10.09.2013 Views

POBoek DEEL 3 - ROC ASA OZW

POBoek DEEL 3 - ROC ASA OZW

POBoek DEEL 3 - ROC ASA OZW

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Deel 3<br />

De Praktijktoetsen<br />

22


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Kerntaak 1: Zorgdragen voor intake, voorlichting en advies<br />

Opdracht<br />

1, 2, 3 en 4<br />

Werkproces<br />

Opdracht 1<br />

Beroepshouding<br />

Vaardigheden<br />

Opdracht 2<br />

Beroepshouding<br />

Vaardigheden<br />

Opdracht 3<br />

Beroepshouding<br />

Vaardigheden<br />

Omgaan met de zorgvrager en anderen binnen de beroepssituatie<br />

Hoe zal ik het zeggen?<br />

Communiceren met zorgvragers en betrokkenen<br />

1.1 Staat de zorgvrager te woord en kanaliseert de zorgvraag<br />

1.2 Geeft voorlichting en advies<br />

- De deelnemer kan communicatie- en gesprekstechnieken<br />

beschrijven<br />

- De deelnemer kan initiatief nemen tot het leggen van<br />

contact<br />

- De deelnemer kan eigen communicatief gedrag<br />

bespreekbaar maken<br />

- De deelnemer kan gespreksvormen en – technieken<br />

toepassen in gesprekken<br />

- De deelnemer kan communicatie- en gesprekstechnieken<br />

toepassen<br />

- De deelnemer kan communiceren met de zorgvrager en<br />

anderen binnen de beroepssituatie met verschillende<br />

culturele en levensbeschouwelijke achtergronden<br />

- De deelnemer kan een werk-/vertrouwensrelatie aangaan<br />

- De deelnemer kan respect tonen voor de zorgvrager en<br />

anderen binnen de beroepssituatie<br />

- De deelnemer kan met een gepaste grondhouding<br />

omgaan met de zorgvrager en anderen binnen de<br />

beroepssituatie<br />

- De deelnemer kan een werk-/vertrouwensrelatie aangaan<br />

met een zorgvrager of betrokkene<br />

- De deelnemer kan een gevoel van veiligheid en vertrouwen<br />

stimuleren bij een zorgvrager of betrokkene<br />

- De deelnemer kan storingen in de relatie bespreekbaar<br />

maken<br />

- De deelnemer kan de effecten van het eigen gedrag<br />

beoordelen<br />

- De deelnemer kan met een gepaste grondhouding<br />

omgaan met de zorgvrager en anderen binnen de<br />

beroepssituatie<br />

- De deelnemer kan respect tonen voor de zorgvrager en<br />

anderen binnen de beroepssituatie<br />

- De deelnemer kan de leefstijl respecteren<br />

- De deelnemer kan aspecten van het gedrag beschrijven<br />

23


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Opdracht 4<br />

Beroepshouding<br />

Vaardigheden<br />

- De deelnemer kan oorzaken van conflicten op de juiste<br />

wijze onderscheiden<br />

- De deelnemer kan gevoelens van anderen benoemen in<br />

conflictsituaties<br />

- De deelnemer kan handelen in conflictsituaties<br />

- De deelnemer kan zichzelf assertief opstellen<br />

Competenties A. Beslissen en activiteiten initiëren<br />

D. Aandacht en begrip tonen<br />

E. Samenwerken en overleggen<br />

F. Ethisch en integer handelen<br />

I. Presenteren<br />

K. Vakdeskundig toepassen<br />

L. Materialen en middelen inzetten<br />

R. Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager richten<br />

T. Instructies en procedures opvolgen<br />

V. Met druk en tegenslag omgaan<br />

24


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Opdracht 1: Hoe zal ik het zeggen?<br />

Communiceren met zorgvragers en betrokkenen.<br />

Inleiding<br />

Als mens ben je voortdurend bezig met het aangaan en onderhouden van<br />

contacten. Wanneer je beroepsmatig met mensen werkt is het van groot belang je<br />

bewust te zijn van de manier waarop jij communiceert en gesprekstechnieken<br />

hanteert.<br />

Juist omdat jouw manier van communiceren van grote invloed kan zijn op de<br />

welzijnsbeleving van zorgvragers.<br />

In je werk in de zorg zul je de nodige gesprekken voeren met zorgvragers, collega’s<br />

en alle andere mensen die betrokken zijn bij de doelgroep met wie je werkt. Er zijn<br />

verschillende soorten gesprekken die je zult gaan voeren.<br />

Je kunt bijvoorbeeld worden aangesproken door een opgeluchte ouder die zo blij is<br />

dat zijn kind weer hersteld is, en jij de juiste informatie hebt verstrekt die het herstel<br />

bespoedigd heeft. Ook kan het voorkomen dat je een zorgvrager een slecht nieuws<br />

bericht moet overbrengen.<br />

Ieder gesprek dat je voert is uniek en zal daarom anders verlopen dan de<br />

voorgaande gesprekken die je gevoerd hebt. Ook de specifieke vaardigheden die<br />

daarin van jou verwacht worden verschillen van elkaar.<br />

Gedurende deze opdracht laat je zien dat je een aantal gesprekstechnieken<br />

beheerst en dat je deze toe kunt passen in gesprekken met zorgvragers of andere<br />

betrokkenen.<br />

Ook leer je kritisch naar je eigen manier van communiceren kijken, zodat je inzicht<br />

krijgt in de manier waarop jij zorgvragers en anderen beïnvloedt.<br />

Opdracht 1<br />

Bij deze opdracht is het handig als je alle theorie die je gekregen hebt over<br />

gespreksvoering nog eens door neemt. Je moet een keuze maken van twee<br />

gespreksvormen die jij uit gaat voeren. Dit mag elke gespreksvorm zijn, uitgezonderd<br />

het functioneringsgesprek, het beoordelingsgesprek en het interview. Deze twee<br />

gespreksvormen van je keuze moet je uitvoeren met 2 verschillende zorgvragers of<br />

met één zorgvrager en een betrokkene/collega. Het is nodig dat je in deze<br />

gesprekken ‘face-to-face’ contact hebt met zorgvragers, waarbij de<br />

praktijkbegeleider jouw beroepshouding en communicatie met de zorgvragers goed<br />

kan observeren. Bijvoorbeeld zorgvragers helpen aan de balie of assisteren in de<br />

behandelkamer bij een spreekuur etc.. Het observeren van het telefonisch te woord<br />

staan van zorgvragers is voor deze toetsopdracht dus ongeschikt. De<br />

praktijkbegeleider moet in staat zijn om de wisselwerking tussen jou en de zorgvrager<br />

te observeren.<br />

Je praktijkbegeleider observeert je en beoordeelt je met behulp van de<br />

beroepshouding- en vaardighedenlijst.<br />

Tip: het is prettig om van tevoren een opzet te maken van de structuur van het<br />

gesprek. Zet dit op papier zodat je het tijdens het gesprek als leidraad kunt<br />

gebruiken.<br />

Uitvoering<br />

1. Neem alle theorie die je hebt over gespreksvoering nog eens door.<br />

2. Kies twee gespreksvormen uit die jij uit gaat voeren. Zie bovenstaande inleiding<br />

voor de eisen voor je keuze.<br />

3. Overleg met je praktijkbegeleider of de keuzes die jij hebt gemaakt te realiseren<br />

zijn.<br />

25


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

4. Plan in overleg met je praktijkbegeleider twee verschillende situaties/momenten<br />

waarbij je geobserveerd wordt door je praktijkbegeleider. Probeer een pauze<br />

van minimaal twee weken te plannen tussen de twee gespreksmomenten.<br />

5. Bereid de evaluatie met je praktijkbegeleider voor. Doe dit door een<br />

reflectieverslag van de door jou gevoerde twee gesprekken te schrijven, waarbij<br />

je antwoord geeft op de volgende vragen:<br />

- Welke communicatietechnieken heb je toegepast?<br />

- Wat voor een soort gesprek heb je gevoerd?<br />

- Hoe verliep de gespreksstructuur?<br />

- Vertel iets over het inhouds- en betrekkingsniveau in dit gesprek<br />

- Wat vond je de sterke punten in het gesprek?<br />

- Waarom verliep het onderdeel volgens jou goed?<br />

- Wat waren de zwakkere momenten/valkuilen/aandachtspunten?<br />

- Waar werd dit volgens jou door veroorzaakt?<br />

- Wat ga je de volgende keer anders doen en hoe ga je dat aanpakken?<br />

- Welke leerervaring neem je voor jezelf mee n.a.v. dit gesprek?<br />

6. Evalueer de twee gesprekken die je hebt uitgevoerd met je praktijkbegeleider<br />

aan de hand van jouw reflectieverslag.<br />

7. Laat tenslotte de beroepshouding- en vaardighedenlijst door de<br />

praktijkbegeleider aftekenen.<br />

Eindproduct<br />

- Twee verschillende gesprekken met zorgvragers en/of andere betrokkenen met<br />

gebruik van de theorie.<br />

- Maak een reflectieverslag waarin je de bovengenoemde vragen verwerkt hebt.<br />

(zie aandachtsstreepjes onder uitvoering 6)<br />

- Evaluatie van de twee gesprekken met je praktijkbegeleider.<br />

- Afgetekende beroepshouding- en vaardighedenlijst.<br />

Beoordeling<br />

De opdracht wordt als voldaan beoordeeld wanneer de deelnemer zijn/haar<br />

reflectieverslag volgens bovengenoemde richtlijnen/criteria uitwerkt én wanneer de<br />

deelnemer tenminste 75 % van de beroepshouding- en vaardighedenlijst met een<br />

voldaan heeft laten aftekenen.<br />

Indien meer dan 7 van de 26 criteria als niet voldaan wordt beoordeeld vindt<br />

herkansing in de BPV plaats.<br />

26


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Beoordelingscriteria (Beroepshouding- en vaardighedenlijst) opdracht 1<br />

