13.09.2013 Views

Eenvoudige belediging, een onderschat misdrijf

Eenvoudige belediging, een onderschat misdrijf

Eenvoudige belediging, een onderschat misdrijf

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Eenvoudige</strong> <strong>belediging</strong>, <strong>een</strong> <strong>onderschat</strong> <strong>misdrijf</strong><br />

Hendrik Gommer,<br />

leguaan@leguaan.com<br />

november 2005<br />

Afstudeerscriptie Nederlands Recht<br />

Foto RTL4


<strong>Eenvoudige</strong> <strong>belediging</strong>, <strong>een</strong> <strong>onderschat</strong> <strong>misdrijf</strong><br />

2


Inhoudsopgave<br />

Voorwoord 4<br />

1. Inleiding 6<br />

2. Wat is <strong>belediging</strong>? 8<br />

2.1 Moeilijk te definiëren 8<br />

2.2 Taalkundige analyse 8<br />

3. Een interdisciplinaire verkenning 10<br />

3.1 Cultureel-antropologische aspecten 12<br />

3.1.1 De betekenis van ‘eer’ voor individu en samenleving 10<br />

3.1.2 Een vergelijking tussen Nederland en Spanje 11<br />

3.1.3 Culturele verschillen in de VS 12<br />

3.2 Het antwoord van christendom en islam op <strong>belediging</strong> 13<br />

3.3 De psychologische impact 15<br />

3.4 Het ontstaan van de ethiek bij dieren 16<br />

4. Maatschappelijke ontwikkelingen 18<br />

4.1 Pendelen 18<br />

4.2 Einde van de censuur 18<br />

4.3 Verharding van de scheldcultuur 18<br />

4.4 Beledigingen door volksvertegenwoordigers 20<br />

4.5 Escalatie in het nieuwe millennium 20<br />

4.6 De climax? 21<br />

4.7 Het driftleven wint het van de ethiek 22<br />

4.8 Belediging bij diverse beroepsgroepen 25<br />

4.9 Handhaving in Amsterdam 27<br />

4.10 Een vervolg in de maatschappij 29<br />

4.11 Nieuwe tijdgeest 30<br />

5. Rechtshistorische vergelijking 31<br />

5.1 Periode tot de middeleeuwen 31<br />

5.2 Na de middeleeuwen 32<br />

5.3 De Code Penal 32<br />

5.4 Verschil met het huidige wetboek 34<br />

5.5 Wijzigingen na de jaren zestig 34<br />

5.6 Het WODC-onderzoek 35<br />

6. Rechtspraak rond <strong>belediging</strong> 38<br />

6.1 Grondtypen van <strong>belediging</strong> 38<br />

6.2 Artikelen uit Wetboek van Strafrecht op <strong>een</strong> rijtje 39<br />

6.3 <strong>Eenvoudige</strong> <strong>belediging</strong> 40<br />

6.4 Bestanddelen art. 266 Sr 43<br />

6.5 Belediging van <strong>een</strong> ambtenaar 46<br />

6.6 Vrijheid van meningsuiting 47<br />

7. Andere rechtswegen 49<br />

7.1 Inleiding 49<br />

7.2 Het Franse recht 49<br />

7.3 Het Duitse recht 49<br />

7.4 Het Burgerlijk Wetboek 50<br />

7.5 Raad voor de Journalistiek 51<br />

8. Casus, de gang van zaken in de praktijk 53<br />

8.1 Inleiding 53<br />

8.2 Casus 1: Een Volkert van der G.-type 53<br />

8.2.1 De casus 53<br />

8.2.2 Bespreking 56<br />

8.3 Casus 2: De stille tiran 58<br />

8.3.1 De casus<br />

8.3.2 Bespreking 61<br />

9. Discussie 63<br />

9.1 Probleemstelling 63<br />

9.2 Wat is <strong>belediging</strong>? 63<br />

9.3 Herstel van het evenwicht 64<br />

9.4 Vrijheid van meningsuiting en haar verplichtingen 65<br />

9.5 De mening van de beledigde 66<br />

9.6 Wraak als vorm van eigenrichting 67<br />

9.7 Repressie in het verleden 68<br />

9.8 Drie manieren van handhaving<br />

9.9 Wie moet er handhaven? 69<br />

9.10 De civielrechtelijke weg 70<br />

9.11 Grenzen aan de vrijheid van meningsuiting 70<br />

10. Conclusie 72<br />

Literatuuroverzicht 75<br />

3


Voorwoord<br />

Tijdens mijn studie heb ik mij in toenemende mate verbaasd over de wijze waarop anno 2005<br />

het recht bestudeerd wordt. Veelal beperkt de onderzoeker, of moet ik zeggen ‘rechtsgeleer-<br />

de’, zich tot het bestuderen van arresten en wetsartikelen. Dit noemt de jurist onderzoek naar<br />

de rechtsvraag. Regelmatig gebeurde het dat de oplossing van <strong>een</strong> casus aan de hand van ju-<br />

risprudentie mij zeer onbevredigend overkwam. Het mocht dan wel ‘recht’ heten, maar de<br />

uitkomst was lang niet altijd ‘rechtvaardig’. Gaandeweg bleek dat de oplossing van <strong>een</strong> pro-<br />

bleem in de rechtszaal ook nog <strong>een</strong>s afhangt van de kwaliteit van het pleidooi van <strong>een</strong> advo-<br />

caat, de vraag of de rechter wel alle stukken heeft doorgenomen, de tijdsdruk bij de rechterlij-<br />

ke macht, de persoonlijke afwegingen van <strong>een</strong> officier van Justitie, etcetera.<br />

Het ‘recht’ blijkt dan vooral de uitkomst van <strong>een</strong> min of meer willekeurige slingerbeweging<br />

op de golven van maatschappelijke ontwikkelingen, hypes in de publieke opinie, toevallige<br />

coalitievorming in de Tweede Kamer en ingesleten trends en gewoonten bij officieren van<br />

justitie, rechters en advocaten.<br />

De illusie van de rechtsstaat werd door de studie langzaam afgebroken. Opmerkelijk genoeg<br />

was in de Nederlandse maatschappij tegelijkertijd <strong>een</strong> neerwaartse beweging waar te nemen.<br />

Door onthullingen van Netwerk over de zaak van de Schiedamse Parkmoord bleek dat zelfs<br />

(sommigen zeggen: juist) in aandachttrekkende zaken veel fout gaat. Internetonderzoekjes<br />

gaven <strong>een</strong> zeer laag vertrouwen van burgers in de rechterlijke macht als uitkomst.<br />

Daarnaast had ik persoonlijk al diverse ervaringen met het rechtsapparaat, waarbij mij vooral<br />

opviel dat er vaak nauwelijks recht gesproken wordt op basis van de werkelijke situatie. De<br />

rechtsspraak heeft, zeker voor de leek maar ook voor advocaten 1 , vaak het voorkomen van<br />

<strong>een</strong> ingewikkelde dobbelst<strong>een</strong>. Niet zelden wordt de zaak beslist aan de hand van <strong>een</strong> vooraf<br />

niet te voorspellen interpretatie van <strong>een</strong> wetstekst.<br />

Het voorgaande heeft <strong>een</strong> grote mate van onvrede over de inhoud van het recht en indirect<br />

ook de rechtenstudie in Nederland bij mij achtergelaten. Naar mijn stellige overtuiging is er<br />

<strong>een</strong> grote behoefte aan meer onderzoek ‘over het recht’. Als dan blijkt dat <strong>een</strong> vak als rechts-<br />

sociologie <strong>een</strong> zeer beperkte rol speelt in de vierjarige opleiding Nederlands Recht, kan men<br />

zich afvragen of de zojuist gegeven impressie, zijn oorzaak niet vindt in <strong>een</strong> te grote in zich-<br />

zelf gekeerdheid van juristen. Een discipline die slechts beperkt openstaat voor andere vakge-<br />

bieden loopt immers het grote gevaar <strong>een</strong> entiteit te worden die los staat van de werkelijkheid.<br />

1 Malsch 1989<br />

4


In zo’n geval zal het schip bij voortduring door de wal gekeerd worden, terwijl het wenselijk<br />

zou zijn dat de kapitein het schip uit eigen waarneming bijtijds zou bijsturen. Bovendien loopt<br />

men de kans dat recht <strong>een</strong> speelbal wordt van de maatschappelijke ontwikkelingen, terwijl het<br />

ook <strong>een</strong> baken zou kunnen zijn dat gebaseerd is op wetenschappelijke inzichten.<br />

In deze scriptie doe ik <strong>een</strong> poging het recht op <strong>een</strong> andere manier te onderzoeken. Ik heb ge-<br />

tracht mijn onderwerp te funderen in andere disciplines. Op die manier hoop ik het recht in te<br />

bedden in de werkelijkheid waarvan zij deel uitmaakt, zodat het niet langer <strong>een</strong> zwarte doos<br />

is, die boven de werkelijkheid hangt en waar de rechter in feite praktisch alle kanten mee op<br />

kan. Expliciet heb ik gekozen voor het onderwerp <strong>belediging</strong>, omdat dit <strong>een</strong> symptoom is van<br />

<strong>een</strong> gebrek aan respect voor de medemens. Een symptoom dat, zoals uit het vervolg zal blij-<br />

ken, vaak <strong>een</strong> signaal is voor verdergaande normoverschrijdingen. Impliciet kan de scriptie<br />

beschouwd worden als <strong>een</strong> praktijkexperiment, waarbij ik <strong>een</strong> interdisciplinaire aanpak wil<br />

beproeven. Zogezien kan dit onderzoek worden gezien als <strong>een</strong> oproep voor meer interdiscipli-<br />

nair onderzoek in het (Nederlands) Recht. Interdisciplinair onderzoek zou veel minder <strong>een</strong><br />

bijwagen, maar veel meer <strong>een</strong> hoofdonderdeel van de studie moeten gaan vormen.<br />

Voor mijzelf hoop ik dat het <strong>een</strong> opmaat kan zijn voor <strong>een</strong> later promotie-onderzoek.<br />

Leeuwarden, november 2005<br />

Hendrik Gommer<br />

5


1. Inleiding<br />

Vermoedelijk kan ieder<strong>een</strong> wel <strong>een</strong> voorbeeld uit eigen ervaring noemen. Mensen die regel-<br />

matig in het openbaar optreden hebben er naar het zich laat aanzien het meest mee te maken.<br />

Op <strong>een</strong> slecht moment wordt je goede naam aangetast en voel je je te kijk gezet. Belediging<br />

kan diepe sporen nalaten bij degene die het raakt. Het kan de bewuste persoon zelfs isoleren<br />

binnen <strong>een</strong> groep of in de samenleving.<br />

Ons wetboek heeft er dan ook <strong>een</strong> hele titel aan besteed. Sinds de jaren ’60 vorige eeuw lijkt<br />

het echter in toenemende mate om <strong>een</strong> dode letter te gaan. Het verbieden van <strong>belediging</strong> bete-<br />

kent immers aantasting van de meningsvrijheid. Maar betekent de vrijheid van meningsuiting<br />

dat je alles mag zeggen, ook al gaat dat ten koste van de (meningsvrijheid van de) ander? Wat<br />

zijn de gevolgen van de ‘vrijheid van <strong>belediging</strong>’? De verruwde omgangsvormen, waaronder<br />

<strong>belediging</strong> zonder meer te scharen valt, worden tegenwoordig gezien als <strong>een</strong> belangrijk on-<br />

derdeel van de achteruitgang van normen en waarden. Die achteruitgang is weer de oorzaak<br />

van <strong>een</strong> verminderd veiligheidsgevoel bij de burger en <strong>een</strong> burger die zich in toenemende<br />

mate terugtrekt uit de maatschappij. Is <strong>een</strong> strenge handhaving van het verbod op <strong>een</strong>voudige<br />

<strong>belediging</strong> (art. 266 Sr) gewenst?<br />

In de 13 de eeuw werd in de bekende heldendicht ‘Van den Vos Reynaerde’ aantasten van ie-<br />

mands eer benoemd als één van de grootste misdaden die men kon begaan 2 . In de 17 de eeuw<br />

vroeg de rechtsgeleerde Matthaeus zich daarentegen af of <strong>belediging</strong> eigenlijk wel strafbaar<br />

moest blijven 3 . Sinds die tijd kwam deze vraag met enige regelmaat omhoog. De redenen ver-<br />

schillen van tijd tot tijd en telkens komt men, bij nader inzien, tot de conclusie dat <strong>belediging</strong><br />

in de strafwet thuishoort.<br />

In deze scriptie probeer ik niet all<strong>een</strong> na te gaan óf <strong>belediging</strong> strenger gehandhaafd moet<br />

worden, maar vooral waarom en wat de consequenties zijn als we vinden dat ‘alles moet kun-<br />

nen’. Om die reden onderzoek ik de betekenis van het begrip <strong>belediging</strong> vanuit taalkundig,<br />

cultureel-antropologisch, religieus, psychologisch en biologisch oogpunt. Vervolgens wordt in<br />

hoofdstuk 4 besproken hoe onze maatschappij met <strong>belediging</strong> omgaat. Daarna volgt <strong>een</strong><br />

rechtshistorische vergelijking omdat daaruit valt te leren welke van aspecten van <strong>belediging</strong><br />

door de eeuwen h<strong>een</strong> van belang zijn geweest. In hoofdstuk 6 wordt de rechtsspraak behan-<br />

2 Reynaert 2001<br />

3 Hewett 1987<br />

6


deld. Nadat in hoofdstuk 8 nog kort <strong>belediging</strong> in het civiel recht is besproken, volgen twee<br />

casus uit de praktijk. Zij helpen de daarvoor behandeld theorie verder te concretiseren. In de<br />

discussie zal tenslotte <strong>een</strong> poging gedaan worden om de verschillende inzichten met elkaar te<br />

combineren.<br />

Een onderzoek waarbij het recht wordt gefundeerd in de diepste drijfveren van de mens.<br />

7


2. Wat is <strong>belediging</strong>?<br />

2.1 Moeilijk te definiëren<br />

Beledigen betekent grofweg dat iemand in zijn eer en goede naam wordt aangetast.Vraag <strong>een</strong><br />

jongere op straat wat ‘eer’ betekent en hij zal in de meeste gevallen het antwoord schuldig<br />

blijven 4 . Betekent dat ‘eer’ tegenwoordig <strong>een</strong> ondergeschikte rol speelt voor mensen en dat<br />

<strong>belediging</strong> en smaad hen niet meer raken? Kan titel 16 uit het Wetboek van Strafrecht dat<br />

<strong>belediging</strong> en smaad strafbaar stelt, dan verwijderd worden? Of is het eergevoel zo’n elemen-<br />

tair onderdeel van het menselijk zijn dat de invloed ervan all<strong>een</strong> maar <strong>onderschat</strong> kan wor-<br />

den? Een eerste hint kunnen we al vinden bij de Italiaanse filosoof Beccaria die stelde dat er<br />

over het woordje ‘eer’ de langste en meest briljante redeneringen gehouden zijn, zonder dat er<br />

ooit <strong>een</strong> vaste betekenis aan gehecht is 5 . In hoofdstuk 6 zullen we dan ook zien dat ook de<br />

Hoge Raad moeite heeft gehad om het begrip ‘<strong>belediging</strong>’ in <strong>een</strong> goede omschrijving te vat-<br />

ten. Wat verstaan we eigenlijk onder <strong>belediging</strong>?<br />

2.2 Taalkundige analyse<br />

De eigenwaarde van <strong>een</strong> individu heeft veel te maken met iemands eer. Het Engelse woord<br />

‘honor’ ligt ergens tussen beide begrippen in. ‘Honor’ is de waarde die iemand in zijn eigen<br />

ogen heeft (‘inner honor’) of de waarde die iemand heeft in de ogen van anderen (‘outer ho-<br />

nor’) 6 . ‘Honor’ betekent volgens Webster’s zoveel als ‘showing respect’, ‘good name’, ‘re-<br />

cognition’ 7 . Het Nederlandse begrip ‘eer’ wordt door van Dale beschreven als ‘erkenning als<br />

gelijkwaardig of volwaardig lid van de maatschappij’ 8 . Ons begrip ‘eer’ valt dus grotendeels<br />

samen met de ‘outer honor’ van Stewart, terwijl ‘eigenwaarde’ <strong>een</strong> redelijke vertaling van de<br />

‘inner honor’ is. De begrippen ‘eer’ en ‘eigenwaarde’ worden min of meer gekoppeld door<br />

iemands ‘eergevoel’. Eergevoel is dan de achting die iemand van anderen verwacht.<br />

Eer en eigenwaarde zijn begrippen die zich bevinden in het raakvlak tussen het ik en de ander.<br />

Zij plaatsen het individu in haar sociale omgeving en bepalen zijn status. Iemand met veel<br />

eigenwaarde voelt zich door de ander gewaardeerd (‘in zijn waarde geëerd’) of juist onder-<br />

4 Rodriguez Mosquera 1999<br />

5 Beccaria 1971<br />

6 Stewart 1994<br />

7 Woolf 1979<br />

8 Geerts & Den Boon 1999<br />

8


gewaardeerd. Dankzij de erkenning, het respect van de omgeving, <strong>een</strong> goede naam kan men<br />

functioneren in de sociale omgeving. Zij geven de burger moed om <strong>een</strong> bijdrage te leveren<br />

aan de maatschappij, geven het individu het gevoel dat hij er mag zijn.<br />

Klooster maakte in zijn onderzoek de volgende indeling van typen <strong>belediging</strong>en 9 .<br />

Beledigingen in algemene termen (vuile klootzak, hondenlul, kankerkop)<br />

Dicriminatoire <strong>belediging</strong>en (vieze homo, vieze pot, roetmop)<br />

Toewensen van ziektes (krijg de tering, krijg het aan je hart, kankerlijer)<br />

Racistische <strong>belediging</strong>en (vuile vieze turk, rot op naar je eigen land)<br />

Seksistische <strong>belediging</strong>en ( kutwijf, slet, stinkhoer, je moet je laten neuken)<br />

Feitelijke <strong>belediging</strong>en (Hitlergroet, spugen)<br />

De eerste vijf categorieën komen elk ongeveer even vaak voor. De laatste minder, vermoedelijk omdat<br />

obscene gebaren vaak door de vingers gezien werden.<br />

Op het moment dat iemand beledigd wordt, wordt hij door woorden of daden in zijn eer aan-<br />

getast. Dat kan door kwaadsprekerij waarbij men ten onrechte in <strong>een</strong> kwaad daglicht gesteld<br />

wordt, dat kan ook doordat men <strong>een</strong> karikatuur van iemand maakt en hem belachelijk maakt<br />

of door iemands kunstwerk te misbruiken voor eigen (commerciële) doeleinden. Men ont-<br />

neemt iemands eer, goede naam, aanzien in het openbaar. In het Oud Hollands sprak men van<br />

‘smahen’: iemand vernederen, klein maken. De taalkundige termen <strong>belediging</strong> en smaad ko-<br />

men over<strong>een</strong> met de Engelse term ‘dishonor’: to treat in a degrading manner, to bring shame<br />

on.<br />

Door smaad ontneemt men dus iemand zijn eer, waardoor zijn erkenning door de sociale om-<br />

geving in gevaar komt c.q. afgebroken wordt. Met <strong>belediging</strong> geeft iemand te kennen dat hij<br />

je niet meer respecteert en doet <strong>een</strong> aanval op de eigenwaarde. Maar ook door iemand ten<br />

opzichte van anderen in <strong>een</strong> kwaad daglicht te stellen, belachelijk te maken, te ‘onteren’<br />

wordt de eigenwaarde aangetast. De waardering bouwt immers het ‘zelf’op. Het ‘ik’ heeft de<br />

ander nodig om ‘ik’ te zijn. En zo raken <strong>belediging</strong> en smaad iemand tot het diepst van zijn<br />

bestaan. De rechtsfilosoof Eckstein schreef in 1889: ‘Die Ehre, das ist mein alles, das bin Ich<br />

selbst.’ 10 Zijn gelijk blijkt uit hedendaagse wetenschappelijke inzichten.<br />

9 Klooster 2002<br />

10 Eckstein 1889<br />

9


3. Een interdisciplinaire verkenning<br />

3.1 Cultureel-antropologische aspecten<br />

3.1.1 De betekenis van ‘eer’ voor individu en samenleving<br />

Iemand die gerespecteerd wordt, zal bereid zijn om zich op <strong>een</strong> verantwoordelijke manier in<br />

de samenleving te gedragen. Hij zal zich eervol gedragen om eerverlies te voorkomen. Ie-<br />

mand met <strong>een</strong> goede naam zal goed gedrag vertonen om die goede naam te behouden. Van-<br />

daar dat eer en eigenwaarde (‘honor’) in sommige culturen als de basis van alle andere sociale<br />

waarden worden gezien 11 . De erkenning door anderen heeft <strong>een</strong> individuele reputatie tot ge-<br />

volg, die iemand zelfrespect geeft. Zo iemand voelt zich in de samenleving opgenomen en zal<br />

zich voor die samenleving inzetten. Men wordt gevoelig voor oordelen van anderen en laat<br />

zich door de waarden van de maatschappij leiden. De individuele erkenning wordt beant-<br />

woord met de erkenning van de maatschappelijke waarden.<br />

In collectief ingestelde samenlevingen zijn individuen meer op elkaar georiënteerd. De relatie<br />

met anderen, het oordeel van anderen, het respect van anderen speelt <strong>een</strong> grotere rol dan in<br />

individualistische samenlevingen 12 . Bij de eerste ligt het accent op de eer en erkenning, bij de<br />

laatste krijgt het gevoel van eigenwaarde de nadruk.<br />

Om de impact van het aantasten van iemands eer te kunnen vatten, kan gekeken worden naar<br />

culturen waar eer <strong>een</strong> belangrijke rol speelt. Het gaat bijna altijd om collectief ingestelde sa-<br />

menlevingen die vooral te vinden zijn rond de Middellandse Zee en Latijns Amerikaanse lan-<br />

den. In dergelijke culturen wordt iemands integriteit vooral gezien in de sociale context 13 . Er<br />

is daarbij sprake van <strong>een</strong> grote mate van wederkerigheid. Men geeft respect om respect te<br />

krijgen. Bij aantasting van de eer, doet deze wederkerigheid zich evenzeer voelen. In geval<br />

van aantasting van de familie-eer is het de taak van de mannen om deze eer te verdedigen.<br />

Getracht wordt de vernedering ongedaan te maken met fysieke kracht en moed. De aanval op<br />

de integriteit wordt beantwoord met actie. Dit heeft te maken met het feit dat in deze culturen<br />

mannelijkheid, kracht, moed en kracht deel uitmaken van de erkenning door de samenle-<br />

ving 14 . Zij geven <strong>een</strong> man status. De vernedering kan dus min of meer ongedaan gemaakt<br />

worden door deze deugden te tonen. Voor de vrouw gelden deugden als maagdelijkheid voor<br />

11 Peristiany 1965<br />

12 Markus & Kitayama 1991<br />

13 Pitt-Rivers 1965<br />

14 Gilmore 1990<br />

10


het huwelijk, discrete kleding en <strong>een</strong> trouw huisvrouw zijn. Aantasting van deze eer zal ook<br />

de familie-eer aantasten en zo de mannelijke methode activeren om deze vernedering onge-<br />

daan te maken 15 .<br />

Algem<strong>een</strong> kan men zeggen dat de aantasting van iemands eer leidt tot schaamte, met als ge-<br />

volg dat men de verloren eer, de vernedering, wil herstellen 16 . Dat kan gebeuren door uitingen<br />

van agressie.<br />

Een gevoel van schaamte is van belang om te voorkomen dat iemand zich oneervol gedraagt.<br />

Het reguleert iemands gedrag en bepaalt zijn identiteit 17 . Wordt iemands eer ten onrechte ge-<br />

schonden, dan kan die all<strong>een</strong> hersteld worden door <strong>een</strong> adequate reactie. In de ‘honor cultu-<br />

res’ is algem<strong>een</strong> geaccepteerd dat dit gebeurd door de uiting van woede, wraakgevoelens of<br />

geweld 18 . Na <strong>een</strong> <strong>belediging</strong> wordt iemands claim om met respect behandeld te worden getart.<br />

Iemands reputatie wordt hierdoor ondermijnd en dient hersteld te worden. Niet all<strong>een</strong> omdat<br />

iemands waarde in de ogen van anderen onderuit gehaald is, maar ook omdat dit zijn gevoe-<br />

lens van eigenwaarde en iemand identiteit aantast. In culturen rondom de Middellandse Zee<br />

komt daarbij, dat de familie-eer is aangetast zodat familieleden zich in de zaak kunnen men-<br />

gen 19 . Agressief herstel van de eer zorgt er bovendien voor dat <strong>belediging</strong>en en smaad in de<br />

toekomst achterwege zullen blijven. Zo stelt men niet all<strong>een</strong> de eigenwaarde veilig maar ook<br />

de eigen economische positie.<br />

3.1.2 Een vergelijking tussen Nederland en Spanje<br />

De Nederlandse cultuur is op het gebied van ‘honor’ vergeleken met de Spaanse 20 . Daaruit<br />

bleek, dat in Spanje waarden als familie-eer en sociale erkenning belangrijker zijn en in Ne-<br />

derland onafhankelijkheid, hulpvaardigheid en iemands capaciteiten. Het zelfrespect is bij de<br />

Nederlanders groter, mogelijk als tegenhanger van het de sterkere behoefte aan sociale erken-<br />

ning bij Spanjaarden. Opmerkelijk in dit verband is dat in beide landen het eigen publieke<br />

imago als even belangrijk wordt gewaardeerd. Belediging en smaad zullen bij het individu<br />

dus in beide gevallen even hard aankomen, zij het dat het in Spanje eerder beantwoord zal<br />

worden met machtsuitoefening om de sociale controle te herstellen.<br />

15 Rodriquez Mosquera 1999<br />

16 Rodriquez Mosquera 1999<br />

17 Rodriquez Mosquera 1999<br />

18 Peristiani 1965<br />

19 Stewart 1994<br />

20 Fischer, Manstead & Rodriguez Mosquera 1999<br />

11


In <strong>een</strong> ander onderzoek werd bekeken wat de betekenis van ‘honor’ in beide culturen is 21 . In<br />

Spanje waren daarbij vrijgevigheid, gastvrijheid, het vervullen van iemands sociale verplich-<br />

tingen belangrijk. In Nederland bepalen iemands prestaties en positieve feedback die men<br />

ontvangt het eergevoel. In beide gevallen zijn gevoelens van eigenwaarde en iemands sociaal-<br />

economische status belangrijk, maar in het geval van de Nederlanders is het eigen falen veel<br />

vaker de oorzaak van eerverlies. De sociale omgeving dient voor Nederlanders meer als veri-<br />

ficatie van de eigenwaarde, terwijl voor Spanjaarden de relaties met de omgeving meer <strong>een</strong><br />

ónderdeel van de eigenwaarde zijn.<br />

Rodriquez Mosquera concludeert in haar onderzoek dat er weliswaar accentverschillen zijn<br />

tussen de culturen van het Middellandse Zee gebied enerzijds en de culturen van Noord-<br />

Europa anderzijds, maar dat de werking van ‘eer’ en ‘eigenwaarde’ vergelijkbaar is. De be-<br />

spreking van de gevolgen van ‘ontering’ in de vorige paragraaf kunnen daardoor grofweg<br />

geprojecteerd worden op de Nederlandse samenleving. De gevoelens die opgewekt worden<br />

door <strong>belediging</strong> en smaad worden blijkbaar niet veroorzaakt door iemands cultuur. Wel ver-<br />

schillen de uitlatingen waardoor men beledigd wordt. In het Middellandse Zee gebied kan<br />

men iemand goed beledigen door de familie-eer aan te tasten, in Nederland is men beledigd<br />

als iemands autonomie, zelfstandigheid, betrouwbaarheid en competentie betwijfeld wordt 22 .<br />

Hoewel in beide culturen na <strong>belediging</strong> gevoelens van woede omhoog komen, zal men in <strong>een</strong><br />

