14.09.2013 Views

Jeugd in ontwikkeling - Wetenschappelijke Raad voor het ...

Jeugd in ontwikkeling - Wetenschappelijke Raad voor het ...

Jeugd in ontwikkeling - Wetenschappelijke Raad voor het ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Jeugd</strong> <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g v75<br />

<strong>Wetenschappelijke</strong> <strong>in</strong>zichten en 1992<br />

overheidsbeleid<br />

R.F.W. Diekstra (red.)<br />

<strong>in</strong> samenwerk<strong>in</strong>g met<br />

J.L. van den Brande<br />

P.G. Heymans<br />

G.A. Kohnstamm<br />

N. van Oudenhoven<br />

P.R.J. Simons<br />

SDU uitgeverij, 's-Gravenhage 1992<br />

Wetenschappelij ke <strong>Raad</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>het</strong> Reger<strong>in</strong>gsbeleid


CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG<br />

<strong>Jeugd</strong><br />

<strong>Jeugd</strong> <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g: wetenschappelijke <strong>in</strong>zichten en overheidsbeleid I<br />

[R.F.W. Diekstra e<strong>in</strong>dred.] - 's-Gravenhage: SDU uitgeverij, Plantijnstraat -<br />

(Voorstudies en achtergronden / <strong>Wetenschappelijke</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> Reger<strong>in</strong>gs-<br />

beleid, ISSN 0169-6688; V75)<br />

Met lit. opg.<br />

ISBN 90-399-0259-3<br />

Trefw.: ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologie I jeugdbeleid; Nederland.


Ten geleide<br />

In <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> werkprogramma <strong>voor</strong> de huidige raadsperiode van de<br />

WRR is gediscussieerd over de mogelijkheid een studie te verrichten over de<br />

omstandigheden en de perspectieven van de Nederlandse jeugd en de <strong>in</strong>vloed<br />

van overheidsbeleid daarop. Ter nadere gedachtenbepal<strong>in</strong>g is aan een aantal<br />

deskundigen gevraagd preadviezen te schrijven over de stand van wetenschap-<br />

pelijke <strong>in</strong>zichten over de ontwikkel<strong>in</strong>g en de kansen op ontwikkel<strong>in</strong>gsstoornis-<br />

sen van met name jonge k<strong>in</strong>deren en jeugdigen tot achttien jaar. Aan Prof.dr.<br />

R.F.W. Diekstra is gevraagd de totstandkom<strong>in</strong>gvan de bundel te begeleiden en<br />

de e<strong>in</strong>dredactie te voeren.<br />

Wij menen dat deze bundel een <strong>in</strong>teressante bijdrage vormt <strong>voor</strong> de noodzake-<br />

lijke kennisopbouw en signaler<strong>in</strong>g van factoren die van belang zijn <strong>voor</strong> een<br />

optimale ontwikkel<strong>in</strong>g van de k<strong>in</strong>deren. Wij hopen dat hiervan nuttig gebruik<br />

kan worden gemaakt <strong>in</strong> <strong>het</strong> overheidsbeleid <strong>voor</strong> de jeugd. De verantwoorde-<br />

lijkheid <strong>voor</strong> de <strong>in</strong>houd van de bijdragen ligt bij de auteurs van deze studie.<br />

Prof.dr. F.W. Rutten<br />

Voorzitter<br />

JEUGD INONTWIKKELING<br />

Dr. A.D. Wolff-Albers<br />

<strong>Raad</strong>slid


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


In houdsopgave<br />

De betekenis van deze studie<br />

A.D. Wolff-Albers en G.J. Kronjee<br />

Voorwoord<br />

Naar een onbedreigde jeugd; k<strong>in</strong>deren en jeugdigen op weg naar de<br />

2le eeuw<br />

R.F. W. Diekstra<br />

De lichamelijke ontwikkel<strong>in</strong>g van nu1 tot zeventien jaar<br />

1.L. van den Brande<br />

De sociale en persoonlijkheidsontwikkel<strong>in</strong>g van nu1 tot twaalf jaar<br />

G.A. Kohnstamm<br />

De adolescentie: biologische, psychologische en sociale aspecten<br />

R.F. W . Diekstra<br />

Moraliteit: cornpetenties en ontwikkel<strong>in</strong>gstaken<br />

P.G. Heymans<br />

Onderwijs en ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

P. RJ. Simons<br />

Over <strong>in</strong>terventies<br />

N. van Oudenhoven<br />

8 Slotbeschouw<strong>in</strong>g<br />

Bijlage Deelnemers aan de studieconferentie "Bedreigde <strong>Jeugd</strong>?",<br />

d.d. 18 september 199 I, georganiseerd door de WRR<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


De betekenis van deze studie<br />

A.D. Wolff-Albers<br />

G.J. Kronjee<br />

JEUGD INONTWIKKELINC


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Inleid<strong>in</strong>g<br />

De toekomst van iedere samenlev<strong>in</strong>g ligt verankerd <strong>in</strong> de jeugd. De condities<br />

waaronder de jeugd opgroeit zijn daarom van groot belang. In ontwikkelde lan-<br />

den als Nederland zijn de meeste k<strong>in</strong>deren gezond en krijgen zij materieel en<br />

immaterieel wat ze nodig hebben. De gedachte zou dan kunnen postvatten dat<br />

de aanbevel<strong>in</strong>g van <strong>in</strong>ternationale organisaties om te blijven letten op de<br />

gezondheid en de leefsituatie van k<strong>in</strong>deren, niet op een welvarend westers land<br />

als Nederland van toepass<strong>in</strong>g is. Dit is echter niet juist; zo onproblematisch is<br />

de situatie <strong>in</strong> Nederland niet. Dit wordt bevestigd door deze <strong>voor</strong>studie,<br />

afgaande op de cijfers over schooluitval, psychische problemen en gedragspro-<br />

blemen, <strong>in</strong> <strong>het</strong> bijzonder alcoholgebruik. Er is een verband met de ongunstige<br />

omstandigheden waar<strong>in</strong> een deel van de jeugd opgroeit. Uit de <strong>voor</strong>studie<br />

blijkt echter ook dat er <strong>in</strong> de dispositie van k<strong>in</strong>deren en jongeren en <strong>in</strong> hun<br />

directe omgev<strong>in</strong>g, <strong>in</strong> de school en <strong>in</strong> <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>, compenserende factoren zijn die<br />

hen kunnen beschermen, ook <strong>in</strong> verder ongunstige omstandigheden. Pas als<br />

deze ontbreken kan men spreken van een bedreigde jeugd.<br />

Aan deskundigen op psychologisch, medisch en pedagogisch gebied is<br />

gevraagd de stand van zaken weer te geven van de kennis over de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

en de ontwikkel<strong>in</strong>gsstoornissen bij 0-18-jarigen, alsmede over ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

bevorderende en -belemmerende factoren. Het gaat bij deze laatste factoren<br />

<strong>voor</strong>al om variabelen die vatbaar zijn <strong>voor</strong> overheidsbei'nvloed<strong>in</strong>g met behulp<br />

van publieke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen en preventieve maatregelen. De <strong>voor</strong>studie heeft<br />

dus als bedoel<strong>in</strong>g, zicht te krijgen op de optimale ontwikkel<strong>in</strong>gscondities van<br />

de Nederlandse jeugd en op de mogelijkheden deze tot stand te brengen. De eer-<br />

ste uitkomsten van deze studie zijn besproken <strong>in</strong> september 1991 met een groep<br />

externe deskundigen ', die bereid bleken een en ander grondig nader te bezien,<br />

waar<strong>voor</strong> wij hen zeer erkentelijk zijn. Deze besprek<strong>in</strong>g leidde tot wijzig<strong>in</strong>g<br />

van de concluderende beschouw<strong>in</strong>g en tot <strong>het</strong> leggen van een aantal accenten<br />

die <strong>in</strong> <strong>het</strong> onderstaande aan de orde komen.<br />

I. Ontwikkel<strong>in</strong>gstaken en ontwikkel<strong>in</strong>gscondities<br />

Ontwikkel<strong>in</strong>gstaken<br />

De opvoed<strong>in</strong>g van de jeugd is een noodzakelijke levens<strong>voor</strong>waarde. De mens<br />

bewaart langer dan dieren de plasticiteit van zijn jeugd, en heeft mede daar-<br />

door een groot aanpass<strong>in</strong>gsvermogen. Volgens biologen is dat een belangrijk<br />

verschil tussen de mens en andere primaten. Een verschil dat goed van pas<br />

komt als de soort <strong>in</strong> moeilijke levensomstandigheden komt. In <strong>het</strong> menselijk<br />

gedrag is de verdel<strong>in</strong>g van wat toegeschreven kan worden aan erfelijkheid en<br />

wat is verworven daardoor ook anders dan bij andere primaten. De mens erft<br />

genen, maar meer dan enige andere soort ook een cultuur en kennis. De<br />

verwerv<strong>in</strong>g hiervan berust niet uitsluitend op overname door navolg<strong>in</strong>g, maar<br />

actief onderricht speelt hierbij een zeer belangrijke rol. De plasticiteit gaat<br />

gepaard met een relatief lange afhankelijkheid van de verzorgers, <strong>in</strong> een lange<br />

jeugdperiode, en met een vitale functie van opvoed<strong>in</strong>g en onderwijs.<br />

De <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g op de volwassenheid stelt <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d <strong>voor</strong> vele traditionele en<br />

nieuwe ontwikkel<strong>in</strong>gstaken 2. Het moet leren omgaan met risico's, de gezond-<br />

heid bewaren, de weg v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> diverse sociale contexten, zich morele en<br />

altrui'stische gedragsregels eigen maken, een identiteit venverven en kennis<br />

'1 Zie de bijlage van deze studie.<br />

'1 Zie onder andere de bijdragen van Diekstra (hoofdstuk 4) en Heymans<br />

11 JEUGD INONTWIKKELING


opdoen. In a1 deze opzichten verandert de context van generatie op generatie:<br />

de schoolkennis moet gestadig worden opgewaardeerd omdat de beroepseisen<br />

toenemen en omdat gedragsregels <strong>voor</strong>tdurend veranderen. In <strong>het</strong> bijzonder <strong>in</strong><br />

een verouderende samenlev<strong>in</strong>g worden hoge eisen gesteld aan de produktivi-<br />

teit en <strong>het</strong> leervermogen van de nieuwe generaties volwassenen. Er is behoefte<br />

aan nog beter opgeleide mensen. Het is bovendien noodzakelijk om de omvang<br />

van de risicogroepen die permanent afhankelijk zijn van de overheid te verm<strong>in</strong>-<br />

deren, en dit niet alleen uit humanitaire ovenveg<strong>in</strong>gen. Er wordt a1 veel<br />

gedaan om van een uitker<strong>in</strong>gssysteem met een summiere werk- en opleid<strong>in</strong>gs-<br />

component te komen tot een systeem dat meer kansen biedt op arbeidspartici-<br />

patie, en dat niet meer een deel van de bevolk<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>bestemt tot een situatie<br />

van afhankelijkheid. Een basis<strong>voor</strong>waarde - <strong>voor</strong> de gehele jeugd - is echter<br />

een goede <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de vroege jeugd op later.<br />

Beschermende omstandigheden bij de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

De jeugd is een kritische periode <strong>voor</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g. In de jeugd is men<br />

onderhevig aan een aantal specifieke ontwikkel<strong>in</strong>gscondities die op latere leef-<br />

tijd niet terugkeren. De fysieke en psychische ontwikkel<strong>in</strong>g maakt, zoals<br />

gezegd, de jeugd ontvankelijk. De sociale condities zijn dan <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen<br />

zeer gunstig <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leren <strong>in</strong> een brede betekenis. De gez<strong>in</strong>somstandigheden<br />

bieden een belangrijke bescherm<strong>in</strong>g. De hier <strong>voor</strong>komende beschermende,<br />

affectieve relaties, gecomb<strong>in</strong>eerd met een zekere positief te waarderen onge-<br />

lijkheid tussen ouders en k<strong>in</strong>deren, bevorderen de geestelijke, lichamelijke,<br />

sociale en morele groei. Uit de tekst van de <strong>voor</strong>studie blijkt de vanzelfspre-<br />

kendheid waarmee dit <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen gebeurt; problemen zijn er <strong>voor</strong>al daar<br />

waar naast andere ongunstige factoren de beschermende factoren van gez<strong>in</strong>s-<br />

huishoudens ontbreken.<br />

Ook a1 verloopt over <strong>het</strong> algemeen de socialisatie <strong>in</strong> de privksfeer <strong>in</strong> Nederland<br />

gunstig, dan betekent dat niet dat deze niet een zekere ondersteun<strong>in</strong>g verdient en<br />

dat er <strong>in</strong> <strong>het</strong> overheidsbeleid geen reken<strong>in</strong>g meer mee hoeft te worden gehouden.<br />

Zoals ook wordt <strong>voor</strong>geschreven <strong>in</strong> <strong>in</strong>ternationale verdragen 4, is een zekere<br />

bescherm<strong>in</strong>g van gez<strong>in</strong>shuishoudens nodig. Dit houdt <strong>voor</strong> de Nederlandse<br />

situatie, waar er een zeker risico is dat een deel van de gez<strong>in</strong>shuishoudens <strong>in</strong><br />

relatieve welvaart achterblijft, <strong>in</strong> dat de overheid door beleid ten aanzien van<br />

de arbeid en <strong>het</strong> <strong>in</strong>komen dit risico verm<strong>in</strong>dert. Dit geldt <strong>in</strong> <strong>het</strong> bijzonder <strong>voor</strong><br />

gez<strong>in</strong>shuishoudens waar er slechts Ben kostw<strong>in</strong>ner is met een laag <strong>in</strong>komen.<br />

Bedreigende omstandigheden bij de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

De leeftijd waarop <strong>het</strong> ouderlijk huis wordt verlaten en <strong>het</strong> eerste k<strong>in</strong>d wordt<br />

gekregen stijgt, tenvijl de geslachtsrijpheid eerder <strong>in</strong>zet dan vroeger. De latere<br />

volwassenheid komt tot uitdrukk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de dalende arbeidsparticipatie van de<br />

jeugd: de arbeidsmarkt wordt later betreden. Bij een <strong>in</strong>ternationale vergelij-<br />

k<strong>in</strong>g blijkt dat Nederland hoort bij de landen waar relatief we<strong>in</strong>ig adolescenten<br />

werken 6. Bovendien wordt <strong>in</strong> Nederland betrekkelijk vaak deeltijdarbeid ver-<br />

richt. Hiermee verm<strong>in</strong>dert <strong>het</strong> ont'wikkel<strong>in</strong>gspotentieel van arbeid y.<br />

'1 Dat wil zeggen dat de overdracht van kennis en vaardigheden niet steeds gebaseerd hoeft te worden op onderhandel<strong>in</strong>g en op<br />

een beroep op redelijkheid, wat op latere leeftijd wel zal moeten.<br />

'1 Zie de Verklar<strong>in</strong>g van de Rechten van <strong>het</strong> K<strong>in</strong>d.<br />

'1 Bij gez<strong>in</strong>shuishoudens wordt hierbij gedacht aan elk soort huishouden waar een of meer volwassenen met k<strong>in</strong>deren samenleven<br />

en waar<strong>in</strong> de volwassenen de k<strong>in</strong>deren opvoeden en verzorgen.<br />

6] OECD. Lobour Force Statistics 1965-1985; Parijs. 1987.<br />

'1 Zie de bijdrage van Heymans.<br />

12 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINOSBELEID


Spann<strong>in</strong>gen ontstaan <strong>in</strong> <strong>het</strong> bijzonder door de toenemende divergentie tussen<br />

de leeftijd waarop men rechten van volwassenen krijgt (steeds jonger) en de<br />

leeftijd waarop men de verantwoordelijkheden van volwassenen draagt (steeds<br />

ouder). Het laatste is m<strong>in</strong>stens zo belangrijk <strong>voor</strong> een optimale ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

als <strong>het</strong> eerste. De consumptieve en de daarmee samenhangende residentiele<br />

zelfstandigheid gaan <strong>voor</strong>af aan economische zelfstandigheid door <strong>in</strong>komen<br />

uit arbeid. De eerste soort zelfstandigheid geeft weliswaar ook a1 de mogelijk-<br />

heid ervar<strong>in</strong>g op te doen <strong>voor</strong> later, maar deze verm<strong>in</strong>dert de afhankelijkheid<br />

niet. Langdurige afhankelijkheid, - niet alleen van de ouders, maar ook van de<br />

staat - kan samengaan met m<strong>in</strong>der weerbaarheid en <strong>in</strong>casser<strong>in</strong>gsvermogen,<br />

en met meer passiviteit. Het is bovendien mogelijk dat <strong>het</strong> geven van sociale<br />

rechten (op huisvest<strong>in</strong>g, <strong>in</strong>komen) zonder verantwoordelijkheden onbedoeld<br />

<strong>voor</strong> een deel van de jeugd <strong>het</strong> verkeerde effect oproept van een hoog ambitie-<br />

niveau <strong>in</strong> materieel opzicht, tenvijl nog niet alle middelen beschikbaar zijn om<br />

de verlangens te realiseren. Deze discrepantie kan een rol spelen bij <strong>het</strong> ont-<br />

staan van crim<strong>in</strong>aliteit '.<br />

<strong>Jeugd</strong> <strong>in</strong> een bqzondere situatie<br />

Hoewel erfelijke factoren zeer bepalend zijn, komt juist uit gedragsgenetisch<br />

onderzoek <strong>het</strong> krachtigste bewijs <strong>voor</strong> <strong>het</strong> belang van de omgev<strong>in</strong>g. Er zijn<br />

geen psychologische kenmerken en er is geen periode <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g waar-<br />

<strong>voor</strong> de genetische variantie de geconstateerde gedragsvariantie volledig<br />

verklaart. Het aandeel van erfelijkheid is zelden groter dan 50%. De rest van<br />

de variantie ontstaat door <strong>in</strong>teractie met de omgev<strong>in</strong>g lo. K<strong>in</strong>deren kunnen<br />

hun omgev<strong>in</strong>g bei'nvloeden maar zij zijn hiervan ook afhankelijk. In <strong>het</strong> bijzon-<br />

der zuigel<strong>in</strong>gen en jonge k<strong>in</strong>deren zijn kwetsbaar. Zij zijn zeer afhankelijk van<br />

hun directe omgev<strong>in</strong>g (hun ouders, <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>) en van de samenlev<strong>in</strong>g, die de<br />

<strong>voor</strong>waarden moeten vervullen om hen <strong>in</strong> staat te stellen op te groeien tot<br />

gezonde en zelfstandige volwassenen.<br />

De moeilijkheid is dat specifieke omgev<strong>in</strong>gsfactoren die bepalend zijn <strong>voor</strong> een<br />

groot deel van de geconstateerde variantie, zelden te isoleren zijn. Het ont-<br />

breekt ons mede daardoor aan betrouwbare <strong>in</strong>dicatoren van te verwachten<br />

problemen. Dit neemt niet weg dat er we1 <strong>het</strong> een en ander gezegd kan worden<br />

over de mechanismen die bedreigend zijn <strong>voor</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van de jeugd <strong>in</strong><br />

<strong>het</strong> algemeen, zonder dat hier op <strong>in</strong>dividueel niveau altijd een goede <strong>voor</strong>-<br />

spell<strong>in</strong>g kan worden gegeven. Diekstra en de andere auteurs wijzen <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

navolgende op <strong>het</strong> gelijktijdig <strong>voor</strong>komen van meerdere ongunstige factoren <strong>in</strong><br />

de omgev<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d, als <strong>in</strong>dicatie <strong>voor</strong> te venvachten ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

problemen. Bepalend hier<strong>voor</strong> zijn: ongunstige ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de gez<strong>in</strong>s-<br />

situatie; de sociaal-economische omstandigheden (geldgebrek, werkloosheid<br />

ouders); en de gelegenheid <strong>voor</strong> sociale, morele en cognitieve ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

(opvang, onderwijs, media). Voorts spelen een rol: <strong>het</strong> niet <strong>in</strong>geburgerd zijn en<br />

<strong>het</strong> ontbreken van een vroegtijdige signaler<strong>in</strong>g van problemen op <strong>het</strong> gebied<br />

van de gezondheid of geestelijke ontwikkel<strong>in</strong>g. Deze factoren blijken <strong>voor</strong>al <strong>in</strong><br />

comb<strong>in</strong>atie relevant te zijn.<br />

Ontwikkel<strong>in</strong>g: apart of samen?<br />

K<strong>in</strong>deren waarvan de beschermende factoren <strong>in</strong> gez<strong>in</strong>shuishoudens onvol-<br />

doende zijn, of onvoldoende kunnen compenseren <strong>voor</strong> lichamelijke of geeste-<br />

lijke handicaps, hebben een ongunstige start; zij vragen een speciale aandacht.<br />

'1 J. deJong-Gierveld. A. Liefbroer en E. Beek<strong>in</strong>g. 'De <strong>in</strong>vloed van materiele en immateriiile ouderlijke hulpbronnen op <strong>het</strong> verlaten<br />

van <strong>het</strong> ouderlijk huis'; Mens en Mootschoppij. 66e jaargang nr. I. februari 1991, blz. 25-51.<br />

9] Zie ook: C.Jencks. 'Genes & Crime'; <strong>in</strong>: The New York Review, 12 februari 1987.<br />

lo] Robert Plom<strong>in</strong>. Development, genetics ond psychology; Hillsdale, New JerseylLonden. Lawrence Earlbaum Ass.. 1986, blz. 326.<br />

13 JEUGD IN ONTWIKKELING


In <strong>het</strong> onderwijs en <strong>in</strong> <strong>het</strong> overheidsbeleid wordt soms onvoldoende reken<strong>in</strong>g<br />

gehouden met zowel de verschillende omstandigheden waar<strong>in</strong> k<strong>in</strong>deren<br />

opgroeien, als met verschillen <strong>in</strong> leervermogen. Aan de andere kant bestaat er<br />

we1 de neig<strong>in</strong>g aparte <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen te creeren <strong>voor</strong> de afzonderlijke catego-<br />

rieen, bij<strong>voor</strong>beeld <strong>in</strong> de vorm van speciaal onderwijs <strong>voor</strong> gehandicapte k<strong>in</strong>de-<br />

ren en aparte programma's <strong>voor</strong> allochtonen ". De nu volgende beschouw<strong>in</strong>g<br />

gaat uit van de visie dat er we1 aandacht nodig is <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> bijzondere<br />

omstandigheden, maar dat deze aandacht bij <strong>voor</strong>keur niet de vorm moet<br />

krijgen van specifieke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen 12. Een belangrijk motief hier<strong>voor</strong> is dat<br />

men ook later met elkaar zal ,moeten omgaan, <strong>in</strong> de organisatie waar men<br />

werkt en <strong>in</strong> <strong>het</strong> sociale verkeer <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen. In de jeugdperiode is <strong>het</strong> dan<br />

heel nuttig kennis te maken met anderen, a1 of niet met handicaps of<br />

afwijkende sociale omstandigheden.<br />

Er is nog een argument om categorieen jongeren niet apart te zetten. Een<br />

aparte benader<strong>in</strong>g kan worden gemotiveerd door de wens aan te sluiten bij de<br />

subcultuur en dan uitgaande hiervan een 'emancipatie <strong>in</strong> eigen kr<strong>in</strong>g' te bevor-<br />

deren. Het kunnen functioneren <strong>in</strong> een aparte omgev<strong>in</strong>g biedt echter geen<br />

garantie dat men zich op termijn ook buiten deze omgev<strong>in</strong>g kan handhaven.<br />

Juist een omgev<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> jongeren gezamenlijk met anderen volwassen<br />

kunnen worden kan de beste ontwikkel<strong>in</strong>gscondities bieden 13.<br />

De nadruk zal dienen te vallen op <strong>het</strong> gemeenschappelijk bereiken van zelf-<br />

standigheid, waarbij onderwijs en de <strong>in</strong>tegratie <strong>in</strong> arbeid centraal staan ".<br />

In dit verband is <strong>het</strong> nuttig nog enige opmerk<strong>in</strong>gen te maken over de opvoed<strong>in</strong>g<br />

thuis, die een rol speelt bij <strong>het</strong> volgen van onderwijs en <strong>het</strong> venverven van<br />

arbeid. Het is niet zonder meer zo dat de opvoed<strong>in</strong>g <strong>in</strong> verschillende culturen<br />

gemeenschappelijke elementen bevat die <strong>in</strong> alle samenlev<strong>in</strong>gen bruikbaar<br />

zijn. Bij verschillende culturen kan een verschillende moraliteit behoren die<br />

door de opvoed<strong>in</strong>g wordt bijgebracht. In de westerse traditie is de opvoed<strong>in</strong>g<br />

gericht op <strong>het</strong> bereiken van zelfstandigheid. De opvoed<strong>in</strong>g beoogt dat jongeren<br />

zich ontwikkelen tot <strong>in</strong>dividueel autonome mensen die zelfstandig kiezen <strong>voor</strong><br />

verantwoordelijk gedrag. Er zijn echter ook culturele tradities waar<strong>in</strong> de mora-<br />

liteit juist bestaat <strong>in</strong> een uitgewerkt stelsel van gemeenschappelijk aangehou-<br />

den normen die geen resultaat zijn van een persoonlijke keuze E. De laatst-<br />

genoemde soort opvoed<strong>in</strong>g zal botsen met een traditie die de basis is van<br />

bij<strong>voor</strong>beeld de Nederlandse sociale zekerheid of de Nederlandse opvatt<strong>in</strong>g van<br />

rechtshandhav<strong>in</strong>g. Het niet consequent venrolgen van kle<strong>in</strong>e crim<strong>in</strong>aliteit of<br />

<strong>het</strong> niet vragen van directe tegenprestaties <strong>voor</strong> uitker<strong>in</strong>gen zal niet worden<br />

begrepen 16. Evenm<strong>in</strong> zal men begrip hebben <strong>voor</strong> kritiek op opvoed<strong>in</strong>gs-<br />

praktijken die <strong>in</strong> westerse ogen als autoritair worden gezien, maar die<br />

adequaat kunnen zijn <strong>in</strong> een samenlev<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> de sociale <strong>in</strong>tegratie niet <strong>het</strong><br />

resultaat is van persoonlijke keuzen en van gevoelens van schuld bij over-<br />

tred<strong>in</strong>g van normen, maar van schaamte ten opzichte van anderen bij over-<br />

tred<strong>in</strong>g van algemeen gewaardeerde normen. Deze schaamte dienen de over-<br />

"] Gelukkig ontstaat hierop weer een reactie. Zie: M<strong>in</strong>isterie van Onderwijs en Wetenschappen. Weer sarnen naar school. Perspectief<br />

om leerl<strong>in</strong>gen ook <strong>in</strong> reguliere scholen onderwijs op rnaat te bieden. Haafdlijnennotitie; Zoetermeer, 1990.<br />

'I] Over de condities waaronder dit wel, bij wijze van uitzonder<strong>in</strong>g, <strong>het</strong> geval kan zijn volgt hierna meer <strong>in</strong> de paragraaf over<br />

bedreigde jeugb.<br />

"1 Stephen J. Ceci, On Intelligence - More or Less. A Bio-ecological Treatise on lntellectuol Development; Englewood Cliffs. New Jersey.<br />

Prentice Hall. 199 1.<br />

"1 Zie ook: <strong>Wetenschappelijke</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> Reger<strong>in</strong>gsbeleid. Allachtonenbeleid; Rapport nr. 36, 's-Gravenhage. SDU uitgeverij.<br />

1991.<br />

Is] Zie <strong>voor</strong>verschillende culturen en de hierbij behorendevormen van moraliteit onderandere: R. Benedict. The Chrysanternurn and<br />

the Sword; Patterns ofjapanese Culture; Londen. Routledge & Kegan Paul LTD, 1967.<br />

16] Zie ook: F. Bovenkerk. 'Het vraagstuk van de crim<strong>in</strong>aliteit der Marokkaanse jongens'; <strong>in</strong>: De Gids, 150e jaargang nr 12, december<br />

199 1. blz. 958-978.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERlNGSBELElD


treder van de normen en diens opvoeder te delen. Het zou <strong>in</strong> zekere z<strong>in</strong> oneer-<br />

lijk zijn allochtone <strong>in</strong>woners <strong>voor</strong> te spiegelen dat elke vorm van opvoed<strong>in</strong>g<br />

evenveel kansen biedt <strong>voor</strong> de jeugd, en dat er dan op deze manier meer wegen<br />

zouden zijn naar <strong>het</strong>zelfde doel. Een en ander betekent niet dat een ieder op<br />

dezelfde manier en met dezelfde doelstell<strong>in</strong>gen opgevoed en geschoold moet<br />

worden. Maar er moet we1 reken<strong>in</strong>g gehouden worden met <strong>het</strong> feit dat <strong>in</strong> een<br />

westerse samenlev<strong>in</strong>g iedereen bepaalde basisvaardigheden moet leren en dat<br />

<strong>het</strong> <strong>voor</strong> de beheers<strong>in</strong>g hiervan bevorderlijk is dat deze gemeenschappelijk<br />

verworven worden.<br />

2. De rol van de overheid<br />

Naar de opvatt<strong>in</strong>g van velen dient de overheid zich niet of nauwelijks met de<br />

opvoed<strong>in</strong>g te bemoeien, en dient zij uiterst <strong>voor</strong>zichtig te zijn met <strong>het</strong> <strong>in</strong>grijpen<br />

<strong>in</strong> de autonomie van gez<strong>in</strong>nen. Dit neemt echter niet weg dat feitelijk de ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>gscondities <strong>in</strong> hoge mate door anderen dan de k<strong>in</strong>deren of hun ouders<br />

worden bepaald. Hierbij speelt de overheid een belangrijke rol <strong>in</strong> materiele,<br />

maar ook <strong>in</strong> immateriele z<strong>in</strong>. Zij bei'nvloedt a1 lange tijd de condities waar-<br />

onder k<strong>in</strong>deren opgroeien en waaronder adolescenten een plaats v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> de<br />

samenlev<strong>in</strong>g. Belangrijke wetten zijn <strong>het</strong> verbod op k<strong>in</strong>derarbeid van 1874 en<br />

de leerplichtwet van 1901. De Richtlijnen van de Arbeids<strong>in</strong>spectie bevatten<br />

onder meer regels over toegestane optredens van k<strong>in</strong>deren vanaf 13 jaar. In de<br />

nieuwe Arbeidstijdenwet staan ook <strong>voor</strong>schriften over k<strong>in</strong>derarbeid. Er is een<br />

speciaal k<strong>in</strong>derrecht s<strong>in</strong>ds 1905, waardoor <strong>het</strong> mogelijk is ouders uit de ouder-<br />

lijke macht te ontzetten of ervan te ontheffen. De overheid neemt door <strong>het</strong><br />

stellen van dergelijke regels opv'oed<strong>in</strong>gsverantwoordelijkheid over van de<br />

primaire opvoeders. Via k<strong>in</strong>derbijslag, fiscale regel<strong>in</strong>gen en de sociale zeker-<br />

heid bepaalt de overheid mede de f<strong>in</strong>anciele mogelijkheden van gez<strong>in</strong>shuis-<br />

houdens. Voorts be'<strong>in</strong>vloedt de overheid door onderwijs, jeugdgezondheidszorg<br />

en de subsidier<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deropvang de condities van de lichamelijke en<br />

geestelijke ontwikkel<strong>in</strong>g van de jeugd. De faciliteiten bij <strong>het</strong> onderwijs nemen<br />

toe, deelname aan <strong>voor</strong>tgezet en hoger onderwijs wordt met de uitbreid<strong>in</strong>g van<br />

<strong>het</strong> beurzenstelsel aangemoedigd 17. De gezondheidszorg is na de 'heede<br />

Wereldoorlog sterk uitgebreid en heeft bijgedragen tot de verleng<strong>in</strong>g van de<br />

levensduur. Weesk<strong>in</strong>deren en weeshuizen komen nog maar we<strong>in</strong>ig <strong>voor</strong> Is;<br />

daarentegen leven veel k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> eenoudergez<strong>in</strong>nen <strong>in</strong> ongunstige materiele<br />

omstandigheden 19. Specifiek <strong>voor</strong> de zorgsector <strong>voor</strong> de jeugd ligt de nadruk op<br />

immateriele aspecten. Er zijn <strong>in</strong> de loop der jaren vele 'werksoorten' ontstaan<br />

met een eigen 'subsidietitel': jeugdwerk, jeugdzorg, bijzondere jeugdzorg,<br />

jeugdhulpverlen<strong>in</strong>g en jeugdbescherm<strong>in</strong>g. Blijkens de recente Hoofdlijnen-<br />

notitie <strong>Jeugd</strong>participatie 20 streeft de overheid naar een meer actieve betrok-<br />

kenheid en een hogere organisatiegraad van de jeugd op een aantal gebieden:<br />

sport, natuur en milieu, mensenrechten, emancipatie, cultuur, politiek en<br />

godsdienst of levensbeschouw<strong>in</strong>g.<br />

Doeltreffendheid wan beleid<br />

Geconstateerd kan worden dat veel overheidsprogramma's en -maatregelen de<br />

opvoed<strong>in</strong>gssituatie van k<strong>in</strong>deren treffen, zonder dat duidelijk is <strong>in</strong> welke z<strong>in</strong><br />

daardoor bevorder<strong>in</strong>g optreedt van de normale ontwikkel<strong>in</strong>g. Het risico van<br />

een beleid zonder een goede onderbouw<strong>in</strong>g is, dat <strong>het</strong> grillig wordt, afhankelijk<br />

"1 Wet St~dief<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>~ van 1986.<br />

'1 O.C. Wit. 'Toekomstperspectief als nawoord'; <strong>in</strong>: Als een groot particulier huisgez<strong>in</strong>: Opvoeden <strong>in</strong> <strong>het</strong> Utrechtse Burgerweeshuis tussen<br />

caritasen staatszorg, 1813-1991; Zutphen. Walburg Pers. 1991, blz. 262.<br />

19] Zie: K.van Gelder. 'K<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> een- en twee-ouder-gez<strong>in</strong>nen': <strong>in</strong>: Gez<strong>in</strong>, 2e jaargang, nr. 2, 1990, blz. 1-16,<br />

20] Zie: M<strong>in</strong>isterie van Welzijn,Volksgezondheid en Cultuur, Rijksplan Welzijnswerk 1990,Tweede Kamer 1989/1990.21349, nr. 112.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


is van onderwerpen, schandalen en schandaaltjes die <strong>in</strong> de media aandacht<br />

krijgen. In ZO'~ situatie is een goede beoordel<strong>in</strong>g van de effectiviteit van beleid,<br />

waarbij <strong>in</strong> <strong>het</strong> bijzonder de <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Jeugd</strong>beleid een belangrijke functie<br />

kan vervullen, ook niet goed mogelijk. Evenals op andere beleidsterre<strong>in</strong>en 21 is<br />

<strong>het</strong> nuttig een maatschappelijke kostenibatenanalyse te maken door een<br />

studie van de effecten op de lange termijn op de gebieden van medische zorg,<br />

sociale <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen en onderwijs, en op justitieel gebied. Dit is nodig als<br />

basis <strong>voor</strong> de beleidsbepal<strong>in</strong>g bij <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren, en dus ook <strong>voor</strong><br />

gez<strong>in</strong>nen met k<strong>in</strong>deren. Dit is niet alleen maar een <strong>in</strong>teressante theoretische<br />

kwestie of een kwestie van f<strong>in</strong>anciele kosten en baten 22; er is we1 degelijk<br />

reden tot zorg over de doeltreffendheid. Dit geldt niet alleen <strong>voor</strong> curatieve<br />

maar ook <strong>voor</strong> preventieve activiteiten. In beide gevallen is er nog veel te<br />

wensen op <strong>het</strong> gebied van <strong>het</strong> systematiseren en toegankelijk maken van<br />

kennis over risicofactoren die op termijn problemen veroorzaken. Deze kennis<br />

is nodig is als basis <strong>voor</strong> beleid en <strong>voor</strong> de beoordel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> resultaat hiervan.<br />

3. Gezondheidszorg<br />

De lichamelijke gezondheid van de Nederlandse jeugd is gemiddeld goed. De<br />

verdel<strong>in</strong>g van kansen op sterfte en ziekte <strong>in</strong> de gehele populatie is echter zeer<br />

ongelijk 23. Deze ongelijkheid ontstaat gedeeltelijk <strong>in</strong> de jeugdperiode. In<br />

sommige stadswijken is de zuigel<strong>in</strong>gensterfte 2,5 maal zo hoog als <strong>het</strong> gemid-<br />

delde 24. Waar de sterfte hoog is, zal de gezondheid ook slecht zijn. Van den<br />

Brande 25 constateert dat 5 a 6% van alle levendgeboren k<strong>in</strong>deren een of meer<br />

congenitale afwijk<strong>in</strong>gen heeft die de kwaliteit van <strong>het</strong> leven <strong>in</strong> belangrijke<br />

mate negatief bei'nvloeden. De periode rond de geboorte is onder meer daarom<br />

een kritische fase. In deze per<strong>in</strong>atale periode is <strong>het</strong> mogelijk ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

stoornissen op te sporen en preventieve <strong>in</strong>terventie toe te passen. Hier liggen<br />

meer mogelijkheden van opspor<strong>in</strong>g en daarmee van preventie dan thans<br />

worden gebruikt.<br />

De adolescentieperiode verdient medisch gezien meer aandacht, vanwege een<br />

varieteit van ernstige problemen die zich qua lichamelijke en geestelijke<br />

gezondheid <strong>voor</strong>doen 26. Daarom is een adolescentiegeneeskunde nodig 27,<br />

waarbij somatische aspecten mede <strong>in</strong> hun verband met niet-somatische wor-<br />

den bekeken. Volgens Van den Brande is een sterke specialisatie <strong>in</strong> onderzoek<br />

en behandel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de gezondheidzorg mogelijk en nodig 28, waarbij <strong>het</strong> ook dui-<br />

delijk is dat lang nog niet alle veelbelovende onderzoeksmethoden op <strong>het</strong><br />

gebied van de preventie worden benut. Over de adolescentie zou meer kennis<br />

gegenereerd kunnen worden. Veerman 29 wijst <strong>in</strong> dit verband op <strong>het</strong> ontbreken<br />

van registratie- en evaluatie-activiteiten <strong>in</strong> de jeugdhulpverlen<strong>in</strong>g, <strong>het</strong>geen<br />

zowel met <strong>het</strong> oog op effectiviteitsonderzoek als vanuit epidemiologisch per-<br />

spectief ongewenst is.<br />

"1 Ruimtelijke orden<strong>in</strong>g, milieu, transport en verkeer.<br />

'1 Zie: D. Verry, An Economic Framework for the Evaluation of Child Care Policy; OECD. 1990.<br />

23] Die neemt extreme vormen aan, zie 0.a.: WRR, Sociaal-economische gezondheidsverschillen en beleid. Preadviezen; V72, 's-Gra-<br />

venhage, SDU uitgeverij. 1991.<br />

"1 I.M. Baldew en1.G. Koppe. 'Het bedrieglijk gemiddelde: k<strong>in</strong>d, gezondheid en armoede <strong>in</strong> de verzorg<strong>in</strong>gsstaat'; <strong>in</strong>: Sociolisme en<br />

democratie. nr. 2. februari 1986, blz. 49-57.<br />

"1 In par. 2.3.1.<br />

26] Van den Brande en Diekstra.<br />

27] Zie ook de bijdragen van Diekstra (hoofdstuk 4), en Van den Brande.<br />

"1 Zie: Van den Brande, over effectiviteitsstudies van onderzoeks- en behandel<strong>in</strong>gsrnethodes.<br />

19] J.W. Veerman. De ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren na een periode van kl<strong>in</strong>ische jeugdhulpverlen<strong>in</strong>g; AmersfoortILeuven. Acco. 1990.<br />

blz. 171.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSRELEID


Riskante ontwikkel<strong>in</strong>gen<br />

Van verschillende kanten wijst men op een groeiende psychosociale problema-<br />

tiek onder de jeugd. Epidemiologische studies laten bij<strong>voor</strong>beeld zien dat er <strong>in</strong><br />

de laatste dertig jaar sprake is van een duidelijke stijg<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> percentage<br />

jongeren met depressieve stoornissen die gewoonlijk gepaard gaan met andere<br />

emotionele problemen en gedragsproblemen. Recente studies tonen aan dat<br />

een aanzienlijk percentage k<strong>in</strong>deren en jeugdigen (8-12%) een matige tot ern-<br />

stige stoornis vertoont waar<strong>voor</strong> enige vorm van <strong>in</strong>terventie of behandel<strong>in</strong>g<br />

gewenst is. In een recente publikatie van <strong>het</strong> Nederlands centrum Geestelijke<br />

volksgezondheid wordt een overzicht gegeven van toekomstverwacht<strong>in</strong>gen<br />

over de psychosociale en psychische problemen onder de jeugd 30. In <strong>het</strong> alge-<br />

meen blijken deskundigen een toename te venvachten van deze problemen 31.<br />

Een deel van de hoge kosten van de gezondheidszorg heeft te maken met<br />

riskante leefgewoonten. Deze beg<strong>in</strong>nen a1 <strong>in</strong> de jeugd. Alcoholgebruik is een<br />

epidemisch verschijnsel aan <strong>het</strong> worden, evenals, <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> meisjes, roken.<br />

Deze ontwikkel<strong>in</strong>gen zouden <strong>voor</strong>komen kunnen worden, gezien de factoren<br />

die hierop van <strong>in</strong>vloed zijn. Alcoholgebruik wordt <strong>voor</strong> 75% bepaald door situa-<br />

tionele factoren. Bij alcoholgebruik spelen de beschikbaarheid, een problema-<br />

tische sociale omgev<strong>in</strong>g, en de kennelijke aanvaardbaarheid van <strong>het</strong> gebruik<br />

een rol. De aanvaardbaarheid van <strong>het</strong> gebruik is afhankelijk van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>beeld<br />

dat volwassenen geven 32.<br />

Gezondheidszorg, <strong>in</strong> <strong>het</strong> bijzonder preventieve gezondheidszorg, is te zien als<br />

een <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g waarvan men gedurende <strong>het</strong> hele leven de vruchten kan<br />

plukken. Evenals bij iedere <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g is <strong>het</strong> nodig er <strong>voor</strong> te zorgen dat deze<br />

wordt gedaan op de goede momenten en gericht wordt op zaken die <strong>het</strong> meest<br />

efficiiB tot verbeter<strong>in</strong>gen leiden. In <strong>het</strong> algemeen is er meer <strong>in</strong>zicht nodig <strong>in</strong><br />

de effectiviteit en de kosten van geselecteerde strategieen om de fysieke en<br />

geestelijke gezondheid van k<strong>in</strong>deren te handhaven en te bevorderen.<br />

4. Onderwijs<br />

In de westerse <strong>in</strong>dustrielanden is er gratis en verplicht jeugdonderwijs waar-<br />

aan naast de functie van sociale <strong>in</strong>tegratie en kennisoverdracht ook die van<br />

sociale mobiliteit wordt toegeschreven, en dat <strong>in</strong> verband hiermee als vehikel<br />

wordt gezien <strong>voor</strong> de overdracht van normen en waarden. Het onderwijs, dat<br />

steeds meer k<strong>in</strong>deren en adolescenten gedurende een steeds langere periode <strong>in</strong><br />

hun leven maatschappelijk moet <strong>voor</strong>bereiden, heeft hieraan een moeilijke<br />

opdracht. De bijzondere achtergrond van veel leerl<strong>in</strong>gen stelt thans hoge eisen<br />

aan de school. Het <strong>voor</strong>zien <strong>in</strong> een standaardpakket <strong>voor</strong> een doorsneek<strong>in</strong>d is a1<br />

lang niet meer voldoende. Het zou geruststellen als de toegenomen participatie<br />

aan <strong>het</strong> onderwijs en <strong>het</strong> toenemende niveau van <strong>het</strong> geboden onderwijs resul-<br />

teren <strong>in</strong> bestendige toename van <strong>het</strong> kennispeil van de bevolk<strong>in</strong>g. Gemiddeld<br />

genomen neemt <strong>het</strong> opleid<strong>in</strong>gsniveau <strong>in</strong>derdaad toe, maar dit versluiert ern-<br />

stige onevenwichtigheden. In veel landen, ook <strong>in</strong> Nederland, is <strong>het</strong> resultaat<br />

m<strong>in</strong>der dan men wenst. Het analfabetisme is geensz<strong>in</strong>s verdwenen, maar is<br />

blijven bestaan <strong>in</strong> andere vormen die verband houden met de hoge eisen op<br />

communicatief gebied. Ook als schoolverlaters technisch kunnen lezen en<br />

schrijven, blijken velen aan <strong>het</strong> e<strong>in</strong>d van de leerplichtige leeftijd niet een<br />

gewoon krantenartikel, een dienstregel<strong>in</strong>g of een gebruiksaanwijz<strong>in</strong>g te<br />

kunnen begrijpen. Het kunnen venverken van <strong>in</strong>formatie is echter een <strong>voor</strong>-<br />

waarde <strong>voor</strong> iedere leeftijdsgroep en iedere sociale categorie. Verder klaagt<br />

'1 R. Bijl en A. van Gageldonk. Aanleid<strong>in</strong>g tot zorg. Toekomstverwacht<strong>in</strong>gen omtrent maotschappelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen en de hulpverle-<br />

n<strong>in</strong>g oan k<strong>in</strong>deren en jeugdigen, 1991-2000; Utrecht. NcGv. 199 1.<br />

''1 Zie ook Diekstra (hoofdstuk 4), bij adolescenten.<br />

"1 World Health Organization. The Health ofyouth; 1989, blz. 19-20.<br />

17 JEUGD IN ONTWIKKELING


men over slecht gemotiveerde leerl<strong>in</strong>gen, over uitval uit <strong>het</strong> ondenvijs en over<br />

de te grote aantallen leerl<strong>in</strong>gen die zonder een goede beroeps<strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g,<br />

slechts met een diploma van algemeen vormend ondenvijs, <strong>het</strong> dagonderwijs<br />

verlaten. EBn op drie leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> Nederland verlaat <strong>het</strong> systeem zonder diplo-<br />

ma. Een belangrijk deel van de jongebevolk<strong>in</strong>g heeft dus onvoldoende profijt<br />

van <strong>het</strong> onderwijs, met als consequentie dat dit deel wordt uitgesloten van een<br />

groot deel van de arbeidsmarkt, en dat <strong>het</strong> daardoor marg<strong>in</strong>aliseert <strong>in</strong> de<br />

samenlev<strong>in</strong>g. Dit wordt nog versterkt door de explosieve kennistoename en<br />

technologische <strong>in</strong>novatie waardoor de vraag naar hoger gekwalificeerden,<br />

<strong>voor</strong>al technici en specialisten, toeneemt. Onder een m<strong>in</strong>imaal kennisniveau<br />

is <strong>het</strong> nu a1 moeilijk aan werk te komen. Vooral k<strong>in</strong>deren van immigranten zon-<br />

der opleid<strong>in</strong>g zullen <strong>het</strong> moeilijk krijgen.<br />

Het succes van <strong>het</strong> onderwijs neemt af als verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g<br />

worden genegeerd. De moderne school is qua structuur en organisatie bepaald<br />

<strong>in</strong> de negentiende eeuw met als hoofdfuncties sociale <strong>in</strong>tegratie en kennis-<br />

overdracht. Het onderwijssysteem wordt niet mooi oud. 'kgelijk met een toege-<br />

nomen behoefte aan competente docenten is de aantrekkelijkheid van <strong>het</strong><br />

beroep van onderwijsgeven verm<strong>in</strong>derd. Het pedagogisch gezagsverlies van<br />

onderwijzer en leraar leidt tot defensief gedrag naar de leerl<strong>in</strong>gen en naar de<br />

samenlev<strong>in</strong>g. Dat werkt verstarrend en staat <strong>in</strong>noverend onderwijs <strong>in</strong> de weg.<br />

Om de gestegen ambities te verwezenlijken, de effectiviteit van <strong>het</strong> onderwijs<br />

te vergroten en recht te doen aan de gestage stijg<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> gemiddelde <strong>in</strong>tel-<br />

ligentieniveau 33, is een grote <strong>in</strong>zet van velen nodig: ouders, scholen, beleids-<br />

makers en <strong>voor</strong>al de k<strong>in</strong>deren zelf. Bij een verhog<strong>in</strong>g van de kwaliteit van <strong>het</strong><br />

onderwijs moet men echter realistische doelstell<strong>in</strong>gen aanhouden. Een verbe-<br />

ter<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> onderwijs zal de verschillen door aanleg 34 niet verm<strong>in</strong>deren.<br />

Integendeel, <strong>het</strong> is aannemelijk dat de erfelijk begunstigden <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen<br />

meer weten te maken van <strong>het</strong> gebodene. Afgezien hiervan, <strong>voor</strong> zover er ver-<br />

schillen zijn, ontstaan deze <strong>in</strong> de sociale omgev<strong>in</strong>g, die <strong>voor</strong> <strong>het</strong> grootste deel,<br />

waar <strong>het</strong> gaat om gez<strong>in</strong>s<strong>in</strong>vloeden, moeilijk te belnvloeden is. Een uite<strong>in</strong>de-<br />

lijke toets op de kwaliteit van de basisvorm<strong>in</strong>g die <strong>het</strong> onderwijs moet bieden,<br />

is de mate waar<strong>in</strong> deze ook <strong>het</strong> meest kwetsbare deel van de bevolk<strong>in</strong>g een rede-<br />

lijke startpositie zal weten te bezorgen. Het is nuttig regelmatig te evalueren<br />

of de <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> onderwijs nog we1 aan de bedoel<strong>in</strong>gen beantwoordt en<br />

of geen bijstell<strong>in</strong>g wenselijkis, waardoor de genoemde negatieve verschijnse-<br />

len verm<strong>in</strong>deren, of althans verdere groei wordt <strong>voor</strong>komen.<br />

5. Bedreigde jeugd<br />

Bij <strong>in</strong>ternationale vergelijk<strong>in</strong>g blijkt <strong>het</strong> met de Nederlandse jeugd gemiddeld<br />

goed te gaan wat betreft de gezondheid, riskante leefgewoonten en de omstan-<br />

digheden waar<strong>in</strong> zij opgroeit. Het gemiddelde is echter bedrieglijk; <strong>het</strong> doet<br />

geen recht aan de tegenstell<strong>in</strong>gen b<strong>in</strong>nen de jeugd. De risico's zijn ongelijk<br />

verdeeld. Dit blijkt bij<strong>voor</strong>beeld bij k<strong>in</strong>deren van bijstandsmoeders en van<br />

werkloze ouders, die leven <strong>in</strong> een gez<strong>in</strong> dat afhankelijk is van uitker<strong>in</strong>gen.<br />

Deze afhankelijkheid van uitker<strong>in</strong>gen leidt niet alleen tot hogere collectieve<br />

lasten, maar zal ook <strong>in</strong> psychologisch opzicht een stempel drukken op de k<strong>in</strong>de-<br />

ren. Allochtone jongeren vormen veelal een nieuwe groep met achterstand. In<br />

een recente evaluatie van <strong>het</strong> onderwijs<strong>voor</strong>rangsbeleid 35 wordt nog eens<br />

bevestigd dat de grootste ondenvijsachterstand te constateren valt bij alloch-<br />

tone leerl<strong>in</strong>gen. In de gezondheidszorg gaan allochtone k<strong>in</strong>deren verhoud<strong>in</strong>gs-<br />

gewijs de meeste zorg vragen. De zuigel<strong>in</strong>gensterfte en <strong>het</strong> aantal verkeers-<br />

33] Ceci, op.cit., blz. 79 e.v.<br />

"1 Over de verschillen <strong>in</strong> aanleg, zie de bijdrage van Kohnstarnrn.<br />

"1 J.J.J. Kloprogge, coord<strong>in</strong>ator evaluatie onderwijs<strong>voor</strong>rangsbeleid van <strong>het</strong> SVO'; <strong>in</strong>: Stoatscourant, nr. 82.29 april 1991 (dit artikel<br />

heeft betrekk<strong>in</strong>g op een evaluatie-onderzoek dat werd uitgevoerd door <strong>het</strong> ITS en <strong>het</strong> RION).<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


ongelukken zijn bij allochtone k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> Nederland veel hoger dan bij<br />

autochtone k<strong>in</strong>deren. Onder jonge del<strong>in</strong>quenten ontstaat ook een oneven-<br />

redige verhoud<strong>in</strong>g.<br />

Speciale aandacht is nodig <strong>voor</strong> een deel van de jeugd dat hier wordt samenge-<br />

vat onder de noemer 'bedreigde jeugd'. Uit de preadviezen blijkt onder meer dat<br />

onder de jeugd categorieen van k<strong>in</strong>deren kunnen worden onderscheiden die,<br />

als zij volwassen zijn, moeite zullen hebben zich maatschappelijk te hand-<br />

haven. Volgens een schatt<strong>in</strong>g van Diekstra gaat <strong>het</strong> <strong>in</strong> totaal om 15-30% van<br />

alle jongeren, die getypeerd kan worden als een verliesgeneratie. Deze schat-<br />

t<strong>in</strong>g is aan de ruime kant, maar ook bij een lagere schatt<strong>in</strong>g, door een beper-<br />

k<strong>in</strong>g tot de ernstige problemen, is er voldoende reden tot zorg. De verschillende<br />

soorten problemen lopen door elkaar. Sommige problemen zijn gedragsproble-<br />

men; andere zijn emotioneelvan aard. De onderl<strong>in</strong>ge samenhang blijkt onder<br />

meer uit <strong>het</strong> feit dat de jeugd met multipele problemen <strong>het</strong> slechter doet op<br />

school. Preventie en <strong>het</strong> op een vroegtijdig moment compenseren <strong>voor</strong> risico-<br />

factoren. waardoor bii<strong>voor</strong>beeld schooluitval wordt <strong>voor</strong>komen. zullen een<br />

k<strong>in</strong>d levenslang ten goede komen en zo veel schade, materieel en immaterieel,<br />

<strong>voor</strong>komen. We gaan nog wat nader <strong>in</strong> op een specifieke groep met een hoger<br />

risico.<br />

Jongeren met een problematisch deviant gedrag<br />

Het deviante gedrag van sommige bedreigde jeugdigen is ook bedreigend <strong>voor</strong><br />

anderen. Een belangrijk gegeven betreft de jeugdcrim<strong>in</strong>aliteit: vandalisme,<br />

diefstal en geweldsdelicten. H6t totaalcijfer ontwikkelt zich de laatste jaren<br />

zeker niet ongunstig. Voor een deel van deze jongeren is <strong>het</strong> bovendien nuttig<br />

de bekende relativerende opmerk<strong>in</strong>g te maken dat klachten over 'de jeugd van<br />

tegenwoordig' <strong>in</strong> alle tijden <strong>voor</strong>komen. Crim<strong>in</strong>eel gedrag van adolescenten is<br />

meestal zelflimiterend; na verloop van de tijd verdwijnt <strong>het</strong>. Bij een kle<strong>in</strong> deel<br />

van de jeugd verdwijnt <strong>het</strong> normovertredend gedrag echter niet. Ook om een<br />

-<br />

andere reden vereist dit vraanstuk aandacht. Het totale ciifer over crim<strong>in</strong>ali-<br />

teit omvat verschillende soorten normovertred<strong>in</strong>gen. Bijzonder verontrustend<br />

zijn de ernstige misdrijven die a1 op zeer jonge leeftijd gepleegd worden 36. In de<br />

grote steden wordt een verhard<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> crim<strong>in</strong>eel gedrag van de jeugd vast-<br />

gesteld. Deze jeugdigen hebben we<strong>in</strong>ig kans <strong>in</strong> de volwassenheid nog aanslui-<br />

t<strong>in</strong>g te v<strong>in</strong>den bij anderen buiten de crim<strong>in</strong>ele sfeer.<br />

Het is moeilijk te <strong>voor</strong>spellen wie tot deze risicogroep gaat behoren. Dit neemt<br />

niet weg dat er op grond van de uitkomsten van deze <strong>voor</strong>studie we1 een uit-<br />

spraak mogelijk is over de preventie. De risicofactoren zijn immers bekend.<br />

Het blijkt belangrijk, <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> de adolescentie, een afhaken van de jeugd en<br />

<strong>het</strong> ontstaan van separate groepen die een aparte behandel<strong>in</strong>g krijgen te <strong>voor</strong>-<br />

komen. In de periode van de adolescentie dient <strong>het</strong> niveau van morele ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>g bereikt te worden waarop men zich verantwoordelijk gaat voelen <strong>voor</strong><br />

anderen, en leert <strong>in</strong>zien welke negatieve consequenties gedrag <strong>voor</strong> anderen<br />

kan hebben 3? Dan is er een belangrijke mijlpaal op weg naar de volwassenheid<br />

bereikt. Interacties met volwassenen en leeftijdsgenoten, ook <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader van<br />

de school, zijn een noodzakelijke voonvaarde om op dit niveau te komen. De<br />

school is een <strong>in</strong>stituut dat hieraan bijdraagt door <strong>het</strong> vormen van jaargroepen<br />

waar<strong>in</strong> de leerl<strong>in</strong>gen gezamenlijk worden geconfronteerd met de prestatie-<br />

moraliteit en met normen van burgerschap 38. Het is mede hierom van belang<br />

om schooluitval te <strong>voor</strong>komen.<br />

%] J. Junger-Tas en M. Kruiss<strong>in</strong>k. Ontwikkel<strong>in</strong>g van de jeugdcrim<strong>in</strong>oliteit 1980-1988; 's-Gravenhage. WODC. 1990.<br />

'1 Zie de bijdrage van Heymans.<br />

"1 Ibid.<br />

JEUGD IN ONTWlKKELlNG


De bedreigde jeugd als beleidscategorie<br />

In <strong>het</strong> <strong>voor</strong>afgaande is gesteld dat <strong>het</strong> de <strong>voor</strong>keur verdient geen 'beleids-<br />

matige' onderscheid<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de jeugd aan te brengen, en te <strong>voor</strong>komen dat er<br />

een apartheid ontstaat die een <strong>voor</strong>tzett<strong>in</strong>g zal v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> de volwassenheid. Dit<br />

beg<strong>in</strong>sel is niet altijd te handhaven, zeker niet <strong>in</strong> de gevallen dat problema-<br />

tisch gedrag bedreigend is <strong>voor</strong> anderen, bij<strong>voor</strong>beeld doordat er een ongunstig<br />

schoolklimaat ontstaat. Dit kan weer bijzonder schadelijk zijn <strong>voor</strong> leerl<strong>in</strong>gen<br />

die we1 goed gemotiveerd zijn, maar om andere redenen een m<strong>in</strong>der gunstige<br />

start hebben. In <strong>het</strong> geval dat een categoriale benader<strong>in</strong>g onvermijdelijk is,<br />

verdient <strong>het</strong> aanbevel<strong>in</strong>g hieraan duidelijke doelstell<strong>in</strong>gen te verb<strong>in</strong>den, regel-<br />

matig te evalueren <strong>in</strong> hoeverre de doelstell<strong>in</strong>gen bereikt worden, en de aparte<br />

behandel<strong>in</strong>g zo kort mogelijk te laten duren.<br />

6. Conclusies<br />

Gelukkig gaat <strong>het</strong> de meeste k<strong>in</strong>deren goed. Er zijn echter verbeter<strong>in</strong>gen moge-<br />

lijk die preventief kunnen werken. De bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen uit de <strong>voor</strong>studie wijzen <strong>in</strong><br />

de richt<strong>in</strong>g van kansen op een verhoogde effectiviteit van onderwijs en verm<strong>in</strong>-<br />

der<strong>in</strong>g van uitval. Voorts zou een meer preventieve, en enigsz<strong>in</strong>s naar <strong>het</strong> psy-<br />

chosociale en <strong>het</strong> cognitieve verbrede gezondheidszorg een gunstig effect kun-<br />

nen hebben. Daarbij moet echter ook worden opgemerkt dat iedere verdere ver-<br />

beter<strong>in</strong>g relatief kostbaarder zal zijn, meer <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g zal vergen: de overblij-<br />

vende gevallen, zijn nu eenmaal <strong>het</strong> moeilijkst. Er is echter ook een verschil<br />

met <strong>het</strong> verschijnsel van de verm<strong>in</strong>derende meeropbrengst: <strong>het</strong> bereiken van<br />

de jeugd die de meesteproblemen heeft, en <strong>het</strong> slagen van preventie <strong>voor</strong> deze<br />

categorie zullen zeer lonend zijn.<br />

Met,deze <strong>voor</strong>studie is nog lang niet alles gezegd wat <strong>in</strong> empirische of waarde-<br />

rende z<strong>in</strong> over de ontwikkel<strong>in</strong>gscondities van de jeugd gezegd kan worden. Wat<br />

betreft de kritische kantteken<strong>in</strong>gen gaat <strong>het</strong> er niet zozeer om vast te stellen<br />

dat er onvoldoende <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen worden geleverd op de gebieden onderzoek en<br />

beleid, maar veeleer om te constateren dat onderzoek en beleid gefragmen-<br />

teerd zijn. Zo lang er echter we<strong>in</strong>ig of geen synt<strong>het</strong>iserende, gezaghebbende en<br />

relevante sociaalwetenschappelijke studies zijn, ontbreekt ook een bevredi-<br />

gende funder<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> <strong>het</strong>geen nu met <strong>in</strong>st<strong>in</strong>ct en gezond verstand wordt geregeld.<br />

De discussie over de zorg <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> de vorm van gez<strong>in</strong>szorg, k<strong>in</strong>der-<br />

opvang, onderwijs en k<strong>in</strong>derbescherm<strong>in</strong>g wordt gevoerd door ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

psychologen, onderwijskundigen, opvoeders, sociologen, juristen en economen.<br />

Ieder van deze deskundigen bekijkt een aspect van dit veelzijdige probleem-<br />

gebied. De academische specialisatie is z<strong>in</strong>vol <strong>voor</strong> <strong>het</strong> venverven van kennis<br />

maar niet onmiddellijk bruikbaar als funder<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> <strong>het</strong> geven van een valide<br />

beeld van de wenselijke opvoed<strong>in</strong>g en schol<strong>in</strong>g. Hier<strong>voor</strong> is een afzonderlijke<br />

<strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g nodig. Hierbij is <strong>het</strong> belangrijk aandacht te geven van de onder-<br />

l<strong>in</strong>ge samenhang tussen de verschillende soorten ontwikkel<strong>in</strong>g: de geestelijke,<br />

morele en sociale ontwikkel<strong>in</strong>g en de lichamelijke ontwikkel<strong>in</strong>g. Dit geldt <strong>in</strong><br />

<strong>het</strong> bijzonder <strong>voor</strong> <strong>het</strong> overheidsbeleid dat gericht is op de jeugd, dan we1 conse-<br />

quenties heeft <strong>voor</strong> de jeugd, en dat zonder een goede kennis op dit gebied<br />

eigenlijk niet verantwoord is.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HET RECERINGSBELEID


Voorwoord<br />

De vraag naar wat de voonvaarden zijn <strong>voor</strong> een gezonde en succesvolle ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen en, daarmee samenhangend, naar wie <strong>in</strong> de<br />

opvoed<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren <strong>voor</strong> de vervull<strong>in</strong>g van die <strong>voor</strong>waarden verantwoor-<br />

delijk is en waarom, bevat een van de meest opvallende sociale dilemma's van<br />

onze tijd.<br />

Ze manifesteert zich onder meer <strong>in</strong> de lopende discussies over k<strong>in</strong>deropvang,<br />

over de noodzaak van uitbreid<strong>in</strong>g van de onderwijsverzorg<strong>in</strong>gsstructuur <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

onderwijs, over de <strong>in</strong>vull<strong>in</strong>g van de vrije ruimte <strong>in</strong> de basisvorm<strong>in</strong>g, over de<br />

wenselijkheid van psychologische expertise bij de basisgezondheidsdiensten,<br />

over de noodzaak van screen<strong>in</strong>g op leer- en ontwikkel<strong>in</strong>gsstoornissen bij de<br />

schoolgaande jeugd, over de wenselijkheid van <strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>g over drugs en alco-<br />

hol en seksueel misbruik op school en over de studief<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> hoger<br />

onderwijs.<br />

Het dilemma v<strong>in</strong>dt haar wortels <strong>in</strong> een verschijnsel dat een onvermijdelijk<br />

gegeven vormt <strong>in</strong> hoog-gei'ndustrialiseerde, technologisch geleide samen-<br />

lev<strong>in</strong>gen, waar<strong>in</strong> groei, expansie, verander<strong>in</strong>g en vernieuw<strong>in</strong>g, <strong>in</strong>clusief<br />

sociale vernieuw<strong>in</strong>g, centrale waarden of op zichzelf staande doelstell<strong>in</strong>gen<br />

vormen. Dit verschijnsel is <strong>het</strong> meest treffend te omschrijven met de term<br />

'opvoed<strong>in</strong>gsonzekerheid'.<br />

Opvoed<strong>in</strong>gsonzekerheid wordt vaak op de eerste plaats gezien als een eigen-<br />

schap van ouders of andere opvoeders, zoals ondenvijzend personeel, maar <strong>het</strong><br />

is natuurlijk net zo goed een eigenschap van de samenlev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> haar verschil-<br />

lende geled<strong>in</strong>gen, van de overheid en van de staat. Want <strong>het</strong> begrip verwijst<br />

naar onzekerheid over wat de noodzakelijke, c.q. wenselijke condities <strong>voor</strong> een<br />

zo optimaal mogelijke lichamelijke, sociale en emotionele ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />

k<strong>in</strong>deren zijn. Daarbij is <strong>het</strong> oog niet alleen gericht op de kwaliteit van <strong>het</strong><br />

leven <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>derjaren, maar ook op <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividueel welbev<strong>in</strong>den en sociaal<br />

functioneren op volwassen leeftijd.<br />

Zo bezien is <strong>het</strong> opvoeden of <strong>voor</strong>bereiden van een nieuwe generatie op de<br />

volwassenheid een ouderoverstijgend belang: de toekomst van de samenlev<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> haar geheel is hierbij <strong>in</strong> <strong>het</strong> ged<strong>in</strong>g.<br />

Het feit dat opvoed<strong>in</strong>gsonzekerheid <strong>voor</strong>al een kenmerk lijkt te zijn van de<br />

moderne tijd, is <strong>het</strong> gevolg van technologische en daarmee gepaard gaande<br />

sociaal-economische en sociaal-culturele ontwikkel<strong>in</strong>gen, waardoor <strong>voor</strong>t-<br />

durend verander<strong>in</strong>gen of verschuiv<strong>in</strong>gen optreden <strong>in</strong> <strong>het</strong> pakket van ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>gstaken waar<strong>voor</strong> de mens, ook de jonge mens, zich gesteld ziet. Terwijl<br />

bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong> ontwikkelen van een seksuele identiteit een taak is <strong>voor</strong> jeug-<br />

digen van alle tijden, houdt de schoolloopbaan een ontwikkel<strong>in</strong>gstaak <strong>in</strong> waar-<br />

<strong>voor</strong> een eeuw geleden nog maar een kle<strong>in</strong> gedeelte van de k<strong>in</strong>deren stond.<br />

Tegenwoordig volgen alle k<strong>in</strong>deren langdurig onderwijs.<br />

Met de verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gstaken ontstaan ook verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />

ontwikkel<strong>in</strong>gsbehoeften, dat wil zeggen <strong>in</strong> de aard en mate van zorg of onder-<br />

steun<strong>in</strong>g die vereist of gewenst is om de nieuwe taken succesvol te volbrengen.<br />

Omdat beide processen, verander<strong>in</strong>g <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gstaken en <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

daardoor opgeroepen ontwikkel<strong>in</strong>gsbehoeften, vaak niet synchroon of<br />

gecoijrd<strong>in</strong>eerd verlopen, treedt regelmatig verschuiv<strong>in</strong>g op <strong>in</strong> de profielen van<br />

k<strong>in</strong>deren en jeugdigen die <strong>in</strong> hun ontwikkel<strong>in</strong>g worden bedreigd.<br />

Een <strong>in</strong>ventarisatie van ontwikkel<strong>in</strong>gstaken, van ontwikkel<strong>in</strong>gsbehoeften en<br />

van de middelen en mogelijkheden die de bij de opvoed<strong>in</strong>g betrokken partijen<br />

- ouders, professionele opvoeders en zorgverleners, overheid en k<strong>in</strong>deren en<br />

jeugdigen zelf - daarbij ter beschikk<strong>in</strong>g staan, is essentieel <strong>voor</strong> de identifica-<br />

tie, verklar<strong>in</strong>g en reductie of preventie van ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen.<br />

De onderhavige studie beoogt een deel van deze <strong>in</strong>ventarisatie uit te voeren, en


we1 <strong>voor</strong> wat betreft <strong>het</strong> <strong>in</strong> kaart brengen van ontwikkel<strong>in</strong>gstaken en ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>gsbehoeften bij k<strong>in</strong>deren en jeugdigen, zoals die thans <strong>in</strong> de Nederlandse<br />

samenlev<strong>in</strong>g bestaan en naar venvacht<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de naaste toekomst zullen<br />

bestaan. Ze levert geen of slechts fragmentarisch <strong>in</strong>formatie over beschikbare<br />

en noodzakelijke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen en middelen. We1 kunnen op grond van<br />

beschrijv<strong>in</strong>gen van probleemfactoren en -groepen conclusies worden getrok-<br />

ken omtrent <strong>het</strong> effect van bestaande <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen en maatregelen en<br />

omtrent de wenselijkheid van nieuwe, vervangende of aanvullende <strong>voor</strong>-<br />

zien<strong>in</strong>gen of maatregelen.<br />

Doelstell<strong>in</strong>g en werkwijze<br />

De centrale vraagstell<strong>in</strong>g van de achtergrondstudie luidt als volgt: welke zijn,<br />

tegen de achtergrond van de huidige stand van wetenschappelijke kennis van<br />

de ontwikkel<strong>in</strong>gsprocessen, -behoeften en -problemen, de noodzakelijke res-<br />

pectievelijk gewenste condities <strong>voor</strong> een zo optimaal mogelijke lichamelijke,<br />

sociale en emotionele ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen? Optimaal ver-<br />

wijst daarbij naar een drietal te onderscheiden, maar niet te scheiden aspecten,<br />

te weten:<br />

de mate waar<strong>in</strong> aan de gestelde ontwikkel<strong>in</strong>gstaken wordt beantwoord;<br />

de kwaliteit van <strong>het</strong> leven <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>der- en jeugdjaren;<br />

de mate van <strong>in</strong>dividueel welbev<strong>in</strong>den en sociaal functioneren op volwassen<br />

leeftijd.<br />

De middels <strong>het</strong> beantwoorden van de centrale vraag verzamelde <strong>in</strong>formatie,<br />

kan vervolgens worden benut <strong>voor</strong> een nadere bepal<strong>in</strong>g van de mogelijkheden<br />

en onmogelijkheden van de verschillende maatschappelijke geled<strong>in</strong>gen -<br />

gez<strong>in</strong>, school, bedrijf, lokale, prov<strong>in</strong>ciale en nationale overheid -<strong>voor</strong> de bevor-<br />

der<strong>in</strong>g van de ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen.<br />

De studie bestaat, na de <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g, uit een zestal hoofdstukken, alle bijdragen<br />

van deskundigen op <strong>het</strong> terre<strong>in</strong> van de lichamelijke, psychologische of sociale<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen <strong>in</strong> de leeftijdscategorie van nu1 tot en<br />

met achttien jaar.<br />

In <strong>het</strong> <strong>in</strong>leidende hoofdstuk wordt allereerst de achtergrond van de centrale<br />

vraagstell<strong>in</strong>g van de studie beschreven, waarna een overzicht gepresenteerd<br />

wordt van de situatie van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen <strong>in</strong> ons land, gebaseerd op een<br />

aantal <strong>in</strong>dicatoren <strong>voor</strong> sociale ontwikkel<strong>in</strong>g en <strong>voor</strong> lichamelijke en psycholo-<br />

gische gezondheid en ontwikkel<strong>in</strong>g. Daarbij worden waar mogelijk ook <strong>in</strong>ter-<br />

nationale vergelijk<strong>in</strong>gen gemaakt.<br />

Het beeld dat uit <strong>het</strong> overzicht naar voren komt is dat van een sterke sociale<br />

ongelijkheid <strong>in</strong> gezondheid en ontwikkel<strong>in</strong>g, en wordt <strong>in</strong> <strong>het</strong> afsluitende<br />

gedeelte van <strong>het</strong> hoofdstuk aan een nadere analyse ondenvorpen. Dit resul-<br />

teert <strong>in</strong> de conclusie dat de kennis van de complexe processen van milieu-<br />

gebonden reproduktie van ontwikkel<strong>in</strong>gs- en gezondheidsproblemen een<br />

sleutel vormt tot de identificatie en de verbeter<strong>in</strong>g van de situatie van de <strong>in</strong><br />

hun ontwikkel<strong>in</strong>g bedreigde jeugdigen. Het verzamelen van <strong>in</strong>formatie over de<br />

discrepantie tussen (basale) ontwikkel<strong>in</strong>gsbehoeften van k<strong>in</strong>deren en jeug-<br />

digen enerzijds en de mogelijkheden en middelen van de opvoed<strong>in</strong>gscontext<br />

anderzijds, is daarbij de eerste noodzakelijke opgave.<br />

In de volgende hoofdstukken worden 'state of the art'-overzichten gepresen-<br />

teerd van de pr<strong>in</strong>cipes en processen van lichamelijke, psychologische, sociale<br />

en morele ontwikkel<strong>in</strong>g bij k<strong>in</strong>deren en jeugdigen. De gesignaleerde proble-<br />

men bij k<strong>in</strong>deren en jeugdigen <strong>in</strong> de Nederlandse samenlev<strong>in</strong>g worden tegen<br />

deze achtergrond nader geanalyseerd en verklaard.Gegeven <strong>het</strong> belang van<br />

<strong>het</strong> onderwerp wordt <strong>in</strong> een apart hoofdstuk uitvoerig aandacht gegeven<br />

aan de rol van <strong>het</strong> onderwijssysteem <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en<br />

jeugdigen.<br />

Voor <strong>het</strong> beantwoorden van de vraag op welke wijze ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen<br />

kunnen worden verm<strong>in</strong>derd respectievelijk <strong>voor</strong>komen, wordt vervolgens een<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


overzicht gegeven van enerzijds de pr<strong>in</strong>cipes van (preventieve) <strong>in</strong>terventies bij<br />

k<strong>in</strong>deren en jeugdigen met een (verhoogd) risico op dergelijke problemen en<br />

anderzijds van de huidige stand van kennis met betrekk<strong>in</strong>g tot de effectiviteit<br />

van dergelijke <strong>in</strong>terventies.<br />

In <strong>het</strong> afsluitende hoofdstuk worden de <strong>voor</strong>naamste aanbevel<strong>in</strong>gen uit de<br />

<strong>voor</strong>afgaande hoofdstukken bijeengebracht. Op grond daarvan wordt een pro-<br />

gramma geformuleerd waar<strong>in</strong> overheid, wetenschappers en maatschappelijke<br />

<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen samenwerken met als doe1 de bevorder<strong>in</strong>g van de ontwikkel<strong>in</strong>g en<br />

de <strong>voor</strong>kom<strong>in</strong>g c.q. verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g van ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen bij k<strong>in</strong>deren en<br />

jeugdigen<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING<br />

R.F.W. Diekstra


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Naar een onbedreigde jeugd;<br />

k<strong>in</strong>deren en jeugdigen op weg<br />

naar de 21 e eeuw<br />

R.F.W. Diekstra<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING<br />

I


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


In houdsopgave<br />

Naar een onbedreigde jeugd, k<strong>in</strong>deren en<br />

jeugdigen op weg naar de 2 l e eeuw<br />

Inleid<strong>in</strong>g<br />

Ontwikkel<strong>in</strong>gs<strong>voor</strong>waarden en opvoed<strong>in</strong>gsverantwoordelijkheid <strong>in</strong><br />

<strong>het</strong> licht van recente maatschappelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen<br />

Primaire en secundaire opvoed<strong>in</strong>gsverantwoordelijkheid<br />

Opvoed<strong>in</strong>gsverantwoordelijkheid <strong>in</strong> historisch perspectief<br />

De paradox van <strong>het</strong> oudenchap<br />

Problemen bij k<strong>in</strong>deren en jeugdigen<br />

Hoe gaat <strong>het</strong> met de Nederlandse jeugd?<br />

Mortaliteits<strong>in</strong>dicatoren<br />

Lichamelijke en psychische problemen<br />

Chronische licharnelijke ziekten en stoornissen<br />

Verstandelijke handicaps<br />

Ernotionele problernen en gedragsstoornissen<br />

Risicogedrag<br />

Voorlopige conclusies<br />

Ontwikkel<strong>in</strong>g en social milieu: Schwlsucces als <strong>voor</strong>beeld<br />

Co-morbiditeit, social milieu en ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen<br />

Sociale co-morbiditeit en ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen<br />

Slot<br />

JEUCD IN ONTWlKKELlNC


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELElD


I. Naar een onbedreigde jeugd,<br />

k<strong>in</strong>deren en jeugdigen<br />

op weg naar de 21 e eeuw<br />

1.1 Inleid<strong>in</strong>g<br />

'1 S<strong>in</strong>ger. 1990. blz. 271-282.<br />

29 JEUGD IN ONTWIKKELING<br />

Toen de meeste mensen nagenoeg hun hele leven op een en dezelfde plaats door-<br />

brachten en veertig procent van de k<strong>in</strong>deren de vijfde verjaardag niet haalde,<br />

werd aan een diepgaande kennis van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d en zijn ontwikkel<strong>in</strong>gsbehoeften<br />

niet of nauwelijks waarde of belang gehecht. Het volwassen profiel van een<br />

k<strong>in</strong>d dat de eerste k<strong>in</strong>derjaren overleefde, werd grotendeels bepaald door de<br />

economische welstand en de maatschappelijke positie van de ouders.<br />

Maar tegen de tweede helft van de zeventiende eeuw begon <strong>voor</strong> steeds meer<br />

jongeren zowel de opwaartse als de neerwaartse beweg<strong>in</strong>g op de sociale ladder<br />

een reele mogelijkheid of een reeel gevaar te worden. Het was de periode van<br />

de opkomst van <strong>het</strong> kapitalisme <strong>in</strong> steden, van <strong>het</strong> ontstaan van de weten-<br />

schappen en de technologie, en van <strong>het</strong> rationalisme van de Reformatie waar<strong>in</strong><br />

de Verlicht<strong>in</strong>g van de achttiende, en <strong>het</strong> natuurwetenschappelijk wereldbeeld<br />

van de negentiende eeuw, reeds werden aangekondigd.<br />

Voor de opvoed<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen en hun verhoud<strong>in</strong>g tot de wereld<br />

van de volwassenen hadden deze ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong>grijpende gevolgen. Ze<br />

leidden er onder meer toe dat <strong>het</strong> (irrationele) k<strong>in</strong>d steeds duidelijker als maat-<br />

schappelijke categorie van de (rationele) volwassene werd onderscheiden en<br />

gescheiden. De leef- en de belev<strong>in</strong>gswereld van k<strong>in</strong>d en jeugdige kwamen gelei-<br />

delijk aan steeds verder van die van de volwassene te liggen. Daardoor ontston-<br />

den er b<strong>in</strong>nen Ben en dezelfde samenlev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> feite verschillende culturen:<br />

jeugdculturen en culturen van volwassenen.<br />

Aan de overgang van de ene naar de andere cultuur werden impliciet en<br />

expliciet steeds meer eisen en venvacht<strong>in</strong>gen gesteld, waaraan niet langer<br />

automatisch met behulp van de middelen en ondersteun<strong>in</strong>g vanuit de primaire<br />

opvoed<strong>in</strong>gsomgev<strong>in</strong>g, <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>, kon worden voldaan. Het gevolg was dat de<br />

toekomst van k<strong>in</strong>deren steeds m<strong>in</strong>der <strong>voor</strong>spelbaar werd of <strong>in</strong> ieder geval leek<br />

te worden. Daarmee werd ze een bron van onzekerheid en zorg, allereerst <strong>voor</strong><br />

ouders en andere directe opvoeders maar zeker ook <strong>voor</strong> de staat. Begrijpelij-<br />

kenvijs is <strong>het</strong> <strong>voor</strong>bereiden van een nieuwegeneratie op de volwassenheid door<br />

de gehele menselijke geschiedenis heen steeds benaderd als een ouderoverstij-<br />

gend belang; de sociale orde en de stabiliteit van de samenlev<strong>in</strong>g zijn erbij <strong>in</strong><br />

<strong>het</strong> ged<strong>in</strong>g l. Zo ontstond geleidelijk een van de meest opvallende sociale dilem-<br />

ma's uit de moderne tijd, een dilemma dat als volgt geformuleerd kan worden:<br />

'Welke zijn de <strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong> een gezonde en succesvolle ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />

k<strong>in</strong>deren en jeugdigen?'<br />

Hoewel de vraag, zo geformuleerd, lijkt te suggereren dat <strong>het</strong> gaat om een<br />

kwestie die op grond van objectieve, wetenschappelijk gefundeerde <strong>in</strong>formatie<br />

beslecht zou kunnen worden, is dit <strong>in</strong> feite maar zeer ten dele <strong>het</strong> geval. De defi-<br />

nitie van een gezonde of succesvolle ontwikkel<strong>in</strong>g, is eerst en <strong>voor</strong>al een<br />

(sub)cultureel, ideologisch of sociaal-politiek bepaalde aangelegenheid. Er<br />

wordt <strong>in</strong> ons land bij<strong>voor</strong>beeld nog altijd zeer verschillend gedacht over <strong>het</strong><br />

antwoord op de vraag of <strong>het</strong> verwerven van kennis en vaardigheden <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

vervullen van een (zelfstandige) positie op de arbeidsmarkt door meisjes een<br />

<strong>in</strong>dicatie is <strong>voor</strong> een succesvolle ontwikkel<strong>in</strong>g. In bepaalde etnische en gods-<br />

dienstige groeper<strong>in</strong>gen wordt dit sterk betwijfeld of zelfs heftig bestreden.


Maar ook <strong>in</strong> <strong>het</strong> (onwaarschijnlijke) geval dat de vraag naar de voonvaarden<br />

<strong>voor</strong> een succesvolle ontwikkel<strong>in</strong>g een duidelijk en precies antwoord zou krij-<br />

gen dat op brede consensus <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g kan rekenen, dan nog v<strong>in</strong>dt <strong>in</strong><br />

zekere z<strong>in</strong> slechts een verschuiv<strong>in</strong>g van problemen plaats. Want onmiddellijk<br />

rijst dan de vraag: wie is <strong>in</strong> de opvoed<strong>in</strong>g en ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en jeug-<br />

digen <strong>voor</strong> de vervull<strong>in</strong>g van welke <strong>voor</strong>waarden verantwoordelijk en waar-<br />

om?<br />

Deze vraag is op zichzelf ook weer een tweeledige en vraagt daarom ook twee-<br />

ledig antwoord. Het eerste deel - wie is verantwoordelijk? - kan uitsluitend<br />

een normatief antwoord krijgen, dat wil zeggen dat <strong>het</strong> antwoord afkankelijk<br />

is van sociaal-politieke, culturele of levensbeschouwelijke gezichtspunten. Het<br />

tweede deel van de vraag, waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> gaat om de argumentatie <strong>voor</strong> de toewij-<br />

z<strong>in</strong>g van verantwoordelijkheid, kan daarnaast ook op een wetenschappelijke<br />

wijze beantwoord worden.<br />

Men kan bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong> standpunt huldigen dat de staat of de overheid direct<br />

verantwoordelijk is <strong>voor</strong> de schol<strong>in</strong>g die jongeren ontvangen - alle ondenvijs<br />

moet kosteloos worden aangeboden en onder directe controle van die overheid<br />

uitgevoerd - vanuit de ideologie dat de burger primair verantwoordelijkheid<br />

verschuldigd is aan de staat (<strong>in</strong> plaats van aan God, naasten, enzo<strong>voor</strong>ts). Maar<br />

men kan die verantwoordelijkheid ook aan de staat toewijzen, met als argu-<br />

ment dat gebleken is dat alleen op die wijze jongeren zoveel mogelijk gelijke<br />

opleid<strong>in</strong>gskansen krijgen. <strong>Wetenschappelijke</strong> evidentie wordt nu gebruikt om<br />

een (normatieve) keuze te onderbouwen.<br />

Het <strong>voor</strong>beeld maakt duidelijk dat de rol van de wetenschap op <strong>het</strong> terre<strong>in</strong> van<br />

de opvoed<strong>in</strong>g en ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen <strong>voor</strong>al gelegen is <strong>in</strong><br />

<strong>het</strong> verzamelen van <strong>in</strong>formatie en <strong>het</strong> genereren van verklar<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> bev<strong>in</strong>-<br />

d<strong>in</strong>gen, op grond waarvan <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g op dit terre<strong>in</strong> gemaakte keuzes en<br />

bestaande praktijken kunnen worden beoordeeld en eventueel gewijzigd <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

licht van gestelde doelen en criteria.<br />

Daaruit mag overigens niet geconcludeerd worden dat de wetenschap een<br />

objectieve scheidsrechter is <strong>in</strong> de politieke of ideologische opvoed<strong>in</strong>gsarena. De<br />

<strong>in</strong>terpretatie en <strong>het</strong> maatschappelijk gebruik van uitkomsten van wetenschap-<br />

pelijk onderzoek zijn zelf sterk normatief bepaalde processen. Ook gekozen<br />

vraagstell<strong>in</strong>gen of hypothesen en methoden <strong>in</strong> wetenschappelijk onderzoek<br />

zijn vaak sterk context- of normgebonden. <strong>Wetenschappelijke</strong> theorieen en<br />

onderzoeksresultaten kunnen daarom hoogstens de rol van argument <strong>in</strong> opvoe-<br />

d<strong>in</strong>gspolitiek en -praktijk vervullen. De sterkte van <strong>het</strong> wetenschappelijk<br />

argument is daarbij niet alleen afkankelijk is van de methodologische sterkte<br />

van <strong>het</strong> wetenschapsbedrijf zelf, maar ook van de acceptatie daarvan <strong>in</strong> de<br />

maatschappelijke context.<br />

In <strong>het</strong> vervolg van dit hoofdstuk zullen we allereerst sc<strong>het</strong>sen waarom de vraag<br />

naar de <strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong> opvoed<strong>in</strong>g en ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en jeug-<br />

digen en daarmee samenhangend naar de opvoed<strong>in</strong>gs- of ontwikkel<strong>in</strong>gsverant-<br />

woordelijkheid, juist <strong>in</strong> de huidige samenlev<strong>in</strong>g zo belangrijk is. Daarbij zal<br />

blijken dat tot op heden van een coherente visie op dit punt bij de overheid geen<br />

sprake is. Dit manifesteert zich onder meer <strong>in</strong> <strong>het</strong> feit van een gebrekkige<br />

consistentie en samenhang <strong>in</strong> <strong>het</strong> uitvoerend beleid. Hierbij valt op dat op tal<br />

van punten <strong>in</strong>formatie die noodzakelijk is <strong>voor</strong> <strong>het</strong> ontwikkelen c.q. evalueren<br />

van beleid ontbreekt dan wel, <strong>voor</strong>zover beschikbaar, niet of niet adequaat<br />

wordt gebruikt. Maar opvallend is ook dat deze feiten niet kunnen worden<br />

opgevat als een <strong>in</strong>dicatie per se dat <strong>het</strong> met de Nederlandse jeugd <strong>in</strong> <strong>het</strong> alge-<br />

meen slecht gesteld is. Uit <strong>het</strong> overzicht van kwantitatieve <strong>in</strong>dicatoren van<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen <strong>in</strong> ons land, zoals dat <strong>in</strong> de dit hoofd-<br />

stuk wordt gepresenteerd, blijkt dat <strong>in</strong>ternationaal gezien ons land <strong>voor</strong> wat<br />

betreft de kwaliteit van <strong>het</strong> leven en de ontwikkel<strong>in</strong>g van jeugdigen relatief<br />

'1 Zie ook: Van der Zande. 1990. blz. 193.<br />

30 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


gunstig afsteekt. Dit neemt overigens niet weg dat een aanzienlijk deel, onge-<br />

veer 1 op 5, van de k<strong>in</strong>deren en jeugdigen <strong>in</strong> ons land als 'youth at risk' kan<br />

worden aangemerkt, dat wil zeggen dat <strong>het</strong> een relatief hoog risico heeft op een<br />

gebrekkige of zelfs stagnerende ontwikkel<strong>in</strong>g, en daardoor ook kans heeft op<br />

een gebrekkig lichamelijk enfof geestelijk welbev<strong>in</strong>den en sociaal functioneren<br />

op volwassen leeftijd.<br />

Deze constater<strong>in</strong>g levert als zodanig echter niet voldoende aanknop<strong>in</strong>gspun-<br />

ten op <strong>voor</strong> een gericht en effectief beleid, aangezien ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen<br />

de resultante zijn van een complexe <strong>in</strong>teractie tussen persoonlijke en situatio-<br />

nele factoren. Vrijwel identiek ongunstige sociale situaties of gebeurtenissen<br />

kunnen bij verschillende groepen k<strong>in</strong>deren, zowel op de korte als lange ter-<br />

mijn, heel verschillende gevolgen hebben. Deze gevolgen zijn afhankelijk van<br />

biologische, psychologische en sociale factoren b<strong>in</strong>nen en buiten <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu<br />

en <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>, en van compenserende processen. Wat vereist is, is een omvattend<br />

model waarmee de uiteenlopende bijdragen van de verschillende factoren aan<br />

<strong>het</strong> ontstaan en <strong>voor</strong>tbestaan van ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen bij uiteenlopende<br />

groepen k<strong>in</strong>deren kunnen worden begrepen en verklaard, en op grond waarvan<br />

besliss<strong>in</strong>gen omtrent de noodzaak of wenselijkheid van gericht beleid kunnen<br />

worden genomen. Zulke modellen zijn tot op heden niet beschikbaar. In <strong>het</strong><br />

laatste deel van dit <strong>in</strong>leidende hoofdstuk zullen daarom een aantal thema's,<br />

waaraan daar<strong>voor</strong> noodzakelijke bouwstenen ontleend moeten worden,<br />

worden besproken. Dat zijn de thema's: cont<strong>in</strong>ui'teit versus discont<strong>in</strong>u'iteit van<br />

de ontwikkel<strong>in</strong>g, <strong>in</strong>dividuele en sociale co-morbiditeit en transgenerationele<br />

overdracht van problemen.<br />

1.2 Ontwikkel<strong>in</strong>gs<strong>voor</strong>waarden en opvoed<strong>in</strong>gsverantwoordelijkheid <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

licht van recente maatschappelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen<br />

De Wereldgezondheidsassemblee, <strong>het</strong> hoogste orgaan van de Wereldgezond-<br />

heidsorganisatie (WHO), aanvaardde <strong>in</strong> 1989 een resolutie waar<strong>in</strong> de lidstaten<br />

worden opgeroepen om prioriteit te geven aan de gezondheids- en ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>gsbehoeften van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen 3. Dit zou onder meer dienen te<br />

gebeuren door middel van een <strong>in</strong>ventarisatie van ontwikkel<strong>in</strong>gs- en gezond-<br />

heidsproblemen bij jeugdigen en daarop van <strong>in</strong>vloed zijnde factoren. Voorts<br />

werd de ontwikkel<strong>in</strong>g aanbevolen van sociaal en cultureel aanvaardbare<br />

programma's en <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen die afgestemd zijn op die behoeften, en waar<strong>in</strong><br />

op een adequate wijze zowel <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>, <strong>het</strong> grote publiek, de gezondheidszorg en<br />

andere relevante zorgsectoren, evenals waar mogelijk de jeugdigen zelf,<br />

worden betrokken.<br />

De behoefte aan een d6rgelijke <strong>in</strong>ventarisatie en de hieruit <strong>voor</strong>tvloeiende aan-<br />

bevel<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> beleid op de verschillende niveaus zijn volgens de toelicht<strong>in</strong>g<br />

op de resolutie te baseren op de volgende twee premissen:<br />

1. <strong>het</strong> proces van de snelle sociaal-economische ontwikkel<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>dustrialisatie<br />

dat <strong>in</strong> de afgelopen decennia heeft plaatsgevonden en nog steeds gaande is,<br />

heeft de aard van de leefsituatie en de daarmee verbonden problemen van k<strong>in</strong>-<br />

deren en adolescenten <strong>in</strong>grijpend veranderd;<br />

2. <strong>het</strong> vigerende beleid en de bestaande <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren en jeug-<br />

digen zijn <strong>in</strong> een aantal opzichten <strong>in</strong>adequaat enfof niet geschikt om aan deze<br />

verander<strong>in</strong>gen en problemen <strong>het</strong> hoofd te bieden.<br />

Met betrekk<strong>in</strong>g tot de eerste premisse kan men stellen dat algemeen wordt<br />

erkend dat de samenlev<strong>in</strong>g <strong>in</strong>grijpend is veranderd door de sociaal-economi-<br />

sche ontwikkel<strong>in</strong>g, <strong>in</strong>dustrialisatie en technologiser<strong>in</strong>g, en dat dit proces van<br />

verander<strong>in</strong>g zich doorzet. Voor wat betreft de ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en<br />

jeugdigen hebben deze verander<strong>in</strong>gen twee belangrijke gevolgen. Op de eerste<br />

plaats stelt de aanpass<strong>in</strong>g eraan nieuwe eisen, <strong>in</strong> termen van nieuwe compe-<br />

tenties, vaardigheden en gedrags- en belev<strong>in</strong>gspatronen, die onder de verza-<br />

melnaam ontwikkel<strong>in</strong>gstaken <strong>het</strong> meest treffend gevat lijken te worden.<br />

'1 WHA resolution 42.41.<br />

JEUGD INONTWIKKELING


De hedendaagse jeugd wordt met een aantal ontwikkel<strong>in</strong>gstaken geconfronteerd,<br />

waar<strong>voor</strong> eerdere generaties niet of <strong>in</strong> veel ger<strong>in</strong>gere mate gesteld werden.<br />

Een <strong>voor</strong> de hand liggend <strong>voor</strong>beeld van zo'n betrekkelijk nieuwe ontwikkel<strong>in</strong>gstaak<br />

is de schoolloopbaan. Maar ook <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>gstaak die men zou<br />

kunnen aanduiden als 'gez<strong>in</strong>sloopbaan' zijn belangrijke verander<strong>in</strong>gen opgetreden,<br />

zoals de noodzaak <strong>voor</strong> steeds meer k<strong>in</strong>deren om zich aan te passen aan<br />

de situatie van scheid<strong>in</strong>g tussen de (biologische) ouders.<br />

Specifiek <strong>voor</strong> wat betreft de adolescentie is er <strong>het</strong> feit dat <strong>in</strong> de afgelopen<br />

anderhalve eeuw de lichamelijke en de sociale volwassenheid steeds verder uit<br />

elkaar zijn komen te liggen. Zo is de leeftijd van geslachtsrijpheid aanzienlijk<br />

verlaagd, onder meer als gevolg van de verbeterde voed<strong>in</strong>gstoestand, terwijl de<br />

leeftijd van de maatschappelijke zelfstandigheid of de volwassenheid verder is<br />

opgeschoven 4. Hierdoor zijn de ambigu'iteit en rolonduidelijkheid <strong>in</strong> deze<br />

~ntwikkel<strong>in</strong>~sfase sterk toegenomen.<br />

De grotere mobiliteit als gevolg van steeds meer en snellere transporttechnieken<br />

heeft de migratie, <strong>voor</strong>al uit economische motieven, sterk bevorderd, en<br />

heeft er toe geleid dat grote groepen k<strong>in</strong>deren uit etnische m<strong>in</strong>derheden <strong>voor</strong><br />

de taak zijn komen te staan om zich aan te passen aan een cultuur en een<br />

samenlev<strong>in</strong>g die sterk kunnen afwijken van, of zelfs <strong>in</strong> conflict kunnen zijn<br />

met, die van <strong>het</strong> ouderlijk huis.<br />

Nieuwe ontwikkel<strong>in</strong>gstaken leiden tot de behoefte aan nieuwe ondersteun<strong>in</strong>gs-<br />

of zorgstructuren met vaak <strong>in</strong>grijpende consequenties <strong>voor</strong> <strong>het</strong> totale<br />

<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>genpakket. Het signaal van de problemen die ontstaan of dreigen te<br />

ontstaan, leidt tot <strong>het</strong> eisen van meer en andere <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen op de meest uiteenlopende<br />

terre<strong>in</strong>en, varierend van opvoed<strong>in</strong>gsondersteun<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> alleenstaande<br />

ouders, k<strong>in</strong>deropvang, speciaal taalonderwijs <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren uit etnische<br />

m<strong>in</strong>derheden, studief<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g door de overheid <strong>voor</strong> alle studerende<br />

jeugdigen van 18 jaar en ouder tot psychosociale jeugdhulpverlen<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de<br />

eerste lijn.<br />

De <strong>voor</strong>tdurende stroom van eisen om andere of meer <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen. die de<br />

huidige samenlev<strong>in</strong>g en met name de relatie tussen burger en overKeid zozeer<br />

kenmerkt, is overigens niet alleen een gevolg van de eisen ten aanzien van de<br />

menselijke ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de ge'<strong>in</strong>dustrialiseerde, technologische maatschappij.<br />

Ze is ook de weerspiegel<strong>in</strong>g of de keerzijde van de nieuwe mogelijkheden,<br />

de nieuwe opties op allerlei gebied, die een dergelijke samenlev<strong>in</strong>g<br />

biedt.<br />

Zo hebben verbeter<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de materiele levensstandaard, zoals betere behuiz<strong>in</strong>g,<br />

voed<strong>in</strong>g, sanitaire <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen en gezondheidszorg, geleidtot een<br />

opmerkelijke dal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de sterftecijfers, zowel <strong>in</strong> de vroege als latere levensfasen.<br />

Ziektes die nog maar enkele decennia geleden onvermijdelijk tot een<br />

vroegtijdige dood zouden hebben geleid, zijn thans zodanig onder controle te<br />

brengen, dat de betrokkene, zij <strong>het</strong> vaak met een meer of m<strong>in</strong>der grote handicap,<br />

<strong>in</strong> leven kan worden gehouden.<br />

Maar, naarmate overleven m<strong>in</strong>der een probleem is geworden, is begrijpelijkerwijs<br />

beleven <strong>in</strong> belangrijkheid toegenomen. De toenem<strong>in</strong>g <strong>in</strong> mogelijkheden<br />

<strong>voor</strong> behoud van leven heeft geleid tot een toenemende zorg over kwaliteit van<br />

leven. Daarmee is een sociaal klimaat ontstaan waar<strong>in</strong> de verwacht<strong>in</strong>een en<br />

c,<br />

aspiratieniveaus <strong>in</strong> alle leeftijdsgroepen en <strong>in</strong> alle lagen van de bevolk<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong>grijpend zijn gewijzigd. Niet alleen <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> dat ze hoger zijn geworden, maar<br />

ook dat ze anders zijn geworden dan <strong>voor</strong>heen.<br />

De eisen <strong>voor</strong> meer of betere <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen geven derhalve, op m<strong>in</strong>der concrete<br />

of directe wijze, ook uitdrukk<strong>in</strong>g aan een vaag, maar diep gevoeld verlangen<br />

naar een 'normaal', 'gelukkig' en 'gezond' leven, kortom naar voldoende levenskwaliteit.<br />

'1 De rnenarcheleeftijd is gedaald van gerniddeld 16 jaar naar gerniddeld 12.5 jaar (zie ook <strong>het</strong> hoofdstuk over de adolescentie).<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Een conclusie uit <strong>het</strong> <strong>voor</strong>afgaande is dat <strong>het</strong> antwoord op de vraag naar de<br />

<strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen niet 10s kan<br />

worden gemaakt van <strong>het</strong> antwoord op de vraag naar de <strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong><br />

gezondheid en voldoende kwaliteit van leven van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen. Deze<br />

nadere uitwerk<strong>in</strong>g van de centrale vraag <strong>in</strong> deze studie is van groot belang,<br />

want ze maakt duidelijk dat de vraag naar ontwikkel<strong>in</strong>gsvoonvaarden niet<br />

alleen een vraag is naar voonvaarden <strong>voor</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>d tot vol-<br />

wassene <strong>in</strong> functionele z<strong>in</strong>. Het is ook een vraag naar de <strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong><br />

gezondheid en de kwaliteit van leven van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d tijdens die ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

gang. Met andere woorden, de uitkomst van <strong>het</strong> opvoed<strong>in</strong>gsproces, bij<strong>voor</strong>-<br />

beeld 'een sociaal produktieve volwassene', is niet <strong>het</strong> enige noch noodzakelij-<br />

kenvijze <strong>het</strong> <strong>voor</strong>naamste criterium <strong>voor</strong> de kwaliteit van dit proces en dus<br />

<strong>voor</strong> de kwaliteit van de opvoed<strong>in</strong>g.<br />

Het is opvallend <strong>in</strong> de hedendaagse Nederlandse samenlev<strong>in</strong>g dat de discussie<br />

over ontwikkel<strong>in</strong>gs<strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong>namelijk een discussie is over wie de<br />

verantwoordelijkheid draagt <strong>voor</strong> <strong>het</strong> vervullen van die <strong>voor</strong>waarden, zonder<br />

dat die <strong>voor</strong>waarden zelf uitdrukkelijk omschreven zijn. De discussie over<br />

opvoed<strong>in</strong>gsverantwoordelijkheid wordt vanzelfsprekend gevoerd tegen de<br />

achtergrond van impliciete opvatt<strong>in</strong>gen over ontwikkel<strong>in</strong>gs<strong>voor</strong>waarden, <strong>in</strong><br />

<strong>het</strong> bijzonder <strong>het</strong> standpunt dat eerst en <strong>voor</strong>al de ouders opvoed<strong>in</strong>gsverant-<br />

woordelijkheid dragen. Dit standpunt kan worden gezien als een uitdrukk<strong>in</strong>g<br />

van de opvatt<strong>in</strong>g dat <strong>het</strong> ontstaan van een stabiele band tussen ouder en k<strong>in</strong>d<br />

een essentiele ontwikkel<strong>in</strong>gs<strong>voor</strong>waarde is. Het impliciete karakter van deze<br />

opvatt<strong>in</strong>gen is echter een bron van verwarr<strong>in</strong>g en onduidelijkheid <strong>in</strong> beleid.<br />

Immers, de toewijz<strong>in</strong>g van verantwoordelijkheid is een middel tot een doel:<br />

<strong>het</strong> vervullen van bepaalde ontwikkel<strong>in</strong>gs<strong>voor</strong>waarden. Het is heel we1 denk-<br />

baar dat een uitdrukkelijk formuleren van <strong>het</strong> betreffende doe1 aan <strong>het</strong> licht<br />

zou brengen dat er verschillende wegen zijn die tot <strong>het</strong>zelfde doe1 leiden, en dat<br />

afhankelijk van contextuele en andere factoren de ene dan we1 de andere weg<br />

ae <strong>voor</strong>keur verdient. Dit is een van de redenen waarom <strong>in</strong> de volgende hoofd-<br />

stukken uitvoerig aandacht zal worden besteed aan de huidige stand van<br />

kennis omtrent ontwikkel<strong>in</strong>gsprocessen en -factoren. Een dergelijke <strong>in</strong>venta-<br />

risatie kan een bijdrage leveren aan een beleidsrelevante, uitdrukkelijke defi-<br />

nier<strong>in</strong>g van ontwikkel<strong>in</strong>gs<strong>voor</strong>waarden.<br />

In <strong>het</strong> kader van dit <strong>in</strong>leidende hoofdstuk zullen we <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie de<br />

(historische) wortels en de gevolgen van de 'verschral<strong>in</strong>g' van de opvoed<strong>in</strong>gs-<br />

discussie tot <strong>het</strong> aspect van de verantwoordelijkheid, nader onder de loep<br />

nemen. Een dergelijke analyse is gewenst omdat deze niet alleen helpt om<br />

bestaande lacunes <strong>in</strong> <strong>het</strong> jeugdbeleid te identificeren en te begrijpen, maar ook<br />

omdat ze bijdraagt tot <strong>het</strong> formuleren van de <strong>in</strong>houd en de richt<strong>in</strong>g van toekom-<br />

stig beleid.<br />

1.3 Primaire en secundaire opvoed<strong>in</strong>gsverantwoordelijkheid<br />

In de hedendaagse Nederlandse samenlev<strong>in</strong>g wordt <strong>in</strong> <strong>het</strong> antwoord op de<br />

vraag naar de opvoed<strong>in</strong>gsverantwoordelijkheid doorgaans een onderscheid<br />

gemaakt tussen primaire en niet-primaire (of secundaire) verantwoordelijk-<br />

heid. De primaire opvoed<strong>in</strong>gsverantwoordelijkheid wordt gelegd bij de ouders<br />

of de ouders vervangende opvoeders. Zo wordt <strong>in</strong> de Nota <strong>Jeugd</strong>beleid 6, uitge-<br />

bracht door de m<strong>in</strong>isters van Welzijn, Volksgezondheid enCultuur en van<br />

Sociale Zaken, evenals <strong>in</strong> de <strong>voor</strong>nemeps van de huidige reger<strong>in</strong>g ten aanzien<br />

van k<strong>in</strong>deropvang <strong>het</strong> standpunt gehuldigd dat de primair verantwoor-<br />

'1 Gezondheid wordt hier niet alleen opgevat als afwezigheid van ziekte, rnaar ook als de mate van lichamelijk, rnentaal en sociaal<br />

welbev<strong>in</strong>den.<br />

'1 Notajeugdbeleid, 1984.<br />

'1 M<strong>in</strong>isterie van WVC, 1988.<br />

33 JEUGD INONTWIKKELING


delijke <strong>voor</strong> de opvoed<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren is: <strong>het</strong> gez<strong>in</strong> of daarmee gelijk te stellen<br />

samenlev<strong>in</strong>gsverbanden, mede ook <strong>in</strong> relatie tot de buurt waar <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d woont.<br />

Een probleem is echter dat allerm<strong>in</strong>st duidelijk is wat <strong>het</strong> begrip primaire<br />

opvoed<strong>in</strong>gsverantwoordelijkheid nu precies <strong>in</strong>houdt. In de overheidsstand-<br />

punten aangaande opvoed<strong>in</strong>gs- en jeugdbeleid, zoals die <strong>in</strong> de afgelopen decen-<br />

nia zijn geformuleerd, wordt dit begrip <strong>in</strong> ieder geval geen <strong>in</strong>houd gegeven.<br />

Daarmee blijft ook de verantwoordelijkheid van degenen, <strong>in</strong>clusief de over-<br />

heid, aan wie niet direct maar pas <strong>in</strong> tweede <strong>in</strong>stantie opvoed<strong>in</strong>gsverantwoor-<br />

delijkheid wordt toegeschreven, vaag.<br />

Weliswaar heeft de overheid bij herhal<strong>in</strong>g geformuleerd dat wanneer de<br />

primair verantwoordelijke personen <strong>voor</strong> de opvoed<strong>in</strong>g hun taak niet kunnen<br />

vervullen aanvullende maatregelen vanwege de samenlev<strong>in</strong>g, dat wil zeggen<br />

de overheid, aangewezen zijn - daarmee implicerend dat <strong>het</strong> overheidsbeleid<br />

op de eerste plaats probleemgroepenbeleid is - maar ze heeft achterwege gela-<br />

ten te omschrijven wat onder 'hun taak' nu precies verstaan moet worden '.<br />

Deze meer of m<strong>in</strong>der bewuste terughoudendheid is overigens niet zo verwon-<br />

derlijk. Immers wie zich waagt aan een beschrijv<strong>in</strong>g van de taken van de bij de<br />

opvoed<strong>in</strong>g betrokkenen personen en <strong>in</strong>stituties, ziet zich <strong>voor</strong> de opgave<br />

gesteld processen als zorg, liefde, <strong>voor</strong>beeld en steun nauwkeuriger te def<strong>in</strong>ie-<br />

ren en zowel naar hun noodzakelijke als hun wenselijke vorm en <strong>in</strong>tensiteit te<br />

omschrijven. Een dergelijke ondernem<strong>in</strong>g zou niet alleen uitermate contro-<br />

versieel zijn - ze kan slechts zeer ten dele op geleide van wetenschappelijk<br />

gefundeerde <strong>in</strong>formatie gebeuren - maar ook moet de vraag gesteld worden of<br />

<strong>het</strong> we1 op de weg van de overheid ligt zich daarmee bezig te houden. Het is<br />

ongetwijfeld zo dat velen dit zouden afwijzen als een bemoeienis met de opvoe-<br />

d<strong>in</strong>g, die de ouderlijke vrijheid a1 te zeer zou aantasten '.<br />

Tegelijkertijd is er geen andere mogelijkheid <strong>voor</strong> een goede onderbouw<strong>in</strong>g van<br />

overheidsbeleid <strong>in</strong>zake opvoed<strong>in</strong>g dan op basis van een precieze omschrijv<strong>in</strong>g<br />

van de noodzakelijke en wenselijke <strong>voor</strong>waarden om k<strong>in</strong>deren groot te bren-<br />

gen lo. In deze vicieuze cirkel zit de overheid, maar <strong>in</strong> feite ook de samenlev<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> haar geheel, gevangen. De manifestaties ervan zijn alom duidelijk aanwijs-<br />

baar. Er is <strong>in</strong> ons land geen sprake van een samenhangend jeugdbeleid ". De<br />

hulpverlen<strong>in</strong>g aan k<strong>in</strong>deren en jeugdigen is buitengewoon onoverzichtelijk.<br />

Deze valt uiteen <strong>in</strong> verschillende circuits en vertoont niet alleen een sterke ver-<br />

snipper<strong>in</strong>g, maar ook een grote mate van overlap tussen de diverse op <strong>het</strong> oog<br />

verschillende <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen. Het terre<strong>in</strong> is bovendien nog maar ten dele <strong>in</strong><br />

kaart gebracht. Voorts is <strong>het</strong> zo, dat er een duidelijk gebrek is aan basis-<br />

gegevens. Het <strong>in</strong> kaart brengen van normale en abnormale ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

trajecten van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen, met name <strong>voor</strong> wat betreft de latere<br />

k<strong>in</strong>derjaren en adolescentie, staat nog <strong>in</strong> de 'k<strong>in</strong>derschoenen', terwijl epidemio-<br />

logische kennis op <strong>het</strong> gebied van (de zorg <strong>voor</strong>) emotionele en gedrags-<br />

problemen van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen zeer gebrekkig is. Dat laatste maakt <strong>het</strong><br />

uitvoeren van consistente toekomstverkenn<strong>in</strong>gen vrijwel onmogelijk 12.<br />

Zo heeft <strong>het</strong> kunnen gebeuren dat we thans <strong>in</strong> de Nederlandse samenlev<strong>in</strong>g<br />

met een opmerkelijke tegenstell<strong>in</strong>g te maken hebben. Het is onmiskenbaar dat<br />

de <strong>in</strong>grijpende verander<strong>in</strong>gen op macro-niveau <strong>in</strong> de afgelopen decennia tot<br />

<strong>in</strong>grijpende verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gstaken en daarmee samenhan-<br />

gende ontwikkel<strong>in</strong>gsbehoeften bij k<strong>in</strong>deren en jeugdigen hebben geleid. Niet-<br />

tem<strong>in</strong> is er een duidelijke trend op <strong>het</strong> niveau van de politiek en de overheid<br />

waar te nemen om de opvoed<strong>in</strong>gsverantwoordelijkheid primair op <strong>het</strong> micro-<br />

niveau, dat wil zeggen <strong>in</strong> <strong>het</strong> gez<strong>in</strong> bij ouders of verzorgers, te (blijven) plaatsen.<br />

Wat zijn de argumenten <strong>voor</strong> een dergelijk beleidsstandpunt en hoe 'goed' zijn<br />

'1 Zie bij<strong>voor</strong>beeld de Notajeugdbeleid, 1984, en de Reger<strong>in</strong>gsverklar<strong>in</strong>g, 1989.<br />

9] Zie: S<strong>in</strong>gec 1990, blz. 280-281.<br />

lo] Pot. 1990, blz. 285.<br />

"1 Zie: StuurgroepToekomstscenario's Gezondheidszorg, 1990; S<strong>in</strong>ger. 1990; Pot. 1990; Zuiderveld. 1990.<br />

''1 Zie ook: Stuurgroep Toekomstscenariof Gezondheidszorg. 1990.<br />

34 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


ze? Deze vraag laat zich niet gemakkelijk <strong>in</strong> een positieve of stellende z<strong>in</strong><br />

beantwoorden. Zoals gezegd ontbreekt tot op heden een overheidsstandpunt<br />

ten aanzien van wat de <strong>voor</strong>waarden zijn om k<strong>in</strong>deren en jeugdigen groot te<br />

brengen. Het <strong>voor</strong> de hand liggende verwijt dat de achterliggende mitieven<br />

<strong>voor</strong>al van f<strong>in</strong>ancieel-economische aard zijn - <strong>het</strong> 'terugschuiven' van de opvoe-<br />

d<strong>in</strong>gsverantwoordelijkheid naar de ouders betekent per saldo een priv&ise-<br />

r<strong>in</strong>g van de opvoed<strong>in</strong>g en daarmee een ontlast<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> overheidsbudget -<br />

heeft zeker een reele grond 13. Hetzelfde geldt <strong>voor</strong> de kritiek dat er <strong>in</strong> de<br />

meeste gei'ndustrialiseerde landen een verschuiv<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> overheidsbud-<br />

get heeft plaatsgevonden ten koste van <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren en jeugdi-<br />

gen en ten <strong>voor</strong>dele van <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> ouderen. Naast <strong>het</strong> demografische<br />

feit van de toenemende vergrijz<strong>in</strong>g speelt daarbij vrijwel zeker ook de hiermee<br />

gepaard gaande toenem<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de electorale en de politieke <strong>in</strong>vloed van de<br />

oudere bevolk<strong>in</strong>g een rol.<br />

Maar, a1 deze mogelijke redenen nemen niet weg dat er we1 degelijk ook een<br />

ideologische factor <strong>in</strong> <strong>het</strong> spel is, waarvan de wortels tot ver <strong>in</strong> de,Europese<br />

opvoed<strong>in</strong>gshistorie teruggaan. Een nadere verkenn<strong>in</strong>g daarvan is van belang,<br />

omdat deze verduidelijkt dat <strong>het</strong> vigerende overheidsbeleid <strong>voor</strong> een belangrijk<br />

deel haar fundament v<strong>in</strong>dt <strong>in</strong> waarden en houd<strong>in</strong>gen die <strong>in</strong> brede delen van de<br />

samenlev<strong>in</strong>g aanwijsbaar zijn.<br />

1.4 Opvoed<strong>in</strong>gsverantwoordelijkheid <strong>in</strong> historisch perspectief<br />

')] Zie onder meer: Preston. 1986.<br />

A1 bijna vier eeuwen lang wordt de westerse wetenschappelijke en <strong>voor</strong>weten-<br />

schappelijke opvoed<strong>in</strong>gsliteratuur gedom<strong>in</strong>eerd door <strong>het</strong> 'vroeg-k<strong>in</strong>derlijke<br />

milieu'-paradigma. In de tegenwoordig zogenoemde 'nature-nurture'-discus-<br />

sie l4 is milieu gedef<strong>in</strong>ieerd als de ervar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>derjaren: de aard van de<br />

materiele verzorg<strong>in</strong>g enlof de specifieke omgang en band met mensen en omge-<br />

v<strong>in</strong>g. Dit milieu is <strong>in</strong> de achterliggende eeuwen relatief <strong>het</strong> vaakst beschouwd<br />

als de doorslaggevende factor <strong>voor</strong> de niet zelden dramatische verschillen<br />

tussen volwassenen <strong>in</strong> talent, welzijn, welstand, status en moreel gedrag.<br />

Centraal <strong>in</strong> deze benader<strong>in</strong>g staat de opvatt<strong>in</strong>g dat een k<strong>in</strong>d betrekkelijk<br />

passief en een relatief onbeschreven blad is. Socialisatie volgens bepaalde con-<br />

dities en regels is noodzakelijk om de <strong>in</strong>st<strong>in</strong>ctieve energie om te zetten <strong>in</strong> cultu-<br />

reel aangepaste en produktieve activiteit.<br />

De emoties, waarden, vaardigheden en gewoonten, gevormd <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>der- en<br />

jeugdjaren, worden verondersteld vanaf die periode zodanig vast verankerd te<br />

zijn dat daarmee ook <strong>het</strong> karakter, <strong>het</strong> sociaal functioneren en <strong>het</strong> niveau van<br />

welbev<strong>in</strong>den van de volwassene <strong>in</strong> belangrijke mate zijn vastgelegd. Deze<br />

opvatt<strong>in</strong>g v<strong>in</strong>den we a1 verwoord <strong>in</strong> wat vermoedelijk <strong>het</strong> eerste opvoed-<br />

kundige werk van de nieuwe, na-middeleeuwse tijd is geweest, te weten<br />

De Civilitate morum puerilium (Over de beschav<strong>in</strong>g van de gewoonten van de<br />

jeugd) dat Erasmus <strong>in</strong> 1530 <strong>het</strong> licht deed zien. Zoals Elias overtuigend aan-<br />

toont, is <strong>het</strong> werk van Erasmus een van de eerste duidelijke signalen van de<br />

zich ontwikkelende opvatt<strong>in</strong>g dat de opvoed<strong>in</strong>g <strong>in</strong> belangrijke mate <strong>het</strong> <strong>voor</strong>be-<br />

reiden is van de jeugdige op een (onzekere) maatschappelijke positie E.<br />

Richtte Erasmus zich, evenals de pedagogische auteurs <strong>in</strong> de volgende eeuw,<br />

<strong>voor</strong>al nog op de opvoed<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d <strong>in</strong> wat nu de vroege adolescentie-<br />

periode wordt genoemd, geleidelijk aan ontwikkelde zich de opvatt<strong>in</strong>g: 'hoe<br />

eerder, hoe beter'. In de woorden van John Locke: 'als een k<strong>in</strong>d op zeer jonge<br />

leeftijd goede gewoonten leert, weet <strong>het</strong> niet beter' 16.<br />

j4] Milieu versus erfelijkheid of biologische uitrust<strong>in</strong>g als meest of alles bepalende factor van <strong>in</strong>dividuele ontwikkel<strong>in</strong>g.<br />

Is] Elias. 1939.<br />

16] Locke. 1690.<br />

35 JEUGD IN ONTWIKKELING


Met de toenemende scheid<strong>in</strong>g tussen de gez<strong>in</strong>s- en de werksfeer tegen <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de<br />

van de achttiende en <strong>in</strong> de loop van de negentiende eeuw, en met <strong>het</strong> ontstaan<br />

van <strong>het</strong> zogenaamde nucleaire gez<strong>in</strong>, begon steeds meer <strong>het</strong> idee opgeld te doen<br />

dat de belangrijkste noodzakelijke conditie <strong>voor</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d<br />

een liefdevolle hecht<strong>in</strong>gsrelatie met de biologische moeder is. Bedreig<strong>in</strong>g of<br />

verbrek<strong>in</strong>g van die relatie werd daarmee verheven tot de belangrijkste oorzaak<br />

van ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen bij k<strong>in</strong>deren en van gedragsproblemen en sociale<br />

problemen bij volwassenen.<br />

Dit paradigma heeft <strong>in</strong> de loop van de tw<strong>in</strong>tigste eeuw door Freud's psycho-<br />

analyse, en latere varianten daarop, zodanige impulsen en dissem<strong>in</strong>atie gekre-<br />

gen dat <strong>het</strong>, <strong>in</strong> ietwat gemodificeerde vorm, tot de huis-tu<strong>in</strong>-en-keuken-psycho-<br />

logie van de gemiddelde westerl<strong>in</strong>g is gaan behoren, <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> de Angelsaksi-<br />

sche landen, maar zeker ook <strong>in</strong> cont<strong>in</strong>entaal Europa. Volgens Kagan geloven<br />

de meeste westerl<strong>in</strong>gen tegenwoordig dat <strong>het</strong> verm<strong>in</strong>deren of oplossen van<br />

sociale en <strong>in</strong>dividuele problemen <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g mogelijk is door verande-<br />

r<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de manier waarop en de omgev<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> jonge k<strong>in</strong>deren worden<br />

opgevoed 17. Mussen stelt: 'Generally speak<strong>in</strong>g, the orig<strong>in</strong>s of adult unhappi-<br />

ness and feel<strong>in</strong>gs of <strong>in</strong>adequacy must be sought <strong>in</strong> the <strong>in</strong>dividual's child-<br />

hood' 18.<br />

Zo is zowel onder <strong>het</strong> grote publiek als onder wetenschappers <strong>het</strong> idee wijd<br />

verbreid dat niet alleen de kwetsbaarheid <strong>voor</strong> psycho-emotionele stoornissen,<br />

maar ook de kans op crim<strong>in</strong>eel of immoreel gedrag op latere leeftijd, ger<strong>in</strong>ger<br />

is bij jonge k<strong>in</strong>deren met de ervar<strong>in</strong>g van een veilige, stabiele hecht<strong>in</strong>gsrelatie<br />

met tenm<strong>in</strong>ste Ben volwassene. Door een dergelijke relatie ontstaat niet alleen<br />

een grondvertrouwen ('basic trust') <strong>in</strong> <strong>het</strong> leven en <strong>in</strong> anderen, maar ook<br />

kunnen hieraan de motivatie en een model <strong>voor</strong> sociaal aangepaste of wense-<br />

lijke gedragspatronen, met name <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> van zelfdiscipl<strong>in</strong>er<strong>in</strong>g, ontleend<br />

worden. Die volwassene hoeft volgens recente opvatt<strong>in</strong>gen niet noodzakelijker-<br />

wijze de (biologische) moeder te zijn, hoewel dat <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen we1 de <strong>voor</strong>-<br />

keur zou verdienen. Deze opvatt<strong>in</strong>g is onder meer kenmerkend <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

ontwikkel<strong>in</strong>gsmodel van Bowlby, <strong>in</strong> orig<strong>in</strong>e de tegenwoordig zo <strong>in</strong>vloedrijke<br />

hecht<strong>in</strong>gstheorie Is. Dezelfde gedachtengang v<strong>in</strong>den we ook terug <strong>in</strong> 'The<br />

Health of Youth', een publikatie van de Wereldgezondheidsorganisatie, <strong>het</strong><br />

basisdocument <strong>voor</strong> de discussies van haar Assemblee <strong>in</strong> 1989 'O.<br />

Maar, hoewel er empirische evidentie is <strong>voor</strong> een verband tussen de kwaliteit<br />

van 'moederlijke' zorg <strong>voor</strong> <strong>het</strong> jonge k<strong>in</strong>d en <strong>het</strong> gedrag op latere leeftijd, zijn<br />

sterkte en aard van dit verband allerm<strong>in</strong>st zodanig dat daaruit voldoende <strong>in</strong>for-<br />

matie <strong>voor</strong> '<strong>het</strong> juiste patroon' van de omgang met, of de opvoed<strong>in</strong>g van alle<br />

k<strong>in</strong>deren, kan worden geput. De hoeveelheid variantie <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividueel<br />

welbev<strong>in</strong>den en <strong>het</strong> sociaal functioneren <strong>in</strong> de adolescentie en volwassenheid,<br />

die op reken<strong>in</strong>g van andere factoren geschreven moet worden, is daar<strong>voor</strong> een-<br />

voudig te groot 'I. Andere factoren zijn bij<strong>voor</strong>beeld de ervar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> latere<br />

jaren, de biologische (0.m. <strong>het</strong> temperament) kenmerken, levensgebeurtenis-<br />

sen en relationele en situationele factoren.<br />

De populariteit van <strong>het</strong> paradigma van menselijke ontwikkel<strong>in</strong>g van de 'vroeg-<br />

k<strong>in</strong>derlijke-ervar<strong>in</strong>g' moet derhalve <strong>voor</strong> een deel op andere motieven terug-<br />

gevoerd worden. EBn daarvan is ongetwijfeld de behoefte van volwassenen om<br />

<strong>het</strong> waarom te begrijpen van hun eigen gebrek aan levensgeluk 22: <strong>het</strong> belang-<br />

rijkste moderne criterium <strong>voor</strong> een geslaagde ontwikkel<strong>in</strong>g. De behoefte dus<br />

om hun eigen emotionele, <strong>in</strong>terpersoonlijke en sociale problemen te verklaren.<br />

Hierbij bestaat er een sterke <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> een verklar<strong>in</strong>g die teruggrijpt op<br />

"1 Kagan. 1984.<br />

''1 Mussen e.a., 1963, blz. 4; zie ook: Masterson, 1990.<br />

19] Bowlby, 1988.<br />

'"1 WHO, 1989.<br />

11] Zie met name de hoofdstukken van Kohnstamm, Simons en Heymans <strong>in</strong> deze bundel.<br />

Zie: Kagan. 1984.<br />

36 WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HET REGERINGSBELEID


ervar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>der- en jeugdjaren, <strong>het</strong>geen ongetwijfeld te maken heeft<br />

met <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> geloof <strong>in</strong> de uniciteit van de band tussen ouder en k<strong>in</strong>d een<br />

van de laatste transcendentale thema's <strong>in</strong> de technologische cultuur vormt 23.<br />

Als <strong>het</strong> jonge k<strong>in</strong>d door willekeurig welke betrokken volwassene zou kunnen<br />

worden opgevoed, en als de biologische moeder zonder problemen gemist kan<br />

worden (een veronderstell<strong>in</strong>g die nog altijd niet afdoende bewezen is), dan<br />

wordt daarmee niet alleen de basis onder <strong>het</strong> nucleaire gez<strong>in</strong> weggeslagen,<br />

maar wordt <strong>in</strong> de ogen van velen ook een van de laatste morele ankers<br />

losgemaakt.<br />

Het is deze opvatt<strong>in</strong>g die de ideologische kern vormt van de houd<strong>in</strong>g ten aan-<br />

zien van de opvoed<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen die <strong>in</strong> de Nederlandse samen-<br />

lev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de afgelopen eeuwen heeft gedom<strong>in</strong>eerd, alsook <strong>het</strong> overheidsbeleid<br />

<strong>in</strong> dezen overwegend heeft bepaald. Het is van belang <strong>in</strong> dit kader op te merken<br />

dat een dergelijke ideologie, die de nadruk legt op <strong>het</strong> onvervreemdbare karak-<br />

ter van de band tussen (biologische) ouder en k<strong>in</strong>d, ten alle tijde een <strong>voor</strong> de<br />

hand liggende rechtvaardig<strong>in</strong>gsgrond biedt <strong>voor</strong> beleidsscenario's waar<strong>in</strong> de<br />

rol van de overheid ten aanzien van de k<strong>in</strong>deropvoed<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>al een 'afstandelijke'<br />

of 'terugtrekkende' is.<br />

1.5 De paradox van <strong>het</strong> ouderschap<br />

De <strong>in</strong> de twee <strong>voor</strong>afgaande paragrafen gesc<strong>het</strong>ste ontwikkel<strong>in</strong>gen vormen <strong>het</strong><br />

decor waartegen <strong>het</strong> ontstaan van een <strong>in</strong>grijpende, en <strong>in</strong> sommige opzichten<br />

verontrustende, maatschappelijke paradox kan worden begrepen, een paradox<br />

die <strong>het</strong> best getypeerd kan worden als 'de paradox van <strong>het</strong> ouderschap'. De<br />

essentie van die paradox kan als volgt worden omschreven: terwijl de <strong>in</strong>vloeden<br />

van buiten <strong>het</strong>gez<strong>in</strong> op de ontwikkel<strong>in</strong>g en <strong>het</strong>gedrag van k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> de afgelo-<br />

pen decennia <strong>in</strong> omvang en kracht zzjn toegenomen en nog altzjd toenemen, en<br />

terwijl steeds meer volwassenen worden geprikkeld tot <strong>het</strong> vervullen van rollen<br />

(zoals de beroepsrol) die concurreren met de ouderlijke opvoedersrol, is tegelij-<br />

kertijd ook de nadruk op <strong>het</strong> psychologische en sociale belang van de ouderrol<br />

toegenomen 24.<br />

Dat geldt niet alleen met betrekk<strong>in</strong>g tot <strong>het</strong> jonge k<strong>in</strong>d, maar evenzeer <strong>voor</strong><br />

wat betreft <strong>het</strong> oudere k<strong>in</strong>d en de adolescent, zoals onder meer blijkt uit <strong>het</strong> feit<br />

dat als gevolg van recente maatschappelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>het</strong> moment van<br />

sociale zelfstandigheid van jongeren geleidelijk aan steeds verder is opgescho-<br />

ven - <strong>in</strong> de afgelopen anderhalve eeuw met zo'n 10 tot 12 jaar - <strong>het</strong>geen <strong>voor</strong><br />

veel jongeren de facto gepaard is gegaan met een <strong>voor</strong>tduren van afhankelijk-<br />

heid van de ouders.<br />

De cruciale rol van de ouder(s) is heel recent nog eens onomwonden verwoord<br />

<strong>in</strong> <strong>het</strong> rapport 'Zorgen <strong>voor</strong> Geestelijke Gezondheid <strong>in</strong> de Toekomst' 25: 'Of een<br />

k<strong>in</strong>d nu wordt geadopteerd, <strong>in</strong> een eenoudergez<strong>in</strong> of <strong>in</strong> een traditioneel gez<strong>in</strong>s-<br />

verband opgroeit, de kans op een gezonde ontwikkel<strong>in</strong>g zal <strong>voor</strong>al afhangen<br />

van <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>sklimaat, de affectieve relaties daarb<strong>in</strong>nen, veiligheid en hech-<br />

t<strong>in</strong>gsmogelijkheden' 26. Tegelijkertijd wordt <strong>in</strong> <strong>het</strong>zelfde rapport, zoals <strong>in</strong> veel<br />

andere recente publikaties, geconstateerd dat de ouderrol tegenwoordig meer<br />

dan ooit met onzekerheid, ambigulteit en <strong>in</strong>nerlijke conflicten omgeven is<br />

Als <strong>voor</strong>naamste bepalende factoren hiervan worden doorgaans de volgende<br />

genoemd 2s. Op de eerste plaats moet de veronderstelde cruciale rol van de<br />

ouder worden uitgeoefend <strong>in</strong> een samenlev<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> tal van parallelle socia-<br />

lisatie-<strong>in</strong>vloeden bestaan, onder meer door de school en de media. Deze <strong>in</strong>vloeden<br />

"1 Zie: Mart<strong>in</strong>. 1988; Bad<strong>in</strong>ter. 1986; Kagan. 1984.<br />

15] StuurgroepToekomstscenariof Gezondheidszorg. 1990.<br />

16] Ibid. blz. 301.<br />

17] Zie: S<strong>in</strong>ger, 1990; Kagan. 1984; Turn<strong>in</strong>g Po<strong>in</strong>ts. 1990.<br />

28] Preston. 1986: Kagan. 1984; WHO. 1989;Turn<strong>in</strong>g Po<strong>in</strong>ts. 1990.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELINC


kunnen qua vorm, <strong>in</strong>houd en context ondersteunend maar ook concurrerend of<br />

zelfs tegengesteld zijn aan de ouderlijke opvoed<strong>in</strong>gspatronen en opvatt<strong>in</strong>gen.<br />

Het is zelfs mogelijk dat deze direct bedreigend kunnen zijn <strong>voor</strong> wet veel<br />

ouders als een gezonde ontwikkel<strong>in</strong>g van hun k<strong>in</strong>deren beschouwen. Dit geldt<br />

bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> de <strong>in</strong>vloed van de media op <strong>het</strong> risicogedrag van jeugdigen of<br />

de verderfelijke <strong>in</strong>vloed van de 'vrije' schoolcultuur <strong>in</strong> de opvatt<strong>in</strong>g van allochtone<br />

ouders 29.<br />

Voorts staan veel jongeren <strong>voor</strong> ontwikkd<strong>in</strong>gstaken, zoals hun schoolloopbaan,<br />

waarvan de eisen de <strong>in</strong>tellectuele en.sociale competentie van hun ouders<br />

vaak aanzienlijk overstijgen. Daardoor kunnen deze laatsten vaak enerzijds de<br />

benodigde ondersteun<strong>in</strong>g niet geven, terwijl ze anderzijds we1 de gevolgen van<br />

mislukk<strong>in</strong>g (mede) te dragen hebben respectievelijk zich daar<strong>voor</strong> verantwoordelijk<br />

voelen of daar<strong>voor</strong> verantwoordelijk gehouden worden.<br />

Daarnaast staan steeds meer volwassenen, <strong>voor</strong>namelijk vrouwen, zelf onder<br />

de druk om andere rollen (zoals deelname aan <strong>het</strong> arbeidsproces) uit te oefenen,<br />

die <strong>in</strong> hun praktische en emotionele uitwerk<strong>in</strong>g vaak op gespannen voet<br />

staan met de ouderrol. Die druk is niet alleen van sociaal-economische, maar<br />

zeker evenzeer van psychologische aard. De maatschappelijke waarder<strong>in</strong>g<br />

<strong>voor</strong> de 'verder-niet-werkende moeder' is tanende, <strong>het</strong>geen zijn uitwerkipg niet<br />

mist op <strong>het</strong> zelfrespect en daarmee ook <strong>het</strong> welbev<strong>in</strong>den van de vrouwen die <strong>in</strong><br />

die positie verkeren.<br />

Verder moet de ouderrol door een toenemend aantal volwassenen als gevolg<br />

van huwelijkslrelatie-ontb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g ofwel solistisch worden uitgeoefend, ofwel <strong>in</strong><br />

een situatie zoals gedeeld ouderschap of stiefouderschap. Deze situaties zijn<br />

uitermate complex en zodanig nieuw dat er nog geen cultureel verankerde,,<br />

vaardigheden en ondersteun<strong>in</strong>gsstructuren beschikbaar zijn. Daaraan moet<br />

worden toegevoegd dat <strong>het</strong> risico op <strong>het</strong> gebrekkig functioneren van de ouder<br />

<strong>in</strong> eenoudergez<strong>in</strong>nen groter is, dit als gevolg van <strong>het</strong> feit dat er <strong>in</strong> een dergelijke<br />

situatie vaker sprake is van een ongunstige f<strong>in</strong>anciele positie, een gebrek<br />

aan perspectieven van de ouder en een gebrek aan opvoed<strong>in</strong>gsondersteun<strong>in</strong>g.<br />

lbgen deze achtergrond wordt a1 langere tijd van verschillende kanten de vrees<br />

geuit dat de primair verantwoordelijken <strong>voor</strong> de opvoed<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren, de<br />

ouders, <strong>in</strong> toenemende mate m<strong>in</strong>der goed <strong>in</strong> staat zullen zijn hun taak te verrichten,<br />

waardoor de kans op ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen <strong>in</strong> de toekomst zal toenemen<br />

30. Hiermee wordt een ander element van de paradox van <strong>het</strong> ouderschap<br />

blootgelegd namelijk: 'degenen die steeds sterker als de primair verantwoordelijken<br />

<strong>voor</strong> een gezonde opvoed<strong>in</strong>g en ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren worden<br />

aangemerkt, de ouders, worden ook steeds meer als <strong>het</strong> obstakel gezien om<br />

dat doe1 te bereiken' 31.<br />

Deze paradox heeft een aantal <strong>in</strong>grijpende gevolgen die zich steeds duidelijker<br />

lijken af te tekenen <strong>in</strong> de wijze waarop zowel de samenlev<strong>in</strong>g als de overheid<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen benadert.<br />

Het eerste is, dat zulke problemen eerst en <strong>voor</strong>al worden gezien als manifestaties<br />

van ouderlijke gedragspatronen of van de <strong>in</strong>dividuele gez<strong>in</strong>ssituatie. Deze<br />

tendens tot <strong>in</strong>dividualiser<strong>in</strong>g of 'privatiser<strong>in</strong>g' van de oorzaak van of verantwoordelijkheid<br />

<strong>voor</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen, gaat gepaard met de neig<strong>in</strong>g om<br />

~ok de zorg <strong>voor</strong> de behandel<strong>in</strong>g en <strong>voor</strong>kom<strong>in</strong>g van zulke problemen <strong>in</strong> toenemende<br />

mate te privatiseren.<br />

Met <strong>het</strong> afbrokkelen of <strong>het</strong> afslanken van algemene <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen zal de toegang<br />

tot noodzakelijke ondersteun<strong>in</strong>g en hulpverlen<strong>in</strong>g <strong>in</strong> toenemende mate<br />

bepaald worden door <strong>het</strong> <strong>in</strong>komen en de maatschappelijke positie van de<br />

ouder(s). Dit bergt <strong>het</strong> gevaar <strong>in</strong> zich van toenemende maatschappelijke tegenstell<strong>in</strong>gen,<br />

met name een toenem<strong>in</strong>g van de ongelijkheid <strong>in</strong> de gezondheid en<br />

de sociale perspectieven. Een <strong>voor</strong>beeld daarvan levert <strong>het</strong> vraagstuk van de<br />

29] Zie: Phillips. 1989.<br />

'1 Nota <strong>Jeugd</strong>beleid; 1984. Preston. 1986; STG. 1990; Turn<strong>in</strong>g Po<strong>in</strong>ts. 1990.<br />

"1 Zie Pot. 1990, blz. 286.<br />

38 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


k<strong>in</strong>deropvang. Tenvijl de k<strong>in</strong>deropvang een onontbeerlijke <strong>voor</strong>waarde <strong>voor</strong> de<br />

emancipatie van de vrouw is, en als zodanig ook van belang is <strong>voor</strong> de ontplooi-<br />

<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d 32, lijkt <strong>het</strong> nu a1 duidelijk dat de toegang daartoe <strong>in</strong> toene-<br />

mende mate zal gaan afhangen van de f<strong>in</strong>anciele draagkracht van de ouders 33.<br />

Een hiermee samenhangend gevolg van de privatiser<strong>in</strong>g van de opvoed<strong>in</strong>g en<br />

van opvoed<strong>in</strong>gsproblemen is dat ouders/opvoeders steeds meer op zoek gaan<br />

naar die opvoed<strong>in</strong>gsstrategieen die hun k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met andere<br />

k<strong>in</strong>deren gunstige uitgangsposities geven. Met andere woorden, steeds meer<br />

ouders gaan <strong>in</strong> de opvoed<strong>in</strong>g van hun k<strong>in</strong>deren een 'marktgericht beleid'<br />

voeren. Wanneer algemene <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen, zoals <strong>het</strong> reguliere onderwijs <strong>voor</strong><br />

hun k<strong>in</strong>d, niet (meer) voldoen, dan sturen ouders die dat kunnen betalen hun<br />

k<strong>in</strong>d steeds vaker naar aanvullende of 'reparerende' priv6-opleid<strong>in</strong>gen. Opvoe-<br />

d<strong>in</strong>g wordt daardoor <strong>in</strong> toenemende mate <strong>het</strong> op een zodanige wijze <strong>voor</strong>berei-<br />

den van jeugdigen dat ze straks op 'de markt van de samenlev<strong>in</strong>g' als produkt<br />

zo goed mogelijk <strong>in</strong> de concurrentieslag mee kunnen doen.<br />

Het steeds meer 'met <strong>het</strong> oog op de markt' <strong>in</strong>richten van de opvoed<strong>in</strong>g en oplei-<br />

d<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren, die daardoor ook zelf steeds sterker op die wijze gaan<br />

denken, leidt ertoe dat <strong>het</strong> kiezen en aanleren van vaardigheden en persoon-<br />

lijke kwaliteiten steeds vaker slechts gebeurt als <strong>het</strong> gunstig is <strong>voor</strong> de eigen<br />

(toekomstige) marktpositie. Zo heeft de wijze van <strong>in</strong>formatieverstrekk<strong>in</strong>g over<br />

de keuze van vakkenpakketten <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs en van de studie-<br />

richt<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> hoger onderwijs, tegenwoordig <strong>in</strong> toenemende mate <strong>het</strong> karak-<br />

ter van markt<strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>g. Daarmee samenhangend is <strong>het</strong> bepaald waar-<br />

schijnlijk dat <strong>in</strong> de naaste toekomst de toegankelijkheid en de prijs van univer-<br />

sitaire of hogere beroepsopleid<strong>in</strong>gen door de overheid worden vastgesteld op<br />

grond van de marktvraag. Voor hun mogelijke rol <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van per-<br />

soonlijkheid en morele en maatschappelijke houd<strong>in</strong>gen 'koopt men immers<br />

niks'.<br />

Het onvermijdelijke gevolg van de gesc<strong>het</strong>ste ontwikkel<strong>in</strong>g is een 'verhard<strong>in</strong>g'<br />

van de samenlev<strong>in</strong>g, <strong>in</strong> die z<strong>in</strong> dat <strong>het</strong> niet-succesvol-zijn of falen op de eerste<br />

plaats als een persoonlijke tekortkom<strong>in</strong>g wordt gezien, met als onvermijdelijk<br />

gevolg een marg<strong>in</strong>aliser<strong>in</strong>g van de relatief kansarmen.<br />

De para/dox van <strong>het</strong> ouderschap is bij nadere analyse dus ook een paradox <strong>voor</strong><br />

de overheid en <strong>voor</strong> de samenlev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> haar geheel. De samenlev<strong>in</strong>g-als-markt<br />

schept onvermijdelijk een groep 'verliezers', die juist door <strong>het</strong> karakter van die<br />

samenlev<strong>in</strong>g een groot risico hebben op <strong>het</strong> niet gei'ntegreerd en geengageerd<br />

blijven. Maar <strong>het</strong> ligt ook <strong>in</strong> <strong>het</strong> karakter van de marktsamenlev<strong>in</strong>g om een<br />

relatief afnemende bereidheid te hebben tot zorgzaamheid <strong>voor</strong> die groep. Een<br />

terugtrekkende overheid, als exponent van een dergelijke samenlev<strong>in</strong>g, zal die<br />

tendens hoogstens versterken.<br />

Daarnaast is er door tal van auteurs <strong>in</strong> de afgelopen twee decennia op gewezen<br />

dat a1 vanaf de vroege k<strong>in</strong>derjaren maatschappelijke <strong>in</strong>stituties zelf bijdragen<br />

tot een ongelijke verdel<strong>in</strong>g van kansen. Dat geldt bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> <strong>het</strong> onder-<br />

wijssysteem 34. De vanwege de gez<strong>in</strong>sachtergrond ongelijke uitgangspositie<br />

waarmee k<strong>in</strong>deren bij de schoolpoort verschijnen, wordt tijdens de schoolloop-<br />

baan doorgaans <strong>in</strong>standgehouden of versterkt, waardoor de kansen op een<br />

goede schol<strong>in</strong>g en goede maatschappelijke positie, ongeacht de kwaliteiten van<br />

betreffende leerl<strong>in</strong>gen, ongelijk verdeeld worden 35. Als <strong>voor</strong>naamste verkla-<br />

r<strong>in</strong>g daar<strong>voor</strong> wordt naar voren gebracht, dat <strong>het</strong> onderwijs <strong>in</strong> een markt-<br />

samenlev<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>al fungeert als een selectie-<strong>in</strong>stituut <strong>in</strong> plaats van als een<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>stituut. Initiatieven om <strong>het</strong> onderwijs meer een ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>gsfunctie te laten vervullen, zoals <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>stel <strong>voor</strong> de basisvorm<strong>in</strong>g, moe-<br />

ten hun validiteit <strong>in</strong> dezen nog bewijzen 36.<br />

"1 Zie ook Notajeugdbeleid. 1984.<br />

"1 STG. 1990.<br />

"1 Wessel<strong>in</strong>gh. 1983; Preston. 1986; Coleman. 1966:Turn<strong>in</strong>g Po<strong>in</strong>ts, 1990.<br />

j5] Zie ook: Van Lieshout. 1990.<br />

j6] WRR. 1986.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


1.6 Problemen bij k<strong>in</strong>deren en jeugdigen<br />

De <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>afgaande gesc<strong>het</strong>ste situatie, die niet alleen van toepass<strong>in</strong>g lijkt<br />

te zijn op Nederland maar evenzeer op veel andere hoog-gei'ndustrialiseerde<br />

landen, wettigt volgens uiteenlopende <strong>in</strong>stanties en auteurs een pessimisti-<br />

sche toekomstvisie <strong>voor</strong> wat betreft de ontwikkel<strong>in</strong>gskansen en -problemen<br />

van grote groepen van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen 37:<br />

'sterke tegenstell<strong>in</strong>gen zullen ontstaan tussen lagere en hogere sociaal-economi-<br />

sche statusgroepen <strong>voor</strong> wat betreft <strong>het</strong> <strong>in</strong>komen, de werkgelegenheid en de toe-<br />

gang tot <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen. Een verdere afbrokkel<strong>in</strong>g van de verzorg<strong>in</strong>gsstaat,<br />

bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> alle sectoren, een blijvend hoge werkloosheid en een verhar-<br />

d<strong>in</strong>g van de maatschappij zullen leiden tot verslechterende levensomstandig-<br />

heden <strong>in</strong> de lagere statusgroepen. Ook de <strong>in</strong>dividualiser<strong>in</strong>g van de samenlev<strong>in</strong>g<br />

zal zich doorzetten en zich onder andere uiten <strong>in</strong> een verdere afbrokkel<strong>in</strong>g van<br />

<strong>het</strong> traditionele gez<strong>in</strong>sleven .... [<strong>voor</strong>zien wordt] een stijg<strong>in</strong>g van de mate van<br />

<strong>voor</strong>komen van problematisch gedrag bij k<strong>in</strong>deren en jeugdigen' 38.<br />

De vraag rijst <strong>in</strong> hoeverre deze verwacht<strong>in</strong>gen <strong>in</strong>derdaad gewettigd worden<br />

door de beschikbare empirische gegevens over de leefsituatie en de ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen <strong>in</strong> deze tijd. In <strong>het</strong> volgende zullen we ons<br />

daarom allereerst bezighouden met de presentatie van een aantal gegevens die<br />

kunnen worden opgevat - of door velen <strong>in</strong> iedere geval zo worden opgevat - als<br />

.aanwijz<strong>in</strong>gen of <strong>in</strong>dicatoren <strong>voor</strong> hoe <strong>het</strong> met de jeugd van tegenwoordig<br />

gesteld is. Hierbij zullen we ook een aantal kritische kantteken<strong>in</strong>gen maken<br />

ten aanzien van <strong>het</strong> gebruik van de betreffende <strong>in</strong>dicatoren.<br />

1.7 Hoe gaat <strong>het</strong> met de Nederlandse jeugd?<br />

Op de vraag hoe <strong>het</strong> gaat met de Nederlandse jeugd zou, <strong>in</strong> lijn met <strong>het</strong> bovenge-<br />

stelde over facetten van ontwikkel<strong>in</strong>g en gezondheid, een enigsz<strong>in</strong>s omvattend<br />

antwoord <strong>in</strong> ieder geval moeten verwijzen naar zowel lichamelijke, psychologi-<br />

sche als sociale aspecten. Omdat <strong>het</strong> bovendien gaat om een relatieve vraag<br />

- <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g waarmee of met wie gaat <strong>het</strong> met de Nederlandse jeugd goed<br />

of slecht? - is <strong>het</strong> ook noodzakelijk te zoeken naar adequate referentiekaders<br />

zoals eerdere tijdstippen of periodes, vergelijk<strong>in</strong>gen tussen groepen Neder-<br />

landse k<strong>in</strong>deren en jeugdigen onderl<strong>in</strong>g, en vergelijk<strong>in</strong>g met andere landen.<br />

Aan beide eisen valt slechts op een gebrekkige manier te voldoen. Zo is van een<br />

aantal beschikbare gegevens moeilijk te zeggen over welk aspect van ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>g ze nu precies <strong>in</strong>formatie verschaffen. Zuigel<strong>in</strong>gensterfte en de sterfte<br />

door ongevallen of zelfdod<strong>in</strong>g zijn de uitkomsten van een complex proces<br />

waar<strong>in</strong> zowel lichamelijke, psychologische als sociale factoren een rol (kunnen)<br />

spelen. Het is om die reden dat we de te bespreken gegevens niet a priori <strong>in</strong> deze<br />

categorieen afzonderlijk kunnen en zullen <strong>in</strong>delen. Voorts geldt <strong>voor</strong> veel van<br />

deze gegevens dat, door <strong>het</strong> ontbreken van <strong>in</strong>formatie, vergelijkende uitspra-<br />

ken ofwel niet goed mogelijk zijn ofwel qua aard sterk uiteen kunnen lopen.<br />

Bovendien is de wijze waarop <strong>in</strong>formatie is verzameld per gegeven of <strong>in</strong>dicator<br />

van land tot land, of periode tot periode b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong>zelfde land, vaak heel<br />

verschillend. Het onvermijdelijke gevolg is, dat <strong>het</strong> beeld van de huidige situa-<br />

tie van de Nederlandse jeugd zeer fragmentarisch en <strong>in</strong>compleet is.<br />

Weliswaar is er <strong>in</strong> de afgelopen jaren door verschillende <strong>in</strong>ternationale organi-<br />

saties, zoals de Organisatie <strong>voor</strong> Economische Samenwerk<strong>in</strong>g en Ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>g (OESO) en de Wereldgezondheidsorganisatie, getracht om (samengestel-<br />

de) <strong>in</strong>dicatoren te construeren <strong>voor</strong> de kwaliteit van <strong>het</strong> leven en de ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>g, maar deze hebben niet de functie kunnen verwerven van <strong>in</strong>ternationaal<br />

"1 WHO. 1989; National Council on Adolescence. 1990; Mac Arthur Foundation. 1990; STG. 1990.<br />

"1 WHO. 1985. blz. 338.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERlNGSBELEID


geaccepteerde 'gold standards' op dit terre<strong>in</strong>. Zo is er de zogenoemde Physical<br />

Quality of Life Index (PQLI), een gewogen comb<strong>in</strong>atie van drie variabelen 39:<br />

k<strong>in</strong>dersterfte <strong>in</strong> <strong>het</strong> eerste levensjaar, levensverwacht<strong>in</strong>g bij de geboorte en<br />

alfabetiser<strong>in</strong>gsgraad van de volwassen bevolk<strong>in</strong>g. Maar deze <strong>in</strong>dex is, evenals<br />

andere soortgelijke <strong>in</strong>dices, onvoldoende valide gebleken zowel <strong>voor</strong> wat<br />

betreft de beschrijv<strong>in</strong>g van de ontwikkel<strong>in</strong>g als van de gezondheid. Bovendien<br />

is gezien de gebruikte variabelen de naamgev<strong>in</strong>g onjuist, omdat zowel de<br />

levensvenvacht<strong>in</strong>g als de alfabetiser<strong>in</strong>gsgraad <strong>in</strong> belangrijke mate bepaald<br />

worden door andere dan fysieke factoren en bovendien <strong>in</strong>dicatoren <strong>voor</strong> andere<br />

dan fysieke aspecten van de kwaliteit van <strong>het</strong> leven (kunnen) zijn.<br />

In haar overzicht van 'selected health status'-<strong>in</strong>dicatoren beperkt de Organisa-<br />

tie <strong>voor</strong> Economische Samenwerk<strong>in</strong>g en Ontwikkel<strong>in</strong>g zich tegenwoordig<br />

<strong>in</strong>derdaad tot een separate beschrijv<strong>in</strong>g van de <strong>in</strong>dicatoren levensverwacht<strong>in</strong>g<br />

bij de geboorte, k<strong>in</strong>dersterfte en ruwe sterftecijfers 40. Vrijwel dezelfde proce-<br />

dure wordt gevolgd door de Wereldgezondheidsorganisatie 41.<br />

Voorts is <strong>het</strong> belangrijk zich te realiseren, dat <strong>in</strong>ternationale vergelijk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />

feite geen uitsluitsel kunnen geven over hoe goed of hoe slecht <strong>het</strong> met een<br />

bepaald land <strong>in</strong> een bepaald opzicht gesteld is. Deze vergelijk<strong>in</strong>gen geven<br />

slechts uitsluitsel over de 'relatieve ellende'. Of die relatieve positie reden is om<br />

van een goede dan we1 verontrustende of onwenselijke toestand te spreken, is<br />

afhankelijk van de doelstell<strong>in</strong>g of de norm die men (natie, overheid) op <strong>het</strong><br />

betreffende gebied nastreeft. Voor de meeste van de verderop te bespreken<br />

gegevens zijn echter geen nationale normen of 'targets' beschikbaar. We1 heeft<br />

de Wereldgezondheidsorganisatie <strong>in</strong> haar programma 'Health for All by the<br />

year 2000', althans <strong>voor</strong> wat betreft de Europese landen, op een aantal gebie-<br />

den doelstell<strong>in</strong>gen geformuleerd en heeft de Nederlandse overheid <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel<br />

deze onderschreven 42. Maar, een probleem met de meerderheid van die doel-<br />

stell<strong>in</strong>gen is, dat ze zodanig algemeen geformuleerd zijn dat <strong>het</strong> v<strong>in</strong>den van<br />

valide <strong>in</strong>dicatoren daar<strong>voor</strong> een uitermate lastig probleem is. Daar waar<br />

valide <strong>in</strong>dicatoren kunnen worden geformuleerd, is <strong>in</strong> veel gevallen <strong>het</strong> verza-<br />

melen van daar<strong>voor</strong> noodzakelijke <strong>in</strong>formatie een probleem. Bovendien heb-<br />

ben veel van de betreffende doelstell<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong>al of uitsluitend betrekk<strong>in</strong>g op<br />

gezondheids- en niet op ontwikkel<strong>in</strong>gsaspecten.<br />

De nu volgende beschrijv<strong>in</strong>g van <strong>in</strong>dicatoren van de ontwikkel<strong>in</strong>g en de<br />

gezondheid van de Nederlandse jeugd heeft derhalve noch de pretentie van vol-<br />

ledigheid noch van validiteit. Dit neemt overigens niet weg, zoals zal blijken,<br />

dat de beschrijv<strong>in</strong>g een zekere signaler<strong>in</strong>gswaarde heeft.<br />

1.7.1 Mortaliteits<strong>in</strong>dicatoren<br />

Om <strong>voor</strong> de hand liggende redenen worden sterftecijfers, evenals de relatieve<br />

positie van de verschillende doodsoorzaken <strong>in</strong> de hierarchie van doods-<br />

oorzaken, algemeen beschouwd als een belangrijke <strong>in</strong>dicatie <strong>voor</strong> de kwaliteit<br />

van de leefsituatie en de ontwikkel<strong>in</strong>gskansen van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen 43.<br />

Als we de totale mortaliteit, dat wil zeggen de sterftecijfers <strong>voor</strong> alle doodsoor-<br />

zaken tezamen, <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren van nu1 tot en met achttien jaar <strong>voor</strong> ons land<br />

vergelijken met andere landen <strong>in</strong> Europa dan blijkt <strong>het</strong> volgende. Voor wat<br />

betreft zuigel<strong>in</strong>gensterfte of '<strong>in</strong>fant mortality' (de sterfte b<strong>in</strong>nen twaalf maan-<br />

den na geboorte) blijkt dat Nederland tot de landen behoort met de laagste<br />

cijfers, <strong>het</strong>geen ook betekent dat <strong>het</strong> tot de groep van zeven landen met de laag-<br />

ste k<strong>in</strong>dersterfte <strong>in</strong> de wereld behoort 44. Ook <strong>voor</strong> de leeftijdsgroepen 1-4 jaar<br />

39] US foreign policy and the Third World. agenda 1985- 1986, 1985.<br />

40] OECD, 1990.<br />

4'] WHOIEuro. 1985; WHO. 1989.<br />

42] WHO, 1983.<br />

43] Zie WHO. 1989.<br />

44] WHO. 1985.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELlNG


en 5-14 jaar geldt zowel <strong>voor</strong> jongens als meisjes dat ons land tot de landen <strong>in</strong><br />

Europa behoort met de laagste sterftecijfers 45.<br />

Voor de groep adolescenten en jonge volwassenen (leeftijdsgroep 15-34 jaar) is<br />

de gunstige positie van ons land we1 heel opmerkelijk (zie figuur 1.1 en 1.2),<br />

want bij mannen neemt <strong>het</strong> de laagste en bij vrouwen de een na laagste plaats<br />

<strong>in</strong>.<br />

Figuur 1.1 Mortaliteit mannen, 15-34 jaar, alle oorzaken, 1980<br />

POR FRA DUI EEL SPA IER DEN GRI ITA ENG NED<br />

LAND<br />

PER 100.000.8RON: WHO 8TATIBTIC8 ANNUAL<br />

Bron: Who Statistics Annual.<br />

80 r - - r<br />

Figuur 1.2 Mortaliteit vrouwen, 15-34 jaar, alle oorzaken, 1980<br />

"1 WHO. 1985.<br />

46] WHO. 1985.<br />

" POR DUI FRA EEL SPA DEN IER ENG GRI ITA NED<br />

PER 100.000.BRON: WHO ANNUAL 8TAT18TIC8<br />

Bron: Who Statistics Annual.<br />

LAND<br />

Algemeen gesproken is de relatief gunstige Nederlandse positie geen recent<br />

gegeven, want over de periode 1970-1980 behoort Nederland niet totde groep<br />

landen met de grootste verschuiv<strong>in</strong>g (=verlag<strong>in</strong>g) <strong>voor</strong> wat betreft mortaliteit<br />

bij k<strong>in</strong>deren en jeugdigen 46.<br />

De genoemde mortaliteitscijfers (totaal en zuigel<strong>in</strong>gensterfte) zijn belangrijke<br />

<strong>in</strong>dicatoren van de levensverwacht<strong>in</strong>g, zodat ons land vanzelfsprekend ook <strong>in</strong><br />

42 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


dit opzicht een relatief gunstige positie <strong>in</strong>neemt. Kijken we naar recente gege-<br />

vens dan zien we, zie figuur 1.3, dat Nederland <strong>in</strong> Europa <strong>in</strong>derdaad tot de lan-<br />

den met de hoogste levensvenvacht<strong>in</strong>g bij geboorte behoort, zowel <strong>voor</strong> wat<br />

betreft mannen als vrouwen 47.<br />

Figuur 1.3 Levensverwacht<strong>in</strong>g bij geboorte, EEG<br />

BELGIE<br />

DENEMARKEN<br />

W-DUITSLAND<br />

GRIEKENLAND<br />

IERLAND<br />

ITALIE<br />

LUXEMBURG<br />

NEDERLAND<br />

PORTUGAL<br />

SPANJE<br />

GROOT BRlTANNlE<br />

/ MANNEN VROUWEN 1<br />

Bron: Who Statistics Annual<br />

Specifieke doodsoorzaken<br />

B<strong>in</strong>nen de leeftijdsgroep 0-24 jaar is de mortaliteit relatief <strong>het</strong> hoogste aan de<br />

uitersten (0 jaar, en 15-24 jaar) 48 en betrekkelijk laag <strong>in</strong> de middengroep (5-14<br />

jaar) 49. Tenvijl beneden de leeftijd van vijf jaar de sterfte <strong>voor</strong>namelijk <strong>het</strong><br />

gevolg is van (per<strong>in</strong>atalelcongenitale) lichamelijke oorzaken, neemt vanaf de<br />

leeftijd van vijftien jaar de mortaliteit <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie toe als gevolg van<br />

zogenaamde externe doodsoorzaken, te weten ongevallen en zelfdod<strong>in</strong>g 50.<br />

Zoals figuur 1.4 laat zien hebben ongevallen een grote bijdrage aan de totale<br />

sterfte <strong>in</strong> deze leeftijdscategorie en nemen bij zowel de jongens als de meisjes de<br />

hoogste plaats <strong>in</strong> op de ranglijst van doodsoorzaken. Hierbij gaat <strong>het</strong> <strong>voor</strong>-<br />

namelijk om verkeersongevallen 51.<br />

Figuur 1.4 Percentages externe doodsoorzaken Nederland, 1986,15-24-jarigen<br />

mannen vrouwen<br />

Bron: WHO, 1988.<br />

"1 World Health Statistics Annual. WHO 1988.<br />

48] WHO. 1985.<br />

'9] N.B. over de gehele levensloop gezien is de sterfte <strong>het</strong> laagst <strong>in</strong> deze leeftijdsgroep.<br />

50] WHO. 1985.<br />

"1 Bij jongens ruim 82%. bij meisjes 86% (WHO World Health Statistics Annual. 1988).<br />

43 JEUGD IN ONTWIKKELING


S<strong>in</strong>ds 1970 valt er een duidelijke dal<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> verkeersongevallencijfer waar<br />

te nemen, maar van belang is we1 de constater<strong>in</strong>g dat die algemene trend<br />

<strong>voor</strong>al <strong>het</strong> gevolg is van een dal<strong>in</strong>g bij mannen en <strong>in</strong> veel m<strong>in</strong>dere mate bij<br />

vrouwen 52.<br />

Met betrekk<strong>in</strong>g tot de andere meest belangrijke externe doodsoorzaak, de zelf-<br />

dod<strong>in</strong>g of de sui'cide, valt te constateren dat deze percentueel (zie ook figuur 1.4)<br />

relatief even belangrijk is bij vrouwen als bij mannen. Op de rangorde van<br />

doodsoorzaken figureert zelfdod<strong>in</strong>g <strong>in</strong> deze leeftijdscategorie bij mannen als<br />

tweede en bij vrouwen als derde doodsoorzaak 53. Kijken we naar trends dan<br />

valt op dat er s<strong>in</strong>ds 1960 een duidelijke stijg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> sui'cidecijfer heeft plaats-<br />

gevonden <strong>in</strong> de leeftijdslgroep 15- tot 20-jarigen. Deze komt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> reke-<br />

;<strong>in</strong>g van de stijg<strong>in</strong>g over de periode 1961-1970, en is met name bij vrouwen<br />

sterk aanwezig 54.<br />

Opmerkelijk is dat <strong>het</strong> sui'cidecijfer <strong>voor</strong> deze leeftijdsgroep omstreeks 1983<br />

een hoogte bereikt die nog niet eerder <strong>in</strong> deze eeuw werd geconstateerd. Soort-<br />

gelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen worden ook <strong>in</strong> veel andere landen <strong>in</strong> West-Europa en<br />

Noord Amerika waargenomen 55.<br />

Rzamen eisen ongevallen, sui'cide en overige gewelddadige oorzaken <strong>in</strong> ons<br />

land <strong>in</strong> de leeftijdsgroep 0-24 jaar ruim 900 slachtoffers per jaar 56, <strong>het</strong>geen<br />

overeenkomt met nagenoeg 30% van <strong>het</strong> totale aantal sterfgevallen <strong>in</strong> deze<br />

leeftijdsgroep 57. Beperken we ons tot de leeftijdscategorie 1-24 jaar, <strong>het</strong>geen<br />

gegeven de aard van de doodsoorzaken bij zuigel<strong>in</strong>gen z<strong>in</strong>nig is, dan is dit<br />

percentage bijna 50% 58.<br />

Het <strong>voor</strong>afgaande maakt duidelijk dat de sterfte door ongevallen, sui'cide en<br />

geweld onder k<strong>in</strong>deren en jeugdigen <strong>in</strong> Nederland een belangrijk volksgezond-<br />

heidsprobleem vormt. In vergelijk<strong>in</strong>g met <strong>het</strong> buitenland neemt ons land<br />

echter, opnieuw, een vrij gunstige positie <strong>in</strong>. In een publikatie van de Stuur-<br />

groep ?bekomstscenario's Gezondheidszorg wordt geconcludeerd dat 59:<br />

'De totale, <strong>voor</strong> verschillen <strong>in</strong> leeftijdsopbouw gestandaardiseerde, ongevals-<br />

sterfte <strong>in</strong> Nederland lager is dan <strong>in</strong> een groot aantal vergelijkbare landen <strong>in</strong><br />

West-Europa (Belgie, Frankrijk, West-Duitsland, Scand<strong>in</strong>avische landen) en<br />

Noord-Amerika (Verenigde Staten en Canada). Alleen <strong>in</strong> EngelandIWales<br />

worden gunstiger sterftecijfers gezien. Ditzelfde beeld is zichtbaar bij sui'cide en<br />

geweld. Dit neemt niet weg dat bij enkele afzonderlijke ongevalscategorieen<br />

sommige andere landen gunstiger cijfers vertonen. Belangrijke <strong>voor</strong>beelden<br />

hiervan zijn: verkeersongevallen <strong>in</strong> een aantal Scand<strong>in</strong>avische landen, acciden-<br />

tele val <strong>in</strong> de Verenigde Staten en accidentele vergiftig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> West-Duitsland.'<br />

1.22 Lichamelijk en psychische problemen<br />

"1 Zie ook: STG. 1988.<br />

De meest <strong>in</strong>grijpende belemmer<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en jeug-<br />

digen is vanzelfsprekend de dood, want dan is iiberhaupt geen ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

meer mogelijk. Maar ook als ziekten, ongevallen of sui'cidale gedrag<strong>in</strong>gen niet<br />

de dood tot gevolg hebben, vonnen ze vaak factoren van of <strong>in</strong>dicaties <strong>voor</strong><br />

ongunstige ontwikkel<strong>in</strong>gsomstandigheden, met name doordat ze leiden tot, of<br />

manifestaties zijn van chronische lichamelijke, psychische of psychosociale<br />

problemen. Het is echter niet mogelijk om <strong>voor</strong> ons land, en dat geldt ook <strong>voor</strong><br />

vrijwel alle andere landen, een valide 'overall' beeld te krijgen van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>-<br />

komen van dergelijke chronische condities <strong>in</strong> de leeftijdsgroep tot en met<br />

53] WHO. World Health Statistics Annual, 1988.<br />

''1 Diekstra, 1989.<br />

"1 Zie: Diekstra. 1989.<br />

56] l986=9 19 gevallen (WHO World Health Statistics Annual. 1988).<br />

''1 Jaar 1986 (WHO World Health Statistics Annual, 1988).<br />

58] 47.5% <strong>voor</strong> 1986 (WHO World Health Statistics Annual. 1988).<br />

59] STG. 1988. blz. 28-29.<br />

44 WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HET REGERINGSBELEID


achttien jaar, laat staan dat <strong>het</strong> mogelijk zou zijn om met enige zekerheid iets<br />

te zeggen over de ontwikkel<strong>in</strong>g daarvan <strong>in</strong> de loop van de tijd 60.<br />

Afgaande op de beschikbare gegevens lijkt <strong>het</strong> echter verantwoord aan te<br />

nemen dat bij naar schatt<strong>in</strong>g 30% van alle k<strong>in</strong>deren onder de achttien jaar<br />

sprake is van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van een of meer chronische stoornissen met een<br />

duur van meer dan drie maanden 62. In deze groep vallen zowel relatief milde<br />

aandoen<strong>in</strong>gen die goed behandelbaar zijn, zoals de meeste gezichtsstoornissen,<br />

als ernstige chronische emotionele en lichamelijke stoornissen. Verdelen we de<br />

groep verder <strong>in</strong> drie subgroepen, te weten k<strong>in</strong>deren met chronische lichame-<br />

lijke ziektes en stoornissen, k<strong>in</strong>deren met verstandelijkelcognitief-motorische<br />

handicaps en k<strong>in</strong>deren met emotionele problemen en gedragsproblemen, dan<br />

blijkt <strong>het</strong> volgende.<br />

1.7.2.1 Chronische lichamelijke ziekten en stoornissen<br />

Uit een aantal studies valt af te leiden dat van de k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> de leeftijdsgroep<br />

6-17 jaar omstreeks 1985 naar schatt<strong>in</strong>g tussen de 7 en 12% leed aan een chroni-<br />

sche lichameliike ziekte of stoornis 63. Bii 50 tot 60% van deze k<strong>in</strong>deren is<br />

sprake van een matig ernstige tot ernstige aandoen<strong>in</strong>g. Er zijn aanwijz<strong>in</strong>gen<br />

dat <strong>het</strong> percentage <strong>in</strong> de afgelopen decennia is toegenomen en <strong>in</strong> de komende<br />

decennia verder zal stijgen 64.<br />

!kchnologische ontwikkel<strong>in</strong>gen hebben <strong>het</strong> mogelijk gemaakt de levens te<br />

verlengen van k<strong>in</strong>deren die lijden aan vroeger onbehandelbare en daarom<br />

dodelijke ziektes of afwijk<strong>in</strong>gen, bij<strong>voor</strong>beeld thalassemie, cystic fibrosis,<br />

verschillende soorten van kanker en nier- en hartziektes waarbij nu transplan-<br />

tatie mogelijk is. Kijken we naar de onderverdel<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen deze subgroep, dan<br />

zien we dat met name aandoen<strong>in</strong>gen van de ademhal<strong>in</strong>gs- en luchtwegen<br />

(CARA), neurologische aandoen<strong>in</strong>gen en auto-immuun-ziektes (diabetes) een<br />

belangrijke rol spelen.<br />

Voor wat betreft <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van specifieke (lichamelijke) handicaps<br />

schatten De Kleyn- de Vrankrijker en Van Duren dat rond 1980 9% van de<br />

Nederlandse bevolk<strong>in</strong>g een lichamelijk 'tekort' had dat een of meer functie-<br />

stoornissen met zich meebracht 65. In de leeftijdsgroep 15-19 jaar lag <strong>het</strong><br />

percentage op 1,8% (<strong>het</strong> gaat hier dus niet om jongeren met een chronische<br />

ziekte of een (uitsluitend) verstandelijke handicap).<br />

1.7.2.2 Verstandelijke handicaps<br />

Zie: He<strong>in</strong>. 1988.<br />

Uitspraken omtrent <strong>het</strong> percentage k<strong>in</strong>deren met verstandelijke handicaps<br />

zijn <strong>voor</strong> ons land met meer stelligheid te doen, aangezien we beschikken over<br />

een drietal opspor<strong>in</strong>gsstudies, uitgevoerd <strong>in</strong> respectievelijk 1969, 1974 en<br />

1986 66. Alle drie peil<strong>in</strong>gen geven <strong>voor</strong> wat betreft <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van matige,<br />

ernstige en diep verstandelijk gehandicapten een overeenkomstig cijfer, te<br />

weten 0,35 (een derde) procent. Voor wat betreft de lichtere verstandelijke han-<br />

dicaps lopen de peil<strong>in</strong>gen uiteen en worden deze <strong>in</strong> de tijd steeds lager, van 0,85<br />

procent <strong>in</strong> 1969 tot ongeveer 0,4 procent <strong>in</strong> 1986. Deze dal<strong>in</strong>g is vermoedelijk<br />

