INFORMATIEF GEDEELTE - Stad Aarschot
INFORMATIEF GEDEELTE - Stad Aarschot
INFORMATIEF GEDEELTE - Stad Aarschot
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong>
INHOUD<br />
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -<strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> I<br />
1. INLEIDING 1<br />
1.1. BASISPRINCIPES STRUCTUURPLANNING 2<br />
1.1.1. STRUCTUURPLANNING: EEN GEÏNTEGREERDE AANPAK VAN DE RUIMTE 2<br />
1.1.2. WERKEN MET ‘RUIMTE’ 3<br />
1.1.3. HET GEMEENTELIJK STRUCTUURPLAN ALS ONDERDEEL VAN EEN RUIMER GEHEEL 4<br />
1.1.4. DRIESPORENPLANNING 6<br />
1.1.5. SUBSIDIARITEITSBEGINSEL 8<br />
1.1.6. JURIDISCHE DRAAGWIJDTE 8<br />
1.2. SAMENWERKINGSVERBAND EN PROCESVERLOOP 9<br />
1.2.1. SAMENWERKINGSVERBAND 9<br />
1.2.2. PROCESVERLOOP 10<br />
2. PROFIEL VAN DE GEMEENTE 13<br />
2.1. SITUERING 13<br />
2.2. ENKELE KENCIJFERS 13<br />
3. HISTORISCHE SCHETS 15<br />
4. DE BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR OP BOVENGEMEENTELIJK NIVEAU 20<br />
5. DE BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR OP GEMEENTELIJK NIVEAU 23<br />
5.1. HET FYSISCH SYSTEEM ALS ONDERLEGGER 23
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -<strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> II<br />
5.1.1. GEOMORFOLOGIE EN RELIËF 23<br />
5.1.2. HYDROLOGIE 24<br />
5.1.3. BODEM 28<br />
5.2. DEELSTRUCTUREN 30<br />
DE BEBOUWDE RUIMTE 30<br />
5.2.1. DE NEDERZETTINGSSTRUCTUUR 30<br />
5.2.1.1. Morfologische structuur van de bebouwing 30<br />
5.2.1.1.1. Kernen 30<br />
5.2.1.1.2. Lintbebouwing 31<br />
5.2.1.2. Zonevreemde woningen 33<br />
5.2.1.3. Demografische context: bevolkingsaantallen en -evolutie 35<br />
5.2.1.4. Woningvoorraad 36<br />
5.2.2. DE RUIMTELIJK-ECONOMISCHE STRUCTUUR 39<br />
5.2.2.1. Industrie, nijverheid en ambachten 39<br />
5.2.2.2. Zonevreemde bedrijven 41<br />
5.2.2.3. Handel en diensten 43<br />
5.2.2.4. Tewerkstelling 45<br />
5.2.2.5. Pendelbewegingen 46<br />
5.2.3. VERKEERSINFRASTRUCTUUR 47<br />
5.2.3.1. Wegverkeer 47<br />
5.2.3.2. Parkeren 48<br />
5.2.3.3. Openbaar vervoer: trein en bus 50<br />
5.2.3.4. Zachte weggebruikers: fietsers en voetgangers 51<br />
5.2.4. VOORZIENINGEN: ONDERWIJS, RECREATIE EN TOERISME 52
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -<strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> III<br />
5.2.4.1. Onderwijs 52<br />
5.2.4.2. Recreatieve en toeristische structuur 52<br />
5.2.4.2.1. Sportvoorzieningen 52<br />
5.2.4.2.2. Wandel- en fietspaden 53<br />
5.2.4.2.3. Sociaal- culturele voorzieningen 53<br />
5.2.4.2.4. Toerisme en verblijfsrecreatie 54<br />
5.2.4.3. Overige voorzieningen 54<br />
5.2.4.4. Knelpunten en potenties 55<br />
DE OPEN RUIMTE 59<br />
5.2.5. DE NATUURLIJKE STRUCTUUR 59<br />
5.2.5.1. Rivier- en beekvalleien: belangrijke structuurbepalende elementen 59<br />
5.2.5.2. De boscomplexen 60<br />
5.2.5.3. Kleine landschapselementen 61<br />
5.2.5.4. Andere gebieden van de natuurlijke structuur 61<br />
5.2.6. DE AGRARISCHE STRUCTUUR 63<br />
5.2.6.1. Profiel van de landbouw 63<br />
5.2.6.1.1. Bodemgeschiktheid: veeteelt, land- en tuinbouw in relatie met de bodem 63<br />
5.2.6.1.2. Grondgebruik naar teelt 64<br />
5.2.6.1.3. Bedrijven 65<br />
5.2.6.1.4. Dierlijk mest 66<br />
5.2.6.1.5. Ligging t.o.v. concentratiegebieden van productie, toeleverings- en afzetkanalen 67<br />
5.2.6.2. Ruimtelijke spreiding van de landbouwgronden 67<br />
5.2.7. HET LANDSCHAP 70<br />
5.2.7.1. Landschapseenheden 70<br />
5.3. DEELRUIMTEN 74
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -<strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> IV<br />
5.3.1. STEDELIJK GEBIED AARSCHOT 76<br />
5.3.1.1. Kernstedelijk gebied <strong>Aarschot</strong> 76<br />
5.3.1.2. Noordoostelijke nevel: Langdorp, Ourodenberg 77<br />
5.3.1.3. Knelpunten en potenties 78<br />
5.3.2. HET NOORD-HAGELANDS LANDBOUWLANDSCHAP MET RILLAAR EN GELRODE 81<br />
5.3.2.1. Algemeen 81<br />
5.3.2.2. Rillaar 82<br />
5.3.2.3. Ladderlint Gelrode 82<br />
5.3.2.4. Knelpunten en potenties 83<br />
5.3.3. HET ZUID-KEMPISCH BOSLANDSCHAP 86<br />
5.3.3.1. Algemeen 86<br />
5.3.3.2. Wolfsdonk 86<br />
5.3.3.3. Gijmel 87<br />
5.3.3.4. Knelpunten en Potenties 87<br />
5.3.4. DE DEMERVALLEI 90<br />
6. PLANNINGSCONTEXT 92<br />
6.1. RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN (RSV) 92<br />
6.1.1. AARSCHOT : STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED 92<br />
6.1.2. AARSCHOT BINNEN HET BUITENGEBIED 93<br />
6.1.3. AARSCHOT ALS ECONOMISCH KNOOPPUNT 95<br />
6.1.4. LIJNINFRASTRUCTUUR 96<br />
6.2. PROVINCIAAL STRUCTUURPLAN VLAAMS-BRABANT 98<br />
6.2.1. KERNPRINCIPES 98
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -<strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> V<br />
6.2.2. GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR – OPEN RUIMTE 98<br />
6.2.3. GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR – BEBOUWDE RUIMTE 100<br />
6.2.4. GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR – MOBILITEIT 103<br />
6.2.5. GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR – TOERISTISCH-RECREATIEVE STRUCTUUR 105<br />
6.2.6. AARSCHOT ALS ONDERDEEL VAN DE DEELRUIMTE ‘DEMERNETWERK’ 106<br />
6.3. PROVINCIAAL STRUCTUURPLAN ANTWERPEN 110<br />
6.3.1. STEDELIJK NETWERK LIER – AARSCHOT 110<br />
6.4. JURIDISCHE CONTEXT 111<br />
6.4.1. GEWESTPLAN 111<br />
6.4.2. DE BIJZONDERE PLANNEN VAN AANLEG 115<br />
6.4.3. GEWESTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN ZONEVREEMDE RECREATIE 115<br />
6.4.3.1. Camping Dennenlust 115<br />
6.4.3.2. Camping Sparrenhof 116<br />
6.4.4. GEWESTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN “KONIJNTJESBERG” 116<br />
6.4.5. BESCHERMDE LANDSCHAPPEN EN MONUMENTEN 118<br />
6.4.6. HABITAT- EN VOGELRICHTLIJNGEBIEDEN 119<br />
6.4.7. WATERWINGEBIEDEN 120<br />
6.4.8. NATUURRESERVATEN 120<br />
6.5. SECTORALE STUDIES EN BELEIDSDOCUMENTEN 122<br />
6.5.1. MOBILITEITSPLAN 122<br />
6.5.2. VERKEERSVEILIGHEIDSPLAN 122
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -<strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> VI<br />
6.5.3. GEMEENTELIJK NATUURONTWIKKELINGSPLAN 123<br />
6.5.4. STRATEGISCH - COMMERCIEEL PLAN 123<br />
6.5.5. ANDERE PLANNEN EN PROJECTEN 124<br />
6.5.5.1. Structuurschets <strong>Aarschot</strong> 1981 - Structuurschetsen dorpskernen 1990 124<br />
6.5.5.2. Doortocht Rillaar 1984-’90 124<br />
6.5.5.3. Demervalleiprojecten 125<br />
6.5.5.3.1. ecologisch impulsgebied Demer en Dijle 125<br />
6.5.5.3.2. integraal waterbeheerproject van de demer 125<br />
6.5.5.3.3. project de Laak, een groen lint door de stad 125<br />
6.5.5.4. <strong>Stad</strong>svernieuwingsproject Amerstraat en ’s Hertogenmolens 126<br />
6.5.5.5. Waterbeheersingsplan <strong>Aarschot</strong> 128<br />
7. BEHOEFTEN EN PROGNOSES 129<br />
7.1. WONEN 129<br />
7.1.1. BEVOLKINGS- EN GEZINSPROGNOSES 129<br />
7.1.1.1. Gesloten bevolkingsprognose 129<br />
7.1.1.2. Open bevolkingsprognose 132<br />
7.1.1.3. Te verwachten gezinsgrootte 134<br />
7.1.1.4. Het verwachte aantal particuliere gezinnen 136<br />
7.1.2. BEHOEFTERAMING WONINGEN 138<br />
7.1.2.1. Demografische woonbehoefte 138<br />
7.1.2.2. Behoeften in de sociale woonsector 140<br />
7.1.3. VERDELING VAN DE BEHOEFTEN OVER STEDELIJK GEBIED EN BUITENGEBIED 141<br />
7.1.4. WONINGVOORRAAD 142<br />
7.1.4.1. Inventaris van de onbebouwde percelen – juridisch beschikbare bouwkavels 142
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -<strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> VII<br />
7.1.4.1.1. Aanbod aan onbebouwde percelen in woongebied of woongebied met landelijk karakter 142<br />
7.1.4.1.2. Aanbod aan niet ontsloten, onbebouwde terreinen in woongebied, woongebied met landelijk karakter 143<br />
7.1.4.1.3. Aanbod aan al dan niet, geheel of gedeeltelijk ontsloten terreinen in woonuitbreidingsgebied 145<br />
7.1.4.2. Reëel beschikbare kavels en woningen 146<br />
7.1.4.3. Verdichtingsmogelijkheden 149<br />
7.1.5. CONFRONTATIE VAN DE BEHOEFTE EN AANBOD 150<br />
7.2. BEDRIJVIGHEID 151<br />
7.2.1. VRAAG NAAR BEDRIJVENTERREINEN 151<br />
7.2.2. AANBOD BEDRIJVENTERREIN 151<br />
8. SWOT - ANALYSE 152
KAARTEN<br />
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -<strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> VIII<br />
KAART 1- SITUERING 14<br />
KAART 2- FERRARISKAART 19<br />
KAART 3- MACROSTRUCTUUR 22<br />
KAART 4– GEOMORFOLOGIE EN RELIEF 26<br />
KAART 5- HYDROLOGIE 29<br />
KAART 6– BESTAANDE NEDERZETTINGSSTRUCTUUR 32<br />
KAART 7– ZONEVREEMDE WONINGEN 34<br />
KAART 8– BESTAANDE RUIMTELIJK-ECONOMISCHE STRUCTUUR 42<br />
KAART 9– BESTAANDE VERKEERSSSTRUCTUUR 49<br />
KAART 10– LIGGING OPENBARE FUNCTIES 56<br />
KAART 11– SPORT EN RECREATIE 57<br />
KAART 12– SOCIO-CULTURELE VOORZIENINGEN & TOERISME 58<br />
KAART 13– BESTAANDE NATUURLIJKE STRUCTUUR 62<br />
KAART 14– BESTAANDE AGRARISCHE STRUCTUUR 69<br />
KAART 15– BESTAANDE LANDSCHAPPELIJKE STRUCTUUR 73<br />
KAART 16– DEELRUIMTEN 75<br />
KAART 17– BESTAANDE STRUCTUUR KERNSTEDELIJK GEBIED 79<br />
KAART 18– BESTAANDE STRUCTUUR STEDELIJKE NEVEL 80<br />
KAART 19– BESTAANDE STRUCTUUR KERN RILLAAR 84<br />
KAART 20– BESTAANDE STRUCTUUR KERN GELRODE 85<br />
KAART 21– BESTAANDE STRUCTUUR KERN WOLFSDONK 88<br />
KAART 22 – BESTAANDE STRUCTUUR KERN GIJMEL 89<br />
KAART 23– SYNTHESE BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR 91<br />
KAART 24– DEMERNETWERK 109<br />
KAART 25– GEWESTPLAN 114<br />
KAART 26– BPA’S EN GRUP’S 117<br />
KAART 27– SECTORALE BESCHERMINGSPLANNEN NATUUR 121<br />
KAART 28– LAAKPROJECT 127<br />
KAART 29– NIET-UITGERUSTE BOUWGRONDEN 148
TABELLEN<br />
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -<strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> IX<br />
TABEL 1: STRUCTUURKENMERKEN 28<br />
TABEL 2: TOTAAL AANTAL PARTICULIERE WONINGEN IN AARSCHOT EN DEELGEMEENTEN 36<br />
TABEL 3: AANTAL PANDEN EN NETTO-VERKOOOPSVLOEROPP. (VVO, IN M²) VOOR WINKELGEBIEDEN VAN AARSCHOT, BEWERKING, DEC. 1997. 45<br />
TABEL 4: PENDELSTROMEN, 1991 46<br />
TABEL 5: OPVOLGING IN DE LANDBOUW IN AARSCHOT 66<br />
TABEL 6: OPPERVLAKTE VAN DE BESTEMMINGSZONES VOLGENS GEWESTPLAN 113<br />
TABEL 7: GELDIGE BPA’S VOOR HET GRONDGEBIED VAN AARSCHOT. 115<br />
TABEL 8: BESCHERMDE MONUMENTEN VAN AARSCHOT. 118<br />
TABEL 9: BESCHERMDE LANDSCHAPPEN VAN AARSCHOT. 119<br />
TABEL 10: BESCHERMDE STADS- EN DORPSGEZICHTEN VAN AARSCHOT. 119<br />
TABEL 11: GESLOTEN PROGNOSE VAN DE STAD AARSCHOT, 1998-2013. 131<br />
TABEL 12: OPEN PROGNOSE VOOR DE STAD AARSCHOT, 1998-2013 133<br />
TABEL 13: EVOLUTIE EN PROGNOSE VAN DE GEMIDDELDE GEZINSGROOTTE IN HET ARRONDISSEMENT LEUVEN 134<br />
TABEL 14: DE EVOLUTIE VAN DE GEMIDDELDE GEZINSGROOTTE IN DE STAD AARSCHOT, BRON: VOLKSTELLINGEN NIS 135<br />
TABEL 15: CONFRONTATIE VAN DE GEMIDDELDE GEZINSGROOTTE IN HET ARRONDISSEMENT MET DEZE VAN AARSCHOT. 135<br />
TABEL 16: VERWACHTE AANTAL PARTICULIERE GEZINNEN 136<br />
TABEL 17: TOENAME IN AANTAL PARTICULIERE GEZINNEN TUSSEN 1998-2000. 137<br />
TABEL 18: TE REALISEREN WONINGEN IN AARSCHOT 139<br />
TABEL 19: WONINGBEHOEFTE IN DE SOCIALE SECTOR TOT 2002 EN 2007-2013. 140<br />
TABEL 20: INVENTARIS ONBEBOUWDE, UITGERUSTE PERCELEN AARSCHOT, BRON: IOP INVENTARIS 1997 EN EIGEN AANVULLINGEN 143<br />
TABEL 21: INVENTARIS ONBEBOUWDE, NIET ONTSLOTEN TERREINEN IN WOONGEBIED NAAR OPPERVLAKTE 144<br />
TABEL 22: INVENTARIS ONBEBOUWDE, UITGERUSTE PERCELEN EN ONBEBOUWDE, NIET ONTSLOTEN GRONDEN IN WUG 145<br />
TABEL 23: INVENTARIS REËEL BESCHIKBARE KAVELS, ZONDER ACTIEVE BELEIDSMAATREGELEN, TOT 2007-2013 147<br />
TABEL 24: CONFRONTATIE VAN BEHOEFTE EN AANBOD, BRON: IOP 97, EIGEN BEREKENING GROEP PLANNING. 150
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 1<br />
1. INLEIDING<br />
Met het opstellen van het ‘Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen’ is een nieuwe impuls gegeven aan het planologisch beleid in Vlaanderen. De<br />
decreetgever verplicht de provincies en de gemeenten op hun beurt een structuurplanningsproces in gang te zetten en een gemeentelijk<br />
ruimtelijk structuurplan (GRS) op te maken.<br />
De goedkeuring van het ‘Decreet houdende de Ruimtelijke Planning’ van 24 juli 1996, geïntegreerd in het decreet van 18 mei 1999 (en<br />
daaropvolgende wijzigingen), vormt de juridische basis voor het uitwerken van ruimtelijke structuurplannen op Vlaams, provinciaal en<br />
gemeentelijk niveau. Het opstellen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, goedgekeurd bij BVlR 1 van 23 september 1997 schept de<br />
overkoepelende visie op het Vlaamse niveau.<br />
Door het <strong>Stad</strong>sbestuur van <strong>Aarschot</strong> werd aan Groep Planning gevraagd het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan <strong>Aarschot</strong> op te maken.<br />
Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan zal het nodige ruimtelijk integratiekader vormen waarbinnen de uiteenlopende visies over,<br />
aanspraken op en behoeften aan ruimte vanuit de verschillende sectoren tegen elkaar worden afgewogen en op elkaar kunnen worden<br />
afgestemd.<br />
Het zal de duurzame ruimtelijke ontwikkeling, die moet worden afgestemd op de draagkracht van de bebouwde gebieden en het landschap,<br />
begeleiden. In tegenstelling tot bij de klassieke eindtoestandsplannen (A.P.A.’s, B.P.A.’s en Gewestplannen) is het bij het Ruimtelijk<br />
Structuurplan niet de bedoeling de toekomstige ruimtelijke structuur concreet vast te leggen. Het ontwikkelt daarentegen een visie op het<br />
ruimtelijk voorkomen van de gemeente in relatie tot het socio-economische functioneren.<br />
Als beleidsplan is het<br />
* doelgericht en procesmatig<br />
* continu, mits mogelijkheid tot bijsturing<br />
* actiegericht, in functie van realisaties, en<br />
* zoekt het de relatie tussen het ruimtelijk beleid van <strong>Aarschot</strong> en de socio-economische, ecologische, mobiliteits-, landschappelijke,<br />
industriële en andere ontwikkelingen.<br />
1 Besluit Vlaamse Raad
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 2<br />
1.1. BASISPRINCIPES STRUCTUURPLANNING<br />
1.1.1. STRUCTUURPLANNING: EEN GEÏNTEGREERDE AANPAK VAN DE RUIMTE<br />
Het structuurplan is een getekend en/of geschreven moment (fase) van een proces dat continu is. Het is een begrip dat na 1972, met het<br />
‘Structuurplan Brugge’ (Groep Planning, 1976), ook in Vlaanderen ingang gevonden heeft. Structuurplanning is geen eindtoestandsplanning,<br />
structuurplanning is nooit af. Het kent enkel hoofdmomenten die dan in de vorm van een structuurplan vastgelegd worden. Het is een<br />
dynamisch en continu proces van visie- en beleidsvorming dat moet leiden tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.<br />
Ruimtelijke kwaliteit is hier een ideaal streefdoel. Het houdt een positieve herwaardering van de ruimte in en geeft haar een economische en<br />
belevingswaarde nu en in de toekomst. Sinds 1996 werd deze methode door de decreetgever onderschreven.<br />
Een structuurplanningsproces houdt een communicatiestrategie in waarin overleg, besluitvorming en onderhandeling tussen alle actoren<br />
essentieel is om tot een gefundeerde visie te komen op de toekomstige ruimtelijk ontwikkeling. Het vormt het ruimtelijk integratiekader<br />
waarbinnen uiteenlopende visies over, aanspraken op en behoeften aan ruimte vanuit de verschillende maatschappelijke groepen tegen elkaar<br />
worden afgewogen en op elkaar worden afgestemd. Het structuurplanningsproces zet de verschillende actoren aan na te denken over de<br />
gewenste ruimtelijke ontwikkeling van een bepaald gebied en confronteert hen met relaties tot hogere en lagere schaalniveau’s. Het schept een<br />
kader waarbinnen de maatschappelijke discussie efficiënt en effectief kan worden gevoerd.<br />
In die zin kan men stellen dat structuurplanning, noch min noch meer, een “globale ruimtelijke begeleiding” is van het maatschappelijk<br />
gebeuren van een gemeente (op een bepaald moment in de tijd) waarbij de in het structuurplan ontwikkelde visie de leidraad vormt. Hierdoor<br />
probeert men een betere “bewoonbaarheid” (kwaliteit van leven en wonen), “bereikbaarheid” (verkeer en vervoer) en “bestuurbaarheid” te<br />
bereiken. 2<br />
2 Zie “Wonen of Wijken”, Jan Tanghe, Sieg Vlaeminck, Hugo Vanderstadt - I.C.A.S.D. Brussel, 1979
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 3<br />
1.1.2. WERKEN MET ‘RUIMTE’<br />
Werken met ruimtelijke structuur is één van de pijlers van de structuurplanning. De ruimtelijke structuur is het abstract geheel van relaties<br />
tussen de elementen van een bepaalde ruimte ten opzichte van de gebruikers van die ruimte. De ruimtelijk structuur is het resultaat van het<br />
samenspel tussen de natuurlijke opbouw van het fysisch systeem en de ingrepen van de mens op de ruimte. Aangezien ruimtelijke structuur<br />
gelijk is aan samenhang, is hij abstract en onzichtbaar. Men kan er enkel naar verwijzen. Deze verwijzing gebeurt met behulp van<br />
structuurbepalende elementen en wordt weergegeven in structuurschetsen.<br />
De ruimtelijke structuur wordt in belangrijke mate bepaald door achterliggende maatschappelijke en fysische verschijnselen en processen. De<br />
ruimtelijke dimensie van deze verschijnselen maakt inherent deel uit van de ruimte. Zij wordt er niet van gescheiden. Het nadenken over ruimte<br />
houdt dus denken over het materiële en het immateriële aspect ervan in.<br />
Om inzicht te krijgen in de totale ruimtelijke structuur wordt de ruimte opgedeeld in deelsystemen. Het zoeken naar deelsystemen kan<br />
gebeuren vanuit twee verschillende en complementaire invalshoeken. De ruimte kan ingedeeld worden in ‘deelstructuren’ en in ‘deelruimten’.<br />
Bij de beschrijving van deelstructuren komt telkens slechts één aspect van de maatschappelijke en fysische processen aan bod. Deze<br />
sectorbenadering heeft het nadeel dat het overzicht dreigt verloren te gaan. Deelruimten zijn deelgebieden die gekenmerkt worden door het<br />
samengaan van bepaalde functies en activiteiten en door specifieke knelpunten en potenties. Deelruimten integreren de verschillende sectorale<br />
aspecten en bekijken ze in hun onderlinge samenhang. Bij de selectie van deelruimten wordt gezocht naar één of meerdere structuurbepalende<br />
elementen en wordt gekeken welke andere elementen daarmee samenhangen. Structuurbepalende elementen zijn elementen in een ruimtelijk<br />
systeem die op een bepaald schaalniveau het meest essentieel zijn voor de interne samenhang binnen het systeem. Zonder deze elementen valt<br />
de ruimtelijke structuur weg of ziet hij er helemaal anders uit.<br />
De vertaling van de ruimte naar ruimtelijke en ruimtelijk-sectorale deelsystemen brengt duidelijkheid in de samenhang en de diversiteit binnen<br />
een plangebied. Deelstructuren leggen de nadruk op ruimtelijke samenhang en functionele scheiding, deelruimten leggen daarentegen nadruk<br />
op de ruimtelijke diversiteit en functionele integratie. Beide benaderingen vullen elkaar aan en vormen samen de best mogelijke verwijzing naar<br />
de totale ruimtelijke structuur.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 4<br />
1.1.3. HET GEMEENTELIJK STRUCTUURPLAN ALS ONDERDEEL VAN EEN RUIMER GEHEEL<br />
Volgens het Planningsdecreet dienen de structuurplannen van de lagere overheden zich te richten naar deze van de hogere overheden. Dit<br />
proces kent drie niveaus, zowel in de ruimte als in de tijd :<br />
DE DRIE NIVEAUS IN DE RUIMTE ZIJN:<br />
Planning op macro-schaal<br />
Structuurplanning op het niveau van Vlaanderen door het Vlaams Gewest.<br />
Planning op meso-schaal<br />
Structuurplanning op provinciaal niveau.<br />
Planning op micro-schaal<br />
Structuurplanning op gemeentelijk niveau. Daarbij moet men onderscheid maken tussen de planning over het gehele grondgebied van de<br />
gemeente (wat een gemeentelijk structuurplan beoogt) en de planning op het niveau van buurten, woonkernen, open ruimten enz. .<br />
DE DRIE NIVEAUS IN DE TIJD ZIJN :<br />
Lange termijnplanning: aan de hand van een ontwikkelingsmodel wordt de filosofie en het beleid voor een welbepaald leefgebied<br />
uitgestippeld.<br />
Middellange termijn planning: in een ontwikkelingsplan wordt deze filosofie concreter toegepast op de reële situatie van het gebied.<br />
Actieplanning: in een actieplan worden alle voorstellen concreet omgezet in uitvoeringsplannen en uitvoeringsdaden voor het leefgebied.<br />
Het structuurplan voor <strong>Aarschot</strong> situeert zich op de microschaal en moet worden beschouwd als een ontwikkelingsmodel en ontwikkelingsplan<br />
voor het gehele grondgebied van <strong>Aarschot</strong>. Daarnaast zal het ontwikkelingsplan ondersteund en aangevuld worden zowel door actieplanning<br />
als door deelplanning voor specifieke gebieden in <strong>Aarschot</strong>.
²<br />
R<br />
U<br />
I<br />
M<br />
T<br />
E<br />
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 5<br />
TIJD<br />
RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN AARSCHOT
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 6<br />
1.1.4. DRIESPORENPLANNING<br />
Structuurplanning is een planningsstrategie gericht op de realisatie van een aantal concrete maatregelen. Er is samenwerking vereist tussen<br />
politici, administratie, planners en de bevolking, opdat een breed draagvlak kan ontstaan. Hiervoor wordt gelijktijdig op drie sporen gewerkt<br />
wat het mogelijk maakt om een langetermijnsvisie te ontwikkelen, strategisch in te haken op de werkelijke situatie en ondertussen met alle<br />
betrokkenen voortdurend en intensief te communiceren. Zo kunnen deelprojecten en actieplannen ontstaan die gekaderd kunnen worden<br />
binnen een ruimere context.<br />
Schema: De drie sporen van het planningsproces<br />
Spoor 1<br />
Spoor 2<br />
Spoor 3<br />
maatschappelijke<br />
waarden<br />
detectie problemen en<br />
potenties<br />
emancipatorisch<br />
werken: betrekken van<br />
bevolking en actieve<br />
groepen bij de<br />
planvorming<br />
knelpuntenbehandeling<br />
op korte termijn
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 7<br />
SPOOR 1: visievorming<br />
De visievorming op lange termijn is gebaseerd op de bestaande ruimtelijke toestand met zijn problemen en potenties, de dynamiek naar de<br />
toekomst toe en het maatschappelijke waarden- en normenpatroon. De visie wordt vertaald in een aantal basisdoelstellingen die verwijzen<br />
naar de ruimtelijke aspecten van het maatschappelijk functioneren en verband houden met de ecologische, de economische en de sociaalculturele<br />
aspecten van dit maatschappelijk functioneren.<br />
De visie wordt uitgedrukt in een aantal ruimtelijke principes en concepten. Een concept geeft de principes van de visie kernachtig en bondig<br />
weer. Concepten zijn dus eigenlijk een vereenvoudigde weergave van de visie in ruimtelijke taal.<br />
De langetermijnvisie is nodig als kader voor de korte termijn oplossingen.<br />
SPOOR 2: korte termijn oplossingen<br />
Het proces van visievorming is per definitie nooit af. Maatschappij, waarden en normen veranderen continu. Ondertussen mogen de kansen en<br />
problemen op korte termijn niet uit het oog verloren worden.<br />
Het aanpakken van concrete problemen en potenties helpt bij de toetsing en bijsturing van de langetermijnvisie. De twee sporen zijn<br />
gekoppeld. Door in te pikken op actuele problemen en kansen wordt de visie mee gevormd.<br />
Een concreet probleem kan een aanknopingspunt zijn om een samenwerking met de plaatselijke bevolking op te starten. Inspraak geeft plannen<br />
een hogere realiteitswaarde en vergroot het draagvlak ervan.<br />
SPOOR 3: communicatie<br />
De organisatie van deze inspraak is het derde spoor. Het organiseren van dwarsverbanden tussen de verschillende partners (inwoners en<br />
gebruikers van de grond, planners, ambtenaren en politici) in de structuurplanning is hier belangrijk. In de stuurgroep en tijdens hoorzittingen<br />
met de ruimere bevolking worden mensen samengebracht met als doel uitwisseling van informatie, overleg en ontstaan van wederzijds begrip.<br />
De drie sporen zijn sterk met elkaar verweven.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 8<br />
1.1.5. SUBSIDIARITEITSBEGINSEL<br />
Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan <strong>Aarschot</strong> onderschrijft het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en richt zich naar de opties genomen<br />
op de hogere planniveau’s.<br />
De verdeling van taken voor de verschillende beleidsniveaus steunt op het subsidiariteitsbeginsel. Dit betekent dat:<br />
− De beleidsmateries worden toegekend aan het geëigende niveau.<br />
− Ieder niveau het instrumentarium gebruikt dat aangepast is aan zijn niveau.<br />
− Permanent overleg nodig is tussen de niveaus om de onderlinge integratie te verzekeren.<br />
1.1.6. JURIDISCHE DRAAGWIJDTE<br />
Het Decreet houdende de Ruimtelijke Planning van 24 juli 1996 bepaalt dat ruimtelijke structuurplannen moeten bestaan uit drie delen : een<br />
informatief gedeelte, een richtinggevend gedeelte en een bindend gedeelte.<br />
∗ het <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> omvat het doelgericht onderzoek van de bestaande ruimtelijke structuur, te verwachten evoluties, ruimtelijke<br />
potenties, enz. en een probleemanalyse welke gelijktijdig verloopt met de ontwikkeling van een aantal doelstellingen. Dit omvat dus de<br />
bestaande ruimtelijke structuur en de prognoses.<br />
∗ het RICHTINGGEVEND <strong>GEDEELTE</strong> formuleert de beleids- en actievoorstellen die het resultaat zijn van het toetsen van de doelstellingen aan<br />
de ruimtelijke en functionele knelpunten. Dit geeft de gewenste ruimtelijke structuur.<br />
∗ het BINDEND <strong>GEDEELTE</strong> tenslotte omvat een aantal concrete beslissingen betreffende de ruimtelijke ordening. Het zijn bindende<br />
bepalingen voor alle administratieve overheden.<br />
Alhoewel alle onderdelen een afzonderlijke waarde hebben, vormen zij samen het ruimtelijk structuurplan.<br />
De gewenste ruimtelijke structuur is richtinggevend voor de overheid. Er kan hier alleen met een gemotiveerde beslissing van worden<br />
afgeweken. De bindende bepalingen vormen het kader voor de maatregelen waarmee de gemeente de gewenste ruimtelijke structuur wil<br />
realiseren.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 9<br />
Het ruimtelijke structuurplan is geen basis voor de verlening of weigering van een (bouw)vergunning, het heeft dus geen verordenende kracht<br />
ten aanzien van de burger. Het Structuurplan heeft dus geen directe impact op de burger maar is indirect wel bepalend naar de toekomst. De<br />
Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (RUP’s) moeten immers opgesteld worden conform het structuurplan en zullen wel verordenende kracht<br />
hebben voor de burger.<br />
1.2. SAMENWERKINGSVERBAND EN PROCESVERLOOP<br />
1.2.1. SAMENWERKINGSVERBAND<br />
De opmaak van het Ruimtelijk Structuurplan <strong>Aarschot</strong> is een gezamenlijke taak van de gemeente en haar bevolking, de ontwerper, de sectoren<br />
en de bovengemeentelijke overheden. Het structuurplan wordt opgemaakt door een extern ontwerper, Groep Planning, in nauwe<br />
samenwerking met het gemeentebestuur.<br />
Het belangrijkste forum voor deze samenwerking is de kerngroep. Hierin zetelt een vertegenwoordiger van het College, vertegenwoordigers van<br />
de gemeentelijke administratie en van de ontwerper nl.:<br />
• de schepen van Ruimtelijke Ordening, André Peeters<br />
• de stadssecretaris, Louis Lauwers<br />
• het diensthoofd Openbare Werken, Hubert De Keyser<br />
• het diensthoofd Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu, Geert Wijns<br />
• het studiebureau Groep Planning<br />
De kerngroep werkt in voortdurende wisselwerking met de GECORO (Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening) waarin<br />
vertegenwoordigers van de bevolking, van verschillende politieke fracties en van de adviesraden e.d. zitting hebben De ideeën van de<br />
kerngroep worden er getoetst aan de inzichten die leven bij de bevolking en hun vertegenwoordigers.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 10<br />
1.2.2. PROCESVERLOOP<br />
INHOUD TIMING<br />
Verkennende fase<br />
Brainstormsessies met bevoorrechte getuigen april 1998<br />
Oprichting van de kerngroep juni 1998<br />
Opmaak van een intentie- en knelpuntennota door de plangroep augustus 1998<br />
Opmaak Startnota<br />
Inventarisatie, interpretatie en evaluatie van bestaande studies<br />
Inventarisatie, interpretatie en evaluatie van de bestaande ruimtelijke structuur september 1998 – juni 1999<br />
Oprichting van de Gemeentelijke Commissie van Advies<br />
Overleg Startnota<br />
Overleg en voorstelling van de Startnota aan de Gemeentelijke Commissie van Advies 9 augustus 1999<br />
1 ste BESTUURLIJK OVERLEG: overleg met betrekking tot de startnota met provincie Vlaams-Brabant en Vlaams Gewest 27 oktober 1999<br />
1 ste ALGEMENE INFORMATIEVERGADERING: Overleg en voorstelling van de startnota aan de bevolking 30 mei 2000<br />
Opmaak voorlopig ontwerp structuurplan, of richtnota<br />
Aanvulling van de bestaande ruimtelijke structuur (deelstructuren en deelruimten) aan de hand van een aantal deelstudies nl.<br />
woningbehoeftenstudie, open-ruimte studie en bedrijvigheid<br />
Opmaak van een eerste voorontwerp van gewenste ruimtelijke structuur juni 2000 – december 2000
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 11<br />
Overleg eerste voorontwerp structuurplan, of richtnota<br />
Algemene voorstelling aan de GECORO 25 juni 2001<br />
Overleg en voorstelling van de woningbehoeftestudie aan de GECORO 27 augustus 2001<br />
Overleg en voorstelling van de open-ruimte studie aan de GECORO 10 september 2001<br />
Overleg en voorstelling van de deelstudie bedrijvigheid aan de GECORO 24 september 2001<br />
Algemene bespreking GECORO 19 november 2001<br />
Opmaak voorontwerp structuurplan<br />
Januari 2002 – oktober 2003<br />
Bewerking van de richtnota of het voorlopig ontwerp naar de vorm van een ontwerp structuurplan met een informatief, indicatief of<br />
richtinggevend en bindend gedeelte. Daarbij werd het GRS onder meer aangepast aan wijzigingen in het PRS Vlaams-Brabant.<br />
Overleg voorontwerp structuurplan<br />
In augustus 2003 werd een structureel overleg met de hogere overheden georganiseerd.<br />
Elke inwoner kreeg een infobrochure er werd in elke deelgemeente een informatievergadering georganiseerd:<br />
Langdorp 9 december 2003<br />
Gelrode 11 december 2003<br />
<strong>Aarschot</strong> 16 december 2003<br />
Rillaar 18 december 2003<br />
Tegelijk met de afwerking van het structuurplan werden een aantal concrete projecten opgestart die kaderen binnen de krachtlijnen die in het<br />
GRS werden uitgezet. Het betreft het stadsvernieuwingsproject ’s Hertogenmolens & Amerstraat en het strategisch project Witte Molen. Deze<br />
projecten vormen een concrete verderzetting en invulling van het ruimtelijk beleid van de stad <strong>Aarschot</strong>.
Officiële procedure<br />
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 12<br />
Op 16 september 2004 werd een plenaire vergadering georganiseerd met vertegenwoordigers van de stad <strong>Aarschot</strong>, de provincie Vlaams-<br />
Brabant, het Vlaams Gewest en het ontwerpbureau.<br />
In zitting van 25 november 2004 stelde de gemeenteraad het ontwerp van gemeentelijk ruimtelijk structuurplan <strong>Aarschot</strong> voorlopig vast.<br />
Het ontwerp werd onderworpen aan een openbaar onderzoek dat geopend werd op 2 februari 2005 gedurende 90 dagen tot en met 2 mei<br />
2005. Gedurende die periode hadden de burgers de kans om hun bezwaren en opmerkingen aangetekend of tegen ontvangstbewijs te<br />
formuleren ten overstaan van de gemeentelijke commissie van advies. Het openbaar onderzoek werd reeds op 16 december aangekondigd op<br />
de daarvoor voorziene plaats. Daarnaast werd het openbaar onderzoek aangekondigd in 8 kranten en in het Belgisch Staatsblad (17/12/2004).<br />
Alle inwoners van <strong>Aarschot</strong> kregen ook een infobrochure in de bus waarin het GRS kort werd toegelicht. Tevens werden tijdens die periode alle<br />
belangstellenden uitgenodigd op een informatievergadering die doorging op woensdag 2 maart 2005 in het CC Het Gasthuis te <strong>Aarschot</strong>.<br />
De bezwaarschriften werden besproken en beoordeeld door de GECORO in zitting van 16 juni 2005 en 4 augustus 2005.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 13<br />
2. PROFIEL VAN DE GEMEENTE<br />
2.1. SITUERING<br />
<strong>Aarschot</strong> bevindt zich in het noordoosten van de provincie Vlaams-Brabant . Het grenst aan de provincie Antwerpen en ligt tussen de steden<br />
Leuven en Diest. De stad <strong>Aarschot</strong> behoort tot het arrondissement Leuven.<br />
<strong>Aarschot</strong> is gelegen langs de A2, verbindingsweg tussen E40 (Oostende - Brussel - Luik) en E313 (Antwerpen - Hasselt - Luik). Via de oost-west<br />
georiënteerde A2 is er een snelle verbinding met Leuven en Diest en naar het noorden toe leiden de N10 en N19 respectievelijk naar Lier en<br />
Geel.<br />
<strong>Aarschot</strong> wordt begrensd door de volgende gemeenten en fysische elementen:<br />
- in het noorden Herselt met over de volledige lengte van de gemeentegrens de Kalsterloop / Herseltse Loop;<br />
- in het oosten Scherpenheuvel-Zichem (met deelgemeenten Messelbroek en Testelt), de gemeentegrens loopt gedeeltelijk<br />
langs de Demer en de Ossebeek;<br />
- in het zuiden Tielt-Winge en Holsbeek (met deelgemeente Nieuwrode), de gemeentegrens loopt parallel met en ten zuiden<br />
van de A2;<br />
- in het westen Begijnendijk (met deelgemeente Betekom) en Rotselaar (met deelgemeente Wezemaal), begrensd door de<br />
Wijngaardberg, de Middelberg en de Demer;<br />
<strong>Aarschot</strong> bestaat uit vier deelgemeenten namelijk Gelrode, Langdorp, Rillaar en <strong>Aarschot</strong>.<br />
2.2. ENKELE KENCIJFERS<br />
De fusiegemeente <strong>Aarschot</strong> heeft een totale oppervlakte van 6.251 ha. Op 1 januari 2003 telde <strong>Aarschot</strong> 27.664 inwoners. De<br />
bevolkingsdichtheid van <strong>Aarschot</strong> is 442,5 inwoners per km².<br />
<strong>Aarschot</strong> is van oudsher een pendelgebied. Van de actieve bevolking is 36% buiten de eigen regio tewerkgesteld (waarvan Brussel het meeste<br />
werknemers aantrekt).