Mediterrane cultuur <strong>een</strong> grotere verantwoordelijkheid voelen om daarop te reageren, waar-<br />

door er in die culturen <strong>een</strong> grotere kans is op geweld als gevolg van <strong>belediging</strong> 23 .<br />

De woede die veroorzaakt wordt door <strong>een</strong> <strong>belediging</strong> is erg afhankelijk van de individuele<br />

waarden en vooral welk belang iemand heeft om zijn eergevoel te handhaven 24 . Hoewel ver-<br />

der onderzoek nodig is, lijkt het erop dat mensen waarvoor de ‘eer’ om wat voor reden dan<br />

ook extra van belang is voor de maatschappelijke positie meer woede zullen voelen en dus<br />

feller zullen reageren.<br />

3.1.3 Culturele verschillen in de VS<br />

Mensen reageren ook feller als men minder <strong>belediging</strong>en gewend is omdat men over het al-<br />

gem<strong>een</strong> vriendelijk met elkaar omgaat. Dit lijkt althans te concluderen uit onderzoek in de<br />

VS. Het bleek dat zuiderlingen veel gevoeliger zijn voor <strong>belediging</strong>en en daar agressiever op<br />

21 Fischer, Manstead & Rodriguez Mosquera 1999<br />

22 Rodriguez Mosquera 1999<br />

23 Nisbett & Cohen 1996<br />

24 Rodriguez Mosquera 1999<br />

12


eageren. De agressie wordt in het zuiden als gerechtvaardigde reactie op <strong>een</strong> <strong>belediging</strong> ge-<br />

zien. Uit <strong>een</strong> van de experimenten bleek dat waar noorderlingen soms geamuseerd reageerden<br />

op <strong>een</strong> <strong>belediging</strong>, de zuiderlingen boos werden 25 . De waarnemingen werden ondersteund<br />

door metingen van het cortisol- en testosteronniveau. Waar deze bij noorderlingen nauwelijks<br />

veranderden, schoten de waarden bij zuiderlingen omhoog. Het lichaam bracht zichzelf dus in<br />

<strong>een</strong> staat van agressie.<br />

De zuiderlingen die in het publiek worden beledigd, zien hun reputatie en status aangetast en<br />

worden veel agressiever dan noorderlingen. Zij vinden het dan ook prima als iemand in zo’n<br />

situatie de ander <strong>een</strong> mep verkoopt 26 . Daar staat tegenover dat zuiderlingen als beleefder be-<br />

kend staan, dan noorderlingen. De te verwachten mep heeft klaarblijkelijk <strong>een</strong> afschrikwek-<br />

kend effect.<br />

Het verschil tussen beide delen van het land blijkt van groot belang voor de verklaring van<br />

geweldmisdrijven. Deze blijken vaak te ontstaan uit <strong>een</strong> ‘kleinigheid’ als <strong>een</strong> <strong>belediging</strong>.<br />

Voor de persoon in kwestie gaat het echter helemaal niet om <strong>een</strong> kleinigheid, maar om de<br />

aantasting van zijn reputatie en status. Hij moet deze aantasting recht zetten. In maar liefst de<br />

helft van de gevallen, waarbij de oorzaak van <strong>een</strong> moord bekend is, blijkt er sprake te zijn van<br />

<strong>een</strong> escalatie van <strong>een</strong> kleine discussie, die via <strong>een</strong> <strong>belediging</strong> tot de dood van <strong>een</strong> van beide<br />

partijen leidt 27 .<br />

3.2 Het antwoord van christendom en islam op <strong>belediging</strong><br />

Hoewel uit de vorige paragrafen blijkt dat de reactie op <strong>belediging</strong> vooral samenhangt met<br />

culturele verschillen, dringt zich de vraag op of verschillen ook <strong>een</strong> oorsprong in verschillen-<br />

de religies vinden.<br />

In religies als christendom en islam is ‘eer’ nauw verbonden met godvruchtigheid en morele<br />

oprechtheid. Religiositeit ontstaat vaak in reactie op <strong>een</strong> ervaring van verlies. Dit verlies<br />

wordt dan gecompenseerd door twee uitingen van religiositeit: het zoeken naar eer door<br />

vroom gedrag en/of door te zoeken naar hoop 28 . Aantasting van de eer zal daardoor ook <strong>een</strong><br />

existentiële wankeling veroorzaken. Daarom wordt de gelovigen moed ingesproken.<br />

In het christendom wordt bespotting vaak beantwoord met <strong>een</strong> ‘vergeef het hen, ze weten niet<br />

wat ze doen’ of ‘keert ook uw andere wang toe’. Daarmee wordt de spotter buiten de eigen<br />

25 Cohen e.a. 1996<br />

26 Cohen & Nisbett 1994<br />

27 Cohen e.a. 1996<br />

28 Capps 2002<br />

13


werkelijkheid geplaatst en niet langer serieus genomen 29 . Het aanzien van het individu leidt er<br />

niet onder, omdat de spotter buiten de groep wordt geplaatst en groepsleden elkaar op deze<br />

wijze bevestigen. Op deze wijze groeide het christendom vaak dankzíj bespottingen.<br />

De Koran spreekt <strong>een</strong> vloek uit over zowel degene die beledigt als degene die daar met wraak<br />

op reageert. Mohammed stelde in de naam van Allah:<br />

‘Wee aan elke aanslagpleger en kwaadspreker, die bezit vergaart en oppot. (…) Hij zal<br />

weggeslingerd worden in de Verbrijzelaar.’ 30<br />

Hoewel het erop lijkt dat Mohammed het hier had tegen <strong>een</strong> niet bij name genoemde persoon<br />

in zijn tijd, kan de tekst ook in overdrachtelijke zin worden opgevat. Zo stelt <strong>een</strong> jongere Sura<br />

(Sura 15: 95-98) 31 :<br />

‘Wij geven u hulp tegen spotters. (…) En Wij weten wel, dat uw borst benauwd is<br />

door wat zij zeggen. Lofprijs dan met de roem van uw Heer en behoor tot hen, die zich<br />

nederwerpen.’<br />

Eenzelfde oproep doet de Koran in Sura 23: 110-111:<br />

‘Toen hebt gijlieden hen tot doel van spot genomen, zozeer, dat zij u Mijn maning de-<br />

den vergeten, en gij om hen lachtet. Heden heb ik hun voor de dulding die zij toonden,<br />

daarmee vergolden dat zij de gelukzaligen zijn.’<br />

De boodschap van de islam lijkt daarmee (evenals het christendom kent de islam tegenstrijdi-<br />

ge uitleg van gelijke teksten) gelijk aan die van het christendom: ‘Verdraag de spot, want je<br />

wordt er sterker van, jouw loon zal later volgen en de daders zullen later(!) hun straf van God<br />

krijgen.’ Deze gedachte wordt bevestigd door Dr. Zahid Aziz die nog verschillende verzen uit<br />

de Koran aanhaalt en niet anders kan concluderen dan dat moslims wordt geleerd hun gevoe-<br />

lens van pijn en boosheid geduldig te verdragen en beschuldigingen te negeren. Oproepen tot<br />

geweld zijn ronduit dwalingen van mensen die de Koran niet kennen! 32<br />

Algem<strong>een</strong> kan gesteld worden dat religie in dit opzicht <strong>een</strong> cultuuruiting is die net als het<br />

rechtssysteem probeert driftmatig gedrag in banen te leiden. De bloedige vergelding en wraak<br />

die op <strong>belediging</strong>en volgt, zoals we die in diverse culturen tegenkomen, kan dus moeilijk aan<br />

de religie worden toegeschreven. De oorsprong moet dieper zitten.<br />

29 Zie o.a. Matteüs 27:27 en Lucas 23:34<br />

30 Sura 104: 1-4<br />

31 Kramers 1953<br />

32 Aziz 2005<br />

14


3.3 De psychologische impact<br />

Uit de culturele vergelijkingen blijkt wel hoe groot de impact van <strong>belediging</strong>en kan zijn. Een<br />

<strong>belediging</strong> kan ertoe lijden dat men uit de gem<strong>een</strong>schap gestoten wordt, alle zelfrespect ver-<br />

liest en tot moord gedreven wordt. Draaisma signaleerde dan ook dat mensen <strong>een</strong> ontzettend<br />

goed geheugen hebben voor vernederingen, <strong>belediging</strong>en en krenkingen 33 . Hij gaf nog <strong>een</strong><br />

andere verklaring. Bij <strong>belediging</strong> wordt niet all<strong>een</strong> het gehoor ingeschakeld, maar worden ook<br />

gevoelens (schaamte, woede, verwarring) en herinneringen opgeroepen. Deze hevige emotio-<br />

nele reactie wordt opgeslagen in het geheugen. De gevoelens worden aangevuld met <strong>een</strong> soort<br />

registratie van buitenaf: ‘Hoe zullen anderen tegen mij aankijken?’, ‘Wat zullen ze van mij<br />

denken?’, ‘Wie heeft dit gehoord?’ Deze registratie is mogelijk door te denken aan de keren<br />

dat iemand anders beledigd werd.<br />

Wraak dient niet all<strong>een</strong> voor het eerherstel, het veiligstellen van de maatschappelijke en eco-<br />

nomische positie, maar <strong>een</strong> geslaagde wraakactie moet ook de eigenwaarde herstellen en <strong>een</strong><br />

compensatie bieden voor het gevoel van vernedering dat diep in de hersenen is opgeslagen 34 .<br />

Wraak, zeker eerwraak en bloedwraak, hebben vaak zeer negatieve consequenties. Bloed-<br />

wraak kan erop uitlopen dat complete families, stammen of zelfs volken worden uitgemoord.<br />

Toch blijken de ‘wrekers’ evolutionair in het voordeel. Het enige alternatief is niets doen, met<br />

als gevolg uitstoting uit de maatschappij, of uitgeroeid worden. Bij wraak verliezen alle par-<br />

tijen, maar de partijen die géén wraak nemen nog het meest. De zwakheid van deze laatste<br />

groep zal onmiddellijk worden uitgebuit. Afschrikking is de belangrijkste functie van de<br />

wraak: doe dit nooit meer, want het zal je bezuren! 35<br />

Een prachtig voorbeeld van subtiele wraak was de opmerking van Wouter Bos (fractieleider<br />

PvdA) op 21 september 2005. Minister Hoogervorst had <strong>een</strong> kotsgebaar gemaakt toen Wouter<br />

Bos tijdens de algemene beschouwingen aan het woord was (zie foto voorblad). Deze beledi-<br />

ging werd door de camera’s vastgelegd en was de hele dag op alle TV-zenders te zien. Bos<br />

reageerde laconiek voor de camera: ‘Ik denk dat we dat gebaar op onze verkiezingsposters<br />

afdrukken.’ Minister Hoogervorst moest bovendien diep door het stof door zijn verontschul-<br />

diging aan te bieden aan Bos en Tweede Kamer. De wraak van Wouter Bos was zoet en het<br />

afschrikkingeffect volledig.<br />

33 Draaisma 2001<br />

34 Kim en Smith 1993<br />

35 Van der Dennen 2003<br />

15


3.4 Het ontstaan van de ethiek bij dieren<br />

De psychologische effecten blijken hun basis al te vinden in het gedrag van dieren. Gedrag<br />

dat deel van de menselijke evolutie uitmaakt en daarmee diep in onze geest is geworteld. Der-<br />

gelijke diepe drijfveren zijn moeilijk te omzeilen, zelfs niet voor mensen die zich in hoge ma-<br />

te bewust zijn van hun gedrag.<br />

Frans de Waal, primatoloog aan het Yerkes National Primate Research Center in Atlanta is<br />

<strong>een</strong> van de meest vooraanstaande onderzoekers naar het ethisch gedrag van apen. Hij ontdekte<br />

dat apen <strong>een</strong> groot gevoel voor rechtvaardigheid hebben. In zijn onderzoek gaf hij kapucijner-<br />

apen <strong>een</strong> beloning als die daarvoor <strong>een</strong> kiezelst<strong>een</strong> aanbood 36 . De apen leerden snel van elkaar<br />

hoe het systeem werkte en gaven netjes <strong>een</strong> kiezelst<strong>een</strong> voor <strong>een</strong> grapefruit. Maar als sommi-<br />

ge apen de grapefruit gratis kregen, zonder <strong>een</strong> kiezel daarvoor te hoeven inleveren, weigerde<br />

80% van de kapucijners nog <strong>een</strong> kiezel te geven. Verschillende apen gingen ermee gooien uit<br />

pure woede en frustratie. 37 Je zou kunnen zeggen dat de apen beledigd waren door de on-<br />

rechtvaardige behandeling. Als reactie toonden ze ongecontroleerde agressie, woede en frus-<br />

tratie, die henzelf ook schade berokkende.<br />

In <strong>een</strong> ander onderzoek liet de Waal zien dat chimpanseemannetjes elkaar bij hun strijd nau-<br />

welijks fysiek aanvallen, maar naar elkaar schelden en schreeuwen 38 . Dit gedrag kan wel uit-<br />

lopen op dodelijke agressie, maar over het algem<strong>een</strong> steekt <strong>een</strong> van de mannetjes na ongeveer<br />

10 minuten zijn hand uit. De uitgestoken hand wordt beantwoord met omhelzing en de ruzie<br />

wordt bijgelegd.<br />

In gevallen waarbij de verzoening niet slaagt, treedt <strong>een</strong> ouder chimpanseevrouwtje op als<br />

mediator 39 . De beide mannetjes zitten tegenover elkaar, zonder elkaar aan te kijken. Het<br />

vrouwtje pakt de hand van het ene mannetje en gaat het andere mannetje vlooien. Na enige<br />

minuten vertrekt het eerste mannetje en is het conflict beslecht.<br />

Het bleek dat het schelden over het algem<strong>een</strong> het contact tussen apen bevorderde, vooral<br />

doordat het eigenlijk altijd gevolgd wordt door <strong>een</strong> verzoeningsritueel. Agressie vond dan ook<br />

veel meer plaats tussen apen die <strong>een</strong> duurzaam contact hadden, dan tussen onbekenden. Dit<br />

36 Brosnan & De Waal 2003, p 297-299<br />

37 Brosnan & De Waal 2005<br />

38 De Waal & van Roosmalen 1979, p. 55-66<br />

39 De Waal 2004, p. 19<br />

16


effect is inmiddels geconstateerd bij 25 soorten apen 40 . Het verzoeningsritueel is vaak <strong>een</strong><br />

opportunistische actie, omdat men elkaar nodig heeft. De verzoening na het schelden en bele-<br />

digen zit dus blijkbaar even diep als de woedende reactie op iemands <strong>belediging</strong>.<br />

Dat de ethiek van apen (en ook van mensen) uiteindelijk terug te voeren is op <strong>een</strong> overle-<br />

vingsstrategie blijkt onder andere uit onderzoek onder honden. Aan de universiteit van Colo-<br />

rado bestudeerden ethologen het speelgedrag van honden. Het speelgedrag bleek <strong>een</strong> com-<br />

plexe sociale interactie te zijn, waarbij de dieren voortdurend elkanders bedoelingen aftasten<br />

en checken of hun gedrag goed geïnterpreteerd wordt. Dit is pure noodzaak om te voorkomen<br />

dat er <strong>een</strong> dodelijk gevecht ontstaat uit <strong>een</strong> spel 41 .<br />

‘Fair play’ onder dieren blijkt <strong>een</strong> wijdverbreid verschijnsel. Onder dolfijnen, honden en apen<br />

werd het al vroeg gesignaleerd, maar ook bij ratten wordt het waargenomen. Grote ratten laten<br />

bij tijd en wijle kleinere ratten winnen, zodat de kleine rat blijft spelen. Uiteraard komt dit<br />

gevoel voor ‘fair play’ niet door <strong>een</strong> overdenking van de ethische consequenties, maar door-<br />

dat dieren met <strong>een</strong> dergelijk gevoel langer zullen overleven.<br />

Een toenemend aantal ethologen m<strong>een</strong>t dat fair play en samenwerking de voorlopers zijn van<br />

ethisch en moreel gedrag. Sterker nog, ons morele gedrag is vermoedelijk <strong>een</strong> ingewikkelde<br />

overlevingsstrategie, zoals mag blijken uit de cijfers die aantonen dat <strong>een</strong> moord niet zelden<br />

voorkomt uit <strong>een</strong> <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong> 42 .<br />

Concluderend leert de biologie dat schelden en onrechtvaardige behandeling <strong>een</strong> heftige reac-<br />

tie losmaken. Dit dient om de eigen positie binnen de groep te herstellen. Een felle reactie<br />

heeft afschrikking tot gevolg en laat zien dan men niet over zich h<strong>een</strong> laat lopen. Dit is <strong>een</strong>, zo<br />

blijkt, succesvolle overlevingsstrategie. Van haast even groot belang, zijn de strategieën die<br />

zich richten op verzoening. Daarbij wordt het beledigde groepslid in ere hersteld, maar wordt<br />

ook voorkomen dat de wraakgevoelens de dood van de dader tot gevolg hebben.<br />

40 De Waal 2004, p. 20<br />

41 Lemonick, Cray & Grossman 2005<br />

42 Cohen e.a. 1996<br />

17


4. Maatschappelijke ontwikkelingen<br />

4.1 Pendelen<br />

Zoals in de inleiding al werd aangestipt, lijkt handhaving van <strong>belediging</strong> aan pendelbewegin-<br />

gen onderhevig. Van de roep om persvrijheid in het begin van de 19 de eeuw, via de inperking<br />

daarvan ten behoeve van het christelijke normen en waarden naar het afwerpen van het juk<br />

van het gezag in de jaren zestig. Met de moord op Theo van Gogh lijken we weer op <strong>een</strong><br />

keerpunt in de pendelbeweging aangekomen.<br />

4.2 Einde van de censuur<br />

Toen in 1848 de persvrijheid in de Grondwet werd vastgelegd, dachten de liberalen daarbij<br />

vooral aan de vrijheid van meningsuiting als <strong>een</strong> redelijke uitwisseling van argumenten 43 .<br />

Men had zeker niet <strong>een</strong> pandemonium op het oog waarin ieder zou zeggen wat hem te binnen<br />

zou schieten. De liberalen aarzelden ook niet om in te grijpen wanneer fatsoensnormen wer-<br />

den overschreden of het koningshuis beledigd. Dat kon in die tijd nog tot behoorlijke gevan-<br />

genisstraffen leiden. Ook de christelijke fracties wisten de vrijheid van meningsuiting te be-<br />

perken, onder andere door de invoering van art. 147 en 147a Sr in 1932. De overheidscensuur<br />

weerde alles wat maar als beledigend, godslasterlijk en immoreel kon worden opgevat uit het<br />

publieke leven. De rellen van de jaren zestig doorbraken deze censuur. Vanaf dat moment<br />

mocht je alles zeggen, wat je maar wilde, en ook toen ging dat gepaard met hevige emoties en<br />

fysieke bedreigingen.<br />

4.3 Verharding van de scheldcultuur<br />

Nederlanders hebben van oudsher <strong>een</strong> ingehouden scheldcultuur. Verwensingen in <strong>een</strong> anale<br />

of oedipale context (bijvoorbeeld ‘son of a bitch’ en ‘motherfucker’), zoals men die in het<br />

Engels, Frans en het Duits kent, hebben hier nauwelijks equivalenten. Het Duits spant te<br />

kroon (‘Scheisse’ en ‘Dreck’ zijn ook bij ons bekende termen), maar het Frans kent ook al 70<br />

verschillende aanduidingen voor iemand achterste. De laatste twintig jaar zijn Nederlanders<br />

wel meer gaan overnemen uit die talen. In Nederland kennen we vooral de <strong>belediging</strong>en met<br />

43 Van Vree 2004<br />

18


<strong>een</strong> genitaal karakter of verwensingen met <strong>een</strong> besmettelijke ziekte. Volgens Vuijsje hebben<br />

we daarmee <strong>een</strong> relatief volwassen scheldcultuur en onderscheiden we ons van landen die nog<br />

in de anale fase zitten. Met <strong>een</strong> zekere ironie stelt hij dat wij te vergelijken zijn met zesjari-<br />

gen, tegenover de peuters in omliggende landen. Het schelden gaat vanouds gepaard met <strong>een</strong><br />

zekere ironie 44 .<br />

Eigenlijk moet de voorgaande alinea in de verleden tijd gelezen worden. In zijn artikel van<br />

2003 roept Vuijsje in herinnering dat hij het zo schreef in de tachtiger jaren. Nu komt hij tot<br />

de conclusie dat de Nederlandse scheldcultuur danig is verhard. In 1995 hoorde hij Feijen-<br />

oord-supporters scanderen: ‘Van Gaal, waar is je kankerwijf!’<br />

Toen Joep van ’t Hek m<strong>een</strong>de dat dit toch te ver ging, kreeg hij de hele columnistenwereld<br />

over zich h<strong>een</strong>. ‘Alles moet kunnen!’ was hun antwoord. Twee jaar later schreef Theo van<br />

Gogh in de Nieuwe Revu, in de week dat Joop van Tijn aan slokdarmkanker overleed, <strong>een</strong><br />

serie ‘humoristische’ schetsen over de slokdarmkanker van Joop van Tijn.<br />

Vuijsje ziet <strong>een</strong> kentering die in de jaren zestig begonnen is door de ontzuiling, waardoor de<br />

kerken hun grip verloren op het taalgebruik. Stoere jongens gingen ‘poep’ roepen in de klas<br />

en het definitieve keerpunt plaatst Vuijsje in 1980 als het studentenblad Propria Cures op de<br />

voorpagina opent met ‘Pien laat haar richtingwijzer zien’, Pien de vrouw van Hans Wiegel die<br />

juist die week in <strong>een</strong> verkeersongeluk om het leven was gekomen. De oud-Hollandse traditie<br />

van elkaar beledigen om politieke of religieuze ideeën was onmiskenbaar verhard, zo bleek<br />

later. Maar ook het doel van het leedvermaak om politieke ideeën verdw<strong>een</strong>. Keiharde beledi-<br />

gingen aan het adres van (vooral publieke) personen, zonder enig ideologisch doel, werden<br />

<strong>een</strong> instrument om bij het publiek te scoren. Ze leverden Paul de Leeuw flinke kijkcijfers op,<br />

vooral toen hij Anneke Grönloh tot vijf maal toe liet opdraven als ‘dronken slet met <strong>een</strong> ge-<br />

slachtsziekte’.<br />

Een krachtig taboe op etnisch kwetsen werd opzijgeschoven door Jan Jaap van der Wal die<br />

<strong>een</strong> ‘geinige’ toespeling maakte op het feit dat Ayaan Hirschi Ali ‘g<strong>een</strong> clitoris meer heeft’.<br />

De zaal barste uit in donderend gelach. De aanwezige politiek leider Wouter Bos was verle-<br />

gen met de situatie maar greep niet in. Vuijsje wijst erop dat als Hirschi Ali <strong>een</strong> klacht had<br />

ingediend, ze vermoedelijk nog meer belachelijk was gemaakt in de media.<br />

Vuijsje beschouwt de verharde cultuur als bijzonder zorgwekkend. Als mensen er niet van uit<br />

kunnen gaan dat men elkaar in principe vriendelijk tegemoet treedt, dan maakt <strong>een</strong> stilzwij-<br />

44 Vuijsje 2003<br />

19


gend vertrouwen plaats voor achterdocht en angst. Het einde van het liedje is dat men zich<br />

niet meer veilig voelt en zich niet meer op straat durft te vertonen!<br />

4.4 Beledigingen door volksvertegenwoordigers<br />

Kamerleden, statenleden en gem<strong>een</strong>teraadsleden genieten strafrechtelijke immuniteit tijdens<br />

het debat. Toch kunnen ze niet zomaar alles zeggen. De Tweede Kamer voorzitter zal de be-<br />

trokkene manen om zijn woorden terug te nemen en kan hem desnoods het woord ontnemen.<br />

De betreffende woorden kunnen dan geschrapt worden uit de Handelingen. Tot de zestiger<br />

jaren werden woorden als ‘luguber’, ‘gierig’ en ‘smerig’ geschrapt, maar toen CD kamerlid<br />

Janmaat voor racist werd uitgemaakt door GroenLinks werd dat niet ontoelaatbaar geacht 45 .<br />

Sinds 2001 wordt onwelvoeglijk taalgebruik niet meer uit de verslagen van beraadslagingen<br />

van de Tweede Kamer geschrapt. Zo zou het taalgebruik van politici aan de publieke controle<br />

worden onderworpen 46 .<br />

4.5 Escalatie in het nieuwe millennium<br />

In de traditionele zin van het woord kent Nederland g<strong>een</strong> ‘eerwraak’, maar het leek er ver-<br />

dacht veel op rondom de moord op Pim Fortuyn. Diverse politici hadden de goede naam van<br />

Fortuyn danig door het slijk gehaald. Zijn uitlatingen met betrekking tot de afschaffing van<br />

art. 137 (verbod op discriminatie), die door sommige rechtsgeleerden gedeeld werden, werden<br />

politiek uitgebuit en de man werd vergeleken met <strong>een</strong> Hitler die de grondwet wilde afschaf-<br />

fen 47 . Naar de Nederlandse rechtspraak valt dat minimaal onder <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong> 48 . Als<br />

reactie werden de betreffende kamerleden weer bedreigd met kogelbrieven. In zo’n geval<br />

blijkt de waarde van de rechtsstaat. Waren de kogelbriefverzenders niet aangepakt, dat had dat<br />

kunnen leiden tot <strong>een</strong> waar slagveld. De vraag blijft ondertussen of handhaving van art. 266<br />

Sr in het geval van <strong>belediging</strong> van Fortuyn er niet toe had kunnen leiden dat de kogelbrieven<br />

zelfs niet verzonden waren. En zo werd de man die art. 137 wilde schrappen, het slachtoffer<br />

van het feit dat het artikel dat daaraan ten grondslag ligt, art. 266, onvoldoende gehandhaafd<br />

werd. Weliswaar was de moord g<strong>een</strong> reactie op <strong>belediging</strong>, maar het klimaat voor <strong>een</strong> recht-<br />

vaardiging van de moord was wel gecreëerd.<br />

45<br />

Janssens 1998<br />

46<br />

Kamerstukken II 2000/01, nr. 27741, nr. 1-9<br />

47<br />

Februari 2002<br />

48<br />

Zie o.a. Hof Leeuwarden 15-8-2002, niet gepubliceerd besproken in Janssens 2003<br />

20


4.6 De climax?<br />

Bas van Kleef geeft vlak na de moord op Theo van Gogh in <strong>een</strong> artikel in De Volkskrant <strong>een</strong><br />

rake analyse van het verband tussen diens beledigende uitlatingen en zijn dood 49 .<br />

Rond 1994 wordt van Gogh gegrepen door de islam en kwam hij tot uitlatingen als: ‘De grote<br />

denker Rabbae (GroenLinks-kamerlid) is g<strong>een</strong> grote aanwinst voor ’s lands vergaderzaal.<br />

Toch groet ik hem met <strong>een</strong> respectvol ‘Allah is groot, Allah is machtig. Hij heeft <strong>een</strong> lul van<br />

één meter tachtig.’’ In 2001 rond de opkomst van de LPF riep van Gogh uit: ‘Als iemand<br />

kanker verdient, is het Paul Rosenmöller, de hopman van politiek correct Nederland. Mogen<br />

de cellen in zijn hoofd zich tot <strong>een</strong> juichende tumor vormen. Laat ons pissen op zijn graf.’<br />

Theo van Gogh gaf tijdens <strong>een</strong> interview met het studentenblad Mare <strong>een</strong> rechtvaardiging<br />

voor zijn <strong>belediging</strong>en. ‘Ik houd van functioneel beledigen. Als ik iemand <strong>een</strong> geitenneuker<br />

noem of <strong>een</strong> pygmee op plateauzolen, dan heeft dat <strong>een</strong> reden (…) Ik wil waarschuwen tegen<br />

de vijfde colonne die hier in Nederland probeert onze vrije manier van leven aan te tasten.’<br />