<strong>voor</strong>al een gevolg van een veranderde def<strong>in</strong>itie, aangezien <strong>in</strong> de peilperiode <strong>het</strong><br />

criterium van een IQ (<strong>in</strong>telligentie-quotient) van 80 verlaagd is naar de <strong>in</strong>ter-<br />

nationaal doorgaans gebruikte bovengrens van 70.<br />

6'] He<strong>in</strong>. 1988; Seiffge-Krenke. 1988; Callahan, 1990.<br />

62] He<strong>in</strong>, 1988.<br />

63] Zie: He<strong>in</strong>, 1988.<br />

Callahan. 1990; He<strong>in</strong>. 1988.<br />

65] De Kleyn-de Vrankrijker en Van Duren, 1982.<br />

66] Maas e.a., 1988.<br />

45 JEUGD INONTWlKKELlNG


Aangezien de meeste verstandelijke handicaps zich reeds vroeg <strong>in</strong> de levensloop<br />

manifesteren, kunnen de betreffende percentages opgevat wordenals een<br />

globale <strong>in</strong>dicatie van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van dergelijke handicaps <strong>in</strong> de onderhavige<br />

leeftijdsgroep van nu1 tot en met achttien jaar. .<br />

1.22.3 Ernotionele problemen en gedragsstoornissen<br />

Ook is <strong>in</strong>middels <strong>het</strong> een en ander bekend omtrent <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van psychi-<br />

sche stoornissen (emotionele problemen en gedragsstoornissen) bij k<strong>in</strong>deren<br />

en jeugdigen. Hierover is <strong>voor</strong> wat betreft de leeftijdsgroep 0-17-jarigen <strong>in</strong> ons<br />

land recent door de Stuurgroep 'hekomstscenario's Gezondheidszorg een<br />

studie gepubliceerd, waar<strong>in</strong> met enige <strong>voor</strong>zichtigheid gesteld wordt dat 5 tot<br />

7% van alle k<strong>in</strong>deren en jeugdigen <strong>in</strong> ernstige mate aan een of meer van derge-<br />

lijke stoornissen lijdt, <strong>het</strong>geen overeenkomt met 166.000 tot 233.000 perso-<br />

nen 6? De grootste groep wordt gevormd door k<strong>in</strong>deren die lijden aan emotio-<br />

nele stoornissen 6s, gevolgd door gedragsstoornissen 69 en hyper-k<strong>in</strong>etische<br />

stoornissen 70, ontwikkel<strong>in</strong>gs~toornissen en psychosen.<br />

De verhoud<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen bij jongens en meisjes is globaal2 op 1, waar-<br />

bij gedragsstoornissen vaker bij jongens en emotionele stoornissen vaker bij<br />

meisjes worden aangetroffen. Het <strong>voor</strong>komen van de betreffende stoornissen<br />

neemt gewoonlijk toe met de leeftijd, zodat de prevalentie relatief <strong>het</strong> hoogst is<br />

<strong>in</strong> de adolescentiejaren. Het gaat hier steeds om ernstige stoornissen, waarbij<br />

<strong>het</strong> psychiatrisch oordeel of diagnose <strong>het</strong> criterium is. Daarnaast is er sprake<br />

van een veel groter aantal k<strong>in</strong>deren en jeugdigen met relatief matige of milde<br />

stoornissen of fioblemen. Schatt<strong>in</strong>gen daarvan lopen echter sterk uiteen,<br />

mede als gevolg van grote verschillen <strong>in</strong> onderzoeksmethoden en onderzochte<br />

populaties. Zo bewegen ram<strong>in</strong>gen van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van ernstige depressieve<br />

stoornissen (zogenaamde Major Depressive Disorder) bij 13- tot 18-jarigen zich<br />

<strong>in</strong> de orde van 1,5% tot 5%, tenvijl <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van matige tot ernstige symp-<br />

tomen van depressie tussen beschikbare studies varieert van 8% tot 42% 12.<br />

Er is geen reden om aan te nemen dat er <strong>in</strong> een gunstige of ongunstige z<strong>in</strong><br />

opmerkelijke verschillen bestaan tussen ons land en andere landen <strong>in</strong> Europa<br />

of Noord-Amerika, <strong>voor</strong> wat betreft <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van emotionele of gedrags-<br />

stoornissen bij k<strong>in</strong>deren en jeugdigen 73. Rn aanzien van de trendmatige ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>gen zijn er niet of nauwelijks valide gegevens beschikbaar op grond<br />

waarvan conclusies omtrent ontwikkel<strong>in</strong>gen tot op heden, dan we1 <strong>voor</strong>spel-<br />

l<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> de toekomst, onderbouwd kunnen worden.<br />

Weliswaar meent de Stuurgroep 'hekomstscenario's Gezondheidszorg redenen<br />

te hebben om aan te nemen dat emotionele en gedragsproblemen bij k<strong>in</strong>deren<br />

en jeugdigen <strong>in</strong> de komende decennia zullen toenemen, maar deze conclusie is<br />

<strong>voor</strong>alsnog grotendeels gebaseerd op een speculatieve venvacht<strong>in</strong>g 74.<br />

1.22.4 Risicogedrag<br />

Naast gedragsstoornissen <strong>in</strong> de engere z<strong>in</strong> van <strong>het</strong> woord is <strong>het</strong>, met name <strong>voor</strong><br />

wat betreft adolescenten (10-18 jarigen), ook van belang te kijken naar <strong>het</strong><br />

<strong>voor</strong>komen van zogenaamd risicogedrag, zoals gebruik en misbruik van alco-<br />

hol, tabak, psychofarmaca, soft- en harddrugs en onveilig seksueel gedrag.<br />

67] Stuurgroep Toekomstscenario's Gezondheidszorg, 1990.<br />

68] Angsten, fobieh, depressiviteit, m<strong>in</strong>derwaardigheidsgevoelens. sociale teruggetrokkenheid, ernstige verlegenheid en over-<br />

gevoeligheid.<br />

69] Vernielzucht, agressie, verslav<strong>in</strong>gsgedrag.<br />

70] Overmatige activiteit, gebrekkige concentratie, impulsiviteit.<br />

7'] Leer- en taalproblemen, bedplassen.<br />

72] Diekstra. 1989.<br />

73] Zie: STG. 1990.<br />

"1 Ibid.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


De term risicogedrag impliceert dat <strong>het</strong> gaat om gedrag<strong>in</strong>gen die op zichzelf<br />

genomen niet als 'gestoord', pathologisch of afwijkend beschouwd kunnen of<br />

hoeven worden. Het is echter gedrag dat onder bepaalde omstandigheden <strong>het</strong>-<br />

zij op korte termijn (gebruik van alcohol <strong>in</strong> <strong>het</strong> verkeer), <strong>het</strong>zij op langere<br />

termijn (gebruik van alcohol op jeugdige leeftijd met risico op verslav<strong>in</strong>g op vol-<br />

wassen leeftijd) een verhoogd risico op (ontwikke1<strong>in</strong>gs)problemen of een reeel<br />

gevaar <strong>voor</strong> de jeugdige en zijn omgev<strong>in</strong>g met zich mee kan brengen 75. Daar-<br />

mee wordt de mogelijkheid opengelaten dat dergelijke 'risk-tak<strong>in</strong>g behaviours'<br />

ook kunnen worden opgevat als experimenteer-gedrag dat normaal is vroeg en<br />

midden <strong>in</strong> de adolescentie. De discussie over de vraag onder welke omstandig-<br />

heden en <strong>in</strong> welke vormen risicogedrag <strong>het</strong> een (d.w.z. <strong>in</strong>derdaad risicovol<br />

gedrag) dan we1 <strong>het</strong> ander (normaal experimenteer-gedrag) is, is nog volop<br />

gaande en zal bij gebrek aan valide <strong>in</strong>formatie over de normale adolescente ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>lopig geen def<strong>in</strong>itieve conclusies opleveren.<br />

Naast de genoemde gedrag<strong>in</strong>gen worden onder de term risicogedrag door<br />

sommige auteurs ook we1 gedrag<strong>in</strong>gen gerekend die een hoog direct risico<br />

impliceren op zelfverwond<strong>in</strong>g 76: agressief verkeersgedrag en opzettelijk zelf-<br />

verwondend gedrag, zoals <strong>in</strong> de vorm van zogenaamde niet-dodelijke sui'cide-<br />

pog<strong>in</strong>gen. Voorts valt hieronder <strong>het</strong> gedrag met een hoog risico op venvond<strong>in</strong>g<br />

van anderen of op beschadig<strong>in</strong>g van goederen: a1 dan niet seksueel geweld-<br />

dadig en vandalistisch gedrag. Het probleem met deze typen gedrag<strong>in</strong>gen is<br />

echter dat ze moeilijk als 'normaal' (niet <strong>in</strong> statistische maar normatieve z<strong>in</strong>)<br />

experimepteer-gedrag van jeugdigen kunnen worden beschouwd. Hetzelfde<br />

geldt <strong>voor</strong> (a1 dan niet kle<strong>in</strong>-Icrim<strong>in</strong>eel gedrag. Bovendien geldt <strong>voor</strong> deze<br />

gedrag<strong>in</strong>gen, met uitzonder<strong>in</strong>g van sui'cidaal gedrag, dat <strong>het</strong> niet direct duide-<br />

lijk is <strong>in</strong> hoeverre. ze op te vatten zijn als een aanwijz<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> de mate van<br />

welbev<strong>in</strong>den of welzi<strong>in</strong> en daarmee van <strong>het</strong> a1 dan niet bestaan van (ontwikke-<br />

1<strong>in</strong>gs)problemen bij jeugdigen 77. Maar, aangezien <strong>het</strong> volgens de thans <strong>in</strong> ons<br />

land gangbare opvatt<strong>in</strong>gen 78 gerechtvaardigd zou zijn gedrag<strong>in</strong>gen als bij-<br />

.<strong>voor</strong>beeld kle<strong>in</strong>e crim<strong>in</strong>aliteit op te vatten als tenm<strong>in</strong>ste ten dele veroorzaakt<br />

door problemen van medische, psychiatrische of psychologische aard 79, zullen<br />

we <strong>in</strong> de navolgende besprek<strong>in</strong>g van risicogedrag ook kort aandacht aan deze<br />

categorieen van gedrag besteden.<br />

B<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> bestek van deze paragraaf beperken we ons tot de vraag naar <strong>het</strong><br />

<strong>voor</strong>komen van 'risk-tak<strong>in</strong>g behaviour' onder k<strong>in</strong>deren en jeugdigen. Op de<br />

eventuele betekenis of signaalwaarde van dergelijke gedrag<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de<br />

k<strong>in</strong>der- en jeugdjaren <strong>voor</strong> <strong>het</strong> functioneren op volwassen leeftijd zal later nog<br />

terug worden gekomen.<br />

Recent zijn <strong>voor</strong> ons land de resultaten van verschillende studies (a1 dan niet <strong>in</strong><br />

steekproeven) van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen gepubliceerd, waar<strong>in</strong> <strong>in</strong>formatie<br />

over een of meer van de genoemde risicogedrag<strong>in</strong>gen werd verzameld 'O. Verge-<br />

lijk<strong>in</strong>g van de betreffende gegevens met gegevens van andere landen is <strong>in</strong><br />

beperkte mate mogelijk, onder andere door gebruikmak<strong>in</strong>g van de <strong>in</strong>formatie<br />

uit de 'WHO Cross-National Survey of Health Behaviour among School-<br />

children' '', waaraan elf landedgebieden <strong>in</strong> Europa deelnemen (maar opmer-<br />

kelijk genoeg ons land niet), en <strong>het</strong> 'Monitor<strong>in</strong>g The Future'-project <strong>in</strong> de<br />

Verenigde Staten '2, dat gedeeltelijk model heeft gestaan <strong>voor</strong> <strong>het</strong> Nederlandse<br />

project 'Een Monitor op de'lbekomst: Gedrag en Gezondheid onder Scholieren' 83.<br />

75] Irw<strong>in</strong> & Vaughan, 1988; WHO. 1989.<br />

76] Bachman e.a., 1986.<br />

77] Rutter. 1990.<br />

"1 Zie: Vlaard<strong>in</strong>gerbroek, 1987.<br />

79] De 'duwende' factoren van de Commissie Roethof (zie: Vlaard<strong>in</strong>gerbroek. 1987).<br />

''1 Zie onder meer: Kienhorst. 1988; Diekstra e.a.. 1990; Plomp e.a.. 1990; van Dijk e.a.. 1990.<br />

"1 1 1-15 jarigen. WHOIEURO. 1988.<br />

"1 Bachman e.a., 1986.<br />

''1 Diekstra e.a.. 1990.<br />

47 JEUGD IN ONTWlKKELlNG


Alcoholgebruik<br />

Uit gegevens van de WHO-studie komt naar voren dat Ben op de drie jongeren<br />

op de leeftijd van vijftien jaar wekelijks alcohol gebruikt. Een directe verge-<br />

lijk<strong>in</strong>g met de Nederlandse surveys is niet mogelijk 84. Volgens Kienhorst geeft<br />

36% van de jeugd <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet ondenvijs aan nooit te dr<strong>in</strong>ken en 5% zegt<br />

we1 te dr<strong>in</strong>ken maar niet <strong>in</strong> de week <strong>voor</strong>afgaande aan de survey ". In de studie<br />

van Diekstra en collega-onderzoekers 86 geeft 20% aan nooit te dr<strong>in</strong>ken; 12,6%<br />

geeft aan we1 eens te dr<strong>in</strong>ken maar dit <strong>in</strong> de afgelopen maand niet te hebben<br />

gedaan. Deze percentages verschillen enigsz<strong>in</strong>s, maar niet opmerkelijk van de<br />

bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen van Plomp en collega's, die rapporteren dat <strong>in</strong> totaal23% van de<br />

jongens en 30% van de meisjes aangeeft nooit gedronken te hebben, tenvijl nog<br />

eens 26% zegt we1 eens te dr<strong>in</strong>ken maar dat <strong>in</strong> de afgelopen maand niet te<br />

hebben gedaan 87.<br />

Opmerkelijk is dat 28,5% van de scholieren <strong>in</strong> een van de onderzoeken 88 aan-<br />

geeft per maand tenm<strong>in</strong>ste 10 glazen alcohol te gebruiken en bijna 10% van<br />

alle scholieren geeft aan 40 glazen of meer per maand te dr<strong>in</strong>ken 89. Het dr<strong>in</strong>k-<br />

gedrag is daarbij niet regelmatig over de maand verspreid, maar 'piekt' <strong>in</strong> de<br />

weeke<strong>in</strong>den, wat verklaart dat nogal wat jongeren episodes van overmatig<br />

gebruik rapporteren. Uit de WHO-studie blijkt dat van de vijftienjarigen 1 op<br />

de 2 jongens en 1 op de 3 meisjes aangeeft tenm<strong>in</strong>ste BBn keer dronken te zijn<br />

geweest. In de studie van Plomp e.a. zegt van de dertien- en veertienjarigen een<br />

op de zeven leerl<strong>in</strong>gen ooit aangeschoten te zijn geweest (15%) en van de leer-<br />

l<strong>in</strong>gen van 17 jaar en ouder zegt 61% dit '.<br />

Maar, om een beeld te krijgen van riskant alcoholgebruik is <strong>voor</strong>al <strong>in</strong>formatie<br />

over drank-episodes <strong>in</strong> <strong>het</strong> recente verleden van belang. Diekstra (e.a.) v<strong>in</strong>dt,<br />

dat van degenen die <strong>in</strong> de afgelopen maand gedronken hebben maar liefst bijna<br />

43% van de ondervraagden aangeeft tenm<strong>in</strong>ste BBn keer zoveel gedronken te<br />

hebben dat ze 'aangeschoten' waren Deze bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g ligt weliswaar aanzien-<br />

lijk hoger maar kan niet direct vergeleken worden met de bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen uit de<br />

studie van Plomp en collega-onderzoekers, die <strong>voor</strong> jongens en meisjes de<br />

volgende percentages vonden ": 5% en 4% (13-14 jarigen), 19% en 13% (15-16<br />

jarigen), 30% en 14% (17 jaar en ouder). Uit <strong>het</strong> onderzoek van Diekstra (e.a.)<br />

blijkt ook dat ruim 10% van de dr<strong>in</strong>kers <strong>in</strong> de helft van de drank-episodes uit de<br />

afgelopen maand aangeschoten is geweest 93. Deze bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g komt ongeveer<br />

overeen met die uit <strong>het</strong> onderzoek van Plomp (e.a.1 dat 6 tot 9% van de jongens<br />

van 15 jaar en ouder m<strong>in</strong>stens 3 keer <strong>in</strong> de afgelopen maand aangeschoten is<br />

geweest (tegen 3% van de meisjes) 94. Het is opmerkelijk, <strong>in</strong> termen van riskant<br />

gebruik, dat 1 op de 3 a 4 jongens (15 jaar en ouder) aangaf de laatste keer<br />

m<strong>in</strong>stens 6 glazen gedronken te hebben (bij meisjes was dit 1 op de 10) 95.<br />

Kijken we naar trends dan valt op dat:<br />

a. de leeftijd waarop <strong>voor</strong> de eerste maal alcohol wordt gebruikt <strong>in</strong> de afgelopen<br />

tw<strong>in</strong>tig jaar geleidelijk maar duidelijk is gedaald 96, zodat ruim de helft van de<br />

"1 Diekstra e.a. (1990), evenals Plomp e.a. (1990), verzamelden gegevens over de laatste maand. Kienhorst (1988) rapporteert <strong>in</strong><br />

andere leeftijdscategorieen dan de WHO-studie.<br />

85] Kienhorst. 1988. blz. 62-63.<br />

86] Diekstra e.a.. 1990.<br />

"1 Plomp e.a.. 1990.<br />

@] Diekstra e.a.. 1990.<br />

89] Mogelijk is deze groep vergelijkbaar met de groep wekelijkse dr<strong>in</strong>kers uit de WHO-studie.<br />

90] Plomp e.a.. 1990.<br />

9'] Diekstra. 1990.<br />

92] Plomp e.a.. 1990.<br />

93] Diekstra e.a.. 1990.<br />

"1 Plomp e.a.. 1990.<br />

"1 Ibid.<br />

96] Zie ook: Lange en Schippers. 1987.<br />

48 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Figuur 1.5<br />

JAPAN 18-26<br />

ITALJE 18-19<br />

NWRWEGEN 16-24<br />

POLEN 16-10<br />

NEDERLAND 10-18<br />

AUSTRALIE 17<br />

USA. 17-18<br />

GROOT BRITTANIE 16<br />

FRANKRIJK 18-29<br />

SPANJE 12-16<br />

9'1<br />

9 7<br />

'"I '"I<br />

lO21<br />

lo31<br />

'"I<br />

1051<br />

elfjarigen <strong>in</strong> de meeste Westeuropese landen a1 ervar<strong>in</strong>g heeft met <strong>het</strong> gebruik<br />

van alcohol 97;<br />

dat de hoeveelheid alcohol die per dr<strong>in</strong>kgelegenheid door jongeren wordt<br />

gebruikt eveneens is toegenomen ". Plomp (e.a.1 vonden dat van 1984 tot 1988<br />

<strong>het</strong> percentage scholieren van vijftien jaar en ouder dat bij de laatste gelegen-<br />

heid vijf of meer glazen alcohol dronk, verdubbeld was (stijg<strong>in</strong>g van 14% naar<br />

28%) ";<br />

dat jongens vaker en per gelegenheid meer dr<strong>in</strong>ken dan meisjes, maar dat er<br />

over de tijd gezien sprake is van afnemende verschillen loo.<br />

Figuur 1.5 laat zien dat alcoholgebruik door adolescenten <strong>in</strong> veel westerse lan-<br />

den een epidemisch verschijnsel is. Het laat ook zien hoe ons land <strong>in</strong> dit opzicht<br />

afsteekt tegenover andere landen.<br />

Alcoholconsumptie onder jongeren <strong>in</strong> percentages <strong>in</strong> de afgelopen maand<br />

Bron: WHO 1988.<br />

Volgens de WHO-studie heeft ruim de helft van de scholieren <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet<br />

ondenvijs we1 eens gerookt tegen de tijd dat ze vijftien jaar oud zijn. De gege-<br />

vens <strong>voor</strong> ons land wijken hier niet opvallend van af, aangezien uit de betref-<br />

fende studies blijkt dat 60% lol respectievelijk 55% lo2 van de scholieren nooit<br />

heeft gerookt en dat 13% we1 eens heeft gerookt maar dat nu niet meer doet lo3.<br />

3,5% van de scholieren is een zware roker lo4. Voor wat betreft trends geven<br />

Plomp en collega-onderzoekers aan dat over de periode 1984-1988 <strong>het</strong> percen-<br />

tage scholieren dat geregeld rookt, is gedaald van 15 naar 10 procent lo5. Verder<br />

blijkt dat <strong>voor</strong> roken geldt wat we boven ook a1 <strong>voor</strong> alcohol hebben gezien: er<br />

is over de afgelopen twee decennia een ontwikkel<strong>in</strong>g waar te nemen <strong>in</strong> de rich-<br />

t<strong>in</strong>g van verlag<strong>in</strong>g van de leeftijd waarop <strong>voor</strong> <strong>het</strong> eerst wordt gerookt, en van<br />

relatief meer roken op jongere leeftijd, <strong>voor</strong>al bij meisjes.<br />

Uit <strong>het</strong> onderzoek van Plomp e.a. blijkt dat dit <strong>voor</strong> 42% van de k<strong>in</strong>deren van 10 jaar en jonger geldt.<br />

Schippers. 1983.<br />

Plomp e.a.. 1990.<br />

WHO. 1989.<br />

Diekstra e.a.. 1990.<br />

Plornp e.a.. 1990. <strong>voor</strong> <strong>het</strong> jaar 1988.<br />

Diekstra e.a.. 1990. zie tabel 22.<br />

16 sigaretten of rneer per dag. De WHO-studie levert hierover geen gegevens.<br />

Plomp e.a., 1990.<br />

49 JEUGD IN ONTWlKKELlNG


Vergelijken we ons land met andere landen, waar<strong>voor</strong> soortgelijke gegevens<br />

beschikbaar zijn, dan blijkt de situatie met betrekk<strong>in</strong>g tot jongens relatief gun-<br />

stig, maar met betrekk<strong>in</strong>g tot meisjes relatief ongunstig te zijn (zie figuur 1.6).<br />

Figuur 1.6 Roken onder jongeren, percentage dat meer dan tw<strong>in</strong>tig sigaretten per dag rookt<br />

1<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

U88R NEDERLAUD JAMN IMLlE BENEQAL NlQERlA PHILLIP.<br />

Bron: WHO, 1985.<br />

Overig druggebruik<br />

Gegevens met betrekk<strong>in</strong>g tot <strong>het</strong> gebruik van andere drugs Io6 zijn <strong>in</strong> de WHO-<br />

studie niet verzameld. Voor wat betreft de Nederlandse situatie levert de studie<br />

van Plomp (e.a.) hierover we1 <strong>in</strong>formatie lo'. Zo geeft 19% van de scholieren aan<br />

ooit hasj of marihuana gebruikt te hebben. In 1984 lag dit percentage nog op<br />

10%. Ten aanzien van harddrugs blijkt uit <strong>het</strong>zelfde onderzoek dat m<strong>in</strong>der dan<br />

1% (0,7%, <strong>voor</strong> 1988) zegt we1 eens coca'<strong>in</strong>e of hero'<strong>in</strong>e gebruikt te hebben. Snuif-<br />

middelen blijken door 3% van de scholieren op enig tijdstip gebruikt te zijn.<br />

Voor wat betreft <strong>het</strong> gebruik van kalmer<strong>in</strong>gs-, slaap- of pepmiddelen geven<br />

twee Nederlandse studies vrijwel <strong>het</strong>zelfde percentage scholieren dat zegt der-<br />

gelijke middelen te hebben <strong>in</strong>genomen, namelijk 13% lo'.<br />

Over trends valt alleen met betrekk<strong>in</strong>g tot <strong>het</strong> gebruik van marihuana met<br />

enige stelligheid een uitspraak te doen. Uit <strong>het</strong> onderzoek van Plomp (e.a.)<br />

blijkt dat over de periode 1984-1988 <strong>het</strong> gebruik op enig tijdstip van marihuana<br />

bij leerl<strong>in</strong>gen van 15 jaar en ouder vrijwel is verdubbeld, terwijl ook <strong>het</strong> actuele<br />

gebruik ervan is toegenomen van 1,8% <strong>in</strong> 1984 tot 2,7% <strong>in</strong> 1988 log. Het percen-<br />

tage jongeren waarbij sprake lijkt te zijn van riskant gebruik, tien of meer<br />

rookepisodes <strong>in</strong> afgelopen maand, wordt geschat op een half procent.<br />

Voorzover er <strong>in</strong>ternationale vergelijk<strong>in</strong>gen mogelijk zijn, laten de gegevens<br />

zien dat zowel <strong>het</strong> gebruik van soft- als harddrugs door jongeren <strong>in</strong> bns land<br />

betrekkelijk laag is. Zo ligt <strong>het</strong> gebruik van zowel soft- als harddrugs onder<br />

jongeren <strong>in</strong> de Verenigde Staten vier tot vijf keer hoger dan <strong>in</strong> ons land, terwijl<br />

<strong>het</strong> gebruik van alcohol en tabak zich <strong>in</strong> beide landen op viijwel <strong>het</strong>zelfde<br />

niveau bev<strong>in</strong>dt "O.<br />

Io6] Tranquillizerslsedativa, softdrugs (zoalr Cannabis) en harddrugs.<br />

'''1 Ibid.<br />

Iw] Diekstra e.a., 1990; Plomp e.a.. 1990.<br />

Io9] Plomp e.a., 1990.<br />

1 lo ] Zie: WHO. 1989; Plomp e.a.. 1990.<br />

50 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Ongevallen en opzettelGk zelf toegebrachte letsels<br />

Voorts worden ook ongevallen en sui'cidale gedrag<strong>in</strong>gen zonder dodelijke afloop<br />

vaak beschouwd als een risicogedrag of als een manifestatie van risicogedrag.<br />

In feite gaat <strong>het</strong> hier natuurlijk om verschijnselen die, althans <strong>voor</strong> een deel,<br />

<strong>het</strong> gevolg zijn van <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> risicogedrag <strong>in</strong>derdaad een reeel gevaar of<br />

letsel als resultaat heeft (ongevallen) of waarbij <strong>het</strong> gedrag uit haar aard letsel<br />

of gevaar oplevert (sui'cidaal gedrag <strong>in</strong> de vorm van een niet-dodelijke sui'cide-<br />

pog<strong>in</strong>g). Het is een moeilijkheid dat de vraag naar <strong>het</strong> riskante karakter van<br />

de betreffende verschijnselen of gedrag<strong>in</strong>gen op dit moment niet te beantwoor-<br />

den is. Dit komt door <strong>het</strong> ontbreken van <strong>in</strong>formatie over <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van<br />

functionele stoornissen of handicaps als gevolg daarvan. We1 kennen we<br />

betrekkelijk nauwkeurig <strong>het</strong> aantal personen dat jaarlijks als gevolg van<br />

verkeersdeelname of een su'icidepog<strong>in</strong>g gewond raakt en <strong>in</strong> een ziekenhuis<br />

wordt opgenomen en behandeld.<br />

Voor wat betreft verkeersongevallen v<strong>in</strong>den relatief veel van dergelijke opna-<br />

mes plaats <strong>in</strong> de leeftijdscategorieen 5-14 en 15-24 jaar, <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met de<br />

<strong>voor</strong>afgaande en volgende leeftijdsgroepen. In 1984 werden om deze reden van<br />

deze leeftijdsgroepen ruim 27000 personen opgenomen l'. Daarbij dient we1 te<br />

worden opgemerkt dat er sedert de jarenzeventig sprake is van een geleidelijke<br />

dal<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> aantal verkeersgewonden, en dat de verwacht<strong>in</strong>g is dat deze<br />

dal<strong>in</strong>g zich verder door zal zetten tot na <strong>het</strong> jaar 2000 l12.<br />

Voor wat betreft de omvang en de trendmatige ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> verschijn-<br />

sel van de niet-dodelijke sui'cidepog<strong>in</strong>gen geldt <strong>voor</strong> de leeftijdsgroep tot acht-<br />

tien jaar 'I3, dat er een gegronde twijfel is aan de validiteit en betrouwbaarheid<br />

van de registratie beneden de leeftijd van vijftien jaar. Ten aanzien van de leef-<br />

tijdscategorie 15-19 jaar valt een duidelijke stijg<strong>in</strong>g te concluderen over de<br />

periode 1970-1985, waarna een dal<strong>in</strong>g <strong>in</strong>zet 'I4. Een probleem bij de <strong>in</strong>terpreta-<br />

tie van de cijfers is echter dat deze uitsluitend zijn gebaseerd op ontslag-<br />

gegevens van ziekenhuizen, tenvijl er sterke aanwijz<strong>in</strong>gen zijn, dat <strong>het</strong> meren-<br />

deel van de niet-dodelijke sui'cidepog<strong>in</strong>gen niet tot een ziekenhuisopnamel-<br />

behandel<strong>in</strong>g leidt lE Uit een tweetal recente Nederlandse studies onder de<br />

schoolgaande jeugd van 14-20 jaar blijkt <strong>het</strong> volgende lI6. Van de jongens<br />

rapporteert 1,3% respectievelijk 4,1% '" envan de meisjes meldt 3,4% "' res-<br />

pectievelijk 5,1% 120 <strong>in</strong> hun leven een of meer sui'cidepog<strong>in</strong>gen te hebben onder-<br />

nomen. Dit komt <strong>in</strong> absolute cijfers overeen met de volgende jaarlijkse aantal-<br />

len van dergelijke pog<strong>in</strong>gen: tussen 7.500 en 23.500 bij jongens en 17.500 en<br />

26.350 bij meisjes. Internationaal gezien neemt Nederland met deze cijfers<br />

tussen de landen <strong>in</strong> Europa waarvan nationale schatt<strong>in</strong>gen van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen<br />

van sui'cidepog<strong>in</strong>gen beschikbaar zijn, een relatief gunstige positie <strong>in</strong> 121.<br />

Crim<strong>in</strong>eel gedrag<br />

Over <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van crim<strong>in</strong>aliteit onder jeugdigen tot en met 18 jaar staan<br />

twee typen van <strong>in</strong>formatiebronnen ter beschikk<strong>in</strong>g. Enerzijds de geregi-<br />

"'1 Stuurgroep Toekornstscenario's Gezondheidszorg, 1988.<br />

Il2] Ibid.<br />

"'1 Voorzover er sprake is van landelijke registratie, via de Sticht<strong>in</strong>g Informatie Gezondheidszorg (SIC) op basis van ontslagen uit<br />

ziekenhuizen na een sui'cidepog<strong>in</strong>g.<br />

"'1 Diekstra, 1989.<br />

"5] Ibid.<br />

Il6] Kienhorst. 1988. Diekstra e.a.. 1990.<br />

"'1 Kienhorst. 1988.<br />

"'1 Diebtra e.a.. 1990.<br />

Il9] Kienhorst. 1988.<br />

"O] Diekstra e.a., 1990.<br />

"'] Zie Diekstra. 1982.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELINC


streerde crim<strong>in</strong>aliteit, <strong>het</strong> aantal jeugdige verdachten dat bij de politie bekend<br />

wordt, anderzijds steekproefsgewijze onderzoek. In dit onderzoek wordt aan<br />

jeugdigen gevraagd zelf te rapporteren over eigen crim<strong>in</strong>eel gedrag E2, of<br />

wordt aan slachtoffers gevraagd karakteristieken, zoals leeftijd, van de dader<br />

te rapporteren lZ3. Volgens eigen opgave pleegt bijna een derde van de school-<br />

gaande jeugd per jaar een of meer delicten 124. Dit zijn <strong>voor</strong>namelijk lichtere<br />

delicten, bij<strong>voor</strong>beeld w<strong>in</strong>keldiefstal, waarbij <strong>het</strong> meestal gaat om goederen<br />

met een waarde beneden de 50 gulden, of diefstal van een fiets. Op grond van<br />

eerder verzamelde gegevens lijkt <strong>het</strong> gerechtvaardigd om te spreken van<br />

afnemende jeugddel<strong>in</strong>quentie '25. Dit beeld wordt bevestigd als we kijken naar<br />

de geregistreerde crim<strong>in</strong>aliteitscijfers bij jeugdigen E6. Hierbij moet we1<br />

worden aangetekend dat de dal<strong>in</strong>g uitsluitend op reken<strong>in</strong>g van jongens komt,<br />

terwijl bij meisjes juist van een stijg<strong>in</strong>g sprake blijkt te zijn. Met andere woor-<br />

den, <strong>het</strong> verschil <strong>in</strong> gedrag tussen de seksen blijkt <strong>in</strong> dit opzicht kle<strong>in</strong>er te wor-<br />

den. Deze verschuiv<strong>in</strong>g lijkt zich <strong>voor</strong> te doen bij alle typen delicten.<br />

Op de vraag hoe de omvang en de ontwikkel<strong>in</strong>g van de jeugdcrim<strong>in</strong>aliteit <strong>in</strong><br />

Nederland zich verhoudt tot andere landen is niet een eenvoudig antwoord te<br />

geven. Weliswaar komt ons land er <strong>in</strong> de slachtofferenqu6tes betrekkelijk<br />

ongunstig af, met een relatief hoog percentage slachtoffers vanmisdrijven,<br />

maar hierbij legt <strong>het</strong> percentage slachtoffers van fietsendiefstal zoals te<br />

verwachten een groot gewicht <strong>in</strong> de schaal 12?<br />

Ook ten aanzien van <strong>het</strong> aantal vrouwelijke slachtoffers van seksuele delicten<br />

scoort ons land betrekkelijk ongunstig, maar dit moet <strong>voor</strong> een deel zeker op<br />

reken<strong>in</strong>g worden geschreven van <strong>het</strong> feit dat de def<strong>in</strong>itie van dergelijke delic-<br />

ten van land tot land kan verschillen en, bepaalde landen alleen de ernstiger<br />

vormen, aanrand<strong>in</strong>g of verkracht<strong>in</strong>g, registreren.<br />

1.7.3 Voorlopige conclusies<br />

Kunnen we, op basis van de tot nu toe gepresenteerde gegevens, een duidelijke<br />

conclusie trekken met betrekk<strong>in</strong>g tot <strong>het</strong> antwoord op de vraag naar de<br />

omvang en kenmerken van de groep <strong>in</strong> hun ontwikkel<strong>in</strong>g bedreigde k<strong>in</strong>deren<br />

en jeugdigen <strong>in</strong> ons land? Veel auteurs en organisaties E8 neigen er toe om op<br />

basis van descriptief-epidemiologische <strong>in</strong>formatie, zoals die <strong>in</strong> de <strong>voor</strong>af-<br />

gaande paragrafen is gepresenteerd, <strong>in</strong>derdaad uitspraken te doen omtrent<br />

hoe <strong>het</strong> (en meestal hoe slecht <strong>het</strong>) met de jeugd gaat *'.<br />

Maar, een dergelijk gebruik van epidemiologische gegevens is misleidend en<br />

ontbeert om de volgende redenen een hecht empirisch-wetenschappelijk<br />

fundament.<br />

Op de eerste plaats zijn de <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>afgaande afzonderlijk gepresenteerde<br />

vormen van mortaliteit, morbiditeit en risicogedrag <strong>in</strong> werkelijkheid meestal<br />

geen afzonderlijk optredende verschijnselen. Dat geldt zowel op <strong>het</strong> <strong>in</strong>divi-<br />

duele als <strong>het</strong> maatschappelijke vlak. Een <strong>in</strong>dividu met een bepaald probleem<br />

heeft vaak ook nog andere problemen. Wie regelmatig alcohol dr<strong>in</strong>kt, rookt ook<br />

vaak, dit is de zogenaamde <strong>in</strong>dividuele co-morbiditeit. Bovendien zijn proble-<br />

men sterk ongelijk over de sociale milieus verdeeld: de zogenaamde sociule co-<br />

morbiditeit. Anders gezegd, veel van de <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>afgaande beschreven<br />

verschijnselen komen bij dezelfde k<strong>in</strong>deren en jeugdigen <strong>voor</strong>, en aanzienlijk<br />

vaker <strong>in</strong> bepaalde sociale milieus of gez<strong>in</strong>nen dan <strong>in</strong> andere.<br />

Van Dijke.a.. 1990. Diekstra e.a.. 1990.<br />

Zogenoemde slachtofferenqu&es, zie SCP. 1990.<br />

Diekstra e.a., 1990. Het SCP vond een percentage van 31.6% <strong>voor</strong> <strong>het</strong> jaar 1988 (SCP. 1990).<br />

In 1985 werd een delictpercentage van 46.4% gevonden (SCP. 1990).<br />

SCP. 1990.<br />

Zie: SCP. 1990;Van Dijk e.a., 1990.<br />

WHO. 1989; Turn<strong>in</strong>g Po<strong>in</strong>ts, 1989: Stuurgroep Toekomstscenario's Gezondheidszorg, 1990; Rensen, 1990; Hamburg. 1989;<br />

Van Dijk e.a.. 1990.<br />

Zoals toename van psychiatrische stoornissen, depressieve stoornissen, su'icides, alcohol- of druggebruik en crim<strong>in</strong>eel gedrag.<br />

52 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Een tweede reden is dat de meeste van de beschreven problemen <strong>in</strong>derdaad op<br />

korte termijn vertragend of belemmerend op de ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren<br />

kunnen uitwerken, maar dat <strong>het</strong> beslist niet zo hoeft te zijn dat er ook op<br />

langere termijn sprake is van een bedreig<strong>in</strong>g van de ontwikkel<strong>in</strong>g. Het gaat<br />

hier om de kwestie van cont<strong>in</strong>ulteit versus discont<strong>in</strong>ui'teit van ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

en ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen. Sommige problemen die op jeugdige leeftijd,<br />

zeker <strong>in</strong> de ogen van betrokken volwassenen, ernstig lijken en een bron van<br />

bezorgdheid over de toekomst zijn, blijken vaak 'zelflimiterend'. Vanaf een<br />

bepaalde leeftijd nemen ze vanzelf af om vaak zonder een restverschijnsel <strong>voor</strong>-<br />

goed verdwijnen.<br />

Met <strong>in</strong>achtnem<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> bestaan van de verschijnselen van co-morbiditeit<br />

en discont<strong>in</strong>ulteit menen sommige deskundigen dat <strong>het</strong> aantal k<strong>in</strong>deren en<br />

jeugdigen dat als 'bedreigd' kan worden beschouwd 130, <strong>in</strong> landen met een soort-<br />

gelijke welvaart en sociaal-culturele kenmerken als Nederland geschat moet<br />

worden op tussen de 10 en 20% van alle k<strong>in</strong>deren en jeugdigen 131.<br />

Met <strong>het</strong> hanteren van genoemde percentages is echter grote terughoudendheid<br />

geboden. Wat onder 'bedreigd' moet worden verstaan, is zeker zozeer een maat-<br />

schappelijk of politiek als een wetenschappelijk gegeven. Bovendien beschik-<br />

ken we <strong>voor</strong> ons land over volstrekt onvoldoende epidemiologische <strong>in</strong>formatie<br />

om een valide en betrouwbaar nationaal beeld van de 'gelaagdheid' of de 'stape-<br />

l<strong>in</strong>g' van problemen <strong>in</strong> de verschillende jeugdige bevolk<strong>in</strong>gsgroepen te geven.<br />

Daarnaast is zoals gezegd de verdel<strong>in</strong>g over verschillende bevolk<strong>in</strong>gsgroepen<br />

uiterst scheef is. In bepaalde sociale milieus is bedreigde jeugd een betrekke-<br />

lijke zeldzaamheid, terwijl <strong>het</strong> <strong>in</strong> andere milieus eerder een 'normaal'<br />

verschijnsel is.<br />

Deze feiten laten zich goed illustreren aan de hand van een <strong>in</strong>dicator van<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g waarover we <strong>het</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>afgaande nog helemaal niet gehad<br />

hebben, hoewel deze als aanwijz<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> huidige en toekomstige sociale ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>g m<strong>in</strong>stens zo relevant is als de reeds beschreven <strong>in</strong>dicatoren, te weten<br />

schoolsucces. Enerzijds bestaat er zowel onder onderzoekers, professionele<br />

hulpverleners als onder beleidmakers en politici betrekkelijk we<strong>in</strong>ig verschil<br />

van men<strong>in</strong>g over de effecten van schoolsucces op zelfbkeld, op (emotionele en<br />

gedrags)problemen, en op maatschappelijke positie en maatschappelijke parti-<br />

cipatie op volwassen leeftijd 13'. Anderzijds is ook duidelijk dat schoolsucces<br />

zelf de resultante is van een complex van elkaar wederkerig bei'nvloedende fac-<br />

toren waar<strong>in</strong> naast biologische (aanleg) factoren en psychologische of persoon-<br />

lijkheidsfactoren ook de sociale context of sociaal milieu een belangrijke rol<br />

speelt.<br />

In <strong>het</strong> volgende zullen we aan de hand van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>beeld van schoolsucces<br />

nader <strong>in</strong>gaan op de relatie tussen ontwikkel<strong>in</strong>g en sociaal milieu.<br />

1.7.4 Ontwikkel<strong>in</strong>g en sociaal milieu: schoolsucces als <strong>voor</strong>beeld<br />

Voor ons land geldt <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen dat 1 op de 4 leerl<strong>in</strong>gen een of meer keer<br />

doubleert tijdens zijn of haar gang door <strong>het</strong> onderwijsstelsel, en dat 1 op de 3 <strong>het</strong><br />

systeem verlaat zonder diploma 133. Van alle mogelijke achtergronden of facto-<br />

ren die ter verklar<strong>in</strong>g van deze verschijnselen zijn onderzocht, lijkt sociaal<br />

milieu of sociaal-economische status de <strong>voor</strong>naamste bron van variantie te<br />

vormen 134.<br />

"O] Op beide verschijnselen en hun betekenis zullen we later <strong>in</strong> dit hoofdstuk uitvoeriger <strong>in</strong>gaan.<br />

"'1 Turn<strong>in</strong>g Po<strong>in</strong>ts. 1989. Hamburg, 1989. Dit is dus aanzienlijk m<strong>in</strong>der dan <strong>het</strong> percentage dat zou resulteren na optell<strong>in</strong>g van de<br />

percentages k<strong>in</strong>deren die een bepaalde lichamelijke, emotionele of gedragsstoornislprobleem vertonen.<br />

'32] Zie onder andere Wans<strong>in</strong>k, 1990.<br />

'j3] Deen. 1990.<br />

'"1 Van Langen en Jungbluth, 1990.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


Uit onderzoek is a1 langere tijd bekend dat er op <strong>het</strong> moment dat k<strong>in</strong>deren <strong>voor</strong><br />

<strong>het</strong> eerst naar school gaan, dat wil zeggen op vierjarige leeftijd, reeds grote verschillen<br />

bestaan <strong>in</strong> vaardigheden (bijv. <strong>in</strong> woordenschat) tussen leerl<strong>in</strong>gen uit<br />

de verschillende sociale milieus 135. Tijdens de basisschool en <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet<br />

ondenvijs nemen die verschillen nog verder toe. K<strong>in</strong>deren uit de beter gesitueerde<br />

sociale milieus blijken niet alleen een hogere schoolkeuze te maken,<br />

maar ze bereiken (bij gelijke schoolprestaties en gelijk advies aan <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de<br />

van de basisschool) ook een hoger niveau dan k<strong>in</strong>deren uit de milieus van de<br />

zogenoemde geschoolde of ongeschoolde arbeiders.<br />

Voor een deel kan dit worden verklaard door <strong>het</strong> opleid<strong>in</strong>gsniveau van de<br />

ouders, met name van de moeder. Maar <strong>voor</strong> een ander deel blijkt dit ook <strong>het</strong><br />

gevolg van omstandigheden <strong>in</strong> <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>. K<strong>in</strong>deren van ouders die geen werk<br />

hebben, wat vaker <strong>voor</strong>komt <strong>in</strong> lagere dan hogere sociale milieus, hebben<br />

slechtere onderwijskansen dan k<strong>in</strong>deren van ouders die we1 werk hebben.<br />

Voorts doen k<strong>in</strong>deren uit eenoudergez<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> op school slechter dan<br />

k<strong>in</strong>deren uit volledige gez<strong>in</strong>nen. Het slechter doen op school uit zich niet alleen<br />

<strong>in</strong> lagere prestaties en lagere onderwijsvormen, maar ook <strong>in</strong> een hoger<br />

drop-out-cijfer.<br />

Exacte (betrouwbare en valide) cijfers over <strong>het</strong> percentage leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>voor</strong>tgezet ondenvijs dat vroegtijdig <strong>het</strong> ondenvijs verlaat, zijn niet beschikbaar.<br />

Schatt<strong>in</strong>gen varieren van 2 a 3 procent tot 30 a 40 procent. We1 is ten<br />

naaste bij bekend 136 wat de verdel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> drop-out-percentage is over de<br />

verschillende sociale milieus van leerl<strong>in</strong>gen die aan <strong>het</strong> e<strong>in</strong>d van de basisschool<br />

een VWO-advies kregen. Daaruit blijkt dat <strong>het</strong> drop-out-cijfer relatief<br />

<strong>het</strong> hoogst is bij leerl<strong>in</strong>gen met ouders uit de laagste sociale milieus (ongeschoolde<br />

arbeiders).<br />

In hoeverre dit 137 een gevolg is van <strong>het</strong> feit dat leerl<strong>in</strong>gen uit de lagere sociale<br />

milieus bij een VWO-advies toch vaker deelnemen aan lagere vormen van<br />

<strong>voor</strong>tgezet ondenvijs, LBO en MAVO, waar <strong>het</strong> drop-out cijfer hoger is dan op<br />

HAVO en VWO, is niet duidelijk. Meer duidelijkheid lijkt er te bestaan over <strong>het</strong><br />

antwoord op de vraag <strong>in</strong> welke mate de gesc<strong>het</strong>ste verbanden mede te verklaren<br />

zijn op grond van andere (medierende) factoren. Zulke factoren zijn <strong>het</strong><br />

vaker <strong>voor</strong>komen van emotionele problemen en gedragsproblemen bij zowel<br />

ouders als bij k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> de lagere sociale milieus, en factoren zoals aanleg,<br />

leermotivatie, aspiratieniveau en ondersteun<strong>in</strong>g vanuit <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>smilieu 13'.<br />

Dat dergelijke factoren een rol van betekenis kunnen spelen, bleek onder<br />

andere uit de bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g dat van de leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs die<br />

een sujicidepog<strong>in</strong>g zonder dodelijke afloop doen 13', 1 op de 4 niet meer op de<br />

school terugkeert en dat de school doorgaans niet weet wat er van de betreffende<br />

leerl<strong>in</strong>g geworden is 140. (Het <strong>voor</strong>komen van dergelijke sui'cidale gedrag<strong>in</strong>gen<br />

is aanzienlijk hoger <strong>in</strong> de lagere dan de hogere sociale milieus l4'.)<br />

Voor wat betreft de beantwoord<strong>in</strong>g van de vraag naar de <strong>in</strong>vloed van aanleg<br />

versus gez<strong>in</strong>somgev<strong>in</strong>g is verder van belang de bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g dat verschillen <strong>in</strong><br />

school~restaties<br />

- ~<br />

tussen k<strong>in</strong>deren die <strong>in</strong> dezelfde sociaal-culturele context<br />

opgroeien, <strong>voor</strong>namelijk genetisch bepaald lijken te zijn, maar dat verschillen<br />

tussen k<strong>in</strong>deren die <strong>in</strong> verschillende milieus opgroeien, grotendeels te verkla-<br />

ren lijken uit omgev<strong>in</strong>gs-(c.q. gez<strong>in</strong>s)kenmerken 14'. Deze onderzoeksgegevens<br />

lijken te suggereren, dat ongelijkheid <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g en maatschappelijke<br />

perspectieven, juist vanwege de <strong>in</strong> belangrijke mate sociale bepaaldheid<br />

Ij5] Zie SCP, 1990,214 e.v.; Leseman. 1990.<br />

'j6] Uit cohortstudies, zie SCP. 1990.<br />

13'] Naast een effect van de eerder genoemde factoren zoals de opleid<strong>in</strong>g van ouders.<br />

"'1 Zie ook SCP. 1990.<br />

Ij9] Een belangrijke aanwijz<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> ernstige psychische of psychosociale gez<strong>in</strong>sproblemen.<br />

14"] De Heus e.a.. 1986.<br />

14']<br />

"'1<br />

Diekstra. 1989; zie ook Goodyer, 1990.<br />

Leseman. 1990.<br />

54 WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HET REGERINGSBELEID


ervan, bei'nvloedbaar is door overheidsbeleid. Deze veronderstell<strong>in</strong>g is <strong>in</strong> de<br />

loop van de afgelopen twee eeuwen <strong>voor</strong> tal van politici, beleidmakers, weten-<br />

schappers en hulpverleners uitgangspunt geweest <strong>voor</strong> hun <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen en<br />

bemoeienissen op <strong>het</strong> terre<strong>in</strong> van ondenvijs. Het is daarom op <strong>het</strong> eerste<br />

gezicht merkwaardig, dat tal van auteurs nu toch concluderen dat <strong>het</strong> onder-<br />

wijs als middel om ongelijkheid <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g en maatschappelijke positie<br />

op te heffen of te verkle<strong>in</strong>en, gefaald heeft 143. Men constateert dat de reproduk-<br />

tie van sociale ongelijkheid van generatie op generatie <strong>in</strong> de afgelopen twee<br />

eeuwen niet noemenswaardig is gewijzigd.<br />

De vraag rijst waarom dat niet gelukt is. Een groep van deskundigen op <strong>het</strong><br />

gebied van de adolescentie, die zich recent over deze vraag heeft gebogen,<br />

concludeerde dat sociaal milieu of sociaal-economische status <strong>in</strong> feite een para-<br />

plu-variabele is 144. Hieronder gaan naast materiele leefomstandigheden en<br />

(sub)culturele kenmerken ook aspecten schuil als (verschillen <strong>in</strong>) lichamelijke<br />

en psychische gezondheid, relatiepatronen, patronen van belon<strong>in</strong>g en straf,<br />

patronen van <strong>in</strong>formatieverwerk<strong>in</strong>g, <strong>in</strong>teresses, zelfbeeld en (ideeen van)<br />

sociale competentie, waarden, normen en <strong>voor</strong>beeldgedrag. Ondenvijs en op<br />

specifieke doelgroepen toegesneden sociale compensatieprogramma's bestrij-<br />

ken gewoonlijk slechts Ben of enkele van deze aspecten, en vermoedelijk vaak<br />

ook nog die aspecten die niet centraal staan <strong>in</strong> de oorzaken van achterstand of<br />

verschil <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g. Deze activiteiten zijn gewoonlijk niet gericht op <strong>het</strong><br />

gelijktijdig of <strong>in</strong> samenhang be'<strong>in</strong>vloeden van de set van ongunstige condities,<br />

die bij k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> bepaalde sociale milieus de bron van ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

problemen vormt.<br />

Hiermee komen we weer terug bij de verschijnselen van <strong>in</strong>dividuele en sociale<br />

co-morbiditeit, waarvan we <strong>het</strong> belang a1 eerder kort hebben aangeduid, en die<br />

we <strong>in</strong> <strong>het</strong> volgende aan een uitvoeriger analyse zullen ondenverpen.<br />

1.7.5 Co-morbiditeit, sociaal milieu en ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen<br />

De verschijnselen van <strong>in</strong>dividuele en sociale co-morbiditeit zijn van een zoda-<br />

nig belang dat ze <strong>voor</strong> wat betreft de identificatie en de verklar<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> ont-<br />

staan van kwetsbare groepen k<strong>in</strong>deren en jeugdigen, de 'bedreigde'jeugd, niet<br />

gemakkelijk overschat kunnen worden. De redenen hier<strong>voor</strong> zijn onder meer<br />

dat:<br />

a. veel problemedstoornissen een zogenoemde cluster<strong>in</strong>g-neig<strong>in</strong>g hebben, dat<br />

wil zeggen: als er BBn <strong>voor</strong>komt, komen er doorgaans ook andere <strong>voor</strong> bij <strong>het</strong><br />

<strong>in</strong>dividuele k<strong>in</strong>d:<br />

b. er vaak pas sprake is van (ernstige) ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen b<strong>in</strong>nen een<br />

bepaalde bevolk<strong>in</strong>gsgroep of bij een <strong>in</strong>dividu <strong>in</strong>dien een dergelijke cluster<strong>in</strong>g<br />

<strong>het</strong> geval is 145;<br />

c. er een duidelijk verband is tussen cluster<strong>in</strong>g of stapel<strong>in</strong>g van problemedstoor-<br />

nissedrisicogedrag<strong>in</strong>gen enerzijds en <strong>het</strong> sociaal milieu anderzijds.<br />

Voor wat betreft a. is bij<strong>voor</strong>beeld vastgesteld dat k<strong>in</strong>deren of jeugdigen met<br />

een bepaalde (chronische) lichamelijke stoornis of handicap vaak tegelijkertijd<br />

met nog een of meer andere stoornissen of handicaps kampen. Zo laat Callahan<br />

zien dat als er bij jonge of oudere <strong>in</strong>dividuen sprake is van een chronische<br />

beperk<strong>in</strong>g van lichamelijke activiteit, dit vrijwel altijd <strong>het</strong> gevolg is van de<br />

aanwezigheid van meer dan BBn fysieke aandoen<strong>in</strong>g of stoornis 146. Ook bij psy-<br />

chische stoornissen blijkt er vaker sprake te zijn van meervoudige dan van<br />

enkelvoudige diagnoses 14? Hetzelfde geldt <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van risico-<br />

'"1 Zie onder andere: Wans<strong>in</strong>k. 1990; van der Hoeven. 1990.<br />

lW] Mac Arthur Foundation, 1990.<br />

"'1 Zie Irw<strong>in</strong> & Vaughan. 1988.<br />

Callahan, 1990.<br />

147 ] Rutter, 1990.<br />

JEUGD INONTWIKKELING


gedrag. Bij veel jongeren gaat <strong>het</strong> om 'sets of <strong>in</strong>terrelated behaviours' <strong>in</strong> plaats<br />

van enkelvoudigrisicogedrag 14'. Dit laat zich goed illustreren aan de hand van<br />

onderzoek naar co-morbiditeit bij 'risktak<strong>in</strong>g behaviour'. Zo is vastgesteld dat<br />

jeugdigen die regelmatig roken ook een grotere waarschijnlijkheid hebben<br />

regelmatig alcohol te gebruiken 14'. Zij hebben liefst een negen- a tienmaal gro-<br />

tere kans op <strong>het</strong> misbruiken van alcohol (dronkenschap) dan k<strong>in</strong>deren die niet<br />

of zelden roken. Voorts doen de regelmatige rokers en dr<strong>in</strong>kers buiten school-<br />

tijd veel m<strong>in</strong>der aan lichaamsbeweg<strong>in</strong>g, zijn zij vaker ziek en gebruiken zij<br />

meer medicijnen, zowel <strong>in</strong> verband met lichamelijke ziektes als psychische<br />

spann<strong>in</strong>gen (tranquillizers).<br />

Ook blijken k<strong>in</strong>deren die zich op school niet thuis voelen ('school-alienation'),<br />

en k<strong>in</strong>deren die een betrekkelijk pessimistisch toekomstperspectief hebben<br />

(<strong>voor</strong> wat betreft de toekomstige loopbaan), veel vaker te roken en dr<strong>in</strong>ken.<br />

De regelmatige rokers en dr<strong>in</strong>kers blijken verder slechter (kwalitatief) en<br />

onregelmatiger te eten, veel meer tijd van huis weg te zijn (<strong>voor</strong>al 's avonds en<br />

's nachts), en m<strong>in</strong>der sociaal ge'<strong>in</strong>tegreerd (met leeftijdsgenoten) te zijn.<br />

Behalve <strong>het</strong> feit dat riskant gebruik van verslavende stoffen - tabak, alcohol<br />

en cannabis - vaak <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie <strong>voor</strong>komt, maken de betreffende scholieren<br />

zich ook vaker schuldig aan <strong>het</strong> plegen van kle<strong>in</strong>e crim<strong>in</strong>aliteit EO.<br />

Tenslotte is vastgesteld dat jongeren die regelmatig alcohol gebruiken (en dus<br />

misbruiken) ook vaker psychische problemen en gedragsstoornissenvertonen,<br />

zoals klachten over een depressieve stemm<strong>in</strong>g en agressief en zelf-destructief<br />

gedrag Zulke jongeren klagen vaker over een negatief zelfbeeld en gevoe-<br />

lens van eenzaamheid of gebrek aan sociale steun. De relatie met ouders wordt<br />

door hen vaker als onbevredigend of vijandig ervaren en hun schoolprestaties<br />

zijn slechter, <strong>het</strong>geen vermoedelijk weer een versterkend effect op hun<br />

stemm<strong>in</strong>gsproblemen en gedragsstoornissen heeft.<br />

Maar, zoals is aangegeven bij punt c., co-morbiditeit is vaak niet alleen een<br />

kenmerk van <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividuele, <strong>in</strong> zijn ontwikkel<strong>in</strong>g bedreigde k<strong>in</strong>d. Meestal<br />

heeft <strong>het</strong> zijn tegenhanger of weerspiegel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de opvoed<strong>in</strong>gscontext, zoals de<br />

gez<strong>in</strong>ssituatie. Individuele co-morbiditeit gaat vaak hand <strong>in</strong> hand met sociale<br />

co-morbiditeit.<br />

1.7.6 Sociale co-morbiditeit en ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen<br />

118 ] Zie Irw<strong>in</strong> & Vaughan. 1988.<br />

'"] WHOIEURO. 1988. WHO. 1989.<br />

De term sociale co-morbiditeit slaat op <strong>het</strong> gelijktijdig <strong>voor</strong>komen van meer-<br />

dere (ontwikke1<strong>in</strong>gs)bedreigende factoren <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d. Feit is<br />

nu dat een aanzienlijk, en volgens nogal wat auteurs toenemend, aantal k<strong>in</strong>de-<br />

ren <strong>in</strong> ons land opgroeit <strong>in</strong> een situatie die <strong>in</strong> meer dan een opzicht een ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>gsbedreigende lijkt te zijn E2. Een actueel <strong>voor</strong>beeld hiervan is <strong>het</strong><br />

patroon van co-morbiditeit dat een aanzienlijk aantal zogenaamde eenouder-<br />

gez<strong>in</strong>nen kenmerkt. Het Centraal Bureau <strong>voor</strong> de Statistiek schatte op basis<br />

van de gegevens <strong>voor</strong> 1980, dat de kans <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren jonger dan 21 jaar om <strong>in</strong><br />

hun leven van een twee-oudergez<strong>in</strong> <strong>in</strong> eenoudergez<strong>in</strong> terecht te komen onge-<br />

veer 16% was. In 1985 was deze kans <strong>in</strong>middels gestegen tot 25% E3. Schatt<strong>in</strong>-<br />

gen <strong>voor</strong> 1991 wijzen op een percentage van 30% E4. Deze stijg<strong>in</strong>g is uitsluitend<br />

<strong>het</strong> gevolg van een toenem<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> aantal eenoudergez<strong>in</strong>nen als gevolg van<br />

echtscheid<strong>in</strong>g, want <strong>het</strong> percentage van eenoudergez<strong>in</strong>nen als gevolg van <strong>het</strong><br />

overlijden van een der partners is sterk gedaald.<br />

Voor wat betreft <strong>het</strong> fenomeen van sociale co-morbiditeit is <strong>voor</strong>al <strong>het</strong> feit rele-<br />

vant dat, terwijl over dezelfde periode <strong>het</strong> aantal huishoudens dat op of onder<br />

Plornp e.a., 1990.<br />

'''1 Zie Diekstra e.a.. 1990.<br />

Is2] Zie S<strong>in</strong>ger, 1990; Pot, 1990; STG, 1990<br />

Is3] Latten. 1986.<br />

'''1 Zie Diekstra. 1990.<br />

56 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


15'] Van Gelder, 1984.<br />

Is6] Zie Goodyer, 1990, Rutter, 1990.<br />

Is'] Rutter, 1978, 1990.<br />

de armoedegrens leeft relatief stabiel is gebleven, <strong>het</strong> aandeel van de eenouder-<br />

huishoudens <strong>in</strong> deze groep sterk is toegenomen. Hoewel niet exact bekend is<br />

welk percentage van de eenoudergez<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> hier betreft, kan uit de beschik-<br />

bare studies worden afgeleid dat <strong>het</strong> om tenm<strong>in</strong>ste 25% gaat '55.<br />

Een van de oorzaken daarvan is dat de kans om geen <strong>in</strong>komen uit arbeid te heb-<br />

ben maar te (moeten) leven van een uitker<strong>in</strong>g, <strong>voor</strong> een gez<strong>in</strong>shoofd <strong>in</strong> een een-<br />

oudergez<strong>in</strong> ruim zevenmaal zo groot is als <strong>voor</strong> een gez<strong>in</strong>shoofd <strong>in</strong> een twee-<br />

oudergez<strong>in</strong>. Dit is niet uitsluitend terug te voeren op <strong>het</strong> feit dat <strong>in</strong> eenouder-<br />

gez<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>shoofd <strong>in</strong> meerderheid vrouw is. Ook <strong>in</strong> de gevallen waar<strong>in</strong><br />

een man de een-ouder is, is <strong>het</strong> percentage uitker<strong>in</strong>gstrekkende gez<strong>in</strong>shoofden<br />

<strong>in</strong> eenoudergez<strong>in</strong>nen aanzienlijk hoger dan <strong>in</strong> twee-ouder gez<strong>in</strong>nen. Van de<br />

weduwnaars met k<strong>in</strong>deren heeft 1 op 4 geen betaalde baan en van de geschei-<br />

den vaders 1 op 3 (bij twee-ouder gez<strong>in</strong>nen is de verhoud<strong>in</strong>g 1 op 10).<br />

De 'stapel<strong>in</strong>g' van ongunstige gez<strong>in</strong>s- of opvoed<strong>in</strong>gsomstandigheden is daarom<br />

van zo grote betekenis, omdat onderzoek op verschillende plaatsen <strong>in</strong> de wereld<br />

heeft aangetoond dat <strong>het</strong> verband tussen <strong>het</strong> aantal ongunstige factoren <strong>in</strong> de<br />

opvoed<strong>in</strong>gssituatie en de kans op ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen niet rechtlijnig is<br />

maar exponentieel '56.<br />

Zo blijkt uit een studie <strong>in</strong> Groot-Brittannie dat k<strong>in</strong>deren uit gez<strong>in</strong>nen<br />

waar<strong>in</strong> sprake was van slechts een ongunstig gez<strong>in</strong>skenmerk uit een reeks van<br />

zes '58, nauwelijks meer risico liepen op ontwikkel<strong>in</strong>gsstoornissen dan k<strong>in</strong>de-<br />

ren uit gez<strong>in</strong>nen waar geen van deze zes kenmerken aanwezig was. Maar, bij<br />

de aanwezigheid van tenm<strong>in</strong>ste twee van de genoemde kenmerken verdrievou-<br />

digde <strong>het</strong> risico op ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen en bij vier of meer kenmerken was<br />

er zelfs sprake van een vertienvoudig<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> risico.<br />

Sociale co-morbiditeit, uerwaarloz<strong>in</strong>g en mishandel<strong>in</strong>g<br />

Een categorie van sociale morbiditeit of gez<strong>in</strong>smorbiditeit waar<strong>voor</strong> <strong>in</strong> de afge-<br />

lopen jaren de aandacht van wetenschappers en gezondheidszorgers sterk is<br />

toegenomen, is <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van k<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g door een of beide<br />

ouders dan we1 een ander gez<strong>in</strong>slid. K<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g komt meestal <strong>in</strong> com-<br />

b<strong>in</strong>atie met andere ongunstige gez<strong>in</strong>skenmerken <strong>voor</strong>. Naast de <strong>in</strong> de vorige<br />

paragraaf genoemde behoren daar ook kenmerken toe als verslav<strong>in</strong>gsgedrag<br />

bij een ouder, een chronisch disharmonische relatie tussen ouders '59, en wonen<br />

<strong>in</strong> een onveilige of economisch gedepriveerde buurt 160. Venvaarloz<strong>in</strong>g of mis-<br />

handel<strong>in</strong>g is <strong>in</strong> veel gevallen <strong>het</strong> residu van de verschillende ongunstige<br />

gez<strong>in</strong>skenmerken, zoals dat 'neerslaat' op <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d.<br />

Venvaarloz<strong>in</strong>g en mishandel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen komen <strong>in</strong> verschil-<br />

lende vormen <strong>voor</strong>, zoals: lichamelijke mishandel<strong>in</strong>g, lichamelijke venvaar-<br />

loz<strong>in</strong>g, emotionele mishandel<strong>in</strong>g, emotionele (of affectieve) venvaarloz<strong>in</strong>g en<br />

seksuele mishandel<strong>in</strong>g. B<strong>in</strong>nen elk van deze vormen is weer een onderscheid<br />

aan te brengen naar aard en ernst.<br />

Voor wat betreft lichamelijke mishandel<strong>in</strong>g en lichamelijke en emotionele<br />

venvaarloz<strong>in</strong>g is ondubbelz<strong>in</strong>nig een verband vastgesteld met de sociaal-<br />

economische status (armoede) en de gez<strong>in</strong>sgrootte 161. Over <strong>het</strong> bestaan van een<br />

verband tussen <strong>het</strong> sociaal milieu enerzijds en de emotionele mishandel<strong>in</strong>g en<br />

<strong>het</strong> seksueel misbruik anderzijds, bestaat <strong>voor</strong>alsnog meer onduidelijkheid.<br />

158 ] lage sociaal-economische status. crim<strong>in</strong>eel gedrag bij vader, psychische stoornis (met name depressie) bij moeder, huwelijks-<br />

problemen, (tijdelijke) uithuisplaats<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d en veel k<strong>in</strong>deren.<br />

'59] 'Marital disharmony', vaak mede als gevolg van verslav<strong>in</strong>gsgedrag bij een ouder.<br />

Ib0] Goodyer, 1990.<br />

16']<br />

Zie onder meer Pelton. 1989. For Reasons of Poverty.<br />

57 JEUGD IN ONTWIKKELING


Voor wat betreft emotionele mishandel<strong>in</strong>g geldt zelfs dat tot op heden volstrekt<br />

onduidelijk is, mede op grond van def<strong>in</strong>itie-problemen, wat <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen<br />

ervan op bevolk<strong>in</strong>gsniveau is. Ook ten aanzien van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van seksu-<br />

eel misbruik bij k<strong>in</strong>deren op <strong>het</strong> niveau van de algemene bevolk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> alge-<br />

meen bestaat nog veel onduidelijkheid, getuige onder meer <strong>het</strong> feit dat schat-<br />

t<strong>in</strong>gen varieren van 4 tot 16% <strong>voor</strong> meisjes en 3 tot 10% <strong>voor</strong> jongens 16'.<br />

Wat we1 steeds duidelijker lijkt te worden is, dat lichamelijke, emotionele en<br />

seksuele mishandel<strong>in</strong>g op hun beurt een belangrijke voed<strong>in</strong>gsbodem kunnen<br />

vormen <strong>voor</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen bij <strong>het</strong> betreffende k<strong>in</strong>d, zoals emotio-<br />

nele problemen, gedrags-, contact- en ook schoolproblemen. Deze kunnen tot<br />

ver <strong>in</strong> de volwassenheid ongunstige effecten blijven uitoefenen 163. Er zijn zelfs<br />

aanwijz<strong>in</strong>gen dat bepaalde lichamelijke problemen, zoals onvruchtbaarheid<br />

bij de volwassen vrouw, samen kunnen hangen met de psycho-emotionele na-<br />

effecten van de ervar<strong>in</strong>g van seksueel misbruik <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>derjaren 164.<br />

Een andere conclusie uit <strong>het</strong> onderzoek naar <strong>het</strong> verband tussen de sociale en<br />

de <strong>in</strong>dividuele co-morbiditeit en lichamelijke en emotionele venvaarloz<strong>in</strong>gl<br />

mishandel<strong>in</strong>g is dat beide vormen van co-morbiditeit versterkend op elkaar<br />

<strong>in</strong>werken 165. Een k<strong>in</strong>d dat (mede) op grond van sociale co-morbiditeit <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

gez<strong>in</strong> gedragsproblemen ontwikkelt, bei'nvloedt vervolgens daarmee de gez<strong>in</strong>s-<br />

situatie <strong>in</strong> ongunstige z<strong>in</strong>, waardoor de a1 aanwezige morbiditeit <strong>in</strong> <strong>het</strong> gez<strong>in</strong><br />

verergert, enzo<strong>voor</strong>ts. Of, zoals Rutter <strong>het</strong> formuleert 'developmental pro-<br />

blems <strong>in</strong> children are often both outcome and factor of family pathology and<br />

therefore have to be treated both as dependent and <strong>in</strong>dependent variable.'<br />

Sociale co-morbiditeit produceert <strong>in</strong>dividuele co-morbiditeit, die op haar beurt<br />

weer sociale co-morbiditeit produceert. We raken hier aan de kern van <strong>het</strong><br />

proces van de reproduktie van problemen van de ene generatie op de andere en<br />

terug, de zogenaamde transgenerationele overdracht. Dit proces ligt aan de<br />

basis van de sociale ongelijkheid <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g en gezondheid. Het is helaas<br />

een proces dat wetenschappelijk gezien nog onvoldoende geexploreerd is. Het<br />

is helaas ook een proces dat zich tot nu toe weerbarstig heeft getoond tegenover<br />

verander<strong>in</strong>g met behulp van de thans <strong>in</strong> zwang zijnde programma's en projec-<br />

ten van (correctieve enlof preventieve) <strong>in</strong>terventie.<br />

1.8 Slot<br />

In alle sociale milieus treffen we k<strong>in</strong>deren met ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen aan,<br />

maar er is sprake van een sterk scheve verdel<strong>in</strong>g van de meeste van die proble-<br />

men over sociale milieus. Die verdel<strong>in</strong>g v<strong>in</strong>dt een van haar belangrijkste<br />

wortels <strong>in</strong> de hoge mate van constantie over generaties van problemen b<strong>in</strong>nen<br />

bepaalde sociale milieus. Deze transgenerationele overdracht treffen we op<br />

allerlei gebieden aan. K<strong>in</strong>deren die zelf emotioneel of lichamelijk zijn mishan-<br />

deld of misbruikt, hebben een verhoogde kans om vervolgens zelf een mishan-<br />

delende of venvaarlozende ouder te worden 167. K<strong>in</strong>deren wier ouders een rela-<br />

tief lage opleid<strong>in</strong>g hebben, hebben een verhoogde kans om zelf <strong>in</strong> hun generatie<br />

een ouder te worden met een relatief lage opleid<strong>in</strong>g 16'. K<strong>in</strong>deren met geschei-<br />

den ouders hebben zelf als volwassene een hoger risico op scheid<strong>in</strong>g 16'. K<strong>in</strong>de-<br />

ren wier ouders emotionele of gedragsproblemen vertonen, hebben op hun<br />

beurt ook een hogere kans op dergelijke stoornissen, zowel op jeugdige als op<br />

'"] Leeftijd 16 jaar of jonger; en allerlei vormen van seksueel misbruik, varierend van handtastelijkheden tot gedwongen genital<br />

contact.<br />

"'1 Zie onder meer Jenk<strong>in</strong>s e.a., 1989.<br />

'"1 Draijer. 1990.<br />

'"] Rutter. 1990.<br />

'"] Rutter. 1990.<br />

'1 Rensen. 1990; Jenk<strong>in</strong>s e.a., 1989.<br />

Ib8] Van den Heuvel. 1990.<br />

'1 Rutter. 1985.<br />

58 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


I7O] SCR 1990.<br />

volwassen leeftijd. K<strong>in</strong>deren met een vader die langdurig werkloos is, hebben<br />

zelf ook een verhoogd risico op werkloosheid "O.<br />

Overzichtstudies laten zien dat de effecten van programma's en projecten<br />

gericht op <strong>het</strong> doorbreken van dit patroon van reproduktie van ~ntwikkel<strong>in</strong>~s-<br />

en gezondheidsproblemen, meestal heel bescheiden en soms zelf venvaarloos-<br />

baar zijn "I. Het blijft onduidelijk <strong>in</strong> hoeverre dit samenhangt met de aard van<br />

de gebruikte <strong>in</strong>terventies en met de beleidscontext waarb<strong>in</strong>nen ze (moeten)<br />

plaatsv<strong>in</strong>den, dan we1 <strong>het</strong> gevolg is van <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> 'gelijkheidsideaal'<br />

<strong>in</strong>derdaad een utopie, dus gewoon niet haalbaar is 17'.<br />

In hoeverre beschikken samenlev<strong>in</strong>g en overheid over <strong>in</strong>strumenten noodzake-<br />

lijk <strong>voor</strong> niveller<strong>in</strong>g van kwaliteit van leven en kwaliteit van ontwikkel<strong>in</strong>g? In<br />

hoeverre zijn gezondheid en ontwikkel<strong>in</strong>g maakbaar? Immers, ondanks <strong>het</strong><br />

feit dat <strong>het</strong> niveau van de lichamelijke gezondheid, gedef<strong>in</strong>ieerd <strong>in</strong> termen van<br />

levensvenvacht<strong>in</strong>g, <strong>in</strong> de afgelopen eeuw aanzienlijk is toegenomen, en<br />

ondanks <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> gemiddelde welvaartsniveau en <strong>het</strong> schol<strong>in</strong>gsniveau<br />

duidelijk is toegenomen, is de relatieve sociale ongelijkheid op deze en andere<br />

gebieden niet afgenomen. Dat is op zichzelf overigens geen reden tot verontrus-<br />

t<strong>in</strong>g <strong>in</strong>dien er duidelijk aanwijz<strong>in</strong>gen zouden zijn, dat de (ervaren) kwaliteit<br />

van leven van degenen aan de onderzijde we1 is toegenomen. En juist daaraan<br />

bestaat duideliik twiifel.<br />

Het verhogen van <strong>het</strong> gemiddelde niveau betekent niet noodzakelijkenvijze<br />

dat degenen die <strong>in</strong> de nieuwe verdel<strong>in</strong>g aan de onderzijde verkeren, ook beter<br />

af zijn dan degenen die <strong>in</strong> de vroegere verdel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> die positie verkeerden. Er<br />

zijn zelfs tekenen die erop wijzen dat die positie thans ongunstiger is, dan ze<br />

anderhalve eeuw geleden was.<br />

%ee <strong>voor</strong>beelden kunnen dit verduidelijken. Het eerste betreft <strong>het</strong> verband<br />

tussen de maatschappelijke positie en <strong>het</strong> schol<strong>in</strong>gsniveau. Een groot verschil<br />

tussen de jaren dertig en nu is dat toen, globaal gesproken, de stand waartoe<br />

men bij de geboorte behoorde de latere positie op de maatschappelijke ladder<br />

bepaalde. Nu bepaalt veeleer <strong>het</strong> niveau van genoten opleid<strong>in</strong>g die positie. Dat<br />

lijkt op <strong>het</strong> eerste gezicht een verbeter<strong>in</strong>g. Maar, nadere analyse laat zien dat<br />

dit zeer de vraag is. Want een ander verschil tussen de jaren dertig en nu is dat<br />

m<strong>in</strong>der geschoolden zich destijds m<strong>in</strong> of meer redelijk <strong>in</strong> de maatschappij<br />

konden handhaven 173, terwijl ze nu maar a1 te vaak gedoemd zijn tot armoede<br />

en <strong>voor</strong>al machteloosheid, demoralisatie 174.<br />

Voor wat betreft de gezondheid valt iets soortgelijks te constateren. In 1986<br />

publiceerden de National Institutes of Health <strong>in</strong> de Verenigde Staten een<br />

rapport onder de veelzeggende titel 'Do<strong>in</strong>g Better Feel<strong>in</strong>g Worse' '75. In dit rap-<br />

port wordt uiteengezet dat, door de medisch-technologische ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />

de afgelopen veertig jaren, de curatieve mogelijkheden exponentieel zijn toe-<br />

genomen, maar dat die toename niet gepaard is gegaan met een hoger niveau<br />

van (subjectief) welbev<strong>in</strong>den onder de bevolk<strong>in</strong>g, noch met een hogere satis-<br />

factie van patienten die van de gezondheidszorg gebruikmaken. In de meeste<br />

hoogge'<strong>in</strong>dustrialiseerde landen, ons land <strong>in</strong>begrepen, lijkt er sprake te zijn<br />

van een toenem<strong>in</strong>g van psychische stoornissen en problemen, met name van<br />

depressieve stoornissen <strong>in</strong> de bevolk<strong>in</strong>g, en dan <strong>voor</strong>al onder jongeren 176. Dit<br />

uit zich onder meer <strong>in</strong> een sterke toenem<strong>in</strong>g van vage lichamelijke klachten en<br />

'lichaamsgerelateerde' stoornissen zoals bij<strong>voor</strong>beeld eetstoornissen 17? Maar<br />

17'] Zie onder meer: Van Gageldonk & Bartels. 1990. blz. 188: Leseman, 1990.<br />

"'1 Dus, of met andere woorden, niet de juiste middelen gebruikt.<br />

17'] Zie Wessel<strong>in</strong>gh, 1983. Wans<strong>in</strong>k. 1990.<br />

17'] Zie ook de toespraak van de huidige M<strong>in</strong>ister van Onderwijs van IS februari 1990.<br />

17'] Sartorius. 1988.<br />

Zie Klerman. 1988.<br />

17'] Sartorius. 1988.<br />

59 JEUGD INONTWlKKELlNG


"'1 WHO, 1987.<br />

liefst 30 tot 50% van de patienten die naar de gezondheidszorg komen, doen dit<br />

<strong>voor</strong> klachten of problemen waar<strong>voor</strong> geen onderliggende lichamelijke afwij-<br />

k<strong>in</strong>gen aantoonbaar zijn of die niet voldoende verklaard kunnen worden op<br />

grond van aanwezige lichamelijke stoornissen. Daarmee vormen deze veruit<br />

de omvangrijkste categorie klachten waarmee de gezondheidszorg wordt<br />

geconfronteerd 17'. Voorts geldt dat veel medisch-technische <strong>in</strong>grepen, zelfs<br />

waar deze leiden tot levensverleng<strong>in</strong>g, lang niet altijd gepaard gaan met een<br />

stijg<strong>in</strong>g maar soms zelfs met een dal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de kwaliteit van leven. De toe-<br />

nemende divergentie tussen wat we1 genoemd wordt de objectieve en de subjec-<br />

tieve gezondheidstoestand, de verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de satisfactie van patienten c.q.<br />

de kwaliteit van hun leven is groter <strong>in</strong> de lagere sociale milieus 17'.<br />

De conclusie lijkt onontkoombaar: zolang we nog zo we<strong>in</strong>ig weten van de<br />

complexe processen van reproduktie van ongelijkheid <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g en<br />

sociale positie als we nu doen, blijven de meeste <strong>in</strong>terventies gericht op de<br />

reductie hiervan schoten <strong>in</strong> <strong>het</strong> relatieve duister. De o~voed<strong>in</strong>e - van k<strong>in</strong>deren<br />

en jeugdigen blijft een onzekere zaak en taak. Misschien, zoals sommige <strong>voor</strong>aanstaande<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologen recent hebben betoogd, moeten we ons<br />

maar bij dit gegeven, en <strong>het</strong> hiermee verbonden feit dat de ontwikkel<strong>in</strong>g een<br />

moeilijk te bei'nvloeden zaak is, neerleggen ''O.<br />

Maar er zijn ook deskundigen die een ander geluid laten horen ''I.<br />

Volgens hen zijn de verschillen <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g en <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen <strong>voor</strong> een belangrijk deel terug te voeren op de mate<br />

van discrepantie tussen de opvoed<strong>in</strong>gscontext enerzijds, en de (basale) ontwikkel<strong>in</strong>gsbehoeften<br />

van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen anderzijds; tussen wat k<strong>in</strong>deren<br />

en jeugdigen <strong>in</strong> biologisch, psychologisch en sociaal opzicht nodig hebben om<br />

zich volwaardig te voelen, en als zodanig <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g te gaan participeren,<br />

en wat hun geboden wordt. Het cruciale probleem is naar hun men<strong>in</strong>g niet<br />

dat k<strong>in</strong>deren en jeugdigen ongelijk zijn en dat, mede als gevolg daarvan, hun<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g ongelijk verloopt. Het cruciale probleem wordt gevormd door de<br />

sociale processen die ongelijkheid transformeren <strong>in</strong> ongelijkwaardigheid.<br />

Die transformatie heeft ernstig negatieve gevolgen <strong>voor</strong> de maatschappelijke<br />

positie en kansen van de als meest ongelijkwaardig bestempelde groepen en<br />

gez<strong>in</strong>nen. Ze heeft ook, en psychologisch gezien m<strong>in</strong>stens zo belangrijke, <strong>in</strong>grijpende<br />

gevolgen <strong>voor</strong> zelfbeeld en zelfrespect van bepaalde groepen k<strong>in</strong>deren en<br />

hun ouders/opvoeders. Een van de meest schrijnende kenmerken van de hedendaagse<br />

Nederlandse samenlev<strong>in</strong>g, is dat zowel onder jong als oud <strong>het</strong> zelfrespect<br />

sociaal sterk ongelijk verdeeld is (zie ook <strong>het</strong> hoofdstuk over adolescentie).<br />

Ouders en k<strong>in</strong>deren die zichzelf 'maar niks v<strong>in</strong>den' en die geloven dat<br />

<strong>het</strong> met hen ook nooit wat zal worden, worden <strong>in</strong> veel grotere getale <strong>in</strong> de<br />

'lagere' sociale milieus aangetroffen. Een dergelijk zelfbeeld is enerzijds<br />

natuurlijk <strong>het</strong> gevolg van hun ongunstige sociale positie, maar anderzijds<br />

vormt en bestendigt <strong>het</strong> die ongunstige positie ook.<br />

We<strong>in</strong>ig mensen zullen <strong>het</strong> oneens zijn met de stell<strong>in</strong>g dat een van de belangrijkste<br />

criteria, en misschien we1 <strong>het</strong> belangrijkste criterium, <strong>voor</strong> een succesvolle<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g is: <strong>het</strong> aan de poort van de volwassenheid arriveren met een positief<br />

zelfbeeld. We<strong>in</strong>ig mensen zullen <strong>het</strong> ook oneens kunnen zijn met de stell<strong>in</strong>g<br />

dat we - overheid, maatschappelijke organisaties en wetenschap - <strong>voor</strong> wat<br />

betreft ons nadenken over, laat staan <strong>het</strong> ontwikkelen van manieren, hoe dat<br />

criterium <strong>voor</strong> zoveel mogelijk mensen en k<strong>in</strong>deren te bereiken, nog <strong>in</strong> een<br />

embryonaal stadium verkeren. De opvatt<strong>in</strong>g dat cruciale psychologische<br />

behoeften, zoals de behoefte aan zelfrespect, uitsluitend met economische of<br />

arbeidsmarktpolitieke middelen bevredigd kunnen worden, viert nog altijd<br />

179] Zie ook Callahan. 1990: zijn geruchtmakende publikatie 'What K<strong>in</strong>d of Life'.<br />

'''1 Zie Kagan. 1984.<br />

la'] Zie: Rutter, 1990; Bandura. 1990; Mac Arthur Foundation. 1990.<br />

60 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


hoogtij. Maar net zo m<strong>in</strong> als <strong>het</strong> zelfbeeld van de lagere employ6s, degenen aan<br />

de onderkant van de statushierarchie <strong>in</strong> hun bedrijf of organisatie, positiever<br />

is dan dat van werkelozen en WAO'ers, net zo m<strong>in</strong> zal <strong>het</strong> voltooien van een<br />

schoolopleid<strong>in</strong>g door k<strong>in</strong>deren uit de 'lagere' milieus een positief effect op hun<br />

zelfbeeld hebben, als die opleid<strong>in</strong>g aan de onderkant van de formele en <strong>in</strong>for-<br />

mele schoolhierarchie ligt.<br />

Recent is steeds vaker de kreet geuit dat we ons nou eens een keer neer moeten<br />

leggen bij <strong>het</strong> feit dat er altijd een aanzienlijke groep mensen zal zijn, die <strong>in</strong> de<br />

hoek zit waar de klappen vallen en dat <strong>het</strong> par001 daar<strong>voor</strong> is 'pappen en nat<br />

houden'. Maar deze conclusie is <strong>in</strong> feite niets anders dan een uit<strong>in</strong>g van <strong>het</strong><br />

failliet van de puur sociaal-economische benader<strong>in</strong>g. Ze is en ze blijft <strong>voor</strong>barig<br />

en onverantwoord, zolang <strong>het</strong> denken en <strong>het</strong> beleid op alle niveaus niet op een<br />

gelijkwaardige manier aandacht besteedt aan de economische en psychologi-<br />

sche behoeften van degenen die <strong>het</strong> meest <strong>in</strong> hun welzijn en ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

bedreigd worden. Een overheid die een <strong>in</strong> dit opzicht zeer onevenwichtig beleid<br />

voert, kan niet anders dan zelf bijdragen aan <strong>het</strong> bestendigen van maatschap-<br />

pelijke onevenwichtigheden en ongelijkwaardigheden.<br />

Het centrale uitgangspunt van de volgende hoofdstukken is precies op dit punt<br />

gelegen: <strong>het</strong> geven van overzichten van de huidige stand van de kennis aan-<br />

gaande ontwikkel<strong>in</strong>gsbehoeften en ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen van k<strong>in</strong>deren en<br />

jeugdigen, tene<strong>in</strong>de een basis te verschaffen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> completeren van <strong>het</strong><br />

gangbare sociaal-economische overheidsbeleid met een (sociaal-) psychologi-<br />

sche component.<br />

'Maar wat als dat ook niet helpt?, zullen sommigen nu reeds vragen. Het ant-<br />

woord is, dat die vraag ni'et de goede is. De goede vraag is: 'Wat als dat nau eens<br />

we1 blijkt te helpen?'.<br />

Literatuur<br />

- M.D.S. A<strong>in</strong>sworth, e.a., Patterns of Attachment; Hillsdale, N.J., Lawrence<br />

Erlbaum, 1978.<br />

- H. d'Ancona, 'Wie zorgt er <strong>voor</strong> de k<strong>in</strong>deren'; Socialisme en Democratie, maart<br />

1986, blz. 7-9.<br />

- J.G. Bachman, L.D. Johnston en P.M. O'Malley, Monitor<strong>in</strong>g the Future, Ques-<br />

tionnaire Responses from the nation's high school seniors; Michigan, <strong>in</strong>stitute<br />

for Social Research, University of Michigan Annarbor, 1990.<br />

- E. Bad<strong>in</strong>ter, L'amour en plus, Histoire de l'amour maternel - XVIIe-XXe si&cle;<br />

Paris, 1986.<br />

- P.B. Baltes, H.W. Reese, L.P. Lipsitt, 'Life span developmental psychology';<br />

Annual review ofpsychology, 31e jaargang, 1984, blz. 65-110.<br />

- A. Bandura, Adolescent Development among Youth at risk; European Con-<br />

ference on Adolescent Development among youth at risk, Siena, Italie, 1990.<br />

- E. Becker, De ontkenn<strong>in</strong>g van de dood; Baarn, Ambo, 1985.<br />

- J. Bowlby, A Secure base <strong>in</strong> Cl<strong>in</strong>ical applications of attachment theory; London,<br />

nvistock, 1988.<br />

- D. Callahan, What k<strong>in</strong>d of Life? The Limites of Medical Progress; New York,<br />

Simon & Schuster, 1990.<br />

- J. S. Coleman, Report on Equality of Educational Opportunities; Wash<strong>in</strong>gton<br />

D.C., Department of Education, 1966.<br />

- N. Deen, 'Leerl<strong>in</strong>g begeleid<strong>in</strong>g, een basis <strong>voor</strong> goed onderwijs'; <strong>in</strong>: Leerl<strong>in</strong>gen-<br />

zorg, Noodzaak?; <strong>in</strong>: Verslag studiedag Psychosociale Leerl<strong>in</strong>gbegeleid<strong>in</strong>g;<br />

Alphen a.d. Rijn, Samsom, 1990, blz. 20-26.<br />

- R.F.W. Diekstra, Hoe Geestelijk is Gezondheid; Deventer, Van Loghum<br />

Slaterus, l989a.<br />

- R.F.W. Diekstra, 'Suicide and Attempted Suicide, An International perspec-<br />

tive'; Acta Psychiatrica Scand<strong>in</strong>avica, nr. 80,1989b, blz. 1-24.<br />

- R.F.W. Diekstra, 'Suicidal Behaviour <strong>in</strong> Adolescents and Young Adults, the<br />

International picture'; Crisis, lOe jaargang nr. 1,1989, blz. 16-35.<br />

- R.F.W. Diekstra, 'Jobstress en Gezondheid <strong>in</strong> de Gezondheidszorg, Implicaties<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


van <strong>het</strong> Coherentiemodel'; Gedrag en Gezondheid, l7e jaargang nr. 4,1990, blz.<br />

155-161.<br />

- R.F.W. Diekstra, R. de Zwart en B. van Praag, Gedrag en Gezondheid van<br />

Scholieren; Monitorprojekt 1990; Den Haag, NIBUD, 1990.<br />

- J.J.M. Dijk, P. Mahew en M. Killias, Experiences of crime across the world, key<br />

f<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gs from the 1989 International crime survey; Deventer, Kluwer, 1990.<br />

- N. Drayer, Seksuele traumatiser<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de jeugd. Gevolgen op lunge termijn van<br />

seksueel misbruik van meisjes door verwanten; Amsterdam, Sua uitgeverij,<br />

1990.<br />

- N. Elias, Het Civilisatieproces, Sociogenetische en psychogenetische en psychogenetische<br />

onderzoek<strong>in</strong>gen; (vertal<strong>in</strong>g van de Duitse uitgave 1939), Utrecht,<br />

Spectrum, 1969.<br />

- G.L. Engel, 'The cl<strong>in</strong>ical application of the biopsychosocial model'; American<br />

Journal ofPsychiatry, nr. 137,1980, blz. 535-544.<br />

- Erasmus. De Civitate Morum Puerilium; Basel, Blaser, 1530.<br />

- S. Fisher, Stress and Strategy; London, Erlbaum, 1986.<br />

- E. Fromm, De Gezonde Samenlev<strong>in</strong>g; Utrecht, Bijleveld, 1988.<br />

- A. van Gageldonk, A. Bartels, Evaluatieonderzoek <strong>in</strong> de jeugdhulpverlen<strong>in</strong>g;<br />

Leiden, DSWO Press, 1990.<br />

- N. Garmezy, 'Children under severe stress, critique and commentary'; Journal<br />

of American Academic Child Psychiatry, 25e jaargang, 1986, blz. 384-392.<br />

- K. van Gelder, Een ouder gez<strong>in</strong>nen <strong>in</strong> cijfers; Den Haag, Nederlands <strong>in</strong>stituut<br />

<strong>voor</strong> Maatschappelijk Werkonderzoek, 1984,<br />

- I.M. Goodyer, Life Experiences, Development and Childhood Psychopathology;<br />

Chichester, Wiley, 1990.<br />

- D. Hamburg, 'Prepar<strong>in</strong>g for Life, the Critical Transition of Adolescence'; <strong>in</strong>:<br />

Preventive Interventions <strong>in</strong> Adolescence; door R.F.W. Diekstra (red.), Toronto/<br />

Bern, Hogrefe & Huber, 1989, blz. 4-15.<br />

- K. He<strong>in</strong>, Issues <strong>in</strong> Adolescent Health, an overview; New York, Carnegie Corporation<br />

of New York, 1988.<br />

- E.M. Hether<strong>in</strong>gton, M. Cox en R. Cox., 'Effects of divorce on parents and children';<br />

<strong>in</strong>: Non-traditional families; door M. Lamb (red.), London, Erlbaum,<br />

1982.<br />

- P. de Heus, B.I. van der Leeden, R.F.W. Diekstra, 'Suicidaal gedrag bij leerl<strong>in</strong>gen<br />

<strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs (1)'; Pedagogische Studien, 63e jaargang nr. 5,<br />

1986, b1~. 218-227.<br />

- P. de Heus, B.I. van der Leeden, R.F.W. Diekstra, 'Suicidaal gedrag bij leerl<strong>in</strong>gen<br />

<strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs (2)'; Pedagogische Studien, 63e jaargang nr. 16,<br />

1986, biz. 252-261.<br />

- W. Heuves, Depression <strong>in</strong> the young male adolescent; Leiden, Academisch<br />

Proefschrift, 1990.<br />

- A.A. van der Hoeven-van Doornum, Effecten van leerl<strong>in</strong>gbeelden en streefniveau's<br />

op schoolloopbanen; Uitgeverij Instituut <strong>voor</strong> Toegepaste Sociale Wetenschappen,<br />

Nijmegen, 1990.<br />

- C.E. Irw<strong>in</strong> en E. Vaughan, 'Psychosocial Context of Adolescent Development,<br />

Study Group Report'; <strong>in</strong>: Journal ofAdolescent Health Care, 9e jaargang nr. 6,<br />

1988, blz. 11-19.<br />

- ISSBD, The Relevance of Developmental Psychology and the ISSBD for WHO<br />

Mental Health Programmes; Oxford, International Society for the Study of<br />

Behavioural Development (Ambrose, J.A.), 1982.<br />

- J.M. Jenk<strong>in</strong>s, M.A. Smith en P.J. Graham, 'Cop<strong>in</strong>g with parental quarrels';<br />

Journal of American Academic Child and Adolescence Psychiatry, 28e jaargang<br />

nr. 2,1989, blz. 182-189.<br />

- J. Kagan, The nature of the Child; New York, Basic Books, 1984.<br />

- C.W.M. Kienhorst, Suicidaal Gedrag bij Jongeren, Onderzoek naar omvang en<br />

kenmerken; Ambo, Baarn, 1988.<br />

- G.L. Klerman e.a., 'Birth-cohort trends <strong>in</strong> rates of Major Depressive Disorders<br />

among relatives of patients with affective disorders'; Archives of General Psychiatry,<br />

42e jaargang, 1985, blz. 689-699.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


M.W. de Kleyn-de Vrankrijker en R. van Duren, 'Geschat aantal lichamelijk<br />

gehandicapten <strong>in</strong> 1981 en <strong>in</strong> enkele andere jaren'; Maandblad <strong>voor</strong> Revalidatie,<br />

mei 1982, blz. 19-20.<br />

M.M. Lange en G.M. Schippers, 'Drugverslav<strong>in</strong>g van Adolescenten'; <strong>in</strong>: Adoles-<br />

centen <strong>in</strong> vele gedaanten; door R.A.C. Hoksbergen, R. van de Meer en G.P.<br />

Schoon (red.), Amsterdam, Swets & Zeitl<strong>in</strong>ger, 1987.<br />

A. van Langen en P. Jungbluth, Onderwijskansen van migranten, de rol van<br />

sociaal-economische en culturele factoren; Amsterdam/Lisse, Swets & Zeitl<strong>in</strong>-<br />

ger, 1990.<br />

J.J. Latten, 'Steeds meer echtscheid<strong>in</strong>gsk<strong>in</strong>deren'; <strong>in</strong>: CBS-Sociaal-Cultureel<br />

Kwartaalbericht), 1986.<br />

P. Leseman, 'Van spelen word je wijzer'; Interrnediair, 26e jaargang nr. 2,1990,<br />

blz. 35-39.<br />

D. Lester, Current Concepts of Suicide; Spr<strong>in</strong>gfield, Thomas, 1990.<br />

C.F.M. van Lieshout, 'De school, een dom<strong>in</strong>ante opvoeder?; <strong>Jeugd</strong> en Samenle-<br />

w<strong>in</strong>g, nr. 4,1990, blz. 230-240.<br />

J. Locke, Some Thoughts concern<strong>in</strong>g Education; London, Cambridge Univer-<br />

sity Press (1913 uitgave), 1690.<br />

I.M.A.G. Maas, S. Serail en A.J.M. Janssen, Frequentie-onderzoek Geestelgk<br />

Gehandicapten; Tilburg, IVA, 1988.<br />

MacArthur Foundation, European Conference on succesfull adolescent develop-<br />

ment among youth at risk; Italie, Siena, (Organized by MacArthur Foundation,<br />

Chicago), 4-5 september 1990.<br />

P. Mart<strong>in</strong>, Des Familles et des enfants; Bruxelles, De Boeck Universitb, 1988.<br />

I.F. Masterson, The search for the real self, unmask<strong>in</strong>g the personality disorders<br />

of our age; New York, Appleton, 1990.<br />

M<strong>in</strong>isterie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Meerjaren programma<br />

jeugdbeleid; Tweede Kamer 1988-1989,20491, nr. 2,1988.<br />

M<strong>in</strong>isterie van WVC, Voornemens K<strong>in</strong>deropvang; 1988.<br />

P. Mussen, J.J. Conger en J. Kagan, Childhood and Personality; New York,<br />

'Harper, 1963.<br />

Nota <strong>Jeugd</strong>beleid, Aangeboden door de m<strong>in</strong>isters van WVC en Sociale Zaken,<br />

17 september 1984, Tweede Kamer, 1983-1984,18 545, nrs. 1-2.<br />

Organization for Economic Cooperation and Development, Health Care Sys-<br />

tems <strong>in</strong> Dunsition, The Search for Efficiency; Parijs, OECD, 1990.<br />

L. Pelton, For Reasons ofPoverty; New York, Prueger, 1989.<br />

H.N. Plomp, H. Kuipers en M.L. van Oers, Roken, alcohol- en druggebruik<br />

onder scholieren vanaf 10 jaar; Amsterdam, VU Uitgeverij, 1990.<br />

D.P. Phillips en K. Lesyna, 'Suicide and the Media'; <strong>in</strong>: Preventive Strategies on<br />

Suicide; door R.F.W. Diekstra (red.), A World Health Organization State of the<br />

Art Publication, 1989.<br />

L. Pot, 'Het overheidsbeleid <strong>voor</strong> jonge k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> de jaren tachtig'; <strong>Jeugd</strong> en<br />

Samenlev<strong>in</strong>g, 4e jaargang, 1990, blz. 283-291.<br />

S.H. Preston, 'Children and Elderly <strong>in</strong> the U.S.'; Scientific American, 25le jaar-<br />

gang nr. 6,1984, blz. 36-41.<br />

B. Rensen; K<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g, Voor <strong>het</strong> leven getekend; Utrecht, Bruna,<br />

1990.<br />

M. Rutter, 'Resilience <strong>in</strong> the face of adversity. Protective factors and resistance<br />

to Psychiatric Disorder'; British Journal of Psychiatry, nr. 147, 1985, blz. 598-<br />

611.<br />

M. Rutter, Maternal Deprivation Reassessed; Londen, Pelican Books, 1988.<br />

M. Rutter, Some conceptual substantive issues regard<strong>in</strong>g adolescent develop-<br />

ment and psychopathology; European Conference on Adolescent development<br />

among Youth at Risk, Siena, Italie, 1990.<br />

N. Sartorius, 'Mental Health Policies and Programs for thelhenty-first Centu-<br />

ry, a personal view'; Integrative Psychiatry, nr. 5,1987, blz. 151-158.<br />

G.M. Schippers, Zndividuele verschillen <strong>in</strong> alcoholgebruik; Amsterdam, Swets<br />

& Zeitl<strong>in</strong>ger, 1983.<br />

JEUCD IN ONTWlKKELlNG


D. Seiffge-Krenke, Developmental aspects of health-related behaviour <strong>in</strong> ado-<br />

lescence; Trier, Trier University Publishers, 1988.<br />

H. Selye, The Stress of Life; New York, Mc Graw Hill, 1956.<br />

E. S<strong>in</strong>ger, 'Geeft de overheid thuis?'; <strong>Jeugd</strong> en Samenlev<strong>in</strong>g, april 1990, nr. 4,<br />

blz. 271-282.<br />

Sociaal en Cultureel Planbureau, Sociaal en Cultureel Rapport 1990; Den<br />

Haag, WGA, 1990.<br />

Stuurgroep Tbekomstscenario's Gezondheidszorg, Zorgen <strong>voor</strong> Geestelijke<br />

Gezondheid <strong>in</strong> de lbekomst; Utrecht, Bohn, Scheltema & Holkema, 1990.<br />

Stuurgroep Tbekomstscenario's Gezondheidszorg, Ongevallen <strong>in</strong> <strong>het</strong> jaar 2000;<br />

Utrecht, Bohn, Scheltema & Holkema, 1988.<br />

mrn<strong>in</strong>g Po<strong>in</strong>ts. Prepar<strong>in</strong>g American Youth for the 21st Century; New York,<br />

Carnegie Corporation, 1989.<br />

US foreign policy and the Third World, agenda 1985-1986; door J.W. Sewell,<br />

R.E. Fe<strong>in</strong>berg and V. Kallah (red.), US-Third World Policy Perspectives, No. 3.<br />

Overseas Development Council. New Brunswick, NJ, 'It-ansaction Books, 1985.<br />

P. Vlaard<strong>in</strong>gerbroek, 'Adolescent en del<strong>in</strong>quent'; <strong>in</strong>: Adolescenten <strong>in</strong> vele<br />

gedaanten; door R.A.C. Hoksbergen, R. van de Meer en G.P. Schdon (red.), Lis-<br />

se, Swets & Zeitl<strong>in</strong>ger, 1987, blz. 34-42.<br />

H. Wans<strong>in</strong>k, 'Hoezo Gelijke Kansen, Tbeehonderd jaar onderwijsbevoogd<strong>in</strong>g';<br />

Zntermediair, 26e jaargang nr. 42,1990, blz. 29-33.<br />

A. Wessel<strong>in</strong>gh, School en Ongelijkheid; Amsterdam, L<strong>in</strong>k, 1983.<br />

WRR, Basisvorm<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> onderwijs; Rapporten aan de Reger<strong>in</strong>g nr. 27, 's-Gra-<br />

venhage, Staatsuitgeverij, 1986.<br />

WHO/Euro, Regional nrgets <strong>in</strong> Support of the regional strategy for health for<br />

all; Kopenhagen, WHO, 1983.<br />

WHOEuro, Mortality <strong>in</strong> The European Region; Kopenhagen, WHO, 1985.<br />

WHO, Primary Health Care; GenBve, World Health Organization, 1987.<br />

WHO/Euro, Health for All Young People <strong>in</strong> Europe; Kopenhagen, WHO, 1988.<br />

WHO, World Health Statistics Annual; GenBve, WHO, 1988.<br />

WHO, The Health of Youth; GenBve, WHO, 1989.<br />

I. van der Zande, 'Commentaar, <strong>Jeugd</strong>beleid (rechts) <strong>in</strong>gehaald? Het meerja-<br />

renprogramma <strong>Jeugd</strong>beleid 1988'; <strong>Jeugd</strong> en Samenlev<strong>in</strong>g, 19e jaargang nr. 4,<br />

1988.<br />

R. de Zwart e.a., Scholieren onderzoek 1990; resultaten (rapport I); Den Haag,<br />

NIBUD, 1990.<br />

A.C. Zijderveld, 'Overheid en <strong>Jeugd</strong>, een cultuursociologische verhandel<strong>in</strong>g';<br />

<strong>Jeugd</strong> en Samenlev<strong>in</strong>g, nr. 4,1990, blz. 197-207.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


De lichamelijke ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

van nu1 tot zeventien jaar<br />

J.L. van den Brande<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING<br />

2


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERlNGSBELElD


In houdsopgave<br />

De lichamelijke ontwikkel<strong>in</strong>g van nu1 tot zeventien jaar<br />

Inleid<strong>in</strong>g<br />

Enkele strategieen <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

De ontwikkel<strong>in</strong>gs- en groeifasen en hun problemen<br />

De ernbryonale ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

De foetale fase<br />

De per<strong>in</strong>atale periode<br />

De postnatale groei <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

Conclusies en aanbevel<strong>in</strong>gen<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELElD


Figuur 2.1<br />

2. De lichamelijke ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

van nu1 tot zeventien jaar<br />

Inleid<strong>in</strong>g<br />

Hoe meer gedetailleerd onze kennis wordt over de ontwikkel<strong>in</strong>g en groei ' van<br />

een bevruchte eicel tot een volwassen menselijk organisme, des te meer<br />

kunnen we ons erover venvonderen dat dit <strong>in</strong>gewikkelde proces ooit foutloos<br />

verloopt. 'Ibch is <strong>het</strong> mechanisme niet feilloos. Chromosomale afwijk<strong>in</strong>gen en<br />

mutaties <strong>in</strong> <strong>het</strong> genoom met geheel of gedeeltelijk verlies van de activiteit van<br />

stoffen die de ontwikkel<strong>in</strong>g moeten regelen, of <strong>in</strong>vloeden van buitenaf zoals<br />

toxische stoffen, <strong>in</strong>fecties of andere <strong>in</strong>vloeden die de aanmaak of <strong>het</strong> effect van<br />

een dergelijke stof beperken, kunnen er aanleid<strong>in</strong>g toe zijn dat een bepaalde<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gsstap niet, niet tijdig of onvolledig wordt gezet. De fase die erdoor<br />

moest worden <strong>in</strong>geluid, volgt dan een niet optimaal traject.<br />

Indien de fout ernstig is en zeer vroeg <strong>in</strong> de embryonale fase optreedt, sterft de<br />

vrucht af. Indien echter door de aldus ontstane weeffout geen vitale functies<br />

van cellen, weefsels of organen worden aangetast, kan de vrucht overleven<br />

doch zal een handicap <strong>het</strong> gevolg zijn.<br />

Hoewel <strong>het</strong> moge lijken dat hier alleen verstor<strong>in</strong>gen v66r de geboorte worden<br />

bedoeld, gelden deze beschouw<strong>in</strong>gen ook <strong>voor</strong> de postnatale ontwikkel<strong>in</strong>g en<br />

groei. 'Ibch is de veelheid en snelheid van de opeenvolgende processen <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>in</strong>tra-uteriene leven <strong>het</strong> grootst, met een evenredige kans op verstor<strong>in</strong>g. De<br />

snelheid van de groei wordt gei'llustreerd <strong>in</strong> figuur 2.1.<br />

In dit hoofdstuk beperken we ons tot de lichamelijke ontwikkel<strong>in</strong>g.<br />

Bron: J.L. van den Brande, 'Groei tot volwassen proporties"; Natuur en Echniek,<br />

57e jaargang nr. 1,1989, blz. 54-65.<br />

'1 Ontwikkel<strong>in</strong>g is <strong>het</strong> proces dat leidt tot de uite<strong>in</strong>delijke vorm en functie. Met groei wordt de toename van massa bedoeld.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


Figuur 2.2<br />

2.2 Enkele strategieen <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

Bij de ontwikkel<strong>in</strong>g van een <strong>in</strong>dividu volgt de natuur een zu<strong>in</strong>igheidsstrategie,<br />

die erop gericht is organen slechts te ontwikkelen <strong>voor</strong>zover ze reeds nodig zijn.<br />

Zo zien we dat de groei van de verschillende organen <strong>in</strong> de tijd sterk uiteen-<br />

loopt. Organen en systemen die verantwoordelijk zijn <strong>voor</strong> transport, commu-<br />

nicatie en bestur<strong>in</strong>g, zoals de bloedsomloop, de hersenen en organen die hormo-<br />

nen produceren, worden a1 vroeg tot ontwikkel<strong>in</strong>g gebracht. Het immunolo-<br />

gisch systeem, dat <strong>voor</strong> de afweer tegen <strong>in</strong>fecties moet zorgen, is weliswaar a1<br />

<strong>voor</strong> de geboorte aangelegd, maar komt explosief tot groei en ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

de eerste twaalf jaar daarna, wanneer bacterien en virussen en andere<br />

substanties <strong>het</strong> lichaam nopen tot de mobilisatie van afweermechanismen,<br />

zoals bij<strong>voor</strong>beeld de aanmaak van antilichaam producerende witte bloed-<br />

cellen. Een orgaansysteem dat laat tot ontwikkel<strong>in</strong>g komt, is <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tplan-<br />

t<strong>in</strong>gsapparaat. Hoewel reeds vroeg <strong>in</strong> <strong>het</strong> antenatale leven aangelegd, is <strong>het</strong><br />

pas rond <strong>het</strong> vijftiende jaar volledig ontwikkeld (figuur 2.2).<br />

Bron: J.M. Tanner, Growth at adolescence; Oxford, Blackwell, 1962.<br />

Deze markante <strong>voor</strong>beelden van ongelijktijdige groei, erop gericht om <strong>het</strong><br />

lichaam te <strong>voor</strong>zien van functies wanneer die nodig zijn, staan <strong>in</strong> contrast met<br />

<strong>voor</strong>beelden van gelijktijdige groei. Zo bestaat er een rechtlijnig verband<br />

tussen <strong>het</strong> gewicht van de lever en de lichaamslengte. Een dergelijk verband<br />

bestaat ook <strong>voor</strong> <strong>het</strong> gewicht van de nier, de lengte van de darm en <strong>het</strong> aantal<br />

longblaasjes. Deze organen hebben Ben eigenschap gemeen: ze zijn alle betrok-<br />

ken bij de energiehuishoud<strong>in</strong>g. Ze verzorgen de opname en venverk<strong>in</strong>g van<br />

voedsel, spelen een rol <strong>in</strong> de zuurstof<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>g van cellen en de verwijder<strong>in</strong>g<br />

van afvalstoffen. Doordat ze meegroeien met de rest van <strong>het</strong> lichaam wordt<br />

er<strong>voor</strong> gezorgd dat er geen onnodig sterke of zwakke schakels <strong>in</strong> de voedsel-<br />

verwerk<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>komen.<br />

Een ander <strong>voor</strong>beeld van zu<strong>in</strong>igheid tijdens de groei is dat Ben stof verschil-<br />

lende regulerende functies kan uitoefenen, zodat een aantal lichamelijke ver-<br />

ander<strong>in</strong>gen gelijktijdig kan ~laatsv<strong>in</strong>den. Een <strong>voor</strong>beeld is <strong>het</strong> mannelijk<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Figuur 2.3<br />

geslachtshormoon testosteron: <strong>het</strong> laat tijdens de puberteit van jongens de<br />

geslachtsorganen groeien, bevordert de produktie van zaadcellen, veroorzaakt<br />

een versnelde lichaamsgroei, en zorgt er<strong>voor</strong> dat de groei op korte termijn<br />

ophoudt door de botrijp<strong>in</strong>g te versnellen.Verder laat <strong>het</strong> de spier- en botmassa<br />

meer toenemen dan de rest van <strong>het</strong> lichaamsgewicht. Dit <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot<br />

de ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> meisje, waar juist de vetmassa, <strong>in</strong> verband met <strong>het</strong><br />

aanleggen van een energiereserve, meer toeneemt (figuur 2.3).<br />

Spierweefsel en bot<br />

Bron: H.K.A. Visser, 'Some physiological and cl<strong>in</strong>ical aspects of puberty";<br />

<strong>in</strong>: Arch. Dis. Child.; 48e jaargang, 1973, blz. 169-182.<br />

De bijdrage van vet-<br />

weefsel en 'magere' weef-<br />

sols w <strong>het</strong> '<br />

**n pn0guTnlr.r)<br />

(licht)<br />

en meisjes uitge-<br />

drukt als percentage van<br />

<strong>het</strong>lichm~t.<br />

Het testosteron activeert tenslotte de hersencentra die de seksuele activiteit<br />

regelen. Een stof is zodoende de spil van <strong>het</strong> volwassen worden van <strong>het</strong> manne-<br />

lijk <strong>in</strong>dividu.<br />

Groei moet e<strong>in</strong>dig kunnen zijn. Om dit te bereiken heeft de natuur de capaciteit<br />

tot celdel<strong>in</strong>g beperkt vanaf <strong>het</strong> moment dat een cel een specifieke functie heeft<br />

gekregen. De groei-stimulerende hormonen hebben dan geen <strong>in</strong>vloed meer op<br />

deze cellen. Er bestaan echter grote verschillen tussen verschillende celtypen.<br />

Weefsels, en dus celtypen, kunnen <strong>in</strong> drie klassen worden onderverdeeld<br />

(figuur 2.4).<br />

In de eerste plaats zijn er weefsels waarvan de cellen nauwelijks kunnen delen<br />

en waarbij verloren gegane cellen slechts <strong>in</strong> beperkte mate worden vervangen.<br />

Zenuwweefsel is hiervan <strong>het</strong> beste <strong>voor</strong>beeld. Cellen van weefsels <strong>in</strong> de tweede<br />

categorie verliezen, als ze eenmaal een bepaalde functie verworven hebben,<br />

<strong>het</strong> vermogen tot del<strong>in</strong>g, maar kunnen we1 <strong>voor</strong>tdurend vervangell worden.<br />

Voorbeelden zijn primitieve zaadcellen, bloedcellen en de cellen van de slijm-<br />

vliezen en opperhuid. Tenslotte zijn er weefsels met cellen die de mogelijkheid<br />

tot celdel<strong>in</strong>g behouden en waar<strong>in</strong> niet alleen beschadigde cellen vervangen<br />

kunnen worden, maar ook meer cellen aangemaakt kunnen worden, wanneer<br />

<strong>het</strong> lichaam daar behoefte aan heeft. Het beste <strong>voor</strong>beeld hiervan is de lever.<br />

Ieder weefsel doorloopt een del<strong>in</strong>gsfase totdat <strong>het</strong> geprogrammeerde aantal<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


4P<br />

4P<br />

Prdiferatie<br />

I I 1 1<br />

. .<br />

Uitbreidend (lever, endocriene yefsels)<br />

-------- ------ +<br />

Bron: R.J. Goss, 'Adaptive mechanisms of growth control"; <strong>in</strong>: Human Growth;<br />

door F. Falkner en J.M. Tanner (red.), 1986, blz. 3-26.<br />

cellen bereikt is. Deze fase gaat geleidelijk over <strong>in</strong> een vergrot<strong>in</strong>gsfase, waar<strong>in</strong><br />

de celonderdelen <strong>in</strong>dien nodig <strong>in</strong> omvang en functioneel vermogen toenemen.<br />

Dit laatste vermogen blijft <strong>in</strong> veel cellen latent bewaard.<br />

2.3 De ontwikkel<strong>in</strong>gs- en groeifasen en hun problemen<br />

2.3.1 De embryonale ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

De embryonale fase is de periode waar<strong>in</strong> de organen worden aangelegd. Het is<br />

een periode gekenmerkt door een progressieve specialisatie en onderl<strong>in</strong>ge<br />

plaatsbepal<strong>in</strong>g van cellen. Hiertoe worden na elkaar een groot aantal genen<br />

geactiveerd die aanleid<strong>in</strong>g geven tot celdel<strong>in</strong>g, <strong>het</strong> ontstaanvan eigen specia-<br />

listische functies, en tot de synthese van stoffen. Deze laatste geven een<br />

signaal aan buurcellen, waardoor ook <strong>in</strong> deze cellen genen worden geactiveerd<br />

die weer aanleid<strong>in</strong>g geven tot celvermeerder<strong>in</strong>g, andere gespecialiseerde func-<br />

ties en de afgifte van nieuwe signaalstoffen. Tevens.worden <strong>in</strong> a1 deze cellen<br />

genen actief die de toekomstige ruimtelijke plaats<strong>in</strong>g van de nakomel<strong>in</strong>gen<br />

van deze cellen bepalen. Men moet zich <strong>voor</strong>stellen dat door de ongelijk verlo-<br />

pende snelheid van celdel<strong>in</strong>g, cellagen over elkaar schuiven en <strong>in</strong>middels<br />

dergelijke signaalstoffen afgeven. Daarbij komen de juiste cellen slechts een-<br />

malig met elkaar <strong>in</strong> aanrak<strong>in</strong>g. Een hoge eis wordt hier gesteld aan de tim<strong>in</strong>g.<br />

Een gebrekkige tim<strong>in</strong>g heeft grote en def<strong>in</strong>itieve gevolgen <strong>voor</strong> de toekomstige<br />

vorm en functie van organen.<br />

Deze cascade van differentierende stappen, die aanvangt bij de bevruchte eicel,<br />

leidt tot <strong>het</strong> ontstaan van een beperkt aantal verschillende celsoorten die zich<br />

<strong>in</strong> de kiembladen ontwikkelen. Hieruit ontstaan dan de verschillende orga-<br />

nen, eerst primitief, later met hun <strong>in</strong>gewikkelde <strong>in</strong>wendige structuren.<br />

Dankzij moleculair-biologische technieken kan men nu deze sequenties bestu-<br />

deren <strong>in</strong> groot detail en de eigenschappen onderzoeken van de stoffen die bij dit<br />

proces betrokken zijn. Er is een zich explosief ontwikkelende kennis die ertoe<br />

zou kunnen leiden dat uite<strong>in</strong>delijk de moleculaire mechanismen bij <strong>het</strong><br />

ontstaan van congenitale afwijk<strong>in</strong>gen kunnen worden vastgesteld. De vraag<br />

blijft dan echter waardoor een bepaalde moleculaire afwijk<strong>in</strong>g aanwezig is die<br />

de normale procesgang van de ontwikkel<strong>in</strong>g verstoort. Naast de erfelijke afwij-<br />

k<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> DNA (grove chromosomale afwijk<strong>in</strong>gen of puntmutaties) kunnen<br />

ook niet-erfelijke factoren oorzaak zijn van <strong>het</strong> ontstaan van afwijk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

erfelijk materiaal of <strong>in</strong> de afstemm<strong>in</strong>g van de aanmaak van verschillende stof-<br />

fen die de ontwikkel<strong>in</strong>g moeten reguleren. Dit kunnen <strong>in</strong>fectieuze of toxische<br />

<strong>in</strong>vloeden zijn. Er zijn sterke aanwijz<strong>in</strong>gen dat ook de tim<strong>in</strong>g van de bevruch-<br />

t<strong>in</strong>g van de eicel een belangrijke factor is <strong>voor</strong> de juiste volgorde van de ontwik-<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


kel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> embryo. Zo is er een verhoogd <strong>voor</strong>komen van congenitale afwij-<br />

k<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> iedere omstandigheid waar er een verhoogde kans is, dat een eicel<br />

overrijp is wanneer de bevrucht<strong>in</strong>g plaats v<strong>in</strong>dt (bijv. na <strong>het</strong> staken van de pi1<br />

of bij periodieke onthoud<strong>in</strong>g). Ook is er een seizoensvariatie die mogelijk<br />

samenhangt met <strong>het</strong> periodiek verstoord zijn van detim<strong>in</strong>g van de eisprong <strong>in</strong><br />

relatie tot de ontwikkel<strong>in</strong>g van de eicel. Deze gegevens leveren voldoende basis<br />

<strong>voor</strong> een prospectief onderzoek om deze factoren te analyseren. De potentiele<br />

betekenis van dergelijk onderzoek valt nauwelijks te overschatten.<br />

Daarnaast is langzamerhand de beschrijv<strong>in</strong>g van de aangeboren afwijk<strong>in</strong>gen,<br />

ontstaan door verstor<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> dit ontwikkel<strong>in</strong>gsproces, aanzienlijk uitgebieid.<br />

Men moet zich realiseren dat 5 a 6% van alle levendgeboren k<strong>in</strong>deren een of<br />

meerdere congenitale afwijk<strong>in</strong>gen heeft (vroeg-embryonale 'weeffouten') die<br />

de kwaliteit van <strong>het</strong> leven <strong>in</strong> belangrijke mate negatief bei'nvloeden.<br />

Antenatale diagnostiek is <strong>in</strong> een aantal gevallen mogelijk enricht zich op chro-<br />

mosomaal en biochemisch onderzoek bij malformatieve aandoen<strong>in</strong>gen, en op<br />

de uitval van enzymfuncties <strong>in</strong>gevolge een genmutatie waardoor ernstige<br />

afwijk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de stofwissel<strong>in</strong>g ontstaan. Het aandeel van deze antenataal ont-<br />

dekte stoornissen aan <strong>het</strong> totale aantal k<strong>in</strong>deren met een aangeboren afwij-<br />

k<strong>in</strong>g blijft nog ger<strong>in</strong>g. Het grootste deel wordt langs deze weg niet ontdekt.<br />

De persoonlijke, gez<strong>in</strong>s- en maatschappelijke implicaties van <strong>het</strong> grote aantal<br />

pasgeborenen met een aangeboren afwijk<strong>in</strong>g die niet door antenatale diagnos-<br />

tiek of postnatale screen<strong>in</strong>g worden ontdekt, behoeven hier niet te worden toe-<br />

gelicht. lbt nu toe was dit grote en nog braakliggende terre<strong>in</strong> nauwelijks te<br />

onderzoeken. Thans is echter specifiek onderzoek mogelijk geworden, ten<br />

e<strong>in</strong>de zowel de causaliteit van deze ontwikkel<strong>in</strong>gsstoornissen op te sporen als<br />

preventieve <strong>in</strong>terventie <strong>voor</strong> te bereiden.<br />

2.3.2 De foetale fase<br />

Wanneer eenmaal de organen zijn aangelegd moeten ze zich functioneel verder<br />

ontwikkelen en groeien. De periode <strong>voor</strong> de geboorte waar<strong>in</strong> dit gebeurt, wordt<br />

de foetale fase genoemd. Vier aspecten zijn hier<strong>in</strong> van grote betekenis.<br />

Ten eerste kunnen eerder ontstane malformaties <strong>in</strong> deze fase reeds functionele<br />

gevolgen hebben. Zo kan een nier volledig verwoest worden door een slechte<br />

ur<strong>in</strong>e-afvoer, of kan ernstige ontwikkel<strong>in</strong>gsschade aan hart of long aangericht<br />

worden door een <strong>voor</strong>af bestaand hartgebrek.<br />

Ten tweede kan een algehele groeiachterstand van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d ontstaan, die soms<br />

we1 en soms niet <strong>in</strong>gehaald kan worden na de geboorte. Deze is dan <strong>het</strong> resul-<br />

taat van een erfelijke of venvorven groeistoornis of van een te ger<strong>in</strong>ge aanvoer<br />

van voed<strong>in</strong>gsstoffen door de placenta.<br />

%n derde kunnen <strong>in</strong>fecties (zoals veroorzaakt door <strong>het</strong> rubella virus, <strong>het</strong> cyto-<br />

megalovirus, <strong>het</strong> herpesvirus, HIV, <strong>het</strong> hepatitis B-virus e.a.) van de moeder<br />

overgaan op <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d, met funeste gevolgen <strong>voor</strong> de uitgroei van de organen of<br />

zelfs met bedreig<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> leven.<br />

Ten vierde kan <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d te vroeg geboren worden. Vroeggeboorte draagt <strong>voor</strong><br />

tweederde bij aan neonatale sterfte, die zelf een belangrijk aandeel heeft <strong>in</strong> de<br />

sterfte van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen (zie tabel 2.1). Bovendien zijn omvangrijke<br />

en kostbare medische <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen nodig om de complicaties zo goed mogelijk<br />

op te vangen en schade te <strong>voor</strong>komen.<br />

'De ontwikkel<strong>in</strong>g van de echoscopie is van grote betekenis gebleken <strong>voor</strong> de<br />

vroegdiagnostiek van beide eerstgenoemde categorieen. Deze kan een hulp-<br />

middel zijn bij een <strong>in</strong>dicatie tot zwangerschapsonderbrek<strong>in</strong>g of tot <strong>het</strong> voeren<br />

van een ander medisch beleid leiden. Deze creeert ook de mogelijkheid <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d<br />

onmiddellijk na de geboorte te behandelen. In de toekomst zal antenataal<br />

<strong>in</strong>grijpen steeds meer tot de mogelijkheden gaan behoren. De preventie van<br />

maternale <strong>in</strong>fecties en de oorzaken van te vroege geboorte vergen bijzondere<br />

aandacht. Gezien de omvang van de problemen zijn de consequenties van posi-<br />

tieve resultaten op deze twee terre<strong>in</strong>en verstrekkend.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


Tabel 2.1 Sterfte per 1.000.000 van de Nederlandse bevolk<strong>in</strong>g naar oorzaak.<br />

Voor 0-jarigen: sterfte per 1.000.000 levendgeborenen <strong>in</strong> 1985<br />

Totale bevolk<strong>in</strong>g Ojr I-4jr 5-9jr lo-14jr 15-19jr 20-24jr<br />

Nederland<br />

lnfectieziekten 86 200 41 10 6 7 15<br />

Kwaadaardige nieuw-<br />

vorm<strong>in</strong>gen 4592 79 1 16 59 73 118 1 34<br />

Ziekten van de adem-<br />

hal<strong>in</strong>gsorganen 1256 579 69 6 8 I2 7<br />

Aangeboren per<strong>in</strong>atale<br />

afwijk<strong>in</strong>gen 104 5315 146 39 25 39 30<br />

Per<strong>in</strong>atale problematiek 71 576 1 3<br />

Mors subitae.c.i. 158 2162 17 2 2 5 10<br />

Ongevallen 765 556 220 122 135 447 628<br />

Bron: CBS. 1986.<br />

2.3.3 De per<strong>in</strong>atale periode<br />

Het zich losmaken van de moeder is <strong>voor</strong> de pasgeborene een test op zijn vermogen<br />

zich onafhankelijk te handhaven. Het meest prom<strong>in</strong>ente probleem <strong>in</strong> de<br />

neonatale fase betreft de gevolgen van premature geboorte. Hoewel de opvang<br />

van de prematuur steeds beter wordt, ontstaan vaak complicaties met blijvende<br />

letsels aan de hersenen ten gevolge van zuurstoftekort of hersenbloed<strong>in</strong>g,<br />

en aan <strong>het</strong> ademhal<strong>in</strong>gsstelsel. Voorkomen is beter dan genezen, en<br />

dus moet preventie van prematuriteit <strong>het</strong> belangrijkste doe1 zijn. %ch is onderzoek<br />

naar de rijp<strong>in</strong>g van hersenen en longen belangrijk om enerzijds beter de<br />

aard van kwetsbaarheid van deze organen concreter te kennen, anderzijds, en<br />

dit geldt met name de longen, om de rijp<strong>in</strong>g te bei'nvloeden en aldus secundaire<br />

preventieve <strong>in</strong>terventie mogelijk te maken. Dit laatste is met name van belang<br />

wanneer een premature geboorte juist wenselijk is vanwege de ongunstige<br />

<strong>in</strong>tra-uteriene situatie, of als vroeggeboorte niet te vermijden is. ~erder diek<br />

de opvang en de medische zorg <strong>voor</strong> de te vroeg geborene een aandachtspunt te<br />

blijven ten aanzien van <strong>het</strong> optimaliseren en de vernieuw<strong>in</strong>g van methodieken.<br />

In <strong>het</strong> bijzonder vergt <strong>het</strong> tijdige transport van moeders met dreigende<br />

vroeggeboorte en van de te vroeg geborene naar de grote centra een meer systematische<br />

aanpak, zowel wat de logistieke als de medisch-professionele aspecten<br />

betreft.<br />

Kort na de geboorte worden <strong>in</strong> Nederland door een screen<strong>in</strong>gsprogramma nog<br />

twee aandoen<strong>in</strong>gen opgespoord die, wanneer deze niet snel worden behandeld,<br />

aanleid<strong>in</strong>g geven tot zwakz<strong>in</strong>nigheid. Het betreft congenitale hypothyreoldie<br />

en phenylketunorie 3. De gebruikte methodieken zijn adequaat ten aanzien<br />

van de detectie. Echter, <strong>voor</strong> CHT komen er steeds duidelijker signalen dat de<br />

start van behandel<strong>in</strong>g toch nog zo laat is dat daardoor meer schade kan ont-<br />

staan aan de hersenen dan bij eerdere behandel<strong>in</strong>g venvacht kan worden. Een<br />

andere screen<strong>in</strong>gsstrategie (eerder en sneller) zou moeten worden onderzocht<br />

en toegepast. .<br />

2.3.4 De postnatale groei en ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

Of een k<strong>in</strong>d groot of kle<strong>in</strong> is bij de geboorte wordt, wanneer er geen ernstige<br />

aangeboren groeistoornissen zijn, <strong>voor</strong>namelijk bepaald door de kwaliteit van<br />

'1 CHT. onvoldoende schildklierwerk<strong>in</strong>g, bij I op 3000 pasgeborenen.<br />

'1 PKU, een am<strong>in</strong>ozuurstofwissel<strong>in</strong>gsziekte bij I op 15.000 i 18.000 pasgeborenen.<br />

74 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Figuur 2.5<br />

<strong>het</strong> <strong>in</strong>tra-uteriene milieu. De erfelijke factoren die de uite<strong>in</strong>delijke lengte<br />

zullen bepalen, oefenen pas na de geboorte hun <strong>in</strong>vloed uit. Daarom zien we de<br />

zuigel<strong>in</strong>g en kleuter <strong>in</strong> de eerste levensjaren een groeikanaal opzoeken dat<br />

plusm<strong>in</strong>us <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g is met de gemiddelde lengte van de ouders.<br />

De mate waar<strong>in</strong> daarna <strong>het</strong> 'eigen' groeikanaal wordt gevolgd is afhankelijk<br />

van vele factoren. Deze worden <strong>in</strong> figuur 2.5 samengevat.<br />

- - k Groeitactoren Hormonen<br />

Bron: J.L. van den Brande, Natuur en Zbchniek, 'Groei tot volwassen properties";<br />

57e jaargang nr. 1,1989, blz. 54-65.<br />

Zuigel<strong>in</strong>gen, kleuters en schoolk<strong>in</strong>deren<br />

Groei word( door wn<br />

grool aantal fadoren be<strong>in</strong>-<br />

vloed. De rneesle daawan<br />

zijn <strong>in</strong> hun onderl<strong>in</strong>ge sa-<br />

rnenhang <strong>in</strong> dit schema<br />

opgenornen.<br />

Het bewaken van de groei en de ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> jonge k<strong>in</strong>d wordt <strong>in</strong><br />

Nederland uitstekend verricht <strong>in</strong> zuigel<strong>in</strong>gen- en kleuterbureaus en door de<br />

schoolartsen. Voed<strong>in</strong>gsadviezen, <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van <strong>in</strong>fecties, <strong>het</strong> opvangen<br />

van beg<strong>in</strong>nende opvoed<strong>in</strong>gsproblematiek, evenals de vroegtijdige detectie van<br />

allerlei aandoen<strong>in</strong>gen, hebben een niet te onderschatten <strong>in</strong>vloed op de kwali-<br />

teit van de volwassen populatie. Daarom dienen de activiteiten van deze orga-<br />

nisaties ook <strong>in</strong> de toekomst op <strong>het</strong> huidige niveau te blijven bestaan.<br />

De adolescentenzorg<br />

Deze leeftijdsgroep wordt apart besproken omdat deze medisch gezien een<br />

verwaarloosde groep is. De morbiditeit heeft hier een bijzonder karakter en is<br />

vaak ernstig: traumatologie, orthopedische problemen, term<strong>in</strong>ale fase van ern-<br />

stige chronische aandoen<strong>in</strong>gen, jeugdgynaecologische problemen, verslav<strong>in</strong>g,<br />

seksueel misbruik en sui'cide beheersen <strong>het</strong> beeld. Dit zijn duidelijke <strong>in</strong>dicaties<br />

om aan de zorg <strong>voor</strong> deze patienten veel aandacht te besteden. Bovendien<br />

vereist <strong>het</strong> karakter van deze levensfase specifieke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen. Een van de<br />

belangrijke redenen <strong>voor</strong> de onvoldoende totstandkom<strong>in</strong>g daarvan is <strong>het</strong> rela-<br />

tief beperkte aantal patienten. Concentratie is daarom noodzakelijk. In enkele<br />

centra zouden speciale adolescenten-units moeten worden gerealiseerd waar<strong>in</strong><br />

multidiscipl<strong>in</strong>aire teams werken.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


Evaluatie van groei<br />

In de zuigel<strong>in</strong>genperiode, doch ook daarna, is <strong>het</strong> volgen van de groei en ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>g van een k<strong>in</strong>d de meest universele methode <strong>voor</strong> <strong>het</strong> ontdekken van<br />

chronische ziekten. In Nederland beschikken we over goede transversaal ver-<br />

kregen referentiewaarden <strong>voor</strong> lengte en gewicht 4. Echter, dit is niet <strong>het</strong> opti-<br />

male <strong>in</strong>strument om een <strong>in</strong>dividueel k<strong>in</strong>d te vervolgen. Daar<strong>voor</strong> moeten<br />

referentiewaarden gebruikt worden die door een longitud<strong>in</strong>aal onderzoek zijn<br />

verzameld. Hierover beschikken we echter niet. Ter substitutie worden de<br />

Engelse referentiewaarden gebruikt, die weliswaar approximatief maar niet<br />

geheel adequaat zijn <strong>voor</strong> de Nederlandse bevolk<strong>in</strong>g. Het verkrijgen van goede<br />

longitud<strong>in</strong>ale referentiewaarden is daarom van belang.<br />

Zorg <strong>voor</strong> <strong>het</strong> chronisch zieke k<strong>in</strong>d<br />

In de neonatale periode worden vele aangeboren, a1 dan niet erfelijke, aandoe-<br />

n<strong>in</strong>gen ontdekt. Geschat wordt dat dit slechts ongeveer de helft is van <strong>het</strong><br />

werkelijk <strong>voor</strong>komende aantal. Wssen de zuigel<strong>in</strong>genleeftijd en de volwassen-<br />

heid komt er nog een groot aantal aan <strong>het</strong> licht, <strong>het</strong>zij omdat de afwijk<strong>in</strong>g aan-<br />

wezig was doch nog geen verschijnselen veroorzaakte, <strong>het</strong>zij omdat er sprake is<br />

van een erfelijke aanleg <strong>voor</strong> een ziekte, waarbij uitwendige factoren nodig zijn<br />

<strong>voor</strong> <strong>het</strong> tot stand komen van de ziekte. Deze aandoen<strong>in</strong>gen hebben meestal<br />

een chronisch karakter. De eerste mogelijkheid doet zich <strong>in</strong> sterke mate <strong>voor</strong><br />

bij hartgebreken, nierafwijk<strong>in</strong>gen, cystic fibrosis (CF), stoornissen <strong>in</strong> de<br />

hersenontwikkel<strong>in</strong>g of -functie en z<strong>in</strong>tuiglijke functies, en bij stoornissen <strong>in</strong> de<br />

<strong>in</strong>termediaire stofwissel<strong>in</strong>g. Van de tweede mogelijkheid is onder andere<br />

sprake bij CARA, juveniele chronische artritis (JCA), diabetes mellitus en<br />

andere endocriene <strong>in</strong>suffkienties, afweerstoornissen, malabsorptie-<br />

syndromen, epilepsie en een grote groep andere neurologische aandoen<strong>in</strong>gen.<br />

Ieder van deze aandoen<strong>in</strong>gen of groepen aandoen<strong>in</strong>gen kent zijn eigen knel-<br />

punten. Er zijn echter een aantal gemeenschappelijke punten.<br />

1. Studie van etiopathologie en pathofysiologie<br />

Niet genoeg kan benadrukt worden dat, nu uitstekende moleculair-biologische<br />

en andere geavanceerde methodieken <strong>voor</strong> <strong>het</strong> onderzoek beschikbaar zijn,<br />

veel energie dient te worden besteed aan de oorzaken en mechanismen van<br />

ziekte. Dit vereist diepgaand onderzoek aan patientenmateriaal. Proefdier-<br />

modellen zijn soms onontbeerlijk.<br />

2. Preventie<br />

Hier moet gewezen worden op de noodzaak aandacht te besteden aan de ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>g van vacc<strong>in</strong>s tegen een aantal virussen met lange termijn morbidi-<br />

teit (0.a. HIV), en tegen gekapselde bacterien, belangrijke verwekkers van<br />

recidiverende <strong>in</strong>fecties bij k<strong>in</strong>deren, <strong>in</strong> <strong>het</strong> bijzonder bij k<strong>in</strong>deren met afweer-<br />

stoornissen.<br />

3. Vroege detectie<br />

Een laat ontdekte aandoen<strong>in</strong>g kan reeds veel en def<strong>in</strong>itieve schade aan<br />

organen veroorzaakt hebben. Bovendien is dan vaak gedurende lange tijd een<br />

onnodige belast<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> gezondheidszorgstelsel ontstaan. Een <strong>voor</strong>tdu-<br />

rende aandacht <strong>voor</strong> de kwaliteit van de eerstelijnsgezondheidszorg is hier aan<br />

de orde.<br />

'1 Deze zijn verkregen door een eenmalige met<strong>in</strong>g van een groot aantal k<strong>in</strong>deren.<br />

76 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


4. Adequate diagnostiek en behandel<strong>in</strong>g<br />

a. Vele, zo niet alle chronische ziekten vergen een multidiscipl<strong>in</strong>aire aanpak.<br />

Multidiscipl<strong>in</strong>aire teams zijn reeds op enkele terre<strong>in</strong>en operationeel (bijv. schi-<br />

zis, <strong>in</strong>fantiele encephalopathie), doch zouden <strong>voor</strong> de meeste chronische ziek-<br />

ten ontwikkeld moeten worden. Het is en <strong>voor</strong> de patient en <strong>voor</strong> de gezond-<br />

heidszorg een eficiente organisatievorm <strong>voor</strong> diagnostiek en behandel<strong>in</strong>g.<br />

Genoemd moeten worden <strong>in</strong> dit verband: chronisch juveniel reuma, diabetes<br />

mellitus, chronische nier- en hartafwijk<strong>in</strong>gen, cerebrale dysfuncties, CF,<br />

CARA en alle multipele congenitale afwijk<strong>in</strong>gen.<br />

b. Ontwikkel<strong>in</strong>g en implementatie van nieuwe diagnostische en therapeutische<br />

technieken.<br />

Er is een <strong>voor</strong>tdurende groei van onderzoeks- en behandel<strong>in</strong>grnethoden, soms<br />

belastend <strong>voor</strong> de patient, vaak zeer duur. Effectiviteitsstudies van deze<br />

methodieken, zowel met betrekk<strong>in</strong>g tot medische als kostenaspecten, zouden<br />

een vaste plaats moeten <strong>in</strong>nemen <strong>in</strong> de gezondheidszorg en niet afhankelijk<br />

mogen zijn van <strong>het</strong> persoonlijk <strong>in</strong>itiatief van onderzoekers.<br />

Het ruimer beschikbaar worden van MRI en MRS (Magnetic Resonance Ima-<br />

g<strong>in</strong>g en spectroscopie) kan van grote betekenis zijn <strong>voor</strong> een vroegtijdige en<br />

efficiente diagnostiek. Het gebruik van stabiele isotopen <strong>in</strong> de diagnostiek<br />

verdient aandacht.<br />

De actuele speerpunten <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van nieuwe behandel<strong>in</strong>gs-<br />

strategieen bev<strong>in</strong>den zich op <strong>het</strong> gebied van:<br />

- de ontwikkel<strong>in</strong>g en produktie van peptiden, <strong>het</strong>zij <strong>in</strong> natuurlijke <strong>het</strong>zij <strong>in</strong><br />

veranderde vorm, <strong>voor</strong> farmacologische toepass<strong>in</strong>g of substitutie 5. Tenvijl <strong>het</strong><br />

Nederlandse onderzoek op dit terre<strong>in</strong> belangrijk is, en <strong>in</strong>ternationaal de farma-<br />

ceutische <strong>in</strong>dustrie hieraan veel aandacht besteedt, blijft de Nederlandse<br />

<strong>in</strong>dustrie achter;<br />

- de transplantatie van organen. Een ontwikkel<strong>in</strong>g die, zoals genoegzaam<br />

bekend is, <strong>in</strong> zijn toepass<strong>in</strong>g ernstig geremd wordt door de immunologische<br />

problemen, <strong>het</strong>geen nog een belangrijke onderzoeks<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g noodzakelijk<br />

maakt;<br />

- de gentherapie. Deze is theoretisch van enorme betekenis maar staat <strong>in</strong> de<br />

praktijk nog <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>derschoenen. Hier is een diepte-<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g van groot<br />

belang.<br />

c. Thuiszorg.<br />

Het overnemen door de patient en de ouders van een gedeelte van de medische<br />

zorg, hierbij ondersteund door een specifiek <strong>in</strong> de betrokken aandoen<strong>in</strong>g gespe-<br />

cialiseerde verpleegkundige, kan een grote verbeter<strong>in</strong>g met zich meebrengen<br />

van <strong>het</strong> welzijn van de patient en een verlicht<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> de gezondheidszorg-<br />

organisatie. Dit is overtuigend aangetoond <strong>voor</strong> diabetes mellitus. 'Ibch kan<br />

men er zich over venvonderen dat niet reeds op vele plaatsen <strong>in</strong> <strong>het</strong> land een<br />

dergelijke zorg tot stand is gekomen ten aanzien van de behandel<strong>in</strong>g van deze<br />

aandoen<strong>in</strong>g, en dat niet <strong>voor</strong> vele andere aandoen<strong>in</strong>gen (CF, CARA, reuma)<br />

thuiszorgprogramma's zijn gerealiseerd. Ontwikkel<strong>in</strong>g hiervan is zeer wenselijk.<br />

Data-analyse en Communicatie<br />

In algemene z<strong>in</strong> kan worden gesteld dat de mogelijkheden die de ontwikkel<strong>in</strong>-<br />

gen op computergebied bieden, nog onvoldoende <strong>in</strong> de geneeskunde worden<br />

benut. Met name moeten hierbij genoemd worden de ontwikkel<strong>in</strong>g van diag-<br />

nose- en therapie-ondersteunende software en de systeemanalyse van <strong>in</strong>gewik-<br />

kelde (patho)fysiologische processen, die een absolute vereiste aan <strong>het</strong> worden<br />

is <strong>voor</strong> <strong>het</strong> beheersen van de steeds uitbreidende feitenkennis.<br />

'1 Neuropeptiden, cytok<strong>in</strong>eslgroeifactoren. horrnonen. bloedrtoll<strong>in</strong>gsfactoren enzo<strong>voor</strong>t.<br />

77 JEUGD IN ONTWIKKELING


2.4 Conclusies en aanbevel<strong>in</strong>gen<br />

Over <strong>het</strong> gehele traject van de ontwikkel<strong>in</strong>g doen zich problemen <strong>voor</strong> waar-<br />

van de hoogste concentratie zich bij <strong>het</strong> beg<strong>in</strong> van <strong>het</strong> leven bev<strong>in</strong>dt, ten tijde<br />

van de aanleg van organen. Was deze ontwikkel<strong>in</strong>gsfase vroeger nauwelijks te<br />

onderzoeken, nu zijn die mogelijkheden aanzienlijk verruimd. Dit gebied ver-<br />

dient dan ook de hoogste prioriteit. Aanbevolen wordt maatregelen te nemen<br />

waardoor <strong>het</strong> fundamenteel onderzoek over vroegtijdige ontwikkel<strong>in</strong>g een<br />

hoge prioriteit venverft, en te bevorderen dat er een landelijk, prospectief-kli-<br />

nisch onderzoek naar de mogelijkheden tot preventie van congenitale afwijk<strong>in</strong>-<br />

gen wordt opgezet. Dit zal kunnen leiden tot <strong>het</strong> ontstaan van permanente<br />

<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader van <strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>gsprogramma's en zwangerschaps-<br />

controle.<br />

Het is nodig meer onderzoek uit te voeren naar de oorzaken van prematuriteit<br />

en naar materno-foetale <strong>in</strong>fecties en hun preventie. Ook hier is een stirnulatie<br />

door de overheid noodzakelijk.<br />

Vroegtijdige, zo mogelijk antenatale, herkenn<strong>in</strong>g van aangeboren afwijk<strong>in</strong>gen<br />

en van later chronisch wordende ziekten is vereist. Middelen zullen beschik-<br />

baar moeten blijven of gesteld moeten worden om:<br />

de huidige screen<strong>in</strong>gsprogramma's te optimaliseren;<br />

onderzoek te verrichten tene<strong>in</strong>de methoden te ontwikkelen <strong>voor</strong> een systemati-<br />

sche, vroegtijdige onderkenn<strong>in</strong>g (antenataal of vroeg na de geboorte) van afwij-<br />

k<strong>in</strong>gen die niet onmiddellijk kl<strong>in</strong>ische verschijnselen geven doch ongemerkt<br />

beschadigend kunnen zijn;<br />

Fundamentele studies over de etiopathologie en de pathofysiologie van chroni-<br />

sche ziekten zouden moeten worden ge<strong>in</strong>tensiveerd. Hierbij wordt dan <strong>voor</strong>na-<br />

melijk gedacht aan diabetes mellitus, juveniele chronische artritis, CARA, cys-<br />

tic fibrosis (CF), chronische nierziekten en neurologische aandoen<strong>in</strong>gen. Dit is<br />

een diepte-<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g die echter op termijn grote effecten kan sorteren op <strong>het</strong><br />

welzijn van de bevolk<strong>in</strong>g, en die potentieel kostenbesparend is.<br />

De thuiszorg van chronisch zieke k<strong>in</strong>deren vergt een eigen <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>g. Voor-<br />

zover <strong>het</strong> de ziekenhuisgebonden zorg betreft, dient de multidiscipl<strong>in</strong>aire aan-<br />

pak van chronische ziekten door gespecialiseerde teams bevorderd te worden.<br />

Voor de adolescenten wordt sterk aanbevolen specifieke <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen te tref-<br />

fen. Deze zullen de kwaliteit en de efficientie van de zorg drastisch kunnen ver-<br />

beteren. Voor <strong>het</strong> leveren van zulke zorg dienen de betrokken ziekenhuizen<br />

over topspecialisten te beschikken uit de diverse discipl<strong>in</strong>es en ook qua onder-<br />

zoek op ieder van deze gebieden <strong>in</strong> <strong>het</strong> front te staan. Dit noopt tot concentratie.<br />

De preventie van recidiverende of levensbedreigende virus<strong>in</strong>fecties of bacte-<br />

riele <strong>in</strong>fecties door de ontwikkel<strong>in</strong>g van vacc<strong>in</strong>s verdient aandacht.<br />

Bij <strong>het</strong> ontwikkelen van nieuwe diagnostische en therapeutische technieken<br />

vormen de biologisch actieve peptiden als pharmacon (neuropeptiden, groeifac-<br />

toren e.a.1, de transplantaties en de gentherapie de speerpunten. Een belang-<br />

rijke <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g, zowel fundamenteel als patientgebonden, is nodig om deze<br />

potentieel krachtige medische middelen tot ontwikkel<strong>in</strong>g te brengen.<br />

De ontwikkel<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>schakel<strong>in</strong>g van de moderne mogelijkheden van data-ana-<br />

lyse en communicatie zullen sterk gestimuleerd moeten worden.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


En keie bronnen<br />

- K<strong>in</strong>dergeneeskunde; door J.L. Van den Brande, H.H. van Gelderen en L.A.H.<br />

Monnens (red.), <strong>Wetenschappelijke</strong> Uitgeverij Bunge, 1990.<br />

- G.J. Bru<strong>in</strong><strong>in</strong>g, Studies on childhood diabetes mellitus; dissertatie Erasmus<br />

Universiteit, Rotterdam, 1984.<br />

- S.L. Hillier, J. Martius, J. Krohn, e.a., 'A case-control study of chorioamnionic<br />

<strong>in</strong>fection and histologic chorioamnionitis <strong>in</strong> prematurity'; The New England<br />

Journal of Medic<strong>in</strong>e, 3l9e jaargang nr. 15,1988, blz. 972-978.<br />

- Infectious complications of pregnancy; door B.J. Frey en J.L. Sever (red.),<br />

Cl<strong>in</strong>ics <strong>in</strong> Per<strong>in</strong>atology 488, Philadelphia/LondonAbronto/Montreal/Sy<br />

Tokyo, W.B. Saunders Company.<br />

- P.H. Jongbloet en J.H.J. Zwets, 'Fertility-rates after oral contraceptives';<br />

Lancet, ii, 1976b, blz. 101-102.<br />

- P.H. Jongbloet, 'Pregnancy care: background biological effects'; <strong>in</strong>: Pregnancy<br />

care: a manual for practice; door G. Chamberla<strong>in</strong> en J. Lumley (red.), John<br />

Wiley & Sons Ltd., 1986, blz. 31-52.<br />

- H. M<strong>in</strong>koff e.a., 'Risk factors for prematurity and premature rupture of mem-<br />

branes; a prospective study of the vag<strong>in</strong>al flora <strong>in</strong> pregnancy'; American Jour-<br />

nal of Obstetrical Gynaecology, 150e jaargang nr. 8,1984, blz. 965-972.<br />

- J.T. Poolman en G.T. Rijkers, 'Vacc<strong>in</strong> gebaseerd op <strong>het</strong> kapselpolysaccharide<br />

van Haemophilus <strong>in</strong>fluenza type b'; Nederlands Bjdschrift <strong>voor</strong> Geneeskunde,<br />

l32e jaargang nr. 38,1988, blz. 1737-1740.<br />

- M.F. Schutte, Over de behandel<strong>in</strong>g van dreigende vroeggeboorte; Proefschrift,<br />

Universiteit van Amsterdam, 1981.<br />

- P.H. Verkerk en G.J. Vaandrager, Rapportage van de screen<strong>in</strong>g op congenitale<br />

hypothyreoidie bij k<strong>in</strong>deren geboren <strong>in</strong> 1983 / Rapportage van de screen<strong>in</strong>g op<br />

congenitale hypothyreoidie bij k<strong>in</strong>deren geboren <strong>in</strong> 1988; Verslagen van de<br />

Landelijke Begeleid<strong>in</strong>gscommissie CHT, Leiden, Nederlands Instituut <strong>voor</strong><br />

Praeventieve Gezondheidszorg, 1989.<br />

- P.H. Verkerk en G.J. Vaandrager, Rapportage van de screen<strong>in</strong>g opphenylketo-<br />

nurie bG k<strong>in</strong>deren geboren <strong>in</strong> 1988; Verslag van de Landelijke Begeleid<strong>in</strong>gs-<br />

commissie PKU, Leiden, Nederlands Instituut <strong>voor</strong> Praeventieve Gezond-<br />

heidszorg, 1989.<br />

- S.P. Verloove-Vanhorick en R.A. Verwey, Project onpreterm and small forgesta-<br />

tional age <strong>in</strong>fants <strong>in</strong> the Netherlands 1983; dissertatie Rijksuniversiteit<br />

Leiden, 1987.<br />

- D.H. Watts en D.A. Eschenbach, 'Reproductive tract <strong>in</strong>fections as a cause of<br />

abortion and preterm birth'; Sem<strong>in</strong>ars <strong>in</strong> reproductive endocr<strong>in</strong>ology, 6e jaar-<br />

gang nr. 2,1988, blz. 203-215.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


De sociale en persoonlijk-<br />

heidsontwikkel<strong>in</strong>g van nu1<br />

tot twaalf jaar<br />

G.A. Kohnstamm<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


In houdsopgave<br />

De sociale en persoonlijkheidsontwikkel<strong>in</strong>g van nu1 tot twaalf jaar<br />

Beknopte ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologie van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d tot twaalf jaar<br />

Rijp<strong>in</strong>g en leren<br />

Erfelijkheid en omgev<strong>in</strong>g - Aanleg en milieu<br />

Geleidelijkheid <strong>in</strong> differentiatie en <strong>in</strong>tegratie<br />

Fasen en stadia<br />

Ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologisch <strong>in</strong>teractionisme<br />

De hecht<strong>in</strong>gstheorie en de theorie van <strong>het</strong> cognitief sociaal leren<br />

Venchillen <strong>in</strong> temperament en <strong>in</strong>telligentie<br />

Conclusie<br />

K<strong>in</strong>d en gez<strong>in</strong><br />

Soorten gez<strong>in</strong>nen; soorten k<strong>in</strong>deren<br />

Maatschappelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen met positieve en negatieve gevolgen <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren<br />

De Concept-Verklar<strong>in</strong>g van de Rechten van <strong>het</strong> K<strong>in</strong>d van 1988<br />

Conclusies<br />

K<strong>in</strong>d en taal<br />

De vanzelfsprekendheid van <strong>het</strong> leren van de rnoedertaal<br />

Tweetaligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> gez<strong>in</strong> en op school<br />

K<strong>in</strong>d en media: boek, tijdschrift, televisie<br />

Conclusies<br />

Werkende en werkloze ouders<br />

Werkende mwden<br />

Werkloosheid van de vader<br />

Goede k<strong>in</strong>deropvang<br />

Conclusies<br />

Wanneer <strong>het</strong> rnis gaat<br />

Het scheiden van de ouden<br />

K<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g<br />

Aanhoudende gedragsproblemen<br />

Conclusies<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


3. De sociale en persoonlijkheids-<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g van nu1 tot<br />

twaalf jaar<br />

3.1 Beknopte ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologie van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d tot twaalf jaar<br />

3.1.1 Rijp<strong>in</strong>g en leren<br />

Zeker tot aan <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van de basisschool, maar <strong>voor</strong> een aantal vaardig-<br />

heden, gedrag<strong>in</strong>gen en gevoelens ook nog daarna, is de geleidelijke rijp<strong>in</strong>g van<br />

<strong>het</strong> neurologisch, biochemisch en motorisch systeem een voonvaarde <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

optreden van nieuwe gedragsvormen. Evenals <strong>het</strong> onmogelijk is om een baby<br />

van zes maanden te leren lopen of spreken, is <strong>het</strong> onmogelijk om een k<strong>in</strong>d van<br />

zes jaar goniometrie of symbolische logica te leren. Sommige gedragsvormen<br />

kunnen echter met veel oefen<strong>in</strong>g aangeleerd worden op een leeftijd waarop <strong>het</strong><br />

centraal zenuwstelsel eigenlijk nog niet geheel rijp is <strong>voor</strong> <strong>het</strong> aanleren van<br />

dat gedrag. Een goed <strong>voor</strong>beeld is <strong>het</strong> experiment van Gesell en Thompson dat<br />

werd uitgevoerd met een identieke tweel<strong>in</strong>g. lben de tweel<strong>in</strong>g 46 weken oud<br />

was, kreeg Ben van de twee 6 weken achtereen dagelijks les <strong>in</strong> <strong>het</strong> trap-<br />

klimmen. Haar tweel<strong>in</strong>gzusje kwam a1 die tijd niet <strong>in</strong> aanrak<strong>in</strong>g met trappen<br />

en kon dus ook niet spontaan leren trapklimmen. Pas toen zij 53 weken oud<br />

was, kreeg zij 2 weken oefen<strong>in</strong>g en leerde <strong>in</strong> die 2 weken veel sneller en efficien-<br />

ter de trap op te gaan dan haar zusje <strong>in</strong> de drie keer zo lange oefenperiode, maar<br />

op een jongere leeftijd. Hierrnee werd de z<strong>in</strong>loosheid van dit soort vroegtijdige<br />

oefen<strong>in</strong>g, althans <strong>voor</strong> de motorische ontwikkel<strong>in</strong>g, duidelijk aangetoond.<br />

Soortgelijke proeven zijn gedaan <strong>voor</strong> <strong>het</strong> uit <strong>het</strong> hoofd leren nazeggen van<br />

reeksen cijfers en <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leren naz<strong>in</strong>gen van melodieen. Op grond van de uit-<br />

komsten hiervan kan men niet kan zeggen, dat alleen motorische vaardig-<br />

heden zo sterk gebonden zijn aan de rijp<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> centraal zenuwstelsel.<br />

Dit pr<strong>in</strong>cipe is natuurlijk van groot belang <strong>voor</strong> opvoed<strong>in</strong>g en onderwijs. Net zo<br />

goed als een ouder haar k<strong>in</strong>d niet met zes maanden moet proberen z<strong>in</strong>delijk te<br />

maken, zo moeten leerkrachten niet proberen k<strong>in</strong>deren van vier jaar op de<br />

gebruikelijke wijze te leren lezen. Dat er ondertussen ook k<strong>in</strong>deren geboren<br />

worden die een heel snelle ontwikkel<strong>in</strong>g doormaken, vroegri.jp zijn, en daar-<br />

door allerlei d<strong>in</strong>gen eerder kunnen leren dan hun leeftijdsgenootjes, doet aan<br />

dit algemene pr<strong>in</strong>cipe geen afbreuk. Ofschoon <strong>het</strong> tempo van de rijp<strong>in</strong>g van<br />

<strong>in</strong>dividu tot <strong>in</strong>dividu verschilt, vertoont de groep van <strong>in</strong>dividuen b<strong>in</strong>nen een<br />

bepaald cultuurpatroon, en b<strong>in</strong>nen een bepaalde kr<strong>in</strong>g van erfelijke venvant-<br />

schap, een vast patroon van aan rijp<strong>in</strong>g gebonden ontwikkel<strong>in</strong>gen.<br />

In dit verband moet ook <strong>het</strong> begrip 'gevoelige periode' genoemd worden. De<br />

gevoelige periode wordt opgevat als die leeftijd waarop iets <strong>het</strong> vlugst geleerd<br />

kan worden, en met betere resultaten dan wanneer <strong>het</strong> eerder of later geleerd<br />

zou worden.<br />

Het gaat hier <strong>voor</strong>al ook om de toevoeg<strong>in</strong>g 'of later'. Want als deze opvatt<strong>in</strong>g<br />

waar zou zijn, zou dit betekenen dat als men die gevoelige periode onbenut<br />

<strong>voor</strong>bij zou laten gaan, men nooit meer de hoogste kwaliteit van leerresultaten<br />

kan bereiken. Maria Montessori hechtte nogal aan dit pr<strong>in</strong>cipe, en zij<br />

vermeldde <strong>voor</strong> verschillende vaardigheden wat daar<strong>voor</strong> de gevoelige periode<br />

was. Vanuit de wetenschappelijke ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologie moeten wij even-<br />

we1 constateren dat slechts bar we<strong>in</strong>ig van deze gevoelige perioden met bewijs-<br />

kracht zijn aangetoond, en dat <strong>het</strong> dus meer een 'geloof is dan een op empiri-<br />

sche gronden berustend gegeven. Daarmee wil echter niet gezegd zijn dat <strong>het</strong><br />

geloof pert<strong>in</strong>ent onjuist is. Want hier is weer zo7n geval waar men een onder-<br />

JEUGD IN ONTWIKKELINC


scheid moet maken tussen niet-systematische, op subjectieve en oncontroleer-<br />

bare waarnem<strong>in</strong>gen gebaseerde kennis enerzijds, en systematische, op objec-<br />

tieve en controleerbare waarnem<strong>in</strong>gen gebaseerde kennis anderzijds. Natuur-<br />

lijk heeft Maria Montessori die 'gevoelige perioden' niet zomaar uit haar duim<br />

gezogen. Natuurlijk heeft zij die mede bepaald op grond van wat zij bij haar<br />

leerl<strong>in</strong>gen waarnam, en op grond van wat er <strong>in</strong> de medische literatuur uit <strong>het</strong><br />

beg<strong>in</strong> van deze eeuw te v<strong>in</strong>den was over de opeenvolgende rijp<strong>in</strong>g van bepaalde<br />

gebieden <strong>in</strong> de hersenen. Maar gecontroleerde proeven heeft zij niet gedaan en<br />

beschreven, en ook noemt zij bij<strong>voor</strong>beeld geen aantallen k<strong>in</strong>deren bij wie de<br />

gevoelige periode <strong>voor</strong> dit of <strong>voor</strong> dat later of eerder bleek te liggen.<br />

3.1.2 Erfelijkheid en omgev<strong>in</strong>g -Aanleg en milieu<br />

De erfelijkheid van lichamelijke eigenschappen is <strong>voor</strong> een ieder zichtbaar bij<br />

een vergelijk<strong>in</strong>g van lichamelijke kenmerken van familieleden. Ook eigen-<br />

schappen die deels psychisch, deels somatisch genoemd kunnen worden, zoals<br />

de aanleg <strong>voor</strong> sommige vormen van schizofrenie, zijn aantoonbaar erfelijk<br />

bepaald.<br />

De erfelijkheid van sommige psychische eigenschappen, zoals <strong>in</strong>telligentie,<br />

kan worden vastgesteld door de mate waar<strong>in</strong> groepen identieke tweel<strong>in</strong>gen op<br />

elkaar lijken, te vergelijken met de mate waar<strong>in</strong> groepen niet-identieke twee-<br />

l<strong>in</strong>gen (paren van <strong>het</strong>zelfde geslacht) op elkaar lijken. Hoe groter <strong>het</strong> verschil<br />

tussen de correlatiecoefficienten <strong>in</strong> beide groepen, hoe sterker de <strong>in</strong>vloed van<br />

de geerfde genen. In hoeverre psychische eigenschappen erfelijk bepaald zijn,<br />

is evenwel nog steeds niet precies bekend. Vroegere onderzoekers kwamen op<br />

grond van hun analyses tot uitspraken als zou 80% van <strong>het</strong> <strong>in</strong>telligentieniveau<br />

dat een jong-volwassene bereikt, toegeschreven kunnen worden aan de <strong>in</strong>vloed<br />

van de genen die de <strong>in</strong>telligentie bepalen, en 20% aan de stimulerende of<br />

remmende factoren uit de omgev<strong>in</strong>g. Hedendaagse onderzoekers houden <strong>het</strong><br />

op een verhoud<strong>in</strong>g van 50-50. Maar hier moet direct aan toegevoegd worden<br />

dat zo een uitspraak nooit <strong>voor</strong> een <strong>in</strong>dividu gedaan mag worden. Zo een regel<br />

geldt alleen <strong>voor</strong> de totale variatie <strong>in</strong> groepen van <strong>in</strong>dividuen. Van die groeps-<br />

variatie <strong>in</strong> <strong>in</strong>telligentie kan ongeveer de helft toegeschreven worden aan de<br />

genen van de groep. Aangenomen dat dit waar is, dan nog zijn er de toevallige<br />

mutaties die veroorzaken, dat ook twee betrekkelijk domme en onontwikkelde<br />

ouders k<strong>in</strong>deren kunnen krijgen die van aanleg zeer <strong>in</strong>telligent zijn.<br />

Omgekeerd kunnen twee zeer <strong>in</strong>telligente ouders van aanleg matig begaafde<br />

k<strong>in</strong>deren ter wereld brengen. Hoe de verhoud<strong>in</strong>g ook is, <strong>het</strong> 'omgev<strong>in</strong>gsdeel'<br />

doet een sterk beroep op onze ontg<strong>in</strong>n<strong>in</strong>gsarbeid, waarbij verschillen, zoals<br />

tussen een IQ van 100 en een IQ van 115, zeker tot de door <strong>het</strong> milieu bepaalde<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gsmogelijkheden gerekend moeten worden.<br />

M<strong>in</strong>stens zo belangrijk als de <strong>in</strong>telligentie is de wens om met die <strong>in</strong>telligentie<br />

iets te doen. Bij deze laatste, motivationele kant van de <strong>in</strong>telligentie lijken de<br />

milieufactoren sterk te overheersen. Het erfelijkheidsonderzoek kan ons waar-<br />

schuwen dat wij niet a1 te optimistisch moeten zijn, <strong>in</strong> die z<strong>in</strong> dat wij geen<br />

wonderen moeten venvachten vanbetrekkelijk ger<strong>in</strong>ge verbeter<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de<br />

leefwereld van k<strong>in</strong>deren. Aan de andere kant zijn er ook onderzoeken die aan-<br />

tonen, dat een radicale verander<strong>in</strong>g van de omgev<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> k<strong>in</strong>deren<br />

opgroeien tot zeer grote ontwikkel<strong>in</strong>gsverschillen kan leiden. Maar zulke radi-<br />

cale verander<strong>in</strong>gen zijn <strong>in</strong> de praktijk niet op grote schaal aan te brengen, aan-<br />

gezien zij veel te kostbaar zijn, op teveel weerstand van de ouders zouden stui-<br />

ten, en ook uit ethisch oogpunt problematisch zijn omdat <strong>in</strong> <strong>in</strong>dividuele geval-<br />

len succes niet is gegarandeerd en de eventuele emotionele schade onbekend is.<br />

Een nog altijd <strong>in</strong>drukwekkend onderzoek is dat van Skeels, dat <strong>in</strong> deverenigde<br />

Staten verricht werd. Omstreeks 1940 liet hij de helft van een groep van 26<br />

tweejarige weesk<strong>in</strong>deren, die <strong>in</strong> <strong>het</strong> weeshuis waar zij verbleven een fl<strong>in</strong>ke ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>gsachterstand hadden opgelopen, opnemen <strong>in</strong> een <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g <strong>voor</strong><br />

debiele meisjes van 14 tot 18 jaar, tenvijl de andere helft van de groep van twee-<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HET REGERINGSBELEID


jarigen <strong>in</strong> <strong>het</strong> weeshuis bleef. De debiele meisjes zorgden, onder leid<strong>in</strong>g van de<br />

staf van de <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g, buitengewoon goed <strong>voor</strong> de 13 weesk<strong>in</strong>deren. Zij speel-<br />

den de hele dag met hen, en behandelden hen alsof <strong>het</strong> hun eigen k<strong>in</strong>deren<br />

waren. Na een jaar hadden deze k<strong>in</strong>deren hun ontwikkel<strong>in</strong>gsachterstand<br />

zozeer <strong>in</strong>gelopen, dat zij <strong>voor</strong> adoptie <strong>in</strong> pleeggez<strong>in</strong>nen geplaatst konden<br />

worden, tenvijl de andere helft van de groep achterbleef <strong>in</strong> <strong>het</strong> kennelijk wei-<br />

nig stimulerende weeshuis. Eenentw<strong>in</strong>tig jaar later g<strong>in</strong>g Skeels met reus-<br />

achtig veel zorg en moeite na wat er van de twee groepen weesk<strong>in</strong>deren was<br />

geworden. Het resultaat van dit onderzoek heeft vele Amerikanen geschokt.<br />

De groep die via de speciale en <strong>in</strong>tensieve aandacht van de substituutmoeders<br />

<strong>in</strong> pleeggez<strong>in</strong>nen terechtgekomen was, stond maatschappelijk geheel op eigen<br />

benen. De helft had 12 jaar onderwijs doorlopen en vier van de dertien hadden<br />

zelfs een of meer jaar college achter de rug. Het grootste deel was getrouwd en<br />

had k<strong>in</strong>deren.<br />

Van de andere groep daarentegen was BBn k<strong>in</strong>d <strong>in</strong> de puberteit gestorven <strong>in</strong> een<br />

debielen<strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g. Vier anderen verbleven nog steeds <strong>in</strong> een <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g, waar-<br />

van BBn <strong>in</strong> een psychiatrisch ziekenhuis. De helft van de groep had niet meer<br />

dan 3 jaar onderwijs doorlopen. Van degenen die zelfstandig werkzaam waren,<br />

had er slechts BBn werk dat boven <strong>het</strong> niveau van ongeschoolde arbeid<br />

uitkwam. Slechts twee of drie waren er getrouwd en hadden k<strong>in</strong>deren.<br />

Ingrijpende wijzig<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> k<strong>in</strong>deren opgroeien, kunnen<br />

dus gevolgen hebben die veel belangrijker zijn dan <strong>het</strong> misschien we1 groten-<br />

deels van de ouders geerfde niveau van <strong>in</strong>tellectueel functioneren. Daarom<br />

hoort men dikwijls zeggen: de genen bepalen de limiet van onze prestaties,<br />

maar de omgev<strong>in</strong>g bepaalt of wij die prestaties ooit leveren zullen.<br />

Het is duidelijk dat dit <strong>voor</strong>al slaat op <strong>in</strong>tellectuele prestaties. Van de meeste<br />

andere persoonlijkheidskenmerken is de erfelijke bepaaldheid ger<strong>in</strong>ger en de<br />

<strong>in</strong>vloed van opvoed<strong>in</strong>g en omgev<strong>in</strong>g overheersend.<br />

3.1.3 Geleidelijkheid <strong>in</strong> differentiatie en <strong>in</strong>tegratie<br />

De Amerikaanse ontwikkel<strong>in</strong>gspsycholoog Werner heeft gezegd: 'Waar ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>g plaatsv<strong>in</strong>dt, is dat altijd van een toestand van globaal en ongedifferen-<br />

tieerd functioneren naar een toestand van toenemende differentiatie, articula-<br />

tie en <strong>in</strong>tegratie". Dit geldt niet alleen <strong>voor</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van de motoriek,<br />

de waarnem<strong>in</strong>g, <strong>het</strong> geheugen, <strong>het</strong> denken en de taal, maar ook <strong>voor</strong> de ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> gevoelsleven en van de sociale relaties, met name <strong>voor</strong>zover die<br />

steunen op de ontwikkel<strong>in</strong>g van de cognitieve functies (waarnem<strong>in</strong>g, taal,<br />

denken, geheugen).<br />

Een baby neemt de hem omr<strong>in</strong>gende wereld heel globaal en diffuus waar, en<br />

gaat daar<strong>in</strong> pas geleidelijk de details zien, die vervolgens weer <strong>in</strong> steeds<br />

grotere gehelen worden opgenomen en herkend.<br />

Dat een k<strong>in</strong>d van zes of zeven jaar geen benul heeft van de geografische struc-<br />

tuur van Nederland, komt niet doordat hij te we<strong>in</strong>ig met landkaarten heeft<br />

gespeeld of door Nederland heeft gereden, maar omdat zijn cognitief systeem<br />

nog niet zover ontwikkeld is, dat hij de verschillende stukjes <strong>in</strong>formatie <strong>in</strong><br />

gedachten tot een overzichtelijk geheel kan <strong>in</strong>tegreren.<br />

Wie als volwassene een nieuw studiegebied betreedt, ziet eerst niets dan een<br />

globaal en diffuus geheel van teksten, figuren en platen, en heeft alleen een<br />

vage notie wat <strong>het</strong> allemaal <strong>in</strong>houdt en betekent. Door veel <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g zet dan<br />

geleidelijk de differentiatie, de articulatie en de <strong>in</strong>tegratie <strong>in</strong>, en <strong>het</strong> gevoel<br />

van beheers<strong>in</strong>g komt pas als deze drie zover ontwikkeld zijn dat iemand moei-<br />

teloos van onderdeel tot onderdeel, van deel naar geheel, van geheel naar meer<br />

omvattend geheel, en weer terug kan gaan, zonder de structuur en de samen-<br />

hang van a1 die onderdelen en gehelen kwijt te raken.<br />

Iedereen kan aan deze <strong>voor</strong>beelden uit eigen waarnem<strong>in</strong>g en ervar<strong>in</strong>g nieuwe<br />

en betere <strong>voor</strong>beelden toevoegen. Het leren lopen van baby's, <strong>het</strong> leren ballen<br />

van peuters, <strong>het</strong> leren denken over familierelaties van kleuters, <strong>het</strong> leren<br />

schaken van oudere k<strong>in</strong>deren ... steeds weer valt op de geleidelijke gang van<br />