K1<br />

De deelnemer kan communicatie- en gesprekstechnieken beschrijven, d.w.z.:<br />

□ 1 De deelnemer kan verschillende communicatie- en gespreksvormen<br />

typeren (voorlichtings-, advies-, helpend-, slecht nieuws gesprek en<br />

klachtenbehandeling)<br />

□ 2 De deelnemer kan verschillende communicatie- en gesprekstechnieken<br />

typeren (actief luisteren: oog contact- 4 sec regel; feedback geven en<br />

ontvangen; vragen stellen: open-gesloten / direct-indirect; doorvragen;<br />

samenvatten inhoud/gevoel; reflecteren; parafraseren; concretiseren.<br />

□ 3 Luistert actief naar zorgvrager en betrokkenen<br />

□ 4 Analyseert de situatie<br />

□ 5 Maakt een inschatting van de benodigde communicatietechniek<br />

□ 6 Reageert adequaat op de inbreng van de zorgvrager, betrokkenen,<br />

collega’s<br />

□ 7 Vat het gesprek of delen van het gesprek samen<br />

□ 8 Stemt verbale en non-verbale reacties op elkaar af<br />

□ 9 Maakt de (non)verbale communicatie van de zorgvrager, betrokkenen,<br />

collega’s en zichzelf bespreekbaar<br />

□ 10 Evalueert de communicatie met de zorgvrager, betrokkenen en/of<br />

collega’s<br />

De deelnemer kan initiatief nemen tot het leggen van contact, d.w.z.:<br />

□ 11 De deelnemer toont een open houding<br />

□ 12 De deelnemer hanteert passende omgangsvormen<br />

□ 13 De deelnemer stelt vragen passend bij de context van de hulpvraag<br />

De deelnemer kan eigen communicatief gedrag bespreekbaar maken, d.w.z.:<br />

□ 14 Benoemt het eigen communicatief gedrag<br />

□ 15 Reflecteert op eigen communicatief gedrag<br />

□ 16 Vraagt de ander om feedback<br />

□ 17 Ontvangt feedback<br />

□ 18 Bespreekt met de ander verbeterpunten<br />

□ 19 Formuleert leerdoelen<br />

□ 20 Evalueert geformuleerde leerdoelen met de ander<br />

□ 21 Bespreekt en evalueert met de gesprekspartner de invloed van feedback<br />

De deelnemer kan gespreksvormen en – technieken toepassen in gesprekken, d.w.z.:<br />

□ 22 Bepaalt samen met de ander het doel van het gesprek<br />

□ 23 Kiest de juiste gespreksvorm bij de inhoud van het gesprek<br />

□ 24 Stemt de eigen houding af op de gespreksvorm en hanteert hierbij<br />

passende regels<br />

□ 25 Creëert tijdens het gesprek door de eigen houding een positieve<br />

uitnodigende sfeer<br />

□ 26 Beëindigt het gesprek op functionele wijze<br />

Te behalen score Vereiste score Behaald J/N<br />

26 19<br />

27


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Opdracht 2: Iedereen is uniek.<br />

Omgaan met diversiteit.<br />

Inleiding<br />

Nederland is de laatste 30, 40 jaar een “wereldland’’ geworden. Dat zie je, dat hoor<br />

je, dat ruik je, dat proef je.<br />

In je werk als doktersassistent komt dat terug. Je ontmoet mensen, ieder vanuit een<br />

eigen achtergrond. Allemaal verschillend en daarin uniek.<br />

Als professional is het van belang dat je diegenen waarmee jij werkt respecteert en<br />

(h)erkent in hun eigenheid. Wanneer mensen gezien worden in wie zij ten diepste zijn<br />

komen ze makkelijker tevoorschijn, ontluiken ze. Mensen komen tot bloei wanneer jij<br />

ze de ruimte geeft om zichzelf te zijn. Dit heeft een positief effect op de relatie tussen<br />

jou en degene met wie jij werkt.<br />

Om te midden van deze diversiteit goed te kunnen functioneren helpt het om je<br />

eigen wortels te kennen en te koesteren. Ook is het van belang zicht te hebben op je<br />

eigen waarden en normen. Zij hebben immers een grote invloed op ons gedrag.<br />

Verschillen in gebruiken en gedrag roepen soms misverstanden op. Deze opdracht<br />

laat jou zien dat achter de uiterlijke verschillen vaak herkenbare motieven zitten.<br />

Tevens sta je bij deze opdracht stil bij je eigen achtergrond en die van jouw<br />

medemens. Je krijgt zicht op de overeenkomsten en de verschillen, en datgene wat<br />

jullie bindt.<br />

Een heldere kijk op elkaar vermindert het risico op ruis in de onderlinge<br />

communicatie.<br />

Opdracht 2<br />

Niet iedereen is opgegroeid met dezelfde culturele achtergrond. In deze opdracht<br />

houd je een interview met iemand uit jouw werkveld die duidelijk een andere<br />

culturele achtergrond heeft. Bedenk een ‘uiting van de cultuur’ van de persoon die<br />

je gekozen hebt, die voor jouw onbekend is (bijvoorbeeld Ramadan, besnijdenis,<br />

carnaval, Sjabbat, Chinees Nieuwjaar, Divali, herdenkingen, familiebijeenkomsten,<br />

rituelen rondom geboorte of dood etc.). Misschien heeft de persoon die je gekozen<br />

hebt ervaring met de Gezondheidszorg buiten Nederland.<br />

Interview de ander over het bijzondere van zijn of haar uiting. Na het interview vat je<br />

door middel van een verslag samen wat de ander jou verteld heeft.<br />

Uitvoering<br />

1. Kies uit jouw werkveld een persoon met een andere culturele achtergrond en<br />

maak een afspraak voor een interview.<br />

2. Spreek af over welke uiting gebonden aan de cultuur van de gekozen persoon<br />

je vragen gaat stellen en of de persoon ervaring heeft met de Gezondheidszorg<br />

in het buitenland.<br />

3. Kijk naar de vragen onder punt 5 die je moet verwerken in je verslag en maak<br />

een eigen vragenlijstje als voorbereiding voor het gesprek.<br />

4. Maak aantekeningen tijdens het gesprek voor het verslag.<br />

5. Maak een reflectieverslag van het door jou gevoerde gesprek, waarbij je<br />

antwoord geeft op de volgende vragen:<br />

- Wie heb je geïnterviewd?<br />

- Wat is het verschijnsel waarover je gesproken hebt.<br />

28


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

- Wat zijn de achtergronden van het cultuurverschijnsel waar de ander over<br />

verteld heeft?<br />

- Wat is de mening van de geïnterviewde over dit verschijnsel en wat zijn voor<br />

hem/haar belangrijke waarden en normen?<br />

- Wat is jouw mening over dit verschijnsel en wat zijn voor jou belangrijke<br />

waarden en normen?<br />

- Als de persoon ervaring heeft met de gezondheidszorg buiten Nederland wat<br />

zijn dan de opvallendste verschillen?<br />

- Waar liep je tegenaan in dit gesprek, wat vond je moeilijk? Motiveer je<br />

antwoord.<br />

- Wat ging er goed in dit gesprek? Waardoor werd dit veroorzaakt?<br />

- Op welke manier zouden verschillende opvattingen en/of achtergronden<br />

problemen kunnen veroorzaken in de samenwerking tussen collega’s?<br />

- Wat zou je zelf willen leren als het gaat om intercultureel communiceren?<br />

- Welk advies of aanbeveling geef je jouw collegae doktersassistenten mee<br />

wanneer het gaat om intercultureel communiceren?<br />

6. Evalueer het gesprek dat je hebt uitgevoerd met je praktijkbegeleider aan de<br />

hand van jouw reflectieverslag.<br />

7. Laat tenslotte de beroepshouding- en vaardighedenlijst door de<br />

praktijkbegeleider aftekenen.<br />

Eindproducten<br />

- Een gesprek met iemand uit jouw werkveld van een andere cultuur over een<br />

verschijnsel dat sterk cultuur- of plaatsgebonden is en (als van toepassing)<br />

ervaring met de gezondheidszorg buiten Nederland.<br />

- Een reflectieverslag van het gesprek waarin je de bovengenoemde vragen<br />

verwerkt hebt. (zie uitvoering 5)<br />

- Een evaluatie van het gesprek met je praktijkbegeleider.<br />

- Afgetekende beroepshouding- en vaardighedenlijst.<br />

Beoordeling<br />

De opdracht wordt als voldaan beoordeeld wanneer de deelnemer zijn/haar<br />

reflectieverslag volgens bovengenoemde richtlijnen/criteria uitwerkt én wanneer de<br />

deelnemer tenminste 75 % van de beroepshouding- en vaardighedenlijst met een<br />

voldaan heeft laten aftekenen.<br />

Indien meer dan 9 van de 37 criteria als niet voldaan wordt beoordeeld vindt<br />

herkansing in de BPV plaats.<br />

29


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Beoordelingscriteria (Beroepshouding- en vaardighedenlijst) opdracht 2<br />

K1<br />

De deelnemer kan communicatie- en gesprekstechnieken toepassen, d.w.z.:<br />

□ 1 Initiatief nemen tot het leggen van contact<br />

□ 2 Kan gespreksvormen en –technieken toepassen in gesprekken<br />

□ 3 Analyseert de situatie<br />

□ 4 Maakt een inschatting van de benodigde communicatietechniek<br />

□ 5 Stemt communicatie af in overleg met de ander<br />

□ 6 Maakt het eigen communicatief gedrag bespreekbaar<br />

De deelnemer kan communiceren met de zorgvrager en anderen binnen de<br />

beroepssituatie met verschillende culturele en levensbeschouwelijke achtergronden,<br />

d.w.z.:<br />

□ 7 Houdt bij de keuze van de communicatievorm rekening met de<br />

gesprekspartner<br />

□ 8 Stemt de eigen communicatie af op de communicatie van de<br />

gesprekspartner<br />

□ 9 Controleert bij gesprekspartner of gekozen communicatievorm geschikt is<br />