Burgemeester Cohen van Amsterdam werd ook flink door van Gogh aangepakt, maar in zijn<br />

herdenkingsrede van dinsdag 2 november op de Dam stelde Cohen: ‘Maar dat mág in Neder-<br />

land!’<br />

Volgens van Kleef eiste Theo van Gogh tolerantie ten opzichte van zijn beledigende uitlatin-<br />

gen, terwijl hij met diezelfde <strong>belediging</strong>en aantoonde g<strong>een</strong> respect voor het gedachtegoed van<br />

anderen te hebben. Respectvolle kritiek is nuttig in <strong>een</strong> samenleving, de wetenschap doet niet<br />

anders, maar door iemand te beledigen wordt zijn maatschappelijke erkenning en zelfrespect<br />

aangetast. Dan gaat het niet meer om de inhoudelijke kritiek, maar om herstel van de waar-<br />

digheid. Dergelijke uitlatingen roepen woede op. Van Gogh vloekte daardoor met de sociale<br />

wetten en was zo te vergelijken met de automobilist die hoe dan ook zijn voorrang opeist. ‘En<br />

zoals we weten, ligt het kerkhof vol met mensen die van rechts kwamen.’<br />

Deze analyse sluit aan bij wat Rachida Azough schrijft in dezelfde krant 50 . In het artikel wor-<br />

den moslimintellectuelen geciteerd: ‘Van Gogh verspreidde desinformatie’ en ‘Hij zette aan<br />

tot haat.’ Volgens Hijme Stoffels (in hetzelfde artikel), hoogleraar godsdienstsociologie, zijn<br />

de <strong>belediging</strong>en van Gerard Reve aan het adres van de christenen waarbij hij God in de ge-<br />

daante van <strong>een</strong> vrijende ezel beschreef, niet te vergelijken met de <strong>belediging</strong>en aan het adres<br />

van moslims. In het eerste geval ging het om kritiek van binnenuit door intellectuelen, waar-<br />

49 Van Kleef 2004<br />

50 Azough 2004<br />

21


door de maatschappelijke positie van andere christenen niet in het geding was. ‘In dit geval is<br />

er sprake van verbaal geweld, gericht op <strong>een</strong> toch al gewantrouwde groep, en dat doet vooral<br />

pijn. Naar de inhoudelijke aspecten wordt in zo’n geval allang niet meer geluisterd.’<br />

Hoezeer Theo van Gogh de grenzen van het recht en sociale wetten overschreden heeft, wordt<br />

door Marjolijn Februari scherp neergezet als ze schrijft 51 :<br />

‘Kort na de moord op Fortuyn schreef van Gogh: ‘Ik ben van mening dat alle geweld<br />

verwerpelijk is, ook als dat tegen Melkert (destijds fractieleider PvdA) gebruikt zou<br />

worden. Dat belet me niet Melkert ‘<strong>een</strong> moordenaar’ te noemen; Melkert is één van de<br />

hoofdaanstichters van de hetze die de loop van <strong>een</strong> pistool deed richten op de Godde-<br />

lijke Kale. Waar ik kan, zal ik Melkert als moordenaar blijven aanmerken.’ En dit, ie-<br />

mand van moord betichten op grond van zijn mening, is op g<strong>een</strong> enkele manier te zien<br />

als <strong>een</strong> verdediging van het vrije woord. (…) Ons gesprek moet niet gaan over de vrij-<br />

heid van meningsuiting, maar over de gelijkwaardigheid van mensen.’<br />

Hier stipt de schrijfster precies aan waar het om gaat. Door iemand te in het openbaar beledi-<br />

gingen, ontneem je hem zijn maatschappelijke waardigheid en goede naam. Als gevolg daar-<br />

van zal wat hij zegt minder serieus genomen worden. Impliciet snoert de openbare <strong>belediging</strong><br />

iemand de mond: ‘Luister niet naar hem, want hij is onbetrouwbaar.’ En zo zijn <strong>belediging</strong> en<br />

smaad niet all<strong>een</strong> <strong>een</strong> aanval op de eer van iemand en zijn sociale positie, maar ook <strong>een</strong> aan-<br />

val op de vrijheid van meningsuiting.<br />

4.7 Het driftleven wint het van de ethiek<br />

De naam Mohammed B. zal wel voor eeuwig verbonden blijven aan de naam Theo van Gogh.<br />

De man die Nederland schokte met <strong>een</strong> koelbloedige moord op <strong>een</strong> kunstenaar. Al gauw werd<br />

de moord het symbool van de aanval op de vrijheid van meningsuiting. Theo van Gogh werd<br />

de personificatie van de vermoorde vrijheid.<br />

In het kader van deze scriptie wil ik op <strong>een</strong> ander aspect wijzen. De moord op Theo van Gogh<br />

is ook de uiterste consequentie van het beledigen. Ook al is de <strong>belediging</strong> <strong>een</strong> kunstuiting of<br />

bedoeld om mensen aan het denken te zetten, de impact zal er voor het slachtoffer niet minder<br />

om worden.<br />

51 Februari 2004<br />

22


Zoals aangetoond bestaat er op verschillende manieren <strong>een</strong> correlatie tussen <strong>belediging</strong> en<br />

moord. Zogezien is er tussen de moord op Theo van Gogh en zijn <strong>belediging</strong>en aan het adres<br />

van de islam en moslims haast <strong>een</strong> natuurwetenschappelijk verband. In elk geval werden de<br />

wraakgevoelens bij de gekwetsten zo sterk, dan één van hen doorsloeg. Er ontstond <strong>een</strong> kli-<br />

maat waardoor de geradicaliseerde moslim zijn moord kon rechtvaardigen. De ironie is dat de<br />

religie (zo men wil: de God), die <strong>een</strong> dergelijk doorslaan probeert te voorkomen door op te<br />

roepen tot nederigheid, het op zo’n moment aflegt tegen de diepgewortelde driften. Evolutio-<br />

nair vastgelegde drijfveren van wraak die achteraf worden ingevuld met rationele verklarin-<br />

gen van herstel eer en goede naam.<br />

In dit verband is het interessant wat de dader van de moord en het slachtoffer van de beledi-<br />

gingen hierover heeft verklaard 52 .<br />

‘Wat betreft de aanklacht van u, meneer de officier van justitie, daar kan ik me helemaal in vinden, in<br />

grote lijnen. Ik neem de volle verantwoordelijk op mij. En u heeft gekenschetst dat wat mij eventueel<br />

zou hebben gedreven om te doen wat ik deed, dat dat puur uit mijn geloof is. En het is inderdaad laf als<br />

ik me hier achter de spelregels zou verstoppen door niks te zeggen en de kans te ontlopen om de maxi-<br />

male straf te krijgen. Maar hiermee zeg ik ook wat de zwakte is van deze rechtsgang. Ik erken u niet en<br />

wellicht erkent u mijn rechtsgang niet.<br />

(…)<br />

En ik ben niet hier om <strong>een</strong> politiek statement met <strong>een</strong> religieus tintje te geven. Wat ik wel wil dat u<br />

weet, is dat ik uit overtuiging heb gehandeld en niet omdat ik uw zoon haat omdat hij <strong>een</strong> Nederlander<br />

is of omdat hij mij heeft beledigd als Marokkaan. Ik heb mij nooit beledigd gevoeld.<br />

(…)<br />

En ik zeg u, ik ken u zoon niet. Ik kan hem niet verdenken van enige hypocrisie, want hij was niet hy-<br />

pocriet. Dat was hij niet en ik weet dat hij uit overtuiging dingen zei... Dus het hele verhaal van dat ik<br />

mij beledigd zou voelen als Marokkaan of omdat hij mij geitenneuker zou hebben genoemd, dat is al-<br />

lemaal niet waar. Ik heb gehandeld uit geloof. En ik heb zelfs aangegeven dat als het mijn vader was<br />

geweest of broertje had ik precies hetzelfde gedaan. Dus u kunt mij echt niet verdenken van enige sen-<br />

timentaliteit.<br />

(…) En ik kan u verzekeren, mocht ik vrijkomen dan zou ik precies hetzelfde doen... precies hetzelfde.<br />

(…) Verder wat betreft uw kritiek. Wellicht dat u met Marokkanen bedoelt de moslims. Ik neem u dat<br />

niet kwalijk, want dezelfde wet die mij opdraagt om ieder<strong>een</strong> die Allah en zijn profeet uitscheldt de kop<br />

eraf te hakken, diezelfde wet verplicht mij om mij niet in dit land te vestigen. Of in ieder geval in <strong>een</strong><br />

land waar het vrije woord, zoals de officier van justitie heeft beschreven, wordt verkondigd.<br />

52 Mohammed B. 2005<br />

23


Ik zeg dit verwijt van u... (dat B. gebruik maakt van de Nederlandse rechtsorde, maar deze tegelijkertijd<br />

niet accepteert, red.), dat verwijt van u is rechtsgeldig, mits er <strong>een</strong> land bestaat waar mensen zoals ik<br />

hun toevlucht toe kunnen zoeken. En dat u uw best doet om <strong>een</strong> man zoals ik tegen te houden, ik neem<br />

u dat niet kwalijk want u doet uw werk. Net zo min mag u het mij kwalijk nemen dat ik mijn bood-<br />

schapjes probeer onder de man te brengen, zoals u het wilt noemen.<br />

En ik denk, die politieagenten, die 2 november ook met mij geconfronteerd waren, dat die het recht<br />

hebben om te weten dat ik niet schoot om jullie te ontzien, maar ik schoot om te doden en om gedood te<br />

worden.<br />

En u mag al uw om psychologen, al uw psychiaters, al uw deskundigen op me af sturen, maar ik zeg u,<br />

u zult het nooit begrijpen. U kunt het niet begrijpen. En ik zeg u, als ik de mogelijkheid had om vrij te<br />

komen en ik had de mogelijkheid het nog <strong>een</strong> keer te doen wat ik op 2 november heb gedaan, dan zeg<br />

ik, ik zou het precies hetzelfde hebben gedaan.’<br />

Opmerkelijk in deze verklaring is dat Mohammed zich naar eigen zeggen niet beledigd ge-<br />

voeld heeft, maar ‘de wet hem opdraagt om ieder<strong>een</strong> die Allah en zijn profeet uitscheldt de<br />

kop eraf te hakken’. Moord uit <strong>een</strong> vorm van persoonlijke <strong>belediging</strong> beschouwt hij als iets<br />

sentimenteels. Toch verklaart Mohammed hier dat hij als wraak op de <strong>belediging</strong> van zijn<br />

God, de aantasting van zijn geloof heeft gehandeld. Hij voelde zich genoodzaakt, zoals <strong>een</strong><br />

broer voor zijn zus, voor zijn God op te treden en de eer van zijn godsdienst op die manier te<br />

herstellen. Merk op dat hij daarmee niet de Koran volgt, maar de wetten van de ‘honor cultu-<br />

res’ die los staan van de religie. De aantasting van de goede naam van zijn religie werd zo<br />

ingrijpend geacht, dat volgens hem <strong>een</strong> moord het enig juiste antwoord was en hij denkt daar-<br />

voor erkenning te vinden in de Koran. Zo geredeneerd, is het dan ook niet vreemd meer dat<br />

Mohammed het Nederlandse rechtssysteem niet erkend. Volgens de wetten van eerwraak en<br />

bloedwraak kunnen families en stammen zich op elkaar wreken. Op moord staat de doodstraf<br />

en als je daartoe niet over gaat, ben je <strong>een</strong> zwakkeling. Mohammed heeft de eer van zijn God<br />

hersteld en is daar trots op. Volgens de wetten van de bloedwraak is hij daarmee <strong>een</strong> moedig<br />

man. Het is volgens die wetten meer dan logisch dat de wederpartij hem om het leven zal<br />

brengen. In dit verband is het goed Robert Fisk te citeren: ‘In het Midden-Oosten wordt eer-<br />

der naar de wapens gegrepen, omdat er g<strong>een</strong> rechter is waar ze naar toe kunnen voor <strong>een</strong><br />

rechtvaardig oordeel.’ 53<br />

53 Robert Fisk in ‘Binnen Laden is naïef’, Intermediair 17 november 2005; p. 35<br />

24


Ook de verachting van de vrijheid van meningsuiting is in dit kader te begrijpen. Als het on-<br />

der het mom van die vrijheid mogelijk is om zijn God, moslims en de islam te vernederen,<br />

dan kan hij daar weinig respect voor opbrengen. Moslims worden immers afgeschilderd als<br />

‘geitenneukers’ en wat stelt de mening van <strong>een</strong> geitenneuker nu voor. Door de vernedering<br />

heeft de dader meer vrijheid gekregen, maar tegelijkertijd heeft hij de waarde van de mening<br />

van het slachtoffer aangetast. Met <strong>een</strong> moord wordt die mening echter weer onderstreept.<br />

Hoewel weinigen het durfden zeggen, Marjolein Februari was <strong>een</strong> uitzondering, was de<br />

moord de uiterste consequentie van de verharding van de <strong>belediging</strong>scultuur in Nederland.<br />

Gelukkig hebben meer mensen dan in die tijd bleek, dit begrepen. Wellicht was het daarmee<br />

ook <strong>een</strong> kentering in het denken over daders en slachtoffers van <strong>belediging</strong>.<br />

4.8 Belediging bij diverse beroepsgroepen<br />

Niet all<strong>een</strong> mensen die in het openbaar optreden of minderheden krijgen te maken met beledi-<br />

ging. In 1994 kreeg 70% van de EHBO medewerkers van <strong>een</strong> ziekenhuis met schelden te ma-<br />

ken 54 . In 1995 werd 60% van de toezichthouders uit Den Haag tenminste <strong>een</strong> keer uitgeschol-<br />

den 55 en in 1997 werd bijna de helft van het schoolpersoneel in Amsterdam-West het slachtof-<br />

fer 56 . Vooral beroepsgroepen die zich bezighouden met toezicht op regelnaleving worden met<br />

schelden geconfronteerd 57 . Treinconducteurs (94%) en politieagenten (87%) worden het<br />

meest uitgescholden, terwijl taxichauffeurs relatief het best af zijn (30%). Treinconducteurs<br />

voelen zich onzeker en hebben <strong>een</strong> gebrek aan zelfvertrouwen. Men is niet erg trots op het<br />

eigen beroep. Aan de andere kant heeft <strong>een</strong> deel van het publiek ook lak aan het controlerende<br />

werk. Deze wisselwerking houdt ongetwijfeld de situatie in stand.<br />

Verder blijkt dat jonge, hoog opgeleide mannen vaker worden uitgescholden dan oudere, la-<br />

ger opgeleide vrouwen 58 . Mensen buiten de normale werktijden, die veel contact hebben met<br />

onbekend publiek, all<strong>een</strong> werkzaam zijn en slecht nieuws boodschappen moeten overbrengen,<br />

zijn nogal <strong>een</strong>s de klos. In landelijke gebieden wordt 8% minder uitgescholden, maar toch nog<br />

altijd 64%. De beroepsgroep waartoe de werknemer behoort, is echter doorslaggevend.<br />

54 Boom & Plug 1996<br />

55 IVR 1996<br />

56 Asvos 1999<br />

57 Middelhoven en Driessen 2001<br />

58 Middelhoven en Driessen 2003<br />

25


Opmerkelijk is dat autochtonen vaker worden uitgescholden dan allochtonen. Bij treinconduc-<br />

teurs is dit het meest significant: 94 versus 77%. Dit kan verklaard worden uit het feit dat in<br />

het onderzoek discriminerende opmerkingen (sekse, huidskleur, afkomst) gescheiden worden.<br />

Allochtonen hebben weer meer last van discriminatie. Al met al kan gesteld worden dat er<br />

g<strong>een</strong> verschil bestaat tussen het aantal <strong>belediging</strong>en dat allochtonen en autochtonen naar hun<br />

hoofd krijgen.<br />

Ook de impact van het schelden is door Middelhoven en Driessen onderzocht 59 . Personeel van<br />

psychiatrische inrichtingen blijkt langer last te hebben van verbale agressie dan van fysieke<br />

agressie. De klap of duw is weer snel vergeten. Werknemers die uitgescholden worden, blij-<br />

ken veel grotere kans te lopen ook slachtoffer te worden van serieuze bedreigingen en van<br />

fysiek geweld. De correlatie tussen schelden en fysiek geweld is 0,36, hetg<strong>een</strong> op <strong>een</strong> vrij<br />

sterke samenhang wijst. De auteurs waarschuwen ervoor dat het toestaan van <strong>belediging</strong>en en<br />

verbaal geweld erop kan uitlopen dat er g<strong>een</strong> mensen meer zijn die dergelijke diensten willen<br />

verrichten.<br />

Correlaties tussen de verschillende geweldsvormen<br />

(alle significant bij p


Het aantal vonnissen is ten opzichte van de WODC-rapportage uit 1979 63 fors gestegen. Meer<br />

dan de helft van de aangiften door politieambtenaren is door de rechter afgedaan.<br />

In de periode 1991-2001 steeg het aantal zaken in Amsterdam van 21 naar 720 64 . Het strenge-<br />

re beleid van de regio Amsterdam-Amstelland heeft volgens de hoofdofficier als reden ‘dat<br />

het niet voldoende optreden tegen <strong>belediging</strong>en van politieambtenaren gezagsondermijnend<br />

werkt.’ In die zin wijkt het OM Amsterdam af van de rest van Nederland, waar all<strong>een</strong> grove<br />

<strong>belediging</strong>en vervolgd worden. Een dergelijke restrictieve houding kan er echter toe leiden dat<br />

dienders soms afzien van optreden tegen <strong>belediging</strong>en uit vrees voor sepot van de zaak (veel<br />

werk en gezichtsverlies).<br />

Het genoemde beleid in Amsterdam is geformaliseerd in het ‘Streetwise-beleid’. Doel van dit<br />

beleid is het terugveroveren van de publieke ruimte en de straat weer terug te geven aan het<br />

publiek 65 . Daarbij staat het gezag van de agent centraal. Hierdoor zal in <strong>een</strong> één-op-één-<br />

situatie <strong>een</strong> zwaardere <strong>belediging</strong> eerder getolereerd worden, dan in <strong>een</strong> situatie met omstan-<br />

ders.<br />

Net als bij werknemers in de psychiatrische sector blijken ook politieagenten, ondanks het feit<br />

dat zij als vast onderdeel worden beschouwd van de functie, zich <strong>belediging</strong>en nogal aan te<br />

trekken 66 .<br />

De boetes variëren van 20-225 euro, afhankelijk van de ernst. Belediging door spugen en het<br />

toewensen van ziektes werd daarbij het strengst gestraft (120-225 euro). Belediging in racisti-<br />

sche, discriminerende en algemene termen kregen de laagste boetes (20-60 euro) 67 .<br />

In dit kader is het opvallend dat klachten over uitlatingen door politieambtenaren bovenaan<br />

staan op de lijst van klachtsoorten 68 . Een verklaring voor het feit dat deze klachten zelden<br />

voor de rechter komen, zal verderop in deze scriptie tijdens de discussie worden gezocht.<br />

4.9 Handhaving in Amsterdam<br />

Een argument tegen strengere handhaving van <strong>belediging</strong> zou kunnen zijn dat de politie wel<br />

wat anders te doen heeft en het OM overbelast zou raken. Uit het Streetwise-beleid van de<br />

politie Amsterdam-Amstelland blijkt dat het wel degelijk kan en bovendien gunstige effecten<br />

63 Van der Kaaden 1979<br />

64 Klooster 2002<br />

65 Bron 2003<br />

66 Bron 2003<br />

67 Klooster 2002, p. 42<br />

68 Bron 2003<br />

27


heeft. De doelstelling van het beleid is de veiligheid en leefbaarheid in de stad te vergroten.<br />

Daardoor zou de burgerzin bevorderd moeten worden in de hoop dat burgers meer oog krijgen<br />

voor elkaar en elkanders belangen 69 .<br />

Het Streetwise-beleid ging in 1998 van start en beoogde de kleine ingesleten overtredingen<br />

aan te pakken. Politieagenten laten zien dat regels consequent worden gehandhaafd, spreken<br />

burgers meer aan en delen meer bekeuringen uit. Zo moeten normen en omgangsvormen her-<br />

bevestigd worden en burgers inspiratie bieden zelf ook storend gedrag aan te pakken. Daarbij<br />

gaat het niet om <strong>een</strong> keihard zero-tolerance-beleid maar wel om <strong>een</strong> duidelijk herkenbaar toe-<br />

zicht.<br />

Nu zeven jaar later is het door van Stokkum geanalyseerd 70 . De laatste jaren werden ruim<br />

400.000 extra processen-verbaal opgemaakt. In 2003 werd in 58% van de gevallen de over-<br />

treder staande gehouden. In dat jaar werden maar liefst 250.000 gesprekken met burgers ge-<br />

voerd over kleine overtredingen. Dit laatste is van belang omdat het direct aanspreken beter<br />

gedragsveranderingen tot stand kan brengen dan het toesturen van <strong>een</strong> acceptgiro.<br />

Voor deze actie zijn ongeveer 1000 extra politieagenten in dienst getreden. Maar liefst 15.562<br />

kleine overtredingen werden in 2002 voor de rechter gebracht, zodat hier wel <strong>een</strong> overbelas-<br />

ting van het OM ontstond.<br />

Streetwise blijkt voor wat betreft de gevolgen <strong>een</strong> succes. Een meetbaar effect is bijvoorbeeld<br />

dat fietsen in de Leidsestraat, na 4000 bekeuringen, niet meer voor. De handhaving lijkt bij te<br />

dragen tot vermindering van het onveiligheidsgevoel van burgers. Door de voortvarende aan-<br />

pak van verdachten van <strong>belediging</strong> en bedreiging voelen veel trambestuurders zich gesterkt en<br />

zijn ze bereid zelf ook burgers aan te spreken. Ze raken meer zelfverzekerd, waardoor de ne-<br />

gatieve gezagsspiraal doorbroken wordt. Een dergelijk effect is er bij burgers in het algem<strong>een</strong>.<br />

Het aantal aangiften van zogenaamde bejegeningsklachten is in deze periode verdubbeld.<br />

Wel escaleren nu meer kleinere vergrijpen, vermoedelijk doordat agenten zonder pardon hun<br />

macht doen gelden. Dit leidt dan weer tot klachten van burgers die zich respectloos behandeld<br />

voelen. Een geïnterviewde politieagent zei, dat hij geleerd had te zeggen waar het op staat,<br />

maar tegelijkertijd mensen als mensen te behandelen.<br />

Van het Streetwise-beleid kan geleerd worden dat handhaving van kleine zaken als <strong>belediging</strong><br />

het onderling vertrouwen en coöperatie onder burgers kan versterken. Mensen durven elkaar<br />

weer eerder aan te spreken op elkanders gedrag. Het WRR (Waarden normen en de last van<br />

69 Van Stokkum 2005a<br />

70 Van Stokkum 2005b<br />

28


gedrag) wijst erop dat normen niet zomaar zijn hersteld 71 . De vervaging vraagt <strong>een</strong> enorme<br />

inspanning om de normen opnieuw aanvaard te krijgen. Daarom zal de handhaving door poli-<br />

tieagenten moeten worden overgenomen door andere instituties. Niet all<strong>een</strong> op straat, maar<br />

ook in de klas, op kantoor, op de sportvereniging en in het clubhuis.<br />

4.10 Een vervolg in de maatschappij<br />

Projecten in Lieshout en op Ameland lieten zien dat burgers vaak bereid zijn om samen met<br />

politie, justitie en gem<strong>een</strong>te projecten op te zetten, waarbij normen en waarden in <strong>een</strong> breder<br />

verband worden gehandhaafd 72 . Het project ‘Goed te leven’ in Lieshout had de bedoeling om<br />

de inwoners na te laten denken over de omgang met elkaar. De aanleiding was de ‘toenemen-<br />

de agressie en het verbaal geweld op straat, in de sport en op school.’ Jongeren verveelden<br />

zich, toonden weinig respect voor anderen en gedroegen zich steeds agressiever. Grof en be-<br />

ledigend taalgebruik hoorde daarbij. Leerkrachten kregen <strong>een</strong> grote mond en ouders wisten<br />

niet hoe ze ermee om moesten gaan. Het project vond navolging op andere plaatsen, zoals<br />

‘Omgaan met elkaar’ op Ameland.<br />

In de projecten wordt geconstateerd dat met elkaar praten de buurt meer leefbaar maakt. Het<br />

project werd vooral <strong>een</strong> succes doordat de meeste inwoners meededen en er <strong>een</strong> breed opgezet<br />

coördinatieteam was, dat de kar trok. In het team zaten onder andere twee directeuren van<br />

basisscholen, <strong>een</strong> opbouwwerker, <strong>een</strong> politiefunctionaris, het hoofd van de gem<strong>een</strong>telijke af-<br />

deling Sociale Zaken en Welzijn en de burgemeester. Er werden lokale debatten gehouden,<br />

oudercursussen, <strong>een</strong> projectweek op school, trainingen van het jeugdwerk, etc.<br />

De effecten na enige jaren waren duidelijk waarneembaar, maar tot <strong>een</strong> inktvlekwerking is het<br />

nooit gekomen. Ook hier was de conclusie dat mensen duidelijke en navolgbare voorbeelden<br />

moeten hebben. Deze voorbeelden ontbreken in onze maatschappij nogal <strong>een</strong>s. Men denkt dan<br />

snel: ‘Niemand doet het, waarom zou ik het wel doen?’ Sterker nog, de negatieve voorbeelden<br />

van mensen die werden neergestoken die wél iets deden, zijn beter bekend dat de positieve<br />

voorbeelden.<br />

71 WRR 2003<br />

72 Verhagen 1999<br />

29


4.11 Nieuwe tijdgeest<br />

De kabinetten Balkenende traden aan met het voornemen normen en waarden te herstellen.<br />

Het tweede kabinet kreeg zelfs als credo ‘Herstel van vertrouwen’ mee. Hoewel men zich kan<br />

afvragen of deze kabinetten zijn geslaagd in hun prijzenswaardige voornemen, symboliseren<br />

zij wel <strong>een</strong> nieuwe tijdgeest. Steeds vaker worden <strong>belediging</strong>en ingedamd. Zo schreef Minis-<br />

ter Borst van Volksgezondheid in 2001 dat termen als ‘idioot’ en ‘imbeciel’uit de beleidsre-<br />

gels van het College Tarieven Gezondheidszorg zullen worden geschrapt omdat zij als grie-<br />

vend ervaren worden 73 . Het gedoogbeleid ten aanzien van het beledigen van politieambtena-<br />

ren werd gekeerd, in het Beleidsplan Nederlandse Politie (BNP) 74 . Voortaan zou weer worden<br />

opgetreden tegen verbaal geweld. Een beledigende uitzending van Paul de Leeuw in 2002<br />

werd door de NCRV verboden, burgemeesters en scheidsrechters tolereerden niet langer de<br />

scheldkoren in voetbalstadions en de minister-president greep in toen Dick Advocaat als trai-<br />

ner van het Nederlands elftal in 2004 beledigd werd. In 2002 stelde minister Donner van Jusi-<br />

titie in verband met de integratieproblemen van moslims ‘De verruwing, de verbale gewelds-<br />

spiraal, maakt het all<strong>een</strong> maar moeilijker de problemen op te lossen.’ 75 De AIVD schreef in<br />

maart 2004: ‘Te constateren valt dat <strong>een</strong> groeiend aantal moslims zich door opiniemakers en<br />

opinieleiders in het maatschappelijk verkeer onheus bejegend voelt.’ 76<br />

Projecten als ‘Goed te leven’en ‘Omgaan met elkaar’ laten zien dat ook de bevolking middels<br />

projecten <strong>een</strong> kentering probeert teweeg te brengen.<br />

73<br />

Handelingen II 2001/02, nr. 108<br />

74<br />

BZK 1999<br />

75<br />

Van Liempt 2004<br />

76<br />

Azough 2004<br />

30


5. Rechtshistorische vergelijking<br />

5.1 Periode tot de middeleeuwen<br />

In de periode van de Romeinse republiek waren het schelden in het openbaar (convicium) en<br />

het aanranden van de eer en goede naam (infamatio) strafbaar 77 . De vergelding van de min-<br />

achting vond plaats door de vordering van <strong>een</strong> geldboete. Het slachtoffer diende hiertoe het<br />

initiatief te nemen.<br />

In de Digesten (6 de eeuw) werd elke <strong>belediging</strong> van <strong>een</strong> ander als strafbaar aangemerkt (ini-<br />

uria) 78 . Ook feitelijkheden als het opsteken van de middelvinger vielen daaronder (iniuria rea-<br />

les). Belediging van mensen met <strong>een</strong> hogere status (ouders, senatoren) werkte strafverzwa-<br />

rend.<br />

De romanisten uit de 13 de eeuw beperkten zich tot het smaadschrift (libellus famosus), waarbij<br />

men dacht aan iemand die het oogmerk had om iemand in zijn eer aan te randen (animus ini-<br />

uriandi). Lichtere vormen vielen onder het plaatselijke recht. Een <strong>belediging</strong> kon ook aange-<br />

nomen worden als de opmerking op waarheid berustte. All<strong>een</strong> als <strong>een</strong> strafproces volgde en<br />

daarin werd vastgesteld dat de opmerking juist was, verviel de strafbaarheid.<br />