JEUGD INONTWIKKELING


diffuus naar precies, van ongearticuleerd naar gearticuleerd, van <strong>in</strong>cidenteel<br />

en gei'soleerd naar planmatig en ge<strong>in</strong>tegreerd. Ofschoon deze begrippen op<br />

zichzelf niets verklaren - hoogstens verwijzen naar bepaalde overeenkomstige<br />

processen <strong>in</strong> de hersenen - geven zij toch de meest algemene typer<strong>in</strong>g van de<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> menselijk functioneren, waarbij overigens ook <strong>het</strong><br />

zoeken naar dergelijke typer<strong>in</strong>gen en de algemene pr<strong>in</strong>cipes zelf tot een e<strong>in</strong>d-<br />

stadium <strong>in</strong> die ontwikkel<strong>in</strong>g behoort.<br />

3.1.4 Fasen en stadia<br />

De twee geleerden die de grootste <strong>in</strong>vloed op de ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologie<br />

gehad hebben, Freud en Piaget, hebben beiden de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> bepaalde<br />

fasen <strong>in</strong>gedeeld. Freud deelde de ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> gevoelsleven <strong>in</strong> een<br />

orale, anale en genitale fase, en beschreef de verlangens en conflicten die bij<br />

die verschillende fasen horen.<br />

Piaget zag de ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> denken als verlopend <strong>in</strong> vier kwalitatief<br />

verschillende fasen: de sensomotorische fase (0-2 jaar), de pre-operationele<br />

fase (2-718 jaar), de fase van de concrete (718-12113 jaar) en tenslotte de fase van<br />

de formele logische operaties. Op Piaget <strong>voor</strong>tbouwend heeft Kohlberg een<br />

stadium<strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> de morele denkontwikkel<strong>in</strong>g ontworpen, en <strong>in</strong> jaren-<br />

lange experimenten getoetst. Op Freud <strong>voor</strong>tbouwend heeft Erikson een fasen-<br />

leer <strong>voor</strong> de gehele levensloop ontwikkeld met nadruk op de adolescentie en<br />

vroege volwassenheid.<br />

Sommige schrijvers proberen een onderscheid te maken tussen de begrippen<br />

stadium en fase, waarbij <strong>het</strong> begrip fase dikwijls iets losser gebruikt wordt en<br />

ook we1 dient tot een onderverdel<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen de stadia. Piaget is op grond van<br />

talloze waarnem<strong>in</strong>gen en proefnem<strong>in</strong>gen tot de conclusie gekomen, dat de ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>g van de motoriek en van de waarnem<strong>in</strong>g gradueel en geleidelijk<br />

plaatsv<strong>in</strong>dt, maar dat de ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> denken duidelijk van stadium<br />

naar stadium verloopt, waarbij de overgang van <strong>het</strong> ene naar <strong>het</strong> andere<br />

stadium niet vloeiend en geleidelijk, maar discont<strong>in</strong>u en sprongsgewijs zou<br />

zijn. Critici van Piaget v<strong>in</strong>den evenweldat dit sprongsgewijze karakter, deze<br />

duidelijk onderscheiden kwalitatieve overgangen, nog onvoldoende zijn aan-<br />

getoond.<br />

Leeftijdstypische beschrijv<strong>in</strong>gen zullen altijd vanuit allerlei gezichtspunten<br />

kunnen worden samengesteld. Zolang die beschrijv<strong>in</strong>gen maar niets apodic-<br />

tisch krijgen - zo en zo is de kleuter, zo en zo is <strong>het</strong> schoolk<strong>in</strong>d - en men ze<br />

gebruikt om een gehtegreerd en genuanceerd totaalbeeld samen te stellen, is<br />

daar niets op tegen. Men moet alleen niet gaan menen dat de getrokken leef-<br />

tijdsgrenzen van cultuur tot cultuur, van generatie tot generatie en <strong>voor</strong> alle<br />

soorten k<strong>in</strong>deren, jeugdigen en volwassenen geldig zijn.<br />

Ook is er <strong>het</strong> gevaar dat men van de een of de ander een fasen<strong>in</strong>del<strong>in</strong>g over-<br />

neemt, omdat <strong>het</strong> zo gemakkelijk is, en de termen die erbij horen gaat toe-<br />

passen op levende <strong>in</strong>dividuen, nog <strong>voor</strong>dat men zelf gekeken heeft hoe die <strong>in</strong>di-<br />

viduen zich <strong>in</strong> feite gedragen. Het categoriseren en etiketteren is weliswaar<br />

nuttig en noodzakelijk om <strong>in</strong> dat proces van differentiatie en <strong>in</strong>tegratie de weg<br />

te leren v<strong>in</strong>den, maar <strong>het</strong> opplakken van ondoordachte etiketten leidt alleen<br />

tot schijnbare beheers<strong>in</strong>g, tot schijnkennis van de werkelijkheid, die meestal<br />

veel gecompliceerder is dan een eenvoudige <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>in</strong> stadia doet vermoeden.<br />

Meestal wisten de psychologen die pas na jarenlange arbeid die fasen ontwierpen,<br />

dat zelf heel goed. Het probleem zit daarom niet zozeer bij hen als we1 bij ons,<br />

die <strong>in</strong> een paar uren menen hun systeem te kunnen begrijpen en overnemen.<br />

Met de hierboven benadrukte geleidelijkheid wil overigens niet gezegd zijn,<br />

dat er geen tempoverschillen <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g zouden zijn. Door verschil-<br />

lende factoren kan een ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> beweg<strong>in</strong>g gebracht, versneld,<br />

vertraagd en tot staan gebracht worden. Maar de grote vraag is of dit behalve<br />

<strong>voor</strong> <strong>in</strong>dividuen, ook <strong>voor</strong> groepen van ongeveer even oude <strong>in</strong>dividuen geldt.<br />

Dit laatste veronderstelt immers een betrekkelijk hornogeen milieu, waar<strong>in</strong> de<br />

<strong>in</strong>dividuen van eenzelfde leeftijd op dezelfde tijd zo ongeveer dezelfde d<strong>in</strong>gen<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


meemaken. Wie een beetje sociologisch denkt weet evenwel hoezeer ook b<strong>in</strong>nen<br />

Ben cultuur, zoals de Nederlandse, de leefomgev<strong>in</strong>gen en ervar<strong>in</strong>gen van<br />

k<strong>in</strong>deren van eenzelfde leeftijd verschillend zijn. Ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologen<br />

die naar 'universeel geldige' fasen en stadia zoeken, schenken vaak te we<strong>in</strong>ig<br />

aandacht aan de sociale en culturele bepaaldheid van hun <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gen.<br />

3.1.5 Ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologisch <strong>in</strong>teractionisme<br />

Steeds duidelijker gaat men zien dat de wijze waarop k<strong>in</strong>deren zich ontwikke-<br />

len, <strong>het</strong> resultaat is van een zeer complexe <strong>in</strong>teractie tussen de eigenschappen<br />

van deze k<strong>in</strong>deren en die van hun ouders, gez<strong>in</strong>sleden, leeftijdsgenoten enzo-<br />

<strong>voor</strong>t. Vanaf de eerste dag van hun leven worden bij<strong>voor</strong>beeld jongetjes anders<br />

tegemoet getreden dan meisjes; niet omdat zij bepaalde karaktertrekken<br />

hebben die anders zijn, maar omdat de volwassenen (onbewust?) v<strong>in</strong>den dat zij<br />

jongetjes anders moeten behandelen dan meisjes. Dit werd onder andere vast-<br />

gesteld <strong>in</strong> een onderzoek waar<strong>in</strong> de omgang van volwassenen met baby's werd<br />

geregistreerd (door een spiegelende observatieruit). De volwassenen was<br />

gezegd dat de betreffende baby een jongetje dan we1 een meisje was, terwijl <strong>in</strong><br />

werkelijkheid <strong>het</strong> geslacht van de (aangeklede) baby niet systematisch over-<br />

eenkwam met wat de volwassenen dachten, op <strong>het</strong> moment dat zij met de baby<br />

bezig waren. Toch zijn de verschillen die zich later tussen jongens en meisjes<br />

ontwikkelen, zeker niet alleen terug te voeren op verschillende 'behande-<br />

l<strong>in</strong>gen' en 'rolverwacht<strong>in</strong>gen' van de zijde van de omgev<strong>in</strong>g. Zo is bij<strong>voor</strong>beeld<br />

<strong>het</strong> feit dat stotteren en andere spraakgebreken veel meer bij jongens <strong>voor</strong>-<br />

komen (<strong>in</strong> een verhoud<strong>in</strong>g van 4 op I), niet terug te voeren op verschillende<br />

behandel<strong>in</strong>gen of verwacht<strong>in</strong>gen, evenm<strong>in</strong> als hun grotere spierkracht dat is.<br />

Ook <strong>het</strong> feit dat op de LOM-scholen <strong>in</strong> Nederland gemiddeld vier keer zoveel<br />

jongens dan meisjes zitten, kan niet alleen komen door hun verschil <strong>in</strong> 'opvoe-<br />

d<strong>in</strong>g', maar moet volgens mij ook te maken hebben met aangeboren sekse-<br />

verschillen.<br />

Maar wie met bepaalde eigenschappen ter wereld komt, zoals de verschillende<br />

'temperamenten', die <strong>voor</strong>al bij peuters goed te onderscheiden zijn, komt<br />

onmiddellijk terecht <strong>in</strong> een uitermate complex samenspel met de moeder en de<br />

andere gez<strong>in</strong>sleden, die zelf ook bepaalde hoogst <strong>in</strong>dividuele eigenschappen<br />

hebben. Laatstgenoemden laten zich <strong>in</strong> hun gedrag bei'nvloeden door de eigen-<br />

schappen van dat k<strong>in</strong>d, terwijl zij <strong>het</strong> tegelijkertijd <strong>in</strong> zijn gedrag en ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>g proberen te sturen <strong>in</strong> een door hen gewenste richt<strong>in</strong>g. Reeds na korte tijd<br />

is dan <strong>in</strong> <strong>het</strong> gedrag van k<strong>in</strong>deren nauwelijks meer te onderscheiden wat van<br />

dat k<strong>in</strong>d zelf is en wat van zijn omgev<strong>in</strong>g, terwijl omgekeerd die omgev<strong>in</strong>g is<br />

bei'nvloed en veranderd door <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d.<br />

Het toenemend besef van deze wisselwerk<strong>in</strong>g maakt dat <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

psychologische onderzoeken steeds complexere analysetechnieken worden<br />

gebruikt.<br />

Zeer belangrijk <strong>voor</strong> een ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologische benader<strong>in</strong>g van ouder-<br />

k<strong>in</strong>d-relaties, en van k<strong>in</strong>deren ten opzichte van volwassenen <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen,<br />

is, dat die verhoud<strong>in</strong>gen met <strong>het</strong> ouder worden telkens veranderen, en we1<br />

omdat <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d de volwassene '<strong>in</strong>haalt7.<br />

3.1.6 De hecht<strong>in</strong>gstheorie en de theorie van <strong>het</strong> cognitief sociaal leren<br />

Aan <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van deze 'eeuw van de psychologie' zijn er twee vitale theorieen<br />

aangaande de psychosociale ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren. De eerste is de hech-<br />

t<strong>in</strong>gstheorie van de Engelse psychiater Bowlby en diens Amerikaanse leerl<strong>in</strong>g<br />

A<strong>in</strong>sworth, de tweede is de theorie van <strong>het</strong> cognitief sociaal leren van de Ameri-<br />

kaan Bandura. De eerste is <strong>voor</strong>tgekomen uit <strong>het</strong> Europese psychoanalytische<br />

denken, de tweede uit <strong>het</strong> Amerikaanse behaviorisme. Zoals Bowlby de ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>gspsychologische theorieen van Freud en volgel<strong>in</strong>gen als <strong>in</strong>adequaat<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


'1 Bowlby. 1988.<br />

heeft afgezworen l, zo heeft Bandura dat gedaan met <strong>het</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gspsycho-<br />

logische denken van de vroege behavioristen 2. De psychoanalytische theorie<br />

over de norrnale en afwijkende psychosociale ontwikkel<strong>in</strong>g v<strong>in</strong>dt nog we1 enige<br />

aanhang <strong>in</strong> Zuid-Europa, de Verenigde Staten en Zuid-Amerika. In Nederland<br />

hebben k<strong>in</strong>derpsychiaters <strong>het</strong> Freudiaanse bolwerk <strong>het</strong> langst verdedigd. Een<br />

steeds afnemend aantal zal daarmee doorgaan tot <strong>in</strong> de volgende eeuw. Voor de<br />

wetenschappelijke psychologie heeft de theorie volstrekt afgedaan, a1 zijn<br />

onderdelen als curiosa tot <strong>het</strong> culturele erfgoed gaan horen, dat als zodanigook<br />

aan <strong>het</strong> nageslacht moet worden doorgegeven 3.<br />

De hecht<strong>in</strong>gstheorie probeert te verklaren hoe bestendige patronen van ueilige<br />

en onveilige hecht<strong>in</strong>gsrelaties ontstaan. Onveilige hecht<strong>in</strong>gsrelaties tussen<br />

k<strong>in</strong>d en ouders worden <strong>in</strong> de eerste plaats toegeschreven aan verkeerd gedrag<br />

van de ouders, <strong>in</strong> <strong>het</strong> bijzonder de moeders, <strong>in</strong> <strong>het</strong> eerstelevensjaar. Dit ver-<br />

keerde gedrag kan geworteld zijn <strong>in</strong> de eigen hecht<strong>in</strong>gsgeschiedenis van de<br />

ouders, waarbij onbewuste venvacht<strong>in</strong>gspatronen (<strong>in</strong>ternal work<strong>in</strong>g models)<br />

zijn gevormd aangaande de relaties tussen de eigen persoon en de ander.<br />

Onlangs zijn door de NWO aan Van IJzendoorn (Rijksuniversiteit Leiden)<br />

pioniergelden toegekend ter bestuder<strong>in</strong>g van deze hecht<strong>in</strong>gsgeschiedenis en<br />

<strong>het</strong> van generatie op generatie doorgeven van onveilige of veilige hecht<strong>in</strong>gs-<br />

relaties. Aan de Nijmeegse Universiteit hebben Riksen-Walraven en Van Lies-<br />

hout de hecht<strong>in</strong>gstheorie als basis gebruikt <strong>voor</strong> een meer omvattende theorie<br />

over de ontwikkel<strong>in</strong>g van de cognitieve en de sociale competentie <strong>in</strong> de school-<br />

leeftijd. Hun follow-up-onderzoek lijkt aan die theorie enige empirische steun<br />

te geven. Dit is een belangwekkende ontwikkel<strong>in</strong>g met op den duur mogelijk<br />

bruikbare praktische gevolgen <strong>voor</strong> opvoed<strong>in</strong>g en ondenvijs. Aan de Leidse<br />

Universiteit gebruikt Van den Boom de theorie ter verklar<strong>in</strong>g van later optre-<br />

dende gedragsstoornissen en emotionele stoornissen.<br />

?bt nog toe hebben de onderzoeken waar<strong>in</strong> vanuit de hecht<strong>in</strong>gstheorie gepro-<br />

beerd is onveilige hecht<strong>in</strong>gsrelaties te <strong>voor</strong>komen, of te veranderen <strong>in</strong> veilige<br />

hecht<strong>in</strong>gsrelaties, we<strong>in</strong>ig resultaat gehad. Behalve op kle<strong>in</strong>e experimentele<br />

schaal kan een toepass<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de preventieve geestelijke gezondheidszorg dus<br />

ook nog niet worden aangeraden. Voor de overheid betekent dit: afwachten,<br />

maar we1 <strong>het</strong> wetenschappelijk onderzoek steunen, speciaal omdat wij <strong>in</strong><br />

Nederland op dit terre<strong>in</strong> iets te bieden hebben dat ook <strong>in</strong>ternationaal als<br />

belangrijk wordt gezien.<br />

De hecht<strong>in</strong>gstheorie kan niet verklaren hoe k<strong>in</strong>deren allerlei sociaal wenselijk<br />

gedrag aanleren en sociaal onwenselijk gedrag afleren. Bandura ziet <strong>het</strong> leren<br />

van sociaal gedrag als een cognitieve activiteit die optreedt als <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

geheugen opslaat en aldaar repeteert, wat <strong>het</strong> een ander <strong>in</strong>dividu, <strong>het</strong> model,<br />

heeft zien doen. En dit 10s van <strong>het</strong> feit of <strong>het</strong> model <strong>voor</strong> zijn gedrag beloond of<br />

gestraft wordt. Volgens Bandura zijn zulke belon<strong>in</strong>gen en bestraff<strong>in</strong>gen wB1<br />

van groot belang <strong>in</strong> zoverre zij <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d motiveren om een bepaald gedrag,<br />

nadat <strong>het</strong> dat heeft geleerd en <strong>in</strong> <strong>het</strong> eigen repertoire heeft opgenomen, a1 of<br />

niet ten uitvoer te brengen. Volgens Bandura hebben k<strong>in</strong>deren op deze wijze<br />

een actieve rol <strong>in</strong> hun eigen socialisatie.<br />

Het wachten is op een <strong>in</strong>tegratie van Bandura's theorie over <strong>het</strong> cognitief<br />

sociaal leren met de onderzoeksresultaten op de terre<strong>in</strong>en van de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

van de sociale cognitie en de sociale attributie. Want uit ontwikkel<strong>in</strong>gspsycho-<br />

logisch oogpunt is Bandura's theorie nog betrekkelijk arm. Ook uit een diffe-<br />

rentieel-psychologisch oogpunt is zijn theorie te beperkt. Dat blijkt a1 <strong>voor</strong> wie<br />

de differentieel-psychologische hecht<strong>in</strong>gstheorie en de theorie van <strong>het</strong> cogni-<br />

tief sociaal leren met elkaar zou willen laten samenwerken. Misschien dat aan<br />

zo een tour de force ook door Nederlanders kan worden bijgedragen.<br />

2] Bandura. 1986.<br />

'1 Hirsch e.a.. 1988; Het Cultureel Woordenboek, ter perse.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


3.1.7 Verschillen <strong>in</strong> temperament en <strong>in</strong>telligentie<br />

Leertheorieen en de hecht<strong>in</strong>gstheorie zijn typisch omgev<strong>in</strong>gstheorieen: zij<br />

hechten we<strong>in</strong>ig betekenis aan <strong>in</strong>dividuele verschillen <strong>in</strong> aanleg. Uit de verge-<br />

lijkende onderzoeken met identieke en niet-identieke tweel<strong>in</strong>gen en uit de<br />

grote onderzoeken met geadopteerde k<strong>in</strong>deren en hun natuurlijke en hun adop-<br />

tie-ouders, is echter <strong>voor</strong> iedere onbe<strong>voor</strong>oordeelde waarnemer vast komen te<br />

staan dat bij<strong>voor</strong>beeld <strong>in</strong>telligentieverschillen <strong>voor</strong> een belangrijk deel erfelijk<br />

bepaald zijn 4. Reeds <strong>in</strong> <strong>het</strong> eerste jaar zijn baby's verschillend <strong>in</strong> de snelheid en<br />

nauwkeurigheid waarmee zij signalen herkennen en leren onderscheiden, en<br />

daarmee responsief kunnen zijn <strong>in</strong> de omgang met hun ouders en andere<br />

verzorgers. Een alerte baby, die snel reageert en vlug leert, 'beloont' zijn of<br />

haar ouders en motiveert hen daarmee tot nieuwe spelletjes. Zo'n baby lokt<br />

andere sociale acties uit dan de baby die traag van begrip is en niet of nauwe-<br />

lijks reageert op sociale signalen. De belangstell<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> deze <strong>in</strong> aanleg gege-<br />

ven temperamentsverschillen bij k<strong>in</strong>deren is <strong>in</strong> de jaren tachtig sterk toe-<br />

genomen 5. De meeste theorieen gaan uit van fundamentele <strong>in</strong>dividuele ver-<br />

schillen <strong>in</strong> emotionaliteit, activiteit en sociabiliteit. De eerste en de laatste<br />

hebben veel gemeen met de 'superdimensies' bij volwassenen: neurotische<br />

stabiliteit versus labiliteit en extraversie versus <strong>in</strong>troversie. Het is onmis-<br />

kenbaar zo dater 'makkelijke' en 'moeilijke' baby's zijn - a1 zijn deze begrippen<br />

wetenschappelijk niet goed te hanteren - en <strong>het</strong> is toe te juichen dat psychi-<br />

aters als Thomas, Chess en Rutter <strong>het</strong> openlijk aandacht schenken aan 'de aard<br />

van <strong>het</strong> beestje' weer gelegitimeerd hebben. Wie we<strong>in</strong>ig waarde hecht aan aan-<br />

geboren begaafdheids- en temperamentsverschillen, is geneigd om de oorzaak<br />

<strong>voor</strong> zich ontwikkelende leer- en gedragsproblemen geheel bij de ouders en <strong>het</strong><br />

gez<strong>in</strong>sklimaat te zoeken. Het erkennen van aanlegverschillen ontlast daaren-<br />

tegen de ouders van schuldgevoelens en draagt zo bij tot ontspann<strong>in</strong>g.<br />

Op <strong>het</strong> terre<strong>in</strong> van de <strong>in</strong>telligentie hebben de publikaties van de Amerikaan<br />

Sternberg vernieuwend gewerkt, maar de alledaagse <strong>in</strong>telligentie-diagnostiek<br />

bij k<strong>in</strong>deren is daar nog niet door veranderd. En ook de nieuwe aandacht <strong>voor</strong><br />

temperamentsverschillen heeft nog niet geleid tot praktische toepass<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />

opvoed<strong>in</strong>g en onderwijs. Het lijkt mij dat <strong>het</strong> ook hier<strong>voor</strong> nog te vroeg is, even-<br />

als <strong>voor</strong> de hierboven genoemde maatschappelijke toepass<strong>in</strong>g van <strong>in</strong>zichten<br />

verkregen uit de hecht<strong>in</strong>gstheorie en die van <strong>het</strong> cognitief sociaal leren. Onder-<br />

tussen wordt we1 <strong>het</strong> denken en handelen van allerlei praktijkwerkers door<br />

deze publikaties be'<strong>in</strong>vloed. Dit kl<strong>in</strong>kt door <strong>in</strong> de adviezen en de <strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>g<br />

die zij geven. Zo hebben theorieen die <strong>in</strong> wetenschappelijke z<strong>in</strong> nog onvol-<br />

doende getoetst zijn, toch a1 grote <strong>in</strong>vloed op de praktijk 6. Daarom is <strong>het</strong> van<br />

belang dat de hierboven kort aangeduide theoretische strom<strong>in</strong>gen goed lijken<br />

aan te sluiten bij hoe <strong>in</strong> de Nederlandse samenlev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen over<br />

k<strong>in</strong>deren en hun ontwikkel<strong>in</strong>g wordt gedacht, gesproken en geschreven.<br />

3.1.8 Conclusie<br />

De ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologie is een vitale tak van wetenschap. Vanuit Neder-<br />

land wordt door psychologen, maar ook door pedagogen en k<strong>in</strong>derpsychiaters,<br />

belangrijk aan dit vakgebied bijgedragen. Er is aansluit<strong>in</strong>g gevonden bij <strong>het</strong><br />

meest geavanceerde Amerikaanse onderzoek. Voor de overheid ligt hier geen<br />

andere taak dan via de NWO en de universiteiten de onderzoekers de rust en de<br />

ruimte te geven die zij nodig hebben.<br />

'1 Zie wat daarover gezegd werd <strong>in</strong> paragraaf 3.1.2.<br />

'1 Temperament discussed, 1986; Temperament <strong>in</strong> childhood, 1989; Kohnstamm, 1988; Swets-Gronert. 1988.<br />

6] Met Freuds theorie was <strong>het</strong> niet anders.<br />

91 JEUGD INONTWIKKELING


3.2 K<strong>in</strong>d en gez<strong>in</strong><br />

3.2.1 Soorten gez<strong>in</strong>nen; soorten k<strong>in</strong>deren<br />

Gez<strong>in</strong>nen ontwikkelen zich <strong>in</strong> de loop derjaren. Een echtpaar of samenwonend<br />

paar noemen we pas een gez<strong>in</strong> als zij de zorg <strong>voor</strong> een k<strong>in</strong>d op zich hebben geno-<br />

men. Dat kan een eigen k<strong>in</strong>d zijn, een geadopteerd k<strong>in</strong>d of een pleegk<strong>in</strong>d. In <strong>het</strong><br />

laatste geval noemen we <strong>het</strong> een pleeggez<strong>in</strong>. Ook een vanaf de geboorte alleen-<br />

staande moeder met een of meer k<strong>in</strong>deren valt onder <strong>het</strong> begrip gez<strong>in</strong>. Als door<br />

een scheid<strong>in</strong>g, a1 of niet juridisch bevestigd, of door overlijden, een van de twee<br />

ouders <strong>het</strong> gez<strong>in</strong> verlaat, komt dat <strong>in</strong> een nieuwe fase. Of <strong>het</strong> wordt en blijft een<br />

eenoudergez<strong>in</strong>, of er komt een nieuwe partner <strong>voor</strong> de moeder of de vader, a1 of<br />

niet met medenem<strong>in</strong>g van een eigen k<strong>in</strong>d of k<strong>in</strong>deren. In een aantal van zulke<br />

gez<strong>in</strong>nen kan dan nog weer een k<strong>in</strong>d (of k<strong>in</strong>deren) geboren worden uit de twee<br />

nieuwe partners. Een niet ger<strong>in</strong>g aantal gez<strong>in</strong>nen komt hierna nog weer <strong>in</strong> een<br />

derde fase, na opnieuw een scheid<strong>in</strong>g of overlijden.<br />

Het gaat mij er niet om hier een volledige taxonomie van gez<strong>in</strong>stypen te geven.<br />

Ik bedoel slechts te wijzen op <strong>het</strong> grote scala aan typen, die van elkaar verschil-<br />

len <strong>in</strong> volledigheid (een-ouder, twee-ouder en drie-generatie) <strong>in</strong> bloedverwant-<br />

schap (adoptiefouder, pleegouder, stiefouder) en <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsfase (eerste,<br />

tweede of derde gez<strong>in</strong>). Tel hierbij op de etnische en culturele verschillen tussen<br />

de bevolk<strong>in</strong>gsgroepen <strong>in</strong> Nederland, en <strong>het</strong> moge duidelijk zijn dat een weten-<br />

schap die algemene wetmatigheden v<strong>in</strong>dt <strong>voor</strong> Het Nederlandse Gez<strong>in</strong> een<br />

illusie is. Per categorie kunnen hooguit een aantal tijdelijk geldige karakteris-<br />

tieken gegeven worden. Over de gevolgen van vaderloosheid, adoptie, echt-<br />

scheid<strong>in</strong>g of hertrouwen is <strong>in</strong> algemene z<strong>in</strong> maar heel we<strong>in</strong>ig te zeggen. Is de<br />

onderzoeksgroep groot genoeg, dan v<strong>in</strong>dt men vaak groepstrends die verschil-<br />

len van die <strong>in</strong> een standaard-normale controlegroep, maar dit leidt nooit tot<br />

voldoende <strong>voor</strong>spelbaarheid op <strong>het</strong> niveau van <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividuele gez<strong>in</strong>, en is dus<br />

een onvoldoende argument <strong>voor</strong> reguler<strong>in</strong>g door de overheid. Hoogstens zou de<br />

overheid <strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>g kunnen geven. Net zoals de overheid mag <strong>voor</strong>lichten<br />

over <strong>het</strong> verhoogde risico op ziekten bij riskant gedrag, zoals roken of veel vet<br />

eten, zo zou de overheid ook mogen waarschuwen <strong>voor</strong> eventuele risico's bij<br />

ongehuwd moederschap of echtscheid<strong>in</strong>g, wanneer tenm<strong>in</strong>ste <strong>voor</strong> grote<br />

groepen k<strong>in</strong>deren uit zulke gez<strong>in</strong>stypen een verhoogde kans op ernstige en<br />

blijvende latere narigheid duidelijk zou zijn aangetoond. Maar als BBn d<strong>in</strong>g<br />

duidelijk is geworden, dan is <strong>het</strong> we1 dat een afwijkend gez<strong>in</strong>stype alleen een<br />

risico is <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met andere belastende factoren, zoals geldgebrek, opvoe-<br />

d<strong>in</strong>gsonmacht, verslav<strong>in</strong>g enzo<strong>voor</strong>t.<br />

3.2.2 Maatschappelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen met positieve en met negatieve gevolgen<br />

<strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren<br />

In Nederland is de welvaart hoog, <strong>het</strong> nationaal <strong>in</strong>komen beter gespreid dan <strong>in</strong><br />

de meeste andere landen en <strong>het</strong> milieu schoner. De medische en sociale <strong>voor</strong>zie-<br />

n<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> ouders met k<strong>in</strong>deren behoren tot de beste ter wereld. Als k<strong>in</strong>deren<br />

konden kiezen <strong>in</strong> welk land ze ter wereld wilden komen, was Nederland geen<br />

slechte keus. Doordat de media vrijwel nooit brood zien <strong>in</strong> berichten over alle<br />

gez<strong>in</strong>nen waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> met ups and downs heel aardig opgroeien is, kan de exclu-<br />

sieve berichtgev<strong>in</strong>g over gevallen van k<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g, seksueel misbruik<br />

en venvaarloz<strong>in</strong>g licht de <strong>in</strong>druk wekken dat <strong>het</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> Nederlandse gez<strong>in</strong> een<br />

pu<strong>in</strong>hoop is. Of zoals Kees Stip <strong>het</strong> stelde 7:<br />

Klacht<br />

Ontucht en <strong>in</strong>cest zijn de vaste lasten<br />

waar mensen de gemeenschap op vergasten.<br />

En nooit eens iemand die geprezen wordt<br />

<strong>voor</strong> tucht of cest of zedelijk betasten.<br />

'1 NRCIHandelsblad. 2 februari 1990.<br />

92 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Gelukkig is door de <strong>in</strong>ternationaal aantrekkende bedrijvigheid <strong>het</strong> percentage<br />

werkloze vaders gedaald. Maar iedere onvrijwillig werkloze vader is er BBn<br />

teveel, en bij een eventueel <strong>in</strong>zakkende economie komen die er weer volop. Het<br />

aantal onvrijwillig werkloze moeders neemt ondertussen toe. Die moeders zijn<br />

gemiddeld hoger opgeleid dan hun moeders, en de maatschappelijke ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>g is zodanig dat de vroeger vanzelfsprekende waarder<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> <strong>het</strong> alleen-<br />

maar-moeder-en-huisvrouw-zijn <strong>in</strong> rap tempo verm<strong>in</strong>dert. Een brede vrou-<br />

wen-emancipatie wordt door de hogere schol<strong>in</strong>g mogelijk, en progressieve poli-<br />

tici en professoren wijzen <strong>voor</strong>tdurend op <strong>het</strong> schandelijk achterblijven ten<br />

opzichte van sommige andere rijke landen. De media en de reclame-makers<br />

helpen dagelijks de zelfwaarder<strong>in</strong>g van de alleen-maar-moeder-en-huisvrouw<br />

verder te ondermijnen. Belangrijker motief is waarschijnlijk dat wie bij andere<br />

gez<strong>in</strong>nen de f<strong>in</strong>anciele mogelijkheden ziet toenemen door <strong>het</strong> dubbele <strong>in</strong>ko-<br />

men, zelf ook we1 eens wat wil.<br />

Toch lijken <strong>in</strong> Nederland de meeste vrouwen met k<strong>in</strong>deren nog geen volledige<br />

baan buitenshuis en een enkele decennia durende carriere na te streven. Het<br />

ideaal van de meeste Nederlandse vrouwen die een of meer k<strong>in</strong>deren willen, is<br />

nog steeds om <strong>voor</strong> dat k<strong>in</strong>d of die k<strong>in</strong>deren, evenals <strong>voor</strong> <strong>het</strong> huis en <strong>het</strong> huis-<br />

houden, voldoende tijd over te houden. Bij dat ideaal- en er is vanuit de ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>gspsychologie geen enkele reden om zoiets een oudenvets en verkeerd ide-<br />

aal te v<strong>in</strong>den -past een groot aanbod van fysiek niet te zware deeltijdbanen op<br />

niet te verre afstand van huis, k<strong>in</strong>derdagverblijf of school. Dat grote aanbod is<br />

er niet. Natuurlijk, er werken erg veel moeders <strong>in</strong> w<strong>in</strong>kels, <strong>in</strong> eigen gez<strong>in</strong>sbe-<br />

drijven <strong>in</strong> de land- en tu<strong>in</strong>bouw, <strong>in</strong> kantoren-aan-huis, <strong>in</strong> <strong>het</strong> onderwijs, <strong>in</strong><br />

schoonmaakbedrijven, op kantoren en <strong>in</strong> de gezondheidszorg. Heel veel <strong>in</strong> deel-<br />

tijd, op een wijze die de comb<strong>in</strong>atie met <strong>het</strong> moeder-en-huisvrouw zijn mogelijk<br />

maakt. Maar toch zal <strong>het</strong> aantal vrouwen dat zo een gecomb<strong>in</strong>eerde taak<br />

wenst, waarschijnlijk veel sneller groeien dan <strong>het</strong> aanbod aan aantrekkelijke<br />

deeltijdbanen, speciaal op de hogere niveaus. Het lijkt een illusie te venvach-<br />

ten dat er op grote schaal rolwissel<strong>in</strong>g zal gaan plaatsv<strong>in</strong>den; vaders die tevens<br />

vrijwillig helemaal of <strong>in</strong> deeltijd huisman worden, en hun vrouw of partner car-<br />

rihre helpen maken, zullen uitzonder<strong>in</strong>gen blijven.<br />

Als die deeltijdbanen er niet op voldoende grote schaal komen, zullen meer en<br />

meer moeders blijvend gefrustreerd raken en depressief worden. Dat lijkt niet<br />

goed <strong>voor</strong> <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>sleven en ook niet <strong>voor</strong> <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d of de k<strong>in</strong>deren. De hogere<br />

schol<strong>in</strong>g van moeders, en <strong>het</strong> door hun banen verhoogde gez<strong>in</strong>s<strong>in</strong>komen, is<br />

goed <strong>voor</strong> <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d of de k<strong>in</strong>deren. Maar als die schol<strong>in</strong>g en de propaganda <strong>voor</strong><br />

emancipatie hoge venvacht<strong>in</strong>gen scheppen die tenslotte blijken niet gereali-<br />

seerd te kunnen worden anders dan <strong>in</strong> afmattende en voltijdbanen, is dat heel<br />

slecht <strong>voor</strong> de vrouw die ook moeder wilde worden, en daarmee ook <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

gez<strong>in</strong>sleven en <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d of de k<strong>in</strong>deren '.<br />

Andere maatschappelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen die goed of slecht zijn <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren,<br />

kan ik niet zien. Er kan overdag meer naar de televisie gekeken worden, maar<br />

dat lijkt <strong>voor</strong> de meeste k<strong>in</strong>deren geen negatieve gevolgen te krijgen. Het land<br />

wordt nbg voller, maar als de welvaart niet belangrijk m<strong>in</strong>der wordt, hebben<br />

k<strong>in</strong>deren hiervan we<strong>in</strong>ig last. De k<strong>in</strong>deren die hierheen emigreren uit armere<br />

landen, hebben <strong>het</strong> hier over <strong>het</strong> algemeen beter dan zij <strong>in</strong> <strong>het</strong> land van<br />

herkomst gehad zouden hebben, a1 zal <strong>het</strong> <strong>voor</strong> de meesten we1 onmogelijk blij-<br />

ken om <strong>in</strong> eBn generatie een schol<strong>in</strong>gs- en welvaartsniveau te bereiken dat<br />

gelijk is aan <strong>het</strong> niveau van de autochtone bevolk<strong>in</strong>g.<br />

'lknslotte: <strong>het</strong> percentage echtscheid<strong>in</strong>gen lijkt niet verder toe te nemen, a1 is<br />

<strong>het</strong> blijvend hoge aantal gez<strong>in</strong>sconflicten, a1 of niet leidend tot scheid<strong>in</strong>gen,<br />

ook <strong>voor</strong> de daarbij betrokken k<strong>in</strong>deren heel vervelend.<br />

'1 In paragraaf 3.4.1 kom ik hierop nog terug.<br />

93 JEUGD IN ONTWIKKELING


3.2.3 De Concept-Verklar<strong>in</strong>g van de Rechten van <strong>het</strong> K<strong>in</strong>d van 1988<br />

In 1924 kwam <strong>in</strong> de Volkenbond de Geneefse Verklar<strong>in</strong>g van de Rechten van<br />

<strong>het</strong> K<strong>in</strong>d tot stand. Vijfendertig jaar later, <strong>in</strong> 1959, werd door de Verenigde<br />

Naties een nieuwe verklar<strong>in</strong>g aangenomen en thans, weer dertig jaar later, is<br />

een derde verklar<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g. Deze Draft Convention of the Rights of<br />

the Child is veel omvangrijker dan de tweede Verklar<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong>, zoals bekend,<br />

slechts tien beg<strong>in</strong>selen werden vastgelegd. Hoe uitgebreid en gedetailleerd<br />

deze nieuwe Verklar<strong>in</strong>g ook is, er zijn nauwelijks regels <strong>in</strong> te ontdekken die <strong>in</strong><br />

Nederland niet reeds door de overheid worden nagestreefd en ook door de<br />

meerderheid van de bevolk<strong>in</strong>g worden nageleefd '.<br />

In de nieuwe preambule valt de nadruk op die op <strong>het</strong> gez<strong>in</strong> (the family) gelegd<br />

wordt. Degenen die <strong>in</strong> <strong>het</strong> recente verleden <strong>in</strong> Nederland zo smalend over de<br />

hoeksteen van de samenlev<strong>in</strong>g gesproken en geschreven hebben, zullen enige<br />

moeite hebben met de onderstaande passages:<br />

'Conv<strong>in</strong>ced that the family, as the fundamental group of society and the natural<br />

environment for the growth and well-be<strong>in</strong>g of all its members and particularly<br />

children, should be afTorded the necessary protection and assistance, so that it<br />

can fully assume its responsibilities with<strong>in</strong> the community;<br />

recogniz<strong>in</strong>g that the child, for the full and harmonious development of his or her<br />

personality, should grow up <strong>in</strong> a family environment, <strong>in</strong> an atmosphere of<br />

happ<strong>in</strong>ess, love and understand<strong>in</strong>g.'<br />

Toch sluit dit nauw aan bij wat <strong>in</strong> Nederland algemeen als ideaal <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren<br />

wordt gezien. Eigenlijk zou deze nieuwe Verklar<strong>in</strong>g <strong>in</strong> zijn geheel <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>t-<br />

gezet onderwijs aan de orde gesteld kunnen worden, zodat er door de leerl<strong>in</strong>gen<br />

fl<strong>in</strong>k over gediscussieerd en nagedacht kan worden.<br />

3.2.4 Conclusies<br />

Het feit dat Nederland <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met andere landen een ger<strong>in</strong>gere propor-<br />

tie gehuwde vrouwen met k<strong>in</strong>deren kent die buitenshuis betaalde arbeid ver-<br />

richt, is niet noodzakelijkerwijs negatief te waarderen en met 'achterstand'<br />

aan te duiden.<br />

Door allerlei maatschappelijke verander<strong>in</strong>gen, waaronder <strong>het</strong> sterk toe-<br />

genomen opleid<strong>in</strong>gsniveau van jonge vrouwen, zal de vraag naar betaalde deel-<br />

tijdarbeid <strong>voor</strong> moeders met jonge k<strong>in</strong>deren nog sterk toenemen. De overheid<br />

zou moeten bevorderen dat <strong>het</strong> aanbod van fysiek niet te zware deeltijdbanen<br />

aanzienlijk verruimd wordt. Het is uit psychosociale ovenveg<strong>in</strong>gen beter dit<br />

werk niet thuis maar buitenshuis, <strong>in</strong> een arbeidsgemeenschap, te laten ver-<br />

richten.<br />

3.3 K<strong>in</strong>d en taal<br />

3.3.1 De vanzelfsprekendheid van <strong>het</strong> leren van de moedertaal<br />

Tot de grote wonderen die zich na de geboorte voltrekken, behoort ook <strong>het</strong><br />

spelenderwijs leren spreken en verstaan van de moedertaal. Dit gaat bij de<br />

meeste k<strong>in</strong>deren goed. Hoe kan dat? Ten eerste werken bij de meeste k<strong>in</strong>deren<br />

<strong>het</strong> gehoor en de visuele waarnem<strong>in</strong>g goed, evenals de centrale venverk<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

de hersenen. Verder heeft zich a1 <strong>het</strong> totale motorische systeem, waaronder dat<br />

van de spraak-motoriek, v66r-ontwikkeld en is <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d vanaf den beg<strong>in</strong>ne<br />

<strong>in</strong>gesteld op sociale omgang. De geleidelijke differentiatie en <strong>in</strong>tegratie <strong>in</strong> een<br />

buitengewoon gecompliceerd systeem zorgt <strong>voor</strong> de samenwerk<strong>in</strong>g van a1 deze<br />

functies. Dat gebeurt allemaal <strong>in</strong> een Bentalige omgev<strong>in</strong>g, waar<strong>in</strong> vanaf <strong>het</strong><br />

9] Tekst van december 1988; DCI. 1989.<br />

94 WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HET REGERINGSBELEID


eg<strong>in</strong> tegen <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d gesproken wordt en waar<strong>in</strong> de non-verbale communicatie<br />

helpt <strong>het</strong> verbale systeem te ontwikkelen.<br />

Het k<strong>in</strong>derlijk bre<strong>in</strong> is <strong>in</strong> staat <strong>in</strong> een schijnbare warboel van <strong>in</strong>formatie syste-<br />

matiek te herkennen. Het legt die systematiek vast en gaat er zelfstandig mee<br />

aan de gang, waarbij <strong>het</strong> zelfs nieuwvorm<strong>in</strong>gen afleidt uit zelf ontdekte regels.<br />

Een responsieve omgev<strong>in</strong>g van volwassen taalgebruikers, <strong>in</strong> de eerste plaats<br />

de moeder, helpt <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d van uur tot uur, van dag tot dag, de taal te gaan<br />

begrijpen en gebruiken. Daarbij zijn de woordbetekenissen, <strong>in</strong> <strong>het</strong> bijzonder<br />

van de werkwoorden, de sleutel tot de grammatica. Is <strong>het</strong> mondel<strong>in</strong>g leren van<br />

de moedertaal een v66rschoolse aangelegenheid, een onschatbare verdienste<br />

van <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>, <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leren lezen en schrijven zijn er de scholen gekomen. Dat<br />

zich ook daar <strong>in</strong> de eerste twee klassen bij de meeste k<strong>in</strong>deren een groot wonder<br />

voltrekt, waarbij de leraar als assistent-tovenaar optreedt, beseffen wij eigen-<br />

lijk veel te we<strong>in</strong>ig. Omdat <strong>het</strong> zo vaak zo goed gaat, zo schijnbaar moeiteloos en<br />

zo geleidelijk. Alleen als <strong>het</strong> aan een of meer van genoemde <strong>voor</strong>waarden<br />

schort, verandert de vanzelfsprekendheid opeens <strong>in</strong> een ernstig probleem van<br />

k<strong>in</strong>d, gez<strong>in</strong> en samenlev<strong>in</strong>g.<br />

In Nederland zijn de <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> gehoor-screen<strong>in</strong>g goed, a1 wordt er<br />

soms nog we1 te laat alarm geslagen. De technische ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de hoor-<br />

apparatuur zijn de slechthorende k<strong>in</strong>deren tot een zegen. Voor de doven is de<br />

eenzijdige en fanatieke nadruk op <strong>het</strong> orale communiceren verdwenen, ten<br />

gunste van een gestandaardiseerde gebarentaal en 'total communication'.<br />

lbch zijn er ook nieuwe ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de orale communicatie. Aan de<br />

Nijmeegse Universiteit bij<strong>voor</strong>beeld wordt - met steun van S<strong>in</strong>t-Michiels-<br />

gestel en <strong>het</strong> Preventiefonds- door dr. Povel c.s. onderzocht hoe personal<br />

computers gebruikt kunnen worden bij <strong>het</strong> oproepen en 'animeren' van visuele<br />

beelden door klanken die dove en slechthorende k<strong>in</strong>deren kunnen produceren.<br />

In de praktijk van de consultatiebureaus wordt geexperimenteerd met hulp<br />

aan moeders die uit zichzelf niet de responsieve en communicatiegerichte part-<br />

ners zijn, die <strong>voor</strong> een goede taalontwikkel<strong>in</strong>g noodzakelijk zijn. Het is nog te<br />

Groeg om te kunnen vaststellen of zulke lessen voldoende effect hebben. Maar<br />

<strong>het</strong> moet zeker geprobeerd worden, ook en met name bij moeders uit enkele van<br />

de etnische m<strong>in</strong>derheden. Zij zouden ervan doordrongen moeten raken, dat <strong>het</strong><br />

snel verstaan en goed spreken van <strong>het</strong> Nederlands een <strong>voor</strong>waarde is <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

slagen op school en <strong>in</strong> de maatschappij. Onze scholen zijn taal-scholen en onze<br />

maatschappij is een taal-maatschappij. Zolang dit besef niet doordr<strong>in</strong>gt tot de<br />

m<strong>in</strong>st-geschoolden onder de jonge ouders, en zij onvoldoende gemotiveerd<br />

blijven om daar zelf aan te gaan werken, zijn de milieu-specifieke achter-<br />

standen <strong>in</strong> schoolprestaties onvermijdelijk.<br />

Ook <strong>in</strong> <strong>het</strong> onderwijs aan jonge k<strong>in</strong>deren moet <strong>het</strong> spelenderwijs oefenen <strong>in</strong><br />

luisteren en spreken bovenaan <strong>het</strong> opdrachtlijstje van de leraren en leraressen<br />

komen te staan. Ik zou wensen dat de 4- tot 8-jarigen <strong>in</strong> de basisschool onder lei-<br />

d<strong>in</strong>g kwamepvan een apart schoolhoofd. Haar of zijnbelangrijkste taak zou,<br />

naast <strong>het</strong> leren lezen van de leerl<strong>in</strong>gen, moeten liggen <strong>in</strong> de mondel<strong>in</strong>ge taal-<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g, speciaal bij die k<strong>in</strong>deren die thuis <strong>het</strong> gesproken Nederlands<br />

onvoldoende leren. Het belang van deze positie, <strong>het</strong> schoolhoofd <strong>voor</strong> de 4-8<br />

jarigen, zou met salaris en status moeten worden aangegeven. Men heeft de<br />

kleuterschool <strong>in</strong> de basisschool doen opgaan, omdat men <strong>in</strong> de eerste plaats<br />

gericht was op een 'ononderbroken leenveg' van <strong>het</strong> beg<strong>in</strong>nend leren lezen en<br />

rekenen. Daarmee is de gez<strong>in</strong>saanvullende taak van de oude kleuterschool, <strong>in</strong><br />

<strong>het</strong> spelenderwijs leren gebruiken van de gesproken taal, als doelstell<strong>in</strong>g gede-<br />

valueerd. Hier is door de overheid iets goed te maken.<br />

3.3.2 Tweetaligheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> gez<strong>in</strong> en op school<br />

Tweetaligheid op zich is geen probleem; alleen de tweetaligheid van sommige<br />

etnische m<strong>in</strong>derheden is een probleem, hier en elders <strong>in</strong> de wereld. De WRR<br />

heeft <strong>in</strong> zijn advies over <strong>het</strong> allochtonenbeleid verplichte <strong>in</strong>tensieve cursussen<br />

Nederlands bepleit <strong>voor</strong> die allochtonen die ten laste komen van de overheid en<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


die <strong>het</strong> Nederlands onvoldoende beheersen, naast een speciaal op <strong>het</strong> Neder-<br />

lands leren gerichte vrijwillige k<strong>in</strong>deropvang <strong>voor</strong> hun k<strong>in</strong>deren. De WRR<br />

kiest hiermee <strong>voor</strong> een onderdompel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de tweede taal, en wordt <strong>in</strong> deze<br />

keuze bestreden door vertegenwoordigers van sommige etnische m<strong>in</strong>derheden,<br />

speciaal die uit de islamitische landen Turkije en Marokko. Ook de socio-<br />

l<strong>in</strong>gui'sten, zoals Extra en Vallen, pleiten <strong>voor</strong> meer en beter onderwijs <strong>in</strong> de<br />

eigen taal en cultuur, met als een van de argumenten dat uit onderzoek, <strong>voor</strong>-<br />

zover beschikbaar, niet gebleken is dat onderwijs <strong>in</strong> de eigen taal en cultuur,<br />

OETC, schadelzjk is <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leren van de tweede taal lo. In de praktijk is OETC<br />

echter alleen goed te organiseren <strong>in</strong> steden met een relatief groot aantal<br />

immigranten met eenzelfde achtergrond naar taal en ideologie. Voor kle<strong>in</strong>ere<br />

concentraties is OETC onbetaalbaar. Ook zijn er groepen immigranten, met<br />

name uit Azie, waarvan de k<strong>in</strong>deren m<strong>in</strong>der moeite hebben zich <strong>het</strong> Neder-<br />

lands eigen te maken, en die ook niet aandr<strong>in</strong>gen op OETC onder schooltijd of<br />

<strong>in</strong> schoolverband. In zo een situatie, die onvergelijkbaar is met die van F'riese<br />

k<strong>in</strong>deren of die van de Spaanstalige k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> New York of Californie, is de<br />

WRR-opstell<strong>in</strong>g we1 de meest praktische.<br />

Overeenkomstig de <strong>in</strong>tenties van Europese verdragen en de nieuwe<br />

VN-Verklar<strong>in</strong>g van de Rechten van <strong>het</strong> K<strong>in</strong>d moet men waar mogelijk <strong>het</strong><br />

OETC we1 blijven organiseren, <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren van ouders die dat willen, maar<br />

<strong>het</strong> grote geld moet worden gebruikt <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leren van de tweede taal, <strong>het</strong><br />

Nederlands.<br />

De realiser<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> door de WRR aanbevolen taalonderwijs aan peuters uit<br />

gez<strong>in</strong>nen van allochtonen zal afhankelijk zijn van toestemm<strong>in</strong>g en actieve<br />

medewerk<strong>in</strong>g van beide ouders. Hoe men zich dit onderwijs moet <strong>in</strong>denken is<br />

nog onduidelijk. Een peuter leert de taal gewoonlijk spelenderwijs, <strong>in</strong> dagelijks<br />

verbaal contact, gedurende alle uren van de dag. In systematische taallesjes<br />

zijn peuters niet langer dan een paar m<strong>in</strong>uten te <strong>in</strong>teresseren. Dit betekent dat<br />

alleen zeer goed geoutilleerde peuterspeelzalen of k<strong>in</strong>derdagverblijven <strong>voor</strong><br />

deze taak <strong>in</strong> aanmerk<strong>in</strong>g komen. Dat is <strong>voor</strong> de overheid een zo dure zaak, dat<br />

ik de kans op realiser<strong>in</strong>g nihil acht. Voorzover er gelden vrijgemaakt worden<br />

<strong>voor</strong> uitbreid<strong>in</strong>g en verbeter<strong>in</strong>g van de k<strong>in</strong>deropvang, zal dat zijn om die<br />

moeders te helpen die een baan hebben of die onderwijs volgen. En dat zijn nu<br />

juist niet de vrouwen die nauwelijks Nederlands spreken.<br />

3.3.3 K<strong>in</strong>d en media: boek, tijdschrift, televisie<br />

Ons land is rijk aan k<strong>in</strong>derboeken, aan k<strong>in</strong>derboekw<strong>in</strong>kels en jeugdbiblio-<br />

theken. De lagere overheid hoeft hier niet anders te doen dan de bibliotheken<br />

zodanig ruim te subsidieren dat k<strong>in</strong>deren gratis lid kunnen zijn. Automati-<br />

ser<strong>in</strong>g en beveilig<strong>in</strong>g vragen <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen die vroeger niet nodig waren, dus<br />

een goedkope <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>g kan <strong>het</strong> niet zijn. Maar de laagdrempelige openbare<br />

bibliotheek met een mooie afdel<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren zou de trots van iedere stad<br />

en ieder dorp moeten zijn. Helaas is dit lang niet overal <strong>het</strong> geval. Ook <strong>het</strong><br />

lokken van ouders en k<strong>in</strong>deren <strong>voor</strong> wie Nederlands een tweede taal is, kost<br />

veel geld. Maar dat geld lijkt hier beter besteed dan aan taallesjes <strong>voor</strong> onwil-<br />

lige peuters.<br />

Het scala aan tijdschriften <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> de schoolleeftijd is niet groot; over-<br />

heidssubsidie, gekoppeld aan enige marg<strong>in</strong>ale kwaliteitscontrole, lijkt hier <strong>in</strong><br />

<strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d en van de Nederlandse cultuur. Ook is te proberen de<br />

frankeertarieven <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>dertijdschriften verlaagd te krijgen.<br />

De jaaromzet <strong>in</strong> k<strong>in</strong>derboeken is de laatste jaren gestegen en beloopt nu 34 tot<br />

38 miljoen gulden, tegenover de 500 a 600 miljoen die aan boeken <strong>voor</strong> volwas-<br />

senen wordt uitgegeven. Aan speelgoed gaat zo'n 700 a 800 miljoen om ".<br />

"'1 Extra en Vallen. 1989.<br />

"1 W. Wirtz <strong>in</strong> de Volkskrant van 3 februari 1990<br />

96 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


'1 Van der Voort. 1989.<br />

97 JEUGD IN ONTWIKKELING<br />

Ondanks die gestegen omzet vertoont <strong>het</strong> aantal verkochte k<strong>in</strong>derboeken een<br />

dalende lijn. In 1980 werden nog 4,6 miljoen k<strong>in</strong>derboeken verkocht, <strong>in</strong> 1987<br />

2,9 miljoen. Het verdient aanbevel<strong>in</strong>g hier goed de v<strong>in</strong>ger aan de pols te houden<br />

en zonodig stimulerende maatregelen te nemen.<br />

Zal <strong>het</strong> k<strong>in</strong>derboek zonder beschermende maatregelen zijn marktaandeel<br />

kunnen verdedigen tegen een toenemend aantal <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren gemaakte tele-<br />

visieprogramma's en computerspelletjes? Het lezen van boeken verm<strong>in</strong>dert<br />

geleidelijk, zowel door volwassenen als door k<strong>in</strong>deren 12. Dat de televisie hier-<br />

van de oorzaak is, zal niemand willen betwisten. Met <strong>het</strong> toenemen van <strong>het</strong><br />

aantal televisiekanalen en zendgemachtigden, met uitzend<strong>in</strong>gen op alle uren<br />

van de dag, zal <strong>het</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> stilstaande boek, waaronder <strong>het</strong> k<strong>in</strong>derboek en de<br />

leesboeken <strong>voor</strong> de schoolleeftijd, steeds moeilijker worden de aandacht te<br />

vangen en vast te houden. Daar is niets tegen te doen, anders dan de ouders<br />

blijven wijzen op <strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> lezen <strong>voor</strong> de taalontwikkel<strong>in</strong>g, <strong>het</strong><br />

denken en de fantasie. Ook de leraren van de basisschool hebben hier vanzelf-<br />

sprekend een belangrijke taak, maar <strong>het</strong> wijzen daarop roept waarschijnlijk<br />

alleen maar nog meer irritatie op. We1 is mogelijk dat <strong>in</strong> <strong>het</strong> curriculum meer<br />

plaats <strong>voor</strong> vrij lezen wordt <strong>in</strong>geruimd, evenals steun aan leesbevorder<strong>in</strong>gs-<br />

projecten en doeltoewijz<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> een grootschalige uitbreid<strong>in</strong>g van school-<br />

bibliotheken.<br />

Het televisie-aanbod <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren is rijk geschakeerd, temeer daar de meeste<br />

k<strong>in</strong>deren graag mogen kijken naar alle programma's die hun ouders mooi<br />

v<strong>in</strong>den, <strong>in</strong>clusief de videobanden uit de videotheek. Dit neemt niet weg dat <strong>het</strong><br />

aanbod aan kwalitatief goede Nederlandstalige k<strong>in</strong>derfilms en -series te<br />

ger<strong>in</strong>g is. Te overwegen is een deel van <strong>het</strong> Stimuler<strong>in</strong>gsfonds <strong>voor</strong> Neder-<br />

landse Culturele Programma's hier<strong>voor</strong> aan te wenden. Het probleem is de<br />

reguler<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> aanbod. In gez<strong>in</strong>nen waar<strong>in</strong> ouders zichzelf ook a1 niet<br />

kunnen reguleren, kijken k<strong>in</strong>deren veel te lang. Als leraren van de basisschool<br />

<strong>in</strong> enqu6tes klagen over toenemende ongeconcentreerdheid van de leerl<strong>in</strong>gen,<br />

is de oorzaak niet ver te zoeken. Dit verband is wetenschappelijk nooit aan-<br />

getoond en nooit aan te tonen, maar desondanks toch heel waarschijnlijk.<br />

Andere factoren, zoals de toegenomen auto-mobiliteit en de aantast<strong>in</strong>g van <strong>het</strong><br />

milieu, zijn m<strong>in</strong>der waarschijnlijke oorzaken. Het kijkonderzoek <strong>in</strong> de school-<br />

leeftijd zou over voldoende middelen moeten beschikken om de kijkgewoonten<br />

op trends te onderzoeken. Propaganda ter verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> aantal kijk-<br />

uren, ten gunste van <strong>het</strong> spelen, <strong>het</strong> lezen en <strong>het</strong> slapen, kan effectief zijn mits<br />

men over goede argumenten beschikt.<br />

De enigsz<strong>in</strong>s agressie-verhogende werk<strong>in</strong>g van sommige televisieprogram-<br />

ma's geeft geen zodanige problemen dat overheids<strong>in</strong>grijpen noodzakelijk is.<br />

K<strong>in</strong>deren kritischer consumenten maken van gespeeld en ge'idealiseerd televisie-<br />

geweld, zoals <strong>in</strong> een schooltelevisie-serie door Van der Voort en Vooys met<br />

succes gedaan is, verdient daarentegen veelvuldige herhal<strong>in</strong>g en actualise-<br />

r<strong>in</strong>g. Want er zijn iedere keer weer nieuwe populaire vechtersbazen, en de<br />

theorie van <strong>het</strong> cognitief sociaal leren verklaart waarom de agressieve hande-<br />

l<strong>in</strong>gen van deze 'models' telkens opnieuw als gedragsmogelijkheden <strong>in</strong> de<br />

geheugens van de jeugdige kijkers worden opgenomen.<br />

Gelukkig maakt dezelfde theorie aannemelijk. dat ook a1 <strong>het</strong> gepraat van de<br />

televisie, speciaal door de vele modellen, zijn sporen nalaat <strong>in</strong> de hoofden van<br />

de kijkers en luisteraars. Nederland is als kle<strong>in</strong> land gezegend met de onder-<br />

titel<strong>in</strong>g van buitenlandse televisieprogramma's. Dit biedt een onschatbare<br />

oefen<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> lezen en <strong>in</strong> <strong>het</strong> vertrouwd raken met vreemde talen. De televi-<br />

sie is zo <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leren van de beg<strong>in</strong>selen van <strong>het</strong> Engels door schoolk<strong>in</strong>deren<br />

van groot belang. Maar ook <strong>voor</strong> <strong>het</strong> beter leren van <strong>het</strong> Nederlands, <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

uitbreiden van de woordenschat en <strong>het</strong> verbeteren van de uitspraak moet <strong>het</strong><br />

veel kijken en luisteren naar de televisie van groot gewicht zijn, althans <strong>voor</strong><br />

een omvangrijke groep k<strong>in</strong>deren uit cognitief we<strong>in</strong>ig stimulerende milieus.


Alleen als <strong>het</strong> gez<strong>in</strong> zelf meer te bieden heeft, leidt veel televisie-kijken (door<br />

verdr<strong>in</strong>g<strong>in</strong>g van andere cognitief-stimulerende activiteiten) tot een ger<strong>in</strong>gere<br />

woordenschat. Ook leeftijd speelt hier een rol. Hoe ouder <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d, des te<br />

m<strong>in</strong>der uitdagend en leerzaam de televisie is.<br />

3.3.4 Conclusies<br />

- De overheid moet bevorderen dat de opvoed<strong>in</strong>gs<strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>g op <strong>het</strong> punt van de<br />

taalontwikkel<strong>in</strong>g en <strong>het</strong> lezen, aan ouders met ger<strong>in</strong>geschoolopleid<strong>in</strong>g, waar-<br />

onder velen uit de etnische m<strong>in</strong>derheden, ge<strong>in</strong>tensiveerd wordt.<br />

- Op de subsidies <strong>voor</strong> de bibliotheken moet door de lagere overheden niet verder<br />

bezu<strong>in</strong>igd worden. De rijksoverheid kan hierop aandr<strong>in</strong>gen en tenm<strong>in</strong>ste de<br />

reger<strong>in</strong>gspartijen vragen op gemeentelijk niveau de bibliotheken zoveel moge-<br />

lijk te ontzien.<br />

- In de basisschool zou een nieuwe functie gecreeerd moeten worden: die van<br />

hoofd van de onderbouw, <strong>voor</strong> de 4- tot 8-jarigen.<br />

- Het moet een zorg van de overheid zijn dat <strong>het</strong> aanbod van hoogwaardige<br />

k<strong>in</strong>der-tv-programma's op peil blijft. Een verdergaande commercialiser<strong>in</strong>g zou<br />

dit aanbod kunnen doen verschralen.<br />

3.4 Werkende en werkloze ouders<br />

3.4.1 Werkende moeders<br />

"1 Hoffman, 1989.<br />

Ruim veertig procent van alle Nederlandse vrouwen heeft een 'witte' betaalde<br />

baan; hoeveel vrouwen 'zwart' werken is onbekend. Bij de geboorte van <strong>het</strong><br />

eerste k<strong>in</strong>d geeft tweederde deel van de vrouwen haar baan op. Onze welvaart<br />

en ons stelsel van sociale <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen maken dit mogelijk. De bovengenoemde<br />

maatschappelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen maken evenwel dat <strong>het</strong> percentage<br />

vrouwen dat direct na <strong>het</strong> (verlengde) zwangerschapsverlof <strong>in</strong> <strong>het</strong> beroep<br />

terugkeert, zal gaan stijgen.<br />

Welke effecten zijn daarvan te verwachten op hun k<strong>in</strong>deren? Het meeste onderzoek<br />

hiernaar is gedaan <strong>in</strong> de Verenigde Staten, waar <strong>het</strong> percentage moeders<br />

met een baan buiten de deur a1 vele jaren aanzienlijk groter is dan <strong>in</strong> Nederland.<br />

Een recent overzicht van de onderzoeken en resultaten bij gez<strong>in</strong>nen met<br />

twee ouders gaf Lois Hoffman 13. De <strong>voor</strong>naamste conclusie is dat er <strong>voor</strong> dit<br />

soort gez<strong>in</strong>nen onder normale omstandigheden geen reden is tot bezorgdheid,<br />

ook niet als moeder naar haar werk terugkeert kort na de geboorte van <strong>het</strong><br />

k<strong>in</strong>d.<br />

Er wordt <strong>in</strong> veel van de onderzoeken een 'morale boost' geconstateerd bij<br />

- -<br />

moeders die een baan hebben. een verhoogd gevoel van satisfactie en zelfwaar-<br />

der<strong>in</strong>g. Dit enerzijds tegen de achtergrond van de verander<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> alge-<br />

meen verwacht<strong>in</strong>gspatroon ten aanzien van de positie van de vrouw, anderzijds<br />

tegen de achtergrond van de kosten van levensonderhoud en van de extra's die<br />

<strong>het</strong> leven plezierig maken. Het verhoogde gevoel van satisfactie treedt ook op<br />

bij vrouwen die <strong>in</strong> blue collar-posities werken. Uiteraard bleek uit sommige<br />

onderzoeken dat deze toename van tevredenheid niet ovtreedt als moeder<br />

liever niet zou werken, als <strong>het</strong> afstompend of zwaar en vies werk betrof, of als<br />

er geen stabiele regel<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> de k<strong>in</strong>deropvang gevonden kon worden. Daar-<br />

tegenover blijkt dat moeders die zouden willen werken maar thuis blijven,<br />

gemiddeld hoger scoren op depressie-vragenlijsten dan we1 buitenshuis<br />

werkende moeders en ook meer psychosomatische klachten uiten.<br />

Veel hangt ook af van de opstell<strong>in</strong>g van de echtgenoot of partner. Als die thuis<br />

niet meehelpt gaat <strong>het</strong> fout. Als die echtgenoot of partner er helemaal niet is,<br />

<strong>het</strong> k<strong>in</strong>d gehandicapt of chronisch ziek is, of als er drie of meer jonge k<strong>in</strong>deren<br />

zijn, leidt <strong>het</strong> buitenshuis werken van de moeder tot stress <strong>in</strong> plaats van tot<br />

verhoogde satisfactie. Dat bij gunstige gez<strong>in</strong>somstandigheden de k<strong>in</strong>deren<br />

98 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


3.4.2<br />

Figuur 3.1<br />

7<br />

niet lijden onder <strong>het</strong> buitenshuis werken, spreekt we1 vanzelf. Noch <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

onderzoek naar hecht<strong>in</strong>gsrelaties noch <strong>in</strong> dat naar schoolresultaten zijn nega-<br />

tieve effecten aangetoond. Buitenshuis werkende moeders zijn gemiddeld iets<br />

actiever en <strong>in</strong>teractiever (ook verbaal) met hun k<strong>in</strong>d of k<strong>in</strong>deren, <strong>in</strong> de uren dat<br />

zij samen zijn. We1 zijn er verschillende onderzoeken waar<strong>in</strong>, b<strong>in</strong>nen de groep<br />

buitenshuis werkende ouders, een verband gevonden wordt tussen <strong>het</strong> aantal<br />

uren buitenshuis werken en de gedragsbeoordel<strong>in</strong>gen van hun k<strong>in</strong>deren door<br />

de ouders zelf en door leerkrachten. Hoe meer uren moeder buitenshuis werkt,<br />

hoe m<strong>in</strong>der positief de beoordel<strong>in</strong>gen gemiddeld worden. Dit geldt ook <strong>voor</strong> de<br />

hecht<strong>in</strong>gsonderzoeken die door Clarke-Stewart op een rij gezet werden 14. Van<br />

de moeders met een volledige baan bleek 36% van de baby's onveilig gehecht,<br />

tegen 29% van de baby's van moeders die niet of <strong>in</strong> deeltijd werken. Over de oor-<br />

zaak van dit verschil schrijft zij:<br />

'The reason their <strong>in</strong>fants might be <strong>in</strong>securely attached, is not that 40 hours of day<br />

care is hard on <strong>in</strong>fants but that 40 hours of work is hard on mothers '5.'<br />

Het geheel aan Amerikaanse resultaten overziende lijkt <strong>het</strong> mij <strong>voor</strong> de over-<br />

heid verantwoord om <strong>in</strong> Nederland te streven naar een ruim aanbod van deel-<br />

tijdbanen <strong>voor</strong> moeders, 66k van jonge k<strong>in</strong>deren, gekoppeld aan voldoende<br />

plaatsen <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deropvang <strong>in</strong> de nabijheid van <strong>het</strong> woonhuis of <strong>het</strong> werk.<br />

Werkloosheid van de vader<br />

De onvrijwillige en langdurige werkloosheid van de vader is net als die van de<br />

moeder een bron van stress. Vonnie McLoyd stelde een diagram op van met de<br />

werkloosheid verbonden factoren die via via een negatieve uitwerk<strong>in</strong>g op de<br />

k<strong>in</strong>deren kunnen hebben (zie figuur 3.1).<br />

Invloed van werkloosheid van de vader op k<strong>in</strong>deren<br />

Approisol<br />

PersonoliJy<br />

4<br />

Poternol - ,<br />

Oeteriorotion Child<br />

LOSS Puni tiveness Of Father-Child *Socioemotionol Problems<br />

*LOW Nurturonce<br />

t<br />

Moternol Behavior .<br />

Reiotionship<br />

*Somatic Symptoms<br />

*Reduced Aspirations<br />

and Expectations<br />

Child Chorocteristics Other<br />

Time Spent With Child Life Events<br />

t<br />

"1 Clarke-Stewart, 1989.<br />

"1 Clarke-Stewart, blz. 270<br />

Bron: McLoyd, 1989.<br />

In de Verenigde Staten lijken de huidige gegevens goed aan te sluiten op die uit<br />

de tijd van de grote depressie <strong>in</strong> de jaren dertig. De negatieve effecten op de<br />

k<strong>in</strong>deren worden veroorzaakt, doordat <strong>het</strong> gedrag en de stemm<strong>in</strong>g van vader<br />

verslechteren. K<strong>in</strong>deren van zulke vaders vertonen gemiddeld meer sociaal-<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


emotionele problemen, een verm<strong>in</strong>derd aspiratieniveau en m<strong>in</strong>der positieve<br />

toekomstverwacht<strong>in</strong>gen.<br />

Bij de negatieve effecten uit de Verenigde Staten moet men we1 bedenken, dat<br />

de werkloosheidsuitker<strong>in</strong>gen daar over <strong>het</strong> algemeen lager zijn dan hier. Want<br />

de stress en de irritatie worden natuurlijk <strong>voor</strong> een deel veroorzaakt door een<br />

te laag gez<strong>in</strong>s<strong>in</strong>komen. Dit wordt maar gedeeltelijk gecompenseerd door <strong>het</strong><br />

grote percentage werkende moeders <strong>in</strong> Amerikaanse gez<strong>in</strong>nen met een werk-<br />

loze vader (<strong>in</strong> 1981 reeds 55 %). Voor Nederland constateerde Baarda, onder<br />

vijfde- en zesde-klassers met langdurig werkloze vaders, een achteruitgang <strong>in</strong><br />

die vakken die veel concentratie vergen: taal en rekenen 16. Ook de werk-<br />

houd<strong>in</strong>g werd lager beoordeeld, en dit meer bij meisjes dan bij jongens. Dit<br />

sekse-effect komt overeen met Amerikaanse gegevens over een verlag<strong>in</strong>g van<br />

aspiraties en venvacht<strong>in</strong>gen en succes <strong>in</strong> <strong>het</strong> v<strong>in</strong>den van werk, speciaal bij<br />

dochters. Dit waarschijnlijk mede, doordat de ouders geneigd zijn <strong>in</strong> beroerde<br />

economische omstandigheden lagere verwacht<strong>in</strong>gen te koesteren van dochters.<br />

Een van de bekendste Amerikaanse onderzoekers op dit gebied, die ook de<br />

onderzoeksliteratuur uit de tijd van de grote depressie samenvatte, vond een<br />

verband tussen vaders verslechterde stemm<strong>in</strong>g en <strong>het</strong> temperament van zijn<br />

k<strong>in</strong>d of k<strong>in</strong>deren 17. K<strong>in</strong>deren die als baby's van 18 maanden a1 een 'moeilijk'<br />

temperament hadden, werden drie jaar later zwaarder gestraft of ernstiger<br />

verwaarloosd door vaders die <strong>in</strong> f<strong>in</strong>anciele zorgen zaten, dan k<strong>in</strong>deren met een<br />

makkelijk temperament, ook wanneer gecontroleerd werd <strong>voor</strong> vaders <strong>in</strong>itiele<br />

prikkelbaarheid toen <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d 18 maanden oud was. Aan de negatieve effecten<br />

<strong>voor</strong> de k<strong>in</strong>deren kan een extra argument ontleend worden ter bestrijd<strong>in</strong>g van<br />

de onvrijwillige en langdurige werkloosheid van de vaders.<br />

Er zijn volgens mij drie redenen waarom de overheid <strong>het</strong> aanbod van werk aan<br />

onvrijwillig werkloze vaders prioriteit moet geven, boven dat aan onvrijwillig<br />

werkloze moeders..De eerste reden is dat <strong>het</strong> <strong>in</strong> onze cultuur nog altijd erger is<br />

<strong>voor</strong> <strong>het</strong> zelfbeeld van een jonge man om werkloos te zijn dan <strong>voor</strong> een jonge<br />

vrouw. De tweede reden is dat ook de k<strong>in</strong>deren meer moeite hebben met de aan-<br />

vaard<strong>in</strong>g van de werkloosheid van hun vader dan die van hun moeder, en dat<br />

op hun schoolprestaties, gedragsmoeilijkheden en toekomstaspiraties nega-<br />

tieve effecten zijn aangetoond van vaders werkloosheid, <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot die<br />

van moeders werkloosheid. De derde reden is dat gefrustreerde en geergerde<br />

vaders gemiddeld eerder tot k<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g komen dan gefrustreerde en<br />

depressieve moeders. Dit sekseverschil berust waarschijnlijk op een biologi-<br />

sche en evolutionaire onderbouw en een culturele bovenbouw.<br />

3.4.3 Goede k<strong>in</strong>deropvang<br />

16] Baarda. 1988.<br />

"1 Elder e.a., 1985.<br />

'1 Clarke-Stewart. 1989.<br />

19] Goossens & Tavecchio. 1988.<br />

Goede vormen van k<strong>in</strong>deropvang hebben <strong>in</strong> de meeste onderzoeken geen aan-<br />

toonbaar negatieve gevolgen. Wellicht met uitzonder<strong>in</strong>g van baby's van<br />

moeders met banen van 40 uur of meer blijkt de proportie k<strong>in</strong>deren met onvei-<br />

lige hecht<strong>in</strong>gsrelaties bij cr8che-k<strong>in</strong>deren gemiddeld niet hoger dan bij thuis-<br />

k<strong>in</strong>deren la. Dit volgt ook uit Nederlands onderzoek 19. Verder wordt nogal eens<br />

gevonden dat k<strong>in</strong>deren die vanafjonge leeftijd naar een dagverblijf gaan, thuis<br />

wat ongehoorzamer worden en tegenover leeftijdsgenootjes wat agressiever 20.<br />

De cognitieve sociale leertheorie kan verklaren hoe ze <strong>het</strong> assertieve en compe-<br />

titie-gedrag van andere, ook oudere k<strong>in</strong>deren, <strong>in</strong> hun repertoire opnemen.<br />

In <strong>het</strong> contact van alledag, waar<strong>in</strong> ze met elkaar moeten wedijveren om de aan-<br />

dacht van de leidster en <strong>het</strong> aantrekkelijkste speelgoed, leren de meesten we1<br />

van zich af te bijten.<br />

lo] Er zijn evenwel ook onderzoeken waar<strong>in</strong> dit effect niet optrad.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HET REGERINGSBELEID


Voorzover bij creche-k<strong>in</strong>deren snellere groei <strong>in</strong> taalontwikkel<strong>in</strong>g en cognitieve<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g geconstateerd werd, bleek die verkregen <strong>voor</strong>sprong niet blij-<br />

vend 21 zien, kan eno. Een goede crhche, een goede peuterspeelzaal, een goed<br />

gastgez<strong>in</strong> enzo<strong>voor</strong>t hebben op zichzelf geen blijvend negatieve effecten. We1<br />

doen de k<strong>in</strong>deren wat meer <strong>in</strong>fectieziekten op. Wat een goede creche enzo<strong>voor</strong>t<br />

<strong>in</strong>houdt, weten we wel. De <strong>in</strong>middels opgeheven Werkgemeenschap K<strong>in</strong>der-<br />

centra Nederland had daar<strong>voor</strong> reeds adequate richtlijnen, en er zijn op allerlei<br />

plaatsen <strong>in</strong> Nederland goede <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen te v<strong>in</strong>den. In de publikaties over de<br />

Proefkreche, een door <strong>het</strong> M<strong>in</strong>isterie van CRM gesubsidieerd en door mij geleid<br />

project uit de eerste helft van de jaren zeventig, is een goed k<strong>in</strong>derdagverblijf<br />

beschreven. De gunstige leidster-k<strong>in</strong>d-ratio's <strong>in</strong> dat project behoren tot de<br />

essentiele kenmerken van een kwalitatief goede opzet 22. Ook de professionele<br />

begeleid<strong>in</strong>g die de leidsters <strong>in</strong> dat project kregen, evenals de beschikbaarheid<br />

van sociaal werkers <strong>voor</strong> problemen van de ouders, horen naar mijn men<strong>in</strong>g tot<br />

de noodzakelijke <strong>voor</strong>waarden. Goede dagopvang van jonge k<strong>in</strong>deren kan dus<br />

niet goedkoop zijn.<br />

Met oog op de hierboven besproken problemen van de etnische m<strong>in</strong>derheden <strong>in</strong><br />

ons land, en <strong>in</strong> aansluit<strong>in</strong>g bij <strong>het</strong> WRR-rapport over de etnische m<strong>in</strong>derheden,<br />

is <strong>het</strong> sterk aan te bevelen om adolescente meisjes en jonge moeders uit die<br />

groepen te <strong>in</strong>teresseren <strong>voor</strong> een deeltijdbaan als leidster <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>deropvang.<br />

In hun opleid<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>-service-tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g kan veel nadruk komen op taal- en<br />

communicatieve ontwikkel<strong>in</strong>g. Het probleem met leidsters <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>deropvang<br />

is hun gemiddeld kort durend dienstverband. Daarom zijn er <strong>voor</strong> de k<strong>in</strong>deren<br />

ook vaak teveel leidster-wissel<strong>in</strong>gen. Deze snelle turn-over kan tegengegaan<br />

worden door <strong>het</strong> beroep een beter aanzien te bezorgen, onder andere door de<br />

salarissen en de arbeidsomstandigheden te verbeteren.<br />

Ook gastgez<strong>in</strong>nen en bedrijfscreches kunnen een acceptabele vorm van k<strong>in</strong>der-<br />

opvang bieden, maar de bovengenoemde kwaliteitscriteria worden <strong>in</strong> die situa-<br />

ties niet altijd gehaald.<br />

Conclusies<br />

De overheid moet bevorderen dat <strong>het</strong> aanbod van werk aan onvrijwillig werk-<br />

loze vaders de hoogste prioriteit krijgt.<br />

Aansluitend bij <strong>het</strong> WRR-rapport over de etnische m<strong>in</strong>derheden moet gestimu-<br />

leerd worden dat adolescente meisjes uit deze groepen opgeleid worden tot een<br />

deeltijdbaan <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>deropvang.<br />

Wanneer <strong>het</strong> mis gaat<br />

In <strong>het</strong> k<strong>in</strong>derleven kan <strong>het</strong> op tal van wijzen mislopen. Elk van die onbedoelde<br />

en ongewenste soorten afwijk<strong>in</strong>gen van <strong>het</strong> normale en ideale verdient ruime<br />

aandacht. Ik zal mij hier beperken tot slechts drie soorten:<br />

<strong>het</strong> scheiden van de ouders;<br />

k<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g;<br />

aanhoudende gedragsproblemen.<br />

Het scheiden van de ouders<br />

Ofschoon <strong>het</strong> percentage echtscheid<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> Nederland s<strong>in</strong>ds 1984 iets gedaald<br />

is blijft <strong>het</strong> aantal gez<strong>in</strong>nen waar<strong>in</strong> gescheiden wordt zeer groot. In 1987 bleek<br />

van de 10-14 jarigen 16 procent <strong>in</strong> eenoudergez<strong>in</strong>nen te wonen en van de 15-19<br />

jarigen 24 procent 23. Op 1 januari 1987 waren er <strong>in</strong> ons land 294.000 'echtschei-<br />

d<strong>in</strong>gsk<strong>in</strong>deren' 24. Aangezien <strong>in</strong> de Verenigde Staten - <strong>het</strong> land waar nog altijd<br />

"1 Kohnstamm. 1976.<br />

"1 1 :4 <strong>voor</strong> baby's tot 2 jaar en 1 :7 <strong>voor</strong> peuters van 2 en 3 iaar<br />

"1 Informatie verkregen van <strong>het</strong> NIDI. 1990.<br />

"1 Alkemade. 1990.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


de meeste onderzoeksgegevens vandaan komen- 75 a 80 procent van de<br />

gescheiden ouders, na een tussenperiode van gemiddeld 5 jaar, opnieuw <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

huwelijk treedt, zijn de lange-termijn-effecten van echtscheid<strong>in</strong>gen op k<strong>in</strong>de-<br />

ren niet meer 10s te maken van de effecten van <strong>het</strong> tweede of derde huwelijk.<br />

Dit is ook de reden waarom een toonaangevend onderzoeker als Hether<strong>in</strong>gton,<br />

op wier recente overzichtsstudies ik mij hier <strong>voor</strong>namelijk baseer, <strong>het</strong> onder-<br />

zoek niet meer rubriceert onder Divorce, maar onder Marital Pansitions 25.<br />

De hoeveelheid Nederlands onderzoek is te ger<strong>in</strong>g om te kunnen stellen dat de<br />

<strong>in</strong> de VS gevonden effecten hier we1 of niet bevestigd worden. Er is we1 enig<br />

onderzoek gedaan naar <strong>het</strong> functioneren van stiefgez<strong>in</strong>nen en ouders die na<br />

echtscheid<strong>in</strong>g een co-ouderschapsregel<strong>in</strong>g hebben getroffen. In deze onder-<br />

zoeken is echter nog te we<strong>in</strong>ig op systematische wijze aandacht geschonken<br />

aan de gevolgen van <strong>het</strong> meemaken van de echtscheid<strong>in</strong>g op <strong>het</strong> functioneren<br />

van de k<strong>in</strong>deren.<br />

Leeftijd van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d<br />

Uit <strong>het</strong> tienjarig follow-up-onderzoek van Wallerste<strong>in</strong> en haar medewerkers en<br />

uit andere onderzoeken concludeert Hether<strong>in</strong>gton, dat jongeren <strong>in</strong> de vroege<br />

adolescentie <strong>het</strong> meest onder de echtscheid<strong>in</strong>g en <strong>het</strong> eventuele hertrouwen lij-<br />

den 26. Derhalve, meer dan heel jonge k<strong>in</strong>deren (die zichvan de conflicten <strong>voor</strong>-<br />

afgaand aan de scheid<strong>in</strong>g niet bewust zijn) en meer dan k<strong>in</strong>deren uit de school-<br />

leeftijd, waarom <strong>het</strong> ons hier te doen is. Wanneer geen andere 'stressoren' op-<br />

treden, zoals armoede, ziekte of depressiviteit van de moeder, een <strong>voor</strong> <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d<br />

onaardige stiefvader, enzo<strong>voor</strong>t, kan <strong>het</strong> jonge k<strong>in</strong>d zich over <strong>het</strong> algemeen<br />

goed aanpassen aan de nieuwe situatie, althans beter dan de gemiddelde<br />

adolescent. Ouders die een echtscheid<strong>in</strong>g ovenvegen omdat de conflicten<br />

blijven <strong>voor</strong>tduren of zelfs verergeren, hoeven deze scheid<strong>in</strong>g dus niet uit te<br />

stellen met oog op de nog te jonge leeftijd van de k<strong>in</strong>deren. Ouders hebben de<br />

belangrijke taak met hun k<strong>in</strong>deren te praten over de verander<strong>in</strong>gen die plaats-<br />

v<strong>in</strong>den na de echtscheid<strong>in</strong>g en hen <strong>voor</strong> te bereiden op een manier die is af-<br />

gestemd op <strong>het</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsniveau van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d. Veel ouders blijken <strong>in</strong> de<br />

praktijk moeite te hebben om deze taak naar tevredenheid te vervullen en hun<br />

k<strong>in</strong>deren te steunen.<br />

Dat jongens <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen meer moeite hebben dan meisjes met <strong>het</strong> aanpas-<br />

s<strong>in</strong>gsproces na de echtscheid<strong>in</strong>g, is een gegeven dat vaker we1 dan niet gevon-<br />

den wordt. Dit kan <strong>voor</strong> een groot deel liggen aan <strong>het</strong> feit dat <strong>in</strong> <strong>het</strong> overgrote<br />

deel van de echtscheid<strong>in</strong>gen de jongen bij zijn moeder blijft. In de gevallen<br />

waar<strong>in</strong> jongens bij hun vader blijven, lijken de negatieve gevolgen op de lange<br />

termijn, <strong>voor</strong>zover tot uit<strong>in</strong>g komend <strong>in</strong> storend en agressief gedrag, <strong>in</strong><br />

spijbelen, drop-out en onvoldoendes, ger<strong>in</strong>ger te zijn.<br />

Over <strong>het</strong> algemeen lijkt <strong>het</strong> door moeder bestuurde eenoudergez<strong>in</strong> bij meisjes<br />

wat m<strong>in</strong>der problemen te geven, wellicht doordat meisjes <strong>in</strong> doorsnee <strong>voor</strong><br />

moeders makkelijker te hanteren zijn, en ook doordat er tussen hen een m<strong>in</strong>der<br />

problematisch bondgenootschap kan ontstaan. Hether<strong>in</strong>gton vond dat ouders<br />

met zonen <strong>in</strong> de jaren v66r de echtscheid<strong>in</strong>g meer en langer ruzie maken <strong>in</strong><br />

aanwezigheid van die jongen(s) dan ouders met dochters. Het bondgenootschap<br />

tussen moeder en dochter, dat <strong>in</strong> de lagere schoolleeftijd en <strong>in</strong> de vroege adoles-<br />

centie <strong>voor</strong> <strong>het</strong> meisje een beschermende werk<strong>in</strong>g heeft, kan echter <strong>in</strong> de late<br />

adolescentie en jong volwassenheid moeilijkheden veroorzaken <strong>in</strong> de wijze<br />

waarop de dochter zich 10s kan maken van de moeder en een eigen leven op kan<br />

bouwen.<br />

''1 Hether<strong>in</strong>gton. 1989; Hether<strong>in</strong>gton e.a.. 1989.<br />

16] Nederlandse uitgave. 1989.<br />

102 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERlNGSBELElD


27] Hether<strong>in</strong>gton. 1989.<br />

Tbmperamentsuerschillen<br />

In enkele onderzoeken werd gevonden dat k<strong>in</strong>deren met een zogenoemd<br />

'moeilijk' temperament - bedoeld is: moeilijk <strong>voor</strong> de ouders - negatiever<br />

reageren op een echtscheid<strong>in</strong>g dan k<strong>in</strong>deren met een 'makkelijk' tempera-<br />

ment ? Het lijkt er daarbij op dat de problemen met <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d (de k<strong>in</strong>deren) de<br />

conflicten tussen de ouders versterken. Voorzover k<strong>in</strong>deren, speciaal jongens,<br />

langer negatief reageren op de echtscheid<strong>in</strong>g uit zich dit <strong>in</strong> <strong>het</strong> soort 'externali-<br />

serende' gedrag waaraan de volgende paragraaf gewijd is.<br />

Nu de echtscheid<strong>in</strong>g<br />

Tot de gunstige omstandigheden die een goede aanpass<strong>in</strong>g aan de nieuwe situa-<br />

tie van <strong>het</strong> eenoudergez<strong>in</strong> bevorderen - dat kan we1 2 a 3 jaar duren - hoort ook<br />

de verstandhoud<strong>in</strong>g tussen de beide ouders en de uitwerk<strong>in</strong>g van de overeen-<br />

gekomen bezoekregel<strong>in</strong>g. In de Verenigde Staten is <strong>het</strong> wettelijk co-ouder-<br />

schap (jo<strong>in</strong>t custody) nu <strong>in</strong> 30 Staten aanvaard. Na een aanvankelijk enthou-<br />

siasme, gebaseerd op de ervar<strong>in</strong>gen van meestal hoog opgeleide progressieve<br />

ouders die geen grote conflicten kenden <strong>voor</strong>afgaand aan de scheid<strong>in</strong>g, is men<br />

nu wat sceptischer geworden 28. Gebleken is dat <strong>in</strong> gevallen waar de echtschei-<br />

d<strong>in</strong>g we1 met langdurige en pijnlijke conflicten gepaard gaat, de jo<strong>in</strong>t custody-<br />

regel<strong>in</strong>g <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tbestaan van die conflicten juist <strong>in</strong> de hand werkt, met alle<br />

nare gevolgen vandien <strong>voor</strong> zowel de ouders als de k<strong>in</strong>deren. Het ware te<br />

wensen dat ook <strong>in</strong> Nederland wordt onderzocht of de co-ouderschap-regel<strong>in</strong>g<br />

we1 de panacee is waar<strong>voor</strong> <strong>het</strong> door sommige <strong>voor</strong>standers gehouden wordt.<br />

Dat de meeste moeders (en vaders), bij voldoende f<strong>in</strong>anciele middelen en bij<br />

voldoende sociale ondersteun<strong>in</strong>g, heel goed <strong>in</strong> staat zijn met hun eenoudergez<strong>in</strong><br />

hun k<strong>in</strong>d of k<strong>in</strong>deren de veilige basis te bieden van waaruit zij zich verder<br />

kunnen ontwikkelen, lijkt door recent Nederlands onderzoek bevestigd te<br />

worden. Toch blijken de k<strong>in</strong>deren uit eenoudergez<strong>in</strong>nen, waar<strong>in</strong> dus meestal<br />

geen vader is, <strong>het</strong> <strong>in</strong> de adolescentie m<strong>in</strong>der ver te schoppen <strong>in</strong> ons categoriale<br />

schoolsysteem. Zoals de NIMAWO-onderzoeker Van Gelder <strong>het</strong> stelde:<br />

'Het blijkt zo te zijn dat k<strong>in</strong>deren die bij hun gescheiden moeder wonen gemiddeld<br />

een veel lager e<strong>in</strong>dniveau behalen dan k<strong>in</strong>deren die bij beide ouders<br />

wonen, ook a1 zijn prestaties, <strong>in</strong>telligentie, sociaal-economische achtergrond<br />

enzo<strong>voor</strong>t gelijk 29'. Door de Gron<strong>in</strong>gse onderwijssociologen die dit onderzoek<br />

deden, worden de oorzaken <strong>voor</strong> <strong>het</strong> lagere uite<strong>in</strong>delijke opleid<strong>in</strong>gsniveau <strong>in</strong> de<br />

eerste plaats gezocht <strong>in</strong> de ger<strong>in</strong>gere f<strong>in</strong>anciele mogelijkheden van <strong>het</strong> eenoudergez<strong>in</strong>,<br />

evenals <strong>in</strong> een negatieve attitude van de sociale omgev<strong>in</strong>g, onder<br />

andere tot uit<strong>in</strong>g komend <strong>in</strong> m<strong>in</strong>der hooggespannen verwacht<strong>in</strong>gen van <strong>het</strong><br />

schoolhoofd bij <strong>het</strong> uitvoeren van zijn schoolkeuze-advies <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet<br />

onderwijs 30. Ontwikkel<strong>in</strong>g~p~ychologen zouden waarschijnlijk geneigd zijn<br />

meer gewicht te hechten aan <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> gezag van de vader, en diens<br />

<strong>in</strong>vloed op <strong>het</strong> aspiratieniveau van de k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> deze gez<strong>in</strong>nen, m<strong>in</strong>der sterk<br />

werkt. Deze mogelijk negatieve gevolgen van echtscheid<strong>in</strong>gen op de onderwijsloopbaan<br />

van de bij die scheid<strong>in</strong>gen betrokken k<strong>in</strong>deren, dienen nader te<br />

worden onderzocht.<br />

In een recente replicatiestudie naar <strong>het</strong> effect van <strong>het</strong> leven <strong>in</strong> een eenoudergez<strong>in</strong><br />

op de schoolloopbaan van k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs komt<br />

Dronkers (net als Bosman en Louwes) tot de conclusie dat k<strong>in</strong>deren uit tweeoudergez<strong>in</strong>nen<br />

een gunstiger schoolloopbaan hebben dan die uit moedergez<strong>in</strong>nen,<br />

maar dat de verschillen niet erg groot zijn. Het ongunstige effect<br />

<strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren uit eenoudergez<strong>in</strong>nen ontstaat volgens Dronkers niet door <strong>het</strong><br />

28] Zie APA-monitor november. 1988<br />

19] Van Gelder, 1984. blz. 35.<br />

'1 Bosman & Louwes. 1989.<br />

103 JEUGD IN ONTWIKKELING


"1 Hetzer, 1936.<br />

eenoudergez<strong>in</strong> op zich, maar door <strong>het</strong> niet leven <strong>in</strong> <strong>het</strong> gez<strong>in</strong> van de eigen vader<br />

en moeder. K<strong>in</strong>deren uit eenoudergez<strong>in</strong>nen krijgen vanuit de lagere school een<br />

significant lager schooladvies dan k<strong>in</strong>deren afkomstig uit tweeoudergez<strong>in</strong>nen.<br />

Een deel van de ondenvijsachterstand van k<strong>in</strong>deren uit moedergez<strong>in</strong>nen komt<br />

<strong>voor</strong>t uit een negatief beeld van moedergez<strong>in</strong>nen <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g, zoals dat<br />

<strong>in</strong> dit geval tot uitdrukk<strong>in</strong>g komt <strong>in</strong> <strong>het</strong> oordeel van de,onderwijzer over de<br />

toekomstmogelijkheden van k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> moedergez<strong>in</strong>nen.<br />

Het belangrijkste kenmerk <strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>spell<strong>in</strong>g van schoolsucces <strong>in</strong> zowel een-<br />

ouder- als tweeoudergez<strong>in</strong>nen is <strong>het</strong> opleid<strong>in</strong>gsniveau van de moeder of vader.<br />

3.5.2 K<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g<br />

In 1988 kwamen bij de Nederlandse vertrouwensartsen 7500 meld<strong>in</strong>gen<br />

b<strong>in</strong>nen van allerlei vormen van k<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g. De explosief toegenomen<br />

publiciteit rond <strong>in</strong>cest, <strong>voor</strong>heen 'ons laatste taboe', evenals de grote hoeveel-<br />

heid wetenschappelijke publikaties, hebben de aandacht wat afgeleid van de<br />

fysieke k<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> bredere z<strong>in</strong>, waarvan <strong>het</strong> seksuele misbruik<br />

een onderdeel vormt. Het onderzoek naar de effecten van k<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g<br />

is meer dan een halve eeuw oud. In <strong>het</strong> <strong>voor</strong>oorlogse Duitsland onderzocht<br />

Hildegard Hetzer, op verzoek van de justitiele autoriteiten, de gedrags-<br />

kenmerken van door hun ouders mishandelde k<strong>in</strong>deren 31. Zij nam bij die<br />

k<strong>in</strong>deren extreme schuldgevoelens waar, een bijna dwangrnatige neig<strong>in</strong>g tot<br />

zelfbeschuldig<strong>in</strong>gen, een sterke versomber<strong>in</strong>g van hun levensgevoel en een<br />

dito verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g van de zelfwaarder<strong>in</strong>g; k<strong>in</strong>deren waren wantrouwend, op<br />

hun hoede en toonden een door angst <strong>in</strong>gegeven, bijna berekenend aandoende<br />

<strong>voor</strong>komendheid en aanpass<strong>in</strong>gsgerichtheid. Ook constateerde Hetzer bij deze<br />

k<strong>in</strong>deren veel onrustig gedrag, prikkelbaarheid, 'overgevoeligheid, geremd-<br />

heid en apathie; <strong>het</strong> laatste <strong>in</strong> een vorm die zij als pseudo-zwakz<strong>in</strong>nig aanduidde.<br />

Hetzers observaties komen verbazend sterk overeen met die van moderne<br />

Engelse en Amerikaanse auteurs. Alleen de verhoogde agressiviteit van fysiek<br />

mishandelde k<strong>in</strong>deren, die door zoveel hedendaagse auteurs genoemd wordt,<br />

komt men <strong>in</strong> Hetzers studie nog niet tegen.<br />

De vaak gestelde vraag naar <strong>het</strong> mogelijke van generatie op generatie over-<br />

gedragen worden van k<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g houdt verband met deze waargeno-<br />

men verhoogde agressiviteit. Van de factoren die k<strong>in</strong>deren helpen over de<br />

psychische gevolgen van mishandel<strong>in</strong>g heen te groeien, worden meestal<br />

genoemd 32: een hoge <strong>in</strong>telligentie en <strong>het</strong> v<strong>in</strong>den van een liefhebbende volwas-<br />

sene buiten <strong>het</strong> gez<strong>in</strong> die <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d met geduld helpt <strong>het</strong> wantrouwen te verm<strong>in</strong>-<br />

deren. Het eerste is door overheid en particulier <strong>in</strong>itiatief niet te bei'nvloeden,<br />

<strong>het</strong> tweede wel.<br />

Het epidemiol~~isch onderzoek wordt geteisterd door def<strong>in</strong>itie-problemen.<br />

Emery komt recent tot de conclusie dat <strong>het</strong> onwaarschijnlijk is dat ooit<br />

consensus bereikt zal worden over wat we1 en wat niet tot misbruik en geweld<br />

gerekend moet worden 33:<br />

'In fact, I suggest that call<strong>in</strong>g an act 'abusive' or 'violent', is not an objective<br />

decision but a social judgment, a judgment that is outside of the realm of<br />

responsibility of social scientists 34.'<br />

Het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat prevalentiecijfers ooit van jaar tot jaar,<br />

van onderzoek tot onderzoek, of van land tot land vergelijkbaar zullen worden.<br />

Ter illustratie een def<strong>in</strong>itie die ik onlangs aantrof <strong>in</strong> een recente RIAGG-nota:<br />

Lynch en Roberts. 1982; Herrenkohl e.a.. 1983.<br />

I'] Emery, 1989.<br />

14] Emery, blz. 322.<br />

104 WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HETREGERINGSBELEID


"1 Kaufman en Zigler, 1987.<br />

'Voor wat betreft de vraag wann66r er sprake is van seksueel mishandelen van<br />

een jongere, menen wij dat dit <strong>het</strong> geval is als een of meer (!!) van de volgende<br />

items aanwezig is, te weten:<br />

- een jongere is onrijp <strong>voor</strong> de betreffende seksuele situatie;<br />

- er wordt dwang (op wat <strong>voor</strong> manier ook) toegepast;<br />

- de situatie wordt als negatief ervaren;<br />

- er is sprake van een afhankelijkheidsrelatie en <strong>het</strong> ontbreken van respect <strong>voor</strong><br />

de <strong>in</strong>tegriteit van de jongere.'<br />

Zb gesteld, valt onder seksuele k<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g bij<strong>voor</strong>beeld ook de<br />

Freudse oer-schne, waarbij <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d zonder dat de ouders dat willen getuige is<br />

van de geslachtsdaad door de ouders. Dit bedoelen de RIAGG-auteurs natuur-<br />

lijk niet. Door <strong>het</strong> tweede kenmerk, de dwang, niet als een conditio s<strong>in</strong>e qua<br />

non te nemen, komt men <strong>in</strong> <strong>het</strong> drijfzand terecht.<br />

Hoe pr<strong>in</strong>cipieel onoplosbaar de def<strong>in</strong>itie-kwestie wellicht ook moge zijn, toch<br />

zou <strong>het</strong> goed zijn als de WRR zou proberen een aantal m<strong>in</strong>imale criteria op te<br />

stellen, waaraan voldaan moet zijn wil de Nederlandse overheid van k<strong>in</strong>der-<br />

mishandel<strong>in</strong>g respectievelijk seksuele mishandel<strong>in</strong>g spreken. Het lijden van<br />

en de gevolgen <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren die echt mishandeld worden is zo ernstig, dat de<br />

<strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen om hen te helpen niet mogen gaan lijden onder de thans <strong>in</strong> de<br />

publieke op<strong>in</strong>ie optredende relativer<strong>in</strong>g en gewenn<strong>in</strong>g. Die relativer<strong>in</strong>g en<br />

gewenn<strong>in</strong>g worden veroorzaakt doorpublikaties, <strong>voor</strong>drachten en <strong>in</strong>terviews<br />

waar<strong>in</strong> bevlogen bestrijders <strong>het</strong> aantal slachtoffers vertienvoudigen door de<br />

def<strong>in</strong>ities ruimer te stellen. Oude Pekela, Sneek en Bolderkar hebben, behalve<br />

<strong>voor</strong> de direct betrokkenen, ook een zeer schadelijke uitwerk<strong>in</strong>g op de publieke<br />

op<strong>in</strong>ie over de mate waar<strong>in</strong> meld<strong>in</strong>gen van seksuele k<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g<br />

serieus genomen moeten worden. In bovengenoemde RIAGG-beleidsnota las ik<br />

ook geen enkele waarschuwende opmerk<strong>in</strong>g aan <strong>het</strong> adres van de hulpverle-<br />

ners, om niet overijverig te worden <strong>in</strong> <strong>het</strong> opsporen van seksuele mishandel<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>. Eerder spreekt uit de nota een zekere 'eagerness' om te ontdekken,<br />

te signaleren en te redden wat er te redden valt. Hoe goed bedoeld ook, een<br />

hulpverlener die spoken gaat zien, kan grote schade aanrichten.<br />

De twee vitale ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologische theorieen die ik aan <strong>het</strong> beg<strong>in</strong> van<br />

dit hoofdstuk noemde, de hecht<strong>in</strong>gstheorie en de theorie van <strong>het</strong> cognitief<br />

sociaal leren, worden beide aangewend om meer te begrijpen van k<strong>in</strong>der-<br />

mishandel<strong>in</strong>g. Onveilige hecht<strong>in</strong>gsrelaties komen vanzelfsprekend vaker <strong>voor</strong><br />

bij ouders die hun k<strong>in</strong>deren mishandelen, en de theorie van <strong>het</strong> sociaal leren<br />

wordt gebruikt ter verklar<strong>in</strong>g van de <strong>in</strong>tergenerationele overdracht van <strong>het</strong><br />

geweld. In de Verenigde Staten blijkt ongeveer een op de drie volwassenen die<br />

zelf als k<strong>in</strong>d mishandeld zijn, ook weer zijn eigen k<strong>in</strong>d te mishandelen 35. Twee<br />

op de drie doen dat dus niet. Ook blijkt dat <strong>in</strong> de VS van de mishandelende<br />

ouders de meerderheid <strong>in</strong> hun jeugd niet mishandeld is 36. Die <strong>in</strong>tergeneratio-<br />

nele overdracht is dus geen wet; we1 een kansverhogende factor.<br />

Een andere kansverhogende factor die de laatste tijd veel aandacht gekregen<br />

heeft, is die van de temperamentseigenschappen van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d. K<strong>in</strong>deren die<br />

veel huilen, snel geprikkeld, moeilijk te troosten en moeilijk tot ander gedrag<br />

te brengen zijn, lopen meer kans regelmatig geslagen, geschopt en andersz<strong>in</strong>s<br />

pijn gedaan te worden. Een comb<strong>in</strong>atie van dit soort k<strong>in</strong>deren met bepaalde<br />

milieukenmerken, zoals lage opleid<strong>in</strong>g van de ouders, ger<strong>in</strong>ge <strong>in</strong>telligentie,<br />

f<strong>in</strong>anciele problemen, <strong>in</strong>stabiele relaties, kle<strong>in</strong>e en gehorige behuiz<strong>in</strong>g,<br />

verhoogt de kans op k<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g aanzienlijk 37.<br />

Het soort gedrag dat hierboven bedoeld wordt, komt <strong>het</strong> meest <strong>voor</strong> bij jonge<br />

16] Gil. 1973.<br />

"1 Engfer, 1986; Widom. 1989; Emery, 1989.<br />

105 JEUCD IN ONTWIKKELING


k<strong>in</strong>deren. Met <strong>het</strong> ouder worden nemen <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen de door ouders gerap-<br />

porteerde gedragsproblemen af. 'Moeilijke' k<strong>in</strong>deren worden <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen<br />

met de loop der jaren rustiger en gezeglijker. Ernstige lichamelijke k<strong>in</strong>der-<br />

mishandel<strong>in</strong>g, leidend tot verwond<strong>in</strong>gen die behandeld moeten worden, komt<br />

dan ook <strong>het</strong> meest <strong>voor</strong> bij jonge k<strong>in</strong>deren. In de VS is van alle zodanig mishan-<br />

delde k<strong>in</strong>deren zestig procent jonger dan vier jaar 38. Dat <strong>het</strong> seksueel<br />

misbruik daarentegen meer bij oudere k<strong>in</strong>deren <strong>voor</strong>komt spreekt vanzelf.<br />

3.5.3 Aanhoudende gedragsproblemen<br />

Wolfe. 1988.<br />

39] Herbert. 1975.<br />

Patterson e.a.. 1989.<br />

"1 Bijv. DiLalla & Gottesman. 1989.<br />

De <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g van alle mogelijke gedragsproblemen van k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> twee hoofd-<br />

groepen: <strong>in</strong>ternaliserende en externaliserende, is algemeen aanvaard.<br />

Bij <strong>in</strong>ternaliserende problemen lijdt <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d zelf en bij externaliserende<br />

problemen lijdt de omgev<strong>in</strong>g 39. Tbt de belangrijkste <strong>in</strong>ternaliserende problemen<br />

horen angsten, gebrek aan zelfvertrouwen, extreme teruggetrokkenheid,<br />

extreme onzekerheid en psychosomatische kwalen. lbt de belangrijkste exter-<br />

naliserende problemen horen extreme lichamelijke onrust, grote onoplettend-<br />

heid, opvliegendheid en agressiviteit. Ongehoorzaamheid is vrijwel altijd<br />

geassocieerd met <strong>het</strong> externaliserende gedrag. Meer jongens tonen externali-<br />

serend gedrag dan meisjes. Daarentegen zijn er tot de vroege adolescentie geen<br />

sekseverschillen <strong>in</strong> <strong>in</strong>ternaliserende of '<strong>in</strong>troverte neurotische' stoornissen.<br />

Het aantal k<strong>in</strong>deren dat extreem en h<strong>in</strong>derlijk externaliserend gedrag<br />

vertoont, neemt met toenemende leeftijd gelukkig af. Ik beperk me <strong>in</strong> deze<br />

paragraaf tot de externaliserende gedragsproblemen.<br />

K<strong>in</strong>deren kunnen hoog of laag scoren op de externaliserende gedragsdimen-<br />

sies, en op alle posities daar tussen<strong>in</strong>. Het is onmogelijk van die dimensies aan<br />

te geven op welk punt <strong>het</strong> normale gedrag overgaat <strong>in</strong> <strong>het</strong> abnormale. Wat <strong>in</strong><br />

<strong>het</strong> ene gez<strong>in</strong> en de ene schoolklas nog normaal gevonden wordt, vormt <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

andere gez<strong>in</strong> en de andere klas een reden tot <strong>in</strong>grijpen, corrigeren en straffen.<br />

Het def<strong>in</strong>itieprobleem van wat afwijkend en zorgwekkend is, is hier net zo<br />

groot als bij mishandel<strong>in</strong>g en allerlei andere problemen van lichaam en geest.<br />

In de epidemiologie hanteert men daarom uit armoede dikwijls puur arbitraire<br />

criteria, zoals meer dan eBn standaarddeviatie boven <strong>het</strong> gemiddelde of <strong>het</strong><br />

hoogste deciel van de verdel<strong>in</strong>g.<br />

Hoeveel ouders echt lijden onder de externaliserende problemen van hun k<strong>in</strong>d<br />

is onbekend. Sterke ouders, die tevreden zijn over hun leven en positieve<br />

toekomstvenvacht<strong>in</strong>gen hebben, kunnen van hun k<strong>in</strong>deren meer hebben.<br />

Bleven de externaliserende gedragsproblemen beperkt tot <strong>het</strong> gez<strong>in</strong> als onver-<br />

mijdelijk aspect van <strong>het</strong> moeizame socialiser<strong>in</strong>gsproces van lastige k<strong>in</strong>deren,<br />

dun zou er <strong>voor</strong> de overheid geen reden zcn tot speciale aandacht. Anders wordt<br />

<strong>het</strong> wanneer dit externaliserende gedragspatroon de <strong>voor</strong>loper is van latere<br />

crim<strong>in</strong>aliteit en andere maatschappelijke ellende. In de Verenigde Staten<br />

ontwikkelt zich ongeveer de helft van alle 'antisocial' k<strong>in</strong>deren tot 'juvenile<br />

del<strong>in</strong>quents', en van die jeugdige del<strong>in</strong>quenten blijft de helft tot tweederde ook<br />

<strong>in</strong> de volwassenheid op <strong>het</strong> slechte pad 40. Sommigen pleiten <strong>voor</strong> een beter<br />

onderscheid tussen <strong>voor</strong>bijgaande jeugddel<strong>in</strong>quentie en blijvende crim<strong>in</strong>ali-<br />

teit. Het eerste komt bij zoveel adolescenten <strong>voor</strong> dat <strong>het</strong> bijna als 'normaal'<br />

beschouwd moet worden 41. Het tweede, <strong>het</strong> duurzame crim<strong>in</strong>ele gedrags-<br />

patroon, komt veel m<strong>in</strong>der <strong>voor</strong>. Alleen bij dit laatste blijkt ook een erfelijke<br />

factor aantoonbaar. Het is nog steeds niet mogelijk te <strong>voor</strong>spellen bij welke<br />

adolescenten de jeugddel<strong>in</strong>quentie van <strong>voor</strong>bijgaande aard zal zijn en bij welke<br />

niet.<br />

106 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


De groep 'anti-social' is een subklasse van alle k<strong>in</strong>deren met externaliserende<br />

problemen. Een andere subklasse wordt gevormd door de k<strong>in</strong>deren met<br />

hyperactief en onoplettend gedrag, <strong>in</strong> de literatuur nu aangeduid met ADD/H<br />

(Attention Deficit Disorders with Hyperactivity). K<strong>in</strong>deren met deze stoornis<br />

zijn <strong>voor</strong>al een probleem <strong>in</strong> de schoolklas. De Nederlandse overheid geeft aan<br />

dit type k<strong>in</strong>deren enorm veel extra geld uit, <strong>in</strong> de vorm van een nog steeds<br />

groeiend aantal plaatsen op LOM-scholen.<br />

Waar <strong>in</strong> de Verenigde Staten en een aantal andere landen <strong>het</strong> positieve en<br />

onschadelijke effect van bepaalde psychofarmaca (0.a. Rital<strong>in</strong>e) op deze<br />

hyperactieve en onoplettende k<strong>in</strong>deren telkens weer wordt aangetoond, en<br />

deze 'stimulant drug' met zijn bij k<strong>in</strong>deren paradoxale werk<strong>in</strong>g ook op grote<br />

schaal wordt <strong>voor</strong>geschreven, wordt deze therapie <strong>in</strong> Nederland slechts<br />

mondjesmaat toegepast. De weerstand tegen medicatie <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen, en bij<br />

k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> <strong>het</strong> bijzonder, kost ons hier erg veel onnodig verdriet, <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g<br />

en geld. In de medische opleid<strong>in</strong>gen en <strong>in</strong> de publieks<strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>g wordt de aan-<br />

houdende stroom positieve onderzoeksuitkomsten op dit gebied totaal<br />

genegeerd. Het feit dat <strong>in</strong> de Verenigde Staten <strong>het</strong> <strong>voor</strong>schrijven van deze<br />

'stimulant drugs' aanvankelijk uit de hand gelopen is, heeft ons extra <strong>voor</strong>-<br />

zichtig gemaakt.<br />

Het toenemend aantal extreem onoplettende en hyperactieve k<strong>in</strong>deren vormt<br />

waarschijnlijk de staart van een verdel<strong>in</strong>g die <strong>in</strong> zijn geheel meer naar de<br />

onrustkant is opgeschoven.<br />

Deze toenemende onrust hangt waarschijnlijk samen met <strong>het</strong> verhoogde<br />

levenstempo en -ritme <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g en <strong>in</strong> <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>. Daaraan en daar-<br />

tegen is <strong>in</strong> algemene z<strong>in</strong> niets te doen. Tegen de extreme en meest storende<br />

vormen daarentegen, die ook <strong>voor</strong> <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d zelf zo nadelig zijn, is meer te doen<br />

dan de k<strong>in</strong>deren op aangepaste scholen plaatsen, waar zij met nooit op hun<br />

effectiviteit bewezen therapieen worden behandeld. Het wordt tijd <strong>voor</strong> een<br />

grootschalig Nederlands onderzoek met vrijwillige gez<strong>in</strong>nen naar <strong>het</strong> effect<br />

van bedoelde psychofarmaca.<br />

Terug naar <strong>het</strong> antisociale gedrag, want ADD/H is we1 moeilijk <strong>voor</strong> de<br />

omgev<strong>in</strong>g, maar hoeft niet gepaard te gaan met pesten, agressie en andere<br />

onaangenaamheid.<br />

Patterson en anderen lieten recent <strong>in</strong> twee eenvoudige diagrammen zien hoe<br />

zij denken, dat de <strong>in</strong>vloeden van de ouders en grootouders via verkeerde<br />

opvoed<strong>in</strong>gspraktijken uitwerken op <strong>het</strong> ontstaan van <strong>het</strong> antisociale gedrag.<br />

Figuur 3.2 Het ontstaan van antisociaal gedrag<br />

G ran l Trait tal Tr '<br />

oiwupted<br />

fmitv-mqementL<br />

m d<br />

rntisisl<br />

Poor family mmement Susceptble to stressors practices behavior<br />

A=havior ' %s'+<br />

Unempbymen<br />

Marilol conflict<br />

Bron: Patterson e.a., 1989. D i m<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


Figuur 3.3 Het ontstaan van del<strong>in</strong>quentie<br />

Bron: Patterson e.a., 1989.<br />

-<br />

-<br />

Late Childhood<br />

In figuur 3.2. zijn de factoren <strong>in</strong> kaart gebracht die de opvoed<strong>in</strong>gsonmacht<br />

veroorzaken. Figuur 3.3 beschrijft hoe <strong>het</strong> dan verder kan gaan met <strong>het</strong> antiso-<br />

ciale gedragspatroon.<br />

Sociaal georienteerde opvoed<strong>in</strong>gstheoretici redeneren als volgt 42: De gez<strong>in</strong>nen<br />

die antisociale k<strong>in</strong>deren <strong>voor</strong>tbrengen, worden gekenmerkt door harde en<br />

<strong>in</strong>consistente discipl<strong>in</strong>er<strong>in</strong>gsmiddelen, door ger<strong>in</strong>ge betrokkenheid van de<br />

ouders op <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d en door ger<strong>in</strong>ge controle over de activiteiten van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d.<br />

De zwakke b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g maakt de identificatie door <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d met de waarden van<br />

ouders en samenlev<strong>in</strong>g onwaarschijnlijk. Het gevolg is een gebrek aan zelf-<br />

beheers<strong>in</strong>g, zoals bij <strong>het</strong> impulsief uiten van ergernis <strong>in</strong> agressie en bij <strong>het</strong><br />

onmiddellijk willen bevredigen van materiele en lichamelijke behoeften.<br />

Patterson zelf daarentegen baseert zich op de sociale leertheorie, en stelt dat<br />

ouders <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d leren zich antisociaal te gedragen. Zij belonen en bestraffen<br />

niet tijdig genoeg (non-cont<strong>in</strong>gent) en met verkeerde middelen, en <strong>het</strong> afdw<strong>in</strong>-<br />

gende (coercive) gedrag van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d wordt <strong>in</strong> feite vele malen per dag<br />

versterkt door de gez<strong>in</strong>sleden 43. Patterson meent dat de positieve resultaten<br />

behaald met sommige van de preventie-experimenten <strong>in</strong> gez<strong>in</strong>nen met k<strong>in</strong>de-<br />

ren van 6 tot 9 jaar - en niet bij gez<strong>in</strong>nen met adolescenten - wijzen op drie<br />

noodzakelijke elementen 44: 1) tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g van de ouders; 2) sociale vaardigheids-<br />

tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g van de k<strong>in</strong>deren; en 3) bijles <strong>in</strong> de schoolvakken. Ook bij Patterson<br />

blijkt hier dus de sociale leertheorie <strong>voor</strong>zien van een cognitieve bovenbouw.<br />

Elders heb ik betoogd dat de aangeboren stabiliteit van agressief gedrag, over<br />

de k<strong>in</strong>derjaren, nog te ger<strong>in</strong>g is om op grote schaal de ontwikkel<strong>in</strong>g van 'scree-<br />

n<strong>in</strong>gs-' en preventieprogramma's te kunnen rechtvaardigen 45. Dit komt mede<br />

doordat <strong>het</strong> jeugddel<strong>in</strong>quente gedrag, <strong>voor</strong>al bij jongens, op zo grote schaal<br />

<strong>voor</strong>komt. Wat bij velen <strong>voor</strong>komt, laat zich nu eenmaal moeilijker <strong>voor</strong>spellen<br />

dan extreem gedrag dat maar door enkelen wordt vertoond.<br />

3.5.4 Conclusies<br />

- Ouders die een echtscheid<strong>in</strong>g overwegen omdat de conflicten blijven <strong>voor</strong>t-<br />

duren of zelfs verergeren, hoeven de scheid<strong>in</strong>g niet uit te stellen omdat de<br />

k<strong>in</strong>deren daar<strong>voor</strong> nog te jong zouden zijn.<br />

- Onderzoek is gewenst naar de gevolgen van de co-ouderschapregel<strong>in</strong>g na echt-<br />

scheid<strong>in</strong>g. Onderzoek is tevens gewenst naar de mogelijk negatieve gevolgen<br />

van echtscheid<strong>in</strong>gen op de onderwijsloopbaan vande daarbij betrokken k<strong>in</strong>de-<br />

ren. De resultaten van beide onderzoeken moeten <strong>in</strong> de echtscheid<strong>in</strong>gs<strong>voor</strong>-<br />

licht<strong>in</strong>g worden opgenomen.<br />

42] Onder andere Hirschi, 1969.<br />

"1 Patterson. 1982.<br />

"1 Voor een overzicht daarvan zie Kazd<strong>in</strong>, 1987.<br />

45] Kohnstarnm. 1991.<br />

108 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Er moeten m<strong>in</strong>imale criteria worden opgesteld waaraan voldaan moet zijn, wil<br />

men van k<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g kunnen spreken.<br />

Onderzoek is gewenst naar de gunstige en ongunstige gevolgen van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>-<br />

schrijven door Nederlandse artsen van psychofarmaca <strong>voor</strong> hyperactieve<br />

k<strong>in</strong>deren die door hun storend gedrag <strong>in</strong> de gewone schoolklas niet zijn te hand-<br />

haven.<br />

De aangetoonde longitud<strong>in</strong>ale stabiliteit van agressief gedrag is nog te ger<strong>in</strong>g<br />

om de toepass<strong>in</strong>g van 'screen<strong>in</strong>gs-' en preventieprogramma's te kunnen<br />

rechtvaardigen.<br />

Literatuur<br />

P. Alkemade, 'K<strong>in</strong>deren van gescheiden ouders wonen merendeels bij de<br />

moeder'; <strong>in</strong>: Maandstatistiek bevolk<strong>in</strong>g, nr. 1,1990.<br />

D.B. Baarda, Schoolprestaties van k<strong>in</strong>deren met werkloze waders; dissertatie<br />

Rijksuniversiteit Utrecht, 1988.<br />

A. Bandura, Social foundations of thought and action; Englewood Cliffs, N.J.,<br />

Prentice Hall, 1986.<br />

R. Bosman en W. Louwes, Gez<strong>in</strong>ssituaties en onderwljskansen; Nijmegen, ITS,<br />

1989.<br />

J. Bowlby, A secure base: Cl<strong>in</strong>ical applications of attachment theory; London,<br />

Routledge, 1988.<br />

K.A. Clarke-Stewart, 'Infant day care: maligned or malignant?; <strong>in</strong>: American<br />

Psychologist, 44e jaargang nr. 2,1989, blz. 266-273.<br />

Het Cultureel Woordenboek; door G.A. Kohnstamm en H.C. Cassee (red.),<br />

Baarn, Anthos, ter perse.<br />

DCI (Defence for Children International), Information sheet on The Draft Con-<br />

vention on the Rights of the Child; GenBve, DCI, 1989.<br />

L.F. DiLalla, en 1.1. Gottesman, 'Heterogeneity of causes for del<strong>in</strong>quency and<br />

crim<strong>in</strong>ality: Lifespan perspectives'; <strong>in</strong>: Development and Psychopathology,<br />

nr. 1,1989, blz. 339-349.<br />

G. Elder, T. Nguyen, en A. Caspi, 'L<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g family hardship to children's lives';<br />

<strong>in</strong>: Child Development, 56e jaargang, 1985, blz. 361-375.<br />

R.E. Emery, 'Family Violence'; <strong>in</strong>: American Psychologist, 44e jaargang nr. 2,<br />

1989, blz. 321-328.<br />

A. Engfer, K<strong>in</strong>desmisshandlung; Stuttgart, Enke Verlag, 1986.<br />

G. Extra, en T. Vallen, 'Second language acquisition <strong>in</strong> elementary school'; <strong>in</strong>:<br />

In L. Elder<strong>in</strong>g en J. Kloprogge, Different Cultures Same School, LisseIAmster-<br />

dam, Swets & Zeitl<strong>in</strong>ger, 1989.<br />

H. van Gelder, 'Gewoon een Benouder k<strong>in</strong>d'; <strong>in</strong>: School, december 1989, blz. 33-<br />

3 7.<br />

D. Gil, Violence aga<strong>in</strong>st children: physical child abuse <strong>in</strong> the United States;<br />

Cambridge MA, Harvard University Press.<br />

F.A. Goossens en L.W.C. 'lhvecchio, 'Effecten van dagopvang'; <strong>in</strong>: G. Cluckers<br />

e.a, Handboek k<strong>in</strong>deren en adolescenten, nr. 7, december 1988.<br />

M. Herbert, Problems of childhood; London, Pan books, 1975.<br />

E.C. Herrenkohl, R.C. Herrenkohl en L.J. 'Ibedter, 'Perspectives on the <strong>in</strong>ter-<br />

generational transmission of abuse'; <strong>in</strong>: The dark side of families. Current<br />

family violence research; door D. F<strong>in</strong>kelhor e.a. (red.) London, Sage.<br />

E.M. Hether<strong>in</strong>gton, 'Cop<strong>in</strong>g with family transitions: w<strong>in</strong>ners, loosers and sur-<br />

vivors'; <strong>in</strong>: Child Development, 6Oe jaargang, 1989, blz. 1-14.<br />

E.M. Hether<strong>in</strong>gton, M. Stanley-Hagan, en E.R. Anderson, E.R. 'Marital transi-<br />

tions; a child's perspective'; <strong>in</strong>: American Psychologist, 44e jaargang nr. 2,<br />

1989, blz. 303-312.<br />

H. Hetzer, 'Psychologischer Begutachtung misshandelter K<strong>in</strong>der'; <strong>in</strong>: Zeit-<br />

schrift fiir angewandte Psychologie und Characterkunde, 50e jaargang, 1936,<br />

biz. 209-250.<br />

E.D. Hirsch, J.F. Kett, en J. Trefil, The Dictionary of Cultural Literacy; Boston,<br />

Houghton Mifl<strong>in</strong> Company, 1988.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


- T. Hirschi, Causes of del<strong>in</strong>quency; Berkley CA, University of California Press,<br />

1969.<br />

- L.W. Hoffman, 'Effects of Maternal Employment <strong>in</strong> the Two-Parent Family'; <strong>in</strong>:<br />

American Psychologist, 44e jaargang nr. 2,1989, blz. 283-292.<br />

- J. Kaufman en E. Zigler, 'Do abused children become abusive parents?'; <strong>in</strong>:<br />

American Journal of Orthopsychiatry, nr. 57,1987, blz. 186-192.<br />

- A.E. Kazd<strong>in</strong>, 'Treatment of Antisocial behavior <strong>in</strong> children: current status and<br />

future directions'; Psychological Bullet<strong>in</strong>, nr. 102,1987, blz. 187-203.<br />

- G.A. Kohnstamm, Had de proefir2che effekt?; Nijmegen, Dekker & V.d. Vegt,<br />

1976.<br />

- G.A. Kohnstamm, 'Temperamentsverschillen bij k<strong>in</strong>deren I'; <strong>in</strong>: Tijdschrift<br />

<strong>voor</strong> Orthopedagogiek, 27e jaargang, 1988, blz. 565-578.<br />

- G.A. Kohnstamm, 'De ontwikkel<strong>in</strong>g van agressie bij k<strong>in</strong>deren en jongeren;<br />

onderzoek naar de cont<strong>in</strong>ui'teit van <strong>in</strong>dividuele verschillen'; <strong>in</strong>: Agressie; deter-<br />

m<strong>in</strong>anten, signaler<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>terventie; door P.B. Defares en J.D..van der Ploeg<br />

(red.), Assen, Van Gorcum, 1991.<br />

- G.A. Kohnstamm, 'Hoe <strong>voor</strong>spelbaar zijn <strong>in</strong>dividuele verschillen <strong>in</strong> agressie?';<br />

<strong>in</strong>: K<strong>in</strong>d &Adolescent, 12e jaargang, februari 1991, blz. 27-37.<br />

- M.A. Lynch en J. Roberts, Consequences of child abuse, London, Academic<br />

Press, 1982.<br />

- V.C. McLoyd, 'Socialization and Development <strong>in</strong> a Chang<strong>in</strong>g Economy: the<br />

effects of paternal job and <strong>in</strong>come loss on children'; <strong>in</strong>: American Psychologist,<br />

44e jaargang nr. 2,1989, blz. 293-302.<br />

- G.R. Patterson, A social learn<strong>in</strong>g approach: 3. Coercive familyprocess, Eugene<br />

OR, Castalia, 1982.<br />

- G.R. Patterson, B.D. De Baryshe en E. Ramsey, 'A developmental perspective<br />

on antisocial behavior'; <strong>in</strong>: American Psychologist, 44e jaargang nr 2,1989, blz.<br />

329-335.<br />

- A.M. Schaerlaekens en S. Gillis, De taalverwerv<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d; Gron<strong>in</strong>gen,<br />

Wolters-Noordhoff, 1987.<br />

- F. Swets-Gronert, 'Temperament als basis van de sociale ontwikkel<strong>in</strong>g'; <strong>in</strong>:<br />

Overzicht van de empirische ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologie 3; door Koops &Van der<br />

Werff(red.1, Gron<strong>in</strong>gen, Wolters-Noordhoff, 1988.<br />

- lbmperament discussed; door G.A. Kohnstamm (red.), AmsterdamfLisse,<br />

Swets & Zeitl<strong>in</strong>ger, 1986.<br />

- lbmpemment <strong>in</strong> Childhood; door G.A. Kohnstamm, J.E. Bates en M.K. Roth-<br />

bart (red.), ChichesterNew York, Wiley, 1989.<br />

- T.H. A. van der Voort, lblevisie en lezen; Oratie, 1989.<br />

- M.W. Vooys, Kritisch tv kijken; een curriculum studie; AmsterdamfLisse, Swets<br />

& Zeitl<strong>in</strong>ger, 1988.<br />

- J. Wells L<strong>in</strong>dfors, Children's language and learn<strong>in</strong>g; New York, Wiley, 1987.<br />

- C.S. Widom, 'The <strong>in</strong>tergenerational transmission of violence'; <strong>in</strong>: Occasional<br />

papers of the H.F. Guggenheim Foundation, nr. 4,1989.<br />

- D.A. Wolfe, 'Child abuse and neglect'; <strong>in</strong>: Behavioral assessment of childhood<br />

disorders; door E.J. Mash en L.G. Terdal (red.) New York, The Guilford Press,<br />

1988.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HET REGERINGSBELElD


De adolescentie:<br />

biologische, psychologische en<br />

sociale aspecten<br />

R.F.W. Diekstra<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


In houdsopgave<br />

De adolescentie: biologische, psychologische en sociale aspecten<br />

Inleid<strong>in</strong>g<br />

De adolexentie als zelfstandige fase <strong>in</strong> de menselijke levensloop<br />

Lichamelijke aspecten<br />

Ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologische aspecten<br />

Sociologische aspecten<br />

De adolexentie als zelfstandige fase <strong>in</strong> de menselijke levensloop<br />

Biologische en socioeconomixhe kenmerken van de hedendaagse adolescentie<br />

en problemen <strong>in</strong> de adolescentie<br />

Biologische en socio-economische kenrnerken van de hedendaagse adolescentie<br />

Behoeften en problemen van adolescenten<br />

Algerneen<br />

Risicogedrag en probleerngedrag <strong>in</strong> de adolescentie<br />

Probleerngedrag<strong>in</strong>gen als <strong>in</strong>dicatie van de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de adolescentie<br />

lnterventiestrategieen en ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen <strong>in</strong> de adolescentie<br />

JEUCD IN ONTWIKKELING


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET RECERINGSBELEID


De adolescentie:<br />

biologische, psychologische en<br />

sociale aspecten<br />

Inleid<strong>in</strong>g<br />

'1 Rousseau, 1762. blz. 198 e.v.<br />

'1 Hall. 1904.<br />

'1 Ibid.. blz. XIII.<br />

'1 Rousseau. 1762.<br />

5] Zie WHO. 1989.<br />

De levensfase die we tegenwoordig plegen aan te duiden met de term adoles-<br />

centie en die <strong>het</strong> ondenvero van dit hoofdstuk vormt. is om een aantal redenen<br />

van bijzondere betekenis. Het is de periode waar<strong>in</strong> <strong>in</strong>grijpende verander<strong>in</strong>gen<br />

<strong>in</strong> de lichamelijke, psychologische en sociale ontwikkel<strong>in</strong>g plaatsv<strong>in</strong>den, die<br />

van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d een volwassene maken. De adolescentie zet <strong>in</strong> met een buiten-<br />

gewoon sterke lichamelijke groei, de puberteitsgroei, waardoor b<strong>in</strong>nen enkele<br />

jaren <strong>het</strong> postuur van een volwassene en de geslachtsrijpheid worden bereikt.<br />

In geen enkele andere fase van <strong>het</strong> leven, behalve <strong>in</strong> de eerste levensjaren, is er<br />

sprake van zulke <strong>in</strong>grijpende lichamelijke verander<strong>in</strong>gen. Maar, anders dan <strong>in</strong><br />

de vroege k<strong>in</strong>derjaren gaan de lichamelijke verander<strong>in</strong>gen van de adolescentie<br />

gepaard met m<strong>in</strong>stens zo <strong>in</strong>grijpende verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de sociale relaties en de<br />

maatschappelijke rol en status van de jongere. Om die reden werd de adoles-<br />

centie door de eerste pedagoog van de moderne tijd, Jean-Jacques Rousseau,<br />

omschreven als de tweede geboorte. 'We worden als <strong>het</strong> ware tweemaal<br />

geboren', zo schrijft hij <strong>in</strong> 1762, 'de eerste maal <strong>voor</strong> <strong>het</strong> bestaan, de tweede<br />

maal <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leven' '.<br />

Stanley Hall - alom erkend als grondlegger van de hedendaagse adolescentie-<br />

psychologie en auteur van <strong>het</strong> eerste standaardwerk op dit gebied met de veel-<br />

zeggende titel 'Adolescence: its Psychology and its relations to Physiology,<br />

Anthropology, Sociology, Sex, Crime, Religion and Education' - gebruikte<br />

vrijwel dezelfde karakteriser<strong>in</strong>g: 'De adolescentie is een nieuwe geboorte,<br />

want nu worden de hogere en meer volledig menselijke trekken geboren. Even-<br />

als als bij de eerste geboorte <strong>het</strong> geval is, signaleert deze tweede geboorte aan<br />

de omgev<strong>in</strong>g dat een nieuwe mens aan <strong>het</strong> ontstaan is, een wezen met nieuwe<br />

mogelijkheden maar ook met nieuwe moeilijkheden' 3.<br />

UJt deze beschrijv<strong>in</strong>g blijkt dat <strong>het</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen niet moeilijk is om aan te<br />

geven wanneer de adolescentie beg<strong>in</strong>t, maar dat <strong>het</strong> bepaald veel m<strong>in</strong>der<br />

duidelijk is wanneer ze e<strong>in</strong>digt. Het is opnieuw Rousseau geweest die dit gege-<br />

ven als eerste op treffende wijze ven<strong>voor</strong>dde met de uitspraak dat 'de adoles-<br />

centie beg<strong>in</strong>t met de natuur en e<strong>in</strong>digt <strong>in</strong> de cultuur' 4.<br />

Het sociaal-cultureel (mede)bepaald zijn van de adolescentie, betekent dat<br />

opvatt<strong>in</strong>gen over wie of wat een adolescent is - en,daarmee wie of wat een k<strong>in</strong>d,<br />

respectievelijk een volwassene is -van cultuur tot cultuur, en van tijdvak tot<br />

tijdvak b<strong>in</strong>nen een en dezelfde cultuur, sterk kunnen verschillen. De adoles-<br />

centie is qua duur en kenmerken m<strong>in</strong>stens zozeer een cultuur- als een natuur-<br />

gebonden verschijnsel. Dit komt duidelijk tot uit<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> feit dat de adoles-<br />

centie <strong>in</strong> de westerse landen <strong>in</strong> de afgelopen decennia steeds verder verlengd is.<br />

Het is tegenwoordig geen zeldzaamheid meer dat auteurs op <strong>het</strong> terre<strong>in</strong> van de<br />

adolescentie deze ontwikkel<strong>in</strong>gsfase def<strong>in</strong>ieren als de leeftijdsperiode van 10<br />

tot 24 jaar, en sommigen trekken de adolescentie zelfs door tot de leeftijd van<br />

29 jaar. Ter vergelijk<strong>in</strong>g: tot <strong>het</strong> beg<strong>in</strong> van de jaren zestig jaren werd de boven-<br />

grens van de adolescentie gewoonlijk gelegd bij 18 jaar, en <strong>in</strong> grote delen van de<br />

wereld, met name de ontwikkel<strong>in</strong>gslanden, is dit nog altijd <strong>het</strong> geval 5.


Hieruit wordt we1 duidelijk dat de term adolescentie <strong>voor</strong>alsnog een pragma-<br />

tisch etiket is <strong>voor</strong> een bepaalde periode <strong>in</strong> <strong>het</strong> leven van de mens, een periode<br />

die ruwweg beg<strong>in</strong>t tussen <strong>het</strong> 10e en 13e levensjaar en doorloopt tot de leeftijd<br />

van 18 a 25 jaar. In <strong>in</strong>dividuele gevallen kan ze vroeger of later beg<strong>in</strong>nen of e<strong>in</strong>-<br />

digen. Deze tijdsspanne is zelf weer onder te verdelen <strong>in</strong> fasen. Zo wordt veelal<br />

een onderscheid gemaakt <strong>in</strong> drie fasen, beg<strong>in</strong>nend met de vroege adolescentie,<br />

waar<strong>in</strong> <strong>voor</strong>al de lichamelijke en seksuele ontwikkel<strong>in</strong>g op de <strong>voor</strong>grond staat.<br />

De volgende fase is de midden-adolescentie, waar<strong>in</strong> de opleid<strong>in</strong>gstaak en de<br />

relaties met leeftijdsgenoten centraal staan. In de derde fase, de late adoles-<br />

centie, ligt de nadruk op: de keuze van een relatie met een vaste partner; <strong>het</strong><br />

gaan uitoefenen van een beroep; en <strong>het</strong> formeren van een eigen leef- en woon-<br />

situatie. Voor deze laatste fase worden tegenwoordig ook we1 de termen jonge<br />

volwassenheid en postadolescentie gebruikt.<br />

In <strong>het</strong> kader van dit hoofdstuk zal de aandacht uitsluitend gericht zijn op<br />

adolescenten <strong>in</strong> de leeftijdsgroep van ongeveer 12 tot en met 18 jaar. Het is de<br />

periode die beg<strong>in</strong>t met de lichamelijke puberteitsverander<strong>in</strong>gen en de over-<br />

gang van <strong>het</strong> basis- naar <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs. Deze periode e<strong>in</strong>digt met de<br />

juridische zelfstandigheid en de overgang van <strong>voor</strong>tgezet onderwijs naar hoger<br />

(beroeps)ondenvijs dan we1 naar deelname aan de arbeidsmarkt.<br />

Allereerst zullen we <strong>in</strong>gaan op de vraag waardoor de adolescentie zich als deel<br />

van de menselijke levensloop onderscheidt, <strong>in</strong> hoeverre ze valt af te bakenen<br />

van andere fasen. Ook is de vraag aan de orde naar haar <strong>in</strong>vloed op en beteke-<br />

nis <strong>voor</strong> zowel de <strong>in</strong>dividuele levensloop als de samenlev<strong>in</strong>g op <strong>het</strong> micro- en<br />

<strong>het</strong> macro-niveau. B<strong>in</strong>nen dit kader zullen we ook aandacht besteden aan de<br />

verander<strong>in</strong>gen die, als gevolg van recente socio-economische en maatschappe-<br />

lijke ontwikkel<strong>in</strong>gen, <strong>in</strong> de adolescentie als ontwikkel<strong>in</strong>gsfase zijn opgetreden.<br />

Daarbij zullen we een aantal concepten en modellen bespreken die <strong>voor</strong> een<br />

adequate beschrijv<strong>in</strong>g en analyse van deze levensfase geschikt en bruikbaar<br />

zijn.<br />

In <strong>het</strong> tweede gedeelte van dit hoofdstuk zullen we <strong>in</strong>gaan op een aantal van de<br />

belangrijkste problemen die zich <strong>in</strong> de adolescentie kunnen <strong>voor</strong>doen. Het gaat<br />

hier om de omvang van de problemen, de factoren die daarop van <strong>in</strong>vloed zijn,<br />

en de kenmerken van adolescenten met een hoog risico op deze problemen.<br />

Tot slot zullen we <strong>in</strong>gaan op noodzakelijke c.q. wenselijke <strong>in</strong>terventies waar-<br />

mee de perspectieven <strong>voor</strong> <strong>in</strong> hun ontwikkel<strong>in</strong>g en levenskwaliteit bedreigde<br />

jongeren kunnen worden verbeterd.<br />

4.2 De adolescentie als zelfstandige fase <strong>in</strong> de menselijke levensloop<br />

6] 'Youth'. zie Hall. 1904.<br />

'1 Gillis. 1980.<br />

In <strong>het</strong> hedendaagse spraakgebruik, zowel <strong>in</strong> de wetenschap, <strong>in</strong> beleidskr<strong>in</strong>gen<br />

als <strong>in</strong> de alledaagse omgang, is <strong>het</strong> <strong>in</strong>middels vanzelfsprekend om over 'de<br />

jeugd' en over 'jongeren' te spreken. Sociaal-historische analyses tonen echter<br />

aan dat de 'jeugd' pas vanaf <strong>het</strong> beg<strong>in</strong> van deze eeuw als een op zichzelf<br />

staande fase <strong>in</strong> de menselijke levensloop wordt aangemerkt. Natuurlijk is er<br />

altijd een jeugd geweest <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van een bepaalde fase <strong>in</strong><br />

de ontwikkel<strong>in</strong>g van de persoonlijkheid. Maar, hoe de daarmee samen-<br />

hangende verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de persoonlijkheid beschouwd en beoordeeld<br />

worden, en welke mogelijkheden en grenzen aan gedrag zij impliceren, was en<br />

is steeds afhankelijk geweest van de actuele historische constellatie. Er zijn<br />

bovendien duidelijke aanwijz<strong>in</strong>gen dat niet alleen de psychische en sociale<br />

maar ook de lichamelijke ontwikkel<strong>in</strong>g van jongeren verschillend verloopt, a1<br />

naar gelang de economische, ecologische, culturele en sociale omstandig-<br />

heden Welke argumenten en <strong>in</strong>zichten pleiten er nu <strong>voor</strong> om de adolescentie<br />

als een zelfstandige fase <strong>in</strong> de menselijke levensloop te beschouwen?<br />

De beantwoord<strong>in</strong>g van deze vraag komt <strong>in</strong> de volgende paragrafen aan de orde.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


4.2.1 Licharnelijke aspecten<br />

'1 Androgenen en oestrogenen.<br />

Op de eerste plaats zijn <strong>het</strong> de lichamelijke processen van de puberteits-<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g, die <strong>het</strong> beg<strong>in</strong> van de adolescentie markeren. De groeispurt, de<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g van de geslachtsrijpheid en de secundaire geslachtskenmerken<br />

staan daarbij <strong>het</strong> meest op de <strong>voor</strong>grond.<br />

Longitud<strong>in</strong>ale studies van de lichamelijke groei gedurende de menselijke<br />

levensloop hebben aangetoond dat de snelheid van die groei progressief<br />

afneemt vanaf de vierde maand na de geboorte, om vervolgens nog slechts een-<br />

maal te versnellen, namelijk tijdens de adolescentie <strong>in</strong> wat gewoonlijk wordt<br />

aangeduid als de adolescentie-groeispurt. Die spurt komt op gang door een toe-<br />

name <strong>in</strong> de afscheid<strong>in</strong>g van de zogenaamde gonadetrope hormonen '. Op de<br />

specifieke neuro-endocriene kenmerken van de puberteit zullen we niet nader<br />

<strong>in</strong>gaan. In dit kader zullen we ons beperken tot <strong>het</strong> beschrijven van een aantal<br />

gegevens met betrekk<strong>in</strong>g tot <strong>het</strong> verloop van de lichamelijke puberteits-<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g.<br />

In de meeste Europese landen, <strong>in</strong>clusief ons land, beg<strong>in</strong>t de groeispurt bij meis-<br />

jes vanaf de leeftijd van ongeveer 10 jaar en 6 maanden en bereikt zijn hoogste<br />

snelheid bij ongeveer 12 jaar. Bij jongens beg<strong>in</strong>t dit proces gemiddeld 2 jaar<br />

later en bereikt <strong>het</strong> ook zijn piek twee jaar later, waarbij <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen de<br />

groeipiek-snelheid bij jongens groter is dan bij meisjes. Het spreekt overigens<br />

<strong>voor</strong> zich dater grote <strong>in</strong>dividuele verschillen zijn <strong>in</strong> de leeftijdsperiode waar<strong>in</strong><br />

de groeispurt plaatsv<strong>in</strong>dt.<br />

Deze groeispurt gaat gepaard met opmerkelijke verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de uiterlijke<br />

lichamelijke verschijn<strong>in</strong>g - verander<strong>in</strong>gen die verschillend zijn <strong>voor</strong> jongens<br />

en meisjes op een manier die <strong>voor</strong> de puberteit niet bestond - maar ook met<br />

opmerkelijke verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de b<strong>in</strong>nenlichamelijke wereld, <strong>in</strong> 'hoe <strong>het</strong><br />

lichaam aanvoelt'. Dit betekent dat elke adolescent <strong>voor</strong> de taak staat<br />

vertrouwd te raken met een veranderd en <strong>in</strong> zekere z<strong>in</strong> 'nieuw' lichaam.<br />

Voor wat betreft <strong>het</strong> uiterlijk gaat dat gepaard met gevoelens van verwarr<strong>in</strong>g<br />

en onzekerheid omtrent de lichamelijke aantrekkelijkheid. Deze verwarr<strong>in</strong>g<br />

en twijfel is sterker naar de mate waar<strong>in</strong>: er sprake is van een te vroege of te<br />

late rijp<strong>in</strong>g; de ontwikkel<strong>in</strong>g van de verschillende lichaamsdelen asynchroon<br />

verloopt, waardoor de bekende 'slungelachtigheid' optreedt; wordt afgeweken<br />

van de 'ideale' mannelijke of vrouwelijke lichaamsbouw.<br />

In dit proces van acceptatie experimenteert de adolescent vaak met zijn of haar<br />

nieuwe mogelijkheden en grenzen op <strong>het</strong> gebied van lichaamskracht en (licha-<br />

melijke) aantrekk<strong>in</strong>gskracht, niet zelden op manieren die risicovol of zonder<br />

meer gevaarlijk te noemen zijn. Er is geen enkele andere levensperiode waar<strong>in</strong><br />

<strong>het</strong> betrokken raken bij vechtpartijen, verniel<strong>in</strong>gen, vandalisme en sport- of<br />

verkeersongelukken zo frequent <strong>voor</strong>komt als <strong>in</strong> de adolescentie.<br />

Maar, de adolescent staat niet alleen <strong>voor</strong> de taak vertrouwd te raken met een<br />

<strong>in</strong> omvang en vorm veranderd lichaam. Met de geslachtsrijpheid dienen zich<br />

ook gevoelens aan die 'nieuw' zijn, of <strong>in</strong> ieder geval <strong>in</strong>tenser dan eerder <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

leven <strong>het</strong> geval was. Deze gevoelens van erotische of seksuele aard kunnen de<br />

adolescent eveneens sterk verwarren en onzeker maken.<br />

Het accepteren van deze gevoelens als een aspect van de eigen persoon en <strong>het</strong><br />

hanteren ervan <strong>in</strong> relaties met anderen, zowel leeftijdsgenoten als volwas-<br />

senen, is een opgave die veel jongeren gedurende de gehele adolescentie en<br />

vaak zelfs nog lang daarna sterk bezighoudt.<br />

Voor een goed begrip van de adolescentie en de adolescent is <strong>het</strong> noodzakelijk<br />

te bedenken dat deze b<strong>in</strong>nenlichamelijke gevoelens door de adolescent zelf<br />

vaak ervaren worden als een (onduidelijke en verwarrende) <strong>in</strong>nerlijke<br />

spann<strong>in</strong>g. Dit heeft een aantal oorzaken. Op de eerste plaats begrijpt de<br />

adolescent zelf vaak de herkomst en betekenis van diegevoelens (nog) niet,<br />

waardoor angst en vragen met betrekk<strong>in</strong>g tot 'hoe normaal of abnormaal ik<br />

JEUGD INONTWIKKELING


en' onlosmakelijk met de adolescentie verbonden zijn. Terwijl biseksuele<br />

gevoelens en sensaties psychologisch gezien volstrekt normaal zijn <strong>in</strong> deze<br />

periode, vormen ze <strong>voor</strong> veel adolescenten een bron van angst en ondermijn<strong>in</strong>g<br />

van zelfvertrouwen. Hetzelfde geldt <strong>voor</strong> de doodsgedachten, waaraan veel<br />

adolescenten af en toe aan onderhevig zijn.<br />

Voorts beschikken adolescenten, zeker de vroege adolescenten (12 tot en met 15<br />

jaar), vaak nog niet over de vaardigheden, <strong>het</strong> vocabulaire en de '<strong>in</strong>nerlijke'<br />

vrijheid om over dergelijke gevoelens zelfstandig met anderen te communi-<br />

ceren. Vandaar dat adolescenten op een <strong>in</strong>tense en gefasc<strong>in</strong>eerde manier<br />

gebruik kunnen maken van '<strong>in</strong>directe' manieren om gevoelens te leren articu-<br />

leren, kanaliseren en hanteren, zoals door <strong>het</strong> luisteren naar muziek, <strong>het</strong><br />

schrijven van dagboeken of <strong>het</strong> 'aanbidden' van idolen die op een aantrekke-<br />

lijke manier vertolken wat herkend maar (nog) niet zelfstandig ven<strong>voor</strong>d kan<br />

worden. Tenslotte verkeren adolescenten veelal <strong>in</strong> een situatie van status-<br />

discrepantie, dat wil zeggen dat ze weliswaar dezelfde lichamelijke gevoelens<br />

als volwassenen kunnen ervaren, maar dat hun vaak niet de volwassen moge-<br />

lijkheden en middelen ter beschikk<strong>in</strong>g staan om aan die gevoelens uitdruk-<br />

k<strong>in</strong>g te geven. De snelle stemm<strong>in</strong>gswissel<strong>in</strong>gen en de m<strong>in</strong> of meer plotsel<strong>in</strong>ge<br />

gevoelsuitbarst<strong>in</strong>gen, die veel adolescenten vertonen en die <strong>in</strong> bepaalde sociale<br />

situaties (zoals op sportvelden) tot ernstige problemen kunnen leiden, moeten<br />

tegen de achtergrond van de discrepantie tussen de sterkte van de <strong>in</strong>nerlijke<br />

gevoelens en de beschikbare expressiemogelijkheden begrepen worden.<br />

4.2.2 Ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologische aspecten<br />

'1 Hamburg. 1980.<br />

Uit de <strong>voor</strong>afgaande beschrijv<strong>in</strong>g wordt begrijpelijk waarom ook <strong>in</strong> ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>gspsychologisch perspectief <strong>het</strong> beg<strong>in</strong> van de adolescentie <strong>in</strong> de regel gelijk<br />

wordt gesteld met <strong>het</strong> ontstaan van de geslachtsrijpheid, de puberteit.<br />

In tegenstell<strong>in</strong>g tot de <strong>voor</strong>afgaande k<strong>in</strong>dertijd, die door een verhoud<strong>in</strong>gs-<br />

gewijs regelmatige groei van lichaams- en psychische functies wordt geken-<br />

merkt, ontstaat door de geslachtsrijpheid een m<strong>in</strong> of meer abrupte verstor<strong>in</strong>g<br />

van de psychofysiologische basisstructuur van de persoonlijkheid. Het hele<br />

lichaam ondergaat <strong>in</strong>grijpende anatomische en fysiologische verander<strong>in</strong>gen.<br />

Er is een omvangrijke 'herprogrammer<strong>in</strong>g' vangedrag nodig om te kunnen rea-<br />

geren op enerzijds de veranderde lichaamsvormen en -functies en anderzijds de<br />

hierdoor bei'nvloede veranderde eisen en venvacht<strong>in</strong>gen vanuit de omgev<strong>in</strong>g.<br />

De adolescent moet <strong>het</strong> hoofd bieden aan een snel veranderende '<strong>in</strong>wendige<br />

werkelijkheid', waardoor een andere uitwendige werkelijkheid wordt opgeroe-<br />

pen. Beide ontwikkel<strong>in</strong>gen stellen hem of haar <strong>voor</strong> nieuwe eisen die elkaar op<br />

een complexe wijze bei'nvloeden.<br />

In structureel opzicht zijn er tal van parallellen tussen de k<strong>in</strong>dertijd en de<br />

adolescentie aan te wijzen. Beide worden als ontwikkel<strong>in</strong>gsfasen gekenmerkt<br />

door een op elkaar <strong>in</strong>werken van psycho-fysische en psycho-sociale verander<strong>in</strong>-<br />

gen. In beide worden hoge synt<strong>het</strong>iser<strong>in</strong>gs-prestaties gevraagd. In beide<br />

levensfasen moet een spann<strong>in</strong>gs- of conflicttoestand opgelost worden die <strong>voor</strong>t-<br />

komt uit de ongelijkheid van de biologische en de sociale ontwikkel<strong>in</strong>g. Het<br />

k<strong>in</strong>d of de adolescent wil meer dan <strong>het</strong> kan of mag, <strong>het</strong> voelt meer dan <strong>het</strong><br />

begrijpt of kan uiten. De oploss<strong>in</strong>g van deze spann<strong>in</strong>gstoestand is de <strong>voor</strong>-<br />

waarde <strong>voor</strong> een 'gezonde' verdere ontwikkel<strong>in</strong>g van de persoonlijkheid. Het<br />

mislukken van deze oploss<strong>in</strong>g - dat wil zeggen <strong>het</strong> mislukken van <strong>het</strong> tot stand<br />

komen van een 'compromis' tussen natuur en cultuur - heeft meestal proble-<br />

matische gevolgen. Onder bepaalde omstandigheden kan een gestoorde<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g van gedrag en belev<strong>in</strong>g <strong>het</strong> resultaat zijn, met een duur die tot<br />

ver <strong>in</strong> de volwassenheid kan reiken '.<br />

Maar, de processen van persoonlijkheidsontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>dertijd en de<br />

adolescentie verschillen aanzienlijk van elkaar door de 'psychische middelen'<br />

die bij de oploss<strong>in</strong>g van de betreffende spann<strong>in</strong>gstoestand, tussen de biologi-<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HET REGERINCSBELEID


sche en de psychosociale ontwikkel<strong>in</strong>g, <strong>in</strong>gezet worden. Anders dan <strong>in</strong> de<br />

k<strong>in</strong>dertijd is <strong>in</strong> de adolescentie een oploss<strong>in</strong>g alleen mogelijk als de jongere zich<br />

<strong>in</strong>nerlijk losmaakt van zijn centrale hecht<strong>in</strong>gsfiguren, zoals de ouders, en de<br />

weg <strong>in</strong>slaat naar een m<strong>in</strong> of meer autonome persoonlijkheidsontwikkel<strong>in</strong>g.<br />

Het losmak<strong>in</strong>gsproces is uitgangspunt en <strong>voor</strong>waarde <strong>voor</strong> de adolescent om<br />

zich te kunnen richten op personen en <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen buiten <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>, en op de<br />

daardoor gestelde eisen en taken. De <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>dertijd gehanteerde strategieen<br />

<strong>voor</strong> persoonlijkheidsontwikkel<strong>in</strong>g en zelfbeeld, die <strong>voor</strong> een groot deel<br />

bestaan uit imitatie van en identificatie met de ouder(s), zijn daarmee onbruik-<br />

baar geworden. De adolescent staat <strong>voor</strong> de taak om de eerste hecht<strong>in</strong>gs-<br />

figuren, de ouders, tot op zekere hoogte te devalueren, en <strong>in</strong> dat proces komen<br />

regelmatig conflicten <strong>voor</strong> en daarbij behorende gevoelens als angst om de<br />

ouder te verliezen of '<strong>het</strong> alleen te moeten doen maar geloven dat je dat niet<br />

kan7.<br />

De k<strong>in</strong>dertijd en de adolescentie onderscheiden zich ook duidelijk <strong>in</strong> de aard en<br />

de vorm van de gestelde psychosociale 'ontwikkel<strong>in</strong>gstaken'. Met de term<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gstaak worden de cultureel en maatschappelijk bepaalde<br />

verwacht<strong>in</strong>gen en eisen aangeduid die aan personen <strong>in</strong> een bepaalde leeftijds-<br />

groep gesteld worden. Ontwikkel<strong>in</strong>gstaken fungeren als de kaders waar-<br />

b<strong>in</strong>nen de jongere zijn persoonlijke en sociale identiteit moet verwerven.<br />

Hoewel er verschillen bestaan <strong>in</strong> <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g en formuler<strong>in</strong>g, zijn de meeste<br />

auteurs op <strong>het</strong> onderhavige gebied <strong>het</strong> erover eens dat de <strong>voor</strong> de adolescentie-<br />

fase gestelde ontwikkel<strong>in</strong>gstaken <strong>in</strong> hooggei'ndustrialiseerde samenlev<strong>in</strong>gen,<br />

zoals de Nederlandse, globaal de volgende zijn lo:<br />

- de ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>in</strong>tellectuele en sociale vaardigheden om zelfstandig<br />

opleid<strong>in</strong>gs- en aansluitend beroepskwalificaties te verwerven, met als doe1 een<br />

beroep te kunnen vervullen en zodoende de basis <strong>voor</strong> economische en mate-<br />

riele zelfstandigheid als volwassene te leggen;<br />

- de ontwikkel<strong>in</strong>g van een eigen geslachtsrol en van de vaardigheid tot <strong>het</strong> aan-<br />

gaan en <strong>in</strong>standhouden van b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen met leeftijdsgenoten van <strong>het</strong> eigen en<br />

<strong>het</strong> andere geslacht, en <strong>in</strong> <strong>het</strong> verlengde daarvan <strong>het</strong> opbouwen van een (tevens<br />

seksuele) relatie met een partner, die op de langere termijn de basis <strong>voor</strong> de<br />

opvoed<strong>in</strong>g van de eigen k<strong>in</strong>deren kan vormen;<br />

- de ontwikkel<strong>in</strong>g van een eigen waarden- en normensysteem en een ethisch en<br />

politiek bewustzijn waarmee <strong>het</strong> eigen gedrag en handelen <strong>in</strong> overeen-<br />

stemm<strong>in</strong>g is, zodat op de lange termijn verantwoordelijk handelen zowel <strong>in</strong> de<br />

privbsfeer als <strong>in</strong> de openbare sfeer mogelijk wordt;<br />

- de ontwikkel<strong>in</strong>g van gedragspatronen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> verantwoord verwerven en<br />

gebruiken van consumptiegoederen en <strong>voor</strong> vrijetijdsactiviteiten (<strong>in</strong>clusief de<br />

media en genotsmiddelen). Het doe1 hiervan is eeneigen levensstijl te ontwik-<br />

kelen en tot een 'wilsgecontroleerde' en een op de eigen behoeften afgestemd<br />

gebruik van de aangeboden middelen en goederen te komen.<br />

lo] Zie Hurrelmann e.a.. 1985.<br />

Deze ontwikkel<strong>in</strong>gstaken zijn kwalitatief duidelijk verschillend van die <strong>in</strong> de<br />

k<strong>in</strong>derjaren. In de k<strong>in</strong>derjaren gaat <strong>het</strong> <strong>voor</strong>al om de ontwikkel<strong>in</strong>g van basale<br />

taal- en andere cognitieve vaardigheden, de ontwikkel<strong>in</strong>g van hecht<strong>in</strong>gs- en<br />

sociaal-cooperatief gedrag, en van morele gedragspatronen die passen bij de<br />

vroege biologische en psychosociale ontwikkel<strong>in</strong>gsfasen ".<br />

Met behulp van <strong>het</strong> begrip ontwikkel<strong>in</strong>gstaak wordt <strong>het</strong> ook mogelijk om de<br />

adolescentie van de volwassenheid af te grenzen: de overgang naar de volwas-<br />

senheid is pas dan mogelijk als alle adolescentie-specifieke ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

taken volbracht zijn en als - wat tegelijk een <strong>voor</strong>waarde daar<strong>voor</strong> is - de<br />

psychodynamische verander<strong>in</strong>gen, zoals <strong>het</strong> proces van <strong>in</strong>nerlijke losmak<strong>in</strong>g<br />

van de ouders, afgesloten zijn.<br />

"1 Zie ook de artikelen van Kohnstamm en Heymans <strong>in</strong> deze studie.<br />

JEUCD IN ONTWIKKELING


In ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologisch perspectief wordt de adolescentie als een zelf-<br />

standige levensfase beschouwd, omdat daar<strong>in</strong> <strong>het</strong> proces van identiteits-<br />

vorm<strong>in</strong>g (de '<strong>in</strong>dividd-word<strong>in</strong>g of <strong>in</strong>dividuatie) beg<strong>in</strong>t en tot een <strong>voor</strong>lopige<br />

afsluit<strong>in</strong>g komt, en de basis vormt waarop latere verander<strong>in</strong>gen en ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de volwassenheid kunnen plaatsv<strong>in</strong>den. Het kernconflict van de<br />

adolescentie is daarom de polariteit tussen de opbouw van de identiteit ener-<br />

zijds en de steeds dreigende verbrokkel<strong>in</strong>g en vervag<strong>in</strong>g van zelfbeeld en iden-<br />

titeit anderzijds. Eenvoudig gezegd, de adolescent is <strong>voor</strong>tdurend verwikkeld<br />

<strong>in</strong> elkaar steeds afwisselende en bei'nvloedende processen van afgrenz<strong>in</strong>g en<br />

grensvervag<strong>in</strong>g.<br />

De identiteit wordt gevormd <strong>in</strong> een <strong>in</strong>tensieve confrontatie met de maatschap-<br />

pelijk gegeven normen, waarden en gedragseisen die aan de adolescent bij <strong>het</strong><br />

vervullen van zijn ontwikkel<strong>in</strong>gstaken gesteld worden. Deze maatschappe-<br />

lijke 'gegevenheden' worden de referentiepunten <strong>voor</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g en de<br />

vaststell<strong>in</strong>g van een subjectieve 'levensz<strong>in</strong>'. De door de volwassen samenlev<strong>in</strong>g<br />

gepropageerde wereldbeelden worden systematisch naar hun betekenis en z<strong>in</strong><br />

gevraagd, waarbij gebreken en lacunes, tegenstrijdigheden en onduidelijk-<br />

heden zowel uitgangspunt als prikkel <strong>voor</strong> heftige <strong>in</strong>nerlijke en uiterlijke<br />

crises kunnen vormen.<br />

Het is typerend <strong>voor</strong> adolescenten om de maatschappelijk gegeven waarden en<br />

handel<strong>in</strong>gs<strong>voor</strong>schriften heel kritisch onder de loep te nemen. Maar even<br />

kritisch en onzeker zijn ze vaak ten aanzien van hun eigen vermogen of onver-<br />

mogen om zich die waarden of gedragspatronen eigen te maken.<br />

Anders dan k<strong>in</strong>deren beschikken adolescenten over de cognitieve, emotionele<br />

en sociale mogelijkheden om over zichzelf en hun omgev<strong>in</strong>g op een complexe<br />

wijze na te denken en te redeneren. Op de eis van de omgev<strong>in</strong>g om volwassen te<br />

worden reageren en ageren ze door aanpass<strong>in</strong>g en protest, afwijz<strong>in</strong>g en toe-<br />

nader<strong>in</strong>g, zelfkritiek en zelf<strong>in</strong>zicht. Dit zoeken naar een eigen identiteit is een<br />

fasegebonden kenmerk <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>gsgang van de mens, die <strong>in</strong> de<br />

beschreven vorm typerend is <strong>voor</strong> de adolescentie en <strong>in</strong> de regel <strong>in</strong> deze vorm<br />

ook alleen maar <strong>in</strong> de adolescentie optreedt.<br />

4.2.3 Sociologische aspecten<br />

De <strong>voor</strong>afgaande beschrijv<strong>in</strong>g van ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologische <strong>in</strong>zichten<br />

levert een aantal aangrijp<strong>in</strong>gspunten <strong>voor</strong> de opvatt<strong>in</strong>g dat de adolescentie een<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gsfase is met een geheel eigen, bijzondere plaats <strong>in</strong> de levensloop.<br />

Deze opvatt<strong>in</strong>g v<strong>in</strong>dt steun <strong>in</strong> de <strong>voor</strong>naamste sociologische analyses van de<br />

adolescentie. In een sociologische benader<strong>in</strong>g heeft de adolescentie eerst en<br />

<strong>voor</strong>al de functie om de <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>derjaren venvorven elementaire sociale<br />

competenties en vaardigheden zodanig verder te ontwikkelen en uit te<br />

bouwen, dat de <strong>voor</strong> de volwassenheid noodzakelijke competenties op <strong>het</strong> vlak<br />

van opleid<strong>in</strong>g en beroep, sociale en <strong>in</strong>tieme relaties, politiek, ethiek, cultuur en<br />

consumptie eigen gemaakt worden.<br />

Kenmerkend en bepalend <strong>voor</strong> de adolescentie is derhalve <strong>het</strong> proces van <strong>in</strong>te-<br />

gratie <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g van volwassenen. Dit proces duurt totdat <strong>in</strong> alle<br />

sociale sectoren een <strong>voor</strong> de status van volwassene vereiste graad van 'hande-<br />

l<strong>in</strong>gsbekwaamheid' is bereikt. Adolescenten vormen daarmee <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g<br />

met volwassenen een 'gediscrim<strong>in</strong>eerde' leeftijdsgroep ten aanzien van hun<br />

positie en privileges. Over <strong>het</strong> geheel van de levensloop gezien is de adolescen-<br />

tie een 'ondergeprivilegieerde' levensfase. De legitimatie <strong>voor</strong> deze discrimi-<br />

natie ligt volgens de gangbare maatschappelijke opvatt<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> feit dat de<br />

jongere juist eerst <strong>in</strong> deze ontwikkel<strong>in</strong>gsfase de kennis en vaardigheden moet<br />

verwerven die <strong>voor</strong> een competente vervull<strong>in</strong>g van de volwassen rol <strong>voor</strong>-<br />

waarde zijn.<br />

Het gedragspatroon van de adolescent mag daarom een 'onaf, onevenwichtig<br />

en experimenteel karakter hebben en heeft dat meestal ook. Vanzelfsprekend<br />

komen zulke gedragspatronen ook op volwassen leeftijd <strong>voor</strong>, zoals bij<strong>voor</strong>-<br />

beeld <strong>in</strong> bepaalde crisissituaties (ziekte, werkloosheid e.d.). Maar <strong>het</strong> verschil<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


met de adolescentie is dat ze dan niet <strong>in</strong> een ontwikkel<strong>in</strong>gsfase vallen waar<strong>in</strong><br />

sprake is van <strong>het</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> eerste keer (gaan) venverven van volwassen posities<br />

en rechten.<br />

Vanuit een sociologisch gezichtspunt is de adolescentie daarom een levensfase<br />

die gekenmerkt wordt door een naast elkaar bestaan van onzelfstandig-k<strong>in</strong>der-<br />

lijke en zelfstandig-volwassen gedragseisen: de adolescent moet enerzijds a1<br />

bepaalde volwassen gedragspatronen gaan vertonen en mag tegelijkertijd<br />

andere nog niet gebruiken.<br />

De adolescentie is zoals gezegd pas voltooid als op alle relevante terre<strong>in</strong>en een<br />

volledige, of <strong>in</strong> iedere geval voldoende, mate van autonomie en zelf-<br />

verantwoordelijkheid bereikt is. Maar, <strong>in</strong> de regel wordt de meest beslissende<br />

stap <strong>in</strong> de richt<strong>in</strong>g van de status van volwassene genomen wanneer: a) de<br />

school- en aansluitend de beroepsopleid<strong>in</strong>g is afgesloten en de overgang naar<br />

(zelfstandige) beroepsuitoefen<strong>in</strong>g wordt gemaakt; en b) de losmak<strong>in</strong>g van <strong>het</strong><br />

ouderlijk huis en <strong>het</strong> aangaan van een vaste partnerrelatie (en eventueel <strong>het</strong><br />

stichten van een eigen gez<strong>in</strong>) heeft plaatsgevonden.<br />

Vooral de afsluit<strong>in</strong>g van de school- of opleid<strong>in</strong>gsfase en de <strong>in</strong>trede <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

beroepsleven hebben <strong>in</strong> ge'<strong>in</strong>dustrialiseerde samenlev<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> dezen een<br />

belangrijke betekenis. Daarmee krijgt namelijk <strong>het</strong> proces van economische<br />

positioner<strong>in</strong>g, de statustoewijz<strong>in</strong>g en de toedel<strong>in</strong>g van privileges <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader<br />

van de arbeidsverdel<strong>in</strong>g, zijn <strong>voor</strong>lopige beslag. Het gaan vervullen van een<br />

beroepsrol kan <strong>in</strong> sociologisch opzicht worden opgevat als de <strong>in</strong>trede <strong>in</strong> een<br />

dom<strong>in</strong>ante (dee1)rol van de status van volwassenen. In deze z<strong>in</strong> kan men<br />

zeggen dat <strong>in</strong> de adolescentie de beslissende 'spoorrails' <strong>voor</strong> de reproduktie<br />

van de sociale en economische structuren van de samenlev<strong>in</strong>g worden aan-<br />

gelegd.<br />

Naast de <strong>in</strong>trede <strong>in</strong> <strong>het</strong> beroepsleven is de relatie met een (vaste) partner,<br />

respectievelijk <strong>het</strong> huwelijk, de tweede cruciale gebeurtenis die de overgang<br />

van adolescent naar volwassene markeert. Beide gebeurtenissen omvatten de<br />

<strong>in</strong> de publieke en private sector centrale dimensies vanmaatschappelijke parti-<br />

cipatie, te weten de economische bijdrage en de <strong>voor</strong>tplant<strong>in</strong>gk<strong>in</strong>der-<br />

opvoed<strong>in</strong>g.<br />

Gegeven <strong>het</strong> centrale belang van de beroeps- en partnerrol omschrijven sociolo-<br />

gen adolescenten ook we1 als diegenen die met de puberteit de biologische<br />

geslachtsrijpheid bereikt hebben, zonder via huwelijk of beroep <strong>in</strong> <strong>het</strong> bezit te<br />

zijn gekomen van de rechten en plichten waardoor een verantwoordelijke deel-<br />

name aan <strong>het</strong> functioneren van de samenlev<strong>in</strong>g mogelijk wordt gemaakt<br />

respectievelijk wordt afgedwongen. Deze omschrijv<strong>in</strong>g maakt duidelijk dat <strong>het</strong><br />

e<strong>in</strong>de van de adolescentieperiode niet alleen op basis van lichamelijke ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>gen of kenmerken vastgesteld kan worden. De adolescentie moet altijd<br />

ook als een maatschappelijk bepaald verschijnsel worden benaderd en geanaly-<br />

seerd. Het e<strong>in</strong>de van de adolescentieperiode kan daarom ook niet aan een<br />

bepaalde leeftijd gebonden worden en kan op bepaalde aspecten eerder plaats-<br />

v<strong>in</strong>den dan op andere. Zo is <strong>in</strong> de gei'ndustrialiseerde landen a1 vele jaren een<br />

verschuiv<strong>in</strong>g waar te nemen op <strong>het</strong> gebied van de beroepsuitoefen<strong>in</strong>g, die ertoe<br />

heeft geleid dat de adolescentie * tot ver <strong>in</strong> <strong>het</strong> derde levensdecennium is 'opge-<br />

rekt'. Deze ontwikkel<strong>in</strong>g weerspiegelt zich <strong>in</strong> <strong>het</strong> ontstaan van een nieuwe<br />

term<strong>in</strong>ologie, waar<strong>in</strong> begrippen als 'jonge volwassene' en 'postadolescent'<br />

worden gebruikt om de op-de-beroepsrol-na-volwassen-adolescent aan te<br />

duiden.<br />

Het is thans gangbaar om met de term adolescentie de leeftijdsperiode tussen<br />

globaal <strong>het</strong> 12e en 18e levensjaar aan te duiden, en de term postadolescentie of<br />

jonge volwassenheid te gebruiken <strong>voor</strong> de leeftijdsperiode tussen 18 jaar l3 en<br />

24 jaar l4 of later. Hoewel ook <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader van dit hoofdstuk deze term<strong>in</strong>ologie<br />

12] In de eerder gegeven sociologische ornschrijv<strong>in</strong>g.<br />

"1 Leeftijd van wettelijke zelfstandigheid.<br />

"1 Gerniddelde leeftijd <strong>voor</strong> <strong>het</strong> beg<strong>in</strong> van een vaste partnerlsarnenlev<strong>in</strong>gsrelatie.<br />

121 JEUGD INONTWIKKEL~NG


gebruikt wordt, is <strong>het</strong> van belang op te merken dat <strong>het</strong> gaat om een pragrnati-<br />

sche kwestie, niet om een theoretisch onderbouwde of empirisch vastgestelde<br />

<strong>in</strong>del<strong>in</strong>g.<br />

4.3 De adolescentie als fase van <strong>in</strong>dividuatie en <strong>in</strong>tegratie<br />

Is] DUS met de samenlev<strong>in</strong>g zelf.<br />

Ib] Zie Rutter, 1990.<br />

Onze biologische, ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologische en sociologische analyses van<br />

de adolescentie monden uit <strong>in</strong> de conclusie dat <strong>het</strong> hier gaat om een levensfase<br />

die een eigen plaats en betekenis <strong>in</strong> de menselijke levensloop toekomt. De ado-<br />

lescentie is noch louter een verlengstuk van de k<strong>in</strong>dertijd noch alleen maar een<br />

tussenstation op de weg naar volwassenheid.<br />

Ongetwijfeld is <strong>het</strong> zo dat de basale persoonlijkheidseigenschappen <strong>in</strong> de<br />

k<strong>in</strong>derjaren worden gevormd, maar door de <strong>in</strong>grijpende verander<strong>in</strong>gen die<br />

kenmerkend zijn <strong>voor</strong> de adolescentie komt <strong>het</strong> tot een reorganisatie van de<br />

persoonlijkheid, waardoor de vroegere kenmerken aanzienlijk bei'nvloed<br />

kunnen worden, doordat ze worden <strong>in</strong>gepast <strong>in</strong> een kwalitatief andersoortig<br />

patroon.<br />

Ongetwijfeld is ook zo dat de adolescentie gekenmerkt wordt door <strong>het</strong> feit dat<br />

