Informatieblad Veehouderij - Biologischondernemen.nl
Informatieblad Veehouderij - Biologischondernemen.nl
Informatieblad Veehouderij - Biologischondernemen.nl
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Informatieblad</strong><br />
<strong>Veehouderij</strong>
Inhoud<br />
I<strong>nl</strong>eiding en leeswijzer 3<br />
1. Omschakeling van grond, dieren en bedrijf 4<br />
2. Scheiding tussen biologisch en gangbaar 5<br />
3. Teelt van gras en voedergewassen 6<br />
4. Mest 8<br />
5. Herkomst van dieren 11<br />
6. Weidegang en huisvesting 12<br />
7. Diervoeding 13<br />
8. Gezondheidszorg 14<br />
9. Aanvullende eisen 15<br />
10. Administratie 16<br />
11. Ontheffingsmogelijkheden 18<br />
12. Bereiding, handel en opslag 20<br />
13. Informatie per diersoort<br />
- Rundvee 21<br />
- Geiten / schapen 23<br />
- Varkens 25<br />
- Pluimvee 28<br />
Bijlagen:<br />
Bijlage A Stikstofhoudende A- en B meststoffen<br />
Bijlage B Pesticiden - gewasbeschermingsmiddelen<br />
Bijlage V Voedermiddelen<br />
Bijlage VI Toevoegingsmiddelen voor diervoeders<br />
en bepaalde in diervoeding gebruikte stoffen<br />
Bijlage VII Reinigings- en ontsmettingsproducten<br />
Bijlage Veebezetting<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 2<br />
blz.
I<strong>nl</strong>eiding & leeswijzer<br />
In dit informatieblad vindt u een omschrijving van de voorschriften voor de<br />
biologische productie in de dierlijke sector. Deze productievoorschriften zijn door de<br />
Europese Commissie vastgelegd in een verordening *) die u kunt inzien op<br />
www.skal.<strong>nl</strong>.<br />
Skal heeft de juridische tekst van deze EU-regelgeving herschreven tot deze<br />
handleiding. Om de tekst overzichtelijk te houden, is deze beperkt tot de meest<br />
gebruikelijke situaties. Dat wil zeggen dat niet alle mogelijke uitzonderingen en<br />
verfijningen in dit informatieblad zijn opgenomen.<br />
De EU-verordening kent een aantal bijlagen. Skal heeft bijlagen I en II toegespitst<br />
op gebruik in Nederland. Dit zijn de bijlagen A en B die achterin het informatieblad<br />
zijn opgenomen. Voor de officiële EU-bijlagen verwijzen wij u naar onze website.<br />
De EU-regelgeving wijzigt regelmatig. Skal houdt u daarvan op de hoogte via haar<br />
nieuwsbulletin en zonodig per brief. Op www.skal.<strong>nl</strong> vindt u altijd de meest actuele<br />
versie van dit informatieblad.<br />
Dit informatieblad maakt deel uit van een reeks waaronder:<br />
- Certificatie en Toezicht (algemene, vooral administratieve voorschriften)<br />
- Plantaardige productie<br />
- Bereiding (van levensmiddelen)<br />
- Import (vanuit landen buiten de EU)<br />
- Handel en Opslag<br />
De inhoud van dit informatieblad heeft géén officiële status en u kunt er géén<br />
rechten aan ontlenen.<br />
*) Verordening (EG) nr. 834/2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische<br />
producten en verordening (EG) nr. 889-2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van<br />
verordening (EG) nr. 834/2007.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 3
1. Omschakeling van grond, dieren en bedrijf<br />
Voordat u producten als biologisch in de handel mag brengen, moet u zowel grond<br />
als dieren omgeschakelen van gangbaar naar biologisch. Daarvoor geldt een<br />
minimale periode waarin u de regels van de biologische productie al helemaal<br />
toepast, maar de producten nog niet als biologisch mag verkopen. Deze periode<br />
wordt “omschakelingsperiode” genoemd.<br />
De startdatum voor de omschakeling is de datum waarop u zich bij Skal aanmeldt en<br />
uw registratiebijdrage betaalt. Vanaf deze startdatum staat u onder controle van<br />
Skal en gaat de inspecteur na of u zich aan de regels voor de biologische productie<br />
houdt.<br />
Voordat u een certificaat ontvangt voor biologische productie moet de grond en/of de<br />
dieren aan alle eisen voldoen. Als na de omschakeltermijn blijkt dat u niet kunt<br />
voldoen aan bovengenoemde eisen, kan Skal u geen certificaat verstrekken.<br />
De omschakeling van alleen grond, grasland en bouwland voor<br />
(voeder)gewassen duurt 24 maanden.<br />
Gras geoogst vanaf 24 maanden na de startdatum, kunt u verkopen of voeren<br />
als “biologisch”.<br />
De oogst van (voeder)gewas gezaaid of geplant vanaf 24 maanden na de<br />
startdatum, kunt u verkopen of voeren als “biologisch”.<br />
Gras en (voeder)gewas geoogst tussen 12 en 24 maanden na de startdatum<br />
kunt u verhandelen of voeren als “geproduceerd tijdens omschakeling op<br />
biologische landbouw”.<br />
De omschakeling van uitlopen en andere bewegingsruimtes in de open lucht<br />
voor pluimvee en varkens duurt één jaar.<br />
De omschakelingsperiode voor percelen, uitlopen en bewegingsruimtes kan beperkt<br />
blijven als u op de startdatum kunt aantonen dat de grond gedurende minimaal 3<br />
jaar niet is behandeld met andere producten dan die in bijlage A en B van de EU-<br />
Verordening staan vermeld. Dit is het geval wanneer u voor betreffende percelen een<br />
verklaring kunt overleggen waaruit dit blijkt, bijv. van een organisatie zoals de<br />
Vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, één van de Provinciale<br />
Landschappen of de Waterschappen.<br />
De omschakelingstermijnen voor dieren staan vermeld per diersoort en gelden zowel<br />
voor gangbare dieren die op de startdatum op uw bedrijf aanwezig zijn, als voor<br />
gangbare dieren die u op uw biologisch bedrijf aanvoert.<br />
Vanaf het moment dat u de dieren aanmeldt, moet u ze volgens de regels van de<br />
biologische productiemethode houden.<br />
Bij het omschakelen van een bestaand bedrijf hoeft u niet altijd 24 maanden te<br />
wachten voor u biologische melk of vlees kunt leveren. Eerder is mogelijk als u<br />
rekening houdt met 20% eerste jaars in omschakelingsvoer en (als u geen in<br />
omschakelingsvoer aankoopt) 100% tweede jaars omschakelingsvoer:<br />
Vanaf ongeveer 10 maanden na de startdatum beschikt u over omschakelingsvoer<br />
van het eigen bedrijf. Als u daarnaast biologisch voer aankoopt, kunt u met de<br />
omschakeling van dieren beginnen. Houd er wel rekening mee dat de voorraad<br />
gangbaar (kuil)voer op- of afgevoerd moet zijn.<br />
Heeft u naast uw veebedrijf ook een akkerbouwtak, vraagt u dan ons informatieblad<br />
Plantaardige productie aan voor aanvullende informatie.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 4
2. Scheiding tussen biologisch en gangbaar<br />
Het is niet toegestaan biologische en gangbare dieren van dezelfde soort op één<br />
bedrijf te houden. Behalve de biologische dieren mag u wel gangbare andere<br />
diersoorten op het bedrijf houden. Deze gangbare dieren dient u wel in stallen en op<br />
percelen te houden, die fysiek (effectief) gescheiden zijn van die van de biologisch<br />
gehouden dieren.<br />
Bijzonderheden<br />
Het is mogelijk om gangbare dieren te laten grazen op uw biologische percelen.<br />
Het moet gaan om andere diersoorten dan de soorten die u biologisch houdt. Dit<br />
is alleen mogelijk voor een periode van maximaal 7 maanden per jaar. Hierbij<br />
mag u de veebezettingsnorm uit hoofdstuk 4 niet overschrijden.<br />
Ook is het mogelijk om biologisch vee te laten grazen op gemeenschappelijke grond.<br />
Bedoeld wordt grond van organisaties zoals bijvoorbeeld Natuurmonumenten,<br />
Staatsbosbeheer of Provinciale Landschappen, die beheerd wordt in<br />
overeenstemming met de regels van de EU-Verordening, maar niet biologisch<br />
gecertificeerd is. Deze grond mag gedurende ten minste drie jaren niet zijn<br />
behandeld met andere producten dan die zijn toegestaan in bijlage A en B van de EU-<br />
Verordening.<br />
U moet ruwvoer zo opslaan dat vermenging van gangbare producten met<br />
omschakelings- en biologische producten niet mogelijk is. In de opslag moet duidelijk<br />
herkenbaar zijn om welk voer het gaat.<br />
Zolang u de dieren nog niet bij Skal heeft aangemeld voor omschakeling en u de<br />
dieren nog gangbaar voert, mag u nog gangbaar ruwvoer opslaan. Zodra u de dieren<br />
aanmeldt voor omschakeling, mag er geen gangbaar ruwvoer en krachtvoer meer op<br />
uw bedrijf aanwezig zijn. Als u naast biologische dieren ook nog gangbare dieren van<br />
een ander soort heeft, moet u ervoor zorgen dat de gangbare dieren ofwel ook<br />
biologisch ruwvoer krijgen ofwel duidelijk ander ruwvoer krijgen dan de biologische<br />
dieren, bijvoorbeeld gangbare kuil en biologisch hooi.<br />
In bedrijfsruimtes voor de biologische productie mag u geen productiemiddelen<br />
opslaan die niet zijn toegestaan in de biologische productie.<br />
Scheiding van gangbare en biologische percelen<br />
U moet zorgen voor een goede scheiding tussen gangbare en biologische percelen<br />
om vervuiling van uw biologische percelen te voorkomen. Scheiding tussen een<br />
intensief beheerd gangbaar perceel en een biologisch perceel moet groter zijn dan de<br />
scheiding tussen een biologisch perceel en een natuurgebied of percelen van<br />
natuurorganisaties.<br />
Goede scheidingen van gangbare en biologische percelen kunnen bijvoorbeeld sloten,<br />
houtwallen, hagen en bufferzones/bloemenborders zijn. De breedte is afhankelijk<br />
van de intensiviteit waarmee het aangrenzende gangbare perceel beheerd wordt.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 5
3. Teelt van gras en voedergewassen<br />
Uitgangsmateriaal<br />
Al het uitgangsmateriaal (zaaizaad en vegetatief teeltmateriaal) voor de teelt van<br />
gras en (voeder)gewassen moet biologisch zijn. Dit betekent dat het biologisch<br />
vermeerderd en niet ontsmet is. “Niet ontsmet” houdt in dat het uitgangsmateriaal<br />
niet behandeld is met gewasbeschermingsmiddelen, die niet zijn toegelaten in de<br />
biologische teelt.<br />
Het beschikbare biologisch uitgangsmateriaal is opgenomen in een elektronische<br />
databank: www.biodatabase.<strong>nl</strong>. De Naktuinbouw beheert deze databank in opdracht<br />
van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EL&I).<br />
Omdat niet voor alle gewassen en teeltwijzen voldoende biologisch uitgangsmateriaal<br />
beschikbaar is, mag Skal onder bepaalde voorwaarden ontheffing verlenen voor het<br />
gebruik van gangbaar, niet ontsmet zaaizaad of vegetatief teeltmateriaal. De<br />
ontheffingsmogelijkheid geldt echter niet voor plantgoed (jonge planten opgekweekt<br />
uit zaaizaad).<br />
Het Ministerie van EL&I hanteert drie categorieën gewassen:<br />
I. gewassen waarvoor géén ontheffing wordt afgegeven omdat voldoende<br />
biologisch uitgangsmateriaal beschikbaar is;<br />
II. gewassen waarvoor wel ontheffing mogelijk is, omdat biologisch<br />
uitgangsmateriaal beschikbaar is, maar niet voldoende of niet voor alle<br />
teeltwijzen;<br />
III. gewassen waarvoor een algemene ontheffing geldt, omdat geen<br />
biologisch uitgangsmateriaal beschikbaar is.<br />
Voor gewassen in categorie I kunt u geen ontheffing aanvragen en voor gewassen in<br />
categorie III hoeft u geen aanvraag voor ontheffing te doen.<br />
U kunt alleen schriftelijk ontheffing aanvragen voor gewassen van categorie II. Het<br />
formulier hiervoor vindt u op onze website www.skal.<strong>nl</strong>.<br />
Voordat u gaat inzaaien of poten moet u een goedkeuring van Skal hebben. Heeft u<br />
geen ontheffing aangevraagd, loopt u het risico dat u het betreffende product<br />
gangbaar moet afzetten.<br />
Gewasbeschermingsmiddelen<br />
U mag uitsluitend de gewasbeschermingsproducten uit bijlage B van de EU-<br />
Verordening gebruiken. Deze moeten in Nederland bovendien een toelating hebben<br />
op basis van de Bestrijdingsmiddelenwet.<br />
Vruchtwisseling<br />
Op elk bedrijf met teelten in de bodem moet in principe vruchtwisseling<br />
plaatsvinden. In het vruchtwisselingsschema moet u leguminosen, groenbemesters<br />
of diepwortelende gewassen telen om vruchtbaarheid en de biologische activiteit van<br />
de bodem te behouden of te verhogen. Een passend vruchtwisselingsschema is ook<br />
voorgeschreven voor de bestrijding van parasieten, ziekten en onkruiden. Skal<br />
beoordeelt jaarlijks het complete teelt- of bouwplan.<br />
