12.09.2013 Views

Verhaalsrechten van verzekeraars en risicodragers - Prof. Willem H ...

Verhaalsrechten van verzekeraars en risicodragers - Prof. Willem H ...

Verhaalsrechten van verzekeraars en risicodragers - Prof. Willem H ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong> <strong>van</strong> <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>


De serie Studiepockets privaatrecht staat onder redactie <strong>van</strong>:<br />

<strong>Prof</strong>. rnr. Jac. Hijrna


Omslagontwerp: Bert Boshoff<br />

Deze uitgave is gedrukt op chloorvrij papier<br />

© 2000 W.H. <strong>van</strong> Boom<br />

Aile recht<strong>en</strong> voorbehoud<strong>en</strong>. Niets uit deze uitgave mag word<strong>en</strong> verveelvoudigd, opgeslag<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> geautomatiseerd gegev<strong>en</strong>sbestand, of op<strong>en</strong>baar gemaakt, in <strong>en</strong>ige vorm<br />

of op <strong>en</strong>ige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopie<strong>en</strong>, opnam<strong>en</strong> of <strong>en</strong>ige<br />

andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toe stemming <strong>van</strong> de uitgever.<br />

Voor zover het mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> kopie<strong>en</strong> uit deze uitgave is toegestaan op grond <strong>van</strong> art. 16b<br />

Auteurswet 1912 jo. het Besluit <strong>van</strong> 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit<br />

<strong>van</strong> 23 aug. 1985, Stb. 471, <strong>en</strong> art. 17 Auteurswet 1912, di<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> de daarvoor wettelijk<br />

verschuldigde vergoeding<strong>en</strong> te voldo<strong>en</strong> aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180<br />

A W Amstelve<strong>en</strong>). Voor het overnem<strong>en</strong> <strong>van</strong> gedeeJte(n) uit deze uitgave in bloemlezing<strong>en</strong>,<br />

readers <strong>en</strong> andere compilatiewerk<strong>en</strong> (art. 16 Auteurswet 1912) di<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> zich<br />

tot de uitgever te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.<br />

No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm<br />

or any other means without writt<strong>en</strong> permission from the publisher.<br />

Sam<strong>en</strong>steller <strong>en</strong> uitgever zijn zich volledig bewust <strong>van</strong> hun taak e<strong>en</strong> zo betrouwbaar<br />

mogelijke uitgave te verzorg<strong>en</strong>. Niettemin kunn<strong>en</strong> zij ge<strong>en</strong> aansprakelijkheid aanvaard<strong>en</strong><br />

voor onjuisthed<strong>en</strong> die ev<strong>en</strong>tueel in deze uitgave voorkom<strong>en</strong>.<br />

ISBN 90-271-5219-5<br />

NUGI 6921206


Voorwoord<br />

Deze studiepocket gaat over verhaalsrecht<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>verzekeraars</strong>, sociale<br />

<strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>. Deze recht<strong>en</strong> - ook weI regresrecht<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>oemd - mak<strong>en</strong> het mogelijk om uitkering<strong>en</strong>, vergoeding<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> verstrekking<strong>en</strong> aan de b<strong>en</strong>adeelde <strong>van</strong> e<strong>en</strong> onrechtmatige daad<br />

te verhal<strong>en</strong> op deg<strong>en</strong>e die aansprakelijk is voor de toegebrachte schade.<br />

<strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong> vorm<strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> kruispunt <strong>van</strong> het aansprakelijkheidsrecht,<br />

verzekeringsrecht <strong>en</strong> vaak ook het sociale verzekeringsrecht.<br />

Het verhaalsrecht betreft bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> altijd meer dan twee betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong>:<br />

b<strong>en</strong>adeelde, aansprakelijke, aansprakelijkheidsverzekeraar,<br />

schadeverzekeraar <strong>en</strong> sociale verzekeraar hebb<strong>en</strong> elk hun rol in<br />

het geheel.<br />

Dit alles maakt het lastige materie, die niet tot de dagelijkse kost<br />

behoort <strong>van</strong> privaatrechtelijk geori<strong>en</strong>teerde jurist<strong>en</strong>. Daar komt nog<br />

bij dat het onderwerp <strong>en</strong>erzijds e<strong>en</strong> hoog 'juridisch-technisch' gehaIte<br />

heeft <strong>en</strong> anderzijds 'grotere' vraagstukk<strong>en</strong> herbergt <strong>van</strong> sociaaIeconomische<br />

aard. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> bestaan er verschill<strong>en</strong>de wettelijke regeling<strong>en</strong>,<br />

met e<strong>en</strong> op detailniveau uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de vormgeving. Kortom:<br />

g<strong>en</strong>oeg bom<strong>en</strong> om het bos kwijt te rak<strong>en</strong>. In deze pocket wordt<br />

daarom e<strong>en</strong> schets gegev<strong>en</strong> <strong>van</strong> de verschill<strong>en</strong>de verhaalsrecht<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> hun aard <strong>en</strong> herkomst. In vier hoofdstukk<strong>en</strong> wordt <strong>van</strong>uit overweg<strong>en</strong>d<br />

privaatrechtelijke optiek gekek<strong>en</strong> naar de achtergrond<strong>en</strong>,<br />

fundam<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, techniek <strong>en</strong> de rechtspolitiek <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong>.<br />

De literatuur <strong>en</strong> rechtspraak over dit onderwerp zijn inmiddeis<br />

overvloedig. Goede overzichtsartikel<strong>en</strong> <strong>en</strong> boek<strong>en</strong> die het onderwerp<br />

behandel<strong>en</strong>, zijn er ook. Daarom heb ik geprobeerd om - meer nog<br />

dan e<strong>en</strong> overzicht <strong>van</strong> de materie <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> naar geJd<strong>en</strong>d<br />

recht - e<strong>en</strong> pres<strong>en</strong>tatie te gev<strong>en</strong> <strong>van</strong> achtergrond<strong>en</strong>, dogmatische<br />

vraagstukk<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanverwante (praktische) vrag<strong>en</strong>.<br />

De Nederlandse rechtspraak is zoveel als mogelijk verwerkt, terwiji<br />

de literatuur die wordt g<strong>en</strong>oemd slechts het topje <strong>van</strong> e<strong>en</strong> grote<br />

v


ijsberg vormt. Dat geldt zeker wanneer m<strong>en</strong> buit<strong>en</strong>landse Iiteratuur<br />

meetelt. Verwijzing naar <strong>en</strong> bespreking <strong>van</strong> vreemd recht werd daarom<br />

slechts ingevoegd waar dat nuttig <strong>en</strong> nodig leek.<br />

Bij de totstandkoming <strong>van</strong> de uiteindelijke tekst - die afgeslot<strong>en</strong><br />

werd in maart 2000 - kreeg ik hulp <strong>van</strong> de hierna g<strong>en</strong>oemde person<strong>en</strong>.<br />

Hartelijk dank daarvoor! Van C.E. de Best <strong>en</strong> R.M.J.P. <strong>van</strong> Kessel<br />

kreeg ik onderzoeksassist<strong>en</strong>tie. Van mr. F.W.G.M. Derks (ABP),<br />

prof. mr. W.J.P.M. Fase (KUB) <strong>en</strong> mr. F.Th. Kremer (PIV) kreeg ik<br />

inlichting<strong>en</strong>, comm<strong>en</strong>taar <strong>en</strong> advies. Voorts kreeg ik comm<strong>en</strong>taar op<br />

(del<strong>en</strong> <strong>van</strong>) het concept <strong>van</strong> prof. mr. J.M. Bar<strong>en</strong>drecht, mr. Y.P.<br />

Kamminga, prof. mr. J.B.M. Vrank<strong>en</strong> <strong>en</strong> mr. W.C.T. Weterings, all<strong>en</strong><br />

verbond<strong>en</strong> aan het Tilburgse C<strong>en</strong>trum voor Aansprakelijkheidsrecht,<br />

KUB Tilburg, alsook <strong>van</strong> mijn echtg<strong>en</strong>ote Jacqueline.<br />

Leid<strong>en</strong>/Tilburg,<br />

maart 2000<br />

W.H. <strong>van</strong> Boom.<br />

VI


Inhoudsopgave<br />

Lijst <strong>van</strong> afkorting<strong>en</strong> X<br />

Lijst <strong>van</strong> verkort aangehaalde werk<strong>en</strong> XIII<br />

1. Inleiding 1<br />

§1.1 <strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong> 1<br />

§ 1.2 Verzekeraars <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> 2<br />

§ 1.3 Beperking<strong>en</strong> 3<br />

§lA Privaatrechtelijk? 4<br />

2. Privaatrechtelijke achtergrond<strong>en</strong> <strong>en</strong> fundam<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> 6<br />

§ 2.1 Ristorische achtergrond<strong>en</strong> 6<br />

§ 2.2 Verhaa1srecht<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> dubbele incasso 7<br />

§ 2.3 Ongerechtvaardigde verrijking <strong>van</strong> de aansprakelijke 9<br />

§2A Geschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> ongeschrev<strong>en</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> 10<br />

§ 2.5 Verhaalsconstructies 13<br />

§ 2.6 T<strong>en</strong>slotte: vormgeving ondergeschikt? 14<br />

3. De techniek <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> 16<br />

§ 3.1 Subrogatie <strong>en</strong> zelfstandig verhaalsrecht; inleiding 16<br />

§ 3.2 Nadere beschouwing<strong>en</strong> over subrogatie 18<br />

§ 3.2.1 Ret keuzerecht: verzekering of aansprakelijkheid?<br />

18<br />

§ 3.2.2 Ret subrogatie-mom<strong>en</strong>t: bevrijd<strong>en</strong>de betaling<strong>en</strong><br />

19<br />

§ 3.2.3 Ret subrogatie-mom<strong>en</strong>t: schikking<strong>en</strong> 22<br />

§ 3.3 Nadere beschouwing<strong>en</strong> over zelfstandige verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

24<br />

§ 3.3.1 Ret recht om te kiez<strong>en</strong>? 24<br />

VII


§ 3.3.2 Zelfstandig verhaalsrecht: bevrijd<strong>en</strong>de betaling<strong>en</strong>?<br />

31<br />

§ 3.3.3 Zelfstandig verhaalsrecht: schikking<strong>en</strong>? 32<br />

§3.4 Bepaling <strong>van</strong> de burgerrechtelijke aansprakelijkheid 34<br />

§ 3.4.1 Civiele drempel <strong>en</strong> plafond 34<br />

§ 3.4.2 Som ine<strong>en</strong>s 38<br />

§ 3.4.3 Verhaalsplafond 42<br />

§ 3.4.4 De scho<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde (I): subrogatie<br />

in zieligheid 43<br />

§ 3.4.5 Bijzondere verwer<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> aansprakelijkheid<br />

49<br />

§ 3.5 Wat kan onder het verhaalsrecht word<strong>en</strong> gebracht? 53<br />

§ 3.5.1 Congru<strong>en</strong>te vordering <strong>en</strong> totaalvordering 53<br />

§ 3.5.2 Uitkering<strong>en</strong> 'die niets kost<strong>en</strong>' 57<br />

§ 3.5.3 (On)verplichte <strong>en</strong> (on)terechte uitkering<strong>en</strong> 62<br />

§ 3.5.4 Betaling <strong>van</strong> de contante of geschatte waarde<br />

66<br />

§ 3.5.5 Belasting<strong>en</strong> <strong>en</strong> sociale premies 67<br />

§ 3.6 Bijkom<strong>en</strong>de recht<strong>en</strong> jeg<strong>en</strong>s de aansprakelijke 68<br />

§ 3.6.1 De scho<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde (II): nev<strong>en</strong>-<br />

<strong>en</strong> voorrecht<strong>en</strong> 68<br />

§ 3.6.2 Recht op wettelijke r<strong>en</strong>te 71<br />

§ 3.6.3 Vergoeding <strong>van</strong> incassokost<strong>en</strong> 73<br />

§ 3.7 Immuniteit voor verhaal 75<br />

§ 3.7.1 Inleiding 75<br />

§ 3.7.2 Werkgevers <strong>en</strong> collega's 77<br />

§ 3.7.3 Gezinsled<strong>en</strong> 84<br />

§ 3.7.4 Gevolg<strong>en</strong> voor medeaansprakelijkheid 89<br />

§ 3.8 Bijzondere verwer<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> verhaal 91<br />

§ 3.8.1 Onbehoorlijke verhaalsuitoef<strong>en</strong>ing 91<br />

§ 3.8.2 'medeschuld' <strong>van</strong> de verhaalsgerechtigde 93<br />

§ 3.8.3 Het verhaalsrecht is verjaard 94<br />

§ 3.9 Onderwerp<strong>en</strong> die blev<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> 97<br />

§ 3.9.1 Afstand <strong>van</strong> verhaal 97<br />

§ 3.9.2 Verhaal <strong>en</strong> restvordering <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde<br />

98<br />

§ 3.9.3 Mededelings- <strong>en</strong> medewerkingsplicht<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde 100<br />

VIII


4. Rechtspolitieke aspect<strong>en</strong> <strong>en</strong> privaatrechtelijke gevolg<strong>en</strong><br />

102<br />

§ 4.1 Achtergrond<strong>en</strong> <strong>en</strong> cijfers 102<br />

§ 4.1.1 Verhaa1 met hoofd <strong>en</strong> hart 102<br />

§ 4.1.2 Enige cijfers <strong>en</strong> inzicht<strong>en</strong> over verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

104<br />

§ 4.2 (Rechts)politieke overweging<strong>en</strong> 107<br />

§ 4.2.1 Prikkel<strong>en</strong>de verhaalsrecht<strong>en</strong> 107<br />

§ 4.2.2 Kost<strong>en</strong> op de juiste plaats 110<br />

§ 4.2.3 Vestzak uit, broekzak in ? 112<br />

§ 4.3 Vere<strong>en</strong>voudigde afdo<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> verhaalsdossiers 114<br />

§ 4.3.1 Reductie <strong>van</strong> terugker<strong>en</strong>de kost<strong>en</strong>: 'doehet-zelf'<br />

voor <strong>verzekeraars</strong> 114<br />

§ 4.3.2 Standaardisering <strong>en</strong> collectivering 116<br />

§ 4.3.3 Enige privaatrechtelijke aspect<strong>en</strong> <strong>van</strong> verhaalsconv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong><br />

119<br />

§ 4.4 Tweedeling in het aansprakelijkheidsrecht 122<br />

§ 4.4.1 Inleiding 122<br />

§ 4.4.2 Tijdelijke Regeling <strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong> 122<br />

§ 4.4.3 Cessie <strong>van</strong> zieligheid <strong>en</strong> andere ontwijkingsmanoeuvres<br />

124<br />

Rechtspraakregister 129<br />

Trefwoord<strong>en</strong>register 133<br />

IX


Lijst <strong>van</strong> afkorting<strong>en</strong><br />

AAW<br />

AB<br />

ABP<br />

ABPW<br />

ABW<br />

AC<br />

AKW<br />

ANW<br />

A&V<br />

AWBZ<br />

BBR 2000<br />

BGB<br />

B-GH<br />

BGH<br />

BW<br />

BWKJ<br />

C.A.<br />

CRvB<br />

CSV<br />

CVZ<br />

Fw<br />

GAK<br />

GMD<br />

JLS<br />

LCR<br />

L.J.<br />

LISV<br />

LSA<br />

m.nt.<br />

NHS<br />

NJ<br />

x<br />

Algem<strong>en</strong>e Arbeidsongeschiktheidswet<br />

Administratiefrechtelijke beslissing<strong>en</strong><br />

Algeme<strong>en</strong> Burgerlijk P<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>fonds<br />

Algeme<strong>en</strong> Burgerlijke P<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>wet<br />

Algem<strong>en</strong>e Bijstandswet<br />

Appeal Cases<br />

Algem<strong>en</strong>e Kinderbijslagwet<br />

Algem<strong>en</strong>e Nabestaand<strong>en</strong>wet<br />

Aansprakelijkheid <strong>en</strong> Verzekering<br />

Algem<strong>en</strong>e wet bijzondere ziektekost<strong>en</strong><br />

BedrijfsregeJing Brandregres 2000<br />

Btirgerliches Gesetzbuch<br />

B<strong>en</strong>elux Gerechtshof<br />

Bundesgerichtshof<br />

Burgerlijk wetboek<br />

BW Krant jaarboek<br />

Court of Appeal<br />

C<strong>en</strong>trale Raad <strong>van</strong> Beroep<br />

Coordinatiewet Sociale Verzekering<strong>en</strong><br />

College voor Zorgverzekering<strong>en</strong><br />

Faillissem<strong>en</strong>tswet<br />

Geme<strong>en</strong>schappelijk administratiekantoor<br />

Geme<strong>en</strong>schappelijke Medische Di<strong>en</strong>st<br />

Journal of Legal Studies<br />

Law Commission Report<br />

Lord Justice<br />

Landelijk Instituut voor Sociale Verzekering<strong>en</strong><br />

Ver<strong>en</strong>iging <strong>van</strong> letselschade advocat<strong>en</strong><br />

met noot <strong>van</strong><br />

National Health Service<br />

Nederlandse Jurisprud<strong>en</strong>tie


NJB<br />

NJV<br />

OGH<br />

OJLS<br />

PEMBA<br />

PS<br />

QB<br />

REA<br />

RDS<br />

Rv<br />

RvdW<br />

RW<br />

S.<br />

SER<br />

SMA<br />

SR<br />

SVB<br />

TAR<br />

TICA<br />

TRV<br />

TVP<br />

TvP<br />

VBR<br />

VersR<br />

VOA<br />

VR<br />

Vrb<br />

WA<br />

WAM<br />

Wamil<br />

WAjong<br />

WAO<br />

WAZ<br />

WetOOW<br />

Wet REA<br />

WLR<br />

Nederlands Jurist<strong>en</strong>blad<br />

Nederlandse Jurist<strong>en</strong>-Ver<strong>en</strong>iging<br />

Oberste Gerichtshof<br />

Oxford Journal of Legal Studies<br />

Premiediffer<strong>en</strong>tiatie <strong>en</strong> marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekering<strong>en</strong><br />

Periodiek voor sociale verzekering, sociale voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> arbeidsrecht<br />

Que<strong>en</strong>'s B<strong>en</strong>ch<br />

(re )integratie arbeidsgehandicapt<strong>en</strong><br />

Revue de Droit Social<br />

Wetboek <strong>van</strong> burgerlijke rechtsvordering<br />

Rechtspraak <strong>van</strong> de Week<br />

Rechtskundig Weekblad<br />

Section<br />

Sociaal-Economische Raad<br />

Sociaal Maandblad Arbeid<br />

Sociaal Recht<br />

Sociale Verzekeringsbank<br />

Tijdschrift voor Ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong>recht<br />

Tijdelijk Instituut voor Coordinatie <strong>en</strong> afstemming<br />

Tijdelijke Regeling <strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong><br />

Tijdschrift voor Person<strong>en</strong>schade<br />

Tijdschrift voor Privaatrecht<br />

Ver<strong>en</strong>iging voor Burgerlijk Recht<br />

Versicherungsrecht<br />

Verhaalswet Ongevall<strong>en</strong> Ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong><br />

Verkeersrecht<br />

Verzekeringsrechtelijke bericht<strong>en</strong><br />

wettelijke aansprakelijkheid<br />

Wet Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuig<strong>en</strong><br />

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorzi<strong>en</strong>ing militair<strong>en</strong><br />

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorzi<strong>en</strong>ing jonggehandicapt<strong>en</strong><br />

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering<br />

Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandig<strong>en</strong><br />

Wet Overheidspersoneel onder werknemersverzekering<strong>en</strong><br />

Wet (re )integratie arbeidsgehandicapt<strong>en</strong><br />

Weekly Law Reports<br />

XI


WPNR<br />

WSG<br />

WTZ<br />

WVG<br />

WvK<br />

WVW<br />

WW<br />

ZfW<br />

Zw<br />

XII<br />

Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat <strong>en</strong> Registratie<br />

Wet schadefonds geweldsmisdrijv<strong>en</strong><br />

Wet op de toegang tot de ziektekost<strong>en</strong>verzekering<strong>en</strong><br />

Wet voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> gehandicapt<strong>en</strong><br />

Wetboek <strong>van</strong> Koophandel<br />

Weg<strong>en</strong>verkeerswet<br />

Werkloosheidswet<br />

Ziek<strong>en</strong>fondswet<br />

Ziektewet


Lijst <strong>van</strong> verkort aangehaalde<br />

werk<strong>en</strong><br />

Akkermans 1998 A.J. Akkermans, Verjaring bij letselschade<br />

<strong>en</strong> regres, TVP 1998, p. 33-37<br />

Asser/Hartkamp I A.S. Hartkamp, Asser/Hartkamp, 4-1 - De<br />

verbint<strong>en</strong>is in het algeme<strong>en</strong>, lIe druk Zwolle:<br />

W.EJ. Tje<strong>en</strong>k Willink 2000<br />

Asser/Clausing/Wan- P. Clausing, J.H. Wan sink, Asser/Clausing/<br />

sink Wan sink, 5-VI - Bijzondere overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

(de verzekeringsovere<strong>en</strong>komst), Ie<br />

druk Dev<strong>en</strong>ter: W.EJ. Tje<strong>en</strong>k Willink 1998<br />

Atiyah 1997 P.S. Atiyah, The Damages lottery, Oxford:<br />

Hart Publishing 1997<br />

Atiyah/Cane 1999 P. Cane, Atiyah's Accid<strong>en</strong>ts, Comp<strong>en</strong>sation<br />

and the Law, 6e druk Lond<strong>en</strong>: Butterworths<br />

1999<br />

Bar<strong>en</strong>drecht <strong>en</strong> Storm J.M. Bar<strong>en</strong>drecht, H.M. Storm (e.a.), Bere-<br />

1995 k<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> schadevergoeding, Zwolle:<br />

W.EJ. Tje<strong>en</strong>k Willink 1995<br />

Bloemberg<strong>en</strong> 1965 A.R. Bloemberg<strong>en</strong>, Schadevergoeding bij<br />

Van Boom <strong>en</strong> Storm<br />

1995<br />

Van Boom 1995<br />

Van Boom 1996<br />

onrechtmatige daad, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer<br />

(diss. Utrecht) 1965<br />

W.H. <strong>van</strong> Boom, H.M. Storm, Het verhaalsrecht<br />

<strong>van</strong> <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> -<br />

aard, om<strong>van</strong>g <strong>en</strong> uitoef<strong>en</strong>ing, A&V 1995/6,<br />

p. 149 e.v.<br />

W.H. <strong>van</strong> Boom, Het verhaalsrecht <strong>van</strong> de<br />

werkgever ex art. 6:107a BW, WPNR 6206<br />

(1995),p.863-865<br />

W.H. <strong>van</strong> Boom, Uniformiteit gew<strong>en</strong>st, in:<br />

W.H. <strong>van</strong> Boom, T. Hartlief, J. Spier (red.),<br />

Regresrecht<strong>en</strong>, Dev<strong>en</strong>ter: W.EJ. Tje<strong>en</strong>k<br />

Willink 1996, p. 95 e.v.<br />

XIII


Van Boom 1999<br />

Van Boom 1999b<br />

Van Boom 2000<br />

Buckley 1993<br />

Cane 1996<br />

Dorhout Mees 1935<br />

Faure 1996<br />

Faure <strong>en</strong> Hartlief 1995<br />

De Haas <strong>en</strong> Hartlief<br />

1996<br />

Hammerstein 1994<br />

XIV<br />

W.H. <strong>van</strong> Boom, Hoofdelijke verbint<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>,<br />

Dev<strong>en</strong>ter: W.E.J. Tje<strong>en</strong>k Willink (dissertatie<br />

Tilburg) 1999<br />

W.H. <strong>van</strong> Boom, Vergoeding <strong>van</strong> r<strong>en</strong>teschade;<br />

Enige opmerking<strong>en</strong> over fictie, fixatie <strong>en</strong><br />

aan<strong>van</strong>gstijdstipp<strong>en</strong> bij wettelijke r<strong>en</strong>te, Het<br />

Verzekerings-Archief 1999/3, p.1 08 e. v.<br />

W.H. <strong>van</strong> Boom, Wie profiteert <strong>van</strong> het<br />

voorrecht op de vordering uit de W A-polis?<br />

Opties voor de wetgever, WPNR 6394<br />

(2000), p. 195 e.v.<br />

R.A. Buckley, The Modern Law of Neglig<strong>en</strong>ce,<br />

2e druk Lond<strong>en</strong>: Butterworths 1993<br />

P. Cane, Tort law and economic interests, 2e<br />

druk Oxford: Clar<strong>en</strong>don 1996<br />

T.J. Dorhout Mees, Artikel 284 Wetboek<br />

<strong>van</strong> Koophandel, in: Rechtskundige opstell<strong>en</strong><br />

aangebod<strong>en</strong> aan E.M. Meijers, Zwolle:<br />

W.E.J. Tje<strong>en</strong>k Willink 1935, p. 318<br />

M.G. Faure, Regres in e<strong>en</strong> rechtseconomisch<br />

perspectief, in: W.H. <strong>van</strong> Boom, T.<br />

Hartlief, J. Spier (red.), Regresrecht<strong>en</strong>, Dev<strong>en</strong>ter:<br />

W.E.J. Tje<strong>en</strong>k Will ink 1996, p. 45<br />

e.v.<br />

M.G. Faure, T. Hartlief (red.), Verzekering<br />

<strong>en</strong> de groei<strong>en</strong>de aansprakelijkheidslast, Dev<strong>en</strong>ter:<br />

Kluwer 1995 (onderzoek verricht in<br />

opdracht <strong>van</strong> het Verbond <strong>van</strong> Verzekeraars)<br />

S.P. de Haas, T. Hartlief, Collectivering <strong>en</strong><br />

institutionalisering <strong>van</strong> regres: instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> kost<strong>en</strong>beheersing, D<strong>en</strong> Haag: Verbond<br />

<strong>van</strong> <strong>verzekeraars</strong> 1996 (onderzoek verricht<br />

in opdracht <strong>van</strong> het Verbond <strong>van</strong> Verzekeraars)<br />

A. Hammerstein, Gerechtigd<strong>en</strong> tot schadevergoeding,<br />

in: Begroting <strong>van</strong> schade, verandering<br />

<strong>en</strong> verzekering, LSA-reeks nr. 5,<br />

Lelystad: Vermande 1994, p. 1 e.v.


Hartlief 1998<br />

Hartlief <strong>en</strong> Van<br />

Maan<strong>en</strong> 1996<br />

Hartlief <strong>en</strong> Tjittes<br />

1999<br />

Janss<strong>en</strong> 1997<br />

Katz 1998<br />

Kremer 1996<br />

LCR 262<br />

Lewis 1999<br />

Van Maan<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

Ramers 1994<br />

Mitchell 1994<br />

Mijnss<strong>en</strong> 1970<br />

ParI. Oesch. Boek 6<br />

T. Hartlief, Opnieuw: de positie <strong>van</strong> regresnemers<br />

<strong>en</strong> art. 185 WVW, Vrb 1998/1, p. 1<br />

e.v.<br />

T. Hartlief, O.E. <strong>van</strong> Maan<strong>en</strong>, Regresrecht<br />

voor werkgever tef zake <strong>van</strong> loonbetaling<strong>en</strong><br />

na letseltoebr<strong>en</strong>ging door e<strong>en</strong> derde, SR<br />

1996/5, p. 125 e.v.<br />

T. Hartlief, R.PJ.L. Tjittes, Verzekering <strong>en</strong><br />

aansprakelijkheid, 2e druk Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer<br />

1999<br />

P.L.M. Janss<strong>en</strong>, <strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong> in de sociale<br />

zekerheid, Het Verzekerings-Archief<br />

1997, p. 155 e.v.<br />

H. Katz, Deliktsrecht, 8e druk Neuwied:<br />

Luchterhand 1998<br />

F.Th. Kremer, Buit<strong>en</strong>gerechtelijke kost<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> regresnemers; ook hier e<strong>en</strong> civiel plafond?,<br />

A&V 1996/5, p. 93 e.v.<br />

The Law Commission, Damages for personal<br />

injury: medical, nursing and other exp<strong>en</strong>ses;<br />

collateral b<strong>en</strong>efits, Law Commission<br />

Report No. 262, Lond<strong>en</strong>: HMSO 1999<br />

Richard Lewis, Deducting b<strong>en</strong>efits from damages<br />

for personal injury, Oxford: OUP<br />

1999<br />

G.E. <strong>van</strong> Maan<strong>en</strong>, P. Ramers, De Tijdelijke<br />

Regeling <strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong> - verhaalsmogelijkhed<strong>en</strong><br />

voor <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> uitkeringsinstanties,<br />

Nijmeg<strong>en</strong>: Ars Aequi Libri 1994<br />

Charles Mitchell, The Law of Subrogation,<br />

Oxford: Clar<strong>en</strong>don Press 1994<br />

F.HJ. Mijnss<strong>en</strong>, Regresrecht <strong>van</strong> de schadeverzekeraar,<br />

Amsterdam 1970 (studiekring<br />

<strong>Prof</strong>. mr. J. Offerhaus, reeks Handelsrecht<br />

nr.8)<br />

c.J. <strong>van</strong> Zeb<strong>en</strong> e.a., Parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is<br />

<strong>van</strong> het nieuwe burgerlijk wetboek,<br />

boek 6 algeme<strong>en</strong> gedeelte <strong>van</strong> het verbint<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>recht,<br />

Dev<strong>en</strong>ter 1981; W.H.M. Reehuis,<br />

E.E. Slob, Parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is<br />

XV


Robb<strong>en</strong> 1993<br />

Scheltema/Mij nss<strong>en</strong><br />

1998<br />

SER 1993<br />

SER 1999<br />

Sinnighe Damste 1999<br />

Winfield & Jolowicz<br />

XVI<br />

<strong>van</strong> het nieuwe burgerlijk wetboek, invoering<br />

boek<strong>en</strong> 3, 5 <strong>en</strong> 6: boek 6 algeme<strong>en</strong> gedeelte<br />

<strong>van</strong> het verbint<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>recht, Dev<strong>en</strong>ter<br />

1990<br />

C.P. Robb<strong>en</strong>, De action directe <strong>en</strong> de Wet<br />

Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuig<strong>en</strong>,<br />

Apeldoorn: MAKLU (diss. Tilburg)<br />

1993<br />

F.H.J. Mijnss<strong>en</strong>, Scheltema/Mijnss<strong>en</strong> - Algeme<strong>en</strong><br />

deel <strong>van</strong> het schadeverzekeringsrecht,<br />

5e druk Alph<strong>en</strong> aan d<strong>en</strong> Rijn: Samsom<br />

1998<br />

Sociaal-Economische Raad, Regresrecht<strong>en</strong><br />

in de sociale verzekering<strong>en</strong>, Advies D<strong>en</strong><br />

Haag 17 september 1993, publicatie 1993/14<br />

Sociaal-Economische Raad, Invester<strong>en</strong> in<br />

verkeersveiligheid, Advies D<strong>en</strong> Haag 15 oktober<br />

1999, publicatie 1999/13<br />

W.A. Sinnighe Damste, Regres bij onrechtmatige<br />

daad, Lelystad: Vermande 1999<br />

W.V.H. Rogers, Winfield & Jolowicz on<br />

Tort, 15e druk Lond<strong>en</strong>: Sweet & Maxwell<br />

1998


le Inleiding<br />

§ 1.1 <strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong><br />

Het beg rip 'verhaalsrecht' heeft ge<strong>en</strong> vastomlijnde inhoud. Er is<br />

ev<strong>en</strong>min sprake <strong>van</strong> vaste terminologie, want de term 'regresrecht'<br />

wordt ook weI gebruikt. Hier wordt onder verhaalsrecht verstaan het<br />

recht <strong>van</strong> <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamde <strong>risicodragers</strong> om de persoon<br />

die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade toegebracht<br />

aan (het vermog<strong>en</strong> <strong>van</strong>) e<strong>en</strong> andere persoon, aan te sprek<strong>en</strong> tot vergoeding<br />

<strong>van</strong> de uitkering<strong>en</strong> of verstrekking<strong>en</strong> gedaan aan danwel uitgav<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong> deze andere persoon (hierna: de b<strong>en</strong>adeelde).<br />

Het gaat dus om het geval waarin de verzekeraar of risicodrager<br />

jeg<strong>en</strong>s de b<strong>en</strong>adeelde verplicht is di<strong>en</strong>s schade geheel of gedeeJtelijk<br />

weg te nem<strong>en</strong>, terwijl deg<strong>en</strong>e op wie het verhaal uiteindelijk wordt<br />

uitgeoef<strong>en</strong>d jeg<strong>en</strong>s de b<strong>en</strong>adeelde nit - kort gezegd - onrechtmatige<br />

daad of wanprestatie aansprakelijk is. De verzekeraar of risicodrager<br />

vergoedt de schade die 'op het bordje' <strong>van</strong> de aansprakelijke persoon<br />

thuishoort, <strong>en</strong> om die verplaatsing naar 'het bordje' <strong>van</strong> de aansprakelijke<br />

te bewerkstellig<strong>en</strong>, zijn er verhaalsrecht<strong>en</strong>. Gedacht kan word<strong>en</strong><br />

aan het verhaalsrecht dat art. 284 WvK geeft aan de schadeverzekeraar<br />

die ingeval <strong>van</strong> cascoschade de kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> hers tel <strong>van</strong> het<br />

motorrijtuig vergoedt: de verzekeraar kan deg<strong>en</strong>e wi<strong>en</strong>s verkeersfout<br />

tot de schadegebeurt<strong>en</strong>is aanleiding gaf, tot vergoeding aansprek<strong>en</strong>.<br />

Art. 284 WvK luidt: 'Indi<strong>en</strong> de verzekerde ter zake <strong>van</strong> door hem geled<strong>en</strong><br />

schade vordering<strong>en</strong> tot schadevergoeding op derd<strong>en</strong> heeft, anders dan uit<br />

verzekering, gaan die vordering<strong>en</strong> bij wijze <strong>van</strong> subrogatie over op de<br />

verzekeraar voor zover deze die schade vergoedt' .<br />

Ook bijv. art. 6: 107a BW geeft e<strong>en</strong> verhaalsrecht: de werkgever die<br />

op grond <strong>van</strong> art. 7:629 BW het risico draagt <strong>van</strong> Joondoorbetaling<br />

bij ziekte <strong>van</strong> zijn werknemer, kan verhaal nem<strong>en</strong> op de persoon


wi<strong>en</strong>s fout of wanprestatie tot de ziekte <strong>van</strong> de werknemer heeft geleid.<br />

En zo zijn er meer voorbeeld<strong>en</strong>: verhaalsrecht<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> in aIle<br />

soort<strong>en</strong> <strong>en</strong> mat<strong>en</strong> voor, net zoals er <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> in<br />

aBe soort<strong>en</strong> <strong>en</strong> mat<strong>en</strong> zijn.<br />

Het zal duidelijk zijn dat deze studiepocket beperkt is tot verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

die aangrijp<strong>en</strong> op het burgerrechtelijke aansprakelijkheidsrecht.<br />

De cirkel zou ook breder kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> getrokk<strong>en</strong>, zodat bijv.<br />

ook het verhaal <strong>van</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> uit de ABW op onderhoudsplichtige<br />

ex-echtelied<strong>en</strong> eronder zou word<strong>en</strong> begrep<strong>en</strong>. Het leek mij ev<strong>en</strong>wel<br />

verstandiger om de tekst - ook gezi<strong>en</strong> de beoogde om<strong>van</strong>g - te beperk<strong>en</strong><br />

tot verhaalsrecht<strong>en</strong> in het (contractuele <strong>en</strong> buit<strong>en</strong>contractuele)<br />

aansprakelijkheidsrecht. Dat neemt overig<strong>en</strong>s niet weg dat soms verwez<strong>en</strong><br />

wordt naar aanverwante problem<strong>en</strong> bij verhaalsrecht<strong>en</strong> buit<strong>en</strong><br />

het aansprakelijkheidsrecht.<br />

§ 1.2 Verzekeraars <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong><br />

De begripp<strong>en</strong> 'verzekeraar' <strong>en</strong> 'risicodrager' behoev<strong>en</strong> <strong>en</strong>ige toelichting.<br />

Ook hier is de terminologie niet vast, maar veel problem<strong>en</strong> lijkt<br />

dit niet op te lever<strong>en</strong>. Ik zal er daarom niet al te uitvoerig bij stilstaan.<br />

E<strong>en</strong> verzekeraar is veelal deg<strong>en</strong>e die op grond <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verzekeringsovere<strong>en</strong>komst,<br />

geslot<strong>en</strong> met of t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong> de verzekerde, teg<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> premie het risico <strong>van</strong> e<strong>en</strong> nader omschrev<strong>en</strong> schadegebeurt<strong>en</strong>is<br />

draagt.<br />

Deze overe<strong>en</strong>komst ontbreekt veelal bij de verzekeringsdekking<br />

die wordt gebod<strong>en</strong> door zog<strong>en</strong>aamde sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>.<br />

Het mechanisme <strong>van</strong> premiebetaling <strong>en</strong> verplaatsing (<strong>en</strong><br />

spreiding) <strong>van</strong> het risico is in die gevall<strong>en</strong> veelal weI aanwezig, zij<br />

het niet op grond <strong>van</strong> wilsovere<strong>en</strong>stemming maar op grond <strong>van</strong> wetsbepaling.<br />

De Staat, het LISV <strong>en</strong> de SVB zijn de belangrijkste voorbeeld<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> dergelijke <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>.<br />

2<br />

Yoor de volledigheid voIgt hier nog e<strong>en</strong> kort overzicht <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

in de sociale zekerheid. De ZfW <strong>en</strong> A WBZ gev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verhaalsrecht<br />

aan <strong>verzekeraars</strong>, ziek<strong>en</strong>fonds<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitvoeringsinstelling<strong>en</strong> die uitkering<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> verstrekking<strong>en</strong> do <strong>en</strong> op grond <strong>van</strong> de g<strong>en</strong>oemde wett<strong>en</strong>. De Zw<br />

<strong>en</strong> WAO gev<strong>en</strong> aan het LISV (uitvoeringsinstanties: voorhe<strong>en</strong> de bedrijfsver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>,<br />

thans onder meer GAK, USZO <strong>en</strong> Cadans) verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

voor uitkering<strong>en</strong> op grond <strong>van</strong> die wett<strong>en</strong>. Van sector-specifieke


wetgeving noem ik hier nog art. 8 Wamil, dat voor verhaal verwijst naar<br />

W AO <strong>en</strong> Zw. De betek<strong>en</strong>is <strong>van</strong> de Wamil is overig<strong>en</strong>s met afschaffing<br />

<strong>van</strong> de militaire opkomstplicht sterk afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Het LISV is tev<strong>en</strong>s verhaalsbevoegd voor wat betreft de uitkering<strong>en</strong>,<br />

verstrekking<strong>en</strong> <strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> die zijn geregeld in de W AZ, W Ajong<br />

<strong>en</strong> Wet REA. De SVB heeft het verhaalsrecht voor uitkering<strong>en</strong> gedaan<br />

op grond <strong>van</strong> de ANW.<br />

T<strong>en</strong>slotte is er nog de VOA, die aan overheidslicham<strong>en</strong> verhaal geeft<br />

voor uitkering<strong>en</strong> <strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> gedaan kracht<strong>en</strong>s rechtspositiereglem<strong>en</strong>t.<br />

Nu rec<strong>en</strong>telijk het sociale zekerheidsrecht voor ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de<br />

mate op de leest <strong>van</strong> het 'gewone' sociaJe zekerheidsrecht<br />

wordt geschoeid, neemt het werkingsbereik <strong>van</strong> de VOA af, bijv. t<strong>en</strong><br />

faveure <strong>van</strong> het W AO-verhaal. Overheidspersoneel valt inmiddels namelijk<br />

ook onder de werking <strong>van</strong> de WAO (op grond <strong>van</strong> de Wet OOW).<br />

De VOA is (vooralsnog) weI <strong>van</strong> belang voor het verhaal <strong>van</strong> loondoorbetaling<br />

in het eerste ziektejaar, <strong>en</strong> voor het verhaal <strong>van</strong> (m.n.) de Stichting<br />

P<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>fonds ABP voor bepaalde (zgn. bov<strong>en</strong>wettelijke) uitkering<strong>en</strong>.<br />

Zie art. 75 Wet privatisering ABP <strong>en</strong> art. X 4 Algem<strong>en</strong>e militaire<br />

p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>wet. Zie nader Kamerstukk<strong>en</strong> I 1997/98, 25 282, nr. 114b, p. 2.<br />

De term risicodrager betreft bijv. overheidslicham<strong>en</strong> die op grond<br />

<strong>van</strong> rechtspositieregJem<strong>en</strong>t of art. 7:629 BW tot loondoorbetaling<br />

verplicht zijn in het eerste ziektejaar <strong>van</strong> de werknemer. Particuliere<br />

werkgevers zijn dus ook risicodrager, nu ook zij teg<strong>en</strong>woordig zelf<br />

het financiele risico drag <strong>en</strong> <strong>van</strong> ziekte <strong>van</strong> hun werknemers. De risicodrager<br />

is ge<strong>en</strong> 'verzekeraar' omdat ge<strong>en</strong> sprake is <strong>van</strong> premieafdracht<br />

door de b<strong>en</strong>adeelde; er vindt ev<strong>en</strong>min (verplichte) risicospreiding<br />

plaats.<br />

§ 1.3 Beperking<strong>en</strong><br />

Enige beperking<strong>en</strong> in de stof lek<strong>en</strong> zinvol. In e<strong>en</strong> bepaalde optiek kan<br />

tot de categorie verhaalsrecht<strong>en</strong> ook het verhaal <strong>van</strong> de hoofdelijk<br />

aansprakelijke debiteur word<strong>en</strong> gerek<strong>en</strong>d. E<strong>en</strong> hoofdelijk aansprakelijke<br />

debiteur die tot betaling aan de crediteur overgaat, <strong>en</strong> die op<br />

grond <strong>van</strong> art. 6: 10 BW verhaal heeft op e<strong>en</strong> mededebiteur, kan immers<br />

word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> 'risicodrager'. Uit hoofde <strong>van</strong> de hoofdeJijkheid<br />

draagt hij immers - <strong>en</strong> de crediteur dus niet - het risico<br />

dat zijn mededebiteur insolv<strong>en</strong>t zal blijk<strong>en</strong> te zijn. Voor zover het<br />

3


echter gaat om 'gewone' hoofdelijke debiteur<strong>en</strong>, me<strong>en</strong> ik echter dat<br />

niet <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verzekeraar of risicodrager in de hierbedoelde zin kan<br />

word<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e behandeling <strong>van</strong> het verhaalsrecht<br />

<strong>van</strong> hoofdelijke debiteur<strong>en</strong> zal hier dus niet word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>. Ik volsta<br />

met verwijzing naar Van Sinninghe Damste 1999, p. 13 e.v. <strong>en</strong><br />

naar mijn dissertatie (Van Boom 1999, p. 89 e.v.).<br />

Hiermee is overig<strong>en</strong>s niet gezegd dat het woord 'hoofdelijkheid'<br />

niet in verband zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebracht met de materie die hier<br />

c<strong>en</strong>traal staat. Zo heb ik eerder verdedigd dat indi<strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adeelde<br />

het keuzerecht toekomt om 6fwel zijn schadeverzekeraar, 6fwel de<br />

aansprakelijke persoon tot schadevergoeding aan te sprek<strong>en</strong>, sprake<br />

is <strong>van</strong> hoofdelijkheid tuss<strong>en</strong> schadeverzekeraar <strong>en</strong> aansprakelijke. De<br />

b<strong>en</strong>adeelde kan dan immers twee person<strong>en</strong> tot dezellde prestatie aansprek<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> dat volstaat voor hoofdelijkheid (art. 6:6 BW). Het gevolg<br />

hier<strong>van</strong> is bijv. dat de interne rechtsverhouding tuss<strong>en</strong> schadeverzekeraar<br />

<strong>en</strong> aansprakelijke (mede) beheerst wordt door de bepaling<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> Afdeling 6.1.2 BW. Voor nadere beschouwing<strong>en</strong> over<br />

deze materie - die in het vervolg buit<strong>en</strong> beschouwing blijft - zie m<strong>en</strong><br />

Van Boom 1999, p. 41 e.v., p. 137 e.v.<br />

§ 1.4 Pdvaatrechtelijk?<br />

Alvor<strong>en</strong>s ik in hoofdstuk 2 nader in zal gaan op achtergrond<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

fundam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong>, voIgt eerst nog e<strong>en</strong> korte 'leeswijzer'.<br />

In de hoofdstukk<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 wordt met name op de privaatrechtelijke<br />

aspect<strong>en</strong> <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> ingegaan. Daarbij staat steeds de<br />

driehoeksverhouding tuss<strong>en</strong> aansprakelijke, b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong> (sociale)<br />

verzekeraar ofrisicodrager c<strong>en</strong>traal, vooral bezi<strong>en</strong> <strong>van</strong>uit het privaatrecht.<br />

Aan de orde kom<strong>en</strong> aspect<strong>en</strong> als: op welke person<strong>en</strong> is verhaal<br />

mogelijk, welke om<strong>van</strong>g heeft het verhaalsrecht, welke gevolg<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> betaling<strong>en</strong> <strong>en</strong> schikking<strong>en</strong> voor de uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> het verhaalsrecht,<br />

welke kost<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verhaald.<br />

Maar naast privaatrechtelijke aspect<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t de discussie over verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> ook e<strong>en</strong> meer<br />

publiek(rechtelijk)e kant. In de discussie over verhaalsrecht<strong>en</strong> word<strong>en</strong>,<br />

wanneer het gaat om de positie <strong>van</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>,<br />

veelal - <strong>en</strong> terecht - sociaal-economisch getinte overweging<strong>en</strong><br />

betrokk<strong>en</strong>. Overheidsinstelling<strong>en</strong> die door de wetgever<br />

zijn toebedeeld met e<strong>en</strong> wettelijk verhaalsrecht <strong>en</strong> die zich hier<strong>van</strong><br />

4


edi<strong>en</strong><strong>en</strong>, handel<strong>en</strong> veelal primair met budgettaire beweegred<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Dat zich hierbij - deels veronderstelde - onw<strong>en</strong>selijke nev<strong>en</strong>effect<strong>en</strong><br />

voordo<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> inzicht, dat in ons land vooral door A.R. Bloemberg<strong>en</strong><br />

met verve is uitgedrag<strong>en</strong>. Dit alles biedt aanknopingspunt<strong>en</strong> voor<br />

de discussie over de zin <strong>en</strong> onzin <strong>van</strong> (sociale) verhaalsrecht<strong>en</strong> op<br />

kort gezegd 'macro-economisch' (overheidsfinancierings )niveau.<br />

Onder meer die discussie, die in de og<strong>en</strong> <strong>van</strong> de wetgever inmiddels<br />

e<strong>en</strong> gepasseerd station is, zal aan de orde kom<strong>en</strong> in hoofdstuk 4<br />

('rechtspolitieke aspect<strong>en</strong> <strong>en</strong> pri vaatrechtelijke gevolg<strong>en</strong>').<br />

5


2. Privaatrechtelijke<br />

achtergrond<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

fundam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

§ 2.1 Historische achtergrond<strong>en</strong><br />

Art. 284 WvK regelt sinds 1838 het verhaal <strong>van</strong> de schadeverzekeraar.<br />

Deze bepaling luidde oorspronkelijk: 'De verzekeraar, die de<br />

schade <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verzekerd voorwerp betaald heeft, treedt in aIle reg t<strong>en</strong><br />

welke de verzekerde, ter zake <strong>van</strong> die schade, teg<strong>en</strong> derd<strong>en</strong> mogt<br />

hebb<strong>en</strong> ( ... )' Deze bepaling, die in 1992 met behoud <strong>van</strong> de strekking<br />

moderner bewoording<strong>en</strong> kreeg, doet de ev<strong>en</strong>tuele schadevergoedingsrecht<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de verzekerde op derd<strong>en</strong> <strong>van</strong> rechtswege overgaan<br />

op de verzekeraar wanneer deze de geled<strong>en</strong> schade heeft vergoed.<br />

Over de ratio <strong>van</strong> deze subrogatie heeft de wetgever zich nauwelijks<br />

uitgeJat<strong>en</strong>. Ook het wetsontwerp voor titel 7.17 NBW werpt<br />

ge<strong>en</strong> nieuw licht op de zaak. Zie S.J.A. Mulder, Subrogatie, Zwolle:<br />

W.E.I. Tje<strong>en</strong>k Will ink 1988, p. 1-3. Blijkbaar is bij de wetgever niet<br />

het idee opgekom<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong> ook anders zou kunn<strong>en</strong> d<strong>en</strong> k<strong>en</strong> over de<br />

positie <strong>van</strong> de schadeverzekeraar t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> de aansprakelijke<br />

persoon. Onduidelijk is ook aan welk voorbeeld de wetgever <strong>van</strong><br />

1838 het idee <strong>van</strong> subrogatie <strong>van</strong> schade<strong>verzekeraars</strong> he eft ontle<strong>en</strong>d;<br />

de Franse wetgeving k<strong>en</strong> de het verschijnsel destijds niet.<br />

6<br />

Zie Scheltema/Mijnss<strong>en</strong> 1998, p. 261. WeI zijn, zo laat W.J. Zwalve,<br />

Groninger Opmerking<strong>en</strong> <strong>en</strong> Mededeling<strong>en</strong> X (1993), p. 133 e.v. zi<strong>en</strong>, al<br />

in het middeleeuwse rechtslev<strong>en</strong> poging<strong>en</strong> ondernom<strong>en</strong> om <strong>verzekeraars</strong><br />

met e<strong>en</strong> verhaalsrecht te begiftig<strong>en</strong>. Zwalve, t.a.p., p. 148-151, is voorts<br />

<strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing dat de wetgever in art. 284 WvK (impliciet) beoogde aan te<br />

knop<strong>en</strong> bij de subrogatiefiguuur bij de borgtocht. Ook ik acht dit waarschijnlijk,<br />

maar concrete aanwijzing<strong>en</strong> voor de juistheid <strong>van</strong> deze veronderstelling<br />

zijn er helaas niet. Zie over de historische wortels <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

ook Van Boom 1999, p. 90 e.v.


Uiteraard was m<strong>en</strong> in het burgerlijk recht weI bek<strong>en</strong>d met het verschijnsel<br />

subrogatie als zodanig. De regels die voor de 'gewone' subrogatie<br />

uit het BW gold<strong>en</strong>, werd<strong>en</strong> daarom ook toegepast op de subrogatie<br />

<strong>van</strong> de schadeverzekeraar; gedacht kan bijv. word<strong>en</strong> aan de<br />

regel dat de gesubrogeerde niet meer recht<strong>en</strong> verwerft dan zijn rechtsvoorganger<br />

jeg<strong>en</strong>s de aansprakelijke had (de 'nemo plus' -regel). Zie<br />

thans art. 6: 145 BW.<br />

Ook bij invoering <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> voor sociale <strong>verzekeraars</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> zijn weinig woord<strong>en</strong> vuil gemaakt aan het waarom<br />

<strong>van</strong> verhaal. In 1901 werd de Ongevall<strong>en</strong>wet <strong>van</strong> kracht. De uitvoeringsinstelling<br />

(de Rijksverzekeringsbank) werd gesubrogeerd<br />

in de recht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde. Over de rechtsgrond hiervoor<br />

meldt de memorie <strong>van</strong> toelichting slechts dat de Rijksverzekeringsbank<br />

gesubrogeerd behoort te word<strong>en</strong> in de recht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de schadeloos<br />

gestelde arbeider. Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II 1897/98, 182, nr. 3, p.<br />

26. Pas bij geleg<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> de herijking <strong>van</strong> het stelsel <strong>van</strong> sociale<br />

voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in de jar<strong>en</strong> zestig, is uitgebreider stilgestaan bij deze<br />

kwestie. Maar to <strong>en</strong> lag de nadruk in de discussie voornamelijk op<br />

budgettaire argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

§ 2.2 <strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong> voorkom<strong>en</strong> dubbele incasso<br />

Pas in de loop <strong>van</strong> de twintigste eeuw is in de rechtsliteratuur in<br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate aandacht besteed aan de fundam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>van</strong> verhaal.<br />

E<strong>en</strong> <strong>van</strong> de gedacht<strong>en</strong> was dat het bestaan <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verhaalsrecht, <strong>en</strong><br />

dan met name de rechtsfiguur <strong>van</strong> subrogatie, voorkomt dat de verzekerde<br />

t<strong>en</strong> onrechte zou word<strong>en</strong> verrijkt. Door de rechtsovergang<br />

<strong>van</strong> de schadevergoedingsvordering <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde wordt immers<br />

voorkom<strong>en</strong> dat de b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong> vergoeding <strong>van</strong> zijn verzekeraar<br />

<strong>en</strong> vergoeding <strong>van</strong> de aansprakelijke weet te incasser<strong>en</strong>. Betaling<br />

door de verzekeraar ontneemt de b<strong>en</strong>adeelde namelijk zijn recht<strong>en</strong><br />

jeg<strong>en</strong>s de aansprakelijke.<br />

'Subrogation nips in the bud any ambition to secure a double <strong>en</strong>richm<strong>en</strong>t',<br />

aldus Goff & Jones, The law of Restitution, 5e druk Lond<strong>en</strong>:<br />

Sweet & Maxwell 1998, p. 123. Vgl. ook de auteurs g<strong>en</strong>oemd bij Van<br />

Boom 1996, p. 96, m.nt. 6. Zie ook Asser-Hartkamp I, nr. 576, Mitchell<br />

1994, p. 9, p. 74, F. Th. Kremer, Het indemniteitsprincipe - e<strong>en</strong> juridische<br />

herwaardering, Zwolle: W.E.J. Tje<strong>en</strong>k Willink (diss. Rotterdam) 1988,<br />

7


p. 66 <strong>en</strong> Cane 1996, p. 436. V gl. Mon. Nieuw BW B-37 (Bouman/Tilanus-Van<br />

Wass<strong>en</strong>aer), nr. 13, p. 16.<br />

In deze sleutel staat ook het arrest SpoorwegongevaZ De Vink (HR 31<br />

december 1931, NJ 1932,419 m.nt. EMM). De Hoge Raad overweegt<br />

namelijk dat '( ... ) de strekking <strong>van</strong> het wetsvoorschrift (art. 284,<br />

WvB) ge<strong>en</strong>e andere is dan zoowel om te voorkom<strong>en</strong>, dat de verzekerde<br />

ter zake <strong>van</strong> dezelfde schade <strong>en</strong> <strong>van</strong> d<strong>en</strong> verzekeraar <strong>en</strong> <strong>van</strong> derd<strong>en</strong><br />

vergoeding zou ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong> als ook om d<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>loop <strong>van</strong> vergoedingsplicht<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> dezelfde schade te regel<strong>en</strong> ( ... )' .<br />

Neemt m<strong>en</strong> echter aan dat vergoeding <strong>van</strong> de geled<strong>en</strong> schade door<br />

de verzekeraar als zodanig reeds - dus geheel afgezi<strong>en</strong> <strong>van</strong> de vraag<br />

of subrogatie plaatsvindt - in de weg staat aan e<strong>en</strong> tweede vordering<br />

jeg<strong>en</strong>s de aansprakelijke, dan is de dogmatische noodzakelijkheid<br />

<strong>van</strong> het f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> subrogatie weggevall<strong>en</strong>. En dat is natuurlijk goed<br />

verdedigbaar; e<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde heeft e<strong>en</strong> keer recht op vergoeding <strong>van</strong><br />

zijn schade, niet meer <strong>en</strong> niet minder, <strong>en</strong> - dus - ongeacht of de<br />

betal<strong>en</strong>de verzekeraar verhaal kan nem<strong>en</strong>. De uitkering <strong>van</strong> de verzekeraar<br />

neemt de schade <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde weg <strong>en</strong> daarmee ontvalt<br />

de grond aan de rechtsvordering <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde jeg<strong>en</strong>s de aansprakelijke.<br />

8<br />

Deze notie, die ook kan word<strong>en</strong> gegrond in het verrijkingsrecht, komt<br />

bijv. tot uiting in 6: 100 BW (voordeeltoerek<strong>en</strong>ing). Het komt ook tot<br />

uiting in e<strong>en</strong> bepaling als art. 13 A WBZ (oud), dat AWBZ-aansprak<strong>en</strong><br />

als voordeel toerek<strong>en</strong>de aan de b<strong>en</strong>adeelde. Het gevolg hier<strong>van</strong> was grofweg<br />

dat de b<strong>en</strong>adeelde hiervoor ge<strong>en</strong> 'tweede' vordering bij de aansprakelijke<br />

geld<strong>en</strong>d kon mak<strong>en</strong>, terwijl de risicodrager uit de A WBZ - tot<br />

voor kort althans - ge<strong>en</strong> verhaalsrecht toekwamjeg<strong>en</strong>s de aansprakelijke.<br />

Zie Hartlief <strong>en</strong> Tjittes 1999, p. 67. V gl. ook art. 82 AA W (oud), dat wei<br />

de bedoelde voordeeltoerek<strong>en</strong>ing k<strong>en</strong>de, maar ge<strong>en</strong> daarmee corresponder<strong>en</strong>d<br />

verhaalsrecht. Zie ook bijv. HR 20 juni 1969, NJ 1969, 374 m.nt.<br />

GJS (Zitman I De Nieuwe Eerste Nederlandsche), waarin werd aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

dat uitkering<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> sociale verzekeraar in mindering moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gebracht op de schadevergoedingsrecht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde,<br />

ook wanneer de betreff<strong>en</strong>de verzekeraar ge<strong>en</strong> verhaalsrecht toekomt:<br />

'( ... ) dat bij de vaststelling <strong>van</strong> wat de aansprakelijke persoon volg<strong>en</strong>s<br />

het gem<strong>en</strong>e recht als schadevergoeding zou moet<strong>en</strong> betal<strong>en</strong>, rek<strong>en</strong>ing<br />

moest word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds met aile post<strong>en</strong> die de verzekerde <strong>van</strong><br />

de aansprakelijke persoon zou kunn<strong>en</strong> vorder<strong>en</strong> ( ... ) <strong>en</strong> anderzijds met


aile post<strong>en</strong> die in mindering op de schade kom<strong>en</strong>, zoals de uitkering<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> verstrekking<strong>en</strong> die de verzekerde op grond <strong>van</strong> de Invaliditeitswet ( ... )<br />

heeft ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> zal ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>' . V gJ. in dezelfde zin voor Engels recht<br />

McGregor on Damages, 16e druk Lond<strong>en</strong>: Sweet & Maxwell 1997, 11f.<br />

1629.<br />

Het is overig<strong>en</strong>s pleitbaar dat deze voordeeltoerek<strong>en</strong>ing achterwege di<strong>en</strong>t<br />

te bJijv<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> vaststaat dat de b<strong>en</strong>adeelde niet wordt verrijkt, bijv.<br />

wanneer hij (wettelijk of contractueel) verplicht is om hetge<strong>en</strong> hij <strong>van</strong> de<br />

aansprakelijke verkrijgt, aan de verzekeraar of risicodrager af te staan.<br />

In die zin Berriello v. F elixstowe Dock & Railway Co. [1989J 1 WLR<br />

695 (C.A.).<br />

§ 2.3 Ongerechtvaardigde verrijking <strong>van</strong> de<br />

aansprakelijke<br />

Dat het de b<strong>en</strong>adeelde wordt verbod<strong>en</strong> tweemaal te incasser<strong>en</strong> staat<br />

niet dus in onverbrekelijk verband met de toek<strong>en</strong>ning <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verhaalsrecht.<br />

Het eerste is goed voorstelbaar zonder het laatste. Maar<br />

het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verhaalsrecht zou wei lei d<strong>en</strong> tot verrijking <strong>van</strong><br />

de aansprakelijke. Door de min ofmeer toevallige omstandigheid dat<br />

(e<strong>en</strong> deel <strong>van</strong>) de schade die hij heeft veroorzaakt, aan de b<strong>en</strong>adeelde<br />

wordt vergoed door e<strong>en</strong> ander, neemt zijn aansprakelijkheidslast namelijk<br />

af zonder dat hij daartoe <strong>en</strong>ige (financiele) opoffering behoeft<br />

te do<strong>en</strong>. De aansprakelijke 'would be receiving the b<strong>en</strong>efit C ... ) without<br />

paying the premium', aldus E.R. Hardy Ivamy, G<strong>en</strong>eral principles<br />

of Insurance Law, 6e druk Lond<strong>en</strong>: Butterworths 1993, p. 506.<br />

Dat zou e<strong>en</strong> op zijn minst g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> opvall<strong>en</strong>d resultaat zijn in e<strong>en</strong> op<br />

individuele verantwoordelijkheid gericht privaatrechtelijk rechtssysteem<br />

als het onze.<br />

Toek<strong>en</strong>ning <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verhaalsrecht aan e<strong>en</strong> verzekeraar of risicodrager<br />

vindt zijn uiteindelijke rechtvaardiging daarom niet in e<strong>en</strong><br />

concrete wetsbepaling of e<strong>en</strong> vehikel als subrogatie of cessie, maar<br />

in het beginsel dat aansprakelijke niet behoort te profiter<strong>en</strong> <strong>van</strong> het<br />

bestaan <strong>van</strong> de verzekering of sociale voorzi<strong>en</strong>ing op grond waar<strong>van</strong><br />

de b<strong>en</strong>adeelde e<strong>en</strong> uitkering of vergoeding ont<strong>van</strong>gt.<br />

VgJ. DorhoutMees 1935, p. 319, Mijnss<strong>en</strong> 1970, p. 9-10 <strong>en</strong> Asser/Clausing/Wansink<br />

11f. 317. Deze notie ziet m<strong>en</strong> bijv. ook verwoord in de memorie<br />

<strong>van</strong> toelichting bij de W AO (Kamerstukk<strong>en</strong> II 1962/63, 7171, 11f.<br />

9


3, p. 21), waar het heet dat de aansprakelijke niet behoort te profiter<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de omstandigheid dat e<strong>en</strong> sociale verzekeringswet als het ware bepaalde<br />

schadevergoeding<strong>en</strong> <strong>van</strong> hem overneemt. V gl. ook Kamerstukk<strong>en</strong><br />

II 1998/99,26238, nr. 5, p. 2 (verhaalsrecht A WBZ): 'Bij de invoering<br />

<strong>van</strong> het regresrecht staat c<strong>en</strong>traal de gedachte, dat deg<strong>en</strong>e die e<strong>en</strong> ander<br />

verwijtbaar schade berokk<strong>en</strong>t, daar<strong>van</strong> ook de gevolg<strong>en</strong> moet ondervind<strong>en</strong>,<br />

in die zin dat de geled<strong>en</strong> schade op hem verhaald kan word<strong>en</strong>.'<br />

Dit profijt zou namelijk e<strong>en</strong> ongerechtvaardigde verrijking <strong>van</strong> de<br />

aansprakelijke oplever<strong>en</strong> t<strong>en</strong> laste <strong>van</strong> de uitker<strong>en</strong>de verzekeraar of<br />

risicodrager. Deze gedachte speelt in het arrest Nationale Nederland<strong>en</strong>IWouds<strong>en</strong>d<br />

II CHR 7 januari 2000, RvdW 2000, 14) e<strong>en</strong> belangrijke<br />

ro1. Het ging om de vraag of e<strong>en</strong> schadeverzekeraar ook dan het<br />

verhaalsrecht <strong>van</strong> art. 284 WvK toekomt wanneer de uitkering die hij<br />

aan de b<strong>en</strong>adeelde deed, niet e<strong>en</strong> verplichte uitkering was. De Hoge<br />

Raad beslist - in afwijking <strong>van</strong> eerdere rechtspraak - dat ook verhaal<br />

mogelijk is als de schadeverzekeraar niet tot uitkering verplicht was.<br />

Zou in dat geval namelijk ge<strong>en</strong> verhaalsrecht bestaan, dan zou 'e<strong>en</strong><br />

situatie blijv<strong>en</strong> bestaan die art. 284 beoogt te voorkom<strong>en</strong>: de aansprakelijke<br />

zou in feite <strong>van</strong> zijn verplichting tot vergoeding <strong>van</strong> de schade<br />

C ... ) word<strong>en</strong> ontslag<strong>en</strong>', aldus de Hoge Raad.<br />

Zie over dit arrest ook § 3.5.3. De notie dat de aansprakelijke niet verrijkt<br />

behoort te word<strong>en</strong> door de verzekeringsuitkering, ligt overig<strong>en</strong>s ook aan<br />

vergelijkbare buit<strong>en</strong>landse verhaalsrecht<strong>en</strong> t<strong>en</strong> grondslag. De Engelse<br />

wetgever me <strong>en</strong> de bijv. dat 'recoupm<strong>en</strong>t' voor sociale uitkering<strong>en</strong> moest<br />

plaatsvind<strong>en</strong> om te waarborg<strong>en</strong> 'that the State should not subsidise tortfeasors'<br />

(aldus Beldam L.J., in Neal v. Bingle [1998] 2 WLR 57 (C.A.),<br />

p. 61). Vgl. ook LCR 262, § 3.22 <strong>en</strong> § 10.72, Winfield & Jolowicz, p.<br />

779, <strong>en</strong> Mitchell 1994, p. 76-77. Vgl. voor de 'common law' Metropolitan<br />

Police District Receiver v. Croydon Corp. [1957] 2 QB 154 (C.A.).<br />

§ 2.4 Geschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> ongeschrev<strong>en</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

Dat verhaalsrecht<strong>en</strong> strekk<strong>en</strong> tot voorkoming of ongedaanmaking<br />

<strong>van</strong> ongerechtvaardigde verarming <strong>en</strong> verrijking, zou tot de gedachte<br />

kunn<strong>en</strong> lei d<strong>en</strong> dat, in theorie althans, elk verhaalsrecht kan word<strong>en</strong><br />

gereduceerd tot de actie uit art. 6:212 BW. Met toepassing <strong>van</strong> deze<br />

'reductionistische gedachte' kunn<strong>en</strong> uiteindelijk aIle specifieke<br />

10


wetsbepaling<strong>en</strong> die verhaalsrecht<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> geschrapt.<br />

Het is echter zeer de vraag of dat e<strong>en</strong> zinvolle bijdrage aan de rechtsvorming<br />

is: specifieke wetsbepaling<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> twijfel weg over toelaatbaarheid<br />

<strong>van</strong> verhaal in e<strong>en</strong> concreet geval <strong>en</strong> zij gev<strong>en</strong> meer houvast<br />

aan de g<strong>en</strong>e die verhaal zoekt. Keerzijde <strong>van</strong> de medaille is weI<br />

dat daar waar de wet ge<strong>en</strong> verhaalsrecht toek<strong>en</strong>t, de betal<strong>en</strong>de verzekeraar<br />

of risicodrager in de kou dreigt te bIijv<strong>en</strong> staan. Daar waar de<br />

wet ge<strong>en</strong> specifiek verhaaisrecht toek<strong>en</strong>t, zal immers niet spoedig<br />

word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat verhaal op grond <strong>van</strong> art. 6:212 BW mogelijk<br />

is.<br />

Om e<strong>en</strong> voorbeeld te noem<strong>en</strong>: er is nauwelijks iemand die - voorafgaande<br />

aan de invoering <strong>van</strong> art. 6: 107 a BW - he eft verdedigd dat verhaal voor<br />

loondoorbetaling mogelijk was op grond <strong>van</strong> art. 6:212 BW, terwijl daar<br />

toch op de keper beschouwd goede red<strong>en</strong><strong>en</strong> voor bestond<strong>en</strong>. De structuur<br />

<strong>van</strong> art. 6:212 BW laat het verhaal in elk geval - d<strong>en</strong>k ik - wei toe. De<br />

werkgever die op grond <strong>van</strong> wet of arbeidscontract verplicht is zijn zieke<br />

werknemer gedur<strong>en</strong>de <strong>en</strong>ige wek<strong>en</strong> het loon door te betal<strong>en</strong>, lijdt schade<br />

die in voorkom<strong>en</strong>de gevall<strong>en</strong> in rechtstreeks verband staat met de fout<br />

