Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
De komende Verlosser<br />
Ds. R. Boogaard – Jesaja 59:20<br />
Zingen: Psalm 147: 1, 2<br />
Lezen: Jesaja 59<br />
Zingen: Psalm 72: 1, 6, 7<br />
Zingen: Psalm 138: 3<br />
Zingen: Psalm 135: 8<br />
Gemeente, we kunnen wel eens mensen ontmoeten die zeggen dat er geen bediening<br />
van Boven meer is. De Heere is met Zijn Geest geweken en er worden geen mensen<br />
meer bekeerd, zeggen ze. O ja, schijnbekeringen zijn er nog wel, maar de waarachtige<br />
bekering tot God, daar gaat het om. En zie, dat wordt gemist.<br />
Is dat ook zo? Dat bij mensen die dit zeggen, het leedwezen erover ontbreekt, zegt al<br />
heel veel. Maar denkt u eens even in wat dit betekent. Als dit zo zou zijn, dan wil dat<br />
zeggen dat er geen mensen meer bekeerd worden. Dan heeft het ook geen zin meer om<br />
het Evangelie nog te prediken aan mensen die nog niet bekeerd zijn. Dan zijn prediking<br />
en kerkgang alleen nog van betekenis voor Gods kinderen. Maar onbekeerden kunnen<br />
hun kerkgang dan evengoed wel nalaten. Want als u nu toch niet meer bekeerd kunt<br />
worden, waar dient uw kerkgang dan nog voor?<br />
Maar is dat niet een ontzettende gedachte? Is het niet goddeloos, gemeente, om zo te<br />
spreken? O, wat is het gevaarlijk om naar zulke mensen te luisteren. Het ongeloof<br />
miskent Gods werk, maar het geloof heeft houvast aan wat God in Zijn Woord zegt. Het<br />
geloof houdt voor waarheid wat God getuigt in Zijn Woord, namelijk dat Hij instaat voor<br />
Zijn eigen werk en dat, zolang de zon en de maan er zijn zullen, Zijn Naam van kind tot<br />
kind zal worden voortgeplant.<br />
Daarvan sprak ook Jesaja, de evangelist onder het oude verbond, en we willen er een<br />
ogenblik naar luisteren aan de hand van de woorden van de tekst, die u vindt in Jesaja 59<br />
vers 20, waar we des Heeren Woord aldus lezen:<br />
En er zal een Verlosser tot Sion komen, namelijk voor hen die zich bekeren van<br />
de overtreding in Jakob, s<strong>preek</strong>t de HEERE.<br />
Deze tekstwoorden spreken ons van: De komende Verlosser.<br />
We gaan letten op een drietal gedachten:<br />
1. Wie er komt<br />
2. Waar Hij komt<br />
3. Voor wie Hij komt<br />
www.prekenweb.nl 1/13
1. Wie er komt<br />
Ds. R. Boogaard – De komende Verlosser<br />
De profeet Jesaja leefde in een donkere tijd. Zeker, hij heeft de reformatie meegemaakt<br />
van de koning Hizkia, maar hij heeft ook het tijdperk beleefd dat de vader van Hizkia, de<br />
goddeloze Achaz, regeerde. Het volk bevindt zich in nood. Dat ligt niet aan de Heere.<br />
Want, zo zegt Jesaja: Ziet, de hand des HEEREN is niet verkort, dat zij niet zou kunnen<br />
verlossen; en Zijn oor is niet zwaar geworden, dat het niet zou kunnen horen. Het ligt niet<br />
aan Zijn macht en het ligt ook niet aan Zijn bereidwilligheid. Het zijn hun zonden die de<br />
oorzaak zijn van hun nood. Want Jesaja zegt: Maar uw ongerechtigheden maken een<br />
scheiding tussen ulieden en tussen uw God, en uw zonden verbergen het aangezicht van<br />
ulieden, dat Hij niet hoort.<br />
Vervolgens lezen we hoe de profeet de zonden tekent, waaraan het volk schuldig is in de<br />
tijd waarin hij leeft. Daarop volgt de belijdenis van hun zonden. Vanaf vers 12 tot het<br />
eerste gedeelte van vers 15 s<strong>preek</strong>t de profeet een gebed uit. Dat doet hij in naam van<br />
zijn volk. Hij doet boete en belijdenis van de zonde. En dan is er ook sprake van<br />
zondenvergeving. De Heere zegt: ‘Wie zijn zonde belijdt en laat, zal barmhartigheid<br />
geschieden.’ De hartelijke schuldbelijdenis kan nooit de grond zijn voor vergeving, maar<br />
is wel altijd de weg waarlangs de Heere vergeving wil schenken. Niet zoals een Farao of<br />
een koning Saul de zonden beleden. Die waren o zo vlot met het belijden van hun schuld,<br />
maar er was geen hart in, het was maar lippentaal.<br />
Vervolgens mag de profeet spreken van de hulp die God zal bieden. Vers 16: Dewijl Hij<br />
zag dat er niemand was, zo ontzette Hij Zich, omdat er geen voorbidder was; daarom<br />
bracht Hem Zijn arm heil aan, en Zijn gerechtigheid ondersteunde Hem. De Heere Zelf zal<br />
voor verlossing zorgen. En dan lezen we de tekst: Er zal een Verlosser tot Sion komen,<br />
namelijk voor hen die zich bekeren van de overtreding in Jakob, s<strong>preek</strong>t de HEERE.<br />
Er zal een Verlosser tot Sion komen. Met die Verlosser wordt niet bedoeld koning Kores,<br />
over wie Jesaja gesproken heeft in hoofdstuk 45 en die in Gods hand het middel zou zijn<br />
om het volk uit Babel te verlossen. Het gaat hier over een andere verlossing, over een<br />
geestelijke verlossing. Een verlossing die verband houdt met bekering. En zulk een<br />
verlossing kan niet bewerkt worden door een aardse koning, welke vorst dat ook zou<br />
mogen zijn.<br />
En dan is er nog iets. Jesaja gebruikt hier in de grondtekst een woord dat eigenlijk in onze<br />
taal letterlijk vertaald moet worden als Goël. Daar gebruiken wij het woord ‘losser’ voor.<br />
Een losser was in de oudheid een merkwaardige figuur. Uit de wetgeving van Israël<br />
weten we welke taakomschrijving zo’n losser had. Hij moest in de eerste plaats een<br />
bloedverwant zijn, een broer, een zwager, desnoods een neef van degene die het betrof,<br />
maar hij moest in ieder geval tot de familie behoren. In de tweede plaats moest zo’n<br />
losser een broeder, die vanwege armoede genoodzaakt geworden was om bepaalde<br />