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 14<br />
KAART 1- SITUERING
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 15<br />
3. HISTORISCHE SCHETS<br />
De huidige ruimtelijke structuur van <strong>Aarschot</strong> is niet los te koppelen van de historische groei van de stad. Daarom geven we een beknopte<br />
weergave van de ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis van <strong>Aarschot</strong> alvorens de bestaande structuur te beschrijven.<br />
<strong>Aarschot</strong> wordt voor de eerste maal vermeld in 1107 als Arescod. Deze naam is afgeleid van de Germaanse woorden: arnu- (=arend) + skauta<br />
(=bebost stuk hoger gelegen land, uitspringend in een moerassig terrein). Deze verklaring past uitstekend in de <strong>Aarschot</strong>se topografie.<br />
De eerste landbouwnederzettingen dateren uit de Ijzertijd (750-450 BC) met de inwijking van de Kelten. Na de overheersing door Rome,<br />
bepaalden de immigraties van Franken het cultuurlandschap danig in Vlaanderen. De Frankische nederzettingen waren gelegen in de nabijheid<br />
van valleien op drogere en relatief vruchtbare gronden. Rond de nederzettingen bevonden zich de gemeenschappelijk ontgonnen akkers. Ze<br />
vormden een aaneengesloten complex zonder scheidingskanten, -wegen of -akkers. Rond deze tijd werden ook de eerste bossen en heiden<br />
ontgonnen. De gronden die beter voor landbouw geschikt waren bleken reeds allen in gebruik te zijn. Nieuwe ontginningen gebeurden ook<br />
vaak op vochtiger gronden, waarbij de waterafvoer vergroot werd.<br />
De volle middeleeuwen worden gekenmerkt door een grote ontginningsbeweging. De bevolking neemt in de 11 de en 12 de eeuw sterk toe, zodat<br />
nieuwe landontginningen nodig zijn. De ontginningen uit die periode worden gekenmerkt door een individuele aanpak, die een verspreid<br />
bewoningsbeeld opleverde. Dit gebeurde enerzijds door kleine boeren op een spontane en weinig geplande manier, en anderzijds op een<br />
systematische wijze door kapitaalkrachtige grootgrondbezitters. De ontginningen in het Hageland werden sterk bepaald door het reliëf en de<br />
waterhuishouding. De wegen volgden de voetrand van de langgerekte heuvels en hierlangs ontwikkelden zich rijdorpen. De drassige<br />
valleigronden dienden voor hooi- en weiland, de hellingen werden onder cultuur gelegd. De heuvelruggen bleven bebost. Ook het Kempische<br />
heuvelland bleef relatief dicht bebost. Het betrof gemengde loofbossen. Dit belette niet dat hier ook grote heidevelden en kleinere relicten tot<br />
na de middeleeuwen bleven bestaan. In die periode groeit de stad <strong>Aarschot</strong> tot een graafschap dat rond 1200 de eerste omwallingen voorzag<br />
aan de zuidwestkant. In de 13de eeuw werd <strong>Aarschot</strong> een economisch knooppunt dankzij een opbloei in de handel en nijverheid. In de late<br />
middeleeuwen bezat <strong>Aarschot</strong> een bloeiende lakenindustrie. Zoals gesteld speelden de land- en waterwegen, en in het bijzonder de Demer,<br />
een belangrijke rol. Ten behoeve van de scheepvaart en de aandrijving van watermolens werden in die tijd al voortdurend kanalisatiewerken<br />
uitgevoerd.<br />
In de 18de eeuw kwam er voornamelijk onder invloed van de bevolkingsaangroei een tweede ontginningsgolf. Grootgrondbezitters zetten heide<br />
vooral om in naaldbos, kleine eigenaars tot landbouwgrond. Om het private karakter van de grond aan te duiden en ter onttrekking ervan aan<br />
het vrij gebruik door de dorpskudde werden ze afgesloten, doorgaans door het optrekken van aarden dammen. Ook werden wegen aangelegd<br />
en grachten getrokken, soms om een uitgestrekt moeras te ontwateren.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 16<br />
Hoewel er tegen het einde van de 18de eeuw al behoorlijk wat handel en nijverheid bestond, was de hoofdactiviteit van de bevolking nog<br />
steeds landbouw. Deze landbouw was op een bepaalde manier georganiseerd, afhankelijk van de bodemsamenstelling. Uit de Ferrariskaart<br />
blijkt duidelijk hoe de agrarische samenlevingsstructuur de vorm heeft bepaald van de eerste nederzettingsvormen.<br />
Ten noorden van de Demer, op de minder vruchtbare zandige grond (Zuiderkempen), werd het plaggensysteem toegepast. Plaggen was een<br />
bemestingstechniek die vanaf de late middeleeuwen tot de 18de eeuw algemeen toegepast werd in zandstreken. Heidezoden werden<br />
afgestoken en dienden als strooisel in de stallen (potstal). Na geruime tijd werden de plaggen, gemengd met mest van de dieren op het land<br />
uitgestrooid, waardoor een dikkere en vruchtbare teeltlaag gevormd werd. De toepassing van dit systeem gedurende honderden jaren gaf<br />
aanleiding tot een zichtbare ophoging van de akkers.<br />
De nederzettingsstructuur werd ook in belangrijke mate bepaald door dit plaggenstelsel. Op de graaf de Ferrariskaart vinden we ten noorden<br />
van de Demer een fijnmazig raster van met hagen omzoomde akkers met hierin regelmatig verspreid woningen. Het plaggen vereiste namelijk<br />
een intensief bewerken van een (bijgevolg) relatief kleine akker met boerderij en stallingen in de onmiddellijke omgeving. De plaggen werden<br />
op een groter perceel grond gestoken, dat eveneens diende als weiland voor het vee. Door het plaggen en de begrazing ontstonden de arme<br />
heidegronden. Op sommige plaatsen vinden we woonconcentraties, al dan niet ondersteund door een kerk of kapel. (Langdorp, Gijmel, Savel,<br />
Wolfsdonck)<br />
Langsheen de grote waterlopen had men een continu gebied met moerassige weilanden. Twee van deze gebieden, de Demervallei en de<br />
Herseltse Loop, vloeien parallel met elkaar langsheen de oost-westas. De Mottevallei, volgens de noord-zuidas georiënteerd, haakt in op de<br />
Demervallei. Deze vormt een brede strook van drassige gronden, die dienst deden als extensieve hooigronden (beemden) en in de winter onder<br />
water stonden.<br />
Het noordelijk Hageland was ten tijde van Ferraris nog grotendeels bebost. We herkennen reeds ‘s Hertogenheide ten zuiden van <strong>Aarschot</strong>. In<br />
dit bebost gebied kunnen we op de vlakkere gedeelten een aantal ‘open kamers’ onderscheiden, waar akkerbouw bedreven wordt en<br />
nederzettingen gevestigd zijn. De vruchtbare grond (zandleem) geeft er aanleiding tot grotere akkers, ook hier bevinden de woningen zich<br />
direkt bij hun akker. In tegenstelling tot de regelmatige spreiding van de bebouwing in het noorden, merken we hier een sterkere concentratie<br />
rond een dorpskern, per open kamer één: Gelrode, (Nieuwrode), Haterbeek, Rillaar, Montenaeken en Rommelaer. Met uitzondering van de<br />
zuidelijke flank van <strong>Aarschot</strong>-stad zijn alle hellingen bebost. Er zijn tal van holle wegen te onderscheiden.<br />
De stad <strong>Aarschot</strong> is matig aangegroeid in noordelijke richting (Schaluyn, Gasthuys Bemden, Het Wit Huys) tot aan de ‘Porte de Lierre’. De<br />
afbraak van alle landelijke versterkingen en vestigingsmuren in 1782 vormde de aanzet tot langzame expansie van <strong>Aarschot</strong>. In zuidelijke
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 17<br />
richting was er geen uitbreiding vanwege de flank. Ook in de landelijke gebieden is er een sterke groei in Gelrode en gespreid in de volledige<br />
zone ten noorden en oosten van de stad.<br />
Korrels zijn verworden tot linten, weliswaar met een veel opener karakter dan de huidige lintbebouwing: tussen de huizen is het achterliggende<br />
landschap steeds waarneembaar. Lichte concentraties vinden we terug aan kerken en kapellen en aan kruispunten. Opmerkelijk is het ontstaan<br />
van de lintbebouwing langs de Liersesteenweg (Barrière) en het versterken van bestaande linten:<br />
- ten noorden van de Demer: Gijmel en Homberg<br />
- ten zuiden: Haterbeek, Opstal, Middelborg, Rommelaer, Rillaar en Montenaken.<br />
Een confrontatie van de bebouwing met de eerste hoogtelijn (15m) buiten het alluvium vormt een duidelijk beeld van de destijds gehanteerde<br />
bouwlogica. Waterzieke gronden werden systematisch geweerd.<br />
Op de kaart van 1854 blijkt duidelijk dat er heel wat infrastructuurwerken plaatsvonden. Steenwegen werden (her)aangelegd. Er kwamen rechte<br />
verbindingen ter vervanging van bestaande wegen of op nieuwe plaatsen. De Demer werd rechtgetrokken buiten de stad, langs de flank van de<br />
Doornberg en aan Meetshoven. Tenslotte werd de spoorlijn met het station aangelegd.<br />
Vele heidegebieden zijn verdwenen ten gevolge van natuurlijke opslag (bosgroei). De ontginning van de heide kan historisch verklaard worden.<br />
Boeren konden sinds de intrede van betere landbouwtechnieken de gronden rendabeler in gebruik nemen. Bovendien verloor de heide voor<br />
een deel haar economische rol door de opkomst van goedkope Australische wol. Heide werd omgezet in landbouwgrond (waar economisch<br />
rendabel) en bos (voornamelijk grove den in functie van de opkomende mijnbouw). De structuur van het bosgebied ten zuiden van <strong>Aarschot</strong><br />
werd doorbroken ter hoogte van het gehucht Dubbeek. Op de tertiaire gronden van het Kempische heuvelland werden reeds uitgestrekte<br />
naaldboscomplexen aangelegd.<br />
De wederopbouw na de Eerste Wereldoorlog kreeg vorm in de urbanisatie-plannen van architect Pladet. Zijn Algemeen Plan van Aanleg was<br />
bijzonder ambitieus maar in feite niet aangepast aan het kleinstedelijke karakter van het toenmalige <strong>Aarschot</strong>.<br />
Globaal genomen, kan men voor die periode stellen dat ten noorden van de Demer het landschap bepaald wordt door naaldhoutaanplantingen.<br />
Ten zuiden van de Demer zijn dit grotendeels loofbossen. Landbouwontwikkeling werkt versnippering van het bosarsenaal in de hand. Vanaf<br />
de 20ste eeuw is er een gestage afname van het aandeel cultuurgrond.<br />
De grote expansie komt er na 1950. Nabij de Elisabethlaan ontstaat een geheel nieuwe woonwijk. Hiermee wordt een aanzet gegeven voor het<br />
dichtbouwen van de noordwestelijke gebied ten opzichte van sikkelvormige bebouwing van <strong>Aarschot</strong> langsheen de Gasthuisstraat en Schaluin.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 18<br />
Aan de voet van de Doornberg bouwt men de Staeylandenwijk. In de Ourodenberg ontstaat de wijk “Witte Bergen”. Langsheen de Langdorpse-<br />
en Gijmelsesteenweg groeit de wijk Nonnenlanden.<br />
De aanplanting van boomgaarden kent in de jaren ’50 een hoogtepunt. Heden is hun oppervlakte tot de helft teruggevallen. Sinds 1900 is er<br />
steeds minder weiland in cultuur, wat deels gepaard gaat met toename van bio-industrie (pluimveekwekerijen), maar tevens met een toename<br />
van de residentiële woonwijken en bosbouw.<br />
De aanleg van een industrieterrein tussen de Betekomsesteenweg en de nieuwe Ter Heidelaan wordt een feit. Tussen de Demer en de<br />
Leuvensesteenweg groeit de ambachtelijke zone “Nieuwland”. Teneinde de stad te ontlasten van doorgaand verkeer worden de oostelijke en<br />
westelijke omleiding aangelegd.<br />
Vanaf de jaren ’60 veranderde het landschap in de Demervallei grondig. De scheepvaart op de Demer was er allang niet meer. Na belangrijke<br />
hoogwaterproblemen in 1966 kwam bij het rivierbeheer de klemtoon volledig op versnelde afvoer te liggen stroomafwaarts vanaf Diest. De<br />
winterse overstromingen die sinds mensenheugenis de beemden blank zetten, werden niet meer getolereerd. De Demer werd verder<br />
rechtgetrokken, verdiept en tussen hogere dijken aangelegd. De relatie tussen de rivier en haar vallei werd verbroken. De stuwen raakten in<br />
verval. Daardoor werd het water in de zomer niet meer opgehouden en zakte het Demerpeil enkele meters onder het waterpeil, zodat de<br />
waterhuishouding ontregeld werd en verdroging optrad. Natuur en landbouw kwamen in problemen, coupures verloren hun natuurlijke fauna<br />
en flora en werden voor oneigenlijke doeleinden gebruikt (stortplaats, weekendverblijf, hengelsport, …). De recente overstromingen (najaar<br />
1998, e.a.) hebben nogmaals het belang onderstreept van een integrale aanpak van de waterhuishouding.<br />
Uit bovenstaande studie van de historische ontwikkeling van het landschap en de nederzettingen blijkt de relativiteit van de huidige ligging van<br />
groene of open ruimtes. Bossen zijn doorheen de geschiedenis gekapt voor landbouwgrond, terug aangegroeid, ontgonnen of als explotie<br />
aangeplant, soms zelfs met een omkering van het landschap tot gevolg. De landbouwtechnieken, maatschappelijke en sociale invloeden en<br />
eigendomsstructuren bepalen het huidige voorkomen van bossen en landbouwgebied. Een factor die doorheen de tijden van menselijke<br />
interventie niet aan belang heeft ingeboet, is de bodemgesteldheid: samenstelling en vochtgehalte.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 19<br />
KAART 2- FERRARISKAART
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 20<br />
4. DE BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR OP BOVENGEMEENTELIJK NIVEAU<br />
De beschrijving in dit hoofdstuk geeft aan welke elementen van bovengemeentelijk niveau structurerend zijn voor de ruimtelijke structuur van<br />
de gemeente. De gemeente kan immers niet geïsoleerd van de buurgemeenten en de regio gezien worden. De belangrijkste bovengemeentelijke<br />
structurerende elementen voor <strong>Aarschot</strong> zijn de Demervallei als deel van het volledige Demerbekken, de overgang tussen de landschapsstreken<br />
Zuidelijke Kempen/ Droog Hageland en de verschillende infrastructuren.<br />
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen duidt rivier- en beekvalleien aan als dominante structurerende elementen van de open ruimte.<br />
<strong>Aarschot</strong> is gelegen in een groot aaneengesloten open-ruimte-gebied, dat op macroschaal gestructureerd wordt door de Demervallei en de<br />
Mottevallei. De Demervallei is het grootste en meest gevarieerde natuurcomplex van beekvalleien in Vlaanderen.<br />
De Demervallei ter hoogte van <strong>Aarschot</strong> is gelegen op de scheiding van twee landschapsstreken: de Zuidelijke Kempen en het noordelijk of<br />
Droog Hageland. Kenmerkend zijn de typische heuvelruggen die op dominerende wijze het fysisch beeld van de omgeving bepalen. Deze<br />
natuurlijke structuren hebben een oost- west oriëntatie.<br />
De stad <strong>Aarschot</strong> ligt enigszins in de schaduw van het stedelijk kerngebied Antwerpen-Brussel-Gent-Leuven en de “patchwork- verstedelijking”<br />
langsheen de internationale infrastructuurassen. Het kerngebied Antwerpen- Brussel- Gent- Leuven wordt de Vlaamse Ruit genoemd en heeft<br />
morfologische en functionele kenmerken van een netwerk op internationaal niveau. <strong>Aarschot</strong> ligt net buiten die zogenaamde Vlaamse Ruit.<br />
<strong>Aarschot</strong> ligt ook buiten de stedelijke ontwikkeling met een gefragmenteerd karakter in Midden-Limburg, de zogenaamde “patchwork-<br />
verstedelijking”, langs het Albertkanaal en de autosnelwegen E313 en E314. In dit gebied ten oosten van de as Brussel-Antwerpen vormen<br />
<strong>Aarschot</strong> en Diest stedelijke kernen van een duidelijk hogere hiërarchische orde dan de omliggende gemeenten. In 1999 voerde de GOM<br />
Vlaams- Brabant een studie uit naar de ruimtelijk- economische typologie van de Vlaams- Brabantse gemeenten. Door middel van een<br />
clusteranalyse werden gemeenten gegroepeerd volgens hun sociaal- economisch profiel. <strong>Aarschot</strong> en Diest behoren samen met Asse, Halle en<br />
Tienen tot eenzelfde cluster. Gemeenten van deze cluster hebben volgende kenmerken: een modaal inkomen en veel bedrijvigheid, met een<br />
specialisatie in tertiaire activiteiten (handel en diensten). <strong>Aarschot</strong> kan als economisch knooppunt worden aanzien in een groot aaneengesloten<br />
open-ruimtegebied.<br />
In het kader van de tertiaire activiteiten, situeren we op 9 km ten zuiden van <strong>Aarschot</strong>, het zogeheten ‘Gouden Kruispunt’ te Sint Joris Winge dat<br />
met zijn 33.000m² commerciële oppervlakte een belangrijke concurrent is van het <strong>Aarschot</strong>se winkelapparaat.<br />
Tenslotte zijn enkele infrastructurele voorzieningen van bovengemeentelijk niveau structuurbepalend. Op Vlaams niveau zijn volgende<br />
wegeninfrastructuren structuurbepalend : de autosnelwegen, de autowegen en de gewestwegen die de steden en de concentratiegebieden van
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 21<br />
economische activiteiten ontsluiten, met elkaar verbinden en de verbinding met de steden en de concentratiegebieden van economische<br />
activiteiten in Wallonië, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Nederland, Frankrijk en Duitsland verzorgen. Een aanzienlijk deel van de<br />
autosnelwegen of A-wegen in Vlaanderen maakt deel uit van de structuurbepalende wegeninfrastructuur op Noord-West-Europees niveau.<br />
<strong>Aarschot</strong> is met name gelegen aan de autosnelweg A2/E314 Brussel-Leuven-Aken.<br />
De verbinding (Antwerpen) - <strong>Aarschot</strong> - Hasselt - Montzen is voor het goederenverkeer een structuurbepalende spoorwegverbinding op Vlaams<br />
niveau. <strong>Aarschot</strong> bevindt zich in het spoorwegennet op een knooppunt met verbindingen naar Antwerpen, Leuven en Hasselt.<br />
Langsheen de Demer loopt van oudsher een belangrijke route. Werchter, <strong>Aarschot</strong>, Zichem, Diest, Halen, Herk-de-<strong>Stad</strong> en Hasselt vormen<br />
samen een dichte keten van kernen in de Demervallei. De wegeninfrastructuur verloopt dan ook parallel met de Demer. De steenwegen<br />
Leuven-<strong>Aarschot</strong> en <strong>Aarschot</strong>-Diest over Scherpenheuvel ontdubbelen langs de zuidzijde in feite de reeds eerder gerealiseerde verbindingen<br />
langsheen de noordflank van de Demer. Om de grote overbruggingen van het niveau te vermijden volgt ook de spoorweg in grote lijnen de<br />
vallei. Zodoende onstond een bundel van parallelle infrastructuurlijnen. Deze verbindt hiermee evenwel een serie van kernen die telkens zijn<br />
gelegen op de enkele punten waar een oversteek over het water is gerealiseerd. <strong>Aarschot</strong> en Diest zijn hierbij de belangrijkste kernen. Als stad<br />
slaan zij de brug over de vallei en fungeren dus als overgang tussen het Hageland en de Kempen. De kernen ontlenen aan die functie van brug<br />
over de vallei hun betekenis en morfologische structuur. De recent aangelegde A2/E314 is een bijkomende lijn in de aangehaalde bundel<br />
parallelle infrastructuren. De autosnelweg A2 vormt de zuidelijke gemeentegrens van <strong>Aarschot</strong>. De snelweg zorgt niet alleen voor een<br />
ruimtelijke breuk, de aanleg ervan verstoort ook de waterhuishouding en zorgt voor lawaaihinder.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 22<br />
KAART 3- MACROSTRUCTUUR
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 23<br />
5. DE BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR OP GEMEENTELIJK NIVEAU<br />
De bestaande ruimtelijke structuur binnen de gemeente behandelt –zoals het begrip het zelf zegt- de wijze waarop de ruimte in de gemeente<br />
gestructureerd is. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelde men dat de bestaande ruimtelijke structuur in belangrijke mate bepaald<br />
wordt door het fysisch systeem op zich. Dit wil zeggen dat de aanwezigheid of afwezigheid van bepaalde aspecten als klimaat, bodem, reliëf en<br />
water een grote invloed heeft gehad op de ontwikkeling van een gebied. Omwille van dit grote belang gaan we in dit hoofdstuk dan ook nader<br />
in op de ontwikkelingen in <strong>Aarschot</strong> in relatie met het fysisch systeem. Daarna gaan we dieper in op een aantal deelstructuren. Deze<br />
deelstructuren verwijzen naar verschillende functies en facetten van het ruimtegebruik. De realiteit wordt op dit punt als het ware uit elkaar<br />
gehaald en sectoraal bestudeerd. In een laatste onderdeel van dit hoofdstuk leggen we de verschillende functies terug op elkaar en gaan we in<br />
op een aantal deelruimten binnen de gemeente.<br />
5.1. HET FYSISCH SYSTEEM ALS ONDERLEGGER<br />
Het fysisch systeem ligt aan de basis van de bestaande ruimtelijke structuur. Het is het geheel van eigenschappen, processen en onderlinge<br />
relaties van klimaat, geologie, reliëf, bodem, water en lucht. Zij vormen de onderlegger voor de historische ontwikkeling van <strong>Aarschot</strong>. De<br />
aanwezigheid van water, goede gronden en een aangenaam klimaat waren immers de oorzaak voor het al dan niet ontstaan van vestigingen,<br />
gehuchten, en agrarische nederzettingen; nederzettingsstructuren die aan de basis liggen van de ontwikkeling van onze huidige gemeenten en<br />
steden. Anders gezegd, het fysisch systeem is ruimtelijk structurerend voor de natuurlijke structuur, de agrarische structuur, de<br />
nederzettingsstructuur en het landschap.<br />
5.1.1. GEOMORFOLOGIE EN RELIËF<br />
Geologisch processen in het Tertiair (van 65 tot 2.5 miljoen jaar geleden) hebben het ontstaan gegeven aan de voor de streek typische<br />
heuvelruggen. De gesteenten waaruit de heuvelruggen bestaan behoren tot het Diestiaan. Deze formatie bestaat uit glauconietrijk zand, dat is<br />
afgezet in de Diestiaan-zee, die ongeveer 6 miljoen jaar geleden ter hoogte van het studiegebied zijn kustlijn had. Toen zijn afzettingen<br />
ontstaan zoals de Noordzee er nu zandbanken vormt ter hoogte van de Vlaamse kust. In de laat-tertiaire tijdsperiode trok de zee zich terug naar<br />
het noorden. Het toen nog subtropische klimaat schiep de condities tot “verijzering”: de in het glauconiet aanwezige ijzermineralen gingen zich<br />
binden met andere bestanddelen en gaven aanleiding tot de vorming van de bruine ijzerzandsteen. Dit hard gesteente is later ontgonnen als<br />
bouwsteen en zelfs als ijzererts. Toen nadien het land werd opgeheven en de insnijding van het rivierstelsel een aanvang nam, werden de<br />
structuren van de vroegere zeebodem hoe langer hoe meer in reliëf omgezet, een proces dat zich ook nu nog doorzet. Het reliëf wordt
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 24<br />
gekenmerkt door parallel zuidwest-noordoost lopende heuvelruggen (evenwijdig met de vroegere kustlijn), met op de top een erosieresistente<br />
ijzerzandsteenlaag. In het Quartair tijdvak (periode van de ijstijden) wordt deze Tertiaire basis bedekt met stuifzanden en alluviale afzettingen.<br />
Vertrekkende van de geomorfologische gegevens is het dus duidelijk dat de Demervallei dominant is in het landschap rond <strong>Aarschot</strong>. De Demer<br />
vormt een brede vallei met een dwarsprofiel van ca. 1300m te Meetshoven-Moutlaak en ca. 1800m te Vorsdonk.<br />
Verscheidene donken, soms met grote uitgestrektheid, liggen over de vallei verspreid. Donken zijn zandige hoogten van enkele aren tot<br />
verschillende hectaren groot. Er mag aangenomen worden dat het opduikingen zijn van oudere afzettingen, die niet overdekt werden door<br />
recent alluviaal materiaal. Deze donken liggen niet zomaar in de vallei verspreid, maar hebben een bepaalde schikking en geven, door hun<br />
verspreidingsgebied, aan hoe het stroomstelsel vroeger verliep. De componenten van de opstuiving uit de Demervallei zijn de duinformaties<br />
van Rotselaar en Zallaken, ‘s Hertogenbos en Meetshoven. Bij de landduinen sluiten meestal gebieden aan waaruit het materiaal werd<br />
opgestoven: deflatatie-kommen, die onder de vorm van plassen, poelen, vennen, vijvers en verlande rietgronden, verwilderde weiden of<br />
gewoonweg cultuurweiden aansluiten bij de zandaccumulaties van de duin zelf.<br />
5.1.2. HYDROLOGIE<br />
Het hydrografisch netwerk van <strong>Aarschot</strong> behoort tot 3 hoofdbekkens op Vlaams niveau:<br />
• het grootste deel van <strong>Aarschot</strong> watert af naar de Demer,<br />
• de Laak, Heilaak en Meetshovense Laak monden uit in de Dijle,<br />
• het noordelijk deel van <strong>Aarschot</strong> behoort tot het Netebekken.<br />
De Demer is dominant aanwezig in <strong>Aarschot</strong>. De rivier komt van Diest, deelt met zijn brede vallei het grondgebied van de gemeente zowat<br />
doormidden, loopt dwars door de kern en mondt tenslotte iets verder in Werchter uit in de Dijle. De belangrijkste zijrivieren of -beken situeren<br />
zich op de linkeroever:<br />
• de Motte, die van Tielt-Winge komt en door het centrum van Rillaar stroomt,<br />
• de Heilaakbeek die Gelrode ontwatert en via de Vennebeek tot aan de A2-autosnelweg reikt,<br />
• de Ossebeek, met brongebied in Scherpenheuvel-Zichem,<br />
• de Moutlaak en de Weerderlaak (waarvoor een natuurinrichtingsplan werd opgesteld).<br />
Om in de toekomst wateroverlast te vermijden dient er ruimte voor water te worden voorzien. Dit kan zowel door de natuurlijke watergebieden<br />
bouwvrij te houden of door maatregelen in te lassen waardoor bebouwde gebieden met een overstromingsrisico gevrijwaard blijven. AMINAL,<br />
Afdeling Water startte in 2000 in samenwerking met AROHM, afdeling Ruimtelijke Planning met de studie "In kaart brengen van de natuurlijke
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 25<br />
en actuele overstromingsgebieden in Vlaanderen" met als doel het creëren van een instrument dat, naast de ondersteuning van het operationele<br />
waterbeheer, toelaat de ruimtelijke planning te onderbouwen met waterhuishoudkundige aspecten. De kaarten met de van nature<br />
overstroombare (NOG) en recent overstroomde (ROG) gebieden beogen een indicatie te geven van de te vrijwaren ruimte nodig voor een goed<br />
functionerend watersysteem. Het beperken van de gevolgen van overstromingen betekent immers dat de ruimte in deze veelal valleigebieden<br />
maximaal terug wordt ingeschakeld.<br />
FIGUUR 1 : OVERSTROMINGSKAART, BRON: OC GIS VLAANDEREN<br />
3 Op basis van gedetailleerde topografische metingen van waterlopen, en hydrologische en hydrodynamische modellering.<br />
Van nature overstroombare gebieden (NOG) omvatten<br />
de ruimte die de waterlopen permanent of periodiek<br />
zouden innemen in afwezigheid van kanaliserende en<br />
beschermende infrastructuren. De NOG-kaart geeft niet<br />
noodzakelijk het actueel overstromingsrisico weer, maar<br />
is een indicatie van waar overstromingen zich in een<br />
bodemkundig-historisch perspectief hebben voorgedaan.<br />
De recent overstroomde gebieden (ROG) zijn<br />
ingetekend op basis van gegevens van overstromingen<br />
tussen 1988 en 2000. Een aanvulling van deze<br />
informatie met gemodelleerde overstromingsgebieden 3<br />
(MOG), heeft geleid tot de afbakening van risicozones<br />
voor overstroming. Dit zijn plaatsen die aan<br />
terugkerende en belangrijke overstromingen blootgesteld<br />
werden of kunnen blootgesteld worden. Het is duidelijk<br />
dat de risicozones in <strong>Aarschot</strong> vooral in de Dender- en<br />
Mottevallei te situeren zijn.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 26<br />
KAART 4– GEOMORFOLOGIE EN RELIEF
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 27<br />
Kwaliteit van de waterlopen<br />
Water van goede kwaliteit is belangrijk. Het kan bijvoorbeeld in de winter extensief beheerd grasland overstromen, in tegenstelling tot<br />
oppervlaktewater vervuild met toxische stoffen. Bovendien vereisen ecologisch waardevolle waterlopen met een goede waterkwaliteit ook veel<br />
minder onderhoud. De algemene waterkwaliteit in de grotere waterlopen van <strong>Aarschot</strong> is volgens de meetresultaten van de VMM zeer<br />
bedenkelijk.<br />
Het GNOP 4 van <strong>Aarschot</strong> komt op basis van iets oudere gegevens wat betreft de waterkwaliteit tot volgende conclusies: De Demer is sterk<br />
vervuild, ook stroomopwaarts van <strong>Aarschot</strong>. Ook de Motte komt al verontreinigd <strong>Aarschot</strong> binnen, maar de waterkwaliteit verbetert lichtjes<br />
voorbij Rillaar. De Heilaakbeek, Grote Laak en Moutlaak zijn sterk vervuild. Ook de Kalsterloop, zeker na de monding van de sterk vervuilde<br />
Mortelloop, is verontreinigd. De bovenloop van de Meetshovense Laak heeft een goede waterkwaliteit, die echter verloren gaat na<br />
samenvloeiing met de Heilaak, nabij het industrieterrein.<br />
Structuurkenmerken<br />
Naast waterkwaliteit zijn de structuurkenmerken van belang voor de vitaliteit van een waterloop. De structuur van een waterloop wordt<br />
beoordeeld op 3 kenmerken: meandering, stroom-kuilenpatroon en holle oevers. Een globale beoordeling van deze 3 parameters geeft aan of<br />
de structuur van een waterloop waardevol, matig waardevol of zwak is. Onder natuurlijke omstandigheden hebben we in het algemeen altijd te<br />
maken met min of meer meanderende beken met wisselende diepte (met stroomkuilen of een ‘pool-riffle’-patroon), die ook in doorsnede<br />
asymmetrisch opgebouwd zijn (holle en bolle oevers). Het GNOP evalueert de structuurkenmerken van de <strong>Aarschot</strong>se waterlopen als volgt:<br />
4 Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan <strong>Aarschot</strong>, APNA-VUB, 1996
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 28<br />
Structuur Waterloop<br />
waardevol Brede Motte<br />
matig Demer, stroomopwaarts van de samenvloeiing met de Grote Laak en stroomafwaarts van <strong>Aarschot</strong><br />
zwak tot matig Kalsterloop, Venneloop, Grote Laak, Weerderlaak<br />
zwak Grote Motte, Demer nabij <strong>Aarschot</strong><br />
TABEL 1: STRUCTUURKENMERKEN<br />
Bodemvochtigheid en infiltratie<br />
Bepaalde gronden zijn van nature (zeer) nat en/of lopen geregeld onder water. De belangrijkste zones die van nature regelmatig overstromen<br />
zijn valleien of alluviale gebieden. Veruit de grootste in <strong>Aarschot</strong> is de Demervallei. Die is stroomopwaarts <strong>Aarschot</strong> grotendeels onbebouwd en<br />
in gebruik voor landbouw en bos. Stroomafwaarts bevindt zich in de Demervallei de opgehoogde industriezone Nieuwland/Meetshoven/Ter<br />
Heidelaan. Vlakbij het centrum situeren zich eveneens in de alluviale vlakte van de Demer: de infrastructuur rond parking Demervallei<br />
(zwembad, sporthal, …) en de geplande uitbreiding van bebouwing in Bekaf.<br />
Naast de brede Demervallei zijn er in <strong>Aarschot</strong> nog de valleien van de andere waterlopen, die echter veel kleiner zijn qua oppervlakte. Ook<br />
deze gronden zijn echter continu vochtig en gevoelig voor hoge waterstanden. Deze valleien zijn voor het grootste deel van bebouwing<br />
gespaard gebleven, behalve in de dorpskern van Rillaar (Motte), en op plaatsen waar lintbebouwde wegen een waterloop kruisen (bijvoorbeeld<br />
Diestsesteenweg en Vliet of Ossebeek). Natte en droge gronden kunnen afgebakend worden d.m.v. de bodemkaart.<br />
5.1.3. BODEM<br />
Uit de bodemkaart van België kunnen drie fysische factoren voor de verschillende bodems afgeleid worden: de textuur, de vochttoestand en de<br />
profielontwikkeling van een bodem. In <strong>Aarschot</strong> vinden we 2 types van bodems terug: de alluviale bodems en de hellingsgronden. In het<br />
algemeen zijn de alluviale bodems meestal jonge bodems (lemige of kleiige alluviale sedimenten), zonder uitgesproken profielontwikkeling en<br />
met gleyige verschijnselen, wat wijst op een minder snelle drainering. De hellingsgronden bestaan voornamelijk uit zandleem of leem, met<br />
profielontwikkeling en zijn matig tot zwak gleyig. Ze zijn dus minder nat dan hogergenoemde alluviale bodems.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 29<br />
KAART 5- HYDROLOGIE
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 30<br />
5.2. DEELSTRUCTUREN<br />
Ruimtelijke deelstructuren verwijzen naar verschillende functies en facetten van het ruimtegebruik. De realiteit wordt op dit punt als het ware<br />
uit elkaar gehaald en sectoraal bestudeerd.<br />
Omdat een ruimtelijke structuur van een gemeente sterk afhankelijk is van de maatschappelijke ontwikkelingen en socio-economische<br />
activiteiten, wordt hier nader ingegaan op de evolutie en de huidige toestand van het wonen, de economische bedrijvigheid, de landbouw, de<br />
natuur en de mobiliteit. Als belangrijkste activiteiten bepalen ze namelijk de ruimtelijke ontwikkeling van <strong>Aarschot</strong>. Aan de hand van deze<br />
analyse kunnen alle directe of indirecte problemen vastgesteld worden, die al dan niet een repercussie hebben op de ruimtelijke ordening van<br />
<strong>Aarschot</strong>. We onderscheiden hierbij de deelstructuren die de bebouwde ruimte omvatten en de deelstructuren die vallen onder de open ruimte.<br />
De bebouwde ruimte wordt bepaald door de nederzettingsstructuur, de ruimtelijk-economische structuur, de mobiliteitsstructuur en de<br />
voorzieningenstructuur. Onder de open ruimte beschouwen we de natuurlijke structuur, de agrarische structuur en het landschap.<br />
DE BEBOUWDE RUIMTE<br />
5.2.1. DE NEDERZETTINGSSTRUCTUUR<br />
5.2.1.1. Morfologische structuur van de bebouwing<br />
5.2.1.1.1. Kernen<br />
De bebouwde ruimte van <strong>Aarschot</strong> kenmerkt zich door een stedelijke kern namelijk <strong>Aarschot</strong>-centrum en een aantal kleinere kernen, waarvan<br />
de belangrijkste Rillaar is. Deze kernen kenmerken zich door een dicht aaneengesloten bebouwing, waarbij de functies gemengd zijn.<br />
De stedelijke kern <strong>Aarschot</strong> bestaat op zich ook uit 3 verschillende zones, elk met een eigen ruimtelijke, morfologische en functionele structuur,<br />
nl:<br />
- het historisch stedelijk centrum ten oosten van de spoorlijn, gekenmerkt door een hoge densiteit, historische bebouwing, het<br />
commerciële centrum en een sterke menging van wonen met commerciële en openbare functies;<br />
- het industrieterrein ten westen van de spoorlijn;
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 31<br />
- de 20 ste eeuwse uitbreiding van het historisch centrum met een zeer amorfe ruimtelijke structuur door de sterke afwisseling van openruimte<br />
met groot- en kleinschalige nieuwsoortige stedelijke functies zoals cinema, zwembad, rustoord e.a.<br />
Langs de volledige noord- en noordoostflank komen verkavelingen, lintbebouwing en verspreide bebouwing tegen het kerngebied aanleunen in<br />
wat we verder de stedelijke nevel noemen en waartoe ook Bloemse Hoeve, Ourodenberg en Dorenberg behoren. Het zijn kernen die binnen<br />
bereikbare afstand liggen van het stadscentrum en een relatief grote bevolkingsgroei kennen. De oorspronkelijk verspreid liggende bebouwing<br />
werd in latere fase omringd door verkavelingen met nieuwbouw.<br />
Rillaar daarentegen kent een sterke uitwaaiering langsheen zowel de steenwegen als buurtwegen. Als een ster ligt de gemeente uitgespreid ten<br />
zuiden van de Demervallei. Door het hart, de verstedelijkte kern van Rillaar, wringt zich de Mottevallei.<br />
Wolfsdonk en Gelrode zijn leefgemeenschappen met een uitgesproken open en landelijk karakter. De kernen zijn weinig compact (binnen de<br />
kern komen nog belangrijke open-ruimte gebieden voor), dikwijls excentrisch gelegen en de bebouwing komt er sterk verspreid voor. Deze<br />
dorpen dragen door hun specifieke topografie elk een eigen karakter in zich, waarmee ze zich onderscheiden van de suburbane ontwikkelingen<br />
ten noordoosten van <strong>Aarschot</strong>.<br />
Gelrode ligt ten opzichte van <strong>Aarschot</strong> en de N19 ‘geborgen’ achter de Eikelberg. De bebouwing is vrij open, vlakbij de kern bevindt zich een<br />
vrij groot open veld.<br />
Tenslotte in de noordoostelijke uithoek van het grondgebied van <strong>Aarschot</strong> ligt Wolfsdonk, dat door zijn excentrisch ligging eerder aanleunt bij<br />
Herselt en Averbode. Wolfsdonk bestaat uit verspreide bebouwing over een relatief vlak terrein met een versnipperd bosgebied, waarop enkel<br />
de dorpskern een uitzondering maakt.<br />
5.2.1.1.2. Lintbebouwing<br />
Zoals op zovele plaatsen in Vlaanderen zijn de invalswegen (gewestwegen) in de loop der jaren geëvolueerd tot bebouwingslinten al dan niet<br />
met een open karakter. Binnen <strong>Aarschot</strong> is deze lintbebouwing vooral waar te nemen ter hoogte van de N19, Leuvense- en Herseltsesteenweg<br />
en evenzeer langs de N10, Diestse- en Liersesteenweg. Ook de gemeentelijke ontsluitingswegen Langdorpsesteenweg en Gijmelsesteenweg zijn<br />
quasi volledig ingenomen door lintbebouwing.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 32<br />
KAART 6– BESTAANDE NEDERZETTINGSSTRUCTUUR
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 33<br />
5.2.1.2. Zonevreemde woningen<br />
Juridische zonevreemdheid heeft betrekking op de discrepantie tussen de bestaande toestand en de toestand zoals deze in de gewestplannen is<br />
vastgelegd. Het betreft functies die niet gesitueerd zijn in de overeenkomstige bestemming (in dit geval woningen die niet gesitueerd zijn in<br />
woonzones). Zonevreemde woningen zijn gelegen buiten de woonzones op het gewestplan en buiten niet-vervallen verkavelingen.<br />
Landbouwwoningen in agrarisch gebied worden niet als zonevreemde woningen gezien, kunnen dit wel worden na stopzetting van de<br />
bedrijfsactiviteiten.<br />
Om een zicht te krijgen op de grootte van de problematiek werd op basis van de luchtfoto’s een benaderende inventaris van de zonevreemde<br />
woningen opgemaakt: alle woningen die zich niet in woongebied volgens het gewestplan situeren. We merken weliswaar op dat een deel<br />
hiervan landbouwbedrijfsgebouwen of -zetels zijn en dus niet zonevreemd zijn. Ook woningen die gelegen zijn op percelen die gedeeltelijk<br />
buiten de woonzone vallen worden in deze benaderende inventaris aangeduid, evenals woningen in niet-vervallen verkavelingen buiten de<br />
woonzone.<br />
Het aantal zonevreemde woningen wordt hier dus zeker overschat maar toch zien we dat de problematiek vrij omvangrijk is. Voorlopig komen<br />
we op een totaal van 862 woningen (ca. 7% van het totale woningenbestand). Belangrijker is de vaststelling dat ca. 480 ervan zich in een zgn.<br />
ruimtelijk kwetsbaar gebied bevindt (overwegend bosgebied) en dus vandaag slechts beperkte ontwikkelingsmogelijkheden kent. Dit is meer<br />
dan de helft van de zonevreemde woningen.<br />
De kaart geeft een indicatie van de problematiek maar moet in het kader van een RUP worden verfijnd. Op een aantal plaatsen kan men<br />
spreken van ruimtelijke concentraties, zoals nabij de op- en afrit met de A2, de Papenakkerstraat te Gelrode, Rommelaar te Rillaar, de Grotstraat<br />
(<strong>Aarschot</strong>/Ourodenberg). In de analyse van de deelruimtes, worden per gebied de zonevreemde concentraties van woningen meer<br />
gedetailleerd weergegeven.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 34<br />
KAART 7– ZONEVREEMDE WONINGEN
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 35<br />
5.2.1.3. Demografische context: bevolkingsaantallen en -evolutie<br />
In dit hoofdstuk komt de bevolkingsontwikkeling van <strong>Aarschot</strong> aan bod zoals die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. Het gaat telkens om<br />
de gegevens van de Volkstelling van 1991, tenzij anders is vermeld. Bij de beschrijving van de evoluties wordt gebruik gemaakt van de<br />
gegevens van de Volkstelling van 1981 en 1991 en van meer recente gegevens van het Rijksregister.<br />
In de komende paragrafen wordt gesproken over <strong>Aarschot</strong> en zijn deelgemeenten: <strong>Aarschot</strong>, Langdorp, Rillaar en Gelrode. De deelgemeente<br />
<strong>Aarschot</strong> duiden we voor de duidelijkheid aan met <strong>Aarschot</strong>-stad.<br />
• Op 1 januari 2003 telde <strong>Aarschot</strong> 27 664 inwoners, verspreid over de 4 deelgemeenten. Sinds 1970 kent <strong>Aarschot</strong> een groei van haar<br />
bevolking met zo’n 12%. Als we deze evolutie vergelijken met deze van het arrondissement Leuven, de provincie Vlaams Brabant en het<br />
Vlaams Gewest, stellen we vast dat <strong>Aarschot</strong> een kleinere bevolkingstoename kent dan het arrondissement Leuven. De gemiddelde groei in<br />
<strong>Aarschot</strong> ligt wel in dezelfde lijn als de gemiddelde groei van de provincie Vlaams Brabant en het Vlaams Gewest. De bevolkingstoename<br />
in <strong>Aarschot</strong> is ook niet bepaald hoog in vergelijking met haar omliggende gemeenten. Rotselaar, Begijnendijk, Holsbeek, Tielt-Winge en<br />
Herstelt kennen een nog veel sterkere toename van hun bevolking. De natuurlijke saldo’s in <strong>Aarschot</strong> bleven positief, maar kenden wel een<br />
daling ten opzichte van 1991. Ook de migratiesaldi bleven positief ten opzichte van 1991. Het migratiesaldo vormt de belangrijkste<br />
oorzaak van de bevolkingsgroei in <strong>Aarschot</strong>. Binnen de leeftijdscategorieën scoren vooral de oudere leeftijdsklassen goed.<br />
• Binnen <strong>Aarschot</strong> zelf stellen we vast dat <strong>Aarschot</strong>-stad ongeveer de helft van de bevolking van de gemeente huisvest. Daarop volgt<br />
Langdorp met ongeveer een vierde en Rillaar met ongeveer een vijfde van de totale bevolking. Gelrode huisvest slechts 7% van de totale<br />
bevolking. <strong>Aarschot</strong>-stad groeit maar matig. De procentuele groei is meer uitgesproken in Langdorp, Rillaar en Gelrode.<br />
• Logischerwijze vinden we de dichtst bevolkte delen in de kernen van de verschillende deelgemeenten: <strong>Aarschot</strong>-centrum (679 inw/ km²),<br />
Langdorp-centrum (343 inw/ km²), Rillaar-centrum (337 inw/ km²) en Gelrode-kern (258 inw/ km²). De gemiddelde bevolkingsdichtheid<br />
voor de ganse gemeente bedraagt 442 inwoners per km².<br />
• De ontgroening en vergrijzing van de bevolking is een algemeen voorkomend verschijnsel in Vlaanderen en andere Europese landen. Dit is<br />
ook te merken in <strong>Aarschot</strong>, waar de bevolkingsklasse 65+ de sterkste toename kent tussen ’92 en ’99 en die van 0-24 jaar de zwakste<br />
toename. Procentueel gezien vinden we de meeste jongeren (0-14 jaar) in Gelrode. 65 plussers daarentegen zijn het meeste in <strong>Aarschot</strong>stad<br />
vertegenwoordigd.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 36<br />
5.2.1.4. Woningvoorraad<br />
Dit onderdeel is eveneens gedistilleerd uit de woningbehoeftestudie. In het kader van het informatief deel volstaan de volgende vaststellingen.<br />
In eerste instantie gaan we in op de kwantitatieve gegevens m.b.t. de woningvoorraad. Daarna gaat de aandacht naar enkele kwalitatieve<br />
aspecten.<br />
Tijdens de Volkstelling van 1991 worden in <strong>Aarschot</strong> 10 119 woningen gemeten. Op 1 januari 2000 zijn er dit reeds 11.740. Om de<br />
ontwikkeling van het woningbestand van <strong>Aarschot</strong> te kennen worden de gegevens van 1991 en 2000 met elkaar vergeleken. Grootste relatieve<br />
groeier is de deelgemeente Langdorp.<br />
1981 1991 2000 Groei 91-2000<br />
Absoluut %<br />
<strong>Aarschot</strong>-stad 4 844 5 237 6.056 819 +15,6<br />
Langdorp 1 968 2 395 2.805 410 +17,1<br />
Rillaar 1 660 1 869 2.174 305 +16,3<br />
Gelrode 565 618 705 87 +14,1<br />
Totaal <strong>Aarschot</strong> 9 037 10 119 11.740 1 082 +16,0<br />
TABEL 2: TOTAAL AANTAL PARTICULIERE WONINGEN IN AARSCHOT EN DEELGEMEENTEN 5<br />
• <strong>Aarschot</strong> kent algemeen een hoger percentage eigenaars dan het Vlaams Gewest. Het percentage van <strong>Aarschot</strong> is vergelijkbaar met deze<br />
van het arrondissement Leuven. In <strong>Aarschot</strong> vindt men meer eengezinswoningen dan appartementen, en meer eigenaar-bewoners dan<br />
huurders. <strong>Aarschot</strong> kent een hoog aantal woningen in open bebouwing in vergelijking met het Vlaams gemiddelde. Daartegenover staat<br />
5 NIS, Volks- en woningentelling 1991
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 37<br />
dat <strong>Aarschot</strong> een bijzonder laag aantal appartementen telt. De woningen in open bebouwing liggen hoofdzakelijk in het noordelijk deel<br />
van <strong>Aarschot</strong>.<br />
• Een nuttige indicator voor de kwaliteit van de woningen, is het meten van het comfort aan de hedendaagse comfortnormen zoals keuken,<br />
verwarming, WC, telefoon, enz.. Met “groot comfort” wordt de aanwezigheid van keuken (4m²), telefoon en auto verondersteld. Bij<br />
woningen met “middelmatig comfort” zijn alle voorwaarden voor klein comfort en supplementair centrale verwarming aanwezig. Met<br />
“klein comfort” wordt stromend water, WC met waterspoeling, badkamer of stortbad bedoeld. Woningen zonder comfort voldoen niet aan<br />
de voorwaarden gesteld voor klein comfort. <strong>Aarschot</strong> scoort voor woningen met groot, middelmatig en klein comfort beter dan het Vlaams<br />
Gewest, doch minder goed dan het arrondissement. Daarnaast kent <strong>Aarschot</strong> een hoger aantal woningen zonder stromend water of WC<br />
met waterspoeling of badkamer/stortbad, dan gemiddeld voor het arrondissement Leuven en het Vlaams Gewest.<br />
Het hoge aandeel van woningen zonder klein comfort wordt veroorzaakt door het feit dat er ten eerste geen toilet met waterspoeling<br />
aanwezig is en ten tweede geen badkamer binnenshuis aanwezig is. Qua middelmatig comfort moeten rond de 30% van de woningen het<br />
zonder centrale verwarming stellen. Vooral in Rillaar komen relatief veel woningen zonder toilet en badkamer en stromend water voor.<br />
• Het kennen van de oppervlakte van de woning is ook een manier om de kwaliteit van de woning na te gaan. Wanneer we als maatstaaf<br />
voor een kwaliteitsvolle woning een oppervlakte van groter dan 64 m² aannemen, blijkt hieraan zo’n 71% van de bewoonde particuliere<br />
woningen van <strong>Aarschot</strong> te voldoen. Zowel voor het arrondissement Leuven als voor het Vlaams Gewest vinden we vergelijkbare<br />
percentages. <strong>Aarschot</strong> kent wel een lager percentage woningen van boven de 125m². In <strong>Aarschot</strong> zijn nog enkele wijken die de<br />
kwaliteitsnorm voor woningen niet halen: Bonewijk, Gijmelberg, Tuinwijk, <strong>Aarschot</strong>-Herselt, O.L.V. Fatima Gijmel en Montenaken.<br />
• Op basis van de beschikbare gegevens van de stad <strong>Aarschot</strong>, kunnen we de leegstaand in <strong>Aarschot</strong> vandaag enkel evalueren aan de hand<br />
van gebouwen die gedurende ten minste 12 maanden niet effectief gebruikt werden in overeenstemming met de woonfunctie. Verkrotting<br />
staat voor verwaarlozing (ernstige zichtbare en storende gebreken of tekenen van verval), ongeschiktheid (woningen die niet beantwoorden<br />
aan de vereisten van stabiliteit, veiligheid of minimaal comfort) en onbewoonbaarheid (een woning die behalve ongeschikt ook een<br />
veiligheids- en gezondheidsrisico inhoud voor de bewoners) 6 . Op basis van gegevens van de gemeente <strong>Aarschot</strong> zijn er in de gemeente 131<br />
langdurig leegstaande en verkrotte woningen in januari 2000. Daarenboven blijkt dat de grootste leegstand zich voordoet in <strong>Aarschot</strong>-stad,<br />
gevolgd door Rillaar. We kunnen stellen dat de leegstand in gemeente <strong>Aarschot</strong> bijzonder laag is.<br />
6 Bron: Van Oost, Dirk, Heffing op de leegstand en de verkrotting van gebouwen en woningen, in: Instrumenten van lokaal woonbeleid in Vlaanderen, H. Bloemen, 1997
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 38<br />
• Zoals gebleken is uit de indeling van het woningpatrimonium naar eigendomsstatuut, is de private huurmarkt eerder beperkt in de<br />
gemeente (ongeveer 74 % van de woningen is bewoond door eigenaars). Vandaar het belang van de sociale huisvestingssector voor de<br />
lagere inkomensgroepen. De gemeente <strong>Aarschot</strong> ressorteert onder het werkgebied van de ‘Samenwerkende Bouwmaatschappij voor<br />
Goedkope Woningen’, erkend door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij. Deze maatschappij heeft 304 sociale huurwooneenheden in<br />
haar bezit. Op een totaal van 11 617 7 woningen in 1999 zijn er in <strong>Aarschot</strong> 304 sociale woningen, dit is een percentage van 2,6%. Dit<br />
aandeel ligt onder het Vlaams Gemiddelde van 5,5%.<br />
7 Dit zijn het aantal gezinnen in 1999. Vermits één gezin overeenkomt met één woning, spreken we van 11 617 woningen in 1999 in <strong>Aarschot</strong>.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 39<br />
5.2.2. DE RUIMTELIJK-ECONOMISCHE STRUCTUUR<br />
<strong>Aarschot</strong> is een gemeente met de volgende sociaal-economische karakteristieken: een modaal inkomen en veel bedrijvigheid. Er zijn veel<br />
vestigingen en een hoge graad aan loontrekkende en zelfstandige werkgelegenheid. Opmerkelijk is dat de zelfstandige werkgelegenheid<br />
“inkomensvolgend” is. De verklaring ligt bij de hoge werkgelegenheid, die afzet garandeert voor zelfstandigen. De meerderheid van de<br />
activiteiten situeert zich in de tertiaire sector.<br />
Deze sector van handel en diensten beslaat 65% van de activiteit in <strong>Aarschot</strong>. Het aandeel van de secundaire sector (industrie en nijverheid) ligt<br />
lager dan één vijfde en het aandeel van de primaire sector (landbouw, bosbouw en visserij) zelfs onder de 2%. De quartaire sector<br />
(overheidsdiensten: overheidsbestuur, onderwijs, diensten volksgezondheid, overige sociaal- culturele dienstverlenende instellingen) scoort laag:<br />
net boven de 10%.<br />
In volgende hoofdstukken gaan we dan ook dieper in op de twee grote economische takken in <strong>Aarschot</strong>: industrie en nijverheid enerzijds en<br />
handel en diensten anderzijds. Daarna geven we een zicht op de tewerkstelling en de pendelbewegingen in <strong>Aarschot</strong>.<br />
5.2.2.1. Industrie, nijverheid en ambachten<br />
Het grootste bedrijventerrein binnen <strong>Aarschot</strong> is de industriezone (IZ) Nieuwland met een oppervlakte van 94,7 ha. Op de tweede plaats komt<br />
Meetshoven/Ter Heidelaan waarin een industriezone van 66,4 ha en een ambachtelijke zone (AZ) van 5,5 ha vervat zitten. Samen vormen ze<br />
de grote bedrijvenzone die gelegen is ten westen van <strong>Aarschot</strong>- centrum. De terreinen zijn goed ontsloten voor wegverkeer door de westelijke<br />
ring R25, aansluitend op de A2 Leuven – Lummen. Er is mogelijkheid tot aansluiting op het spoor, maar tot op heden is die niet benut.<br />
Op de industriezone Nieuwland zijn alle percelen verkocht en hiervan 83 % ook effectief benut. De rest zijn reserveterreinen.<br />
Onder de 81 bedrijven in industriezone Nieuwland gevestigd, bevinden zich 8 garages (verkoop met showroom, onderhoud, herstellingen en<br />
carrosseriewerken), 5 kleinhandelszaken (huishoudartikelen, doe-het-zelf, tuingerief, computers, …) en ook twee grote transportbedrijven, die<br />
samen 6,7 ha innemen. Voorgaande 15 bedrijven vormen in aantal 18% van het totale aantal bedrijven op het IZ Nieuwland. 10 bedrijven<br />
hebben een rechtstreekse band met de bouwsector, ze nemen ongeveer 22% van de perceelsoppervlakte in beslag. Een aantal bedrijven in deze<br />
sector hebben grote oppervlaktes opslag in open lucht.<br />
Een vergelijking van het oorspronkelijke verkavelingsplan van InterLeuven met het huidige kadastrale plan illustreert hoe langzamerhand een<br />
versnippering ontstaat doordat grote bedrijven hun percelen of panden opdelen en verhuren of verkopen aan kleinere nieuwkomers (NV<br />
Schmidt, NV Univer, Polyamco, Dakmat,…).