<strong>van</strong> de aansprakelijke die het ziekteverzuim <strong>van</strong> de werknemer t<strong>en</strong>gevolge<br />

had. De aansprakelijke wordt door de loondoorbetalingsplicht verrijkt,<br />

nu de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> zijn aansprakelijkheid jeg<strong>en</strong>s de werknemer hierdoor<br />

afneemt. Deze verrijking is, zo zou m<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> stell <strong>en</strong>, ongerechtvaardigd,<br />

omdat in de verhouding tuss<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> aansprakelijke<br />

rechtvaardiging voor deze vermog<strong>en</strong>sverschuiving ontbreekt. De toevalligheid<br />

<strong>van</strong> het bestaan <strong>van</strong> e<strong>en</strong> loondoorbetalingsplicht behoort niet t<strong>en</strong><br />

voordele <strong>van</strong> de aansprakelijke persoon te strekk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dus is er alle red <strong>en</strong><br />

toe e<strong>en</strong> actie uit art. 6:212 BW toe te staan. De om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de schade<br />

kan in de regel word<strong>en</strong> gesteld op de kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> de loondoorbetaling. Ik<br />

laat hier in het midd<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> dergeJijk verhaalsrecht e<strong>en</strong> doorkruising<br />

zou oplever<strong>en</strong> <strong>van</strong> het stelsel <strong>van</strong> art. 6:106 BW (beperkte kring <strong>van</strong><br />

gerechtigd<strong>en</strong> bij letsel).<br />

In verband met verhaalsrecht<strong>en</strong> ex art. 6:212 BW kan nog word<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong><br />

op HR 28 juni 1996, NJ 1997, 102 (Van Maarseve<strong>en</strong> c.s.!Ont<strong>van</strong>ger),<br />

waarover uitgebreid Van Boom 1999, p. 43-45. In dit arrest wordt art.<br />

6:2 I 2 BW als mogelijke grondslag voor e<strong>en</strong> verhaalsrecht g<strong>en</strong>oemd; het<br />

betrof overig<strong>en</strong>s niet het verhaal <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verzekeraar of risicodrager,<br />

maar <strong>van</strong> e<strong>en</strong> 'handelaar' in BV's op de BV wier fiscale schuld hij aan<br />

de Staat moest voldo<strong>en</strong> op grond <strong>van</strong> art. 6: 162 BW. V gl. in dit verband<br />

11


ook Metropolitan Police District Receiver v. Croydon Corp. [1957]2 QB<br />

154 (C.A.).<br />

Betek<strong>en</strong>t dit nu dat toch aItijd e<strong>en</strong> concrete wetsbepaling moet kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> aangewez<strong>en</strong> voor verhaal op de aansprakeIijke persoon?<br />

Bij voorkeur weI natuurlijk, maar uit de rechtspraak <strong>van</strong> de Hoge<br />

Raad voIgt dat er ook ongeschrev<strong>en</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> bestaan. Zo besliste<br />

HR 10 oktober 1975, NJ 1976, 175 (Van der Kleij/Interpolis)<br />

bijv. t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong> het verhaal <strong>van</strong> de W AM-verzekeraar op de<br />

ex -verzekerde.<br />

E<strong>en</strong> verzekerde heeft zijn WAM-verzekering opgezegd. Op grond <strong>van</strong><br />

de W AM is het motorrijtuig nog gedur<strong>en</strong>de zesti<strong>en</strong> dag<strong>en</strong> na k<strong>en</strong>nisgeving<br />

<strong>van</strong> de beeindiging <strong>van</strong> de verzekeringsovere<strong>en</strong>komst verzekerd bij<br />

de betreff<strong>en</strong>de verzekeringsmaatschappij (dit is het zog<strong>en</strong>aamde 'na-risico').<br />

Als in die zesti<strong>en</strong> dag<strong>en</strong> met het motorrijtuig schade wordt toegebracht,<br />

dan kan e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele schadevergoedingsvordering jeg<strong>en</strong>s de<br />

motorrijtuighouder ook jeg<strong>en</strong>s de WAM-verzekeraar word<strong>en</strong> ingesteld.<br />

Heeft de verzekeraar vervolg<strong>en</strong>s regres op de ex-verzekerde (die als het<br />

ware 'onverzekerd' rondrijdt)? De W AM laat deze vraag onbeantwoord.<br />

De HR beslist dat de zesti<strong>en</strong> dag<strong>en</strong> 'extra dekking' slechts ter bescherming<br />

<strong>van</strong> b<strong>en</strong>adeeld<strong>en</strong> in het lev<strong>en</strong> is geroep<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet de verzekerde<br />

beoogt te bescherm<strong>en</strong>, <strong>en</strong> 'dat dan ook moet word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat de<br />

wetgever, hoe wei hij heeft nagelat<strong>en</strong> het regres <strong>van</strong> de verzekeraar op de<br />

voor het ongeval aansprakelijke person<strong>en</strong> voor de gevall<strong>en</strong> bedoeld in<br />

art. 13, lid 4, uitdrukkelijk te regel<strong>en</strong>, aan de verzekeraar die op grond<br />

<strong>van</strong> dit wetsvoorschrift jeg<strong>en</strong>s de b<strong>en</strong> ad eel de aansprakelijk is, in overe<strong>en</strong>stemming<br />

met het rechtsbeginsel dat t<strong>en</strong> grondslag ligt aan de artt.<br />

1331 <strong>en</strong> 1876 B.W., e<strong>en</strong> zelfde verhaalsrecht teg<strong>en</strong> de aansprakelijke<br />

person<strong>en</strong> heeft toegedacht, als art. 27, lid 1, eerste zin, voor e<strong>en</strong> vergelijkbare<br />

situatie met zoveel woord<strong>en</strong> aan het Waarborgfonds Motorverkeer<br />

toek<strong>en</strong>t' .<br />

De Hoge Raad knoopt in dit arrest aan bij weI in de wet geregelde<br />

verhaalsrecht<strong>en</strong> (te wet<strong>en</strong> bij hoofdelijkheid <strong>en</strong> borgtocht), <strong>en</strong> me<strong>en</strong>t<br />

dat het rechtsbeginsel dat aan die verhaalsrecht<strong>en</strong> t<strong>en</strong> grondslag ligt,<br />

ook hier moet word<strong>en</strong> toegepast. Zie over het arrest Robb<strong>en</strong> 1993, p.<br />

252 e.v. Zie ook nog HR 13 december 1991, NJ 1992,316 (Korstanje<br />

II), waar het het 'e<strong>en</strong> eis <strong>van</strong> redelijkheid <strong>en</strong> billijkheid' heet te zijn<br />

dat e<strong>en</strong> aansprakelijkheidsverzekeraar die de schade heeft vergoed,<br />

12


ingeval <strong>van</strong> dubbele dekking verhaal heeft op de andere aansprakelijkheidsverzekeraar.<br />

In dit arrest preludeert de Hoge Raad overig<strong>en</strong>s<br />

ook op invoering <strong>van</strong> het verhaalsrecht <strong>van</strong> art. 7.17.2.24a NBW. Dit<br />

artikel geeft e<strong>en</strong> directe wettelijke grondslag voor het verhaal <strong>van</strong><br />

aansprakelijkheids<strong>verzekeraars</strong> onderling.<br />

Vanuit rechtsvindingsoptiek is e<strong>en</strong> dergelijk codificatievoornem<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de wetgever uiteraard e<strong>en</strong> welkom aanknopingspunt. Maar<br />

wetgevingsvoornem<strong>en</strong>s (of, zo m<strong>en</strong> wil: het stelsel <strong>van</strong> de wet) kunn<strong>en</strong><br />

echter ook in omgekeerde richting wijz<strong>en</strong>. Wanneer de wetgever<br />

er bijv. niet over piekert om geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> e<strong>en</strong> wettelijk verhaalsrecht<br />

toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> voor uitgav<strong>en</strong> gedaan in het kader <strong>van</strong> de WVG, dan is<br />

onwaarschijnlijk dat de Hoge Raad daar zelfstandig toe zal overgaan<br />

met e<strong>en</strong> beroep op art. 6:212 BW. Dat heeft natuurlijk alles te mak<strong>en</strong><br />

met de politieke lading <strong>van</strong> toek<strong>en</strong>ning <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> <strong>van</strong> publieke<br />

<strong>risicodragers</strong>, zoals geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> op grond <strong>van</strong> de WVG. In puur<br />

privaatrechtelijke verhaalsverhouding<strong>en</strong> zou de Hoge Raad mogelijk<br />

eerder g<strong>en</strong>eigd zijn verhaal toe te staan met e<strong>en</strong> beroep op art. 6:212<br />

BW.<br />

§ 2.5 VerhaalscoDstmcties<br />

'Bij gebreke <strong>van</strong> e<strong>en</strong> wettelijke mogeJijkheid <strong>van</strong> verhaal op grond<br />

<strong>van</strong> subrogatie of e<strong>en</strong> zelfstandig verhaalsrecht rest ev<strong>en</strong>tuele andef<strong>en</strong><br />

slechts de mogelijkheid <strong>van</strong> cessie <strong>van</strong> de vordering jeg<strong>en</strong>s de<br />

veroorzaker door het slachtoffer (art. 3 :94 jo. 3:84 BW)', aldus Hartlief<br />

<strong>en</strong> Tjittes 1999, p. 69. Vgl. Van Maan<strong>en</strong> <strong>en</strong> Romers 1994, p. 9<br />

<strong>en</strong> Hammerstein 1994, p. 4. Maar is het weI zo simpel? Kan e<strong>en</strong><br />

schadevergoedingsvordering object <strong>van</strong> cessie zijn wanneer het beoogde<br />

rechtsgevolg, te wet<strong>en</strong> de mogelijkheid <strong>van</strong> verhaal, niet uitdrukkelijk<br />

is toegestaan door de wetgever? Is het niet veelzegg<strong>en</strong>d<br />

dat de wetgever er niet zelf in heeft voorzi<strong>en</strong>? Om eerlijk te zijn: nee.<br />

De wetgever kan niet overal in voorzi<strong>en</strong>. Datg<strong>en</strong>e waar de wetgever<br />

niet in voorziet, kan - zo illustreert het arrest Van der Kleij/lnterpolis<br />

(zie § 2.4) - niettemin tot erk<strong>en</strong>ning <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ongeschrev<strong>en</strong> verhaalsrecht<br />

aanleiding gev<strong>en</strong>. Het kan daarom word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat in<br />

beginsel de mogelijkheid bestaat om schadevergoedingsvordering<strong>en</strong><br />

te ceder<strong>en</strong> t<strong>en</strong>einde verhaal mogelijk te mak<strong>en</strong>.<br />

Vgl. HR 9 januari 1987, NJ 1987,506 m.nt. G (Delta Lloyd/Zwolscbe<br />

13


Algeme<strong>en</strong>e), waarin blijkbaar ook werd uitgegaan <strong>van</strong> de geldigheid <strong>van</strong><br />

de koop- <strong>en</strong> cessieconstructie tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> crediteur <strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de hoofdelijk<br />

aansprakelijke person<strong>en</strong>.<br />

Dat is anders wanneer cessie e<strong>en</strong> doorkruising zou zijn <strong>van</strong> e<strong>en</strong> wettelijk<br />

systeem <strong>van</strong> beperking <strong>van</strong> de kring <strong>van</strong> schadevergoedingsgerechtigd<strong>en</strong>.<br />

Dat speelt bij cessie <strong>van</strong> vordering<strong>en</strong> terzake <strong>van</strong> letselschade<br />

e<strong>en</strong> rol. In die gevall<strong>en</strong> moet sterk word<strong>en</strong> getwijfeld aan de<br />

geldigheid <strong>van</strong> dergelijke cessie-constructies. Niet t<strong>en</strong> onrechte is<br />

daarom lange tijd onzeker geweest of e<strong>en</strong> werkgever die ingevaJ <strong>van</strong><br />

ziekte <strong>van</strong> zijn werknemer tot loonsuppletie overging, zich de ev<strong>en</strong>tuele<br />

schadevergoedingsrecht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de werknemer jeg<strong>en</strong>s derd<strong>en</strong><br />

mocht lat<strong>en</strong> ceder<strong>en</strong>. Met invoering <strong>van</strong> art. 6: 107a BW is de behoefte<br />

aan de verschill<strong>en</strong>de koop-, cessie- <strong>en</strong> voorschotconstructies afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Zie Hartlief <strong>en</strong> Tjittes 1999, p. 79. De g<strong>en</strong>oemde constructies ded<strong>en</strong> hoe<br />

dan ook gekunsteld aan. Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II 1994/95, 24326, nr. 3, p.<br />

9 (memorie <strong>van</strong> toelichting invoeging art. 6:107a BW). H.M. Storm, in:<br />

Civiele constructies (BWKJ 15), Dev<strong>en</strong>ter: Gouda Quint 1999, p. 31 e.v.<br />

me<strong>en</strong>t dat thans dergelijke constructies t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong> de werkgever<br />

ongeldig zijn. V gl. over deze constructies ook nog A. T. Bolt, Voordeelstoerek<strong>en</strong>ing,<br />

Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer (diss. Groning<strong>en</strong>) 1989, p. 238 e.v., Hammer<br />

stein 1994, p. 4-5 <strong>en</strong> B. Hoog<strong>en</strong>dijk, SR 1994, p. 8 e.v.<br />

Ernstige twijfel aan de geldigheid <strong>van</strong> de cessie kan oak ontstaan<br />

wanneer de cessie in strijd komt met de Tijdelijke Regeling VerhaaJsrecht<strong>en</strong><br />

(art. 6: 197 BW). Daarop kom ik nag terug in § 4.4.3.<br />

§ 2.6 T<strong>en</strong>slotte: vormgeving ondergeschikt?<br />

Zou het uiteindelijk verschil mog<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> persoon die regres<br />

tracht te nem<strong>en</strong>, of hij de beschikking heeft over e<strong>en</strong> zelfstandig<br />

wettelijk verhaalsrecht, e<strong>en</strong> gesubrogeerde vordering <strong>van</strong> de hoofdschuldeiser,<br />

e<strong>en</strong> regresrecht uit hoofdelijkheid of e<strong>en</strong> gecedeerde<br />

vordering? De vraag stell<strong>en</strong> is haar (ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>d) beantwoord<strong>en</strong>. Stelt<br />

m<strong>en</strong>, <strong>en</strong> het privaatrecht mag verondersteld word<strong>en</strong> dit te do<strong>en</strong>, inhoud<br />

bov<strong>en</strong> vorm, dan mag de gedaante waarin het verhaalsrecht in<br />

e<strong>en</strong> concreet geval verschijnt niet besliss<strong>en</strong>d zijn voor de vraag of<br />

14


e<strong>en</strong> verweermiddel kan word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>geworp<strong>en</strong>, de regresvordering<br />

is verjaard of anderzins is t<strong>en</strong>iet gegaan.<br />

Maar zo e<strong>en</strong>voudig is het niet. Geconstateerd moet word<strong>en</strong> dat<br />

naar geld<strong>en</strong>d recht de vorm voor het verhaalsrecht in m<strong>en</strong>ig opzicht<br />

besliss<strong>en</strong>d is voor de vraag of <strong>en</strong> in hoeverre verhaal kan word<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. De discussie over w<strong>en</strong>selijk recht zal ik hierna niet verder<br />

aangaan. Ik zal in hoofdstuk 3, waar de techniek <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

c<strong>en</strong>traal staat, steeds aangev<strong>en</strong> waar de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de<br />

verhaalsrecht<strong>en</strong> naar geld<strong>en</strong>d recht in geleg<strong>en</strong> zijn. In e<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kel geval zal e<strong>en</strong> alternatieve oplossing word<strong>en</strong> aangedrag<strong>en</strong>.<br />

15


3.. De techniek <strong>van</strong><br />

verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

§ 3.1 Subrogatie <strong>en</strong> zelfstandig verhaalsrecht; inleiding<br />

Art. 284 WvK doet de ev<strong>en</strong>tuele schadevergoedingsvordering <strong>van</strong> de<br />

verzekerde jeg<strong>en</strong>s de aansprakelijke derde <strong>van</strong> rechtswege overgaan<br />

op de verzekeraar indi<strong>en</strong> <strong>en</strong> voorzover deze terzake <strong>van</strong> de schade<br />

uitkering<strong>en</strong> aan de verzekerde heeft gedaan.<br />

Van subrogatie uit hoofde <strong>van</strong> art. 284 WvK is alle<strong>en</strong> sprake als<br />

e<strong>en</strong> verzekeringsovere<strong>en</strong>komst aanwezig is. Ontstaat de verzekering<br />

(<strong>en</strong> dus de premieplicht) rechtstreeks uit de wet, zonder dat <strong>van</strong> wilsovere<strong>en</strong>stemming<br />

sprake is, dan is art. 284 WvK niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Sociale <strong>verzekeraars</strong> die op grond <strong>van</strong> e<strong>en</strong> wettelijke plicht tot uitkering<br />

overgaan, kunn<strong>en</strong> daarom ge<strong>en</strong> beroep op de subrogatie <strong>van</strong> art.<br />

284 WvK do<strong>en</strong>.<br />

Zie HR 3 januari 1936, NJ 1936, 78 m.nt. EMM (Koopmans/Bedrijfsver<strong>en</strong>iging<br />

voor ziek<strong>en</strong>geldverzekering), HR 13 maart 1959, NJ 1962, 338 (Algeme<strong>en</strong><br />

Ziek<strong>en</strong>fonds BussurnlHogestijn <strong>en</strong> Overeem), HR 24 januari 1964,<br />

NJ 1964, 465 m.nt. GJS (Bedrijfsver<strong>en</strong>iging voor de textielindustrie/H<strong>en</strong>driks<strong>en</strong>).<br />

Vgl. HR 28 februari 1913, NJ 1913, p. 587 (De Jeu/Eerste Onderlinge<br />

aannemers verzekeringsmaatschappij).<br />

Voor e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk aantal sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>, aan<br />

wie dus veelal ge<strong>en</strong> beroep op art. 284 WvK toekomt, is e<strong>en</strong> specifiek<br />

verhaalsrecht in de desbetreff<strong>en</strong>de wet opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

16<br />

Overig<strong>en</strong>s is de gr<strong>en</strong>s tus<strong>en</strong> particuliere <strong>en</strong> sociale verzekering<strong>en</strong> in dit<br />

verband soms tamelijk willekeurig of onduideJijk. Overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

ziektekost<strong>en</strong>verzekering waartoe op grond <strong>van</strong> WTZ e<strong>en</strong> contracteerplicht<br />

<strong>van</strong> <strong>verzekeraars</strong> bestaat, verschill<strong>en</strong> bijv. weinig <strong>van</strong> e<strong>en</strong> wettelijke<br />

ziek<strong>en</strong>fondsverzekering. Niettemin moet de WTZ-verzekeraar zich


voor berek<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> dit bedrag hanteert, wordt weI die <strong>van</strong> het 'civiel<br />

plafond' g<strong>en</strong>oemd. Zie daarover uitgebreid § 3.4.1.<br />

Art. 65b lid 1 A WBZ luidt bijvoorbeeld: 'Behoud<strong>en</strong>s toepassing <strong>van</strong> het<br />

derde lid, eerste volzin, heeft e<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>fonds, ziektekost<strong>en</strong>verzekeraar<br />

of uitvoer<strong>en</strong>d orgaan voor de kraeht<strong>en</strong>s deze wet gemaakte kost<strong>en</strong> verhaal<br />

op deg<strong>en</strong>e, die in verband met het in artikel 65a bedoelde feit jeg<strong>en</strong>s de<br />

verzekerde naar burgerlijk reeht tot sehadevergoeding is verplieht, doeh<br />

t<strong>en</strong> hoogste tot het bedrag, waarvoor deze bij het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de aansprak<strong>en</strong><br />

kraeht<strong>en</strong>s deze wet naar burgerlijk reeht aansprakelijk zou zijn,<br />

verminderd met e<strong>en</strong> bedrag, gelijk aan dat <strong>van</strong> de sehadevergoeding tot<br />

betaling waar<strong>van</strong> de aansprakelijke persoon jeg<strong>en</strong>s de verzekerde naar<br />

burgerlijk reeht is gehoud<strong>en</strong>.' In vergelijkbare bewoording<strong>en</strong>: art. 52a<br />

Zw, art. 6:107a BW, art. 90 WAO, art. 83b ZfW, art. 61 ANW, art. 69<br />

WAZ, art. 61 WAjong, art. 49 Wet REA <strong>en</strong> art. 2 jo. 3 VOA.<br />

§ 3.2 Nadere beschouwing<strong>en</strong> over suhrogatie<br />

§ 3.2.1 Het keuzerecht: verzekering of aansprakelijkheid?<br />

Indi<strong>en</strong> iemand zich heeft verzekerd teg<strong>en</strong> bijv. ziektekost<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hem<br />

wordt letsel toegebracht door e<strong>en</strong> aansprakelijke derde, dan kan de<br />

b<strong>en</strong>adeelde in theorie kiez<strong>en</strong> wie hij tot vergoeding <strong>van</strong> zijn schade<br />

aanspreekt. Hij kan de aansprakelijke volg<strong>en</strong>s de bepaling<strong>en</strong> <strong>van</strong> het<br />

aansprakelijkheidsrecht tot vergoeding dwing<strong>en</strong>, maar hij kan ook -<br />

<strong>en</strong> in de meeste gevall<strong>en</strong> is dat de meest voor de hand ligg<strong>en</strong>de keuze<br />

- zijn ziektekost<strong>en</strong>verzekeraar tot vergoeding aansprek<strong>en</strong>, <strong>en</strong> weI<br />

vol g<strong>en</strong>s de bepaling<strong>en</strong> <strong>van</strong> de verzekeringspolis. Vaak wordt de ziektekost<strong>en</strong>verzekeraar<br />

aangesprok<strong>en</strong>: die zal meestal zonder manker<strong>en</strong><br />

tot uitbetaling overgaan, terwijl de aansprakelijke in veel gevall<strong>en</strong><br />

aansprakeIijkheid kan (moet) <strong>en</strong> zal ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, of de behandeling<br />

<strong>van</strong> de zaak uit hand<strong>en</strong> will<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> aan zijn aansprakelijkheidsverzekeraar.<br />

Vaak zal inning bij de aansprakelijke daarom meer tijd kost<strong>en</strong><br />

dan inning bij de ziektekost<strong>en</strong>verzekeraar.<br />

Heeft de ziektekost<strong>en</strong>verzekeraar uitkering<strong>en</strong> gedaan aan of t<strong>en</strong><br />

behoeve <strong>van</strong> de verzekerde, dan wordt hij gesubrogeerd in de schadevergoedingsrecht<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde jeg<strong>en</strong>s de derde. De verzekeraar<br />

kan dan vervolg<strong>en</strong>s de financiele last<strong>en</strong> <strong>van</strong> het Ietsel bij de<br />

aansprakelijke neerlegg<strong>en</strong>. De subrogatie vindt plaats op het mom<strong>en</strong>t<br />

18


dat betaling<strong>en</strong> aan of vergoeding<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong> de verzekerde<br />

plaatsvind<strong>en</strong>. Dit mom<strong>en</strong>t, dat - zoals we later zuIl<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> - in veel<br />

opzicht<strong>en</strong> cruciaal is, hangt sam<strong>en</strong> met het keuzerecht <strong>van</strong> de verzekerde.<br />

Die mag immers kiez<strong>en</strong> of hij zijn verzekeraar aanspreekt; als<br />

er e<strong>en</strong> aansprakelijke in het speJ is, kan hij ook ervoor kiez<strong>en</strong> die aan<br />

te sprek<strong>en</strong>. Dat de subrogatie plaatsvindt op het mom<strong>en</strong>t waarop de<br />

verzekeraar uitkering doet, is dus niet verwonderlijk. Dan pas is de<br />

gemaakte keuze definitief, <strong>en</strong> heeft de verzekerde, 'in ruil' voor zijn<br />

ev<strong>en</strong>tuele schadevergoedingsrecht<strong>en</strong> jeg<strong>en</strong>s derd<strong>en</strong>, zijn schade vergoed<br />

gekreg<strong>en</strong>.<br />

Het is, t<strong>en</strong>slotte, goed om te bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong> dat subrogatie plaatsvindt<br />

vaar zaver er wordt uitgekeerd. Dat betek<strong>en</strong>t bijv. dat ingeval e<strong>en</strong><br />

zaak die f 1500 waard is, verzekerd is voor f 1000 <strong>en</strong> er na vernieling<br />

e<strong>en</strong> verzekeringsuitkering <strong>van</strong> f 1000 pJaatsvindt, de schadevergoedingsvordering<br />

op de aansprakelijke sJechts gedeeJteJijk overgaat.<br />

De b<strong>en</strong>adeelde houdt het recht om de aansprakelijke voor de rester<strong>en</strong>de<br />

f 500 aan te sprek<strong>en</strong>.<br />

§ 3.2.2 Het subrogatie-mom<strong>en</strong>t: bevrijd<strong>en</strong>de betaling<strong>en</strong><br />

Subrogatie vindt plaats op het mom<strong>en</strong>t dat betaling<strong>en</strong> aan of vergoeding<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong> de verzekerde plaatsvind<strong>en</strong>. Dit betek<strong>en</strong>t dat<br />

wanneer e<strong>en</strong> particuJiere inkom<strong>en</strong>sverzekeraar maandelijkse bedrag<strong>en</strong><br />

uitkeert, er ev<strong>en</strong>zoveJe subrogaties plaatsvind<strong>en</strong>. Keert deze verzekeraar<br />

echter e<strong>en</strong> 'som ine<strong>en</strong>s' uit, waarin de toekomstige inkomst<strong>en</strong>derving<br />

is verdisconteerd, dan vindt slechts e<strong>en</strong> keer subrogatie<br />

plaats. De vorm <strong>van</strong> de uitkering bepaalt dus niet alle<strong>en</strong> de om<strong>van</strong>g<br />

maar ook de frequ<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> de subrogatie.<br />

Zie HR 3 april 1930, NJ 1930, p. 1407 m.nt. EMM (Eerste Onderlinge<br />

Aannemers Verzekering Maatschappij/Provinciale Geldersche Electriciteits<br />

Maatschappij).<br />

Het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> subrogatie is als gezegd cruciaal: eraan voorafgaand<br />

behoort het schadevergoedingsrecht jeg<strong>en</strong>s de aansprakelijke tot het<br />

vermog<strong>en</strong> <strong>van</strong> de verzekerde <strong>en</strong> erna vaH het in het vermog<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

verzekeringsmaatschappij. De subrogatie kan dus bijv. word<strong>en</strong> gefrustreerd<br />

als de b<strong>en</strong>adeelde de schadevergoedingsvordering voordi<strong>en</strong><br />

heeft gecedeerd aan of bezwaard t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong> e<strong>en</strong> derde.<br />

Het subrogatie-mom<strong>en</strong>t is ook <strong>van</strong> belang in verband met tuss<strong>en</strong>-<br />

19


tijdse beschikkingsonbevoegdheid <strong>van</strong> de verzekerde. Zoals bek<strong>en</strong>d<br />

kan na faillietverklaring of beslaglegging ge<strong>en</strong> geldige overdracht<br />

<strong>van</strong> vordering<strong>en</strong> meer plaatsvind<strong>en</strong> (art. 35 Fw, 475h Rv). Nu is subrogatie<br />

ge<strong>en</strong> overdracht <strong>van</strong> e<strong>en</strong> vordering, maar e<strong>en</strong> overgang onder<br />

bijzondere titel <strong>van</strong> rechtswege. Toch kan beschikkingsonbevoegdheid<br />

<strong>van</strong> de verzekerde de overgang in die zin belemmer<strong>en</strong>, dat de<br />

verzekeraar niet langer bevrijd<strong>en</strong>d kan betal<strong>en</strong> aan de verzekerde. Er<br />

moet namelijk aan de curator of beslaglegger word<strong>en</strong> voldaan. Betaling<br />

aan de verzekerde is in dat geval betaling aan e<strong>en</strong> onbevoegde<br />

<strong>en</strong> zij leidt in beginsel niet tot subrogatie. Zie art. 6:34 BW jo. art.<br />

284 WvK jo. art. 52 Fw <strong>en</strong> art. 475h Rv. Dit is slechts anders in de<br />

uitzonderingsgevall<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd in art. 52 Fw. <strong>en</strong> 475h Rv.<br />

Het subrogatie-mom<strong>en</strong>t is ook am e<strong>en</strong> andere red<strong>en</strong> <strong>van</strong> groot belang.<br />

Het kan gebeur<strong>en</strong> dat de b<strong>en</strong>adeelde zich eerst schadeloos laat<br />

stell <strong>en</strong> door de aansprakelijke om vervolg<strong>en</strong>s zijn verzekeraar tot uitkering<br />

te beweg<strong>en</strong>. Soms zal het motief <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde voor deze<br />

'dubbele claim' opzettelijke b<strong>en</strong>adeling <strong>van</strong> zijn verzekeraar zijn,<br />

maar vaak zal onachtzaamheid of onwet<strong>en</strong>dheid in het spel zijn. Maar<br />

ongeacht het motief moet e<strong>en</strong> dubbele vergoeding natuurlijk ongedaan<br />

word<strong>en</strong> gemaakt. Heeft de aansprakelijke voor het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong><br />

subrogatie schade vergoed aan de b<strong>en</strong>adeelde, dan sorteert de subrogatie<br />

in zoverre ge<strong>en</strong> effect. Door betaling is de vordering t<strong>en</strong>ietgegaan.<br />

De aansprakelijke is bevrijd, want hij betaalde aan de rechthebb<strong>en</strong>de.<br />

De verzekeraar die, onwet<strong>en</strong>d <strong>van</strong> de eerdere betaling, tot uitkering<br />

overgaat, kan - zo wordt althans aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> - de verzekerde<br />

weg<strong>en</strong>s onverschuldigde betaling tot terugbetaling aansprek<strong>en</strong> (art.<br />

6:203 BW). De b<strong>en</strong>adeelde verkreeg immers uitkering ter zake <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> schadepost die al was wegg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> door de aansprakelijke.<br />

20<br />

Zie Scheltema/Mijnss<strong>en</strong> 1998, p. 266. Deze restitutieplicht strookt met<br />

het indemniteitsbeginsel. Zie ook hoofdstuk 2. Overig<strong>en</strong>s zou e<strong>en</strong> dergelijke<br />

terugvorderingsmogelijkheid zich ook (<strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> weI beter) lat<strong>en</strong><br />

grond<strong>en</strong> op art. 6:212 BW (ongerechtvaardigde verrijking). E<strong>en</strong> alternatieve<br />

b<strong>en</strong>adering zou die zijn waarin m<strong>en</strong> niet e<strong>en</strong> restitutieplicht<br />

aanneemt, maar e<strong>en</strong> schadevergoedingsplicht <strong>van</strong> de verzekerde op<br />

grond <strong>van</strong> art. 6: 154 BW. Door de betaling<strong>en</strong> <strong>van</strong> achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s aansprakelijke<br />

<strong>en</strong> verzekeraar in ont<strong>van</strong>gst te nem<strong>en</strong>, heeft de verzekerde<br />

namelijk de subrogatie <strong>van</strong> de verzekeraar illusoir gemaakt.<br />

Het risico dat de verzekerde ge<strong>en</strong> verhaal biedt, is dus voor de verzelceraar.


Vindt de betaling door de aansprakelijke aan de b<strong>en</strong>adeeide plaats na<br />

de subrogatie (dus na het mom<strong>en</strong>t waarop de verzekeraar uitkering<br />

heeft gedaan aan de b<strong>en</strong>adeelde), dan heeft de aansprakelijke dus aan<br />

de verkeerde betaald. In beginsel moet hij nogmaals, maar nu aan de<br />

verzekeraar betal<strong>en</strong>. De b<strong>en</strong>adeelde is verplicht tot terugbetaling (art.<br />

6:203 BW).<br />

Soms kan het de aansprakelijke niet word<strong>en</strong> verwet<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong><br />

betaald, namelijk als hij t<strong>en</strong> tijde <strong>van</strong> de betaling ge<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schap<br />

heeft <strong>van</strong> het bestaan <strong>van</strong> de verzekeringsovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> dus oak<br />

niet <strong>van</strong> de subrogatie. E<strong>en</strong> mededeling aan de aansprakelijke is voor<br />

subrogatie immers - anders dan bij cessie - ge<strong>en</strong> constitutief vereiste.<br />

De aansprakelijke die intuss<strong>en</strong> aan de b<strong>en</strong>adeelde heeft betaald, kan<br />

jeg<strong>en</strong>s de verzekeraar e<strong>en</strong> beroep op art. 6:34 BW do<strong>en</strong>. Zie HR 3<br />

april 1930, NJ 1930, p. 1407 m.nt. EMM (Eerste Onderlinge Aannemers<br />

Verzekering Maatschappij/Provinciale Geldersche Electriciteits<br />

Maatschappij). WeI mog<strong>en</strong> <strong>van</strong>daag de dag hoge eis<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gesteld aan e<strong>en</strong> dergelijk beroep, zeker ais het gaat om e<strong>en</strong> schadegebeurt<strong>en</strong>is<br />

terzake waar<strong>van</strong> het meer dan gebruikelijk is dat daarteg<strong>en</strong><br />

schadeverzekering<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgeslot<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> aansprakelijke die<br />

op redelijke grond<strong>en</strong> twijfelt wie tot de schadevergoedingsvordering<br />

gerechtigd is, kan immers betaling opschort<strong>en</strong> totdat meer duidelijkheid<br />

ontstaat (art. 6:37 BW). Van de aansprakelijke kan in dit verb and<br />

t<strong>en</strong> minste word<strong>en</strong> gevergd dat deze uitdrukkelijk navraag doet bij<br />

de b<strong>en</strong>adeelde naar e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele verzekeringsdekking.<br />

Slaagt het beroep <strong>van</strong> de aansprakelijke op art. 6:34 BW, dan heeft<br />

de b<strong>en</strong>adeeide t<strong>en</strong> onrechte tweemaal 'gelncasseerd'. De verzekeraar<br />

kan op grand <strong>van</strong> art. 6:36 BW als werkelijk gerechtigde verhaal<br />

nem<strong>en</strong> op de b<strong>en</strong>adeelde. Aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> mag word<strong>en</strong> dat deze verhaalsactie<br />

beloopt tot de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeling, <strong>en</strong> dat in zaverre<br />

weinig verschil bestaat met art. 6:154 BW.<br />

In het subrogatie-stelsel hoeft de aansprakeIijke de bescherm<strong>en</strong>de<br />

werking <strong>van</strong> art. 6:34 BW dus niet in te roep<strong>en</strong> als de betaling heeft<br />

plaatsgevond<strong>en</strong> voordat de verzekeraar heeft uitgekeerd. De aansprakelijke<br />

heeft dan nameIijk aan de juiste betaald, <strong>en</strong> de verzekeraar<br />

blijkt - weg<strong>en</strong>s het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> schade bij de b<strong>en</strong>adeelde - t<strong>en</strong><br />

onrechte te hebb<strong>en</strong> betaald. Dat is <strong>van</strong>uit de dogmatiek <strong>van</strong> de subrogatie<br />

verklaarbaar, maar het levert wei e<strong>en</strong> vreemd onderscheid op.<br />

Waarom zau e<strong>en</strong> aansprakelijke die weet dat de b<strong>en</strong>adeelde verzekerd<br />

is teg<strong>en</strong> de betreff<strong>en</strong>de schadepost, zonder meer bevrijd<strong>en</strong>d betal<strong>en</strong><br />

als hij als eerste betaalt? Het heeft naar mijn m<strong>en</strong>ing goede zin om<br />

21


aan te nem<strong>en</strong> dat de aansprakelijke in dergelijke gevaJl<strong>en</strong> verplicht<br />

is om de verzekeraar hier<strong>van</strong> onverwijld mededeling te do<strong>en</strong>, zodat<br />

deze jeg<strong>en</strong>s de b<strong>en</strong>adeelde te geleg<strong>en</strong>er tijd het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> schade<br />

kan inroep<strong>en</strong>. Sch<strong>en</strong>ding <strong>van</strong> deze mededelingsplicht zou (bijv. op<br />

grond <strong>van</strong> art. 6: 162 BW) tot schadeplichtigheid kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong><br />

vooral <strong>van</strong> belang kan zijn wanneer de verzekerde ge<strong>en</strong> verhaal<br />

biedt.<br />

§ 3.2.3 Het subrogatie-mom<strong>en</strong>t: schikking<strong>en</strong><br />

Het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> subrogatie is ook <strong>van</strong> belang in verband met schikking<strong>en</strong>.<br />

Overgang <strong>van</strong> e<strong>en</strong> vordering laat de verweermiddel<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

debiteur onverlet, zo bepaalt art. 6: 145 BW. E<strong>en</strong> schikking (dit is e<strong>en</strong><br />

vaststellingsovere<strong>en</strong>komst; art. 7:900 BW), aangegaan door de verzekerde<br />

met de aansprakelijke vaar het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> subrogatie, bindt<br />

om die red<strong>en</strong> de verzekeraar.<br />

Ook hier geldt overig<strong>en</strong>s weer het verbod <strong>van</strong> art. 6: 154 BW, gericht tot<br />

de verzekerde. Levert de schikking e<strong>en</strong> sch<strong>en</strong>ding <strong>van</strong> art. 6: 154 BW op,<br />

dan is de verzekerde schadepJichtig. De aansprakelijke staat daar dus<br />

buit<strong>en</strong>. Slechts als de aansprakelijke de schikking aangaat met het oogmerk<br />

het verhaalsrecht <strong>van</strong> de verzekeraar te frustrer<strong>en</strong>, lijkt het mogelijk<br />

voor de verzekeraar om zich aan de schikking te onttrekk<strong>en</strong>. V gl. HR 24<br />

januari 1930, NJ 1930,299 m.nt. EMM (Brandstichting).<br />

Maar hoe is het gesteld met e<strong>en</strong> schikking aangegaan door e<strong>en</strong> aansprakelijke<br />

na het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> subrogatie? Kan deze ook word<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong>geworp<strong>en</strong> aan de verzekeraar? De Hoge Raad me<strong>en</strong>de <strong>van</strong> niet.<br />

Zie HR 5 november 1976, NJ 1978,72 m.nt. BW.<br />

22<br />

Motorrijder Nagtzaam kwam in botsing met de loslop<strong>en</strong>de hond <strong>van</strong> Dirne.<br />

Op 29 november 1973 ging Nagtzaam's cascoverzekeraar Nieuw Rotterdam<br />

over tot betaling <strong>van</strong> de schade t<strong>en</strong> bedrage <strong>van</strong> ongeveer f 1500.<br />

De verzekeraar vordert vervolg<strong>en</strong>s <strong>van</strong> Dime betaJing <strong>van</strong> dit bedrag.<br />

Dime beroept zich echter op e<strong>en</strong> betaling <strong>van</strong> f 250 aan Nagtzaam weg<strong>en</strong>s<br />

schaderegeling in der minne. Deze betaling was gedaan op 8 februari<br />

1974; op dat mom<strong>en</strong>t was Dime nog niet in k<strong>en</strong>nis gesteld <strong>van</strong> de<br />

subrogatie. Hij me<strong>en</strong>t dan ook te goeder trouw te hebb<strong>en</strong> geschikt. De<br />

Hoge Raad is echter <strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing dat Dime door de verzekeraar kan word<strong>en</strong><br />

aangesprok<strong>en</strong> tot betaling <strong>van</strong> het schadebedrag, minus de reeds be-


taalde f 250. Weliswaar beschermt art. 1422 BW (oud; thans art. 6:34<br />

BW) de aansprakelijke te goeder trouw wanneer deze tot beta ling overgaat<br />

aan de b<strong>en</strong>adeelde op het mom<strong>en</strong>t dat subrogatie reeds heeft plaatsgevond<strong>en</strong>,<br />

maar uit dit artikel kan volg<strong>en</strong>s de Roge Raad niet word<strong>en</strong><br />

afgeleid dat Dime ook zou zijn bevrijd <strong>van</strong> zijn schuld aan de verzekeraar<br />

voor zover deze het bedrag <strong>van</strong> f 250 zou overtreff<strong>en</strong>. De verzekeraar<br />

behoudt derhalve recht op betaling, t<strong>en</strong>zij de schikking met medewerking<br />

<strong>van</strong> de verzekeraar tot stand zou zijn gekom<strong>en</strong> of de verzekeraar bij Dime<br />

het vertrouw<strong>en</strong> heeft gewekt dat de schikking mede de recht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

verzekeraar betreft. Dat vertrouw<strong>en</strong> kan, zo voeg ik toe, overig<strong>en</strong>s ook<br />

word<strong>en</strong> teruggevoerd op e<strong>en</strong> nalat<strong>en</strong> <strong>van</strong> de verzekeraar, zoals bijv. het<br />

onnodig dral<strong>en</strong> met mededeling <strong>van</strong> de subrogatie aan de aansprakelijke.<br />

Aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt dat deze beslissing naar thans geld<strong>en</strong>d recht nog<br />

steeds juist is. Zie Scheltema/Mijnss<strong>en</strong> 1998, p. 267 <strong>en</strong> Asser/Clausing/Wansink<br />

fif. 324. Dat lijkt ook door art. 7:903 BW te word<strong>en</strong><br />

bevestigd: 'E<strong>en</strong> vasts telling <strong>van</strong> hetge<strong>en</strong> in het verled<strong>en</strong> recht<strong>en</strong>s is<br />

geweest, kan ge<strong>en</strong> afbreuk do<strong>en</strong> aan inmiddels verkreg<strong>en</strong> recht<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

derd<strong>en</strong>'.<br />

Dit alles kan tot ongerijmde resultat<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. Stell<strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adeelde<br />

<strong>en</strong> de aansprakelijke vast dat de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de geled<strong>en</strong> schade<br />

1000 is, dan bindt die afspraak zondermeer mede de verzekeraar als<br />

de afspraak tot stand is gekom<strong>en</strong> voordat de verzekeraar tot uitkering<br />

overging. Maar zij bindt de verzekeraar in het geheel niet als de afspraak<br />

(kort) daarna is gemaakt, ook niet wanneer de aansprakelijke<br />

volstrekt te goeder trouw was <strong>en</strong> al het mogelijke heeft gedaan om te<br />

achterhal<strong>en</strong> of er e<strong>en</strong> verzekeringsdekking aan de zijde <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde<br />

was. Dit lijkt mij moeilijk ver<strong>en</strong>igbaar met de ratio <strong>van</strong> art.<br />

6:34 BW, dat qua bewoording<strong>en</strong> weliswaar beperkt is tot 'betaling<strong>en</strong>',<br />

maar waar<strong>van</strong> nu reeds analoge toepassing wordt bepleit op met<br />

betaling vergelijkbare handeling<strong>en</strong>. Zie Asser/Hartkamp I, fif. 216.<br />

De ratio <strong>van</strong> art. 6:34 BW is mijns inzi<strong>en</strong>s bescherming <strong>van</strong> de onwet<strong>en</strong>de<br />

debiteur te goeder trouw. Die beschermingsratio geldt ev<strong>en</strong>zeer<br />

t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong> schikking<strong>en</strong>, afbetalingsregeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> wat dies<br />

meer zij; zij is naar mijn m<strong>en</strong>ing niet beperkt tot betaling<strong>en</strong>. Daarteg<strong>en</strong><br />

wordt weI ingebracht dat betalingshandeling<strong>en</strong> te goeder trouw<br />

weI bescherming verdi<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> kwijtschelding<strong>en</strong> <strong>en</strong> dergelijke niet,<br />

omdat de debiteur in die gevall<strong>en</strong> door het onthoud<strong>en</strong> <strong>van</strong> be scherming<br />

kort gezegd slechts e<strong>en</strong> voordeel ontgaat. Zie in deze zin Asser/Hartkamp<br />

I, nr. 216. Hoe dichter het schikkingsresultaat echter<br />

23


de werkeIijk verschuldigde schadevergoeding nadert, hoe zwakker<br />

dat argum<strong>en</strong>t wordt <strong>en</strong> hoe sterker de goede trouw <strong>van</strong> de debiteur<br />

spreekt. De regel die uit HR 5 november 1976, NJ 1978, 72 voIgt,<br />

nodigt bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> bepaald niet uit tot schikkingsonderhandeling<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> behoedzame aansprakelijke waagt zich er niet aan totdat volstrekte<br />

helderheid bestaat over de betrokk<strong>en</strong> partij<strong>en</strong>.<br />

Anderzijds kan <strong>van</strong> de aansprakelijke weI word<strong>en</strong> gevergd dat hij<br />

navraag doet bij (in ieder geval) de b<strong>en</strong>adeelde over ev<strong>en</strong>tuele betrokk<strong>en</strong>heid<br />

<strong>van</strong> <strong>verzekeraars</strong> bij de schadeafwikkeling. Heeft de<br />

aansprakelijke red<strong>en</strong> om te twijfel<strong>en</strong> aan de vorderingsgerechtigdheid<br />

<strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde, dan di<strong>en</strong>t hij <strong>van</strong> de vaststellingsovere<strong>en</strong>komst<br />

af te zi<strong>en</strong> <strong>en</strong> schort hij betaling aan de b<strong>en</strong>adeelde op met e<strong>en</strong><br />

beroep op art. 6:37 BW. Maar dit alles laat onverlet dat de aansprakelijke<br />

die te goeder trouw (t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong> de subrogatie <strong>van</strong> de<br />

schadeverzekeraar) e<strong>en</strong> vaststellingsovere<strong>en</strong>komst met de b<strong>en</strong>adeeIde<br />

aangaat, dezeIfde bescherming moet g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong> als de betal<strong>en</strong>de aansprakelijke<br />

op grond <strong>van</strong> art. 6:34 BW toekomt.<br />

§ 3.3 Nadere beschouwing<strong>en</strong> over zelfstandige<br />

verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

§ 3.3.1 Het recht om te kiez<strong>en</strong>?<br />

Bij verzekeringsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> staat voorop dat de b<strong>en</strong>adeelde het<br />

keuzerecht heeft tuss<strong>en</strong> verzekering <strong>en</strong> aansprakelijkheid. Zie hiervoor<br />

§ 3.2.1. Bij sociale verzekering<strong>en</strong> is dat keuzerecht minder geprononceerd<br />

aanwezig. Dat blijkt uit de zog<strong>en</strong>aamde 'verplichte<br />

voordeeltoerek<strong>en</strong>ing': de rechter di<strong>en</strong>t bij de vaststelling <strong>van</strong> de schadevergoeding,<br />

waarop de verzekerde naar burgerlijk recht aanspraak<br />

kan mak<strong>en</strong>, rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met de aansprak<strong>en</strong> die de verzekerde<br />

kracht<strong>en</strong>s de sociale verzekeringswetgeving heeft. Zie hiervoor § 3.1.<br />

Aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> mag word<strong>en</strong> dat het 'rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met' betek<strong>en</strong>t<br />

dat de rechter gehoud<strong>en</strong> is om zowel de reeds g<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> uitkering<strong>en</strong><br />

als de toekomstige aansprak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde jeg<strong>en</strong>s de sociale<br />

verzekeraar of risicodrager in mindering te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> op de schadevergoedingsaanspraak<br />

jeg<strong>en</strong>s de aansprakelijke.<br />

24<br />

Zie Van Maan<strong>en</strong> <strong>en</strong> Romers 1994, p. 42, Asser/Hartkamp I, llf. 491, Van<br />

Boom <strong>en</strong> Storm 1995, p. 150, W.H.A.C.M. Bouw<strong>en</strong>s, Regres, in: LP.


Asscher-Vonk e.a., De zieke werknemer, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 1997, p. 212<br />

<strong>en</strong> Hartlief <strong>en</strong> Tjittes 1999, p. 66 <strong>en</strong> 81. Vgl. ook Vrank<strong>en</strong> in zijn noot<br />

onder HR 17 oktober 1986, NJ 1987, 317 (Schotanus/Bedrijfsver<strong>en</strong>iging<br />

voor bank- <strong>en</strong> verzekeringswez<strong>en</strong>), die lijkt te m<strong>en</strong><strong>en</strong> dat de b<strong>en</strong>adeelde<br />

zowel e<strong>en</strong> vordering op de veroorzaker als op de sociale verzekeraar<br />

heeft.<br />

Deze zag<strong>en</strong>aamde verplichte voordeeltoerek<strong>en</strong>ing leidt ertoe dat de<br />

civiele rechter de b<strong>en</strong>adeelde het recht op volledige vergoeding <strong>van</strong><br />

bijv. inkom<strong>en</strong>sschade ontzegt. Voor zaver deze schade wordt wegg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

door het recht op e<strong>en</strong> W AO-uitkering, wordt de b<strong>en</strong>adeelde<br />

verwez<strong>en</strong> naar het LISV (art. 89 W AO). De 'aansprakelijkheid' voor<br />

deze schade is dus als het ware 'gekanaliseerd' naar het LISV: dat is<br />

het loket waar de b<strong>en</strong>adeelde zich di<strong>en</strong>t te vervoeg<strong>en</strong>.<br />

Vanwaar deze kanalisatie? Ik d<strong>en</strong>k dat zij haar oOl'sprong vindt in<br />

de bijzandere positie die de overheid c.q. sociale <strong>verzekeraars</strong> innem<strong>en</strong>.<br />

De voorwaard<strong>en</strong> waaronder e<strong>en</strong> sociale verzekeraar tot uitkering<br />

di<strong>en</strong>t over te gaan word<strong>en</strong> geacht limitatief te zijn opgesomd in<br />

de betreff<strong>en</strong>de wettelijke regeling. D<strong>en</strong>kbaar zau weliswaar kunn<strong>en</strong><br />

zijn dat de uitkeringsinstantie per dossier vaststelt of er volg<strong>en</strong>s de<br />

regels <strong>van</strong> het civiele aansprakelijkheidsrecht e<strong>en</strong> aansprakelijke kan<br />

word<strong>en</strong> aangewez<strong>en</strong> voor het verzekerde voorval. D<strong>en</strong>kbaar is oak<br />

dat de uitkeringsinstantie vervolg<strong>en</strong>s verplicht is am na te gaan of de<br />

ev<strong>en</strong>tuele aansprakelijke reeds betaling<strong>en</strong> heeft verricht aan de b<strong>en</strong>adeelde,<br />

t<strong>en</strong>einde deze betaling<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s in mindering te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong><br />

op de uitkering. Het is allemaal d<strong>en</strong>kbaar, maar ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele sociale<br />

verzekeringswet bepaalt dit. En gelukkig maar: het zau snelle di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing<br />

door uitkeringsinstanties niet gemakkelijker mak<strong>en</strong>, terwijl<br />

het aantal 'verhaalwaardige dossiers' in het niet valt bij het totaal<br />

aantal uitkeringsdossiers. Het zau dus oak niet doelmatig zijn. Daaram<br />

is waarschijnlijk het probleem <strong>van</strong> sam<strong>en</strong>loop <strong>van</strong> uitkering<strong>en</strong> uit<br />

sociale verzekering<strong>en</strong> met civielrechtelijke schadevergoedingsvordering<strong>en</strong><br />

weggehoud<strong>en</strong> uit de sfeer <strong>van</strong> de uitkeringsinstanties. De<br />

uitkeringsinstantie is zander meer tot uitkering verplicht, <strong>en</strong> hoeft<br />

zich niet te bekommer<strong>en</strong> over de vraag of de aansprakelijke mogelijk<br />

al schade heeft vergoed aan de b<strong>en</strong>adeelde.<br />

Of, om het in de woord<strong>en</strong> <strong>van</strong> de wetgever te zegg<strong>en</strong>: 'voorkom<strong>en</strong> (moet<br />

word<strong>en</strong>) dat langs twee weg<strong>en</strong> schadevergoeding kan word<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong>.<br />

am die red<strong>en</strong> is ( ... ) bepaald, dat de rechter die oordeelt over de schade-<br />

25


vergoeding naar burgerlijk recht, rek<strong>en</strong>ing houdt met de aansprak<strong>en</strong> die<br />

op grond <strong>van</strong> deze wet bestaan.' Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II 1996/97,25478,<br />

nr. 3, p. 95 (memorie <strong>van</strong> toelichting op art. 48 Wet REA), <strong>en</strong> in vergelijkbare<br />

bewoording<strong>en</strong> Kamerstukk<strong>en</strong> II 1995/96, 24758, nr. 3, p. 81<br />

(memorie <strong>van</strong> toelichting op art. 67 W AZ).<br />

Keerzijde <strong>van</strong> deze 'kanaliseringsmedaille' is uiteraard weI dat e<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de civiele partij<strong>en</strong> met het probleem kan word<strong>en</strong> opgezadeld. Dat<br />

bleek bijv. in HR 15 februari 1935, NJ 1935,417 m.nt. EMM (Rijksverzekeringsbanklvrachtrijder<br />

Tol<strong>en</strong>aars).<br />

Tol<strong>en</strong>aars is aansprakelijk voor de schade <strong>van</strong> e<strong>en</strong> arbeidster die op weg<br />

naar haar werk gewond raakt. De Rijksverzekeringsbank gaat op grond<br />

<strong>van</strong> de Ongevall<strong>en</strong>wet 1921 over tot betaling<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zij zoekt verhaal op<br />

Tol<strong>en</strong>aars. Hij verweert zich met de mededeling dat hij (meerbepaald:<br />

zijn verzekeringsmaatschappij) al in e<strong>en</strong> eerder stadium schadevergoeding<br />

heeft betaald aan de arbeidster, zodat de Rijksverzekeringsbank<br />

daartoe niet meer verplicht was. Tol<strong>en</strong>aars me<strong>en</strong>t dan ook dat ge<strong>en</strong> verhaal<br />

op hem mogelijk is. Hij zou gelijk hebb<strong>en</strong> gehad als het verhaalsrecht<br />

<strong>van</strong> de Rijksverzekeringsbank e<strong>en</strong> zuivere subrogatie betrof; de<br />

gesubrogeerde zou ge<strong>en</strong> vordering op de aansprakelijke hebb<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong><br />

omdat deze voor het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> subrogatie reeds door betaling t<strong>en</strong>iet<br />

was gegaan.<br />

De Hoge Raad oordeelt echter anders. De Hoge Raad beslist eerst dat de<br />

verplichting<strong>en</strong> <strong>van</strong> de sociale verzekeraar niet vervall<strong>en</strong> wanneer de<br />

schade reeds door e<strong>en</strong> ander is vergoed. Daarop voIgt volg<strong>en</strong>s de Hoge<br />

Raad, '( ... ) dat dan echter ook niet is in te zi<strong>en</strong>, hoe zoodanige betaling<br />

of regeling buit<strong>en</strong> de Rijksverzekeringsbank om weI haar recht zou kunn<strong>en</strong><br />

beperk<strong>en</strong> of te niet do<strong>en</strong> om, hetge<strong>en</strong> zij ter voldo<strong>en</strong>ing aan ev<strong>en</strong>vermel<br />

de verplichting<strong>en</strong> heeft moe t<strong>en</strong> betal<strong>en</strong>, te verhal<strong>en</strong> op hem, die gehoud<strong>en</strong><br />

is tot vergoeding <strong>van</strong> de door het ongeval veroorzaakte schade'.<br />

De Hoge Raad voegt daar aan toe dat het met de strekking <strong>van</strong> art. 95<br />

Ongevall<strong>en</strong>wet in strijd zou zijn als b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong> aansprakelijke 'tot<br />

wederzijdsch voordeel door e<strong>en</strong> onderlinge regeling buit<strong>en</strong> de Rijksverzekeringbank<br />

om haar recht tot verhaal weerloos kond<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>, terwijl<br />

( ... ) haar verplichting onverkort bleef voortbestaan'.<br />

De 'verplichte voordeeltoerek<strong>en</strong>ing' beoogt dus de uitkeringsinstantie<br />

te vrijwar<strong>en</strong> <strong>van</strong> de noodzaak om zich in het uitkeringsstadium al<br />

te verdiep<strong>en</strong> in de rechtsverhouding tuss<strong>en</strong> aansprakelijke <strong>en</strong> b<strong>en</strong>a-<br />

26


deelde. De aansprakelijke op zijn beurt kan de 'verplichte voordeeltoerek<strong>en</strong>ing'<br />

als verweer voer<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adeelde. Hij doet er -<br />

het arrest Rijksverzekeringsbanklvrachtrijder Tol<strong>en</strong>aars getuigt er<strong>van</strong><br />

- verstandig aan dat verweer te voer<strong>en</strong>.<br />

Uit het voorgaande blijkt dat de 'verplichte voordeeltoerek<strong>en</strong>ing'<br />

e<strong>en</strong> min ofmeer absolute werking toekomt. Toch zijn uitzondering<strong>en</strong><br />

d<strong>en</strong>kbaar. Dat bleek in HR 16 september 1994, NJ 1996, 329 m.nt.<br />

CJHB (Nationale Nederland<strong>en</strong>/Wouds<strong>en</strong>d AO 1816).<br />

Drijver is als vakantiewerker in di<strong>en</strong>st bij Trap. Drijver raakt bij e<strong>en</strong><br />

arbeidsongeval gewond. De ziektekost<strong>en</strong>verzekeraar <strong>van</strong> Drijver zoekt<br />

op grond <strong>van</strong> art. 284 WvK verhaal op de aansprakeJijke persoon. Deze<br />

(c.q. di<strong>en</strong>s aansprakelijkheidsverzekeraar) voert als verweer dat Drijver<br />

als werknemer <strong>van</strong> Trap op grond <strong>van</strong> de Ziek<strong>en</strong>fondswet verplicht verzekerd<br />

was teg<strong>en</strong> ziektekost<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat Drijver daarom ingevolge art. 83a<br />

ZfW de herstelkost<strong>en</strong> niet langer kan vorder<strong>en</strong> <strong>van</strong> de aansprakelijke.<br />

Kortom: de particuliere ziektekost<strong>en</strong>verzekeraar kan niet word<strong>en</strong> gesubrogeerd<br />

in de schadevergoedingsrecht<strong>en</strong> <strong>van</strong> Drijver, omdat Drijver deze<br />

kost<strong>en</strong> op grond <strong>van</strong> art. 83a ZfW zelf ook niet kan vorder<strong>en</strong>. Het Hof<br />

ging mee in deze red<strong>en</strong>ering, maar de Hoge Raad is <strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing dat e<strong>en</strong><br />

te rig ide strekking aan art. 83a ZtW wordt toegek<strong>en</strong>d. De Raad overweegt:<br />

'( ... ) dat art. 83a <strong>van</strong> de Ziek<strong>en</strong>fondswet slechts e<strong>en</strong> regeling bevat, die<br />

ertoe strekt dat dc voordel<strong>en</strong> die de verzekerde aan zijn aansprak<strong>en</strong> kracht<strong>en</strong>s<br />

de in die wet bedoelde verzekering ontle<strong>en</strong>t, in rek<strong>en</strong>ing word<strong>en</strong><br />

gebracht bij de vasts telling <strong>van</strong> de schadevergoeding waarvoor naar burgerlijk<br />

recht jeg<strong>en</strong>s de verzekerde aansprakelijkheid bestaat. Het strookt<br />

niet met deze strekking dat mede aansprak<strong>en</strong> in rek<strong>en</strong>ing zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gebracht, die niet tot verstrekking<strong>en</strong> of vergoeding<strong>en</strong> ingevolge de verplichte<br />

verzekering hebb<strong>en</strong> geleid, behoud<strong>en</strong>s voor zover dit in rek<strong>en</strong>ing<br />

br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> - in de bewoording<strong>en</strong> <strong>van</strong> art. 6: 100 BW - niettemin redelijk is.<br />

Dit laatste doet zich niet voor wanneer, zoals hier, de verzekerde <strong>van</strong> zijn<br />

aansprak<strong>en</strong> uit hoofde <strong>van</strong> de verplichte verzekering ge<strong>en</strong> gebruik heeft<br />

gemaakt, omdat hij gebruik heeft kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> over de betrokk<strong>en</strong><br />

periode lop<strong>en</strong>de particuliere ziektekost<strong>en</strong>verzekering <strong>en</strong> hij daaraan<br />

de voorkeur heeft gegev<strong>en</strong>.' (curs. WvB). Conclusie volg<strong>en</strong>s de Hoge<br />

Raad is dan ook dat aan de particuliere ziektekost<strong>en</strong>verzekeraar verhaal<br />

op de aansprakelijke persoon toekomt.<br />

De uitkomst <strong>van</strong> het geding is wat dit betreft bevredig<strong>en</strong>d; de 'verplichte<br />

voordeeltoerek<strong>en</strong>ing' strekt er natuurlijk niet toe om e<strong>en</strong> aansprakelijke<br />

27


persoon aan zijn schadevergoedingspJicht te lat<strong>en</strong> ontkom<strong>en</strong>. En dat zau<br />

in gevall<strong>en</strong> als deze wei het gevolg zijn <strong>van</strong> strikte doorvoering <strong>van</strong> de<br />

'verplichte voordeeltoerek<strong>en</strong>ing', aangezi<strong>en</strong> in deze zaak vaststond dat<br />

de schade door de particuliere verzekeraar was vergoed <strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adeelde<br />

ge<strong>en</strong> aanstalt<strong>en</strong> had gemaakt om recht<strong>en</strong> uit de ziek<strong>en</strong>fondsverzekering<br />

geld<strong>en</strong>d te mak<strong>en</strong> (betrokk<strong>en</strong>e had zich niet e<strong>en</strong>s aangemeld bij het ziek<strong>en</strong>fonds<br />

als verplicht verzekerde).<br />

Het arrest Nationale Nederland<strong>en</strong>lWouds<strong>en</strong>d AD 1816 doet overig<strong>en</strong>s<br />

weI de vraag rijz<strong>en</strong> in welke gevall<strong>en</strong> de aansprakelijke de 'verplichte<br />

voordeeltoerek<strong>en</strong>ing' kan inroep<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong><br />

wanneer niet. Indi<strong>en</strong> de aansprakelijke tot vergoeding wordt aangesprok<strong>en</strong><br />

op e<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>t dat de b<strong>en</strong>adeelde ge<strong>en</strong> recht<strong>en</strong> meer kan<br />

ontl<strong>en</strong><strong>en</strong> aan de betreff<strong>en</strong>de sociale verzekeringswet (bijv. omdat<br />

aanvraagtermijn<strong>en</strong> aantoonbaar ongebruikt zijn gelat<strong>en</strong> of omdat de<br />

b<strong>en</strong>adeelde op straffe <strong>van</strong> verlies <strong>van</strong> aansprak<strong>en</strong> tekortgeschot<strong>en</strong> is<br />

in e<strong>en</strong> andere verplichting uit de verzekeringswet), dan zou er - zo<br />

d<strong>en</strong>le ik - weinig op teg<strong>en</strong> zijn om de vordering jeg<strong>en</strong>s de aansprakelijke<br />

toe te wijz<strong>en</strong>. Hetzelfde geldt wanneer de b<strong>en</strong>adeelde zijn recht<br />

op Ioondoorbetaling niet geld<strong>en</strong>d kan mak<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s insolv<strong>en</strong>tie <strong>van</strong><br />

de werkgever. De aansprakelijke lean dan toch moeilijk - ik abstraheer<br />

maar ev<strong>en</strong> <strong>van</strong> de loongarantieregeling <strong>van</strong> art. 61 WW - met<br />

e<strong>en</strong> beroep op de 'verplichte voordeeltoerek<strong>en</strong>ing' de b<strong>en</strong>adeelde<br />

voorhoud<strong>en</strong> dat deze op grond <strong>van</strong> art. 6: I07a lid I BW niet langer<br />

schadevergoedingsrecht<strong>en</strong> jeg<strong>en</strong>s hem geld<strong>en</strong>d kan mak<strong>en</strong>? Honoreert<br />

m<strong>en</strong> dat beroep op art. 6: 107 a lid I B W, dan zou de aansprakelijke<br />

aan zijn draagplicht ontkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adeelde zou <strong>van</strong> schadevergoeding<br />

verstok<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>. Dat kan niet juist zijn. In die gevall<strong>en</strong><br />

wordt de 'verplichte voordeeltoerek<strong>en</strong>ing' doorbrok<strong>en</strong>.<br />

Maar of deze oplossing ook zo voor de hand ligt wanneer e<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde<br />

teg<strong>en</strong>over de aansprakelijke verklaart af te zi<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn recht<strong>en</strong> uit de<br />

W AO, mag word<strong>en</strong> betwijfeJd. De uitkeringsinstantie LISV kan op grond<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> dergelijke verklaring (nota b<strong>en</strong>e gericht tot e<strong>en</strong> ander) de uitkering<br />

niet weiger<strong>en</strong>; na uitkering zal zij dus gewoon verhaal moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

nem<strong>en</strong> op de aansprakelijke. De aansprakelijke doet er verstandig<br />

aan om in dit verband aIle<strong>en</strong> waarde te hecht<strong>en</strong> aan verklaring<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

uitkeringsinstantie zelf.<br />

Om te concluder<strong>en</strong>: de 'verplichte voordeeltoerek<strong>en</strong>ing' blijft in uit-<br />

28


zonderingsgevall<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> toepassing, namelijk als buit<strong>en</strong> redelijke<br />

twijfel is dat de aansprakelijke niet door e<strong>en</strong> sociale verzekeraar of<br />

risicodrager ter zake <strong>van</strong> de betreff<strong>en</strong>de schadepost zal word<strong>en</strong> aangesprok<strong>en</strong>.<br />

Dat zal zich bijv. voordo<strong>en</strong> wanneer de b<strong>en</strong>adeelde ge<strong>en</strong><br />

beroep meer toekomt op de sociale verzekeringsuitkering of wanneer<br />

hij zijn schade anderszins vergoed heeft gekreg<strong>en</strong>.<br />

Ziet m<strong>en</strong> bij sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> e<strong>en</strong> 'kanalisatie' <strong>van</strong><br />

aansprak<strong>en</strong>, ook het omgekeerde komt VOOL Dat verschijnsel ziet m<strong>en</strong><br />

bij de zog<strong>en</strong>aamde waarborgfonds<strong>en</strong>, die slechts als 'achter<strong>van</strong>g' funger<strong>en</strong><br />

voor het geval de schade niet gemakkelijk op de naar burgerlijk recht<br />

aansprakelijke person<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> verhaald. Zie art. 25 <strong>en</strong> 26 lid 5<br />

WAM voor het Waarborgfonds motorverkeer <strong>en</strong> art. 6 WSG voor het<br />

Schadefonds geweldsmisdrijv<strong>en</strong>. In die gevall<strong>en</strong> wordt <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde<br />

verwacht dat deze zijn schade eerst op de aansprakelijke tracht te<br />

verhal<strong>en</strong>; pas als die poging<strong>en</strong> niet slag<strong>en</strong>, kan e<strong>en</strong> beroep op het betreff<strong>en</strong>de<br />

fonds word<strong>en</strong> gedaan.<br />

E<strong>en</strong> laatste probleem <strong>van</strong> praktische aard in verband met de 'verplichte<br />

voordeeltoerek<strong>en</strong>ing'. E<strong>en</strong> verstandige schadeveroorzaker zal niet<br />

aIle<strong>en</strong> will<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> of hij aansprakelijk is <strong>en</strong> wat de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> zijn<br />

aansprakelijkheid is, maar ook wat de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het bedrag is dat<br />

hij op de schadevergoedingsvordering <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde moet 'inhoud<strong>en</strong>'<br />

om aan de sociale verzekeraar of risicodrager afdrag<strong>en</strong>.<br />

Voor diezelfde vraag ziet de civiele rechter zich gesteld die 'rek<strong>en</strong>ing<br />

houdt' met de aansprak<strong>en</strong> uit de betreff<strong>en</strong>de sociale verzekeringswet:<br />

hoe krijgt hij duidelijkheid over dit bedrag? In Engeland is de rechtsverhouding<br />

tuss<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde, aansprakelijke <strong>en</strong> verhaalsgerechtigde<br />

wat dit betreft wettelijk 'geYnstitutionaliseerd'. De Social Security<br />

(Recovery of B<strong>en</strong>efits) Act 1997 stelt voorop dat elke aansprakelijke<br />

zich di<strong>en</strong>t te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> tot de de zgn. Comp<strong>en</strong>sation Recovery Unit, e<strong>en</strong><br />

overkoepel<strong>en</strong>de instantie die zich onder verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de<br />

Secretary of State for Social Security bezighoudt met vaststelling <strong>van</strong><br />

de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de sociale zekerheidsinstelling<strong>en</strong>.<br />

