download pdf-file - Historische Vereniging Maassluis
download pdf-file - Historische Vereniging Maassluis
download pdf-file - Historische Vereniging Maassluis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
SMIT EN CO.’S SLEEPDIENST 1842-1866<br />
Wat is het begin geweest van N.V. L. Smit & Co.’s Sleepdienst? Over de start<br />
van dit wereldwijd vermaarde bedrijf is niets met volslagen zekerheid te zeggen.<br />
In het archief van het bedrijf is een akte aanwezig van november 1842, waarin<br />
een aantal met name genoemde reders en assuradeuren te Rotterdam met de<br />
heer Fop Smit, scheepmaker aan de Kinderdijk, gemeente Nieuw-Lekkerland,<br />
overeenkwam om:<br />
‘Voor zijne rekening te vervaardigen een<br />
stoomvaartuig tot het sleepen van schepen van<br />
Helvoet naar zee, vanuit zee naar Helvoet, van<br />
Helvoet naar Brouwershaven, of van Brouwershaven<br />
naar Helvoet, zoowel buiten- als binnendoor,<br />
van Helvoet of van Brouwershaven naar<br />
Dordt of van Dordt naar Helvoet of Brouwershaven,<br />
voor zoover die havens voor het daartoe<br />
bestemde stoomvaartuig bereikbaar zullen zijn’,<br />
enzovoort.<br />
In dit archief is ook een gedrukt exemplaar te<br />
vinden van de conceptstatuten voor een met<br />
hetzelfde doel op te richten vennootschap. In dit<br />
Fop Smit (Dia-collectie HVM)<br />
contract, dat voor een periode van vijf jaren<br />
werd aangegaan, werd verder melding gemaakt<br />
van een door de scheepmaker te bouwen stoomvaartuig met een machine van<br />
140 NPK. Dit vaartuig moest, na een keuring door drie deskundigen, binnen<br />
acht maanden in Hellevoetsluis in dienst worden gesteld. Alle gemaakte kosten<br />
van aanbouw en exploitatie zouden voor rekening van de scheepmaker komen.<br />
Daar stond tegenover dat de eigenaar van het stoomvaartuig alle te vorderen<br />
sleep-, hulp- en berglonen zou ontvangen. De betrokken reders en assuradeuren<br />
verbonden zich tot het geven van geldelijke steun.<br />
Op de uitvoerige manier, contracten uit die tijd eigen, werd alles tot in de kleinste<br />
bijzonderheden beschreven. Zo vermeldt artikel 6 van het contract:<br />
‘Er zal door een algemeene vergadering, nader bijeen te roepen, door de<br />
Reeders en de Assuradeuren een commissie van zeven leden uit hun midden<br />
worden benoemd, welke belast zal zijn om, met en benevens den contractant<br />
ten eenre, deze geheele onderneming te besturen.<br />
De contractant ten eenre zal voorts te zijnen kosten op de stationsplaats eenen<br />
agent vestigen. De keus van dien agent, alsmede die van den kapitein wordt<br />
3
aan den contractant ten eenre opgedragen, doch zal niettemin aan de<br />
goedkeuring van de genoemde commissie onderworpen zijn.’<br />
In artikel 10 van het contract staat uitvoerig beschreven wat de contractanten,<br />
agenten van de Nederlandse Handelsmaatschappij, moesten bijdragen in de<br />
kosten voor de exploitatie van de onderneming. Dat betrof de gages, assurantie,<br />
steenkolen en andere benodigdheden en het onderhoud van het vaartuig en<br />
de stoommachine. De reders-contractanten betaalden voor hun schepen, boven<br />
de 200 gemeten lasten groot zijnde, die in de vaart waren op Oost-Indië jaarlijks<br />
twintig cent per gemeten last.<br />
Ook de bedragen die de betrokken assuradeuren moesten betalen staan nauwkeurig<br />
in het contract beschreven. Met inbegrip van de jaarlijkse subsidie van de<br />
Provinciale Staten van Zuid-Holland, bedroegen de toeslagen ongeveer achttienduizend<br />
gulden per jaar.<br />
Wie de leden van de ‘Commissie van Toezicht’ waren, is niet precies meer na te<br />
gaan. Wel bekend is dat de heer H.A. Schadee president was en de heer D.<br />
Dunlop secretaris.<br />
Het zal wel altijd de vraag blijven wie het initiatief nam tot de oprichting van de<br />
onderneming: Fop Smit of de gezamenlijke reders en assuradeuren. Hoe het<br />