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 40<br />
De totale oppervlakte van de industriezone Meetshoven bedraagt 66,4 ha, de ambachtelijke zone 5,5 ha. Deze zones werden niet ontwikkeld<br />
door een intercommunale, vandaar het onregelmatige karakter van de bezetting: dicht bebouwde percelen liggen er soms naast weiland. Circa<br />
20% van de totale oppervlakte van beide bestemmingszone is braakliggend (hetzij particulier bezit, hetzij reservegronden van bedrijven). Van<br />
de ambachtelijke zone alleen is één derde braakliggend, weiland of bos.<br />
Meetshoven-Ter Heidelaan telt in het totaal 31 bedrijven. Naast de grote bedrijven (Duracell Batteries NV, Reniers/Rots NV, Zitmeubelfabriek<br />
St.-Jozef, Interlabel, DSV NV en de beschermde werkplaatsen) zijn er voornamelijk bedrijven met een familiaal karakter gevestigd. In de<br />
industriezone bevinden zich 3 garages met showroom en één pompstation; een sporthal en een herscholingscentrum. Grote vlaktes opslag<br />
vinden we terug bij bedrijven uit de bouwsector: Renier natuursteen, DSV, Swinkels & Co en Interbeton.<br />
De grootste werkgever is ongetwijfeld Duracell (productie batterijen) met een 1.100-tal werknemers. Op de 2 de plaats komt de beschermde<br />
werkplaats <strong>Aarschot</strong> met 550 werknemers. Met uitzondering van “Sint-Jozef” tenslotte (meubelfabriek, 140 werknemers) stellen de meeste<br />
bedrijven tussen 20 en 50 werknemers tewerk.<br />
Volgens een studie van Interleuven uit 1993 wordt 17% van de totale perceelsoppervlakte van de industriezone Nieuwland ingenomen door<br />
lokale bedrijven (zijnde bedrijven die afzetten in het <strong>Aarschot</strong>se en nabije omgeving) en 81 % door regionale bedrijven. 32% van de totale<br />
oppervlakte wordt ingenomen door bedrijven die in de bouwsector bedrijvig zijn.<br />
Ruimtelijk gezien is het belangrijk de relaties met andere functies in de onmiddellijke nabijheid te schetsen. Een historisch gegroeide strook van<br />
bewoning langsheen de Betekomsesteenweg en de Demer doorsnijdt de nijverheidszone. De achtertuin van de huizen ligt aan de Demer, wat<br />
de onderbreking breder maakt. In het noorden zijn de zones begrensd door het Meetshovenbos. De spoorweg vormt de sterke oostelijke<br />
barrière tussen de industriezone en de ‘bewoonde wereld’. De ligging van het Elzenhof in het zuiden is ook wel bijzonder. Het Elzenhof met<br />
zijn park en school is volledig geïsoleerd door de omringende industrie en wegenis.<br />
Naast deze grote bedrijvigheidszone noteren we de ambachtelijke zones langs de Herseltsesteenweg (13,8 ha) en die in Wolfsdonk (5,7 ha).<br />
Beide zijn ingenomen door solitaire ambachtelijk/industriële vestigingen.<br />
In het <strong>Aarschot</strong>se heerst sinds lang de problematiek rond de nood aan nieuwe vestigingsmogelijkheden. In 1992 was de gehele industriezone<br />
Nieuwland verkocht. Sinds 1988 is in <strong>Aarschot</strong> geen enkel industrieterrein meer bijgecreëerd. Ondernemers verlaten <strong>Aarschot</strong> bij gebrek aan<br />
uitbreidings- of herlokalisatiemogelijkheden.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 41<br />
5.2.2.2. Zonevreemde bedrijven<br />
De stad <strong>Aarschot</strong> maakte een inventaris op van de zonevreemde bedrijven binnen de gemeente. Deze bedrijven werden allemaal<br />
aangeschreven met de vraag een bedrijvenenquête in te vullen. 38 bedrijven reageerden op deze oproep. Aan de hand van deze enquête werd<br />
onder meer gepolst naar de uitbreidings- en herlokalisatiebehoeften van de bedrijven. Daarbij werd specifiek op de deelgemeente Rillaar<br />
gefocust. Het aantal zonevreemde bedrijven in Rillaar dat zich (op termijn) wil herlokaliseren beperkt zich tot een drietal bedrijven.<br />
De ruimtelijk verspreide bedrijvigheid is overwegend slechts zonevreemd bij uitbreiding. De meeste bedrijven zitten ingebed in de vele<br />
lintvormige bebouwing die <strong>Aarschot</strong> rijk is en die bevestigd werd in het gewestplan onder de vorm van woongebied met landelijk karakter. Dit<br />
geldt in het bijzonder voor de N10 Diestsesteenweg te Rillaar.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 42<br />
KAART 8– BESTAANDE RUIMTELIJK-ECONOMISCHE STRUCTUUR
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 43<br />
5.2.2.3. Handel en diensten<br />
De winkelgebieden van <strong>Aarschot</strong> kan men onderverdelen in drie types:<br />
• het binnenstedelijk winkelgebied: het kernwinkelgebied <strong>Aarschot</strong>-Centrum (de markt en omliggende straten) en het winkelcentrum<br />
Schaluin.<br />
• de grootschalige perifere winkelgebieden: dit zijn de winkelgebieden met overwegend grootschalige inplantingen, overwegend langs<br />
de invalswegen: Diestsesteenweg, Leuvensesteenweg, Tieltseweg. Bij deze tweede categorie worden ook de grootschalige solitaire<br />
detailhandelsvestigingen gerekend.<br />
• de kleinschalige perifere winkelgebieden: deze bevatten vooral inplantingen van kleine omvang, gelegen in een deelgemeente of<br />
wijk: vb. Bonewijk, Rillaar, Gijmel, Wolfsdonk, Gelrode.<br />
De commerciële uitstraling van het kernwinkelgebied van <strong>Aarschot</strong> is voor een kleinstedelijk gebied behoorlijk ruim 8 . Uit een passantenenquête<br />
uitgevoerd in oktober 1997 bleek dat 56% van de ondervraagde bezoekers van <strong>Aarschot</strong> Centrum afkomstig te zijn van buiten de gemeente. De<br />
niet-<strong>Aarschot</strong>se winkelaars kwamen voor het merendeel uit de direct aangrenzende gemeenten, in de eerste plaats uit Scherpenheuvel-Zichem.<br />
Bovendien bleek <strong>Aarschot</strong> voor de mensen uit Leuven en omliggende gemeenten een aantrekkelijk alternatief voor Leuven zelf.<br />
Het kernwinkelgebied van <strong>Aarschot</strong>-Centrum, met het volledige spectrum aan dagelijkse en niet-dagelijkse goederen, strekt zich vanaf de Grote<br />
Markt in drie richtingen uit: in noordelijke richting langs de Theo De Beckerstraat tot aan de brug over de Demer; in zuidelijke richting langs de<br />
Diestsestraat tot aan de afsplitsing van de Tiensestraat; en in westelijke richting langs de Martelarenlaan en de Leuvensestraat tot aan de<br />
Albertlaan (veruit de langste arm). Rekenen we de weinig commerciële Jozef Tielemansstraat en Zwanestraat bij het kernwinkelgebied om dit<br />
een compactere vorm te geven, dan bekomt men een aantal detailhandelszaken van 129 op een totaal aantal panden van 266 of een bezetting<br />
van 48%. Van de 436 commerciële of dienstverlenende panden binnen de afgebakende winkelgebieden van het grondgebied <strong>Aarschot</strong> bevindt<br />
zich de helft in het kernwinkelgebied. Hiervan behoort 60,4 % tot de detailhandel, 30,9% dienstverlening en is 8,8 % leegstaand (zie tabel). In<br />
<strong>Aarschot</strong> Centrum scoort het aantal horecazaken hoog. Binnen de detailhandel ligt het zwaarste gewicht in de branche van de kleding. Tot dit<br />
kernwinkelgebied behoort de grootschalige inplanting Unic.<br />
Het winkelgebied Schaluin wordt ruimtelijk van het kernwinkelgebied gescheiden door de Demer en strekt zich uit langs de Bogaardenstraat,<br />
de Gasthuisstraat en Schaluin zelf, waar zich de grootste winkeldichtheid voordoet. Het winkelgebied Schaluin omvat een 120-tal<br />
8 “Strategisch-Commercieel plan <strong>Aarschot</strong>”, iris consulting/A+D Milieu, dec.1997
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 44<br />
handelszaken, waaronder ook twee grootschalige panden, zijnde Aldi en Mestdagh. 51,3% van het aantal panden en 44 % van de<br />
verkoopsvloeroppervlakte wordt ingenomen door dienstverlenende activiteiten (zgn. baliefuncties: financiële en niet-financiële diensten,<br />
horeca,… zonder echter dienstverlenende activiteiten van publieke aard). Dit laatste is opvallend, gezien het in de sector diensten in absolute<br />
cijfers belangrijker is dan <strong>Aarschot</strong>-Centrum. Wat de detailhandel betreft zijn in Schaluin de branches voeding, kleding en luxe-artikelen<br />
ongeveer evenredig verdeeld.<br />
<strong>Aarschot</strong> telt drie verschillende winkelgebieden van het type grootschalig perifeer:<br />
- Diestsesteenweg. Dit is een grootschalig winkelgebied, 500 m tot 1 km ten zuidoosten van het kernwinkelgebied gelegen, met 13 vestigingen.<br />
Daarbij zijn o.a. een aantal winkels met tuinbenodigdheden, bloemen en planten, Unicamp- Freetime (wooninrichting, hobby, speelgoed,…).<br />
De totale verkoopsvloeroppervlakte (ca. 38.000 m²) wordt voor meer dan de helft ingenomen door één zaak van 20.000 m², nl. Bloemen Gaby.<br />
- Leuvensesteenweg. Het betreft hier een sterk gemengde zone met een groot warenhuis, meerdere garages en benzinestations, vrije beroepen<br />
en een regionaal glasbedrijf gelegen juist ten westen van het kernwinkelgebied, in het verlengde van de Leuvensestraat.<br />
- Tieltseweg. Ook hier gaat het om een solitaire vestiging: Serré Meubelen. Ze ligt op meer dan 5 km van het centrum van <strong>Aarschot</strong>, in de<br />
deelgemeente Rillaar, vlak aan de grens met Tielt-Winge.<br />
Het grootschalige karakter van deze winkelgebieden drukt zich uit in het feit dat, hoewel ze slechts 3 % van het totale aantal panden voor<br />
geheel <strong>Aarschot</strong> telt, ze toch 53% van de netto verkoopsvloeroppervlakte (vvo) innemen. Bloemen Gaby bv. neemt alleen al 1/4 van de totale<br />
<strong>Aarschot</strong>se vvo in beslag. In de grootschalige perifere winkelgebieden zijn geen dienstverlenende activiteiten gevestigd.<br />
Kleinschalige perifere winkelgebieden komen in principe overeen met de centra van dorpen en wijken. Enkel de Bonewijk en de deelgemeente<br />
Rillaar hebben een voldoende uitgebreid en ruimtelijk geconcentreerd winkelapparaat om het predikaat “winkelgebied” te verantwoorden. In<br />
de andere dorpen en gehuchten (Gelrode, Langdorp, Ourodenberg) is dit niet het geval. De kleinschalige perifere gebieden tellen een vrij<br />
aanzienlijk aantal panden, maar beslaan een zeer beperkt deel van het totale <strong>Aarschot</strong>se winkelapparaat.<br />
De Bonewijk is gelegen aan het station van <strong>Aarschot</strong>. Het telt een 20-tal kleine handelspanden van lokaal belang. Opvallend voor de Bonewijk<br />
is het grote overwicht aan horeca en dienstverlenende activiteiten, alsook een hogere graad van leegstand in vergelijking met de andere<br />
winkelgebieden van <strong>Aarschot</strong>.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 45<br />
Het dorpscentrum van Rillaar ligt ongeveer 4 km van het centrum van <strong>Aarschot</strong>, langs de Diestsesteenweg. Rillaar heeft een vrij sterk<br />
uitgebouwd commercieel apparaat, met maar liefst 64 commerciële of dienstverlenende panden, voor het overgrote deel kleinschalig. Rillaar<br />
heeft een opmerkelijk hoog aantal financiële instellingen.<br />
Detailhandel Diensten Leegstand Totaal<br />
# panden netto vvo # panden netto vvo # panden netto vvo # panden netto vvo<br />
<strong>Aarschot</strong> Centrum 131 13209 67 4340 19 1185 217 18734<br />
Schaluin 49 6750 61 5575 9 335 119 12660<br />
Diestsesteenweg 11 38060 2 100 0 0 13 38160<br />
Leuvensesteenweg 1 1450 0 0 0 0 1 1450<br />
Tieltseweg 1 3000 0 0 0 0 1 3000<br />
Statiewijk 2 100 16 1145 3 152 21 1397<br />
Dorpscentrum Rillaar 29 3185 29 1695 6 360 64 5240<br />
Totaal 224 65754 175 12855 37 2032 436 80641<br />
TABEL 3: AANTAL PANDEN EN NETTO-VERKOOOPSVLOEROPP. (VVO, IN M²) VOOR WINKELGEBIEDEN VAN AARSCHOT, BEWERKING,<br />
DEC. 1997.<br />
5.2.2.4. Tewerkstelling<br />
We herhalen nog even de betekenis van de verschillende sectoren: primair: landbouw, bosbouw en visserij; secundair: industrie en nijverheid;<br />
tertiair: handel en diensten; quartair: overheidsbesturen en -instellingen (openbaar bestuur, onderwijs, verzorging, bibliotheek, musea, …).<br />
Handel en diensten vormen de sterkst vertegenwoordigde sector in <strong>Aarschot</strong> (41,3 %). In vergelijking met de provincie Vlaams-Brabant echter<br />
kunnen we stellen dat <strong>Aarschot</strong> verhoudingsgewijs meer tewerkstelling voorziet in de secundaire en quartaire sector. De tertiaire sector (handel<br />
en diensten) is minder sterk vertegenwoordigd. Het overwicht van tewerkstelling in de industrie zien we duidelijk bij de onderverdeling naar<br />
activiteitsklasse: 23.1% in <strong>Aarschot</strong> tegenover 15.5% in Vlaams-Brabant. Analoog geeft de klasse ‘openbare besturen en onderwijs’ doorslag<br />
naar de quartaire sector.<br />
Opmerkelijk is dat bij de zelfstandigen de vergelijking met het hogere niveau net omgekeerd ligt. Zo ligt het aandeel van de nijverheid in<br />
<strong>Aarschot</strong> onder zelfstandigen lager dan in de provincie. De handel is dan terug sterker vertegenwoordigd in <strong>Aarschot</strong> onder zelfstandigen. Het<br />
aandeel van de zelfstandigen in de totale tewerkstelling is echter te gering om de sectorale balans van te doen omslaan.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 46<br />
5.2.2.5. Pendelbewegingen<br />
<strong>Aarschot</strong> is van oudsher een woonwerk-pendelgebied geweest. Van de actieve bevolking is 32.2 % tewerkgesteld in de eigen gemeente,<br />
ongeveer een vierde pendelt naar Leuven, Brussel of Antwerpen. De 60% van de mensen die in <strong>Aarschot</strong> werken en er niet wonen zijn allen<br />
afkomstig uit onmiddellijke buurgemeenten.<br />
De schoolgaande <strong>Aarschot</strong>tenaars studeren voor 70.8% in eigen gemeente. De grootste schoolpendel gaat richting Leuven (8.8%) en in veel<br />
mindere mate Diest, Hasselt, Geel en Antwerpen. <strong>Aarschot</strong> vormt op onderwijsvlak een duidelijke aantrekkingspool: de in <strong>Aarschot</strong><br />
schoolgaande jeugd is voor 56.2 % afkomstig van de omringende gemeenten.<br />
Woongemeente Werkgemeente Totale % Werkgemeente Woongemeente Totale %<br />
bevolking die<br />
bevolking die<br />
zich verplaatst<br />
zich verplaatst<br />
<strong>Aarschot</strong> <strong>Aarschot</strong> 3092 32,2 <strong>Aarschot</strong> <strong>Aarschot</strong> 3092 42,9<br />
Leuven 1192 12,4 Scherpenheuvel-Zichem 552 7,7<br />
Onbekend 1006 10,5 Begijnendijk 498 6,9<br />
Brussel 727 7,6 Herselt 459 6,4<br />
A'pen 373 3,9 Tremelo 248 3,4<br />
Vilvoorde 228 2,4 Leuven 237 3,3<br />
Zaventem 180 1,9 Rotselaar 204 2,8<br />
Scherpenheuvel-Zichem 163 1,7 Tielt-Winge 203 2,8<br />
Diest 131 1,4 Heist-op-den-Berg 193 2,7<br />
Lier 108 1,1 Holsbeek 143 2,0<br />
Rotselaar 99 1,0 Diest 129 1,8<br />
overige 2289 23,9 overige 1249 17,3<br />
100,0 100,0<br />
TABEL 4: PENDELSTROMEN, 1991
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 47<br />
5.2.3. VERKEERSINFRASTRUCTUUR<br />
5.2.3.1. Wegverkeer<br />
<strong>Aarschot</strong> is gelegen aan de snelweg A2 (E314) Leuven- Lummen- Aken en is hierop via de N223 goed aangesloten. Via de westelijke ring wordt<br />
een goede aansluiting verzekerd op een aantal andere toevoerwegen (Leuvensesteenweg, weg naar Betekom, Liersesteenweg). Sinds het<br />
doortrekken van de ring tussen de Liersesteenweg en de Herseltsesteenweg (uitvoering ’99) is ook de Herseltsesteenweg goed bereikbaar vanaf<br />
de E314. De autosnelweg A2 vormt de zuidelijke gemeentegrens van <strong>Aarschot</strong>. De verbindingsweg N223 is een sprekende poort tot de stad.<br />
Maar tegelijk leidt hij het verkeer via de insnijding in de Liederberg naar het industriegebied. De ringwegen hebben een scherp afbakenende<br />
functie van de dichte bebouwing er binnen tegenover de meer recente verkavelingen.<br />
Vanuit alle richtingen is een radiaal wegennet gericht op <strong>Aarschot</strong>. Hiermee bevestigt <strong>Aarschot</strong> zijn positie als stedelijk centrum voor de<br />
omgeving. De N10 naar Lier - Antwerpen en de N19 naar Geel zijn belangrijke (inter)regionale verbindingen die via de westelijke ring<br />
aantakken op de A2. De Leuvensesteenweg, de Langdorpsesteenweg, de Diestsesteenweg en de Gijmelsesteenweg hebben eerder een lokale<br />
functie (verbinding naar omliggende dorpen).<br />
Al deze invalswegen zijn structurerend voor de bebouwde omgeving. Ten zuiden van <strong>Aarschot</strong> vanwege de lintbebouwing die er langsheen is<br />
ontstaan (cfr. Diestse- en Leuvensesteenweg). In het noorden vanwege de uitwaaiering die gegroeid is tussen de radialen van de Lierse- en<br />
Herseltsesteenweg en de spoorlijnen ter hoogte van Gijmel en Ourodenberg. De Diestsesteenweg heeft door zijn rechtlijnigheid en het uitzicht<br />
op het zacht glooiend landschap een sterk beeld.<br />
<strong>Aarschot</strong> is dus zonder twijfel een belangrijk knooppunt in de regionale en bovenregionale verkeersstructuur en kent geen geïsoleerde ligging.<br />
Het centrum is vanuit de verschillende zijden gemakkelijk toegankelijk. Ondanks het beperkt aantal straten in het centrum is de<br />
verkeersstructuur binnen het centrum niet altijd even leesbaar.<br />
De oostelijke ring zoals we hem vandaag kennen is niet enkel van belang als ringweg, maar biedt toegang tot een aantal belangrijke stedelijke<br />
functies en parkings die onmiddellijk aansluiten op het centrum. De oostelijke ring is daardoor cruciaal voor de ontsluiting van het<br />
centrumgebied. De aantrekkingskracht van het handels- en dienstencentrum wordt mee bepaald door deze rechtstreekse aansluiting op de<br />
oostelijke ring (parking Demervallei). Nadeel is dan weer dat de oostelijke ring momenteel slecht bereikbaar is vanuit het westen. Bovendien<br />
vormt hij een grote barrière tussen de oostelijke wijken en het centrum, vooral voor voetgangers en fietsers.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 48<br />
De verschillende steenwegen zijn grotendeels ontwikkeld als bebouwde linten, maar de handelsfunctie is er meestal beperkt, behalve op de<br />
Diestsesteenweg. Het dorp van Rillaar is in sterke mate uitgestrekt langs de Diestsesteenweg, die door de aanleg van de A2 en de herinrichting<br />
van de doortocht haar doorgaande functie heeft gereduceerd. Via de oprit van Tielt-Winge sluit Rillaar aan op de snelweg.<br />
De dorpskern van Gelrode daarentegen ligt ten zuiden van de Leuvensesteenweg maar beide dorpskernen (Rillaar en Gelrode) hebben een<br />
lokale maar rechtstreekse verbinding met de A2 via de Rillaarsebaan en de Schransstraat).<br />
Gijmel en Wolfsdonk hebben een minder overzichtelijke wegenstructuur.<br />
De bestaande bedrijvenzones Nieuwland, Ter Heidelaan en Meetshoven hebben vanuit verkeerskundig standpunt een zeer goede ligging : zeer<br />
goede verbinding naar de snelweg toe, aansluiting naar de regionale wegen, op wandel- en fietsafstand van het centrum, potentieel<br />
mogelijkheden voor aansluiting op het openbaar vervoer (treinknooppunt en busstation zijdelings van het industrieterrein). Het zware vervoer<br />
blijft uit het centrum (tenzij plaatselijke leveringen).<br />
5.2.3.2. Parkeren<br />
Het centrum van <strong>Aarschot</strong> is ruim voorzien van parkings. De meeste parkings liggen nauw aansluitend bij en goed verspreid omheen het<br />
kernwinkelgebied.<br />
- Parking Demervallei met ca. 650 P, gratis parkeren<br />
- Parking A. Reyerslaan met ca. 100 P, gratis parkeren<br />
De wandelafstand naar het centrum is telkens zeer kort. Een belangrijk nadeel is echter dat de twee grote parkings in het oosten gelegen zijn en<br />
dat ze door de onvoltooide ringstructuur moeilijk te bereiken zijn vanuit het westen en de A2/E314. Opvallend is tevens dat de parking aan de<br />
Reyerslaan slechts wordt gebruikt op zaterdagen en bij manifestaties, wanneer de betalende straatparkings op het Schaluin bezet zijn.<br />
In de handelsstraten Leuvensestraat, Theo De Beckerstraat, Schaluin en andere centrumstraten geldt betalend parkeren.<br />
De grote NMBS-parking aan het station is de enige parking in het westen en biedt ca. 430 parkeerplaatsen. De parking fungeert uitsluitend voor<br />
langparkeerders die overstappen op het openbaar vervoer, maar is ontoereikend voor de vele pendelaars uit de regio. Tijdens het week-end<br />
wordt de parking nauwelijks gebruikt.<br />
De carpoolparking aan de A2/E314 kent een groeiend belang.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 49<br />
KAART 9– BESTAANDE VERKEERSSSTRUCTUUR
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 50<br />
Als algemeen besluit kan worden gesteld dat het parkeeraanbod de vraag overstijgt. Het sturen van het parkeren is echter één van de meest<br />
aangewezen instrumenten om de leefbaarheid binnen het centrum te verhogen. In februari 2003 werd daarom een nieuw parkeerbeleid<br />
ingevoerd waarbij parkeren aan de rand van de stad (stationsomgeving en Demerparking) gestimuleerd wordt.<br />
5.2.3.3. Openbaar vervoer: trein en bus<br />
<strong>Aarschot</strong> is als kleinstedelijk centrum een relatief belangrijk knooppunt voor het spoorverkeer. Het station van <strong>Aarschot</strong> telt tot 3.500 reizigers<br />
per dag. Er zijn zowel rechtstreekse verbindingen naar Leuven - Brussel - kust, naar Lier - Antwerpen als naar Diest - Hasselt - Luik. Deze<br />
veelzijdige spoorontsluiting in de richting van verschillende stedelijke centra kan in de toekomst een belangrijke troef betekenen, bv. als<br />
wooncentrum voor pendelaars. Er is bovendien een relatief dicht net van kleinere stations die met <strong>Aarschot</strong> verbonden zijn: Wezemaal,<br />
Langdorp, Testelt, Zichem, Begijnendijk,… zodat het ommeland ook per spoor verbonden is met de stad.<br />
Sinds mei 1998 heeft <strong>Aarschot</strong> tijdens werkdagen een vaste IC-verbinding met Brussel, Gent en de kust. Als in de toekomst nabij Leuven de<br />
verbindingsbocht tussen lijn 35 en 36 wordt aangelegd, kan de reistijd naar Brussel met ca. 12 minuten worden ingekort. De heraanleg en<br />
uitbreiding tot 4 sporen tussen Leuven en Brussel zullen de snelheid en de capaciteit naar omhoog brengen. Het spoor heeft dus nog duidelijke<br />
groeimogelijkheden naar de toekomst toe.<br />
Het station functioneert goed als intermodaal knooppunt. Hoewel het station is uitgerust met een groot aantal parkeerplaatsen, kan het nog niet<br />
voldoen aan de parkeervraag, die in de spits bovendien een grote verkeersdrukte veroorzaakt in de stationsbuurt.<br />
Het station Langdorp, gelegen tussen de kern van Langdorp en van Gijmel, kent een duidelijk lokaal belang. Sinds de IC naar Brussel er stopt, is<br />
het aantal reizigers toegenomen. Tot voor enkele jaren was er ook een stopplaats in Gelrode. De stopplaats was wel een afstand verwijderd van<br />
de dorpskern, maar de ruime parkeermogelijkheden die relatief goed bereikbaar zijn, boden een troef. Momenteel zijn er geen plannen voor de<br />
heropening van de stopplaats.<br />
<strong>Aarschot</strong> kent een belangrijke doorgang van goederentreinen. Er zijn 3 hoofdstromen te onderscheiden :<br />
- Antwerpen - <strong>Aarschot</strong> - Leuven - Charleroi/Luxemburg,<br />
- Antwerpen - <strong>Aarschot</strong> - Hasselt - Duitsland/Luik: deze lijn passeert niet in het station, maar maakt gebruik van de verbindingsboog ter<br />
hoogte van de Herseltsesteenweg,
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 51<br />
- Zeebrugge - Gent - Mechelen - <strong>Aarschot</strong> - Hasselt – Duitsland.<br />
Het station van <strong>Aarschot</strong> ligt op wandelafstand van het centrum. Ondanks de rol van het station kende de stationsbuurt de laatste decennia een<br />
zekere stagnatie. Het station ligt eerder buiten dan in het stadscentrumgebied. De meeste woonwijken liggen op fietsafstand van het station.<br />
Structurerend voor <strong>Aarschot</strong> qua lijninfrastructuur is ongetwijfeld de spoorweg die het door de ring afgebakende stedelijke gebied in tweeën<br />
deelt, twee onderscheiden deelgebieden, ook wat functie betreft. Te Gelrode vormt het spoor samen met de N 19 (Leuvensesteenweg) een<br />
dubbele barrière naar het Vorsdonkbos en de Demervallei toe. De sporenbundel aan het station doet dienst als wachtruimte voor de<br />
goederentreinen om de reizigerstreinen te laten passeren.<br />
Als kleinstedelijk centrum lopen vanuit de verschillende richtingen buslijnen naar het station en het centrum. Een aantal richtingen is zwak<br />
bediend. Het busgebruik wordt echter nog te eenzijdig gericht op de woon-schoolverplaatsingen en op het voortransport voor het station.<br />
Voor de woon-werkverplaatsingen naar <strong>Aarschot</strong> en voor bezoek van handel en diensten is het busgebruik vrij laag. Verder zijn de<br />
interregionale verbindingen Hamont - Leuven en Turnhout – Leuven te vermelden. Deze sneldiensten hebben een stopplaats aan het station.<br />
5.2.3.4. Zachte weggebruikers: fietsers en voetgangers<br />
Er is over het algemeen een relatief goede basisinfrastructuur voor de fietsers in <strong>Aarschot</strong>. De fietsroutes worden mee bepaald door de<br />
natuurlijke structuur van heuvels en valleien. De grote fietsconcentraties doen zich voor rondom de scholen, en op de directe<br />
verbindingswegen van de scholen met de woonwijken nl.<br />
- in het centrum op de Pastoor Dergentlaan, Elisabethlaan, Schaluin, Albertlaan en in mindere mate op de Leuvensestraat en Tiensestraat;<br />
- rond het centrum op de Liersesteenweg, Herseltsesteenweg, Gijmelsesteenweg, Leuvensesteenweg en Diestsesteenweg.<br />
Van de Grote Markt tot de Schaluin loopt een belangrijke voetgangersverbinding door het handelscentrum. De parking Demervallei (met<br />
omliggende functies), het stadhuis, het park en de parking van de A. Reyerslaan sluiten hier zeer goed op aan.<br />
De stationsomgeving daarentegen is niet echt aantrekkelijk voor de voetganger en de Statiestraat is de enige straat naar het station toe die<br />
enigszins als looproute dienst doet.<br />
Andere gebieden in het stadscentrum nodigen niet echt uit voor verplaatsingen te voet.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 52<br />
5.2.4. VOORZIENINGEN: ONDERWIJS, RECREATIE EN TOERISME<br />
5.2.4.1. Onderwijs<br />
Sinds de jaren ’60 is <strong>Aarschot</strong> uitgegroeid tot een bolwerk van scholen. De “<strong>Aarschot</strong>se Campus” (Elisabethlaan- P. Dergentlaan) is een begrip.<br />
Scholieren van <strong>Aarschot</strong> en omstreken komen naar een 30-tal scholen en afdelingen. De grootste concentratie treft men aan in het centrum van<br />
<strong>Aarschot</strong>. De deelkernen zijn allen voorzien van een basisschool. Het aanbod is zeer gevarieerd en omvat lagere en kleuterscholen, humaniora,<br />
beroepsonderwijs, kunst- en muziekonderwijs en avondonderwijs. Hoger en universitair onderwijs is niet aanwezig in <strong>Aarschot</strong>. Daarvoor dient<br />
men (dichtsbijzijnd) ofwel naar Diest, Leuven, Diepenbeek of Antwerpen uit te wijken.<br />
5.2.4.2. Recreatieve en toeristische structuur<br />
5.2.4.2.1. Sportvoorzieningen<br />
<strong>Aarschot</strong> heeft een gevarieerd aanbod aan sportieve ontspanning: voetbal, basketbal, volleybal, badminton, turnen, judo, volksdans, tennis,<br />
motorracen, hondensport, paardrijden. Dit is nog een beperkte greep uit het aanbod. Deze verschillende sporttakken vinden elk plaats in een<br />
bepaalde ruimte, die al dan niet gebruikt kan worden voor verschillende doeleinden. Wat de accomodatie betreft voor sportbeoefening, kunnen<br />
we stellen dat er verschillende soorten voorzieningen zijn: zwemgelegenheden, indoor zalen, outdoor terreinen en minder specifieke ruimten<br />
die steunen op de idee van medegebruik (bv. de natuur in het algemeen (wandelen, fietsen) of cafés (biljart)). <strong>Aarschot</strong> heeft een zwembad in de<br />
Demervallei. De openbare sporthal met een totale zaaloppervlakte van 2.000 m² is eveneens in de Demervallei gesitueerd. Daarnaast heeft een<br />
zestal scholen een sporthal die door verschillende doelgroepen gebruikt wordt. De indoor terreinen zijn redelijk geconcentreerd in het centrum<br />
van <strong>Aarschot</strong>. De outdoor terreinen zijn slechts gedeeltelijk gekoppeld aan de scholen en bevinden zich verspreid over het gemeentelijk<br />
grondgebied. De stad <strong>Aarschot</strong> ging reeds van start met de opmaak van een BPA Zonevreemde Sportterreinen. Uit de inventaris bleek dat het 13<br />
zonevreemde outdoor sportterreinen (in gebruik voor voetbal, tennis of hondendressuur), 2 zonevreemde maneges en 3 kamphuizen betreft.<br />
Van deze 18 lokaties liggen er 7 ten zuiden van de Demer in het Noordelijk Hageland, allen in landbouwgebied. 1 daarvan ligt nabij Gelrode,<br />
3 in de omgeving van Dubbeek, en de rest ten oosten van Rillaar. 7 andere (waaronder 2 kamphuizen) liggen in de zuid-kempische bossen<br />
tussen Gijmel en Wolfsdonk, in bosgebied of aansluitend daarop in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. 3 anderen liggen tenslotte in<br />
agrarisch en agrarisch waardevol gebied rondom Wolfsdonk.<br />
In de beschrijving van de deelruimten zullen elk van deze locaties gedetailleerd aan bod komen, zowel in de bestaande structuur als in de<br />
gewenste ruimtelijke structuur van de gebieden.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 53<br />
De grote outdoor terreinen zijn de terreinen aan de Grote Laakweg en het recreatiegebied Schoonhovenbos. In het recreatiegebied<br />
Schoonhoven kan men zwemmen, petanque spelen, van de speeltuin gebruik maken en vooral hengelen (dagvisvijver, een kleine en een grote<br />
wedstrijdvisvijver). Het gebied heeft ook een camping met vaste caravans. Het kader van de bosgebieden nodigt uit tot paardrijden. Deze sport<br />
kan beoefend worden in de boscomplexen van Bloemse Hoeve en Ruitershof in Langdorp, maar ook in het heuvelachtig Hagelands<br />
landbouwgebied ten zuiden van het stadscentrum (Speelhoven). In Bekaf tenslotte bevindt zich een speelplein met onderhouden speeltuigen en<br />
een winterspeeltuin.<br />
5.2.4.2.2. Wandel- en fietspaden<br />
Het grondgebied van de gemeente <strong>Aarschot</strong> is bijzonder interessant voor de wandelaar en de fietser omwille van het gevarieerde landschap met<br />
aanwezigheid van zowel bos en heide als moeras en weiland. Een zestal wandelpaden is in de deelgemeenten uitgestippeld, waaronder de<br />
Heidewandeling en Bloesemwandeling te Gelrode. Ook het gebied van Langdorp, Gijmel en Wolfsdonk biedt de dagrecreant mooie routes. In<br />
Rillaar belicht een route van 11 km de agrarische aspecten van de gemeente. Een kaart met drie fietspaden (door Langdorp, Gelrode en Rillaar)<br />
is eveneens te verkrijgen bij de gemeente. Het fietspad <strong>Aarschot</strong>- Herentals loopt over de vroegere geasfalteerde spoorwegbedding. Er wordt<br />
onderzocht of het fietspad kan doorgetrokken worden tot in het centrum van <strong>Aarschot</strong>. De aanleg van de Demerboorden kadert in de promotie<br />
van deze recreatievorm.<br />
5.2.4.2.3. Sociaal- culturele voorzieningen<br />
In <strong>Aarschot</strong> is er behoorlijk wat activiteit onder de jeugd. In het jaarverslag van 1996 tellen we een 38- tal jeugdverenigingen. Een aantal<br />
jeugdbewegingen heeft een werking op basis van wekelijkse bijeenkomsten en activiteiten. Zij hebben ruimte nodig om die activiteiten mogelijk<br />
te maken en hun leden op te vangen. Er zijn groepen chiro, scouts en KSA in <strong>Aarschot</strong>. In Bekaf blijkt zich een concentratie voor te doen van<br />
jongerenactiviteit: naast aanwezigheid van de scholen en de speeltuin ook scouts-, chiro- en KSA- lokalen. Nabij het jeugdcentrum in Rillaar is<br />
een polyvalente zaal in ontwikkeling.<br />
Het bibliotheekwezen is goed uitgebouwd in de gemeente. De hoofdbibliotheek bevindt zich in het centrum. Filialen van de bibliotheek vindt<br />
men in Ourodenberg en Rillaar. Uitleenposten zijn gevestigd in Gelrode, Langdorp en Wolfsdonk.<br />
<strong>Aarschot</strong> heeft bovendien een cultureel centrum: ‘Het Gasthuis’. Eén deel bevindt zich in de Gasthuisstraat, een ander deel bevindt zich in de<br />
Demervallei, vlakbij de grote parking. Naast het aanbod in theater en film kunnen allerhande activiteiten (bijeenkomsten, lezingen, workshops)<br />
georganiseerd worden in de stadsfeestzaal en andere polyvalente zalen. De polyvalente zalen beheerd door de gemeentelijke cultuurdienst zijn:
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 54<br />
de stadsfeestzaal in de Demervallei, de refters van SIMA en SIBA (Leuvensestraat en P. Dergentlaan), de refters van BLO (Elzenhof) en BUSO<br />
(Amerstraat). In Gelrode is er een polyvalente zaal in de school in de P. Dergentstraat.<br />
Tenslotte is het belangrijk er op te wijzen dat ‘shopping’ en horecabezoek een zeer belangrijke vorm van recreatie is. Het centrum van <strong>Aarschot</strong><br />
vormt hierbij een belangrijke pool, mede dankzij de parkeervoorziening in de Demervallei én de aanwezigheid van restaurants en cafés. Een<br />
ander knooppunt van shopping activiteit is de strook van de Diestsesteenweg waarin o.a. het tuincentrum Gaby en een doe- het- zelf- zaak zijn<br />
gelegen.<br />
5.2.4.2.4. Toerisme en verblijfsrecreatie<br />
<strong>Aarschot</strong> heeft een toeristische intensiteitsindex (aantal overnachtingen/ aantal inwoners) die past in het beeld van de Kempen als toeristisch<br />
recreatief netwerk. <strong>Aarschot</strong> ligt aan de rand van dit netwerk. De type- toerist in de Kempen is in hoge mate gericht op de natuur, waarin vooral<br />
bos en heide als attractiepolen primeren. (bron: ruimtelijke spreiding van de toeristische intensiteitsindex in Vlaanderen, Geografisch Instituut,<br />
VUB, in RSV, kaart 3.1., p.142)<br />
<strong>Aarschot</strong> bezit een aantal bezienswaardigheden zoals de Grote Markt, de OLV- kerk, het Capuceinenklooster, de oude Cantorij, de<br />
Aureliaanstoren, de Sint-Rochustoren en het Begijnhof met het museum. De kastelen in <strong>Aarschot</strong> zijn tevens een aantrekkingspool voor de<br />
gemeente: kasteel van Schoonhoven, kasteel van Nieuwland, kasteel van Rivieren en het Elzenhofkasteel. Ook de molens geven <strong>Aarschot</strong> een<br />
apart karakter: s Hertogenmolens (centrum), Molen van Leefdael (Rillaar), Moedermolen (Gelrode), de Heimolen (Langdorp). Tenslotte zijn er<br />
de Tiense en de Drossaerdepoort, het grotteke O.L.V. van Lourdes, de Kasseistamper, de imker Gelrode en wijnboer Daems. Uiteraard kunnen<br />
voorgaande sportieve voorzieningen en het landschap op zich een toeristische aantrekkingskracht hebben.<br />
Langdorp beschikt in haar bosgebieden over heel wat infrastructuur (kamphuizen en campings) om onderdak te bieden aan kampeerders.<br />
Daarnaast kan men als toerist in de stad ook kiezen voor één van de drie hotels. Twee hotels zijn gelegen in het domein Nieuwland (het kasteel<br />
en de Postiljon) en één in Rillaar.<br />
5.2.4.3. Overige voorzieningen<br />
De overheidsvoorzieningen zijn sterk geconcentreerd in het centrum van <strong>Aarschot</strong>, enkel voorzieningen met een sterk verspreid netwerk zoals<br />
postkantoren en uitleenposten van de openbare bibliotheek vinden we terug in de deelgemeenten. De gemeentelijke diensten zijn in het<br />
centrum gesitueerd, net als de stadsfeestzaal, de brandweer, politie en rijkswacht, en het gemeentehuis. <strong>Aarschot</strong> is ook kantonhoofdplaats en
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 55<br />
dit betekent de vestiging van de verschillende diensten zoals de Directe Belastingen, BTW Registratie en Domeinen, BTW controle, Douanen en<br />
Accijnzen, het Kadaster. Ook het vredegerecht is er gevestigd.<br />
De medische voorzieningen worden geleverd door de dagkliniek van het Medisch Centrum <strong>Aarschot</strong> aan de Langdorpsesteenweg.<br />
Daarenboven heeft <strong>Aarschot</strong> ook een bloedtransfusiecentrum (afdeling Rode Kruis <strong>Aarschot</strong>), een rustoord en een rust- en verzorgingstehuis.<br />
5.2.4.4. Knelpunten en potenties<br />
• +: concentratie in de kern van onderwijs, indoorsport, culturele activiteiten en shopping > potentie kernversterking<br />
• +: potentie om de outdoorsport aan de Grote Laakweg uit te bouwen, te versterken, dichtbij de kern van <strong>Aarschot</strong><br />
• +/-: Bekaf: jongerenactiviteiten pool, van de stad afgesneden door de ringweg<br />
• +: concentratie sport en socio- culturele activiteiten in de Demervallei; parking uitvalsbasis naar het centrum
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 56<br />
KAART 10– LIGGING OPENBARE FUNCTIES
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 57<br />
KAART 11– SPORT EN RECREATIE
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 58<br />
KAART 12– SOCIO-CULTURELE VOORZIENINGEN & TOERISME
DE OPEN RUIMTE<br />
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 59<br />
5.2.5. DE NATUURLIJKE STRUCTUUR<br />
Wat we verstaan onder ‘de natuurlijke structuur’, kan als volgt samengevat worden: ‘het samenhangend geheel van de rivier- en beekvalleien,<br />
de boscomplexen en de andere gebieden waar de voor de natuur structuurbepalende elementen en processen tot uiting komen; maar ook de<br />
ecologische infrastructuur gevormd door lijn-, punt- en vlakvormige natuurelementen en geïsoleerde natuur- en bosgebieden en door<br />
parkgebieden is belangrijk. Deze laatsten kunnen dan de verbinding maken tussen de grote rivier- en beekvalleien en boscomplexen, zodat<br />
migratie van soorten mogelijk blijft.<br />
Men moet opmerken dat de bestemming ‘natuur’ op het gewestplan geen garantie is dat in deze zones de natuurfunctie primeert. Het gros van<br />
het natuurgebied in <strong>Aarschot</strong> heeft als hoofdfunctie bosbouw.<br />
5.2.5.1. Rivier- en beekvalleien: belangrijke structuurbepalende elementen<br />
• De Demervallei: de vallei is vrij breed en relatief vlak. Deze zone vormt een gradiëntzone tussen twee landschapsstreken: de Zuiderkempen<br />
en het noordelijk of Droog Hageland. Verschillende donken liggen over de vallei verspreid. Het alluviale landschap bestaat uit bossen,<br />
akkerland en weiden (begraasd en extensief). De landbouwgronden zijn versnipperd en hebben een ongunstige perceelsstructuur. Er<br />
bestaat een sterke neiging de onproductieve, drassige weiden te beplanten met snelgroeiende, niet streekeigen populieren voor<br />
houtproductie. De ganse vallei is landschappelijk en biologisch zeer interessant. De talrijke afgesneden meanders verhogen in hoge mate<br />
de waarde van de vallei.<br />
Het uitgestrekt alluviaal landschap van de Demervallei, stroomopwaarts van <strong>Aarschot</strong>, is in het noorden begrensd door Langdorp, met het<br />
Schoonhovenbos en de Konijntjesberg. Het landschap bestaat uit een afwisseling van velden (vooral maïs, granen en biet), begraasde en<br />
natte weiden, Canadapopulier-aanplantingen, natuurlijke en aangelegde vijvers (al dan niet met weekendhuisjes), enkele naaldbosjes en<br />
tenslotte een stukje ongerepte natuur. In de Demervallei stroomafwaarts van <strong>Aarschot</strong> vinden we ten noorden de Grote Laak en ten zuiden<br />
het Vorsdonkbos en de Turfputten.<br />
• De Mottevallei: de Motte wordt omringd door akkerlandpercelen, wei- en grasland en enkele bospercelen. De vallei wordt sterk<br />