□ 10 Kiest omgangsvorm, aangepast aan de ander (cultuur/levensbeschouwing)<br />

□ 11 Kan mogelijkheden toepassen om te communiceren met mensen met een<br />

andere moedertaal<br />

De deelnemer kan een werk-/vertrouwensrelatie aangaan, d.w.z.:<br />

□ 12 Gaat op functionele wijze een werk-/vertrouwensrelatie aan met de<br />

zorgvrager en anderen binnen de beroepssituatie<br />

□ 13 Maakt werkbare afspraken<br />

□ 14 Komt afspraken na<br />

□ 15 Staat open voor kritiek/feedback<br />

□ 16 Kan feedback ontvangen<br />

□ 17 Kan feedback geven<br />

□ 18 Kan een compliment ontvangen<br />

□ 19 Kan een compliment geven<br />

□ 20 Kent zijn eigen grenzen en kan deze aangeven<br />

□ 21 Kan opkomen voor zichzelf én kan de ander in zijn waarde laten<br />

De deelnemer kan respect tonen voor de zorgvrageren anderen binnen de<br />

beroepssituatie, d.w.z.:<br />

□ 22 Stelt met de zorgvrager/collega vast welke omgangsregels, waarden en<br />

normen en gedragscodes belangrijk zijn voor elkaar<br />

□ 23 Maakt met zorgvrager/collega afspraken over het respecteren van elkaars<br />

achtergronden<br />

□ 24 Houdt in de communicatie met anderen rekening met de besproken<br />

waarden, normen en achtergronden<br />

□ 25 Legt de eigen waarden en normen uit<br />

De deelnemer kan met een gepaste grondhouding omgaan met de zorgvrager en<br />

anderen binnen de beroepssituatie, d.w.z.:<br />

□ 26 Reageert op weerstanden/vooroordelen van betrokkenen<br />

□ 27 Maakt discriminerende uitspraken/gedrag bij zichzelf en bij anderen<br />

bespreekbaar<br />

□ 28 Stelt zich open voor de ander<br />

30


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

□ 29 Hanteert technieken van actief luisteren<br />

□ 30 Reageert empatisch in de omgang<br />

□ 31 Toont respect in de contacten<br />

□ 32 Heeft aandacht voor emoties en gevoelens van de zorgvrager en/of<br />

anderen<br />

□ 33 Signaleert non-verbaal gedrag<br />

□ 34 Toont betrokkenheid en behoudt afstand<br />

□ 35 Gaat zorgvuldig om met vertrouwelijke informatie<br />

□ 36 Houdt werk en privé gescheiden<br />

□ 37 Hanteert het beroepsgeheim<br />

Te behalen score Vereiste score Behaald J/N<br />

37 28<br />

31


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Opdracht 3: Zuinig zijn op wat je hebt.<br />

Een vertrouwensrelatie aangaan. 1<br />

Inleiding<br />

In je werk heb je altijd een professionele relatie met een zorgvrager. Een belangrijk<br />

aspect daarvan is dat je een vertrouwensrelatie opbouwt met zorgvragers en<br />

betrokkenen. Vertrouwen is er niet opeens en vertrouwen kun je zeker niet afdwingen;<br />

vertrouwen moet groeien. Als een zorgvrager op een gegeven moment vertrouwen<br />

in jou als doktersassistent heeft, betekent het niet dat dit ook automatisch zo blijft; de<br />

vertrouwensrelatie moet je onderhouden.<br />

In deze vaardigheid verdiep jij je in de manier waarop jij een vertrouwensrelatie<br />

aangaat, onderhoudt en afbouwt in het contact met een zorgvrager en diens<br />

betrokkenen.<br />

Opdracht 3<br />

Kies een zorgvrager of betrokkene binnen de beroepssituatie uit, met wie jij tijdens je<br />

BPV een vertrouwensrelatie hebt opgebouwd.<br />

De situatie moet verband houden met de manier waarop jij een vertrouwensrelatie<br />

aangaat en onderhoudt. Tevens is het van belang dat je inzicht geeft in de manier<br />

waarop jij, vanuit respect, je beroepshouding hanteert.<br />

Beschrijf kort, aan de hand van een reflectieverslag, hoe de vertrouwensrelatie zich<br />

ontwikkelde tussen jou en deze persoon. (Hoe was het eerste contact, hoe ging het<br />

opbouwen van de relatie, op welke manier heb je ervoor gezorgd dat de zorgvrager<br />

zich veilig voelde, hoe onderhield je de relatie, hoe kwam jouw respect voor de<br />

eigenheid van de zorgvrager naar voren, hoe ga je de relatie afbouwen/heb je hem<br />

afgebouwd etc.).<br />

Uitvoering<br />

In het reflectieverslag beantwoord je de volgende vragen:<br />

1. Kies een zorgvrager of betrokkene binnen je beroepssituatie waarmee je een<br />

vertrouwensrelatie hebt opgebouwd.<br />

2. Geef een algemene geanonimiseerde typering van de zorgvrager/betrokkene<br />

(geslacht, leeftijd;ontwikkelingsfase, achtergrond; socialisatie etc.).<br />

3. Hoe ziet een ideale vertrouwensrelatie er volgens jou uit? (Welke criteria hanteer<br />

je bijvoorbeeld m.b.t. gedrag/vaardigheden/waarden/overtuigingen etc.).<br />

4. Hoe verliep de wisselwerking (verbaal en non-verbaal) tussen jou en de<br />

zorgvrager?<br />

5. Welke vaardigheden heb je laten zien in het opbouwen van deze<br />

vertrouwensrelatie<br />

6. Geef aan op welke manier je met de eigenheid van de zorgvrager (respect voor<br />

de zorgvrager en diens leefstijl) rekening hebt gehouden.<br />

7. Op welke manier heb jij ervoor gezorgd dat de zorgvrager zich veilig en<br />

vertrouwd voelde?<br />

1 Op sommige BPV-plaatsen is geen sprake van het opbouwen van een echte vertrouwensrelatie met<br />

een zorgvrager. Dit is bijvoorbeeld het geval op een ziekenhuispoli. Vertrouwensrelatie kan dan<br />

worden vervangen door werkrelatie en de zorgvrager door een collega.<br />

32


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

8. Welke invloed had jij op het gedrag van de zorgvrager?<br />

9. Welk effect had het gedrag van de zorgvrager op jou?<br />

10. Zijn er bepaalde momenten geweest die op een bepaalde manier (negatief of<br />

positief) erg belangrijk zijn geweest voor het verloop van de relatie tussen jou en<br />

de zorgvrager? Welke momenten waren dat? Wat gebeurde er precies?<br />

11. Welke storingen heb jij gesignaleerd en hoe heb je deze bespreekbaar gemaakt;<br />

12. Welke vaardigheden heb je laten zien om deze relatie te onderhouden én af te<br />

bouwen?<br />

13. Kijk terug op je eigen handelen. Doe dit aan de hand van de volgende criteria:<br />

a. Beschrijf met een motivatie waar je tevreden over bent in de manier waarop<br />

jij een relatie bent aangegaan en hoe je deze hebt onderhouden;<br />

b. Geef aan en motiveer wat je moeilijk vindt in het onderhouden van de<br />

vertrouwensrelatie met de gekozen zorgvrager of betrokkene;<br />

c. Beschrijf met een motivatie welke vaardigheden je in het algemeen al goed<br />

beheerst in het aangaan, onderhouden en afbouwen van een<br />

vertrouwensrelatie;<br />

d. Beschrijf met een motivatie welke vaardigheden je nog verder moet<br />

ontwikkelen en/of verdiepen in het aangaan en onderhouden van een<br />

vertrouwensrelatie t.o.v. zorgvragers en betrokkenen.<br />

14. Welke leerervaring (positief leereffect/gedragsaspect) neem je mee in de<br />

volgende contacten met betrokkenen?<br />

15. Wat zou je willen leren (en waarom) ten aanzien van het aangaan,<br />

onderhouden en afbouwen van vertrouwensrelaties?.<br />

16. Bespreek je verslag met je praktijkbegeleider .<br />

17. Laat de beroepshouding- en vaardighedenlijst door de praktijkbegeleider<br />

scoren.<br />

Eindproducten<br />

- Een gesprek met iemand met wie je tijdens je stage een vertrouwensrelatie bent<br />

aangegaan.<br />

- Een reflectieverslag van het gesprek waarin je de bovengenoemde vragen<br />

verwerkt hebt. (zie uitvoering 1 t/m 15)<br />

- Evaluatie van het gesprek met je praktijkbegeleider.<br />

- Afgetekende beroepshouding- en vaardighedenlijst.<br />

Beoordeling<br />

De opdracht wordt als voldaan beoordeeld wanneer de deelnemer zijn/haar<br />

reflectieverslag volgens bovengenoemde richtlijnen/criteria uitwerkt én wanneer de<br />

deelnemer tenminste 75 % van de beroepshouding- en vaardighedenlijst met een<br />

voldaan heeft laten aftekenen.<br />

Indien meer dan 9 van de 36 criteria als niet voldaan wordt beoordeeld vindt<br />

herkansing in de BPV plaats.<br />

33


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Beoordelingscriteria (Beroepshouding- en vaardighedenlijst) opdracht 3<br />

