Het citaat uit Amos 9 in Handelingen 15
Het citaat uit Amos 9 in Handelingen 15
Het citaat uit Amos 9 in Handelingen 15
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Het</strong> <strong>citaat</strong> <strong>uit</strong> <strong>Amos</strong> 9 <strong>in</strong> Handel<strong>in</strong>gen <strong>15</strong><br />
Dr. A. Dirkzwager<br />
Probleemstell<strong>in</strong>g<br />
In Handel<strong>in</strong>gen <strong>15</strong>: 16-18 gebruikt Jacobus een <strong>citaat</strong> <strong>uit</strong> <strong>Amos</strong> 9 om aan zijn gehoor duidelijk te<br />
maken, dat God de bedoel<strong>in</strong>g heeft gehad om ook heidenen tot zich te laten komen:<br />
en Ik zal de gevallen hut van David weer opbouwen<br />
en wat ervan verwoest is zal Ik opbouwen<br />
en Ik zal haar oprichten,<br />
opdat de overigen van de mensen de Heer zoeken<br />
en al de volken over welke mijn naam is <strong>uit</strong>geroepen<br />
zegt de Heer die dit van eeuwigheid aan kenbaar maakt.<br />
In <strong>Amos</strong> 9: 11-12 lezen wij<br />
Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weer oprichten,<br />
Ik zal haar scheuren dichten<br />
en wat daarvan is <strong>in</strong>gestort overe<strong>in</strong>d zetten<br />
Ik zal haar herbouwen als <strong>in</strong> de dagen van ouds,<br />
opdat zij beërven de rest van Edom<br />
en van al de volken over wie mijn naam is <strong>uit</strong>geroepen,<br />
luidt het woord van de HEER, die dit doet.<br />
Bij verschillen tussen de Hebreeuwse tekst en die <strong>uit</strong> het Nieuwe Testament is het altijd nuttig de<br />
Septuag<strong>in</strong>ta (de oude Griekse vertal<strong>in</strong>g van het Oude Testament) te raadplegen. Daar leest men <strong>in</strong><br />
<strong>Amos</strong> 9<br />
Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weer oprichten,<br />
en het gevallene ervan weer opbouwen<br />
en wat daarvan is verwoest oprichten<br />
Ik zal haar herbouwen als de dagen van ouds,<br />
opdat de overigen van de mensen (de Heer) zoeken<br />
en al de volken over wie mijn naam is <strong>uit</strong>geroepen,<br />
luidt het woord van de HEER, die dit doet.<br />
Ik schrijf "de Heer" tussen haken, omdat sommige handschriften deze woorden niet vermelden.<br />
Nu is het zo, dat men destijds vrij citeerde. Wij zijn gewoon <strong>in</strong> een <strong>citaat</strong> de letterlijke woorden aan te<br />
halen, maar <strong>in</strong>korten en naar de <strong>in</strong>houd vrij citeren kon destijds ook - zowel bij de Joden als bij<br />
Grieken en Rome<strong>in</strong>en. Opvallend is hier echter, dat, zoals een commentaar opmerkt, juist <strong>in</strong> de regel<br />
die als bewijs moet dienen voor Jacobus "opdat de overigen van de mensen de Heer zoeken" <strong>Amos</strong> <strong>in</strong><br />
de Hebreeuwse versie iets totaal anders schrijft. De Septuag<strong>in</strong>ta ondersteunt de lez<strong>in</strong>g van het<br />
Nieuwe Testament en bewijst zo, dat <strong>in</strong> de Oudheid vaker een tekst als die welke Jacobus citeert,<br />
gangbaar was.<br />
Hoe komt het tot zulke verschillen <strong>in</strong> de tekst?<br />
Zoeken en beërven<br />
We hebben twee z<strong>in</strong>netjes met elkaar te vergelijken:<br />
1 opdat zij beërven de rest van Edom<br />
2 opdat de overigen van de mensen de Heer zoeken<br />
De werkwoorden zoeken en beërven verschillen nogal van elkaar <strong>in</strong> het Nederlands. In het<br />
Hebreeuws niet. Zoeken is darasj en beërven is jarasj. <strong>Het</strong> is duidelijk, dat we te doen hebben met