<strong>het</strong> de periode is van <strong>het</strong> venverven van de competenties en vaardigheden die<br />

typerend en vanzelfsprekend zijn <strong>voor</strong> de volwassenheid. Maar de <strong>voor</strong> de<br />

adolescentie specifieke processen van exploratie, experimenteren en confron-<br />

tatie zorgen er<strong>voor</strong> dat er doorgaans geen sprake is van een klakkeloze of<br />

mechanische reproduktie van sociale handel<strong>in</strong>gspatronen van de ene genera-<br />

tie op de andere. Dit laatste gegeven wijst op <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> bestaan van de<br />

adolescentie, niet alleen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu maar ook <strong>voor</strong> de samenlev<strong>in</strong>g als<br />

geheel, een periode van belangrijke impulsen <strong>voor</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g, verander<strong>in</strong>g<br />

en vernieuw<strong>in</strong>g kan zijn. Adolescenten spelen als bevolk<strong>in</strong>gsgroep niet zelden<br />

een belangrijke, en misschien we1 een cruciale rol <strong>in</strong> maatschappelijke evolu-<br />

ties of revoluties.<br />

De tijd en de mogelijkheden die adolescenten <strong>voor</strong> persoonlijkheidsontwik-<br />

kel<strong>in</strong>g en <strong>het</strong> experimenteren met sociale handel<strong>in</strong>gspatronen ter beschik-<br />

k<strong>in</strong>g staan, kunnen sterk van samenlev<strong>in</strong>g tot samenlev<strong>in</strong>g verschillen.<br />

B<strong>in</strong>nen een en dezelfde samenlev<strong>in</strong>g kunnen de verschillen tussen sociale<br />

milieus weer aanzienlijk zijn.<br />

We kunnen daarom de adolescentie beschouwen als een zowel door maatschap-<br />

pelijke maatregelen mogelijk gemaakte, als een door structurele maatschappe-<br />

lijke problemen noodzakelijk gemaakte levensfase <strong>voor</strong> persoonlijke ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>g, sociale plaatsbepal<strong>in</strong>g en sociale verander<strong>in</strong>g. In deze karakteriser<strong>in</strong>g<br />

zijn de wezenlijke elementen opgenomen die we <strong>in</strong> de<strong>voor</strong>afgaande besprek<strong>in</strong>g<br />

van ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologische en sociologische aspecten van de adoles-<br />

centie hebben genoemd. De afiaken<strong>in</strong>g van de adolescentie als <strong>in</strong>dividuatie-<br />

en tegelijk als (sociale) <strong>in</strong>tegratiefase wijst op de <strong>voor</strong> deze levensfase onlos-<br />

makelijke samenhang van persoonlijkheids- en maatschappelijke ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>g. Het zijn deze twee concepten, <strong>in</strong>dividuatie en <strong>in</strong>tegratie, die een centrale<br />

rol spelen <strong>in</strong> <strong>het</strong> begrijpen van de ontwikkel<strong>in</strong>gsbehoeften en de ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>gsproblemen, met name die van psychosociale aard, die de adolescentie<br />

kenmerken 16.<br />

Zndividuatie en <strong>in</strong>tegratie<br />

De adolescentie is zowel de fase van <strong>het</strong> venverven van persoonlijke identiteit,<br />

als van <strong>het</strong> venverven van de sociale en economische vaardigheden vereist <strong>voor</strong><br />

sociale <strong>in</strong>tegratie, waarbij de onderl<strong>in</strong>ge samenhang tussen beide processen<br />

niet gereduceerd kan worden tot een eenzijdige causale <strong>in</strong>vloed van <strong>het</strong> een op<br />

<strong>het</strong> ander.<br />

122 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


"1 Zie MacArthur Foundation. 1990.<br />

''1 Zie onder meer Erikson. 1981.<br />

Onder <strong>in</strong>tegratie verstaan we <strong>het</strong> proces van 'vermaatschappelijk<strong>in</strong>g' van de<br />

menselijke natuur, dat wil zeggen de aanpass<strong>in</strong>g aan en ver<strong>in</strong>nerlijk<strong>in</strong>g van<br />

sociale waarden, normen en gedragsregels en positioner<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de economisch<br />

bepaalde kansstructuur (de arbeidsmarkt). De <strong>in</strong>tegratie vormt de basis <strong>voor</strong><br />

de sociale identiteit van de jongere, dat wil zeggen <strong>voor</strong> de subjectieve belev<strong>in</strong>g<br />

van de bereikte sociaal-economische positie en rol.<br />

Onder <strong>in</strong>dividuatie verstaan we zowel <strong>het</strong> proces van de ontwikkel<strong>in</strong>g van een<br />

<strong>in</strong>dividuele persoonlijkheidsstructuur, met zijn complexe cognitieve, motiva-<br />

tionele, morele en sociale kenmerken en vaardigheden, alsook de subjectieve<br />

belev<strong>in</strong>g van de eigen (unieke) persoonlijkheid.<br />

Uit deze def<strong>in</strong>ities vloeit <strong>voor</strong>t dat beide processen, <strong>in</strong>tegratie en <strong>in</strong>dividuatie,<br />

<strong>in</strong> <strong>het</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsproces sterk met elkaar <strong>in</strong>teracteren. De adolescente<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g kan als succesvol l7 worden beschouwd <strong>in</strong> de mate waar<strong>in</strong> een<br />

synthese van <strong>in</strong>tegratie en <strong>in</strong>dividuatie wordt bereikt, die haar neerslag v<strong>in</strong>dt<br />

<strong>in</strong> <strong>het</strong> vermogen tot autonoom handelen en <strong>in</strong> een zelfbeeld (of identiteits-<br />

beleven) dat gebaseerd is op een evenwicht tussen de persoonlijke en de sociale<br />

identiteit. Van een dergelijk zelfbeeld is sprake als de jongere <strong>in</strong> de eigen<br />

sociale omgev<strong>in</strong>g besliss<strong>in</strong>gs- en handel<strong>in</strong>gsbekwaam kan opereren, <strong>in</strong> een sta-<br />

biel netwerk van sociale relaties is opgenomen en geaccepteerd, en als hij of zij<br />

de eigen persoon als onvervangbaar en uniek ervaart, dat wil zeggen 'zich met<br />

zichzelf identificeert' en zichzelf respecteert.<br />

Doordat <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividuatieproces <strong>in</strong> feite een overgaan van een eenvoudige<br />

(k<strong>in</strong>derlijke) naar een complexe (volwassen) organisatie van de persoonlijk-<br />

heid impliceert, en doordat <strong>het</strong> <strong>in</strong>tegratieproces een overgaan van een eenvou-<br />

dig naar een complex rol- en statuspatroon betekent, wordt de adolescentie<br />

gekenmerkt door een stapsgewijze toename van eisen tot een zelfstandige orga-<br />

nisatie en beheers<strong>in</strong>g van gedrag en gevoelens. Het is deze constellatie van<br />

eisen aan affect- en gedragscontrole, die <strong>het</strong> potentieel vormt <strong>voor</strong> de <strong>in</strong>divi-<br />

duele, relationele en maatschappelijke conflicten en problemen die <strong>in</strong> de<br />

adolescentie worden aangetroffen.<br />

Hiermee wil overigens niet gezegd zijn dat de <strong>in</strong>dividuatie- en <strong>in</strong>tegratie-<br />

processen <strong>in</strong> de adolescentie onvermijdelijk conflictueus of crisisachtig moeten<br />

verlopen, zoals door nogal wat auteurs, met name veel psychoanalytisch geo-<br />

rienteerde theoretici, bij herhal<strong>in</strong>g is beweerd Is.<br />

Of zich, vanuit <strong>het</strong> conflictpotentieel dat de adolescentie objectief gezien impli-<br />

ceert, ook <strong>in</strong>derdaad sociale conflicten l9 dan we1 subjectieve problemen en pro-<br />

blematische gedragspatronen zoals drug- en alcoholmisbruik, psychische<br />

stoornissen, crim<strong>in</strong>eel gedrag en schooldrop-out ontwikkelen, hangt van een<br />

aantal factoren af. Daartoe behoren niet alleen de <strong>in</strong>dividuele probleemoplos-<br />

s<strong>in</strong>gsvaardigheden, belev<strong>in</strong>gspatronen en de steun en hulp 20 die de adolescent<br />

vanuit zijn directe sociale omgev<strong>in</strong>g 21 ontvangt. Ook spelen kenmerken van<br />

<strong>het</strong> sociaal-economische en sociaal-culturele milieu waar<strong>in</strong> de adolescent zijn<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g doormaakt, een cruciale rol. Bij laatstgenoemde kenmerken<br />

gaat <strong>het</strong> bij<strong>voor</strong>beeld om de mate van ambigui'teit of onduidelijkheid van<br />

verwacht<strong>in</strong>gen of eisen die aan de adolescent worden gesteld, en de speel-<br />

ruimte die wordt geboden <strong>voor</strong> <strong>het</strong> experimenteren met nieuwe gedrags- en<br />

belev<strong>in</strong>gspatronen. Daarnaast spelen ook demografische gegevenheden een<br />

belangrijke rol. Naarmate adolescenten een groter aandeel <strong>in</strong> de totale bevol-<br />

k<strong>in</strong>g van een bepaalde natie vormen, neemt de kans toe op <strong>in</strong>tergenerationele<br />

spann<strong>in</strong>gen en op de vermaatschappelijk<strong>in</strong>g van problemen en conflicten, ook<br />

subjectieve. De 'revolutie van 1968' is volgens verschillende auteurs 22 onder<br />

19] Studentenrevoluties zoals die van 1968 of zoals <strong>in</strong> de Volksrepubliek Ch<strong>in</strong>a <strong>in</strong> 1989 en Birma <strong>in</strong> 1989.<br />

''1 In de z<strong>in</strong> van middelen.<br />

''1 Het gez<strong>in</strong> van herkomst bij<strong>voor</strong>beeld.<br />

"1 Zie: Klerman. 1988; Hol<strong>in</strong>ger e.a.. 1988.<br />

123 JEUGD IN ONTWIKKELINC


meer <strong>het</strong> gevolg geweest van <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> aandeel van adolescenten <strong>in</strong> de<br />

bevolk<strong>in</strong>g van veel westerse landen een kritische grens overschreed, en daar-<br />

mee een politieke factor van betekenis werd. Omgekeerd geldt dat naarmate<br />

adolescenten een relatief ger<strong>in</strong>ger aandeel hebben <strong>in</strong> de totale bevolk<strong>in</strong>g de<br />

kans afneemt dat hun problemen en conflicten, ook de grotendeels sociaal<br />

bepaalde, vermaatschappelijkt worden. In plaats daarvan ontstaat een toe-<br />

nemende neig<strong>in</strong>g tot <strong>in</strong>dividualiser<strong>in</strong>g of medicaliser<strong>in</strong>g van levensproble-<br />

men. Het lijkt erop dat <strong>in</strong> veel ontwikkelde landen, als gevolg van de afne-<br />

mende demografische betekenis van jongeren, zich thans een dergelijke ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>doet 24. Deze ontwikkel<strong>in</strong>g valt samen met een aantal andere<br />

socio-economisch en sociocultureel bepaalde verander<strong>in</strong>gen die zich volgens<br />

een groot aantal auteurs op <strong>het</strong> gebied van de psychologie en sociologie van de<br />

adolescentie 24 <strong>in</strong> hoogge'<strong>in</strong>dustrialiseerde samenlev<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong>doen, en waar-<br />

door er enerzijds weliswaar sprake is van een sterke verbeter<strong>in</strong>g van de mate-<br />

riele omstandigheden waaronder adolescenten zich ontwikkelen, maar ander-<br />

zijds er ook sprake is van grote risico's <strong>voor</strong> de persoonsontwikkel<strong>in</strong>g en sociale<br />

identiteitsvorm<strong>in</strong>g.<br />

In <strong>het</strong> volgende zullen we <strong>in</strong>gaan op de <strong>voor</strong>naamste van die verander<strong>in</strong>gen en<br />

de mogelijke consequenties daarvan <strong>voor</strong> <strong>het</strong> ontstaan van ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

problemen <strong>in</strong> de adolescentie.<br />

4.4 Biologische en socio-economische kenmerken van de hedendaagse<br />

adolescentie en problemen <strong>in</strong> de adolescentie<br />

Als we kijken naar de traditionele <strong>in</strong>dicatoren <strong>voor</strong> een gezonde ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

- <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van lichameliike ziektes en sterfte - dan vormen adolescen-<br />

ten <strong>in</strong> de landen van de 'eerste' wereld tegenwoordig een <strong>in</strong> alle opzichten gepri-<br />

vilegieerde groep. De ziektes en levensbedreigende condities die typerend<br />

waren <strong>voor</strong> de vroege k<strong>in</strong>derjaren zijn grotendeels verleden tijd. De chronisch<br />

<strong>in</strong>validerende condities die typerend zijn <strong>voor</strong> de latere levensfasen, zijn nog<br />

toekomst. Vanuit een biomedisch gezichtspunt blijkt de adolescentie daarom<br />

een relatief on<strong>in</strong>teressante levensfase te zijn, <strong>het</strong>geen zich ondermeer weer-<br />

spiegelt <strong>in</strong> <strong>het</strong> feit dat een adolescentie-geneeskunde (adolescentie-psychiatrie<br />

<strong>in</strong>begrepen) nog nauwelijks tot ontwikkel<strong>in</strong>g is gekomen 25 zulks <strong>in</strong> tegenstel-<br />

l<strong>in</strong>g tot bij<strong>voor</strong>beeld de k<strong>in</strong>dergeneeskunde en de geriatrie. Het relatief<br />

ger<strong>in</strong>ge belang dat aan de adolescentenpopulatie vanuit <strong>het</strong> gezichtspunt van<br />

de somatische gezondheidszorg wordt gehecht, blijkt ook uit <strong>het</strong> feit dat de<br />

basisgezondheidsdiensten (de schoolartsen) <strong>in</strong> ons land als bovengrens <strong>voor</strong><br />

hun doelgroep de leeftijd van 12 jaar hanteren.<br />

Het zou echter volstrekt ten onrechte zijn om uit deze feiten de conclusie te<br />

trekken dat de adolescentie over <strong>het</strong> algemeen een gezondere levensfase is dan<br />

de <strong>voor</strong>afgaande en de volgende 26. Adolescenten hebben te kampen met eigen,<br />

m<strong>in</strong> of meer unieke ontwikkel<strong>in</strong>gs- en gezondheidsbedreig<strong>in</strong>gen en -proble-<br />

men, doorgaans <strong>het</strong> gevolg van factoren die verband houden met de specifieke<br />

kenmerken van deze ontwikkel<strong>in</strong>gsfase. Deze zijn van lichamelijke en, <strong>voor</strong>al,<br />

van psychosociale en gedragsmatige aard.<br />

Recente overzichten van <strong>in</strong>dicatoren <strong>voor</strong> gezondheid en ontwikkel<strong>in</strong>g van ado-<br />

lescenten <strong>in</strong> verschillende delen van de wereld, <strong>in</strong>clusief ons land, suggereren<br />

<strong>in</strong>derdaad een trend <strong>in</strong> de richt<strong>in</strong>g van een betere gezondheid onder adolescen-<br />

ten waar <strong>het</strong> gaat om biomedische aspecten 27. Kijken we ook naar <strong>in</strong>dicatoren<br />

<strong>voor</strong> gedragspatronen die een lange-termijneffect op de gezondheid kunnen<br />

hebben, zoals verslav<strong>in</strong>gs(risico)gedrag en vroegtijdig seksueel verkeer, dan is<br />

''1 Zie onder meer: Hamburg. 1989; Hurrelmann e.a., 1985.<br />

25] Zie Blum. 1988.<br />

26]<br />

"1<br />

Zie ook Irw<strong>in</strong> & Vaughan. 1988.<br />

Ibid.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


<strong>het</strong> beeld bepaald m<strong>in</strong>der eenduidig en op een aantal punten zelfs tegen-<br />

gesteld Hetzelfde geldt <strong>voor</strong> <strong>in</strong>dicatoren <strong>voor</strong> mentale en sociale ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>g, zoals zelfwaarder<strong>in</strong>g en gevoel van eigenwaarde, <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van<br />

depressieve stemm<strong>in</strong>gsstoornissen, <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van lichamelijke klachten<br />

of symptomen zonder organische oorzaak ('vague somatic compla<strong>in</strong>ts'), crimi-<br />

nee1 gedrag, gewelddadiggedrag, schoolsucces, cognitieve vaardigheden, en<br />

arbeidsongeschiktheid door psychosociale oorzaken ". Met andere woorden, er<br />

zijn aanwijz<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> een toenemende divergentie tussen de lichamelijke<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g enerzijds en de psychosociale ontwikkel<strong>in</strong>g anderzijds.<br />

Het is volgens tal van auteurs 30 aannemelijk dat deze ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> belang-<br />

.rijke mate samenhangt met, respectievelijk een gevolg is van, belangrijke<br />

verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> socio-culturele en psychosociale condities waaraan heden-<br />

daagse adolescenten zijn blootgesteld. Welke die verander<strong>in</strong>gen zijn, zal <strong>in</strong> de<br />

volgende paragraaf uitvoerig worden besproken.<br />

4.4.1 Biologische en socio-econornische kenrnerken van de hedendaagse<br />

adolescentie<br />

De adolescentie is niet alleen bij de mens maar ook bij de hogere zoogdieren een<br />

periode waar<strong>in</strong> <strong>in</strong>grijpende verander<strong>in</strong>gen plaatsv<strong>in</strong>den <strong>in</strong> fysiologische en<br />

biochemische systemen en <strong>in</strong> gedrag. Het centrale mechanisme van de neuro-<br />

endocriene verschijnselen van de puberteit is fylogenetisch zeer oud. De wer-<br />

k<strong>in</strong>g ervan blijkt echter, zoals we <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>afgaande a1 kortweg hebben aan-<br />

geduid, gewijzigd te kunnen worden door <strong>in</strong>vloeden vanuit zowel de ecologi-<br />

sche als de sociale omgev<strong>in</strong>g. In de recente geschiedenis van de menselijke<br />

soort hebben dergelijke wijzig<strong>in</strong>gen <strong>in</strong>derdaad plaatsgevonden, en we1 op een<br />

zodanig <strong>in</strong>grijpende manier dat de hedendaagse kenmerken van gezonde en<br />

ongezonde ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> deze levensfase tegen deze achtergrond beschreven<br />

en begrepen moeten worden. Hierna volgen de <strong>voor</strong>naamste van deze wijzig<strong>in</strong>gen.<br />

De verleng<strong>in</strong>g van de adolescentieperiode<br />

Biologische verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> menselijke organisme over de afgelopen<br />

honderdvijftig jaar als gevolg van <strong>het</strong> elim<strong>in</strong>erenlterugdr<strong>in</strong>gen van besmette-<br />

lijke ziekten, betere voed<strong>in</strong>g en betere sanitaire gewoonten, hebben de<br />

gemiddelde leeftijd waarop de menarche plaatsv<strong>in</strong>dt aanzienlijk verlaagd.<br />

Anderhalve eeuw geleden was die leeftijd <strong>in</strong> de meeste westerse landen ruim 16<br />

jaar; tegenwoordig is de gemiddelde menarcheleeftijd <strong>in</strong> ons land l2,5 jaar. Een<br />

soortgelijke trend (spermarche) lijkt zich bij jongens <strong>voor</strong> te doen, hoewel deze<br />

empirisch m<strong>in</strong>der gemakkelijk is vast te stellen. Tegelijkertijd hebben er zich<br />

<strong>in</strong> de afgelopen decennia, zoals we gezien hebben, een aantal sociaal-economi-<br />

sche verander<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong>gedaan, waardoor <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van de adolescentie - en<br />

daarmee <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van de afhankelijkheid van de jongere - verder <strong>voor</strong>uit is<br />

geschoven.<br />

De comb<strong>in</strong>atie van beide verschijnselen - verlag<strong>in</strong>g menarcheleeftijd en<br />

verleng<strong>in</strong>g van de adolescentieperiode - is <strong>voor</strong>zover bekend <strong>in</strong> de menselijke<br />

evolutie een absolute noviteit. Voor zeer veel jongeren betekent <strong>het</strong> waarschijn-<br />

lijk, <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met leeftijdsgenoten uit vroegere generaties, een toe-<br />

nemende mate en toenemende duur van onzekerheid en rolonduidelijkheid <strong>in</strong><br />

hun leven. Tenvijl bepaalde ontwikkel<strong>in</strong>gstaken, zoals de ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />

een seksuele identiteit, vaste partnerrelatie en consumptieve leefstijl, a1<br />

kunnen zijn voltooid, kan de voltooi<strong>in</strong>g van andere, zoals economische en mate-<br />

riele zelfstandigheid, vaak nog vele jaren op zich wachten.<br />

WHO, 1989, Irw<strong>in</strong> & Vaughan. 1988.<br />

'9] Zie ook STG. 1990.<br />

'1 Zie: WHO. 1989; Hamburg. 1989; Hurrelmann e.a.. 1985.<br />

125 JEUGD IN ONTWIKKELING


Deze 'halfvolwassenheid', die soms een decennium of meer kan duren, is<br />

vermoedelijk een van de factoren of voed<strong>in</strong>gsbodems van spann<strong>in</strong>gen of<br />

conflicten tussen de adolescent enerzijds, en zijn of haar opvoeders en de<br />

wijdere sociale context anderzijds. Het is waarschijnlijk ook een belangrijke<br />

factor van de emotionele en gedragsproblemen die de adolescentie kenmerken.<br />

De adolescent wil of verlangt steeds vroeger naar mogelijkheden, ervar<strong>in</strong>gen<br />

en bezitt<strong>in</strong>gen waar<strong>voor</strong> hem of haar nog lange tijd de middelen of de <strong>voor</strong>-<br />

geschreven posities zullen ontbreken. Dit verlangen wordt versterkt door de<br />

wijze waarop de media de adolescent presenteren en confronteren. Reclame op<br />

de televisie, <strong>in</strong> de bioscoop en <strong>in</strong> tijdschriften maakt op een zodanige wijze<br />

gebruik van adolescenten en jongvolwassenen dat wezens die alleen op deze<br />

wijze over onze planeet ge'<strong>in</strong>formeerd zouden worden, niet anders zouden<br />

kunnen concluderen dan dat ze vrijwel uitsluitend bevolkt is met 16- tot 29-<br />

jarigen, die vrijwel alles wat er te consumeren is <strong>voor</strong> hun reken<strong>in</strong>g nemen.<br />

Volgens sommigen3l kunnen heersende 'levensfilosofieen' zoals <strong>het</strong><br />

zogenaamde <strong>in</strong>dividualistisch-materialisme 32 en de daarmee gepaard gaande<br />

zorgwekkende ontwikkel<strong>in</strong>gen zoals de veronderstelde toename van (k1e<strong>in</strong>)-<br />

crim<strong>in</strong>eel of immoreel gedrag, mede van hieruit begrepen worden.<br />

De halfvolwassene die we1 een eigen (consumptieve) leefstijl heeft gekozen, zelf<br />

niet over de middelen beschikt om daaraan uitvoer<strong>in</strong>g te geven, maar tegelij-<br />

kertijd we1 door de media (reclame) sterk wordt geprikkeld tot<br />

consumptiegedrag, valt waarschijnlijk gemakkelijk ten prooi aan oneigenlijke<br />

of onwettige methoden om de eigen verlangens te bevredigen.<br />

De ontkoppel<strong>in</strong>g van de biologische en de sociale ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

Tenvijl <strong>het</strong> menselijke organisme zijn geslachtsrijpheid bereikt <strong>in</strong> de vroege<br />

adolescentie, bereiken de menselijke hersenen hun volwassen staat pas tegen<br />

<strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van de tienerjaren, en laat de sociale volwassenheid/zelfstandigheid<br />

gewoonlijk nog langer op zich wachten. Jonge adolescenten <strong>in</strong> de leeftijdsgroep<br />

van tien tot vijftien jaar kunnen echter a1 besliss<strong>in</strong>gen nemen (en doen dat ook<br />

vaak) die hun verdere levensloop zeer <strong>in</strong>grijpend kunnen bei'nvloeden, hoewel<br />

ze vaak nog onvolwassen zijn <strong>in</strong> cognitief opzicht, <strong>in</strong> algemene ontwikkel<strong>in</strong>gen<br />

<strong>in</strong> sociale ervar<strong>in</strong>g.<br />

Zo blijkt uit een recente Nederlandse studie dat de leeftijd waarop <strong>het</strong> eerste<br />

<strong>in</strong>tieme seksuele verkeer plaatsv<strong>in</strong>dt duide1ijk.i~ gedaald, tenvijl de daarmee<br />

verbonden risico's <strong>in</strong> de vorm van seksueel overdraagbare ziektes 33 over<br />

dezelfde periode sterk zijn toegenomen. Uit <strong>het</strong>zelfde onderzoek blijkt tevens<br />

dat vroege adolescenten zichzelf en hun partners slecht tegen deze risico's<br />

beschermen 34. Iets soortgelijks kan gezegd worden met betrekk<strong>in</strong>g tot gedrag<strong>in</strong>gen<br />

als roken en <strong>het</strong> gebruiken van alcohol en andere drugs. Zoals eerder 35<br />

werd beschreven, is de leeftijd waarop <strong>voor</strong> <strong>het</strong> eerst gerookt of gedronken<br />

wordt, of met drugs wordt geexperimenteerd, <strong>in</strong> de afgelopen decennia duidelijk<br />

gedaald. Dit betekent dat de besliss<strong>in</strong>g om tot een dergelijk gedrag over te<br />

gaan, steeds vaker wordt genomen op een leeftijd waarop de gevolgen op de<br />

lange termijn relatief slechter worden <strong>voor</strong>zien.<br />

Andere besliss<strong>in</strong>gen met <strong>in</strong>grijpende gevolgen <strong>voor</strong> de latere ontwikkel<strong>in</strong>g en<br />

sociale positie, die een aanzienlijke groep adolescenten neemt, zijn: de besliss<strong>in</strong>g<br />

om de school te verlaten, zo gauw dat wettelijk mogelijk is, om vervolgens<br />

<strong>het</strong> geld te kunnen gaan verdienen dat nodig is <strong>voor</strong> een bepaalde<br />

(consumptie)leefstijl; of <strong>het</strong> besluit om naast de schooltaak een of meer baantjes<br />

te nemen 36, waardoor <strong>het</strong> vervullen van de school- of opleid<strong>in</strong>gstaak niet<br />

'I] Zie Hamburg. 1989.<br />

"1 Zie Triandis. 1991.<br />

"1 Vooral, maar niet alleen, als gevolg van <strong>het</strong> HIV.<br />

"1 Zie <strong>Jeugd</strong> en Seks; 1990.<br />

"1 Zie hoofdstuk I.<br />

36] Met <strong>het</strong>zelfde oogmerk als <strong>in</strong> her <strong>voor</strong>afgaande punt.<br />

126 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


"1 De Zwart e.a.. 1990.<br />

"1 Zie ook Deen, 1990.<br />

127 JEUGD IN ONTWIKKELING<br />

zelden <strong>in</strong> <strong>het</strong> gedrang komt. Uit recent Nederlands onderzoek 37 blijkt <strong>in</strong> ieder<br />

geval dat schoolgaande jongeren die een relatief groot aantal uren werken,<br />

vaker worden aangetroffen op LBO en MAVO dan op HAVO en VWO, en dat ze<br />

relatief ongunstige houd<strong>in</strong>gen en m<strong>in</strong>der motivatie met betrekk<strong>in</strong>g tot de<br />

school hebben.<br />

Verwarr<strong>in</strong>g bzj adolescenten over volwassen rolpatronen en <strong>het</strong>probleem van de<br />

toekomstplann<strong>in</strong>g<br />

In de premoderne tijd was de <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g op de volwassenheid iets dat gedu-<br />

rende praktisch de gehele k<strong>in</strong>dertijd kon plaatsv<strong>in</strong>den. K<strong>in</strong>deren hadden volop<br />

de gelegenheid om hun ouders en andere volwassenen direct te observeren. Zij<br />

namen <strong>het</strong> uitvoeren van rollen en taken waar, die zij zelf zouden moeten gaan<br />

vervullen wanneer de puberteitsverander<strong>in</strong>gen hen eenmaal met <strong>het</strong> lichaam<br />

en de capaciteiten van een volwassene zouden hebben uitgerust. De vaardig-<br />

heden die nodig waren om als volwassene te functioneren werden zo geleidelijk<br />

aan verworven, en waren volledig of nagenoeg volledig beschikbaar tegen <strong>het</strong><br />

e<strong>in</strong>de van de puberteit. Bij de jonge adolescenten van tegenwoordig, daaren-<br />

tegen, is er meer ambigui'teit en meer venvarr<strong>in</strong>g omtrent de <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g op<br />

een effectief functioneren als volwassene, en eventueel als ouder, dan ooit<br />

eerder <strong>het</strong> geval was.<br />

Overgangsprocessen die een <strong>in</strong>grijpende reorganisatie van de persoonlijk-<br />

heidsstructuur en van sociale competenties vereisen, zoals de adolescentie,<br />

worden bemoeilijkt als normatieve modellen ontbreken en venvacht<strong>in</strong>gen<br />

onduidelijk of zelfs tegenstrijdig zijn of op zijn m<strong>in</strong>st dubbelz<strong>in</strong>nig worden<br />

gepresenteerd. Volwassenheidsrollen, zoals de beroeps- en ouderrol, kunnen<br />

tijdens de adolescentie niet of nauwelijks geoefend worden. De afstand tussen<br />

wat de adolescent verondersteld wordt te doen en waartoe diezelfde adolescent<br />

als volwassene verondersteld wordt <strong>in</strong> staat te zijn is, zowel <strong>in</strong> tijd als <strong>in</strong>houde-<br />

lijk, vaak zodanig groot dat <strong>voor</strong> veel jongeren de adolescentie een langgerekt<br />

'ik weet niet wat ik wiY-stadium is geworden.<br />

De meeste adolescenten en jonge volwassenen hebben bij<strong>voor</strong>beeld geen moge-<br />

lijkheid te oefenen met ouderlijk-verzorgend gedrag. Zij hebben meestal nog<br />

nooit een baby <strong>in</strong> handen gehad, laat staan verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> de<br />

verzorg<strong>in</strong>g ervan gedragen. Tegelijkertijd geldt dat naarmate de adolescentie<br />

sociaal gezien langer duurt, <strong>het</strong>geen gewoonlijk een hoger opleid<strong>in</strong>gsniveau<br />

impliceert, ook de ouderrol <strong>in</strong> de tijd verder opschuift en <strong>in</strong> veel gevallen hele-<br />

maal niet meer wordt vervuld. Hierdoor is de <strong>in</strong> verschillende opzichten proble-<br />

matische situatie ontstaan dat er een omgekeerde relatie bestaat tussen oplei-<br />

d<strong>in</strong>gsniveau en kiridertal.<br />

Voor wat betreft arbeid moeten jongeren nu keuzes maken <strong>voor</strong> beroepsrollen<br />

die ze pas vele jaren later zullen gaan vervullen, zonder dat <strong>het</strong> hun duidelijk<br />

is wat die rollen precies <strong>in</strong>houden en of ze die eigenlijk we1 willen. Daarbij doet<br />

zich <strong>het</strong> feit <strong>voor</strong> dat, bij de <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g op die beroepsrollen, aan jongeren<br />

gedragspatronen worden <strong>voor</strong>geschreven die haaks staan op de gedrags-<br />

patronen die doorgaans gewenst zijn vo,or een adequate vervull<strong>in</strong>g van die<br />

rollen. Zo legt <strong>het</strong> schoolsysteem de jongere een sterk passief en volgzaam<br />

gedrag op waar<strong>in</strong> eigen <strong>in</strong>itiatief doorgaans wordt ontmoedigd 38, als h<strong>in</strong>der-<br />

lijk wordt ervaren, of zelfs gewoon wordt gestraft. Datzelfde geldt ook <strong>in</strong><br />

belangrijke mate <strong>voor</strong> cooperatief gedrag, <strong>het</strong> samenwerken en <strong>het</strong> delen van<br />

taken met andere leerl<strong>in</strong>gen. Prestaties gelden alleen als <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividuele pres-<br />

taties zijn en teamwerk wordt <strong>in</strong> de schoolsituatie veelal als een verdachte,<br />

onzuivere wijze van werken beoordeeld. Doordat passief en <strong>in</strong>dividualistisch<br />

gedrag doorgaans contra-produktief of ronduit problematisch is <strong>in</strong> arbeids-<br />

situaties, gaapt er een structurele gedragskloof tussen ondenvijs en arbeids-


39] Bandura, 1990.<br />

markt. Het lijkt niet gewaagd te stellen, dat veel psychische problemen en<br />

gedragsproblemen bij jongeren <strong>in</strong> hun eerste periode op de arbeidsmarkt mede<br />

hierop terug te voeren zijn. Mogelijk is van de oorzaken waardoor met name <strong>het</strong><br />

beroep van onderwijsgevende tot een van de meest stresserende of ongezonde<br />

gerekend moet worden, <strong>het</strong> feit dat de betreffende volwassenen, als jongere en<br />

onderwijsontvangende, tal van jaren gedwongen zijn geweest tot gedragspatro-<br />

nen (passief, niet-structurerendhnitiatiefloos) die exact <strong>het</strong> tegenovergestelde<br />

zijn van wat nodig is <strong>voor</strong> een effectieve ondenvijsgevende.<br />

Met betrekk<strong>in</strong>g tot de relatie school-arbeid is een schrijnende psychologische<br />

paradox ontstaan: tenvijl chronologisch, gedragsmatig en <strong>in</strong>houdelijk de kloof<br />

tussen school en arbeid groot is en alsmaar groter neigt te worden, is <strong>het</strong> toch<br />

de heersende filosofie om de jongere persoonlijk verantwoordelijk te stellen<br />

<strong>voor</strong> de lange-termijnuitkomst van de (op1eid<strong>in</strong>gs)keuzes die hij of zij maakt.<br />

Dit, terwijl sociaal milieu, opleid<strong>in</strong>g, beroep en f<strong>in</strong>anciele welstand van ouders<br />

aanzienlijk meer van de variantie <strong>in</strong> opleid<strong>in</strong>gsniveau en beroep van k<strong>in</strong>deren<br />

verklaren dan hun <strong>in</strong>dividuele kenmerken. Gebrek aan schoolopleid<strong>in</strong>g of een<br />

ger<strong>in</strong>g opleid<strong>in</strong>gsniveau wordt door veel jongeren als 'eigen schuld dikke bult'<br />

beleefd, waardoor zij zichzelf als <strong>in</strong>effectief ('no belief <strong>in</strong> personal efficacy' 39 of<br />

<strong>in</strong>competent 40 moeten gaan ervaren. Maar, zulke zelfschema's hebben juist<br />

weer een ongunstige <strong>in</strong>vloed op <strong>het</strong> functioneren <strong>in</strong> een arbeidsrol. Daarbij<br />

geldt, dat de betreffende jongeren - juist vanwege hun ongunstige school-<br />

carrihre - betrekkelijk vroeg op de arbeidsmarkt verschijnen om daar,<br />

opnieuw vanwege hun relatief ger<strong>in</strong>ge opleid<strong>in</strong>g, terecht te komen <strong>in</strong> functies<br />

met een betrekkelijk lage status. De onvermijdelijke consequentie is, dat zij<br />

een relatief groot risico op arbeidsproblemen en arbeidsongeschiktheid lopen.<br />

Tegen deze achtergrond is de aanpak van <strong>het</strong> probleem van de 'psychisch<br />

bepaalde' arbeidsongeschiktheid bij jongeren en jonge volwassenen, zoals die<br />

recent is bepleit 41, nu a1 aan revisie toe. Vanuit een ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologi-<br />

sche visie is <strong>het</strong> immers rijkelijk laat, en <strong>in</strong> veel gevallen vermoedelijk veel te<br />

laat, als <strong>het</strong> beg<strong>in</strong>punt <strong>voor</strong> <strong>in</strong>terventies wordt gelegd op <strong>het</strong> moment datjonge-<br />

ren op de arbeidsmarkt verschijnen. Het zijn de gedrags- en belev<strong>in</strong>gspatronen<br />

die aan schoolgaande jongeren worden aangeleerd of opgelegd, en de processen<br />

van overgang van school naar werk, die de centrale aangrijp<strong>in</strong>gspunten <strong>voor</strong><br />

preventieve <strong>in</strong>terventies zouden moeten vormen.<br />

De erosie van <strong>het</strong> gez<strong>in</strong> en andere netwerken <strong>voor</strong> sociale ondersteun<strong>in</strong>g<br />

Gedurende <strong>het</strong> grootste deel van zijn geschiedenis leefde de mens <strong>in</strong> kle<strong>in</strong>-<br />

schalige gemeenschappen. Hier<strong>in</strong> vonden jonge mensen duurzame sociale net-<br />

werken, vertrouwensrelaties en cultureel hecht verankerde richtlijnen en stra-<br />

tegieen. Daarop konden ze <strong>in</strong> tijden van spann<strong>in</strong>g en problemen terugvallen,<br />

en ze konden er de oploss<strong>in</strong>gsvaardigheden en middelen aan ontlenen, ten-<br />

e<strong>in</strong>de aan die problemen <strong>het</strong> hoofd te bieden. In de hedendaagse samenlev<strong>in</strong>g<br />

heeft een sterke erosie plaatsgevonden van zulke sociale ondersteun<strong>in</strong>gs-<br />

netwerken, getuige onder meer: de omvangrijke geografische mobiliteit en<br />

migratie; <strong>het</strong> uiteenvallen van de klassieke gez<strong>in</strong>sverbanden; de sterke toe-<br />

name van eenoudergez<strong>in</strong>nen 42 de afbraak van de traditionele levensbeschou-<br />

w<strong>in</strong>gen, zoals godsdiensten, en van de daarmee verbonden sociale structuren.<br />

De gevolgen van deze ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>gs- en opvoed<strong>in</strong>gs-<br />

situatie van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen zijn nog slechts ten dele <strong>in</strong> kaart gebracht.<br />

Duidelijk is <strong>in</strong>middels we1 dat de kwetsbaarheid <strong>voor</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen<br />

bij bepaalde groepen jongeren erdoor duidelijk is toegenomen, hoewel over de<br />

processen en mechanismen die daarbij een bepalende rol spelen, op veel punten<br />

'O] Van der L<strong>in</strong>den. 199 1.<br />

"1 Zie onder meer STG. 1990.<br />

"1 Met name die waar<strong>in</strong> jonge, op of onder de armoedegrens levende, sociaal geisoleerde vrouwen de moederrol vewullen.<br />

128 WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HETREGERINGSBELEID


sterke men<strong>in</strong>gsverschillen bestaan 43. ZO blijkt uit verschillende studies, dat<br />

een <strong>in</strong>stabiliteit van relaties <strong>in</strong> <strong>het</strong> gez<strong>in</strong> van herkomst 441eidt tot een sterkere<br />

orientatie <strong>in</strong> gedrag en waarden op leeftijdsgenoten, wat bij jonge adolescenten<br />

gepaard lijkt te gaan met een toename <strong>in</strong> emotionele en gedragsproblemen 45.<br />

Verder is vastgesteld dat een aanzienlijk percentage, ZO'~ 20%, van de k<strong>in</strong>deren<br />

en adolescenten regelmatig gevoelens van eenzaamheid ervaart 46. In een<br />

onderzoek onder 15.000 middelbare scholieren bleek 1 op de 8 (13%) zich naar<br />

eigen zeggen vaak eenzaam te voelen 4? Er bleek hierbij een verband te<br />

bestaan tussen de sociale achtergrond, zoals <strong>het</strong> leven <strong>in</strong> een eenoudergez<strong>in</strong> of<br />

een twee-oudergez<strong>in</strong>, en eenzaamheidsgevoelens.<br />

De grote beschikbaarheid uoor adolescenten van technieken, stoffen en actiuitei-<br />

ten die de gezondheid en <strong>het</strong> leuen kunnen bedreigen<br />

Adolescenten worden op grote schaal blootgesteld aan allerlei vormen van risi-<br />

covol gedrag, varierend van seksueel risicogedrag, via verslav<strong>in</strong>gsrisico-<br />

gedrag 48 en verkeersrisicogedrag tot een varieteit aan gezondheids- en sociale<br />

risicogedrag<strong>in</strong>gen 49. Deze blootstell<strong>in</strong>g is niet alleen veelal economisch gemo-<br />

tiveerd, <strong>het</strong> stimuleren van consumptie, maar heeft ook een sociaal-culturele<br />

achtergrond. Terwijl jongeren veelal jarenlang niet de kans krijgen om zich<br />

direct <strong>in</strong> sociaal-produktieve volwassenheidsrollen te oefenen, krijgen ze we1 50<br />

<strong>in</strong> mime mate de gelegenheid om zich <strong>in</strong> symbolische volwassenheidsgedra-<br />

g<strong>in</strong>gen te oefenen, zoals rook- en dr<strong>in</strong>kgedrag, zogenaamd vrije tijds(consump-<br />

tie)gedrag <strong>in</strong> de vorm van deelname aan <strong>het</strong> gemotoriseerde verkeer, en<br />

(riskant) seksueel verkeer. Begrijpelijkerwijs beschouwen veel jongeren zelf<br />

dergelijke gedrag<strong>in</strong>gen, of <strong>het</strong> gebruik van deze middelen, vaak als onschuldig,<br />

ontspannend, recreatief of stoer (dat wil zeggen: volwassen), hoewel de effecten<br />

ervan <strong>voor</strong> henzelf en anderen, op zowel de korte als lange termijn, zeer schade-<br />

lijk kunnen zijn.<br />

Deze gedragspatronen worden versterkt door de versie van <strong>het</strong> leven van de<br />

volwassene die de media <strong>voor</strong>schotelen. Deze is veelal niet meer dan een<br />

verwrongen afspiegel<strong>in</strong>g van wat volwassenen <strong>in</strong> feite ervaren en hoe ze doen,<br />

een <strong>voor</strong> adolescenten vaak verwarrend mengsel van fantasie en realiteit.<br />

Maar, zoals blijkt uit <strong>het</strong> verslag van de 'state of the art'-conferentie 'Television<br />

and Teens' 51, de modellen uit de media hebben op uiteenlopende gebieden,<br />

zoals consumptiegedrag, seksuele opvatt<strong>in</strong>gen, aggressief gedrag en zelfs zelf-<br />

destructief gedrag, een aanzienlijke <strong>in</strong>vloed op adolescenten.<br />

Van belang hier is de constater<strong>in</strong>g dat als een bepaald (gezondheids)risico-<br />

gedrag door een jongere regelmatig wordt vertoond, dit betrekkelijk zelden <strong>in</strong><br />

isolement gebeurt.'Er is doorgaans sprake van een comb<strong>in</strong>atie met een of meer<br />

andere risicogedrag<strong>in</strong>gen, van een 'set of <strong>in</strong>terrelated risk behaviors' 52. Het<br />

zijn <strong>voor</strong>al zulke complexen van gedragspatronen die een ongunstige <strong>in</strong>vloed<br />

hebben op <strong>het</strong> volbrengen van belangrijke ontwikkel<strong>in</strong>gstaken, zoals de school<br />

of de opleid<strong>in</strong>g 53.<br />

43] Zie onder meer Hurrelman e.a.. 1985.<br />

"1 Scheid<strong>in</strong>glwisselende relaties van ouder(s).<br />

45] Kandel & Davies. 1983.<br />

46] Zie Heymans, 1989.<br />

47] Diekstra e.a., 1991.<br />

48] Alcohol- en druggebruik, roken.<br />

49] Zoals gokgedrag, kle<strong>in</strong>e crim<strong>in</strong>aliceit.<br />

''1 En <strong>in</strong> zekere z<strong>in</strong> <strong>in</strong> ruil daar<strong>voor</strong>.<br />

5'] Television and Teens; 1988.<br />

51] Irw<strong>in</strong> & Vaughan. 1988.<br />

'1 Zie ook hooidstuk I.<br />

129 JEUGD IN ONTWIKKELING


4.4.2 Behoeften en problemen van adolescenten<br />

4.4.2.1 Algerneen<br />

Ondanks de <strong>in</strong>grijpende <strong>in</strong>vloed die zoals gesc<strong>het</strong>st de biologische, sociale en<br />

technologische ontwikkel<strong>in</strong>gen van de afgelopen tijd op de hedendaagse<br />

adolescentie hebben gehad, zijn er een aantal fundamentele ontwikkel<strong>in</strong>gsbehoeften<br />

waar<strong>in</strong> de moderne adolescent niet verschilt van zijn leeftijdsgenoten<br />

eertijds 54. Het vervullen van die behoeften is van even wezenlijke<br />

betekenis <strong>voor</strong> de kwaliteit van leven en van ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> de adolescent<br />

van nu als <strong>voor</strong> de adolescent van toen. Die behoeften zijn de behoefte:<br />

- om deel uit te maken van een of meer sociale groepen, daar<strong>in</strong> een geaccepteerde<br />

plaats te hebben, en daaraan <strong>het</strong> gevoel te kunnen ontlenen 'er bij te<br />

horen';<br />

- aan taken of activiteiten die <strong>in</strong> de eigen groep als waardevol worden<br />

beschouwd, om op die manier respect en waarder<strong>in</strong>g te kunnen venverven<br />

wanneer de vaardigheden om die taken adequaat uit te voeren eenmaal<br />

verworven zijn;<br />

- aan een gevoel van persoonlijke identiteit en (eigen)waarde;<br />

- aan stabiele en <strong>voor</strong>spelbare relaties met andere mensen, meer <strong>in</strong> <strong>het</strong> bijzonder<br />

de behoefte aan enkele (emotioneeVlichamelijk-)<strong>in</strong>tieme relaties met anderen,<br />

of tenm<strong>in</strong>ste met 66n ander.<br />

Alleen wanneer deze behoeften vervuld zijn, kan een jongere of jonge volwas-<br />

sene tegen zichzelf zeggen dat hij een waardevol en volwaardig persoon is, dat<br />

hij bepaalde belangrijke capaciteiten of vaardigheden bezit, dat hij relaties<br />

met anderen kan leggen en kan houden, en dat hij hoop kan koesteren <strong>voor</strong> de<br />

toekomst. Maar hoe langer en hoe <strong>in</strong>gewikkelder de overgang van k<strong>in</strong>dertijd<br />

naar volwassenheid is, hoe groter de kans is dat adolescenten onzekerheid en<br />

ambigui'teit zullen ervaren bij <strong>het</strong> doen van zulke uitspraken over zichzelf.<br />

Daarrnee raken we aan een fundamentele vraag ten aanzien van de adolescen-<br />

tie <strong>in</strong> deze tijd: slagen we er <strong>in</strong> voldoende mate <strong>in</strong> om deze basale ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>gsbehoeften bij adolescenten te bevredigen? Verscheidene auteurs en orga-<br />

nisaties hebben die vraag onlangs <strong>in</strong> negatieve z<strong>in</strong> beantwoord, en de venvach-<br />

t<strong>in</strong>g uitgesproken van een toename <strong>in</strong> psychosociale problemen bij (bepaalde<br />

groepen) adolescenten <strong>in</strong> de komende decennia 55. Maar, bestaan er <strong>in</strong>derdaad<br />

harde aanwijz<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> een toename van psychosociale problemen bij adoles-<br />

centen, en kunnen die empirisch <strong>in</strong> verband gebracht worden met de boven<br />

gesc<strong>het</strong>ste ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de adolescentie als levensfase? Op die vragen<br />

valt niet echt goed een antwoord te geven, zonder eerst de vraag te beantwoor-<br />

den welke verschijnselen of gedrag<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de adolescentie als problematisch,<br />

dat wil zeggen gezondheids- en ontwikkel<strong>in</strong>gsontwrichtend, moeten worden<br />

beschouwd.<br />

4.4.2.2 Risicogedrag en probleemgedrag <strong>in</strong> de adolescentie<br />

Risicogedrag<strong>in</strong>gen<br />

De vraag naar <strong>voor</strong>komen, betekenis en oorzaken van psychosociale en<br />

gedragsproblemen <strong>in</strong> de adolescentie is niet gemakkelijk en <strong>in</strong> ieder geval niet<br />

direct te beantwoorden. De reden daar<strong>voor</strong> is dat we nog altijd betrekkelijk wei-<br />

nig weten omtrent de 'normal developmental trajectories <strong>in</strong> adolescence' 56, <strong>in</strong><br />

vergelijk<strong>in</strong>g bij<strong>voor</strong>beeld met wat we <strong>in</strong> dit opzicht over de vroege k<strong>in</strong>derjaren<br />

weten. De vraag wat 'normaal' of 'gezond' en 'abnormaal' of 'ongezond' is <strong>in</strong> de<br />

"1 Zie Hamburg. 1989.<br />

"1 WHO, 1989; STG, 1990; Hamburg. 1989; rie ook hoofdstuk I.<br />

"1 Irw<strong>in</strong> en Vaughan. 1988.<br />

130 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


adolescentie, laat zich daarom niet zo eenvoudig beantwoorden. Zoals Coleman<br />

opmerkt: 'The most fundamental conclusion ...... is that adolescence needs a<br />

theory, not of abnormality, but of normality.' 57<br />

Veel adolescente gedrag<strong>in</strong>gen of belev<strong>in</strong>gspatronen die <strong>in</strong> de opvatt<strong>in</strong>g van<br />

betrokken volwassenen verontrustend zijn 58, blijken bij adolescenten vaak<br />

zelflimiterend te zijn. Dat wil zeggen dat ze na enige tijd (schijnbaar) restloos<br />

weer verdwijnen. Zo blijkt dat jongeren die <strong>in</strong> de adolescentie relatief veel alco-<br />

hol gebruiken, dat gebruik als (jong)volwassene vaak sterk reduceren of zelfs<br />

geheel stoppen. Hetzelfde geldt <strong>voor</strong> roken en recreatief hard- en softdrug-<br />

gebruik. Het geldt ook <strong>voor</strong> rebels/vandalistisch en roekeloos gedrag.<br />

Het gaat hier onder meer om gedrag<strong>in</strong>gen die gewoonlijk worden aangeduid<br />

als experimenteer- of 'risk tak<strong>in</strong>g'-gedrag, dat <strong>in</strong> de adolescentie een zekere<br />

mate van normaliteit en functionaliteit heeft. Over gebruik en betekenis van<br />

<strong>het</strong> begrip 'risk tak<strong>in</strong>g' of risicogedrag bestaat <strong>in</strong> de wetenschappelijke litera-<br />

tuur de nodige venvarr<strong>in</strong>g, onder andere met betrekk<strong>in</strong>g tot de vraag welke<br />

gedrag<strong>in</strong>gen daaronder vallen en waarom. Sui'cidaal gedrag, crim<strong>in</strong>eel gedrag,<br />

ernstige eetstoornissen, seksuele promiscui'teit, gevaarlijk verkeersgedrag,<br />

chronisch overmatig gebruik van alcohol, drugs en nicot<strong>in</strong>e en bepaalde<br />

gevaarlijke sporten zoals bergbeklimmen, worden door de meeste auteurs zon-<br />

der meer als 'risk tak<strong>in</strong>g' beschouwd. Maar strikt formeel genomen kan 'risk<br />

tak<strong>in</strong>g' zowel positieve als negatieve ontwikkel<strong>in</strong>gsconsequenties hebben.<br />

Inherent aan <strong>het</strong> gangbare gebruik van de term risicogedrag is de opvatt<strong>in</strong>g<br />

dat <strong>het</strong> betreffende gedrag 'willekeurig' is en betrekkelijk onafhankelijk van<br />

sociale en omgev<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>vloeden optreedt. Een dergelijke opvatt<strong>in</strong>g is echter dis-<br />

cutabel, en leidt er gemakkelijk toe dat bepaalde gedrag<strong>in</strong>gen als 'risk tak<strong>in</strong>g'<br />

worden beschouwd, wat ze vanuit bij<strong>voor</strong>beeld gezondheidsperspectief ook<br />

kunnen zijn, hoewel deze gedrag<strong>in</strong>gen gezien <strong>in</strong> hun sociale context eerder aan-<br />

gepast en risicomijdend zijn.<br />

Zo blijkt uit onderzoek dat er een duidelijk verband is tussen gevoeligheid <strong>voor</strong><br />

druk van leeftijdsgenoten 59 en gezondheidsrisicogedrag, zoals roken en over-<br />

matig alcoholgebruik 60. Een jongere kan door <strong>het</strong> vertonen van dergelijk<br />

gedrag juist proberen om afwijz<strong>in</strong>g door leeftijdsgenoten te vermijden, daar-<br />

mee een ger<strong>in</strong>ge bereidheid tonend tot <strong>het</strong> nemen van sociale risico's.<br />

Het is <strong>voor</strong>ts bepaald niet zo dat alle risicogedrag negatief is. Resultaten van<br />

studies naar de <strong>in</strong>vloed van leeftijdsgenoten op gedragsontwikkel<strong>in</strong>g tonen<br />

aan, dat die ontwikkel<strong>in</strong>g gunstiger verloopt bij adolescenten die bereid zijn<br />

om van ideeen uit te proberen en bij degenen die meer fouten (durven te)<br />

maken dan hun leeftijdsgenoten 61. Gegeven <strong>het</strong> feit dat risico nemen een<br />

belangrijk aspect van een gezonde ontwikkel<strong>in</strong>g kan zijn, lijkt <strong>het</strong> nodig om<br />

nieuwe termen te gaan gebruiken, zoals exploratief of experimenteel gedrag,<br />

<strong>voor</strong> die gedrag<strong>in</strong>gen die (potentieel) positieve gevolgen hebben. Daarmee<br />

kunnen deze gedrag<strong>in</strong>gen worden onderscheiden van die (destructieve) risico-<br />

gedrag<strong>in</strong>gen die ongewenste effecten op de gezondheid hebben, en een hoog<br />

potentieel bezitten om de psychosociale ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> ongunstige richt<strong>in</strong>g te<br />

bei'nvloeden.<br />

Probleemgedrag<strong>in</strong>gen<br />

Onder <strong>in</strong>vloed van <strong>het</strong> werk van Jessor en Jessor 62 is <strong>het</strong> tegenwoordig gebrui-<br />

kelijk om over dergelijke gedrag<strong>in</strong>gen te spreken als 'problem behaviors'.<br />

57 ] Coleman en Hendry, 1990. blz. 205.<br />

58] En die, <strong>in</strong>dien zij <strong>voor</strong>komen <strong>in</strong> de volwassenheid, dat meestal ook zijn.<br />

59] Zogenaamde 'peer pressure'.<br />

60] Kandel 1985.<br />

6'] Damon, 1984.<br />

'1 Jessor enlessoc 1977.<br />

131 JEUGD IN ONTWIKKELING


Volgens de 'problem behavior7-theorie worden probleemgedrag<strong>in</strong>gen 63<br />

gekozen, onder bepaalde sociale en persoonlijke omstandigheden, omdat zij<br />

een manier zijn <strong>voor</strong> de jongere om zich 'waar te maken', om sociale status te<br />

verwerven en om (althans op de korte termijn) gevoelens van eigenwaarde te<br />

verhogen en onbehagen of dysforie te verm<strong>in</strong>deren.<br />

In veel gevallen is de sociale context <strong>voor</strong> deze gedrag<strong>in</strong>gen de groep van leef-<br />

tijdsgenoten, die een van de belangrijkste referentiegroepen <strong>voor</strong> adolescenten<br />

vormt. De theorie stelt ook dat de gevoeligheid <strong>voor</strong> druk van leeftijdsgenoten,<br />

en <strong>het</strong> risico op probleemgedrag, groter is bij adolescenten met m<strong>in</strong>der<br />

probleemoploss<strong>in</strong>gsvaardigheden <strong>in</strong> hun repertoire, m<strong>in</strong>der vaardigheden <strong>in</strong><br />

<strong>het</strong> omgaan met sociale situaties, en meer sociale angst. Voor zulke jongeren is<br />

<strong>het</strong> aantal opties <strong>voor</strong> <strong>het</strong> realiseren van hun persoonlijke doelstell<strong>in</strong>gen of ver-<br />

langens relatief ger<strong>in</strong>g, terwijl tegelijkertijd hun onbehagen <strong>in</strong> sociale situa-<br />

ties relatief hoog is. Hun grotere geneigdheid tot <strong>het</strong> vertonen van probleem-<br />

gedrag<strong>in</strong>gen is zo bezien een teken van 'stress', een symptoom van de spann<strong>in</strong>g<br />

die gepaard gaat met de reeks van stresserende ontwikkel<strong>in</strong>gstaken waar<strong>voor</strong><br />

adolescenten zich dagelijks gesteld zien op school, <strong>in</strong> hun werk, <strong>in</strong> hun gez<strong>in</strong><br />

van herkomst en onder leeftijdsgenoten.<br />

Probleemgedrag ontwikkelt zich zodra de <strong>in</strong>dividuele en sociale <strong>voor</strong>waarden<br />

en middelen ontbreken <strong>voor</strong> wat door Bandura 64 als 'self efficacy' is omschre-<br />

ven, dat wil zeggen zelfstur<strong>in</strong>g en -uitvoer<strong>in</strong>g van effectief gedrag. Er is <strong>in</strong>mid-<br />

dels <strong>in</strong>derdaad een omvangrijke literatuur waaruit blijkt dat de kans op<br />

probleemgedrag bij schoolstress, bij problemen <strong>in</strong> contacten met leeftijds-<br />

genoten en bij de overgang van school-naar-werk, eerst en <strong>voor</strong>al samenhangt<br />

met de specifieke vaardigheden en mogelijkheden van de adolescent om aan<br />

zulke stressoren <strong>het</strong> hoofd te bieden. Het gaat hier zowel om <strong>het</strong> beschikbare<br />

gedragsrepertoire, als om <strong>het</strong> vermogen en de bereidheid van de adolescent om<br />

onder ogen te zien waar, en <strong>in</strong> welke mate, hem of haar vaardigheden ontbre-<br />

ken; vaardigheden om aan bepaalde opgaven <strong>het</strong> hoofd te bieden, maar ook<br />

vaardigheden stappen te ondernemen om iets te doen aan de discrepantie tus-<br />

sen persoonlijke vaardigheden en de eisen die bepaalde levenssituaties stellen.<br />

De mogelijkheden van de adolescent <strong>in</strong> dit opzicht worden, direct en <strong>in</strong>direct,<br />

zo is steeds weer vastgesteld 65, be'<strong>in</strong>vloed door de sociale en matgriele levens-<br />

omstandigheden. Het risico op probleemgedrag bij stressvolle ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

taken <strong>in</strong> de adolescentie wordt <strong>in</strong> hoge mate bei'nvloed door sociale steun, zowel<br />

<strong>in</strong> emotioneel-affectieve, materiele, <strong>in</strong>formationele en culturele z<strong>in</strong>. Zo laten<br />

bij<strong>voor</strong>beeld de resultaten van de Bielefeld Study on Adolescence 66 zien, dat de<br />

<strong>voor</strong>naamste factoren van (excessieve) drug-, alcohol- en tabaksconsumptie en<br />

van agressief gedrag zijn: a) <strong>het</strong> falen van de adolescent om te voldoen aan de<br />

verwacht<strong>in</strong>gen van zijnkaar ouders <strong>voor</strong> wat betreft schoolprestaties; b) een<br />

hoge mate van subjectief ervaren schoolstress; c) mislukk<strong>in</strong>gen op school, met<br />

name zittenblijven, zakken; d) moeilijkheden bij <strong>het</strong> verwerven van een geac-<br />

cepteerde plaatsl<strong>in</strong>tegratie <strong>in</strong> de groep van leeftijdsgenoten; (e) <strong>het</strong> <strong>in</strong> mate-<br />

rieemnancieel opzicht achterblijven bij vrienden en leeftijdsgenoten. Het<br />

bestaan van een of meer van deze risicofactoren correleert met een hoge waar-<br />

schijnlijkheid van de betreffende probleemgedrag<strong>in</strong>gen.<br />

Zowel de Bielefeld studie als een aantal andere studies tonen aan dat versla-<br />

v<strong>in</strong>gs(risic0)gedrag<strong>in</strong>gen als een syndroom moeten worden benaderd, omdat er<br />

steeds opnieuw sterke samenhangen tussen verschillende typen van derge-<br />

lijke gedrag<strong>in</strong>gen (sterke samenhang tussen roken, dr<strong>in</strong>ken en druggebruik)<br />

worden gevonden. Er zijn aanwijz<strong>in</strong>gen dat iets soortgelijks ook geldt <strong>voor</strong><br />

"1 Zwaar roken, alcohol dr<strong>in</strong>ken, drugs gebruiken, rijden onder <strong>in</strong>vloed, onveilig seksueel verkeer en agressieflcrim<strong>in</strong>eel gedrag.<br />

Bandura. 1990.<br />

65] Zie Thoits. 1983.<br />

66] Hurrelmann. 1990.<br />

67] Zie Irw<strong>in</strong> & Vaughan, 1988; zie ook hoofdstuk I.<br />

132 WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HETREGERINGSBELEID


verslav<strong>in</strong>gs(risico)gedrag en andere probleerngedrag<strong>in</strong>gen, bij<strong>voor</strong>beeld de<br />

samenhang tussen alcoholgebruik en vroegtijdiglonveilig seksueel verkeer, en<br />

tussen alcoholgebruik en zelfdestructief gedrag 68.<br />

Vastgesteld is ook dat verslav<strong>in</strong>gs(risico)gedrag<strong>in</strong>gen samenhangen met meer<br />

algemene psychosociale risico-<strong>in</strong>dicatoren, zowel betrekk<strong>in</strong>g hebbende op<br />

kenmerken van de sociale omgev<strong>in</strong>g als van persoonlijkheid, zoals: <strong>het</strong> hebben<br />

van meer vriendenlvriend<strong>in</strong>nen met deviante gedragspatronen, <strong>het</strong> vaker<br />

hebben van ouders/familieleden met afwijkend gedrag, een grotere tolerantie<br />

<strong>voor</strong> probleem-Iafwijkend gedrag, een relatief ger<strong>in</strong>ger belang hechten aan<br />

schoolprestaties en loopbaan. Achter patronen van probleerngedrag<strong>in</strong>gen gaan<br />

derhalve vaak bepaalde algemene waarde-orientaties en algemene aanpas-<br />

s<strong>in</strong>gs- of persoonlijkheidsstijlen schuil 69.<br />

Het zijn Jermoedelijk deze achterliggende of onderliggende processen die mede<br />

verantwoordelijk zijn <strong>voor</strong>: a) de samenhang tussen <strong>het</strong> probleemgedrag van<br />

adolescenten en <strong>het</strong> probleemgedrag bij de <strong>voor</strong>afgaande generatie (die van<br />

zijnlhaar ouders of opvoeders), kortom <strong>voor</strong> de transgenerationele overdracht<br />

van problemen lo; b) de samenhang tussen <strong>het</strong> probleemgedrag <strong>in</strong> de adolescen-<br />

tieperiode en <strong>in</strong> de latere levensfasen (<strong>het</strong> verschijnsel van de cont<strong>in</strong>ui'teit van<br />

probleerngedrag<strong>in</strong>gen over de levensloop).<br />

4.4.2.3 Probleemgedrag<strong>in</strong>gen 01s <strong>in</strong>dicatie van de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de adolescentie<br />

"1 Diekstra. 1990.<br />

69] Rutter. 1980.<br />

'1 Zie ook hoofdstuk I.<br />

Uit <strong>het</strong> <strong>voor</strong>afgaande blijkt dat de term probleemgedrag <strong>in</strong> de adolescentie <strong>in</strong><br />

feite naar een van drie mogelijke categorieen kan verwijzen. Het kan staan<br />

<strong>voor</strong> gedrag dat <strong>in</strong> de adolescentie zelf meteen tot problemen leidt, zoals rijden<br />

onder <strong>in</strong>vloed of crim<strong>in</strong>eel gedrag. Het kan ook verwijzen naar gedrag dat<br />

gevolgen heeft bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> de gezondheid <strong>in</strong> de volwassenheid, zoals overmatig<br />

alcoholgebruik. De term kan tenslotte verwijzen naar gedrag dat zowel<br />

<strong>in</strong> de adolescentie als latere levensfasen ernstige consequenties kan hebben,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld tienerzwangerschap en een mislukte schoolcarriere.<br />

Doordat, zoals reeds eerder is opgemerkt, <strong>het</strong> wetenschappelijk onderzoek met<br />

betrekk<strong>in</strong>g tot de ontwikkel<strong>in</strong>gstrajecten en -contexten van de meeste adolescente<br />

probleerngedrag<strong>in</strong>gen nog <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>derschoenen staat, is <strong>het</strong> <strong>voor</strong>alsnog<br />

onduidelijk of bepaalde adolescente probleerngedrag<strong>in</strong>gen met negatieve<br />

gevolgen op de korte termijn, op de lange termijn toch positieve gevolgen<br />

kunnen hebben <strong>voor</strong> <strong>het</strong> functioneren <strong>in</strong> de volwassenheid ll.<br />

Volgens bepaalde auteurs zou iets dergelijks bij<strong>voor</strong>beeld gelden <strong>voor</strong> heftig<br />

rebels gedrag <strong>in</strong> de adolescentie 12. Rebelse adolescenten zouden <strong>het</strong> als<br />

volwassene relatief beter doen dan 'aangepaste' of betrekkelijk volgzame<br />

jongeren.<br />

Wat we1 steeds duidelijker wordt, is dater een aantal psychosociale problemen<br />

of probleemgedrag<strong>in</strong>gen zijn die juist <strong>in</strong> de adolescentie bijzondere aandacht<br />

verdienen, omdat <strong>het</strong> bestaan ervan tegelijkertijd <strong>in</strong>dicatief lijkt te zijn <strong>voor</strong>:<br />

a) een ongunstige antecedente ontwikkel<strong>in</strong>glontwikkel<strong>in</strong>gscontext (<strong>in</strong> de<br />

vroege k<strong>in</strong>derjaren); b) een ongunstige momentane ontwikkel<strong>in</strong>glontwikkel<strong>in</strong>gscontext<br />

(<strong>in</strong> de adolescentie); c) een ongunstige toekomstige ontwikkel<strong>in</strong>gl<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gscontext (<strong>in</strong> de volwassenheid). Dit lijkt met name <strong>het</strong> geval bij<br />

problemen als zelfdestructie~s/sui'cidaal gedrag, crim<strong>in</strong>eel/antisociaal gedrag<br />

en falen op de school of <strong>in</strong> de opleid<strong>in</strong>g 13.<br />

Hoewel dit op <strong>het</strong> eerste gezicht een tamelijk willekeurige selectie mag lijken,<br />

blijkt dat bij nadere analyse zowel <strong>in</strong> theoretisch als empirisch opzicht allerm<strong>in</strong>st<br />

<strong>het</strong> geval te zijn.<br />

'I] Irw<strong>in</strong> en Vaughan. 1988.<br />

"1 Erikson. 1959; Hurrelmann e.a.. 1985.<br />

73] Diekstra. 1981; Hurrelmann. 1989: Rutter. 1990; Silbereisen. 1989.<br />

133 JEUGD IN ONTWIKKELING


134<br />

Sui'cidaal en crim<strong>in</strong>eel gedrag kunnen beide vanuit <strong>het</strong> perspectief van de<br />

samenlev<strong>in</strong>g als geheel (en niet zelden ook vanuit microsociaal perspectief)<br />

beschouwd worden als anomisch, sociaal des<strong>in</strong>tegratief gedrag. Sociaal des-<br />

<strong>in</strong>tegratief gedrag is gedrag dat een groot potentieel heeft om de 'sociale band'<br />

of b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g aan de gemeenschap te ondermijnen of te verzwakken, mogelijk tot<br />

aan <strong>het</strong> punt van de totale venvijder<strong>in</strong>g uit de gemeenschap (door de dood <strong>in</strong><br />

geval van sui'cidaal gedrag, door detentie <strong>in</strong> geval van crim<strong>in</strong>eel gedrag). Beide<br />

typen gedrag<strong>in</strong>gen bewerkstelligen dat effect door hun (ze1f)agressieve karak-<br />

ter 14, dat gericht is (of de tendens heeft gericht te zijn) op beschadig<strong>in</strong>g of<br />

vernietig<strong>in</strong>g van <strong>in</strong>dividuen of van tot <strong>in</strong>dividuen behorende eigenschappen,<br />

mogelijkheden of d<strong>in</strong>gen. Ook <strong>het</strong> mislukken of falen <strong>in</strong> de schooltaak als<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gstaak kan worden beschouwd als een beschadigen of vernietigen<br />

van <strong>in</strong>dividuele mogelijkheden of perspectieven, met een verhoogd risico op<br />

sociale marg<strong>in</strong>alisatie. Het ligt daarom ook <strong>voor</strong> de hand dat, zoals we later nog<br />

zullen zien, deze drie problemen vaak met elkaar samenhangen. Nu eens<br />

fungeren ze ten opzichte van elkaar als antecedent dan weer als consequent.<br />

Het <strong>voor</strong>komen van juist deze drie problemen of probleemgedrag<strong>in</strong>gen is door<br />

verschillende auteurs recent als <strong>in</strong>dicatief <strong>voor</strong> de kwaliteit van ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

en gezondheid van adolescenten op populatieniveau aangemerkt 15. Veelbete-<br />

kenend <strong>in</strong> dit opzicht is de stell<strong>in</strong>g van Wynne en Hess 76 dat hoe lager <strong>het</strong> sui'-<br />

cide- en crim<strong>in</strong>aliteitscijfer onder jongeren, hoe gezonder de betreffende<br />

samenlev<strong>in</strong>g zowel op micro-, meso- of macro-niveau als ontwikkel<strong>in</strong>gssituatie<br />

is aan te merken. Hierop wijst ook Fromm's stell<strong>in</strong>g: 'Ik meen veilig te mogen<br />

aannemen dat <strong>in</strong> een hoog zelfmoordpercentage bij een bepaalde bevolk<strong>in</strong>g een<br />

gebrek aan geestelijke stabiliteit en gezondheid tot uitdrukk<strong>in</strong>g komt' I?<br />

De aan <strong>het</strong> e<strong>in</strong>d van de vorige paragraaf gestelde vraag <strong>in</strong> hoeverre er <strong>in</strong>der-<br />

daad harde aanwijz<strong>in</strong>gen bestaan <strong>voor</strong> een toename van psychosociale proble-<br />

men bij adolescenten, en de vraag <strong>in</strong> hoeverre die problemen empirisch <strong>in</strong><br />

verband gebracht kunnen worden met de eerder gesc<strong>het</strong>ste ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />

de adolescentie als levensfase, zullen we daarom <strong>in</strong> <strong>het</strong> volgende trachten te<br />

beantwoorden aan de hand van gegevens over <strong>voor</strong>komen en factoren van deze<br />

drie problemen. Deze <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g zal ons bepaald niet beletten, zoals later duide-<br />

lijk zal worden, een aantal algemene sociale en <strong>in</strong>dividuele processen aan te<br />

wijzen die een cruciale rol spelen <strong>in</strong> <strong>het</strong> ontstaan of <strong>voor</strong>tbestaan van ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>gsproblemen, en die essentiele aangrijp<strong>in</strong>gspunten vormen <strong>voor</strong> preven-<br />

tieve en correctieve <strong>in</strong>terventies <strong>in</strong> de adolescentie.<br />

Suzcidaliteit, crim<strong>in</strong>aliteit en schoolprestaties<br />

In hun rapport aan de Organisatie <strong>voor</strong> Economische Samenwerk<strong>in</strong>g en<br />

Ontwikkel<strong>in</strong>g merken Coleman en Hush Is op:<br />

'The decades s<strong>in</strong>ce World War I1 have seen a number of social changes <strong>in</strong> the<br />

highly <strong>in</strong>dustrialized countries with extensive consequences for youth ..... there<br />

has been a growth of deviant behavior among youth, <strong>in</strong>clud<strong>in</strong>g drug use and<br />

crime. While this differs <strong>in</strong> different OECD countries, the pattern is so wide-<br />

spread that it can be regarded as a general change'.<br />

Wynne en Hess Is wijzen erop, <strong>in</strong> hun analyse van 'youth disorder' <strong>in</strong> de Ver-<br />

enigde Staten, dat de toename van jeugdproblemen <strong>in</strong> dezelfde periode gepaard<br />

is gegaan met algemene verander<strong>in</strong>g <strong>in</strong> '<strong>in</strong>school-gedrag', zowel <strong>in</strong> termen van<br />

"1 Voor wat <strong>het</strong> crim<strong>in</strong>eel gedrag betreft, <strong>voor</strong>zover <strong>het</strong> gaat om geweldsmisdrijven.<br />

75] Zie: Rutter en Magnusson, 199 I; Turn<strong>in</strong>g Po<strong>in</strong>ts, 1989.<br />

76] Wynne en Hess. 1986.<br />

Fromm. 1958. blz. 14.<br />

78 ] Coleman en Husen. 1985. blz. 8.<br />

79] Wynne en Hess. 1986.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEIO


prestaties, drop-out als van deviant gedrag op school, <strong>in</strong> een richt<strong>in</strong>g die als<br />

zonder meer als ongunstig kan worden omschreven. Hoe precies de verbanden<br />

tussen 'youth disorder7 of 'problem behavior' enerzijds en schoolgedrag ander-<br />

zijds gedacht moeten worden, wordt uit hun studie niet duidelijk, maar andere<br />

auteurs hebben daar<strong>in</strong> nader <strong>in</strong>zicht verschaft.<br />

In <strong>het</strong> volgende zullen we allereerst een aantal descriptief-epidemiologische<br />

gegevens, met name met betrekk<strong>in</strong>g tot su'icidaliteit en crim<strong>in</strong>aliteit, bespre-<br />

ken en vervolgens op de theoretische en empirische samenhang tussen de<br />

drie probleemgedrag<strong>in</strong>gen <strong>in</strong>gaan.<br />

Suzcidaal gedrag<br />

Kijken we naar de ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> sui'cidecijfer bij adolescenten en jonge<br />

volwassenen, zoals zich dat <strong>in</strong> deze eeuw <strong>in</strong> ons land en andere 'westerse'<br />

landen, zoals bij<strong>voor</strong>beeld de Verenigde Staten, heeft ontwikkeld, (zie figuur<br />

4.1 en 4.2) dan valt <strong>het</strong> volgende op.<br />

Figuur 4.1 Suicide-sterfte 1900-1987, standaard mortaliteitscijfers, Nederland<br />

Figuur 4.2 Suicide sterfte 1900-1987, standaard mortaliteitscijfers, Verenigde Staten<br />

'2<br />

0 loo0 10 20 30 40 60 60 70 80 90 2000<br />

Bron Center for Disease Control, Atlanta<br />

"1 Zie onder meer: Hurrelmann. 1990; Rutter en Magnusson. 199 1, Diekstra e.a.. 1990.<br />

"1 Voor falen op school en drop-out zijn deze niet beschikbaar.


Voor zowel Nederland als de Verenigde Staten kunnen we over de loop van deze<br />

eeuw twee duidelijke pieken constateren, eBn rondom <strong>het</strong> jaar 1910 en Ben rond<br />

<strong>het</strong> jaar 1985. We zullen hier verder niet <strong>in</strong>gaan op mogelijke verklar<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong><br />

de 1910-piek 82, maar merken terloops op dat ze samenvalt meVvolgt op <strong>in</strong>grijpende<br />

maatschappelijke verander<strong>in</strong>gen die met name ook jongeren raakten,<br />

zoals <strong>voor</strong> ons land de <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van de leerplichtwet <strong>in</strong> 1900. Hierdoor werden<br />

k<strong>in</strong>deren verplicht tot een toenemend aantal jaren onderwijs, en werd de<br />

eerder gesc<strong>het</strong>ste verleng<strong>in</strong>g van de adolescentie werd verder <strong>in</strong>gezet.<br />

In dit kader gaat de aandacht <strong>voor</strong>al uit naar de periode 1960-1985. Zoals<br />

figuur 4.1 en 4.2 laten zien, treedt er over die periode een regelmatige sterke<br />

stijg<strong>in</strong>g op, die rond 1980 <strong>het</strong> niveau bereikt van <strong>het</strong> beg<strong>in</strong> van de eeuw en<br />

vervolgens door dat plafond heen breekt, waardoor een 'all time high' wordt<br />

bereikt. Dit is niet alleen <strong>het</strong> geval <strong>in</strong> de twee getoonde landen, maar treedt op<br />

<strong>in</strong> vrijwel alle ge'<strong>in</strong>dustrialiseerde landen, waarbij <strong>het</strong> jaar waar<strong>in</strong> de tweede<br />

piek wordt bereikt varieert van 1983 tot 1988 83.<br />

---<br />

Figuur 4.3 Percentage verander<strong>in</strong>g suicidesterfte 1960-1984<br />

Qmom -<br />

8oottwd - a Predicted<br />

France -<br />

Italy -<br />

Auetrla -<br />

8wl tzerland -<br />

W-Qerrnany -<br />

Belglum -<br />

Czschoelwakla -<br />

F<strong>in</strong>land -<br />

Sweden -<br />

Norway -<br />

Poland -<br />

Netherland8 -<br />

Denmark -<br />

Ireland -<br />

Hungary I I I I I I<br />

"] Zie daar<strong>voor</strong>. Diekstra. 1989.<br />

Bron: WHO, 1989, Diekstra.<br />

Aangezien <strong>het</strong> gaat om een zo wijdverspreid fenomeen rijst de vraag welke<br />

socio-culturele of socio-economische factoren daar<strong>voor</strong> verantwoordelijk zijn.<br />

Om daarop een antwoord te geven is onder auspicien van de Wereldgezond-<br />

heidsorganisatie een epidemiologische studie verricht, waarvan <strong>het</strong> doe1 was<br />

na te gaan wat <strong>het</strong> verband is tussen verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> su'icidecijfer onder<br />

15-29 jarigen enerzijds, en een aantal sociale verander<strong>in</strong>gen anderzijds, <strong>in</strong> 18<br />

Europese landen, waaronder ons land, over de periode 1961-1985. Uit een<br />

totale pool van veertig sociale <strong>in</strong>dicatoren bleek een zevental tezamen <strong>in</strong> hoge<br />

mate de werkelijk geobserveerde verander<strong>in</strong>gen (meestal toenames) <strong>in</strong> su'icide-<br />

cijfers hie figuur 4.3) <strong>in</strong> de landen te <strong>voor</strong>spellen 85. Welke zijn deze zeven<br />

sociale variabeledfactoren?<br />

In tabel 4.1 worden de betreffende variabelen opgesomd. Het beeld dat daaruit<br />

naar voren komt is, dat er een toename is van jonge mensen 'die <strong>het</strong> <strong>voor</strong> gezien<br />

houden' <strong>in</strong> samenlev<strong>in</strong>gen, gemeenschappen of sociale groepen die <strong>in</strong> toe-<br />

83] Zie Diekstra. 1989.<br />

"1 Zie ook Coleman en Hus& 1985.<br />

Diekstra, 1989.<br />

136 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


Tabel 4.1 Predictoren van verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> su'icide onder 15-29-jarigen,<br />

1960-1984<br />

Verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong>:<br />

- percentage werkloosheid (+)<br />

- echrxheid<strong>in</strong>gwijfer (+)<br />

- percentage buitenshuis <strong>in</strong> beroep werkende vrouwen (+)<br />

- aandeel k<strong>in</strong>deren 15 jaar en jonger <strong>in</strong> de bevolk<strong>in</strong>g (-)<br />

- frequentie moordlgewelddadige misdrijven (+)<br />

- gebruik liters pure alcohol per hoofd (+)<br />

- ontkerkelijk<strong>in</strong>g (9 landen) (+)<br />

Zie Lester, 1990.<br />

legenda: + = tussen afzonderlijke variabele en sui'cidecijfer een positieve<br />

correlatie (bijv.: toename <strong>in</strong> werkloosheid gaat samen met<br />

toename suicides);<br />

- = negatieve correlatie tussen variabele en sui'cidecijfer.<br />

nemende mate blootstaan aan condities als economische <strong>in</strong>stabiliteitddepriva-<br />

tie (werkloosheid), afbraak van de traditionele primaire groeps-/gez<strong>in</strong>sstruc-<br />

tuur (meer scheid<strong>in</strong>gen, meer vrouwen buitenshuis werkend, m<strong>in</strong>der k<strong>in</strong>de-<br />

ren), toename van <strong>in</strong>terpersoonlijk geweld/onveiligheid/ernstig crim<strong>in</strong>eel<br />

gedrag, toenemende secularisatie, en toenemend gebruik van psychotrope stof-<br />

fen als alcohol om aan levensproblemen <strong>het</strong> hoofd te bieden. Deze samenhan-<br />

gen zijn <strong>in</strong>middels met behulp van andere methoden van analyse op soortge-<br />

lijke databestanden, <strong>voor</strong> zowel Europese landen als <strong>voor</strong> de staten van de Ver-<br />

enigde Staten, bevestigd 86. Daarbij is <strong>het</strong> van belang op te merken, dat <strong>het</strong> ver-<br />

band tussen elk van deze sociale verander<strong>in</strong>gen afzonderlijk en <strong>het</strong> sui'cidecij-<br />

fer meestal zwak is. Het is blijkbaar <strong>het</strong> <strong>in</strong> samenhang optreden van de betref-<br />

fende verander<strong>in</strong>gen, waardoor de toename <strong>in</strong> sterfte door sui'cide wordt<br />

verklaard. De enige verander<strong>in</strong>g die op zich zelf staand een sterk verband met<br />

de toename van sui'cide heeft, is de toename <strong>in</strong> gebruik van alcohol.<br />

Een belangrijke vraag bij bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen als de genoemde is <strong>in</strong> hoeverre <strong>het</strong><br />

slechts gaat om ecologische verbanden, en dus <strong>in</strong> hoeverre er sprake is van de<br />

zogenaamde 'ecological fallacy'. Anders gezegd, zijn de jongeren die sui'cide<br />

plegen en de jongeren die blootstaan aan de genoemde verander<strong>in</strong>gen, op <strong>in</strong>di-<br />

vidueel niveau we1 dezelfde? En <strong>voor</strong>ts, op welke wijze moeten de betreffende<br />

verander<strong>in</strong>gen plaatsv<strong>in</strong>den <strong>in</strong> <strong>het</strong> leven van jongeren, wil er <strong>in</strong>derdaad<br />

sprake zijn van een toename van risico op sui'cidaal gedrag? Immers, ook a1 is<br />

er geen sprake van een 'ecological fallacy', dan nog geldt dat veruit <strong>het</strong> grootste<br />

gedeelte van de jongeren die aan de betreffende verander<strong>in</strong>gen blootstaan, niet<br />

tot sui'cide overgaan<br />

Alvorens nader <strong>in</strong> te gaan op de beantwoord<strong>in</strong>g van deze vragen met betrek-<br />

k<strong>in</strong>g tot sui'cide, is <strong>het</strong> van belang te kijken naar twee andere sui'cidale<br />

verschijnselen, te weten de zogenaamde niet-dodelijke sui'cidepog<strong>in</strong>g en de<br />

zoge<strong>het</strong>en su'icide-ideatie, <strong>het</strong> koesteren van sui'cidale gedachtenlplannen.<br />

Hoewel er <strong>in</strong> ons land geen officiele registratie van sui'cidepog<strong>in</strong>gen plaats-<br />

v<strong>in</strong>dt is uit verschillende studies overtuigend duidelijk geworden dat:<br />

a. <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van niet-dodelijke sui'cidepog<strong>in</strong>gen onder jongeren <strong>in</strong> de meer-<br />

derheid van de <strong>in</strong>dustrielanden explosief is gestegen <strong>in</strong> dezelfde periode als<br />

waar<strong>in</strong> dat <strong>het</strong> geval was met sui'cides (1960- 1985);<br />

Het absolute aantal 10-29-jarigen dat <strong>in</strong> ons land jaarlijks door suicide om <strong>het</strong> leven komt is <strong>in</strong> 1988 volgens officiele opgaven<br />

(CBS, Maandstatistieken Rechtsbescherm<strong>in</strong>g en Veiligheid) 334, maar her is zeker dat dit aantal een grove onderschatt<strong>in</strong>g van <strong>het</strong><br />

werkelijke aantal is. De omvang van de onderschatt<strong>in</strong>g is volgens recente studies zodanig groot dat <strong>het</strong> gerapporteerde aantal<br />

met tenm<strong>in</strong>ste anderhalf tot twee vermenigvuldigd moet worden om tot een enigsz<strong>in</strong>s valide schatt<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> werkelijke aantal<br />

te komen (zie onder meer Jobes e.a.. 1986).<br />

Dit geldt ook <strong>voor</strong> alle andere landen <strong>in</strong> de wereld.<br />

Zie: Diebtra en Hawton. 1987; Kerkhof. 1985.<br />

JEUGD INONTWlKKELlNG


. de verhoud<strong>in</strong>g sui'cide-sui'cidepog<strong>in</strong>g bij 10-29-jarigen ongeveer 1 op 40 is, dat<br />

wil zeggen dat jaarlijks <strong>in</strong> ons land tussen de 13.000 en 27.000 van dergelijke<br />

gedrag<strong>in</strong>gen onder adolescenten en jonge volwassenen plaatsv<strong>in</strong>den;<br />

c. sui'cidepogers een populatie vormen waaruit <strong>het</strong> grootste deel van degenen die<br />

hun leven uite<strong>in</strong>delijk door eigen hand bee<strong>in</strong>digen, worden 'gerecruteerd'.<br />

Jongeren die eenmaal een sui'cidepog<strong>in</strong>g hebben gedaan, hebben niet alleen<br />

een grotere kans door sui'cide te sterven <strong>in</strong> de adolescentie maar ook <strong>in</strong> de<br />

volwassenheid (cont<strong>in</strong>ui'teit van problemedprobleemgedrag<strong>in</strong>gen);<br />

d. als een jongere op de vraag of hijlzij ooit een 'ernstige pog<strong>in</strong>g heeft gedaan om<br />

<strong>het</strong> eigen leven te bee<strong>in</strong>digen' bevestigend moet antwoorden, dan heeft die<br />

jongere, <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met een jongere die de vraag ontkennend moet beant-<br />

woorden, een veel grotere waarschijnlijkheid op momentane ernstige psycho-<br />

sociale problemen (ongeacht <strong>het</strong> tijdverschil tussen <strong>het</strong> moment van de pog<strong>in</strong>g<br />

en <strong>het</strong> tijdstip waarop de vraag wordt gesteld), alsook op ernstige psychosociale<br />

problemen <strong>in</strong> <strong>het</strong> verleden<br />

e. <strong>voor</strong> sui'cidepog<strong>in</strong>gen geldt, dat er zowel op gemeenschaps- als <strong>in</strong>dividueel<br />

niveau verbanden zijn met economische problemen 'I, gez<strong>in</strong>sproblemen 92,<br />

problemen <strong>in</strong> schoolsituatie 93 en verslav<strong>in</strong>gs(risico)gedrag, met name (exces-<br />

sief) alcoholgebruik. Over de precieze betekenis van deze verbanden en over de<br />

vraag hoe de verschillende factoren <strong>in</strong> elkaar grijpen bij <strong>het</strong> ontstaan van sub<br />

cidaal gedrag, tasten we nog grotendeels <strong>in</strong> <strong>het</strong> duister;<br />

f. bestaande programma'slprojecten die specifiek zijn gericht op <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen<br />

van volgende sui'cidepog<strong>in</strong>gen bij jongeren die eerder a1 een pog<strong>in</strong>g hebben<br />

gedaan, geen aantoonbaar effect hebben.<br />

De maatschappelijke betekenis van deze bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen wordt duidelijk, als we<br />

ons realiseren dat van de 12-18-jarigen <strong>in</strong> ons land bijna 1 op de 20 94 aangeeft<br />

ooit een of meer ernstige sui'cidepog<strong>in</strong>gen te hebben gedaan. Nederland blijft<br />

daarmee nog enigsz<strong>in</strong>s achter op landen als de Verenigde Staten, waar <strong>het</strong><br />

betreffende percentage 8 tot 10 bedraagt.<br />

Kijken we naar de zogenaamde sui'cide-ideatie - <strong>het</strong> hebbedcommuniceren<br />

van gedachtedplannen om <strong>het</strong> eigen leven te bee<strong>in</strong>digen - dan kunnen we op<br />

basis van de beschikbare gegevens concluderen dat:<br />

a. <strong>in</strong> een willekeurig jaar 95 tenm<strong>in</strong>ste 1 op de 5 jongeren van 10-18 jaar aangeeft<br />

een of meer keren serieus ovenvogen te hebben een e<strong>in</strong>d aan <strong>het</strong> eigen leven te<br />

maken;<br />

b. afhankelijk van leeftijd en sekse 1 op 20 tot 1 op 80 van die jongeren er <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

betreffende jaar daadwerkelijk toe overgaat een of meer sui'cidepog<strong>in</strong>gen te<br />

doen;<br />

c. als een jongere op de vraag of hijlzij recent 'serieus heeft ovenvogen om <strong>het</strong><br />

eigen leven te bee<strong>in</strong>digen' bevestigend moet antwoorden, dan heeft die jongere,<br />

<strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met een jongere die de vraag ontkennend moet beantwoorden,<br />

een veel grotere waarschijnlijkheid op momentane ernstige psychosociale pro-<br />

blemen, alsook op ernstige psychosociale problemen <strong>in</strong> <strong>het</strong> verleden 96;<br />

d. bij ongeveer de helft van de betreffende jongeren (10 % van de totale populatie)<br />

de sui'cide-gedachten een symptoom blijken te zijn van een onderliggende<br />

ernstige depressieve stoornis;<br />

e. bestaande programma's en projecten die specifiek zijn gericht op <strong>het</strong> <strong>voor</strong>-<br />

komen van sui'cidaal gedrag bij depressieve jongeren, geen aantoonbaar effect<br />

hebben.<br />

90] Zoals ewar<strong>in</strong>gen van seksueel en psychologisch misbruik/mishandel<strong>in</strong>g.<br />

9'] Zoals werkloosheid zowel <strong>in</strong> gez<strong>in</strong> als bij jongeren <strong>in</strong> kwestie.<br />

92] Met name een psychische stoornis bij ouders, scheid<strong>in</strong>g van ouders. opgroeien <strong>in</strong> een-ouder gez<strong>in</strong> met moeder als gez<strong>in</strong>shoofd.<br />

93] Falen, slechte prestaties, isolatie ten opzichte van leeftijdsgenoten.<br />

94] 4.6%. Zie Diekstra e.a., 199 1.<br />

ss] Periode 1985-1990.<br />

96] Zoals ewar<strong>in</strong>gen van seksueel en psychologisch misbruik/mishandel<strong>in</strong>g.<br />

138 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINCSBELEID


Op grond van de beschreven bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen met betrekk<strong>in</strong>g tot zowel sui'cide,<br />

sui'cidepog<strong>in</strong>g als sui'cide-ideatie, hebben verschillende onderzoeksgroepen<br />

<strong>het</strong> bestaan van een zogenaamd hierarchisch-responsemodel met betrekk<strong>in</strong>g<br />

tot sui'cidaal gedrag verondersteld '*. In dit model blijven op ieder moment, of<br />

<strong>in</strong> elke fase van <strong>het</strong> proces dat uite<strong>in</strong>delijk <strong>in</strong> de dood kan uitmonden, alter-<br />

natieve (anders dan zelfdestructieve) reactiepatronen of probleemgedrag<strong>in</strong>gen<br />

mogelijk. Sui'cidaal gedrag is een manier, een gedrag om <strong>het</strong> hoofd te bieden ''<br />

aan als ondraaglijk ervaren gevoelens of ontwrichtende stress, waarop ook met<br />

andere gedrag<strong>in</strong>gen gereageerd kan worden, zoals met extern destructief7<br />

agressief <strong>in</strong> plaats van zelfdestructief7zelfagressief gedrag. Maar, sui'cidaal<br />

gedrag is ook een cop<strong>in</strong>g-gedrag dat optreedt als alternatieve reacties loo<br />

gefaald hebben, dan we1 als deze de betreffende probleemsituatie alleen maar<br />

verder hebben verslechterd, zoals bij verslav<strong>in</strong>gs(risico)gedrag vaak <strong>het</strong> geval is.<br />

Vastgesteld is <strong>in</strong> ieder geval dat de beste gedragspredictoren van sui'cide bij<br />

personen <strong>in</strong> ernstige sociale/psychosociale probleemsituaties <strong>in</strong> volgorde van<br />

belangrijkheid zijn: a) eerder sui'cidaal gedrag (niet dodelijke pog<strong>in</strong>gen,<br />

sui'cide-ideatie) door betrokkene; b) sui'cidaal gedrag (sui'cide, sui'cidepog<strong>in</strong>g,<br />

sui'cide-ideatie) bij gez<strong>in</strong>s-/familieleden; c) chronisch excessief alcohol- en<br />

druggebruik en psychotrope-medicatiegebruik door betrokkene, d) chronisch<br />

excessief alcohol- en druggebruik en psychotrope-medicatiegebruik door<br />

gez<strong>in</strong>dfamilieleden.<br />

Het hierarchisch-responsemodel impliceert dus enerzijds dat de biologische,<br />

psychologische en sociale factoren of condities waaronder de waarschijnlijk-<br />

heid van sui'cidaal gedrag toeneemt, ook de waarschijnlijkheid van andere<br />

deviante gedrag<strong>in</strong>genhelev<strong>in</strong>gspatronen (zoals crim<strong>in</strong>eel gedrag) doen toe-<br />

nemen. Om die reden valt te venvachten, dat sociale verander<strong>in</strong>gen die samen-<br />

hangen met verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> sterfte door sui'cide (zoals de variabelen uit tabel<br />

4.1), ook een duidelijke samenhang zullen vertonen met andere deviante gedra-<br />

g<strong>in</strong>gen. Zoals we verderop <strong>in</strong> onze besprek<strong>in</strong>g van crim<strong>in</strong>eel gedrag nog zullen<br />

zien, blijkt dit ook <strong>in</strong>derdaad <strong>het</strong> geval.<br />

Het model impliceert anderzijds dat, gegeven de aanwezigheid van ontwrich-<br />

tend stressvolle situaties of omstandigheden, <strong>het</strong> optreden van sui'cidaal<br />

gedrag (mede)bepaald wordt door specifieke socialisatieprocessen op gez<strong>in</strong>s-1<br />

subcultureel niveau, namelijk <strong>het</strong> <strong>voor</strong>beeldgedrag <strong>in</strong> de directe omgev<strong>in</strong>g, en<br />

macro-cultureel niveau: de culturele (permissieve) attitudes ten aanzien van,<br />

en de menigvuldigheid van, sui'cidale modellen. De grote beschikbaarheid van<br />

stoffen die langs chemische weg <strong>het</strong> bewustzijn en de emar<strong>in</strong>g bei'nvloeden lo',<br />

en die <strong>in</strong> overdoses gebruikt vaak als zelfdestructief7sui'cidaal worden benoemd<br />

of gediagnostiseerd, gepaard gaande met een grote permissiviteit ten aanzien<br />

van <strong>het</strong> gebruik daarvan, maakt duidelijk dat op gedragsniveau de zoge-<br />

naamde aanwezigheiddaanvaardbaarheidstheorie een belangrijke verkla-<br />

rende waarde heeft.<br />

Deze beide implicaties zijn van em<strong>in</strong>ent belang <strong>voor</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g en imple-<br />

mentatie van (preventieve of correctieve) <strong>in</strong>terventies. Deze zullen immers<br />

tenm<strong>in</strong>ste langs twee sporen moeten lopen om voldoende effect te hebben op<br />

populatieniveau. Dat wil zeggen zij moeten zowel gericht zijn op de bei'nvloe-<br />

d<strong>in</strong>g van algemene ontwikkel<strong>in</strong>gsbedreigende processen, alsook op specifiek<br />

'sui'cidogene' factoren die <strong>voor</strong>namelijk b<strong>in</strong>nen bepaalde subgroepen van jonge-<br />

ren worden aangetroffen.<br />

Samenvattend kunnen we de conclusie trekken dat sui'cidaal gedrag <strong>het</strong> meest<br />

ernstige signaal is dat door een jongere kan worden uitgezonden.<br />

97] Moscicki e.a.. 1989; Diekstra. 1989.<br />

98] Depressie-suicide-ideatie-suicidepog<strong>in</strong>g-suicide.<br />

99] Een zogenaamd 'cop<strong>in</strong>g'-gedrag.<br />

'00] Naar buiten gerichte agressie bij<strong>voor</strong>beeld.<br />

'''1 Alcohol, nicot<strong>in</strong>e. hardlsoftdrugs, ~oor~eschreven en vrij verkrijgbare psychofarmaca.<br />

139 JEUGD IN ONTWIKKELING


Hierdoor wordt duidelijk dat er a1 langere tijd iets ernstigs mis is <strong>in</strong> zijn of haar<br />

leef- of ontwikkel<strong>in</strong>gssituatie, en vermoedelijk ook zal blijven als er niet iets<br />

gebeurt. Naar schatt<strong>in</strong>g geeft meer dan de helft van de <strong>in</strong> hun ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

.bedreigde jongeren lo2 C een of meer keren <strong>in</strong> hun adolescentieperiode dit sig-<br />

naal af, waarbij <strong>het</strong> vaker gaat om meisjes dan jongens (ratio ongeveer 1 tot 1,s).<br />

Crim<strong>in</strong>eel gedrag<br />

Hoewel de bronnen waaruit de betreffende <strong>in</strong>formatie wordt verkregen, sterk<br />

verschillen, zijn de parallellen tussen de ontwikkel<strong>in</strong>g van crim<strong>in</strong>aliteit en<br />

sui'cidaliteit op bevolk<strong>in</strong>gsniveau over de afgelopen dertig jaar zonder meer<br />

opmerkelijk. Zoals figuur 4.4 lo3 laat zien, is de geregistreerde crim<strong>in</strong>aliteit <strong>in</strong><br />

ons land en andere Europese landen <strong>in</strong> de periode 1960-1985 sterk gestegen, en<br />

heeft deze zich vervolgens gestabiliseerd.<br />

Figuur 4.4 Door politie gesignaleerde misdrijven<br />

Bmn: divers<br />

Aangezien de gegevens <strong>in</strong> figuur 4.4 gebaseerd zijn op ter kennis van de politie<br />

gekomen misdrijven, geven ze slechts een (onbekend) deel van de feitelijke<br />

crim<strong>in</strong>aliteit weer. Gaan we na aan wat <strong>voor</strong> typen van crim<strong>in</strong>eel gedrag de<br />

geobserveerde stijg<strong>in</strong>gen met name te wijten zijn, dan blijkt dat <strong>het</strong> <strong>voor</strong>al gaat<br />

om vermogensdelicten en geweldsdelicten lo4. De toename <strong>in</strong> crim<strong>in</strong>aliteit over<br />

de genoemde periode is <strong>voor</strong>al sterk bij jongeren lo5. In een willekeurig jaar<br />

(1990) bezondigt naar schatt<strong>in</strong>g tussen de 11 en 15 %van de middelbare scholie-<br />

ren <strong>in</strong> ons land zich volgens eigen zeggen een of meer keren aan een del<strong>in</strong>-<br />

quente handel<strong>in</strong>g, <strong>het</strong>zij een vermogensdelict, <strong>het</strong>zij een geweldsdelict. Precies<br />

omgekeerd als bij sui'cidaal gedrag betreft <strong>het</strong> hier aanzienlijk vaker jongens<br />

dan meisjes lo6.<br />

Over de verklar<strong>in</strong>g van deze ontwikkel<strong>in</strong>g bestaat bij deskundigen geen con-<br />

sensus lo'. ZO is er gegronde tkijfel aan <strong>het</strong> zo vaak veronderstelde verband<br />

tussen werkloosheid en crim<strong>in</strong>aliteit lo8. Ook de zogenaamde economische<br />

Io2] Zie ook hoofdstuk I.<br />

lo'] Ontleend aanVan Dijk, 1991.<br />

IM] Zie SCP. 1990. blz. 283-284.<br />

Io5] Zie ook Wynne en Hers. 1986.<br />

Io6] Diekstra e.a.. 1991.<br />

'07] Zie Van Dijk. 199 1.<br />

Ion] Zoals er ook bij sui'cidaliteit van een eenduidig verband geen sprake is, zie vorige paragraaf.<br />

140 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETRECERINGSBELEID


ongelijkheidstheorie, die stelt dat juist <strong>in</strong> samenlev<strong>in</strong>gen waar<strong>in</strong> sprake is van<br />

welvaart en toenemende gelijkheid crim<strong>in</strong>aliteit een reactie zou zijn op de<br />

resterende economische ongelijkheid, die dan immers eerder als onrecht zou<br />

worden ervaren, kan niet op een consensus van deskundigen bogen.<br />

Meer overeenstemm<strong>in</strong>g lijkt te bestaan over de theorie dat de toename van<br />

crim<strong>in</strong>eel gedrag samenhangt met zowel de toename van de gelegenheid tot,<br />

als van de aanvaardbaarheid van crim<strong>in</strong>eel gedrag. Dat laatste wordt ook we1<br />

omschreven als de 'erosie van sociale moraliteit' log. Deze gelegenheids-laan-<br />

vaardbaarheidshypothese sluit overigens geensz<strong>in</strong>s uit, dat ook algemene<br />

sociale en <strong>in</strong>dividuele condities en factoren 110 een rol spelen, zoals sociaal<br />

milieu, sociale achterstandpositie, armoede, lage opleid<strong>in</strong>glslechte schoolpres-<br />

taties, <strong>het</strong> behoren tot een etnische m<strong>in</strong>derheidsgroep, en de aanwezigheid van<br />

een bepaalde <strong>in</strong>dividuele kwetsbaarheid (antisociale persoonlijkheids-<br />

structuur).<br />

Voor wat betreft adolescenten zijn er sterke aanwijz<strong>in</strong>gen dat del<strong>in</strong>quent<br />

gedrag, althans geweldpleg<strong>in</strong>g, veelal een manifestatie is van, of een reactie is<br />

op, ernstige psychosociale problemen of ontwikkel<strong>in</strong>gsstress. Er is <strong>in</strong>middels<br />

een reeks studies uitgevoerd, waaruit blijkt dat agressieve delicten gepleegd<br />

door jongeren <strong>in</strong> de middelbare schoolleeftijd, een sterke samenhang vertonen<br />

met slechte schoolprestaties en problemen <strong>in</strong> <strong>het</strong> verwerven van een geaccep-<br />

teerde positie onder leeftijdsgenoten ll'. Hoewel slechte schoolprestaties en<br />

drop-out op zich waarschijnlijker zijn bij jongeren uit lagere sociale milieus en<br />

(etnische) m<strong>in</strong>derheidsgroepen dan bij jongeren uit de middenklassen, hangt<br />

falen op school ook onafhankelijk van sociaal milieu met del<strong>in</strong>quent gedrag<br />

samen. Del<strong>in</strong>quente jongeren doen <strong>het</strong> consistent slechter op school dan niet-<br />

del<strong>in</strong>quente leeftijdsgenoten. Omgekeerd geldt dat jongeren die op school<br />

succesvol zijn m<strong>in</strong>der vaak del<strong>in</strong>quent gedrag vertonen, terwijl falers vaker<br />

storend en agressief gedrag <strong>in</strong> de klas vertonen en del<strong>in</strong>quent gedrag daarbuiten.<br />

De verklar<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> deze verbanden worden onder meer gezocht <strong>in</strong> <strong>het</strong> feit dat<br />

falen op school kan leiden tot een vervreemd<strong>in</strong>g van de school, en vervolgens<br />

tot drop-out en del<strong>in</strong>quentie. Del<strong>in</strong>quentie is dan een soort aanpass<strong>in</strong>gsreactie<br />

op schoolproblemen. Een jongere die op school faalt, raakt daardoor<br />

gefrustreerd, voelt zich (en wordt ook vaak op grond daarvan) afgewezen en<br />

gemeden door anderen (m.n. volwassenen). Dit leidt tot een negatieve houd<strong>in</strong>g<br />

ten aanzien van de school, en tot alternatieve gedragsnormen. Del<strong>in</strong>quent<br />

gedrag is daarmee ook een soort van afweer van m<strong>in</strong>derwaardigheidsgevoe-<br />

lens lE die <strong>het</strong> gevolg zijn van falen op school. Van belang is verder ook de con-<br />

stater<strong>in</strong>g dat er een verband is aangetoond tussen del<strong>in</strong>quent gedrag en we<strong>in</strong>ig<br />

belang hechten aan opleid<strong>in</strong>g en schol<strong>in</strong>g door jongeren en hun ouders l13. Er<br />

blijkt ook een verband te zijn met schoolcultuur/klimaat, met als belangrijke<br />

aspecten onder meer de consistentie van <strong>het</strong> belon<strong>in</strong>gs- en bestraff<strong>in</strong>gspatroon,<br />

demogelijkheid van extra-curriculaire activiteiten <strong>voor</strong> leerl<strong>in</strong>gen, en een dui-<br />

delijke supervisiestructuur 'I4.<br />

Ontwikkel<strong>in</strong>gsstress, sukidaliteit en crim<strong>in</strong>aliteit<br />

Een belangrijke conclusie uit onze besprek<strong>in</strong>g van zowel sui'cidaal als<br />

crim<strong>in</strong>eel gedrag is, dat <strong>het</strong> <strong>in</strong> beide gevallen gaat om typen van gedrag die bij<br />

adolescenten <strong>in</strong> meerderheid als symptomen of signalen van ernstige ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>gsproblemen kunnen worden opgevat. Het is bovendien zo, dat vrijwel<br />

alle jongeren <strong>in</strong> ernstige ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen een of zelfs beide signalen,<br />

IW] Van Diik. 1991, blz. 37.<br />

"O] De zogenoemde root causes-theorie.<br />

Ill ] Elliot en Voss, 1974; Rutter, 1980; Engel en Hurrelmann. 1989.<br />

lo'] Engel en Hurrelrnann. 1989.<br />

"'] Elliot en Voss. 1974; Engel & Hurrelrnann, 1989.<br />

"'1 Zie Rutter. 1980.<br />

141 JEUGD IN ONTWlKKELlNG


142<br />

"'I<br />

'I6]<br />

"'1<br />

I l81<br />

"'1<br />

vaak meerdere malen, uitzenden. Of, anders gezegd, door <strong>het</strong> luisteren naar<br />

deze signalen zijn vrijwel alle <strong>in</strong> hun ontwikkel<strong>in</strong>g bedreigde adolescenten op<br />

te sporen. Daarbij moet helaas de vaststell<strong>in</strong>g gemaakt worden, dat we op dit<br />

moment niet beschikken over een adequaat netwerk van 'luisterposten' om de<br />

populatie van adolescenten op deze signalen te monitoren.<br />

Waar su'icidaal en crim<strong>in</strong>eel gedrag manifestaties zijn van, of reacties op ont-<br />

wrichtende ontwikkel<strong>in</strong>gsstress (en door hun gevolgen vaak zelf ook weer<br />

factoren daarvan), rijst de vraag naar de factoren van ontstaan en <strong>voor</strong>t-<br />

bestaan van een dergelijke stress. Het zoeken daarbij is naar een model dat<br />

bruikbaar is <strong>voor</strong> de analyse van de verschillende ontwikkel<strong>in</strong>gstaken waar-<br />

<strong>voor</strong> de adolescent zich gesteld ziet ", en waaronder met name de schooltaak<br />

en relaties met leeftijdsgenoten centraal staan. Naast <strong>het</strong> hebben van een<br />

verklarende waarde, dient <strong>het</strong> model bovendien zodanig te zijn dat <strong>het</strong> aan-<br />

knop<strong>in</strong>gspunten <strong>voor</strong> <strong>in</strong>terventies biedt. In <strong>het</strong> volgende zullen we een derge-<br />

lijk model beschrijven, dat op een grote consensus onder deskundigen op <strong>het</strong><br />

onderhavige terre<strong>in</strong> kan bogen l16.<br />

-<br />

Een model <strong>voor</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsstress<br />

Het is tegenwoordig gangbaar onder ontwikkel<strong>in</strong>gs- en gezondheidspsychologen<br />

om over menselijke ontwikkel<strong>in</strong>g te praten <strong>in</strong> termen van een proces van<br />

<strong>het</strong>zij parallel aan elkaar, dan we1 <strong>in</strong> opeenvolg<strong>in</strong>g verlopende ontwikkel<strong>in</strong>gstaken<br />

'17. Vanuit een dergelijke benader<strong>in</strong>g, die ook we1 de levensloopbenader<strong>in</strong>g<br />

(life span developmental) wordt genoemd, bestaat ons leven uit een groot<br />

aantal ontwikkel<strong>in</strong>gstaken. Sommige daarvan zijn (vrijwel) onontkoombaar,<br />

zoals leren lopen, de moedertaal verwerven, <strong>het</strong> venverven van een seksuele<br />

identiteit. Andere taken zijn eerder zelfgekozen (ontwikkelen muzikale vaardigheden),<br />

terwijl weer andere <strong>het</strong> gevolg zijn van sociale verwacht<strong>in</strong>gen of<br />

regels, zoals de schoolloopbaan. Nog weer andere taken zijn <strong>het</strong> gevolg van<br />

gebeurtenissen of situaties waaraan <strong>het</strong> ene <strong>in</strong>dividu we1 (en vaak zijns of haar<br />

ondanks) en <strong>het</strong> andere niet wordt blootgesteld, zoals de ervar<strong>in</strong>g van seksueel<br />

of emotioneel misbruik of van scheid<strong>in</strong>g tussen de ouders.<br />

Vanuit deze benader<strong>in</strong>g is ons leven of onze ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> zekere z<strong>in</strong> op te<br />

vatten als een 'job' die we hebben te klaren, waarbij de mate van (werklstress<br />

die we ervaren niet alleen afhankelijk is van de eisen die aan ons gesteld<br />

worden of wat er van ons venvacht wordt, maar ook van een aantal andere<br />

factoren. Als we bij<strong>voor</strong>beeld als k<strong>in</strong>d of jongere geconfronteerd worden met<br />

een scheid<strong>in</strong>g tussen onze ouders, verhoogt dat ons risico op ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen.<br />

Maar of die problemen werkelijk ook zullen optreden is afhankelijk<br />

van weer andere condities of factoren l18.<br />

In de empirisch gezien thans meest plausibele stressmodellen wordt stress<br />

benaderd als de uitkomst van de wisselwerk<strong>in</strong>g tussen de volgende factoren:<br />

taakeisen (aard, aantal, en patroon);<br />

sociale ondersteun<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> uitvoer<strong>in</strong>g van taakeisen (zowel <strong>in</strong> emotioneel/<br />

affectieve, gedragsregulerende als <strong>in</strong>formatieve z<strong>in</strong>);<br />

beschikbare materiele middelen (f<strong>in</strong>ancieel-lsocio-economisch, technisch);<br />

de houd<strong>in</strong>g ten aanzien van de taakeisen (mate van zelfvertrouwen/zelfbeeld,<br />

geloof <strong>in</strong> eigen competentie, waarnem<strong>in</strong>g van z<strong>in</strong>volheid van taak, persoonlijkheids-Itemperamentskenmerken);<br />

de beschikbare (persoonlijke) vaardigheden <strong>voor</strong> <strong>het</strong> uitvoeren van taakeisen;<br />

de situatielcontext waar<strong>in</strong> de taak moet worden uitgevoerd (kenmerken van<br />

buurt/woonomgev<strong>in</strong>glschool zowel <strong>in</strong> socio-economisch, cultureel als architectonisch<br />

opzicht).<br />

Zie eerder dit hoofdstuk.<br />

Zie ook Rutter en Magnusson. 199 1.<br />

Zie ook hoofdstuk I.<br />

Zie ook Rutter, 1985.<br />

Zie Diekstra. 1990b.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HET REGERINGSBELEID


"'1 Zie Rutter, 1985.<br />

"'] Rutter, 1985.<br />

'22] Hether<strong>in</strong>gton. 1982.<br />

Zie Garnefski e.a., 1991.<br />

143 JEUGD IN ONTWIKKELING<br />

Vanuit een dergelijk model is <strong>het</strong> mogelijk en verklaarbaar dat, ondanks zeer<br />

hoge taak- of ontwikkel<strong>in</strong>gseisen, er toch geen sprake is van ontwrichtende of<br />

ongezonde stress. De sociale ondersteun<strong>in</strong>g, de middelen, de houd<strong>in</strong>g en de<br />

situatie waar<strong>in</strong> de taak moet worden uitgevoerd, zijn dan aan die eisen is aan-<br />

gepast. Omgekeerd is <strong>het</strong> mogelijk, dat bij relatief bescheiden eisen er toch ont-<br />

wrichtende stress ontstaat, doordat bij<strong>voor</strong>beeld ondersteun<strong>in</strong>g en middelen<br />

<strong>voor</strong> die (matige) eisen niet toereikend zijn.<br />

Vanuit dit model valt ook te begrijpen dat volgens talrijke studies '20 zelfs de<br />

meest ernstige stressor of <strong>het</strong> meest ernstige probleem zelden of nooit bij meer<br />

dan 30 tot 50 procent van de k<strong>in</strong>deren of jongeren tot duurzame problemen<br />

leidt. Datzelfde geldt overigens ook bij volwassenen. Hoewel bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong><br />

risico op depressie bij <strong>in</strong>grijpende levensgebeurtenissen toeneemt, geldt <strong>voor</strong><br />

de meeste volwassenen dat ze ondanks de stressvolle ervar<strong>in</strong>g niet depressief<br />

raken '21.<br />

Het model levert ons ook <strong>het</strong> <strong>in</strong>strumentarium om te verklaren waardoor<br />

bepaalde groepen jongeren juist we1 <strong>in</strong> ernstige ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen<br />

raken, en daar signalen van afgeven zoals <strong>in</strong> de vorm van sui'cidaal of crim<strong>in</strong>eel<br />

gedrag. Eerder hebben we bij<strong>voor</strong>beeld beschreven, dat de toename van sulcide<br />

<strong>in</strong> veel Europese landen samenhangt met <strong>het</strong> gelijktijdig toenemen van onder<br />

meer <strong>het</strong> echtscheid<strong>in</strong>gscijfer en <strong>het</strong> aantal <strong>in</strong> buitenshuis werkende vrouwen.<br />

Deze samenhang wordt niet alleen op bevolk<strong>in</strong>gsniveau maar ook op <strong>in</strong>divi-<br />

dueel niveau gevonden.<br />

Uit verschillende prospectieve studies bij k<strong>in</strong>deren en adolescenten komen<br />

aanwijz<strong>in</strong>gen waardoor deze samenhang met behulp van ons model nader<br />

verklaard kan worden. Zo vonden Hether<strong>in</strong>gton en medewerkers '22 dat k<strong>in</strong>de-<br />

ren waarvan de moeder een baan buitenshuis heeft, geen groter risico hebben<br />

op emotionele problemen <strong>in</strong> geval van echtscheid<strong>in</strong>g dan k<strong>in</strong>deren met een<br />

moeder die huisvrouw is. Tenm<strong>in</strong>ste, als de moeder a1 geruime tijd<strong>voor</strong> de schei-<br />

d<strong>in</strong>g buitenshuis werkte, of dit pas geruime tijd na de scheid<strong>in</strong>g g<strong>in</strong>g doen. Er<br />

is we1 een verhoogd risico op problemen, met name klachten van depressieve<br />

aard, als de scheid<strong>in</strong>g en <strong>het</strong> buitenshuis gaan werken van de moeder <strong>in</strong> de tijd<br />

samenvalt.<br />

Het zijn dus <strong>het</strong> aantal en <strong>het</strong> patroon van taken, die onder meer van belang<br />

zijn <strong>voor</strong> <strong>het</strong> a1 dan niet optreden van emotionele of gedragsproblemen. Naar-<br />

mate <strong>het</strong> aantal ontwikkel<strong>in</strong>gstaken waar<strong>voor</strong> een jongere zich tegelijkertijd<br />

gesteld ziet groter wordt, neemt ook de kans toe dat de beschikbare onder-<br />

steun<strong>in</strong>g en middelen ontoereikend zijn om alle taken te bestrijken. Het feit<br />

dat bepaalde taken noodzakelijkenvijs moeten blijven liggen of verwaarloosd<br />

worden ten <strong>voor</strong>dele van anderen, kan echter gevolgen hebben waardoor<br />

uite<strong>in</strong>delijk ook de taken die <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe we1 volbracht of uitgevoerd kunnen<br />

worden, toch <strong>in</strong> gevaar komen.<br />

Een k<strong>in</strong>d kan <strong>het</strong> op school goed doen, mede doordat daar<strong>voor</strong> thuis voldoende<br />

steun en begeleid<strong>in</strong>g aanwezig zijn, totdat thuis problemen ontstaan. Bij<strong>voor</strong>-<br />

beeld als gevolg van, of <strong>in</strong> de vorm van seksueel misbruik door een ouder. Voor<br />

<strong>het</strong> omgaan met deze problemen heeft <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d geen steun en middelen ter<br />

beschikk<strong>in</strong>g. De venverk<strong>in</strong>g ervan kan daarom zoveel van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d zelf gaan<br />

vergen, dat op den duur ook de schooltaak daaronder gaat lijden. Dat feit kan<br />

op zich weer <strong>het</strong> zelfvertrouwen en <strong>het</strong> zelfbeeld van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d ondermijnen, en<br />

negatieve relaties met nog meer volwassenen dan alleen de ouders veroor-<br />

zaken (bijv. met leraren of leeftijdsgenoten). Zo ontstaat de basis <strong>voor</strong> (meer)<br />

emotionele of gedragsproblemen, en komt een neerwaartse spiraal <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g<br />

waardoor tenslotte een ontwikkel<strong>in</strong>gsimpasse ontstaat, zoals <strong>in</strong> de vorm van<br />

een depressie of sui'cidale reactie. Vastgesteld is '23 dat middelbare scholieren


lZ91<br />

13~1<br />

"'I<br />

die een sui'cidepog<strong>in</strong>g gedaan hebben, veel vaker dan andere leerl<strong>in</strong>gen erva-<br />

r<strong>in</strong>g van seksueel misbruik hebben. Sui'cidaal gedrag blijkt op zich weer een<br />

predictor van schooldrop-out 124. Soortgelijke ontwikkel<strong>in</strong>gspatronen worden<br />

ook waargenomen bij adolescenten die naast de gebruikelijke ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

taken ook <strong>voor</strong> de taak staan te leren omgaan met een chronische ziekte, zoals<br />

juveniele diabetes of een ernstige, zichtbare handicap 125.<br />

De conclusie is, dat emotionele en gedragsproblemen bij adolescenten vaak <strong>het</strong><br />

symptoom of signaal zijn van ontwikkel<strong>in</strong>gsstress, dat wil zeggen <strong>het</strong> bestaan<br />

van meerdere taken of problemen die, gegeven de beschikbare ondersteun<strong>in</strong>g,<br />

middelen, zelfbeeld, vaardigheden edof context, niet of zeer moeilijk gelijk-<br />

tijdig te volbrengen of op te lossen zijn. Deze conclusie v<strong>in</strong>dt duidelijk steun <strong>in</strong><br />

de resultaten van studies die <strong>in</strong> de afgelopen 15 jaar <strong>in</strong> verscheidene landen zijn<br />

uitgevoerd naar de effecten van de 'stapel<strong>in</strong>g' van ongunstige gez<strong>in</strong>s- of opvoe-<br />

d<strong>in</strong>gsomstandigheden op ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen '26. Daaruit blijkt dat <strong>het</strong><br />

verband tussen <strong>het</strong> aantal ongunstige factoren <strong>in</strong> de opvoed<strong>in</strong>gssituatie en de<br />

kans op ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen niet rechtlijnig is, maar exponentieel.<br />

Zo blijkt uit een studie <strong>in</strong> Groot-Brittannie '27 dat k<strong>in</strong>deren uit gez<strong>in</strong>nen<br />

waar<strong>in</strong> sprake was van slechts BBn ongunstig gez<strong>in</strong>skenmerk uit een reeks van<br />

zes nauwelijks meer risico liepen op ontwikkel<strong>in</strong>gsstoornissen dan k<strong>in</strong>de-<br />

ren uit gez<strong>in</strong>nen waar geen van deze zes kenmerken aanwezig was. Maar bij de<br />

aanwezigheid van tenm<strong>in</strong>ste twee van de genoemde kenmerken verdrie-<br />

voudigde <strong>het</strong> risico op ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen, en bij vier of meer kenmerken<br />

was er zelfs sprake van een vertienvoudig<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> risico. Diekstra en<br />

collega-onderzoekers wisten bij een grote groep psychiatrische patienten<br />

aan te tonen, dat <strong>het</strong> risico op suicidaal gedrag een soortgelijke exponentiele<br />

relatie met <strong>het</strong> aantal gez<strong>in</strong>s-Irelatie-/school- of werkproblemen heeft.<br />

Dit laatste wijst op de mogelijkheid dat verschillen <strong>in</strong> schoolsucces tussen<br />

k<strong>in</strong>deren - en daarmee verschillen <strong>in</strong> maatschappelijke positie op volwassen<br />

leeftijd omdat deze <strong>in</strong> belangrijke mate bepaald wordt door opleid<strong>in</strong>g -mede en<br />

waarschijnlijk zelfs evenzeer veroorzaakt worden door verschillen <strong>in</strong> ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>gsstress als door verschillen <strong>in</strong> capaciteiten. Opmerkelijk is dat de vraag<br />

naar <strong>het</strong> verband tussen schoolsucces enontwikkel<strong>in</strong>gsstress, zoals hier gedefi-<br />

nieerd, nog niet of nauwelijks ondenverp van onderzoek is geweest.<br />

De vraag is met name van belang bij de verklar<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> steeds weer gevon-<br />

den verband tussen enerzijds schoolsucces/schoolprestaties van jongeren en<br />

anderzijds sociaal milieu, opleid<strong>in</strong>gsniveau van ouders, werkloosheid van<br />

ouder(s) en gez<strong>in</strong>ssamenstell<strong>in</strong>g (eenoudergez<strong>in</strong>) 130. In welke mate zijn deze<br />

verbanden mede te verklaren op grond van factoren als:<br />

- <strong>het</strong> vaker <strong>voor</strong>komen van emotionele en gedragsproblemen bij ouders, en daar-<br />

mee samenhangend gebrekkige ondersteun<strong>in</strong>g vanuit <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>smilieu (de 2e<br />

groep van factoren van ontwikkel<strong>in</strong>gsstress uit ons model);<br />

- emotionele en gedragsproblemen en gebrek aan geloof <strong>in</strong> eigen mogelijkheden<br />

(de 4e en 5e komponent uit ons model) bij jongeren uit gez<strong>in</strong>nen uit lagere<br />

sociale milieus (= relatief m<strong>in</strong>der middelen, de 3e komponent uit <strong>het</strong><br />

model) 131.<br />

Relevante gegevens op dit punt levert <strong>voor</strong> ons land <strong>het</strong> zogenaamde Monitor<br />

op de Toekomstproject, waaraan 14.700 middelbare scholieren deelnamen<br />

De Heus e.a.. 1986, a,b.<br />

Zie Diekstra en Hawton, 1987.<br />

Zie: Goodyer, 1990; Rutter, 1990.<br />

Rutter, 1978 en 1990.<br />

Lage sociaal-economische status, crim<strong>in</strong>eel gedrag bij vader, psychische stoornis (met name depressie) bij moeder, huwelijkspro-<br />

blernen, (tijdelijke) uithuisplaats<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d en veel k<strong>in</strong>deren.<br />

Diekstra e.a.. 1981.<br />

Zie hoofdstuk I.<br />

Zie ook SCe 1990.<br />

144 WETENSCHAPPELLJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


(leeftijdsgroep 12-20 jaar), die tezamen een representatieve steekproef <strong>voor</strong> de<br />

totale populatie scholieren vormden 132. Daaruit blijkt op de eerste plaats dat<br />

hoe 'lager' <strong>het</strong> schooltype '33, hoe groter <strong>het</strong> percentage leerl<strong>in</strong>gen met emotionele<br />

en gedragsproblemen, zowel <strong>in</strong> de vorm van crim<strong>in</strong>eel gedrag als van<br />

sui'cidaal gedrag. Hetzelfde verband wordt gevonden <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van<br />

conflicten met ouders (aspect van 2e component), <strong>voor</strong> eenzaamheidsgevoelens<br />

(een aspect van 2e component), <strong>voor</strong> negatief - zelfbeeld en gevoelens van <strong>in</strong>competentie<br />

(4e component).<br />

Figuur 4.5 Negatief zelfbeeld (rangorde 0-8)<br />

Bron: Diekstra e.a., 1991.<br />

Een dergelijke cognitieve set, zo blijkt uit een groot aantal studies 134, hangt<br />

samen met <strong>het</strong> gebruik van <strong>in</strong>adequate1 problematische probleemoploss<strong>in</strong>gs-<br />

strategieenlcop<strong>in</strong>g strategieen. Vergelijken we de groep met een negatief zelf-<br />

beeld met hun zich beter voelende leeftijdsgenoten, dan blijkt dat de eerste<br />

groep jongeren doorgaans <strong>in</strong> een gez<strong>in</strong>ssituatie met meervoudige problemen<br />

verkeert. Zij komen vaker uit een eenoudergez<strong>in</strong>, er is vaker sprake van proble-<br />

men <strong>in</strong> de relatie met die ouder(s), onder meer tot uit<strong>in</strong>g komend <strong>in</strong> <strong>het</strong> feit dat<br />

zij aanzienlijk vaker aan ontwrichtende ervar<strong>in</strong>gen als lichamelijk geweld,<br />

psychische stoornis bij de ouders en seksueel misbruik blootgesteld zijn<br />

geweest. Eveneens is er bij hen veel vaker sprake van problemen <strong>in</strong> de school-<br />

situatie <strong>voor</strong> wat prestaties betreft.<br />

Dat jongeren met een multipele-probleemachtergrond slechtere school-<br />

prestaties leveren; ligt ook daarom <strong>voor</strong> de hand omdat een jongere met meer-<br />

dere problemen eerst aandacht schenkt aan problemen samenhangende met<br />

de gez<strong>in</strong>ssituatie, of met zijnhaar problemen <strong>in</strong> de groep van leeftijdsgenoten,<br />

eventueel ten koste van schooltaken. Zoals Van Lieshout 135 terecht opmerkt,<br />

kan een jongere zich vrijwel niet onttrekken aan deze hierarchie van taken,<br />

zelfs niet als hij of zij dat zou willen. Dat betekent, dat de schooltaak doorgaans<br />

alleen succesvol verloopt <strong>in</strong> <strong>het</strong> verlengde van een succesvolle aanpak van<br />

meer primaire problemen. Omgekeerd, <strong>het</strong> uitblijven van een succesvolle aan-<br />

pak of oploss<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> primaire problemen heeft doorgaans een negatieve<br />

<strong>in</strong>vloed op de schoolloopbaan. De Monitorgegevens wijzen impliciet ook op de<br />

relevantie van de 6e component <strong>in</strong> ons ontwikkel<strong>in</strong>gsstressmodel. Scholen met<br />

meer probleemjongeren hebben mede als gevolg hiervan waarschijnlijk een<br />

ongunstiger schoolklimaat, en omgekeerd verhoogt een ongunstig school-<br />

klimaat de waarschijnlijkheid op probleemleerl<strong>in</strong>gen 136.<br />

"'1 Zie Diekstra e.a.. 1991.<br />

"'1 In de reeks LBO. MAVO, MBO. HAVO. VWO.<br />

"'] Bandura. 1990.<br />

'IS] Van Lieshout, 1990.<br />

Rutter, 1980.<br />

145 JEUGD IN ONTWIKKELING


Op dit punt aangekomen lijkt <strong>het</strong> bepaald niet langer een gewaagde stell<strong>in</strong>g te<br />

poneren, dat een aanzienlijk aantal adolescenten <strong>in</strong> deze samenlev<strong>in</strong>g 'uit de<br />

boot stapt of valt' of marg<strong>in</strong>aliseert niet doordat ze te dom of te gestoord zijn,<br />

maar doordat ze moeten opgroeien onder omstandigheden die <strong>voor</strong> <strong>het</strong> succes-<br />

vol volbrengen van ontwikkel<strong>in</strong>gstaken ongunstig zijn. Een onbekend, maar<br />

vermoedelijk groot, aantal adolescenten komt op de onderste sport van de<br />

schoolstatusladder 13', zoals <strong>in</strong> <strong>het</strong> LBO en de MAVO, terecht, niet doordat zij <strong>in</strong><br />

pr<strong>in</strong>cipe niet over de nodige cognitieve capaciteiten <strong>voor</strong> bij<strong>voor</strong>beeld de HAVO<br />

of <strong>het</strong> VWO zouden beschikken. De oorzaak is dat zij a1 vanaf betrekkelijk<br />

jonge leeftijd <strong>in</strong> een multiple-probleemsituatie hebben verkeerd, die hun<br />

schoolcarriere via de beschreven processen a1 betrekkelijk vroeg nadelig heeft<br />

bei'nvloed. Een aanzienlijk aantal adolescenten op de HAVO en VWO faalt<br />

daar door dezelfde oorzaken. Vanuit die ongunstige uitgangspositie zijn vervol-<br />

gens ook hun perspectieven op de arbeidsmarkt, en hun capaciteit of vaardig-<br />

heid om met arbeidsverhoud<strong>in</strong>gen en -stress om te gaan, ger<strong>in</strong>ger, waardoor<br />

marg<strong>in</strong>alisatie, werkloosheid dan we1 arbeidsongeschiktheid waarschijnlijker<br />

worden.<br />

4.5 lnterventiestrategieen en ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen <strong>in</strong> de adolescentie<br />

'37] En worden zelfs daar drop-out<br />

Maatregelen die uitgevoerd worden door openbare of private <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen,<br />

organisaties of groeper<strong>in</strong>gen worden gewoonlijk aangeduid met de term '<strong>in</strong>ter-<br />

ventie'. Zoals de besprek<strong>in</strong>g van onderzoeksbev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de <strong>voor</strong>afgaande<br />

paragrafen heeft duidelijk gemaakt, is <strong>het</strong> belangrijk een onderscheid te<br />

maken tussen de verschillende fases <strong>in</strong> <strong>het</strong> ontstaan en de ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />

probleemgedrag<strong>in</strong>gen, want die vragen om verschillende<strong>in</strong>terventiemethoden<br />

of -benader<strong>in</strong>gen. In de hier volgende besprek<strong>in</strong>g van strategieen <strong>voor</strong> <strong>in</strong>ter-<br />

ventie <strong>in</strong> de adolescentie zullen we daarom onderscheid maken tussen we twee<br />

typen <strong>in</strong>terventie, te weten:<br />

preventieve <strong>in</strong>terventie, dat wil zeggen <strong>in</strong>terventie gericht op <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen<br />

van mogelijke stoornissen <strong>in</strong> de (gezonde) ontwikkel<strong>in</strong>g van adolescenten; en<br />

correctieve <strong>in</strong>terventie, gericht op <strong>het</strong> verm<strong>in</strong>deren en waar mogelijk elim<strong>in</strong>e-<br />

ren van reeds aanwezige stoornissen.<br />

De termpreventieve <strong>in</strong>terventie gebruiken we <strong>voor</strong> maatregelen die worden uit-<br />

gevoerd nog <strong>voor</strong>dat er van probleemgedrag of symptomen daarvan sprake is.<br />

Het doe1 is om de <strong>in</strong>dividuele en sociale factoren of condities te vermijden waar-<br />

van bekend is dat ze tot probleemgedrag <strong>in</strong> de adolescentie leiden. In deze z<strong>in</strong><br />

zijn ze '<strong>voor</strong>komend' of preventief <strong>in</strong> de meest strikte z<strong>in</strong> van <strong>het</strong> woord.<br />

De term correctieve <strong>in</strong>terventie gebruiken we <strong>voor</strong> maatregelen die worden uit-<br />

gevoerd nadat probleemgedrag<strong>in</strong>gen of symptomen daarvan manifest zijn<br />

geworden. Naar analogie van preventieve <strong>in</strong>terventie zou hier<strong>voor</strong> ook de term<br />

postventieve <strong>in</strong>terventie gebruikt kunnen worden. Correctieve <strong>in</strong>terventie<br />

richt zich direct op <strong>het</strong> aanwezige probleemgedrag, door middel van activitei-<br />

ten die moeten verh<strong>in</strong>deren dat dit gedrag zich consolideert en verbreidt. Het<br />

primaire doe1 is om de gevolgen van probleemgedrag en de schadelijke neven-<br />

effecten op andere gebieden te verm<strong>in</strong>deren, omdat deze een vicieuze cirkel op<br />

gang kunnen brengen en een 'carriere van deviantie' kunnen bewerkstelligen.<br />

Naast dit onderscheid <strong>in</strong> stadia of typen van <strong>in</strong>terventie kunnen we, <strong>in</strong> <strong>het</strong> licht<br />

van <strong>het</strong> eerder gepresenteerde model <strong>voor</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsstress, ook onder-<br />

scheid maken tussen een tweetal dimensies of focussen van <strong>in</strong>terventie, te<br />

weten <strong>in</strong>dividuele en sociale factoren of determ<strong>in</strong>anten.<br />

Interventie is gericht op <strong>in</strong>dividuele determ<strong>in</strong>anten als <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu de focus<br />

van de <strong>in</strong>terventie-activiteit vormt, en <strong>in</strong>dividuele houd<strong>in</strong>gen, gedrag, vaar-<br />

digheden en gewoontes bei'nvloed of veranderd moeten worden. De <strong>in</strong>terventie<br />

is gericht op sociale factoren als ecologische (milieu), materiele en sociale net-<br />

werken bei'nvloed moeten worden. Het doe1 is hierbij natuurlijk ook dat er<br />

effecten zijn op <strong>het</strong> gedrag van <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu. Verschillende recente literatuur-<br />

146 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


overzichten 13' tonen aan, dat de aandacht <strong>voor</strong> <strong>in</strong>terventies gericht op sociale<br />

factoren of determ<strong>in</strong>anten van probleemgedrag, uitermate teleurstellend is<br />

geweest. De meeste <strong>in</strong>terventieprogramma's en projecten zijn direct gericht op<br />

<strong>het</strong> <strong>in</strong>dividuele gedrag van adolescenten, onder <strong>voor</strong>bijgaan aan de psycho-<br />

sociale functie of betekenis ervan en de samenhang met de sociale context.<br />

Zoals we <strong>in</strong> <strong>het</strong> volgende zullen duidelijk maken, is een gecoord<strong>in</strong>eerde imple-<br />

mentatie van alle vier mogelijke typen van <strong>in</strong>terventie noodzakelijk, wil er<br />

sprake zijn van een voldoende algemeen en een voldoende langdurig effect.<br />

Interventies moeten zowel <strong>in</strong>dividuele als sociale determ<strong>in</strong>anten van, we<br />

zouden hier ook kunnen spreken van mogelijkheden of gelegenheden <strong>voor</strong>,<br />

gezonde ontwikkel<strong>in</strong>g stimuleren en bevorderen. Voor wat betreft <strong>in</strong>dividuele<br />

determ<strong>in</strong>anten moet de nadruk liggen op <strong>het</strong> bevorderen van emotionele,<br />

cognitieve en gedragsvaardigheden. Voor wat betreft sociale determ<strong>in</strong>anten<br />

moet de nadruk liggen op <strong>het</strong> bevorderen van (ondersteunende) netwerken.<br />

Als <strong>in</strong>terventie zich alleen richt op de manier waarop de <strong>in</strong>dividuele adolescent<br />

<strong>het</strong> hoofd biedt aan ontwikkel<strong>in</strong>gstakenl-stress, en contact met de sociale<br />

context of basis waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> gedrag plaatsv<strong>in</strong>dt vermijdt of negeert, dan is de<br />

<strong>in</strong>terventie meestal <strong>in</strong>effectief of resulteert deze op zijn best <strong>in</strong> syrnptoom-<br />

verschuiv<strong>in</strong>g. De adolescent die rookt of dr<strong>in</strong>kt <strong>in</strong> reactie op ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

stress, kan op basis van een <strong>in</strong>terventie leren <strong>in</strong>zien dat dit gedrag zijn gezond-<br />

heid ondermijnt. Als reactie daarop verandert hij zijn reactiepatroon op de<br />

stress, stopt bij<strong>voor</strong>beeld met roken maar gaat <strong>in</strong> plaats daarvan veel meer<br />

snoepen of schiet <strong>in</strong> een meer agressief of depressief reactiepatroon.<br />

In een kritisch overzicht van preventieprogramma's trekken Price en mede-<br />

werkers 13' als een van de <strong>voor</strong>naamste conclusies dat programma's gericht op<br />

<strong>het</strong> verhogen van vaardigheden of cornpetenties bij (<strong>in</strong>dividuele) k<strong>in</strong>deren en<br />

jeugdigen, om voldoende en voldoende lang effectief te zijn:<br />

'should be comb<strong>in</strong>ed with other <strong>in</strong>terventions that focus on the child's environ-<br />

ment, designed to reduce sources of stress andenhance potential protective<br />

factors <strong>in</strong> the child's environment (school, home) such as important sources of<br />

social support (parents, teachers, peers). Those environmental resources may be<br />

critical to successful1 cop<strong>in</strong>g.' 140<br />

In <strong>het</strong> volgende zullen we ieder van de vier mogelijke typen van <strong>in</strong>terventie-<br />

maatregelen (zie tabel 4.2) <strong>in</strong> termen van kenmerken, potentieel en beperk<strong>in</strong>-<br />

gen gegeven de huidige stand van kennis kort bespreken.<br />

Tabel 4.2 Interventies <strong>in</strong> adolescentie<br />

Stadia lndividuelefactoren Sociale factoren<br />

Preventief A-type: tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g <strong>in</strong>dividuele C-type: verbeteren sociale<br />

vaardighedenlcompetenties leefsituatie<br />

- gezondheidsopvoed<strong>in</strong>g - verbeter<strong>in</strong>g kansstructuur<br />

- affectievelsociale vaardig- - creeren van mogelijkheden<br />

heden vwr participatie<br />

- schoolvaardigheden<br />

- counsel<strong>in</strong>g<br />

Correctief B-type: gedragsmodificatie D-type: (re)connrueren<br />

- (gez<strong>in</strong>s-)behandel<strong>in</strong>g sociale netwerken<br />

- psychotherapie<br />

"'1 Zie Hamburg. 1990; zie ook van Oudenhoven, deze <strong>voor</strong>studie.<br />

'39] Price e.a.. 1988.<br />

'"1 Ibid.. blz. 187 e.v.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


A-typemaatregelen: <strong>het</strong> tra<strong>in</strong>en van <strong>in</strong>dividuele vaardighedenlcompetenties<br />

Een van meest gebruikte en meest bruikbare manieren <strong>voor</strong> <strong>het</strong> ontwikkelen<br />

en versterken van <strong>in</strong>dividuele vaardigheden en competenties is datgene wat<br />

we opvoed<strong>in</strong>g noemen. In hooggei'ndustrialiseerde samenlev<strong>in</strong>gen als de<br />

Nederlandse zijn de <strong>voor</strong>naamste opvoed<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>stituten: <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>, <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen<br />

<strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deropvang, scholen, beroepsopleid<strong>in</strong>gen en media. De meeste daarvan<br />

houden zich op een of andere wijze ook bezig met wat tegenwoordig wordt aan-<br />

geduid als gezondheids<strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>g en -0pvoed<strong>in</strong>g ('health education', waar-<br />

onder ook 'mental health'). De term venvijst naar een bewust geplande,<br />

gerichte <strong>in</strong>vloed op de persoonlijkheidsontwikkel<strong>in</strong>g van een <strong>in</strong>dividu (k<strong>in</strong>d,<br />

jongere) door een ander <strong>in</strong>dividu dat gewoonlijk over meer kennis en vaardig-<br />

heden beschikt. Door <strong>het</strong> overdragen van kennis, houd<strong>in</strong>gen en vaardigheden<br />

wordt geprobeerd om de persoonlijkheidsontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d positief te<br />

bei'nvloeden, zijn of haar competenties op uiteenlopende gebieden te vergroten,<br />

en persoonlijke autonomie, dat wil zeggen <strong>het</strong> zelfstandig nemen van verant-<br />

woorde levensbesliss<strong>in</strong>gen, te bevorderen. Tussen deze, ideale, omschrijv<strong>in</strong>g<br />

van gezondheidsopvoed<strong>in</strong>g en de werkelijkheid gaapt echter een aanzienlijke<br />

kloof. Als <strong>voor</strong>beeld kan de gebruikelijke methode van preventie van drug- en<br />

alcoholgebruik bij jongeren dienen. Bij veel programma's ligt de nadruk op <strong>het</strong><br />

geven van feitelijke <strong>in</strong>formatie over de risico's van dat gebruik. Sommige<br />

programma's leggen <strong>het</strong> zwaartepunt bij <strong>het</strong> dramatiseren van gevolgen (zoals<br />

<strong>in</strong> de 'Alcohol maakt meer kapot dan je lief is'-boodschappen). De <strong>voor</strong>onder-<br />

stell<strong>in</strong>g daarbij is dat <strong>het</strong> oproepen van angst effectiever is dan een objectieve<br />

<strong>voor</strong>stell<strong>in</strong>g van zaken l4'.<br />

Het effect van dit soort <strong>in</strong>terventies blijkt zeer beperkt en niet zelden zelfs<br />

contraproduktief, dat wil zeggen dat <strong>het</strong> juist de nieuwsgierigheid van adoles-<br />

centen naar <strong>het</strong> te bestrijden gedrag of verschijnsel wekt 142. Als verklar<strong>in</strong>gen<br />

daar<strong>voor</strong> gelden onder meer dat ze alleen geschikt zijn <strong>voor</strong> adolescenten met<br />

een bepaalde houd<strong>in</strong>g of persoonlijkheid, degenen bij wie angst gemakkelijk<br />

als leermotief kan worden gebruikt, en verder dat ze we1 duidelijk maken 'wat<br />

je niet moet doen' maar niet 'wat je anders kan doen7. Ze bieden geen alter-<br />

natieve manieren <strong>voor</strong> <strong>het</strong> omgaan met ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen. Voorzover<br />

die we1 aan de orde komen, gebeurt dat gewoonlijk slechts door vermeld<strong>in</strong>g.<br />

Er worden geen nieuwe vaardigheden aangeleerd.<br />

Als reactie daarop wordt thans gewerkt aan de ontwikkel<strong>in</strong>g en evaluatie van<br />

<strong>in</strong>terventies die zich richten op emotionele, cognitieve en gedragsvaardig-<br />

heden om: a) weerstand te bieden aan de verlokk<strong>in</strong>g van of de druk om drugs of<br />

alcohol te gebruiken; en b) met levensproblemen of stress op andere, m<strong>in</strong>der<br />

risicovolle of schadelijke manieren om te gaan. Vanwege dit laatste aspect<br />

wordt ook we1 gesproken van 'Life Skills tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g' 143.<br />

Een belangrijke voonvaarde <strong>voor</strong> succes is <strong>het</strong> v<strong>in</strong>den van alternatieven die<br />

voldoende aantrekkelijkheid hebben <strong>voor</strong> de adolescent. Ze moeten niet alleen<br />

een mogelijkheid afnemen, maar <strong>voor</strong>al een aantrekkelijkere mogelijkheid<br />

daar<strong>voor</strong> <strong>in</strong> de plaats bieden. Dit betekent dat <strong>in</strong>terventies van type A moeten<br />

worden aangevuld met <strong>in</strong>terventies van type C en datleeftijdsgenoten als<br />

participanten en modellen moeten worden betrokken bij <strong>het</strong> leerproces. Er zijn<br />

<strong>in</strong>derdaad steeds meer aanwijz<strong>in</strong>gen dat <strong>in</strong>terventieprogramma's die geheel of<br />

gedeeltelijk 'peer led' zijn, dat wil zeggen (mede) door leeftijdsgenoten worden<br />

gegeven of geleid, effectiever zijn dan programma's die 'adult led' zijn. Dit ver-<br />

schil wordt <strong>in</strong> uiteenlopende culturen aangetroffen 144. Een belangrijk obsta-<br />

kel <strong>voor</strong> <strong>het</strong> op deze wijze implementeren van <strong>in</strong>terventies is echter dat <strong>in</strong>stel-<br />

l<strong>in</strong>gen, zoals scholen, vaak niet gewend en bereid zijn om adolescenten actief<br />

als tra<strong>in</strong>ers of ondenvijsgevenden <strong>in</strong> te schakelen.<br />

14'] De 'zwarte' affiches <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader van de Aidscampagne hebben ook een dergelijke bedoel<strong>in</strong>g.<br />

14'] Zie Hurrelrnann. 1990.<br />

14'] Zie Hamburg. 1990.<br />

Iu] Zie Diekstra. 1989.<br />

148 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


Op basis van de beschikbare literatuur 145 kunnen we concluderen dat 'life<br />

skills'-<strong>in</strong>terventies effect kunnen hebben op probleemgedrag zoals alcohol-,<br />

drug- en tabaksgebruik, op sociale vaardigheden, op zelfdiscipl<strong>in</strong>e, agressief<br />

gedrag en houd<strong>in</strong>g ten aanzien van de schooUopleid<strong>in</strong>g. Het effect op gevoelens<br />

en stemm<strong>in</strong>g (zoals depressie) en zelfbeeld lijkt m<strong>in</strong>der goed aanwijsbaar.<br />

Waarschijnlijk is <strong>het</strong> zo dat programma's langer moeten duren en <strong>in</strong>tensiever<br />

moeten zijn dan de thans gebruikte om dergelijke effecten te sorteren.<br />

In <strong>het</strong> licht van <strong>het</strong> feit dat probleemgedrag<strong>in</strong>gen/emotionele problemen bij<br />

adolescenten vaak fungeren tegen de achtergrond van schoolproblemen, is ook<br />

<strong>het</strong> tra<strong>in</strong>en <strong>in</strong> vaardigheden om schoolprestaties te verbeteren een belangrijk<br />

onderdeel van de 'life skill'-<strong>in</strong>terventie ld6. Want <strong>het</strong> tra<strong>in</strong>en <strong>in</strong> schoolvaardig-<br />

heden kan de schoolprestaties verbeteren en daarmee een belangrijke prikkel<br />

tot probleemgedrag neutraliseren.<br />

Er zijn aanwijz<strong>in</strong>gen dat hoe vroeger <strong>in</strong> de adolescentie deze <strong>in</strong>terventies<br />

worden uitgevoerd, bij <strong>voor</strong>keur te beg<strong>in</strong>nen tussen <strong>het</strong> 10e en 12e levensjaar,<br />

hoe groter en langduriger <strong>het</strong> effect 14?<br />

Bnslotte is ook counsel<strong>in</strong>g een belangrijke <strong>in</strong>terventie van dit type. Counse-<br />

l<strong>in</strong>g venvijst niet zozeer naar <strong>het</strong> aanleren van nieuwe vaardigheden of compe-<br />

tenties, als naar <strong>het</strong> adviserenhegeleiden van de adolescent om aanwezige<br />

competenties en vaardigheden te versterken en te gebruiken op gebieden<br />

waarop hij of zij op een bepaald moment problemen ervaart. Het wordt ook we1<br />

omschreven als <strong>in</strong>dividuele hulp <strong>voor</strong> zelfhulp aan adolescenten. ,In de Neder-<br />

landse situatie wordt dit type counsel<strong>in</strong>g vaak gegeven door leerl<strong>in</strong>gbegelei-<br />

ders, gewoonlijk leerkrachten met een daar<strong>voor</strong> specifieke opleid<strong>in</strong>g.<br />

B-typemaatregelen: systematische gedragsmodificatie<br />

Het gaat hier om specialistische psychologische of psychiatrische <strong>in</strong>terventie,<br />

gericht op <strong>het</strong> op gang brengen van een proces waar<strong>in</strong> chronische en ontwrich-<br />

tende probleemgedrag<strong>in</strong>gen/emotionele problemen als zodanig worden onder-<br />

kend en behandeld. Dit soort <strong>in</strong>terventie kan gericht zijn op de <strong>in</strong>dividuele<br />

adolescent, of op de adolescent en zijn directe sociale omgev<strong>in</strong>g (zoals gez<strong>in</strong>), en<br />

deze kan ambulant zowel als <strong>in</strong>tramuraal plaatsv<strong>in</strong>den. Van alle typen <strong>in</strong>ter-<br />

venties <strong>in</strong> de adolescentie is dit type <strong>het</strong> meest toegepast, en er is een grote<br />

hoeveelheid expertkennis over beschikbaar.<br />

De effectiviteit, <strong>voor</strong>zover deze wetenschappelijk is onderzocht, blijkt echter<br />

bescheiden 148. Bovendien is <strong>het</strong> zo dat, met de toename van ernstige vormen<br />

van probleemgedrag of emotionele problemen, de sociale actieradius en <strong>voor</strong>al<br />

ook de f<strong>in</strong>anciele grenzen van dit type <strong>in</strong>terventie steeds zichtbaarder worden.<br />

Het lijkt daarom van groot belang om de nadruk en de <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen op een<br />

evenwichtige wijze te verleggen van dit type <strong>in</strong>terventies naar die preventieve<br />

<strong>in</strong>terventies die duidelijk de belofte <strong>in</strong> zich herbergen <strong>het</strong> aantal adolescenten<br />

met ernstige emotionele of gedragsproblemen te reduceren.<br />

C-typemaatregelen: <strong>het</strong> uerbeteren van de sociale leefomstandigheden<br />

Zoals we eerder hebben gezien, is probleemgedrag bij adolescenten vaak<br />

m<strong>in</strong>stens zozeer een functie van de materiele en sociale omgev<strong>in</strong>g, als van<br />

<strong>in</strong>dividuele kenmerken. Preventieve maatregelen gericht op de sociale en eco-<br />

logische omgev<strong>in</strong>g gaan uit van <strong>het</strong> gegeven dat adolescenten een scala aan<br />

mogelijkheden <strong>voor</strong> hun ontwikkel<strong>in</strong>g aangeboden moeten krijgen, wil<br />

probleemgedrag <strong>voor</strong>komen worden. Het fundament <strong>voor</strong> zulke maatregelen<br />

ligt primair op <strong>het</strong> terre<strong>in</strong> van schol<strong>in</strong>g en beroep(beroepsmoge1ijkheden).<br />

14'] Zie Hamburg, 1990; Bosma en Hosrnan. 1990.<br />

'46] Zie ook <strong>het</strong> artikel van Simons <strong>in</strong> deze <strong>voor</strong>studie.<br />

Zie Hamburg. 1990.<br />

"'1 Zie <strong>voor</strong> een uitvoerig overzicht Gageldonk en Bartels. 1990.<br />

JEUGD INONTWIKKELING


150<br />

'"1 Zie Hurrelman. 1990.<br />

Adolescenten moeten geeigende kansstructuren worden geboden om zich te<br />

uiten en te profileren, om gedachten en ideeen <strong>in</strong> praktijk te kunnenbrengen,<br />

en om <strong>in</strong> <strong>het</strong> eigen levensonderhoud te kunnen <strong>voor</strong>zien. Een van de belangrijk-<br />

ste stappen is <strong>het</strong> creeren van werkgelegenheid <strong>voor</strong> jongeren. Ook <strong>in</strong> onze<br />

zogenaamde vrijetijdssamenlev<strong>in</strong>g worden zelfbeeld en prestige <strong>in</strong> belangrijke<br />

mate bepaald door <strong>het</strong> beroep dat men uitoefent. De samenlev<strong>in</strong>g brengt veel<br />

adolescenten <strong>in</strong> enorme moeilijkheden, doordat ze niet de garantie kan geven<br />

op werk of beroepsvorm<strong>in</strong>g na <strong>het</strong> voltooien of verlaten van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet<br />

onderwijs. Daarmee wordt <strong>het</strong> vertrouwen <strong>in</strong> de toekomst, waarvan adolescen-<br />

ten <strong>voor</strong> hun welbev<strong>in</strong>den zo afhankelijk zijn, ernstig bedreigd 14'.<br />

Interventie van dit type heeft duidelijk algemene politieke implicaties en is <strong>in</strong><br />

zichzelf ook politiek van aard. Het raakt aan de totale sociale structuur van<br />

levens- en ontwikkel<strong>in</strong>gskansen <strong>in</strong> de adolescentie. Kijken we specifiek naar<br />

de school, als een van de belangrijkste socialisatie- en ontwikkel<strong>in</strong>gscontexten<br />

<strong>voor</strong> de jongere adolescent, dan zijn de belangrijkste <strong>in</strong>terventies gericht op: de<br />

verbeter<strong>in</strong>g van de kwaliteit van <strong>het</strong> onderwijs, van de relaties tussen leraren<br />

en leerl<strong>in</strong>gen, en van de middelen of vaardigheden om sociale contlicten te<br />

leren hanteren. Scholen moeten zelf 'targets' van <strong>in</strong>terventie zijn, waarbij <strong>het</strong><br />

verbeteren van schoolklimaat/cultuur overeenkomstig de huidige kennis en<br />

<strong>in</strong>zichten <strong>het</strong> <strong>voor</strong>naamste punt van aandacht is '50. Dat betekent onder meer<br />

dat scholen duidelijke, faire en <strong>voor</strong>spelbare regels moeten gaan hanteren <strong>voor</strong><br />

wat betreft straf en belon<strong>in</strong>g, zowel <strong>voor</strong> wat betreft curriculaire als extracurri-<br />

culaire activiteiten. Ook leerl<strong>in</strong>gen met relatief ger<strong>in</strong>ge of achterblijvende<br />

schoolprestaties moeten <strong>in</strong> de school mogelijkheden geboden krijgen op waar-<br />

der<strong>in</strong>g en acceptatie bij leerkrachten, alsook bij klasgenoten. Om die <strong>in</strong>vloed te<br />

kunnen hebben moet de school voldoende mogelijkheden bieden <strong>voor</strong> de <strong>in</strong>divi-<br />

duele ontwikkel<strong>in</strong>g, en er <strong>voor</strong> zorgen dat leerkrachten ruimte geven aan <strong>in</strong>di-<br />

viduele wensen en belangstell<strong>in</strong>gsgebieden van leerl<strong>in</strong>gen.<br />

De school moet zodanig functioneren dat deze door de leerl<strong>in</strong>gen wordt gezien<br />

als een rechtvaardige gemeenschap. Op die wijze kan <strong>het</strong> fungeren als een<br />

model <strong>voor</strong> toekomstige ervar<strong>in</strong>gsgebieden, zoals <strong>het</strong> werk. De school heeft een<br />

belangrijk rol <strong>in</strong> <strong>het</strong> aanleren van elementaire regels met betrekk<strong>in</strong>g tot de<br />

waarder<strong>in</strong>g van <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g, prestatie en gedragvolgens bepaalde (morele)<br />

normen. Als die regels door adolescenten als consequent, helder en rechtvaar-<br />

dig worden beschouwd, kunnen ze een belangrijke factor zijn van <strong>het</strong> vroeg <strong>in</strong><br />

de kiem smoren of <strong>voor</strong>komen van probleemgedrag, zoals crim<strong>in</strong>eel gedrag.<br />

Daarnaast is <strong>het</strong> cruciaal dat adolescenten zelf kunnen participeren <strong>in</strong> de<br />

vormgev<strong>in</strong>g van hun leef- en leersituatie, zodat ze zich meer en positiever<br />

kunnen identificeren met de maatschappelijke <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen waar ze mee te<br />

maken hebben, zoals de school, en gevoelens van vervreemd<strong>in</strong>g tegengegaan<br />

worden. We hebben a1 eerder geconstateerd dat scholen <strong>in</strong> dit opzicht schrome-<br />

lijk te kort schieten, doordat ze leerl<strong>in</strong>gen gewoonlijk tot passiefl<strong>in</strong>itiatiefloos<br />

gedrag dw<strong>in</strong>gen. Leerl<strong>in</strong>gen worden verondersteld op school te leren en er niet<br />

te leven.<br />

Voor <strong>in</strong>terventie van type C is <strong>het</strong> van belang dat de totale sociale context van<br />

de adolescent, dus naast de school ook <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>, de buurt of gemeenschap, bij<br />

de <strong>in</strong>terventie betrokken wordt, dat wil zeggen deze mede ontwikkelt, imple-<br />

menteert en evalueert Het doe1 is om adolescenten <strong>in</strong>teressante, stimule-<br />

rende en bevredigende ervar<strong>in</strong>gs- en gedragsmogelijkheden/structuren te ver-<br />

schaffen, die meer aantrekk<strong>in</strong>gskracht hebben dan probleemgedrag<strong>in</strong>gen.<br />

"O] Zie: Rutter, 1980; Hurrelrnann. 1990; Hamburg. 1990.<br />

"'1 Zie <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>beelden <strong>het</strong> artikel van Van Oudenhoven <strong>in</strong> deze <strong>voor</strong>studie.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


D-typemaatregelen: <strong>het</strong> construeren van sociale (steun)netwerken<br />

Hoe meer een adolescent <strong>in</strong>gebed is <strong>in</strong> een gunstig netwerk van sociale rela-<br />

ties, hoe beter hij of zij <strong>in</strong> staat is om <strong>het</strong> hoofd te bieden aan ongunstige levens-<br />

omstandigheden, ontwrichtende levensgebeurtenissen en lange-termijnpro-<br />

blemen (zoals lichamelijke handicapdchronische ziektes), en hoe m<strong>in</strong>der de<br />

adolescent geneigd is de toevlucht te nemen tot probleemgedrag. Het sociale<br />

netwerk is, zoals <strong>in</strong> <strong>het</strong> eerder beschreven ontwikkel<strong>in</strong>gsstressmodel duidelijk<br />

is gemaakt, een belangrijk middel <strong>in</strong> <strong>het</strong> vervullen van ontwikkel<strong>in</strong>gstaken en<br />

problemen. Vastgesteld is bij<strong>voor</strong>beeld dat scholen <strong>in</strong> dit opzicht <strong>voor</strong> leerl<strong>in</strong>-<br />

gen met een ongunstige of <strong>het</strong> zelfbeeld ondermijnende (gez<strong>in</strong>s)achtergrond<br />

een belangrijke compenserende <strong>in</strong>vloed kunnen hebben, door <strong>het</strong> aanbieden<br />

van accepterende en steunende sociale relaties. Leerkrachten kunnen dan een<br />

vemangerzijn, als een dergelijke relatie met een volwassene <strong>in</strong>de thuissituatie<br />

ontbreekt '52.<br />

De ratio <strong>voor</strong> maatregelen van dit type kan als volgt geformuleerd worden. Als<br />

adolescenten al, bij<strong>voor</strong>beeld als lid van een gang of <strong>in</strong> de drugsubcultuur,<br />

gevangen zitten <strong>in</strong> de vicieuze cirkel van processen die tot probleemgedrag<br />

leiden, dat op zijn beurt die processen weer verder aanjaagt, is <strong>het</strong> noodzakelijk<br />

pog<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> werk te stellen hen uit die cirkel te lichten door nieuwe sociale<br />

relatieslgroepen aan te bieden. Dat kan op verschillende manieren:<br />

1. bestaande steunnetwerken versterken, zoals door <strong>het</strong> motiveren en steunen<br />

van jongerenorganisatieslverenig<strong>in</strong>gen en schoolclubs bij <strong>het</strong> opvangen van en<br />

omgaan met jongeren met problemen. Ook <strong>het</strong> tra<strong>in</strong>en van leerkrachten <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

onderkennen en contact makenlonderhouden met crim<strong>in</strong>ele, sui'cidale of<br />

depressieve jongeren behoort hiertoe;<br />

2. <strong>het</strong> opzetten van alternatieve netwerken <strong>in</strong> gevalledsituaties waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> niet<br />

mogelijk of te omslachtig is om met bestaande netwerken te gebruiken.<br />

Bij<strong>voor</strong>beeld: <strong>het</strong> opzetten van ontmoet<strong>in</strong>gscafes op scholen, <strong>het</strong> opzetten van<br />

een tutorsysteem op scholen waar<strong>in</strong> oudere adolescenten als begeleiderlmodel<br />

<strong>voor</strong> jongere fungeren, en van zelfhulporganisaties <strong>voor</strong> 'probleem'jongeren;<br />

3. <strong>het</strong> opzetten van <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> counsel<strong>in</strong>g van adolescenten, die zodanig<br />

zijn <strong>in</strong>gericht dat ze zowel ontmoet<strong>in</strong>gsplaats als contactadres b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong><br />

relatienetwerk van adolescenten met problemen vormen '53;<br />

4. <strong>het</strong> geven van counsel<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen de 'natuurlijke' leefomgev<strong>in</strong>g van de adoles-<br />

cent. Een <strong>voor</strong>beeld hiervan is <strong>het</strong> ontwikkelen van 'v<strong>in</strong>dplaatsgericht' maat-<br />

schappelijk werk.<br />

Is2] Rutter. 1980: Van Lieshout. 1990.<br />

Slot: enkele aanbevel<strong>in</strong>gen<br />

Ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen <strong>in</strong> de adolescentie laten zich niet <strong>in</strong> een eenvoudig<br />

model vangen of door een enkelvoudige oorzaak verklaren. Evenm<strong>in</strong> iser een<br />

enkele <strong>in</strong>terventie of therapie aan te wijzen die <strong>voor</strong> alle adolescente proble-<br />

men effectief is. Tot op heden zijn we niet <strong>in</strong> staat gebleken om een duidelijk<br />

antwoord te geven op de vraag welke <strong>in</strong>terventie <strong>voor</strong> welke <strong>in</strong> zijn of haar<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g bedreigde adolescent <strong>het</strong> meest geschikt is. Theoretisch en<br />

empirisch onderzoek zijn eenvoudigweg nog niet voldoende gevorderd om op<br />

die vraag een bevredigend antwoord te geven.<br />

Wat we1 steeds duidelijker wordt is dat <strong>het</strong> noodzakelijk is om onderscheid te<br />

maken tussen verschillende stadia en doelen van <strong>in</strong>terventie tene<strong>in</strong>de de<br />

mogelijke effectiviteit van de verschillende strategieen en maatregelen op een<br />

realistische manier te beoordelen. Daarbij lijkt <strong>het</strong> van goot belang dat een<br />

verschuiv<strong>in</strong>g van nadruk plaatsv<strong>in</strong>dt weg van de <strong>in</strong>middels ver ontwikkelde,<br />

traditionele, <strong>in</strong>dividugerichte maatregelen ten gunste van de nog onderont-<br />

wikkelde maatregelen en methoden gericht op sociale structuren als <strong>in</strong>stru-<br />

's3] JAC's vormen hiervan een <strong>voor</strong>beeld.<br />

151 JEUGD INONTWIKKELINC


menten <strong>voor</strong> de preventie en reductie van adolescentieproblemen. Dit laat zich<br />

onder meer aflezen aan <strong>het</strong> feit dat ernstige adolescente problemen of sympto-<br />

men daarvan, zoals su'icidaal gedrag, crim<strong>in</strong>eel gedrag en schoolproblemen/-<br />

drop-out (die tegenwoordig worden waargenomen bij naar schatt<strong>in</strong>g tenm<strong>in</strong>ste<br />

1 op de 5 adolescenten), met op <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu gerichte <strong>in</strong>terventies op slechts<br />

zeer bescheiden wijze of zelfs helemaal niet te be'<strong>in</strong>vloeden zijn gebleken.<br />

De mate waar<strong>in</strong> we er<strong>in</strong> zullen slagen ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen <strong>in</strong> de adoles-<br />

centie te <strong>voor</strong>komen en, waar reeds aanwezig, <strong>in</strong> frequentie en gevolgen te<br />

reduceren, is afhankelijk van de mate waar<strong>in</strong> we er<strong>in</strong> slagen een beleid te<br />

ontwikkelen gericht op zowel de <strong>in</strong>dividuele als de sociale determ<strong>in</strong>anten van<br />

die problemen.<br />

Daar<strong>voor</strong> dienen een tweetal essentiele <strong>voor</strong>waarden vervuld te worden. Op de<br />

eerste plaats is dit de ontwikkel<strong>in</strong>g van een systeem dat cont<strong>in</strong>u <strong>in</strong>formatie<br />

verzamelt over ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen van de adolescente populatie. Een<br />

dergelijke Monitor op de Adolescent dient de basale epidemiologische <strong>in</strong>forma-<br />

tie te leveren die nodig is <strong>voor</strong> de beantwoord<strong>in</strong>g van een drietal vragen: a) wat<br />

zijn de kenmerken van (groepen) adolescenten met een hoog risico op ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>gsproblemen? b) wat zijn de kenmerken van situaties met een hoog risico<br />

op <strong>het</strong> ontstaan of <strong>voor</strong>tbestaan van ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen bij adolescen-<br />

ten? c) welke verander<strong>in</strong>gen treden <strong>in</strong> de loop van de tijd op <strong>in</strong> a) en b)? 'lbt de<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen waarover <strong>in</strong>formatie verzameld wordt, dienen<br />

vanwege hun signaler<strong>in</strong>gswaarde <strong>in</strong> ieder geval te behoren: crim<strong>in</strong>eellagres-<br />

sief gedrag, sui'cidaal gedrag en falen op schoolldrop-out.<br />

De tweede <strong>voor</strong>waarde is de ontwikkel<strong>in</strong>g van een methodologie <strong>voor</strong> een<br />

gecoijrd<strong>in</strong>eerde implementatie van alle vier <strong>in</strong> dit hoofdstuk beschreven typen<br />

van <strong>in</strong>terventie, te weten: a) preventieve <strong>in</strong>dividugerichte <strong>in</strong>terventies; b) cor-<br />

rectieve <strong>in</strong>dividugerichte <strong>in</strong>terventies; c) preventieve, op de (sociale) context<br />

gerichte <strong>in</strong>terventies; en d) correctieve op de (sociale) context gerichte <strong>in</strong>ter-<br />

venties. Naast een toename <strong>in</strong> consistentie en samenhang van (overheid$-<br />

beleid ten aanzien van jongeren, mag van de beschikbaarheid en toepass<strong>in</strong>g<br />

van zo'n methodologie ook verwacht worden een meer evenwichtige verdel<strong>in</strong>g<br />

van middelen over typen van <strong>in</strong>terventies en risicogroepen. Vanwege de onge-<br />

lijke effecten van sociale en economische verander<strong>in</strong>gen en de stapel<strong>in</strong>g van<br />

problemen (werkloosheid, armoede) bij bepaalde (etnische, sociale) subgroe-<br />

pen <strong>in</strong> de adolescente populatie, is <strong>het</strong> cruciaal om de stromen van personele,<br />

materiele en f<strong>in</strong>anciele middelen regelmatig zodanig te kunnen verleggen dat<br />

de meest kwetsbare of risicovolle groepen <strong>het</strong> best bereikt worden. Dat kan<br />

alleen wanneer de adolescente populatie regelmatig op een valide wijze wordt<br />

'gemonitord'.<br />

Monitor<strong>in</strong>g en daarbij aansluitende <strong>in</strong>terventies dienen zo vroeg mogelijk <strong>in</strong><br />

de adolescentie te beg<strong>in</strong>nen, bij <strong>voor</strong>keur rond <strong>het</strong> 10-lle levensjaar. Het is zo<br />

rondom <strong>het</strong> 12e levensjaar dat emotionele en gedragsproblemen <strong>in</strong> termen van<br />

<strong>voor</strong>komen een exponentiele sprong maken. %1 van problemen die <strong>in</strong> de jonge<br />

k<strong>in</strong>derjaren relatief zeldzaam zijn, beg<strong>in</strong>nen dan epidemiologisch gezien snel<br />

aan betekenis te w<strong>in</strong>nen. De groeispurt is blijkbaar ook een probleemspurt.<br />

Interventies dienen daarom bij <strong>voor</strong>keur net <strong>voor</strong> en <strong>in</strong> <strong>het</strong> eerste beg<strong>in</strong> van de<br />

puberteit op gang te komen, om een zo groot mogelijk preventief en correctief<br />

effect te hebben. Praktisch gezien betekent dit dat de laatste klas van de lagere<br />

school en de eerste twee leerjaren van de middelbare school de 'target'-periode<br />

bij uitstek zijn <strong>voor</strong> monitor<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>terventie. Vanuit <strong>het</strong> perspectief van<br />

geestelijke gezondheidszorg zou <strong>het</strong> aanbevel<strong>in</strong>g verdienen deze jaren <strong>in</strong> een<br />

en <strong>het</strong>zelfde schoolsysteem onder te brengen <strong>in</strong> plaats van <strong>in</strong> twee verschil-<br />

lende systemen zoals nu <strong>het</strong> geval is. De <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van de (basis)gezondheids-<br />

zorg dient hierop afgestemd te worden. Concreet wordt aanbevolen een basis-<br />

gezondheidszorg gericht op de vroege adolescentie vorm te geven, waarbij de<br />

betreffende diensten op gelijkwaardige wijze biomedische, psychologische en<br />

sociaal-werk-expertise op diagnostisch, therapeutisch en preventief terre<strong>in</strong><br />

dienen te bevatten.<br />

Algemene <strong>in</strong>terventies <strong>in</strong> deze jaren, gericht op alle adolescenten, zouden <strong>in</strong><br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


ieder geval <strong>het</strong> deelnemen aan 'life skills7-onderwijs moeten omvatten. Daar-<br />

onder valt <strong>het</strong> leren van sociale en communicatieve vaardigheden, van emotio-<br />

nele en <strong>in</strong>tieme vaardigheden, van probleemoploss<strong>in</strong>gsvaardigheden, en van<br />

meer cognitieve vaardigheden die direct betrekk<strong>in</strong>g hebben op de schooltaak,<br />

zoals leren leren. Ook <strong>het</strong> aanleren van vaardigheden tot weerbaarheid tegen<br />

de verlokk<strong>in</strong>gen van risicogedrag (alcohol-, druggebruik e.d.1 behoort hiertoe.<br />

Dergelijke vaardigheden zouden gei'ntegreerd moeten worden aangeleerd. Aan<br />

<strong>het</strong> aanbieden van op zichzelf staande modules - een <strong>voor</strong> alcohol, weer een<br />