K1<br />

De deelnemer kan een werk-/vertrouwensrelatie aangaan met een zorgvrager of<br />

betrokkene, d.w.z.:<br />

□ 1 Maakt bespreekbaar hoe een vertrouwensrelatie kan worden opgebouwd<br />

□ 2 Benoemt het belang van vertrouwensrelaties<br />

□ 3 Maakt bespreekbaar met welke factoren rekening gehouden moet worden<br />

bij het aangaan van een vertrouwensrelatie<br />

□ 4 Past bijbehorende omgangsvormen toe<br />

□ 5 Kan de adequate sociale afstand in acht nemen<br />

□ 6 Gaat na of gedrag passend is bij de betreffende relatie<br />

□ 7 Maakt samen werkbare afspraken<br />

□ 8 Komt toegezegde afspraken na<br />

□ 9 Kan een werk-/vertrouwensrelatie afbouwen<br />

De deelnemer kan een gevoel van veiligheid en vertrouwen stimuleren bij een<br />

zorgvrager of betrokkene, d.w.z.:<br />

□ 10 Stimuleert door het hanteren van beroepscode en<br />

beroepshoudingaspecten een gevoel van veiligheid en vertrouwen bij de<br />

zorgvrager<br />

□ 11 Houdt rekening met de behoeften(hulpvraag) en achtergrond van de<br />

zorgvrager<br />

De deelnemer kan storingen in de relatie bespreekbaar maken, d.w.z.:<br />

□ 12 Neemt signalen waar die wijzen op storingen in een relatie<br />

□ 13 Maakt deze storingen met de zorgvrager bespreekbaar<br />

De deelnemer kan de effecten van het eigen gedrag beoordelen, d.w.z.:<br />

□ 14 Signaleert effecten van eigen gedrag op de zorgvrager<br />

□ 15 Beoordeelt door reflectie eigen gedrag<br />

□ 16 Staat open voor feedback<br />

□ 17 Gaat op de juiste wijze om met feedback<br />

□ 18 Geeft aan wat er veranderd is in eigen gedrag<br />

De deelnemer kan met een gepaste grondhouding omgaan met de zorgvrager en<br />

anderen binnen de beroepssituatie, d.w.z.:<br />

□ 19 De deelnemer kan luisteren<br />

□ 20 De deelnemer kan respect en belangstelling tonen<br />

□ 21 De deelnemer kan zich empathisch opstellen<br />

□ 22 De deelnemer kan distantie bewaren<br />

□ 23 De deelnemer heeft aandacht voor emoties en gevoelens van de<br />

zorgvrager en anderen<br />

□ 24 De deelnemer kan op racistische en discriminerende uitingen reageren<br />

□ 25 De deelnemer kan zorgvuldig handelen bij intimiteiten<br />

□ 26 De deelnemer kan de privacy van de ander en zichzelf bewaken<br />

34


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

De deelnemer kan respect tonen voor de zorgvrager en anderen binnen de<br />

beroepssituatie, d.w.z.:<br />

□ 27 Stelt zich open voor anderen<br />

□ 28 Stelt waarden en normen van de ander vast<br />

□ 29 Handelt volgens de beroepshouding<br />

□ 30 Evalueert met de ander of in het handelen voldoende rekening is gehouden<br />

met diens waarden en normen<br />

De deelnemer kan de leefstijl respecteren, d.w.z.:<br />

□ 31 Stelt kenmerken van de eigen leefstijl vast<br />

□ 32 Verkent met de ander diens leefstijl<br />

□ 33 Houdt rekening met gevoelens en emoties van de ander<br />

□ 34 Houdt rekening met waarden, normen, levensbeschouwing en cultuur van<br />

de ander<br />

De deelnemer kan aspecten van het gedrag beschrijven, d.w.z.:<br />

□ 35 De deelnemer kan aspecten van het eigen gedrag en de eigen beleving<br />

beschrijven met behulp van gedrags-, en socialisatietheorieën<br />

□ 36 De deelnemer kan aspecten van het gedrag van de zorgvrager beschrijven<br />

met behulp van gedrags-, en socialisatietheorieën:<br />

- Socialisatie<br />

- Rolgedrag<br />

- Leeftijd- en ontwikkelingsfase<br />

- Vormen van afwijkend gedrag<br />

- Individu en groep<br />

- (multi-)culturele waarden en normen<br />

Te behalen score Vereiste score Behaald J/N<br />

36 27<br />

35


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Opdracht 4: Ruzie maken met beleid.<br />

Conflicthantering.<br />

Inleiding<br />

Overal waar mensen zijn, zijn onvermijdelijk meningsverschillen, communicatiestoornissen<br />

en conflicten. Dat hoort bij mens zijn en is van de menselijke maat. Dus<br />

ook op jouw werkplek zullen zich conflicten voordoen.<br />

Als doktersassistent in opleiding zul jij je moeten afvragen in hoeverre het van belang<br />

is dat je invloed uitoefent op het tot stand komen van een oplossing. Dit zal afhangen<br />

van de oorzaak van het conflict, de noodzaak om een conflict snel op te lossen en<br />

de communicatieve vaardigheden van je doelgroep.<br />

Tijdens deze opdracht laat je zien dat je om kunt gaan met een conflictsituatie en<br />

dat je in staat bent deze situatie achteraf te analyseren.<br />

Opdracht 4<br />

Schets in het kort een conflictsituatie tijdens je BPV waarbij jij zelf betrokken was en<br />

waarbij het (op een zo goed mogelijke manier) met tegenstellingen omgaan<br />

noodzakelijk was. Het ‘conflict’ kan gaan tussen jou en een arts, collega, zorgvrager.<br />

Voordat je aan jouw verslag begint is het belangrijk om voor jezelf helder te hebben:<br />

- wat de aanleiding van het conflict was;<br />

- wie bij het conflict betrokken waren;<br />

- hoe de sfeer was tijdens het conflict;<br />

- hoe je jezelf voelde tijdens het conflict;<br />

- hoe jij dit conflict tot een compromis/oplossing hebt geleid.<br />

Uitvoering<br />

Begin, wanneer je bovenstaande vragen kunt beantwoorden, aan je verslag.<br />

Schrijf jouw reflectie verslag volgens de volgende richtlijnen:<br />

1. Geef een korte beschrijving van de communicatieve vaardigheden van de<br />

betrokken partij/leden van jouw doelgroep.<br />

2. Geef een beeld van het conflict:<br />

- Beschrijf de situatie waarin het conflict plaatsvond<br />

- Beschrijf de inhoud van het conflict<br />

- Beschrijf om welk type conflict het ging en waarom<br />

- Waar ging het conflict over en wat was de onderliggende oorzaak van het<br />

conflict?<br />

- Wat was jouw standpunt in het conflict?<br />

- Beschrijf globaal de gevoelens en het gedrag van de andere partij<br />

3. Geef een beeld van jouw eigen reactie tijdens deze situatie aan de hand van<br />

de volgende vragen:<br />

- Hoe heb jij gereageerd? Assertief, subassertief of agressief en waarom?<br />

- Met welke conflictstijl probeerde jij het conflict op te lossen? Licht dit toe.<br />

- Welke conflictstijlen hanteerden de andere betrokkenen?<br />

- Hoe was de afloop van het conflict; welke oplossing kwam er?<br />

4. Evalueer je eigen handelen aan de hand van de volgende vragen:<br />

- Heb je voldoende rekening gehouden met de gevoelens van de ander?<br />

Waarom wel of niet? Waar bleek dit uit?<br />

36


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

- Ben je tevreden over je eigen opstelling tijdens dit conflict? Waarom wel of<br />

niet? Wat zou je een volgende keer anders doen?<br />

- Heb je de andere betrokken partij gestimuleerd om een bijdrage te leveren<br />

aan het oplossen van het conflict? Motiveer je antwoord.<br />

- Waar ben je tevreden over met betrekking tot deze situatie en waarom?<br />

- Waar ben je ontevreden over met betrekking tot deze situatie en waarom?<br />

- Was de ander tevreden over jouw manier van conflicthantering? Waar blijkt<br />

dit uit?<br />

- Welke voor- of nadelen heeft het conflict achteraf gezien met zich<br />

meegebracht?<br />

- Wat heb je persoonlijk geleerd van deze opdracht? Formuleer drie<br />

leerdoelen met betrekking tot het omgaan met spanningen en<br />

conflicthantering.<br />

Eindproducten<br />

- Een verslag over je eigen handelen in de conflictsituatie waarin je de<br />

bovengenoemde vragen verwerkt hebt. (zie uitvoering 1 t/m 4)<br />

- Evaluatie van het gesprek met je praktijkbegeleider.<br />

- Afgetekende beroepshouding- en vaardighedenlijst.<br />

Beoordeling<br />

De opdracht wordt als voldaan beoordeeld wanneer de deelnemer zijn/haar<br />

reflectieverslag volgens bovengenoemde richtlijnen/criteria uitwerkt én wanneer de<br />

deelnemer tenminste 75 % van de beroepshouding- en vaardighedenlijst met een<br />

voldaan heeft laten aftekenen.<br />

Indien meer dan 4 van de 15 criteria als niet voldaan wordt beoordeeld vindt<br />

herkansing in de BPV plaats.<br />

37


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Beoordelingscriteria (Beroepshouding- en vaardighedenlijst) opdracht 4<br />

K1<br />

De deelnemer kan oorzaken van conflicten op de juiste wijze onderscheiden, d.w.z.:<br />

□ 1 Herkent een conflict als zodanig<br />

□ 2 Onderkent verschillende belangen<br />

□ 3 Onderscheidt verschillende soorten conflicten<br />

De deelnemer kan gevoelens van anderen benoemen in conflictsituaties, d.w.z.:<br />

□ 4 Signaleert gevoelens van de ander<br />

□ 5 Herkent gedragingen die voortkomen uit afweermechanismen<br />

□ 6 Hanteert in conflictsituaties het spanningsveld tussen beschikbare tijd en<br />

benodigde aandacht<br />

□ 7 Vraagt na of gevoelens correct benoemd zijn<br />

De deelnemer kan handelen in conflictsituaties, d.w.z.:<br />

□ 8 Herkent conflictsituatie<br />

□ 9 Kiest strategie<br />

□ 10 Past strategie toe<br />

□ 11 Evalueert aanpak<br />

De deelnemer kan zichzelf assertief opstellen, d.w.z.:<br />

□ 12 Neemt initiatieven<br />

□ 13 Kent de eigen grenzen en kan deze aangeven<br />

□ 14 Kan opkomen voor zichzelf en de ander in zijn/haar waarde laten<br />

□ 15 Evalueert of de boodschap is overgekomen<br />

Te behalen score Vereiste score Behaald J/N<br />

15 11<br />

38


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Kerntaak 1: Zorgdragen voor intake, voorlichting en advies<br />

