Test jezelf hoofdstuk 1 - Damon

Vraag 5
Welke uitspraken zijn juist? (Er kunnen 1, 2 of 3 uitspraken juist of onjuist zijn.)
Een individuele levensbeschouwing...
o a. kan nooit een gemeenschappelijke levensbeschouwing zijn;
o b. is ook altijd een gemeenschappelijke levensbeschouwing;
o c. beide antwoorden zijn fout.
Vraag 6
Welke uitspraken zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist of onjuist zijn.)
o a. Het woord ‘filosofie’ komt van het Griekse ‘Philo’ dat houden van betekent.
o b. Het woord ‘filosofie’ is ontstaan naar aanleiding van een bekend boek dat ‘De wereld van Sofie’ heet.
o c. Wie filosofeert denkt na over zijn levensbeschouwing.
o d. Je kunt ook filosoferen over vragen van goed en kwaad.
Vraag 7
Welke uitspraken zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist of onjuist zijn.)
o a. Het ‘ik-standpunt’ betekent dat je alleen van jezelf houdt.
o b. Het ‘jij-standpunt’ betekent dat je meer van anderen houdt dan van jezelf.
o c. Het ‘ik-standpunt’ houdt in dat je over je eigen bestaan filosofeert.
o d. Het ‘jij-standpunt’ houdt in dat je filosofeert over alles wat bestaat.
Vraag 8
Welke uitspraken zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist of onjuist zijn.)
o a. Om goed te communiceren moet je jezelf kunnen verplaatsen in een ander.
o b. Als je een goed gesprek hebt met elkaar kun je zeggen dat je echt communiceert met elkaar
o c. Wie het ‘jij-standpunt’ inneemt kan nooit meer het ‘ik-standpunt’ innemen.
o d. Het ‘jij-standpunt’ betekent dat je je verplaatst in een ander.
Vraag 9
Welke uitspraken zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist of onjuist zijn.)
o a. Filosofie kan van pas komen als je in je leven met grote levensvragen te maken krijgt.
o b. Filosofie kan ook gezien worden als een activiteit die geen hoger doel dient dan dat iemand het leuk vindt om heel diep
na te denken.
o c. Filosofie is nuttig omdat je leert inzien dat je beter met goede antwoorden kunt komen dan steeds maar vragen stellen.
o d. Als je een probleem filosofisch kunt benaderen kan dat ook bij andere vakken op school van pas komen.
Vraag 10
Welke uitspraken zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist of onjuist zijn.)
o a. Het woord communiceren betekent hetzelfde als het innemen van het ik-standpunt.
o b. Iemand die communiceert heeft eigenlijk teveel woorden nodig voor een heel eenvoudige boodschap.
o c. Het woord communiceren betekent dat iemand anderen gemakkelijk kan overtuigen.
o d. Het woord communiceren betekent het hebben van een goed gesprek waarbij men openstaat voor elkaar.
Zie voor de goede antwoorden de volgende pagina.