teruggedrongen ter hoogte van Rillaar. Grote delen van de vallei zijn waardevol of zeer waardevol biologisch gebied (agrarisch gebied met<br />
ecologische waarde). Een deel van het gebied is reservaat. Verder vinden we er ook een recreatiegebied.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 60<br />
• Het meandergebied van Rillaar: dit gebied omvat vooral het reservaatgebiedje Leengoedhol-Ossebeek. Het bestaat uit begraasde weiden,<br />
populierenaanplantingen en naaldbosjes. Ten oosten van de Ossebeek vinden we loofbos (els, populier en berk). De open plekken tussen<br />
de populieraanplantingen bestaan uit kruidachtige gebieden.<br />
• De vallei van de Grote Laak: Deze vallei is gelegen in het noordoosten van <strong>Aarschot</strong> en wordt omringd door akker- en bosperceeltjes. De<br />
vallei loopt uit op Schotsbroek, Demerbroek en Lakervelden.<br />
5.2.5.2. De boscomplexen<br />
De boscomplexen maken deel uit van de beperktere landschappen van ecologisch belang. In grote lijnen kunnen we een opdeling naar bostype<br />
maken volgens het landschapstype.<br />
In de zuidelijke Kempen treffen we hoofdzakelijk naaldhoutbossen aan. Twee grotere boscomplexen, Bosberg en Molenheide, kunnen nog<br />
onderscheiden worden in een versnipperde vlakte van bosperceeltjes. Bosberg/ Molenheide bestaat uit een gemengd bestand met een<br />
dominantie van dennensoorten en is artificieel van oorsprong. Er komen een aantal percelen voor met struikheidevegetatie.<br />
In de Kempen van Waver-Heist treffen we percelen naaldhout en gemengd bos aan. Door de aanplant van naaldhout is Meetshoven-Meertsels<br />
een verarmd bos met heiderestanten, gelegen op een rivierduin. De naaldhoutaanplantingen zijn doorgaans ongedifferentieerd en te dicht. De<br />
bodembedekking bestaat uit een dik pakket onverteerde naalden.<br />
In de Demervallei vinden we grote aanplantingen van populieren: het Vorsendonkbroek, de Demerbroeken en Schoonhoven. Het<br />
Vorsdonkbroek vertoont een grote variatie aan bostypes en meer open vegetaties. Meer naar de Demer toe vinden we wei- en hooilanden en<br />
enkele akkers. Plaatselijk werd Canadapopulier aangeplant. Het grootste deel is als natuurreservaat bestemd. Schoonhoven bestaat uit een<br />
mozaïek van vochtige graslanden, weilanden, hooilanden en enkele percelen gemengd loofbos. De graslanden evolueren meer en meer van<br />
halfnatuurlijk naar bemest grasland. Sommige van de graslanden worden door Natuurreservaten beheerd.<br />
In het Droog Hageland vindt men zowel loofhoutbossen als naaldhoutbossen. De Eikelberg is een Diestiaanheuvel begroeid met eikenberkenbos.<br />
Hij sluit via de Liederberg aan bij het natuurgebied van ’s Hertogenheide, een natuurgebied met landduinen en wisselend reliëf.<br />
Het Kloesebos vormt een uitloper van ’s Hertogenheide en bestaat vooral uit dennenaanplanten en enkele percelen Amerikaanse eik. In de<br />
omgeving liggen verlaten landbouwgronden. Het Tienbundersbos is een meer kunstmatig boscomplex bestaande uit aanplanten van grove den<br />
en Amerikaanse eik.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 61<br />
Verder vinden we in deze uitgestrekte en aaneengesloten natuurgebieden van het noordelijk Hageland ook vochtige graslanden, moerassen,<br />
laagvenen en lokale restanten van heiden. Er is een grote verscheidenheid aan vegetatietypes en flora. De natuurwaarden zijn er hoog tot zeer<br />
hoog.<br />
5.2.5.3. Kleine landschapselementen<br />
Kleine landschapselementen zijn veel minder structuurbepalend dan bossen en beekvalleien, maar zijn omwille van hun ecologische waarde<br />
van belang voor de natuurlijke structuur van <strong>Aarschot</strong>. Het betreft o.a. volgende elementen: holle wegen, solitairen, poelen en meanders,...,<br />
maar ook bomenrijen, houtkanten en hagen. Vaak verbinden de lijnvormige elementen grotere en waardevolle natuurgebieden met elkaar en<br />
fungeren hierdoor als corridors voor de fauna. Bovendien hebben deze elementen een belangrijke rol te vervullen in de<br />
waterkwantiteitsbeheersing, vooral wat betreft het bergen van overtollig water. De kleine landschapselementen in <strong>Aarschot</strong> zijn sterk uitgedund.<br />
De inventarisatie van deze landschapselementen is opgenomen in het Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan.<br />
Holle wegen vinden we vooral terug tussen de Bloemberg en de Bosberg, tussen de Liederberg en de Eikelberg, ten oosten van de<br />
Wijngaardberg, ten zuiden van Gelrode, ten zuiden van de Aureliaanstoren en tussen Oudenbos en Biezehuizekens. Taluds vertonen een grote<br />
densiteit ten zuiden van de Demer en rond de Diestiaanheuvels ten noorden van de Demer. Op plaatsen die gekenmerkt zijn door<br />
verkavelingen, zoals op de Gijmelberg en Doornberg zijn ze quasi verdwenen. Enkel in wegbermen komen ze nog voor.<br />
5.2.5.4. Andere gebieden van de natuurlijke structuur<br />
Verder worden genoemd als gebieden van de natuurlijke structuur waar voor natuur structuurbepalende elementen en processen tot uiting<br />
komen: 1) kwellen , 2) winterinundaties: door hoge grondwaterstanden in alluvia of op plaatsen met stuwwater en door overstromingen met<br />
oppervlaktewater, en 3) getuigenheuvels: dominante structuren in het landschap door hun reliëf, de samenstelling en de aard van het substraat,<br />
de bodem en de hydrologie; vaak met eigen microklimaat door hun ligging en expositie.<br />
Allen zorgen ze voor bijzondere standplaatsfactoren waaraan specifieke organismen gebonden zijn en die zeer kwetsbaar (kunnen) zijn.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 62<br />
KAART 13– BESTAANDE NATUURLIJKE STRUCTUUR
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 63<br />
5.2.6. DE AGRARISCHE STRUCTUUR<br />
Landbouw is traditioneel de belangrijkste ruimtelijke drager van het buitengebied. Hier wordt dieper ingegaan op de belangrijkste aspecten en<br />
evoluties in landbouw, die structurerend zijn voor de ruimte in <strong>Aarschot</strong> en bepalend zijn voor de ruimtelijke behoeften vanuit landbouw.<br />
Daarna gaat de aandacht naar de ruimtelijke spreiding van de landbouw en de ruimtelijke knelpunten en potenties.<br />
5.2.6.1. Profiel van de landbouw<br />
5.2.6.1.1. Bodemgeschiktheid: veeteelt, land- en tuinbouw in relatie met de bodem<br />
Het grondgebruik naar land- en tuinbouwteelten of voor veeteelt hangt samen met de bodemgeschiktheid. De bodemgeschiktheid wordt<br />
bepaald door een combinatie van de kenmerken textuur, vochttoestand en profielontwikkeling van de bodem. In <strong>Aarschot</strong> vinden we enerzijds<br />
de vallei- en depressiegronden en anderzijds landduinen en hun hellingsgronden. Eerstgenoemden zijn jonge, meestal alluviale bodems zonder<br />
profielontwikkeling. We vinden ze in de laaggelegen vlakte van de Demer- en Mottevallei en in de kernen van de voornaamste beekvalleien<br />
(Grote Laak, Ossebeek-Leengoedhol). De rivier- en beekvalleigronden vertonen gleyige verschijnselen, wat wijst op minder snelle drainering.<br />
Deze natte bodems zijn volgens de kaart van de bodemgeschiktheid in België (Marechal ’88), ‘matig geschikt’ voor landbouw. Ze worden<br />
hoofdzakelijk als weiland gebruikt. De landduinen en hellingsgronden in het noordelijk deel van de gemeente zijn volgens hogergenoemde<br />
kaart matig geschikt voor landbouw. De leem- en zandgronden in het zuidelijk deel van de gemeente hebben een wisselend substraat en zijn<br />
volgens de bodemgeschiktheidskaart geschikt voor landbouw.<br />
• Vallei- en depressiegronden ten noorden van de Demer<br />
Een deel van de gronden is hier bewerkt met plaggen waardoor deze een gunstige vruchtbaarheid kregen en een groter waterbergingsvermogen.<br />
Mits een gunstige bemesting kunnen hier hoge oogstcijfers behaald worden. Overige gronden zijn vrij droge zandgronden waar men mits<br />
bewerking aan land- of tuinbouw kan doen. Naast graangewassen die niet al te vochtige gronden nodig hebben (rogge en haver) vinden we hier<br />
ook vele groenten terug (asperges en witloof).<br />
De gronden op het kleiig alluvium zijn vanuit landbouwkundig oogpunt vaak waterziek. Zonder bemaling zijn ze weinig geschikt voor<br />
landbouw. In de loop der jaren zijn vele van deze gronden echter gedraineerd en in cultuur genomen. Deze kleibodems zijn geschikt voor<br />
veeleisende landbouwgewassen en voor het gebruik als graasweide.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 64<br />
• Vallei- en depressiegronden ten zuiden van de Demer<br />
De zandleemgronden zijn in feite rijker dan de zandgronden in het noorden maar de afgezette laag is zeer dun waardoor het<br />
waterbergingsvermogen ook kleiner is. We zitten meestal op droge tot zeer droge bodems, ook afhankelijk van het grote percentage zand dat<br />
aanwezig is in het zandleem. Aan de kanten van Rillaar is de vochtigheid duidelijk groter dan aan de westkant van <strong>Aarschot</strong>. Toch zijn deze<br />
gronden mits bewerking goed bruikbaar om aan land- of tuinbouw te doen. Een belangrijk nadeel vormt dan weer de grote erosiegevoeligheid.<br />
De zuidelijk gerichte hellingen zijn hier geschikt voor fruitteelt.<br />
Op kleiig alluvium zijn ze zonder bemaling weinig geschikt voor landbouw. Deze kleibodems zijn mits drainage geschikt voor veeleisende<br />
landbouwgewassen en voor het gebruik als graasweide.<br />
• Op landduinen en hun hellingsgronden<br />
Op de landduinen bestaat het grootste deel van de oppervlakte uit tertiaire lagen die in vele gevallen niet bedekt werden met kwartaire lagen.<br />
De grondwatertafel situeert zich hier op grote diepte en deze bodems worden gekenmerkt door een marginale inwendige drainage. De gronden<br />
zijn dan ook niet geschikt voor land- of tuinbouwgewassen en zijn in de meeste gevallen dan ook beplant met bomen.<br />
Vroeger bepaalde de bodemgeschiktheid de aanwezigheid van land- of tuinbouwgronden. Vandaag is het echter zo dat ook marginalere<br />
gronden mits noodzakelijke bemesting en irrigatie door de landbouw gebruikt kunnen worden. Toch is deze eigenschap ‘bodemgeschiktheid’<br />
voor afbakening van agrarisch gebied niet te verwaarlozen. Er moet immers de voorkeur gegeven worden aan gebieden met naast een goede<br />
landbouwkundige structuur ook een goede intrinsieke bodemgeschiktheid.<br />
5.2.6.1.2. Grondgebruik naar teelt<br />
Wanneer we het grondgebruik naar teelten bekijken kunnen we volgende besluiten trekken:<br />
• Een relatief groot oppervlakte van het cultuurareaal wordt ingenomen door tuinbouwteelten: 13 % versus 7% voor Vlaams-Brabant.<br />
• De groententeelt (o.a. aspergenteelt) in open lucht nam gedurende de laatste 10 jaar sterk af in areaal (60 %).<br />
• De fruitteelt in open lucht is licht gestegen tot ongeveer 90 ha. Het areaal fruitteelt nam wel sterk af (van 14 naar 3 ha) tijdens de laatste 10<br />
jaar.<br />
• Het areaal aan landbouwteelten is de laatste 10 jaar gestegen, vooral dankzij de stijging van het areaal graangewassen.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 65<br />
• Ongeveer de helft van het areaal landbouwgewassen wordt ingenomen door granen. Ook de totale oppervlakte aardappelen nam sterk toe,<br />
alhoewel het totale areaal niet meer dan 40 ha beslaat.<br />
• De veestapel in <strong>Aarschot</strong> bestaat vooral uit leg- en vleeskippen. Schapen vormen het kleinste aandeel van de veestapel. We vinden in<br />
<strong>Aarschot</strong> zowel grondgebonden als grondloze bedrijven.<br />
5.2.6.1.3. Bedrijven<br />
Hier komen aan bod: de evolutie van het aantal bedrijven, de bedrijfsgrootte, de bedrijfsinplanting en grondgebondenheid en de opvolging.<br />
Het aantal landbouwbedrijven in <strong>Aarschot</strong> is gedurende de laatste 10 jaar met ongeveer 54 % gedaald. In 1985 telde men nog 238 bedrijven, in<br />
1990 148, in 1995 nog 119 en in 1996 tenslotte nog 110. Voor Vlaams-Brabant bedraagt dit over dezelfde periode 42 %, voor Vlaanderen<br />
slechts 31 % .<br />
De grootste concentraties van landbouwzetels komen voor in het noordelijk Hageland, in het landbouwgebied tussen Gelrode en Rillaar, ten<br />
zuidwesten van Gelrode zelf en ten Noorden van Rillaar. In het Noorden van de gemeente bevinden de landbouwzetels zich hoofdzakelijk ten<br />
Noorden van Wolfdonk en Gijmel.<br />
De gemiddelde oppervlakte per bedrijf is sinds 1985 met 58 % toegenomen. Ze is dus meer dan verdubbeld. Voor Vlaams-Brabant bedraagt<br />
deze stijging slechts 39 %, voor Vlaanderen is ze nog lager nl. 31 %. Dit groot verschil in schaalvergroting is het gevolg van de volgende<br />
evoluties gedurende de laatste 10 jaar: een grotere daling in het aantal landbouwbedrijven en een stijging in cultuurareaal waar men gemiddeld<br />
voor Vlaams-Brabant en Vlaanderen een daling heeft.<br />
In <strong>Aarschot</strong> komen er afwisselend grondgebonden en grondloze bedrijven voor. De rundveeteelt is voornamelijk grondgebonden op<br />
uitzondering van een 2-tal bedrijven (met mestkalveren). De lage intensiveringsgraad brengt met zich mee dat de grond moeilijk gemist kan<br />
worden. Verder komen er nog grondloze varkens- en kippenbedrijven voor. Serres voor fruit of groenten komen hier en daar verspreid voor.<br />
Eén van de grote problemen voor de nabije toekomst in de landbouw, is de bedrijfsopvolging. Steeds meer landbouwers hebben geen<br />
opvolger. Een groot deel van de huidige landbouwbedrijven is dus gedoemd om binnen bepaalde tijd te verdwijnen. Vanuit het ruimtelijk<br />
belang van de spreiding der tuin- en landbouwbedrijven zou het ook interessant zijn de opvolging op te splitsen naar land- en<br />
tuinbouwbedrijven, maar in de landbouwtellingen werd dit onderscheid niet gemaakt. We beperken ons hier dus tot een cijfer voor alle<br />
agrarische bedrijven in <strong>Aarschot</strong>.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 66<br />
We zien dat 56 % van de bedrijven in 1996 een bedrijfsleider heeft van 50 jaar of ouder. Deze vergrijzing blijkt niet enkel in Vlaams-Brabant<br />
een probleem te zijn maar over heel Vlaanderen. 73% van hen heeft geen opvolger. Dit komt erop neer dat binnen twintig, vijfentwintig jaar<br />
ruim 40 % van het totaal aantal bedrijven van vandaag niet langer zal functioneren als landbouwbedrijf. Dit betekent eveneens dat er een<br />
belangrijke schaalvergroting voor de deur staat. Het grootste deel van de gronden zal overgenomen worden door andere bedrijven. Een klein<br />
aandeel zal gaan naar de functies wonen, zonevreemde bedrijvigheid of hobby-landbouw. De bedrijfsgebouwen zelf vormen een apart<br />
probleem. De toekomst ervan zal in grote mate bepaald worden door de locatie en de staat van het gebouw.<br />
1985<br />
1990 1995 1996<br />
Aantal bedrijven 238 148 119 110<br />
Bedrijfsleiders ouder dan 50 jaar 146 93 72 62<br />
Aandeel van bedrijven met bedrijfsleider ouder dan 50 jaar 61 % 63 % 61 % 56 %<br />
Aantal bedrijfsleiders van 50 jaar zeker zonder opvolging 115 60 53 45<br />
Aandeel bedrijfsleiders van 50 jaar en ouder zonder opvolging 78 % 65 % 74 % 73 %<br />
TABEL 5: OPVOLGING IN DE LANDBOUW IN AARSCHOT 9<br />
5.2.6.1.4. Dierlijk mest<br />
Het decreet inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en bijhorende uitvoeringsbesluiten omvatten<br />
concrete maatregelen om overmatige spreiding van dierlijke en kunstmest te voorkomen, een ecologisch verantwoorde afzet van dierlijke mest<br />
te bevorderen en het lozen en dumpen van mest te verhinderen. Het mestdecreet heeft een gebiedsgerichte en een brongerichte aanpak.<br />
De gebiedsgerichte aanpak baseert zich op het gegeven dat bepaalde gebieden nood hebben aan speciale bescherming, terwijl in andere de<br />
mestproblematiek minder acuut is.<br />
De brongerichte aanpak houdt in dat de mestproductie beperkt moet worden, binnen de grenzen van wat sociaal en economisch haalbaar is,<br />
zowel op Vlaams als op gemeentelijk niveau.<br />
9 Bron: Nationaal Instituut voor Statistiek: Land- en tuinbouwtellingen 1985-1996
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 67<br />
Vlaams-Brabant is over het algemeen een provincie zonder mestoverschotten. Ze trekt zelfs eerder overschotten aan uit andere provincies, die<br />
gekenmerkt worden door concentratie en specialisatie van grondloze veehouderij. In 1996 was in <strong>Aarschot</strong> de productiedruk van dierlijke mest<br />
gesitueerd tussen 0 en 170 kg N/ha cultuurgrond en 0 tot 75 kg P205/ha cultuurgrond. Uit de transportgegevens 1995 10 van dierlijke stikstof en<br />
fosfaat, blijkt dat er in <strong>Aarschot</strong> voor stikstof een netto-afvoer bestaat van -60 kg per hectare cultuurgrond, voor fosfaat een netto-aanvoer tussen<br />
30 en 40 kg per hectare cultuurgrond.<br />
Er kan worden geconcludeerd dat er in <strong>Aarschot</strong> met het oog op de mestafzet enkel voor stikstofafzet grond tekort is. Aangezien <strong>Aarschot</strong> rijk is<br />
aan ecologisch waardevolle gebieden, is het dan ook belangrijk dat in deze gebieden geen mesttoevoer gebeurt. Verder benadrukken we dat<br />
vele gronden erosiegevoelig zijn (vooral in het zuiden) waardoor door run-off de meststoffen rechtstreeks beken en waterlopen kunnen<br />
eutrofiëren.<br />
5.2.6.1.5. Ligging t.o.v. concentratiegebieden van productie, toeleverings- en afzetkanalen<br />
De gemeenten die grenzen aan het zuiden van <strong>Aarschot</strong> zijn ‘tuinbouwgemeenten’ die voornamelijk gericht zijn op de fruitteelt (Bekkevoort,<br />
Tielt-Winge). Belangrijk voor de land- en tuinbouw is dat er voldoende afzetkanalen aanwezig zijn. De voornaamste afzetkanalen in de<br />
omgeving zijn: de fruitveiling in Glabbeek, de tuinbouwveiling in Betekom en de veiling C.V. BRAVA in Kampenhout (witloof). De veiling in<br />
Kampenhout is gericht op de witlofteelt en richt zich recentelijk ook meer en meer op producten uit de biologische landbouw. Als deze<br />
gerichtheid zich doorzet, kan dit gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering in de omgeving van de veiling.<br />
Verder is ook de aanwezige kennis belangrijk alsook de aanwezigheid van specifieke landbouwscholen. In en rond <strong>Aarschot</strong> vinden we<br />
volgende centra: Proeftuin tuinbouwstichting en het Fruitteeltcentrum van de K.U.L in Rillaar en de land- en tuinbouwschool in Leuven.<br />
5.2.6.2. Ruimtelijke spreiding van de landbouwgronden<br />
Kempen van Waver-Heist: Ten noorden van dit gebied vinden we nog een klein areaal landbouwgrond, de rest van het gebied is sterk<br />
bebouwd. Het gaat hier in hoofdzaak over weilanden.<br />
Zuid-Kempisch Heuvelland: De grootste concentratie aan landbouwgronden situeert zich hier ter hoogte van Wolfsdonk. De landbouwpercelen<br />
komen er vaak versnipperd voor tussen beboste percelen en zijn meestal klein in omvang. We vinden hier een mengeling van groenten<br />
(asperges, witloof), graangewassen, weilanden en sporadisch enkele grondloze tuinbouwserres.<br />
10 VLM, 1997 : berekening mestbankgegevens per fusiegemeente (ha cultuurgrond per inrichting in 1995 en transport dierlijke mest per inrichting in 1995)
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 68<br />
Valleigebied van de Demer: Hier komen maïs-, graan- en bietvelden, begraasde weiden en extensievere weilanden voor. Deze worden<br />
onderbroken door percelen populierenbossen. De versnippering maakt de landbouw moeilijk in het valleigebied. De perceelsstructuur en de<br />
bereikbaarheid zijn er ongunstig.<br />
Droog Hageland: Het zuiden en zuidoosten van Rillaar maakt deel uit van een akkerbouwgebied. De percelen zijn hier duidelijk iets groter<br />
vergeleken met overig percelen in <strong>Aarschot</strong>. Ten zuiden van Gelrode concentreren zich enkele fruitboomgaarden, aansluitend bij de fruitstreek.<br />
In het gebied tussen Gelrode en Rillaar verkleinen de percelen van west- naar oostzijde. We vinden hier afwisselend akkerbouw, weilanden,<br />
aardbeien en fruitboomgaarden (o.a. fruitteeltcentrum van de K.U.L.).
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 69<br />
KAART 14– BESTAANDE AGRARISCHE STRUCTUUR
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 70<br />
5.2.7. HET LANDSCHAP<br />
5.2.7.1. Landschapseenheden<br />
Het landschap is het resultaat van de wisselwerking tussen het substraat (geologie en reliëf), het klimaat en de menselijke activiteiten<br />
(landbouw, wonen, werken, recreatie). Bij landschapsanalyse bekijkt men eerst de holistische en perceptieve kenmerken (bv. maat van de<br />
ruimten, verhouding bebouwd- onbebouwd en de open- geslotenheidsgraad) . Dan bekijkt men de ruimtelijke structuren (bv. bewoning,<br />
percelering, netwerken van wegen). Hier kunnen we dan ook beroep doen op de kennis die we verzamelden in het kader van de reeds<br />
bestudeerde structuren, zijnde de natuurlijke, agrarische en bosstructuur en de nederzettingsstructuur en infrastructuur. De vegetatie is één van<br />
de elementen die het uitzicht van het landschap sterk bepaalt. Ze wordt in belangrijke mate door de mens gestuurd. Bij de landschapsanalyse<br />
houdt men rekening met de ecologische waarde, de belevingswaarde en de gebruikswaarde.<br />
In <strong>Aarschot</strong> kunnen we onderscheid maken tussen het stedelijk en eerder landelijk landschap en tussen valleigebieden en heuvelige<br />
landschappen. Het onderscheid tussen valleigebieden en hellingen, zogenaamde landfacetten 11 , worden in de eerste plaats bepaald door het<br />
reliëf. Deze landfacetten lopen vaak geleidelijk over in elkaar, hoewel toch soms markante overgangen in het landschap tot uiting komen. In<br />
volgende paragrafen onderscheiden we de verschillende landschapseenheden in <strong>Aarschot</strong>. Elke landschapseenheid heeft een vrij specifieke<br />
visueel-ruimtelijke identiteit en is in grote mate homogeen wat betreft landgebruik en ecologie.<br />
Alluviaal landschap: Demer- en Mottevallei<br />
Vanwege de langgerekte heuvelruggen varieert de breedte van de Demervallei sterk. De dalflanken tegen deze heuvelruggen zijn soms zeer<br />
flauw, soms zeer steil en wisselen af met vlakke gebieden waarvan de horizon begrensd wordt door bomenrijen of bosjes. De steilere<br />
valleiflanken zijn rijk aan holle wegen. De hoge belevings- en gebruikswaarde omwille van de aanwezigheid van reliëf, grote afwisselingen<br />
binnen dit reliëf, het ontbreken van bewoning in de alluviale vlakte en de historische kernen maken de Demervallei tot een zeer aantrekkelijk<br />
landschap op Vlaams niveau. De ecologische betekenis hangt nauw samen met het van oudsher gevoerde gebruik (in hoofdzaak moerassig bos<br />
en later hooi- en weilanden) en de vaak hoge waterstanden. Het gebied vormt een vrij groot gevrijwaard open ruimte gebied in de regio en<br />
heeft een ecologische waarde. Het alluviaal landschap bestaat uit weiden, bossen en akkerland. Er bestaat een sterke neiging om de<br />
onproductieve drassige weiden te beplanten met snelgroeiende (niet streekeigen) populieren. In de Demervallei ligt nog een gradiëntrijk gebied<br />
11 Antrop, M. Het landschap meervoudig bekeken, standaardclassificatie van landeenheden, 1989.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 71<br />
met een grote diversiteit: de Vorsdonk-Turfputten. Belangrijke delen van het Vorsdonkbroek, een typisch mesotroof elzenbroek, worden door de<br />
v.z.w. Natuurreservaten beheerd.<br />
De Mottevallei kan getypeerd worden door een afwisseling van gesloten en open landschappen. In de open delen (moerassige weiden) heeft<br />
men vanuit de meeste plaatsen weidse panoramische zichten. De gesloten delen (populieraanplantingen en bosjes) kenmerken zich door een<br />
beperking van de gezichtswijdte in alle richtingen en dit ongeveer in dezelfde mate. Ook hier hangt de ecologische betekenis nauw samen met<br />
het landgebruik (natte weilanden) en de hoge waterstanden. De belevings-, gebruiks- en ecologische waarde van de Motte ter hoogte van<br />
Rillaar is geringer dan in het overige deel van dit valleigebied. De vallei wordt er sterk teruggedrongen door bebouwing.<br />
Het Zuid- Kempisch Heuvellandschap/ De Kempen van Waver- Heist<br />
In het zandige landschap ten noorden van de Demer is het uitzicht heel verschillend. Dit landschap wordt gekenmerkt door de typische<br />
evenwijdig aan elkaar lopende, zuidwest-noordoost georiënteerde heuvels (cfr. Historiek). Het is een bosrijk landschap gekenmerkt door een<br />
sterk versneden topografie. Typerend zijn de getuigenheuvels en parallelle heuvelruggen, die sterk contrasteren met de relatief vlakke en min of<br />
meer van bebouwing gespaarde Demervallei. Vele bossen trokken weekendverblijven en zelfs villa’s aan, al dan niet in overtreding met de<br />
wettelijke richtlijnen. De niet- beboste delen bestaan uit een kleinschalig agrarisch landschap met veel bebouwing en bosrelicten. Het gebied<br />
bestaat uit een groot aantal kleine perceeltjes, waar naast de teelt van graangewassen van de zandstreek (rogge, haver) ook het verbouwen van<br />
vele soorten groenten (witloof, asperges) kenmerkend is geweest. Naast enkele uiterst kleine bosjes vindt men er twee grotere boscomplexen<br />
(Bosberg en Molenheide); ze komen voor op gronden die te nat of te droog zijn voor landbouw. De weiden zijn zeldzaam en liggen kort bij de<br />
boerderijen. Voorts wordt de streek gekenmerkt door een grote versnippering van kleine bosperceeltjes die nog in de eerste helft van deze eeuw<br />
een aaneengesloten geheel vormden.<br />
Het gedeelte van de Kempen van Waver-Heist op grondgebied <strong>Aarschot</strong> valt samen met de uitgestrekte landelijke woonzone ten noorden van<br />
het stadscentrum. Een resterend interessant element in het landschap is Meetshoven. Er is een grote landschappelijke variatie bos-akker-weide<br />
aanwezig. Ongeveer 70 % van de beboste oppervlakte ligt op het duinmassief, dat centraal gelegen is.<br />
Naast het grote boscomplex van Meetshoven en het bosgebied van de Meertsels is de overige ruimte bijna volledig ingepalmd door<br />
woongebied. Enkel ten noorden van dit complex komen er nog weilanden voor.<br />
Het Noordelijke Hageland<br />
De noordelijke heuvelrij van het Droog Hageland kent hoogteverschillen tot meer dan 50 m. De toppen bereiken iets meer dan 70 m absolute<br />
hoogte. Vooral in de westelijke helft zijn de meeste heuvelrijen bebost. Op de open gedeelten zijn er wijdse vergezichten. De parallelle
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 72<br />
structuur met al dan niet beboste ruggen maakt dit gedeelte van het Hageland zeer karakteristiek en visueel zeer aantrekkelijk. In dit gebied dat<br />
slechts laat in cultuur gebracht werd, zijn de percelen zeer klein en het netwerk aan holle wegen zeer dicht. Het bodemgebruik is zeer<br />
afwisselend. De duinen van ‘s Hertogenheide bestaan uit lemige zandgronden, ze vormen één van de duinmassieven van eolische oorsprong<br />
afgezet langs de Demer. Op de Diestiaanse heuvels (vb. Eikelberg) is het aandeel heide teruggedrongen tot relictpopulaties. Men vindt er wel<br />
loofhout- (‘s Hertogenheide, Eikelberg, Tienbundersbos) of naaldhoutbossen (Kloesebos) op terug. Het complex gevormd door ‘s Hertogenheide,<br />
Schaapsvijverloop en Kloesebos is waardevol. Het landschap ten zuiden van Gelrode en ten zuiden van Rillaar wordt in belangrijke mate<br />
bepaald door akkerbouw.<br />
Centrum <strong>Aarschot</strong><br />
Het centrum van <strong>Aarschot</strong> wordt gekenmerkt door stedelijkheid. De maat van de ruimten is er niet te vergelijken met die in de andere<br />
landschapseenheden. De bebouwing is er dicht en het zicht is beperkt op vele plaatsen. Toch moeten we ook opmerken dat de aanwezigheid<br />
van de Demer in het centrum en de omringende heuvellandschappen het stedelijk landschap typeert. Ze bieden het centrum bijzondere<br />
kwaliteiten.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 73<br />
KAART 15– BESTAANDE LANDSCHAPPELIJKE STRUCTUUR
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 74<br />
5.3. DEELRUIMTEN<br />
In voorgaande hoofdstukken werden een aantal deelstructuren besproken. Hierin kwam telkens slechts één aspect van de maatschappelijke en<br />
fysische processen die zich in <strong>Aarschot</strong> afspelen aan bod, waardoor de ruimtelijke samenhang tussen de verschillende sectorale aspecten dreigt<br />
verloren te gaan. Vandaar dat in dit hoofdstuk, de verschillende deelstructuren in onderlinge samenhang worden bekeken door deelruimten af<br />
te bakenen.<br />
De volgende deelruimten worden onderscheiden:<br />
- stedelijk gebied met het kernstedelijk gebied en de stedelijke nevel<br />
- Noord-Hagelands landbouwlandschap met Rillaar en Gelrode<br />
- Zuid-Kempisch boslandschap met Wolfsdonk en Gijmel<br />
- Demervallei
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 75<br />
KAART 16– DEELRUIMTEN
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 76<br />
5.3.1. STEDELIJK GEBIED AARSCHOT<br />
Het stedelijk gebied van <strong>Aarschot</strong> kunnen we opdelen in 2 grote eenheden nl. het kernstedelijk gebied met de industriezone en de<br />
noordoostelijke nevel.<br />
5.3.1.1. Kernstedelijk gebied <strong>Aarschot</strong><br />
Het kernstedelijk gebied wordt begrensd door de spoorweg in het westen, de 20 ste eeuwse stedelijke uitbreiding in het oosten en het natuurlijk<br />
reliëf in het zuiden. Deze drie grenzen hebben een sterk verschillend karakter.<br />
De spoorweg is een artificiële fysieke barrière, die slechts op twee plaatsen oversteekbaar is nl. aan het station en aan de Betekomsesteenweg.<br />
Deze grens van het kernstedelijk gebied is dus zeer hard en maakt dat er, tenzij over de Betekomsesteenweg, geen enkele ruimtelijke of<br />
functionele continuïteit bestaat over deze grens heen. De overkant van de spoorweg is één grote industriezone.<br />
Het natuurlijk reliëf ten zuiden van het kernstedelijk gebied vormt ook een sterke fysieke grens. Toch zien we dat de historische bebouwing er<br />
sterk vergroeid is met het accidentele terrein. Het woongebied tussen het centrum en Braekepoort, bestaat hoofdzakelijk uit kleine<br />
werkmanshuizen, waarvan velen aan renovatie of vervanging toe zijn. Toch is dit een gebied met belangrijke woonkwaliteiten door het uitzicht<br />
over de stad, de nabijheid van het centrum en de onmiddellijke toegang tot het grote open-ruimte gebied ten zuiden van de stad. Hier ligt<br />
tevens de Orleanstoren.<br />
In het westen wordt het kernstedelijk gebied eerder begrensd door een sterk gefragmenteerd gebied dat een 20 ste eeuwse uitbreiding is van het<br />
historische centrum. Dit gebied is in het noorden nog open en wordt naar het zuiden toe ingevuld door een sociale verkaveling rondom de<br />
Kristus Koningkerk. Daarna volgen de terreinen van de elektriciteitsmaatschappij die volstaan met transformatoren, en tenslotte belanden we zo<br />
in de Demervallei. Hier bevindt zich een parking en verschillende openbare functies zoals het zwembad, de politie, maar ook de cinema.<br />
Binnen deze grenzen bevindt zich een kernstedelijk gebied dat historisch groeide rondom de handelsas Leuvensestraat – Martelarenstraat –<br />
Grote Markt – Theo De Beckstraat – Bogaardenstraat – Gasthuisstraat – Schaluin. Rondom deze as bevindt zich vandaag nog steeds het<br />
commerciële centrum van de stad. Dit commerciëel centrum ondervindt echter belangrijke concurrentie van het Gouden Kruispunt en de<br />
toenemende commerciële verlinting langsheen de Diestse- en Liersesteenweg.<br />
Opvallend is ook dat de Demer, ooit de ader waarrond <strong>Aarschot</strong> ontstond, vandaag een sterke ruimtelijke en functionele barrière vormt in dit<br />
kernstedelijk gebied. Ten zuiden ervan is het commerciële centrum veel sterker, alsook de samenhang in de nederzettingsstructuur. Ten
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 77<br />
noorden ervan vinden we totaal verschillende woonwijken, sommigen al in een betere staat dan anderen. Ze vertonen weinig binding met<br />
elkaar en met de zuidkant van de Demer. De vervallen toestand van de ‘s Hertogenmolens, ooit een belangrijk centrum op de Demer,<br />
illustreren zeer duidelijk hoe de Demer hier een ‘achterkant’ en/of een barrière is geworden.<br />
Voor de rest onderscheiden we enkele woonwijken met een sterke identiteit. Anderen hebben een sterk gefragmenteerd voorkomen omdat ze<br />
deeluitmaken van recente BPA’s of BPA’s in opmaak zoals de wijk rondom het Pieter Verhaegenplein en rondom de Elisabethlaan.<br />
De Albert- en de Elizabethlaan, zijn beide brede beplante lanen, die vandaag echter geen echte structurerende rol vervullen in het centrum<br />
maar eerder als parkeerruimte worden gebruikt. Stedelijk groen vinden we in stadspark en het open-ruimte gebied achter het Chrysantenplein<br />
voorziet in groene, recreatieve, maar ongestructureerde en niet efficiënt gebruikte ruimte. Het Begijnhof, het plein aan de OLV-Kerk, de Grote<br />
Markt en het plein aan de Leuvensestraat zijn de structurerende openbare ruimten van het centrum. De oevers van de Demer zijn vaak<br />
zichtbaar, doch vervullen vandaag een zeer beperkte beeldbepalende en helemaal geen structurerende rol.<br />
Het commerciële centrum is goed bediend met het openbaar vervoer, beschikt over een ruim aantal parkeerplaatsen, maar lijdt onder het<br />
doorgaand verkeer langsheen de commerciële as.<br />
5.3.1.2. Noordoostelijke nevel: Langdorp, Ourodenberg<br />
De stedelijke nevel bestaat uit verschillende kleine kernen die door de 20 ste eeuwse stedelijke ontwikkeling aan mekaar groeiden en de open<br />
ruimtes daartussen die vandaag verschijnen als gaten in de nevel. Het is een gebied met een lage bebouwingsdichtheid, weinig of geen<br />
voorzieningen, doorsneden door enkele belangrijke infrastructuren maar zonder structuur of herkenningspunten. Met uitzondering van de<br />
zuidelijke begrenzing door de Demervallei, zijn ook de randen van het gebied niet zo sterk.<br />
In het Noorden vinden we Bloemse Hoeve – Ourodenberg dat vooral met mekaar verbonden wordt door de Oude Mechelsebaan. Het weefsel<br />
wordt echter doorsneden door<br />
- de steenweg op Lier: een sterke ruimtelijke en functionele barrière<br />
- het spoor naar Antwerpen: een sterke fysische barrière<br />
- en de Herseltsesteenweg.<br />
Het enige ruimtelijke centrum bevindt zich rondom de kerk van Ourodenberg, maar voorzieningen zijn hier zo goed als niet aanwezig.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 78<br />
Tussen Ourodenberg en het centrum van <strong>Aarschot</strong> bevindt zich vandaag nog een gat in de stedelijke nevel. Dit is echter sterk versnipperd door<br />
de spoorwegen, de Herseltsesteenweg en het recent aangelegde viaduct van de ring die er doorheen lopen. Naast het viadukt bevindt zich ook<br />
het beschermde monument en stadsgezicht de Witte Molen.<br />
Vanaf het spoor naar Hasselt tot aan de Demer bevindt er zich een deel van de stedelijke Nevel dat historisch weinig bebouwd was. We<br />
herkennen hier enkele zeer karakteristieke woonwijken uit verschillende periodes zoals de wijk rondom de Bloemenlaan, de wijk rondom de<br />
Jan Van Harcourtlaan, de witte wijk rondom de Dennen- en Berkenstraat en de recente verkaveling Bekaf in de Demervallei..<br />
Het historisch centrum van Langdorp tenslotte bevindt zich in het uiterste Oosten van de nevel en grenst aan de Demervallei. De gebieden<br />
rondom de Dorenberg werden allen ingenomen door vrijstaande woningen.<br />
5.3.1.3. Knelpunten en potenties<br />
• + actief commerciëel stadscentrum<br />
• - concurrentie van commerciële verlinting<br />
• - verkeersonleefbaarheid van het centrum<br />
• + invulling van belangrijke gaten in centrum en stedelijke nevel kunnen deze gebieden versterken, karakter en structuur geven<br />
• + sterke functionele scheiding tussen industriezone en stadscentrum<br />
• - te sterke ruimtelijke scheiding tussen industriezone en stadscentrum<br />
• - slecht ruimtegebruik op bestaande industrieterreinen<br />
• - gefragmenteerde en onduidelijke overgang van stadscentrum naar stedelijke nevel<br />
• - gebrek aan structuur en samenhang in de stedelijke nevel<br />
• - gevaar van verderzetten van de stedelijke nevel
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 79<br />
KAART 17– BESTAANDE STRUCTUUR KERNSTEDELIJK GEBIED
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 80<br />
KAART 18– BESTAANDE STRUCTUUR STEDELIJKE NEVEL
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 81<br />
5.3.2. HET NOORD-HAGELANDS LANDBOUWLANDSCHAP MET RILLAAR EN GELRODE<br />
5.3.2.1. Algemeen<br />
In deze deelruimte vinden we een sterk golvend tot heuvelig reliëf. Kenmerkend zijn de westzuidwest-oostnoordoost gerichte heuvels en<br />
heuvelrijen, die van elkaar gescheiden zijn door vrij brede, vlakke depressies, vaak zonder eigenlijke rivieren (cfr. deze streek wordt het ‘Droog’<br />
Hageland genoemd). De heuvels zijn er hoger dan in het Kempisch heuvelland (tot 50 m boven de depressies en toppen met een absolute<br />
hoogte van 70m). Vooral in de westelijke helft zijn de meeste heuvelrijen bebost. Landschappelijk wordt dit gebied gekenmerkt door een<br />
netwerk van holle wegen. Wat landbouw betreft vinden we hier drie elementen terug: de boomgaarden, het akkerbouwlandschap met groene<br />
snippers en het akkerbouwlandschap afgewisseld met weiden en grasland.<br />
• In het gebied tussen Gelrode en Rillaar vinden we afwisselend akkerbouw, weilanden en fruitboomgaarden. Tevens bevat het<br />
landbouwpatrimonium een netwerk aan holle wegen.<br />
• In het zuidoosten en zuidwesten van Rillaar wordt het uitzicht van het landschap in belangrijke mate gekenmerkt door akkerbouw<br />
(voornamelijk graanteelten). De percelen zijn er groter dan in de rest van <strong>Aarschot</strong>.<br />
• De N19 (Leuvensesteenweg) en N19d (Dietsesteenweg) begrenzen deze deelruimte in het noorden. De steenweg verbindt Gelrode via<br />
<strong>Aarschot</strong>-kern met Rillaar. De steenweg is een tweebaansweg, gedeeltelijk met middenberm, grotendeels zonder fietspad en voetpad.<br />
De N19 is als infrastructurele ingreep ook een voorbeeld van een geleidelijk verlies aan landschappelijke samenhang door doorsnijding<br />
van het landschap. Hier en daar bestaan echter een aantal doorzichten naar de achterliggende open ruimte.<br />
o De Leuvensesteenweg dicht bij <strong>Aarschot</strong>-centrum komt rommelig over door bestaande doorzichten naar het achterliggende<br />
industrieterrein. Meer richting Gelrode bestaat de steenweg uit een afwisseling van groen en wonen.<br />
o Op de Diestsesteenweg onwikkelde zich een weefsel van tuincentra (Gabby, Sabine,...) onafhankelijk van het centrum van<br />
<strong>Aarschot</strong> en van de deelkern Rillaar die haar centrumfunctie behield.<br />
o De ruimtelijke aanleg van de Diestse- en Leuvensesteenweg is eerder onaangenaam en voornamelijk afgesteld op het<br />
autoverkeer, waardoor alle andere weggebruikers van de weg worden geweerd. Voetpaden zijn over lange gedeelten<br />
onbestaande. Door de grote breedte en het snelle verkeer is de steenweg daarenboven moeilijk oversteekbaar. Ook de<br />
bushalte is moeilijk bereikbaar. Recent werden wel vrijliggende fietspaden aangelegd.