Voor blijvend grasland geldt deze vruchtwisselingseis van één op twee niet, ook niet<br />
als het perceel alleen maar gemaaid en niet beweid wordt.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 6
Parallelteelt niet toegestaan<br />
Van parallelteelt is sprake wanneer u op één bedrijf gelijktijdig biologische<br />
(biologisch of in omschakeling) en gangbare gewassen teelt van hetzelfde ras of<br />
rassen die niet gemakkelijk van elkaar zijn te onderscheiden. Dit geldt ook voor gras,<br />
uitgezonderd weidegrond.<br />
Het verbod op parallelteelt is van toepassing op het hele bedrijf, dus ook als het<br />
bedrijf bestaat uit gedeeltes die op verschillende locaties liggen.<br />
Vermijd parallelteelt ook als u uw bedrijf in fasen omschakelt naar biologisch of een<br />
gangbaar perceel aankoopt.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 7
4. Mest<br />
4.1. Dierlijke mest algemeen<br />
Veebezetting<br />
Op uw biologisch bedrijf mag u per hectare cultuurgrond een beperkt aantal dieren<br />
houden. Het maximaal toegestane aantal dieren komt overeen met een<br />
mestproductie van 170 kg N (stikstof) per hectare per jaar. Als u naast bijvoorbeeld<br />
runderen ook andere dieren op uw bedrijf heeft, tellen deze ook mee in de<br />
veebezetting. Het aantal dieren dat overeenkomt met 170 kg N staat in de bijlage<br />
Veebezetting.<br />
Meer dieren per hectare is alleen toegestaan als u afzet regelt voor de te veel<br />
geproduceerde biologische mest op biologische percelen. Dat kan door een<br />
samenwerkingsverband met een ander biologisch bedrijf af te sluiten, bijvoorbeeld<br />
een akkerbouwer. Ook voor de biologische akkerbouwer geldt de norm van maximaal<br />
170 kg N uit dierlijke mest per hectare cultuurgrond per jaar (biologisch plus nietbiologische<br />
dierlijke mest).<br />
Cultuurgrond is grond waarop u landbouw bedrijft. Tot cultuurgrond mag u ook de<br />
landbouwgrond rekenen die u in gebruik heeft en die onder een natuur- en<br />
beheersprogramma valt. Als op deze grond een beperking geldt voor het uitrijden van mest,<br />
dan telt u de hectares “grond met beperking” naar verhouding mee bij het berekenen van de<br />
totale oppervlakte cultuurgrond.<br />
Mestaanvoer<br />
Wanneer u per hectare minder dieren houdt dan overeenkomt met 170 kg N per<br />
hectare, kunt u mest aanvoeren om de bemesting aan te vullen tot 170 kg N per<br />
hectare uit dierlijke mest.<br />
Ook is het mogelijk dat de hoeveelheid N die uw bedrijf produceert lager is dan wat<br />
op basis van het aantal dieren is berekend. Wanneer u dat met mestanalyses aan<br />
kunt tonen, mag u de bemesting aanvullen tot 170 kg N uit dierlijke mest per<br />
hectare. Bij gebrek aan dierlijke mest van biologische oorsprong is een aantal<br />
soorten niet-biologische dierlijke mest toegelaten (zie bijlage A).<br />
Uiteraard moet van alle ontvangen mest duidelijk zijn wat de herkomst van de mest<br />
is. Bovendien moet het houderijsysteem duidelijk zijn. U kunt hiervoor de verklaring<br />
van herkomst van dierlijke mest gebruiken.<br />
Opslagcapaciteit<br />
Om een goed beheer van de bemesting te waarborgen moet u voldoende<br />
opslagcapaciteit voor dierlijke mest hebben. De capaciteit van de mestopvang moet<br />
zo groot zijn dat u alle mest kan opslaan, die wordt geproduceerd gedurende de<br />
langste periode waarin u geen mest kan of mag uitrijden.<br />
Digestaat<br />
Skal beschouwt digestaat in principe als een C-meststof.<br />
Alleen onder de volgende voorwaarden mag u digestaat als B-meststof of<br />
gedeeltelijke A-meststof gebruiken:<br />
Digestaat als B-meststof<br />
- De leverancier van het digestaat toont aan dat hij geen gangbare kippen-,<br />
varkensmest (behalve vaste mest van scharrelvarkens) van of andere gangbare,<br />
niet-toegestane mestsoorten heeft gebruikt.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 8
- De leverancier heeft, indien vereist, een GMO-vrij verklaring voor alle vrachten coproducten.<br />
Digestaat deels als A-meststof<br />
Alleen de aantoonbaar aangevoerde biologische mest mag u als A-meststof<br />
meerekenen.<br />
Uitgebreide informatie kunt u bij Skal opvragen of op onze website www.skal.<strong>nl</strong><br />
nalezen.<br />
4.2. Mestbeleid 2010: afzet en gebruik van biologische meststoffen<br />
Nederland scherpt vanaf 1 januari 2010 het biologische mestbeleid aan om afzet en<br />
gebruik van biologische meststoffen verder in overeenstemming te brengen met de<br />
biologische regelgeving. Er wordt uitgegaan van de volgende principes:<br />
1. Maximaal gebruik van biologische meststoffen, de zogenaamde A-meststoffen. Ameststoffen<br />
zijn biologische dierlijke mest, biologische compost en tot 1 januari 2012<br />
niet-biologische groencompost (maximaal 75% van de A-meststoffen mag bestaan<br />
uit niet-biologische groencompost).<br />
2. Beperkt gebruik van aanvullende, niet-biologische meststoffen, de zogenaamde Bmeststoffen.<br />
B-meststoffen zijn niet-biologische meststoffen die zijn toegestaan in de<br />
biologische landbouw. Denk bijvoorbeeld aan beendermeel of mest uit de gangbare<br />
melkveehouderij, waar de dieren (melkkoeien, geiten, schapen en paarden)<br />
weidegang, uitloop of een deels dichte vloer ter beschikking hebben.<br />
Gangbare varkensmest mag u alleen gebruiken als het gaat om vaste mest van<br />
scharrelvarkens.<br />
In dit informatieblad treft u een overzicht aan van de in de EU-bijlage I genoemde<br />
meststoffen. Dit is bijlage A. In dit overzicht zijn de meststoffen onderverdeeld in<br />
stikstofhoudende A- en B-meststoffen en toegestane, niet stikstofhoudende<br />
meststoffen.<br />
In 2010 moet minimaal 50 % van de gebruikte stikstof afkomstig zijn uit Ameststoffen.<br />
Dit percentage gaat stapsgewijs omhoog. Streven is dat in 2020 alleen<br />
nog maar biologische meststoffen worden gebruikt.<br />
3. Biologische mest op biologische grond. Vanaf 2010 moet u minimaal 75% van uw<br />
biologische mest afzetten op biologische grond. Vanaf 2012 is dat 100%. De aan- en<br />
verkoop van biologische mest moet u kunnen aantonen.<br />
Overige meststoffen<br />
De groep C-meststoffen bestaat uit niet-biologische dierlijke mest en andere nietbiologische<br />
meststoffen die niet zijn toegestaan omdat a. ze niet vermeld staan op<br />
bijlage A of b. er voldoende biologisch alternatief bestaat. Denk bijvoorbeeld aan<br />
niet-biologische pluimveemest.<br />
Tussenopslag mest<br />
Zorg dat u duidelijke mestbonnen heeft waarop datum transport, hoeveelheid,<br />
leverancier<br />
en afnemer duidelijk leesbaar zijn. Biologische mest kan alleen via 1 op 1 transport.<br />
Tussenopslag bij een intermediair is niet toegestaan.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 9
Aan- en afvoer van dierlijk mest<br />
U mag geen biologische mest afvoeren en mest van dezelfde diersoort gangbaar<br />
weer aanvoeren. Dus afvoer van biologische rundveestalmest en aanvoer van<br />
gangbare rundveedrijfmest is niet toegestaan.<br />
Rekenvoorbeeld<br />
Veeteeltbedrijf met 50 ha<br />
Leghennen: 20.000, excretienorm 0,371 kg N/dier<br />
Melkvee: 50 stuks, excretienorm 96,1 kg N/dier<br />
N-productie: 12.225 kg N<br />
Plaatsingsruimte: 8.500 kg N<br />
Geen aanvoer van stikstof uit andere meststoffen<br />
Voorbeeld 1<br />
U rijdt 6000 kg N uit op eigen grond. De rest zet u af op niet-biologische percelen.<br />
- percentage dierlijke mest op biologische grond = 6000 / 12.225 * 100 = 49 %<br />
- dierlijke stikstof = 6000 / 50 = 120 kg N / ha<br />
- percentage A-meststoffen = 6000 / 6000 * 100 = 100 %<br />
Conclusie: Voldoet niet. U moet minimaal 75 % van de geproduceerde mest afzetten<br />
op biologische grond. Dit is 9169 kg N (= 75 % van 12.225). U heeft 3169 kg N<br />
teveel afgezet op niet-biologische percelen. U voldoet wel aan de eisen van<br />
maximaal 170 kg / ha dierlijke stikstof en minimaal 50 % A-meststoffen.<br />
Voorbeeld 2<br />
U rijdt 10.000 kg N uit op eigen grond. De rest zet u af op niet-biologische percelen.<br />
- percentage dierlijke mest op biologische grond = 10.000 / 12.225 * 100 = 82 %<br />
- dierlijke stikstof = 10.000 / 50 = 200 kg N / ha<br />
- percentage A-meststoffen = 10.000 / 10.000 * 100 = 100 %<br />
Conclusie: Voldoet niet. U voldoet aan de eisen dat u minimaal 75 % van de<br />
geproduceerde mest afzetten op biologische grond en dat u minimaal 50 % Ameststoffen<br />
gebruikt. Maar u rijdt meer dan 170 kg dierlijke stikstof uit per hectare.<br />
Voorbeeld 3<br />
U rijdt 6000 kg N uit op eigen grond. 4000 kg N raakt u kwijt aan uw biologische<br />
buurman. De rest zet u af op niet-biologische percelen.<br />
- percentage dierlijke mest op biologische grond = 10.000 / 12.225 * 100 = 82 %<br />
- dierlijke stikstof = 6000 / 50 = 120 kg N / ha<br />
- percentage A-meststoffen = 6000 / 6000 * 100 = 100 %<br />
Conclusie: Prima. U zet minimaal 75 % van de geproduceerde mest af op biologische<br />
grond. U heeft voldoende A-meststoffen en de hoeveelheid dierlijke mest blijft onder<br />
de grens van 170 kg/ha.<br />
Let op:<br />
Bij bovengenoemde voorbeelden is geen rekening gehouden met de hoeveelheid<br />
fosfaat. De biologische regels stellen hier geen eisen aan.<br />
Meer rekenvoorbeelden vindt u op www.skal.<strong>nl</strong> onder Biologische mestregels.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 10
5. Herkomst van dieren<br />
Runderen, geiten, schapen, varkens en pluimvee die u op uw biologische bedrijf<br />
aanvoert moeten van biologische oorsprong zijn. De dieren die op de startdatum van<br />
de omschakelingsperiode op het bedrijf aanwezig zijn, kunt u na toestemming van<br />
Skal omschakelen.<br />
Slechts in een beperkt aantal gevallen kan Skal ontheffing verlenen voor de aanvoer<br />
van gangbare dieren. Nadat u gangbare dieren op uw biologische bedrijf heeft<br />
binnengebracht geldt de normale omschakelingsperiode, voordat u de dieren of de<br />
door hen geproduceerde melk, vlees of eieren als biologisch mag verkopen.<br />
Gangbare mannelijke dieren voor de fokkerij mag u aanvoeren, mits ze daarna<br />
volledig biologisch worden gehouden. Hiervoor hoeft u geen ontheffing aan te<br />
vragen.<br />
Voor de aanvoer van gangbare vrouwelijke dieren is altijd een ontheffing nodig. Voor<br />
informatie per diersoort, zie hoofdstuk 13.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 11
6. Weidegang, uitlopen en huisvesting<br />
Weidegang<br />
Alle runderen, geiten en schapen moeten altijd vrije toegang hebben tot weidegrond<br />
als de weers-, bodem- en gezondheidsomstandigheden dat toelaten. De veebezetting<br />
in de wei moet zo laag zijn dat geen overbegrazing of verdrassing optreden.<br />
Uitlopen<br />
Uitlopen moeten voldoende beschutting bieden tegen regen, wind, zon en extreme<br />
temperaturen.<br />
Huisvesting<br />
In de stallen moet ruimschoots daglicht en natuurlijke ventilatie aanwezig zijn. Elk<br />
dier moet over voldoende oppervlakte aan binnenruimte beschikken. Met<br />
binnenruimte wordt hier de netto ruimte bedoeld die het dier beschikbaar heeft om<br />
te lopen, gemakkelijk te gaan liggen, zich om te draaien en zich te kunnen<br />
verzorgen. Voor de binnenruimte geldt een voorgeschreven minimumruimte.<br />
Voor stallen die vóór 24 augustus 1999 zijn gebouwd en voldoen aan de toen<br />
geldende Skal-normen, bestaat tot en met 2010 een ontheffingsmogelijkheid voor de<br />
voorgeschreven minimale oppervlakte aan binnenruimte en/of de verplichte<br />
weidegang. Deze ontheffing geldt alleen gedurende de overgangsperiode (zie<br />
hoofdstuk 12: ontheffingen). Na 2010 dient de huisvesting te voldoen aan de EUvoorschriften.<br />
Huisvesting voor rundvee, varkens, schapen en geiten<br />
Maximaal de helft van het totale vloeroppervlak van de voor de dieren beschikbare<br />
binnenruimte mag bestaan uit latten- of roosterconstructies. De rest van het<br />
vloeroppervlak moet dicht zijn, met een vlakke vloer waarop de dieren niet makkelijk<br />
kunnen uitglijden.<br />
Elk dier moet een schone en droge ligruimte hebben, ingestrooid met voldoende en<br />
droog strooisel van een natuurlijk materiaal (stro en andere geschikte materialen). U<br />
