09.09.2013 Views

Leerfiches chemie 3 FRWET 2012-2013

Leerfiches chemie 3 FRWET 2012-2013

Leerfiches chemie 3 FRWET 2012-2013

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Naam : __________________________________<br />

Klas : ___________________________


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

0. Een woordje uitleg bij de LPF <strong>chemie</strong><br />

Wat zijn leerfiches en hoe werk je ermee?<br />

1. De leerfiches (LPF) <strong>chemie</strong> zijn een reeks opdrachten, vragen en oefeningen die je dit jaar<br />

moet oplossen, beantwoorden en maken en waarmee je het volledige leerplan voor <strong>chemie</strong><br />

afwerkt (behalve de leerlingenproeven). Aan de leerfiches werk je tijdens het zelfstandig<br />

werk (ZW) of thuis. Je mag er natuurlijk ook tijdens de pauzes aan doorwerken.<br />

2. De leerfiches staan niet op zich alleen! Bij alle hoofdstukken (behalve het eerste hoofdstuk<br />

over veiligheid) horen experimenten in het labo, klasdiscussies en herhalingslessen. Een<br />

aantal experimenten zul je trouwens zelf uitvoeren. Bij die proefnemingen schrijf je telkens<br />

ook een verslag. Het labowerk en de leerfiches vormen dus één geheel.<br />

DRIE GULDEN REGELS<br />

1. Vul de leerfiches zelfstandig in. Samenwerken mag, afschrijven mag niet!<br />

Ga op zoek naar de antwoorden en maak de oefeningen zonder eerst naar de oplossing<br />

te kijken 1 . Als je de fiches op die manier invult, zul je daarna maar weinig moeten<br />

“blokken” voor <strong>chemie</strong>.<br />

2. Houd de ingevulde fiches goed bij in je portfolio.<br />

3. Laat je door anderen helpen: vraag om uitleg! Vraag eerst je medeleerlingen om hulp,<br />

daarna de leraar.<br />

Alle URL’s (webadressen) op deze fiches vind je ook op http://www.mathima.be/<strong>chemie</strong>-2u.html.<br />

Dat is handig: je hoeft de webadressen niet over te tikken. (Dit geldt NIET voor de verwijzingen naar<br />

de CD Elementaire Chemie).<br />

1 De juiste oplossing of het juiste antwoord zul je vaak ook zelf moeten opzoeken in het leerboek Explosief 1.2.<br />

of op de CD-rom Elementaire Chemie.<br />

Chemie <strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> 0. Een woordje uitleg bij de LPF <strong>chemie</strong><br />

3 ASO - Freinetschool Villa da Vinci Pagina 1


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Hoe werk je met leerfiches?<br />

1. LOS DE VRAGEN EN OPDRACHTEN VAN ELKE FICHE ZELFSTANDIG OP (TENZIJ ANDERS VERMELD).<br />

Om de antwoorden te vinden heb je een hele resem bronnen ter beschikking: de leerboeken in<br />

de klas (bv. Explosief 1.2, Chemie in contexten, Chemie Plus 3), andere boeken in de<br />

klasbibliotheek (bv. ABC van de <strong>chemie</strong>), de CD-rom Elementaire Chemie, het internet (bv.<br />

Wikipedia). Je mag natuurlijk ook zelf naar andere bronnen op zoek gaan!<br />

De leerfiches zijn niet moeilijk. Ze zijn niets anders dan de leerplandoelstellingen, als vraag<br />

geformuleerd. Er zijn dus geen strikvragen bij en je vindt de antwoorden altijd duidelijk (en vaak<br />

bijna letterlijk) in een van de vele beschikbare bronnen.<br />

Voor sommige opdrachten moet je wel zelf op zoek gaan naar een geschikte bron. Vermeld in dat<br />

geval deze bron bij je oplossing.<br />

2. HEB JE TWIJFELS OVER HET JUISTE ANTWOORD? VERGELIJK JOUW ANTWOORDEN MET EEN ANDERE<br />

LEERLING DIE DE FICHES OOK AL OPGELOST HEEFT. BEN JE NOG ALTIJD NIET ZEKER? VRAAG DAN EEN<br />

WOORDJE UITLEG AAN JE LERAAR.<br />

En nu… aan de slag !<br />

Chemie <strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> 0. Een woordje uitleg bij de LPF <strong>chemie</strong><br />

3 ASO - Freinetschool Villa da Vinci Pagina 2


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

I. Inleiding: <strong>chemie</strong> als wetenschap<br />

1. Chemie als wetenschap<br />

Wat is <strong>chemie</strong> eigenlijk? Wat is het verschil met de fysica? In welke sectoren en beroepen is de<br />

<strong>chemie</strong> belangrijk?<br />

Dit is een (kleine) opzoekopdracht. Je gaat zelf op zoek naar de antwoorden. Je mag gebruik maken<br />

van het internet, boeken (in de klasbib of de openbare bib, of thuis), …<br />

Je mag deze opdracht per tweeën maken. Elke leerling moet de antwoorden wel apart opschrijven.<br />

Opgave : Zoek de antwoorden op deze vragen op. Schrijf je antwoorden op een apart blad en voeg<br />

dit aan je portfolio toe.<br />

Noteer bij elk antwoord de bronnen die je gebruikt hebt!<br />

1) Wat bestudeert de <strong>chemie</strong>?<br />

2) Wat is het verschil tussen <strong>chemie</strong> en fysica?<br />

3) Noem vijf sectoren van de chemische industrie.<br />

4) Noem vijf beroepen die met <strong>chemie</strong> te maken hebben. Geef telkens een kort woordje uitleg.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Inleiding: <strong>chemie</strong> als wetenschap<br />

Freinetschool Villa da Vinci I—1


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

2. Chemie en veiligheid (1) : gevaarlijke stoffen<br />

1.<br />

2.<br />

3.<br />

4.<br />

1. Gevaarlijke stoffen vind je op veel plaatsen : in de industrie, in het labo, in de thuisapotheek,<br />

in de keuken enz.. In de EU moeten de fabrikanten van gevaarlijke producten de gevaren<br />

aangeven met de zogenaamde GHS-pictogrammen.<br />

Opgave :<br />

Hieronder vind je de negen GHS-pictogrammen. Zoek (op het internet) op wat elk pictogram<br />

betekent. Schrijf de betekenis achter het pictogram. Geef een woordje uitleg bij de<br />

vaktermen, zodat alle termen voor jou duidelijk zijn. (Je moet van deze negen symbolen de<br />

betekenis kennen!)<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Inleiding: <strong>chemie</strong> als wetenschap<br />

Freinetschool Villa da Vinci I—2


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

5.<br />

6.<br />

7.<br />

8.<br />

9.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Inleiding: <strong>chemie</strong> als wetenschap<br />

Freinetschool Villa da Vinci I—3


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

2. Leg de volgende termen uit (geef een synoniem of een verklaring). Zoek de antwoorden zelf<br />

op (internet of woordenboek).<br />

GHS : ________________________________________________<br />

Explosief : ________________________________________________<br />

Corrosief: ________________________________________________<br />

Oxiderend: ________________________________________________<br />

Toxisch : ________________________________________________<br />

3. De oude gevarenpictogrammen waren tot voor kort in voege. Ze zijn vierkant met een<br />

oranjekleurige achtergrond. Op sommige producten kun je deze pictogrammen nog<br />

terugvinden.<br />

Schrijf onder elk pictogram wat het betekent (zoek dit zelf op).<br />

1. 2. 3. 4.<br />

5. 6. 7.<br />

3.1.) Welke pictogrammen bestonden niet in het oude systeem? __________________________<br />

_______________________________________________________________________________<br />

3.2.) Test je kennis : Maak deze zelfevaluatie (met de oude pictogrammen) :<br />

http://www.gortzen.eu/vca/vcatoets3e(gevarensymbolen)/vca3e(gevarensymbolen).htm<br />

Opm. : je moet alleen de nieuwe pictogrammen kennen<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Inleiding: <strong>chemie</strong> als wetenschap<br />

Freinetschool Villa da Vinci I—4


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

3. Chemie en veiligheid (2) : H- en P-zinnen<br />

1. Zoek op wat H- en P-zinnen zijn en geef hieronder telkens een korte omschrijving. Waarvoor<br />

staan de symbolen H en P ?<br />

H-zinnen.<br />

P-zinnen.<br />

Definitie : H –zinnen zijn _______________aanduidingen. De H staat voor<br />

___________________________ (Nederlands: ________________________)<br />

Wat betekent H227 ? ______________________________________________<br />

Wat betekent H330 ? ______________________________________________<br />

Wat betekent H400 ? ______________________________________________<br />

Vroeger sprak men niet van H-zinnen, maar van R-zinnen. R betekent ____________<br />

(Nederlands: ____________________________).<br />

Definitie : P–zinnen geven de te nemen _________________maatregelen aan. De P<br />

staat voor ________________________ (Ned.: ____________________)<br />

Wat betekent P103 ? ______________________________________________<br />

Wat betekent P271 ? ______________________________________________<br />

Wat betekent “H302+P 352” ? ______________________________________________<br />

Wat betekent P410 ? ______________________________________________<br />

De P-zinnen heetten vroeger S-zinnen. S betekent ______________________ (Nederlands:<br />

___________________________ ).<br />

2. Ga naar de website http://www.gortzen.eu/vca/vergiftiging/r_ens_zinnen.htm en los de 21<br />

vragen van de zelftest op. Schrijf je score hieronder (met potlood, tot je het maximum haalt).<br />

Score op de zelftest<br />

Mijn score op de laatst uitgevoerde zelftest : _____/100.<br />

Op veiligheid valt niet af te dingen! Herhaal daarom deze<br />

zelftest tot je 100 % behaalt.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Inleiding: <strong>chemie</strong> als wetenschap<br />

Freinetschool Villa da Vinci I—5


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

3. EXTRA: leerrijke online oefeningen/tests over veiligheid en vergiftiging.<br />

1) http://www.gortzen.eu/vca/vergiftiging/gevarensymbolen2.htm<br />

2) http://www.gortzen.eu/vca/vcatoets3b(giftige%20stoffen)/vca3b(gif1).htm (Giftige stoffen,<br />

invuloefening)<br />

3) http://www.gortzen.eu/vca/vcatoets3f(r%20en%20s%20zinnen)/vca3f(rszinnen).htm (R- en<br />

S-zinnen)<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Inleiding: <strong>chemie</strong> als wetenschap<br />

Freinetschool Villa da Vinci I—6


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

4. Chemie en veiligheid (3) : Veiligheid in het laboratorium<br />

Om op de onderstaande vragen de antwoorden gebruik je het “Labo-boek”. Dat krijg je in de klas. Je<br />

vindt het ook online op mathima.be / jaar 3 / <strong>chemie</strong>.<br />

Antwoord kort maar volledig.<br />

1. Welke drie veiligheidsmaatregelen neem je in verband met je kledij wanneer je proeven<br />

uitvoert?<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

2. Wat doe je na elke labosessie, alvorens je het lokaal verlaat?<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

3. A) Wat is de juiste techniek om aan een stof of mengsel te ruiken?<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

B) Wat mag je zeker niet doen?<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Inleiding: <strong>chemie</strong> als wetenschap<br />

Freinetschool Villa da Vinci I—7


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

4. Lees aandachtig de instructies over het gebruik van een bunsenbrander.<br />

a. Geef aan hoe je een bunsenbrander aansteekt (5 stappen).<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

b. Welke veiligheidsvoorschriften moet je in acht nemen in verband met je haar, de<br />

gastoevoer, de juiste opstelling van een proefbuisje boven een bunsenbrander.<br />

Mijn haar: __________________________________________________________________<br />

_______________________________________________________________________<br />

De gastoevoer: ____________________________________________________________<br />

______________________________________________________________________<br />

Proefbuisje boven bunsenbrander:<br />

A) Hoe houd je het proefbuisje? __________________________________________<br />

_____________________________________________________________________<br />

B) Hoe houd je de vloeistof in de vlam?____________________________________<br />

_____________________________________________________________________<br />

5. Waarom mag je nooit een afgesloten fles of kolf verwarmen?<br />

______________________________________________________________________<br />

______________________________________________________________________<br />

6. Waarop moet je letten wanneer je een vloeistof uit een recipiënt giet? Waarom? (tip: etiket)<br />

_____________________________________________________________________<br />

_____________________________________________________________________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Inleiding: <strong>chemie</strong> als wetenschap<br />

Freinetschool Villa da Vinci I—8


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

7. EXTRA: een reeks filmpjes over veiligheid (van kakkerlakken verdelgen en explosies tot<br />

whiplash) vind je op http://www.gortzen.eu/vca/vca%20films.html<br />

8. Onderteken het laboreglement en voeg het aan je portfolio toe.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Inleiding: <strong>chemie</strong> als wetenschap<br />

Freinetschool Villa da Vinci I—9


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

II. Stoffen en mengsels<br />

Inleiding : mengsels, zuivere stoffen, scheidingstechnieken<br />

In de <strong>chemie</strong> worden zuivere stoffen onderzocht. Zuivere stoffen zijn stoffen<br />

die zich van andere stoffen onderscheiden door welbepaalde stofeigenschappen<br />

zoals smeltpunt, kookpunt, dichtheid, e.a.<br />

In de natuur vinden we praktisch geen zuivere stoffen, wel mengsels, zodat de<br />

chemicus, vooraleer hij zuivere stoffen kan onderzoeken, de “kunde van het<br />

scheiden” moet beoefenen. Vandaar de benaming schei-kunde als synoniem voor<br />

<strong>chemie</strong> (maar de moderne scheikunde is veel meer dan alleen maar scheikunde!).<br />

Tijdens de eerste weken van het schooljaar zul je in de <strong>chemie</strong>lessen veel leren<br />

over het verschil tussen mengsels en zuivere stoffen, over de verschillende<br />

soorten mengsels, en vooral over de technieken om mengsels in zuivere stoffen<br />

te scheiden. Tijdens deze lessen leer je ook enkele belangrijke laboratoriumtechnieken.<br />

Motivatie<br />

In de <strong>chemie</strong> bestuderen we de eigenschappen van zuivere stoffen. Het is<br />

dan ook belangrijk:<br />

(1) goed het verschil te kennen tussen een zuivere stof en een niet zuivere<br />

stof (een mengsel),<br />

(2) te weten hoe je mengsels in zuivere stoffen kunt scheiden (fysische<br />

scheidingstechnieken)<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—1


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

5. Het onderscheid tussen voorwerpen en stoffen.<br />

Lees aandachtig C:\elementaire <strong>chemie</strong>\303_Voorwerpen en stoffen.htm (of klik op: de groene pijl<br />

“Start” 1.2. Mengsels en scheiden van mengsels Voorwerpen en stoffen).<br />

!! Zorg dat je altijd het GROENE LEERPAD volgt op Elementaire Chemie !!<br />

Beantwoord de vragen:<br />

1) Hoe kun je een stof herkennen? ________________________________________________<br />

___________________________________________________________________________<br />

2) Wat is een voorwerp? ________________________________________________________<br />

___________________________________________________________________________<br />

3) Noem tien voorbeelden van stofeigenschappen (nummer elk voorbeeld):<br />

4) Vul de volgende definities aan:<br />

Smeltpunt: _____________________________________________________________<br />

______________________________________________________________________<br />

Kookpunt: _____________________________________________________________<br />

______________________________________________________________________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—2


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

5) Vul telkens “voorwerp”/“voorwerpen” of “stof”/“stoffen” in.<br />

Elk _________________ bestaat uit één of meerdere _____________ . Een ____________<br />

heeft een typische vorm, een bepaald volume en een bepaalde massa.<br />

Een (leeg) cola- of conservenblikje is een _________________ dat bestaat uit de<br />

______________ aluminium of blik. ).<br />

6) Oefening. Stoffen en voorwerpen.<br />

Rangschik volgende stoffen en voorwerpen in de tabel. Verbind de voorwerpen via een lijn<br />

met de stoffen waaruit ze kunnen gemaakt zijn.<br />

suiker – radiator – polypropyleen (een van de vele soorten plastic) – keukenzout – spoorstaaf<br />

– spuitfles – suikerklontje – kookpot – ijzer – emmer – aluminium<br />

Stoffen Voorwerpen<br />

De oplossing vind je op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\303_Voorwerpen en stoffen.htm.<br />

7) Herhaling : de aggregatietoestanden.<br />

a) vast, gasvormig of vloeibaar? Wat is de aggregatietoestand van water (H20) bij :<br />

- 20° C : _________________<br />

+3 ° C : _________________<br />

+92 ° C : _________________<br />

+102 ° C : _________________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—3


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

b)<br />

STOF SMELTPUNT (°C)<br />

KOOKPUNT<br />

(°C)<br />

ammoniak - 78 - 33<br />

dibroom - 7 59<br />

dichloor - 101 - 35<br />

dijood 113 sublimeert(*)<br />

dizuurstof - 219 - 183<br />

ether - 116 35<br />

looddichloride 501 950<br />

water 0 100<br />

natriumchloride 801 1441<br />

zwavel 112 445<br />

In de bovenstaande tabel vind je het smeltpunt en kookpunt van tien stoffen. Rangschik deze stoffen<br />

in de volgende tabel, rekening houdend met de aggregatietoestand ervan bij kamertemperatuur<br />

(20°C).<br />

VASTE STOF VLOEISTOF GAS<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—4


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

8) Vul in. Kies uit : aggregatietoestanden, verdampen, smeltpunt, gasvormig, verwarmen, vast,<br />

constant, vloeibaar, koken, kookpunt<br />

Een stof kan onder drie vormen (____________________________) voorkomen: ___________,<br />

vloeibaar, ____________________. Wanneer we een vaste stof ___________________, dan zal<br />

die bij een bepaalde temperatuur (= het _________________) ________________ worden.<br />

Wanneer we blijven verwarmen zal de vloeistof bij een bepaalde temperatuur<br />

(=het ____________________) beginnen te ________________ en _____________. Tijdens het<br />

smelten van een zuivere stof blijft de temperatuur ___________________, evenals<br />

tijdens het koken van een zuivere stof.<br />

Oplossing: zie elementaire <strong>chemie</strong>, §1.2., voorwerpen en stoffen<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—5


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

6. Mengsels (1). Mengsels en zuivere stoffen.<br />

Voor deze fiche gebruik je twee bronnen:<br />

C:\elementaire <strong>chemie</strong>\304_Mengsels en zuivere stoffen.htm (of via: Start Stoffen en<br />

mengsels 1.2. : Mengsels en zuivere stoffen)<br />

Handboek Explosief 1.2. p. 15-18<br />

Bekijk aandachtig de filmpjes op Elementaire Chemie en lees de uitleg die erbij staat.<br />

1) Vul vervolgens deze tekst aan:<br />

a) Een m_____________________ is een geheel van met elkaar gemengde stoffen. De<br />

bestanddelen van een mengsel noemen we de c_________________________ .<br />

b) Als je de componenten van een mengsel niet van elkaar kunt onderscheiden, spreken we<br />

van een h_______________________ mengsel (geef één voorbeeld:<br />

_________________________________).<br />

Als je de componenten wel (op het oog of met een microscoop) van elkaar kunt<br />

scheiden, spreken we van een h______________________________ mengsel (geef één<br />

voorbeeld: __________________________________).<br />

2) Wat is het verschil tussen een mengsel en een zuivere stof? We leren dit aan de hand van<br />

enkele voorbeelden.<br />

Opgave: vul de tabel aan (bekijk eerst het voorbeeld : ongefilterd zeewater). Werk eerst met<br />

potlood!<br />

Vb. Ongefiltreerd<br />

zeewater<br />

A<br />

Koffie (zwart,<br />

zonder melk,<br />

zonder suiker)<br />

B Mayonaise<br />

Zuivere<br />

stof<br />

Mengsel Indien mengsel: Homogeen of<br />

heterogeen?<br />

X Heterogeen<br />

(bevat zichtbare zandkorreltjes,<br />

soms plankton, …)<br />

Hoofdbestanddeel<br />

water<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—6


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

C<br />

Gefiltreerd<br />

zeewater<br />

D Witte wijn<br />

E<br />

Inhoud van een<br />

spuitbus met<br />

haarlak<br />

F Jenever<br />

De oplossing (met uitleg) vind je op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\Oplossingen\Oefening 1.4.htm.<br />

3) Alle begrepen? Beantwoord dan de zeven meerkeuzenvragen onderaan op de pagina<br />

Mengsels en Zuivere stoffen van Elementaire Chemie (C:\elementaire <strong>chemie</strong>\304_Mengsels<br />

en zuivere stoffen.htm).<br />

Ik heb de zeven meerkeuzenvragen beantwoord (kruis aan).<br />

Lees Explosief 1.2.p. 15-17. Maak vervolgens de opgaven 4 en 5 hieronder.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—7


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

4) Vul de tabel in. Kies uit de volgende woorden:<br />

Kolom (1) : homogeen mengsel, emulsie, mengsel, suspensie, zuivere stof, heterogeen mengsel<br />

Kolom (2) : gedestilleerd water, zout water, kalkmelk, kalkmelk, keukenolie + water (meteen na het<br />

schudden)<br />

Eigenschap<br />

Kun je niet meer scheiden<br />

in componenten (is dus<br />

geen mengsel). Kenmerken<br />

zich door een constant<br />

kook- of smeltpunt.<br />

Mengsel met overal<br />

dezelfde samenstelling. De<br />

componenten zijn dus niet<br />

te onderscheiden.<br />

Mengsel met ongelijkmatig<br />

verdeelde componenten.<br />

Kun je scheiden in<br />

componenten.<br />

Heterogeen mengsel van<br />

een vaste stof en een<br />

vloeistof (de vaste deeltjes<br />

‘hangen’ of ‘zweven’ in de<br />

vloeistof)<br />

Heterogeen mengsel van<br />

twee vloeistoffen<br />

Vul de juiste vakterm in :<br />

Dit is een … (1)<br />

Voorbeeld: (2)<br />

Suikerwater, betonerts, wijn<br />

De verzamelnaam voor zuivere stoffen en mengsels is ____________________ .<br />

De bestanddelen van een mengsel noemen we de _____________________ .<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—8