<strong>voor</strong> drugs, weer een ander <strong>voor</strong> sex, nog een ander <strong>voor</strong> roken - dient uit <strong>het</strong><br />

oogpunt van de kosten-batenverhoud<strong>in</strong>g zo snel mogelijk een e<strong>in</strong>de gemaakt te<br />

worden.<br />

Met betrekk<strong>in</strong>g tot de uitvoer<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> 'life skills'-ondenvijs dient naast<br />

volwassenen zoveel mogelijk gewerkt te worden met peer leaders of leeftijds-<br />

genoten als <strong>in</strong>structeurs. Jongeren dienen <strong>voor</strong> jongeren als modellen en onder-<br />

wijsgevenden op dit gebied te worden <strong>in</strong>gezet. Daartoe zal <strong>het</strong> noodzakelijk zijn<br />

om verder te werken aan methoden <strong>voor</strong> de selectie en tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g van peer<br />

leaders en <strong>het</strong> aanpassen van de organisatiestructuur <strong>in</strong> <strong>het</strong> onderwijs en <strong>in</strong><br />

hulpverlen<strong>in</strong>gsorganisaties.<br />

Algemeen gesteld dienen middelen en methoden zodanig te worden <strong>in</strong>gezet dat<br />

ze op de eerste plaats bijdragen tot 'empowerment' van de adolescent. Dat wil<br />

zeggen dat <strong>in</strong>terventie bij adolescenten gericht moet zijn op: <strong>het</strong> stimuleren<br />

van <strong>in</strong>dividuele verantwoordelijkheid en zelfbeschikk<strong>in</strong>g; <strong>het</strong> betrekken van<br />

adolescenten zelf <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g, plann<strong>in</strong>g, implementatie en de evaluatie<br />

van <strong>in</strong>terventie; <strong>het</strong> zoveel mogelijk <strong>in</strong>schakelen.mobi1iseren van 'peer7-<br />

groepen (en overig sociaal netwerk) bij <strong>in</strong>terventie; <strong>het</strong> <strong>in</strong> samenspraak met<br />

adolescenten creeren van sociale kansstructuren of gelegenheden <strong>voor</strong> explora-<br />

tie, experimenteren en ontwikkel<strong>in</strong>g.<br />

Gegeven de noodzaak <strong>voor</strong> adolescenten om eigen grenzen en mogelijkheden te<br />

verkennen en met volwassen rollen te kunnen experimenteren op wijzen<br />

waarop zonder straf of ontredder<strong>in</strong>g fouten of overdrijv<strong>in</strong>gen kunnen worden<br />

begaan, dienen 'experimenteer'plaatsen <strong>voor</strong> adolescenten te worden<br />

gecreeerd.<br />

Een van de grote problemen op dit moment is dat gelegenheden praktisch niet<br />

bestaan waar<strong>in</strong>:<br />

- niet-commercieel, ongeorganiseerd (van boven of buiten), ongesuperviseerd en<br />

niet-opvoedkundig activiteiten kunnen plaatsv<strong>in</strong>den waarmee adolescenten<br />

hun mogelijkheden en grenzen kunnen testen;<br />

- adolescenten vrij zijn om te experimenteren met de grenzen die wet en fatsoen<br />

stellen zonder angst <strong>voor</strong> oneigenlijke straf of sancties te hoeven hebben.<br />

Onze overgeorganiseerde en overgestructureerde omgev<strong>in</strong>g laat we<strong>in</strong>ig of geen<br />

ruimte <strong>voor</strong> zo'n 'free space'. Volgens verschillende auteurs '54 is een van de<br />

grootste uitdag<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> overheid en jeugdwerk <strong>in</strong> de naaste toekomst <strong>het</strong><br />

kunstmatig creeren van zulke experimenteerruimtes.<br />

Tenslotte, <strong>het</strong> verdient aanbevel<strong>in</strong>g om reeds zo vroeg mogelijk aan adolescen-<br />

ten en <strong>in</strong> ieder geval nog tijdens de leerplichtjaren algemene vaardigheden aan<br />

te leren die van belang zijn<strong>voor</strong> <strong>het</strong> functioneren op een arbeidsplaats. Er dient<br />

een studie te worden uitgevoerd naar de mate waar<strong>in</strong> op school aangeleerde<br />

algemene houd<strong>in</strong>gen en vaardigheden a1 dan niet contraproduktief zijn <strong>voor</strong> op<br />

de werkplek vereiste vaardigheden. Afhankelijk van de uitkomsten van een<br />

dergelijke studie zou de <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet ondenvijs dienen te wor-<br />

den aangepast.<br />

Is'] Zie Hurrelmann. 1990.<br />

153 JEUGD IN ONTWIKKELING


Literatuur<br />

- A. Bandura, Adolescent Development among Youth at risk; European Confe-<br />

rence on Adolescent Development among Youth at risk, Siena, 1990.<br />

- R. Blum, 'Health Futures of Youth'; Journal ofAdolescent Health Care, 9e jaar-<br />

gang nr.6, suppl. 1-3,1988.<br />

- E.A. Coleman, en T. Hus6n, Becom<strong>in</strong>g an adult <strong>in</strong> a chang<strong>in</strong>g society; Parijs,<br />

OECD, 1985.<br />

- J.C. Coleman, en L. Hendry, The Nature of Adolescence; LondonINew York,<br />

Routledge, 1990.<br />

- Current Concepts of Suicide; door D. Lester (red.), Spr<strong>in</strong>gfield, Thomas, 1990.<br />

- W. Darmon, 'Peer Education: The untapped potential'; Journal Applied Deue-<br />

lopmental Psychology, 5e jaargang, blz. 331-43.<br />

- N. Deen, 'Leerl<strong>in</strong>g begeleid<strong>in</strong>g: een basis <strong>voor</strong> goed onderwijs'; <strong>in</strong>: Leerl<strong>in</strong>gen-<br />

zorg: Noodzaak?; Verslag Studiedag Psychosociale Leerl<strong>in</strong>gbegeleid<strong>in</strong>g,<br />

Alphen a.d. Rijn, Samsom, 1990, blz. 20-26.<br />

- R.F.W. Diekstra, Over Suzcide; Alphen a.d. Rijn, Samsom, 1981.<br />

- R.F.W. Diekstra en K. Hawton, Suicide <strong>in</strong> Adolescence; DordrechtBoston, Klu-<br />

wer Academic Publishers, 1981.<br />

- R.F.W. Diekstra, 'Suicidal Behavior and Depressive Disorders <strong>in</strong> Adolescents<br />

and Young Adults'; Neuropsychobiology, 22e jaargang, 1989, blz. 194-207.<br />

- R.F.W. Diekstra, 'Jobstress en Gezondheid <strong>in</strong> de Gezondheidszorg: Implicaties<br />

van <strong>het</strong> Coherentiemodel'; Gedrag en Gezondheid, l7e jaargang nr. 4,1990, blz.<br />

155-161.<br />

- R.F. W. Diekstra, N. Garnefski, P. de Heus e.a., Gedrag en Gezondheid van<br />

scholieren uit <strong>het</strong> Voortgezet Onderwijs; Scholieren onderzoek 1990, Den Haag,<br />

NIBUD, 1991.<br />

- J.J.M. van Dijk, Crim<strong>in</strong>aliteit als Keerzijde; Gouda, Qu<strong>in</strong>t, 1991.<br />

- D.S Elliot en H. Voss, Del<strong>in</strong>quency and drop-out; Lex<strong>in</strong>gton, Heath, 1974.<br />

- U. Engel en K. Hurrelmann, 'Del<strong>in</strong>quent Behavior <strong>in</strong> Adolescence: Potential<br />

and Constra<strong>in</strong>ts of Preventive Strategies <strong>in</strong> School Sett<strong>in</strong>gs'; <strong>in</strong>: Crime Preuen-<br />

tion and Intervention: Ethical and Legal Problems; door P.A. Albrecht en 0<br />

Backes (red.), New York, Gruyter, 1989, blz. 167-184.<br />

- E.H. Erikson, Identity and The Lifecycle: selectedpapers; International Univer-<br />

sities Press, New York, 1959.<br />

- E.H. Erikson, Jugend und Krise; Stuttgart, Klett, 1981.<br />

- E. Fromm, Degezonde samenlev<strong>in</strong>g; Utrecht, Bijleveld, 1958.<br />

- J.R. Gillis, Geschichte der Jugend; We<strong>in</strong>heim, Beltz, 1980.<br />

- I.M. Goodyer, Life Experiences, Development and Childhood Psychopathology;<br />

Chichester, Wiley, 1990.<br />

- G.S. Hall, Adolescence: its Psychology and its relations to Physiology, Anthropo-<br />

logy, Sociology, Sex, Crime, Religion and Education; New York, Appleton,<br />

1904.<br />

- D. Hamburg, 'Prepar<strong>in</strong>g for Life: the Critical 'I'ransition of Adolescence'; <strong>in</strong>:<br />

Preventive Interventions <strong>in</strong> Adolescence; door R.F.W. Diekstra (red.), Tbrontol<br />

Bern, Hogrefe & Huber, 1989, blz. 4-15.<br />

- E.M. Hether<strong>in</strong>gton, M. Cox en R. Cox, 'Effects of divorce on parents and child-<br />

ren'; <strong>in</strong>: Non-traditional families; door M. Lamb (red.), London, Erlbaum, 1982.<br />

- P. Heymans, 'Eenzaamheidsgevoelens bij k<strong>in</strong>deren en jeugdigen: procesaspec-<br />

ten en remediele strategieen'; <strong>in</strong>: Eenzaamheid en Identiteit over de leuensloop:<br />

onderzoek en praktijk; door A.M. Callot d'Escury-Koen<strong>in</strong>gs en M. !ha1 (red.),<br />

Assen, van Gorcum, 1989, blz. 37-50.<br />

- P.C. Hol<strong>in</strong>ger, D. Offer en M.A. Zola, 'A prediction model of suicide among<br />

youth'; Journal Nervous and Mental Disease, l76e jaargang, blz. 275-279,1988.<br />

- W. Hornste<strong>in</strong>, 'Sozialwissenschaftliche Jugend-Forschung und Gesellschaftli-<br />

che Praxis'; <strong>in</strong>: Soziologie und Soziale Welt; door U. Beck (red.), Praxis, Gott<strong>in</strong>-<br />

gen, 1982.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


K. Hurrelmann, B. Rosewitz en H.K. Wolf, Lebensfase Jugend; Mi<strong>in</strong>chen,<br />

Juventa, 1985.<br />

K. Hurrelmann, 'Health Prevention for Adolescents: preventive and corrective<br />

strategies aga<strong>in</strong>st problem behavior'; Journal of Adolescence, 13e jaargang,<br />

1990, biz. 231-250.<br />

C.E. Irw<strong>in</strong> en E. Vaughan, 'Psychosocial Context of Adolescent Development:<br />

Study Group Report'; Journal of Adolescent Health Care, 9e jaargang nr. 6,<br />

1988, blz. 11-19.<br />

J.M. Jenk<strong>in</strong>s, M.A. Smith en P.J. Graham, 'Cop<strong>in</strong>g with parental quarrels';<br />

Journal of American Acadamic Child Adolescence Psychiatry, 28e jaargang nr.<br />

2,1989, biz. 182-189.<br />

S.J. Jessor en R. Jessor, Problem behavior and Psychosocial Development: a lon-<br />

gitud<strong>in</strong>al study of youth; New York, Academic Press, 1977.<br />

<strong>Jeugd</strong> en Seks, Gedrag en Gezondheidsrisico's bij Scholieren; door T. Vogels en<br />

R. van de Vliet (red.), Den Haag, SDU, 1990.<br />

D.A. Jobes, A.L. Berman en A.R. Josselsen, 'The impact of psychosocial autop-<br />

sies on medical exam<strong>in</strong>ers determ<strong>in</strong>ation of manner of death'; Journal of<br />

Forensic Science, 31e jaargang, 1986, blz. 177-189.<br />

D.B. Kandel, en M. Davies, 'Epidemiology of Depressive mood <strong>in</strong> adolescents';<br />

Archives of General Psychiatry, 39e jaargang, 1982, blz. 1205-1212.<br />

D.B. Kandel, 'On processes of peer <strong>in</strong>fluences <strong>in</strong> adloescent drug use: a develop-<br />

mental perspective'; <strong>in</strong>: Advances <strong>in</strong> alcohol and substance abuse; door<br />

J. Brook, D. Lettieri en D. Brook (red.) New York, Hayworth, 1985, blz. 139-<br />

163.<br />

A.J.F.M. Kerkhof, Suicide en Geestelijke Gezondheidszorg; Amsterdam, Swets<br />

& Zeitl<strong>in</strong>ger, 1985.<br />

G.L. Klerman, 'Birth cohort trends <strong>in</strong> rates <strong>in</strong> major Depressive Disorders<br />

among relatives of patients with affective disorders'; Archives of General Psy-<br />

chiatry, 42e jaargang, 1985, blz. 689-699.<br />

C.F.M. van Lieshout, 'De school: een dom<strong>in</strong>ante opvoeder?; <strong>Jeugd</strong> en Samenle-<br />

v<strong>in</strong>g, 4e jaargang, 1990, blz. 230-240.<br />

F.J. van der L<strong>in</strong>den, Adolescent Life world; Amsterdam, Swets & Zeitl<strong>in</strong>ger,<br />

1991.<br />

MacArthur Foundation, European Conference on succesfull adolescent develop-<br />

ment among youth at risk; Italie, Siena, 4-5 September, 1990.<br />

M<strong>in</strong>isterie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Mee jarenprogramma<br />

jeugdbeleid, Tweede Kamer 19881-1989,20491, nr. 2.<br />

S.H. Preston, 'Children and Elderly <strong>in</strong> the U.S.'; Scientific American, 25le jaar-<br />

gang nr. 6,1984, blz. 36-41.<br />

J.J. Rousseau, Emile ou L'education; Parijs, Alcan, 1762.<br />

M. Rutter, Chang<strong>in</strong>g Youth <strong>in</strong> a chang<strong>in</strong>g society; Cambridge, Harvard Univer-<br />

sity Press.<br />

M. Rutter, 'Resilience <strong>in</strong> the face of adversity. Protective factors and resistance<br />

to Psychiatric Disorder'; <strong>in</strong>: British Journal ofPsychiatry, l46e jaargang, 1985,<br />

blz. 598-611.<br />

M. Rutter, Some conceptual substantive issues regard<strong>in</strong>g adolescent develop-<br />

ment and psychopathology; European Conference on Adolescent development<br />

among Youth at Risk, Siena, Italie, 1990.<br />

M. Rutter en D. Magnusson, The problems of Youth: aproposal for an Academic<br />

Europea study group; Report Academia Europea, Londen, 1991.<br />

Sociaal en Cultureel Planbureau, Sociaal en Cultureel Rapport 1990; Den<br />

Haag, WGA, 1990.<br />

Stuurgroep Toekomst Scenario's Gezondheidszorg (STG), Zorgen <strong>voor</strong> Geeste-<br />

lqke Gezondheid <strong>in</strong> de Ibekomst; Utrecht, Bohn, Scheltema & Holkema, 1990.<br />

lblevision & lbens; Proceed<strong>in</strong>gs Conference lblevision and Dens. June 22-24,<br />

1988; M<strong>in</strong>nesota Adolescent Health Program, University of M<strong>in</strong>nesota, 1988.<br />

JEUGD INONTWIKKELING


- P.A. Thoits, 'Dimensions of life events that <strong>in</strong>fluence psychological distress: an<br />

evaluation and synthesis of the literature'; <strong>in</strong>: Psychological stress: trends <strong>in</strong><br />

theory and research; door H.B. Kaplan (red.), New York, Academic Press, 1983,<br />

blz. 33-103.<br />

- WHO, The Health of Youth; Genhve, World Health Organization, 1989.<br />

- R. de Zwart, B.M.S. van Praag, R.F.W. Diekstra en M. Warnaar, Scholieren<br />

onderzoek 1990: resultaten (rapport I); Den Haag, NIBUD, 1990.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Moraliteit: Cornpetenties<br />

en ontwikkel<strong>in</strong>gstaken<br />

P.G. Heymans<br />

JEUGD IN ONTWlKKELlNG<br />

5


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


In houdsopgave<br />

Moraliteit: Cornpetenties en ontwikkel<strong>in</strong>gstaken<br />

Inleid<strong>in</strong>g tot <strong>het</strong> gebied van de morele ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

De ontwikkel<strong>in</strong>g van deontische vaardigheden <strong>in</strong> relatie tot ontwikkel<strong>in</strong>gstaken<br />

Morele ontwikkel<strong>in</strong>g bij <strong>het</strong> jonge k<strong>in</strong>d<br />

Morele ontwikkel<strong>in</strong>g bij <strong>het</strong> xhoolk<strong>in</strong>d<br />

Moreel-relevante ontwikkel<strong>in</strong>gstaken <strong>in</strong> de schoolleeftijd<br />

De verwerv<strong>in</strong>g van deontische vaardigheden <strong>in</strong> de schoolleeftijd<br />

Morele ontwikkel<strong>in</strong>g tijdens de adolescentie en de jongvolwassenheid<br />

lnstitutionele kaders als hulpbronnen <strong>voor</strong> morele ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

lnteracties tussen opvoeder en k<strong>in</strong>d als hulpbron<br />

lnteracties met ontwikkel<strong>in</strong>gsgelijken als hulpbron<br />

Schol<strong>in</strong>g als hulpbron <strong>voor</strong> morele ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

Participatie <strong>in</strong> de arbeidswereld<br />

Televisie kijken<br />

Orngev<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>vloeden op morele ontwikkel<strong>in</strong>g: een complexe zaak<br />

De normatieve <strong>in</strong>houd van een <strong>in</strong>stitutie als omgev<strong>in</strong>g<br />

Morele competenties en norm-conform gedrag<br />

Nieuwe, moreel-relevante problemen <strong>in</strong> de komende tien jaar<br />

Stur<strong>in</strong>g van morele ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

Enkele aanbevel<strong>in</strong>gen<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


5. Moraliteit: Corn petenties<br />

en ontwikkel<strong>in</strong>gstaken<br />

5.1 Inleid<strong>in</strong>g tot <strong>het</strong> gebied van de morele ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

Onder 'normen' verstaan we van sancties <strong>voor</strong>ziene gedrags<strong>voor</strong>schriften.<br />

Deze <strong>voor</strong>schriften kunnen gericht zijn op verplicht<strong>in</strong>gen, verboden of toestemm<strong>in</strong>gen.<br />

In de loop van <strong>het</strong> historisch proces zijn een groot aantal normen ontstaan<br />

en (ten dele) gecodificeerd <strong>in</strong> bij<strong>voor</strong>beeld wetsteksten. Bovendien zijn<br />

een groot aantal normatieve constructies gekristalliseerd (zoals 'bevoegdheid<br />

tot7, 'beloved, 'contract', '<strong>het</strong> recht hebbenlgeven om') die de <strong>in</strong>teracties tussen<br />

de leden van onze samenlev<strong>in</strong>g m<strong>in</strong> of meer regelen. Dit geheel van normatieve<br />

entiteiten zal verder de deontische werkelijkheid genoemd worden. Sociale<br />

<strong>in</strong>stituties dienen vaak als deposit0 <strong>voor</strong> normen; bijna even vaak wordt <strong>het</strong><br />

normatieve aspect van <strong>in</strong>stituties niet onderkend, maar als een beschrijv<strong>in</strong>g<br />

ervaren. Dit is bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong> geval met de <strong>in</strong>stitutie 'vriendschap', of 'ziek<br />

zijn'.<br />

Een nieuw lid van de samenlev<strong>in</strong>g (nieuw door <strong>het</strong>zij geboorte, <strong>het</strong>zij immigra-<br />

tie) dient zich b<strong>in</strong>nen bepaalde tijdsgrenzen vaardigheden en discrim<strong>in</strong>aties<br />

eigen te maken die een niet-problematische omgang met <strong>het</strong> geldende norma-<br />

tieve systeem veronderstelt. Voor nieuwgeborenen ligt een reeks van naar leef-<br />

tijd gegradeerde normen klaar, ook ten aanzien van de deontische vaardig-<br />

heden die <strong>het</strong> jonge <strong>in</strong>dividu successief dient aan te tonen. Deze leeftijd-gegra-<br />

deerde verwacht<strong>in</strong>gen komen <strong>voor</strong>t uit ontwikkel<strong>in</strong>gstaken waar<strong>voor</strong> de<br />

opvoeders <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d plaatsen. Deze taken zijn nog we<strong>in</strong>ig expliciet; we zullen er<br />

enkele hieronder beschrijven. Kennis van deze ontwikkel<strong>in</strong>gstaken is belang-<br />

rijk, omdat zij een belangrijke hulpmiddel zijn <strong>voor</strong> <strong>het</strong> op gang brengen en <strong>in</strong><br />

stand houden van de zogenaamde morele ontwikkel<strong>in</strong>g.<br />

De term 'morele ontwikkel<strong>in</strong>g' suggereert dat er sprake is van Ben homogene<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gsdimensie. Het Amerikaanse empirische onderzoek naar morali-<br />

teit bij k<strong>in</strong>deren concludeerde aan <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van de jaren tw<strong>in</strong>tig dat 'moral<br />

character' bij k<strong>in</strong>deren niet bestond, vanwege de grote situatie-specificiteit<br />

van zoiets als 'eerlijkheid'. Onderzoek naar de morele ontwikkel<strong>in</strong>g, onder<br />

<strong>in</strong>vloed van de hernomen theorie van Piaget en de theorie van Kohlberg over<br />

'moreel oordeel', leidt <strong>voor</strong> sommigen tot deconclusie dat er <strong>in</strong>derdaad BBn<br />

onderliggende moreel-oordeeldimensie zou bestaan '. Ook een overzicht van de<br />

literatuur over moraliteit <strong>in</strong> termen van e<strong>in</strong>dprodukten van morele ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>g suggereert weliswaar niet BBn, maar <strong>in</strong> elk geval een beperkt aantal ontwikkel<strong>in</strong>gsaspecten<br />

2. Naast <strong>het</strong> 'moreel ~ordeel'~, worden de volgende drie<br />

e<strong>in</strong>dprodukten onderscheiden: '<strong>in</strong>hibitie van anti-sociale impulsen' (zoals<br />

agressie), 'de geneigdheid om met de belangen van anderen reken<strong>in</strong>g te<br />

houden', en 'norm-conformiteit'.<br />

Op basis van <strong>het</strong> huidige kennisbestand is <strong>het</strong> waarschijnlijk.dat morele ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

een parapluterm is <strong>voor</strong> een veelheid van ontwikkel<strong>in</strong>gsfacetten.<br />

Deze veelheid is <strong>het</strong> grootst <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>dertijd; <strong>het</strong> is niet uitgesloten dat bij jongvolwassenen<br />

deze facetten gei'ntegreerd worden tot iets eenvoudigs. Morele<br />

'1 Colby e.a., 1983.<br />

2] Hoffman. 1976.<br />

'1 Dat wil zeggen de vaardigheid om machtsuitoefen<strong>in</strong>g als mogelijk rationeel te onderkennen.<br />

161 JEUGD IN ONTWIKKELlNG


ontwikkel<strong>in</strong>g is gesegrnenteerd. De segmenten hangen samen met zowel de<br />

kentheoretische status van systemen van regels als met maatschappelijke<br />

praktijken waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> opgroeiende <strong>in</strong>dividu participeert.<br />

De westers-urbane samenlev<strong>in</strong>g beschouwt k<strong>in</strong>deren en jeugdigen als niet-<br />

volwassenen; dat wil zeggen als juridisch onvolwaardige personen. In <strong>het</strong> ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>gspsychologisch onderzoek naar moraliteit heeft dit geleid tot een<br />

eenzijdige nadruk op de vraag: wanneer beheersen k<strong>in</strong>deren een bepaalde<br />

vaardigheid die bij volwassenen gewaardeerd wordt ?, en tot een nadruk op <strong>het</strong><br />

a-morele <strong>in</strong> <strong>het</strong> functioneren van jonge k<strong>in</strong>deren 4. Inmiddels wijst de onder-<br />

zoeksliteratuur uit dat allerlei (ook niet-)morele vaardigheden en discrim<strong>in</strong>a-<br />

ties op steeds jongere leeftijd aantoonbaar zijn, mits de taken waaruit de meet-<br />

procedure bestaat maar adequaat zijn. nvens dienen we ons er steeds van<br />

bewust te zijn, bij de <strong>in</strong>terpretatie van empirische gegevens met betrekk<strong>in</strong>g tot<br />

de moraliteit van k<strong>in</strong>deren, dat deze gegevens evenzeer de neerslag vormen<br />

van de heersende praktijken om k<strong>in</strong>deren op veel gebieden niet als volwaardig<br />

persoon te behandelen. Recente <strong>in</strong>itiatieven op <strong>het</strong> gebied van rechtsw<strong>in</strong>kels<br />

<strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren, en hun succes bij k<strong>in</strong>deren, illustreren de behoefte aan een<br />

andere visie <strong>in</strong> dezen.<br />

De maatschappelijke praktijken ten aanzien van k<strong>in</strong>deren krijgen onder<br />

andere vorm <strong>in</strong> de opvoed<strong>in</strong>g via <strong>in</strong>teracties tussen opvoeder en k<strong>in</strong>d. Neder-<br />

land herbergt vele culturen en sub-culturen. Er is (mij) te we<strong>in</strong>ig bekend over<br />

de opvoed<strong>in</strong>gspraktijken van immigranten <strong>in</strong> Nederland om daar uitspraken<br />

over te doen. Nu a1 moet gesteld worden dat alleen b<strong>in</strong>nen de westers-urbane<br />

cultuur de mogelijkheid bestaat, dat de belangen van een <strong>in</strong>dividu def<strong>in</strong>itief<br />

onverenigbaar blijken met die van de groep waartoe dat <strong>in</strong>dividu behoort.<br />

B<strong>in</strong>nen agrarische culturen, en resten daarvan bestaan ook <strong>in</strong> Nederland, is<br />

<strong>het</strong> ondenkbaar dat (hoge) <strong>in</strong>telligentie en moraliteit met elkaar echt <strong>in</strong> con-<br />

flict komen: <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu is gesocialiseerd om nooit tegen de groep <strong>in</strong> te gaan 5.<br />

In agrarische samenlev<strong>in</strong>gen is <strong>het</strong> welzijn van <strong>het</strong> sociale geheel de bron van<br />

morele verplicht<strong>in</strong>gen. In westers-urbane culturen is <strong>het</strong> uitgangspunt van<br />

moraliteit de fictie van '<strong>het</strong> autonome <strong>in</strong>dividu dat kiest' 6. Empirisch cultuur-<br />

vergelijkend onderzoek heeft dergelijke verschillen <strong>in</strong> de basis van <strong>het</strong><br />

verplichtende karakter van (a1trui'sme)-normen aangetoond, tussen India en<br />

de Verenigde Staten? Deze cultuurverschillen worden weerspiegeld <strong>in</strong><br />

verschillen <strong>in</strong> <strong>in</strong>teractie tussen moeder en k<strong>in</strong>d, a1 bij zeer jonge k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong><br />

situaties waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d iets dient te leren. Moeders <strong>in</strong> westers-urbane samen-<br />

lev<strong>in</strong>gen stimuleren <strong>in</strong> dergelijke situaties exploratief gedrag van hun k<strong>in</strong>d;<br />

moeders uit rurale samenlev<strong>in</strong>gen proberen hun k<strong>in</strong>d er toe te brengen om pre-<br />

cies te doen wat zij <strong>voor</strong>gedaan hebben: zij stimuleren gehoorzaamheid Zo<br />

wordt een ogenschijnlijk identieke <strong>in</strong>structie-situatie <strong>in</strong>gebed <strong>in</strong> een andere<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gstaak, <strong>in</strong> functie van de (cultuurgebonden) 'opvoed<strong>in</strong>gstheorie'<br />

van de moeder.<br />

Resumerend:<br />

1. Morele ontwikkel<strong>in</strong>g heeft betrekk<strong>in</strong>g op de processen via welke een k<strong>in</strong>d vaar-<br />

dig wordt om 'normatieve constructies' op dezelfde wijze als 'volwassenen' te<br />

gebruiken. Het morele is dus breder dan de verzamel<strong>in</strong>g van religieus of pasto-<br />

raal gelegitimeerde normen. Daarom stellen we dat morele ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

bestaat uit: a) de verander<strong>in</strong>g <strong>in</strong> kennis van <strong>in</strong>houdelijke normen; en b) de<br />

verwerv<strong>in</strong>g van deontische vaardigheden, dat wil zeggen kennis van regels hoe<br />

en wanneer normen gebruikt dienen te worden.<br />

'1 In bij<strong>voor</strong>beeld de theorieen van Piaget en Kohlberg.<br />

'1 Lutz & LeV<strong>in</strong>e. 1983; LeV<strong>in</strong>e &White. 1986.<br />

'1 Dixon e.a., 1984.<br />

162 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


9] Kagan, 1984.<br />

Morele ontwikkel<strong>in</strong>g is een paraplu <strong>voor</strong> een reeks afzonderlijke, maar samen-<br />

hangende ontwikkel<strong>in</strong>gen van deelvaardigheden.<br />

Het is <strong>voor</strong> wetenschappers en beleidmakers van belang te weten door welke<br />

hulpbronnen morele ontwikkel<strong>in</strong>g geconditioneerd is. 'Ibekomstige verande-<br />

r<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g (a1 dan niet gei'ntendeerd door beleid) kunnen (de toe-<br />

gang tot) deze hulpbronnen aantasten, dan we1 beperk<strong>in</strong>gen opheffen. De ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>g van <strong>in</strong>dividuen kan via de beheers<strong>in</strong>g van deze hulpbronnen<br />

gestuurd worden.<br />

Moraliteit is nauw verbonden met een volwaardig 'actor'-schap. De huidige<br />

empirisch aangetroffen morele ontwikkel<strong>in</strong>g is mede <strong>het</strong> gevolg van culturele<br />

praktijken waar<strong>in</strong> k<strong>in</strong>deren en jeugdigen niet (altijd) als een volwaardig actor<br />

worden gezien.<br />

De ontwikkel<strong>in</strong>g van deontische vaardigheden <strong>in</strong> relatie tot ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>gstaken.<br />

Ontwikkel<strong>in</strong>gstaken bestaan uit de sociale venvacht<strong>in</strong>gen dat een k<strong>in</strong>d <strong>in</strong><br />

bepaalde periodes kan 'bewijzen' zich bepaalde vaardigheden eigen gemaakt te<br />

hebben. Het k<strong>in</strong>d wordt, na een positief 'bewijs', behandeld alsof <strong>het</strong> die vaar-<br />

digheid <strong>in</strong>derdaad heeft. De aard, de vormgev<strong>in</strong>g en de sequentier<strong>in</strong>g van<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gstaken hangen samen met de (cultuur-specifieke) 'theorie' over<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g en opvoed<strong>in</strong>g die de samenlev<strong>in</strong>g aanhangt. In de concrete <strong>in</strong>ter-<br />

acties tussen opvoeder en k<strong>in</strong>d worden deze ontwikkel<strong>in</strong>gstaken meestal<br />

gerealiseerd. Bij oudere k<strong>in</strong>deren is bovendien de confrontatie met <strong>in</strong> <strong>in</strong>stitu-<br />

ties vastgelegde ontwikkel<strong>in</strong>gstaken van belang. De rol van de opvoeders <strong>in</strong><br />

dezen is vaak die van hulpbron of bemiddelaar van hulpbronnen. Hieronder<br />

wordt <strong>het</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsverloopgesc<strong>het</strong>st van diverse morele vaardigheden <strong>in</strong><br />

de context van relevante ontwikkel<strong>in</strong>gstaken. Deze sc<strong>het</strong>s is verdeeld naar<br />

drie leeftijdsperiodes: <strong>het</strong> jonge k<strong>in</strong>d (0-5 jaar), <strong>het</strong> schoolk<strong>in</strong>d (5-12 jaar), ado-<br />

lescent en jongvolwassene (12-20 jaar). Deze perioden corresponderen ruwweg<br />

met anders geaarde ontwikkel<strong>in</strong>gstaken.<br />

Als tegenhanger kennen veel ontwikkel<strong>in</strong>gstaken opvoed<strong>in</strong>gstaken. Van<br />

opvoeders wordt verwacht dat ze k<strong>in</strong>deren <strong>voor</strong>bereiden op de succesvolle uit-<br />

voer<strong>in</strong>g van een ontwikkel<strong>in</strong>gstaak. Opvoed<strong>in</strong>gstaken worden <strong>in</strong> dit rapport<br />

we<strong>in</strong>ig belicht; de nadruk valt op de morele competenties van k<strong>in</strong>deren.<br />

Morele ontwikkel<strong>in</strong>g bij <strong>het</strong> jonge k<strong>in</strong>d<br />

Baby's onderscheiden plezierige gebeurtenissen van ellendige; ze zijn vanaf de<br />

geboorte <strong>in</strong> staat om empathisch te reageren op signalen van een ander die iets<br />

ellendigs meemaakt; ze zijn <strong>in</strong> staat om hun gedragsritmes aan te passen aan<br />

die van hun sociale omgev<strong>in</strong>g; verder zijn ze gevoelig <strong>voor</strong> regelmatigheden <strong>in</strong><br />

hun omgev<strong>in</strong>g, en hebben - vanaf vijf maanden - de neig<strong>in</strong>g om <strong>in</strong>terne repre-<br />

sentaties van die omgev<strong>in</strong>g te vormen. Dit zijn de <strong>in</strong>gredienten waarmee <strong>het</strong><br />

jonge <strong>in</strong>dividu een wereld vol normatieve constructies tegemoet treedt.<br />

Deze <strong>in</strong>terne representaties zijn niet zomaar neutraal-descriptieve modellen<br />

van de buitenwereld. Ze lijken normatief te zijn; de baby gedraagt zich alsof de<br />

buitenwereld zo behoort te zijn, als <strong>in</strong> zijn model; op schend<strong>in</strong>gen van een op dit<br />

model gebaseerde 'legitieme' venvacht<strong>in</strong>g wordt met verontwaardig<strong>in</strong>g gerea-<br />

geerd. Dit is bij<strong>voor</strong>beeld te zien <strong>in</strong> de Vreemde Situatie Test, als de moeder<br />

zonder nadere aankondig<strong>in</strong>g haar twaalf maanden oud k<strong>in</strong>d <strong>in</strong> een vreemde<br />

omgev<strong>in</strong>g achterlaat. Dit is ook te zien aan de angstig-bezorgde reacties van<br />

k<strong>in</strong>deren vanaf achttien maanden aan wie beschadigd speelgoed of kled<strong>in</strong>g<br />

werd getoond: ze pakten <strong>het</strong> op, wezen naar de beschadigde plek en brachten<br />

<strong>het</strong> naar hun moeder met mededel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de geest van 'maken'. Geen van de<br />

k<strong>in</strong>deren toonde deze angstige bezorgdheid als de afwijk<strong>in</strong>g bij <strong>het</strong> speelgoed of<br />

kled<strong>in</strong>g bestond uit een toevoeg<strong>in</strong>g '. Het lijkt er op dat 'kennis' als een<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


''1 A<strong>in</strong>sworth. Bell & Stayton. 1971.<br />

"1 Parpal & Maccoby, 1985.<br />

12] Lay, Waters & Park. 1989.<br />

"1 Hoffman. 1983; Gerris. 1986.<br />

"1 Smetana. 1989.<br />

Is] Aronfreed, 1969.<br />

neutrale categorie nog door <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d moet worden 'uitgevonden'.<br />

Normconformiteit wordt door veel opvoeders op prijs gesteld, ook van baby's.<br />

Het ontstaan van normconform gedrag bouwt <strong>voor</strong>t op de bovengenoemde<br />

basisvaardigheden van baby's.<br />

In <strong>het</strong> eerste levensjaar slagen bijna alle k<strong>in</strong>deren er<strong>in</strong> hun slaaplwaakl<br />

eetritme aan te passen aan dat van de verzorger. In <strong>het</strong> tweede levensjaar is<br />

gehoorzaamheid, dat wil zeggen <strong>het</strong> opvolgen van opdrachten en aanwijz<strong>in</strong>gen<br />

of suggesties van de opvoeder(s) <strong>in</strong> de door hen gewenste richt<strong>in</strong>g, een belang-<br />

rijke taak <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren. Deze taak is belangrijk <strong>voor</strong> de gemoedsrust van de<br />

ouders ('ik kan mijn k<strong>in</strong>d we1 of niet aan') en <strong>voor</strong> <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d, omdat de aanwezig-<br />

heid van een discipl<strong>in</strong>air conflict afhoudt van <strong>het</strong> leermoment <strong>in</strong> ouder-k<strong>in</strong>d-<br />

<strong>in</strong>teracties. Een responsieve opvoed<strong>in</strong>gsstijl is een belangrijke predictor <strong>voor</strong><br />

gehoorzaamheid gebleken lo. Recent is aangetoond dat deze predictie uit een<br />

causale relatie tussen responsiviteit en gehoorzaamheid <strong>voor</strong>tkomt 'l, via<br />

onder andere de tussenschakel van de <strong>in</strong>ductie van plezier <strong>in</strong> <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d '2. Voor<br />

ouders die kampen met een ongezeglijk jong k<strong>in</strong>d, geven beide laatste studies<br />

een tra<strong>in</strong><strong>in</strong>gsmethode ter verhog<strong>in</strong>g van de gehoorzaamheid.<br />

Overigens komen discipl<strong>in</strong>er<strong>in</strong>gssituaties, waar<strong>in</strong> ouders <strong>het</strong> gedrag van <strong>het</strong><br />

k<strong>in</strong>d tegen zijn z<strong>in</strong> <strong>in</strong> proberen te veranderen, vanaf <strong>het</strong> tweede jaar veel <strong>voor</strong>.<br />

Geschat wordt dat tweederde van de <strong>in</strong>teracties tussen ouder en k<strong>in</strong>d hieruit<br />

bestaat 13. Smetana rapporteert bij twee- en driejarigen uit middenklasse-<br />

ouders te New York 5,5 normovertred<strong>in</strong>gen per uur 14; <strong>het</strong> betreft hier observaties<br />

<strong>in</strong> de thuissituatie alleen met de moeder, dan we1 met een speelkameraadje en<br />

moeder, en <strong>het</strong> betreft alleen die overtred<strong>in</strong>gen waarop de opvoeder reageerde.<br />

Bovengenoemde normovertred<strong>in</strong>gsituaties zijn belangrijk om verscheidene<br />

redenen. Allereerst kan <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d uit negatieve reacties van de opvoeder op zijn<br />

gedrag - mits deze niet lang (m<strong>in</strong>der dan 10 seconden) uitblijven -via conditio-<br />

ner<strong>in</strong>g anticipaties van negatieve gevoelens opbouwen,die actueel worden als<br />

<strong>het</strong> k<strong>in</strong>d de volgende keer <strong>in</strong> dezelfde situatie <strong>het</strong>zelfde (normovertredend)<br />

gedrag 'wil' gaan verrichten. Derhalve daalt de kans op normovertred<strong>in</strong>g,<br />

zodat gesteld kan worden dat een norm gei'nternaliseerd is '5. Op de tweede<br />

plaats maakt de neig<strong>in</strong>g en de vaardigheid van de tweejarige om regelmatig-<br />

heden op te sporen, <strong>in</strong> onder andere de reacties van opvoeders op zijn gedrag,<br />

<strong>het</strong> hem mogelijk om differentiaties <strong>in</strong> soorten normen te reconstrueren die<br />

volwassenen (opvoeders) kennelijk aanbrengen 16.<br />

Morele emoties, zoals 'trots', 'schaamte' en 'schuld', worden a1 vroeg <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>-<br />

dertijd getoond. K<strong>in</strong>deren van twee-en-half kunnen a1 een competitie aangaan<br />

met een volwassene over wie <strong>het</strong> eerst een bepaald e<strong>in</strong>dresultaat, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

10 blokken op elkaar zetten, bereikt heeft. Deze k<strong>in</strong>deren tonen trots als zij eer-<br />

der dan de volwassene de taak klaar hebben, en schaamte als de uitslag<br />

andersom is. Dit <strong>voor</strong>beeld toont aan: a) dat tweejarigen zich a1 prestatie-<br />

normen eigen kunnen maken waaraan ze de waarde van hun gedragsresultaat<br />

afmeten 'I; en b) dat <strong>het</strong> al-dan-niet bereiken van deze normen betrokken<br />

wordt op een conceptie van <strong>het</strong> 'zelf. Verder (c) laat dit <strong>voor</strong>beeld zien dat zo'n<br />

k<strong>in</strong>d a1 een zekere mate van perspectief-neemvaardigheid bezit. Het optreden<br />

van schaamte veronderstelt namelijk dat <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d <strong>het</strong> gepretendeerde zelf-<br />

beeld bij de anderen vergelijkt met <strong>het</strong> beeld dat de anderen op basis van zijn<br />

gedragsresultaat krijgen, en daartussen een negatieve discrepantie vast stelt.<br />

16] Zie onder 'systemen van regels'.<br />

"1 Zogenaamde standards of excellence.<br />

164 WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HET REGERINGSBELEID


''1 Nunner-W<strong>in</strong>kler & Sodian. 1988.<br />

19] Barden e.a.. 1980.<br />

'1 Nunner-W<strong>in</strong>kler en Sodian. 1988<br />

"1 Hoffman. 1982.<br />

In <strong>het</strong> derde levensjaar verhevigt zich de neig<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d om te voldoen<br />

aan <strong>voor</strong> hem geldende standaards en normen. In <strong>het</strong> vierde jaar venverft <strong>het</strong><br />

k<strong>in</strong>d de (cognitieve) vaardigheid om bij een aantal situaties te onderkennen<br />

dat <strong>het</strong> anders had kunnen handelen dan <strong>het</strong> gedaan heeft; bij normovertre-<br />

d<strong>in</strong>g wordt nu naast 'schaamte' ook 'schuld' gevoeld.<br />

Echter, jonge (4-5 jaar) k<strong>in</strong>deren gebruiken andere regels dan oudere (6-<br />

10 jaar) k<strong>in</strong>deren bij <strong>het</strong> toeschrijven van emoties aan anderen die al-dan-niet<br />

bezweken <strong>voor</strong> de verleid<strong>in</strong>g om snoep te stelen uit andermans jas op school, te<br />

liegen om <strong>voor</strong>deel te behalen, of een ander k<strong>in</strong>d van de fiets te laten vallen la.<br />

In overeenstemm<strong>in</strong>g met de bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen van Barden e.a. bij Amerikaanse k<strong>in</strong>-<br />

deren vonden Nunner-W<strong>in</strong>kler en Sodian bij Duitse k<strong>in</strong>deren dat vie rjarigen,<br />

ofschoon zij duidelijk zich bewust zijn van de betreffende morele regels,<br />

verwachten dat normovertrederspositieve emoties hebben, zelfs als de overtre-<br />

d<strong>in</strong>g ernstig is en geen materieel <strong>voor</strong>deel oplevert 19. Achtjarigen daarentegen<br />

attribueerden bijna allen negatieve emoties aan de normovertreder, tenzij de<br />

overtred<strong>in</strong>g 'per ongeluk' gebeurde. Of de normovertreder positieve dan we1<br />

negatieve emoties had, was bij vier- en vijfjarigen niet (meer) van <strong>in</strong>vloed op<br />

hun morele waarder<strong>in</strong>g. Deze resultaten worden verklaard door aan te nemen<br />

dat jonge k<strong>in</strong>deren weliswaar vele normen kennen, maar dat deze normen nog<br />

niet persoon-b<strong>in</strong>dend zijn geworden. Tekenen van dit laatste zijn aanwezig bij<br />

zesjarigen en duidelijk aanwezig bij achtjarigen. De experimentele procedures<br />

van Nunner-W<strong>in</strong>kler en Sodian bieden een basis<strong>voor</strong> de opbouw van diagnosti-<br />

sche procedures om vast te stellen of een bepaalde norm 'gei'nternaliseerd' is<br />

door een k<strong>in</strong>d 'O.<br />

Empathie blijkt uit een emotionele respons van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d, opgeroepen door de<br />

waarnem<strong>in</strong>g van de affectieve toestand of de situatie van een ander. Het vermo-<br />

gen hiertoe behoort tot de basis-uitrust<strong>in</strong>g van elke baby. Ofschoon <strong>het</strong> primair<br />

uit een affectieve reactie bestaat, ontwikkelt zich a1 snel door een koppel<strong>in</strong>g<br />

met de perspectief-neemontwikkel<strong>in</strong>g een empathisch responssysteem dat<br />

belangrijke gevolgen heeft <strong>voor</strong> altrui'stisch gedrag (geven en helpen), <strong>het</strong><br />

onderdrukken van anti-sociaal gedrag (agressie), en cognitieve en affectieve<br />

aspecten van moraliteit.<br />

Empathisch ervaren 'distress' is onaangenaam en motiveert <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu om<br />

iets te doen. Hoffman's theorie stelt dat met de <strong>voor</strong>tgaande ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

perspectief-nemen de ander en diens situatie successievelijk anders wordt<br />

geconceptualiseerd, en dat daardoor <strong>het</strong> distress-reducerend gedrag (<strong>in</strong> casu:<br />

helpen) successievelijk anders gericht wordt 'I. In <strong>het</strong> eerste levensjaar - <strong>voor</strong>-<br />

dat <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d 'persoons-permanentie' venvorven heeft - 'helpt' <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d zich-<br />

zelf, omdat <strong>het</strong> <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d niet duidelijk is waar de bron van de echte distress gele-<br />

gen is: zelf en ander worden niet duidelijk onderscheiden. Tussen B6n en twee a<br />

drie jaar beseft <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d dat de ander fysisch onderscheiden is van hedhaar<br />

zelf, maar verwart <strong>het</strong> de <strong>in</strong>nerlijke toestanden van de ander met die van <strong>het</strong><br />

k<strong>in</strong>d zelf. Dit leidt ertoe dat <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d bij een empathisch waargenomen nood<br />

van een ander (k<strong>in</strong>d of volwassene), die ander tegemoet treedt met zaken die<br />

nood-reducerend zouden zijn <strong>voor</strong> <strong>het</strong> waarnemende k<strong>in</strong>d zelf, maar dit niet<br />

noodzakelijk zijn <strong>voor</strong> de <strong>in</strong> nood verkerende ander. Bij<strong>voor</strong>beeld: een huilend<br />

k<strong>in</strong>d A op <strong>het</strong> strand wordt door een peuter B <strong>in</strong> dit stadium naar de moeder van<br />

B gebracht <strong>in</strong> plaats van naar de (zichtbare) moeder van A. K<strong>in</strong>d B 'denkt' mijn<br />

moeder geeft mij troost, dus is die even goed <strong>voor</strong> A die troost nodig heeft. Pas<br />

vanaf drie jaar houdt <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d bij lenig<strong>in</strong>g van nood reken<strong>in</strong>g met de specifieke<br />

eigen situatie van de ander <strong>in</strong> nood. Dit kan soms <strong>in</strong>houden dat <strong>het</strong> observe-<br />

rende k<strong>in</strong>d reken<strong>in</strong>g houdt met een <strong>in</strong>tern-afgeleide wens van de ander om niet<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


geholpen te worden, omdat dat als beschamend ervaren kan worden. Vanaf elf<br />

jaar, tenslotte, wordt empathisch ervaren distress opgeroepen door de levens-<br />

situatie van de ander, die als 'beneden peil' wordt <strong>in</strong>geschat. Hulp wordt dan<br />

gericht op de verbeter<strong>in</strong>g van die situatie, ongeacht de affecten van de ander.<br />

Dit kan leiden tot, door die ander niet gewaardeerde, <strong>in</strong>terventies <strong>in</strong> haar of<br />

zijn leefsituatie.<br />

Eisenberg heeft een empirisch behoorlijk gefundeerde theorie uitgewerkt over<br />

hoe altruistische motivatie op basis van een een empathische respons tot stand<br />

komt 22. Deze is compatibel met, maar preciezer dan de theorie van Hoffman 23;<br />

<strong>voor</strong>al op <strong>het</strong> punt van de altrui'stische motivatie als toestand. Via meta-analy-<br />

ses is gedocumenteerd dat er geen sekseverschillen zijn <strong>in</strong> empathie, en dat<br />

empathie duidelijk positief gerelateerd is aan pro-sociaal gedrag en diverse<br />

deontische vaardigheden 24. Verder documenteren Miller en Eisenberg dat bij<br />

jonge k<strong>in</strong>deren geen negatieve relatie bestaat tussen empathie en agressie-<br />

<strong>in</strong>dices, terwijl een dergelijke negatieve relatie we1 bestaat tussen empathie-<br />

als-dispositie en agressie vanaf ongeveer zes jaar 25. Deze meta-analyse toont<br />

tevens aan dat er een negatief verband bestaat tussen empathie en zoge-<br />

noemde externalizerend probleemgedrag, althans bij k<strong>in</strong>deren boven zes jaar.<br />

Deze resultaten doen vermoeden dat rond vijf a zes jaar er iets aan de hand is<br />

met de gevolgen van empathie. Mogelijkerwijs gaan empathie als dispositie en<br />

empathie als momentane toestand een verschillende rol spelen. Bengtsson en<br />

Johnson hebben bij Zweedse k<strong>in</strong>deren mentale strategieen aan <strong>het</strong> licht<br />

gebracht die gebruikt worden om de empathische distress te reguleren die<br />

ervaren wordt bij <strong>het</strong> kennis nemen van de situatie van de ander 26. Vijfjarigen<br />

hadden nauwelijks deze strategieen, <strong>in</strong> duidelijke tegenstell<strong>in</strong>g tot zes- en tien-<br />

jarigen.<br />

Kennis over de affectieve gevolgen van socio-morele gebeurtenissen <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

betrokken 'slachtoffer' is, zo blijkt uit onderzoek van Arsenio, bij vijfjarigen a1<br />

gedifferentieerd aanwezig 27. Deze geanticipeerde emoties van <strong>het</strong> slachtoffer<br />

blijken gedifferentieerd te zijn naar <strong>het</strong> type socio-morele gebeurtenis. Het<br />

type verwijst naar <strong>het</strong> type regel-systeem dat geschonden is (zie hieronder).<br />

Vijfjarigen verschilden <strong>in</strong> dezen niet van acht- of twaalfjarigen. Het lijkt erop<br />

dat een gedeelte van morele kennis bestaat uit situatiegebonden scripts of<br />

prototypes. Dit is een organisatievorm die morele kennis gemakkelijk te<br />

onthouden maakt. Bovendien hoeft een k<strong>in</strong>d niet meer <strong>het</strong> persoonlijke unieke<br />

perspectief, of de situatie van de ander, via perspectief-nemen <strong>in</strong> te schatten om<br />

een empathische reactie te voelen. Er is momenteel we<strong>in</strong>ig bekend waar deze<br />

prototypes vandaan komen. Dat ze een rol spelen <strong>in</strong> <strong>het</strong> moreel oordelen is<br />

empirisch aangetoond door Heyrnans ".<br />

Het bovenstaande beschrijft <strong>voor</strong>al <strong>in</strong>houdelijke aspecten van <strong>het</strong> moreel appa-<br />

raat van jonge k<strong>in</strong>deren. Hieronder volgt een beschrijv<strong>in</strong>g van de verwerv<strong>in</strong>g<br />

van enkele segrnenter<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> moreel-relevante regels. Het gaat daarbij eigen-<br />

lijk om de verwerv<strong>in</strong>g van normen aangaande <strong>het</strong> gebruik van normatieve<br />

regels.<br />

"1 Eisenberg, 1986.<br />

13] Hoffman, 1982.<br />

'1 Eisenberg en Lennon. 1983; Eisenberg en Miller, 1987.<br />

IS] Miller en Eisenberg, 1988.<br />

16] Bengtsson en Johnson. 1987.<br />

17] Arsenio. 1988.<br />

Heymans. 1979.<br />

166 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Systemen van regels relevant <strong>voor</strong> morele ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

Much en Shweder stellen, op basis van een analyse door de filosoof Black uit<br />

1962, dat <strong>in</strong>dividuen <strong>in</strong> elke samenlev<strong>in</strong>g gesocialiseerd worden <strong>in</strong> de regels<br />

van vijf verschillende systemen, namelijk ":<br />

technieken hoe iets te maken (bijv. brood bakken);<br />

waarheden en overtuig<strong>in</strong>gen;<br />

regel<strong>in</strong>gen of wetten;<br />

gewoonten en conventies;<br />

moraliteit en ethiek.<br />

Eerst zal <strong>het</strong> 'ontdekken' van <strong>het</strong> onderscheid tussen systeem d) en e) behan-<br />

deld worden; daarna wordt gewezen op een implicatie <strong>voor</strong> de moraliteit van<br />

systeem b).<br />

Research heeft uitgewezen dat twee- en driejarigen a1 onderscheid maken<br />

tussen conventionele regels en morele regels 30. Conventionele regels hebben<br />

(per def<strong>in</strong>itie) betrekk<strong>in</strong>g op gedragsuniformiteiten die de <strong>in</strong>teracties van <strong>in</strong>di-<br />

viduen b<strong>in</strong>nen een sociaal systeem (zoals: een spel, een gez<strong>in</strong>, een creche)<br />

coord<strong>in</strong>eren, zodat de <strong>in</strong>teractie soepel verloopt. Hun geldigheid is systeem-<br />

gebonden. Morele regels daarentegen zijn gebonden aan factoren die <strong>in</strong>herent<br />

zijn aan sociale relaties, zoals <strong>het</strong> feit dat men elkaar schade of pijn kan aan-<br />

doen, onrechtvaardig kan behandelen, of de ander <strong>in</strong> zijn rechten als persoon<br />

kan benadelen. In <strong>het</strong> bovengenoemde onderzoek van Smetana bleek nu dat 31:<br />

1) vaker gereageerd wordt door de moeder (en ook door moeder en speelkame-<br />

raadje) op een morele overtred<strong>in</strong>g dan op een conventionele overtred<strong>in</strong>g; 2)<br />

moeders bij morele overtred<strong>in</strong>gen veel vaker de aandacht van de overtreder<br />

richtten op <strong>het</strong> perspectief van <strong>het</strong> slachtoffer van de overtred<strong>in</strong>g, en op de<br />

schend<strong>in</strong>g van de rechten van <strong>het</strong> slachtoffer; 3) bij conventionele overtred<strong>in</strong>-<br />

gen de moeders reageerden met commentaar aangaande de chaos die ontstaan<br />

was, met commando's om op te houden, en bij de tweejarigen met een expliciete<br />

formuler<strong>in</strong>g van de regel die overtreden was.<br />

De differentiele feedback die k<strong>in</strong>deren thuis maar ook op school krijgen, <strong>in</strong><br />

functie van <strong>het</strong> type regel dat geschonden is, geeft k<strong>in</strong>deren kennelijk aanlei-<br />

d<strong>in</strong>g om <strong>het</strong> onderscheid tussen beide regeltypen dat <strong>in</strong> de wereld van de<br />

volwassenen bestaat, te reconstrueren <strong>in</strong> hun eigen deontisch systeem 32. Dit<br />

proces is niet beperkt tot jonge k<strong>in</strong>deren. In <strong>het</strong> algemeen kunnen k<strong>in</strong>deren<br />

covariaties tussen aspecten van hun eigen handelen en sociale reacties erop<br />

opmerken en cognitief verwerken tot een eigen 'theorie' 33. Naarmate de objec-<br />

tieve covariatie tussen <strong>het</strong> (overtred<strong>in</strong>gslgedrag van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d en de reactie van<br />

de volwassene groter is, kan <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d deze sneller ontdekken. Emotionaliteit<br />

van de reactie helpt de aandacht van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d op de reactie te vestigen; er is<br />

echter een optimum. In <strong>het</strong> onderzoek van Smetana bleek dat moeders van<br />

tweejarigen die een conventionele norm overtraden, de betreffende norm nog<br />

een keer expliciet formuleerden, tenvijl de driejarigen geen formuler<strong>in</strong>g<br />

kregen maar straf 34. Dit zou er op kunnen wijzen dat er een ontwikkel<strong>in</strong>gstaak<br />

<strong>voor</strong> jonge k<strong>in</strong>deren is om op een bepaalde leeftijd, <strong>in</strong> dit onderzoek 3 jaar, de<br />

conventies van 'spelen thuis' te kennen en na te leven. Er zijn aanwijz<strong>in</strong>gen dat<br />

kleuters a1 een behoorlijke kennis van sociale conventies hebben 35.<br />

Jonge k<strong>in</strong>deren worden ook uitgedaagd om de regels van <strong>het</strong> systeem b), 'waar-<br />

heid en opvatt<strong>in</strong>gen', te leren beheersen. Hoe dat precies gebeurt en wanneer,<br />

19] Much en Shweder, 1978.<br />

''1 Much en Shweder, 1978: Nucci en Turiel, 1978.<br />

"1 Srnetana. 1989.<br />

"1 Smetana, 1985.<br />

"1 Heymans. 1979. 1988; Shaklee ea. 1988.<br />

"1 Srnetana. 1989.<br />

35] Nederlandse gegevens zijn rnij onbekend.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


daarover is (mij) we<strong>in</strong>ig bekend. Echter, over een vaardigheid die de laatste tijd<br />

vaker <strong>in</strong> de publieke belangstell<strong>in</strong>g is geweest, beg<strong>in</strong>t onderzoek op gang te<br />

komen; <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> de Verenigde Staten, maar ook <strong>in</strong> Nederland 36. Het gaat om<br />

de vaardigheid van k<strong>in</strong>deren om als getuige, eventueel <strong>in</strong> een rechtszaak, op te<br />

treden. Dit veronderstelt onder andere dat <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d weet welke uitspraken<br />

leugens zijn, en welke waarheden. Drie elementen zijn kenmerkend <strong>voor</strong> de<br />

prototypische leugen: 1) de uitspraak moet niet <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g zijn met<br />

de feiten; en 2) de spreker moet overtuigd zijn van de onjuistheid van de bewe-<br />

r<strong>in</strong>g; en 3) de spreker moet de <strong>in</strong>tentie hebben om de luisteraar te bedriegen.<br />

Uit onderzoek van Strichartz en Burton 37 blijkt onder andere dat vierjarigen<br />

nog geen van deze elementen systematisch gebruikten, dat vijf- tot zeven-<br />

jarigen uitsluitend <strong>het</strong> eerste element 38 gebruikten, tenvijl k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> groep<br />

5 van <strong>het</strong> basisonderwijs <strong>voor</strong>zichtig <strong>het</strong> tweede element <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie g<strong>in</strong>gen<br />

brengen met <strong>het</strong> eerste element. Het derde element (<strong>in</strong>tentie) werd niet<br />

gebruikt.<br />

K<strong>in</strong>deren van de genoemde leeftijden kennen we1 de constructen '<strong>in</strong>tentie' 39,<br />

en ook <strong>het</strong> tweede element (opvatt<strong>in</strong>g) 40. Ik speculeer dat de <strong>in</strong>trede <strong>in</strong> de<br />

kr<strong>in</strong>g van leeftijdsgenoten op school, met zijn soms <strong>in</strong>dr<strong>in</strong>gende scheldpartijen,<br />

k<strong>in</strong>deren af en toe confronteert met de beschuldig<strong>in</strong>g 'jij liegt'. Ofschoon daar<br />

meestal op afgedongen wordt door de beschuldigde partij, leidt dat vreemd<br />

genoeg niet tot een verhelder<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> begrip 'liegen'. Wellicht is er hier een<br />

gemiste kans <strong>voor</strong> ouders en ondenvijzers.<br />

De leeftijdsperiode van 0-5 jaar overziend vallen een aantal zaken op:<br />

Jonge k<strong>in</strong>deren lijken een aff<strong>in</strong>iteit te hebben tot de reconstructie van norma-<br />

tieve regels die <strong>in</strong> de 'volwassen' wereld gelden. Zonder dat opvoeders dit<br />

merken is moraliteit a1 bij jonge k<strong>in</strong>deren veel meer dan alleen gehoorzaam-<br />

heid of kennis van normen. Vanaf ongeveer drie jaar wordt van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d overi-<br />

gens kennis van de huisregels verwacht. Bij<strong>voor</strong>beeld, de regel 'wat je gebruikt<br />

hebt, moet je zelf opruimen'.<br />

K<strong>in</strong>deren venverven veel van de bedoelde deontische vaardigheden zonder dat<br />

opvoeders expliciete <strong>in</strong>structie geven. Er is nauwelijks <strong>in</strong>formatie over de<br />

omvang van <strong>in</strong>ter-<strong>in</strong>dividuele verschillen <strong>in</strong> <strong>het</strong> resultaat van dit verborgen<br />

leerplan.<br />

Er bestaat tot nu toe geen (eenvoudige) set procedures waarmee opvoeders zou-<br />

den kunnen zien hoever de morele ontwikkel<strong>in</strong>g van een k<strong>in</strong>d gevorderd is.<br />

Evenm<strong>in</strong> zijn ouders of <strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>stanties op de hoogte van <strong>het</strong> algemene<br />

verloop van de morele ontwikkel<strong>in</strong>g, en van factoren die haar bei'nvloeden.<br />

Morele ontwikkel<strong>in</strong>g bij <strong>het</strong> schoolk<strong>in</strong>d<br />

Eerst zal de schoolomgev<strong>in</strong>g getypeerd worden naar moreel-relevante ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>gstaken (5.2.2.1). Daarna (5.2.2.2) wordt aangegeven welke deontische<br />

vaardigheden venvorven worden.<br />

Moreel-relevonte ontwikkel<strong>in</strong>gstoken <strong>in</strong> de schoolleeftijd<br />

Het naar school gaan is om meerdere redenen van grote <strong>in</strong>vloed op de morele<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g. Is eenmaal de leesvaardigheid verworven, dan is er buiten de<br />

directe <strong>in</strong>teractie en de observatie van <strong>het</strong> gedrag van anderen nog een kanaal<br />

<strong>voor</strong>handen via welke gedrags<strong>voor</strong>schriften (bijv. <strong>het</strong> schoolreglement) en<br />

morele argumenten (bijv. <strong>in</strong> k<strong>in</strong>derboeken) bij <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu terecht komen.<br />

36] Elbers en ter Laak. 1989.<br />

"1 Strichartz en Burton. 1990.<br />

"1 Dat wil zeggen: iedere uitspraak waarvan de <strong>in</strong>houd niet overeenkomt met de kiten is een leugen<br />

Wimmer e.a.. 1984.<br />

40 ] Bartsch en Wellman. 1989.<br />

168 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


"1 Engels: accounts.<br />

"1 Argyle en Henderson, 1985.<br />

43] Goudena, 1989.<br />

Selman. 1980.<br />

45] Kahn en Turiel. 1988.<br />

Overigens beperkt <strong>het</strong> grote aantal analfabeten <strong>in</strong> Nederland de algemeen-<br />

heid van deze conclusie. Verder is er een reeks ontwikkel<strong>in</strong>gstaken die aan<br />

onze organisatie van de schol<strong>in</strong>g gekoppeld is, en die <strong>voor</strong> een succesvolle<br />

afsluit<strong>in</strong>g nieuwe of verder ontwikkelde deontische vaardigheden veronder-<br />

stelt. Op school wordt <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d geconfronteerd met de normativiteit <strong>in</strong> depres-<br />

tatie-context: <strong>het</strong> gaat onder andere om nieuwe 'standards of excellence' op<br />

nieuwe gebieden, maar ook worden deze standaarden op school vaak ontleend<br />

aan <strong>in</strong>ter-<strong>in</strong>dividuele vergelijk<strong>in</strong>g. Vanaf ongeveer acht jaar kan <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d<br />

sociale vergelijk<strong>in</strong>gs-<strong>in</strong>formatie benutten. Verder worden <strong>in</strong> deze context de<br />

morele emoties schaamte, trots, en zelf-belon<strong>in</strong>gsgedrag aan specifieke regels<br />

gebonden. De schoolperiode is verder vaak zo <strong>in</strong>gericht dat een groepje k<strong>in</strong>de-<br />

ren soms de opbrengst van <strong>het</strong> gezamenlijk werken aan een taak moet verde-<br />

len. Regels <strong>voor</strong> een eerlijke, rechtvaardige verdel<strong>in</strong>g moeten 'uitgevonden'<br />

worden. Bovendien leidt <strong>het</strong> feit dat k<strong>in</strong>deren gedurende lange tijd elkaar <strong>in</strong><br />

dezelfde groep ontmoeten, tot de vorm<strong>in</strong>g van morele reputaties (kletskous,<br />

pestkop, ruziemaker) en een confrontatie met de pijnlijke gevolgen van een<br />

aangetaste identiteit. Het k<strong>in</strong>d wordt gestimuleerd om zijn vaardigheden te<br />

vergroten, hoe je je aan beschuldig<strong>in</strong>gen van mogelGke normovertred<strong>in</strong>g kunt<br />

onttrekken via verklar<strong>in</strong>gen 41, zoals excuses, rechtvaardig<strong>in</strong>gen en dergelijke.<br />

Het frequente contact met ontwikkel<strong>in</strong>gs-gelijken (verder 'peers' te noemen)<br />

op school biedt een gelegenheid om de normatieve regels wan de <strong>in</strong>stitutie<br />

'vriendschap' te verwerven. Volgens Argyle en Henderson gelden (universeel)<br />

onder andere de volgende normen <strong>voor</strong> vriendschap 42: je moet nieuws over<br />

succes direct met je vriend delen; je moet emotionele ondersteun<strong>in</strong>g laten<br />

blijken; je moet ongevraagd hulp bieden als je vriend <strong>in</strong> nood is; je moet probe-<br />

ren samen plezier te maken als je bij elkaar bent; je moet vertrouwen hebben<br />

<strong>in</strong> je vriend, <strong>voor</strong> hemlhaar opkomen <strong>in</strong> diens afwezigheid; je moet geheimen en<br />

vertrouwelijkheden <strong>voor</strong> je houden en geen openlijke kritiek op je vriend<br />

hebben. Het verwerven van de vaardigheid om 'vriendschap te maken' is een<br />

duidelijke ontwikkel<strong>in</strong>gstaak <strong>in</strong> de leeftijdsperiode van 8-16 jaar 43. Hoe k<strong>in</strong>de-<br />

ren successievelijk dit normatieve systeem meester worden is beschreven door<br />

onder andere Selman 44. Uit <strong>het</strong> werk van Kahn enTuriel, aangaande de schen-<br />

d<strong>in</strong>g van op vriendschapsnormen gebaseerde venvacht<strong>in</strong>gen, blijkt dat <strong>het</strong><br />

hier gaat om morele normen 45.<br />

Aanvar<strong>in</strong>gen met leraren, peers en ouders over wie verantwoordelijk is <strong>voor</strong><br />

aangerichte schade en nadeel, en bijbehorende discussies over de verdiende<br />

hoeveelheid straf, maken eveneens deel uit van de leefwereld van <strong>het</strong> school-<br />

k<strong>in</strong>d. 'bnslotte is de school <strong>voor</strong> veel k<strong>in</strong>deren de omgev<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> zij <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

eerst met normen van 'burgerschap' geconfronteerd worden. Het schoolk<strong>in</strong>d<br />

krijgt verantwoordelijkheden toebedeeld op <strong>het</strong> gebied van de verzorg<strong>in</strong>g van<br />

eigen lichaam en kled<strong>in</strong>g, tijdsplann<strong>in</strong>g, zogenaamd 'gezond gedrag', en de<br />

omgang met schaarse hulpbronnen 46. De lessen gezondheids<strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>g en<br />

-0pvoed<strong>in</strong>g vormen een deel van de <strong>in</strong>structie. B<strong>in</strong>nen dit kader is een ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>gstaak apart te vermelden: <strong>het</strong> correct leren hanteren van de <strong>in</strong>stitutie<br />

'ziek wordenlzijn'. De rol van zieke impliceert een 'moreel vrijgeleide': de zieke<br />

wordt niet verantwoordelijk gesteld <strong>voor</strong> de toestand waar<strong>in</strong> hij verkeert, en<br />

wordt ook niet gestraft als hij zijn normale overige rolverplicht<strong>in</strong>gen, bij<strong>voor</strong>-<br />

beeld huiswerk maken, niet nakomt. In <strong>het</strong> fenomeen van <strong>het</strong> 'schoolziek' zijn<br />

wordt met deze vrijgeleide geexperimenteerd. Pas aan <strong>het</strong> beg<strong>in</strong> van de middel-<br />

bare school nemen artsen, verpleegsters, leraren en ouders k<strong>in</strong>deren echt<br />

46] Recent onder andere uitgebreid met milieugedrag en 'veilige sex'.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


serieus als <strong>het</strong> gaat om de meld<strong>in</strong>g van 'ziek zijn'. Voordien wordt vaak over <strong>het</strong><br />

hoofd van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d heen met de verantwoordelijke opvoeder over <strong>het</strong> ziek zijn<br />

van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d beslist.<br />

'knslotte dient opgemerkt te worden dat van een schoolbekwaam k<strong>in</strong>d veron-<br />

dersteld wordt dat <strong>het</strong> zijn gedrag door normen kan laten leiden.<br />

5.2.2.2 De verwerv<strong>in</strong>g van deontische vaardigheden <strong>in</strong> de schoolleeftijd.<br />

4'] Much en Shweder. 1978.<br />

48]<br />

In sectie 5.2.1 (<strong>het</strong> jonge k<strong>in</strong>d) is gewezen op een onderscheid <strong>in</strong> systemen van<br />

regels die <strong>in</strong>dividuen <strong>in</strong> alle culturen moeten leren. Hieronder wordt eerst een<br />

schematisch overzicht gegeven van moreel-relevante systemen van regels,<br />

waarna de venverv<strong>in</strong>g van deontische vaardigheden per systeem kort behan-<br />

deld wordt.<br />

Voor een <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g van moreel-relevante systemen van regels sluiten we aan bij<br />

de <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g van Much en Shweder uit sectie 5.2.1 47. Het systeem van de 'morele<br />

regels' zal echter nader gedifferentieerd worden. Morele regels worden geken-<br />

merkt, doordat mensen ze beleven als geldend <strong>voor</strong> iedereen en altijd en als<br />

onveranderbaar door menselijk <strong>in</strong>grijpen; hun geldigheid ligt <strong>in</strong> de regel zelf.<br />

Dat zulke regels bestaan ontdekken k<strong>in</strong>deren a1 op twee a driejarige leeftijd,<br />

als ze moraliteit differentieren van conventies waarvan de geldigheid berust<br />

op een eventueel veranderbare consensus. De differentiatie b<strong>in</strong>nen moraliteit<br />

berust op <strong>het</strong> <strong>in</strong>teractie-probleem dat 'beregeld' wordt. Dit leidt tot <strong>het</strong><br />

volgende schematisch overzicht.<br />

Systemen van regels<br />

Systeem 1: Waarheid en opvatt<strong>in</strong>gen (liegen versus onwaarheid 48).<br />

Systeem 2: Conventionele regels (is <strong>het</strong> adequaat om ..?).<br />

Systeem 3: Morele regels <strong>in</strong> engere z<strong>in</strong> (is <strong>het</strong> rechtvaardigleerlijk om...?).<br />

Systeem 3.1 .: Attributieve rechtvaardigheid (wie heeft wat eerlijk verdiend?).<br />

3.1.1 In een <strong>in</strong>dividuele prestatie-situatie.<br />

Prestatie-moraliteit ((zelf-)belon<strong>in</strong>g).<br />

3.1.2 Verdelen van de opbrengst van groepswerk.<br />

Distributieve rechtvaardigheid (eerlijk delen).<br />

3.1.3 Delen met een ander <strong>in</strong> situaties zonder <strong>voor</strong>schriften, en<br />

zonder dat die ander een prestatie geleverd heeft.<br />

Altru'istisch of pro-sociaal oordeel.<br />

Systeem 3.2: Retributieve rechtvaardigheid (hoe slecht is een bepaalde daad,<br />

hoeveel straf heeft de dader verdiend?).<br />

Systeem 3.3: Procedurele rechtvaardigheid (is er we1 op een rechtvaardige<br />

wijze tot een oordeel gekomen?).<br />

Systeem 2 betreft de 'eerlijkheid' van conventies en regels <strong>voor</strong> de sociale orga-<br />

nisatie. Voor een uitgebreide behandel<strong>in</strong>g wordt verwezen naar Turiel 49. Hier<br />

gaan we <strong>in</strong> op de oordelen van leerl<strong>in</strong>gen aangaande de 'eerlijkheid' van bege-<br />

leid<strong>in</strong>gspraktijken van leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de klas en op <strong>het</strong> sportveld. Verder wordt<br />

<strong>voor</strong> systeem 3 en zijn differentiaties uiteengezet wat op basis van empirisch<br />

onderzoek bekend is over de vaardigheid van schoolk<strong>in</strong>deren om zo'n systeem<br />

te hanteren.<br />

Conventies met betrekk<strong>in</strong>g tot de <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van leerl<strong>in</strong>g<strong>in</strong>structie en -begelei-<br />

d<strong>in</strong>g op school en op <strong>het</strong> sportveld zijn geassocieerd met oordelen over hun 'eer-<br />

lijkheid'. Thorkildsen bepaalde bij k<strong>in</strong>deren uit de le, 3e en 5e klas 50 <strong>voor</strong> elk<br />

Bij liegen is er sprake van een <strong>in</strong>tentionele onjuistheid.<br />

49] Turiel. 1983.<br />

In de Verenigde Staten.<br />

170 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


van drie praktijken 51, <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met elk van drie leerdoelen 52, hoe 'eer-<br />

lijk' 53 dit gevonden wordt <strong>voor</strong> twee gebieden: lezedspellen en gymnastiek. De<br />

eerlijkheid h<strong>in</strong>g af van de situatie: helpen werd als eerlijker gezien <strong>in</strong> leer-<br />

situaties dan <strong>in</strong> de andere; de competitie-praktijk als <strong>het</strong> eerlijkst als vastge-<br />

steld moest worden wie de beste was; op jezelf werken was eerlijk <strong>in</strong> alle situa-<br />

ties, maar <strong>het</strong> m<strong>in</strong>st <strong>in</strong> de leersituatie. De eersteklassers vielen op doordat ze<br />

vaker dan derde- en vijfdeklassers 'helpen' ook adequaat vonden <strong>voor</strong> de wed-<br />

strijd- en de testsituatie. De k<strong>in</strong>deren gaven ook aan dat de eerlijkheid van een<br />

bepaalde comb<strong>in</strong>atie <strong>in</strong> een ander land, <strong>in</strong> een andere tijd, en met <strong>in</strong>stemm<strong>in</strong>g<br />

van de deelnemers anders zou kunnen zijn dan <strong>voor</strong> hen 54.<br />

Prestatie-moraliteit was <strong>in</strong> Nederland a1 zo'n tw<strong>in</strong>tig jaar geleden onderwerp<br />

van ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologisch onderzoek 55. Bij acht-tot elfjarigen vond men<br />

een relatie tussen een summatieve maat <strong>voor</strong> de sterkte van <strong>het</strong> prestatie-<br />

motief en de mate waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d zichzelf verantwoordelijk achtte. Inmiddels<br />

is duidelijk dat prestatie-motivatie-ontwikkel<strong>in</strong>g verloopt via een tiental deel-<br />

processen 56. Een belangrijke component is de venverv<strong>in</strong>g van de vaardigheid<br />

om prestaties 'correct' toe te schrijven aan de constructen '<strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g',<br />

'bekwaamheid', en 'moeilijkheidsgraad'. Uit onderzoek van Wimmer e.a. bij<br />

Oostenrijkse k<strong>in</strong>deren bleek dat veel vie rjarigen a1 tot een correcte toeschrij-<br />

v<strong>in</strong>g aan de factoren <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g en bekwaamheid <strong>in</strong> staat zijn, en de causale<br />

relatie van deze factoren met <strong>het</strong> 'handel<strong>in</strong>gsresultaat' kennen 57. lbch eva-<br />

lueerden ('aantal verdiende koekjes') deze competente vierjarigen de actor <strong>in</strong><br />

een prestatie-situatie <strong>voor</strong>al op basis van <strong>het</strong> resultaat, tenvijl de zes- en acht-<br />

jarigen <strong>voor</strong> dat oordeel steeds duidelijker op de factor <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g afg<strong>in</strong>gen.<br />

Deze bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g is <strong>in</strong> lijn met de theorie van Piaget, die stelt dat de morele waar-<br />

der<strong>in</strong>g bij jonge k<strong>in</strong>deren <strong>voor</strong>al gebaseerd is op de gevolgen van een daad, en<br />

pas bij oudere k<strong>in</strong>deren vervangen wordt door een orientatie op de <strong>in</strong>tentie van<br />

de actor. Dat k<strong>in</strong>deren gedurende hun ontwikkel<strong>in</strong>g niet steeds dezelfde basis<br />

gebruiken om de verwachte belon<strong>in</strong>g <strong>in</strong> een prestatie-situatie 'mentaal te<br />

calculeren', en daarom successievelijk andere belon<strong>in</strong>gen venvachten <strong>voor</strong> aan<br />

de oppervlakte dezelfde prestaties, is ook van belang <strong>voor</strong> <strong>het</strong> effect van de<br />

zogenaamde 'verborgen kosten' van toegekende belon<strong>in</strong>gen 58. Dit effect<br />

bestaat hieruit dat de <strong>in</strong>tr<strong>in</strong>sieke motivatie om een bepaalde prestatie te<br />

leveren afneemt nadat een <strong>in</strong>dividu boven verwacht<strong>in</strong>g beloond is <strong>voor</strong> zo'n<br />

prestatie.<br />

Dat de normen die gedrag en belev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> schoolse prestatie-situaties berege-<br />

len, van een ander type zijn dan die uit <strong>het</strong> systeem van conventies of retribu-<br />

tieve rechtvaardigheid, wordt ondersteund door de bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen van Hamilton<br />

en anderen 59. K<strong>in</strong>deren uit zowel de le als de 5e klas gaven bij <strong>het</strong> overtreffen<br />

van prestatie-normen meer goedkeur<strong>in</strong>g, dan afkeur<strong>in</strong>g 60. Dit verschil was<br />

ongeveer drie keer zo groot als <strong>het</strong> verschil tussen goedkeur<strong>in</strong>g en afkeur<strong>in</strong>g<br />

als <strong>het</strong> g<strong>in</strong>g om <strong>het</strong> overtreffen van normen <strong>in</strong> door conventies of retributieve<br />

rechtvaardigheid beregelde klassesituaties. Deze laatste soort normen onder-<br />

scheidde zich duidelijk van de conventionele normen en de prestatienormen,<br />

doordat de betreffende situaties bij de k<strong>in</strong>deren meer <strong>in</strong>tense goedkeur<strong>in</strong>gs-<br />

''1 Hulp door klasgenoten, competitie, op je zelf werken.<br />

"1 Beheers<strong>in</strong>gsleren, vaststellen wie de beste is, vaststellen wat de capaciteiten van elk k<strong>in</strong>d zijn.<br />

'j] Engels: Fair.<br />

"1 Voor Nederland zijn soortgelijke gegevens mij onbekend; hier ligt echter een basis om de <strong>in</strong>structiepraktijk <strong>in</strong> de basisschool naar<br />

te differentieren.<br />

"1 'Maes enTer Laak. 1969.<br />

56]<br />

'1<br />

Heckhausen. 198 1.<br />

Wimmer e.a.. 1982.<br />

"1 Lepper en Greene. 1978.<br />

59] Hamilton e.a.. 1988.<br />

USA.<br />

171 JEUGD IN ONTWIKKELING


6'] Darley en Shultz. 1990.<br />

respectievelijk afkeur<strong>in</strong>gsreacties opriepen. De <strong>in</strong>dividuele oordeelspatronen<br />

van de k<strong>in</strong>deren kwamen daarbij niet overeen met de oordeelspatronen van<br />

hun leraren.<br />

Distributieve rechtvaardigheid heeft betrekk<strong>in</strong>g op <strong>het</strong> toewijzen of verdelen<br />

van hulpbronnen (goederen, geld, diensten e.d.1 aan leden van een groep die<br />

een of andere bijdrage geleverd hebben aan een gemeenschappelijke taak.<br />

Zoals Darley en Shultz <strong>in</strong> hun overzicht opmerken, hangen de toewijz<strong>in</strong>gsregels<br />

b<strong>in</strong>nen een cultuur af van de soort hulpbron die verdeeld wordt 61: 'Wij<br />

v<strong>in</strong>den 'Ben mens, BBn stem' niet zo gek, evenm<strong>in</strong> als dat status naar vaardigheid<br />

wordt verdeeld en de medische hul~ naar behoefte'. In <strong>het</strong> onderzoek naar<br />

regels <strong>voor</strong> 'eerlijk delen' bij k<strong>in</strong>deren is meestal verdeelgedrag ten aanzien<br />

van een materieel goed onderzocht nadat de groepsleden een of andere taak tot<br />

een e<strong>in</strong>d hadden gebracht. Daarbij werden allerlei aspecten van de groepsleden<br />

gevarieerd, zoals hun behoefte, de moeite die ze zich getroost hadden,<br />

hun <strong>in</strong>dividuele produktiviteit, hun status, enzo<strong>voor</strong>t. Een lange reeks van<br />

studies is gedaan, ook <strong>in</strong> Nederland 62. De bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen zijn als volgt. lbt ongeveer<br />

drie jaar is er nauwelijks systematiek <strong>in</strong> <strong>het</strong> verdeelgedrag; <strong>het</strong> kan zijn,<br />

zoals Damon stelt, dat <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d de belon<strong>in</strong>gen geeft aan wie ze wil hebben,<br />

gevolgd door een orientatie op een extern zichtbaar kenmerk van de ontvanger,<br />

zoals diens lichaamsgrootte 63. Vanaf drie tot vijfjaar wordt een strikte 'gelijkheidsregel'<br />

gebruikt. Vervolgens orienteert <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d zijn verdeel-gedrag op de<br />

<strong>in</strong>dividuele bijdrage die een ieder geleverd heeft, resulterend <strong>in</strong> een 'billijkheidsregel'<br />

die iedereen naar de verhoud<strong>in</strong>g van zcn bcdrage tot <strong>het</strong> e<strong>in</strong>dresultaut<br />

beloont. Een correcte toepass<strong>in</strong>g van deze regel veronderstelt dat <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d<br />

deze verhoud<strong>in</strong>gen correct kan schatten of uitrekenen. Meestal lukt dit slecht<br />

beneden de leeftijd van twaalf jaar. In de schooljaren wordt de echte proportionele<br />

billijkheidsregel dan ook slechts benaderd door de zogenoemde 'ord<strong>in</strong>ale<br />

billijkheidsregel', die stelt dat diegene meer krijgt die meer heeft bijgedragen.<br />

Nisan stelt op grond van zijn onderzoek bij Israelische k<strong>in</strong>deren uit de stad en<br />

de kibboets, dat k<strong>in</strong>deren tussen zes en twaalf jaar de regel ontwikkelen dat<br />

zowel iemands <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g als iemands produktiviteit elk op zich voldoende<br />

zijn om <strong>het</strong> recht te venverven op een aandeel <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>deel dat de groep<br />

heeft 64.<br />

Bovenstaande gegevens betreffen preferenties van k<strong>in</strong>deren <strong>voor</strong> verdeelregels.<br />

Gegeven passende <strong>in</strong>structies blijken ook jonge k<strong>in</strong>deren vaak <strong>in</strong> staat<br />

tot een verdel<strong>in</strong>g op basis van billijkheid. Darley en Shulz geven de aanbevel<strong>in</strong>g<br />

om te bezien of en hoe k<strong>in</strong>deren - net als volwassenen - tot een contract<br />

over de verdel<strong>in</strong>g komen <strong>voor</strong>dat de bijdrage aan de groepstaak wordt geleverd<br />

65.<br />

Pro-sociale moraliteit is a1 een tiental jaren ondenverp van <strong>in</strong>tensieve studie <strong>in</strong><br />

<strong>het</strong> onderzoeksprogramma geleid door Nancy Eisenberg. Overzichten zijn te<br />

v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> Eisenberg en Eisenberg en Miller 67. Er zijn diverse cross-culturele<br />

replicaties van haar bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de Verenigde Staten verricht. Onderzoek<br />

<strong>in</strong> de Bondsrepubliek Duitsland laat eenzelfde ontwikkel<strong>in</strong>gsverloop zien als <strong>in</strong><br />

de Verenigde Staten 68. Het onderzoek is <strong>voor</strong>al gericht op de leeftijd van 5-15 jaar.<br />

Het gaat er om te achterhalen welke zaken k<strong>in</strong>deren van belang v<strong>in</strong>den als ze<br />

hun men<strong>in</strong>g funderen <strong>in</strong> situaties waar<strong>in</strong> hulp geboden zou kunnen worden.<br />

62] Simons en Klaassen. 1979; <strong>het</strong> onderzoekprogramma vanTer Laak te Leiden (Ter Laak en Aleva. 1989).<br />

63] Damon. 1975.<br />

Nisan. 1989.<br />

65] Darley en Shultz. 1990.<br />

66] Eisenberg. 1986.<br />

67] Eisenberg en Miller. 1987.<br />

"1 Eisenberg e.a.. 1985.<br />

172 WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HET REGERINGSBELEID


69] Tietjen. 1986.<br />

70] Dekovic en Gerris. 1989.<br />

7'] Eisenberg. 1986.<br />

"1 Piaget. 1932; Kohlberg. 1969.<br />

17 3 JEUGD IN ONTWIKKELING<br />

Deze situaties zijn telkens zodanig gekozen dat er geen expliciete normen<br />

gelden ten aanzien van hulp. Om deze belangen zichtbaar te maken worden<br />

zogenoemde pro-sociale dilemma's aan k<strong>in</strong>deren <strong>voor</strong>gelegd: situaties waar<strong>in</strong><br />

de behoeften, wensen of verlangens van de ene persoon <strong>in</strong> conflict zijn met die<br />

van een ander. Een <strong>voor</strong>beeld hieman volgt.<br />

'Op een dag was Carla op weg naar <strong>het</strong> ve rjaardagsfeestje van een vriend<strong>in</strong>netje.<br />

Ondenveg zag ze een meisje dat gevallen is en pijn aan haar been heeft. Dit<br />

meisje vraagt aan Carla om naar <strong>het</strong> huis van haar ouders te gaan, zodat zij haar<br />

kunnen komen ophalen en naar de dokter brengen. Maar, als Carla hard zou<br />

rennen en die ouders zou v<strong>in</strong>den, dan zou ze te laat zijn <strong>voor</strong> <strong>het</strong> feestje. En Carla<br />

zou <strong>het</strong> snoep, de hart en a1 de spelletjes missen. Wat moet Carla doen? Waarom?'<br />

De rechtvaardig<strong>in</strong>gen die de k<strong>in</strong>deren leveren worden <strong>in</strong> een gedetailleerd<br />

scor<strong>in</strong>gssysteem gescoord. De volgende resultaten worden, repliceerbaar,<br />

gevonden. Geen van de k<strong>in</strong>deren, ook niet de jongsten van vier a vijfjaar, beroe-<br />

pen zich op angst <strong>voor</strong> straf, of een autoriteit. De k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> de K<strong>in</strong>dergarten<br />

geven <strong>voor</strong>al hedonistische argumenten (eigen nut staat <strong>voor</strong>op) edof zijn<br />

georienteerd op de behoeften van de ander. Tot op de leeftijd van ongeveer tien<br />

jaar neemt de hedonististische argumentatie af, tenvijl tegelijk de orientatie<br />

op de behoeften van de ander stijgt. B<strong>in</strong>nen deze laatste categorie gaat geleide-<br />

lijk de orientatie op de fysieke behoeften van de ander verm<strong>in</strong>deren ten gunste<br />

van een toenemende orientatie op diens 'psychologische' behoeften. Dezelfde<br />

resultaten werden <strong>in</strong> longitud<strong>in</strong>aal onderzoek gevonden bij de stam der Mais<strong>in</strong><br />

op Papua Nieuw Gu<strong>in</strong>ea 69. Stereotypen omtrent personen, wat 'natuurlijk' is,<br />

en rollen spelen <strong>in</strong> ger<strong>in</strong>ge maar toenemende mate een rol <strong>in</strong> de argumentatie<br />

<strong>in</strong> de eerste jaren van de basisschool. Opmerkelijk is ook dat op empathie geba-<br />

seerde legitimer<strong>in</strong>gen pas aan <strong>het</strong> e<strong>in</strong>d van de basisschool naar voren komen,<br />

en pas bij adolescenten floreren. Dekovic en Gerris rapporteren dat bij Joego-<br />

slavische kleuters (4,5-5,5 jaar) populaire k<strong>in</strong>deren van de niet-populaire<br />

verschilden, doordat de eersten m<strong>in</strong>der hedonistisch en meer behoeften-<br />

georienteerd redeneerden 70. Eisenberg heeft niveaus onderscheiden <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

pro-sociaal argumenteren 71. Ze zijn te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> bijlage 1. Ofschoon deze<br />

niveaus geen echte ontwikkel<strong>in</strong>gsstadia vormen, beschrijven ze we1 de feite-<br />

lijke progressie. Echter <strong>in</strong> elke situatie kan, afhankelijk van haar kenmerken<br />

(bijv. de kosten van helpen), een gebruik gemaakt worden van <strong>het</strong> hele scala<br />

aan argumentaties.<br />

Retributieve rechtvaardigheid heeft betrekk<strong>in</strong>g op normen die beregelen of en<br />

zo ja hoeveel 'straf iemand verdiend heeft die anderen pijn of schade heeft<br />

berokkend. Deze pijn edof schade is ook ge'impliceerd <strong>in</strong> de term 'agressie'. Het<br />

besef beg<strong>in</strong>t door te dr<strong>in</strong>gen dat <strong>het</strong> constateren dat iemand agressief handelt<br />

<strong>het</strong> resultaat is van nogal wat <strong>in</strong>formatie-verwerk<strong>in</strong>gsstappen, waarbij op<br />

basis van de beschikbare <strong>in</strong>formatie nogal wat gevolgtrekk<strong>in</strong>gen gemaakt<br />

worden over onder andere de verantwoordelijkheid van de actor. Agressief<br />

gedrag bestaat strikt genomen niet.<br />

Het gebied is gevormd en ook lange tijd gedom<strong>in</strong>eerd door de Piagemohlberg-<br />

aanpak, die bekend staat als 'onderzoek naar <strong>het</strong> moreel oordeel'. Na a1 <strong>het</strong><br />

<strong>voor</strong>gaande zal duidelijk zijn dat 'moreel oordeel' hier <strong>in</strong> specifieke z<strong>in</strong> bedoeld<br />

is 72. In deze traditie worden <strong>voor</strong>al morele argumentaties als uitgangs-<br />

materiaal genomen om <strong>het</strong> feitelijke morele besliss<strong>in</strong>gsproces er achteraf uit te<br />

reconstrueren. Daarnaast is de laatste vijftien jaar een onderzoekstraditie<br />

gegroeid met wortels <strong>in</strong> de experimentele sociale psychologie, die op basis van


a priori-modellen van <strong>het</strong> moreel oordeelsproces de vermoedelijke oordeels-<br />

basis van een <strong>in</strong>dividu gericht bei'nvloedt, en uit de werkzaamheid van deze<br />

<strong>in</strong>vloeden op <strong>het</strong> uite<strong>in</strong>delijke 'straf-oordeel concludeert tot de (partide)<br />

geldigheid van <strong>het</strong> uitgangsmodel. Moreel oordeel wordt hier opgevat als (<strong>het</strong><br />

resultaat van) een '<strong>in</strong>formatie-verwerk<strong>in</strong>gsproces'. Beide tradities lijken<br />

andere bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen te produceren. Deze paradox is a1 een stuk dichter bij een<br />

oploss<strong>in</strong>g als men met Darley en Shultz beseft dat 73: 1) de onderzoekprocedu-<br />

res <strong>in</strong> de PiagetKohlberg traditie vaak een groot beroep doen op allerlei niet-<br />

morele cognitieve capaciteiten van k<strong>in</strong>deren, zoals geheugen, die soms nog<br />

gebrekkig ontwikkeld zijn; en dat 2) a1 te makkelijk wordt aangenomen dat<br />

mensen direct toegang hebben tot de <strong>in</strong>formatievenverk<strong>in</strong>gsregels die ze<br />

gebruiken (ook deze toegang behoeft een leerproces). Hieronder worden eerst<br />

resultaten uit de Piagemohlberg traditie weergegeven; daarna komen<br />

diverse bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen uit de <strong>in</strong>formatievenverk<strong>in</strong>gsaanpak aan de orde.<br />

Piaget onderzocht aan <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van de jaren tw<strong>in</strong>tig hoe k<strong>in</strong>deren tussen vier<br />

en twaalfjaar dachten over goede en slechte handel<strong>in</strong>gen. Het g<strong>in</strong>g hem er niet<br />

zozeer om wat ze precies goed of fout vonden, we1 om <strong>het</strong> antwoord op de vraag<br />

waarom ze dit vonden. Om <strong>het</strong> eigen denken van k<strong>in</strong>deren uit te lokken presen-<br />

teerde hij hen zogenoemde morele dilemma's. Een <strong>voor</strong>beeld is <strong>het</strong> volgende.<br />

'Jan is alleen thuis. Hij wil helpen door kopjes op te ruimen. Hij zet ze op een dien-<br />

blad, maar struikelt. Er zijn acht kopjes kapot; Marc is alleen thuis. Hij wil snoep<br />

wegnemen uit <strong>het</strong> keukenkastje. Hij stapt op <strong>het</strong> aanrecht, en pats daar valt 66n<br />

kopje kapot. Wie is nu stouter, wie heeft meer straf verdiend Jan of Marc?<br />

Vanaf de jaren vijftig, toen Piaget <strong>in</strong> de Verenigde Staten veel aanhangers<br />

kreeg, is - ook cross-cultureel - veel onderzoek langs bovengenoemdelijn<br />

verricht 74. De bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen zijn samengevat <strong>in</strong> bijlage 2. Er werden een negental<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gslijnen gevonden waarop de samenhangende verander<strong>in</strong>gen<br />

volgens Piaget verklaard konden worden. Dit, door aan te nemen dat <strong>het</strong> jonge<br />

k<strong>in</strong>d een <strong>het</strong>eronome moraliteit had die, als de k<strong>in</strong>deren qua cognitieve ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

de overgang naar <strong>het</strong> stadium van formele operaties maakten, vervangen<br />

werd door de autonome moraliteit. Rond elf a twaalfjaar zou dit zijn beslag<br />

krijgen. Een <strong>in</strong> <strong>het</strong> oog vallend aspect van deze ontwikkel<strong>in</strong>g was dat k<strong>in</strong>deren<br />

tot ongeveer acht a negen jaar de stoutheid van een actor uitsluitend zouden<br />

baseren op de omvang van de aangerichte schade, tenvijl ze daarna dat uitsluitend<br />

op de bedoel<strong>in</strong>g van de actor zouden baseren. Inmiddels is duidelijk dat<br />

deze duizendmaal gerepliceerde bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g een artefact is van de onderzoekmethode.<br />

Hieronder meer over de ware toedracht.<br />

Kohlberg bekritiseerde Piaget omdat hij nooit k<strong>in</strong>deren boven twaalf jaar had<br />

onderzocht, en dus aannam dat <strong>het</strong> moreel oordeel zich daarna niet meer<br />

ontwikkelde. Rond 1955 startte Kohlberg bij jongens tussen twaalf en zestien<br />

jaar <strong>in</strong> de Verenigde Staten een longitud<strong>in</strong>aal onderzoek dat tot nu toe doorloopt<br />

75. Voor de leeftijdsgroep van 5-12 jaar is van belang dat Kohlberg op zijn<br />

beurt <strong>het</strong> niet nodig achtte met zijn <strong>in</strong>strumentarium <strong>in</strong> deze leeftijdsgroep<br />

onderzoek te doen; hij sloot aan bij Piaget en achtte deze k<strong>in</strong>deren <strong>het</strong>zij <strong>in</strong><br />

stadium (0) van amoraliteit, <strong>het</strong>zij <strong>in</strong> stadium (I), dat gekenmerkt wordt door<br />

een gehoorzaamheids- en strafvermijd<strong>in</strong>gsorientatie 76. Kohlbergs theorie<br />

wordt <strong>in</strong> de sectie over adolescenten behandeld. Nu gaan we nader <strong>in</strong> op wat<br />

bekend is over <strong>het</strong> oordeelsproces dat resulteert <strong>in</strong> een bepaald idee 'deze<br />

persoon', eventueel ikzelf, heeft zoveel straf verdiend'.<br />

73] Darley en Shultz. 1990.<br />

"1 Zie <strong>voor</strong> een overzicht: Cickona. 1976.<br />

75] Voor de resulterende theorie en de resultaten: Colby e.a. 1983.<br />

76] Precies wat Piaget met '<strong>het</strong>eronorne moraliteit' bedoelt.<br />

174 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Op basis van een analyse van de sociaal-psycholoog Heider 77, en een sociaal-<br />

psychologische analyse van <strong>in</strong>tuities <strong>in</strong> <strong>het</strong> juridisch denken 78, werd zo'n tien<br />

jaar geleden duidelijk dat de volgende vier dimensies <strong>in</strong> belangrijke mate de<br />

basis vormen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> retributieve oordeel:<br />

a. causaliteit (is de actor de oorzaak van de aangerichte schade of pijn?);<br />

b. vermijdbaarheid (had de actor de schade of pijn kunnen vermijden?);<br />

c. opzet (wilde de actor de schade of pijn teweegbrengen?);<br />

d. kwaliteit van de motieven (acceptabel versus niet-acceptabel) 79.<br />

Een onderzoeksgroep rond Ferguson aan de Katholieke Universiteit Nijmegen<br />

heeft uitgezocht of en hoe k<strong>in</strong>deren van 5,6,9,11 en 15 jaar deze laatste drie<br />

dimensies gebruiken. Een goed overzicht biedt de recente dissertatie van<br />

Olthof Deze drie dimensies zijn <strong>in</strong> Piagets onderzoek met elkaar venvard<br />

b<strong>in</strong>nen wat Piaget '<strong>in</strong>tentie' noemt. Het blijkt dat<br />

1. alle k<strong>in</strong>deren deze drie dimensies gebruiken bij hun oordeel hoe stout iemand<br />

is, respectievelijk hoe boos ze zijn op de normovertreder;<br />

2. er verschillen worden gevonden tussen k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> de mate van <strong>het</strong> gebruik<br />

van elk der dimensies, en dat de k<strong>in</strong>deren m<strong>in</strong>der 'boos' zijn op de normovertre-<br />

der naarmate zij hun stoutheids-oordeel meer baseren op de 'accepteerbaar-<br />

heid van actors-motieven' en diens '<strong>in</strong>tentie';<br />

3. naarmate de k<strong>in</strong>deren ouder waren, ze de overtreder als m<strong>in</strong>der stout beoor-<br />

deelden, respectievelijk waren ze zelf m<strong>in</strong>der boos als de (eigendoms)schade<br />

zonder opzet edof met goede motieven veroorzaakt was.<br />

De vraag wordt nu actueel wat de oorzaak van een verschil <strong>in</strong> dimensiegebruik<br />

vormt. Komt dat doordat sommige k<strong>in</strong>deren de <strong>in</strong>formatie die <strong>in</strong> een gebeurte-<br />

nis zit niet goed <strong>in</strong>terpreteren tot dimensie-<strong>in</strong>formatie (en daardoor tot andere<br />

morele oordelen komen), of komt dat doordat k<strong>in</strong>deren een verschillend belang<br />

toekennen aan de diverse dimensies (zoals Piaget stelde)? Olthof vond dat er<br />

aan de ene kant verschillen waren tussen vijfjarigen en zes- en achtjarigen met<br />

betrekk<strong>in</strong>g tot hun <strong>in</strong>terpretatie van de aangeboden <strong>in</strong>formatie aan de<br />

andere kant worden tegelijk ook verschillen <strong>in</strong> dimensioneel belang gevonden.<br />

'Opzet7 blijkt van we<strong>in</strong>ig belang en 'aanvaardbaarheid van <strong>het</strong> motief blijkt<br />

van veel belang <strong>voor</strong> een groep k<strong>in</strong>deren, tenvijl een andere groep juist<br />

'vermijdbaarheid' een groot belang geeft.<br />

Eveneens vertrekkend vanuit bovengenoemde sociaal-psychologische analyse<br />

van <strong>in</strong>tui'ties bij volwassenen heeft een onderzoeksgroep rond de Canadees<br />

Shultz een veelomvattend model geformuleerd aangaande <strong>het</strong> proces dat resulteert<br />

<strong>in</strong> een retributief oordeel 'deze normovertreder heeft zo-en-zoveel straf<br />

verdiend' s3. Het boven beschreven onderzoek van Fergvson en Olthof heeft.<br />

u<br />

b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> model van Shultz, betrekk<strong>in</strong>g op de centrale component: de aard<br />

van de <strong>in</strong>formatie-basis op grond waarvan de morele verantwoordelijkheid van<br />

een actor wordt vastgesteld door een observator. Het retributief oordeelsproces<br />

bestaat uit vier cognitieve stappen. In elke stap worden <strong>in</strong>formaties over een<br />

actor die verwikkeld is <strong>in</strong> een gebeurtenis venverkt tot een oordeel. Aan <strong>het</strong><br />

e<strong>in</strong>d staat <strong>het</strong> retributief oordeel 'zoveel straf verdiend'. Bereiken de tussenoordelen<br />

niet een bepaalde <strong>in</strong>tensiteit, dan wordt <strong>het</strong> oordeelproces omgeleid of<br />

gestopt. De waarnem<strong>in</strong>g van schade edof pijn start <strong>het</strong> oordeelsproces. In stap<br />

1 wordt beoordeeld of de actor al-dun-niet de oorzaak is van de schade of pijn.<br />

Zo ja, wordt stap 2a gezet, zo nee, stap 2b (is de actorplaatsveruangend verantwoordelijk?;<br />

we laten dit hier terzijde).<br />

In stap 2a wordt de morele verantwoordelijkheid van de actor vastgesteld,<br />

77] Heider, 1958.<br />

"1 Hamilton. 1978: F<strong>in</strong>cham en Jaspars. 1979.<br />

79] Ferguson en Rule. 1983; Olthof e.a.. 1989.<br />

"1 Olthof. 1990.<br />

''1 Olthof e.a.. 1989.<br />

"1 Olthof, 1990.<br />

"1 Darley en Shultz, 1990.<br />

17 5 JEUGD IN ONTWIKKELING


ij<strong>voor</strong>beeld op basis van opzet, vermijdbaarheid en aard van de motieven,<br />

onachtzaamheid en <strong>voor</strong>zienbaarheid. Excuses zijn tactieken van een <strong>in</strong>dividu<br />

om zijnhaar morele verantwoordelijkheid te doen verm<strong>in</strong>deren. Is deze verant-<br />

woordelijkheid <strong>in</strong> zekere mate aanwezig, dan komt stap 3: actor's schuld wordt<br />

vastgesteld. Hoe schuldig iemand is hangt af van: a) hoe verantwoordelijk de<br />

actor geacht wordt; b) hoe groot de netto-schade of pijn is; en c) de mate waar<strong>in</strong><br />

niet afgedongen kan worden op de schuld door maatschappelijk acceptabele<br />

rechtvaardig<strong>in</strong>gen van de daad. Daarna volgt stap 4 waar<strong>in</strong> de hoeveelheid<br />

verdiende straf wordt bepaald op basis van: a) 'schuld'; b) (m<strong>in</strong>us) de mate<br />

waar<strong>in</strong> de actor a1 geleden heeftdoor zijn daad; en c) (m<strong>in</strong>us) de mate waar<strong>in</strong> de<br />

actor a1 reparatiegedrag vertoond heeft.<br />

Uit <strong>het</strong> overzicht van Darley en Shultz blijkt dat k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> de basisschoolleef-<br />

tijd de componenten van dit model globaal volgen, en (niet noodzakelijk<br />

bewust) op de hoogte zijn van relevante dimensies. Het laatste blijkt <strong>in</strong> bij<strong>voor</strong>-<br />

beeld stap 2, gezien hun excuses die hierbij aansluiten. Zij zijn ook op de hoogte<br />

van de genoemde aspecten; dit blijkt uit de verklar<strong>in</strong>gen of 'accounts' die ze<br />

afleggen als ze rekenschap moeten afleggen van normovertred<strong>in</strong>gen 84. %n<br />

aanzien van de manier waarop k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> de onderhavige leeftijdsgroep stap<br />

1 zetten, is <strong>voor</strong>al de kennis over de ontwikkel<strong>in</strong>g van attributiestrategieen<br />

(met name 'discount<strong>in</strong>g') relevant. Uitweid<strong>in</strong>g hierover valt buiten dit kader.<br />

Met betrekk<strong>in</strong>g tot stap 2 is boven reeds aangegeven wat de resultaten zijn van<br />

recent Nederlands onderzoek. %n aanzien van de 'accounts' (stap 3) 85 is mij<br />

geen Nederlands onderzoek bekend. Dit aspect van stap 3 lijkt rnij belangrijk<br />

<strong>voor</strong> <strong>het</strong> begrijpen van <strong>het</strong> ontstaan van afwijkend gedrag, omdat sancties zo<br />

niet alleen geneutraliseerd maar ook als rechtvaardig<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> agressie<br />

gebruikt kunnen worden 86. Dat de schuldigheid van een actor <strong>in</strong> monotoon<br />

verband staat met de omvang van de aangerichte schade, geldt <strong>voor</strong> alle k<strong>in</strong>de-<br />

ren <strong>in</strong> dit leeftijdsbereik. Wat we1 een paradox is, is <strong>het</strong> feit dat de hoeveelheid<br />

verdiende straf (d.w.2. de uitkomst van stap 4) weliswaar <strong>in</strong> veel gevallen<br />

positief gerelateerd is aan de omvang van de aangerichte schade edof pijn,<br />

maar dat er ook situaties zijn waar<strong>in</strong> deze relatie andersom is. Dat zijn dus<br />

situaties waar<strong>in</strong> k<strong>in</strong>deren vast van men<strong>in</strong>g zijn dat een normovertreder -<br />

m<strong>in</strong>der straf verdiend heeft naarmate hijlzij meer schade heeft aangericht! Het '<br />

gaat daarbij om situaties waar<strong>in</strong> de overtreder via reparatie-gedrag een zekere<br />

restitutie heeft gemaakt. Omdat dit fenomeen als <strong>in</strong>dicator een belang-rijke<br />

praxiswaarde kan hebben wordt <strong>het</strong> apart besproken.<br />

Hommers en Anderson vonden bij Duitse k<strong>in</strong>deren vanaf 4 jaar dat repara-<br />

tiegedrag (bijv. iets teruggeven alsje eigendom van een ander beschadigd hebt)<br />

van <strong>in</strong>vloed is op <strong>het</strong> oordeel hoeveel straf verdiend is ". Hommers was op zoek<br />

naar een psychologische operationaliser<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> juridische begrip 'aanspra-<br />

kelijkheid' van een k<strong>in</strong>d. Hij stelt dat een k<strong>in</strong>d dat 'aansprakelijk' is, cognitiev<br />

mentaal een functionele relatie moet kunnen 'voelen' tussen: a) de omvangvan<br />

aangerichte schade; b) de mate waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> slachtoffer compensatie ontvangt;<br />

en c) de hoeveelheid verdiende straf. Deze functionele relatie kan, <strong>in</strong>dien aan-<br />

wezig <strong>in</strong> <strong>het</strong> moreel-cognitief systeem van een k<strong>in</strong>d, beschreven worden mid-<br />

dels een zogenoemde <strong>in</strong>formatie-<strong>in</strong>tegratie-regel. Uit de gegevens <strong>in</strong> <strong>het</strong> onder-<br />

zoek van Hommers kan afgeleid worden dat deze <strong>in</strong>formatie-<strong>in</strong>tegratie-regel<br />

er <strong>voor</strong> volwassenen en (oudere) k<strong>in</strong>deren als volgt uit ziet ":<br />

"1 Zie onder andere Schoenbach. 1980, <strong>voor</strong> Duitse gegevens.<br />

85] Man tegen jongen die op motorkap van auto zit 'ga der af, je maakt krassen'. jongen: 'meneer ik let erop dat niemand aan de auto<br />

komt'.<br />

86] 'lk hielp hem bij <strong>het</strong> bewaken van zijn auto, en toen g<strong>in</strong>g ie tegen mij schelden: nou toen gaf ik hem een klap'.<br />

Hommers en Anderson, 1985.<br />

Zie ook Hommers, 1983.<br />

''1 Hommers. 1986.<br />

17 6 JEUGD IN ONTWIKKELING


W] Zie Heymans. 1988<br />

9'] Hommers, 1986.<br />

177 JEUGD INONTWIKKELING<br />

Hoeveelheid verdiende straf = (constante) + [schadegrootte*<br />

(RR-reparatiegraad)]<br />

De parameter RR staat <strong>voor</strong> referentie-reparatiegraad; dat wil zeggen die repa-<br />

ratiegraad die <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu als normatieve referentie gebruikt. De data van<br />

Hommers suggereren dat <strong>voor</strong> vijfjarigen hun RR-waarden <strong>in</strong> de buurt van<br />

50% liggen, terwijl die bij oudere k<strong>in</strong>deren hoger ligt. Bij sommige volwasse-<br />

nen zou hun RR dicht bij 100% liggen, terwijl de bijbel zelfs waarden van 200%<br />

als maatstaf lijkt <strong>voor</strong> te schrijven. Deze <strong>in</strong>formatie-<strong>in</strong>tegratie heeft de<br />

volgende implicaties.<br />

Als een <strong>in</strong>dividu m<strong>in</strong>der reparatie-gedrag vertoont dan zijn RR, dan is de beoor-<br />

deelde strafwaardigheid ook een monotoon stijgende functie van de schade-<br />

omvang. Vertoont <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu echter meer reparatiegedrag dan zijn RR dan<br />

oordeelt <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu dat er meer straf verdiend is naarmate er m<strong>in</strong>der schade<br />

is aangericht! Bij k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> de eerste groepen van de basisschool kan dit<br />

verschijnsel verwacht worden, als ze (bijv. door een opvoeder daartoe gebracht)<br />

meer repareren van de gevolgen van hun daad dan hun RR bedraagt. Een prak-<br />

tische implicatie van de hierboven middels de <strong>in</strong>formatie-<strong>in</strong>tegratie-regel<br />

beschreven functionele relatie tussen 'hoeveelheid verdiende straf en de 'repa-<br />

ratiegraad' is dat gegeven de waarde van de BBn de waarde van de ander uitge-<br />

rekend kan worden. 'Ibepass<strong>in</strong>gen zouden onder andere kunnen liggen op <strong>het</strong><br />

vlak van adviser<strong>in</strong>g omtrent de omvang van de 'alternatieve sanctie', een straf-<br />

vorm die vaak ook als reparatie opgevat wordt<br />

Bovendien, zo geeft Hommers aan, duidt <strong>het</strong> gebruik van bovenstaande <strong>in</strong>for-<br />

matie-<strong>in</strong>tegratie-regel erop dat <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d juridisch aansprakelijk geacht kan<br />

worden Bij de Duitse k<strong>in</strong>deren uit <strong>het</strong> onderzoek van Hommers bleek deze<br />

regel op de leeftijd van ongeveer elf jaar door de meesten verworven. Voordien<br />

gebruiken k<strong>in</strong>deren mentale regels <strong>voor</strong> 'hoeveelheid verdiende straf die <strong>het</strong>-<br />

zij gebaseerd zijn op: a) de omvang van de rest-schade na reparatie; b) de<br />

grootte van de reparatie; of c) de conditionele regel: is er reparatie, ga dan af op<br />

de grootte van de reparatie, zo neen ga dan af op de grootte van de schade.<br />

Er is veel onderzoek verricht om te achterhalen hoe k<strong>in</strong>deren de <strong>in</strong>formaties<br />

b<strong>in</strong>nen en tussen de diverse stappen <strong>in</strong> <strong>het</strong> model van Shultz kwantitatief <strong>in</strong>te-<br />

greren tot <strong>het</strong> betreffende (sub-)oordeel. In <strong>het</strong> algemeen blijkt de adequaat-<br />

heid van de <strong>in</strong>formatie-<strong>in</strong>tegratie-regel afhankelijk van de expertise. Jonge<br />

k<strong>in</strong>deren beg<strong>in</strong>nen als niet-experts; zij baseren dan vaak hun oordeel op slechts<br />

Ben aspect van de zaak; soms alternerend als zij onderkennen dat meerdere<br />

aspecten relevant zijn. Met beg<strong>in</strong>nende expertise <strong>in</strong>tegreren ze de relevante<br />

aspecten vervolgens via een 'additieve' regel, om daarna complexere (bijv. mul-<br />

tiplicatieve of andere compensatoire) regels te gebruiken. Veel concepten uit de<br />

wereld van de volwassenen vereisen zo'n complexe regel. Zie bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong><br />

hierboven beschreven concept 'strafwaardigheid van een normovertreder'. De<br />

venverv<strong>in</strong>g van de betreffende regel is afhankelijk van de ervar<strong>in</strong>g die een<br />

k<strong>in</strong>d met een bepaald kennisdome<strong>in</strong> op kan doen. Bij de entree van een k<strong>in</strong>d <strong>in</strong><br />

een nieuw dome<strong>in</strong> centreert <strong>het</strong> zijn kennis vaak rond een of enkele exemplari-<br />

sche situaties, die geleidelijk gecondenseerd worden tot een prototypisch exem-<br />

plaar; nieuwe (handel<strong>in</strong>gs-)situaties worden als meer of m<strong>in</strong>der gelijkend met<br />

<strong>het</strong> (morelel prototype gezien en er wordt navenant op gereageerd. Op basis<br />

van een feedback, vanuit de sociale omgev<strong>in</strong>g op de gelijkenis-classificaties<br />

van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d, reconstrueert <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d de <strong>voor</strong> gelijkenis ten opzichte van proto-<br />

type relevante aspecten of dimensies van een handel<strong>in</strong>gssituatie met een<br />

tentatieve <strong>in</strong>formatie-<strong>in</strong>tegratie-regel. Als een moreel prototype de relevante<br />

aspecten <strong>in</strong> een extreem hoge of lage mate bezit, dan duikt <strong>het</strong> prototype niet<br />

op <strong>in</strong> de <strong>in</strong>formatie-<strong>in</strong>tegratie-regel. Dat zo'n moreel prototype van 'goed' dan


we1 'slecht' een rol speelt, is bij <strong>in</strong>dividuele k<strong>in</strong>deren van 10,ll en 16 jaar aan-<br />

getoond door Heymans 92. Door hem is ook een methodologie ontwikkeld om<br />

dergelijke <strong>in</strong>formatie-<strong>in</strong>tegratie-regels bij <strong>in</strong>dividuen op te sporen.<br />

Het retributief oordeelsysteem dat hierboven beschreven is, wordt <strong>in</strong> gang gezet<br />

door de waarnem<strong>in</strong>g van een normovertred<strong>in</strong>g. Bij jonge k<strong>in</strong>deren en school-<br />

k<strong>in</strong>deren is deze normovertred<strong>in</strong>g vervat <strong>in</strong> de waarnem<strong>in</strong>g van schade enlof<br />

pijn. 'Dat mag immers niet <strong>voor</strong>komen', denken zij. Bij adolescenten en<br />

(jong)volwassenen wordt de <strong>in</strong>houd van de normenverzamel<strong>in</strong>g, waarvan over-<br />

tred<strong>in</strong>g <strong>het</strong> retributief oordeelsysteem <strong>in</strong> gang zet, successievelijk uitgebreider<br />

en ook anders. De hieronder uiteen te zetten theorie van Kohlberg beschrijft<br />

deze successie <strong>in</strong> retributieve moraliteiten.<br />

Resumerend: <strong>in</strong> de schoolperiode (5-12 jaar) worden zeer vele deontische vaar-<br />

digheden verworven. Zij corresponderen met differentiaties b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong><br />

systeem van morele regels. Daarenboven wordt de a1 eerder <strong>in</strong>gezette differen-<br />

tiatie tussen conventies en morele regels verder uitgebouwd, en <strong>in</strong>houdelijk<br />

opgevuld met kennis van normen. De differentiatie b<strong>in</strong>nen de morele regels<br />

heeft enerzijds betrekk<strong>in</strong>g op <strong>het</strong> denken over 'wat je te goed hebt' <strong>in</strong> <strong>in</strong>divi-<br />

duele prestatie-situaties, <strong>in</strong> situaties waar<strong>in</strong> met groepsleden een opbrengst<br />

gedeeld wordt, of waar<strong>in</strong> je de ander kan helpen door iets te geven. Anderzijds<br />

worden er aparte vaardigheden venvorven met betrekk<strong>in</strong>g tot straf die<br />

'verdiend' wordt. Het onderl<strong>in</strong>ge verband tussen deze laatste vaardigheden<br />

b<strong>in</strong>nen een procesmodel is gesc<strong>het</strong>st. Er is een ontwikkel<strong>in</strong>gsmodel aan-<br />

gegeven dat k<strong>in</strong>deren beschrijft als <strong>in</strong> toenemende mate experts op de diverse<br />

morele dome<strong>in</strong>en. De beschreven bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen en verklar<strong>in</strong>gen zijn gebaseerd<br />

op onderzoek bij k<strong>in</strong>deren uit de middenklasse. Ofschoon er we<strong>in</strong>ig reden is om<br />

aan te nemen dat <strong>het</strong> bovenstaande niet zou gelden <strong>voor</strong> andere k<strong>in</strong>deren,<br />

bestaat ook <strong>het</strong> vermoeden van grote <strong>in</strong>ter-<strong>in</strong>dividuele verschillen <strong>in</strong> de snel-<br />

heid waarmee diverse k<strong>in</strong>deren de gedocumenteerde ontwikkel<strong>in</strong>gsmogelijk-<br />

heden <strong>in</strong>vullen. Tevens dient opgemerkt te worden dat: a) er nauwelijks of geen<br />

verschillen <strong>in</strong> dit opzicht naar sekse worden gevonden; en b) de morele ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>g, hoewel deze soms afhankelijk van de cognitieve ontwikkel<strong>in</strong>g, een heel<br />

eigen verwerv<strong>in</strong>gstraject kent.<br />

5.2.3 Morele ontwikkel<strong>in</strong>g tijdens de adolescentie en de jongvolwassenheid<br />

Heymans. 1979. 1988.<br />

'l] Keat<strong>in</strong>g, 1980.<br />

Na de beschrijv<strong>in</strong>g van de competenties die <strong>in</strong> de schooljaren venvorven<br />

worden, kan de periode van 12-20 jaar veel korter getypeerd worden. De <strong>in</strong> de<br />

schooljaren venvorven vaardigheden worden verder geconsolideerd en precie-<br />

zer beheerst. Dit onderwerp wordt hier niet hernomen. De overgang naar de<br />

adolescentie v<strong>in</strong>dt plaats als <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d kan gaan denken <strong>in</strong> termen van 'moge-<br />

lijke werelden', en tegelijk hoge waarde hecht aan een beeld van de wereld dat<br />

<strong>in</strong>tern en extern consistent is. Keat<strong>in</strong>g stelt, op basis van een research-over-<br />

zicht, de volgende vijf kenmerken van <strong>het</strong> denken van de adolescent <strong>voor</strong> 93:<br />

1) denken over mogelijkheden; 2) <strong>voor</strong>uit denken <strong>in</strong> de tijd; 3) denken middels<br />

veronderstell<strong>in</strong>gen; 4) tweede-orde-denken, dat wil zeggen denken-over-<br />

denken of metacognitie; en 5) denken buiten conventionele grenzen. Aan <strong>het</strong><br />

e<strong>in</strong>de van de basisschool of bij <strong>het</strong> beg<strong>in</strong> van de middelbare school venverft <strong>het</strong><br />

k<strong>in</strong>d de vaardigheid om vanuit <strong>het</strong> standpunt van een 'neutrale' derde partij de<br />

<strong>in</strong>teractie met anderen te conceptualiseren. Daarna wordt ergens tussen 12 en<br />

20 jaar meestal nog de vaardigheid venvorven om vanuit <strong>het</strong> perspectief van de<br />

'gegeneraliseerde ander', dat wil zeggen de samenlev<strong>in</strong>g, naar <strong>in</strong>teracties<br />

tussen mensen te 'kijken'.<br />

178 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


94] Gilligan. 1977 en 1982.<br />

Er zijn <strong>in</strong> deze periode twee grote ontwikkel<strong>in</strong>gstaken. De eerste is de venver-<br />

v<strong>in</strong>g van eigen identiteit, dat wil zeggen een patroon van overtuig<strong>in</strong>gen rond<br />

<strong>het</strong> 'zelf dat concepties van de eigen uniciteit verenigt met de vele manieren<br />

waarop <strong>het</strong> zelf is zoals alle andere mensen. De tweede ontwikkel<strong>in</strong>gstaak<br />

bestaat uit <strong>het</strong> verwerven van zelfstandigheid op diverse deelgebieden: 'oplei-<br />

d<strong>in</strong>g afsluiten', 'werkplek v<strong>in</strong>dedmaken', 'partner v<strong>in</strong>denkiezen', 'f<strong>in</strong>anciele<br />

zelfstandigheid', en 'zelfstandig wonedeven'. Het zal duidelijk zijn dat deze<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gstaak een tijdstraject van enkele jaren beslaat. Het succesvol<br />

afsluiten ervan markeert de volwassenheid.<br />

De enige grote ontwikkel<strong>in</strong>g met betrekk<strong>in</strong>g tot 'moraliteit' <strong>in</strong> deze periode<br />

wordt beschreven door <strong>het</strong> werk van Kohlberg en zijn school. Deze heeft betrek-<br />

k<strong>in</strong>g op een aspect b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> retributieve oordeel, en we1 op de soort argumen-<br />

taties die gegeven worden om <strong>in</strong>hibitieve normen a1 dan niet na te leven. Dit<br />

aspect wordt dan ook de <strong>in</strong>hibitieve moraliteit genoemd, ofschoon de Kohlberg-<br />

school alomvattend van 'moreel oordeel' spreekt. Dit <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot de<br />

door Gilligan onderscheiden 'moraliteit van de zorg' 94. Hieronder worden rele-<br />

vante aspecten van Kohlbergs theorie uiteengezet, aangevuld met aanzetten<br />

om de focus ervan te verbreden, zodat niet alleen <strong>in</strong>hibitieve normen er onder<br />

vallen maar ook situaties waar<strong>in</strong> iets positief verplicht is, zoals zorg <strong>voor</strong> anderen.<br />

Op basis van longitud<strong>in</strong>ale gegevens hebben Kohlberg en zijn medewerkers<br />

empirische steun verkregen <strong>voor</strong> een theorie over de ontwikkel<strong>in</strong>g van morele<br />

argumentaties. Deze argumentaties werden verkregen door k<strong>in</strong>deren, en<br />

naderhand volwassenen, morele dilemma's <strong>voor</strong> te leggen: situaties waar<strong>in</strong><br />

een tweetal normsystemen conflicteren <strong>in</strong> termen van wat men moet doen. Het<br />

gaat telkens om normsystemen die geacht worden universeel <strong>voor</strong> te komen,<br />

ofschoon erkend wordt dat de <strong>in</strong>houd ervan cultuurspecifiek is. In de laatste<br />

versie van <strong>het</strong> 'moral judgement <strong>in</strong>terview' (mji), zoals <strong>het</strong> meet<strong>in</strong>strument<br />

heet, worden zes normsystemen gepeild, namelijk: de waarde van <strong>het</strong> leven, de<br />

wetten, geweten, straf, contract en autoriteit. Aan de hand van een dilemma<br />

wordt een respondent ondervraagd over de redenen waarom een bepaalde<br />

norm waardevol is <strong>voor</strong> de respondent; diens antwoorden kunnen op zeventien<br />

elementen betrekk<strong>in</strong>g hebben. Het blijkt nu dat de manier waaropzo'n element<br />

gebruikt wordt door de respondent ten aanzien van alle normgebieden op een<br />

bepaald moment nagenoeg <strong>het</strong>zelfde is. Verder blijkt dat ook tussen elementen<br />

per persoon nogal wat gelijkenis bestaat. Bovendien bleek <strong>het</strong> mogelijk de leef-<br />

tijdsverschillen <strong>in</strong> <strong>het</strong> soort gebruik dat van de elementen gemaakt werd, te<br />

verklaren door aan te nemen dat de argumentatie-structuur per <strong>in</strong>dividu een<br />

stapsgewijze, irreversibele progressie door vijf stadia doorloopt. Daarbij zijn er<br />

weliswaar verschillen tussen <strong>in</strong>dividuen <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gssnelheid, en bereikt<br />

niet ieder <strong>in</strong>dividu <strong>het</strong> e<strong>in</strong>dpunt, maar de ontwikkel<strong>in</strong>gsroute is <strong>voor</strong> een ieder<br />

dezelfde. De stadia zijn beschreven <strong>in</strong> bijlage 3. Een aanvankelijk gepostuleerd<br />

stadium 6 is naderhand onderkend als een gei'dealiseerd e<strong>in</strong>dpunt; empirische<br />

evidentie er<strong>voor</strong> ontbreekt. Het meeste empirisch materiaal heeft betrekk<strong>in</strong>g<br />

op de stadia 1-4 95. Op basis van antwoorden van Nederlandse scholieren en<br />

studenten (middelbare school en universiteit, 14-24 jaar) hebben Boom en<br />

Molenaar aangetoond dat ook waarder<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> morele argumentaties van<br />

een verschillend ontwikkel<strong>in</strong>gsniveau aan <strong>het</strong> Kohlberg-model beantwoorden 96.<br />

Op basis van Kohlbergs gegevens uit Amerikaans onderzoek zijn de meeste<br />

tienjarigen nog <strong>in</strong> stadium 1 of 2, die beide gekenmerkt worden door een orien-<br />

tatie op <strong>het</strong> eigen belang. Vanaf deze leeftijd beg<strong>in</strong>t een verander<strong>in</strong>g <strong>in</strong> te<br />

zetten, zodat tussen de 16 en de 20 jaar de meesten stadium 3 bereiken, dat<br />

gekenmerkt is door een orientatie op <strong>het</strong> nakomen van rolgebonden verwach-<br />

95] Voor een overzicht vanuit de Kohlberg-school: Colby e.a., 1983.<br />

96] Boom en Molenaar, 1988.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


t<strong>in</strong>gen van de groep waartoe men behoort. Rond <strong>het</strong> tw<strong>in</strong>tigste levensjaar<br />

ontstaat duidelijk een orientatie op de samenlev<strong>in</strong>g als systeem; een orientatie<br />

die <strong>voor</strong> ongeveer de helft van de mensen resulteert <strong>in</strong> <strong>het</strong> bereiken van<br />

stadium 4 rond 35 jaar. De overgang naar stadium 5 beg<strong>in</strong>t gemaakt te worden<br />

door sommigen aan <strong>het</strong> beg<strong>in</strong> van de volwassenheid (<strong>in</strong> Kohlbergs data niet<br />

<strong>voor</strong> <strong>het</strong> 23e levensjaar), maar <strong>het</strong> percentage mensen dat stadium 5 bereikt<br />

schommelt toch telkens slechts rond de 15%; ook op 36-jarige leeftijd.<br />

Het lijkt of de morele ontwikkel<strong>in</strong>g uit slechts grote sprongen bestaat. Toch is<br />

er ook tussen twee stadium-overgangen ontwikkel<strong>in</strong>g. Deze bestaat hieruit dat<br />

oordeelselementen die <strong>in</strong> hun toepasbaarheid op sommige normgebieden nog<br />

achtergebleven zijn, op <strong>het</strong> niveau van <strong>het</strong> vorige stadium 'bij-trekken', zodat<br />

de denkorganisatie die een stadium typeert hechter wordt. Een stadium-over-<br />

gang wordt uitgelokt juist doordat <strong>het</strong> denken <strong>in</strong>tern <strong>in</strong>consistent is geworden,<br />

doordat sommige elementen op een hoger ontwikkel<strong>in</strong>gsniveau zijn gekomen.<br />

Dit kan <strong>het</strong> gevolg zijn van<strong>in</strong>tense discussies met anderen, waar<strong>in</strong> oploss<strong>in</strong>gen<br />

op een hoger niveau <strong>voor</strong> bepaalde dilemma's zijn (uitlgevonden.<br />

Gilligan heeft er op gewezen dat Kohlberg <strong>in</strong> zijn systeem van vragen erg sterk<br />

de nadruk legt op 'rechtvaardigheid' en 'gelijke rechten <strong>voor</strong> een ieder' '7. Zij<br />

stelt, op basis van argumentaties verkregen <strong>in</strong> niet-hypot<strong>het</strong>ische dilemma's<br />

zoals we1 of geen abortus ", dat vaak de morele argumentaties, speciaal van<br />

vrouwen, zich orienteren op de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g tussen mensen en de zorg <strong>voor</strong> <strong>in</strong>stand-<br />

houd<strong>in</strong>g van deze b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen: kortom een zorg-orientatie. Er is nog slechts<br />

we<strong>in</strong>ig empirisch materiaal beschikbaar om de Gilligan-claims te beoordelen.<br />

Het lijkt er op dat, als Gilligan gelijk heeft, er naast de Kohlberg-stadia 4 en 5,<br />

nog andere zorggeorienteerde denk-orientaties moeten zijn ".<br />

Kohlberg heeft <strong>in</strong> een reactie op Gilligans these geprobeerd de ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

<strong>het</strong> verantwoordelijkheidsdenken te beschrijven als een normdome<strong>in</strong> b<strong>in</strong>nen<br />

zijn theorie loo. Ook Nunner-W<strong>in</strong>kler ziet Gilligans ethiek van zorg als niet<br />

<strong>in</strong>compatibel met Kohlbergs systeem lo'. Kohlberg zou de nadruk leggen op <strong>het</strong><br />

redeneren over <strong>het</strong> verplicht<strong>in</strong>gskarakter van zogenoemde omissienormen<br />

(niet liegen, niet stelen enz.), terwijl Gilligan de nadruk legt op <strong>het</strong> redeneren<br />

over <strong>het</strong> verplicht<strong>in</strong>gskarakter van commissienormen (help anderen <strong>in</strong> nood).<br />

Rrwijl de omissienormen nogal precies zijn, worden de commissienormen<br />

gekenmerkt door hun open-e<strong>in</strong>d karakter, <strong>het</strong> zijn slechts richtlijnen <strong>voor</strong><br />

gedrag. Cantor en Parton hebben onderzocht of twaalf- tot veertienjarigen <strong>in</strong><br />

dilemma's, waar<strong>in</strong> beide soorten normen (commissie en omissie) venverkt<br />

waren, een sekseverschil <strong>in</strong> responses lieten zien; dit bleek niet <strong>het</strong> geval lo2.<br />

Op basis van <strong>het</strong> beschikbare empirisch materiaal lijkt Gilligans claim dat er<br />

twee 'soorten' moraliteit zouden bestaan steun te v<strong>in</strong>den: er is echter geen<br />

enkele steun <strong>voor</strong> haar stell<strong>in</strong>g dat de soort moraliteit seksegebonden is.<br />

Kohlbergs theorie heeft nog eens de aandacht gevestigd op <strong>het</strong> bestaan van<br />

segrnenter<strong>in</strong>gen b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> denken van een <strong>in</strong>dividu. De normdome<strong>in</strong>en, zoals<br />

'de waarde van <strong>het</strong> leven' of 'autoriteit' of 'de wet', kunnen b<strong>in</strong>nen een <strong>in</strong>dividu<br />

verschillend ver ontwikkeld zijn. Echter <strong>het</strong> idee van een 'stadium' verbiedt a1<br />

te grote verschillen: de ervaren <strong>in</strong>consistenties vormen de motor <strong>voor</strong> verande-<br />

r<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> achtergebleven normdome<strong>in</strong>.<br />

"1 Gilligan 1977 en 1982; Gilligan en Attanucci. 1988.<br />

98] Gilligan en Belenky, 1980.<br />

"1 Gezien de politieke nadruk op rnantelzorg <strong>voor</strong> ouderen. die <strong>in</strong> onze cultuur tot nu toe veelal op de oudste dochter neerkwam.<br />

is <strong>het</strong> ontbreken van Nederlands onderzoek naar de ontwikkel<strong>in</strong>g van dit zorg- of verantwoordelijkheid-<strong>voor</strong>-anderen-denken<br />

schrijnend.<br />

IW] Zie Higg<strong>in</strong>s e.a.. 1984.<br />

10'] Nunner-W<strong>in</strong>kler, 1984.<br />

'02] Cantor en Parton, 1989.<br />

180 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGER~NGSBELEID<br />

-


'03] Kay. 1983.<br />

De belangrijkste ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de periode van adolescentie en jongvolwas-<br />

senheid is <strong>het</strong> verwerven van een visie op de samenlev<strong>in</strong>g als een systeem dat<br />

door normatieve regels overe<strong>in</strong>d wordt gehouden. Participatie van jongeren <strong>in</strong><br />

posities waar<strong>in</strong> zij dit systeemperspectief kunnen beleven, faciliteert <strong>het</strong><br />

verwerven van stadium 4-denken. Hiertoe behoren a1 die activiteiten waar<strong>in</strong><br />

jongeren bewust deelnemen aan besliss<strong>in</strong>gen over <strong>het</strong> welzijn van anderen. Dit<br />

kan gebeuren <strong>in</strong> bestuursfuncties <strong>in</strong> verenig<strong>in</strong>gen of clubs, <strong>in</strong> werkoverleg,<br />

medezeggenschapsorganen <strong>in</strong> <strong>het</strong> onderwijs of bedrijf, en <strong>in</strong> discussies ten aan-<br />

zien van de vorm<strong>in</strong>g van een eigen gez<strong>in</strong>. Moreel-cognitieve conflicten met<br />

anderen (en dit is niet identiek met 'ruzies') starten, b<strong>in</strong>nen Kohlbergs denk-<br />

kader, de motor van de ontwikkel<strong>in</strong>g.<br />

5.3 lnstitutionele kaders als hulpbronnen <strong>voor</strong> morele ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

De eerste twee decennia van de menselijke levensloop zijn sterk gei'nstitutiona-<br />

liseerd. Dit resulteert onder andere <strong>in</strong> een grote reeks van leeftijd- en sekse-<br />

gebonden normatieve gedragsverwacht<strong>in</strong>gen. Naast een <strong>in</strong>perk<strong>in</strong>g van mense-<br />

lijke ontwikkel<strong>in</strong>gsmogelijkheden verschaffen de <strong>in</strong>stitutionele kaders ook<br />

'voedsel' aan de ontwikkel<strong>in</strong>g. De vraag is van welke aard dit 'voedsel' is, en of<br />

er op de momenten dat een bepaalde 'voedse1'-samenstell<strong>in</strong>g nodiglgewenst is,<br />

deze ook beschikbaar is. Ik breng <strong>in</strong> her<strong>in</strong>ner<strong>in</strong>g dat de <strong>in</strong> sectie 2 beschreven<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gen alle erop wijzen, dat <strong>het</strong> jonge <strong>in</strong>dividu normen en normatieve<br />

constructen uit zijn sociale omgev<strong>in</strong>g actief reconstrueert op basis van waar-<br />

genomenpatronen van sancties edof co-variaties van gedrag van anderen met<br />

<strong>het</strong> eigen gedrag.<br />

5.3.1 lnteracties tussen opvoeder en k<strong>in</strong>d als hulpbron<br />

lo'] Janssens e.a.. 1986<br />

Morele ontwikkel<strong>in</strong>g veronderstelt dat een <strong>in</strong>dividu zichzelf als een persoon<br />

kan zien; dat wil zeggen als iemand die <strong>in</strong>tenties heeft, en die ter verant-<br />

woord<strong>in</strong>g geroepen kan worden <strong>voor</strong> zijn daden. In de westers-urbane cultuur<br />

worden baby's a1 vrij kort na de geboorte door de ouders behandeld alsof ze de<br />

persoonskwaliteit '<strong>in</strong>tentie' bezitten '03. Dit leidt ertoe dat a1 op driejarige leef-<br />

tijd een idee van een 'zelf bestaat dat <strong>in</strong> verband gebracht kan worden met <strong>het</strong><br />

al-dan-niet voldoen aan gedragsstandaarden, zoals bij<strong>voor</strong>beeld blijkt uit de<br />

morele emoties trots en schaamte <strong>in</strong> eenvoudige prestatiesituaties. Boven-<br />

bedoelde behandel<strong>in</strong>g van baby's en jonge k<strong>in</strong>deren, alsof ze bepaalde eigen-<br />

schappen bezitten, faciliteert via een proces van 'self-fulfill<strong>in</strong>g prophecy' juist<br />

<strong>het</strong> ontstaan van die eigenschappen. Dergelijke consensueel valide 'nai'eve<br />

theorieen' over ontwikkel<strong>in</strong>g en opvoed<strong>in</strong>g zijn een belangrijke maatschap-<br />

pelijke hulpbron die nog (te) we<strong>in</strong>ig onderzocht wordt.<br />

Het <strong>voor</strong>komen van situaties waar<strong>in</strong> k<strong>in</strong>deren langdurig edof ernstig mis-<br />

bruikt worden kan de idee dat men een persoon is aantasten. De sociale <strong>in</strong>terac-<br />

ties <strong>in</strong> onze cultuur zijn echter zodanig <strong>in</strong>gericht dat alle k<strong>in</strong>deren vroeger of<br />

later <strong>het</strong> persoonsidee ontwikkelen.<br />

Opuoeder-k<strong>in</strong>d-<strong>in</strong>teracties zijn veelal ook discipl<strong>in</strong>aire <strong>in</strong>teracties. Onze<br />

verzorg<strong>in</strong>gsarrangementen <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren impliceren <strong>in</strong>teracties tussen<br />

machtsongelijken lo4. De verzorgers zijn bij uitstek degenen die een norm<br />

'zichtbaar' (kunnen) maken via de effectuer<strong>in</strong>g van sancties enlof verbaliser<strong>in</strong>g<br />

van de betreffende morele regel, eventueel aangevuld met argumenten<br />

waarom <strong>het</strong> belangrijk is om de betreffende regel na te leven. Opvoeders<br />

verschillen van elkaar <strong>in</strong> de opvoed<strong>in</strong>gsstijlen die zij gebruiken. Deze stijlen<br />

blijken gerelateerd te zijn aan (ontwikkel<strong>in</strong>gs-)verschillen tussen k<strong>in</strong>deren<br />

met betrekk<strong>in</strong>g tot allerlei morele competenties.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


Het is echter belangrijk om te constateren dat <strong>het</strong> morele apparaat, zoals<br />

beschreven <strong>voor</strong> modale twaalfjarigen, <strong>in</strong> elk geval op zestienjarige leeftijd bij<br />

de meeste k<strong>in</strong>deren aanwezig lijkt te zijn lo5. Een eventuele slechte kwaliteit<br />

van de opvoeder-k<strong>in</strong>d-<strong>in</strong>teracties is dus geen belemmer<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> <strong>het</strong> ontwik-<br />

kelen van een basismoraliteit, enlof ontbrekende leermomenten <strong>in</strong> de ene<br />

opvoeder-k<strong>in</strong>drelatie worden gecompenseerd door leermomenten <strong>in</strong> andere<br />

opvoeder-k<strong>in</strong>drelaties.<br />

Remmend op allerlei aspecten van morele ontwikkel<strong>in</strong>g is een opvoed<strong>in</strong>gsstijl<br />

waar<strong>in</strong> uitsluitend machtsverschillen worden benadrukt (de zgn. autoritaire<br />

stijl); niet-bevorderlijk is <strong>het</strong> 'laisser-faire' '06. Bevorderlijk is zowel een autori-<br />

tatieve stijl lo7 als een <strong>in</strong>ductieve opvoed<strong>in</strong>gsstijl lo'. Beide stijlen worden<br />

gekenmerkt door: a) een duidelijk signaal aan <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d dat een norm of gens<br />

overschreden is; en b) een uitleg over waarom er iets mis is en wat er eventueel<br />

ter reparatie gedaan kan worden. De <strong>in</strong> Amerikaans onderzoek vaak opdui-<br />

kende stijl 'straffen door onthoud<strong>in</strong>g van liefde' komt blijkens onderzoek <strong>in</strong><br />

Nederland nauwelijks <strong>voor</strong> log.<br />

Er zijn tot nu toe geen aanwijz<strong>in</strong>gen dat speciaal de <strong>in</strong>teracties tussen opvoeder<br />

en k<strong>in</strong>d b<strong>in</strong>nen de gez<strong>in</strong>scontext van essentieel belang zijn <strong>voor</strong> de morele ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>g. Dit, niettegenstaande <strong>het</strong> feit dat op dit moment deze <strong>in</strong>teracties<br />

b<strong>in</strong>nen enigerlei gez<strong>in</strong>svorm gerealiseerd worden.<br />

Het is belangrijk <strong>in</strong> de discipl<strong>in</strong>aire <strong>in</strong>teracties tussen volwassenen en k<strong>in</strong>de-<br />

ren dat de volwassenen duidelijk en consistent zijn <strong>in</strong> hun reactie op een norm-<br />

overtred<strong>in</strong>g; dat hun sanctionerend gedrag niet zodanig heftige emoties<br />

oproept bij <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d dat <strong>het</strong> de aandacht niet meer kan richten op <strong>het</strong> verband<br />

tussen zijn handel<strong>in</strong>g en de sanctie; en dat, als <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d tot ander gedrag<br />

gedwongen wordt, de aangewende middelen slechts net voldoende mogen zijn<br />

om <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d 'over de streep te krijgen'. Dit laatste om temaximaliseren dat <strong>het</strong><br />

k<strong>in</strong>d de reden van <strong>het</strong> nieuwe gedrag aan zichzelf zal toeschrijven <strong>in</strong> plaats van<br />

aan de momentane dwangrniddelen "O.<br />

5.3.2 lnteracties met ontwikkel<strong>in</strong>gsgelijken als hulpbron<br />

Peers of k<strong>in</strong>deren die nagenoeg <strong>het</strong>zelfde ontwikkel<strong>in</strong>gsniveau hebben zijn<br />

belangrijk als partners <strong>in</strong> een machtsvrije communicatie. Het is gebleken dat<br />

k<strong>in</strong>deEen van vijf jaar a1 zeer actief kunnen zijn bij <strong>het</strong> v<strong>in</strong>den van oploss<strong>in</strong>gen<br />

<strong>voor</strong> <strong>in</strong>terpersoonlijke problemen "I. Het lijkt erop dat <strong>in</strong> groepsdiscussies op<br />

<strong>het</strong> <strong>in</strong>termentale vlak oploss<strong>in</strong>gen geconstrueerd kunnen worden die <strong>het</strong><br />

momentane ontwikkel<strong>in</strong>gsniveau van elk der participanten te boven gaan, en<br />

die daarna geheel of gedeeltelijk gei'ntegreerd worden <strong>in</strong> de <strong>in</strong>dividuele<br />

denkstructuren 'I2.<br />

Verder vergroten discussies tussen k<strong>in</strong>deren die slechts we<strong>in</strong>ig verschillen <strong>in</strong><br />

ontwikkel<strong>in</strong>gsniveau, de kans dat <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d op <strong>het</strong> lagere niveau een zogen-<br />

noemd cognitief conflict ervaart. Maar ook wordt de kans groter dat <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d<br />

op <strong>het</strong> hogere niveau, <strong>het</strong> conflict observerend, een oploss<strong>in</strong>g ziet die <strong>het</strong> net<br />

kan begrijpen en zelf kan proberen. Een voonvaarde <strong>voor</strong> de relevantie van <strong>het</strong><br />

bovenstaande <strong>voor</strong> morele ontwikkel<strong>in</strong>g is natuurlijk dat de discussies over<br />

normatieve kwesties gaan. In school kan daar<strong>voor</strong> expliciet door de leerkracht<br />

gezorgd worden, eventueel ondersteund door speciaal didactisch materiaal.<br />

Een context waarb<strong>in</strong>nen morele discussies frequent <strong>voor</strong>komen is vriend-<br />

'OS] Ook hier geldt: precieze gegevens ontbreken.<br />

Io6] Voor een overzicht. zie Maccoby en Mart<strong>in</strong>. 1983.<br />

""] Baumr<strong>in</strong>d. 1971.<br />

Hoffman. 1970; Gerris en Janssens. 1984.<br />

Io9] Janssens e.a.. 1986.<br />

"O] Lepper. 1983; Gerris. 1989.<br />

"'1 Miller. 1980.<br />

"'] Miller. 1986.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


schap. Hartup rapporteert dat vrienden meer conflicten met elkaar hebben<br />

dan met niet-vrienden 'I3. Veel van deze conflicten gaan over de normen van<br />

<strong>het</strong> systeem vriendschap zelf: dit is typisch <strong>voor</strong> 'ruzie'. Omdat je je vriend niet<br />

wil verliezen, is er een grote druk om een conflict bevredigend <strong>voor</strong> de betrok-<br />

kenen op te lossen. De vaardigheden om vriendschap te maken en te onderhou-<br />

den, vormen dan ook een belangrijk gereedschap 'I4. De vriendschappen zelf<br />

zijn een belangrijke hulpbron <strong>voor</strong> de morele ontwikkel<strong>in</strong>g. Nu doen de relatief<br />

hoge percentages k<strong>in</strong>deren en adolescenten die eenzaamheidservar<strong>in</strong>gen<br />

rapporteren, vermoeden dat hier <strong>in</strong> elk geval een subjectief tekort aan deze<br />

hulpbron wordt ervaren lE.<br />

5.3.3 Schol<strong>in</strong>g als hulpbron <strong>voor</strong> morele ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

De school valt <strong>in</strong> de eerste plaats op als <strong>in</strong>stitutie waar ontwikkel<strong>in</strong>gsgelijken<br />

<strong>in</strong> jaargroepen bij elkaar worden gebracht. Hierdoor worden processen als<br />

beschreven <strong>in</strong> 5.3.2 gefaciliteerd. Bovendien realiseert de school herhaalde<br />

confrontaties van de leerl<strong>in</strong>g met <strong>het</strong> normatieve systeem prestatie-moraliteit<br />

(sectie 5.2.2.) en met de normen van 'burgerschap'. De volwassen 'burger' weet<br />

dat verschillende maatschappelijke <strong>in</strong>stituties of waardesystemen conflicte-<br />

rende eisen kunnen stellen aan <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu, en hij heeft denkstrategieen<br />

ontwikkeld om, <strong>in</strong> situaties waar<strong>in</strong> zich zo'n tegenstrijdigheid <strong>voor</strong>doet, te<br />

kunnen kiezen 'I6. Dit is ten naaste bij wat door Kohlbergs moreel oordeel<br />

gedekt wordt. Empirisch is herhaaldelijk een hoge relatie gevonden tussen <strong>het</strong><br />

aantal jaren (<strong>voor</strong>tgezet) onderwijs en <strong>het</strong> moreel oordeelsniveau sensu Kohl-<br />

berg 'I7. Het is nog onbekend via welke processen deze relatie tot stand komt.<br />

In Nederland zijn recent pog<strong>in</strong>gen ondernomen om vak<strong>in</strong>houdelijke leerstof te<br />

'personaliseren' 'I8. Er is een <strong>in</strong>terventie-strategie ontworpen en gei'mplemen-<br />

teerd <strong>in</strong> de bovenbouw van <strong>het</strong> basisonderwijs, die tot doe1 heeft waarder<strong>in</strong>gen<br />

van leerl<strong>in</strong>gen te verb<strong>in</strong>den met vak<strong>in</strong>houden. Verondersteld werd dat dit<br />

onder andere <strong>het</strong> moreel oordeelsniveau sensu Kohlberg zou verhogen.<br />

Empirisch is dit met de huidige strategie niet aantoonbaar gebleken. Gezien de<br />

overige resultaten is <strong>het</strong> niet uitgesloten dat <strong>in</strong>terventie-strategieen met een<br />

veranderde leerkrachtrol we1 succes kunnen hebben 'I9.<br />

De school stimuleert vaak de deelname van leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> verenig<strong>in</strong>gen waar op<br />

een rationeel-democratische wijze macht dient te worden uitgeoefend. Soms<br />

vormen de leerl<strong>in</strong>gen <strong>het</strong> bestuur en komen <strong>in</strong> de positie van regelgever, naast<br />

die van regelvolger. Verder organiseert de school vaak contexten waar<strong>in</strong> een<br />

andere moraliteit heerst dan door de leraren gewoonlijk wordt opgehouden.<br />

Bedoeld zijn onder andere sportwedstrijden. Volgens Bredemeier en Shields is<br />

sportbeoefen<strong>in</strong>g, <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> wedstrijdkader, gekenmerkt door een tijdelijke<br />

opheff<strong>in</strong>g van de verplicht<strong>in</strong>g om met de behoeften en verlangens van alle<br />

betrokkenen reken<strong>in</strong>g te houden lZ0. Personen zijn gereduceerd tot speel-<br />

d<strong>in</strong>gen. Besliss<strong>in</strong>gsmacht is <strong>voor</strong> een groot deel gelegd bij de scheidsrechter en<br />

de coaches; en de competitie impliceert dat iedere partij uit is op de maximalise-<br />

r<strong>in</strong>g van eigen <strong>voor</strong>deel. Uit hun onderzoeken blijkt dat mannelijke jeugdigen<br />

meer egocentrisch argumenteerden over sportdilemma's l2' dan over dilem-<br />

ma's uit <strong>het</strong> gewone leven. Participatie <strong>in</strong> dit soort contexten <strong>in</strong>strueert jeugdi-<br />

gen om hun maximaal niveau van moreel functioneren niet altijd <strong>in</strong> te zetten.<br />

Il3] Hartup, 1983.<br />

"'1 Asher en Renshaw, 1981; Goudena. 1989.<br />

"5] Tussen de 10 en 20%; Heymans, 1988.<br />

'I6] Bij<strong>voor</strong>beeld moet een brandweerman bij een grote ramp <strong>in</strong> zijn stad bij zijn bedreigde gez<strong>in</strong> blijven of naar zijn <strong>voor</strong> die situatie<br />

<strong>voor</strong>ziene post gaan?.<br />

"'1 Zie bij<strong>voor</strong>beeld: Colby e.a.. 1983.<br />

Il8] Brugman. 1988.<br />

119 ] Zie Brugman, 1988.<br />

'"1 Bredemeier en Shields. 1986 a,b.<br />

'''1 Moet je de aanwijz<strong>in</strong>g van je coach opvolgen om een tegenstander te beschadigen bij een belangrijke wedstrijd?<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


De vraag is of sommigen die veel tijd doorbrengen <strong>in</strong> een sportcontext, bij<strong>voor</strong>-<br />

beeld als een fanatieke fan van een club, we1 leren of er andere morele contex-<br />

ten dan sport zijn. Sportverdwaz<strong>in</strong>g is een door de media-<strong>in</strong>dustrie onder-<br />

steund virus dat veel jeugdigen <strong>in</strong> zijn ban houdt. Was vroeger de spatio-tempo-<br />

rele afscheid<strong>in</strong>g van de sportcontext mede ondersteund door differentiele<br />

kled<strong>in</strong>g, er lijkt nu op dat punt een vloeiende overgang te bestaan. Het boven-<br />

staande is een <strong>voor</strong>beeld van morele segmenter<strong>in</strong>g. Meer onderzoek naar deze<br />

morele eco-systemen lijkt nodig. Het is bij<strong>voor</strong>beeld niet uit te sluiten dat<br />

'uitgaan' (naar de disco of de kroeg) een dergelijke context met een aparte<br />

moraliteit is (geworden).<br />

In <strong>het</strong> 'volwassen' leven bestaan dergelijke morele eilanden waarschijnlijk<br />

ook. Er is een aparte 'fiscale moraliteit', wellicht ook een aparte 'verkeers-<br />

moraliteit', een moraliteit van de werkplek en een moraliteit van affectieve<br />

relaties 'thuis'. De vraag is of vroegere ervar<strong>in</strong>gen met morele segmenter<strong>in</strong>g<br />

<strong>het</strong> ontstaan en <strong>in</strong> stand houden van deze aparte moraliteiten begunstigt.<br />

We weten <strong>het</strong> bog) niet.<br />

5.3.4 Participatie <strong>in</strong> de arbeidswereld<br />

'22] Goodnow, 1988.<br />

'I3] Zelizer, 1985.<br />

"'1 Goodnow, 1988.<br />

Volgens Goodnow '22 is werk (door k<strong>in</strong>deren) een activiteit die <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g<br />

uitlokt, door de meeste andere mensen als nuttig wordt gezien, en die gewoon-<br />

lijk relaties met andere mensen impliceert, vaak <strong>in</strong> de vorm dat hun doelen de<br />

<strong>voor</strong>tgang bepalen of dat hun medewerk<strong>in</strong>g nodig is om eigen doelen te berei-<br />

ken. Uit Goodnows overzicht blijkt dat k<strong>in</strong>deren a1 zeerjong betrokken zijn bij<br />

werk thuis, bij<strong>voor</strong>beeld <strong>in</strong> de vorm van opruimen wat men gebruikt heeft. Ten<br />

aanzien van werken door k<strong>in</strong>deren wordt een ambivalente houd<strong>in</strong>g aangeno-<br />

men. Zoals Zelizer <strong>voor</strong> de Noordamerikaanse samenlev<strong>in</strong>g heeft laten zien,<br />

zijn er drie uiteenlopende visies op werk door k<strong>in</strong>deren 123. Enerzijds <strong>het</strong> idee<br />

dat k<strong>in</strong>deren een economisch nuttige bijdrage kunnen leveren aan <strong>het</strong> huis-<br />

houden waar ze leven, anderzijds <strong>het</strong> sentimentele idee dat k<strong>in</strong>deren een kost-<br />

baar en heilig goed vormen dat door ruw werk gemakkelijk (onherstelbaar)<br />

beschadigd kan raken. Een verzoenend <strong>voor</strong>stel was dan ook om k<strong>in</strong>deren<br />

slechts die taken te laten doen die goed waren <strong>voor</strong> hun ontwikkel<strong>in</strong>g. Speciaal<br />

een 'verantwoordelijkheidsbesef zou door geeigend werk bijgebracht kunnen<br />

worden. Recente gegevens uit de Verenigde Staten laten zien dat dit nog steeds<br />

een belangrijke motiver<strong>in</strong>g van ouders is <strong>voor</strong> werkzaamheden die ze hun<br />

k<strong>in</strong>deren laten doen. Ik denk dat dit <strong>in</strong> Nederland niet anders is. Merkwaardi-<br />

gerwijze is deze hypothese niet echt empirisch getoetst. Aan <strong>het</strong> overzicht van<br />

Goodnow zijn een aantal argumenten te ontlenen waarom werk van k<strong>in</strong>deren<br />

b<strong>in</strong>nen de gez<strong>in</strong>shuishoud<strong>in</strong>g een hulpbron is <strong>voor</strong> de morele ontwikkel<strong>in</strong>g 124.<br />

Ten eerste is er b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> huidige huishouden een verdel<strong>in</strong>gsprobleem: hoe<br />

moeten de klussen eerlijk over de gez<strong>in</strong>sleden verdeeld worden? Naar vaardig-<br />

heden, eventueel gemodereerd door de leeftijdsgebonden sekserol, of naar<br />

behoefte van de 'leid<strong>in</strong>g'? Participeert <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d <strong>in</strong> klussen, en ook Nederlandse<br />

k<strong>in</strong>deren doen dit, dan ervaart <strong>het</strong> aan den lijve de als 'onrechtvaardig' beoor-<br />

deelde distributie. Bovendien ligt <strong>het</strong> <strong>voor</strong> de hand dat k<strong>in</strong>deren gaan<br />

nadenken over hoe de opbrengst van <strong>het</strong> werk 'eerlijk' verdeeld moet worden.<br />

Kwesties met betrekk<strong>in</strong>g tot gehoorzaamheid aan degene die de e<strong>in</strong>ddoelen<br />

van <strong>het</strong> werkvastgesteld heeft, krijgen concrete <strong>in</strong>houd; k<strong>in</strong>deren hebben de<br />

gelegenheid de normatieve <strong>in</strong>houden van diverse soorten relaties met anderen<br />

te ontdekken.<br />

Bovendien gaat, vroeger of later, geld een rol spelen bij <strong>het</strong> denken van k<strong>in</strong>de-<br />

ren over een eerlijk deel van de opbrengst van arbeid thuis; op zijn laatst als <strong>het</strong><br />

k<strong>in</strong>d ook buitenhuis <strong>voor</strong> anderen betaalde klusjes doet. Nu is 'geld' niet een<br />

184 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERlNGSBELElD


'15] Zelizer. 1989.<br />

homogeen iets, zoals Zelizer heeft aangetoond lZ5. Er zijn diverse soorten geld,<br />

die elk gekenmerkt worden door de sociale beperk<strong>in</strong>gen of normen waaraan de<br />

omgang met dat geld onderhevig is. Het bankbiljet dat <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d van oma kreeg<br />

met zijn verjaardag, is aan andere regels gebonden dan eenzelfde hoeveelheid<br />

geld dat bij<strong>voor</strong>beeld is verdiend met aardbeien plukken. De vraag om betal<strong>in</strong>g<br />

<strong>voor</strong> een verrichte huishoudelijke klus van een k<strong>in</strong>d, zal door menige ouder<br />

met verontwaardig<strong>in</strong>g ter kennis worden genomen. Via de participatie <strong>in</strong> werk<br />

leert <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d <strong>het</strong> normatieve systeem 'geld' kennen. Ervar<strong>in</strong>g met geld facili-<br />

teert ook de getalsmatige representatie van opbrengsten. Onder andere uit<br />

onderzoeken van Grzelak blijkt dat <strong>voor</strong> studenten 'gelijkheid' als beg<strong>in</strong>sel van<br />

distributieve rechtvaardigheid dun opduikt als de opbrengsten <strong>in</strong> getallen zijn<br />

weergegeven, en niet als die met woorden zijn beschreven lZ6. Het ligt nu <strong>voor</strong><br />

de hand te veronderstellen dat een differentiele ervar<strong>in</strong>g met geld consequen-<br />

ties heeft <strong>voor</strong> de rechtvaardigheidsregel die een k<strong>in</strong>d geneigd is te gebruiken.<br />

Hoe plausibel bovenstaande analyse mag kl<strong>in</strong>ken, empirisch onderzoek naar<br />

de effecten van participatie <strong>in</strong> werk en de omgang met geld op de morele ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>g ontbreekt, ook <strong>in</strong> Nederland. Desalniettem<strong>in</strong> betreft <strong>het</strong> hier een<br />

makkelijk stuurbare hulpbron.<br />

5.3.5 Televisie kijken<br />

Tkaditioneel staat de opvatt<strong>in</strong>g dat '<strong>het</strong> kijken naar de televisie de zedenverwil-<br />

der<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de hand werkt' naast en tegenover de opvatt<strong>in</strong>g dat de 'televisie zo'n<br />

belangrijk pedagogisch <strong>in</strong>strument kan zijn om mensen een bredere kijk op<br />

allerlei zaken te geven'. Ook <strong>het</strong> empirisch onderzoek heeft van beide opvatt<strong>in</strong>-<br />

gen zijn hypothesen afgeleid. Empirisch gezien iser geen twijfel dat via <strong>het</strong><br />

medium televisie k<strong>in</strong>deren en jongeren nieuw (en eventueel ongewenst)<br />

gedrag kunnen leren ? Onderzoek is echter zeer schaars als <strong>het</strong> gaat om de<br />

effecten van televisie kijken <strong>in</strong> de 'natuurlijke' situatie (meestal thuis <strong>in</strong> gezel-<br />

schap van andere k<strong>in</strong>deren edof ouders) op morele oordeelsprocessen. Slechts<br />

gedrag dat door deze laatste processen wordt meebepaald, kan als '(im)moreel<br />

gedrag' gekwalificeerd worden. In een recent Amerikaans onderzoek bij k<strong>in</strong>de-<br />

ren uit middenklasse-gez<strong>in</strong>nen zijn Rosenkoetter en andere onderzoekers lZ8<br />

nagegaan of televisie kijken <strong>in</strong>vloed had op <strong>het</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsniveau aangaan-<br />

de: a) distributieve rechtvaardigheid-oordelen; b) altrui'stisch redeneren; en c)<br />

oordelen over <strong>het</strong> 'waarom' van normconform gedrag. Het bleek dat bij k<strong>in</strong>de-<br />

ren van acht en van tien jaar er geen relatie was tussen <strong>het</strong> aantal uren kijken,<br />

<strong>het</strong> soort programma en ouderlijke beperk<strong>in</strong>gen op <strong>het</strong> kijkgedrag enerzijds en<br />

anderzijds bovengenoemde drie maten van moreel oordelen, als reken<strong>in</strong>g werd<br />

gehouden met leeftijd van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d en sociale klasse. Slechts bij vijfiarigen was<br />

<strong>het</strong> aantal uren kijken zwak gerelateerd aan een vertraagde morele ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>g. Alle k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> dit onderzoek keken gemiddeld 13 uur per week; gemid-<br />

deld 7 uur m<strong>in</strong>der dan de meeste k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> de Verenigde Staten. Voor de<br />

Nederlandse situatie zijn mij geen gegevens bekend naar de <strong>in</strong>vloed van televi-<br />

sie kijken thuis op aspecten van moreel functioneren.<br />

'lbekomstig onderzoek zou zich moeten richten op de processen die televisie<br />

kijken oproept, en op de verspreid<strong>in</strong>g van plaatsvervangende ervar<strong>in</strong>gen<br />

typisch <strong>voor</strong> 'volwassenen' via televisie en video. De recente toegang van k<strong>in</strong>de-<br />

ren boven de zeven jaar tot de video-consumptie van hun ouders (0.a. porno- en<br />

geweldsfilms: de kurk waar elke videotheek op drijft) via <strong>het</strong> gebruik van de<br />

video <strong>in</strong> de 'lege uren' (bijv. 's morgens <strong>voor</strong> <strong>het</strong> naar school gaan) verdient<br />

aandacht.<br />

126 ] Grzelak. 1988, en Poppe e.a., 1989.<br />

12'] Zie <strong>voor</strong> een Nederlands overzicht: Wiegman en Kuttschreuter. 1988<br />

'''1 Rosenkoetter e.a.. 1990.<br />

185 JEUGD IN ONTWlKKELlNG


Recent is <strong>in</strong> de Bondsrepubliek een grote en gedegen studie afgesloten naar <strong>het</strong><br />

effect van de consumptie van video-porno thuis *'. In tegenstell<strong>in</strong>g tot <strong>het</strong> door<br />

de fem<strong>in</strong>isten beweerde bleek video-porno niet tot (de bereidheid tot) meer<br />

geweld tegen vrouwen te leiden. De fysiologisch geregistreerde effecten bleken<br />

bovendien vaak <strong>in</strong> tegenspraak tot een negatief oordeel over de video-vorm en<br />

-<strong>in</strong>houd.<br />

Kortom, de <strong>in</strong>vloed van televisie kijken op de morele ontwikkel<strong>in</strong>g is <strong>voor</strong><br />

Nederland niet gedocumenteerd en lijkt op basis van schaarse buitenlandse<br />

gegevens nauwelijks aanwezig. Eventueel onderzoek hiernaar zou zich dienen<br />

te richten op de vraag onder welke condities televisie kijken we1 zo'n <strong>in</strong>vloed<br />

zou kunnen krijgen.<br />

5.3.6 Omgev<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>vloeden op morele ontwikkel<strong>in</strong>g: een complexe zaak.<br />

ErtellGRP. 1990.<br />

I3O] Scarr en We<strong>in</strong>berg. 1983.<br />

"'1 Scarr en MacCartney, 1983<br />

In <strong>het</strong> bovenstaande is de ontwikkel<strong>in</strong>gsomgev<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> een k<strong>in</strong>d opgroeit<br />

beschreven als een verzamel<strong>in</strong>g hulpbronnen, die <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d <strong>in</strong> meerdere of<br />

m<strong>in</strong>dere mate ter beschikk<strong>in</strong>g staat als <strong>het</strong> de normatieve constructies van de<br />

samenlev<strong>in</strong>g successievelijk reconstrueert. Het is van belang er op te wijzen<br />

dat de laatste jaren <strong>het</strong> besef beg<strong>in</strong>t door te dr<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

psychologie, dat de rol van de 'omgev<strong>in</strong>g' tot nu toe vaak te simpel is opgevat.<br />

Zo'n simpele opvatt<strong>in</strong>g is bij<strong>voor</strong>beeld dat de gez<strong>in</strong>somgev<strong>in</strong>g een cumulatief-<br />

vormende werk<strong>in</strong>g uitoefent op de k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> dat gez<strong>in</strong>. Uit de zogenoemde<br />

'M<strong>in</strong>nesota Adoptie Studies' van Scarr en We<strong>in</strong>berg kwam een paradox naar<br />

voren 130. Naarmate een k<strong>in</strong>d langer <strong>in</strong> een bepaald gez<strong>in</strong> leeft, gaat <strong>het</strong> steeds<br />

m<strong>in</strong>der lijken op de andere k<strong>in</strong>deren die <strong>in</strong> <strong>het</strong>zelfde gez<strong>in</strong> opgroeien; de on-<br />

gelijkenis tussen deze paren k<strong>in</strong>deren wordt steeds beperkt door hun geneti-<br />

sche venvantschap. Voor niet-genetisch venvante adoptie-k<strong>in</strong>deren die 18 jaar<br />

<strong>in</strong> <strong>het</strong>zelfde gez<strong>in</strong> hebben geleefd en op de leeftijd van 2 maanden geadopteerd<br />

waren, bedraagt de gelijkenis <strong>in</strong> allerlei maten van cognitief functioneren op<br />

achttienjarige leeftijd: nul. De effecten van de gedeelde gez<strong>in</strong>somgev<strong>in</strong>g<br />

dragen slechts schijnbaar bij aan de gelijkenis <strong>in</strong> <strong>het</strong> functioneren van k<strong>in</strong>de-<br />

ren uit <strong>het</strong>zelfde gez<strong>in</strong>. Volgens <strong>het</strong> zgn. 'G->07-model van Scam en MacCart-<br />

ney is de ontwikkel<strong>in</strong>gs- en opvoed<strong>in</strong>gsomgev<strong>in</strong>g van een k<strong>in</strong>d bepaald door a)<br />

<strong>het</strong> genotype van beide ouders/opvoeders; b) <strong>het</strong> genotype van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d (dat<br />

afhangt van <strong>het</strong> genotype van zijn biologische ouders); en c) <strong>het</strong> functioneren<br />

van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d zelf (een opvliegend k<strong>in</strong>d creeert zichzelf een andere omgev<strong>in</strong>g<br />

dan en gezeglijk k<strong>in</strong>d) 131. Deze ontwikkel<strong>in</strong>gsomgev<strong>in</strong>g bepaalt de ervar<strong>in</strong>gen<br />

van een k<strong>in</strong>d en daarmee zijn ontwikkel<strong>in</strong>g. Maar, deze omgev<strong>in</strong>g wordt<br />

gestuurd door <strong>het</strong> genotype van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d (b) en van zijn opvoeders (a)! De laat-<br />

ste <strong>in</strong>vloed (a) is <strong>het</strong> sterkst <strong>in</strong> de vroege k<strong>in</strong>derjaren en neemt steeds meer af,<br />

tenvijl <strong>in</strong>vloed (b) steeds meer toeneemt en <strong>in</strong> de adolescentie duidelijk aan-<br />

wezig is. Daar neemt (b) de vorm aan van <strong>het</strong> proces van 'nis-vorm<strong>in</strong>g'; dat wil<br />

zeggen <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d kiest steeds meer die omgev<strong>in</strong>gen uit die beter passen bij zijn<br />

genotype. Dit proces is te zien <strong>in</strong> de keuze van hobby's, vriendschappen, situa-<br />

ties van spann<strong>in</strong>g of veiligheid, beroepskeuze, partnerkeuze enzo<strong>voor</strong>t.<br />

Het bovenstaande impliceert dat alle studies waar<strong>in</strong> gedrag<strong>in</strong>gen van de<br />

ouders (zoals hun <strong>in</strong>teractiestijl met hun k<strong>in</strong>deren) gerelateerd zijn aan<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gsniveaus van hun k<strong>in</strong>deren (bijv. ten aanzien van moreel functio-<br />

neren), geen bewijs kunnen zijn dat dat oudergedrag effectief is bij <strong>het</strong> bewerk-<br />

stelligen van die ontwikkel<strong>in</strong>gsresultaten. Immers <strong>het</strong> oudergedrag komt<br />

volgens <strong>het</strong> G->O model <strong>voor</strong>t uit <strong>het</strong> genotype van de ouders, dat weer<br />

verwant is met <strong>het</strong> genotype van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d, en beide zijn weer bepalend <strong>voor</strong> de<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gsomgev<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d. Merk op dat niet gesteld wordt dat de<br />

186 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


omgev<strong>in</strong>g geen <strong>in</strong>vloed heeft. Bovenstaande processen van genetisch geme-<br />

dieerde omgev<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>vloeden zijn uitvoerig bestudeerd, de laatste tien jaar, op<br />

<strong>het</strong> gebied van cognitief functioneren en allerlei persoonlijkheidsvariabelen.<br />

Bij mijn weten bestaan er nog geen studies ten aanzien van moreel functio-<br />

neren. Deze lijken mij van belang om de werk<strong>in</strong>g van de opvoed<strong>in</strong>gsomgev<strong>in</strong>g<br />

op de morele ontwikkel<strong>in</strong>g te kunnen begrijpen. En dat is weer van belang om<br />

verantwoorde programma's ter optimaliser<strong>in</strong>g van de morele ontwikkel<strong>in</strong>g te<br />

kunnen maken. Het genotype is buiten ons bereik, <strong>in</strong>terventies moeten de<br />

omgev<strong>in</strong>g als aangrijp<strong>in</strong>gspunt nemen.<br />

Bovenstaande <strong>in</strong>zichten worden niet gemakkelijk gerecipieerd door <strong>het</strong> grote<br />

publiek en de politici. Het feitenmateriaal heeft zich echter dermate opgehoopt<br />

dat genetische stur<strong>in</strong>g van ervar<strong>in</strong>gen die relevant zijn <strong>voor</strong> de morele ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>g plausibel geacht moet worden. Onderzoek is dr<strong>in</strong>gend gewenst, mede om<br />

een nalef optimisme over de <strong>in</strong>vloed van <strong>het</strong> opvoed<strong>in</strong>gsmilieu te corrigeren.<br />

5.3.7 De normatieve <strong>in</strong>houd van een <strong>in</strong>stitutie als omgev<strong>in</strong>g.<br />

I"] De Swam. 1989.<br />

In <strong>het</strong> <strong>voor</strong>gaande is grotendeels buiten beschouw<strong>in</strong>g gebleven met welke<br />

<strong>in</strong>houdelijke normen, en wanneer, een opgroeiend k<strong>in</strong>d wordt geconfronteerd,<br />

en wanneer <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d die norm <strong>voor</strong> zichzelf vanzelfsprekend-verplichtend<br />

v<strong>in</strong>dt. Rapportages van diverse recente Nederlandse jeugdonderzoeken bevat-<br />

ten nauwelijks <strong>in</strong>formatie op dit punt. In toekomstig jeugdonderzoek zou hier<br />

meer aandacht aan besteed moeten worden. Bovendien moet er reken<strong>in</strong>g mee<br />

gehouden worden dat <strong>in</strong> de praktijk van <strong>het</strong> leven normen niet afzonderlijk<br />