bezittingen te verkopen, lossen. Dat moest hij weer terugkopen en aan die verarmde<br />
broeder teruggeven. Hij moest ook, als een broeder uit armoede zichzelf verkocht had in<br />
dienstbaarheid, die broeder weer terugkopen, opdat hij weer vrij zou worden. En<br />
tenslotte moest hij ook, als zijn broeder zonder kinderen zou sterven, de vrouw van zijn<br />
broeder nemen en zijn broeder zaad verwekken, opdat de naam van zijn broeder niet<br />
uitgedelgd zou worden uit zijn geslacht.<br />
www.prekenweb.nl 2/13
Ds. R. Boogaard – De komende Verlosser<br />
Nu wordt in de tekst de Messias een Goël, een Losser genoemd. En dat is Hij dan ook in<br />
de volle zin van het woord. Zo wordt ons van Hem zo’n schoon beeld getekend, een<br />
beeld van Zijn Persoon en werk. De Heere Jezus is namelijk de Verlosser, Die hier<br />
bedoeld wordt. En die Messias, die Zaligmaker, is de bloedverwant van Zijn volk. Hij is uit<br />
het zaad der vrouw. Hij is uit de stam van Juda, uit het geslacht van David. Hij is de Zoon<br />
van Abraham.<br />
De apostel zegt in de Hebreeënbrief: Overmits dan de kinderen vlees en bloed deelachtig<br />
zijn, zo is Hij ook desgelijks derzelve deelachtig geworden. (Hebr.2:14) In de volheid des<br />
tijds heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet.<br />
En daarom schaamt Hij Zich niet om Zijn volk broeders te noemen, want Hij heeft hun<br />
vlees en bloed aangenomen. Hij is hen gelijk geworden, uitgenomen de zonde. Christus<br />
schenkt ook het verloren gegane erfbezit, dat Zijn volk in Adam kwijtgeraakt is, weer<br />
terug. Dat heeft Hij verworven.<br />
Op grond van Zijn verdiensten wordt de kerk wedergeboren tot een levende hoop, door<br />
de opstanding van Jezus Christus uit de doden, tot een onverderfelijke, onbevlekkelijke,<br />
onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen voor hen bewaard wordt.<br />
Christus heeft Zijn volk ook vrijgekocht uit dienstbaarheid. De mens had zich verkocht in<br />
de dienstbaarheid van de zonde, van de duivel en van de wereld, onmachtig om zichzelf<br />
ooit te kunnen verlossen. Maar Christus is gekomen om die machtige zijn vangst te<br />
ontnemen. Hij zegt Zelf tijdens Zijn omwandeling op de aarde: Indien dan de Zoon u zal<br />
vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn. (Joh.8:36)<br />
In Israël kon het gebeuren dat een losser vergeefs op zich liet wachten. We lezen in de<br />
geschiedenis van Ruth dat er een nadere losser was dan Boaz, maar die nadere losser zag<br />
ervan af. Hij zei dat hij niet lossen en Ruth niet trouwen kon. Dat zou hem te groot<br />
nadeel opgeleverd hebben. Hij deed het recht van lossing over aan zijn opvolger, aan<br />
Boaz.<br />
Maar dat komt bij Christus niet voor. Hij heeft het recht, Hij heeft de macht, maar Hij<br />
heeft ook de wil om Zijn kerk te verlossen. Om ze vrij te kopen van schuld en straf en een<br />
recht te geven ten eeuwigen leven. Gewillig heeft Hij Zichzelf gegeven, uit eeuwige<br />
liefde, om verarmde zondaren, die liggen onder de toorn van God, te trekken uit de<br />
duisternis en over te brengen in Zijn gezegend Koninkrijk. Gewillig kwam Hij in diepe<br />
armoede en vernedering. Hoe diep daalde Hij af. Zo arm en berooid wilde Hij worden,<br />
dat Hij in een voederbak in een beestenstal gelegd wilde worden, ondanks dat Hij de<br />
Schepper is van hemel en van aarde. Ondanks dat Hij dat alles van tevoren geweten<br />
heeft, is Hij toch gekomen. Zijn liefde is zo groot dat Hij gegaan is door de diepte van de<br />
dood heen.<br />
Hoe gelukkig zijn zij die Hem nodig hebben. En dat geldt eigenlijk van ons allemaal. We<br />
zijn allen van nature kinderen van Adam. We liggen allen onder het vonnis van de<br />
drievoudige dood. Tijdelijk, geestelijk, en als we niet tot bekering komen, de eeuwige<br />
dood. Daarom hebben wij allen een Verlosser nodig om uit die doemstaat uitgerukt,<br />
gered, verlost te worden.<br />
Maar hoe weinigen zien dat! Hoe weinigen hebben daar erg in. Kreeg u daar erg in? Is<br />
het in uw leven waar geworden: ‘O God, ik lig verloren in zonde en schuld en als het U<br />
niet behaagt om mijn arme ziel te redden, dan ben ik voor eeuwig verloren.’ Of kunt u<br />
www.prekenweb.nl 3/13
Ds. R. Boogaard – De komende Verlosser<br />
het er nogal onder uithouden? U hoort het misschien graag preken, maar het brengt<br />
geen werkzaamheden mee aan de troon der genade. Och ja, we denken er wel aan,<br />
nietwaar? Als we er niet eens meer aan zouden denken, zouden we ook niet meer in de<br />
kerk komen. We denken er wel aan, maar hoe? Op een wijze dat wij er wel honderd jaar<br />
mee kunnen worden, zonder dat er iets gebeurt? Of is dat als vrucht van genade bij u<br />
anders geworden? Is het nood geworden in uw ziel? Een opgebonden zaak? Is het in de<br />
hemel bekend dat u zo niet meer verder leven kunt? Is het de nood van uw ziel die u in<br />
het verborgen uitstort voor Zijn aangezicht: ‘O God, wees mij, zondaar, zondares,<br />
genadig’?<br />
Jonge mensen, daar moet je geen vijftig voor zijn, hoor! Daar moet je jong voor zijn, heel<br />
jong. Hoe jonger, hoe liever! Kinderen, jongens en meisjes, daar kun je nooit te jong voor<br />
zijn. De Heere wordt zo graag gediend van jonge mensen. En bedenk dat elk mens geen<br />
zeventig jaar wordt en ook geen vijftig jaar. De tijd der genade is niet langer dan de tijd<br />
van ons leven en die is kort. Denk ook niet dat er een betere tijd zal komen dan de tijd<br />
