Opstelling van een schutterij volgens de OLS norm.

Dit betekent dat de hele schutterij aan dit reglement
moet voldoen. Dus ook de bordjesdrager, TM,
vaandeldrager, Keizer en Koningspaar.
2

- De gekozen opstelling geldt voor de GEHELE vereniging
- De opstelling van de officieren geschiedt naar rangorde 1, 2, 3 en 4,
waarbij het cijfer 1 de hoogste rang voorstelt. Bijvoorbeeld: 4 2 1 3 (zie
voorbeeld).
- Een generaal heeft de hoogste rang en marcheert derhalve op
plaats 1, dus niet midden voor de officieren.
- Tijdens het defilé bevindt de commandant zich aan de zijde van de
autoriteiten, ter hoogte van het voorste rot manschappen.
- Indien er een pelotonssergeant is, is de opstelling conform het
exercitiereglement (N.E. 4e druk 1956) a/d rechterkant achter laatste
rot.
- Indien er een hospitaal-soldaat is, marcheert hij aan de kant van het
defilé.
- Vendeliers lopen voorop indien ze vendelen, vendelen ze niet dan
lopen zij achteraan
3

De gekozen opstelling geldt voor de GEHELE vereniging
De opstelling van de officieren geschiedt naar rangorde 1, 2, en 3,
waarbij het cijfer 1 de hoogste rang voorstelt: Bijvoorbeeld: 3 1 2.
Een eventueel aanwezige generaal marcheert op plaats 1.
Tijdens het defilé bevindt de commandant zich aan de zijde van de
autoriteiten, ter hoogte van het voorste rot manschappen.
Indien er een pelotonssergeant is, is de opstelling conform het
exercitiereglement (N.E. 4e druk 1956) a/d rechterkant achter het laatste
rot.
-De opstelling van 3 en 4 gelederen resp. muziek en manschappen of van
4 en 3 gelederen is niet toegestaan.
4

In het Exercitiereglement 4 e druk is in Hst. 5 art.97 voorgeschreven hoe
een eenheid wordt ingedeeld.
N.B. In deze opstelling worden de gelederen gevormd door manschappen
die naast elkaar staan en de rotten door manschappen die achter elkaar
staan.
Is de getalsterkte van de gelederen ongelijk, dan moeten de gelederen
zoveel mogelijk op gelijke sterkte worden gebracht, met dien verstande
dat:
het rot op de rechter- en linkervleugel steeds voltallig moet zijn;
het voorste en achterste gelid gesloten moeten zijn; het tweede en derde
gelid, naar rechts, resp. naar voren aangesloten en zoveel mogelijk van
dezelfde sterkte moeten zijn;
het tweede gelid één man sterker is dan het derde, wanneer het
ontbrekende aantal manschappen één of drie bedraagt (zie afbeeldingen).
De open plaatsen zijn derhalve niet afhankelijk van de kant v.h. defilé,
maar van de opstelling van de schutterij.
Is er slechts 1 marketenster of 1 officier, dan staat deze in het voorste gelid;
nadat de schutterij rechtsom is gedraaid, blijft betrokkene op deze plaats
mee marcheren.
6

In het Exercitie reglement is gesteld dat de richting en
het verband van de eenheid naar rechts moet zijn, d.w.z.
de Re vleugelman moet altijd in het 1 e rot staan of
marcheren.
7

In deze opstelling worden de gelederen gevormd
door de manschappen die achter elkaar staan en
de rotten door de manschappen die naast elkaar
staan,
10

Is de getalsterkte van de gelederen ongelijk, dan moeten de gelederen
zoveel mogelijk op gelijke sterkte worden gebracht, met dien verstande
dat:
het voorste en achterste rot steeds voltallig moet zijn;
het rechter en linker gelid gesloten moeten zijn;
het tweede en derde gelid, naar rechts, resp. naar voren aangesloten en
zoveel mogelijk van dezelfde sterkte moeten zijn;
het tweede gelid één man sterker is dan het derde, wanneer het
ontbrekende aantal manschappen één of drie bedraagt zie
afbeeldingen.
Is slechts 1 marketenster en/of 1 officier aanwezig dan staan en
marcheren die in het rechter gelid.
Deze posities zijn onafhankelijk van de kant van het defilé.
11

In het Exercitiereglement is geen enkele andere vorm van het
veranderen van richting in de mars opgenomen.
Tijdens ceremoniën (beëdigingen, commando overdracht etc.)
wordt wel een verandering van richting genoemd door op de
plaats halt te houden en links(rechts) - om te maken.
De hele schutterij inclusief T.M. en de Vaandeldrager zullen
derhalve deze bocht dienen te maken tijdens de optocht.
Dit geldt ook voor de T.M tijdens de mars wedstrijden, wanneer
het muziekkorps linker of rechter bochten moet maken.
In de volgende figuren is aangegeven welk pad theoretisch door
de T.M. ,het muziek korps en de Vaandeldrager kunnen worden
gemaakt bij het marcheren met 4 of 3 gelederen.
12

De man aan de buitenkant bepaalt het aantal passen
i.v.m. gemiddelde paslengte van 75 cm. De overige
manschappen moeten daarom hetzelfde aantal verkorte
passen maken.
13

Als er maar 1 rot van officieren is of als er geen officieren
zijn dan mag de commandant nog maximaal 5 passen
voorbij de streep zetten om na het geven van het
commando “hoofd = rechts” zelf in de paradepas te
komen en hoofd rechts uit te voeren. Zie Hst.4 OLS
norm.
23

Ook tijdens de mars wordt de rechter hand tegen de naad v.d.
broek gehouden.
24

De richtingsverandering van 90° moet ook volgens
het exercitiereglement N.E. 4e druk 1956 worden
uitgevoerd, d.w.z. de TM en het korps maken een
zgn. “ronde” bocht als in het voorgaande
afgebeeld.
27

In 2005 is afgesproken en heeft de Normencommisie een notitie
uitgegeven dat deze wijze slechts wordt toegepast bij de
Nieuwe Exercitie oefeningen.
Tijdens de optocht wordt de versnelde beweging echter niet
uitgevoerd; de telling is dan : Halt-en-sta-stil.
Bij de mars wedstrijden wordt volgens de OLS norm
haltgehouden op de laatste kwart van het muziekwerk.
30