ook zij, Fop Smit was in ons land niet de eerste, die aan het stichten van een<br />
sleepdienst heeft gedacht. In 1841, of mogelijk al voor dat jaar, waren<br />
Amsterdamse scheepsreders en kooplieden van plan een stoombootrederij op<br />
te richten. Hun doel was het slepen van schepen aan het Nieuwediep van en<br />
naar zee. Al in augustus 1841 werd de stoomsleper ‘De Stad Amsterdam’ met<br />
als gezagvoerder J.P. Duinker, in Nieuwediep gestationeerd. Het zal altijd wel de<br />
vraag blijven of Rotterdam en Amsterdam hierin hebben overlegd of dat het een<br />
geval van naijver is geweest.<br />
Omdat het destijds niet was toegestaan zonder toestemming van hogerhand op<br />
de Nederlandse stromen en rivieren te slepen, moest daarvoor eerst ‘concessie’<br />
(= toestemming) worden verleend. Dat was gratis, alleen moest de concessionaris<br />
een borg van 500 gulden betalen. De autoriteiten hielden zich het recht<br />
voor reglement en tarieven goed te keuren, terwijl bij iedere wijziging daarvan<br />
weer de goedkeuring van Gedeputeerde Staten moest worden verkregen. Fop<br />
Smit kreeg zijn concessie in december 1842.<br />
In het najaar van 1843 was de sleepboot, die ‘Kinderdijk’ werd gedoopt, gereed.<br />
Het was een stoomvaartuig van het meest primitieve type, van eikenhout<br />
gebouwd met ijzeren verband en voorzien van een koperen huid. Ook de stoommachine<br />
had een heel eenvoudige constructie, destijds bekend als ‘grasshop-<br />
4
per’-machine: van het lagedruktype met twee cilinders. De ketel was een zogenoemde<br />
kistketel, die in Engeland was gebouwd. Het ingewikkelde, warrige<br />
complex van stangen en handels vereiste van de machinist grote behendigheid.<br />
Overigens waren deze machines door hun hoogst primitieve constructie enorme<br />
kolenvreters. Het kolenverbruik stond in geen enkele verhouding met de ontwikkelde<br />
paardenkrachten, met als gevolg, dat de toenmalige kleine zeilschepen<br />
onmogelijk een behoorlijk renderend sleeploon konden betalen.<br />
In overleg met Fop Smit werd bepaald dat het hoofdstation van de sleepdienst<br />
Hellevoetsluis zou zijn. Aan de oostzijde van het kanaal door Voorne in de<br />
gemeente Nieuw-Helvoet werd een stuk grond in erfpacht verkregen. Hierop<br />
werd eerst een grote kolenloods gebouwd en later een smederij en een timmermanswerkplaats.<br />
Ook kwam er een woning en een kantoor voor de agent,<br />
J. Spaan. De heer Spaan werd in 1847 opgevolgd door H. Boonders, havenmeester<br />
van het kanaal door Voorne. Tot 1860 bleef Boonders in dienst; hij werd<br />
opgevolgd door J. Leeflang.<br />
Door de toenmalige stand van zaken in de scheepvaart moest de sleepboot niet<br />
alleen Goeree, maar ook Brouwershaven bedienen. De minder diepgaande<br />
schepen vielen Hellevoetsluis binnen en werden van daar naar Dordt of<br />
Rotterdam verder gesleept. De grotere en diepergaande schepen losten een<br />
deel van de lading op de rede van Brouwershaven en werden daarna, binnendoor<br />
of buitenom, via Hellevoet naar Dordrecht of Rotterdam gesleept. Het was<br />
een glorierijk tijdperk voor de Brouwershavense lichters: de bekende, stevig<br />
gebouwde zeetjalken, die voor inkomende en uitgaande lading geregelde diensten<br />
onderhielden tussen Brouwershaven en Rotterdam. Later verdween die<br />
welvaart uit Brouwershaven, als gevolg van de verlegging van het vaarwater<br />
naar Hoek van Holland.<br />
Op het terrein in Nieuw-Helvoet stond een mast met een kraaiennest, die als<br />
seinpaal diende en zo de communicatie verzorgde tussen de verschillende<br />
plaatsen waar de sleepboot dienst moest doen. Deze seinpaal, die volgens een<br />
door de dienst opgestelde seintabel werd bediend, was flink hoog en vanuit zee<br />
op verre afstand zichtbaar en diende de vissers jarenlang als baken. Omdat tussen<br />
Brouwershaven en Goeree een telegrafische verbinding ontbrak, werd de<br />
seinpaal ook gebruikt met deze plaatsen seinen te wisselen. Omstreeks 1858<br />