5.3.2.2. Rillaar<br />
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 82<br />
Rillaar is na het centrum van <strong>Aarschot</strong>, het best uitgeruste centrum van de gemeente. Gelegen langs de Diestsesteenweg vervult het niet enkel<br />
een rol op lokaal niveau, maar de handelszaken trekken eveneens mensen van andere kernen aan.<br />
Rillaar wordt ruimtelijk gekenmerkt door de Mottevallei die het centrum als het ware in twee snijdt. In het centrum zelf, langsheen de<br />
Diestsesteenweg, merken we daar echter nog weinig. Voor en na de dorpskern is er een graduele overgang naar een meer ingegroende Motte.<br />
Een aantal outdoor sportterreinen bevinden zich naast de Motte. De kern is sterk verstedelijkt en bestaat hier hoofdzakelijk uit gesloten<br />
bebouwing rondom de Diestsesteenweg, het J. Daemsplein, de Molenstraat, de Blankestraat, de Oudebaan en de Tieltseweg. Het functionele<br />
centrum ligt rondom de Diestsesteenweg, ter hoogte van het J. Daemsplein.<br />
Wanneer we de gemeente bekijken in relatie tot het reliëf dan zien we dat ze als het ware in een trechter tussen de Hagelandse heuvels ligt, wat<br />
sterke gevolgen heeft voor de waterproblematiek. Daarenboven merken we dat er vooral op de zuid-westelijke landbouwhellingen, die<br />
gekenmerkt worden door een gemengd landbouwgebruik, heel wat zonevreemde woningen voorkomen. Ook ten oosten van de kern merken<br />
we enkele concentraties van zonevreemde woningen op en verspreide zonevreemde woningen komen veelvuldig voor in het landbouwgebied<br />
rondom de kern. Er zijn ook een aantal zonevreemde bedrijven.<br />
De Diestsesteenweg werd een tiental jaren geleden ingericht als doortocht in het centrum, wat de leefbaarheid sterk verhoogde.<br />
Ten noordoosten van het centrum ligt een groot woonuitbreidingsgebied dat reeds gedeeltelijk werd ingevuld met sociale woningbouw. In de<br />
omgeving van het rustoord Sint-Jozef, ten oosten van het centrum, bevindt zich nog een klein binnengebied in de woonzone dat goed aansluit<br />
bij het centrum.<br />
We stellen vast dat de gemeente beschikt over 4 locaties waar zich zonevreemde sportterreinen bevinden, waarvan slechts één aansluit bij een<br />
recreatiezone.<br />
5.3.2.3. Ladderlint Gelrode<br />
Gelrode is een duidelijk landelijke kern met een zeer lage ruimtelijke en functionele verstedelijking. Zelfs in het centrum van de deelgemeente<br />
treffen we bijna uitsluitend open bebouwing aan. Het voorzieningsniveau is er zeer laag en de bereikbaarheid met het openbaar vervoer matig.<br />
Door het centrum van de gemeente loopt de Heilaakbeek, de omvangrijke zuidelijke landbouwhellingen kennen een sterk gemengd gebruik en<br />
ten noorden wordt de gemeente hoofdzakelijk begrensd door 2 lineare infrastructuren (Diestsesteenweg en spoorweg), bos- en natuurgebied.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 83<br />
Rondom het centrum bevinden zich 4 natuurgebieden nl. Turfputten-Vorsendonkbos, Eikelberg, ’s-Hertogenheide en Kloesbos. De<br />
natuurwaarden zijn dus niet gering rondom Gelrode.<br />
In het centrum van de gemeente bevindt zich een groot woonuitbreidingsgebied rondom de Heilaakbeek. In dit gebied ligt tevens een<br />
voormalige school die nu enkel als ontmoetingscentrum wordt gebruikt. Inbreidingsgebieden in de woonzone zien we ten zuiden van de<br />
Pastoor Dergentstraat. Omwille van deze verschillende gaten in de structuur van de bebouwde ruimte, noemen we het lintvormige Gelrode een<br />
ladderlint.<br />
Verder merken we op dat ook hier de problematiek van de zonevreemde, verspreide bebouwing, groot is. Belangrijke concentraties van<br />
zonevreemde woningen merken we op de zuidelijke, toch reeds kwetsbare, landbouwhellingen, en ten noordoosten van de kern aansluitend op<br />
of in de bosgebieden.<br />
Langsheen de Leuvensesteenweg bevinden zich enkele zonevreemde KMO’s, en tussen Leuvensesteenweg en Rillaarsebaan ook een<br />
zonevreemd sportterrein.<br />
Recent werd in het centrum van de gemeente het Lambert Verlindenplein, een ontmoetingsplaats en speeltuin aangelegd.<br />
5.3.2.4. Knelpunten en potenties<br />
- overstromingsproblematiek<br />
- verdwijnen van kleine landschapselementen in de agrarische gebieden<br />
+ belangrijke natuurwaarden in de omgeving van Gelrode<br />
+ kwalitatieve woonomgeving in beide woonkernen
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 84<br />
KAART 19– BESTAANDE STRUCTUUR KERN RILLAAR
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 85<br />
KAART 20– BESTAANDE STRUCTUUR KERN GELRODE
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 86<br />
5.3.3. HET ZUID-KEMPISCH BOSLANDSCHAP<br />
5.3.3.1. Algemeen<br />
Deze deelruimte wordt gekenmerkt door typisch evenwijdige aan elkaar lopende, zuidwest-noordoost georiënteerde Diestiaanheuvels (Bosberg,<br />
Wijngaardberg, Steenheuvels, Doornberg). De hoogteverschillen tussen de parallelle valleien en lage heuvelruggen blijven beperkt. De<br />
landbouwpercelen komen versnipperd voor tussen de beboste percelen en zijn klein in omvang. Daartussen vinden we verschillende<br />
bosgebiedjes met een relatief kleine omvang, die min of meer op zichzelf liggen. Ze vormen eilandjes binnen de bestaande agrarische<br />
structuur. Grote boscomplexen (Bosberg en Molenheide, Homberg, Steenheuvels en Gijmelberg) vinden we op gronden die te droog zijn voor<br />
landbouw. Het betreft voornamelijk naaldbomen. Deze gebieden lenen zich tot wandelen en fietsen. Op twee plaatsen is kamperen mogelijk.<br />
Het natuurgebied Langdonken, dat hoofdzakelijk in de gemeente Herselt ligt, heeft een kleine uitloper in de gemeente <strong>Aarschot</strong>. Deze kleine<br />
uitloper heeft praktisch geen connectie meer met het overige deel van het natuurgebied.<br />
Een wildgroei van villabouw en vakantiewoningen tast de op het gewestplan aangeduide natuurgebieden (Kalsterbos, Gijmelberg,<br />
Steenheuvels,...) aan. Het gebied wordt van zuidwest naar noordoost doorsneden door de spoorlijn. Dit alles maakt dat de deelruimte zeer<br />
complex is. De functies natuur, bos, wonen en recreatie zijn er slecht op elkaar afgestemd.<br />
5.3.3.2. Wolfsdonk<br />
Wolfsdonk ligt in het uiterste noordoosten van de gemeente en is eveneens een zeer landelijk kern. Toch is deze kern veel compacter dan deze<br />
Gelrode waardoor het uitrustingsniveau hoger lijkt. Het centrum is zeer klein maar bestaat wel uit gesloten en half-open bebouwing. Ten<br />
noorden van de kern vormt de Kalsterloop de gemeentegrens, in een agrarisch landschap. Ten zuiden en zuidwesten treffen we een sterk<br />
versnipperd boslandschap aan door verspreide en lintbebouwing, waarvan zeer veel zonevreemd.<br />
Ook ten noordoosten van de gemeente treffen we belangrijke concentraties van zonevreemde woningen aan. Ten zuiden van het centrum<br />
bevindt zich één groot tuinbouwbedrijf met teelt onder glas. Verder vinden we zonevreemde voetbalvelden nabij het dorpscentrum, twee<br />
zonevreemde kamphuizen, een zonevreemde tennisclub en een zonevreemde hondenclub.<br />
In het uiterste noorden van de gemeente langsheen de Senatorlaan bevindt zich een kleine ambachtelijke zone voor één enkel bedrijf. Aquafin<br />
plant hier een RWZI.<br />
Wolfsdonk wordt relatief goed bediend met het openbaar vervoer.
5.3.3.3. Gijmel<br />
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 87<br />
Gijmel maakt geen deel uit van de stedelijke nevel rondom <strong>Aarschot</strong> maar is nog steeds omgeven door natuur-, bos- en agrarische gebieden.<br />
Hierdoor blijft het tot vandaag een landelijke kern in het Zuid-kempisch boslandschap. De kern wordt gekenmerkt door bebouwing met een<br />
zeer lage dichtheid, met een uitzondering langsheen de Gijmelsesteenweg. Voor de rest zien we een landelijke kern met gaten, die bestaan uit<br />
natuur- of woonuitbreidingsgebied.<br />
Het voorzieningsniveau in Gijmel is zeer laag, maar de bebouwingsdruk is er net als in Wolfsdonk hoog omwille van de aantrekkelijke bosrijke<br />
omgeving. Tussen de kernen van Gijmel en Langdorp bevindt zich wel een station. In het centrum van de kern ontspringt de Venneloop in een<br />
natuurgebied waarin zich vandaag een zonevreemde voetbalveld bevindt. De waterkwaliteit van de Venneloop is slecht.<br />
Nochtans beschikt Gijmel over een ander voetbalterrein langsheen de Gijmelsesteenweg. Ook een zonevreemd kamphuis bevindt zich in het<br />
bosgebied ten oosten van het centrum. In het noorden van de kern ligt een hippodroom.<br />
5.3.3.4. Knelpunten en Potenties<br />
• - sterke versnippering van het Zuid-Kempisch boslandschap en degradatie van de natuurwaarden<br />
• + kwalitatieve woonomgeving<br />
• + mogelijkheden voor recreatie
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 88<br />
KAART 21– BESTAANDE STRUCTUUR KERN WOLFSDONK
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 89<br />
KAART 22 – BESTAANDE STRUCTUUR KERN GIJMEL
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 90<br />
5.3.4. DE DEMERVALLEI<br />
De Demer komt van Diest (oostelijk ten opzichte van <strong>Aarschot</strong>), en deelt met zijn brede, relatief vlakke vallei het grondgebied van de gemeente<br />
<strong>Aarschot</strong> zowat doormidden. Verscheidene donken (Rommelaar, Doornberg) liggen over de vallei verspreid. Het zijn zandige hoogten van<br />
enkele aren tot verschillende hectaren groot.<br />
De Demer treedt <strong>Aarschot</strong> binnen doorheen een alluviaal landschap gevormd uit bosjes, akkerland (maïs-, graan- en bietenvelden) en weiden<br />
(begraasd en extensief). De landbouwgronden zijn er versnipperd en hebben een ongunstige perceelsstructuur. Onproductieve, drassige<br />
weiden werden in de Demerbroeken beplant met snelgroeiende, niet streekeigen populieren). Het gebied heeft landschappelijke en<br />
natuurwaarde voor fietsers en wandelaars. Dit betekent echter niet dat het één groot natuurgebied is.<br />
Na het boscomplex Schoonhoven (met nabijgelegen camping) en de parking Demervallei met zwembad, sporthal en politiediensten op de<br />
linkeroever, passeert de Demer op de rechteroever langs het deels nog braakliggende (momenteel akker- en weiland) woonuitbreidingsgebied<br />
Bekaf. In dit gebied zijn het beeld en de beleving van de Demer beperkt, ondanks het feit dat de Demer voor <strong>Aarschot</strong> een van de belangrijkste<br />
natuurlijke dragers is. We vinden hier zware infrastructuren die zich wilden ontdoen van hun natuurlijke begrenzingen (opgehoogde wegen,<br />
brede bruggen). Deze liggen dwars over de vallei en eisen de aandacht voor zich op. De Laak speelt in dit gebied geen enkele rol meer en is<br />
gereduceerd tot een eenvoudige gracht.<br />
In de lobvormige structuur van <strong>Aarschot</strong>-stad blijft de Demer aanwezig, zij het met opgehoogde oevers op de zomerbedding. De dijken sluiten<br />
de Demer af van haar vallei en weerhouden enkel de watervoerende functie als essentie. Als enig voordeel van de dijken kan men stellen dat<br />
ze als lint in het landschap een indicatie geven van de rivier. De steile helling die hier de vallei begrenst, is bebouwd tot op de oevers,<br />
waardoor deze helling bijna volledig uit verharde oppervlakte bestaat. De bebouwing en de straten maken dat deze zone een belangrijke<br />
potentie heeft om als kwalitatieve ‘verstedelijkte ‘oever te fungeren, met kwalitatief wonen aan het water.<br />
De vallei wordt hier doorsneden door enkele grote infrastructuren: de Gijmelse- en Hertselsesteenweg en de spoorlijn. In dit gebiedje bevindt<br />
zich een pool aan toeristische bezienswaardigheden, alsook een concentratie aan sport- en cultuurmogelijkheden.<br />
Als tussengebied in het deel <strong>Aarschot</strong>-stad markeren ’s Hertogenmolens de overgang. Ze hebben een zeer verwaarloosd voorkomen. Nochtans<br />
hebben ze een belangrijke beeldwaarde.<br />
Stroomafwaarts bevindt zich de opgehoogde industriezone Nieuwland/Meetshoven/Ter Heidelaan. De Demer loopt meanderend door het<br />
industrieterrein, langs ingedijkte oevers.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 91<br />
KAART 23– SYNTHESE BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 92<br />
6. PLANNINGSCONTEXT<br />
6.1. RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN (RSV)<br />
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd op 23 september 1997 definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering. Hiermee beschikt<br />
de Vlaamse regering over een ruimtelijk beleidskader tot 2007. Op 19 maart 2004 bekrachtigde het Vlaams parlement een beperkte herziening<br />
van het RSV inzake de verdeling van het wonen over het stedelijk gebied en het buitengebied en de opname van de zonevreemde bedrijven in<br />
de ruimtebalans.<br />
De uitgangsvisie van het RSV is een duurzame ruimtelijke ontwikkeling, gebaseerd op draagkracht en kwaliteit van de ruimte.<br />
De visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen wordt op een heldere wijze gesynthetiseerd in de metafoor: “Vlaanderen, open en<br />
stedelijk. Deze metafoor omschrijft het gewenste resultaat, de visie en duidt het onderscheid aan in beleid dat men wenst te voeren in de<br />
stedelijke gebieden en de buitengebieden. Deze visie wordt vertaald in de volgende 4 basisdoelstellingen:<br />
- de selectieve uitbouw van de stedelijke gebieden, het gericht verweven en bundelen van functies en voorzieningen;<br />
- het behoud en waar mogelijk de versterking van het buitengebied en een bundeling van wonen en werken in de kernen van<br />
het buitengebied;<br />
- het concentreren van de economische activiteit in die plaatsen die deel uitmaken van de bestaande economische structuur<br />
van Vlaanderen;<br />
- het optimaliseren van de bestaande verkeers- en vervoersinfrastructuur waarbij de ruimtelijke condities worden gecreëerd<br />
voor het verbeteren van het collectief vervoer en de organisatie van vervoers-genererende activiteiten op punten die<br />
ontsloten worden door openbaar vervoer.<br />
In het RSV maakt men onderscheid tussen ‘de stedelijke gebieden en stedelijke netwerken’, ‘het buitengebied’, ‘de gebieden voor economische<br />
activiteiten’ en ‘de lijninfrastructuur’. Zij vormen de structuurbepalende componenten.<br />
6.1.1. AARSCHOT : STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED<br />
De stad <strong>Aarschot</strong> wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen opgenomen als een goed uitgeruste kleine stad (niveau 3a) . Delen van de<br />
gemeente <strong>Aarschot</strong> worden afgebakend als structuurondersteunend kleinstedelijk gebied. De exacte afbakening van het structuurondersteunend<br />
kleinstedelijk gebied gebeurt door de provincie, in overleg met het Vlaams Gewest en de betrokken gemeenten.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 93<br />
Het ruimtelijk beleid is erop gericht de stedelijke kern en het stedelijk functioneren te consolideren en te versterken door het creëren van ruimte<br />
voor een bijkomend aanbod aan woningbouw, aan stedelijke voorzieningen en aan economische activiteiten. Dit aanbod kan - omwille van de<br />
aanwezigheid van een relatief sterke stedelijke kern - ook worden ingeplant op plaatsen binnen het stedelijk gebied die vandaag nog weinig<br />
stedelijkheid bezitten.<br />
De afbakeningsgrens van het stedelijk gebied heeft een beleidsmatige betekenis: stedelijk gebiedbeleid versus buitengebiedbeleid. De grens van<br />
het stedelijk gebied zal meestal niet overeenstemmen met de administratieve gemeentegrens. Het stedelijk gebied zal meestal bepaalde delen<br />
van de gemeente bedekken, en soms zelfs delen van buurgemeenten. Het afbakeningsproces bevat een formeel engagement van de betrokken<br />
bestuursniveaus en betrokken overheidssectoren om het in de afbakening opgenomen ruimtelijk beleids- en actieprogramma uit te voeren,<br />
conform de visie op de ontwikkeling van het betrokken stedelijk gebied.<br />
Instrumenten voor de realisatie van de gewenste ruimtelijke structuur van het stedelijk gebied zijn de strategische stedelijke projecten en de<br />
stadsrenovatie en -vernieuwing.<br />
6.1.2. AARSCHOT BINNEN HET BUITENGEBIED<br />
Het overgrote deel van het grondgebied van <strong>Aarschot</strong> is onderdeel van het buitengebied. Het is het gebied waarin de open, onbebouwde<br />
ruimte overweegt. Elementen van bebouwing, woningen of bedrijfsgebouwen, en infrastructuren, zoals wegen of nutsvoorzieningen, die<br />
functioneel (wonen, verplaatsen, dienstverlening, …) met de open ruimte verbonden zijn, maken er ook deel van uit. Het is een zeer ruim<br />
begrip en zal er, afhankelijk van de streek, soms geheel anders uitzien. De ruimtelijke structuur van het buitengebied wordt bepaald door de<br />
natuurlijke structuur, de agrarische structuur, de nederzettingsstructuur en de infrastructuur.<br />
De natuurlijke structuur van het buitengebied wordt in verschillende ruimtelijke beleidscategorieën opgedeeld:<br />
- de grote eenheden natuur (GEN’s): een aaneengesloten gebied met hoge biologische waarde, waar de natuurfunctie bovengeschikt is.<br />
Het beleid is gericht op de ruimtelijke ondersteuning van het behoud en de verdere ontwikkeling van de huidige biologische waarde.<br />
- de grote eenheden natuur in ontwikkeling (GENO’s): een aaneengesloten gebied waar de natuurfunctie bovengeschikt is aan de andere<br />
functies, of waar dit op termijn gewenst wordt. Het betreft gebieden met een geringe biologische waarde of sterk versnipperde natuur<br />
met hoge biologische waarde en een hoge toekomstwaarde, die op basis van de kenmerken van het fysische systeem de potentie<br />
hebben te evolueren naar een GEN. Voor zowel de GEN’s als de GENO’s betekent dit het behoud en versterking van het niet-bebouwd<br />
karakter, het kenmerkend biotisch en abiotisch milieu en de kenmerkende ruimtelijke relatie tussen de waterloop en de omgevende<br />
vallei.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 94<br />
- de natuurverbindingsgebieden: andere functies (landbouw, bos,…) komen als hoofdgebruiker voor, de natuurfunctie is ondergeschikt<br />
aan andere functies en wordt bepaald door de aanwezigheid van kleine landschapselementen en kleinere natuurgebieden als<br />
verbinding. In natuurverbindingsgebieden is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de hoofdgebruiker, van de kleinere<br />
natuurgebieden en van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine landschapselementen. De ruimtelijke ondersteuning<br />
betekent concreet het behoud van kleine landschapselementen, alsook van de niet-bebouwde onderdelen van de<br />
natuurverbindingsgebieden.<br />
- de natuurverwevingsgebieden: aaneengesloten gebied waar de functie landbouw, bos en natuur nevengeschikt zijn en waar elke<br />
functie behouden kan worden zonder de andere functies te verdringen. Het beleid is er gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de<br />
verschillende functies; concreet betekent dit het behoud en de versterking van het niet-bebouwd karakter, het kenmerkend biotisch en<br />
abiotisch milieu en de kenmerkende ruimtelijke relatie tussen de waterloop en de omgevende vallei.<br />
De meerderheid van de bestaande bossen zal worden opgenomen in de natuurverwevings- en natuurverbindingsgebieden. Daarnaast wordt in<br />
ruimtelijke uitvoeringsplannen bosgebied en bosuitbreidingsgebied afgebakend waar het beleid gericht is op de uitbreiding van het bosarsenaal.<br />
De grote eenheden natuur en natuur in ontwikkeling, natuurverwevings-, bos- en bosuitbreidingsgebieden worden afgebakend in gewestelijke<br />
ruimtelijke uitvoeringsplannen. De natuurverbindingsgebieden worden in provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen afgebakend.<br />
Voor de natuurlijke structuur wordt een gebiedsgericht beleid gevoerd dat streeft naar de aanduiding van een samenhangend en georganiseerd<br />
geheel van gebieden.<br />
De agrarische structuur van het buitengebied is continu onderhevig aan sterk wisselende externe invloedsferen. Vier factoren spelen daarin een<br />
belangrijke rol:<br />
- het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid binnen de EU<br />
- de wereldhandelsovereenkomsten (Gatt)<br />
- de milieuproblematiek in Vlaanderen<br />
- het consumentengedrag<br />
De agrarische structuur is ook onlosmakelijk verbonden met een aantal agrarische bedrijfsgebouwen. De verschillende typen van agrarische<br />
bebouwing kunnen op een gedifferentieerde manier worden aangepakt op lokale schaal.<br />
Voor de nederzettingsstructuur van het buitengebied worden volgende beleidscategorieën van toepassing op <strong>Aarschot</strong>,vooropgesteld:
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 95<br />
- de kernen: zijn de hoofddorpen en de woonkernen. Een woonkern (morfologische agglomeratie) is het landschapsdeel dat<br />
aaneensluitend bebouwd is. Steden, dorpen en gehuchten kunnen woonkernen zijn. Een hoofddorp is een woonkern die minstens over<br />
een voldoende uitrustingsgraad beschikt. In het provinciaal structuurplan wordt de bindende selectie gemaakt van hoofddorpen en<br />
woonkernen.<br />
- het lint: bebouwde omgeving aan één of beide zijden van een straat met een typische lineaire structuur en die niet als woonkern is<br />
geselecteerd.<br />
- de verspreide bebouwing: iedere vorm van bebouwing die niet op basis van de definiëring tot één van de vorige beleidscategorieën kan<br />
worden gerekend wordt als verspreide bebouwing opgevat.<br />
Op basis van het principe van de gedeconcentreerde bundeling (zie hoger) wordt voor de provincie Vlaams-Brabant gesteld dat slechts 50%<br />
van de te realiseren bijkomende woningen in het buitengebied mag gerealiseerd worden.<br />
De behoefte aan bijkomende woningen wordt wat het buitengebied betreft dus opgevangen in de bestaande kernen. Conform het principe van<br />
de gedeconcentreerde bundeling kan een verdere groei van linten en een toename van de verspreide bebouwing niet aanvaard worden.<br />
(versnippering, hoge maatschappelijke kost, centrumfunctie en leefbaarheid, bereikbaarheid en (verkeers-)leefbaarheid).<br />
Instrumenten ter verwezenlijking van de gewenste ruimtelijke structuur van het buitengebied zijn: een geïntegreerd plattelandsbeleid, de<br />
landinrichting, de ruimtelijke ondersteuning van het integraal waterbeheer, maatregelen op het bouwen in het buitengebied en strategische<br />
projecten voor het buitengebied.<br />
6.1.3. AARSCHOT ALS ECONOMISCH KNOOPPUNT<br />
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wil de economische activiteiten in Vlaanderen concentreren in de economische knooppunten en de<br />
poorten. Als stedelijk gebied is <strong>Aarschot</strong> geselecteerd als economisch knooppunt.<br />
Dit wil concreet zeggen dat, wanneer dat past in de globale visie en de gewenste ruimtelijke structuur van <strong>Aarschot</strong>, vanuit het RSV de<br />
mogelijkheid bestaat om bijkomende regionale bedrijventerreinen te ontwikkelen. Ook hieraan zijn echter enkele voorwaarden verbonden.<br />
Volgende principes gelden voor de lokalisatie en inrichting van regionale bedrijventerreinen:<br />
- lokalisatie bij voorkeur aansluitend bij de bestaande bedrijventerreinen
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 96<br />
- verantwoording vanuit de globale ruimtelijke visie op het economisch knooppunt en haar positie in Vlaanderen en de<br />
provincie<br />
- afstemming van de oppervlakte van het regionaal bedrijventerrein op de reikwijdte en het belang van het economisch<br />
knooppunt en de spreiding van bedrijventerreinen in de overige economische knooppunten in de provincie<br />
- afstemming van het bereikbaarheidsprofiel van de locatie op het mobiliteitsprofiel van de voorziene bedrijven<br />
(=locatiebeleid)<br />
- geen kleinhandelsbedrijven op regionale bedrijventerreinen<br />
- ontsluiting uitsluitend en rechtsreeks via primaire of secundaire wegen<br />
- maximale algemene én specifieke uitrusting voor de specifiek regionale bedrijventerreinen<br />
De ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven buiten de bedrijventerreinen, worden vooral bepaald door de aard<br />
en het karakter van het bedrijf zelf en nog meer door de ruimtelijke draagkracht van de omgeving. De gemeente zal deze ruimtelijke<br />
draagkracht van de betrokken omgeving kwalitatief moeten bepalen omdat dit niet in een algemene norm is vast te leggen. Volgende principes<br />
staan voorop bij de beoordeling van de ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden van bestaande bedrijven buiten de bedrijventerreinen:<br />
- goed nabuurschap<br />
- alle mogelijkheden en voorzieningen voor ontwikkeling op de bestaande locatie worden uitputtend aangewend<br />
- ruimtelijke implicaties bij herlokalisatie worden afgewogen tegen die van ontwikkeling op bestaande locatie<br />
- de ruimtelijke draagkracht mag niet worden overschreden<br />
- er wordt t.a.v. de ontwikkeling van de economische activiteit een maximale beleidszekerheid en beleidscontinuïteit<br />
nagestreefd, zowel in ruimte als in tijd<br />
6.1.4. LIJNINFRASTRUCTUUR<br />
Het RSV wil de mobiliteit optimaliseren door een functionele categorisering van het wegennet, die gebeurt op basis van het selectief prioriteit<br />
geven aan ofwel de bereikbaarheid ofwel aan de leefbaarheid. Het Vlaams Gewest staat in voor de selectie van de hoofdwegen, primaire wegen<br />
I en II. De provincie heeft als taak de secundaire wegen te selecteren. De afbakening van lokale wegen is een gemeentelijke taak. Op de lokale<br />
wegen gaan de verkeersveiligheid en de verkeersleefbaarheid boven de afwikkelingssnelheid. De E314 behoort tot het hoofdwegennet op<br />
Vlaams niveau. De N223, van de E314 tot de R25, is in het RSV geselecteerd als primaire weg, type II, net als de R25 zelf.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 97<br />
Tot de selectie van het hoofdspoorwegennet voor personenvervoer behoren de lijnen Brussel-Leuven-Landen/<strong>Aarschot</strong>-Hasselt-Genk en<br />
Antwerpen-Lier-<strong>Aarschot</strong>-Hasselt. Er wordt voorgesteld om een beperkt aantal nieuwe spoorinfrastructuren te realiseren. Deze nieuwe<br />
spoorinfrastructuur wordt in minstens één van de provinciale multimodale verkeers- en vervoermodellen geanalyseerd en geëvalueerd. Voor de<br />
weerhouden infrastructuren worden in ruimtelijke uitvoeringsplannen terreinreserveringen vastgelegd. Deze verbindingen maken dan ook in de<br />
toekomst onderdeel uit van het hoofdspoorwegennet. Voor het personenvervoer behoort daarbij een bocht tussen lijn 35 (Leuven-Hasselt) en<br />
lijn 36 (Brussel-Luik) te Leuven.<br />
Voor het goederenvervoer langs <strong>Aarschot</strong> is er een capaciteitsverhoging voorzien tussen de zeehaven en de omgeving van Lier, met vertakking<br />
tussen lijn 15 (Berchem-Mol) en lijn 16 (Lier-<strong>Aarschot</strong>). Delen van het hoofd- en van het secundair spoorwegennet voor het goederenvervoer<br />
moeten worden aangepast voor een snelheid van 120 km/u. Dit is onder meer het geval voor lijn 16 (Lier-<strong>Aarschot</strong>). Voor de door de NMBS<br />
niet meer bediende lijnen en spoorwegterreinen wordt de nieuwe bestemming vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan.<br />
Voor secundaire stations en halteplaatsen worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen de mogelijkheden aangegeven<br />
voor een verdichting en intensivering van het ruimtegebruik (bv. de locatie van een woongebied, schoolcomplex, recreatiegebied, e.d.) en voor<br />
de verbetering van het voor- en natransport voor verschillende vervoersmodi.<br />
In de oost-westrichting biedt de uitbouw van een sneltramnet de mogelijkheid om in het bebouwd perifeer landschap ten noodoosten van<br />
Antwerpen en in het oostelijke en zuidelijk gelegen gefragmenteerd gebied een ruimtelijke bundeling tot stand te brengen. De bestaande<br />
spoorverbindingen over Lier (lijnen 15 (AntwerpenHerentals-Mol) en 16 (Lier-<strong>Aarschot</strong>)) worden hierin ingepast. Deze opties moeten worden<br />
geanalyseerd in het multimodale verkeers- en vervoersmodel.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 98<br />
6.2. PROVINCIAAL STRUCTUURPLAN VLAAMS-BRABANT<br />
Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant werd op 11 mei 2004 definitief vastgesteld door de Bestendige Deputatie. In de<br />
onderstaande beschrijving beperken we ons tot die elementen die van invloed zijn op de ruimtelijke structuur van de gemeente <strong>Aarschot</strong> en<br />
waarmee we rekening moeten houden bij de opmaak van dit GRS.<br />
6.2.1. KERNPRINCIPES<br />
Op basis van de analyse van de bestaande ruimtelijke structuur werden een aantal uitgangspunten en kernprincipes ontwikkeld. Aan de basis<br />
van het toekomstig ruimtelijk beleid in de provincie Vlaams-Brabant en van de indeling in verschillende deelruimten liggen volgende<br />
kernprincipes:<br />
- Herwaardering van het fysisch systeem<br />
- Een centrumprovincie met Brussel<br />
- Een provincie met diverse stedelijke kernen<br />
- Vlaamse Ruit biedt een duidelijke structuur<br />
- Mobiliteit als sturend gegeven<br />
6.2.2. GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR – OPEN RUIMTE<br />
De open ruimte omvat de gebieden waarin de onbebouwde ruimte overweegt. De open ruimtefragmenten verschillen naar vorm, functie en<br />
samenstelling. Deze verscheidenheid wordt door de provincie onderkend en men wenst hierop in te spelen door middel van het voeren van een<br />
gedifferentieerd open ruimte beleid. De provincie onderscheidt 4 verschijningsvormen van de open ruimte, die vertaald worden naar<br />
streefbeelden:<br />
- uitgestrekte boscomplexen en natuurgehelen<br />
- transportcorridor<br />
- ingericht land- en tuinbouwgebied<br />
- een groen dooraderde stad<br />
De provincie wenst de verschillende open ruimtefragmenten onderling te verbinden via een fijnmazig netwerk en beoogt een open<br />
ruimtegeheel dat bestaat uit verscheidende componenten.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 99<br />
Binnen de gewenste natuurlijke structuur worden op provinciaal niveau de natuurverbindingsgebieden (NVGB) en de ecologisch infrastructuur<br />
van bovenlokaal belang geselecteerd. In de omgeving van <strong>Aarschot</strong> worden volgende NVGB geselecteerd:<br />
(5a): verbinding van natuurkernen langs de Dijle<br />
(6h): verbinding boscomplex Walenbos en Demer via Nieuwe Motte<br />
(10c): verbinding Winge-Molenbeek via Wijngaardberg-Beninksberg (NK) naar ’s Hertogenheide (NK)<br />
(12a): verspreide boskernen Diestiaanheuvels<br />
(12b): rivierduinen in het samenvloeiingsgebied van Demer en Dijle<br />
De provincie vermeldt hierbij dat in de Demervallei eveneens een oplossing moet gegeven worden aan de ecologische en<br />
landschappelijke barrière die de stedelijke kernen van Diest en <strong>Aarschot</strong> vormen.<br />
De provincie wenst de agrarische structuur te vrijwaren en te versterken opdat het duurzaam functioneren van de landbouw kan verzekerd<br />
worden. Zeker in open landbouwgebieden wordt het agrarisch grondgebruik bestendigd en de open ruimte behouden. De provincie<br />
differentieert de ruimtelijke agrarische deelgebieden, afgebakend door het Vlaams Gewest, op basis van de agrarische mogelijkheden en<br />
knelpunten. Er worden drie categorieën onderscheiden, waarin nog subcategorieën met een specifiek beleid worden aangeduid, zijnde:<br />
gebieden met structurele beperking: non-aedificandi – zones, valleigebieden, land- en tuinbouwgebieden met<br />
aandacht voor het landschap en landbouwgebieden omheen het stedelijk gebied<br />
gebieden met agrarische verbreding: grondgebonden en grondloze land- en tuinbouw, intensieve grondgebonden<br />
tuinbouw met voldoende oppervlaktewater, gebieden met concentratie van tuinbouw onder glas of plastiek,<br />
bedrijventerreinen voor agro-industrie en verbreding naar bosbouw of boomkwekerijen<br />
gebieden met structurele verbreding<br />
Voor de gewenste landschappelijke structuur beoogt de provincie een complementair samengaan van zowel de nieuwe stedelijke landschappen<br />
als de meer traditionele relictlandschappen. Volgende beleidscategorieën worden onderscheiden:<br />
gave landschappen: in de omgeving van <strong>Aarschot</strong> bevindt zich de ‘Demervallei Vlaams-Brabant’<br />
structurerende reliëfcomponenten: in de omgeving van <strong>Aarschot</strong> bevinden zich de ‘Diestiaanheuvels van de Demer’<br />
landschappelijke bakens
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 100<br />
6.2.3. GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR – BEBOUWDE RUIMTE<br />
De provincie wenst de complementariteit tussen de verschillende steden, buitenkerngebieden en alleenstaande bebouwing te versterken.<br />
Daarom hanteert de provincie het begrip bebouwde ruimte, zijnde gebieden waar de bebouwing overheerst los van de bestemming of van de<br />
activiteiten die er worden uitgevoerd. De gewenste bebouwde structuur wordt opgesplitst in twee delen, zijnde de nederzettingsstructuur en de<br />
economische structuur.<br />
Gewenste nederzettingsstructuur<br />
Binnen de nederzettingsstructuur worden volgende taakstellingen ingevuld:<br />
- selectie van de hoofddorpen en woonkernen<br />
- verdeling van de behoefte aan bijkomende woningen naar buitengebiedgemeenten en gemeenten opgesomd als kleinstedelijk gebied<br />
- ontwikkelingsperspectieven voor specifieke doelgroepen<br />
Daarbij dient de relatie tussen de bebouwde ruimte en de open ruimte versterkt te worden.<br />
Als stedelijke kern worden op grondgebied van <strong>Aarschot</strong> geselecteerd: <strong>Aarschot</strong> en Ourodenberg. Indien Ourodenberg niet wordt opgenomen<br />
binnen de afbakening van het kleinstedelijk gebied <strong>Aarschot</strong>, dan wordt ze geselecteerd als woonkern Geen enkele kern wordt door de<br />
provincie geselecteerd als hoofddorp. Gelrode en Rillaar worden geselecteerd als woonkern en Gijmel, Langdorp en Wolfsdonk als kernen in<br />
het buitengebied.<br />
De taakstelling voor <strong>Aarschot</strong> bedraagt 2.079 woningen (periode 1992-2007). Deze taakstelling moet als een minimum richtkader gehanteerd<br />
worden bij de afbakening van deze stedelijke gebieden. Evoluties sinds 1992 worden uiteraard verrekend. Om het aanbod aan sociale<br />
huurwoningen in de stedelijke gebieden ook naar de toekomst op een voldoende peil te houden wordt een streefcijfer voor de realisatie van<br />
sociale huurwoningen vooropgesteld van 5% op het totaal aantal gezinnen en van 5% van de taakstelling aan bijkomende woningen.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 101<br />
Voor elk van deze onderdelen worden specifieke ontwikkelingsperspectieven opgesteld:<br />
Kleinstedelijke gebieden: stedelijke kern (<strong>Aarschot</strong> en Ourodenberg)<br />
Stedelijke gebieden zijn prioritaire groeipolen in de nederzettingsstructuur, waar hogere dichtheden zijn na te streven, maar het stedelijk<br />
weefsel dient voldoende verlucht te worden. Binnen kleinstedelijke gebieden dient het wonen prioritair te worden gestimuleerd. Het<br />
woningaanbod dient divers te zijn om de verschillende sociale lagen van de bevolking een onderkomen te kunne bieden. Dit houdt een<br />
menging in van kleine en grote woningen, alsook aangepaste woningen voor ouderen, jonge gezinnen, gehandicapten,... Daarnaast zal het<br />
woningaanbod ook moeten bestaan uit een evenwichtige menging van huur- en koopwoningen.<br />
Er dient binnen het stedelijk gebied belangrijke aandacht te gaan naar de kwaliteit en het aanbod van groene en openruimte elementen, die<br />
voor een groot deel de aantrekkelijkheid van het buitengebied uitmaken.<br />
De lokale en bovenlokale voorzieningen van de kleinstedelijke gebieden dienen optimaal te worden gestimuleerd.<br />
Er dient gestreefd te worden naar een maximale verweving van de economische activiteiten. Nieuwe locaties worden prioritair afgestemd op<br />
een multimodale bereikbaarheid in functie van de activiteit. Een beheers- en begeleidingsprogramma wordt opgesteld met afstemming van de<br />
aard van activiteiten op het stedelijk gebied en een complementaire werking t.o.v. het binnenstedelijke handelsapparaat (dus niet in<br />
concurrentie), als doelstelling. De kleinhandelsconcentraties op de invalswegen worden prioritair afgebakend.<br />
Het multimodale en bovenlokale karakter van kleinstedelijke gebieden moeten maximaal worden uitgebouwd en de verschillende initiatieven<br />
voor de uitbouw van een collectief vervoersnet (o.a. GEN en BB-net) worden er maximaal geïmplementeerd.<br />
De hoogdynamische recreatie wordt prioritair gebundeld in stedelijke gebieden. De laagdynamische recreatie – d.m.v. onder meer<br />
medegebruik van natuur, groen (parken,...) landbouw,... – dient maximaal ondersteund en uitgebouwd te worden.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 102<br />
Woonkernen (Gelrode en Rillaar)<br />
De woonkernen staan in voor de opvang en het bundelen van de plaatselijke woonbehoeften. Het wonen staat hier dus prioritair boven de<br />
andere mogelijke functies. Wel voorziet de woonkern in de lokale basisbehoeften.<br />
De ontsluitingsmogelijkheden van de woonkernen worden maximaal gestuurd naar het openbaar vervoer. Indien de basismobiliteit niet<br />
aanwezig is, dient deze prioritair te worden uitgebouwd en indien ze wel aanwezig is, dient ze te worden uitgebreid met regionale OV-lijnen.<br />
De natuurlijke structuur wordt versterkt en voor zover mogelijk uitgebouwd in functie van het medegebruik. Waar mogelijk, wordt de<br />
ecologische infrastructuur gekoppeld aan laagdynamische recreatieve elementen die het woonklimaat versterken.<br />
Kernen in het buitengebied (Gijmel, Langdorp en Wolfsdonk)<br />
Woonuitbreidingsgebieden worden hier in principe niet aangesneden. De basisvoorzieningen dienen er te worden beperkt tot het primaire<br />
niveau. Enkel laagdynamische recreatieve functies komen in aanmerking op voorwaarde dat deze beperkt en kleinschalig zijn.<br />
De basismobiliteit wordt ondersteund en gericht naar het hogere net van collectief vervoer, zonder zelf als bovenlokaal knooppunt te<br />
functioneren.<br />
Met betrekking tot de open ruimte zal prioritair aandacht gaan naar de natuurlijke en landschappelijke waarden.<br />
Gewenste ruimtelijk-economische structuur<br />
Binnen de ruimtelijk – economische structuur worden volgende taakstellingen ingevuld:<br />
- verdeling van de behoefte aan bedrijventerreinen naar de kleinstedelijke gebieden en overige economische knooppunten<br />
- selecteren van economische netwerken<br />
- uitwerken van een ruimtelijke visie voor de kleinstedelijke gebieden<br />
- uitwerken van een visie op de kleinhandel van een regionale schaal<br />
Om de regionale functie van het kleinstedelijk gebied <strong>Aarschot</strong> te versterken, wordt in eerste instantie een beperkte uitbouw van de bestaande<br />
industriezone bepleit voor kleinschalige productie, logistiek en distributie. Personeelsintensieve activiteiten kunnen aansluitende bij de
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 103<br />
stationslocatie ontwikkeld worden. Op lange termijn wordt de optimalisatie van de volledige bedrijvenzone nagestreefd, de middelen hiertoe<br />
kunnen worden ingezet, zullen onderzocht worden. Bij het doortrekken van de ring rond <strong>Aarschot</strong> kan een bijkomende kleinhandelszone ten<br />
noorden van <strong>Aarschot</strong> ontwikkeld worden, op voorwaarde dat een goede relatie met het centrum voorzien wordt en dat gestreefd wordt naar<br />
een sterke clustering van deze activiteiten.<br />
Voor het kleinstedelijk gebied <strong>Aarschot</strong> stelt de provincie een oppervlakte (af te bakenen oppervlakte voor bedrijventerreinen, zonder rekening<br />
te houden met het reservegedeelte van pakket 3) voorop van 25 ha. De provincie ijvert om deze oppervlakte binnen de planperiode te<br />
realiseren. Daarnaast stelt de provincie een streefcijfer voorop van de oppervlakte die de provincie zich ten doel stelt en beschouwt als de<br />
meeste optimale invulling van de gewenste ruimtelijke structuur, dit cijfer is echter niet te beschouwen als een maximum voor deze zone, maar<br />
als een te behalen doelstelling waarbij in functie van de mogelijkheden van de zone een grotere oppervlakte dan het streefcijfer kan afgebakend<br />
worden. Voor het kleinstedelijk gebied <strong>Aarschot</strong> bedraagt het streefcijfer 45 ha.<br />
6.2.4. GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR – MOBILITEIT<br />
Vlaams-Brabant wordt in belangrijke mate geconfronteerd met de congestieproblematiek op de verkeerswegen. De provincie wenst de<br />
mobiliteit beter te beheersen door het versterken van alternatieven voor het wegverkeer; het belang van het collectief vervoer wordt benadrukt.<br />
Binnen het thema mobiliteit worden volgende taakstellingen ingevuld:<br />
- selectie van openbare vervoersknooppunten<br />
- selectie van secundaire wegen<br />
<strong>Aarschot</strong> wordt geselecteerd als interregionaal knooppunt. Een interregionaal knooppunt zal zich vooral richten op de ontsluiting van het<br />
kleinstedelijk gebied waartoe ze behoren en op de ontsluiting van een ruimere regio waarvoor het kleinstedelijk gebied als centrum fungeert.<br />
De comfort- en kwaliteitseisen liggen op een gemiddeld niveau. Het betreft een spoorstation van waaruit de regio met regionale en lokale OVlijnen<br />
bediend wordt. Parkeervoorzieningen in het vervoerknooppunt zijn gewenst en kunnen eventueel instaan voor de opvang van een deel<br />
van de parkeermogelijkheden voor het kleinstedelijk gebied waartoe het knooppunt behoort, inzoverre deze optie vanuit het gemeentelijk<br />
mobiliteitsplan wordt ondersteund. Dit soort knooppunt dient minimaal in een aantal basisvoorzieningen te voorzien (zoals bewaakte<br />
fietsstallingen, fietsverhuur, fietsherstelplaats, cafetaria, krantenkiosk, handel met basisproducten, verwarmde wachtruimte, bemand loket,...).