In de middeleeuwen kon men <strong>een</strong> geldboete of <strong>een</strong> verplichte bedevaart opgelegd krijgen naar<br />

het lokale recht. Soms werd de dader bevolen het slachtoffer in ere te herstellen 79 . Zowel<br />

scheldwoorden, valse beschuldigingen, roddels als feitelijke gedragingen werden strafbaar<br />

geacht.<br />

Hugo de Groot zag iemands reputatie als <strong>een</strong> aspect van het persoonlijkheidrecht 80 . Hij vond<br />

dan ook dat schadevergoeding het beste antwoord was op <strong>belediging</strong> en wel via <strong>een</strong> civiele<br />

actie. De dader kon de <strong>belediging</strong> herroepen of <strong>een</strong> geldboete krijgen. Als iemand uit drift had<br />

beledigd, kon de dader op zijn woorden terugkomen, bijvoorbeeld door bij de notaris <strong>een</strong> ver-<br />

klaring te tekenen. Het strafrecht kwam er pas aan te pas als er sprake was van <strong>een</strong> opzettelij-<br />

ke krenking van iemands reputatie. Matthaeus m<strong>een</strong>de zelfs dat er g<strong>een</strong> <strong>belediging</strong> is zonder<br />

de bedoeling om iemand te beledigen. Dit oogmerk viel weg als het ging om <strong>een</strong> noodzakelij-<br />

ke verdediging 81 .<br />

77 Janssens 1998<br />

78 Janssens 1998, p. 13<br />

79 Janssens 1998, p. 16<br />

80 Dovring 1965<br />

81 Janssens 1998<br />

31


5.2 Na de middeleeuwen<br />

Na de middeleeuwen was <strong>een</strong> goede naam meer waard dan goud en zilver 82 , omdat <strong>een</strong> goede<br />

naam van groot belang was in het economisch verkeer. Zonder wederzijds vertrouwen g<strong>een</strong><br />

handel. In verband daarmee werden in plaatselijke verordeningen expliciet verboden scheld-<br />

woorden genoemd, zoals ‘dief’, ‘hoer’, ‘leugenaar’ en ‘hoerenzoon’. Dergelijke ‘suggesties’<br />

waren immers slechts voor iemands reputatie in de handel.<br />

In de 18 de eeuw was <strong>een</strong> <strong>belediging</strong> voldoende reden voor <strong>een</strong> duel (dat in 1809 strafbaar ge-<br />

steld werd), maar als men denkt dat eer en goede naam tegenwoordig niet meer van belang<br />

zijn om te beschermen dan heeft men het mis. De Amsterdamse raadsheer Willems stelde in<br />

Vrij Nederland dat delicten tegen de goede naam na die tegen het leven en de menselijke inte-<br />

griteit het ergst zijn 83 . Strafbare <strong>belediging</strong> is echter g<strong>een</strong> ‘hard’ delict. Wat onder aantasting<br />

van de eer verstaan moet worden varieert naar cultuur, tijd en plaats. Een historische bespre-<br />

king is daarom lastig, omdat de zeden van de tijd van groot belang zijn voor de bepaling van<br />

de strafbaarheid.<br />

5.3 De Code Penal<br />

Janssens bespreekt in zijn artikel ‘Ik zal jelui wel donderen’ uitvoerig de rechtsgeschiedenis<br />

rond de strafbaarheid van <strong>belediging</strong>. Ik zal in deze paragraaf gebruikmaken van zijn analy-<br />

se 84 .<br />

Art. 367 Code Penal (1811) stelt:<br />

‘Schuldig aan het wanbedrijf van lastering zal zijn hij die op of in openbare plaatsen of<br />

bij<strong>een</strong>komsten, hetzij in <strong>een</strong> authentieke of publieke akte, hetzij in <strong>een</strong> gedrukt of on-<br />

gedrukt geschrift aan iemand daden te last gelegd zal hebben, die ingevalle zij plaats<br />

hadden, den gene tegen wie zij geduid zijn, aan lijf- of boetstraffelijke vervolging, of<br />

wel blootelijk aan de verachting en den haat der burgeren, bloot zouden stellen.’<br />

82 Bremmer 1996<br />

83 Vrij Nederland 2-11-1991, p. 53<br />

84 Janssens 1992<br />

32


Om deze reden werd <strong>een</strong> zekere Merkelbach in 1846 door de Hoge raad veroordeeld 85 . Hij<br />

had tegen iemand gezegd dat hij boter had gestolen uit <strong>een</strong> kelder. Daarmee werd de man im-<br />

mers ‘blootgesteld aan verachting’. Maar het moest wel om <strong>een</strong> zware beschuldiging gaan,<br />

want als men zei dat iemand zijn schulden niet heeft betaald, dan kwam dat niet in aanmer-<br />

king voor vervolging 86 . Uiteraard gold hetzelfde als men de waarheid spreekt, al telde in dit<br />

opzicht aanvankelijk slechts <strong>een</strong> veroordeling door de rechtbank als waarheid.<br />

Art. 375 Code Penal komt dichter bij ons begrip ‘<strong>belediging</strong>’. In dit artikel wordt ‘hoon’<br />

strafbaar gesteld:<br />

‘Wat betreft smaad- of scheldwoorden, en beleedigende uitdrukkingen, die g<strong>een</strong>erlei te<br />

lastlegging van <strong>een</strong> bepaalde en omschreven daad maar van <strong>een</strong>e aangeduide ondeugd<br />

behelzen mogen, ingevalle zij op of in openbare plaatsen of bij<strong>een</strong>komsten, zijn uitge-<br />

sproken, of in geschriften, die verspreid en in omloop gebragt zijn geworden, geplaatst<br />

zijn…’.<br />

Hierin worden ook onterechte beschuldigingen van niet-strafbare feiten strafbaar gesteld. Zo<br />

vond de Hoge Raad dat de uitspraak ‘Gij zijt <strong>een</strong> bedelaar’ in strijd was met dit artikel 87 . Dat<br />

gold ook voor scheldwoorden als ‘dief’ en ‘schelm’. Het ging hier immers om ‘ondeugden’.<br />

Op deze wijze wordt de <strong>belediging</strong> geobjectiveerd. Overigens was het al ‘openbaar’ als ande-<br />

ren de <strong>belediging</strong> konden horen 88 . Hiermee werd het gevaar dat <strong>een</strong> grove <strong>belediging</strong> in beslo-<br />

tenheid onbestraft zou blijven, zoveel mogelijk ingeperkt.<br />

In de artikelen 376 CP en 471 CP wordt vervolgens <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong> strafbaar gesteld<br />

als overtreding met boetes van 1-5 frank:<br />

‘alle <strong>belediging</strong>en en hoonende uitdrukkingen, mits slechts niet geprovoceerd, en voor<br />

zover zij het dubbele karakter van graviteit en publiciteit missen’.<br />

Zo werd in 1845 <strong>een</strong> dienstmeid veroordeeld toen zij haar dominee had beledigd met de op-<br />

merking dat zij met hem ‘als man en vrouw geleefd’ had. Een dergelijke opmerking van ie-<br />

mand van lagere stand was <strong>een</strong> scheldwoord in de zin van art. 471 CP.<br />

Men zou kunnen stellen, en Janssens doet dat, dat in art. 367 CP iemands goede naam, ie-<br />

mands reputatie ten opzichte van derden, wordt beschermd, terwijl in 471 sub 11 CP de be-<br />

85 HR 21-4-1846, W. 730<br />

86 HR 23-6-1840, W. 105<br />

87 HR. 30-6-1873, W 3616<br />

88 HR 15-12-1846, W. 785<br />

33


scherming van het respect, de achting centraal staat. Het begrip ‘goede naam’ is <strong>een</strong> onderdeel<br />

van het meer algemene begrip ‘eer’. In beide gevallen gaat het om de reputatie, de achting die<br />

men bij anderen geniet.<br />

5.4 Verschil met het huidige wetboek<br />

Waar de Code Penal drie <strong>belediging</strong>svormen kent (laster, hoon en <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong>),<br />

kent ons huidige Wetboek van Strafecht er nog twee: smaad en <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong>. Het<br />

Italiaanse strafwetboek uit 1868 heeft hiervoor model gestaan 89 . Dat splitste de <strong>belediging</strong> in<br />

smaad (diffamazione), smaadschrift (libello famoso) en alle andere vormen van <strong>belediging</strong><br />

(injuria). De waarheidsregeling, zoals bij de Code Penal, geldt wel in het geval van smaad of<br />

smaadschrift (zie art. 262 en 265 Sr), maar niet in het geval <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong> (art. 266<br />

Sr). De vrij ingewikkelde toevoegingen aan de huidige waarheidsregeling zijn bij de wetswij-<br />

ziging van 25 maart 1978 komen te vervallen.<br />

5.5 Wijzigingen na de jaren zestig<br />

De zestiger jaren betekenden <strong>een</strong> omslag in het denken over <strong>belediging</strong>. Onvoorwaardelijk<br />

respect voor het gezag was niet meer vanzelfsprekend en het experimenteren met de vrijheid<br />

van meningsuiting had zijn aanvang. Dit had zijn weerslag op uitspraken van de Hoge Raad.<br />

De Hoge Raad verwierp nog het cassatieberoep tegen veroordeling wegens het beledigen van<br />

<strong>een</strong> bevriend staatshoofd. Het geruchtmakende arrest waarin <strong>een</strong> demonstrant schuldig be-<br />

vonden werd aan <strong>belediging</strong> van <strong>een</strong> bevriend politicus vormt min of meer <strong>een</strong> ijkpunt. Presi-<br />

dent Johnson werd in het kader van <strong>een</strong> Vietnam-demonstratie uitgemaakt voor ‘moordenaar’.<br />

In de rechtspraktijk van de Verenigde Staten werd dit als overdrachtelijk opgevat, zo niet in<br />

Nederland. De Hoge Raad overwoog dat hier sprake was van krenking van de eer en goede<br />

naam.’ 90<br />

Dat de tijdgeest niet gestopt kon worden bleek wel uit <strong>een</strong> demonstratie in 1972 waarin ik zelf mee liep.<br />

De uitroep ‘Nixon moordenaar’ werd niet all<strong>een</strong> met megafoon door de straten geschald, maar was ook<br />

te lezen op diverse spandoeken. G<strong>een</strong> politieagent die het in zijn hoofd haalde om in te grijpen. Politici<br />

werden meer en meer gezien als hoge bomen die maar veel wind moeten kunnen vangen en hun gezag<br />

89 Janssens 1992<br />

90 HR 7-11-1967, NJ 68 44<br />

34


dat door de <strong>belediging</strong> werd aangetast werd niet langer beschermd. Dit laatste is uiteindelijk in 1978 ge-<br />

codificeerd in art. 266 lid 2 Sr.<br />

Naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad m<strong>een</strong>den kamerleden dat het betreffende<br />

wetsartikel 117 (oud) Sr wellicht beter ingetrokken kon worden. De onderzoekscommissie die<br />

daarop ingesteld werd (Commissie Langemeijer) concludeerde dat het probleem niet in art.<br />

117 Sr lag, maar in de algemene bepalingen van art. 261 (smaad) en 266 (<strong>een</strong>voudige beledi-<br />

ging) 91 . De Commissie Langemeijer signaleerde <strong>een</strong> spanning met de vrijheid van meningsui-<br />

ting. Desalniettemin constateerde de Commissie dat titel 16 Sr de best haalbare regeling van<br />

dat moment was:<br />

‘Ook bij de best mogelijke regeling zal altijd nog enigermate het bezwaar blijven be-<br />

staan dat degene die in eerlijke verontwaardiging zijn zelfbeheersing verliest meer aan<br />

de straf blootstaat dan de listige en schijnheilige die er in koelen bloede op uit is zon-<br />

der risico <strong>een</strong> ander te kwetsen of diens goede naam te ondermijnen.’<br />

De Commissie wilde handhaving beperken tot de meer ondubbelzinnige vormen van beledi-<br />

ging. In de Tweede Kamer werd vervolgens gediscussieerd over de vraag of art. 266 niet beter<br />

afgeschaft kon worden 92 . Dit laatste werd door de regering niet overgenomen. Zij hield vast<br />

aan de MvT, die stelde dat men middels <strong>een</strong> strafrechtelijk optreden kunnen voorkomen dat<br />

het slachtoffer zich op de dader zou wreken 93 . Bovendien zou dit optreden de voorkeur ver-<br />

dienen boven <strong>een</strong> meer omslachtige civiele procedure. Daaraan werd toen, opmerkelijk ge-<br />

noeg, aan toegevoegd dat schrapping zou kunnen leiden tot ‘ongewenste verruwing van de<br />

politieke en maatschappelijke zeden’ 94 . Dat <strong>een</strong> wet pas voldoende impact heeft als hij ook<br />

wordt gehandhaafd, werd blijkbaar even vergeten. Het heeft er alle schijn van dat titel 16 Sr<br />

tot symboolwetgeving werd gedegradeerd 95 .<br />

5.6 Het WODC-onderzoek<br />

Diverse kamerleden bleven zo hun twijfels hebben over de werking van strafbaarstelling 96 .<br />

Iemands goede naam was tenslotte <strong>een</strong> moeilijk te meten grootheid. De minister verdedigde<br />

zich in de MvA: ‘Het gevaar bestaat dat wanneer het uiten van <strong>belediging</strong>en ongehinderd kan<br />

91 Janssens 1998<br />

92 Kamerstukken II, 1977/78, nr. 11249, p. 634<br />

93 Kamerstukken II, 1970/71 11 249, nr. 3, p. 4<br />

94 Kamerstukken II, 1975/76, 11 249, nr. 5, p. 2<br />

95 zie ook Aubert 1961<br />

96 Handelingen II, 1971/72, 11249, 5, p. 5<br />

35


doorgaan, mensen tot mishandeling komen, hetzij omdat bij de dader de laatste remmingen<br />

zijn weggevallen, hetzij omdat het getergde slachtoffer daartoe zijn toevlucht neemt.’ De mi-<br />

nister blijkt daarin zo’n 25 jaar later gesteund te worden door wetenschappelijk onderzoek,<br />

maar op dat moment waren het onvoldoende beargumenteerde woorden, zodat de kamer<br />

vroeg om <strong>een</strong> onderzoek van het WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie-<br />

centrum) 97 .<br />

Het WODC beperkte zich tot de 2722 gevallen van <strong>belediging</strong> uit 1971, 1973 en 1975, die bij<br />

rechtbanken en gerechtshoven waren afgedaan. Dat dit g<strong>een</strong> representatief beeld gaf van bele-<br />

digingen in de samenleving werd wel erkend. Daarnaast werd er g<strong>een</strong> onderscheid gemaakt<br />

tussen zaken n.a.v. <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong>, smaad, laster en <strong>belediging</strong> van <strong>een</strong> ambtenaar 98 .<br />

Opvallend was wel dat het aantal <strong>belediging</strong>zaken dat bij de rechtbank aanhangig gemaakt<br />

werd, in de loop der jaren sterk was gedaald. Het WODC zag <strong>belediging</strong> vooral als <strong>een</strong> sig-<br />

naal voor andere delicten, hoewel uiteraard uit de evenredigheid ook geconcludeerd kan wor-<br />

den dat <strong>belediging</strong> vaak <strong>een</strong> aanleiding vormt.<br />

Uit het onderzoek bleek dat maar liefst 75% van de gevallen van smaad(schrift) en 86% van<br />

de gevallen van <strong>belediging</strong> werden geseponeerd: 2276 van de 2722 zaken! Bedenkelijk aan<br />

het WODC-onderzoek was, dat al deze gevallen niet nader werden onderzocht op hun achter-<br />

grond en de reden van sepot. Ook bleven alle gevallen buiten beschouwing die al door politie-<br />

ambtenaren waren geseponeerd of zelfs niet <strong>een</strong>s waren genoteerd. Onderzoeker van der<br />

Knaap noemde het grote aantal sepots ‘depenalisering’, maar in werkelijkheid bleek er sprake<br />

van <strong>een</strong> massale afwijzing van talrijke aangiften. Blijkbaar vonden politieambtenaren, officie-<br />

ren van justitie en rechter het fenom<strong>een</strong> <strong>belediging</strong> minder van belang dan de slachtoffers zelf.<br />

Ondertussen concludeerde de minister dat de civiele weg te bezwaarlijk was 99 . Om de kriti-<br />

sche kamerleden enigszins tegemoet te komen werd art. 266 lid 2 Sr door de regering toege-<br />

voegd: Gedragingen die erop gericht waren kritiek te uiten op de behartiging van openbare<br />

belangen, waren voortaan niet meer strafbaar.<br />

Van der Neut maakt in 1981 korte metten met het onderzoek. Hoewel het onderzoek zich ba-<br />

seerde op uitermate selectieve gegevens, werden volgens hem vrij boude conclusies getrok-<br />

ken. ‘In iets meer dan de helft (53%) van de zaken is er minstens één vrouw bij betrokken.’<br />

97 Handelingen II, 1975/76, 11249, 6<br />

98 Van der Neut 1981<br />

99 Handelingen II, 2-2-1978, p. 658<br />

36


De ‘rol van de vrouw in de samenleving’ zou er toe leiden dat <strong>een</strong> vrouw relatief vaak bele-<br />

digt of beledigd wordt 100 . Verder wordt in het rapport geconcludeerd, nog steeds op basis van<br />

de zaken die niet geseponeerd werden, dat de meeste <strong>belediging</strong>en overdag, in het openbaar,<br />

tussen personen van ongelijke leeftijd en tussen statusgenoten plaatsvinden. Dat deze conclu-<br />

sies onder het kopje ‘open deur’ kunnen worden geplaatst, blijkt wel als men bedenkt dat<br />

smaad pas smaad is als er ruchtbaarheid aan gegeven wordt, dat smaadschrift uiteraard<br />

meestal overdag zal worden gepubliceerd en dat het toeval moet zijn als beide personen exact<br />

dezelfde leeftijd hebben.<br />

Wat onmiskenbaar uit de rapportage naar voren komt is het feit dat vervolging van <strong>een</strong>voudi-<br />

ge <strong>belediging</strong> slechts zelden plaats vond en dan nog slechts geringe geldboetes werden opge-<br />

legd. Dit heeft op zijn beurt weer tot gevolg dat de aanpak van het <strong>belediging</strong>sdelict voor de<br />

politieambtenaar g<strong>een</strong> prioriteit heeft.<br />

Ook bleek dat het aantal <strong>belediging</strong>sdelicten dat door de rechtbank werd afgedaan, in die jaren<br />

drastisch was gedaald: in 1971 nog 747, in 1973 was dat 532 en in 1975 nog slechts 459.<br />

Dat de strafbaarstelling de ‘fysiek zwakkere’ in de samenleving zou beschermen, zoals het<br />

WODC in haar rapport concludeert, blijkt niet uit de feiten van het onderzoek. De gemiddelde<br />

leeftijd is 48 jaar, en 62% is man. Dit lijkt er juist op te wijzen dat all<strong>een</strong> de oudere man het<br />

tot de rechtbank weet te brengen.<br />

Het benoemen van <strong>belediging</strong> tot overtreding wordt door de onderzoeker als onwenselijk af-<br />

gedaan. De politie zou haar transactiebevoegdheid te gemakkelijk kunnen gaan gebruiken.<br />

Schrappen van art. 266 Sr wordt afgeraden omdat dit de ‘signaalfunctie’ van de <strong>belediging</strong><br />

zou opheffen. Deze, door de regering gewenste, conclusie werd verder onderbouwd door de<br />

stelling dat het afschaffen <strong>een</strong> eventuele herintroductie moeilijk zou maken… 101<br />

100 Van der Neut 1981<br />

101 Van der Kaaden 1979<br />

37


6. Rechtspraak rond <strong>belediging</strong><br />

6.1 Grondtypen van <strong>belediging</strong><br />

Janssens onderscheidt in zijn dissertatie vier grondtypen van <strong>belediging</strong> 102 .<br />

Scheldwoord en uitdrukking van minachting<br />

Het gaat hierbij in beginsel om erkende scheldwoorden. Zo werd <strong>een</strong> deurwaarder eind 19 de<br />

eeuw uitgescholden voor ‘snotneus’ en ‘kwajongen’. De dader werd door de Hoge Raad<br />

schuldig bevonden aan <strong>belediging</strong>, nu er sprake was van <strong>een</strong> geringschatting van de deur-<br />

waarder 103 . Om dezelfde reden werd iemand veroordeeld die <strong>een</strong> agente uitgemaakt had voor<br />

‘klerewijf, kankerhoer, teringlijer, je moeder is <strong>een</strong> hoer’ 104 .<br />

G<strong>een</strong> scheldwoord, wel minachting<br />

Hierbij is er g<strong>een</strong> sprake van <strong>een</strong> ‘erkend’ scheldwoord, maar blijkt uit de context dat het wel<br />

bedoeld is als <strong>een</strong> uiting van minachting. Dit komt veel voor in het kader van art. 137 c Sr. De<br />

eigenwaarde van <strong>een</strong> groep mensen wordt dan aangetast. Het eerder genoemde arrest waarbij<br />

de vrouw van <strong>een</strong> zekere B. uitgemaakt wordt voor ‘agressieve en kijvende Duitse jodin’<br />

werd uitgemaakt is daar <strong>een</strong> voorbeeld van 105 . Zo werd de leus ‘Joden weg ermee! Sieg Heil,<br />

Hitler!’ als beledigend bestempeld, juist vanwege de samenhang van deze woorden, hoewel<br />

de woorden los van elkaar g<strong>een</strong> <strong>belediging</strong> inhouden 106 .<br />

Materiële <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong><br />

Het gaat daarbij veelal om <strong>een</strong> insinuatie, <strong>een</strong> bedekte aantijging. In dit kader werd het uitroe-<br />

pen in de rechtszaal ‘daar staat de meineedige!’ <strong>een</strong> beledigend karakter, omdat de aange-<br />

sprokene van meineed beschuldigd werd 107 . Hetzelfde gold voor de opmerking ‘Betaal je<br />

schuld met al je schuld’, waarbij de betrokkene impliciet beschuldigd werd van wanbeta-<br />

ling 108 . Kortom, het gaat hierbij om uitlatingen, waarmee de dader de aangesprokene beticht<br />

van gedragingen die in strijd zijn met de zedelijke waarden.<br />

102 Janssens 1998<br />

103 HR 21-11-1897, W. 5505<br />

104 HR 17-11-1993, NJ 93 275<br />

105 HR 26-6-1984, NJ 85 40<br />

106 HR 22-3-1988, NJ 88 876<br />

107 HR 17-1-1927, NJ 27, p. 189<br />

108 HR 1-4-1940, NJ 40 729<br />

38


Kritiek op niet-zedelijk gebied, ‘grievend’ verwoord.<br />

Dit grondtype wordt in toenemende mate niet als strafbaar beschouwd. Kritiek op iemands<br />

artistieke prestaties is in beginsel niet beledigend 109 . Een recensent zou niet meer kunnen<br />

werken. In dit verband is het opmerkelijk dat kritiek op de handel en wandel van politici wel<br />

regelmatig tot <strong>een</strong> veroordeling leidde. Dat laatste veranderde in de jaren zestig. Kritiek op<br />

politici werd sinds die tijd vooral gezien in het kader van de vrijheid van meningsuiting.<br />

Grievende uitlatingen in het algem<strong>een</strong> kunnen deel uitmaken van de vrijheid van meningsui-<br />

ting, aldus het EHRM. Zodra ze bijdragen aan het publieke debat, kunnen ze niet verboden<br />

worden 110 . Indien de grievende uitlating echter g<strong>een</strong> enkel publiek belang dient, dan ook zal<br />

het EHRM niet gauw ingrijpen.<br />

6.2 Artikelen uit Wetboek van Strafrecht op <strong>een</strong> rijtje<br />

Ons Wetboek van Strafrecht telt diverse bepalingen die verschillende vormen van <strong>belediging</strong><br />

strafbaar stelt. Op <strong>een</strong> rijtje:<br />

Art. 111: Opzettelijke <strong>belediging</strong> van de Koning.<br />

Art. 112: Opzettelijke <strong>belediging</strong> van leden van het Koninklijk Huis.<br />

Art. 118 en 119: Opzettelijke <strong>belediging</strong> van het hoofd of <strong>een</strong> lid van de regering van <strong>een</strong><br />

bevriende staat.<br />

Art. 137c: Het in het openbaar beledigen van <strong>een</strong> groep mensen of gewelddadig<br />

optreden tegen <strong>een</strong> persoon of <strong>een</strong> groep van mensen wegens hun ras,<br />

godsdienst of levensovertuiging, geslacht of geaardheid.<br />

Art. 137d: In het openbaar aanzetten tot haat tegen of discriminatie van mensen of<br />

gewelddadig optreden tegen <strong>een</strong> persoon of <strong>een</strong> groep van mensen we-<br />

gens hun ras, godsdienst of levensovertuiging, geslacht of geaardheid.<br />

Art. 147-147a: Smalende godslastering. Zich krenkend uitlaten over zaken die iemands<br />

godsdienstige gevoelens raken. In feite <strong>een</strong> species van het genus bele-<br />

digen, dat in verschillende culturen verschillend zal worden ervaren.<br />

Art. 261 Sr: Smaad en smaadschrift. Hierbij wordt iemands goede naam aangetast,<br />

109 HR 9-10-2001, NJ 2002 76<br />

110 Van Lent 1999<br />

doordat hij vals beschuldigd wordt en daar ruchtbaarheid aan gegeven<br />

39


wordt. Wordt de beschuldiging schriftelijk, middels afbeeldingen ver-<br />

spreid of openbaar gemaakt, dan gaat het om smaadschrift.<br />

Art. 262 Sr: Laster verschilt van smaad doordat de dader weet dat wat hij zegt on-<br />

juist is. In art. 265 volgen dan enkele strafuitsluitingsgronden, bijvoor-<br />

beeld als bij de rechtbank blijkt dat het te last gelegde wel degelijke<br />

juist is.<br />

Art. 266 Sr: <strong>Eenvoudige</strong> <strong>belediging</strong>. Onder <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong> valt iedere opzet-<br />

telijke <strong>belediging</strong>, die niet onder smaad of smaadschrift valt, zoals het<br />

schelden. Lid 2 kent <strong>een</strong> uitsluitingsgrond voor uitingen ter behartiging<br />

van openbare belangen.<br />

Art. 267 Sr: Strafverzwarende omstandigheden voor <strong>belediging</strong>en aan het adres van<br />

het openbaar gezag, <strong>een</strong> ambtenaar, het hoofd of lid van de regering van<br />

<strong>een</strong> bevriende staat.<br />

Art. 268 Sr: Het opzettelijk doen van valse aangifte bij iemand van de overheid.<br />

