12.09.2013 Views

huissen-zeegbos-concept - buurnatuur

huissen-zeegbos-concept - buurnatuur

huissen-zeegbos-concept - buurnatuur

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

"Romeinen" op de oever tussen walzeeg en bos<br />

Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven<br />

J.A.A. de Ridder


Colofon<br />

ADC Rapport 2327<br />

Romeinen op de oever tussen zeeg en bos<br />

Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven<br />

J.A.A. de Ridder<br />

In opdracht van: Dienst Landelijk Gebied<br />

Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld<br />

© ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, augustus 2010<br />

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt<br />

worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook<br />

zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.<br />

ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend<br />

uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.<br />

Autorisatie:<br />

E. Blom<br />

ISBN 978-94-6064-318-7<br />

ADC ArcheoProjecten<br />

Postbus 1513<br />

3800 BM Amersfoort<br />

Tel 033 299 8181<br />

Fax 033 299 8180<br />

Email info@archeologie.nl


Inhoudsopgave<br />

Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied 4<br />

Samenvatting 5<br />

1 Inleiding 7<br />

1.1 Algemeen 7<br />

1.2 Vooronderzoek 8<br />

1.2.1 Geschiedenis Huissen 8<br />

1.2.2 Archeologische gegevens Huissen 8<br />

1.2.3 Plangebied 10<br />

1.3 Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen 10<br />

1.4 Opzet van het rapport 12<br />

2 Methoden 12<br />

3 Resultaten 14<br />

3.1 Fysisch geografisch onderzoek (J. Brijker) 14<br />

3.1.1 Inleiding 14<br />

3.1.2 Methoden 14<br />

3.1.3 Achtergrond 15<br />

3.1.4 Resultaten 16<br />

3.2 Sporen en structuren 19<br />

3.3 Vondstmateriaal 20<br />

3.3.1 Aardewerk 20<br />

3.3.2 Metaal 21<br />

3.3.3 Natuursteen en keramisch bouwmateriaal<br />

(M. Melkert, ADC ArcheoProjecten) 21<br />

3.3.4 Archeozoölogisch onderzoek 22<br />

4 Synthese 22<br />

4.1 Algemeen 22<br />

4.2 Beantwoording van de onderzoeksvragen 22<br />

5 Waardering en selectieadvies 26<br />

5.1 Waardering van de vindplaats 26<br />

5.2 Selectieadvies 27<br />

Literatuur 29<br />

Lijst van afbeeldingen 30<br />

Lijst van tabellen 30<br />

Bijlagen 30<br />

Bijlagen 31<br />

Verklarende woordenlijst 32<br />

Afkortingen in database 34


Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied<br />

Provincie: Gelderland<br />

Gemeente: Lingewaard<br />

Plaats: Huissen<br />

Toponiem: Zeegbos<br />

Kadastrale gegevens: nvt<br />

Kaartblad: 40B<br />

Coördinaten:<br />

Projectverantwoordelijke: A. de Ridder<br />

Bevoegde overheid: Gemeente Lingewaard<br />

Deskundige namens de bevoegde overheid: M. Defilet<br />

ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIScode):<br />

39778<br />

ADC-projectcode: LIND-10<br />

190.535/438.700, 191.330/439.645, 191.120/439.740,<br />

190.700/438.560<br />

Complex en ABR codering: Nederzetting (NX)<br />

Periode(n): Romeins (ROM)<br />

KNA versie: 3.1<br />

Geomorfologische context: Oeverwal (ROE)<br />

NAP hoogte maaiveld: Ca 9,5 m + NAP<br />

Maximale diepte onderzoek: ca 1 m - mv<br />

Uitvoering van het veldwerk: 8 maart 2010 - 11 maart 2010<br />

Beheer en plaats documentatie: Provinciaal Depot Bodemvondsten Gelderland


Samenvatting<br />

Tussen 8 en 11 maart 2010 is het veldwerk uitgevoerd voor het proefsleuvenonderzoek “Lingewaard<br />

Zeegbos”. Dit onderzoek vond plaats in Huissen (gemeente Lingewaard) op het terrein dat door de<br />

Mooieweg in het westen en de Loostraat in het noorden wordt begrensd.<br />

De aanleiding voor het onderzoek vormen de voorgenomen plannen voor het aanplanten van een bos en<br />

de aanleg van een fietspad. Het onderzoek heeft als doel om de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van de<br />

archeologische resten op de locatie vast te stellen, om zodoende tot een waardestelling van het<br />

plangebied te komen. Dit omvat de aan- of afwezigheid, aard, karakter, omvang, datering, gaafheid,<br />

conservering en inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden.<br />

Het plangebied bevindt zich op de overgang van zandige oeverafzettingen naar kleiige komafzettingen.<br />

Tijdens het IVO-booronderzoek is in het noordoostelijke deel van het plangebied een woongrond<br />

gekarteerd. Aangezien de oeverwalafzettingen geschikt waren voor bewoning in de Romeinse tijd en in<br />

Loovelden bewoning uit de Romeinse tijd tot Vroege-Middeleeuwen is aangetoond, was de verwachting<br />

dat deze woongrond mogelijk in deze periode gedateerd kon worden. Proefsleuvenonderzoek moet<br />

inzicht verschaffen in de ouderdom en omvang van de woongrond en de aan- of afwezigheid van<br />

eventuele sporen en hun staat van conservering.<br />

Tijdens het onderzoek is in de noordoosthoek van het plangebied de woongrond aangetroffen. Onder<br />

deze woongrond bevinden zich bewoningssporen. Minimaal twee erven zijn aangetroffen en de<br />

plattegrond van een woonhuis en van een woonstalhuis. Zowel in de woongrond als in de sporen is<br />

vondstmateriaal uit de Romeinse tijd aangetroffen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de<br />

noordoosthoek van het terrein in de Romeinse tijd bewoond is geweest. Fysisch geografisch onderzoek<br />

heeft aangetoond dat deze bewoning geconcentreerd is op de oeverafzettingen, welke in het verleden<br />

veelvuldig zijn gebruikt als vestigingslocatie. Restanten van de veronderstelde Romeinse weg zijn<br />

overigens niet aangetroffen.<br />

De bewoningssporen zijn goed geconserveerd en kunnen mogelijk veel informatie verschaffen omtrent<br />

de vroege bewoningsgeschiedenis van Huissen. ADC ArcheoProjecten adviseert daarom deze<br />

archeologische resten te behouden in situ door planaanpassing of te behouden ex situ door middel van<br />

een vlakdekkende opgraving.<br />

Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.<br />

Periode Tijd in jaren<br />

Nieuwe Nieuwe tijd tijd<br />

1500 - heden<br />

Nieuwe tijd C 1850 - heden<br />

Nieuwe tijd B 1650 - 1850 na Chr.<br />

Nieuwe tijd A 1500 - 1650 na Chr.<br />

Middeleeuwen<br />

Middeleeuwen:<br />

Middeleeuwen : 450 – 1500 na Chr.<br />

Late-Middeleeuwen B / Late Middeleeuwen 1250 - 1500 na Chr.<br />

Late-Middeleeuwen A / Volle Middeleeuwen 1050 - 1250 na Chr.<br />

Vroege-Middeleeuwen D / Ottoonse periode 900 - 1050 na Chr.<br />

Vroege-Middeleeuwen C / Karolingische tijd 725 - 900 na Chr.<br />

Vroege-Middeleeuwen B / Merovingische tijd 525 - 725 na Chr.<br />

Vroege-Middeleeuwen A / Volksverhuizingstijd 450 - 525 na Chr.<br />

Romeinse Romeinse tijd tijd: tijd : 12 voor Chr. – 450 na Chr.<br />

Laat-Romeinse tijd 270 - 450 na Chr.<br />

Midden-Romeinse tijd 70 - 270 na Chr.<br />

Vroeg-Romeinse tijd 12 voor Chr. - 70 na Chr.<br />

IJzertijd IJzertijd: IJzertijd : 800 – 12 voor Chr.<br />

Bronstijd Bronstijd: Bronstijd :<br />

2000-800 voor Chr.<br />

Neolithicum Neolithicum (Jonge (Jonge Steentijd) Steentijd): Steentijd) : 5300 – 2000 voor Chr.<br />

Mesolithicum Mesolithicum (Midden (Midden Steentijd) Steentijd): Steentijd) : : 8800 – 4900 voor Chr.<br />

Paleolithicum Paleolithicum (Oude (Oude (Oude Steentijd) Steentijd): Steentijd) : tot 8800 voor Chr.<br />

Bron: Archeologisch Basis Register 1992<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

5


435000 440000 445000<br />

WOLFHEZE<br />

WOLFHEZE<br />

DOORWERTH<br />

DOORWERTH<br />

DOORWERTH<br />

HOMOET<br />

HOMOET<br />

VALBURG<br />

VALBURG<br />

SLIJK SLIJK EWIJK<br />

EWIJK<br />

000<br />

DRIEL DRIEL DRIEL DRIEL DRIEL DRIEL DRIEL<br />

DRIEL DRIEL DRIEL DRIEL<br />

OOSTERBEEK<br />

OOSTERBEEK<br />

OOSTERBEEK<br />

OOSTERBEEK<br />

OOSTERBEEK<br />

OOSTERBEEK<br />

OOSTERBEEK<br />

OOSTERBEEK<br />

OOSTERBEEK<br />

OOSTERBEEK<br />

ELST ELST ELST ELST ELST ELST ELST ELST GLD<br />

GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD<br />

OOSTERHOUT OOSTERHOUT OOSTERHOUT OOSTERHOUT OOSTERHOUT OOSTERHOUT OOSTERHOUT OOSTERHOUT OOSTERHOUT OOSTERHOUT OOSTERHOUT OOSTERHOUT OOSTERHOUT OOSTERHOUT GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD<br />

GLD<br />

2500 2500 m<br />

m<br />

Lingewaard - Zeegbos<br />

bron: Geodan<br />

RESSEN RESSEN RESSEN RESSEN RESSEN RESSEN RESSEN<br />

RESSEN<br />

BEMMEL<br />

BEMMEL<br />

ARNHEM ARNHEM ARNHEM ARNHEM ARNHEM ARNHEM ARNHEM ARNHEM ARNHEM<br />

ARNHEM ARNHEM ARNHEM ARNHEM<br />

HUISSEN HUISSEN HUISSEN HUISSEN HUISSEN HUISSEN HUISSEN<br />

HUISSEN HUISSEN HUISSEN HUISSEN HUISSEN HUISSEN<br />

HAALDEREN<br />

HAALDEREN<br />

HAALDEREN<br />

HAALDEREN<br />

HAALDEREN<br />

HAALDEREN<br />

ROZENDAAL<br />

ROZENDAAL<br />

ANGEREN<br />

ANGEREN<br />

VELP VELP GLD<br />

GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD GLD<br />

WESTERVOORT<br />

WESTERVOORT<br />

WESTERVOORT<br />

WESTERVOORT<br />

WESTERVOORT<br />

WESTERVOORT<br />

WESTERVOORT<br />

WESTERVOORT<br />

WESTERVOORT<br />

WESTERVOORT<br />

WESTERVOORT<br />

WESTERVOORT<br />

WESTERVOORT<br />

GENDT GENDT GENDT GENDT<br />

GENDT GENDT<br />

LOO LOO LOO LOO LOO LOO LOO LOO LOO LOO LOO LOO LOO LOO LOO LOO LOO LOO LOO GLD<br />

GLD<br />

LATHUM LATHUM LATHUM LATHUM LATHUM LATHUM<br />

LATHUM LATHUM LATHUM LATHUM LATHUM LATHUM LATHUM LATHUM<br />

DUIVEN DUIVEN DUIVEN DUIVEN DUIVEN DUIVEN DUIVEN<br />

DUIVEN<br />

DOORNENBURG<br />

DOORNENBURG<br />

GROESSEN GROESSEN GROESSEN GROESSEN GROESSEN GROESSEN<br />

GROESSEN GROESSEN GROESSEN GROESSEN GROESSEN<br />

© © ADC ADC 2010<br />

2010<br />

185000 190000 195000 200000<br />

Afb. 1. Locatie van het onderzoeksgebied.<br />

PANNERDEN<br />

PANNERDEN<br />

PANNERDEN<br />

PANNERDEN<br />

PANNERDEN<br />

PANNERDEN<br />

PANNERDEN<br />

PANNERDEN<br />

PANNERDEN<br />

PANNERDEN<br />

PANNERDEN<br />

PANNERDEN<br />

PANNERDEN<br />

PANNERDEN<br />

PANNERDEN<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

AR AR AR AR 11-5-2010<br />

11-5-2010<br />

11-5-2010<br />

11-5-2010<br />

6


1 Inleiding<br />

1.1 Algemeen<br />

In opdracht van Dienst Landelijk Gebied heeft ADC ArcheoProjecten een Inventariserend Veldonderzoek<br />

(IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd voor het plangebied Zeegbos (afb. 1), in het kader van een<br />

bestemmingsplanwijziging van het plangebied. In het plangebied zal bos worden aangeplant en een<br />

fietspad worden aangelegd. Bij het planten van de bomen zal de bodem tot een diepte van ongeveer 30<br />

cm verstoord worden. De wortels van deze bomen zullen echter dieper reiken en dreigen hierdoor<br />

mogelijk archeologische waarden te verstoren. Vooronderzoek (zie §1.2) heeft aangetoond dat zich in de<br />

noordoosthoek van het plangebied een woongrond van onbekende datering bevindt. Onderzoeken in de<br />

nabije omgeving deden echter vermoeden dat de woongrond te dateren is in de Romeinse tijd en/of<br />

Vroege Middeleeuwen (zie voor periodisering tabel 1).<br />

Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 4,8 ha en is momenteel in gebruik als akkerland. Het<br />

gebied ligt in Huissen en betreft de noordwesthoek van het gebied dat wordt begrensd door de<br />

Mooieweg in het westen, de Loostraat in het noorden, de Keizersallee in het oosten en de Koerierstraat<br />

in het zuiden (afb. 2). In het gebied zijn vier proefsleuven aangelegd met een totale oppervlakte van 1278<br />

m 2 .<br />

439800<br />

439800<br />

439800<br />

439600<br />

439600<br />

439600<br />

439400<br />

439400<br />

439400<br />

439200<br />

439200<br />

439200<br />

00<br />

190800<br />

190800<br />

Legenda<br />

woonlaag<br />

gronddepot<br />

100 100 100 m<br />

m<br />

191000<br />

191000<br />

middelhoge verwachting<br />

hoge verwachting lage verwachting<br />

gronddepot<br />

Afb. 2. Locatie van het plangebied op de topografische ondergrond.<br />

© © ADC ADC ADC 2010 2010 2010<br />

2010<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

191200 191200<br />

191200 191200<br />

plangebied<br />

191400 191400<br />

191400<br />

AR AR AR AR 11-5-2010<br />

11-5-2010<br />

11-5-2010<br />

11-5-2010<br />

7


Het veldwerk is uitgevoerd tussen 8 maart 2010 en 11 maart 2010. In die periode zijn de proefsleuven<br />

aangelegd en onderzocht conform het Programma van Eisen (PvE), dat door M. Defilet en J. Verhagen is<br />

opgesteld. 1 Dit ontwerp is goedgekeurd door J. Brands van de Gemeente Lingewaard. De vondsten en<br />

bijbehorende documentatie die tijdens het IVO zijn verzameld, zijn gedeponeerd in het Provinciaal Depot<br />

voor Bodemvondsten van de provincie Gelderland te Nijmegen.<br />

Het veldteam bestond uit de volgende personen: A. de Ridder (projectverantwoordelijke), W. Jezeer<br />