die je nu mag beleven. De mens, van een vrouw geboren, is kort van dagen en zat van<br />
onrust. (Job 14:1) De dood kan ons altijd op een plotselinge wijze overvallen, ook als je<br />
jong bent.<br />
Hoe komt het dat we zo weinig werkzaam zijn met de nood van ons leven? Omdat we<br />
onszelf niet kennen. Onszelf niet kennen? Het s<strong>preek</strong>woord zegt toch: ‘Ieder kent<br />
zichzelf het best’? Dat mag in het natuurlijke waarheid bevatten, maar in het geestelijke<br />
helaas niet. Helaas! Want als een mens werkelijk zichzelf gaat kennen, weet u waar dat<br />
vrucht van is? Dat is vrucht van Godskennis. Als we in beginsel een weinig Godskennis<br />
krijgen, gaat het altijd gepaard met zelfkennis.<br />
En als we onszelf een weinig leren kennen, bij het ontdekkend licht van Gods Geest, gaan<br />
we schrikken van onszelf. Dat doet uitroepen: ‘Wee mij, dat ik zo gezondigd heb!’ Dat<br />
doet uitzien naar een Verlosser. Zeker, het is nodig dat de Heere ons aan het eind van<br />
ons eigen werken brengt, maar waar de Heere genade in beginsel werkt, daar gaat Hij<br />
ook doorwerken.<br />
Mag het zo zijn in uw leven? Zo, dat u zegt: ‘Ja, God heeft mij stilgezet’? Dat hoeft niet<br />
met opzienbarende dingen te gebeuren. Dat kan ook gebeurd zijn op de wijze, zoals de<br />
Heere Lydia bekeerd heeft. Dat Hij onder de prediking van Zijn Woord uw hart geopend<br />
heeft en er in meegekomen is. En toen is heel uw leven veranderd. Helemaal veranderd.<br />
Toen bent u voor het eerst gaan zien en voor het eerst gaan horen. Toen kreeg u leven<br />
aan uw ziel. Dat is het werk van de Heilige Geest, Die Heere is en levend maakt.<br />
Wat is het een voorrecht als we dan mogen leren dat het bij de mens niet is dat hij zijn<br />
weg recht houdt, maar dat we een Ander nodig krijgen. Dat we in de afsnijding van eigen<br />
werk de weg ontsloten mogen vinden in Hem, Die getuigt: Komt herwaarts tot Mij, allen<br />
die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. (Matth.11:28) En hoe meer wij onszelf<br />
leren kennen, hoe meer we die gezegende Verlosser nodig krijgen. Want dan wordt het<br />
onze levensvraag of Hij ook onze zaak zou willen behartigen.<br />
Welnu, zulke mensen wil Hij troosten en bemoedigen met Zijn Woord en beloften. Nee,<br />
daarmee zijn we niet gered, dat niet. Maar hoe groot als Hij ons daarmee bemoedigt en<br />
vertroost en ons geloof erdoor versterkt. De profeet Habakuk moest tot het wachtende<br />
volk zeggen: Zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet<br />
www.prekenweb.nl 4/13
Ds. R. Boogaard – De komende Verlosser<br />
achterblijven. (Hab.2:3) Maar de pijl ligt verder. We moeten met de belofte naar de<br />
Belover toe. Maar waartoe laat de Heere Zijn volk dan soms zo lang wachten? Wel, om<br />
ze des te meer begerig te maken naar de verlossing. En hoe groter waarde de Verlosser<br />
voor hen zal gaan krijgen. De Heere wil dat Zijn volk zal weten uit welke grote nood en<br />
dood ze verlost moeten worden. Maar Hij wil ook verlossen op Zijn tijd. En Zijn tijd is de<br />
beste tijd, maar dat wordt van onze kant altijd van achteren bezien en beleden. Want wij<br />
denken altijd een betere tijd te weten dan de Heere. Dan zeggen we: ‘Het is tijd voor de<br />
Heere dat Hij werke’, maar dan gebeurt er niets. Nee, want de Heere handelt naar Zijn<br />
vrijmacht. Hij doet wat Hem behaagt. Hij wil dat Zijn volk dat erkent.<br />
En let er dan maar op, degene die de Heere verlost, is altijd een rechteloze in zichzelf.<br />
Dat zijn mensen die het alleen van genade moeten hebben. Want als het niet door<br />
genade is, dan is het voor eeuwig kwijt. O, laat zulken moed houden, want Hij heeft voor<br />
een Verlosser gezorgd. Daarom, met de belofte naar de Belover gaan! De dichter zegt in<br />
Psalm 119: ‘Gedenk aan het woord, gesproken tot Uw knecht, waarop Gij mij<br />
verwachting hebt gegeven. Dat is mijn troost, in druk mij toegelegd.’ Die worden niet<br />
beschaamd. De tekst zegt: Er zal een Verlosser tot Sion komen.<br />
We staan in de tweede plaats stil bij:<br />
2. Waar Hij komt<br />
Het komen van de Messias betekent soms Zijn komst, Zijn verschijning in het vlees. Denk<br />
maar aan wat de profeet Maleachi zegt: Snellijk zal tot Zijn tempel komen die Heere, Die<br />
gijlieden zoekt. (Mal.3:1) Soms betekent het dat Hij Zich op een bijzondere wijze<br />
werkzaam betoont, hetzij tot verlossing van Zijn volk of tot het straffen van Zijn vijanden.<br />
Onze God zal komen en zal niet zwijgen (Ps.50:3), zegt de Kerk. In de tekst staat: Hij zal<br />
komen tot Sion. En dan zullen we eerst moeten denken aan Zijn komst in het vlees.<br />
Dat wordt genoemd in de tekst: een komen tot Sion. Zegt der dochter van Sion: Zie, uw<br />
Heil komt; zie, Zijn loon is met Hem, en Zijn arbeidsloon is voor Zijn aangezicht.<br />
(Jes.62:11) En in Psalm 2 zegt de Heere bij monde van de dichter: Ik toch heb Mijn Koning<br />
gezalfd over Sion, de berg Mijner heiligheid. (Ps.2:6) En in Jesaja 28 lezen wij: Daarom,<br />
alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik leg een grondsteen in Sion, een beproefde steen, een<br />
kostelijke hoeksteen, die wel vast gegrondvest is; wie gelooft, die zal niet haasten.<br />
(Jes.28:16)<br />
Waarom zal de Verlosser tot Sion komen? Wel, Sion is de plaats onder het oude verbond<br />
die God verkoren heeft om daar te wonen, om daar Zijn Naam te planten. De dichter<br />
zingt:<br />