Deze Unit stelt op verzoek <strong>van</strong> de aansprakelijke partij e<strong>en</strong> 'certificate'<br />

op waarin de kost<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gespecificeerd <strong>van</strong> de uitkering<strong>en</strong><br />

die naar aanleiding <strong>van</strong> het ongeval aan de b<strong>en</strong>adeelde zijn gedaan<br />

<strong>en</strong> waarschijnlijk nog zuB<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedaan.<br />

Zie Social Security (Recovery of B<strong>en</strong>efits) Act 1997, S. 5, nader uitge-<br />

29


werkt in de Social Security (Recovery of B<strong>en</strong>efits) Regulations 1997,<br />

Statutory Instrum<strong>en</strong>ts 1997 no. 2205, regulation 7 <strong>en</strong> de Social Security<br />

(Recovery of B<strong>en</strong>efits) (Appeals) Regulations 1997, Statutory Instrum<strong>en</strong>ts<br />

1997 no. 2237. De b<strong>en</strong>adeelde ont<strong>van</strong>gt afschrift <strong>van</strong> het 'certificate'.<br />

Het bedrag g<strong>en</strong>oemd in het 'certificate' moet de aansprakelijke<br />

partij inhoud<strong>en</strong> op de schadevergoedingsvordering <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong><br />

afstaan aan de Secretary of State (zie S. 6). Is het bedrag <strong>van</strong> het 'certificate'<br />

groter dan het (in onze terminologie:) 'civiel plafond', dan staat<br />

de aansprakelijke het gehele bedrag aan de Secretary of State at" <strong>en</strong> is hij<br />

geheel bevrijd teg<strong>en</strong>over de b<strong>en</strong>adeelde (zie S. 8 (4) <strong>en</strong> S. 9 (2». Zie voor<br />

e<strong>en</strong> vergelijkbaar systeem <strong>van</strong> 'certificates' de Road Traffic (NHS Charges)<br />

Act 1999, S.2 e.v. Vgl. over deze materie uitgebreid Lewis 1999,<br />

hoofdstuk 14.<br />

Het Engelse stelsel heeft als nadeel dat het de ci viele schade-afwikkeling<br />

koppelt aan de administratiefrechtelijke rechtsgang. Teg<strong>en</strong> het 'certificate'<br />

kan namelijk bezwaar <strong>en</strong> beroep word<strong>en</strong> ingesteld door zowel de<br />

b<strong>en</strong>adeelde als de aansprakelijke. Zie Lewis 1999, nr. 16.01 e.v. Dit kan<br />

ertoe leid<strong>en</strong> dat de schade-afwikkeling wordt vertraagd <strong>en</strong> dat achteraf<br />

bezi<strong>en</strong> t<strong>en</strong> onrechte betaalde bedrag<strong>en</strong> door de Secretary of State moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gerestitueerd. Dit wordt overig<strong>en</strong>s mede veroorzaakt doordat e<strong>en</strong><br />

vermindering <strong>van</strong> het bedrag <strong>van</strong> het 'certificate' in veel gevall<strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />

goede komt aan de b<strong>en</strong>adeelde, <strong>en</strong> deze dus be lang bij bezwaar <strong>en</strong> beroep<br />

kan hebb<strong>en</strong>.<br />

In ons land bestaat ge<strong>en</strong> (wettelijk kader voor e<strong>en</strong>) 'certificate'. Om<br />

duidelijkheid te verkrijg<strong>en</strong> over de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het verhaalsrecht, ligt<br />

het voor de hand dat de rechter e<strong>en</strong> verklaring vergelijkbaar met het<br />

'certificate' eist. Maar wij k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>min e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale instantie die<br />

dergelijke verklaring<strong>en</strong> zou kunn<strong>en</strong> aflegg<strong>en</strong>. Van wie moet de rechtef<br />

die verklaring dan eis<strong>en</strong>? Van de b<strong>en</strong>adeelde (in het kader <strong>van</strong> zijn<br />

plicht (?) om de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de gevorderde schadevergoeding <strong>en</strong>igszins<br />

aannemelijk te mak<strong>en</strong>), of <strong>van</strong> de aansprakelijke (die ontk<strong>en</strong>t het<br />

gehele bedrag verschuldigd te zijn aan de b<strong>en</strong>adeelde)?<br />

Van de processuele middel<strong>en</strong> om deze verklaring te verkrijg<strong>en</strong><br />

noem ik art. 12a Rv (oproeping <strong>van</strong> derd<strong>en</strong> in het geding) <strong>en</strong> art. 19a<br />

Rv (inlichting<strong>en</strong>plicht <strong>van</strong> procespartij<strong>en</strong>). Ook kan word<strong>en</strong> gedacht<br />

aan oproeping <strong>van</strong> bijv. het LISV als getuige of deskundige. Het nadeel<br />

<strong>van</strong> deze procesrechtelijke 'oplossing<strong>en</strong>' is dat de derde niet<br />

gebond<strong>en</strong> is aan het gewijsde in de procedure tuss<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong><br />

aansprakelijke.<br />

30


Dat bezwaar geldt niet voor art. 12a Rv, maar daar<strong>van</strong> is geheel onzeker<br />

of het de rechter werkelijk de bevoegdheid geeft tot gedwong<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>komst.<br />

Zie nader Van Boom 1999, p. 220 e.v.<br />

Dat de derde niet gebond<strong>en</strong> is aan het gewijsde, voIgt uit e<strong>en</strong> arrest<br />

uit 1938, waarin de Hoge Raad bepaalde dat het gezag <strong>van</strong> gewijsde<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele civielrechtelijke veroordeling <strong>van</strong> de aansprakelijke<br />

tot volledige schadevergoeding ge<strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> meebr<strong>en</strong>gt voor<br />

het verhaalsrecht <strong>van</strong> de sociale verzekeraar.<br />

Zie HR 5 mei 1938, NJ 1938,707 m.nt. EMM (Van Westerveld <strong>en</strong> Van<br />

Nieuw Amerong<strong>en</strong>/C<strong>en</strong>trale Werkgevers Risico Bank), waarin werd beslist:<br />

'( ... ) dat art. 95 Ongevall<strong>en</strong>wet 1921 aan d<strong>en</strong>ge<strong>en</strong> te wi<strong>en</strong>s laste het<br />

daarbedoelde bedrag der schadevergoeding komt, e<strong>en</strong> zelfstandig recht<br />

tot verhaal <strong>van</strong> dat bedrag teg<strong>en</strong> d<strong>en</strong>ge<strong>en</strong>, die tot vergoeding der schade<br />

gehoud<strong>en</strong> is, niet hem doet tred<strong>en</strong> in de recht<strong>en</strong>, welke de getroff<strong>en</strong>e zelf<br />

teg<strong>en</strong> d<strong>en</strong> tot schadevergoeding gehoud<strong>en</strong>e kan do<strong>en</strong> geld<strong>en</strong>; dat derhalve<br />

het t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong> die recht<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong> vonnis <strong>van</strong> 4 lanuari 1933 in<br />

ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel opzicht het recht <strong>van</strong> de Risicobank b<strong>en</strong>adeelde ( ... )'.<br />

Het is duidelijk dat hier tal <strong>van</strong> problem<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> rijz<strong>en</strong>. Ook hierna<br />

zuH<strong>en</strong> soortgelijke kwesties aan de orde kom<strong>en</strong>, die geme<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

dat zij alle opgeroep<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door het feit dat de 'driehoeksverhouding'<br />

tuss<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde, aansprakelijke <strong>en</strong> verhaalnem<strong>en</strong>de verzekeraar<br />

of risicodrager vaak niet in e<strong>en</strong> <strong>en</strong> dezelfde gerechtelijke procedure<br />

of schikkingsonderhandeling wordt afgewikkeld. Dat is e<strong>en</strong> verklaarbaar<br />

gevolg <strong>van</strong> de traditionele 'twee-partij<strong>en</strong>' -procescultuur,<br />

maar het plaatst de betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> soms weI voor problem<strong>en</strong>. V gl. daarover<br />

ook Van Boom 1999, p. 217 e.v.<br />

§ 3.3.2 ZelJstandig verhaalsrecht: bevrijd<strong>en</strong>de betaling<strong>en</strong>?<br />

Na de uite<strong>en</strong>zetting in § 3.3.1 over de positie <strong>van</strong> de aansprakelijke<br />

teg<strong>en</strong>over het zelfstandige verhaalsrecht, zal het niet verbaz<strong>en</strong> dat<br />

betaling aan de b<strong>en</strong>adeelde in beginsel niet bevrijdt teg<strong>en</strong>over de verhaalzoek<strong>en</strong>de<br />

sociale verzekeraar of risicodager. Er is ge<strong>en</strong> sprake<br />

<strong>van</strong> rechtsovergang zoals bij subrogatie, maar <strong>van</strong> e<strong>en</strong> zelfstandig,<br />

eig<strong>en</strong> verhaalsrecht.<br />

Zie het hierna in § 3.3.3 te behandel<strong>en</strong> Rijksverzekeringsbanklvrachtrij-<br />

31


der Tol<strong>en</strong>aars (HR 15 februari 1935, NJ 1935,417 m.nt. EMM). Vgl.<br />

HR 5 mei 1938, NJ 1938,707 m.nt. EMM (Van Westerveld & Van Nieuw<br />

Amerong<strong>en</strong>/C<strong>en</strong>trale Werkgevers Risico Bank), hiervoor in § 3.3.1 behandeld.<br />

Zie nader P.N. de Vries d' Amblee, WPNR 3642 (1939), p. 509-<br />

511, A.W.J. <strong>van</strong> Vrijberghe de Coningh, Subrogatie, Zwolle: W.E.J.<br />

Tje<strong>en</strong>k Willink ) 943, p. 154, W.J. Slagter, VR 1963, p. 1 e.v., N.J.P.<br />

Giltay Veth, VR 1969, p. 235-236.<br />

Maar ook al is sprake <strong>van</strong> e<strong>en</strong> zelfstandig verhaalsrecht, ook hier kan<br />

naar mijn m<strong>en</strong>ing het algem<strong>en</strong>e art. 6:34 BW e<strong>en</strong> (bescheid<strong>en</strong>) rol<br />

spel<strong>en</strong>. Deze bepaling kan de aansprakeJijke jeg<strong>en</strong>s de sociale verzekeraar<br />

of risicodrager immers dan bevrijd<strong>en</strong>, wanneer eerstg<strong>en</strong>oemde<br />

op redelijke grond<strong>en</strong> me<strong>en</strong>de (bevrijd<strong>en</strong>d) te kunn<strong>en</strong> betal<strong>en</strong> aan de<br />

b<strong>en</strong>adeelde. Dat zal zich niet te snel mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>,<br />

maar er zijn uitzonderlijke omstandighed<strong>en</strong> d<strong>en</strong>kbaar. Bijv. wanneer<br />

de aansprakelijke op redelijke grond me<strong>en</strong>de dat de b<strong>en</strong>adeelde zelfstandige<br />

was <strong>en</strong> niet e<strong>en</strong> werknemer in de zin <strong>van</strong> art. 6: 107 a BW.<br />

Vgl. daarover Van Boom 1995, p. 864. Ook kan word<strong>en</strong> gedacht aan<br />

e<strong>en</strong> onverwachte w<strong>en</strong>ding in de sociale verzekeringsrechtspraak die<br />

maakt dat achteraf bezi<strong>en</strong> - dat wil zegg<strong>en</strong> nadat de aansprakelijke<br />

geheel te goeder trouw de schade aan de b<strong>en</strong>adeelde had vergoed -<br />

de b<strong>en</strong>adeelde uitkeringsgerechtigd onder de W AO bleek te zijn.<br />

§ 3.3.3 ZelJstandig verhaalsrecht: schikking<strong>en</strong>?<br />

In de Ongevall<strong>en</strong>wet 1901 werd gebruik gemaakt <strong>van</strong> de beproefde<br />

subrogatie-figuur, zoals die ook bij verzekeringsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> ingeburgerd<br />

was.<br />

Art. 89 Ongevall<strong>en</strong>wet 1901 bepaalde: 'De Rijksverzekeringsbank is<br />

voor het verzekerde bedrag gesubrogeerd in de recht<strong>en</strong>, welke de verzekerde<br />

of di<strong>en</strong>s nagelat<strong>en</strong> betrekking<strong>en</strong> aan de artikel<strong>en</strong> 1406 <strong>en</strong> 1407 <strong>van</strong><br />

het Burgerlijk Wetboek kunn<strong>en</strong> ontle<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Elke overe<strong>en</strong>komst, door d<strong>en</strong> verzekerde of di<strong>en</strong>s nagelat<strong>en</strong> betrekking<strong>en</strong><br />

over deze recht<strong>en</strong> zonder me de werking <strong>van</strong> het bestuur der Rijksverzekeringsbank<br />

aangegaan, is nietig.'<br />

Wat opvalt is de tweede alinea. Het treft afsprak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de verzekerde<br />

met de aansprakelijke zander meer met nietigheid, indi<strong>en</strong> deze zonder<br />

medewerking <strong>van</strong> de sociale verzekeraar tot stand zijn gekom<strong>en</strong>.<br />

32


Deze toevoeging werd blijkbaar nodig geacht om het verhaal te beveilig<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong> rechtstreekse betaling<strong>en</strong> aan <strong>en</strong> schikking<strong>en</strong> met de<br />

b<strong>en</strong>adeelde. Dergelijke handeling<strong>en</strong> tast<strong>en</strong> immers, wanneer zij word<strong>en</strong><br />

verricht voordat de subrogatie plaatsvindt, het verhaalsrecht aan.<br />

De gesubrogeerde verkrijgt dan namelijk - door de 'nemo plus' werking<br />

- e<strong>en</strong> recht dat door betaling of door schikking geheel of gedeeltelijk<br />

t<strong>en</strong>iet is gegaan. Zie hiervoor § 3.2.3.<br />

Met de invoering <strong>van</strong> de Ongevall<strong>en</strong>wet 1921 werd echter niet<br />

langer over subrogatie <strong>van</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> gesprok<strong>en</strong>.<br />

De nietigheidsregel keerde niet terug in de wettekst.<br />

Art. 95 Ongevall<strong>en</strong>wet 1921 bepaalde :<br />

I.Deg<strong>en</strong>e, die gehoud<strong>en</strong> is tot vergoeding der schade, door d<strong>en</strong> verzekerde<br />

of di<strong>en</strong>s nagelat<strong>en</strong> betrekking<strong>en</strong> t<strong>en</strong>gevolge <strong>van</strong> het ongeval geled<strong>en</strong>,<br />

is voor het bedrag der schadevergoeding, kracht<strong>en</strong>s deze wet uitbetaald,<br />

aansprakelijk jeg<strong>en</strong>s deg<strong>en</strong><strong>en</strong>, te wier laste dat bedrag komt.<br />

( ... )<br />

2.Bij de vaststelling der schadevergoeding, welke de verzekerde of di<strong>en</strong>s<br />

nagelat<strong>en</strong> betrekking<strong>en</strong> <strong>van</strong> d<strong>en</strong> in het eerste lid bedoeld<strong>en</strong> persoon vorder<strong>en</strong>,<br />

wordt door d<strong>en</strong> rechter rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met hetge<strong>en</strong> door h<strong>en</strong><br />

kracht<strong>en</strong>s deze wet wordt g<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>.<br />

( ... )<br />

Uit de totstandkomingsgeschied<strong>en</strong>is wordt niet duidelijk of e<strong>en</strong> inhoudelijk<br />

verschil werd beoogd met de 'oude' Ongevall<strong>en</strong>wet. De<br />

nietigheidsregel uit art. 89 Ongevall<strong>en</strong>wet 1901 is weliswaar niet teruggelceerd<br />

in de Ongevall<strong>en</strong>wet 1921, maar de Hoge Raad me<strong>en</strong>t dat<br />

deze regel als <strong>van</strong>zelf uit het zelfstandige karakter <strong>van</strong> het verhaalsrecht<br />

onder de 'nieuwe' Ongevall<strong>en</strong>wet voortvloeit. Zie HR 15 februari<br />

1935, NJ 1935, 417 m.nt. EMM (Rijksverzekeringsbanklvrachtrijder<br />

Tol<strong>en</strong>aars).<br />

Zie voor de kit<strong>en</strong> hiervoor, § 3.3.1. De Roge Raad besJist eerst dat de<br />

verplichting<strong>en</strong> <strong>van</strong> de sociale verzekeraar niet vervall<strong>en</strong> wanneer de<br />

schade reeds door e<strong>en</strong> ander is vergoed. Daarop voIgt volg<strong>en</strong>s de Roge<br />

Raad, '( ... ) dat dan echter ook niet is in te zi<strong>en</strong>, hoe zoodanige betaling<br />

of regeling buit<strong>en</strong> de Rijksverzekeringsbank om weI haar recht zou kunn<strong>en</strong><br />

beperk<strong>en</strong> of te niet do<strong>en</strong> om, hetge<strong>en</strong> zij ter voldo<strong>en</strong>ing aan ev<strong>en</strong>vermelde<br />

verplichting<strong>en</strong> heeft moet<strong>en</strong> betal<strong>en</strong>, te verhal<strong>en</strong> op hem, die gehoud<strong>en</strong><br />

is tot vergoeding <strong>van</strong> de door het ongeval veroorzaakte schade'.<br />

33


De Hoge Raad voegt daar aan toe dat het met de strekking <strong>van</strong> art. 95<br />

Ongevall<strong>en</strong>wet in strijd zou zijn wanneer b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong> aansprakelijke<br />

'tot wederzijdsch voordeel door e<strong>en</strong> onderlinge regeling buit<strong>en</strong> de Rijksverzekeringbank<br />

om haar recht tot verhaal weerloos kond<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>, terwijl<br />

( ... ) haar verplichting onverkort bleef voortbestaan'.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong>, zo overweegt de Hoge Raad, heeft de wetgever met wijziging<br />

<strong>van</strong> de structuur <strong>van</strong> het verhaalsrecht ge<strong>en</strong> inhoudelijke wijziging<strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />

opzichte <strong>van</strong> het oude recht beoogd. En aangezi<strong>en</strong> in de Ongevall<strong>en</strong>wet<br />

1901 bepaald was dat rechtstreekse betaling<strong>en</strong> aan de b<strong>en</strong>adeelde niet<br />

teg<strong>en</strong> te werp<strong>en</strong> zijn aan de sociale verzekeraar, kan dat onder de 'nieuwe'<br />

Ongevall<strong>en</strong>wet ook niet.<br />

Het voorgaande neemt uiteraard niet weg dat e<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde schikking<strong>en</strong><br />

kan aangaan met de aansprakelijke of di<strong>en</strong>s aansprakelijkheidsverzekeraar,<br />

voorzover het schade betreft die de b<strong>en</strong>adeelde in persoon lijdt.<br />

Teg<strong>en</strong> de onmogelijkheid om schikking<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> te werp<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong><br />

mijns inzi<strong>en</strong>s dezelfde bezwar<strong>en</strong> rijz<strong>en</strong> als die welke besprok<strong>en</strong> werd<strong>en</strong><br />

in § 3.2.3. Hetge<strong>en</strong> ik daar bepleitte, geldt naar mijn m<strong>en</strong>ing ook<br />

hier. lk volsta daarom met verwijzing naar die paragraaf.<br />

§ 3.4 Bepaling <strong>van</strong> de burgerrechtelijke<br />

aansprakelijkheid<br />

§ 3.4.1 Civiele drempel <strong>en</strong> plafond<br />

Nu in het voorgaande de contour<strong>en</strong> duidelijk zijn geword<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

subrogatie <strong>en</strong> het zelfstandige verhaalsrecht, kan word<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong><br />

naar de inhoudelijke beperking<strong>en</strong> in het verhaalsrecht. Het verhaalsrecht<br />

is niet ongelimiteerd; steeds wordt aangeknoopt bij hetge<strong>en</strong> de<br />

b<strong>en</strong>adeelde zelf naar burgerlijk recht zou hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vorder<strong>en</strong><br />

als zijn schade niet zou zijn wegg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> door de verzekeraar.<br />

Zie bijv. HR 20 juni 1969, NJ 1969, 374 m.nt. GJS (Zitman/De Nieuwe<br />

Eerste Nederlandsche), HR 12 januari 1973, NJ 1973, 177 m.nt. ARB<br />

(Nutsziek<strong>en</strong>fonds/Mahieu). V gl. Asser/Clausing/Wansink, nr. 322-323<br />

<strong>en</strong> Hartlief <strong>en</strong> Tjittes 1999, p. 70-71.<br />

De aansprakelijke di<strong>en</strong>t algeme<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong> niet in e<strong>en</strong> ongunstiger<br />

34


positie kom<strong>en</strong> te verker<strong>en</strong> dan waarin hij zou zijn geweest wanneer<br />

de b<strong>en</strong>adeelde hem zelf had aangesprok<strong>en</strong>.<br />

Zie HR 12 januari 1973, NJ 1973, 177 m.nt. ARB (Nutsziek<strong>en</strong>fonds/Mahieu).<br />

Dit uitgangspunt leidt er bijv. toe dat de stelplicht <strong>en</strong> bewijslast<br />

terzake <strong>van</strong> de aansprakelijkheid de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de schade in beginsel<br />

op de verhaalzoek<strong>en</strong>de verzekeraar of risicodrager ligt. Zie bijv. HR 24<br />

mei 1985, 732 (De Zev<strong>en</strong> Provinci<strong>en</strong>/Staat) <strong>en</strong> HR 13 december 1985,<br />

NJ 1986,246 m.nt. G (ABPIWink). Vgl. ook Rb. Breda 5 maart 1996,<br />

NJ 1997,433 (OZ Zorgverzekering/Noordhollandsche <strong>van</strong> 1816), waarin<br />

de verhaalzoek<strong>en</strong>de verzekeraar werd belast met het bewijs <strong>van</strong> om<strong>van</strong>g<br />

<strong>en</strong> redelijkheid <strong>van</strong> de medische uitgav<strong>en</strong> (t<strong>en</strong> behoeve) <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde.<br />

In de verhouding <strong>van</strong> de verzekeraar tot de aansprakelijke werkt dus<br />

per definitie de verhouding tuss<strong>en</strong> aansprakelijke <strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde<br />

door. Komt vast te staan dat de onrechtmatige daad <strong>van</strong> de verme<strong>en</strong>de<br />

aansprakelijke niet kan word<strong>en</strong> toegerek<strong>en</strong>d, of dat er ge<strong>en</strong> oorzakelijk<br />

verband bestaat tuss<strong>en</strong> de schade <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong> de daad<br />

<strong>van</strong> de aansprakelijke, dan vaH het doek voor het verhaalsrecht. De<br />

civiele drempel is niet g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Bij de subrogatie vindt m<strong>en</strong> dit uitgangspunt min of meer verwoord<br />

in art. 6: 145 BW. Deze bepaling geeft uitdrukking aan het<br />

onemo plus' beginsel, dat bij vordering<strong>en</strong> ertoe leidt dat de rechtsopvolger<br />

niet meer of anders kan dan zijn rechtsvoorganger. De aan de<br />

vordering klev<strong>en</strong>de beperking<strong>en</strong> gaan mee over: als er ge<strong>en</strong> aansprakelijkheid<br />

is, is er ge<strong>en</strong> verhaal. Bij de zelfstandige verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

treft m<strong>en</strong> hetzelfde uitgangspunt aan, het is alle<strong>en</strong> veel ingewikkelder<br />

geformuleerd.<br />

Art.. 49 lid 1 Wet REA luidt bijvoorbeeld: 'Het Landelijk instituut sociale<br />

verzekering<strong>en</strong> heeft voor de op grond <strong>van</strong> deze wet gemaakte kost<strong>en</strong><br />

verhaal op de persoon, die in verb and met het veroorzak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de arbeidshandicap,<br />

jeg<strong>en</strong>s de arbeidsgehandicapte ( ... ) naar burgerlijk recht<br />

tot schadevergoeding verplicht is, doch t<strong>en</strong> hoogste tot het bedrag, waarover<br />

deze bij het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de aansprak<strong>en</strong> op grond <strong>van</strong> deze wet<br />

naar burger! ijk recht verplicht zou zijn, verminderd met e<strong>en</strong> bedrag gelijk<br />

aan dat <strong>van</strong> de schadevergoeding tot betaling waar<strong>van</strong> de aansprakelijke<br />

persoon jeg<strong>en</strong>s de arbeidsgehandicapte naar burgerlijk recht gehoud<strong>en</strong><br />

is. '<br />

35


heid. Mocht de betwisting terecht zijn, dan werkt dat door in (bestaan of<br />

om<strong>van</strong>g <strong>van</strong>) het verhaalsrecht.<br />

Bij bepaling <strong>van</strong> het 'civiel plafond' wordt wat m<strong>en</strong> wei noemt het<br />

'wegd<strong>en</strong>kproc6de' gebruikt. Om te bepal<strong>en</strong> wat de b<strong>en</strong>adeelde zou<br />

hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vorder<strong>en</strong> als er ge<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (uit de desbetreff<strong>en</strong>de<br />

sociale verzekeringswet) bestond<strong>en</strong>, moet m<strong>en</strong> deze voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

wegd<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. In die fictieve situatie zou de b<strong>en</strong>adeelde zijn<br />

schade in persoon lijd<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zou hij deze binn<strong>en</strong> de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> het<br />

burgerrechtelijke aansprakelijkheidsrecht kunn<strong>en</strong> verhal<strong>en</strong> op de<br />

aansprakelijke - e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander binn<strong>en</strong> de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> het schadevergoedingsrecht<br />

<strong>van</strong> afdeling 6.1.10 BW. Door met 'wegd<strong>en</strong>king' <strong>van</strong><br />

de sociale voorzi<strong>en</strong>ing die 'fictieve' verhaalsgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> te bepaJ<strong>en</strong>, is<br />

het zog<strong>en</strong>aamde 'civiel plafond' bepaald. Dat plafond is het (voorlopige)<br />

maximumbedrag dat door de verhaalzoek<strong>en</strong>de instantie kan<br />

word<strong>en</strong> geeist.<br />

E<strong>en</strong> simpel rek<strong>en</strong>voorbeeld. Het LISV heeft gedur<strong>en</strong>de <strong>en</strong>ige tijd e<strong>en</strong><br />

W AO-uitkering verstrekt aan b<strong>en</strong>adeelde A, die door de onrechtmatige<br />

daad <strong>van</strong> B arbeidsongeschikt is geraakt. De arbeidsongeschiktheidsschade<br />

<strong>van</strong> A bedraagt f 150000. A heeft eig<strong>en</strong> schuld aan zijn schade.<br />

Voor bepaling <strong>van</strong> het bedrag dat het LISV op B kan verhal<strong>en</strong>, moet de<br />

W AO word<strong>en</strong> 'weggedacht'. A zau dan met zijn arbeidsongeschiktheidsschade<br />

zijn blijv<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong>. Die zau hij op B hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> verhal<strong>en</strong> op<br />

grand <strong>van</strong> art. 6: 162 BW. De 'civiele drempel' is hier dus g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Het<br />

'civiele plafond' kan vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> bepaaJd aJs het perc<strong>en</strong>tage eig<strong>en</strong><br />

schuld (art. 6:101 BW) <strong>van</strong> A vaststaat. Stel dat A 30% eig<strong>en</strong> schuld<br />

heeft, dan zau A dus slechts 70% <strong>van</strong> f 150000 hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vorder<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> B. En dus is het civiele plafond f 105 000. Dat is hier het maximum<br />

verhaalsbedrag voor het LISV.<br />

Ver<strong>van</strong>g in het voorbeeld het LISV door e<strong>en</strong> particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeraar,<br />

<strong>en</strong> de uitkomst zau dezelfde zijn geweest. Voor<br />

de vraag welke vordering bij wijze <strong>van</strong> subragatie op deze verzekeraar<br />

is overgegaan, moet m<strong>en</strong> ook als het ware de civiele drempel <strong>en</strong> het plafond<br />

bestuder<strong>en</strong>: welk bedrag zau de b<strong>en</strong>adeelde <strong>van</strong> de aansprakelijke<br />

hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vorder<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> hij zijn schade niet vergoed zou hebb<strong>en</strong><br />

gekreg<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn verzekeringsmaatschappij.<br />

Er is door aansprakelijke partij<strong>en</strong> wei e<strong>en</strong>s geprobeerd om met e<strong>en</strong><br />

37


eroep op het 'wegd<strong>en</strong>kprocede' geheel of gedeeltelijk aan verhaal<br />

te ontkom<strong>en</strong>. Zonder veel succes overig<strong>en</strong>s.<br />

Dit beroep op het 'wegd<strong>en</strong>kprocede' komt kort gezegd hier op neer. Door<br />

in het kader <strong>van</strong> het 'civiel plafond' (het recht op nitkering uit) de betreff<strong>en</strong>de<br />

sociale verzekeringswet weg te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, zou recht op e<strong>en</strong> andere<br />

uitkering kunn<strong>en</strong> ontstaan <strong>en</strong> zou dus de schade <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde minder<br />

groot (of nihil) kunn<strong>en</strong> zijn. D<strong>en</strong>kt m<strong>en</strong> bijv. de WAO weg, dan zou<br />

de b<strong>en</strong>adeelde waarschijnlijk voor e<strong>en</strong> ABW -uitkering in aanmerking<br />

kom<strong>en</strong>. Maar zo is het 'wegd<strong>en</strong>kprocede' niet bedoeld. De sociale zekerheidswetgeving<br />

moet m<strong>en</strong> juist wegd<strong>en</strong>k<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> beeld te krijg<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

hetge<strong>en</strong> in die fictieve situatie totaal naar burgertijk recht gevorderd zou<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Andere sociale voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> die in de plaats zoud<strong>en</strong><br />

tred<strong>en</strong>, moe t<strong>en</strong> daarom ook word<strong>en</strong> weggedacht. Het wegd<strong>en</strong>k<strong>en</strong> mag er<br />

niet toe leid<strong>en</strong>, aldus de Hoge Raad, 'dat het verhaalsrecht illusoir zou<br />

word<strong>en</strong> t<strong>en</strong> voordele <strong>van</strong> de aansprakelijke persoon'. Zie HR 2 juni 1989,<br />

NJ 1990, 726 m.nt. MMM (Zwolsche Algeme<strong>en</strong>e Schadeverzekering<strong>en</strong>/Bedrijfsver<strong>en</strong>iging<br />

voor de Leder <strong>en</strong> Lederverwerk<strong>en</strong>de Industrie),<br />

HR 25 februari 1994, NJ 1995,608 m.nt. CJHB (Staat/Sterpolis) <strong>en</strong> HR<br />

23 december 1994, NJ 1996,349 (Douma/Bedrijfsver<strong>en</strong>iging voor Bank<strong>en</strong><br />

Verzekeringswez<strong>en</strong>).<br />

§ 3.4.2 Sam ine<strong>en</strong>s<br />

De hoogte <strong>van</strong> het civiele plafond wordt, net als bij het verhaal <strong>van</strong><br />

284 WvK, overig<strong>en</strong>s vastgesteld met behulp <strong>van</strong> de 'gewone' regels<br />

<strong>van</strong> Afdeling 6.l.1O BW. In dat verb and wordt in bepaalde gevall<strong>en</strong><br />

wei gebruik gemaakt <strong>van</strong> standaardoplossing<strong>en</strong> die uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong><br />

het verhaal 'stroomlijn<strong>en</strong>'. E<strong>en</strong> belangrijk voorbeeld daar<strong>van</strong> is de<br />

keuze <strong>van</strong> de Hoge Raad om bij het verhaal <strong>van</strong> toekomstige schade<br />

er <strong>van</strong>uit te gaan dat de b<strong>en</strong>adeelde voor betaling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamde<br />

'som ine<strong>en</strong>s' zou hebb<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong>.<br />

38<br />

Die betating <strong>van</strong> e<strong>en</strong> 'som ine<strong>en</strong>s' is bij schade-afwikkeling e<strong>en</strong> populaire<br />

wijze om toekomstige schade in e<strong>en</strong> keer te vergoed<strong>en</strong>, zonder tot<br />

periodieke betating over te hoev<strong>en</strong> gaan. Door de te verwacht<strong>en</strong> toekomstige<br />

schade te kapitaliser<strong>en</strong>, kan e<strong>en</strong> bedrag ine<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> vastgesteld<br />

dat nu kan word<strong>en</strong> uitgekeerd. Zie nader Mon. Nieuw BW B-37 (Bouman/Tilanus-Van<br />

Wass<strong>en</strong>aer), nr. 33, nr. 35 <strong>en</strong> losb!. Handboek Person<strong>en</strong>schade<br />

(Elzas), § 3070. Het vorder<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> 'som ine<strong>en</strong>s' is overi-


g<strong>en</strong>s aIle<strong>en</strong> rele<strong>van</strong>t voor periodiek te lijd<strong>en</strong> schade (zoals inkom<strong>en</strong>sschade<br />

door letsel of overlijd<strong>en</strong>). Deze problematiek speelt dus bijv. niet bij<br />

verhaal voor e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>malige ziek<strong>en</strong>huisrek<strong>en</strong>ing.<br />

Zie HR 13 december 1985, NJ 1986,246 m.nt. G (ABP/Wink). Het<br />

betrof in die zaak het VOA-verhaal <strong>van</strong> het ABP voor e<strong>en</strong> nabestaand<strong>en</strong>uitkering.<br />

De Raad overwoog: 'Het ligt voor de hand bij de toepassing<br />

<strong>van</strong> de VOA uit te gaan <strong>van</strong> deze doorgaans gevolgde wijze<br />

<strong>van</strong> schade-afwikkeling, onverschillig de wijze waarop het verhal<strong>en</strong>d<br />

lichaam aan betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> uitkering<strong>en</strong> verstrekt. Dit komt ook aan de<br />

hanteerbaarheid <strong>van</strong> de wet t<strong>en</strong> goede, aangezi<strong>en</strong> aldus de toepassing<br />

<strong>van</strong> de wet in de praktijk zo e<strong>en</strong>voudig mogelijk wordt gehoud<strong>en</strong>'.<br />

Sinds ABPIWink wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat bepaling <strong>van</strong> het civiel<br />

plafond geschiedt op grond <strong>van</strong> de aanname dat de b<strong>en</strong>adeelde voor<br />

e<strong>en</strong> 'som ine<strong>en</strong>s' had gekoz<strong>en</strong>. Zie Hartlief <strong>en</strong> Tjittes 1999, p. 83.<br />

Vgl. HR 17 november 1987, NJ 1989,48 m.nt. CJHB (Staat/Piers).<br />

In de praktijk wordt de door de Hoge Raad gekoz<strong>en</strong> methode gevolgd.<br />

Maar voor het verhaal <strong>van</strong> e<strong>en</strong>malige kost<strong>en</strong> die niet weerker<strong>en</strong><br />

(zoals ziek<strong>en</strong>huiskost<strong>en</strong>, kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> verpleging <strong>en</strong> hulpmiddel<strong>en</strong>)<br />

is kapitalisatie niet mogelijk of zinvol. En voor het verhaal <strong>van</strong> kost<strong>en</strong><br />

die zuB<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt in e<strong>en</strong> overzichtelijk korte peri ode zoals<br />

bij de loondoorbetaling <strong>van</strong> art. 7:629 BW lijkt periodieke (vaststelling<br />

<strong>van</strong> de) vordering juister: welke aansprakelijke is er immers bij<br />

gebaat om in de eerste week <strong>van</strong> de arbeidsongeschiktheid al akkoord<br />

te gaan met betaling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> 'gekapitaliseerde' som voor (wellicht<br />

geheel ongewisse) ongeschiktheid in de kom<strong>en</strong>de 51 wek<strong>en</strong>? Bij e<strong>en</strong><br />

gebrok<strong>en</strong> be<strong>en</strong> is toch niet de verwachting dat de werknemer e<strong>en</strong> heel<br />

jaar lang uitgeschakeld zal zijn?<br />

De som ine<strong>en</strong>s voor in de toekomst te lijd<strong>en</strong> schade is naar mijn<br />

m<strong>en</strong>ing kortom aIle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zinvolle wijze <strong>van</strong> schade-afwikkeling als<br />

het betreft periodiek te lijd<strong>en</strong> schade waar<strong>van</strong> op voorhand <strong>en</strong>igszins<br />

aannemelijk is dat deze zal intred<strong>en</strong>. Voor bepaalde verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

(bijv. art. 61 ANW) lijkt zij derhaive zinvoller dan voor andere (bijv.<br />

art. 6:107a BW). lk kom daar hierna nog op terug.<br />

Dit alles zou ook kunnn<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> voor verhaal op grond <strong>van</strong> art.<br />

284 WvK. Ook daar zon mijns inzi<strong>en</strong>s mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

dat de b<strong>en</strong>adeelde in vergelijkbare gevall<strong>en</strong> tot afwikkeling bij wijze<br />

<strong>van</strong> som ine<strong>en</strong>s zon zijn overgegaan. Door particuliere <strong>en</strong> sociale<br />

<strong>verzekeraars</strong> wat dit betreft over e<strong>en</strong> kam te scher<strong>en</strong>, is ook de hanteerbaarheid<br />

<strong>van</strong> het verhaal <strong>van</strong> art. 284 WvK gedi<strong>en</strong>d.<br />

39


E<strong>en</strong> complicatie hierbij is echter dat de subrogatie strikt g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> aanknoopt<br />

bij de wijze <strong>van</strong> schade-afwikkeling tuss<strong>en</strong> verzekeraar <strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde.<br />

Wanneer de verzekeraar periodieke uitkering<strong>en</strong> verricht aan de<br />

b<strong>en</strong>adeelde, wordt hij in ev<strong>en</strong>zovele vordering<strong>en</strong> gesubrogeerd. lk acht<br />

niettemin verdedigbaar dat de verzekeraar in plaats daar<strong>van</strong> e<strong>en</strong> 'som<br />

ine<strong>en</strong>s' voor de toekomstige uitkering<strong>en</strong> kan vorder<strong>en</strong>; het zou di<strong>en</strong>stig<br />

zijn aan effici<strong>en</strong>te <strong>en</strong> snelle schade-afwikkeling.<br />

Aan het gebruik <strong>van</strong> de 'som ine<strong>en</strong>s' -methode door de Hoge Raad<br />

wordt in de praktijk bij letselschadegevall<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijk gevolg<br />

verbond<strong>en</strong>. Aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt dat de ont<strong>van</strong>gst <strong>van</strong> e<strong>en</strong> 'som ine<strong>en</strong>s'<br />

als vergoeding voor inkom<strong>en</strong>sschade (of beter: verlies <strong>van</strong> arbeidsvermog<strong>en</strong>)<br />

niet onderworp<strong>en</strong> is aan inkomst<strong>en</strong>belasting of sociale<br />

premieheffing. Aangezi<strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adeelde zelf over de 'som ine<strong>en</strong>s'<br />

ge<strong>en</strong> belasting<strong>en</strong> of premies verschuldigd zou zijn, moet in deze<br />

gedachtegang dus word<strong>en</strong> uitgegaan <strong>van</strong> e<strong>en</strong> netto civiel plafond.<br />

Aldus HR 13 december 1985, NJ 1986,246 m.nt. G (ABP/Wink) <strong>en</strong><br />

HR 17 november 1987, NJ 1989,48 m.nt. CJHB (Staat/Piers). Dit<br />

strookt valg<strong>en</strong>s de Hoge Raad <strong>en</strong> met de gedachte dat moet word<strong>en</strong><br />

aangeknoopt bij hetge<strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adeelde zeif zou hebb<strong>en</strong> gevorderd<br />

<strong>en</strong> met de w<strong>en</strong>selijke hanteerbaarheid <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong>. In beide<br />

arrest<strong>en</strong> betrof het overig<strong>en</strong>s verhaal <strong>van</strong> de overheid op grond <strong>van</strong><br />

de VOA, maar aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt dat deze b<strong>en</strong>adering ook bij andere<br />

verhaalsrecht<strong>en</strong> geldt.<br />

Zie Van Boom <strong>en</strong> Storm 1995, p. 157 <strong>en</strong> Hartlief <strong>en</strong> Tjittes 1999, p. 83.<br />

Vgl. Kamerstukk<strong>en</strong> 1994/9524169, nr. 3, p. 25-26 (memorie <strong>van</strong> toelichting<br />

ANW). Vgl. ook HR 1 februari 1974, NJ 1974,391 (Bedrijfsver<strong>en</strong>iging<br />

voor detailhandel <strong>en</strong> ambacht<strong>en</strong>/Visscher); daar betrof het niet<br />

het 'civiel plafond', maar de vraag of e<strong>en</strong> bedrijfsver<strong>en</strong>iging met e<strong>en</strong><br />

beroep op het verhaalsrecht <strong>van</strong> art. 52a Zw ook verhaal kon nem<strong>en</strong> voor<br />

afgedrag<strong>en</strong> premies AKW <strong>en</strong> A WBZ. De Hoge Raad wees dit af, nu afdracht<br />

<strong>van</strong> dergelijke premies niet 'kracht<strong>en</strong>s deze wet gemaakte kost<strong>en</strong>'<br />

als bedoeld in art. 52a Zw betrof. Zie hierover ook § 3.5.5.<br />

De wetgever neemt inmiddels ook aan dat de vordering <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde<br />

per definitie e<strong>en</strong> 'som ine<strong>en</strong>s' betreft. Zo me<strong>en</strong>t de wetgever<br />

dat het verhaal <strong>van</strong> art. 6: 107a BW oak slechts het netto civiel plafond<br />

betreft.<br />

40


Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II 1994/95,24326, nr. 3, p. 48 <strong>en</strong> nr. 7, p. 7-8 (invoeging<br />

art. 6:107a BW). Vgl. Hartlief <strong>en</strong> Van Maan<strong>en</strong> 1996, p. 127. Zie<br />

overig<strong>en</strong>s ook Kamerstukk<strong>en</strong> I 1995/96, 24 326, nr. 119b, p. 2, waar<br />

terecht de vraag wordt opgeworp<strong>en</strong> (<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s in het midd<strong>en</strong> gelat<strong>en</strong>)<br />

of deze stelling weI juist is.<br />

lk vraag mij af waarom e<strong>en</strong> werkgever die op grond <strong>van</strong> art. 7:629<br />

BW gedur<strong>en</strong>de twaalf maand<strong>en</strong> loon doorbetaalt <strong>en</strong> daarvoor bel asting<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> premies afdraagt, slechts het netto bedrag (<strong>en</strong> dan waarschijnlijk<br />

als 'som ine<strong>en</strong>s'?) zou kunn<strong>en</strong> verhal<strong>en</strong>. Is het weI zo waarschijnlijk<br />

dat de b<strong>en</strong>adeelde zelf in dat geval e<strong>en</strong> 'som ine<strong>en</strong>s' zou<br />

hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vorder<strong>en</strong>? Naar mijn idee niet. De 'som ine<strong>en</strong>s' di<strong>en</strong>t<br />

primair voor afdo<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> toekomstige schade, <strong>en</strong> bij kortlop<strong>en</strong>de<br />

verlichting<strong>en</strong> zoals de loondoorbetalingsplicht is daar<strong>van</strong> niet of nauwelijks<br />

sprake. De c<strong>en</strong>traal gestelde 'hanteerbaarheid' <strong>van</strong> het werkgeversverhaal<br />

- die hier eig<strong>en</strong>lijk niet in het geding is, nu het ge<strong>en</strong><br />

toekomstschade betreft - botst wat dit betreft met e<strong>en</strong> integrale 'kost<strong>en</strong>allocatie'.<br />

Naar mijn m<strong>en</strong>ing verdi<strong>en</strong>t daarom het gebruik <strong>van</strong> de<br />

'som ine<strong>en</strong>s' -methode meer nuancering.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is het niet geheel zeker dat e<strong>en</strong> 'som ine<strong>en</strong>s' voor e<strong>en</strong> tijdelijke<br />

uitval <strong>van</strong> arbeidsvermog<strong>en</strong> niet ook aan belasting <strong>en</strong> premieheffing<br />

onderworp<strong>en</strong> is. Zie Bar<strong>en</strong>drecht <strong>en</strong> Storm 1995, p. 216 e. v. <strong>en</strong> Handboek<br />

Person<strong>en</strong>schade (losbl.), 3090 § 3 (R<strong>en</strong>sema). Afgezi<strong>en</strong> daar<strong>van</strong> verdi<strong>en</strong>t<br />

het mijns inzi<strong>en</strong>s ook overig<strong>en</strong>s weinig sympathie om e<strong>en</strong> loondoorbeta­<br />

Iingsplichtige werkgever met e<strong>en</strong> substantieel deel <strong>van</strong> de loondoorbetalingskost<strong>en</strong><br />

te Iat<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> t<strong>en</strong> voordele <strong>van</strong> de aansprakelijke.<br />

Opvall<strong>en</strong>d is t<strong>en</strong>slotte dat in andere zak<strong>en</strong>, die weliswaar andere maar niet<br />

onvergelijkbare rechtsverhouding<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong>, weI wordt uitgegaan <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> bruto-bedrag. Wordt het LISV, die op grond <strong>van</strong> art. 61 e.v. WW tot<br />

doorbetaling <strong>van</strong> het loon overgaat wanneer de werkgever insolv<strong>en</strong>t is geraakt,<br />

vervolg<strong>en</strong>s gesubrogeerd in de recht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de werknemer, dan kan<br />

het LISV het bruto-bedrag (met voorrang) ter verificatie indi<strong>en</strong><strong>en</strong> in het<br />

faillissem<strong>en</strong>t <strong>van</strong> de werkgever. Dit is hier op gebaseerd dat de werknemer<br />

zelf de werkgever ook tot betaling <strong>van</strong> het bruto-bedrag zou hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

aansprek<strong>en</strong>. Zie HR 19 juni 1998, NJ 1999,533 (Hollandse ScheepshypotheekbankiLISV).<br />

Die gedachte zau m<strong>en</strong> toch moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> doortrekk<strong>en</strong><br />

naar het verhaal <strong>van</strong> de werkgever voor loondoorbetaling?<br />

Zie over deze materie ook nog § 3.5.5.<br />

41


§ 3.4.3 Verhaalsplafond<br />

Na bepaling <strong>van</strong> het voorlopige civiele plafond moet het zog<strong>en</strong>aamde<br />

'verhaalspJafond' word<strong>en</strong> bepaaJd. Vit de bewoording<strong>en</strong> <strong>van</strong> de verhaalsbepaling<strong>en</strong><br />

blijkt namelijk dat <strong>van</strong> het civiele plafond het bedrag<br />

moet word<strong>en</strong> afgetrokk<strong>en</strong> dat de b<strong>en</strong>adeelde thans in werkelijkheid<br />

nog kan vorder<strong>en</strong> <strong>van</strong> de aansprakelijke. Pas na aftrek <strong>van</strong> dat bedrag<br />

verkrijgt m<strong>en</strong> het uiteindelijke bedrag dat maximaal door de sociale<br />

verzekeraar of risicodrager kan word<strong>en</strong> gevorderd. Hetzelfde principe<br />

geldt grosso modo bij het verhaal <strong>van</strong> art. 284 WvK.<br />

42<br />

Hoe dit in concreto moet uitwerk<strong>en</strong>, is niet geheel duidelijk. E<strong>en</strong> (iets<br />

minder simpel) rek<strong>en</strong>voorbeeld. B<strong>en</strong>adeelde A heeft 25% eig<strong>en</strong> schuld<br />

aan het ongeval dat B veroorzaakte. Door het ongeval beeft A f 50 000<br />

schade geled<strong>en</strong>, die door sociale verzekeraar C gedeeltelijk wordt vergoed,<br />

namelijk tot e<strong>en</strong> bedrag <strong>van</strong> f 40 000. C wil verhaal nem<strong>en</strong> op B<br />

<strong>en</strong> A wil de rester<strong>en</strong>de f 10 000 door B vergoed zi<strong>en</strong>. Duidelijk is dat B<br />

bij gebreke <strong>van</strong> e<strong>en</strong> sociale verzekering, slechts f 37 500 aan A verschuldigd<br />

zau zijn. Dat bedrag is het 'civiele plafond'. Het is ook duideIijk dat<br />

de kost<strong>en</strong> die C beeft gemaakt, dit bedrag overstijg<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dus is noodzakelijk<br />

bet 'verbaalsplafond' vast te stell<strong>en</strong>.<br />

Zou op deze casus art. 284 WvK <strong>van</strong> toepassing zijn, dan zou hoogstwaarschijnlijk<br />

het antwoord luid<strong>en</strong> dat de verhaalsvordering <strong>van</strong> C in<br />

ev<strong>en</strong>redigheid met de eig<strong>en</strong> schuld <strong>van</strong> A moet word<strong>en</strong> gekort. C zau dan<br />

f 30 000 (75% <strong>van</strong> f 40 000) kunn<strong>en</strong> vorder<strong>en</strong> <strong>en</strong> A zou e<strong>en</strong> restvordering<br />

<strong>van</strong> f 7500 toekom<strong>en</strong>). De beide vordering<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in dit stelsel ev<strong>en</strong>redig<br />

gekort met het eig<strong>en</strong> schuldperc<strong>en</strong>tage. Niet zeker, maar wei aannemelijk<br />

is dat dit stelsel ook geldt bij het zelfstandige verhaalsrecht. De<br />

verschill<strong>en</strong>de verhaalsbepaling<strong>en</strong> stipuler<strong>en</strong> weliswaar dat bet civiel plafond<br />

moet word<strong>en</strong> verminderd met e<strong>en</strong> bedrag, gelijk aan dat <strong>van</strong> de<br />

schadevergoeding tot betaling waar<strong>van</strong> de aansprakelijke persoonjeg<strong>en</strong>s<br />

de verzekerde naar burgerlijk recbt is gehoud<strong>en</strong>. Maar daarmee is niet<br />

gezegd tot betaling <strong>van</strong> welk bedrag de aansprakelijke gehoud<strong>en</strong> is!<br />

In het gebruikte voorbeeld is ook verdedigbaar dat de restvordering <strong>van</strong><br />

A nibil bedraagt, omdat hij al f 40 000 vergoed heeft gekreg<strong>en</strong> (betge<strong>en</strong><br />

zijn aansprak<strong>en</strong>jeg<strong>en</strong>s B al ruimschoots overtreft). In die ricbting neig<strong>en</strong><br />

Van Maan<strong>en</strong> <strong>en</strong> Ramers J 994, p. 43. D<strong>en</strong>kbaar is voorts dat het perc<strong>en</strong>tage<br />

eig<strong>en</strong> schuld <strong>van</strong> A geheel t<strong>en</strong> laste moet word<strong>en</strong> gebracht <strong>van</strong> de<br />

sociale verzekeraar, zadat A e<strong>en</strong> restvordering <strong>van</strong> f 10 000 teg<strong>en</strong> B<br />

houdt terwijl C slechts f 27 500 mag vorder<strong>en</strong>. In deze variant 'subsidi-


eert' de verzekeraar de restaansprak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde. In deze zin<br />

H.B. Krans, Schadevergoeding bij wanprestatie, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 1999<br />

(diss. Leid<strong>en</strong>), p. 282, p. 286. En zo zijn meer variant<strong>en</strong> mogelijk. Zie<br />

uitgebreid Van Boom <strong>en</strong> Storm 1995, p. 159-160.<br />

Met de bepaling <strong>van</strong> het verhaalsplafond is het maximaal te verhal<strong>en</strong><br />

bedrag vastgesteld. Maar vervolg<strong>en</strong>s moet nog word<strong>en</strong> vastgesteld<br />

welke kost<strong>en</strong> door de verzekeraar of risicodrager onder het verhaalsrecht<br />

mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebracht. Die vraag komt aan de orde in § 3.5.<br />

Eerst zal echter nog aandacht word<strong>en</strong> besteed aan bijzondere problem<strong>en</strong><br />

die speJ<strong>en</strong> als gevolg <strong>van</strong> de zog<strong>en</strong>aamde 'tweedeling' in het<br />

aansprakelijkheidsrecht (§ 3.4.4) <strong>en</strong> die spel<strong>en</strong> bij <strong>en</strong>kele bijzondere<br />

aansprakelijkheidsverwer<strong>en</strong> (§ 3.4.5).<br />

§ 3.4.4 De scho<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde (I): subrogatie in<br />

zieligheid<br />

De verzekeraar of risicodrager die verhaal probeert te nem<strong>en</strong> op de<br />

aansprakelijke persoon, komt in de scho<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde te<br />

staan. Dat voIgt, zo bleek in het voorgaande, uit de subrogatie <strong>en</strong> uit<br />

de begr<strong>en</strong>zing geleg<strong>en</strong> in de figuur <strong>van</strong> het 'civiele plafond'. De verzekeraar<br />

of risicodrager kan in theorie dus ev<strong>en</strong>zoveel vorder<strong>en</strong> als<br />

de b<strong>en</strong>adeelde zou hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vorder<strong>en</strong>. En zo was het ook in<br />

werkelijkheid, althans tot voor ongeveer ti<strong>en</strong> jar<strong>en</strong>. Sindsdi<strong>en</strong> heeft<br />

zich e<strong>en</strong> tweedeling voorgedaan tuss<strong>en</strong> het aansprakelijkheidsrecht<br />

'voor b<strong>en</strong>adeeld<strong>en</strong>' <strong>en</strong> het aansprakelijkheidsrecht 'voor verhaalzoek<strong>en</strong><br />

de <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>'. Duidelijk is inmiddels dat de<br />

verzekeraar of risicodrager de scho<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde soms<br />

slechts gedeeltelijk of helemaal niet mag aantrekk<strong>en</strong>.<br />

Zie over deze tweedeling met name Van Maan<strong>en</strong> <strong>en</strong> Romers 1994, Faure<br />

<strong>en</strong> Hartlief 1995, p. 59 e.v., G.E. <strong>van</strong> Maan<strong>en</strong> <strong>en</strong> E. Neliss<strong>en</strong>, De positie<br />

<strong>van</strong> regresnemers in het wetsvoorstel verkeersongevall<strong>en</strong>, in: M. Faure,<br />

T. Hartlief (red.), Verkeersaansprakelijkheid in 8elgie <strong>en</strong> Nederland,<br />

Antwerp<strong>en</strong>: Inters<strong>en</strong>tia 1998, p. 197 e.v. <strong>en</strong> G.E. <strong>van</strong> Maan<strong>en</strong>, NJB 1998,<br />

p. 116 e.v.<br />

Die tweedeling is in gang gezet door de wetgever. Met de invoering<br />

<strong>van</strong> het nieuwe BW in 1992 is ook de Tijdelijke Regeling <strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong><br />

(art. 6: 197 BW) ingevoerd. Met deze TRV werd beoogd e<strong>en</strong><br />

43


aantal nieuwe risicoaansprakelijkhed<strong>en</strong> te reserver<strong>en</strong> voor de persoonlijke<br />

(dat wil zegg<strong>en</strong>: onverzekerde) schadevergoedingsrecht<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> b<strong>en</strong>adeeld<strong>en</strong>. Deze risicoaansprakelijkhed<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> derhalve<br />

niet word<strong>en</strong> ingeroep<strong>en</strong> door gesubrogeerde schade<strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> niet t<strong>en</strong> grondslag word<strong>en</strong> gelegd aan het zelfstandige verhaalsrecht<br />

<strong>van</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>.<br />

Als A letselschade heeft t<strong>en</strong>gevolge <strong>van</strong> e<strong>en</strong> spring<strong>en</strong>de frisdrankfles,<br />

die op de markt is gebracht door produc<strong>en</strong>t B, dan kan A zijn schade op<br />

B verhal<strong>en</strong> op grond <strong>van</strong> de risicoaansprakelijkheid <strong>van</strong> art. 6: 185 BW.<br />

Hiervoor is niet noodzakelijk dat aan B <strong>en</strong>ig verwijt kan word<strong>en</strong> gemaakt<br />

<strong>van</strong> het op de markt br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>van</strong> het gebrekkige product. Leidt<br />

het ongeval echter tot arbeidsongeschiktheid <strong>van</strong> A, <strong>en</strong> krijgt hij zijn<br />

loon doorbetaald door werkgever C, dan kan werkgever C niet met e<strong>en</strong><br />

beroep op art. 6: 185 BW het verhaal <strong>van</strong> art. 6: 107a BW teg<strong>en</strong> B uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Oit art. 6: 197 B W voIgt namelijk dat de verhaalsactie <strong>van</strong> art.<br />

6: 107a BW in het geheel niet kan word<strong>en</strong> gegrond op de risicoaansprakelijkheid<br />

<strong>van</strong> art. 6:185 BW. Werkgever C kan in gevall<strong>en</strong> ais deze<br />

dam·om slechts verhaal uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong> ais hij e<strong>en</strong> toerek<strong>en</strong>bare onrechtmatige<br />

daad <strong>van</strong> B (art. 6:162 BW) kan aanton<strong>en</strong>. Zijn rechtspositie t<strong>en</strong><br />

opzichte <strong>van</strong> C is dus e<strong>en</strong> beduid<strong>en</strong>d andere dan die <strong>van</strong> b<strong>en</strong>adeelde A<br />

zeif.<br />

In hoofdstuk 4 (§ 4.4) zal nader word<strong>en</strong> ingegaan op ratio <strong>en</strong> achtergrond<br />

<strong>van</strong> de TRV. Hier volsta ik met de vaststelling dat de TRV<br />

sommige risico-aansprakelijkhed<strong>en</strong> exclusief reserveert voor de b<strong>en</strong>adeelde.<br />

De idee dat uitbreiding <strong>van</strong> aansprakelijkheid(sgrond<strong>en</strong>) niet<br />

ook t<strong>en</strong> gunste <strong>van</strong> de verhaalzoek<strong>en</strong>de verzekeraar of risicodrager<br />

mag strekk<strong>en</strong>, he eft vervolg<strong>en</strong>s ook bij de Hoge Raad postgevat. In<br />

de rechtspraak over verkeersaansprakelijkheid (art. 31 WVW oud;<br />

thans: art. 185 WVW) is daarvoor bewijs te vind<strong>en</strong>. Zoals bek<strong>en</strong>d<br />

heeft de Hoge Raad de laatste dec<strong>en</strong>nia actief rechtsbeschermingsbeleid<br />

gevoerd t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong> ongemotoriseerde verkeersslachtoffers.<br />

Dit komt bijv. naar vor<strong>en</strong> bij de bijzondere toepassing <strong>van</strong><br />

het eig<strong>en</strong> schuld-leerstuk. E<strong>en</strong> 'gewone' toepassing <strong>van</strong> art. 6: 101<br />

BW zou in beginsel tot verdeling naar de mat<strong>en</strong> <strong>van</strong> veroorzakingsbijdrage<br />

nop<strong>en</strong>, behoud<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> billijkheidscorrectie. De Hoge<br />

Raad besliste begin jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig ev<strong>en</strong> weI dat kinder<strong>en</strong> jonger dan<br />

veerti<strong>en</strong> jaar in beginseJ recht hebb<strong>en</strong> op vergoeding <strong>van</strong> 100% <strong>van</strong><br />

44


hun schade, ook wanneer sprake is <strong>van</strong> eig<strong>en</strong> schuld <strong>van</strong> het kind.<br />

Zie HR 1 juni 1990, NJ 1991, 720 m.nt. CJHB (Kolkman/Nationale<br />

Nederland<strong>en</strong>) <strong>en</strong> HR 31 mei 1991, NJ 1991,721 m.nt. CJHB (De<br />

Backer/Van Uitregt). Ongemotoriseerde verkeersslachtoffers <strong>van</strong><br />

veerti<strong>en</strong> jaar <strong>en</strong> ouder krijg<strong>en</strong> op grond <strong>van</strong> art. 185 WVW behoud<strong>en</strong>s<br />

overmacht in beginsel 50% <strong>van</strong> hun schade vergoed, ook als<br />

zij volg<strong>en</strong>s de 'gewone' regels <strong>van</strong> art. 6:101 BW tot minder gerechtigd<br />

zoud<strong>en</strong> zijn. Zie HR 28 februari 1992, NJ 1993, 566 m.nt.<br />

CJHB (IZAIVrerink). De Hoge Raad baseert deze 'hard and fast<br />

rules' op de billijkheid in de verhouding tuss<strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong><br />

de (verzekerde) gemotoriseerde.<br />

In IzalVrerink werd vervolg<strong>en</strong>s ook - de Hoge Raad had dit voordi<strong>en</strong><br />

steeds in het midd<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> lat<strong>en</strong>, <strong>en</strong> deed dat dan ook uitdrukkelijk<br />

- de positie <strong>van</strong> de verhaalzoek<strong>en</strong>de verzekeraar in og<strong>en</strong>schouw<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Dat de billijkheid vardert dat de ongemotoriseerde<br />

b<strong>en</strong>adeelde, behoud<strong>en</strong>s overmacht aan de zijde <strong>van</strong> de automobilist<br />

<strong>en</strong> behoud<strong>en</strong>s opzet of aan opzet gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>de roekeloosheid <strong>van</strong> de<br />

b<strong>en</strong>adeelde, t<strong>en</strong>minste 50% <strong>van</strong> zijn schade vergoed krijgt, wil volg<strong>en</strong>s<br />

de Hoge Raad niet zegg<strong>en</strong> dat ook verhaalzoek<strong>en</strong>de ziektekost<strong>en</strong><strong>verzekeraars</strong><br />

<strong>van</strong> die slachtofferbescherming mog<strong>en</strong> profiter<strong>en</strong>.<br />

Het billijkheidsargum<strong>en</strong>t gaat dan niet op, zo beslist de Hoge Raad<br />

in rechtsoverweging 3.8, omdat het risico aan de zijde <strong>van</strong> het slachtoffer,<br />

zij het teg<strong>en</strong> betaling <strong>van</strong> premie, reeds door middel <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

verzekering was gespreid. Dit strookt, aldus nog steeds de Hoge<br />

Raad, 'met de gedachte die aan art. 6: 197 t<strong>en</strong> grondslag ligt <strong>en</strong> die<br />

erop neerkomt dat uitbreiding<strong>en</strong> <strong>van</strong> aansprakelijkheidsgrond<strong>en</strong> met<br />

het oog op de belang<strong>en</strong> <strong>van</strong> de slachtoffers niet zonder meer ook voor<br />

de regresrecht<strong>en</strong> <strong>van</strong> hun <strong>verzekeraars</strong> behor<strong>en</strong> te geld<strong>en</strong>.' De bijzondere<br />

toepassing die de Hoge Raad geeft aan art. 6:101 BW, namelijk<br />

het toebedel<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> kant-<strong>en</strong>-klare 50% vardering, is dus niet voor<br />

verhaalzoek<strong>en</strong>de <strong>verzekeraars</strong> bedoeld. Het verhaalsrecht krijgt niet<br />

de bijzondere, op billijkheid gestoelde bescherming, <strong>en</strong> moet het<br />

daarom do<strong>en</strong> met de 'gewone' toepassing <strong>van</strong> art. 6: 101 BW.<br />

Naar verwachting werd in 1995 de tweedeling uit IZNVrerink<br />

doorgetrokk<strong>en</strong> naar de IOO%-regel. Zie HR 2 juni 1995, NJ 1997,<br />

700-702 m.nt. CJHB (resp. Marloes de Vos, Quafa El Ayachi <strong>en</strong><br />

Pierre Wildiers). De Hoge Raad bevestigt in deze arrest<strong>en</strong> dat de<br />

bijzondere bescherming <strong>van</strong> de 100% regel- net als die <strong>van</strong> de 50%<br />

regel - op de billijkheid berust in de verhouding <strong>van</strong> de verzekerde<br />

automobilist t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> de ongemotoriseerde b<strong>en</strong>adeelde. Deze<br />

45


ijzondere bescherming betreft volg<strong>en</strong>s de Hoge Raad slechts die<br />

schade die niet door eig<strong>en</strong> verzekering wordt gedekt <strong>en</strong> die anders<br />

door de b<strong>en</strong>adeelde zelf zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong>. Dat billijkheidsargum<strong>en</strong>t<br />

verliest dus - aldus de Hoge Raad - zijn gewicht wanneer<br />

niet de gekwetste zelf, maar di<strong>en</strong>s verzekeraar de schade draagt.<br />

Immers: het risico is door de verzekering, zij het teg<strong>en</strong> betaling <strong>van</strong><br />

premie, reeds gespreid.<br />

In de zog<strong>en</strong>aamde 'Sinterklaas-arrest<strong>en</strong>' (HR 5 december 1997, NJ<br />

1998, 400-402 m.nt. CJHB) wordt de tweedeling in het verkeersaansprakelijkheidsrecht<br />

nader onderbouwd. De Hoge Raad overweegt ondermeer<br />

dat de standaardisering (50% <strong>en</strong> 100% regel) is ingegev<strong>en</strong><br />

'door het grote gewicht <strong>van</strong> het persoonlijke belang <strong>van</strong> ieder <strong>van</strong> deze<br />

verkeersslachtoffers <strong>en</strong> <strong>van</strong> het maatschappelijk belang <strong>van</strong> e<strong>en</strong> behoorlijke<br />

bescherming <strong>van</strong> deze groep<strong>en</strong> <strong>van</strong> verkeersslachtoffers in<br />

het algeme<strong>en</strong> in vergelijking met de belang<strong>en</strong> aan de zijde <strong>van</strong> het motorrijtuig.<br />

Daarbij komt dat het slachtoffer zelfbij uitstek behoefte heeft<br />

aan e<strong>en</strong> aansprakelijkheid die e<strong>en</strong>voudig <strong>en</strong> dus snel is vast te steB<strong>en</strong>.<br />

Standaardisering komt ook aan die behoefte tegemoet. Bij regresvordering<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>verzekeraars</strong> is ev<strong>en</strong> weI voor e<strong>en</strong> standaardisering als die<br />

<strong>van</strong> voormelde rechtspraakregels ge<strong>en</strong> plaats.' Immers, zo red<strong>en</strong>eert de<br />

Hoge Raad, de persoonlijke belang<strong>en</strong> <strong>van</strong> de gekwetste zijn daarbij niet<br />

meer betrokk<strong>en</strong>. 'In gevall<strong>en</strong> als het onderhavige staan doorgaans, zoals<br />

ook hier, twee <strong>verzekeraars</strong> teg<strong>en</strong>over elkaar, zulks in verband met<br />

de wettelijke verplichting aan de zijde <strong>van</strong> het motorrijtuig om de burgerrechtelijke<br />

aansprakelijkheid waartoe het motorrijtuig in het verkeer<br />

aanleiding kan gev<strong>en</strong>, door verzekering te dekk<strong>en</strong>. Verzekeraars moet<strong>en</strong><br />

in beginsel in staat word<strong>en</strong> geacht om zelf door collectief overleg<br />

tot de door h<strong>en</strong> nodig geachte mate <strong>van</strong> standaardisering te kom<strong>en</strong>.'<br />

De nadere onderbouwing door de Hoge Raad in de 'Sinterklaasarrest<strong>en</strong>'<br />

is, zo lijkt het, op andere overweging<strong>en</strong> gebaseerd dan waar<br />

het de Hoge Raad in eerste instantie om leek te gaan. In de arrest<strong>en</strong><br />

KolkmanlNationale Nederland<strong>en</strong>, De BackerlVan Uitregt <strong>en</strong><br />

IZAlVrerink wordt verkeersslachtoffers billijkheidshalve e<strong>en</strong> vaste<br />

som toegek<strong>en</strong>d; in de 'Sinterklaas-arrest<strong>en</strong>' word<strong>en</strong> die vaste somm<strong>en</strong><br />

vervolg<strong>en</strong>s - achteraf - gerechtvaardigd met het argum<strong>en</strong>t <strong>van</strong><br />

snelle <strong>en</strong> effici<strong>en</strong>te schade-afwikkeling. Dat <strong>verzekeraars</strong> ook behoefte<br />

hebb<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> effici<strong>en</strong>te schade-afwikkeling, wordt door de<br />