mag gangbaar stro als strooisel gebruiken, mits het niet als ruwvoer dient. U mag<br />
niet tegelijk gangbaar stro en biologisch stro gebruiken, ook niet als het gangbare<br />
stro alleen als strooisel dient en u het biologische stro voert.<br />
U mag dieren niet aanbinden of vastzetten, tenzij dit vanwege het welzijn of de<br />
veiligheid van een individueel dier gedurende een beperkte periode noodzakelijk is.<br />
In twee uitzonderingssituaties mag u runderen aanbinden (zie hoofdstuk 12<br />
“Ontheffingsmogelijkheden”).<br />
Huisvesting tijdens het afmesten<br />
Bij het afmesten van runderen, geiten, schapen of varkens voor de vleesproductie mag u<br />
gedurende een beperkte periode afwijken van de verplichte toegang tot weidegrond en<br />
buitenruimte. De periode waarin u de dieren binnen afmest, mag niet langer zijn dan een vijfde deel<br />
van hun levensduur en in elk geval niet langer dan 3 maanden. Vanaf 1 januari 2011 mogen schapen<br />
en varkens niet meer binnen worden afgemest.<br />
Reiniging van de stallen<br />
Voor het reinigen van de stallen en het ontsmetten van gebouwen en installaties<br />
mag u uitsluitend de producten gebruiken die zijn opgenomen in bijlage VII van de<br />
EU-Verordening. U mag daarbij rodenticiden (= middelen voor de bestrijding van<br />
ratten en muizen) gebruiken.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 12
7. Diervoeding<br />
Bij het inkuilen mag u uitsluitend de toevoegingen en hulpstoffen gebruiken die zijn<br />
opgenomen in de onderdelen 1.3 a, 1.3 d en 3 van bijlage VI.<br />
Rantsoen<br />
De volgende uitgangspunten gelden voor de samenstelling van het rantsoen:<br />
Alle rantsoenberekeningen zijn op basis van droge stof gehaltes. De berekening<br />
vindt plaats over een periode van één kalenderjaar;<br />
Met ingang van 1 januari 2009 mag maximaal 30% van het rantsoen bestaan uit<br />
omschakelingsvoer. Als al het omschakelingsvoer afkomstig is van het eigen<br />
bedrijf, mag dat percentage 100% zijn. Dit betekent dat als u krachtvoer<br />
aankoopt waarin in omschakelingsvoer is verwerkt, het percentage in<br />
omschakelingsvoer 30% mag zijn.<br />
20% van het totale rantsoen mag bestaan uit overblijvende voedergewassen<br />
(gras en luzerne) en eiwithoudende gewassen (erwten, tuinbonen, veldbonen,<br />
kapucijners, schokkers en lupinen) geoogst van percelen van uw eigen bedrijf die<br />
zich nog in het eerste jaar van omschakeling bevinden en die u de vijf jaar<br />
daarvoor niet biologisch heeft beheerd. Het totale percentage van voer van<br />
percelen die zich in het eerste en tweede omschakelingsjaar bevinden mag niet<br />
hoger zijn dan de eerder genoemde maximum percentages van 30 of 100%<br />
afhankelijk van de herkomst van het omschakelingsvoer;<br />
Minimaal 60% van het dagrantsoen van rundvee, geiten en schapen moet<br />
bestaan uit ruwvoer (dus maximaal 40% van het dagrantsoen mag krachtvoer<br />
zijn). Ruwvoer mag nooit gangbaar zijn;<br />
Aan het dagrantsoen van varkens en pluimvee moet u biologisch ruwvoer, vers of<br />
gedroogd voer of kuilvoer toevoegen;<br />
De basis van de voeding van jonge zoogdieren moet bestaan uit natuurlijke melk,<br />
bij voorkeur moedermelk:<br />
kalveren gedurende minimaal 3 maanden;<br />
lammeren (geiten en schapen) gedurende minimaal 45 dagen;<br />
biggen gedurende minimaal 40 dagen.<br />
Het is toegestaan om melk bereid van biologisch melkpoeder te verstrekken. Voor<br />
biggen geldt dit alleen als de zeug niet genoeg melk levert en de gezondheid van<br />
de big hierdoor in gevaar komt.<br />
Deze melk mag in géén geval antibiotica of geneesmiddelen bevatten.<br />
Natuurlijke biest moet biologisch zijn (bijv. voor lammeren biest van de<br />
biologische koe). Zolang er geen biologische biestvervanger bestaat, mag u evt.<br />
gangbare biestvervanger gebruiken.<br />
Hooi of kuilvoer uit natuurgebieden mag u alléén aan uw biologische dieren<br />
voeren als u een verklaring heeft van de eigenaar van het perceel<br />
(Staatsbosbeheer, Provinciale Landschappen of Natuurmonumenten). Daaruit<br />
moet blijken dat het ruwvoer afkomstig is van een perceel dat al minimaal drie<br />
jaar niet is behandeld met kunstmest en/of gewasbeschermingsmiddelen. U<br />
bewaart die verklaring bij de aankoopnota.<br />
Wanneer onvoldoende biologisch voer beschikbaar is, mag u tijdelijk beperkt<br />
gebruik maken van gangbaar voer (zie kader). Het gangbare deel van het<br />
rantsoen mag alleen in het krachtvoer zitten, omdat ruwvoer altijd biologisch<br />
moet zijn. De toegelaten gangbare voedermiddelen staan vermeld in bijlage V. In<br />
het dagrantsoen is maximaal 25% gangbaar diervoeder toegestaan.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 13
Maximaal toegestane percentage gangbaar voer<br />
voor runderen, geiten, schapen:<br />
0% vanaf 01-01-2008;<br />
voor varkens, pluimvee:<br />
5% van 01-01-2010 tot en met 31-12-2011.<br />
De volgende voeders worden tot krachtvoer gerekend:<br />
Corn Cob Mix, maiskolvenschroot, perspulp, bierborstel, aardappelvezels, gras- en luzernebrok<br />
Een voedermiddel dat aan de volgende drie eisen voldoet:<br />
- meer dan 900 VEM/kg droge stof - structuur van 0,3 of minder - droge stof van 80% of meer<br />
Alle overige voedermiddelen worden tot de ruwvoeders gerekend.<br />
8. Gezondheidszorg<br />
In de biologische veehouderij staat ziektepreventie voorop. Uitgangspunt is dat<br />
rassenkeuze, voeding, verzorging en leefomstandigheden van de dieren zorgen voor<br />
een optimale natuurlijke weerstand tegen ziekten. Bij de behandeling van ziekten<br />
hebben natuurlijke en homeopathische middelen de voorkeur.<br />
Als deze middelen niet doeltreffend zijn en een andere behandeling noodzakelijk is<br />
om pijn of lijden van een dier te voorkomen, kunt u onder verantwoordelijkheid van<br />
een dierenarts een regulier geneesmiddel gebruiken.<br />
Preventief gebruik van reguliere geneesmiddelen en antibiotica is verboden.<br />
Gebruik van groei- of productiebevorderende stoffen en hormonen of soortgelijke<br />
stoffen om o.a. de voortplanting te regelen is verboden.<br />
Hormonen mogen wel als therapeutische diergeneeskundige behandeling bij een<br />
individueel dier worden toegediend.<br />
Bij het gebruik van diergeneesmiddelen geldt twee keer de wettelijke wachttermijn.<br />
Als geen wettelijke wachttijd is bepaald, geldt een wachttijd van 48 uur.<br />
U moet al het gebruik van diergeneesmiddelen registreren en aan de inspecteur<br />
kunnen laten zien.<br />
Maximum aantal behandelingen<br />
Per jaar zijn maximaal drie behandelingen met antibiotica en chemisch<br />
gesynthetiseerde allopathische diergeneesmiddelen toegestaan. Voor dieren met een<br />
productieve levenscyclus korter dan één jaar (bijvoorbeeld vleesrammen,<br />
vleeskippen, vleesvarkens), is één behandeling per jaar het maximum.<br />
Het aantal behandelingen telt u per individueel dier. Een serie behandelingen voor<br />
één aandoening telt als één behandeling. Als u een dier behandelt voor<br />
verschillende, met elkaar samenhangende ziektebeelden, telt u dit als één<br />
behandeling.<br />
Bij het bepalen van het maximum aantal behandelingen tellen niet mee:<br />
behandelingen die wettelijk zijn voorgeschreven;<br />
inentingen/vaccinaties;<br />
behandelingen tegen parasieten.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 14
Een overschrijding van het toegestane aantal behandelingen moet u melden bij Skal.<br />
Dieren die meer dan het toegelaten aantal behandelingen hebben ondergaan,<br />
moeten duidelijk te herkennen zijn en mag u niet als biologisch verkopen. Melk of<br />
eieren van deze dieren moet u apart houden en mag u niet als biologisch verkopen.<br />
Na toestemming van Skal mag u deze dieren opnieuw omschakelen.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 15
9. Aanvullende eisen<br />
Alle handelingen met de dieren, zoals bepaalde ingrepen en transport, moet u met<br />
zorg voor het welzijn van de dieren uitvoeren.<br />
De volgende voorschriften gelden ten aanzien van veehouderijpraktijken:<br />
De voortplanting moet gebaseerd zijn op natuurlijke methoden. Kunstmatige<br />
inseminatie is echter toegestaan. Andere vormen van kunstmatige of met ingrepen<br />
bewerkstelligde voortplanting, zoals embryotransplantatie, zijn verboden.<br />
Ingrepen, zoals het aanbrengen van rubberbanden om staarten, het couperen van<br />
staarten, tanden knippen en snavelkappen, zijn verboden.<br />
Routinematig onthoornen van runderen en geiten is niet meer toegestaan. Dit mag<br />
alleen met een ontheffing. U kunt hiervoor éénmalig ontheffing aanvragen.<br />
Bij het onthoornen moet u het lijden van de dieren tot een minimum beperken. Het<br />
moet op de meest geschikte leeftijd en onder verdoving uitgevoerd onder<br />
verantwoordelijkheid van een dierenarts.<br />
Castratie van vleesvee en vleesvarkens is toegestaan als u de castratie op de meest<br />
geschikte leeftijd uitvoert onder verantwoordelijkheid van een dierenarts. Het lijden<br />
van de dieren moet tot een minimum worden beperkt. Het onverdoofd castreren van<br />
biggen is niet meer toegestaan.<br />
Vastzetten en aanbinden van dieren is verboden. Alleen als het nodig is voor de<br />
veiligheid of het welzijn van het dier kan Skal toestaan dat u individuele dieren<br />
gedurende een beperkte tijd aanbindt of vastzet (bijvoorbeeld zeugen rond het<br />
werpen). Dit wordt tijdens de inspectie beoordeeld.<br />
Voor rundvee in een grupstal is ontheffing van het verbod op aanbinden mogelijk, zie<br />
hoofdstuk 11.<br />
Bij transport van dieren mag u geen allopathische (gangbare) kalmeringsmiddelen<br />
gebruiken en is het gebruik van elektronische dwangmiddelen verboden.<br />
De dieren moeten gedurende het hele productieproces en bij transport altijd als<br />
biologisch identificeerbaar zijn.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 16
10. Administratie<br />
Biologische veehouders zijn verplicht hun bedrijfsvoering goed te registreren. Voor<br />
een aantal gegevens kunt u gebruik maken van bestaande registraties. Voor een<br />
aantal registraties verstrekt Skal formulieren.<br />
De volgende gegevens moet u bijhouden en beschikbaar hebben tijdens de inspectie:<br />
Algemeen:<br />
aard (biologisch/in omschakeling/gangbaar) en hoeveelheid van aangekochte<br />
producten of materialen (zoals voeders, uitgangsmateriaal, meststoffen,<br />
diergeneesmiddelen, reinigingsmiddelen), het gebruik daarvan (zoals op welke<br />
percelen, bij welke dieren toegepast) en de datum van aankoop of aanvoer;<br />
verleende ontheffingen;<br />
gentechnologievrij-verklaringen voor aangevoerde gangbare grond- en<br />
hulpstoffen. In de praktijk speelt dit bijvoorbeeld bij diervoeders, technische<br />
hulpmiddelen voor diervoeders, uitgangsmateriaal en gewasbeschermingsmiddelen<br />
(zie www.skal.<strong>nl</strong> voor meer informatie en een checklist);<br />
ingangscontrole bij ontvangst van biologisch producten (zoals voeders,<br />
uitgangsmateriaal). Dit houdt in dat u moet nagaan of de verpakking volgens de<br />
regels is afgesloten en de biologische aanduiding correct is. Hiervan moet u een<br />
aantekening in de administratie bijhouden (bijvoorbeeld afvinken van het<br />
afleveringsbewijs);<br />
registratie van klachten van afnemers over producten die u in de handel brengt<br />
en de getroffen maatregelen naar aa<strong>nl</strong>eiding van die klachten.<br />
Plantaardige productie:<br />
bouwplan, inclusief toegepaste groenbemesting;<br />
schema voor het uitrijden van mest;<br />
in voorkomend geval, contracten met andere biologische bedrijven m.b.t. het<br />
uitrijden van mest;<br />
oogstgegevens: aard, datum, hoeveelheid en bestemming van de verkochte<br />
landbouwproducten en datum van verkoop of afvoeren.<br />
<strong>Veehouderij</strong>:<br />
voor dieren die op het bedrijf aankomen: herkomst en aankomstdatum,<br />
omschakelingsperiode, identificatiemerk en diergeneeskundig dossier;<br />
voor dieren die het bedrijf verlaten: leeftijd, aantal, gewicht in geval van<br />
slachten, identificatiemerk en bestemming van de dieren en datum van afvoeren;<br />
perioden waarin de dieren toegang hebben tot weidegrond en uitlopen<br />