Want Sion is van God begeerd,<br />
‘t Wordt met Zijn woning hoog vereerd;<br />
‘Hier’, sprak Hij, Die het al beheert,<br />
‘Hier zal Ik wonen naar Mijn lust;<br />
Hier is in eeuwigheid Mijn rust.’<br />
Sion was in zichzelf gezien slechts een kale heuvel. Het had eigenlijk weinig of niets te<br />
betekenen. Er waren in Israël veel hoger en veel mooier bergen. Neem de berg Basan, de<br />
www.prekenweb.nl 5/13
Ds. R. Boogaard – De komende Verlosser<br />
berg met zijn trotse eikenbomen. Of anders de Libanon met zijn schone en geweldige<br />
cederen. Dát waren bergen. Imponerend; in één woord prachtig. Daarmee vergeleken<br />
had Sion geen enkele betekenis. Maar dat is nu juist weer het wonderlijke: bij God geldt<br />
het grote van de wereld niet. Dat telt God niet mee. God ziet zo anders dan wij. De<br />
dichter van Psalm 68 heeft het zo schoon vertolkt: ‘Wat springt gij, bergen (en dan<br />
bedoelt hij de Basan, de Libanon, de Hermon), wat springt gij, bergen, trots omhoog?<br />
Wat wilt g’ u, in der volk’ren oog, bij Sions berg verheffen? God Zelf heeft deze berg<br />
begeerd…!’<br />
Sion is het beeld van hetgeen God verkiest en aanneemt. Hetgeen niets is in zichzelf.<br />
Vondel heeft gedicht: ‘De hemel heeft het kleen verkoren.’ Niet omdat het klein is. Zo<br />
dacht Vondel. God heeft Sion niet verkoren om hetgeen het wel is, maar evenmin om<br />
hetgeen het niet is. Want het is alleen vrije gunst die eeuwig God bewoog. Dat leert de<br />
Heere ons met Sion. En dat is een les die wij ook zullen moeten leren. God verkiest de<br />
mens niet om hetgeen hij wel is. Hij verkiest hem ook niet om hetgeen hij niet is. God<br />
verkiest naar Zijn vrijmacht. En wat is dat een moeilijke les, gemeente. Want dat<br />
betekent dat alles van de mens ertussenuit gedrukt wordt. Beslissend en bepalend is<br />
alleen het goddelijk welbehagen.<br />
En leerden wij daar nu voor vallen? Dat is een stuk, om voor die vrijmacht Gods te<br />
buigen. Want van nature verzetten we ons daartegen. Dan zijn we wel gereformeerd in<br />
de belijdenis, maar dan zeggen we: ‘Ja, het evangelie komt wel met de nodiging, maar als<br />
je niet uitverkoren bent, dan kun je doen wat je wil, maar al ga je dan nog zo trouw naar<br />
de kerk en al bid je dan nog zoveel en al lees je dan vaak in Gods Woord, maar als je niet<br />
uitverkoren bent…’<br />
Zegt u dat ook als u ziek bent? Zegt u dan: ‘Als God besloten heeft dat ik van deze ziekte<br />
niet zal genezen, dan kan ik wel naar verschillende artsen gaan en tal van<br />
geneesmiddelen gebruiken, maar wat helpt dat? Dan kan ik doen wat ik wil, maar dan<br />
word ik immers toch niet beter?’ Leeft u zo? Of gebruikt u biddend de middelen, in de<br />
hoop dat God besloten heeft dat deze tot genezing mogen dienen? Welnu, doe dan op<br />
geestelijk terrein ook zo, want zo wil de Heere ons voor Zijn aangezicht zien. Dat zijn ook<br />
de middelen die Hij Zelf gegeven heeft en die Hij wil zegenen, door daaraan de werking<br />
van de Heilige Geest te paren.<br />
Als er eens geen verkiezing tot zaligheid zou zijn, wat dan? Als de Heere het eens aan ons<br />
had overgelaten of wij wel of niet zalig zouden willen worden? Mensen van goede wil<br />
zeggen: ‘Dan zou het voor mij niet moeilijk zijn, want ik zou zeker zalig worden.’ Maar<br />
Gods Woord zegt ons dat zij juist niet zalig zouden worden. We lezen in Romeinen 3: Er is<br />
niemand die verstandig is, er is niemand die God zoekt. (Rom.3:11)<br />
Maar nu heeft God verkoren ten leven en dat is een schare die niemand tellen kan, uit<br />
alle natiën, geslachten en talen. Daarom kunnen we zalig worden! Laat het toch niet een<br />
steen des aanstoots zijn. Geve de Heere dat wij mogen leren om Hem, ten aanzien van<br />
deze verborgenheid, met een godvruchtige eerbied te aanbidden.<br />
Of mochten we daar al iets van leren? Want gemeente, dat is een stuk hoor! Daar kan<br />
een mens van zichzelf nooit komen. Maar als genade heerschappij gaat voeren, gaat het<br />
vanzelf.<br />
www.prekenweb.nl 6/13
Ds. R. Boogaard – De komende Verlosser<br />
En dan denk ik aan die vrouw uit Syro-Fenicië. Zij kwam met haar nood bij de Heere en<br />
bad Hem om ontferming voor haar en voor haar dochter. Maar Hij antwoordde haar niet<br />
één woord. En als de Heere dan antwoord gaat geven, zet Hij haar erbuiten, want Hij<br />
zegt: Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis Israëls. (Matth.15:24)<br />
Daar staat zij dus buiten. En wat zegt deze vrouw dan? ‘Als het zo is, dan kan ik wel<br />
gaan’? Dat zouden wij zeggen, nietwaar? Als iemand tot u zou kunnen zeggen: ‘U bent<br />
niet uitverkoren’, zou u dan niet zeggen: ‘Nu, dan sta ik maar op en ga naar huis’? Deed<br />
die vrouw dat ook? Nee, dan lezen we zo treffend: En zij kwam en aanbad Hem.<br />
(Matth.15:25) Dat is nu het punt, gemeente: Zij kwam en aanbad Hem. ‘Heere, dat is<br />
waar, ik sta erbuiten. Maar ik kan U niet missen.’<br />
Kom, zijn er zulken onder ons? Of mogelijk bij de kerktelefoon? Mensen die zeggen: ‘O<br />
God, daar ligt nu mijn hart verklaard. Ik sta erbuiten en dat is rechtvaardig, want ik ben<br />
niet waardig dat U naar mij om zou zien. Maar ik kan er niet buiten, want ik kan niet<br />
zonder U en ik kan U niet missen. O God, wees mij, de zondaar, de zondares, genadig!’<br />
De Heere vrijlaten, maar niet loslaten… Dat zijn de geestelijke Sionieten.<br />
Tot Sion behoren, dat was oudtijds het voorrecht van de Jood. Maar dat is na de<br />