Hoge Raad erk<strong>en</strong>d. In die behoefte moet<strong>en</strong> <strong>verzekeraars</strong> onderling<br />

maar voorzi<strong>en</strong>.<br />

46


Om kort te gaan: concreet betek<strong>en</strong>t het dat e<strong>en</strong> verhaalzoek<strong>en</strong>de<br />

verzekeraar of risicodrager in verkeersaansprakelijkheidszak<strong>en</strong> als<br />

deze geconfronteerd kan word<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> beroep op overmacht <strong>van</strong><br />

de automobilist <strong>en</strong> e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> schuld-verweer. Komt m<strong>en</strong> toe aan het<br />

eig<strong>en</strong> schuld-verweer, dan di<strong>en</strong>t dit in beginsel vol g<strong>en</strong>s de primaire<br />

maatstaf <strong>van</strong> art. 6: 101 BW te word<strong>en</strong> afgewikkeld. Dit leidt er naar<br />

alJe waarschijnlijkheid toe dat indi<strong>en</strong> het ongeval mede veroorzaakt<br />

is door e<strong>en</strong> verkeersfout <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde, de wederzijdse veroorzakingsbijdrag<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> automobilist <strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde bepal<strong>en</strong>d zijn voor<br />

de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de verhaalsvordering. Maar het is niet uitgeslot<strong>en</strong> dat<br />

in concrete gevalJ<strong>en</strong> op grond <strong>van</strong> de billijkheid grond bestaat voor<br />

e<strong>en</strong> andere verdeling, maar dan niet in het kader <strong>van</strong> de 50% of 100%<br />

regel.<br />

Die andere verdeling kwam t<strong>en</strong>slotte nogmaals aan de orde in de eerderg<strong>en</strong>oemde<br />

'Sinterklaas-arrest<strong>en</strong>'. In die arrest<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adrukt de HR dat<br />

toepassing <strong>van</strong> de billijkheidscorrectie niet slechts in uitzonderingsgevall<strong>en</strong><br />

is toegestaan, maar dat 'gewone' toepassing daar<strong>van</strong> ook bij verhaalzoek<strong>en</strong>de<br />

<strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> moet plaatsvind<strong>en</strong>. De leeftijd<br />

<strong>van</strong> het aangered<strong>en</strong> kind bepaalt in dat verband de ernst <strong>van</strong> het verwijt,<br />

<strong>en</strong> dat is weer <strong>van</strong> belang voor de billijkheidscorrectie.<br />

Om e<strong>en</strong> voorbeeld te noem<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> kind <strong>van</strong> zev<strong>en</strong> jaar kijkt niet goed uit<br />

bij het overstek<strong>en</strong>. De automobilist die het kind vervolg<strong>en</strong>s aanrijdt, is<br />

verplicht aile onverzekerde schade voor 100% te vergoed<strong>en</strong>. De gesubrogeerde<br />

ziektekost<strong>en</strong>verzekeraar kan daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> verwer<strong>en</strong> <strong>van</strong> de automobilist<br />

verwacht<strong>en</strong>: sprake zou kunn<strong>en</strong> zijn <strong>van</strong> overmacht, <strong>en</strong> sprake<br />

zou kunn<strong>en</strong> zijn <strong>van</strong> eig<strong>en</strong> schuld <strong>van</strong> het kind. Wat betreft dat laatste<br />

verweer: in beginsel zal e<strong>en</strong> aftrek weg<strong>en</strong>s eig<strong>en</strong> schuld kunn<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong><br />

als het gedrag <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde e<strong>en</strong> verkeersfout opleverde,<br />

t<strong>en</strong>zij bijv. de billijkheid in het concrete geval in verband met de aard <strong>en</strong><br />

de ernst <strong>van</strong> de foutieve gedraging <strong>van</strong> het kind e<strong>en</strong> andere verdeling,<br />

volledig verval of volledige instandhouding <strong>van</strong> de schadevergoedingsvordering<br />

vordert. Zou in het gegev<strong>en</strong> voorbeeld de schadevergoedingsplicht<br />

geheel in stand blijv<strong>en</strong> <strong>van</strong>wege de geringe verwijtbaarheid <strong>van</strong><br />

het jonge slachtoffer, dan profiteert de gesubrogeerde ziektekost<strong>en</strong>verzekeraar<br />

<strong>van</strong> die billijkheidscorrectie dus weI mee! Zie nader over deze<br />

ingewikkelde (<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>lijk ook weI gekunstelde) toepassing <strong>van</strong> art.<br />

6: 101 BW Hartlief <strong>en</strong> Tjittes 1999, p. 144-151, met nadere verwijzing<strong>en</strong>.<br />

Vgl. ook T. Hartlief, NJB 1996, p. 1047 e.v.<br />

Wat opvalt is dat door deze verkeersrechtspraak de verhaalsvordering<br />

47


in juridisch opzicht ingewikkelder is (althans: kan zijn) dan de vordering<br />

<strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde zelf. Dat komt snelle <strong>en</strong> effici<strong>en</strong>te afwikkeling<br />

<strong>van</strong> verhaalsdossiers natuurlijk niet t<strong>en</strong> goede. Hartlief 1998, p. 3, wijst<br />

hier terecht op. Bij de vordering <strong>van</strong> de vol was s<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde is het<br />

verschil met het verhaalsrecht overig<strong>en</strong>s minder groot, omdat teg<strong>en</strong> de<br />

volwass<strong>en</strong>e in persoon weI het 'gewone' eig<strong>en</strong> schuld-verweer kan word<strong>en</strong><br />

gevoerd, zodra deze aanspraak maakt op vergoeding <strong>van</strong> meer dan<br />

50%.<br />

Het moge duidelijk zijn dat de TRV <strong>en</strong> de rechtspraak <strong>van</strong> de Hoge<br />

Raad over de verhaalspositie bij verkeersongevall<strong>en</strong> e<strong>en</strong> tweedeling<br />

in het aansprakelijkheidsrecht heeft veroorzaakt. D<strong>en</strong>kbaar is dat<br />

deze tweedeling door de rechter wordt voortgezet buit<strong>en</strong> het verkeersaansprakelijkheidsrecht.<br />

Concrete aanwijzing<strong>en</strong> daarvoor zijn<br />

er echter niet.<br />

48<br />

Het is bijv. onwaarschijnlijk dat e<strong>en</strong> tweedeling zou word<strong>en</strong> aangebracht<br />

daar waar het gaat om eig<strong>en</strong> schuld <strong>van</strong> kinder<strong>en</strong> tot veerti<strong>en</strong> jaar in het<br />

algeme<strong>en</strong>. In HR 30 juni 1978, NJ 1978,685 m.nt. GJS (Ebele Dillema<br />

I) werd immers al t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verhaalzoek<strong>en</strong>d ziek<strong>en</strong>fonds de<br />

regel geformuleerd dat onvoorzichtig verkeersgedrag <strong>van</strong> e<strong>en</strong> zeer jeugdig<br />

kind niet tot vermindering <strong>van</strong> de verhaalsvordering mag leid<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s<br />

eig<strong>en</strong> schuld <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde. Toegegev<strong>en</strong> moet echter word<strong>en</strong><br />

dat de status <strong>van</strong> dit arrest gegev<strong>en</strong> de rec<strong>en</strong>te verkeersrechtspraak onzeker<br />

is geword<strong>en</strong>. Helemaal uitgeslot<strong>en</strong> is het dus niet dat e<strong>en</strong> verdere<br />

tweedeling wordt aangebracht waar het om eig<strong>en</strong> schuld <strong>van</strong> kinder<strong>en</strong><br />

gaat.<br />

E<strong>en</strong> gebied waarop tweedeling nog wei heel goed d<strong>en</strong>kbaar is, betreft<br />

de rechtspraak <strong>van</strong> de Hoge Raad waarin de aansprak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde<br />

jeg<strong>en</strong>s de WAM-verzekeraar in stand wordt gelat<strong>en</strong>, ook wanneer<br />

door huwelijk boedelm<strong>en</strong>ging tuss<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong> aansprakelijke<br />

plaatsvindt. Zie HR 3 december 1982, NJ 1983, 400 m.nt. BW (Nationale<br />

Nederiand<strong>en</strong>/Timmermans) <strong>en</strong> HR 12 juni 1987, NJ 1988,39 m.nt.<br />

G/EAAL (Holland/Beek). D<strong>en</strong>kbaar is dat e<strong>en</strong> verhaalzoek<strong>en</strong>de verzekeraar,<br />

die in dit verband e<strong>en</strong> ander belang heeft dan de b<strong>en</strong>adeelde zelf,<br />

ge<strong>en</strong> beroep toekomt op deze bijzondere 'slachtofferbescherm<strong>en</strong>de'<br />

rechtspraak.<br />

E<strong>en</strong> ander gebied waarop verdere tweedeling mogelijk <strong>en</strong> mijns inzi<strong>en</strong>s<br />

w<strong>en</strong>selijk is, betreft het voorrecht <strong>van</strong> art. 3:287 BW (<strong>en</strong> naar kom<strong>en</strong>d<br />

recht de directe actie <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde jeg<strong>en</strong>s de aansprakelijkheidsver-


zekeraar <strong>van</strong> de aansprakelijke persoon). Over die discussie zie m<strong>en</strong> nader<br />

§ 3.6.1.<br />

Het is overig<strong>en</strong>s minder waarschijnlijk dat de Hoge Raad in het kader<br />

<strong>van</strong> art. 6: 162 BW bijzondere, op bescherming teg<strong>en</strong> letsel gerichte<br />

zorgvuldigheidsnorm<strong>en</strong> zal formuler<strong>en</strong> die niet ook kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

ingeraep<strong>en</strong> door verhaalzoek<strong>en</strong>de <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>. Dat<br />

voIgt uit HR 13 januari 1995, NJ 1997, l75 m.nt. eJHB (De<br />

Heel/Staat <strong>en</strong> Korver). In die zaak werd de stelling verdedigd dat de<br />

ruime toerek<strong>en</strong>ing zoals die uit art. 6:98 BW <strong>en</strong> slachtofferbescherm<strong>en</strong>de<br />

rechtspraak voortvloeit, gezi<strong>en</strong> de aard <strong>van</strong> de geled<strong>en</strong> schade,<br />

niet mag word<strong>en</strong> toegepast wanneer in plaats <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde zelf<br />

e<strong>en</strong> verhaalzoek<strong>en</strong>de verzekeraar eis<strong>en</strong>de partij is. De Hoge Raad wil<br />

hier niet <strong>van</strong> wet<strong>en</strong>: 'Het tweede uitgangspunt (te wet<strong>en</strong>, dat wanneer<br />

het gaat om de uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong>, de aard <strong>van</strong> de schade<br />

e<strong>en</strong> dergeJijke toerek<strong>en</strong>ing niet meebr<strong>en</strong>gt, WvB) kan ev<strong>en</strong>min als<br />

juist word<strong>en</strong> aanvaard, reeds omdat veiligheidsnorm<strong>en</strong> als waar<strong>van</strong><br />

hier sprake is, naar hun aard strekk<strong>en</strong> ter voorkoming <strong>van</strong> ongevall<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> daaruit voortvloei<strong>en</strong>d letseJ, <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> goede grand bestaat daarbij<br />

e<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de maatstaf voor de causaliteit te hanter<strong>en</strong> al naar gelang<br />

het gaat om e<strong>en</strong> vordering <strong>van</strong> het slachtoffer zelf dan weI e<strong>en</strong><br />

regresvordering'. Voorlopig is de tweedeling in het aansprakelijkheidsrecht<br />

dus 'bevrar<strong>en</strong>'. Aldus ook Hartlief <strong>en</strong> Tjittes 1999, p. 105.<br />

Dat geldt met name ook voor die gebied<strong>en</strong> waar 'slachtofferbescherming'<br />

allangere tijd bestaat <strong>en</strong> mede t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong> <strong>verzekeraars</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> ingeraep<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong>.<br />

Vgl. in dit verband ook HR 9 juni 1972, NJ 1972,360 m.nt. GJS (C<strong>en</strong>trale<br />

Werkgevers Risico-Bank/Oskam) <strong>en</strong> HR 4 november 1988, NJ<br />

1989,751 (ABPlVan Stuyv<strong>en</strong>berg), waarin reeds de bijzondere causaliteitsregels<br />

voor letselschade t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong> de verhaalzoek<strong>en</strong>de sociale<br />

<strong>verzekeraars</strong> werd toegepast. Zie ook, op het gebied <strong>van</strong> de billijkheidscorrectie<br />

<strong>van</strong> (thans:) art. 6: J 01 BW, het al eerder g<strong>en</strong>oemde Ebele<br />

Dillema I.<br />

§ 3,4.5 Bijzondere verwer<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> aansprakelijkheid<br />

Bij de afwikkeling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verhaalsdossier kan de vraag rijz<strong>en</strong> wat<br />

het gevolg is <strong>van</strong> e<strong>en</strong> rechtshandeling of rechtsfeit in de rechtsverhouding<br />

tuss<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong> de aansprakelijk:e voor bestaan <strong>en</strong> om-<br />

49


yang <strong>van</strong> het verhaalsrecht. We zag<strong>en</strong> reeds in § 3.2 <strong>en</strong> 3.3 dat voor<br />

wat betreft betaling<strong>en</strong> <strong>en</strong> schikking<strong>en</strong> - in beide gevall<strong>en</strong> handeling<strong>en</strong><br />

die plaatsvind<strong>en</strong> illl de schadeveroorzak<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>is - verschil<br />

bestaat tuss<strong>en</strong> het gesubrogeerde verhaalsrecht <strong>en</strong> het zelfstandige<br />

verhaalsrecht. Ik volsta hier met verwijzing naar die paragraf<strong>en</strong>.<br />

Onzeker is welke gevolg<strong>en</strong> rechtsfeit<strong>en</strong> als rechtsverwerking, matiging<br />

<strong>en</strong> limitering in de rechtsverhouding tuss<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong> aansprakelijke<br />

hebb<strong>en</strong> voor de verhaalsvordering. B<strong>en</strong>ader<strong>en</strong> we deze<br />

rechtsfeit<strong>en</strong> geheel <strong>van</strong>uit de idee dat de aansprakelijke niet slechter<br />

mag word<strong>en</strong> <strong>van</strong> 'verschuiving' <strong>van</strong> de aanspraak <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde<br />

naar de verzekeraar of risicodrager, dan ligt voor de hand aan te nem<strong>en</strong><br />

dat rechtsverwerking, matiging <strong>en</strong> limitering kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong>geworp<strong>en</strong> door de aansprakelijke. Deze b<strong>en</strong>adering werd gekoz<strong>en</strong><br />

in HR 17 oktober 1986, NJ 1987, 317 m.nt. JBMV (Schotanus/Bedrijfsver<strong>en</strong>iging<br />

voor bank- <strong>en</strong> verzekeringswez<strong>en</strong>).<br />

De Roge Raad overweegt in deze uitspraak: 'Art. 52a Ziektewet <strong>en</strong> art.<br />

90 W AO beperk<strong>en</strong> het verhaalsrecht tot t<strong>en</strong> hoogste het bedrag waarvoor<br />

de aansprakelijke persoon bij het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de aansprak<strong>en</strong> kracht<strong>en</strong>s<br />

deze wett<strong>en</strong> naar burgerlijk recht aansprakelijk zou zijn, verminderd met<br />

e<strong>en</strong> bedrag gelijk aan dat <strong>van</strong> de schadevergoeding tot betaling waar<strong>van</strong><br />

de aansprakelijke persoon jeg<strong>en</strong>s de verzekerde naar burgerlijk recht is<br />

gehoud<strong>en</strong>. Nu e<strong>en</strong> beslissing op de griev<strong>en</strong> aangaande beperking of matiging<br />

<strong>van</strong> de schadevergoedingsplicht <strong>van</strong> Schotanus naar burgerlijk<br />

recht, <strong>van</strong> belang kan zijn voor de bepaling <strong>van</strong> voormeld maximum <strong>en</strong><br />

niet bij voorbaat kan word<strong>en</strong> uitgeslot<strong>en</strong> dat het door het hof toegewez<strong>en</strong><br />

bedrag dat maximum overschrijdt, heeft het hof die griev<strong>en</strong> t<strong>en</strong> onrechte<br />

niet onderzocht' .<br />

Maar het is soms juister om onderscheid te mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> rechtsfeit<strong>en</strong><br />

die zich voor de schadeveroorzak<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>is voordo<strong>en</strong> <strong>en</strong> die<br />

welke zich nadi<strong>en</strong> voordo<strong>en</strong>. Ais de rechtsverwerking geleg<strong>en</strong> is in<br />

e<strong>en</strong> do<strong>en</strong> of nalat<strong>en</strong> <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde dat zich geheel of goeddeels<br />

afspeelde na de schadeveroorzak<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>is, dan zal voor het<br />

zelfstandig verhaalsrecht al spoedig de conc1usie luid<strong>en</strong> dat de rechtsverwerking<br />

bij de b<strong>en</strong>adeelde ge<strong>en</strong> betrekking kan hebb<strong>en</strong> op het<br />

verhaalsrecht. Dat behoort immers ab initio toe aan de verzekeraar<br />

of risicodrager. De vraag dringt zich vervolg<strong>en</strong>s op of dit ook geldt<br />

voor de subrogatie; zou m<strong>en</strong> rechtsverwerking onder 'beschikkingshandeling<strong>en</strong>'<br />

t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong> de schadevergoedingsvordering will<strong>en</strong><br />

50


schar<strong>en</strong>, dan zou doorslaggev<strong>en</strong>d zijn of de rechtsverwerking zich<br />

voordeed voor het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> rechtsovergang of daarna. In het eerste<br />

geval is de gesubrogeerde verzekeraar 'gebond<strong>en</strong>' aan de rechtsverwerking,<br />

in het tweede niet.<br />

Ook hier kom<strong>en</strong> dus de diverg<strong>en</strong>ties tuss<strong>en</strong> gesubrogeerd <strong>en</strong> zelfstandig<br />

verhaalsrecht aan het licht, <strong>en</strong> hoewel ik er veel voor voel de<br />

subrogatie meer op e<strong>en</strong> lijn te stell<strong>en</strong> met het zelfstandig verhaalsrecht,<br />

d<strong>en</strong>k ik toch dat op dit detailniveau de uitkomst naar geld<strong>en</strong>d<br />

recht aanmerkelijk kan verschill<strong>en</strong>.<br />

Kan de aansprakelijke de verhaalsvordering afwer<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> beroep<br />

op e<strong>en</strong> aansprakelijkheidsuitsluiting die hij (v66r de schadeveroorzak<strong>en</strong>de<br />

gebeurt<strong>en</strong>is) met de latere b<strong>en</strong>adeelde voor het ongeval overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />

is? Vanuit het idee dat de aansprakelijke per saldo niet<br />

in e<strong>en</strong> nadeliger positie mag kom<strong>en</strong> te verker<strong>en</strong> door de omstandigheid<br />

dat niet de b<strong>en</strong>adeelde zelf maar de verzekeraar of risicodrager<br />

ageert, moet de exoneratie inderdaad gewoon doorwerk<strong>en</strong>. Dit lijkt<br />

de gangbare opvatting te zijn.<br />

Het betek<strong>en</strong>t dat de verzekeraar of risicodrager, die ge<strong>en</strong> partij<br />

is bij de contractuele aansprakelijkheidsuitsluiting, de exoneratie<br />

weI teg<strong>en</strong> zich moet lat<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat in zoverre ge<strong>en</strong> verhaal<br />

mogelijk is. Die contractuele werking t<strong>en</strong> nadele <strong>van</strong> e<strong>en</strong> derde kan<br />

bij subrogatie word<strong>en</strong> verklaard door art. 6: 145 BW: de verzekeraar<br />

krijgt niet meer recht<strong>en</strong> dan de verzekerde. Bij het zelfstandige verhaalsrecht<br />

is de verklaring geleg<strong>en</strong> in de figuur <strong>van</strong> het 'civiel plafond'.<br />

Toch zijn er mijns inzi<strong>en</strong>s weI gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan de teg<strong>en</strong>werpbaarheid<br />

<strong>van</strong> exoneraties. In de eerste plaats zijn exoneraties<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> met het opzet ev<strong>en</strong>tuele verhaalsrecht<strong>en</strong> te frustrer<strong>en</strong>,<br />

niet teg<strong>en</strong>werpbaar. Dat voIgt naar mijn m<strong>en</strong>ing uit HR 24<br />

januari 1930, NJ 1930, 299 m.nt. EMM (Brandstichting), waarin<br />

werd bepaald dat opzettelijke b<strong>en</strong>adeling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verzekeraar<br />

grond geeft voor e<strong>en</strong> vordering uit onrechtmatige daad. Dat maakt<br />

verhaal <strong>van</strong> de schade veroorzaakt door de exoneratie (sc. onmogelijkheid<br />

<strong>van</strong> verhaal) mogelijk.<br />

De mogelijkhed<strong>en</strong> gaan d<strong>en</strong>k ik nog verder. Op vele gebied<strong>en</strong> bestaat<br />

rechtspraak die inhoudt dat e<strong>en</strong> gedraging ontoelaatbaar kan zijn<br />

omdat m<strong>en</strong> zich met het oog op de (financiele) belang<strong>en</strong> <strong>van</strong> de ander<br />

had behor<strong>en</strong> te onthoud<strong>en</strong> <strong>van</strong> de gedraging<strong>en</strong>.<br />

Zie bijv. HR 30 september 1994, NJ 1996,196 m.nt. CJHB (Staat/Shell),<br />

51


met name rechtsoverweging 3.8.4, <strong>en</strong> (met betrekking tot de wijziging<br />

<strong>van</strong> behoefte of draagkracht <strong>van</strong> alim<strong>en</strong>tatiegerechtigde resp. -plichtige):<br />

HR 23 januari 1998, NJ 1998,707 m.nt. JdB <strong>en</strong> HR 24 april 1998, NJ<br />

1998, 603. De sanctie is in het eerstg<strong>en</strong>oemde arrest aansprakelijkheid<br />

uit art. 6: 162 BW, maar in de twee laatste uitsprak<strong>en</strong> betrafhet de sanctie<br />

dat de desbetreff<strong>en</strong>de handeling<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> beschouwing werd<strong>en</strong> gelat<strong>en</strong><br />

bij berek<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> behoefte resp. draagkracht. Op grand <strong>van</strong> deze rechtspraak<br />

concludeer ik dat het in beginsel mogelijk is om bij e<strong>en</strong> ontoelaatbare<br />

exoneratie als sanctie te kiez<strong>en</strong> voor het 'buit<strong>en</strong> beschouwing lat<strong>en</strong>'<br />

<strong>van</strong> de exoneratie ter geleg<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> de bepaling <strong>van</strong> de (om<strong>van</strong>g <strong>van</strong><br />

de) aansprakelijkheid.<br />

Ik acht verdedigbaar dat het beding<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> exoneratie onder omstandighed<strong>en</strong><br />

ontoelaatbaar kan zijn met het oog op de belang<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de verhaalzoek<strong>en</strong>de verzekeraar of risicodrager. Dat zau strok<strong>en</strong> met<br />

het b<strong>en</strong>adelingsverbod <strong>van</strong> art. 6: 154 BW, waarover uitgebreid hiervoor<br />

in § 3.2. Het verbod <strong>van</strong> art. 6: 154 BW richt zich tot de b<strong>en</strong>adeelde,<br />

<strong>en</strong> het strekt er bijv. toe te voorkom<strong>en</strong> dat de b<strong>en</strong>adeelde<br />

instemt met exoneraties die uiteindelijk in de weg kunn<strong>en</strong> staan aan<br />

subrogatie <strong>van</strong> de schadevergoedingsvordering. De hierbedoelde<br />

zargvuldigheidsnorm, gericht tot de aansprakelijke, zou als het ware<br />

het delictuele complem<strong>en</strong>t <strong>van</strong> art. 6: 154 BW kunn<strong>en</strong> zijn.<br />

E<strong>en</strong> vergelijking kan voorts word<strong>en</strong> gemaakt met het verhaalsrecht <strong>van</strong><br />

geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> op grand <strong>van</strong> de ABW. Wanneer echtelied<strong>en</strong> bij echtscheidingsconv<strong>en</strong>ant<br />

hun alim<strong>en</strong>tatieverplichting<strong>en</strong> op nihil hebb<strong>en</strong> gesteld,<br />

dan kan de geme<strong>en</strong>te niettemin verhaal nem<strong>en</strong> op de alim<strong>en</strong>tatieplichtige<br />

ex-echtg<strong>en</strong>oot. Art. 94 ABW bepaalt namelijk: 'E<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst waarbij<br />

echtg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> of gewez<strong>en</strong> echtg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> bepaald dat na echtscheiding,<br />

scheiding <strong>van</strong> tafel <strong>en</strong> bed of ontbinding <strong>van</strong> het huwelijk na scheiding<br />

<strong>van</strong> tafel <strong>en</strong> bed, de e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>over de ander in het geheel niet dan<br />

weI slechts tot e<strong>en</strong> bepaald bedrag tot e<strong>en</strong> uitkering tot di<strong>en</strong>s lev<strong>en</strong>sonderhoud<br />

zal zijn gehoud<strong>en</strong>, al dan niet met het be ding bedoeld in artikel<br />

159 <strong>van</strong> Boek 1 <strong>van</strong> het Burgerlijk Wetboek, staat niet in de weg aan<br />

verhaal op e<strong>en</strong> der partij<strong>en</strong> <strong>en</strong> laat de vaststelling <strong>van</strong> het te verhal<strong>en</strong><br />

bedrag onverlet.' Vgl. in gelijkluid<strong>en</strong>de zin art. l:159a BW.<br />

De exoneraties die als 'verdacht' teboekgesteld kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, zijn<br />

naar mijn idee met name die exoneraties welke schade betreff<strong>en</strong><br />

waarteg<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeeld<strong>en</strong> bij uitstek schadeverzekering<strong>en</strong> afsluit<strong>en</strong>.<br />

52


Hoewel in beginsel toelaatbaar, is d<strong>en</strong>kbaar dat e<strong>en</strong> dergelijke exoneratie<br />

het karakter krijgt <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ontoelaatbare frustratie <strong>van</strong> het<br />

verhaalsrecht <strong>van</strong> de schadeverzekeraar.<br />

Vergelijk OGH 22 november J 995, VersR J 997, p. 91, waarbij e<strong>en</strong> exoneratie<br />

'sitt<strong>en</strong>widrig' werd bevond<strong>en</strong> omdat daarmee het verhaalsrecht<br />

<strong>van</strong> de desbetreff<strong>en</strong>de sociale verzekeraar voorzi<strong>en</strong>baar gefrustreerd zou<br />

word<strong>en</strong>.<br />

Ook kan word<strong>en</strong> gedacht aan exoneraties die uitdrukkelijk zi<strong>en</strong> op<br />

schade die aan de zijde <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde wordt gedekt door e<strong>en</strong><br />

schadeverzekering. Stel bijv. dat er aansprakelijkheidsuitsluiting<strong>en</strong><br />

in zwang wud<strong>en</strong> rak<strong>en</strong> <strong>van</strong> het type 'aansprakelijkheid is uitgeslot<strong>en</strong><br />

voor schade waarvoor de wederpartij verzekerd is', dan zou e<strong>en</strong> dergelijke<br />

afspraak per definitie het verhaalsrecht <strong>van</strong> die schadeverzekeraar<br />

frustrer<strong>en</strong>. Dat lijkt mij onw<strong>en</strong>selijk.<br />

Van de bijzondere verwer<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> aansprakelijkheid wordt hier nog verjaring<br />

g<strong>en</strong>oemd. Behandeling <strong>van</strong> het verjaringsvraagstuk vindt plaats in<br />

§ 3.8.3.<br />

§ 3.5 Wat kan onder het verhaalsrecht word<strong>en</strong> gebracht?<br />

§ 3.5.1 Congru<strong>en</strong>te vordering <strong>en</strong> totaalvordering<br />

Bij de bepaling <strong>van</strong> de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het verhaalsrecht <strong>van</strong> gesubrogeerde<br />

schade<strong>verzekeraars</strong> wordt de aard <strong>van</strong> de uitkering c<strong>en</strong>traal<br />

gesteld. Bek<strong>en</strong>d in dit verband is het onderscheid tuss<strong>en</strong> somm<strong>en</strong>- <strong>en</strong><br />

schadeverzekering. Eerstg<strong>en</strong>oemde verzekeringssoort beoogt niet<br />

e<strong>en</strong> concrete schadepost uit het vermog<strong>en</strong> <strong>van</strong> de verzekerde weg te<br />

nem<strong>en</strong>, maar keert e<strong>en</strong> min of meer vaste som uit ter geleg<strong>en</strong>heid <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> bepaaJde gebeurt<strong>en</strong>is. De heers<strong>en</strong>de opvatting is dat somm<strong>en</strong><strong>verzekeraars</strong><br />

niet word<strong>en</strong> gesubrogeerd <strong>en</strong> zij dus ge<strong>en</strong> verhaal kunn<strong>en</strong><br />

nem<strong>en</strong> op de persoon die aansprakelijk is voor de veroorzaking <strong>van</strong><br />

de desbetreff<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>is.<br />

Zie HR 3 J december J 931, NJ 1932, 4 J 9 m.nt. EMM (Spoorwegongeval<br />

De Vink). De erfg<strong>en</strong>am<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> overled<strong>en</strong> treinpassagier verkreg<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> lev<strong>en</strong>sverzekeraar De Nieuwe Eerste Nederlandsche e<strong>en</strong> bedrag <strong>van</strong><br />

53


f 5000. De verzekeraar sprak vervolg<strong>en</strong>s de Hollandsche IJzer<strong>en</strong> Spoorweg<br />

Maatschappij aan, met e<strong>en</strong> beroep op art. 284 WvK. De Hoge Raad<br />

stelde de verzekeraar in het ongelijk: '( ... ) dat de strekking <strong>van</strong> het wetsvoorschrift<br />

(art. 284, WvB) ge<strong>en</strong>e andere is dan zoo weI om te voorkom<strong>en</strong>,<br />

dat de verzekerde ter zake <strong>van</strong> dezelfde schade <strong>en</strong> <strong>van</strong> d<strong>en</strong> verzekeraar<br />

<strong>en</strong> <strong>van</strong> derd<strong>en</strong> vergoeding zou ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong> als ook om d<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>loop <strong>van</strong><br />

vergoedingsplicht<strong>en</strong> <strong>van</strong> dezelfde schade te regel<strong>en</strong>; dat derhalve zoowel<br />

de woord<strong>en</strong> <strong>van</strong> het wetsvoorschrift als zijne strekking zich verzett<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong> de toepassing op e<strong>en</strong>e verzekering, kracht<strong>en</strong>s welke de verzekeraar<br />

niet tot vergoeding <strong>van</strong> schade maar tot uitkeering <strong>van</strong> e<strong>en</strong>e vaste som<br />

onafhankelijk <strong>van</strong> geled<strong>en</strong> schade gehoud<strong>en</strong> is ( ... )'. Zie nader over deze<br />

uitspraak, die niet onbestred<strong>en</strong> is geblev<strong>en</strong>, Asser/Clausing/Wansink, nr.<br />

318, met nadere verwijzing<strong>en</strong>.<br />

De schadeverzekering daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> knoopt aan bij specifieke schadepost<strong>en</strong>.<br />

Voor het verhaal <strong>van</strong> de schadeverzekeraar di<strong>en</strong>t daarom<br />

eerst de specifieke schadepost te word<strong>en</strong> aangewez<strong>en</strong>, die de uitkering<br />

geheel of gedeeltelijk beoogt weg te nem<strong>en</strong>, <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s kan<br />

de vraag word<strong>en</strong> gesteld: had de b<strong>en</strong>adeelde vergoeding <strong>van</strong> deze<br />

schadepost kunn<strong>en</strong> vorder<strong>en</strong>? Vergoedt de schadeverzekeraar inkomst<strong>en</strong>derving,<br />

dan moet word<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong> of de b<strong>en</strong>adeeide <strong>van</strong> de<br />

aansprakelijke vergoeding <strong>van</strong> deze inkomst<strong>en</strong>derving had kunn<strong>en</strong><br />

vorder<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor zover dat mogelijk zou zijn geweest, wordt<br />

de verzekeraar gesubrogeerd <strong>en</strong> kan hij <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeeide vergoeding<br />

vorder<strong>en</strong>. De vraag of al dan niet subrogatie heeft plaatsgevond<strong>en</strong>,<br />

di<strong>en</strong>t dus op het concrete niveau <strong>van</strong> onderscheid<strong>en</strong>lijke schadepost<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> weI per schadepost, te word<strong>en</strong> beantwoord. M<strong>en</strong> zegt<br />

het ook weI zo dat het verhaal <strong>van</strong> de schadeverzekeraar 'congru<strong>en</strong>t'<br />

is aan de recht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde. Zie Van Boom <strong>en</strong> Storm 1995,<br />

p.150.<br />

Die 'congru<strong>en</strong>tie' wordt niet altijd vereist bij de zelfstandige verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>.<br />

54<br />

Dit wijkt af <strong>van</strong> hetge<strong>en</strong> in de ons omring<strong>en</strong>de land <strong>en</strong> geldt. De 'congru<strong>en</strong>tie'-eis<br />

geldt bijv. weI naar Engels recht t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong> het verhaal<br />

voor Social Security B<strong>en</strong>efits. Zie Winfield & 1010wicz, p. 780 <strong>en</strong> Lewis<br />

1999, nr. 13.25 e.v. <strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong> <strong>van</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong> in Duitsland<br />

zijn ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s 'congru<strong>en</strong>te' vordering<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong> zij op subrogatie<br />

zijn gebaseerd. Zie Katz 1998, nr. 606-607.


Ret zelfstandige verhaalsrecht betreft het totaal <strong>van</strong> de uitkering<strong>en</strong>,<br />

vergoeding<strong>en</strong> e.d. die gedaan zijn <strong>en</strong> nog gedaan zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Maar<br />

het bedrag dat gevorderd wordt, hoeft niet altijd 'congru<strong>en</strong>t' te zijn<br />

aan de schadepost<strong>en</strong> die naar civiel recht zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gevorderd.<br />

Ret kan daarom gebeur<strong>en</strong>, aldus de Roge Raad in het arrest<br />

C<strong>en</strong>trale Werkgevers Risico BankiFerwerda (RR 23 juli 1946, NJ<br />

1946, 545 m.nt. DJV), dat e<strong>en</strong> aansprakelijke aan de risicodrager<br />

bepaalde post<strong>en</strong> moet voldo<strong>en</strong> die hij niet aan de b<strong>en</strong>adeelde zelf zou<br />

hebb<strong>en</strong> behoev<strong>en</strong> te vergoed<strong>en</strong>. Daarin is ge<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeling <strong>van</strong> de<br />

aansprakelijke geleg<strong>en</strong>, omdat hij in totaal niet meer verschuldigd is<br />

dan het 'civiele plafond'. Deze b<strong>en</strong>adering heeft het voordeel dat niet<br />

getwist kan word<strong>en</strong> over de 'congru<strong>en</strong>tie' <strong>van</strong> de uitkering.<br />

De Roge Raad overweegt in C<strong>en</strong>trale Werkgevers Risico BankiFerwerda<br />

nogmaals - zie voor eerdere rechtspraak hiervoor § 3.3 - dat de risicodrager<br />

niet het overgegane recht <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde uitoef<strong>en</strong>t, maar e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong><br />

recht. B<strong>en</strong>adrukt wordt dat weliswaar het doel <strong>van</strong> de Ongevall<strong>en</strong>wet is<br />

het schadeloosstell<strong>en</strong> <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde, maar dat de plicht om uit te<br />

ker<strong>en</strong> in deze wet niet afuankelijk gesteld is <strong>van</strong> het (voort)bestaan <strong>van</strong><br />

schade; de grondslag <strong>van</strong> het verhaal is daarom niet de schade <strong>van</strong> het<br />

slachtoffer, maar de gedane uitkering<strong>en</strong> op grond <strong>van</strong> de wettelijke plicht.<br />

Er is echter in zoverre e<strong>en</strong> beperking dat de verhaalsvordering (in totaal)<br />

niet meer kan bedrag<strong>en</strong> dan kort gezegd hetge<strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adeelde zelf zou<br />

hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vorder<strong>en</strong>.<br />

Ret verschil tuss<strong>en</strong> het eig<strong>en</strong> recht uit de Ongevall<strong>en</strong>wet 1921 <strong>en</strong> de subrogatie-figuur<br />

die voordi<strong>en</strong> werd toegepast is dan ook 'dat destijds, to<strong>en</strong><br />

de verhaalsvordering gegot<strong>en</strong> was in d<strong>en</strong> vorm <strong>van</strong> e<strong>en</strong> subrogatie, de<br />

Rijksverzekeringsbank kon vorder<strong>en</strong> de post<strong>en</strong>, die deel uitmaakt<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de burgerrechtelijke schadevordering, zij het met 'het verzekerde bedrag'<br />

als gr<strong>en</strong>s <strong>van</strong> de vordering in haar geheel, terwijl thans de verhaalsvordering<br />

e<strong>en</strong> zelfstandige vordering is, die niet is beperkt tot de post<strong>en</strong> der<br />

burgerrechtelijke vordering, doch, wat haar bedrag betreft, begr<strong>en</strong>sd<br />

wordt door het totale bedrag, hetwelk door d<strong>en</strong> aansprakelijk<strong>en</strong> persoon<br />

kracht<strong>en</strong>s het geme<strong>en</strong>e recht verschuldigd is'. Ret kan daarom gebeur<strong>en</strong>,<br />

aldus de Roge Raad, dat e<strong>en</strong> aansprakelijke aan de risicodrager bepaalde<br />

kost<strong>en</strong>post<strong>en</strong> voldoet die hij niet aan de b<strong>en</strong>adeelde zelf zou hebb<strong>en</strong> behoev<strong>en</strong><br />

te vergoed<strong>en</strong>. Per saldo blijft echter de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de aansprakelijkheid.<br />

Zie over e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander uitgebreid W.J. Slagter, VR 1963, p.<br />

25-27 <strong>en</strong> N.J.P. Giltay Veth, VR 1969, p. 233-234.<br />

55


M<strong>en</strong> wake zich overig<strong>en</strong>s voor de conclusie dat zelfstandige verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

in elk opzicht 'totaalvordering<strong>en</strong>' zoud<strong>en</strong> zijn. In de<br />

eerste plaats komt het er op aan hoe de desbetreff<strong>en</strong>de wetsbepaling<br />

het verhaalsrecht omschrijft. E<strong>en</strong> ruime wettelijke omschrijving <strong>van</strong><br />

het type 'de kracht<strong>en</strong>s deze wet gemaakte kost<strong>en</strong>' maakt toepassing<br />

<strong>van</strong> het arrest mogelijk, maar e<strong>en</strong> <strong>en</strong>ge omschrijving <strong>van</strong> het type<br />

'recht op schadevergoeding t<strong>en</strong> bedrage <strong>van</strong> de (het? WvB) door hem<br />

betaalde loon' in art. 6:107a BW bijv. lijkt daarvoor ge<strong>en</strong> mogelijkheid<br />

te bied<strong>en</strong>. De werkgever kan dus niet de kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> fruitmand<br />

t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde werknemer onder zijn verhaalsrecht<br />

<strong>van</strong> art. 6: 107a BW br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. In dit opzicht neigt art. 6: 107a BW<br />

meer in de richting <strong>van</strong> het 'congru<strong>en</strong>tie'vereiste zoals dat bij subrogatie<br />

geldt.<br />

In de tweede plaats geldt ook bij zelfstandige verhaalsrecht<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

- wat ik zal noem<strong>en</strong> - 'personele congru<strong>en</strong>tie' -eis. Dit bleek in het<br />

arrest Socia Ie VerzekeringsbanklSnijders <strong>en</strong> Blok (RR 17 januari<br />

1958, NJ 1958, 80), waarin de SVB verhaal trachtte te nem<strong>en</strong> voor<br />

gedane uitkering<strong>en</strong> aan zowel e<strong>en</strong> schadevergoedingsgerechtigde nabestaande<br />

in de zin <strong>van</strong> art. 1406 BW (oud), als aan e<strong>en</strong> nabestaande<br />

die volg<strong>en</strong>s art. 1406 niet tot de kring <strong>van</strong> gerechtigd<strong>en</strong> behoorde. De<br />

Roge Raad oordeelde kort gezegd dat onder het zelfstandig verhaalsrecht<br />

aIle<strong>en</strong> uitkering<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebracht aan person<strong>en</strong> die<br />

naar burgedijk recht tot schadevergoeding gerechtigd zijn.<br />

56<br />

In deze zaak red<strong>en</strong>eerde de SVB dat nu het totaalbedrag <strong>van</strong> haar vordering<br />

het civiele plafond <strong>van</strong> de schadevergoedingsgerechtigde nabestaande<br />

niet oversteeg, de aansprakelijk<strong>en</strong> tot betaling moet<strong>en</strong> overgaan. De<br />

HR gaat niet mee in deze red<strong>en</strong>ering:<br />

'dat het eerste onderdeel, er <strong>van</strong> uitgaande dat de risicodrager kracht<strong>en</strong>s<br />

art. 95, eerste lid <strong>van</strong> de Ongevall<strong>en</strong>wet 1921 e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele vordering heeft<br />

t<strong>en</strong> bedrage <strong>van</strong> het totaal <strong>van</strong> de uitkering<strong>en</strong> kracht<strong>en</strong>s deze wet gedaan<br />

aan de nagelat<strong>en</strong> betrekking<strong>en</strong> <strong>van</strong> d<strong>en</strong> persoon die t<strong>en</strong>gevo1ge <strong>van</strong> het<br />

ongeval is overled<strong>en</strong>, betoogt dat onder dit totaal ook begrep<strong>en</strong> zijn de<br />

uitkering<strong>en</strong> gedaan aan person<strong>en</strong> wier schade kracht<strong>en</strong>s burgerlijk recht<br />

niet voor vergoeding in aanmerking komt, <strong>en</strong> dat de gr<strong>en</strong>s <strong>van</strong> het verhaa1srecht<br />

<strong>van</strong> d<strong>en</strong> risicodrager gevond<strong>en</strong> wordt door de bedrag<strong>en</strong> welke<br />

de aansprakelijke persoon kracht<strong>en</strong>s burgerlijk recht aan ieder der nagelat<strong>en</strong><br />

betrekking<strong>en</strong> verschuldigd is, op te tell<strong>en</strong>;<br />

dat dit systeem niet kan word<strong>en</strong> aanvaard, daar het er toe zou leid<strong>en</strong>, dat,<br />

in strijd met de bedoeling <strong>van</strong> d<strong>en</strong> wetgever, de aansprakelijke persoon


door d<strong>en</strong> risicodrager <strong>en</strong> de nagelat<strong>en</strong> betrekking<strong>en</strong> zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

aangesprok<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> hager totaal-bedrag dan waarvoor hij naar burgerlijk<br />

recht aansprakelijk is;<br />

dat immers kracht<strong>en</strong>s art. 1406 B.W. ieder der nagelat<strong>en</strong> betrekking<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> zelfstandige vordering heeft tot vergoeding <strong>van</strong> de door hemzelf geled<strong>en</strong><br />

schade <strong>en</strong> dat kracht<strong>en</strong>s het tweede lid <strong>van</strong> art. 95 op deze vordering<br />

alle<strong>en</strong> in mindering kan word<strong>en</strong> gebracht hetge<strong>en</strong> hijzelf kracht<strong>en</strong>s de<br />

Ongevall<strong>en</strong>wet 1921 heeft g<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>;<br />

dat mitsdi<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat het eerste lid <strong>van</strong> art. 95 d<strong>en</strong><br />

risicodrager verhaalsrecht<strong>en</strong> geeft voor ieder <strong>van</strong> de nagelat<strong>en</strong> betrekking<strong>en</strong><br />

afzonderlijk <strong>en</strong> dat de vraag of, <strong>en</strong> zo ja tot welk bedrag, verhaalsrecht<br />

be staat, voor ieder <strong>van</strong> h<strong>en</strong> afzonderlijk aan de wet moet word<strong>en</strong><br />

getoetst.'<br />

§ 3.5.2 Uitkering<strong>en</strong> 'die niets kost<strong>en</strong>'<br />

Is verhaal mogelijk voor uitkering<strong>en</strong> 'die niets kost<strong>en</strong>'? Gedacht kan<br />

word<strong>en</strong> aan het geval waarin het ABP (ex art. 75 Wet privatisering<br />

ABP) verhaal zoekt voor p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>uitkering<strong>en</strong> gedaan aan e<strong>en</strong> gep<strong>en</strong>sioneerde<br />

ambt<strong>en</strong>aar nadat deze door e<strong>en</strong> fout <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ander invalide<br />

is geword<strong>en</strong>. Afwijzing <strong>van</strong> de mogelijkheid <strong>van</strong> verhaal zou hierop<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gegrond dat het ABP 'ge<strong>en</strong> schade' heeft geled<strong>en</strong><br />

door de onrechtmatige daad, omdat de uitkering toch zou moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gedaan. Deze red<strong>en</strong>ering gaat er <strong>van</strong>uit dat ge<strong>en</strong> verhaal bestaat<br />

voor uitkering<strong>en</strong> die niet in e<strong>en</strong> conditio sine qua non-verband<br />

staan met de aansprakelijkheidvestig<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>is. Bij deze conditio-b<strong>en</strong>adering<br />

zijn mijns inzi<strong>en</strong>s twee mogelijke variant<strong>en</strong> te onderscheid<strong>en</strong>:<br />

het verweer dat de verhaalzoek<strong>en</strong>de instantie ge<strong>en</strong> schade<br />

lijdt door de aansprakelijkheidvestig<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>is <strong>en</strong> het verweer<br />

dat de uitkering ook zou zijn gedaan als de aansprakelijkheidsvestig<strong>en</strong>de<br />

gebeurt<strong>en</strong>is zich niet zou hebb<strong>en</strong> voorgedaan.<br />

De eerste variant is naar mijn idee de verkeerde. De vraag of e<strong>en</strong><br />

uitkeringsinstantie daadwerkelijk schade lijdt door het do<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

uitkering is <strong>van</strong> allerlei factor<strong>en</strong> afuankelijk, varier<strong>en</strong>d <strong>van</strong> interne<br />

bedrijfsvoering tot actuarieel verantwoorde reservering<strong>en</strong>. Neemt<br />

m<strong>en</strong> de geled<strong>en</strong> schade als uitgangspunt, dan zou bijv. teg<strong>en</strong> het verhaal<br />

<strong>van</strong> art. 6:107a BW het verweer kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gevoerd dat de<br />

werkgever in wez<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> schade lijdt door de arbeidsongeschiktheid<br />

<strong>van</strong> de werknemer, omdat deze toch al niet productief was. Maar ook<br />

in dit (uitzonderlijke) geval dat de werkgever ge<strong>en</strong> schade lijdt door<br />

57


de arbeidsongeschiktheid <strong>van</strong> de werknemer, behoort er verhaal te<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

De zinsnede 'recht op schadevergoeding t<strong>en</strong> bedrage <strong>van</strong> de (het?, WvB)<br />

door hem betaalde loon' in art. 6: 107a BW di<strong>en</strong>t daarom niet letterlijk te<br />

word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. De actie uit art. 6: 107a BW betreft niet de vergoeding<br />

<strong>van</strong> door de werkgever gel ed<strong>en</strong> schade, het is e<strong>en</strong> vordering tot betaling<br />

<strong>van</strong> de kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> loondoorbetaling.<br />

En anderzijds, als de schade <strong>van</strong> de werkgever in werkelijkheid groter<br />

is dan de kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> loondoorbetaling (bijv. het inhur<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> tijdelijke,<br />

duurdere invalkracht), kan toch t<strong>en</strong> hoogste het bedrag aan<br />

kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> loondoorbetaling word<strong>en</strong> gevorderd. Met de interne factor<strong>en</strong><br />

die voor de desbetreff<strong>en</strong>de werkgever bepal<strong>en</strong> hoe groot zijn<br />

schade werkelijk is, heeft de aansprakelijke op zijn beurt weer niets<br />

te mak<strong>en</strong>.<br />

lk d<strong>en</strong>k dat m<strong>en</strong> het beter zo kan zi<strong>en</strong> dat het verhaalsrecht aanknoopt<br />

bij de aard <strong>van</strong> de uitkering. Verzekering<strong>en</strong> die beog<strong>en</strong> te<br />

bescherm<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het verlies <strong>van</strong> inkomst<strong>en</strong> door arbeidsongeschiktheid,<br />

gev<strong>en</strong> vergoeding voor de door de b<strong>en</strong>adeelde geled<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>sschade.<br />

De vraag of <strong>en</strong> zo ja, hoeveel de uitkering (of het ongeval)<br />

de verzekeraar of risicodrager kost, is in zoverre niet rele<strong>van</strong>t.<br />

Dat voIgt ook uit tekstuele interpretatie <strong>van</strong> art. 284 WvK <strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de<br />

wetsbepaling<strong>en</strong> die zelfstandige verhaalsrecht<strong>en</strong> in het ley<strong>en</strong><br />

roep<strong>en</strong>. Nerg<strong>en</strong>s eis<strong>en</strong> zij dat de verzekeraar of risicodrager schade<br />

lijdt door de aansprakelijkheidvestig<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>is. Het schadevereiste<br />

is reeds opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in het 'civiel plafond' <strong>en</strong> bij art. 284<br />

WvK in het vereiste <strong>van</strong> schade bij de b<strong>en</strong>adeelde.<br />

58<br />

Vgl. RR 18 februari 1994, NJ 1995, 607 m.nt. eJRB (Nederlands Bureau<br />

der Motorrijtuig<strong>verzekeraars</strong>/ABP & Van der Wal). In dit arrest,<br />

dat hierna nog aan de orde zal kom<strong>en</strong>, besliste de Roge Raad onder meer<br />

dat het verhaalsrecht <strong>van</strong> het ABP op grond <strong>van</strong> de VOA niet wordt<br />

beYnvloed door de vraag of het ABP schade heeft geled<strong>en</strong> door de uitkering.<br />

Zie ook nog HR 8 december 1938, NJ 1939, 545 m.nt. EMM<br />

(Rijksverzekeringsbank/Sch6nberger), waarin de Roge Raad bepaalde<br />

dat het verhaalsrecht <strong>van</strong> art. 95 OngevaJl<strong>en</strong>wet 192 I ge<strong>en</strong> recht op<br />

schadevergoeding is <strong>en</strong> dat dus de schadestaatprocedure daarop niet <strong>van</strong><br />

toepassing is.


Levert de tweede variant, het verweer dat de uitkering ook zou zijn<br />

gedaan als de aansprakelijkheidsvestig<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>is zich niet zou<br />

hebb<strong>en</strong> voorgedaan, weI e<strong>en</strong> zinvolle b<strong>en</strong>adering op? In het geval<br />

waarin het ABP ouderdomsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> bejaarde betaalt <strong>en</strong> gewoon<br />

doorgaat met het betal<strong>en</strong> daar<strong>van</strong> nadat deze bejaarde door e<strong>en</strong><br />

ongeval ernstig gewond is geraakt, lijkt mij het verweer dat de uitkering<br />

ook zou zijn gedaan als de aansprakelijkheidsvestig<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>is<br />

zich niet zou hebb<strong>en</strong> voorgedaan, inderdaadjuist. De aard<br />

<strong>van</strong> de uitkering verandert door het ongeval namelijk niet: het ouderdomsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

beoogt de financiele gevolg<strong>en</strong> <strong>van</strong> ouderdom (<strong>en</strong> het<br />

daarmee gepaard gaande verlies <strong>van</strong> inkomst<strong>en</strong> uit arbeid) te onder<strong>van</strong>g<strong>en</strong>.<br />

Dat doet deze uitkering na het ongeval nog steeds; e<strong>en</strong> ouderdomsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

blijft e<strong>en</strong> ouderdomsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>, ook als de gep<strong>en</strong>sioneerde<br />

invalide raakt. Ook hier is dus de aard <strong>van</strong> de uitkering<br />

besliss<strong>en</strong>d.<br />

In Engeland is in dit verband de vraag aan de orde gesteld of verhaal<br />

mogelijk was voor e<strong>en</strong> arbeidsongeschiktheidsuitkering, gedaan aan e<strong>en</strong><br />

langdurig werkloze die na e<strong>en</strong> ongeval arbeidsongeschikt was geword<strong>en</strong>.<br />

De uitkeringsinstantie, die voor het ongeval de werkloosheidsuitkering<br />

verzorgde <strong>en</strong> sinds het ongeval de arbeidsongeschiktheidsuitkering, wilde<br />

verhaal nem<strong>en</strong> op de aansprakelijke. Deze verweerde zich met de stelling<br />

dat de uitkeringsinstantie per saldo niet slechter was geword<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

het ongeval, omdat de b<strong>en</strong>adeelde toch ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel uitzicht had op e<strong>en</strong><br />

baan. De red<strong>en</strong>ering werd afgewez<strong>en</strong> met als argum<strong>en</strong>t dat het letsel <strong>van</strong><br />

de werkeloze om arbeid te verricht<strong>en</strong> hem niet langer beschikbaar maakt<br />

voor de arbeidsmarkt; zijn recht op werkloosheidsuitkering - waarvoor<br />

ge<strong>en</strong> verhaal mogelijk is - eindigt derhalve, <strong>en</strong> in plaats daar<strong>van</strong> krijgt<br />

hij recht op ziek<strong>en</strong>geld, waarvoor nu e<strong>en</strong>maal weI verhaal mogelijk is.<br />

Zie Hassall v. Secretary of State for social securitylPether v. same [1995]<br />

2 WLR 812 (C.A.) <strong>en</strong>, diepgaand, Lewis 1999, nr. 17.01.<br />

VoIgt m<strong>en</strong> de red<strong>en</strong>ering waarbij de aard <strong>van</strong> de uitkering c<strong>en</strong>traal<br />

staat, dan is vervolg<strong>en</strong>s ook verklaarbaar waarom niet langer verhaal<br />

mogelijk is voor e<strong>en</strong> arbeidsongeschiktheidsuitkering die met het intred<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde leeftijd (qua b<strong>en</strong>aming of qua<br />

hoogte) wordt voortgezet. De uitkering - als die al door dezelfde<br />

verzekeraar wordt verstrekt - wordt <strong>van</strong>af die datum namelijk in de<br />

regel e<strong>en</strong> uitkering terzake <strong>van</strong> het wegvall<strong>en</strong> <strong>van</strong> inkomst<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s<br />

het bereik<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> bepaalde leeftijd.<br />

59


De Hoge Raad moest in dit verband oordel<strong>en</strong> over het verhaal <strong>van</strong> het<br />

ABP voor e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamd 'invaliditeitsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>', Zie HR 22 juni 1990,<br />

NJ 1991,760 m.nt CJHB (ABP/Baauw). Het betrof e<strong>en</strong> arbeidsongeschiktheidsuitkering<br />

die werd voortgezet onder de titel 'invaliditeitsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>',<br />

ook to<strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adeelde e<strong>en</strong>maal 65 jaar geword<strong>en</strong> was. De<br />

Hoge Raad overweegt dat de rechtbank terecht had beslist dat het uitgekeerde<br />

p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong> materieel neerkomt op e<strong>en</strong> ouderdomsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>: 'Aldus<br />

br<strong>en</strong>gt de rechtbank tot uitdrukking dat het in voege als voormeld<br />

herberek<strong>en</strong>de invaliditeitsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong> niet strekt - zoals het invaliditeitsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

voor het 65ste jaar - ter ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> door invaliditeit wegvall<strong>en</strong>de<br />

arbeidsinkomst<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> tijdvak voorafgaande aan het<br />

tijdstip waarop de deelname aan het arbeidsproces weg<strong>en</strong>s ouderdom<br />

pleegt te eindig<strong>en</strong>, maar dat het hier bedoelde p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong> nu juist is gerelateerd<br />

aan laatstbedoeld tijdstip. Voorts acht de rechtbank terecht <strong>van</strong><br />

belang dat voor het 65ste jaar e<strong>en</strong> verandering in de invaliditeitsgraad<br />

kan leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> wijziging <strong>van</strong> e<strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>, terwijl na het 65ste jaar<br />

het p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong> niet meer door (verandering<strong>en</strong> in) de invaliditeitsgraad<br />

wordt be'invloed.'<br />

De Hoge Raad concludeert t<strong>en</strong>s lotte dat het p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong> na het 65ste lev<strong>en</strong>sjaar,<br />

al blijft dit in de terminologie <strong>van</strong> de ABPW invaliditeitsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

het<strong>en</strong>, de functie heeft <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ouderdomsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>. Dat br<strong>en</strong>gt met zich,<br />

aldus de Hoge Raad, 'dat tuss<strong>en</strong> uitkering<strong>en</strong> t<strong>en</strong> titel <strong>van</strong> ( ... ) invaliditeitsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> het ongeval dat destijds tot invaliditeit heeft geleid, niet<br />

e<strong>en</strong> zodanig verb and bestaat dat die uitkering<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangemerkt<br />

als uitkering<strong>en</strong> kracht<strong>en</strong>s de voor de ambt<strong>en</strong>aar geld<strong>en</strong>de rechtspositieregeling<br />

aan deze verle<strong>en</strong>d 'ter zake <strong>van</strong> het ongeval' in de zin <strong>van</strong><br />

art. 2 lid 3 VOA'.<br />

Bedacht di<strong>en</strong>t overig<strong>en</strong>s te word<strong>en</strong> dat met de rec<strong>en</strong>te wijziging<strong>en</strong> in het<br />

sociale zekerheidsrecht voor ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate aansluiting<br />

wordt gezocht bij het 'gewone' sociale zekerheidsrecht; daar speelt het<br />

hierbedoelde probleem in mindere mate omdat W AO-uitkering<strong>en</strong> eindig<strong>en</strong><br />

met het bereik<strong>en</strong> <strong>van</strong> de 65-jarige leeftijd <strong>en</strong> dus niet ook nadi<strong>en</strong><br />

onder dezelfde noemer word<strong>en</strong> voortgezet<br />

Hoe moet in dit licht het verhaal voor nabestaand<strong>en</strong>uitkering<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

beoordeeld? Voor zover de aard <strong>van</strong> deze uitkering<strong>en</strong> is het wegnem<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> inkom<strong>en</strong>sschade door voortijdig overlijd<strong>en</strong>, dat wil zegg<strong>en</strong><br />

overlijd<strong>en</strong> voor de gebruikelijke p<strong>en</strong>sioneringsdatum, kunn<strong>en</strong><br />

zij onder het verhaalsrecht word<strong>en</strong> gebracht. Lastiger wordt het<br />

wanneer het nabestaand<strong>en</strong>p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong> wordt voortgezet tot (of pas aan-<br />

60


<strong>van</strong>gt) na de datum waarop de overled<strong>en</strong>e 65 zou zijn geword<strong>en</strong>.<br />

Daarover kan m<strong>en</strong> <strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing verschill<strong>en</strong>.<br />

De Hoge Raad heeft voor het VOA-verhaal beslist dat ook na die datum<br />

verhaal mogelijk is voor het nabestaand<strong>en</strong>p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>. Zie HR 18 februari<br />

1994, NJ 1995, 607 m.nt. CJHB (Nederlands Bureau der Motorrijtuig<strong>verzekeraars</strong>/ABP<br />

& Van der Wal): 'Voor de door het middel voorgestane<br />

beperking in het verhaalsrecht na het 65e lev<strong>en</strong>sjaar <strong>van</strong> Bakker is in<br />

het systeem <strong>van</strong> de VOA ( ... ) ge<strong>en</strong> plaats: ook mi dat tijdstip blijft sprake<br />

<strong>van</strong> door het ABP aan de weduwe gedane uitkering<strong>en</strong> ter zake <strong>van</strong> het<br />

aan Bakker overkom<strong>en</strong> ongeval op grond <strong>van</strong> di<strong>en</strong>s rechtspositieregeling,<br />

waarvoor aan het ABP e<strong>en</strong> verhaalsrecht toekomt, zonder dat de eis<br />

wordt gesteld dat het door het do <strong>en</strong> <strong>van</strong> die uitkering<strong>en</strong> schade lijdt, terwijl<br />

de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> dit verhaalsrecht aIle<strong>en</strong> wordt beperkt door de in art.<br />

3 VOA gestelde gr<strong>en</strong>s.'<br />

Blijkbaar is de Hoge Raad <strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing dat het verhaal als zodanig mogelijk<br />

is. Dat moet - d<strong>en</strong>k ik - wederom word<strong>en</strong> teruggevoerd op de aard<br />

<strong>van</strong> de uitkering; indi<strong>en</strong> het nabestaand<strong>en</strong>p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong> niet <strong>van</strong> karakter verandert<br />

op de datum waarop de overled<strong>en</strong>e 65 jaar zou zijn geword<strong>en</strong>, dan<br />

blijft het - zo versta ik de opvatting <strong>van</strong> de Hoge Raad - e<strong>en</strong> uitkering<br />

ter zake <strong>van</strong> schade door het wegvall<strong>en</strong> <strong>van</strong> het lev<strong>en</strong>sonderhoud. Maar<br />

het v<strong>en</strong>ijn schuilt in de staart: de Hoge Raad eindigt met de overweging<br />

dat de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het verhaal slechts wordt beperkt door het 'civiele<br />

plafond'. Het verhaalsrecht knoopt altijd aan bij hetge<strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adeelde,<br />

dat is hier de nabestaande, zelf zou hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vorder<strong>en</strong>. Uit oudere<br />

rechtspraak voIgt dat het recht op vergoeding <strong>van</strong> gederfd lev<strong>en</strong>sonderhoud<br />

(thans: art. 6:108 BW) berek<strong>en</strong>d moet word<strong>en</strong> met als 'einddatum'<br />

de datum waarop de overled<strong>en</strong>e statistisch gezi<strong>en</strong> zonder tuss<strong>en</strong>komst<br />

<strong>van</strong> het ongeval zou zijn overled<strong>en</strong> (de zgn. statistische eindleeftijd). Zie<br />

HR 27 maart 1953, NJ 1953, 617. Voor bepaling <strong>van</strong> het 'civiel plafond'<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> opgebouwde p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>recht<strong>en</strong> in dit verband blijkbaar buit<strong>en</strong> beschou<br />

wing te word<strong>en</strong> gelat<strong>en</strong>.<br />

Dat verklaart waarom bij overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> 35-jarige kostwinner het<br />

civiel plafond kan word<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>d met als hypothese dat de kostwinner<br />

tot zijn 65ste jaar zou hebb<strong>en</strong> gewerkt <strong>en</strong> de betaling <strong>van</strong> ouderdomsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>premies<br />

zou hebb<strong>en</strong> bekostigd. Dat bedrag komt dus in het civiel<br />

plafond terug. Deze hypothese is echter niet mogelijk wanneer e<strong>en</strong> 75jarige<br />

'kostwinner' komt te overlijd<strong>en</strong>. Zijn ouderdomsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong> wordt<br />

omgezet in e<strong>en</strong> nabestaand<strong>en</strong>p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>. Is daarvoor verhaal mogelijk?<br />

Nee, zegt het Hof D<strong>en</strong> Haag 19 november 1996, VR 1997, 74, NJkort<br />

61


1997,9 (Zurich/ABP). Het Hof wijst de verhaalsvordering af omdat het<br />

p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>, ook het nabestaand<strong>en</strong>p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong> voorzover dit op<strong>en</strong>valt na p<strong>en</strong>sionering,<br />

is opgebouwd uit spaarpremies die zijn afgedrag<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de<br />

het arbeidzame lev<strong>en</strong> <strong>van</strong> de gekwetste. Daarmee is het ge<strong>en</strong> ongevalsuitkering<br />

maar e<strong>en</strong> 'inverdi<strong>en</strong>d ouderdomsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>', aldus het Hof. Het<br />

nabestaand<strong>en</strong>p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>, voorzover dat na p<strong>en</strong>sionering tot uitkering komt,<br />

blijft de functie <strong>van</strong> ouderdomsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong> behoud<strong>en</strong>.<br />

Betwijfeld kan word<strong>en</strong> of ook de Hoge Raad hier in gelooft. De Hoge<br />

Raad is als gezegd <strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing dat verhaal <strong>van</strong> reeds ingetred<strong>en</strong> nabestaand<strong>en</strong>p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

ook mogelijk is voor de peri ode na de hypothetische<br />

p<strong>en</strong>sioneringsdatum. Maar hoe ziet de Hoge Raad dan de berek<strong>en</strong>ing <strong>van</strong><br />

het 'civiel plafond'? Blijkbaar moet geheel word<strong>en</strong> geabstraheerd <strong>van</strong><br />

reeds opgebouwde p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> moet bij de berek<strong>en</strong>ing <strong>van</strong><br />

dit plafond <strong>van</strong> de onwaarschijnlijke fictie word<strong>en</strong> uitgegaan dat de overled<strong>en</strong>e<br />

(door arbeid?) nog in het onderhoud <strong>van</strong> de nabestaande voorzag.<br />

Daar lijkt de Hoge Raad in het arrest Nederlands Bureau der Motorrijtuig<strong>verzekeraars</strong>lABP<br />

& Van der Wal inderdaad op aan te stur<strong>en</strong> (zie<br />

rechtsoverweging 4.2). Dit leidt ertoe, zo begrijp ik Brunner (zie zijn<br />

noot onder het arrest), dat het 'civiel plafond' moet word<strong>en</strong> afgesteld op<br />

de statistische eindleeftijd <strong>van</strong> de overled<strong>en</strong>e. Hoe ouder de overled<strong>en</strong>e,<br />

des te lager zal dit plafond zijn.<br />

3.5.3 (On)verplichte <strong>en</strong> (on)terechte uitkering<strong>en</strong><br />

Bij subrogatie <strong>van</strong> schade<strong>verzekeraars</strong> werd tot voor kort geleerd dat<br />

zij slechts ziet op verplicht gedane uitkering<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> verweer teg<strong>en</strong><br />

het verhaal <strong>van</strong> de gesubrogeerde schadeverzekeraar kon dus zijn dat<br />

in werkelijkheid ge<strong>en</strong> subrogatie plaatsvond omdat de verzekeraar<br />

niet tot uitkering verplicht was (bijv. omdat e<strong>en</strong> vervalbeding uit de<br />

polis in werking was getred<strong>en</strong>). Doet e<strong>en</strong> schadeverzekeraar uitkering<br />

'om <strong>van</strong> het gezeur af te zijn', of om de goede naam <strong>van</strong> de<br />

verzekeraar hoog te houd<strong>en</strong>, alhoewel ge<strong>en</strong> dekking bestond, dan was<br />

tot voor kort ge<strong>en</strong> verhaal mogelijk voor deze 'coulance-uitkering'.<br />

62<br />

Zie het arrest Koninklijke Pakketvaart MaatschappijlThe Liverpool and<br />

London and Globe Insurance Company (HR 10 januari 1941, NJ 1941,<br />

824 m.nt. EMM), waarin werd bepaald dat e<strong>en</strong> uitkering bov<strong>en</strong> het verzekerde<br />

belang niet 'kracht<strong>en</strong>s verzekering' is gedaan <strong>en</strong> daarom aan<br />

subrogatie in de weg staat. Vgl. ook HR 24 januari 1964, NJ 1964,465<br />

m.nt. GJS (Bedrijfsver<strong>en</strong>iging voor de TextielindustrielH<strong>en</strong>driks<strong>en</strong>).