een schrijffout. We weten, dat <strong>in</strong> de tijd waar<strong>in</strong> teksten werden overgeschreven, bij het kopiëren fouten<br />
gemaakt werden. Dat de Joden hun bijbels <strong>uit</strong>erst nauwkeurig kopiëren, is een bekend feit, maar er<br />
was een tijd, dat men m<strong>in</strong>der nauwkeurig te werk g<strong>in</strong>g dan nu. Toen konden (gelukkig niet op grote<br />
schaal) overschrijffouten <strong>in</strong>sluipen. Darasj en jarasj liggen dicht genoeg bij elkaar om een vermoeide<br />
kopiist ertoe te brengen verkeerd over te schrijven. Of was misschien het orig<strong>in</strong>eel al onduidelijk te<br />
lezen?<br />
Edom, de mensen, de Heer<br />
Lag er misschien een dergelijk verband tussen de woorden die ook verschillen <strong>in</strong> ons z<strong>in</strong>netje: Edom,<br />
de mensen en de Heer?<br />
In het Hebreeuws schrijft men geen kl<strong>in</strong>kers. Ik moet dus nu de medekl<strong>in</strong>kers noteren waarmee deze<br />
woorden geschreven werden:<br />
1 Edom: alef, dalet, wau, mem, of <strong>in</strong> een oudere schrijfwijze alef, dalet, mem.<br />
2 de mensen (een van de mogelijkheden om "mensen" weer te geven is de naam Adam): alef, dalet,<br />
mem.<br />
3 Heer (Adon): alef, dalet, wau, nun of <strong>in</strong> een oudere schrijfwijze alef, dalet, nun.<br />
We zien, dat ook hier, wanneer het orig<strong>in</strong>eel dat overgeschreven moest worden, onduidelijk was, de<br />
mogelijkheid tot verwarr<strong>in</strong>g bestond tussen genoemde woorden.<br />
In het Hebreeuwse schrift dat we nu kennen en dat <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe ook al <strong>in</strong> Jezus' tijd gebruikt werd, lijken<br />
mem en nun niet op elkaar. Gaan we echter terug naar het oud-Hebreeuwse schrift van voor de<br />
ball<strong>in</strong>gschap, dan lijken mem en nun zeer op elkaar:<br />
<strong>Het</strong> moet duidelijk zijn, dat we op het spoor zijn van de oorsprong van de verschillen tussen beide<br />
tekstvormen.<br />
Waarde van de nieuwtestamentische tekst<br />
We belijden, dat het Nieuwe Testament door de Heilige Geest is geïnspireerd. Hij heeft het dus juist<br />
gevonden om de tekst waarop heel de redener<strong>in</strong>g steunt, te laten citeren als opdat de overigen van de<br />
mensen de Heer zoeken. We kunnen er dus rustig van <strong>uit</strong>gaan, dat we hier<strong>in</strong> de juiste lez<strong>in</strong>g van ons<br />
z<strong>in</strong>netje voor ogen hebben. <strong>Amos</strong> schreef een tekst met zoeken (darasj) en niet met beërven (jarasj).<br />
Hij gebruikte zowel mensen (adam) als de Heer (ha’adon).<br />
<strong>Het</strong> totaal volgt hieronder <strong>in</strong> oud-Hebreeuws schrift. Die tekst is van rechts naar l<strong>in</strong>ks te lezen. Voor<br />
het gemak hebben we tussen de woorden wit gelaten, hoewel dat destijds niet gebruikelijk was. De<br />
translitteratie en de vertal<strong>in</strong>g staan per woord onder elk woord.<br />
’èt-ha’adon adam sj e ’erit jidr e sjoe l e ma‘an<br />
de Heer (lijd.vw.) van de mensen overblijfsel zij zoeken opdat<br />
terwijl <strong>in</strong> de <strong>Amos</strong>tekst die ons overgeleverd is <strong>in</strong> het Oude Testament, gelezen wordt<br />
’ è dom ’èt-sj e ’erit jijr e sjoe l e ma‘an<br />
van Edom overblijfsel (lijd.vw.) zij beërven opdat
"Zij zoeken" is een meervoud en "het overblijfsel van de mensen" is strikt genomen een enkelvoud. Ik<br />
schrijf strikt genomen, want naar de betekenis gaat het wel degelijk om een hoeveelheid mensen. In<br />