Pinksterdag ook het voorrecht van de heiden geworden. Christus heeft gezegd: Ik heb<br />
nog andere schapen die van deze stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen<br />
Mijn stem horen; en het zal worden één kudde en één Herder. (Joh.10:16)<br />
In Israël behoorde niet iedereen tot de ware Sionieten. Paulus schrijft in Romeinen 9: Die<br />
zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn. (Rom.9:6) Niet de kinderen des vleses, die zijn<br />
kinderen Gods; maar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend.<br />
(Rom.9:8) Zo is het ook onder de nieuwe bedeling. Zo is het ook in de<br />
nieuwtestamentische kerk.<br />
Niet tot de kerk behoren, is vreselijk. Dat staat vandaag de dag stoer. Nietwaar, jongens<br />
en meisjes, dat kunnen jullie ook allerwegen in de wereld vernemen. ‘We doen er niet<br />
meer aan’, zeggen de buren dan, of kennissen of mensen in de straat. Men zweert God<br />
en Zijn dienst af en men geeft zich geheel aan de wereld. Al is het dat men dan burgerlijk<br />
nog wat bescheiden blijft, maar verder doet men er niet meer aan. Zul je eraan denken<br />
dat diezelfde wereld straks, bij de dag van het oordeel, in doodsangst zal buigen en zal<br />
bidden tot de bergen en steenrotsen: Valt op ons en verbergt ons van het aangezicht<br />
Desgenen Die op de troon zit en van de toorn des Lams. (Openb.6:16) Daar gaat het met<br />
de wereld naar toe. De kerk heeft toekomst, maar de wereld zinkt in eeuwige wanhoop<br />
en wroeging weg.<br />
Wat zijn ze dan gelukkig die tot Sion behoren. Ja, bij hen wil de Heere wonen en Zijn<br />
heerlijkheid openbaren. God woont niet bij wat hoog is, gemeente, maar Hij woont bij<br />
wat laag is. Hij woont niet bij wat rechtvaardig is in eigen oog, God woont niet bij het<br />
vlees. Hij woont ook niet bij vroom vlees. Maar bij mensen die het moeten belijden voor<br />
Gods aangezicht dat ze niets zijn. Hij woont bij verslagenen van geest, bij verbrokenen<br />
van hart. Aan hen wil Hij Zijn gunst betonen. Aan hen wil Hij Zijn verdiensten toepassen.<br />
Daarom wilde Hij op deze aarde komen als Sions Verlosser. Daarom wilde Hij in hun<br />
verlorenheid indalen, opdat Hij verlorenen zou kunnen redden en zaligen. En daar gaan<br />
we op letten in onze derde gedachte, maar dan zingen we eerst uit Psalm 138, het derde<br />
vers:<br />
www.prekenweb.nl 7/13
Ds. R. Boogaard – De komende Verlosser<br />
Dan zingen zij, in God verblijd,<br />
Aan Hem gewijd,<br />
Van ‘s HEEREN wegen;<br />
Want groot is ‘s HEEREN heerlijkheid,<br />
Zijn majesteit<br />
Ten top gestegen;<br />
Hij slaat toch, schoon oneindig hoog,<br />
Op hen het oog,<br />
Die need’rig knielen;<br />
Maar ziet van ver met gramschap aan<br />
De ijd’le waan<br />
Der trotse zielen.<br />
3. Voor wie Hij komt<br />
En er zal een Verlosser tot Sion komen, namelijk voor hen die zich bekeren van de<br />
overtreding in Jakob, s<strong>preek</strong>t de Heere. Voor die zich bekeren. Wordt dan hier geleerd<br />
dat bekering het werk van een mens is? Dat is toch onmogelijk? O ja? Heeft u het ooit al<br />
eens ernstig geprobeerd? Of zegt u dat anderen na? Weet u het niet bij eigen ervaring<br />
dat het onmogelijk is aan ‘s mensen kant? Met die uitvlucht dat God een mens moet<br />
bekeren zullen we niet kunnen bestaan voor de rechterstoel van de Allerhoogste.<br />
Ja maar, zal mogelijk iemand denken, u wilt toch niet zeggen dat het een uitvlucht is als<br />
een mens zegt dat hij zichzelf niet kan bekeren? Dat is toch een waarheid? Een mens kán<br />
zich toch niet bekeren? Zeker, dat is een waarheid, maar die wordt vaak als een uitvlucht<br />
misbruikt. Een vals activisme van aannemen en geloven in eigen kracht, is de dood voor<br />
de kerk. Maar dode lijdelijkheid niet minder, gemeente. Dat is de andere kant. Dat zijn<br />
twee klippen op reis naar de eeuwigheid, waarop veel mensen zich te pletter stoten.<br />
Bedenk dat vrije genade onze verantwoordelijkheid nooit opheft. God eist in Zijn Woord<br />
bekering. En als dat geen rechtvaardige eis was, zou God het zeker niet eisen. Want in<br />
Hem, mijn vaste Rots, zo zingt de kerk, is het onrecht nooit gevonden.<br />
Nu wordt er in de Heilige Schrift wel op tweeërlei wijze over bekeren gesproken.<br />
Namelijk in een passieve zin en in een actieve zin. In een passieve zin vinden we een<br />
voorbeeld in wat Paulus schrijft in Efeze 2 vers 4 en 5: Maar God, Die rijk is in<br />
barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij<br />
dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus; (uit genade zijt<br />
gij zalig geworden). En Jakobus schrijft in zijn brief, in het eerste hoofdstuk: Naar Zijn wil<br />
heeft Hij ons gebaard door het woord der waarheid, opdat wij zouden zijn als<br />
eerstelingen Zijner schepselen. (Jak.1:18) Bekering in passieve zin.<br />
Maar er wordt ook gesproken over bekering in actieve zin. En dan denk ik aan een heel<br />
duidelijk voorbeeld, u allen bekend, namelijk de gelijkenis van de verloren zoon. Van<br />
hem lezen we: En tot zichzelf gekomen zijnde, zeide hij: (…) Ik zal opstaan en tot mijn<br />
vader gaan en ik zal tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u.<br />
(Luk.15:17-18) Daar vinden we dat die jonge man eerst tot ínkeer kwam. Er staat: En tot<br />
zichzelf gekomen zijnde… Toen tot áfkeer van zijn zondig leven: Ik zal opstaan en tot mijn<br />
www.prekenweb.nl 8/13
Ds. R. Boogaard – De komende Verlosser<br />