kwam de telegrafische verbinding tussen Brouwershaven en Goeree tot stand.<br />
Het inmiddels sterk toegenomen aantal sleepopdrachten maakte de aanschaf<br />
van een tweede sleepboot noodzakelijk. Fop Smit kocht daarom, vermoedelijk<br />
in Stettin, een ijzeren radersleepboot met een balansmachine van 100 NPK, die<br />
onder de naam ‘Brouwershaven’ aan de Nieuwesluis werd gestationeerd. Bij de<br />
concessie voor deze boot werd aan de sleepdienst eveneens uitbreiding<br />
5
Hellevoetsluis. Deze firma stationeerde in Hellevoetsluis voor het slepen op het<br />
kanaal door Voorne de schroefsleepboten ‘Rotterdam’ en ‘Rotterdam II’,<br />
gebouwd bij Paul van Vlissingen en Dudok van Heel te Amsterdam. De<br />
overeenkomst, die werd aangegaan voor een periode van twee achtereenvolgende<br />
jaren, bepaalde dat genoemde firma uitsluitend zou slepen op het<br />
Voornse Kanaal, terwijl de Sleepdienst Fop Smit dat voortaan zou nalaten.<br />
In 1865, na drieëntwintig jaar dienst te hebben gedaan, werd het contract met<br />
de Reeders en Assuradeuren niet meer verlengd. De sleepdienst had genoeg<br />
levensvatbaarheid getoond om op eigen benen te staan en voortaan op eigen<br />
krachten te vertrouwen.<br />
Het leek wel of Fop Smit, nu hij zijn levenswerk tot zo’n grote bloei had zien<br />
komen, dacht niet meer nodig te zijn. Op 25 augustus 1866 overleed hij. Hij was<br />
iemand geweest die zich jegens zijn land op vele manieren verdienstelijk had<br />
gemaakt.<br />
Murk Lels (Foto: C. Kramer, Rotterdam)<br />
Bovendien bracht hij de rederij en de scheepsbouw tot grote bloei: twee<br />
belangrijke bedrijfstakken, die in later jaren voor ons volk van grote betekenis<br />
zouden blijken te zijn.<br />
Ook voor de ontwikkeling van de sleepdienst is Fop Smit van grote betekenis<br />
geweest. Hij was een van de grondleggers van deze onderneming, die het<br />
nageslacht nog veel verder zou ontwikkelen.<br />
Na de dood van Fop Smit namen Leendert Smit, Jan Smit Fopzn., Jan Smit<br />
7
Janzn. en Murk Lels de sleepdienst gezamenlijk over en richtten een nieuwe<br />
rederij op: Sleepdienst L. Smit & Co. Ieder van de mannen participeert in de<br />
rederij voor een vierde. Tot directeur-boekhouder werd benoemd Murk Lels, tot<br />
technisch adviseur Jan Smit Janzn.<br />
––––––––<br />
Ik heb geprobeerd in dit artikel in het kort een beschrijving te geven van het<br />
ontstaan van de sleepdienst in de periode 1842-1866. Hoe de sleepdienst zich<br />
na deze periode heeft ontwikkeld en waarbij <strong>Maassluis</strong> een belangrijke plaats<br />
heeft ingenomen, hoop ik later in een van de volgende <strong>Historische</strong> Schetsen te<br />
beschrijven.<br />
Jan Zon<br />
De in dit artikel vermelde gegevens zijn ontleend<br />
aan een geschrift van Tony de Ridder, genaamd:<br />
‘N.V. L. Smit en Co’s Sleepdienst 1918’.<br />
KONINKLIJKE ONDERSCHEIDING VOOR L. STIGTER SR.<br />
Onze vereniging en met name onze voorzitter heeft veel werk<br />
verzet om een aanvraag in te dienen dat onze ijverige propagandist,<br />
tevens bestuurslid Leen Stigter Sr. in aanmerking kwam<br />
voor een koninklijke onderscheiding.<br />
Gelukkig heeft het Hare Majesteit behaagd om onze toen nog<br />
86-jarige Leen te onderscheiden als lid van de orde van Oranje-<br />
Nassau en onze burgemeester mevr. drs. J. Sterkenburg-<br />
Versluis spelde hem op 29 april 1999 de versierselen daarvan op<br />
tijdens een bijeenkomst in het stadhuis van <strong>Maassluis</strong>.<br />
Leen van harte proficiat met deze welverdiende onderscheiding<br />
mede namens het bestuur en leden van de <strong>Historische</strong><br />
<strong>Vereniging</strong> <strong>Maassluis</strong>.<br />
De redactiecommissie<br />
Leen Stigter Sr. bedankt hierbij allen die hem met deze onderscheiding<br />
hebben gefeliciteerd en voor de presentjes die hem daarbij werden<br />
aangeboden.<br />
8