(veldarcheoloog), J. Warmerdam (veldtechnicus) en N. de Wit (kraanmachinist van de firma gebroeders<br />

de Wit). De bij dit project betrokken fysisch geograaf was J. Brijker. De senior archeoloog was N.<br />

Prangsma en de wetenschappelijk begeleider was E. Blom.<br />

De contactpersoon bij de opdrachtgever is Dhr. L. Claassen. Het vondstmateriaal is bestudeerd door F.<br />

Reigersman en N. Jaspers (aardewerk), J. Langelaar (metaal). Controle en coördinatie van documentatie<br />

en vondstverwerking is uitgevoerd door<br />

J.W. Beestman.<br />

1.2 Vooronderzoek 2<br />

1.2.1 Geschiedenis Huissen<br />

Weinig is bekend over de vroegste perioden van Huissen. Resten uit de Steentijd en IJzertijd zijn vooral<br />

gevonden bij zandwinning in het Zwanewater. Op de Kerkeilanden moet in de IJzertijd al een<br />

nederzetting hebben gelegen. Onlangs is langs de Geraniumweg een grafstructuur uit de Midden<br />

Bronstijd aangetroffen, naast crematiegraven uit de IJzertijd. Graven uit deze periode zijn ook te<br />

Agropark gevonden: een kindgraf (inhumatie) uit de Late Bronstijd/Vroege IJzertijd en crematiegraven<br />

uit de (Vroege) IJzertijd.<br />

Gedurende de Romeinse tijd bouwden de Romeinen om hun noordelijke rijksgrens (limes) in Nederland<br />

te beschermen diverse castella, zo ook in de Betuwe. Buiten de castella bevonden zich de nederzettingen<br />

(boerderijen) van de inheemse bevolking, die na verloop van tijd de Romeinse gewoonten en gebruiken<br />

overnamen. In Huissen zijn uit deze periode vindplaatsen vastgesteld langs de Loostraat. Eveneens zijn<br />

nederzettingsterreinen uit deze periode bekend in het tuinbouwgebied Bergerden/bedrijventerrein<br />

Agropark, dat enkele kilometers zuidelijker is gelegen.<br />

Vanaf de Romeinse tijd tot in de Vroege-Middeleeuwen heeft Huissen doorlopend bewoning gekend. In<br />

een meander van de Rijn lag een groep boerenhoeven, ter hoogte van het huidige Kempke. In 814 wordt<br />

deze nederzetting onder de naam Hosenheim voor het eerst genoemd. In de 10 e eeuw bouwde men er<br />

twee versterkingen bij: de Grote Toren en de Dannenberg, een tufstenen, rechthoekige burcht. In 1242<br />

was Huissen al in het bezit van de graven van Kleef. Deze hieven een tol op de Rijnvaart; bij die tol werd<br />

een burcht gebouwd waarna een handelsnederzetting ontstond. Graaf Dirk IX (1310-1347) verhief deze<br />

handelsnederzetting in 1319 tot stad. Voor een groot deel is de stad in de 14 e eeuw aangelegd. De<br />

huidige hoofdstraten in de kom van Huissen zijn in deze periode ontstaan.<br />

1.2.2 Archeologische gegevens Huissen<br />

Vanaf 1998 is het plangebied ‘Loovelden’ in Huissen door RAAP Archeologisch Adviesbureau onderzocht<br />

door middel van inventariserende booronderzoeken. 3<br />

Tijdens deze onderzoeken zijn vier vindplaatsen uit<br />

de Romeinse tijd gekarteerd (vindplaats A-E, afb. 3). Het betreft een grafveld (B) en drie<br />

nederzettingsterreinen (A, C-D en E), die op een relatief smalle oeverwal ten zuiden van de Loostraat<br />

liggen. Deze vindplaatsen liggen op een rechte lijn. De rechte lijn wordt ongetwijfeld vormgegeven door<br />

een wegtracé dat vanaf het (vermoedelijke) castellum de Hazeheuvel aan de oostkant van het centrum<br />

van Huissen langs de Loostraat naar het noordwesten voerde.<br />

Direct ten noorden van de Loostraat liep in de Vroeg- en Midden-Romeinse tijd de Rijn richting Elden. 4<br />

Een concentratie van vindplaatsen op de zuidoever ervan hoeft dan ook niet te verbazen.<br />

1<br />

Defilet & Verhagen 2010, PvE 25-01-2010.<br />

2<br />

Deze paragraaf is vrijwel geheel overgenomen uit Roessingh & Blom (in voorbereiding).<br />

3<br />

Thanos 1999 (1998-1999); De Boer 2002 (2000-2001).<br />

4<br />

Neijenhuis 2002, 8.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

8


Afb. 3. Uitsnede van de gemeentelijke verwachtingskaart van het plangebied en omgeving (RAAP, 2004),<br />

naar Boshoven 2008. Midden v.l.n.r. vindplaats E, A, B en C-D.<br />

In 2003 is door RAAP het oostelijk deel van vindplaats A door middel van een proefsleuvenonderzoek<br />

onderzocht. 5 Tijdens dit onderzoek zijn bewoningssporen uit de Romeinse tijd (1 e – 3 e eeuw)<br />

aangetroffen, maar er konden geen structuren worden herkend. Het vondstmateriaal uit de 1 e<br />

eeuw<br />

vertoont vooral civiele kenmerken, terwijl het vondstmateriaal uit de 2 e eeuw vooral militaire kenmerken<br />

vertoont.<br />

In 2005 heeft de ACVU-HBS op de vindplaatsen A en D een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. 6<br />

Over de<br />

kern van beide vindplaatsen is een lange proefsleuf gegraven. In beide vindplaatsen start de bewoning in<br />

de 1 e<br />

eeuw na Chr. De bewoning op vindplaats A loopt door tot in de 3 e<br />

eeuw, met een bewoningshiaat<br />

in het laatste kwart van de 1 e<br />

eeuw en de eerste helft van de 2 e<br />

eeuw. Op vindplaats D lijkt de bewoning<br />

tot het eind van de 2 e<br />

eeuw door te lopen, mogelijk zelfs nog tot in de Laat-Romeinse tijd.<br />

Het terrein direct ten oosten van vindplaats D is tijdens een booronderzoek in 2006 onderzocht. 7<br />

Uit dit<br />

onderzoek bleek dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden in dit deel van het<br />

plangebied klein was. Het noordelijk deel van het plangebied bleek verstoord te zijn. Een aanvullend<br />

booronderzoek moest meer duidelijkheid verschaffen over de omvang van de verstoringen. Tijdens dit<br />

onderzoek is in een groot aantal boringen archeologische indicatoren (puin, houtskool, gebakken leem<br />

en slakachtig materiaal) aangetroffen. 8 De geringe diepte waarop de archeologische indicatoren zijn<br />

aangetroffen doet echter vermoeden dat de vindplaats (oostelijke voortzetting van vindplaats D) ondiep<br />

gelegen was en in de loop der tijd is opgenomen in de bouwvoor. Voor dit terreindeel is ervoor gekozen<br />

alleen de rioolsleuven archeologisch te begeleiden. 9 Een deel daarvan is al uitgevoerd. 10<br />

5<br />

Kastelein & Haarhuis 2006.<br />

6<br />

Schurmans 2008.<br />

7<br />

Boemaars 2007.<br />

8<br />

Exaltus & Orbons 2007.<br />

9<br />

Kloosterman & Bente 2008.<br />

10<br />

Roessingh & Blom (in voorbereiding).<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

9


In mei 2008 heeft ADC ArcheoProjecten een opgraving op vindplaats B en in juni 2009 een begeleiding<br />

rondom vindplaats D uitgevoerd. 11 De archeologische begeleiding heeft geen noemenswaardige sporen<br />

opgeleverd. In de begeleidingssleuven zijn alleen recente- en natuurlijke verstoringen aangetroffen.<br />

Tijdens de opgraving is de rand van een omgreppeld nederzettingsterrein aangetroffen. De<br />

nederzettingsgreppel is met een diepte van 1,5 m opvallend diep uitgegraven. Binnen de nederzetting<br />

bevinden zich nauwelijks paalsporen; er zijn vooral veel greppels aangetroffen die de nederzetting in<br />

smalle ‘kavels’ opdelen. De nederzetting kan van de late 1 e<br />

tot begin van de 3 e<br />

eeuw worden gedateerd.<br />

De bewoningspiek bevindt zich in de tweede helft van de 2 e<br />

eeuw. Van de antropogene sporen vormen<br />

de greppels de grootste spoorcategorie.<br />

1.2.3 Plangebied 12<br />

Het plangebied ligt op de gemeentegrens met Arnhem, ten zuidwesten van de oude kern van Huissen.<br />

De grens bestond sinds de Middeleeuwen en vormde een strategisch punt: hier raakten Kleefs en<br />

Gelders grondgebied elkaar. Om het gebied af te wateren naar de Linge werd de Walzeeg aangelegd.<br />

Ten westen hiervan werd een wal (Zeegwal) aangelegd om Elden te beschermen. Oostelijk legde men<br />

ook een wal aan, mede om Huissen tegen aanvallen van Gelre te beschermen. Op kaartmateriaal uit de<br />

vroege 18 e<br />

eeuw zijn de wallen niet meer te zien; mogelijk waren ze toen reeds afgegraven. In deze<br />

periode is het plangebied onbebouwd en heeft het een agrarische bestemming. De kadastrale kaart uit<br />

1832 toont voor de noordwesthoek van het plangebied bebouwing: een huis met erf. Vóór 1910 moet het<br />

geheel gesloopt zijn, want kaartmateriaal uit die periode toont weer een onbebouwd gebied. 13<br />

In verband met toekomstige ontwikkelingen in het plangebied Zeegbos is een eerste archeologische<br />

inventarisatie in het onderzoeksgebied uitgevoerd in december 2008 door BAAC. 14 Dit onderzoek wees<br />

uit dat in de noordoosthoek van het plangebied een woongrond van onbekende datering aanwezig is. Dit<br />

is de door RAAP gekarteerde vindplaats E. In het rapport van BAAC wordt vermeld dat de woongrond<br />

vermoedelijk Romeins of Vroegmiddeleeuws is. Deze aanname was gebaseerd op het feit dat het<br />

plangebied op een oeverwal ligt, die in de Romeinse tijd geschikt was voor bewoning. Andere<br />

onderzoeken in de omgeving van het plangebied hebben daadwerkelijk bewoningssporen uit de<br />

Romeinse tijd en de Vroege-Middeleeuwen opgeleverd.<br />

Ten zuiden van de Loostraat (in Huissen-Bergerden) zijn meerdere vindplaatsen gelegen. Vindplaats 1 en<br />

2 betreffen sites uit voornamelijk de Romeinse tijd, gelegen op enige afstand van, maar wel nabij de<br />

limes. Een theorie is dat vindplaats 1 tijdens de Bataafse Opstand werd verwoest en dat de bewoning<br />

zich voortzette op vindplaats 2. Een wegcunet door vindplaats 2 is in 2008 opgegraven. Het onderzoek<br />

wordt nu uitgewerkt. 15 Ook hier ligt het zwaartepunt van de sporen in de Romeinse tijd. De<br />

conserveringsomstandigheden zijn goed, ook voor metaal. Vindplaats 3 ligt een paar honderd meter ten<br />

zuiden van vindplaats 2. Hier is materiaal uit de Bronstijd gevonden, maar sporen zijn tijdens het<br />

proefsleuvenonderzoek niet aangetroffen. Direct ten oosten daarvan heeft vanwege het<br />

bronstijdmateriaal vervolgonderzoek plaatsgevonden, uitmondend in een Definitief Archeologisch<br />

Onderzoek. Hierbij is een grafveld uit de Late Bronstijd/Vroege IJzertijd aangetroffen. 16<br />

1.3 Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen<br />

Het IVO in de vorm van proefsleuven heeft tot doel de aard, omvang en kwaliteit (gaafheid en<br />

conservering) vast te stellen van de vindplaats(en) in het gebied om te komen tot een definitief oordeel<br />

over de behoudenswaardigheid ervan. Daarnaast moeten gegevens verkregen worden om hetzij verder<br />

archeologisch onderzoek mogelijk te maken, hetzij adequate maatregelen voor behoud en beheer te<br />

kunnen treffen. Specifiek voor Lingewaard Zeegbos had het onderzoek verder tot doel om de omvang van<br />

de archeologische waarden vast te stellen.<br />

11<br />

Roessingh & Blom (in voorbereiding).<br />

12<br />

Boshoven 2008.<br />

13<br />

Boshoven 2008.<br />

14<br />

Boshoven 2008.<br />

15<br />

De Wit & Stokkel A (in voorbereiding).<br />

16<br />

De Wit & Stokkel B (In voorbereiding).<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

10


In het PvE zijn verschillende onderzoeksvragen gesteld. Deze worden in dit rapport beantwoord op basis<br />

van hetgeen in de proefsleuven is aangetroffen. De volgende onderzoeksvragen zijn in het PvE gesteld:<br />

- Wat is de aard en datering van de vindplaats die met de woongrond samenhangt?<br />

- Zijn er in het plangebied buiten de woongrond nog meer vindplaatsen aanwezig en zo ja, wat is de<br />

aard en datering daarvan?<br />

- Wat is de omvang van de vindplaatsen? Hoe diep bevinden zich archeologisch relevante lagen en<br />

sporen?<br />

- Wat is de paleogeografische ligging van de vindplaatsen en hoe laat de ontstaansgeschiedenis van<br />

het plangebied zich aardwetenschappelijk duiden?<br />

- Zijn er met het oog op bewoning/activiteiten terreinaanpassingen gedaan? Welke invloed had de<br />

mens op het landschap?<br />

- Wat is de aard, datering en functie van sporen en structuren? Welke periodisering en fasering kan<br />

worden aangebracht?<br />

- Hoe verhouden de sporen en structuren zich ruimtelijk en functioneel tot elkaar?<br />

- Zijn er aanwijzingen voor een militaire inrichting van vindplaatsen? Licht toe.<br />

- Is er sprake van een nederzettingsterrein of handelt het om off-site sporen dan wel een ander type<br />

vindplaats? Licht toe.<br />

- Zijn er aanwijzingen voor het verlaten van vindplaatsen? Zo ja, welke en met welke periode(n)<br />

hangen deze samen?<br />

- Hoe was het terreingebruik gedurende de perioden dat er geen bewoning was?<br />

- Wat is de aard, datering en spreiding van het vondstmateriaal?<br />

- Hoe verhoudt het vondstmateriaal zich in ruimtelijke zin tot de sporen en structuren?<br />

- Wijst het vondstmateriaal op functies van sporen en structuren en zo ja, welke functies zijn dat?<br />

- Wat was de bestaansbasis van de bewoners?<br />

- Zijn er ook aanwijzingen voor het uitoefenen van specifieke ambachten? Licht toe.<br />