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

5) a) Neem het waarnemingsschema uit Explosief op p. 17 hieronder over.<br />

b) Plaats vervolgens de volgende zes materies op de juiste plaats in het schema:<br />

Spuitwater (= water + kooldioxidegas) – gedemineraliseerd (= gedestilleerd) water<br />

Ongefilterd zeewater - Melk - Rode wijn - Fruitsap<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—9


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

7. Mengsels (2). Fysische scheidingsmethoden.<br />

Je las het al in de inleiding (leerfiche 1) : in de scheikunde interesseren we ons vooral voor de<br />

eigenschappen van zuivere stoffen en de reacties daartussen. Maar hoe verkrijgen we zuivere<br />

stoffen, als we in de natuur bijna overal (homogene en heterogene) mengsels vinden? Het<br />

antwoord luidt: dankzij verschillende scheidingsmethoden (de zogenaamde fysische<br />

scheidingsmethoden).<br />

In deze fiche leer je enkele fysische scheidingsmethoden kennen. Je zult ze in het labo zelf<br />

toepassen.<br />

Opdrachten:<br />

1. Voer de LEERLINGENPROEF “Water: zuivere stof of mengsel?” uit. Dien je onderzoeksverslag in<br />

[noot: deze proeven voeren we in het labo uit].<br />

2. Voer de LEERLINGENPROEVEN uit voor de volgende scheidingstechnieken: scheiden met een<br />

scheitrechter, filtreren (filtratie), extraheren (extractie), chromatografie, adsorptie [noot:<br />

deze proeven voeren we in het labo uit].<br />

Taak <strong>chemie</strong> (10 punten)<br />

Beantwoord de vragen 3-9 op een apart blad. Dien je antwoorden in (taak <strong>chemie</strong> op 10 pt.)<br />

Voeg het verbeterde blad aan je portfolio toe.<br />

Nuttige bronnen:<br />

Explosief 1.2. p. 19-23<br />

Elementaire <strong>chemie</strong>\305_Scheiden van mengsels.htm<br />

3. a) Leg uit: afgieten (decanteren). Hoe pas je deze methode toe?<br />

b) Wanneer kun je deze methode toepassen?<br />

c) Wat is een andere benaming voor “afgieten” of “afschenken”?<br />

d) Met welk toestel kun je de lagen volledig van elkaar scheiden? (+ schets)<br />

4. a) Beschrijf een eenvoudige opstelling voor destillatie (schets + uitleg).<br />

b) Geef de functie van de verschillende onderdelen aan.<br />

c) Geef een voorbeeld van destillatie uit de praktijk.<br />

d) In het labo lieten we een watermengsel (zoutwater of suikerwater) uitkoken, tot alleen het<br />

zout (of de suiker) overbleef. Was dit een voorbeeld van destillatie? Waarom (niet)?<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—10


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

5. a) Beschrijf een eenvoudige opstelling voor filtratie (schets + uitleg).<br />

b) Benoem de verschillende onderdelen.<br />

c) Geef een voorbeeld van filtratie uit de praktijk.<br />

6. a) Beschrijf de proefopstelling voor extractie (schets + uitleg). Benoem de onderdelen.<br />

b) Geef een voorbeeld van extractie uit de praktijk.<br />

7. Beschrijf hoe je in het labo met adsorptie blauwe inkt gescheiden hebt in een kleurloos<br />

filtraat en een zwart residu. Welke stof heb je daarvoor gebruikt? Hoe ging de adsorptie in<br />

zijn werk?<br />

8. Chromatografie: deze scheidingsmethode oefenen we in het labo in (je leest er meer over in<br />

Explosief 1.2. p. 33).<br />

9. a) Teken de opstelling voor gefractioneerde destillatie.<br />

b) Benoem alle onderdelen.<br />

c) Wanneer kun je deze scheidingsmethode toepassen? (Waaraan moet het mengsel<br />

voldoen?)<br />

d) Geef een voorbeeld van gefractioneerde destillatie in de praktijk.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—11


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

8. Fysische en chemische verschijnselen<br />

In deze korte fiche leer je het verschil tussen de begrippen “fysisch verschijnsel” en “chemisch<br />

verschijnsel”.<br />

Lees aandachtig C:\elementaire <strong>chemie</strong>\309_Stoffen en reacties.htm (Start 2 Chemische reacties<br />

2.1. Stoffen en reacties). Bekijk de filmpjes.<br />

1. Leg met je eigen woorden het verschil uit tussen de verhitting van titanium en de<br />

verbranding van magnesium.<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

2. Schrap wat niet past:<br />

Bij een fysisch verschijnsel ontstaan er wel / geen nieuwe stoffen.De optredende<br />

veranderingen zijn blijvend / tijdelijk. Een fysisch verschijnsel kan dus wel / niet ongedaan<br />

maken.<br />

Bij een chemisch verschijnsel (= een chemische reactie) ontstaan wel / geen nieuwe stoffen<br />

en zijn de optredende veranderingen blijvend / tijdelijk.<br />

3. A) Hoe noemen we de stoffen die bij een chemische reactie verdwijnen (dus de stoffen<br />

waarmee je begint) ? De ______________________________.<br />

B) Hoe heten de stoffen die je op het einde van de reactie overhoudt? De<br />

__________________ of ________________________ .<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—12


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

9. Herhaling: het deeltjesmodel (corpusculair model)<br />

Lees C:\elementaire <strong>chemie</strong>\308_Corpusculaire bouw.htm en bekijk alle afbeeldingen en animaties.<br />

1. In de eerste graad leerde je al wat het deeltjesmodel is. Men noemt dit ook het<br />

corpusculaire model van de materie (naar het Latijnse woord corpusculum = lichaampje).<br />

Vul aan en schrap wat niet past:<br />

Alle stoffen bestaan uit ______ _____________ _______________, die we voorlopig<br />

voorstellen als __________________________ . Een zuivere stof bestaat uit __________<br />

soort deeltjes. Een mengsel bestaat uit evenveel deeltjes als er ______________________ in<br />

het mengsel zijn.<br />

Tussen de deeltjes zijn er lege ____________________ ________________ .<br />

De deeltjes worden samengehouden door krachten, de zgn. __________________________ .<br />

De cohesiekrachten zijn het grootst in de vaste / vloeibare / gasvormige aggregatietoestand<br />

en het kleinst in de vaste / vloeibare / gasvormige toestand.<br />

De deeltjes zijn altijd in _________________ (dit noemen we de _________________<br />

beweging).<br />

2. Teken hieronder met het deeltjesmodel :<br />

a. een vaste stof (zuivere stof)<br />

b. een vloeistof (zuivere stof),<br />

c. een gas (zuivere stof).<br />

d. Een gasmengsel (met twee componenten). Zorg dat het verschil tussen de<br />

componenten duidelijk zichtbaar is<br />

a) b)<br />

c) d)<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—13


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

10. Het deeltjesmodel : extra-opdracht voor de liefhebbers<br />

Wetenschappers hebben bijna 2000 jaar lang geruzied over de vraag of de wereld<br />

opgebouwd is uit zeer kleine ondeelbare deeltjes (men noemde ze atomen, van het Griekse<br />

a-tomos = ondeelbaar).<br />

Wil je graag meer weten over het ontstaan van het deeltjesmodel? Kies dan één van de<br />

volgende opzoekopdrachten, a of b (je mag natuurlijk ook beide maken!). Dien je werk in, of<br />

stel je bevindingen voor aan de klas. (Extra quotering mogelijk als taak voor DW).<br />

a) Het idee dat de wereld uit kleine, ondeelbare deeltjes is opgebouwd, bestaat al sinds de<br />

Oude Grieken, maar het was tot de 19 e eeuw niet algemeen aanvaard.<br />

- Wat was (al sinds Aristoteles) het grote argument tegen het deeltjesmodel? Met andere<br />

woorden: welke voorstelling, die vanzelf uit het deeltjesmodel volgt, konden<br />

wetenschappers, theologen en filosofen vroeger maar niet aanvaarden? {Als je het antwoord<br />

niet vindt: vraag een tip bij Geert}<br />

- Hoe noemden de Grieken (of toch zij die in een “deeltjesmodel” geloofden) die kleine,<br />

ondeelbare deeltjes? Waarom die benaming?<br />

- In de 19 e eeuw gebruikte de Engelse wetenschapper John Dalton dezelfde benaming voor<br />

de in zijn tijd kleinste deeltjes. Vandaag gebruiken wie die benaming nog altijd. Maar zijn die<br />

deeltjes inderdaad ondeelbaar? Verklaar je antwoord.<br />

b)<br />

– De Schotse plantkundige Robert Brown voerde in 1827 een experiment uit dat het<br />

deeltjesmodel een stevige duw in de rug gaf. Welk experiment was dat? Kunnen we het in<br />

ons labo nabootsen? (Uitdaging voor jou: Wie demonstreert het voor de klas?)<br />

– Vandaag noemt men het door Brown beschreven verschijnsel “Brownse beweging”. Wat is<br />

dat precies? Welke voorbeelden kennen we daarvan in het dagelijks leven? Waarom noemt<br />

men dit fenomeen ook “dronkemanswandeling”?<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—14


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

11. Oefeningen : stoffen en mengsels<br />

1. Schrap wat fout is (doordenkertje):<br />

Zuivere stoffen kunnen we van elkaar onderscheiden door hun fysische/chemische<br />

eigenschappen.<br />

2. Los het kruiswoordraadsel “stoffen en mengsels” op de volgende bladzijde op<br />

3. Leg met behulp van het deeltjesmodel uit, waarom zand wel van water gescheiden kan<br />

worden door filtreren, maar zout (of suiker) niet.<br />

___________________________________________________________________________<br />

___________________________________________________________________________<br />

___________________________________________________________________________<br />

4. Toepassing (denkvragen). Hoe zou je de volgende mengsels kunnen scheiden?<br />

a. Modder in afvalwater<br />

___________________________________________________________________________<br />

___________________________________________________________________________<br />

___________________________________________________________________________<br />

b. Een mengsel van zand en zout<br />

___________________________________________________________________________<br />

___________________________________________________________________________<br />

___________________________________________________________________________<br />

5. Opzoekvraag. Illustreer met een voorbeeld hoe men chloorgas zowel ten goede als ten<br />

kwade kan toepassen.<br />

6. “Ijzersulfide is een verbinding van ijzer en zwavel.” Leg het begrip “verbinding” uit.<br />

7. Wat is het verschil tussen een fysisch en een chemisch verschijnsel?<br />

8. Juist of fout? “Ijzersulfide is een mengsel van ijzer en zwavel.”<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—15


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

9. Is het ontstaan van sneeuw in een wolk een fysisch of een chemisch verschijnsel? Waarom?<br />

10. Kruis aan of het om fysische of chemische verschijnselen gaat (zoek de optredende<br />

processen op als je twijfelt):<br />

FYSISCH CHEMISCH FYSISCH CHEMISCH<br />

Ijs smelten Voedsel verteren<br />

Boter bruinen Roesten<br />

Water koken Papier verbranden<br />

Koffie<br />

Mayonaise bereiden<br />

extraheren<br />

Groenten<br />

diepvriezen<br />

Vlees bakken<br />

De oplossingen vind je op mathima.be (geef een seintje aan je leraar als dat nog niet het geval is).<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—16


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en mengsels<br />

Freinetschool Villa da Vinci II—17


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

III. Stoffen en reacties<br />

In hoofdstuk II leerde je het verschil kennen tussen mengsels en zuivere stoffen. Daarnaast leerde je<br />

met welke (fysische) scheidingstechnieken we mengsels in hun componenten kunnen scheiden. Nu<br />

kan de echte <strong>chemie</strong> van start gaan! Immers, in de scheikunde gaat het vanouds in de allereerste<br />

plaats om de reacties die stoffen met elkaar aangaan.<br />

12. Fysische en chemische eigenschappen<br />

Let op : in deze fiche gaat het over het verschil tussen fysische en chemische eigenschappen. Blader<br />

nog eens terug naar fiche 8. Waarover ging het daar? Antwoord: over fysische en chemische<br />

_________________________).<br />

Wat is het verschil tussen verschijnsel en eigenschap? Onthoud:<br />

Als we in de <strong>chemie</strong>les over een “verschijnsel” spreken (fysisch of chemisch), bedoelen we altijd dat<br />

er een verandering optreedt (bv. water kookt en verdampt, een magnesiumlint verbrandt).<br />

Als we het over een “eigenschap” hebben (fysisch of chemisch), stellen we vast dat een stof of een<br />

voorwerp een bepaald kenmerk heeft (bv. “water kookt bij 100 ° C” is een fysische eigenschap van<br />

water, ook al is het koken zelf een fysisch verschijnsel).<br />

Bron: Lees aandachtig Elementaire Chemie 2.1, § Stoffen en reacties (C:\elementaire<br />

<strong>chemie</strong>\309_Stoffen en reacties.htm). Bekijk opnieuw de twee filmpjes en lees de tekst.<br />

1. Leg het verschil uit tussen een fysisch verschijnsel en een chemisch verschijnsel.<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—1


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

2. Bij de verbranding van magnesium treedt een verandering van de stof op. Schrijf deze reactie<br />

hieronder in korte vorm (dit noemen we een reactieschema) :<br />

_______________________ + ____________________ _____________________ .<br />

Vul aan. Kies uit: eindproduct, magnesiumoxide, reactieproduct, uitgangsproduct<br />

Bij de bovenstaande reactie is een nieuwe stof ontstaan, namelijk _____________________ .<br />

De ________________________ magnesium en zuurstofgas (of dizuurstof, O2) zijn<br />

verdwenen. Het ___________________ of ______________________ is magnesiumoxide.<br />

3. Duid in het reactieschema hierboven aan met een pijl : uitgangsproducten, eindproduct of<br />

reactieproduct.<br />

4. Schrap wat fout is :<br />

“Zuivere stoffen kun je van elkaar onderscheiden door hun fysische eigenschappen / chemische<br />

eigenschappen, zoals het smeltpunt of het kookpunt.”<br />

5. Geef nog drie voorbeelden van fysische eigenschappen (naast smeltpunt/kookpunt).<br />

___________________________________________________<br />

___________________________________________________<br />

___________________________________________________<br />

ZELFEVALUATIE MENGSELS EN ZUIVERE STOFFEN (5 vragen) : Klik hier.<br />

(http://project.kahosl.be/<strong>chemie</strong>/basiscursus/oefeningen/basis_reeks_01a.htm#)<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—2


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

13. Stoffen en reacties<br />

Bronnen: Elementaire <strong>chemie</strong>, deel 2 : chemische reacties (C:\elementaire<br />

<strong>chemie</strong>\309_Stoffen en reacties.htm)<br />

Explosief 1.2. blz. 37 en volgende<br />

1. Wat is een chemische reactie (of een chemisch verschijnsel)? Geef een sluitende definitie.<br />

Een chemische reactie is een verschijnsel_____________________________________________<br />

______________________________________________________________________________<br />

______________________________________________________________________________<br />

2. Een reactieschema is een schematische weergave van een chemische reactie. Geef een<br />

voorbeelden naar keuze van een reactieschema.<br />

Schrijf eventueel de reactie boven de pijl.<br />

Gebruik de volledige benaming van de stoffen (gebruik nog geen symbolen : die voeren<br />

we pas later in).<br />

3. Duid in het reactieschema hierboven aan met een pijltje: uitgangsstof, eindproduct (=<br />

reactieproduct).<br />

4. (Herhaling) Wat is het verschil tussen een chemisch verschijnsel en een fysisch verschijnsel?<br />

Geef telkens ook een voorbeeld<br />

Chemisch verschijnsel (= chemische reactie) :______________________________________<br />

___________________________________________________________________________<br />

Voorbeeld:<br />

Fysisch verschijnsel : _______________________________________________________<br />

Voorbeeld :<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—3


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

14. Analysereacties en synthesereacties<br />

Bronnen:<br />

A<br />

B<br />

1. Wat is een analysereactie?<br />

- C:\elementaire <strong>chemie</strong>\310_Analyse.htm<br />

- C:\elementaire <strong>chemie</strong>\311_Synthese.htm<br />

- Explosief 1.2. Hoofdstuk 11 p. 41 en volgende<br />

a) Een analysereactie (ook kortweg analyse of ________________ genoemd) is een reactie<br />

waarbij ___________________________________________________________________ .<br />

b) Geef een voorbeeld van een analysereactie (met een reactieschema).<br />

2. Wat is een synthesereactie?<br />

a) Een synthesereactie (ook kortweg synthese genoemd) is een reactie waarbij<br />

___________________________________________________________________ .<br />

b) Geef een voorbeeld van een synthesereactie (met een reactieschema).<br />

3. Oefening. Zijn de volgende reacties analyse- of synthesereacties? Noteer telkens ook de<br />

uitgangsstoffen en eindproducten.<br />

De verbranding van<br />

koolstof. Hierbij reageert<br />

koolstof met dizuurstof<br />

(uit de lucht) en er<br />

ontstaat koolstofdioxide.<br />

natrium + dizuurstof <br />

natriumoxide<br />

Analyse<br />

of synthese?<br />

Uitgangsstoffen Eindproducten<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—4


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

C<br />

zwavelzuur water +<br />

zwaveltrioxide<br />

D A + B C + D<br />

E<br />

distikstof + diwaterstof <br />

ammoniak<br />

De oplossing vind je onderaan op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\311_Synthese.htm.<br />

SAMENVATTING ANALYSE EN SYNTHESE<br />

Vul aan: analyse; synthese; analyse noch synthese<br />

A + B C _______________________________<br />

A B + C _______________________________<br />

A + B C + D _______________________________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—5


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

15. Enkelvoudige en samengestelde stoffen<br />

In hoofdstuk II leerde je het verschil kennen tussen mengsels en zuivere stoffen. Je leerde ook<br />

verschillende soorten mengsels kennen.<br />

In deze fiche zul je leren dat ook zuivere stoffen nog verder onderverdeeld worden, namelijk in<br />

enkelvoudige stoffen en samengestelde stoffen.<br />

Lees aandachtig Explosief 1.2. blz. 52-53. Beantwoord vervolgens de onderstaande vragen met<br />

behulp van het samenvattend schema op blz. 53 (dit schema moet je perfect begrijpen en kunnen<br />

uitleggen!).<br />

Aanvullende bron: C:\elementaire <strong>chemie</strong>\312_Enkelvoudig en samengesteld.htm (§ 2.2.)<br />

Vooraf: wat is een molecule?<br />

Vorig jaar leerde je al over atomen en moleculen. Hier volgt een korte herhaling, met als voorbeeld<br />

water (H2O) .<br />

Definitie :<br />

1) Een molecule is het kleinste deeltje van een stof dat nog de chemische eigenschappen van<br />

die stof bezit.<br />

2) Atomen zijn de bouwstenen van moleculen (dit is een<br />

voorlopige definitie – later dit jaar leer je meer over<br />

atomen).<br />

Een watermolecule is een verbinding van waterstof (H) en zuurstof<br />

(O). Elke H2O-molecule bezit, ook al is ze minuscuul, alle chemische<br />

eigenschappen van water.<br />

Elke H2O-molecule bestaat uit twee H-atomen en één O-atoom<br />

(waterstofatomen en zuurstofatomen). Deze atomen hebben ANDERE eigenschappen dan water.<br />

Begrepen? Vul dan de volgende zinnen aan, bij wijze van oefening.<br />

Kies uit: molecule, atomen, atoom<br />

Een _____________________________ koolstofdioxide (CO2) bestaat uit twee<br />

zuurstof_______________ (O) en één koolstof ________________ (C).<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—6


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

1. Neem het schema op blz. 53 over op een apart blad.<br />

(Dit schema moet je goed kennen; je moet ook alle gebruikte termen kennen)<br />

Kruis hier aan als je deze opdracht hebt uitgevoerd:<br />

2. Beantwoord kort de volgende vragen aan de hand van het schema:<br />

a) In welke twee categorieën deelt men de materie in?<br />

b) In welke twee subcategorieën deelt men de zuivere stoffen in?<br />

c) Hoe noemen we de reactie waarbij uit zuivere stoffen een samengestelde stof ontstaat ?<br />

Antwoord: _______________<br />

d) Hoe noemen we de reactie waarbij uit een samengestelde stof zuivere stoffen ontstaan?<br />

Antwoord: _______________<br />

e) Definieer de volgende begrippen:<br />

enkelvoudige stof : ________________________________________________<br />

samengestelde stof: _______________________________________________<br />

atoom : _________________________________________________________<br />

element: ________________________________________________________<br />

3. Leg het verschil uit tussen een mengsel en een samengestelde stof. Geef twee voorbeelden<br />

van elk.<br />

________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________<br />

Twee voorbeelden van mengsels : __________________________________________<br />

Twee voorbeelden van een samengestelde stof: ___________________________________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—7


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

4. Enkelvoudig of samengesteld? Kruis aan.<br />

Stoffen Enkelvoudig Samengesteld<br />

Octazwavel (S8)<br />

Dizuurstof (O2)<br />

IJzersulfide (FeS)<br />

Distikstof (N2)<br />

Natriumchloride (NaCl) of<br />

keukenzout<br />

Dibroom (Br2)<br />

Zinksulfide (ZnS)<br />

Natriumoxide (Na2O)<br />

Oplossing: C:\elementaire <strong>chemie</strong>\312_Enkelvoudig en samengesteld.htm<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—8


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

16. De belangrijkste elementen en hun symbolen<br />

Bronnen:<br />

1. Vul aan (tip: Explosief):<br />

- C:\elementaire <strong>chemie</strong>\313_Atomen-Elementen-Symbolen.htm (hoofdstuk<br />

2.2.)<br />

- Explosief 1.2. p. 53 (onderaan) en p. 54<br />

Er bestaan _____ natuurlijke elementen. Zij vormen de bouwstenen van de natuur. Alle<br />

natuurlijke _____________ zijn uit één of meerdere van deze elementen opgebouwd.<br />

Elk element wordt voorgesteld door een ________________ . De eerste letter van het symbool is<br />

altijd een _____________letter. Eventueel kan een tweede letter volgen. Dat is altijd een<br />