(bijvoorbeeld graslandgebruikskalender);<br />
samenstelling aangekochte mengvoeders;<br />
soort voeder met inbegrip van toevoegingsmiddelen, aandeel van de<br />
verschillende ingrediënten in het rantsoen;<br />
wat ziektepreventie, de behandelingen van ziekten en diergeneeskundige zorg<br />
betreft: datum van behandeling, diagnose, aard van het middel waarmee u heeft<br />
behandeld, behandelingswijze, recepten van de dierenarts met motivering<br />
daarvan en wachttijden die u moet aanhouden voordat u de betrokken dierlijke<br />
producten in de handel mag brengen.<br />
Verpakkingen en containers<br />
De producten of dieren die uw bedrijf verlaten mogen niet verwisseld kunnen worden<br />
met andere producten of dieren.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 17
Verpakkingen of containers (kisten, vrachtwagen/bulkvervoer) met producten<br />
moeten daarom goed zijn afgesloten en in elk geval voorzien zijn van een etiket<br />
met:<br />
uw naam en adres of een verklaring die Skal en de afnemer in staat stellen de<br />
producent te identificeren;<br />
naam van het product en, afhankelijk van de status van het product, de<br />
aanduiding “biologisch” of “geproduceerd tijdens omschakeling op biologische<br />
landbouw” of geen aanduiding (als het product als gangbaar moet worden<br />
afgezet).<br />
Skalnummer<br />
Traceerbaarheidscode, bv. oogstdatum of houdbaarheidsdatum<br />
Verpakkingen of containers hoeven niet te worden afgesloten als de producten<br />
worden vervoerd naar een bedrijf dat ook bij Skal is geregistreerd en/of door Skal<br />
wordt geïnspecteerd en er een document bij aanwezig is met bovengenoemde<br />
gegevens.<br />
Skal stelt blanco formulieren voor de “Eigen verklaring” ter beschikking. Deze kunt u<br />
gebruiken voor dieren of bij partijen die niet geschikt zijn voor het aanbrengen van<br />
een etiket of label, om ze bij vervoer en verkoop toch te kunnen voorzien van de<br />
voorgeschreven aanduiding. Op de “Eigen verklaring” (zie www.skal.<strong>nl</strong>) kunt u zelf<br />
de voorgeschreven aanduiding zetten.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 18
11. Ontheffingsmogelijkheden<br />
U mag in bepaalde gevallen van sommige voorschriften afwijken. Daarvoor is wel<br />
een ontheffing nodig. Sommige ontheffingen kan de inspecteur tijdens de inspectie<br />
verlenen. Andere ontheffingen moet u eerst schriftelijk aanvragen.<br />
Een ontheffing moet door Skal zijn toegekend vóórdat u de betreffende activiteit<br />
uitvoert of vóór de datum dat u moet voldoen aan het betreffende voorschrift.<br />
De ontheffingen die hieronder worden genoemd moet u altijd schriftelijk bij Skal<br />
aanvragen. Formulieren daarvoor zijn bij Skal verkrijgbaar of kunt u dow<strong>nl</strong>oaden van<br />
onze website www.skal.<strong>nl</strong>. Skal beoordeelt of u voldoet aan alle voorwaarden die<br />
voor de betreffende ontheffing gelden. Na goedkeuring ontvangt u schriftelijk<br />
toestemming. Ontheffing van de volgende voorschriften is mogelijk:<br />
Ontheffing zaaizaad/vegetatief teeltmateriaal voor het gebruik van gangbaar, niet<br />
ontsmet uitgangsmateriaal.<br />
Ontheffing voor de aanvoer van gangbare dieren als er geen biologische<br />
dieren verkrijgbaar zijn. Dit is mogelijk in de volgende gevallen:<br />
voor aanvulling van de veestapel na grote sterfte door gezondheidsproblemen<br />
of een ramp, voor jonge leghennen, eendagskuikens en biggen voor de<br />
fokkerij die minder wegen dan 35 kilo;<br />
voor aanvulling op de natuurlijke aanwas en voor de vernieuwing van de<br />
veestapel;<br />
voor een aanzie<strong>nl</strong>ijke bedrijfsuitbreiding, een verandering van ras, opzet van<br />
een nieuwe tak van veehouderij of voor rassen die voor de landbouw verloren<br />
dreigen te gaan.<br />
Ontheffing van het verbod op het aanbinden van runderen in stallen die al<br />
vóór 24 augustus 2000 bestonden of waarvan al met de bouw was gestart.<br />
Voorwaarden zijn dat u de runderen in het weideseizoen weidegang geeft en u ze<br />
in de winterperiode minimaal twee keer per week toegang geeft tot een<br />
weide/uitloop in de open lucht. De stallen moeten van voldoende strooisel zijn<br />
voorzien. Bovendien voeren wij een extra inspectie uit op uw kosten. Deze<br />
ontheffing is alleen mogelijk gedurende de overgangsperiode die afloopt op 31<br />
december 2013, tenzij EL&I anders beslist.<br />
Ontheffing van het verbod op het aanbinden van runderen op biologische<br />
bedrijven met maximaal 10 runderen (dit is inclusief jongvee). Voorwaarde is<br />
dat de dieren in de winter minimaal twee maal per week toegang hebben tot<br />
weidegrond, een uitloop of een andere bewegingsruimte. In de zomer moeten de<br />
dieren weidegang geboden krijgen.<br />
Een uitloop moet een minimale oppervlakte hebben van 4,5m 2 per koe.<br />
Om voor deze ontheffing in aanmerking te komen moet uw bedrijf voldoen aan de<br />
tot 24 augustus 2000 geldende Skal-normen. Deze ontheffingsmogelijkheid blijft<br />
mogelijk tot EL&I anders beslist.<br />
Ontheffing van het voorschrift voor de beschikbare binnenruimte van stallen<br />
en/of voor de voorgeschreven bewegingsruimte in de open lucht voor<br />
vleespluimvee. Deze ontheffing is uitsluitend mogelijk in stallen die al vóór 24<br />
augustus 1999 zijn gebouwd en voldoen aan de toen geldende Skal-normen.<br />
Wij voeren een extra inspectie uit op uw kosten. Deze ontheffingsmogelijkheid<br />
blijft mogelijk tot EL&I anders beslist.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 19
U mag afwijken van de volgende voorschriften zonder dat u hiervoor ontheffing<br />
hoeft aan te vragen:<br />
U mag gangbaar vee weiden op biologische weidegronden. De dieren moeten<br />
van een ander soort zijn dan de dieren die u biologisch houdt. Bovendien mag dit<br />
voor een periode van maximaal 7 maanden per jaar.<br />
U mag biologisch vee weiden op gemeenschappelijke grond. Dit is grond van<br />
organisaties zoals bijvoorbeeld Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten of<br />
Provinciale Landschappen. Deze grond mag gedurende tenminste drie jaren niet<br />
zijn behandeld met andere producten dan die zijn toegestaan in bijlage A.<br />
Zie ook www.skal.<strong>nl</strong> voor toelichtingen bij de ontheffingsaanvragen.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 20
12. Bereiding, handel en opslag<br />
Verkoop/bereiding/verwerking van eigen biologische producten<br />
Als gecertificeerde landbouwer kunt u uw eigen biologische producten aan de<br />
consument verkopen met verwijzing naar de biologische productiemethode.<br />
Als u producten verwerkt of laat verwerken, bijv. fruit verwerken tot jam, wassen<br />
van peen, laten slachten van vee, moet u bij Skal productspecificaties indienen. Op<br />
deze productspecificaties vult u in uit welke ingrediënten het product bestaat en<br />
waar het verwerkt wordt. Voldoet het product aan alle voorwaarden, dan voegt Skal<br />
het toe aan uw certificaat.<br />
Voor onverwerkte producten, zoals bijv. fruit, hoeft u geen productspecificatie in te<br />
dienen.<br />
U kunt naast uw eigen biologische producten ook aangekochte biologische producten<br />
aan de consument verkopen.<br />
In alle gevallen geldt dat alles wat u doet gecertificeerd moet zijn, zowel de<br />
activiteiten als de producten.<br />
Bereiding/verwerking van biologische en gangbare producten<br />
Als u naast uw biologische producten ook gangbare producten verwerkt of bereidt zal<br />
er een aparte inspectie plaatsvinden voor het bereidings/verwerkingsgedeelte van<br />
uw bedrijf. Beide inspecties vallen onder eenzelfde Skalnummer en u hoeft geen<br />
extra kosten te betalen, tenzij u aparte locaties heeft die op meer dan 10 kilometer<br />
afstand van de hoofdlocatie liggen.<br />
Meer informatie over bereiding kunt u lezen op onze website.<br />
Handel en opslag<br />
Als u handelt en uw producten niet rechtstreeks aan de eindconsument verkoopt,<br />
moet u zich bij Skal registreren als handelaar.<br />
Opslag van alleen biologische producten op uw eigen bedrijf of een ander biologisch<br />
gecertificeerd bedrijf is toegestaan.<br />
Huurt u opslagruimte, dan behoort deze ruimte tot uw biologische bedrijf en wordt<br />
de opslagruimte geïnspecteerd. U meldt dit zelf bij Skal. Meer informatie over handel<br />
en opslag kunt u lezen op onze website.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 21
13. Informatie per diersoort<br />
Rundvee<br />
In dit hoofdstuk treft u informatie aan die specifiek geldt voor rundvee.<br />
De algemene informatie die voor alle diersoorten van toepassing is, staat in<br />
voorgaande hoofdstukken.<br />
Omschakeling<br />
De omschakeling van alleen dieren duurt:<br />
- 12 maanden voor runderen bestemd voor de vleesproductie; als de<br />
verblijfsperiode van vleesvee op het biologische bedrijf korter is dan 12<br />
maanden, moet u de dieren in elk geval gedurende tenminste driekwart<br />
van hun levensduur biologisch houden voordat u het vlees als<br />
biologisch mag verkopen;<br />
- 6 maanden voor runderen, gehouden voor de melkproductie.<br />
Dieren moeten aan alle voorwaarden voldoen. Dit betekent dat ook de percelen in<br />
omschakeling of biologisch moeten zijn.<br />
Herkomst van dieren<br />
In de volgende gevallen verleent de inspecteur ontheffing voor de aanwezigheid of<br />
aanvoer van gangbare dieren tijdens de inspectie en hoeft u dit niet schriftelijk bij<br />
Skal aan te vragen:<br />
- voor dieren die op de startdatum al aanwezig zijn op een bedrijf dat omschakelt;<br />
- wanneer bij de opzet van een nieuw bedrijf of een nieuwe bedrijfstak onvoldoende<br />
biologische dieren voorhanden zijn, mag u gangbare kalveren voor de fokkerij,<br />
jonger dan 6 maanden aanvoeren.<br />
De kalveren moet u, zodra zij gespeend zijn, volgens biologische voorschriften<br />
houden.<br />
In de volgende gevallen moet u de ontheffing vooraf schriftelijk bij Skal aanvragen<br />
(zie verder hoofdstuk 12: ontheffingsmogelijkheden):<br />
- ter aanvulling van de natuurlijke aanwas en voor vernieuwing van de veestapel kan<br />
Skal toestemming geven tot aankoop van gangbare vrouwelijke dieren die nog niet<br />
hebben gekalfd. Daarbij geldt een maximum van 10% van het aantal volwassen<br />
runderen per jaar;<br />
- bij een aanzie<strong>nl</strong>ijke bedrijfsuitbreiding (een uitbreiding van 30% of meer) kan Skal<br />
toestemming geven tot de aankoop van gangbare vrouwelijke dieren die nog niet<br />
hebben gekalfd. Daarbij geldt een maximum van 40% van het aantal volwassen<br />
dieren;<br />
- als rassen voor de landbouw verloren dreigen te gaan. Deze dieren mogen al<br />
hebben gekalfd. Hierbij geldt een maximum van 40% van het aantal volwassen<br />
dieren. U moet aantonen dat het om stamboekvee gaat d.m.v. stamboek- of NRS<br />
gegevens;<br />
-<br />
- bij overstap op een ander ras kan Skal toestemming geven tot de aankoop van<br />
gangbare vrouwelijke dieren die nog niet hebben gekalfd. Daarbij geldt een<br />
maximum van 40% van het aantal volwassen dieren;<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 22
- als zich grote sterfte voordoet onder de dieren als gevolg van<br />
gezondheidsproblemen of een ramp kunt u toestemming krijgen voor de aankoop<br />
van gangbaar vee voor de vernieuwing of aanvulling van de veestapel.<br />
Tip:<br />
Zorg ervoor dat de periode tussen aankoop van jonge vrouwelijke dieren en afkalven<br />
langer is dan de omschakelingsperiode. Dit om te voorkomen dat u bijvoorbeeld bij<br />
de start van de lactatie de melk van deze dieren een enige tijd apart moet opslaan<br />
en afzetten.<br />
Weidegang, uitloop stieren, huisvesting<br />
Weidegang<br />
Alle runderen moeten altijd vrije toegang hebben tot weidegrond als de weers-,<br />
bodem- en gezondheidsomstandigheden dat toelaten. De veebezetting in de wei<br />
moet zo laag zijn dat geen overbegrazing of verdrassing optreden.<br />
Uitloop stieren<br />
Alleen voor stieren ouder dan één jaar is weidegang niet verplicht. Voor de stieren<br />
die gedurende het weideseizoen geen toegang hebben tot weidegrond, moet u<br />