vader gaan. En toen tot wéderkeer: En opstaande ging hij naar zijn vader. (Luk.15:20)<br />
Daarin wordt de weg der bekering in actieve zin getekend.<br />
En juist in deze zin vinden we het woord bekering het meest in het Oude Testament: zich<br />
bekeren. Zo zegt ook Jesaja in de tekst: Er zal een Verlosser tot Sion komen, namelijk voor<br />
hen die zich bekeren.<br />
En wie zijn dat dan? Dat zijn die mensen, die leren om God op Zijn Woord te geloven.<br />
Mensen die gaan geloven wat God van Zichzelf zegt, wat God van de mens zegt en wat<br />
God van Zijn Zoon zegt. Mensen die aan hun Godsgemis ontdekt worden en die de breuk<br />
leren bewenen tussen God en hun ziel. Mensen die inleven wat het betekent tegen een<br />
goeddoend God gezondigd en al Zijn geboden overtreden te hebben. Mensen wier lust<br />
het geworden is om naar de wil van God te leven, maar die vastlopen en daarom een<br />
Verlosser nodig krijgen.<br />
Maar nu s<strong>preek</strong>t de profeet over mensen die zich bekeren van de overtreding in Jakob.<br />
Wat bedoelt de profeet daarmee? Om dat duidelijk te maken moeten we de lijn in deze<br />
tekst toch even doortrekken. De spits van dit tekstwoord richt zich namelijk niet meer op<br />
het Israël van het verleden, maar op het Israël van nu. Dus in de tijd waarin wij leven.<br />
Dit woord heeft wel een gedeeltelijke vervulling gekregen. Dit schriftwoord behoort tot<br />
de messiaanse profetieën en heeft met de komst van Christus in het vlees haar vervulling<br />
verkregen. Toch is deze profetie in de volheid des tijds niet helemaal vervuld. Dat is geen<br />
vergeestelijken van de Schrift, ook geen manipuleren met bijbelteksten zoals sommigen<br />
doen, maar een waarheid waaraan niemand behoeft te twijfelen.<br />
Dat deze messiaanse belofte met de komst van Christus in het vlees niet is uitgeput, zegt<br />
Paulus ons heel concreet. Als Paulus in Romeinen 11 over de toekomstige bekering van<br />
Israël s<strong>preek</strong>t, dan zegt hij: En alzo zal geheel Israël zalig worden, gelijk geschreven is: De<br />
Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. (Rom.11:26)<br />
Wat doet Paulus hier? Citeert hij dit schriftwoord van Jesaja in de verleden tijd? Zegt hij:<br />
‘De Verlosser is in Sion gekomen’? Nee, hij zegt: ‘De Verlosser zál uit Sion komen.’ Dat wil<br />
zeggen: Hij mag in Zijn komen tot Sion, ook vandaag, nog verwacht worden. Hij zal,<br />
evenals in oude tijden, weer tot Zijn bondsvolk terugkeren en weer onder hen wonen. Hij<br />
zal komen als Israëls Verlosser.<br />
Sommige verklaarders, waaronder de beste van onze vaderen, denken dat hiermee<br />
bedoeld wordt een verlossen uit grote nood, waarin Israël zal verkeren; een rukken uit<br />
gevaren, een verlossen uit vijandelijke benauwing. En als we zien op de ontwikkelingen<br />
in het Midden-Oosten, wie zal zeggen of onze vaderen daarin niet gelijk krijgen?<br />
Maar het doel van Christus’ komen tot Sion is, zoals de tekst zegt: Het afwenden van de<br />
goddeloosheden van Jakob. Of, zoals het hier staat: Die zich bekeren van de overtreding<br />
in Jakob. Met Jakob wordt hier bedoeld: de Joden, het nageslacht van vader Jakob. Zijn<br />
Joden dan zondaars boven anderen? Nee, gemeente, dat is de bedoeling niet van dit<br />
schriftwoord. Alle ongerechtigheid en alle overtreding van Gods geboden is zonde voor<br />
God. Maar aan de Joden is één zonde in bijzondere zin eigen. En wat is dat? Dat is met<br />
name het verwerpen en het lasteren van de Christus. Ze zijn afkerig van en vol<br />
verbittering tegen de Messias, Jezus Christus. En nu zegt Jesaja: Er zal een tijd komen dat<br />
deze, alle eeuwen door specifieke zonde van de Joden, zal ophouden. Er zal een tijd<br />
komen dat ze zich daarvan zullen bekeren. Of, om het met Paulus te zeggen: Dat die<br />
www.prekenweb.nl 9/13
Ds. R. Boogaard – De komende Verlosser<br />
goddeloosheden van hen afgewend zullen worden. Het Joodse volk zal verlost worden<br />
uit de macht van de zonde waarin het verzonken ligt. Die redding, die verlossing zal<br />
vrucht zijn van het komen des Heeren. Krachtens Zijn vleeswording is Hij in de eerste<br />
plaats de Losser van Israël.<br />
En hoe zal Hij dan straks komen tot Israël? Hij zal komen zoals Hij na de eerste<br />
Pinksterdag ook gekomen is tot de heidenen, namelijk door Zijn Geest en Woord in<br />
zondaarsharten. Door de verlichting van de Heilige Geest zullen zij acht gaan geven op<br />
het profetisch woord, dat in de Heilige Schrift gesproken is over de Messias, Die in de<br />
volheid des tijds geboren is, geleden heeft en gestorven is, namelijk Jezus Christus, de<br />
Zoon van God. Zij zullen ervan overtuigd worden, dat de door hen zo gehate en gesmade<br />
Jezus van Nazareth de ware Messias is, Die door de profeten beschreven is. Ze zullen zien<br />
en geloven dat Hij van de Vader in deze wereld gezonden is. Ze zullen zien dat Hij Zijn<br />
broederen in alles gelijk moest worden en ook geworden is.<br />
Zij zullen zien dat zij Hem om Zijn vrijwillige vernedering verworpen hebben. Zij zullen er<br />
door de Heilige Geest van overtuigd worden dat die vernedering noodzakelijk was, opdat<br />
Hij een barmhartig en getrouw Hogepriester zou kunnen zijn in de dingen die bij God te<br />
doen waren tot verzoening van de zonden van Zijn volk. Dat Hij Zichzelf heeft moeten<br />
offeren aan het kruishout der schande, omdat Hij het Lam van God is, Dat de zonden der<br />
wereld wegneemt.<br />