_________ letter.<br />

2. Vul in de kolom op de volgende bladzijde bij elk element het overeenkomstige symbool in.<br />

Let erop dat je de symbolen juist schrijft!<br />

Soms is de Latijnse naam gegeven om je te helpen.<br />

Je moet de symbolen + de (Nederlandse) namen van deze elementen uit het hoofd leren!<br />

3. Zoek ook de Engelse benaming van de elementen op. Wat merk je als je de Nederlandse en<br />

de Engelse en Latijnse benamingen vergelijkt?<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

Tip: Je kunt jezelf met dit tooltje ondervragen (klik op “overhoor online”):<br />

http://www.woordjesleren.nl/questions.php?chapter=64586.<br />

Deze lijst kun je ook naar Wrts exporteren en zelf aanvullen.<br />

Wie er niet genoeg van krijgt, vindt hier een lijstje met nog veel meer elementen:<br />

http://www.woordjesleren.nl/questions.php?chapter=34923<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—9


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

De belangrijkste elementen en hun symbolen:<br />

NAAM SYMBOOL Latijnse naam Engelse naam<br />

Aluminium<br />

Broom<br />

Calcium<br />

Chloor<br />

Fluor<br />

Fosfor<br />

Goud<br />

Helium<br />

IJzer<br />

Jood<br />

Kalium<br />

phosphorus<br />

aurum<br />

ferrum<br />

Koolstof carboneum<br />

Koper cuprum<br />

Kwik hydrargyrum<br />

Lood plumbum<br />

Magnesium<br />

Natrium<br />

Neon<br />

Stikstof nitrogenium<br />

Waterstof hydrogenium<br />

Zilver argentum<br />

Zink<br />

Zuurstof oxygenium<br />

Zwavel<br />

sulfur<br />

De namen van deze elementen (in het Nederlands) en hun symbolen moet je uit het hoofd leren<br />

(de Latijnse benaming niet) en in beide richting kennen: element symbool, symbool element.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—10


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

17. Voorbeelden van chemische reacties: synthese- en analysereacties<br />

Vul deze fiche in NA de les waarbij we in het labo water ontleedden in waterstofgas en zuurstofgas<br />

en ijzer en zwavel synthetiseerden tot ijzersulfide. Je kunt deze fiche ook voorlopig overslaan en de<br />

volgende fiche afwerken.<br />

Lees aandachtig de onderstaande tekst. Schrap wat fout is en vul aan waar nodig.<br />

A) Bij een fysisch / chemisch verschijnsel (zoals verbranding) worden één of meer stoffen omgezet<br />

in één of meer andere stoffen met andere eigenschappen.<br />

Bij een fysisch / chemisch verschijnsel daarentegen (zoals smelten, koken, mengen, breken, …),<br />

ontstaan geen nieuwe stoffen.<br />

B) In het labo leerde je…<br />

1) … dat een mengsel van de zuivere stoffen ijzermetaal (Fe) en zwavel (S) door verhitting<br />

(afgesloten van de lucht) omgevormd kan worden tot een nieuwe samengestelde zuivere<br />

stof : ijzersulfide (chemisch symbool: FeS).<br />

Het ontstaan van ijzersulfide uit ijzer en zwavel is een voorbeeld van een fysische / chemische<br />

reactie.<br />

De reactie is een analysereactie / synthesereactie.<br />

Ijzersulfide is een verbinding / verschijnsel / element.<br />

Vervolledig het reactieschema (in woorden) van de verbinding van ijzersulfide:<br />

ijzer + _________________ ______________________<br />

Het reactieproduct ijzersulfide (FeS) is een zuivere stof / mengsel. Het is enkelvoudig /<br />

samengesteld.<br />

Het kleinste deeltje ijzersulfide dat nog alle fysische eigenschappen van ijzersulfide bezit, dus<br />

één enkele FeS-deeltje, noemen we een element / atoom / molecule.<br />

Ijzersulfide bestaat uit twee elementen / atomen / moleculen : ijzer en zwavel (sulfur).<br />

Elke molecule ijzersulfide (FeS) bestaat uit twee atomen / moleculen : een ijzer__________<br />

en een zwavel_________ .<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—11


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

2) … dat we water met een elektrische stroom kunnen ontleden in waterstofgas en<br />

zuurstofgas 2 .<br />

Dit is een voorbeeld van een fysische /<br />

chemische reactie, omdat de fysische<br />

eigenschappen van de uitgangsstoffen<br />

veranderd zijn (bv. smelt- en kookpunt,<br />

aggregatietoestand, dichtheid, kleur,<br />

smaak).<br />

Dit is een voorbeeld van een<br />

analysereactie / synthesereactie.<br />

Schrijf hier het reactieschema : _________________________________________________<br />

In wat nu volgt houden we geen rekening met het zwavelzuur in het water, omdat dit niet<br />

betrokken is bij de chemische reactie (zie de voetnoot).<br />

Het uitgangsproduct van de reactie, gedestilleerd water (H2O), is een zuivere stof /<br />

mengsel. Het is enkelvoudig / samengesteld, want we kunnen het wel / niet ontleden in<br />

andere stoffen.<br />

De reactieproducten waterstofgas (H2) en zuurstofgas (O2) zijn zuivere stoffen / mengsels.<br />

Ze zijn enkelvoudig / samengesteld, want we kunnen ze wel / niet ontleden in andere<br />

stoffen.<br />

Vul in.<br />

Elk(e) m__________________ zuurstofgas (O2) bestaat uit twee a_____________ van het<br />

e________________ zuurstof (O).<br />

2 Aan het water voegden we wat zwavelzuur toe om de elektrische stroom beter te geleiden (zuiver water is<br />

namelijk een slechte geleider). Dit zwavelzuur (H2SO4) neemt niet deel aan de chemische reactie zelf: als we al<br />

het water zouden ontleden, zou het zwavelzuur achterblijven; dat doen we echter niet omdat het zuur de<br />

elektroden zou aantasten<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—12


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

18. Reactieschema en elementvergelijking<br />

Je leerde al wat een reactieschema is en hoe je het opstelt. Tot nu toe gebruikten we daarvoor de<br />

benaming (= in woorden) van de betrokken stoffen en elementen. In de <strong>chemie</strong> gebruikt men liever<br />

de elementsymbolen, omdat ze korter zijn én omdat ze over heel de wereld dezelfde zijn.<br />

Voorbeeld. Voor de synthese van ijzersulfide (uit ijzer en zwavel) geldt:<br />

Reactieschema met woorden: ijzer + octazwavel ijzersulfide<br />

Elementvergelijking: (Fe) + (S) (Fe, S)<br />

Je schrijft dus elke afzonderlijke stof (zuivere of samengestelde stof) tussen haakjes : de zuivere stof<br />

(Fe) en de zuivere stof (S) verbinden zich tot de samengestelde stof (Fe, S).<br />

Maak nu de onderstaande oefening. Je vindt ze ook op de CD “Elementaire <strong>chemie</strong>” (313_Atomen-<br />

Elementen-Symbolen.htm).<br />

Lees aandachtig de beschrijving van het chemisch verschijnsel in de linkerkolom. Je hebt geen<br />

andere informatie nodig om de reactie- en de elementvergelijking op te schrijven.<br />

Chemisch<br />

verschijnsel<br />

De reactie tussen<br />

diwaterstof en<br />

dizuurstof waarbij<br />

water ontstaat.<br />

Water is een<br />

samengestelde<br />

stof en bevat de<br />

elementen<br />

waterstof en<br />

zuurstof.<br />

De analyse van<br />

ammoniak, een<br />

samengestelde<br />

stof die de elementen<br />

stikstof en<br />

waterstof bevat.<br />

Reactieschema (met woorden) Elementvergelijking<br />

diwaterstof + dizuurstof water (H) + (O) (H,O)<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—13


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

De synthese van<br />

natriumchloride,<br />

een<br />

samengestelde<br />

stof die de<br />

elementen<br />

natrium en chloor<br />

bevat.<br />

De reactie tussen<br />

diwaterstof en<br />

dichloor waarbij<br />

waterstofchloride<br />

ontstaat.<br />

De reactie tussen<br />

water en<br />

zwaveltrioxide<br />

(samengestelde<br />

stof, bevat de<br />

elementen zwavel<br />

en zuurstof). Bij<br />

deze reactie<br />

ontstaat er<br />

zwavelzuur (=<br />

samengestelde<br />

stof, bevat DRIE<br />

elementen).<br />

Oplossing: zie CD elementaire <strong>chemie</strong>, 313_Atomen-elementen-symbolen.htm<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—14


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

19. Exo- en endo-energetische reacties<br />

Bronnen : Gebruik voor deze LPF best Elementaire <strong>chemie</strong> §2.3. Exo- en endo-energetische reacties<br />

(C:\elementaire <strong>chemie</strong>\314_Exo- en endo-energetische reacties.htm).<br />

Je kunt ook het boek Explosief 1.2 gebruiken (hoofdstuk 19 en vooral blz. 81), maar daarvoor moet<br />

je eigenlijk de verbranding al kennen, die we pas in de volgende fiche leren kennen.<br />

1. Definities. Definieer de volgende begrippen:<br />

Exo-energetische reactie : _____________________________________________________<br />

___________________________________________________________________________<br />

Endo-energetische reactie : _____________________________________________________<br />

___________________________________________________________________________<br />

Zoek nu ook de volgende begrippen op<br />

Exotherme reactie : een reactie waarbij _____________ vrijkomt (de gemeten<br />

temperatuur stijgt).<br />

Endotherme reactie : een reactie waarbij ____________ opgenomen wordt (de<br />

gemeten temperatuur daalt).<br />

2. Wat betekenen de voorvoegsels (prefixen) exo- en endo- ? (tip: woordenboek)<br />

Exo = __________ Endo = ______________<br />

Je weet nu wat exo-energetisch en endo-energetisch betekenen. Prima! Maar weet je ook wat<br />

energie is? Het is een woord dat we in heel verschillende omstandigheden gebruiken (“Ik heb geen<br />

energie meer.” – “Neem toch een energiedrankje!” – “Electrabel is een energieleverancier.” – “Een<br />

bewegend voorwerp heeft kinetische energie.” Enz.) – maar toch vaak zonder dat we precies weten<br />

waarover we het hebben.<br />

De volgende leerfiche is volledig gewijd aan het begrip energie. Je zult verschillende vormen van<br />

energie leren kennen, en ook het verschil tussen energie en warmte.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—15


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

20. Wat is energie?<br />

Definitie: "Energie is de mogelijkheid van een systeem om arbeid te<br />

verrichten.”<br />

Met “systeem” bedoelen we hier bv. een mens, een molecule, een hoeveelheid vloeistof,<br />

een machine, …<br />

Het woord "mogelijkheid" is onderstreept omdat je energie niet per se hoeft op te<br />

gebruiken. Je kunt energie bewaren, bijvoorbeeld in voedsel (in de koelkast) of in een<br />

batterij.<br />

Een belangrijke eigenschap van energie is : je kunt energie nooit<br />

vernietigen, alleen omzetten in andere vormen van energie!<br />

Wanneer je de energie gebruikt hebt, is deze niet weg. Hij gaat alleen in<br />

een andere toestand over.<br />

Wanneer een auto rijdt met de energie uit de benzine wordt deze energie<br />

omgezet in warmte. Hij gaat de lucht in maar is niet echt weg. De<br />

elektrische energie die een lamp uit het stopcontact haalt, verdwijnt niet<br />

maar wordt omgezet in licht (stralingsenergie) en warmte. Energie blijft<br />

dus altijd bestaan!<br />

Energiesoorten<br />

Hoewel het steeds dezelfde energie is, geven we die energie in verschillende<br />

situaties een andere naam. Voor alle energiesoorten geldt: je kunt er iets mee<br />

doen.<br />

Vul in : elektrische energie – magnetische energie – kernenergie -<br />

stralingsenergie – chemische energie – zwaarteënergie – bewegingsenergie -<br />

veerenergie – thermische energie – kinetische<br />

1) _________________: dit is de energie die voorwerpen hebben<br />

die kunnen veren en in gespannen toestand staan. (Als de veer niet<br />

opgespannen is heeft ze dus geen _____________: je moet eerst een andere<br />

energiesoort gebruiken om de veer op te spannen).<br />

2) _________________: dit is de energie die in straling zit. De meeste straling<br />

is trouwens pure energie (bv. licht).<br />

3) ________________: dit is de energie die opgeslagen zit in de moleculen van<br />

een stof. Bij exo-energetische chemische reacties (zoals verbrandingsreacties)<br />

komt deze energie vrij als warmte en stralingsenergie. ________________ zit<br />

bv. in voedsel en brandstoffen.<br />

4) __________________: dit is de energie die voorwerpen hebben die<br />

bewegen. Deze energiesoort wordt ook _____________ energie genoemd.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—16


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

5) _____________: dit is de energie die voorwerpen hebben die kunnen vallen.<br />

Je mag zelf bepalen waar je de _______________nul noemt. Meestal is dit op<br />

de grond maar het kan bijvoorbeeld ook de bodem van een kuil zijn (daarover<br />

meer in de fysicalessen).<br />

6) ___________________: dit is de energie die voorwerpen hebben die<br />

elektrisch geladen zijn en waar dus elektrische spanning op staat. Deze energie<br />

zit in spanningsbronnen zoals een batterij en een accu.<br />

7) _____________: dit is de energie die opgeslagen zit in de kernen van<br />

atomen. Bij kernreacties komt deze energie vrij als warmte en stralingsenergie.<br />

8) __________________: dit is de energie die voorwerpen van ijzer, nikkel of<br />

kobalt hebben die zich in de buurt van een magneet bevinden.<br />

9) ___________________: dit is de bewegingsenergie van de moleculen. Deze<br />

neemt toe als de temperatuur stijgt.<br />

Enzovoort. Er zijn nog verscheidene andere energiesoorten.<br />

Bij chemische reacties kan energie onder verschillende vormen<br />

vrijkomen (of bij endo-energetische reacties: opgenomen worden),<br />

zoals:<br />

WARMTE 3 Voorbeeld: verbranding<br />

BEWEGING Voorbeeld: bruistablet in water<br />

GELUID Voorbeeld: bruistablet in water<br />

Een ontploffing is een reactie waarbij (behalve warmte en beweging van deeltjes = kinetische<br />

energie) energie in de vorm van geluid vrijkomt. (Eigenlijk is geluid niets anders dan de<br />

verplaatsing van luchtdeeltjes.)<br />

Het hoeft echter niet altijd een knal te zijn : ook het geluid van sissen of pruttelen wijst erop<br />

dat energie vrijkomt.<br />

LICHT Voorbeeld: verbranding, luminescentie<br />

ELEKTRICITEIT Voorbeeld: batterij of accu<br />

3 Later zul je leren dat warmte energie is die “onderweg” is ten gevolge van een temperatuurverschil en dat<br />

warmte veroorzaakt wordt door de beweging van deeltjes. Warmte is dus geen aparte vorm van energie.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—17


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

21. Verbranding (1)<br />

Bronnen:<br />

- C:\elementaire <strong>chemie</strong>\315_Verbranding.htm (Hoofdstuk 2.4.).<br />

- Explosief 1.2. p. 57 en volgende<br />

1. Wat is een verbranding? (Antwoord zo precies mogelijk!)<br />

2. Geef een voorbeeld dat aantoont dat een ontstekingsbron (bv. een vlam) niet altijd nodig is<br />

om verbranding mogelijk te maken.<br />

3. Welke drie voorwaarden zijn noodzakelijk opdat verbranding mogelijk wordt?<br />

Voorwaarde 1: De stof in kwestie moet brandbaar zijn.<br />

Voorwaarde 2 : _____________________________________________________<br />

Voorwaarde 3 : _____________________________________________________<br />

In Explosief 1.2. vind je deze drie voorwaarden samengevat in een schets. Neem deze schets<br />

hieronder over (tip: driehoek):<br />

4. Is verbranding een exo- of een endo-energetische reactie? Waarom?<br />

Antwoord:<br />

Verbranding is een _____________________________ reactie omdat<br />

________________________________________________________<br />

_______________________________________________________ .<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—18


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

5. We maken een onderscheid tussen “snelle verbranding” en “trage verbranding”. Geef van elk<br />

twee voorbeelden (zie Explosief 1.2. hoofdstuk 15):<br />

a) Voorbeelden van snelle verbranding : ________________________________________ en<br />

____________________________________________<br />

b) Voorbeelden van trage verbranding : _________________________________________ en<br />

____________________________________________<br />

6. Leg uit wat er tijdens het roesten van ijzermetaal in een omgekeerde reageerbuis boven<br />

water gebeurt (Explosief 1.2. p. 64).<br />

7. IJzeren voorwerpen roesten. Deze eigenschap vormt een grote beperking voor het gebruik<br />

van ijzer in de techniek of voor het maken van gebruiksvoorwerpen.<br />

Procedé 1 :<br />

Procedé 2 :<br />

Zoek op (internet of klasbibliotheek): welke twee oplossingen laten toe om het element ijzer<br />

toch op grote schaal te gebruiken? Omschrijf kort waaruit elke oplossing bestaat. Noem ook<br />

van beide procedés telkens een nadeel.<br />

Wat? ___________________________________________________________________<br />

Omschrijving? ___________________________________________________________<br />

_______________________________________________________________________<br />

_______________________________________________________________________<br />

Nadeel? ________________________________________________________________<br />

Wat? ___________________________________________________________________<br />

Omschrijving? ___________________________________________________________<br />

_______________________________________________________________________<br />

_______________________________________________________________________<br />

Nadeel? ________________________________________________________________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—19


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

22. De samenstelling van lucht<br />

Bronnen:<br />

- C:\elementaire <strong>chemie</strong>\316_Lucht.htm (hoofdstuk 2.4.)<br />

- Explosief 1.2. p. 57 en volgende<br />

1. Wat zijn de twee hoofdbestanddelen van lucht?<br />

Antwoord: Ongeveer 4/5 van de lucht bestaat uit ____________________, ongeveer<br />

1/5 van de lucht bestaat uit _________________________ .<br />

2. Vul aan (zie Explosief 1.2. H 16).<br />

100 % droge lucht is een (schrap wat niet past) mengsel / verbinding van:<br />

1) ___________________________ (_____________ %)<br />

2) ___________________________ (_____________ %)<br />

3) ___________________________ (_____________ %)<br />

4) ___________________________ (_____________ %)<br />

5) ___________________________ (_____________ %)<br />

Welke stoffen kan onzuivere of vervuilde lucht voorts nog bevatten? Geef drie voorbeelden:<br />

1)<br />

2)<br />

3)<br />

3. Welk bestanddeel van lucht is noodzakelijk voor de verbranding? _____________________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—20


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

23. Verbranding (2); oxidatie en reductie<br />

Bronnen:<br />

1) Leerfiche 21 Verbranding (1)<br />

2) Handboek Explosief 1.2., blz. 69-70 (2)<br />

3) C:\elementaire <strong>chemie</strong>\317_Oxidatie en reductie.htm (hoofdstuk 2.4). (3)<br />

De meeste antwoorden vind je in de bronnen 2 en 3, maar Elementaire <strong>chemie</strong> is ongetwijfeld<br />

duidelijker en makkelijker (het bevat ook filmpjes van de besproken experimenten).<br />

1. We laten kopermetaal reageren met zuurstofgas (= dizuurstof of O2). Zie het filmpje op<br />

Elementaire Chemie.<br />

Wat neem je waar? ________________________________________________________<br />

_________________________________________________________________________<br />

Geef van deze reactie het reactieschema (in woorden) en de elementvergelijking (met de<br />

symbolen tussen haakjes):<br />

Reactieschema (in woorden):<br />

Elementvergelijking (met symbolen tussen haakjes):<br />

2. Vul de juiste termen in:<br />

a) Een dergelijke reactie, waarbij een element (hier: Cu) zich verbindt met het element<br />

zuurstof (O) noemen we een o_________________reactie 4 .<br />

b) Het eindproduct van zo’n reactie (hier de verbinding (Cu,O) of CuO) noemen we een<br />

o__________________ . In ons voorbeeld gaat het om koper________________ .<br />

c) De omgekeerde reactie, waarbij het element zuurstof aan een verbinding onttrokken<br />

wordt, noemen we een r ____________________reactie of kortweg ________________ .<br />

4 Het gaat hier dus wel degelijk om een verbinding, niet om een mengsel. Wat is het verschil ook weer?<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—21


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Thermietreacties bieden een spectaculair voorbeeld van oxidatie<br />

(en reductie). Op http://www.youtube.com/watch?v=iniulPUFrM<br />

vind je de video-opname van een experimenten dat<br />

je zelf waarschijnlijk nooit zult kunnen uitvoeren.<br />

En dit is de reden waarom we dit niet in het schoollabo doen:<br />

http://www.youtube.com/watch?v=qqvQwfH_wGQ (tot 1:30).<br />

Hier verloopt het experiment iets beter:<br />

http://www.youtube.com/watch?v=li7K4DCeFiQ<br />

3. Vul in. Kies uit: zuurstof (2x), oxidatiereactie, natriumoxide, oxide, reductie, geoxideerd,<br />

explosie, gereduceerd, redox-.<br />

Een ___________________ is een verbinding van een element met<br />

_______________ . De reactie waarbij een oxide ontstaat noemen we een<br />

_________________________ .<br />

De omgekeerde reactie noemen we een _________________ : hier wordt<br />

_______________ aan een verbinding (een samengestelde zuivere stof) onttrokken.<br />

In de reactie (Na) + (C, O) -> (Na, O) + (C)<br />

reageren de uitgangsproducten natrium (Na) en koolstofdioxide (CO2) met elkaar en<br />

vormen ________________________ (NaO) en koolstof (C).<br />

Aangezien het element natrium zich met zuurstof verbindt, zeggen we dat het<br />

natrium __________________________ wordt. De koolstofdioxide daarentegen<br />

wordt __________________________ : het zuurstof wordt eraan onttrokken.<br />

Opmerking: Aangezien elke oxidatiereactie met een reductie gepaard gaat<br />

(de zuurstof die aan het met het ene element verbonden wordt, wordt aan<br />

het andere element onttrokken), spreken we ook kortweg van<br />

____________reacties.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—22


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Welk woord gebruiken we voor een extreem snelle verbranding?<br />