Art. 269 Sr: Waaruit blijkt dat <strong>belediging</strong> <strong>een</strong> klachtdelict is en dus pas vervolgd kan<br />

worden als aangifte is gedaan.<br />

Art. 270-271 Sr: Smaad en smaadschrift jegens <strong>een</strong> overledene.<br />

In het kader van deze scriptie beperk ik me grotendeels tot de bespreking van art. 266, de <strong>een</strong>-<br />

voudige <strong>belediging</strong>. Waar nodig trek ik de lijn door naar de andere artikelen.<br />

6.3 <strong>Eenvoudige</strong> <strong>belediging</strong>.<br />

De opbouw van het wetboek is niet helemaal logisch. Men zou verwachten dat de <strong>een</strong>voudige<br />

<strong>belediging</strong> bovenaan staat en de daarvan afgeleide artikelen eronder. Maar omdat art. 266 Sr<br />

<strong>een</strong> soort vangnetconstructie is (voor alles wat niet onder smaad en smaadschrift valt) volgt<br />

het na de artikelen 261 en 262. In het kader van de systematische opbouw van deze scriptie,<br />

begin ik toch met de bespreking van dit artikel.<br />

Vanwege de opzet van het wetboek vinden we in dit artikel g<strong>een</strong> duidelijke definitie van het<br />

begrip <strong>belediging</strong>. Daarvoor wordt in feite verwezen naar smaad: ‘het opzettelijk aanranden<br />

van iemands eer of goede naam.’ Dat kan mondeling gebeuren, door <strong>een</strong> afbeelding of door<br />

<strong>een</strong> tekst aan iemand te sturen of te geven. Het opsteken van de middelvinger valt hier ook<br />

40


onder. Een duidelijke afbakening van het begrip wordt in dit artikel niet gegeven, zodat de<br />

rechtspraak tot de dag van vandaag worstelt met de precieze invulling.<br />

In 1902 bepaalde de Hoge Raad dat <strong>een</strong> ‘objectief vereiste van alle <strong>belediging</strong> is <strong>een</strong> uitdruk-<br />

king waardoor iemands eergevoel kan worden gekwetst of in de ogen van anderen kan wor-<br />

den verminderd en hij alzoo in zijn goeden naam kan worden aangerand.’ 111 In het betreffende<br />

geval werd het schelden met ‘kraai’ niet als strafbaar beschouwd, omdat het betreffende dier<br />

g<strong>een</strong> beledigend karakter heeft. De Hoge Raad probeerde op deze manier het begrip ‘beledi-<br />

ging’ te objectiveren, zodat niet ieder<strong>een</strong> met lange tenen aangifte zou gaan doen 112 . Nu ging<br />

het in dit geval om <strong>een</strong> agent die bijna dagelijks werd nageroepen: ‘Ka, ka, je bent <strong>een</strong> kraai,<br />

je bent <strong>een</strong> kraai.’ Hoewel het woord kraai objectief gezien anders klinkt dan ‘zwijn’, kan<br />

toch de vraag gesteld worden of er hier g<strong>een</strong> sprake was van minachting en het aantasten van<br />

de goede naam. Bijna 100 jaar later zou het Leeuwarder Hof verklaren dat er in <strong>een</strong> dergelijk<br />

geval wel degelijk sprake is van <strong>belediging</strong> 113 , toen zij iemand veroordeelde die had geschol-<br />

den met het woord ‘homo’. De objectiverende benadering van het eerste helft vorige eeuw,<br />

gaat mank doordat men de <strong>belediging</strong> uit zijn context trekt.<br />

Vanaf 1986 wordt die context in toenemende mate meegenomen in de beoordeling. Toen stel-<br />

de de Hoge Raad dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom bepaalde passages in het<br />

kader van het gehele artikel hun beledigend karakter misten 114 .<br />

Volgens Janssens ligt het accent in art. 266 Sr op de erkenning van iemands waardigheid als<br />

burger, die hem in het maatschappelijk verkeer toekomt. Het geeft ieder<strong>een</strong> aanspraak op <strong>een</strong><br />

respectvolle bejegening 115 . In de MvT van 1970 komen we <strong>een</strong> dergelijk onderscheid tegen<br />

tussen eer en goede naam 116 . Het begrip ‘eer’ werd gelijkgesteld met eergevoel en ‘goede<br />

naam’ met eer in de ogen van anderen. Het accent bij smaad en laster ligt meer op de reputa-<br />

tie, terwijl het bij de <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong> gaat om de achting, het respect of de integriteit<br />

waar ieder<strong>een</strong> aanspraak op kan maken.<br />

De rechter nam dit onderscheid niet over. Hij achtte <strong>een</strong> uitlating zowel in de zin van art. 261<br />

SR als van art. 266 Sr beledigend, dus de eer en goede naam aangerand, indien deze ‘nodeloos<br />

111 HR 21-4-1902, W. 7764<br />

112 Janssens 1998<br />

113 Hof Leeuwarden 15-8-2002<br />

114 HR 11-2-1986, NJ 86 689<br />

115 Janssens 2003<br />

116 Kamerstukken II, 1969/70, 9724, nr. 3, p. 5<br />

41


krenkend’ 117 is of indien er sprake is van uitlatingen die ‘denigrerend, insinuerend en grie-<br />

vend’ zijn 118 . Het onnodig grievende karakter is ook doorslaggevend bij het jongere art. 137c<br />

SR waarbij de opzettelijke <strong>belediging</strong> van groepen mensen strafbaar is gesteld. Al met al is<br />

het onderscheid ‘eer’ en ‘goede naam’ in de rechtspraak vervangen door de vraag of er sprake<br />

is van <strong>een</strong> onnodig grievende uitspraak.<br />

Janssens is op zijn beurt niet erg gelukkig met de kwalificatie ‘onnodig grievend’. Hij m<strong>een</strong>t<br />

dat deze motivering drijfzand is 119 , temeer omdat volgens het Straatsburgse Hof ook grieven-<br />

de uitlatingen onder art. 10 EVRM (vrijheid van meningsuiting) vallen. Ik zou daaraan toe<br />

willen voegen dat bij <strong>een</strong> dergelijke motivering de vraag gesteld moet worden naar de inhoud<br />

van het begrip ‘grievend’. Op deze wijze wordt immers het ene vage begrip vervangen door<br />

<strong>een</strong> ander en zijn we weinig verder.<br />

De rechtspraak heeft dan ook gezocht naar <strong>een</strong> andere motivatie. Volgens Schalken heeft be-<br />

lediging alles te maken met de ‘intrinsieke ontkenning van de menselijke waardigheid’ 120 De<br />

Hoge Raad lijkt die lijn later te volgen. Er is sprake van <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong> ‘als de strek-<br />

king van <strong>een</strong> uitlating is de aangesprokene bij het publiek in <strong>een</strong> ongunstig daglicht te stel-<br />

len’ 121 . Daaronder valt ook schelden, aangezien daarbij ook iemands waardigheid kan worden<br />

miskend 122 . Ook als het niet om scheldwoorden gaat, kan er sprake zijn van <strong>een</strong> <strong>belediging</strong>.<br />

Zo werd iemand in het kader van art. 137c Sr veroordeeld voor de uitlating ‘B. die gehuwd is<br />

met <strong>een</strong> Duitse jodin die dus blijkbaar ook niet vergast is.’ 123 Zelfs als men iemand <strong>een</strong> ‘ho-<br />

mo’ noemt kan dat <strong>een</strong> <strong>belediging</strong> zijn, zo verklaarde het Gerechtshof 124 . Dat is het geval als<br />

het woord gebruikt is met de bedoeling iemand te beledigen.<br />

Uitlatingen over andermans politieke opvattingen, religieuze opvattingen en zelfs het bagatel-<br />

liseren van de Holocaust zijn in die zin g<strong>een</strong> <strong>belediging</strong>, zolang ze niet van minachting getui-<br />

gen of bedoeld zijn om te beledigen. Hoewel zij wel als kwetsend ervaren kunnen worden en<br />

dus grievend zijn, zijn zij van belang voor de ontwikkeling van het menselijk gedachtegoed en<br />

maken zij deel uit van de vrijheid van meningsuiting 125 . De vraag is dan ook of de rechtspraak<br />

117 Rb Utrecht 24-10-1969, NJ 70 404<br />

118 Rb Dordrecht 23-1-1976, NJ 76 362<br />

119 Janssens 2003<br />

120 HR 14-3-1989, NJ 90 29<br />

121 HR 30-10-2001, NJ 2002 129<br />

122 Janssens 2003<br />

123 HR 26-6-1984, NJ 1985 40<br />

124 Hof Leeuwarden 15-8-2002, niet gepubliceerd besproken in Janssens 2003<br />

125 Janssens 2003<br />

42


niet doorgeschoten is in de geruchtmakende zaken rond de Goerees 126 en <strong>een</strong> arrest in 2001 127 .<br />

Het echtpaar Goeree werd veroordeeld omdat ‘<strong>een</strong> uitlating waarvan de strekking is: ‘dat al<br />

datgene wat aan de joden is overkomen, tot en met de vervolging van en de moord op 6 mil-<br />

joen joden door het Nazi-regime hun eigen schuld is’, moet worden aangemerkt als beledi-<br />

gend in de zin van art. 137 e Sr, ongeacht de redenen waarom degene die deze uitlating open-<br />

baar maakt van mening is dat dit alles de ‘eigen schuld’van de joden is.’ Hier werd dus weer<br />

teruggegrepen op het objectiverende karakter, zoals dat in het Kraai-arrest van 1902 werd<br />

geformuleerd. Immers, de stelling dat de holocaust het gevolg is van de eigen schuld van de<br />

Joden komt voort uit <strong>een</strong> extrapolatie van <strong>een</strong> bijbelse gedachte en hoeft niet de bedoeling te<br />

hebben om <strong>een</strong> bevolkingsgroep te minachten.<br />

6.4 Bestanddelen art. 266 Sr<br />

Art. 266 Sr is <strong>een</strong> vrij uitgebreid artikel. Een uitsplitsing van de bestanddelen maakt duidelijk<br />

waar het in dit artikel om gaat en hoe het artikel geïnterpreteerd dient te worden.<br />

Opzet<br />

Wil er van (strafbare) <strong>belediging</strong> sprake zijn, dan is opzet vereist. Dat betekent ook dat men<br />

moet wéten dat de uiting beledigend is. De <strong>belediging</strong> moet als zodanig gewild zijn 128 , er<br />

wordt in art. 266 Sr dan ook gesproken van ‘opzettelijk aandoen’. Daarbij is het niet van be-<br />

lang of iemands eer werkelijk is aangerand 129 . Ook voorwaardelijke opzet is voldoende, als<br />

iemand het risico van beledigen op de koop toeneemt, zo blijkt uit diverse arresten 130 . Uit de<br />

bewoordingen, het scheldwoord zelf of de manier van openbaren kan gemakkelijk de opzet<br />

worden afgeleid 131 .<br />

G<strong>een</strong> smaad of smaadschrift<br />

Art. 261 Sr is nauw verwant aan art. 266 Sr. Het gaat daarbij echter niet om het aantasten van<br />

de goede naam an sich, maar meer precies om de valse beschuldiging. Smaad is daarmee <strong>een</strong><br />

species van het genus ‘<strong>belediging</strong>’. Door ruchtbaarheid aan de beschuldiging te geven wordt<br />

126<br />

HR 18-10-1988, NJ 1989 467; HR 18-10-1989, NJ 1989 476<br />

127<br />

HR 9-1-2001, NJ 2001 203<br />

128<br />

MvT 1886, Smidt 1891, deel 2, p. 387<br />

129<br />

HR 10 december 1928, NJ 29, p. 284<br />

130<br />

Zie o.a. HR 5 november 1968, NJ 1969, p. 78; HR 21 oktober 1980, NJ 1981, p. 69; HR 21 november 1989,<br />

DD 1990, p. 130<br />

131<br />

Zie o.a. HR 11-2-1986, NJ 86, p. 689; Janssens 1998, p. 233<br />

43


iemands naam in het publiek aangetast, waardoor zijn goede trouw en integriteit in het maat-<br />

schappelijke verkeer ter discussie komen te staan 132 .<br />

Door de negatieve formulering van art. 266 Sr, moet er dus <strong>een</strong> keuze gemaakt worden tussen<br />

beide delicten indien men tot vervolging wil overgaan. Omdat het hier klachtdelicten betreft,<br />

zal er bij de aangifte al <strong>een</strong> keuze gemaakt moeten worden. Het OM kan immers niet voor art.<br />

266 Sr vervolgen, als voor art. 261 Sr aangifte gedaan is.<br />

In het openbaar<br />

De <strong>belediging</strong>, smaad, laster moet in het ‘openbaar’ plaatsvinden, wil het strafbaar zijn. Het<br />

begrip openbaar wordt ingevuld doordat ‘ruchtbaarheid’ aan gegeven wordt, ten gehore wordt<br />

gebracht, verspreid wordt, aangeslagen wordt of openlijk tentoongesteld. In het kader van art.<br />

266 Sr is de vertrouwelijkheid van belang. Zodra <strong>een</strong> <strong>belediging</strong> niet in vertrouwelijkheid is<br />

geuit, is zij strafbaar 133 : ‘De beleedigende woorden, geuit op <strong>een</strong> voor het publiek toeganke-<br />

lijke plaats, en dat niet vertrouwelijk maar zoo luid dat de aanwezigen het hooren (…), zijn te<br />

beschouwen als <strong>een</strong> ‘beleediging in het openbaar gedaan’, ook al was daar ter plaatse, (…),<br />

slechts één persoon (…)’. Daarbij is het niet zozeer van belang wáár de <strong>belediging</strong> wordt ge-<br />

uit, <strong>een</strong> ‘openbare plaats’ is niet vereist, maar vooral of de <strong>belediging</strong> door anderen vernomen<br />

wordt 134 . Omgekeerd kan men op <strong>een</strong> openbare plaats <strong>een</strong> <strong>belediging</strong> toch niet ‘in het open-<br />

baar’ doen, als de <strong>belediging</strong> niet door anderen gehoord of gezien wordt 135 .<br />

Het kennelijke doel om aan de <strong>belediging</strong> ruchtbaarheid te geven, gaat <strong>een</strong> stapje verder, al-<br />

dus het artikel. Daarbij wordt is vereist dat de <strong>belediging</strong> niet all<strong>een</strong> in het openbaar gedaan<br />

wordt, maar eraan toegevoegd wordt dat dit bericht verspreid kan/moet worden 136 .<br />

Mondeling<br />

Onder mondeling kan worden staan alles wat men middels taal uit, maar volgens Janssens ook<br />

geluiden en kreten 137 . Klooster noemt voorbeelden uit de politiepraktijk: geluid van mekke-<br />

rende geiten en blatende schapen ten aan zien van moslims, fluitconcerten, balkgeluiden van<br />

ezels, etc 138 .<br />

132 Janssens 2003<br />

133 HR 9-6-1941, NJ 1941, p. 709<br />

134 Smidt 1891, deel 2, p. 68<br />

135 HR 27 juni 1904, W 8095; HR 9-6-1941, NJ 1941, p. 709<br />

136 Zie ook HR 22 januari 1965, NJ 1965, p. 131<br />

137 Janssens 1998, p. 233;<br />

138 Klooster 2002, p. 20<br />

44


Bij geschrift of afbeelding<br />

Onder geschift worden alle soorten documenten verstaan die geschreven informatie overbren-<br />

gen. Als drager gelden allerlei materialen, zoals papier, hout, st<strong>een</strong> of harde schijf van <strong>een</strong><br />

computer 139 .<br />

Ook het begrip afbeelding moet ruim worden opgevat: <strong>een</strong> beeld vastgelegd op papier, film,<br />

plaat, DVD, harde schijf, overhemd of videoband 140 .<br />

Iemand in zijn tegenwoordigheid mondeling beledigen<br />

Voor <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong> kan is in principe de aanwezigheid van de beledigde voldoende.<br />

Aanwezigheid dient daarbij ruim opgevat te worden. Ook <strong>een</strong> <strong>belediging</strong> via de telefoon valt<br />

onder dit criterium 141 . Een <strong>belediging</strong> via e-mail zal hier niet onder vallen, tenzij de e-mail<br />

onmiddellijk gelezen wordt. Beledigingen via de chatbox zijn dus wél in iemands aanwezig-<br />

heid geuit.<br />

Iemand in zijn tegenwoordigheid feitelijk beledigen<br />

Het betreft hier opzettelijke krenking van iemands eer of goede naam door <strong>een</strong> bepaalde ge-<br />

draging. Geweldsdaden of bedreiging met geweld vallen daar niet onder. Het enkele verrich-<br />

ten van de beledigende feitelijkheid is al strafbaar 142 . Wat precies onder de feitelijkheid wordt<br />

verstaan is niet duidelijk. Het gaat daarbij in elk geval om obscene gebaren en spugen. Ook<br />

het gooien van st<strong>een</strong>tjes naar agenten 143 of de vrijheidsberoving van <strong>een</strong> medestudent 144 kun-<br />

nen onder omstandigheden ook als beledigende feitelijkheid worden bestempeld. De gedra-<br />

ging moet in elk geval opzettelijk minachting uitdrukken.<br />

Toezenden of aanbieden<br />

De dader hoeft het beledigende geschrift niet zelf toe te zenden of aan te bieden. Het gaat er-<br />

om dat het hem bereikt. Als iemand dus <strong>een</strong> niet-vertrouwelijk e-mail bericht met <strong>een</strong> beledi-<br />

gende opmerking over <strong>een</strong> bepaald persoon forward naar de betrokkene, is er sprake van toe-<br />

zenden 145 . Janssens betwijfeld of dit laatste de bedoeling is geweest van de wetgever. Het kan<br />

139<br />

Smidt 1891, deel 2, p. 40-46 en p. 261-262; HR 15 januari 1991, NJ 1991, p. 668<br />

140<br />

HR 11 maart 1986, NJ 1987, p. 462; HR 21 februari 1995, NJ 1995, p. 452<br />

141<br />

Rb Amsterdam, 18-12-1913, NJ 14, p. 246<br />

142<br />

Janssens 1998<br />

143<br />

Rb Amsterdam 6-12-1887, W. 5523<br />

144<br />

Rb ’s-Gravenhage 28-4-1959, NJ 59 520<br />

145 Janssens 1998<br />

45


zijn dat de rechter hiermee straffeloosheid van <strong>een</strong> niet-vertrouwelijk, niet-openbaar en niet<br />

aan het slachtoffer, maar wel aan <strong>een</strong> derde toegezonden bericht, heeft willen voorkomen.<br />

Overigens is het plaatsen van <strong>een</strong> <strong>belediging</strong> in <strong>een</strong> nieuwsgroep strafbaar omdat het dan om<br />

<strong>een</strong> uiting in het openbaar gaat.<br />

Rechtvaardigingsgrond<br />

Lid 2 bevat tenslotte <strong>een</strong> rechtvaardigheidsgrond, om de vrijheid van meningsuiting niet in het<br />

gedrang te laten komen. Men mag zich zodoende beledigend uitlaten over belangen die aan<br />

openbare lichamen zijn toevertrouwd. Dit lid is in 1978 toegevoegd naar aanleiding van het<br />

advies van de Commissie Langemeijer 146 . Maar het beledigen van personen die aan die open-<br />

bare lichamen verbonden zijn, kan ook als strafverzwarend worden gekwalificeerd.<br />

6.5 Belediging van <strong>een</strong> ambtenaar<br />

Sinds <strong>een</strong> rechtszaak in 1911 kunnen Australiërs meer dan daarvoor hun rechter beledigen. De<br />

jurisprudentie houdt stand. Zo zei <strong>een</strong> advocaat in 1999 tegen <strong>een</strong> rechter ‘Justice Beach has<br />

his hand on his dick’. De motie voor minachting van het hof werd afgewezen. Het waren wel<br />

aanvallende woorden, maar weken niet af van de Australische standaard 147 . In Engeland blijkt<br />

men strenger, al komt de aangeklaagde er soms goed van af, zo blijkt uit <strong>een</strong> zaak uit 1999.<br />

Daarin maakte <strong>een</strong> vrouw de rechter uit voor <strong>een</strong> ‘idiot’. De rechter vroeg haar dat te herhalen<br />

en dat deed ze. Ze werd schuldig bevonden aan ‘contempt’. Het ‘appeal court’ sprak haar ech-<br />

ter vrij omdat ze naar alle eerlijkheid geantwoord had op de vraag van de rechter.<br />

In Nederland werd <strong>een</strong> verdachte veroordeeld voor <strong>belediging</strong> van de rechter toen deze uit-<br />

riep: ‘daar heb je die valsche munter van Marssum, die kantonrechter, die bandiet met snor,<br />

die valsche bliksem’ 148<br />

De Code Penal beschermde in art. 222 de eer en de macht van ambtenaren in functie. Hun eer<br />

is geschonden als zij de uitlatingen van minachting getuigen 149 . Art. 222 CP betreffende de<br />

ambtseer stond dus niet los van de artikelen 367, 375 en 471. In het Wetboek van Strafrecht is<br />

dit delict ingepast in art. 267 als strafverzwarende omstandigheid voor de art. 261-266 Sr.<br />

Deze strafverzwaring heeft alles te maken met de bescherming van het gezag ‘en daarmee één<br />

146 Wet van 23 maart 1978, Stb., p. 155; zie ook par. 5.5<br />

147 Wilson 2000<br />

148 HR 22-2-1886<br />

149 Janssens 1992<br />

46


der steunpilaren der maatschappij.’ 150 Minachting van het gezag kan het functioneren van dat<br />

gezag verstoren.<br />

Van belang bij art. 267 Sr is niet all<strong>een</strong> dat de <strong>belediging</strong> van <strong>een</strong> ambtenaar zwaarder bestraft<br />

kan worden, maar ook dat dit g<strong>een</strong> klachtdelict betreft, zo blijkt uit art. 269 Sr. De dader kan<br />

dus ambtshalve vervolgd worden.<br />

Met betrekking tot <strong>belediging</strong> van staatshoofden en leden van de regering (art. 111, 112, 118,<br />

267 lid 3 Sr) wil ik me beperken, door te verwijzen naar het voorgaande. Hetg<strong>een</strong> voor de<br />

<strong>belediging</strong> van ambtenaren geldt, zal uiteraard in het kwadraat gelden voor deze groep van<br />

personen. Waar het gaat om <strong>belediging</strong> van leden van de regering kan echter ook de recht-<br />

vaardigingsgrond van lid 2 art. 266 Sr aan de orde zijn, want juist dan is de vrijheid van me-<br />

ningsuiting in het geding.<br />

6.6 Vrijheid van meningsuiting<br />

In <strong>een</strong> zaak tegen <strong>een</strong> vrouw die op straat aan het preken was, stelde het Engelse hof dat de<br />

vrijheid van meningsuiting ook irritante, excentrieke, revolutionaire, onwelkome en provoca-<br />

tieve uitspraken omvat, zolang het g<strong>een</strong> geweld uitlokt 151 . Grievende uitlatingen in het alge-<br />

m<strong>een</strong> kunnen deel uitmaken van de vrijheid van meningsuiting, aldus het Straatburgse Hof,<br />

dat zich daarbij baseert op art. 10 EVRM. Zodra ze bijdragen aan het publieke debat, kunnen<br />

ze niet verboden worden 152 . De Hoge Raad nam deze stelling over met haar arrest in 2001<br />

waarin zij stelde dat <strong>een</strong> uitlating waarmee iemand zijn geloofsovertuiging weergeeft en als<br />

zodanig voor hem van betekenis voor het maatschappelijke debat, g<strong>een</strong> strafbare <strong>belediging</strong><br />

kan inhouden 153 .<br />

Art. 10 EVRM beschermt in beginsel meningen, inlichtingen of denkbeelden. Daarbij doet de<br />

inhoud van de mening er niet toe. Zij kan waar of onwaar zijn. Centraal staat dat de uitlating<br />

die <strong>een</strong> bijdrage aan de publieke meningsvorming over <strong>een</strong> publieke zaak bevat niet strafbaar<br />

kan zijn, maar valt onder de vrijheid van meningsuiting.<br />

Lid 2 van het EVRM wijst op de verplichtingen en verantwoordelijkheden die de vrijheid van<br />

meningsuiting met zich meebrengt. Zo vormen de bescherming van de goede zeden, de goede<br />

naam en rechten van anderen, het gezag en onpartijdigheid van de rechterlijke macht beper-<br />

150 Van der Feltz 1915<br />

151 Wilson 2000<br />

152 Van Lent 1999<br />

153 HR 9-1-2001, NJ 2001 203<br />

47


kingen op die vrijheid. Een precieze invulling van deze beperking is door het EHRM in<br />

Straatsburg niet gegeven. Het hangt ervan af wie de uitlating doet, in welke situatie en op<br />

welke wijze 154 . Het EHRM volgt daarbij <strong>een</strong> vast model. Eerst wordt de vraag gesteld of er<br />

sprake is van <strong>een</strong> inbreuk op de vrijheid van meningsuiting en vervolgens wordt gekeken of<br />

de beperking van <strong>belediging</strong> aan de orde is. Betreft deze inbreuk <strong>een</strong> dringende maatschappe-<br />

lijke behoefte (‘pressing social need’), dan kan er sprake zijn van <strong>een</strong> toelaatbare inbreuk. In<br />

bepaalde gevallen kan de staat zelf beter dan het EHRM bepalen of er sprake is van zo’n be-<br />

hoefte. Die vrijheid is er, zoals eerder aangegeven niet, niet als de <strong>belediging</strong> bijdraagt aan<br />

<strong>een</strong> ‘public debate on a polical question of general interest.’ Het publieke debat moet echter<br />

wel binnen ‘the limits of acceptable criticism’ blijven 155 . Als <strong>een</strong> politicus ongefundeerd uit-<br />

gemaakt wordt voor SS-er, dan zijn die grenzen overschreden. Als de schrijver uit redelijk<br />

betrouwbare bron heeft vernomen dat de politicus voorh<strong>een</strong> bij SS was aangesloten, ligt de<br />

zaak alweer anders. Volgens deze criteria is het dus toegestaan om <strong>een</strong> minister Verdonk die<br />

staat voor het beleid van de uitzetting van uitgeprocedeerde asielzoekers minister van Depor-<br />

tatie te noemen, zoals enkele actiegroepen in 2005 deden. Daarmee wordt er immers nadruk-<br />

kelijk ingezet op <strong>een</strong> publiek debat.<br />

154 Janssens 1998<br />

155 EHRM 28-8-1992, NJ 94 103<br />

48


7. Andere rechtswegen<br />

7.1 Inleiding<br />

Aangezien <strong>belediging</strong> toch <strong>een</strong> niet te <strong>onderschat</strong>ten invloed op het welzijn van mensen heeft<br />

en de meeste aangiften worden geseponeerd, ligt het voor de hand om na te gaan of er andere<br />

rechtswegen mogelijk zijn om <strong>een</strong> <strong>belediging</strong> aan de kaak te stellen. Hoe gaat men daar eigen-<br />

lijk in andere landen mee om?<br />

7.2 Het Franse recht<br />

In het Franse recht heeft het slachtoffer van <strong>een</strong> <strong>misdrijf</strong> de mogelijkheid om <strong>een</strong> schadever-<br />

goedingsactie (action civile) in te stellen, naast de strafrechtelijke vervolging (action publi-<br />

que) door het OM. Dat kan zelfs als de zaak verjaard is of het OM seponeert. Als er g<strong>een</strong> acti-<br />

on publique is ingesteld en de burger start <strong>een</strong> action civile, dan moet het OM alsnog vervol-<br />

gen. Kan het slachtoffer bewijzen in <strong>een</strong> zaak aandragen, dan kan hij de verdachte zelfs direct<br />

voor de strafrechter dagvaarden (citation directe). Zo kan iemand die in <strong>een</strong> krantenartikel<br />

beledigd is, dat artikel zelf aan de rechter voorleggen 156 .<br />

7.3 Het Duitse recht<br />

In het Duitse recht valt de aantasting van persoonlijkheidsrechten, waaronder men ook de<br />