Opdrachten<br />

5, 6 en 7<br />

Werkproces<br />

Opdracht 5<br />

Beroepshouding<br />

Vaardigheden<br />

Opdracht 6<br />

Beroepshouding<br />

Vaardigheden<br />

Opdracht 7<br />

Beroepshouding<br />

Vaardigheden<br />

Hanteren van verschillende omgangsvormen en procedures<br />

Werken in een praktijk of instelling<br />

Hanteren van verschillende omgangsvormen en procedures<br />

1.1 Staat de zorgvrager te woord en kanaliseert de zorgvraag<br />

1.2 Geeft voorlichting en advies<br />

- De deelnemer kan samenwerken<br />

- De deelnemer kan automatiseringssystemen en<br />

communicatieapparatuur hanteren binnen de praktijk of<br />

instelling<br />

- De deelnemer werkt hygiënisch en veilig<br />

- De deelnemer kan voorwaarden beschrijven die nodig zijn<br />

voor het werken als assistent in de gezondheidszorg<br />

Competenties A. Beslissen en activiteiten initiëren<br />

D. Aandacht en begrip tonen<br />

E. Samenwerken en overleggen<br />

F. Ethisch en integer handelen<br />

I. Presenteren<br />

K. Vakdeskundig toepassen<br />

L. Materialen en middelen inzetten<br />

R. Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager richten<br />

T. Instructies en procedures opvolgen<br />

V. Met druk en tegenslag omgaan<br />

39


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Werken in een praktijk of instelling.<br />

Hanteren van verschillende omgangsvormen en procedures.<br />

Inleiding<br />

Een doktersassistent is gekwalificeerd voor werkzaamheden in de artsenpraktijk. Denk<br />

hierbij aan een solopraktijk, groepspraktijk of een huisartsenpost. Maar ook een<br />

ziekenhuis (en vooral op een polikliniek), de sociale gezondheidszorg (bijvoorbeeld<br />

de Arbo-dienst), de jeugdgezondheidszorg (GGD), bloedtransfusiediensten,<br />

laboratorium en verpleeghuizen behoren tot dit terrein.<br />

Tijdens je werkzaamheden kom je in aanraking met zorgvragers, behandelaars,<br />

automatiseringssystemen, communicatieapparatuur, veiligheidseisen, wat hoge eisen<br />

stelt aan de wijze waarop je samenwerkt en communiceert.<br />

Deze deelkwalificatie kent een aantal opdrachten en observatiemomenten die<br />

betrekking hebben op samenwerken, communicatie, omgaan met knelpunten,<br />

hygiëne en het hanteren van veiligheidsprocedures.<br />

Opdracht 5<br />

Vaak worden werkoverleggen gehouden in de praktijk of afdeling waar je stage<br />

loopt/werkt. Vaak zijn er vaste agendapunten (onderwerpen) die besproken worden;<br />

altijd is er ruimte om ‘eigen’ onderwerpen in te brengen.<br />

Uitvoering<br />

1. Kies zelf een onderwerp of vraag voor het werkoverleg.<br />

2. Breng het onderwerp in het werkoverleg in.<br />

3. Beschrijf na het werkoverleg in een verslagje hoe de bespreking ging. Vertel wat<br />

er goed en/of wat er niet goed ging. Geef aan welke feedback je hebt<br />

gegeven en of dit positief of negatieve feedback betrof.<br />

Opdracht 6<br />

Deze opdracht bestaat uit het uitvoeren van een 3-tal werkzaamheden die door je<br />

praktijkbegeleider moeten worden beoordeeld. Je praktijkbegeleider moet na<br />

uitvoering van deze werkzaamheden de betreffende items van beroepshouding- en<br />

vaardighedenlijst aftekenen. Voor het uitvoeren van deze opdracht moet je dus een<br />

aantal momenten plannen waarbij je praktijkbegeleider jou kan observeren.<br />

Uitvoering<br />

1. Plan een observatie waarbij je veelvuldig omgaat met de telefoon.<br />

2. Plan een observatie waarbij je veelvuldig omgaat met het<br />

automatiseringssysteem (HIS, ZIS of ander systeem).<br />

3. Plan een observatie waarop je beoordeeld wordt op het toepassen van<br />

persoonlijke hygiëne. Bespreek de observatie na.<br />

4. Plan een observatie waarop je beoordeeld wordt op het toepassen van<br />

veiligheidsprocedures. Bespreek de observatie na.<br />

5. Plan een observatie waarop je beoordeeld wordt op het toepassen van<br />

hygiënische voorschriften. Bespreek de observatie na.<br />

40


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

6. Plan een observatie waarop je beoordeeld wordt op het toepassen van Arborichtlijnen.Bespreek<br />

de observatie na.<br />

7. Laat de beroepshouding- en vaardighedenlijst aftekenen door je<br />

praktijkbegeleider. (item 8 t/m 23)<br />

Opdracht 7<br />

Tijdens je functioneren als doktersassistent kom je vast wel knelpunten tegen. De<br />

‘kunst’ is deze knelpunten te herkennen en een oplossing te zoeken. Deze oplossing<br />

moet reëel en uitvoerbaar zijn.<br />

Het knelpunt kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de onderlinge sfeer, de<br />

praktijkregels, overlegsituaties, werktijden, procedures, de werkruimte, de apparatuur<br />

enzovoorts.<br />

Uitvoering<br />

1. Noem één knelpunt in je functioneren als doktersassistent.<br />

2. Schrijf wat jij aan dit knelpunt zou kunnen doen om het op te lossen. De oplossing<br />

moet uitvoerbaar zijn.<br />

3. Maak hiervan een kort verslag.<br />

4. Laat dit verslagje voor ‘gezien’ ondertekenen door je praktijkbegeleider en lever<br />

het in ter beoordeling bij je stagedocent.<br />

Eindproducten<br />

- Verslag van ingebracht punt in werkoverleg en bespreking.<br />

- Afgetekende beroepshouding- en vaardighedenlijst (items 8 t/m 23).<br />

- Verslagje van een knelpunt in je functioneren als doktersassistent. Laat dit eerst<br />

voor ‘gezien’ ondertekenen door je praktijkbegeleider en daarna beoordelen<br />

door je stagedocent. Deze opdracht moet je inleveren bij je stagedocent vóór je<br />

tussenevaluatiegesprek.<br />

Beoordeling<br />

De opdrachten 5 en 7 worden als voldaan beoordeeld wanneer de deelnemer<br />

zijn/haar verslagen van de opdrachten volgens bovengenoemde richtlijnen/criteria<br />

(zie uitvoering) heeft uitgewerkt.<br />

Opdracht 6 is voldaan wanneer de deelnemer tijdens de BPV tenminste 75 % van de<br />

beroepshouding- en vaardighedenlijst van de items 8 t/m 23 met een voldaan heeft<br />

laten aftekenen.<br />

Indien meer dan 6 van de 26 criteria als niet voldaan wordt beoordeeld vindt<br />

herkansing in de BPV plaats.<br />

41


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Beoordelingscriteria (Beroepshouding- en vaardighedenlijst) opdracht 5<br />

K1<br />

De deelnemer kan samenwerken, d.w.z.:<br />

1 neemt actief deel aan werkbesprekingen<br />

2 participeert adequaat in de bedrijfscultuur<br />

3 toont interesse in het werk van anderen<br />

4 geeft op constructieve wijze feedback aan collega’s<br />

5 heeft respect voor en houdt rekening met verschillen in opvattingen tussen<br />

mensen en hun manier van werken<br />

6 wijzigt werkwijze indien nodig naar aanleiding van gekregen feedback<br />

7 stelt zich hulpvaardig en collegiaal op en draagt bij aan een goede<br />

werksfeer<br />

Beoordelingscriteria (Beroepshouding- en vaardighedenlijst) opdracht 6<br />

K1<br />

De deelnemer kan automatiseringssystemen en communicatieapparatuur hanteren<br />

binnen de praktijk of instelling, d.w.z.:<br />

□ 8 start het automatiseringssysteem op/sluit het automatiseringssysteem af<br />

□ 9 voert gegevens in het HIS/ZIS in<br />

□ 10 print gegevens uit<br />

□ 11 past ergonomische principes toe bij het hanteren van de computer<br />

□ 12 zet een telefoongesprek in de wacht<br />

□ 13 verbindt een telefoongesprek door<br />

□ 14 staat de zorgvrager vriendelijk en duidelijk te woord<br />

□ 15 houdt rekening met de privacy van de zorgvrager tijdens het gesprek<br />

□ 16 hanteert de telefoonbeantwoorder<br />

De deelnemer werkt hygiënisch en veilig, d.w.z.:<br />

□ 17 heeft een schoon en verzorgd uiterlijk<br />

□ 18 wast de handen vooraf en na afloop van elke medisch technische<br />

handeling<br />

□ 19 houdt de eigen werkplek overzichtelijk<br />

□ 20 gebruikt, onderhoudt en reinigt materialen, instrumenten en persoonlijke<br />

beschermingsmiddelen op de juiste wijze<br />

□ 21 verzamelt afval en restmateriaal, sorteert dit en voert dit af volgens de<br />

voorschriften<br />

□ 22 reageert alert en actief op (het ontstaan van) onveilige situaties<br />

□ 23 past Arbo-richtlijnen toe met betrekking tot fysieke belasting (tillen, zitten aan<br />

beeldscherm en balie etc.).<br />

Beoordelingscriteria (Beroepshouding- en vaardighedenlijst) opdracht 7<br />

K1<br />

De deelnemer kan voorwaarden beschrijven die nodig zijn voor het werken<br />

als assistent in de gezondheidszorg, d.w.z.:<br />

24 beschrijft op duidelijke wijze een probleem/knelpunt<br />

25 beschrijft een reële oplossing voor het probleem<br />

26 zorgt dat het probleem op het terrein van de functie van doktersassistent ligt<br />