Antwoord: Een o_______________ . Dat is een extreem snelle chemische reactie, gekenmerkt door<br />

een grote gas- en warmteontwikkeling, met als gevolg een plotse drukverhoging. Die drukverhoging<br />

kan grote schade aanrichten.<br />

Een ontploffing is dus een zeer snelle exotherme/endotherme reactie (schrap wat niet past).<br />

Zorg dat je de termen uit deze LPF goed begrijpt en kunt toepassen!<br />

4. Onderaan op de pagina C:\elementaire <strong>chemie</strong>\317_Oxidatie en reductie.htm vind je vier<br />

prima oefeningen om deze leerstof in te oefenen!<br />

Opgave: maak deze vier oefeningen. Vul de checklist in.<br />

Checklist<br />

Oxidatie en reductie, oefening 1<br />

Oxidatie en reductie, oefening 2<br />

Oxidatie en reductie, oefening 3<br />

Oxidatie en reductie, oefening 4<br />

Schrijf “OK” als je<br />

de oefening hebt<br />

afgewerkt en<br />

begrepen<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—23


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

24. Verbranding (3) : oefeningen en toepassingen<br />

2<br />

3<br />

1. Waarom is verbranding een chemisch (en geen fysisch) verschijnsel?<br />

Verbranding is een chemisch verschijnsel omdat bij de reactie een nieuwe<br />

_____________________ gevormd wordt, namelijk een o_______________.<br />

2. Branden blussen.<br />

Herlees de drie voorwaarden voor verbranding (leerfiche 21).<br />

Wanneer men een brand wil blussen, tracht men te bereiken dat minstens één van deze<br />

voorwaarden niet meer vervuld is. Geef met een voorbeeld aan, welke blustechniek op welke<br />

voorwaarde inwerkt (voor de voorwaarden 2 en 3). Vul dat in de tabel in:<br />

Voorwaarde voor verbranding Blustechniek<br />

Sommige hardnekkige branden (bv. oliebranden) blust men wel eens met dynamiet. Hoe verklaar je<br />

dat een explosie een vuur kan blussen?<br />

__________________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—24


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

3. Invuloefening<br />

Kies uit (je moet niet alle woorden gebruiken): dizuurstof, endo-, exo-, papier, lucht, zuurstofgas,<br />

energie, fijnverdeelde, ijzer<br />

Verbranding van een stof is een reactie van die stof met ________________ (synoniem:<br />

_______________). Dat is aanwezig in de _______________ .<br />

Bij elke verbrandingsreactie komt ______________ vrij. Daarom is verbranding een<br />

_________-energetische reactie.<br />

We onderscheiden brandbare stoffen (bv. __________) en niet brandbare stoffen (bv.<br />

___________), maar dat onderscheid is niet absoluut: in _________________________ vorm<br />

kan praktisch elke stof branden.<br />

De temperatuur die een stof doet ontbranden noemen we de _________________________<br />

(dit woord staat niet in het lijstje).<br />

4. Los de vijf meerkeuzevragen op Elementaire <strong>chemie</strong> op (je vindt ze op C:\elementaire<br />

<strong>chemie</strong>\Evaluaties\Verbranding.htm).<br />

Schrijf hieronder de nummers van de vragen op waarmee je moeite had (keer later naar deze<br />

vragen terug) :<br />

5. Thermiet. Surf naar http://nl.wikipedia.org/wiki/Thermiet.<br />

a) Wat is thermiet?<br />

____________________________________________________________________________<br />

____________________________________________________________________________<br />

b) Noem drie toepassingen van thermiet<br />

1. __________________________________________________<br />

2. __________________________________________________<br />

3. __________________________________________________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—25


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

25. Elementvergelijkingen van oxidatie- en reductiereacties.<br />

Je leert in deze LPF hoe je oxidatie- en reductiereacties met een elementvergelijking weergeeft.<br />

Bronnen die je kunt gebruiken:<br />

- Explosief 1.2. p. 68-76<br />

- C:\elementaire <strong>chemie</strong>\317_Oxidatie en reductie.htm<br />

1. Verbranding van enkelvoudige stoffen<br />

a) Hieronder vind je de reactieschema’s voor de verbranding van enkelvoudige stoffen. Schrijf<br />

onder elk reactieschema de juiste elementvergelijking (met haakjes, bv. (Cu) of (Cu,O)).<br />

Vergelijk daarna met de oplossing in Explosief 1.2. p. 69.<br />

i) Kopermetaal + zuurstofgas<br />

( ______) + (________)<br />

ii) Witte fosfor + zuurstofgas<br />

→ koperoxide<br />

→ ( ____, _____ )<br />

→ fosforoxide<br />

_______________________________________________________<br />

iii) IJzermetaal + zuurstofgas<br />

→ ijzeroxide<br />

_______________________________________________________<br />

Bij de bovenstaande oxidatiereacties verbindt een enkelvoudige stof zich met<br />

________________________ en vormt een ________________ .<br />

b) Oefen nu zelf:<br />

i) Schrijf de elementvergelijking voor de verbranding van magnesium:<br />

→<br />

ii) Schrijf de elementvergelijking voor de verbranding van koolstof:<br />

→<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—26


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

c) Oxidatie en reductie.<br />

Herhaling<br />

Wanneer een element zich met zuurstofgas verbindt en een oxide vormt, spreken we dus van<br />

oxidatie. Maar dat zuurstofgas (dizuurstof of O2) moet ergens vandaan komen : het wordt<br />

meestal onttrokken aan een andere verbinding. Die laatste reactie noemen we een<br />

reductiereactie of kortweg reductie (bij de reacties in LPF 23 wordt het zuurstofgas aan de<br />

lucht onttrokken, maar ook andere verbindingen kunnen gereduceerd worden, zoals we<br />

zullen zien).<br />

Omdat oxidatie en reductie altijd samen voorkomen, spreekt men ook kortweg van<br />

“_____________-reacties”<br />

Alvorens we dieper ingaan op oxidatie en reductie grijpen we even vooruit op de leerstof:<br />

Wet van behoud van elementen<br />

In LPF 26 zul je leren dat bij chemische reacties NOOIT elementen 5 ontstaan of verdwijnen. Wel<br />

worden bij chemische reacties elementen anders gegroepeerd :<br />

VOORBEELD<br />

- sommige verbindingen worden verbroken, (H,O) (H), (O)<br />

- andere (nieuwe) verbindingen ontstaan , (Cu,O) + (H) (H,O) + (Cu)<br />

- of enkelvoudige stoffen verbinden zich tot één nieuwe stof (Mg) + (O) (Mg,O)<br />

Dat is dus ook het geval bij oxidatie- en reductiereacties : er verdwijnen geen elementen, er komen<br />

geen nieuwe elementen bij, er worden enkel nieuwe verbindingen gevormd (of bestaande<br />

verbindingen worden ontbonden).<br />

Een voorbeeld van een reductiereactie is de verwarming van koperoxide (Cu, O) en houtskoolpoeder<br />

(C).<br />

Bekijk deze reactie op Elementaire <strong>chemie</strong>, C:\elementaire <strong>chemie</strong>\317_Oxidatie en reductie.htm.<br />

Beantwoord nu de volgende vragen:<br />

1) Schrijf de elementvergelijking (met haakjes) van de reductie van koperoxide met koolstof:<br />

→<br />

5 Ken je het verschil nog tussen ‘element’, ‘stof’, ‘verbinding’, ‘atoom, ‘molecule’?<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—27


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

2) Vul aan : Een reductie is een reactie waarbij _____________________________<br />

__________________________________________________________________.<br />

3) De stof die het zuurstof aan een ander stof onttrekt noemen we de _________________ . In<br />

deze reactie is dat ____________________ .<br />

4) Bij de reductie van koperoxide door koolstof wordt de koolstof geo_________________,<br />

terwijl het koperoxide gere__________________ wordt. Het koolstof is dus de<br />

r________________ . We noemen deze reactie kortweg een ____________-reactie.<br />

We hebben hier dus tegelijk de oxidatie van _____________ en de reductie van<br />

______________ .<br />

5) Opgave:<br />

a. Neem hieronder de elementvergelijking van deze reactie over (de bruinrode<br />

vergelijking op Elementaire <strong>chemie</strong>).<br />

b. Duid in de reactie met pijlen aan: oxidatie, reductie, oxidator, reductor,<br />

oxidatieproduct, reductieproduct.<br />

Zorg dat je dit schema goed begrijpt!<br />

6) Reactie tussen magnesium en koolstofdioxide. Zie Elementaire <strong>chemie</strong> C:\elementaire<br />

<strong>chemie</strong>\317_Oxidatie en reductie.htm)?<br />

Bekijk het filmpje van de reactie: het is best spectaculair en we kunnen ze in het schoollabo<br />

niet uitvoeren.<br />

Neem de elementvergelijking (met haakjes) over:<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—28


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Wat is er bijzonder bij de reactie tussen magnesium en koolstofdioxide?<br />

Zoek zelf op: wat is droog ijs? Waarvoor wordt het gebruikt?<br />

7) Maak (nogmaals) de vier oefeningen over oxidatie/reductie op C:\elementaire<br />

<strong>chemie</strong>\317_Oxidatie en reductie.htm (onderaan op de pagina).<br />

2. Verbranding van samengestelde stoffen<br />

Lees Explosief 1.2. blz. 74-76. Beantwoord de vragen:<br />

1. Schrijf een algemene elementvergelijking (reactiepatroon) op van de verbranding van een<br />

a) enkelvoudige stof<br />

b) samengestelde stof :<br />

2. Wat is anders bij de verbranding van een samengestelde stof tegenover verbranding van een<br />

enkelvoudige stof?<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—29


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

26. Wet van behoud van elementen<br />

Bronnen :<br />

- C:\elementaire <strong>chemie</strong>\319_Behoud van een element.htm (of via start 2.5. Behoud van<br />

een element tijdens een chemische reactie).<br />

- Explosief 1.2. p. 68-71<br />

Lees aandachtig in Elementaire Chemie : C:\elementaire <strong>chemie</strong>\319_Behoud van een element.htm.<br />

Bekijk de video’s van de experimenten en bestudeer de elementvergelijkingen.<br />

a) Onder welke verschillende vormen was het element koper in al deze reacties aanwezig?<br />

(1) ___________ (2) ________________ (3) ________________ (4) __________<br />

b) Welk belangrijk chemisch principe wordt door deze reeks experimenten bevestigd?<br />

(Gebruik Explosief 1.2. p. 70 (kadertje) om te antwoorden)<br />

Tijdens een chemische reactie _________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

__________________________________________________________________________<br />

Dit is de wet van “behoud van elementen”<br />

c) Denkvraag: Wat is het verband tussen het principe van het behoud van elementen en het<br />

deeltjesmodel?<br />

d) De volgende reactie vindt plaats:<br />

Magnesiummetaal + kokend water waterstofgas + magnesiumoxide<br />

i) Geef de elementvergelijking:<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—30


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

ii) Toon het behoud van elementen aan (schrap wat niet past)<br />

Het element Mg : wel behouden / niet behouden<br />

Het element H : wel behouden / niet behouden<br />

Het element O : wel behouden / niet behouden<br />

iii) Duid in de elementvergelijking (met pijlen) de oxidatie en de reductie aan.<br />

e) Opgelet ! De wet van behoud van elementen geldt alleen voor … elementen. Dit mag je niet<br />

verwarren met atomen, moleculen of verbindingen.<br />

We bekijken deze reactie (dezelfde als voorheen):<br />

koper + salpeterzuur koperdinitraat + stikstofdioxide + water<br />

(Cu) + (H,N,O) (Cu,N,O) + (N,O) + (H,O)<br />

Cu + 4 HNO3 Cu(NO3)2 + 2 NO2 + 2 H2O<br />

Vul in.<br />

Kies uit (enkelvoud of meervoud) : elementen, atomen, moleculen (2x), verbindingen (3x).<br />

i) In deze reactie blijven de _________________ Cu, H, N, O steeds bewaard<br />

ii) In deze reactie wordt de _________________ salpeterzuur verbroken<br />

iii) In deze reactie worden de nieuwe ____________________ koperdinitraat,<br />

stikstofoxide en water gevormd.<br />

iv) In deze reactie gaan de _________________ van het koper, waterstof, zuurstof en<br />

stikstof nieuwe _________________________ met elkaar aan.<br />

v) Vóór de reactie zijn __________________ HNO3 aanwezig.<br />

vi) Na de reactie zijn er _____________________ van koperdinitraat, stikstofoxide en<br />

water aanwezig.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—31


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

27. De wet van behoud van massa (wet van Lavoisier)<br />

Bronnen: 1) Elementaire <strong>chemie</strong> (C:\elementaire <strong>chemie</strong>\318_Massabehoud.htm) (of via Start<br />

jaar 3 hoofdstuk 2 2.5. Wet van massabehoud<br />

2) Explosief 1.2. p. 88-93<br />

1) Lees aandachtig de onderstaande tekst.<br />

De wet van behoud van massa<br />

(of: de “wet van Lavoisier”)<br />

Als je in een afgesloten systeem stoffen met elkaar laat reageren, geldt altijd de volgende<br />

regel:<br />

de totale massa vóór de reactie = de totale massa na de reactie<br />

(We praten in dit verband natuurlijk over de massa van de deelnemende stoffen)<br />

Deze wet berust eigenlijk op de resultaten van proefjes. Uit vele experimenten hebben<br />

scheikundigen de wet afgeleid 6 .<br />

-----------<br />

Bij berekeningen aan reacties kun je van deze regel gebruik maken. Als je namelijk van alle<br />

stoffen die aan een reactie deelnemen, op één na de massa kent, dan moet je met deze<br />

regel in het achterhoofd, die onbekende massa kunnen uitrekenen.<br />

De controle van deze wet ligt verscholen in de reactievergelijking. Bij het opstellen van een<br />

reactievergelijking moet je er altijd voor zorgen dat het aantal atomen per atoomsoort voor<br />

reactie even groot is als het aantal atomen per atoomsoort na reactie 7 .<br />

Omdat alle atomen die er voor de reactie al zijn, na de reactie terugkomen, blijft de totale<br />

massa van al die atomen natuurlijk ook even groot.<br />

6 Zo’n wet die uit experimenten is afgeleid, noemt men een “experimentele wet”. Daartegenover staan<br />

“theoretische wetten”, die uit theoretische overwegingen afgeleid zijn (en vervolgens door experimenten<br />

bevestigd worden). Voor de wetenschap zijn beide soorten wetten belangrijk.<br />

7 Dit is een andere manier om te zeggen dat bij chemische reacties nooit nieuwe elementen ontstaan, zie LPF<br />

23 (bij nucleaire reacties kan dat wel gebeuren, maar dus niet bij chemische reacties).<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—32


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Formuleer nu zelf de wet van behoud van massa:<br />

Bij een chemische reactie is ______________________________________________ altijd<br />

gelijk aan _________________________________________________, op voorwaarde dat de<br />

reactie _______________________________________ plaatsvindt.<br />

2) We verduidelijken de wet van behoud van massa met een cijfervoorbeeld:<br />

Stel, 2,5 gram van stof A reageert met 11,4 gram van stof B. Hierbij ontstaat 7,7 gram van stof C en<br />

een onbekende hoeveelheid van stof D. Stof D is namelijk een gas en dus heel moeilijk te wegen.<br />

Veralgemeend reactieschema :<br />

stof A + stof B stof C + stof D<br />

Dankzij de wet van Lavoisier kun je berekenen hoeveel de massa van stof D (het gas) bedraagt (als je<br />

de massa’s van de stoffen A, B en C bepaald hebt).<br />

Vul aan:<br />

Besluit:<br />

stof A stof B stof C stof D<br />

2,5 g 11,4 g 7,7 g ??? g<br />

De totale massa van stof A + stof B = 2,5 g + 11,4 g = ________ g<br />

De totale massa van stof C + stof D = De totale massa van stof A + stof B = ________ g<br />

Dus: 7,7 g + ??? g = 13,9 gram.<br />

De massa van stof D is dus 13,9 g - 7,7 g = ________ gram<br />

Als in een verhoudingstabel voor berekeningen aan reacties alle massa's op één na bekend zijn, dan<br />

kun je de massa van de laatste stof uitrekenen met de wet van behoud van de massa.<br />

(bron: http://www.cybercomm.nl/~boginfo/scheikunde/tutor%203e%20klas/wet-massabehoud.htm)<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—33


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

3) In het labo zul je experimenten uitvoeren om de wet van behoud van massa zelf te<br />

controleren.<br />

Opdracht: Bereid je op dit leerlingenpracticum voor, door aandachtig blz. 88-89 in Explosief<br />

1.2. te lezen.<br />

4) Afgesloten systeem. Lees aandachtig C:\elementaire <strong>chemie</strong>\318_Massabehoud.htm op<br />

Elementaire Chemie. Beantwoord vervolgens deze vraag:<br />

Waarom geldt de wet van behoud van massa alleen in een afgesloten systeem?<br />

___________________________________________________________________<br />

___________________________________________________________________<br />

___________________________________________________________________<br />

___________________________________________________________________<br />

5) EXTRA opgave (niet verplicht; je mag ze als extra-taak voor <strong>chemie</strong> indienen).<br />

Lees de volgende tekst over de ontdekking van de wet van behoud van massa (bron:<br />

Wikipedia) en beantwoord vervolgens de vragen.<br />

De wet van behoud van massa werd in 1789 geformuleerd door Antoine Lavoisier.<br />

Om deze reden is deze regel ook bekend als de Wet van Lavoisier. Lavoisier wordt<br />

om deze reden vaak gezien als de grondlegger van de moderne scheikunde.<br />

Echter, Michail Lomonosov had al veel eerder (in 1748) soortgelijke beweringen<br />

gedaan en ze in experimenten bewezen. Historisch gezien bleef de wet van behoud<br />

van massa duizenden jaren onbekend door het effect van gassen. Deze verdwenen<br />

ongezien in de atmosfeer (koolstofdioxide bij verbranding), of werden daar ongezien<br />

uit opgenomen (zuurstofbij oxidatie). Dit effect werd niet begrepen totdat<br />

de vacuümpomp als eerste de mogelijkheid gaf gassen te wegen. Eenmaal begrepen,<br />

werd de wet van behoud van massa de sleutel tot de overgang van de al<strong>chemie</strong> naar<br />

de moderne <strong>chemie</strong>. Toen wetenschappers zich realiseerden dat substanties nooit<br />

verdwenen uit metingen, konden ze zich voor de eerste maal bezig gaan houden met<br />

kwantitatieve studies naar de veranderingen van substanties. Deze ommekeer leidde<br />

tot het idee van het bestaan van chemische elementen en het idee dat alle chemische<br />

processen en veranderingen (inclusief vuur en metabolisme) eenvoudige reacties zijn<br />

tussen niet van gewicht veranderende elementen.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—34


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Vragen:<br />

Waarom werd de wet van behoud van massa pas zo laat ontdekt?<br />

Antoine Lavoisier wordt vaak de “grondlegger van de moderne <strong>chemie</strong>” genoemd. Waarom<br />

is dat een controversiële uitspraak?<br />

A) Wat is metabolisme?<br />

B) Wat heeft metabolisme met <strong>chemie</strong> te maken? Geef daarvan een voorbeeld.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—35


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

28. De wet van de constante massaverhouding (wet van Proust)<br />

Bronnen: - Explosief 1.2. p. 91-94<br />

- Elementaire <strong>chemie</strong>: C:\elementaire <strong>chemie</strong>\320_Constante massaverhouding.htm<br />

(of via Start jaar 3 hoofdstuk 2.5)<br />

Lees aandachtig de bronnen (tip: lees eerst “Elementaire Chemie”, dan Explosief 1.2.)<br />

1) Formuleer de wet van de constante massaverhouding (de wet van Proust):<br />

Wet van Proust (constante massaverhouding) :<br />

______________________________________________________________________________<br />

______________________________________________________________________________<br />

______________________________________________________________________________<br />

______________________________________________________________________________<br />

2) Wat gebeurt er bij een reactie (A) + (B) (A,B) wanneer je van product A meer gebruikt (dus<br />

meer massa) dan er met product B kan reageren?<br />

______________________________________________________________________________<br />

______________________________________________________________________________<br />

3) Hoeveel gram kopermetaal verbindt zich met 1 g zwavelbloem in kopersulfide (Cu, S) ?<br />

4) Neem de tabel in Explosief p. 93, oef. 6 hieronder over.<br />

Bereken uit deze tabel de massaverhouding van de elementen Fe en S in (Fe,S)<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—36


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

29. De atoomtheorie van Dalton (1)<br />

Bronnen: - Elementaire <strong>chemie</strong> : C:\elementaire <strong>chemie</strong>\321_Atoommodel van Dalton.htm<br />

- Explosief p. 94-95<br />

1) Lees aandachtig het onderstaande stuk (uit ‘Elementaire <strong>chemie</strong>’).<br />

ATOOMMODEL VAN DALTON<br />

Alle stoffen bestaan uit zeer kleine deeltjes (Corpusculaire bouw).<br />

Deze deeltjes zijn opgebouwd uit atomen. Er zijn zoveel verschillende atoomsoorten als er<br />

elementen zijn (een honderdtal). Elke atoomsoort heeft een bepaalde massa.<br />

Waterstofatomen hebben de kleinste massa, de massa van uraanatomen is zeer groot. In een<br />

bepaalde stof zijn die atomen op een bepaalde manier, in een bepaalde verhouding, met elkaar<br />

gebonden (Wet van de constante massaverhouding).<br />

Zo bestaat water (H2O) bijv. uit allemaal identieke deeltjes die opgebouwd zijn uit één<br />

zuurstofatoom en twee waterstofatomen. De atomen zijn in die verhouding (2/1) onderling<br />

gebonden. Er zitten dus geen deeltjes tussen die bestaan uit één zuurstofatoom en drie<br />

waterstofatomen bijvoorbeeld.<br />

Er bestaan wèl deeltjes die opgebouwd zijn uit twee waterstof- en twee zuurstofatomen<br />

(verhouding 1/1). Die deeltjes treffen we echter nooit in water aan, wel in een andere stof:<br />

waterstofperoxide (H2O2). Die stof heeft echter heel andere eigenschappen dan water.<br />