De 'verplichtheidseis' is rec<strong>en</strong>telijk door de Roge Raad vervall<strong>en</strong><br />

verklaard. In Nationale Nederland<strong>en</strong>lWouds<strong>en</strong>d II heeft de Roge<br />

Raad namelijk beslist dat de subrogatie <strong>van</strong> art. 284 WvK ook plaatsheeft<br />

indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onverplichte uitkering heeft plaatsgevond<strong>en</strong>.<br />

Zie HR 7 januari 2000, RvdW 2000, 14 (Nationale Nederland<strong>en</strong>lWouds<strong>en</strong>d<br />

II), rechtsoverweging 3.3: 'Zou de verzekeraar niet word<strong>en</strong> gesubrogeerd<br />

indi<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor zover hij schade aan de verzekerde vergoedt zonder<br />

daartoe verplicht te zijn, dan zou in dit geval e<strong>en</strong> situatie blijv<strong>en</strong><br />

bestaan die art. 284 beoogt te voorkom<strong>en</strong>: de aansprakelijke zou in feite<br />

<strong>van</strong> zijn verplichting tot vergoeding <strong>van</strong> de schade tot het door de verzekeraar<br />

vergoed bed rag word<strong>en</strong> ontslag<strong>en</strong>. Dit zou voor de aansprakelijke<br />

aanleiding kunn<strong>en</strong> zijn de verschuldigdheid <strong>van</strong> de door de verzekeraar<br />

gedane uitkering te betwist<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> tot gevolg zou kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> dat<br />

de verzekeraar er<strong>van</strong> wordt weerhoud<strong>en</strong> tot uitkering over te gaan in de<br />

niet d<strong>en</strong>kbeeldige gevall<strong>en</strong> waarin onzekerheid eraver bestaat of hij<br />

kracht<strong>en</strong>s de verzekeringsovere<strong>en</strong>komst tot vergoeding <strong>van</strong> de schade is<br />

verplicht.' De Hoge Raad komt in dit arrest uitdrukkelijk terug op de<br />

rechtsopvatting uit de arrest<strong>en</strong> <strong>van</strong> 1941 <strong>en</strong> 1964. De Raad verwijst niet<br />

naar art. 7.17.2.25 NBW, dat ook subrogatie verbindt aan e<strong>en</strong> al dan niet<br />

verplichte uitkering door e<strong>en</strong> schadeverzekeraar. A-G De Vries L<strong>en</strong>tsch­<br />

Kost<strong>en</strong>se achtte overig<strong>en</strong>s anticipatie op deze bepaling prematuur; zij<br />

conc1udeerde mede daarom tot handhaving <strong>van</strong> de 'verplichtheidseis'.<br />

Het is goed dat de Roge Raad is omgegaan. In de literatuur werd<strong>en</strong><br />

al langer bezwar<strong>en</strong> geuit teg<strong>en</strong> de opvatting <strong>van</strong> de Roge Raad; zie<br />

de schrijvers g<strong>en</strong>oemd bij ScheJtema/Mijnss<strong>en</strong> 1998, p. 262. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

gold de 'verplichtheidseis' in beginsel niet bij de zelfstandige<br />

verhaalsrecht<strong>en</strong>. Dat werd althans beslist door de Roge Raad in e<strong>en</strong><br />

V 0 A -verhaal szaak.<br />

Zie HR 4 juni 1976, NJ 1977,4 m.nt. ARB (Van Geff<strong>en</strong>/Staat). In deze<br />

VOA-zaak verweert de aansprakelijke zich met de stelling dat de Staat<br />

niet verplicht was tot het do<strong>en</strong> <strong>van</strong> uitkering<strong>en</strong> aan de b<strong>en</strong>adeelde, nu er<br />

e<strong>en</strong> andere wettelijke vergoedingsregeling bestond. De HR acht dit niet<br />

<strong>van</strong> belang: ' ( ... ) omdat art. 2 Verhaalswet ongevall<strong>en</strong> ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong><br />

(VOA) aan het in dat artikel bedoelde lichaam e<strong>en</strong> recht <strong>van</strong> verhaal voor<br />

de kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> de aldaar bedoelde voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> toe k<strong>en</strong>t op grand <strong>van</strong><br />

het <strong>en</strong>kele feit dat het lichaam aan de ambt<strong>en</strong>aar kracht<strong>en</strong>s di<strong>en</strong>s rechtspositieregeling<br />

uitkering<strong>en</strong> of verstrekking<strong>en</strong> heeft verle<strong>en</strong>d; dat het<br />

63


Hof daarom terecht heeft beslist dat de rechter bij de beoordeling of het<br />

verhaalsrecht bestaat niet mag nagaan of voor het lichaam e<strong>en</strong> plicht tot<br />

uitkering bestond; dat deze regeling ook niet ( ... ) bij het huldig<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> voor de slachtoffers royale interpretatie der wettelijke begripp<strong>en</strong><br />

door de in art. 2 VOA bedoelde licham<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> voor de aansprakelijke<br />

persoon onaanvaardbaar resultaat leidt, omdat deg<strong>en</strong>e die vol g<strong>en</strong>s art. 2<br />

VOA wordt aangesprok<strong>en</strong> kracht<strong>en</strong>s art. 3 VOA niet gehoud<strong>en</strong> is tot<br />

betaling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> hoger bed rag dan hij zau hebb<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> betal<strong>en</strong>, wanneer<br />

hij, bij het ontbrek<strong>en</strong> der in art. 2 bedoelde voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, door de<br />

getroff<strong>en</strong>e of door di<strong>en</strong>s nagelat<strong>en</strong> betrekking<strong>en</strong> tot schadevergoeding<br />

was aangesprok<strong>en</strong> ( ... )' .<br />

Het is e<strong>en</strong> aansprek<strong>en</strong>de gedaehte dat de aansprakelijke zieh niet kan<br />

m<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in de reehtsverhouding tuss<strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong> de verzekeraar<br />

of risieodrager. In de eerste plaats appelleert het niet aan het<br />

reehtvaardigheidsgevoel om de aansprakelijke aan zijn draagplicht<br />

te lat<strong>en</strong> ontkom<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> beroep op onvolkom<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> in de reehtsverhouding<br />

tuss<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong> verzekeraar of risicodrager. De<br />

Hoge Raad hecht tereeht veel waarde aan dit argum<strong>en</strong>t in Nationale<br />

Nederland<strong>en</strong>lWouds<strong>en</strong>d II. Het zou naar mijn m<strong>en</strong>ing niet aIle<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> bij sehade<strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> soeiale <strong>verzekeraars</strong>, maar<br />

bijvoorbeeld ook bij loondoorbetalingspliehtige werkgevers. In de<br />

tweede plaats is de aansprakelijke er niet sleehter aan toe in vergelijking<br />

met de situatie waarin de b<strong>en</strong>adeelde zelf schadevergoeding had<br />

geeist. Er is immers altijd het eongru<strong>en</strong>tievereiste of het eiviele plafond.<br />

Daar komt nog bij verhaal op grond <strong>van</strong> soeiale verzekeringswetgeving<br />

nog bij dat de eiviele reehter - tereeht - weinig voelt voor<br />

toetsing <strong>van</strong> de juistheid <strong>van</strong> uitkeringsbeslissing<strong>en</strong>.<br />

64<br />

Zie Rb. Zwolle 31 maart 1993, NJ 1993, 684 (ABP/Stichting Gereformeerd<br />

Hoger Beroepsonderwijs). In deze zaak verweert de aansprakelijke<br />

zich teg<strong>en</strong> het VOA-verhaal met de stelling dat de b<strong>en</strong>adeelde ge<strong>en</strong><br />

ambt<strong>en</strong>aar is in de zin <strong>van</strong> de ABPW <strong>en</strong> VOA. De Rechtbank is echter<br />

<strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing dat de leer <strong>van</strong> de formele rechtskracht in de weg staat aan<br />

beoordeling <strong>van</strong> de juistheid <strong>van</strong> de uitkeringsbeslissing. De formele<br />

rechtskracht <strong>van</strong> de beschikking tot toek<strong>en</strong>ning door het ABP aan de<br />

b<strong>en</strong>adeelde <strong>van</strong> e<strong>en</strong> uitkering strekt zich, aldus de Rechtbank, mede uit<br />

over het verhaalsgeding <strong>van</strong> het ABP teg<strong>en</strong> de Stichting.<br />

M<strong>en</strong> zou de stelling kunn<strong>en</strong> betrekk<strong>en</strong> dat het strijdt met fundam<strong>en</strong>tele<br />

beginsel<strong>en</strong> <strong>van</strong> (administratiefrechtelijke) rechtsbescherming om de aan-


sprakelijke gebond<strong>en</strong> te acht<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> besluit waarteg<strong>en</strong> hij niet (<strong>en</strong> de<br />

b<strong>en</strong>adeelde weI!) bezwaar of beroep heeft kunn<strong>en</strong> instell<strong>en</strong>. Vgl. bijv.<br />

CRvB 15 februari 1995, AB 1995,426 <strong>en</strong> CRvB 28 november 1996, TAR<br />

1997, 23 (malus). Maar aangezi<strong>en</strong> in dit soort gevall<strong>en</strong> de rechtsbescherming<br />

<strong>van</strong> de aansprakelijke in hand<strong>en</strong> is <strong>van</strong> de civiele rechter, is <strong>van</strong><br />

strijd ge<strong>en</strong> sprake. De civiele rechter past immers de regels <strong>van</strong> het civiele<br />

aansprakelijkheidsrecht toe, hetge<strong>en</strong> oak zau zijn gebeurd wanneer niet<br />

de sociale verzekeraar of risicodrager, maar de b<strong>en</strong>adeelde zelf zau hebb<strong>en</strong><br />

geageerd.<br />

Opmerkelijk in dit verband is dat ook in ABW-verhaalszak<strong>en</strong> geldt dat<br />

de alim<strong>en</strong>tatieplichtige zich niet kan verwer<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> beroep op de onjuistheid<br />

<strong>van</strong> de beslissing <strong>van</strong> de geme<strong>en</strong>te om tot bijstandverl<strong>en</strong>ing over<br />

te gaan. Zie HR 23 februari 1996, NJ 1996, 396. De vergelijking met<br />

ABW-verhaal is treff<strong>en</strong>d: in de verhaalsprocedure mag niet de juistheid<br />

<strong>van</strong> de beslissing tot bijstandverl<strong>en</strong>ing in twijfel word<strong>en</strong> getrokk<strong>en</strong>, maar<br />

kan wei word<strong>en</strong> gediscussieerd over (de hoogte <strong>van</strong>) de onderhoudsplicht;<br />

het bijstandsverhaal mag namelijk de gr<strong>en</strong>s <strong>van</strong> de onderhoudsplicht<br />

niet te bov<strong>en</strong> gaan (art. 93 ABW). Zo is het waarschijnlijk oak bij<br />

verhaal <strong>van</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>: de uitkeringsbeslissing<br />

kan in de verhaalsprocedure niet ter discussie word<strong>en</strong> gesteld, maar er<br />

kan wei word<strong>en</strong> getwist over de hoogte <strong>van</strong>) het 'civiel plafond'.<br />

Overig<strong>en</strong>s wordt, anders dan bij het verhaalsrecht <strong>van</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>, bij het ABW-verhaal aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat het gezag<br />

<strong>van</strong> gewijsde tuss<strong>en</strong> alim<strong>en</strong>tatieplichtige <strong>en</strong> -gerechtigde zich mede uitstrekt<br />

over het verhaalsrecht <strong>van</strong> de geme<strong>en</strong>te. Zie HR 10 mei 1974, NJ<br />

1975,3 m.nt. ARB <strong>en</strong> HR 30 november 1979, NJ 1980, 134 m.nt. WHH.<br />

De argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de 'verplichtheidseis' zijn kortom overtuig<strong>en</strong>d.<br />

Als teg<strong>en</strong>argum<strong>en</strong>t kan nog word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd dat inzet <strong>van</strong> de betwisting<br />

<strong>van</strong> de juistheid <strong>van</strong> de uitkeringsbeslissing natuurlijk kan zijn<br />

dat in werkelijkheid e<strong>en</strong> andere uitkeringsinstantie (op grond <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

andere verzekeringsregeling) tot uitkering had moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat<br />

voor die uitkering ge<strong>en</strong> (wettelijk) verhaalsrecht bestaat. De aansprakelijke<br />

me<strong>en</strong>t bijv. dat het LISV ge<strong>en</strong> WAO-, maar e<strong>en</strong> WW-uitkering<br />

had moet<strong>en</strong> gev<strong>en</strong>. In vergelijking met die situatie gaat de aansprakelijke<br />

er inderdaad op achteruit; gegev<strong>en</strong> de lijn <strong>van</strong> de rechtspraak<br />

moet m<strong>en</strong> de aansprakelijke in die gevall<strong>en</strong> echter toevoeg<strong>en</strong><br />

dat hij niet wordt b<strong>en</strong>adeeld, doch dat hem slechts e<strong>en</strong> voordeel ontgaat.<br />

65


§ 3.5.4 Betating <strong>van</strong> de contante of geschatte waarde<br />

In de WAO is het allang toegestaan <strong>en</strong> gebruikelijk om, zodra e<strong>en</strong><br />

'geconsolideerde toestand' is ingetred<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> 'som ine<strong>en</strong>s' <strong>van</strong> de<br />

aansprakelijke te vorder<strong>en</strong> voor de in de toekomst uit te ker<strong>en</strong> bedrag<strong>en</strong>.<br />

Op grond <strong>van</strong> art. 90 lid 2 W AO is het LISV namelijk bevoegd<br />

de contante waarde <strong>van</strong> de periodieke verstrekking<strong>en</strong> te vorder<strong>en</strong>.<br />

Consolidatie <strong>van</strong> de toe stand <strong>van</strong> de arbeidsongeschikte betek<strong>en</strong>t in dit<br />

verband dat ongeveer vaststaat welk arbeidsongeschiktheidsperc<strong>en</strong>tage<br />

de b<strong>en</strong>adeelde heeft <strong>en</strong> zal behoud<strong>en</strong>. Het intred<strong>en</strong> <strong>van</strong> de geconsolideerde<br />

toestand maakt berek<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> de gekapitaliseerde, contante waarde<br />

<strong>van</strong> de (toekomstige) uitkering<strong>en</strong> gemakkelijk.<br />

In de nieuwere wetgeving staat de hierbedoelde mogelijkheid anders<br />

verwoord. De strekking is waarschijnlijk dezelfde, zij het dat de 'afkoop'<br />

volg<strong>en</strong>s de nieuwere wetgeving slechts de (kom<strong>en</strong>de) periode<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> jaar betreft. Zie bijv. art. 49 lid 2 Wet REA: 'Het Landelijk<br />

instituut sociale verzekering<strong>en</strong> kan indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aanspraak als bedoeld<br />

in het eerste lid, wordt toegek<strong>en</strong>d in de vorm <strong>van</strong> periodieke verstrekking<strong>en</strong>,<br />

de contante waarde daar<strong>van</strong> vorder<strong>en</strong> in de vorm <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

jaarlijks vast te stell <strong>en</strong> afkoopsom die aan het Landelijk instituut sociale<br />

verzekering<strong>en</strong> wordt vergoed voor de tot ale schadelast t<strong>en</strong> gevolge<br />

<strong>van</strong> het veroorzak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de arbeidshandicap.' In art. 61 W Ajong<br />

<strong>en</strong> art. 69 W AZ zijn de woord<strong>en</strong> 'de arbeidshandicap' ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong><br />

door 'arbeidsongeschiktheid'.<br />

Weliswaar word<strong>en</strong> de g<strong>en</strong>oemde bepaling<strong>en</strong> steevast aangeduid als wetsbepaling<strong>en</strong><br />

die de 'afkoop' <strong>van</strong> de gehele verhaalslast (dat wil zegg<strong>en</strong>:<br />

het totaal <strong>van</strong> aIle ingedi<strong>en</strong>de <strong>en</strong> naar verwachting in te di<strong>en</strong><strong>en</strong> verhaalsvordering<strong>en</strong>)<br />

mogelijk mak<strong>en</strong>, maar daartoe beperkt het werkingsbereik<br />

<strong>van</strong> deze bepaling<strong>en</strong> zich naar mijn m<strong>en</strong>ing niet. Getuige de bewoording<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> deze bepaling<strong>en</strong> ook de 'afkoop' <strong>van</strong> afzonderlijke verhaalsdossiers<br />

betreff<strong>en</strong>. Zie De Haas <strong>en</strong> Hartlief 1996, p. 6.<br />

Aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> mag word<strong>en</strong> dat het verhaalzoek<strong>en</strong>de <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong><br />

<strong>risicodragers</strong> is toegestaan om, ook als de wet dat niet uitdrukkelijk<br />

bepaalt, e<strong>en</strong> 'som ine<strong>en</strong>s' te vorder<strong>en</strong> waarin aIle toekomstige aansprak<strong>en</strong><br />

zijn verdisconteerd.<br />

66


V gl. voor de VOA HR 10 augustus 1994, NJ 1995, 58 (Gaflie/Staat <strong>en</strong><br />

ABP). Zie voorts Van Boom <strong>en</strong> Storm 1995, p. 152. Dit voigt mijns<br />

inzi<strong>en</strong>s (ook) uit (analoge) toepassing <strong>van</strong> art. 6:105 BW.<br />

Voor de verzekeraar die ex art. 284 WvK ageert, ligt de zaak gecompliceerder.<br />

V oor deze verzekeraar geldt dat hij, wanneer hij periodieke<br />

uitkering<strong>en</strong> verstrekt, striktg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>male in ev<strong>en</strong>zovele<br />

vordering<strong>en</strong> gesubrogeerd wordt. Verdedigbaar is dat hij in plaats<br />

daar<strong>van</strong> het recht op e<strong>en</strong> 'som ine<strong>en</strong>s' geld<strong>en</strong>d kan mak<strong>en</strong>, nu dit in<br />

economisch opzicht - althans op voorhand beschouwd - e<strong>en</strong>zelfde<br />

waarde heeft. Anderzijds kan het in het belang zijn <strong>van</strong> de aansprakelijke<br />

om slechts tot vergoeding <strong>van</strong> de periodieke verhaalsvordering<br />

over te will<strong>en</strong> gaan, bijv. wanneer ge<strong>en</strong> verantwoorde voorspelling<br />

over de ontwikkeling <strong>van</strong> de toekomstige schade kan word<strong>en</strong><br />

gedaan. De rechter zal dan met toepassing <strong>van</strong> art. 6: 105 BW e<strong>en</strong><br />

afweging <strong>van</strong> deze conflicter<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong> moe t<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> andere kwestie is dat bij bepaalde 'uitkering<strong>en</strong>', gedaan door<br />

de verzekeraar of risicodrager, ge<strong>en</strong> sprake is <strong>van</strong> e<strong>en</strong> uitkering in<br />

geld. Dat speelt bijv. bij verstrekking<strong>en</strong> in natura. De verstrekking<br />

zal in dat geval op waarde moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geschat. De geschatte<br />

waarde kan vervolg<strong>en</strong>s onder het verhaalsrecht word<strong>en</strong> gebracht.<br />

E<strong>en</strong> voorbeeld hier<strong>van</strong> treft m<strong>en</strong> aan in art. 65b lid 2 A WBZ <strong>en</strong> art. 83b<br />

lid 2 ZfW: 'Voorzover de geldswaarde <strong>van</strong> de in het eerste lid bedoelde<br />

verstrekking<strong>en</strong> niet kan word<strong>en</strong> vastgesteld, wordt deze bepaald op e<strong>en</strong><br />

gesehat bedrag.' Deze bepaling<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> de mogelijkheid om bij ministeriele<br />

regeling nadere regels stell<strong>en</strong>.<br />

Overig<strong>en</strong>s zou e<strong>en</strong> sehatting <strong>van</strong> verstrekking<strong>en</strong> in natura met analoge<br />

toepassing <strong>van</strong> art. 6:97 BW ook mogelijk zijn.<br />

§ 3.5.5 Belasting<strong>en</strong> <strong>en</strong> sociale premies<br />

Kan e<strong>en</strong> verzekeraar of risicodrager verhaal nem<strong>en</strong> voor afgedrag<strong>en</strong><br />

belasting<strong>en</strong> <strong>en</strong> sociale premies? Het antwoord kan word<strong>en</strong> gezocht<br />

in de vraag: zou de b<strong>en</strong>adeelde zeIf deze uitgav<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

verhal<strong>en</strong>? In § 3.4.2 werd duidelijk dat de Hoge Raad in letselsehadegevall<strong>en</strong><br />

reeds bij de berek<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> het bedrag dat de b<strong>en</strong>adeelde<br />

zelf zou hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vorder<strong>en</strong>, er<strong>van</strong> uit gaat dat de b<strong>en</strong>adeelde<br />

e<strong>en</strong> som ine<strong>en</strong>s zou hebb<strong>en</strong> gevorderd voor in de toekomst te lijd<strong>en</strong><br />

inkom<strong>en</strong>sschade. Het vervolg <strong>van</strong> de red<strong>en</strong>ering is dat e<strong>en</strong> dergelijke<br />

67


'som ine<strong>en</strong>s' onbelast is <strong>en</strong> dat om die red<strong>en</strong> de (sociale) verzekeraar<br />

ge<strong>en</strong> belasting<strong>en</strong> <strong>en</strong> premies kan vorder<strong>en</strong>. In § 3.4.2 gaf ik reeds aan<br />

dat deze oplossing voor lang niet aIle gevall<strong>en</strong> voor de hand ligt. In<br />

de gevall<strong>en</strong> daar g<strong>en</strong>oemd is naar mijn m<strong>en</strong>ing weI plaats voor verhaal<br />

<strong>van</strong> belasting<strong>en</strong> <strong>en</strong> sociale premies.<br />

In die gevall<strong>en</strong> waarin de b<strong>en</strong>adeelde zelf weI vergoeding had kunn<strong>en</strong><br />

vorder<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> bepaalde belasting- of premiepost, kan de gesubrogeerde<br />

verzekeraar of de verhaalsinstantie met e<strong>en</strong> zelfstandig<br />

verhaalsrecht deze post ook onder het verhaalsrecht br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Daarvoor<br />

is uiteraard noodzakelijk dat deze bela sting- of premiepost t<strong>en</strong><br />

laste is gebracht <strong>van</strong> de betreff<strong>en</strong>de instantie. V olg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> uitspraak<br />

<strong>van</strong> de Hoge Raad uit 1974 is daarvoor voorts nodig dat de gedane<br />

bela sting- of premieuitgave is terug te voer<strong>en</strong> op de desbetreff<strong>en</strong>de<br />

wet waar het verhaalsrecht naar verwijst.<br />

Vgl. ook HR 1 februari 1974, NJ 1974, 391 (Bedrijfsver<strong>en</strong>iging voor<br />

detailhandel <strong>en</strong> ambacht<strong>en</strong>/Visscher); daar betrof het niet het het probleem<br />

<strong>van</strong> het 'civiel plafond', maar de vraag of e<strong>en</strong> bedrijfsver<strong>en</strong>iging<br />

met e<strong>en</strong> beroep op het verhaalsrecht <strong>van</strong> art. 52a Zw ook verhaal kon<br />

nem<strong>en</strong> voor afgedrag<strong>en</strong> premies AKW <strong>en</strong> A WBZ. De Hoge Raad wees<br />

dit af, nu afdracht <strong>van</strong> dergelijke premies niet 'kracht<strong>en</strong>s deze wet gemaakte<br />

kost<strong>en</strong>' als bedoeld in art. 52a Zw betrof. Betaling <strong>van</strong> dergelijke<br />

premies door de uitkeringsinstantie is namelijk gebaseerd op (thans:) art.<br />

6 <strong>en</strong> 8 Wet op de loonbelasting 1964 (jo. art. 11 Uitvoeringsbesluit loonbelasting<br />

1965) <strong>en</strong> art. 3a CSV.<br />

§ 3.6 Bijkom<strong>en</strong>de recht<strong>en</strong> jeg<strong>en</strong>s de aansprakelijke<br />

§ 3.6.1 De scho<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde (II): nev<strong>en</strong>- <strong>en</strong><br />

voorrecht<strong>en</strong><br />

Betreft de aansprakelijkheid schade die onder de verplichte verzekeringsdekking<br />

<strong>van</strong> de WAM valt, dan heeft de verzekeraar of risicodrager<br />

naast de aansprakelijke persoon nog de WAM-verzekeraar<br />

als debiteur. De verzekeraar of risicodrager die e<strong>en</strong> gesubrogeerd of<br />

zelfstandig verhaalsrecht toekomt, is 'b<strong>en</strong>adeelde' in de zin <strong>van</strong> art.<br />

1 WAM. Daarom komt hem de 'action directe' <strong>van</strong> art. 6 WAM toe,<br />

uiteraard indi<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor zover de verzekerde aansprakelijk is. De<br />

68


'action directe' is in die zin namelijk e<strong>en</strong> 'nev<strong>en</strong>recht' <strong>van</strong> de verhaaIsvordering<br />

jeg<strong>en</strong>s de aansprakelijke.<br />

Zie Rb. Rotterdam 19 apri11974, NJ 1975,515 (Provinciale Verzekering<br />

Maatschappij/Haasnoot/Bedrijfsver<strong>en</strong>iging voor de Hav<strong>en</strong>), HR 7 november<br />

1975, NJ 1976,332 m.nt. ARB (Algeme<strong>en</strong> Ziek<strong>en</strong>fonds 's-Hertog<strong>en</strong>bosch<br />

e.o.lNationale Nederland<strong>en</strong>) <strong>en</strong> HR 10 augustus 1994, NJ<br />

1995,58 (GafJic/Staat <strong>en</strong> ABP). Zie ook De Bosch Kemper 1995, § 28.<br />

Het omgekeerde standpunt dat (wettelijk) uitgeslot<strong>en</strong> aansprakelijkheid<br />

herleeft indi<strong>en</strong> de veroorzaker e<strong>en</strong> W AM-verzekering aan zijn zijde<br />

heeft, kan naar geld<strong>en</strong>d recht niet als juist word<strong>en</strong> aanvaard. Aldus HR<br />

6 mei 1983, NJ 1983, 584 m.nt. FHJM (Delta Lloyd Schadeverzekering/Ziek<strong>en</strong>fonds<br />

Rijnstreek).<br />

Als sequeel <strong>van</strong> de 'action directe' kan het verhaaIsrecht in voorkom<strong>en</strong>de<br />

gevall<strong>en</strong> ook word<strong>en</strong> uitgeoef<strong>en</strong>d jeg<strong>en</strong>s het Waarborgfonds<br />

motorverkeer.<br />

De inhoud <strong>en</strong> om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de aanspraak <strong>van</strong> de verhaalzoek<strong>en</strong>de<br />

verzekeraar of risicodrager jeg<strong>en</strong>s de WAM-verzekeraar (of het<br />

Waarborgfonds) kan overig<strong>en</strong>s - dat werd hiervoor in § 3.4.4 aJ duidelijk<br />

- anders zijn dan de vordering zoals de b<strong>en</strong>adeelde die geld<strong>en</strong>d<br />

zou hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>.<br />

Van de voorrecht<strong>en</strong> die mogeJijk rele<strong>van</strong>t kunn<strong>en</strong> zijn, neemt art.<br />

3:287 BW e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale plaats in. Dit artikelluidt als voIgt: 'De vordering<br />

tot vergoeding <strong>van</strong> schade is bevoorrecht op de vordering die<br />

de schuld<strong>en</strong>aar uit hoofde <strong>van</strong> verzekering <strong>van</strong> zijn aansprakelijkheid<br />

op de verzekeraar mocht hebb<strong>en</strong>, voor zover deze vordering de verplichting<br />

tot vergoeding <strong>van</strong> deze schade betreft.' Uit lid 2 voIgt dat<br />

het voorrecht gaat bov<strong>en</strong> aIle andere recht<strong>en</strong> <strong>van</strong> derd<strong>en</strong> op de vorderingjeg<strong>en</strong>s<br />

de aansprakelijkheidsverzekeraar. Art. 3:287 BW heeft<br />

vooral betek<strong>en</strong>is voor die gevall<strong>en</strong> waarin ge<strong>en</strong> WAM-dekking bestaat,<br />

dus met name in aansprakelijkheidskwesties waarbij ge<strong>en</strong> gemotoriseerde<br />

aansprakelijke betrokk<strong>en</strong> is.<br />

E<strong>en</strong> voorbeeld <strong>van</strong> de werking <strong>van</strong> art. 3:287 BW. De fiets<strong>en</strong>de werknemer<br />

A moet op weg naar zijn werk uitwijk<strong>en</strong> voor de hond <strong>van</strong> B, die<br />

plotseling de weg overr<strong>en</strong>t. A botst teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> boom <strong>en</strong> heeft ernstig<br />

hoofdletsel. Hij kan e<strong>en</strong> half jaar lang zijn werkzaamhed<strong>en</strong> voor werkgever<br />

C niet verricht<strong>en</strong>. C betaalt gedur<strong>en</strong>de die peri ode op grond <strong>van</strong><br />

69


art. 7:629 BW 70% <strong>van</strong> het loon aan A door. B, die teg<strong>en</strong> wettelijke<br />

aansprakelijkheid is verzekerd bij verzekeringsmaatschappij X, failleert<br />

daags na het ongeval. Werkgever C wil de kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> loondoorbetaling<br />

op B verhal<strong>en</strong>, <strong>en</strong> weI op grond <strong>van</strong> art. 6: 107a lid 2 BW jo. art. 6: 179<br />

BW (bezittersaansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dier<strong>en</strong>).<br />

Het faillissem<strong>en</strong>t <strong>van</strong> B deert C niet, in dier voege dat hij met e<strong>en</strong> beroep<br />

op art. 3:287 BW e<strong>en</strong> voorrecht kan uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong> op de vordering die B<br />

naar aanleiding <strong>van</strong> de aansprakelijkheidvestig<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>is heeft gekreg<strong>en</strong><br />

jeg<strong>en</strong>s X. B moet (hoogstwaarschijnlijk) weI del<strong>en</strong> in de faillissem<strong>en</strong>tskost<strong>en</strong>.<br />

Zie nader over werking <strong>en</strong> werkingsbereik <strong>van</strong> art. 3:287 BW K.W. Brevet<br />

<strong>en</strong> C.W.M. Lieverse, in: Verzekering <strong>en</strong> faillissem<strong>en</strong>t, Zwolle:<br />

W.E.J .Tje<strong>en</strong>k Willink 1996 (preadviez<strong>en</strong> Ver<strong>en</strong>iging voor verzekeringswet<strong>en</strong>schap),<br />

p. 9 e.v.<br />

Dat art. 3:287 BW kan word<strong>en</strong> ingeroep<strong>en</strong> door de gesubrogeerde<br />

verzekeraar, voIgt uit art. 6: 142 BW. Het voorrecht gaat met subrogatie<br />

mee over op de verzekeraar. V gl. HR 19 juni 1998, NJ 1999,<br />

533 (Hollandse ScheepshypotheekbankiLISV). Naar geld<strong>en</strong>d recht<br />

kan voorts word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat het voorrecht ook kleeft aan het<br />

zelfstandig verhaalsrecht. Weliswaar kunn<strong>en</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong><br />

<strong>risicodragers</strong> striktg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> beroep do<strong>en</strong> op de rechtsovergang<br />

<strong>van</strong> art. 6:142 BW, maar nu zij ook geld<strong>en</strong> als 'b<strong>en</strong>adeeld<strong>en</strong>' in de<br />

zin <strong>van</strong> de W AM is er veel voor te zegg<strong>en</strong> hier e<strong>en</strong>zelfde ruime b<strong>en</strong>adering<br />

te kiez<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> andere opvatting zou bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> tot het vreemde resultaat lei d<strong>en</strong> dat<br />

het recht op de verzekeringsp<strong>en</strong>ning<strong>en</strong> niet t<strong>en</strong> goede zou kom<strong>en</strong> aan de<br />

gezam<strong>en</strong>lijke crediteur<strong>en</strong> wanneer de b<strong>en</strong>adeelde e<strong>en</strong> particuliere ziektekost<strong>en</strong>verzekering<br />

zou hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> weI wanneer hij verplicht ziek<strong>en</strong>fondsverzekerde<br />

was. Dat zijn, zo lijkt mij, toch toevallige omstandighed<strong>en</strong><br />

waar de crediteur<strong>en</strong> <strong>van</strong> de aansprakelijke helemaal niets mee te mak<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong>.<br />

Het voorgaande neemt overig<strong>en</strong>s niet weg dat betwijfeld kan word<strong>en</strong><br />

of het w<strong>en</strong>selijk is dat <strong>verzekeraars</strong>, sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong><br />

e<strong>en</strong> beroep toekomt op het voorrecht <strong>van</strong> art. 3:287 BW. Het ligt<br />

namelijk niet zonder meer voor de hand om de slachtofferbescherm<strong>en</strong><br />

de functie <strong>van</strong> dit voorrecht ook te do <strong>en</strong> uitstrekk<strong>en</strong> tot ander<strong>en</strong><br />

70


dan de b<strong>en</strong>adeelde zelf. Zie daarover meer uitgebreid Van Boom<br />

2000, p. 195-197.<br />

§ 3.6.2 Recht op wettelijke r<strong>en</strong>te<br />

Wettelijke r<strong>en</strong>te over e<strong>en</strong> geldsom is slechts verschuldigd over de periode<br />

dat de debiteur in verzuim is geweest (art. 6: 119 BW). Hoofdregel<br />

is dat verzuim slechts intreedt indi<strong>en</strong> de crediteur e<strong>en</strong> schriftelijke ingebrekestelling<br />

heeft verzond<strong>en</strong> aan de debiteur waarin e<strong>en</strong> redelijke<br />

termijn voor nakoming is g<strong>en</strong>oemd <strong>en</strong> deze termijn ongebruikt is verstrek<strong>en</strong><br />

(art. 6:82 BW). Maar de b<strong>en</strong>adeelde met e<strong>en</strong> wettelijke schadevergoedingsvordering<br />

komt in de regel e<strong>en</strong> beroep toe op art. 6:83<br />

sub b BW, zodat het verzuim <strong>van</strong> rechtswege intreedt <strong>en</strong> de wettelijke<br />

r<strong>en</strong>te over de schadevergoeding 'terstond' begint 'te lop<strong>en</strong>' .<br />

Dat lijkt e<strong>en</strong> handzame regel, maar hij noodzaakt weI tot beantwoording<br />

<strong>van</strong> de vraag wanneer de schadevergoedingsverbint<strong>en</strong>is opeisbaar wordt.<br />

Dat hangt in grote mate af <strong>van</strong> de wijze <strong>van</strong> schadeberek<strong>en</strong>ing. Bij abstracte<br />

schadeberek<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> zaakschade wordt de schade bijv. geacht<br />

te zijn geled<strong>en</strong> op het mom<strong>en</strong>t waarop de gebeurt<strong>en</strong>is zich voordoet die<br />

tot aansprakeJijkheid aanleiding geeft. Zie ParI. Gesch. Boek 6, bIz. 475.<br />

Wordt inkom<strong>en</strong>sschade per maand berek<strong>en</strong>d, dan zal steeds per maand<br />

opeisbaarheid ontstaan. Doet m<strong>en</strong> de (toekomstige) inkom<strong>en</strong>sschade<br />

echter af met e<strong>en</strong> 'som ine<strong>en</strong>s', dan moet e<strong>en</strong> opeisbaarheidsmom<strong>en</strong>t<br />

word<strong>en</strong> 'geprikt'. Onzeker is welk mom<strong>en</strong>t hier besliss<strong>en</strong>d is. Zie nader<br />

C.J.M. Klaass<strong>en</strong>, in: Het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> ontstaan <strong>van</strong> schade, preadviez<strong>en</strong><br />

VBR 1998, Lelystad: Vermande 1998, p. 14 e.v.<br />

Hoe is het nu gesteld met het verhaalsrecht <strong>van</strong> <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>?<br />

Valt het verhaalsrecht ook binn<strong>en</strong> het werkingsbereik <strong>van</strong><br />

art. 6:83 sub b BW, of moet<strong>en</strong> <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> eerst<br />

ingebrekestelling<strong>en</strong> aan de aansprakelijke stur<strong>en</strong> voordat <strong>en</strong>ig recht<br />

op wettelijke r<strong>en</strong>te ontstaat? De weinige (lagere) rechtspraak is verdeeld.<br />

Soms wordt geoordeeld dat e<strong>en</strong> zelfstandig verhaalsrecht <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> sociale verzekeraar niet kan word<strong>en</strong> geacht voort te vloei<strong>en</strong> uit<br />

de onrechtmatige daad. Zie Hof Arnhem 26 maart 1996, VR 1997,<br />

133. Dit zou betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat de sociale verzekeraar de aansprakelijke<br />

eerst ingebreke di<strong>en</strong>t te stell<strong>en</strong> alvor<strong>en</strong>s recht op vergoeding <strong>van</strong> r<strong>en</strong>teschade<br />

ontstaat. Ik b<strong>en</strong> er aan de <strong>en</strong>e kant niet <strong>van</strong> overtuigd dat dit<br />

in overe<strong>en</strong>stemming is met de ratio <strong>van</strong> art. 6:83 sub b BW. De aan-<br />

71


sprakelijke wordt bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> niet slechter <strong>van</strong> het verzuim <strong>van</strong> rechtswege,<br />

omdat de b<strong>en</strong>adeelde zelf daar ook recht op zou kunn<strong>en</strong> do <strong>en</strong><br />

geld<strong>en</strong>.<br />

V gl. Van Boom 1999b, p. 112. Zie ook Hof D<strong>en</strong> Haag 18 april 1995, VR<br />

1996, 23 (inhoud<strong>en</strong>de dat art. 6:83 sub b BW rechtstreeks toepasselijk is<br />

op het verhaalsrecht <strong>van</strong> art. 83b ZfW).<br />

Maar aan de andere kant kan ook word<strong>en</strong> gezegd dat, nu het verhaalsrecht<br />

<strong>van</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> strikt g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

ge<strong>en</strong> recht op schadevergoeding is, maar integ<strong>en</strong>deel e<strong>en</strong> recht op<br />

verhaal <strong>van</strong> gemaakte kost<strong>en</strong> (zie nader § 3.5.2), er ge<strong>en</strong> grond bestaat<br />

voor toepassing <strong>van</strong> art. 6:83 sub b BW. Zie over deze teg<strong>en</strong>strijdige<br />

uitgangspunt<strong>en</strong> ook de verjaringsperikel<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> in<br />

§ 3.8.3.<br />

Wat betreft de particuliere schadeverzekeraar: deze wordt gesubrogeerd<br />

in de recht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de verzekerde <strong>en</strong> hem komt dus niet meer<br />

of anders toe dan de verzekerde. Als die e<strong>en</strong> delictuele of contractuele<br />

schadevergoedingsvordering heeft, dan geldt art. 6:83 sub b BW ook<br />

t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong> de verzekeraar, mits deze de r<strong>en</strong>te schade ook werkelijk<br />

aan de verzekerde heeft vergoed. Vanaf het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> subrogatie<br />

valt de aldus sam<strong>en</strong>gestelde vordering echter in het vermog<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de verzekeraar, <strong>en</strong> <strong>van</strong>af dat mom<strong>en</strong>t kan slechts wettelijke r<strong>en</strong>te<br />

lop<strong>en</strong> over deze vordering ais in de verhouding tuss<strong>en</strong> verzekeraar<br />

<strong>en</strong> aansprakelijke voldaan is aan de vereist<strong>en</strong> <strong>van</strong> het verzuim. Zie<br />

Mon. Nieuw BW B-44 (Van Marwijk Kooy), bIz. 8. V gl. Asser/Clausing/Wansink,<br />

nr. 323. De vraag rijst of de gesubrogeerde vordering<br />

voor wat betreft de r<strong>en</strong>tederving na rechtsovergang voortvloeit uit<br />

onrechtmatige daad of wanprestatie als bedoeld in art. 6:83 sub b<br />

BW. Dat is aIle<strong>en</strong> zo als m<strong>en</strong> wil aannem<strong>en</strong> dat de positie <strong>van</strong> de<br />

gesubrogeerde verzekeraar werkelijk dezelfde is als die <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde<br />

verzekerde. Dat lijkt niet het geval te zijn, nu de betreff<strong>en</strong>de<br />

r<strong>en</strong>teschade niet <strong>van</strong> oorsprong door de verzekerde zelf is geled<strong>en</strong>.<br />

Anderzijds is het zo dat, als m<strong>en</strong> de wettelijke r<strong>en</strong>te berek<strong>en</strong>t over de<br />

oorspronkelijk aan de verzekerde verschuldigde hoofdvordering (in<br />

te gaan op de dag waarop de verzekeringsp<strong>en</strong>ning<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgekeerd),<br />

de aansprakelijke persoon er niet op achteruit gaat: zijn positie<br />

verslechtert niet door de rechtsovergang <strong>van</strong> de hoofdvordering<br />

op de verzekeraar. Dat zou ervoor kunn<strong>en</strong> pleit<strong>en</strong> om de (gesubrogeerde)<br />

vordering <strong>van</strong> de schadeverzekeraar ook te beschouw<strong>en</strong> als<br />

72


e<strong>en</strong> 'verbint<strong>en</strong>is (die) voortvloeit uit onrechtmatige daad' als bedoeld<br />

in art. 6:83 sub b BW.<br />

§ 3.6.3 Vergoeding <strong>van</strong> incassokost<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> verhaalsrecht verplicht de aansprakelijke tot betaling <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

gelds om. Aan elke geldvordering kleeft het 'nev<strong>en</strong>recht' <strong>van</strong> art. 6:96<br />

lid 2 onder c BW: het recht om me de vergoeding te vorder<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

redelijke kost<strong>en</strong> ter verkrijging <strong>van</strong> voldo<strong>en</strong>ing buit<strong>en</strong> rechte. Zie HR<br />

5 december 1997, NJ 1998, 400 (Terminus/ZAO). De Hoge Raad<br />

oordeelde in dit arrest - terecht - dat elke crediteur <strong>van</strong> e<strong>en</strong> vordering<br />

die niet wordt voldaan, het recht uit art. 6:96 lid 2 sub c BW heeft.<br />

Dat geldt dus ook voor verhaalsrecht<strong>en</strong>, ongeacht of ze zelfstandig<br />

zijn of op subrogatie berust<strong>en</strong>.<br />

Anders nog (voor het verhaal <strong>van</strong> art. 6:107a BW): Kamerstukk<strong>en</strong> I<br />

1995/96, 24 326, nr. 119b, p. 3 (memorie <strong>van</strong> antwoord Eerste Kamer<br />

terzake invoeging art. 6: 107a BW), Jans<strong>en</strong> 1997, p. 158 <strong>en</strong> Kremer 1996,<br />

p. 95. De discussie hierover moet - d<strong>en</strong>k ik - als geslot<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beschouwd.<br />

Wei heeft Kremer er terecht op gewez<strong>en</strong> dat verhaalbaarheid<br />

<strong>van</strong> kost<strong>en</strong> als bedoeld in art. 6:96 lid 2 sub c BW per saldo leidt tot e<strong>en</strong><br />

grotere aansprakelijkheidslast, wanneer m<strong>en</strong> bijv. bij 1etselschade de huidige<br />

situatie vergelijkt met die waarin slechts e<strong>en</strong> persoon (de b<strong>en</strong>adeelde)<br />

schadevergoeding <strong>van</strong> zijn gehele schade vordert. In werkelijkheid<br />

wordt zijn schade namelijk (gedeeltelijk) verplaatst naar allerlei (sociale)<br />

<strong>verzekeraars</strong>, die bij de uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> hun verhaalsrecht<strong>en</strong> elk afzonderlijk<br />

e<strong>en</strong> beroep do<strong>en</strong> op art. 6:96 lid 2 sub c BW. En daar kunn<strong>en</strong> we<br />

inmiddels de kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> administratieve afhandeling <strong>van</strong> betaling aan<br />

toevoeg<strong>en</strong>. Zie HR 16 oktober 1998, NJ 1999, 196 m.nt. ARB<br />

(Amev/Staat). Al deze kost<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> in verhouding hoger zijn dan wanneer<br />

alle schadevergoedingsvordering<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> hand bij de b<strong>en</strong>adeelde<br />

zoud<strong>en</strong> zijn geb1ev<strong>en</strong>. Hartlief <strong>en</strong> Tjittes 1999, p. 84, <strong>en</strong> S.D. Lind<strong>en</strong>bergh,<br />

A&V 1999, p. 108, onderschrijv<strong>en</strong> het pleidooi <strong>van</strong> Kremer om<br />

tot begr<strong>en</strong>zing te kom<strong>en</strong>.<br />

De uitspraak in de zaak Terminus/ZAO lijkt haaks te staan op het<br />

arrest Nederlands Bureau der Motorrijtuig<strong>verzekeraars</strong>/ABP & Van<br />

der Wal (HR 18 februari 1994, NJ 1995,607 m.nt. CJHB) waarin de<br />

Hoge Raad besliste dat buit<strong>en</strong>gerechtelijke kost<strong>en</strong> niet als kost<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

73


de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in de zin <strong>van</strong> art. 2 lid 1 VOA kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beschouwd.<br />

Het Hof had in deze zaak geoordeeld dat buit<strong>en</strong>gerechtelijke kost<strong>en</strong><br />

kracht<strong>en</strong>s art. 2 VOA voor vergoeding in aanmerking kom<strong>en</strong>. Dat oordeel<br />

is volg<strong>en</strong>s de Hoge Raad onjuist, aangezi<strong>en</strong> het niet betreft 'de kost<strong>en</strong><br />

( ... ) <strong>van</strong> de verle<strong>en</strong>de uitkering<strong>en</strong> of verstrekking<strong>en</strong>. ( ... ) Nu de kost<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> bedoelde uitkering<strong>en</strong> of verstrekking<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verhaald<br />

wnder dat vereist is dat het verhal<strong>en</strong>d lichaam schade of nadeel heeft<br />

geled<strong>en</strong>, br<strong>en</strong>gt daarteg<strong>en</strong>over de redelijkheid niet mee dat het verhaalsrecht<br />

zou behor<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> uitgebreid tot de met het uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> dat<br />

recht gepaard gaande buit<strong>en</strong>gerechtelijke kost<strong>en</strong>'.<br />

Hoe kunn<strong>en</strong> deze twee uiterst<strong>en</strong> met elkaar word<strong>en</strong> ver<strong>en</strong>igd? M<strong>en</strong><br />

kan het arrest zo begrijp<strong>en</strong> dat bij verhaal kracht<strong>en</strong>s de VOA nooit<br />

grond is voor vergoeding <strong>van</strong> buit<strong>en</strong>gerechtelijke kost<strong>en</strong>. Zou de<br />

Hoge Raad dat hebb<strong>en</strong> bedoeld (<strong>en</strong> daar heeft het veel <strong>van</strong> weg), dan<br />

is het arrest niet te ver<strong>en</strong>ig<strong>en</strong> met het hiervoor geschetste stelsel <strong>van</strong><br />

art. 6:96 BW. E<strong>en</strong> andere, maar minder waarschijnlijke interpretatie<br />

is dat de Hoge Raad heeft will<strong>en</strong> besliss<strong>en</strong> dat ook bij het VOA-verhaal<br />

de mogelijkheid be staat om op grond <strong>van</strong> art. 6:96 lid 2 sub c<br />

BW vergoeding <strong>van</strong> buit<strong>en</strong>gerechtelijke kost<strong>en</strong> te vorder<strong>en</strong>, maar niet<br />

met e<strong>en</strong> beroep op art. 2 VOA. Gezi<strong>en</strong> de bewoording<strong>en</strong> <strong>van</strong> het arrest<br />

lijkt mij dit uiterst onwaarschijnlijk. Zie over e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander, met nadere<br />

verwijzing<strong>en</strong>: Van Boom <strong>en</strong> Storm 1995, p. 152. Ik houd het er<br />

voorlopig op dat het arrest Nederfands Bureau der Motorrijtuig<strong>verzekeraars</strong>lABP<br />

& Van der Waf ge<strong>en</strong> navolging verdi<strong>en</strong>t <strong>en</strong> zo <strong>en</strong>g<br />

mogelijk moet word<strong>en</strong> geYnterpreteerd (dat wil zegg<strong>en</strong> dat het alle<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> toepassing is op het VOA-verhaalsrecht). V gl. hierover S.D. Lind<strong>en</strong>bergh,<br />

A&V 1999, p. 107.<br />

Teg<strong>en</strong> vergoedbaarheid <strong>van</strong> de kost<strong>en</strong> als bedoeld in art. 6:96 lid<br />

2 onder b BW (kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> vaststelling <strong>van</strong> schade <strong>en</strong> aansprakelijkheid)<br />

zou nog kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingebracht dat e<strong>en</strong> sociale verzekeraar<br />

of risicodrager ge<strong>en</strong> recht op schadevergoeding als bedoeld in art.<br />

6.1.10 geld<strong>en</strong>d maakt, maar juist zijn eig<strong>en</strong> verhaalsrecht. Zie aldus<br />

Kremer 1996, p. 94. Gezi<strong>en</strong> de arrest<strong>en</strong> TerminuslZAO (HR 5 december<br />

1997, NJ 1998,400), waarin aan elke crediteur het recht uit art.<br />

6:96 lid 2 sub c BW werd toegek<strong>en</strong>d, <strong>en</strong> AmevlStaat (HR 16 oktober<br />

1998, NJ 1999, 196 m.nt. ARB), waarin de Hoge Raad ook interne<br />

kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> o.m. boeking <strong>van</strong> de verschuldigde betaling verhaalbaar<br />

74


achtte, zou het mij niet verbaz<strong>en</strong> wanneer de Hoge Raad art. 6:96 BW<br />

volledig <strong>van</strong> toepassing zou acht<strong>en</strong> op zelfstandige verhaalsrecht<strong>en</strong>.<br />

Dat zou naar mijn m<strong>en</strong>ing ook geheel strok<strong>en</strong> met het verhaal kracht<strong>en</strong>s<br />

subrogatie: de gesubrogeerde verzekeraar komt naar mijn overtuiging<br />

als rechtsopvolger <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde e<strong>en</strong> beroep toe op aIle<br />

in art. 6:96 BW g<strong>en</strong>oemde verhaalsgrond<strong>en</strong>. V gl. Hof Amsterdam 17<br />

maart 1994, A& V 1994/3, p. 83. In de verzekeringsrechtelijke literatuUf<br />

ziet m<strong>en</strong> niettemin nog met <strong>en</strong>ige regelmaat de stelling verkondigd<br />

dat het verhaal <strong>van</strong> taxatie- <strong>en</strong> expertisekost<strong>en</strong> door <strong>verzekeraars</strong><br />

niet mogelijk zou zijn. Zie daarover Kremer 1994, p. 62-63.<br />

Die stelling lijkt mij in het licht <strong>van</strong> art. 6:96 BW, het leerstuk <strong>van</strong><br />

de subrogatie <strong>en</strong> de rechtspraak <strong>van</strong> de Hoge Raad onjuist.<br />

§ 3.7 Immuniteit voor veI'haal<br />

§ 3.7.1 1nleiding<br />

E<strong>en</strong> verzekeraar of risicodrager die schade heeft vergoed aan de b<strong>en</strong>adeelde<br />

<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s zijn verhaalsrecht wil uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de<br />

aansprakelijke, kan stuit<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> bijzondere (rechts)verhouding tuss<strong>en</strong><br />

aansprakelijke <strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde. Die bijzondere verhouding lean ertoe<br />

leid<strong>en</strong> dat de b<strong>en</strong>adeelde zelf 'het niet in zijn hoofd zou hebb<strong>en</strong><br />

gehaald' om de aansprakelijke tot schadevergoeding aan te sprek<strong>en</strong>.<br />

Gedacht kan word<strong>en</strong> aan familie-, vri<strong>en</strong>dschaps- <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong>;<br />

het verhaal <strong>van</strong> de verzekeraar of risicodrager kan daar ongew<strong>en</strong>ste<br />

druk op uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Dit Ie vert e<strong>en</strong> affectie-, vri<strong>en</strong>dschaps- of 'arbeidsrust' -argum<strong>en</strong>t<br />

op teg<strong>en</strong> verhaal. Er kan ook (of tegelijkertijd) sprake zijn <strong>van</strong> meer<br />

financieel getinte argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> verhaal. Verhaal op e<strong>en</strong> persoon<br />

die tev<strong>en</strong>s (gedeeltelijk) de premies betaalt voor de desbetreff<strong>en</strong>de<br />

verzekering, of die deel uitmaakt <strong>van</strong> de kring <strong>van</strong> meebetal<strong>en</strong>de person<strong>en</strong><br />

(bijv. 'de onderneming'), lijkt in beginsel- <strong>en</strong> met uitzondering<br />

<strong>van</strong> die gevaJl<strong>en</strong> waarin de schade door opzet of bewuste roekeloosheid<br />

is toegebracht - niet w<strong>en</strong>selijk. Dit argum<strong>en</strong>t heeft bijv. e<strong>en</strong><br />

rol gespeeJd bij de onmogelijkheid <strong>van</strong> verhaal op de werkgever <strong>en</strong><br />

collega's bij bepaalde sociale verzekeringswetgeving. Ik kom daar<br />

nog op terug.<br />

E<strong>en</strong> ander financieel getint argum<strong>en</strong>t teg<strong>en</strong> verhaal speelt e<strong>en</strong> rol<br />

in die gevall<strong>en</strong> waarin de (rechts)verhouding tuss<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde zo-<br />

75


danig is dat de financiele gevolg<strong>en</strong> <strong>van</strong> het verhaal op de aansprakelijke<br />

direct of indirect (mede) word<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong> door de b<strong>en</strong>adeelde.<br />

Gedacht kan bijv. word<strong>en</strong> aan gezinsverhouding<strong>en</strong>, <strong>en</strong> in bepaalde<br />

opzicht<strong>en</strong> ook aan verhouding<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> rondom rechtsperson<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> person<strong>en</strong>v<strong>en</strong>nootschapp<strong>en</strong>. Is e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>mans-BV verzekerd teg<strong>en</strong><br />

brandschade, dan kan het in strijd kom<strong>en</strong> met de strekking <strong>van</strong> de<br />

verzekeringsovere<strong>en</strong>komst om verhaal te nem<strong>en</strong> op de bestuurder/<strong>en</strong>ig<br />

aandeelhouder aan wi<strong>en</strong>s schuld het uitbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> brand is<br />

te wijt<strong>en</strong>. Per saldo kan hij immers in economisch opzicht volledig<br />

word<strong>en</strong> gei"d<strong>en</strong>tificeerd met de verzekerde rechtspersoon.<br />

Zie voor e<strong>en</strong> toepassing <strong>van</strong> dit argum<strong>en</strong>t (bij verhaa1 in gezinsverband)<br />

bijv. HR 6 mei 1983, NJ 1983, 584 m.nt. FHJM (Delta Lloyd Schadeverzekering/Ziek<strong>en</strong>fonds<br />

Rijnstreek). Zie nader Van Boom <strong>en</strong> Storm 1995,<br />

p. 153-155, met nadere verwijzing<strong>en</strong>.<br />

De bijzondere (rechts)verhouding kan als gezegd e<strong>en</strong> argum<strong>en</strong>t teg<strong>en</strong><br />

verhaal vorm<strong>en</strong>. Maar dat betek<strong>en</strong>t niet dat aIle g<strong>en</strong>oemde person<strong>en</strong><br />

naar ge1d<strong>en</strong>d recht om die <strong>en</strong>kele red<strong>en</strong> reeds 'immuun' voor verhaal<br />

<strong>van</strong> <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> zijn. Het beeld is integ<strong>en</strong>deel diffuus;<br />

bij de <strong>en</strong>e regeling is weI aan 'immuniteit' gedacht, bij de andere<br />

niet of lag zij gezi<strong>en</strong> de aard <strong>van</strong> de betreff<strong>en</strong>de verzekering niet<br />

voor de hand.<br />

Voor wat betreft art. 284 WvK lijkt het aan te kom<strong>en</strong> op het onderscheid<br />

tuss<strong>en</strong> de begripp<strong>en</strong> 'verzekerde' <strong>en</strong> 'derde'; slechts op<br />

derd<strong>en</strong> is verhaal mogelijk. Het komt dus vee1al aan op de kring <strong>van</strong><br />

verzekerd<strong>en</strong> zoals die in de polis omschrev<strong>en</strong> is of uit de aard <strong>van</strong> de<br />

verzekering voortvloeit. Betwist is of ook medeverzekerd<strong>en</strong> voor<br />

verhaal veilig zijn. Het <strong>en</strong>kele feit dat de aansprakelijke bijv. (inwon<strong>en</strong>d)<br />

familielid <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde is, staat niet aan verhaal ex art.<br />

284 WvK in de weg.<br />

Zie Rb. Zwolle 19 juni 1985, NJ 1988, 88 (Nieuwleus<strong>en</strong>/H<strong>en</strong>geveld).<br />

Naar kom<strong>en</strong>d recht is e<strong>en</strong> uitbreiding te verwacht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de kring <strong>van</strong><br />

person<strong>en</strong> die 'immuun' zijn voor verhaal. Art. 7.17.2.2Slid 3 NBW<br />

sluit - behoud<strong>en</strong>s kort gezegd: opzet <strong>en</strong> grove schuld - <strong>van</strong> verhaal<br />

uit: de verzekeringnemer, medeverzekerd<strong>en</strong>, gezinsled<strong>en</strong>, <strong>en</strong> werknemers.<br />

76


Zie nader over e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander F.R. Salomons, Verzekering t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> derde, Zwolle: W.E.J. Tje<strong>en</strong>k Willink 1996, p. 407 e.v., Scheltema/Mijnss<strong>en</strong><br />

1998, p. 273, Asser/Clausing/W ansink, nr. 325 <strong>en</strong> Hartlief<br />

<strong>en</strong> Tjittes 1999, p. 86-87.<br />

Bij de sociale verzekeringswett<strong>en</strong> is 'immuniteit' gedeeltelijk geregeld.<br />

Ook in de rechtspraak zijn zander wettelijke grondslag 'immuniteit<strong>en</strong>'<br />

aanvaard. Hoewel het voor de hand ligt om wettelijke uniformiteit<br />

op dit punt aan te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, is daar<strong>van</strong> tot op hed<strong>en</strong> ge<strong>en</strong><br />

sprake.<br />

In het hiernavolg<strong>en</strong>de kom<strong>en</strong> 'immuniteit' <strong>van</strong> achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s<br />

werkgevers, coUega's <strong>en</strong> gezinsled<strong>en</strong> aan de orde. Dit zijn de voornaamste<br />

categorie<strong>en</strong> person<strong>en</strong> die voor bescherming teg<strong>en</strong> verhaal in<br />

aanmerking kom<strong>en</strong>. Andere bescherm<strong>en</strong>swaardige person<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong><br />

buit<strong>en</strong> bespreking.<br />

Vermelding verdi<strong>en</strong>t nog dat 'immuniteit' ge<strong>en</strong> puur Nederlands verschijnsel<br />

is. Ook in Duitsland <strong>en</strong> Frankrijk is m<strong>en</strong> bijv. bek<strong>en</strong>d met de<br />

bescherming <strong>van</strong> met name gezinsled<strong>en</strong>, werkgevers <strong>en</strong> collega's teg<strong>en</strong><br />

verhaalsrecht<strong>en</strong>. Zie Katz 1998, nr. 608 e.v. resp. H. Groutel, Le recours<br />

des organismes sociaux contre Ie responsible d'un accid<strong>en</strong>t, Parijs: Litec<br />

1988, p. 19 e.v.<br />

§ 3.7.2 Werkgevers <strong>en</strong> coZZega's<br />

Aansprakelijkheid <strong>van</strong> de werkgever of <strong>van</strong> collega's zal zich met<br />

name kunn<strong>en</strong> voordo<strong>en</strong> bij letsel- <strong>en</strong> zaakschade. Gedacht kan word<strong>en</strong><br />

aan aansprakelijkheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong> colI ega (art. 6: 162 BW) weg<strong>en</strong>s<br />

verwijtbare beschadiging <strong>van</strong> e<strong>en</strong> zaak <strong>van</strong> de werknemer bij uitvoering<br />

<strong>van</strong> de arbeidswerkzaamhed<strong>en</strong>; de werkgever zal in die gevall<strong>en</strong><br />

veelal mede-aansprakelijk zijn (art. 6: 170 BW). E<strong>en</strong> belangrijke bepaling<br />

is uiteraard ook art. 7:658 BW, dat voornamelijk betek<strong>en</strong>is<br />

heeft bij letselschade <strong>van</strong> de werknemer t<strong>en</strong>gevolge <strong>van</strong> e<strong>en</strong> arbeidsongeval<br />

of -ziekte. De werkgever is in voorkom<strong>en</strong>de gevall<strong>en</strong> aansprakelijk<br />

voor het letsel <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde.<br />

Onder de Ongevall<strong>en</strong>wet 1921 bestond in beginsel ge<strong>en</strong> aansprakelijkheid<br />

<strong>van</strong> de werkgever voor letselschade <strong>van</strong> de werknemer. 'In mil' voor<br />

het recht op e<strong>en</strong> uitkering op grond <strong>van</strong> de Ongevall<strong>en</strong>wet, was in art. 93<br />

namelijk bepaald dat de aansprakelijkheid <strong>van</strong> de werkgever verviel. De<br />

77


De uitsluiting <strong>van</strong> aansprakelijkheid <strong>van</strong> werkgever <strong>en</strong> collega' s vervalt<br />

wanneer de schade <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde is veroorzaakt door opzet<br />

of bewuste roekeloosheid <strong>van</strong> de werkgever of collega.<br />

Aan het bewijs <strong>van</strong> opzet of bewuste roekeloosheid zull<strong>en</strong>, gezi<strong>en</strong> het<br />

uitzonderingskarakter <strong>van</strong> aansprakelijkheid <strong>van</strong> de werkgever <strong>en</strong> collega's,<br />

hoge eis<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gesteld. Zie HR 7 december 1990, NJ<br />

1991,596 (Regionaal Ziek<strong>en</strong>fonds Zwolle/De Vries BV). Vgl. Rb. Zutph<strong>en</strong><br />

26 maart 1987, NJ 1988, 719 (OWM Ziek<strong>en</strong>fonds Apeldoorn<br />

e.o.lBreustedt Chemie BV).<br />

In het arrest Bedrijfvver<strong>en</strong>iging Koopvaardij & Ziek<strong>en</strong>Jonds voor Zeelied<strong>en</strong>/Anthony<br />

Veder Gas Carriers BV (HR 4 oktober 1991, NJ 1992,410<br />

m.nt. MMM) besliste de Hoge Raad overig<strong>en</strong>s dat de 'immuniteit' <strong>van</strong><br />

de werkgever niet wordt doorbrok<strong>en</strong> wanneer het ongeval is veroorzaakt<br />

door opzet of bewuste roekeloosheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong> collega. Dat is in overe<strong>en</strong>stemming<br />

met (de strekking <strong>van</strong>) art. 3:170 lid 3 <strong>en</strong> art. 7:661 BW: ook<br />

in die bepaling<strong>en</strong> rust de draagplicht op de werknemer wanneer die opzettelijk<br />

of bewust roekeloos schade veroorzaakt. De werkgever is in<br />

ess<strong>en</strong>tie dus aile<strong>en</strong> voor eig<strong>en</strong> opzet of bewuste roekeloosheid aansprakelijk.<br />

Aldus ook Kamerstukk<strong>en</strong> II 1998/99, 26 238, nr. 11, p. 2.<br />

De ratio <strong>van</strong> 'immuniteit' <strong>van</strong> de werkgever <strong>en</strong> collega's is meervoudig.<br />

In de eerste plaats betal<strong>en</strong> werkgevers (<strong>en</strong> coJIega's) als het ware<br />

mee aan dezelfde fonds<strong>en</strong> als waaruit de verzekeringsuitkering wordt<br />

gedaan. In de tweede plaats voorkomt 'immuniteit' verstoring <strong>van</strong> de<br />

'arbeidsrust' .<br />

Wat betreft het eerste argum<strong>en</strong>t: werkgevers betal<strong>en</strong> veelal (direct<br />

of indirect) mee aan de premies voor bepaalde sociale verzekering<strong>en</strong>.<br />

Collega's die meeverzekerd zijn, betal<strong>en</strong> 'solidair' mee aan de arbeidsongeschiktheidspremies<br />

<strong>van</strong> de betreff<strong>en</strong>de onderneming.<br />

Daarmee vall<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> collega's binn<strong>en</strong> het beschermingsbereik<br />

<strong>van</strong> de desbetreff<strong>en</strong>de verzekeringswet <strong>en</strong> lijkt het niet juist om<br />

deze person<strong>en</strong> aan verhaal bloot te stell<strong>en</strong> in gevall<strong>en</strong> <strong>van</strong> 'gewone'<br />

onzorgvuldigheid.<br />

De gesignaleerde solidariteit wordt in de rechtspraak ruim uitgelegd.<br />

De WAO bijv. biedt e<strong>en</strong> sociale voorzi<strong>en</strong>ing voor arbeidsongeschiktheid<br />

door welke oorzaak dan ook. Deze wet dekt dus zowel het<br />

zog<strong>en</strong>aamde risque professionel als het risque social. De door werkgevers<br />

<strong>en</strong> werknemers betaalde premie betreft beide risico's <strong>en</strong> daarom<br />

wordt voor de 'immuniteit' <strong>van</strong> werkgever <strong>en</strong> collega's ge<strong>en</strong> on-<br />

79


derscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> schade toegebracht tijd<strong>en</strong>s di<strong>en</strong>sttijd of<br />

daarbuit<strong>en</strong>. In beide gevall<strong>en</strong> is verhaal uitgeslot<strong>en</strong>.<br />

In HR 7 november 1975, NJ 1976,332 m.nt. ARB (Algeme<strong>en</strong> Ziek<strong>en</strong>fonds<br />

's-Hertog<strong>en</strong>bosch e.o.lNationale Nederland<strong>en</strong>) werd beslist dat de<br />

'immuniteit' ook dan geldt wanneer het ongeval niet verband houdt met<br />

de di<strong>en</strong>stbetrekking. Dus ook wanneer collega' s buit<strong>en</strong> de werksfeer met<br />

elkaar omgaan, kan toegebracht letsel in beginsel niet tot e<strong>en</strong> verhaalsvordering<br />

aanleiding gev<strong>en</strong>. Dit is volg<strong>en</strong>s de Hoge Raad zo omdat de<br />

totstandkomingsgeschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> ZfW <strong>en</strong> W AO er op duidt dat er e<strong>en</strong><br />

zekere solidariteit bestaat tuss<strong>en</strong> al deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>en</strong> dezelfde<br />

onderneming premie moet<strong>en</strong> betal<strong>en</strong> in hun verhouding tot de uitvoeringsorgan<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de sociale verzekeringswetgeving.<br />

De 'solidariteits'ratio geldt dus niet wanneer e<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> individuele<br />

werknemer afgeslot<strong>en</strong> verzekering niet tot de door werkgever <strong>en</strong><br />

werknemer 'gedeelde risico's <strong>van</strong> de arbeid' behor<strong>en</strong>. Ik d<strong>en</strong>k bijv.<br />

aan beschadiging <strong>van</strong> de geparkeerde (prive)auto <strong>van</strong> e<strong>en</strong> werknemer<br />

door e<strong>en</strong> onhandige parkeermanoeuvre <strong>van</strong> e<strong>en</strong> collega in e<strong>en</strong> bestelbusje<br />

<strong>van</strong> de werkgever. De collega <strong>en</strong> werkgever zijn voor deze<br />

schade aansprakelijk (art. 6: 162 <strong>en</strong> 170 BW). Vergoedt de cascoverzekeraar<br />

<strong>van</strong> de werknemer de reparatiekost<strong>en</strong>, dan is verhaal op<br />

grond <strong>van</strong> art. 284 WvK gewoon mogelijk. V gl. in deze zin Faure <strong>en</strong><br />

Hartlief 1995, p. 65. Mogelijk zou dit minder voor de hand ligg<strong>en</strong><br />

wanneer de betreff<strong>en</strong>de cascoverzekering (mede) bekostigd wordt<br />

door de werkgever, maar twijfelachtig is of dit in de weg staat aan<br />

verhaal. Daarvoor is - zo wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> - nodig dat de werkgever<br />

in juridisch-technisch opzicht als verzekeringnemer of verzekerde<br />

kan word<strong>en</strong> beschouwd. Zie hiervoor § 3.7.1.<br />

80<br />

Heeft bijv. e<strong>en</strong> werknemer e<strong>en</strong> particuliere ziektekost<strong>en</strong>verzekering afgeslot<strong>en</strong>,<br />

dan is bij aansprakelijkheid <strong>van</strong> de werkgever op grond <strong>van</strong> art.<br />

7:658 BW verhaal door de verzekeraar op de werkgever gewoon mogelijk<br />

(art. 284 WvK). Dit lijkt te volg<strong>en</strong> uit HR 16 september 1994, NJ<br />

1996, 329 m.nt. CJHB (Nationale Nederland<strong>en</strong>lWouds<strong>en</strong>d AO 1816).<br />

Verhaal is ook mogelijk wanneer deze werkgever de facto meebetaalt aan<br />

de verzekering <strong>van</strong> zijn werknemer, t<strong>en</strong>zij de polis of de ev<strong>en</strong>tuele rechtsverhouding<br />

tuss<strong>en</strong> verzekeraar <strong>en</strong> werkgever anders bepaalt. Betreft het<br />

daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>fondsverzekering (waar de werkgever op grond<br />

<strong>van</strong> de ZfW verplicht aan meebetaalt), dan is verhaal op de werkgever


op grond <strong>van</strong> art. 83c lid 1 ZfW behoud<strong>en</strong>s di<strong>en</strong>s opzet of bewuste roekeloosheid<br />