het Hebreeuws kun je dan rustig zeggen "het overblijfsel van de mensen zoeken".<br />
<strong>Het</strong> zal duidelijk zijn, dat de verschillen niet groot zijn.<br />
Reconstructie van de tekstverander<strong>in</strong>g<br />
Wat er gebeurd is, kunnen we gemakkelijk reconstrueren. In eerste <strong>in</strong>stantie hebben we te doen met<br />
een geval van parablepsis (verspr<strong>in</strong>gen van de blik). De kopiist was aangekomen bij wat hierboven <strong>in</strong><br />
de eerste regel <strong>in</strong> Oud-Hebreeuws schrift staat genoteerd. Hij kopiëert tot aan ’adam:<br />
Hij ziet dat woord <strong>in</strong> het orig<strong>in</strong>eel. Hij schrijft het op <strong>in</strong> de kopie. Hij kijkt terug naar het orig<strong>in</strong>eel om<br />
verder te lezen en zijn oog valt niet terug op ’adam, maar op het e<strong>in</strong>d van ’èt-ha’adon:<br />
Zoals duidelijk is, lijken de oude nun en de oude mem zeer sterk op elkaar. Hij meent dat hij tot daar<br />
gekomen is en gaat erachter verder met het kopiëren van "en al de volken over wie mijn naam is<br />
<strong>uit</strong>geroepen". In een tekst zonder wit tussen de woorden is zulk een verspr<strong>in</strong>gen van de blijk nog<br />
waarschijnlijker dan <strong>in</strong> ons woordbeeld.<br />
Gevolg is, dat ’èt-ha’adon ("de Heer") niet <strong>in</strong> de kopie verschijnt. Er staat dus alleen maar "opdat het<br />
overblijfsel van de mensen zoeken".<br />
Dat deze veronderstell<strong>in</strong>g van mij geen fantasie is, blijkt <strong>uit</strong> de ene versie van de Septuag<strong>in</strong>ta waar<br />
<strong>in</strong>derdaad nog steeds te lezen is opdat de overigen van de mensen zoeken.<br />
In tweede <strong>in</strong>stantie ziet de volgende kopiist of een lezer dan staan (ik citeer nu weer <strong>in</strong> de<br />
Hebreeuwse rangschikk<strong>in</strong>g van de woorden) "opdat zij zoeken het overblijfsel van de mensen". Dit<br />
kun je, als je andere kl<strong>in</strong>kers erbij denkt, ook lezen als "opdat zij zoeken het overblijfsel van Edom".<br />
Nu komen teksten met een belofte, dat Israël wraak mag nemen op Edom, regelmatig voor bij de<br />
profeten.<br />
De kopiist of de lezer v<strong>in</strong>dt de formuler<strong>in</strong>g echter wat vreemd.<br />
"O", denkt hij, "een afschrijffout. Er had <strong>in</strong> plaats van zoeken (jidr e sjoe) beërven (jijr e sjoe) moeten<br />
staan."<br />
En de tekst wordt "verbeterd" tot wat we nu <strong>in</strong> onze bijbels lezen: opdat zij beërven de rest van Edom.<br />
Uiteraard voegt hij ook ’èt toe voor 'overblijfsel' om dit ondubbelz<strong>in</strong>nig tot lijdend voorwerp te verklaren.<br />
Bevestig<strong>in</strong>g<br />
Met het herstellen van de tekst van <strong>Amos</strong> van<strong>uit</strong> het Nieuwe Testament en de andere versie van de<br />
Septuag<strong>in</strong>ta krijgen we bovendien een prachtig parallellisme:<br />
opdat het overblijfsel van de mensen de Heer zoeken<br />
en al de volken over wie mijn naam is <strong>uit</strong>geroepen.<br />
Dit parallellisme geeft een bevestig<strong>in</strong>g van de juistheid van ons voorstel.<br />
Erkentelijkheid<br />
Ik dank Prof. Dr. Hendrik Koorevaar van de Evangelische Theologische Faculteit te Heverlee die ik om<br />
raad vroeg <strong>in</strong>zake mijn Hebreeuwse reconstructies. Ook Dr. Pieter Siebesma deed enkele nuttige<br />
suggesties na lez<strong>in</strong>g van het ontwerp van dit artikel. Wat hierboven staat geschreven, behoeft echter<br />
niet hun visie te vertolken.