- Bevinden zich in het vondstmateriaal militaria? Licht toe.<br />

- Wat kan uit het vondstmateriaal en de sporen worden afgeleid met betrekking tot de ligging van de<br />

vindplaatsen nabij de limes? Zijn er bijvoorbeeld specifieke structuren of bouwvormen en is er<br />

sprake van specialisatie?<br />

- Verschillen de vindplaatsen ten opzichte van verder weg van de limes gelegen vindplaatsen en zo ja,<br />

in welk opzicht?<br />

- Is er een verband tussen locatiekeuzen en aangetroffen functies van sporen en structuren?<br />

- Wat is de conservering van sporen en vondsten en welke factoren zijn hierop van invloed geweest?<br />

Licht dit per categorie toe.<br />

- Wat is de conservering van paleo-ecologisch materiaal? Welke factoren zijn hierop van invloed<br />

geweest en in hoeverre kunnen tijdens het stadium van een eventueel definitief onderzoek vragen<br />

met betrekking tot de voedseleconomie en landschapsreconstructie worden beantwoord?<br />

- Zijn de archeologische waarden conform de KNA-waarderingsaspecten te classificeren als<br />

behoudenswaardig? Hoe luidt het selectieadvies?<br />

- Hoe verhouden de onderzoeksresultaten zich tot onderzoeksgegevens uit de archeo- en microregio,<br />

met name in relatie tot Loovelden en de vindplaatsen 1-2 te Bergerden?<br />

- Ten aanzien van welke aspecten van de NOaA kunnen de vindplaatsen informatie leveren? Licht dit<br />

toe.<br />

- Welke aanbevelingen kunnen worden gedaan ten aanzien van de strategie bij een eventueel<br />

Definitief Onderzoek, ook in relatie tot het aantal aan te leggen vlakken en grondwaterproblematiek?<br />

- Kan behoud in situ worden gerealiseerd en zo ja in welke mate? Betrek hierbij de opgave van de<br />

opdrachtgever om het plangebied met bomen te beplanten.<br />

Graven<br />

- Zijn er graven aanwezig? Zo ja, wat is de aard en datering?<br />

- Zijn er graf(veld)gerelateerde structuren aanwezig en zo ja, hoe laten die zich duiden?<br />

- Is er sprake van een grafveld en zijn begrenzingen aan te geven?<br />

- Hoe zijn de graven ten opzichte van elkaar gesitueerd?<br />

- Wat is de conservering van de graven en welke factoren zijn daarop van invloed geweest?<br />

- Wat kan van eventueel te bergen graven worden gezegd over leeftijd, geslacht, lichaamslengte,<br />

status en gezondheid? Zijn er aanwijzingen voor palenpathologie en/of traumata?<br />

- Hoe ziet van eventueel te bergen graven het bijgavenspectrum eruit en welke factoren zijn van<br />

invloed op de conservering geweest? Wat kan worden gezegd over status? Licht toe.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

11


1.4 Opzet van het rapport<br />

Dit rapport betreft een standaardrapport zoals genoemd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie<br />

(KNA 3.1 -specificatie VS05). In dit rapport worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd,<br />

waarna de eerste conclusies volgen. Dit onderzoek vormt geen eindstation, maar de basis van waaruit<br />

verder synthetiserend onderzoek kan plaatsvinden.<br />

Na de samenvatting en dit inleidende hoofdstuk volgt een omschrijving van de onderzoeksmethoden in<br />

hoofdstuk 2. Vervolgens zullen de verschillende deelonderzoeken aan de orde komen in hoofdstuk 3.<br />

Daarna worden de belangrijkste onderzoeksresultaten samengevat en worden de onderzoeksvragen op<br />

basis van de resultaten voor zover mogelijk beantwoord in hoofdstuk 4. Ten slotte worden de<br />

vindplaatsen gewaardeerd en zal een advies geformuleerd worden in hoofdstuk 5.<br />

2 Methoden<br />

Het onderzoek is uitgevoerd conform de KNA 3.1 en het PvE. 17<br />

Tijdens het IVO zijn vier proefsleuven<br />

aangelegd. De ligging van sleuf 1, 2 en 4 is zoals in het PvE is geduid. In overleg met de opdrachtgever<br />

en de adviseur van de bevoegde overheid is besloten om deze sleuven over een breedte van 2 m aan te<br />

leggen, bij het langdurig ontbreken van sporen. In overleg met de opdrachtgever en de bevoegde<br />

overheid is eveneens besloten, om sleuf 3 en 5 te laten vervallen. De resultaten van het tot dan toe<br />

uitgevoerde onderzoek gaven namelijk geen aanleiding om ter hoogte van sleuf 3 en 5 sporen te<br />

verwachten. Ter compensatie daarvoor is een oost-west georiënteerde sleuf getrokken, om de<br />

begrenzing van de woongrond exact vast te stellen. Ter hoogte van de oeverwallen en de woongrond zijn<br />

de sleuven over 4 m breedte aangelegd, zodat een tweede vlak gerealiseerd kon worden. De ligging van<br />

drie proefsleuven was min of meer noord-zuid georiënteerd. De andere proefsleuf was daar haaks op<br />

geprojecteerd. De exacte locatie is hieronder weergegeven (afb. 3).<br />

In het PvE werd een werkwijze voorgesteld waarbij direct onder de bouwvoor een vlak wordt aangelegd.<br />

Ter hoogte van de woongrond dient zich daar reeds het te onderzoeken niveau aan; daarbuiten dient na<br />

de vlakaanleg onder de bouwvoor verdiept te worden tot een sporen/-vondstniveau of het niveau<br />

van laklagen.<br />

17<br />

Defilet & Verhagen 2010, PvE 25-01-2010.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

12


439800<br />

439800<br />

439800<br />

439700<br />

439700<br />

439700<br />

439600<br />

439600<br />

439600<br />

439500<br />

439500<br />

439500<br />

439400<br />

439400<br />

439400<br />

439300<br />

439300<br />

439300<br />

439200<br />

439200<br />

439200<br />

439100<br />

439100<br />

439100<br />

000<br />

190900<br />

190900<br />

100 100 m<br />

m<br />

191000<br />

191000<br />

191100<br />

191100<br />

Afb. 3. Aangelegde putten geprojecteerd op de topografische ondergrond.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

2<br />

4<br />

191200<br />

191200<br />

3<br />

1<br />

191300<br />

191300<br />

13<br />

© © ADC ADC 2010<br />

2010<br />

AR AR AR 12-5-2010<br />

12-5-2010<br />

12-5-2010


De aangelegde proefsleuven waren 2 m breed en 80 tot 100 m lang. Ter hoogte van de woongrond en de<br />

oeverwallen zijn de putten verbreedt tot 4 m, zodat de graafmachine weer de sleuf in kon rijden, om een .<br />

Het eerste vlak is zoals in het PvE vermeld, direct onder de bouwvoor aangelegd. Op plaatsen waar de<br />

woongrond ontbreekt, is dit de top van de middeleeuwse oeverafzettingen. Het tweede vlak is aangelegd<br />

onder deze oeverafzettingen of onder de woongrond.<br />

De vlakken zijn machinaal aangelegd, meestal met schaafbak, omdat dit de zichtbaarheid van de sporen<br />

ten goede kwam. Tijdens de aanleg van het vlak zijn vondsten in vakken van 4 m verzameld. Alleen<br />

metalen voorwerpen en bijzondere vondsten zijn als puntvondsten ingemeten. Grondsporen zijn direct<br />

ingekrast. De vlakken en de stort zijn met behulp van een metaaldetector onderzocht. Vervolgens is het<br />

vlak en ieder spoor daarin gefotografeerd en getekend (schaal 1:50), waarbij om de 4 m een<br />

waterpashoogte is bepaald. Een selectie van de aangetroffen grondsporen is met de hand gecoupeerd<br />

waarbij vondsten zijn verzameld. Deze selectie is gebaseerd op de aard en kleur van de sporen, om een<br />

goed inzicht te verkrijgen in de staat van conservering van de verschillende soorten sporen. Alle coupes<br />

zijn gefotografeerd en getekend op schaal 1:20. Geen sporen zijn in aanmerking gekomen voor<br />

bemonstering ten behoeve van archeobotanisch en archeozoölogisch onderzoek. Verder is in een groot<br />

deel van de sporen een guts geprikt, om de diepte van deze sporen te bepalen.<br />

Op de oeverwallen en op die locaties waar de woongrond is aangetroffen was het nodig ten dele of over<br />

de gehele lengte van de sleuf een tweede vlak aan te leggen. In sleuf 4 is tot onder de Middeleeuwse<br />

oeverafzettingen verdiept, om een mogelijk Romeins niveau aan te treffen. Tijdens het verdiepen is gelet<br />

op de eventuele aanwezigheid van sporen direct onder de bouwvoor. Op beide niveaus zijn geen<br />

noemenswaardige sporen aangetroffen.<br />

Na bestudering van de profielkolommen door de fysisch geograaf (J. Brijker), bleek de put geheel in de<br />

komafzettingen te zijn aangelegd. Dit zijn doorgaans geen vestigingslocaties geweest voor mensen. Dit is<br />

tevens de reden voor het ontbreken van bewoningssporen. Naar aanleiding hiervan is in overleg met de<br />

adviseur van de bevoegde overheid besloten om de sleuven in de komafzettingen niet te verdiepen naar<br />

een tweede vlak. In sleuf 1 en 3 is ter hoogte van de aangetroffen woongrond een tweede vlak<br />

aangelegd. In sleuf 2 is ter hoogte van de zandige oeverwalafzettingen een tweede vlak aangelegd.<br />

Tijdens het aanleggen van het diepste vlak werden om de tien meter profielkolommen aangelegd. Deze<br />

zijn gefotografeerd en getekend (op schaal 1:20) en vervolgens beschreven door een fysisch geograaf.<br />

3 Resultaten<br />

3.1 Fysisch geografisch onderzoek<br />

(J. Brijker)<br />

3.1.1 Inleiding<br />

In dit hoofdstuk wordt de opbouw en de genese van de ondergrond besproken, zoals deze is aangetroffen<br />

tijdens het onderzoek te Lingewaard Zeegbos. Hierbij wordt gebruik gemaakt van literatuurgegevens,<br />

informatie verkregen bij het vooronderzoek en het op 9 maart 2010 uitgevoerde veldbezoek. Bij het<br />

veldbezoek is de profielopbouw van de putten gedocumenteerd en bestudeerd, teneinde een beeld te<br />

verkrijgen van de bodemopbouw, de gaafheid van de bodem en de (geologische) opbouw en de genese<br />

van het plangebied.<br />

3.1.2 Methoden<br />

Voor het fysisch geografisch onderzoek is gebruik gemaakt van gedocumenteerde profielwanden en<br />

kolomopnamen in putwanden. De positie, lengte en diepte van de verschillende profielen was afhankelijk<br />

van het doel waarvoor de put is aangelegd. De profielen zijn handmatig opgeschaafd en vervolgens<br />

ingekrast en gedocumenteerd. Hierbij zijn zowel lithologische lagen als archeologisch relevante lagen<br />

onderscheiden, zoals vegetatiehorizonten, cultuurlagen en eventuele sporen. Alle lagen zijn bemonsterd en<br />

beschreven op textuur, kleur, gehalte organische stof en andere lithologische en bodemkundige<br />

verschijnselen. De profielen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard<br />

Boorbeschrijvingsmethode 18 die de lithologische beschrijving conform NEN5104 19 hanteert. De<br />

kolomopnames zijn gedaan in representatieve delen van het profiel. Het uitgevoerde fysisch-geografische<br />

onderzoek sluit aan op eerder uitgevoerd onderzoek op de locaties Loovelden en het Riet. 20<br />

Bosch 2005.<br />

Nederlands Normalisatie Instituut 1989.<br />

Roessingh & Blom (in voorbereiding) en Roessing (in voorbereiding).<br />

18<br />

19<br />

20<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

14


3.1.3 Achtergrond<br />

Het plangebied is gelegen op de overgang van de zuidelijke oeverwal van de Meinerswijkse<br />

stroomgordel naar het achterliggende komgebied (afb. 4). De stroomgordel bevindt zich circa 60 m ten<br />

noorden van het plangebied. De Meinerswijkse stroomgordel fungeerde vermoedelijk tot aan zijn<br />

eindfase (ca. 200 na Chr.) als noordgrens van het Romeinse Rijk. De fase van bewoning liep van de<br />

IJzertijd tot in de Vroege Middeleeuwen. Het zwaartepunt van de bewoning lag in de Romeinse tijd. 21<br />

De Meinerswijkse stroomgordel was een meanderende rivier. Meanderende rivieren worden<br />

gekarakteriseerd door het voorkomen van één, meer of minder sterk kronkelende, rivierbedding. Door<br />

erosie van de buitenbocht en sedimentatie in de binnenbocht verplaatsen meanderende rivieren zich.<br />

Hierdoor vormen meanderende rivieren een brede zandige meandergordel die breder is dan de<br />

watervoerende geul.<br />

439500 440000<br />

Afb. 4. Locatie van het plangebied binnen de Meinerswijkse meandergordel (Naar de zanddiepte<br />

attentiekaart van Berendsen 22 ).<br />

Rivieren zijn transporteurs van sediment: grind, zand, silt en lutum. De stroomsnelheid in de rivier is<br />

meestal te hoog voor sedimentatie van het fijne sediment. In rivierbeddingen wordt dan ook voornamelijk<br />

kalkrijk zand en grind afgezet. Tijdens perioden van hoogwater treedt de rivier buiten haar oever. In het<br />

overstroomde gebied neemt de stroomsnelheid van het water snel af als gevolg van de geringe<br />

21<br />

22<br />

NNN<br />

00<br />

100m<br />

100m<br />

Huissen project Zeegbos<br />

Meandergordelkaart<br />

Legenda<br />

Meinerswijkse meandergordel;<br />

top zand 1-1.5m -mv<br />

top zand 1.5-2m -mv<br />

Schurmans 2008.<br />

Berendsen et al. 2001.<br />

191000 191500 192000<br />

komgebied;<br />

top Pleistoceen 2-3m -mv<br />

top Pleistoceen 3-4m -mv crevasse afzettingen<br />

begrenzing oeverwal<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

15<br />

JB JB 9-9-2009<br />

JB JB 9-9-2009<br />

9-9-2009


waterdiepte en de aanwezigheid van vegetatie. Het sediment dat in suspensie in het water aanwezig is<br />

kan dan worden afgezet. Het grovere sediment (zand en silt) wordt afgezet vlak naast de bedding, op de<br />

oevers van de rivier. Hierdoor ontwikkelt zich een kalkrijke uit zand en zandige en siltige klei bestaande<br />

oeverwal. Oeverwallen van een rivier zijn dikker dicht bij de rivier en wiggen uit in de richting van de<br />

kom. Deze oeverwal wordt bij elke overstroming verder opgehoogd en vormt een langgerekte rug in het<br />

landschap. Het fijne sediment (lutum en silt) wordt verder van de rivier, in het komgebied, afgezet. Als<br />

het waterpeil van de rivier daalt en het water door de drooggevallen oeverwal van de rivier is afgesneden<br />

stagneert de stroming en kan ook het fijnste sediment bezinken. De laagste delen van het komgebied<br />

zijn zeer nat, ook in perioden dat geen overstromingen optreden. De afgezette sedimenten worden in dit<br />

zure milieu ontkalkt. Op deze plaatsen kan veen worden gevormd.<br />

De bedding en de oeverwallen van een rivier komen door sedimentatie steeds hoger te liggen. Een<br />

verschijnsel dat door de zakking van veen en klei in de kommen versterkt wordt. Daarom liggen op oude<br />

bodemkaarten fossiele meandergordels als ruggen in het landschap. Door de hoge en droge ligging<br />

vormen oeverwallen mooie droge vestigingslocaties. In het rivierengebied worden de meeste dorpen en<br />

steden dan ook gevonden op oeverwallen of fossiele stroomgordels.<br />

Door Berendsen en Stouthamer 23 wordt de ouderdom van de Meinerswijkse stroomgordel geschat op<br />

ongeveer 1810 v. Chr. De stroomgordel is niet direct gedateerd. De eindfase is gedateerd op ongeveer<br />