voldoende bewegingsruimte in de open lucht beschikbaar stellen. Deze<br />
bewegingsruimte mag u voor maximaal 75% overdekken.<br />
De voorgeschreven minimale oppervlakte aan buitenruimte voor stieren die<br />
geen toegang hebben tot weidegrond is 30 m2 per stier.<br />
Huisvesting voor rundvee<br />
De voorgeschreven minimale oppervlakte aan binnenruimte is:<br />
diersoort categorie m 2 per dier<br />
rundvee melkkoe 6 m 2<br />
fokstier 10 m 2<br />
fok-/vleesrund tot 100 kg 1,5 m 2<br />
fok-/vleesrund tot 200 kg 2,5 m 2<br />
fok-/vleesrund tot 350 kg 4,0 m 2<br />
fok-/vleesrund meer dan 350 kg 5m 2 en minstens 1 m2/100 kg per<br />
rund zwaarder dan 350 kg<br />
Vleeskalveren en vleesstieren moet u in groepen houden. Vleeskalveren ouder dan<br />
een week mag u niet in individuele boxen houden.<br />
Op melkveebedrijven mag u kalveren gedurende de zoogperiode in een “iglo”<br />
houden.<br />
Diervoeding<br />
Rantsoen:<br />
Minimaal 60% van het dagrantsoen van rundvee moet bestaan uit ruwvoer.<br />
Ruwvoer mag nooit gangbaar zijn.<br />
De basis van de voeding van jonge kalveren moet gedurende minimaal 3<br />
maanden bestaan uit natuurlijke melk, bij voorkeur moedermelk:<br />
Het is toegestaan om melk bereid van biologisch melkpoeder te verstrekken.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 23
Geiten/Schapen<br />
In dit hoofdstuk treft u informatie aan die specifiek geldt voor geiten en schapen.<br />
De algemene informatie die voor alle diersoorten van toepassing is, staat in<br />
voorgaande hoofdstukken.<br />
Omschakeling<br />
De omschakeling van alleen dieren duurt 6 maanden voor geiten en schapen (zowel<br />
voor melk- als vleesproductie). Dieren moeten aan alle voorwaarden vol-doen. Dit<br />
betekent dat ook de percelen in omschakeling of biologisch moeten zijn.<br />
Herkomst van dieren<br />
In de volgende gevallen verleent de inspecteur ontheffing voor de aanwezigheid of<br />
aanvoer van gangbare dieren tijdens de inspectie en hoeft u dit niet schriftelijk bij<br />
Skal aan te vragen:<br />
- voor dieren die op de startdatum al aanwezig zijn op een bedrijf dat omschakelt;<br />
- wanneer bij de opzet van een nieuw bedrijf of een nieuwe bedrijfstak onvoldoende<br />
biologische dieren voorhanden zijn, mag u gangbare lammeren en geitjes voor de<br />
fokkerij, jonger dan 60 dagen aanvoeren.<br />
Lammeren of geitjes moet u, zodra zij gespeend zijn, volgens biologische<br />
voorschriften houden.<br />
In de volgende gevallen moet u de ontheffing vooraf schriftelijk bij Skal aanvragen<br />
(zie verder hoofdstuk 12: ontheffingsmogelijkheden):<br />
- ter aanvulling van de natuurlijke aanwas en voor vernieuwing van de veestapel kan<br />
Skal toestemming geven tot aankoop van gangbare vrouwelijke dieren die nog niet<br />
hebben geworpen. Daarbij geldt een maximum van 20% van het aantal volwassen<br />
geiten of schapen per jaar;<br />
- bij een aanzie<strong>nl</strong>ijke bedrijfsuitbreiding (een uitbreiding van 30% of meer) kan Skal<br />
toestemming geven tot de aankoop van gangbare vrouwelijke dieren die nog niet<br />
hebben geworpen. Daarbij geldt een maximum van 40% van het aantal volwassen<br />
dieren;<br />
- als rassen voor de landbouw verloren dreigen te gaan. Deze dieren mogen al<br />
hebben gelammerd. Hierbij geldt een maximum van 40% van het aantal volwassen<br />
dieren. U moet aantonen dat het om stamboekvee gaat d.m.v. stamboekgegevens;<br />
- bij overstap op een ander ras kan Skal toestemming geven tot de aankoop van<br />
gangbare vrouwelijke dieren die nog niet hebben geworpen. Daarbij geldt een<br />
maximum van 40% van het aantal volwassen dieren;<br />
- als zich grote sterfte voordoet onder de dieren als gevolg van<br />
gezondheidsproblemen of een ramp kunt u toestemming krijgen voor de aankoop<br />
van gangbaar vee voor de vernieuwing of aanvulling van de veestapel.<br />
Tip:<br />
Zorg ervoor dat de periode tussen aankoop van jonge vrouwelijke dieren en werpen<br />
langer is dan de omschakelingsperiode. Dit om te voorkomen dat u bijvoorbeeld bij<br />
de start van de lactatie de melk van deze dieren een enige tijd apart moet opslaan<br />
en afzetten.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 24
Weidegang en huisvesting<br />
Weidegang<br />
Alle geiten en schapen moeten altijd vrije toegang hebben tot weidegrond als de<br />
weers-, bodem- en gezondheidsomstandigheden dat toelaten. De veebezetting in de<br />
wei moet zo laag zijn dat geen overbegrazing of verdrassing optreden.<br />
Huisvesting voor schapen en geiten<br />
De voorgeschreven minimale oppervlakte aan binnenruimte is:<br />
diersoort categorie m 2 per dier<br />
schapen/geiten lam/jong (zoogperiode, 0-120<br />
dagen)<br />
0,35 m 2<br />
lam/jong (opfokperiode, 121-<br />
360 dagen)<br />
0.85 m 2<br />
schaap/geit (productieve<br />
periode)<br />
1,5 m 2<br />
Diervoeding<br />
Rantsoen:<br />
Minimaal 60% van het dagrantsoen van geiten en schapen moet bestaan uit<br />
ruwvoer. Ruwvoer mag nooit gangbaar zijn;<br />
De basis van de voeding van jonge lammeren (geiten en schapen) moet<br />
gedurende minimaal 45 dagen bestaan uit natuurlijke melk, bij voorkeur<br />
moedermelk.<br />
Het is toegestaan om melk bereid van biologisch melkpoeder te verstrekken.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 25
Varkens<br />
In dit hoofdstuk treft u informatie aan die specifiek geldt voor varkens.<br />
De algemene informatie die voor alle diersoorten van toepassing is, staat in<br />
voorgaande hoofdstukken.<br />
Omschakeling<br />
De omschakeling van varkens voor vermeerdering duurt 6 maanden. Voor de<br />
varkensmesterij moet u biologische biggen aankopen. Voor deze biologische biggen<br />
geldt geen omschakelingsperiode.<br />
Dieren moeten aan alle voorwaarden voldoen. Dit betekent dat ook de onverharde<br />
uitlopen en, indien van toepassing, percelen in omschakeling of biologisch moeten<br />
zijn.<br />
Weidegang voor varkens is niet verplicht en voor verharde uitlopen in de open lucht<br />
geldt geen omschakelingsperiode. In de praktijk kan een varkenshouderijbedrijf<br />
direct beginnen met de omschakeling van de dieren.<br />
Voorbeeld: varkens<br />
Het betreft de omschakeling van een gangbaar gesloten vleesvarkensbedrijf, zonder<br />
weidegang en met verharde uitlopen.<br />
De startdatum van de omschakeling is door Skal vastgesteld op bijv. 1 april.<br />
Vanaf 1 april voert u alle dieren biologisch. De biggen die vóór 1 april van dat jaar<br />
zijn geboren mest u gangbaar af.<br />
Als u alle zeugen én biggen vanaf 1 april biologisch voer geeft, zijn de zeugen en de<br />
biggen die na 1 april worden geboren vanaf 1 oktober (6 maanden na de startdatum)<br />
biologisch, mits u aan alle andere voorwaarden voor biologische productie voldoet.<br />
Nadat u de laatste gangbare varkens (die u ook biologisch voert) aflevert, zijn alle<br />
aanwezige varkens biologisch.<br />
Herkomst van dieren<br />
In de volgende gevallen verleent de inspecteur ontheffing voor de aanwezigheid of<br />
aanvoer van gangbare dieren tijdens de inspectie en hoeft u dit niet schriftelijk bij<br />
Skal aan te vragen:<br />
- voor dieren die op de startdatum al aanwezig zijn op een bedrijf dat omschakelt;<br />
- alleen als bij de opzet van een nieuw bedrijf of een nieuwe bedrijfstak onvoldoende<br />
biologische dieren voorhanden zijn, mag u gangbare biggen voor de fokkerij, die<br />
minder wegen dan 35 kg, aanvoeren.<br />
De biggen moet u, zodra zij gespeend zijn, volgens biologische voorschriften houden.<br />
In de volgende gevallen moet u de ontheffing vooraf schriftelijk bij Skal aanvragen<br />
(zie verder hoofdstuk 12: ontheffingsmogelijkheden):<br />
- ter aanvulling van de natuurlijke aanwas en voor vernieuwing van de veestapel kan<br />
Skal toestemming geven tot aankoop van gangbare vrouwelijke dieren die nog niet<br />
hebben geworpen. Daarbij geldt een maximum van 20% van het aantal volwassen<br />
varkens per jaar;<br />
- als rassen voor de landbouw verloren dreigen te gaan. Deze dieren mogen al<br />
hebben geworpen. Hierbij geldt een maximum van 40% van het aantal volwassen<br />
dieren. U moet aantonen dat het om stamboekvee gaat d.m.v. stamboekgegevens;<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 26
- bij een aanzie<strong>nl</strong>ijke bedrijfsuitbreiding (een uitbreiding van 30% of meer) kan Skal<br />
toestemming geven tot de aankoop van gangbare vrouwelijke dieren die nog niet<br />
hebben geworpen. Daarbij geldt een maximum van 40% van het aantal volwassen<br />
dieren;<br />
- bij overstap op een ander ras kan Skal toestemming geven tot de aankoop van<br />
gangbare vrouwelijke dieren die nog niet hebben geworpen. Daarbij geldt een<br />
maximum van 40% van het aantal volwassen dieren;<br />
- als zich grote sterfte voordoet onder de dieren als gevolg van<br />
gezondheidsproblemen of een ramp kunt u toestemming krijgen voor de aankoop<br />
van gangbaar vee voor de vernieuwing of aanvulling van de veestapel.<br />
Weidegang, uitlopen, huisvesting<br />
Weidegang<br />
Weidegang voor varkens is niet verplicht. Als varkens gebruik maken van weiden of<br />
grasland moet de veebezetting daar zo laag zijn dat geen verdrassing optreedt.<br />
Uitloop varkens<br />
Varkens moeten altijd vrije toegang hebben tot bewegingsruimten of uitlopen in de<br />
open lucht als de weers- en gezondheidsomstandigheden en bodemgesteldheid dat<br />
toelaten.<br />
Uitlopen in de open lucht mogen verhard zijn en voor maximaal 75% overdekt.<br />
Er moet een duidelijk zichtbaar verschil zijn tussen binnen- en buitenruimte. In het<br />
geval van verharde uitlopen is de bodemgesteldheid nooit een reden de varkens<br />
binnen te houden.<br />
Voor de buitenruimtes gelden minimumoppervlaktes waarbij weidegrond niet wordt<br />
meegerekend.<br />
Een uitloop heeft een vrije ruimte vanaf het achterhek van minimaal 4 meter. De<br />
onderste 50 cm. van het achterhek mag dicht zijn.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 27
Het voorschrift voor de minimale oppervlakte aan buitenruimte is (excl. weidegrond):<br />
- 0,6 m2 per vleesvarken lichter dan 50 kg<br />
- 0,8 m2 per vleesvarken van 50 tot 85 kg.<br />
- 1 m2 per vleesvarken van 85 tot 110 kg.<br />
- 0,4 m2 voor biggen ouder dan 40 dagen en tot 30 kg<br />
- 2,5 m2 voor een zogende zeug met biggen<br />
- 1,9 m2 voor zeugen<br />
- 8 m2 voor fokberen<br />
Huisvesting voor varkens<br />
De voorgeschreven minimale oppervlakte aan binnenruimte is:<br />
diersoort Categorie M 2 per dier<br />
varkens zogende zeugen met biggen<br />
tot 40 dagen oud<br />
7,5 m 2<br />
vleesvarkens tot 50 kg 0,8 m 2<br />
vleesvarkens tot 85 kg 1,1 m 2<br />
vleesvarkens tot 110 kg 1,3 m 2<br />
biggen meer dan 40 dagen en<br />
tot 30 kg<br />
0,6 m 2<br />
Fokzeug 2,5 m 2<br />
Fokbeer 6,0 m 2<br />
Behalve in de laatste fase van de dracht en tijdens de zoogperiode moet u zeugen in<br />
groepen houden. Biggen mag u niet houden in vlakke batterijen en biggenkooien. De<br />
varkens moeten in de bewegingsruimten kunnen mesten en wroeten.<br />
Diervoeding<br />
Naast biologisch voer komen uitsluitend diervoeders in aanmerking waarvan de<br />
bestanddelen, toevoegingsmiddelen en hulpstoffen zijn opgenomen in bijlage V en VI<br />
van de EU-Verordening.<br />
Diervoeders mogen niet geproduceerd zijn met behulp van genetisch gemodificeerde<br />
organismen of daarvan afgeleide producten. Antibiotica, medicinale stoffen,<br />
groeibevorderaars en andere stoffen die tot doel hebben de groei of de productie te<br />
bevorderen, mag u niet in diervoeding gebruiken.<br />
Rantsoen:<br />
Aan het dagrantsoen van varkens moet u ruwvoer, vers of gedroogd voer of<br />
kuilvoer toevoegen;<br />
De basis van de voeding van jonge biggen moet gedurende minimaal 40 dagen<br />
bestaan uit natuurlijke melk, bij voorkeur moedermelk:<br />
Maximaal toegestane percentage gangbaar voer voor varkens:<br />
10% van 01-01-2008 tot en met 31-12-2009<br />
5% van 01-01-2010 tot en met 31-12-2011<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 28
Pluimvee<br />
In dit hoofdstuk treft u informatie aan die specifiek geldt voor pluimvee.<br />
