen is dat gelukkig sterk verbeterd. De samenwerking met de MDL in Nijmegen is altijd prima geweest met Jan van Tongeren. We hadden een leverclub Arnhem- Nijmegen die regelmatig samenkwam. Verder werkten we later veel samen met Solko Schalm in Rotterdam. Er is wel eens sprake geweest van een hoogleraarschap interne geneeskunde, maar ik heb altijd voor Arnhem gekozen, want daar gebeurde van alles. Als jullie me vragen naar mijn ‘opvolgers’ en ‘leerlingen’ dan moet ik denken aan Rob Chamuleau, Gerard van Berge Henegouwen, en Jan Werre. Peter Jansen is coassistent bij ons geweest en maakte toen kennis met bilrubine’. Buitenlandervaring ‘In 1969 heb ik een sabbatical genomen. Ik heb toen een rondreis door Amerika gemaakt. In de Mayo Clinic heb ik Bill Summerskill bezocht, de man die met Walshe het eerste BRIC artikel publiceerde. Je waande je in een andere wereld. Er werd op de poli per patiënt één uur gereserveerd. Daarna ging de patiënt binnen een week door de molen. Na die week was er een plan van aanpak. Ik heb daar veel rondgekeken en voordrachten gehoord en gehouden. In Minneapolis bezocht ik Cecil Watson, die veel onderzoek op het gebied van de urobilinogenen (onderwerp van mijn promotieonderzoek) heeft verricht. Verder heb ik nog in Salt Lake City in zijn Department of Artificial Organs Dr. Kolff, de man van de kunstnier bezocht. Ook ben ik in San Francisco bij Rudi Schmid geweest. Ik heb er veel contacten aan over gehouden en kon bij terugkomst ‘full’ aan de gang met o.a. auto-immuun hepatitis en primaire biliaire cirrose volgens de nieuwste inzichten.‘ Verenigingsleven Als je Karl Brandt zegt dan denk je vanzelf aan een vereniging of commissie, wel of niet mede door Karl opgericht. ‘Op een gegeven moment voelden we de behoefte om iets meer met die lever ”de lever bevat de hele interne” te doen. Er was toen wel een vereniging voor maag-darm artsen die regelmatig samen kwam. Alleen de echte maagdarmartsen mochten lid worden, de anderen voornamelijk internisten waren buitengewoon lid. Uit deze vereniging is de NVGE voortgekomen. Via de basalisten, zoals Eddie Wisse, en Fundamenteel Geneeskundig Onderzoek (FUNGO) hebben Gips, als auctor intellectualis en ik toen in 1977 een aparte vereniging opgericht, de NVH. De vraag was of dit een subvereniging van de NVGE moest worden, maar met name de basale onderzoekers voelden daar niets voor. De NVGE was met deze opstelling niet gelukkig. Nu zijn de verhoudingen uitstekend, zie de bijeenkomsten in Veldhoven. Ik heb in mijn leven nog een keer een ‘vervelend’ ding gedaan. Als lid van het concilium medicinae internae ben ik toegetreden tot de commissie geriatrie om een advies uit te brengen over de toekomst van dat vak. We concludeer- Lees verder op pagina 9. 6 LEVER NR 1 FEBRUARI 2013 7