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 104<br />
De provincie selecteert de secundaire wegen, dit zijn wegen die een belangrijke rol spelen in het ontsluiten van gebieden naar de primaire<br />
wegen en naar de hoofdwegen (= verzamelfunctie op bovenlokaal niveau) en die tevens op lokaal niveau van belang zijn voor de<br />
bereikbaarheid van de diverse activiteiten langsheen deze wegen (= toegang geven). De provincie maakt onderscheid tussen 3 types secundaire<br />
wegen:<br />
o Secundaire wegen type I: De hoofdfunctie van de weg is verbinden op bovenlokaal niveau op basis van mobiliteitsgenererende<br />
elementen op provinciaal niveau. Omwille van de verkeersleefbaarheid en de mogelijke maaswijdteverkleining tussen twee<br />
hoofdwegen wordt het concept van filters toegepast.<br />
Selectie secundaire wegen type I:<br />
N10 van R25 (<strong>Aarschot</strong>) tot grens met provincie Antwerpen (naar R16, Lier). De provincie Antwerpen heeft deze weg<br />
niet geselecteerd als secundaire weg type I, maar als drager voor het stedelijk netwerk Lier-<strong>Aarschot</strong>. In het kader van<br />
de streefbeeldstudie voor de N10 zal een verdere afstemming met de provincie Antwerpen gebeuren.<br />
N19 van R25 (<strong>Aarschot</strong>) tot grens met provincie Antwerpen (naar R14, Geel). In de 2 de discussienota werd de selectie<br />
van deze weg naar voor geschoven omdat hij een belangrijke invalsweg vormt voor het kleinstedelijk gebied <strong>Aarschot</strong>.<br />
De weg is tevens geselecteerd door de provincie Antwerpen.<br />
N223 van N3 (Tienen) naar A2/E314 (<strong>Aarschot</strong>).<br />
o Secundaire wegen type III: De hoofdfunctie van de weg is het garanderen van een vlotte doorstroming van het openbaar<br />
vervoer en de fiets. De weg behoudt een verbindingsfunctie voor het autoverkeer, maar deze is ondergeschikt aan het<br />
openbaar vervoer en/of de fiets. Doorgaans worden dit type van wegen ontdubbeld door een hoofdweg, waardoor de<br />
verkeersfunctie voor het autoverkeer verminderd is.<br />
Een groot deel van de secundaire wegen type III (m.n. de oude steenwegen) hebben een ruimtelijk structurerend karakter<br />
omwille van de bebouwing en de aanwezige activiteiten. Deze wegen hebben momenteel, naast een verbindende functie vaak<br />
ook een erftoegangsfunctie voor diverse activiteiten. Om het verkeerskundige conflict tussen verbinden en ontsluiten op te<br />
lossen dient de wegbeheerder de verkeersfunctie van de weg af te stemmen op de ruimtelijke structuur, waarbij speciale<br />
aandacht gaat naar het beschermen van de verkeersleefbaarheid langs de weg.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 105<br />
Selectie secundaire wegen type III :<br />
N10 van R25 (<strong>Aarschot</strong>) naar R26 (Diest). De weg loopt parallel aan de E314/A2 en vormt een belangrijke verbinding<br />
tussen <strong>Aarschot</strong> en Diest.<br />
N19 van R23 (Leuven) naar Kapitein Gilsonplein (<strong>Aarschot</strong>).<br />
R25 (<strong>Aarschot</strong>) Oost, van de Langdorpsesteenweg tot de N10<br />
R25 (<strong>Aarschot</strong>) Oost (aan te leggen), van de N19 tot de Langdorpsesteenweg<br />
6.2.5. GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR – TOERISTISCH-RECREATIEVE STRUCTUUR<br />
De provincie wenst een toeristisch-recreatief netwerk uit te werken die een rijke variatie aan ontspanningsmogelijkheden biedt. Binnen de<br />
toeristisch-recreatieve infrastructuur worden volgende selecties gemaakt:<br />
- toeristisch-recreatieve netwerken<br />
- toeristisch-recreatieve knooppunten<br />
<strong>Aarschot</strong> behoort tot het toeristisch-recreatief netwerk ‘Demernetwerk’, waar men de aanwezige landschappelijke kwaliteiten wenst te<br />
gebruiken om de regio toeristisch-recreatief te promoten. Oude hoeves, puntrelicten, panoramische zichtpunten en het wijdse open landschap<br />
zijn basiselementen voor de uitbouw van een netwerk van fiets- en voetgangersroutes. Nieuwe grootschalige openluchtrecreatieve verblijven<br />
zijn in de regio niet gewenst, bestaande dienen geoptimaliseerd te worden en kunnen eventueel nog (beperkt) uitbreiden. Wel is er behoefte<br />
aan comfortabelere nieuwe logiesmogelijkheden. In dit toeristisch-recreatief netwerk worden de kleinstedelijke gebieden Diest en <strong>Aarschot</strong> en<br />
de gemeente Scherpenheuvel-Zichem als toeristisch-recreatief knooppunt aangeduid.<br />
Het structuurondersteunend stedelijk gebied <strong>Aarschot</strong> wordt geselecteerd als toeristisch-recreatief knooppunt. Deze aanduiding wordt<br />
verantwoord wordt door een aantal cultuurhistorische elementen en de stedelijke voorzieningen. Vanuit dit goed bereikbaar stedelijk gebied is<br />
ook de Demervallei toegankelijk, waardoor <strong>Aarschot</strong> ook een rol op te nemen heeft binnen het Demernetwerk.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 106<br />
6.2.6. AARSCHOT ALS ONDERDEEL VAN DE DEELRUIMTE ‘DEMERNETWERK’<br />
De provincie onderscheidt in het structuurplan 4 deelruimten.De volledige gemeente <strong>Aarschot</strong>, maakt naast delen van de gemeenten<br />
Begijnendijk, Diest, Scherpenheuvel-Zichem, Bekkevoort, Holsbeek, Rotselaar, Tielt-Winge en Tremelo deel uit van de deelruimte<br />
Demernetwerk, dat zich in de noordoostelijke hoek van de provincie bevindt en de schakel vormt met de provincie Limburg en Antwerpen en<br />
de overgang tussen de Kempen en het Hageland. Het voorontwerp stelt dat het Demernetwerk een relatief versnipperd gebied is waarbij de<br />
Demer een sterk structurerende rol heeft. De provincie kiest voor een fijnmazige oplossing waarbij elk van de ruimtelijke componenten deel<br />
uitmaken van een netwerk.<br />
Voor de deelruimten worden knelpunten en potenties aangehaald, alsook een verwoording van de ruimtelijke principes. Deze principes vinden<br />
hun doorwerking in de verschillende deelstructuren (open ruimte, bebouwde ruimte, mobiliteit en toeristisch-recreatieve structuur) en zijn de<br />
leidraad voor het uit te stippelen ruimtelijk beleid in de deelruimte.<br />
Knelpunten :<br />
• De kleinstedelijke gebieden zijn niet in voldoende mate aantrekkelijk.<br />
• <strong>Aarschot</strong> en Diest scoren qua werkgelegenheid in vergelijking tot andere kleinstedelijke gebieden binnen de provincie Vlaams-<br />
Brabant matig tot slecht.<br />
• De verlinting en uitwaaiering van de kleinstedelijke gebieden naar de open ruimte toe, zorgt voor een verspreide bebouwing, die<br />
nefast is voor de creatie van stedelijk draagvlak en voorzieningen.<br />
• De lintvormig uitgebouwde handelsvoorzieningen langsheen de N10 verzwakken het handelsgebeuren in de kleinstedelijke<br />
gebieden <strong>Aarschot</strong> en Diest.<br />
• De stations te <strong>Aarschot</strong> en Diest zijn niet optimaal afgestemd op het stedelijk weefsel en stratenpatroon. Hierdoor wordt een<br />
kwalitatieve uitbouw van de stationsomgevingen gehypothekeerd.<br />
• Verlinting binnen het Demernetwerk verlaagt de slaagkansen van een efficiënt alternatief voor de auto en bedreigt bijgevolg de<br />
uitbouw van een kwalitatief collectief vervoerssysteem.<br />
• De bereikbaarheid van het stations te <strong>Aarschot</strong> en Diest is matig.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 107<br />
Potenties :<br />
• Het “Laakproject” biedt nieuwe mogelijkheden voor <strong>Aarschot</strong>.<br />
• Diest en <strong>Aarschot</strong> bezitten de potentie, gezien hun cultuurhistorische waarden, hun uitgebouwd “shopping”-apparaat en een<br />
aantal bovenlokale voorzieningen om uit te groeien tot volwaardige kleinstedelijke gebieden, die een sterke aantrekkingskracht<br />
uitoefenen naar de omliggende regio. De aansluiting op het spoorwegennet en het primair en secundair wegennet vormen<br />
belangrijke motoren van ontwikkeling.<br />
• De ontdekking van de regio - voornamelijk <strong>Aarschot</strong> - als vestigingslocatie voor bedrijvigheid biedt kansen voor het reduceren<br />
van pendelbewegingen en het verstevigen van de identiteit van het Demernetwerk.<br />
• De regio is, gezien haar ligging en aantakking nabij de E314 en de spoorlijn <strong>Aarschot</strong>-Diest, goed ontsloten.<br />
• De historische landschappen en de cultuurhistorische centra Diest en <strong>Aarschot</strong> en de uitgebouwde kleinstedelijke voorzieningen<br />
verschaffen potenties naar het aantrekken van toerisme en recreatie.<br />
Ruimtelijke principes :<br />
• Het Demernetwerk : een netwerk van verschillende ruimtelijke componenten<br />
Een verdere verspreiding van de sterk gefragmenteerde nederzettingsstructuur dient een halt toegeroepen te worden.<br />
Het ruimtelijk beleid dient zich te richten op de vrijwaring en versterking van de lijnelementen (spoor, snelweg,<br />
steenweg) en hun functie in het landschap. Nieuwe ontwikkelingen dienen zich te enten op de lijninfrastructuren.<br />
Nood aan nieuwe dwarsverbindingen, enerzijds bestaande uit een aantal kleinschalig fiets- en<br />
voetgangersverbindingen over de Demer(vallei) heen, anderzijds is er ook nood aan noord-zuid gerichte open ruimte<br />
natuurverbindingen. Dit dient vooral om de ongebreidelde verlinting langs de N10 een halt toe te roepen.<br />
• <strong>Aarschot</strong> en Diest als complementaire stedelijke gebieden<br />
<strong>Aarschot</strong> en Diest dienen als ontwikkelingspolen binnen het Demernetwerk versterkt te worden.<br />
Complementariteit tussen beide stedelijke gebieden versterken. Specifieke eigen ontwikkelingsmogelijkheden (vb<br />
bedrijvigheid in <strong>Aarschot</strong> – de toeristisch-recreatieve potenties in Diest)<br />
• Kleinstedelijk gebied <strong>Aarschot</strong><br />
Verdere uitwaaiering van <strong>Aarschot</strong> tegen gaan. Kiezen voor een beleid van verdichting.<br />
Een afstemming en verbinding van het deel voor wonen en het deel voor industrie is wenselijk. De stationsomgeving<br />
kan hierin een cruciale rol spelen. De ontsluiting van de stationsomgeving is hierbij essentieel.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 108<br />
Om de regionale functie van <strong>Aarschot</strong> te versterken wordt een beperkte uitbouw van de industriezone bepleit. Op<br />
lange termijn wordt tevens de optimalisatie van de volledige bedrijvenzone nagestreefd. <strong>Aarschot</strong> krijgt 45 ha aan<br />
bijkomende bedrijventerreinen toebedeeld als streefcijfer, waarvan minimum 25 ha dient gerealiseerd.<br />
Doortrekken van de ring in het noorden van de stad: nieuwe mogelijkheden voor de vestiging van eerder lokale<br />
bedrijven. De vestiging van een kleinhandelsconcentratie als alternatief voor de uitzwermende kleinhandel langsheen<br />
de N10 en de N19.<br />
Tussen de spoorweg en de brug over de Demer dient de N10 eerder als stadsboulevard uitgebouwd te worden.<br />
Ten noorden van de stad is de open ruimte meer versnipperd, waardoor het aangewezen is er een verbinding van<br />
open ruimte-functies te realiseren in de richting van de beboste Gijmelberg.<br />
• Ontwikkelen en verdichten van goed ontsloten tussenliggende kernen<br />
Er wordt een beleid gevoerd dat een verdere uitbreiding van linten en verspreide bebouwing een halt toeroept. Bij de<br />
uitbouw van de kernen dient rekening gehouden te worden met de landschappelijke inpassing van de kern in het<br />
landschap. De uitbouw van een ecologische component is dan ook essentieel.<br />
• Uitbouwen van bundel infrastructuren als ondersteuning voor de ruimtelijke ontwikkelingen<br />
De provincie wenst de spoorlijn tussen Diest en <strong>Aarschot</strong> verder uit te bouwen en stopplaatsen langsheen het traject<br />
aan te duiden als ontwikkelingspolen.<br />
De provincie wenst te onderzoeken of een of meerdere extra fietsverbindingen over de Demer tot de mogelijkheden<br />
behoren, waarbij uiteraard rekening dient gehouden te worden met de natuurwaarden van de Demervallei.<br />
• Erkennen en versterken van de verschillende landschappelijke eenheden<br />
Raster- of Kamerlandschap, een sterk versplinterd landschap ten westen van <strong>Aarschot</strong>:<br />
• Kanaliseren van de bebouwingsdruk naar de kernen<br />
De heuvelbossen, de versnipperde boscomplexen ten noorden en noordoosten van <strong>Aarschot</strong>:<br />
• Behoud en versterking van de natuurlijk en typerende bosstructuur en heuvelruggen.<br />
• De toekomstperspectieven voor de landbouw zijn in deze regio relatief beperkt.<br />
Het Demeralluvium, het natuurlijk overstromingsgebied van de Demer:<br />
• Maximaal ontwikkelen van deze open ruimte.<br />
• Bijzondere aandacht aan de wijze waarop de Demer langs en door de kernen loopt.<br />
Zuidelijk zandleemplateau, ten zuiden van de Demer:<br />
• Behoud en versterking van de agrarische activiteiten
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 109<br />
KAART 24– DEMERNETWERK
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 110<br />
6.3. PROVINCIAAL STRUCTUURPLAN ANTWERPEN<br />
6.3.1. STEDELIJK NETWERK LIER – AARSCHOT<br />
Door de provincie Antwerpen werd een strategisch gebiedsgericht plan voor de deelruimte “stedelijk netwerk Lier – <strong>Aarschot</strong>” uitgewerkt<br />
(synthesenota december 2002)<br />
Bij de opmaak van het streefbeeld voor de drager van het provinciaal stedelijk netwerk Lier – <strong>Aarschot</strong> N10, R16 en N14 tussen <strong>Aarschot</strong> en de<br />
E313 worden drie scenario’s voorgesteld:<br />
• Scenario 1: Distributie- en productielijn tussen Kempen en Hageland. Een maximalisering van de economische ontwikkeling.<br />
• Scenario 2: Geconcentreerde ontwikkelingen. Lier ontwikkelingspool in de Vlaamse Ruit, Heist-op-den-Berg en <strong>Aarschot</strong><br />
autonome stedelijke gebieden in het buitengebied.<br />
• Scenario 3: Ontwikkelingen op lokaal niveau. Een maximalisering van het leefbaarheidsconcept.<br />
De scenario’s worden in de start- en conceptnota kort omschreven en vervolgens per deelgebied verder uitgewerkt aan de hand van een<br />
omschrijving van de maatregelen, die zowel op ruimtelijk als op verkeerskundig vlak dienen te worden genomen.<br />
<strong>Aarschot</strong> binnen deze drie scenario’s:<br />
Scenario 1: In het eerste scenario wordt de primaire functie van de N10 (en de ring rond Lier) zonder meer uitgevoerd om zo maximaal<br />
mogelijke economische ontwikkelingen aan te trekken. <strong>Aarschot</strong> en Heist-op-den-Berg worden als nieuwe kernen opgenomen in de Vlaamse<br />
Ruit.<br />
Scenario 2: In het tweede scenario ontwikkelen de kleinstedelijke gebieden <strong>Aarschot</strong> en Heist-op-den-Berg zich als autonome kleinstedelijke<br />
gebieden op provinciaal niveau in het buitengebied. Om het buitengebiedkarakter te versterken moet de leefbaarheid (voornamelijk<br />
verkeersleefbaarheid) sterk worden verbeterd.<br />
Scenario 3: In het derde scenario wordt gesteld dat Lier wel een geconcentreerde bebouwing heeft, maar een vergelijkbaar aantal inwoners telt<br />
als Heist-op-den-Berg en <strong>Aarschot</strong> en dus op dienstverlenend vlak voor wat betreft cultuur, onderwijs en diensten een vergelijkbare rol vervult.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 111<br />
Economische ontwikkeling van industrie en distributie wordt in Brussel, Antwerpen, Mechelen en het economische netwerk Albertkanaal<br />
gelokaliseerd. In dit scenario wordt het openbaarvervoeraanbod geoptimaliseerd en worden de stationsomgevingen als aantrekkelijke<br />
ontwikkelingspolen uitgebouwd.<br />
Aan de actoren van de stuurgroep werd gevraagd om een schriftelijke evaluatie van de scenario’s op te maken. Op basis van deze weging wordt<br />
een voorkeurscenario gedistilleerd dat als kader voor de verdere uitwerking van het ruimtelijk streefbeeld gebruikt wordt.<br />
6.4. JURIDISCHE CONTEXT<br />
6.4.1. GEWESTPLAN<br />
De bodembestemmingen van <strong>Aarschot</strong> worden bepaald door het gewestplan <strong>Aarschot</strong>-Diest. Het gewestplan <strong>Aarschot</strong>-Diest werd goedgekeurd<br />
bij KB van 7/11/1978. Binnen het grondgebied van <strong>Aarschot</strong> zijn er geen wijzigingen van het gewestplan doorgevoerd.<br />
We onderscheiden op het gewestplan volgende bestemmingszones:<br />
-woongebieden: gegroepeerd in de fictieve verbindingsbocht tussen de N19 Leuvensesteenweg en N10 Liersesteenweg, met in haar schoot het<br />
centrum van <strong>Aarschot</strong>, ten zuiden Gelrode en ten noorden geprangd tussen de sporen Ourodenberg. In noordoost en zuidelijke richting vinden<br />
we respectievelijk aansluitend nog Gijmel en Langdorp. Op het gehele grondgebied is de kern van Rillaar de enige woonzone die niet<br />
rechtstreeks verbonden is met <strong>Aarschot</strong>. Het geheel heeft een onnatuurlijke ontwikkelingsmodel weer van een stadskern die onvolgroeid is<br />
gebleven ten gevolge van een sterk noordoostelijk uitwaaiering.<br />
-woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde: handelscentrum met kerk, begijnhof en ‘s Hertogenmolens.<br />
-woonuitbreidingsgebied: verspreid in het woongebied een 6-tal opmerkelijk grote zones nabij de stadskern van <strong>Aarschot</strong>, één bij Gelrode, één<br />
bij Rillaar en een drietal kleinere in Gijmel. Het merendeel van deze zones is momenteel reeds aangesneden.<br />
-woongebieden met een landelijk karakter: de slierten richting NO met grote gedeelten van Langdorp (Langdorpse en Testeltsesteenweg) en de<br />
volledige bebouwing van Wolfsdonk, zuidoostelijke tentakels vanuit <strong>Aarschot</strong>-stad (Tieltsebaan, Diestsesteenweg) alsook vanuit zuidwestnoordoost<br />
over Gelrode en in sterke mate radiaal vanuit Rillaar. Deze verlinting bepaalt in sterke mate het (kaart)beeld van <strong>Aarschot</strong>. Uit studie<br />
van verschillend gedateerde luchtfoto’s kan men besluiten dat het gewestplan de verlinting duidelijk ondersteund heeft.<br />
-woonparken: één in Schoonhoven en een tweede ter hoogte van het kerkhof te Ourodenberg.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 112<br />
-industriegebieden: één enorme zone voor milieubelastende industrieën ten westen van de spoorlijn, doorsneden door een woonlint en<br />
omzoomd door natuur-, parkzones en agrarisch gebied met ecologisch belang.<br />
-gebieden voor ambachtelijke bedrijven of KMO: over het grondgebied van <strong>Aarschot</strong> liggen een zevental ‘paarse snippers’ verspreid, waarvan<br />
vier tegen de noordelijke gemeentegrens, twee gelegen nabij de industriezone Meetshoven/Ter Heidelaan en een laatste nabij Schoonhoven<br />
(Houthandel in de Mottestraat).<br />
-agrarisch gebied: vormt de onderlegger van het gewestplan, in grote trekken te herleiden tot het gebied van Demervallei tot de autosnelweg A2<br />
en tegen de noordergrens van de gemeente. De Demervallei staat ingekleurd als agrarisch gebied met ecologisch belang. Landschappelijk<br />
waardevolle gebieden voor de strook ten noorden van <strong>Aarschot</strong> tussen de N10 en Wolfsdonk; in de Demervallei: de flanken van Bos- en<br />
Wijngaardberg , de Mottevallei voorbij Rillaar tot Rommelaar en stroomafwaarts <strong>Aarschot</strong> tussen Demer en N19 en tenslotte langs de<br />
zuiderlijke gemeentegrens: quasi het volledige agrarisch gebied van Gelrode en ten zuiden van Rillaar, van het Tienbundersbos tot de<br />
Hazeberg.<br />
-bosgebieden: Een groot aaneengesloten bosgebied in het NO van Langdorp, in Gijmel, ten noorden van de Oude Mechelse baan en de<br />
Gijmelsesteenweg. Verder ook vlekjes bosgebied verspreid in de Demervallei en ten zuiden van <strong>Aarschot</strong>-stad.<br />
-groengebieden: natuurgebieden, al dan niet met wetenschappelijke waarde (natuurreservaten, aangestipt met *), parkgebieden en bufferzones<br />
verspreid over het gehele grondgebied van <strong>Aarschot</strong>; de bossen van Wolfsdonk, parkgebieden in de woongebieden van Gijmel en<br />
Ourodenberg, Meetshoven, enkele bufferzones en een parkgebied, Vorsdonkbos*, Turfputten, Ijzerenberg, Eikelberg*, Liederberg, Schaapvijver,<br />
‘s Hertogenheide* en Konijntjesberg, parken van Kasteel van Rivieren, De Elzen en de Orleanstoren. In Rillaar zijn de Mottevallei en de<br />
Ossebeek duidelijk afleesbaar in als zones voor natuur- of parkgebieden. Waterwinningsgebieden zijn afgebakend rond het kasteel met laan van<br />
Schoonhoven en aan de Motte (Weerderlaak).<br />
-recreatiegebieden: concentratie in de oostelijke Demervallei, langs de noordelijke grens van de gemeente en een drietal kleine gebieden in<br />
Rillaar.<br />
-reservatiezones voor de aanleg van wegeninfrastructuur: Een groot gedeelte van de in ’78 voorziene wegeninfrastructuur is inmiddels<br />
gerealiseerd: de A2 autosnelweg, de oostelijke R25 vanuit Schoonhoven tot aan de N19 en de westelijke ring van de verbindingsweg N223 naar<br />
de Ter Heidelaan. De uitvoering van de volledige sluiting van de noorderring is gepland voor de nabije toekomst. De reservatiestrook voor de<br />
grote omleiding van de noorderring (rond het Meetshovenbos) is volgens gewestplan nog steeds van toepassing, maar als optie niet realistisch of
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 113<br />
wenselijk. Zo ook de omleidingsweg naast de dorpskern van Betekom, die uitgestippeld was langsheen de Grote Laak en deels door agrarisch<br />
gebied met ecologisch belang.<br />
BESTEMMING GEWESTPLAN Oppervl.<br />
(ha)<br />
woonzone 623,2 10,0<br />
woonuitbreidingsgebied 148,1 2,4<br />
woonpark 10,2 0,2<br />
landelijk woongebied 527,2 8,4<br />
industriezone 171,4 2,7<br />
ambachtelijke zone 32,2 0,5<br />
agrarisch en landschappelijk waardevol agrarisch gebied 2783,2 44,5<br />
bosgebied 489,3 7,8<br />
natuurgebied 633,8 10,1<br />
natuurreservaat 173,6 2,8<br />
parkgebied 173,7 2,8<br />
bufferzone 10,7 0,2<br />
recreatie 35,7 0,6<br />
dagrecreatie 13,0 0,2<br />
verblijfsrecreatie - -<br />
openbaar nut 56,6 0,9<br />
ontginningsgebied 12,0 0,2<br />
agrarisch ecologisch gebied 356,1 5,7<br />
TOTAAL 6250,0 100<br />
TABEL 6: OPPERVLAKTE VAN DE BESTEMMINGSZONES VOLGENS GEWESTPLAN<br />
%
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 114<br />
KAART 25– GEWESTPLAN
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 115<br />
6.4.2. DE BIJZONDERE PLANNEN VAN AANLEG<br />
Plannen van aanleg zijn gedetailleerde bodembestemmingsplannen voor het gehele of een gedeelte van het grondgebied van een gemeente,<br />
met daaraan gekoppeld voorschriften betreffende de ruimtelijke ordening. Ze vormen het laagste planningsniveau en worden opgemaakt in<br />
opdracht van het gemeentebestuur. Men onderscheidt het Algemeen Plan van Aanleg (APA), dat het gehele grondgebied beslaat, en Bijzondere<br />
Plannen van Aanleg (BPA). <strong>Aarschot</strong> beschikt niet (meer) over een APA. Wel werden verschillende BPA’s opgemaakt voor de definitieve<br />
goedkeuring van het gewestplan. Slechts drie ervan werden behouden bij BVR van 30/3/2001.<br />
Naam BPA Nr BPA Wijziging Goedkeuring Herziening Meest voorkomende bestemming<br />
<strong>Stad</strong>scentrum 11 B 06/09/82 goedgekeurd verscheiden<br />
Statiewijk 3 07/06/50 goedgekeurd gesloten bebouwing<br />
Elisabethlaan 6 G 18/12/86 - Wonen, openbaar nut, slechts gedeeltelijk behouden<br />
Gelrodeweg 7 12/04/71 - Bebouwing<br />
TABEL 7: GELDIGE BPA’S VOOR HET GRONDGEBIED VAN AARSCHOT.<br />
6.4.3. GEWESTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN ZONEVREEMDE RECREATIE<br />
Om een exploitatievergunning te bekomen dienen alle openluchtrecreatieve verblijven (campings) te beschikken over een attest dat aantoont<br />
dat rekening gehouden wordt met de bepalingen van de wet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en de stedenbouw. In dit<br />
kader werden door de Provincie Vlaams – Brabant twee gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen opgemaakt i.v.m zonevreemde<br />
openluchtrecreatieve verblijven. Het zijn camping Dennenlust en camping Sparrenhof. Het recreatieoord Schoonhovenvijvers werd na de<br />
plenaire vergadering niet meer weerhouden.<br />
6.4.3.1. Camping Dennenlust<br />
De camping is deels gelegen in recreatiegebied en deels in bosgebied (40%). Ze ondersteunt de uitbouw van de toeristische infrastructuur van<br />
de stad en sluit dus aan bij de beleidsdoelstellingen “promotie van minder bezochte stedelijke gebieden”. Het aandeel van Dennenlust in het<br />
toeristisch recreatief potentieel van de stad <strong>Aarschot</strong> is eerder beperkt te noemen. Door de beperkte doelgroep en de kleine schaal is integratie<br />
in het landschap mogelijk. Mits strenge beperkingen voor dynamische recreatie kan de camping blijven bestaan.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 116<br />
6.4.3.2. Camping Sparrenhof<br />
De toeristische waarde van de camping Sparrenhof is beperkt. De camping profileert zich als een weekendverblijf voor een vast cliënteel. De<br />
ligging naast het Kalsterbos maakt de inplanting van de camping delicaat. De zonevreemde oppervlakte is beperkt. Bovendien wordt de<br />
omzetting van natuurgebied naar verblijfsrecreatie gecompenseerd door herbestemming van recreatiegebied naar groenzone ter hoogte van de<br />
vijvers.<br />
De omzetting van groenzone achteraan rechts is noodzakelijk voor het goed functioneren van de camping, en bijgevolg voor het verkrijgen van<br />
een exploitatievergunning. Een bestemmingswijziging van het agrarisch waardevol gebied is mogelijk op voorwaarde dat de recreatieve functie<br />
hier beperkt blijft tot de bestaande inrichting.<br />
6.4.4. GEWESTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN “KONIJNTJESBERG”<br />
In de loop van 2003 liep het openbaar onderzoek omtrent het ontwerp van gewestelijk RUP voor de Konijntjesberg gelegen tussen Rillaar en<br />
<strong>Aarschot</strong> als onderdeel van de Grote Eenheid Natuur “Demervallei ten oosten van <strong>Aarschot</strong>”. De Konijntjesberg is een getuigenheuvel aan de<br />
rand van de vallei van de Demer. De getuigenheuvels (Diestiaanheuvels) vormen mini-cuesta’s met steile zuidhellingen. Op de steile<br />
reliëfovergang naar de vallei van de Demer is een gevarieerd landschap ontstaan van holle wegen, kruidenrijke akkers op het plateau, schrale<br />
graslanden en kleine boscomplexen (naald en loofhout) op de hellingen.<br />
Het gebied was al gedeeltelijk bestemd als natuurgebied in het gewestplan (de rest landschappelijk waardevol agrarisch gebied), maar<br />
anderzijds voor het grootste gedeelte reeds aangeduid als vogelrichtlijngebied en habitatrichtlijngebied.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 117<br />
KAART 26– BPA’S EN GRUP’S
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 118<br />
6.4.5. BESCHERMDE LANDSCHAPPEN EN MONUMENTEN<br />
Een rangschikkingsbesluit (7 aug. 1931, Decreet 3 maart 1976) beoogt de bescherming van een landschap of monument omwille van het<br />
historisch, esthetisch of wetenschappelijk belang. Verschillende belangrijke grote natuureenheden of gebouwen worden op deze manier<br />
gevrijwaard. Het besluit bevat een opsomming van de beperkingen die aan de rechten van de eigenaar(s) worden opgelegd. Enkel de ruimtelijk<br />
relevante beschermingen zijn opgesomd.<br />
datum Gemeente Beschrijving BESCHERMD MONUMENT<br />
31/07/36 <strong>Aarschot</strong> Aurelianustoren<br />
31/07/36 <strong>Aarschot</strong> Oud Begijnhof<br />
25/03/38 <strong>Aarschot</strong> Onze-Lieve-Vrouwekerk<br />
25/03/38 <strong>Aarschot</strong> St. Rochustoren<br />
04/04/44 Gelrode Houten windmolen op de Hondsheuvel<br />
04/04/44 Langdorp Heimolen (houten windmolen) op de Molenheide (zie nr. 2295)<br />
13/03/79 <strong>Aarschot</strong> Haterbeekstraat 90: Hoeve "Speelhoven" (met bijgebouwen)<br />
04/01/80 Rillaar Dorp 103/105: Dubbel huis met café "De Zwaan"<br />
11/12/80 Rillaar Molenhuis van de watermolen "Te Leefdaal", m.i.v. het lopend werk, het sluiswerk, de verharde beddingen en de oevers<br />
(watermuren) (zie nr.1113)<br />
11/09/86 <strong>Aarschot</strong> Demerstraat 1: 's Hertogenmolens (glasmolen en watermolen), omvattende woonhuis; sluizengedeelte (m.i.v. 3 turbines met<br />
toebehoren voor de regeling); sluiswerk met ophaalsysteem, maal- en lossluizen; en werkplaatsen (zijnde 3 zolders m.i.v.<br />
interieur)<br />
07/06/94 <strong>Aarschot</strong> Gasthuisstraat: voormalige St. Elisabethgasthuis (oude klooster-gebouwen (m.i.v. apotheek met inboedel), hoevegebouwen<br />
met bakstenen ommuring, gasthuis en neo-gotische kapel met meubilair)<br />
09/11/94 <strong>Aarschot</strong> Herseltsesteenweg 162: De Witte Molen (windmolen, m.i.v. volledige maalinstallatie met toebehoren)<br />
05/07/96 <strong>Aarschot</strong> Diestsesteenweg 12: Watermolen Te Schoonhoven (met molengebouw, sluis, stenen damwanden, brugje, sluiswerk,<br />
waterrad en het roerend werk met toebehoren)<br />
09/03/99 Rillaar Montenaken 1: Lemen vakwerkhoeve<br />
09/03/99 <strong>Aarschot</strong> Ontwerp van bescherming: Grote Laakweg - Pastoor Dergentlaan (zonder huisnr.) "Sluisje op de Grote Laak"<br />
19/02/03 Langdorp Pastorie, Sint-Pieterskerk en kerkhof<br />
TABEL 8: BESCHERMDE MONUMENTEN VAN AARSCHOT.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 119<br />
datum Gemeente Beschrijving BESCHERMD LANDSCHAP<br />
10/06/77 Rillaar Omgeving van de molen "Te Leefdaal" (zie nr.1536)<br />
13/09/78 <strong>Aarschot</strong> ‘s Hertogenheide (ged. intrek. BE 20/07/83)<br />
06/10/80 <strong>Aarschot</strong> Natuurgebied "Achter Schoonhoven"<br />
02/03/94 Gelrode Meander van Vorsdonk-Turfputten<br />
10/11/95 Gelrode Eikelberg<br />
TABEL 9: BESCHERMDE LANDSCHAPPEN VAN AARSCHOT.<br />
datum D/<br />
S<br />
Gemeente Beschrijving BESCHERMD STADS- of DORPSGEZICHT<br />
13/03/79 D <strong>Aarschot</strong> Haterbeekstraat 90: Hoeve "Speelhoven" en onmiddellijke omgeving<br />
04/01/80 D Rillaar Dorpskern en huisgevels gelegen op de grens van het dorpsgezicht<br />
11/12/80 D Rillaar Watermolen "Te Leefdaal" en onmiddelijke omgeving (zie nr.1113)<br />
11/09/86 S <strong>Aarschot</strong> ‘s Hertogenmolens en onmiddellijke omgeving<br />
01/07/87 D Langdorp Omgeving van de Heimolen (zie nr. 0113)<br />
07/06/94 S <strong>Aarschot</strong> Gasthuisstraat: voormalige St. Elisabethgasthuis en onmiddellijke omgeving<br />
09/11/94 D <strong>Aarschot</strong> Herseltsesteenweg 162: onmiddellijke omg. van De Witte Molen (stenen windmolen)<br />
05/07/96 S <strong>Aarschot</strong> Diestsesteenweg 12: Watermolen Te Schoonhoven en omgeving<br />
19/02/03 D Langdorp Dorpscentrum Langdorp<br />
TABEL 10: BESCHERMDE STADS- EN DORPSGEZICHTEN VAN AARSCHOT.<br />
6.4.6. HABITAT- EN VOGELRICHTLIJNGEBIEDEN<br />
De Habitatrichtlijn werd in 1992 uitgevaardigd. Het is een Europese Richtlijn inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde<br />
fauna en flora. Als uitvoeringsmaatregel moet elk land speciale beschermingszones aanduiden die deel zullen uitmaken van het Europese<br />
Natura2000-netwerk. Het Natura2000-netwerk is een Europees ecologisch netwerk in het kader van de EU-Habitatrichtlijn. De afbakening in<br />
Vlaanderen gebeurde door het Instituut voor Natuurbehoud. In totaal werden er 40 gebieden of gebiedscomplexen aangemeld bij de Europese<br />
Commissie, met een totale oppervlakte van 69 942 ha. In <strong>Aarschot</strong> vinden we twee habitatrichtlijngebieden terug: de ‘Demervallei ten westen<br />
van <strong>Aarschot</strong>’ en de ‘Demervallei ten oosten van <strong>Aarschot</strong>’
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 120<br />
De Vogelrichtlijn (Richtlijn inzake het behoud van de vogelstand) werd in 1979 uitgevaardigd door de Europese Gemeenschap. Het doel ervan<br />
is de instandhouding van alle natuurlijke in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied. Deze Vogelrichtlijngebieden zullen<br />
ook deel uitmaken van het Natura2000-netwerk. In het kader van deze Europese vogelbeschermingsrichtlijn, werden in Vlaanderen door de<br />
Vlaamse Executieve 23 beschermingszones aangeduid. De Demervallei is er daar één van. Enkel het alluviaal gebied tussen <strong>Aarschot</strong> en Diest<br />
is in het volgelrichtlijngebied opgenomen. De beschermde habitats zijn er de ruigten, moerassen, riet- en zeggevelden, heiden, heiderelicten,<br />
vijvers, oude riviermeanders en turfputten, loofbossen, holle wegen en broekbossen.<br />
6.4.7. WATERWINGEBIEDEN<br />
Waterwingebieden zijn gebieden waar beperkingen kunnen worden opgelegd met het doel om waterwinning te beschermen. Vlarem II bevat<br />
verbods- en afstandsregels m.b.t. ‘waterwingebieden’. De term waterwingebieden verwijst naar het Grondwaterdecreet van 1984. De<br />
geldende verbodsbepalingen kunnen niet enkel slaan op het lozen, deponeren of opslaan, maar ook op het vervoeren of afvoeren van stoffen en<br />
daarnaast ook op kunstwerken of werkzaamheden die een wijziging van de ondergrond teweeg kunnen brengen, die een gevaar voor vervuiling<br />
van het grondwater inhoudt. Voorschriften in waterwingebieden hebben een verordenende werking. Dat betekent dat de overheid, bij het<br />
nemen van besluiten op basis van een andere wet of reglementering, niet mag ingaan tegen de regels die in die gebieden van kracht zijn.<br />
6.4.8. NATUURRESERVATEN<br />
De Vlaamse Regering kan terreinen die van belang zijn voor het behoud en de ontwikkeling van de natuur of het natuurlijk milieu aanwijzen of<br />
erkennen als natuurreservaat. In deze natuurreservaten wordt, via een aangepast beheer, een natuurstreefbeeld behouden of ontwikkeld. Voor<br />
elk natuurreservaat wordt een beheersplan opgesteld. Het betreft maatregelen die worden getroffen voor het beheer en de inrichting van het<br />
gebied, waarbij om redenen van natuurbehoud en natuureducatie kan worden afgeweken van de voorschriften van het decreet.<br />
In <strong>Aarschot</strong> treffen we volgende natuurreservaten aan: Schoonhoven, Eikelberg, ’s Hertogenheide, Vorsdonkbroek.<br />
Natuurbehoud maakt deel uit van het milieubeleid. Dit integratieprincipe wordt bevestigd door het Decreet van 05.04.95 houdende algemene<br />
bepalingen inzake milieubeleid. Volgens dit decreet heeft het milieubeleid o.m. het natuurbehoud en de bevordering van de biologische en<br />
landschappelijke diversiteit tot doel. Dat gebeurt door de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke habitats,<br />
ecosystemen en landschappen met ecologische waarde en door het behoud van wilde soorten, in het bijzonder deze die bedreigd, kwetsbaar,<br />
zeldzaam of endemisch zijn. Het Natuurbehoudsdecreet vult deze bepaling verder aan.<br />
Het beleid inzake natuurbehoud en de vrijwaring van het natuurlijk milieu is gericht op de bescherming, de ontwikkeling, het beheer en het<br />
herstel van de natuur en het natuurlijk milieu, alsook op de handhaving of het herstel van de daartoe vereiste milieukwaliteit.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 121<br />
KAART 27– SECTORALE BESCHERMINGSPLANNEN NATUUR
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 122<br />
6.5. SECTORALE STUDIES EN BELEIDSDOCUMENTEN<br />
6.5.1. MOBILITEITSPLAN<br />
In het kader van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen streeft het Vlaamse Gewest in samenwerking met de gemeentelijke overheden en de<br />
Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn naar een duurzaam en multimodaal mobiliteitsbeleid. Instrumenten daarbij zijn het<br />
mobiliteitsconvenant en het mobiliteitsplan. De Gemeenteraad van <strong>Aarschot</strong> heeft in juni 1996 het moederconvenant met de Vlaamse<br />
Gemeenschap en De Lijn ondertekend. Begin augustus 1997 werd het ingenieursbureau A+D Milieu de opdracht gegeven voor het opstellen<br />
van het mobiliteitsplan voor het gehele grondgebied van <strong>Aarschot</strong>. Uitgaande van een ruimtelijk ontwikkelingsplan dient het mobiliteitsplan een<br />
kader te vormen en maatregelen te nemen, welke de verkeersveiligheid verhogen, de verkeersleefbaarheid verbeteren en waardoor een<br />
belangrijke verschuiving van het autoverkeer naar voetgangers- en fietsverkeer en openbaar vervoer zal ontstaan. De opmaak van een<br />
mobiliteitsplan bestaat uit drie fasen: de oriënteringsnota, de opbouw van het plan en het beleidsplan. In 2003 werd het mobiliteitsplan<br />
conform verklaard door de Provinciale auditcommissie.<br />
6.5.2. VERKEERSVEILIGHEIDSPLAN<br />
In het kader van de leefbare doortochten en de daaraan verbonden convenanten heeft het ingenieursbureau A+D Milieu in de loop van 1995-<br />
’96 een verkeersveiligheidsplan voor het ganse grondgebied van <strong>Aarschot</strong> opgesteld. Hierin werd voor <strong>Aarschot</strong> een totale verkeerskundige en<br />
planologische visie onderbouwd en weergegeven. Het verkeersveiligheidsplan is dan ook een beleidsdocument waarin het verkeer in zijn<br />
globaliteit onderzocht wordt en van waaruit maatregelen in een duidelijke context kunnen worden genomen. De studie is opgebouwd uit twee<br />
fasen, namelijk:<br />
• analyse en probleemstelling: de bestaande toestand van het verkeer werd in zijn globale context geïnventariseerd en geanalyseerd. Op<br />
basis van deze gegevens werden de probleemvelden binnen <strong>Aarschot</strong> nader omschreven.<br />
• meerjarenplan: op basis van de probleemstelling, de doelstellingen en de visie betreffende het verkeer werd een wensstructuur<br />
opgemaakt, voor zowel het licht, het zwaarverkeer als voor de zwakke weggebruikers. Deze wensstructuur werd vervolgens vertaald<br />
in een wegcategorisering, een fietsnetwerk, een voetgangersnetwerk, een snelheidszoneringsplan en een route voor zwaar verkeer.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 123<br />
6.5.3. GEMEENTELIJK NATUURONTWIKKELINGSPLAN<br />
Het GNOP werd in het kader van het gemeentelijk milieuconvenant opgesteld door het Laboratorium Algemene Plantkunde en Natuurbeheer<br />
van de Vrije Universiteit Brussel. Het heeft tot doel een instrumentarium aan te bieden waarmee het bestuur de natuur op het <strong>Aarschot</strong>se<br />
grondgebied kan veilig stellen en versterken. Globaal kan gesteld worden dat het behoud en de ontwikkeling van een ecologische infrastructuur<br />
van primordiaal belang is voor de natuur. Deze ecologische structuur heeft haar basis in diverse beekvalleien binnen het grondgebied. Kleine<br />
landschapselementen vormen hierbij de noodzakelijke verbindingen. Het GNOP bestaat uit twee delen. Het eerste deel geeft in hoofdzaak<br />
een beschrijving van de bestaande toestand: na een algemene situering wordt een grondige inventarisatie aangebracht van waardevolle<br />
vegetatieoppervlakten, (kleine) landschapskenmerken, wegbermen, beken en de natuur in stedelijke sfeer. Tot slot volgt een knelpuntenanalyse.<br />
Deel II omschrijft de algemene en specifieke doelstellingen voor de verschillende natuurlijke deelgebieden (Droog Hageland, Kempen Waver-<br />
Heist, Kempisch Heuvelland, Demer- en Mottevallei) als zowel de stedelijke omgeving van <strong>Aarschot</strong>. Meerdere actieplannen (Bermbeheersplan,<br />
<strong>Stad</strong>sontwikkelingsplan, Waterbeheersing), passieve, actieve en educatieve instrumenten worden beschreven ter realisatie van de doelstellingen.<br />
6.5.4. STRATEGISCH - COMMERCIEEL PLAN<br />
In het kader van het Mercuriusfonds werd in december 1997 door het studiebureau Iris Consulting/A+D Milieu in opdracht en in samenwerking<br />
met het stadsbestuur enerzijds en de middenstandsraad anderzijds een strategisch-commercieel plan opgemaakt. Als onderdeel van het<br />
stedelijk herwaarderingsbeleid van de Vlaamse regering en met het doel de steden op een structurele manier terug ten volle deel te laten<br />
uitmaken van de Vlaamse economische ontwikkeling, tracht een nieuwe maatregel de handelsactiviteit te stimuleren binnen de steden en<br />
kerngemeenten. Het Fonds voor Binnenstedelijke Commerciële Centra - Mercuriusfonds – wordt gebruikt voor het geven van financiële stimuli<br />