<strong>belediging</strong> schaart, onder de onrechtmatige daad (‘Unerlaubte Handlung’). In 1954 werd dat<br />

erkend: ‘Wer einen anderen rechtswidrig und schuldhaft in seiner Persönlichkeit verletzt, ist<br />

zum Ersatze des daraus entstehenden Schadens Verpflichtet.’ 157 In het kader van de ‘uner-<br />

laubte Handlung’ betekent dit dat <strong>een</strong> ieder die schade leidt doordat <strong>een</strong> ander wederrechtelijk<br />

en opzettelijk of door nalatigheid zijn persoonlijkheidsrechten aantast, recht heeft op schade-<br />

vergoeding. Immateriële schade als gevolg van de <strong>belediging</strong> valt hier ook onder.<br />

156 Verrest 2001<br />

157 Kötz 1998<br />

49


7.4 Het Burgerlijk Wetboek<br />

De artikelen in het Burgerlijk Wetboek tegen <strong>belediging</strong> zijn minder bekend. In het oude BW<br />

was het mogelijk om via art. 1408 BW <strong>een</strong> civiele procedure naar aanleiding van <strong>een</strong> beledi-<br />

ging te starten 158 . Anders dan onder art. 1401 (oud) BW komt opzettelijke <strong>belediging</strong> nu wel<br />

voor <strong>een</strong> immateriële vergoeding in aanmerking. 159 Een schadevergoeding kan geclaimd wor-<br />

den op grond van art. 6.106 lid 1b en 6:162 BW.<br />

Als onrechtmatig kan <strong>een</strong> uitlating worden beschouwd, die zonder redelijke grond grievende<br />

of kwetsende termen bevat. Deze grondnorm komt daarmee over<strong>een</strong> met die van de strafrech-<br />

telijke beoordeling, zij het dat daar tegenwoordig van groter belang is of er sprake is van min-<br />

achting van de aangesprokene.<br />

Het is echter zeer de vraag of het de moeite waard is om de procedure in te gaan. Zo kreeg<br />

iemand na <strong>een</strong> claim van €50.000,- bedrijfsschade, slechts € 1000,- euro toegewezen, waarbij<br />

de rechter afzag van <strong>een</strong> vergoeding voor de schending van eer en goede naam 160 . Een werk-<br />

gever ontsloeg enkele Poolse werknemers op grond van intimidatie en grove <strong>belediging</strong>. Hij<br />

werd in het ongelijk gesteld en moest nog <strong>een</strong> maand loon betalen. 161 Het lukte <strong>een</strong> politie-<br />

ambtenaar om zijn scheldende buurvrouw <strong>een</strong> straatverbod opgelegd te krijgen, maar daar-<br />

voor had de politieagent wel nachtenlang video-opnames moeten maken. Daaruit bleek dat de<br />

vrouw regelmatig de auto van de politieagent beschadigde. De rechter legde in dit geval ook<br />

<strong>een</strong> dwangsom voor <strong>belediging</strong> op. Voor iedere <strong>belediging</strong> zou de buurvrouw € 10,- moeten<br />

betalen met <strong>een</strong> maximum van € 250,-. 162<br />

Opmerkelijk was de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam. De staat had daarbij <strong>een</strong> voor-<br />

ziening geëist tegen iemand die voor <strong>een</strong> overheidsgebouw medewerkers uitschold. Het ant-<br />

woord van de rechter had het karakter van <strong>een</strong> terechtwijzing. Het is de plicht van de staat om<br />

de wet te handhaven. Zij dient de daartoe beschikbare middelen te bewandelen. De civiele<br />

vordering werd daarom afgewezen. 163<br />

‘Bij het als partij instellen van <strong>een</strong> civiele vordering ten behoeve van <strong>een</strong> van zijn met overheidsrecht-<br />

spraak belaste organen dient de Staat, juist in verband met de rechtsprekende taak van dat orgaan, <strong>een</strong><br />

meer dan gemiddelde terughoudendheid te betrachten. Zoals de rechter bij het handhaven van de orde in<br />

de rechtszaal vertrouwt op de hem bij wet (vgl. Art. 124 wetboek van Strafvordering) toegekende be-<br />

158 HR 22-1-1965, NJ 1965, 131<br />

159 HR 23-4-2004, LJN AO3164; HR 19-12-2003, LJN AL7053<br />

160 HR 10-12-2004, LJN AR3298<br />

161 Rechtbank Roermond Sector Kanton 5-8-2005, LJN AU0570<br />

162 KG Rechtbank Maastricht 4-7-2005, LJN AT9513<br />

163 KG Rechtbank Amsterdam 19-8-2004, LJN AQ7058<br />

50


voegdheden, zo mag en moet in eerste instantie de rechter voor het handhaven van de orde in de nabij-<br />

heid van het gerechtsgebouw vertrouwen op de autoriteiten die met de handhaving van de openbare or-<br />

de zijn belast.<br />

Een vordering van de Staat tot het treffen van <strong>een</strong> voorlopige voorziening, zoals de onderhavige vorde-<br />

ring, mag dan ook weliswaar in beginsel niet onmogelijk worden geacht, maar dient <strong>een</strong> laatste redmid-<br />

del te zijn, indien alle andere mogelijkheden zijn uitgeput.<br />

Nu er voor de Staat andere, meer voor de hand liggende wegen zijn om tegen [gedaagde] op te treden,<br />

zullen die wegen eerst moeten worden bewandeld. Er is derhalve vooralsnog g<strong>een</strong> plaats voor de gevor-<br />

derde civielrechtelijke voorlopige voorziening.<br />

De Staat zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.’<br />

Men kan zich afvragen of de rechter hiermee niet impliciet stelt dat het aanpakken van beledi-<br />

ging in eerste instantie via het strafrecht dient te gebeuren, aangezien het de taak van de Staat<br />

is om de orde te handhaven. Dan is het voor de burger <strong>een</strong> laatste redmiddel om, als de Staat<br />

niets onderneemt, de dader via het civiel recht aan te pakken. Het hoge seponeringspercentage<br />

staat is schril contrast met deze uitspraak.<br />

Al met al is de conclusie gerechtvaardigd dat de civiele weg voor de burger bezaaid is met<br />

angels en voetklemmen. Men loopt de kans afgewezen te worden in de vordering en vervol-<br />

gens nog veroordeeld te worden in de proceskosten ook. Daarbij dient men eerst de weg via<br />

de aangifte op het politiebureau te volgen. Een schadevergoeding voor immateriële schade is<br />

theoretisch mogelijk, maar in de praktijk zal er eerder sprake zijn van <strong>een</strong> dwangsom van <strong>een</strong><br />

zeer laag bedrag. Daarbij in acht genomen dat de gang naar de rechter voor de meeste burgers<br />

behoorlijk belastend is, is het de vraag of dit <strong>een</strong> geschikte vorm is voor het gewenste eerher-<br />

stel.<br />

7.5 Raad voor de Journalistiek<br />

De media hebben de mogelijkheid om eventuele <strong>belediging</strong>en, smaad en laster extra aandacht<br />

te geven. Indien <strong>een</strong> journalist zich schuldig maakt aan <strong>belediging</strong>, dan lezen, horen, zien<br />

met<strong>een</strong> tienduizenden of honderdduizenden mensen de <strong>belediging</strong>. Aangezien de officier van<br />

Justitie rond de 80% van de klachten seponeert, kan men in zo’n geval ook gebruik maken<br />

van de Raad voor de Journalistiek (RvdJ). Na aanbrengen van de klacht, wordt deze voorge-<br />

legd aan de aangeklaagde, deze kan reageren met <strong>een</strong> verweerschrift, waarna re- en dupliek<br />

volgen met uiteindelijk <strong>een</strong> hoorzitting in Amsterdam. Na de hoorzitting wordt uitspraak ge-<br />

51


daan. De raad bestaat uit <strong>een</strong> rechter, drie mensen uit de journalistiek en <strong>een</strong> onafhankelijke<br />

persoon.<br />

De samenstelling van de raad doet vermoeden dat men <strong>belediging</strong> en smaad niet snel te ver<br />

vindt gaan. Journalisten zullen zich immers zelf snel het recht toe eigenen om meer te mogen<br />

zeggen dan de burger. De vrijheid van meningsuiting is immers in het geding. Toch blijkt bij<br />

raadpleging van uitspraken die de RvdJ publiceert op Internet dat in enkele gevallen <strong>een</strong><br />

klacht over <strong>belediging</strong> door <strong>een</strong> journalist gegrond wordt verklaard. Zo werd over de klacht<br />

van <strong>een</strong> agrariër uit Stolwijk gezegd:<br />

164 RvdJ 1985/10<br />

‘De Raad is van oordeel dat betrokkene Den Elt door de beschrijving van de persoon<br />

van klager tekort heeft gedaan aan diens menselijke waardigheid. Dit beperkt zich niet<br />

tot de eerste twee alinea's van het artikel, waarin volgens deze betrokkene de mening<br />

van de inwoners van Gouda en Stolwijk wordt gegeven.’ 164<br />

52


8. Casus, de gang van zaken in de praktijk<br />

8.1 Inleiding<br />

Om <strong>een</strong> indruk te geven wat er in de praktijk gebeurt als iemand beledigd wordt, worden hier<br />

twee casus van <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong> behandeld. Door de focus op twee individuele gevallen<br />

waarvan mij uit eerste hand veel details bekend zijn, wordt de behandelde theorie over twee<br />

praktijksituaties h<strong>een</strong> gelegd.<br />

8.2 Casus 1: Een Volkert van der G.-type<br />

8.2.1 De casus<br />

Bij de verhuurder van milieuvriendelijke vakantiehuizen wordt op de avond van 26 juli 2002<br />

om 21.20 uur aangebeld. Voor de deur staat <strong>een</strong> woedende man, die roept: ‘Ik ga u aankla-<br />

gen!’ Het blijkt de buurman, die ongeveer <strong>een</strong> maand daarvoor <strong>een</strong> vakantiehuis naast het<br />

parkje heeft gekocht. Hij stelt dat hij last heeft van de auto’s van vakantiegasten, die dagelijks<br />

aan zijn huis voorbijrijden. Het (milieuvriendelijke) vakantiepark heeft volgens hem <strong>een</strong> aso-<br />

ciaal karakter. Op de verbijsterde vraag van de verhuurder of hij dat niet had kunnen weten,<br />

aangezien het vakantiepark er al vijf jaar staat, antwoordt de buurman dat hij daar niets mee te<br />

maken heeft en <strong>een</strong> klacht bij de politie zal indienen. 165<br />

Nadat de verhuurder enigszins bekomen is van de schrik, loopt hij naar het huis van zijn<br />

buurman. Hij wil best praten maar niet op zo’n hoge toon. De buurman doet open en staat met<br />

zijn mobiele telefoon in de hand: ‘Ik bel nu de politie. Ze komen er zo aan.’ De buurvrouw en<br />

zoon komen erbij staan. De verhuurder blijft rustig. Hij krijgt het gevoel dat politie wel prettig<br />

is in deze situatie: ‘OK, dan wachten we dat af.’ Als de verhuurder vervolgens wegloopt,<br />

komt de buurman achter hem aan: ‘Arrogante klootzak. Ik timmer je op je smoel. Kom maar<br />

hier als je durft dan kun je <strong>een</strong> klap krijgen.’<br />

De verhuurder wacht vergeefs op de politie. Na <strong>een</strong> uur belt hij zelf maar de politie, maar die<br />

hebben g<strong>een</strong> melding binnengekregen. Blijkbaar was het vooral dreigen.<br />

165 Informatie deels onttrokken aan PV 2002075457-2, deels aan slachtoffer, deels aan website dader.<br />

53


Een week later krijgt de verhuurder <strong>een</strong> e-mail van zijn buurman. Voor alle duidelijkheid<br />

wordt hier vermeld dat de verhuurder níet de naam ‘van der Graaf’ draagt, maar dat het hier<br />

<strong>een</strong> verwijzing door de schrijver naar de moordenaar van Pim Fortuyn betreft.<br />

‘Geachte heer van der Graaf, Directeur van het grasveld,<br />

Ik zag u zojuist weer zo parmantig aan mijn huis voorbijlopen, waarbij mijn inboedel<br />

nogmaals goed in uw opgenomen werd. Het klopt, we zijn er nog. (…)<br />

Wij hebben nu <strong>een</strong> dusdanige opstelling gemaakt dat wij kunnen zien wie ons terrein<br />

betreedt. Bij terugkomst zullen wij inspecteren wie ons terrein betreden heeft, en zul-<br />

len u uiteraard verantwoordelijk stellen als <strong>een</strong> van uw gasten onze goederen beroerd<br />

heeft.’<br />

De verhuurder neemt contact op met de beheerder van vakantiepark dat het huis aan de buur-<br />

man verkocht heeft. Daarvan krijgt hij vervolgens <strong>een</strong> e-mail doorgestuurd, waaruit blijkt dat<br />

de buurman hem ook al zwart heeft gemaakt richting derden. Aan de beheerder van het park,<br />

met <strong>een</strong> afschrift naar de projectontwikkelaar, schrijft de buurman:<br />

‘De ‘directeur’(…) heeft mij inmiddels ook verschillende malen belastert. Hij schijnt<br />

zeer gefrustreerd te zijn. (…) Mijn buurman valt in de categorie ‘Volkert G.’ Ik ben<br />

zeer bezorgd over mijn persoonlijke veiligheid.’<br />

De verhuurder verzoekt de buurman nog <strong>een</strong>maal te stoppen met deze uitlatingen. Als hij dan<br />

op <strong>een</strong> zaterdagmorgen met zijn vrouw de hond uitlaat, komt de buurman hem tegemoet. Als<br />

de buurman hem op twee meter genaderd is, roept hij: ‘Meneer van der Graaf, wilt u de hon-<br />

den van uw gasten niet in onze tuin laten kakken. Volgende week komen de brieven (van zijn<br />

advocaat).’<br />

De hele gang van zaken heeft <strong>een</strong> dusdanig bedreigend karakter dat de verhuurder, zijn<br />

vrouw, maar ook zijn kinderen, niet of nauwelijks meer langs het huis van de buurman durven<br />

lopen. Aangezien het huis aan het begin van de weg ligt, durven kinderen en vrouw niet meer<br />

all<strong>een</strong> de hond uit te laten. Omdat de buurman de familie ook met e-mails bestookt, voelt de<br />

verhuurder <strong>een</strong> zekere spanning iedere keer als hij zijn e-mailbox opent. En wat zullen de<br />

beheerder en de projectontwikkelaar wel niet van hem denken? Zouden ze vinden dat er <strong>een</strong><br />

kern van waarheid in zit? Is hij als idealistisch eigenaar van <strong>een</strong> milieuvriendelijk parkje te<br />

vergelijken met de moordenaar van Pim Fortuyn? Leiden idealen tot <strong>een</strong> zekere verbetenheid<br />

die van <strong>een</strong> mens <strong>een</strong> moordenaar kunnen maken? Hij heeft nog nooit in zijn leven iemand<br />

54


zelfs maar geslagen, maar weten de beheerder en de projectontwikkelaar dat? Wie anders<br />

weet hiervan af? Zou de buurman met andere eigenaren van vakantiewoningen over hem pra-<br />

ten? De eigenaar is <strong>een</strong> zelfverzekerde man met genoeg zelfvertrouwen om de beschuldigin-<br />

gen in de wind te kunnen slaan, maar toch knaagt het aan zijn eigenwaarde en vraagt hij zich<br />

af of dit schade doet aan zijn imago.<br />

Na de confrontatie tijdens het uitlaten van de hond is voor de verhuurder de maat vol. Hij<br />

stapt naar het politiebureau en doet aangifte. De buitengewoon opsporingsambtenaar maakt<br />

<strong>een</strong> proces-verbaal op 166 .<br />

Daarna hoort de verhuurder niets meer van de politie, terwijl de e-mails van de buurman blij-<br />

ven komen. In de weekenden dat de buurman in het vakantiepark is, durft de familie niet meer<br />

van het terrein af zonder auto. Vier weken na de aangifte van <strong>belediging</strong> en smaad stuurt hij<br />

de e-mails door naar de politie. Op dat moment is de buurman nog niet opgeroepen voor ver-<br />

hoor.<br />

Omdat actie van de politie uitblijft en de situatie onhoudbaar is, besluit de verhuurder zelf<br />

actie te ondernemen. Eerst verzoekt hij de beheerder om actie te ondernemen. Als deze ver-<br />

wijst naar de politie, besluit de verhuurder uit te zoeken waar de buurman werkt. Hij stuurt<br />

daar <strong>een</strong> brief naar het bedrijf van de man. De buurman blijkt directeur van het bedrijf voor<br />

winkelintereurs, maar er komt g<strong>een</strong> reactie op de brief.<br />

Weken later blijkt dat de brief is onderschept door <strong>een</strong> medewerker. De medewerker heeft de<br />

brief doorgestuurd naar de oud-eigenaar van het bedrijf. De man en zijn collega’s bleken de<br />

maanden daarvoor ook geïntimideerd door de buurman (hun directeur). De buurman heeft zijn<br />

medewerkers uitgemaakt voor o.a. ‘Nazi’, ‘NSB’er’ als ze hun werk niet goed deden of het<br />

niet met hem <strong>een</strong>s waren.<br />

Dan blijkt dat de buurman in drie maanden tijd <strong>een</strong> vakantiehuis (400.000 euro), <strong>een</strong> boot<br />

(300.000 euro), twee auto’s (100.000 euro) en het betreffende bedrijf heeft aangekocht op<br />

onderpand van <strong>een</strong> kasteeltje in Frankrijk, dat even<strong>een</strong>s is beslagen met hypotheek. De oud-<br />

eigenaar van het bedrijf schrikt zich <strong>een</strong> ongeluk, want hij krijgt nog 450.000 euro van de<br />

buurman.<br />

166 PV 2002075457-2<br />

55


Na deze nieuwe informatie besluit de oud-eigenaar van het bedrijf de zaak door zijn advocaat<br />

te laten uitzoeken. Al gauw wordt de buurman failliet verklaard:<br />

‘Het moederbedrijf van Prowi, Olimar, werd woensdag al failliet verklaard. Het bank-<br />

roet werd aangevraagd door de twee voormalige eigenaren, die 450.000 euro van de<br />

verkoopsom nog niet hadden ontvangen van de huidige eigenaar, BUURMAN. Prowi<br />

had all<strong>een</strong> verder gekund als de ING Bank bereid was geweest de financiering voort te<br />

zetten en dat was niet het geval 167 .’<br />

Op zondagavond 29 september ziet de eigenaar zijn buurman onderhandelen met <strong>een</strong> meu-<br />

belopkoper. De volgende morgen vertrekt de buurman met zijn gezin en diezelfde dag nog<br />

wordt de hele woning leeggehaald. Enkele maanden later wordt de vakantiewoning door de<br />

ING-bank geëxecuteerd. Het interieurbedrijf wordt teruggekocht door de oud-eigenaren voor<br />

<strong>een</strong> laag bedrag (220.000 euro).<br />

Maanden later, begin 2003, ontvangt de verhuurder <strong>een</strong> brief van de Officier van Justitie. De<br />

aangifte van <strong>belediging</strong> en smaad is geseponeerd. Een reden wordt niet opgegeven.<br />

Buurman vlucht naar Montana in Canada. Op zijn eigen website valt jaren later te lezen dat<br />

zijn vrouw en dochter niets meer met hem te maken willen hebben en hij all<strong>een</strong> nog contact<br />

heeft met zijn zoon 168 . Van die afstand blijft hij de oud-eigenaren, die de zaak aanhangig heb-<br />

ben gemaakt, bestoken. Klanten van de het interieurbedrijf worden bestookt met brieven<br />

waarin buurman de oud-eigenaren beschimpt.<br />

In 2005 duikt de naam van buurman weer op in de kranten. In zijn website ‘www.prowi-<br />

ingbank.com’ geeft hij middels krantenartikelen de suggestie dat het interieurbedrijf <strong>een</strong> ma-<br />

lafide organisatie is. Hoewel het faillissement door de rechter is uitgesproken, <strong>een</strong> curator de<br />

zaak heeft afgewisseld en het vakantiehuis wettelijk is geëxecuteerd, wordt duidelijk gemaakt<br />

dat niet buurman, maar de oud-eigenaren <strong>een</strong> scheve schaats hebben gereden. Buurman heeft<br />

<strong>een</strong> onderzoeksbureau ingeschakeld:<br />

167 Tubantia 21 september 2002, ‘Prowi hoopt op doorstart’<br />

168 www.prowi-ing.com, informatie is begin 2005 verwijderd<br />

56


‘Lakeman moet ervoor zorgen dat BUURMAN zijn 3,6 miljoen euro terugkrijgt. Hij<br />

richt zijn pijlen op de oorspronkelijke eigenaren en de twee managers die de leiding<br />

van het bedrijf na het faillissement overnamen. BUURMAN verblijft in Turkije.’ 169<br />

Het onderzoek van Lakeman brengt naar boven dat de wethouder onjuist gehandeld heeft en<br />

deze treedt op 11 november 2005 af 170 .<br />

8.2.2 Bespreking<br />

Uit de casus mag duidelijk zijn dat hier sprake is van zowel smaad als <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong>.<br />

Een e-mail, waarin de verhuurder <strong>een</strong> ‘Volkert G-type werd genoemd en de buurman schreef<br />

dat hij vreesde voor zijn eigen leven, had uitdrukkelijk de bedoeling om de eer en goede naam<br />

van de verhuurder aan te randen. Buurman legde de verhuurder bedreiging ten laste en gaf<br />

daar ruchtbaarheid aan door in elk geval de beheerder en de projectontwikkelaar <strong>een</strong> e-mail te<br />

sturen. Omdat de buurman bovendien wist dat de verhuurder g<strong>een</strong> dreigementen geuit had,<br />

noch scheldwoorden had gebruikt, en zeker g<strong>een</strong> voorbereidingen voor <strong>een</strong> moord had ge-<br />

pleegd, kan geconcludeerd worden dat hier sprake was van laster (art. 262 Sr).<br />

Ook <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong> kan bewezen worden. De woorden ‘Arrogante klootzak’ die in het<br />

bijzijn van vrouw en zoon geuit worden op 26 juli 2002 en de zin die in het bijzijn van de<br />

zoon van de buurman en de vrouw van de verhuurder wordt uitgesproken, ‘Meneer van der<br />

Graaf, wilt u de honden van uw gasten niet in onze tuin laten kakken’, zijn <strong>een</strong> opzettelijke<br />

<strong>belediging</strong> die in het openbaar wordt uitgesproken. Daarnaast heeft buurman de verhuurder<br />

beledigd in zijn toegezonden e-mail, o.a. door hem aan te spreken met ‘Geachte heer de<br />

Graaf, directeur van het grasveld’.<br />

Toen de verhuurder op 12 augustus 2002 aangifte van <strong>belediging</strong> en smaad deed, kon hij niet<br />

vermoeden, dat de man die hem regelmatig beledigde ook anderen regelmatig beledigde. Hij<br />

kon ook niet vermoeden dat buurman enorme schulden had opgebouwd. Hij kon niet vermoe-<br />

den dat buurman de oud-eigenaren van het bedrijf enkele jaren later zou uitdagen voor <strong>een</strong><br />

duel op het station van Amsterdam 171 . Hij kon al helemaal niet vermoeden dat buurman jaren<br />

later nog bezig zou zijn om het bedrijf Prowi en haar eigenaren te beledigen vanuit het buiten-<br />

land. Het enige wat de verhuurder op 12 augustus wist, was dat hij respectloos door zijn<br />

169 Tubantia 6 mei 2005, ‘Lakeman pakt zaak Prowi aan’<br />

170 Tubantia 11 november 2005, ‘Verdacht van malversaties grondverkoop’<br />

171 Uitdaging gedaan via Internet, is inmiddels van de website verwijderd<br />

57


uurman werd behandeld, dat zijn vrouw en kinderen daardoor het terrein niet meer durfden<br />

te verlaten en dat hij bang was imagoschade te zullen oplopen.<br />

Kenmerkend is dat de politie, ook al kende men het adres van buurman, g<strong>een</strong> enkele actie<br />

heeft ondernomen om <strong>een</strong> einde aan de situatie te maken. Kenmerkend is ook dat de verhuur-<br />

der daardoor genoodzaakt was zelf maatregelen te nemen. Hoewel strikt genomen g<strong>een</strong> sprake<br />

is van eigen richting, waren de maatregelen wel afdoende. Binnen <strong>een</strong> maand was buurman<br />

zelf vertrokken en kwam er <strong>een</strong> einde aan de geestelijke terreur door buurman.<br />

De aangifte bleek deel uit te maken van de pakweg 80% van aangiftes die geseponeerd wer-<br />

den. Toen de OvJ ruim <strong>een</strong> half jaar later besloot om tot sepot over te gaan, was hij niet op de<br />

hoogte van de vlucht van buurman naar het buitenland. Met recht kan de vraag gesteld wor-<br />

den in hoeverre de OvJ zich in de zaak had verdiept.<br />

Als de politie met<strong>een</strong> had ingegrepen, als de OvJ de zaak snel en adequaat voor de rechter had<br />

gebracht, had de zaak wellicht niet tot op de dag van vandaag voortgesleept. Dan was buur-<br />

man veroordeeld voor smaad en <strong>belediging</strong>. Daarbij kan gerust aangenomen worden dat het<br />

vertrouwen in de rechtsstaat bij de verhuurder er niet beter op geworden zal zijn.<br />

8.3 Casus 2: De stille tiran<br />

8.3.1 De casus<br />

Op 20 februari 2003 leest mevrouw X aan het eind van de middag haar krant. Haar oog valt<br />

dan op <strong>een</strong> artikel met de titel ‘De heldenmoed van GroenLinks’ 172 . Omdat haar man cam-<br />

pagneleider is van die partij leest ze geïnteresseerd door. Bij het lezen wordt ze langzamer-<br />

hand rood van schaamte. Haar man wordt in het artikel beticht van dubbele belangen en <strong>een</strong><br />

ingezonden stuk, dat naar de redactie is gestuurd, wordt totaal uit zijn verband gerukt. Het<br />

ingezonden stuk is nooit geplaatst, dus de lezer kan niet verifiëren of de journalist gelijk heeft.<br />

Verder wordt de campagneleider ervan beschuldigd dat hij zichzelf heeft aangewezen om in<br />

<strong>een</strong> debat de belangen van windmoleneigenaren te behartigen omdat hijzelf ‘windmolenaar’<br />

zou zijn. Campagneleider X zou uit eigen belang onomwonden gepleit hebben voor meer<br />

windmolens en om die reden wordt hij door de journalist uitgemaakt voor ‘stille tiran’. X<br />

schrijft onmiddellijk de journalist <strong>een</strong> e-mail waarin hij de onjuistheden meldt. Hij krijgt nooit<br />

reactie.<br />

172 De Groot 2003<br />

58


Voor de goede orde. X heeft <strong>een</strong> actie uitgevoerd in overleg met zijn partij, heeft <strong>een</strong> inge-<br />

zonden brief gestuurd na uitvoerig overleg met en verschillende wijzigingen door partijgeno-<br />

ten en heeft g<strong>een</strong> windmolens, noch is hij van plan <strong>een</strong> windmolen aan te schaffen. Wel is hij<br />

voorvechter van zonnepanelen, juist omdat ze de nadelen van windmolens niet hebben. Tij-<br />

dens het debat verdedigt hij het vooraf doorgesproken standpunt van de partij, dat niet samen-<br />

valt met zijn eigen standpunt 173 .<br />

En half uur nadat X zelf het artikel gelezen heeft, wordt hij opgebeld door de lijsttrekker.<br />