Bij een chemische reactie in een afgesloten ruimte blijft de totale massa constant (Wet van<br />

massabehoud). De verklaring is eenvoudig: er kunnen geen<br />

atomen verdwijnen of bijkomen. Daaruit volgt ook dat er geen<br />

elementen verdwijnen of ontstaan: behoud van een element<br />

tijdens een reactie (Behoud van een element). Bij een chemische<br />

reactie worden de aanwezige atomen enkel maar herschikt.<br />

John Dalton (1766-1844) was de eerste die de atoomtheorie op<br />

dze manier uitwerkte. stelde de (toen gekende) atomen voor met<br />

bolletjes (cirkeltjes). Hij vulde die bolletjes voor elk atoom op een<br />

verschillende manier in. Toen wat dat betreft zijn inspiratie hem<br />

in de steek liet, schreef hij de eerste letter van de naam in het<br />

cirkeltje. Hij is dus eigenlijk voor het eerst symbolen gaan<br />

gebruiken. Dit blijkt uit bijgaande figuur. De getallen stellen de<br />

massa’s (W t = Weight) van de atomen voor.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—37


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

2) De verhouding waarin atomen gebonden zijn kan nogal verschillen van de ene stof tot de<br />

andere. Maar voor elke stof is die verhouding vast en onveranderlijk! Dat volgt vanzelf uit het<br />

atoommodel van Dalton.<br />

Oefening<br />

Hoeveel atomen waterstof bevat elke molecule van de volgende stoffen? Vul de tabel aan.<br />

Naam van de stof<br />

Chemisch<br />

symbool<br />

Aantal atomen<br />

waterstof per<br />

molecule van<br />

de stof<br />

Waterstofchloride HCl H: 1 Cl : 1<br />

Aantal andere<br />

atomen per<br />

molecule<br />

Water H20 H: _____ O : _____<br />

Ammoniak NH3 H: _____ N : _____<br />

Methaan CH4 H: _____ C : _____<br />

Zwavelzuur<br />

(diwaterstofsulfaat) H2SO4 H: _____<br />

Vul deze zinnen aan:<br />

S : _____<br />

O : _____<br />

Eén ___________________ water bevat twee _______________ waterstof en één<br />

______________________ zuurstof.<br />

Eén molecule zwavelzuur bevat twee atomen ____________________, één atoom<br />

__________________ en vier atomen _______________________ .<br />

Formuleer dezelfde zinnen voor waterstofchloride, methaan en ammoniak.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—38


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

30. Oefeningen : chemische reacties<br />

In deze fiche oefen je de wet van behoud van massa (Lavoisier), de wet van de constante<br />

massaverhoudingen (Proust) en de atoomtheorie van Dalton. Voor sommige oefeningen is het<br />

nuttig om eerst enkele fiches terug te bladeren en de leerstof te herhalen.<br />

Oefeningen op oxidatiereacties (verbranding)<br />

1. Noteer de juiste elementvergelijking (met haakjes).<br />

a) de verbranding van kalium tot dikaliumoxide.<br />

(_____) + (______)<br />

b) de analyse van kwikoxide<br />

(______,_______)<br />

c) de synthese van ammoniak (N,H)<br />

d) de analyse van dialuminiumtrioxide<br />

e) de synthese van ijzertrichloride<br />

f) de analyse van methaan (C, H)<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→ (_______, ______)<br />

→ (______) + (______)<br />

Oefeningen op de wet van Proust (constante massaverhouding)<br />

1. Verklaar de betekenis van de volgende zin: De massaverhouding van (Cu,S) (kopersulfaat)<br />

bedraagt 3,95.<br />

2. Hoeveel g Cu verbindt zich met 1 g S in (Cu,S) ?<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—39


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

3. Magnesium reageert met 2,54 g jood tot vorming van 2,78 g magnesiumiodide.<br />

Elementvergelijking : (Mg) + (I) (Mg,I)<br />

a) Bereken de massaverhouding van de elementen<br />

b) Hoeveel gram magnesium is nodig om 10 g (Mg,I) te bereiden?<br />

Deze vraag is niet makkelijk. Tip: stel een vergelijking op, waarbij je gebruik maakt van de<br />

massaverhouding. Als de massaverhouding A is, ziet die vergelijking er (in dit geval) als<br />

volgt uit : A . x + x = 10 g.<br />

Uit die vergelijking kun je x afzonderen (distributiviteit).<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Stoffen en reacties<br />

Freinetschool Villa da Vinci III—40


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

31. Fysische eigenschappen van metalen (1/2)<br />

Lees aandachtig Elementaire Chemie, 3.1 Fysische eigenschappen (C:\elementaire <strong>chemie</strong>\330_M<br />

en NM fysisch.htm) 8 .<br />

1. Beantwoord de vragen, vul in waar nodig.<br />

a) Noem vier stoffen die de elektrische stroom geleiden en vier stoffen die de stroom niet<br />

geleiden:<br />

Geleider Isolator (= niet-geleider)<br />

b) Wat gebeurt er met een loden staaf, wanneer je er met een hamer op klopt?<br />

c) Wat gebeurt, wanneer je met een hamer op een stukje octazwavel (of bv. ook grafiet) klopt?<br />

d) “Metalen zijn goede warmtegeleiders, niet-metalen niet”. Is dit juist of fout?<br />

e) Wat is de aggregatietoestand van de meeste metalen bij kamertemperatuur?<br />

Antwoord: vast / vloeibaar / gasvormig<br />

f) Wat is de aggregatietoestand van de meeste niet-metalen bij kamertemperatuur?<br />

Antwoord: vast / vloeibaar / gasvormig<br />

g) Wat is er bijzonder aan koolstof (C)?<br />

Antwoord: Koolstof is geen metaal en toch __________________________________ .<br />

h) Wat is er bijzonder aan kwik (Hg)?<br />

Antwoord: Kwik is een metaal en toch ___________________________________ .<br />

8 Je vindt deze pagina het makkelijkst via het start-menu (groene kleur!): C:\elementaire <strong>chemie</strong>\00_Start<br />

GO3.htm<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong><br />

Freinetschool Villa da Vinci 41


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

i) Gebruik voor de volgende vraag de tabel “aggregatietoestand”.<br />

Je wil ijzer, lood, koper, diamant en witte fosfor (tetrafosfor) doen smelten. Vul in de tabel<br />

aan of het om een metaal of een niet-metaal gaat en bij welke temperatuur deze stof zal<br />

smelten. Geef ook telkens de kooktemperatuur aan.<br />

Stof Symbool<br />

IJzer Fe<br />

Lood<br />

Koper<br />

Diamant<br />

Witte fosfor of<br />

tetrafosfor<br />

P4<br />

Metaal of nietmetaal?<br />

Smeltpunt Kookpunt<br />

j) Wat valt op als je in de bovenstaande tabel het smeltpunt van de metalen en de nietmetalen<br />

vergelijkt?<br />

k) Bekijk opnieuw de tabel op Elementaire Chemie.<br />

i) Welke aggregatietoestand heeft dizuurstof (O2) bij kamertemperatuur? ____________<br />

ii) Bij welke temperatuur wordt zuurstofgas vloeibaar? ______________________<br />

iii) Bij welke temperatuur wordt zuurstofgas een vaste stof? __________________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong><br />

Freinetschool Villa da Vinci 42


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

2) Samenvatting : fysische eigenschappen van metalen. Vul de tabel aan:<br />

Fysische eigenschap Metalen Niet-metalen<br />

Elektrische geleiding<br />

Vervormbaarheid<br />

Warmtegeleiding<br />

Uitzicht<br />

Aggregatietoestand bij<br />

kamertemperatuur<br />

Welke twee uitzonderingen heb je in dit hoofdstuk leren kennen (een metaal en een niet-metaal)?<br />

Geef ook de eigenschap die de uitzondering uitmaakt.<br />

Metaal: _________________________________________________________________<br />

Niet-metaal: _____________________________________________________________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong><br />

Freinetschool Villa da Vinci 43


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

32. Fysische eigenschappen van metalen (2/2)<br />

1) Metalen en niet-metalen (vervolg en uitdieping)<br />

Lees aandachtig Explosief 2.1. p. 101-104.<br />

a) Hoeveel natuurlijke elementen bestaan er? __________<br />

b) Allotropie. Wat is allotropie?<br />

Antwoord: Allotropie betekent dat _______________________________________<br />

____________________________________________________________________<br />

c) Geef allotrope vormen van<br />

* koolstof (C): ___________________, _________________ en ________________<br />

* fosfor (P) : _____________ en _________________<br />

d) Juist of fout?<br />

Bewering Juist of fout?<br />

Kalium (kaliummetaal) zinkt in water.<br />

Diamant smelt bij een lagere temperatuur dan grafiet en amorfe<br />

kool.<br />

Het kookpunt van diamant, grafiet en amorfe kool is hetzelfde. (*)<br />

(*) Sta hierbij eens wat langer stil : hoe verklaar je dat?<br />

e) Wat is ‘galvaniseren’? (Zoek dit op in Wikipedia). Op welke eigenschap van metalen is<br />

galvaniseren terug te voeren? (dit vind je op p.103 terug)<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong><br />

Freinetschool Villa da Vinci 44


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

f) “Metalen zijn glanzend, niet-metalen dof”. Dat heb je in dit hoofdstuk geleerd. Hoe komt het<br />

dan dat een magnesiumlintje (= een metaal) pas glanzend wordt nadat je het met<br />

schuurpapier hebt afgeschuurd?<br />

2) Indeling van de elementen<br />

Open de PowerPoint-presentatie “Chemie – de elementen” op mathima/jaar 3/<strong>chemie</strong>.<br />

Bekijk de dia’s 2, 3 en 4. Beantwoord vervolgens de vragen:<br />

a) In welke drie categorieën worden de elementen hier onderverdeeld?<br />

b) Van welke soort zijn er veruit de meeste elementen?<br />

c) Noem 10 metalen en geef telkens ook het chemisch symbool (maak van deze oefening<br />

gebruik om NIEUWE symbolen te leren kennen – kies dus niet simpelweg elementen die je al<br />

kent)<br />

d) Noem 10 niet-metalen en geef telkens ook het chemisch symbool<br />

e) Hoeveel edelgassen zijn er? ______ . Noem ze (met symbool). [Over de edelgassen leer je<br />

later meer.] _______________________________________________________________<br />

_________________________________________________________________________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong><br />

Freinetschool Villa da Vinci 45


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

IV. Atoombouw en periodiek systeem<br />

In dit hoofdstuk leer je (1) wat atomen zijn, (2) hoe ze opgebouwd zijn en (3) hoe ze ingedeeld<br />

worden op basis van hun opbouw en eigenschappen (in het zogenaamde “periodiek systeem der<br />

elementen”). We beginnen met de vraag “Wat zijn atomen en hoe zijn ze opgebouwd?”<br />

Vroeger dacht men dat atomen de allerkleinste bouwsteentjes van de natuur waren. Zulke atomen<br />

konden, zo dacht men toen, niet verder opgedeeld worden in kleinere deeltjes. Vandaar de naam<br />

“atoom”, van het Griekse woord voor “ondeelbaar” (a-tomos).<br />

Sinds het begin van de twintigste eeuw weten we dat die voorstelling van ondeelbare atomen niet<br />

klopt: atomen bestaan wel degelijk uit kleinere deeltjes: protonen, neutronen en elektronen.<br />

Protonen en neutronen bestaan op hun beurt uit kleinere deeltjes, de zogenaamde quarks, maar die<br />

behoren niet tot de leerstof van dit jaar. Voor de scheikunde zijn quarks overigens niet belangrijk (de<br />

studie van quarks en elementaire deeltjes behoort tot het domein van de (deeltjes)fysica).<br />

33. De lange geschiedenis van het atoommodel : meer dan 2000 jaar!<br />

Lees aandachtig Elementaire Chemie, “Evolutie van het atoommodel” (C:\elementaire<br />

<strong>chemie</strong>\340_Evolutie atoommodel.htm) 9 . Beantwoord daarna de onderstaande vragen en vul de<br />

leemten in. Als je de tekst volledig en aandachtig leest, kun je alles hieronder invullen!<br />

1. Vragen bij “Evolutie van het atoommodel”<br />

1.1. De Oude Grieken<br />

Wie is de “peetvader” van het atoommodel? ______________________ .<br />

Wanneer leefde hij ? _______________________ (zoek dit zelf op).<br />

Hoe kwam hij op het idee van het bestaan van atomen? _______________________________<br />

_____________________________________________________________________________<br />

_____________________________________________________________________________<br />

Wat is de oorsprong (etymologie) van de benaming “atoom”? __________________________<br />

_____________________________________________________________________________<br />

9 Je vindt deze pagina ook als volgt: start Elementaire Chemie op en ga naar de thuispagina (C:\elementaire<br />

<strong>chemie</strong>\00_Start.htm). Klik op de GROENE tekst “Derde leerjaar” (groen staat op deze cd-rom voor<br />

Gemeenschapsonderwijs: C:\elementaire <strong>chemie</strong>\00_Start GO3.htm). Scroll naar beneden en klik onder “4.1.<br />

Elektronenmantel” op “Evolutie van het atoommodel”.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 1


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

1.2. Dalton en de corpusculaire bouw van de materie<br />

Wie wordt beschouwd als de “vader” van het moderne atoommodel? ______________________ .<br />

Wanneer leefde hij? ___________________________ .<br />

Hoeveel tijd verstreek dus (ongeveer) alvorens de moderne wetenschap het model van Democritus<br />

bevestigde? ________________________________ .<br />

Vul in (de antwoorden vind je in de tekst):<br />

In het moderne atoommodel zijn er evenveel verschillende atoomsoorten als er<br />

___________________ zijn (dat zijn er in totaal ongeveer _______).<br />

Elke atoomsoort heeft een bepaalde ___________________ . Van alle natuurlijke elementen<br />

heeft _______________________ de kleinste massa, uranium (of uraan) de grootste 10 . Waterstof<br />

is element 1, uranium is element 92 : zie later.<br />

1.3. Na Dalton : atomen zijn tóch deelbaar !<br />

Dalton dacht dat atomen ondeelbaar waren (daarom nam hij de Griekse benaming over). Later<br />

ontdekte men dat dit niet klopte. Vandaag weten we dat atomen uit drie verschillende soorten<br />

deeltjes opgebouwd zijn :<br />

1. De e__________________. Deze zijn _____________________ geladen.<br />

2. De p__________________ . Deze zijn ____________________ geladen.<br />

3. De n__________________ . Deze hebben een neutrale lading (vandaar ook hun naam).<br />

Positief geladen? Negatief geladen? Neutraal? Wat is eigenlijk het verschil?<br />

Het antwoord op deze vraag vind je op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\340b_Ladingen.htm<br />

(je bereikt deze pagina ook door in de tekst over het atoommodel op “positief geladen”<br />

of “negatief geladen” of “zonder lading” te klikken).<br />

Lees deze pagina en kijk naar de animatie. Vul vervolgens de leemten in.<br />

Kies uit : trekken elkaar aan, stoten elkaar af, hebben geen invloed op elkaar<br />

Gelijknamige ladingen _____________________________________________ .<br />

Tegengestelde ladingen ____________________________________________.<br />

Een neutrale lading en een positieve (of negatieve) lading<br />

______________________________ .<br />

10 Er bestaan ook elementen met een grotere massa dan uraan (de zgn. trans-uranen), maar die zijn kunstmatig<br />

door de mens gemaakt en vallen na korte tijd weer uit elkaar.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 2


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

34. Het atoommodel van Rutherford-Bohr<br />

Het atoommodel werd in de twintigste eeuw nog verder ontwikkeld. Een belangrijke vraag was onder<br />

meer: waar precies bevinden zich protonen, neutronen en elektronen in het atoom? Liggen ze<br />

gewoon door elkaar of zijn ze op een bepaalde manier geordend? Bewegen ze, of net niet?<br />

Het model dat wij in de les zullen hanteren (en dat je in het secundair onderwijs steeds weer zult<br />

gebruiken en dus goed moet kennen), is het zogenaamde Rutherford-Bohr-model. Het is genoemd<br />

naar Ernest Rutherford (1871-1937, Nobelprijs scheikunde in 1908) en Niels Bohr (1885-1962,<br />

Nobelprijs natuurkunde in 1922), twee van de belangrijkste wetenschappers uit de twintigste eeuw.<br />

Door deze fiches in te vullen zul je het Rutherford-Bohr-model stap voor stap leren kennen.<br />

1. Elektronen, protonen, neutronen<br />

Opmerking over neutronen. Om historisch helemaal correct te zijn, zouden we in wat volgt alleen over<br />

elektronen en protonen mogen spreken. Het neutron werd immers pas later ontdekt (in 1932, hoewel Rutherford<br />

het bestaan van neutronen al in 1920 voorspeld had) en aan het model toegevoegd. Dat verklaart waarom je<br />

soms in het Rutherford-model geen neutronen terugvindt (bv. in Explosief 1.2. op p. 139). Maar wij gaan aan deze<br />

historische haarklieverij voor het gemak voorbij.<br />

De massa van ____________________ en _____________________ is (ongeveer) even groot: zowat<br />

1,6.10 -27 kg 11 . De massa van het elektron daarentegen is verwaarloosbaar klein: het bedraagt<br />

ongeveer 1/2000 van de protonmassa. Omdat de massa van het elektron zo klein is, doet men vaak<br />

alsof het elektron helemaal geen massa heeft (zie ook hieronder).<br />

2. Het atoommodel volgens Rutherford<br />

Op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\340_Evolutie atoommodel.htm, onderaan de pagina, vind je een<br />

voorstelling van een atoom volgens het Rutherford-model (hier: een lithium-atoom met drie<br />

elektronen). Teken dit atoommodel hieronder over en duid aan in de tekening: protonen,<br />

neutronen, elektronen, kern, elektronenschillen.:<br />

11 Of met andere woorden: om één gram neutronen bij elkaar te krijgen heb je zowat een miljoen miljard<br />

miljard neutronen nodig.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 3


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Bestudeer het lithium-model nauwkeurig en beantwoord de vragen:<br />

- Welke deeltjes bevinden zich in de kern? _________________ en ___________________<br />

Welke deeltjes zweven in banen rond de kern? _______________________________<br />

- Hoeveel neutronen heeft een Li-atoom? _______<br />

Hoeveel protonen heeft een Li-atoom? _________<br />

Hoeveel elektronen heeft een Li-atoom? __________<br />

- Elektrische lading. Wat is de totale elektrische lading van dit atoom? (Tel de positieve en de<br />

negatieve ladingen op) : ____ positieve ladingen + ____ negatieve ladingen => de totale<br />

lading is ________ .<br />

Besluit. Vul in en schrap wat niet past:<br />

De kern van een atoom bevat _________________ en __________________ .<br />

Rond de kern bewegen de _______________________ .<br />

De kern van een atoom is positief geladen / negatief geladen / elektrisch neutraal.<br />

De elektronenbanen zijn positief geladen / negatief geladen / elektrisch neutraal.<br />

Het atoom zelf is positief geladen / negatief geladen / elektrisch neutraal.<br />

Denkvraag 1. Waarom noemt men het Rutherford-model ook wel het “zonnestelsel”-model?<br />

_________________________________________________________________<br />

_________________________________________________________________<br />

Denkvraag 2. Waar bevindt zich de 99,999 % van de massa van het atoom? (het antwoord<br />

vind je door de tekst hierboven met het Rutherford-atoommodel te vergelijken).<br />

_________________________________________________________________<br />

_________________________________________________________________<br />

Een grote nieuwigheid van het Rutherford model is de voorstelling dat het atoom grotendeels<br />

bestaat uit … NIETS (of “vacuüm”): tussen de kern en de elektronen lijkt een “enorme” (nou ja,<br />

alles is relatief) leegte te gapen. Want inderdaad, de kern is véél kleiner dan het atoom zelf. De<br />

volgende vergelijking toont dat goed aan: als je een waterstofatoom (met één elektron) zou<br />

vergroten tot de afmetingen van een voetbalveld, dan zou de kern ongeveer een speldenkop<br />

groot zijn, terwijl het elektron zich aan de rand van het veld bevindt! Daartussen gaapt de leegte.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 4


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

3. Het Rutherford-Bohr-model van het atoom.<br />

Lees de korte alinea over Bohr op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\340_Evolutie atoommodel.htm.<br />

Vul in:<br />

Uit de studie van waterstof en enkele andere elementen leidde Niels Bohr af dat de<br />

elektronen in de __________________________ niet zomaar in het wilde weg bewegen. Hun<br />

beweging is aan bepaalde regels gebonden. Volgens Bohr zijn er een beperkt aantal<br />

___________________________ waarop de elektronen voorkomen. Hij noemt die niveaus<br />

_________________. De verdeling van de elektronen over de schillen noemt men de<br />

________________________________ van het atoom.<br />

- Elektronenschillen. De elektronen bevinden zich in een elektronenwolk rond de kern, op<br />

zogenaamde schillen.<br />

Hoeveel elektronenschillen heeft een lithium-atoom (zie de schets op p. 3) ? _________<br />

Met welk symbool wordt de binnenste (= de eerste) Li-schil aangeduid? _____ .<br />

Met welk symbool wordt de tweede Li-schil aangeduid? ______ .<br />

Ga nu naar het volgende hoofdstuk van Elementaire Chemie, “Atoommodel van Rutherford-Bohr”.<br />

Klik daarvoor op de (groene !) pijl “volgend” of gebruik de URL C:\elementaire<br />

<strong>chemie</strong>\341_Atoommodel Rutherford-Bohr.htm.<br />

Lees deze tekst aandachtig. Je moet niet alles kennen. De volgende vragen behandelen de verplichte<br />

leerstof.<br />

- Lading.<br />

Zoals we al zagen, zijn elektronen ________________ geladen, protonen positief.<br />

We zeggen dat één elektron de lading -1 heeft, één proton de lading +1. De grootte 1<br />

noemen we de ______________slading.<br />

Test je inzicht<br />

Hoe groot is de lading van twee elektronen? _______________ .<br />

Hoe groot is de totale lading van 3 elektronen en 4 protonen? ________________ .<br />