<strong>voor</strong>komen, maar gebundeld zijn tot normclusters die tezamen een <strong>in</strong>stitutie<br />

uitmaken. Zie de <strong>in</strong>stitutie 'vriendschap', zoals die is uiteengezet <strong>in</strong> para-<br />

graaf 5.2.2.1. De noodzaak om bepaalde normcomb<strong>in</strong>aties te leren maakt dat<br />

sommige <strong>in</strong>stituties 'moeilijker' zijn om <strong>in</strong> 'thuis' te raken dan andere. Explici-<br />

ter<strong>in</strong>g van de normcomb<strong>in</strong>aties die een <strong>in</strong>stitutie funderen, zal <strong>het</strong> makkelij-<br />

ker en aantrekkelijker maken om zo'n <strong>in</strong>stitutionele omgev<strong>in</strong>g op te zoeken en<br />

er een tijdje te blijven.<br />

5.4 Morele competenties en norm-conform gedrag<br />

18 7 JEUCD IN ONTWIKKELINC<br />

Er zijn <strong>in</strong> ieders leefomgev<strong>in</strong>g duizenden normen waaraan <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu zich op<br />

enigerlei tijdstip zou moeten houden. Ofschoon <strong>het</strong> aantal overtred<strong>in</strong>gen van<br />

morele normen <strong>in</strong> Nederland zeker niet ger<strong>in</strong>g is, dient dit aantal afgezet te<br />

worden tegen <strong>het</strong> ovenveldigende aantal handel<strong>in</strong>gssituaties waar<strong>in</strong> we1<br />

normconform gedrag vertoond wordt. Dit valt echter nauwelijks op vanwege<br />

ons idee dat dit vanzelf spreekt.<br />

Het empirisch onderzoek heeft <strong>in</strong> elk geval duidelijk gemaakt dat situatieve<br />

factoren <strong>in</strong> hoge mate normconformiteit sturen. Een verrn<strong>in</strong>derde kans op ont-<br />

dekk<strong>in</strong>g van de normovertred<strong>in</strong>g, een ger<strong>in</strong>gere kans op sancties, een ger<strong>in</strong>g<br />

geachte kans om verantwoordelijk gesteld te worden, verm<strong>in</strong>deren allemaal de<br />

normconformiteit. Een verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> aantal geldende normen zal ook<br />

<strong>het</strong> aantal normovertred<strong>in</strong>gen terugbrengen. Het eigenaardige is dat normen<br />

bijna nooit worden afgeschaft, ze sterven meestal stilletjes weg. De gesigna-<br />

leerde trend dat onze samenlev<strong>in</strong>g overgaat van een 'bevelshuishoud<strong>in</strong>g' naar<br />

een 'onderhandel<strong>in</strong>gshuishoud<strong>in</strong>g' 13', zou de afschaff<strong>in</strong>g van vele normen<br />

mogelijk maken. Morele normen kunnen echter niet worden afgeschaft, omdat<br />

ze telkens weer opnieuw door mensen uit hun sociale <strong>in</strong>teracties gerecon-<br />

strueerd worden. Een sterkere nadruk op <strong>het</strong> onderhandelen tussen <strong>in</strong>teractie-<br />

partners, aangaande de hier en nu geldende situatie-def<strong>in</strong>itie en normen,<br />

maakt de vraag relevant naar de venverv<strong>in</strong>g en <strong>het</strong> gebruik van onderhande-<br />

l<strong>in</strong>gs- en overred<strong>in</strong>gsstrategieen van k<strong>in</strong>deren en volwassenen. Nederlandse


gegevens laten zien dat reeds zevenjarigen een groot scala aan dergelijke tech-<br />

nieken kennen 133.<br />

Op basis van empirisch onderzoek is helaas op dit moment nog geen duidelijk<br />

beeld te sc<strong>het</strong>sen van de relatie tussen moreel functioneren en zogenoemd<br />

'moreel gedrag'. Dit komt omdat enerzijds b<strong>in</strong>nen de vigerende benader<strong>in</strong>gen<br />

van moraliteit 'moreel gedrag' een vaag of circulair construct is. De opvatt<strong>in</strong>g<br />

die moreel gedrag gelijk stelt aan norm-conform gedrag laat na om vast te stel-<br />

len wiens en welke normen ten tijde van de handel<strong>in</strong>g als geldend worden<br />

gezien, en ziet af van <strong>het</strong> bestaan van conflicterende normen. De opvatt<strong>in</strong>g uit<br />

de Kohlberg-school is dat een gedrag pas 'moreel' genoemd kan worden als<br />

daar een 'moreel oordeel' aan <strong>voor</strong>afgegaan is; of dat werkelijk zo is, wordt <strong>in</strong> de<br />

empirische onderzoeken uit deze school <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen aangenomen <strong>in</strong> plaats<br />

van empirisch gecontroleerd. Anderzijds is veel empirisch onderzoek naar<br />

moraliteit onvruchtbaar <strong>voor</strong> <strong>het</strong> begrijpen van de relatie tussen moraliteit en<br />

gedrag, omdat deze relatie simpelweg geoperationaliseerd wordt via een of<br />

andere correlatie-coefficient, terwijl de theorie waar de onderzoeker vanuit<br />

gaat meer gedifferentieerde relaties veronderstelt. Zo is bij<strong>voor</strong>beeld een<br />

veronderstelde conditionele relatie op empirisch vlak alleen strijdig met geob-<br />

serveerde negatieve correlaties; de meeste onderzoekers kapitaliseren op <strong>het</strong><br />

<strong>voor</strong>komen van al-dan-niet significante positieve correlaties. Het wachten is<br />

op betere analysemodellen die de relaties tussen morele competenties en con-<br />

creet handelen-<strong>in</strong>-situatie adequaat en gedifferentieerd kunnen beschrijven.<br />

Het lijkt er bovendien op dat <strong>het</strong> vruchtbaarder is 'consistentie tussen oordelen<br />

en handelen' als een aparte norm op zich te zien. K<strong>in</strong>deren ervaren a1 op jonge<br />

leeftijd dat deze norm situatie-specifiek gesanctioneerd wordt door de sociale<br />

omgev<strong>in</strong>g. Eigenlijk betreft <strong>het</strong> hier een meta-norm. Onderzoek hiernaar moet<br />

nog goed op gang komen. lkgen de tijd dat resultaten beschikbaar zijn, is pas<br />

iets wat theoretisch z<strong>in</strong>vol is te zeggen over bij<strong>voor</strong>beeld de relatie tussen crimi-<br />

naliteit en morele ontwikkel<strong>in</strong>g.<br />

5.5 Nieuwe, moreel-relevante problemen <strong>in</strong> de komende tien jaar<br />

De hierboven, <strong>in</strong> paragraaf 5.2, gesc<strong>het</strong>ste ontwikkel<strong>in</strong>gstaken zullen <strong>in</strong> de<br />

komende tien jaar vermoedelijk niet veranderen. Een aantal reeds <strong>in</strong>gezette<br />

maatschappelijke trends zal van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen nieuwe vaardigheden<br />

of hogere niveaus van reeds bestaande vaardigheden gaan vragen.<br />

Ik heb me beperkt bij deze <strong>voor</strong>uitblik tot die nieuwe problemen die te maken<br />

hebben met de relatie van de mens tot zijn eigen (en eventueel andermans)<br />

lichaam. Een omvattender <strong>voor</strong>uitblik gaat <strong>het</strong> onderhavige kader te buiten.<br />

Nieuwe normen op <strong>het</strong> gebied vangezond en veiliggedrag<br />

Steeds meer dr<strong>in</strong>gt <strong>het</strong> besef doordat de alsmaar groeiende kosten van de<br />

gezondheidszorg afgeremd kunnen worden, als mensen zichzelf <strong>in</strong> hun jonge<br />

jaren niet cumulatief beschadigen door ongezond en riskant gedrag. De preven-<br />

tie heeft onder andere de vorm aangenomen van GVO (gezondheids<strong>voor</strong>lich-<br />

t<strong>in</strong>g en -0pvoed<strong>in</strong>g). De ontdekk<strong>in</strong>g van AIDS, de snelle verspreid<strong>in</strong>g ervan en<br />

<strong>het</strong> feit dat bij de huidige stand van kennis de profylaxe gedragsverander<strong>in</strong>gen<br />

vraagt, dw<strong>in</strong>gen op korte termijn tot <strong>in</strong>ternaliser<strong>in</strong>g van gedrags<strong>voor</strong>schriften<br />

die niet zelf-ontdekt zijn maar extern gegeven. Het zou nuttig zijn als de subsi-<br />

diegevers de <strong>in</strong>stanties die nu <strong>in</strong> soms grote haast programma's <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren<br />

maken, vragen de literatuur over norm-overdracht mede als orientatiepunt te<br />

nemen.<br />

Ook op <strong>het</strong> gebied van voed<strong>in</strong>gsgedrag en beweg<strong>in</strong>g zullen er nieuwe normen<br />

Zie de dissenatie van Carlier. 1990.<br />

188 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


komen. Normen met betrekk<strong>in</strong>g tot wanneer je moet stoppen met bepaalde<br />

vormen van eet- en dr<strong>in</strong>kgedrag zullen explicieter zichtbaar gemaakt moeten<br />

worden.<br />

Het idee dat er 'gewilde ziekten' bestaan<br />

De huidige zorg, en ook de f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g van die zorg, <strong>voor</strong> zieken en gehandi-<br />

capten is gebaseerd op <strong>het</strong> idee dat zieken niet verantwoordelijk zijn <strong>voor</strong> hun<br />

toestand. De laatste tijd is, <strong>in</strong> <strong>het</strong> kielzog van de idee dat veel ernstige ziekten<br />

mede veroorzaakt zijn als gevolg van cumulatieve beschadig<strong>in</strong>g opgelopen<br />

door 'verkeerde' gedragswijzen, ook de idee toegenomen dat mensen dan<br />

verantwoordelijk te stellen zijn, misschien dan niet <strong>voor</strong> de toestand waar<strong>in</strong> ze<br />

zijn maar we1 <strong>voor</strong> de manier waarop ze <strong>in</strong> die toestand geraakt zijn. Deze<br />

gedachte appelleert aan <strong>het</strong> primitieve concept van ziekte als straf <strong>voor</strong> een<br />

normschend<strong>in</strong>g 134. Ik noem dit concept primitief omdat de differentiatie<br />

tussen 'zonde' en 'ziekte', die onze cultuur heeft weten uit te v<strong>in</strong>den, op <strong>in</strong>divi-<br />

dueel niveau met dit concept weer verloren dreigt te gaan.<br />

Het toelaten van verantwoordelijkheidstoeschrijv<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> dezen krijgt maat-<br />

schappelijk vorm via een systeem van gedifferentieerde premies, en eventueel<br />

uitker<strong>in</strong>gen, naar risicogroepen. Omdat mensen nu eenmaal zo <strong>in</strong> elkaar<br />

zitten dat 'verantwoordelijkheid' en 'schadelpijn' multiplicatief zijn met betrek-<br />

k<strong>in</strong>g tot de verdiende hoeveelheid 'straf, zal <strong>het</strong> toelaten ook van ger<strong>in</strong>ge<br />

verantwoordelijkheden <strong>voor</strong> <strong>het</strong> ontstaan van ziekte we1 eens een ernstige aan-<br />

tast<strong>in</strong>g kunnen zijn van <strong>het</strong> maatschappelijk draagvlak <strong>voor</strong> onze huidige<br />

verzeker<strong>in</strong>gen tegen kosten van ziekte.<br />

Zelfs bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen van de psycho-neuro-immunologie worden door op<strong>in</strong>ie-<br />

leiders <strong>in</strong> televisie-uitzend<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> volk <strong>in</strong> dit kader vertaald. Mevrouw<br />

Liesbeth den Uyl over haar behandel<strong>in</strong>g van kanker-uitzaai<strong>in</strong>gen: 'Als je niet<br />

vecht, als je je laat hangen, je depressief voelt, dan is je afweer zwak en dan kan<br />

zo'n ziekte je weer bespr<strong>in</strong>gen" (maart 90).<br />

Het is te verwachten dat k<strong>in</strong>deren helderheid verschaft wordt over de morele<br />

verantwoordelijkheden die impliciet zijn aan de rol van zieke. Adequate kennis<br />

en vaardigheden op dit punt zouden nog we1 eens effect kunnen hebben op de<br />

ziekteverzuimcijfers van de betreffende cohorten als ze <strong>het</strong> arbeidsleven<br />

beg<strong>in</strong>nen.<br />

De betreffende <strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>g over de morele verantwoordelijkheid en hoe die te<br />

omzeilen, zal dan onvermijdelijk ook aandacht besteden aan de fenomenen van<br />

dronkenschap en verslav<strong>in</strong>gen. Het is opmerkelijk dat de effecten van alcohol<br />

op gedrag covarieren met de betreffende 'theorieen' over alcohol-effecten popu-<br />

lair <strong>in</strong> die cultuur, terwijl de fysiologische effecten <strong>voor</strong> alle mensen ongeveer<br />

<strong>het</strong>zelfde proces volgen 135. In onze cultuur wordt aan alcoholgebruik en aan<br />

verslav<strong>in</strong>gen een wilsverzwakkende werk<strong>in</strong>g toegeschreven. De aantrekke-<br />

lijkheid van deze verslav<strong>in</strong>gen zou we1 eens <strong>voor</strong> een niet-onbelangrijk deel<br />

daar<strong>in</strong> en <strong>in</strong> de emit <strong>voor</strong>tvloeiende verm<strong>in</strong>derde verantwoordelijkheid<br />

gelegen kunnen zijn. Als deze analyse juist is, dan is <strong>het</strong> van belang de over-<br />

dracht van deze 'na'ieve theorieen' <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>derjaren precies te leren kennen.<br />

Morele codes leren toepassen op entiteiten die 'persoon'-status krijgen (maar nu<br />

nog niet hebben)<br />

K<strong>in</strong>deren en jeugdigen zijn tot nu toe gewend hun morele <strong>in</strong>zichten toe te pasen<br />

op actores die <strong>in</strong> een menselijk lichaam zitten. Veel m<strong>in</strong>der dan volwassenen<br />

hebben zij ervar<strong>in</strong>g met redener<strong>in</strong>gen ten aanzien van rechtspersonen die<br />

boven-<strong>in</strong>dividueel zijn, zoals een sticht<strong>in</strong>g, verenig<strong>in</strong>g of vennootschap.<br />

"'1 In deze context is her tekenend dat de naam van een patibtenverenig<strong>in</strong>g van (ex-)kanker-patienten met Moerman-therapie<br />

'Amnestie' luidt.<br />

"'1 Critchlow, 1986.<br />

189 JEUGD IN ONTWIKKELING


De laatste tijd zijn steeds meer publieke morele discussies ontstaan waar<strong>in</strong> de<br />

vraag speelt of bij<strong>voor</strong>beeld 'dieren' bepaalde rechten hebben 136. Verder zijn er<br />

discussies over de rechten van bepaalde klompjes cellen <strong>in</strong> een vrieskist, over<br />

<strong>in</strong> vitro-fertilisatie. De discussies over '<strong>het</strong> milieu' lijken soms over een<br />

persoon-achtige entiteit te gaan. Ik denk dat k<strong>in</strong>deren hulpmiddelen geboden<br />

zullen moeten worden om zelf mee te doen <strong>in</strong> discussies waaraan zij belang<br />

hechten 13'. Ik wijs erop dat toekenn<strong>in</strong>g van persoon-status aan (hogere) dieren<br />

enorme consequenties kan hebben <strong>voor</strong> de betreffende dieren maar ook <strong>voor</strong> de<br />

voed<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>dustrie. Het heeft echter we<strong>in</strong>ig z<strong>in</strong> om de kop <strong>in</strong> <strong>het</strong> zand te steken<br />

<strong>voor</strong> maatschappelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen.<br />

Vaardigheden verwerven met betrekk<strong>in</strong>g tot <strong>het</strong> verwerken van <strong>in</strong>formatie en <strong>het</strong><br />

doen van eigen keuzes <strong>in</strong>zake de <strong>voor</strong>spelde kwaliteit van <strong>het</strong> eigen leven<br />

De komende tien tot vijftien jaar worden allerlei doorbraken venvacht <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

moleculair-biologisch onderzoek van de cel. Concreet zullen mogelijkheden<br />

beschikbaar komen om, op grond van de analyse van de genetische compositie<br />

van een <strong>in</strong>dividu, te <strong>voor</strong>spellen welke levensbedreigende ziekten dit <strong>in</strong>dividu<br />

zullen (kunnen) treffen, wat de levensvenvacht<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> dit <strong>in</strong>dividu zal zijn,<br />

enlof dit <strong>in</strong>dividu de morbus Alzheimer zal ontwikkelen.<br />

Dit alles per vroeg-diagnostiek, zodat (mits betaalbaar) grote groepen<br />

k<strong>in</strong>deren de <strong>in</strong>formatie krijgen dat zijzelf of anderen <strong>in</strong> hun directe leefomge-<br />

v<strong>in</strong>g ernstig getroffen zullen worden <strong>in</strong> een fundamenteel goed: behoorlijke<br />

levenskwaliteit. Dit zal een uitdag<strong>in</strong>g zijn aan <strong>het</strong> distributief oordeelsysteem,<br />

en misschien we1 een overbelast<strong>in</strong>g blijken te zijn. Tene<strong>in</strong>de <strong>voor</strong>geprogram-<br />

meerde depressies te vermijden, dient op <strong>het</strong> niveau van de samenlev<strong>in</strong>g een<br />

systeem van <strong>in</strong>formatieverstrekk<strong>in</strong>g ontworpen te worden, dat enerzijds<br />

mensen (ook k<strong>in</strong>deren) volledig en juist <strong>in</strong>formeert en anderzijds aansluit bij<br />

de (eventueel nieuwe) vaardigheden die de <strong>in</strong>formatie-ontvanger heeft. Nu a1<br />

maken k<strong>in</strong>deren soms kennis met een klasgenootje dat behandeld wordt <strong>voor</strong><br />

een of andere vorm van kanker. Dit roept talloze vragen bij k<strong>in</strong>deren op, onder<br />

andere waarom zij en niet ik?, edof de vraag naar <strong>het</strong> waarom van 'Het<br />

Kwaad'. Nog problematischer wordt <strong>het</strong> <strong>in</strong> de toekomst als, net als nu van een<br />

aantal debiliterende ziekten, k<strong>in</strong>deren leren dat een ziekte geerfd is, dat wil<br />

zeggen vader en moeder hebben er ieder <strong>het</strong> hunne aan 'bijgedragen'. Het moge<br />

duidelijk zijn dat er <strong>in</strong> verhevigde mate een aantal morele dilemma's op k<strong>in</strong>de-<br />

ren afkomen waar<strong>voor</strong> zij toegerust moeten worden om deze rationeel 'de baas'<br />

te kunnen.<br />

5.6 Stur<strong>in</strong>g van morele ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

Hier ga ik alleen <strong>in</strong> op stur<strong>in</strong>g van de morele ontwikkel<strong>in</strong>g door de overheid. In<br />

onze cultuur worden geleidelijk aan steeds meer opvoed<strong>in</strong>gstaken feitelijk<br />

gedelegeerd door ouders aan de overheid. 'Ibt de e<strong>in</strong>ddoelen van <strong>het</strong> basisonder-<br />

wijs hoort nu ook expliciet de sociale vorm<strong>in</strong>g van de leerl<strong>in</strong>g. Door gebruik te<br />

maken van de hulpbron 'schol<strong>in</strong>g' is <strong>het</strong> mogelijk ook de morele ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

bij te sturen. Ik ga ervan uit dat de overheid <strong>voor</strong>alsnog-<strong>voor</strong>zover <strong>het</strong> tenm<strong>in</strong>-<br />

ste alle k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> Nederland betreft - terughoudend zal willen zijn ten aan-<br />

zien van de morele ontwikkel<strong>in</strong>g. Individuele scholen kunnen veel verder<br />

willen gaan dan wat ik sc<strong>het</strong>s. Een terughoudende stur<strong>in</strong>g van morele ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>g door de overheid houdt mijns <strong>in</strong>ziens <strong>in</strong>, dat er<strong>voor</strong> gezorgd wordt dat<br />

ieder k<strong>in</strong>d, op een aantal nader te bepalen momenten, gegarandeerd een zeker<br />

m<strong>in</strong>imumniveau van morele vaardigheden bezit. Verschillen tussen k<strong>in</strong>deren<br />

van dezelfde leeftijd ontstaan onder andere door verschillen <strong>in</strong> algemeen-<br />

cognitieve ontwikkel<strong>in</strong>g en differentiatie <strong>in</strong> de habituele omgev<strong>in</strong>g van de<br />

'36] Bij<strong>voor</strong>beeld her recht om niet <strong>in</strong> kooien gehouden te worden ten behoeve van menselijke consumptie.<br />

"'1 Bij<strong>voor</strong>beeld over <strong>het</strong> eten van vlees van gedode dieren. Of over de vraag: mag je vissen, want zo'n dier heeft pijn?<br />

190 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


k<strong>in</strong>deren. Om deze verschillen niet lastig-groot te doen worden, is <strong>het</strong> gewenst<br />

van elk k<strong>in</strong>d, op of <strong>voor</strong> <strong>het</strong> tijdstip waarop <strong>het</strong> aan een nieuw levenstraject (ge-<br />

kenmerkt door een stel samenhangende, nieuwe ontwikkel<strong>in</strong>gstaken) beg<strong>in</strong>t,<br />

vast te stellen <strong>in</strong> welke mate <strong>het</strong> de kenmerken van moreel functioneren ver-<br />

worven heeft die aan <strong>het</strong> e<strong>in</strong>d van <strong>het</strong> huidige traject venvorven dienen te zijn<br />

(zie par. 5.2 <strong>voor</strong> <strong>in</strong>houden). In elk geval v<strong>in</strong>dt deze longitud<strong>in</strong>ale diagnostiek<br />

van <strong>het</strong> moreel functioneren plaats rond de leeftijd van 4-5 jaar bij de <strong>in</strong>trede<br />

<strong>in</strong> de basisschool, aan <strong>het</strong> e<strong>in</strong>d van de basisschool (eventueel samen met de<br />

e<strong>in</strong>dtoetsen basisonderwijs), en rond <strong>het</strong> 16e levensjaar. Streeflijsten van deon-<br />

tische vaardigheden kunnen relatief makkelijk <strong>voor</strong> praktisch gebruik ontwik-<br />

keld worden.<br />

In samenhang met de uitkomsten van deze toetsen kan per <strong>in</strong>dividu edof per<br />

leergroep een aangepast onderwijsaanbod gepland worden. Dit kan gericht<br />

zijn op remedier<strong>in</strong>g van achterstanden. In elk geval kan de school er<strong>voor</strong><br />

zorgen dat alle k<strong>in</strong>deren, ongeacht hun opvoed<strong>in</strong>g thuis, ervar<strong>in</strong>gen opdoen die<br />

leiden tot de verdere uitbouw van hun systeem van deontische vaardigheden.<br />

In dit verband zou <strong>het</strong> nuttig zijn als de scholen edof onderwijsbegeleid<strong>in</strong>gs-<br />

diensten beschikken over een consulent die alle procedures die op een school <strong>in</strong><br />

gang gezet worden met <strong>het</strong> oog op de sociale en persoonlijkheidsontwikkel<strong>in</strong>g<br />

van de leerl<strong>in</strong>g, superviseert; de morele ontwikkel<strong>in</strong>g kan niet 10s gezien<br />

worden van de sociale ontwikkel<strong>in</strong>g.<br />

Een andere mogelijkheid tot een stur<strong>in</strong>g van de morele ontwikkel<strong>in</strong>g biedt zich<br />

<strong>voor</strong> de overheid aan via de regelgev<strong>in</strong>g aangaande de deelname van k<strong>in</strong>deren<br />

aan <strong>het</strong> arbeidsproces. Het geheel van regels dat nu van kracht is, gaat er<br />

<strong>voor</strong>al van uit dat <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d tegen de kwade gevolgen van arbeidsdeelname<br />

beschermd moet worden. In paragraaf 5.3.4 is gewezen op <strong>het</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

potentieel dat <strong>in</strong> arbeid schuilt. Overheid, werkgevers en vakbonden zouden de<br />

bestaande regels vanuit <strong>het</strong> hier gesc<strong>het</strong>ste perspectief nog eens kunnen<br />

herovenvegen. Via proefprojecten zou, haastzonder dater extra kosten zijn, de<br />

<strong>in</strong>zet van de hulpbron 'arbeidsparticipatie' ontwikkeld kunnen worden. Reflec-<br />

tie op de arbeidservar<strong>in</strong>gen zou via de school georganiseerd kunnen worden.<br />

5.7 Enkele aanbevel<strong>in</strong>gen<br />

Veel empirisch gefundeerde <strong>in</strong>zichten zijn beschikbaar gekomen uit <strong>het</strong> onder-<br />

zoek naar de sociale en morele ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> de leeftijds-<br />

periode van nu1 tot achttien jaar. Voor <strong>het</strong> grote publiek, daaronder begrepen<br />

de vele opvoeders en ook beleidmakers, is deze kennis nog verborgen. Ten dele<br />

doordat deze kennis <strong>in</strong> een moeilijke taal beschreven is. Het ontbreekt aan con-<br />

crete technologische realisaties waar<strong>in</strong> een <strong>in</strong>zicht toepasbaar wordt. Een<br />

aspect daarvan is dat mensen geen '<strong>in</strong>strumentarium' hebben om de betref-<br />

fende morele ontwikkel<strong>in</strong>gsverschijnselen op te merken. Ik pleit <strong>voor</strong> een snel-<br />

lere terugkoppel<strong>in</strong>g van de resultaten van onderzoek op dit gebied naar de<br />

maatschappelijke praktijk toe. Er zou een markt gecreeerd moeten worden,<br />

zodat bedrijfjes zich bezig gaan houden met de technologische vertal<strong>in</strong>g van de<br />

resultaten van bovenbedoeld onderzoek. Wellicht is <strong>voor</strong> de start ervan een<br />

belangrijke steunfonds nodig. Onderstaande aanbevel<strong>in</strong>gen hebben betrek-<br />

k<strong>in</strong>g op enkele behoeften die er mijns <strong>in</strong>ziens zeker zijn.<br />

Aanbevel<strong>in</strong>g 1<br />

Het jaarlijks doen verschijnen van een rapport met gegevens over de leefom-<br />

standigheden en vaardigheden van Nederlandse k<strong>in</strong>deren (0-18 jaar). Dit<br />

rapport zou moeten bestaan uit drie delen: een algemeen deel, een themadeel en<br />

een statistisch overzicht. Het themadeel zou <strong>het</strong> ene jaar gericht kunnen zijn op<br />

bij<strong>voor</strong>beeld de cognitieve ontwikkel<strong>in</strong>g, <strong>het</strong> andere jaar op de sociale ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>g, de schol<strong>in</strong>gsgraad, de morele ontwikkel<strong>in</strong>g enzo<strong>voor</strong>t. Een en ander<br />

kan georienteerd worden op de jaarlijkse UNICEF-publikatie 'The state of the<br />

JEUCD IN ONTWIKKELING


worlds children'. De organisatie kan <strong>in</strong> handen gelegd worden van ofwe1 de<br />

WRR, ofwel de <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Jeugd</strong>beleid, die deskundigen aanzoeken en <strong>voor</strong><br />

de f<strong>in</strong>anciele afhandel<strong>in</strong>g en publikatie zorgen. De functie van deze reeks<br />

rapporten is de stand van zaken met betrekk<strong>in</strong>g tot een bepaalde maatschappe-<br />

lijke hulpbron (k<strong>in</strong>deren en jeugdigen) bij te houden, zodat <strong>het</strong> overheidsbeleid<br />

dienaangaande van correcte gegevens uitgaat en de samenlev<strong>in</strong>g als geheel<br />

gei'nformeerd wordt. Een coord<strong>in</strong>atie met naburige Europese landen verdient<br />

aanbevel<strong>in</strong>g.<br />

Aanbevel<strong>in</strong>g 2<br />

Het beschikbaar doen stellen van testprocedures <strong>voor</strong> <strong>het</strong> vaststellen van de<br />

mate waar<strong>in</strong> k<strong>in</strong>deren basale morele competenties verworven hebben. Een<br />

weg zou kunnen zijn zo'n testprocedure met automatische scor<strong>in</strong>g tegen<br />

ger<strong>in</strong>ge kosten beschikbaar te stellen op een diskette (eventueel met huur-pc)<br />

aan k<strong>in</strong>deren, scholen, en gez<strong>in</strong>nen. De ontwikkel<strong>in</strong>g van zo'n procedure op<br />

basis van de huidige experimentele procedures vergt een <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g van onge-<br />

veer zes mensjaren en computerkosten, <strong>in</strong> totaal ongeveer een miljoen gulden.<br />

De produktie kan ondergebracht worden bij een universiteit en de verspreid<strong>in</strong>g<br />

bij een uitgever, met garantiesubsidie van de overheid. Eventueel komt sponso-<br />

r<strong>in</strong>g <strong>in</strong> aanmerk<strong>in</strong>g.<br />

De functie hiervan is om k<strong>in</strong>deren en opvoeders onmiddellijk <strong>in</strong>formatie te<br />

verschaffen over hun morele vaardigheden, eventueel <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met<br />

absolute normen enlof vergelijkbare k<strong>in</strong>deren. Het is de bedoel<strong>in</strong>g dat ZO'~<br />

check-up jaarlijks plaatsv<strong>in</strong>dt.<br />

Aanbevel<strong>in</strong>g 3<br />

Het beschikbaar stellen van een diskette, en eventueel een huur-personal<br />

computer, waarop spelletjes staan ter stimuler<strong>in</strong>g van de morele ontwikkel<strong>in</strong>g,<br />

die <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d thuis <strong>in</strong> gez<strong>in</strong>sverband, samen met vriendjes of alleen kan spelen<br />

op de computer. De kosten van produktie en de verspreid<strong>in</strong>g zijn, evenals van<br />

de uitvoer<strong>in</strong>g van aanbevel<strong>in</strong>g 2, ongeveer een miljoen gulden.<br />

Aanbevel<strong>in</strong>g 4<br />

Het doen produceren van een video-cursus 'sociale en morele ontwikkel<strong>in</strong>g',<br />

geschikt <strong>voor</strong> de bijschol<strong>in</strong>g van ouders, beroeps-opvoeders en leraren. Eventu-<br />

eel kan deze cursus ondergebracht worden bij TELEAC enlof de Landelijke<br />

Pedagogisch Centra.<br />

Aanbevel<strong>in</strong>g 5<br />

Het doen uitvoeren van een grootschalig en <strong>in</strong>tensief longitud<strong>in</strong>aal onderzoek<br />

naar de socio-morele ontwikkel<strong>in</strong>g van nu1 tot vijfentw<strong>in</strong>tig jaar. Het doe1 van<br />

<strong>het</strong> onderzoek is <strong>het</strong> gedetailleerd <strong>in</strong> kaart brengen van aspecten van morele<br />

competenties van Nederlandse k<strong>in</strong>deren en van de omgev<strong>in</strong>gsaspecten die<br />

hier<strong>voor</strong> successievelijk relevant blijken, <strong>in</strong>clusief de <strong>in</strong>houd van de norm-<br />

comb<strong>in</strong>aties die k<strong>in</strong>deren geacht worden zich eigen te maken. Het onderzoek<br />

dient ook licht te werpen op de plasticiteit <strong>in</strong> morele competenties en condities<br />

die deze mogelijkheden tot werkelijkheid laten worden. Verder dient <strong>het</strong> onder-<br />

zoek aandacht te besteden aan processen van zelfselectie van ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

omgev<strong>in</strong>gen, <strong>voor</strong>al bij adolescenten, en aan de mogelijke genetische stur<strong>in</strong>g<br />

van deze selectie. Het onderzoek dient verder een <strong>voor</strong> opvoeders bruikbare set<br />

<strong>in</strong>dicatoren op te leveren, waarmee belangrijke mijlpalen <strong>in</strong> de morele ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>g makkelijk geconstateerd kunnen worden.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Literatuur<br />

- M. A<strong>in</strong>sworth, S. Bell en D. Stayton, 'Individual differences <strong>in</strong> strange-situa-<br />

tion behavior of one-year olds'; <strong>in</strong>: The orig<strong>in</strong>s of human social relations; door<br />

H. Schaffer (red.), New York, Academic Press, 1971, blz. 17-58.<br />

- M. Argyle en M. Henderson, The anatomy of relationships; Harmondsworth,<br />

Pengu<strong>in</strong> Books Ltd., 1985.<br />

- J. Aronfreed, 'The concept of <strong>in</strong>ternalization'; <strong>in</strong>: Handbook of socialization<br />

theory and research; door D. Gosl<strong>in</strong> (red.), New York, Rand McNally, 1969,<br />

biz. 263-324.<br />

- W. Arsenio, 'Children's conceptions of the situational affective consequences of<br />

sociomoral events'; Child Development, 59,1988, blz. 1611-1622.<br />

- S. Asher, en P. Renshaw, 'Children without friends'; social knowledge and skill-<br />

tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g; <strong>in</strong>: The development of children's friendships; door S. Asher, en J.<br />

Gottman, (red.), New York, Cambridge University Press, 1981, blz. 273-296.<br />

- R. Barden, F. Zelko, S. Duncan en J. Masters, 'Children's consensual knowl-<br />

edge about the experiential determ<strong>in</strong>ants of emotion'; Journal of Personality<br />

and social Psychology, 39,1980, blz. 968-976.<br />

- K. Bartsch, en H. Wellman, 'Young children's attribution of action to beliefs<br />

and desires'; Child Development, 60,1989, blz. 946-964.<br />

- D. Baumr<strong>in</strong>d, 'Current patterns of parental authority'; Developmental Psycho-<br />

logy Monographs, 4,1971.<br />

- H. Bengtsson en L. Johnson, 'Cognitions related to empathy <strong>in</strong> five-to eleven-<br />

year old children'; Child Development, 58,1987, blz. 1001-1012.<br />

- J. Boom en P. Molenaar, 'A developmental model of hierarchical stage structure<br />

<strong>in</strong> objective moral judgements'; Developmental Review, 1988,<br />

- B. Bredemeier en D. Shields, 'Moral growth among athletes and non- athletes:<br />

a comparative analysis'; Journal of Genetic Psychology, 147 (11, 1986(a), blz. 7-18.<br />

- B. Bredemeier en D. Shields, 'Game reason<strong>in</strong>g and <strong>in</strong>teractional morality';<br />

Journal of Genetic Psychology, 147(2), 1986(b), blz. 257-275.<br />

- D. Brugman, Personaliseren van de leerstof; Leiden, DSWO Press, 1988.<br />

- G. Cantor en D. Parton, 'Psychic conflict and moral development'; Advances <strong>in</strong><br />

Child Development and Behavior, 21,1989, blz. 244-268.<br />

- I. Carlier, Overred<strong>in</strong>g bij k<strong>in</strong>deren en jeugdigen; Utrecht, RUU proefschrift,<br />

1990.<br />

- A. Colby, L. Kohlberg, J. Gibbs en M. Lieberman, 'Alongitud<strong>in</strong>al study ofmoral<br />

judgement'; Monographs of the Society for Research <strong>in</strong> Child Development, 48,<br />

(serial nr. 200), 1983, blz. 1-124.<br />

- B. Critchlow, 'The powers of John Barleycorn: beliefs about the effects of alco-<br />

hol on social behaviour'; American Psychologist, 41,1986, blz. 751-764.<br />

- W. Damon, The social world of the child; San Francisco, Jossey Bass, 1977.<br />

- J. Darley en Th. Shultz, 'Moral rules: their content and acquisition'; Annual<br />

review ofpsychology, 41, 1990, blz. 525-556.<br />

- M. Dekovic en J. Gerris, 'De sociale status van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d en zijn moreel redene-<br />

ren'; K<strong>in</strong>d en Adolescent, lOe jaargang nr. 1,1989, blz. 18-35.<br />

- S. Dixon, R. LeV<strong>in</strong>e, A. Richman en T. Brazelton, 'Mother-child <strong>in</strong>teraction<br />

around a teach<strong>in</strong>g task: An African-American comparison'; Child Develop-<br />

ment, 55,1984, blz. 1252-1264.<br />

- N. Eisenberg, Altruistic emotion, cognition and behavior; Hillsdale, Lawrence<br />

Erlbaum Associates, 1986.<br />

- N. Eisenberg en R. Lennon, 'Sex differences <strong>in</strong> empathy and related capacities';<br />

Psychological Bullet<strong>in</strong>, 94,1983, blz. 100-131.<br />

- N. Eisenberg e.a., 'The development of prosocial behavior and cognitions <strong>in</strong><br />

German children'; Journal of cross-cultural psychology, 16,1985, blz. 69-82.<br />

- N. Eisenberg en P. Miller, 'Empathy and prosocial behavior'; Psychological<br />

Bullet<strong>in</strong>, 101,1987, blz. 91-119.<br />

- E. Elbers en J. ter Laak, 'K<strong>in</strong>deren als getuigen'; Justitiele Verkenn<strong>in</strong>gen, 15e<br />

jaargang nr. 6,1989, blz. 91-110.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


ErtlIGRP, 'Erotika und Pornographie: reprasentative Befragung und psycho-<br />

fysiologische Langzeitstudie uber Konsum und Wirkung'; Munchen, Urban en<br />

Schwarzenberg, 1990.<br />

T. Ferguson en B. Rule, 'An attributional perspective on anger and aggression';<br />

<strong>in</strong>: Aggression: theoretical and empirical reviews. Vol 1.; door R. Geen en<br />

E. Donnerste<strong>in</strong> (red.), New York, Academic Press, 1983, blz. 41-74.<br />

F. F<strong>in</strong>cham en J. Jaspars, 'Attribution of responsibility to self and other <strong>in</strong><br />

children and adults'; Journal ofpersonality and socialpsychology, 37,1979, blz.<br />

1589-1602.<br />

F. F<strong>in</strong>cham en J. Jaspars, 'Attribution of responsibility: from man the scientist<br />

to man as lawyer'; <strong>in</strong>: Advances <strong>in</strong> experimental social psychology; door<br />

Berkowitz (red.), New York, Academic press, 1980, blz. 81-138.<br />

J. Gerris, 'Gez<strong>in</strong>sonderzoek als multidiscipl<strong>in</strong>air werkterre<strong>in</strong>'; Gez<strong>in</strong>, 1, 1989,<br />

blz. 5-31.<br />

J. Gerris, 'Bevorder<strong>in</strong>g van de socio-morele ontwikkel<strong>in</strong>g'; Justitiele Verken-<br />

n<strong>in</strong>gen, 14,1988, blz. 60-89.<br />

J. Gerris en J. Janssens, 'De <strong>in</strong>vloed van <strong>in</strong>ductie op morele <strong>in</strong>ternalisatie en<br />

altruisme'; Tzjdschrift <strong>voor</strong> Orthopedagogiek, 23,1984, blz. 476-485.<br />

C. Gilligan, 'In a different voice: women's conception of self and morality';<br />

Harvard Educational Review, 47,1977, blz. 481-517.<br />

C. Gilligan, In a different voice:psychological theory and women's development;<br />

Cambridge, Harvard University Press, 1982.<br />

C. Gilligan en J. Attanucci, 'Two moral orientations: gender differences and<br />

similarities'; Merril-Palmer Quartely, 34,1988, blz. 223-237.<br />

C. Gilligan en M. Belenky, 'A naturalistic study of abortion decision'; <strong>in</strong>: Cl<strong>in</strong>i-<br />

cal-developmental Psychology; door R. Selman en R. Yando (red.), San<br />

Francisco, Jossey Bass, 1980, blz. 69-90.<br />

J. Goodnow, 'Children's household work: its nature and functions'; Psychologi-<br />

cal Bullet<strong>in</strong>, 103,1988, blz. 5-26.<br />

P. Goudena, Poster Psychon-Congres, Ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologie VU,<br />

Amsterdam, 1989.<br />

J. Grzelak e.a., "Numerical traps', a new look at outcome representation <strong>in</strong> stu-<br />

dies on choice behavior'; European Journal of Social psychology, 18, 1988, blz.<br />

143-159.<br />

V. Hamilton, 'Who is responsible? %ward a social psychology of responsibility<br />

attribution'; Social Psychology, 41,1978, blz. 316-328.<br />

V. Hamilton, Ph. Blumenfeld en R. Kushler, 'A question of standards: attribu-<br />

tions of blame and credit for classroom acts'; Journal ofpersonality and social<br />

psychology, 54,1988, blz. 4-48.<br />

W. Hartup e.a., 'Conflict and the friendship relations of young children'; Child<br />

Development, 59,1988, blz. 1590-1600.<br />

H. Heckhausen, Motivation und Handeln; Berl<strong>in</strong>, Spr<strong>in</strong>ger Verlag, 1980.<br />

P. Heymans, Wikken en wegen; Nijmegen, Katholieke Universiteit Nijmegen,<br />

proefschrift, 1979.<br />

P. Heymans, 'De ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> morele denken'; <strong>in</strong>: Overzicht van de<br />

empirische ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologie 3: sociale ontwikkel<strong>in</strong>g en ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

van de persoonlzjkheid; door W. Koops en J. van der Werff (red.), Gron<strong>in</strong>gen,<br />

Wolters-Noordhoff, 1988, blz. 191-236.<br />

P. Heymans, 'Eenzaamheidsgevoelens bij k<strong>in</strong>deren en jeugdigen'; <strong>in</strong>: Eenzaam-<br />

heid en identiteit over de levensloop; door A. Collot d'Escury en M. %a1 (red.),<br />

Amsterdam, NIP, 1989, blz. 37-50.<br />

A. Higg<strong>in</strong>s, C. Power en L. Kohlberg, 'The relationship of moral atmosphere to<br />

judgements of responsibility'; <strong>in</strong>: Morality, moral behavior, and moral develop-<br />

ment; door W. Kurt<strong>in</strong>es, en J. Gewirtz, (red.), New York, Wiley, 1984.<br />

M.L. Hoffman, 'Moral Development'; <strong>in</strong>: Carmichael's Manual of Child Deve-<br />

lopment'; door P. Mussen, (red.), New York, Wiley, 1970, blz. 261-359.<br />

M.L. Hoffman, 'Development of prosocial motivation: empathy and guilt'; <strong>in</strong>:<br />

The development of prosocial behavior; door N. Eisenberg, (red.), New York,<br />

Academic Press, 1982, blz. 281-313.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


- M.L. Hoffman, 'Affective and cognitive processes <strong>in</strong> moral <strong>in</strong>ternalization';<br />

<strong>in</strong>: Social cognition and social development; door E. Higg<strong>in</strong>s, D. Ruble, en<br />

W. Hartup (red.), Cambridge, Cambridge University Press, 1983, blz. 263-274.<br />

- W. Hommers, 'Non-additivitaet als Beleg fuer die moralische Natur der Inte-<br />

gration von Schaden und Ersatzleistungen'; Archiv fuer Psychologie, 138,1986,<br />

blz. 71-90.<br />

- W. Hommers en N. Anderson, 'Recompense as a factor of assigned punishment';<br />

Britisch Journal ofDevelopmenta1 Psychology, 3,1985, blz. 76-86.<br />

- J. Janssens e.a., 'Discipl<strong>in</strong>er<strong>in</strong>gsgedrag van ouders en kenmerken van overtre-<br />

d<strong>in</strong>gssituaties'; <strong>in</strong>: Pedagogisch onderzoek <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g; door J. Gerris<br />

(red.), Nijmegen, ITS, 1986, blz. 43-60.<br />

- J. Kagan, The nature of the child; New York, Harper en Row, 1984.<br />

- D. Keat<strong>in</strong>g, 'Th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g processes <strong>in</strong> adolescence'; <strong>in</strong>: Handbook ofadolecent Psy-<br />

chology; door J. Adelson, (red.), New York, Wiley, 1980.<br />

- L. Kohlberg, 'Stage and sequence: the cognitive developmental approach<br />

to socialization'; <strong>in</strong>: Handbook of socialization theory and research; door<br />

D. Gosl<strong>in</strong>, (red.), New York, Rand McNally, 1969, blz. 347-480.<br />

- K.L. Lay, E. Waters en K. Park, 'Maternal responsiveness and child complian-<br />

ce: the role of mood as a mediator'; Child Development, 60,1989, blz. 140.5-1411.<br />

- M. Lepper en D. Green, The hidden cost of reward; Hillsdale, Erlbaum, 1978.<br />

- J. ter Laak en L. Aleva, 'Distributive justice <strong>in</strong> children'; <strong>in</strong>: Social Justice;<br />

door G. Vermunt en H. Steens (red.), New York, Plenum Press, 1989, blz. 151-<br />

167.<br />

- T. Lickona, 'Research on Piaget's theory of moral development'; <strong>in</strong>: Moral deve-<br />

lopment and behavior; door T. Lickona (red.), New York, Holt, R<strong>in</strong>ehart and<br />

W<strong>in</strong>ston, 1976, blz. 219-240.<br />

- E. Maccoby en J. Mart<strong>in</strong>, 'Socialization <strong>in</strong> the context of the family: parent<br />

child <strong>in</strong>teraction'; <strong>in</strong>: Handbook of Child Psychology; Vol. 4 Socialization, Per-<br />

sonality and Social development; door P. Mussen (red.), New York, Wiley, 1983,<br />

blz. 1-101.<br />

- P. Maes en J. ter Laak, Geweten en prestatiemotivatie; Nijmegen, Katholieke<br />

Universiteit Nijmegen, doctoraalscriptie psychologie, 1969.<br />

- J. Miller, D. Bersoff en R. Harwood, 'Perceptions of social responsibilities <strong>in</strong><br />

India and <strong>in</strong> the United States: moral imperatives or personal decisions?; Jour-<br />

nal ofPersonality and Social Psychology, 58,1990, blz. 33-47.<br />

- M. Miller, Kollektive Lernprozesse; Frankfurt a/M, Suhrkamp, 1986.<br />

- P. Miller en N. Eisenberg, 'The relation of empathy to aggressive and externali-<br />

z<strong>in</strong>glantisocial behavior'; Psychological Bullet<strong>in</strong>, 103,1988, blz. 324-344.<br />

- N. Much en R. Shweder, 'Speak<strong>in</strong>g of rules: the analysis of culture <strong>in</strong> breach';<br />

<strong>in</strong>: New directions <strong>in</strong> child development 2: moral development; door W. Damon<br />

(red.), San Francisco, Jossey-Bass, 1978.<br />

- M. Nisan, 'Children's perceptions of effort and productivity as grant<strong>in</strong>g a right<br />

for a reward'; British Journal of Developmental Psychology, 7, 1989, blz. 307-<br />

319.<br />

- L. Nucci en E. Turiel, 'Social <strong>in</strong>teractions and the development of social con-<br />

cepts <strong>in</strong> preschool children'; Child Development, 49,1978, blz. 400-407.<br />

- G. Nunner-W<strong>in</strong>kler, "ho moralities? A critical discussion of an ethic of care<br />

and responsibility versus an ethic of rights and justice'; <strong>in</strong>: Morality, moral<br />

behavior and moral development; door W. Kurt<strong>in</strong>es en J. Gewirtz (red.), New<br />

York, Wiley, 1984, blz. 65-86.<br />

- G. Nunner-W<strong>in</strong>kler en B. Sodian, 'Children's understand<strong>in</strong>g of moral emo-<br />

tions'; Child Development, 59,1988, blz. 1323-1338.<br />

- Tj. Olthof, Blame, anger and aggression <strong>in</strong> children: a social-cognitive<br />

approach; Nijmegen, Katholieke Universiteit Nijmegen, proefschrift, 1990.<br />

- Q. Olthof, T. Ferguson en A. Luyten, 'Personal responsibility antecedents of<br />

anger and blame reactions <strong>in</strong> children'; Child Development, 1989<br />

- M. Parpal en E. Maccoby, 'Maternal responsiveness and subsequent child com-<br />

pliance'; Child Development, 56,1985, blz. 1326-1334.<br />

JEUGD INONTWlKKELlNG


- J. Piaget, The moraljudgement of the child; London, Routledge en Kegan Paul,<br />

1932.<br />

- M. Poppe, M. Croon en A. Sluijtman, 'De impliciete structuur van sociale waar-<br />

den en rechtvaardigheidsregels <strong>in</strong> een context van sociale relaties'; Ned.Tijd-<br />

schrift <strong>voor</strong> de Psychologie, 44,1989, blz. 235-243.<br />

- L. Rosenkoetter, A. Huston en L. Wright, '%levision and the moral judgement<br />

of the child'; J. ofapplied developmentalpsychology, 11,1990, blz. 123-137.<br />

- S. Scarr, K. McCartney, 'How people make their own environments: a theory of<br />

genotype-environment effects', Child Development, 54, blz. 424-435,1983.<br />

- S. Scarr, R. We<strong>in</strong>berg, 'The M<strong>in</strong>nesota Adoption Studies: genetic differences<br />

and malleability', Child Development, 54, blz. 260-267,1983.<br />

- P. Schoenbach, 'A category system for account phases'; European journal of<br />

socialpsychology, 10,1980, blz. 195-200.<br />

- R. Selman, The growth of <strong>in</strong>terpersonal understand<strong>in</strong>g; New York, Academic<br />

Press, 1980.<br />

- H. Shaklee, P., Holt, S. Elek en L. Hall, 'Covariation judgement: improv<strong>in</strong>g<br />

rule use among children, adolescents, and adults'; Child Development, 59,755-<br />

768,1988.<br />

- R. Simons en M. Klaassen, 'Children's conceptions and use of rules of distribu-<br />

tive justice'; International Journal of Behavioral Development, 2, 1979,<br />

biz. 251-267.<br />

- J. Smetana, 'Tbddler's social <strong>in</strong>teractions regard<strong>in</strong>g moral and conventional<br />

transgressions'; Child Development, 55,1984, blz. 1767-1776.<br />

- J. Smetana, 'Tbddler's social <strong>in</strong>teractions <strong>in</strong> the context of moral and conventio-<br />

nal transgressions <strong>in</strong> the home'; Developmental Pychology, 25, 1989, blz. 499-<br />

508.<br />

- A. Strichartz en R. Burton, 'Lies and truth: a study of the development of the<br />

concept'; Child Development, 61,1990, blz. 211-220.<br />

- B. de Swaan, Zorg en de Staat; Amsterdam, Bert Bakker, 1989.<br />

- Th. Thorkildsen, 'Pluralism <strong>in</strong> children's reason<strong>in</strong>g about social justice'; Child<br />

Development, 60,1989, blz. 965-972.<br />

- A. Tietjen, 'Prosocial reason<strong>in</strong>g among children and adults <strong>in</strong> a Papua New<br />

Gu<strong>in</strong>ea society'; Developmental Psychology, 22,1986, blz. 861-868.<br />

- E. Turiel, The development of social knowledge: morality and convention;<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1983.<br />

- 0. Wiegman en M. Kuttschreuter, 'De televisie als socialiserende factor'; <strong>in</strong>:<br />

Overzicht van de empirische ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologie 3; door W. Koops en<br />

J. van der Werff (red.), Gron<strong>in</strong>gen, Wolters-Noordhoff, 1988, blz. 237-259.<br />

- H. Wimmer, S. Gruber en J. Perner, 'Young children's conception of ly<strong>in</strong>g: lexi-<br />

cal realism-moral subjectivism'; Journal of experimental child psychology, 37,<br />

1984, biz. 1-30.<br />

- H. Wimmer, J. Wachter en J. Perner, 'Cognitive autonomy of the development<br />

of moral evaluation and achievement'; Child Development, 53, 1982, blz. 668-<br />

676.<br />

- V. Zelizer, Pric<strong>in</strong>g the priceless child; New York, Basic Books, 1985.<br />

- V. Zelizer, 'The social mean<strong>in</strong>g of money: "special monies"'; American Journal<br />

of Sociology, 95,1989, blz. 342-377.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Bijlage I<br />

Stadia <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van prosociale<br />

morele oordelen volgens Eisenberg<br />

(vertal<strong>in</strong>g door Dekovic & Gerris. 1989).<br />

Stadium Orientatie Beschrijv<strong>in</strong>g Leeftijd<br />

1. hedonistixhe<br />

behoeften van anderen<br />

<strong>in</strong>terpersoonlijke<br />

orientatie<br />

4a. empathie<br />

4b. overgangsstadium<br />

ge'<strong>in</strong>ternaliseerde<br />

waarde<br />

<strong>het</strong> k<strong>in</strong>d is meer ge'<strong>in</strong>teresseerd <strong>in</strong> de gevolgen van <strong>het</strong><br />

gedrag dan <strong>in</strong> de morele overweg<strong>in</strong>gen.<br />

"Goed gedrag is gedrag dat een <strong>in</strong>strument betekent om<br />

eigen wensen en behoeften te bevredigen. De redener<strong>in</strong>g<br />

om te helpen of niet impliceert overweg<strong>in</strong>gen omtrent de<br />

directe w<strong>in</strong>st <strong>voor</strong> zichzelf, de toekomstige reciprociteit en<br />

de bezorgdheid om belangrijke anderen die <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d mag<br />

enlof nodig heeft<br />

<strong>het</strong> k<strong>in</strong>d uit bezorgdheid en <strong>in</strong>teresse <strong>voor</strong> fysieke,<br />

materiele en psychologische behoeften van anderen, zelfs<br />

als die <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g zijn met de eigen behoeften of<br />

wensen. Deze overweg<strong>in</strong>gen van behoeften van anderen<br />

worden uitgedrukt <strong>in</strong> de meest eenvoudige termen, zonder<br />

duidelijke bewijzen over een volledig begrip van penpectief<br />

van een ander, zonder verbale expressie van sympathie en<br />

zonder aandacht te besteden aan gei'nternaliseerde<br />

warden zoals bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong> uiten van schuldgevoel<br />

<strong>het</strong> k<strong>in</strong>d verwijst naar een stereotiepe beeld van 'goede'<br />

of'slechte' personen ofgedrag en neemt de goedkeur<strong>in</strong>g en<br />

acceptatie van anderen <strong>in</strong> overweg<strong>in</strong>g als hij de motiver<strong>in</strong>g<br />

van <strong>het</strong> gedrag (helpen of niet helpen) verklaart<br />

<strong>in</strong> <strong>het</strong> morele oordeel zijn duidelijke bewijzen van empathie.<br />

de onderkenn<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> penpectief van de ander en <strong>het</strong><br />

gevoel van schuld ofpositieve emotiesdie samenhangen<br />

met de gevolgen van iemands daad<br />

de redener<strong>in</strong>g over de besliss<strong>in</strong>g om te helpen of niet omvat<br />

nu gei'nternaliseerde waarden, plichten, verantwoordelijk-<br />

heid en de noodzakelijkheid van bescherm<strong>in</strong>g van rechten<br />

en waardigheid van mensen. Deze ideeen worden echter<br />

nog niet duidelijk geuit<br />

de motiver<strong>in</strong>g van de besliss<strong>in</strong>g isgebaseerd opge<strong>in</strong>ter-<br />

naliseerde normen en waarden. op de wens <strong>in</strong>dividuele en<br />

sociale verdragen <strong>in</strong> stand te houden, op geloof <strong>in</strong> waardig-<br />

heid, gerechtigheid van alle mensen en op zelfrespect.<br />

vanwege een levenswijze die <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g is met<br />

eigen penoonlijke normen die meer onafhankelijk zijn van<br />

gevorrnde conventionele opvatt<strong>in</strong>gen<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR NET REGERINGSBELEID<br />

basisschool<br />

(ongeveer groep 1-4)<br />

basisschool<br />

(ongeveer vanaf groep I)<br />

basisschool<br />

(ongeveer vanaf groep 3)<br />

bij oudere k<strong>in</strong>deren op de<br />

b&isschool en op de<br />

middelbareschool<br />

middelbareschool<br />

een kle<strong>in</strong> antal jongeren op<br />

de middelbareschool en<br />

volwassenen


Bijlage 2<br />

Het ontwikkel<strong>in</strong>gsverloop <strong>in</strong> <strong>het</strong> moreel<br />

oordeel van k<strong>in</strong>deren volgens Piaget:<br />

van een '<strong>het</strong>eronome' naar een 'autono-<br />

me' moraliteit (naar Lickona, 1976).<br />

Er zijn negen ontwikkel<strong>in</strong>gsaspecten of -1ijnen.<br />

1. Het k<strong>in</strong>d functioneert steeds meer sociaal gedecentreerd. Na een 'absoluut'<br />

moreel perspectief, waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d denkt dat iedereen de d<strong>in</strong>gen ziet zoals hij-<br />

zelf, ontstaat <strong>het</strong> besef dat diverse betrokkenen elk hun eigen verhaal over een<br />

zelfde gebeurtenis kunnen hebben.<br />

2. Nadat regels aanvankelijk als onveranderbaar worden gezien, ontstaat <strong>het</strong><br />

besef dat zij via een procedure van overleg tussen de betrokkenen veranderd<br />

kunnen worden. Het aanvankelijk ontzag <strong>voor</strong> 'heilige regels' blijkt afgebro-<br />

ken te worden wanneer <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d leert differentieren tussen 'een regel overtre-<br />

den' en 'een regel veranderen'; vervolgens ontwikkelt <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d <strong>het</strong> idee dat<br />

sommige verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> regels 'eerlijker' zijn dan andere; ten slotte wordt<br />

'ontdekt' dat deze 'eerlijkheid' samenhangt met de gevolgde procedure van<br />

regelverander<strong>in</strong>g.<br />

3. Het geloof <strong>in</strong> immanente rechtvaardigheid neemt af, dat is <strong>het</strong> geloof dat<br />

slechte daden altijd gestraft worden, en dat iets negatiefs dat iemand over-<br />

komt, een straf is <strong>voor</strong> een eerder begane overtred<strong>in</strong>g.<br />

4. 'Objectieve' verantwoordelijkheid verandert <strong>in</strong> 'subjectieve' verantwoordelijk-<br />

heid. Hiermee wordt bedoeld dat de strafbaarheid van een 'actor' aanvankelijk<br />

uitsluitend wordt afgemeten aan de ernst van de (negatieve) gevolgen van zijn<br />

daad; later worden die gevolgen als basis <strong>voor</strong> <strong>het</strong> oordeel verlaten en wordt uit-<br />

sluitend naar de bedoel<strong>in</strong>g van de dader gekeken.<br />

5. Aanvankelijk wordt '<strong>het</strong> verkeerde' gedef<strong>in</strong>ieerd als datgene wat verboden is of<br />

tot straf leidt, terwijl <strong>in</strong> <strong>het</strong> stadium van autonome moraliteit alles wat<br />

<strong>in</strong>druist tegen de geest van de samenwerk<strong>in</strong>g als verkeerd wordt gezien.<br />

6. Strafwordt aanvankelijk gezien als iets willekeurigs of als boetedoen<strong>in</strong>g; later<br />

ziet <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d <strong>in</strong> de straf <strong>het</strong> middel om negatieve effecten van de overtred<strong>in</strong>g te<br />

herstellen, of om de overtreder te laten voelen wat hij <strong>het</strong> slachtoffer heeft aan-<br />

gedaan.<br />

7. Wat wederzijdse bejegen<strong>in</strong>g betreft venvachten k<strong>in</strong>deren aanvankelijk dat, bij-<br />

<strong>voor</strong>beeld bij ruzie, een volwassene optreedt; vervolgens ontstaat <strong>het</strong> idee dat<br />

<strong>het</strong> juist is de ander precies zo te behandelen als men zelf behandeld is; ten<br />

slotte wordt dit idee <strong>in</strong>geperkt tot alleen de positieve ervar<strong>in</strong>gen.<br />

8. Bij de verdel<strong>in</strong>g van belon<strong>in</strong>gen en goederen wordt steeds meergelijkwaardig-<br />

heid van alle ontvangers geeist.<br />

9. Het nakomen vanplichten wordt aanvankelijk gerechtvaardigd door te venvij-<br />

Zen naar autoriteiten die men moet gehoorzamen, naderhand door te verwijzen<br />

naar de eigen bezorgdheid <strong>voor</strong> <strong>het</strong> welzijn van anderen.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Zes stadia <strong>in</strong> <strong>het</strong> morele oordeel<br />

(volgens Kohlberg, 1983)<br />

Content of Stage<br />

Level and Stage What is Right Reasons for Do<strong>in</strong>g Right Sociomoral Perspective<br />

Level I: Preconventional<br />

Stage l To avoid break<strong>in</strong>g rules Avoidance of punishment and<br />

Heteronomous morality backed by punishment. the superior power of<br />

obedience for its own sake, authorities.<br />

and avoid<strong>in</strong>g pysical damage to<br />

persons and property.<br />

Stage l Follow<strong>in</strong>g rules only when it is The serve one's own needsor<br />

Individualism, <strong>in</strong>strumental to someone's immediate <strong>in</strong>terest <strong>in</strong> a world where you<br />

purpose, and exchange <strong>in</strong>terest; act<strong>in</strong>g to meet one's have to recognize that other<br />

Level 2: Conventional<br />

own <strong>in</strong>terests and needs and people have their <strong>in</strong>terests.<br />

lett<strong>in</strong>g others do the same. too.<br />

Right isalso what's fair, what's<br />

an equal exchange, a deal, an<br />

agreement.<br />

Stage 3 Liv<strong>in</strong>g up to what is expected<br />

Mutual <strong>in</strong>terpersonal by people close to you or<br />

expectations, relationship, what people generally expect<br />

and <strong>in</strong>terpersonal conformity of people <strong>in</strong> your role as son.<br />

brother, friend etc. 'Be<strong>in</strong>g<br />

good' is important and means<br />

hav<strong>in</strong>ggood motives, show<strong>in</strong>g<br />

concern about others. It also<br />

means keep<strong>in</strong>g mutual<br />

relationships, such as trust.<br />

loyalty, respect. and gratitude.<br />

Stage 4 Fulfill<strong>in</strong>g the actual duties to<br />

Social system and conscience which you have agreed. Laws<br />

are to be upheld except <strong>in</strong><br />

extreme cases where they<br />

conflict with other fixed social<br />

duties. Right is also contribut-<br />

<strong>in</strong>g to society, the group. or<br />

<strong>in</strong>stitution.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING<br />

-<br />

of Stage<br />

Egocentric po<strong>in</strong>t of view.<br />

Doesn't consider the <strong>in</strong>terests<br />

of others or recognize that<br />

they differ from the actor's.<br />

doesn't relate two po<strong>in</strong>ts of<br />

view. Actions are considered<br />

physically rather than <strong>in</strong> terms<br />

of psychological <strong>in</strong>terests of<br />

others. Confusion of<br />

authority's perspective with<br />

one's own.<br />

Concrete <strong>in</strong>dividualistic<br />

perspective. Aware that<br />

everybody has his own<br />

<strong>in</strong>terests to pursue and these<br />

conflict. so that right is<br />

relative (<strong>in</strong> the concrete<br />

<strong>in</strong>dividualistic sense).<br />

The need to be agood person Perspective of the <strong>in</strong>dividual<br />

<strong>in</strong> your own eyes and those of <strong>in</strong> relationships with other<br />

others. Your car<strong>in</strong>g for <strong>in</strong>dividuals. Aware of shared<br />

others. Belief <strong>in</strong> the Golden feel<strong>in</strong>gs. agreements, and<br />

Rule. Desire to ma<strong>in</strong>ta<strong>in</strong> rules expectations which take<br />

and authority which support primacy over <strong>in</strong>dividual<br />

stereotypical good behavior. <strong>in</strong>terests. Relates po<strong>in</strong>ts of<br />

view through the concrete<br />

Golden Rule, putt<strong>in</strong>g yourself<br />

<strong>in</strong> the other guy's shoes. Does<br />

not yet consider generalized<br />

system perspective.<br />

To keep the <strong>in</strong>stitution go<strong>in</strong>g Differentiates societal po<strong>in</strong>t<br />

as a whole, to avoid the of view from <strong>in</strong>terpersonal<br />

breakdown <strong>in</strong> the system 'if agreement or motives. Takes<br />

everyone did it.'or the the po<strong>in</strong>t of view of the<br />

imperative of conscience to system that def<strong>in</strong>es roles and<br />

meet one's def<strong>in</strong>ed obliga- rules. Considers <strong>in</strong>dividual<br />

tions. relations <strong>in</strong> terms of place <strong>in</strong><br />

the system.


Content of Stage<br />

Level and Stage What is Right Reasons for Do<strong>in</strong>g Right Sociomoral Perspective<br />

Level 3: Postconventional<br />

or pr<strong>in</strong>cipled<br />

Stage 5 Be<strong>in</strong>g aware that people hold<br />

Social contract or utility and a variety of values and<br />

<strong>in</strong>dividual rights<br />

op<strong>in</strong>ions, that most values and<br />

rules are relative to your<br />

group. These relative rules<br />

should usually be upheld.<br />

however, <strong>in</strong> the <strong>in</strong>terest of<br />

impartiality and because they<br />

are the social contract. Some<br />

nonrelative values and rights<br />

like life and liberty, however,<br />

must be upheld <strong>in</strong> any society<br />

and regardless of majority<br />

op<strong>in</strong>ion.<br />

A sense of obligation to law<br />

because of one's social<br />

contract to make and abide by<br />

laws for the welfare of all and<br />

for the protection of all<br />

people's rights. A feel<strong>in</strong>g of<br />

contractual commitment,<br />

freely entered upon, to family,<br />

friendship, trust and work<br />

obligations. Concern that laws<br />

and duties be based on<br />

rational calculation of overall<br />

utility, "the greatest good for<br />

the greatest number."<br />

Stage 6 Follow<strong>in</strong>g self-chosen ethical The belief as a rational person<br />

Universal ethical pr<strong>in</strong>ciples pr<strong>in</strong>ciples. Particular laws or <strong>in</strong> the validity of universal<br />

social agreements are usually moral pr<strong>in</strong>ciples, and a sense<br />

valid because they rest on of personal commitment to<br />

such pr<strong>in</strong>ciples. When laws<br />

violate these pr<strong>in</strong>ciples, one<br />

acts <strong>in</strong> accordance with the<br />

pr<strong>in</strong>ciple. Pr<strong>in</strong>ciples are<br />

universal pr<strong>in</strong>ciples of justice:<br />

the equality of human rights<br />

and respect for the dignity of<br />

human be<strong>in</strong>gs as <strong>in</strong>dividual<br />

persons.<br />

them.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID<br />

of Stage<br />

Pr<strong>in</strong>t-to-society perspective.<br />

Perspective of a rational<br />

<strong>in</strong>dividual aware of values and<br />

rights prior to social<br />

attachments and contracts.<br />

Integrates perspectives by<br />

formal mechanisms of<br />

agreement, contract,<br />

objective impartiality, and due<br />

process. Considers moral and<br />

legal po<strong>in</strong>ts of view;<br />

recognizes that they<br />

sometimes conflict and f<strong>in</strong>ds it<br />

difficult to <strong>in</strong>tegrate them.<br />

Perspective of a moral po<strong>in</strong>t<br />

of view from which social<br />

arrangements derive.<br />

Perspective is that of any<br />

rational <strong>in</strong>dividual recogniz<strong>in</strong>g<br />

the nature of morality or the<br />

fact that persons are ends <strong>in</strong><br />

themselves and must be<br />

treated as such.


Onderwijs en ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

P.R.J. Simons<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERlNGSRELElD


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


lnhoudsopgave<br />

Onderwijs en ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

Aansluiten bij de ontwikkel<strong>in</strong>g of de ontwikkel<strong>in</strong>g bevorderen?<br />

Ontwikkel<strong>in</strong>g en onderwijs<br />

Dome<strong>in</strong>-specificiteit <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

Gevolgen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> onderwijs<br />

Ontwikkel<strong>in</strong>gsbevorder<strong>in</strong>g: een taak <strong>voor</strong> de school?<br />

Effectief onderwijs of ontwikkel<strong>in</strong>gsbevorder<strong>in</strong>g: een tegenstell<strong>in</strong>g?<br />

Het probleem van de transfer van cognitieve vaardigheden<br />

De generalistische visie<br />

De dome<strong>in</strong>-specifieke <strong>in</strong>valshoek<br />

De gecomb<strong>in</strong>eerde benader<strong>in</strong>g<br />

De oploss<strong>in</strong>g: transfer centraal<br />

Leren denken en problemen op te lossen<br />

Aanleid<strong>in</strong>gen<br />

Hogere cognitieve processen: van leren denken naar zelfstandig leren leren<br />

Bevorder<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> zelfstandig leervermogen<br />

Zelfstandig leervermogen: een nadere analyse<br />

Docent- en leerfuncties<br />

Zelfstandig leren<br />

Leren zelfstandig te leren en te denken: naar een nieuwe didactiek<br />

Motivatie-ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

De ideale gemotiveerde leerl<strong>in</strong>g<br />

Waarom zijn veel leerl<strong>in</strong>gen niet gemotiveerd?<br />

Docent-strategieen om leerl<strong>in</strong>gen te motiveren<br />

Motivatie om te leren<br />

De <strong>in</strong>vloed van omgev<strong>in</strong>gsfactoren op schooluitval, schoolverzuim en motivatie<br />

Huiswerk en motivatie<br />

Schoolorganisatorische maatregelen<br />

Beleidsaanbevel<strong>in</strong>gen<br />

JEUCD IN ONTWlKKELlNC


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


6. Onderwijs en ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

6.1 Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

Betoogd wordt dat de recente nadruk op dome<strong>in</strong>-specifkiteit van ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>gsverschijnselen wijst op de mogelijkheid en noodzaak van bej<strong>in</strong>vloed<strong>in</strong>g<br />

van de ontwikkel<strong>in</strong>g via onderwijs. De vraag daarbij is of de nadruk moet<br />

worden gelegd op dome<strong>in</strong>-specifieke vaardigheden of dat er ook dome<strong>in</strong>-over-<br />

stijgende leer- en denkvaardigheden kunnedmoeten worden aangeleerd.<br />

De conclusie is dat beide moeten gebeuren en dat daarbij <strong>voor</strong>al <strong>het</strong> accent<br />

gelegd moet worden op transfer en <strong>in</strong>tegratie. Bej<strong>in</strong>vloed<strong>in</strong>g van de ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>g kan alleen gebeuren via een gei'ntegreerde, langdurige aanpak met veel<br />

oefen- en feedback-mogelijkheden. Vervolgens wordt <strong>in</strong>gegaan op leren denken<br />

en leren leren. Er wordt beschreven wat de belangrijkste vaardigheden zijn die<br />

zouden moeten worden aangeleerd, en hoe dit <strong>het</strong> beste kan gebeuren.<br />

De didactische aanpak die daarbij aanbevolen wordt, legt <strong>het</strong> accent op <strong>het</strong><br />

zelfstandig en actief leren door leerl<strong>in</strong>gen zelf, waarbij zij geleidelijk aan<br />

steeds beter leren zelfstandig te leren. Vijf nieuwe rollen <strong>voor</strong> docenten worden<br />

beschreven, die daar<strong>voor</strong> nodig zijn. De conclusies van <strong>het</strong> onderzoek naar<br />

motivatie-ontwikkel<strong>in</strong>g, schoolverzuim en schooluitval sluiten hier goed bij<br />

aan: de belangrijkste factoren die bepalend lijken te zijn, zijn de mate van parti-<br />

cipatie en activiteit door de leerl<strong>in</strong>gen zelf en de b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g aan de school. Motiva-<br />

tie-ontwikkel<strong>in</strong>g blijkt verder nauw aan te moeten sluiten bij <strong>het</strong> leren <strong>in</strong> de<br />

klas. In een volgende paragraaf worden tien schoolorganisatorische maatrege-<br />

len beschreven die scholen kunnen treffen om <strong>het</strong> actieve (leren) leren en de<br />

motivatie-ontwikkel<strong>in</strong>g te bevorderen. Tot slot volgt een pleidooi <strong>voor</strong> een<br />

kle<strong>in</strong>schalige schoolgebonden aanpak met ruimte <strong>voor</strong> de eigen schoolcultuur.<br />

Op landelijk niveau zouden <strong>voor</strong>al de rand<strong>voor</strong>waarden moeten worden verbe-<br />

terd, waarb<strong>in</strong>nen scholen de <strong>voor</strong>gestelde maatregelen zouden kunnen reali-<br />

seren. Aan de orde komen na- en bijschol<strong>in</strong>g, begeleid<strong>in</strong>g, onderwijskundig<br />

schoolmanagement, leermiddelenontwikkel<strong>in</strong>g en onderzoek.<br />

6.2 Aansluiten bij de ontwikkel<strong>in</strong>g of de ontwikkel<strong>in</strong>g bevorderen?<br />

6.2.1 Ontwikkel<strong>in</strong>g en onderwijs<br />

Vroeger werd er door ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologen, <strong>voor</strong>al onder <strong>in</strong>vloed van de<br />

theorie van Piaget, vanuit gegaan dat er algemene cognitieve vaardigheden<br />

bestonden, die zich fasegewijze ontwikkelden en <strong>in</strong> allerhande situaties<br />

konden worden <strong>in</strong>gezet. Hoewel er verschillend werd gedacht over de mate<br />

waar<strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van deze vaardigheden bei'nvloed kon worden door<br />

<strong>in</strong>structie en of ervar<strong>in</strong>g, werd <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen slechts een beperkte rol <strong>voor</strong><br />

<strong>het</strong> onderwijs weggelegd bij <strong>het</strong> tot stand brengen van die vaardigheden. Dege-<br />

nen die niet geloofden <strong>in</strong> de be'<strong>in</strong>vloedbaarheid, hechtten vanzelfsprekend<br />

we<strong>in</strong>ig waarde aan pog<strong>in</strong>gen tot bei'nvloed<strong>in</strong>g. De anderen, die we1 een zekere<br />

rol <strong>voor</strong> de <strong>in</strong>vloed van de omgev<strong>in</strong>g <strong>in</strong>ruimden, konden moeilijk hard maken<br />

dat <strong>het</strong> z<strong>in</strong>vol zou zijn vaardigheden met veel moeite wat sneller tot ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>g te brengen die enkele maanden of jaren later ook we1 vanzelf zouden<br />

ontstaan. Desondanks is op verschillende plaatsen <strong>in</strong> de wereld getracht <strong>het</strong><br />

bevorderen van de cognitieve ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de Piagetiaanse betekenis, tot<br />

de centrale focus van onderwijs of methoden te maken '.<br />

'1 Zie bij<strong>voor</strong>beeld Schwebel en Raph, 1973.<br />

205 JEUCD INONTWIKKELING


6.2.2 Dome<strong>in</strong>-specificiteit <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

2] Demetriou. 1988.<br />

'1 Sternberg. 1989.<br />

'1 Siegler, 1983.<br />

Het geloof <strong>in</strong> dergelijke algemeen toepasbare vaardigheden heeft echter<br />

plaatsgemaakt <strong>voor</strong> de overtuig<strong>in</strong>g dat er, naast (wellicht) een beperkt aantal<br />

algemene, <strong>voor</strong>al dome<strong>in</strong>-specifieke vaardigheden bestaan die zich onder<br />

<strong>in</strong>vloed van specifieke ervar<strong>in</strong>gen uitbreiden en vormen '. De vraag of de ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>g dome<strong>in</strong>-specifiek dan we1 meer volgens algemene fasen verloopt is<br />

overigens, zo toonde Sternberg onlangs aan, een verkeerde vraag 3. Het gaat er<br />

veel meer om te bepalen welke vaardigheden wanneer functioneel zijn en hoe<br />

ze worden bepaald. Daarmee kiest hij overigens impliciet <strong>voor</strong> een toch wat<br />

meer dome<strong>in</strong>-specifieke theorie. Er zijn aanwijz<strong>in</strong>gen dat de effectiviteit van<br />

een bepaalde cognitieve competentie (strategie, vermogen, kennis) <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

bijdragen aan de oploss<strong>in</strong>g van moeilijke <strong>in</strong>houds-specifieke problemen omge-<br />

keerd evenredig is aan zijn algemeenheid 4.<br />

Demetriou onderscheidt vijf van die dome<strong>in</strong>-gebonden vaardigheidsgebieden:<br />

kwalitatief-analytische, kwantitatief-relationele, causaal-experimentele,<br />

verbaal-propositionele en ruimtelijk-imag<strong>in</strong>aire (zie figuur 6.1).<br />

Deze vaardigheidsgebieden corresponderen respectievelijk met de volgende<br />

vijf typen symbolische systemen: categorische en seriele structuren en matrix-<br />

structuren (taxonomische wetenschappen, geschiedenis); kwantificeerbare<br />

werkelijkheidsstructuren (wiskunde); <strong>in</strong>teractieve en causale werkelijkheids-<br />

structuren (experimentele wetenschappen); formele relaties <strong>in</strong> mentaal gecon-<br />

strueerde eenheden (logica, grammatica); en holistisch visualiseerbare werke-<br />

lijkheden (kunsten). Deze voonvaardelijk georganiseerde vaardigheden<br />

komen alleen tot volle wasdom wanneer er op ruime schaal taakspecifieke<br />

ervar<strong>in</strong>gen worden opgedaan. Van Lieshout en Smitsman ven<strong>voor</strong>den <strong>het</strong><br />

ongeveer als volgt 5:<br />

'Door toenemende rout<strong>in</strong>evorm<strong>in</strong>g van doelgerichte, hierarchisch opgebouwde<br />

(dee1)handel<strong>in</strong>gen worden de latentie en uitvoer<strong>in</strong>gstijden m<strong>in</strong>der variabel en<br />

<strong>het</strong> gebruik economischer. Hierdoor worden de deelhandel<strong>in</strong>gen gemakkelijker<br />

opgenomen <strong>in</strong> nieuwe gedragspatronen van hogere orde'.<br />

Cognitieve ontwikkel<strong>in</strong>g is dus niet rechtstreeks leeftijdsgebonden maar veel-<br />

eer ervar<strong>in</strong>gsgebonden. Deze ervar<strong>in</strong>gen worden <strong>voor</strong> een belangrijk deel<br />

buiten de school opgedaan ? De vraag of de school ook een belangrijke <strong>in</strong>vloed<br />

op de ontwikkel<strong>in</strong>g van de dome<strong>in</strong>-specifieke vaardigheden heeft, kan nog niet<br />

worden beantwoord. Enerzijds zijn er aanwijz<strong>in</strong>gen dat de bestaande <strong>in</strong>divi-<br />

duele verschillen tussen leerl<strong>in</strong>gen tamelijk stabiel blijven en de rol van de<br />

school <strong>in</strong> <strong>het</strong> vormen van de cognitieve vaardigheden derhalve beperkt is '. Dit<br />

betekent niet meer en niet m<strong>in</strong>der dan dat de school er kennelijk tot nu toe niet<br />

<strong>in</strong> is geslaagd <strong>in</strong>vloed te hebben op de cognitieve ontwikkel<strong>in</strong>g. Dat wil echter<br />

niet zeggen dat de school die <strong>in</strong>vloed niet zou kunnen hebben. Er zijn aanwijz<strong>in</strong>-<br />

gen dat docenten slechts een zeer ger<strong>in</strong>g percentage van hun tijd besteden aan<br />

pog<strong>in</strong>gen om cognitieve vaardigheden te be'<strong>in</strong>vloeden '. Het is dan ook niet<br />

venvonderlijk dat geconstateerd wordt dat die <strong>in</strong>vloed er niet is. Verder moet<br />

worden gesteld dat <strong>in</strong> dit opzicht <strong>het</strong> relevante onderzoek nog niet verricht is:<br />

er is nog nauwelijks onderzoek verricht waar<strong>in</strong> de onder andere door<br />

5] Van Lieshout en Smioman. 1985, blz. 14.<br />

6] De tijd die iemand nodig heeft om te reageren.<br />

'1 Aebli, 1989.<br />

Zie We<strong>in</strong>ert, 1989a.<br />

9] Zie bij<strong>voor</strong>beeld Aarnoutse. 1989; Moely. Hart. Santulli e.a., 1986; Pressley, Borkowski & Schneider. 1989.<br />

206 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Figuur 6.1 Het ontwikkel<strong>in</strong>gsmodel van Demetriou<br />

lo] Demetriou. 1988.<br />

"1 Resnick. 1987a.<br />

v~sualizable<br />

Bron: Demetriou, 1988.<br />

207 JEUGD IN ONTWIKKELING<br />

Categoftcal, rnatrlx<br />

& serlal structures<br />

(Taxonom~c sclence, e.g.,<br />

physical h~story<br />

QUALITATIVE-<br />

Interactive &<br />

causal reality<br />

Demetriou beschreven vaardigheidsgebieden systematisch <strong>in</strong> verband zijn<br />

gebracht met schoolprestaties, of waar<strong>in</strong> is nagegaan hoe verschillen <strong>in</strong> onder-<br />

wijs van <strong>in</strong>vloed zijn op de cognitieve vaardigheden lo.<br />

Anderzijds blijkt uit experimenteel onderzoek dat de school we1 een belang-<br />

rijke <strong>in</strong>vloed zou kunnen hebben op de ontwikkel<strong>in</strong>g van cognitieve vaardig-<br />

heden ll.


6.2.3 Gevolgen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> onderwijs<br />

De nieuwe opvatt<strong>in</strong>gen over cognitieve ontwikkel<strong>in</strong>g hebben belangrijke<br />

consequenties <strong>voor</strong> de relatie tussen ontwikkel<strong>in</strong>g en onderwijs 12. Om& de<br />

cognitieve ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> een belangrijk deel dome<strong>in</strong>-specifiek verloopt,<br />

zijn de eerder beschreven dilemma's opgelost.<br />

a. Met de erkenn<strong>in</strong>g van de belangrijke rol van (dome<strong>in</strong>-specifieke) ervar<strong>in</strong>gen is<br />

ook direct duidelijk dat de omgev<strong>in</strong>g, dus ook <strong>het</strong> ondenvijs, een belangrijke rol<br />

kan of zou kunnen spelen. Een andere vraag is natuurlijk nog of <strong>het</strong> onderwijs<br />

die rol dan ook moet spelen en hoe <strong>het</strong> dat zou moeten doen (zie verderop).<br />

b. Ook de eerder beschreven twijfel over <strong>het</strong> nut van pog<strong>in</strong>gen de cognitieve ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>g te bei'nvloeden, is <strong>in</strong> een ander licht komen te staan. Immers, <strong>het</strong> is<br />

niet meer zo dat men kan verwachten dat de ontwikkel<strong>in</strong>gen zich vanzelf <strong>voor</strong>-<br />

doen wanneer men afziet van gerichte pog<strong>in</strong>gen tot bei'nvloed<strong>in</strong>g. Ten aanzien<br />

van bepaalde dome<strong>in</strong>en doen zich waarschijnlijk <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong><br />

ondenvijs gelegenheden <strong>voor</strong> om <strong>in</strong> voldoende mate ervar<strong>in</strong>gen op te doen (men<br />

denke bijv. aan <strong>het</strong> mathematisch-kwantitatief denken).<br />

De school kan op twee manieren omgaan met deze dome<strong>in</strong>-specifieke ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>gen: 1) erbij aansluiten, en 2) ontwikkel<strong>in</strong>gsbevorderend te werk gaan.<br />

Een zeker evenwicht tussen beide posities is echter noodzakelijk. Immers, een<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gsbevorderende aanpak dient op zijn m<strong>in</strong>st <strong>het</strong> bestaande (dome<strong>in</strong>-<br />

gebonden) ontwikkel<strong>in</strong>gsniveau als uitgangspunt te nemen. Het venverven<br />

van nieuwe kennis is, zo stellen veel onderwijs- en ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologen<br />

op dit moment 13, een kwestie van een zich steeds herhalend proces van <strong>het</strong><br />

structureel transformeren en reorganiseren van eerder verworven kennis.<br />

Daarbij spelen zowel de kennisbasis als de cognitieve vaardigheden een<br />

belangrijke rol. Wanneer de school zich zou beperken tot alleen maar aan-<br />

sluiten bij de ontwikkel<strong>in</strong>g, zouden <strong>in</strong> brede kr<strong>in</strong>g waardevol geachte doelstel-<br />

l<strong>in</strong>gen van <strong>het</strong> onderwijs, zoals leren denken, echter te veel buiten beschou-<br />

w<strong>in</strong>g blijven. Een belangrijk deel van deze bijdrage zal dan ook bestaan uit een<br />

concretiser<strong>in</strong>g van de ontwikkel<strong>in</strong>gsbevorderende aanpak, met accenten op de<br />

bevorder<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> zelfstandig leervermogen en <strong>het</strong> leren denken en<br />

probleemoplossen.<br />

6.2.4 Ontwikkel<strong>in</strong>gsbevorder<strong>in</strong>g: een taak <strong>voor</strong> de school?<br />

''1 Zie We<strong>in</strong>ert, 1989b.<br />

Men kan zich afvragen of een (groter) accent op de ontwikkel<strong>in</strong>gsbevorderende<br />

aanpak en op <strong>het</strong> aanleren van algemene cognitieve vaardigheden (leren leren<br />

en leren denken) we1 past b<strong>in</strong>nen de vele taken die de school toch a1 moet<br />

vervullen. De school moet immers a1 een veelheid aan vakkennis en -vaardig-<br />

heden overdragen op een steeds maar toenemend aantal vakgebieden. Men<br />

denke bij<strong>voor</strong>beeld aan vredesopvoed<strong>in</strong>g, gezondheids<strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>g, politieke<br />

vorm<strong>in</strong>g, leren omgaan met <strong>in</strong>formatica, technische vaardigheden, en vele<br />

andere. Er is dan ook, aldus Leune 14, <strong>in</strong> de loop der jaren vanaf <strong>het</strong> beg<strong>in</strong> van<br />

<strong>het</strong> ontstaan van <strong>het</strong> georganiseerde schoolwezen <strong>in</strong> <strong>het</strong> beg<strong>in</strong> van de vorige<br />

eeuw, een groeiende tendens tot verbred<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> ondenvijsaanbod. Naast<br />

een verbred<strong>in</strong>g van de (encyclopedische) kennis zijn <strong>voor</strong>al ook op diverse<br />

plaatsen pleidooien gehouden <strong>voor</strong> verbred<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de richt<strong>in</strong>g van non-cogni-<br />

tieve vaardigheden (sociale vaardigheden, ontwikkel<strong>in</strong>g van gevoelsleven,<br />

artistiekelcreatieve vorm<strong>in</strong>g, persoonlijke ontplooi<strong>in</strong>g, morele vorm<strong>in</strong>g, e.d.1.<br />

De school wordt steeds meer een 'total <strong>in</strong>stitution' waar<strong>in</strong> mensen worden <strong>voor</strong>-<br />

bereid op haast alle denkbare sociale posities: werknemer, staatsburger,<br />

wereldburger, consument, opvoeder, verkeersdeelnemer, levenspartner, acti-<br />

13] Zie bij<strong>voor</strong>beeld: Carey, 1988: Shuell. 1988.<br />

"1 Leune. 1983.<br />

208 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSRELEID


vist, verenig<strong>in</strong>gslid, cultuurparticipant, en dergelijke' 15. Verder wordt de<br />

school geacht bij te dragen aan <strong>het</strong> terugdr<strong>in</strong>gen van de kansenongelijkheid.<br />

Er zullen keuzes gemaakt moeten worden en prioriteiten worden gesteld <strong>in</strong> de<br />

vier hoofdtaken van de school: 1) vakkennis en -vaardigheden; 2) noncogni-<br />

tieve vaardigheden; 3) sociale ongelijkheid verm<strong>in</strong>deren; en 4) leren leren en<br />

leren denken. Nieuwe vakgebieden en nieuwe vaardigheden moeten <strong>in</strong> de<br />

plaats komen van bestaande vakgebieden of vaardigheden. Een belangrijk<br />

criterium daarbij is, volgens Leune 16, de effectiviteit van de schoolse socialisa-<br />

tie. Uit onderzoek is gebleken dat de school er nauwelijks <strong>in</strong> slaagt om op effec-<br />

tieve wijze een bijdrage te leveren aan de affectieve, seksuele, sociale en morele<br />

vorm<strong>in</strong>g. Dan ligt <strong>het</strong> meer <strong>voor</strong> de hand <strong>voor</strong> deze opvoed<strong>in</strong>gsgebieden te<br />

vertrouwen op de ouders en andere <strong>in</strong>stituties.<br />

Daarmee zijn we overigens gekomen bij een ander criterium dat Leune<br />

<strong>voor</strong>stelt: de taakverdel<strong>in</strong>g tussen ouders, andere <strong>in</strong>stituties (leeftijdsgenoten,<br />

kerken, verenig<strong>in</strong>gen e.d.1 en de school. De tendens van functieoverhevel<strong>in</strong>g<br />

van met name de ouders naar de school lijkt volgens Leune tot stilstand geko-<br />

men, doordat ouders zich meer en meer bewust worden van hun eigen (opvoe-<br />

d<strong>in</strong>gs)verantwoordelijkheden en zich gaan verzetten, daarbij gesteund door de<br />

massamedia, tegen een te overheersende <strong>in</strong>vloed van de school op de ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>g van hun k<strong>in</strong>deren. Bij <strong>het</strong> stellen van prioriteiten en <strong>het</strong> doen van keuzes<br />

zal dan ook de functieverdel<strong>in</strong>g tussen ouders en de school een belangrijk<br />

discussiepunt moeten zijn. Helaas is er, zo stelt Leune, we<strong>in</strong>ig belangstell<strong>in</strong>g<br />

<strong>voor</strong> deze discussie en is er we<strong>in</strong>ig empirisch onderzoek gedaan naar de pedago-<br />

gische functies van ouders en andere <strong>in</strong>stituties.<br />

Er is natuurlijk we1 veel onderzoek gedaan naar de <strong>in</strong>vloed van <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>s-<br />

milieu op schoolprestaties en schoolloopbanen van leerl<strong>in</strong>gen uit de verschil-<br />

lende sociaal-economische milieus. Dronkers stelt dat overduidelijk is aange-<br />

toond dat de leerprestaties van leerl<strong>in</strong>gen uit de lagere sociaal-economische<br />

milieus m<strong>in</strong>der goed zijn dan die van leerl<strong>in</strong>gen uit de hogere milieus, en dat<br />

hun schoolloopbanen anders verlopen 17. Ook is <strong>het</strong> zo, aldus Dronkers, dat de<br />

verschillen tussen de leerl<strong>in</strong>gen gedurende de basisschool toenemen en zich<br />

vervolgens stabiliseren. Verder is de <strong>in</strong>vloed van <strong>het</strong> ouderlijk milieu, ondanks<br />

<strong>het</strong> landelijk onderwijsbeleid en ondanks <strong>het</strong> feit dat er steeds meer op grond<br />

van behaalde prestaties <strong>in</strong> plaats van op grond van andere <strong>in</strong>dividuele kenmer-<br />

ken als geslacht, regio of milieu wordt geselecteerd, s<strong>in</strong>ds 1945 eerder toe- dan<br />

afgenomen.<br />

Een belangrijke vraag hierbij is wat de oorzaken zijn van deze <strong>in</strong>vloeden.<br />

Dronkers geeft een lijstje van 8 mogelijke oorzaken 18:<br />

1. de sociaal-economische positie van <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>;<br />

2. de culturele positie van <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>;<br />

3. taalgebruik;<br />

4. vrienden en buurt;<br />

5. de regio;<br />

6. schoolkenmerken, zoals curriculum en schoolklimaat;<br />

7. de onderwijs-leerprocessen <strong>in</strong> de klas;<br />

8. erfelijke <strong>in</strong>telligentie.<br />

Voor de verschillen <strong>in</strong> schoolloopbanen spelen daarnaast ook de immateriele<br />

kosten en baten die aan de verschillende loopbanen verbonden zijn een rol. De<br />

mate waar<strong>in</strong> de verschillende oorzaken een rol spelen, en hun onderl<strong>in</strong>ge<br />

verwevenheid, is nog onduidelijk. We1 is duidelijk, aldus Dronkers, dat de<br />

school slechts Ben van de acht oorzaken uitmaakt en dat op grond hiervan<br />

enige bescheidenheid, <strong>in</strong> de verwacht<strong>in</strong>gen ten aanzien van de mogelijkheden<br />

Is] Leune. 1983. blz. 109.<br />

16] Leune, 1983.<br />

"1 Dronkers. 1987.<br />

la] Ibid.<br />

209 JEUGD INONTWIKKEI.ING


om via <strong>het</strong> schoolsysteem de kansenongelijkheid te verm<strong>in</strong>deren, op zijn plaats<br />

is 19.<br />

Een belangrijke mogelijke oorzaak die <strong>in</strong> <strong>het</strong> rijtje van Dronkers niet expliciet<br />

wordt genoemd, betreft <strong>het</strong> leren leren en <strong>het</strong> leren denken. Met Brown,<br />

Pal<strong>in</strong>csar en Armbruster 'O, die zich daarbij <strong>voor</strong>al baseren op <strong>het</strong> werk van<br />

Feuerste<strong>in</strong>, ben ik van men<strong>in</strong>g dat juist hier een belangrijke oorzaak te v<strong>in</strong>den<br />

is. Thuis leren k<strong>in</strong>deren de cognitieve operaties die noodzakelijk zijn bij <strong>het</strong><br />

zelfstandig leren.<br />

'By <strong>in</strong>teract<strong>in</strong>g with an adult, who models and guides problemsolv<strong>in</strong>g activities<br />

and structures learn<strong>in</strong>g environments, children gradually come to adopt structu-<br />

r<strong>in</strong>g and regulat<strong>in</strong>g activities of their own'<br />

De <strong>voor</strong>naamste reden <strong>voor</strong> de genoemde verschillen <strong>in</strong> leerprestaties is, zo<br />

stellen Brown e.a. en Feuerste<strong>in</strong>, gelegen <strong>in</strong> <strong>het</strong> gebrek aan consistente<br />

<strong>in</strong>structie <strong>in</strong> <strong>het</strong> leren denken en <strong>het</strong> leren leren door ouderlijke modellen.<br />

Enerzijds heeft dit te maken met een gebrek aan mogelijkheden (wat ouders<br />

zelf niet kunnen, kunnen zij ook niet overdragen), anderzijds ook met de typi-<br />

sche middle class-<strong>in</strong>teractie-patronen, die <strong>in</strong> de lagere milieus, zo blijkt uit <strong>het</strong><br />

schaarse onderzoek dat daarnaar is verricht, vrijwel niet <strong>voor</strong>komen. Kenmer-<br />

kend <strong>voor</strong> deze - <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leren denken en leren leren belangrijke - <strong>in</strong>teractie-<br />

patronen is <strong>het</strong> steeds maar weer vragen stellen en <strong>het</strong> geleidelijk aan<br />

verhogen van de verwacht<strong>in</strong>gen die aan de eigen kennis en vaardigheden van<br />

<strong>het</strong> k<strong>in</strong>d worden gesteld. Naast <strong>het</strong> feit dat k<strong>in</strong>deren thuis m<strong>in</strong>der participeren<br />

<strong>in</strong> dergelijke <strong>in</strong>teractiepatronen, is ook een belangrijk probleem dat zij er niet<br />

goed <strong>in</strong> kunnen functioneren wanneer zij op school we1 <strong>voor</strong>komen. Overigens<br />

blijkt uit recent onderzoek dat <strong>in</strong>teracties gericht op <strong>het</strong> leren leren en leren<br />

denken op school slechts zelden <strong>voor</strong>komen ".<br />

Op grond van de criteria van Leune 23: a) zie ik slechts een beperkte rol van de<br />

school op <strong>het</strong> gebied van de non-cognitieve vaardigheden; b) stel ik <strong>voor</strong> de uit-<br />

breid<strong>in</strong>g van de functie van de school met nieuwe vakgebieden zo veel mogelijk<br />

te beperken; en c) kies ik <strong>voor</strong> een uitbreid<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> accent op <strong>het</strong> leren leren<br />

en <strong>het</strong> leren denken, om zo de problematiek van de kansenongelijkheid te lijf te<br />

gaan. Deze drie gezichtspunten worden hierna kort toegelicht.<br />

Met Leune ben ik van me'n<strong>in</strong>g dat de effectiviteit van de mogelijkheden <strong>voor</strong><br />

schoolse socialisatie op <strong>het</strong> gebied van de non-cognitieve vaardigheden laag<br />

moet worden <strong>in</strong>geschat 24. Hier zou <strong>voor</strong>al meer gevraagd moeten worden van<br />

de ouders. Een uitzonder<strong>in</strong>g wil ik echter maken <strong>voor</strong> een tweetal non-cogni-<br />

tieve terre<strong>in</strong>en: motivatie om te leren en sociaalcommunicatief probleem-<br />

oplossen. Motivatie om te leren vormt een essentieel onderdeel van de 'leren<br />

leren' aanpak die hieronder nader wordt uitgewerkt, en sluit <strong>het</strong> dichtst aan bij<br />

de kerntaak van de school. Het accent op <strong>het</strong> sociaal-communicatief probleem-<br />

oplossen vormt naar mijn men<strong>in</strong>g <strong>het</strong> meest haalbare, en ook <strong>het</strong> meest neu-<br />

trale, antwoord op de vraag om uitbreid<strong>in</strong>g van de taak van de school <strong>in</strong> de rich-<br />

t<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> non-cognitieve terre<strong>in</strong>. Dit kan goed gebeuren <strong>in</strong> aansluit<strong>in</strong>g op de<br />

verbred<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de richt<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> leren denken en <strong>het</strong> leren probleemoplossen.<br />

Overigens mag men daarbij niet verwachten dat er vanzelf een <strong>in</strong>vloed uitgaat<br />

van <strong>het</strong> leren probleemoplossen <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader van schoolvakken naar <strong>het</strong><br />

sociaal-communicatief probleemoplossen 25.<br />

19] Zonder dat dit uitmondt <strong>in</strong> een pleidooi <strong>voor</strong> passiviteit.<br />

''1 Pal<strong>in</strong>csar en Armbruster, 1984.<br />

"1 Brown e.a.. blz. 258.<br />

"1 Zie Aarnoutse, 1989; Moely, Hart. Santulli e.a.. 1986.<br />

"1 Leune, 1983.<br />

"1 Ibid.<br />

"1 Zie paragraaf 2.<br />

210 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Een verdergaande verbred<strong>in</strong>g van de onderwijsdoelstell<strong>in</strong>gen op de genoemde<br />

nieuwe vakgebieden zou ik beperkt willen houden door leerl<strong>in</strong>gen beter te<br />

leren hoe zij zelfstandig nieuwe kennis en vaardigheden kunnen opdoen, of <strong>in</strong><br />

de woorden van Leune:<br />

'Naarmate <strong>het</strong> menselijk vermogen om te leren verder wordt ontwikkeld, wordt<br />

de noodzaak van een totale socialisatie tijdens de leerplichtige periode verm<strong>in</strong>-<br />

derd. De mens is dan <strong>in</strong> staat om op eigen kracht, steunend op een door de school<br />

aangeleerd vermogen om te leren denken, aan verdere ontwikkel<strong>in</strong>g te werken.<br />

Indien, zoals Husen bepleit, de school prioriteit geeft aan de ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />

<strong>het</strong> vermogen om nieuwe d<strong>in</strong>gen te leren, dan kan de reikwijdte van de schoolse<br />

socialisatie eerder worden beperkt dan verdergaand verbreed 26.'<br />

Ook ten aanzien van de problematiek van de kansenongelijkheid lijkt, zoals<br />

hierboven werd betoogd, de weg van <strong>het</strong> accent op <strong>het</strong> leren leren en <strong>het</strong> leren<br />

denken de beste weg te zijn. Deze stell<strong>in</strong>g is <strong>in</strong> tegenspraak met de aanbevel<strong>in</strong>-<br />

gen van Leseman 27, die op grond van zijn analyse van <strong>het</strong> gedeeltelijk falen<br />

van <strong>het</strong> OSM-project wijst op <strong>het</strong> belang van kle<strong>in</strong>schalige <strong>in</strong>teracties tussen<br />

k<strong>in</strong>deren en volwassenen. Hij adviseert om ouders te leren <strong>in</strong> de <strong>voor</strong>schoolse<br />

leeftijdsperiode k<strong>in</strong>deren te leren denken en leren. Ik ben <strong>het</strong> met zijn analyse<br />

eens, echter niet met de door hem bepleite oploss<strong>in</strong>g. Omdat k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong><br />

achterstandsituaties thuis - a1 <strong>voor</strong> zij naar school gaan - niet hebben leren<br />

denken en leren, moeten wij ze dit op school zien te leren!<br />

Concluderend kan worden gesteld dat ten aanzien van de nieuwe vaardig-<br />

heden op <strong>het</strong> gebied van <strong>het</strong> leren denken en <strong>het</strong> leren leren <strong>het</strong> accent juist<br />

m<strong>in</strong>der op de rol van de ouders en meer op die van de school zou moeten komen<br />

te liggen. Deze vaardigheden sluiten <strong>het</strong> dichtst aan bij de eigenlijke taak van<br />

de school, de effectiviteit ervan kan op grond van <strong>het</strong> empirisch onderzoek hoog<br />

worden <strong>in</strong>geschat, er kan een gunstige bijdrage aan <strong>het</strong> terugdr<strong>in</strong>gen van de<br />

kansenongelijkheid worden verwacht, en een verdergaande verbred<strong>in</strong>g van de<br />

onderwijsdoelstell<strong>in</strong>gen kan worden beperkt.<br />

6.2.5 Effectief onderwijs of ontwikkel<strong>in</strong>gsbevorder<strong>in</strong>g: een tegenstell<strong>in</strong>g?<br />

16] Leune. blz. 110.<br />

Een belangrijk dilemma dat hieronder centraal zal staan, is <strong>het</strong> volgende. Het<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologisch en onderwijspsychologisch onderzoek laten zien<br />

dat <strong>het</strong> <strong>voor</strong> de effectiviteit van <strong>het</strong> leren en de cognitieve ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>het</strong><br />

beste is wanneer <strong>in</strong>formatie-venverk<strong>in</strong>g actief kan verlopen met een nadruk<br />

op eigen <strong>in</strong>itiatief, activiteit, autonomie en zelfregulatie '*. Shuell drukt <strong>het</strong><br />

ongeveer als volgt uit ": effectief leren is actief <strong>in</strong> die z<strong>in</strong> dat de lerende zich<br />

<strong>in</strong>spant en activiteiten onderneemt. Met name de aard van de activiteiten lijkt<br />

daarbij van belang. Deze komt tot uit<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de volgende drie kenmerken van<br />

Shuell. Effectief leren is cumulatief wanneer nieuw leren <strong>voor</strong>tbouwt op <strong>het</strong><br />

eerder geleerde; hoe meer iemand weet, hoe meer en hoe gemakkelijker hij kan<br />

bijleren. Effectief leren verloopt <strong>het</strong> gemakkelijkst wanneer mensen beteke-<br />

nissen kunnen vormen of ontdekken. In die betekenis noemde Shuell <strong>het</strong> dan<br />

ook constructief. Effectief leren is doelgericht <strong>voor</strong>zover mensen weten waar ze<br />

naar toe werken en waarom ze leren.<br />

Het onderzoek op mesoniveau naar processen <strong>in</strong> de klas en naar effectiviteit<br />

van scholen laat echter ogenschijnlijk een geheel ander beeld zien. Uit <strong>het</strong><br />

klasse-onderzoek is <strong>het</strong> 'direct-teach<strong>in</strong>g model' als ideaal naar voren gekomen,<br />

met onder andere als kenmerken3': een grote hoeveelheid <strong>in</strong>structietijd <strong>in</strong> een<br />

17] Leseman. 1989.<br />

'1 Zie bij<strong>voor</strong>beeld: Shuell. 1988; Resnick. 1987a; Carey, 1984. 1988.<br />

29] Shuell. 1988.<br />

'1 Zie 6ophy en Good. 1986.<br />

JEUGD INONTWIKKELING


fl<strong>in</strong>k tempo 31; er wordt sterk gestructureerd leermateriaal gebruikt; er is een<br />

hoge mate van redundantie; er wordt helder uitgelegd; de leraren zijn enthou-<br />

siast; <strong>het</strong> zelfstandig werken wordt goed <strong>voor</strong>bereid door de leraar; de opdrach-<br />

ten zijn zo dater een goede kans op succes is; en er is adequate hulp van de kant<br />

van de leraar.<br />

Het (buitenlands) onderzoek naar de effectiviteit van scholen heeft de volgende<br />

kenmerken van effectieve scholen opgeleverd 32: een sterk <strong>in</strong>structioneell<br />

adm<strong>in</strong>istratief schoolleiderschap; gerichtheid van de gehele school op een<br />

beperkt aantal doelen; hoge verwacht<strong>in</strong>gen van de leerkrachten met betrek-<br />

k<strong>in</strong>g tot leerl<strong>in</strong>gprestaties; een ordelijk, veilig, plezierig schoolklimaat met<br />

een gerichtheid op leren; nadruk op de evaluatie van de <strong>voor</strong>tgang van de leer-<br />

l<strong>in</strong>gen. Overigens moet worden opgemerkt dat <strong>in</strong> <strong>het</strong> Nederlandse effectivi-<br />

teits-onderzoek de <strong>in</strong> <strong>het</strong> buitenlands onderzoek gevonden verbanden 'maar<br />

vrij zwakjes worden teruggevonden' 33.<br />

Is er <strong>in</strong>derdaad een tegenstrijdigheid tussen deze kenmerken van effectieve<br />

leraren en effectieve scholen, die ogenschijnlijk een tamelijk passieve rol <strong>voor</strong><br />

de leerl<strong>in</strong>g te zien geven, en de aanbevel<strong>in</strong>gen die uit <strong>het</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gs- en<br />

onderwijspsychologisch onderzoek naar voren zijn gekomen, zoals We<strong>in</strong>ert<br />

stelt 34? Naar mijn men<strong>in</strong>g is dit niet <strong>het</strong> geval 35. De aanbevel<strong>in</strong>gen vanuit de<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gs- en onderwijspsychologie vormen belangrijke aanvull<strong>in</strong>gen op,<br />

en <strong>in</strong>vull<strong>in</strong>gen van, <strong>het</strong> direct teach<strong>in</strong>g model en de effectieve-schoolbenade-<br />

r<strong>in</strong>g. De kenmerken van effectieve leraren en scholen kunnen gezien worden<br />

als tamelijk <strong>in</strong>houdsloos, als een soort noodzakelijke rand<strong>voor</strong>waarden.<br />

B<strong>in</strong>nen deze kenmerken is echter een accent op bepaalde manieren van leren<br />

(actief, zelfgereguleerd en dergelijke) nog heel goed mogelijk. Herhaaldelijk<br />

wordt gewezen op <strong>het</strong> <strong>in</strong>houdsloze en theorie-arme karakter van <strong>het</strong> klasse- en<br />

schooleffectiviteitsonderzoek 36. Vanuit de onderwijs- en ontwikkel<strong>in</strong>gspsycho-<br />

logie kan een deel van die theorie en <strong>in</strong>houd worden aangereikt.<br />

6.3 Het probleem van de transfer van cognitieve vaardigheden<br />

Alvorens <strong>in</strong> te gaan op <strong>het</strong> leren denken en <strong>het</strong> leren leren is <strong>het</strong> goed stil te<br />

staan bij een belangrijk dilemma dat <strong>in</strong> de discussies <strong>in</strong> de literatuur hierover<br />

een rol speelt. Deze gaan de laatste tijd over de vraag wat de beste benader<strong>in</strong>g<br />

is om leren denken en leren leren vorm te geven. Drie strom<strong>in</strong>gen zijn er daar-<br />

bij te onderscheiden: de generalistische, de dome<strong>in</strong>-specifieke en de gecombi-<br />

neerde benader<strong>in</strong>g 37.<br />

6.3.1 De generalistische visie<br />

Volgens de generalistische opvatt<strong>in</strong>g bestaan er algemene probleemoplos-<br />

s<strong>in</strong>gsvaardigheden, denkvaardigheden en leervaardigheden die <strong>in</strong> allerlei<br />

verschillende situaties kunnen worden <strong>in</strong>gezet. Deze opvatt<strong>in</strong>g v<strong>in</strong>dt men<br />

bij<strong>voor</strong>beeld terug <strong>in</strong> <strong>het</strong> klassieke idee dat men door Latijn en Grieks te leren<br />

de geest <strong>in</strong> algemene z<strong>in</strong> scherpt, leert denken en leert problemen op te lossen.<br />

Een moderne variant hierop is dat leerl<strong>in</strong>gen leren denken door de computer-<br />

taal LOGO te leren. Daarnaast v<strong>in</strong>dt men deze opvatt<strong>in</strong>g terug <strong>in</strong> afzonderlijke<br />

tra<strong>in</strong><strong>in</strong>gsprogramma's waar<strong>in</strong> algemene probleemoploss<strong>in</strong>gsvaardigheden<br />

of studievaardigheden worden getra<strong>in</strong>d 38, of <strong>in</strong> <strong>het</strong> CoRT programma van<br />

"1 Een belangrijk deel van de tijd wordt besteed aan academische activiteiten en relatief we<strong>in</strong>ig aan orde, er is we<strong>in</strong>ig wachttijd, er<br />

is een efficient klasse-management.<br />

"1 Zie Scheerens. 1989.<br />

Op. cit.. blz. 123.<br />

'1 We<strong>in</strong>ert. 1989a.<br />

''1 Zie ook: Desforges, 1989; Rutter, Maughan en Ouston, 1986.<br />

3b] Zie bij<strong>voor</strong>beeld Scheerens. 1989.<br />

37] Zie Perk<strong>in</strong>s en Salomon. 1988.<br />

"1 Bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong> Productive Th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g Program van Cov<strong>in</strong>gton. Crutchfield. Davies & Olton (1974).<br />

212 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERlNGSBELElD


39] DeBono. 1985.<br />

DeBono 39. Ook <strong>het</strong> onderliggend concept van de zogenaamde studielessen die<br />

<strong>in</strong> de Nederlandse brugklassen worden verzorgd, berusten op zo'n generalis-<br />

tische visie.<br />

Volgens deze theorie zou <strong>het</strong> bij<strong>voor</strong>beeld ook een goed idee zijn om een excel-<br />

lent probleemoplosser als de schaker Jan Timman aan te stellen als manager<br />

van een bedrijf. Immers, hij heeft <strong>in</strong> zijn jarenlange tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g als schaakgroot-<br />

meester algemene vaardigheden <strong>voor</strong> probleemoploss<strong>in</strong>g geleerd, die hij ook<br />

heel goed kan gebruiken als manager. Hij zou bij<strong>voor</strong>beeld bij <strong>het</strong> ontwikkelen<br />

van een ondernem<strong>in</strong>gsstrategie <strong>het</strong> schaakpr<strong>in</strong>cipe 'ontwikkel eerst je stuk-<br />

ken' kunnen vertalen <strong>in</strong> <strong>het</strong> pr<strong>in</strong>cipe 'zorg dat je eerst a1 je produkten ontwik-<br />

keld hebt, <strong>voor</strong>dat je je op de markt begeeft'.<br />

Het merendeel van de onderzoeksresultaten naar probleemoplossen steunt<br />

deze benader<strong>in</strong>g niet. Er treedt over <strong>het</strong> algemeen verbaz<strong>in</strong>gwekkend we<strong>in</strong>ig<br />

'transfer' op. Vaardigheden die <strong>in</strong> <strong>het</strong> ene dome<strong>in</strong> zijn geleerd, worden niet<br />

zomaar en niet zonder meer gebruikt <strong>in</strong> andere situaties. Studielessen berei-<br />

ken niet <strong>het</strong> effect wat ervan verwacht werd toen ze werden <strong>in</strong>gesteld. Meer<br />

dan de helft van de studielescoord<strong>in</strong>atoren twijfelt aan de effectiviteit van de<br />

studielessen 40. De Corte 41 en collega-onderzoekers lieten bij<strong>voor</strong>beeld zien dat<br />

k<strong>in</strong>deren door LOGO te leren niet automatisch leerden beter te plannen, zoals<br />

Papert ons deed geloven 42. Zij toonden overigens we1 aan dat <strong>het</strong> mogelijk is<br />

om leerl<strong>in</strong>gen door middel van een gerichte didactische aanpak <strong>in</strong> de context<br />

van <strong>het</strong> leren programmeren ook te leren denken. Een ander <strong>voor</strong>beeld is<br />

afkomstig van Gick en Holyoak 43. Zij legden proefpersonen bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong><br />

probleem <strong>voor</strong> hoe men een kankergezwel kan bestrijden via bestral<strong>in</strong>g zonder<br />

ook a1 <strong>het</strong> omliggende weefsel te beschadigen. Een oploss<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> dit probleem<br />

is onder andere van alle kanten zwakke stralen te richten die op zich niet<br />

schadelijk zijn, maar bij elkaar geteld we1 <strong>het</strong> gezwel effectief bestrijden. Na dit<br />

probleem met hulp te hebben opgelost, kon toch nog slechts een zeer kle<strong>in</strong><br />

gedeelte van <strong>het</strong> totaal aantal proefpersonen <strong>het</strong> analoge probleemoplossen<br />

hoe een generaal een stad kan veroveren 44. Hoewel de beschikbare onderzoeks-<br />

gegevens duidelijk maken dat er over <strong>het</strong> algemeen verbaz<strong>in</strong>gwekkend we<strong>in</strong>ig<br />

'transfer' optreedt, is <strong>het</strong> echter niet zo dat hierover de discussie gesloten is 45.<br />

Resnick houdt <strong>het</strong> erop dat <strong>het</strong> beslissende onderzoek nog niet verricht is 46.<br />

6.3.2 De dorne<strong>in</strong>-specifieke <strong>in</strong>valshoek<br />

40] Van der Sanden, 1988.<br />

"1 De Corte e.a., 1989.<br />

42] Papert. 1980.<br />

43] Gick en Holyoak. 1987.<br />

Veel onderwijspsychologen geloven echter meer <strong>in</strong> de dome<strong>in</strong>-specifieke bena-<br />

der<strong>in</strong>g. Problemen kunnen oplossen is een vaardigheid die zodanig specifiek<br />

verbonden is met bepaalde <strong>in</strong>houdsgebieden (dome<strong>in</strong>en van kennis), dat <strong>het</strong><br />

niet mogelijk of z<strong>in</strong>vol is algemene tra<strong>in</strong><strong>in</strong>gen op te zetten. Jan Timman zou<br />

volgens deze benader<strong>in</strong>g ondanks a1 zijn strategisch <strong>in</strong>zicht een slechte mana-<br />

ger zijn, omdat hij zijn bij <strong>het</strong> schaken geleerde probleemoploss<strong>in</strong>gsstrategieen<br />

niet kan toepassen <strong>in</strong> andere situaties. Er v<strong>in</strong>dt met andere woorden geen<br />

transfer plaats van <strong>het</strong> ene dome<strong>in</strong> naar <strong>het</strong> andere.<br />

Gekoppeld aan deze opvatt<strong>in</strong>g hoort men vaak ook nog een andere opvatt<strong>in</strong>g,<br />

namelijk dat kunnen denken, leren en probleemoplossen <strong>voor</strong>al veel te maken<br />

heeft met kennis, met keel weten'. Door goed <strong>in</strong> een dome<strong>in</strong> thuis te raken,<br />

leert men vanzelf de vakspecifieke problemen op te lossen. Er is <strong>in</strong>derdaad een<br />

groot aantal researchgegevens dat deze laatste theorie ondersteunt. Goede<br />

44] Namelijk door van alle kanten tegelijk b<strong>in</strong>nen te vallen.<br />

45] Zie DeBono. 1985.<br />

46] Resnick. 1987a.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELINC


"1<br />

probleemoplossers weten <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met slechte probleemoplossers meer<br />

over <strong>het</strong> vakgebied; hebben de beschikk<strong>in</strong>g over niet strikt benodigde maar<br />

toch we1 handige (vakspecifieke) kennis; kunnen vakspecifieke probleem-<br />

typen herleiden tot andere meer simpele problemen; hebben een categori-<br />

ser<strong>in</strong>gssysteem <strong>voor</strong> typen van problemen; en hebben een betere en een snel-<br />

lere toegang tot de relevante, benodigde kennis <strong>in</strong> hun geheugen 47.<br />

Er zijn dus nogal wat argumenten die pleiten <strong>voor</strong> de dome<strong>in</strong>-specifieke <strong>in</strong>vals-<br />

hoek. Daarbij is <strong>het</strong> mijns <strong>in</strong>ziens belangrijk de twee genoemde varianten daar-<br />

b<strong>in</strong>nen goed uit elkaar te houden. Volgens de tweede variant is <strong>het</strong> niet nuttig<br />

probleemoploss<strong>in</strong>gsprocedures, heuristieken e.d. te leren. Het gaat slechts om<br />

<strong>het</strong> opbouwen van een kennisbestand en dan komt de rest vanzelf wel. Volgens<br />

de eerste variant gaat <strong>het</strong> er <strong>voor</strong>al om dat specifieke procedures, heuristieken<br />

en probleemoploss<strong>in</strong>gsvaardigheden geleerd en geoefend worden <strong>in</strong> de context<br />

van een concreet toepass<strong>in</strong>gsgebied. Expert-probleemoplossers hebben deze<br />

vaardigheden als bijprodukt van hun (jarenlange) kennisvenverv<strong>in</strong>g<br />

opgedaan. Het is dus volgens deze benader<strong>in</strong>g meer een probleem dat er zo<br />

we<strong>in</strong>ig transfer optreedt dan dat er geen (specifieke) vaardigheden en procedu-<br />

res zouden zijn die helpen bij <strong>het</strong> probleemoplossen.<br />

6.3.3 De gecomb<strong>in</strong>eerde benader<strong>in</strong>g<br />

De meeste gegevens wijzen <strong>in</strong> de richt<strong>in</strong>g van de twee dome<strong>in</strong>-specifieke theo-<br />

rieen. Recent is echter een derde theorie naar voren gebracht, die ook <strong>in</strong> over-<br />

eenstemm<strong>in</strong>g is met nogal wat recente researchgegevens 48.<br />

Volgens deze opvatt<strong>in</strong>g, de gecomb<strong>in</strong>eerde benader<strong>in</strong>g, is <strong>het</strong> <strong>in</strong>derdaad juist<br />

dat de kennisbasis een belangrijke rol speelt (conform de eerste dome<strong>in</strong>-specifieke<br />

theorie), maar dat, <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot de tweede dome<strong>in</strong>-specifieke theorie:<br />

a. onder bepaalde condities best transfer bereikt kan worden;<br />

b. algemene heuristieken en probleemoploss<strong>in</strong>gsstrategieen we1 degelijk een rol<br />

kunnen spelen, <strong>voor</strong>al bij de meer <strong>in</strong>gewikkelde, slecht gedef<strong>in</strong>ieerde proble-<br />

men (die <strong>het</strong> m<strong>in</strong>st zijn onderzocht);<br />

c. met name de metacognitieve kennis en strategieen daarbij een bepalende rol<br />

spelen.<br />

Onder metacognitieve kennis wordt verstaan de kennis over eigen en ander-<br />

mans cognitieve processen 49, bij<strong>voor</strong>beeld weten onder welke condities<br />

bepaalde strategieen <strong>het</strong> best kunnen worden gebruikt en weten hoe <strong>het</strong><br />

geheugen werkt. Metacognitieve strategieen betreffen de stur<strong>in</strong>g en controle<br />

van de eigen cognitieve processen via 0.a. plann<strong>in</strong>g, toets<strong>in</strong>g en bewak<strong>in</strong>g.<br />

Mede onder <strong>in</strong>vloed van <strong>het</strong> onderzoek naar metacognitieve kennis en proces-<br />

sen bij <strong>het</strong> probleemoplossen en enkele spectaculaire resultaten van tra<strong>in</strong><strong>in</strong>gs-<br />

studies, waar<strong>in</strong> leerl<strong>in</strong>gen geleerd werd hoe hun leer- en denkprocessen verlo-<br />

pen en hoe zij die kunnen s&en en controleren 50, is er recent een grote belang-<br />

stell<strong>in</strong>g ontstaan <strong>voor</strong> de gecomb<strong>in</strong>eerdebenader<strong>in</strong>g. In deze en andere studies<br />

werd namelijk aangetoond dat <strong>het</strong> mogelijk is zelfs mentaal geretardeerde k<strong>in</strong>-<br />

deren algemene heuristieken en metacognitieve strategieen aan te leren die:<br />

a) leidden tot spectaculaire prestatieverbeter<strong>in</strong>gen; b) gedurende langere tijd<br />

beklijfden en c) spontaan gebruikt werden <strong>in</strong> nieuwe <strong>in</strong>houdsgebieden. Dit<br />

betekent <strong>voor</strong> de opzet van tra<strong>in</strong><strong>in</strong>gsprogramma's dat er enerzijds een directe<br />

<strong>in</strong>bedd<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> leren probleemoplossen en leren leren <strong>in</strong> een vakspecifiek<br />

dome<strong>in</strong> plaatsv<strong>in</strong>dt, tenvijl tegelijkertijd nadruk gelegd wordt op algemene<br />

heuristieken (van een <strong>in</strong>termediair niveau van algemeenheid). Ook betekent<br />

dit dat er <strong>in</strong> zo'n tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g veel aandacht is <strong>voor</strong> de transfer-condities en meta-<br />

Zie bij<strong>voor</strong>beeld Bransford e.a.. 1986.<br />

Zie Perk<strong>in</strong>s en Salomon, 1988.<br />

'9] Onthouden, leren, denken, probleemoplossen.<br />

Pal<strong>in</strong>csar en Brown, 1984; Scardamaglia. Bereiter en Ste<strong>in</strong>beck. 1984; Schoenfeld. 1985.<br />

sl] Zie Claas. Pouwer en Thijssen. 1988.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


cognitieve strategieen 51. Naast de vakspecifieke kennis en vaardigheden<br />

worden algemene pr<strong>in</strong>cipes zichtbaar gemaakt, v<strong>in</strong>dt reflectie plaats op deze<br />

pr<strong>in</strong>cipes en de condities waaronder deze van toepass<strong>in</strong>g zijn. lkansfer treedt<br />

met andere woorden niet spontaan op. Het toven<strong>voor</strong>d daarbij is 'reflectie'. Tot<br />

slot is er daarbij ook veel aandacht <strong>voor</strong> motivationele factoren en de <strong>in</strong>teractie<br />

tussen cognitieve en motivationele aspecten 52. Salomon toonde aan dat <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

bovenvermelde <strong>voor</strong>beeld van Gick en Holyoak over de bestrijd<strong>in</strong>g van een<br />

kankergezwel, we1 degelijk transfer optrad naar <strong>het</strong> probleem van de generaal<br />

(en andere analoge problemen) wanneer er de nadruk werd gelegd op <strong>het</strong><br />

abstraheren van algemene pr<strong>in</strong>cipes. Dit deden zij door proefpersonen simpel-<br />

weg de opdracht te geven uit de oploss<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> kankerprobleem een alge-<br />

meen pr<strong>in</strong>cipe over <strong>het</strong> leren probleemoplossen te distilleren, dat ook bij<br />

andere problemen gebruikt kan worden.<br />

Het antwoord op de vraag of Jan Timman een goede manager zou zijn, is<br />

volgens deze gecomb<strong>in</strong>eerde theorie afhankelijk van de mate waar<strong>in</strong> hij meta-<br />

cognitieve kennis en vaardigheden heeft opgedaan: heeft hij algemene pr<strong>in</strong>ci-<br />

pes gedistilleerd en heeft hij erover nagedacht waar en wanneer deze toepas-<br />

baar zijn, heeft hij <strong>het</strong> vermogen opgebouwd om specifieke probleemoploss<strong>in</strong>gs-<br />

strategieen te vertalen <strong>in</strong> meer algemene, en heeft hij de beschikk<strong>in</strong>g over<br />

metacognitieve strategieen die zijn probleemoploss<strong>in</strong>gsprocessen als manager<br />

kunnen sturen?<br />

6.3.4 De oploss<strong>in</strong>g: transfer centraal<br />

"1 We<strong>in</strong>ert. 1990.<br />

53] Sternberg. 1989.<br />

"1 Zie ook Nisbett. 1989.<br />

"1 Zie Derry en Murphy. 1986.<br />

56] Zie bij<strong>voor</strong>bield Nickerson. 1988<br />

'1 Zie Perk<strong>in</strong>s en Salomon, 1988.<br />

Zie: Resnick, 1987a: Paris. 1988.<br />

59] Derry en Murphy, 1986.<br />

Waarschijnlijk is <strong>het</strong> beste antwoord op de vraag of <strong>het</strong> nu beter is om afzonder-<br />

lijke cursussen leren denken en leren leren te organiseren, of om <strong>het</strong> leren<br />

denken en leren leren te <strong>in</strong>tegreren <strong>in</strong> alle lessen, dat van Sternberg 53: <strong>het</strong><br />

maakt niet veel uit. In beide gevallen is de kernvraag hoe er gezorgd kan<br />

worden <strong>voor</strong> transfer 54 en <strong>voor</strong> voldoende langdurige oefenmogelijkheden en<br />

feedback 55. Bij afzonderlijke cursussen, bij<strong>voor</strong>beeld gericht op kritisch en<br />

logisch redeneren, kan men niet verwachten dat de geleerde denkvaardig-<br />

heden automatisch ook gebruikt worden <strong>in</strong> allerlei contexten en bii verschil-<br />

"<br />

lende vakken. Evidentie <strong>voor</strong> <strong>het</strong> optreden van een dergelijke spontane trans-<br />

fer ontbreekt volledig 56. Alleen wanneer die afzonderlijke cursus wordt aange-<br />

vuld met transfer- en <strong>in</strong>tegratiebevorderende maatregelen, mogen wellicht<br />

resultaten worden venvacht. Daarbij zullen <strong>voor</strong>al metacognitieve 57 en moti-<br />

vationele variabelen een hoofdrol vervullen 58. Hoewel deze overtuig<strong>in</strong>g door<br />

vrijwel alle <strong>voor</strong>aanstaande ondenvijspsychologen wordt aangehangen en met<br />

veel verve wordt verdedigd, is er ook hier een gebrek aan empirische evidentie.<br />

Wat betreft de studielessen dient te worden opgemerkt dat er op veel scholen<br />

onvoldoende transfer- en <strong>in</strong>tegratiemaatregelen zijn getroffen. Veel docenten<br />

doen niets met wat <strong>in</strong> de studielessen gebeurt en zijn zelfs niet eens op de<br />

hoogte van wat er daar gebeurt (zie tabel 6.1).<br />

Ook bij de <strong>in</strong>tegratiebenader<strong>in</strong>g die <strong>voor</strong>al is verdedigd door Derry en Murphy<br />

speelt de transferproblematiek een centrale rol 59. Hier zijn er twee gevaren.<br />

Het ene is dat er alleen zeer dome<strong>in</strong>-specifieke vaardigheden aan bod komen<br />

met een ger<strong>in</strong>ge generalisatiewaarde. Het andere is dat gedacht wordt dat leer-<br />

en denkvaardigheden zich vanzelf vormen door een didactische werkwijze te<br />

gebruiken waar<strong>in</strong> leerl<strong>in</strong>gen actief en probleemoplossend te werk (mogen)<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


Tabel 6.1 De mate waar<strong>in</strong> vakdocenten volgens studielescoord<strong>in</strong>atoren (N=208)<br />

op de hoogte zijn van en <strong>in</strong>spelen op de doelen en de <strong>in</strong>houd van de<br />

studielessen<br />

De meesten we1 Sommigen well De meesten niet<br />

sommigen niet<br />

Op de hoogte van de doelen 56 10 31<br />

Op de hoogte van de activiteiten 31 26 41<br />

Komen terug op <strong>het</strong> <strong>in</strong> de<br />

studielessen geleerde<br />

Bron: Van der Sanden, 1988, blz. 62<br />

%<br />

gaan. Alleen wanneer die vaardigheden er uitgelicht worden en er reflectie op<br />

plaatsv<strong>in</strong>dt, mag venvacht worden dat ze geleerd worden 60.<br />

Mijn advies luidt dan ook om te streven naar een comb<strong>in</strong>atie met de <strong>in</strong>tegratie-<br />

benader<strong>in</strong>g van specifieke afzonderlijke cursussen, die bij<strong>voor</strong>beeld gericht<br />

zijn op <strong>het</strong> kritisch en logisch leren denken, op <strong>het</strong> actief leren (zie paragraaf<br />

6.5) en op <strong>het</strong> leren problemen op te lossen. In de vaklessen dienen daarbij de<br />

afzonderlijk getra<strong>in</strong>de kernvaardigheden terug te komen zodat:<br />

- er voldoende oefen<strong>in</strong>gsmomenten ontstaan (leren denken en leren leren kost<br />

veel tijd en <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g!);<br />

- er feedback gegeven kan worden;<br />

- de vakspecifieke <strong>in</strong>kleur<strong>in</strong>g van de algemene pr<strong>in</strong>cipes plaats kan v<strong>in</strong>den;<br />

- er aandacht kan worden besteed aan de toepass<strong>in</strong>gscondities en de keuzes<br />

tussen de verschillende vaardigheden <strong>in</strong> verschillende situaties en vakken;<br />

- motivationele en metacognitieve factoren centraal gesteld kunnen worden.<br />

Daarnaast is er <strong>in</strong> de vaklessen aandacht nodig <strong>voor</strong> de meer dome<strong>in</strong>specifieke<br />

leer- en denkvaardigheden 61. In aansluit<strong>in</strong>g bij de aandacht <strong>voor</strong> algemene<br />

probleemoploss<strong>in</strong>gsvaardigheden en -strategieen kan ook <strong>het</strong> sociaal-commu-<br />

nicatief probleemoplossen een plaats venverven. Ook daarbij is mijns <strong>in</strong>ziens<br />

een comb<strong>in</strong>atie van een specifieke cursus, gericht op <strong>het</strong> leren sociaal-commu-<br />

nicatieve problemen op te lossen, met aandacht hier<strong>voor</strong> <strong>in</strong> bepaalde vaklessen<br />

(bijv. Nederlands, maatschappijleer) te prefereren.<br />

6.4 Leren denken en problemen op te lossen<br />

6.4.1 Aanleid<strong>in</strong>gen<br />

60] Vergelijk Resnick. 1987a.<br />

6'] Zie ook Simons. 1988.<br />

"1 Resnick en Resnick, 1977.<br />

A1 eeuwen lang zijn er strom<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> ondenvijs die <strong>het</strong> leren denken en <strong>het</strong><br />

leren probleemoplossen als onderwijsdoelstell<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong>staan. Resnick en<br />

Resnick beschrijven hoe ook a1 <strong>in</strong> de achttiende en negentiende eeuw gestreefd<br />

werd naar <strong>het</strong> vergroten van de <strong>in</strong>tellectuele vaardigheden en 'literacy' door<br />

middel van onderwijs 62. In Nederland is tegenwoordig met name <strong>het</strong> gymna-<br />

siumonderwijs gericht op <strong>het</strong> scherpen van de geest en <strong>het</strong> vormen van <strong>in</strong>tellec-<br />

tuele vaardigheden via de bestuder<strong>in</strong>g en vertal<strong>in</strong>g van de klassieken. Ook zijn<br />

er <strong>in</strong> navolg<strong>in</strong>g van de grote ondenvijsvernieuwers speciale scholen opgericht<br />

die door middel van een andere werkwijze meer nadruk wilden leggen op<br />

216 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


63] Zie OECD. 1987.<br />

hogere denkvaardigheden, creativiteit en motivatie. Kenmerkend <strong>voor</strong> de<br />

nieuwe golf van belangstell<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leren denken, die momenteel <strong>voor</strong>al <strong>in</strong><br />

de Verenigde Staten bestaat, is dat er op brede schaal aandacht <strong>voor</strong> is.<br />

In tegenstell<strong>in</strong>g tot vroeger wordt nu niet gedacht dat <strong>het</strong> bevorderen van<br />

hogere cognitieve processen <strong>in</strong> <strong>het</strong> elite-onderwijs moet geschieden, maar juist<br />

<strong>in</strong> <strong>het</strong> massa-onderwijs. Juist <strong>voor</strong> zwakkere leerl<strong>in</strong>gen, leerl<strong>in</strong>gen uit de<br />

lagere sociaaleconomische milieus en leerl<strong>in</strong>gen met leermoeilijkheden wordt<br />

<strong>het</strong> vergroten van de nadruk op hogere cognitieve processen (higher order<br />

th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g) noodzakelijk geacht.<br />

Vanwaar komt nu <strong>in</strong>eens die toegenomen belangstell<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leren<br />

denken? Aan de ene kant heeft dit te maken met nieuwe eisen die <strong>in</strong> de<br />

moderne maatschappij aan mensen worden gesteld 63, bij<strong>voor</strong>beeld vanuit <strong>het</strong><br />

bedrijfsleven. Werknemers moeten flexibeler zijn en regelmatig bijgeschoold<br />

kunnen worden. Er zijn steeds meer produktietaken die van steeds meer<br />

mensen vragen dat zij <strong>in</strong>telligent kunnen omgaan met technologische taken en<br />

systemen. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan de mogelijkheden die<br />

mensen hebben om te begrijpen, te communiceren en te <strong>in</strong>terpreteren. Er zijn<br />

steeds m<strong>in</strong>der mogelijkheden om nieuwe vaardigheden goed praktisch te<br />

oefenen. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan democratische burger-<br />

schapsvaardigheden (good citizenship). Anderzijds komen er vanuit diverse<br />

wetenschappelijke discipl<strong>in</strong>es aanwijz<strong>in</strong>gen dat <strong>het</strong> nuttig en mogelijk is om<br />

k<strong>in</strong>deren te leren denken. Vanuit de filosofie waren <strong>het</strong> <strong>voor</strong>al Ennis, Paul,<br />

Lipman, Sharp en Oscanyan, die <strong>het</strong> kritisch en logisch denken wilden verbete-<br />

ren en k<strong>in</strong>deren wilden leren filosoferen 64. Vanuit de <strong>in</strong>formatietechnologie<br />

kwamen pleidooien om k<strong>in</strong>deren a1 vroeg te leren programmeren, zodat zij<br />

later gemakkelijker en beter met nieuwe computers zouden kunnen omgaan.<br />

Eerder werd a1 gewezen op de <strong>in</strong>vloed van Papert 65, die <strong>in</strong>dr<strong>in</strong>gend schreef<br />

over de mogelijk positieve consequenties van <strong>het</strong> leren programmeren <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

leren denken. Vanuit <strong>het</strong> onderzoek naar kunstmatige <strong>in</strong>telligentie (artificial<br />

<strong>in</strong>telligence) kwamen aanwijz<strong>in</strong>gen over de werk<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> menselijk<br />

denken, die vervolgens gebruikt kunnen worden om mensen te leren denken.<br />

De belangrijkste argumenten kwamen echter uit de cognitieve (0nderwijs)psy-<br />

chologie 66. Er kwamen nieuwe <strong>in</strong>telligentietheorieen, als die van Sternberg 67<br />

en Gardner ", met een veel groter plaats <strong>voor</strong> mogelijkheden om delen van de<br />

<strong>in</strong>telligentie te tra<strong>in</strong>en. Ook werd steeds duidelijker hoe <strong>in</strong>telligentie getra<strong>in</strong>d<br />

kan worden. Op de ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologie werd a1 <strong>in</strong><br />

paragraaf 6.2 <strong>in</strong>gegaan. In de onderwijspsychologie, tenslotte, werd duidelijk<br />

dat <strong>het</strong> mogelijk en zelfs noodzakelijk is <strong>voor</strong> <strong>het</strong> bereiken van goede resultaten<br />

bij <strong>het</strong> leren van vakken als lezen, stellen en rekenen, de nadruk te leggen op<br />

<strong>het</strong> verwerven van hogere cognitieve vaardigheden. De betere leerl<strong>in</strong>gen<br />

bleken die vaardigheden spontaan te gebruiken bij <strong>het</strong> leren, en de zwakkere<br />

lieten dit na. Tra<strong>in</strong><strong>in</strong>gsprogramma's waar<strong>in</strong> een <strong>in</strong>tegratie van een nadruk op<br />

hogere denkprocessen en de vak<strong>in</strong>houdelijke stof centraal stond, bereikten<br />

opzienbarende resultaten, met name bij de zwakkere leerl<strong>in</strong>gen. Tot slot kan <strong>in</strong><br />

dit verband nog gewezen worden op <strong>in</strong>vloeden vanuit de curriculum<strong>in</strong>novatie.<br />

In diverse curriculumprojecten - <strong>in</strong> ons land bij<strong>voor</strong>beeld op <strong>het</strong> gebied van<br />

wiskunde (IOWO) en natuurkunde (PON) - is een grotere nadruk op hogere<br />

cognitieve processen een belangrijk bijprodukt van <strong>het</strong> nadenken over de leer-<br />

stof geweest.<br />

In diverse landen is vanuit <strong>het</strong> centrale onderwijsbeleid dan ook gei'nvesteerd<br />

<strong>in</strong> projecten die <strong>het</strong> onderwijs meer op de hogere doelstell<strong>in</strong>gen proberen te<br />

64] Ennis. 1962: Paul. 1984; Liprnan. Sharpen Oscanyan. 1980.<br />

65] Papert. 1980.<br />

66] Zie Resnick. 1987a.<br />

67] Sternberg. 1985.<br />

"1 Gardner. 1985.<br />

217 JEUGD INONTWIKKELINC


ichten. Nisbett geeft hiervan een overzicht 69. In F<strong>in</strong>land tracht men leer-<br />

krachten beter te leren begrijpen hoe leerl<strong>in</strong>gen denken en leren. In Frankrijk<br />

legt men <strong>het</strong> accent op <strong>het</strong> leren redeneren en effectiever te denken. In ItaliB<br />

benadrukt men <strong>in</strong> een grootscheepse curriculumherzien<strong>in</strong>g de eigen cogni-<br />

tieve activiteit van de leerl<strong>in</strong>g. In Japan zijn de drie hoofddoelstell<strong>in</strong>gen van<br />

<strong>het</strong> onderwijs <strong>het</strong> leren denken, oordelen en zich uiten. In Noorwegen en Groot-<br />

Brittannie is er <strong>voor</strong>al aandacht <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leren probleemoplossen. De meeste<br />

projecten, activiteiten en beleidsmaatregelen treft men aan <strong>in</strong> de Verenigde<br />

Staten. Daar is echt sprake van een explosieve groei van de belangstell<strong>in</strong>g.<br />

Bij dit alles blijft Nederland duidelijk achter. In <strong>het</strong> WRR-rapport over de basis-<br />

vorm<strong>in</strong>g wordt <strong>voor</strong> <strong>het</strong> eerst gewezen op de noodzaak van de bevorder<strong>in</strong>g van<br />

<strong>het</strong> leervermogen. Er wordt gepleit <strong>voor</strong> een strategic waarbij <strong>het</strong> leervermogen<br />

wordt bevorderd via verdiep<strong>in</strong>g van zorgvuldig gekozen gebieden. De WRR<br />

acht <strong>het</strong> van belang dat de flexibiliteit van leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> dit opzicht wordt<br />

vergroot, dat ze leren leren en leren <strong>in</strong>formatie teselecteren en toe te passen.<br />

Het gaat hierbij om een complex van eigenschappen dat echter nadrukkelijk<br />

niet 10s gezien moet worden van de kennis. Dit complex van eigenschappen<br />

heeft te maken met probleemspecifieke vaardigheden, waarbij <strong>het</strong> accent ligt<br />

op <strong>voor</strong>kennis (oude kennis bepaalt <strong>het</strong> leervermogen ten aanzien van nieuwe<br />

kennis), <strong>het</strong> vermogen tot abstractie en <strong>het</strong> vermogen tot zelfstur<strong>in</strong>g <strong>in</strong> tegen-<br />

stell<strong>in</strong>g tot impulsiviteit.<br />

In <strong>het</strong> WRR-rapport over de basisvorm<strong>in</strong>g is derhalve een verdienstelijke<br />

pog<strong>in</strong>g gedaan om <strong>het</strong> leren denken en <strong>het</strong> leren leren <strong>in</strong> de vernieuw<strong>in</strong>g van<br />

<strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs aandacht te geven. Als er echter een gedeelte is van<br />

de plannen <strong>voor</strong> de basisvorm<strong>in</strong>g dat onderbelicht is gebleven, waarvan de<br />

consequenties niet overzien zijn en dat <strong>in</strong> de discussies snel onder tafel is<br />

verdwenen, dan is <strong>het</strong> we1 <strong>het</strong> gedeelte over <strong>het</strong> leervermogen. Gevreesd moet<br />

dan ook worden dat <strong>het</strong> leren leren geen belangrijke plaats <strong>in</strong> de basisvorm<strong>in</strong>g<br />

zal krijgen, en dat Nederland verder achter zal blijven als <strong>het</strong> gaat om <strong>het</strong> leren<br />

denken en leren leren.<br />

6.4.2 Hogere cognitieve processen: van leren denken naar zelfstandig leren leren<br />

"1 Nisbett. 1989.<br />

'1 Resnick. 1987a.<br />

"1 Resnick. 1987a. blz. 8<br />

Het is niet eenvoudig om begrippen als denken, hogere denkvaardigheden en<br />

hogere cognitieve processen te def<strong>in</strong>ieren. 'Zbch zijn ze we1 herkenbaar. Resnick<br />

stelt als werkomschrijv<strong>in</strong>g de volgende kenmerken <strong>voor</strong>. Hogere cognitieve<br />

processen:<br />

- zijn complex. Het totale pad is niet zichtbaar (mentaal gesproken) vanuit een<br />

van de vertrekpunten;<br />

- hebben meestal te maken met multipele oploss<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> plaats van unieke, elk<br />

met kosten en baten;<br />

- vereisen genuanceerde oordelen en <strong>in</strong>terpretaties;<br />

- betreffen de toepass<strong>in</strong>g van multiple criteria die soms met elkaar <strong>in</strong> conflict<br />

zijn;<br />

- hebben vaak een hoge mate van onzekerheid. Niet alles dat met de taak te<br />

maken heeft is bekend of duideliik: ",<br />

- hebben te maken met zelfregulatie van <strong>het</strong> denkproces;<br />

- betreffen <strong>het</strong> v<strong>in</strong>den van betekenis en structuur <strong>in</strong> een schijnbare wanorde;<br />

- kosten moeite. Er moet behoorlijk veel mentale arbeid geleverd worden om de<br />

gevraagde oordelen of elaboraties te kunnen leveren.<br />

De belangrijkste boodschap van de huidige cognitieve (onderwijs)psychologie<br />

met betrekk<strong>in</strong>g tot de hogere cognitieve processen is, dat de soorten activiteiten<br />

die traditioneel geassocieerd werden met denken niet beperkt zijn tot de<br />

hogere ontwikkel<strong>in</strong>gsniveaus. Resnick drukt <strong>het</strong> zo uit 71:<br />

218 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


'Instead, these ,activities are an <strong>in</strong>timate part of even elementary levels of rea-<br />

d<strong>in</strong>g, mathematics, and other branches of learn<strong>in</strong>g - when learn<strong>in</strong>g is procee-<br />

d<strong>in</strong>g well. In fact the term 'higher order' skills is probably itself fundamentally<br />

mislead<strong>in</strong>g, for it suggests that another set of skills, presumably called 'lower<br />

order', needs to come first. This assumption - that there is a sequence from lower<br />

level activities that do not require much <strong>in</strong>dependent th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g or judgment to<br />

higher level ones that do -colors much of educational theory and practice. Impli-<br />

citly at least, it justifies long years of drill on the 'basics' before th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g and pro-<br />

blem solv<strong>in</strong>g are demanded. Cognitive research on the nature of these skills such<br />

as read<strong>in</strong>g and mathematics provides a fundamental challenge to this assump-<br />

tion. Indeed, research suggests that failure to cultivate aspects of th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g such<br />

as those listed <strong>in</strong> our work<strong>in</strong>g def<strong>in</strong>ition of higher order skills may be the source<br />

of major learn<strong>in</strong>g difficulties even <strong>in</strong> elementary school.'<br />

Het is, met andere woorden, dus zo dat zelfs de meest elementaire vormen van<br />

leren <strong>het</strong> best verlopen wanneer lerenden niet bij de gepresenteerde <strong>in</strong>formatie<br />

blijven hangen maar <strong>in</strong> plaats daarvan zelf conclusies trekken, <strong>in</strong>ferenties<br />

maken, verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen leggen met andere <strong>in</strong>formatie, adequate mentale repre-<br />

sentaties construeren, problemen oplossen en besliss<strong>in</strong>gen nemen. Het onder-<br />

scheid tussen lagere en hogere cognitieve processen moet dan ook plaats<br />

maken <strong>voor</strong> een nadruk op de hogere cognitieve processen <strong>in</strong> a1 <strong>het</strong> leren. Leer-<br />

l<strong>in</strong>gen leren denken door middel van <strong>het</strong> zelfstandige enactieve leren. Zelfstan-<br />

dig kunnen leren bestaat <strong>voor</strong>al uit <strong>het</strong> denkend kunnen leren.<br />

Een belangrijke vraag hierbij is op welke leeftijdsgroep men zich zou moeten<br />

richten bij de vormgev<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> leren denken en <strong>het</strong> leren leren. Het ant-<br />

woord hierop is <strong>in</strong> <strong>het</strong> licht van <strong>het</strong> citaat van Resnick eenvoudig: op alle leef-<br />

tijdsgroepen. Volgens deze benader<strong>in</strong>g dient immers a1 <strong>het</strong> onderwijs door-<br />

drongen te zijn van de nadruk op de hogere cognitieve processen. Aan de andere<br />

kant is <strong>het</strong> echter ook niet goed k<strong>in</strong>deren leer- en denkprocessen te onder-<br />

richten die zij verder nog we<strong>in</strong>ig kunnen of zullen gebruiken. Idealiter moeten<br />

de diverse leer- en denkstrategieen aan bod komen wanneer ze gebruiks-<br />

waarde hebben. Dit betekent dat er een taakverdel<strong>in</strong>g gemaakt zou moeten<br />

worden over de schooljaren heen, waarbij wordt bepaald <strong>in</strong> welk schooljaar<br />

welke leer- en denkvaardigheden geoefend worden. In de groepen 1 tot en met<br />

4 van <strong>het</strong> basisonderwijs zal <strong>het</strong> bij<strong>voor</strong>beeld gaan om waarnem<strong>in</strong>gsstrate-<br />

gieen, geheugenstrategieen en logisch redeneren, want dat zijn de vaardig-<br />

heden waarop <strong>in</strong> die fase <strong>voor</strong>al een beroep gedaan wordt. In de groepen 5 tot<br />

en met 8 zullen bij<strong>voor</strong>beeld de strategieen van <strong>het</strong> begrijpend lezen centraal<br />

gesteld moeten worden. Bepaalde studievaardigheden horen waarschijnlijk<br />

<strong>het</strong> meest thuis <strong>in</strong> de aanvang van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs. Daarnaast zijn er<br />

steeds meer scholen die de noodzaak onderkennen van studievaardigheids-<br />

tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g <strong>in</strong> de hogere leerjaren van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs (4-Havo bijv.).<br />

Er zijn <strong>in</strong> Nederland overigens enkele scholen die naast een verdel<strong>in</strong>g over de<br />

leerjaren ook een taakverdel<strong>in</strong>g over de verschillende vakken hebben met<br />

betrekk<strong>in</strong>g tot de leer- en denkvaardigheden-(bijv. aanteken<strong>in</strong>gen maken bij<br />

Nederlands, probleemoplossen bij natuurkunde en dergelijke).<br />

6.5 Bevorder<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> zelfstandig leervermogen<br />

6.5.1 Zelfstandig leerverrnogen: een nadere analyse<br />

Bestaat er eigenlijk we1 zoiets als zelfstandig leren? Is er niet vrijwel altijd<br />

sprake van een zekere mate van een gebrek aan zelfstandigheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> leren,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld doordat een lerende gebruik moet maken van door een ander<br />

ontwikkeld materiaal? Is er niet bijna steeds een ander persoon die <strong>het</strong> leren<br />

stuurt, bij<strong>voor</strong>beeld door <strong>het</strong> afnemen van een examen of toets? Inderdaad is de<br />

stell<strong>in</strong>g dat zelfstandig leren niet bestaat best verdedigbaar. Een en ander<br />

hangt natuurlijk nauw samen met de def<strong>in</strong>itie van <strong>het</strong> begrip zelfstandig leren<br />

die wordt gehanteerd. In dit artikel wordt zelfstandig leren <strong>in</strong> deze extreme<br />

JEUCD IN ONTWIKKELING


vorm opgevat als <strong>het</strong> leren zonder enige stur<strong>in</strong>g van buitenaf. Zoals ook blijkt<br />

uit <strong>het</strong> impliciete antwoord op de hier<strong>voor</strong> gestelde vragen, komt dit slechts<br />

zelden <strong>voor</strong>. Dan hebben we <strong>het</strong> over de autodidact die zijn eigen doelstell<strong>in</strong>gen<br />

bepaalt, zijn eigen boeken kiest, zijn eigen tempo aanhoudt, zelf bepaalt<br />

wanneer hij voldoende heeft geleerd en zich niet door een buitenstaander laat<br />

toetsen of ondervragen.<br />

Veel vaker komt zelfstandig leren <strong>in</strong> m<strong>in</strong>der extreme vormen <strong>voor</strong>, waarbij de<br />

lerende <strong>in</strong> zekere mate zelfstandig leert, doch zijn leren <strong>voor</strong> een deel laat bepa-<br />

len door een docent of zijn vervanger (computer, boek). Zo opgevat komt echter<br />

een heel andere stell<strong>in</strong>g <strong>in</strong> beeld, namelijk dat a1 <strong>het</strong> leren zelfstandig is. Want<br />

<strong>in</strong> vrijwel alle onderwijs-leersituaties is een - zij <strong>het</strong> vaak m<strong>in</strong>imale - mate<br />

van zelfstandigheid bij <strong>het</strong> leren aanwezig. Lerenden moeten bij<strong>voor</strong>beeld op<br />

zijn m<strong>in</strong>st meedoen en luisteren. Geen docent kan iemand tegen zijn z<strong>in</strong> <strong>in</strong><br />

dw<strong>in</strong>gen iets te leren. Het uite<strong>in</strong>delijke leren en begrijpen moeten leerl<strong>in</strong>gen<br />

toch altijd zelf doen.<br />

Afhankelijk van de gekozen omschrijv<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> begrip zelfstandig leren<br />

bleek <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>gaande dat <strong>het</strong> ofwel verwees naar vrijwel niet <strong>voor</strong>komende<br />

situaties ofwel synoniem werd met leren. Is er dan helemaal geen plaats <strong>voor</strong><br />

een begrip 'zelfstandig leren'. Jawel, maar dan <strong>in</strong> een derde betekenis, <strong>in</strong> de<br />

vorm van een begrip dat niet een alles-of-niets-situatie weergeeft maar een<br />

dimensie of variabele: de mate van zelfstandigheid bij <strong>het</strong> leren of <strong>het</strong> zelfstan-<br />

dig leervermogen. Deze dimensie kan worden omschreven als de mate waar<strong>in</strong><br />

een leerl<strong>in</strong>g zijn eigen docent kan zijn. Daarmee wordt niet alleen <strong>het</strong> leren<br />

zonder docent bedoeld, maar ook <strong>het</strong> corrigeren van een slechte of <strong>in</strong>complete<br />

docent en <strong>het</strong> adequaat en optimaal gebruik maken van een goede en volledige<br />

docent 72. Er wordt hierbij -<strong>in</strong> navolg<strong>in</strong>g van Shuell - uitgegaan van een aan-<br />

tal zogenaamde 'leerfuncties' 73. Hieronder verstaat Shuell psychologische<br />

functies die tijdens <strong>het</strong> leren moeten worden vervuld, <strong>het</strong>zij door de docent<br />

(docentfuncties), <strong>het</strong>zij door de lerende zelf. Een leerfunctie is bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong><br />

richten van de aandacht van de lerende op de te leren <strong>in</strong>formatie. Een docent<br />

kan dit doen door bij<strong>voor</strong>beeld zijn stem te verheffen of door leerl<strong>in</strong>gen verbaal<br />

te wijzen op de belangrijkste passages <strong>in</strong> een tekst. Een lerende zelf kan deze<br />

leerfunctie vervullen door bij<strong>voor</strong>beeld te onderstrepen of op een andere wijze<br />

hoofd- en bijzaken te onderscheiden. Door nu te omschrijven welke functies een<br />

(goede en volledige) docent vervult, kan tegelijkertijd worden bepaald welke de<br />

belangrijkste aspecten en vaardigheden met betrekk<strong>in</strong>g tot <strong>het</strong> zelfstandig<br />

leren zijn. Dit zijn namelijk de spiegelbeelden van deze functies. EBn van de<br />

docentfuncties is bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong> verduidelijken van de doelstell<strong>in</strong>gen van <strong>het</strong><br />

onderwijs dat wordt verzorgd. Het complementaire aspect van zelfstandig<br />

leren is dan <strong>het</strong> zelf zoeken van die duidelijkheid wanneer er geen docent is of<br />

wanneer een slechte of <strong>in</strong>complete docent dit nalaat, en <strong>het</strong> optimaal gebruik<br />

maken van de door een goede docent verschafte duidelijkheid. Een andere<br />

docentfunctie is <strong>het</strong> toetsen van begrip en kennis. Het spiegelbeeld-aspect van<br />

<strong>het</strong> zelfstandig leren is de adequate zelftoets<strong>in</strong>g bij ontstentenis van een docent<br />

en <strong>het</strong> reken<strong>in</strong>g houden met de wijze van toets<strong>in</strong>g van een (slechte of goede)<br />

docent. In de paragraaf 6.5.3 wordt dieper <strong>in</strong>gegaan op de vaardigheden die <strong>het</strong><br />

zelfstandig leervermogen op de eerder beschreven wijze gedef<strong>in</strong>ieerd uit-<br />

maken. Eerst volgt echter <strong>in</strong> paragraaf 6.5.2 een analyse van de wederzijdse<br />

bei'nvloed<strong>in</strong>g van docentfuncties en de zelfstandigheidsaspecten.<br />

"1 Met de volledigheid van een docent wordt bedoeld de mate waar<strong>in</strong> een docent alle belangrijkgeachtedocentfuncties (zie par. 6.6)<br />

vervult.<br />

73] Shuell. 1988.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


6.5.2 Docent- en leerfuncties<br />

Via ondenvijs kan (en moet) men trachten de leeractiviteiten van de lerenden<br />

te bei'nvloeden en we1 op zo'n manier dat de kans zo groot mogelijk is dat <strong>het</strong><br />

leren zo goed mogelijk verloopt. Daar<strong>voor</strong> zijn er drie mogelijkheden:<br />

1. men kan de leerfuncties zoveel mogelijk'<strong>in</strong> de hand houden'en trachten over te<br />

nemen van de lerende. De leeractiviteiten worden de lerende dan als <strong>het</strong> ware<br />

gedeeltelijk uit handen genomen. Helemaal kan dit natuurlijk niet omdat een<br />

docent altijd afhankelijk is van de cooperatie van de lerende, die vaak niet<br />

bereid of <strong>in</strong> staat is <strong>het</strong> leren uit handen te geven. Een docent presenteert de<br />

lerenden bij<strong>voor</strong>beeld een schema van de belangrijkste begrippen <strong>in</strong> de leerstof<br />

en hun onderl<strong>in</strong>ge relaties. Hierdoor behoeft de lerende dat niet meer zelf te<br />

doen, tenzij hij besluit dat zijn eigen schema anders of beter moet zijn. Het <strong>voor</strong>-<br />

naamste <strong>voor</strong>deel van deze benader<strong>in</strong>g is dat <strong>het</strong> beroep dat op de <strong>voor</strong>kennis,<br />

bekwaamheden en motivaties van de lerende (ogenschijnlijk) wordt gedaan,<br />

m<strong>in</strong>imaal is. Docenten voelen zich dan ook relatief veilig en veronderstellen<br />

dat er niet veel mis kan gaan. De hieraan ten grondslag liggende redener<strong>in</strong>g<br />

klopt echter niet. Lerenden zijn vaak niet <strong>in</strong> staat en of bereid zich te voegen <strong>in</strong><br />

de op deze wijze gedef<strong>in</strong>ieerde taakverdel<strong>in</strong>g. Een belangrijk nadeel van deze<br />

wijze van bei'nvloeden van leeractiviteiten is verder, dat <strong>het</strong> moeilijk zo niet<br />

onmogelijk is <strong>het</strong> leren actief te laten verlopen. Daar<strong>voor</strong> zijn de verschillen <strong>in</strong><br />

<strong>voor</strong>kennis tussen lerenden te groot. Een negatieve consequentie is verder dat<br />

lerenden niet leren actief te leren en hun leren actief te reguleren;<br />

2. een tweede wijze van bei'nvloeden van leeractiviteiten is <strong>het</strong> activeren ervan. In<br />

plaats van de leeractiviteiten uit handen te nemen, wordt er nu naar gestreefd<br />

de lerende zelf aan te zetten tot <strong>het</strong> uitvoeren van leeractiviteiten. Door<br />

opdrachten, vragen en studietaken worden de lerenden aangezet zelf actief<br />

leeractiviteiten te ondernemen. In plaats van een schema te presenteren, geeft<br />

de docent nu bij<strong>voor</strong>beeld aan de leerl<strong>in</strong>gen de opdracht zelf een schema te<br />

maken. Op deze wijze is <strong>het</strong> mogelijk lerenden actief te laten leren. Er zijn bij<br />

deze benader<strong>in</strong>g echter twee problemen: a) lerenden zijn soms niet <strong>in</strong> staat of<br />

bereid de gewenste activiteiten te verrichten; b) lerenden worden weliswaar <strong>in</strong><br />

de gelegenheid gesteld op Ben bepaalde wijze actief te leren, maar zij leren<br />

slechts <strong>in</strong> beperkte mate hoe zij dat <strong>in</strong> verschillende situaties vervolgens zelf<br />

kunnen doen. Zij leren bij<strong>voor</strong>beeld niet welke leeractiviteiten <strong>in</strong> welke<br />

omstandigheden moeten of kunnen worden uitgevoerd, of hoe zij hun doelstel-<br />

l<strong>in</strong>gen en subdoelstell<strong>in</strong>gen kunnen bepalen. Daarom is idealiter een comb<strong>in</strong>a-<br />

tie van deze bei'nvloed<strong>in</strong>gswijze met de volgende noodzakelijk;<br />

3. de derde wijze van bei'nvloeden van leeractiviteiten is <strong>het</strong> uit handengeven en<br />

stimuleren ervan. In plaats van gerichte opdrachten te geven om op een<br />

bepaalde wijze te leren, bepaalde leeractiviteiten te hanteren of op een<br />

bepaalde wijze besliss<strong>in</strong>gen over leren te nemen, wordt hierbij aan de lerenden<br />

zelf overgelaten hoe zij dat willen doen. Het grote gevaar van deze benader<strong>in</strong>g<br />

is dat deze gemakkelijk kan ontaarden <strong>in</strong> een 'laisser-faire'. Deze benader<strong>in</strong>g<br />

dient dan ook te passen <strong>in</strong> een afbouwstrategie <strong>voor</strong> de langere termijn, waar-<br />

bij de verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> leeractiviteiten geleidelijk verschuift naar de<br />

lerende wanneer deze daartoe <strong>in</strong> staat en bereid is. Ook dient <strong>het</strong> uit handen<br />

geven gecomb<strong>in</strong>eerd te worden met een gerichte stimuler<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> zelf-<br />

standig leren leren.<br />

Docent- en leerfuncties hebben veel met elkaar te maken. Hoe meer een docent<br />

<strong>het</strong> leren van de lerende <strong>in</strong> de hand tracht te houden, hoe m<strong>in</strong>der lerenden <strong>in</strong><br />

de gelegenheid zijn leerfuncties zelf te vervullen en hoe m<strong>in</strong>der zij zullen leren<br />

leren. Hoe meer docenten zich beperken tot een stimulerende rol, hoe meer een<br />

beroep gedaan wordt op de leerfuncties van de lerenden zelf en hoe meer <strong>het</strong><br />

leren mis kan lopen bij <strong>het</strong> ontbreken van de adequate leervaardigheden.