(of dat <strong>van</strong> e<strong>en</strong> collega) uitgeslot<strong>en</strong>.<br />

Het tweede argum<strong>en</strong>t is dat <strong>van</strong> de 'arbeidsrust': verhaal verstoort de<br />

'arbeidsrust'. Zeker wanneer werkgever <strong>en</strong> werknemer ook in de toekomst<br />

nog met elkaar moet<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> is uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> het<br />

verhaal belast<strong>en</strong>d. Dat kan e<strong>en</strong> argum<strong>en</strong>t zijn voor 'immuniteit'.<br />

Dat argum<strong>en</strong>t geldt overig<strong>en</strong>s minder sterk voor die gevall<strong>en</strong> waarin het<br />

arbeidsverband (al dan niet naar aanleiding <strong>van</strong> het ongeval) is beeindigd.<br />

Toch is bijv. verhaal op de (gewez<strong>en</strong>) werkgever bij overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

werknemer t<strong>en</strong> gevolge <strong>van</strong> e<strong>en</strong> arbeidsongeval in art. 62 lid 1 ANW<br />

uitgeslot<strong>en</strong>. Het argum<strong>en</strong>t <strong>van</strong> de 'arbeidsrust' gaat ook niet (althans niet<br />

geheel) op wanneer de werkgever teg<strong>en</strong> aansprakelijkheid is verzekerd.<br />

Toch doet het bestaan <strong>van</strong> e<strong>en</strong> aansprakelijkheidsverzekering of de verzekerbaarheid<br />

<strong>van</strong> werkgevers- of collega-aansprakelijkheid niet de 'immuniteit'<br />

<strong>van</strong> werkgever of collega's vervall<strong>en</strong>. Zie HR 7 november<br />

1975, NJ 1976, 332 m.nt. ARB (Algeme<strong>en</strong> Ziek<strong>en</strong>fonds 's Hertog<strong>en</strong>bosch<br />

e.o.!Nationale Nederland<strong>en</strong>). Anders voor Duits recht: BGH 7 juli<br />

1996, VersR 1996, p. 1258, waarin werd beslist dat de verplichte W AMdekking<br />

de immuniteit doorbreekt.<br />

Naar aanleiding <strong>en</strong> met behulp <strong>van</strong> de g<strong>en</strong>oemde argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor<br />

'immuniteit' kan zonodig e<strong>en</strong> afbak<strong>en</strong>ing plaatsvind<strong>en</strong> <strong>van</strong> de begripp<strong>en</strong><br />

'werkgever' <strong>en</strong> 'collega'. De Hoge Raad is bereid geblek<strong>en</strong><br />

om deze begripp<strong>en</strong> ruim uit te legg<strong>en</strong>, in overe<strong>en</strong>stemming met - wat<br />

de Hoge Raad noemt - 'de in de rechtspraak C ... ) te onderk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> lijn<br />

dat de sociale verzekeraar ge<strong>en</strong> regres moet kunn<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> op h<strong>en</strong><br />

die tot de kring der onderneming behor<strong>en</strong>' .<br />

Zie HR 20 mei 1988, NJ 1988, 1032 m.nt. JMBV (Bedrijfsver<strong>en</strong>iging<br />

voor Bank- <strong>en</strong> Verzekeringswez<strong>en</strong>/Fiber Recycling Company Fireco BV<br />

& Jackel), waar 'werkgeversimmuniteit' werd aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>van</strong> de natuurlijke<br />

persoon die indirect bestuurder <strong>van</strong> de werkgever-BVwas. V gl.<br />

HR 13 februari 1987, NJ 1987, 602 m.nt. JBMV (Bedrijfsver<strong>en</strong>iging<br />

Overheidsdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>/Delta Lloyd Autoverzekering).<br />

E<strong>en</strong> vraag die hiermee sam<strong>en</strong>hangt, is of sinds de invoering <strong>van</strong> de Wet<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid (Stb. 1998, 300) onder het begrip 'werknemer'<br />

tev<strong>en</strong>s begrep<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> niet-ondergeschikte arbeidskracht<strong>en</strong><br />

(zoals free-lancers <strong>en</strong> andere zelfstandige opdrachtnemers; vgl. art. 7:658<br />

81


lid 4 BW). Daar lijkt veel voor te zegg<strong>en</strong>, mits m<strong>en</strong> - in het licht <strong>van</strong> art.<br />

7:610 lid 2 BW - wil aannem<strong>en</strong> dat ook deze person<strong>en</strong> tot de 'kring <strong>van</strong><br />

de onderneming' behor<strong>en</strong>.<br />

In deze sleutel moet waarschijnlijk ook de wettelijke uitbreiding <strong>van</strong> het<br />

begrip 'werkgever' word<strong>en</strong> gezet. Art. 91 lid 2 W AO luidt namelijk:<br />

'Voor de toepassing <strong>van</strong> het vorige lid wordt mede als werkgever beschouwd<br />

deg<strong>en</strong>e, die kracht<strong>en</strong>s het bepaalde bij het eerste lid <strong>van</strong> artikel<br />

16a der Coordinatiewet Sociale Verzekering mede als werkgever wordt<br />

beschouwd, ongeacht de bij het tweede lid <strong>van</strong> dat artikel bedoelde uitzondering<strong>en</strong>.'<br />

E<strong>en</strong>zelfde uitbreiding treft m<strong>en</strong> aan in art. 52b lid 2 Zw,<br />

art. 83c lid 2 ZfW, art. 62 lid 2 ANW, art. 49 lid 4 Wet REA.<br />

Art. 16a CSV betreft aansprakelijkheid <strong>van</strong> inl<strong>en</strong><strong>en</strong>de werkgevers. Deze<br />

inl<strong>en</strong>ers zijn dus ook 'immuun' voor het verhaal. Mijns inzi<strong>en</strong>s moet dan<br />

logischerwijs word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat ook werknemers <strong>van</strong> inl<strong>en</strong>ers 'immuun'<br />

zijn (in ieder geval voor wat betreft arbeidsongevall<strong>en</strong>, <strong>en</strong> uiteraard<br />

behoud<strong>en</strong>s opzet ofbewuste roekeloosheid). Zou dit namelijk anders<br />

zijn, dan zou via de 'achterdeur' <strong>van</strong> art. 6: 170 lid 3 BW c.q. art. 7:629<br />

BW de schade toch weer bij de werkgever beland<strong>en</strong>. Anders (voor de<br />

Ongevall<strong>en</strong>wet) <strong>en</strong> onjuist: Hof Arnhem 20 oktober 1969, NJ 1970,72<br />

<strong>en</strong> HR 6 november 1970, NJ 1971, 76 m.nt. GJS (Geerlings/C<strong>en</strong>trale<br />

Werkgevers Risico Bank). V gl. over deze materie (naar Belgisch recht)<br />

D. Simo<strong>en</strong>s, TvP 1984, p. 431 e.v. <strong>en</strong> (naar Duits recht) Inge Stern-Krieger<br />

<strong>en</strong> Karl Arnau, VersR 1997, p. 410-411.<br />

Voor toepassing <strong>van</strong> art. 6:107a BW is dit alles anders. Art. 6:107a BW<br />

k<strong>en</strong>t weI immuniteit <strong>van</strong> collega' s, maar er is ge<strong>en</strong> bepaling vergelijkbaar<br />

met art. 92 lid 2 W AO toegevoegd. En dat is juist. Risicodrager is niet<br />

e<strong>en</strong> sociale verzekeraar, maar de werkgever zeif. Is de schade (mede)<br />

veroorzaakt door de fout <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ini<strong>en</strong>er , dan staat niets (behaive e<strong>en</strong><br />

contractuele risicoverdeling) in de weg aan verhaal <strong>van</strong> de Ioondoorbetal<strong>en</strong>de<br />

werkgever op de ini<strong>en</strong>er, of op di<strong>en</strong>s aansprakeIijke personeel.<br />

De ratio <strong>van</strong> 'arbeidsrust' of 'solidariteit' gaat hier niet (geheeI) op; <strong>van</strong>uit<br />

het perspectief <strong>van</strong> de verhaalzoek<strong>en</strong>de werkgever behoort de inl<strong>en</strong>er<br />

<strong>en</strong> zijn personeel niet tot de kring <strong>van</strong> de onderneming. V gl. Vrank<strong>en</strong> in<br />

zijn noot onder HR 13 februari 1987, NJ 1987,602 (Bedrijfsver<strong>en</strong>iging<br />

Overheidsdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>IDelta Lloyd Autoverzekering). Mocht er e<strong>en</strong> bijzondere<br />

concern-verhouding bestaan tuss<strong>en</strong> uiti<strong>en</strong>er <strong>en</strong> ini<strong>en</strong>er, dan kan dit<br />

anders zijn; verstandige (concern-)ondernemers mak<strong>en</strong> hierover overig<strong>en</strong>s<br />

afsprak<strong>en</strong>.<br />

Ret is veelal de combinatie <strong>van</strong> de argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> 'arbeidsrust' <strong>en</strong> 'so-<br />

82


lidariteit' oftewel medefinanciering, waar de 'immuniteit' <strong>van</strong> werkgever<br />

<strong>en</strong> collega' sop steunt. Maar wanneer die combinatie ontbreekt,<br />

zoals bij volksverzekering<strong>en</strong> die uit algem<strong>en</strong>e middel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bekostigd<br />

(<strong>en</strong> waar de werkgever dus als zodanig niet aan 'meebetaalt'),<br />

kan toch het 'arbeidsrust' argum<strong>en</strong>t doorslaggev<strong>en</strong>d zijn. Zie bijv. de<br />

'immuniteit' <strong>van</strong> werkgever <strong>en</strong> collega in art. 65c A WBZ.<br />

'Het risico <strong>van</strong> normale bedrijfsongevall<strong>en</strong> komt daarmee voor rek<strong>en</strong>ing<br />

<strong>van</strong> de A WBZ', aldus de memorie <strong>van</strong> toelichting bij art. 65c A WBZ.<br />

Zie Kamerstukk<strong>en</strong> 1998/99, 26 238, nr. 3, p. 8.<br />

De bedoelde 'immuniteit' <strong>van</strong> werkgever <strong>en</strong> collega treft m<strong>en</strong> bijv. niet<br />

aan in de W Ajong, waarschijnlijk omdat deze wet e<strong>en</strong> regeling geeft voor<br />

arbeidsongeschiktheidsuitkering<strong>en</strong> aan jonggehandicapt<strong>en</strong>, die <strong>van</strong>wege<br />

hun leeftijd in de regel niet of nauwelijks aan het arbeidsproces hebb<strong>en</strong><br />

meegedaan; bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> wordt de W Ajong gefinancieerd uit algem<strong>en</strong>e<br />

mid del <strong>en</strong> <strong>en</strong> betreft het dus ge<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing waaraan werkgevers als<br />

zodanig bijdrag<strong>en</strong>. Om vergelijkbare red<strong>en</strong><strong>en</strong> ontbreekt 'immuniteit' in<br />

de W AZ, nu zelfstandig<strong>en</strong> in zoverre niet in di<strong>en</strong>stbetrekking tot e<strong>en</strong><br />

werkgever staan.<br />

Het lijkt aannemelijk dat de wetgeving die ge<strong>en</strong> 'immuniteit' <strong>van</strong><br />

werkgever <strong>en</strong> collega's k<strong>en</strong>t, verhaal toestaat. Dat geldt in elk geval<br />

voor het verhaal op grond <strong>van</strong> de VOA. In het arrest Zwolsche Algeme<strong>en</strong>e<br />

Verzekering MaatschappijlStaat (HR 29 juni 1979, NJ 1980,<br />

33; vgl. ook HofD<strong>en</strong> Haag 23 januari 1986, VR 1987,112 (StaatlLevob»<br />

constateert de Hoge Raad namelijk dat, aangezi<strong>en</strong> noch de<br />

tekst, noch de totstandkomingsgeschied<strong>en</strong>is, noch de strekking <strong>van</strong><br />

de VOA steun geeft voor de opvatting dat werkgever <strong>en</strong> collega's<br />

'immuun' zijn voor het VOA-verhaalsrecht, er gewoon verhaal mogelijk<br />

is op de schuldige werkgever of collega <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde.<br />

Die uitspraak kan - zo lijkt mij - rechtstreeks word<strong>en</strong> toegepast op<br />

het verhaalsrecht uit de W Ajong, W AZ <strong>en</strong> A WBZ.<br />

Overig<strong>en</strong>s vaH de VOA in dit rijtje wei op, aangezi<strong>en</strong> toch aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

mag word<strong>en</strong> de (lagere) overheidswerkgever meebetaalt aan de (premies<br />

voor) arbeidsongeschiktheids- <strong>en</strong> nabestaand<strong>en</strong>voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

overheidswerknemer; het solidariteitsargum<strong>en</strong>t zou hier dus ook moet<strong>en</strong><br />

opgaan. V gl. Faure <strong>en</strong> Hartlief 1995, p. 66. Terecht constateert Brunner<br />

in zijn noot onder het hierna te noem<strong>en</strong> arrest dat de motivering <strong>van</strong> de<br />

beslissing in Zwolsche Algeme<strong>en</strong>e Verzekering MaatschappijlStaat te<br />

83


w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> over laat; analoge toepassing <strong>van</strong> de werkgevers'immuniteit' op<br />

het VOA-verhaalligt zonder meer voor de hand. Niettemin volhardt de<br />

Hoge Raad. Zie HR 10 december 1993, NJ 1995,493 m.nt. CJHB (Geme<strong>en</strong>te<br />

HaarlemlABP). Volg<strong>en</strong>s de Hoge Raad geeft de rechtsontwikkeling<br />

sedert het wijz<strong>en</strong> <strong>van</strong> Zwolsche Algeme<strong>en</strong>e Verzekering MaatschappijlStaat<br />

ge<strong>en</strong> aanleiding thans anders te oordel<strong>en</strong>. Ais (schrale) troost<br />

kan di<strong>en</strong><strong>en</strong> dat inmiddels het werkingsbereik <strong>van</strong> de VOA met privatisering<br />

<strong>van</strong> het ABP in 1996 <strong>en</strong> de invoering <strong>van</strong> de de Wet OOW in 1998<br />

sterk is afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Zie nader § 1.2.<br />

§ 3.7.3 Gezinsled<strong>en</strong><br />

Ook gezinsled<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> aansprakelijk zijn voor de schade <strong>van</strong> de<br />

b<strong>en</strong>adeelde. Het gegev<strong>en</strong> dat verhaal op het gezinslid per saldo mede<br />

t<strong>en</strong> nadele strekt <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde, of in ieder geval e<strong>en</strong> onw<strong>en</strong>selijke<br />

juridisering <strong>van</strong> de verhouding tuss<strong>en</strong> gezinsled<strong>en</strong> teweegbr<strong>en</strong>gt,<br />

pleit voor 'immuniteit' <strong>van</strong> gezinsled<strong>en</strong>. Gezinsled<strong>en</strong> pleg<strong>en</strong><br />

elkaar niet aan te sprek<strong>en</strong>, ook al zijn zij daartoe gerechtigd.<br />

Zie HR 11 april 1975, NJ 1975, 373 m.nt. GJS (Zopp <strong>en</strong> Stad RotterdamIMijnwerkersfonds).<br />

In twee gevall<strong>en</strong> is d<strong>en</strong>kbaar dat gezinsled<strong>en</strong> elkaar daadwerkelijk<br />

aansprakelijk stell<strong>en</strong> voor onderling toegebrachte schade: wanneer<br />

het aansprakelijke gezinslid teg<strong>en</strong> aansprakelijkheid is verzekerd <strong>en</strong><br />

wanneer de verhouding<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> het (voormalige) gezin zodanig zijn<br />

verslechterd dat aansprakelijkstelling ge<strong>en</strong> druk op de gezinsverhouding<strong>en</strong><br />

legt. Het ligt naar mijn m<strong>en</strong>ing niet voor de hand voor uitoef<strong>en</strong>ing<br />

<strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> aan te knop<strong>en</strong> bij deze twee omstandighed<strong>en</strong>.<br />

Om verhaal toe te wijz<strong>en</strong> wanneer het aansprakelijke gezinslid<br />

teg<strong>en</strong> aansprakelijkheid is verzekerd, zou het paard achter de wag<strong>en</strong><br />

spann<strong>en</strong>. Verzekering ondersteunt aansprakelijkheid, maar behoort<br />

haar niet in het lev<strong>en</strong> te roep<strong>en</strong>.<br />

84<br />

Vgl. HR 11 juni 1982, NJ 1983,583 (OWM Regionaal Ziek<strong>en</strong>fonds RijnstreeklZwolsche<br />

Algeme<strong>en</strong>e Verzekering Maatschappij). Blijkbaar anders:<br />

Brunner in zijn noot onder HR 25 januari 1991, NJ 1992, 706<br />

(ABP/Elz<strong>en</strong>ga). Hij vraagt zich af of niet als regel verhaal moet kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> op gezinsled<strong>en</strong>, omdat e<strong>en</strong> WA-verzekering onder particulier<strong>en</strong><br />

geme<strong>en</strong>goed is.


En om verhaal toe te wijz<strong>en</strong> wanneer de gezinsverhouding<strong>en</strong> zijn<br />

verstoord, lijkt minst g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> onkies. Verhaal is ge<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t<br />

voor ruzi<strong>en</strong>de echtelied<strong>en</strong> om elkaar het lev<strong>en</strong> zuur mee te mak<strong>en</strong>.<br />

Het verhaal moet naar mijn m<strong>en</strong>ing of weI geheel uitgeslot<strong>en</strong> zijn,<br />

of weI geheel toegestaan. E<strong>en</strong> sterk aanknopingspunt voor uitsluiting<br />

<strong>van</strong> verhaal op gezinsled<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele uitsprak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Hoge<br />

Raad. Helaas is er ook rechtspraak die de andere kant uitwijst. In de<br />

meeste gevall<strong>en</strong> wordt verhaal op gezinsled<strong>en</strong> uitgeslot<strong>en</strong>, maar<br />

soms is het toegestaan. Om te beginn<strong>en</strong> is er het arrest C<strong>en</strong>trale Werkgevers<br />

Risico BankiMill<strong>en</strong>aar (HR 2 februari 1973, NJ 1973, 225<br />

m.nt. ARB). In dat arrest werd verhaal op de aansprakelijke echtg<strong>en</strong>oot<br />

<strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde uitgeslot<strong>en</strong> met argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ontle<strong>en</strong>d aan het<br />

huwelijksvermog<strong>en</strong>srecht.<br />

De Hoge Raad overweegt dat 'uit het vaststaande feit, dat Mill<strong>en</strong>aar t<strong>en</strong><br />

tijde <strong>van</strong> het ongeval met het ingevolge de destijds nog geld<strong>en</strong>de Ongevall<strong>en</strong>wet<br />

1921 verzekerde slachtoffer in algehele geme<strong>en</strong>schap <strong>van</strong> goeder<strong>en</strong><br />

was gehuwd, voIgt, dat <strong>en</strong>erzijds de kracht<strong>en</strong>s die wet aan de verzekerde<br />

verle<strong>en</strong>de <strong>en</strong> door de Bank als risicodraagster hetaalde schadeloosstelling<br />

in die geme<strong>en</strong>schap is gevloeid; dat anderzijds door middel<br />

<strong>van</strong> het door de Bank voor het bedrag dier schadevergoeding overe<strong>en</strong>komstig<br />

art. 95 <strong>van</strong> die wet op Mill<strong>en</strong>aar - als volg<strong>en</strong>s de Bank gehoud<strong>en</strong><br />

tot vergoeding <strong>van</strong> de door de verzekerde t<strong>en</strong> gevolge <strong>van</strong> het ongeval<br />

geled<strong>en</strong> schade - uitgeoef<strong>en</strong>de verhaal dit in de geme<strong>en</strong>schap gevloeide<br />

bedrag kracht<strong>en</strong>s diezelfde wet door betaling door Mill<strong>en</strong>aar <strong>van</strong> e<strong>en</strong> in<br />

de geme<strong>en</strong>schap gevall<strong>en</strong> schuld aan de geme<strong>en</strong>schap zou word<strong>en</strong> onttrokk<strong>en</strong>;<br />

dat deze gang <strong>van</strong> zak<strong>en</strong>, waardoor de verzekerde t<strong>en</strong> gevolge <strong>van</strong> het<br />

<strong>en</strong>kele feit, dat zij in algehele geme<strong>en</strong>schap <strong>van</strong> goeder<strong>en</strong> was gehuwd<br />

met de schuldige aan het ongeval, in feite zou word<strong>en</strong> verstok<strong>en</strong> <strong>van</strong> het<br />

haar kracht<strong>en</strong>s de Ongevall<strong>en</strong>wet 1921 toekom<strong>en</strong>de recht op schadeloosstelling<br />

(waarvoor huwelijk noch schuld aan het ongeval e<strong>en</strong> ral speelt),<br />

zozeer in strijd is met de strekking <strong>van</strong> de wettelijke ongevall<strong>en</strong>verzekering,<br />

dat e<strong>en</strong> redeJijke uitlegging <strong>van</strong> art. 95 <strong>van</strong> die wet medebr<strong>en</strong>gt de<br />

toepassing <strong>van</strong> deze bepaling in e<strong>en</strong> geval als het onderhavige achterwege<br />

te lat<strong>en</strong> ( ... )' .<br />

De argum<strong>en</strong>tatielijn is krachtig: het is in strijd met de aard <strong>van</strong> de<br />

uitkering om deze met de <strong>en</strong>e hand te gev<strong>en</strong> <strong>en</strong> haar vervolg<strong>en</strong>s met<br />

de andere terug te nem<strong>en</strong>. Dat daarvoor striktg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> beroep<br />

85


nodig is op het tuss<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong> aansprakelijke geld<strong>en</strong>de huwelijksvermog<strong>en</strong>sregime<br />

- sterker nog: dat daarvoor niet nodig is dat<br />

zij zijn gehuwd - werd in latere rechtspraak bevestigd.<br />

86<br />

In HR 26 juni 1987, NJ 1988, 536 m.nt. JBMV (Assurantie Maatschappij<br />

'Nieuw Rotterdam' NV IBedrijfsver<strong>en</strong>iging voor de Textielindustrie) besliste<br />

de Hoge Raad daarom bevestig<strong>en</strong>d op de vraag of het arrest <strong>van</strong><br />

1973 ook gold voor buit<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schap gehuwd<strong>en</strong>:<br />

'In de regel zull<strong>en</strong> dan immers de uitkering<strong>en</strong> aan het slachtoffer in feite<br />

word<strong>en</strong> aangew<strong>en</strong>d ter bestrijding <strong>van</strong> de kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> de geme<strong>en</strong>schappelijke<br />

huishouding, terwijl anderzijds hetge<strong>en</strong> de aansprakelijke echtg<strong>en</strong>oot<br />

schul dig zou word<strong>en</strong> aan de bedrijfsver<strong>en</strong>iging als regel in feite zou<br />

word<strong>en</strong> betaald uit de gezam<strong>en</strong>lijke inkomst<strong>en</strong>, waaronder de uitkering<strong>en</strong>,<br />

zodat het slachtoffer in feite zou word<strong>en</strong> verstok<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn uitkering<strong>en</strong>.<br />

Ook indi<strong>en</strong> dit onder bijzondere omstandighed<strong>en</strong> anders zou zijn,<br />

is het met het oog op de hanteerbaarheid <strong>van</strong> het verhaal onw<strong>en</strong>selijk<br />

voor die gevall<strong>en</strong> e<strong>en</strong> uitzondering te mak<strong>en</strong>.<br />

Bij al het vor<strong>en</strong>staande is niet <strong>van</strong> be lang of de aansprakelijkheid <strong>van</strong> de<br />

echtg<strong>en</strong>oot ( ... ) is gedekt door e<strong>en</strong> aansprakelijkheidsverzekering, aangezi<strong>en</strong><br />

bij de beantwoording <strong>van</strong> de vraag of de bedrijfsver<strong>en</strong>iging in e<strong>en</strong><br />

gegev<strong>en</strong> geval e<strong>en</strong> verhaalsrecht heeft, aan e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele aansprakelijkheidsverzekering<br />

ge<strong>en</strong> invloed kan word<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d. ( ... )<br />

De slotsom moet zijn dat e<strong>en</strong> bedrijfsver<strong>en</strong>iging niet op de voet <strong>van</strong> art.<br />

90 W AO e<strong>en</strong> verhaalsrecht heeft op e<strong>en</strong> echtg<strong>en</strong>oot ter zake <strong>van</strong> uitkering<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> waarop de andere echtg<strong>en</strong>oot tijd<strong>en</strong>s het huwelijk<br />

recht heeft gekreg<strong>en</strong>. <strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong> ter zake <strong>van</strong> uitkering<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> waarop de andere echtg<strong>en</strong>oot voor het huwelijk recht heeft<br />

gekreg<strong>en</strong>, blijv<strong>en</strong> na het huwelijk in stand.'<br />

Wat opvalt is dat 'immuniteit' voor aansprakelijkheid weliswaar ook<br />

voor in (koude) uitsluiting gehuwd<strong>en</strong> geldt, maar dat dit niet afdoet aan<br />

verhaal voor uitkering<strong>en</strong> e.d. gedaan in de voorhuwelijkse periode. Enerzijds<br />

lijkt dit logisch omdat hiermee e<strong>en</strong> oneig<strong>en</strong>lijke prikkel tot huwelijksluiting<br />

zou word<strong>en</strong> wegg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, maar het risico hier<strong>van</strong> moet niet<br />

word<strong>en</strong> overs chat <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> kan de b<strong>en</strong>adering <strong>van</strong> de Hoge Raad<br />

e<strong>en</strong> prikkel zijn om juist zo snel mogelijk in het huwelijk te tred<strong>en</strong>. Er is<br />

kortom ge<strong>en</strong> goede grond voor het onderscheid tuss<strong>en</strong> verhaal v66r <strong>en</strong><br />

na huwelijksluiting.<br />

Dat onderscheid lijkt inmiddels dan ook te zijn vervall<strong>en</strong>. Zie HR 25<br />

januari 1991, NJ 1992,706 m.nt. CJHB (ABP/Elz<strong>en</strong>ga). De Hoge Raad<br />

formuleert: 'In e<strong>en</strong> geval als het onderhavige, waarin de aansprakelijke


persoon <strong>en</strong> de ambt<strong>en</strong>aar, bedoeld in art. 2 VOA, sam<strong>en</strong>won<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

geme<strong>en</strong>schappelijke huishouding voer<strong>en</strong> 'in het kader <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ongehuwd<br />

sam<strong>en</strong>won<strong>en</strong>', geld<strong>en</strong> de overweging<strong>en</strong> waar<strong>van</strong> de Hoge Raad is uitgegaan<br />

t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong> echtg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> (HR 26 juni 1987, NJ 1988, 536) in<br />

gelijke mate, aangezi<strong>en</strong> ook hier de uitkering<strong>en</strong> aan het slachtoffer in<br />

feite zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangew<strong>en</strong>d ter bestrijding <strong>van</strong> de kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> de geme<strong>en</strong>schappelijke<br />

huishouding, terwijl anderzijds hetge<strong>en</strong> de aansprakelijke<br />

partner schuldig zou word<strong>en</strong> aan het ABP als regel in feite zou<br />

word<strong>en</strong> betaald uit de gezam<strong>en</strong>lijke inkomst<strong>en</strong>, waaronder de uitkering<strong>en</strong>,<br />

zodat het slachtoffer in feite zou word<strong>en</strong> verstok<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn uitkering<strong>en</strong>.<br />

In het midd<strong>en</strong> kan blijv<strong>en</strong> in hoeverre bijzondere omstandighed<strong>en</strong><br />

ertoe kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> dat zulks niet het geval is, nu niet blijkt dat zodanige<br />

omstandighed<strong>en</strong> zijn aangevoerd.' Uit de laatste zin lijkt te volg<strong>en</strong> dat<br />

'immuniteit' <strong>van</strong> ongehuwd sam<strong>en</strong>won<strong>en</strong>d<strong>en</strong> niet geldt wanneer ge<strong>en</strong><br />

sprake is <strong>van</strong> geme<strong>en</strong>schappelijke financi<strong>en</strong>.<br />

Conclusie moet naar mijn m<strong>en</strong>ing zijn dat echtelied<strong>en</strong>, geregistreerde<br />

partners <strong>en</strong> ongehuwd sam<strong>en</strong>won<strong>en</strong>d<strong>en</strong> 'immuun' zijn voor het verhaal<br />

op grond <strong>van</strong> Zw, WAO, ANW, WAZ, WAjong, Wet REA <strong>en</strong><br />

VOA. Aannemelijk is dat deze 'immuniteit' ook geldt voor het verhaal<br />

<strong>van</strong> de werkgever op grond <strong>van</strong> art. 6: 107a BW <strong>en</strong> voor het<br />

verhaal op grond <strong>van</strong> de A WBZ.<br />

Vgl. T. Hartlief<strong>en</strong> R.P.J.L. Tjittes, WPNR 6000 (1991), p. 228 <strong>en</strong> Hartlief<br />

<strong>en</strong> Tjittes 1999, p. 89. Zie ook nog hierna. Voorts acht ik aannemelijk<br />

dat deze 'immuniteit' ook geldt voor inwon<strong>en</strong>de kinder<strong>en</strong>, zowel in hun<br />

onderlinge verhouding als in hun verhouding tot hun ouders. Anders: Hof<br />

Arnhem 20 januari 1976, NJ 1978, 408 (Bedrijfsver<strong>en</strong>iging voor de<br />

Hout- <strong>en</strong> meubelindustrielVan de Logt). Het Hof overweegt dat ook bij<br />

lichte verkeersfout<strong>en</strong> aansprakelijkheid ontstaat jeg<strong>en</strong>s meerijd<strong>en</strong>de ouders;<br />

aan het verhaal <strong>van</strong> de bedrijfsver<strong>en</strong>iging doet zonder meer niet af<br />

- aldus het Hof - dat de kosteloze meerijder de vader <strong>van</strong> de bestuurder<br />

is <strong>en</strong> deze wellicht zelf zijn zoon niet in rechte zou hebb<strong>en</strong> will<strong>en</strong> betrekk<strong>en</strong>.<br />

Gezi<strong>en</strong> de latere rechtspraak <strong>van</strong> de Hoge Raad acht ik deze uitspraak<br />

achterhaald.<br />

Er blijv<strong>en</strong> twee dissonant<strong>en</strong> over: het verhaal op grond <strong>van</strong> art. 284<br />

WvK <strong>en</strong> het verhaal op grond <strong>van</strong> de ZfW. Om met die laatste te<br />

beginn<strong>en</strong>: in e<strong>en</strong> consequ<strong>en</strong>te reeks uitsprak<strong>en</strong> heeft de Hoge Raad<br />

geweigerd gezinsled<strong>en</strong> <strong>van</strong> verhaal te vrijwar<strong>en</strong> op de <strong>en</strong>kele grond<br />

87


dat zij gezinslid zijn. Slechts indi<strong>en</strong> zij als 'medeverzekerde' in de<br />

zin <strong>van</strong> de ZfW geld<strong>en</strong>, zijn zij 'immuun' voor verhaal. Is het aansprakelijke<br />

gezinslid niet Ziek<strong>en</strong>fonds-verzekerd, of juist zelfstandig<br />

verzekerd onder de ZfW, dan is verhaal gewoon mogelijk.<br />

HR 11 juni 1982, NJ 1983, 583 (OWM Regionaal Ziek<strong>en</strong>fonds RijnstreeklZwolsche<br />

Aigeme<strong>en</strong>e Verzekering Maatschappij), knoopt aan bij<br />

het duo 'verzekerde' <strong>en</strong> 'mede-verzekerde'. Zie ook HR 6 mei 1983, NJ<br />

1983, 584 m.nt. FHJM (Delta Lloyd Schadeverzekering/Ziek<strong>en</strong>fonds<br />

Rijnstreek).<br />

In HR 19 april 1985, NJ 1985, 209 m.nt. FHJM (Ziek<strong>en</strong>fonds Rijnstreekl<br />

Algem<strong>en</strong>e Verzekering Maatschappij Atlantic) t<strong>en</strong>slotte wordt<br />

verhaal toegestaan op e<strong>en</strong> gezinslid dat in plaats <strong>van</strong> medeverzekerd zelfstandig<br />

verzekerd onder de ZfW is. De Hoge Raad overweegt: 'Uit het<br />

karakter <strong>van</strong> de ziek<strong>en</strong>fondsverzekering als gezinsverzekering voigt dat<br />

wei aansprakelijkheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de mede-verzekerd<strong>en</strong> aan het feit dat<br />

tot het verl<strong>en</strong><strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> andere mede-verzekerde <strong>van</strong> verstrekking<strong>en</strong> of<br />

vergoeding<strong>en</strong> aanleiding geeft, voor het ziek<strong>en</strong>fonds ge<strong>en</strong> grond kan oplever<strong>en</strong><br />

om zich door middel <strong>van</strong> verhaal op de aansprakelijke medeverzekerde<br />

te onttrekk<strong>en</strong> aan het drag<strong>en</strong> <strong>van</strong> de financiele gevolg<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

verle<strong>en</strong>de verstrekking<strong>en</strong> of vergoeding<strong>en</strong>. Maar Johannes, op wi<strong>en</strong>s<br />

aansprakelijkheid Rijnstreek de onderhavige verhaalsvordering heeft gegrond,<br />

is niet e<strong>en</strong> mede-verzekerde, maar e<strong>en</strong> zelfstandig verzekerde in<br />

de zin <strong>van</strong> de art. 2 <strong>en</strong> 3 Ziek<strong>en</strong>fondswet. Het karakter <strong>van</strong> de ziek<strong>en</strong>fondsverzekering<br />

als gezinsverzekering levert dan ge<strong>en</strong> grond op om aan<br />

het ziek<strong>en</strong>fonds het verhaalsrecht te onthoud<strong>en</strong>. Ook de omstandigheid<br />

dat Johannes <strong>en</strong> Theo t<strong>en</strong> tijde <strong>van</strong> het ongeval als inwon<strong>en</strong>de kinder<strong>en</strong><br />

tot hetzelfde gezin behoord<strong>en</strong>, staat niet aan het verhaalsrecht <strong>van</strong> Rijnstreek<br />

in de weg. Voor uitsluiting <strong>van</strong> het verhaalsrecht <strong>en</strong>kel op grond<br />

<strong>van</strong> deze omstandigheid is noch in de tekst <strong>van</strong> de wet noch in haar strekking<br />

steun te vind<strong>en</strong>.'<br />

Zie over e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander Hartlief <strong>en</strong> Tjittes 1999, p. 87-88.<br />

Deze rechtspraak wijkt zonder goede red<strong>en</strong> af <strong>van</strong> de eerderg<strong>en</strong>oemde<br />

rechtspraak. Blijkbaar is zij gelnspireerd door art. 284 WvK, dat<br />

- het kwam in § 3.7.1 reeds ter sprake - verhaal slechts blokkeert<br />

wanneer het mede-verzekerd<strong>en</strong> betreft. Maar art. 284 WvK zal naar<br />

alle waarschijnlijkheid word<strong>en</strong> ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong> door art. 7.17.2.25 lid 3<br />

NBW, <strong>en</strong> dat bepaalt dat verhaal op - kort gezegd - gezinsJed<strong>en</strong> niet<br />

mogeJijk is (behoud<strong>en</strong>s opzet of grove schuld). De argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> daar-<br />

88


voor, die reeds hiervoor werd<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd, zijn overtuig<strong>en</strong>d. De rechtspraak<br />

inzake het verhaal uit de ZfW behoeft daarom heroverweging.<br />

In dezeIfde zin: Mijnss<strong>en</strong> in zijn noot onder het arrest Ziek<strong>en</strong>fonds RijnstreekiAlgem<strong>en</strong>e<br />

Verzekering Maatschappij Atlantic. Zie ook Hartlief <strong>en</strong><br />

Tjittes 1999, p. 90 e.v., met verdere verwijzing<strong>en</strong>; vgl. Hammerstein<br />

1994, p. 6. Anders: HR 11 februari 1994, NJ 1995, 494 m.nt. CJHB<br />

(Schadeverzekeringsmaatschappij<strong>en</strong> NOVO <strong>en</strong> UNIVE/Ziek<strong>en</strong>fonds<br />

Groning<strong>en</strong>). In dit arrest overweegt de Hoge Raad dat de rechtsontwikkeling<br />

sedert het wijz<strong>en</strong> <strong>van</strong> het arrest uit 1985 ge<strong>en</strong> aanleiding geeft om<br />

op dat oordeel terug te kom<strong>en</strong>.<br />

Ik ge100f dat de rechtsontwikkeling daar inmiddels weI degeIijk aanIeiding<br />

toe geeft. In de eerste plaats is er art. 7.17.2.25 NBW, dat verhaal<br />

op gezinsled<strong>en</strong> kortsluit. Het artikel is in de Iiteratuur wat dit betreft<br />

gunstig ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>. In de tweede plaats is er de A WBZ, dat sinds kort e<strong>en</strong><br />

verhaalsrecht k<strong>en</strong>t. Aannemelijk is dat de in de rechtspraak ontwikkelde<br />

'immuniteit' <strong>van</strong> gezinsled<strong>en</strong> (voor wat betreft Zw, WAO, ANW, WAZ,<br />

Wajong, Wet REA <strong>en</strong> VOA) ook op de A WBZ <strong>van</strong> toepassing is. Aangezi<strong>en</strong><br />

de A WBZ materie regelt die nauw verwev<strong>en</strong> is met die <strong>van</strong> de<br />

ZfW, <strong>en</strong> er zelfs geregeld voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> 'overgeheveld' word<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

ZfW naar A WBZ (<strong>en</strong> weer terug), is er des te meer red<strong>en</strong> bij de 'immuniteit'<br />

<strong>van</strong> de A WBZ aan te knop<strong>en</strong>.<br />

Nu het onwaarschijnlijk is dat de Hoge Raad op korte termijn terugkomt<br />

<strong>van</strong> de ZfW-rechtspraak, di<strong>en</strong>t naar mijn overtuiging de wetgever<br />

de 'immuniteit' <strong>van</strong> gezinsled<strong>en</strong> veilig te stell<strong>en</strong>. Uniformering<br />

<strong>van</strong> de 'immuniteit' <strong>van</strong> gezinsled<strong>en</strong> zou bijv. door de wetgever kunn<strong>en</strong><br />

plaatsvind<strong>en</strong> ter geleg<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> de invoering <strong>van</strong> titel 7.17<br />

NBW. Het regime <strong>van</strong> art. 7.17.2.25 NBW zou als voorbeeld kunn<strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> voor de ZfW.<br />

§ 3.7.4 Gevolg<strong>en</strong> voor medeaansprakelijkheid<br />

De 'immuniteit' <strong>van</strong> e<strong>en</strong> gezinslid, werkgever of collega roept e<strong>en</strong><br />

bijzonder probleem op wanneer voor de toegebrachte schade e<strong>en</strong> derde<br />

mede-aansprakelijk is. Stel bijv. dat e<strong>en</strong> werknemer meerijdt in<br />

e<strong>en</strong> bedrijfsauto, die wordt bestuurd door zijn werkgever. Er doet<br />

zich e<strong>en</strong> verkeersongeval voor door de sam<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de fout<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

werkgever <strong>en</strong> e<strong>en</strong> andere automobilist. De fout<strong>en</strong> <strong>van</strong> werkgever <strong>en</strong><br />

de andere automobilist hebb<strong>en</strong> gelijkelijk aan de veroorzaking <strong>van</strong><br />

89


het ongeval meegewerkt. De werknemer raakt door het ongeval arbeidsongeschikt<br />

<strong>en</strong> komt voor e<strong>en</strong> W AO-uitkering in aanmerking.<br />

Ret LISV wil deze uitkering geheel verhal<strong>en</strong> op de andere automobilist.<br />

Gesteld dat dit mogelijk is, dan zal hij vervolg<strong>en</strong>s voor 50%<br />

verhaal will<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> (art. 6:102jo. 101 BW) op de werkgever. Staat<br />

m<strong>en</strong> dit verhaal toe, dan is via e<strong>en</strong> omweg de werkgever zijn 'immuniteit'<br />

verlor<strong>en</strong>. Dat zou strijd<strong>en</strong> met de strekking <strong>van</strong> de 'immuniteit'<br />

. Acht m<strong>en</strong> het verhaal <strong>van</strong> de andere automobilist daarom uitgeslot<strong>en</strong>,<br />

dan zou deze per saldo meer drag<strong>en</strong> dan waartoe hij volg<strong>en</strong>s<br />

de regels <strong>van</strong> het aansprakelijkheidsrecht gehoud<strong>en</strong> zou zijn. En dat<br />

kan ook niet de bedoeling zijn; uit niets blijkt althans dat de wetgever<br />

bij invoering <strong>van</strong> het verhaalsrecht in de W AO e<strong>en</strong> dergelijk resultaat<br />

w<strong>en</strong>selijk achtte.<br />

Daarom is e<strong>en</strong> derde mogelijkheid juister: de verhaalsvordering<br />

<strong>van</strong> het LISV op de andere automobilist wordt verminderd met het<br />

aandeel <strong>van</strong> de 'immune' werkgever in de veroorzaking. In het gegey<strong>en</strong><br />

voorbeeld zal het LISV dus slechts 50% kunn<strong>en</strong> verhal<strong>en</strong> op de<br />

automobilist. Ret aandeel <strong>van</strong> de werkgever wordt - in overe<strong>en</strong>stemming<br />

met de strekking <strong>van</strong> de 'immuniteit' - gedrag<strong>en</strong> door het LISV.<br />

Dit lijdt uitzondering als, de werkgever ge<strong>en</strong> beroep toekomt op 'immuniteit'<br />

, dus in gevall<strong>en</strong> <strong>van</strong> opzet ofbewuste roekeloosheid. Dan kan naar<br />

mijn m<strong>en</strong>ing de gehele vordering bij elk <strong>van</strong> beide aansprakelijk<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

ingedi<strong>en</strong>d.<br />

De hierbedoelde vermindering vindt steun in de rechtspraak <strong>van</strong> de<br />

Roge Raad. Zie bijv. RR 20 mei 1983, NJ 1984, 649 m.nt. FRJM<br />

(Bedrijfsver<strong>en</strong>iging Overheidsdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>/Brok & Van de Graaf).<br />

90<br />

De bedrijfsver<strong>en</strong>iging BVO spreekt Brok aan tot betaling <strong>van</strong> de schade<br />

zoals die vergoed is door de bedrijfsver<strong>en</strong>iging aan Van de Broek. Van<br />

de Broek, militair, reed mee met Van de Graaf in di<strong>en</strong>s auto. Van de Graaf<br />

was net als Van de Broek, de b<strong>en</strong>adeelde, in militaire di<strong>en</strong>st t<strong>en</strong> tijde <strong>van</strong><br />

het ongeval. De auto kwam in botsing met de door Brok bestuurde auto.<br />

In e<strong>en</strong> door de bedrijfsver<strong>en</strong>iging teg<strong>en</strong> Brok ingestelde procedure is<br />

kom<strong>en</strong> vast te staan dat de schade voor 80% aan Brok, <strong>en</strong> voor 20% aan<br />

Van de Graaf te wijt<strong>en</strong> is. Van de Graaf is als 'collega' 'immuun' voor<br />

het verhaal <strong>van</strong> de bedrijfsver<strong>en</strong>iging.<br />

Dit heeft volg<strong>en</strong>s de Roge Raad tot gevolg dat Brok slechts kan word<strong>en</strong><br />

aangesprok<strong>en</strong> tot vergoeding <strong>van</strong> dat deel <strong>van</strong> de schade dat aan zijn


<strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>) nog de regel dat zij bij uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong><br />

het hun toekom<strong>en</strong>de verhaalsrecht rek<strong>en</strong>ing moet<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> met de<br />

draagkracht <strong>van</strong> de aansprakelijke.<br />

M<strong>en</strong> zou hier <strong>van</strong> e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> beginsel <strong>van</strong> behoorlijke verhaalsuitoef<strong>en</strong>ing<br />

kunn<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> besluit om tot verhaal over te gaan zal is<br />

namelijk ook aan de beginsel<strong>en</strong> <strong>van</strong> behoorlijk bestuur onderworp<strong>en</strong>.<br />

Vgl. HR 18 mei 1990, NJ 1990,565 (Van SchaickJDev<strong>en</strong>ter) <strong>en</strong> HR 26<br />

oktober 1990, NJ 1991,231 m.nt. JBMV (Huisman/Vries).<br />

Ret is niet toegestaan om de aansprakelijke in financiele zin onev<strong>en</strong>redig<br />

zwaar te treff<strong>en</strong>. Overig<strong>en</strong>s zal dat niet snel voorkom<strong>en</strong>.<br />

92<br />

In de memorie <strong>van</strong> toelichting bij de W AO (1964) werd aangegev<strong>en</strong> dat<br />

verhaal op aansprakelijk<strong>en</strong> met beperkte vermog<strong>en</strong>smidde1<strong>en</strong> niet opportuun<br />

was. De schuldige veroorzaker mocht niet te zwaar word<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> dus moest zijn financiele draagkracht bij de verhaalsbeslissing<br />

word<strong>en</strong> meegewog<strong>en</strong>. Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II 1964/65,7171, nr. 15, p. lOll.<br />

Bij de parlem<strong>en</strong>taire behandeling <strong>van</strong> de invoering verhaalsrecht<br />

A WBZ (1998) wordt minder met het hart, <strong>en</strong> meer met het hoofd gered<strong>en</strong>eerd.<br />

Daar heet het namelijk dat het al dan niet uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> verhaal<br />

op on- <strong>en</strong> minvermog<strong>en</strong>d<strong>en</strong> in de sleutel <strong>van</strong> de afweging <strong>van</strong> kost<strong>en</strong>lbat<strong>en</strong><br />

moet word<strong>en</strong> geplaatst: 'Daarbij speelt uiteraard mee dat - hoewel<br />

het principe geldt dat deg<strong>en</strong>e die verantwoordelijk is voor de toegebrachte<br />

schade, deze schade zal moet<strong>en</strong> vergoed<strong>en</strong> - uiteindelijk de vraag zal<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beantwoord in hoeverre <strong>van</strong> e<strong>en</strong> kale kip (nog) ver<strong>en</strong><br />

geplukt kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.' Dat klinkt str<strong>en</strong>g: in beginsel gewoon 'doorplukk<strong>en</strong>'<br />

. In werkelijkheid sneuvel<strong>en</strong> in de afweging <strong>van</strong> kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong><br />

al de nodige verhaalsvoornem<strong>en</strong>s om de simpele red<strong>en</strong> dat er ge<strong>en</strong> uitwinbare<br />

vermog<strong>en</strong>sbestanddel<strong>en</strong> voorhand<strong>en</strong> zijn. Dat geldt a fortiori<br />

voor particuliere schade<strong>verzekeraars</strong>, maar in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate gaat het<br />

ook op voor verhaalsgerechtigde overheidslicham<strong>en</strong>. In de wet <strong>van</strong> de<br />

grote getall<strong>en</strong> is maar beperkt plaats voor hoogdrav<strong>en</strong>de allocatieprincipes;<br />

verhaal moet toch vooral geld oplever<strong>en</strong>. Gelukkig dan ook maar dat<br />

sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> (nog) ge<strong>en</strong> verhaalsplicht hebb<strong>en</strong>.<br />

Zie HR 10 maart 1995, NJ 1997, 525 (Tiel Utrecht Schadeverzekering<br />

NV /Ip<strong>en</strong>burg).


Wat betreft temporele beperking<strong>en</strong> is het interessant om te vermeld<strong>en</strong> dat<br />

in Engeland het verhaal voor sociale verzekering<strong>en</strong> beperkt is tot de uitkering<strong>en</strong><br />

gedaan in de vijfjaar na het ongeval c.q. na het mom<strong>en</strong>t waarop<br />

de b<strong>en</strong>adeelde het eerst aanspraak maakte op de betreff<strong>en</strong>de uitkering.<br />

Zie Social Security (Recovery of B<strong>en</strong>efits) Act 1997, S. 1 (3). E<strong>en</strong> dergelijke<br />

beperking k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> wij in Nederland niet.<br />

E<strong>en</strong> specifieke tijdskwestie is de verjaring. De verjaringsvraag bij<br />

verhaalsrecht<strong>en</strong> is gecompliceerd. Bij subrogatie is m<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eigd de<br />

verjaring te b<strong>en</strong>ader<strong>en</strong> <strong>van</strong>uit de 'nemo plus' -leer: de gesubrogeerde<br />

verzekeraar wordt rechthebb<strong>en</strong>de <strong>van</strong> e<strong>en</strong> reeds bestaand schadevergoedingsrecht,<br />

inclusief de daaraan verbond<strong>en</strong> tikk<strong>en</strong>de verjaringsklok.<br />

Zie Akkermans 1998, p. 35.<br />

Voor het zelfstandig verhaalsrecht <strong>van</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong><br />

ligt het verjaringsvraagstuk gecompliceerder. M<strong>en</strong> kan<br />

namelijk <strong>en</strong>erzijds stell<strong>en</strong> dat het gaat om e<strong>en</strong> zelfstandige vordering,<br />

die aan eig<strong>en</strong> verjaringsregels is onderworp<strong>en</strong>. Anderzijds moet word<strong>en</strong><br />

toegegev<strong>en</strong> dat de vordering qua bestaan, om<strong>van</strong>g <strong>en</strong> inhoud,<br />

aanknoopt bij de schadevergoedingsvordering die de b<strong>en</strong>adeelde zelf<br />

zou hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> indi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Dit is kort gezegd de systematiek <strong>van</strong><br />

het 'civiel plafond' (zie § 3.4). Er zijn dus twee b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> d<strong>en</strong>kbaar.<br />

Wat betreft de eerste b<strong>en</strong>adering kan word<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong> op de rechtspraak<br />

<strong>van</strong> de Hoge Raad waarin het zelfstandige karakter steeds b<strong>en</strong>adrukt.<br />

Uit deze rechtspraak kan word<strong>en</strong> afgeleid dat het niet e<strong>en</strong><br />

vordering tot vergoeding <strong>van</strong> geled<strong>en</strong> schade betreft, maar e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong><br />

vordering tot betaling <strong>van</strong> gemaakte kost<strong>en</strong> (uitkering<strong>en</strong>, verstrekking<strong>en</strong><br />

etc.).<br />

Zie bijv. HR 8 december 1938, NJ 1939,545 m.nt. EMM (Rijksverzekeringsbank/Sch6nberger),<br />

waarin werd bepaald dat de schadestaatprocedure<br />

niet <strong>van</strong> toepassing is op het verhaalsrecht uit de Ongevall<strong>en</strong>wet<br />

1921. Vgl. ook HR 18 februari 1994, NJ 1995,607 m.nt. CJHB (Nederlands<br />

Bureau der Motorrijtuig<strong>verzekeraars</strong>/ABP & Van der Wal). Zie<br />

meer uitgebreid § 3.5.2 <strong>en</strong> 3.6.2. Anders: Akkermans 1998, p. 35-36.<br />

Daarom k<strong>en</strong>t het zelfstandige verhaalsrecht zeer waarschijnlijk e<strong>en</strong><br />

eig<strong>en</strong> verjaring. Steun voor deze opvatting is te vind<strong>en</strong> in HR 7 november<br />

1997, NJ 1998, 384 (Younis/Waarborgfonds Motorverkeer).<br />

95


Het Waarborgfonds had schade vergoed aan de b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong> trachtte<br />

vervolg<strong>en</strong>s verhaal te nem<strong>en</strong> op de aansprakelijke (onverzekerde) motorrijtuighouder.<br />

Die wierp de driejarige verjaringstermijn <strong>van</strong> art. 31 lid 8<br />

WVW (oud) teg<strong>en</strong>: het Waarborgfonds stelde de vordering immers pas<br />

na drie jaar (gerek<strong>en</strong>d <strong>van</strong>af datum ongeval) in <strong>en</strong> ingevolge de WVW<br />

was de vordering <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde verjaard. Kan deze verjaring ook<br />

aan het Waarborgfonds word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>geworp<strong>en</strong>? De Hoge Raad me<strong>en</strong>t<br />

<strong>van</strong> niet: 'Het in art. 27 lid 1 WAM aan het Waarborgfonds toegek<strong>en</strong>de<br />

recht <strong>van</strong> verhaal, is e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> recht <strong>van</strong> het Waarborgfonds, niet e<strong>en</strong><br />

recht dat bij wijze <strong>van</strong> subrogatie of anderszins op het Waarborgfonds is<br />

overgegaan. De verhaalsvordering <strong>van</strong> het Waarborgfonds ontstaat doordat<br />

dit fonds de schade aan de b<strong>en</strong>adeelde vergoedt. Hieruit vloeit voort<br />

dat de verjaringstermijn<strong>en</strong> <strong>van</strong> de art. 31 lid 8 (oud) WVW <strong>en</strong> art. 10<br />

WAM niet <strong>van</strong> toepassing zijn.' (rechtsoverweging 3.3).<br />

De vraag die vervolg<strong>en</strong>s rijst is welke verjaringstermijn geldt voor<br />

zelfstandige verhaalsrecht<strong>en</strong>. Nu ge<strong>en</strong> sprake is <strong>van</strong> e<strong>en</strong> recht tot vergoeding<br />

<strong>van</strong> schade, maar tot vergoeding <strong>van</strong> uitkering<strong>en</strong>, verstrekking<strong>en</strong><br />

etc., is verdedigbaar dat de verjaringstermijn twintig jaar is<br />

(art. 3:306 BW), te rek<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> het mom<strong>en</strong>t waarop het verhaalsrecht<br />

opeisbaar is. Daar staat teg<strong>en</strong>over dat er - <strong>van</strong> nit de systematiek <strong>van</strong><br />

het 'civiel plafond' - iets voor te zegg<strong>en</strong> is om aan te hak<strong>en</strong> bij de<br />

vijf- respectievelijk twintigjarige verjaringstermijn <strong>van</strong> art. 3:310<br />

BW.<br />

96<br />

Er zijn in deze variant wederom twee alternatiev<strong>en</strong> d<strong>en</strong>kbaar. Chr.H. <strong>van</strong><br />

Dijk, Bb 1998, bIz. 12, in zijn bespreking <strong>van</strong> HR 7 november 1997, NJ<br />

1998, 384 (Younis/Waarborgfonds Motorverkeer), me<strong>en</strong>t dat op de regresvordering<br />

<strong>van</strong> het Waarborgfonds de vijfjarige verjaringstermijn <strong>van</strong><br />

art. 3: 310 BW <strong>van</strong> toepassing is, <strong>en</strong> weI te rek<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> de dag dat het<br />

Fonds betaling doet. Aldus ook HofD<strong>en</strong> Bosch 22 maart 1999, VR 1999,<br />

p. 316 (Stichting Waarborgfonds Motorverkeer/Hard<strong>en</strong>bol). Dat lijkt er<br />

op te wijz<strong>en</strong> dat in die b<strong>en</strong>adering de verhaalsgerechtigde overgaat tot<br />

uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> e<strong>en</strong> vordering tot vergoeding <strong>van</strong> zijn eig<strong>en</strong> schade (geled<strong>en</strong><br />

op het mom<strong>en</strong>t dat hij uitkering<strong>en</strong> of verstrekking<strong>en</strong> aan de b<strong>en</strong>adeelde<br />

doet). Dat lijkt mij minder juist.<br />

Legt m<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> de nadruk op het 'civiele plafond' -aspect <strong>van</strong> de<br />

verjaring, dan zou juist verdedigbaar zijn dat de verjaring <strong>van</strong> het verhaalsrecht<br />

'accessoir' is aan de verjaring <strong>van</strong> die schadevergoedingsvordering:<br />

de aansprakelijke komt aldus niet in e<strong>en</strong> nadeliger positie te ver-


ker<strong>en</strong> door het bestaan <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verhaalsrecht. Geheel in de 'nemo plus'idee<br />

zou dan als tijdstip waarop de verjaringstermijn aan<strong>van</strong>gt, het mom<strong>en</strong>t<br />

moe t<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong> waarop de b<strong>en</strong>adeelde zelf tot het instell<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de schadevergoedingsvordering had kunn<strong>en</strong> overgaan.<br />

Deze laatste, meest vergaande b<strong>en</strong>adering sluit aan bij hetge<strong>en</strong> voor de<br />

subrogatie ex art. 284 WvK geldt; <strong>van</strong>uit e<strong>en</strong> uniformiteitsstrev<strong>en</strong> is dit<br />

te billijk<strong>en</strong>, maar ik d<strong>en</strong>k niet dat het geld<strong>en</strong>d recht is. Aannemelijker<br />

lijkt mij dat, gegev<strong>en</strong> de zelfstandigheid <strong>van</strong> de verhaalsrecht<strong>en</strong>, de twintigjarige<br />

verjaringstermijn <strong>van</strong> art. 3:306 BW geldt. Vgl. in andere zin<br />

Akkermans 1998, p. 35 e.v.<br />

§ 3.9 Onderwerp<strong>en</strong> die blev<strong>en</strong> Ugg<strong>en</strong><br />

§ 3.9.1 Afstand <strong>van</strong> verhaal<br />

Als e<strong>en</strong> verhaalsgerechtigde afstand doet <strong>van</strong> toekomstige verhaalsrecht<strong>en</strong>,<br />

dan is dat meestal om bedrijfseconomische red<strong>en</strong><strong>en</strong>. De<br />

'knock-for-knock' overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> <strong>verzekeraars</strong> die zowel<br />

casco- als W AM-polis s<strong>en</strong> verzorg<strong>en</strong>, war<strong>en</strong> daar e<strong>en</strong> voorbeeld <strong>van</strong>.<br />

Ze zijn thans minder in zwang. Zie Scheltema/Mijnss<strong>en</strong> 1998, p. 272;<br />

vgl. Lewis 1999, nr. 4.07.<br />

Ook het aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong> de verzekeraar c.q. de verzekeringsbranche<br />

kan doorslaggev<strong>en</strong>d zijn. De BBR 2000 <strong>van</strong> het Verbond <strong>van</strong> Verzekeraars<br />

is daar e<strong>en</strong> voorbeeld <strong>van</strong>. Deze Bedrijfsregeling Brandregres<br />

is e<strong>en</strong> op<strong>en</strong>bare verklaring waarin bepaalde <strong>verzekeraars</strong> teg<strong>en</strong>over<br />

bepaalde person<strong>en</strong> afstand do<strong>en</strong> <strong>van</strong> het verhaalsrecht <strong>van</strong> art. 284<br />

WvK.<br />

De BBR 2000 is de opvolger <strong>van</strong> het Bind<strong>en</strong>d Besluit Regres 1984; vgl.<br />

daarover Scheltema/Mijnss<strong>en</strong> 1998, p. 272.<br />

Op<strong>en</strong>bare <strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> geld<strong>en</strong>de afstandsverklaring<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> onbezwaarlijk<br />

als e<strong>en</strong> gericht aanbod tot afstand <strong>van</strong> (toekomstige) vorderingsrecht<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> (art. 6: 160 lid 2 BW). Deze afstandsverklaring<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong>over de <strong>en</strong>e aansprakelijke persoon moe t<strong>en</strong> - of<br />

zij nu op<strong>en</strong>baar, bij voorbaat of na e<strong>en</strong> concrete aansprakelijkheidvestig<strong>en</strong>de<br />

gebeurt<strong>en</strong>is zijn gedaan -uiteindelijk ook <strong>en</strong>ig effect hebb<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong>over e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele andere medeaansprakelijke. D<strong>en</strong>kbaar<br />

is bijv. dat e<strong>en</strong> dergeJijke verklaring aJdus moet word<strong>en</strong> uitgelegd dat<br />

97


het mede e<strong>en</strong> beding t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong> derd<strong>en</strong> inhoudt (voor zover<br />

deze derde niet al uitdrukkelijk onder het beschermingsbereik <strong>van</strong> de<br />

verklaring valt).<br />

Voor deze derd<strong>en</strong>beding-b<strong>en</strong>adering bij 'knock-for-knock' overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>,<br />

zie m<strong>en</strong> Rb. Alkmaar 19 december 1974, VR 1977, 88 m.nt. Bouman.<br />

Zie in algem<strong>en</strong>e zin over de gevolg<strong>en</strong> <strong>van</strong> afstand bij mede-aansprakelijkheid<br />

Van Boom 1999, p. 55 e.v. <strong>en</strong> p. 187 e.v.<br />

§ 3.9.2 Verhaal <strong>en</strong> restvordering <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde<br />

Keert e<strong>en</strong> schadeverzekeraar f 1500 uit terzake <strong>van</strong> beschadiging <strong>van</strong><br />

de verzekerde zaak, terwijl het herstel f 2500 kost, dan kan de b<strong>en</strong>adeelde<br />

e<strong>en</strong> res tv ordering <strong>van</strong> f 1000 geld<strong>en</strong>d mak<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>zo, wanneer<br />

e<strong>en</strong> (sociale) arbeidsongeschiktheidsverzekering 70 % <strong>van</strong> de<br />

geled<strong>en</strong> inkomst<strong>en</strong>schade vergoedt, dan rest de b<strong>en</strong>adeelde e<strong>en</strong> vordering<br />

voor de niet-verzekerde 30 %.<br />

Wanneer de aansprakelijke persoon onvoldo<strong>en</strong>de vermog<strong>en</strong>sbestanddel<strong>en</strong><br />

heeft om aIle crediteur<strong>en</strong> te voldo<strong>en</strong>, dan kunn<strong>en</strong> verhaalsrecht<br />

<strong>en</strong> res tv ordering sam<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>. V olg<strong>en</strong>s de hoofdregels <strong>van</strong><br />

het insolv<strong>en</strong>tierecht zou e<strong>en</strong> 'ponds-ponds' -gewijse verdeling <strong>van</strong><br />

het aanwezige vermog<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

Vgl. M<strong>en</strong>del in zijn noot onder B-GH 26 juni 1996, NJ 1997,526 (Tiel<br />

UtrechtlJp<strong>en</strong>burg). H.B. Krans, Schadevergoeding bij wanprestatie, Dev<strong>en</strong>ter:<br />

Kluwer 1999 (diss. Leid<strong>en</strong>), p. 282, p. 286, me<strong>en</strong>t overig<strong>en</strong>s uit<br />

de bewoording<strong>en</strong> <strong>van</strong> art. 6:107aBWreeds de voorrang <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde<br />

bov<strong>en</strong> de werkgever af te kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. Dit lijkt mij onjuist; de bewoording<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> art. 107 a duid<strong>en</strong> niet op <strong>en</strong>ige voorrangsregel (net zomin<br />

als die <strong>van</strong> art. 284 WvK, art. 65b AWBZ, art. 52a Zw, art. 90 WAO, art.<br />

83b ZfW, art. 61 ANW, art. 69 WAZ, art. 61 Wajong of art. 49 Wet REA).<br />

In de praktijk wordt de b<strong>en</strong>adeeld<strong>en</strong> veelal voorrang gegev<strong>en</strong> door<br />

de verhaalsgerechtigde, al dan niet op grond <strong>van</strong> e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />

met de b<strong>en</strong>adeelde.<br />

98<br />

Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II 1989/90, 21 528, nr. 1, p. 17 <strong>en</strong> Hartlief <strong>en</strong> Tjittes<br />

1999, p. 107. Vgl. HR 10 maart 1995, NJ 1997,525 (Tiel Utrecht Schadeverzekering<br />

NV/Jp<strong>en</strong>burg).