De algemene informatie die voor alle diersoorten van toepassing is, staat in<br />
voorgaande hoofdstukken.<br />
Herkomst van dieren<br />
In principe moet u op het (startende) biologische bedrijf biologische dieren<br />
aanvoeren.<br />
In het volgende geval verleent de inspecteur ontheffing voor de aanwezigheid of<br />
aanvoer van gangbare dieren tijdens de inspectie en hoeft u dit niet schriftelijk bij<br />
Skal aan te vragen:<br />
- voor dieren die op de startdatum aanwezig zijn op een bedrijf dat omschakelt. De<br />
dieren schakelen gelijktijdig om met de uitloop. De omschakelingsperiode voor grond<br />
en dieren bedraagt dan één jaar.<br />
Let op: Skal geeft géén toestemming voor omschakeling van aanwezige gangbare<br />
leghennen naar biologisch als de snavels van deze leghennen zijn behandeld.<br />
- ééndagskuikens voor de vleesproductie (jonger dan drie dagen). De omschakeling<br />
van vleeskuikens duurt 10 weken.<br />
In de volgende gevallen moet u de ontheffing vooraf schriftelijk bij Skal<br />
aanvragen (zie verder hoofdstuk 11: ontheffingsmogelijkheden):<br />
- Als u voor het eerst biologische hennen houdt of de koppel biologische leghennen<br />
vernieuwt moet u biologische jonge hennen aanvoeren. Als er geen biologische jonge<br />
hennen beschikbaar zijn, mag u onder voorwaarden gangbare jonge hennen, niet<br />
ouder dan 18 weken, aanvoeren. De voorwaarden waaronder deze gangbare jonge<br />
hennen moeten zijn opgefokt staan op het aanvraagformulier voor de ontheffing en<br />
op www.skal.<strong>nl</strong>.<br />
Dieren moeten aan alle voorwaarden voldoen. Dit betekent dat ook de uitlopen<br />
biologisch moeten zijn.<br />
Uitloop en huisvesting<br />
Uitloop pluimvee<br />
Pluimvee moet minimaal éénderde van haar leven vrije toegang hebben tot uitloop in<br />
de open lucht. Het pluimvee moet aantoonbaar gebruik maken van de gehele<br />
uitloop. Skal bepaalt niet hoe de pluimveehouder dit moet bereiken. De<br />
pluimveehouder moet aan de inspecteur aantonen dat de dieren de gehele uitloop<br />
gebruiken, op alle momenten waarop dat mogelijk is. De pluimveehouder moet<br />
zonodig passende maatregelen nemen.<br />
Alleen tijdens extreme (weers) omstandigheden kan Skal toestaan dat tijdelijk u<br />
geen toegang tot de uitloop geeft.<br />
Waterpluimvee moet toegang hebben tot een waterloop of vijver.<br />
De uitloop moet begroeid zijn, schuilmogelijkheden bieden en de dieren gemakkelijk<br />
toegang geven tot voldoende drink- en waterbakken. Het aantal dieren in de uitloop<br />
moet zo laag zijn dat geen verdrassing op kan treden.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 29
Per dier is een minimale oppervlakte aan buitenruimte verplicht. De buitenruimte<br />
mag bij toerbeurt voor het pluimvee beschikbaar zijn. Na elke ronde moet de uitloop<br />
60 dagen leegstaan.<br />
Het voorschrift voor de oppervlakte aan buitenruimte is:<br />
(mits de mestaanvoernorm van 170 kg N niet wordt overschreden, zie hoofdstuk 4)<br />
- 4 m2 per leghen<br />
- 4 m2 per dier, voor vleeskuikens en parelhoenders<br />
- 4,5 m2 per eend<br />
- 10 m2 per kalkoen<br />
- 15 m2 per gans<br />
- 2,5 m2 per dier, voor mestpluimvee (slachtkuikens, parelhoenders, eenden, kalkoenen en<br />
ganzen) mits de dieren in een mobiele pluimveestal worden gehouden en een maximale<br />
vloeroppervlakte heeft van 150 m2<br />
Huisvesting voor pluimvee<br />
De dieren moeten voldoende ruimte hebben om zich natuurlijk te kunnen gedragen.<br />
Tenminste een derde van het leefoppervlak van de pluimveestal moet bestaan uit<br />
vaste bodem. Dit is de vlakke verharde vloer van de stal op de begane grond. De<br />
vaste bodem moet bedekt zijn met strooisel (stro, turfmolm, houtkrullen of zand).<br />
Door het gebruik van etages mag u het leefoppervlak vergroten. De stallen moeten<br />
openingen hebben waardoor het pluimvee toegang heeft tot de buitenuitlopen. Deze<br />
openingen moeten een totale lengte hebben van minimaal 4 meter per 100 m 2<br />
beschikbare leefruimte.<br />
Voor de stallen van pluimvee gelden de volgende normen:<br />
• max. 6 leghennen per m2<br />
min. 18 cm zitstok per hen<br />
max. 7 leghennen per nest of 120 cm2 per hen in een gemeenschappelijk legnest<br />
• max.10 stuks mestpluimvee (slachtkuikens, parelhoenders, eenden, kalkoenen en<br />
ganzen) per m2 met een maximum van 21 kg levend gewicht per m2,<br />
voor parelhoenders min. 20 cm zitstok per dier<br />
• max. 16 stuks mestpluimvee (slachtkuikens, parelhoenders, eenden, kalkoenen en<br />
ganzen), met een maximum van 30 kg levend gewicht per m2, voor dieren die in een<br />
mobiele pluimveestal worden gehouden en een maximale<br />
vloeroppervlakte heeft van 150 m2<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 30
Voor leghennen moeten legnesten en zitstokken aanwezig zijn. Een zitstok moet<br />
minimaal 30 mm x 30 mm dik zijn. Geïntegreerde zitstokken (bijv. de etagerand, in<br />
het rooster) zijn toegestaan, maar moeten wel als zitstok herkenbaar zijn. Een<br />
zitstok die in het rooster is opgenomen, moet daarom ten minste 3 cm verhoogd<br />
zijn. Van de totale minimum lengte aan zitstokken in een stal moet 50 % extra<br />
verhoogd zijn. Dit betekent ten minste 40 cm vrije ruimte onder de zitstok, minstens<br />
30 cm ruimte tussen de stokken en een vrije ruimte tot het plafond van minimaal 40<br />
cm. Boven de roosters geplaatste A-ruiters zijn toegestaan.<br />
De stallen moeten ruimschoots voorzien zijn van daglicht en natuurlijke ventilatie.<br />
Voor leghennen mag u het daglicht tot maximaal 16 uur per dag aanvullen met<br />
kunstlicht. Daarna moet het kunstlicht ’s nachts minstens 8 uren onafgebroken uit<br />
blijven.<br />
Een “wintergarten”, “veranda” of vergelijkbaar systeem wordt gerekend als deel van<br />
de stal, mits de wintergarten altijd toegankelijk is en verder voldoet aan alle eisen<br />
die aan de stal worden gesteld.<br />
Per pluimveestal mag u maximaal 4.800 vleeskippen, of 3.000 leghennen, of 5.200<br />
parelhoenders, of 4.000 vrouwelijke eenden, of 3.200 mannelijke eenden, of 2.500<br />
kapoenen, ganzen of kalkoenen huisvesten.<br />
Een productie-eenheid (stal) met vleeskuikens mag niet meer dan 1600 m 2 aan<br />
totale nuttige oppervlakte aan stalruimte bedragen. Bij een veebezetting van 10<br />
vleeskuikens per m 2 betekent dit maximaal 16.000 vleeskuikens. In verband met het<br />
maximum van 4.800 vleeskuikens per stal, moet u deze over tenminste vier<br />
afdelingen verdelen.<br />
Biologische opfokhennen<br />
Alle eisen voor pluimvee zijn ook van toepassing op biologische opfokhennen. Ten<br />
aanzien van uitloop en huisvesting zijn aanvullende eisen gesteld:<br />
De minimumoppervlakte van de huisvestingsruimte binnen bedraagt (leeftijd en<br />
maximum aantal dieren):<br />
0 tot 7 weken: 24 per m2<br />
7 tot en met 18 weken: 10 per m2<br />
vanaf 19 weken (127e dag): 6 per m2<br />
- vanaf een leeftijd van 7 weken moeten er verhoogde zitstokken aanwezig zijn met<br />
een lengte van 6 cm per dier;<br />
- de uitloop in de open lucht dient uiterlijk vanaf 56 dagen leeftijd ter beschikking te<br />
staan;<br />
- de minimumoppervlakte van de buitenruimte bedraagt 1 m2 per dier;<br />
- de stal moet voorzien zijn van openingen die voldoende breed en hoog zijn om de<br />
dieren de kans te geven snel naar binnen of naar buiten te gaan;<br />
- er is geen maximum verbonden aan het aantal dieren per stal.<br />
Diervoeding<br />
Naast biologisch voer komen uitsluitend diervoeders in aanmerking waarvan de<br />
bestanddelen, toevoegingsmiddelen en hulpstoffen zijn opgenomen in bijlage V en VI<br />
van de EU-Verordening.<br />
Diervoeders mogen niet geproduceerd zijn met behulp van genetisch gemodificeerde<br />
organismen of daarvan afgeleide producten. Antibiotica, medicinale stoffen,<br />
groeibevorderaars en andere stoffen die tot doel hebben de groei of de productie te<br />
bevorderen, mag u niet in diervoeding gebruiken.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 31
Rantsoen:<br />
Aan het dagrantsoen van pluimvee moet u ruwvoer, vers of gedroogd voer of<br />
kuilvoer toevoegen;<br />
Maximaal toegestane percentage gangbaar voer voor pluimvee:<br />
10% van 01-01-2008 tot en met 31-12-2009;<br />
5% van 01-01-2010 tot en met 31-12-2011.<br />
Aanvullende eisen minimum leeftijd van pluimvee<br />
Voor pluimvee geldt een minimumleeftijd bij de slacht:<br />
kuikens 81 dagen<br />
kapoenen 150 dagen<br />
Pekingeenden 49 dagen<br />
Barbarijse eenden 70 dagen<br />
Mallardeenden 92 dagen<br />
parelhoenders 94 dagen<br />
kalkoenen en braadganzen 140 dagen<br />
Deze minimumleeftijd geldt overigens niet voor traag groeiende pluimveerassen<br />
(rassen die maximaal 40 gram per dag per dier groeien) . Hiervoor geldt minimaal de<br />
omschakelingsperiode, namelijk 10 weken (70 dagen).<br />
Er komt een lijst met traaggroeiende pluimveerassen (deze lijst ligt ter vaststelling<br />
bij het Ministerie van EL&I en zal gepubliceerd worden op onze website zodra deze is<br />
vastgesteld).<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 32
Bijlage A: stikstofhoudende A en B meststoffen<br />
Deze lijst is gebaseerd op bijlage I van Verordening 889/2008 en de Nederlandse herziene invulling van het biologische mestbeleid per 1 januari 2010 . Meststoffen uit deze lijst<br />
moet u meenemen in de berekening van uw percentage A-meststoffen.<br />
Categorie<br />
(A of B<br />
meststof)<br />
Naam<br />
Samengestelde producten die<br />
uitsluitend de hieronder opgesomde<br />
stoffen bevatten<br />
Beschrijving, samenstellingseisen, gebruiksvoorwaarden<br />
(tekst uit Vo. 889/2008)<br />
A dierlijke mest van biologische<br />
gecertificeerde dieren<br />
A organisch materiaal, bij voorkeur<br />
gecomposteerd, van biologische<br />
productie<br />
B Stalmest (=vaste mest) Product, bestaande uit een mengsel van dierlijke mest en<br />
plantaardig materiaal (strooisel).<br />
Het product mag niet afkomstig zijn van niet-grondgebonden<br />
veehouderijen.<br />
B Gecomposteerde dierlijke mest, met<br />
inbegrip van gecomposteerde stalmest<br />
Het product mag niet afkomstig zijn van niet-grondgebonden<br />
veehouderijen.<br />
B Rundveedrijfmest van melkvee Mag worden gebruikt na gecontroleerde vergisting en/of adequate<br />
verdunning Het product mag niet afkomstig zijn van nietgrondgebonden<br />
veehouderijen.<br />
B Gecomposteerd of vergist huishoudelijk<br />
afval<br />
Product op basis van aan de bron gescheiden huishoudelijk afval<br />
dat is gecomposteerd of anaëroob is vergist voor de productie van<br />
biogas.<br />
Alleen huishoudelijk afval van plantaardige en dierlijke oorsprong.<br />
Alleen wanneer het is geproduceerd in een door de lidstaat<br />
aanvaard gesloten en gecontroleerd verzamelsysteem.<br />
Maximumconcentratie in mg/kg droge stof: cadmium: 0,7; koper:<br />
70; nikkel: 25; lood: 45; zink: 200; kwik: 0,4; chroom (totaal):<br />
70; chroom (VI): 0 (*)<br />
B Turf Mag alleen worden gebruikt voor tuinbouw (groenteteelt, sierteelt,<br />
boomteelt, boomkwekerij).<br />
Toelichting op categorie<br />
als vastgesteld door de expertgroep mest<br />
Ook pluimveemest van biologisch gecertificeerde dieren<br />
mag beschouwd worden als A-meststof.<br />
Zie art. 12 lid 1 onderdeel b van Vo. 834/2007<br />
Niet in officiële bijlage 1 van Vo. 889/2008<br />
Varkens:<br />
Niet-biologische, vaste varkensmest is toegestaan als de<br />
varkens op stro worden gehouden. Deze mest mag<br />
beschouwd worden als B-meststof.<br />
Pluimvee:<br />
Er is voldoende biologische pluimveemest beschikbaar.<br />
Niet-biologische pluimveemest mag niet in de biologische<br />
sector gebruikt worden. Deze mest moet beschouwd<br />
worden als C-meststof. Ook mest van scharrel- of vrije<br />
uitloopsystemen moet beschouwd worden als C-meststof<br />
en is dus niet toegestaan.<br />
Pluimvee:<br />
Er is voldoende biologische pluimveemest beschikbaar.<br />
Niet-biologische pluimveemest mag niet in de biologische<br />
sector gebruikt worden. Deze mest moet beschouwd<br />
worden als C-meststof. Ook mest van scharrel- of vrije<br />
uitloopsystemen moet beschouwd worden als C-meststof<br />
en is dus niet toegestaan.