Daarvan zal Hij hen door Zijn Woord en Geest overtuigen. En dan zal vervuld worden wat<br />
geschreven is in de profetie van Zacharia, in het twaalfde hoofdstuk: Doch over het huis<br />
Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten de Geest der genade en der<br />
gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem<br />
rouwklagen, als met de rouwklage over een enige zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk<br />
kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene. (Zach.12:10)<br />
Dat is bij aanvang vervuld op de Pinksterdag in Jeruzalem. Het heeft zijn vervulling<br />
gekregen in de geschiedenis van de christelijke kerk onder de heidenen. Maar,<br />
gemeente, dat zal nog eens plaats hebben in het Israël van nu. Dan zullen zij smeken om<br />
vergeving en zich in geloofsgehoorzaamheid onvoorwaardelijk aan die Zaligmaker gaan<br />
onderwerpen. Dat geeft nog hoop voor de toekomst! Want Paulus zegt: Indien hun<br />
verwerping (namelijk van de Joden, door het oordeel der verharding dat over hen<br />
gekomen is) de verzoening is der wereld (want daardoor is het Evangelie onder de<br />
heidenen gekomen), wat zal de aanneming wezen, anders dan het leven uit de doden?<br />
(Rom.11:15)<br />
Het ongeloof ontkent wat zelfs vandaag de dag in beginsel ervan te zien is, namelijk dat<br />
God de Joden weer bezig is terug te brengen in hun eigen land. Maar het geloof heeft<br />
houvast aan Gods Woord, dat laat wáár zijn wat God zegt. Er staat namelijk in de tekst:<br />
S<strong>preek</strong>t de HEERE. Het is niet slechts een woord van Jesaja, maar het is een woord van de<br />
Heere Zelf. Dat is de God des Verbonds. Die God, Die getuigd heeft: Want gelijk de regen<br />
en de sneeuw van de hemel nederdaalt en derwaarts niet wederkeert, maar doorvochtigt<br />
de aarde, en maakt dat zij voortbrenge en uitspruite, en zaad geve de zaaier, en brood de<br />
eter, alzo zal Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn, het zal niet ledig tot Mij<br />
wederkeren; maar het zal doen, hetgeen Mij behaagt. (Jes.55:10-11)<br />
www.prekenweb.nl 10/13
Ds. R. Boogaard – De komende Verlosser<br />
Dat geldt ook voor nu, gemeente. Men kan het tegenspreken zoveel men wil, maar dit<br />
schriftwoord staat ook vandaag nog in toekomende tijd. Dat leert Paulus ons in<br />
Romeinen 11 overduidelijk. En als we het licht dat Paulus in Romeinen 11 ontsteekt, niet<br />
over deze tekst laten schijnen, dan verduisteren we de Heilige Schrift. Er zal een<br />
Verlosser tot Sion komen, namelijk voor hen die zich bekeren van de overtreding in Jakob,<br />
s<strong>preek</strong>t de HEERE. Dat is de leer van Gods Woord en dat is ook de leer geweest van onze<br />
gereformeerde vaderen. Ik denk aan Voetius, aan Hellenbroek, aan Wilhelmus à Brakel,<br />
aan Smytegelt, aan Comrie, aan Van der Groe, aan de kanttekenaren van Romeinen 11<br />
en vele anderen. Brakel schrijft: ‘Dit is het gevoelen van de meeste theologen, enkelen<br />
ontkennen het en sommigen twijfelen.’<br />
Waarom lijkt het dan alsof het in deze tijd een nieuwe leer is? Er kunnen verschillende<br />
oorzaken genoemd worden, maar de voornaamste reden is wel de verkeerde mening die<br />
sinds lange tijd heerst, dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen. Is dat dan niet zo?<br />
Nee, Gods Woord leert dat nergens. Wij lezen in de Heilige Schrift dat (de gelovigen uit)<br />
de heidenen mede-erfgenamen zijn, en van hetzelfde lichaam, en mede-deelgenoten<br />
Zijner belofte in Christus, door het Evangelie. Het gaat in het Koninkrijk van God niet om<br />
het vleselijk zaad van Abraham, maar om het geestelijk zaad, en dat zijn de gelovigen uit<br />
Joden en heidenen. Daarover laat Paulus in Galaten 3 geen enkele twijfel bestaan, want<br />
hij zegt in vers 7: Zo verstaat gij dan dat degenen die uit het geloof zijn, Abrahams<br />
kinderen zijn. Maar dat betekent niet dat er voor het vleselijk zaad van Abraham geen<br />
beloften meer liggen. Want ten aanzien van dit vleselijk zaad zegt hij in Romeinen 11: Ik<br />
zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre. (…) God heeft Zijn volk niet<br />
verstoten, hetwelk Hij tevoren gekend heeft. (Rom.11:1-2) En in vers 26 citeert hij de<br />
tekst uit Jesaja 59. Hij zegt niet: ‘Er zal een Verlosser tot Sion komen’, maar: De Verlosser<br />
zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob.<br />
Wij mogen Israël niet afschrijven of de bekering van Israel tot een overblijfsel beperken.<br />
Dat is in strijd met wat Gods Woord ons op duidelijke wijze leert. Dat is een tijd lang een<br />
vergeten hoofdstuk in de leer van de kerk geweest. Dan is er geen plaats voor een<br />
hopend uitzien naar het herstel van Israël. Toch zijn er altijd onder Gods kinderen en<br />
knechten geweest, die er wel oog voor gehad hebben, maar zij waren als de stem van de<br />
roepende in de woestijn.<br />
Gemeente, is het nu zo erg dat we thans moeten belijden dat wij dit altijd hebben laten<br />
liggen? Dat wij ook in de Bijbel er steeds overheen gelezen hebben? Wij zijn ook<br />
voorbijgegaan aan wat onze vaderen op grond van Gods Woord ons te zeggen hadden.<br />
Negentien eeuwen nadat zij uit hun land verdreven zijn, heeft God de draad weer<br />
opgenomen en is Hij bezig om het oude bondsvolk weer terug te brengen in het land van<br />
hun vaderen. Zo heeft Hij ook beloofd in Ezechiël 36 vers 24 en 25: Want Ik zal u uit de<br />