Het zou ook in overe<strong>en</strong>stemming met de strekking <strong>van</strong> de desbetreff<strong>en</strong>de<br />

verzekeringsovere<strong>en</strong>komst of sociale verzekeringswet zijn om<br />

bij wijze <strong>van</strong> rechtsregel aan te nem<strong>en</strong> dat uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> het verhaalsrecht<br />

nimmer t<strong>en</strong> nadele <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde mag strekk<strong>en</strong>. Terecht<br />

wordt daarom in de literatuur verdedigd dat hier sprake is <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> beginseJ dat algem<strong>en</strong>e gelding verdi<strong>en</strong>t.<br />

W.J. Slagter, VR 1963, p. 5, A.J.O. <strong>van</strong> Wass<strong>en</strong>aer <strong>van</strong> Catwijck, R.H.C.<br />

Jong<strong>en</strong>eel, Eig<strong>en</strong> schuld <strong>en</strong> mede-aansprakelijkheid, 2e druk Zwolle:<br />

W.E.J. Tje<strong>en</strong>k Willink 1995, p. 81 e.v., Van Boom <strong>en</strong> Storm 1995, p.<br />

158-159, D. Beekman, PS 1995, p. 1231, Asser/ClausinglWansink, nr.<br />

330, Hartlief <strong>en</strong> Tjittes 1999, p. 107. Anders: N.J.P. Giltay Veth, VR<br />

1969, p. 236. Vgl. C. Persyn, RW 1990/91, p. 284-285.<br />

Steun voor deze opvatting is te vind<strong>en</strong> in art. 2 VOA, dat bepaalt dat<br />

het verhaal niet t<strong>en</strong> nadele <strong>van</strong> de ambt<strong>en</strong>aar kan word<strong>en</strong> uitgeoef<strong>en</strong>d.<br />

Uit de parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> deze bepaling kan word<strong>en</strong> opgemaakt<br />

dat het doel hier<strong>van</strong> is '( ... ) te voorkom<strong>en</strong>, dat bij beperkte<br />

draagkracht <strong>van</strong> deg<strong>en</strong>e op wie wordt verhaald, de ambt<strong>en</strong>aar t<strong>en</strong><br />

gevolge <strong>van</strong> het gecreeerde verhaalsrecht - dat overig<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> met<br />

andere vordering<strong>en</strong> concurrer<strong>en</strong>d recht is - zou word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeeld<br />

door e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>redige vermindering <strong>van</strong> e<strong>en</strong> hemzelf wellicht nog toekom<strong>en</strong>de<br />

vordering (b.v. weg<strong>en</strong>s schade aan kleding <strong>en</strong> uitrusting of<br />

weg<strong>en</strong>s door het ongeval gel ed<strong>en</strong> immateriele schade)'.<br />

Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II 1964/65,7812, nr. 3, p. 3-4. Zie in dezelfde zin art.<br />

7.17.2.25 lid 2 NBW, dat e<strong>en</strong> dergelijke voorrangsregel bij subrogatie<br />

introduceert. V gl. ook het (op onduidelijke grond<strong>en</strong> nimmer ingevoerde)<br />

art. 6.1.9.11a lid 2 NBW, dat e<strong>en</strong> soortgelijke voorrang toek<strong>en</strong>de aan de<br />

b<strong>en</strong>adeelde t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> 'afgeleide' schadevergoedingsgerechtigd<strong>en</strong>.<br />

V gl. ook rec<strong>en</strong>telijk de opmerking <strong>van</strong> de regering bij de parlem<strong>en</strong>taire<br />

behandeling <strong>van</strong> de ANW: 'Bij, soms voorkom<strong>en</strong>de, conflicter<strong>en</strong>de<br />

belang<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> verzekeraar <strong>en</strong> slachtoffer gaat op basis <strong>van</strong> het wetssysteem<br />

<strong>en</strong> de jurisprud<strong>en</strong>tie (welke?, WvB) het schadevergoedingsrecht<br />

<strong>van</strong> het slachtoffer voor.' (Kamerstukk<strong>en</strong> II 1994/95,24 169, nr. 6, p.<br />

32). Het is dus ook de opvatting <strong>van</strong> de regering dat de b<strong>en</strong>adeelde voorgaat.<br />

En nu dat geldt voor de A WBZ, kan het beginsel onbezwaarlijk op<br />

aile sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> word<strong>en</strong> toegepast.<br />

Het beginsel dat de b<strong>en</strong>adeelde voorrang heeft, is ook in andere Iand<strong>en</strong><br />

bek<strong>en</strong>d. In Duitsland bijv. geldt het beginsel bij (sociale) verzekering<strong>en</strong>;<br />

99


zie Katz 1998, nr. 612. In Engeland is het echter verworp<strong>en</strong> (voor e<strong>en</strong><br />

geval <strong>van</strong> onderverzekering): Napier and Ettrick v. Hunter [1993] 1 AC<br />

713, waarover Mitchell 1994, p. 84.<br />

§ 3.9.3 Mededelings- <strong>en</strong> medewerkingsplicht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

b<strong>en</strong>adeelde<br />

In teg<strong>en</strong>stelling tot ons omring<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t ons recht nauwelijks<br />

bijzondere wetsbepaling<strong>en</strong> voor medewerkings- <strong>en</strong> mededelingsplicht<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde.<br />

Zie voor e<strong>en</strong> voorbeeld <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ongek<strong>en</strong>d uitgebreid medewerkings- <strong>en</strong><br />

mededelingssysteem de Engelse Social Security (Recovery of B<strong>en</strong>efits)<br />

Act 1997, S. 23. Op grond hier<strong>van</strong> is niet aIle<strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adeelde verplicht<br />

om aan - kort gezegd - de sociale verzekeraar de gevraagde informatie<br />

te gev<strong>en</strong> over het ongeval, maar ook de aansprakelijke, ev<strong>en</strong>tuele verteg<strong>en</strong>woordigers<br />

<strong>en</strong> zaakgelastigd<strong>en</strong>, schade- <strong>en</strong> aansprakelijkheids<strong>verzekeraars</strong><br />

<strong>en</strong> werkgever. Deze informatieplicht is gedetailleerd uitgewerkt<br />

in de Social Security (Recovery of B<strong>en</strong>efits) Regulations 1997, Statutory<br />

Instrum<strong>en</strong>ts 1997 no. 2205, regulation 3-6. E<strong>en</strong> vergelijkbaar medewerkings-<br />

<strong>en</strong> mededelingssysteem k<strong>en</strong>t de Engelse Road Traffic (NHS Charges)<br />

Act 1999, S. 11. Ook in Belgic bestaan verschill<strong>en</strong>de specifieke<br />

mededelings- <strong>en</strong> medewerkingsplicht<strong>en</strong> <strong>van</strong> zowel b<strong>en</strong>adeelde als de<br />

aansprakelijke; zie J.-P. Janss<strong>en</strong>s, N. Malm<strong>en</strong>dier, RDS 1994, p. 124 e.v.<br />

In het Duitse recht geldt e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e informatieplicht <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde<br />

jeg<strong>en</strong>s de gesubrogeerde (sociale) verzekeraar op § 402 BOB Go.<br />

§ 412 BOB), dat de rechtsvoorganger bij subrogatie verplicht aan de<br />

rechtsopvolger mededeling<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> <strong>en</strong> bewijsstukk<strong>en</strong> te overhandig<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong>einde deze in staat te stell<strong>en</strong> de gesubrogeerde vordering uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

In ons recht is <strong>van</strong> deze bepaling aIle<strong>en</strong> de algem<strong>en</strong>e plicht tot afgifte<br />

<strong>van</strong> bewijsstukk<strong>en</strong> overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (art. 6:143 BW). Zie ook de nadere regelgeving<br />

g<strong>en</strong>oemd bij Van Boom 1995, p. 864 noot 7.<br />

Toch kan medewerking door de b<strong>en</strong>adeelde aan het verhaal <strong>en</strong> informatie<br />

over ev<strong>en</strong>tuele verhaalsmogelijkbed<strong>en</strong> cruciaal zijn voor de<br />

verhaalsgerechtigde. Verzekeraars kunn<strong>en</strong> in hun polisvoorwaard<strong>en</strong><br />

daartoe e<strong>en</strong> clausule opnem<strong>en</strong> die de verzekerde verplicht (desgevraagd)<br />

informatie te verstrekk<strong>en</strong> over de toedracht <strong>van</strong> de schadeveroorzak<strong>en</strong>de<br />

gebeurt<strong>en</strong>is. Opmerkelijk is dat in ge<strong>en</strong> <strong>van</strong> de sociale<br />

verzekeringswett<strong>en</strong> e<strong>en</strong> dergelijke informatieplicht (met het oog op<br />

100


uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> het verhaalsrecht) is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Blijkbaar wordt<br />

ge<strong>en</strong> noodzaak daartoe ervar<strong>en</strong>.<br />

Dit kan deels word<strong>en</strong> verklaard - althans voor wat betreft verkeersongevall<strong>en</strong><br />

- door het bestaan <strong>van</strong> e<strong>en</strong> gelnstitutionaliseerde vorm <strong>van</strong> informatievoorzi<strong>en</strong>ing,<br />

die buit<strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adeelde om gaat. Het betreft de Stichting<br />

Process<strong>en</strong> Verbaal, in sam<strong>en</strong>werking met de politie. Zie Kamerstukk<strong>en</strong><br />

II 1998/99, 26 238, nr. 5, p. 8. Anderzijds hebb<strong>en</strong> verhaalsgerechtigd<strong>en</strong><br />

als zodanig bijv. ge<strong>en</strong> toegang tot de medische dossiers <strong>van</strong> de<br />

b<strong>en</strong>adee1de (t<strong>en</strong>zij op andere grond<strong>en</strong>).<br />

Voor de loondoorbetalingsplichtige werkgever in het bijlOnder ligt<br />

hier e<strong>en</strong> probleem op de loeL Nerg<strong>en</strong>s is met lOvee1 woord<strong>en</strong> de<br />

verplichting <strong>van</strong> de werknemer neergelegd om mede te werk<strong>en</strong> aan<br />

de uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> het verhaalsrecht <strong>van</strong> art. 6:107a BW. Dat kan<br />

voor de werkgever uiteraard problem<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong>.<br />

Zie Van Boom 1995, p. 864. E<strong>en</strong> mededelingsplicht kan wellicht word<strong>en</strong><br />

gebaseerd op art. 7:629 lid 5 BW: de werknemer is jeg<strong>en</strong>s de werkgever<br />

verplicht inlichting<strong>en</strong> te verstrekk<strong>en</strong> om het recht op loon vast te stell<strong>en</strong>.<br />

Bij niet-nakoming <strong>van</strong> die verplichting kan de werkgever de loondoorbetaling<br />

opschort<strong>en</strong>.<br />

Opmerkelijk is nog dat art. 8 W AM weI mededelingsplicht<strong>en</strong> formuleert<br />

<strong>van</strong> de aansprakelijke jeg<strong>en</strong>s zijn W AM-verzekeraar.<br />

101


4. Rechtspolitieke aspect<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

privaatrechtelijke gevolg<strong>en</strong><br />

§ 4.1 Achtergrond<strong>en</strong> <strong>en</strong> cijfers<br />

§ 4.1.1 Verhaal met hoofd <strong>en</strong> hart<br />

In hoofdstuk 2 werd<strong>en</strong> de theoretische grondslag<strong>en</strong> <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

verk<strong>en</strong>d. Zie § 2.2 <strong>en</strong> 2.3. Het bleek dat de ratio <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

veelal terug te voer<strong>en</strong> is op de fundam<strong>en</strong>tele notie dat e<strong>en</strong> aansprakelijke<br />

niet behoort te profiter<strong>en</strong> <strong>van</strong> de omstandigheid dat e<strong>en</strong><br />

verzekeraar, sociale verzekeraar of risicodrager e<strong>en</strong> prestatie verrichtte<br />

waarvoor hij, de aansprakelijke, de primair draagplichtige is.<br />

Het verhaalsrecht maakt het mogelijk de last<strong>en</strong> daar neer te legg<strong>en</strong><br />

waar zij thuishor<strong>en</strong>, namelijk bij de persoon die ze (verwijtbaar) heeft<br />

veroorzaakt.<br />

De fundam<strong>en</strong>tele notie die ik zo-ev<strong>en</strong> noemde zal in de praktijk<br />

echter e<strong>en</strong> zeer bescheid<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>. In de regel zal de verhaalsgerechtigde<br />

namelijk vooral dan <strong>van</strong> zijn verhaalsrecht gebruik mak<strong>en</strong><br />

wanneer dit voldo<strong>en</strong>de geld oplevert, mede in verhouding tot de kost<strong>en</strong><br />

die ermee gepaard gaan.<br />

Aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> dat verhaalsgerechtigd<strong>en</strong> bij uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong><br />

hun verhaalsrecht<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal factor<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>: de grootte <strong>van</strong> de kans<br />

dat het verhaaljuridisch gezi<strong>en</strong> kans <strong>van</strong> slag<strong>en</strong> heeft, de grootte <strong>van</strong> de<br />

kans dat de aansprakelijke vindbaar is <strong>en</strong> daadwerkelijk verhaal biedt,<br />

de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> administratieve <strong>en</strong> juridische bijstand, <strong>en</strong><br />

- niet onbelangrijk - 'het gezicht' dat de verzekeraar naar buit<strong>en</strong> toe wil<br />

lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. Daarover hierna.<br />

Maar m<strong>en</strong> kan de uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> ook b<strong>en</strong>ader<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong>uit e<strong>en</strong> meer maatschappelijke, of<strong>van</strong>uit e<strong>en</strong> 'morele' invalshoek.<br />

Wat betreft de maatschappelijke invalshoek valt bijv. te wijz<strong>en</strong> op de<br />

102


neiging <strong>van</strong> schade<strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong> om particulier<strong>en</strong><br />

te ontzi<strong>en</strong> waar het uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> betreft.<br />

De Bedrijfsregeling Brandregres (BBR) 2000 is in dit verband e<strong>en</strong> aardig<br />

voorbeeld. Op grond <strong>van</strong> deze regeling verplicht<strong>en</strong> veel schade<strong>verzekeraars</strong><br />

(voornamelijk ingeval <strong>van</strong> brandschade) zich om hun recht<strong>en</strong> uit<br />

art. 284 WvK niet uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong> jeg<strong>en</strong>s particulier<strong>en</strong>, t<strong>en</strong>zij er opzettelijke<br />

schadeveroorzaking in het speJ is. De red<strong>en</strong> hiervoor is - zo voigt<br />

uit de toelichting op de BBR 2000 - dat deze <strong>verzekeraars</strong> het niet kies<br />

vind<strong>en</strong> om particulier<strong>en</strong> die in e<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> nalatigheid aanzi<strong>en</strong>lijke<br />

(brand)schade aanricht<strong>en</strong>, met de financiele gevolg<strong>en</strong> daar<strong>van</strong> op te zadel<strong>en</strong>.<br />

Voor verhaal op niet-particulier<strong>en</strong> bepaalt de BBR 2000 dat in beginsel<br />

maximaall miljo<strong>en</strong> guld<strong>en</strong> per schadegebeurt<strong>en</strong>is (per veroorzaker) verhaald<br />

zal word<strong>en</strong>. Verhaal blijft achterwege als de schade kleiner is dan<br />

f 5000. Deze drempel is ingevoegd t<strong>en</strong>einde te voorkom<strong>en</strong> dat onev<strong>en</strong>redige<br />

verhaalsinspanning<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verricht voor 'bagatelschades'.<br />

Terzijde merk ik op dat de BBR 2000 ge<strong>en</strong> bind<strong>en</strong>de regeling is (dat zou<br />

mededingingsrechtelijk ontoelaatbaar zijn); <strong>verzekeraars</strong> zijn vrij om<br />

deze regeling al dan niet na te volg<strong>en</strong>.<br />

Het komt niet vaak voor dat e<strong>en</strong> schadeverzekeraar verhaal neemt op<br />

e<strong>en</strong> licht nalatige (onverzekerde) particulier. Dat zou namelijk niet<br />

alle<strong>en</strong> onev<strong>en</strong>redig veel verhaalsinspanning<strong>en</strong> met zich br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>,<br />

maar het strookt ook niet met het 'gezicht' dat <strong>verzekeraars</strong> will<strong>en</strong><br />

ton<strong>en</strong>. Maar het 'gezicht' <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verzekeraar komt naar mijn m<strong>en</strong>ing<br />

weI goed in beeld wanneer bijv. inspanning<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verricht om<br />

verhaal (te tracht<strong>en</strong>) te nem<strong>en</strong> op relschoppers die tijd<strong>en</strong>s voetbalrell<strong>en</strong><br />

opzettelijk schade toebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> aan winkelruit<strong>en</strong>, of op e<strong>en</strong> geweldpleger<br />

die e<strong>en</strong> slachtoffer arbeidsongeschikt heeft gemaakt. De<br />

verzekeraar die dat verhaal op zich neemt, betrekt blijkbaar niet aIle<strong>en</strong><br />

de directe financiele kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong> in zijn afweging, maar ook<br />

de meer morele notie dat schade daar moet word<strong>en</strong> neergelegd waar<br />

ze (zeer) verwijtbaar veroorzaakt is. Actief verhaalsbeleid bij opzettelijke<br />

schadetoebr<strong>en</strong>ging zal, zo schijnt mij toe, op brede maatschappelijke<br />

steun kunn<strong>en</strong> rek<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Deze 'lik-op-stuk'functie <strong>van</strong> het aansprakelijkheidsrecht wint aan populariteit.<br />

D<strong>en</strong>k aan het rec<strong>en</strong>telijk aangekondigde beleid <strong>van</strong> de politie<br />

om maximale inspanning<strong>en</strong> te verricht<strong>en</strong> schadeveroorzakers de aanspra-<br />

103


kelijkheid voor letsel toegebracht aan e<strong>en</strong> politiefunctionaris 'te lat<strong>en</strong><br />

voel<strong>en</strong>'. Uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> kan ook toepassing zijn <strong>van</strong><br />

'lik -op-stuk'beleid.<br />

De kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> dergelijk beleid zijn overig<strong>en</strong>s relatief hoog: betreft<br />

het opzettelijke schadetoebr<strong>en</strong>ging, dan zal de aansprakelijke moeilijker<br />

te tracer<strong>en</strong> zijn, e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele aansprakelijkheidsverzekeraar zal ge<strong>en</strong><br />

dekking verl<strong>en</strong><strong>en</strong> (mits de polis op dit punt goed 'dichtgetimmerd' is;<br />

vgl. HR 6 november 1998, NJ 1999, 220 m.nt. MMM (AegonlVan der<br />

Lind<strong>en</strong>)) <strong>en</strong> de aansprakelijke zal in persoon vaak ook ge<strong>en</strong> verhaal bied<strong>en</strong>.<br />

Dan moet<strong>en</strong> afbetalingsregeling<strong>en</strong> word<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong>, op de nakoming<br />

waar<strong>van</strong> vervolg<strong>en</strong>s gedur<strong>en</strong>de langere tijd int<strong>en</strong>sief toezicht moet<br />

word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>. Hieraan heeft bijv. de Stichting Waarborgfonds Motorverkeer<br />

de hand<strong>en</strong> vol bij het verhaal <strong>van</strong> schade veroorzaakt door<br />

onverzekerde automobilist<strong>en</strong>. Zie over dergelijke verhaalsinspanning<strong>en</strong><br />

ook nog het jaarverslag Schadefonds Geweldsmisdrijv<strong>en</strong> 1998, p. 10, p.<br />

18.<br />

Soms is verhaal dus e<strong>en</strong> principekwestie, maar in het overgrote deel<br />

<strong>van</strong> de gevall<strong>en</strong> is verhaal e<strong>en</strong> geldkwestie. Om dat zichtbaar te mak<strong>en</strong>,<br />

zal ik hierna in § 4.1.2 <strong>en</strong>ige cijfers over verhaalsrecht<strong>en</strong> pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>.<br />

§ 4.1.2 Enige cijfers <strong>en</strong> inzicht<strong>en</strong> over verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

Om e<strong>en</strong> goed beeld te gev<strong>en</strong> <strong>van</strong> de werkelijke rele<strong>van</strong>tie <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong>,<br />

zal ik hier <strong>en</strong>ige cijfers over aansprakelijkheid <strong>en</strong> verhaal<br />

aan de orde stell <strong>en</strong>. Overig<strong>en</strong>s blijk<strong>en</strong> de cijfers die voorhand<strong>en</strong><br />

zijn, niet compleet. Het hierna geschetste beeld is dat dus ook niet.<br />

Schade<strong>verzekeraars</strong> verhal<strong>en</strong> gedane uitkering<strong>en</strong> slechts voor e<strong>en</strong><br />

uiterst klein deel op aansprakelijke person<strong>en</strong>. Hetzelfde geldt voor<br />

sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>.<br />

lO4<br />

Zie Cane 1996, p. 437, R. Hasson, 50 OJLS (1985) 416, p. 421, 422, LCR<br />

262, § 10.76 (noot 153) <strong>en</strong> Lewis 1999, nr. 4.07. Dat verwondert niet:<br />

<strong>van</strong> aile schadegevall<strong>en</strong> is slechts e<strong>en</strong> dee I veroorzaakt door m<strong>en</strong>selijk<br />

handel<strong>en</strong>; daar<strong>van</strong> is slechts weer e<strong>en</strong> deel aan m<strong>en</strong>selijk fal<strong>en</strong> (dat wil<br />

zegg<strong>en</strong>: toerek<strong>en</strong>baar onrechtmatig handel<strong>en</strong>) te wijt<strong>en</strong>, daar<strong>van</strong> is vervolg<strong>en</strong>s<br />

slechts e<strong>en</strong> deel traceerbaar, <strong>en</strong> <strong>van</strong> die gevall<strong>en</strong> is slechts weer<br />

e<strong>en</strong> deel qua schadeom<strong>van</strong>g groot g<strong>en</strong>oeg om verhaal r<strong>en</strong>dabel te do <strong>en</strong><br />

zijn. Kleine schadebedrag<strong>en</strong> zijn de verhaalsinspanning<strong>en</strong> immers niet


waard. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> wordt bij voorkeur <strong>van</strong> verhaal afgezi<strong>en</strong> wanneer de<br />

aansprakelijke niet (binn<strong>en</strong> afzi<strong>en</strong>bare tijd) voldo<strong>en</strong>de uitwinbaar vermog<strong>en</strong><br />

heeft.<br />

Ook de opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> <strong>van</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong><br />

zijn slechts druppels op e<strong>en</strong> gloei<strong>en</strong>de plaat. Bij invoering<br />

<strong>van</strong> het verhaalsrecht in de A WBZ schatte de regering bijv. dat de verhaalsopbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong><br />

0,27% <strong>van</strong> de totale jaarlijkse A WBZ-uitgav<strong>en</strong> zou<br />

kunn<strong>en</strong> dekk<strong>en</strong> (geschatte bruto-opbr<strong>en</strong>gst: 15 it 25 miljo<strong>en</strong> guld<strong>en</strong> per<br />

jaar teg<strong>en</strong>over aan de uitgav<strong>en</strong>kant bijna 30 miljard guld<strong>en</strong> per jaar). Zie<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II 1998/99,26238, nr. 5, p. 5. Berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> voorts<br />

zi<strong>en</strong> dat de opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> <strong>van</strong> het ZfW -verhaal ongeveer 0,4% <strong>van</strong> de jaarlijkse<br />

uitgav<strong>en</strong> dekk<strong>en</strong>. Zie Janss<strong>en</strong> 1997, p. 161.<br />

Aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> mag dus word<strong>en</strong> dat in het (onwaarschijnlijke) geval <strong>van</strong><br />

afschaffing <strong>van</strong> deze verhaalsrecht<strong>en</strong> de premieafdracht nav<strong>en</strong>ant zal<br />

moet<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong>.<br />

Het is goed te beseff<strong>en</strong> dat het verhaal <strong>van</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong> -<br />

gegev<strong>en</strong> de aard <strong>van</strong> de sociale zekerheidswetgeving - zonder uitzondering<br />

letselschadegevall<strong>en</strong> betreft. In de de praktijk wordt bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

vrijwel alle<strong>en</strong> bij verkeersongevall<strong>en</strong> verhaal g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>: in<br />

90 a 95 % <strong>van</strong> de verhaalszak<strong>en</strong> gaat het om e<strong>en</strong> verkeersongeval.<br />

Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II 1996/97, 24 776, nr. 5, p. 14, Kamerstukk<strong>en</strong> II<br />

1998/99,26238, fif. 5, p. 8. De schatting lijkt overig<strong>en</strong>s terug te gaan op<br />

het Rapport <strong>van</strong> de Studiegroep Verkeersaansprakelijkheid (Deel I - verk<strong>en</strong>ning<br />

<strong>van</strong> schade door dood <strong>en</strong> letsel), D<strong>en</strong> Haag 1978, p. 106-107.<br />

Zie SER 1993, p. 12-13, alwaar wordt geconstateerd dat ge<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>tere<br />

gegev<strong>en</strong>s voorhand<strong>en</strong> zijn. V gl. voor Engeland Atiyah 1997, p. 101-102,<br />

waar de perc<strong>en</strong>tages vergelijkbaar zijn. De Road Traffic (NHS Charges)<br />

Act 1999 gaat overig<strong>en</strong>s zelfs zover dat verhaal voor NHS-kost<strong>en</strong> aile<strong>en</strong><br />

is toegestaan in geval <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verkeersongeval!<br />

Dit hoge perc<strong>en</strong>tage is toe te schrijv<strong>en</strong> aan <strong>en</strong>erzijds het gegev<strong>en</strong> dat<br />

de aansprakelijkheid <strong>van</strong> motorrijtuighouders verplicht verzekerd is<br />

ingevolge de W AM, <strong>en</strong> dus bij elke aansprakelijke draagkracht aanwezig<br />

is, <strong>en</strong> anderzijds het gegev<strong>en</strong> dat het verhaalspad in die gevall<strong>en</strong><br />

geeff<strong>en</strong>d is door praktische voordel<strong>en</strong> zoals rechtstreekse afwikkeling<br />

met de WAM-verzekeraar (zie § 3.6.1) <strong>en</strong> (dam·door) de aanwezigheid<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> administratief redeJijk goed 'geoliede' schade-afwikkeling.<br />

105


Zo is bij de vaststelling <strong>van</strong> de feit<strong>en</strong> veelal rapportage <strong>van</strong> de poJitie<br />

voorhand<strong>en</strong>, die door de betrokk<strong>en</strong> schadecorrespond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> via de Stichting<br />

Process<strong>en</strong>-Verbaal kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingezi<strong>en</strong>. Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II<br />

1996/97,24776, nr. 5, p. 14 <strong>en</strong> Kamerstukk<strong>en</strong> II 1998/99,26238, nr. A,<br />

p. 2-3, <strong>en</strong> nr. 5, p. 8.<br />

De afwikkeling <strong>van</strong> verkeersongevall<strong>en</strong> is in deze opzicht<strong>en</strong> 'makkelijker'<br />

dan bijv. incid<strong>en</strong>teel verhaal voor letsel toegebracht bij e<strong>en</strong><br />

caferuzie of door e<strong>en</strong> medische fout. In de gevall<strong>en</strong> 'buit<strong>en</strong> de W AM'<br />

zijn er namelijk niet alle<strong>en</strong> obstakels in de administratieve sfeer, maar<br />

ook in de vermog<strong>en</strong>ssfeer: er is ge<strong>en</strong> verplichte aansprakelijkheidsverzekering<br />

<strong>en</strong> dus ook ge<strong>en</strong> garantie dat e<strong>en</strong> aansprakelijke ruziemaker<br />

betal<strong>en</strong> kan.<br />

De voornaamste bron <strong>van</strong> verhaalsinkomst<strong>en</strong> <strong>van</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong><br />

betreft dus verkeersongevall<strong>en</strong>. Maar het is niet uitgeslot<strong>en</strong> dat in de<br />

toekomst 'nieuwe' bronn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangeboord; er zou heel wei e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame<br />

in het verschiet kunn<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> <strong>van</strong> verhaalsacties teg<strong>en</strong> 'deep pocket<br />

def<strong>en</strong>dants' zoals wegbeheerders (op grond <strong>van</strong> gebrekkig onderhoud),<br />

ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> arts<strong>en</strong> (op grond <strong>van</strong> medische fout<strong>en</strong>).<br />

Het verhaal op W AM -<strong>verzekeraars</strong> levert jaarlijks naar schatting ongeveer<br />

3 miljard guld<strong>en</strong> op. Ongeveer de helft daar<strong>van</strong> is blikschade<br />

<strong>en</strong> die wordt dus (op grond <strong>van</strong> art. 284 WvK) verhaald door schade<strong>verzekeraars</strong>.<br />

Dat betek<strong>en</strong>t dat de andere helft uit letselschade bestaat:<br />

1,5 miljard guld<strong>en</strong>, waar<strong>van</strong> verhaalsgerechtigde sociale <strong>verzekeraars</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> naar schatting 600 miljo<strong>en</strong> guld<strong>en</strong> incasser<strong>en</strong>o<br />

Verhaal is dus e<strong>en</strong> economische activiteit <strong>van</strong> betek<strong>en</strong>is.<br />

Zie voor deze cijfers: Kamerstukk<strong>en</strong> 1997/98, 25 759, nr. 3, p. 14, <strong>en</strong><br />

vooral ook F.Th. Kremer, NJB 1998, p. 609-610. MogeJijk is het verhaalsvolume<br />

na invoering <strong>van</strong> de Wet PEMBA, welke wet de om<strong>van</strong>g<br />

<strong>van</strong> het verhaal kracht<strong>en</strong>s de W AO heeft vergroot, nog verder toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Sinds 1997 zijn er bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> nieuwe verhaalsrecht<strong>en</strong> bijgekom<strong>en</strong><br />

(WAZ, Wajong, A WBZ), zodat het verhaalsvolume ook om die red<strong>en</strong><br />

waarschijnJijk zal zijn toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> is daarmee e<strong>en</strong> economische activiteit<br />

die zich voornamelijk afspeelt tuss<strong>en</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong>, cascoschade<strong>verzekeraars</strong>,<br />

ziektekost<strong>en</strong><strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>sverze-<br />

106


keraars <strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> W AM-<strong>verzekeraars</strong> anderzijds. Bekijkt m<strong>en</strong> de<br />

uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> op dit niveau, dan kan m<strong>en</strong> stell<strong>en</strong><br />

dat de WAM-<strong>verzekeraars</strong> de verhaalslast<strong>en</strong> door middel <strong>van</strong> verzekeringspremies<br />

'spreid<strong>en</strong>' over het collectief <strong>van</strong> hun verzekeringnemers.<br />

De aansprakelijke betaalt in persoon niet extra mee; de terugval<br />

in no-claim korting staat - za mag word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> - niet in<br />

verband met de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het verhaalsrecht. De verhaalsopbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong><br />

kom<strong>en</strong> t<strong>en</strong> goede aan het collectief <strong>van</strong> de verzekerd<strong>en</strong> aan de<br />

zijde <strong>van</strong> de verhaalsgerechtigde (dus: deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die e<strong>en</strong> schadeverzekeringsovere<strong>en</strong>komst<br />

hebb<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> bij de desbetreff<strong>en</strong>de schadeverzekeraar,<br />

of deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die wettelijk verzekerd zijn bij de desbetreff<strong>en</strong>de<br />

sociale verzekeraar c.q. daarvoor premies afdrag<strong>en</strong>).<br />

Uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> op WAM-<strong>verzekeraars</strong> is kortom het<br />

overhevel<strong>en</strong> <strong>van</strong> geld<strong>en</strong> <strong>van</strong> het <strong>en</strong>e naar het andere collectief. Gaat het<br />

bijvoorbeeld om verhaal op grond <strong>van</strong> de W AO, dan kan m<strong>en</strong> gesimplificeerd<br />

stell<strong>en</strong> dat de geld<strong>en</strong> <strong>van</strong> het collectief <strong>van</strong> autorijders overgaat<br />

naar het collectief <strong>van</strong> W AO-premieplichtige werknemers <strong>en</strong> werkgeverso<br />

De notie <strong>van</strong> 'collectief' zal hierna in § 4.2.3 nog e<strong>en</strong> belangrijke<br />

ral spel<strong>en</strong>.<br />

§ 4.2 (Rechts)politieke overweging<strong>en</strong><br />

§ 4.2.1 Prikkel<strong>en</strong>de verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

Uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> is, za bleek in de voorgaande paragraaf,<br />

e<strong>en</strong> economische activiteit. Maar in de afgelop<strong>en</strong> vijf<strong>en</strong>dertig<br />

jaar is er ook veel gediscussieerd over de vraag of uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong><br />

verhaalsrecht<strong>en</strong> <strong>van</strong> (met name) sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong><br />

daadwerkelijk e<strong>en</strong> zinvolle (economische) activiteit is. Die discussie<br />

heeft e<strong>en</strong> aantal 'rechtspolitieke' argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor <strong>en</strong> teg<strong>en</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

opgeleverd. Die kom<strong>en</strong> thans aan de orde. De politieke keuze<br />

is in de afgelop<strong>en</strong> ti<strong>en</strong> jaar door de wetgever steeds gemaakt in het<br />

voordeel <strong>van</strong> verhaalrecht<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> <strong>van</strong> de vaak gebruikte argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> pro verhaalsrecht<strong>en</strong> is dat<br />

<strong>van</strong> prev<strong>en</strong>tie : de dreiging <strong>van</strong> verhaal zau - net als de dreiging <strong>van</strong><br />

aansprakelijkheid, die er aan voorafgaat - e<strong>en</strong> prev<strong>en</strong>tieve werking<br />

hebb<strong>en</strong>. Het zau individu<strong>en</strong> aanzett<strong>en</strong> tot voorzichtiger gedrag <strong>en</strong> het<br />

107


zou aldus bijdrag<strong>en</strong> aan uitbanning <strong>van</strong> onw<strong>en</strong>selijke schadeveroorzaking.<br />

Zie rec<strong>en</strong>telijk de Minister <strong>van</strong> Justitie in de lijst <strong>van</strong> vrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> antwoord<strong>en</strong><br />

naar aanleiding <strong>van</strong> zijn brief inzake c1aimcultuur (Kamerstukk<strong>en</strong> II<br />

1999/2000, 26630, nr. 2, p. 3): 'Met de invoering <strong>en</strong> uitbreiding <strong>van</strong> de<br />

regresrecht<strong>en</strong> wordt beoogd de kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> maatschappelijk handel <strong>en</strong> zoveel<br />

mogelijk zichtbaar te mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor rek<strong>en</strong>ing te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>van</strong> deg<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

die daarvoor verantwoordelijk zijn. Deze kost<strong>en</strong> zijn in het verled<strong>en</strong><br />

teveel verborg<strong>en</strong> geblev<strong>en</strong> waardoor e<strong>en</strong> prikkel tot kost<strong>en</strong>beheersing<br />

ontbrak. Voorts wordt daarmee bereikt dat pot<strong>en</strong>tiele veroorzakers word<strong>en</strong><br />

gestimuleerd de nadelige gevolg<strong>en</strong> <strong>van</strong> hun handel<strong>en</strong> voor ander<strong>en</strong><br />

volop in de afweging te betrekk<strong>en</strong>, wat e<strong>en</strong> belangrijke prev<strong>en</strong>tieve werking<br />

tot gevolg kan hebb<strong>en</strong>.'<br />

Maar het betreft hier goeddeels veronderstelling<strong>en</strong>. Over de prev<strong>en</strong>tieve<br />

werking <strong>van</strong> het aansprakelijkheidsrecht op individuele beslissing<strong>en</strong><br />

om al dan niet zorgvuldigheid te betracht<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong>s anders persoon of goed, wordt meer beweerd dan bewez<strong>en</strong>.<br />

Over (de afwezigheid <strong>van</strong> empirisch onderzoek naar) de prev<strong>en</strong>tieve werking<br />

<strong>van</strong> aansprakelijkheid zie m<strong>en</strong> bijv. Bloemberg<strong>en</strong> 1965, nr. 251,<br />

A.R. Bloemberg<strong>en</strong>, Naar e<strong>en</strong> nieuw ongevall<strong>en</strong>recht, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer<br />

1965 (oratie Leid<strong>en</strong>), p. 11-12, dezelfde, Handeling<strong>en</strong> NJV 1967-1, p. 47<br />

e.v., A. N<strong>en</strong>tjes <strong>en</strong> J. Dijkstra, NJB 1993, p. 951 e.v., Faure 1996, p. 50,<br />

Don Dewees, David Duff, Michael Trebilcock, Exploring the domain of<br />

accid<strong>en</strong>t law - taking the facts seriously, Oxford: Oxford University<br />

Press 1996, m.n. p. 25 e.v., p. 414 e.v., P. Cane, The Anatomy of Tort<br />

Law, Oxford: Hart Publishing 1997, p. 218 <strong>en</strong> Atiyah/Cane 1999, p. 362<br />

e.v.<br />

Er zal vast weI sprake zijn <strong>van</strong> <strong>en</strong>ige prev<strong>en</strong>tieve werking. Maar voor<br />

zover het betreft individuele beslissing<strong>en</strong> <strong>van</strong> bijv. automobilist<strong>en</strong><br />

om e<strong>en</strong> grote mate <strong>van</strong> zorgvuldigheid in acht te nem<strong>en</strong>, lijk<strong>en</strong> andere<br />

instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> - zoals strafrechtelijke handhaving in combinatie met<br />

e<strong>en</strong> hoge pakkans - effectiever. De 'pakkans' die het aansprakelijkheidsrecht<br />

bij onrechtmatige gedraging<strong>en</strong> te bied<strong>en</strong> heeft is nu e<strong>en</strong>maal<br />

klein: voor aansprakelijkheid is namelijk steeds nodig dat de<br />

gedraging daadwerkelijk tot schade heeft geleid.<br />

108


Zie SER 1999, p. 18-19, p. 31 e.v. Vgl. Donald Harris, Evaluating the<br />

goals of personal injury: some empirical evid<strong>en</strong>ce, in: P. Cane, J. Stapleton<br />

(eds.), Essays for Patrick Atiyah, Oxford: Clar<strong>en</strong>don Press 1991, p.<br />

301, <strong>en</strong> A. Burrows, In Def<strong>en</strong>ce of Tort, in: dezelfde, Understanding the<br />

law of obligations, Oxford: Hart Publishing 1998, p. 122 e.v, <strong>en</strong> Lewis<br />

1999, nrs. 5.07-5.09.<br />

Ais <strong>van</strong> de aansprakelijkheidsdreiging (in het verkeer) inderdaad<br />

weinig prev<strong>en</strong>tieve werking uitgaat, dan geldt dat ook - <strong>en</strong> misschi<strong>en</strong><br />

in versterkte mate - voor de verhaalsdreiging. Niettemin wordt met<br />

invoering <strong>en</strong> uitbreiding <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong>, zo overweegt de wetgever<br />

meermal<strong>en</strong>, beoogd prikkels te gev<strong>en</strong> aan bijv. automobilist<strong>en</strong>,<br />

medici <strong>en</strong> plegers <strong>van</strong> geweldsmisdrijv<strong>en</strong>, om hun schadelijke gedraging<strong>en</strong><br />

achterwege te lat<strong>en</strong>.<br />

Zie, naast de reeds g<strong>en</strong>oemde opmerking <strong>van</strong> de Minister <strong>van</strong> lustitie in<br />

de lijst <strong>van</strong> vrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> antwoord<strong>en</strong> naar aanleiding <strong>van</strong> zijn brief inzake<br />

claimcultuur (Kamerstukk<strong>en</strong> II 199912000,26630, nr. 2, p. 3), bijv. ook<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II 1998/99, 26 238, nr. 3, p. 4 (memorie <strong>van</strong> toelichting<br />

verhaalsrecht A WBZ).<br />

Maar als die prikkel al aanwezig is, dan is ze niet altijd ev<strong>en</strong> sterk.<br />

De dreiging <strong>van</strong> verhaal kan als zodanig mogelijk weI e<strong>en</strong> (kleine <strong>en</strong><br />

indirecte) bijdrage tot zorgvuldig verkeersgedrag zijn, maar deze bijdrage<br />

lijkt goeddeels t<strong>en</strong>iet te word<strong>en</strong> gedaan door de omstandigheid<br />

dat e<strong>en</strong> automobilist zich met e<strong>en</strong> W AM-verzekering teg<strong>en</strong> de gevolg<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> aansprakeIijkheid heeft ingedekt. V gl. Lewis J 999, nr. 5.05.<br />

De dreiging <strong>van</strong> de financiele gevolg<strong>en</strong> <strong>van</strong> aansprakeIijkheid <strong>en</strong> verhaal<br />

is voor hem niet aanwezig, behalve voor zover deze doorwerkt<br />

in het gevaar de no-claim korting te verliez<strong>en</strong>. Aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> mag dus<br />

word<strong>en</strong> dat de gemiddelde automobilist sterker geprikkeld wordt<br />

door de strafrechtelijke pakkans bij overtreding<strong>en</strong>, angst voor eig<strong>en</strong><br />

letseI, door het moreel besef dat hij zijn medeweggebruikers niet in<br />

gevaar mag br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, <strong>en</strong> door het vooruitzicht <strong>van</strong> terugval in de noclaim<br />

korting. Aile<strong>en</strong> die Iaatste dreiging houdt mogeIijk indirect verband<br />

met verhaalsrecht<strong>en</strong>.<br />

Zie over dergelijke prikkels <strong>en</strong> de effectiviteit er<strong>van</strong> SER 1999, p. 36 e.v.<br />

Overig<strong>en</strong>s is in dit verband opmerkelijk dat de SER adviseert tot uitbreiding<br />

<strong>van</strong> de kring <strong>van</strong> gerechtigd<strong>en</strong> bij verkeersongevall<strong>en</strong> (werkgevers<br />

109


voor onverzekerd productieverlies, filekost<strong>en</strong> voor werkgevers, afhandelingskost<strong>en</strong><br />

voor de politie) <strong>en</strong> tot uitbreiding <strong>van</strong> de zorgplicht c.q.<br />

aansprakelijkstelling <strong>van</strong> wegbeheerders. Zie SER 1999, p. 47 -48. In hetzelfde<br />

rapport wordt namelijk vooropgesteld dat het aansprakelijkheidsrecht<br />

(<strong>en</strong> daarop zijn de voorgestelde uitbreiding<strong>en</strong> gebaseerd) te vee1<br />

toeva1sfactor<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t (zie daarover ook hiervoor) <strong>en</strong> daarom niet of nauwelijks<br />

effectieve prikkels voor correct weggedrag kan gev<strong>en</strong>. Zie SER<br />

1999, p. 19 e.v. Het ligt dan toch veeleer voor de hand de oplossing te<br />

zoek<strong>en</strong> in alternatieve prikkels <strong>en</strong> alternatieve vergoedingssystem<strong>en</strong> (al<br />

dan niet gekoppeld aan elkaar)?<br />

§ 4.2.2 Kost<strong>en</strong> op de juiste plaats<br />

Het bestaan <strong>en</strong> uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> in de sociale verzekeringswetgeving<br />

leidt tot e<strong>en</strong> zuivere kost<strong>en</strong>allocatie, zo wordt vaak<br />

gesteld. Het argum<strong>en</strong>t is de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> veelvuldig door de wetgever<br />

gebruikt, namelijk ter ondersteuning <strong>van</strong> wetsvoorstell<strong>en</strong> tot<br />

invoering <strong>van</strong> het verhaalsrecht<strong>en</strong> in ANW, WAZ, WAjong, Wet<br />

REA <strong>en</strong> AWBZ.<br />

De gedachte is dat zonder verhaalsrecht de kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> bepaalde<br />

maatschappelijke activiteit<strong>en</strong> (zoals deelname aan het verkeer) t<strong>en</strong><br />

onrechte voor rek<strong>en</strong>ing blijv<strong>en</strong> <strong>van</strong> het collectief. E<strong>en</strong> verhaalsrecht<br />

zou deze kost<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> verplaats<strong>en</strong> naar het collectief <strong>van</strong> (bijv.)<br />

autobezitters, zodat - in theorie - de premies <strong>van</strong> sociale verzekering<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> zakk<strong>en</strong> <strong>en</strong> de premies <strong>van</strong> WAM-verzekering<strong>en</strong> nav<strong>en</strong>ant<br />

di<strong>en</strong>t te stijg<strong>en</strong>. Dit is in de og<strong>en</strong> <strong>van</strong> de wetgever w<strong>en</strong>selijk omdat<br />

aldus e<strong>en</strong> zuivere kost<strong>en</strong>allocatie plaatsvindt. Zie in deze zin bijv.<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II 1995/96,24758, nr. 3, p. 47 (memorie <strong>van</strong> toelichting<br />

WAZ).<br />

Het door de wetgever gebruikte argum<strong>en</strong>t <strong>van</strong> kost<strong>en</strong>allocatie lijkt<br />

sterk, maar het argum<strong>en</strong>t pleit waarschijnlijk nog veel sterker voor<br />

alternatieve regeling<strong>en</strong> die de wetgever niet heeft getroff<strong>en</strong>.<br />

110<br />

Om e<strong>en</strong> simpel voorbeeld te noem<strong>en</strong>: vele sociale verzekeringswett<strong>en</strong><br />

sluit<strong>en</strong> verhaal op de werkgever of collega <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde uit (behoud<strong>en</strong>s<br />

opzet of bewuste roekeloosheid). Dat is nog begrijpelijk wanneer<br />

werkgever <strong>en</strong> conega's behor<strong>en</strong> tot dezelfde groep <strong>van</strong> premiebetalers.<br />

Maar wanneer het gaat om volksverzekering<strong>en</strong> (zoals ANW <strong>en</strong> A WBZ),<br />

is deze 'immuniteit' <strong>van</strong>uit de gedachte <strong>van</strong> zuivere kost<strong>en</strong>allocatie opmerkelijk.<br />

Deze person<strong>en</strong> betal<strong>en</strong> als zodanig niet mee aan bekostiging


<strong>van</strong> de ANW of A WBZ. Zou het richtsnoer <strong>van</strong> e<strong>en</strong> zuivere kost<strong>en</strong>allocatie<br />

zijn gevolgd, dan zou verhaal op aansprakelijke werkgever <strong>en</strong> collega's<br />

dus niet zijn uitgeslot<strong>en</strong>. Blijkbaar prevaleert hier het 'arbeidsrust'<br />

argum<strong>en</strong>t bov<strong>en</strong> het kost<strong>en</strong>allocatie-argum<strong>en</strong>t.<br />

Vermeld<strong>en</strong>swaard is dat bij invoering <strong>van</strong> de ANW de regering heeft<br />

aangekondigd de bedoelde 'immuniteit' voorlopig te will<strong>en</strong> handhav<strong>en</strong><br />

om andere wetgevingsproject<strong>en</strong> op het gebied <strong>van</strong> arbeidsomstandighed<strong>en</strong><br />

niet voor de voet<strong>en</strong> te lop<strong>en</strong>. Niet uitgeslot<strong>en</strong> is, zo overweegt de<br />

regering, dat in de toekomst de immuniteit <strong>van</strong> werkgever (<strong>en</strong> collega)<br />

komt te vervall<strong>en</strong> t<strong>en</strong>einde werkgevers te prikkel<strong>en</strong> tot betere bedrijfsvoering.<br />

Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II 1994/95,24 169, nr. 3, p. 26.<br />

Vanuit de kost<strong>en</strong>allocatie-gedachte zou de opheffing <strong>van</strong> de 'immuniteit'<br />

<strong>van</strong> werkgever <strong>en</strong> collega's e<strong>en</strong> logische stap zijn (met name in de volksverzekering<strong>en</strong>).<br />

Maar er zijn ook andere, mogelijk effectievere manier<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> kost<strong>en</strong>allocatie: premiediffer<strong>en</strong>tiatie in de W AO bijvoorbeeld.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is het aansprakelijkheidsrecht - waar verhaalsrecht<strong>en</strong> op<br />

gebaseerd zijn - e<strong>en</strong> gebrekkig instrum<strong>en</strong>t voor zuivere kost<strong>en</strong>allocatie.<br />

Door m<strong>en</strong>ig auteur (in binn<strong>en</strong>- <strong>en</strong> buit<strong>en</strong>land) is er terecht op<br />

gewez<strong>en</strong> dat het aansprakelijkheidsrecht e<strong>en</strong> weinig effectief middel<br />

is om de rek<strong>en</strong>ing te pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> bepaalde groep <strong>van</strong> person<strong>en</strong><br />

die geacht word<strong>en</strong> naast de lust<strong>en</strong> ook de last<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> bepaalde<br />

activiteit te drag<strong>en</strong>. Belastingheffing is bijv. doeltreff<strong>en</strong>der omdat zij<br />

ge<strong>en</strong> gebruik maakt <strong>van</strong> toevalsfactor<strong>en</strong> zoals toerek<strong>en</strong>baarheid, onrechtmatigheid,<br />

schade, <strong>en</strong> causaal verb and. Zou de wetgever aan<br />

werkelijk effectieve kost<strong>en</strong>allocatie will<strong>en</strong> do<strong>en</strong>, dan zou het bijv.<br />

voor de hand Jigg<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> fonds te vorm<strong>en</strong> uit opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

weg<strong>en</strong>belasting waaruit betaling<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedaan aan bijv. uitvoerders<br />

<strong>van</strong> sociale zekerheidswetgeving. De bijdrag<strong>en</strong> aan dit fonds<br />

zoud<strong>en</strong> dan veeleer word<strong>en</strong> gebaseerd op het totaal aantal verkeersslachtoffers<br />

<strong>en</strong> niet zozeer op het aantal slachtoffers <strong>van</strong> toerek<strong>en</strong>bare<br />

onrechtmatige dad<strong>en</strong> in het verkeer.<br />

Zie over e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander bijv. A.R. Bloemberg<strong>en</strong>, Handeling<strong>en</strong> NJV 1967-<br />

I, p. 54, dezelfde, NJB 1994, p. 123, Atiyah/Cane 1999, p. 321. Zie ook<br />

SER 1999, p. 18-19, p. 31, <strong>en</strong> vooral p. 35-36, waarin de SER aangeeft<br />

dat de mate waarin verhaalsrecht<strong>en</strong> in de sociale verzekeringswetgeving<br />

kunn<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> aan zuivere kost<strong>en</strong>allocatie niet mag word<strong>en</strong> overschat.<br />

111


Sinds <strong>en</strong>ige jar<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> <strong>van</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong><br />

in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate afgekocht door W AM-<strong>verzekeraars</strong> door betaling<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> jaarlijkse 'lump sum'. In ess<strong>en</strong>tie wordt met deze collectieve<br />

afkoop <strong>van</strong> verhaalsaansprak<strong>en</strong> op private grondslag e<strong>en</strong><br />

dergelijk fonds gesimuleerd: de gezam<strong>en</strong>lijke W AM-<strong>verzekeraars</strong><br />

stort<strong>en</strong> op basis <strong>van</strong> conv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong> e<strong>en</strong> 'lump sum' in de kass<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de verschill<strong>en</strong>de sociale verzekeringsfonds<strong>en</strong>. Het grote verschil is<br />

echter geleg<strong>en</strong> in de grootte <strong>van</strong> de bedrag<strong>en</strong>; aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> mag namelijk<br />

word<strong>en</strong> dat bij de huidige collectiveringsafsprak<strong>en</strong> deze stOfting<strong>en</strong><br />

verband houd<strong>en</strong> met het (geschatte) totale aantal aan aansprakelijke<br />

schadeveroorzakers, terwijl bij ev<strong>en</strong>tuele belastingwetgeving<br />

deze grondslag geheel zou word<strong>en</strong> verlat<strong>en</strong>. De wetgever zal deze<br />

route niet hebb<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong> <strong>van</strong>wege de ongewisse politieke haalbaarheid<br />

er<strong>van</strong>.<br />

§ 4.2.3 Vestzak uit, broekzak in ?<br />

A.R. Bloemberg<strong>en</strong> heeft bij de invoering <strong>van</strong> de A WBZ (1966) met<br />

succes bepleit dat de wetgever af zou zi<strong>en</strong> <strong>van</strong> invoering <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

verhaalsrecht voor de A WBZ. Het betoog <strong>van</strong> Bloemberg<strong>en</strong> kwam<br />

er kort gezegd op neer dat verhaal voor e<strong>en</strong> uit algem<strong>en</strong>e middel<strong>en</strong><br />

gefinancieerde sociale voorzi<strong>en</strong>ing als de A WBZ e<strong>en</strong> 'vestzaklbroekzak'<br />

operatie oplevert. De person<strong>en</strong> die de middel<strong>en</strong> opbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> voor<br />

dergelijke algem<strong>en</strong>e sociale verzekeringswetgeving zijn namelijk<br />

goeddeels dezelfde person<strong>en</strong> die de WAM-premies opbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>: de<br />

inwoners <strong>van</strong> Nederland. Het zou hier dus gaan om het overhevel<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> geld<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>en</strong> naar hetzelfde 'collectief'.<br />

Zie Bloemberg<strong>en</strong> 1965, nr. 254 <strong>en</strong> A.R. Bloemberg<strong>en</strong>, SMA 1966, p.<br />

329-330. V gl. voor het 'vestzak/broekzak'argum<strong>en</strong>t ook Hartlief <strong>en</strong> Tjittes<br />

1999, p. 71. Zie voor Engeland Cane 1996, p. 438 <strong>en</strong> LCR 262, § 3.26<br />

e.v. Bloemberg<strong>en</strong> beperkte zijn betoog niet t<strong>en</strong> onrechte tot WAM-premies,<br />

omdat de meeste verhaalsacties verkeersongevall<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong>. Zie<br />

hiervoor § 4.1.<br />

Overtuigd door het betoog <strong>van</strong> Bloemberg<strong>en</strong> zag de wetgever niet aile<strong>en</strong><br />

af <strong>van</strong> invoering <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verhaalsrecht in de A WBZ, maar ook in de<br />

AAW (1976). Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II 1974/75, 13 231, nrs 1-4, p. 95-96.<br />

Het betoog <strong>van</strong> Bloemberg<strong>en</strong> had onmisk<strong>en</strong>baar retorische kracht,<br />

maar of het ook feitelijke grondslag had, is minder zeker.<br />

112


Zeker t<strong>en</strong> tijde <strong>van</strong> invoering <strong>van</strong> de AWBZ (1966) kon toch niet word<strong>en</strong><br />

volgehoud<strong>en</strong> - ook niet op macro-economisch niveau - dat de kring <strong>van</strong><br />

verzekerd<strong>en</strong> voor de volksverzekering<strong>en</strong>, dat wil zegg<strong>en</strong> alle Nederlandse<br />

ingezet<strong>en</strong><strong>en</strong>, overe<strong>en</strong>kwam met de kring <strong>van</strong> pot<strong>en</strong>tiele b<strong>en</strong>adeeld<strong>en</strong><br />

(<strong>en</strong> die <strong>van</strong> pot<strong>en</strong>tiele daders) in bijv. de sfeer <strong>van</strong> verkeersongevall<strong>en</strong>?<br />

Deelname aan het gemotoriseerd verkeer was <strong>en</strong> is e<strong>en</strong> activiteit waar<br />

slechts e<strong>en</strong> bepaalde groep binn<strong>en</strong> de kring <strong>van</strong> ingezet<strong>en</strong><strong>en</strong> zich mee<br />

inlaat.<br />

Maar ook wanneer het 'vestzaklbroekzak'argum<strong>en</strong>t feitelijk geheel<br />

juist zou zijn, is er toch het nodige voor te zegg<strong>en</strong> om de kost<strong>en</strong> die<br />

sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> bepaalde maatschappelijke activiteit, zichtbaar<br />

te mak<strong>en</strong> door verhaal mogelijk te mak<strong>en</strong>. Door deze kost<strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />

laste te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>van</strong> het collectief (dat wil zegg<strong>en</strong>: te bekostig<strong>en</strong> uit<br />

algem<strong>en</strong>e middel<strong>en</strong>), blijv<strong>en</strong> deze kost<strong>en</strong> 'onzichtbaar'. Door de kost<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> algem<strong>en</strong>e sociale voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> niet door te berek<strong>en</strong><strong>en</strong> aan<br />

autorijd<strong>en</strong>d Nederland, blijft het autorijd<strong>en</strong> als het ware te goedkoop.<br />

In die optiek is het aansprakelijkheidsrecht (gepaard met wettelijke<br />

verhaalsrecht<strong>en</strong>) e<strong>en</strong> manier om e<strong>en</strong> maatschappelijke activiteit e<strong>en</strong><br />

juiste prijs te gev<strong>en</strong>, net zoals heffing <strong>van</strong> b<strong>en</strong>zineaccijnz<strong>en</strong>, weg<strong>en</strong>belasting<br />

<strong>en</strong> tolgeld<strong>en</strong> dat kan zijn.<br />

Zie voor dit argum<strong>en</strong>t Kamerstukk<strong>en</strong> II 1994/95, 24 169, nr. 3, p. 21<br />

(memorie <strong>van</strong> toelichting ANW). Dezelfde argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> blek<strong>en</strong> doorslaggev<strong>en</strong>d<br />

bij invoering <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> in de W Ajong <strong>en</strong> A WBZ. Zie<br />

bijv. Kamerstukk<strong>en</strong> II 1998/99,26238, nr. 3, p. 4 (memorie <strong>van</strong> toelichting<br />

verhaalsrecht A WBZ). De ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> de AA W door onder meer<br />

de WAZ was in dit opzicht e<strong>en</strong>voudig. De WAZ is ge<strong>en</strong> (zuivere) volksverzekering<br />

die (geheel) uit de algem<strong>en</strong>e premiemiddel<strong>en</strong> wordt bekostigd,<br />

maar e<strong>en</strong> premieplichtige verzekeringsvorm voor e<strong>en</strong> specifieke<br />

groep <strong>van</strong> ingezet<strong>en</strong><strong>en</strong>, de ze1fstandig<strong>en</strong>. En zolang m<strong>en</strong> wil aannem<strong>en</strong><br />

dat het collectief <strong>van</strong> W AZ-premieplichtig<strong>en</strong> niet id<strong>en</strong>tiek is aan het collectief<br />

<strong>van</strong> WAM-verzekerd<strong>en</strong>, is ge<strong>en</strong> sprake <strong>van</strong> e<strong>en</strong> zinloze 'vestzaklbroekzak'<br />

situatie. Het door Bloemberg<strong>en</strong> destijds met succes naar<br />

vor<strong>en</strong> gebrachte betoog dat verhaal voor AA W -uitkering<strong>en</strong> e<strong>en</strong> 'vestzaklbroekzak'<br />

operatie zou zijn, is dus met invoering <strong>van</strong> de WAZ - zo<br />

constateert de memorie <strong>van</strong> toelichting, Kamerstukk<strong>en</strong> II 1995/96, 24<br />

758. nr. 3, p. 47 - niet langer rele<strong>van</strong>t. Vgl. Kamerstukk<strong>en</strong> II 1998/99,<br />

26239, nr. 7, p. 25.<br />

113


Het strev<strong>en</strong> om maatschappelijke kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> bepaalde activiteit<strong>en</strong> -<br />

mits dat met weinig afwikkelingskost<strong>en</strong> gepaard gaat - zichtbaar te<br />

mak<strong>en</strong>, is aantrekkelijk. Maar dat uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> de<br />

meest effici<strong>en</strong>te wijze is om die kost<strong>en</strong> zichtbaar te mak<strong>en</strong>, dat kan<br />

ernstig word<strong>en</strong> betwijfeld. De kost<strong>en</strong> die daarmee gepaard gaan, zijn<br />

hoog. Zie daarover ook hierna, § 4.3.1. Maar verwacht mag word<strong>en</strong><br />

dat het aansprakelijkheidsrecht voorlopig het kader blijft waarbinn<strong>en</strong><br />

de kost<strong>en</strong> 'zichtbaar' gemaakt moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>; de politieke prioriteit<br />

voor heroverweging <strong>van</strong> het verhaalsstelsel ontbreekt namelijk. Het<br />

stelsel <strong>van</strong> aansprakelijkheid <strong>en</strong> verhaal is dus e<strong>en</strong> 'gegev<strong>en</strong>'. Dat<br />

verklaart waarom reeds geruime tijd wordt gezocht naar method<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> vere<strong>en</strong>voudigde afwikkeling <strong>van</strong> verhaalsdossiers. Daarover<br />

gaat § 4.3.<br />

§ 4.3 Vere<strong>en</strong>voudigde afdo<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> verhaalsdossiers<br />

§ 4.3.1 Reductie <strong>van</strong> terugker<strong>en</strong>de kost<strong>en</strong>: 'doe-het-zelf'<br />

voor <strong>verzekeraars</strong><br />

Het afwikkel<strong>en</strong> <strong>van</strong> verhaalsaansprak<strong>en</strong> kost geld. <strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong><br />

zijn gekoppeld aan het aansprakelijkheidsrecht, <strong>en</strong> de vasts telling<br />

<strong>van</strong> aansprakelijkheid kost nu e<strong>en</strong>maal geld: de feit<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

vastgesteld, de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de schade, het causaal verband, <strong>en</strong> de<br />

aansprakelijkheidsvraag. Daarmee zijn wat m<strong>en</strong> weI noemt afwikkelingskost<strong>en</strong><br />

(ook weI: transactiekost<strong>en</strong>) gemoeid: kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> deskundig<strong>en</strong>,<br />

(rechts)bijstandverl<strong>en</strong>ers, administratieve afwikkeling aan<br />

beide zijd<strong>en</strong>, etcetera. Die kost<strong>en</strong> word<strong>en</strong> veelal gemaakt door de<br />

WA-verzekeraar <strong>van</strong> de aansprakelijke aan de <strong>en</strong>e zijde <strong>en</strong> door de<br />

verhaalsgerechtigde aan de andere zijde.<br />

114<br />

Wat betreft de kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> de verhaalsgerechtigde: deze kunn<strong>en</strong> - wanneer<br />

er daadwerkelijk aansprakelijkheid be staat - word<strong>en</strong> verhaald op de<br />

aansprakelijke. Zie art. 6:96 lid 2 sub b BW, dat in § 3.6.3 uitgebreid aan<br />

de orde kwam. De laatste jar<strong>en</strong> is de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de geclaimde afhandelingskost<strong>en</strong><br />

door verschill<strong>en</strong>de oorzak<strong>en</strong> zeer sterk gesteg<strong>en</strong>: in to <strong>en</strong>em<strong>en</strong><br />

de mate wordt getracht allerlei afwikkelingskost<strong>en</strong> die voordi<strong>en</strong> door<br />

b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong> verhaalsgerechtigd<strong>en</strong> zelf werd<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong>, te verhal<strong>en</strong><br />

op de aansprakelijke. Zie over e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander § 3.6.3. De aansprakelijke


c.q. di<strong>en</strong>s verzekeraar draagt Iogischerwijs zelf de door hemzelf gemaakte<br />

kost<strong>en</strong>.<br />

De kost<strong>en</strong> gemoeid met de afwikkeling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verhaalsdossier zijn,<br />

zoals bij elke afwikkeling <strong>van</strong> aansprakelijkheid op individueel niveau,<br />

aanzi<strong>en</strong>lijk. Er wordt weI geschat dat <strong>van</strong> de bruto-opbr<strong>en</strong>gst<br />

<strong>van</strong> het verhaal5 a 15% aan behandelingskost<strong>en</strong> opgaat (administratie,<br />

schadecorrespond<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> onderhandeling<strong>en</strong>, inning, gerechtelijke<br />

kost<strong>en</strong>). Daar komt e<strong>en</strong> vergelijkbaar (maar iets minder groot)<br />

perc<strong>en</strong>tage aan afwikkelingskost<strong>en</strong> bij aan de zijde <strong>van</strong> de aansprakelijkheidsverzekeraar.<br />

De totale directe afwikkelingskost<strong>en</strong> voor de<br />

betrokk<strong>en</strong> <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> word<strong>en</strong> al met al geschat op<br />

15 a 25%.<br />

Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II 1989/90, 21 528, Uf. 1, p. 15, Kamerstukk<strong>en</strong> II<br />

1998/99,26238, Uf. 3, p. 6 <strong>en</strong> Faure 1996, p. 55-56.<br />

Alle betrokk<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zij hebb<strong>en</strong> er dus veel bij<br />

te winn<strong>en</strong> om tot werkbare afsprak<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong> die deze kost<strong>en</strong> reducer<strong>en</strong>.<br />

Maar dergelijke afsprak<strong>en</strong> zijn niet in elk opzicht gemakkelijk<br />

te mak<strong>en</strong>. Wil bijv. de afspraak dat e<strong>en</strong> vast perc<strong>en</strong>tage wordt<br />

afgetrokk<strong>en</strong> als sprake is <strong>van</strong> eig<strong>en</strong> schuld <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde, lev<strong>en</strong>svatbaar<br />

zijn, dan moet<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> over voldo<strong>en</strong>de gegev<strong>en</strong>s beschikk<strong>en</strong><br />

die de berek<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> dat bedrag mogelijk maakt. Statistiek<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> actuarHHe berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> nodig zijn. Dergelijke afsprak<strong>en</strong><br />

(<strong>van</strong> <strong>en</strong>ige betek<strong>en</strong>is) kunn<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt<br />

als aan de onderhandelingstafel 'repeat players' aanwezig<br />

zijn: <strong>verzekeraars</strong>, sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> die deze<br />

afsprak<strong>en</strong> op grote schaal kunn<strong>en</strong> toepass<strong>en</strong>. Zij kunn<strong>en</strong> de gevolg<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de afsprak<strong>en</strong> op grotere schaal beoordel<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daarin schuilt hun<br />

voordeel.<br />

E<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamde 'one shooter', zoais bijv. de Ioondoorbetalingsplichtige<br />

werkgever, is niet geinteresseerd in de schaaivoordel<strong>en</strong> <strong>van</strong> vaste bedrag<strong>en</strong><br />

of vaste perc<strong>en</strong>tages: hij wil in het uitzonderlijke geval waarin hij<br />

zijn verhaaisrecht uitoef<strong>en</strong>t, het onderste uit de kan. Vgl. Faure 1996, p.<br />

65 e.v.<br />

De rechter <strong>en</strong> de wetgever zijn niet behulpzaam bij vere<strong>en</strong>voudiging<br />

<strong>van</strong> afwikkeling, ofhet moest zijn door het b<strong>en</strong>adrukk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de nood-<br />

115


zaak <strong>van</strong> zelfwerkzaamheid <strong>van</strong> de 'repeat players' .In het arrest Van<br />

Keul<strong>en</strong>lTrias 11 verdedigt de Roge Raad zelfs dat de 50% <strong>en</strong> 100%regel<br />

me de om die red<strong>en</strong> niet ook door verhaalsgerechtigd<strong>en</strong> ingeroep<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

De 50% <strong>en</strong> 100% regels die de Roge Raad heeft ontwikkeld voor de<br />

om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> aansprakelijkheid jeg<strong>en</strong>s ongemotoriseerde verkeersslachtoffers,<br />

kunn<strong>en</strong> niet word<strong>en</strong> ingeroep<strong>en</strong> door verhaalzoek<strong>en</strong>de <strong>verzekeraars</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>. Zie uitgebreid § 3.4.4. De Roge Raad laat<br />

het met zoveel woord<strong>en</strong> aan de 'repeat players' zelf over om onderling<br />

tot afsprak<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong> over snellere afhandeling <strong>van</strong> verhaalsdossiers.<br />

Zie RR 5 december 1997, NJ 1998,402 m.nt. JR (Van Keul<strong>en</strong>/Trias II),<br />

waar de Hoge Raad uitdrukkelijk overweegt dat aan standaardisering<br />

t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong> <strong>verzekeraars</strong> ge<strong>en</strong> behoefte is: 'In gevall<strong>en</strong> als het onderhavige<br />

staan doorgaans, zoals ook hier, twee <strong>verzekeraars</strong> teg<strong>en</strong>over<br />

elkaar, zulks in verband met de wettelijke verplichting aan de zijde <strong>van</strong><br />

het motorrijtuig om de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe het<br />

motorrijtuig in het verkeer aanleiding kan gev<strong>en</strong>, door verzekering te<br />

dekk<strong>en</strong>. Verzekeraars moet<strong>en</strong> in beginsel in staat word<strong>en</strong> geacht om zelf<br />

door collectief overleg tot de door h<strong>en</strong> nodig geachte mate <strong>van</strong> standaardisering<br />

te kom<strong>en</strong>.'<br />

De beslissing <strong>van</strong> de Hoge Raad is begrijpelijk, maar zij leidt er wei toe<br />

dat afwikkeling <strong>van</strong> verhaalsdossiers aanleiding geeft tot meer juridisch<br />

gesteggel (vergelek<strong>en</strong> met de afwikkeling <strong>van</strong> de aansprak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeeJde<br />

zelf), hetge<strong>en</strong> aan snelle afhandeling <strong>en</strong> besparing <strong>van</strong> maatschappelijke<br />

kost<strong>en</strong> in de weg staat. Aldus terecht Hartlief 1998, p. 3.<br />

De betrokk<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> (<strong>verzekeraars</strong>, sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>)<br />

lijk<strong>en</strong> inderdaad in staat om zelf vere<strong>en</strong>voudigde schadeafwikkeling<br />

op uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de terrein<strong>en</strong> tot stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Die vorm<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> 'standaardisering' <strong>en</strong> 'collectivering' <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

staan c<strong>en</strong>traal in § 4.3.2.<br />

§ 4.3.2 Standaardisering <strong>en</strong> collective ring<br />

Aan de voorwaard<strong>en</strong> voor zelfreguler<strong>en</strong>d vermog<strong>en</strong> is blijkbaar voldaan,<br />

want er zijn tal <strong>van</strong> afsprak<strong>en</strong> op dit terrein. Zo zijn er simpele<br />

afsprak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> <strong>verzekeraars</strong> om per aansprakelijkheidsdossier e<strong>en</strong><br />

vast bedrag te betal<strong>en</strong> voor buit<strong>en</strong>gerechtelijke incassokost<strong>en</strong>. En zo<br />

116


is er ook e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de <strong>verzekeraars</strong> voor<br />

de vere<strong>en</strong>voudigde afwikkeling <strong>van</strong> cascoschades.<br />

De g<strong>en</strong>oemde voorbeeld<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong> de OVS (Overe<strong>en</strong>komst Vere<strong>en</strong>voudigde<br />

Schaderegeling), de Regeling Buit<strong>en</strong>gerechtelijke kost<strong>en</strong> materiele<br />

schade, gangbaar onder casco- <strong>en</strong> WAM-<strong>verzekeraars</strong>. Er is ook e<strong>en</strong> Regeling<br />

Buit<strong>en</strong>gerechtelijke kost<strong>en</strong> letsel, gangbaar onder WA(M)-<strong>verzekeraars</strong><br />

<strong>en</strong> rechtsbijstand<strong>verzekeraars</strong>.<br />

Het voordeel <strong>van</strong> dergelijke afsprak<strong>en</strong> is dat over die geschilpunt<strong>en</strong><br />

niet langer discussie kan ontstaan. Hoe meer geschilpunt<strong>en</strong> hierover<br />

in e<strong>en</strong> vaste afspraak word<strong>en</strong> beslecht, hoe lager de afwikkelingskost<strong>en</strong><br />

zijn. Het strev<strong>en</strong> is dus gericht op afsprak<strong>en</strong> (ook weI: conv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong>)<br />

over vere<strong>en</strong>voudigde afwikkeling <strong>van</strong> verhaalsdossiers.<br />

Ook met sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> bIijk<strong>en</strong> dergelijke<br />

afsprak<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt. In de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> is <strong>van</strong><br />

die mogelijkheid in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate gebruik gemaakt. Twee soort<strong>en</strong><br />

afsprak<strong>en</strong> zijn gangbaar: afsprak<strong>en</strong> die afdo<strong>en</strong>ing per individueel<br />

verhaalsdossier vere<strong>en</strong>voudig<strong>en</strong> <strong>en</strong> dus bespoedig<strong>en</strong> (ook weI: 'standaardisering'<br />

of 'institutionalisering') <strong>en</strong> afsprak<strong>en</strong> tot 'collectivering'<br />

<strong>van</strong> het verhaal.<br />

Standaardisering <strong>en</strong> collectivering zijn overig<strong>en</strong>s ge<strong>en</strong> Nederlandse<br />

vondst. In Duitsland zijn sinds jaar <strong>en</strong> dag zog<strong>en</strong>aamde 'Teilungsabkomm<strong>en</strong>'<br />

bek<strong>en</strong>d; in Frankrijk k<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> het 'Protocolle d' Accord'. Zie De<br />

Haas <strong>en</strong> Hartlief 1996, p. 7 e.v. E<strong>en</strong> fraai voorbeeld <strong>van</strong> e<strong>en</strong> wettel(jke<br />

standaardisering biedt de Engelse Road Traffic (NHS Charges) Act 1999,<br />

op grond waar<strong>van</strong> verhaal kan word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> voor ziek<strong>en</strong>huisbehandeling<br />

<strong>van</strong> verkeersslachtoffers. Deze wet maakt verhaal mogelijk (tot<br />

e<strong>en</strong> maximum <strong>van</strong> £ 10.000) <strong>van</strong> £ 435 per dag ziek<strong>en</strong>huisopname. Zie<br />