6.5.3 Zelfstandig leren<br />

Zelfstandig kunnen leren def<strong>in</strong>ieerde ik eerder als <strong>het</strong> zelf kunnen uitvoeren<br />

van de docentfuncties. Deze werden door mij eerder beschreven 74. NU kunnen<br />

deze derhalve worden omgezet <strong>in</strong> hun 'spiegelbeeld'. De resulterende leerfunc-<br />

ties zijn opgenomen <strong>in</strong> figuur 6.2. De <strong>in</strong> deze figuur beschreven <strong>voor</strong>beelden<br />

van <strong>het</strong> zelfstandig leren kunnen gezien worden als de vaardigheden waarover<br />

een ideale zelfstandige leerl<strong>in</strong>g zou moeten beschikken. Zelfstandig kunnen<br />

leren betekent dus met andere woorden: zelfstandig <strong>het</strong> leren kunnen <strong>voor</strong>be-<br />

reiden; zelfstandig leeractiviteiten kunnen uitvoeren die leiden tot kennis en<br />

begrip, tot <strong>in</strong>tegratie en tot toepass<strong>in</strong>g; zelfstandig <strong>het</strong> leren kunnen sturen en<br />

reguleren; zelfstandig <strong>voor</strong> feedback en beoordel<strong>in</strong>g kunnen zorgen; en zelf-<br />

standig kunnen zorgen <strong>voor</strong> een goede leermotivatie en concentratie. Natuur-<br />

lijk zijn de <strong>in</strong> de figuur opgenomen <strong>voor</strong>beelden niet volledig. Voor alle catego-<br />

rieen kunnen nog vele <strong>voor</strong>beelden worden toegevoegd. Voor sommige catego-<br />

rieen geldt dit <strong>in</strong> sterkere mate dan <strong>voor</strong> andere. Met name b<strong>in</strong>nen categorie I1<br />

(zorgen dat er geleerd wordt) zijn talloze toevoeg<strong>in</strong>gen te maken. Die komen<br />

<strong>voor</strong> een belangrijk deel neer op de <strong>in</strong> paragraaf 6.4 beschreven vaardigheden<br />

met betrekk<strong>in</strong>g tot <strong>het</strong> leren denken.<br />

Figuur 6.2 Voorbeelden van <strong>het</strong> zelfstandig uitvoeren van de leerfuncties door<br />

"1 Simons, 1988.<br />

lerenden<br />

Lerende bereidt <strong>het</strong> leren zelf <strong>voor</strong><br />

Lerende denkt na over leerdoelen en leeractiviteiten<br />

Lerende kiest leerdoelen<br />

Lerende verheldert de leerdoelen <strong>voor</strong> zich zelf<br />

Lerende zoekt <strong>in</strong>formatie die de relevantie van de leerdoelen duidelijker maken<br />

Lerende kiest leeractiviteiten zelf<br />

Lerende maakt zelf een plann<strong>in</strong>g van de leertijd en potentiele moeilijkheden die bij<br />

<strong>het</strong> leren kunnen optreden<br />

Lerende is (<strong>in</strong>tr<strong>in</strong>siek) gemotiveerd<br />

Lerende richt aandacht op de relevante <strong>in</strong>formatie<br />

Lerende gaat zelf aan de gang<br />

Lerende heeft zelfvertrouwen<br />

Lerende diept eerder geleerde relevante <strong>in</strong>formatie op<br />

Lerende voert leeractiviteiten zelfstandig uit<br />

Lerende analyseert leerstof<br />

Lerende legt relaties tussen begrippen<br />

Lerende past zelf toe<br />

Lerende voert regulatieprocessen zelf uit<br />

Lerende houdt eigen leren <strong>in</strong> de gaten, observeert en <strong>in</strong>terpreteert leerprocessen<br />

Lerende test via parafrases of <strong>het</strong> bedenken van eigen <strong>voor</strong>beelden e.d.<br />

Lerende reageert op blokkades en problemen die zich tijdens <strong>het</strong> leren <strong>voor</strong> kunnen doen met<br />

herorienter<strong>in</strong>g, revisie, reflectie<br />

Lerende evalueert leerprocessen<br />

Lerende zoekt feedback en beoordeelt zichzelf<br />

Lerende maakt gebruik van mogelijkheden om feedback te krijgen<br />

Lerende beoordeelt zichzelf en attribueert goede resultaten aan <strong>in</strong>tern stabiele factoren<br />

Lerende beschikt over motiver<strong>in</strong>gs- en concentrer<strong>in</strong>gstechnieken bij <strong>het</strong> leren<br />

Lerende motiveert zichzelf, bij<strong>voor</strong>beeld via zelfbelon<strong>in</strong>gstechnieken<br />

Lerende bepaalt pauzes en andere methoden om geconcentreerd te blijven<br />

222 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


6.5.4 Leren zelfstandig te leren en te denken: naar een nieuwe didactiek<br />

In 1987 wees de toenmalige <strong>voor</strong>zitter van de American Educational Research<br />

Association, Resnick 75, op <strong>het</strong> verschijnsel dat tegenwoordig bij ondenvijzen<br />

en opleiden vrijwel vanzelfsprekend wordt gedacht aan een of andere vorm van<br />

klassikale <strong>in</strong>formatie-overdracht. Deze gaat meestal gepaard met een nadruk<br />

op kennisoverdracht via een eenricht<strong>in</strong>gverkeer van een docent naar een groep<br />

<strong>in</strong> een apart lokaal. Deze tendens is zo diepgeworteld, aldus Resnick, dat zelfs<br />

'on the job tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g' volgens deze pr<strong>in</strong>cipes wordt gegeven. Dus zelfs <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

bedrijfsleven is er een tendens dat men opleid<strong>in</strong>gen verzorgt <strong>in</strong> klassikale<br />

groepen <strong>in</strong> plaats van op de werkplek zelf. Dit is niet altijd zo geweest. Resnick<br />

wees daarbij op <strong>het</strong> meester-gezelsysteem (apprenticeship) dat vroeger domi-<br />

neerde <strong>in</strong> veel beroepsopleid<strong>in</strong>gen. Kenmerkend hier<strong>voor</strong> was dat een kle<strong>in</strong><br />

groepje gezellen werd toevertrouwd aan een 'meester'. De gezellen leerden door<br />

te doen en door de feedback die ze kregen op hun handelen; ze leerden veel van<br />

elkaar; ze leerden door te werken met gereedschappen; ze leerden doordat ze<br />

geleidelijk aan <strong>in</strong>gewikkelder opdrachten mochten uitvoeren; en doordat hen<br />

<strong>in</strong> <strong>het</strong> beg<strong>in</strong> heel erg we<strong>in</strong>ig en geleidelijk aan steeds meer verantwoordelijk-<br />

heid werd toevertrouwd. Het leren was zeer dome<strong>in</strong>-specifiek (gericht op<br />

kle<strong>in</strong>e, goed omschreven vaardigheden) en gericht op <strong>het</strong> manipuleren van<br />

concrete d<strong>in</strong>gen (zoals stof en scharen of mach<strong>in</strong>es) <strong>in</strong> plaats van op <strong>het</strong> mani-<br />

puleren van abstracties.<br />

Het tegenwoordige opleid<strong>in</strong>gsconcept is volgens Resnick op allerlei ken-<br />

merken tegengesteld aan <strong>het</strong> meester-gezelsysteem: <strong>het</strong> leren v<strong>in</strong>dt juist <strong>in</strong>di-<br />

vidueel plaats; gereedschappen komen pas aan bod als de basiskennis is ver-<br />

worven; <strong>het</strong> gaat om <strong>het</strong> manipuleren van symbolen en niet van voonverpen.<br />

Algemene kennis en vaardigheden worden meer benadrukt dan dome<strong>in</strong>-speci-<br />

fieke. De verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leren ligt vrijwel uitsluitend bij de<br />

docenten; van overdracht van verantwoordelijkheid is nauwelijks sprake.<br />

Resnick pleit er<strong>voor</strong> om <strong>in</strong> zekere z<strong>in</strong> terug te keren naar <strong>het</strong> meester-gezel-<br />

systeem. Met name bepleit zij dit <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leren leren en <strong>het</strong> leren denken.<br />

Ze doet dit op grond van de spectaculaire successen van verschillende recente<br />

tra<strong>in</strong><strong>in</strong>gsprogramma's die <strong>in</strong> de Verenigde Staten zijn onderzocht. In deze<br />

programma's <strong>voor</strong> <strong>het</strong> begrijpend lezen 76, <strong>voor</strong> <strong>het</strong> stellend schrijven 77 en <strong>voor</strong><br />

wiskunde 78, bleken juist de kenmerken van <strong>het</strong> meester-gezelsysteem verantwoordeliik<br />

<strong>voor</strong> de successen. Voor <strong>het</strong> eerst <strong>in</strong> de ~eschiedenis van de onder-<br />

L,<br />

wijspsychologie slaagden onderzoekers er<strong>in</strong> om algemene zelfregulatie-,<br />

probleemoploss<strong>in</strong>gs- en denkvaardigheden op zodanige wijze aan te leren dat<br />

er generalisatie en transfer optrad die gedurende lange tijd <strong>in</strong> stand bleef.<br />

Hiermee wordt bedoeld dat de geleerde vaardigheden op <strong>het</strong> gebied van zelfregulatie,<br />

probleemoplossen en leren leren met betrekk<strong>in</strong>g tot lezen, schrijven<br />

en wiskunde, <strong>in</strong> verschillende situaties (ongevraagd) door de leerl<strong>in</strong>gen<br />

werden toegepast. Ook werden de leervaardigheden die <strong>in</strong> <strong>het</strong> ene vakgebied<br />

waren aangeleerd <strong>in</strong> andere vakgebieden toegepast. Leerl<strong>in</strong>gen leerden aan en<br />

van elkaar (partnership). De nadruk lag op <strong>het</strong> zelfstandig leren en werken.<br />

Geleidelijk verschoof de verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leren van de docent<br />

naar de leerl<strong>in</strong>gen. Het leren leren werd dome<strong>in</strong>specifiek <strong>in</strong>gekleurd. Er was,<br />

aldus Resnick, sprake van 'cognitive apprenticeship': de leerl<strong>in</strong>gen leerden nu<br />

hogere cognitieve vaardigheden als probleemoplossen, zelfstandig werken en<br />

leervaardigheid, via de systematiek van <strong>het</strong> meester-gezelsysteem.<br />

Recent hebben Brown, Coll<strong>in</strong>s en Duguid de ideeen van Resnick verder ontwikkeld<br />

79. Zij leggen daarbij de nadruk opwat zij noemen situated cognition.<br />

"1 Resnick. 1987b.<br />

"1 Bij<strong>voor</strong>beeld die van Pal<strong>in</strong>csar en Brown, 1984<br />

"1 Scardamaglia. Bereiter en Ste<strong>in</strong>beck 1984.<br />

Schoenfeld. 1985.<br />

79] Brown. Coll<strong>in</strong>s en Duguid. 1989.<br />

223 JEUGD INONTWIKKELING


Hiermee bedoelen zij de <strong>in</strong>bedd<strong>in</strong>g van nieuwe cognitieve vaardigheden <strong>in</strong> de<br />

gebruikssituatie. Zij verklaren <strong>het</strong> succes van de cognitive apprenticeship-<br />

benader<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>al vanuit <strong>het</strong> feit dat leerl<strong>in</strong>gen systematisch en geleidelijk<br />

worden <strong>in</strong>gevoerd <strong>in</strong> de cultuur van een vakgebied met een sterk accent op de<br />

hogere cognitieve vaardigheden. Doordat er <strong>in</strong> kle<strong>in</strong>e groepen, maar onder<br />

duidelijke leid<strong>in</strong>g van een docent, wordt gewerkt aan <strong>het</strong> oplossen van dome<strong>in</strong>-<br />

specifieke problemen, kunnen leerl<strong>in</strong>gen hun eerder verworven kennis en<br />

opvatt<strong>in</strong>gen (ook misvatt<strong>in</strong>gen) beter <strong>in</strong>tegreren met de nieuw te leren kennis<br />

en vaardigheden.<br />

Er wordt daarbij uitgegaan van een vijftal (nieuwe) docentrollen die nodig<br />

zijn ". In de eerste plaats is <strong>het</strong> van groot belang dat de docent zich realiseert<br />

dat hijlzij fungeert als expert-model of als uoorbeeld. De docent moet de leer-<br />

l<strong>in</strong>gen laten zien, demonstreren hoe je <strong>in</strong> zijnlhaar vakgebied <strong>het</strong> beste kunt<br />

leren en denken, en dat en waarom dit leuk is (zie verder figuur 6.3).<br />

Figuur 6.3 Leraar als <strong>voor</strong>beeldmodel<br />

lnteresse <strong>in</strong> leren tonen<br />

Plezier <strong>in</strong> <strong>het</strong> vak laten zien en uitleggen<br />

Vakspecifieke manieren van denken en problemen oplossen laten zien<br />

Angst <strong>voor</strong> nieuwe leerstrategieen bij leerl<strong>in</strong>gen wegnemen<br />

Aantonen dat leeractiviteiten 'werken'<br />

Enthousiasme overbrengen<br />

Intensiteidbelang van leeractiviteiten laten zien<br />

Nieuwsgierigheid prikkelen<br />

Cognitieve conflicten <strong>in</strong>duceren<br />

Accent op leren leren <strong>in</strong> vaklessen<br />

Ook als affectief <strong>voor</strong>beeld<br />

De tweede docentrol legt <strong>het</strong> accent op de metacognities van de leerl<strong>in</strong>gen.<br />

Hieronder wordt verstaan de kennis over, en <strong>het</strong> sturen van de eigen cognities:<br />

denken, leren, v<strong>in</strong>den, redeneren, onthouden, problemen oplossen. Het gaat<br />

dus om <strong>het</strong> denken over en sturen van <strong>het</strong> denken. De leerkracht dient <strong>in</strong> dit<br />

verband op te treden als metacognitieue gids van de leerl<strong>in</strong>gen. Dit betekent<br />

dat hijlzij de leerl<strong>in</strong>gen bewust moet maken van hun denk- en leerstrategieen<br />

en er <strong>voor</strong> moet zorgen dat zij hun leren actiever gaan sturen. De hier<strong>voor</strong><br />

beschikbare technieken zijn weergegeven <strong>in</strong> figuur 6.4.<br />

Figuur 6.4 Leraar als metacognitieve gids<br />

Stimuleren van reflectie op eigen denkprocessen<br />

Leerl<strong>in</strong>gen bewust maken van <strong>het</strong> belang van leeractiviteiten<br />

- -- --<br />

Zelfstur<strong>in</strong>g bij <strong>het</strong> leren bevorderen (doel; plan; zelftesten; herstelmechanismen)<br />

Doelstell<strong>in</strong>gen duidelijk maken<br />

Nut van doelstell<strong>in</strong>gen verduidelijken<br />

Relatie tussen de aard van de doelstell<strong>in</strong>gen en de aard van de leeractiviteiten laten zien<br />

Feedback geven over de wijze van leren en de aard van de zelfstur<strong>in</strong>g<br />

Doowragen over de door de leerl<strong>in</strong>gen gebruikte methode<br />

Leerl<strong>in</strong>gen leren om zichzelf te motiveren<br />

De derde docentrol, de leraar als externe monitor van de leerl<strong>in</strong>gen, betreft <strong>het</strong><br />

<strong>in</strong> de gaten houden en sturen van de leeractiviteiten van de leerl<strong>in</strong>gen door de<br />

docent: welke leeractiviteiten kiezen leerl<strong>in</strong>gen, hoe verlopen deze en leiden zij<br />

tot de gewenste resultaten (zie verder figuur 6.5)?<br />

'1 Vergelijkook: Boekaerts. 1989; Simons. 1989b.<br />

224 WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HETREGERINGSBELEID


Figuur 6.5 Leraar als externe monitor<br />

- Leeractiviteiten van de leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de gaten houden<br />

- Toetsen of <strong>in</strong>formatie onthouden en begrepen is<br />

- Herstelmechanismen overnemen en demonstreren<br />

- Expliciteren van keuzes <strong>voor</strong> leeractiviteiten<br />

- Leerl<strong>in</strong>gen laten uitleggen en verklaren waarom ze op een bepaalde manier te werkgaan<br />

- Leerl<strong>in</strong>gen elkaar laten uitleggen<br />

Figuur 6.6 Scaffold<strong>in</strong>g<br />

De vierde rol, 'scaffold<strong>in</strong>g', heeft betrekk<strong>in</strong>g op de geleidelijke terugtrekk<strong>in</strong>g<br />

van de docent. Wanneer leerl<strong>in</strong>gen er aan toe zijn verschuift de verantwoorde-<br />

lijkheid <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leren naar henzelf toe, de externe monitor wordt een <strong>in</strong>terne<br />

monitor, de leerl<strong>in</strong>g wordt zijdhaar eigen metacognitieve gids en de leer-<br />

motivatie wordt <strong>in</strong> toenemende mate aangesproken (zie verder figuur 6.6).<br />

- Geleidelijke verschuiv<strong>in</strong>g <strong>in</strong> taakverdel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> en verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> leren en keuzes rond<br />

leren van docent naar leerl<strong>in</strong>g<br />

- Externe monitor wordt <strong>in</strong>terne monitor<br />

- Automatiser<strong>in</strong>g van leerstrategieen<br />

- Steeds groter beroep op leermotivatie<br />

De laatste docentrol tenslotte, de leraar als bevorderaar van positieve zelf-<br />

eualuatie, betreft <strong>het</strong> optimaal afstemmen van doelkeuze, feedback en <strong>in</strong>houd<br />

op de mogelijkheden en vermogens van de leerl<strong>in</strong>gen (zie ook figuur 6.7).<br />

Figuur 6.7 De leraar als bevorderaar van positieve zelf-evaluatie<br />

- Goal-sett<strong>in</strong>g: optimal afgestemde doelen<br />

- Feedback gericht op zelfvertrouwen<br />

- Abstracte <strong>in</strong>houd concreet en persoonlijk maken<br />

"1 Bij<strong>voor</strong>beeld Van Parreren. 1983.<br />

225 JEUCD IN ONTWIKKELING<br />

De <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>gaande gesc<strong>het</strong>ste nieuwe didactiek, met de daarbij horende<br />

docentrollen, die van belang is <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> bevorderen van <strong>het</strong> zelf-<br />

standig leervermogen, kan, zo mag worden verondersteld, ook een bijdrage<br />

leveren aan <strong>het</strong> verm<strong>in</strong>deren of opheffen van ontwikkel<strong>in</strong>gsachterstanden en<br />

-problemen. Er zijn wetenschappers die beweren dat leer- en ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

problemen <strong>voor</strong>al te maken hebben met zelfregulatie en metacognitieve ken-<br />

nis s'. Als dit zo is, dan zal de gesc<strong>het</strong>ste didactische weg een gunstige <strong>in</strong>vloed<br />

moeten hebben op leer- en ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen. Wellicht kan zo ook een<br />

deel van de veelbesproken zorgverbred<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> reguliere onderwijs, en <strong>het</strong><br />

terugbrengen van <strong>het</strong> aantal verwijz<strong>in</strong>gen naar <strong>het</strong> speciaal onderwijs, gereali-<br />

seerd worden.<br />

Eerder werd, <strong>in</strong> paragraaf 6.2.4, een keuze gemaakt <strong>voor</strong> <strong>het</strong> bevorderen van de<br />

'motivatie om te leren'. Gesteld werd dat <strong>in</strong> aansluit<strong>in</strong>g bij, en <strong>in</strong> aanvull<strong>in</strong>g op,<br />

<strong>het</strong> leren leren en leren denken aandacht <strong>voor</strong> deleermotivatie nuttig en nodig<br />

is en hoort bij de kerntaken van de school. In deze paragraaf wordt dit nader<br />

uitgewerkt. Daarna wordt een overzicht gegeven van onderzoek dat is gedaan


naar de <strong>in</strong>vloeden van school- en docentkenmerken op de motivatie-ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>g. Naast subjectieve motivatie-kenmerken komen meer objectieve <strong>in</strong>dica-<br />

toren <strong>voor</strong> de motivatie als schooluitval, spijbelen en probleemgedrag, daarbij<br />

aan bod.<br />

6.6.1 De ideale gemotiveerde leerl<strong>in</strong>g<br />

Als variant op en afgeleid uit de door Keller en Kopp beschreven ideeen, kan<br />

<strong>het</strong> beeld van een ideale gemotiveerde leerl<strong>in</strong>g als volgt worden gesc<strong>het</strong>st s2: de<br />

ideale gemotiveerde leerl<strong>in</strong>g heeft aandacht <strong>voor</strong> de leertaak, v<strong>in</strong>dt deze rele-<br />

vant, vertrouwt erop dat hijlzij deze tot een goed e<strong>in</strong>de kan brengen, en is tevre-<br />

den metlover de bereikte leerresultaten. De centrale begrippen <strong>in</strong> deze<br />

beschrijv<strong>in</strong>g - aandacht, relevantie, vertrouwen en satisfactie - kunnen als<br />

volgt nader worden uitgewerkt:<br />

a. aandacht. Dat een leerl<strong>in</strong>g aandacht heeft <strong>voor</strong> een bepaalde leertaak betekent<br />

ondermeer dat hijlzij verdiept bezig is met die taak en deze verdiep<strong>in</strong>g gedu-<br />

rende langere tijd kadwil volhouden. Ook betekent dit dat de leerl<strong>in</strong>ggeznte-<br />

resseerd is <strong>in</strong> die betreffende taak. Deze <strong>in</strong>teresse blijkt bij<strong>voor</strong>beeld uit<br />

oplettendheid en aandacht. Ook kan deze blijken uit <strong>het</strong> zelfstandig verder zoe-<br />

ken van <strong>in</strong>formatie over <strong>het</strong> betreffende onderwerp;<br />

b. relevantie. Het tweede complex van leerl<strong>in</strong>ggedrag<strong>in</strong>gen dat met motivatie te<br />

maken heeft, betreft <strong>het</strong> belangrijk en nuttig v<strong>in</strong>den van de betreffende leer-<br />

taak. De gemotiveerde leerl<strong>in</strong>g kent <strong>het</strong> belang van de leertaak en acht deze<br />

relevant <strong>voor</strong> dichterbij dan we1 verder weg gelegen persoonlijke doelen. Hijlzij<br />

is dan ook steeds op de hoogte van en bekend met de door de docent edof de<br />

school gehanteerde doelstell<strong>in</strong>gen enprestatiecriteria (welk niveau van preste-<br />

ren wordt verlangd; welke aard van prestaties worden verwacht; wat zijn de<br />

geldende doelstell<strong>in</strong>gen van <strong>het</strong> onderwijs). Hijlzij is ook <strong>in</strong> staat om uit te<br />

leggen waarom de geldende doelstell<strong>in</strong>gen 'nuttig' zijn. lbt slot bepaalt onze<br />

ideale leerl<strong>in</strong>g, wanneer dat zo uitkomt zelf, welke prestatiecriteria hijlzij wil<br />

aanhouden;<br />

c. vertrouwen. Het derde conglomeraat van leerl<strong>in</strong>ggedrag<strong>in</strong>gen dat met motiva-<br />

tie samenhangt, betreft <strong>het</strong> geloof <strong>in</strong> eigen kunnen en eigen mogelijkheden.<br />

Onze ideale leerl<strong>in</strong>g vertrouwt erop dat hijlzij de gestelde leerdoelen zal beha-<br />

Len. Ook voelt hijlzij zich uitgedaagd door de betreffende leertaak, <strong>in</strong> die z<strong>in</strong> dat<br />

hijlzij de taak noch als te gemakkelijk noch als te moeilijk <strong>in</strong>schat. Idealiter is<br />

<strong>het</strong> gekozen niveau net iets boven <strong>het</strong> met we<strong>in</strong>ig <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g te realiseren<br />

niveau. Vertrouwen hebben heeft verder te maken met wat men noemt attribu-<br />

ties (waaraan schrijft men succes en falen toe: aan eigen vermogens, aan <strong>in</strong>zet<br />

of aan toeval). De ideale gemotiveerde leerl<strong>in</strong>g schrijft succes toe aan eigen<br />

vermogens edof <strong>in</strong>zet en niet aan <strong>het</strong> toeval. Hijlzij schrijft falen echter toe aan<br />

een gebrek aan <strong>in</strong>zet of toeval en niet aan een gebrek aan vermogens;<br />

d. satisfactie. De laatste facetten van <strong>het</strong> motivatiebegrip betreffen <strong>het</strong> gevoel<br />

van tevredenheid of ontevredenheid (satisfactie). Onze ideale leerl<strong>in</strong>g is tevre-<br />

den metlover de bereikte leerprestaties. In de tweede plaats is hijlzij tevreden<br />

over de bereikte nieuwe mogelijkheden (nieuwe vaardigheden, nieuwe<br />

kennis).<br />

6.6.2 Waarom zijn veel leerl<strong>in</strong>gen niet gemotiveerd?<br />

"1 Keller en Kopp. 1986.<br />

83] Zie bij<strong>voor</strong>beeld Matthiisen, 1986<br />

Helaas voldoen slechts we<strong>in</strong>ig leerl<strong>in</strong>gen aan <strong>het</strong> hier<strong>voor</strong> gesc<strong>het</strong>ste ideaal-<br />

beeld. Hier<strong>voor</strong> zijn verschillende oorzaken aan te wijzen s3. Een deel van de<br />

oorzaken heeft te maken met factoren <strong>in</strong> de maatschappij. Genoemd worden<br />

daarbij bij<strong>voor</strong>beeld:<br />

226 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


"1 Keller en Kopp, 1986.<br />

227 JEUGD IN ONTWIKKELING<br />

de grote werkloosheid, die zorgt <strong>voor</strong> een gebrek aan perspectief bij een grote<br />

groep leerl<strong>in</strong>gen;<br />

de sfeer van bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen, die ook bijdraagt aan dit gebrek aan perspectief; en<br />

de maatschappelijke ongelijkheid, die nog steeds mede door <strong>het</strong> onderwijs <strong>in</strong><br />

stand wordt gehouden en de motivatie van de maatschappelijk achter-<br />

gestelden beperkt.<br />

Een ander deel van de oorzaken wordt gezocht <strong>in</strong> <strong>het</strong> vigerend schoolsysteem:<br />

de cont<strong>in</strong>ue selectie en beoordel<strong>in</strong>g die ons schoolsysteem kenmerkt is slecht<br />

<strong>voor</strong> de motivatie van degenen die uitvallen en negatief beoordeeld worden;<br />

<strong>het</strong> leerstof-jaarklassensysteem beperkt de mogelijkheden om te differentieren<br />

en zorgt er<strong>voor</strong> dat leerl<strong>in</strong>gen op elkaar moeten wachten met de gevolgen van<br />

dien <strong>voor</strong> de motivatie van de wachtenden;<br />

<strong>het</strong> schoolsysteem slaagt er onvoldoende <strong>in</strong> om aan te sluiten bij de ervar<strong>in</strong>gs-<br />

wereld van de leerl<strong>in</strong>gen. Realistisch ondenvijs, dat b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> bestaande<br />

schoolbestel slechts moeizaam mogelijk is, zou beter zijn <strong>voor</strong> de leerl<strong>in</strong>g-<br />

motivatie dan ondenvijs dat m<strong>in</strong>der aansluit bij de belev<strong>in</strong>gswereld van de<br />

leerl<strong>in</strong>gen.<br />

Een derde deel van de oorzaken van <strong>het</strong> gebrek aan motivatie bij leerl<strong>in</strong>gen<br />

wordt gezocht <strong>in</strong> factoren die met docenten te maken hebben:<br />

docenten geven aan leerl<strong>in</strong>gen vaak te we<strong>in</strong>ig ruimte om zelfstandig te leren en<br />

om met elkaar samen te werken;<br />

docenten hanteren vaak een doceerstrategie die bestaat uit <strong>het</strong> eenzijdig<br />

communiceren van <strong>in</strong>formatie van de docent naar de leerl<strong>in</strong>gen, met we<strong>in</strong>ig<br />

mogelijkheden <strong>voor</strong> eigen <strong>in</strong>breng van de leerl<strong>in</strong>gen;<br />

doceren verwordt soms tot een sleur-activiteit, waardoor niet alle mogelijk-<br />

heden om leerl<strong>in</strong>gen te motiveren meer worden uitgebuit;<br />

de houd<strong>in</strong>g en motivatie van docenten laat - mede door de eerder beschreven<br />

maatschappelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen (bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen) - te wensen over. Nauwe-<br />

lijks gemotiveerde docenten zullen natuurlijk niet bepaald stimulerend zijn<br />

<strong>voor</strong> de motivatie van de leerl<strong>in</strong>gen.<br />

Een laatste deel van de oorzaken betreft de leerl<strong>in</strong>gen zelf:<br />

door allerlei verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g (<strong>in</strong>formatie-maatschappij; veel<br />

televisie-kijken) en de opvoed<strong>in</strong>g door de ouderslthuis zouden veel leerl<strong>in</strong>gen<br />

anders of m<strong>in</strong>der gemotiveerd zijn dan vroegere leerl<strong>in</strong>gen. Daarbij wordt dan<br />

vaak gewezen op afleidbaarheid, gebrek aan concentratie, en dergelijke.<br />

Ibt slot moet worden gewezen op <strong>in</strong>teracties en afhankelijkheden tussen de<br />

verschillende verklar<strong>in</strong>gen. Docenten worden ongemotiveerd door maatschap-<br />

pelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen of door de houd<strong>in</strong>g van de leerl<strong>in</strong>gen waarmee ze te<br />

maken krijgen en dergelijke. Verder is <strong>het</strong> van belang op te merken dat niet<br />

<strong>voor</strong> a1 deze verklar<strong>in</strong>gen evenveel empirische evidentie bestaat.<br />

Omdat de factoren die met de maatschappij en <strong>het</strong> schoolsysteem te maken<br />

hebben, op korte termijn waarschijnlijk niet of nauwelijks te veranderen zijn,<br />

wordt <strong>in</strong> <strong>het</strong> hiernavolgende de nadruk gelegd op de docentfactoren. Nagegaan<br />

wordt daarbij wat docenten kunnen doen om leerl<strong>in</strong>gen te motiveren.<br />

Docent-strategieen om leerl<strong>in</strong>gen te motiveren<br />

Keller en Kopp hebben een twaalftal strategieen beschreven die docenten<br />

(kunnen) gebruiken om leerl<strong>in</strong>gen te motiveren 84. Ook kunnen deze strate-<br />

gieen worden gebruikt bij <strong>het</strong> ontwerpen van onderwijsmaterialen (boeken,<br />

handleid<strong>in</strong>gen, opdrachten, media, e.d.). Deze strategieen, die zich richten op<br />

de eerder beschreven vier kernbegrippen (aandacht, relevantie, vertrouwen en


satisfactie), zijn weergegeven <strong>in</strong> figuur 6.8. De ideale motiveerstrategie <strong>voor</strong><br />

docenten zou zodanig moeten zijn dat alle vier de facetten van motivatie opti-<br />

maal worden aangesproken en gestimuleerd. Keller en Kopp hebben hier<strong>voor</strong><br />

uitgebreide suggesties gedaan 85.<br />

Uit <strong>het</strong> observatie-onderzoek van Brophy bleek echter dat de meeste docenten<br />

slechts een subset van motiveerpr<strong>in</strong>cipes gebruikte 86. In de praktijk bleken<br />

er een viertal comb<strong>in</strong>aties van motivatiepr<strong>in</strong>cipes te bestaan die docenten<br />

gebruiken.<br />

Figuur 6.8 Strategieen van motiveren door docenten<br />

AANDACHT<br />

Aandacht trekken via:<br />

nieuwheid<br />

verrass<strong>in</strong>g<br />

onverwachte en onzekere gebeurtenissen<br />

Nieuwsgierig maken door:<br />

vragen<br />

opdrachten<br />

problemen<br />

zelf vragen, problemen laten bedenken<br />

Varieren:<br />

<strong>in</strong> methoden en werkvormen<br />

stemgebruik<br />

alle elementen van <strong>in</strong>structie<br />

Vertrouwdheid bevorderen door:<br />

concrete taal<br />

<strong>voor</strong>beelden, analogieen<br />

aansluiten bij ervar<strong>in</strong>g<br />

aansluiten bij warden<br />

persoonlijk maken<br />

Gerichtheid op doelstell<strong>in</strong>gen bevorderen<br />

door:<br />

<strong>in</strong>formatie geven over doelstell<strong>in</strong>gen<br />

doelen verhelderen<br />

nut van doelen uitleggen<br />

prestatiecriteria duidelijk maken<br />

leerl<strong>in</strong>gen zelf prestatie-criteria laten def<strong>in</strong>ieren<br />

Aansluiten bij de aard van de motieven van de<br />

leerl<strong>in</strong>gen:<br />

prestatiemotivatie aanwakkeren<br />

<strong>in</strong>spelen op sociale motivatie<br />

gebrek aan motivatie bespreekbaar maken<br />

85] Ibid.<br />

86] Brophy, 1988<br />

VERTROUWEN<br />

Succesverwacht<strong>in</strong>g programmeren:<br />

evaluatie- en prestatie-criteria duidelijk maken<br />

succes programmeren<br />

remediatietechnieken: mastery learn<strong>in</strong>g<br />

prestatiecontracten<br />

angsten vermijden<br />

Leerl<strong>in</strong>gen uitdagen:<br />

verschillende prestatieniveaus hanteren zodat<br />

elke leerl<strong>in</strong>g eigen standard kan hebben<br />

goal-sett<strong>in</strong>g: elke leerl<strong>in</strong>g kan succes hebben<br />

optimaal moeilijkheidsniveau<br />

leerl<strong>in</strong>gen leren doelen te stellen<br />

Attributies vormen:<br />

via feedback-technieken:<br />

nadruk op effect van <strong>in</strong>zet<br />

nadruk op proces<br />

model zijn <strong>voor</strong> de leerl<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> attribueren<br />

attributies bespreekbaar maken<br />

nadruk op <strong>het</strong> beheersen <strong>in</strong> plaats van<br />

<strong>het</strong> presteren<br />

'kunnen' versus 'presteren'<br />

SATlSFACTlE<br />

10. Natuurlijke consequenties programmeren:<br />

- situaties creeren waar<strong>in</strong> leerl<strong>in</strong>gen her geleerde<br />

kunnen toepassen en demonstreren<br />

I I. Positieve consequenties:<br />

- belon<strong>in</strong>g en feedback<br />

12. Hanteren van eerlijke en consistente<br />

standards:<br />

- naar gewekte verwacht<strong>in</strong>gen<br />

- <strong>voor</strong> ieder gelijk<br />

- geen willekeur<br />

- duidelijk maken van standaards en criteria<br />

Het eerste samenstel van motivatiepr<strong>in</strong>cipes legt <strong>het</strong> accent op <strong>het</strong> program-<br />

meren van succeservar<strong>in</strong>gen (zie figuur 6.9). Door allerlei maatregelen stelt de<br />

docent de leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> staat om successen te behalen. Hijlzij bereikt dit door:<br />

de nadruk te leggen op <strong>het</strong> beheersen van leerstof <strong>in</strong> plaats van de verschillen<br />

<strong>in</strong> prestaties te benadrukken; <strong>voor</strong> leerl<strong>in</strong>gen van verschillend niveau verschil-<br />

lende leerdoelen te formuleren; leerl<strong>in</strong>gen ruime kansen te bieden om net zo<br />

lang te leren totdat beheers<strong>in</strong>g van de leerstof gerealiseerd is (via herkans<strong>in</strong>gen<br />

en dergelijke). Het accent ligt hierbij op <strong>het</strong> bevorderen van (ze1f)vertrouwen.<br />

228 WETENSCHAPPELLIKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Figuur 6.9 Motiveren door succes-ewar<strong>in</strong>gen te programmeren<br />

Programmeren van successen<br />

Goal-sett<strong>in</strong>g: aangepaste leerdoelen formuleren<br />

Zelfbelon<strong>in</strong>gstechnieken aanleren aan de leerl<strong>in</strong>gen<br />

Prestatiewaarder<strong>in</strong>g leren<br />

Leren prestaties toe te schrijven aan <strong>in</strong>zet en vermogens en niet aan geluk, pech of <strong>het</strong> ontbreken<br />

van capaciteiten<br />

Nadruk op beheers<strong>in</strong>g <strong>in</strong> plaats van normatieve vergelijk<strong>in</strong>g met andere leerl<strong>in</strong>gen<br />

Remediele socialisatie: herkans<strong>in</strong>gen, mastery learn<strong>in</strong>g, prestatiecontracten. attributie-retra<strong>in</strong><strong>in</strong>g<br />

Accent op beheers<strong>in</strong>g <strong>in</strong> plaats van prestatie<br />

Als nadelen van deze benader<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> motivatieprobleem kunnen worden<br />

genoemd:<br />

a. leerl<strong>in</strong>gen leren bij deze motivatiestrategie hun relatieve positie ten opzichte<br />

van medeleerl<strong>in</strong>gen niet, waardoor zij verkeerde ideeen kunnen krijgen over<br />

hun mogelijkheden en capaciteiten;<br />

b. mede daardoor bereidt deze strategie de leerl<strong>in</strong>gen onvoldoende <strong>voor</strong> op de<br />

harde werkelijkheid buiten de klas, waar we1 degelijk gepresteerd moet<br />

worden;<br />

c. deze strategie vraagt veel van docenten die erg veel moeten differentieren en<br />

<strong>in</strong>dividualiseren om de gewenste succeservar<strong>in</strong>gen te kunnen realiseren;<br />

d. wellicht is deze strategie slechts geschikt als een tijdelijke overgangsmaat-<br />

regel <strong>voor</strong> leerl<strong>in</strong>gen met een uitgebreide geschiedenis van faalervar<strong>in</strong>gen, die<br />

eerst weer moeten leren wat <strong>het</strong> betekent om succes te hebben <strong>voor</strong>dat andere<br />

motivatiestrategieen effect kunnen sorteren.<br />

Bij de tweede motivatiestrategie ligt <strong>het</strong> accent op extr<strong>in</strong>sieke belon<strong>in</strong>gen (zie<br />

figuur 6.10).<br />

Figuur 6.10 Motiveren via exh-<strong>in</strong>sieke belon<strong>in</strong>gen<br />

- Belonen van goede prestaties<br />

- Nadruk op latere nut van goede prestaties<br />

- Zorgen <strong>voor</strong> onderl<strong>in</strong>ge competitie<br />

- Nadruk op presteren <strong>in</strong> plaats van beheersen<br />

De docent tracht de leerl<strong>in</strong>gen te motiveren via allerlei belon<strong>in</strong>gstechnieken<br />

(als prijzen, cijfers, plaatjes, en dergelijke) en door <strong>het</strong> belang van prestaties<br />

'<strong>voor</strong> later' te benadrukken. Het accent ligt op <strong>het</strong> bei'nvloeden van de satis-<br />

factie. Nadelen van deze strategie zijn mijns <strong>in</strong>ziens:<br />

a. de afhankelijkheid van de belon<strong>in</strong>gen zal toenemen;<br />

b. er zijn ongewenste neveneffecten (op belon<strong>in</strong>gen gerichte klassesfeer);<br />

c. deze strategie werkt eigenlijk alleen <strong>voor</strong> de sterkeren. De zwakkeren komen<br />

niet aan de belon<strong>in</strong>gen toe;<br />

d. de onderl<strong>in</strong>ge competitie tussen de 'knappere' leerl<strong>in</strong>gen kan ongewenste<br />

vormen aan gaan nemen.<br />

Bij de derde strategie trachten de docenten te kapitaliseren op de bij de leer-<br />

l<strong>in</strong>gen aanwezige <strong>in</strong>tr<strong>in</strong>sieke motivatie (zie figuur 6.11).<br />

Bij de <strong>in</strong>tr<strong>in</strong>sieke-motivatiestrategie laten docenten de leerl<strong>in</strong>gen actief parti-<br />

ciperen en zelfstandig besliss<strong>in</strong>gen nemen, sluiten zij aan bij debelangstell<strong>in</strong>g<br />

van de leerl<strong>in</strong>gen, prikkelen zij hogere denkvaardigheden en creativiteit en<br />

geven zij de leerl<strong>in</strong>gen gelegenheid resultaat van werken en leren te ervaren.<br />

Hierbij ligt <strong>het</strong> accent <strong>voor</strong>al op <strong>het</strong> facet aandacht. Daarnaast wordt ook enige<br />

aandacht aan de aspecten relevantie en satisfactie besteed.<br />

JEUCD IN ONTWIKKELINC


Figuur 6.11 Motiveren door te kapitaliseren op <strong>in</strong>tr<strong>in</strong>sieke motivatie<br />

- Aansluiten bij belangstell<strong>in</strong>g van leerl<strong>in</strong>gen<br />

- Nieuwe elementen aandragen, zoveel mogelijk varieren<br />

- Gelegenheid <strong>voor</strong> leerl<strong>in</strong>gen om activiteiten en ondemerpen te kiezen<br />

- Gelegenheid <strong>voor</strong> leerl<strong>in</strong>gen om zelfstandig te beslissen<br />

- Gelegenheid <strong>voor</strong> leerl<strong>in</strong>gen om actief te zijn<br />

- Gelegenheid <strong>voor</strong> leerl<strong>in</strong>gen om onmiddelliike feedback te krijgen<br />

- Fantasie prikkelen<br />

- Simulaties gebruiken<br />

- Spelelementen <strong>in</strong>brengen<br />

- Hogere cognitieve doelen benadmkken<br />

- Nadruk op creativiteit<br />

- lnteracties met leeftijdsgenoten bevorderen<br />

-<br />

Als <strong>voor</strong>naamste nadelen van de <strong>in</strong>tr<strong>in</strong>sieke-motivatiestrategie kunnen<br />

worden aangemerkt:<br />

er kan een zeker verwenn<strong>in</strong>gseffect optreden: <strong>het</strong> leren moet steeds leuker<br />

gemaakt worden;<br />

leerl<strong>in</strong>gen leren niet om d<strong>in</strong>gen te leren die niet leuk zijn;<br />

de <strong>in</strong>tr<strong>in</strong>sieke motivatie is bij veel leerl<strong>in</strong>gen a1 zo ver weg gezonken dat deze<br />

strategie vechten tegen de bierkaai wordt;<br />

veel d<strong>in</strong>gen worden pas leuk als je je er uitgebreid <strong>in</strong> verdiept hebt en hebt door-<br />

gezet;<br />

leerl<strong>in</strong>gen leren niet door te zetten en door te bijten.<br />

De vierde strategie van Brophy komt aan bod <strong>in</strong> de volgende paragraaf.<br />

Motivatie om te leren<br />

In <strong>het</strong> <strong>voor</strong>gaande werden drie strategieen besproken om leerl<strong>in</strong>gen te motive-<br />

ren. De succesverwacht<strong>in</strong>gsstrategie bleek zich <strong>voor</strong>al te richten op zelf-<br />

vertrouwen, de extr<strong>in</strong>sieke-belon<strong>in</strong>gsstrategie <strong>voor</strong>al op satisfactie, en de<br />

<strong>in</strong>tr<strong>in</strong>sieke-motivatiestrategie <strong>voor</strong>al op aandacht. Elk van deze drie strate-<br />

gieen heeft een aantal nadelen, afgezien nog van de eenzijdige gerichtheid op<br />

een van de vier motivatiebegrippen. Mijn <strong>voor</strong>keur gaat dan ook uit naar de<br />

vierde strategie, die zich richt op <strong>het</strong> bevorderen van de leermotivatie en <strong>het</strong><br />

leervermogen. Deze strategie legt <strong>het</strong> accent op <strong>het</strong> bevorderen van de 'rele-<br />

vantie', maar neemt tegelijk ook de 'aandacht' en <strong>het</strong> 'vertrouwen' mee.<br />

Wanneer men de pr<strong>in</strong>cipes van deze strategie vergelijkt met die van Keller en<br />

Kopp, blijken die pr<strong>in</strong>cipes terug te v<strong>in</strong>den te zijn die de eigen activiteit en de<br />

actief sturende rol van de leerl<strong>in</strong>g centraal stellen.<br />

De vierde strategie van Brophy accentueert 'de motivatie om te leren'. Hier-<br />

onder verstaat Brophy: 'de tendens van leerl<strong>in</strong>gen om leeractiviteitenz<strong>in</strong>vol en<br />

waardevol te v<strong>in</strong>den en om eraan bezig te zijn met <strong>het</strong> doe1 om tot beheers<strong>in</strong>g<br />

van leerstof te komen'. In plaats van te kapitaliseren op <strong>in</strong>tr<strong>in</strong>sieke motivatie<br />

<strong>voor</strong> de leerstof op zich, die zoals we zagen dikwijls diep weggezonken lijkt te<br />

zijn, stelt Brophy <strong>voor</strong> om leerl<strong>in</strong>gen te leren om leren leuk te v<strong>in</strong>den en om ze<br />

te leren leren. Dus <strong>in</strong> plaats van leren leuk te maken <strong>voor</strong> de leerl<strong>in</strong>gen en zo<br />

hun <strong>in</strong>tr<strong>in</strong>sieke motivatie optimaal de gelegenheid te geven zich te ontplooien,<br />

moeten we, aldus Brophy, de leerl<strong>in</strong>gen leren om <strong>het</strong> leren zelf leuk te maken<br />

en leuk te gaan v<strong>in</strong>den. Dit kan, zo stelt hij, door gelntegreerd <strong>in</strong> <strong>het</strong> vakonder-<br />

wijs <strong>het</strong> accent te leggen op <strong>het</strong> leren leren, met <strong>in</strong>begrip van <strong>het</strong> leren om leren<br />

leuk te maken en te v<strong>in</strong>den.<br />

De door Brophy beschreven pr<strong>in</strong>cipes die deze vierde strategie constitueren,<br />

sluiten wonderwel aan bij eerder door de auteur dezes beschreven pr<strong>in</strong>cipes om<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERlNGSBELElD


"] Sirnons. 1987.<br />

<strong>het</strong> leren leren en leren denken vorm te geven '". Deze werden hierboven, <strong>in</strong><br />

paragraaf 6.5.4, reeds beschreven. Motivatie-ontwikkel<strong>in</strong>g en leren leren en<br />

leren denken gaan dus hand <strong>in</strong> hand.<br />

Een belangrijk uitgangspunt hierbij is de nadruk op <strong>het</strong> samenspel tussen<br />

motivatie en cognitie. Projecten waar<strong>in</strong> men getracht heeft de motivatie van<br />

leerl<strong>in</strong>gen te verbeteren door middel van motivatietra<strong>in</strong><strong>in</strong>g, hebben uit-<br />

gewezen dat er weliswaar een verhog<strong>in</strong>g van de motivatie optreedt maar dat<br />

een, toch ook bedoelde, verhog<strong>in</strong>g van de leerprestaties uitblijft. We<strong>in</strong>ert<br />

verklaart dit door te wijzen op <strong>het</strong> gei'soleerde karakter van deze vorm van<br />

motivatietra<strong>in</strong><strong>in</strong>g ". Alleen wanneer de motivatietra<strong>in</strong><strong>in</strong>g is <strong>in</strong>gebed <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

ondenvijs en gekoppeld wordt aan cognitieve tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g, kan een dergelijk<br />

transfer-effect van motivatietra<strong>in</strong><strong>in</strong>g naar prestaties worden venvacht, aldus<br />

We<strong>in</strong>ert. Anderzijds heeft <strong>het</strong> onderzoek naar <strong>het</strong> leren leren en <strong>het</strong> leren<br />

denken uitgewezen, dat ook een nadruk op alleen de cognitieve aspecten wei-<br />

nig spectaculaire resultaten oplevert. Projecten waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> samenspel tussen<br />

cognitie en motivatie centraal werd gesteld, leidden zowel tot motivatie-<br />

verbeter<strong>in</strong>g als tot prestatieverbeter<strong>in</strong>gen ".<br />

6.6.5 De <strong>in</strong>vloed van omgev<strong>in</strong>gsfactoren op schooluitval, schoolverzuim en<br />

motivatie<br />

88] We<strong>in</strong>ert. 1990.<br />

In <strong>het</strong> onderzoek naar de relatie tussen omgev<strong>in</strong>gskenmerken en motivatie<br />

kan men onderscheid maken naar de gebruikte afhankelijke variabelen. Er is<br />

onderzoek verricht naar de correlaten van gedragsmatige consequenties van<br />

een gebrekkige of anders-gerichte motivatie. In een recent reviewartikel geeft<br />

F<strong>in</strong>n een overzicht van <strong>het</strong> bestaande onderzoek naar schooluitval. school-<br />

verzuim, del<strong>in</strong>quentie en ordeverstorend gedrag '. Ten onzent is door De Vries<br />

een uitgebreid literatuuroverzicht gepubliceerd 'I. Daarnaast is er onderzoek<br />

verricht naar de correlaties van meer subjectieve motivatiemet<strong>in</strong>gen (attitu-<br />

des, angst, zelfbeeld, plezier e.d.) ".<br />

Er zijn <strong>in</strong> <strong>het</strong> onderzoek naar de gedragsmatige variabelen talloze correlaties<br />

gevonden tussen de vier onderzochte kenmerken (schooluitval, schoolverzuim,<br />

probleemgedrag en del<strong>in</strong>quentie) onderl<strong>in</strong>g 93. Deze vier vertonen ook tamelijk<br />

consistente correlaties met kenmerken van leerl<strong>in</strong>gen, zoals: lage sociaal-<br />

economische status; onopgemerkte leermoeilijkheden; een andere moedertaal<br />

dan de standaardtaal hebben; lage schoolprestaties leveren; een negatief zelf-<br />

beeld hebben; en een negatief beeld over de eigen leermogelijkheden hebben.<br />

In de meeste publikaties wordt daarbij een deel van de schuld gelegd bij <strong>het</strong><br />

schoolsysteem dat er te we<strong>in</strong>ig <strong>in</strong> slaagt een adequate <strong>in</strong>structie-omgev<strong>in</strong>g te<br />

bieden of te we<strong>in</strong>ig emotionele support geeft. Ook de ouders krijgen een deel<br />

van de schuld toegemeten. Vooral ouders uit lagere sociaal-economische<br />

milieus.zouden de leerl<strong>in</strong>gen te we<strong>in</strong>ig stimuleren om te leren of om leren<br />

belangrijk te v<strong>in</strong>den. Er is echter verbaz<strong>in</strong>gwekkend we<strong>in</strong>ig empirische evi-<br />

dentie te v<strong>in</strong>den <strong>voor</strong> deze veronderstell<strong>in</strong>gen over de relatie tussen deze vier<br />

motivatiekenmerken en omgev<strong>in</strong>gskenmerken.<br />

F<strong>in</strong>n betoogt dat <strong>het</strong> onderzoek tot nu toe te we<strong>in</strong>ig vanuit een ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

perspectief is vertrokken 94. Er zijn allerlei correlaties onderzocht en gevonden<br />

en op beperkte schaal zijn er wat <strong>in</strong>terventiestudies verricht. Er is echter nog<br />

we<strong>in</strong>ig onderzoek gedaan naar de totstandkom<strong>in</strong>g van schoolverzuim, drop-<br />

89] Zie bij<strong>voor</strong>beeld Resnick. 1987a; Paris, 1988.<br />

W] F<strong>in</strong>n. 1989.<br />

"1 De Vries. 1988.<br />

92] We<strong>in</strong>ert. 1990: Van Vilsteren en Witziers. 1989<br />

"1 F<strong>in</strong>n, 1989; De Vries. 1988.<br />

''1 F<strong>in</strong>n. 1989.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


out en problematisch gedrag. Schoolverlaten wordt daarbij gezien als een lang-<br />

zaam proces van 'zich terugtrekken'. Verklaard moet worden welke factoren dit<br />

proces <strong>in</strong> gang zetten en versterken, en welke <strong>het</strong> kunnen tegen gaan. Over <strong>het</strong><br />

algemeen wordt aangenomen dat er geen oorzakelijke relaties bestaan tussen<br />

probleerngedrag, schoolverzuim en schooluitval 95. F<strong>in</strong>n denkt hier echter<br />

anders over; hij ziet schoolverzuim en probleemgedrag als oorzakelijke antece-<br />

denten van schooluitval. Voor F<strong>in</strong>n is <strong>het</strong> duidelijk dat probleemgedrag, veel-<br />

vuldig schoolverzuim en del<strong>in</strong>quent gedrag tussenstappen zijn op weg naar de<br />

totale terugtrekk<strong>in</strong>g. Hij onderscheidt twee theorieen over dit proces van<br />

terugtrekk<strong>in</strong>g. De ene, <strong>het</strong> frustratie-zelfacht<strong>in</strong>gsmodel, is <strong>het</strong> gangbare<br />

model. Volgens dit model ontstaan de genoemde vier negatieve gedragsvormen<br />

via de tussenschakel van negatieve zelfacht<strong>in</strong>g. Doordat scholen leerl<strong>in</strong>gen<br />

jaren achtereen confronteren met faalervar<strong>in</strong>gen, en geen warm emotioneel<br />

klimaat en emotionele opvang weten te bieden, ontstaan niet alleen steeds<br />

slechtere schoolprestaties maar ontstaat ook een steeds negatiever zelfbeeld.<br />

De daaruit <strong>voor</strong>tvloeiende frustratie, eventueel versterkt door negatieve<br />

<strong>in</strong>vloeden vanuit de medeleerl<strong>in</strong>gen en soortgenoten, leidt tot toenemend<br />

probleerngedrag; verzuim, del<strong>in</strong>quent gedrag, ordeverstor<strong>in</strong>g. Op den duur<br />

kan dit tot schooluitval leiden. Het enige onderzoek dat F<strong>in</strong>n heeft kunnen<br />

v<strong>in</strong>den waar<strong>in</strong> werd nagegaan of een verander<strong>in</strong>g van schoolcultuur van<br />

<strong>in</strong>vloed is op probleemgedrag, is dat van Gold en Mann 96. Scholen die leer-<br />

l<strong>in</strong>gen meer succeservar<strong>in</strong>gen boden en een warm emotioneel klimaat wisten<br />

te realiseren, hadden m<strong>in</strong>der probleemgedrag <strong>in</strong> de klas. Er waren echter geen<br />

effecten op <strong>het</strong> gedrag buiten de school, leesprestaties of zelfacht<strong>in</strong>g. In para-<br />

graaf 6.6.2 werd gewezen op de gevaren van <strong>het</strong> programmeren van successen.<br />

F<strong>in</strong>n houdt een beargumenteerd pleidooi <strong>voor</strong> een tweede, nieuw model, dat <strong>in</strong><br />

zijn totaliteit nog we<strong>in</strong>ig onderzocht is, maar waar<strong>voor</strong> toch opdeelgebieden a1<br />

heel wat ondersteun<strong>in</strong>g te v<strong>in</strong>den is. Dit is <strong>het</strong> participatie-identificatie model<br />

(zie figuur 6.12).<br />

Figuur 6.12 Het participatie-model van F<strong>in</strong>n<br />

Kwaliteit van de <strong>in</strong>structie Vermogens van leerl<strong>in</strong>gen<br />

1 11<br />

Participatie <strong>in</strong> Schoolsucces ldentificatie<br />

activiteiten met de school<br />

I. reactiesop eisen<br />

van de school<br />

2. klas-<strong>in</strong>itiatieven<br />

3. buitenschoolse<br />

activiteiten<br />

4. besliss<strong>in</strong>gen nemen<br />

95] Zie De Vries. 1988.<br />

96] Gold en Mann. 1984.<br />

Bron: F<strong>in</strong>n, 1989.<br />

2. valu<strong>in</strong>g<br />

Schooluitval is volgens deze theorie <strong>het</strong> gevolg van een gebrek aan participatie<br />

(fysieke terugtrekk<strong>in</strong>g) aan <strong>het</strong> schoolgebeuren, die leidt tot slechte school-<br />

resultaten, die op hun beurt leiden tot een non-identificatie met de school<br />

(emotionele terugtrekk<strong>in</strong>g). Positief geformuleerd houdt <strong>het</strong> participatie-iden-<br />

tificatie-model <strong>in</strong> dat <strong>het</strong> erom gaat dat leerl<strong>in</strong>gen een b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g met de school<br />

krijgen (identificatie, attachment). Deze heeft twee kanten: <strong>het</strong> gevoel erbij te<br />

horen en schol<strong>in</strong>g waardevol v<strong>in</strong>den (valu<strong>in</strong>g). Een belangrijke, door F<strong>in</strong>n niet<br />

232 WETENSCHAPPELIJKE RAAU VOOR HETREGERINGSBELEIU


esproken, factor die deze b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g met de school weleens zou kunnen bei'nvloe-<br />

den, is <strong>het</strong> feit dat leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs over <strong>het</strong> algemeen<br />

met een veelheid van docenten te maken krijgen. Het lijkt waarschijnlijk dat<br />

met name sociaal-emotioneel kwetsbare leerl<strong>in</strong>gen niet goed zullen reageren<br />

op deze verscheidenheid aan personen. Een b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g aan de school ontstaat dan<br />

met name bij de meest kwetsbare groep moeilijker. Onderzoek naar de <strong>in</strong>vloed<br />

hiervan op de motivatie en drop-out is mij echter niet bekend.<br />

De participatie bestaat volgens F<strong>in</strong>n uit vier elementen: a) deelname aan <strong>het</strong><br />

klassegebeuren, en aan de eisen van de school voldoen (taakgericht werken,<br />

meedoen); b) <strong>in</strong>itiatieven nemen <strong>in</strong> de klas (vragen stellen, <strong>in</strong>itiatieven<br />

ontplooien, enthousiasme tentoonspreiden, extra opdrachten of huiswerk<br />

doen); c) deelname aan buitenschoolse activiteiten (sociale activiteiten, sport);<br />

en d) deelname aan, en <strong>in</strong>vloed uitoefenen op, <strong>het</strong> bestuur van de school (doel-<br />

stell<strong>in</strong>gen, aard van de discipl<strong>in</strong>e, besliss<strong>in</strong>gsprocessen). Deze vier vormen<br />

(niveaus) bleken empirisch samen te gaan met m<strong>in</strong>der probleemgedrag en<br />

verzuim. Via de participatie kan, zo veronderstelt F<strong>in</strong>n, <strong>in</strong>vloed worden<br />

uitgeoefend op de identificatie. De belangrijkste methode om de ongewenste<br />

verschijnselen te <strong>voor</strong>komen bestaat dan ook uit <strong>het</strong> bevorderen van <strong>in</strong>itiatief,<br />

<strong>in</strong>spraak, zelfverantwoordelijkheid en activiteit van leerl<strong>in</strong>gen zelf, en op die<br />

manier een b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g met de school en met leren tot stand te brengen. De Vries<br />

geeft een overzicht van maar liefst 47 maatregelen die genomen kunnen<br />

worden om schoolverzuim en schooluitval te verm<strong>in</strong>deren 97. De meeste sluiten<br />

goed aan bij <strong>het</strong> participatie-identificatie-model. Er zijn echter ook adviezen<br />

die meer aansluiten bij <strong>het</strong> frustratie-zelfacht<strong>in</strong>gsmodel. De Vries noemt vijf<br />

kenmerken van een schoolklimaat dat samengaat met we<strong>in</strong>ig schoolverzuim<br />

en schooluitval:<br />

1. prestaties zijn belangrijk. Er moet een positief orientatie- en verwacht<strong>in</strong>gspa-<br />

troon bestaan ten aanzien van leren, studeren en <strong>het</strong> volgen van onderwijs. En<br />

studieprestaties moeten ook feitelijk en vaak zichtbaar, expliciet en positief<br />

gewaardeerd worden;<br />

2. tegelijkertijd (!) moet er een warme ambiance bestaan: een sfeer van saam-<br />

horigheid, onderl<strong>in</strong>g vertrouwen en wederzijdse steun waar<strong>in</strong> mensen zich<br />

opgenomen voelen en waarop ze kunnen terugvallen als <strong>het</strong> eens tegenzit;<br />

3. <strong>het</strong> werk, maar eigenlijk de schoolwerkelijkheid <strong>in</strong> z'n geheel, moet ordelijk,<br />

<strong>in</strong>zichtelijk, beheersbaar en rechtuaardig zijn en ook zo worden ervaren door<br />

leerl<strong>in</strong>gen en docenten;<br />

4. <strong>in</strong> dat werk en <strong>in</strong> die schoolwerkelijkheid moeten leerl<strong>in</strong>gen - en docenten, 'for<br />

that matter' - z<strong>in</strong>volle, uerantwoordelijke en tot op zekere hoogte autonome<br />

posities en rollen kunnen <strong>in</strong>nemen (vervullen);<br />

5. over die schoolwerkelijkheid en dat werk moet te praten en een beetje te onder-<br />

handelen zijn tussen de partijen: docenten en leerl<strong>in</strong>gen ".<br />

De Vries betrekt hierbij ook de variabele schoolgrootte. Zijn conclusie op grond<br />

van de literatuur is dat er geen duidelijk verband is gevonden tussen de moti-<br />

vatiekenmerken en de grootte van scholen. De populaire notie dat grote<br />

scholen schooluitval en schoolverzuim <strong>in</strong> de hand werken, wordt niet door<br />

onderzoek bevestigd loo. Als er a1 een verband is, dan is dit een kromlijnig<br />

verband: op kle<strong>in</strong>e en heel grote scholen komt schooluitval en -verzuim wat<br />

m<strong>in</strong>der <strong>voor</strong> dan op scholen die middelmatig groot zijn. Overigens geldt ook<br />

<strong>voor</strong> andere uiterlijke kenmerken van scholen, als de ouderdom van <strong>het</strong> school-<br />

gebouw, dat er geen relaties met motivatiematen is gevonden.<br />

97] De Vries, 1988.<br />

"1 Bedoeld is waarschijnlijk: '<strong>in</strong> ieder geval ook'of 'ook zij'.<br />

99] De Vries, blz. 58.<br />

'"1 Zie ook: Ingenkamp. Petillon & Weiss. 1985; Marwijk Kooy-von Baumhauec 1985; Stoel. 1982. 1985.<br />

233 JEUGD IN ONTWIKKEI.ING


Het onderzoek naar relaties tussen meer subjectieve motivatiekenmerken en<br />

omgev<strong>in</strong>gskenmerken levert een beeld op dat goed <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g is met<br />

<strong>het</strong> hier<strong>voor</strong> besproken onderzoek naar de meer objectieve gegevens. Er zijn<br />

aanwijz<strong>in</strong>gen dat de eerder beschreven kenmerken van <strong>het</strong> direct teach<strong>in</strong>g<br />

model (duidelijk structureren, goed uitleggen, veel <strong>in</strong>structietijd, een hoog<br />

tempo e.d.) negatief samenhangen met attitude ten opzichte van de school en<br />

motivatie lo'. We<strong>in</strong>ert suggereert dat er hier sprake is van een dilemma lo': wat<br />

goed is <strong>voor</strong> prestaties zou niet goed zijn <strong>voor</strong> de motivatie. Dit is echter maar<br />

schijn. De bepalende factoren <strong>voor</strong> <strong>het</strong> ontstaan van goede motivatiepatronen<br />

bij leerl<strong>in</strong>gen via een goed klasseklimaat zijn, zo concluderen van Vilsteren en<br />

Witziers op basis van de onderzoek<strong>in</strong>gen van Walberg, van Fend en van<br />

Moos '03: a) voldoende ruimte <strong>voor</strong> <strong>in</strong>itiatieven <strong>voor</strong> leerl<strong>in</strong>gen zelf; b) een niet<br />

te grote prestatie- en discipl<strong>in</strong>edrang; c) een ger<strong>in</strong>ge aanpass<strong>in</strong>gsdruk door<br />

middel van een meer democratische doceerstijl; en d) betrokkenheid van leer-<br />

krachten bij leerl<strong>in</strong>gen. Met uitzonder<strong>in</strong>g wellicht van de prestatiedruk zijn<br />

deze kenmerken niet <strong>in</strong> strijd met <strong>het</strong> direct teach<strong>in</strong>g model, doch kunnen deze<br />

hierop een goede aanvull<strong>in</strong>g vormen. Waar <strong>het</strong> om lijkt te gaan is dat <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

belang van de prestaties de belangrijkste kenmerken van <strong>het</strong> direct teach<strong>in</strong>g<br />

model (duidelijkheid, structuur, goed <strong>voor</strong>bereiden e.d.) behouden blijven, en<br />

tegelijkertijd <strong>in</strong> <strong>het</strong> belang van de motivatie-ontwikkel<strong>in</strong>g voldoende gelegen-<br />

heid wordt geboden aan leerl<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> eigen <strong>in</strong>itiatieven en leeractiviteiten.<br />

6.6.6 Huiswerk en rnotivatie<br />

Op school brengen leerl<strong>in</strong>gen veel tijd door. Een groot gedeelte van deze tijd<br />

gaat verloren aan niet-taakgerichte activiteiten (organisatie, ordemaatregelen,<br />

wachten op andere leerl<strong>in</strong>gen, e.d.). Een belangrijk gedeelte van deze tijd zijn<br />

zij daarbij tamelijk passief: zij luisteren naar uitleg, zij voeren - met een we<strong>in</strong>ig<br />

actieve houd<strong>in</strong>g - opdrachten uit. Slechts een beperkt gedeelte van hun tijd zijn<br />

leerl<strong>in</strong>gen dan ook zelf actief aan <strong>het</strong> leren. Verondersteld wordt verder dat<br />

leerl<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong>al bij <strong>het</strong> huiswerk zelf actief zijn en echt aan <strong>het</strong> leren gaan.<br />

Deze veronderstell<strong>in</strong>g blijkt echter nogal eens onjuist. Veel huiswerk wordt<br />

'maakwerk' waar je vaak niet te veel bij hoeft na te denken; veel leerl<strong>in</strong>gen<br />

maken en leren <strong>het</strong> huiswerk niet (meer); veel leerl<strong>in</strong>gen besteden hun huis-<br />

werk tijd zeer <strong>in</strong>efficient en besteden meer tijd aan <strong>het</strong> balen en op gang komen<br />

dan aan <strong>het</strong> eigenlijke werk; veel leerl<strong>in</strong>gen laten <strong>het</strong> huiswerk <strong>in</strong> belangrijke<br />

mate door hun ouders maken en leren; veel (allochtone) leerl<strong>in</strong>gen worden door<br />

hun ouders of verzorgers onvoldoende goed geholpen bij <strong>het</strong> huiswerk en of<br />

onvoldoende gemotiveerd om door te zetten. Er zijn dan ook nogal wat proble-<br />

men met <strong>het</strong> huiswerk. %be1 6.2 geeft een overzicht van de problemen die leer-<br />

l<strong>in</strong>gen volgens docenten zoal hebben met <strong>het</strong> huiswerk. Omdat uit onderzoek<br />

is gebleken dat <strong>voor</strong>al de 'time on task', de effectief bestede tijd, een belangrijke<br />

bepalende factor <strong>voor</strong> schoolsucces is, lijkt <strong>het</strong> noodzakelijk oploss<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong><br />

deze huiswerkproblemen te zoeken. Daarnaast lijkt <strong>het</strong> waarschijnlijk dat<br />

huiswerkproblemen een ongunstige <strong>in</strong>vloed hebben op de motivatie om te<br />

leren.<br />

De experimenten met (t)huiswerkvrij onderwijs hebben tot nu toe onver-<br />

wachte en ongekende verbeter<strong>in</strong>gen van de leerresultaten te zien gegeven Io4.<br />

Dat kan men op verschillende manieren verklaren. De beste verklar<strong>in</strong>g hier-<br />

<strong>voor</strong> is mijns <strong>in</strong>ziens dat de maatregelen die als gevolg van <strong>het</strong> afschaffen van<br />

<strong>het</strong> huiswerk worden getroffen, verantwoordelijk zijn <strong>voor</strong> dit succes. Wanneer<br />

er geen huiswerk meer kan worden opgegeven, is men we1 gedwongen om de<br />

""] Zie bij<strong>voor</strong>beeld We<strong>in</strong>ert en Helmke, 1988.<br />

'''1 We<strong>in</strong>ert. 1989a.<br />

lo'] Vilsteren en Witziers. 1989.<br />

IM] Zie Simons & Zuijlen, 1989; Creemers & Zuijlen. 1988<br />

234 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


Tabel 6.2 Percentages sectiecoord<strong>in</strong>atoren die problemen van leerl<strong>in</strong>gen met huis-<br />

Problemen<br />

werk constateren<br />

Vaksectie<br />

Zaak Taal Exact<br />

(N=154) (N=170) (N=163)<br />

Leerl<strong>in</strong>gen plannen hun huiswerk niet 44 43 42<br />

Leerl<strong>in</strong>gen hebben problemen met de aanpak<br />

van huiswerk<br />

Leerl<strong>in</strong>gen hebben <strong>voor</strong>al moeite met leerwerk 39 47 17<br />

Leerl<strong>in</strong>gen makenlleren hun huiswerk niet 31 52 48<br />

Leerl<strong>in</strong>gen controleren nietof zij zich <strong>het</strong><br />

leerwerk voldoende hebben eigen gemaakt<br />

Leerl<strong>in</strong>gen hebben moeite zich op <strong>het</strong> huiswerk<br />

te concentreren 30 41 37<br />

Leerl<strong>in</strong>gen gooien er met de pet naar 22 39 33<br />

Huiswerk moet teveel concurreren met andere<br />

buitenschoolse activiteiten<br />

Leerl<strong>in</strong>gen kunnen niet gediscipl<strong>in</strong>eerd werken 35 35 26<br />

Bron: Van der Sanden, 1988, blz. 59.<br />

leerl<strong>in</strong>gen op school meer zelf actief te laten zijn. Dit wordt op huiswerkvrije<br />

scholen gerealiseerd via <strong>het</strong> zogenaamde KIT-model lo5, dat <strong>voor</strong>schrijft dat<br />

docenten niet meer dan 20 m<strong>in</strong>uten per les doceren en dat leerl<strong>in</strong>gen m<strong>in</strong>imaal<br />

20 m<strong>in</strong>uten per les zelf actief aan <strong>het</strong> werken of leren zijn. Vergeleken met de<br />

hierboven gesc<strong>het</strong>ste situatie neemt daardoor de effectieve, actieve leertijd van<br />

de leerl<strong>in</strong>gen drastisch toe <strong>in</strong> plaats van af. Bovendien zijn de docenten hier-<br />

door veel dichter betrokken bij <strong>het</strong> eigenlijke leren en werken door de leer-<br />

l<strong>in</strong>gen. Zij zien veel beter waar leerl<strong>in</strong>gen op een verkeerde of <strong>in</strong>effkiente wijze<br />

bezig zijn, zij kunnen beter en eerder corrigerend optreden en betere feedback<br />

geven.<br />

Moeten alle scholen dan maar (t)huiswerkvrij worden? Dat lijkt mij niet. Huis-<br />

werkvrij onderwijs is niet even geschikt <strong>voor</strong> alle schooltypen en leerl<strong>in</strong>gen,<br />

niet even geschikt <strong>voor</strong> alle fasen van <strong>het</strong> onderwijs, en niet eenvoudig <strong>in</strong> de<br />

praktijk te realiseren vanwege de grote <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g die <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> de <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>gs-<br />

fase door <strong>het</strong> docentencorps geleverd moet worden. Er zijn ook nog onvoldoende<br />

goede oploss<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> de taakbelast<strong>in</strong>g van docenten, ook op langere termijn,<br />

om <strong>het</strong> (t)huiswerkvrij onderwijs als algernene maatregel nu a1 te bepleiten.<br />

We1 dient mijns <strong>in</strong>ziens uit de experimenten met (t)huiswerkvrij onderwijs<br />

geleerd te worden dat <strong>het</strong> belangrijk is de effectieve, actieve leertijd van de leer-<br />

l<strong>in</strong>gen te vergroten. Daar<strong>voor</strong> zijn allerlei verschillende maatregelen <strong>voor</strong>stel-<br />

baar. Per school kan worden nagegaan welke van die maatregelen (<strong>in</strong> samen-<br />

hang) <strong>het</strong> best passen bij de cultuur van de school en bij de a1 eerder getroffen<br />

maatregelen.<br />

IDS] Het KIT-model is een onderwijsstrategie waar<strong>in</strong> evenveel tijd wordt besteed aan kennis, <strong>in</strong>tegratie en toepass<strong>in</strong>g.<br />

235 JEUCD IN ONTWIKKELING


Concluderend kan worden gesteld dat de conclusies uit <strong>het</strong> onderzoek naar<br />

subjectieve motivatiematen, schooluitval, schoolverzuim, probleemgedrag en<br />

huiswerkproblemen alle <strong>in</strong> dezelfde richt<strong>in</strong>g wijzen. De centrale bepalende<br />

factor lijkt <strong>voor</strong> a1 deze onderzoeksgebieden de mate van activiteit van de leer-<br />

l<strong>in</strong>gen zelf te zijn. De didactische aanpak die eerder werd beschreven <strong>voor</strong> de<br />

vormgev<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> leren leren en <strong>het</strong> leren denken belooft ook <strong>het</strong> meest <strong>voor</strong><br />

de motivatie-ontwikkel<strong>in</strong>g.<br />

6.7 Schoolorganisatorische maatregelen<br />

Gezien <strong>het</strong> bovenstaande wordt <strong>in</strong> de laatste twee paragrafen de nadruk gelegd<br />

op vergrot<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> leervermogen van leerl<strong>in</strong>gen, cognitieve en metacogni-<br />

tieve basisvaardigheden, en motivatiebevorder<strong>in</strong>g door middel van <strong>het</strong> vergro-<br />

ten van <strong>het</strong> accent op de eigen activiteiten van de leerl<strong>in</strong>gen.<br />

Ik ga er van uit dat verhog<strong>in</strong>g van de effectiviteit van <strong>het</strong> onderwijs <strong>voor</strong>al te<br />

maken heeft met een vergrot<strong>in</strong>g van de effectieve actieve leertijd van de leerl<strong>in</strong>-<br />

gen en met een betere begeleid<strong>in</strong>g bij en feedback op de activiteiten van de leer-<br />

l<strong>in</strong>gen door de docenten. Effectief ondenvijs betekent <strong>in</strong> deze opvatt<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>al<br />

dat er effectiever geleerd wordt. Huiswerk moet daarbij niet op zichzelf staan,<br />

maar dient een gei'ntegreerd onderdeel van de gang van zaken op school te zijn.<br />

Hieronder volgen tien maatregelen die scholen zouden moetenkunnen nemen<br />

om deze doelstell<strong>in</strong>gen te realiseren.<br />

1. Leerl<strong>in</strong>gvolgsystemen<br />

Het verhogen van de effectiviteit van <strong>het</strong> ondenvijs zal zich <strong>voor</strong>al moeten rich-<br />

ten op die leerl<strong>in</strong>gen die onvoldoende resultaten boeken. Daaraan kan een leer-<br />

l<strong>in</strong>gvolgsysteem een goede bijdrage leveren. Het wordt dan immers mogelijk<br />

een goed overzicht te krijgen van de leerl<strong>in</strong>gen die we<strong>in</strong>ig of geen <strong>voor</strong>tgang <strong>in</strong><br />

leerprestaties boeken. Ook is <strong>het</strong> dan mogelijk tijdig op te merken wanneer er<br />

zich verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de leereffectiviteit <strong>voor</strong>doen. Een verzamel<strong>in</strong>g, <strong>voor</strong>-<br />

namelijk methode-onafhankelijke, toetsen is hierbij een belangrijk hulp-<br />

middel. In <strong>het</strong> licht van <strong>het</strong> bovenstaande is <strong>het</strong> <strong>voor</strong>al van belang dat dit leer-<br />

l<strong>in</strong>gvolgsysteem zich niet alleen richt op de prestaties die leerl<strong>in</strong>gen leveren,<br />

maar met name ook op de onderliggende leerprocessen en leeractiviteiten. In<br />

hoeverre zijn slechte leerprestaties te wijten aan een onvoldoende <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> leertijd? Is er sprake van een voldoende kwaliteit van de gei'nvesteerde leer-<br />

tijd, met andere woorden leert de leerl<strong>in</strong>g we1 op een effectieve en efficiente<br />

wijze? In welke mate is er sprake van (ernstige) motivatieproblemen? Een der-<br />

gelijk, bij <strong>voor</strong>keur gecomputeriseerd, volgsysteem, biedt docenten de gelegen-<br />

heid de kwaliteit van <strong>het</strong> leren van die leerl<strong>in</strong>gen die problemen hebben of<br />

dreigen te krijgen, tijdig te verbeteren door middel van gei'ntegreerde leerl<strong>in</strong>g-<br />

begeleid<strong>in</strong>g, motivatietra<strong>in</strong><strong>in</strong>g of een gei'ntegreerde leren leren aanpak.<br />

2. Bevorder<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> leervermogen via ge~ntegreerde tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g van leer- en<br />

denkvaardigheden<br />

Een belangrijke oorzaak van de ger<strong>in</strong>ge actieve leertijd van leerl<strong>in</strong>gen is gele-<br />

gen <strong>in</strong> een gebrek aan adequate studietechnieken, leer- en denkvaardigheden,<br />

en plann<strong>in</strong>gs- en gedragsbewak<strong>in</strong>gstechnieken. Een daarmee samenhangende<br />

oorzaak vormt <strong>het</strong> verschijnsel dat docenten die constateren dat leerl<strong>in</strong>gen niet<br />

beschikken over goede vaardigheden, geneigd zijn de leerl<strong>in</strong>gen te we<strong>in</strong>ig zelf<br />

aan <strong>het</strong> werken en leren te zetten. Dus doordat leerl<strong>in</strong>gen <strong>het</strong> niet kunnen,<br />

worden ze ook niet <strong>in</strong> de gelegenheid gesteld <strong>het</strong> te leren. De enige uitweg uit<br />

deze cirkel vormt <strong>het</strong> aanleren van die vaardigheden zelf. Gei'soleerde tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> <strong>het</strong> kader van studielessen werkt echter niet lo6. Niet alleen is daar<strong>voor</strong> <strong>in</strong><br />

'06] Van der Sanden. 1988; Huiswerk en Huiswerkbeleid; 1989.<br />

236 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Io7] Zie Simons en Zuijlen. 1989.<br />

de studielessen de tijd te kort, ook is juist een gerichte <strong>in</strong>tegratie <strong>in</strong> de<br />

vaklessen een noodzaak. Te vaak krijgen leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> studielessen andere<br />

adviezen als <strong>in</strong> de vaklessen. Te vaak wordt er <strong>in</strong> de vaklessen niets gedaan met<br />

<strong>het</strong> <strong>in</strong> de studielessen geleerde. Te vaak zijn de vakdocenten niet eens op de<br />

hoogte van de <strong>in</strong>houd van de studielessen. Alleen wanneer er op schoolniveau<br />

<strong>in</strong>tensief wordt samengewerkt tussen de vakdocenten en (eventuele) studieles-<br />

docenten kan er succes verwacht worden. Dergelijke gei'ntegreerde studievaar-<br />

digheidstra<strong>in</strong><strong>in</strong>g op schoolniveau dient zich niet te beperken tot de brug-<br />

klassen. Ook <strong>in</strong> hogere klassen is zo'n benader<strong>in</strong>g van groot belang. Via gei'nte-<br />

greerde studievaardigheidstra<strong>in</strong><strong>in</strong>g kunnen scholen op drie manieren bijdra-<br />

gen aan de centrale doelstell<strong>in</strong>gen die hierboven werden geformuleerd lo7.<br />

Ze kunnen de leerl<strong>in</strong>gen leren hun leertijd effectiever, efficienter en actiever te<br />

benutten. Ze kunnen daardoor de eerder vermelde vicieuze cirkel doorbreken<br />

en docenten ertoe aanzetten een belangrijker deel van de onderwijstijd te<br />

benutten <strong>voor</strong> actieve leertijd door leerl<strong>in</strong>gen zelf. Tenslotte zullen ze hierdoor<br />

bereiken dat motivatieproblemen <strong>voor</strong>komen worden vanwege de toenemende<br />

succeservar<strong>in</strong>gen van leerl<strong>in</strong>gen.<br />

3. (T)huiswerkvrij maken van (delen van) de school<br />

Zoals <strong>in</strong> <strong>het</strong> bovenstaande a1 is gesteld, lijken de <strong>voor</strong>lopige resultaten van<br />

experimenten met (tlhuiswerkvrij ondenvijs uit te wijzen dat de effectiviteit<br />

toeneemt lo'. Naast de bovenvermelde verklar<strong>in</strong>gen hier<strong>voor</strong> (vergrot<strong>in</strong>g<br />

actieve leertijd en directer betrokkenheid van docenten bij <strong>het</strong> leren) spelen<br />

hierbij wellicht ook motivationele factoren een rol. Het balen over <strong>het</strong> huiswerk<br />

is <strong>voor</strong>bij. Het (t)huiswerkvrij maken van een school of delen ervan dient<br />

vergezeld te gaan van <strong>in</strong>grijpende wijzig<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de schoolorganisatie, waaronder<br />

andere <strong>in</strong>formatieverstrekk<strong>in</strong>g naar ouders, meer tijd <strong>voor</strong> <strong>het</strong> actief<br />

leren op school, KIT-model en andere rooster<strong>in</strong>g. Het is van belang dat <strong>het</strong> aantal<br />

experimenten met (tlhuiswerkvrij onderwijs wordt uitgebreid, tene<strong>in</strong>de<br />

meer zicht te krijgen op de schoolorganisatorische rand<strong>voor</strong>waarden die daarbij<br />

vervuld moeten worden. Vooral <strong>voor</strong> <strong>het</strong> probleem van de taakbelast<strong>in</strong>g van<br />

docenten op langere termijn, na een <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>gsfase van een of twee jaar, dienen<br />

goede oploss<strong>in</strong>gen te worden gevonden. (T)huiswerkvrij ondenvijs komt naar<br />

mijn men<strong>in</strong>g <strong>het</strong> best tot zijn recht <strong>in</strong> de onderbouw van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs;<br />

eerder <strong>in</strong> LBO-, MAVO-, HAVO-klassen en eerder op scholen met relatief<br />

veel ongemotiveerde leerl<strong>in</strong>gen edof veel allochtone leerl<strong>in</strong>gen. Wanneer<br />

wordt - gekozen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> (t)huiswerkvrii maken van een deel van de school<br />

dienen goede overgangsmaatregelen te worden getroffen bij de overgang naar<br />

schooltypen of klassen met huiswerk.<br />

4. Gericht huiswerkbeleid<br />

Ook door middel van een gericht schriftelijk vastgelegd huiswerkbeleid is <strong>het</strong><br />

mogelijk een bijdrage te leveren aan de geformuleerde centrale doelstell<strong>in</strong>gen<br />

rond effectiever leren. Het huiswerkbeleid kan erop gericht worden de efficien-<br />

tie van <strong>het</strong> leren en maken van huiswerk te vergroten. Dit kan bij<strong>voor</strong>beeld<br />

gebeuren doordat er afspraken gemaakt worden over de wijze waarop <strong>het</strong> huis-<br />

werk wordt opgegeven: niet aan <strong>het</strong> e<strong>in</strong>d van de les; schriftelijk vastgelegd;<br />

met uitvoerige aanwijz<strong>in</strong>gen over de wijze waarop leerl<strong>in</strong>gen <strong>het</strong> geacht<br />

worden aan te pakken; van te voren is duidelijk dat en hoe <strong>het</strong> wordt gecontro-<br />

leerd en besproken, en dergelijke.<br />

Dit kan ook doordat er afspraken worden gemaakt over de wijze waarop op <strong>het</strong><br />

gemaakte en geleerde huiswerk wordt teruggekomen: altijd controle; feedback<br />

op de wijze waarop er geleerd is en dergelijke. Via dergelijke afspraken komt<br />

'08] Simons en Zuijlen. 1989: De Klerk. Simons en Zuiilen, 1988.<br />

237 JEUGD IN ONTWIKKELING


Io9] Vermunt en Van Rijswijk. 1988.<br />

ook de tweede hoofddoelstell<strong>in</strong>g (docenten dichter bij <strong>het</strong> leren brengen) <strong>in</strong><br />

zicht.<br />

Andere manieren van huiswerkbeleid voeren zijn <strong>het</strong> veranderen van de func-<br />

tie van huiswerk (bijv. meer <strong>voor</strong>bereidend huiswerk; huiswerk gericht op<br />

bevorder<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> zelfstandig leren); <strong>het</strong> terugbrengen van de hoeveelheid<br />

huiswerk; <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen en remedieren van huiswerkmoeilijkheden; en <strong>het</strong><br />

betrekken bij en begeleiden van (met name allochtone) ouders die hun k<strong>in</strong>de-<br />

ren willen helpen en motiveren bij <strong>het</strong> huiswerk.<br />

5. Huiswerkbegeleid<strong>in</strong>g, huiswerkklassen<br />

Ook door middel van aparte huiswerkbegeleid<strong>in</strong>g en of huiswerkklassen kan<br />

worden bijgedragen aan de vergrot<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> actieve leren. Leerl<strong>in</strong>gen gaan<br />

daardoor eerder aan <strong>het</strong> werk, kunnen op tijd hulp krijgen en stimuleren<br />

elkaar. Hoewel <strong>het</strong> mijns <strong>in</strong>ziens beter is wanneer de huiswerkbegeleid<strong>in</strong>g<br />

door de eigen vakdocent plaatsv<strong>in</strong>dt (met name <strong>in</strong> verband met de tweede<br />

hoofddoelstell<strong>in</strong>g), kan toch ook van een meer gei'soleerde huiswerkbegelei-<br />

d<strong>in</strong>g door anderen enig effect venvacht worden. Idealiter wordt een dergelijke<br />

begeleid<strong>in</strong>g vergezeld van een studievaardigheids- en zelfstandigheids-<br />

tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en blijft deze niet beperkt tot toezicht houden en alleen reageren op<br />

<strong>in</strong>itiatieven van leerl<strong>in</strong>gen.<br />

6. Leerl<strong>in</strong>gbegeleid<strong>in</strong>g<br />

Via leerl<strong>in</strong>gbegeleid<strong>in</strong>g kunnen de meer persoonlijke en emotioneel affectieve<br />

belemmer<strong>in</strong>gen van <strong>het</strong> actieve leren door de leerl<strong>in</strong>gen worden opgespoord en<br />

waar mogelijk verholpen. Een belangrijke plaats hierbij moet worden <strong>in</strong>ge-<br />

ruimd <strong>voor</strong> de opvatt<strong>in</strong>gen van leerl<strong>in</strong>gen over leren en onderwijzen en over de<br />

taakverdel<strong>in</strong>g tussen leraren en leerl<strong>in</strong>gen log. Verder is <strong>het</strong> van belang aan-<br />

dacht te schenken aan de opvatt<strong>in</strong>gen van leerl<strong>in</strong>gen over hun sterke en<br />

zwakke kanten (subjectieve competentie). Deze opvatt<strong>in</strong>gen kunnen niet te<br />

onderschatten belemmerende of bevorderende effecten hebben. Belangrijk is<br />

dat ook hierbij met name de eerste doelstell<strong>in</strong>g centraal blijft staan: vergroten<br />

van de actieve leertijd.<br />

Z Bevorder<strong>in</strong>g van leermotivatie<br />

Eerder werden drie motiveerstrategieen beschreven die docenten over <strong>het</strong> alge-<br />

meen gebruiken (zie par. 6.6). Alle drie zijn dit echter oploss<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> de korte<br />

termijn met grote nadelen: de succes-ervar<strong>in</strong>gsstrategie faalt wanneer echte<br />

successen uitblijven; de <strong>in</strong>tr<strong>in</strong>sieke-motivatie-strategie heeft een verwennend<br />

lange-termijneffect: <strong>het</strong> leren moet steeds leuker gemaakt worden; en de straf-<br />

en belon<strong>in</strong>gsstrategie maakt leerl<strong>in</strong>gen te veel afhankelijk van straf en belo-<br />

n<strong>in</strong>g. Het is dan ook een betere motiveermethode om <strong>het</strong> accent te leggen op de<br />

leermotivatie: de tendens van leerl<strong>in</strong>gen om leeractiviteiten z<strong>in</strong>vol en waarde-<br />

vol te v<strong>in</strong>den en om eraan bezig te zijn met <strong>het</strong> doe1 om tot beheers<strong>in</strong>g van leer-<br />

stof te komen. Wanneer <strong>het</strong> gelukt om de leermotivatie van leerl<strong>in</strong>gen te<br />

vergroten, en er zijn <strong>voor</strong>beelden van programma's die daar<strong>in</strong> slagen, dragen<br />

we met name bij aan de eerste hoofddoelstell<strong>in</strong>g: de actieve leertijd zal toe-<br />

nemen.<br />

8. Bevorder<strong>in</strong>g van zelfstandig leren<br />

Wanneer een leerl<strong>in</strong>g <strong>in</strong> staat is zelfstandig te leren, beschikt hij over de bereid-<br />

heid en bekwaamheid een aantal docenttaken <strong>voor</strong> zijn eigen reken<strong>in</strong>g te<br />

nemen. Idealiter is hij dan <strong>in</strong> staat om zelfstandig:<br />

238 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


a. <strong>het</strong> leren <strong>voor</strong> te bereiden;<br />

b. er<strong>voor</strong> te zorgen dater geleerd wordt;<br />

c. <strong>het</strong> leren te reguleren;<br />

d. zichzelf te beoordelen en feedback te geven;<br />

e. gedurende langere tijd taakgericht en geconcentreerd te werken.<br />

Voor <strong>het</strong> zover is zullen veel van deze activiteiten door de docent <strong>in</strong> gang<br />

worden gezet en gestuurd. De docent bepaalt doelen, geeft schema's, zorgt dat<br />

er aandacht is, onderscheidt hoofd- en bijzaken enzo<strong>voor</strong>t. Hij zal er<strong>voor</strong><br />

moeten zorgen dat de leerl<strong>in</strong>gen deze en andere activiteiten zelf leren uit-<br />

voeren. Hoe meer vaardigheden de leerl<strong>in</strong>gen ontwikkelen, hoe meer gelegen-<br />

heid zij moeten hebben deze vaardigheden zelfstandig toe te passen. Ook huis-<br />

werktaken moeten zo gekozen worden dat leerl<strong>in</strong>gen geleidelijk steeds meer<br />

verantwoordelijkheid krijgen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leerproces.<br />

9. Variatie <strong>in</strong> werkvorrnen vergroten<br />

Zowel op school als thuis moet er sprake zijn van gevarieerde opdrachten. Ook<br />

op school moet er veel gelegenheid zijn <strong>voor</strong> zelfstandig leren en werken. Zoveel<br />

mogelijk gevarieerde werkvormen, waaronder groepsopdrachten, klasse-<br />

gesprekken en reciproque leren (de leraar als leerl<strong>in</strong>g, de leerl<strong>in</strong>g als leraar)<br />

moeten er<strong>voor</strong> zorgen dat de aandacht van de leerl<strong>in</strong>g op peil blijft. Met name<br />

<strong>voor</strong> de zwak gemotiveerde leerl<strong>in</strong>gen is dit wezenlijk "O. Een bijkomend <strong>voor</strong>-<br />

deel is dat hiermee enigsz<strong>in</strong>s tegemoet kan worden gekomen aan verschillen <strong>in</strong><br />

leerstijlen.<br />

10. Zntegreren <strong>in</strong> <strong>het</strong> persoonlijk kennisbezit<br />

Bij <strong>het</strong> opdoen van nieuwe kennis en <strong>het</strong> leren van nieuwe vaardigheden is er<br />

altijd sprake van relevante eerder geleerde vaardigheden, <strong>voor</strong>kennis en<br />

opvatt<strong>in</strong>gen over de leerstof. Het leren bouwt dus <strong>voor</strong>t op <strong>in</strong> <strong>het</strong> geheugen van<br />

de leerl<strong>in</strong>g opgeslagen <strong>in</strong>formatie. Integratie van 'nieuwe' en 'oude' <strong>in</strong>formatie<br />

is een belangrijke <strong>voor</strong>waarde <strong>voor</strong> stabiele en goed toegankelijke geheugen-<br />

structuren. Misschien is we1 de grootste en meest gemaakte fout van docenten<br />

dat zij direct overstappen van kennisoverdracht naar toepass<strong>in</strong>gsopgaven,<br />

zonder dat de leerl<strong>in</strong>gen gelegenheid hebben gehad de overgedragen kennis te<br />

<strong>in</strong>tegreren met eerder verworven kennis. Daarom moet er <strong>in</strong> <strong>het</strong> onderwijs<br />

voldoende gelegenheid zijn <strong>voor</strong> activiteiten die deze <strong>in</strong>tegratie bewerkstel-<br />

ligen. Het gaat hier <strong>voor</strong>al om werkvormen die <strong>het</strong> mogelijk maken relaties te<br />

leggen tussen verschillende delen van de leerstof, alsmede tussen de nieuwe<br />

leerstof en reeds bestaande kennis en opvatt<strong>in</strong>gen. In verband met dit laatste<br />

moet ook reken<strong>in</strong>g worden gehouden met (soms hardnekkige) onjuiste opvat-<br />

t<strong>in</strong>gen van leerl<strong>in</strong>gen over de leerstof.<br />

Er moet dan ook <strong>voor</strong> worden gewaakt te snel over te gaan tot toepass<strong>in</strong>gs-<br />

gerichte school- en huiswerktaken. Als er onvoldoende <strong>in</strong>tegratie heeft plaats-<br />

gevonden, kan er slechts sprake zijn van een mechanische toepass<strong>in</strong>g die<br />

we<strong>in</strong>ig stabiele geheugensporen zal achterlaten.<br />

6.8 Beleidsaanbevel<strong>in</strong>gen<br />

"O] Vergelijk F<strong>in</strong>n. 1990<br />

239 JEUGD INONTWIKKELING<br />

Kle<strong>in</strong>schaligheid en kansenongelijkheid<br />

In de discussies over onderwijsvernieuw<strong>in</strong>g heeft tot <strong>voor</strong> kort de nadruk gele-<br />

gen op grootschaligheid, omgev<strong>in</strong>gsoptimisme en onderwijsverbred<strong>in</strong>g.<br />

De grootschaligheid v<strong>in</strong>den we terug <strong>in</strong> de a1 dan niet uitgevoerde plannen om<br />

<strong>het</strong> gehele stelsel van <strong>voor</strong>tgezet ondenvijs drastisch te hervormen. Zo ligt aan<br />

uiteenlopende zaken als de <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van de brugklas, de plannen over <strong>voor</strong>t-


"'] Van den Berg. 1990.<br />

"2] Van den Berg. 1990.<br />

gezet basisondenvijs, middenschool en basisvorm<strong>in</strong>g mede de <strong>in</strong>tentie ten<br />

grondslag de kansenongelijkheid te bestrijden "I. Ook de ondenvijsstimule-<br />

r<strong>in</strong>gsprojecten die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd, zijn <strong>voor</strong>beelden van de<br />

bedoelde grootschalige aanpak.<br />

Met <strong>het</strong> tweede kenmerk, omgev<strong>in</strong>gsoptimisme, wordt bedoeld de verwacht<strong>in</strong>g<br />

dat (grootscheepse) verbeter<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g (school en buurt) van de leer-<br />

l<strong>in</strong>gen als 'vanzelf we1 zullen leiden tot de gewenste effecten. De leerl<strong>in</strong>g zelf<br />

wordt daarbij een vrij passieve rol toebedeeld.<br />

De derde factor, de ondenvijsverbred<strong>in</strong>g, verwijst naar de toename van <strong>het</strong> aan-<br />

tal, met name niet-cognitieve, onderwijs- en opvoed<strong>in</strong>gstaken van de school.<br />

De school zou bij<strong>voor</strong>beeld een bijdrage leveren aan <strong>het</strong> bestrijden van de onge-<br />

lijkheid door via sociale vorm<strong>in</strong>g de sociale weerbaarheid van de leerl<strong>in</strong>gen te<br />

vergroten.<br />

Zoals bekend, hebben de grootschalige plannen en projecten, <strong>het</strong> omgev<strong>in</strong>gs-<br />

optimisme en de ondenvijsverbred<strong>in</strong>g niet <strong>het</strong> gewenste effect gehad 'I2.<br />

De ongelijkheid bestaat nog steeds. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de<br />

WRR <strong>in</strong> een recent verschenen nota <strong>het</strong> tot op heden gevoerde m<strong>in</strong>derheden-<br />

beleid als mislukt beschouwt. Naar mijn men<strong>in</strong>g zijn er drie belangrijke facto-<br />

ren waardoor <strong>het</strong> onderwijs tot op heden een onbetekenende rol speelt bij <strong>het</strong><br />

bestrijden van ongelijkheid:<br />

- de leerl<strong>in</strong>gen spelen een te passieve rol bij <strong>het</strong> leren;<br />

- leerkrachten hebben zich onvoldoende beziggehouden met leerprocessen bij<br />

leerl<strong>in</strong>gen;<br />

- er is te we<strong>in</strong>ig tijd besteed aan cognitieve en metacognitieve kennis en vaardig-<br />

heden en motivationele factoren.<br />

Het is dan ook <strong>in</strong>teressant dat de onderwijssocioloog Peschar onlangs <strong>in</strong> zijn<br />

<strong>in</strong>augurele rede te kennen heeft gegeven niet langer te geloven <strong>in</strong> grootschalige<br />

maatregelen ter bestrijd<strong>in</strong>g van de kansenongelijkheid. Hij toont zich thans<br />

een <strong>voor</strong>stander van op de <strong>in</strong>dividuele leerl<strong>in</strong>g toegesneden kle<strong>in</strong>schalige<br />

projecten. De kwaliteit van de docent acht hij daarbij van grote betekenis: <strong>het</strong><br />

wegwerken van achterstanden vergt een langdurige begeleid<strong>in</strong>g-op-maat.<br />

Een andere reden om te kiezen <strong>voor</strong> kle<strong>in</strong>schalige schoolgebonden projecten<br />

heeft te maken met <strong>het</strong> begrip schoolcultuur, dat recent nogal <strong>in</strong> de belangstel-<br />

l<strong>in</strong>g is gekomen 'I3. Die belangstell<strong>in</strong>g sluit enerzijds aan bij de effectieve-<br />

schoolbeweg<strong>in</strong>g. Scholen met een duidelijke schoolcultuur, onder leid<strong>in</strong>g van<br />

een directie met een duidelijke visie op de school, deden <strong>het</strong> <strong>in</strong> effectiviteits-<br />

studies beter. Er wordt dan ook op diverse plaatsen betoogd dat scholen een<br />

duidelijker schoolcultuur tot ontwikkel<strong>in</strong>g moeten brengen. Anderzijds is <strong>het</strong><br />

steeds duidelijker geworden dat onderwijsvernieuw<strong>in</strong>g alleen kan slagen<br />

wanneer de bestaande schoolcultuur als uitgangspunt wordt genomen en er<br />

een geleidelijke versterk<strong>in</strong>g of verander<strong>in</strong>g van die cultuur wordt nagestreefd.<br />

Hoewel deze twee stell<strong>in</strong>gen door velen worden aangehangen, is er nog maar<br />

we<strong>in</strong>ig gedegen onderzoek gedaan naar schoolculturen, is nog onduidelijk hoe<br />

bestaande schoolculturen <strong>in</strong> kaart kunnen worden gebracht en hoe verande-<br />

r<strong>in</strong>g van schoolcultuur kan worden gerealiseerd 'I4. Het best kan op dit<br />

moment waarschijnlijk worden aangesloten bij de bestaande algemene litera-<br />

tuur over organisatiecultuur en <strong>het</strong> veranderen daarvan.<br />

Beleidsmaatregelen<br />

Welke maatregelen op beleidsniveau zijn noodzakelijk om scholen <strong>in</strong> staat te<br />

stellen ontwikkel<strong>in</strong>gsbevorderend te werk te gaan, de leermotivatie te bevor-<br />

deren en een gunstige schoolcultuur te ontwikkelen? Zoals hier<strong>voor</strong> werd<br />

betoogd is een kle<strong>in</strong>schalige aanpak die aansluit bij de bestaande school-<br />

Il3] Zie bij<strong>voor</strong>beeld Dietvorst en Mahieu. 1989<br />

"'1 Zie Dietvorst en Mah~eu, 1989.<br />

240 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


cultuur te prefereren. Dat betekent niet dat er geen 'grootschalig' beleid zou<br />

moeten worden gevoerd. Het landelijk beleid dient gunstige rand<strong>voor</strong>waarden<br />

te scheppen <strong>voor</strong> kle<strong>in</strong>schalige schoolgebonden projecten. ~ eze rand<strong>voor</strong>waarden<br />

dieneli betrekk<strong>in</strong>g te hebben op mogelijkheden <strong>voor</strong> na- en bijschol<strong>in</strong>g en<br />

begeleid<strong>in</strong>g, lerarenopleid<strong>in</strong>gen, onderwijskundig schoolmanagement, leermiddelenontwikkel<strong>in</strong>g<br />

en onderzoek.<br />

Scholen die aan de gang willen met de hierboven beschreven schoolorganisatieverander<strong>in</strong>g<br />

lopen direct aan tegen <strong>het</strong> probleem dat er geen adequate mogelijkheden<br />

zijn om docenten na- en bij te scholen en te begeleiden. De Landelijke<br />

Pedagogische Centra zijn nog onvoldoende op dit gebied <strong>in</strong>gesteld (met uitzonder<strong>in</strong>g<br />

van een groep bij <strong>het</strong> APS). De schoolbegeleid<strong>in</strong>gsdiensten richten zich<br />

vrijwel alleen op <strong>het</strong> basisonderwijs en ook daar hebben de bovengenoemde<br />

maatregelen geen prioriteit. Voorzover begeleid<strong>in</strong>gsdiensten zich met <strong>het</strong><br />

<strong>voor</strong>tgezet onderwijs bezighouden is dit <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> Onderwijs-<br />

VoorrangsBeleid (OVB). De prioriteit hierbij ligt (nog) niet bij de hier gesc<strong>het</strong>ste<br />

benader<strong>in</strong>gen. Uitzonder<strong>in</strong>gen die model zouden kunnen staan zijn de<br />

gemeenten Rotterdam en Den Haag, die gelden uit <strong>het</strong> onderwijs<strong>voor</strong>rangsbeleid<br />

hebben vrij gemaakt <strong>voor</strong> beleid ter bevorder<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> actief leren.<br />

Ook de lerarenopleid<strong>in</strong>gen zouden <strong>in</strong> <strong>het</strong> onderwijsprogramma <strong>in</strong>grijpende<br />

wijzig<strong>in</strong>gen moeten aanbrengen om een goede <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g van nieuwe<br />

docenten op <strong>het</strong> leren leren en denken en motivatiebevorder<strong>in</strong>g mogelijk te<br />

maken.<br />

Een tweede maatregel die op beleidsniveau genomen zou kunnedmoeten<br />

worden, betreft <strong>het</strong> onderwijskundig schoolmanagement. EBn van de grootste<br />

problemen die de <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van kle<strong>in</strong>schalige schoolgebonden verander<strong>in</strong>gs-<br />

projecten <strong>in</strong> de weg staat, is <strong>het</strong> gebrek aan onderwijskundig schoolmanage-<br />

ment. De grote meerderheid van de schoolmanagers besteedt slechts een zeer<br />

beperkt gedeelte van de tijd aan de hoofdtaak van <strong>het</strong> schoolbedrijf (zie<br />

tabel 6.3). Naast <strong>het</strong> feit dat zij hier<strong>voor</strong> onvoldoende tijd en gelegenheid<br />

hebben, is dit ook een kwestie van deskundigheid, bereidheid en taakverde-<br />

l<strong>in</strong>g. Veel directeuren hebben zich van oudsher neergelegd bij de situatie dat de<br />

docent <strong>in</strong> de klas autonoom is, en dat de directie zich beperkt tot personeels-<br />

zaken, schoolorganisatie externe contacten, f<strong>in</strong>ancien en dergelijke. In de<br />

meeste schooldirecties heeft zich dan ook we<strong>in</strong>ig onderwijskundige know-how<br />

ontwikkeld. Bovendien is de bereidheid om onderwijskundig en onderwijs-<br />

<strong>in</strong>houdelijk een schoolbeleid van de grond te tillen vaak nog niet aanwezig.<br />

Vroeger was dat ook niet nodig, zo dacht men. De docent <strong>in</strong> de klas is daar<br />

immers verantwoordelijk <strong>voor</strong>. Steeds meer is echter duidelijk geworden dat <strong>in</strong><br />

deze tijd van een accentuer<strong>in</strong>g van de schoolcultuur, de school als bedrijf en de<br />

effectieve schoolbeweg<strong>in</strong>g, veel meer van schooldirecties verwacht maglmoet<br />

worden. Ook is de taakverdel<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen directies hierbij een belangrijke<br />

factor. Meestal is, <strong>voor</strong>zover mij bekend, niet Ben van de directieleden speciaal<br />

belast met de onderwijskundige en onderwijs-<strong>in</strong>houdelijke zaken. Een ieder<br />

moet <strong>het</strong> er een beetje bij doen. Versterk<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> onderwijskundig school-<br />

management kan worden bevorderd door <strong>het</strong> beschikbaar stellen van midde-<br />

len <strong>voor</strong> nieuwe directiefuncties (ook goed <strong>voor</strong> vastgelopen carrihres) waar<strong>in</strong><br />

de onderwijskundige taken worden samengebracht, en door <strong>het</strong> stimuleren<br />

van een hierop gericht taakverdel<strong>in</strong>gen b<strong>in</strong>nen directieteams. In dit verband<br />

zouden ook de mogelijkheden <strong>voor</strong> na- en bijschol<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de richt<strong>in</strong>g van onder-<br />

wijskundig schoolmanagement uitgebreid dienen te worden.<br />

Een derde noodzakelijk beleidsmaatregel betreft <strong>het</strong> ontwikkelen van leer-<br />

materialen. Enerzijds is <strong>het</strong> noodzakelijk dat <strong>in</strong> <strong>het</strong> buitenland ontwikkelde,<br />

gei'soleerde pakketten op <strong>het</strong> gebied van specifieke denk- en leervaardigheden<br />

als kritisch en logisch leren denken, creativiteit, probleemoplossen en actief<br />

leren, worden vertaald en aangepast aan de Nederlandse situatie. Anderzijds<br />

vraagt de gei'ntegreerde aanpak dat bestaande methoden worden aangepast en<br />

aangevuld met materialen, opdrachten, handleid<strong>in</strong>gen en dergelijke, gericht<br />

JEUGD INONTWlKKELlNG


Tabel 6.3 Taak<strong>in</strong>vull<strong>in</strong>g van schoolleiders (percentages tijd)<br />

Schoolsoort Werkaspecten<br />

School- Personele Onderwijs Leerl<strong>in</strong>g- Externe<br />

organisatie zorg begeleid<strong>in</strong>g relaties<br />

leraren<br />

AVONWO 73.3 8.0 8,O 8.0 2.7<br />

LBOlMBO 66,7 8.5 10.5 9.2 5.2<br />

HBO 48.6 8.6 10.0 1.4 21.4<br />

Totaal 67.8 8.3 9,4 7.2 7.2<br />

Bron: Creemers en Zuijlen, 1988, blz. 117.<br />

op <strong>het</strong> leren denken, leren leren en de leermotivatie. Belangrijk is <strong>in</strong> dit<br />

verband met name ook dat er toetsen en toetsprocedures tot ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

worden gebracht die de hogere denkvaardigheden <strong>in</strong> kaart kunnen brengen.<br />

Veel van de bestaande toetsprocedures lijken de lagere cognitieve denkprocessen<br />

te be<strong>voor</strong>delen ". Dit zou we1 eens te maken kunnen hebben met de over-<br />

vertegenwoordig<strong>in</strong>g van meerkeuzetoetsen.<br />

Bt slot moet nog worden gewezen op de noodzaak van meer onderzoek op dit<br />

terre<strong>in</strong>. Het aantal fundamentele en strategische onderzoeksprojecten op de<br />

hier beschreven gebieden is zeer ger<strong>in</strong>g. Bij de Sticht<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> Onderzoek van<br />

<strong>het</strong> Onderwijs (SVO) is er <strong>voor</strong> de genoemde thema's van de kant van de over-<br />

heid en <strong>het</strong> veld (de koepels) nog nauwelijks belangstell<strong>in</strong>g getoond.<br />

De <strong>in</strong>breng vanuit de onderzoekers die de noodzaak van dit onderzoek we1<br />

<strong>in</strong>zien, is recent zodanig teruggebracht en <strong>in</strong>gekaderd dat ook zij niet de moge-<br />

lijkheid hebben <strong>het</strong> noodzakelijke onderzoek op te zetten. Naast dit meer<br />

fundamentele strategische onderzoek is er echterook behoefte aan evaluatie-<br />

onderzoek. Onder andere <strong>in</strong> Rotterdam en Den Haag v<strong>in</strong>den uitgebreide <strong>in</strong>no-<br />

vatieprojecten plaats. Geld <strong>voor</strong> evaluatie-onderzoek is er echter niet of nauwe-<br />

lijks. Zou <strong>het</strong> niet goed zijn om een 'leren 1eren'-<strong>in</strong>stituut op te richten, waar<strong>in</strong><br />

naast fundamenteel en op de praktijk gericht onderzoek ook de leermiddelen-<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g zou kunnen plaatsv<strong>in</strong>den?<br />

Literatuur<br />

- C. Aarnoutse, Read<strong>in</strong>g comprehension <strong>in</strong>struction: where is it and how to<br />

improve it; paper presented at the Third European Conference on Research on<br />

Learn<strong>in</strong>g and Instruction, Madrid, september, 1989.<br />

- H. Aebli, 'Should the impact of cognitive development or scholastic achieve-<br />

ment be so slow?'; Earli News, 3e jaargang, 1989, blz. 7-8.<br />

- R. van den Berg, Dansformatieve onderwijsvernieuw<strong>in</strong>g; Inaugurele rede,<br />

Katholieke Universiteit Nijmegen, 1990.<br />

- M. Boekaerts, 'Affectieve vaardigheden met betrekk<strong>in</strong>g tot zelfstandig leren';<br />

<strong>in</strong>: Handboek huiswerkdidactiek en gefntegreerd studievaardigheidsonder-<br />

wijs; door P.R.J. Simons, en J.G.G. Zuylen (red.), Heerlen, MesoConsult, 1989,<br />

blz. 164-181.<br />

- J. Bransford e.a., 'Teach<strong>in</strong>g th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g and problem solv<strong>in</strong>g'; <strong>in</strong>: American Psy-<br />

chologist, 41e jaargang, 1986, blz. 1078-1089.<br />

- J. Brophy, The teacher's role <strong>in</strong> stimulat<strong>in</strong>g student motivation to learn; paper<br />

gepresenteerd tijdens de jaarlijkse conferentie van de American Educational<br />

Research Association, New Orleans, april1988.<br />

- J.E. Brophy en Th.L. Good, 'Teacher behavior and student achievement'; <strong>in</strong>:<br />

Handbook of research on teach<strong>in</strong>g; door M.C. Wittrock (red.), New York, Mac-<br />

Millan, 1986, blz. 328-375.<br />

"'] Resnick. 1987a.<br />

242 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


- A.L. Brown, A.S. Pal<strong>in</strong>csar en B.B. Armbruster, 'Instruct<strong>in</strong>g comprehension<br />

foster<strong>in</strong>g activities <strong>in</strong> <strong>in</strong>teractive learn<strong>in</strong>g situations'; <strong>in</strong>: Learn<strong>in</strong>g and com-<br />

prehension of text; door H. Mandl, N.L. Ste<strong>in</strong> en T. Trabasso (red.), Hillsdale,<br />

Erlbaum, 1984, blz. 255-286.<br />

- J.S. Brown, A. Coll<strong>in</strong>s en P. Duguid, 'Situated cognition and the culture of<br />

learn<strong>in</strong>g'; Educational Researcher, 18e jaargang, 1989, blz. 32-42.<br />

- S. Carey, 'Cognitive development. The descriptive problem'; <strong>in</strong>: Handbook of<br />

cognitive neuroscience; door M.S. Gazzaniga (red.), New York, Plenum, 1984,<br />

blz. 37-66.<br />

- S. Carey, 'Reorganization of knowledge <strong>in</strong> the course of acquisiton'; <strong>in</strong>: Ontoge-<br />

ny, phylogeny, and historical development; door S. Strauss (red.), Norwood,<br />

Ablex, 1988, blz. 1-27<br />

- L. Claas, M. Pouwer en J. Thijssen, 'Transfer <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader van bedrijfsopleid<strong>in</strong>-<br />

gen'; Wetensvaardigheden, 's-Gravenhage, ROIICIVOB, 1988.<br />

- M.V. Cov<strong>in</strong>gton, R.S. Crutchfield, L. Davies enR.M. Olton, Theproductive th<strong>in</strong>-<br />

k<strong>in</strong>g program: a course <strong>in</strong> learn<strong>in</strong>g to th<strong>in</strong>k. Columbus OH, Merrill, 1974.<br />

- A.J.W. Creemers en J.G.G. Zuylen, 'Organiseren van (t)huiswerkvrij onder-<br />

wijs'; <strong>in</strong>: Huiswerkbeleid; door L.F.W. de Klerk, P.R.J. Simons, en J.G.G. Zuylen<br />

(red.), Heerlen, Mesoconsult, 1988, blz. 106-126.<br />

- DeBono, E. 'The CoRT th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g program'; <strong>in</strong>: Th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g and learn<strong>in</strong>g skills: vol<br />

I Relat<strong>in</strong>g <strong>in</strong>struction to research; door J.W. Siegel, S.F. Chipman, en R. Glaser<br />

(red.), Hillsdale, Erlbaum, 1985, blz. 363-388.<br />

- E. DeCorte e.a., Acquir<strong>in</strong>g th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g skills through LOG: a one year tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g<br />

study with sixthgraders; paper presented at the Third European Conference on<br />

Research on Learn<strong>in</strong>g and Instruction, Madrid, september, 1989.<br />

- A. Demetriou, The neo-Piagetian theories of cognitive development: toward an<br />

<strong>in</strong>tegration; Amsterdam, Elsevier, 1988.<br />

- S.J. Derry en D.A. Murphy, 'Design<strong>in</strong>g systems that tra<strong>in</strong> learn<strong>in</strong>g ability:<br />

from theory to practice'; Review of Educational Research, 56e jaargang, 1986,<br />

blz. 1-39.<br />

- C. Desforges, 'Structural systems <strong>in</strong> the develop<strong>in</strong>g <strong>in</strong>tellect, science and edu-<br />

cation'; Earli News, 3e jaargang, 1989, blz. 13-14.<br />

- J. Dronkers, 'Ongelijke kansen, schoolloopbanen en reorganisatie van de eer-<br />

ste fase van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs'; <strong>in</strong>: Basisvorm<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijskundige<br />

optiek; door R. Halkes en B. van Hoek (red.), Lisse, Swets en Zeitl<strong>in</strong>ger, 1987,<br />

blz. 39-55.<br />

- R.H. Ennis, 'A concept of critical th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g'; Harvard Educational Review,<br />

32e jaargang, 1962, blz. 81-111.<br />

- J.D. F<strong>in</strong>n, 'Withdraw<strong>in</strong>g from school'; Review of educational Research,<br />

59e jaargang, 1989, blz. 117-142.<br />

- H. Gardner, Frames of m<strong>in</strong>d: the theory of multiple <strong>in</strong>telligences. New York,<br />

Basic Books, 1983<br />

- M.L. Gick en K.J. Holyoak, 'The cognitive basis for knowledge transfer'; <strong>in</strong>:<br />

Dansfer of learn<strong>in</strong>g; door S.M. Cormier en J.D. Hagrnan (red.), New York,<br />

Academic Press, 1987, blz. 81-120.<br />

- M. Gold en D.W. Mann, Expelled toa friendlierplace: a study ofeffective alterna-<br />

tive schools; Ann Arbor, University of Michigan Press, 1984.<br />

- Handboek huiswerkdidactiek en ge~ntegreerd studievaardigheidsonderwijs;<br />

door P.R.J. Simons en J.G.G. Zuylen (red.), Heerlen, MesoConsult, 1989.<br />

- Huiswerk en Huiswerkbeleid; door J.M.M. van der Sanden (red.), Lisse, Swets<br />

en Zeitl<strong>in</strong>ger, 1989.<br />

- Huiswerkbeleid; door L.F.W. de Klerk, P.R.J. Simons en J.G.G. Zuylen (red.),<br />

Heerlen, MesoConsult, 1988.<br />

- K. Ingenkamp, H. Pettillon en M. Weiss, Klassen grosse: Je kle<strong>in</strong>er desto bes-<br />

ser?; We<strong>in</strong>heim, Beltz Verlag, 1985.<br />

- J.M. Keller en T.W. Kopp, 'An application of the ARCS model of motivational<br />

design'; <strong>in</strong>: Instructional theories <strong>in</strong> action; door C.M. Reigeluth (red.),<br />

Hillsdale, Erlbaum, 1986, blz. 289-320.<br />

JEUCD INONTWIKKELINC


P.P.M. Leseman, Structurele enpedagogische determ<strong>in</strong>anten van schoolloopbanen;<br />

Rotterdam, Schooladviesdienst, 1989.<br />

J.M.G. Leune, 'Naar een verdere verbred<strong>in</strong>g van onderwijsaanbod?; Pedagogische<br />

Studien, 60e jaargang, 1983, blz. 107-116.<br />

C.F.M. van Lieshout en A.W. Smitsman, Ontwikkel<strong>in</strong>g, onderricht en leren:<br />

Ontwikkel<strong>in</strong>gspsychologische achtergronden van <strong>het</strong> onderwlJsaanbod <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

funderend onderwijs; 's Gravenhage, WRR, 1985.<br />

M. Lipman, A.M. Sharp en F.S. Oscanyan, Philosophy <strong>in</strong> the classroom;<br />

Philadelphia, Temple University Press, 1980.<br />

Z. van Manvijk Kooy-von Baumhauer, 'Scholengemeenschappen van groot tot<br />

kle<strong>in</strong>'; <strong>Jeugd</strong> en samenlev<strong>in</strong>g, 15e jaargang, 1985, blz. 166-179.<br />

M.A.J. Mathijsen, De ware aard van <strong>het</strong> balen; een studie van <strong>het</strong> motivatieprobleem;<br />

Gron<strong>in</strong>gen, Wolters-Noordhoff, 1986.<br />

B.E. Moely, S.S. Hart, K. Santulli e.a., 'How do teachers teach memory skills?;<br />

Educational Psychologist, 21e jaargang, 1986, blz. 55-71.<br />

R.S. Nickerson, 'On improv<strong>in</strong>g th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g through <strong>in</strong>struction'; Review of<br />

Research <strong>in</strong> Education, 15e jaargang, 1988, blz. 3-57.<br />

J. Nisbett, Learn<strong>in</strong>g to th<strong>in</strong>k - th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g to learn: the curriculum redef<strong>in</strong>ed;<br />

paper presented at the International Conference of the OECD, Paris, juli, 1989.<br />

OECD, Information technologies and basic learn<strong>in</strong>g. Read<strong>in</strong>g, writ<strong>in</strong>g, science<br />

and mathematics; Paris, 1987.<br />

Organisatiecultuur van scholen; door C. Dietvorst en P. Mahieu (red.), Alphen<br />

aan de Rijn, Sams0d.D. Tjeenk Will<strong>in</strong>k, 1989.<br />

A.S. Pal<strong>in</strong>csar en A.L. Brown, 'Reciprocal teach<strong>in</strong>g of comprehension-foster<strong>in</strong>g<br />

and comprehension-monitor<strong>in</strong>g activities'; Cognition and Instruction, le jaargang,<br />

1984, blz. 117-175.<br />

S. Papert, M<strong>in</strong>d-Storms children, computers and powerfull ideas; Brighton,<br />

Harvester, 1980.<br />

S. Paris, Fus<strong>in</strong>g skill and will: the <strong>in</strong>tegration ofcognitive and motivationalpsychology;<br />

paper presented to the Annual Meet<strong>in</strong>g of the American Educational<br />

Research Association, New Orleans, 5-9 april1988.<br />

R.W. Paul, 'Critical th<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g: fundamental to education for a free society'; Educational<br />

Leadership, september 1984, blz. 4-14.<br />

D. Perk<strong>in</strong>s en G. Salomon, 'Are cognitive skills context-bound?; Educational<br />

Researcher, 18e jaargang, 1988, blz. 16-25.<br />

M. Pressley, J.G. Borkowski en W. Schneider, 'Good <strong>in</strong>formation process<strong>in</strong>g:<br />

what it is and how education can promote it'; International Journal of Educational<br />

Research, 13e jaargang, 1989, blz. 857-867.<br />

D.P. Resnick, en L.B. Resnick, 'The nature of literacy: an historical exploration';<br />

Harvard Educational Review, 47e jaargang, 1977, blz. 370-385.<br />

L.B. Resnick, Education and learn<strong>in</strong>g to th<strong>in</strong>k; Wash<strong>in</strong>gton, National Academy<br />

Press, 1987(a).<br />

L.B. Resnick, Relationship between learn<strong>in</strong>g at school and what we do <strong>in</strong> the<br />

rest of our lives; Presidential adress at the Annual Meet<strong>in</strong>g of the American<br />

Educational Research Association, Wash<strong>in</strong>gton, april1987(b).<br />

M. Rutter, B. Maughan, en J. Ouston, 'The study of school effectiveness'; <strong>in</strong>:<br />

Kwaliteit van onderwlJs <strong>in</strong> <strong>het</strong> ged<strong>in</strong>g; door J.C. van der Wolf en J.J. Hox (red.),<br />

Lisse, Swets en Zeitl<strong>in</strong>ger, 1986, blz. 33-49.<br />

J.M.M. van der Sanden, 'Huiswerkbeleid <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs'; <strong>in</strong>: Huiswerkbeleid;<br />

door L.F.W. de Klerk, P.R.J. Simons, en J.G.G. Zuylen (red.), Heerlen,<br />

Mesoconsult, 1988, blz. 54-69.<br />

M. Scardamaglia, C. Bereiter en R. Ste<strong>in</strong>beck, 'Teachability of reflective<br />

processes <strong>in</strong> written composition'; Cognitive Science, 8e jaargang, 1984,<br />

blz. 173-190.<br />

J. Scheerens, Wat maakt scholen effectief?; 's-Gravenhage, SVO, 1989.<br />

A.H. Schoenfeld, Mathematical problem solv<strong>in</strong>g; New York, Academic Press,<br />

1985.<br />

M. Schwebel en J. Raph, Piaget <strong>in</strong> the classroom; New York Basic Books, 1973.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAADVOORHETREGERINGSBELEID


- T.J. Shuell, 'The role of the student <strong>in</strong> learn<strong>in</strong>g from <strong>in</strong>struction'; Contempo-<br />

rary Educational Psychology, 13e jaargang, 1988, blz. 276-295.<br />

- R.S. Siegler, 'Five generalizations about cognitive development'; American<br />

psychologist, 38e jaargang, 1983, blz. 263-277.<br />

- P.R.J. Simons, 'Bevorder<strong>in</strong>g van zelfstandig leervermogen'; <strong>in</strong>: Basisvorm<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> onderwijskundige optiek; door R. Halkes en B. van Hoek (red.), Lisse, Swets<br />

en Zeitl<strong>in</strong>ger, 1987, blz. 145-166.<br />

- P.R.J. Simons, 'Leren doen ze zelf; <strong>in</strong>: Huiswerkbeleid; door L.F.W. de Klerk,<br />

P.R.J. Simons, en J.G.G. Zuylen (red.), Heerlen, Mesoconsult, 1988; blz. 70-106.<br />

- P.R.J. Simons, 'Wat betekent <strong>het</strong> zelfstandig te kunnen leren?; <strong>in</strong>: Handboek<br />

huiswerkdidactiek en ge~ntegreerd studievaardigheidsonderwijs; door P.R.J.<br />

Simons, en J.G.G. Zuylen (red.), Heerlen, MesoConsult, 1989, blz. 23-33.<br />

- P.R.J. Simons, 'Leren leren: naar een nieuwe didactische aanpak'; <strong>in</strong>: Hand-<br />

boek huiswerkdidactiek en ge~ntegreerd studievaardigheidsonderwijs; door<br />

P.R.J. Simons, en J.G.G. Zuylen (red.), Heerlen, MesoConsult, 1989, blz. 46-59.<br />

- P.R.J. Simons, 'Leren probleemoplossen via bedrijfsopleid<strong>in</strong>gen'; <strong>in</strong>: P.R.J.<br />

Simons, 'Leren probleemoplossen'; <strong>in</strong>: Opleiders <strong>in</strong> organisaties: Capita<br />

Selecta; door J.W.M. Kessels en C.A. Smit (red.), Deventer, Kluwer, 1990, blz.<br />

1-16.<br />

- R.J. Sternberg, Beyond ZQ: a triarchic theory of human <strong>in</strong>telligence. New York,<br />

Cambridge University Press, 1985.<br />

- R.J. Sternberg, 'Doma<strong>in</strong>-generality versus doma<strong>in</strong>-specificity: the life and<br />

impend<strong>in</strong>g death of a false dichotomy7; Merrill-PalmerQuarterly, 35e jaargang,<br />

1989, blz. 115-130.<br />

- W.G.R. Stoel, 'De grootte van scholen <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs en <strong>het</strong> wel-<br />

bev<strong>in</strong>den van de leerl<strong>in</strong>gen'; Pedagogische studien, 59e jaargang, 1982, blz.<br />

493-506.<br />

- W. Stoel, 'Opheff<strong>in</strong>g van (kle<strong>in</strong>e) scholen hoeft niet altijd goedkoper te zijn';<br />

Tijdschrift <strong>voor</strong> onderwijswetenschappen, 10e jaargang, 1985, blz. 186-195.<br />

- J.D.H.M. Vermunt en F.A.W.M. van Rijswijk, 'Analysis and development of stu-<br />

dents' skill <strong>in</strong> self-regulated learn<strong>in</strong>g'; Higher Education, 17e jaargang, 1988,<br />

biz. 647-682.<br />

- C. van Vilsteren en B. Witziers, 'Schoolcultuur'; <strong>in</strong>: Organisatiecultuur van<br />

scholen; door C. Dietvorst en P. Mahieu (red.), Alphen aan de Rijn, Samsom/H.<br />

Tjeenk Will<strong>in</strong>k, 1989, blz. 43-59.<br />

- G.C. de Vries. Schoolverzuim en schooluitval <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs;<br />

Amsterdam, Sticht<strong>in</strong>g Centrum <strong>voor</strong> Onderwijsonderzoek, 1988.<br />

- F.E. We<strong>in</strong>ert, 'The impact of school<strong>in</strong>g on cognitive development: one hypothe-<br />

tical assumption, some empirical results, and many theoretical speculations';<br />

Earli News, 3e jaargang, 1989(a), blz. 3-7.<br />

- F.E. We<strong>in</strong>ert, 'The relation between education and development'; International<br />

Journal ofEducationa1 Research, 13e jaargang, 1989(b), blz. 829-948.<br />

- F.E. We<strong>in</strong>ert, 'Theory build<strong>in</strong>g <strong>in</strong> the doma<strong>in</strong> of motivation and learn<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

school'; <strong>in</strong>: Fundamental studies <strong>in</strong> educational research; door P. Vedder (red.),<br />

Lisse, Swets en Zeitl<strong>in</strong>ger, 1990, blz. 91-120.<br />

- F.E., We<strong>in</strong>ert en A. Helmke, 'Individual differences <strong>in</strong> cognitive development:<br />

does <strong>in</strong>struction make a difference?'; <strong>in</strong>: Child development <strong>in</strong> life spanperspec-<br />

tive; door M. Heather<strong>in</strong>gton, R. Lerner, en M. Perlmutter (red.), Hillsdale,<br />

Erlbaum, 1988, blz. 219-239.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


U'ETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Over <strong>in</strong>terventies<br />

N. van Oudenhoven<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


In houdsopgave<br />

Over <strong>in</strong>terventies<br />

Nederland: een ontwikkel<strong>in</strong>gsland?<br />

Preventieve <strong>in</strong>terventies<br />

Projecten en programma's<br />

Slaaghwijk: een leerzame <strong>in</strong>terventie<br />

Nodig: een effectieve visie op ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

Groepen en steunnetwerken<br />

Deelgenoten <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

lnterventieprogramma's: van model naar menu<br />

JEUCD IN ONTWIKKELING


WETENSCHAPPEIJJKE RAAD VOOR HET REGERINGSRELEID


7. Over <strong>in</strong>terventies<br />

71 Nederland: een ontwikkel<strong>in</strong>gsland?<br />

'1 Sewell e.a. 1985.<br />

'1 Sullivan. 1978; Grant. 1989<br />

'1 The Economist. 1986.<br />

'1 De Vreede, 1979.<br />

'1 Sam Sam. I98 1.<br />

251 JEUGD IN ONTWIKKELING<br />

Internationaal gezien is Nederland natuurlijk een goed land om <strong>in</strong> te wonen.<br />

Niettem<strong>in</strong> is er ook een krachtige negatieve dynamiek aanwezig die de kwali-<br />

teit van <strong>het</strong> leven ernstig bedreigt, en leeft een groot aantal mensen <strong>in</strong> de<br />

marges van de maatschappij. Er is voldoende reden om ook <strong>in</strong> Nederland van<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gssituaties te spreken. Ervar<strong>in</strong>gen opgedaan <strong>in</strong> zogenaamde<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gslanden, blijken <strong>voor</strong> Nederland relevant te zijn en kunnen een<br />

bijdrage leveren tot <strong>het</strong> debat over <strong>in</strong>terventies.<br />

Het leefklimaat <strong>in</strong> Nederland is BBn van de beste ter wereld. De Physical Qua-<br />

lity of Life Index (PQLI) geeft Nederland een plaats bij de eerste zes of zeven<br />

landen. De PQLI loopt van 0 tot 100 en is samengesteld uit drie afzonderlijke<br />

schalen: k<strong>in</strong>dersterfte <strong>in</strong> <strong>het</strong> eerste levensjaar, levensverwacht<strong>in</strong>g bij de<br />

geboorte en alfabetiser<strong>in</strong>gsgraad bij volwassenen. De totale score <strong>voor</strong> Neder-<br />

land is 98. Ter vergelijk<strong>in</strong>g: Portugal heeft een PQLI van 88, Indonesie van 58<br />

en Afghanistan komt op de laatste plaats met 17 '. De PQLI is enige tijd door<br />

ontwikkel<strong>in</strong>gsorganisaties als een soort streeflijst gezien. Andere, meer<br />

gebruikelijke methodes <strong>voor</strong> <strong>het</strong> meten van <strong>het</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsniveau van een<br />

land, zoals bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong> bruto nationaal produkt, bleken onvoldoende reke-<br />

n<strong>in</strong>g te houden met de sociale aspecten van de samenlev<strong>in</strong>g. UNICEF,<br />

oorspronkelijk een enthousiaste toepasser van de PQLI, is hier echter ook<br />

alweer vanaf gestapt, omdat ook deze <strong>in</strong>dicatie niet voldoende fijngevoelig is.<br />

UNICEF richt zich nu <strong>voor</strong>al op de k<strong>in</strong>dersterfte <strong>in</strong> <strong>het</strong> eerste jaar, en ziet<br />

afname van de k<strong>in</strong>dersterfte b<strong>in</strong>nen een zeker tijdvak als de beste <strong>in</strong>dicatie van<br />

'ontwikkel<strong>in</strong>g'. Ook bij deze met<strong>in</strong>g komt Nederland er goedvanaf: acht gestor-<br />

ven k<strong>in</strong>deren per duizend geboorten. Hiermee komt Nederland na Zweden en<br />

F<strong>in</strong>land op de derde plaats van de wereldranglijst '. Voldoende reden dus <strong>voor</strong><br />

tevredenheid en de Nederlanders zijn dan ook over <strong>het</strong> algemeen redelijk<br />

content 3.<br />

In de discussie over deze gunstige toestand werd niet <strong>in</strong>gegaan op de vraag <strong>in</strong><br />

hoeverre dit resultaat ten koste gaat van andere landen. De toenemende onder-<br />

l<strong>in</strong>ge afhankelijkheid maakt zo'n vraag echter steeds z<strong>in</strong>niger. Hoe moet men<br />

bij<strong>voor</strong>beeld de gegevens <strong>in</strong>terpreteren, ook <strong>in</strong> zijn sociale implicaties, dat<br />

Nederland na Japan de grootste importeur is van tropisch hardhout, of een<br />

gebied 13 keer zo groot als haar eigen grondgebied nodig heeft om <strong>in</strong> haar<br />

voedselbehoeften te <strong>voor</strong>zien 4. Of dat de Nederlander 25 keer zoveel vervuilt<br />

als de Indier 5?<br />

In <strong>het</strong> nu volgende zal met name gesproken worden over <strong>in</strong>terventies die tot<br />

doe1 hebben de ontplooi<strong>in</strong>gskansen van sociaal bedreigde k<strong>in</strong>deren en jeugdigen<br />

te versterken. Hierdoor wordt de kijker vanzelf gericht op de zwakkere punten<br />

van de Nederlandse samenlev<strong>in</strong>g. Er zullen ook argumenten aangevoerd<br />

worden die er<strong>voor</strong> pleiten de behoeften en aspiraties van deze jonge mensen<br />

<strong>voor</strong>al <strong>in</strong> hun sociale context te bekijken. Niet alleen lijkt <strong>het</strong> handhaven van<br />

een mondiaal perspectief nuttig om een zeker gevoel van betrekkelijkheid te<br />

handhaven, maar <strong>voor</strong>al ook omdat op deze manier als vanzelf de Nederlandse<br />

situatie gerelateerd wordt aan datgene wat algemeen wordt omschreven als


ontwikkel<strong>in</strong>gsproblematiek. Een <strong>voor</strong>deel van deze ont~ikkel<strong>in</strong>~sbenader<strong>in</strong>~<br />

is ook, dat dan dankbaar gebruik kan worden gemaakt van <strong>het</strong> rijke scala van<br />

ervar<strong>in</strong>gen en ideeen dat <strong>voor</strong>al de laatste tien jaar is opgedaan. Dat<br />

Nederland we1 degelijk met typische ontwikkel<strong>in</strong>gsvraagstukken te kampen<br />

heeft, is duidelijk wanneer men naar de essentiele kenmerken kijkt van de tal-<br />

loze def<strong>in</strong>ities die er over 'ontwikkel<strong>in</strong>g' zijn opgesteld, en dieper graaft dan de<br />

PQLI-achtige maatstaven reiken. De kwaliteit van <strong>het</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsproces<br />

wordt steeds meer gewogen <strong>in</strong> de mate waar<strong>in</strong> de gehele bevolk<strong>in</strong>g actief deel-<br />

neemt aan en bijdraagt tot <strong>het</strong> maatschappelijk gebeuren 6.<br />

Engbersen komt tot de conclusie dat <strong>in</strong> Nederland 400.000 mensen een vrijwel<br />

uitzichtloos bestaan leiden, doordat er geen reele kans is dat zij ooit onafhanke-<br />

lijk van de sociale <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen kunnen leven '. Hij concludeert dat de oor-<br />

zaken structureel zijn en, doordat <strong>het</strong> klimaat van hulpeloosheid overgedragen<br />

wordt aan de k<strong>in</strong>deren, er een soort onderklasse ontstaat. Wanneer men nu<br />

verder kijkt dan is er we1 degelijk reden tot ongerustheid. Zie <strong>in</strong> dit verband de<br />

positie van <strong>het</strong> merendeel van degenen die tot de zogenaamde etnische m<strong>in</strong>der-<br />

heden behoren, met wier men<strong>in</strong>gen en vaardigheden nauwelijks reken<strong>in</strong>g<br />

wordt gehouden en die nog grotendeels buiten de samenlev<strong>in</strong>g staan; de grote<br />

aantallen van k<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g of k<strong>in</strong>deren die zware arbeid verrichten; en<br />

de feiten over de circa 1,5 miljoen officiele armen <strong>in</strong> Nederland, waarvan <strong>het</strong><br />

overgrote gedeelte bestaat uit jonge vrouwen en hun k<strong>in</strong>deren. Wanneer men<br />

zich verder realiseert dat: <strong>het</strong> ook vaak weer jonge vrouwen zijn die geisoleerd<br />

leven; bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen <strong>het</strong> hardst aankomen bij de zwakke gez<strong>in</strong>nen; er niet<br />

voldoende k<strong>in</strong>deropvang is; een schoolarts <strong>in</strong> Utrecht <strong>in</strong> een week een tien<br />

centimeter dikke stapel opbouwt van probleemgevallen, waaronder -niet eens<br />

atypisch - een zesjarig meisje met geslachtsziekte; dan kan men <strong>in</strong> ernst over<br />

een reele ontwikkel<strong>in</strong>gsproblematiek spreken '. Het opmerkelijke nu van deze<br />

opsomm<strong>in</strong>g, dat <strong>in</strong> feite <strong>het</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsaspect schijnt te versterken, is dat er<br />

nauwelijks een centrale rapportage beschikbaar is over de situatie van k<strong>in</strong>de-<br />

ren en jeugdigen <strong>in</strong> Nederland '.<br />

Het gemis aan gegevens, <strong>in</strong>gedeeld naar z<strong>in</strong>volle categorieen, maakt op zich<br />

een doeltreffend <strong>in</strong>terventiebeleid bijna onmogelijk. Een ander belangrijke<br />

reden om deze problematiek ook <strong>in</strong> <strong>het</strong> denkkader van <strong>het</strong> <strong>in</strong>ternationale ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>gswerk te plaatsen is, dat veel van de waargenomen vraagstukken<br />

elders worden aangetroffen en vaak ook op een vergelijkbare manier benaderd<br />

kunnen worden.<br />

72 Preventieve <strong>in</strong>terventies<br />

Dit artikel gaat over preventieve brede-band<strong>in</strong>terventieprogramma's die door<br />

externe agenten gei'nitieerd worden. Dit soort <strong>in</strong>terventies is effectiever en<br />

goedkoper dan curatieve smalle-band<strong>in</strong>grepen. Gezien de ger<strong>in</strong>ge <strong>voor</strong>uitgang<br />

op dit gebied gedurende de laatste veertig jaar, is bescheidenheid op zijn plaats<br />

en dient men niet a1 te optimistisch te zijn over nieuwe visies. In Nederland<br />

bestaat er een grote rijkdom aan <strong>in</strong>terventie-activiteiten. Veel van deze erva-<br />

r<strong>in</strong>gen geven leerzame aanwijz<strong>in</strong>gen over wat werkt en met wie, waar en waar-<br />

om. Tot nu toe is echter onvoldoende gebruik gemaakt van deze <strong>in</strong>zichten.<br />

Overal <strong>in</strong> de wereld ziet men een groeiend aantal vergelijkbare pog<strong>in</strong>gen om<br />

alternatieve Bn betere <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren en jeugdigen te scheppen.<br />

Centraal <strong>in</strong> deze <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen, die vaak zijn <strong>in</strong>gebed <strong>in</strong> zo ge<strong>het</strong>en <strong>in</strong>terven-<br />

tieprogramma's, staat dat ze niet alleen k<strong>in</strong>deren maar ook hun ouders en de<br />

'1 Zie bij<strong>voor</strong>beeld: Koopman. 1975; Waterston. 1974; en de onderstaande discussie over 'empowerment'.<br />

'1 Engbersen. 1990.<br />

'1 Zie <strong>voor</strong> een willekeurige selectie: De Vallei. 1989; Haverman. 1989; Hell<strong>in</strong>ga. 1988; Horsten. 1989; Jensma. 1988; LOI, 1990;<br />

Leidsch Dagblad. 1986; Polman en Meijer, 1988; The Economist. 1987;TROUW, 1989.<br />

'1 Wafelbakker. 1990.<br />

252 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


gemeenschap ten goede komen. Even centraal staat ook dat ze goedkoop<br />

moeten zijn. Dit hoofdstuk gaat over dat soort pog<strong>in</strong>gen, met name behandelt<br />

<strong>het</strong> <strong>het</strong> werk dat momenteel gedaan wordt om de m<strong>in</strong>st geoutilleerde k<strong>in</strong>deren<br />

en jeugdigen te bereiken. Het gaat om personen die door grote armoede, cultu-<br />

rele of sociale factoren <strong>in</strong> situaties met een hoog risico verkeren. Een aantal<br />

pr<strong>in</strong>cipes wordt besproken dat als leidraad kan dienen bij <strong>het</strong> starten van een<br />

<strong>in</strong>terventieproject. De lezers zullen bemerken dat zij onmiddellijk <strong>in</strong> de rol van<br />

buitenstaander worden geplaatst. Zij worden als <strong>het</strong> ware vereenzelvigd met<br />

de talrijke functionarissen, bestuurders of vertegenwoordigers van opbouw-<br />

organisaties. Een geschreven tekst zoals deze laat geen andere mogelijkheid<br />

toe. De zogenaamde <strong>in</strong>terventiecampagnes worden hier buiten beschouw<strong>in</strong>g<br />

gelaten. Ingrepen zoals nationale screen<strong>in</strong>gs, registratie of <strong>in</strong>ent<strong>in</strong>gsprogram-<br />

ma's luisteren naar geheel andere <strong>voor</strong>waarden om effectief te kunnen zijn.<br />

Het begrip <strong>in</strong>terventie is ruim en kan toegepast worden om allerlei activiteiten<br />

te beschrijven. In zekere z<strong>in</strong> kan elke <strong>in</strong>greep <strong>in</strong> <strong>het</strong> menselijk bestaan als een<br />

<strong>in</strong>terventie worden beschouwd. Het geven van een <strong>in</strong>jectie, een venvijz<strong>in</strong>g<br />

naar een vorm van speciaal onderwijs, de aanleg van een snelweg of de oprich-<br />

t<strong>in</strong>g van een buurtverenig<strong>in</strong>g zijn alle vormen van <strong>in</strong>terventie. In dit hoofd-<br />

stuk gaat <strong>het</strong> over een bepaalde categorie van <strong>in</strong>terventies en we1 over projec-<br />

ten, programma's en aanverwante activiteiten, die door buitenstaanders zijn<br />

gei'nitieerd en tot doe1 hebben de kwaliteit van <strong>het</strong> leven van groepen k<strong>in</strong>deren<br />

en jeugdigen <strong>in</strong> achterstandsituaties te verbeteren. Het betreft hier <strong>in</strong>itia-<br />

tieven die <strong>voor</strong>alpreventief van aard zijn. Ze zijn dus gericht op <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen<br />

van dramatische ontwikkel<strong>in</strong>gen bij k<strong>in</strong>deren en jongeren. Illustraties van<br />

zulke dramatische toestanden zijn bij<strong>voor</strong>beeld: ondervoed<strong>in</strong>g, ziekte, mishan-<br />

del<strong>in</strong>g, zwerfgedrag, vandalisme, prostitutie of crim<strong>in</strong>aliteit.<br />

De nadruk zal verder vallen op alomvattende brede-band<strong>in</strong>terventies. Hier-<br />

mee wordt een lans gebroken <strong>voor</strong> strategieen die zich op de totale situatie van<br />

k<strong>in</strong>deren richten en niet op een enkel aspect. Deze gedachte rust op de overtui-<br />

g<strong>in</strong>g dat <strong>het</strong> niet veel z<strong>in</strong> heeft zich bij<strong>voor</strong>beeld alleen met spijbelgedrag of<br />

verslav<strong>in</strong>g bezig te houden. Deze problematieken zijn niet 10s te zien van <strong>het</strong><br />

groter geheel waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d functioneert. UNICEF heeft dit, zij <strong>het</strong> met<br />

enige moeite, ook <strong>in</strong>gezien. Oorspronkelijk wilde deze organisatie zich groten-<br />

deels <strong>in</strong>stellen op een of twee activiteiten: <strong>het</strong> bevorderen van immuniser<strong>in</strong>gs-<br />

programma's en <strong>het</strong> verschaffen van rehydratie-sac<strong>het</strong>s (oral rehydration<br />

salts). Vrijwel onmiddellijk bleek, dat <strong>het</strong> bijhouden van de lichamelijke groei<br />

bij k<strong>in</strong>deren door middel van speciale kaarten (growth charts) en <strong>het</strong> <strong>in</strong>stand-<br />

houden van borstvoed<strong>in</strong>g even noodzakelijk als onlosmakelijk was. Spoedig<br />

daarna kwam UNICEF tot <strong>het</strong> <strong>in</strong>zicht dat goede voed<strong>in</strong>g en een goed gehfor-<br />

meerde moeder eveneens van vitaal belang zijn. Momenteel ziet men UNICEF<br />

weer pog<strong>in</strong>gen doen zich te herorienteren op de comprehensive community-<br />

developmentbenader<strong>in</strong>g die men <strong>in</strong> een nationale en zelfs <strong>in</strong>ternationale<br />

context moet begrijpen lo.<br />

De behoeften van k<strong>in</strong>deren zijn niet op te delen <strong>in</strong> segmenten en kunnen niet<br />

10s gezien worden van de wensen, de aspiraties en de mogelijkheden die bij hun<br />

ouders en bij anderen <strong>in</strong> hun gemeenschap aanwezig zijn.<br />

De ervar<strong>in</strong>gen opgedaan door <strong>het</strong> Child Development Project <strong>in</strong> <strong>het</strong> Verenigd<br />

Kon<strong>in</strong>krijk onderstrepen <strong>het</strong> belang van een dergelijke brede-band<strong>in</strong>ter-<br />

ventie. Jonge moeders 'at risk' worden hier maandelijks bezocht door regionaal<br />

getra<strong>in</strong>de verpleegsters. Het een uur durende gesprek heeft betrekk<strong>in</strong>g op<br />

alles wat met <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d en <strong>het</strong> gez<strong>in</strong> te maken heeft. Het effect van deze relatie<br />

is onder andere dat de k<strong>in</strong>deren m<strong>in</strong>der worden mishandeld, beter gevoed zijn<br />

'1 Schuldencrisis. ontwapen<strong>in</strong>g. milieu (zie Grant. 1983- 1989).<br />

253 JEUGD INONTWIKKEI.ING


en beter <strong>het</strong> <strong>voor</strong>geschreven <strong>in</strong>ent<strong>in</strong>gsprogramma volgen. rich werd aan deze<br />

zaken geen bijzondere aandacht gewijd ".<br />

Preventieve brede-band<strong>in</strong>terventies zijn vaak niet populair bij beleidsmensen<br />

en geldschieters. Het is doorgaans een kle<strong>in</strong> kunstje om geld 10s te krijgen <strong>voor</strong><br />

smalle-bandverschijnselen: k<strong>in</strong>deren met aids, jongeren die verslaafd zGn; pre-<br />

ventie van caries of cara 12.<br />

lbch spant men hier <strong>in</strong> veel gevallen <strong>het</strong> paard achter de wagen. In <strong>het</strong> vol-<br />

gende zal <strong>het</strong> argument verdedigd worden dat preventieve meer omvattende<br />

programma's effectiever en uite<strong>in</strong>delijk goedkoper zijn.<br />

In de loop van dit verhaal zal deze eerste omschrijv<strong>in</strong>g van gei'ntegreerde <strong>in</strong>terventie<br />

worden uitgewerkt en meer <strong>in</strong>houd en betekenis worden gegeven.<br />

Voorts zal getracht worden duidelijk te maken welke soort <strong>in</strong>terventie <strong>het</strong><br />

meeste kans or, bliivend succes heeft. en waardoor dit succes ontstaat. Om de<br />

& -<br />

gedachtenvorm<strong>in</strong>g <strong>in</strong> gang te zetten, worden later enkele bestaande <strong>in</strong>terventies<br />

kort gesc<strong>het</strong>st. Allereerst moet echter opgemerkt worden dat de wereld<br />

rijk is aan zowel een grote verscheidenheid als grote aantallen <strong>in</strong>terventieactiviteiten.<br />

Dit is ook <strong>het</strong> geval <strong>in</strong> Nederland. Degene die <strong>het</strong> hele gebeuren <strong>in</strong><br />

kaart zou willen brengen, zou vlug tot de conclusie komen dat dit onbegonnen<br />

werk is, <strong>voor</strong>al ook omdat de aard en de manifestatie van deze <strong>in</strong>terventies<br />

<strong>voor</strong>tdurend aan verander<strong>in</strong>g onderhevig zijn.<br />

De discussie over dit soort van <strong>in</strong>terventie is ook noodzakelijkerwijs een sobere<br />

aangelegenheid. Meer dan drie decennia ontwikkel<strong>in</strong>gswerk heeft een magere<br />

oogst opgeleverd aan zichtbare en blijvende resultaten. A1 meer dan tien jaar<br />

geleden beklaagden Goldman en Dotson zich erover dat ondanks de uitgave<br />

van miljarden dollars, de situatie van de Noordamerikaanse g<strong>het</strong>to's nauwelijks<br />

veranderd was 13. De situatie schijnt nu alleen maar hopelozer geworden<br />

te zijn. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat men steeds beter kan zeggen<br />

waardoor d<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> verleden fout zijn gegaan. Over de ideeen die <strong>in</strong> deze<br />

tijd leven, kan men op zijn best <strong>voor</strong>zichtig optimistisch zijn en dit dan nog bij<br />

gebrek aan reele alternatieven. Deze uitspraak geldt ook <strong>voor</strong> wat <strong>in</strong> dit artikel<br />

wordt beweerd.<br />

Uit <strong>het</strong> volgende zal blijken dat er geen pasklare beleidsformuler<strong>in</strong>gen zijn<br />

over k<strong>in</strong>deren, jongeren en hun gez<strong>in</strong>nen die zich <strong>in</strong> een gevarenzone bev<strong>in</strong>den.<br />

Op zijn best kunnen enige ideeen worden gegenereerd die tot een juister en<br />

haalbaarder beleid kunnen leiden. Deze we<strong>in</strong>ig enthousiasmerende conclusie<br />

wordt ook verdedigd <strong>in</strong> een recent rapport 'Zorgen van Geestelijke Gezondheid'<br />

14.<br />

13 Projecten en programma's<br />

Er is voldoende kennis en ervar<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen en buiten Nederland aanwezig om<br />

een effectief <strong>in</strong>terventiebeleid te kunnen formuleren en uit te voeren. Het grote<br />

probleem is a1 deze ervar<strong>in</strong>gen bij elkaar te brengen.<br />

Interventieprojecten zijn geschikte mechanismen om beleidsvisies te toetsen<br />

en om nieuwe ideeen te genereren. Hoewel hun waarde beperkt is <strong>in</strong> tijd en<br />

ruimte, kunnen deze projecten een synthese vormen van praktijk en theorie,<br />

van actie en reflectie, subject en object. De projecten zijn ook beter <strong>in</strong> staat om<br />

de complexiteit van <strong>het</strong> <strong>in</strong>terventiegebied <strong>in</strong> kaart te brengen. Een meta-<br />

analyse van een aantal vergelijkbare projecten levert vaak richtlijnen op die<br />

uitstijgen boven <strong>het</strong> hic et nunc. De overgang van een project naar een<br />

programma is geen automatisch gebeuren en vereist cont<strong>in</strong>u aandacht en bij-<br />

stur<strong>in</strong>g. Projectwerk als methode om sociaal beleid te formuleren wordt <strong>in</strong><br />

'I] Barker & Anderson 1988; <strong>voor</strong> vergelijkbare resultaten zie Olds e.a.. 1986.<br />

12] Zie bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong> overzicht van Price e.a., 1986.<br />

"1 Goldrnan en Dotson, 1975.<br />

"1 Stuurgroep Toekomst Scenario's Gezondheidszorg 1990.<br />

254 WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HETREGERINGSBELEID


Nederland we<strong>in</strong>ig toegepast. Ook b<strong>in</strong>nen de sociale faculteiten geniet deze aan-<br />

pak als bijdrage tot theorievorm<strong>in</strong>g slechts een ger<strong>in</strong>ge belangstell<strong>in</strong>g.<br />

Het gebruik van de begrippen 'project' en 'programma' is verwarrend. Een illu-<br />

stratie van deze onduidelijkheid wordt a1 gegeven door <strong>het</strong> feit dat een<br />

programma verschillende projecten kan bevatten, en dat een project een zeker<br />

programma kan hebben.<br />

Hier wordt met projecten bedoeld die <strong>in</strong>terventie-activiteiten die van tijdelijke<br />

aard zijn, doorgaans een experimenteel karakter hebben en op een speciale<br />

manier worden gef<strong>in</strong>ancierd. Projecten zijn niet zelden zo ontworpen dat men<br />

zich de luxe kunnen veroorloven even op de plaats rust te houden, alternatie-<br />

ven te ontwikkelen of middelen of doelstell<strong>in</strong>gen bij te stellen. Vaak is er ook<br />

een sterk evaluatieve component die <strong>het</strong> geheel effectief en levendig houdt.<br />

Projecten staan <strong>in</strong> deze z<strong>in</strong> tegenover programma's die meer permanent zijn,<br />

een onderhoudsfunctie en een vaste plaats <strong>in</strong> een terugkerende begrot<strong>in</strong>g<br />

hebben en uitgaan van m<strong>in</strong> of meer vaste beg<strong>in</strong>selen en doelstell<strong>in</strong>gen. In <strong>het</strong><br />

ontwikkel<strong>in</strong>gswerk wordt veelvuldig gewerkt met projecten.<br />

Een willekeurig <strong>voor</strong>beeld vormt <strong>het</strong> 'Community Mothers Project' <strong>in</strong> Dubl<strong>in</strong>.<br />

Het gaat bij dit project <strong>in</strong> <strong>het</strong> kort om <strong>het</strong> volgende. In de vele naargeestige<br />

nieuwbouwbuurten van de stad leven grote aantallen jonge moeders die zich<br />

verstoken voelen van essentiele hulp en aanmoedig<strong>in</strong>g. De traditionele fami-<br />

liestructuur bestaat niet meer of is ontoereikend. De Eastern Health Board<br />

(EHB), de officiele <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>g op <strong>het</strong> gebied van de gezondheidszorg, heeft<br />

noch de middelen noch <strong>het</strong> personeel om deze moeders te bereiken, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

door middel van creches of huisbezoeken. Deze <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g heeft nu een alter-<br />

natief model ontwikkeld dat doeltreffend en goedkoop is. Het blijkt bovendien<br />

<strong>het</strong> sociale weefsel <strong>in</strong> de buurt te versterken. Ervaren moeders, de 'community<br />

mothers', worden via korte cursussen begeleid door door de EHB betaalde<br />

beroepskrachten (family development nurses). Deze moeders worden <strong>in</strong>gezet<br />

om elk met een groepje van tien jonge moeders te werken. Zij bezoeken de<br />

gez<strong>in</strong>nen eBn keer per maand '5 en voerenmet hen m<strong>in</strong> of meer gestructureerde<br />

opdrachten uit. De bezoekster discussieert met de moeders over leermaterialen<br />

en activiteiten die met de k<strong>in</strong>deren gedurende die maand gedaan kunnen<br />

worden. De 'community mother' krijgt hier<strong>voor</strong> van de EHB een kle<strong>in</strong>e vergoe-<br />

d<strong>in</strong>g. Zoals vermeld zijn de resultaten positief, bij<strong>voor</strong>beeld: een toename <strong>in</strong><br />

zelfrespect van de ouders, m<strong>in</strong>der frequente opname van de k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

ziekenhuis en een hogere vacc<strong>in</strong>atiegraad van k<strong>in</strong>deren 16.<br />

Het project had een moeilijke start <strong>in</strong> 1983. Pas de laatste paar jaar is <strong>het</strong> goed<br />

op gang gekomen. Momenteel zijn er zo'n tien family development nurses en<br />

120 community mothers die per jaar meer dan 1000 gez<strong>in</strong>nen bezoeken. Proble-<br />

men ontstonden en ontstaan <strong>voor</strong>al vanuit de EHB zelf. Er is weerstand tegen<br />

<strong>het</strong> flexibele en 'eigengereide' gedrag van de medewerkers b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> project.<br />

Er is een grote drang om <strong>het</strong> geheel b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> bestaande adm<strong>in</strong>istratieve<br />

kader te plaatsen. Niettem<strong>in</strong> wordt <strong>het</strong> project aan <strong>het</strong> e<strong>in</strong>d van 1990 <strong>in</strong> de<br />

reguliere begrot<strong>in</strong>g opgenomen, en gaat dan verder als een onderdeel van <strong>het</strong><br />

programma van <strong>het</strong> EHB.<br />

De doelstell<strong>in</strong>gen van dit Ierse project stijgen uit boven <strong>het</strong> mondig maken van<br />

jonge moeders <strong>in</strong> Dubl<strong>in</strong> en <strong>het</strong> verbeteren van ontwikkel<strong>in</strong>gskansen <strong>voor</strong> hun<br />

k<strong>in</strong>deren. Het wil ook de validiteit van de aanpak demonstreren en beleids-<br />

werkers tonen dat deze ook elders met succes kan worden toegepast. Mogelijk<br />

kan <strong>het</strong> project zich ontwikkelen tot een tra<strong>in</strong><strong>in</strong>gscentrum of een rol op natio-<br />

naal gebied gaan spelen.<br />

Ondanks hun klaarblijkelijk potentieel worden ervar<strong>in</strong>gen die door project-<br />

werk worden gegenereerd, over <strong>het</strong> algemeen niet voldoende gebruikt bij<br />

Is] Niet vaker, om gevoelens van afhankelijkheid te vermijden.<br />

16] Barked 988.<br />

255 JEUCD IN ONTWIKKELING


"1 Bataille en Clanet. 1981.<br />

''1 Yates, 1971.<br />

19] Borkman. 1976.<br />

"1 Herskovits. 1972.<br />

'I] Onder andere Kozol. 1988.<br />

"1 LVVC. 1989.<br />

beleidsformuler<strong>in</strong>g en bij wetenschappelijke theorievorm<strong>in</strong>g over personen die<br />

<strong>in</strong> riskante situaties verkeren. Dit lijkt met name <strong>in</strong> Nederland <strong>het</strong> geval te<br />

zijn. Toch kunnen projecten veel nuttigs bieden, <strong>voor</strong>al als <strong>het</strong> gaat om processen<br />

en handel<strong>in</strong>gen die <strong>het</strong> best <strong>in</strong> hun sociale context begrepen kunnen worden en<br />

<strong>voor</strong>tdurend aan verander<strong>in</strong>gen onderhevig zijn. Projecten zouden opgevat<br />

kunnen worden als vormen van kennisvergar<strong>in</strong>g die ergens staan tussen de<br />

belevenissen van <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu - met zijn persoonlijke en vaak moeilijk over-<br />

draagbare ervar<strong>in</strong>gen - aan de ene kant, en <strong>het</strong> datavergarende, theorie-<br />

vormende, naar algemene uitspraken zoekende onderzoek aan de andere kant.<br />

Projectresultaten hebben weliswaar een beperkte reikwijdte <strong>in</strong> tijd en ruimte,<br />

maar kunnen een meer betekenisvolle zegg<strong>in</strong>gskracht hebben dan weten-<br />

schappelijk geformuleerde uitspraken. B<strong>in</strong>nen hun eigen context kunnen<br />

projectresultaten beter verklaren wat, waarom, wanneer en onder welke condi-<br />

ties werkt. Bataille en Clanet plaatsen projectwerk tussen wat zij noemen de<br />

fenomelogische/subjectivistische en de wetenschappelijWobjectivistische<br />

benader<strong>in</strong>g, en noemen <strong>het</strong> praxeologisch 17. De praxeologische werkwijze<br />

wordt door hen gezien als de synthese van theorie en praktijk, actie en reflexie,<br />

subject en object.<br />

Yates, reflecterend over onderwijskundige onderzoektechnieken, wijst <strong>in</strong> feite<br />

a1 op <strong>het</strong> nut van projectmatig onderzoek la. Hij pleit <strong>voor</strong> een agrarische bena-<br />

der<strong>in</strong>gswijze <strong>in</strong> plaats van <strong>het</strong> vigerende model, dat geleend is uit de fysica. In<br />

zijn redener<strong>in</strong>g wordt <strong>voor</strong>al de eigenheid en veranderlijkheid van elke onder-<br />

wijs- en onderzoekssituatie beklemtoond. De observaties van Borkman zijn <strong>in</strong><br />

dit verband verhelderend lg. Zij spreekt over 'experiential knowledge' als een<br />

nieuw analytisch concept. Zij hanteert <strong>het</strong> pr<strong>in</strong>cipe van 'Ruperto experto credi-<br />

te': 'je kunt Rupert geloven, want hij heeft <strong>het</strong> meegemaakt!' Experiential<br />

knowledge is concreet, specifiek, gebaseerd op gezond verstand en holistisch.<br />

Het is pragrnatisch, op <strong>het</strong> hier en nu gericht en <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe vrij toegankelijk.<br />

Doordat, zoals <strong>in</strong> een project <strong>in</strong> Slaaghwijk <strong>in</strong> Leiden, veelsoortige professionelen<br />

en leken met elkaar samenwerken, wordt een project multidiscipl<strong>in</strong>air en<br />

brengt <strong>het</strong> kennis, <strong>in</strong>zichten en ervar<strong>in</strong>gen bij elkaar die doorgaans slechts<br />

hier en daar <strong>in</strong> brokstukken aanwezig zijn.<br />

Door Herskovits is uitgebreid beschreven hoe gevoelig <strong>het</strong> ligt en <strong>in</strong>gewikkeld<br />

<strong>het</strong> is om verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> een groep of samenlev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> te voeren 'O. Hij toont<br />

aan dat <strong>het</strong> bijna ondoenlijk is om alle reverberaties en de daardoor weer optre-<br />

dende verander<strong>in</strong>gen te <strong>voor</strong>spellen. Wellicht ligt hier de verklar<strong>in</strong>g dat<br />

preventief werken doorgaans m<strong>in</strong>der populair is dan curatief <strong>in</strong>grijpen.<br />

Preventief gerichte <strong>in</strong>terventies zijn cultureel zeer sensitief. Het is bij<strong>voor</strong>-<br />

beeld vrij simpel om een baby met een te laag geboortegewicht <strong>in</strong> een zieken-<br />

huis onder te brengen. Het begeleiden van jonge moeders ruim <strong>voor</strong>dat de<br />

geboorte plaatsv<strong>in</strong>dt, is een veel delicater proces. Dit verkle<strong>in</strong>t echter <strong>het</strong><br />

risico en is bovendien goedkoper 'I.<br />

Het is gebruikelijk om b<strong>in</strong>nen een project veel aandacht te schenken aan eva-<br />

luaties, alhoewel dit meestal de betrokkenen, de evaluator <strong>in</strong>cluis, de nodige<br />

hoofdbrekens bezorgt. Als reden <strong>voor</strong> de noodzaak <strong>voor</strong> een evaluatie wordt<br />

vaak genoemd dat een project een modelfunctie heeft die door anderen kan<br />

worden overgenomen. Zo stelt de Landelijke Verenig<strong>in</strong>g van Vrijwilligers<br />

Centrales een prijs beschikbaar <strong>voor</strong> gemeenten die projecten hebben ont-<br />

wikkeld die <strong>voor</strong>al uitbl<strong>in</strong>ken wat betreft hun modelfunctie, vernieuw<strong>in</strong>gs-<br />

aspecten en overdraagbaarheid ". Summatieve evaluatie speelt hier dan als<br />

256 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


vanzelf een belangrijke rol. Een normatieve evaluatie, of de studie van de<br />

processen gedurende <strong>het</strong> verloop van <strong>het</strong> project, is zeker <strong>in</strong> een vroeg stadium<br />

van <strong>het</strong> project belangrijker. Richards heeft deze vorm van evalueren uit-<br />

gewerkt tot wat hij noemt 'illum<strong>in</strong>ative evaluation' 23. Zijn werk met de 'cam-<br />

pes<strong>in</strong>os' <strong>in</strong> Chili brengt hem ertoe te stellen dat de evaluatie alle betrokkenen<br />

actief moet <strong>in</strong>volveren, alle facetten van <strong>het</strong> proces dient te beoordelen, <strong>in</strong> staat<br />

moet zijn zich te richten op on<strong>voor</strong>ziene taken, en <strong>voor</strong>al verklarend en z<strong>in</strong>-<br />

gevend moet zijn en ten dienste moet staan van de doelgroep zelf.<br />

Futurologen, zoals Klabbers, Naisbitt, lbffler en de Salks, zijn a1 tot de conclu-<br />

sie gekomen dat de maatschappij zich steeds m<strong>in</strong>der laat begrijpen en <strong>voor</strong>spel-<br />

len <strong>in</strong> vaste denkpatronen en wetmatigheden 24. De huidige mens leeft <strong>in</strong> een<br />

turbulente omgev<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> <strong>voor</strong>spell<strong>in</strong>gen op de lange termijn vervangen<br />

worden door <strong>in</strong>teractieve plann<strong>in</strong>g, consensus en samenwerk<strong>in</strong>g en <strong>het</strong><br />

cont<strong>in</strong>u zoeken naar richtlijnen door de studie van <strong>het</strong> hier en nu. Projecten<br />

blijken goed <strong>in</strong> deze visie te passen. Ze vormen levende laboratoria die <strong>voor</strong>t-<br />

durend geraadpleegd kunnen worden. Parke, die een overzicht geeft van de<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>derstudies <strong>in</strong> de laatste vijfentw<strong>in</strong>tig jaar, wijst <strong>in</strong> een-<br />

zelfde richt<strong>in</strong>g 25. Hij v<strong>in</strong>dt significante verschuiv<strong>in</strong>gen die alle wijzen naar<br />

een meer holistische, ecologische en cultureel gevoelige kijk op k<strong>in</strong>deren. Geen<br />

grote theorieen meer, doch m<strong>in</strong>i-theorieen <strong>voor</strong> nauw omschreven contexten,<br />

met een nadruk op multidiscipl<strong>in</strong>air werken en <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d <strong>in</strong> zijn totaliteit. Hij<br />

vermeldt ook dat steeds meer proefpersonen actief bij <strong>het</strong> vergaren van data<br />

worden <strong>in</strong>geschakeld.<br />

Projectwerk heeft dus kennelijk zijn aantrekkelijke kanten. lbch kent <strong>het</strong> ook<br />

duidelijk zijn beperk<strong>in</strong>gen die mede door zijn sterke punten worden bepaald.<br />

Een welbekend probleem bij projecten is dat door hun bijzondere status (<strong>het</strong><br />

extra aanwezige geld, veel deskundige en publieke aandacht, nieuwigheid) a1<br />

veel van de resultaten verklaard kan worden. Ontdaan van deze franje en toe-<br />

gepast onder alledaagse condities kunnen geheel andere uitkomsten worden<br />

verwacht. Ook hier speelt <strong>het</strong> zogenaamde Hawthorne-effect we1 degelijk een<br />

rol 26. Dit verschijnsel wordt dramatisch toegelicht door Datta '? Zij beschrijft<br />

de <strong>in</strong>vloedrijke experimenten van Weikart, die beweert dat goed kleuteronder-<br />

wijs positieve effecten heeft die tot <strong>in</strong> de jonge volwassenheid nog duidelijk<br />

meetbaar zijn Zij gaat <strong>in</strong> op twee vergelijkbare experimenten waarbij<br />

Weikart respectievelijk slechts de supervisie had en <strong>in</strong> <strong>het</strong> geheel niet betrok-<br />

ken was. Het eerste experiment vermeldt bescheiden resultaten terwijl <strong>het</strong><br />

tweede niets oplevert. De generaliseerbaarheid van projectuitkomsten is<br />

beperkt, heeft <strong>voor</strong>al betekenis <strong>voor</strong> de eigen situatie en is daarom <strong>voor</strong> buiten-<br />

staanders veelal van <strong>in</strong>spirerende of anekdotische waarde. Het proces van<br />

project naar programma is ook een complexe aangelegenheid.<br />

Ontwerpers van projecten hebben nogal eens de neig<strong>in</strong>g om aan te nemen dat<br />

wanneer eenmaal een model is ontwikkeld, dit als vanzelf door anderen,<br />

meestal een grote overkoepelende organisatie of de overheid, kan worden over-<br />

genomen. Vaak wordt hierbij vergeten dat <strong>het</strong> overnemen van een project, <strong>het</strong><br />

dissem<strong>in</strong>eren of repliceren van resultaten of strategieen evenzeer een dyna-<br />

misch proces is. Hier<strong>voor</strong> gelden dezelfde regels als <strong>voor</strong> <strong>het</strong> succesvol maken<br />

van een project. lbekomstige partners of 'adopters' moeten vroegtijdig bij <strong>het</strong><br />

oorspronkelijk project worden betrokken, en de gelegenheid gegeven worden<br />

zelf de sleutelelementen te testen. Ook <strong>het</strong> wiel opnieuw uitv<strong>in</strong>den is soms<br />

"1 Richards. 1986.<br />

"1 Klabbers. 1980; Naisbitt. 1984; Toffler. 1980 en de Salks, 198 1.<br />

"1 Parke. 1989.<br />

16] Cook. 1962.<br />

'1 Datta. 1986.<br />

"1 Weikart. 1983.<br />

257 JEUGD INONTWIKKELING


19] Freire. 1978.<br />

nodig, als <strong>het</strong> maar tot een beter wiel leidt en <strong>het</strong> sneller gebeurt. Freire neemt<br />

een nog extremer standpunt <strong>in</strong> en v<strong>in</strong>dt dat elk experiment opnieuw uitgevon-<br />

den moet worden 29. Ook moet er ruimte zijn om verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> oorspron-<br />

kelijk concept aan te brengen. Vandaar dat de promotie van <strong>het</strong> project, samen-<br />

werk<strong>in</strong>g met gelijkgerichte groepen, lagere en hogere overheden <strong>in</strong> een vroeg<br />

stadium van <strong>het</strong> grootste belang zijn 30. Wanneer Slaaghwijk (zie de volgende<br />

paragraaf) een project was geweest, had <strong>het</strong> met bovenstaande factoren reke-<br />

n<strong>in</strong>g moeten houden.<br />

De bruikbaarheid van nieuwe projecten <strong>voor</strong> beleid en onderzoek wordt <strong>in</strong> hoge<br />

mate vergroot wanneer zij <strong>in</strong> hun onderl<strong>in</strong>ge samenhang en collectief geanaly-<br />

seerd worden. Soms gebeurt dat ook. Zo hebben Lazar en collega's de meest<br />

bekende 'early education7-projecten <strong>in</strong> de Verenigde Staten <strong>in</strong> een grote meta-<br />

analytische studie ondergebracht 31. Zodoende hebben ze kunnen aantonen dat<br />

goed <strong>voor</strong>schools onderwijs en de opvoed<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>afgaand aan de school we1<br />

degelijk van belangzijn <strong>voor</strong> de verdere ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d. Een andere<br />

opzet is gevolgd door Paul 32. Deze onderzoeker bestudeerde een grote verschei-<br />

denheid aan ontwikkel<strong>in</strong>gsprojecten <strong>in</strong> de gehele wereld. Het was zijn bedoe-<br />

l<strong>in</strong>g na te gaan of er algemeen geldende factoren zijn die <strong>het</strong> succes of <strong>het</strong> falen<br />

van een project bepalen. EBn van zijn opmerkelijkste conclusies is dat <strong>het</strong><br />

<strong>voor</strong>al goed management is dat een project doet slagen. Organisaties die ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>gsprojecten steunen, kunnen eveneens een belangrijke factor vormen<br />

<strong>in</strong> <strong>het</strong> samenbrengen van projectervar<strong>in</strong>gen. De geaccumuleerde ervar<strong>in</strong>gen<br />

van de Verenigde Naties en niet-gouvernementele organisaties - met name de<br />

organisaties die zich met een bepaalde thematiek identificeren - zijn aanzien-<br />

lijk. Zo kunnen organisaties als UNICEF of de Bernard van Leer Foundation<br />

door hun <strong>in</strong>tensieve betrokkenheid bij <strong>in</strong>terventiewerk <strong>voor</strong> jonge families,<br />

uitspraken doen die weliswaar niet volledig wetenschappelijk getoetst zijn,<br />

doch zeker een grote relevantie hebben 33.<br />

24 Slaaghwijk: een leerzame <strong>in</strong>terventie<br />

Een vrij willekeurig, maar aantrekkelijk <strong>voor</strong>beeld van een geslaagde <strong>in</strong>ter-<br />

ventie wordt gevormd door de processen die door de Sticht<strong>in</strong>g Welzijn <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

Leidse Slaaghwijk <strong>in</strong> gang zijn gezet. De bestuder<strong>in</strong>g van dit werk kan de<br />

huidige discussie over <strong>in</strong>terventieprogramma's van een aantal z<strong>in</strong>nige aan-<br />

knop<strong>in</strong>gspunten <strong>voor</strong>zien.<br />

De naam Slaaghwijk slaat op een aantal flatgebouwen die na 1970 zijn<br />

gebouwd maar naar bouwwijze een geestesk<strong>in</strong>d zijn van de jaren zestig. Zij<br />

vormen een onderdeel van de Merenwijk, die <strong>in</strong> dezelfde tijd <strong>in</strong> Leiden gereed<br />

kwam. De flats werden oorspronkelijk door mensen uit de hogere <strong>in</strong>komens-<br />

groepen betrokken. Met <strong>het</strong> zakken van de won<strong>in</strong>gprijzen en <strong>het</strong> vrijkomen<br />

van eengez<strong>in</strong>swon<strong>in</strong>gen elders <strong>in</strong> de stad vond een verschuiv<strong>in</strong>g van de bewo-<br />

ners plaats naar de lagere <strong>in</strong>komensgroepen. De nieuwkomers <strong>in</strong> Slaaghwijk<br />

waren vaak mensen die om persoonlijke redenen <strong>het</strong> zich niet konden permitte-<br />

ren lang op een won<strong>in</strong>g te wachten, of die niet <strong>in</strong> aanmerk<strong>in</strong>g kwamen <strong>voor</strong><br />

huursubsidie. In feite betekende dit dat bij gebrek aan keuze velen tegen hun<br />

z<strong>in</strong> <strong>in</strong> Slaaghwijk zijn gaan wonen. In totaal betreft <strong>het</strong> zo'n 1300 won<strong>in</strong>gen<br />

met 4900 personen. De gebouwen zijn eigendom van twee won<strong>in</strong>gbouwvereni-<br />

g<strong>in</strong>gen. A1 vrij spoedig bleken de bewoners niet tevreden met zekere <strong>voor</strong>zie-<br />

n<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> en rondom de flats. Hun klachten werden echter grotendeels door de<br />

won<strong>in</strong>gbouwverenig<strong>in</strong>gen en door de gemeente Leiden genegeerd.<br />

'O] Rogers. 1983.<br />

'1 Lazar e.a., 1982.<br />

"1 Paul. 1982.<br />

'1 Zie bij<strong>voor</strong>beeld Van Gendt. 1990<br />

258 WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HET REGERINGSBELEID


"1 Van Gulick. 1989.<br />

Inmiddels begon de buurt een ietwat ongunstige naam te krijgen. De bekende<br />

comb<strong>in</strong>atie van verwaarloz<strong>in</strong>g, vervuil<strong>in</strong>g, vandalisme, onveiligheid, gekop-<br />

peld aan uit<strong>in</strong>gen van racisme, druggebruik en hoge werkloosheid, maakte <strong>het</strong><br />

een typische leegloopwijk. Dit proces van afbraak verslechterde, totdat <strong>in</strong> 1985<br />

de door de gemeente gesubsidieerde Sticht<strong>in</strong>g Welzijn reageerde op een klacht<br />

van deze bewoners over een slechte kopgevelisolatie. Wetende dat deze proble-<br />

men slechts een topje van de ijsberg waren, besloot de Sticht<strong>in</strong>g serieuze aan-<br />

dacht te besteden aan dit verzoek om hulp. A1 spoedig bleek dat er <strong>in</strong>derdaad<br />

een hele lijst van concrete klachten bestond waarvan de behandel<strong>in</strong>g hard<br />

nodig was. De gemeente was we1 geneigd een en ander aan te willen horen,<br />

maar e<strong>in</strong>d 1987 bleek dat er op de lijst van 20-30 klachten geen enkele follow-<br />

up was gegeven en dat men 'eigenlijk <strong>voor</strong> niets' om de tafel had gezeten. De<br />

Sticht<strong>in</strong>g Welzijn begon toen metterdaad te <strong>in</strong>tervenieren. Via gesprekken met<br />

bewoners richtte de Sticht<strong>in</strong>g <strong>in</strong> 1987 drie werkgroepen op die bestonden uit<br />

bewoners uit de flatgebouwen zelf. Deze werkgroepen richtten zich op respec-<br />

tievelijk wonen/woonlasten, won<strong>in</strong>gtoewijz<strong>in</strong>g en woonomgev<strong>in</strong>g. In <strong>het</strong> jaar<br />

daarna werden drie andere werkgroepen gei'nstalleerd waar<strong>in</strong> naast de bewo-<br />

ners ook de won<strong>in</strong>gbouwverenig<strong>in</strong>gen en de gemeente <strong>in</strong> deelnamen. Deze<br />

werkgroepen richtten zich op stedebouw en won<strong>in</strong>gverbeter<strong>in</strong>g, buurtonder-<br />

houd en ook op accommodatie. De doelstell<strong>in</strong>g was om een serie aanbevel<strong>in</strong>gen<br />

te formuleren die dan door een overkoepelende Werkgroep Beheer Slaaghwijk<br />

bestudeerd zouden worden. Deze aanbevel<strong>in</strong>aen zouden dan. <strong>voor</strong>zien van een<br />

uitvoer<strong>in</strong>gsscherna, doorgespeeld worden aa; <strong>het</strong> college van burgemeesters<br />

en wethouders.<br />

Inmiddels assisteerde de Sticht<strong>in</strong>g Welzijn de bewoners bij <strong>het</strong> zich organiseren<br />

<strong>in</strong> kle<strong>in</strong>e bewonersgroepen die als <strong>in</strong>spiratiebron en achterban <strong>voor</strong> de<br />

afgevaardigden konden fungeren. De Sticht<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>zag deze bewonersgroepen<br />

van de nodige <strong>in</strong>formatie, coachte hen <strong>in</strong> vergadertechnieken en gaf cursussen<br />

<strong>in</strong> deskundigheidsbevorder<strong>in</strong>g. Ze zorgde er dus <strong>voor</strong> dat de bewoners mondi-<br />

ger zouden worden en dat ze zich als gelijkwaardige discussiepartners zouden<br />

kunnen opstellen.<br />

In december 1989 gaf <strong>het</strong> gemeentelijk <strong>in</strong>formatieblad over stadsvernieuw<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> Leiden, 'Stadswerk', een triomfantelijk verhaal over de uitkomsten van deze<br />

werkgroepen. Hier<strong>in</strong> werd de <strong>in</strong>druk gewekt dat de wensen en ideeen van de<br />

bewoners <strong>in</strong> hoge mate werden overgenomen en venverkt <strong>in</strong> een multi-miljoenen<br />

kostend vernieuw<strong>in</strong>gsplan 34.<br />

Alhoewel er <strong>in</strong> de plannen die op tafel lagen enige aandacht werd geschonken<br />

aan de verbeter<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> sociale klimaat, is deze dimensie niet erg sterk<br />

uitgewerkt. Zo werd er we1 gesproken over de noodzaak van speelruimtes en<br />

dergelijke, maar een gedetailleerde sociale agenda ontbrak.<br />

Dit wil niet zeggen dat deze behoefte niet aanwezig was. Een rapport getiteld<br />

'Vrouwen <strong>in</strong> Slaaghwijk', uitgebracht door de Sticht<strong>in</strong>g Welzijn <strong>in</strong> juni 1989 en<br />

geschreven <strong>in</strong> samenwerk<strong>in</strong>g met de bewoners, wikkelde er geen doekjes om:<br />

veel vrouwen leven <strong>in</strong> isolement, voelen zich onveilig op straat en hebben hulp<br />

nodig bij de opvoed<strong>in</strong>g van hun k<strong>in</strong>deren. Een tw<strong>in</strong>tigtal concrete aanbevel<strong>in</strong>gen<br />

om de toekomst <strong>voor</strong> deze twee groepen te verbeteren, vormde een belangrijk<br />

onderdeel van dat rapport. S<strong>in</strong>ds juli 1989 loopt er een verzoek bij de gemeente<br />

om een vierde werkgroep 'Sociaal Beheer' op te zetten. De taak van deze werk-<br />

groep zou moeten zijn juist deze sociale aspecten nader <strong>in</strong> kaart te brengen.<br />

Beg<strong>in</strong> 1990 toonde de gemeente nog geen serieuze belangstell<strong>in</strong>g. Het ziet er<br />

echter niet naar uit dat de bewoners <strong>het</strong> hier bij laten zitten. De huidige plan-<br />

nen rond de Sociale Vernieuw<strong>in</strong>g kunnen eveneens als de nodige stimulans<br />

werken 35.<br />

35] Noord<strong>in</strong>an 1990; Sticht<strong>in</strong>g Welzijn 1987, 1988.<br />

JEUCD IN ONTWIKKELING


16] Schorr, 1989.<br />

Bovenstaande sc<strong>het</strong>s over <strong>het</strong> gebeuren <strong>in</strong> Slaaghwijk is bij lange na niet voile-<br />

dig. Er zijn meer <strong>in</strong>teressante d<strong>in</strong>gen aan te wijzen. Het is ook vrij eenvoudig<br />

om de v<strong>in</strong>ger op een aantal zwakke plekken te leggen. Waar <strong>het</strong> om gaat is dat<br />

er een positief ontwikkel<strong>in</strong>gsproces op gang is gebracht. De strategieen die<br />

gebezigd zijn, alhoewel eigen aan de Leidse situatie, zijn niet uniek. Vergelijk-<br />

bare technieken zijn veelvuldig met succes toegepast <strong>in</strong> b<strong>in</strong>nen- en buitenland.<br />

De kennis over dit soort zaken is <strong>in</strong> Nederland ongelijk verdeeld. In sommige<br />

kr<strong>in</strong>gen weet men precies wat men doet en waarom, terwijl andereri op een<br />

<strong>in</strong>tui'tieve manier boeiend werk verrichten maar slechts gedeeltelijk of hele-<br />

maal niet weten waar ze mee bezig zijn. Weer anderen streven verander<strong>in</strong>gen<br />

na die bij <strong>voor</strong>baat gedoemd zijn te falen. Kennis van de processen zoals die <strong>in</strong><br />

Slaaghwijk spelen, zou dan nuttig zijn geweest. Collectief is echter voldoende<br />

<strong>in</strong>zicht en ervar<strong>in</strong>g aanwezig om doeltreffend <strong>in</strong>terventiewerk te verrichten.<br />

Het lijkt echter we1 of deze kennis bij beetjes of als exclusief bezit is opgeslagen<br />

of verspreid over een grote verscheidenheid van groepen en discipl<strong>in</strong>es, zonder<br />

dat deze algemeen toegankelijk <strong>in</strong> kaart is gebracht. Tot eenzelfde conclusie<br />

komt Schorr na een uitgebreid overzicht van <strong>in</strong>terventiepraktijken <strong>in</strong> de<br />