Hoe groot is de totale lading van 2 elektronen en een neutron? _______________ .<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 5


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

- Atoommassa-eenheid.<br />

Uit de vorige fiche weet je dat neutronen en protonen ongeveer dezelfde massa hebben<br />

(1,6.10 -27 kg). Om de massa’s eenvoudig te kunnen uitdrukken noemen we deze massa de<br />

______________________________ (symbool : ____).<br />

Dus geldt 12 :<br />

massa van 1 proton = massa van 1 neutron = ___u .<br />

Omdat de massa van een elektron (0,0005 u) zeer klein is in vergelijking met een<br />

neutron/proton, zeggen we :<br />

massa van 1 elektron = 0 u.<br />

Samengevat: lading en massa. Vul de tabel aan (andere volgorde dan op de CD-rom!):<br />

Deeltje Lading Massa<br />

Elektron<br />

Proton<br />

Neutron<br />

- Het protonengetal of atoomnummer Z<br />

De aard van een atoom wordt bepaald door het aantal ______________ in de kern. Dit aantal<br />

noemt men het _________________ of het ______________________ (symbool: Z)<br />

Enkele voorbeelden (gebruik hiervoor het periodiek systeem):<br />

1. Een H-atoom (element: w________________ ) heeft één proton in de kern. Het<br />

atoomnummer van H is dan ook ___ .<br />

2. Een atoom met Z = 2 heeft ___ protonen in de kern. Dit is het element ______________ .<br />

3. Een barium-atoom (Ba) heeft 56 protonen in de kern. Het atoomnummer van Ba is dus<br />

____ .<br />

4. Wat is het atoomnummer of protonengetal van zuurstof? Antwoord: Z = ____<br />

12 Later zullen we deze definitie aanpassen (1 u = 1/12 van de massa van een 12 C-atoom). Maar dat is voor later.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 6


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Omdat het aantal (negatief geladen) ____________________ in de elektronenwolk steeds gelijk<br />

is aan het aantal (positief geladen) _________________ in de kern, is een atoom steeds<br />

elektrisch _______________.<br />

Nu kun je ook deze vragen beantwoorden:<br />

1. Hoeveel elektronen heeft een H-atoom? Antw: _______<br />

2. Een atoom met Z = 2 heeft ___ elektronen.<br />

3. Een barium-atoom (Ba) heeft ____ elektronen.<br />

4. Een O-atoom heeft ____ elektronen.<br />

Besluit: het protonengetal of atoomnummer Z geeft niet alleen het aantal<br />

_________________, maar ook het aantal ____________________ weer.<br />

- Het massagetal of nucleonengetal 13 A<br />

Als we de totale massa van een atoom (uitgedrukt in u) willen kennen, moeten we het aantal<br />

__________________ en het aantal ___________________ in de kern optellen. De<br />

______________________ (u = 0) spelen geen rol bij de massabepaling.<br />

De totale massa van een atoom drukken we uit met het massagetal (of nucleonengetal) A :<br />

massagetal A = aantal protonen (Z) + aantal neutronen<br />

A = Z + aantal neutronen<br />

Meestal wordt het aantal neutronen niet apart opgegeven. Maar met de bovenstaande<br />

formule is het makkelijk te berekenen (vul aan):<br />

Aantal neutronen = ____ – ____<br />

Samengevat: Locatie en aantal. Vul de tabel aan (andere volgorde dan op de CD-rom!):<br />

Deeltje Locatie Aantal<br />

Elektron<br />

Proton<br />

Neutron<br />

13 “nucleonen” is een verzamelterm voor protonen en neutronen. Het zijn de deeltjes die zich in de nucleus, de<br />

kern, bevinden.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 7


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Schematisch overzicht (goed kennen!)<br />

u = de atoommassa-eenheid (1 u = de massa van een ____________________ )<br />

Z = het “_______________getal” of “____________nummer”<br />

= het aantal ____________________ in de kern<br />

A = het “_________________getal” of “______________getal”<br />

= de totale massa van het atoom uitgedrukt in u.<br />

Het aantal protonen in (de kern van) een atoom is gelijk aan __ .<br />

Het aantal elektronen in (de schillen van) een atoom is gelijk aan __ .<br />

Het aantal neutronen in (de kern van) een atoom is gelijk aan __________ .<br />

Een atoom heeft evenveel protonen als elektronen en is dus steeds elektrisch neutraal.<br />

Toepassingen en oefeningen<br />

1) Het broom-atoom (Z = 35, A = 80). Vul zelf de juiste getallen in. Vergelijk vervolgens met de<br />

oplossing op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\341_Atoommodel Rutherford-Bohr.htm.<br />

Br-atoom : Z = 35 , A = 80<br />

Br<br />

80<br />

35<br />

Aantal protonen in de kern (Z) ____<br />

Aantal neutronen in de kern (A – Z) ____<br />

Aantal elektronen rond de kern (Z) ____<br />

Massa van de protonen ___ u<br />

Massa van de neutronen ___ u<br />

Massa van de elektronen ___ u<br />

Massa van het Br-atoom ___ u<br />

Lading van de protonen in de kern ____<br />

Lading van de neutronen in de kern ____<br />

Lading van de volledige kern ____<br />

Lading van de elektronen rond de kern ____<br />

Lading van het volledige Br-atoom ____<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 8


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

2) Vul de tabel in. Zoek de ontbrekende gegevens op in het periodiek systeem.<br />

Atoom Z A Aantal<br />

He 4<br />

C 12<br />

N 14<br />

Na 23<br />

protonen<br />

Aantal<br />

neutronen<br />

Aantal<br />

elektronen<br />

Massa<br />

De oplossing vind je op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\341_Atoommodel Rutherford-Bohr.htm.<br />

3) Meerkeuze-oefening.<br />

Beantwoord de 15 meerkeuzevragen op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\341_Atoommodel<br />

Rutherford-Bohr.htm (onderaan op het scherm: Atoombouw 1).<br />

4) Matching-oefening.<br />

Maak de oefening Atoombouw 2 op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\341_Atoommodel Rutherford-<br />

Bohr.htm (onderaan op het scherm).<br />

Meer weten? Een overzichtelijke presentatie over het atoommodel vind je op<br />

http://www.slideshare.net/mol/het-atoommodel<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 9


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

35. Elektronenconfiguratie<br />

Achtergrondinformatie (lezen!)<br />

Je weet nu hoe je het aantal elektronen, protonen en neutronen in een atoom kunt bepalen als je<br />

het atoomnummer en het massagetal kent. Nu blijft nog een laatste stap, namelijk de vraag:<br />

Hoe verdelen de elektronen zich over de elektronenschillen?<br />

Het antwoord op die vraag is zeer belangrijk voor de <strong>chemie</strong>. In de <strong>chemie</strong> bestudeert men eigenlijk<br />

niets anders dan het gedrag van de elektronen in de buitenste schillen van atomen. De andere<br />

deeltjes (de protonen en neutronen in de kern, de elektronen in de binnenste schillen) spelen bij<br />

chemische verschijnselen 14 geen rol : het volstaat te weten dat ze er zijn.<br />

Je zult later leren dat zowat alle belangrijke eigenschappen van de elementen en de stoffen<br />

UITSLUITEND afhangen van wat er met de elektronen gebeurt in de buitenste schillen van de<br />

atomen:<br />

Waarom geleiden metalen de stroom?<br />

Waarom reageren sommige elementen zeer hevig met water en andere<br />

niet?<br />

Waarom valt grafiet makkelijk uiteen en diamant net niet (herinner je: beide<br />

bestaan uitsluitend uit C)?<br />

Waarom reageren de edelgassen zo moeilijk met andere elementen?<br />

Waarom gaat H makkelijk een verbinding aan met O en met Cl en niet met<br />

Fe?<br />

Ja, zelfs vragen zoals: Waarom trillen watermoleculen in een magnetron?<br />

Het is belangrijk dat je de elektronenconfiguratie van atomen begrijpt en de achterliggende principes<br />

kunt toepassen. Volgens het leerplan moet je de elektronenconfiguratie van alle atomen tot en met Z<br />

= 18 / Z = 20 kunnen geven.<br />

14 Ter herinnering: chemische verschijnselen zijn verschijnselen waarbij de eigenschappen van stoffen of<br />

elementen veranderen. Of, nog preciezer: verschijnselen waarbij nieuwe (chemische) verbindingen tussen<br />

stoffen of elementen ontstaan.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 10


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Elektronenconfiguratie : 4 REGELS<br />

1) REGEL 1. Het aantal elektronenschillen van een atoom ligt tussen 1 en 7<br />

(bv. waterstof heeft 1 elektronenschil, helium 2, uranium 7).<br />

2) REGEL 2. De schillen hebben een nummer n (n = 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7) en een naam (K-schil, Lschil,<br />

M, N, O, P, Q). De K-schil heeft n=1, de L-schil heeft n=2 enz.<br />

3) REGEL 3. Het maximum aantal elektronen op een schil met nummer n is 2n²<br />

(bv. n = 2 => 2n²=2.2² = 8).<br />

Maar! 3a) REGEL 3a. De buitenste schil van een atoom heeft maximum 8 elektronen!<br />

3b) REGEL 3b. De voorlaatste schil van een atoom heeft maximum 18 elektronen!<br />

4) REGEL 4. De elektronen “willen” zoveel mogelijk op de binnenste schillen “zitten”. Pas als alle<br />

vrije plaatsen op de binnenste schil ingenomen zijn, nemen elektronen de plaatsen op een<br />

volgende schil in (maar vergeet de REGELS 3, 3a en 3b niet!) 15 .<br />

Deze vier regels moet je goed kennen en kunnen toepassen. Je moet immers zelf de<br />

elektronenconfiguratie van de eerste 20 elementen kunnen geven en verklaren.<br />

Toepassing van regels 1-3. Vul de tabel aan:<br />

Schil<br />

Nummer<br />

n<br />

Naam<br />

Maximaal aantal elektronen<br />

= 2n²<br />

1 K 2<br />

2<br />

3<br />

4<br />

De oplossing vind je op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\342_Elektronenconfiguratie.htm<br />

15 Deze regels gelden heel streng voor de elementen 1 t.e.m. 18. Voor Z > 18 zijn er uitzonderingen. Die<br />

uitzonderingen worden verklaard in de kwantum<strong>chemie</strong>/kwantumfysica, maar dat behoort niet tot de leerstof<br />

van het secundair onderwijs. De fundamentele verklaring is altijd dat systemen in de natuur bij voorkeur de<br />

toestand met de kleinste energie innemen.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 11


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Voorbeeld 1 – Wat is de elektronenconfiguratie van Be (Z = 4) ?<br />

Stap 1 Beryllium heeft atoomnummer 16 Z = 4.<br />

Stap 2 Een Be-atoom heeft dus 4 protonen en dus ook 4 elektronen.<br />

Stap 3 De K-schil (n = 1) kan maximum 2 elektronen bevatten (regel 3).<br />

Stap 4 Er zitten dus nog 2 elektronen op de L-schil.<br />

Antwoord : De elektronenconfiguratie van Be is 2-2 (of, in een andere notatie: K 2 L 2 ).<br />

Schematisch:<br />

Voorbeeld 2 – Wat is de elektronenconfiguratie van Br (Z = 35) ? Vul de leemten aan.<br />

Stap 1 Broom heeft atoomnummer Z = ______.<br />

Stap 2 Een Br-atoom heeft dus ____ protonen en daarom ook ____________________.<br />

Stap 3 De K-schil (n = 1) kan maximum 2.1² = ____ elektronen bevatten. De L-schil (n = 2)<br />

kan maximum 2.2² = ____ elektronen bevatten (regel 3).<br />

Stap 4 In totaal zijn 10 elektronen geplaatst en blijven er nog 25 over. Op de M-schil (n = 3)<br />

kunnen maximum ____ elektronen zitten.<br />

Stap 4 De overige 7 elektronen zitten op de N-schil..<br />

Antwoord : De elektronenconfiguratie van Br is 2-8-18-7 (K 2 L 8 M 18 N 7 ).<br />

Schematisch:<br />

16 Ofwel krijg je bij zulke opgaven het atoomnummer als gegeven, ofwel moet je het zelf opzoeken in het<br />

periodiek systeem.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 12


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Eenzaam elektron of elektronenpaar (doublet)<br />

Bij de schematische weergave van elektronenconfiguraties staan de elektronen nu<br />

eens uit elkaar (= eenzaam elektron), dan weer per tweeën gegroepeerd (=<br />

elektronenpaar of doublet).<br />

In het Be-atoom bijvoorbeeld zien we twee doubletten. De verklaring heeft te maken<br />

met de spin van de elektronen: elektronen groeperen zich bij voorkeur in een<br />

doublet, waarbij één elektron opwaartse spin (“spin up”) heeft en het<br />

andere neerwaartse spin (“spin down”). Spin is een verschijnsel uit de<br />

kwantumfysica, we gaan er dus niet verder op in. Het is voldoende<br />

dat je weet dat er zoiets bestaat als eenzame elektronen en<br />

elektronenparen (doubletten).<br />

Soms groeperen elektronen zich “liever” in een doublet dan dat ze de regels van de<br />

elektronenconfiguratie volgen. Dit verklaart waarom Ca (Z = 20) de configuratie 2-8-<br />

8-2 heeft (en niet 2-8-9-1) : de elektronen op de buitenste schil van een Ca-atoom<br />

vormen een doublet. (Extra-vraag: Vind je nog andere vergelijkbare atomen in het<br />

periodiek systeem?)<br />

- Oefening : Schrijf de elektronenconfiguratie van volgende elementen op twee manieren.<br />

Be<br />

Na<br />

Cl<br />

Ne<br />

Ca<br />

De oplossing vind je op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\342_Elektronenconfiguratie.htm<br />

Je moet de elektronenconfiguratie van de eerste twintig elementen van het periodiek systeem (Z =<br />

1 tot Z = 20 zelf kunnen opstellen.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 13


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

36. Nucliden en isotope nucliden; gemiddelde atoommassa<br />

Lees aandachtig Explosief 1.2. p. 156, “nucliden”. Vul vervolgens de fiche in.<br />

1. Wat heb je geleerd? Vat de kernboodschap van blz. 156 in één of twee zinnen samen.<br />

______________________________________________________________________<br />

______________________________________________________________________<br />

______________________________________________________________________<br />

______________________________________________________________________<br />

2. Juist of fout?<br />

- Het aantal protonen van een element kan nooit veranderen. JUIST / FOUT<br />

- Het aantal neutronen van een element kan variëren. JUIST / FOUT<br />

- Een nuclide is een atoom met een welbepaald protonen- en nucleonengetal. JUIST / FOUT<br />

- De nuclidemassa, uitgedrukt in units u, is altijd een positief geheel getal<br />

(geen cijfer na de komma). JUIST / FOUT<br />

- Het massagetal A van een element (= de atoommassa die in het periodiek<br />

systeem vermeld wordt) is het gemiddelde van de nuclidemassa’s van de<br />

isotope nucliden, rekening houdend met hun procentueel voorkomen<br />

in de natuur. JUIST / FOUT<br />

-<br />

-<br />

-<br />

39 K, 12 C, 14 C en 16 O : dit zijn vier verschillende nucliden. JUIST / FOUT<br />

235 U en 238 U zijn isotope nucliden van uranium 17 . JUIST / FOUT<br />

12 C heeft zes neutronen in de kern. 13 C heeft zeven neutronen in de kern 18 .<br />

JUIST / FOUT<br />

- De atoommassa’s in het periodiek systeem zijn meestal geen gehele<br />

getallen, omdat het om gemiddelden van nuclidemassa’s gaat. JUIST / FOUT<br />

17<br />

Uranium heeft 92 protonen. Uraniumatomen kunnen tussen 233 en 238 nucleonen (= protonen + neutronen)<br />

hebben.<br />

18<br />

Het atoomnummer van C vind je in het periodiek systeem (linksboven bij elk element).<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 14


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

3. Leg aan de hand van broom uit wat isotope nucliden zijn.<br />

4. Leg aan de hand van Cl uit hoe je de gemiddelde atoommassa berekent uit de nuclidemassa’s<br />

(ter herinnering: 75 % = 75/100 = 0,75).<br />

5. Hoeveel neutronen bevatten de volgende nucliden?<br />

Nuclide:<br />

Neutronengetal:<br />

6. Geef uit de vorige reeks de isotope nucliden.<br />

7. Bereken de gemiddelde atoommassa van de volgende elementen:<br />

- Uraan U<br />

- Koolstof C<br />

0,7 % voorkomen in de natuur<br />

99,3 % voorkomen in de natuur 19<br />

98,9 % voorkomen in de natuur<br />

1,1 % voorkomen in de natuur<br />

19 Om helemaal correct te zijn zou je ook 234 U moeten opnemen in de berekening. Maar dat element is zo<br />

zeldzaam (0,0055 %) dat het de berekening nauwelijks beïnvloedt. 233 U en 236 U komen in de natuur niet voor<br />

(synthetische isotopen = door de mens gemaakt); ook 14 C is synthetisch.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 15


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

37. Het periodiek systeem der elementen (P.S.E.)<br />

Alle materie in de natuur en in de kosmos is opgebouwd uit slechts 92 verschillende elementen, die<br />

op hun beurt uit drie deeltjes (protonen, neutronen en elektronen) bestaan: je schrijftafel, de Mont-<br />

Blanc, de bomen in het bos, het water in de rivier, de wolken in de lucht, de fruitvlieg, de witte haai,<br />

de mens, onze hersenen, ja zelfs de maan, de planeten en de sterren.<br />

Deze 92 natuurlijke elementen verschillen maar heel weinig van elkaar : het verschil tussen een<br />

goudatoom en een kwikatoom (of tussen een zuurstof- en een fluoratoom) bedraagt één proton in<br />

de kern en één elektron in de elektronenwolk! Toch hebben goud en kwik (of zuurstof en fluor)<br />

totaal verschillende eigenschappen.<br />

De Russische chemicus Dmitri Mendelejev 20 (1834-1907) rangschikte de in zijn tijd gekende<br />

elementen in één overzichtelijk schema, dat vandaag nog altijd hét werkinstrument van de <strong>chemie</strong><br />

bij uitstek is: het periodiek systeem der elementen (P.S.E.). In deze fiche zul je leren hoe het<br />

periodiek systeem der elementen is opgebouwd.<br />

A) Een eerste blik op het P.S.E.<br />

Neem het periodiek systeem er al even bij. Je vindt het bij fiche 37 of in Explosief 1.2. op p. 205 (of<br />

op het internet: zoek “periodiek systeem”).<br />

Wat valt op?<br />

- Het P.S.E. bevat geen 92, maar zo’n _____ elementen. Hoe kan dat nu, als de natuur<br />

opgebouwd is uit 92 elementen?<br />

Verklaring: Alleen de eerste ____ elementen zijn natuurlijke elementen. De elementen met<br />

Z > 92 zijn kunstmatige, door de mens in laboratoria gemaakte elementen. De meeste van<br />

deze elementen bestaan slechts gedurende een kleine fractie van een seconde alvorens ze<br />

opnieuw uit elkaar vallen.<br />

- Er zijn ____________ rijen. Deze rijen zijn genummerd. Dit noemen we de zeven perioden.<br />

- Er zijn in totaal _______________ kolommen. Deze zijn genummerd met een Romeins cijfer<br />

en ze hebben ook een naam. Deze achttien kolommen noemen we de groepen.<br />

B) De informatie per element<br />

Laten we nu eens kijken welke informatie bij elk element gegeven wordt. Uit wat je in de vorige<br />

fiches leerde, moet je dit nu zelf kunnen afleiden.<br />

Als voorbeeld nemen we het element xenon. De informatie bij elk element is op een vast manier<br />

geordend.<br />

20 ook “Mendeleev” geschreven<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 16


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Vul aan. Kies uit : massagetal, elementsymbool, nucleonengetal, elektronenconfiguratie,<br />

protonengetal, atoomnummer.<br />

__________________<br />

(= __________________)<br />

____________________<br />

_____________________<br />

(= ___________________)<br />

54 2<br />

8<br />

Xe<br />

18<br />

18<br />

8<br />

131,3<br />

______________________<br />

- Tot welke groep behoort het element xenon (naam van de groep)? __________________<br />

- In de hoeveelste kolom staat xenon (begin van links te tellen, maar tel alleen de<br />

hoofdgroepen – de “overgangselementen” tel je dus niet mee!)? _____________<br />

- Hoeveel elektronen heeft xenon op de buitenste schil? _____________<br />

- Tot welke periode behoort xenon? ____________________<br />

- Hoeveel elektronenschillen heeft xenon? ______________<br />

C) De plaats van de elementen in het P.S.E.<br />

Bestudeer het P.S.E. en beantwoord deze vragen:<br />

a) Wat is het verband tussen de periode en het aantal elektronenschillen voor elk<br />

element?<br />

b) Wat is het verband tussen de groep en het aantal elektronen op de buitenste schil?<br />

(Laat de zgn. “overgangselementen” voor deze vraag buiten beschouwing; je kijkt dus<br />

alleen naar de acht zgn. “hoofdgroepen”: Ia, IIa, IIIa, IVa, Va, Via, VIIa en 0.)<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 17


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

D) De elementen van eenzelfde groep hebben vergelijkbare eigenschappen<br />

In het labo zul je proefondervindelijk leren dat elementen van eenzelfde groep bepaalde<br />

eigenschappen met elkaar delen.<br />

Voor onderstaande vragen en invuloefeningen (alinea’s D en E) gebruik je Elementaire Chemie,<br />

C:\elementaire <strong>chemie</strong>\345_Periodiek Systeem.htm. (De Lewis-voorstelling hoef je niet te kennen.)<br />

1. Vul in.<br />

Dmitriv Mendelejev rangschikte de in zijn tijd (rond 1870) gekende elementen volgens<br />

______________________ _________________________. Hij stelde vast dat, als hij op het<br />

geschikte moment met een nieuwe ________ begon, de __________________ met<br />

vergelijkbare eigenschappen __________ _______________ kwamen te staan. Af en toe liet<br />

hij een lege plaats in het systeem en _________________ dat daar een nog niet ontdekt<br />