Road Traffic (NHS Charges) Regulations 1999, Statutory Instrum<strong>en</strong>ts<br />

1999 no. 785, regulation 4. Zie nader Lewis 1999, nr. 18.20. De c<strong>en</strong>traal<br />

geYncasseerde bedrag<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> t<strong>en</strong> goede aan het behandel<strong>en</strong>de NHSziek<strong>en</strong>huis.<br />

Standaardisering houdt in het vergemakkelijk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de afhandeling<br />

<strong>van</strong> concrete verhaalsdossier, bijv. de afspraak dat per verhaalsdossier<br />

zonder meer x-% <strong>van</strong> de gemaakte kost<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vergoed. Voorbeeld<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> standaardisering zijn het Zw-conv<strong>en</strong>ant <strong>en</strong> het W AOconv<strong>en</strong>ant.<br />

117


In 1996 werd het conv<strong>en</strong>ant inzake afwikkeling <strong>van</strong> (oude) Zwverhaalsaansprak<strong>en</strong><br />

geslot<strong>en</strong>. Met het conv<strong>en</strong>ant werd e<strong>en</strong> slep<strong>en</strong>d<br />

conflict beslecht tuss<strong>en</strong> WAM-<strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> (to<strong>en</strong>: het TICA, nu:)<br />

het LISV over de afwikkeling <strong>van</strong> verhaalsdossiers. Het conv<strong>en</strong>ant -<br />

dat door het Verbond <strong>van</strong> Verzekeraars werd getek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> waar<br />

W AM-<strong>verzekeraars</strong> zich massaal bij hebb<strong>en</strong> aangeslot<strong>en</strong> - bepaalt<br />

onder meer dat wanneer 'aan de vordering ge<strong>en</strong> geschilpunt<strong>en</strong> over<br />

schuld <strong>en</strong> causaliteit (meer) in de weg staan', de verhaalsaanspraak<br />

<strong>van</strong> de sociale verzekeraar zonder meer wordt gehonoreerd voor 76%<br />

<strong>van</strong> het bedrag <strong>van</strong> de uitgekeerde Zw-bedrag<strong>en</strong>. De aftrek <strong>van</strong> 24%<br />

beslecht het twistpunt of verhaal bruto- danwel nettobedrag<strong>en</strong> betreft.<br />

Zie daarover ook uitgebreid § 3.4.2 <strong>en</strong> § 3.5.5.<br />

In 1998 werd e<strong>en</strong> vergelijkbaar conv<strong>en</strong>ant voor de W AO-verhaalsaansprak<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> het LISV geslot<strong>en</strong>. De aangeslot<strong>en</strong> W AM-<strong>verzekeraars</strong><br />

zull<strong>en</strong>, wanneer partij<strong>en</strong> het e<strong>en</strong>s zijn over de aansprakelijkheidsvraag,<br />

per individueel dossier e<strong>en</strong> vast perc<strong>en</strong>tage (weer<br />

76%) betal<strong>en</strong> behoud<strong>en</strong>s - kort gezegd - gevall<strong>en</strong> waarin in redelijkheid<br />

kan word<strong>en</strong> getwijfeld over causaal verband tuss<strong>en</strong> het ziektebeeld<br />

<strong>en</strong> de aansprakelijkheidvestig<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>is.<br />

Collectivering treft m<strong>en</strong> aan in het ANW -conv<strong>en</strong>ant (1996) tuss<strong>en</strong> de<br />

SVB <strong>en</strong> Verbond <strong>van</strong> Verzekeraars <strong>en</strong> het A WBZ-conv<strong>en</strong>ant (1999)<br />

tuss<strong>en</strong> het CZV <strong>en</strong> het Verbond <strong>van</strong> Verzekeraars. Teg<strong>en</strong> betaling<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> jaarlijkse 'lump sum' zi<strong>en</strong> de sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong><br />

af <strong>van</strong> uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> :Hle verhaalsaansprak<strong>en</strong> jeg<strong>en</strong>s de<br />

aangeslot<strong>en</strong> WA(M)-<strong>verzekeraars</strong>. Het doel <strong>van</strong> collectivering is dus<br />

dat helemaal ge<strong>en</strong> verhaalsdossiers geop<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>. Voor effectieve<br />

collectivering komt het aan op de berek<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> de 'lump sum'.<br />

118<br />

Het ANW -conv<strong>en</strong>ant knoopt wat betreft de gehanteerde berek<strong>en</strong>ingsmethode<br />

voor de afkoopsom bijvoorbeeld rechtstreeks aan bij verkeersongevall<strong>en</strong>.<br />

Toch geeft de SVB met het conv<strong>en</strong>ant aile verhaalsaansprak<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong> de aangeslot<strong>en</strong> <strong>verzekeraars</strong> (<strong>en</strong> hun verzekerd<strong>en</strong>) op, dus ook de<br />

aansprak<strong>en</strong> die niet uit verkeersongevall<strong>en</strong> voortvloei<strong>en</strong>. Zie voor de<br />

tekst <strong>van</strong> het conv<strong>en</strong>ant Sinninghe Damste 1999, p. 87 e.v.<br />

Ook het A WBZ-conv<strong>en</strong>ant heeft betrekking op zowel verkeersongevall<strong>en</strong><br />

als andere aansprakelijkheidskwesties. Zie P.L.M. Janss<strong>en</strong>, TVP<br />

1999/4, p. 80. Aangekondigd is dat voor de evaluatie <strong>van</strong> het A WBZconv<strong>en</strong>ant<br />

e<strong>en</strong> 'signaleringssysteem' door het CZV wordt opgezet, dat<br />

adequate berek<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> de 'lump sum' moet mogelijk mak<strong>en</strong>. Ondui-


delijk is vooralsnog wat dit systeem inhoudt, maar het zal ongetwijfeld<br />

e<strong>en</strong> methode inhoud<strong>en</strong> voor schatting <strong>van</strong> het aantal verhaalbare schadegevall<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>van</strong> de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de verhaalbare schadelast.<br />

De wetgever heeft de bevoegdheid tot coIlectivering opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in<br />

de ANW, Wet REA, WAZ, WAjong, AWBZ, ZfW. Aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

mag echter word<strong>en</strong> dat ook zonder wettelijke grondslag het toegestaan<br />

is om te contracter<strong>en</strong> over de uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong>.<br />

Zie art. 61 ANW, art. 49 Wet REA, art. 69 WAZ, art. 61 WAjong, art.<br />

65b A WBZ <strong>en</strong> art. 83b ZfW. Voor de A WBZ <strong>en</strong> ZfW treedt het CZV bij<br />

collectivering op als wettelijk verteg<strong>en</strong>woordiger voor de A WBZ-instanties<br />

respectievelijk de Ziek<strong>en</strong>fonds<strong>en</strong>.<br />

De betrokkk<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> zijn naar verluidt zeer tevred<strong>en</strong> over coIlectivering:<br />

de meeste betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> zich bij de conv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong> aangeslot<strong>en</strong>.<br />

Dat neemt niet weg dat coIlectivering uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

op dossierniveau nooit geheel zal kunn<strong>en</strong> uitbann<strong>en</strong>. In<br />

de eerste plaats omdat er verhaalsgerechtigde partij<strong>en</strong> zijn - zoals<br />

kleine werkgevers die zelf het loondoorbetalingsrisico drag <strong>en</strong> - die<br />

niet 'repeat player' zijn, die niet georganiseerd zijn, <strong>en</strong> die uiteindelijk<br />

als groep onvoldo<strong>en</strong>de homog<strong>en</strong>iteit verton<strong>en</strong> voor succesvol<br />

standaardiser<strong>en</strong> of coIlectiver<strong>en</strong>.<br />

Zie over dit aspect De Haas <strong>en</strong> Hartlief 1996, p. 3 <strong>en</strong> Faure 1996, p. 65-66,<br />

alsmede Kamerstukk<strong>en</strong> II 1995/96,24326, nr. 7, p. 8. Niet ond<strong>en</strong>kbaar<br />

is overig<strong>en</strong>s dat werkgeversorganisaties voor hun led<strong>en</strong> collectiveringsafsprak<strong>en</strong><br />

met aansprakelijkheids<strong>verzekeraars</strong> mak<strong>en</strong>, aldus De Haas <strong>en</strong><br />

Hartlief 1996, p.7.<br />

In de tweede plaats omdat niet aIle 'repeat players' tot afsprak<strong>en</strong><br />

bereid zijn (bijv. zij die m<strong>en</strong><strong>en</strong> meer baat te hebb<strong>en</strong> bij afhandeling<br />

op concreet dossierniveau) of in staat zijn (bijv. buit<strong>en</strong>landse <strong>verzekeraars</strong><br />

die incid<strong>en</strong>teel met Nederlandse verhaalsdossiers word<strong>en</strong> geconfronteerd).<br />

§ 4.3.3 Enige privaatrechtelijke aspect<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

verhaalsconv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong><br />

Standaardisering <strong>en</strong> coIlectivering zijn in privaatrechtelijke zin over-<br />

119


e<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> (sociale) <strong>verzekeraars</strong> onderling waarin om baat<br />

afstand <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> plaatsvindt. Zie art. 6:160 BW. Derd<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> behoud<strong>en</strong>s derd<strong>en</strong>beding ge<strong>en</strong> recht<strong>en</strong> of plicht<strong>en</strong> aan dergelijke<br />

afsprak<strong>en</strong> ontl<strong>en</strong><strong>en</strong>. Bij de thans gangbare verhaalsconv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong><br />

zijn <strong>en</strong>erzijds de verhaalsgerechtigde partij(<strong>en</strong>) <strong>en</strong> anderzijds het<br />

Verbond <strong>van</strong> Verzekeraars, als verteg<strong>en</strong>woordiger voor de WAM<strong>verzekeraars</strong>,<br />

partij. Deze <strong>verzekeraars</strong> kunn<strong>en</strong> intek<strong>en</strong><strong>en</strong> op <strong>en</strong> aldus<br />

partij word<strong>en</strong> bij de overe<strong>en</strong>komst. Maar de b<strong>en</strong>adeelde zelf is ge<strong>en</strong><br />

partij. Hij wordt dan ook niet beknot in zijn schadevergoedingsrecht<strong>en</strong>.<br />

Vgl. Hof Amsterdam 9-1-1997, Vrb 1997, bIz. 39 m.nt. B.l. <strong>van</strong> Wijngaard<strong>en</strong>,<br />

waarin werd bepaald dat de b<strong>en</strong>adeelde niet gebond<strong>en</strong> was aan<br />

e<strong>en</strong> afspraak tuss<strong>en</strong> zijn rechtsbijstandverzekeraar <strong>en</strong> de W AM-verzekeraar<br />

<strong>van</strong> de aansprakelijke dat e<strong>en</strong> vast bed rag voor kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> rechtsbijstand<br />

zou word<strong>en</strong> uitgekeerd.<br />

De aansprakelijke is ev<strong>en</strong>min partij, maar de vraag dringt zich op of<br />

hij niettemin meeprofiteert <strong>van</strong> de conv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong>. Dat zal in de regel<br />

het geval zijn, nu de aansprakelijkheidsverzekeraar de aansprakelijkheidslast<br />

<strong>en</strong> dus ook de verhaalslast als het ware overneemt. In die<br />

gevall<strong>en</strong> waarin het de verzekeraar is toegestaan om de verhaalslast<br />

vervolg<strong>en</strong>s toch door te schuiv<strong>en</strong> naar de aansprakelijke, wordt de<br />

vraag belangrijk.<br />

Dat kan zich bijvoorbeeld voordo<strong>en</strong> wanneer e<strong>en</strong> WAM-verzekeraar jeg<strong>en</strong>s<br />

de b<strong>en</strong>adeelde weI tot vergoeding verplicht is, maar hij zich vervolg<strong>en</strong>s<br />

mag omdraai<strong>en</strong> naar de aansprakelijke (bijv. bij dronk<strong>en</strong>schap <strong>van</strong><br />

de bestuurder). Zie art. 6 jo. 11 jo. 15 WAM <strong>en</strong> daarover Robb<strong>en</strong> 1993,<br />

p. 247 e.v.<br />

Er is in die gevall<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> concrete schadelast die de verzekeraar bin<br />

doorschuiv<strong>en</strong> naar de aansprakelijke; er is immers e<strong>en</strong> conv<strong>en</strong>ant dat<br />

of wei e<strong>en</strong> rond bedrag per dossier, Ofwel helemaal ge<strong>en</strong> bedrag per<br />

dossier oplevert. Kan de (W AM-)verzekeraar niettemin <strong>en</strong>ig bedrag<br />

<strong>van</strong> de verzekerde vorder<strong>en</strong>? Of kan in dit 800rt gevall<strong>en</strong> de sociale<br />

verzekeraar toch tot verhaal overgaan? Enige verhaalsmogelijkheid<br />

zou aansprek<strong>en</strong>, zeker wanneer sprake is <strong>van</strong> opzettelijke schadetoebr<strong>en</strong>ging.<br />

Mij lijkt het pleitbaar dat ingeval <strong>van</strong> standaardisering verhaal<br />

<strong>van</strong> het ronde bedrag kan plaatsvind<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ingeval <strong>van</strong> collecti-<br />

120


vering verhaal <strong>van</strong> e<strong>en</strong> forfaitair bedrag (dat bijv. overe<strong>en</strong>komt met<br />

het collectiveringsbedrag dat de desbetreff<strong>en</strong>de WAM-verzekeraar<br />

jaarlijks voldoet, gedeeld door het geschatte aantal aansprakelijkheidsdossiers<br />

op jaarbasis).<br />

E<strong>en</strong> andere vraag die bij standaardisering <strong>en</strong> collectivering kan<br />

rijz<strong>en</strong>, is wat het effect <strong>van</strong> dergelijke afsprak<strong>en</strong> is op niet-aangeslot<strong>en</strong><br />

aansprakelijkheids<strong>verzekeraars</strong>. Dat kan aan de orde zijn wanneer<br />

e<strong>en</strong> verkeersongeval door twee motorrijtuig<strong>en</strong> is veroorzaakt, <strong>en</strong><br />

slechts e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de twee motorrijtuig<strong>en</strong> is verzekerd bij e<strong>en</strong> 'aangeslot<strong>en</strong>'<br />

WAM-verzekeraar. Het andere motorrijtuig is verzekerd bij<br />

e<strong>en</strong> WAM-verzekeraar die niet heeft ingetek<strong>en</strong>d op het desbetreff<strong>en</strong>de<br />

conv<strong>en</strong>ant. Kan de verhaalsgerechtigde nu toch verhaal nem<strong>en</strong> (<strong>en</strong><br />

zo ja, voor welk deel?) op deze laatste verzekeraar? Welke gevolg<strong>en</strong><br />

heeft dat voor de <strong>verzekeraars</strong> onderling?<br />

Verdedigbaar is dat de oplossing moet word<strong>en</strong> gezoeht in dezelfde riehting<br />

als voor sam<strong>en</strong>loop <strong>van</strong> aansprakelijkheid met 'immuniteit'; zie<br />

daarover nader § 3.7.4.<br />

E<strong>en</strong> laatste vraag betreft de gevolg<strong>en</strong> <strong>van</strong> collectivering voor de berek<strong>en</strong>ing<br />

<strong>van</strong> het polismaximum. WAM-<strong>verzekeraars</strong> zijn verplicht<br />

om e<strong>en</strong> bepaalde polisdekking aan te bied<strong>en</strong> (wettelijk minimum: 2<br />

miljo<strong>en</strong> guld<strong>en</strong>, gebruikelijk is echter 5 miljo<strong>en</strong> guld<strong>en</strong>).<br />

Zie art. 3 W AM jo. art. 2 Besluit bedrag<strong>en</strong> aansprakelijkheidsverzekering<br />

motorrijtuig<strong>en</strong> (Stb. 1987, 584 <strong>en</strong> Stb.1996, 572).<br />

Bov<strong>en</strong> het betreff<strong>en</strong>de polismaximum hoeft de W AM -verzekeraar bij<br />

e<strong>en</strong> verkeersongeval niet uit te ker<strong>en</strong>. Als dus het bedrag aan vordering<br />

<strong>en</strong> <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde zelf, <strong>van</strong> di<strong>en</strong>s cascoverzekeraar, werkgever,<br />

LISV, ziektekost<strong>en</strong>verzekeraar etc. bij elkaar g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> het maximum<br />

overtreft, dan hoeft de verzekeraar het meerdere niet te betal<strong>en</strong>.<br />

Overschrijding <strong>van</strong> het maximum schijnt overig<strong>en</strong>s zeld<strong>en</strong> voor te<br />

kom<strong>en</strong>. Mocht het zich niettemin voordo<strong>en</strong>, dan di<strong>en</strong>t het polisbedrag<br />

te word<strong>en</strong> verdeeld onder deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die er aanspraak op mak<strong>en</strong> (art. 6<br />

lid 2 WAM; zie over voorrang <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde hiervoor § 3.9.2).<br />

Maar door de collectivering <strong>van</strong> bepaalde verhaalsaansprak<strong>en</strong>, vall<strong>en</strong><br />

in individuele dossiers bepaalde vordering<strong>en</strong> structureel weg (vooralsnog<br />

zijn dit alle<strong>en</strong> de ANW <strong>en</strong> A WBZ aansprak<strong>en</strong>, maar in de<br />

toekomst wellicht ook andere verhaalsaansprak<strong>en</strong>). Betek<strong>en</strong>t dit nu<br />

121


dat er voor de overblijv<strong>en</strong>de claims meer geld per polis beschikbaar<br />

komt? Dat lijkt het geval te zijn, <strong>en</strong> daarom leidt collectivering in<br />

sommige (<strong>en</strong> thans nog uitzonderlijke) gevall<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> verhoogde<br />

schadelast <strong>van</strong> W AM-<strong>verzekeraars</strong>. Of mog<strong>en</strong> WAM-<strong>verzekeraars</strong><br />

e<strong>en</strong> forfaitair bedrag Cals bijdrage aan de collectiverings 'pot') als het<br />

ware 'aan zichzelf in rek<strong>en</strong>ing br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>'?<br />

§ 4.4 Tweedeling in het aansprakelijkheidsrecht<br />

§ 4.4.1 Inleiding<br />

In § 3.4.4 werd reeds e<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>zetting gegev<strong>en</strong> over de ontwikkeling<strong>en</strong><br />

in de rechtspraak die tot e<strong>en</strong> 'tweedeling' in het aansprakelijkheidsrecht<br />

hebb<strong>en</strong> geleid. B<strong>en</strong>adeeld<strong>en</strong> die hun schade will<strong>en</strong> verhal<strong>en</strong>,<br />

hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ander belang bij schadevergoeding dan de ins tan ties<br />

die verhaal tracht<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong> voor uitkering<strong>en</strong> <strong>en</strong> verstrekking<strong>en</strong> gedaan<br />

aan de b<strong>en</strong>adeelde. Dat verschil in belang heeft ertoe geleid dat<br />

deze verhaalsgerechtigd<strong>en</strong> niet word<strong>en</strong> 'gesubrogeerd in zieligheid',<br />

zoals de uitdrukking luidt. Die ontwikkeling is door de Roge Raad<br />

ingezet in het arrest IZNVrerink CRR 28 februari 1992, NJ 1993,566<br />

m.nt. CJRB). Zie daarover uitgebreid § 3.4.4. De inspiratie voor de<br />

tweedeling in het verkeersaansprakelijkheidsrecht, zoals die door de<br />

Roge Raad in IZNVrerink is ingevoerd, putte de Roge Raad uit de<br />

Tijdelijke Regeling <strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong> (TRV). In deze slotparagraaf<br />

wordt de TRV daarom aan e<strong>en</strong> nader onderzoek onderworp<strong>en</strong><br />

(§ 4.4.1) <strong>en</strong> wordt t<strong>en</strong>slotte ook gekek<strong>en</strong> naar mogelijke ontwijkingsmanoeuvres<br />

in verband met het dwing<strong>en</strong>de karakter <strong>van</strong> de TRV (§<br />

4.4.2).<br />

§ 4.4.2 Tijdelijke Regeling <strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong><br />

Met de invoering <strong>van</strong> het nieuwe BW in 1992 werd e<strong>en</strong> aantal risico-aansprakelijkhed<strong>en</strong><br />

geYntroduceerd die voordi<strong>en</strong> onbek<strong>en</strong>d war<strong>en</strong><br />

in ons recht. Deze introductie ging gepaard met e<strong>en</strong> zekere vrees bij<br />

de wetgever dat hierdoor het aantal aansprakelijkheidsprocedures<br />

zou to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>, <strong>en</strong> meer bepaald dat deze procedures niet zozeer zoud<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> ge<strong>en</strong>tameerd door de b<strong>en</strong>adeeld<strong>en</strong> zelf - voor wie de<br />

risico-aansprakelijkhed<strong>en</strong>juist war<strong>en</strong> bedoeld - maar door hun schade<strong>verzekeraars</strong><br />

<strong>en</strong> door sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>. De ge-<br />

122


dachte <strong>van</strong> de wetgever was dat de rechterlijke macht hierdoor weI<br />

e<strong>en</strong>s overbelast(er) zou kunn<strong>en</strong> rak<strong>en</strong>. Dat leek onw<strong>en</strong>selijk, nu de<br />

rechterlijke macht bij invoering <strong>van</strong> het nieuwe BW weI iets beters<br />

te do <strong>en</strong> had dan het bedi<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> lustig proceder<strong>en</strong>de <strong>verzekeraars</strong><br />

die snel de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> de nieuwe risicoaansprakelijkhed<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong><br />

will<strong>en</strong> verk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>.<br />

Gepaard met deze vrees ging e<strong>en</strong> zekere voorzichtigheid <strong>van</strong> de<br />

wetgever met betrekking tot de discussie over de w<strong>en</strong>selijkheid <strong>van</strong><br />

verhaalsrecht<strong>en</strong> voor sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>. Op het<br />

mom<strong>en</strong>t dat deze kwestie speelde (eind j ar<strong>en</strong> tachtig) was immers het<br />

lot <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> <strong>van</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> nog<br />

ongewis. E<strong>en</strong> <strong>van</strong> de opties die destijds nog op<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>,<br />

was afschaffing <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong>. Inmiddels is duidelijk dat verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

gehandhaafd <strong>en</strong> in de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig - na invoering <strong>van</strong><br />

de TRV - ook uitgebreid werd<strong>en</strong>.<br />

Vanwege de angst voor overbelasting <strong>van</strong> de rechterlijke macht<br />

<strong>en</strong> het (to<strong>en</strong> nog) ongewisse lot <strong>van</strong> sociale verhaalsrecht<strong>en</strong> besloot<br />

de wetgever tot invoering <strong>van</strong> de TRV (Tijdelijke Regeling <strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong>;<br />

art. 6: 197 BW). Met invoering <strong>van</strong> de TRV werd<strong>en</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>verzekeraars</strong>, sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> 'bevror<strong>en</strong>'<br />

op het niveau zoals dat v66r invoering <strong>van</strong> het nieuwe BW<br />

bestond, in afwachting <strong>van</strong> e<strong>en</strong> definitieve politieke beslissing inzake<br />

de w<strong>en</strong>selijkheid <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> <strong>van</strong> sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong>.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> werd zo de rechterlijke macht voorlopig buit<strong>en</strong><br />

schot gelat<strong>en</strong>.<br />

Zie nader ParI. Gesch. Boek 6 Inv., p. 1404, <strong>en</strong> daarover Van Maan<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

R6mers 1994, p. 14 e.v. In ander verband zijn als argum<strong>en</strong>t voor de TRV<br />

nog g<strong>en</strong>oemd de verwachting dat e<strong>en</strong> ongelimiteerd beroep door <strong>verzekeraars</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> op de nieuwe aansprakelijkhed<strong>en</strong> tot aanzi<strong>en</strong>lijke<br />

premiestijging bij aansprakelijkheidsverzekering<strong>en</strong> zou leid<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> lagere WA-verzekeringsgraad met zich zou br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Zie bijv.<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II 1995/96,24326, nr. 7, p. 9.<br />

Er zijn ge<strong>en</strong> bewijz<strong>en</strong> voor de gegrondheid <strong>van</strong> de vrees voor rechterlijke<br />

overbelasting. Er zijn namelijk ge<strong>en</strong> ervaringsregels die de<br />

opvatting stav<strong>en</strong> dat nieuwe aansprakelijkhed<strong>en</strong> tot merkbare to<strong>en</strong>ame<br />

<strong>van</strong> het aantal civiele procedures leid<strong>en</strong>. Ook de invoering <strong>van</strong><br />

het nieuwe BW heeft ook niet tot rechterlijke overbelasting geleid.<br />

Het lijkt daarom aannemelijk dat afschaffing <strong>van</strong> de TRV ge<strong>en</strong> grote<br />

123


toeloop <strong>van</strong> proceslustige <strong>verzekeraars</strong> zal veroorzak<strong>en</strong>. De andere<br />

argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor invoering (<strong>en</strong> handhaving) <strong>van</strong> de TRV zijn - zo<br />

lijkt het inmiddels - achterhaald. Achterhaald omdat de wetgever de<br />

discussie over w<strong>en</strong>selijkheid <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong> na invoering <strong>van</strong><br />

het nieuwe BW nooit meer integraal heeft gevoerd. Integ<strong>en</strong>deel, bij<br />

geleg<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> de geleidelijke uitbreiding <strong>van</strong> het aantal verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

voor sociale <strong>verzekeraars</strong> <strong>en</strong> <strong>risicodragers</strong> werd verhaal als<br />

zodanig steeds w<strong>en</strong>selijk geacht: het zou collectieve kost<strong>en</strong> drukk<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de schade juist daar neerlegg<strong>en</strong> waar ze behoort te ligg<strong>en</strong>. Zie<br />

uitgebreid § 4.1 <strong>en</strong> 4.2.<br />

Bij invoering <strong>van</strong> de verhaalsrecht<strong>en</strong> in ANW, W AZ, W Ajong,<br />

Wet REA <strong>en</strong> A WBZ in de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig werd<strong>en</strong> de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> die de<br />

TRV aan verhaal stell<strong>en</strong>, vreemd g<strong>en</strong>oeg door de wetgever steevast<br />

als vaststaand gegev<strong>en</strong> aanvaard. Ret had veeleer voor de hand geleg<strong>en</strong><br />

dat de TRV met verdere uitbreiding <strong>van</strong> het ars<strong>en</strong>aal aan verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

in de sociale zekerheid zou word<strong>en</strong> afgeschaft. Dat had<br />

temeer voor de hand geleg<strong>en</strong> nu in de literatuur meermal<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong><br />

is op de inconsist<strong>en</strong>ties in het wetgeversstandpunt di<strong>en</strong>aangaande.<br />

Met name Van Maan<strong>en</strong> pleit voor afschaffing <strong>van</strong> de TRV. Zie Van<br />

Maan<strong>en</strong> <strong>en</strong> Romers 1994, m.n. p. 57 e.v., G.E. <strong>van</strong> Maan<strong>en</strong> <strong>en</strong> E. Neliss<strong>en</strong>,<br />

De positie <strong>van</strong> regresnemers in het wetsvoorstel verkeersongevall<strong>en</strong>,<br />

in: M. Faure, T. Hartlief (red.), Verkeersaansprakelijkheid in Belgie <strong>en</strong><br />

Nederland, Antwerp<strong>en</strong>: Inters<strong>en</strong>tia 1998, p. 197 e. v. <strong>en</strong> G .E. <strong>van</strong> Maan<strong>en</strong>,<br />

NIB 1998, p. 116 e.v. De argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die door o.a. Van Maan<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

handhaving <strong>van</strong> de TRV zijn aangevoerd - zoals het argum<strong>en</strong>t dat de<br />

TRV aan zuivere kost<strong>en</strong>allocatie in de weg staat, dat de TRV het 'meelift<strong>en</strong>'<br />

door de b<strong>en</strong>adeelde met de verhaalsactie <strong>van</strong> zijn verzekeraar bemoeilijk<strong>en</strong><br />

kan, dat opheffing <strong>van</strong> de TRV aan de bespoediging <strong>van</strong> de<br />

afwikkeling <strong>van</strong> verhaalsdossiers kan bijdrag<strong>en</strong> - overtuig<strong>en</strong>. De argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

die destijds <strong>van</strong> regeringszijde zijn aangevoerd v66r de TRV zijn<br />

als gezegd achterhaald. Conclusie moet dus zijn dat de TRV afgeschaft<br />

di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong>. Wellicht dat het aangekondigde nieuwe wetsvoorstel<br />

verkeersaansprakelijkheid (zie Kamerstukk<strong>en</strong> II 1998/99,25759, Uf. 5)<br />

de juiste geleg<strong>en</strong>heid is om de discussie hierover te herop<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

4.4.3 Cessie <strong>van</strong> zieligheid <strong>en</strong> andere<br />

ontwijkingsmanoeuvres<br />

Volg<strong>en</strong>s Van Maan<strong>en</strong> <strong>en</strong> Romers 1994, p. 46 voIgt uit het verbod <strong>van</strong><br />

124


art. 6: 197 lid 3 BW dat de vordering <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde onoverdraagbaar<br />

(<strong>en</strong> dus niet verpandbaar) is. Dit betek<strong>en</strong>t volg<strong>en</strong>s Hartlief <strong>en</strong><br />

Van Maan<strong>en</strong> 1996, p. 128 dat ook ontwijk<strong>en</strong>de voorsehot- <strong>en</strong> eessieeonstrueties<br />

nietig zijn. Brunner, in zijn noot onder HR 2 juni 1995,<br />

NJ 1997,702 (Van Keul<strong>en</strong>/Trias), lijkt e<strong>en</strong> iets andere b<strong>en</strong>adering te<br />

kiez<strong>en</strong>, die tot dezelfde eonclusie leidt. Wanneer hij in het kader <strong>van</strong><br />

de 50 <strong>en</strong> 100%-regel sehrijft over de vordering <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde<br />

jeg<strong>en</strong>s de verzekerde automobilist, lijkt hij te m<strong>en</strong><strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> dergelijke<br />

vordering aIle<strong>en</strong> aan de b<strong>en</strong>adeelde toekomt voorzover hij niet<br />

teg<strong>en</strong> de betreff<strong>en</strong>de schade verzekerd is. In deze b<strong>en</strong>adering is de<br />

vordering dus niet zozeer onoverdraagbaar, maar bestaat hij veeleer<br />

simpelweg niet wanneer de b<strong>en</strong>adeelde verzekerd is. E<strong>en</strong> (voorsehot<br />

<strong>en</strong>) eessie is (zijn) in deze optiek dus niet nietig weg<strong>en</strong>s strijd met de<br />

wet maar weg<strong>en</strong>s het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> vordering. Per saldo zull<strong>en</strong><br />

beide b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> elkaar niet veel ontlop<strong>en</strong>.<br />

In de literatuur is in dit verband ook ampel aandaeht be steed aan<br />

de vraag hoe de reehter in het civiele geding tuss<strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adeelde <strong>en</strong><br />

de aansprakelijke eraehter kan kom<strong>en</strong> of de b<strong>en</strong>adeelde verzekerd is.<br />

Zie Van Maan<strong>en</strong> <strong>en</strong> Romers 1994, p. 46 <strong>en</strong> vooral ook Hartlief <strong>en</strong><br />

Tjittes 1999, p. 105-106. Dat implieeert dat de reehter <strong>en</strong>ige aetie zou<br />

moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ondernem<strong>en</strong> naar aanleiding deze informatie. Maar<br />

kan hij dat wei? Kan hij de vordering tot vergoeding <strong>van</strong> 50 of 100%<br />

in verkeerszak<strong>en</strong> ontzegg<strong>en</strong> op de grond dat het niet om onverzekerde<br />

sehade gaat? Kan de reehter bijv. e<strong>en</strong> sehadevergoedingsvordering<br />

uit art. 6: 175 BW afwijz<strong>en</strong> omdat vaststaat dat de b<strong>en</strong>adeelde e<strong>en</strong><br />

sehadeverzekering heeft die de sehade dekt? Ik heb hier mijn twijfels<br />

bij.<br />

De mogelijkheid <strong>van</strong> de reehter om de 'persoonlijke vordering'<br />

<strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde af te wijz<strong>en</strong> staat nerg<strong>en</strong>s met zoveel woord<strong>en</strong> in<br />

wet of reehtspraak vermeld. Het zou - het zij toegegev<strong>en</strong> - in overe<strong>en</strong>stemming<br />

zijn met de ratio <strong>van</strong> de verkeersreehtspraak <strong>van</strong> de<br />

Hoge Raad <strong>en</strong> tot op zekere hoogte ook met de ratio <strong>van</strong> de TRV.<br />

De Hoge Raad overweegt immers in het arrest IZANrerink dat de omstandigheid<br />

dat de billijkheid vordert dat de ongemotoriseerde - behoud<strong>en</strong>s<br />

overmacht aan de zijde <strong>van</strong> de automibilist <strong>en</strong> behoud<strong>en</strong>s opzet of<br />

aan opzet gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>de roekeloosheid - t<strong>en</strong>minste 50% <strong>van</strong> zijn schade vergoed<br />

krijgt, niet wil zegg<strong>en</strong> dat ook ziektekost<strong>en</strong><strong>verzekeraars</strong> <strong>van</strong> die<br />

slachtofferbescherming behor<strong>en</strong> profiter<strong>en</strong>. Het billijkheidsargum<strong>en</strong>t<br />

gaat dan niet op, zo beslist de Hoge Raad, omdat het risico aan de zijde<br />

125


<strong>van</strong> het slachtoffer, zij het teg<strong>en</strong> betaling <strong>van</strong> premie, reeds door mid del<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> verzekering was gespreid. Dit strookt, aldus nog steeds de Hoge<br />

Raad, 'met de gedachte die aan art. 6: 197 t<strong>en</strong> grondslag Jigt <strong>en</strong> die erop<br />

neerkomt dat uitbreiding<strong>en</strong> <strong>van</strong> aansprakelijkheidsgrond<strong>en</strong> met het oog<br />

op de belang<strong>en</strong> <strong>van</strong> de slachtoffers niet zonder meer ook voor de regresrecht<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> hun <strong>verzekeraars</strong> behor<strong>en</strong> te geld<strong>en</strong>.' Zie HR 28 februari<br />

1992, NJ 1993,566 m.nt. CJHB (IZAIVrerink).<br />

Het gevolg hier<strong>van</strong> kan zijn dat de verzekerde b<strong>en</strong>adeelde recht<strong>en</strong>s<br />

verplicht is zich eerst tot zijn schadeverzekeraar te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Als namelijk<br />

de 'persoonlijke vordering' <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde non-exist<strong>en</strong>t is<br />

indi<strong>en</strong> hij verzekerd is teg<strong>en</strong> de betreff<strong>en</strong>de schade, dan kan niet langer<br />

word<strong>en</strong> volgehoud<strong>en</strong> dat de b<strong>en</strong>adeelde het keuzerecht heeft tuss<strong>en</strong><br />

aansprakelijkheid <strong>en</strong> verzekering. Zie over dat keuzerecht bij particuliere<br />

schadeverzekeringsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> hiervoor § 3.2. De b<strong>en</strong>adeelde<br />

is integ<strong>en</strong>deel min of meer gedwong<strong>en</strong> am zijn schadeverzekeraar<br />

tot vergoeding <strong>van</strong> zijn schade aan te sprek<strong>en</strong>; kiest hij er<br />

namelijk - om wat voor red<strong>en</strong> dan ook - voor om de aansprakelijke<br />

tot vergoeding aan te sprek<strong>en</strong>, dan kan die zich verwer<strong>en</strong> met de stelling<br />

dat - wanneer het e<strong>en</strong> verkeersongeval betreft - ge<strong>en</strong> recht op<br />

vergoeding <strong>van</strong> 50 c.q. 100% bestaat omdat de betreff<strong>en</strong>de schade<br />

verzekerd is! Bij de risicoaansprakelijkhed<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd in art. 6: 197<br />

BW zou elk recht op schadevergoeding vervall<strong>en</strong>.<br />

Nerg<strong>en</strong>s in wet ofrechtspraak zijn concrete aanknopingspunt<strong>en</strong> te<br />

vind<strong>en</strong> voor de juistheid <strong>van</strong> de stelling dat e<strong>en</strong> verzekerde b<strong>en</strong>adeelde<br />

in verkeersaansprakelijkheidszak<strong>en</strong> (<strong>en</strong> bij de risicoaansprakelijkhed<strong>en</strong><br />

bestrek<strong>en</strong> door de TRV) ge<strong>en</strong> keuzerecht meer heeft. Overig<strong>en</strong>s<br />

ook niet voor de onjuistheid er<strong>van</strong>. Mocht m<strong>en</strong> will<strong>en</strong> aannem<strong>en</strong><br />

dat de b<strong>en</strong>adeelde prim air zijn schadeverzekeraar moet aansprek<strong>en</strong>,<br />

dan zal de b<strong>en</strong>adeelde dus moet<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> <strong>en</strong> bewijz<strong>en</strong> dat hij zijn<br />

verzekeraar tevergeefs tot vergoeding heeft aangesprok<strong>en</strong>. Maar dat<br />

bewijs is er natuurlijk zeker niet als er (beweerdelijk) ge<strong>en</strong> verzekeraar<br />

is; <strong>van</strong> e<strong>en</strong> dergelijke bewijsplicht wordt dus m<strong>en</strong> niet veel wijzer.<br />

En welke andere gevolg<strong>en</strong> kan dit hebb<strong>en</strong>: moet in het aansprakelijkheidsgeding<br />

weI in ext<strong>en</strong>so word<strong>en</strong> ingegaan op kwesties als<br />

de uitleg <strong>van</strong> de dekkingsom<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de schadeverzekeringspolis<br />

<strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde? Dat zijn niet aIle<strong>en</strong> zak<strong>en</strong> waar de aansprakelijke<br />

buit<strong>en</strong> staat, maar het kan tot e<strong>en</strong> rechterlijke beslissing leid<strong>en</strong> waar<br />

de verzekeraar zelf niet bij betrokk<strong>en</strong> is (<strong>en</strong> waar hij dus oak niet aan<br />

gebond<strong>en</strong> is).<br />

126


En wat te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> <strong>van</strong> het geval waarin de b<strong>en</strong> ad eel de zijn recht<strong>en</strong><br />

jeg<strong>en</strong>s de schadeverzekeraar heeft verlor<strong>en</strong> doordat hij e<strong>en</strong> meldingstermijn<br />

uit de polis ongebruikt heeft lat<strong>en</strong> verstrijk<strong>en</strong>? In dat geval<br />

heeft de b<strong>en</strong>adeelde weinig te kiez<strong>en</strong>; hij zal de aansprakelijke tot<br />

schadevergoeding aansprek<strong>en</strong>. Het spreekt dan weinig aan om de b<strong>en</strong>adeelde<br />

het schadevergoedingsrecht te ontzegg<strong>en</strong> met de mededeling<br />

dat hij maar tijdig bij zijn schadeverzekeraar had behor<strong>en</strong> te claim<strong>en</strong>.<br />

Dat is toch niet de strekking <strong>van</strong> art. 6: 197 BW? Zeker in dat<br />

soort gevall<strong>en</strong> behoort het de b<strong>en</strong>adeelde te word<strong>en</strong> toegestaan om<br />

vergoeding <strong>van</strong> zijn schade te vorder<strong>en</strong> <strong>van</strong> de aansprakelijke.<br />

127


Rechtspraakregister<br />

Nederland<br />

Kantangerecht<br />

D<strong>en</strong> Bosch 9 augustus 1986 VR 1986,96 3.7.4<br />

Rechtbank<br />

Rotterdam 19 april 1974 NJ 1975,515 3.6.1<br />

Alkmaar 19 december 1974 VR 1977, 88 3.9.1<br />

Zwolle 19 juni 1985 NJ 1988, 88 3.7.1<br />

Zutph<strong>en</strong> 26 maart 1987 NJ 1988,719 3.7.2<br />

Zwolle 31 maart 1993 NJ 1993.684 3.5.3<br />

Breda 5 maart 1996 NJ 1997,433 3.4.1<br />

Gerechtshaf<br />

Arnhem 8 januari 1964 NJ 1964, 333 3.7.4<br />

Arnhem 20 oktober 1969 NJ 1970,72 3.7.2<br />

Arnhem 20 januar 1976 NJ 1978,408 3.7.3<br />

D<strong>en</strong> Haag 23 januari 1986 VR 1987, 112 3.7.2<br />

D<strong>en</strong> Haag 18 april 1995 VR 1996,23 3.6.2<br />

Arnhem 26 maart 1996 VR 1997,133 3.6.2<br />

D<strong>en</strong> Haag 19 november 1996 VR 1997,74, NJkort 1997,9 3.5.2<br />

D<strong>en</strong> Bosch 22 maart 1999 VR 1999, p. 316 3.8.3<br />

Rage Raad<br />

28 februari 1913 NJ 1913, p. 587 3.1<br />

5 december 1929 NJ 1930, p. 1055 3.4.1<br />

24 januari 1930 NJ 1930, p. 299 3.2.3, 3.4.5<br />

129


3 april 1930 NJ 1930, p. 1407 3.2.2<br />

31 december 1931 NJ 1932,419 2.2,3.5.1<br />

15 februari 1935 NJ 1935,417 3.3.1, 3.3.3<br />

3 januari 1936 NJ 1936,78 3.1<br />

5 mei 1938 NJ 1938,707 3.3.1, 3.3.2,<br />

8 december 1938 NJ 1939,545 3.5.2, 3.8.3<br />

10 januari 1941 NJ 1941,824 3.5.3<br />

23 juli 1946 NJ 1946,545 3.5.1<br />

27 maart 1953 NJ 1953,617 3.5.2<br />

17 januari 1958 NJ 1958,80 3.5.1<br />

13 maart 1959 NJ 1962,338 3.1<br />

8 januari 1960 NJ 1960, 127 3.7.2<br />

24 januari 1964 NJ 1964,465 3.1, 3.5.3<br />

13 januari 1967 NJ 1967,60 3.7.4<br />

20juni 1969 NJ 1969, 374 2.2,3.4.1,<br />

3.7.2<br />

6 november 1970 NJ 1971,76 3.7.2<br />

9 juni 1972 NJ 1972,360, VR 1973,5 3.4.4<br />

12januari 1973 NJ 1973, 177 3.4.1<br />

2 februari 1973 NJ 1973,225 3.7.3<br />

1 februari 1974 NJ 1974,391 3.4.2, 3.5.5<br />

10 mei 1974 NJ 1975, 3 3.5.3<br />

11 april 1975 NJ 1975,373, VR 1976, 58 3.7.3<br />

10 oktober 1975 NJ 1976, 175, VR 1976, 24 2.4<br />

7 november 1975 NJ 1976, 332, VR 1976,25 3.6.1,3.7.2<br />

4juni 1976 NJ 1977,4, VR 1978,21 3.5.3<br />

5 november 1976 NJ 1978,72, VR 1978, 66 3.2.3<br />

30juni 1978 NJ 1978,685, VR 1979, 61 3.4.4<br />

9 februari 1979 NJ 1979,400 3.8.2<br />

29juni 1979 NJ 1980, 33, VR 1979,93 3.7.2<br />

30 november 1979 NJ 1980, 134 3.5.3<br />

11 juni 1982 NJ 1983,583, VR 1982,62 3.7.3<br />

3 december 1982 NJ 1983,400, VR 1983,26 3.4.4<br />

6 mei 1983 NJ 1983,584, VR 1983,53 3.6.1,3.7.1,<br />

3.7.3<br />

20 mei 1983 NJ 1984,649, VR 1984,7 3.7.4<br />

19 april 1985 NJ 1985,209, VR 1985, 109 3.7.3<br />

24 mei 1985 NJ 1985,732, VR 1986, 16 3.4.1<br />

13 december 1985 NJ 1986,246, VR 1987, 15 3.4.1, 3.4.2<br />

17 oktober 1986 NJ 1987, 317, VR 1988,48 3.4.5<br />

130


9 januari 1987 NJ 1987,506, VR 1987, 107 2.5<br />

13 februari 1987 NJ 1987,602, VR 1988,75 3.7.2<br />

12 juni 1987 NJ 1988,39, VR 1987,130 3.4.4<br />

26juni 1987 NJ 1988,536, VR 1987, 131 3.7.3<br />

17 november 1987 NJ 1989,48, VR 1988,45 3.4.2<br />

20 mei 1988 NJ 1988, 1032 3.7.2<br />

4 november 1988 NJ 1989,751, VR 1989,97 3.4.4<br />

2 juni 1989 NJ 1990,726, VR 1989, 144 3.4.1<br />

18 mei 1990 NJ 1990,565 3.8.1<br />

1 juni 1990 NJ 1991,720, VR 1990, 174 3.4.4<br />

22 juni 1990 NJ 1991,760, VR 1991,48 3.5.2<br />

26 oktober 1990 NJ 1991,231 3.8.1<br />

7 december 1990 NJ 1991,596, VR 1991, 116 3.7.2<br />

25 januari 1991 NJ 1992,706, VR 1994,36 3.7.3<br />

31 mei 1991 NJ 1991,721, VR 1991, 119 3.4.4<br />

4 oktober 1991 NJ 1992,410, VR 1992,49 3.7.2<br />

13 december 1991 NJ 1992, 316, VR 1992,147 2.4<br />

28 februari 1992 NJ 1993, 566, VR 1992,93 3.4.4,4.4.1<br />

10 december 1993 NJ 1995,493, VR 1994,99 3.7.3<br />

11 februari 1994 NJ 1995,494, VR 1994, 100 3.7.3<br />

18 februari 1994 NJ 1995,607, VR 1994, 148 3.5.2, 3.6.3,<br />

3.8.3<br />

25 februari 1994 NJ 1995,608, VR 1994, 149 3.4.1<br />

10 augustus 1994 NJ 1995,58, VR 1995, 116 3.5.4, 3.6.1<br />

16 september 1994 NJ 1996, 329, VR 1994,242 3.3.1, 3.7.2<br />

30 september 1994 NJ 1996, 196 3.4.5<br />

23 december 1994 NJ 1996,349, VR 1995, 185 3.4.1<br />

13 januari 1995 NJ 1997, 175, VR 1995,96 3.4.4<br />

10 maart 1995 NJ 1997,525, VR 1995, 183 3.8.1, 3.9.2<br />

2 juni 1995 NJ 1997,700-702, VR 1995,<br />

145-147 3.4.4<br />

2 juni 1995 NJ 1997,702, VR 1995, 147 4.4.3<br />

28 juni 1996 NJ 1997, 102 2.4<br />

7 november 1997 NJ 1998, 384, VR J 998, 106 3.8.3<br />

25 december 1997 NJ 1998,400, VR 1998,28 3.4.4, 3.6.3<br />

23 januari 1998 NJ 1998,707 3.4.5<br />

24 april 1998 NJ 1998,603 3.4.5<br />

19 juni 1998 NJ 1999,533 3.4.2,3.6.1<br />

16 oktober 1998 NJ 1999,196, VR 1999,61 3.6.3<br />

6 november 1998 NJ 1999, 220, VR 1999,62 4.1.1<br />

131


19 februari 1999 NJ 1999,428 3.7.2<br />

7 januari 2000 RvdW 2000, 14 2.3,3.5.3<br />

C<strong>en</strong>trale Raad <strong>van</strong> Beroep<br />

15 februari 1995 AB 1995,426 3.5.3<br />

28 november 1996 TAR 1997, 23 3.5.3<br />

Overig<br />

B<strong>en</strong>elux-Gerechtshof<br />

26juni 1996 NJ 1997,526, VR 1996, 220 3.9.2<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk<br />

Metropolitan Police District<br />

Receiver v. Croydon Corp. [1957] 2 QB 154 (C.A.) 2.3,2.4<br />

Berriello v. Felixstowe<br />

Dock & Railway Co [1989] 1 WLR 695 (C.A.) 2.2<br />

Napier and Ettrick v. Hunter [1993] 1 AC 713 3.9.2<br />

Hassal v. Secretary of State<br />

for social security/Pether<br />

v. same [1995] 2 WLR 812 (C.A.) 3.5.2<br />

Neal v. Bingle [1998] 2 WLR 57 (C.A.) 2.3<br />

Oost<strong>en</strong>rijk<br />

OGH 22 november 1995 VersR 1997, p. 91 3.4.5<br />

Duitsland<br />

BGH 7 juli 1996 VersR 1996, p. 1258 3.7.2<br />

132


Trefwoord<strong>en</strong>register<br />

Aansprakelijkheidsdrempel<br />

Aansprakelijkheidsuitsluiting<br />

Aansprakelijkheidsverzekeraar; zie: verhaalsrecht<br />

AAW<br />

Abstracte schadeberek<strong>en</strong>ing<br />

Action directe<br />

Administratiekost<strong>en</strong><br />

Afkoopsom<br />

Afschaffing <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

Afstand <strong>van</strong> verhaal<br />

Afwikkelingskost<strong>en</strong><br />

Arbeidskracht<strong>en</strong>, flexibele<br />

Arbeidsongeschiktheidsuitkering<br />

Arbeidsrust<br />

Arbeidsverhouding<br />

Arts<strong>en</strong><br />

BBR 1984<br />

BBR 2000<br />

Bedrijfsongevall<strong>en</strong><br />

Bedrijfsver<strong>en</strong>iging<br />

Beginsel<strong>en</strong> <strong>van</strong> behoorlijk bestuur<br />

Behoorlijke verhaalsuitoef<strong>en</strong>ing<br />

Belastingheffing (zie ook: bruto-/nettoverhaal)<br />

B<strong>en</strong>adelingsverbod; zie: subrogatie<br />

Betaling aan e<strong>en</strong> onbevoegde<br />

Betaling te goeder trouw<br />

Betaling, bevrijd<strong>en</strong>de<br />

Betaling, opschorting <strong>van</strong><br />

Bewijsstukk<strong>en</strong><br />

Billijkheidscorrectie<br />

3.4.1<br />

3.4.5<br />

4.2.3<br />

3.6.2<br />

3.4.4, 3.6.1<br />

3.6.3,4.3.1<br />

3.5.4<br />

4.4.2<br />

3.9.1<br />

4.3.1<br />

3.7.2<br />

3.5.2<br />

3.7.1,3.7.2,4.2.2<br />

3.7.1<br />

4.1.2,4.2.1<br />

3.9.1<br />

3.9.1,4.1.1<br />

3.7.2<br />

1.2<br />

3.8.1<br />

3.B.1<br />

3.4.2, 3.5.4,<br />

4.2.2, 4.2.3<br />

3.2.2<br />

3.2.2, 3.2.3, 3.3.2<br />

3.2.2, 3.3.2<br />

3.2.2<br />

3.9.3<br />

3.4.4<br />

133


Boedelm<strong>en</strong>ging<br />

Bonus/malus korting; zie: no-claim korting<br />

Borgtocht<br />

Bruto-/nettoverhaal<br />

Bruto-opbr<strong>en</strong>gst verhaal<br />

Budgettaire motiev<strong>en</strong>; zie: financiele motiev<strong>en</strong><br />

Buit<strong>en</strong>gerechtelijke incassokost<strong>en</strong><br />

Causaal verband tuss<strong>en</strong> uitkering <strong>en</strong> schadeveroorzak<strong>en</strong>de<br />

gebeurt<strong>en</strong>is<br />

Causaal verb and, ruim<br />

Causale verde ling<br />

Cessie<br />

Cijfermateriaal<br />

Civiel plafond<br />

Civiele drempel<br />

Collectief <strong>van</strong> autobezitters<br />

Collectief <strong>van</strong> verzekerd<strong>en</strong><br />

Collecti vering<br />

Collega (zie ook: werknemer)<br />

Concernverhouding<strong>en</strong><br />

Congru<strong>en</strong>tie<br />

Constructies; zie: cessie<br />

Contante waarde (zie ook: som ine<strong>en</strong>s)<br />

Conv<strong>en</strong>ant<br />

- ANW-conv<strong>en</strong>ant<br />

- A WBZ-conv<strong>en</strong>ant<br />

- derd<strong>en</strong>beding<br />

- derd<strong>en</strong>werking<br />

- effect <strong>van</strong> - op verhaalsdossier<br />

- verhaal op de aansprakelijke<br />

- W AO-conv<strong>en</strong>ant<br />

- Zw-conv<strong>en</strong>ant<br />

Coulance-uitkering<br />

Derd<strong>en</strong>beding<br />

Directe actie<br />

Draagkracht<br />

Dubbele dekking<br />

134<br />

3.4.4<br />

2.1,2.4<br />

3.4.2, 4.3.2<br />

4.3.1<br />

3.6.3<br />

3.5.2<br />

3.4.4<br />

3.4.4<br />

2.5,4.4.3<br />

4.1.2<br />

3.2.1,3.4.1,3.4.5,<br />

3.5.1,3.8.3<br />

3.4.1<br />

4.2.2, 4.2.3<br />

4.1.2<br />

4.3.2<br />

3.7.2<br />

3.7.2<br />

3.5.1<br />

3.5.4<br />

4.3.2<br />

4.3.2<br />

4.3.3<br />

4.3.3<br />

4.3.3<br />

4.3.3<br />

4.3.2<br />

4.3.2<br />

3.5.3<br />

3.9.1, 4.3.3<br />

3.4.4<br />

3.8.1, 3.9.2<br />

2.4


Eig<strong>en</strong> schuld<br />

Eig<strong>en</strong> schuld verhaalsgerechtigde<br />

Einddatum ,statistische<br />

Exoneratie<br />

Expertisekost<strong>en</strong><br />

Familieband<br />

Familieled<strong>en</strong><br />

Financiele motiev<strong>en</strong><br />

Flexibele arbeidskracht<strong>en</strong><br />

Fondsvorming<br />

Formele rechtskracht<br />

Fruitmand<br />

Geme<strong>en</strong>schap <strong>van</strong> goeder<strong>en</strong><br />

Geweldsmisdrijv<strong>en</strong><br />

Gezag <strong>van</strong> gewijsde<br />

Gezinsled<strong>en</strong><br />

Grove schuld<br />

Hanteerbaarheid <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

Honder proc<strong>en</strong>tsregel<br />

Hoofdelijkheid<br />

Immuniteit<br />

Immuniteit <strong>van</strong> werkgever <strong>en</strong> werknemer<br />

Incassokost<strong>en</strong><br />

Indemniteitsbeginsel<br />

Informatieplicht<br />

Ingebrekestelling<br />

Inhoudingsplicht<br />

Inkom<strong>en</strong>sschade<br />

Inkomst<strong>en</strong>derving<br />

Inl<strong>en</strong>er<br />

Institutionalisering; zie: standaardisering<br />

Invaliditeitsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

Kanalisatie <strong>van</strong> aansprak<strong>en</strong><br />

Kapitalisatie<br />

Keuzerecht<br />

3.4.4, 3.8.2<br />

3.8.2<br />

3.5.3<br />

3.4.5<br />

3.6.3<br />

3.6.3<br />

3.7.3<br />

1.4,2.1<br />

3.7.2<br />

4.2.2<br />

3.5.3<br />

3.5.1<br />

3.7.3<br />

4.2.1<br />

3.3.1<br />

3.7.3<br />

3.7.1<br />

3.4.2<br />

3.4.4, 4.3.1, 4.4.3<br />

1.3,2.6<br />

3.7.1<br />

3.7.2, 4.2.2<br />

3.6.3<br />

3.2.2<br />

3.9.3<br />

3.6.2<br />

3.5.4<br />

3.6.2<br />

3.4.2, 3.5.1<br />

3.7.2<br />

3.5.2<br />

3.3.1<br />

3.4.2, 3.5.4<br />

3.2.1,3.3.1,4.4.3<br />

135


Knock-for-knock overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

Kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> verhaal<br />

Kost<strong>en</strong>, spreiding <strong>van</strong> -<br />

Kost<strong>en</strong>/bat<strong>en</strong> afweging<br />

Kost<strong>en</strong>allocatie<br />

Kost<strong>en</strong>beheersing; zie: prikkel tot kost<strong>en</strong>beheersing<br />

3.9.1<br />

4.1.2<br />

4.1.2<br />

3.8.1<br />

4.2.2, 4.2.3<br />

Kostwinner 3.5.3<br />

Kring <strong>van</strong> gerechtigd<strong>en</strong><br />

Kring <strong>van</strong> gerechtigd<strong>en</strong> bij letselschade<br />

3.5.1<br />

2.4,2.5<br />

Letselschade 3.7.2,4.1.2<br />

Letselschade, kring <strong>van</strong> gerechtigd<strong>en</strong> bij -; zie: kring<br />

<strong>van</strong> gerechtigd<strong>en</strong> bij letselschade<br />

Lev<strong>en</strong>sonderhoud<br />

Limitering<br />

Loondoorbetaling in termijn<strong>en</strong><br />

Loondoorbetaling(splicht)<br />

Lump sum<br />

Maatschappelijke rol <strong>van</strong> <strong>verzekeraars</strong>; zie: <strong>verzekeraars</strong>,<br />

maatschappelijke rol <strong>van</strong><br />

Matiging<br />

Mede-aansprakelijkheid<br />

Mededelingsplicht<br />

Medeschuld verhaalsgerechtigde<br />

Medeverzekerde<br />

Medewerkingsplicht<br />

Misbruik <strong>van</strong> recht<br />

N abestaand<strong>en</strong>ui tkering<br />

Na-risico<br />

Nemo plus-regel (zie ook: verweermiddel<strong>en</strong>)<br />

Nev<strong>en</strong>recht<strong>en</strong><br />

NHS Charges<br />

Nihilbeding<br />

No-claim korting<br />

136<br />

3.4.5<br />

3.4.5<br />

3.4.2<br />

1.1, 1.2,2.4,2.5<br />

4.2.2, 4.3.2<br />

3.4.5<br />

3.7.3<br />

3.9.3<br />

3.8.2<br />

3.7.1,3.7.3<br />

3.9.3<br />

3.8.1<br />

3.5.2<br />

2.4<br />

2.1,3.4.1,3.4.5,<br />

3.8.3<br />

3.6.1<br />

4.3.2<br />

3.4.5<br />

4.2.1


Ongerechtvaardigde verrijking; zie: verrijking, voorkoming<br />

<strong>van</strong><br />

Ongevall<strong>en</strong>wet 1901<br />

Ongevall<strong>en</strong>wet 1921<br />

Onmogelijkheid <strong>van</strong> verhaal<br />

Ontoereik<strong>en</strong>de verzekeringssom, verdeling <strong>van</strong><br />

Onverplichte uitkering<br />

Onverzekerde schade<br />

Opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> <strong>van</strong> verhaal<br />

Opzet<br />

Opzettelijke schadetoebr<strong>en</strong>ging<br />

Ouderdomsp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

Overbe1asting rechterlijke macht<br />

Overmacht<br />

Particulier<strong>en</strong>, verhaal op; zie: verhaal op particulier<strong>en</strong><br />

Partnerschap, geregistreerd<br />

PEMBA<br />

Perc<strong>en</strong>tage, vast<br />

Polismaximum<br />

Ponds-ponds verdeling<br />

Premie<br />

Premieafdracht<br />

Premiediffer<strong>en</strong>tiatie<br />

Premies, verhaal voor (zie ook: bruto-/nettoverhaal)<br />

Premiestijging<br />

Prev<strong>en</strong>tieve werking<br />

Prikkel tot kost<strong>en</strong>beheersing<br />

Primaire maatstaf<br />

Proceslust<br />

Processuele complicaties<br />

Protocolle d' Accord<br />

Rechterlijke macht, overbelasting <strong>van</strong> de -<br />

Rechtsverwerking<br />

Redelijkheid <strong>en</strong> billijkheid<br />

R<strong>en</strong>te, wettelijke<br />

Repeat players<br />

Restvordering <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>adeelde<br />

Risico-aansprakelijkheid<br />

3.3.3<br />

3.3.3,3.7.2<br />

4.1.2<br />

4.3.3<br />

3.5.3<br />

4.4.3<br />

4.1.2<br />

3.7.1,3.7.2<br />

4.1.1,4.3.3<br />

3.5.2<br />

4.4.1<br />

3.4.4<br />

3.7.3<br />

4.1.2<br />

4.3.2<br />

4.3.3<br />

3.9.2<br />

1.2<br />

3.5.4<br />

4.2.2<br />

3.5.4<br />

4.4.2<br />

4.2.1<br />

4.2.1<br />

3.4.4<br />

4.4.2<br />

3.3.1<br />

4.3.2<br />

4.4.1<br />

3.4.5,3.8.1<br />

2.4,3.8.1<br />

3.6.2<br />

4.3.1,4.3.2<br />

3.9.2<br />

4.4.3<br />

137


Risicodrager<br />

Risque professionellsocial<br />

Roekeloosheid, bewuste<br />

Sam<strong>en</strong>won<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

Schaalvoordel<strong>en</strong><br />

Schade <strong>van</strong> de verzekeraar<br />

Schadeafwikkeling<br />

Schadeberek<strong>en</strong>ing<br />

Schadefonds Geweldsmisdrijv<strong>en</strong><br />

Schadestaatprocedure<br />

Schatting<br />

Schikking<br />

Schikking te goeder trouw<br />

Signaliseringssysteem<br />

Slachtofferbescherming<br />

Som ine<strong>en</strong>s (zie ook: bruto/netto-verhaal)<br />

Somm<strong>en</strong>verzekeraar; zie: verhaalsrecht<br />

Spreiding <strong>van</strong> kost<strong>en</strong><br />

Standaardisering<br />

Statistische einddatum<br />

Subrogatie<br />

- b<strong>en</strong>adelingsverbod<br />

- de ratio <strong>van</strong> -<br />

- historische achtergrond<strong>en</strong><br />

- mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> -<br />

- nev<strong>en</strong>recht<strong>en</strong>, overgang <strong>van</strong><br />

- Schadefonds geweldsmisdrijv<strong>en</strong><br />

- 'subrogatie in zieligheid'<br />

Taxatiekost<strong>en</strong><br />

Teilungsabkomm<strong>en</strong><br />

Terugbetalingsplicht<br />

Tijdelijke Regeling <strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong><br />

Toekomstige schade<br />

Transactiekost<strong>en</strong>; zie: afwikkelingskost<strong>en</strong><br />

Tweedeling in het aansprakelijkheidsrecht<br />

Uitbreiding <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

Uitkering, aard <strong>van</strong> de<br />

138<br />

1.2, 1.3<br />

3.7.2<br />

3.7.2<br />

3.7.3<br />

4.3.1<br />

3.5.2<br />

4.1.2<br />

3.4.2<br />

3.1,4.1.1<br />

3.5.2<br />

3.5.4<br />

3.2.2, 3.3.3<br />

3.2.3<br />

4.3.2<br />

3.4.4, 3.6.1, 4.4.3<br />

3.4.2<br />

4.1.2<br />

3.4.4, 4.3.1, 4.3.2<br />

3.5.3<br />

3.2.2, 3.2.3, 3.4.5<br />

2.1,2.2<br />

2.1<br />

3.2.2<br />

3.6.1<br />

3.1<br />

4.4.1<br />

3.6.3<br />

4.3.2<br />

3.2.2<br />

3.4.4, 4.4.1, 4.4.3<br />

3.4.2, 3.5.4<br />

3.4.4<br />

4.4.2<br />

3.5.2


Uitkeringsbesluit, toetsing <strong>van</strong> 3.5.3<br />

Uitl<strong>en</strong>er 3.7.2<br />

Uitsluiting, wettelijke - <strong>van</strong> aansprakelijkheid 3.7.2<br />

Vaststellingskost<strong>en</strong> 3.6.3<br />

Vaststellingsovere<strong>en</strong>komst; zie: schikking<br />

Veiligheidsnorm<strong>en</strong> 3.4.4<br />

Vere<strong>en</strong>voudigde afdo<strong>en</strong>ing 4.3.1<br />

Verhaal op particulier<strong>en</strong> 4.1.1<br />

Verhaal, budgettaire motiev<strong>en</strong> voor; zie: financieIe motiev<strong>en</strong><br />

Verhaal, kost<strong>en</strong> <strong>van</strong>; zie: kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> verhaal<br />

Verhaal, onmogelijkheid <strong>van</strong>; zie: onmogelijkheid <strong>van</strong><br />

verhaal<br />

Verhaal, opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> <strong>van</strong>; zie: opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> <strong>van</strong> verhaal<br />

Verhaalsmaximum 3.4.1<br />

Verhaalsplicht 3.8.1<br />

Verhaalsrecht<br />

- <strong>van</strong> de aansprakelijkheidsverzekeraar 2.4<br />

- <strong>van</strong> de WAM-verzekeraar; zie: WAM-verzekeraar,<br />

het verhaalsrecht <strong>van</strong> de -<br />

- <strong>van</strong> de werkgever (zie ook: loondoorbetalingsplicht)<br />

2.4,3.5.1,3.7.2<br />

- <strong>van</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> op grond <strong>van</strong> de ABW 3.4.5<br />

- <strong>van</strong> somm<strong>en</strong><strong>verzekeraars</strong> 3.5.1<br />

- zelfstandig wettelijk verhaalsrecht 2.6<br />

Verhaalsrecht Waarborgfonds Motorverkeer 3.8.3<br />

<strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong><br />

- afschaffing <strong>van</strong>; zie: afschaffing <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

<strong>Verhaalsrecht<strong>en</strong></strong><br />

- uitbreiding <strong>van</strong>; zie: uitbreiding <strong>van</strong> verhaalsrecht<strong>en</strong><br />

Verhaalsvolume 4.1.2<br />

Veljaring<br />

Verkeersaansprakelijkheid<br />

Verplichte verzekering<br />

Verplichtheidsvereiste<br />

Verrijking, voorkoming <strong>van</strong><br />

Verweermiddel<strong>en</strong><br />

2.6,3.8.3<br />

3.4.4, 4.1.2<br />

4.1.2<br />

3.5.1,3.5.3<br />

2.2, 2.3, 2.4<br />

2.5,3.2.2,3.4.1,<br />

3.4.5<br />

Verzekeraar 1.2<br />

139


Verzekeraars, maatschappelijke rol <strong>van</strong><br />

Verzekerde<br />

Verzekeringnemer<br />

Verzekeringsovere<strong>en</strong>komst<br />

Verzekeringssom, overschrijding <strong>van</strong> de; zie: ontoereik<strong>en</strong><br />

de verzekeringssom, verdeling <strong>van</strong><br />

Verzuim<br />

Vestzak/broekzak -argum<strong>en</strong>t<br />

Vijftig proc<strong>en</strong>t-regel<br />

Volksverzekering<br />

V oordeeltoerek<strong>en</strong>ing<br />

V oorrang b<strong>en</strong>adeelde<br />

V oorrecht op de verzekeringsp<strong>en</strong>ning<strong>en</strong><br />

Voorschot- <strong>en</strong> cessieconstructie; zie: cessie<br />

Vordeeltoerek<strong>en</strong>ing, verplichte<br />

V ri<strong>en</strong>dschaps band<br />

Vrijwillige verzekering<br />

Waarborgfonds Motorverkeer<br />

W AM-verzekeraar, het verhaalsrecht <strong>van</strong> de­<br />

WAM-verzekering<br />

Wegbeheerder<br />

Wegd<strong>en</strong>kprocede<br />

Weg<strong>en</strong>belasting<br />

Werkgever<br />

Werkgever, verhaal op de­<br />

Werknemer<br />

Wettelijke r<strong>en</strong>te<br />

Ziek<strong>en</strong>fonds<br />

Ziek<strong>en</strong>huiskost<strong>en</strong><br />

Ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong><br />

Zorgvuldigheidsnorm<br />

140<br />

4.1.1<br />

3.7.1,3.7.2<br />

3.7.1<br />

3.1<br />

3.6.2<br />

4.2.3<br />

3.4.4, 4.3.1,4.4.3<br />

3.7.2<br />

2.2<br />

3.9.2<br />

3.4.4,3.6.1<br />

3.1,3.3.1<br />

3.6.3<br />

3.1<br />

3.6.1,3.8.3,4.1.1<br />

2.4<br />

4.1.2<br />

4.1.2<br />

3.4.1<br />

4.2.2<br />

1.1,3.7.2<br />

3.7.2<br />

3.7.1<br />

3.6.2<br />

1.2<br />

3.4.2<br />

4.1.2<br />

3.4.5

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!