Categorie<br />
(A of B<br />
meststof)<br />
Naam<br />
Samengestelde producten die<br />
uitsluitend de hieronder opgesomde<br />
stoffen bevatten<br />
Beschrijving, samenstellingseisen, gebruiksvoorwaarden<br />
(tekst uit Vo. 889/2008)<br />
B Paddenstoelensubstraatafval Het oorspronkelijke substraat mag alleen producten bevatten die in<br />
deze bijlage voorkomen.<br />
B Wormencompost en uitwerpselen van<br />
insecten<br />
B Guano<br />
A Gecomposteerd plantaardig materiaal<br />
(groencompost)<br />
B Vergist mengsel van plantaardig<br />
materiaal<br />
B De onderstaande producten of<br />
bijproducten van dierlijke oorsprong:<br />
- bloedmeel<br />
- hoefmeel<br />
- hoornmeel<br />
- beendermeel of ontlijmd<br />
beendermeel<br />
- vismeel<br />
- vleesmeel<br />
- verenmeel, haarmeel en chiquetmeel<br />
- wol<br />
- pels<br />
- haren<br />
- zuivelproducten<br />
B Producten en bijproducten van plant<br />
aardige oorsprong voor bemesting<br />
Product op basis van mengsels van plantaardig materiaal dat is<br />
gecomposteerd.<br />
Product op basis van mengsels van plantaardig materiaal dat<br />
anaëroob is vergist voor de productie van biogas<br />
Voor pels: maximumconcentratie chroom (VI) in mg;kg droge stof:<br />
0<br />
Voorbeelden: meel van koeken van oliehoudende zaden,<br />
cacaodoppen, moutkiemen<br />
B Zeewier en zeewierproducten Uitsluitend verkregen door:<br />
i. fysische behandeling met inbegrip van dehydratatie, bevriezing<br />
en vermaling<br />
ii. extractie met water of met zure en/of basische waterige<br />
oplossingen<br />
iii. gisting<br />
B Zaagsel en schaafsel Van hout dat na de kap niet chemisch is behandeld.<br />
Toelichting op categorie<br />
als vastgesteld door de expertgroep mest<br />
Groencompost mag tot 1/1/2012 beschouwd worden als<br />
A meststof, mits de groencompost alleen bestaat uit<br />
bermmaaisel en snoeiafval. Toevoegingen van<br />
gecomposteerd of vergist huishoudelijk afval of andere<br />
reststoffen zijn niet toegestaan.<br />
A Gecomposteerde boomschors Van hout dat na de kap niet chemisch is behandeld. Valt onder de definitie van groencompost.<br />
B Houtas Van hout dat na de kap niet chemisch is behandeld.<br />
B Vinasse en vinasse-extracten Met uitsluiting van ammoniakhoudende vinasse.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 34
Bijlage A: overige niet-stikstofhoudende toegestane meststoffen<br />
Deze lijst bevat de meststoffen die geen stikstofbron zijn en die u dus niet hoeft mee te nemen in de berekening van het percentage A-meststoffen.<br />
Categorie Naam<br />
Samengestelde producten die<br />
uitsluitend de hieronder opgesomde<br />
stoffen bevatten<br />
Beschrijving, samenstellingseisen, gebruiksvoorwaarden<br />
(tekst uit Vo. 889/2008)<br />
Toelichting op categorie<br />
als vastgesteld door de<br />
expertgroep mest<br />
Zacht natuurlijk fosfaat Product omschreven in punt 7 van bijlage IA.2 bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 van<br />
het Europese Parlement en de Raad 1 inzake meststoffen.<br />
Cadmiumgehalte ten hoogste 90 mg/kg P205.<br />
Geen stikstofbron.<br />
Aluminiumcalciumfosfaat Product omschreven in punt 6 van bijlage IA.2 bij Verordening (EG) nr. 2003/2003.<br />
Mag alleen worden gebruikt op basische gronden (pH>7,5).<br />
Geen stikstofbron.<br />
Fosfaatslakken Product omschreven in punt 1 van bijlage IA.2 bij Verordening (EG) nr. 2003/2003. Geen stikstofbron.<br />
Ruw kalizout of kaïniet Product omschreven in punt 1 van bijlage IA.3 bij Verordening (EG) nr. 2003/2003. Geen stikstofbron.<br />
Kaliumsulfaat dat mogelijk<br />
Door een fysisch extractieproces uit ruw kalizout verkregen product, dat mogelijk ook Geen stikstofbron.<br />
magnesiumzout bevat<br />
magnesiumzouten bevat.<br />
Calciumcarbonaat<br />
(krijt, mergel, gemalen kalksteenrots,<br />
kalkwier, fosfaathoudend krijt)<br />
Uitsluitend van natuurlijke oorsprong Geen stikstofbron.<br />
Calcium- en magnesiumcarbonaat Uitsluitend van natuurlijke oorsprong<br />
(bijvoorbeeld: magnesiumhoudend krijt, gemalen magnesiumhoudende kalksteenrots)<br />
Geen stikstofbron.<br />
Magnesiumsulfaat (kieseriet) Uitsluitend van natuurlijke oorsprong. Geen stikstofbron.<br />
Calciumchloride-oplossing Bladbehandeling bij appelbomen, nadat calciumgebrek is aangetoond. Geen stikstofbron.<br />
Calciumsulfaat (gips) Product omschreven in punt 1 van bijlage I.D bij Verordening (EG) nr.<br />
2003/2003.Uitsluitend van natuurlijke oorsprong.<br />
Geen stikstofbron.<br />
Industriekalk afkomstig van de<br />
suikerproductie<br />
Bijproduct van de suikerproductie op basis van suikerbieten Geen stikstofbron.<br />
Industriekalk afkomstig van<br />
vacuümproductie van zout<br />
Bijproduct van vacuümproductie van zout, verkregen uit kalksteen uit de bergen. Geen stikstofbron.<br />
Vrij zwavel Product omschreven in bijlage ID.3 bij Verordening (EG) nr. 2003/2003. Geen stikstofbron.<br />
Spoorelementen Anorganische micronutriënten als opgenomen in deel E van bijlage I bij Verordening<br />
(EG) nr. 2003/2003.<br />
Geen stikstofbron.<br />
Natriumchloride Uitsluitend steenzout. Geen stikstofbron.<br />
Steenmeel en klei Geen stikstofbron.<br />
1 PB L 304 van 21.11.2003, blz. 1.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 35
Bijlage B<br />
Pesticiden — gewasbeschermingsmiddelen<br />
Deze lijst is gebaseerd op bijlage II van Verordening 889/2008. Voor de officiële EUbijlage<br />
verwijzen wij u naar onze website.<br />
Let op: stoffen voorzien van een sterretje* zijn voorzover bekend in Nederland niet<br />
toegelaten als gewasbeschermingsmiddel (aparte wetgeving).<br />
1 Stoffen van plantaardige of van dierlijke oorsprong<br />
Omschrijving Beschrijving, samenstellingseisen,<br />
gebruiksvoorwaarden<br />
Azadirachtine, geëxtraheerd uit Azadirachta<br />
indica (neemboom)<br />
Insecticide<br />
Bijenwas Afdekkingsmiddel voor snoeiwonden<br />
Gelatine* Insecticide<br />
Gehydrolyseerde eiwitten* Lokmiddel, uitsluitend in het kader van<br />
toegestane toepassingen gecombineerd met<br />
andere geschikte producten van deze lijst<br />
Lecithine* Fungicide<br />
Plantaardige oliën (bv. muntolie, pijnolie, Insecticide, acaricide, fungicide en<br />
karwij-olie)<br />
kiemvertragend middel.<br />
Pyrethrine, geëxtraheerd uit Chrysanthemum<br />
cinerariaefolium<br />
Insecticide<br />
Kwassia*, geëxtraheerd uit Quassia amara Insecticide, afweermiddel<br />
Rotenon*, geëxtraheerd uit Derris spp.,<br />
Lonchocarpus spp. en Terphrosia spp.<br />
Insecticide<br />
2 Micro-organismen voor biologische bestrijding van ziekten en plagen<br />
Omschrijving Beschrijving, samenstellingseisen,<br />
gebruiksvoorwaarden<br />
Micro-organismen (bacteriën, virussen en<br />
schimmels).<br />
3 Door micro-organismen geproduceerde stoffen<br />
Omschrijving Beschrijving, samenstellingseisen,<br />
gebruiksvoorwaarden<br />
Spinosad Insecticide; alleen wanneer maatregelen<br />
worden genomen om het risico van<br />
parasitoïden en het risico van<br />
resistentieontwikkeling zo gering mogelijk te<br />
houden.<br />
4 Alleen in vallen en/of verstuivers te gebruiken stoffen<br />
Omschrijving Beschrijving, samenstellingseisen,<br />
gebruiksvoorwaarden<br />
Diammonfosfaat* Lokmiddel, alleen in vallen<br />
Feromonen Lokmiddel; ontregelaars van sexueel<br />
gedrag, alleen in vallen en verstuivers.<br />
Pyrethrumderivaten (alleen deltamethrine en<br />
lambdacyhalothrine)<br />
Insecticide, alleen in vallen met specifieke<br />
lokmiddelen; uitsluitend ter bestrijding van<br />
Batrocera oleae en Ceratritus capitata Wied
5 Aan de oppervlakte tussen de planten te dispergeren bereidingen<br />
Omschrijving Beschrijving, samenstellingseisen,<br />
gebruiksvoorwaarden<br />
IJzerfosfaat (ijzertrifosfaat) Molluscicide<br />
6 Andere stoffen die traditioneel in de biologische landbouw worden<br />
gebruikt<br />
Omschrijving Beschrijving, samenstellingseisen,<br />
gebruiksvoorwaarden<br />
Koper* in de vorm van koperhydroxide,<br />
koperoxychloride, (tribasisch) kopersulfaat,<br />
koperoxyide, koperoctanoaat<br />
Ethyleen<br />
Fungicide<br />
Tot 6 kg per hectare per jaar<br />
Voor blijvende teelten mogen de lidstaten,<br />
in afwijking van de vorige alinea, dit<br />
maximum van 6 kg in een bepaald jaar<br />
overschrijden mits de gemiddelde<br />
gedurende vijf jaar (dat jaar en de vier<br />
vorige) gebruikte hoeveelheid niet groter is<br />
dan 6 kg<br />
Het tegengaan van scheutvorming bij<br />
aardappelen en uien<br />
Kaliumzout van vetzuur (zachte zeep) Insecticide<br />
Kalialuin* (aluminiumsulfaat) (kalinite) Vertraging rijping bananen<br />
Californische pap (calciumpolysulfide) Nederlandse toelating beperkt tot teelt van<br />
vruchtbomen en onderstammen van<br />
appelbomen vanaf 1 april tot 1 juni en in de<br />
appelteelt van 15 maart tot I juli<br />
Paraffineolie* Insecticide, acaricide<br />
Minerale oliën Insecticide, fungicide; alleen voor<br />
fruitbomen, wijnstokken, olijfbomen en<br />
tropische gewassen (b.v. bananen)<br />
Kaliumpermanganaat* Fungicide, bactericide; alleen op fruitbomen,<br />
olijfbomen en wijnstokken<br />
Kwartszand Afweermiddel<br />
Zwavel Fungicide, acaricide, afweermiddel<br />
7 Andere stoffen<br />
Omschrijving Beschrijving, samenstellingseisen,<br />
gebruiksvoorwaarden<br />
Calciumhydroxide Fungicide; enkel bij fruitbomen, ook in<br />
kwekerijen, voor de bestrijding van Nectria<br />
galligena<br />
Kaliumbicarbonaat* Fungicide<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 37
Bijlage V<br />
Voedermiddelen als bedoeld in artikel 22, leden 1, 2 en 3<br />
1. NIET-BIOLOGISCHE VOEDERMIDDELEN VAN PLANTAARDIGE OORSPRONG<br />
1.1 Granen, graankorrels en daarvan afgeleide producten en bijproducten:<br />
Haverkorrels, havervlokken, havervoermeel, haverschillen en haverzemelgrint<br />
Gerstkorrels, gersteiwit en gerstvoermeel<br />
Rijstkiemkoek<br />
Gierstkorrels<br />
Roggekorrels en roggevoermeel<br />
Sorghumkorrels<br />
Tarwekorrels, tarwevoermeel, tarwezemelgrint, tarweglutenvoer, tarwegluten<br />
en tarwekiemen<br />
Speltkorrels<br />
Triticalekorrels<br />
Maïskorrels, maïszemelgrint, maïsvoermeel, maïskiemkoek en maïsgluten<br />
Moutkiemen<br />
Bierbostel<br />
1.2 Oliehoudende zaden, oliehoudende vruchten en daarvan afgeleide<br />
producten en bijproducten:<br />
- Kool- en raapzaad, kool- en raapzaadkoek, kool- en raapzaadschillen<br />
- Sojabonen, getoaste sojabonen, sojabonenkoeken en sojabonenschillen<br />
- Zonnebloemzaad en zonnebloemkoek<br />
- Katoenzaad en katoenzaadkoek<br />
- Lijnzaad en lijnzaadkoek<br />
- Sesamkoek<br />
- Palmpitkoek<br />
- Pompoenzaadkoek<br />
- Olijven, olijfpulpkoek<br />
- Plantaardige oliën (uit fysieke extractie verkregen).<br />
1.3 Zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide producten en<br />
bijproducten:<br />
- Kikkererwtenzaad, kikkererwtenmeel en kikkererwtenzemelen<br />
- Linzenwikkezaad, linzenwikkemeel en linzenwikkezemelen<br />
- Zaailathyruszaad na een hittebehandeling, zaailathyrusmeel en<br />
zaailathyruszemelen<br />
- Erwtenzaad, erwtenmeel en erwtenzemelen<br />
- Tuinboonzaad, tuinboonmeel en tuinboonzemelen<br />
- Paardenboonzaad, paardenboonmeel en paardenboonzemelen<br />
- Wikkezaad, wikkemeel en wikkezemelen<br />
- Lupinezaad, lupinemeel en lupinezemelen<br />
1.4 Knollen en wortels en daarvan afgeleide producten en bijproducten<br />
- Suikerbietenpulp<br />
- Aardappels<br />
- Knollen van zoete aardappels<br />
- Aardappelvezels (bijproduct van de extractie van aardappelzetmeel)<br />
- Aardappelzetmeel<br />
- Aardappeleiwit<br />
- Maniok.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 38
1.5 Overige zaden en vruchten en daarvan afgeleide producten en<br />
bijproducten:<br />
- Johannesbrood<br />
- Peulen van johannesbrood en meel daarvan<br />
- Pompoenen<br />
- Citruspulp<br />
- Appelen, kweeperen, peren, perziken, vijgen, druiven en pulp daarvan<br />
- Kastanjes<br />
- Walnootkoek<br />
- Hazelnootkoek<br />
- Cacaodoppen en cacaokoek<br />
- Eikels.<br />
1.6 Voedergewassen en ruwvoedergewassen<br />
- Luzerne<br />
- Luzernemeel<br />
- Klaver<br />
- Klavermeel<br />
- Gras (verkregen uit voedergewassen)<br />
- Grasmeel<br />
- Hooi<br />
- Kuilgras<br />
- Stro van granen<br />
- Wortelknollen van voedergewassen.<br />
1.7 Overige planten en daarvan afgeleide producten en bijproducten<br />
- Melasse<br />
- Zeewiermeel (verkregen door het drogen en malen van zeewier dat is<br />
gewassen om het jodiumgehalte te verlagen)<br />
- Poeders en extracten van planten<br />
- Eiwithoudende extracten van planten (uitsluitend bestemd voor jonge<br />
dieren)<br />
- Specerijen<br />
- Kruiden.<br />
2. VOEDERMIDDELEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG<br />
2.1 Melk en melkproducten:<br />
- Rauwe melk<br />
- Melkpoeder<br />
- Magere melk, magermelkpoeder<br />
- Karnemelk, karnemelkpoeder<br />
- Wei, weipoeder, suikerarme weipoeder, eiwithoudende weipoeder<br />
(geëxtraheerd door fysische behandeling)<br />
- Caseïnepoeder<br />
- Lactosepoeder<br />
- Wrongel en zure melk.<br />
2.2 Vis, andere zeedieren en daarvan afgeleide producten en<br />