________________ thuishoorde. Van die elementen voorspelde hij zelfs een aantal<br />

_______________ .<br />

2. Noem twee elementen (met hun moderne benaming + symbool + atoomnummer) waarvan<br />

Mendelejev het bestaan en enkele eigenschappen voorspelde.<br />

Element 1:<br />

Element 2:<br />

Moderne naam Symbool Z<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 18


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

E) Het huidige periodiek systeem der elementen : samenvatting (goed kennen!)<br />

Vul in. Kies uit : perioden, groepen, nevengroepen, analoge eigenschappen, van links naar rechts,het<br />

protonengetal, onder elkaar, hoofdgroepen, edelgassen.<br />

In het huidige P.S.E. zijn de elementen gerangschikt volgens twee criteria:<br />

1) ______________________ (atoomnummer) Z neemt toe _________________________ .<br />

2) Elementen met __________________________ staan _______________________ .<br />

Horizontaal telt het P.S.E. telt zeven _______________ (rijen)<br />

Verticaal telt het P.S.E. achttien ________________ (kolommen). Deze worden<br />

onderverdeeld in acht __________________ en acht ___________________ (waarvan de<br />

laatste uit drie kolommen bestaat).<br />

De acht hoofdgroepen zijn genummerd: Ia tot VIIa + 0.<br />

De acht nevengroepen zijn genummerd: Ib tot VIIb + VIII.<br />

De hoofdgroep met het nummer 0 is de groep van de __________________ .<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 19


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

F) Valentie-elektronen<br />

Gebruik C:\elementaire <strong>chemie</strong>\345_Periodiek Systeem.htm om dit onderdeel in te vullen. Voor<br />

sommige vragen moet je het P.S.E. gebruiken.<br />

1) Wat zijn valentie-elektronen?<br />

2) Wat is het belang van valentie-elektronen?<br />

3) Wat hebben alle elementen uit eenzelfde hoofdgroep in het P.S.E. met elkaar gemeen<br />

(uitzondering: He)?<br />

4) Hoeveel valentie-elektronen heeft:<br />

- Na (groep Ia) :<br />

- Al (groep IIIa) :<br />

- O (groep ____):<br />

- Bi (groep ____):<br />

- Rn (groep 0) :<br />

5) Verklaar het aantal valentie-elektronen van de edelgassen helium (!!), neon, argon en<br />

krypton. Of, met andere woorden: wat kun je zeggen over de buitenste elektronenschil van<br />

deze elementen van de achtste hoofdgroep? Waarom is helium een uitzondering?<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Atoombouw en periodiek systeem<br />

Freinetschool Villa da Vinci 20


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

V. Chemische binding<br />

In het vorige hoofdstuk leerde je hoe de elektronenconfiguratie van atomen bepaald wordt. Je leerde<br />

ook begrippen zoals elektronenschil, valentie-elektronen, elektronenlading kennen.<br />

In dit hoofdstuk leer je hoe atomen verbindingen aangaan en moleculen vormen. Na dit hoofdstuk<br />

zul je drie soorten chemische binding kennen:<br />

1) De ionbinding<br />

2) De atoombinding (ook ‘covalente binding’ genoemd)<br />

3) De metaalbinding<br />

Je zult ook begrijpen waarom deze verschillende soorten bestaan en je zult meer weten over hun<br />

eigenschappen.<br />

Opdracht: maak de inleidende oefening op de volgende bladzijde (= herhaling + enkele nieuwe<br />

begrippen). Probeer alles te begrijpen, moeilijk is het overigens niet.<br />

Deze oefening maak je zonder hulpbronnen. Gewoon nadenken moet volstaan.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 1


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Vul in : stabiel, valentie-elektronen, opnemen, willen, chemische bindingen, reageren.<br />

De eigenschappen van een element worden bepaald door de elektronen in de buitenste<br />

schil (= de ______________________).<br />

Vraag: Wanneer is een atoom stabiel?<br />

Het aantal valentie-elektronen bepaalt namelijk of een atoom al dan niet zal<br />

_____________ met andere atomen.<br />

Elementen of atomen die niet (of bijna niet) reageren met andere elementen<br />

of atomen, noemen we “____________”.<br />

Atomen “___________” graag zo stabiel mogelijk zijn.<br />

Een atoom met een volledig gevulde buitenste schil is altijd stabieler dan een<br />

atoom met een niet volledig gevulde buitenste schil.<br />

Een element (of een atoom) met acht valentie-elektronen is dus stabieler /<br />

minder stabiel dan een element (atoom) met één, twee, zeven, … valentieelektronen.<br />

Daarom zullen sommige atomen elektronen afstaan om een volle buitenste schil te<br />

verkrijgen, terwijl andere atomen elektronen zullen _____________.<br />

Antw. : wanneer het atoom _____________________________________________________ .<br />

Atomen die “graag” elektronen afstaan, zullen reageren (“samenwerken”) met atomen die “graag”<br />

elektronen opnemen. Zo ontstaan _____________ _______________ zoals water (H20),<br />

aluminiumoxide (Al2O3), zuurstofgas (O2) enz.<br />

In wat volgt zul je leren hoe en waarom atomen elektronen afstaan of opnemen en hoe daardoor<br />

chemische bindingen tot stand komen.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 2


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

38. Edelgasconfiguratie en het ontstaan van ionen<br />

1. De Lewisvoorstelling van het atoom [dit is zeer eenvoudig! ]<br />

Lees op Elementaire Chemie C:\elementaire <strong>chemie</strong>\345_Periodiek Systeem.htm (of Start 4.<br />

Atoombouw en periodiek systeem 4.4. Periodiek systeem) de paragraaf over de Lewisvoorstelling<br />

van het atoom (onderaan op de pagina).<br />

Opgave: Schrijf de lewisvoorstelling van<br />

A Een atoom uit groep IIIa (neem een willekeurig atoom X).<br />

B Het atoom met 12 elektronen<br />

C Een atoom X met 4 elektronen in de buitenste schil<br />

D Een edelgasatoom X (niet He)<br />

E Een atoom X uit de alkalimetalengroep<br />

F Een fosforatoom<br />

G Een halogeenatoom X<br />

H Een atoom X uit de zuurstofgroep<br />

De oplossing vind je op Elementaire Chemie (klik op “oplossing”).<br />

Opm. 1: de plaats waar je de bolletjes of de streepjes zet in de Lewisvoorstelling heeft geen<br />

belang. Vanaf het vijfde elektron moet je de elektronen gepaard tekenen.<br />

Opm. 2: de twee elektronen op de buitenste schil van helium (He) zijn altijd gepaard.<br />

Teken de Lewisvoorstelling van helium:<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 3


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

2. Wat is een ion?<br />

Definitie: Een ion is een geladen deeltje dat ontstaat uit atomen.<br />

Een + ion (ook “kation” genoemd) is een positief geladen deeltje (atoom of molecule). Het<br />

heeft dus meer positieve dan negatieve deeltjes. Dat gebeurt wanneer een neutraal atoom een<br />

elektron of elektronen afstaat / opneemt.<br />

Een – ion (ook “anion” genoemd) is een negatief geladen deeltje (atoom of molecule). Het<br />

heeft dus meer negatieve dan positieve deeltjes. Dat gebeurt wanneer een neutraal atoom een<br />

elektron of elektronen afstaat / opneemt.<br />

Opgave: teken de elektronenconfiguratie van (geef het verschil met een pijl of met een kleurtje<br />

aan)<br />

a) Een Ca-atoom Een Ca 2+ -ion<br />

b) Een Cl-atoom Een Cl – -ion<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 4


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

3. Wat is een elektrische stroom?<br />

Definitie: een elektrische stroom is een verplaatsing van (positief of negatief) geladen deeltjes.<br />

Juist of fout?<br />

- Een stroom van protonen veroorzaakt een elektrische stroom . JUIST / FOUT<br />

- Een stroom van elektronen veroorzaakt een elektrische stroom . JUIST / FOUT<br />

- Een stroom van neutronen veroorzaakt een elektrische stroom . JUIST / FOUT<br />

4. De edelgasconfiguratie<br />

Atomen “willen” graag een volle buitenste elektronenschil hebben. Dan worden ze namelijk het<br />

minst beïnvloed door andere omringende atomen. Atomen “willen” zo stabiel mogelijk zijn.<br />

Opgave. Zorg dat je voor deze opgave het P.S.E. bij de hand hebt.<br />

1) Herlees de invuloefening op p. 95. Zorg dat je dit goed begrijpt.<br />

2) Lees daarna aandachtig C:\elementaire <strong>chemie</strong>\348_Edelgassen.htm (Start 5. Chemische<br />

binding 5.1. Moleculen en ionen).<br />

3) Beantwoord de volgende vragen:<br />

Wanneer spreken we van een edelgasconfiguratie? ________________________________<br />

____________________________________________________________________<br />

____________________________________________________________________<br />

Bestudeer het PSE. Hoeveel elementen hebben een edelgasconfiguratie? _____ .<br />

Noem deze elementen (geef de naam én het elementsymbool mét de Lewisvoorstelling):<br />

Tabel : de zes edelgassen<br />

Welk van deze elementen heeft geen octetstructuur? ______ .<br />

Wanneer spreken we van een octetstructuur? _____________________<br />

___________________________________________________________________________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 5


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Vul in (met Elementaire Chemie):<br />

Alle atomen proberen de _______________ __________________________ te verkrijgen.<br />

Dit kan op verschillende manieren gebeuren:<br />

1) Door het vormen van ________________ (= de ______binding).<br />

2) Door het vormen van _______________ (= de _____________binding).<br />

Hoe deze bindingen tot stand komen, leer je in de volgende fiches.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 6


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

39. Positieve en negatieve ionen<br />

1. Positieve ionen<br />

We bekijken eerst de metalen in het P.S.E.<br />

Opdracht: Lees zeer aandachtig C:\elementaire <strong>chemie</strong>\349_Positieve ionen.htm (5.2. Positieve<br />

ionen).<br />

Bekijk zeker ook de simulaties voor het natrium-, magnesium- en aluminiumatoom (klik op de groene<br />

‘play’-knop onderaan rechts op het applet)!<br />

Maak nu de volgende opgaven zonder naar de tekst op Elementaire Chemie te kijken. Verbeter<br />

daarna jezelf met behulp van Elementaire Chemie.<br />

Vul in of schrap wat niet past.<br />

Juist of fout?<br />

De metalen staan hoofdzakelijk links / rechts in het P.S.E.<br />

De meeste metalen hebben meer / minder dan vier valentie-elektronen. Zij kunnen dus het<br />

makkelijkst een edelgasconfiguratie (= volle buitenste schil) bereiken door elektronen af te<br />

staan / op te nemen.<br />

Metalen zijn wel / niet stabiel. De meeste metalen kunnen echter een stabiele<br />

________________configuratie verkrijgen door één, twee of drie ___________________ af<br />

te geven. Dan worden ze positief / negatief geladen. Als voorbeeld bekijken we Na.<br />

Een natriumatoom heeft _______ elektron(en) in de buitenste schil. Door dit ene elektron af<br />

te geven wordt de K / L / M / N - schil de buitenste schil, met daarin ____ elektronen. Het<br />

deeltje dat op die manier ontstaat heeft een stabiele edelgasconfiguratie, maar is niet meer<br />

elektrisch _______________, want de elektronenmantel bevat slechts ____ negatieve<br />

elektronen meer, terwijl er nog altijd 11 positieve ________________ in de kern zitten. Het<br />

neutrale natriumatoom is een positief geladen natrium____ Na+ geworden.<br />

1. Een metaal is een stabiel element. JUIST / FOUT<br />

2. K 1+ is stabiel. JUIST / FOUT<br />

3. Ca 1+ is stabiel. JUIST / FOUT<br />

4. Al 3+ heeft een stabiele edelgasconfiguratie. JUIST / FOUT<br />

De antwoorden vind je onderaan op de volgende pagina.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 7


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Oefening op de nomenclatuur (naamgeving) van de metaalionen. Geef de juiste benaming voor de<br />

volgende ionen (opl. zie Elementaire Chemie):<br />

Na+ __________________________ Fe2+ _______________________<br />

Ca2+ __________________________ Al3+ _______________________<br />

Opdracht: lees Explosief 1.2. p. 164 – 165.<br />

Vraag: Wat zijn elektropositieve elementen?<br />

Antwoord: ________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________<br />

Vraag : Welke elementen zijn elektropositief?<br />

Antwoord: De ___________________, omdat ze veel / weinig valentie-elektronen hebben.<br />

Opdracht : Neem het P.S.E. en vergelijk K en Na.<br />

Vul in:<br />

Zowel K als Na hebben _____ elektron(en) in de buitenste schil. Maar omdat _____ meer schillen<br />

heeft dan ____ , bevindt zich het valentie-elektron van ____ verder van de positief geladen kern en<br />

wordt dus sterker / minder sterk door die kern aangetrokken<br />

=> Daarom kan het valentie-elektron van Na zich makkelijker / minder makkelijk van het atoom<br />

losmaken.<br />

=> Daarom zeggen we dat K minder / meer elektropositief is dan Na. (Opl. zie Explosief p. 165) 21<br />

21 Opl. vorige blz. Antw. 1. Fout ; 2. Juist; 3. Fout; 4. Juist; 5. Juist; 6. Fout (geen 8 valentie-elektronen).<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 8


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

2. Negatieve ionen<br />

Lees aandachtig C:\elementaire <strong>chemie</strong>\350_Negatieve ionen.htm. Bekijk ook de simulaties voor<br />

chloor en zwavel (chloride-ion en sulfide-ion).<br />

Opgaven:<br />

1) Welke elementen staan uiterst rechts in het P.S.E.? Metalen / niet-metalen<br />

2) Hoe vormen de niet-metalen een edelgasconfiguratie? Ze staan elektronen af /<br />

Ze nemen elektronen op.<br />

3) Wat is de lading van een niet-metaal-ion? Positief / negatief<br />

4) Wat is het enige element dat meer dan twee (dus drie)<br />

Elektronen kan opnemen? ____________<br />

5) Een zwavelatoom (symbool : ____) neemt 2 elektronen op en<br />

vormt een sulfide-ion. Geef de korte schrijfwijze van dat ion : ____________<br />

6) Neem het PSE en leid zelf de ion-schrijfwijze van de volgende<br />

elementen af. Vergelijk daarna met Elementaire Chemie.<br />

Schrijfwijze: Naam van het ion:<br />

Br : _________________ ________________-ion<br />

O : _________________ ________________-ion<br />

S : _________________ ________________-ion<br />

I : _________________ ________________-ion<br />

Opdracht: lees Explosief 1.2. p. 166.<br />

Vraag: Wat is het verschil tussen elektropositieve en elektronegatieve elementen?<br />

Antwoord: ________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________<br />

Vraag : Welke elementen zijn elektronegatief?<br />

Antwoord: De ___________________, omdat ze veel / weinig valentie-elektronen hebben.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 9


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Opdracht : Neem het P.S.E. en vergelijk Cl en I (jodium).<br />

Vul in:<br />

Zowel Cl als I hebben _____ elektron(en) in de buitenste schil. Maar omdat _____ meer schillen heeft<br />

dan ____ , bevindt zich de buitenste schil van ____ verder van de positief geladen kern. Het elektron<br />

dat er op de buitenste schil bij moet komen wordt en wordt dus sterker / minder sterk door die kern<br />

aangetrokken.<br />

=> Daarom zal Cl makkelijker / minder makkelijk een extern elektron opnemen dan I.<br />

=> Daarom zeggen we dat Cl minder / meer elektronegatief is dan I. (Opl. zie Explosief p. 166)<br />

Beantwoord de volgende vraag zelf: Waarom is O meer elektronegatief dan S ?<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

Lees het besluit in Explosief 1.2. op p. 166 en neem hieronder (of op de achterzijde) over wat je zelf<br />

belangrijk vindt (of wat je moeilijk zult onthouden). Bestudeer ook de tabel op p. 167 bovenaan.<br />

Begrijp je de plus- en mintekens en de pijlen?<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 10


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Oefeningen:<br />

1) Rangschik de volgende elementen van meest naar minst elektropositief en leg uit waarom:<br />

Mg O B Al K Ca<br />

2) Rangschik de volgende elementen van meest naar minst elektronegatief en leg uit waarom:<br />

O S F<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 11


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

40. De ionbinding<br />

1. De ionbinding<br />

Vraag : Wat zal er gebeuren wanneer een negatief geladen ion in de buurt van een positief<br />

geladen ion komt?<br />

Antwoord: Ze zullen elkaar aantrekken / afstoten / niet beïnvloeden.<br />

Waarom? Omdat tegengestelde ladingen ____________________________________ .<br />

Lees aandachtig C:\elementaire <strong>chemie</strong>\351_Ionbinding.htm.<br />

Opdracht: Bekijk (en beluister!) het filmpje “Reactie tussen natrium en dichloor”.<br />

Een woordje uitleg bij het filmpje: terwijl het natrium smelt, wordt het (positief) geïoniseerd<br />

(de warmte maakt de valentie-elektronen los). Het chloor reageert met de natrium-ionen en<br />

met de vrije elektronen: het ionrooster wordt gevormd. Bij die reactie stijgt de temperatuur<br />

tot meer dan 1000° C (het is dus een zeer exotherme / endotherme reactie).<br />

Beantwoord de vragen:<br />

1) Hoeveel elektronen staat elk Na-atoom af tijdens het smeltproces? _____ .<br />

2) Waarom reageert het gesmolten Na niet met het Ar in de buis?<br />

_________________________________________________________________<br />

3) Waarom reageert het Na wel met het Cl in de buis?<br />

_________________________________________________________________<br />

4) Zoek op : wat is een andere naam voor het eindproduct natriumchloride (NaCl) ?<br />

_____________________________<br />

Leerstof<br />

- Je moet het ontstaan van het ionrooster begrijpen en kunnen uitleggen voor alle gevallen (dus<br />

ook bv. AlBr3 of Al2O3 of andere ion-verbindingen)<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 12


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Lees in de tekst op Elementaire Chemie hoe een ionrooster van NaCl ontstaat.<br />

Neem hieronder het schema over (schema met de groene achtergrond op Elementaire Chemie)<br />

Schrijf de formule voor natriumchloride op drie verschillende manieren (steeds eenvoudiger) :<br />

Bestudeer grondig de simulatie met als titel “Natriumchloride” op Elementaire <strong>chemie</strong> (zorg dat<br />

je elke stap begrijpt!).<br />

Ik heb elke stap begrepen : ja / nee<br />

Bestudeer ook aandachtig de schema’s voor MgS, AlBr3 en Al2O3, tot je het principe beet hebt.<br />

Neem eventueel een of enkele van deze schema’s op de achterzijde over.<br />

Hoeveel broom-ionen zijn er voor elk aluminium-ion in een AlBr3-ionrooster? ____ .<br />

Herhaling : zouten<br />

Alle in deze fiche behandelde ion-verbindingen zijn verbindingen tussen metalen en niet-metalen. In<br />

LPF 33 (pagina Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.) zagen we dat we zulke (M,NM)-verbindingen<br />

zouten noemen. Weet je nog of zouten de elektrische stroom geleiden? (Blader even terug…)<br />

Oefening : Schrijf de juiste verhoudingsformules van de volgende zouten (zoals in het voorbeeld):<br />

A Ca … I … Ca I2<br />

B Cu + … S… <br />

C K… N… D Fe 3+ … S… <br />

E Ca… N… F Li… F… <br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 13


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

G Mg… O… H Ga… Br… <br />

I Rb… S… J Pb 4+ … O… <br />

K Pb 4+ … N… L Al… Cl… <br />

Oplossing: zie C:\elementaire <strong>chemie</strong>\351_Ionbinding.htm.<br />

Samenvatting : de ionbinding<br />

Metalen geven graag één of meer elektronen af. Hierbij ontstaan _______________<br />

metaalionen (+ , 2+ , 3+ , 4+).<br />

Niet-metalen nemen graag één of meer elektronen op. Hierbij ontstaan _____________<br />

niet-metaalionen (- , 2- , 3-).<br />

Deze __________________-geladen ionen trekken elkaar zeer sterk aan: er wordt een<br />

__________________ gevormd. Het ion___________ dat ontstaat bevat positieve<br />

metaal- en negatieve niet-metaalionen. Het aantal van beide ionen hangt af van de<br />

ladingen. Uiteraard is het totaal aantal elektronen dat afgegeven werd door het metaal<br />

gelijk aan / groter dan / kleiner dan het totaal aantal elektronen dat opgenomen werd<br />

door het niet-metaal. Met andere woorden: het totaal aantal positieve ladingen is gelijk<br />

aan het totaal aantal negatieve ladingen (_______________________).<br />

Opgelet!<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 14


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

2. Het ionrooster<br />

Lees C:\elementaire <strong>chemie</strong>\351b_Ionroosters.htm (5.2. Ionroosters).<br />

Beantwoord de vragen:<br />

1) Hoe ontstaat een ionrooster?<br />

2) Waarom liggen smelt- en kookpunt van zouten (ionverbindingen) doorgaans hoog?<br />

3) a) Bij welke temperatuur smelt NaCl (keukenzout) ? ______________________<br />

b) Bij welke temperatuur kookt NaCl ? ______________________<br />

4) Waarom geleiden zouten (in vaste toestand) de elektrische stroom niet?<br />

5) Waarom geleiden zouten in vloeibare toestand de elektrische stroom wel?<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 15


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Teken schematisch een ionrooster in vaste toestand en daarnaast de deeltjes in gesmolten toestand:<br />

Vast Vloeibaar<br />

3. Nomenclatuur (alleen 2u, maar wel zeer nuttig voor 1u – en niet zo moeilijk)<br />

Di-ijzer-tri-sulfide : diijzertrisulfide is de naam voor Fe2S3. De naamgeving van chemische<br />

verbindingen lijkt heel complex, maar is eenvoudiger dan je zou denken!<br />

Lees C:\elementaire <strong>chemie</strong>\352_Nomenclatuur ionverbindingen.htm. Je leert er, hoe de namen van<br />

ionverbindingen tot stand komen.<br />

Vul de Griekse voorvoegsels aan :<br />

1 __________ (meestal weggelaten)<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