Te behalen score Vereiste score Behaald J/N<br />

26 20<br />

42


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Kerntaak 1: Zorgdragen voor intake, voorlichting en advies<br />

Opdrachten<br />

8 en 9<br />

Werkproces<br />

Opdracht 8<br />

Beroepshouding<br />

Vaardigheden<br />

Opdracht 9<br />

Beroepshouding<br />

Vaardigheden<br />

De hulpvraag verhelderen en de juiste vervolgstap nemen<br />

(Het voeren van de intake)<br />

De hulpvraag verhelderen en de juiste vervolgstap nemen<br />

Het voeren van de intake<br />

1.1 Staat de zorgvrager te woord en kanaliseert de zorgvraag<br />

1.2 Geeft voorlichting en advies<br />

- De deelnemer is in staat om de zorgvraag en de mate van<br />

spoedeisendheid duidelijk te krijgen<br />

- De deelnemer is in staat om met alle betrokkenen in het<br />

werkproces te communiceren, zodat dit ten goede komt<br />

aan het verloop van de werkzaamheden<br />

- De deelnemer is in staat om op adequate wijze mondeling<br />

en schriftelijk te rapporteren, zodat alle belanghebbenden<br />

doelmatig worden geïnformeerd<br />

- De deelnemer is in staat om te beoordelen of zij bevoegd<br />

en bekwaam is om een voorliggende taak uit te voeren<br />

- De deelnemer is in staat om te beoordelen of zij bevoegd<br />

en bekwaam is om een voorliggende taak uit te voeren<br />

- De deelnemer is in staat om klachtgericht te handelen,<br />

zodat de werkzaamheden naar tevredenheid van de<br />

zorgvrager worden uitgevoerd<br />

Competenties A. Beslissen en activiteiten initiëren<br />

D. Aandacht en begrip tonen<br />

E. Samenwerken en overleggen<br />

F. Ethisch en integer handelen<br />

I. Presenteren<br />

K. Vakdeskundig toepassen<br />

L. Materialen en middelen inzetten<br />

R. Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager<br />

richten<br />

T. Instructies en procedures opvolgen<br />

V. Met druk en tegenslag omgaan<br />

43


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

De hulpvraag verhelderen en de juiste vervolgstap nemen.<br />

Het voeren van de intake.<br />

Inleiding<br />

Als dokterassistent voer je de intake door het analyseren van de zorgvraag. Als de<br />

zorgvraag duidelijk is, word je geacht de juiste vervolgstappen te nemen. Dit proces is<br />

misschien wel de meest belangrijke en verantwoordelijke taak binnen de<br />

artsenpraktijk. Jij hebt immers als eerste hulpverlener contact met een hulpvrager. Je<br />

vraagt aan de hand van protocollen - zoals de NHG-telefoonwijzer, - goed door om<br />

de hulpvraag te verhelderen en vervolgens ga je over tot actie. Deze werkwijze<br />

wordt ook wel ‘intake’ genoemd.<br />

Een goede intake bestaat uit de volgende stappen:<br />

informeren<br />

naar<br />

zorgvraag<br />

informatie<br />

vastleggen<br />

verhelderen<br />

zorgvraag<br />

= intake<br />

vervolgstap<br />

kiezen<br />

Simpel gezegd: op grond van de intake en met behulp van het protocol bepaal je<br />

hoe snel de arts een zorgvrager moet zien.<br />

Je vervult hierbij een representatieve, adviserende en ondersteunende rol. Je bent<br />

zelf verantwoordelijk voor het verhelderen van de zorgvraag, het nemen van<br />

beslissingen en het geven van adviezen. Bij twijfel moet je altijd overleggen met de<br />

arts. Het voeren van de intake vereist een groot inschattings- en inlevingsvermogen<br />

en gebruik van communicatie- en gesprekstechnieken. Er zijn risico’s aan verbonden,<br />

zowel in de aard als de urgentie van de vervolgstap.<br />

Een ander aspect van het voeren van de intake is het inschrijven van een nieuwe<br />

zorgvrager in de artsenpraktijk. Dit proces omvat het uitvoeren van de werkafspraken,<br />

regels en gewoonten die hierbij worden gehanteerd.<br />

Opdracht 8<br />

Het uitvoeren van intake is één van de basisvaardigheden die tot de taken van een<br />

doktersassistent behoren. Je probeert dan de hulpvraag te verhelderen en te<br />

achterhalen wat de klacht en urgentie is. Deze werkzaamheden leg je vast in het HIS<br />

of ZIS.<br />

44


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Op school heb je geleerd hiervoor de NHG-Telefoonwijzer te gebruiken. Het kan zijn<br />

dat op je stage-/werkplek anders wordt omgegaan met deze telefoonwijzer, de<br />

wijzer alleen elektronisch te gebruiken is of zelfs de wijzer niet gebruikt wordt maar<br />

andere protocollen.<br />

In deze opdracht laat je zien dat je een zorgvraag, met of zonder gebruik van de<br />

NHG-telefoonwijzer, kunt afhandelen en vastleggen in een geautomatiseerd systeem<br />

(HIS, ZIS of ander systeem).<br />

Uitvoering<br />

1. Plan met je praktijkbegeleider dat je minimaal 2 keer geobserveerd wordt bij het<br />

uitvoeren van een intake of het verhelderen van een hulpvraag en bespreek na<br />

afloop het gesprek en je handelen.<br />

2. Maak hier een verslagje van; omschrijf met name de aandachtspunten voor een<br />

volgende keer.<br />

3. Laat de beroepshouding- en vaardighedenlijst aftekenen door je<br />

praktijkbegeleider. (item 1 t/m 21)<br />

Eindproducten<br />

- Een verslag van 2 observaties waarin met name de aandachtspunten zijn<br />

beschreven.<br />

- Afgetekende beroepshouding- en vaardighedenlijst (items 1 - 21).<br />

Opdracht 9<br />

Soms komt het voor dat je op je BPV-plek een nieuwe zorgvrager moet inschrijven.<br />

Elke stage- of werkplek heeft hiervoor eigen regels en gewoonten.<br />

In deze opdracht beschrijf je hoe een nieuwe zorgvrager wordt ingeschreven<br />

(administratief proces) en geef je aan welke informatie de nieuwe zorgvrager<br />

ontvangt met betrekking tot de gang van zaken binnen de artsenpraktijk.<br />

Maak vooral gebruik van bestaande informatie/ folders e.d..<br />

Uitvoering<br />

1. Maak een (proces)beschrijving van de handelingen die je moet doen om een<br />

nieuwe zorgvrager in te schrijven.<br />

2. Geef een beschrijving van de informatie die een nieuwe zorgvrager ontvangt.<br />

3. Laat de uitwerking van bovenstaande opdrachten accorderen door je<br />

praktijkbegeleider.<br />

4. Laat de beroepshouding- en vaardighedenlijst (item 22-26 )aftekenen.<br />

Eindproducten<br />

- Een verslag waarin je de handelingen beschrijft die je moet doen om een<br />

nieuwe zorgvrager in te schrijven en een beschrijving van de informatie die een<br />

nieuwe zorgvrager ontvangt.<br />

- Afgetekende beroepshouding- en vaardighedenlijst (items 22 - 26) door je<br />

praktijkbegeleider.<br />

Beoordeling<br />

De opdracht wordt als voldaan beoordeeld wanneer de deelnemer zijn/haar<br />

reflectieverslag volgens bovengenoemde richtlijnen/criteria uitwerkt én wanneer de<br />

deelnemer tenminste 75 % van de beroepshouding- en vaardighedenlijst met een<br />

voldaan heeft laten aftekenen.<br />

Indien meer dan 7 van de 27 criteria als niet voldaan wordt beoordeeld vindt<br />

herkansing in de BPV plaats.<br />

45


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Beoordelingscriteria (Beroepshouding- en vaardighedenlijst) opdracht 8+9<br />

K1<br />

De deelnemer is in staat om de zorgvraag en de mate van spoedeisendheid duidelijk<br />

te krijgen, d.w.z.:<br />

□ 1 vraagt systematisch en methodisch uit en maakt daarbij gebruik van<br />

standaard vragenlijsten en protocollen<br />

□ 2 gebruikt beschikbare kennis- en informatiebronnen doelgericht<br />

□ 3 maakt gebruik van medische kennis over klachten, onderzoek,<br />

behandelmethoden en zelfzorgmogelijkheden<br />

□ 4 observeert gedrag van de zorgvrager<br />

□ 5 interpreteert de verkregen informatie en observaties zelfstandig en<br />

beoordeelt welke vervolgstap wenselijk is<br />

De deelnemer is in staat om met alle betrokkenen in het werkproces te<br />

communiceren, zodat dit ten goede komt aan het verloop van de werkzaamheden,<br />

d.w.z.:<br />

□ 6 communiceert in helder en duidelijk Nederlands en een vreemde taal<br />

□ 7 hanteert correcte omgangsvormen<br />

□ 8 stelt gerichte vragen om relevante informatie te achterhalen en helder te<br />

krijgen<br />

□ 9 past efficiënt gesprektechnieken toe bij het voeren van face-to-face<br />

gesprekken en telefoongesprekken<br />

□ 10 luistert aandachtig en toont geduld<br />

□ 11 houdt rekening met wat door de ander wordt gezegd<br />

□ 12 let op non-verbale communicatie<br />

□ 13 brengt een boodschap kort en duidelijk over<br />

□ 14 controleert een juiste interpretatie van het gesprek door middel van<br />

samenvatten<br />

De deelnemer is in staat om op adequate wijze mondeling en schriftelijk te<br />

rapporteren, zodat alle belanghebbenden doelmatig worden geïnformeerd, d.w.z.:<br />