Hoewel deze X heeft aangewezen om het standpunt van GroenLinks te verdedigen op de be-<br />

wuste avond en de ingezonden brief na intensief overleg met de partij aan de krant is verzon-<br />

den, stelt de lijsttrekker dat het beter is als X zich voorlopig terugtrekt uit de publiciteit. De<br />

lang opgebouwde goede relatie met de pers staat nu op het spel. Hoewel X fel protesteert,<br />

weigert GroenLinks te vragen om <strong>een</strong> rectificatie: ‘Dan word je toch weer teruggepakt en dat<br />

is slechts voor ons imago.’ Na felle discussies over en weer neemt X gedesillusioneerd <strong>een</strong><br />

dag voor de verkiezingen afscheid van de partij. Zijn gevoel van eigenwaarde is verminderd<br />

en zijn imago binnen de partij is aangetast.<br />

De dagen na de plaatsing van het artikel ervaart X hoe het is om in het openbaar ten onrechte<br />

van iets beschuldigd te worden. Hij leest het artikel tientallen malen door en vraagt zich af of<br />

er enige raakvlakken zijn met de werkelijkheid. Zijn vrouw moet zich op school verdedigen<br />

en ook zijn kinderen worden erop aangesproken. In zijn werk als consultant komt hij regelma-<br />

tig in aanraking met mensen, maar weet nooit of ze het artikel hebben gelezen of niet. Zouden<br />

ze het gelezen hebben? Wat zouden ze ervan denken? Zouden ze werkelijk denken dat hij<br />

dubbele belangen had? Kan hij ooit nog met journalisten praten zonder ten onrechte te schan-<br />

de te worden gezet? Kunnen zijn ingezonden brieven voortaan door iedere idioot bij de krant<br />

worden misbruikt om hem te belasteren? X besluit g<strong>een</strong> ingezonden brieven meer naar de<br />

krant te sturen en g<strong>een</strong> journalisten meer te woord te staan.<br />

Als hij ruim <strong>een</strong> week later beseft wat de impact is van het artikel, besluit hij de hoofdredac-<br />

teur te schrijven. Deze doet er nog <strong>een</strong> schepje bovenop, door toe te geven dat er inderdaad<br />

onjuistheden zijn opgenomen, maar dat daarmee de conclusie (X is <strong>een</strong> stille tiran) niet onjuist<br />

hoeft te zijn (ook wel bekend als het ‘Barbertje moet hangen’-principe). De hoofdredacteur<br />

vindt het te laat voor <strong>een</strong> rectificatie.<br />

Enkele maanden later verschijnen er twee artikelen in de krant dat X enkele windmolens bij<br />

zijn nieuw gekochte huis gaat plaatsen. De krant heeft dit afgeleid uit <strong>een</strong> vergunningaanvraag<br />

173 Informatie deels onttrokken aan RvdJ 2004/06, deels aan het slachtoffer zelf<br />

59


ij de gem<strong>een</strong>te. X heeft, naar later blijkt, de aanvragen ingediend in verband met <strong>een</strong> onder-<br />

zoek naar de mogelijkheden van kleine windmolentjes bij huizen. De journalist had X van<br />

tevoren hierover gebeld, maar X stelt dat de journalist weer veel te snel conclusies trekt en<br />

weigert verder alle commentaar. De journalist trekt daarop zijn eigen conclusies en plaatst de<br />

artikelen.<br />

Voor X is de maat vol. Hij stapt naar het politiebureau om aangifte te doen van laster en bele-<br />

diging (Politiebureau Koudum Friesland). De politieagent hoort zijn verhaal aan, kijkt hem<br />

waterig aan en vraagt wat X eigenlijk wil. Dan ziet de agent het licht en roept uit: ‘Oh, u bent<br />

die meneer van de zonnepanelen. Ja, u hebt zo uw principes natuurlijk. Maar laten we eerlijk<br />

zijn, als u <strong>een</strong> klacht indient, dan gebeurt daar niets mee. Ik wil wel <strong>een</strong> proces-verbaal opma-<br />

ken hoor, maar die verdwijnt dan toch in de onderste la.’ Verbijsterd verlaat X het politiebu-<br />

reau. Thuisgekomen besluit X dat dit maar <strong>een</strong> klein regiokantoortje is. Hij belt daarom het<br />

hoofdkantoor in Leeuwarden voor <strong>een</strong> afspraak. Daar aangekomen doet hij opnieuw zijn re-<br />

laas. De agent maakt wat aantekeningen, loopt even naar achteren en komt terug met de me-<br />

dedeling dat het weinig zin heeft om <strong>een</strong> proces-verbaal op te maken. Het is <strong>een</strong> ‘te ingewik-<br />

kelde zaak’. Misschien dat X <strong>een</strong> briefje aan de OvJ kan sturen. Wellicht dat die er iets mee<br />

kan.<br />

X informeert hier en daar en dient uiteindelijk <strong>een</strong> klacht in bij de Raad voor de Journalis-<br />

tiek 174 . Tijdens de hoorzitting stelt <strong>een</strong> van de leden van de Raad dat nu X g<strong>een</strong> grijze muis<br />

meer is maar <strong>een</strong> witte muis, hij er maar rekening mee moet houden dat hij beschimpt zal<br />

worden.<br />

De RvdJ oordeelt als volgt:<br />

174 RvdJ 2004/06<br />

‘Naar het vaste oordeel van de Raad komt aan <strong>een</strong> columnist <strong>een</strong> grote mate van vrij-<br />

heid toe bij het geven van zijn persoonlijk oordeel over of commentaar op nieuwsfei-<br />

ten of andere zaken. Hierbij zijn stijlmiddelen als overdrijven, chargeren en bewust<br />

<strong>een</strong>zijdig belichten geoorloofd. Echter ook <strong>een</strong> columnist kan de grenzen overschrij-<br />

den van hetg<strong>een</strong>, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid maatschap-<br />

pelijk aanvaardbaar is. Ondanks het feit dat de rubriek ‘Harje’ enkele feitelijke on-<br />

juistheden bevat, is van <strong>een</strong> overschrijding van deze grenzen naar mening van de Raad<br />

in het onderhavige geval g<strong>een</strong> sprake. Hierbij heeft de Raad mede in aanmerking ge-<br />

nomen dat de e-mail van klager naar verschillende media is gestuurd met het verzoek<br />

ruchtbaarheid aan de inhoud ervan te geven.’<br />

60


X overweegt alsnog <strong>een</strong> klacht in te dienen bij de OvJ wegens laster. Juist als hij enkele<br />

maanden later bezig is met de brief, wordt hij gebeld door <strong>een</strong> journaliste van de Leeuwarder<br />

Courant. Of ze <strong>een</strong> artikel over hem mag schrijven in <strong>een</strong> boek over ‘nieuwe Friezen’. X<br />

stemt schoorvoetend toe. Nog enkele weken later wordt hij gebeld door <strong>een</strong> andere journalist<br />

van dezelfde krant. Deze wil <strong>een</strong> paginagroot artikel wijden aan de activiteiten van X op het<br />

gebied van zonne-energie. X stemt opnieuw toe, onder de voorwaarde dat hij het artikel voor-<br />

af mag lezen. Een uitvoerig interview volgt en het positieve artikel verschijnt in de zaterdag-<br />

bijlage 175 .<br />

X voelt zich eindelijk in zijn eer hersteld en besluit de brief aan de OvJ niet te verzenden<br />

.<br />

8.3.2 Bespreking<br />

Onmiskenbaar wordt de goede naam van X opzettelijk door journalist de Groot aangerand.<br />

Als <strong>een</strong> campagneleider van <strong>een</strong> politieke partij beschuldigd wordt van dubbele belangen, dan<br />

wordt hem <strong>een</strong> feit te laste gelegd. Door opname van deze beschuldiging in <strong>een</strong> columnachtig<br />

artikel wordt aan deze aanranding ruchtbaarheid gegeven op schrift. Daarnaast wist de Groot<br />

(had althans kunnen weten) dat de beschuldiging niet waar was. X was in dezelfde krant<br />

meermalen in het nieuws geweest als voorvechter van zonne-energie.<br />

Ook kan <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong> bewezen worden. X werd in het artikel immers uitgemaakt<br />

voor stille tiran (‘Bewaar Friesland voor de stille tirannie van X’). De <strong>belediging</strong> werd in het<br />

openbaar bij geschrift geuit, waardoor de ruim honderdduizend lezers van de krant kennis<br />

konden nemen van de <strong>belediging</strong>.<br />

De RvdJ en de hoofdredacteur beamen dat er sprake was van onjuistheden (i.e. laster). Desal-<br />

niettemin wordt de klacht van X ongegrond verklaard. Naar de overweging van de RvdJ heeft<br />

<strong>een</strong> journalist de vrijheid om mensen te belasteren en te beledigen, bijvoorbeeld door het be-<br />

wuste artikel het etiket ‘column’ te geven. Bovendien liet <strong>een</strong> lid van de Raad weten dat je als<br />

witte muis <strong>belediging</strong>en maar voor lief moet nemen. Opmerkelijk is hier de verwantschap met<br />

de mening van vele columnisten toen werd gezegd dat het scanderen ‘Van Gaal, waar is je<br />

kankerwijf!’ moet kunnen. De vrijheid van <strong>belediging</strong> gaat vóór de emotionele (en mogelijke<br />

financiële) schade die het slachtoffer wordt aangedaan. Opmerkelijk is ook dat de <strong>belediging</strong><br />

aan de eigen schuld van X verweten wordt. Hij had tenslotte <strong>een</strong> ingezonden brief gestuurd.<br />

175 Leemhuis 2004<br />

61


De Raad stelt hier impliciet dat wie ingezonden brieven stuurt, de kans loopt om belasterd te<br />

worden en dat dan maar voor lief moet nemen.<br />

Uit het feit dat X zijn klacht niet aan de OvJ zond toen hij indirect in zijn eer werd hersteld,<br />

middels <strong>een</strong> groot artikel in dezelfde Leeuwarder Courant, blijkt de kracht van het excuus.<br />

Had de journalist na zijn belasterende artikel zijn excuses gemaakt in de krant, dan waren alle<br />

acties daarna niet nodig geweest en was X wellicht nog eervol lid van GroenLinks geweest.<br />

62


9. Discussie<br />

9.1 Probleemstelling<br />

We hebben ons de vraag gesteld of <strong>een</strong> strenge handhaving van het verbod op <strong>een</strong>voudige<br />

<strong>belediging</strong> (art. 266 Sr) gewenst is. Deze vraag bleek in twee delen uit<strong>een</strong> te vallen. Wat is<br />

<strong>belediging</strong> en wat zijn de gevolgen van <strong>een</strong> strenge handhaving? Er is nog <strong>een</strong> derde vraag<br />

aan toe te voegen. Als er strenger gehandhaafd moet worden, op welke manier moet dat dan<br />

gebeuren?<br />

9.2 Wat is <strong>belediging</strong>?<br />

Naar de huidige rechtspraak heeft <strong>belediging</strong> alles te maken met de intrinsieke ontkenning van<br />

de menselijke waardigheid. Deze definitie dekt de lading beter dan het begrip ‘onnodig grie-<br />

vend’ dat lange tijd door de Hoge Raad werd gehanteerd. Taalkundig gaat het in elk geval om<br />

het aantasten van iemands eer en goede naam, waarbij met ‘eer’ de ‘outer honor’ bedoeld<br />

wordt: de erkenning als gelijkwaardig en volwaardig lid van de maatschappij. Dankzij deze<br />

erkenning kan <strong>een</strong> individu functioneren in <strong>een</strong> sociale omgeving. Het geeft het individu ei-<br />

genwaarde en identiteit. In ruil voor de erkenning dóór de samenleving, voelt hij zich verant-<br />

woordelijk vóór de samenleving.<br />

De goede naam die iemand heeft, zal hij in stand willen houden. Een goede naam zorgt ervoor<br />

dat iemand ook het daarbij behorende goede gedrag zal willen vertonen. In veel religies is<br />

vertonen van goed gedrag zelfs de basis van iemands eer. Hoe diep geworteld deze koppeling<br />

tussen goed gedrag en iemands eergevoel is, blijkt misschien wel het best uit het experiment<br />

met kapucijnerapen. Als men apen beloond om hun goede gedrag, maar vervolgens dat gedrag<br />

belachelijk maakt door andere apen ook te belonen zónder dat die iets doen, vertonen ze frus-<br />

tratie en woede.<br />

Eer heeft dus alles te maken met wat we zijn, de waarde die we toegekend krijgen en die we<br />

onszelf toekennen. Belediging, het aantasten van die eer, vernedert ons, maakt ons klein. Door<br />

de <strong>belediging</strong> worden we uitgestoten uit de groep, wordt onze waardigheid ontnomen, verlie-<br />

zen we ons gevoel van eigenwaarde, gaan we aan onszelf twijfelen. Belediging zorgt er indi-<br />

rect voor dat onze economische positie wordt aangetast en raakt daarmee de grondvesten van<br />

ons bestaan. De impact van <strong>belediging</strong> kan daarom moeilijk <strong>onderschat</strong> worden.<br />

63


9.3 Herstel van het evenwicht<br />

De balans tussen de omgeving en het ik wordt verstoord door de <strong>belediging</strong>. In evolutionair<br />

opzicht betekende deze verstoring <strong>een</strong> verminderde kans op overleven en dus was <strong>een</strong> herstel<br />

van deze balans van levensbelang.<br />

Herstel kan op grofweg drie verschillende manieren afgedwongen worden.<br />

1. Het slachtoffer gaat terugschelden, daagt de tegenstander uit voor <strong>een</strong> duel, gaat over<br />

tot mishandeling of moord van de dader of verzint <strong>een</strong> andere manier van wraakne-<br />

men. Deze primaire reactie vinden we terug bij apen, maar ook in de verschijnselen<br />

eer- en bloedwraak. Het laatste komt vooral voor in collectieve samenlevingen waar de<br />

(familie)band nog sterk is. Men komt dan op voor het eerherstel van de eigen groep,<br />

omdat de eigen groep de basis is van het eigen bestaan.<br />

Juist verschijnselen als eer- en bloedwraak die o.a. in de landen rond de Middellandse<br />

zee voorkomen (en dus eerder <strong>een</strong> cultureel dan <strong>een</strong> religieus verschijnsel zijn) doen<br />

vermoeden dat ‘eer’ vooral van belang is voor deze collectieve samenlevingen. Dit<br />

blijkt niet het geval te zijn. Weliswaar wordt iemands eer in verschillende culturen<br />

door andere factoren beïnvloed, men wordt om andere zaken door de samenleving er-<br />

kend, in alle culturen is ‘eer’ van groot belang voor het individu.<br />

2. Naast de reactie van woede bestaat de reactie van het naast zich neerleggen van de<br />

<strong>belediging</strong>. Daarbij tracht het slachtoffer de <strong>belediging</strong> op de dader te laten terugkaat-<br />

sen: ‘Wat je zegt ben jezelf.’ Deze houding is vooral mogelijk als de <strong>belediging</strong> van<br />

buiten de groep komt, waarbinnen men zich veilig voelt. Christendom én Koran pro-<br />

pageren deze houding. De spotter bevéstigt dan juist de status van het individu binnen<br />

de groep. Wordt men beschimpt om zijn geloof , dan is de eer die men krijgt bínnen de<br />

groep van gelovigen des te groter. Een vorm van martelaarschap ontstaat. De spotter<br />

zal zijn verdiende loon later wel krijgen, omdat hij buiten het rijk van God zal vallen.<br />

Op deze manier gaat de religie <strong>belediging</strong> tegen, maar ook de wraak. In de Koran<br />

wordt haast letterlijk de kwaadspreker én de aanslagpleger veroordeelt.<br />

3. De derde reactie is die van bemiddeling. Zoals de oudere vrouwtjesaap als mediator<br />

tussen scheldende mannetjesapen optreedt, zo wordt het effect van <strong>belediging</strong> hersteld<br />

door bemiddeling die dan uitmondt in <strong>een</strong> excuus door de dader. Door het excuus<br />

maakt de dader zich even kleiner dan het slachtoffer, waardoor het evenwicht terug-<br />

keert. Binnen het gezin is dit de meest voorkomende oplossing tussen scheldende kin-<br />

64


deren, maar <strong>een</strong> geschillencommissie kan die rol ook vervullen. Het openlijke excuus<br />

van minister Hoogervorst aan Wouter Bos was daarvan <strong>een</strong> goed voorbeeld. De minis-<br />

ter was hier ongetwijfeld door mensen in zijn omgeving toe aangezet.<br />

9.4 Vrijheid van meningsuiting en haar verplichtingen<br />

Vooral sinds de jaren zestig is het beginsel van de vrijheid van meningsuiting in waarde toe-<br />

genomen. De overheidscensuur werd doorbroken en openlijke kritiek op de overheid werd in<br />

allerlei toonaarden mogelijk. De vraag of er grenzen waren aan deze vrijheden werd steeds<br />

minder gesteld. ‘Alles moet gezegd kunnen worden’ was het credo. Columnisten, cabaretiers,<br />

cineasten en ieder<strong>een</strong> die zich daarmee identificeerde, zochten de grenzen op van wat gezegd<br />

kon worden. Aangezien men zich niet bekommerde om de gevolgen, bleek – weinig verras-<br />

send – dat er g<strong>een</strong> grenzen waren. De machtigen in de samenleving zoals de leden van het<br />

koningshuis, rechters en politieambtenaren wisten <strong>belediging</strong>en nog wel <strong>een</strong>s met succes voor<br />

de rechter te brengen, maar voor het overige was <strong>een</strong> ieder vogelvrij verklaard. Door ge-<br />

bruikmaking van de meest creatieve smerigheden kon iedere burger het mikpunt worden van<br />

vernedering. Het afwerpen van het juk der autoriteiten uit de jaren zestig werd tot het afleggen<br />

van ieder respect voor de medemens. De vrijheid van het uiten van de eigen mening, hoe res-<br />

pectloos ook, werd tot heilige verworvenheid verheven. Minister-president Lubbers typeerde<br />

dit verschijnsel in de jaren zeventig al met de uitdrukking ‘Ikke, ikke en de rest kan stikke!’<br />

De media sprongen graag in op deze tendens, die in toenemende mate het wederzijds respect<br />

ondergroef. De vernedering van <strong>een</strong> mens was immers al sinds mensenheugenis <strong>een</strong> publieks-<br />

trekker. Het moderne schavot werd de camera van Willibrord Frequin. Hoe grover de onge-<br />

fundeerd beschuldiging, hoe hoger de kijkcijfers.<br />

Cineast Theo van Gogh werd haast het boegbeeld van deze cultuur: ‘Als iemand kanker ver-<br />

dient, is het Paul Rosenmöller.’ Verstrikt in zijn succes en aangemoedigd door de media over-<br />

schreed hij alle grenzen van het menselijke fatsoen. Hij bestempelde het vernederen van <strong>een</strong><br />

complete bevolkingsgroep (‘geitenneukers’) als functioneel beledigen, zonder zich af te vra-<br />

gen of dit objectief gezien wel zo functioneel was. Van Gogh zou nooit geweld gebruiken (hij<br />

bedoelde fysiek geweld), maar was de slager van het verbale geweld.<br />

Het boegbeeld ging uiteindelijk omver. De telkens herhaalde <strong>belediging</strong> roept steeds weer<br />

woede op. Woede die door velen onderdrukt wordt, ingehouden, dankzij godsdienst of omge-<br />

ving. Een sfeer ontstond waarin <strong>een</strong> ontspoord element, iemand die de wetten van de bloed-<br />

wraak en zijn eigen religie niet meer wist te onderscheiden, erkenning kon vinden in zijn om-<br />

65


geving voor <strong>een</strong> koelbloedige moord. Theo had de grens gevonden en met hem de hele Neder-<br />

landse samenleving.<br />

Het afschrikkingseffect dat door de wraak beoogd wordt, werkte. Columnisten werden voor-<br />

zichtiger, cabaretiers hielden zich in en alom werd het geweeklaag van de vrije schrijvers ge-<br />

hoord: ‘We kunnen niet meer zeggen wat we denken!’<br />

Ondertussen was de invloed van de vrijheid van <strong>belediging</strong> op de samenleving onmiskenbaar.<br />

Ook burgers onderling toonden steeds minder respect voor elkaar. Vooral degenen die ver-<br />

maak niet van het dagelijks leven konden <strong>onderschat</strong>ten, en dat zijn er velen, m<strong>een</strong>den dat je<br />

alles tegen elkaar kunt zeggen. En zo werd de oude oma die niet snel genoeg het zebrapad<br />

overliep tot kutwijf en de patiënt waarbij <strong>een</strong> hersentumor werd gesignaleerd tot kankerkop.<br />

Dat <strong>een</strong> gebrek aan respect dóór de samenleving ook leidt tot <strong>een</strong> minder verantwoordelijk-<br />

heidsgevoel vóór de samenleving blijkt niet all<strong>een</strong> uit het Streetwise-beleid in Amsterdam.<br />

Het is ook <strong>een</strong> <strong>een</strong>voudige optelsom. Als het aantasten van iemands waardigheid al niet meer<br />

vermeldenswaard is, waarom dan wel de diefstal van iemands eigendom. Waarom zou je wél<br />

iemands identiteit kunnen vernielen en níet zijn fiets? Een fiets is tenslotte maar <strong>een</strong> dood<br />

ding. Waarom zouden er g<strong>een</strong> grenzen zijn aan verbaal geweld en er wel grenzen zijn aan het<br />

eigen gedrag?<br />

De leer van het ‘alles moet kunnen’ valt samen met anarchie. De grenzen van de anarchie<br />

liggen uiteindelijk bij het omleggen van de ander. De vrijheid van meningsuiting is dan ook<br />

niet <strong>een</strong> vrijbrief voor <strong>belediging</strong>. Het EHRM heeft niet voor niets ook grenzen gesteld aan dit<br />

beginsel. Het moet <strong>een</strong> bijdrage leveren aan de publieke meningsvorming over <strong>een</strong> publieke<br />

zaak. Aan de andere kant van de vrijheidsmunt staan de daarbij behorende verplichtingen,<br />

waarbij men rekening dient te houden met de goede zeden, de goede naam en rechten van<br />

anderen. Net als bij het begrip eer, moet er bij de vrijheid van meningsuiting <strong>een</strong> evenwicht<br />

zijn tussen het ik en de omgeving, de eigen mening en de waardigheid van de ander. All<strong>een</strong><br />

dan kan <strong>een</strong> duurzame samenleving worden opgebouwd.<br />

9.5 De mening van de beledigde<br />

Een ander aspect wordt nogal <strong>een</strong>s over het hoofd gezien. Geeft men de <strong>een</strong> de onvoorwaar-<br />

delijke vrijheid om te zeggen wat hij maar wil, dan houdt dit onherroepelijk de inperking van<br />

de vrijheid van de ander in. Door iemand voor schut te zetten, ontneem je hem zijn eigen-<br />

waarde en waardering vanuit de maatschappij. De omgeving zal de beledigde minder serieus<br />

nemen. Het is <strong>een</strong> oude truc om de ideologische tegenstander de mond te snoeren door hem<br />

66


zwart te maken, hem vals te beschuldigen of hem te vernederen. Als die man zo’n sukkel is,<br />

waarom zou je dan nog naar hem luisteren? De <strong>belediging</strong> maakt zodoende de waarde van de<br />

mening van de ander lager. Daarnaast zal de tegenstander wellicht zijn gevoel van eigenwaar-<br />

de verliezen en zijn mond niet meer open durven doen. Weliswaar heeft hij dan nog wel de<br />

vrijheid om zijn mening te uiten, maar wat is die vrijheid nog waard als men niet meer durft<br />

of de mening niet meer op zijn waarde geschat wordt?<br />

In feite ontneemt de ongebreidelde vrijheid van <strong>belediging</strong> dus juist de vrijheid van menings-<br />

uiting aan de ander. Het geeft deze vrijheid aan de sterkste, de man die de krachtigste taal kan<br />

uitslaan en de beste verspreidingsmiddelen voor zijn mening heeft.<br />

Het is altijd de taak van het recht geweest om de ongelijkheid van middelen te compenseren…<br />

9.6 Wraak als vorm van eigenrichting<br />

Hoewel de verklaring van Mohammed B. uiteraard onvoldoende rechtvaardiging oplevert<br />

voor de koelbloedige moord, kan er wel uit geleerd worden. Ons land kent anno 2005 vele<br />

verschillende culturen. Deze verschillende culturen zorgen bij tijd en wijle, meer nog dan de<br />

verschillende religies, voor stevige wrijvingen. Ze gaan bijvoorbeeld verschillend om met het<br />

herstel van gekrenkte eer. De collectieve culturen van rond het Middellandse Zeegebied zijn<br />

ook in onze samenleving doorgedrongen, zodat we niet all<strong>een</strong> te maken hebben met de ‘<strong>een</strong>-<br />

voudige’ wraak, maar ook met wraak door groepsleden. Waar de <strong>een</strong>voudige wraak nog<br />

wordt getemperd door het vooruitzicht van <strong>een</strong> nog diepere vernedering, levert de groeps-<br />

wraak de dader het martelaarschap en oneindige roem op.<br />

In <strong>een</strong> rechtsstaat heeft de overheid het all<strong>een</strong>recht op geweld. Het individu mag zijn eigen<br />

rechten niet met geweld afdwingen. Dit principe voorkomt onnodig bloedvergieten en ver-<br />

groot de veiligheid van de samenleving. Juist dit principe is van eminent belang voor <strong>een</strong> sta-<br />

biele samenleving waarin burgers zich veilig voelen.<br />

Aangetoond is dat <strong>belediging</strong> weliswaar weinig uiterlijke schade toebrengt, maar niet zelden<br />

hevige innerlijke schade. Innerlijke schade die om herstel schreeuwt. Belediging is daardoor<br />

<strong>een</strong> lont voor fysiek geweld en <strong>een</strong> goed middel om aan burgers hun gevoel van veiligheid en<br />

waardigheid te ontnemen. Wraak is niet voor niets nog steeds <strong>een</strong> van de belangrijkste legiti-<br />

maties voor ons strafrecht.<br />

Wil men eigenrichting uit onze samenleving blijven weren, dan is het met harde hand aanpak-<br />

ken van plegers van fysiek geweld, van de wraaknemers niet voldoende. Het gaat dan om niet<br />

meer dan symptoombestrijding. Gaan de <strong>belediging</strong>en door, dan zullen geweldsuitbarstingen<br />

67


lijven bestaan, hoezeer de repressie daarvan ook moge zijn. Het voorkomen van eigenrich-<br />

ting begint met de handhaving van ‘kleinere’ delicten als <strong>belediging</strong>.<br />

9.7 Repressie in het verleden<br />

Uit de rechtshistorie kunnen we afleiden dat <strong>belediging</strong> vóór de jaren zestig hoog werd opge-<br />

nomen. Uit jurisprudentie kunnen we opmaken dat <strong>een</strong> scheldwoord voldoende was om voor<br />

de rechter gedaagd te worden. Vermoedelijk is er op dit moment g<strong>een</strong> enkele APV waarin het<br />

scheldwoord ‘hoer’ of ‘dief’ strafbaar is gesteld. De laatste jaren is er niemand meer veroor-<br />

deeld nadat hij iemand ervan beschuldigd had boter te hebben gestolen. Ouderen die het heb-<br />

ben over de verruwing van de omgangsvormen hebben objectief gezien dus gelijk. Er is <strong>een</strong><br />

duidelijk omslagpunt in het denken over <strong>belediging</strong> aan te wijzen. Sinds de jaren zestig ver-<br />

hardde niet all<strong>een</strong> de scheldcultuur, de wetgeving werd aangepast en ook de handhaving is<br />

minder geworden. Het duel werd verboden, de staat zou de goede naam van de burger wel<br />

beschermen. Nu dat laatste niet meer gebeurd, heeft de burger weinig meer in handen.<br />

Ondertussen vinden we scheldwoorden als ‘geitenneuker’ al niet <strong>een</strong>s meer opzienbarend.<br />

Cabaretiers moeten steeds grover worden om nog de aandacht te krijgen. Valt er nog wel iets<br />

te handhaven?<br />

9.8 Drie manieren van handhaving<br />

Handhaving kan op drie, eigenlijk twee, verschillende manieren plaatsvinden.<br />

1. Men kan de verdachte van <strong>belediging</strong> ertoe brengen om in het openbaar zijn excuus te<br />

maken aan het slachtoffer. Dit blijkt de meest efficiënte manier van handhaving te zijn.<br />