186 jaar n. Chr. Er bestaat een grote spreiding in dateringen van het einde van de sedimentatie. De<br />

dateringen van deze stroomgordel zijn dus niet optimaal en zouden verbeterd kunnen worden. De<br />

stroomgordel is in ieder geval actief geweest tot in de Romeinse tijd, en waarschijnlijk is de restgeul nog<br />

langer watervoerend geweest. De Neder-Rijn is de meest waarschijnlijke opvolger van de Meinerswijkse<br />

stroomgordel. Deze meandergordel is vanaf 614 n. Chr. actief. 24<br />

Tot de Late IJzertijd waren veel verschillende stroomgordels actief in de Over-Betuwe. Aan het eind van<br />

de IJzertijd raakt een groot deel van deze stroomgordels buiten gebruik en wordt de afvoer<br />

geconcentreerd in een gering aantal stroomgordels: de voorlopers van de Waal en voorlopers van de<br />

Oude Rijn/Nederrijn (de voormalige Meinerswijkse stroomgordel). 25 In de Vroeg-Romeinse tijd is de<br />

Meinerswijkse stroomgordel de hoofdstroom van de Rijndelta. 26<br />

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de originele bodemopbouw van het plangebied uit<br />

kalkhoudende poldervaaggronden. Geomorfologisch gezien bestaat het uit een rivierkom en<br />

oeverwalachtige vlakte. 27<br />

Uit bestudering van het AHN blijkt dat het gebied ten noorden van de Loostraat (de stroomgordel)<br />

relatief hoog gelegen is. Vermoedelijk moet hier dan ook de locatie van de Romeinse weg gezocht<br />

worden. Het beddingzand van de Meinerswijkse stroomgordel bevindt zich hier op een diepte van 1-2m<br />

–mv. Het lager gelegen gebied ten zuiden van de Loostraat beslaat de oeverwal en het komgebied van<br />

deze stroomgordel. Ongeveer 200 m westelijk van het plangebied bevindt zich een relatief hoog gelegen<br />

gebied ten zuiden van de Loostraat, dit is een crevasse afzetting van de stroomgordel. Verder geven de<br />

structuren binnen het AHN hoofdzakelijk het huidige landgebruik weer (perceellering van akkerland).<br />

3.1.4 Resultaten<br />

Binnen de aangelegde werkputten zijn om de 10 meter profielkolommen gedocumenteerd. Binnen de<br />

gedocumenteerde profielkolommen zijn afzettingen behorende tot het komgebied en de oeverwal<br />

aangetroffen. Binnen de twee aangetroffen zones, de kom- en de oeverwalafzettingen is de geologische<br />

opbouw grotendeels identiek.<br />

Komgebied<br />

Aan de basis, op een diepte van ca. 70 cm –mv. bevindt zich een pakket van zwak tot incidenteel matig<br />

siltige oranjegele klei. Hierbinnen bevinden zich enkele mangaanvlekken. Hierboven (30-40 cm –mv)<br />

bevindt zich een laag van zwak zandige, bruine klei. De top van het profiel wordt gevormd door een<br />

pakket van sterk zandige, donkerbruine, licht humeuze klei (de moderne bouwvoor). Alle aangetroffen<br />

afzettingen zijn kalkrijk.<br />

23<br />

Berendsen et al. 2001.<br />

24<br />

Berendsen & Stouthamer 2001.<br />

25<br />

Berendsen & Stouthamer 2001.<br />

26<br />

Schurmans 2008.<br />

27<br />

Stiboka 1975.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

16


Afb. 5. Profiel binnen het komgebied aan de zuidzijde van werkput 1. Met als opbouw van boven naar<br />

onderen: Bouwvoor, afzettingen van de Nederrijn, komklei van de Meinerswijkse stroomgordel.<br />

Oeverwal<br />

Aan de basis, op een diepte van ca. 70 cm –mv, bevindt zich een pakket van uiterst siltige, oranjegele<br />

klei. Op een diepte van 50-60 cm –mv is een laag van een licht grijs gevlekte, sterk siltige klei<br />

aangetroffen. Hierboven (30-40 cm –mv) bevindt zich een laag van zwak zandige, bruine klei. De top van<br />

het profiel wordt gevormd door een pakket van sterk zandige, donkerbruine licht humeuze klei (de<br />

moderne bouwvoor). Alle aangetroffen afzettingen zijn kalkrijk.<br />

Interpretatie<br />

Deze opeenvolging wordt als volgt geïnterpreteerd: Het pakket uiterst siltige klei (60-200 cm –mv) aan de<br />

basis wordt geïnterpreteerd als oeverafzettingen van de Meinerswijkse stroomgordel. Hierin ligt een<br />

Romeins bewoningsniveau. Dit niveau is afgedekt door een pakket oeverafzettingen (0-60 cm –mv). Het<br />

pakket wordt gerekend tot oeverafzettingen vanwege het hoge siltgehalte en de aanwezigheid van kalk.<br />

Het ontbreken van zand in het sediment wijst erop dat het is afgezet onder relatief rustige<br />

omstandigheden wat verder van de actieve bedding van de rivier af. Naar het zuiden toe worden de<br />

afzettingen kleiiger, wat inhoudt dat de grens van de oeverwal naar het komgebied bereikt wordt. De<br />

grens tussen de kom- en oeverafzettingen is aangegeven in afbeelding 5. Sleuf 4 ligt geheel binnen het<br />

komgebied. De hier aangetroffen geologische opbouw komt in hoge mate overeen met de geologische<br />

opbouw van het plangebied “het Riet”, ca. 1 km ten oosten van het plangebied. 28 De oever- en<br />

komafzettingen bevinden zich boven Pleistoceen beddingzand. Volgens de zanddiepte attentiekaart van<br />

Berendsen 29 bevindt het Pleistocene beddingzand zich op een diepte van 2 m –mv. Deze afzettingen<br />

behoren tot de Formatie van Echteld. 30 Tijdens het huidige onderzoek zijn deze afzettingen niet bereikt.<br />

Bouman, in Roessingh & Blom (in voorbereiding).<br />

Berendsen et al. 2001.<br />

De Mulder et al. 2003.<br />

28<br />

29<br />

30<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

17


Afb. 6. Profiel binnen de oeverwal zone (werkput 3). Met als opbouw van boven naar onderen: Bouwvoor,<br />

afzettingen van de Nederrijn, zwak ontwikkelde vegetatiehorizont, oeverafzettingen van de Meinderswijkse<br />

stroomgordel.<br />

Paleogeografische ontwikkeling<br />

Bij voorgaand booronderzoek is vastgesteld dat het Pleistocene oppervlak zich op een diepte van 3 to 3,5<br />

m –mv bevindt. 31<br />

Dit Pleistocene oppervlak bestaat uit vlechtende rivierafzettingen met daarop het<br />

laagpakket van Wijchen. Op de Pleistocene afzettingen worden komafzettingen gevonden. Hierop ligt<br />

een 1,5 m dik pakket oeverafzettingen van de Meinerswijkse stroomgordel bestaande uit kalkrijke siltige<br />

tot zandige klei met af en toe een zandige laag (1m tot 2,5 m –mv). Verder zuidelijk gaat de oeverwal<br />

over in het komgebied. De Meinerswijkse stroomgordel is actief van 1810 v. Chr. tot 186 n. Chr.<br />

In het oeverpakket is op een aantal plaatsen (ca. 60 cm –mv) een cultuurlaag ontwikkeld. Met het<br />

huidige onderzoek is slechts een zeer vage cultuurlaag waargenomen, deze is echter zeer duidelijk<br />

ontwikkeld ca. 300 m ten oosten van de huidige onderzoekslocatie. De oever- en komafzettingen en het<br />

31<br />

Berendsen et al. 2001.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

18


Romeinse oppervlak worden afgedekt door kom- en oeverafzettingen van de opvolger van de<br />

Meinerswijkse stroomgordel, waarschijnlijk de Nederrijn. Deze afzettingen zijn hoogstwaarschijnlijk<br />

afgezet gedurende de bloeifase van de Nederrijn, de Middeleeuwen. De loop van de Nederrijn heeft<br />

altijd ten noorden van de huidige Rijndijk gelegen en het afgezette oeverpakket is dan ook redelijk dun<br />

en kleiig. Na de bedijking van de Nederrijn is nog maar weinig sediment afgezet. Gedurende<br />

dijkdoorbraken is grof zand afgezet wat volledig in de bouwvoor is opgenomen.<br />

3.2 Sporen en structuren<br />

In het noordelijke gedeelte van put 1 zijn sporen aangetroffen onder een cultuurlaag/woongrond, over<br />

een lengte van ca. 40 m en over de gehele lengte (ca. 90 m) van de dwarssleuf (sleuf 3). Dit komt<br />

ongeveer overeen met de verwachtingen gebaseerd op basis van het vooronderzoek.<br />

In totaal zijn 23 greppels, 24 kuilen, 49 paalkuilen, een paalkuil met kern (zie bijlagen), een aantal<br />

recente verstoringen en een natuurlijke verstoring aangetroffen. De bovenkant van de sporen bevindt<br />

zich op ca. 8,7 m + NAP. De sporen zijn doorgaans ca. 20 cm diep, met enkele diepere tot 70 cm.<br />

In de woongrond is keramisch materiaal aangetroffen, dat voornamelijk dateert uit de Romeinse tijd.<br />

Aardewerk dat nader gedateerd kan worden dateert uit de Vroeg-Romeinse tijd en de Midden-Romeinse<br />

tijd A en B (12 v. Chr. tot 270 n. Chr.).<br />

Een aantal greppels en (paal)kuilen lijken tezamen de contouren van een tweetal huisplattegronden (S1<br />

en S3) en een kringreppel (S2) te vormen (zie bijlagen). Structuur 1 betreft waarschijnlijk een<br />

woonstalhuis. Met ingangspartijen in de lange gevel. Deze huizen worden doorgaans omgeven door<br />

afwateringsgreppels, die ter hoogte van de ingangen haaks op het huis gericht zijn (afb. 7). Het<br />

aardewerk in de sporen die tot de huisplattegrond zijn gerekend, dateert uit de Romeinse tijd. Een<br />

nadere datering voor het aardewerk is niet verkregen. Mogelijk dat de structuur wordt doorsneden door<br />

een spoor (spoor 16) met aardewerk uit de Vroeg-Romeinse tijd (12 v. Chr. – 70 n. Chr.). Deze<br />

oversnijding is enkel in het vlak geconstateerd en dientengevolge niet zeer betrouwbaar. Deze<br />

huisplattegrond dateert op basis van deze gegevens uiterlijk uit de Vroeg-Romeinse tijd. Een latere<br />

datering in de Romeinse tijd valt echter niet uit te sluiten.<br />

Afb. 7. Een woonstalhuis aangetroffen op de Horden ( Naar Vos 1994). 32<br />

Daarnaast zijn vermoedelijke wandgreppels aangetroffen van een woonhuis (structuur 3). In één van<br />

deze greppels is een fragment van een dolium (Romeinse voorraadkruik) aangetroffen, dat dateert uit de<br />

Romeinse tijd. Een nadere datering valt voor dit type aardewerk niet te geven. De wandgreppel van de<br />

huisplattegrond wordt echter doorsneden door een spoor waar aardewerk uit komt dat dateert uit de<br />

Midden-Romeinse tijd A. Hier moet echter bij vermeld worden dat deze oversnijding enkel in het vlak is<br />

32<br />

Vos 1994.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

19


waargenomen. Op grond van deze gegevens, dateert de huisplattegrond vermoedelijk uit de Midden-<br />

Romeinse tijd A of vroeger (70-150 n. Chr.). Tevens is ter hoogte van de kringreppel (Structtur 2) een<br />

aantal paalkuilen aangetroffen, die vermoedelijk ook een structuur vormen. Doordat niet de gehele<br />

structuur zichtbaar is in de proefsleuf, is de structuur niet aan te geven.<br />

Binnen het plangebied lijken dus minimaal drie erven aanwezig, die door greppels begrensd zijn; de<br />

zogenaamde erfscheidingsgreppels (spoor 72/73, 54, 77 en 21).<br />

In spoor 4 van put 1 is aardewerk aangetroffen dat uit de IJzertijd dateert. Daarnaast is aardewerk uit de<br />

Midden-Romeinse tijd A in aangetroffen. Het ijzertijdaardewerk is mogelijk door opspit in dit Romeinse<br />

spoor terecht gekomen, maar toont derhalve aan dat het terrein in de IJzertijd bezocht/in gebruik is<br />

geweest.<br />

3.3 Vondstmateriaal<br />

In totaal zijn er 427 vondsten gedaan. Deze bestaan uit 21 stuks metaal, 50 fragmenten botmateriaal, 13<br />

stuks natuursteen, twee keramische objecten, elf stuks huttenleem, vier fragmenten bouwmateriaal en<br />

326 fragmenten aardewerk, waarvan 149 gedraaide fragmenten en 177 handgevormde fragmenten.<br />

Het vondstmateriaal is over het algemeen goed geconserveerd, doch sterk gefragmenteerd. Aan het<br />

aardewerk is zichtbaar dat het in een natte omgeving bewaard is gebleven, door een bruinige aanslag.<br />

Metaalvondsten zijn over het algemeen sterk gecorrodeerd.<br />

3.3.1 Aardewerk<br />

In totaal zijn 326 fragmenten aardewerk aangetroffen, waarvan 149 gedraaide fragmenten en 177<br />

handgevormde fragmenten. Dit aardewerk is bestudeerd door F. Reigersman-van Lidth de Jeude (ADC<br />