bijproducten:<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 39
Met inachtneming van de volgende beperkingen: de producten moeten<br />
afkomstig zijn van de duurzame visserij en mogen slechts worden gebruikt voor<br />
andere soorten dan herbivoren.<br />
- Vis<br />
- Visolie en levertraan, niet geraffineerd<br />
- Autolysaten van vis, weekdieren of schelpdieren<br />
- Langs enzymatische weg verkregen hydrolysaten en proteolysaten, al dan<br />
niet oplosbaar, alleen te verstrekken aan jonge dieren<br />
- Vismeel<br />
2.3 Eieren en eierproducten<br />
- Eieren en eierproducten voor gebruik als pluimveevoeder, voornamelijk<br />
afkomstig van hetzelfde bedrijf.<br />
3. VOEDERMIDDELEN VAN MINERALE OORSPRONG<br />
3.1 Natrium:<br />
- ongeraffineerd zeezout<br />
- ruw steenzout uit mijnen<br />
- natriumsulfaat<br />
- natriumcarbonaat<br />
- natriumbicarbonaat<br />
- natriumchloride<br />
3.2 Kalium:<br />
- kaliumchloride<br />
3.3 Calcium:<br />
- roodwier en kalkwier<br />
- schelpen van waterdieren (ook sepiabeen)<br />
- calciumcarbonaat<br />
- calciumlactaat<br />
- calciumgluconaat<br />
3.4 Fosfor:<br />
- gedefluorideerd bicalciumfosfaat<br />
- gedefluorideerd monocalciumfosfaat<br />
- mononatriumfosfaat<br />
- calciummagnesiumfosfaat<br />
- calciumnatriumfosfaat<br />
3.5 Magnesium:<br />
- magnesiumoxide (watervrije magnesia)<br />
- magnesiumsulfaat<br />
- magnesiumchloride<br />
- magnesiumcarbonaat<br />
- magnesiumfosfaat<br />
3.6 Zwavel:<br />
- natriumsulfaat<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 40
Bijlage VI<br />
Toevoegingsmiddelen voor diervoeders en bepaalde in diervoeding<br />
gebruikte stoffen als bedoeld in artikel 22, lid 4<br />
1. TOEVOEGINGSMIDDELEN IN DIERVOEDERS<br />
De opgesomde toevoegingsmiddelen moeten zijn goedgekeurd op grond van<br />
Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad 2<br />
betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding.<br />
1.1 Nutritionele toevoegingsmiddelen<br />
a. Vitaminen<br />
- Vitaminen die zijn afgeleid van grondstoffen die van nature in<br />
diervoeders voorkomen;<br />
- Voor dieren met één maag: synthetische vitaminen die identiek zijn<br />
aan de natuurlijke vitaminen;<br />
- Voor herkauwers en na goedkeuring door de lidstaten op basis van een<br />
beoordeling van de capaciteit van biologisch gehouden herkauwers om<br />
de nodige vitaminen A, D en E uit hun voederrantsoen te halen:<br />
synthetische vormen van de vitaminen A, D en E die identiek zijn aan<br />
de natuurlijke vitaminen<br />
b. Spoorelementen<br />
E1 IJzer:<br />
ijzer(II)carbonaat<br />
ijzer(II)sulfaat, monohydraat en/of heptahydraat<br />
ijzer(III)oxide<br />
2 PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.<br />
E2 Jodium:<br />
calciumjodaat, watervrij<br />
calciumjodaat, hexahydraat<br />
natriumjodide<br />
E3 Kobalt:<br />
kobalt(II)sulfaat, monohydraat en/of heptahydraat<br />
basisch kobalt(II)carbonaat, monohydraat<br />
E4 Koper:<br />
koper(II)oxide<br />
basisch koper(II)carbonaat, monohydraat<br />
koper(II)sulfaat, pentahydraat<br />
E5 Mangaan:<br />
mangaan(II)carbonaat<br />
mangaan(II) en mangaan(III)oxide<br />
mangaan(II)sulfaat, mono- en/of tetrahydraat<br />
E6 Zink:<br />
zinkcarbonaat<br />
zinkoxide<br />
zinksulfaat, monohydraat en/of heptahydraat<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 41
E7 Molybdeen:<br />
ammoniummolybdaat, natriummolybdaat<br />
E8 Selenium:<br />
natriumselenaat<br />
natriumseleniet<br />
1.2 Zoötechnische toevoegingsmiddelen<br />
Enzymen en micro-organismen<br />
1.3 Technologische toevoegingsmiddelen<br />
a. Conserveermiddelen<br />
E 200 Sorbinezuur<br />
E 236 Mierenzuur (*)<br />
E 260 Azijnzuur (*)<br />
E 270 Melkzuur (*)<br />
E 280 Propionzuur (*)<br />
E 330 Citroenzuur<br />
(*) Voor ensilage: alleen wanneer de weersomstandigheden een adequate<br />
fermentatie belemmeren.<br />
b. Antioxidantia<br />
E 306 Tocoferolrijke extracten van natuurlijke oorsprong, gebruikt als<br />
antioxidant<br />
c. Bindmiddelen en verdunningsmiddelen<br />
E 470 Calciumstearaat van natuurlijke oorsprong<br />
E 551b Coloïdale siliciumdioxide<br />
E 551c Diatomeeënaarde<br />
E 558 Bentoniet<br />
E 559 Kaoliniethoudende klei<br />
E 560 Natuurlijke mengsels van stearaten en chloriet<br />
E 561 Vermiculiet<br />
E 562 Sepioliet<br />
E 599 Perliet<br />
d. Toevoegingsmiddelen voor kuilvoer<br />
Enzymen, gisten en bacteria kunnen als toevoegingsmiddel voor kuilvoer<br />
worden gebruikt.<br />
Melkzuur, mierenzuur, propionzuur en azijnzuur mogen bij de productie<br />
van kuilvoer alleen worden gebruikt indien de weersomstandigheden<br />
belemmeren dat de juiste fermentatie optreedt.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 42
2. BEPAALDE IN DIERVOEDING GEBRUIKTE STOFFEN<br />
De opgesomde stoffen moeten zijn goedgekeurd op grond van Richtlijn<br />
82/471/EEG van de Raad betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte<br />
produkten 3 (1)<br />
Gisten:<br />
- Saccharomyces cerevisiae<br />
- Saccharomyces carlsbergiensis<br />
3. STOFFEN VOOR DE KUILVOERPRODUCTIE<br />
- zeezout<br />
- ruw steenzout uit mijnen<br />
- wei<br />
- suiker<br />
- suikerbietenpulp<br />
- meel van granen<br />
- melasse<br />
3 PB L 213 van 21.7.1982, blz. 8.<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 43
Bijlage VII<br />
Reinigings- en ontsmettingsproducten als bedoeld in artikel 23, lid 4<br />
Producten voor de reiniging en de ontsmetting van bedrijfsruimten en installaties<br />
voor de dierlijke productie:<br />
- Kalium- en natriumzeep<br />
- Water en stoom<br />
- Kalkmelk<br />
- Kalk<br />
- Ongebluste kalk<br />
- Natriumhypochloriet (bijvoorbeeld als bleekwater)<br />
- Bijtende natron<br />
- Bijtende potas<br />
- Waterstofperoxide<br />
- Natuurlijke plantenextracten<br />
- Citroenzuur, perazijnzuur, mierenzuur, melkzuur, oxaalzuur en azijnzuur<br />
- Alcohol<br />
- Salpeterzuur (uitrusting van melkstallen)<br />
- Fosforzuur (uitrusting van melkstallen)<br />
- Formaldehyde<br />
- Reinigings- en ontsmettingsmiddelen voor spenen en melkinstallaties<br />
- Natriumcarbonaat<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 44
Bijlage VEEBEZETTING<br />
170 KG N/HA KOMT OVEREEN MET EEN VEEBEZETTING PER HECTARE VAN MAXIMAAL:<br />
Rundvee<br />
Nummer Productie Aantal<br />
norm<br />
Diercategorie kgN/dier dieren<br />
Fok- en gebruiksvee<br />
Melk- en kalfkoeien 100 96,1 1,77<br />
In grupstal met vaste mest 90,6 1,88<br />
In potstal met vaste mest 86,4 1,97<br />
Vrouwelijk jongvee jonger dan 1 jaar 101 32,3 5,26<br />
Vrouwelijk jongvee 1 jaar en ouder 102 66,0 2,58<br />
Stieren voor de fokkerij jonger dan 1<br />
jaar 103 26,7 6,37<br />
Stieren voor de fokkerij 1 jaar en<br />
ouder<br />
Roodvleesproductie<br />
104 51,0 3,34<br />
Weide- en zoogkoeien 120 66,2 2,57<br />
Vleesstieren, alsook vrouwelijke dieren en ossen<br />
die op soortgelijke wijze worden gemest<br />
Startkalf t.b.v. vleestier ca. 0 tot ca. 3 maanden 121 6,6 25,76<br />
Van startkalf tot vleesstier van ca. 3 tot ca. 16 maanden 122 27,2 6,25<br />
Vleesstier van ca. 0 tot ca. 16 maanden 123 23,4 7,26<br />
Overig vleesvee (vee bestemd voor roodvleesproductie dat niet behoort tot de categorieën<br />
weidekoeien of vleesstieren; ook vleesstieren, vrouwelijke dieren en ossen ouder dan ca. 16<br />
maanden.)<br />
Jonger dan 1 jaar 124 26,4 6,44<br />
1 jaar en ouder 125 65,4 2,6<br />
Varkens<br />
Fokkerij/vermeerdering<br />
Fokzeugen (tenminste éénmaal gedekt of geïnsemineerd: guste zeugen,<br />
gedekte, maar nog niet drachtige zeugen, drachtige zeugen, zeugen met<br />
biggen, zeugen waarvan de biggen gespeend zijn.<br />
Waarvan de biggen aan een ander bedrijf worden<br />
geleverd.<br />
Ca. 6 weken na hun geboorte (ook fokzeugen die nog<br />
geen biggen hebben.)<br />
Waarvan de biggen worden gehouden tot een gewicht<br />
van<br />
ca. 25 kg (ook fokzeugen waarvan de biggen op het<br />
400 12,0 14,17<br />
eigen bedrijf gehouden worden.)<br />
Opfokzeugen (jonge zeugen, nooit gedekt of geïnsemineerd,<br />
gehouden voor de fokkerij)<br />
Van ca. 25 kg to ca. 7 maanden (aangeleverde<br />
opfokzeugen van ca. 25 kg die worden afgeleverd op<br />
ca. 7 maanden of iets ouder; ook opfokzeugen<br />
401 15,3 11,1<br />
afkomstig van het eigen bedrijf van exact 25 kg die<br />
worden afgeleverd op ca. 7 maanden<br />
Van ca. 7 maanden tot de eerste dekking (opfokzeugen<br />
402 5,9 28,81<br />
die zijn aangeleverd op ca. 7 maanden of iets jonger, tot<br />
de eerste dekking)<br />
Opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 25 kg, die niet<br />
op 7 maanden worden afgeleverd, maar worden<br />
aangehouden tot de eerste dekking, ook opfokzeugen<br />
403 9,1 18,68<br />
afkomstig van het eigen bedrijf die worden<br />
aangehouden van exact 25 kg tot de eerste dekking<br />
Opfokberen van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (jonge nog niet dekrijpe beren, die worden<br />
404 6,1 27,87<br />
aangehouden voor de fokkerij, van ca. 25 kg tot 7 maanden of iets ouder; ook beren afkomstig<br />
van het eigen bedrijf vanaf exact 25 kg) 405 5,5 30,91<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 45
Varkens (fokkerij / vermeerdering) vervolg:<br />
mesterij<br />
Nummer<br />
diercategorie<br />
Productie<br />
Norm<br />
kg N/dier<br />
Aantal<br />
dieren<br />
Biggen aangeleverd op ca. 6 weken, tot ca. 25 kg (gespeende biggen die<br />
op ca. 6 weken zijn aangeleverd, die worden afgeleverd op ca. 25 kg; ook<br />
op 5 weken aangeleverde biggen die op het het eigen bedrijf worden<br />
aangehouden voor de mesterij, tot exact 25 kg) 407 2,0 85,0<br />
Slachtzeugen (zeugen die niet meer gebruikt worden voor de fokkerij,<br />
maar worden afgemest) 410 12,8 13,28<br />
Vleesvarkens (varkens die doorgaans worden gemest vanaf ca. 25 kg of<br />
iets lichter tot ca. 110 kg; ook biggen afkomstig van het eigen, gesloten<br />
bedrijf vanaf exact 25 kg 411 6,1 27,87<br />
Pluimvee<br />
Kippen,<br />
Legrassen Opfokhennen en -hanen van legrassen, jonger dan ca. 18 weken (opfok-<br />
hennen en -hanen voor de vervanging van hennen of hanen van legras-<br />
sen, inclusief (groot)ouderdieren, die zijn aangeleverd op ca. 18 weken;<br />
dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact<br />
18 weken meegeteld.) 300 0,159 1069,18<br />
Hennen en hanen van legrassen, ca. 18 weken en ouder (hennen en<br />
hanen, inclusief (groot)ouderdieren, die zijn aangeleverd op ca. 18 weken;<br />
ook van het eigen bedrijf afkomstige hennen en hanen, inclusief<br />
(groot)ouderdieren vanaf exact 18 weken 301 0,371 458,22<br />
Kippen,<br />
Vleesrassen Opfokhennen en -hanen van vleesrassen, jonger dan ca. 19 weken (opfokhennen<br />
en -hanen ter vervanging van (groot)ouderdieren van vleesrassen,<br />
die worden afgeleverd op ca. 19 weken; dieren die op het eigen<br />
bedrijf worden aangehouden worden tot exact 19 weken meegeteld.) 310 0,11 1545,45<br />
Ouderdieren van vleesrassen, ca. 19 weken en ouder (ouderdieren,<br />
inclusief grootouderdieren, van vleesrassen, die zijn aangeleverd op ca.<br />
19 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige (ouder)dieren vanaf<br />
exact 19 weken.) 311 0,411 413,63<br />
Vleeskuikens (kuikens die voor de slacht worden afgeleverd 312 0,332 512,05<br />
Kalkoenen, voor<br />
broedeieren Hennen en hanen voor de productie van broedeieren:<br />
ca. 0 tot ca. 6 weken (hennen en hanen van ca. 0 tot ca. 6 weken<br />
gehouden op quarantianebedrijf) 200 0,29 586,21<br />
Ca. 6 tot ca. 30 weken (hennen en hanen van ca. 0 tot ca. 6 weken<br />
gehouden op opfokbedrijf 201 1,165 145,92<br />
Ca. 30 weken en ouder (hennen en hanen van ca. 30 weken en ouder) 202 1,513 112,36<br />
Vleeskalkoenen Vleeskalkoenen (vanaf het opzetten bij aanvang van de mestperiode<br />
tot de aflevering voor de slacht) 210 0,884 192,31<br />
Eenden Ouderdieren van vleeseenden (opfok- en legeenden) 800 0,5 340<br />
Vleeseenden (eenden die worden gehouden voor de slacht) 801 0,39 435,9<br />
Parelhoenders Vleesparelhoenders 951 0,437 389,02<br />
Schapen Fokschapen, inclusief de lammeren tot ca. 25 kg (alle ooien die ten<br />
minste éénmaal hebben gelammerd) 550 10,3 16,5<br />
Overige schapen (alle lammeren zwaarder dan 25 kg, alle fokrammen<br />
en overhouders) 551 9,3 18,28<br />
Geiten Melkgeiten, inclusief lammeren tot ca. 10 kg (alle geiten die tenminste<br />
éénmaal hebben gelammerd) 600 5,8 29,31<br />
Overige geiten (geite<strong>nl</strong>ammeren en opfokgeiten zwaarder dan ca. 10 kg<br />
en bokken. 601 3,1 54,84<br />
NB. Paardachtigen<br />
Hiervoor geldt direct Bijlage VII van de Verordening (EEG) Nr. 2092/91:<br />
Paardachtigen ouder dan 6 maanden: 2,0<br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 46
Dit informatieblad is een uitgave van:<br />
Skal<br />
Postbus 384<br />
8000 AJ Zwolle<br />
tel. 038 – 426 8181<br />
fax 038 – 426 8182<br />
e-mail: info@skal.<strong>nl</strong><br />
www.skal.<strong>nl</strong><br />
<strong>Informatieblad</strong> Biologische produceren - <strong>Veehouderij</strong> –augustus 2011 47