Het levert g<strong>een</strong> administratie-, proces- en afhandelingskosten op. Daarnaast treedt er<br />

onmiddellijk <strong>een</strong> herstel op van <strong>een</strong> verstoord evenwicht. Dit betekent dat wraakge-<br />

voelens nauwelijks <strong>een</strong> kans krijgen bij het slachtoffer en de dader nauwelijks <strong>een</strong> on-<br />

plezierig gevoel aan zijn <strong>belediging</strong> overhoudt.<br />

2. Weigert de dader zijn excuses te maken, dan zullen sancties moeten volgen. Niet de<br />

oplossing van het probleem staat dan nog centraal, maar de afschrikking. De overheid<br />

neemt de wraakactie van het slachtoffer over en laat op deze wijze merken dat beledi-<br />

ging g<strong>een</strong> handige strategie is om de eigen positie te verbeteren. Zoals onder andere uit<br />

Streetwise in Amsterdam blijkt is daarbij vooral van belang dat de pakkans groot is en<br />

er consequent opgetreden wordt. De hoogte van de straf heeft minder invloed. Het<br />

68


primaire doel is immers eerherstel van het slachtoffer door afstraffing van de dader.<br />

Deze vernedering van de dader moet voor hem en andere daders <strong>een</strong> voldoende af-<br />

schrikking opleveren voor de toekomst.<br />

3. Het negeren van de <strong>belediging</strong>, ‘omdat de straf later wel komt’ of omdat het op de<br />

dader zou terugkaatsen is in <strong>een</strong> sterk geïndividualiseerde multiculturele samenleving<br />

als de onze eigenlijk g<strong>een</strong> optie. Voor je het weet komt de straf immers niet van God,<br />

maar van <strong>een</strong> ontspoord element dat m<strong>een</strong>t Gods Hand te zijn. Ook ziet de dader zijn<br />

idolen op TV. Belediging blijkt te lonen, men krijgt er aanzien door, wordt beroemd<br />

en rijk. Als je beledigd wordt dan word je <strong>een</strong> watje gevonden, <strong>een</strong> zielenpoot, <strong>een</strong><br />

minderwaardig schepsel, <strong>een</strong> voorwerp voor de dader die jou gebruikt voor zijn eigen<br />

publiciteitszucht.<br />

9.9 Wie moet er handhaven?<br />

Wie de taak van handhaving op zich moet nemen is <strong>een</strong> meer gecompliceerde vraag. In het<br />

geval van Streetwise is het de politieambtenaar die de <strong>belediging</strong> aanpakt. Het zal niet verba-<br />

zen dat het in dat geval vooral art. 267 Sr is dat gehandhaafd wordt. De politieambtenaar be-<br />

paalt op dat moment zelf wanneer hij zich beledigd voelt en of hij er <strong>een</strong> proces-verbaal van<br />

opmaakt. Veel minder vaak zal het voorkomen dat <strong>een</strong> politieambtenaar de <strong>belediging</strong> van<br />

<strong>een</strong> burger opvangt en actie onderneemt. Hij mag dat niet <strong>een</strong>s zonder klacht van het slachtof-<br />

fer. Toch zou het al <strong>een</strong> hele verbetering zijn als burgers zouden weten dat ze op zo’n moment<br />

de politieagent aan hun kant vinden, zodat ze met<strong>een</strong> aangifte kunnen doen. De politieambte-<br />

naar die zelf <strong>een</strong> burger beledigt, gaat in eerste instantie al helemaal vrij uit. Dit komt pas naar<br />

boven bij de aangifte van <strong>een</strong> bejegeningsklacht.<br />

Ook het afhandelen van aangiftes van <strong>belediging</strong> kan op problemen stuiten. Een mondelinge<br />

<strong>belediging</strong> is vaak achteraf moeilijk te bewijzen. Maar ook hier valt veel te verbeteren. De<br />

‘Volkert van der G.-casus’ toont aan dat de politie na <strong>een</strong> aangifte nauwelijks actie onder-<br />

neemt, zelfs niet als er schriftelijk bewijs is. De ‘Stille tiran-casus’ laat zien dat <strong>een</strong> aangifte<br />

van laster vaak zelfs niet wordt opgenomen. Op het moment dat de burger serieus genomen<br />

wordt op het politiebureau zal het aantal aangiftes waar men wél iets mee kan ongetwijfeld<br />

toenemen.<br />

Een derde mogelijkheid is dat meer prominente Nederlanders actie tegen <strong>belediging</strong> in de<br />

media ondernemen. Zoals de toenemende respectloosheid op TV mede debet was aan de ver-<br />

69


uwing van het taalgebruik op straat. Zo kunnen aangiftes van <strong>belediging</strong> op TV het beoogde<br />

afschrikkingeffect tot gevolg hebben.<br />

Zolang er nog sprake is van <strong>een</strong> sepotpercentage van 86%, is handhaving vooral <strong>een</strong> kwestie<br />

van erkenning van het <strong>misdrijf</strong> en <strong>een</strong> krachtdadige en snelle afhandeling daarvan. De OvJ<br />

heeft daarbij nog <strong>een</strong> extra transactiemogelijkheid door de dader <strong>een</strong> schriftelijk excuus aan<br />

het slachtoffer te laten schrijven. Door het serieus nemen van het probleem zal het aantal mel-<br />

dingen toenemen en het aantal gevallen van <strong>belediging</strong> afnemen. Op de middellange termijn<br />

kan men verwachten dat de burgerzin, het wederzijds respect en het gevoel van veiligheid zal<br />

toenemen, terwijl het aantal <strong>belediging</strong>en, maar ook het aantal misdrijven in haar totaliteit zal<br />

afnemen. Doordat de <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong>, smaad, smaadschrift en laster relatief snel zijn af<br />

te doen, kan dit op de middellange termijn ook tijdwinst en capaciteitswinst voor penitentiaire<br />

inrichtingen opleveren.<br />

9.10 De civielrechtelijke weg<br />

Er is nog de mogelijkheid om via het civielrechtelijke systeem de dader aan te pakken. Dit<br />

heeft enkele flinke nadelen t.o.v. de strafrechtelijke aanpak. Het eerste is dat de burger voor<br />

zichzelf moet opkomen. Daarbij zullen emoties tussen dader en slachtoffer hoog oplopen en<br />

worden versterkt door de intensieve procesgang: dagvaarding, verweer, repliek en dupliek. De<br />

‘stille tiran-casus’ toont haarfijn aan dat de details verder worden uitvergroot, waardoor het<br />

conflict zich verdiept. Ten tweede moet het slachtoffer het gevecht aan met de dader. Het is<br />

niet denkbeeldig dat hij dan al gauw zélf in het verdachtenbankje wordt geplaatst. Hij moet<br />

immers zichzelf verdedigen waarom deze <strong>belediging</strong> nu zo diep ingrijpt. Het slachtoffer moet<br />

zich als het ware verantwoorden voor het feit dat hij de <strong>belediging</strong> niet slikt. Ook dit wordt in<br />

de ‘stille tiran-casus’ geïllustreerd. Ten derde nadeel is dat bij <strong>een</strong> civiele procedure telkens<br />

weer ieder detail behandeld moet worden. In het geval van <strong>een</strong> strafprocedure kan men zoe-<br />

ken naar <strong>een</strong> standaardvorm, die snel kan worden aangepast aan de individuele omstandighe-<br />

den. Tenslotte kunnen de relatief hoge proceskosten en de lage ‘scoringskans’ voor het<br />

slachtoffer aanleiding zijn om de <strong>belediging</strong> te slikken of om voor eigen rechter te spelen.<br />

9.11 Grenzen aan de vrijheid van meningsuiting<br />

Betekent dit alles het einde van de vrijheid van meningsuiting? Als men m<strong>een</strong>t dat alles ge-<br />

zegd moet kunnen worden wel. De vraag moet echter gesteld worden of dat ooit bedoeld is<br />

70


met dit mensenrecht. Een recht draagt immers ook altijd <strong>een</strong> plicht in zich. Het recht zich te<br />

uiten, houdt de plicht in tot het rekening houden met de ander.<br />

Ieder<strong>een</strong> maakt zich wel <strong>een</strong>s schuldig aan <strong>belediging</strong>, bewust of onbewust. Zal <strong>een</strong> strengere<br />

handhaving niet leiden tot <strong>een</strong> overvloed aan triviale ruzies die voor de rechter worden uitge-<br />

vochten? Ik denk dat dat erg mee zal vallen. Naast het verlies van eer door <strong>een</strong> <strong>belediging</strong>,<br />

staat het verlies van eer door in het ongelijk te worden gesteld. Hoezeer <strong>belediging</strong> ook ge-<br />

handhaafd zal worden, hoezeer ook erkend zal worden dat <strong>belediging</strong> handhaving verdient, er<br />

zal altijd <strong>een</strong> drempel voor de burger blijven om aangifte te doen.<br />

Tenslotte kan nog de vraag gesteld worden waar de vrijheid van meningsuiting ophoudt en het<br />

beledigen begint. Omdat het begrip eer al vaag is, zal die grens ongetwijfeld ook vaag zijn.<br />

Zoals altijd zullen er vele gevallen aan te wijzen zijn die ontegenzeggelijke strafbaar zijn en<br />

vervolging vereisen. Nu we ontdekt hebben dat er g<strong>een</strong> grenzen zijn aan wat er gezegd kan<br />

worden, is het wellicht <strong>een</strong> welkome kentering voor de media nu gezocht kan worden naar het<br />

punt waar respectvolle kritiek over gaat in respectloze <strong>belediging</strong>. Aan de rechter is dan het<br />

laatste woord.<br />

71


10. Conclusie<br />

Belediging betekent dat iemands goede naam en eer wordt aangetast. Beide begrippen blijken<br />

in diverse culturen van belang voor iemands sociale positie en eigenwaarde. Wordt iemands<br />

eer aangetast, dan verliest hij <strong>een</strong> deel van zichzelf. Al bij apen vraagt <strong>belediging</strong> om herstel<br />

van <strong>een</strong> evenwicht. Vaak ontstaat er <strong>een</strong> reactie van woede en agressie. Hoewel sommige cul-<br />

turen eerder hun toevlucht tot geweld kiezen en de vorm van <strong>belediging</strong> verschilt, blijkt de<br />

impact van <strong>belediging</strong> op mensen eigenlijk overal even groot te zijn. Het is dus <strong>een</strong> misvatting<br />

te denken, dat het zich beledigd voelen all<strong>een</strong> voor mensen met lange tenen is.<br />

De maatschappij, het recht én de religie, zowel christendom en islam, hebben door middel van<br />

voorschriften door de eeuwen h<strong>een</strong> geprobeerd <strong>belediging</strong>en én wraakacties in te dammen.<br />

Sinds de jaren zestig is daar in Nederland verandering in gekomen. De scheldcultuur is ver-<br />

hard en <strong>belediging</strong> werd lange tijd nauwelijks serieus genomen en gehandhaafd. Een WODC-<br />

onderzoek uit 1978 lijkt, gezien de onvolledigheid, geschreven te zijn om de verminderde<br />

aandacht te rechtvaardigen. De uiterste consequentie van deze ontwikkeling is wellicht de<br />

moord op Theo van Gogh. Als de rechtsstaat de kleine misdrijven niet aanpakt, wordt het<br />

steeds moeilijker om de grote misdrijven te voorkomen.<br />

Publieke personen, vooral treinconducteurs, hebben meer dan gemiddeld te maken met bele-<br />

diging. Zowel autochtonen als allochtonen worden veel uitgescholden. In Amsterdam is sinds<br />

1998 het Streetwise-beleid van kracht waarbij ook kleine misdrijven worden aangepakt. De<br />

handhaving lijkt bij te dragen aan het veiligheidsgevoel bij burgers en spoort hen aan om zelf<br />

ook minder te accepteren. Ook op andere plaatsen lijkt er van <strong>een</strong> tendens sprake die probeert<br />

de negatieve gevolgen van de ‘vrijheid van <strong>belediging</strong>’ te keren. Het aanpakken van beledi-<br />

ging is níet in strijd met de vrijheid van meningsuiting, het zorgt er eerder voor dat ook de<br />

mening van de beledigde weer gehoord wordt.<br />

Handhaving kan het best gebeuren via het strafrecht. Aan de handhaving via het civiele recht<br />

kleven verschillende nadelen. Het belangrijkste gevaar is dat het slachtoffer dan nog <strong>een</strong>s <strong>een</strong><br />

trap na krijgt.<br />

Twee casus tonen aan dat de burger die op dit moment beledigd wordt in de praktijk nergens<br />

naar toe kan. In de twee besproken gevallen werd het probleem buiten de rechtspraak opge-<br />

lost. In het eerste geval vluchtte de dader naar het buitenland, in het tweede geval schreef de<br />

krant <strong>een</strong> positief artikel over het slachtoffer. Gezien de gevoelens van de slachtoffers hadden<br />

beide situaties ook kunnen escaleren tot <strong>een</strong> st<strong>een</strong> door de ruit van de dader.<br />

72


Zolang de staat eigenrichting niet wenst, zal zij slachtoffers moeten steunen in hun wens tot<br />

herstel van de gevolgen van kleine misdrijven. Sepot in 85% van de gevallen is dan g<strong>een</strong><br />

wenselijke situatie. Als de werkdruk door aangiftes van <strong>belediging</strong> te groot is, moet er ge-<br />

zocht worden naar <strong>een</strong> snelle afwikkeling van de zaak. Dat zal op termijn zorgen voor <strong>een</strong><br />

afschrikkingeffect. De burger voelt zich dan weer veiliger op straat en mogelijk neemt het<br />

aantal ernstige delicten even<strong>een</strong>s af. Om te voorkomen dat er in ons land echt <strong>een</strong> anarchisti-<br />

sche vechtmaatschappij ontstaat, is <strong>een</strong> strenge handhaving van het verbod op <strong>een</strong>voudige<br />

<strong>belediging</strong> (art. 266 Sr) dus niet all<strong>een</strong> gewenst maar zelfs noodzakelijk.<br />

73


Naschrift<br />

Na het tot stand komen van deze scriptie lieten burgemeesters spandoeken verwijderen. De<br />

spandoeken waren <strong>een</strong> protest tegen het uitzetbeleid van minister Verdonk. Minister Verdonk<br />

deed aangifte wegens smaad, omdat de spandoeken teksten als ‘Verdonk Moordenaar‘ droe-<br />

gen. De lezer van deze scriptie zal onmiddellijk denken aan de spandoeken tegen de presiden-<br />

ten Johnson en Nixon. De vraag is: zijn dergelijke teksten na 1978 nog strafbaar?<br />

Art. 261 (Smaad) kent in lid 3 weliswaar <strong>een</strong> uitzondering voor zaken die 'in het algem<strong>een</strong><br />

belang' tenlastegelegd zijn, maar dat betreft vooral zaken in de aanloop naar <strong>een</strong> vervolging.<br />

Iemand mag dus wel beschuldigen, mits daar <strong>een</strong> vervolging op volgt en hij te goeder<br />

trouw aanneemt dat het tenlastegelegde waar is. Art. 266 lid 2 Sr betreft daarentegen duidelijk<br />

<strong>belediging</strong>en die <strong>een</strong> oordeel geven over de behartiging van openbare belangen. Ik neig er<br />

persoonlijk naar om de spandoeken, hoewel er strikt genomen sprake is van <strong>een</strong> tenlasteleg-<br />

ging, hooguit als <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong> op te vatten, <strong>belediging</strong>en die <strong>een</strong> duidelijk doel die-<br />

nen in het maatschappelijke debat en dus onder art. 266 lid 2 vallen. Met het scheldwoord<br />

'moordenaar' zal immers niemand bedoelen dat minister Verdonk schuldig is aan moord in de<br />

zin van art. 289 Sr.<br />

Naschrift 2<br />

Op 30 januari 2006 schonk de actualiteitenrubriek ‘De Ochtenden’ aandacht aan het voorstel<br />

van het CDA om <strong>een</strong> ‘kwetscommissie’ in te stellen. De schrijver van deze scriptie werd ge-<br />

vraagd wat iemand kan doen als hij beledigd wordt aan de hand van <strong>een</strong> casus. Het resultaat<br />

was <strong>een</strong> interessant radioprogramma over het onderwerp <strong>belediging</strong>. Bijgevoegd is <strong>een</strong> CD<br />

met de opname van het programma dat <strong>een</strong> half uur duurde.<br />

74


Literatuuroverzicht<br />

Asvos 1999<br />

Amsterdamse Samenwerkingsverband Veiligheid op School, Veiligheid voortgezet onderwijs<br />

Amsterdam: Gem<strong>een</strong>te Amsterdam 1999<br />

Aubert 1961<br />

V. Aubert, ‘The housemaid: an ocupational role in crisis’, in: S. Lipset en N. Smelser (red),<br />

Sociology, The progress of a decade, Prentice-Hall: Englewood Cliffs 1961<br />

Aziz 2005<br />

Aziz, ‘Islam en de tolerantie van verbale <strong>belediging</strong>’ 2005,<br />

<br />

Azough 2004<br />

R. Azough, ‘Schelden op Allah heeft g<strong>een</strong> zin’, De Volkskrant 6 november 2004, p. 14<br />

Beccaria 1971<br />

C. Beccaria, Over misdaden en straffen, Antwerpen: Agon Elsevier 1971, p. 159<br />

BZK 1999<br />

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Beleidsplan Nederlandse Politie<br />

1999-2002<br />

Boom & Plug 1996<br />

E. Boom en C. Plug, ‘Agressie op de EHBO-post: agressieve patiënt zorgenkind voor organi-<br />

satie’, Arbeidsomstandigheden 1996, p. 321-323<br />

Bremmer 1996<br />

R. Bremmer, ‘Schelden doet zeer; verbaal kwetsen in laat-middeleeuws Friesland’, Leidschrift<br />

12 1996, nr. 2<br />

Bron 2003<br />

R.P. Bron, ‘Van dienders blijf je af!’, Justitiële verkenningen 2003, nr. 3, p. 65-74<br />

75


Brosnan & De Waal 2003<br />

S.F. Brosnan & F.B.M. de Waal, ‘Monkeys reject unequal pay’, Nature 2003, p. 297-299<br />

Brosnan & De Waal 2005<br />

S.F. Brosnan & F.B.M. de Waal, Chimpanzees show quality of relationship drives sense of<br />

fairness (persbericht Yerkes National Primate Research Center Atlanta) 2005<br />

<br />

Capps 2002<br />

D. Capps, Men and their religion: Honor, Hope, and Humor, Harrisburg: Trinity Press Inter-<br />

national 2002<br />

Cohen & Nisbett 1994<br />

D. Cohen & R.E. Nisbett, Self-protection and the culture of honor: Explaining southern vio-<br />

lence, Journal of Personality and Social Psychology Bulletin 1994, p. 551-567<br />

Cohen e.a. 1996<br />

D. Cohen e.a., ‘Insult, Aggression, an the Southern Culture of Honor: An “Experimental Et-<br />

nography”, Journal of Personality and Social Psychology 1996, p. 945-960<br />

De Groot 2003<br />

P. de Groot, ‘De heldemoed van GrienLinks’, Leeuwarder Courant 20 februari 2003<br />

De Waal 2004<br />

F.B.M. de Waal, ‘Evolutionary Ethics, Aggression and violence: Lessons from primate re-<br />

search’, Journal of Law, Medicine & Ethics 2004, p. 18-23<br />

De Waal & van Roosmalen 1979<br />

F.B.M. de Waal & A. van Roosmalen, ‘Reconciliation and consolation among chimpanzees’,<br />

Behavioral Ecological Sociobiology 1979, p. 55-66<br />

76


Draaisma 2001<br />

D. Draaisma, Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt: over het autobiografisch<br />

geheugen, Groningen: Historische uitgeverij 2001<br />

Dvoring 1965<br />

F. Dvoring e.a., H. de Groot, Inleidinghe tot de Hollandsche rechts-geleerdheid, Leiden: 1965,<br />

p. 45<br />

Eckstein 1889<br />

J. Eckstein, Die Ehre in Philosophie und Recht, Leibzig: 1889, p. 9<br />

Februari 2002<br />

M. Februari, ‘Strafbare <strong>belediging</strong>’, De Volkskrant 16 februari 2002, p. 15<br />

Februari 2004<br />

M. Februari, ‘Van Gogh eiste de vrijheid van meningsuiting op voor zichzelf, niet voor ande-<br />

ren.’, De Volkskrant 6 november 2004, p. 2<br />

Fischer, Manstead & Rodriguez Mosquera 1999<br />

A.H. Fischer, A.S.R. Manstead & Rodriquez Mosquera, ‘The role of honour-related versus<br />

individualistic values in conceptualizing pride, shame and anger: Spanish and Dutch cultural<br />

prototypes. Cognition and emotion 1999, p. 149-179<br />

Geerts & Den Boon 1999<br />

G. Geerts & T. den Boon, Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal, Utrecht-<br />

Antwerpen: Van Dale Lexicografie 1999<br />

Gilmore 1990<br />

D.D. Gilmore, Manhood in the making. Cultural concepts of masculinity, New Haven: Yale<br />

University Press 1990<br />

Hewett 1987<br />

M.L. Hewett e.a., A. Matthaeus, On crimes; a commentary on Books XLVII and XLVII of the<br />

Digest, Cape Town: 1987<br />

77


IVR 1996<br />

Integrale Veiligheids Rapportage Den Haag: SDU 1996<br />

Janssens 1992<br />

F. Janssens, ‘Ik zal jelui wel donderen!’, Groninger opmerkingen en mededelingen 1992, p.<br />

37-77<br />

Janssens 1998<br />

A.L.J.M. Janssens, Strafbare <strong>belediging</strong> (diss. Rijksuniversiteit Groningen) 1998<br />

Janssens 2003<br />

F. Janssens, ‘De strafbare <strong>belediging</strong>: schelden doet soms zeer’, Justitiële verkenningen 2003,<br />

nr. 3, p. 37-48<br />

Kim & Smith<br />

S.H. Kim & R.H. Smith, ‘Revenge and conflict escalation’, Negotiation journal 1993, p. 231-<br />

246<br />

Klooster 2002<br />

K. Klooster, Belediging van politieambtenaren, (doctoraalscriptie Open Universiteit) 2002<br />

Kötz 1998<br />

H. Kötz, Deliktsrecht, Neuwied: Luchterhand 1998<br />

Kramers 1953<br />

J.H. Kramers, De Koran, Amsterdam: Elsevier 1953<br />

Leemhuis 2004<br />

R. Leemhuis, ‘Leven zonder stroom’, Leeuwarder Courant 26 juni 2004<br />

Lemonick, Cray & Grossman 2005<br />

M.D. Lemonick, D. Cray & W. Grossman, ‘Honor among beasts’, Time 2005, p. 54<br />

78


Malsch 1989<br />

M. Malsch, Lawyers’ predictions of judicial decisions: a study on calibration of experts (diss.<br />

RU Leiden) 1989<br />

Markus & Kitayama 1991<br />

H.R. Markus & S. Kitayama, ‘Culture and the self: Implications for cognition, emotion and<br />

motivation’, Psychological Review 1991, p. 224-253<br />

Middelhoven en Driessen 2001<br />

L.K. Middelhoven & F.M.H.M. Driessen, Geweld tegen werknemers in de (semi-)openbare<br />

ruimte, Den Haag Utrecht: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/Bureau<br />

Dreissen, 2001<br />

Middelhoven en Driessen 2003<br />

L.K. Middelhoven & F.M.H.M. Driessen, ‘Schelden in het (semi-)publieke domein’, Justitiële<br />

verkenningen 2003, nr. 3, p. 54-63<br />

Mohammed B. 2005<br />

Mohammed B., Verklaring in tekst, 2005<br />

<br />

Nisbett & Cohen<br />

R.E. Nisbett & D. Cohen, Culture of honor: The psychology of violence in the South, Boulder:<br />

Westview 1996<br />

Peristiany 1965<br />

J.G. Peristiany ed., Honour and shame: The values of Mediterranean society, London: Wei-<br />

denfeld and Nicolson 1965<br />

Pitt-Rivers 1965<br />

J. Pitt-Rivers, ‘Honour and social status’ in: J.G. Peristiany ed., Honour and shame: The val-<br />

ues of Mediterranean society, London: Weidenfeld and Nicolson 1965<br />

79


Phillips 2004<br />

H. Phillips, ‘Is empathy an animal quality?’, New Scientist 2004, p. 15<br />

Reynaert 1260<br />

Reynaert, ‘Van den vos Reynaerde’, editie J. Jansen, R. van Daele & van Uyttersprot, Leiden:<br />

DBNL 2001, o.a. regels 990 en 2535<br />

Rodriquez Mosquera 1999<br />

P.M. Rodriquez Mosquera, Honor and emotion (diss. Amsterdam UvA) 1999<br />

Stewart 1994<br />

F. H. Stewart, Honor, Chicago: Chicago University Press 1994<br />

TNO 2001<br />

‘Arborisico’s in de branche – politie’, Hoofddorp: TNO Arbeid 2001<br />

Van der Dennen 2003<br />

J.M.G. van der Dennen, De evolutionaire aspecten van wraak, Justitiële verkenningen 2003,<br />

nr. 3, p. 73-87<br />

Van der Feltz 1915<br />

A.A. van der Feltz, Is wijziging of aanvulling van onze wetgeving ten aanzien van beleeding<br />

gewenscht? (Prae-advies Nederlandsche Juristenver<strong>een</strong>iging Den Haag) 1915, p. 14<br />

Van der Kaaden 1979<br />

J.J. van der Kaaden, De strafbare <strong>belediging</strong>, Den Haag; WODC 1979<br />

Van der Neut 1981<br />

J.L. van der Neut, ‘Dient <strong>een</strong>voudige <strong>belediging</strong> strafbaar te blijven?’, Delikt en delinkwent,<br />

1981, p. 732-735<br />

Van Kleef 2004<br />

B. van Kleef, De taal van Theo van Gogh, De Volkskrant 6 november 2004, p. 15<br />

80


Van Lent 1999<br />

L. van Lent, ‘De moraal van het verhaal’, in: M. Moerings e.a., Morele kwesties in het straf-<br />

recht, Deventer: Gouda Quint 1999<br />

Van Liempt 2004<br />

A. van Liempt, ‘Mag je iemand <strong>een</strong> geitenneuker noemen?’, De Volkskrant 6 november 2004,<br />

p. 15<br />

Van Stokkum 2005a<br />

B.A.M. van Stokkum, ‘Zero tolerance in de praktijk’, Justitiële verkenningen 2005, nr. 6, p.<br />

44-59<br />

Van Stokkum 2005b<br />

B.A.M. van Stokkum, Beledigd in Amsterdam, verbaal geweld tussen politie en publiek, Alp-<br />

hen aan den Rijn: Kluwer 2005<br />

Van Vree 2004<br />

F. van Vree, ‘Over de historie van het vrije woord in Nederland.’, De Volkskrant 6 november<br />

2004, p. 13<br />

Verhagen 1999<br />

A. Verhagen, Communiceren over morel dilemma’s, Maarssen: Elsevier 1999<br />

Verrest 2001<br />

P.A.M. Verrest, Inleiding in het Franse recht en de rechtspraktijk, Den Haag: WODC 2001,<br />

p. 36-37<br />

Vuijsje 2003<br />

H. Vuijsje, Schelden deed g<strong>een</strong> pijn, Justitiële verkenningen 2003, nr. 3, p. 20-25<br />

Wilson 2000<br />

B. Wilson, ‘Insulting judges and free speech’, Australian Law Journal 2000, p. 8<br />

81


Woolf 1979<br />

H.B. Woolf ed., Webster’s New Collegiate Dictionary, Massachusetts: Merriam Company<br />

1979<br />

WRR 2003<br />

Waarden, normen en de last van het gedrag Amsterdam: AUP 2003<br />

82


Bijlage: Publicatie in Intermediair<br />

Verschenen in: Intermediair 8 december 2005<br />

83

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!