ArcheoProjecten). Het aardewerk bestaat uit: ruwwandig en gladwandig aardewerk, handgevormd<br />

aardewerk, briquetage, terra sigillata, terra nigra, Belgische waar, (kruik)amforen en dolia. Het meeste<br />

aardewerk dateert uit de 1 e<br />

tot eind 3 e<br />

eeuw n. Chr. Een uitgebreide lijst van het aangetroffen<br />

vondstmateriaal is opgenomen in de bijlagen. Hieronder volgt een korte beschrijving van de meest<br />

aangetroffen aardewerktypen.<br />

Het handgevormde aardewerk, is aardewerk dat niet op de draaischijf vervaardigd is, maar geheel met<br />

de hand geboetseerd is. Dit type werd voornamelijk aangetroffen waarbij het baksel met zand/fijn grind<br />

gemagerd is en veelal gereduceerd gebakken is. Ook baksel dat met plantaardig materiaal gemagerd is,<br />

is aangetroffen.<br />

Briquetage kan vermoedelijk beschouwd worden als verpakkingsmateriaal voor zeezout. Hoewel er<br />

meerdere varianten van briquetage-aardewerk bekend zijn, gaat het hier in alle gevallen om briquetage<br />

uit het kustgebied. Dit type komt vanaf de 6 e eeuw v. Chr. voor en blijft in gebruik tot in de Romeinse<br />

tijd. 33<br />

Dolia zijn grote voorraad- of transportvaten met een naar binnen gebogen verdikte rand. Bij de grote<br />

dolia zijn de bodem en de wand niet op de draaischijf gemaakt maar met de hand gevormd. De rand<br />

daarentegen is wel meestal gedraaid. Kleine dolia zijn wel volledig gedraaid. Vaak wordt op de rand en<br />

de schouder een peklaag aangebracht. Van deze peklaag is op de fragmenten uit Huissen echter niets<br />

aangetroffen. De meeste doliumfragmenten zijn gemaakt van het kenmerkende doliumbaksel, een relatief<br />

zacht, beige tot bruinrood baksel met veel beige en rood potgruis.<br />

Het ruwwandig aardewerk kan in drie grote groepen onderverdeeld worden: de regionaal geproduceerde<br />

grijze ruwwandige waar, de Low Lands Ware en het overige ruwwandige aardewerk.<br />

Het gladwandige aardewerk wordt onderverdeeld in kruiken (kruik)amforen, amforen en overig.<br />

Terra sigillata, aardewerk met een oranje tot (bruin)rode kern en glanzende harde deklaag, wordt<br />

doorgaans gezien als luxe tafelwaar. Dit aardewerk werd in verschillende productieregio’s en –centra<br />

geproduceerd. De herkomst van een scherf bepaalt in grote lijnen de datering ervan, omdat de<br />

verschillende productieregio’s grotendeels opeenvolgend op elkaar naar onze streken exporteerden. De<br />

herkomst kan bepaald worden door het baksel, maar meer precies aan de hand van de<br />

pottenbakkersstempels en de reliëfdecoratie die op enkele typen werd aangebracht.<br />

33<br />

Van den Broeke 1986, 97; Van den Broeke 1987b, 117-118.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

20


Terra nigra is behoort tot de categorie Belgische waar. Dit is Romeins aardewerk dat reducerend werd<br />

gebakken, waardoor een grijze of zwartglanzende kleur ontstond.<br />

3.3.2 Metaal<br />

Het metaal is gedetermineerd door J. Langelaar (ADC ArcheoProjecten). Bij het metaal zit een fragment<br />

van een koperen sleutel, een Romeinse bronzen munt (as/dupondius), een ijzeren kram, een stuk van een<br />

beslag en een koperen hengsel/helmdrager. De rest bestaat uit spijkers of is indetermineerbaar. Deze<br />

zijn afgestoten, omdat ze niet bijdragen aan het beantwoorden van de onderzoeksvragen.<br />

De as (meervoud asses) is een munteenheid en een bronzen of koperen munt uit de Romeinse tijd. De as<br />

was de basiseenheid van het Romeinse muntenstelsel. De vroegst dateerbare as dateert uit 280 v. Chr.<br />

Geleidelijk aan word de as steeds minder waard, tot hij na de herziening van het muntenstelsel door<br />

Diocletianus (284 – 305 n. Chr.) geheel verdwijnt. 34<br />

De dupondius uit de vroege Romeinse Republiek was een zeer grote gegoten bronzen munt die rond 335<br />

- 285 v.Chr. een diameter van circa 8 cm had en twee Romeins-Oscaanse ponden woog: 2x 273g. Rond<br />

268 v.Chr. was het gewicht al gereduceerd tot 2x 54.5 g.<br />

Na de hervorming van het muntstelsel door keizer Augustus in 23 v. Chr., werd de dupondius geslagen<br />

uit orichalcum 35<br />

en verschilde in grootte niet veel van de as. Het gebruikte metaal is echter anders: voor<br />

de as is dat puur koper dat roder is en zachter aanvoelt dan de dupondius. Bovendien begon ten tijde van<br />

Nero (54-68 n. Chr.) de dupondius zich vaak te onderscheiden doordat het keizerlijk portret met een<br />

stralenkroon is afgebeeld in plaats van de gebruikelijke lauwerkrans welke op de as gehandhaafd blijft.<br />

Door de inflatie verloren de dupondiiin de loop der jaren steeds meer waarde en werden kleiner. In de<br />

loop van de derde eeuw werden ze vrij zelden meer geslagen en verdwenen tenslotte geheel na de<br />

hervorming van het muntstelsel door Diocletianus. 36<br />

3.3.3 Natuursteen en keramisch bouwmateriaal<br />

(M. Melkert, ADC ArcheoProjecten)<br />

Van Lingewaard Huissen Zeegbos zijn acht vondstnummers gescand. Het materiaal is afkomstig uit<br />

werkputten 1 en 3, met uitzondering van vondstnummer 22, dat afkomstig is uit een greppel, zijn alle<br />

vondsten aangetroffen in spoor 3000.<br />

Vondstnummers 11, 12 en 22, afkomstig uit put 1, zijn vermoedelijk van nature aanwezig in de<br />

ondergrond: afgerond grind dan wel onbekend materiaal met wespennestgaatjes. Vondstnummer 11<br />

bevat wel een ovaalrond, plat grindje van zandsteen, maar dit toont geen gebruikssporen en is dus<br />

vermoedelijk niet gebruikt als bijvoorbeeld speelschijfje.<br />

In put 3 zijn twee bewerkte fragmenten verzameld (vondstnummers 35 en 47) en één fragment zonder<br />

bewerkingssporen, maar wel van dezelfde steensoort als de bewerkte vondst 35. Die steensoort is een<br />

micahoudende, groengrijze zandsteen. Daarnaast zijn vijf fragmenten lavasteen (mogelijk tefriet)<br />

aangetroffen. Deze steensoort werd vroeger, vanwege het poreuze karakter van de steen, veelvuldig<br />

gebruikt als maalsteen en/of wrijfsteen. Daarnaast is lavasteen aangetroffen (vondstnummer 37). Dit<br />

werd veelal gebruikt als maalsteen en/of als wrijfsteen.<br />

Het bewerkte fragment van vondstnummer 35 is plat, driehoekig met één gezoet (fijn geschuurd)<br />

oppervlak en één, geschuind zijkantje. De andere twee zijkantjes zijn vlak (bewerkt), de onderzijde heeft<br />

een ruw breukvlak. De toepassing is onbekend.<br />

Het bewerkte fragmentje van vondstnummer 47 is hoekig met één gezoet vlakje. De overige vlakken zijn<br />

ruwe breukvlakken. Dit is een micahoudende, beige kleurige zandsteen. Het gezoete vlakje zou het<br />

oppervlak van een tegel kunnen zijn; deze zou in dat geval een dikte van minimaal 2,95 mm gehad<br />

hebben.<br />

Beide bewerkte fragmenten zijn niet aan een periode toe te wijzen. Ze zouden zowel Romeins als<br />

middeleeuws/nieuwetijds kunnen zijn.<br />

34<br />

http://nl.wikipedia.org/wiki/As_(munteenheid)<br />

35<br />

Oricalchum is een legendarische metaallegering, die in gebruik zou zijn geweest in Atlantis. Een vermoedelijk andere legering van<br />

dezelfde naam was in gebruik bij de Romeinen vanaf de tijd van Augustus.<br />

36<br />

http://nl.wikipedia.org/wiki/Dupondius<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

21


3.3.4 Archeozoölogisch onderzoek<br />

Het aangetroffen botmateriaal bestaat uit botten van gedomesticeerde dieren. Onder het botmateriaal is<br />

namelijk bot aangetroffen van rund (Bos taurus), paard (Equus caballus) en schaap/geit (Capra/Ovis). 37<br />

Voorlopig kan aan de hand van dit materiaal geen uitspraak gedaan worden over de functie van de<br />

nederzetting waartoe het aangetroffen botspectrum behoort. Hiervoor moet het sample groter zijn.<br />

Mogelijk dat dit vastgesteld kan worden, als de gehele nederzetting in de toekomst opgegraven wordt.<br />

Een nadere toelichting van het aangetroffen botmateriaal is opgenomen in de bijlagen.<br />

4 Synthese<br />

4.1 Algemeen<br />

De verwachtingen die op grond van het vooronderzoek zijn gesteld, kunnen op basis van het huidige<br />

onderzoek worden bevestigd. Vooronderzoek heeft de aanwezigheid van een woongrond in de<br />

noordwesthoek van het plangebied aangetoond. Het huidige onderzoek heeft de aard en de<br />

conserveringstoestand van de woongrond en de bewoningssporen daaronder aangetoond. Tevens zijn<br />

geen resten van een Romeinse weg aangetroffen. De bewoningsporen van de Romeinse nederzetting<br />

dateren uit de Vroeg-Romeinse tijd en zijn goed geconserveerd door de afdekkende Middeleeuwse<br />

oeverafzettingen.<br />

De omvang van de woongrond en de desbetreffende bewoningssporen daaronder, kan op basis van de<br />

resultaten van dit onderzoek gedeeltelijk nauwkeuriger worden aangegeven op de gemeentelijke<br />

verwachtingskaart. 38<br />

Daarnaast dient overwogen te worden om de ligging van de Romeinse weg aan te<br />

passen. Deze is ten zuiden van de Loostraat niet aangetroffen. De verwachting is dan ook dat deze op de<br />

hooggelegen stroomgordel ten noorden van de Loostraat ligt.<br />

4.2 Beantwoording van de onderzoeksvragen<br />

De onderzoeksvragen die in het Programma van Eisen zijn gesteld zullen hier worden beantwoord op<br />

basis van de bevindingen van het proefsleuvenonderzoek.<br />

1. Wat is de aard en datering van de vindplaats die met de woongrond samenhangt?<br />

− Onder de woongrond zijn nederzettingssporen uit de Romeinse tijd aangetroffen. Het aardewerk<br />

dateert voornamelijk uit de Midden-Romeinse tijd en gedeeltelijk uit de Vroeg-Romeinse tijd. Er is<br />

dus sprake van een nederzetting uit de Romeinse tijd (NX ROM), met het zwaartepunt van de<br />

bewoning in de Midden-Romeinse tijd. Het is mogelijk dat de locatie in de Late IJzertijd al<br />

bewoond is geweest.<br />

2. Zijn er in het plangebied buiten de woongrond nog meer vindplaatsen aanwezig en zo ja, wat is de aard<br />

en datering daarvan?<br />

- Naast de woongrond zijn geen andere vindplaatsen binnen het plangebied aangetroffen.<br />

3. Wat is de omvang van de vindplaatsen? Hoe diep bevinden zich archeologisch relevante lagen en<br />

sporen?<br />

− De vindplaats strekt zich uit van de oostgrens van het plangebied tot ca. 130 m naar het westen,<br />

De uiterste zuidgrens bevindt zich op 80 m vanaf de noordelijke grens van het plangebied. De<br />

sporen bevinden zich doorgaans onder de Middeleeuwse oeverafzettingen. De onderkant van dit<br />

pakket ligt tussen 50 en 75 cm –mv. Vanaf deze diepte is de woongrond zichtbaar en kunnen<br />

sommige sporen al waargenomen worden. Dit pakket is doorgaans 10 – 15 cm dik. Hieronder<br />

worden de sporen pas duidelijk zichtbaar.<br />

4. Wat is de paleogeografische ligging van de vindplaatsen en hoe laat de ontstaansgeschiedenis van het<br />

plangebied zich aardwetenschappelijk duiden?<br />

- De vindplaats is gelegen op de zuidelijke oeverwal van de Meinerswijkse stroomgordel. De<br />

Meinerswijkse Rijn was actief tot 186 n. Chr. en stroomde ten noorden van het plangebied. De<br />

bodemopbouw van het plangebied is gevormd door de activiteit van de rivier gedurende eeuwen.<br />

Het onderscheid tussen schaap en geit is moeilijk vast te stellen aan de hand van botmateriaal.<br />

Willemse 2004.<br />

37<br />

38<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

22


In verschillende fases is er door de rivier een pakket van grof zand en grind (beddingafzettingen)<br />

en uiterst siltige klei (oeverafzettingen) afgezet.<br />

5. Zijn er met het oog op bewoning/activiteiten terreinaanpassingen gedaan? Welke invloed had de mens<br />

op het landschap?<br />

- Waarschijnlijk zijn de erfgrenzen in de vorm van greppels tevens bedoeld als<br />

afwateringsgreppels.<br />

6. Wat is de aard, datering en functie van sporen en structuren? Welke periodisering en fasering kan<br />

worden aangebracht?<br />

- Paalkuilen, kuilen en greppels zijn aangetroffen. Daarnaast zijn drie structuren aangetroffen,<br />

waaronder een woonstalhuis, een woonhuis en waarschijnlijk een kringgreppel. De<br />

huisplattegronden dateren mogelijk uit de Vroeg-Romeinse tijd/Midden-Romeinse tijd A.<br />

7. Hoe verhouden de sporen en structuren zich ruimtelijk en functioneel tot elkaar?<br />

- De onderzochte oppervlakte is te smal om een concrete uitspraak te doen over hoe de sporen en<br />

structuren ruimtelijk en functioneel tot elkaar verhouden.<br />

8. Zijn er aanwijzingen voor een militaire inrichting van vindplaatsen? Licht toe.<br />

- Vondstmateriaal dat duidt op het gebruik van de nederzetting als militaire inrichting is niet<br />

aangetroffen. De aanwezigheid van twee huisplattegronden, waaronder een woonstalhuis, doet<br />

vermoeden dat het hier een agrarische nederzetting betreft.<br />

9. Is er sprake van een nederzettingsterrein of handelt het om off-site sporen dan wel een ander type<br />

vindplaats? Licht toe.<br />

- De aanwezigheid van twee huisplattegronden toont aan dat de vindplaats gezien moet worden<br />

als een nederzetting.<br />

10. Zijn er aanwijzingen voor het verlaten van vindplaatsen? Zo ja, welke en met welke periode(n) hangen<br />

deze samen?<br />

- Het aardwerk toont aan dat de nederzetting vanaf de eerste eeuw tot aan het einde van de derde<br />

eeuw in gebruik is geweest. Geen aanwijzingen zijn gevonden omtrent het verlaten van de<br />

nederzetting, maar rond 270 n. Chr (einde Midden-Romeinse tijd) lijkt aannemelijk. Dit beeld<br />

wordt eveneens bevestigd door de resultaten van Roessing en Blom. 39<br />

11. Hoe was het terreingebruik gedurende de perioden dat er geen bewoning was?<br />

- In het recente verleden was het terrein in gebruik als akkerland. Wanneer het terrein in gebruik is<br />

genomen als akkerland is onduidelijk. Mogelijk is dit in de Middeleeuwen of eerder gebeurd.<br />

Vondsten om deze aanname te onderbouwen ontbreken echter.<br />

12. Wat is de aard, datering en spreiding van het vondstmateriaal?<br />

- Het vondstmateriaal bestaat uit keramiek (handgevormd aardewerk, gedraaid aardewerk en<br />

keramische objecten), botmateriaal (schaap/geit, rund en paard), metaal, huttenleem en<br />

natuursteen. Het merendeel van het vondstmateriaal dateert uit de Midden-Romeinse tijd. Dit<br />

vondstmateriaal wordt in de woongrond, net daaronder en in de sporen aangetroffen. Af en toe<br />

wordt een vondstcategorie in de bouwvoor aangetroffen.<br />

13. Hoe verhoudt het vondstmateriaal zich in ruimtelijke zin tot de sporen en structuren?<br />

- Het gros van het vondstmateriaal wordt in de woongrond en in de sporen aangetroffen.<br />