heidenen halen, en zal u uit al de landen vergaderen; en Ik zal u in uw land brengen. Dan<br />
zal Ik rein water op u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinigheden en van al<br />
uw drekgoden zal Ik u reinigen.<br />
Dat de Heere bezig is hen terug te brengen in hun land, mogen wij beleven. Dat is het<br />
begin van de vervulling van Gods belofte aan Israël. En zo zeker er thans een staat Israël<br />
is, zo zeker zal er ook nog een bloeiende christelijke kerk in Israël komen.<br />
www.prekenweb.nl 11/13
Ds. R. Boogaard – De komende Verlosser<br />
En weet u wat zo’n voorrecht is? Dat als God Zijn Geest gaat uitstorten over Israël, dit<br />
voor de kerk uit de heidenen een leven als uit de doden zal zijn. Daar zien ook velen van<br />
Gods kinderen vandaag naar uit. Zij hebben op grond van Gods Woord hoop op God, dat<br />
Hij ook onder ons nog eens krachtig zal gaan werken met Zijn Geest en Woord. Dat er<br />
nog een tijd zal komen dat er nog velen tot God bekeerd en door een waar geloof met de<br />
Heere Jezus Christus verenigd zullen worden.<br />
Dat geeft moed, gemeente, met name ook voor onze jonge mensen. Dat geeft moed<br />
voor onze jonge gezinnen. Het is thans een donkere tijd, het is waar. Maar Gods werk<br />
gaat door.<br />
Jongens en meisjes, het is dus niet zo dat je niet meer bekeerd kunt worden of dat de<br />
zaak van Koning Jezus als een nachtkaars zal uitgaan. Vraag maar of je erbij komen mag,<br />
of God je bekeren wil. Zeg maar: ‘Heere, wilt U aan Israël gedenken, en mag ik dan ook<br />
tot U bekeerd worden?’ Dat is de weg. Zo wil de Heere ons voor Zijn aangezicht zien.<br />
En er zal een Verlosser tot Sion komen, namelijk voor hen die zich bekeren van de<br />
overtreding in Jakob, s<strong>preek</strong>t de HEERE. Gemeente, heeft deze Verlosser waarde voor u<br />
gekregen? Hebt u Hem leren kennen? Dat is alleen mogelijk door het geloof en als Hij<br />
ons van de Vader geopenbaard wordt. En dat gebeurt alleen als wij Hem nodig hebben.<br />
Is dat niet een wat schematische weg? Er zijn toch mensen die er allerlei schema’s op<br />
nahouden en als iets niet volgens een bepaald schema loopt, wordt het zonder meer<br />
verworpen? Inderdaad komt dit voor. Maar er zijn ook mensen die doorslaan naar de<br />
andere kant en de leiding die de Heere hier met Zijn volk houdt, ook al een schema<br />
noemen. Maar dit is geen schema, dit is de leer van de Schrift. De Zaligmaker zei tot<br />
Petrus, nadat deze Hem beleden had als de Christus, de Zoon van de levende God: Zalig<br />
zijt gij, Simon Bar-Jona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn<br />
Vader Die in de hemelen is. (Matth.16:17) En Paulus schrijft aan de Galaten: Maar<br />
wanneer het Gode behaagd heeft, Die mij van mijner moeders lijf afgezonderd heeft en<br />
geroepen door Zijn genade, Zijn Zoon in mij te openbaren… (Gal.1:15-16)<br />
Zo onderwijst de Heere Zijn volk nu nog. Hij leidt Zijn volk in een afbrekende weg, opdat<br />
zij de persoonlijke toepassing van de borggerechtigheid van Christus zullen nodig<br />
hebben. En dat moet door Woord en Geest van de hemel geleerd worden, want van<br />
onszelf hebben wij er alles op tegen. Wij willen wel opgebouwd, maar niet afgebroken<br />
worden. En toch is er geen andere weg om Christus als onze Borg bij God te leren<br />
kennen. Het is de paradox voor de wereld, maar de grondwet van het Koninkrijk der<br />
hemelen, wat de Heere Jezus zegt in Mattheüs 16 vers 25: Want zo wie zijn leven zal<br />
willen behouden, die zal hetzelve verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal om<br />
Mijnentwil, die zal hetzelve vinden. Het moet ons van de hemel geleerd worden.<br />
Maar dan wordt het ook ervaren: Zij hebben op Hem gezien (…) en hun aangezichten zijn<br />
niet schaamrood geworden. (Ps.34:6) Aan zoekende zielen laat Hij Zich vinden. Het is Zijn<br />
eigen liefdevol woord: Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal<br />
u rust geven. (Matth.11:28)<br />
Wordt u bestreden omdat u te veel, te lang of te snood gezondigd zou hebben? Weet<br />
dan dat Hij gekomen is om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. Daarom kon de<br />
apostel Paulus getuigen: Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat<br />
www.prekenweb.nl 12/13
Ds. R. Boogaard – De komende Verlosser<br />
Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de<br />
voornaamste ben. (1 Tim.1:15)<br />
De reinigende kracht van Christus’ bloed is oneindig groter dan de verdoemende kracht<br />
van de zonde. De toepassing van slechts één druppel van dit bloed doet werkelijkheid<br />
worden wat de dichter in Psalm 51 doet horen: Mijn ziel, nu gans melaats, zal rein zijn en<br />
genezen. Ja, zij zal witter wezen dan sneeuw, die vers op de aarde nederviel.<br />
De Heere doe een stervend leven leiden, opdat de oude mens met Christus gekruisigd<br />
worde. Dat doet wandelen in de vreze des Heeren, terwijl de blijdschap des Heeren de<br />
sterkte van het hart mag zijn. Dan wordt de Heere gedankt en geprezen en de Verlosser<br />
alle eer en roem gegeven.<br />
Amen.<br />
Slotzang: Psalm 135:8<br />
Van geslachte tot geslacht<br />
Wordt, naar onze dure plicht,<br />
Bij het volk Uw gunst herdacht,<br />
Wijl Gij zelf, o HEER’, hen richt,<br />
En aan hen, schoon diep in schuld,<br />
Met berouw gedenken zult.<br />
Deze <strong>preek</strong> is eerder gepubliceerd in de prekenserie ‘Een zaaier ging uit…’ (deel 7)<br />
www.prekenweb.nl 13/13