aan lokale besturen om in overleg met een koepelplatform (plaatselijke handelaars, comités, …) het commerciële centrum aan te pakken. In<br />
een eerste fase (strategisch-commercieel plan ) moet een toekomstvisie ontwikkeld worden, die dan uitgewerkt wordt in een resultaatgericht<br />
projectenplan (fase 2). Dat moet leiden tot investeringen die de aantrekkelijkheid van het commerciële centra voor de consument verhogen en<br />
de handelsactiviteiten in steden en kerngemeenten een nieuwe impuls geven. Het strategisch-commercieel plan is als volgt opgebouwd:<br />
• analyse van de aanbodzijde (handelsapparaat): winkelgebieden werden afgebakend, het commercieel en dienstverlenend apparaat<br />
werd zowel aan een kwantitatieve (aantal, netto verkoopsvloeropp., brancheverdeling) als kwalitatieve analyse onderworpen<br />
• analyse van de vraagzijde (consumenten): afbakening van de commerciële invloedssfeer van het kernwinkelgebied <strong>Aarschot</strong> (<strong>Aarschot</strong><br />
Centrum en Schaluin) d.m.v. enquêtering en analyse van demografische en fiscale gegevens<br />
• SWOT- analyse van het winkelapparaat: sterkten/ zwakten/ kansen/ bedreigingen en ontwikkelingen die het lokale niveau<br />
overschrijden (maatschappelijke variabelen en recente ontwikkelingen in de detailhandel)<br />
• de ontwikkelingsvisie en acties: het verhogen van de stedenbouwkundige en verblijfskwaliteit (weren van niet-bestemmings- en<br />
parkeerzoekverkeer, sfeerschepping, inrichting openbaar domein)
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 124<br />
<strong>Aarschot</strong> heeft van het Vlaamse Gewest echter geen steun ontvangen in het kader van het Mercuriusfonds, waardoor aan het rapport geen<br />
gevolg werd gegeven naar concrete projectuitvoering toe. Enkel een parkeersignalisatieplan ligt in het verlengde van deze studie.<br />
6.5.5. ANDERE PLANNEN EN PROJECTEN<br />
6.5.5.1. Structuurschets <strong>Aarschot</strong> 1981 - Structuurschetsen dorpskernen 1990<br />
In 1981 werd door het ISRO (Interfacultair Instituut voor Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening) van de KU Leuven een aanzet gegeven tot het<br />
opmaken van een eerste structuurschets voor <strong>Aarschot</strong>. In de nota “Ontwerp doelstellingen m.b.t. de toekomstige ruimtelijke ordening in de<br />
gemeente <strong>Aarschot</strong>” werden volgende doelstellingen geformuleerd:<br />
• versterken van het stedelijk hoofdcentrum en verhogen van de identiteit van ondergeschikte woonbuurten (functionele hiërarchie)<br />
• het streven naar meer geconcentreerde woonvormen, binnen het principe van gebundelde deconcentratie.<br />
• het verbeteren, behouden en/of herstellen van het woon- en leefklimaat in de verouderde woongebieden<br />
• bescherming, inrichting en beheer van open ruimten, van ecologisch of landschappelijk waardevolle gebieden en van<br />
economisch waardevolle landbouwgronden<br />
• het verminderen van de mobiliteitsbehoefte en beïnvloeding van de keuze van verplaatsing<br />
Begin jaren ’90 werd aanvang genomen met het opstellen van structuurschetsen voor de verschillende dorpskernen. Algemeen geldende<br />
beleidsopties werden opgemaakt voor geheel <strong>Aarschot</strong>, specifieke opties voor de kernen. Basisoptie is het verhogen van de leefbaarheid en de<br />
kwaliteit van de woonomgeving in de dorpen. De kernen moeten weer aantrekkelijke woongebieden worden, zodat wonen in het dorp<br />
gestimuleerd wordt. De leefbaarheid wordt verhoogd door het aanpassen van de openbare ruimte zodat er een evenwicht komt tussen verblijfs-<br />
en doorgangsruimte (aangepaste snelheid, gelijkstelling van alle weggebruikers in de dorpskom, het creëren van openbare verblijfs- en<br />
ontmoetingsruimten). Ook het versterken of ontwikkelen van gemeenschapsfuncties, zowel privé als openbaar, verhoogt de aantrekkingskracht<br />
van de dorpskern. Verder dient het dorpswonen gepromoot te worden door inbreiding en renovatie van de kern en uitbreiding buiten de kern<br />
alleen toe te staan als die gegroepeerd opgevat is en centrumversterkend werkt. In de verschillende kernen werden van eind 1990 tot voorjaar<br />
1992 met de betrokken bewoners hoorzittingen georganiseerd. Het aan deze structuurschetsen gekoppelde actieplan voorziet in de eigenlijke<br />
herinrichting van de dorpskernen. De eerste fase is momenteel uitgevoerd (Langdorp, Wolfsdonk en Gelrode).<br />
6.5.5.2. Doortocht Rillaar 1984-’90<br />
In het kader van de pilootprojecten van het programma “Leefbare Doortochten” heeft het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap,<br />
Departement Leefmilieu en Infrastructuur de gewestweg N10 Diestsesteenweg ter hoogte van de dorpskern Rillaar heringericht. De studie werd<br />
in samenwerking met Langzaam Verkeer opgestart in 1984 en werd gerealiseerd in 1990. Het bijzondere aan dit project is dat de doortocht niet
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 125<br />
enkel heringericht werd in functie van het gemotoriseerd verkeer, maar dat er tevens ook rekening gehouden werd met factoren als<br />
verkeersleefbaarheid, randactiviteiten en ruimtelijke inpassing. Uit de evaluatie blijkt het succes van het project. Niet alleen vindt iedereen dat<br />
de dorpskern mooier is geworden, maar daalde zowel het aantal en de ernst van de ongevallen als de snelheid.<br />
6.5.5.3. Demervalleiprojecten<br />
6.5.5.3.1. ecologisch impulsgebied Demer en Dijle<br />
Het project Ecologisch Impulsgebied Demer en Dijle werd door AMINAL, afdeling Natuur eind 1993 opgestart met een planningsfase. Het<br />
gehele impulsgebied werd verkend, afgebakend en beschreven. Ongeveer 10.000 ha werden opgenomen in een gebied langs Demer en Dijle<br />
strekkende van Diest tot Overijse- Waver. Een visie op de gewenste natuurontwikkeling werd uitgewerkt en er werd gezocht naar de mogelijke<br />
knelpunten die een dergelijke ontwikkeling in de weg konden staan. De planningsfase werd afgerond met de uitwerking van een operationeel<br />
programma. Halfweg 1995 werd gestart met de voorbereiding en realisatie van de projecten. De structuurvisie is ondertussen gedeeltelijk<br />
achterhaald. Heel wat projecten die er in voorgesteld worden, zijn niet opgestart. De belangrijkste projecten die wel opgestart zijn in het<br />
ecologisch impulsgebied en zich binnen het grondgebied van <strong>Aarschot</strong> situeren zijn: het Integraal Waterbeheer Project van de Demer (zie<br />
verder) en het project Eykelberg (Gelrode, heideherstelproject). Ook het project “De Laak, een groen lint door de stad” wordt door het<br />
ecologisch impulsgebied Demer en Dijle gesteund.<br />
6.5.5.3.2. integraal waterbeheerproject van de demer<br />
Op initiatief van de afdeling Water van AMINAL werd begin 1996 het Integraal Waterbeheersproject (IWP) voor de Demer opgestart. Bedoeling<br />
is voorstellen te formuleren voor een nieuw beheer van Demer. Uitgangspunten zijn dat vooral in de zomer het Demerpeil hoger moet komen,<br />
dat bij hoge waterstanden de natuurlijke bergingscapaciteit (buffering) van de vallei maximaal aangesproken wordt en dat de veiligheid niet in<br />
het gedrang mag komen. Deze aanpak is niet alleen gericht op het ontwerpen van de waterbeheersinfrastructuur, maar ook op het ontwikkelen<br />
van beheersinstrumenten die de waterbeheerder toelaten zijn beslissingen beter te onderbouwen.<br />
6.5.5.3.3. project de Laak, een groen lint door de stad<br />
De (Grote) Laak is van oorsprong een leibeek of laak, die de functie had de overstroombare valleien te draineren en bij piekdebieten een<br />
gedeelte van het Demerwater om te leiden rond de stad. Door het rechttrekken van de Demer en de aanleg van de oostelijke ring rond <strong>Aarschot</strong><br />
werd de Laak van de Demer afgesloten. De Laak kwam droog te staan en werd een dode riool. Het Regionaal Landschap Noord-Hageland vzw<br />
heeft een projectvoorstel opgemaakt om de Laak opnieuw watervoerend te maken door het graven van een nieuwe bedding door Bekaf en de<br />
installatie van een pomp. Aan en op de oevers zal streekeigen groen aangeplant worden en er komen paaiplaatsen voor vissen, faunapassages,<br />
hengelplaatsen, poelen. Langs de oever komen een wandel- en fietspad, infoborden, zitbanken. . In samenwerking met de stad <strong>Aarschot</strong> en het
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 126<br />
Demerbekkencomité werden de zorg voor het historisch erfgoed (het “Saske op de Grote Laak”), de stadskernherwaardering en het streefdoel<br />
naar een ecologisch levende Laak aan elkaar gekoppeld. Bovendien steunt het Ecologisch Impulsgebied Demer en Dijle dit project.<br />
6.5.5.4. <strong>Stad</strong>svernieuwingsproject Amerstraat en ’s Hertogenmolens<br />
Het project ’s Hertogenmolens en Amer is gesitueerd ten noorden van het kernwinkelgebied van <strong>Aarschot</strong> en omvat de Demer vanaf de<br />
Hoogbrug (Theofiel De Beckerstraat) tot aan de spoorweg. Het project geeft een globale visie op de beschermde maar leegstaande preindustriële<br />
site van ’s Hertogenmolens en de ruime omgeving ervan. Concreet heeft het onder meer betrekking op de restauratie en de<br />
inrichting van ’s Hertogenmolens en het eilandje in de Demer zelf, de bouw van een wandelpromenade op de oever van de Demer met een<br />
voetgangersbrug over de Demer tussen de Amerstraat en Ten Drossaarde, de ontwikkeling van projecten langs de spoorweg en Demer met<br />
kantoor-, woon- en handelsfuncties. De Demer krijgt door het ontwerp van Robbrecht en Daem architecten eindelijk zijn betekenis als<br />
slagader voor de stad terug. Door de rivier zichtbaarder aanwezig te maken in het stadsbeeld moet de relatie tussen de stad en de Demer<br />
worden hersteld. Naast de Demer worden ook de stationsomgeving en de grote – bijna overschaalde – lanen op de plaatsen van de oude<br />
stadsvesten als strategische projecten erkend. Dit stadsvernieuwingsproject werd ingediend en ook goedgekeurd door de Vlaamse Regering<br />
waardoor het op haar cofinanciering kan rekenen.<br />
FIGUUR 2: <strong>Stad</strong>svernieuwingsproject Robrecht & daem
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 127<br />
KAART 28– LAAKPROJECT
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 128<br />
6.5.5.5. Waterbeheersingsplan <strong>Aarschot</strong><br />
In opdracht van de gemeente heeft het studiebureau Mens en Ruimte in 1999-2000 gewerkt aan een gemeentelijk waterbeheersplan. Dit<br />
project, dat als voorbeeld kan dienen voor andere gemeenten in het stroomgebied, is supplementair aan de acties die het Gewest treft in het<br />
Demerbekken. De problemen op gemeentelijk vlak kan men als volgt omschrijven: teveel water komt te snel in te enge beekvalleien terecht.<br />
Het probleem doet zich vooral voor in de Demervallei (o.a. de Demerparking) en in het centrum van Rillaar.<br />
Als acties werden voorgesteld:<br />
1° bevorderen van lokale infiltratie van hemelwater<br />
2° vergroten van het kombergend vermogen van de beekvalleien<br />
Hieronder valt o.a. het herinrichten van beekbegeleidende gronden, reservatiestroken voorzien via ruimtelijke plannen, het vrijwaren van<br />
valleigronden voor bijkomende bebouwing<br />
3° vertragen van de snelheid waarmee hemelwater wordt afgevoerd<br />
o.a. door het behoud, onderhoud en uitbreiding kleine landschapselementen, acties op hellingen (herbebossing).
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 129<br />
7. BEHOEFTEN EN PROGNOSES<br />
7.1. WONEN<br />
De woningbehoeftestudie onderbouwt de visie m.b.t. bijkomende woongelegenheden in het structuurplan. In volgend hoofdstuk wordt een<br />
samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten van de woningbehoeftestudie. Het integraal document is afzonderlijk beschikbaar bij de<br />
gemeente.<br />
De werkwijze bestaat er in de behoeften te schatten en die behoeften dan af te wegen tegenover de bestaande woningvoorraad. Op die manier<br />
kunnen conclusies getrokken worden naar de hoeveelheid woningen die nog te voorzien is en het gewenste beleid. Dit hoofdstuk vormt dan<br />
ook de ideale aanzet of schakel naar het tweede deel van het structuurplan, zijnde ‘de gewenste ruimtelijke structuur’.<br />
7.1.1. BEVOLKINGS- EN GEZINSPROGNOSES<br />
De bijkomende behoefte aan woningen in de stad <strong>Aarschot</strong> tot 2002, 2007 en 2013, wordt berekend op basis van een bevolkingsprognose.<br />
Deze kan een open of een gesloten prognose zijn. Een gesloten bevolkingsprognose is gebaseerd op de te verwachten natuurlijke toe- of<br />
afname van de huidige <strong>Aarschot</strong>se bevolking op basis van sterftes en geboorten (de natuurlijke toe- en afname). Bij een open<br />
bevolkingsprognose houdt men niet enkel rekening met interne factoren zoals geboorten en sterftes, maar ook met migraties van en naar<br />
<strong>Aarschot</strong>. Tot op heden trekken in Vlaanderen nog steeds heel wat bewoners weg uit de stedelijke gebieden. Het RSV wenst wat dit betreft een<br />
trendbreuk tot stand te brengen. Ook in <strong>Aarschot</strong>, dat een algemeen positief migratiesaldo kent, stellen we sterke lokale verschillen vast tussen<br />
wat er zich voordoet in het stadscentrum, en de deelgemeenten in het buitengebied.<br />
7.1.1.1. Gesloten bevolkingsprognose<br />
De gesloten prognose vertrekt van de bevolking van <strong>Aarschot</strong> per leeftijd en geslacht op 31/12/1998. Deze bevolkingsaantallen worden<br />
geprojecteerd in de toekomst door rekening te houden met leeftijds- en geslachtsspecifieke overlevingscijfers. Voor het berekenen van het<br />
aantal geboorten wordt tevens rekening gehouden met vrouwelijke leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfers. De bevolkingsprognoses van<br />
<strong>Aarschot</strong> zijn dus afhankelijk van de huidige structuur van de bevolking.<br />
Methodologie<br />
Er werd voor de stad <strong>Aarschot</strong> een bevolkingsprognose opgesteld voor de jaren 2002, 2005, 2007, 2010 en 2013 op basis van:
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 130<br />
- De basisbevolking op 31/12/98 per leeftijd en geslacht voor de stad <strong>Aarschot</strong>.<br />
- De overlevingskansen naar leeftijd en geslacht voor de provincie Antwerpen op basis van de sterftetafels 1995 -1997 12 .<br />
Hieruit werden de overlevingskansen berekend naar leeftijd voor de totale bevolking. Wij hebben gekozen voor de<br />
overlevingskansen naar leeftijd en geslacht van de provincie Antwerpen, en dit na een onderzoek van het natuurlijk saldo van de<br />
stad <strong>Aarschot</strong> in het verleden. De stad <strong>Aarschot</strong> kent duidelijk hogere overlevingskansen in vergelijking met de andere gemeenten<br />
in de provincie Vlaams-Brabant en leunt wat dit betreft dus dichter aan bij de provincie Antwerpen.<br />
- De leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfers (TVC’s) per jaar voor Vlaanderen van 1995 tot 2050 13 .<br />
Daarbij werd het ‘scenario 1,9’ gehanteerd, wat betekent dat het totale vruchtbaarheidscijfer zal evolueren naar 1,9 kinderen per<br />
vrouw in 2030, in vergelijking met circa 1,6 op dit moment (het vervangingscijfer bedraagt 2,1). Hierdoor kennen we een daling<br />
van het aantal jongeren (d.i. ontgroening). Tevens ligt het aantal geboorten lager omdat het aantal vrouwen in de vruchtbare<br />
leeftijdsklasse afneemt.<br />
Dit scenario sluit het best aan bij de te verwachten ontwikkeling in <strong>Aarschot</strong>. Deze TVC’s werden voor ieder jaar van de prognose toegepast op<br />
de 14-49 jarige vrouwen van de stad <strong>Aarschot</strong>. Aangezien het totaal aantal geboorten voor 1998 in feite hoger lag dan het uit de TVC’s<br />
berekende cijfer, werd een correctie doorgevoerd. De trend die berekend kon worden uit de TVC-cijfers werd namelijk voor ieder jaar<br />
toegepast op het werkelijk aantal geboorten.<br />
Bespreking van de gesloten prognose<br />
De bevolking van <strong>Aarschot</strong> zal toenemen tot het jaar 2005, daarna zal ze afnemen tot 2013. Weliswaar niet spectaculair, nl. met zo’n 200-tal<br />
personen, d.i. 1% van de huidige bevolking. Deze daling van de bevolking is vooral te merken in de leeftijdscategorie 20 tot 59 jaar.<br />
Daarentegen neemt het aantal <strong>Aarschot</strong>se jongeren toe. Ook de vergrijzing wordt verder gezet. Het aantal mensen in de leeftijdsgroep 60+ en<br />
in de leeftijdsgroep 80+ in het bijzonder, neemt fors toe.<br />
12 NIS, Bevolkingsstatistieken. Sterftetafels 1995-1197, Brussel, 1998.<br />
13 NIS, Bevolkingsvooruitzichten 1995-2050. NIS en het Federaal Planbureau, Brussel, 1997.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 131<br />
Gesloten prognose van de stad <strong>Aarschot</strong>, 1998-2013<br />
Absolute cijfers<br />
1998 2000 2002 2005 2007 2010 2013<br />
0-19 jaar 5 492 5 479 5 514 5 666 5 738 5 802 5 740<br />
20-59 jaar 15 461 15 391 15 328 14 957 14 705 14 310 14 008<br />
60+ 6 520 6 666 6 731 6 969 7 127 7 328 7 489<br />
80+ 963 1 027 1 125 1 326 1 414 1 570 1 668<br />
Totaal<br />
Procentueel<br />
27 473 27 535 27 573 27 592 27 570 27 440 27 237<br />
1998 2000 2002 2005 2007 2010 2013<br />
0-19 jaar 19,99 19,90 20,00 20,54 20,81 21,15 21,07<br />
20-59 jaar 56,28 55,89 55,59 54,21 53,34 52,15 51,43<br />
60+ 23,73 24,21 24,41 25,26 25,85 26,70 27,50<br />
80+ 3,51 3,73 4,08 4,80 5,13 5,72 6,12<br />
Totaal 100 100 100 100 100 100 100<br />
Index (1998 = 100)<br />
1998 2000 2002 2005 2007 2010 2013<br />
0-19 jaar 100 99,76 100,40 103,17 104,48 105,65 104,51<br />
20-59 jaar 100 99,54 99,14 96,74 95,11 92,55 90,61<br />
60+ 100 102,24 103,23 106,89 109,31 112,39 114,86<br />
80+ 100 106,65 116,80 137,65 146,79 162,99 173,19<br />
Totaal 100 100,23 100,36 100,43 100,35 99,88 99,14<br />
TABEL 11: GESLOTEN PROGNOSE VAN DE STAD AARSCHOT, 1998-2013 14 .<br />
14 Bron : Cijfers 1998 <strong>Stad</strong> <strong>Aarschot</strong>, overige cijfers eigen berekening Groep Planning
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 132<br />
7.1.1.2. Open bevolkingsprognose<br />
Methodologie<br />
Doordat bij een open prognose rekening wordt gehouden met het natuurlijk saldo van de bevolking (geboorten en sterftes) en de migratie (in-<br />
en uitwijking), geeft deze berekening een betere benadering van de werkelijkheid. Voor het berekenen van de open bevolkingsprognose wordt<br />
dezelfde methodologie gehanteerd, als voor de gesloten bevolkingsprognose, wat betreft de basisbevolking, de overlevingskansen en de<br />
leeftijdspecifieke vruchtbaarheidscijfers.<br />
De invloed van migraties op de bevolking binnen deze prognose wordt uitgedrukt in migratiecoëfficiënten. Deze werden als volgt berekend:<br />
- Voor de periode 1988-1997 werd per jaar en per leeftijd het migratiesaldo berekend en vergeleken met de totale bevolking binnen<br />
deze leeftijdscategorie. Aangezien er grote schommelingen merkbaar waren tussen de jaren onderling, o.a. te wijten aan de<br />
schrappingen van ambtshalve en herinschrijvingen, werd een tienjaarlijks gemiddelde berekend. In de prognose worden deze<br />
migratiecoëfficiënten constant gehouden.<br />
- Migraties zijn leeftijdsgebonden, dit blijkt o.a. uit onderzoek van Michel Poulain15. Volgens Poulain is de mobiliteit het grootst bij 24-<br />
25 jarigen. Tussen 25 en 60 jaar neemt de mobiliteit voortdurend op exponentiële wijze af. Exact op de leeftijd van 60 jaar voor<br />
vrouwen en op 65 jaar voor de mannen, zijn er plaatselijke maxima te meten en dit door pensioensgebonden migratie. Boven de 65<br />
jaar neemt de mobiliteit verder langzaam af en bereikt tenslotte op 74 jaar bij de mannen en 72 jaar bij de vrouwen een absoluut<br />
minimum. Op die leeftijd speelt fysieke afhankelijkheid nog geen uitgesproken rol en zijn er weinig elementen die een verandering<br />
van woonplaats verantwoorden. Boven de 75 gaat de mobiliteitscurve - en dit vooral bij de vrouwen - weer omhoog. Het is de leeftijd<br />
waarop men weduwe, weduwnaar of fysiek afhankelijk wordt en naar het rusthuis verhuist of bij één van de kinderen zijn intrek neemt.<br />
Tussen de 72 en 95 jaar verdrievoudigt het mobiliteitsniveau bij de vrouwen, maar dat valt niet zo op in het absolute aantal migraties<br />
aangezien het risico blootstaande bevolking dan zeer snel afneemt.<br />
Voor <strong>Aarschot</strong> zien we een gelijkaardige proces. <strong>Aarschot</strong> kent gemiddeld een positief migratiesaldo, slechts voor enkele leeftijden kent men<br />
een negatief migratiesaldo (d.w.z. dat er meer uitwijkelingen zijn dan inwijkelingen). De leeftijdsgroepen 33 tot 36 jarigen en hun kinderen<br />
van 0-4 of tussen 6 en 9 jaar verlaten <strong>Aarschot</strong>. De 40-jarigen, en ook de 47 en 56 jarigen kennen meer verlaters van de stad dan nieuwe<br />
15 POLAIN M. : ‘Interne Migraties’ in, Bevolkingsvooruitzichten 1995-2050, NIS en het Federaal Planbureau, Brussel, 1997.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 133<br />
inwijkelingen. Bij de oudere bevolking kent men bij de 66, 72 en 83 jarigen en de leeftijdscategorie 93 en 94 jaar, meer stadsverlaters dan<br />
stadsinwijkelingen.<br />
Resultaten van de open prognose<br />
Open prognose voor de stad <strong>Aarschot</strong>, 1998-2013<br />
Absolute cijfers<br />
1998 2000 2002 2005 2007 2010 2013<br />
0-19 jaar 5.492 5.419 5.377 5.408 5.389 5.343 5.162<br />
20-59 jaar 15.461 15.524 15.603 15.442 15.332 15.148 15.059<br />
60+ 6.520 6.711 6.822 7.130 7.335 7.611 7.844<br />
80+ 963 1.040 1.154 1.378 1.479 1.656 1.774<br />
Totaal<br />
Procentueel<br />
27.473 27.653 27.802 27.979 28.056 28.102 28.064<br />
0-19 jaar 19,99 19,60 19,34 19,33 19,21 19,01 18,39<br />
20-59 jaar 56,28 56,14 56,12 55,19 54,65 53,90 53,66<br />
60+ 23,73 24,27 24,54 25,48 26,14 27,08 27,95<br />
80+ 3,51 3,76 4,15 4,93 5,27 5,89 6,32<br />
Totaal<br />
Index<br />
100 100 100 100 100 100 100<br />
0-19 jaar 100 98,67 97,90 98,46 98,13 97,29 93,99<br />
20-59 jaar 100 100,40 100,92 99,87 99,17 97,79 97,40<br />
60+ 100 102,93 104,63 109,35 112,50 116,73 120,30<br />
80+ 100 108,02 119,79 143,13 153,59 171,93 184,18<br />
Totaal 100 100,66 101,20 101,84 102,12 102,29 102,15<br />
TABEL 12: OPEN PROGNOSE VOOR DE STAD AARSCHOT, 1998-2013<br />
Volgens de open prognose neemt de <strong>Aarschot</strong>se bevolking tegen 2013 met zo’n 2% toe. Dit is vooral te danken aan de migraties. De<br />
natuurlijke loop van de bevolking (geboorten en sterftes) zorgt slechts voor een lichte stijging van een aantal leeftijdsklassen. Het aantal<br />
jongeren zal met drie procent afnemen terwijl hun aandeel ten opzichte van de totale bevolking slechts in geringe mate afneemt. Het aantal 20<br />
tot 59 jarigen neemt vanaf het jaar 2007 met twee procent af. Deze groep, namelijk de actieve bevolking, zal ook ten opzichte van de gehele<br />
bevolking procentueel afnemen. De zestig en tachtig plussers zullen zowel in aantal als in aandeel enorm toenemen.<br />
Concreet wil dit zeggen dat men rekening dient te houden met een toename van het aantal bewoners bovenop de gesloten prognose tegen het<br />
jaar 2002 van ongeveer 229 personen. Tegen 2007 verwacht men ongeveer 486 personen meer door migratie.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 134<br />
7.1.1.3. Te verwachten gezinsgrootte<br />
Om het aantal gezinnen te kennen wordt het aantal inwoners gedeeld door de gemiddelde gezinsgrootte. Algemeen wordt verwacht dat<br />
gemiddelde gezinsgrootte zal afnemen in de komende decennia. Hoe sterk die zal afnemen is moeilijker in te schatten. De verschillende<br />
berekeningswijzen kunnen tot grote verschillen leiden in de voorspelling. Ook hier grijpen we terug naar de trendbreuk in het Ruimtelijk<br />
Structuurplan Vlaanderen. Het bepalen van de gezinsverdunning gebeurde in drie stappen.<br />
- Eerst werd de evolutie en de prognose van de gemiddelde gezinsgrootte voor het arrondissement Leuven overgenomen uit het<br />
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.<br />
- Nadien werd de gemiddelde gezinsgrootte van de <strong>Stad</strong> <strong>Aarschot</strong> berekend voor dezelfde jaartallen als deze van de arrondissementele<br />
evolutie uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.<br />
- Tenslotte werd de prognose van het arrondissement Leuven gecorrigeerd aan de hand van de voorbije evolutie in de stad <strong>Aarschot</strong>.<br />
Bij de berekening van de gezinsgrootte werd enkel rekening gehouden met de particuliere gezinnen, de collectieve gezinnen 16 werden niet mee<br />
verrekend omdat hun evolutie geen invloed heeft op de vraag naar particuliere woningen.<br />
De gemiddelde gezinsgrootte voor het arrondissement Leuven werd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen als volgt berekend.<br />
1981 1991 1997 2002 2007<br />
Arrondissement Leuven 2,82 2,55 2,44 2,35 2,28<br />
TABEL 13: EVOLUTIE EN PROGNOSE VAN DE GEMIDDELDE GEZINSGROOTTE IN HET ARRONDISSEMENT LEUVEN<br />
BRON RSV, P 242.<br />
De evolutie van de gemiddelde gezinsgrootte in de <strong>Stad</strong> <strong>Aarschot</strong> is als volgt verlopen.<br />
16<br />
Als collectieve gezinnen worden kloostergemeenschappen, gevangenissen, weeshuizen, kazernes enz. beschouwd. Particuliere gezinnen bestaan hoofdzakelijk uit familiale<br />
gezinnen.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 135<br />
Totale bevolking in particuliere gezinnen Aantal particuliere gezinnen Gemiddelde gezinsgrootte<br />
1/3/81 25 865 9 053 2,86<br />
1/3/91 25 985 10 396 2,50<br />
1/1/97 27 049 11 391 2,37<br />
1/1/98 27 105 11 495 2,36<br />
1/1/99 27 231 11 617 2,34<br />
1/1/00 27 259 11 740 2,32<br />
TABEL 14: DE EVOLUTIE VAN DE GEMIDDELDE GEZINSGROOTTE IN DE STAD AARSCHOT, BRON: VOLKSTELLINGEN NIS<br />
Als men de evolutie van de stad <strong>Aarschot</strong> en het arrondissement Leuven met elkaar confronteert, dan blijkt:<br />
1981 1991 1997 1998 1999 2000<br />
Arrondissement Leuven 2,82 2,55 2,44 2,42 2,41 2.41<br />
<strong>Aarschot</strong> 2,86 2,50 2,37 2,36 2,34 2.32<br />
Verschil arrondissement-stad 0.04 0,05 0,07 0,06 0,07 0,09<br />
TABEL 15: CONFRONTATIE VAN DE GEMIDDELDE GEZINSGROOTTE IN HET ARRONDISSEMENT MET DEZE VAN AARSCHOT 17 .<br />
De evolutie van de gemiddelde gezinsgrootte in <strong>Aarschot</strong> loopt parallel met deze van het arrondissement Leuven.<br />
17 Bron: Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (voor de jaren 81, 91 en 99) en Volkstellingen NIS (voor de jaren 98 en 99), eigen berekeningen Groep Planning.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 136<br />
We hanteren als prognoses voor de gemiddelde gezinsgrootte voor de stad <strong>Aarschot</strong> 2,30 personen per gezin in 2002 en 2,23 in 2007.<br />
7.1.1.4. Het verwachte aantal particuliere gezinnen<br />
Op basis van de gesloten prognose enerzijds, die toelaat het aantal inwoners te ramen en de te verwachten gezinsgrootte anderzijds, die een<br />
daling van de gemiddelde gezinsgrootte laat zien, kan het toekomstig aantal gezinnen worden geraamd. In onderstaande tabel wordt de<br />
voorspelde groei van het aantal gezinnen aangegeven.<br />
Gezien de prognose gemaakt werd op basis van de gegevens van 1998, wordt hiermee verder gerekend.<br />
1998 2002 2007 2013<br />
1 aantal inwoners op basis van een gesloten prognose 27 105* 27 573 27 570 27 237<br />
2 gemiddelde gezinsgrootte 2,36** 2,30 2,23 2,18<br />
3 aantal gezinnen 11 495 11 988 12 363 12494<br />
4 groei van het aantal ten opzichte van 1998 + 493 + 868 + 999<br />
5 migratie (verschil open-gesloten prognose) in aantal inwoners + 229 + 486 + 827<br />
6 migratie omgerekend in aantal gezinnen + 100 + 218 + 379<br />
7 prognose van het totaal aantal gezinnen (3+6) 12 088 12 581 12 873<br />
TABEL 16: VERWACHTE AANTAL PARTICULIERE GEZINNEN<br />
* Aantal inwoners in particuliere gezinnen in 1998. Inwoners die deel uitmaken van een kloostergemeenschap bijvoorbeeld zijn hier niet in<br />
opgenomen waardoor het aantal inwoners dat hier wordt weergegeven verschilt van het eerder vermelde aantal (nl. 27.476 inwoners).<br />
** als gemiddelde gezinsgrootte voor 2000 wordt deze van <strong>Aarschot</strong> gebruikt. Voor deze van 2002 en 2007 zijn het de waarden uit het<br />
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. We nemen aan dat dezelfde tendens zich de komende jaren verderzet en dat de gemiddelde<br />
gezinsgrootte tot 2013 ongeveer even snel zal dalen; voor de prognose van het aantal gezinnen in 2013 rekenen we met een gemiddelde<br />
gezinsgrootte van 2,18.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 137<br />
Op basis van de gesloten prognose moet men dus uitgaan van een toename van het aantal particuliere gezinnen in <strong>Aarschot</strong> met 868 tegen het<br />
jaar 2007 en met 999 tegen 2013, dat is een toename van respectievelijk 7.6 % en 8.7 %. Dit ondanks het feit dat de bevolking in dezelfde<br />
periode niet spectaculair toeneemt. De oorzaak hiervan is gezinsverdunning hetgeen zich in een teruglopende huishoudgrootte uit. De daling<br />
van de huishoudgrootte heeft een aantal oorzaken:<br />
- Jongeren gaan eerst een tijdje alleen wonen voor zij gaan trouwen of samenwonen.<br />
- Gehuwden of samenwonenden krijgen steeds minder kinderen.<br />
- Mensen worden steeds ouder waardoor de kans groter wordt dat één van de partners achterblijft.<br />
- Echtscheidingen en daarmee gepaard het toenemend aantal éénpersoonshuishoudens.<br />
Op basis van de migratietendens en vertrekkend van dezelfde raming inzake gezinsgrootte (open prognose), komt men nog eens tot een<br />
bijkomend aantal gezinnen van 218 tot 2007 en 379 tot 2013.<br />
Dat brengt ons dus op een totale behoefte van 1086 bijkomende wooneenheden tot 2007 en 1378 bijkomende wooneenheden tot 2013.<br />
Ondertussen weten we ook dat in de periode 1998-2000 245 nieuwe gezinnen zich bijkomend gevestigd hebben in <strong>Aarschot</strong>.<br />
Aantal gezinnen ‘91 Aantal gezinnen ‘98 Aantal gezinnen ‘00 Verschil<br />
<strong>Aarschot</strong>-stad 5 819 6 365 6 489 124<br />
Buitengebied 4 577 5 130 5 251 121<br />
TOTAAL 10 396 11 495 11 740 245<br />
TABEL 17: TOENAME IN AANTAL PARTICULIERE GEZINNEN TUSSEN 1998-2000.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 138<br />
7.1.2. BEHOEFTERAMING WONINGEN<br />
7.1.2.1. Demografische woonbehoefte<br />
In voorgaande paragrafen werd een gesloten en open bevolkingsprognose gemaakt. Bij de gesloten bevolkingsprognose voor <strong>Aarschot</strong> worden<br />
in totaal 12.363 gezinnen verwacht tegen 2007. Indien men rekening houdt met migratiestromen verwacht men nog eens 218 gezinnen extra,<br />
wat neerkomt op 12.581 te verwachten gezinnen tegen 2007. Tegen 2013 worden er – wanneer we uitgaan van een gemiddelde gezinsgrootte<br />
van 2,18 – 12.494 gezinnen verwacht (gesloten prognose). Wanneer we van een open prognose uitgaan verwachten we 12.873 gezinnen tegen<br />
2013.<br />
De demografische woonbehoefte, dit wil zeggen een woonbehoefte die rekening houdt met de verwachte geboorten en sterftes is gelijk aan de<br />
vooruitberekening van het aantal gezinnen plus de woningmutatiereserve. De woningmutatiereserve is het woningbestand plus de<br />
frictieleegstand. Frictieleegstand is nodig om vlotte verhuisbewegingen mogelijk te maken. In de omzendbrief RO97/03 wordt de<br />
frictieleegstand geschat op 2,5% à 3,5%, afhankelijk van de migratiedruk. In deze studie wordt de frictieleegstand gesteld op 3%. Dit stemt<br />
overeen met de frictieleegstand zoals die gegeven is in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen voor het arrondissement Leuven 18 .<br />
Het aantal woningen wordt gelijkgesteld aan het aantal gezinnen plus de leegstaande wooneenheden. De leegstaande wooneenheden stellen<br />
we gelijk aan de frictieleegstand in ’98, d.w.z. 3% van 11.495 = 345 woningen. Het exacte aantal leegstaande woningen is niet gekend, enkel<br />
de leegstand van meer dan 1 jaar (+/- 100 woningen). We bekomen een woningaanbod van 11.495 + 345 = 11.840 in 1998.<br />
Voor de woningbehoefte betekent dit het volgende:<br />
18 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, integrale versie, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, p. 273.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 139<br />
1998 2002 2007 2013<br />
Gesloten<br />
prognose<br />
Open<br />
prognose<br />
Gesloten<br />
prognose<br />
Open<br />
prognose<br />
Gesloten<br />
prognose<br />
Open<br />
prognose<br />
Aantal gezinnen 11 495 11 988 12 088 12 363 12 581 12 494 12 873<br />
Nodige frictieleegstand (3,0%) 360 363 371 377 375 386<br />
Totale woonbehoefte 12 348 12 451 12 734 12 958 12 869 13 259<br />
Bestaande wooneenheden *<br />
Leegstand<br />
Totaal woningaanbod<br />
Aantal te realiseren woningen<br />
t.o.v. 1998<br />
t.o.v. 1991<br />
11 495*<br />
345<br />
11 840<br />
508<br />
1952<br />
TABEL 18: TE REALISEREN WONINGEN IN AARSCHOT<br />
Bron :Volks- en Woningtelling 1991; eigen berekeningen Groep Planning<br />
* We veronderstellen dat één gezin overeenkomt met één woning.<br />
611<br />
2055<br />
Dit houdt in dat in de planperiode 1998-2007, rekening houdend met een gesloten prognose, 894 woningen moeten bijkomen in <strong>Aarschot</strong> om<br />
de eigen demografische behoeften op te vangen. De eerste 4 jaar (tussen ’98 en ’02) ongeveer 127 woningen per jaar, de volgende 5 jaar<br />
(periode 2002-2007) ongeveer 77 woningen per jaar. Tussen 2007 en 2013 is er een bijkomende behoefte van 135 woningen (gesloten<br />
prognose).<br />
Volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen moet het ruimtelijk beleid in structuurondersteunend kleinstedelijk gebied gericht zijn op het<br />
consolideren en versterken van de stedelijke kern en het stedelijk functioneren door het creëren van een bijkomend aanbod van woningbouw 19 .<br />
Naast de natuurlijke groei heeft de stad dus ook een functie in de opvang van de migratiestromen.<br />
19 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, samenvatting, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, p. 37.<br />
894<br />
2338<br />
1 118<br />
2562<br />
1 029<br />
2473<br />
1 419<br />
2863
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 140<br />
7.1.2.2. Behoeften in de sociale woonsector<br />
Het aandeel sociale huurwoningen t.o.v. het gehele woningbestand in <strong>Aarschot</strong> bedraagt momenteel 2.6% (304 sociale woningen op een totaal<br />
van 11.617 in 1999). Dit aandeel ligt onder het Vlaams Gemiddelde (5%). Er is in <strong>Aarschot</strong> dus zeker nood aan sociale woningbouwprojecten.<br />
De omvang van de doelgroep voor sociale woningen wordt in de eerste plaats bepaald door het inkomensniveau.<br />
Vanuit de Administratie voor Huisvesting werd gesteld dat vanuit een budgettaire visie 25% van de totale woningbehoeften voorzien moet<br />
worden voor sociale huisvesting: 10% door huur- + koopwoningen en 15% door sociale kavels 20 .<br />
Op basis van bovenstaande redenering dienen volgende aantallen aan sociale huurwoningen en –kavels gerealiseerd te worden.<br />
Gesloten<br />
prognose<br />
2002 2007 2013<br />
Open<br />
prognose<br />
Gesloten<br />
prognose<br />
Open<br />
prognose<br />
Gesloten<br />
prognose<br />
Open<br />
prognose<br />
Totale woonbehoefte 508 611 894 1118 1029 1419<br />
waarvan sociale huur + koop (10%) 51 61 89 112 103 142<br />
waarvan sociale kavels (15%) 76 92 134 167 154 213<br />
Totaal aantal in de sociale sector 127 153 223 279 257 355<br />
TABEL 19: WONINGBEHOEFTE IN DE SOCIALE SECTOR TOT 2002 EN 2007-2013 21 .<br />
Afgaande op de plannen van de samenwerkende bouwmaatschappij voor Goedkope Woningen (82 wooneenheden), betekent dit dat er niet<br />
voldoende sociale huurwoningen worden gepland tegen 2007. Er bestaat in <strong>Aarschot</strong> een duidelijke woonbehoefte op sociaal vlak, zowel wat<br />
betreft sociale huurwoningen als sociale koopwoningen.<br />
20<br />
Nota ‘Woonbehoeften in Vlaanderen’, Administratie voor de Huisvesting.<br />
21<br />
Eigen berekeningen Groep Planning.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 141<br />
7.1.3. VERDELING VAN DE BEHOEFTEN OVER STEDELIJK GEBIED EN BUITENGEBIED<br />
Hoe moet de behoefte aan 894 woningen tegen 2007 nu verdeeld worden over het stedelijk en het buitengebied? Een deel van <strong>Aarschot</strong><br />
behoort immers tot het stedelijk gebied, een ander deel tot het buitengebied, waar volgens de uitgangspunten van het Ruimtelijk Structuurplan<br />
Vlaanderen alleen voor de natuurlijke groei mag worden gebouwd.<br />
Rillaar, Gelrode, Wolfsdonk, Gijmel en Langdorp worden als buitengebied beschouwd. Als hypothese wordt verder aangenomen dat de<br />
deelgemeente <strong>Aarschot</strong>, aangevuld met de statistische sector Dorenberg het stedelijk gebied van de gemeente vormt.<br />
Volgens de gesloten prognose zijn er 894 woningen nodig in <strong>Aarschot</strong> tot 2007. Op basis van de Volks- en Woningentelling van 1991 is 46 %<br />
van de <strong>Aarschot</strong>se woningen in een van de deelgemeenten van het buitengebied gesitueerd en 54 % in het stedelijk gebied. Dit betekent dat 46<br />
% van de woningbehoefte tegen 2007 in het buitengebied dient te worden gerealiseerd, te weten maximaal 411 woningen. De overige 483<br />
woningen dienen binnen de grenzen van het stedelijk gebied gerealiseerd worden. Het surplus uit de open prognose dient eveneens in het<br />
stedelijk gebied gerealiseerd worden. Dat geeft nog eens 224 bijkomende woningen in stedelijk gebied.<br />
Tegen 2013 is er volgens de gesloten prognose een bijkomende behoefte van 1029 woningen, 473 (46 %) in buitengebied en 566 (54 %) in<br />
stedelijk gebied. Het surplus uit de open prognose dat in het stedelijk gebied gerealiseerd dient te worden bedraagt 390.<br />
Conclusie:<br />
De woonbehoefte tot 2007 voor het stedelijk gebied wordt op 707 woningen geraamd, de behoefte van woningen in de kernen van het<br />
buitengebied komt op 411 woningen.<br />
Tot 2013 wordt de behoefte voor het stedelijk gebied op 956 woningen geraamd, de woonbehoefte in de kernen van het buitengebied<br />
bedraagt 473 woningen.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 142<br />
7.1.4. WONINGVOORRAAD<br />
7.1.4.1. Inventaris van de onbebouwde percelen – juridisch beschikbare bouwkavels<br />
Voor het berekenen van het theoretisch aantal beschikbare bouwpercelen in <strong>Aarschot</strong> werd de Inventaris van Onbebouwde Percelen( IOP 97)<br />
als uitgangspunt genomen. Deze IOP werd opgemaakt door de gemeente <strong>Aarschot</strong>, voor onbebouwde kavels in woongebied. Van deze kavels<br />
kan men juridisch gezien één of meerdere nieuwe bouwkavels maken.<br />
Juridisch beschikbare gronden zijn die percelen die volgens een bestemmingsplan (Gewestplan, BPA) of een verkavelingsvergunning bebouwd<br />
mogen worden. Het aantal beschikbare bouwkavels op deze bouwgronden hangt af van de bestaande bebouwing in de directe omgeving, en is<br />
in het geval van bouwgronden die deel uitmaken van een verkaveling of een BPA, reeds grotendeels bepaald.<br />
7.1.4.1.1. Aanbod aan onbebouwde percelen in woongebied of woongebied met landelijk karakter<br />
De inventaris van de onbebouwde percelen is tweeledig: enerzijds is er de inventaris van de onbebouwde kavels in niet-vervallen<br />
verkavelingen, anderzijds is er de inventaris van de onbebouwde percelen langs uitgeruste wegen in woongebied (met landelijk karakter) 22 .<br />
Onderstaande tabel geeft per ruimtelijke entiteit weer hoeveel percelen beschikbaar zijn volgens de IOP97.<br />
22<br />
Indien het bebouwingstype niet was aangegeven in de IOP, werd bij de berekening uitgegaan van halfopen bebouwing (10 m kavelbreedte). Dit komt de woonkwaliteit<br />
(onder meer straatparkeerprobleem) ten goede.