14. Wijst het vondstmateriaal op functies van sporen en structuren en zo ja, welke functies zijn dat?<br />

- Het aangetroffen vondstmateriaal kan niet in verband worden gebracht met functies van sporen<br />

en structuren.<br />

15. Wat was de bestaansbasis van de bewoners?<br />

- Gezien de aanwezigheid van een gemengd agrarisch bedrijf van veeteelt en landbouw, is het<br />

aannemelijk dat de nederzetting grotendeels zelfvoorzienend was.<br />

39<br />

Roessing & Blom (n voorbereiding)<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

23


16. Zijn er ook aanwijzingen voor het uitoefenen van specifieke ambachten? Licht toe.<br />

- Aanwijzingen voor het uitoefenen van specifieke ambachten zijn niet gevonden (zie tevens vraag<br />

17).<br />

17. Bevinden zich in het vondstmateriaal militaria? Licht toe.<br />

- Onder het vondstmateriaal bevindt zich geen militaria. Mogelijk dat een metalen helmdrager is<br />

aangetroffen, maar dit kan ook een handvat van een lade of kist zijn. Deze lijken qua vorm erg<br />

veel op elkaar. Andere vondsten die niet direct in verband staan met een agrarische nederzetting,<br />

zoals: gemmen, dobbelstenen, glazen badflesjes, schrijfplankjes of bepaalde schoentypes, zijn<br />

niet aangetroffen. Daarnaast leveren graffito`s en dakpanstempels of de hoeveelheid aardewerk<br />

die is aangetroffen, geen indicatie voor een militaire functie van de vindplaats.<br />

18. Wat kan uit het vondstmateriaal en de sporen worden afgeleid met betrekking tot de ligging van de<br />

vindplaatsen nabij de limes? Zijn er bijvoorbeeld specifieke structuren of bouwvormen en is er sprake<br />

van specialisatie?<br />

- Vondstmateriaal dat specialisatie doet vermoeden is niet aangetroffen. Greppels zijn niet<br />

gecoupeerd. Dientengevolge kan geen uitspraak gedaan worden over de vorm en eventuele<br />

bemoeienis van het leger tijdens de aanleg ervan. De enige aanwijzing voor het gebruik van de<br />

vindplaats vormt het woonstalhuis. Dit bevestigd dat de nederzetting een agrarische functie had.<br />

19. Verschillen de vindplaatsen ten opzichte van verder weg van de limes gelegen vindplaatsen en zo ja, in<br />

welk opzicht?<br />

- De vindplaats ligt langs de limesweg van Huissen naar Castra Herculis (Arnhem) deze route wordt<br />

pas in de jaren `40 van de eerste eeuw belangrijk, na de opname van het catellum te Meinerswijk<br />

en de (vermoedelijke) castella te Loowaard, Huissen en Driel in het verdedigingssysyteem als<br />

onderdeel van de limes. Hierdoor verrijzen langs deze weg vanaf de Vroeg-Romeinse tijd<br />

nederzettingen, die veelal geen voorganger in de IJzertijd hebben. Vanwege de ligging op een<br />

relatief smalle oeverwal, zal de nederzetting een lintbouwvormig karakter hebben gehad.<br />

20. Is er een verband tussen locatiekeuzen en aangetroffen functies van sporen en structuren?<br />

- De locatie betreft een hoger gelegen oeverafzetting. Deze zijn vanwege de hoge ligging geschikt<br />

voor bewoning. De komafzettingen kunnen dan als akkerland/weiland in gebruik zijn geweest.<br />

Dit kan de aanwezigheid van een woonstalhuis verklaren. Verder zijn de erfgreppels mogelijk als<br />

afwateringsgreppels gebruikt. Deze liggen min of meer loodrecht op de rug van de oeverwal en<br />

zorgen voor de afwatering van de oeverrug.<br />

21. Wat is de conservering van sporen en vondsten en welke factoren zijn hierop van invloed geweest?<br />

Licht dit per categorie toe.<br />

- De conservering van sporen is zeer goed te noemen. Dit komt doordat het Romeinse niveau (en<br />

dus ook de sporen worden afgedekt door een pakket oeverafzettingen uit de Middeleeuwen. Dit<br />

heeft de vindplaats beschermd tegen verstoringen vanaf de Middeleeuwen.<br />

Vondstmateriaal van vindplaatsen, die zich in de klei bevinden, is doorgaans goed geconserveerd<br />

gebleven. Dit geldt eveneens voor deze vindplaats. Het materiaal is echter wel fragmentarisch.<br />

22. Wat is de conservering van paleo-ecologisch materiaal? Welke factoren zijn hierop van invloed geweest<br />

en in hoeverre kunnen tijdens het stadium van een eventueel definitief onderzoek vragen met<br />

betrekking tot de voedseleconomie en landschapsreconstructie worden beantwoord?<br />

- Monsters zijn niet genomen, omdat geen humeuze vullingen aangetroffen zijn. Doorgaans is de<br />

conservering van paleo-ecologisch materiaal echter goed te noemen in kleiige afzettingen en/of<br />

onder de grondwaterspiegel. Daarom is de verwachting dat de conservering van paleoecologisch<br />

materiaal goed is. Dit geldt zeker als het paleo-ecologisch materiaal onder de<br />

grondwaterspiegel wordt aangetroffen. De monsters die zijn geanalyseerd voor “Het Riet”,<br />

bevestigen dit beeld. 40<br />

23. Zijn de archeologische waarden conform de KNA-waarderingsaspecten te classificeren als<br />

behoudenswaardig? Hoe luidt het selectieadvies?<br />

- De archeologische waarden, die tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn aangetroffen, zijn te<br />

classificeren als behoudenswaardig. Het selectieadvies luidt daarom dat als de archeologische<br />

waarden niet behouden kunnen blijven door middel van planaanpassing, deze opgegraven<br />

dienen te worden door middel van een vlakdekkende opgraving.<br />

40<br />

Roessingh & Blom (in voorbereiding).<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

24


24. Hoe verhouden de onderzoeksresultaten zich tot onderzoeksgegevens uit de archeo- en microregio,<br />

met name in relatie tot Loovelden en de vindplaatsen 1-2 te Bergerden?<br />

- Op vindplaats A en D start de bewoning in de 1 e eeuw na Chr. De bewoning op vindplaats A<br />

loopt door tot in de 3 e eeuw, met een bewoningshiaat in het laatste kwart van de 1 e eeuw en de<br />

eerste helft van de 2 e<br />

eeuw. Op vindplaats D lijkt de bewoning tot het eind van de 2 e<br />

eeuw door te<br />

lopen, mogelijk zelfs nog tot in de Laat-Romeinse tijd. Vindplaats B kan van de late 1 e<br />

tot begin<br />

van de 3 e<br />

eeuw worden gedateerd worden. De bewoningspiek bevindt zich in de tweede helft van<br />

de 2 e<br />

eeuw.<br />

De huidige onderzochte vindplaats betreft een Romeinse nederzetting, waarvan het merendeel<br />

van het aardewerk uit de Midden-Romeinse tijd dateert. De piek van bewoning ligt waarschijnlijk<br />

dus in de Midden-Romeinse tijd, maar ook in de Vroeg-Romeinse tijd en mogelijk in de Late<br />

IJzertijd heeft op de locatie bewoning plaatsgevonden. Evenals vindplaats A en D heeft de<br />

huidige onderzochte vindplaats een agrarisch karakter. De invloed en of bemoeienis van het<br />

Romeinse leger op deze nederzetting is (vooralsnog) niet aangetoond.<br />

25. Ten aanzien van welke aspecten van de NOaA kunnen de vindplaatsen informatie leveren? Licht dit toe.<br />

- De vindplaats kan inzicht verschaffen omtrent de wisselwerking tussen limes en landschap,<br />

aangezien de vindplaats onderdeel uitmaakt van de limes en landschappelijke elementen van de<br />

vindplaats intact zijn. Tevens kunnen de kleiige afzettingen voor een goede conservering van<br />

botten, pollen en zaden hebben bijgedragen. Deze zaken kunnen een belangrijke bijdrage<br />

leveren aan de landschappelijke setting van de vindplaats. Daarnaast kan dit inzicht verschaffen<br />

omtrent natuurlijke voedselbronnen en bevoorrading van het leger. Mogelijk kan de site<br />

bijdragen aan het onderzoeksthema “interactie tussen Romeinen en de inheemse bevolking”, dat<br />

in de NOAA vernoemd wordt. 41<br />

26. Welke aanbevelingen kunnen worden gedaan ten aanzien van de strategie bij een eventueel Definitief<br />

Onderzoek, ook in relatie tot het aantal aan te leggen vlakken en grondwaterproblematiek?<br />

- Bij een eventueel definitief onderzoek dient rekening gehouden te worden met de aanleg van<br />

twee vlakken. Het eerste vlak dient aangelegd te worden op de bovenkant van de woongrond. Op<br />

dit niveau kunnen de eerste sporen al zichtbaar worden. Dit vlak dient intensief met een<br />

metaaldetector te worden afgezocht. Onder de woongrond dient een tweede vlak aangelegd te<br />

worden. Dit is het sporenvlak met sporen uit de Romeinse tijd.<br />

27. Kan behoud in situ worden gerealiseerd en zo ja in welke mate? Betrek hierbij de opgave van de<br />

opdrachtgever om het plangebied met bomen te beplanten. 42<br />

- Behoud in situ kan worden gerealiseerd d.m.v. planaanpassing. Een andere mogelijkheid is het<br />

ophogen van het terrein en/of de grondwaterstand lokaal te verhogen. Hierdoor kunnen de<br />

bomen voldoende stevig in de grond wortelen, maar door de verhoogde grondwaterstand kunnen<br />

de wortels geen archeologische waarden verstoren.<br />

Graven<br />

28. Zijn er graven aanwezig? Zo ja, wat is de aard en datering?<br />

- Er is waarschijnlijk een randstructuur aangetroffen in de vorm van een greppel (Structuur 2).<br />

Mogelijk dat deze greppel een graf markeert. Een andere mogelijkheid is dat het hier een deel<br />

van een huisplattegrond betreft. Vondstmateriaal om deze structuur te dateren is niet<br />

aangetroffen.<br />

29. Zijn er graf(veld)gerelateerde structuren aanwezig en zo ja, hoe laten die zich duiden?<br />

- Er is waarschijnlijk een randstructuur aangetroffen in de vorm van een greppel (Structuur 2).<br />

Mogelijk dat deze greppel een graf markeert.<br />

30. Is er sprake van een grafveld en zijn begrenzingen aan te geven?<br />

- Er is waarschijnlijk een randstructuur aangetroffen in de vorm van een greppel (Structuur 2).<br />

Mogelijk dat deze greppel een graf markeert. Een andere mogelijkheid is dat het hier een deel<br />

van een huisplattegrond betreft. Of er sprake is van een grafveld is dus niet duidelijk.<br />

41<br />

Enckevort & Vos 2006.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

25


31. Hoe zijn de graven ten opzichte van elkaar gesitueerd?<br />

- Slechts de resten van één enkel mogelijk graf zijn geconstateerd. Wat de oriëntatie ten opzichte<br />

van elkaar is voorlopig niet vast te stellen.<br />

32. Wat is de conservering van de graven en welke factoren zijn daarop van invloed geweest?<br />

- Enkel de randstructuur van (mogelijk) een graf is aangetroffen. Over de conservering van de<br />

graven kan dus geen uitspraak gedaan worden.<br />

33. Wat kan van eventueel te bergen graven worden gezegd over leeftijd, geslacht, lichaamslengte, status<br />

en gezondheid? Zijn er aanwijzingen voor paleopathologie en/of traumata?<br />

- Graven zijn niet geborgen. Dientengevolge kan dus niet nader op deze vraag worden ingegaan.<br />

34. Hoe ziet van eventueel te bergen graven het bijgavenspectrum eruit en welke factoren zijn van invloed<br />

op de conservering geweest? Wat kan worden gezegd over status? Licht toe.<br />

- Begravingen en bijgaven zijn niet aangetroffen. Over het bijgavenspectrum en de conservering<br />

ervan kan dus geen uitspraak gedaan worden.<br />

5 Waardering en selectieadvies<br />

5.1 Waardering van de vindplaats<br />

De waardestelling, zoals voorgeschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.1,<br />

specificatie VS06) gebeurt op drie niveaus: belevingswaarde, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit.<br />

De eerste is niet van toepassing omdat de vindplaats niet bovengronds zichtbaar is. Alleen de laatste<br />

twee niveaus zijn op deze vindplaats van toepassing. De fysieke kwaliteit van de vindplaats is gebaseerd<br />

op haar conservering en gaafheid. De conservering geeft aan in hoeverre de resten behouden zijn, de<br />

gaafheid in hoeverre de vindplaats nog compleet is. De beoordeling is voor zowel gaafheid als<br />

conservering: drie punten voor hoge, twee punten voor middelhoge en één punt voor lage kwaliteit.<br />

De vindplaats is ruimtelijk goed bewaard gebleven en kan dus worden beschouwd als zijnde van hoge<br />

kwaliteit. De vindplaats is afgedekt door Middeleeuwse oeverafzettingen van de Nederrijn en daardoor<br />

beschermd tegen recente ingrepen. Hierdoor is de bodemopbouw eveneens redelijk intact en is de<br />

verwachting dat mobilia in redelijke mate in situ verwacht kunnen worden. Het deel met sporen is van<br />

voldoende omvang om van een representatief deel van een nederzetting te spreken. De gaafheid van de<br />

vindplaats wordt daarom hoog gewaardeerd.<br />

Het aardewerk dat verzameld is tijdens het aanleggen van de sporenvlakken is weinig verweerd, doch<br />

redelijk gefragmenteerd. Botten zijn goed bewaard gebleven. Zaden zijn niet aangetroffen, maar de<br />

verwachting is dat deze redelijk tot goed bewaard zijn gebleven. Zeker in diepe sporen die tot onder de<br />

grondwaterstand reiken. De conservering van organische- en anorganische artefacten wordt daarom<br />

hoog gewaardeerd. Hierbij moet echter worden bedacht dat op regionaal niveau de<br />

conserveringsomstandigheden voor de vindplaats kenmerkend zijn voor dit gebied.<br />

De waardering van beide fysieke kwaliteitscriteria is in totaal 6 punten. Dit is een score die<br />

bovengemiddeld is en die haar het predikaat ‘behoudenswaardig’ oplevert (tabel 2).<br />

Ook op inhoudelijke kwaliteit, uitgedrukt in waarden voor zeldzaamheid, informatie en ensemble, wordt<br />

de vindplaats beoordeeld met hetzelfde puntensysteem.<br />

In de gemeente Lingewaard zijn meerdere Romeinse vindplaatsen vastgesteld (zie § 1.2.2.). De<br />

verwachting is dat deze vindplaatsen qua gaafheid niet onderdoen voor de hier gewaardeerde<br />

vindplaats. De stand van het huidige onderzoek lijkt alleen een verschil in gebruik van de verschillende<br />

vindplaatsen te weerspiegelen. De zeldzaamheid wordt daarom middelmatig gewaardeerd.<br />