□ 15 bepaalt welke informatie van belang is om vast te leggen<br />

□ 16 bepaalt welke informatie relevant is voor degene aan wie zij rapporteert<br />

□ 17 geeft duidelijke en complete informatie<br />

□ 18 legt relevante gegevens vast in het dossier (HIS, ZIS), op formulieren en/of<br />

controlelijsten<br />

De deelnemer is in staat om te beoordelen of zij bevoegd en bekwaam is om een<br />

voorliggende taak uit te voeren, d.w.z.:<br />

□ 19 is op de hoogte van taakafspraken, protocollen en wet- en regelgeving<br />

□ 20 overlegt met de behandelaar bij twijfel over de eigen bekwaamheid of<br />

bevoegdheid voor het uitvoeren van de taak<br />

□ 21 communiceert met de behandelaar over (de grenzen van) de eigen<br />

bekwaamheid en/of bevoegdheid<br />

□ 22 maakt duidelijk aan de zorgvrager wat haar eigen bevoegdheid en<br />

bekwaamheid is<br />

46


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

De deelnemer is in staat om klachtgericht te handelen, zodat de werkzaamheden<br />

naar tevredenheid van de zorgvrager worden uitgevoerd, d.w.z.:<br />

□ 23 stelt zich representatief en professioneel op<br />

□ 24 luistert actief en vraagt naar wensen en behoeften van de zorgvrager<br />

□ 25 vertaalt de wens(-en) van de zorgvrager naar het uit te voeren werk<br />

□ 26 Leeft zich in in de situatie van de ander en reageert op gepaste wijze hierop<br />

□ 27 vraagt aan de zorgvrager of alles naar wens (verlopen) is<br />

Te behalen score Vereiste score Behaald J/N<br />

27 20<br />

47


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Kerntaak 1: Zorgdragen voor intake, voorlichting en advies<br />

Opdracht<br />

Werkproces<br />

10<br />

Beroepshouding<br />

Vaardigheden<br />

Voorlichten en adviseren<br />

Ken het verschil<br />

Voorlichten en adviseren (Ken het verschil)<br />

1.1 Staat de zorgvrager te woord en kanaliseert de zorgvraag<br />

1.2 Geeft voorlichting en advies<br />

- De deelnemer is in staat om de zorgvraag helder te krijgen<br />

- De deelnemer kan preventie- en voorlichtingsmateriaal<br />

verstrekken aan zorgvrager<br />

- De deelnemer kan op een begrijpelijke manier<br />

voorlichting/advies geven<br />

- De deelnemer handelt zorgvrager gericht, zodat de<br />

werkzaamheden naar tevredenheid van de zorgvrager<br />

worden uitgevoerd<br />

- De deelnemer beschrijft op welke manier de verstrekte<br />

informatie aansluit op de behoefte van de zorgvrager<br />

Competenties A. Beslissen en activiteiten initiëren<br />

D. Aandacht en begrip tonen<br />

E. Samenwerken en overleggen<br />

F. Ethisch en integer handelen<br />

I. Presenteren<br />

K. Vakdeskundig toepassen<br />

L. Materialen en middelen inzetten<br />

R. Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager<br />

richten<br />

T. Instructies en procedures opvolgen<br />

V. Met druk en tegenslag omgaan<br />

48


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Voorlichten en adviseren.<br />

Ken het verschil.<br />

Als doktersassistent geef je advies en voorlichting aan zorgvragers. Dit doe je als<br />

antwoord op vragen van de zorgvrager, maar soms ook ongevraagd als je signaleert<br />

dat het nuttig kan zijn voor de zorgvrager.<br />

Bij adviseren gaat het om deskundige suggesties en raad vanuit een individueel<br />

gerichte vraag bv. wanneer een zorgvrager aan jou vraagt wat hij moet doen om zijn<br />

bloeddruk omlaag te krijgen. Je advies is altijd zo concreet mogelijk; als je<br />

bijvoorbeeld adviseert dat de zorgvrager goede voeding moet eten noem je hierbij<br />

ook voorbeelden van goede voeding.<br />

Bij voorlichting gaat het om informatie geven over specifieke onderwerpen gericht<br />

op het voorkomen van problemen en het verbeteren van de gezondheid.<br />

In deze vaardigheid geef jij voorlichting aan een zorgvrager, waarbij je laat zien dat<br />

de zorgvrager jouw informatie kan verwerken en dat deze ook aansluit bij zijn<br />

behoefte. Betrek bij deze opdracht de kennis/ vaardigheden die je in de lessen<br />

voorlichting op school hebt geleerd.<br />

Inleiding opdracht 10<br />

Kies in overleg met je praktijkbegeleider een moment waarbij je werkzaamheden<br />

bestaan uit het geven van voorlichting aan een zorgvrager. Je zou hiervoor een<br />

zorgvrager kunnen uitnodigen op de praktijk maar je kunt ook ‘toevallig’ voorlichting<br />

geven aan de balie of in de behandelkamer. Je mag de voorlichting ook telefonisch<br />

verstrekken als de telefoon een meeluister-functie heeft.<br />

Kies uit een ‘patiëntencategorie’ waarbij je als doktersassistent een actieve<br />

voorlichtende functie hebt. Denk hierbij aan zorgvragers met hypertensie, diabetes<br />

mellitus, recidiverende urineweginfecties, etc.. Maak tijdens de voorlichting gebruik<br />

van hulpmiddelen zoals folders, nhg-patiëntenbrieven of brochures.<br />

Uitvoering<br />

1. Plan een moment om voorlichting te geven of maak gebruik van ‘toevallige’<br />

omstandigheden om voorlichting te geven.<br />

2. Zorg dat je praktijkbegeleider als observator bij het gesprek aanwezig is.<br />

3. Je praktijkbegeleider let op de volgende aspecten:<br />

- Je kunt je voorlichting afstemmen op de behoefte en de verwerkingscapaciteit<br />

van de zorgvrager.<br />

- Je kunt doelgericht werken<br />

- Je kunt de zorgvrager zonodig stimuleren tot ander gedrag<br />

- Je kunt rekening houden met de privacy van de zorgvrager<br />

- Je bent nauwkeurig in het geven van voorlichting.<br />

4. Bespreek met je praktijkbegeleider wat er volgens jou goed ging en minder goed<br />

ging tijdens het geven van de voorlichting. Noem hiervan voorbeelden. Bespreek<br />

hoe je dit zou kunnen verbeteren.<br />

5. Maak een verslag volgens onderstaande richtlijnen.<br />

6. Laat de beroepshouding- en vaardighedenlijst aftekenen.<br />

49


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Eindproducten<br />

- Een verslag waaruit blijkt dat je als doktersassistent ten aanzien van het geven<br />

van voorlichting een uitvoerende rol hebt en dat je op basis van de vragen van<br />

de zorgvrager en het doorvragen van jezelf relevante voorlichting of een<br />

passend advies geeft.<br />

Eisen verslag:<br />

- Beschrijf de gezondheidsklachten van de gekozen patiëntencategorie.<br />

- Beschrijf welke adviezen je hebt gegeven.<br />

- Beschrijf hoe je gecontroleerd hebt of de voorlichting goed is begrepen.<br />

Het verslag lever je ter beoordeling samen met het betreffende voorlichtingsmateriaal<br />

in bij je stagedocent van school. Het verslag dient vooraf voor ‘gezien’<br />

te zijn ondertekend door je praktijkbegeleider.<br />

- Afgetekende beroepshouding- en vaardighedenlijst.<br />

Beoordeling<br />

De opdracht wordt als voldaan beoordeeld wanneer de deelnemer zijn/haar<br />

reflectieverslag volgens bovengenoemde richtlijnen/criteria uitwerkt én wanneer de<br />

deelnemer tenminste 75 % van de beroepshouding- en vaardighedenlijst met een<br />

voldaan heeft laten aftekenen.<br />

Indien meer dan 3 van de 13 criteria als niet voldaan wordt beoordeeld vindt<br />

herkansing in de BPV plaats.<br />

Beoordelingscriteria (Beroepshouding- en vaardighedenlijst) opdracht 10<br />

K1<br />

De deelnemer is in staat om de zorgvraag helder te krijgen, d.w.z.:<br />

□ 1 stelt gerichte vragen om de behoefte van de zorgvrager helder te krijgen<br />

De deelnemer kan preventie- en voorlichtingsmateriaal verstrekken aan zorgvrager,<br />

d.w.z.:<br />

□ 2 beschrijft het doel van het gesprek<br />

□ 3 geeft voorlichting/advies binnen de grenzen van zijn/haar deskundigheid<br />

De deelnemer kan op een begrijpelijke manier voorlichting/advies geven, d.w.z.:<br />

□ 4 controleert of de informatie/het advies duidelijk is overgekomen<br />

□ 5 stelt vast dat de zorgvrager tevreden is<br />

□ 6 is in staat de zorgvrager te motiveren actief gevolg te geven aan het<br />

gegeven advies<br />

De deelnemer handelt zorgvrager gericht, zodat de werkzaamheden naar<br />

tevredenheid van de zorgvrager worden uitgevoerd, d.w.z.:<br />

□ 7 luistert actief en vraagt naar wensen en behoeften van de zorgvrager<br />

□ 8 leeft zich in in de situatie van de ander en reageert op gepaste wijze hierop<br />

□ 9 past verschillende gesprektechnieken en gedragsstijlen toe, afgestemd op<br />

de situatie van de zorgvrager<br />

□ 10 vraagt aan de zorgvrager of alles naar wens verlopen is<br />

50


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

De deelnemer beschrijft op welke manier de verstrekte informatie aansluit op de<br />

behoefte van de zorgvrager, d.w.z.:<br />

□ 11 beschrijft de behoefte van de zorgvrager<br />

□ 12 geeft aan waarom het gekozen voorlichtingsmateriaal relevant is<br />

□ 13 gebruikt voorlichtingsmateriaal met begrijpelijk taalgebruik<br />

Te behalen score Vereiste score Behaald J/N<br />

13 10<br />

51


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Kerntaak 3: Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken<br />