Ruimtelijke<br />
entiteiten<br />
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 143<br />
Percelen in niet vervallen verkavelingen<br />
Percelen langs de uitgeruste weg Totaal<br />
Woongebied Woongebied met<br />
landelijk karakter<br />
Stedelijk gebied 201 543 204 747 28<br />
Gelrode 0 121 153 274 10.3<br />
Rilaar 40 162 488 650 24.3<br />
Langdorp - 194 194 7<br />
Wolfsdonk 143<br />
- 394 394 15<br />
Gijmel<br />
Aantal<br />
286 124 410 15.4<br />
TOTAAL 384 1 112 1 557 2 669 100 %<br />
TABEL 20: INVENTARIS ONBEBOUWDE, UITGERUSTE PERCELEN AARSCHOT, BRON: IOP INVENTARIS 1997 EN EIGEN AANVULLINGEN<br />
Het aantal juridisch beschikbare én uitgeruste kavels in woongebied en woongebied met landelijk karakter in <strong>Aarschot</strong>, bedraagt dus 3.053.<br />
7.1.4.1.2. Aanbod aan niet ontsloten, onbebouwde terreinen in woongebied, woongebied met landelijk karakter<br />
Daarnaast zijn er nog verschillende niet ontsloten, maar juridisch wel bebouwbare terreinen.<br />
%
Ruimtelijke<br />
entiteiten<br />
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 144<br />
Niet ontsloten terreinen in<br />
woongebied<br />
Niet ontsloten terreinen in<br />
woongebied met landelijk karakter<br />
Totaal<br />
ha aantal ha aantal ha aantal %<br />
Stedelijk gebied 4.5 113 0.4 10 4.9 123 24.2<br />
Gelrode 5.7 86 2.5 37 8.2 123 24.2<br />
Rillaar 1.5 23 1.6 24 3.1 47 9.1<br />
Langdorp - - 2.6 39 2.6 39 7.6<br />
Wolfsdonk - - 3.8 57 3.8 57 11.2<br />
Gijmel 8.0 120 0.1 1 8.1 121 23.7<br />
TOTAAL 19.7 342 11 168 30.7 510 100<br />
TABEL 21: INVENTARIS ONBEBOUWDE, NIET ONTSLOTEN TERREINEN IN WOONGEBIED NAAR OPPERVLAKTE<br />
BRON IOP ’97 EN EIGEN AANVULLINGEN<br />
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen streeft een minimale dichtheid na van respectievelijk 15 en 25 woningen (woongelegenheden) per<br />
hectare in de kernen van het buitengebied en in stedelijk gebied. In bovenstaande tabel passen we deze dichtheden toe op <strong>Aarschot</strong>, uitgaande<br />
van de afbakening van buitengebied en stedelijk gebied zoals hoger vermeld. Dit wil zeggen dat het aantal beschikbare kavels in <strong>Aarschot</strong> dat<br />
kan gerealiseerd worden op niet ontsloten, maar juridisch wel bebouwbare terreinen, 510 kavels bedraagt.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 145<br />
7.1.4.1.3. Aanbod aan al dan niet, geheel of gedeeltelijk ontsloten terreinen in woonuitbreidingsgebied<br />
Ruimtelijke entiteiten Percelen langs de uitgeruste<br />
weg<br />
Niet ontsloten terreinen<br />
ha aantal<br />
Stedelijk gebied 136 27.7 692 828<br />
Gelrode - 11.0 165 165<br />
Rilaar 35 8.6 129 164<br />
Langdorp - - - -<br />
Wolfsdonk - - - -<br />
Gijmel 71 4.0 60 131<br />
TOTAAL 242 51.3 1 046 1 288<br />
TABEL 22: INVENTARIS ONBEBOUWDE, UITGERUSTE PERCELEN EN ONBEBOUWDE, NIET ONTSLOTEN GRONDEN IN WUG<br />
BRON IOP ’97 EN EIGEN AANVULLINGEN<br />
In <strong>Aarschot</strong> zijn daarenboven 1 288 kavels beschikbaar in woonuitbreidingsgebied. Ook deze zijn juridisch bebouwbaar, maar weliswaar<br />
onder bepaalde voorwaarden.<br />
Totaal
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 146<br />
Conclusie: Het aantal juridisch beschikbare en uitgeruste kavels in woongebied en woongebied met landelijk karakter in <strong>Aarschot</strong>, bedraagt<br />
dus 3.053. Het aantal beschikbare kavels in <strong>Aarschot</strong> dat kan gerealiseerd worden op niet ontsloten, maar juridisch wel bebouwbare<br />
terreinen, bedraagt 510 kavels. Daarenboven 1.288 kavels beschikbaar in woonuitbreidingsgebied. Ook deze zijn juridisch bebouwbaar, maar<br />
weliswaar onder bepaalde voorwaarden. In totaal zijn er in <strong>Aarschot</strong> dus nog 4 851 kavels die vanuit juridisch oogpunt geschikt zijn om te<br />
bebouwen. Daarvan liggen 384 in goedgekeurde verkavelingen, 1 454 kavels in woongebied, 1 725 kavels in woongebied met landelijk<br />
karakter en 1 288 in woonuitbreidingsgebied.<br />
7.1.4.2. Reëel beschikbare kavels en woningen<br />
Op basis van bovenstaand onderzoek wordt in onderstaande tabel een overzicht gegeven van het reële aanbod aan bouwmogelijkheden in<br />
<strong>Aarschot</strong> in de planperiode tot 2007. Het reële aantal kavels dat op de markt komt is immers niet gelijk aan het juridisch aantal beschikbare<br />
bouwkavels. Dit ligt om een aantal redenen lager.<br />
Aanbod Omschrijving<br />
Aanbod aan onbebouwde<br />
percelen in woongebied of<br />
woongebied met landelijk<br />
karakter<br />
Aanbod aan niet ontsloten,<br />
onbebouwde terreinen in<br />
woongebied, woongebied met<br />
landelijk karakter<br />
Aanbod aan al dan niet, geheel of<br />
gedeeltelijk ontsloten terreinen in<br />
woonuitbreidingsgebied<br />
- de gronden gelegen aan een uitgeruste weg kunnen juridisch gezien onmiddellijk op de markt<br />
komen en bebouwd worden<br />
- een deel van de eigenaars van deze onbebouwde percelen zal echter om familiale, speculatieve of<br />
andere redenen niet dadelijk overgaan tot de verkoop of het bebouwen van zijn bouwkavel<br />
- in de periode 1997 – 2007 zullen dus maar 30% van de uitgeruste percelen in woongebied en<br />
woongebied met landelijk karakter en 80% van de percelen in niet – vervallen verkavelingen op<br />
de markt komen<br />
- van de niet – uitgeruste bouwgrondreserve nemen we enkel deze gronden gelegen in (landelijke)<br />
woongebieden in rekening voor het berekenen van het aanbod aan bouwmogelijkheden op het<br />
grondgebied van <strong>Aarschot</strong><br />
- rekening houdend met een woonequivalent van 15 woningen per hectare in de kernen en 25<br />
woningen per hectare in stedelijk gebied komen we tot 510 mogelijk te realiseren woningen in<br />
niet – ontsloten binnengebieden<br />
- zonder stimulerende maatregelen vanuit het beleid, zullen deze percelen niet op de markt komen<br />
- het ontwikkelen van deze gronden vraagt immers dat de overheid investeert in de aanleg van<br />
wegen en nutsvoorzieningen op deze plaatsen
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 147<br />
Ruimtelijke entiteiten<br />
Realisatiegraad<br />
Percelen in nietvervallen<br />
verkavelingen<br />
80%<br />
(2007)<br />
100%<br />
(2013)<br />
Percelen in woongebied en woongebied met<br />
landelijk karakter<br />
aan uitgeruste weg niet ontsloten<br />
30%<br />
(2007)<br />
45%<br />
(2013)<br />
Percelen in WUG Totaal<br />
100% 0% 2007 2013<br />
<strong>Aarschot</strong> stedelijk gebied 161 201 224 336 123 - 508 660<br />
Gelrode 0 0 82 123 123 - 205 246<br />
Rillaar 32 40 195 293 47 - 274 372<br />
Langdorp 58 87 39 -<br />
Wolfsdonk 114 143 118 177 57 -<br />
Gijmel<br />
123 185 121 -<br />
TOTAAL 307 384 800 1201 510 - 1.617 2.087<br />
TABEL 23: INVENTARIS REËEL BESCHIKBARE KAVELS, ZONDER ACTIEVE BELEIDSMAATREGELEN, TOT 2007-2013<br />
BRON IOP ’97 EN EIGEN AANVULLINGEN<br />
Conclusie:<br />
Zonder stimulerende maatregelen zullen er in de periode 1997-2007 dus slechts 1.617 percelen op de markt komen. Tegen 2013 komen in<br />
principe 2.087 percelen op de markt.<br />
630<br />
809
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 148<br />
KAART 29– NIET-UITGERUSTE BOUWGRONDEN
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 149<br />
7.1.4.3. Verdichtingsmogelijkheden<br />
Verdichting van het bestaande weefsel kan worden gerealiseerd op verschillende manieren, vb. via woningsplitsing, appartementsbouw,<br />
woonintensivering, het herbruiken van leegstaande bedrijfspanden voor wonen, enz. Daartegenover staat ook het feit dat sommige woningen te<br />
klein zijn om een volwaardig modern wooncomfort te bieden. In sommige gevallen zullen twee kleine woningen samengevoegd worden om<br />
wel voldoende woonkwaliteit te bieden. Er wordt verondersteld dat deze twee tendensen elkaar in evenwicht houden en geen reële<br />
kwantitatieve rol spelen.<br />
Wat betreft de leegstaande bedrijfspanden met woonpotenties, is dit eveneens zo goed als nihil. Het meest in het oog springende geval zijn de<br />
ruines van de ’s Hertogenmolens. Gezien hun ligging (zich uitstrekkend over de Demer) lijken ons de woonmogelijkheden beperkt.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 150<br />
7.1.5. CONFRONTATIE VAN DE BEHOEFTE EN AANBOD<br />
In de volgende tabel wordt een vergelijking gemaakt tussen de berekende behoefte, het theoretisch aanbod<br />
Ruimtelijke entiteiten<br />
Berekende behoefte (1) Reëel aanbod zonder stimulerende<br />
maatregelen (2)<br />
2007 2013 2007 2013<br />
Stedelijk gebied <strong>Aarschot</strong> 707 956 508 660<br />
Buitengebied 411 473 1.109 1.427<br />
TOTAAL 1.118 1.429 1.617 2.087<br />
TABEL 24: CONFRONTATIE VAN BEHOEFTE EN AANBOD, BRON: IOP 97, EIGEN BEREKENING GROEP PLANNING.<br />
Wanneer we de behoefte (1) vergelijken met het reëel aanbod (2), krijgen we een sterk negatief saldo in het stedelijk gebied en een positief<br />
saldo in het buitengebied. Dit wil zeggen dat in de planperiode tot 2007 wel bijkomende stimulerende maatregelen nodig zullen zijn vanuit het<br />
beleid, om te kunnen voorzien in de vraag naar bouwgrond in het stedelijk gebied.<br />
Wanneer we de prognose voor 2013 bekijken, zien we dat de huidige trend zich verder zet en nog duidelijker wordt. De behoefte in het<br />
stedelijke gebied wordt steeds groter. Het aanbod in het buitengebied neemt ook verder toe. Wellicht zullen ook tijdens de volgende<br />
planperiode geen bijkomende woongebieden moeten aangesneden worden in buitengebied.<br />
Conclusie:<br />
De gemeente moet in het stedelijk gebied een actief beleid voeren naar de toekomst toe, om te kunnen voorzien in de woonbehoefte. In het<br />
buitengebied volstaat het bestaande aanbod ruimschoots om in de behoefte te voorzien. In het richtinggevend gedeelte kan echter nagegaan<br />
worden of dit bestaande aanbod in het buitengebied wel ruimtelijk wenselijk is om aan te wenden voor de lokale behoefte.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 151<br />
7.2. BEDRIJVIGHEID<br />
7.2.1. VRAAG NAAR BEDRIJVENTERREINEN<br />
De vraag naar bedrijventerreinen wordt volledig bepaald door de provinciale taakstelling: minimum 25 ha en als streefcijfer 45 ha. Een deel<br />
hiervan moet worden voorbehouden voor lokale bedrijven, m.n. de herlocalisatie van ruimtelijk slecht gelegen zonevreemde bedrijven en<br />
specifiek in de omgeving van Rillaar.<br />
7.2.2. AANBOD BEDRIJVENTERREIN<br />
Vanuit een terreininventarisatie is gebleken dat op de industriezone Nieuwland ca. 17 % braakliggende terreinen aanwezig zijn, allen in<br />
eigendom van de bestaande bedrijven. Deze reserve gronden liggen willekeurig verspreid over de industriezone. Een aantal bedrijven hebben<br />
reservegronden voorhanden, die qua omvang en ontsluiting op zich verkoopbare percelen zouden kunnen vormen. Het grootste bedraagt maar<br />
liefst 2,26 ha maar vereist een aparte toegangsweg, tenzij het zou ontsloten worden via het naburige braakliggende perceel. Met de<br />
reservegronden onder de 50 a kan weinig aangevangen worden gezien ze dikwijls niet rechtstreeks aan de straat gelegen zijn en bovendien zo<br />
verspreid liggen dat een bundeling tot een groot kwalitatief perceel onmogelijk is.<br />
Ook op de industriezone Meetshoven zijn verscheidene braakliggende terreinen aanwezig. Ongeveer 4 ha van de braakliggende terreinen<br />
blijken in handen te zijn van particulieren. Deze reserve gronden concentreren zich op de percelen gelegen aan de Ter Heidelaan.<br />
De KMO-zone Ourodenberg (14 ha) is slechts voor de helft bezet. KMO-zone Wolfsdonk (5.7 ha) is eveneens nog niet volledig bezet, maar<br />
moet als reserveterrein voor de voorkomende bedrijven wordt aangezien.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 152<br />
8. SWOT - ANALYSE<br />
Bij een SWOT-analyse worden de sterkten (Strengths), de zwakten (Weaknesses), de kansen (Opportunities) en de bedreigingen (Threats) van de<br />
stad thematisch in tabelvorm gegoten. De sterkten/zwakten-tabel heeft betrekking op de bestaande toestand, de kansen/bedreigingen-tabel geeft<br />
een aanzet tot visievorming omtrent de gewenste ruimtelijke structuur voor de stad, daarbij geconfronteerd met sociaal-economische trends op<br />
grote schaal.<br />
RUIMTELIJKE STRUCTUUR STERKTEN ZWAKTEN<br />
ALGEMEEN • REGIONALE<br />
GERICHTHEID VAN<br />
AARSCHOT<br />
BEBOUWDE RUIMTE • STRUCTUUR VAN HET<br />
KERNGEBIED<br />
- ALS GOED UITGERUSTE STAD HEEFT AARSCHOT SAMEN MET DIEST EEN AARSCHOT ONDERVINDT CONCURRENTIE VAN DE OVERIGE KERNEN<br />
BELANGRIJKE REGIONALE POSITIE<br />
IN DE DEMERVALLEI. IN DEZE KETEN LIGGEN DE VERSCHILLENDE<br />
- CENTRUMFUNCTIE VOOR ONDERWIJS, HANDEL, SOCIO-MEDISCHE<br />
VERZORGING<br />
KERNEN TE DICHT BIJEEN , ZODAT GEEN ENKEL VAN DEZE STEDEN<br />
TOT EEN HOGER NIVEAU KAN UITGROEIEN.<br />
- RUIMTELIJK EN FUNCTIONEEL STERK OPGESPLITST KERNSTEDELIJK<br />
GEBIED,‘CLEAR CUT’ TER HOOGTE VAN SPOORLIJN<br />
- AANTAL DUIDELIJKE FYSIEKE GRENZEN DIE DIT KERNSTEDELIJK GEBIED<br />
AFBAKENEN: DE RINGBANEN, DE KONIJNTJESBERG, …<br />
COMPACTE BUNDELING VAN HISTORISCH CENTRUM, HANDEL,<br />
SCHOLEN, OPENBARE EN SOCIO-MEDISCHE DIENSTEN EN CULTUUR<br />
- ONGECONTROLEERDE UITWAAIERING VAN DE BEBOUWING<br />
RICHTING NOORDOOST: OURODENBERG, GIJMEL EN LANGDORP<br />
- DE NIET ONTWIKKELDE TERREIN BINNEN DIT KERNGEBIED (BV<br />
ROND HET STATION)<br />
• DEELGEMEENTEN HEBBEN DOOR HUN SPECIFIEKE LIGGING EN TOPOGRAFIE POTENTIE - DEINEN UIT LANGS STEENWEGEN EN VEROORZAKEN HET<br />
OM EEN EIGEN KARAKTER TE ONTWIKKELEN, IN HET BIJZONDER HUN DICHTSLIBBEN VAN DE OPEN RUIMTES<br />
LIGGING TEN OPZICHTE VAN DE HEUVELRUGGEN: GELRODE<br />
‘VERBORGEN’ ACHTER DE EIKELBERG, LANGDORP OP DE FLANKEN VAN<br />
DOORN- EN BOS- EN WIJNGAARDBERG, …<br />
- HUN GROEI VORMT EEN BEDREIGING VOOR DE OPEN RUIMTES<br />
RONDOM AARSCHOT-STAD<br />
- MISSEN DUIDELIJK AFLEESBARE KERN<br />
• WONEN DE STREEK KENT EEN STERKE BEVOLKINGSGROEI, VOOR HET GROOTSTE<br />
DEEL TOE TE SCHRIJVEN AAN IMMIGRATIE<br />
BEDRIJVIGHEID EEN BLOEIENDE EN EXPANSIEVE REGIONAAL GERICHTE INDUSTRIE GEBREK AAN NIEUWE TERREINEN<br />
KLEINHANDEL - HET CENTRUM VAN AARSCHOT HEEFT REEDS EEN SHOPPING-IMAGO<br />
(ZIJ HET LOKAAL GERICHT), HET AANBOD KAN UITGEBREID WORDEN<br />
DE IMMIGRATIE CONCENTREERT ZICH OP DE DEELGEMEENTEN, VEEL<br />
MINDER OP DE STAD AARSCHOT ZELF.<br />
- TREND NAAR SCHAALVERGROTING (HET GEBREK AAN GROTE,<br />
BETAALBARE PANDEN) GEDAALDE KOOPBINDING (CONSUMENTEN<br />
WORDEN KRITISCHER EN MOBIELER)<br />
- BEPERKTE DRAAGKRACHT VAN DE BEVOLKING IN HET<br />
STADSCENTRUM (VERGRIJZING, VEEL ALLEENSTAANDEN, LAGERE<br />
INKOMENS)
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 153<br />
• ARCHITECTURALE<br />
KWALITEIT VAN HET<br />
BEBOUWDE GEBIED<br />
RELATIEF COMPACT CENTRUM-GEBIED, AANWEZIGHEID VAN EEN<br />
AANTAL HISTORISCHE GEBOUWEN<br />
OPEN RUIMTE • KWANTITATIEF DE DEMERVALLEI BEHOORT TOT DE BELANGRIJKSTE<br />
NATUURCOMPLEXEN VAN VLAAMS-BRABANT<br />
VERKEERS-<br />
INFRASTRUCTUUR<br />
• KWALITATIEF - VERSCHILLENDE WAARDEVOLLE LANDSCHAPPEN VERSTERKEN HET<br />
GRONDGEBIED VAN DE DEMERVALLEI TOT TEGEN DE BEBOUWDE<br />
ZONES:’S HERTOGENHEIDE, VORSDONKBOS, MOLEN “TE LEEFDAAL”<br />
(MOTTEVALLEI)<br />
- DE SCHERPE AFLIJNING VAN HET COMPACTE STEDELIJKE GEBIED<br />
MAAKT DAT OPEN RUIMTEN ER NAUW TEGEN AANSLUITEN<br />
DE STREEK HEEFT EEN HOGE BELEVINGSWAARDE OMWILLE VAN HET<br />
AANWEZIG RELIEF.<br />
BOSSEN - DE GROTE BOSCOMPLEXEN RONDOM AARSCHOT SPELEN EEN<br />
BELANGRIJKE ROL BINNEN DE GROENE HOOFD-STRUCTUUR.<br />
- HET BOSCOMPLEX MEETSHOVEN STUIT DE INDUSTRIE-UITBREIDING<br />
IN HET NOORDWESTEN.<br />
• GROEN IN HET STEDELIJK<br />
GEBIED<br />
- DE DEMER BEHIELD ONGEVEER EEN NATUURLIJKE MEANDERLOOP BIJ<br />
ZIJN DOORGANG IN DE STADSKERN, DE RIVIEROVERS ZIJN ER<br />
ONBEBOUWD GEBLEVEN.<br />
- HET STADSPARK IS AAN DE DEMER GELEGEN, IS GOED GESITUEERD<br />
TEN OPZICHTE VAN HET KERNWINKELGEBIED EN HERBERGT<br />
VERSCHILLENDE FUNCTIES WAARONDER HET STADHUIS<br />
• LANDBOUW - SCHAALVERGROTING VAN DE BEDRIJVEN VERHOOGT DE<br />
LEEFBAARHEID VAN DE LANDBOUWONDERNEMINGEN<br />
- BELANGRIJKE VEILINGEN EN PROEFTUINEN IN OMGEVING AANWEZIG<br />
• BEREIKBAARHEID VAN<br />
AARSCHOT<br />
- ZUIDELIJK GEORIËNTEERDE HELLINGEN TEN ZUIDEN VAN DE DEMER<br />
GESCHIKT VOOR FRUITTEELT<br />
- SLECHTS EEN BEPERKTE OVERSCHOT AAN MESTSTOFFEN<br />
- AARSCHOT - INZONDER DE INDUSTRIEZONE - IS GOED ONTSLOTEN<br />
VIA DE A2<br />
- VERSNIPPERD PATRIMONIUM IN HET CENTRUM GEBIED, GEBREK<br />
AAN GLOBAAL STRUCTUREREND ELEMENT<br />
- DE VORMLOOS- EN KARAKTERLOOSHEID VAN DE INVALSWEGEN<br />
BUITEN HET KERNSTEDELIJK GEBIED<br />
BESTAANDE EXTENSIEVE TERREININNAME IN DE DEMERVALLEI.<br />
- ‘STRUCTUURKWALITEIT’: DE DEMERVALLEI LIJDT AAN VERDROGING<br />
TEN GEVOLGE VAN INFRASTRUCTUUR-WERKEN (HET<br />
RECHTTREKKEN, HET OPHOGEN DIJKEN EN DE VERSNELDE<br />
WATERAFVOER).HET ONEIGENLIJK GEBRUIK VAN COUPURES<br />
(STORTPLAATS, VISVIJVER, WEEKENDVERBLIJVEN) BETEKENDE HET<br />
VERLIES VAN HUN NATUURLIJK BIOTOOP.<br />
- ‘WATERKWALITEIT’: MOMENTEEL WORDT NOG ONGEZUIVERD<br />
AFVALWATER IN DE DEMER GELOOSD.<br />
HEUVELFLANKEN WORDEN VOLGEBOUWD OMWILLE VAN HET<br />
PANORAMISCH ZICHT OVER DE DEMERVALLEI (LANGDORP) .<br />
- DE BOSSEN TEN NOORDEN SPOORWEG NAAR DIEST WORDEN OP<br />
GROTE SCHAAL INWENDIG AANGEVRETEN DOOR DE INPLANTING<br />
VAN WEEKEND-VERBLIJVEN.<br />
- DIRECT BUITEN DE STAD IS DE DEMER GEKANALISEERD<br />
(STROOMOPWAARTS<br />
NIEUWLAND).<br />
SCHOONHOVEN, IN HET WESTEN<br />
- ONDANKS DE INITIATIEVEN OM DE WATERKWALITEIT TE<br />
VERBETEREN, WORDT DE DEMER DOOR DE BEVOLKING NOG STEEDS<br />
DE RUG TOEGEKEERD.<br />
- RELATIEF OUDE BEROEPSBEVOLKING MET EEN ZEER GROOT GEBREK<br />
AAN OPVOLGING<br />
- VERSNIPPERING LANDBOUWGEBIED<br />
- OVER HET ALGEMEEN MATIGE LANDBOUWGRONDEN, VAAK ZEER<br />
ZANDIG<br />
- VERLINTING (WONEN EN GROOTSCHALIGE WINKEL-COMPLEXEN)<br />
LANGS DE VROEGERE INVALSWEGEN VEROORZAAKT<br />
VERKEERSONVEILIGHEID EN BEDREIGT DE LEEFBAARHEID VAN DEZE<br />
WEGEN.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 154<br />
• BEREIKBAARHEID VAN<br />
HET CENTRUM<br />
• SPOORWEGINFRA-<br />
STRUCTUUR<br />
- HET CENTRUM IS NAUW OMSLOTEN DOOR DE RING EN HEEFT VIA<br />
VERBINDINGSWEG N223 EEN DIRECTE UITVAL OP DE AUTOSNELWEG,<br />
- RUIME PARKEERGELEGENHEID GOED VERDEELD OVER HET<br />
WINKELGEBIED EN DIRECT AANSLUITEND OP DE WINKELSTRATEN<br />
- HET SPOORWEGSTATION IS CENTRAAL GELEGEN TUSSEN<br />
INDUSTRIEZONE EN WOONGEBIED.<br />
RUIMTELIJKE STRUCTUUR KANSEN BEDREIGINGEN<br />
ALGEMEEN • GERICHTHEID VAN<br />
AARSCHOT<br />
BEBOUWDE RUIMTE • STRUCTUUR VAN HET<br />
KERNGEBIED<br />
SELECTIE VAN AARSCHOT BINNEN RSV ALS STRUCTUUR<br />
ONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBEID<br />
HET EXTRA BENADRUKKEN VAN AFBAKENING VAN HET STEDELIJK<br />
GEBIED A.D.H.V. ‘STADSPOORTEN’ IS RELATIEF EENVOUDIG<br />
REALISEERBAAR LANGS DE INVALSWEGEN<br />
DE BRAAKLIGGENDE PERCELEN BINNEN DE RING BIEDEN DE<br />
MOGELIJKHEID TOT VERDICHTING VAN HET STEDELIJK WEEFSEL DOOR<br />
INBREIDINGSPROJECTEN<br />
• DEELGEMEENTEN CONCENTRATIE SCHEPT EEN GROTER DRAAGVLAK EN GEEFT DE<br />
BUITENKERNEN DE MOGELIJKHEID HUN EIGEN KARAKTER VERDER TE<br />
ONTWIKKELEN.<br />
• WONEN WONEN IN HET STADSCENTRUM KAN AANTREKKELIJK GEMAAKT<br />
WORDEN ZODAT DE STERKE IMMIGRATIE OP AARSCHOT ZELF GERICHT<br />
WORDT<br />
• KLEINERE GEZINNEN EN EENPERSOONSGEZINNEN VRAGEN NIEUWE<br />
VORMEN VAN HUISVESTING, DIE KUNNEN GEREALISEERD WORDEN<br />
BINNEN DE INBREIDINGSPROJECTEN<br />
• KLEINHANDEL - EEN STERK KERNWINKELGEBIED: COMPACT, CENTRAAL EN GOED<br />
BEREIKBAAR GELEGEN, GROTE VERKOOPSVLOEROPP., GEVARIEERD<br />
AANBOD<br />
- GESLAAGDE FUNCTIEVERWEVING<br />
- INVESTERINGEN KUNNEN DE VERKEERSVEILIGHEID EN DE<br />
VERBLIJFSKWALITEIT VERBETEREN, HERAANLEG VAN DE GROTE MARKT<br />
ALS HART VAN DE STAD<br />
- HET KERNWINKELGEBIED IS OP DEZE INVALSWEGEN GESITUEERD EN<br />
LIJDT ONDER VERKEERSDRUK EN ONVEILIGHEID<br />
- PARKEERPLAATSEN ZIJN IN HET OOSTEN GELEGEN, BEPERKT<br />
AANBOD IN HET WESTEN<br />
- TEN NOORDEN VAN AARSCHOT IS ER EEN KNELPUNT TERHOOGTE<br />
VAN DE KRUISING VAN DE LIERSE- EN HERSTELSESTEENWEG EN DE<br />
TREINSPOREN<br />
- EEN DUIDELIJK ‘LEESBARE’ VERBINDINGSWEG VAN STATION NAAR<br />
CENTRUMGEBIED ONTBREEKT<br />
- DE BLIJVENDE URBANISATIEDRUK<br />
- AANGROEI IN DE DEELGEMEENTEN TEGEN AARSCHOT AAN<br />
- DE VERLINTING VAN DE INVALSWEGEN<br />
- CONCURRENTIE VAN NABIJGELEGEN KERNEN EN BAANWINKELS<br />
- UITZWERMEN VAN GROOTSCHALIGE HANDELSZAKEN LANGS DE<br />
INVALSWEGEN
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – <strong>INFORMATIEF</strong> <strong>GEDEELTE</strong> 155<br />
OPEN RUIMTE • ALGEMEEN - HET VERBINDEN VAN GROTE NATUURZONES AAN DE<br />
HOOFDSTRUCTUUR DEMERVALLEI VERHOOGT DE SLAAGKANSEN OP<br />
BEHOUD VAN OPEN RUIMTE<br />
- HEIDEONTWIKKELING IN DROOG HAGELAND : ’S HEERTOGENHEIDE<br />
EN KLOESEBOS<br />
VERKEERS-<br />
INFRASTRUCTUUR<br />
• DEMERVALLEI-<br />
PROJECTEN<br />
• GROEN IN HET STEDELIJK<br />
GEBIED<br />
MENIG PROJECT IS REEDS OPGESTART TER HERWAARDERING VAN DE<br />
DEMER EN LAAKVALLEI<br />
- DE DOORGANG VAN DE DEMER IN DE WOONKERN IS KARAKTERVOL:<br />
ZACHT MEANDEREND, EILANDJE AAN ‘S HERTOGENSMOLENS, DE<br />
OEVERS ZIJN NIET BEBOUWD.<br />
- AANSLUITEND OP HET STADSPARK IS HET DUS RELATIEF MAKKELIJK<br />
EEN GROENSLINGER / RUGGENGRAAT LANGS DE DEMER TE<br />
REALISEREN.<br />
• LANDBOUW - MOGELIJKHEDEN TOT BEHEERSLANDBDOUW<br />
- TOERISTISCH AANTREKKELIJKE STREEK MET MOGELIJKHEDEN NAAR<br />
MARKTEGERICHTE VERBREDING: HOEVETOERISME<br />
• BEREIKBAARHEID VAN<br />
AARSCHOT<br />
• SPOORWEGINFRA-<br />
STRUCTUUR<br />
HET SLUITEN VAN DE NOORDELIJKE RING ZAL ER HET KNELPUNT TER<br />
HOOGTE VAN DE KRUISING STEEN- EN SPOORWEGEN VERLICHTEN<br />
- SPOORWEG(BERMEN) VORMEN VEELAL EEN SCHEURLIJN IN HET<br />
STEDELIJK WEEFSEL; IN AARSCHOT ECHTER KAN DEZE<br />
BARRIEREWERKING VERSTERKT WORDEN IN ALS ZONERINGS-ELEMENT<br />
TUSSEN INDUSTRIE EN WOONGEBIED<br />
- AANTAKKEN VAN DE INDUSTRIEZONE AAN HET SPOOR<br />
- CONTSTANTE BEDREIGING (VOORAL VAN OPEN RUIMTE) DOOR<br />
GRONDSPECULATIE VOOR INDUSTRIE OF WONEN<br />
- HET BLIJVENDE GEVAAR VAN OVERSTROMING<br />
- PROBLEMATIEK ZONEVREEMDE RECREATIE<br />
- DALING VAN DE BIODIVERSITEIT OA DOOR POPULIERAANPLANT EN<br />
NAALDHOUTAANPLANT<br />
GROOTSTE PROBLEEM VAN DE DEMERDOORGANG IN AARSCHOT IS<br />
DE VERVUILING. DEZE DIENT PRIORITAIR AANGEPAKT TE WORDEN.<br />
- BEPERKTE MOGELIJKHEDEN MET BEDRIJFSOPVOLGING<br />
- EROSIE VAN GRONDEN IN HET ZUIDEN<br />
- WAARDEVOLLE LANDBOUWGEBIEDEN ZIJN ZEER GEVOELIG VOOR<br />
OVERBEMESTING EN VERSTORINGEN IN DE WATERHUISHOUDING<br />
.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT 156<br />
Opgesteld te Brugge, september 2005<br />
GROEP PLANNING<br />
Vennootschap van stedenbouwkundigen,<br />
verkeerskundigen, architecten en ingenieurs.<br />
U. KEPPLER, dipl. ing. sted.,<br />
P. MAES, geograaf-ruimtelijk planner<br />
vennoten van Groep Planning<br />
Véronique Henderix, architect-ruimtelijk planner<br />
Koen Van Bouchout, bio-ingenieur<br />
Hannelore Vandorpe, geografe<br />
Ans Vanhevel, geografe-ruimtelijk planner<br />
Simon Verledens, architect-ruimtelijk planner