De informatiewaarde van de vindplaats wordt bepaald door de toegevoegde waarde van deze vindplaats<br />

voor andere onderzoeken, die de afgelopen vijf jaar zijn uitgevoerd in deze microregio. In de afgelopen<br />

vijf jaar is ten zuiden van de Loostraat een aantal archeologische onderzoeken uitgevoerd. Deze hebben<br />

alle betrekking op Romeinse nederzettingen langs de zuidkant van de Loostraat, die in een rechte lijn<br />

liggen ten opzichte van elkaar. De rechte lijn wordt ongetwijfeld vormgegeven door een wegtrace dat in<br />

de Romeinse tijd vanaf het (vermoedelijke) castellum de Hazeheuvel aan de oostkant van het centrum<br />

van Huissen langs de Loostraat naar het noordwesten voerde. Direct ten noorden van de Loostraat liep<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

26


in de Vroeg- en Midden-Romeinse tijd de Rijn richting Elden. 43 Het is dus niet verwonderlijk dat op de<br />

zuidoever vindplaatsen aangetroffen worden uit de Romeinse tijd. Het onderzochte plangebied maakt<br />

deel uit van deze microregio en wordt daarom hoog gewaardeerd qua informatiewaarde.<br />

De ensemblewaarde van de vindplaats wordt gewaardeerd door middel van de archeologische context<br />

en de landschappelijke context te waarderen. Hierbij wordt gelet op aanwezigheid van vindplaatsen uit<br />

dezelfde periode en opeenvolgende perioden en de gaafheid (intactheid) van het landschap.<br />

In Huissen-Bergerden zijn sporen uit de Late-Bronstijd/Vroege IJzertijd aangetroffen en twee<br />

vindplaatsen (vindplaats 1 en 2) uit de Romeinse tijd. De vindplaatsen in de microregio uit dezelfde<br />

periode zijn besproken bij het bepalen van de informatiewaarde. Er is dus sprake van aanwezigheid van<br />

vinplaatsen uit dezelfde perioden en opeenvolgende perioden in de omgeving van het plangebied.<br />

Daarnaast is zoals eerder gezegd de boedemopbouw binnen het plangebied en daarmee dus ook het<br />

landschap, intact. De ensemblewaarde wordt daarom hoog gewaardeerd.<br />

De totale score voor de inhoudelijke kwaliteit is acht punten en de waardering van de vindplaats op basis<br />

van deze criteria is dan ook hoog.<br />

Tabel 2. Scoretabel waardestelling (naar KNA, versie 3.1).<br />

Waarden Waarden<br />

Criteria Scores<br />

Beleving Schoonheid<br />

Wordt niet gescoord<br />

Herinneringswaarde Wordt niet gescoord<br />

Fysieke kwaliteit Gaafheid 3<br />

Conservering 3<br />

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2<br />

Informatiewaarde 3<br />

Ensemblewaarde 3<br />

Representativiteit N.v.t.<br />

5.2 Selectieadvies<br />

Hoog Midden Laag Totale score<br />

≥ 5 behoudenswaardig<br />

≥ 7 behoudenswaardig<br />

Tijdens het huidige onderzoek zijn onder de woongrond, zoals deze door BAAC is vastgesteld,<br />

bewoningssporen uit de Vroeg- en Midden Romeinse tijd aangetroffen.<br />

Doordat de vindplaats is afgedekt door Middeleeuws oeverafzettingen zijn de sporen uit de Romeinse<br />

tijd goed geconserveerd. Daarom wordt zowel de fysieke kwaliteit alsmede de inhoudelijke kwaliteit hoog<br />

gewaardeerd en heeft de vindplaats het predicaat ‘behoudenswaardig’ gekregen.<br />

ADC ArcheoProjecten adviseert om de bewoningssporen in het plangebied in situ te behouden door<br />

planaanpassing. Indien dit niet mogelijk blijkt te zijn, dan adviseert ADC ArcheoProjecten om ter hoogte<br />

van de woongrond vervolgonderzoek uit te laten voeren in de vorm van een opgraving (afb. 8). Hierbij<br />

dient dan rekening te worden gehouden met de aanleg van twee vlakken. Speciale aandacht zal tijdens<br />

het onderzoek besteed moeten worden aan de onderzoeksvragen die vermeld worden in de NOAA en<br />

onder vraag 25 specifiek worden toegelicht. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden<br />

vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).<br />

In beide gevallen luidt het advies van ADC ArcheoProjecten om het overige gedeelte van het plangebied<br />

vrij te geven voor planontwikkeling.<br />

43<br />

Neijenhuis 2002, 8.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

27


`<br />

439800<br />

439800<br />

439800<br />

439600<br />

439600<br />

439600<br />

439400<br />

439400<br />

439400<br />

439200<br />

439200<br />

439200<br />

0<br />

190800 190800 190800<br />

190800 190800 190800<br />

Legenda<br />

woonlaag<br />

gronddepot<br />

100 100 100 mm<br />

m<br />

m<br />

191000 191000 191000<br />

191000<br />

middelhoge verwachting<br />

hoge verwachting lage verwachting<br />

gronddepot<br />

© © ADC ADC ADC 2010 2010<br />

2010<br />

Afb. 8. Plangebied met daarop geprojecteerd de archeologische verwachtingswaarden en de begrenzing<br />

van vindplaats E.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

191200<br />

191200<br />

behoudenswaardig<br />

plangebied<br />

191400 191400 191400<br />

191400<br />

AR AR AR 11-5-2010<br />

11-5-2010<br />

11-5-2010<br />

28


Literatuur<br />

Berendsen, H.J.A., Stouthamer, E. 2001: Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse delta, The<br />

Netherlands. Van Gorcum, Assen.<br />

Berendsen, H.J.A., E.L.J.H. Faessen, A.W. Hesselink & H. Kempen, 2001: Zand in banen: Zanddieptekaarten<br />

van het Gelders rivierengebied met inbegrip van de uiterwaarden, Provincie Gelderland,<br />

Utrecht, 2e herziene druk.<br />

Boer, G.H. de, 2002: Plangebied Loostraat-Zuid te Huissen, gemeente Bemmel; een archeologische<br />

kartering en waardering, Amsterdam (Raap Rapport 759).<br />

Bosch, J.H.A. 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNOrapport,<br />

NITG 05-043-A).<br />

Boshoven, E.H., 2008: Gemeente Lingewaard plangebied Zeegbos te Huissen: Bureauonderzoek en<br />

Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase), Deventer (BAAC rapport v-08.0309).<br />

Broeke, P.W. van den, 1986: Zeezout: een schakel tussen West- en Zuid-Nederland in de IJzertijd en de<br />

Romeinse tijd, in: M.C. van Trierum/H.E. Henkes (red.), Landschap en bewoning rond de mondingen<br />

van de Rijn, Maas en Schelde, Rotterdam (Rotterdam Papers, V.), 91-114.<br />

Broeke, P.W. van den, 1987b: Oss-Ussen: Het handgemaakte aardewerk, in: W.A.B. van der Sanden/P.W.<br />

van den Broeke (red.), Getekend Zand: Tien jaar archeologisch onderzoek in Oss-Ussen, Waalre<br />

(Bijdragen tot de studie van het Brabants Heem, 31), 101-119.<br />

Defilet, M.P & J.G.M Verhagen 2010: PvE Zeegbos Lingewaard - IVO-proefsleuven, versie 1.2, 25-01<br />

2010.<br />

Enckevort, H. & en W.K. Vos, 2006 : De limes : Een natte grens door Nederland, NOaA hoofdstuk 19<br />

(versie 1.0), (www.noaa.nl).<br />

Kastelein, D. & H.F.A. Haarhuis, 2006: Plangebied Loostraat-Zuid (vindplaats A), gemeente<br />

Lingewaaarcheologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (proefsleuf), Amsterdam<br />

(RAAP-Rapport 1339).<br />

Kloosterman, P., & D. Bente, 2008: Programma van Eisen, Archeologische begeleiding, Huissen, Loovelden,<br />

Het Riet, Woerden (ArcheoLogic Rapportage 473).<br />

Mulder, E.F.J. de, Geluk, M.C., Ritsema, I.L., Westerhoff, W.E., Wong, T.E. 2003: De ondergrond van<br />

Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen.<br />

Neijenhuis, C.G. 2002: Huissen van prehistorie tot Middeleeuwen.<br />

Normalisatie-Instituut, Nederlands 1989: Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN<br />

5104. Delft.<br />

Roessingh, W & E. Blom, in voorbereiding: Huissen-Het Riet. Boeren of reizigers langs de limes bij<br />

Huissen?<br />

Roessingh, in voorbereiding: Loovelden riolering (vpl. A en E).<br />

Schurmans, M., 2008: Twee nederzettingen op de grens van het Romeinse rijk. Opgraving Huissen<br />

Loostraat-Zuid, Amsterdam (Zuidnederlandse Archeologische Notities 139).<br />

Stichting voor Bodemkartering, 1975: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 40 Oost/West<br />

Arnhem.<br />

Wit, de & P. Stokkel, in voorbereiding a: Definitief Archeologisch Onderzoek Agropark II-vindplaats 2<br />

(werktitel).<br />

Wit, de & P. Stokkel, in voorbereiding b: Definitief Archeologisch Onderzoek Agropark II-grafveld<br />

(werktitel).<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

29


Thanos, C.S.I., 1999: Plangebied Loostraat-Zuid, gemeente Huissen; een Aanvullende Archeologische<br />

Inventarisatie (AAI-1), Amsterdam (RAAP-Rapport 446).<br />

Willemse, N.W, 2004:Gemeente Lingewaard; een archeologische beleidsadvieskaart (RAAP-rapport 978),<br />

Amsterdam.<br />

Lijst van afbeeldingen<br />

Afb. Afb. 1. 1. Locatie van het onderzoeksgebied.<br />

Afb. Afb. 2. 2. Uitsnede van de gemeentelijke verwachtingskaart van het plangebied en omgeving (RAAP, 2004),<br />

naar Boshoven 2008.<br />

Afb. Afb. 3. 3. Aangelegde putten geprojecteerd op de topografische ondergrond.<br />

Afb. Afb. Afb. 4. 4. Locatie van het plangebied binnen de Meinerswijkse meandergordel. Naar de zanddiepte<br />

attentiekaart van Berendsen. 44<br />

Afb. Afb. 5. 5. Profiel binnen het komgebied aan de zuidzijde van werkput 1. Met als opbouw van boven naar<br />

onderen: Bouwvoor, afzettingen van de Neder-Rijn, komklei van de Meinerswijkse stroomgordel.<br />

Afb. Afb. Afb. 6. 6. Plangebied met daarop geprojecteerd de volgens het PvE te graven sleuven en het gedeelte van<br />

het plangebied (rood gearceerd), dat als behoudenswaardig is gewaardeerd, naar Defilet & Verhagen<br />

2010.<br />

Afb. Afb. Afb. 7. 7. Een woonstalhuis aangetroffen op de Horden, naar Vos 1994.<br />

Afb. Afb. 8. 8. Plangebied met daarop geprojecteerd de archeologische verwachtingswaarden en de begrenzing<br />

van vindplaats E.<br />

Lijst van tabellen<br />

Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.<br />

Tabel 2. Scoretabel waardestelling (naar KNA, versie 3.1).<br />

Bijlagen<br />

Bijlage I Alle sporenkaart (vlak 2)<br />

Bijlage 2 Overzicht structuren<br />

Bijlage 3 Splitsgegevens<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

30


Bijlagen<br />

Verwijs erwijs Altijd naar naar de Bijlagen in de de tekst tekst! tekst<br />

Geef ook in de bijlagen aan wie de de auteur is, met<br />

eventueel eventueel het het bedrijf.<br />

bedrijf.<br />

Gebruik Gebruik voor voor A3 A3 of of liggende liggende pagina’s pagina’s de de losse losse sjablonen sjablonen (op (op M M / / naslag). naslag). Om Om de<br />

de<br />

paginanummering paginanummering door door te te laten laten lopen lopen voor voor in in te te voegen voegen bijlagen bijlagen of of losse losse pagina’s pagina’s kun kun je je lege<br />

lege<br />

pagina’s pagina’s in in je je document document opnemen opnemen die die later later worden worden vervangen.<br />

vervangen.<br />

NB NB: NB : als als een een in in te te voegen voegen voegen pagina pagina pagina een een leg lege leg lege<br />

e achterkant achterkant krijgt, krijgt, zoals zoals een een uitvouwbare uitvouwbare A3, A3, zorg zorg dan dan dat<br />

dat<br />

de de te te vervangen vervangen lege lege pagina’s pagina’s altijd altijd altijd eerst eerst een een oneven oneven paginanummer paginanummer ( (voorkant ( voorkant voorkant) voorkant ) en en vervolgens vervolgens een<br />

een<br />

even even pagina pagina ( (achterkant ( achterkant achterkant) achterkant ) zijn!<br />

zijn!<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

31


Verklarende woordenlijst<br />

Antropogene Antropogene sporen sporen sporen Alle immobiele sporen van menselijke oorsprong, variërend van paalgaten of<br />

fosfaatvlekken tot muurresten.<br />

AMK AMK Archeologische Monumentenkaart geeft een overzicht van gewaardeerde archeologische terreinen<br />

in vier categorieën: 1). Archeologische waarde, 2) Hoge archeologische waarde, 3) Zeer hoge<br />

archeologische waarde en 4) Zeer hoge archeologische waarde beschermd. De AMK is de gezamenlijke<br />

verantwoordelijkheid van de RCE en de provincies en wordt beheerd door de RCE.<br />

Archeologische Archeologische indicatoren indicatoren indicatoren Indicatief archeologisch materiaal dat bij (boor)onderzoek een aanwijzing<br />

kan zijn voor de aanwezigheid, ter plaatse of in de nabijheid, van een archeologische vindplaats.<br />

Archis Archis Archeologisch Informatie Systeem. Dit door de RCE beheerde systeem bevat informatie over o.a.<br />

onderzoeksmeldingen, vondstmeldingen, waarnemingen, complexen en monumenten.<br />

14 14<br />

C C Koolstof (radioactieve isotoop), gebruikt voor datering.<br />

CIS CIS Het landelijke registratienummer ten behoeve van archeologisch onderzoek, uitgegeven door het<br />

Centraal Informatiesysteem.<br />

CMA CMA CMA Centraal Monumenten Archief.<br />

Conservering Conservering De mate waarin grondsporen, anorganische (aardewerk, vuursteen, metaal, glas etc.) en<br />

organische archeologische resten (bot, zaden, hout etc.) bewaard zijn gebleven.<br />

Ensemblewaarde<br />

nsemblewaarde De meerwaarde die aan een vindplaats wordt toegekend op grond van de mate<br />

waarin sprake is van een landschappelijke en/of archeologische context.<br />

Ex Ex situ situ niet ter plaatse. Aanduiding die wordt gebruikt om aan te geven of grondsporen en / of<br />

artefacten zich niet meer op de oorspronkelijke plaats in de bodem bevinden. Behoud ex situ is het<br />

bewaren van de archeologische informatie door definitief onderzoek (opgraven, documenteren en<br />

registreren).<br />

Gaafheid Gaafheid De mate van (fysieke) verstoring van de bodem en/of de (eventueel aanwezige)<br />

archeologische waarden, zowel in verticale zin (diepte) als in horizontale zin (omvang)<br />