Vul de namen in (alle oplossing op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\352_Nomenclatuur ionverbindingen.htm):<br />

I)<br />

Zout Naam van het zout<br />

FeCl2<br />

FeCl3<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 16


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Cu2O<br />

CuO<br />

FeS<br />

Fe2S3<br />

II) Geef de namen van de volgende zouten (soms zijn twee namen mogelijk)<br />

A CaI2 (geen tweede naam)<br />

B Cu2S<br />

C K3N (geen tweede naam)<br />

D Fe2S3<br />

E Ca3N2 (geen tweede naam)<br />

F LiF (geen tweede naam)<br />

G MgO (geen tweede naam)<br />

H GaBr3 (geen tweede naam)<br />

I Rb2S (geen tweede naam)<br />

J PbO2<br />

K Pb3N4<br />

L AlCl3 (geen tweede naam)<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 17


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Geef de formule en minstens één naam van de volgende zouten:<br />

A Fe 3+ …O…<br />

B Hg + …S…<br />

C Cu + …Cl…<br />

D Pb 2+ …Br…<br />

E Cu 2+ …Cl…<br />

F Fe 2+ …O…<br />

G Pb 4+ …O…<br />

H Hg 2+ …S…<br />

Op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\352_Nomenclatuur ionverbindingen.htm, onderaan op de pagina vind je<br />

vier afsluitende oefeningen over zouten : formules en nomenclatuur.<br />

Als je deze oefeningen goed beheerst, word je nog een echte kampioen in chemische formules en<br />

naamgeving!<br />

Tip: maak vooral oefeningen 1 en 4. De oefeningen 2 en 3 zijn extra’s voor de liefhebbers.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 18


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

41. De atoombinding (covalente binding)<br />

Na de ionbinding leer je in deze fiche een tweede binding kennen: de atoombinding. In de volgende<br />

fiche sluiten we dit hoofdstuk af met een derde soort binding, de metaalbinding.<br />

1. Eerste kennismaking met de atoombinding : de dichloormolecule<br />

Lees aandachtig C:\elementaire <strong>chemie</strong>\353_Atoombinding.htm (of: start => 5.3. Atoombinding). Vul<br />

vervolgens in:<br />

Stel je voor dat in een bepaalde ruimte alleen maar chlooratomen aanwezig zijn.<br />

Vul de tabel aan:<br />

Element Protonengetal<br />

Elektronenconfiguratie<br />

Cl __________ ____________<br />

Lewisvoorstelling<br />

Om de stabiele ____________________configuratie (= een volle ________________ elektronenschil)<br />

te bereiken, moet elk chloor-atoom slechts één ____________________ opnemen. Dat proberen alle<br />

aanwezige chlooratomen dan ook te doen.<br />

Er zal dus geen enkel Cl-atoom bereid zijn om een elektron _________________________. Toch<br />

kunnen de chlooratomen een stabiele edelgasconfiguratie verkrijgen en wel op de volgende manier:<br />

De chlooratomen zullen, per twee, hun ongepaarde elektronen omvormen tot een<br />

________________________ elektronen_________. Daardoor krijgen __________<br />

___________________ een stabiele edelgasconfiguratie. Dit is echter slechts het geval zolang de<br />

beide chlooratomen samenblijven: m.a.w. ze zijn aan elkaar gebonden door middel van een<br />

zogenaamde _________________________ (vaak ook ________________ binding genoemd).<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 19


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Opgave : Teken een dichloormolecule (Cl2) schematisch op drie verschillende manieren:<br />

1. Met alle valentieelektronen<br />

(gebruik<br />

twee kleuren):<br />

2. Met een<br />

bindingsstreepje<br />

voor het<br />

gemeenschappelijk<br />

elektronenpaar<br />

3. Met streepjes voor<br />

alle gepaarde<br />

elektronen (de<br />

gangbare voorstelling<br />

van<br />

atoombindingen)<br />

Dergelijke _________________ deeltjes, bestaande uit twee of meer atomen die aan elkaar<br />

gebonden zijn door middel van ____________bindingen, noemen we ________________________.<br />

In het bovenstaande voorbeeld (atoombinding van Cl) spreken we van een<br />

_______________molecule, die we kortweg voorstellen als _____.<br />

Bekijk de simulatie “dichloor” op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\353_Atoombinding.htm (klik op de groene<br />

“play”-knop)<br />

3. Andere voorbeelden van atoombindingen<br />

Bestudeer nu de andere voorbeelden op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\353_Atoombinding.htm : H2, HCl,<br />

CH4, CCl4, 02 en N2. Bekijk ook telkens de simulaties.<br />

Beantwoord vervolgens de vragen, zonder naar Elementaire Chemie te kijken. Daarna kun je je<br />

antwoorden controleren.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 20


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

1) Geef van elke molecule de naam en de symbolische schrijfwijze.<br />

Formule Naam<br />

H2 ____________stof<br />

HCl water______________ide<br />

CH4 meth_____n<br />

CCl4 tetra__________methaan<br />

O2 di____________<br />

N2 di___________<br />

Symbolisch (met<br />

elektronen)<br />

2) Wat is er speciaal aan de diwaterstofmolecule (bv. in vergelijking met dichloor)?<br />

4. Besluit (goed kennen!)<br />

Symbolisch (met<br />

gepaarde elektronen)<br />

Wanneer ______________________ onderling reageren, ontstaan neutrale<br />

__________________, waarin de atomen aan elkaar gebonden zijn door de<br />

aanwezigheid van één of meer gemeenschappelijke ______________________. Dit soort<br />

bindingen noemen we __________________________ .<br />

We spreken van enkelvoudige, dubbele of drievoudige atoombindingen als er _____,<br />

_____ of _______ gemeenschappelijke elektronenparen zijn tussen de twee atomen.<br />

Structuurformule (met A en B) voor de bindingen (met streepjes voor alle gepaarde elektronen):<br />

Enkelvoudige atoombinding Dubbele atoombinding Drievoudige atoombinding<br />

A B<br />

A B<br />

A B<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 21


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

5. Oefening<br />

1) Geef de structuurformule van de moleculen waaruit de volgende stoffen opgebouwd zijn<br />

(onder de opgave vind je een stappenplan om zulke oefeningen te maken):<br />

A H2S B I2<br />

C ICl D NH3<br />

E Br2 F H2O<br />

G CO2 H HF<br />

I PCl3 (J) HCN<br />

Tip! Vraag: Hoe los je deze oefening het makkelijkst op?<br />

Antwoord: stappenplan<br />

(oef. J: facultatief)<br />

(1) Teken van alle atomen de Lewis-voorstelling.<br />

(2) “Leg de puzzel” tot je een atoombinding hebt (alle buitenste schillen zijn gevuld,<br />

enkele elektronen zijn gemeenschappelijk voor twee atomen).<br />

(3) Controleer je resultaat : tel het aantal valentie-elektronen voor elk atoom. Het<br />

moet gelijk zijn aan 8 (Uitzondering: waterstof H 2 valentie-elektronen).<br />

Uitgewerkt voorbeeld : diwaterstofsulfide, H2S.<br />

Deze molecule bestaat uit twee H-atomen en één S-atoom.<br />

(1) Teken (Lewisvoorstelling) tweemaal een waterstofatoom en eenmaal een zwavelatoom.<br />

(2) Vraag je af hoe de valentie-elektronen zich zo kunnen verbinden, dat alle atomen (door<br />

“samen te werken”) een edelgasconfiguratie verkrijgen (er is maar één mogelijkheid).<br />

Stel de structuur voor met gepaarde elektronen (vul aan!):<br />

H S H<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 22


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

(3) Controleer of alle atomen in de atoombinding (hier: H2S) een edelgasconfiguratie hebben.<br />

Edelgasconfiguratie? Waterstof: JA / NEE Zwavel: JA / NEE<br />

Begrepen? Maak dan nu de oefening voor alle verbindingen in de tabel. De laatste oefening (HCN)<br />

moet je niet maken, maar is wel een ultieme test: als je dit kunt, beheers je de atoombinding!<br />

De oplossingen vind je op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\353_Atoombinding.htm (of: start => 5.3.<br />

Atoombinding), onderaan op de pagina.<br />

6. Atoom- en molecuulroosters<br />

Bij de ionbinding leerde je : ionen trekken elkaar aan omdat ze een tegengestelde elektrische lading<br />

hebben. Zo ontstaat een “ionrooster” van miljarden moleculen: dit noemen we zouten.<br />

De elektrische aantrekkingskrachten in een ionrooster zijn zeer sterk => zouten hebben een hoge<br />

smelttemperatuur.<br />

Dat wist je al. Maar hoe sterk is de binding van moleculen?<br />

Kennen:<br />

De moleculen die bij de atoombinding ontstaan (bv. HCl of CO2) zijn elektrisch neutraal. Deze<br />

moleculen trekken elkaar weliswaar aan, maar niet door (sterke) elektrische krachten, wel door een<br />

zwakke aantrekkingskracht die we de vanderwaalskracht noemen 22 .<br />

Net zoals bij ionen ontstaan door de aantrekkingskracht tussen moleculen van de atoombinding ook<br />

roosters. Deze noemen we “molecuulroosters”. Omdat de vanderwaalskracht zo zwak is, kunnen<br />

molecuulroosters makkelijk uit elkaar vallen.<br />

Gevolg:<br />

Molecuulverbindingen hebben een laag _________punt. Vele zijn op kamertemperatuur al vloeibaar.<br />

Zelfs wanneer ze op kamertemperatuur vast zijn, verdampen ze snel. Sommige (bv. dijood)<br />

sublimeren zelfs 23 .<br />

22 Vanderwaalskrachten kun je je nog het best voorstellen als cohesie- en adhesiekrachten op microscopische<br />

schaal.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 23


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Vul de tabel aan:<br />

NAAM FORMULE<br />

SMELTPUNT<br />

(°C)<br />

KOOKPUNT<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 24<br />

(°C)<br />

AGGREGATIETOESTAND<br />

(normale omstandigheden:<br />

kamertemperatuur, p=1<br />

atm.)<br />

diwaterstof H2 -259 -253 gasvormig<br />

dizuurstof O2 -218 -183 gasvormig<br />

dichloor Cl2 -101 -35 gasvormig<br />

dibroom Br2 -7 59 vloeibaar<br />

dijood I2 114 sublimeert vast<br />

koolstofdioxide CO2 sublimeert bij -78 gasvormig<br />

water H2O 0 100 vloeibaar<br />

difosforpentaoxide P2O5 580 sublimeert bij 300 vast<br />

fosforpentachloride PCl5 -92 75 vloeibaar<br />

zwaveldioxide SO2 -74 -10 gasvormig<br />

23 Sublimeren : rechstreeks overgaan van vast naar gasvormig, zonder eerst te smelten [op elementaire<br />

<strong>chemie</strong> staat verkeerdelijk: “van vloeibaar naar gasvormig”. Dat moet dus zijn: van vast naar gasvormig!].


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Besluit:<br />

Deze vaststellingen wijzen er op dat de _______________krachten tussen de moleculen<br />

onderling (dit noemen we ________moleculaire krachten) eerder klein zijn. We spreken<br />

in dit geval van “van__________________krachten”.<br />

De atoombindingen, dus de bindingen tussen de atomen in de moleculen<br />

(___________moleculaire krachten) zijn sterker.<br />

Bij het verwarmen van een vaste molecuulverbinding komen de moleculen uit het<br />

m_________________________ los. De _______________ blijven echter wel aan elkaar<br />

gebonden. Om die atoombindingen te breken is __________________________ nodig.<br />

*Het belangrijkste begrepen? Omcirkel het juiste antwoord<br />

1) Welke krachten zijn het sterkst bij de atoombinding (covalente binding) ?<br />

De krachten tussen de atomen / De krachten tussen de moleculen<br />

2) Wat valt dus het snelst uit elkaar?<br />

Het molecuulrooster / De moleculen zelf<br />

3) Welk rooster heeft meer energie (bv. warmte) nodig om uit elkaar te vallen?<br />

Het ionrooster (van de ionbinding) / het atoomrooster (van de atoombinding)<br />

*Vul de tekening aan. Gebruik twee kleuren.<br />

Het ________________rooster valt uiteen bij het smelten. De<br />

______________ blijven echter wel aan elkaar gebonden (zowel in vloeibare<br />

als in gasvormige toestand).<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 25


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Geleidt water (H20) de elektrische stroom?<br />

Bekijk de proef “geleidingsvermogen van water” (video) op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\354_Atoom- en<br />

molecuulroosters.htm.<br />

Dezelfde waarneming geldt ook voor andere atoombindingen.<br />

Besluit. Vul in: neutraal / geleidend; wel / niet:<br />

Moleculen zijn elektrisch __________________ en geleiden dus de elektrische stroom zelfs in<br />

gesmolten toestand ________________.<br />

7. Diamant en grafiet : allebei zuiver koolstof<br />

Lees de alinea “atoomrooster” op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\354_Atoom- en molecuulroosters.htm.<br />

Zijn de volgende beweringen juist of fout?<br />

1) Diamant is opgebouwd uit C-atomen. JUIST / FOUT<br />

2) Grafiet is opgebouwd uit C-atomen. JUIST / FOUT<br />

3) Diamant en grafiet zijn dus uit identiek dezelfde atomen opgebouwd. JUIST / FOUT<br />

4) Diamant geleidt de stroom. JUIST / FOUT<br />

5) Grafiek geleidt de stroom. JUIST / FOUT<br />

6) Diamant heeft een hogere dichtheid dan grafiet. JUIST / FOUT<br />

7) *Diamant is een molecuulrooster. JUIST / FOUT<br />

8) *Grafiet is een molecuulrooster. JUIST / FOUT<br />

Noem twee voorbeelden van het gebruik van grafiet :<br />

Noem twee voorbeelden van het gebruik van diamant:<br />

Leg met je eigen woorden uit waarom diamant een harde stof is, terwijl grafiet (dat<br />

uit dezelfde C-atomen bestaat) een zeer zachte stof is:<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 26


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Teken links een diamantrooster en rechts de structuur van grafiet (zie ook Explosief<br />

1.2. p. 188-189).<br />

8. Nomenclatuur van molecuulverbindingen<br />

Lees aandachtig C:\elementaire <strong>chemie</strong>\355_Nomenclatuur molecuulverbindingen.htm (of via “start<br />

=> 5.3. Atoombinding). Bestudeer de voorbeelden tot je het systeem van naamgeving begrijpt.<br />

Oefening. Geef de naam van de volgende molecuulverbindingen.<br />

A SF2<br />

B BH3<br />

C SF4<br />

D PCl3<br />

E ClF3<br />

F BrF5<br />

G SF6<br />

Oplossing: C:\elementaire <strong>chemie</strong>\355_Nomenclatuur molecuulverbindingen.htm (onderaan de<br />

pagina). 24<br />

Slotoefening: maak de drie oefeningen “Niet-zouten” op C:\elementaire <strong>chemie</strong>\355_Nomenclatuur<br />

molecuulverbindingen.htm (onderaan de pagina).<br />

24 Oplossing vorige blz.: 1) juist, 2) juist, 3) juist, 4) fout, 5) juist, 6) juist, 7) fout (het is een atoomrooster:<br />

bestaat uit louter atoombindingen), 8) fout (elke laag is een atoomrooster; de lagen zelf zijn door<br />

vanderwaalskrachten verbonden en dus makkelijk te scheiden).<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 27


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

42. De metaalbinding<br />

Lees aandachtig C:\elementaire <strong>chemie</strong>\356_Metaalbinding.htm (of start => 5.4.<br />

Metaalbinding). Beantwoord vervolgens de vragen.<br />

1. Vul in en schrap wat niet past:<br />

In een metaalrooster geven alle metaalatomen _________________ af, om op die manier een<br />

________________ _________________ te verkrijgen.<br />

Zo ontstaat een rooster van positieve / negatieve ionen, die elkaar aantrekken / afstoten.<br />

De vrije _________________ vormen een “________________zee” : ze kunnen zich vrij door het<br />

rooster bewegen. Door hun positieve / negatieve lading houden deze vrije elektronen het rooster<br />

samen.<br />

Metaalbinding van zink (bron: Wikipedia) 3D-voorstelling van een metaalrooster. Positieve ionen worden<br />

omringd door gedelocaliseerde elektronen.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 28


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Uitsmijter :<br />

De tekening rechts op de vorige pagina vond ik op een webpagina in het Afrikaans. De tekst bij de<br />

afbeelding luidde: “Positiewe atoomkerne (+) omring deur gedelokaliseerde elektrone (∙)”<br />

Afrikaans, dat vooral in Zuid-Afrika en Namibië gesproken wordt, lijkt zeer goed op Nederlands (het is<br />

ontstaan uit het Nederlands). Met wat volgt kun je een stukje <strong>chemie</strong> in het Afrikaans herhalen.<br />

Begrijp je alles? (Luidop lezen helpt)<br />

Die eienskappe van metale (Ndl.: De eigenschappen<br />

van metalen)<br />

Metale het (= hebben) verskeie unieke eienskappe wat as volg opgesom<br />

word:<br />

Termiese geleiers. Metale is goeie geleiers van hitte en word daarom<br />

in kosmaaktoerusting soos potte en panne gebruik.<br />

Elektriese geleiers. Metale is goeie geleiers van elektrisiteit en word<br />

daarom in elektriese geleidingsdrade gebruik.<br />

Blink metaliese skyn. Metale het 'n kenmerkende blink voorkoms en<br />

word gereeld gebruik in juweliersware. Die vrybewegingde elektrone<br />

is in staat om lig teen alle frekwensie te absorbeer en weerkaats, wat<br />

metale blink en gepoleer laat voorkom.<br />

Smeebaar en pletbaar. Hiermee word bedoel dat metale in<br />

verskillende vorme gebuig kan word sonder om te breek (smeebaar)<br />

en gerek kan word tot dun drade (pletbaar) soos koperdraad, wat<br />

gebruik kan word om eletrisiteit te gelei. Bogenoemde is moontlik<br />

omdat die bindings nie in 'n bepaalde rigting vas is nie en die atome<br />

maklik oor mekaar kan gly.<br />

Smeltpunt. Metale het gewoonlik 'n hoë smeltpunt en kan daarom<br />

gebruik word om artikels wat hoë temperature moet weerstaam, soos<br />

kookpotte, te vervaardig. Die hoë smeltpunt kan toegeskryf word aan<br />

die sterkte van metaalbindings.<br />

Digtheid. Metale het 'n hoë digtheid omdat hul atome styf teen<br />

mekaar geleë is.<br />

Meer Afrikaans lezen? Meer weten?<br />

Het vervolg van de tekst over de metaalbinding vind je op:<br />

http://cnx.org/content/m39162/latest/<br />

Tien wenken voor Afrikaans sprekenden die Nederlands willen leren:<br />

http://nederlandsvirafrikaanses.weebly.com/top-10-wenke.html<br />

Zie ook http://nl.wikipedia.org/wiki/Afrikaans<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 29


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

43. Samenvatting : de chemische binding<br />

Tot slot van dit hoofdstuk over chemische bindingen maak je een schematisch overzicht van de drie<br />

bindingen (ionbinding, atoombinding, metaalbinding) met hun eigenschappen.<br />

TAAK<br />

Opdracht: Leg aan de hand van een overzichtelijke tabel uit welke de verschillende chemische<br />

bindingen zijn, bij welke soorten stoffen ze optreden en waarom die stoffen een hoog of laag<br />

smeltpunt hebben.<br />

Dien je taak in op de afgesproken datum.<br />

Let op : je moet je eigen schema kunnen gebruiken om de bindingen aan andere leerlingen (met 1<br />

lesuur <strong>chemie</strong> per week) uit te leggen.<br />

Tip: lees Explosief 1.2. p. 187 – 190 alvorens je de taak maakt.<br />

1. Oefeningen<br />

1) Tot welk verbindingstype behoren de volgende stoffen?<br />

Kruis aan om welke binding het gaat.<br />

Symbool Ionbinding Atoombinding Metaalbinding<br />

Na2S<br />

H2S<br />

S8<br />

Na<br />

CO2<br />

BaCl2<br />

Cu<br />

He<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 30


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

Overzicht van de drie soorten bindingen<br />

De ionbinding : sterke binding tussen positieve metaal-ionen (M+) en negatieve niet-metaal-ionen<br />

(NM–). Vier belangrijke kenmerken :<br />

1. Ontstaan. Eén (M-)atoom staat elektronen af, een ander (NM-)atoom neemt deze<br />

elektronen op. Zo ontstaan twee tegengesteld geladen deeltjes. Die trekken elkaar<br />

aan => Er ontstaat een “rooster” van ionbindingen. Men noemt dit “zouten”.<br />

2. Neutraal. Per binding is het totale aantal positieve ladingen steeds gelijk aan het<br />

totale aantal negatieve ladingen (equivalentieregel). Een ionbinding is dus elektrisch<br />

neutraal => zouten geleiden de elektrische stroom niet (in de vaste toestand).<br />

3. Sterk. Door de elektrische aantrekkingskracht tussen de ionen is de ionbinding zeer<br />

sterk. Daarom hebben zouten een hoog smeltpunt (er is veel warmte (energie) nodig<br />

om de binding los te maken).<br />

4. Vast. De ionbinding bestaat alleen in de vaste toestand : bij het smelten wordt de<br />

binding verbroken => de ionen maken zich los uit het rooster => geladen deeltjes<br />

zweven rond in de vloeistof => gesmolten zouten geleiden de stroom.<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Chemische binding<br />

Freinetschool Villa da Vinci 31


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

VI. Formules en reactievergelijkingen<br />

44. Formules en reactievergelijkingen<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Formules en reactievergelijkingen<br />

Freinetschool Villa da Vinci 32


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Formules en reactievergelijkingen<br />

Freinetschool Villa da Vinci 33


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Formules en reactievergelijkingen<br />

Freinetschool Villa da Vinci 34


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Formules en reactievergelijkingen<br />

Freinetschool Villa da Vinci 35


LPF Chemie – 3 <strong>FRWET</strong> Naam: ____________<br />

<strong>2012</strong>-<strong>2013</strong> Formules en reactievergelijkingen<br />

Freinetschool Villa da Vinci 36

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!