Opdracht<br />

11a en 11b<br />

Werkproces<br />

Beroepshouding<br />

Vaardigheden<br />

Samen beter worden<br />

Kwaliteit en deskundigheid<br />

Samen beter worden (Kwaliteit en deskundigheid)<br />

3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering<br />

van het beroep<br />

3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg<br />

3.3 Stemt de werkzaamheden af<br />

3.4 Voert beheertaken uit<br />

3.5 Voert administratieve taken uit<br />

- De deelnemer kan de ontwikkelingen in en rond het beroep<br />

beschrijven<br />

- De deelnemer kan de eigen deskundigheid bevorderen en<br />

reflecteert adequaat op eigen beroepsmatig handelen<br />

- De deelnemer kan vakliteratuur bijhouden<br />

- De deelnemer kan standpunten innemen over<br />

handelswijzen binnen de gezondheidszorg vanuit de optiek<br />

van de doktersassistent en verheldert standpunt op<br />

adequate wijze<br />

- De deelnemer kan een bijdrage leveren aan de vorming<br />

van standpunten inzake ethische vraagstukken<br />

Competenties E. Samenwerken en overleggen<br />

G. Relaties bouwen en netwerken<br />

J. Formuleren en rapporteren<br />

K. Vakdeskundig toepassen<br />

L. Materialen en middelen inzetten<br />

Q. Plannen en organiseren<br />

P. Leren<br />

S. Kwaliteit leveren<br />

T. Instructies en procedures opvolgen<br />

52


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering<br />

Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering hebben recht op alle aandacht. In<br />

wetten is zelfs geprobeerd garanties vast te leggen voor de kwaliteit van zorg.<br />

Kwaliteit van je werk is nauw verbonden met de ontwikkelingen van je beroep en<br />

jouw eigen visie op deze ontwikkelingen.<br />

Binnen je praktijk of instelling heb je directe invloed op de geboden kwaliteit. Je kunt<br />

dus ook een directe invloed hebben op verbetering van de kwaliteit.<br />

Je eigen deskundigheid is van grote invloed op de kwaliteit van een praktijk of<br />

instelling. Na het behalen van je diploma begint het eigenlijk pas: je moet je literatuur<br />

bijhouden, op de hoogte blijven van alle nieuwe ontwikkelingen.<br />

Hierover een eigen visie te hebben is belangrijk voor je toekomstige beroep als<br />

Doktersassistent.<br />

Dit gedeelte kent twee opdrachten die beide beoordeeld worden door de school.<br />

Opdracht 10 wordt uitgevoerd in de eerste fase van de BPV-periode; opdracht 11 in<br />

de tweede fase. Bespreek van te voren met de praktijkbegeleider de opdrachten en<br />

laat deze voor ‘gezien’ paraferen voordat je de opdracht laat beoordelen door de<br />

stagedocent (school).<br />

Opdracht 11: Samen beter worden<br />

Kwaliteit en deskundigheid<br />

Een beoordelingsgesprek is spannend. Dat is tenminste het gevoel van veel BPV-ers<br />

die beoordeeld moeten worden. Het is een misverstand om te denken dat het alleen<br />

maar spannend is, omdat je wil weten of je BPV voldoende is of niet. Je wilt ook<br />

weten hoe je functioneert, of je collega’s je waarderen of niet, of er nog<br />

verbeterpunten zijn te noemen.<br />

Dat gevoel blijft bij de meeste mensen steeds weer terugkeren.<br />

Ook ervaren doktersassistenten willen weten hoe ze functioneren. Ze willen dat graag<br />

nog eens hardop horen zeggen door leidinggevenden, zorgvragers en, collega’s.<br />

Op veel praktijkplaatsen, maar niet overal, wordt er rekening gehouden met deze<br />

behoefte van werknemers.<br />

Intercollegiale toetsing, intervisie, teamfunctioneringsgesprekken: het zijn enkele<br />

manieren om elkaar over het functioneren van elkaar te informeren. Je gaat er op je<br />

eigen manier mee aan de slag.<br />

Inleiding opdracht 11a<br />

Als doktersassistent heb je vele taken op allerlei gebieden. In deze opdracht benoem<br />

je twee leerdoelen op twee verschillende gebieden van je toekomstige beroep. Je<br />

leerdoelen moeten persoonlijke leerdoelen zijn: dus over gebieden gaan waarop jij<br />

persoonlijk vooruitgang wilt boeken. Je geeft daarna aan welke activiteiten je gaat<br />

ondernemen om jouw leerdoelen te realiseren. Je maakt hiervan een kort verslagje<br />

per leerdoel.<br />

Deze opdracht (uitvoering 1 t/m 5) moet je inleveren vóór de tussenevaluatie bij je<br />

stagedocent! Bovendien moet je praktijkbegeleider getekend hebben voor ‘gezien’.<br />

53


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Aan het eind van de BPV evalueer je met je praktijkbegeleider het proces van<br />

werken aan je twee leerdoelen en trek je conclusies. Laat daarna je<br />

beroepshouding- en vaardighedenlijst aftekenen.<br />

Uitvoering<br />

1. Benoem/beschrijf twee gebieden waarop je vooruitgang wil boeken in jouw<br />

functioneren binnen de BPV. Eén van deze twee gebieden ligt op het terrein van<br />

doelgroep en werkveld, de andere ligt op het terrein van beroepshouding en<br />

vaardigheden.<br />

2. Formuleer een leerdoel op beide gebieden.<br />

3. Leg deze leerdoelen voor aan je praktijkbegeleider.<br />

4. Geef aan welke activiteiten je gaat ondernemen om jouw leerdoelen te<br />

realiseren.<br />

5. Benoem op welke manier je aan het eind van de BPV het bereiken van je<br />

leerdoelen wil evalueren.<br />

LET OP:<br />

---- ná paraaf stagebegeleider opdracht 11a opsturen naar je<br />

stagedocent samen met opdracht 7 ----<br />

DIT MOET VÓÓR DE TUSSENEVALUATIE IN HET BEZIT ZIJN VAN DE STAGEDOCENT!!!<br />

Opdracht 11b<br />

6. Beschrijf voor jezelf aan het eind van de BPV periode het proces van werken aan<br />

je leerdoelen en trek conclusies.<br />

7. Maak, aan de hand van bovengenoemde punten, een kort verslag per leerdoel.<br />

8. Evalueer met je praktijkbegeleider en laat je met behulp van de<br />

beroepshouding- en vaardighedenlijst beoordelen.<br />

Eindproducten<br />

- Twee persoonlijke leerdoelen voor je BPV periode.<br />

- Een tussenevaluatie over het proces van het werken aan twee leerdoelen in je<br />

BPV-periode.<br />

- Een eindverslag over het proces van het werken aan twee leerdoelen in je BPVperiode.<br />

- Afgetekende beroepshouding- en vaardighedenlijst.<br />

54


BOBoek / NIPA-<strong>ROC</strong> <strong>ASA</strong> Opleiding Doktersassistent<br />

Beoordeling<br />

Opdracht 11 wordt als voldaan beoordeeld wanneer de deelnemer zijn/haar<br />

reflectieverslag volgens bovengenoemde richtlijnen/criteria uitwerkt én wanneer de<br />

deelnemer tenminste 75 % van de beroepshouding- en vaardighedenlijst met een<br />

voldaan heeft laten aftekenen.<br />

Indien meer dan 4 van de 17 criteria als niet voldaan wordt beoordeeld vindt<br />

herkansing in de BPV plaats.<br />

Beoordelingscriteria (Beroepshouding- en vaardighedenlijst) opdracht 11<br />

K3<br />

De deelnemer kan de ontwikkelingen in en rond het beroep beschrijven, d.w.z.:<br />

□ 1 De deelnemer kan ontwikkelingen in het beroep beschrijven<br />

□ 2 De deelnemer kan een visie op het beroep beargumenteren<br />

De deelnemer kan de eigen deskundigheid bevorderen en reflecteert adequaat op<br />

eigen beroepsmatig handelen, d.w.z.:<br />

□ 3 Beschrijft eigen beroepsmatig handelen<br />

□ 4 Beargumenteert eigen beroepsmatig handelen in collegiaal gesprek of<br />

begeleidingsgesprek.<br />

□ 5 Benoemt consequenties van eigen beroepsmatig handelen in collegiaal - of<br />

begeleidingsgesprek.<br />

□ 6 Is in staat eigen leerpunten te benoemen<br />

De deelnemer kan vakliteratuur bijhouden, d.w.z.:<br />

□ 7 Kan vanuit vakliteratuur informatie opzoeken<br />

□ 8 Kan nieuw verkregen informatie op waarde beoordelen<br />

□ 9 Herkent relevante beroepsinformatie<br />

□ 10 Selecteert informatie en stemt deze af op alledaagse werkzaamheden<br />

□ 11 Rangschikt en archiveert documentatie<br />

De deelnemer kan standpunten innemen over handelswijzen binnen de<br />

gezondheidszorg vanuit de optiek van de doktersassistent en verheldert een<br />

standpunt op adequate wijze, d.w.z.:<br />

□ 12 Beschrijft het standpunt<br />

□ 13 Licht standpunt toe, afgestemd op luisteraar<br />

□ 14 Checkt bij de ander of het standpunt helder is<br />

De deelnemer kan een bijdrage leveren aan de vorming van standpunten inzake<br />

ethische vraagstukken, d.w.z.:<br />

□ 15 Herkent ethische aspecten<br />

□ 16 Verwoordt eigen mening<br />

□ 17 Staat open voor mening van anderen<br />

Te behalen score Vereiste score Behaald J/N<br />

17 13<br />

55

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!