Herinneringswaarde<br />

Herinneringswaarde Herinneringswaarde De herinnering die een archeologisch monument oproept over het Verleden.<br />

IKAW IKAW Indicatieve kaart van archeologische waarden, een door de RCE geproduceerde kaart op landelijk<br />

niveau met de verwachte relatieve of absolute dichtheid van (bepaalde) archeologische verschijnselen in<br />

de bodem.<br />

IVO IVO Inventariserend Veld Onderzoek. Het verwerven van (extra) informatie over bekende of verwachte<br />

archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied, als aanvulling op en toetsing van de<br />

archeologische verwachting, gebaseerd op het bureauonderzoek middels waarnemingen in het veld.<br />

Informatiewaarde Informatiewaarde De betekenis van een monument als bron van kennis over het verleden. De<br />

informatiewaarde wordt bepaald door de mate waarin (een opgraving van) het monument een bijdrage<br />

kan leveren aan nieuwe kennisvorming over het verleden.<br />

In In situ situ Achtergebleven op exact de plaats waar de laatste gebruiker het heeft gedeponeerd, weggegooid<br />

of verloren. Behoud in situ is het behouden van archeologische waarden in de bodem.<br />

KNA KNA KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.<br />

NAP NAP NAP Normaal Amsterdams Peil (=officieel peilmerk).<br />

PVA PVA Plan van Aanpak. Een door de opdrachtnemer op te stellen plan voor de uit te voeren werken<br />

waarmee beoogd wordt aan de vereisten zoals geformuleerd in het Programma van Eisen en/of het<br />

ontwerp te voldoen. Ook wordt hierin een voorstel gedaan voor de werkwijze waarmee de in het<br />

Programma van Eisen en/ of ontwerp geformuleerde resultaatsverwachtingen bereikt kunnen worden.<br />

PVE PVE Programma van Eisen. Het PvE is een door een bevoegde overheid opgesteld of bekrachtigd<br />

document dat de probleem- en doelstelling van de te verrichten werkzaamheden van de vindplaats geeft<br />

en de daaruit af te leiden eisen formuleert met betrekking tot het uit te voeren werk.<br />

RCE CE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, voorheen ROB (Rijksdienst voor het Oudheidkundig<br />

Bodemonderzoek) en later RACM (Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten).<br />

Representativ<br />

Representativit<br />

Representativ it iteit it eit De mate waarin een bepaald type vindplaats typerend is voor een periode dan wel<br />

een gebied.<br />

RTS RTS Robotic Total Station. Hiermee worden vlakken direct digitaal ingemeten.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

32


Schoonheid Schoonheid De esthetisch-landschappelijke waarde van een archeologisch monument, die vooral in<br />

zichtbaarheid tot uiting komt.<br />

Selectieadvies Selectieadvies Archeologisch inhoudelijk advies over de behoudenswaardigheid van een vindplaats. Dit<br />

wordt opgesteld aan de hand van de waarderingscriteria.<br />

Zeldzaamheid Zeldzaamheid De mate waarin een bepaald type monument schaars is (of is geworden) voor een<br />

periode of in een gebied.<br />

Verklarende lijst van gebruikte en technische termen en afkortingen. Aanvullingen toevoegen.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

33


Afkortingen in database<br />

Indien Indien Indien niet niet gebruikt, gebruikt, gebruikt, dan dan verwijderen<br />

verwijderen<br />

REFERENTIELIJSTEN Versie 1.4<br />

AARD SPOOR<br />

Aard van het spoor<br />

Code Omschrijving<br />

AKR (oude) akkerlaag<br />

AWC aardewerk-concentratie<br />

BA balk<br />

BES beschoeiing<br />

BG boorgat<br />

BKS bekisting<br />

BOC botconcentratie<br />

BPA beschoeiing, palen<br />

BPL beschoeiing, planken<br />

BPT beerput/beerkelder<br />

BRL brandlaag<br />

BU bustum<br />

BUN visbun<br />

BV bouwvoor<br />

CR crematiegraf<br />

DIG dierbegraving<br />

DK drenkkuil<br />

DLT doorlaat (door een muur)<br />

DP depressie<br />

DR drain<br />

EG erfgreppel<br />

ES esdek<br />

FU fuik<br />

GA gracht<br />

GE geul<br />

GHE grafheuvel<br />

GR greppel<br />

GRK grafkuil<br />

GT goot<br />

HA haard<br />

HAK haardkuil<br />

HG huisgreppel<br />

HKC houtskool-concentratie<br />

HI hoefindruk<br />

HO hout<br />

HU hutkom<br />

IN inhumatiegraf<br />

KEL kelder<br />

KGO ovale kringgreppel<br />

KGR ronde kringgreppel<br />

KGV vierkante kringgreppel<br />

KL kuil<br />

KS karrenspoor<br />

LAK Laklaag<br />

LAT latrine<br />

LG laag<br />

LO ophogingslaag<br />

LS stortlaag<br />

MI muurinsteek<br />

MR muur<br />

MSK mestkuil<br />

MST muursteen<br />

MU muuruitbraak<br />

NV natuurlijke verstoring<br />

NVD dierlijke verstoring<br />

NVP plantaardige verstoring<br />

OV oven<br />

PA houten paal<br />

PAK paal met paalkuil<br />

PG paalgat<br />

PGK paalgat met paalkuil<br />

PK paalkuil<br />

PL plank<br />

PLW plaggenwand<br />

PO poel<br />

POE poer<br />

POT potstal<br />

PS ploegspoor<br />

PSE ploegspoor, eergetouw<br />

PSK ploegspoor, keerploeg<br />

REC recent<br />

RPA palenrij<br />

RPG rij paalgaten<br />

RPK rij paalkuilen<br />

RPL rij planken<br />

SG standgreppel<br />

SI silo<br />

SL sloot<br />

SPB spaarboog<br />

SPG spitsgracht<br />

SS spitspoor<br />

ST steen<br />

STC steenconcentratie<br />

VL vlek<br />

VR vloer<br />

VSC vuursteenconcentratie<br />

VW vlechtwerk<br />

WA waterput<br />

WG weg<br />

WK waterkuil<br />

WL wal<br />

WOO woonlaag<br />

XXX onbekend<br />

COUPEVORM<br />

Vorm van de onderkant van het spoor in de coupe.<br />

Code Omschrijving<br />

ONR onregelmatig<br />

PNT punt<br />

RND rond<br />

VLK vlak<br />

KOM komvormig<br />

NG niet gecoupeerd<br />

VLAKVORM<br />

Vorm van het spoor op het horizontale vlak<br />

Code Omschrijving<br />

LIN lineair<br />

ONR onregelmatig<br />

OVL ovaal<br />

RHK rechthoekig<br />

RND rond<br />

SIK sikkelvormig<br />

VKT vierkant<br />

KLEUR<br />

Duiding van de kleur.<br />

Code Referentie<br />

BE beige<br />

BL blauw<br />

BR bruin<br />

GL geel<br />

GN groen<br />

GR grijs<br />

OR oranje<br />

PA paars<br />

RO rood<br />

RZ roze<br />

WI wit<br />

ZW zwart<br />

Daarnaast:<br />

D donker<br />

L licht<br />

SCH schoon<br />

VL vuil<br />

ZR zeer<br />

DBRGR = donkerbruingrijs (hoofdkleur is dan grijs)<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

34


INSLUITSEL<br />

Aard van een insluitsel van een vulling.<br />

Code Referentie<br />

AS as<br />

AW aardewerk vaatwerk<br />

BOT bot (geen schelp)<br />

BW bouwaardewerk (baksteen, dakpan, tegel)<br />

FE ijzeroer<br />

FF fosfaat<br />

GL glas<br />

HK houtskool<br />

HL huttenleem<br />

HT hout<br />

KER keramische objecten (weefgewichten)<br />

KI kiezel<br />

LR leer<br />

MET metaal<br />

MN mangaan<br />

NS natuursteen<br />

OKR oker<br />

SCH schelp<br />

SL slak<br />

VKL verbrande klei<br />

VST vuursteen<br />

TEXTUUR<br />

Textuur van een vulling met NEN-classificatie.<br />

Code NEN Referentie<br />

K K klei<br />

ZK Ks1 zware klei<br />

MK Ks2 matig zware klei<br />

LK Ks3 lichte klei<br />

Z-K zandige klei<br />

Zl zavel<br />

ZZl Kz1 zware zavel<br />

MZl Kz2 matig lichte zavel<br />

LZl Kz3 lichte zavel<br />

L L leem<br />

SL Lz1 siltige leem<br />

Z-L Lz3 zandige leem<br />

V V veen<br />

V1 Vk3 venige klei<br />

V2 Vk1 kleiig veen<br />

V3 Vm veen<br />

Z-V Vz1 zandig veen<br />

Z Z zand<br />

FZ Zs1 fijn zand<br />

MZ Zs1 middelgrof zand<br />

GZ Zs1 grof zand<br />

ILZ Zs2 iets lemig zand<br />

LZ Zs3 lemig zand<br />

IGHZ g1 iets grindhoudend zand<br />

MGHZ g2 matig grindhoudend zand<br />

SGHZ g3 sterk grindhoudend zand<br />

V-Z Vz3 venig zand<br />

G G grind<br />

FG fijn grind<br />

GG grof grind<br />

IZHG Gz1 iets zandhoudend grind<br />

MZHG Gz2 matig zandhoudend grind<br />

SZHG Gz3 sterk zandhoudend grind<br />

ST steen<br />

HT hout<br />

H0 h1 humushoudend<br />

H1 h2 matig humeus<br />

H2 h3 humusrijk<br />

INHOUD<br />

Aard van het materiaal van een vondst.<br />

Code Referentie<br />

AW aardewerk vaatwerk<br />

BOT bot (geen schelp)<br />

BW bouwaardewerk (keramisch, geen steen)<br />

COP coproliet<br />

GL glas (geen slak)<br />

HK houtskool<br />

HT hout (geen houtskool, geen plantaardige resten)<br />

KER keramische objecten (weefgewichten ed.)<br />

LR leer<br />

MET metaal (geen slak)<br />

MIX gemengd<br />

NS natuursteen (geen vuursteen)<br />

OKR oker<br />

PIJ pijpenkoppen en -stelen<br />

SCH schelp<br />

SL slakken<br />

TOU touw (vaak vlas of bast)<br />

TXT textiel (wol of draad)<br />

VKL verbrande klei (geen lemen gewichten)<br />

VST vuursteen<br />

XXX overig<br />

MONSTER<br />

Aard van een monster.<br />

Code Referentie<br />

MA monster algemeen<br />

MAR monster artropoden<br />

MBOT monster bot<br />

MC14 monster voor C-14 datering<br />

MCH chemisch monster<br />

MCR crematiemonster<br />

MD monster voor dendrochronologisch onderzoek<br />

MFF fosfaatmonster<br />

MHK houtskoolmonster<br />

MHT houtmonster<br />

MP pollenmonster<br />

MSC schelpenmonster<br />

MSL monster slijpplaat<br />

MZ zadenmonster voor botanisch onderzoek<br />

VERZAMELWIJZE<br />

Manier waarop een vondst of monster is verzameld.<br />

Code Referentie<br />

AAC aanleg coupe (handmatig schaven)<br />

AANV aanleg vlak of profiel (handmatig)<br />

BIGB bigbag<br />

COUP couperen (handmatig)<br />

DETC detectorvondst<br />

LICH lichten (vondst met omringende grond integraal<br />

verwijderd)<br />

MAA machinale aanleg<br />

MAF machinale afwerking (of machinaal couperen)<br />

MSCH machinaal schaven<br />

PUNT puntvondst (ingemeten)<br />

SCHA uitschaven (handmatig)<br />

SPIT uitspitten (handmatig)<br />

TROF troffelen<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

35


MapInfo MapInfo afbeeldingen:<br />

afbeeldingen:<br />

1: Open de afbeelding (een bestand met extensie ’.wor’, bijv. “Afb_01.wor”) in MapInfo zodat je het<br />

layout-scherm voor je op het scherm ziet.<br />

2: Ga naar File>Save Window As en selecteer dan in ‘Opslaan als type’ Windows Metafile (wmf)<br />

3: Geef het de juiste bestandsnaam en sla het op in de map .../Rapport/DTP onder het juiste<br />

projectnummer op de J schijf.<br />

4: Druk bij het volgende schermpje (over Image size) op Save.<br />

Dit wmf bestand kan zonder problemen in Word worden geïmporteerd. Volg daarvoor de aanwijzingen<br />

hieronder.<br />

Afbeelding Afbeelding invoegen?<br />

invoegen?<br />

1: Ga met de cursor op de juiste plaats in de tekst staan.<br />

2: Ga naar Invoegen>Afbeelding>Uit bestand en selecteer de afbeelding.<br />

3: Klik op de afbeelding en selecteer het icoontje voor bijsnijden op de werkbalk (werkbalk<br />

niet zichtbaar? Beeld>werkbalken>afbeelding). Pak de afbeelding bij de hoekpunten en snij de randen<br />

bij tot vlak bij de afbeelding.<br />

5: Dubbelklik op de afbeelding en selecteer het tabblad ‘grootte’. Zet hier de schaal op 100% 100% bij<br />

kaartmateriaal; voor andere afbeeldingen kies het gewenste percentage. NB: in de volgende stap kan de<br />

afbeelding zonodig naar links worden geschoven.<br />

4: Dubbelklik op de afbeelding en selecteer het tabblad ‘Indeling’; selecteer hier ‘om kader’.<br />

6: Schuif de afbeelding (met pijltoetsen of slepen) naar de gewenste positie op de pagina, en schrijf het<br />

bijschrift eronder.<br />

NB: Als het bijschrift al IN de afbeelding staat hoeft dit niet te worden herhaald achter ‘Afb. 1’<br />

Tabel Tabel Tabel invoegen?<br />

invoegen?<br />

1: Ga met de cursor op de juiste plaats in de tekst staan.<br />

2: Creëer de tabel ter plaatse in Word of kopieer de cellen uit een Excel-bestand<br />

3: Maak de tabel zelf op, of plaats de cursor in de tabel en klik op ‘opmaaktabelklein’ of ‘opmaaktabelgroot'<br />

op de werkbalk. De tabel wordt dan automatisch opgemaakt.<br />

NB: CONTROLEER bij het gebruik van de macro ALTIJD of de tabel de opmaak heeft die het<br />

moet hebben en pas dit zo nodig handmatig aan!<br />

NB: Grote tabellen meer dan 1 pagina zullen beslaan, of die op een A4 liggende pagina moeten of op<br />

een A3 vel, moeten achterin het rapport worden bijgevoegd. Gebruik hiervoor de sjablonen voor<br />

boorgegevens voor Buro en IVO’s die ook op de M schijf staan. Er is een Buro en IVO Bijlage 1 in liggend<br />

A4 en A3 formaat, en ook een Buro en IVO extra bijlagen op A4 staand. Deze kunnen uiteraard ook voor<br />

grote afbeeldingen worden gebruikt.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 2327 Huissen Zeegbos<br />

36

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!