Verenigde Staten 36. Het is echter niet zo dat er nog lang gezocht moet worden<br />

naar oploss<strong>in</strong>gen: die zijn er.<br />

Het is goed te zien dat <strong>in</strong> Slaaghwijk men redelijk illum<strong>in</strong>atief te werk is<br />

gegaan, a1 heeft dit veel tijd en geduld gekost en nemen de won<strong>in</strong>gbouwvereni-<br />

g<strong>in</strong>gen en de gemeente de sociale wensen van de bewoners nog steeds onvol-<br />

doende serieus.<br />

De bemoeienissen van de Sticht<strong>in</strong>g Welzijn met Slaaghwijk zijn onderdeel van<br />

haar regelmatige activiteiten. Op een zeker moment is een afgewogen keuze<br />

gemaakt om <strong>voor</strong> dit bepaalde werk tijd, middelen en personeel vrij te maken<br />

zonder precies te weten <strong>in</strong> welke mate en <strong>voor</strong> hoe lang. Het lijkt ook waar-<br />

schijnlijk dat de relatie met Slaaghwijk tot een goed e<strong>in</strong>de kan worden<br />

gebracht wanneer de dynamiek aldaar een blijvend constructief karakter heeft<br />

gekregen. In zeker opzicht is hier sprake van een projectmatige aanpak.<br />

75 Nodig: een effectieve visie op ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

Interventies zijn te lang bepaald geweest - en zijn dat vaak nog - door ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>gsvisies die gebaseerd zijn op de waarden en behoefte-systemen van de<br />

dom<strong>in</strong>erende klassen. Dit geldt zowel <strong>voor</strong> <strong>in</strong>ter- als <strong>in</strong>tranationale situaties.<br />

Mensen of gedragspatronen die niet tot deze klassen behoren worden dan vaak<br />

als <strong>in</strong>ferieur beschouwd. Er is we<strong>in</strong>ig oog <strong>voor</strong> de altijd <strong>in</strong> ruime mate aanwe-<br />

zige positieve kanten en verworvenheden van die andere groepen of culturen.<br />

Een zienswijze volgens <strong>het</strong> deficientiemodel vigeert. In dit licht is ook de alles-<br />

overheersende rol van professionele werkers te verklaren en de daarmee<br />

gepaard gaande onmondigheid van de doelgroepen. Succesvolle <strong>in</strong>terventies<br />

gaan uit van de kracht en rijkdom van hulpzoekenden, ze erkennen <strong>het</strong> belang<br />

van eigen en lokale <strong>in</strong>breng. Effectieve <strong>in</strong>terventies komen <strong>voor</strong>al tot stand<br />

<strong>in</strong>dien de externe 'agenten' of professionelen <strong>in</strong> staat blijken te zijn om respect-<br />

vol te luisteren. Voor <strong>het</strong> slagen van een <strong>in</strong>terventie is <strong>het</strong> een vereiste dat de<br />

begunstigden zelf controle kunnen uitoefenen over alle essentiele processen.<br />

De eenvoud en de vanzelfsprekendheid van Slaaghwijk is <strong>in</strong> zekere z<strong>in</strong> bedrieg-<br />

lijk. Wat ligt er meer <strong>voor</strong> de hand dan bij elkaar te komen, dr<strong>in</strong>gende proble-<br />

men <strong>in</strong> kaart te brengen, prioriteiten te stellen en de problemen gezamenlijk<br />

op te lossen? Txh is dat nog <strong>voor</strong> velen een revolutionaire benader<strong>in</strong>g. Zeker is<br />

dat navolg<strong>in</strong>g vaak nog schoorvoetend plaatsv<strong>in</strong>dt. Zoals eerder is besproken,<br />

blijft schaalvergrot<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de meeste gevallen een moeizaam en misschien we1<br />

utopisch proces. Het is waarschijnlijk dat verschillen <strong>in</strong> macht en prestige, met<br />

de daaraan gekoppelde superioriteitsgevoelens, aan de basis liggen van de<br />

onwil om Slaaghwijk-achtige benader<strong>in</strong>gen als relevant te zien.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERlNGSBELElD


"1 Van Oudenhoven, 1976. 1989.<br />

"1 Barker. 1987.<br />

39] Achterhuis. 1982.<br />

40 ] Spender. 1989: World Bank, 1989.<br />

"1 Toffler. 1981.<br />

4'] Auerbach. 1989.<br />

43] Grenersen. 1985.<br />

44] Petry, 1987.<br />

"1 L<strong>in</strong>g, 1989.<br />

Op <strong>in</strong>ternationaal niveau liggen de kaarten nog <strong>het</strong> duidelijkst: alles wat<br />

b<strong>in</strong>nen de middenklassen van Noord-Amerika of West-Europa plaatsv<strong>in</strong>dt is<br />

goed en nastrevenswaardig. De literatuur staat bol van schrijnende <strong>voor</strong>beel-<br />

den hoe modellen worden opgedrongen of kritiekloos worden overgenomen.<br />

De zo vaak gehoorde uitdrukk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de <strong>in</strong>ternationale samenwerk<strong>in</strong>gswereld<br />

'start<strong>in</strong>g from scratch' is wellicht <strong>het</strong> meest typerend <strong>voor</strong> deze gang van zaken.<br />

Men neemt gewoon aan dat er eigenlijk niets is dat de moeite waard is. De<br />

schade en <strong>het</strong> verlies door gemiste kansen, toegebracht door dat denken, zijn<br />

enorm geweest en nog steeds worden er vele mensen door bei'nvloed 37.<br />

Superioriteitsgevoelens, geconditioneerd door <strong>het</strong> behoren tot een bepaalde<br />

cultuur, etnische groep, sekse, leeftijd of professionele klasse, lijken een sterke<br />

rol te spelen <strong>in</strong> <strong>het</strong> handhaven van deze bepaalde kijk op ontwikkel<strong>in</strong>gshulp.<br />

Deze houd<strong>in</strong>g is niet alleen kenmerkend <strong>voor</strong> de zogenaamde ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

landen maar ook <strong>in</strong> West-Europa 3s.<br />

In deze visie worden mensen met problemen vlug tot hulpeloze slachtoffers<br />

verklaard, die zonder steun van buiten geen uitweg hebben. Wat zij zelf te<br />

bieden hebben wordt als ontoereikend en onvoldoende ervaren. Deze kijk op<br />

mensen wordt onder andere uitgebreid beschreven door Achterhuis, die een<br />

publikatie bespreekt die <strong>in</strong> Ben klap een vierde tot een derde van de Neder-<br />

landse bevolk<strong>in</strong>g psychologisch hulpbehoevend verklaard 39. Hij laat ook zien<br />

hoe lang <strong>het</strong> geduurd heeft <strong>voor</strong>dat de 'opbouw'-kwaliteiten van vrouwen<br />

werden ontdekt, iets dat nog lang geen gemeengoed is 40.<br />

ToMer wijst er ook a1 op dat <strong>in</strong> de sociale sector nog steeds <strong>het</strong> gez<strong>in</strong>sbeeld<br />

heerst dat door de middenklasse als norm naar voren wordt gebracht 41, terwijl<br />

hij toch a1 86 vormen van gez<strong>in</strong>svorm<strong>in</strong>g kan opnoemen. Niet veel anders ligt<br />

<strong>het</strong> met de school-thuis-situatie. Een recente analyse van de <strong>in</strong>teractie-<br />

patronen tussen school- en huiscultuur door Auerbach is hier van belang 42. Zij<br />

wijst erop dat, <strong>in</strong>dien de culturele ('literacy'-Ipraktijken bij de k<strong>in</strong>deren thuis<br />

afwijken van die van de school, deze vrijwel automatisch als <strong>in</strong>ferieur worden<br />

beschouwd of geheel genegeerd worden. Niet zelden weten doorsneebewoners<br />

niet eens dat etnische m<strong>in</strong>derhedengroepen, ook als zij tot de oorspronkelijke<br />

bewoners behoren of a1 heel lang <strong>in</strong> <strong>het</strong> gastland wonen, een eigen taal hebben<br />

zoals bij<strong>voor</strong>beeld de Saami <strong>in</strong> Noorwegen 43 of de S<strong>in</strong>ti <strong>in</strong> Duitsland 44. L<strong>in</strong>g<br />

verklaart deze relatie tussen 'overheersers' en 'onderdrukkers' <strong>in</strong> termen van<br />

de cornrnunicatiewetenschappen 45:<br />

'lifestyle illusions have become the new communicable disease - transmitted<br />

through the <strong>in</strong>formation media. Lifestyles are not longer conditional by climate<br />

and traditional culture. They are <strong>in</strong>itiated as fast as communications speed <strong>in</strong>for-<br />

mation from one country to another.'<br />

Dwars op de zienswijze volgens <strong>het</strong> deficientiemodel staat de opvatt<strong>in</strong>g die<br />

ervan uitgaat dat elke cultuur, elke groep mensen of elk <strong>in</strong>dividu 'd<strong>in</strong>gen'heeft<br />

die waardevol zijn. Deze 'd<strong>in</strong>gen' kunnen ervar<strong>in</strong>gen zijn, vaardigheden,<br />

<strong>in</strong>zichten, gewoonten, relaties of verworvenheden. In ieder geval zijn er altijd<br />

creditposten om op door te bouwen. 'Start<strong>in</strong>g from scratch' betekent eigenlijk<br />

dat de zieners bl<strong>in</strong>d zijn of door een lens kijken die hen ervan weerhoudt andere<br />

d<strong>in</strong>gen waar te nemen dan ze gewend zijn. In de jaren zeventig zochten Rappa-<br />

JEUGD IN ONTWIKKELINC


46] Rappaport e.a.. 1975.<br />

"1 Freire. 1970 a en b.<br />

"1 Black. 1987.<br />

port c.s. een weg uit deze val van <strong>het</strong> denken <strong>in</strong> deficienties of wat zij noemden<br />

<strong>het</strong> dilemma van 'blame the victim or the environment' 46. Ook zij stellen,<br />

<strong>voor</strong>al op pragmatische gronden, dat <strong>het</strong> zoeken van fouten of schuld geen z<strong>in</strong><br />

heeft maar dat men beter gezamenlijk naar oploss<strong>in</strong>gen kan zoeken. De<br />

gedachtenwissel<strong>in</strong>g over deze vragen is zeer verrijkt door de geschriften en<br />

pog<strong>in</strong>gen van Freire om de boeren uit hun 'culture of silence' te bevrijden en ze<br />

een stem te geven. Of, waar <strong>het</strong> eigenlijk om gaat: hen te accepteren alsperso-<br />

nen met een eigen waardigheid en terzake doende expertise 47.<br />

Eenzelfde strijd wordt gevoerd door UNICEF en de Wereldgezondheidsorgani-<br />

satie. In de voetsporen van de pioniers van de beweg<strong>in</strong>g van de Primary Health<br />

Care ijveren deze organisaties a1 jaren om de sociale positie van de lokaal gere-<br />

cruteerde gezondheidswerkers te verbeteren. Deze mensen, vaak met een zeer<br />

korte schol<strong>in</strong>g of opleid<strong>in</strong>g, verrichten bijzonder doeltreffend gezondheids-<br />

werk. B<strong>in</strong>nen hun gemeenschap of dorp tonen zij een what aan kennis en vaar-<br />

digheden die hen op zijn m<strong>in</strong>st gelijkwaardige partners maakt van academisch<br />

opgeleide artsen 48.<br />

Barker is een uitgesproken vertegenwoordiger van de beweg<strong>in</strong>g die zich hevig<br />

verzet tegen de steeds uitdijende rol van de professionele krachten. Hij toont<br />

overtuigend aan dat hun <strong>in</strong>vloeden niet zo effectief zijn als die van bij<strong>voor</strong>beeld<br />

vrijwillige gez<strong>in</strong>sbezoeksters, soms juist schadelijk zijn en zeker te duur om op<br />

grote schaal te worden <strong>in</strong>gezet 49. De verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> de opvoed<strong>in</strong>g<br />

van en zorg <strong>voor</strong> de k<strong>in</strong>deren moet liggen daar waar die thuishoort: bij de<br />

ouders zelf. Door sociale en economische processen zijn veel ouders hun controle-<br />

positie als 'prime educators' kwijtgeraakt. Het is de taak van de <strong>in</strong>tervenie-<br />

rende krachten deze positie te herstellen, <strong>voor</strong>al door ouders gelegenheid te<br />

geven hun zelfvertrouwen terug te w<strong>in</strong>nen en hun eigen creatieve vaardig-<br />

heden te her-ontdekken. Deze nieuwe grondhoud<strong>in</strong>g ten aanzien van mensen<br />

<strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gs- of achterstandssituaties wordt niet gedragen door een<br />

zachte of onrealistische vorm van humanisme of romantiek van de derde of<br />

vierde wereld. Een groeiende hoeveelheid concrete <strong>voor</strong>beelden en research<br />

data laat zien dat deze ook effectiever en vruchtbaarder is 50. Dit denken heeft<br />

een nieuwe impuls gekregen door <strong>het</strong> onderzoek naar 'resilient children' of<br />

protectieve factoren. Hier wordt ook afstand genomen van <strong>het</strong> zoeken naar defi-<br />

cienties maar juist gespeurd naar sterke punten die <strong>het</strong> k<strong>in</strong>deren, tegen alle<br />

tegenstand <strong>in</strong>, toch mogelijk maakt zich gunstig te ontwikkelen 51.<br />

Een groep van mensen die recht van spreken hebben, wordt gevormd door<br />

SERVOL (Services Volunteered For All). Aangevoerd door Pant<strong>in</strong> heeft<br />

SERVOL op zeer scrupuleuze wijze bovenstaande <strong>in</strong>novatieve pr<strong>in</strong>cipes <strong>in</strong><br />

praktijk gebracht en ze verder uitgewerkt 52. SERVOL heeft <strong>het</strong> grote risico<br />

aangedurfd en <strong>in</strong>derdaad 'practices what it preaches'. SERVOL begon toen<br />

Pant<strong>in</strong> contact zocht met de 'Limers' <strong>in</strong> <strong>het</strong> door economische depressie en<br />

onlusten geplaagde Laventille <strong>in</strong> Tk<strong>in</strong>idad en Tobago. Limers worden de jonge<br />

mannen genoemd die op straathoeken rondhangen, werkloos zijn en vaak<br />

verzeild raken <strong>in</strong> straatcrim<strong>in</strong>aliteit. Hij begon te vragen waarmee hij ze van<br />

dienst kon zijn. Toen <strong>het</strong> half uitdagende antwoord 'basketbalveld' was,<br />

slaagde hij er<strong>in</strong> een stukje land en wat materialen op de kop te tikken. Zo kon<br />

een geschikte speelplaats gemaakt worden, mits de heren bereid waren mee te<br />

werken. Zeer snel werden gezamenlijk steeds grotere projecten aangepakt.<br />

Projecten die zich daadwerkelijk richtten op de meer fundamentele behoeften<br />

49] Barker, 1987.<br />

'1 Bernard van Leer Foundation, 1987.<br />

"1 Zie bij<strong>voor</strong>beeld: Groenendaal e.a.. 1987: Werner en Smith. 1983.<br />

52] Pant<strong>in</strong> 1979. 1983.<br />

262 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


van deze Limers en de gez<strong>in</strong>nen uit de sloppenwijken. Opleid<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>stituten,<br />

kleuterscholen, medische hulpposten zagen b<strong>in</strong>nen een paar jaar <strong>het</strong> licht.<br />

De belangrijkste punten <strong>in</strong> de SERVOL-filosofie zijn <strong>in</strong> een paar z<strong>in</strong>nen samen<br />

te vatten. De 'change agent' moet bereid en <strong>in</strong> staat zijn om te luisteren en zich<br />

te laten leiden door de prioriteiten en <strong>het</strong> tempo van de mensen aan de andere<br />

kant van de streep. In SERVOL' s geval zijn dat de Limers en de gez<strong>in</strong>nen uit de<br />

sloppenwij ken.<br />

Een <strong>voor</strong>tdurende wederzijdse raadpleg<strong>in</strong>g is een vereiste. Val de mensen niet<br />

lastig met onbenullige d<strong>in</strong>gen, schrijft Pant<strong>in</strong>, maar betrek ze bij <strong>voor</strong> hen<br />

essentiele besliss<strong>in</strong>gen. Men ziet de vergelijk<strong>in</strong>g met Slaaghwijk. Ouders,<br />

jeugd en k<strong>in</strong>deren gaan a1 snel meewerken en bijdragen aan <strong>het</strong> <strong>in</strong> stand<br />

houden en versterken van de activiteiten en <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen. Zij worden deel<br />

van <strong>het</strong> team. De teamgeest wordt <strong>het</strong> best gevormd door de leden van de doel-<br />

groep <strong>voor</strong> anderen te laten zorgen, bij hulpactiviteiten te betrekken. In SER-<br />

VOL ziet men dan ook zelfs jongens <strong>in</strong> de tienerjaren babytjes verzorgen.<br />

Het actief <strong>in</strong>schakelen van doelgroepen <strong>in</strong> <strong>het</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gswerk blijkt een<br />

effectieve manier te zijn om bij deze mensen een gevoel van 'learned helpless-<br />

ness' te vervangen door een BBn van 'required helpfulness', <strong>het</strong>geen een essen-<br />

tieel kenmerk is van elke vorm van opbouwwerk 53. ZO vermeldt bij<strong>voor</strong>beeld<br />

Hijmans dat nu de Palestijnse jeugd op de Westbank en de Gazastrook zich<br />

nodig acht bij de Intifada, zij ook veel m<strong>in</strong>der drugs gebruikt dan <strong>voor</strong>heen 54.<br />

Gevoelens van ootmoed, twijfel en <strong>het</strong> maken van fouten horen bij <strong>het</strong> spel en<br />

vormen een vruchtbare bodem <strong>voor</strong> <strong>het</strong> werk. Opmerkelijk is dat we1 degelijk<br />

de <strong>in</strong>breng van typische middenklasse-waarden telt. Zo wordt bij<strong>voor</strong>beeld een<br />

gez<strong>in</strong> met vader 2n moeder als goed beschouwd en wordt opgemerkt dat met<br />

name <strong>voor</strong> bepaalde bestuursfuncties deze waarden erg nuttig zijn. SERVOL<br />

volgt niet bl<strong>in</strong>del<strong>in</strong>gs de verlangens en behoeften van de doelgroep en stelt we1<br />

degelijk eisen. Ook andere onderzoekers vermelden dat externe agenten<br />

ruimte <strong>voor</strong> eigen <strong>in</strong>breng moeten hebben 55. De onderhandel<strong>in</strong>gen hierover<br />

dienen echter we1 te verlopen <strong>in</strong> een klimaat van wederzijds vertrouwen en<br />

respect. Volgens Pant<strong>in</strong> kunnen de medewerkers van de gebruikelijke maat-<br />

schappelijk-<strong>in</strong>stitutionele <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen deze gevoelens van vertrouwen en<br />

respect niet opbrengen. In vele landen is de meest ongeloofwaardige uitdruk-<br />

k<strong>in</strong>g dan ook: 'ik ben van de reger<strong>in</strong>g en ben hier om jullie te helpen'. Pant<strong>in</strong> en<br />

zijn collega's <strong>in</strong> SERVOL staan niet alleen. Overal waar blijvende resultaten<br />

worden geboekt <strong>in</strong> de context van een derde of vierde wereld, wordt <strong>in</strong> essentie<br />

eenzelfde filosofie <strong>voor</strong>gestaan 56. Het <strong>in</strong>zicht komt steeds overtuigender naar<br />

voren dat <strong>het</strong> niet <strong>het</strong> gebrek aan middelen is dat de ontwikkel<strong>in</strong>g tegenhoudt.<br />

Het is bij<strong>voor</strong>beeld een gemeenplaats dat er voldoende voedsel is <strong>voor</strong> iedereen<br />

op de wereld ondanks de aanwezigheid van miljoenen ondervoede mensen. Het<br />

oplossen van onderontwikkel<strong>in</strong>g moet daarom ook niet zozeer gevonden<br />

worden <strong>in</strong> <strong>het</strong> genereren van meer middelen, doch veeleer <strong>in</strong> <strong>het</strong> drastisch<br />

veranderen van de processen die traditionele hulpverlen<strong>in</strong>g bepalen. Het<br />

betrekken van mensen <strong>in</strong> <strong>het</strong> identificeren en zoeken naar oploss<strong>in</strong>gen van<br />

hun eigen problemen is hiertoe een eerste vereiste. Nieuwere vormen van<br />

projectevaluatie zijn dan ook sterk procesgericht en doen bij de feitelijke eva-<br />

luatie een beroep op alle betrokkenen, <strong>in</strong>clusief de ouders en k<strong>in</strong>deren. Het eva-<br />

lueren wordt steeds meer een leerproces dat <strong>het</strong> project <strong>voor</strong>tdurend ten goede<br />

komt 57.<br />

''1 Veerman en Groenedaal. 1987.<br />

''1 Hijmans, 1988.<br />

"1 Amar Amar. 1986: Freire. 1978; Nimnicht. 1987.<br />

56] Zie bij<strong>voor</strong>beeld: University of Lethbridge. 1986.<br />

"1 Richards. 1986.<br />

263 JEUGD IN ONTWIKKELING


SERVOL is niet uitsluitend een organisatie <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren. Deze organisatie is<br />

uitgesproken ge'<strong>in</strong>teresseerd <strong>in</strong> 'community development', dus <strong>in</strong> programma's<br />

die de hele gemeenschap versterken en meer mogelijkhedenbieden. Zo wordt<br />

bewerkstelligd dat een beter toegeruste gemeenschap op haar beurt weer de<br />

<strong>in</strong>itiatieven <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren beter kan dragen. Voor <strong>het</strong> verdere verloop van dit<br />

betoog is een andere observatie van Pant<strong>in</strong> van belang. Hij stelt dat een <strong>in</strong>ter-<br />

ventieprogramma <strong>voor</strong> jonge k<strong>in</strong>deren en jeugdigen Ben van de vlugste<br />

manieren is om mensen en gemeenschappen te mobiliseren.<br />

16 Groepen en steunnetwerken<br />

Van Hooidonk. 1987.<br />

Groepsvorm<strong>in</strong>g en zelf-organisatie blijken steeds vaker noodzakelijke <strong>voor</strong>-<br />

waarden <strong>voor</strong>, en belangrijke uitkomsten van <strong>in</strong>terventiewerk. Indien mensen<br />

met problemen bij elkaar komen om gezamenlijk hier over te praten en oplos-<br />

s<strong>in</strong>gen te v<strong>in</strong>den, is de slag a1 bijna gewonnen. Dit geldt ook <strong>voor</strong> jongeren en<br />

<strong>voor</strong> volwassenen <strong>in</strong> de rol van ouders van k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> risicosituaties.<br />

Sociale steungroepen verschaffen de leden morele steun, <strong>in</strong>formatie en daad-<br />

werkelijke hulp. De drempel is laag, de kosten zijn doorgaans draaglijk, men<br />

werkt multidiscipl<strong>in</strong>air en <strong>in</strong> een lokale context, en <strong>het</strong> onderscheid professio-<br />

neel/vrijwilliger/hulpzoeker is m<strong>in</strong>der scherp. Eigen <strong>in</strong>breng en participatie<br />

zijn vaak maximaal. Voor jongeren en k<strong>in</strong>deren is <strong>het</strong> gez<strong>in</strong> de meest <strong>voor</strong> de<br />

hand liggende steungroep, doch dit is geen exclusieve <strong>voor</strong>waarde.<br />

Interventiewerk bestaat <strong>voor</strong> een groot gedeelte uit <strong>het</strong> organiseren van perso-<br />

nen die men wil bereiken. Zo is essentieel <strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>uitgang die momenteel<br />

<strong>in</strong> Slaaghwijk wordt gemaakt, <strong>het</strong> feit dat de Sticht<strong>in</strong>g Welzijn er <strong>in</strong> geslaagd<br />

is de buurtbewoners tot samenwerk<strong>in</strong>g te motiveren. Groepsvorm<strong>in</strong>g kan<br />

gei'nitieerd zijn, zoals <strong>in</strong> Slaaghwijk <strong>het</strong> geval is, of spontaan optreden. In<br />

Kenya is <strong>het</strong> bij<strong>voor</strong>beeld gebruikelijk dat vrouwen die moeite hebben om <strong>het</strong><br />

hoofd boven water te houden, elkaar opzoeken en groepen gaan vormen. Zij<br />

doen dit om gezamenlijk hun problemen op te lossen of deze op zijn m<strong>in</strong>st drage-<br />

lijk te maken. Groepsvorm<strong>in</strong>g wordt hier dan gezien als een vorm van sociale<br />

zekerheid 58. Zij doen vermoedelijk meer dan <strong>het</strong> zoeken naar sociale zeker-<br />

heid. Lewis ziet een dergelijk bij elkaar komen als de meest significante stap<br />

om uit de 'cultuur van de armoede' te komen 59. Hij ziet deze leefwereld onder<br />

andere gekenmerkt door een gebrek aan samenhang en participatie. Smets<br />

komt tot een vergelijkbare uitspraak wanneer hij constateert dat vrijwel elk<br />

probleemgez<strong>in</strong> een lage cohesie kent 60. Studies op <strong>het</strong> gebied van protectieve<br />

factoren wijzen cont<strong>in</strong>u op <strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> behoren tot een groep of <strong>het</strong> heb-<br />

ben van sterke banden met anderen 61.<br />

De discussie op dit gebied is aanzienlijk verrijkt door wat <strong>in</strong> Latijns-Amerika<br />

'Educacidn Popular' wordt genoemd. Educacidn Popular is een ontwikkel<strong>in</strong>gs-<br />

strategie die sterk theoretische en ideologische componenten heeft. Deze<br />

bouwt <strong>voor</strong>t op <strong>het</strong> gedachtengoed van Paolo Freire, maar gaat verder dan <strong>het</strong><br />

bewustmaken (conscientizer<strong>in</strong>g) van gemarg<strong>in</strong>aliseerde groepen. Educacidn<br />

Popular is meer op actie gericht en heeft de maatschappelijke <strong>in</strong>tegratie van de<br />

achtergestelde groepen tot doel. Betrokkenen dienen zich te organiseren en<br />

samen te werken om een maximaal gebruik te maken van de mogelijkheden<br />

die er zijn om de maatschappelijke structuur ten gunste van henzelf te verande-<br />

ren. Essentieel <strong>voor</strong> Educacidn Popular is dat <strong>in</strong>dividuen met elkaar hun hulp-<br />

middelen, tijd, en arbeid delen en dat zij participeren op basis van gelijkheid.<br />

In tegenstell<strong>in</strong>g tot bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong> eerdere werk van Freire wordt collabora-<br />

tie met formele <strong>in</strong>stanties niet uitgesloten 62. 'Educacidn Popular' maakt<br />

59] Lewis, 1966 a.b.<br />

'1 Smets. 1985.<br />

"1 Zie bij<strong>voor</strong>beeld: Garmezy. 1984; Groenendaal e.a.. 1987.<br />

"1 Brouwer & Cascillo. 1990: La Belle, 1987.<br />

264 JEUGD IN ONTWIKKELING


"1 Werner. 1988.<br />

Bronfenbrenner, 1979.<br />

65] Zie ook Parke, 1989.<br />

66] Gesten en Jason. 1987.<br />

67] Zie ook Welna. 1988.<br />

68] Walle en Van der Vlist. 1987.<br />

"1 Albrecht en Adelman. 1987a.<br />

mensen mondig, helpt ze uit de 'cultuur van de stilte' te ontsnappen. Hier is<br />

vaak moed en vechtlust <strong>voor</strong> nodig. In de woorden van Macedonio Rosas Garri-<br />

do, een <strong>in</strong>woner van een slum <strong>in</strong> Mexico:<br />

'...and by fight<strong>in</strong>g and by push<strong>in</strong>g and whatever took away our silence, we<br />

learned we could succeed ... because if we, women, were silent or don't speak up,<br />

the authorities will never listen to<br />

Aangevoerd door onder andere de ideeen van Bronfenbrenner heeft <strong>het</strong> begrij-<br />

pen van <strong>het</strong> menselijk gedrag <strong>in</strong> ecologische termen een centrale plaats<br />

verworven 64. Ook <strong>in</strong> dit perspectief wordt <strong>het</strong> versterken van <strong>het</strong> groeps-<br />

verband of de sociale relaties van <strong>het</strong> <strong>in</strong>dividu als een effectieve vorm van <strong>in</strong>ter-<br />

ventie of preventie gezien. Zo heeft <strong>het</strong> bij<strong>voor</strong>beeld <strong>in</strong> <strong>het</strong> geval van een<br />

probleemk<strong>in</strong>d vaak meer z<strong>in</strong> om <strong>het</strong> gez<strong>in</strong> of zelfs de gehele buurt te 'behan-<br />

delen' dan om alleen de zorg op <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d te richten 65. Gesten en Jason, <strong>in</strong> een<br />

literatuuroverzicht betreffende <strong>in</strong>terventieprogramma's, systematiseren hun<br />

bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen als volgt 66: effectieve <strong>in</strong>terventies moeten enerzijds de 'commu-<br />

nity' en anderzijds de groep waarvan potentiele disfunctionele personen deel<br />

uitmaken, versterken.<br />

Op <strong>het</strong> organisatorisch-operationele vlak, zoals <strong>in</strong> Slaaghwijk, is <strong>het</strong> werken<br />

met groepsverbanden de enige mogelijkheid om op betaalbare wijze en b<strong>in</strong>nen<br />

afzienbare tijd een relatief groot aantal mensen daadwerkelijk te bereiken.<br />

Formele hulpverlen<strong>in</strong>gsorganisaties zijn vrijwel niet <strong>in</strong>gesteld om 'onzicht-<br />

bare' <strong>in</strong>dividuen <strong>in</strong> nood te bereiken, anderzijds is <strong>het</strong> <strong>voor</strong> de enkel<strong>in</strong>g vrijwel<br />

onmogelijk om structurele verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> beleid van dit soort organisa-<br />

ties te bewerkstelligen. Groepen kunnen dit we1 67.<br />

Nu is <strong>het</strong> verschijnsel van groepsvorm<strong>in</strong>g zo oud als de mensheid zelf. Over <strong>het</strong><br />

Leidse Slaaghwijk gesproken: a1 <strong>in</strong> 1560 moeten er <strong>in</strong> Leiden ongeveer 73<br />

buurtverbanden hebben bestaan. De bewoners kozen hun eigen besturen en de<br />

organisaties waren <strong>voor</strong>al gericht op onderl<strong>in</strong>ge hulpverlen<strong>in</strong>g 68. Wat nieuw<br />

schijnt te zijn, is de ontdekk<strong>in</strong>g dat <strong>het</strong> behoren tot een groep, of <strong>het</strong> lid zijn van<br />

zogenaamde sociale netwerken of speciale steunnetwerken, verregaande<br />

consequenties heeft <strong>voor</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g en <strong>het</strong> welbev<strong>in</strong>den van <strong>het</strong> <strong>in</strong>di-<br />

vidu. De literatuur op <strong>het</strong> gebied van 'support networks' groeit exponentieel.<br />

Voortdurend wordt <strong>het</strong> analytisch en beschrijvend begrippenkader uitgebreid<br />

en verfijnd, waardoor <strong>het</strong> denken <strong>in</strong> termen van steunnetwerken en <strong>het</strong> gebrui-<br />

ken van steungroepen, als onderdeel van <strong>in</strong>terventieprogramma's, vergemak-<br />

kelijkt wordt.<br />

Het heeft we<strong>in</strong>ig z<strong>in</strong> om de begrippen die <strong>in</strong> de Angelsaksische literatuur<br />

bekend staan als 'social support groups' en 'support networks', nauwkeurig te<br />

beschrijven. De varieteit aan vormen en uitdrukk<strong>in</strong>gen, <strong>in</strong>tensiteit, doel-<br />

stell<strong>in</strong>gen en werkwijzen is hier te groot <strong>voor</strong> en bovendien nog <strong>voor</strong>tdurend <strong>in</strong><br />

ontwikkel<strong>in</strong>g. Albrecht en Adelman identificeerden 47 variabelen waarop net-<br />

werken gemeten kunnen worden 69. Het eenvoudigst is <strong>het</strong> wellicht om social<br />

support groups en support networks te omschrijven als: <strong>in</strong>formele structuren<br />

waarb<strong>in</strong>nen mensen met elkaar kunnen communiceren en waarbij <strong>het</strong> onder-<br />

l<strong>in</strong>ge welzijn verbeterd wordt. B<strong>in</strong>nen deze def<strong>in</strong>itie kan men hechte, goed<br />

JEUGO IN ONTWIKKELING


lopende organisaties aantreffen met specifieke doelstell<strong>in</strong>gen, maar ook 10s<br />

samenhangende clusters van aan elkaar bekende personen. De literatuur is<br />

uitbundig over de positieve effecten van steungroepen en steunnetwerken. Het<br />

lidmaatschap van een groep mensen die elkaar gevonden hebben rond een<br />

bepaald thema of problematiek, heeft verschillende gevolgen. Allereerst wordt<br />

<strong>het</strong> sociale isolement van veel mensen doorbroken. Maar door dit te zeggen<br />

wordt ook een paradox gei'ntroduceerd. De doelgroepen van de meeste <strong>in</strong>terven-<br />

ties betreffen juist diegenen die <strong>het</strong> sterkst sociaal ge'isoleerd zijn. Zij komen er<br />

daarom niet of nauwelijks toe om aan steungroepen deel te nemen of hun<br />

netwerken te exploiteren of te ontwikkelen. Zo beweert Wafelbakker dat <strong>het</strong><br />

overgrote deel van de thuis- en dakloze jeugd onder de zeventien jaar geen of<br />

we<strong>in</strong>ig vrienden heeft en ook <strong>in</strong> ander opzicht gei'soleerd leeft 70. Ishi Kuntz en<br />

Seccomba tonen aan dat jonge moeders met k<strong>in</strong>deren onder de zes jaar ook<br />

vaak we<strong>in</strong>ig 'social support' krijgen 71. Een verschijnsel dat ook <strong>in</strong> Slaaghwijk<br />

werd aangetroffen 72. Het onderzoek op <strong>het</strong> gebied van sociale steungroepen<br />

blijkt een soort goudmijn te zijn. Onafgebroken worden nieuwe vondsten<br />

gemeld: sociale steungroepen werken als een soort buffer tussen stress en <strong>in</strong>di-<br />

vidu; ze blijken helend te werken, de gezondheid te bevorderen, de stigmatise-<br />

r<strong>in</strong>g te verm<strong>in</strong>deren, <strong>het</strong> zelfrespect en <strong>het</strong> zelfvertrouwen te vergroten en de<br />

leden een sterk gevoel van <strong>het</strong> hebben van de 'locus of control' bij te brengen.<br />

Voorts wordt genoemd dat deze steungroepen de sociale cornpetentie verhogen,<br />

stress en angst verm<strong>in</strong>deren en de persoonlijke autonomie versterken. Het is<br />

ook belangrijk te vermelden dat <strong>het</strong> werken <strong>in</strong> steungroepen de scheid<strong>in</strong>g<br />

tussen professionele krachten en leken doet vervagen. Er wordt meer gebruik<br />

gemaakt van de lokale middelen, en er wordt <strong>voor</strong>tgebouwd op de plaatselijke<br />

cultuur. Steungroepen zijn doorgaans goedkoop en vernieuwend <strong>in</strong> hun<br />

werk<strong>in</strong>g. Ze werken ook drempelverlagend en slagen er goed <strong>in</strong> de doorgaans<br />

onbereikbare personen te <strong>in</strong>volveren. Drie processen lijken <strong>in</strong> de dynamiek<br />

van steungroepen en netwerken centraal te staan: <strong>het</strong> verschaffen van feite-<br />

lijke en normatieve <strong>in</strong>formatie; <strong>het</strong> bieden van daadwerkelijke of <strong>in</strong>strumen-<br />

tele hulp; en <strong>het</strong> verstrekken van <strong>in</strong>dividuele steun en medeleven 73.<br />

Het denken <strong>in</strong> termen van steunwerk en steungroepen ligt ook goed <strong>in</strong> <strong>het</strong> poli-<br />

tiek denken. Alle politieke strom<strong>in</strong>gen v<strong>in</strong>den er we1 iets sympathieks <strong>in</strong>. De<br />

conservatieve richt<strong>in</strong>g zal <strong>voor</strong>al behagen scheppen <strong>in</strong> <strong>het</strong> feit dat er gebruik<br />

wordt gemaakt van vrijwilligers, terwijl de l<strong>in</strong>ks-liberale vleugel zal worden<br />

aangetrokken door de toenemende mondigheid van dit soort groepen 74. In een<br />

onlangs verschenen overzichtsartikel ziet Weiss als een bijkomend <strong>voor</strong>deel<br />

dat steungroepen afstand nemen van <strong>het</strong> deficientiemodel 75. Zij benadrukt<br />

hierbij <strong>het</strong> we<strong>in</strong>ig dw<strong>in</strong>gende karakter, de lage drempelwaarde, <strong>het</strong> zoeken<br />

naar oploss<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> plaats van <strong>het</strong> zich richten op zwakheden en <strong>het</strong> vermijden<br />

van waarde-oordelen. Zij zegt er echter we1 bij dat dit alleen opgaat <strong>voor</strong> 'goede'<br />

groepen.<br />

Er worden ook nadelige gevolgen van <strong>het</strong> behoren tot steungroepen genoemd.<br />

Uitbuit<strong>in</strong>g, over-geengageerdheid en uitputt<strong>in</strong>g, verlies van persoonlijke<br />

vrijheid en overdadige sociale controle worden bij<strong>voor</strong>beeld door Wortmann en<br />

Lehman naar voren gebracht 76. TOch is de toon over <strong>het</strong> algemeen positief en<br />

lijkt <strong>het</strong> erop dat support groups als een panacee <strong>voor</strong> alle sociale problemen<br />

wordt gezien. De euforie doet enigsz<strong>in</strong>s denken aan <strong>het</strong> optimisme dat heerste<br />

"1 Wafelbakker. 1990 b.<br />

''1 Kuntz en Seccomba. 1989.<br />

"1 Powell. 1988 en Weiss. 1983. Zie bij<strong>voor</strong>beeld: ook Gottlieb. 1988b: Lassen, 1987.<br />

"1 Albrecht en Adelman. 1987a; Dunst. Trivette en Deal. 1988: Gottlieb. 1988a; Leentjes en Jonker, 1985: Holman. 1988; Hunt en<br />

Brahm, 1988: Pilisuk en Hillier, 1989.<br />

"1 Walker, 1985.<br />

"1 Weiss. 1989.<br />

76] Wortmann en Lehman, 1988.<br />

266 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


tijdens de beg<strong>in</strong>jaren van de Non-Formal Education (NFE) beweg<strong>in</strong>g. NFE is<br />

ook lange tijd gezien als de oploss<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> <strong>het</strong> ondenvijsprobleem <strong>in</strong> de wereld.<br />

De onderliggende pr<strong>in</strong>cipes en theorieen zijn zeker nog we1 geldig, alhoewel de<br />

<strong>in</strong>vloed van <strong>het</strong> formele onderwijs met haar prestigieuze formele diploma's te<br />

lang onderschat is geweest. De vergelijk<strong>in</strong>g gaat echter verder: op <strong>in</strong>houdelijk<br />

niveau zijn de processen die zich afspelen b<strong>in</strong>nen steungroepen en steun-<br />

netwerken we1 degelijk dezelfde.<br />

Het <strong>voor</strong>deel om NFE <strong>in</strong> de discussie te betrekken is, dat dan dankbaar gebruik<br />

kan worden gemaakt van de schat aan ervar<strong>in</strong>g die op dit gebied is verworven.<br />

Zoals bij NFE is <strong>het</strong> leren b<strong>in</strong>nen de steungroepen: decentralistisch; gebaseerd<br />

op reeel gevoelde behoeften; doet <strong>het</strong> een beroep op maximale participatie; is<br />

<strong>het</strong> op de praktijk gericht; en vereist <strong>het</strong> een flexibele aanpak 77. Eenplausibele<br />

verklar<strong>in</strong>g - <strong>in</strong> leertheoretische termen - <strong>voor</strong> de effectiviteit van NFE wordt<br />

geleverd door Strauss 7s. Zij stelt dat leren door middel van NFE <strong>voor</strong>al b<strong>in</strong>nen<br />

een context plaatsv<strong>in</strong>dt, <strong>in</strong>cidenteel van aard en slecht gedef<strong>in</strong>ieerd is.<br />

Formeel onderwijs daarentegen geschiedt buiten een context, is abstract,<br />

<strong>in</strong>tentioneel <strong>in</strong> karakter en nauwkeurig bepaald. Kennis opgedaan bij NFE<br />

blijkt beter gei'ntegreerd te worden en betekenisvoller te zijn. De participatie<br />

en de motivatie zijn hoog.<br />

Nog een stap verder verwijderd van de formele of wettelijk geregelde sociale<br />

<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen (bijv. scholen, RIAGG, enz.) en van de m<strong>in</strong> of meer gestructu-<br />

reerde steungroepen v<strong>in</strong>dt men de sociale netwerken. In <strong>het</strong> kort gezegd betreft<br />

<strong>het</strong> hier <strong>het</strong> geheel van contacten dat iemand <strong>in</strong> een bepaalde periode heeft.<br />

Ook op dit gebied is er een aanhoudende fonte<strong>in</strong> van onderzoeken en publi-<br />

katies. Wat hier <strong>voor</strong>al van belang is, is de observatie dat <strong>het</strong> ook hier weer de<br />

k<strong>in</strong>deren en jeugdigen met de zwakste netwerken zijn, die doorgaans als doel-<br />

groep <strong>voor</strong> <strong>in</strong>terventieprogramma's worden uitgekozen. De zwakte van netwer-<br />

ken kan op verschillende manieren beschreven worden. Een veel gebruikte<br />

maat is de hoeveelheid ontmoet<strong>in</strong>gen gedurende een bepaalde periode.<br />

Zo berichten Albrecht en Adelman dat <strong>in</strong> de Verenigde Staten de 'blue collar<br />

worker' gemiddeld 140 verschillende personen spreekt gedurende een periode<br />

van 100 dagen, terwijl de 'professional' 540 mensen ontmoet 79. Families van<br />

'<strong>in</strong>terventie'-k<strong>in</strong>deren of de k<strong>in</strong>deren zelf hebben doorgaans veel m<strong>in</strong>der<br />

contact, en alleen a1 hierdoor hebben zij m<strong>in</strong>der mogelijkheden om gebruik te<br />

maken van de steun die potentieel <strong>in</strong> hun omgev<strong>in</strong>g aanwezig is. Zij krijgen<br />

niet de soort van <strong>in</strong>formatie, aanmoedig<strong>in</strong>g en aanspor<strong>in</strong>g die door anderen als<br />

normaal wordt ervaren. Misschien kan men <strong>in</strong> dit perspectief <strong>het</strong> gegeven<br />

verklaren dat <strong>in</strong> Nederland 40.000 gez<strong>in</strong>nen onbedoeld geen gebruik maken<br />

van de sociale <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen 'O. Ook Rogers wijst <strong>in</strong> deze richt<strong>in</strong>g wanneer hij<br />

stelt dat mensen met we<strong>in</strong>ig relaties over <strong>het</strong> algemeen <strong>het</strong> traagst op vernieu-<br />

w<strong>in</strong>g reageren ".<br />

Het onvolledig of geheel niet benutten van bestaande diensten of mogelijk-<br />

heden door mensen <strong>in</strong> achterstandssituaties is een universeel verschijnsel.<br />

Veelvuldig zijn deze mensen, waaronder zeer vaak ook k<strong>in</strong>deren, zich niet<br />

bewust van hun rechten of ze kennen de juiste wegen niet om hun doe1 te<br />

bereiken 82.<br />

In <strong>het</strong> verlengde van de variabele 'frequentie van contacten', als <strong>in</strong>dicatie van<br />

netwerksterkte, liggen de begrippen 'sterke en zwakke schakels'. Met 'sterke<br />

schakels' worden de hechte banden bedoeld die men bij<strong>voor</strong>beeld kan hebben<br />

"1 Zie bij<strong>voor</strong>beeld Evans & Hoxeng. 1973: Granstaff. 1974.<br />

Strauss. 1984.<br />

79] Albrecht en Adelman. 1987a.<br />

''1 Bru<strong>in</strong>sma. 1985.<br />

Rogers. 1983.<br />

82] Zie bij<strong>voor</strong>beeld: Cazden. 1982; Telston. 1985.<br />

267 JEUGD INONTWIKKELING


met familieleden of goede vrienden. 'Zwakke schakels' verwijzen naar m<strong>in</strong> of<br />

meer toevallige oppervlakkige kennissen of relaties. Beide schakels zijn van<br />

belang. Sterke schakels zijn <strong>voor</strong>al nodig vanwege hun emotionele en onder-<br />

steunende waarde. De kracht van de zwakke schakels ligt <strong>in</strong> hun <strong>in</strong>formatieve<br />

betekenis. Doordat sterke schakels meestal aangetroffen worden bij homogene<br />

relaties, en bij zwakke schakels meer kans is op <strong>het</strong>erogene contacten, is de<br />

kans op andersoortige contacten en dus op iets nieuws bij de laatste veel<br />

groter s3. Het is ook hier dat <strong>in</strong>terventiek<strong>in</strong>deren en -jeugdigen laag scoren en<br />

op deze manier de boot missen.<br />

Steungroepen of 'self-help groups', zoals ze <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> de jaren zeventig genoemd<br />

werden toen de begrippen 'self-help' en self-reliance' hoogtij vierden, hebben<br />

altijd bestaan maar zijn <strong>in</strong> de laatste tw<strong>in</strong>tig jaar enorm <strong>in</strong> aantal gegroeid.<br />

Het aantal mensen dat momenteel <strong>in</strong> de Verenigde Staten aan zelfhulpgroepen<br />

deelneemt, wordt geschat op ver over de tw<strong>in</strong>tig miljoen s4. In Nederland is die<br />

situatie vergelijkbaar. De wachtkamers van polikl<strong>in</strong>ieken <strong>in</strong> ziekenhuizen bij-<br />

<strong>voor</strong>beeld zijn goed gevuld met brochures over allerlei medisch georienteerde<br />

zelfhulpgroepen. Men kan aannemen dat deze groepen slechts een fractie zijn<br />

van wat er <strong>in</strong> Nederland bruist. Alleen a1 <strong>in</strong> Kaatsheuvel zijn er meer dan 166<br />

vrijetijdsgroepen waargenomen s5. De opdracht is nu om erop toe te zien dat<br />

iedereen aan dit heilzame gebeuren kan deelnemen.<br />

77 Deelgenoten <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

Interventies dienen er op gericht te zijn de betrokkenen zelf zo ver te krijgen<br />

dat ze <strong>het</strong> heft <strong>in</strong> handen nemen en verbeter<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> hun omstandigheden<br />

gaan aanbrengen. Het begrip mondigheid (gerelateerd aan de concepten 'em-<br />

powerment', 'enablement' en 'capacitaci6n') staat hier centraal. Empowerment<br />

moet gemarg<strong>in</strong>aliseerde groepen <strong>in</strong> staat stellen <strong>in</strong> toenemende mate controle<br />

te verkrijgen over hun omgev<strong>in</strong>g. Via nieuw aangeleerde vaardigheden om <strong>in</strong><br />

groepen te werken, te onderhandelen, plannen te maken en uit te voeren,<br />

groeien de betrokkenen <strong>in</strong> zelfvertrouwen en zelfrespect en voelen zij zich <strong>in</strong><br />

staat om aan steeds grotere sociale uitdag<strong>in</strong>gen <strong>het</strong> hoofd te bieden.<br />

Steun- en zelfhulpgroepen kunnen via verbanden van vergelijkbare <strong>in</strong>itiatie-<br />

ven zich verder organiseren <strong>in</strong> federaties van steeds wijdere regionale of secto-<br />

rale strekk<strong>in</strong>g. Op verschillende niveaus kan aansluit<strong>in</strong>g plaatsv<strong>in</strong>den met<br />

vrijwillige, professionele, en particuliere hulporganisaties met een wettelijke<br />

basis of met overheids<strong>in</strong>stanties. Een herbez<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g over de rollen van deze<br />

verschillende groepen is nodig. De positie van de professioneel zal steeds<br />

m<strong>in</strong>der een direct uitvoerende moeten zijn. In toenemende mate zullen de<br />

vrijwilligers en betrokkenen zelf behandel<strong>in</strong>gen moeten gaan verrichten, hier-<br />

toe getra<strong>in</strong>d en begeleid door professionele krachten. Deze laatsten zullen ook<br />

steeds meer dienen te gaan functioneren als makelaar of 'trait-d'union' tussen<br />

zelfhulp- en grass-rootsgroepen enerzijds en officiele hulporganen of overheids-<br />

structuren anderzijds. De overheid zelf zou een actief non-<strong>in</strong>terventiebeleid<br />

moeten gaan voeren, zich <strong>voor</strong>al faciliterend dienen op te stellen en er op<br />

toezien dat k<strong>in</strong>deren en jeugd hoog op de politieke agenda terechtkomen.<br />

Het <strong>in</strong>zicht groeit dat k<strong>in</strong>deren een belangrcke doelgroep uoor <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen met<br />

hoog rendement zijn.<br />

Het is aantrekkelijk om de gedachten van Ter Horst, omtrent de door hem<br />

beschreven 'problematische opvoed<strong>in</strong>gssituatie' (pos), toe te passen op de posi-<br />

tie van <strong>in</strong>terventiek<strong>in</strong>deren 86. Alhoewel afkomstig uit de orthopedagogiek<br />

83] Adelman. Parks en Albrecht. 1987a.<br />

'1 Arntson en Droge, 1987.<br />

"1 Beckers, 1989.<br />

86] Ter Horst, 1973.<br />

268 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HETREGERINGSBELEID


"1 Onder andere Rogers, 1950<br />

Brickrnan e.a.. 1982.<br />

89] Dunst e.a., 1988.<br />

90] Lassen, 1988.<br />

269 JEUGD IN ONTWIKKELING<br />

blijken er voldoende aanknop<strong>in</strong>gspunten te zijn <strong>voor</strong> de onderhavige problema-<br />

tiek. Ter Horst formuleert de pos als een toestand 'welke door de betrokkenen<br />

als uitzichtloos en z<strong>in</strong>loos wordt ervaren en waar<strong>in</strong> men er niet <strong>in</strong> slaagt <strong>het</strong><br />

geheel, zonder hulp van buiten, perspectiefbiedend en z<strong>in</strong>vol te veranderen'.<br />

Het perspectiefloze doet zich bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> als er sprake is van <strong>in</strong>tolerantie,<br />

angst, agressie, destructie, isolement of taakafwijz<strong>in</strong>g. Ter Horst stelt de kwali-<br />

teit van de dialoog met de <strong>in</strong> een pos-verkerend k<strong>in</strong>d <strong>in</strong> <strong>het</strong> middelpunt. Deze<br />

dialoog moet van beide kanten komen. Er moet een beroep worden gedaan op<br />

de wederzijdse verantwoordelijkheid en <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d moet zich geliefd voelen.<br />

Isolement, scheid<strong>in</strong>g, onveiligheid, beknott<strong>in</strong>g, liefdeloosheid en zelfgenoeg-<br />

zaamheid worden als factoren gezien die de dialoog <strong>in</strong> de weg staan. De manier<br />

waarop Ter Horst zijn clienten behandeld, is een <strong>in</strong>dicatie van welk hulpmodel<br />

<strong>het</strong> meest effectief werkt. Sterk gei'nspireerd door de ideeenwereld, van Carl<br />

Rogers wordt steeds meer afstand genomen van <strong>het</strong> 'moral model', waarbij<br />

mensen <strong>in</strong> nood alleen gelaten dienen te worden omdat zij door hun eigen<br />

schuld <strong>in</strong> de problemen zijn gekomen en <strong>het</strong> daarom zelf op moeten knappen '?<br />

Dit geldt ook <strong>voor</strong> <strong>het</strong> 'medical model', waarbij men niet verantwoordelijk<br />

wordt gesteld <strong>voor</strong> de moeilijkheden en er evenm<strong>in</strong> verwacht wordt dat er een<br />

uitweg wordt gevonden, en <strong>voor</strong> <strong>het</strong> 'enlightment model', dat dicteert dat de<br />

betrokkenen weliswaar de ellende aan zichzelf te danken hebben maar er zelf<br />

toch we<strong>in</strong>ig aan kunnen doen. Het model dat nu overheerst is, <strong>in</strong> de woorden<br />

van Brickman, <strong>het</strong> 'compensatory model' ". Hier wordt er van uitgegaan dat<br />

de betrokkenen zelf <strong>in</strong> staat zijn om verbeter<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de situatie aan te brengen<br />

en wordt de schuldvraag buiten beschouw<strong>in</strong>g gelaten ('neither blame the<br />

victim, nor the environment'). Interventies richten zich er nu op de betreffende<br />

personen of groepen mondig te maken, en ze <strong>in</strong> staat te stellen effectief met hun<br />

omgev<strong>in</strong>g om te gaan. De helper vraagt dan: 'zeg me hoe ik je van dienst kan<br />

zijn', <strong>in</strong> plaats van 'doe wat ik je zeg'.<br />

Het begrip mondigheid dat misschien <strong>het</strong> meest overeenkomt met de Engelse<br />

term 'empowerment' en 'enablement', en <strong>in</strong> <strong>het</strong> Latijns-Amerikaans vaak aan-<br />

geduid wordt met 'capacitacion', krijgt momenteel veel aandacht <strong>in</strong> de litera-<br />

tuur. Empowerment slaat <strong>voor</strong>al op een toegenomen gevoel van beheers<strong>in</strong>g<br />

van de omgev<strong>in</strong>g. Enablement legt meer de nadruk op de verstevig<strong>in</strong>g van de<br />

sociale vaardigheden. Empowerment en enablement staan dus haaks op <strong>het</strong><br />

deficientiedenken. En hogere graad van mondigheid leidt tot een betere<br />

toegankelijkheid en gebruik van bestaande diensten, een verbeter<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

vermogen om besliss<strong>in</strong>gen te nemen en problemen op te lossen, en versterkt de<br />

sociale vaardigheden ". Lassen ziet empowerment allereerst resulteren <strong>in</strong> een<br />

versterkt zelfvertrouwen en zelfrespect Dit zijn gevoelens die bij gemarg<strong>in</strong>a-<br />

liseerde groepen, en zeker bij k<strong>in</strong>deren b<strong>in</strong>nen deze groepen, zeer zwak ontwik-<br />

keld zijn. Zij ziet verder 'empowerment' als een middel dat <strong>in</strong>dividuele en<br />

collectieve ongelijkheid doet verm<strong>in</strong>deren. Voor haar is empowerment een<br />

dynamisch proces dat geen e<strong>in</strong>dstadium kent doch altijd tot hogere vormen van<br />

menselijke en sociale ontwikkel<strong>in</strong>g leidt. Zij stelt ook dat empowerment niet<br />

iets is dat, eenmaal eigen gemaakt, van de mensen afgenomen kan worden. De<br />

verkregen ervar<strong>in</strong>g is blijvend. In andere woorden: de leden van de bewoners-<br />

groep <strong>in</strong> Slaaghwijk weten nu hoe ze kunnen optreden en wat ze kunnen berei-<br />

ken. Dit vermogen om zich gezamenlijk <strong>voor</strong> een doe1 <strong>in</strong> te zetten, verleren ze<br />

niet.


9'] Ter Horst. 1973.<br />

92] Kobben. 1983.<br />

93] Nimnicht, 1990.<br />

94] Zie ook Parke. 1989.<br />

95] Mead. 1970.<br />

96] Stone. Smith en Murphy, 1973.<br />

97] Sameroff. 1975.<br />

98] Cytrynbaum, 1982<br />

Empowerment gebeurt niet altijd zomaar. Ter Horst wijst er a1 op <strong>in</strong> zijn def<strong>in</strong>i-<br />

tie van de pos 'I. Er zijn vaak buitenstaanders nodig om dit proces op gang te<br />

brengen. Natuurlijk lukt <strong>het</strong> veel gez<strong>in</strong>nen en k<strong>in</strong>deren om op eigen kracht uit<br />

een hopeloos lijkende positie te geraken. Velen zijn echter zo vastgelopen, en <strong>in</strong><br />

hun onmiddellijke omgev<strong>in</strong>g is zo we<strong>in</strong>ig positieve dynamiek aanwezig, dat ze<br />

iemand nodig hebben om hun eigen krachten te ontdekken of verder te ontwik-<br />

kelen. Voor deze groep k<strong>in</strong>deren zijn <strong>in</strong>terventieprogramma's nodig. Kobben<br />

stelt dat deze k<strong>in</strong>deren (en <strong>het</strong>zelfde geldt ook <strong>voor</strong> volwassenen) een 'zaak-<br />

waarnemer' nodig hebben ". Hij rechtvaardigt een <strong>in</strong>grijpen <strong>in</strong> de leefwereld<br />

van anderen op de grond dat er anders geen positieve verander<strong>in</strong>g valt te<br />

verwachten. Arango en Nimnicht beweren dat <strong>in</strong>terventie van 'onderen naar<br />

boven' gewoon niet mogelijk is zonder een 'externe agent' 93. Deze buitenstaan-<br />

ders kunnen goede kennissen, vrijwilligers of professionele krachten zijn, die<br />

als <strong>in</strong>dividu kunnen opereren. Zij kunnen ook lid zijn van een gez<strong>in</strong> of een <strong>in</strong>for-<br />

mele steungroep, of werkzaam zijn bij offkiele <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen van lokale of de<br />

nationale overheid. In de praktijk kan dit a1 vlug ervaren worden als een tame-<br />

lijk ondoorzichtig geheel van elkaar <strong>in</strong> hun werk deels complementerende,<br />

deels concurrerende of overlappende hulpverleners en diensten, die overigens<br />

momenteel vrijwel overal onderhevig zijn aan een bez<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g op, en henvaar-<br />

der<strong>in</strong>g van, hun taken. Er blijken nu op dit gebied een aantal belangrijke ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>gen plaats te v<strong>in</strong>den. Allereerst worden de doelgroepen steeds meer<br />

als actieve deelgenoten gezien. Dan is er een verander<strong>in</strong>g waar te nemen <strong>in</strong> de<br />

rol en de positie van de professionele hulpverlener. Voorts worden meer taken<br />

doorgeschoven naar, of afgeschoven op, vrijwilligers en is er een grote druli op<br />

de overheden om zich uit <strong>het</strong> planmatige en uitvoerende werk terug te trekken.<br />

Hiermee gepaard gaande kan men <strong>het</strong> ontstaan van verschillende <strong>in</strong>ter-<br />

mediaire organisaties waarnemen. Andere ontwikkel<strong>in</strong>gen zijn ook gaande, de<br />

hier genoemde verander<strong>in</strong>gen worden echter geaccentueerd omdat ze veelbelo-<br />

vend lijken en tot een <strong>in</strong>terventieklimaat leiden dat blijvende resultaten<br />

teweegbrengt.<br />

In <strong>het</strong> <strong>voor</strong>afgaande is de essentiele <strong>in</strong>breng van de doelgroep <strong>in</strong> <strong>het</strong> oplossen<br />

van de eigen problemen aan de orde gekomen. De laatste tw<strong>in</strong>tig jaar is steeds<br />

meer <strong>in</strong>gezien dat jongeren en zelfs zeer kle<strong>in</strong>e k<strong>in</strong>deren niet alleen gehoord<br />

moeten worden, maar ook hun eigen <strong>in</strong>itiatieven dienen te ontplooien 94.<br />

Margaret Mead duidde a1 <strong>in</strong> die richt<strong>in</strong>g toen ze de veranderde relaties tussen<br />

de generaties besprak en beschreef hoe k<strong>in</strong>deren, <strong>in</strong> plaats van hun ouders te<br />

volgen, steeds meer de rollen omdraaiden en hun ouders de weg g<strong>in</strong>gen wij-<br />

Zen 95. Het k<strong>in</strong>d wordt nu als competent gezien 96. K<strong>in</strong>deren zijn geen passieve<br />

wezentjes: vanaf hun geboorte geven ze signalen over hoe ze behandeld moeten<br />

worden en spelen ze actief mee. Processen van <strong>in</strong>teractie en transactie, de<br />

<strong>voor</strong>tdurende en opbouwende wisselwerk<strong>in</strong>g van de bijdragen van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d en<br />

omgev<strong>in</strong>g staan centraal <strong>in</strong> de opvoed<strong>in</strong>g 97. Ervar<strong>in</strong>gen met de zogenaamde<br />

k<strong>in</strong>dertelefoon laten vaak dramatisch zien dat k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong>derdaad <strong>in</strong> staat zijn<br />

om aan te geven wat eraan schort ". Maar hoe dan ook, zolang k<strong>in</strong>deren niet<br />

kunnen stemmen, zich moeilijk kunnen verenigen tot actie- of pressiegroepen<br />

en afhankelijk zijn van anderen, is <strong>het</strong> de opdracht van 'k<strong>in</strong>d-kenners' zich<br />

blijvend te verdiepen <strong>in</strong> de noden, behoeften, mogelijkheden en wensen van<br />

k<strong>in</strong>deren, en hen zo getrouw mogelijk te vertegenwoordigen.<br />

270 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


"1 Leidsch Dagblad. 1989.<br />

'"1 Hesterman. 1989.<br />

'''1 Achterhuis. 1982.<br />

lo'] De W<strong>in</strong>ter. 1986.<br />

'''1 Barker, 1987; Gottlieb. 1985.<br />

Weer terug naar Leiden: <strong>het</strong> betrekken van jongens van 12 tot 19 jaar, waar-<br />

onder potentiele vandalen, bij <strong>het</strong> bestrijden van kle<strong>in</strong>e crim<strong>in</strong>aliteit <strong>in</strong> hun<br />

eigen woonomgev<strong>in</strong>g, blijkt te werken. Opvallend is dat de rol van de politie<br />

zich beperkt tot algehele supervisie en <strong>het</strong> verzorgen van 'pleisters en broodjes' ".<br />

Leida Schur<strong>in</strong>ge, <strong>voor</strong>malig opbouwwerkster en nu staflid aan een sociale<br />

academie, geeft precies <strong>het</strong> dilemma weer waarmee vele professionele hulp-<br />

verleners worstelen. In een recent <strong>in</strong>terview zegt ze: 'Ik zou nooit <strong>voor</strong> honderd<br />

procent een professioneel willen zijn" loo. Zij blikt met enige weemoed terug op<br />

de tijd waar<strong>in</strong> ze daadwerkelijk hulp kon verlenen, d<strong>in</strong>gen kon doen, met en<br />

<strong>voor</strong> mensen <strong>in</strong> de wijk werken en waar<strong>in</strong> ze veel uitvoerende taken had. Dit is<br />

ook de tijd waar<strong>in</strong> Achterhuis een somber beeld sc<strong>het</strong>st, en onder meer<br />

opmerkt dat professionelen <strong>het</strong> eigen <strong>in</strong>itiatief ontkrachten en dat er geen rela-<br />

tie ontstaat tussen <strong>het</strong> opleid<strong>in</strong>gsniveau van de professionele kracht en de<br />

effectiviteit van haar werk lo'. De W<strong>in</strong>ter maakt zich ook bezorgd over de<br />

professionaliser<strong>in</strong>g van de hulpverlen<strong>in</strong>g en <strong>het</strong> toenemende aantal professio-<br />

nele werkers lo2. Barker en Gottlieb zien deze professionaliser<strong>in</strong>g eveneens als<br />

ongewenst; zij gaan zelfs zover dat zij de aanwezigheid van de professioneel als<br />

deel van <strong>het</strong> probleem beschouwen lo3. De professionelen beroven de mensen<br />

van hun gevoel van waardigheid, hun zelfvertrouwen, autonomie, verantwoor-<br />

delijkheid en <strong>het</strong> vermogen <strong>in</strong> hun eigen behoeften te <strong>voor</strong>zien. De rol van de<br />

nieuwe professioneel, zoals die zich nu aan <strong>het</strong> vormen is, is verder verwijderd<br />

van <strong>het</strong> uitvoerende vlak oftewel van <strong>het</strong> veld van actie. Het werken met <strong>in</strong>ter-<br />

ventiek<strong>in</strong>deren wordt bij <strong>voor</strong>keur verricht door mensen uit de omgev<strong>in</strong>g van<br />

de k<strong>in</strong>deren, de ouders of andere vertegenwoordigers uit de gemeenschap. Deze<br />

vertegenwoordigers, vaak gekozen door de gemeenschap zelf, blijken via een<br />

korte tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g of cursus vaak effectiever te helpen dan professionelen. Ze boe-<br />

ken vaak overtuigender resultaat, hun reikwijdte is groter en de kosten zijn<br />

lager. Het Community Mothers Project <strong>in</strong> Dubl<strong>in</strong> is hier een goed <strong>voor</strong>beeld<br />

van. In de <strong>in</strong>ternationale literatuur worden deze vertegenwoordigers geregeld<br />

als para-professioneel beschreven, <strong>het</strong>geen een nogal ongelukkig gekozen<br />

term is die bij gebrek aan beter <strong>in</strong> stand wordt gehouden. In Latijns-Amerika<br />

wordt een meer adequate term gebruikt, namelijk 'promotor' lo4. Het verbluf-<br />

fende verschijnsel dat para-professionele werkers na een beperkte tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g<br />

zeer goed werk kunnen verrichten, is voldoende gedemonstreerd <strong>in</strong> de zoge-<br />

naamde ontwikkel<strong>in</strong>gslanden. Het primary health care model, waarbij bij<strong>voor</strong>-<br />

beeld dorpsbewoners na een opleid<strong>in</strong>g van een paar maanden effectief de<br />

gezondheidstoestand verbeteren, is wellicht <strong>het</strong> best gedocumenteerd. Hierbij<br />

kunnen zeker de weerstanden van de professionele klasse als BBn van de groot-<br />

ste obstakels worden beschouwd lo5. Dezelfde successen en problemen worden<br />

geconstateerd <strong>in</strong> <strong>het</strong> onderwijs en <strong>het</strong> opbouwwerk '06. De kracht van de<br />

'promotor' ligt <strong>in</strong> <strong>het</strong> kennen van de eigen cultuur, de ervar<strong>in</strong>gswereld en de<br />

mogelijkhededaspiraties van de betrokkenen en de beperk<strong>in</strong>gen van de situa-<br />

tie. In de woorden van Rogers lo': 'zij verschaft veiligheid en geloofwaardig-<br />

heid, dit <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g tot de professionelen die hun acceptatie baseren op<br />

technische competentie". De zich ontvouwende nieuwe taak van de professio-<br />

nelen bestaat uit <strong>het</strong> mondig maken van de <strong>in</strong>terventiegroepen. Wanneer er<br />

<strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren geen uitweg meer is, dienen de professionelen gezamenlijk met<br />

de gez<strong>in</strong>nen, of de gemeenschappen, middelen te ontwikkelen waardoor deze<br />

IM] Zie ook Brouwer en Casrillo, 1990.<br />

'''1 Zie onder andere: Black. 1987; Antia. 1986.<br />

Io6] Zie onder meer: Amar Amar. 1986; Barker, 1987; Lassen. 1987.<br />

'''1 Rogers. 1983.<br />

271 JEUGD INONTWIKKELING


'08] De W<strong>in</strong>ter. 1986.<br />

zelf <strong>het</strong> <strong>in</strong>itiatief weer <strong>in</strong> handen kunnen nemen. Zodoende worden de profes-<br />

sionelen een facilitator of <strong>in</strong>itiator en trekken zij zich zoveel mogelijk terug uit<br />

de uitvoerende rol. De professionelen worden dan een medespeler die de leden<br />

van de doelgroep als gelijkwaardig respecteert, en zich bewust is van <strong>het</strong><br />

belang maar ook van de beperktheid van de eigen <strong>in</strong>breng. Gelijk de mede-<br />

werkers van de Sticht<strong>in</strong>g Welzijn <strong>in</strong> Slaaghwijk verschaft de professioneel tech-<br />

nische <strong>in</strong>formatie, moedigt aan, brengt <strong>in</strong>dien nodig <strong>het</strong> proces van bewust-<br />

word<strong>in</strong>g op gang, bevordert vaardigheidstra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en werkt vaak als bemidde-<br />

laar tussen de groep en officiele <strong>in</strong>stanties of tussen doelgroep en andere verge-<br />

lijkbare groeper<strong>in</strong>gen.<br />

De relatie tussen de professioneel en mensen <strong>in</strong> een pos is delicaat en vergt veel<br />

van beide partijen. De professioneel dient te accepteren dat haar <strong>in</strong>valshoek,<br />

taal, agenda en ritme niet altijd overeenstemmen met die van de anderen,<br />

terwijl de vertegenwoordigers van de doelgroep moeten <strong>in</strong>zien dat de professio-<br />

nee1 er niet is om elk probleem op te lossen a1 zou zij dat <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe we1 kunnen.<br />

Wanneer er sprake is van een langdurige en <strong>in</strong>tensieve samenwerk<strong>in</strong>g, dan.<br />

groeien de taken en vaardigheden van professionelen en para-professionelen<br />

makkelijk naar elkaar toe en kunnen ze zelfs <strong>in</strong> elkaar overvloeien lo8. Dit is op<br />

zichzelf goed, en voegt een nieuw constructief element toe aan <strong>het</strong> ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>gsproces. De keerzijde kan echter naar voren komen wanneer alleen gelet<br />

wordt op uiterlijke gedragsvormen, en promotors professionele krachten gaan<br />

imiteren om meer prestige te w<strong>in</strong>nen, of wanneer professionelen werk gaan<br />

doen waar<strong>voor</strong> zij niet geschikt zijn, dat niet van hen verwacht wordt of waar-<br />

<strong>voor</strong> zij <strong>in</strong> ieder geval te duur zijn. Het is daarom van belang dat van tevoren<br />

duidelijke afspraken worden gemaakt over de aard van de <strong>in</strong>breng, de proce-<br />

dures en de verantwoordelijkheden log.<br />

Het tra<strong>in</strong><strong>in</strong>gsproces dat plaatsv<strong>in</strong>dt tussen de professioneel en vrijwilliger of<br />

para-professioneel is dan ook niet een simpele overdracht van ervar<strong>in</strong>g of<br />

kennis van de ene partij naar de andere. Het is veel meer een versterken van<br />

elkaars kwaliteiten en capaciteiten. Para-professionelen behoeven profes-<br />

sionelen niet na te doen. Waar <strong>het</strong> <strong>in</strong> de tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g om gaat, is om para-profes-<br />

sionelen <strong>in</strong> staat te stellen zich op eigen kracht verder te ontwikkelen, en<br />

nieuwe leermogelijkheden te genereren. De elementen van zulk een zelf-<br />

lerende tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g zullen verder bestudeerd moeten worden. Het ziet er naar uit<br />

dat groepswerk, <strong>het</strong> deel uitmaken van verschillende soorten groepen, en <strong>het</strong><br />

verkrijgen van toegang tot <strong>in</strong>formatiebronnen en -faciliteiten sterk bevorde-<br />

rend werken.<br />

Een ander doorslaggevend argument om opnieuw naar de rol van de profes-<br />

sioneel geschoolde hulpverlener te kijken, heeft te maken met <strong>het</strong> feit dat deze<br />

vrijwel niet <strong>in</strong> staat is om die personen te bereiken die <strong>het</strong> meest bij extra aan-<br />

dacht gebaat zijn. Er blijken structureel gevormde weerstanden te bestaan<br />

tegen <strong>het</strong> omgaan met de armste van de armen oftewel de 'onzichtbaren'. Pos-<br />

k<strong>in</strong>deren zijn moeilijk door professionelen op te sporen. Zij leven gei'soleerd,<br />

bev<strong>in</strong>den zich op plaatsen waar een professioneel niet gauw komt of zijn actief<br />

op andere tijden. K<strong>in</strong>deren worden ook gemakkelijk <strong>in</strong> discipl<strong>in</strong>aire hokjes<br />

gestopt, worden dan medische, justitiele of onderwijskundige gevallen en<br />

verdwijnen daarmee ook uit <strong>het</strong> zicht. Bijna vanzelfsprekend reageren profes-<br />

sionelen op, en spenderen dan ook hun beschikbare tijd aan, mensen die a1 vrij<br />

mondig zijn, die de weg weten <strong>in</strong> de officiele <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen en die adequaat<br />

<strong>in</strong>teracteren met professionelen "O. Een geteste manier om uit deze impasse te<br />

geraken wordt bij<strong>voor</strong>beeld toegepast door de bewonersgroepen <strong>in</strong> Slaaghwijk.<br />

Deze manier staat bekend als participerend onderzoek. Deze activiteit wordt<br />

Io9] Bunker en Wi<strong>in</strong>berg, 1988; Rogers, 1983<br />

"O] Chambers. 1988.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERlNGSBELElD<br />

'


"'] Zie ook Horton.1987.<br />

"'] Verhagen. 1987.<br />

"'1 Esman en Uphoff. 1988.<br />

door de leden van de doelgroep zelf uitgevoerd en bestaat uit <strong>het</strong> gezamenlijk<br />

verzamelen van gegevens, <strong>het</strong> bestuderen van de situatie, de verkregen <strong>in</strong>for-<br />

matie analyseren, de problemen formuleren en dan collectief zoeken naar<br />

oploss<strong>in</strong>gsstrategieen "I. De mensen zelf, en ook de k<strong>in</strong>deren, blijken hierdoor<br />

heel goed <strong>in</strong> staat te zijn de meest onbereikbare personen te identificeren en ze<br />

<strong>in</strong> hun activiteiten te betrekken.<br />

De verhoud<strong>in</strong>g tussen doelgroep en professionelen is dieper bestudeerd door<br />

Verhagen l12. Hij richt zich <strong>voor</strong>al op de economische zelfredzaamheid van<br />

kle<strong>in</strong>e groepen mensen <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gslanden, die een <strong>voor</strong>tdurende strijd<br />

om <strong>het</strong> bestaan voeren. Hij voert de begrippen 'self-help organizations' (sho) en<br />

'self-help promotions <strong>in</strong>stitutions' (shpi) <strong>in</strong>. De sho's zijn de groepen die<br />

gevormd worden door bij<strong>voor</strong>beeld dorpel<strong>in</strong>gen of bewoners van slums.<br />

De shpi's hebben een professionele staf. De ideeen van Verhagen blijken nu<br />

ook <strong>in</strong>spirerend te werken <strong>voor</strong> gebieden buiten de economische sector.<br />

In Slaaghwijk zijn dan de bewonersgroepen sho's en de Sticht<strong>in</strong>g Welzijn is een<br />

shpi. Net als bij de 'Educaci6n Popular' gaat Verhagen ervan uit dat buitenge-<br />

sloten, arme, of achtergestelde mensen niet <strong>in</strong> staat zijn om de dom<strong>in</strong>erende<br />

klasse te elim<strong>in</strong>eren. Door zich te organiseren, kan hun situatie echter we1 ver-<br />

beterd worden, en kan een sterkere onderhandel<strong>in</strong>gspositie worden verwor-<br />

ven. Shpi's kunnen <strong>het</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsproces stimuleren door de volgende speci-<br />

fieke taken uit te voeren:<br />

<strong>het</strong> identificeren van de doelgroep en <strong>het</strong> helpen vormen van sho's;<br />

<strong>het</strong> verlenen van steun <strong>in</strong> participerend onderzoek;<br />

<strong>het</strong> verschaffen van <strong>in</strong>formatie, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en toegang tot bestaande <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen;<br />

<strong>het</strong> adviseren <strong>in</strong> bestuurlijke, f<strong>in</strong>anciele en organisatorische aangelegenheden;<br />

<strong>het</strong> <strong>in</strong> contact brengen van sho's met andere sho's (netwerken tot stand brengen<br />

en deze bijstaan <strong>in</strong> <strong>het</strong> produceren van <strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>gsmateriaal);<br />

<strong>het</strong> begeleiden van sho's <strong>in</strong> <strong>het</strong> uitbreiden van de activiteiten;<br />

<strong>het</strong> genereren van f<strong>in</strong>anciele en andere middelen (bijv. <strong>het</strong> beschikbaar stellen<br />

van een gebouw, apparatuur, e.d. of <strong>het</strong> verkrijgen van materiaal zoals films,<br />

brochures en rapporten);<br />

<strong>het</strong> begeleiden <strong>in</strong> de monitor<strong>in</strong>g en zelfevaluatie van sho's.<br />

De rol van de professioneel, die <strong>in</strong> deze opsomm<strong>in</strong>g redelijk <strong>in</strong> kaart is<br />

gebracht, houdt de autonomie van sho's <strong>in</strong> stand. Sho's, <strong>in</strong>dien niet bestuurd of<br />

gecontroleerd door officiele ofoverheids<strong>in</strong>stanties, zijn flexibel. Uitgezonderd <strong>in</strong><br />

gevallen van extreem onderdrukkende regimes blijken zij overal te gedijen en<br />

vrijwel onafhankelijk van geografische, economische, sociale, politieke, fysieke,<br />

culturele factoren te functioneren. De kracht van dit soort plaatselijke groepen<br />

wordt met name bepaald door de kwaliteit van bestuur en de mate van <strong>in</strong>gebed<br />

zijn <strong>in</strong> horizontale en verticale structuren. Dus, groepen die duidelijk een<br />

gedragslijn hebben ontwikkeld die collectief waarneembaar is, en bovendien<br />

goede contacten hebben met overeenkomstige organisatievormen en structu-<br />

ren hogerop, betekenen <strong>het</strong> meest <strong>voor</strong> hun leden l13.<br />

Sho's zijn dynamische eenheden en niet zelden vormen zij een goede basis <strong>voor</strong><br />

een <strong>in</strong>-servicetra<strong>in</strong><strong>in</strong>g <strong>voor</strong> de leden. Het is gebruikelijk dat zelfhulpgroepen<br />

zich <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie formeren rond een specifiek thema, bij<strong>voor</strong>beeld slechte<br />

woontoestanden <strong>in</strong> Slaaghwijk. Bij gebleken succes kunnen zij zich ook gaan<br />

richten op andere onderwerpen, zoals de situatie van de k<strong>in</strong>deren en jonge<br />

moeders <strong>in</strong> Slaaghwijk. Andersom gebeurt dit ook. Moeders die zich verenigd<br />

hebben om de opvang van hun k<strong>in</strong>deren te verbeteren, voelen zich <strong>in</strong>dien dit<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


"'1 Van Oudenhoven. 1989.<br />

"5] Donnison. 1988.<br />

Il6] Whitley en W<strong>in</strong>eyard, 1988<br />

"'1 Zie ook Willmott 1989.<br />

Zie ook Smykes 1990.<br />

bereikt is vaak voldoende 'empowered' om andere activiteiten te ondernemen,<br />

zoals <strong>het</strong> aanpakken van de openbare veiligheid, de buurtverfraai<strong>in</strong>g, de<br />

verhog<strong>in</strong>g van de economische slagvaardigheid en de persoonlijke ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>g 'I4. Bij <strong>het</strong> succesvol volbrengen van opdrachten is er b<strong>in</strong>nen de groepen<br />

vaak de neig<strong>in</strong>g om zich te professionaliseren, zeker wanneer een samen-<br />

werk<strong>in</strong>g met andere groepen tot stand is gekomen. Sho's kunnen zo langzamer-<br />

hand veranderen <strong>in</strong> shpi's. Soms lukt <strong>het</strong> de oorspronkelijke leden om mee te<br />

groeien, <strong>het</strong> gebeurt ook dat de <strong>in</strong>itiatiefneemsters, vaak onbetaalde vrouwen,<br />

vervangen worden door betaalde professionele krachten, doorgaans<br />

mannen lE.<br />

Met de <strong>in</strong>troductie van zelfhulpgroepen en shpi's ontstaat er <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe een<br />

lange keten tussen aan de ene kant <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d of volwassene en aan de andere<br />

kant de overheid. Verhagen is van men<strong>in</strong>g dat shpi's, om effectief te blijven<br />

werken, geen stafcapaciteit moeten hebben van meer dan tw<strong>in</strong>tig personen. Er<br />

is dus ruimte <strong>voor</strong> meerdere shpi's, die weer samen kunnen werken <strong>in</strong> overkoe-<br />

pelende organen die op hun buurt zich weer kunnen omvormen tot grotere<br />

groepen, enzo<strong>voor</strong>ts. Elk van deze tussenschakels zal zijn eigen taak en wijze<br />

van functioneren moeten bepalen <strong>in</strong> samenhang met de andere, waarbij de<br />

meer omvattende schakels zich <strong>in</strong> <strong>het</strong> bijzonder zullen moeten laten leiden<br />

door de behoefte en mogelijkheden van de 'onderliggende' entiteit. Lobby's die<br />

spreken over groepen <strong>in</strong> achterstandsituaties maar niet namens en met hen,<br />

kunnen <strong>in</strong> dit perspectief slechts een ger<strong>in</strong>ge bijdrage leveren 'I6. Een <strong>voor</strong>deel<br />

van <strong>het</strong> bestaan van meerdere shpi's, of van naast elkaar bestaande sociale<br />

<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen, is ook dat een soort professioneel monopolie wordt doorbroken<br />

en een groter aanbod van diensten ontstaat. De hulpzoeker kan een keuze<br />

maken en ook kan een shpi zich gemakkelijker op een bepaalde doelgroep rich-<br />

ten (jeugd, etnische m<strong>in</strong>derheden).<br />

Aan de top van de piramide die gevormd wordt door <strong>het</strong> netwerk van <strong>in</strong>divi-<br />

duen, gez<strong>in</strong>nen, zelfhulpgroepen, shpi's en overkoepelende organisaties, staat,<br />

afhankelijk van de <strong>in</strong>valshoek, de lokale of landelijke overheid. Dus, zoals <strong>het</strong><br />

er nu naar uitziet, is er geen plaats <strong>voor</strong> exclusiviteit. De 'bottom-up'-benade-<br />

r<strong>in</strong>g alleen is niet toereikend. De 'bemoeiende' overheid is dit evenm<strong>in</strong>. Tussen-<br />

liggende of <strong>in</strong>termediaire organisaties kunnen zonder grass-roots-organisa-<br />

ties en wettelijk geregelde <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen niet functioneren. A1 deze groepen<br />

dienen <strong>in</strong> onderl<strong>in</strong>ge samenspraak hun specifieke rollen en <strong>in</strong>teractie te defi-<br />

nieren 'I7. Het is de eventuele taak van de overheid om k<strong>in</strong>deren een centrale<br />

plaats op de nationale agenda te geven. Het moet niet alleen om sentimentele<br />

redenen gebeuren (k<strong>in</strong>deren zijn zo aardig, zielig enz.), maar <strong>voor</strong>al vanwege<br />

<strong>het</strong> <strong>in</strong>zicht dat deze jonge mensen de spil <strong>in</strong> <strong>het</strong> totale maatschappelijke gebeu-<br />

ren vormen. K<strong>in</strong>deren dienen niet meer beschouwd te worden als consumenten<br />

die van sociale <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen gebruik maken. K<strong>in</strong>deren moeten veeleer gezien<br />

worden als een doelgroep om <strong>in</strong> te <strong>in</strong>vesteren. Er is nu voldoende aanwijz<strong>in</strong>g<br />

dat <strong>het</strong> rendement van deze belegg<strong>in</strong>g bijzonder gunstig is. In deze zienswijze<br />

worden k<strong>in</strong>deren veel meer een centrale aangelegenheid. Wetenschappers,<br />

zakenmensen en overheidsfunctionarissen ontdekken dat k<strong>in</strong>deren we1 <strong>in</strong>te-<br />

ressant, relevant en veelbelovend zijn "'.<br />

Het is standaard om de overheid <strong>voor</strong> alle wantoestanden Bn <strong>voor</strong> <strong>het</strong> oplossen<br />

hiervan verantwoordelijk te stellen. Als reactie hierop wordt de rol van de over-<br />

heid <strong>in</strong> negatieve termen beschreven: zij moet zich zo we<strong>in</strong>ig mogelijk laten<br />

2 74 WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


"'1 Van der Pol. 1989.<br />

Iz0] Zie ook Durn<strong>in</strong>g 1989.<br />

12'] Liebermann 1990.<br />

'22] Klumper. 1989; Nazarski. 1989.<br />

Iz3] Van der Eyken. 1989.<br />

zien en zich <strong>voor</strong>al niet met de plann<strong>in</strong>g, besluitvorm<strong>in</strong>g en uitvoer<strong>in</strong>g<br />

bemoeien. Projecten zoals <strong>in</strong> Slaaghwijk laten echter zien dat de relatie met de<br />

overheid ook <strong>in</strong> positieve z<strong>in</strong> kan worden gei<strong>in</strong>terpreteerd. Net zoals bij de<br />

gemeente Leiden moet er meer gedaan worden dan alleen maar <strong>het</strong> beschik-<br />

baar stellen van geld. Het gaat ook om <strong>het</strong> scheppen van een faciliterend<br />

klimaat waar<strong>in</strong> ruimte is <strong>voor</strong> eigen <strong>in</strong>itiatief l19.<br />

In deze optiek zijn een doelgerichte sociale wetgev<strong>in</strong>g en een juiste stell<strong>in</strong>g van<br />

de prioriteit b<strong>in</strong>nen de begrot<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> grootste belang. Op dit niveau kan<br />

men een <strong>in</strong>druk krijgen van de ernst en de betrokkenheid van een overheid.<br />

Hiernaast zijn hele reeksen van faciliteiten denkbaar, zoals: <strong>het</strong> scheppen van<br />

speciale f<strong>in</strong>anciele regel<strong>in</strong>gen; <strong>het</strong> aanbieden van ruimten, hoogwgardige<br />

apparatuur en expertise; en <strong>het</strong> geven van toegang tot <strong>in</strong>formatie en andere<br />

groepen. De overheid is ook goed geplaatst om <strong>het</strong> <strong>voor</strong>touw te nemen <strong>in</strong> de<br />

sociale promotie en de tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g, en <strong>het</strong> onderzoek die hiermee gepaard gaan.<br />

Het gaat hierbij om landelijke <strong>in</strong>ventarisaties, dissem<strong>in</strong>aties van onderzoeks-<br />

gegevens via de media, conferenties en werkgroepen met gezamenlijke afvaar-<br />

dig<strong>in</strong>gen, bestaande uit ambtenaren en vertegenwoordigers van shpi's of sho's.<br />

Ook de produktie van films en ander <strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>gsmateriaal van goede kwali-<br />

teit en de stimulatie van gericht onderwijs en studie zijn potentieel krachtige<br />

<strong>in</strong>strumenten <strong>in</strong> de handen van overheden '20.<br />

De discussie over de rol van de overheid heeft nieuwe diepte gekregen door de<br />

overweg<strong>in</strong>gen van onderzoekers zoals Lieberman over de doeltreffendheid van<br />

<strong>het</strong> ondenvijs. Hij stelt de overheid <strong>voor</strong> de keuze onderwijs<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen te<br />

creeren of te kopen. Hij pleit <strong>voor</strong> een uitbested<strong>in</strong>g van onderwijs<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen<br />

aan derden. Als <strong>voor</strong>delen noemt Lieberman een sterkere betrokkenheid, gro-<br />

tere effectiviteit door competitie, ger<strong>in</strong>gere bureaucratie en hogere politieke<br />

participatie. Als overigens overkomelijke nadelen, ziet hij: <strong>het</strong> heimelijk<br />

samengaan van aanbieders en de behoefte aan kwaliteitscontrole 12'. Het heeft<br />

z<strong>in</strong> om deze discussie uit te breiden tot <strong>het</strong> hele gebied van de geestelijke volks-<br />

gezondheid.<br />

De positie van <strong>het</strong> bedrijfsleven is lange tijd buiten beschouw<strong>in</strong>g gebleven,<br />

alhoewel <strong>het</strong> door zijn sponsor<strong>in</strong>g menige, <strong>in</strong> publiek opzicht <strong>in</strong> <strong>het</strong> oog lopen-<br />

de, organisatie op de been heeft gehouden. Nu bedrijven zich steeds meer gaan<br />

realiseren dat zij <strong>het</strong> best floreren <strong>in</strong> een goed sociaal klimaat, ziet men een toe-<br />

nemende <strong>in</strong>teresse <strong>in</strong> sociaal gerichte zelfhulpgroepen. Ook hier staan velerlei<br />

opties open, gepaard gaande met f<strong>in</strong>anciele donaties: <strong>het</strong> beschikbaar stellen<br />

van gebouwen en technische expertise; <strong>het</strong> ontwikkelen van materialen;<br />

<strong>het</strong> steunen van proefprojecten; tra<strong>in</strong><strong>in</strong>gsmogelijkheden en <strong>het</strong> delen van<br />

contacten lZ2.<br />

De condities <strong>in</strong> Nederland zijn echter zo dat er niet per se op de overheid of <strong>het</strong><br />

bedrijfsleven gewacht hoeft te worden. Van der Eyken, die de situatie van zelf-<br />

hulpgroepen rond de k<strong>in</strong>deropvang <strong>in</strong> Groot Brittannie beschrijft, komt tot<br />

dezelfde conclusie '23: 'de mensen kunnen <strong>het</strong> vaak zelf en vaak beter".<br />

Met <strong>het</strong> plaatsen van de fundamentele verantwoord<strong>in</strong>g en de hiermee samen-<br />

hangende hoge verwacht<strong>in</strong>gen bij zelfhulpgroepen wordt ook de druk op de<br />

<strong>in</strong>dividuele leden aanzienlijk vergroot. Het extra gewicht van nieuwe opdrach-<br />

ten moet men niet onderschatten. Veelal hebben de betrokkenen - men denke<br />

bij<strong>voor</strong>beeld aan jonge alleenstaande moeders - a1 hun energie, tijd en middelen


276<br />

12'] Dibben 1990.<br />

nodig om hun gez<strong>in</strong> en wat daarmee samengaat draaiende te houden. Intewen-<br />

tieprogramma's moeten dan ook reken<strong>in</strong>g houden met de realiteit en de<br />

behoefte van de betrokkenen, en er zorg <strong>voor</strong> dragen dat ze lastenverlichtend<br />

werken. Een programma dat de <strong>in</strong>breng van moeders vereist, moet <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>-<br />

gen treffen <strong>voor</strong> de goede opvang van hun k<strong>in</strong>deren en veilig en gratis vervoer<br />

verschaffen <strong>in</strong>dien nodig. Bemoedigend <strong>in</strong> dit verband is ook dat werkloze<br />

moeders eerder werk v<strong>in</strong>den <strong>in</strong>dien ze hun k<strong>in</strong>deren goed verzorgd weten '24.<br />

Er behoort ook reken<strong>in</strong>g gehouden te worden met de prioriteiten van gez<strong>in</strong>nen.<br />

Het heeft geen z<strong>in</strong> om over <strong>het</strong> nut van speelzalen te praten als er geen geld is<br />

om eten te kopen. In de praktijk komt <strong>het</strong> erop neer dat <strong>in</strong>terventieprogram-<br />

ma's <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren zich tegelijkertijd moeten richten op de overlappende<br />

behoeften van k<strong>in</strong>deren, overige gez<strong>in</strong>sleden (meestal de ouders) en de gemeen-<br />

schap. Interventies die zich uitsluitend op de k<strong>in</strong>deren richten en de noden van<br />

verzorgers negeren, hebben we<strong>in</strong>ig kans van slagen. Dit is zeker <strong>het</strong> geval bij<br />

mensen die toch a1 onder hoogspann<strong>in</strong>g staan lZ5.<br />

18 lnterventieprogramma's: van model naar menu<br />

'25] Zie ook WHO. 1985.<br />

Elke groep en elke situatie vraagt zijn eigen <strong>in</strong>terventie-aanpak. Er zijn geen<br />

vaste modellen die overal toegepast kunnen worden. De cumulatieve en <strong>voor</strong>t-<br />

durende ervar<strong>in</strong>g met <strong>in</strong>terventiewerk maakt <strong>het</strong> echter we1 mogelijk om stra-<br />

tegieen te ontwerpen die steeds beter op de eigenheid van een bepaalde proble-<br />

matiek kunnen <strong>in</strong>spelen. Er is meer zekerheid over wat werkt en wat absoluut<br />

niet.<br />

B<strong>in</strong>nen de wereld van <strong>het</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gswerk wordt met zogenaamde model-<br />

len gewerkt. Het aantal 'pilot'-projecten dat door ontwerpers opgezet is met <strong>het</strong><br />

idee dat iedereen op hun uitkomsten zit te wachten en zich zal haasten om <strong>het</strong><br />

door hen ontwikkeld model op grote schaal toe te passen, is niet te tellen. De<br />

werkelijkheid van alledag is geheel anders. Massale replicatie van projecten is<br />

niet alleen onmogelijk maar ook ongewenst. Elke realiteit, elke context, is<br />

anders en stelt andere eisen en biedt andere mogelijkheden. De term model ver-<br />

onderstelt een hoge mate van generaliseerbaarheid van toepass<strong>in</strong>gssituatie<br />

tot toepass<strong>in</strong>gssituatie en ontkent zo <strong>in</strong>dividuele verschillen. Niettem<strong>in</strong> heeft<br />

elk project iets leerzaams te bieden. Er kan bij<strong>voor</strong>beeld veel geleerd worden<br />

van de ervar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> Slaaghwijk en Dubl<strong>in</strong>. Het is daarom beter zich te richten<br />

op de pr<strong>in</strong>cipes of leidende gedachten die aan <strong>het</strong> project ten grondslag liggen.<br />

Deze pr<strong>in</strong>cipes zouden dan, <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g met de voonvaarden en<br />

kenmerken van een bepaalde context, vertaald kunnen worden <strong>in</strong> actie-<br />

programma's. De programma's zouden dan van elkaar kunnen verschillen<br />

maar toch <strong>voor</strong> een deel terug te voeren zijn tot dezelfde grondgedachte. Om<br />

een <strong>voor</strong>beeld te noemen, men kan dus getrouw aan <strong>het</strong> pr<strong>in</strong>cipe dat gebruik<br />

moet worden gemaakt van lokale middelen, <strong>in</strong> dorp A de kleuterschool <strong>in</strong> de<br />

kerk aantreffen, <strong>in</strong> dorp B <strong>in</strong> de vergaderzaal van de melkcooperatie en <strong>in</strong> dorp<br />

C gewoon onder een boom.<br />

Het gebruik van een model is verder niet wenselijk omdat <strong>het</strong> andere bruik-<br />

bare ervar<strong>in</strong>gen uitsluit en ongevoelig is <strong>voor</strong> de creativiteit die b<strong>in</strong>nen de<br />

eigen gemeenschap leeft. Het lijkt daarom z<strong>in</strong>niger om bij <strong>het</strong> kiezen van <strong>in</strong>ter-<br />

ventiestrategieen niet Ben model te volgen, maar eclectisch te werk te gaan en<br />

hier en daar mee te nemen wat goed toepasbaar is.<br />

Zodoende legt men als <strong>het</strong> ware een verzamel<strong>in</strong>g van onderliggende pr<strong>in</strong>cipes<br />

en <strong>in</strong>gredienten aan, waarvan men <strong>het</strong> effect en de onderl<strong>in</strong>ge bei'nvloed<strong>in</strong>g<br />

steeds beter leert kennen. Aan de hand van een bepaalde keuze kan men dan<br />

een specifiek menu opstellen. Het is echter een dynamisch menu: er worden<br />

telkens nieuwe <strong>in</strong>gredienten toegevoegd, <strong>het</strong> menu wordt telkens uitgebreid<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


'lb] Grant. 1989.<br />

en vaker <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie beproefd. Dat wat gisteren goed bleek, kan vandaag<br />

echter afgewezen worden. De werkelijkheid is <strong>voor</strong> <strong>in</strong>terventiegroepen <strong>voor</strong>t-<br />

durend <strong>in</strong> beweg<strong>in</strong>g, en daardoor ontstaan er steeds weer nieuwe uitdag<strong>in</strong>gen.<br />

Er zijn ook <strong>in</strong>gredienten die absoluut niet op <strong>het</strong> menu thuishoren. Het is moge-<br />

lijk dat <strong>in</strong> de komende tijd bestaande, nu onschadelijk geachte, praktijken afge-<br />

voerd zullen worden. Aan de andere kant is er een aantal componenten dat<br />

altijd aanwezig moet zijn en onmisbaar is. UNICEF spreekt van de zeven hoofd-<br />

zonden lZ6. Blijvende ontwikkel<strong>in</strong>g is onmogelijk wanneer:<br />

er geen <strong>in</strong>frastructuur aanwezig is. Het is dus onbegonnen werk wanneer er<br />

geen m<strong>in</strong>imale <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen zijn;<br />

er doelgroepen zijn die niet participeren, wanneer dus een programma wordt<br />

opgesteld <strong>voor</strong> maar niet door of met de mensen zelf;<br />

een en ander uitsluitend mannenwerk is en er geen <strong>in</strong>breng van vrouwen is.<br />

Men kan niet over ontwikkel<strong>in</strong>g spreken <strong>in</strong>dien vrouwen niet volledig aan alle<br />

processen deelnemen;<br />

er geen respect is <strong>voor</strong> <strong>het</strong> milieu en de ontwikkel<strong>in</strong>g de draagkracht van <strong>het</strong><br />

milieu te boven gaat;<br />

de ontwikkel<strong>in</strong>g geheel <strong>voor</strong>bij gaat aan mensen die <strong>in</strong> armoede leven en er<br />

geen extra aandacht <strong>voor</strong> hen is;<br />

er geen geleidelijke stap-<strong>voor</strong>-stapbenader<strong>in</strong>g is. Het is niet verstandig om<br />

teveel <strong>in</strong>eens te willen. Sociale verander<strong>in</strong>gen verlopen vaak geleidelijk en<br />

vergen tijd;<br />

er geen sociale mobilisatie plaatsv<strong>in</strong>dt. Interventiewerk met gemarg<strong>in</strong>ali-<br />

seerde k<strong>in</strong>deren of jongeren is geen zaak die zich af behoort te spelen <strong>in</strong> een<br />

gesloten wereld van gespecialiseerde <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen of belangengroepen. Uite<strong>in</strong>-<br />

delijk is ontwikkel<strong>in</strong>g iets dat iedereen aangaat en waar iedereen bij betrok-<br />

ken behoort te zijn.<br />

Literatuur<br />

277 JEUGD IN ONTWIKKELING<br />

H. Achterhuis, De markt van welzijn engeluk; Amsterdam, Ambo, 1982.<br />

M.B. Adelman, M.R. Parks en T.L. Albrecht, 'Beyond close relationships: sup-<br />

port <strong>in</strong> weak ties'; <strong>in</strong>: Communicat<strong>in</strong>g Social Support; door T.L. Albrecht en<br />

M.B. Adelman (red.), Newbury Park, Sage Publications, 1987(a).<br />

M.B. Adelman, 'Communication Networks and Structure of Social Support'; <strong>in</strong>:<br />

Communicat<strong>in</strong>g Social Support; door T.L. Albrecht en M.B. Adelman (red.),<br />

Newbury Park, Sage Publications, 1987(b).<br />

T.L. Albrecht, en M.B. Adelman, 'Dilemmas of supportive communication'; <strong>in</strong>:<br />

Communicat<strong>in</strong>g Social Support; door T.L. Albrecht en M.B. Adelman (red.),<br />

Newbury Park, Sage Publications, 1987(c).<br />

J.A. Amar Amar, Los hogares communales del niiio: teoria y experiencias; Pro-<br />

jecto Costa Atli<strong>in</strong>tica, Barranquilla, Ediciones Un<strong>in</strong>orte, 1986.<br />

N.H. Antia, 'The Andwa experiment'; <strong>in</strong>: British Medical Journal, 292e Jaar-<br />

gang, 8 mei 1986, blz. 1181-1183.<br />

M. Arango en G. Nimnicht, Znvolv<strong>in</strong>gparents <strong>in</strong> the Process of Creat<strong>in</strong>g appro-<br />

priate for the Healthy Development of Children at Risk. The Crucial L<strong>in</strong>k<br />

between Families and Schools; International Conference on Childhood at Risk.<br />

OECB and Office of Education. Wash<strong>in</strong>gton DC, februari 1990.<br />

P. Arntson en D. Droge, 'Social Support and Self-Help Groups: The role of Com-<br />

munication <strong>in</strong> Enabl<strong>in</strong>g Perceptions of Control'; <strong>in</strong>: Communicat<strong>in</strong>g Social<br />

Support; door T.L. Albrecht en M.B. Adelman (red.), Newbury Park, CA, Sage<br />

Publications, 1987.<br />

E.A. Auerbach, 'Towards a social-contextual approach to family literacy'; <strong>in</strong>:<br />

Harvard Educational Review, 59e jaargang nr. 3, mei 1989.<br />

W. Barker, 'Early childhood care and education: the challenge'; Occasional<br />

Paper no. 1, 's-Gravenhage, Bernard van Leer Foundation, 1987.


W. Barker, The Dubl<strong>in</strong> programme: a successful parent support <strong>in</strong>itiative;<br />

Bristol: Bristol University, Early Childhood Development Unit, 1988.<br />

W. Barker, Family support systems: upgrad<strong>in</strong>g radical change?; Tilburg,<br />

Katholiek Universiteit van Brabant, oktober 1989.<br />

W. Barker en R. Anderson, The Child Development Programme and Education<br />

of Process and Outcomes; Early Childhood Development Unit, Unversity of<br />

Bristol, June 1988.<br />

M. Bataille en C. Clanet, Elements contribut<strong>in</strong>g to a theory and a methodology<br />

of action-research <strong>in</strong> education; <strong>in</strong>: International Journal of Behavioural<br />

Development, jaargang 4 nr. 2, juni 1981, blz. 271-291.<br />

Th. Beckers, Alle werk <strong>voor</strong> niets?: bespiegel<strong>in</strong>gen op de grens van arbeid en<br />

urge tgd; <strong>in</strong>: Landelijke Verenig<strong>in</strong>g van Vrijwilligers Centrale, 1989.<br />

Bernard van Leer Foundation, The parent as prime educator: chang<strong>in</strong>g<br />

patterns of parenthood; Lima, Peru, 's-Gravenhage, Bernard van Leer<br />

Foundation, 1987.<br />

M. Black, The children and the nations: the story of UNICEF; New York,<br />

UNICEF, 1987.<br />

J. Bland, 'Basic Skills'; <strong>in</strong>: World Health, juli 1976.<br />

T. Borkman, 'Experiential knowledge: a new concept of self-help groups'; <strong>in</strong>:<br />

Social Service Review, september 1976, blz. 445-456.<br />

P. Brickman e.a., 'Models of help<strong>in</strong>g and cop<strong>in</strong>g'; <strong>in</strong>: American Psychologist,<br />

37e jaargang nr. 4,1982, blz. 368-384.<br />

U. Bronfenbrenner, The ecology of human development: experiments by nature<br />

and design; Cambridge, MA, Harvard University Press, 1979.<br />

J. Brouwer en J. Castillo, Tkabajando con promotores; 's-Gravenhage,<br />

Fundaci6n Bernard van Leer, februari 1990.<br />

D.R. Bunker en M.H. Wijnberg, Supervision and performance: manag<strong>in</strong>g<br />

professional work <strong>in</strong> human service organisations; San Francisco, CA, Jossey<br />

Bass Publication, 1988.<br />

J. Bru<strong>in</strong>sma, 'Het huishouden is een vuilstortkoker van de Nederlandse<br />

samenlev<strong>in</strong>g'; <strong>in</strong>: De Volkskrant, 9 februari 1985.<br />

C.B. Cazden, 'Social milieu and language'; <strong>in</strong>: Science, 2l6e jaargang, 1982, blz.<br />

865-866.<br />

R. Chambers, Rural development: putt<strong>in</strong>g the last first; Londen, Longman,<br />

1988.<br />

M. Cohen, 'Time for a pause'; <strong>in</strong>: International Development Review, 3e jaar-<br />

gang, 1973, blz. 2-4.<br />

The competent <strong>in</strong>fant; door L.J. Stone, N. Smith, en L.B. Murphy (red.), New<br />

York, Basic Books, 1973.<br />

D.L. Cook, 'The Hawthorne effects <strong>in</strong> educational research'; <strong>in</strong>: Phi Delta<br />

Kappan, 44e jaargang, 1962.<br />

P. Cytrynbaum, 'Hotl<strong>in</strong>e soothed scared: lonely latchkey kids'; <strong>in</strong>: Chicago Sun-<br />

day Times, 30 juni 1987.<br />

L. Datta, 'Benefit without ga<strong>in</strong>s: the paradox of the cognitive effects of early<br />

childhood programs and implications for policy'; <strong>in</strong>: Special Services <strong>in</strong> the<br />

School, 3e jaargang nr. 1/2,1982; blz. 103-126.<br />

T.E. Deal, 'An organizational explanation of the failures of alternative schools.<br />

Stanford, CA, Stanford Centre for Research and Development <strong>in</strong> Teach<strong>in</strong>g'; <strong>in</strong>:<br />

Research and Development Memorandum; nr. 133,1975.<br />

De Vallei, 'K<strong>in</strong>dermishandel<strong>in</strong>g'; <strong>in</strong>: De Vallei, 15 november 1989.<br />

M. de Vreede, Ouders van onze toekomst; Baarn, Het wereldvenster, 1979.<br />

M. Dibben, 'Confused Choices for S<strong>in</strong>gle Mothers'; Search, 4e jaargang, w<strong>in</strong>ter<br />

1990.<br />

D. Donnison, 'Secrets of success'; <strong>in</strong>: New Society, 29 januari 1988.<br />

C. Dunst, C. Trivette en A. Deal, 'The heal<strong>in</strong>g web'; <strong>in</strong>: Enabl<strong>in</strong>g and empowe-<br />

r<strong>in</strong>g families; Cambridge MA, Brookl<strong>in</strong>e Books, 1988.<br />

A.B. Durn<strong>in</strong>g, People Power and Development; Foreign Policy, najaar 1989.<br />

The Economist, 'But happy, all the same'; <strong>in</strong>: The Economist, 21 december 1986.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


The Economist, 'Poverty <strong>in</strong> rich countries'; <strong>in</strong>: The Economist, 25 april1987<br />

G. Engbersen, Publieke bijstandsgeheimen; Academisch proefschrift, Leiden,<br />

Rijksuniversiteit Leiden, 23 januari 1990.<br />

M. Esman en N. Uphoff, Local organisations: <strong>in</strong>termediaries <strong>in</strong> rural develop-<br />

ment; Cornell NY, Cornell University Press, 1988.<br />

D. Evans en J. Hoxeng, The Ecuador Project; Rchnical Note no. 1. Boston, MA,<br />

Centre for International Education, University of Massachusetts, 1973.<br />

W. van der Eyken, From r<strong>het</strong>oric to reality; Keynote address, Conference 'All<br />

our Tomorrows'. New dimensions for under fives, Londen, Associations of<br />

County Councils, 1989.<br />

P. Freire, 'Cultural action for freedom'; <strong>in</strong>: Harvard Educational Review, 40e<br />

jaargang, 1970(a).<br />

P. Freire, Pedagogy ofthe oppressed; New York, NY, Herder en Herder, 1970(b).<br />

P. Freire, The letters to Gu<strong>in</strong>ea Bissau: pedagogy <strong>in</strong> progress; London, Writers<br />

and Readers Publish<strong>in</strong>g Cooperative, 1978.<br />

N. Garmezy, 'Stress-resistant children: the research for protective factors'; <strong>in</strong>:<br />

Parent research <strong>in</strong> developmental pschopathology; door I.E. Stevenson (red.);<br />

<strong>in</strong>: Journal of Child Pschology and Psychiatry , Supplement, no. 4, Oxford,<br />

Pergamon Press, 1984.<br />

M. van Gendt, Dissem<strong>in</strong>ation of educational development projects: practical<br />

experience; Third <strong>in</strong>ternational Congress for School Effectiveness. Jeruzalem,<br />

3-5 januari 1990.<br />

E. Gesten, en L.A. Jason, 'Social and community <strong>in</strong>terventions'; <strong>in</strong>: Annual<br />

Review of Psychology, 38e jaargang, 1987, blz. 427-460.<br />

D. Goldman en J.L. Dotson, 'Ten years on'; <strong>in</strong>: Newsweek, August 1975.<br />

B.H. Gottlieb, 'Comb<strong>in</strong><strong>in</strong>g lay and professional resources to promote human<br />

welfare: prospects and tensions'; <strong>in</strong>: Support networks <strong>in</strong> a car<strong>in</strong>g community:<br />

research and policy, fact and fiction; door J.A. Yoder (red.), Dordrecht,<br />

Mart<strong>in</strong>us Nijhoff Publishers, 1985.<br />

B.H. Gottlieb, 'Marshall<strong>in</strong>g social support: the state-of-the art <strong>in</strong> research and<br />

practice'; <strong>in</strong>: Marshall<strong>in</strong>g social support: formats, processes, and effects; door<br />

B.H. Gottlieb (red.), Newbury Park, Sage Publications, 1988.<br />

M. Grandstaff, Alternatives <strong>in</strong> education: a summary view on research and ana-<br />

lysis on the concept of non-formal education; East Lans<strong>in</strong>g MI, Michigan State<br />

University, 1974.<br />

J.P. Grant, The state of the world's children's report; New York, UNICEF, 1983-<br />

1989.<br />

G. Grenersen, Nordland Research Institute, Personal Communication;<br />

's-Gravenhage, mei 1985.<br />

R.J.F. van Gulick, 'Woongenot Slaaghwijk vergroten'; <strong>in</strong>: Stadswerk, 2e jaar-<br />

gang nr. 1,28 december 1989, blz. 1-5.<br />

I. Hancock, The pariah syndrome: an account ofgypsy slavery and persecution;<br />

Ann Arbor MI, Karoma publishers, 1987.<br />

J.A. Hattie, C.F. Sharpley, en H.J.Rogers, 'Comparative effectiveness of profes-<br />

sional and paraprofessional helpers'; <strong>in</strong>: Psychological Bullet<strong>in</strong>, 95e jaargang<br />

nr. 3, mei 1984, blz. 534-541.<br />

B. Haveman, 'De perfecte misdaad tegen k<strong>in</strong>deren'; <strong>in</strong>: De Volkskrant, 23 sep-<br />

tember 1989.<br />

R. Hell<strong>in</strong>ga, 'Armoede wordt steeds meer een probleem van vrouwen'; Leidsch<br />

Dagblad, 9 november 1988.<br />

M.J. Herskovits, Cultural relativism; New York, V<strong>in</strong>tage Books, 1972.<br />

J. Hesterman, 'Leida Schur<strong>in</strong>ge: Ik zou nooit <strong>voor</strong> honderd procent een profes-<br />

sioneel willen zijn.'; <strong>in</strong>: Welzijnsweekblad, nr. 40,6 oktober 1989, blz. 12-13.<br />

B. Holman, 'Strengths of voluntary organizations: not just a pious thought'; <strong>in</strong>:<br />

New Society 12 februari 1988.<br />

B. van Hooidonk, 'Groepsvorm<strong>in</strong>g is een soort sociale zekerheid <strong>voor</strong> vrouwen';<br />

<strong>in</strong>: Internationale Samenwerk<strong>in</strong>g, nr. 6, Guni 1987), blz. 44-45.<br />

H. Horsten, 'Kle<strong>in</strong> vrouwenleed <strong>in</strong> een plattelandsdorp'; <strong>in</strong>: De Volkskrant, 30<br />

oktober 1989.


A.I. Horton, Empower<strong>in</strong>g the poor: research as an educational tool; Paper<br />

presented at the annual meet<strong>in</strong>g of the American Association for Adult and<br />

Cont<strong>in</strong>u<strong>in</strong>g Education, Wash<strong>in</strong>gton DC, 24 oktober 198%<br />

H.A. Hunt, en S.S. Brahm, Causal attributions, stress and conformity: implica-<br />

tions for social support process; Unpublished Report. Kansas, IL, University of<br />

Kansas, 1988.<br />

Hijmans, J., 'Met ons <strong>in</strong> Gaza gaat <strong>het</strong> beter dan met de Israeli's'; <strong>in</strong>: De Volks-<br />

krant, 3 mei 1988.<br />

Ishi-Kuntz en Seccombe, 'The Impact of Children upon Support Networks<br />

throughout the Life Course'; Journal ofMarriage and the Family, nr. 51, augus-<br />

tus 1984, blz. 777-790.<br />

F.E. Jensma, 'Arm <strong>in</strong> een rijk land'; <strong>in</strong>: Decor van sociale armoede; door M.H.A.<br />

Nuy (red.), 's-Gravenhage, SDU Uitgeverij, 1988.<br />

Juryrapport Marga KlomptGprijs 1989; Persmap 3e Internationale Vrijwilli-<br />

gersdag, Rotterdam, 7 december 1989.<br />

J.H.G. Klabbers, De toekomst als spel; <strong>in</strong>augurale rede. Leiden, Universiteits<br />

Pers, 1980.<br />

J.A. Klumper, Lez<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader van de 3e Internationale Vrijwilligersdag; 7<br />

december 1989, Rotterdam, 1989.<br />

P.J. Knight, The role of the family: a neglected aspect of poverty; Wash<strong>in</strong>gton,<br />

DC, World Bank - Work<strong>in</strong>g Paper nr. 403,1981.<br />

A.J.K. Kobben, De Zaakwaarnemer; <strong>in</strong>augurele rede. Rotterdam, Erasmus<br />

Universiteit, 14 april1983, Deventer, Van Loghem Slaterus, 1983.<br />

J. Koopman, 'Ontwikkel<strong>in</strong>g en ontwikkel<strong>in</strong>gshulp'; <strong>in</strong>: Socialisme en democra-<br />

tie, januari 1975, blz. 15-33.<br />

J. Kozol, Rachel and her children: homeless families <strong>in</strong> America; New York,<br />

NY, Ballant<strong>in</strong>e Books, 1988.<br />

T.J. La Belle, 'From consciousness rais<strong>in</strong>g to popular education <strong>in</strong> Lat<strong>in</strong><br />

America and the Caribbean'; <strong>in</strong>: Comparative Education Review; 3le jaargang<br />

nr. 2, mei 1987.<br />

M. Lassen, The professional and tra<strong>in</strong>ed parents as mediators; Bernard van<br />

Leer Foundation Eastern Hemisphere Sem<strong>in</strong>ar, Newcastle, 13-20 November<br />

1987, 's-Gravenhage, Bernard van Leer Foundation, 1987.<br />

M. Lassen, 'Capacitat<strong>in</strong>g families and communities: thoughts on the concept of<br />

empowerment'; <strong>in</strong>: 'Ibwards a brighter future: two decades of early childhood<br />

care and education; 's-Gravenhage, Bernard van Leer Foundation, 1988.<br />

I. Lazar e.a., Last<strong>in</strong>g effects of early education; Monographs of the Society of<br />

Research <strong>in</strong> Child Development, 47e jaargang nr. 213,1982, blz. 1-151.<br />

S. Leentjes en J.M.L. Jonker, 'Social support networks: a literature study'; <strong>in</strong>:<br />

Support networks <strong>in</strong> a car<strong>in</strong>g community: research and policy, fact and fiction;<br />

door J.A. Yoder (red.), Dordrecht, Mart<strong>in</strong>us Nijhoff Publishers, 1985.<br />

Leidsch Dagblad, 'K<strong>in</strong>derarbeid wijd verspreid'; <strong>in</strong>: Leidsch Dagblad, 5 mei<br />

1986.<br />

Leidsch Dagblad, 'Leidse methode bestrijd<strong>in</strong>g kle<strong>in</strong>e crim<strong>in</strong>aliteit werkt'; <strong>in</strong>:<br />

Leidsch Dagblad, 29 december 1989.<br />

0. Lewis, Los hijos de Sanchez: autobiografia de una familia Mexicana; MBxico<br />

D.F.: Joaqu<strong>in</strong> Mortiz SA Editorial, 1966(a).<br />

0. Lewis, La cultura de la probeza; Barcelona, Anagrama Editorial, 1966(b).<br />

M. Lieberman, 'Should Government Buy or Make Education?'; The Privatiza-<br />

tion Reuiew, 5e jaargang, w<strong>in</strong>ter 1990.<br />

C.S.J. L<strong>in</strong>g, New Communicable Diseases: a communicative Challenge; Health<br />

Communication I, nr. 4,1989, blz. 253-260.<br />

LO1 Magaz<strong>in</strong>e, 'Leid(st)er k<strong>in</strong>deropvang'; <strong>in</strong>: LO1 Magaz<strong>in</strong>e, januari 1990.<br />

LVVC, Internationale Vrijwilligersdag 7 december 1989, Rotterdam; Persmap,<br />

Landelijke Verenig<strong>in</strong>g van Vrijwilligers Centrales (LVVC), Utrecht, 1989.<br />

Marshall<strong>in</strong>g social support: formats, processes, and effects; door B.H. Gottlieb<br />

(red.), Newbury Park, Sage Publications, 1988.<br />

M. Mead, Culture and commitments; Garden City NY, Doubleday, 1970.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


F. Munir, 'Community education is to redraw what has been made <strong>in</strong>visible';<br />

<strong>in</strong>: International Community Association. Regional Newsletters Nr. 1, zomer<br />

1988.<br />

J. Naisbitt, Megatrends: l&n new directions transform<strong>in</strong>g our lives; New York,<br />

NY, Warner Books, 1984.<br />

Ed. Nazarski, Vrijwilligerswerk en bedrijfsleven: een <strong>voor</strong>delige wisselwerk<strong>in</strong>g.<br />

lbelicht<strong>in</strong>g op <strong>het</strong> projectplan van <strong>het</strong> Landelijk Steunpunt Vrijwilligerswerk;<br />

De Landelijke Verenig<strong>in</strong>g van Vrijwilligers Centrales, 3e Internationale<br />

Vrijwilligersdag, 7 december 1989, Rotterdam.<br />

C.P. Nimnicht, Introduc<strong>in</strong>g the parents and the community <strong>in</strong> programs for<br />

young children; Medell<strong>in</strong>, CINDE, 1987.<br />

G. Noordman, Persoonlijke communicatie, Leiden, Sticht<strong>in</strong>g Welzijn, 3 januari<br />

1990.<br />

D.L. Olds, J.L. Lombard. en M.T. Birm<strong>in</strong>gham, 'F<strong>in</strong>al Report: Prenatallearly<br />

<strong>in</strong>fancy project. A follow-up education of the fourth year of life; F<strong>in</strong>al Report to<br />

the Ford Foundation (grant no. 840-0545)' <strong>in</strong>: Price e.a., op. cit., 1986.<br />

N. van Oudenhoven, On foreign assistance and foreign assistents (a chapter <strong>in</strong><br />

Forestanian Educational Psychology); Kabul, Academy for Teacher Educators,<br />

1976.<br />

N. van Oudenhoven, 'Child development and community response'; <strong>in</strong>: Notes,<br />

comments ..., nr. 181, Parijs, UNESCO, 1989.<br />

G. Pant<strong>in</strong>, A mole cricket called SERVOL: the early years of an education and<br />

communityproject <strong>in</strong> the West Indies; Ypsilanti MI, HighIScope Press, 1979.<br />

G. Pant<strong>in</strong>, The SERVOL village; K<strong>in</strong>gston, SERVOL, 1983.<br />

R.D. Parke, 'Social development <strong>in</strong> <strong>in</strong>fancy: a 25-year perspective. <strong>in</strong>: Advances<br />

<strong>in</strong> child development and behaviour'; door Hayne W. Reese (red.), New York,<br />

Academy Press, 2le jaargang, 1989, blz. 1-46.<br />

S. Paul, Manag<strong>in</strong>g development programs: the lessons of success; Boulder CO,<br />

Westview Press, 1982.<br />

C. Petry, Freudenberg Stiftung. Personal communication; 's-Gravenhage, 13<br />

oktober, 1987.<br />

Pilisuk en Hillier, The Heal<strong>in</strong>g Web. Social Networks and Human Survival;<br />

University Press of New England, Hanover, 1989.<br />

N van der Pol, N., Vrijwilligerswerk; Speech t.g.v. de open<strong>in</strong>g van de 3e Inter-<br />

nationale Vrijwilligersdag, 7 december 1989, Rotterdam.<br />

P. Polman en I. Meyer, 'Bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g gezondheidszorg treft <strong>voor</strong>al vrouwen'; <strong>in</strong>:<br />

De Volkskrant, 29 september 1988.<br />

D.R. Powell, 'Support groups for low-<strong>in</strong>come mothers: design considerations<br />

and patterns of participation'; <strong>in</strong>: Gottlieb, 1988.<br />

H.R. Price e.a., Model Prevention Programs; Michigan Prevention Research<br />

Center, 1986.<br />

Protectieve factoren <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en adolescenten; door H.<br />

Groenendaal e.a. (red.), Lisse, Swets en Zeitl<strong>in</strong>ger, 1987.<br />

J. Rappaport e.a., 'Alternatives to blam<strong>in</strong>g the victim or the environment'; <strong>in</strong>:<br />

American Journal ofPsychology, 88e jaargang, april1975, blz. 525-528.<br />

H. Richards, The evaluations of social action. An evaluative study of theparents<br />

and children program (PPH); London, MacMillan, 1986.<br />

C. Rogers, Client centered therapy; Boston MA, Houghton MiM<strong>in</strong>, 1950.<br />

E.M. Rogers, Diffusion of <strong>in</strong>novations; New York, Free Press, 1983.<br />

Salk en Salk, World population and human values; New York, Harper en Row,<br />

1981.<br />

A.J. Sameroff, 'Early <strong>in</strong>fluences on development: fact and fancy'; <strong>in</strong>: Merill-Pal-<br />

mer Quarterly, 2le jaargang nr. 4,1975.<br />

Sam-Sam, Vervuil<strong>in</strong>g en energie; 4 april1981.<br />

L.A. Schorr en D. Schorr, With<strong>in</strong> our reach: break<strong>in</strong>g the cycle of disadvantage;<br />

New York, Routledge, 1989.<br />

T. Smets, Family cohesion and adaptability as correlates ofchildhoodpsychopa-<br />

thology; academisch proefschrift Nijmegen, Universiteit van Nijmegen, 16<br />

december 1985.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


P. Smykes, Caught <strong>in</strong> the Cross Currents. What happened to children andpeople<br />

who work for children <strong>in</strong> the ten years the International Year of the Child; NGO<br />

Committee for Unicef, New York 1990.<br />

D. Spender, The <strong>in</strong>visible women: the school<strong>in</strong>g scandal; Londen, The Women's<br />

Press, 1989.<br />

Sticht<strong>in</strong>g Welzijn, Ontwikkel<strong>in</strong>g en verander<strong>in</strong>g; Leiden, Sticht<strong>in</strong>g Welzijn,<br />

1987.<br />

Sticht<strong>in</strong>g Welzijn, Concept-plan van aanpak <strong>voor</strong> Slaaghwijk; Leiden, Stich-<br />

t<strong>in</strong>g Welzijn, 17 maart 1988.<br />

Sticht<strong>in</strong>g Welzijn, Vrouwen <strong>in</strong> de Slaaghwijk; Leiden, Sticht<strong>in</strong>g Welzijn, 1989.<br />

Stuurgroep Toekomstscenario's Gezondheidszorg, Zorgen <strong>voor</strong> Geestelijke<br />

Gezondheid; M<strong>in</strong>isterie van WVC, Rijswijk, mei 1990.<br />

C. Strauss, 'Beyond formal versus <strong>in</strong>formal education: uses of psychological<br />

theory <strong>in</strong> anthropological research'; <strong>in</strong>: Ethos, 12e jaargang nr. 3, februari<br />

1984.<br />

E. Sullivan, 'Can they really measure the quality of life'; <strong>in</strong>: The Independent,<br />

5e jaargang nr. 11,1978.<br />

Support networks <strong>in</strong> a car<strong>in</strong>g community: research andpolicy, fact and fiction;<br />

door J.A. Yoder (red.), Dordrecht, Mart<strong>in</strong>us Nijhoff Publishers, 1985.<br />

K. Telston, Head of Boston Charity looks to neighbourhoods; <strong>in</strong>: New York<br />

Times, 2 januari 1985.<br />

W. Ter Horst, Proeve van een orthopedagogisch theorie concept; Kampen, Kok,<br />

1973.<br />

A. ToMer, The third wave; New York, NY, William Morrow, 1981.<br />

mrkse scholieren behoeven aandacht; <strong>in</strong>: TROUW, 2 juni 1989.<br />

University of Lethbridge, Zbwards the year 2000: the four w<strong>in</strong>ds development<br />

project; Lethbridge, University of Lethbridge, 1986.<br />

US foreign policy and the Third World: agenda 1985-1986; door J.W. Sewell,<br />

R.E. Fe<strong>in</strong>berg en V. Kallah (red.), US-Third World Policy Perspectives, No. 3,<br />

Overseas Development Council, New Brunswick NJ, Transaction Books, 1985.<br />

K. Verhagen, Self-Help Promotion: A challenge to the N.G.0 community;<br />

Oegstgeest, Cebemo, 1987.<br />

J.H. Veerman en H. Groenendaal, 'Onderzoek naar protectieve factoren: hoe en<br />

wat!'; <strong>in</strong>: Protectieve factoren <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en adolescenten;<br />

door H. Groenendaal e.a. (red.), Lisse, Swets en Zeitl<strong>in</strong>ger, 1987.<br />

F. Wafelbakker, Inspecteur der Volksgezondheid, M<strong>in</strong>isterie van Welzijn,<br />

Volksgezondheid en Cultuur, Persoonlijke Communicatie; Den Haag, 4 januari<br />

1990(a).<br />

F. Wafelbakker, De adolescent <strong>in</strong> de moderne westerse samenlev<strong>in</strong>g; Bijeen,<br />

1990(b).<br />

A. Walker, 'From welfare state to car<strong>in</strong>g society: the promise of <strong>in</strong>formal<br />

support networks'; <strong>in</strong>: Support networks <strong>in</strong> a car<strong>in</strong>g community: research and<br />

policy, fact and fiction; door J.A. Yoder (red.), Dordrecht, Mart<strong>in</strong>us Nijhoff<br />

Publishers, 1985.<br />

K. Walle en E. van der Vlist, Vijf eeuwen buurtwerk; lez<strong>in</strong>g, Verenig<strong>in</strong>g Oud-<br />

Leiden, 31 maart 1987.<br />

A. Waterston, 'A variable model for rural development'; <strong>in</strong>: F<strong>in</strong>ance en Develop-<br />

ment, december 1974, blz. 22-25.<br />

D.P. Weikart, nstimony prepared for the Select Committee on Children, Youth<br />

and Families; House of Representatives. Wash<strong>in</strong>gton, 30 June 1983.<br />

H.B. Weiss, 'Family support and education <strong>in</strong> early childhood programs'; <strong>in</strong>:<br />

Family support programs: the state of the art; door S.L. Kagan e.a. (red.), New<br />

Haven CT, Yale University Press, 1989.<br />

H.B. Weiss, Keynote address. Anchorage Association for the Education of Young<br />

Children; Conference on: early childhood professionals and chang<strong>in</strong>g families,<br />

Anchorage, 18 april1987.<br />

H.B. Weiss, Strengthen<strong>in</strong>g families and rebuild<strong>in</strong>g the social<strong>in</strong>frastructure: a<br />

review of family support and education programs; A state-of-the art paper for<br />

the Mott Foundation, Cambridge MA, Harvard University Press, 1983.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET RECERINGSBELEID


- C. van der Wel, 'Deense k<strong>in</strong>deren dreigen dupe van bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen te worden';<br />

<strong>in</strong>: De Volkskrant, 3 augustus 1988.<br />

- D. Welna, 'Hous<strong>in</strong>g solutions for Buenos Aires' <strong>in</strong>visible poor'; <strong>in</strong>: Grassroots<br />

Development, 12e jaargang nr. 1, (1988), blz. 3-7.<br />

- E. Werner en R.S. Smith, Vulnerable but <strong>in</strong>visible: a longitud<strong>in</strong>al study of resi-<br />

lient children and youth; New York, NY, McGraw-Hill Book Company, 1983.<br />

- L. Werner, 'The children of Sanchez revisited'; <strong>in</strong>: Grassroots Development, 12e<br />

jaargang nr. 1,1988, blz. 18-31.<br />

- P. Whitley en S.J. W<strong>in</strong>eyard, Pressure for the poor: thepoverty lobby andpolicy<br />

mak<strong>in</strong>g; Londen, Methuen, 1988.<br />

- P. Wilmott, Community Initiatives Patterns and Prospects; Marston Book<br />

Services, Oxford, 1989.<br />

- M. de W<strong>in</strong>ter, Het <strong>voor</strong>spelbare k<strong>in</strong>d; Lisse, Swets en Zeitl<strong>in</strong>ger, 1986.<br />

- The World Bank, Annual report; Wash<strong>in</strong>gton, DC, World Bank, 1989.<br />

- World Health Organization (WHO), Women, health and development: a report<br />

by the Director-General; WHO-offset publication no. 99, Geneve, WHO, 1985.<br />

- C.B. Wortmann en D.R. Lehman, 'The other side of support: emotional over-<br />

<strong>in</strong>volvement and miscarried help<strong>in</strong>g'; <strong>in</strong>: Marshall<strong>in</strong>g social support: formats,<br />

processes and effects; door B.H. Gottlieb (red.), Newbury Park, Sage Publica-<br />

tions, 1988.<br />

- The role of research <strong>in</strong> educational change; door A. Yates (red.), Palo Alto, CA,<br />

Pacific Book Publishers, 1971.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERlNGSBELElD


Slotbeschouw<strong>in</strong>g*<br />

* Samengesteld uit bijdragen van de auteurs.<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET RECERINCSBELEID


In houdsopgave<br />

8. Slotbeschouw<strong>in</strong>g<br />

8.1 Enkele belangrijke uitkomsten<br />

8.1.1 Over de opvoed<strong>in</strong>g van de jeugd <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen<br />

8.1.2 Over specifieke categorieen<br />

8.2 De noodzaak van verdere <strong>in</strong>formatieverzarnel<strong>in</strong>g en onderzoek<br />

8.2.1 lnformatieverzamel<strong>in</strong>g en onderzoek <strong>in</strong> de vorm van programma's<br />

8.2.2 Naar een national centrum <strong>voor</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van de jeugd<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


8. Slotbeschouw<strong>in</strong>g<br />

8.1 Enkele belangrijke uitkomsten<br />

8.1.1 Over de opvoed<strong>in</strong>g van de jeugd <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen<br />

De ontwikkel<strong>in</strong>gsmogelijkheden van een <strong>in</strong>dividu worden bepaald door de<br />

genetische bagage en door externe <strong>in</strong>vloeden. Zoals door Van den Brande is<br />

aangegeven, zijn <strong>het</strong> <strong>voor</strong>al de vroege fasen van <strong>het</strong> leven waar<strong>in</strong> genetisch en<br />

extern veroorzaakte defecten tot expressie komen, die later de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

tot een optimaal functionerend <strong>in</strong>dividu def<strong>in</strong>itief belemmeren of medische of<br />

opvoedkundige ondersteun<strong>in</strong>g noodzakelijk maken. Het <strong>voor</strong>komen daarvan<br />

en, waar dit niet mogelijk is, <strong>het</strong> vroegtijdig detecteren met <strong>het</strong> oog op secun-<br />

dair preventieve of curatieve <strong>in</strong>terventie, heeft daarom hoge prioriteit. Naast<br />

onderzoek naar de causaliteit en de mechanismen van de ontwikkel<strong>in</strong>gsversto-<br />

rende defecten zijn, <strong>voor</strong> zover de kennis dit toelaat, epidemiologie, screen<strong>in</strong>g,<br />

vroege diagnostiek en <strong>in</strong>terventie aan de orde. Een <strong>voor</strong>beeld van dit laatste<br />

betreft <strong>het</strong> <strong>voor</strong>lichten van ouders over de diepgaande <strong>in</strong>vloeden van risico-<br />

gedrag tijdens de zwangerschap, zoals tabaks-, alcohol- en druggebruik, dat<br />

grote <strong>in</strong>vloed kan hebben op de lichamelijke en geestelijke ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />

de vrucht en van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d na de geboorte '. Anderzijds moet ook worden<br />

gewerkt aan <strong>het</strong> overdragen van kennis en vaardigheden bij aanstaande<br />

ouders <strong>in</strong> <strong>het</strong> omgaan met diverse bronnen van stress <strong>in</strong> de zwangerschaps-<br />

periode en de eerste periode na de geboorte. Een 'eenvoudig' <strong>voor</strong>beeld daarvan<br />

is <strong>het</strong> leren omgaan met een veel huilend k<strong>in</strong>d of met een qua temperament<br />

moeilijk k<strong>in</strong>d (zie <strong>voor</strong>al Kohnstamm). In de periode van zwangerschap zijn de<br />

aanstaande ouders <strong>voor</strong> deze <strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>g, naar verwacht wordt, a1 zeer ont-<br />

vankelijk.<br />

Niet alleen tijdens de vroege ontwikkel<strong>in</strong>g (embryonaal en foetaal) doch ook<br />

rondom de geboorte zijn bedreig<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> de verdere ontwikkel<strong>in</strong>g aanwezig.<br />

Genoemd moeten worden de bedreig<strong>in</strong>g door vroeggeboorte, met alle complica-<br />

ties van dien, en de gevaren van een onvoldoende hecht<strong>in</strong>g tussen moeder en<br />

k<strong>in</strong>d <strong>in</strong> de neonatale periode, die verstrekkende gevolgen kan hebben <strong>voor</strong> de<br />

emotionele ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d. Na de geboorte wordt geappelleerd aan<br />

alle vermogens van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d om <strong>het</strong> extra-uteriene leven aan te kunnen en zich<br />

te ontwikkelen. De aanwezigheid van aangeboren afwijk<strong>in</strong>gen (genetisch of<br />

verworven) vormt daar<strong>voor</strong> een belangrijke h<strong>in</strong>derpaal. Veel aandacht is nodig<br />

<strong>voor</strong> detectie en behandel<strong>in</strong>g daarvan.<br />

In de daaropvolgende jaren speelt <strong>het</strong> emotionele, <strong>in</strong>tellectuele en sociale<br />

klimaat een belangrijke rol <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d. Een <strong>voor</strong>beeld <strong>in</strong><br />

dit verband wordt gegeven door Kohnstamm met betrekk<strong>in</strong>g tot de echtschei-<br />

d<strong>in</strong>gs<strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>g. De effecten op de korte en de lange termijn van de scheid<strong>in</strong>g<br />

tussen de ouders is mede afhankelijk van leeftijd en ontwikkel<strong>in</strong>gsfase van de<br />

betrokken k<strong>in</strong>deren op <strong>het</strong> moment van de scheid<strong>in</strong>g. Daarvan hangt namelijk<br />

onder meer de mate af waar<strong>in</strong> <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d <strong>in</strong> staat is <strong>het</strong> waarom en waar<strong>voor</strong> van<br />

de scheid<strong>in</strong>g te begrijpen, en er betekenis aan te geven. Volwassenen moeten<br />

daarom gestimuleerd worden om bij de besluitvorm<strong>in</strong>g tot en uitvoer<strong>in</strong>g van<br />

scheid<strong>in</strong>g, evenals bij de wijze waarop ze daarover communiceren, reken<strong>in</strong>g te<br />

houden met de ontwikkel<strong>in</strong>gsfase van de k<strong>in</strong>deren. Het realiseren van die<br />

verantwoordelijkheid vergt bewustword<strong>in</strong>g door <strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>g. Het vergt ook de<br />

beschikbaarheid van regionale of lokale faciliteiten <strong>voor</strong> <strong>het</strong> venverven van de<br />

nodige kennis en vaardigheden.<br />

'1 Opgemerkt kan bij<strong>voor</strong>beeld worden hoe we<strong>in</strong>ig gerichte <strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>g er op dit moment nog is met betrekk<strong>in</strong>g tot bij<strong>voor</strong>beeld<br />

de <strong>in</strong>grijpende effecten van roken tijdens de zwangerschap.<br />

289 JEUGD INONTWIKKELING


De rol van de school <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van cognitieve en sociale vaardigheden<br />

is van evident belang. Simons wijst op <strong>het</strong> feit dat de huidige wijze van functio-<br />

neren van veel scholen zowel <strong>het</strong> zelfbeeld van (veel) leerl<strong>in</strong>gen, hun presta-<br />

ties, als hun plezier <strong>in</strong> <strong>het</strong> leren <strong>in</strong> nadelige z<strong>in</strong> be'<strong>in</strong>vloedt. Met name <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>voor</strong>tgezet onderwijs spelen leerl<strong>in</strong>gen een te passieve rol bij <strong>het</strong> leren. Leer-<br />

krachten houden zich onvoldoende bezig met, en hebben te we<strong>in</strong>ig kennis van,<br />

leerprocessen bij leerl<strong>in</strong>gen, en er wordt te we<strong>in</strong>ig tijd besteed aan cognitieve<br />

en metacognitieve vaardigheden (zoals leren leren) en motivationele factoren.<br />

Leerl<strong>in</strong>gen die op deze punten steun c.q. modellen vanuit hun gez<strong>in</strong>somgev<strong>in</strong>g<br />

moeten ontberen - en dat zijn doorgaans leerl<strong>in</strong>gen uit de kansarme milieus<br />

enlof met ouders met een lage opleid<strong>in</strong>g - worden daardoor relatief sterker<br />

benadeeld. Hij beveelt met <strong>het</strong> oog hierop onder andere aan om meer mogelijk-<br />

heden te scheppen <strong>voor</strong> bij- en naschol<strong>in</strong>g en (permanente) begeleid<strong>in</strong>g van<br />

docenten. Een en ander moet gericht zijn op <strong>het</strong> kunnen aanleren bij leerl<strong>in</strong>gen<br />

van vaardigheden <strong>in</strong> <strong>het</strong> leren leren en leren denken. Die permanente begelei-<br />

d<strong>in</strong>g zou structureel de vorm moeten krijgen van <strong>het</strong> aanstellen van een school-<br />

directielid dat verantwoordelijk is <strong>voor</strong> de onderwijskundige taken. Een<br />

andere voonvaarde is <strong>het</strong> ontwikkelen van leermiddelen op <strong>het</strong> gebied van<br />

specifieke denk- en leervaardigheden, als kritisch en logisch leren denken,<br />

creativiteit en actief leren. Verder zouden bestaande leermaterialen aan-<br />

gevuld moeten worden met materiaal gericht op leren leren, leren denken, en<br />

leermotivatie.<br />

Ook Kohnstamm wijst op <strong>het</strong> grote belang van <strong>het</strong> stimuleren van cognitieve<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g (met name taalvaardigheid) en van <strong>het</strong> bewustzijn bij ouders, en<br />

andere bij de opvoed<strong>in</strong>g betrokkenen, van dit belang. Om die reden beveelt hij<br />

aan, dat de opvoed<strong>in</strong>gs<strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>g op <strong>het</strong> punt van de taalontwikkel<strong>in</strong>g en <strong>het</strong><br />

lezen aan ouders met ger<strong>in</strong>ge schoolopleid<strong>in</strong>g, waaronder velen uit de etnische<br />

m<strong>in</strong>derheden, ge'<strong>in</strong>tensiveerd wordt. Om diezelfde reden stelt hij ook maatrege-<br />

len <strong>voor</strong> als: afschaf<strong>in</strong>g van de BTW op k<strong>in</strong>derboeken en <strong>het</strong> niet verlagen van<br />

de subsidies <strong>voor</strong> bibliotheken door de lagere overheden.<br />

Heymans legt <strong>het</strong> accent op <strong>het</strong> aanleren van vaardigheden bij ouders en<br />

andere (beroeps)opvoeders <strong>in</strong> <strong>het</strong> stimuleren bij k<strong>in</strong>deren van sociaal-cogni-<br />

tieve en morele ontwikkel<strong>in</strong>g, <strong>in</strong> concreto onder meer door <strong>het</strong> produceren van<br />

een video-cursus 'sociale en ontwikkel<strong>in</strong>g', die bij organisaties als Tbleac enlof<br />

de landelijke pedagogische centra ondergebracht en via hen verspreid zou<br />

moeten worden. Hij wijst ook op <strong>het</strong> belang van directe educatie van k<strong>in</strong>deren<br />

op deze gebieden, en acht <strong>het</strong> mogelijk hier<strong>voor</strong> hulpmiddelen te ontwikkelen.<br />

Als we de vaardigheden die vereist zijn <strong>voor</strong> alle betrokkenen bij de begeleid<strong>in</strong>g<br />

van de ontwikkel<strong>in</strong>g samenvatten, dan blijken deze door <strong>het</strong> volgende zevental<br />

weergegeven te kunnen worden:<br />

1. <strong>het</strong> leren denken en handelen met betrekk<strong>in</strong>g tot opvoed<strong>in</strong>g en ontwikkel<strong>in</strong>g<br />

als processen die beg<strong>in</strong>nen lang <strong>voor</strong> een k<strong>in</strong>d geboren is (bij de conceptie, zie<br />

Van den Brande), en die van betrokken opvoeders en <strong>in</strong>stituties zoals <strong>het</strong><br />

onderwijs en de gezondheidszorg specifieke houd<strong>in</strong>gen, kennis en vaardig-<br />

heden vereisen (Kohnstamm, Heymans, Simons, Diekstra), alsook daarop<br />

afgestemde of ondersteunende <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen (Van Oudenhoven);<br />

2. <strong>het</strong> leren denken en handelen <strong>in</strong> termen van ontwikkel<strong>in</strong>gsfasen; i.e. <strong>het</strong> leren<br />

onderkennen dat, en hoe, ontwikkel<strong>in</strong>gsbehoeften en -taken, kwetsbaarheid<br />

en mogelijkheden, van fase tot fase qua aard en aantal kunnen veranderen<br />

(alle auteurs);<br />

3. <strong>het</strong> leren onderkennen van de centrale betekenis van psychologische en licha-<br />

melijke behoeften en vaardigheden, met name cognitieve vaardigheden, zoals<br />

probleemoplossen en leren denken. Deze hebben gevolgen <strong>voor</strong> de zelfwaar-<br />

der<strong>in</strong>g, <strong>het</strong> welbev<strong>in</strong>den en de ontplooi<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen.<br />

De sociale omgev<strong>in</strong>g heeft een centrale rol <strong>in</strong> <strong>het</strong> vervullen van deze behoeften,<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


en <strong>in</strong> <strong>het</strong> verwerven van deze vaardigheden (zie <strong>voor</strong>al Kohnstamm, Heymans,<br />

Simons, Diekstra);<br />

4. <strong>het</strong> leren onderkennen dat falen <strong>in</strong> <strong>het</strong> volbrengen van bepaalde ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>gstaken, of <strong>in</strong> <strong>het</strong> hoofd bieden aan bepaalde levensgebeurtenissen of erva-<br />

r<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de ene fase, <strong>in</strong> andere fases ernstige belemmer<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> de ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>g of <strong>voor</strong> <strong>het</strong> volbrengen van andere ontwikkel<strong>in</strong>gstaken kan opleveren<br />

(zie met name Heymans, Simons, Diekstra);<br />

5. <strong>het</strong> leren denken <strong>in</strong> termen van sociale steun - zowel <strong>in</strong> emotionele. <strong>in</strong>forma-<br />

tieve en materiele z<strong>in</strong> -via de natuurlijke steunsystemen zoals gez<strong>in</strong>, overige<br />

familie, leeftijdsgenoten en de buurt of de grotere gemeenschap, als wezenlijk<br />

<strong>voor</strong> normale groei en ontwikkel<strong>in</strong>g. Daarmee samenhangend, <strong>het</strong> onder-<br />

kennen van de noodzaak van 'back-up'-systemen, zoals de school, jeugdorgani-<br />

saties en (professionele) hulpverlen<strong>in</strong>g, <strong>in</strong> geval van falen of ontoereikendheid<br />

van de natuurlijke steunsystemen (zie <strong>voor</strong>al Van Oudenhoven, Simons,<br />

Kohnstamm);<br />

6. <strong>het</strong> leren onderkennen van de betekenis van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen als partici-<br />

panten aan en bepalers van hun eigen ontwikkel<strong>in</strong>g, en van de wenselijkheid<br />

hen zoveel mogelijk actief bij de ontwikkel<strong>in</strong>g, uitvoer<strong>in</strong>g en evaluatie van<br />

opvoed<strong>in</strong>gsbeleid en -activiteiten te betrekken (zie <strong>voor</strong>al Van Oudenhoven,<br />

Diekstra, Simons, Heymans);<br />

7. <strong>het</strong> leren onderkennen dat de omvang van lichamelijke stoornissen en emotio-<br />

nele en gedragsproblemen bij k<strong>in</strong>deren en jeugdigen vaak mede een functie is<br />

van gedrags- of leefpatronen die de gemiddelde burger <strong>voor</strong> zichzelf als<br />

normaal beschouwt (zie Van den Brande, Van Oudenhoven, Diekstra).<br />

8.1.2 Over specifieke categorieen.<br />

De opstell<strong>in</strong>g van de auteurs van deze studie zou de suggestie kunnen wekken,<br />

dat <strong>voor</strong> gericht probleemgroepenbeleid naar hun men<strong>in</strong>g geen plaats en geen<br />

noodzaak meer is. Die <strong>in</strong>druk is echter onjuist. K<strong>in</strong>deren en jeugdigen zullen,<br />

afhankelijk van lichamelijke, psychologische, en sociale factoren, <strong>in</strong> verschil-<br />

lende mate profijt hebben van de opvoed<strong>in</strong>g. Bepaalde groepen van k<strong>in</strong>deren,<br />

zoals chronisch zieke k<strong>in</strong>deren (zie Van den Brande), of k<strong>in</strong>deren met ernstige<br />

emotionele problemen als gevolg van bij<strong>voor</strong>beeld seksueel misbruik (zie<br />

Kohnstamm), of k<strong>in</strong>deren met emotionele of gedragsproblemen afkomstig uit<br />

multipele-probleemgez<strong>in</strong>nen (zie Diekstra), zullen specifieke aanvullende<br />

maatregelen nodig hebben.<br />

Hoewel <strong>het</strong> terecht is om de omvang van de populatie k<strong>in</strong>deren en jeugdigen<br />

met lichamelijke, emotionele en gedragsproblemen tot op zekere hoogte te<br />

hanteren als thermometer <strong>voor</strong> <strong>het</strong> effect van algemeen beleid, en van de<br />

kwaliteit van leven <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g haar geheel, kan <strong>het</strong> bestaan ervan niet<br />

zonder meer als <strong>in</strong>dicator van de effectiviteit van beleid worden opgevat. Het is<br />

immers onvermijdelijk dat er <strong>in</strong> een samenlev<strong>in</strong>g een bepaald aantal k<strong>in</strong>deren<br />

met dergelijke problemen <strong>voor</strong>komt. Waar we we1 <strong>in</strong>vloed op kunnen uitoefe-<br />

nen is: a) <strong>het</strong> aantal van deze k<strong>in</strong>deren; b) de kwaliteit van hun leef- of ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>gssituatie.<br />

In de <strong>voor</strong>afgaande hoofdstukken (Van den Brande, Diekstra, Van Ouden-<br />

hoven) is herhaaldelijk vastgesteld, dat de mate waar<strong>in</strong> een k<strong>in</strong>d ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>gstaken succesvol voltooit, de resultante is van de wisselwerk<strong>in</strong>g tussen een<br />

aantal factoren. Daartoe behoren naast <strong>in</strong>dividuele kenmerken of predisposi-<br />

ties ook de beschikbare sociale ondersteun<strong>in</strong>g (<strong>in</strong> emotionele, <strong>in</strong>formatieve en<br />

gedragsregulerende z<strong>in</strong>), eventueel de medische en paramedische begeleid<strong>in</strong>g,<br />

de beschikbare materiele middelen en de ecologische of ontwikkel<strong>in</strong>gscontext.<br />

Deze laatste drie factoren verwijzen alle naar de condities <strong>in</strong> de directe of<br />

wijdere sociale omgev<strong>in</strong>g waaronder <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d opgroeit.<br />

Er is een groep k<strong>in</strong>deren <strong>voor</strong> wie een of meer van deze condities chronisch<br />

zodanig ongunstig zijn, en de compensatoire condities zo zwak, dat <strong>in</strong> wissel-<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


werk<strong>in</strong>g met <strong>in</strong>dividuele eigenschappen ernstige ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen<br />

ontstaan. Uit de <strong>voor</strong>afgaande hoofdstukken is duidelijk geworden, dat deze<br />

k<strong>in</strong>deren onder te verdelen zijn <strong>in</strong> vier groepen, te weten k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong>et proble-<br />

men op emotioneel gebied, gedragsproblemen, leer/schoolproblemen en licha-<br />

melijke problemen. Hoewel <strong>het</strong> gaat om categorieen die elkaar overlappen,<br />

vallen ze naar personen, kenmerken, en factoren maar <strong>voor</strong> een deel samen.<br />

Voor alle vier categorieen geldt wel, dat de betreffende problemen zich <strong>in</strong> hun<br />

meest <strong>in</strong>tense vorm manifesteren <strong>in</strong> <strong>het</strong> feit dat de betreffende k<strong>in</strong>deren of<br />

jeugdigen niet alleen op de korte, maar ook op de lange termijn, en soms zelfs<br />

<strong>voor</strong>goed, 'uit de boot dreigen te vallen', 'drop-out' worden. De meest extreme<br />

manifestaties, vroeg en <strong>in</strong> <strong>het</strong> midden van de adolescentie, van die ernstige<br />

vormen zijn achtereenvolgens: mislukken of falen <strong>in</strong> school, opleid<strong>in</strong>g of, als zij<br />

hier aan toekomen, beroep; crim<strong>in</strong>eel of antisociaal gedrag; zelfdestructief of<br />

sui'cidaal gedrag. Voor alle vormen geldt dat <strong>het</strong> bestaan ervan over <strong>het</strong> alge-<br />

meen <strong>in</strong>dicatief is <strong>voor</strong>: a) een ongunstige antecedente ontwikkel<strong>in</strong>g/ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>gscontext (<strong>in</strong> de vroege k<strong>in</strong>derjaren); b) een ongunstige momentane ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>g/ontwikkel<strong>in</strong>gscontext (<strong>in</strong> de adolescentie); c) een ongunstige toekom-<br />

stige ontwikkel<strong>in</strong>g/ontwikkel<strong>in</strong>gscontext (<strong>in</strong> de volwassenheid).<br />

Bzamen vormen de betreffende groepen jongeren een aanzienlijk deel van de<br />

totale jongerenpopulatie <strong>in</strong> ons land, naar schatt<strong>in</strong>g tussen de 15 en 30% van<br />

alle jongeren, afhankelijk van meettijdstip en -criteria. We zouden ze met een<br />

schrijnende term kunnen typeren als 'verliesgeneraties' omdat ze <strong>voor</strong> wat<br />

betreft sociale participatie, sociale waarder<strong>in</strong>g en zelfwaarder<strong>in</strong>g geheel of<br />

gedeeltelijk verloren dreigen te gaan. Vanuit <strong>het</strong> perspectief van de samen-<br />

lev<strong>in</strong>g als geheel, en niet zelden ook vanuit microsociaal perspectief<br />

beschouwd, vallen deze jongeren <strong>voor</strong>al op door sociaal isolement of hun sociaal<br />

des<strong>in</strong>tegratief gedrag. Het sociaal isolement is <strong>voor</strong>al een probleem van de<br />

categorie met lichamelijke handicaps of chronische ziekten, maar ook <strong>het</strong><br />

gedrag van de andere categorieen kan dit als resultaat hebben. Dit gedrag<br />

heeft een groot potentieel om de 'sociale band' of b<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g aan de gemeenschap<br />

te ondermijnen of te verzwakken, dat wil zeggen dat de sociale relatie m<strong>in</strong>der<br />

hecht of meer onthecht raakt, mogelijk tot aan <strong>het</strong> punt van tijdelijke tot<br />

blijvende venvijder<strong>in</strong>g uit de gemeenschap, respectievelijk door detentie <strong>in</strong><br />

geval van crim<strong>in</strong>eel gedrag en door de dood <strong>in</strong> geval van sui'cide.<br />

Interventies<br />

Er zijn tal van pog<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> werk gesteld om <strong>in</strong> deze problemen te <strong>in</strong>terve-<br />

nieren, maar dat is <strong>voor</strong>namelijk gebeurd door specifieke, en op de probleem-<br />

groep gerichte, correctieve <strong>in</strong>terventies met een ad hoc-, en vaak a1 te zeer op<br />

<strong>het</strong> probleemgedrag gericht karakter. Door dat karakter dragen ze er vaak<br />

juist toe bij de toch a1 marg<strong>in</strong>ale of deviante positie van de betreffende jongeren<br />

te versterken. De effectiviteit van dit soort <strong>in</strong>terventies is over <strong>het</strong> algemeen<br />

dan ook ger<strong>in</strong>g gebleken.<br />

Van Oudenhoven formuleert op basis van gegevens, uit zowel Nederlandse als<br />

buitenlandse projecten, een aantal algemene pr<strong>in</strong>cipes bij <strong>het</strong> ontwikkelen,<br />

implementeren en evalueren van <strong>in</strong>terventie-programma's, gericht op k<strong>in</strong>de-<br />

ren en jeugdigen. Zijn 'check-list' benadrukt <strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> feit dat <strong>in</strong>ter-<br />

venties steeds tegelijk gericht dienen te worden op zowel de sociale als de<br />

<strong>in</strong>dividuele determ<strong>in</strong>anten van ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen, en bovendien een<br />

evenwichtige comb<strong>in</strong>atie moeten zijn van zowel preventieve als correctieve<br />

activiteiten. Hiervan is <strong>het</strong> afhankelijk of we er <strong>in</strong> zullen slagen ontwikke-<br />

l<strong>in</strong>gsproblemen bij k<strong>in</strong>deren en jeugdigen te <strong>voor</strong>komen. Dit veronderstelt de<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g, en <strong>voor</strong>al de gecoord<strong>in</strong>eerde implementatie, van verschillende<br />

typen van <strong>in</strong>terventie, te weten:<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERlNGSBELElD


<strong>het</strong> aanleren van <strong>in</strong>dividuele uaardighedenlcompetenties aan k<strong>in</strong>deren en<br />

adolescenten. Dat kan onder meer door middel van daar<strong>voor</strong> ontwikkelde curri-<br />

cula, uit te voeren op scholen, <strong>in</strong>dividueel aangepast en gericht op: <strong>het</strong> zich<br />

leren uiten, <strong>het</strong> leren denken, <strong>het</strong> leren leren, <strong>het</strong> verwerven van probleem-<br />

oploss<strong>in</strong>gsvaardigheden, <strong>het</strong> kritisch leren denken, <strong>het</strong> aanleren van gezond-<br />

heidsbevorderend gedrag, <strong>het</strong> verwerven van sociale en emotionele communi-<br />

catievaardigheden, <strong>het</strong> aanleren van ethisch of gewetensvol gedrag, <strong>het</strong><br />

kunnen dragen van sociale verantwoordelijkheid. Daarbij is <strong>het</strong> <strong>in</strong>schakelen<br />

van leeftijdsgenoten als <strong>in</strong>structors en modellen een belangrijk facet;<br />

<strong>het</strong> beschikbaar stellen en toegankelijk maken van counsel<strong>in</strong>gs- en behande-<br />

l<strong>in</strong>gsmogelckheden. Onder meer door deze zoveel mogelijk te <strong>in</strong>corporeren <strong>in</strong><br />

scholen (spreekuur op school, 'gezondheids'coord<strong>in</strong>ator <strong>in</strong> iedere school), en<br />

door toegankelijkheid <strong>voor</strong> de gemeenschap, met name door <strong>het</strong> ontwikkelen<br />

van faciliteiten daartoe <strong>in</strong> de eerste lijn;<br />

<strong>het</strong> verbeteren van de sociale leefomstandigheden en (re)construeren van sociale<br />

steunnetwerken. Waar k<strong>in</strong>deren te we<strong>in</strong>ig sociale steun (<strong>in</strong> affectieve en<br />

gedragsregulerende z<strong>in</strong>) hebben vanuit hun gez<strong>in</strong>ssituatie, moet er <strong>voor</strong><br />

gezorgd worden dat er tenm<strong>in</strong>ste Ben volwassene/oudere ter beschikk<strong>in</strong>g is die<br />

hen goed kent, en waar ze die steun aan kunnen ontlenen. Daartoe moet <strong>het</strong><br />

mogelijk worden gemaakt om scholen <strong>in</strong> scholen te creeren, dat wil zeggen<br />

kle<strong>in</strong>e 'leercirkels' (zie Simons): groepjes van k<strong>in</strong>deren en een of meer volwas-<br />

senen, die samen grote delen van de curriculaire en extra-curriculaire activi-<br />

teiten doen. Ook <strong>het</strong> ontwikkelen van een tutorsysteem <strong>in</strong> scholen, waarbij<br />

oudere leerl<strong>in</strong>gen, na tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en selectie, als regulier deel van hun curriculum<br />

groepjes van jongere leerl<strong>in</strong>gen onder hun hoede nemen, is hier een relevante<br />

<strong>in</strong>terventie.<br />

Verder is <strong>het</strong> van belang strategieen te ontwikkelen om ouders/gez<strong>in</strong>nen,<br />

school en gemeenschap meer bij elkaar te betrekken, bij<strong>voor</strong>beeld door <strong>het</strong><br />

serieus nemen van de medezeggenschap van ouders bij <strong>het</strong> schoolmanage-<br />

ment. Scholen dienen samenwerk<strong>in</strong>gsrelaties met andere <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen en <strong>voor</strong>-<br />

zien<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de gemeenschap aan te gaan, om er <strong>voor</strong> te zorgen dat de toegang<br />

of beschikbaarheid daarvan <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren zo snel en zo adequaat mogelijk<br />

gerealiseerd wordt. Voor wat betreft materiele leefomstandigheden, tenslotte,<br />

dient de gemeenschap er <strong>voor</strong> zorg te dragen dat ouders f<strong>in</strong>ancieel <strong>in</strong> staat zijn<br />

hun k<strong>in</strong>deren voldoende te kunnen verzorgen en opvoeden.<br />

Een belangrijke taak <strong>voor</strong> de naaste toekomst <strong>voor</strong> de wetenschap <strong>in</strong> dit<br />

verband zal zijn, <strong>het</strong> ontwikkelen van een methodologie <strong>voor</strong> de gecoord<strong>in</strong>eerde<br />

implementatie van de beschreven typen <strong>in</strong>terventie. Behalve een toename <strong>in</strong><br />

consistentie en samenhang van de benader<strong>in</strong>g van jongeren, mag van de<br />

beschikbaarheid en toepass<strong>in</strong>g van zo'n methodologie ook verwacht worden:<br />

een meer evenwichtige verdel<strong>in</strong>g van middelen over typen van <strong>in</strong>terventies en<br />

risicogroepen. Vanwege de ongelijke effecten van sociale en economische<br />

verander<strong>in</strong>gen, en de stapel<strong>in</strong>g van problemen (werkloosheid, armoede) bij<br />

bepaalde (<strong>voor</strong>al etnische) subgroepen <strong>in</strong> de adolescente populatie, is <strong>het</strong> cru-<br />

ciaal om stromen van personele, materiele en f<strong>in</strong>anciele middelen regelmatig<br />

zodanig te kunnen verleggen dat de meest kwetsbare of risicovolle groepen <strong>het</strong><br />

best bereikt worden.<br />

De noodzaak van verdere <strong>in</strong>formatieverzarnel<strong>in</strong>g en onderzoek<br />

Zoals uit de <strong>voor</strong>afgaande hoofdstukken is gebleken, beg<strong>in</strong>nen we ons er steeds<br />

duidelijker van bewust te worden, dat de menselijke ontwikkel<strong>in</strong>g volgens een<br />

zeer <strong>in</strong>gewikkeld vlechtwerk van processen op verschillende niveaus - biolo-<br />

gisch, psychologisch en sociaal - verloopt. Aan die complexiteit kan alleen met<br />

behulp van een netwerk van wetenschappelijke theorieen en praktische bena-<br />

der<strong>in</strong>gen voldoende recht gedaan worden, waarmee <strong>het</strong> moza'iek van kennis<br />

gecreeerd wordt dat nodig is <strong>voor</strong> <strong>het</strong> beantwoorden van fundamentele vragen<br />

JEUGD INONTWlKKELlNG


over menselijke ontwikkel<strong>in</strong>g, en van praktische vragen over hoe deze bei'n-<br />

vloed kan worden.<br />

Uit de <strong>voor</strong>afgaande hoofdstukken is echter ook gebleken, dat van een alge-<br />

meen aanvaard netwerk van theorieen en praktische strategieen en methoden<br />

<strong>voor</strong> bei'nvloed<strong>in</strong>g nog lang geen sprake is. Waar we1 nog altijd sprake van is,<br />

helaas, is een sterke versnipper<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> terre<strong>in</strong> over verschillende discipli-<br />

nes en 10s van elkaar onderzochte probleemgebieden en probleemgroepen.<br />

Maar a1 te vaak komt <strong>het</strong> nog <strong>voor</strong> dat wetenschappelijke studies zich richten<br />

op een enkel verontrustend fenomeen of gedragspatroon dat momentaan <strong>in</strong> de<br />

publieke belangstell<strong>in</strong>g staat, of deze weet te mobiliseren, zoals: <strong>het</strong> behoren<br />

tot een m<strong>in</strong>derheidsgroep, <strong>het</strong> allochtoon-zijn, <strong>het</strong> meemaken van scheid<strong>in</strong>g<br />

van ouders, lichamelijke mishandel<strong>in</strong>g, seksueel misbruik en <strong>in</strong>cest, drug- en<br />

alcoholgebruik, jeugdwerkloosheid, leerstoornissen, school-drop-out, spijbel-<br />

gedrag, onveilig seksueel gedrag, eetstoornissen, depressie, sui'cidaliteit en<br />

agressieflcrim<strong>in</strong>eel gedrag.<br />

Naast <strong>het</strong> feit dat deze probleemgroepen of problemen meestal gei'soleerd<br />

worden onderzocht, zodat de samenhang met andere problemen of -groepen<br />

onduidelijk blijft, leveren de meeste studies slechts momentopnames. De ont-<br />

wikkel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> onderzochte probleem over de loop van de tijd, en de moge-<br />

lijke samenhang daarvan met socio-economische en socio-culturele verande-<br />

r<strong>in</strong>gen, blijft <strong>in</strong> de meeste gevallen duister. Vaak ook concentreren de theorieen<br />

en analyses zich op een bepaalde opvoed<strong>in</strong>gs- of ontwikkel<strong>in</strong>gsfactor of <strong>in</strong>stan-<br />

tie, en wordt de samenhang met andere factoren of <strong>in</strong>stanties venvaarloosd.<br />

Bij onderzoek naar de <strong>in</strong>vloed van de school wordt doorgaans verzuimd reke-<br />

n<strong>in</strong>g te houden met de gezamenlijke <strong>in</strong>vloed van zowel <strong>het</strong> gez<strong>in</strong> van herkomst<br />

als van de <strong>in</strong>dividuele kenmerken van <strong>het</strong> k<strong>in</strong>d. K<strong>in</strong>deren en jeugdigen zelf<br />

worden zelden of nooit gezien en onderzocht als actieve participanten aan, of<br />

bepalers van, hun eigen ontwikkel<strong>in</strong>g.<br />

Op deze wijze wordt <strong>het</strong> veld niet goed <strong>in</strong> kaart gebracht. De Stuurgroep<br />

lbekomstscenario's Gezondheidzorg schroomde er daarom niet <strong>voor</strong> om <strong>in</strong> dit<br />

verband de kwalificatie 'buitengewoon onoverzichtelijk' te gebruiken nnvijl<br />

<strong>het</strong> totaalbeeld zo aan ons oog onttrokken blijft, plegen wetenschappers, maat-<br />

schappelijke groeper<strong>in</strong>gen en beleidmakers, op grond van fragmentarische<br />

<strong>in</strong>formatie vaak toch te vragen om de zoveelste <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>g of maatregel <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

toch a1 zo chaotische landschap van k<strong>in</strong>der- en jeugdbeleid.<br />

De auteurs van de <strong>voor</strong>afgaande hoofdstukken hebben, soms met verschillen-<br />

de, soms ook met overeenkomstige accenten, <strong>in</strong>formatie enlof concrete sugges-<br />

ties aangedragen <strong>voor</strong> zowel de mogelijke organisatievorm waar<strong>in</strong> of van waar-<br />

uit een beter beeld van de jeugd zou kunnen worden verkregen, alsook <strong>voor</strong> de<br />

concrete <strong>in</strong>vull<strong>in</strong>g daarvan. In <strong>het</strong> volgende zullen we een samenvattend over-<br />

zicht van hun aanbevel<strong>in</strong>gen geven. Voor de ter zake relevante argumenten<br />

wordt venvezen naar <strong>het</strong>geen daarover <strong>in</strong> de betreffende hoofdstukken wordt<br />

gezegd. Samenvattend komt een en ander neer op een aanbevel<strong>in</strong>g de mogelijk-<br />

heden te onderzoeken <strong>voor</strong> de opricht<strong>in</strong>g van een Nationaal Centrum <strong>voor</strong> de<br />

Ontwikkel<strong>in</strong>g van de <strong>Jeugd</strong>, met regionale of lokale tegenhangers of vertak-<br />

k<strong>in</strong>gen. Zo'n centrum zou een aantal van de bestaande gecompartimen-<br />

taliseerde <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen, organisaties en raden op <strong>het</strong> onderhavige terre<strong>in</strong> <strong>in</strong><br />

zich moeten kunnen opnemen. Het zou gedragen dienen te worden door weten-<br />

schappelijke organisaties, gezondheidszorg, maatschappelijke dienst-<br />

verlen<strong>in</strong>g, onderwijs, sociale partners (vakbonden, werkgevers) en overheid.<br />

'1 Stuurgroep Toekornstscenario's Gezondheidszorg. Zorgen <strong>voor</strong> Geestelijke Gezondheid <strong>in</strong> de Toekomst; Utrecht. Bohn. Scheltema<br />

& Holkerna. 1990. blz. 336.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSRELElD


'1 Zie hoofdstuk 4.<br />

295 JEUGD INONTWIKKELING<br />

Behalve <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> een belangrijk wapen zou kunnen zijn tegen de<br />

onsamenhangendheid en <strong>in</strong>consistentie die <strong>het</strong> beleid ten aanzien van k<strong>in</strong>de-<br />

ren en jeugdigen op alle niveaus thans kenmerkt, zou de geboorte van een<br />

Nationaal Centrum <strong>voor</strong> de Ontwikkel<strong>in</strong>g van de <strong>Jeugd</strong> <strong>voor</strong>al een bewijs zijn<br />

van <strong>het</strong> feit dat wij als samenlev<strong>in</strong>g zoveel mogelijk aan onze k<strong>in</strong>deren een<br />

geslaagde volwassen toekomst willen geven.<br />

lnforrnatieverzamel<strong>in</strong>g en onderzoek <strong>in</strong> de vorm van prograrnma's<br />

De meerderheid van de auteurs <strong>in</strong> deze studie spreekt zich expliciet uit <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

opzetten van programma's gericht op monitor<strong>in</strong>g c.q. regelmatige screen<strong>in</strong>g<br />

van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen op ontwikkel<strong>in</strong>g en ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen. Van<br />

den Brande wijst erop dat screen<strong>in</strong>g of monitor<strong>in</strong>g <strong>in</strong> feite a1 vanaf <strong>het</strong> moment<br />

van conceptie (of <strong>in</strong> iedere geval de constater<strong>in</strong>g van zwangerschap) zou<br />

moeten beg<strong>in</strong>nen. Immers, veel ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen, en daarmee onnodig<br />

lijden en medische zorg, kunnen <strong>voor</strong>komen worden. Dit kan door vroegtijdige<br />

herkenn<strong>in</strong>g van aangeboren afwijk<strong>in</strong>gen (zo mogelijk antenataal), door scree-<br />

n<strong>in</strong>gsprogramma's om later chronisch wordende ziekten te ontdekken, en door<br />

<strong>voor</strong>tdurende monitor<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> kader van de jeugdgezondheidszorg.<br />

Heymans pleit <strong>voor</strong> <strong>het</strong> jaarlijks op basis van een monitor<strong>in</strong>g-programma doen<br />

verschijnen van een rapport met gegevens over de leefomstandigheden en<br />

vaardigheden van Nederlandse k<strong>in</strong>deren (0-18 jaar). Naar zijn men<strong>in</strong>g zou een<br />

dergelijke monitor<strong>in</strong>g zoveel mogelijk <strong>in</strong> <strong>in</strong>ternationaal verband dienen te<br />

gebeuren.<br />

Simons benadrukt <strong>het</strong> belang van monitor<strong>in</strong>g van de schoolcultuur en van ver-<br />

ander<strong>in</strong>gen (a1 dan niet als uitkomst van <strong>in</strong>terventies) die daar<strong>in</strong> optreden.<br />

Diekstra pleit eveneens <strong>voor</strong> een regelmatige monitor<strong>in</strong>g van de jeugd. Zo'n<br />

monitor<strong>in</strong>g zou naar zijn men<strong>in</strong>g <strong>in</strong> ieder geval <strong>in</strong>zicht moeten geven <strong>in</strong> ken-<br />

merken van, en trends <strong>in</strong>: (ervaren) gez<strong>in</strong>s-, schoolklimaat; beschikbare<br />

sociale/emotionele steun; materiele leefomstandigheden; zelfbeeld; morele<br />

ontwikkel<strong>in</strong>glgedrag; gedragsproblemen; emotionele/psychische problemen;<br />

traumatische ervar<strong>in</strong>gen; toekomstperspectief; aantal en zwaarte van ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>gstaken per k<strong>in</strong>d. Het meest <strong>voor</strong> de hand ligt zijns <strong>in</strong>ziens om dergelijke<br />

<strong>in</strong>formatie rechtstreeks (via zelfrapportage) bij k<strong>in</strong>deren via de scholen te<br />

verzamelen, en hij venvijst daarbij naar de ervar<strong>in</strong>gen die zijn opgedaan met<br />

<strong>het</strong> experimentele middelbare scholenprojekt Gedrag en Gezondheid bij<br />

Scholieren: een Monitor op de Toekomst 3. Daarbij moet echter de kantteke-<br />

n<strong>in</strong>g worden geplaatst dat monitor<strong>in</strong>g alleen dan z<strong>in</strong>vol is, als <strong>het</strong> op verschil-<br />

lende ontwikkel<strong>in</strong>gsrelevante tijdstippen kan worden uitgevoerd, en gebruik<br />

kan maken van verschillende databronnen, dus ook van <strong>in</strong>formatie van de<br />

ouders of pleegouders.<br />

Wat is de nu de argumentatie <strong>voor</strong> monitor<strong>in</strong>g of regelmatige screen<strong>in</strong>g?<br />

Volgens Heymans is een belangrijke opbrengst daarvan enerzijds dat de bij de<br />

begeleid<strong>in</strong>g van de ontwikkel<strong>in</strong>g betrokkenen zoveel mogelijk van correcte<br />

gegevens uitgaan, en anderzijds dat de samenlev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> algemeen goed en<br />

snel gei'nformeerd wordt over de staat van de jeugd. Maar hoewel de meeste<br />

auteurs zich daarover niet expliciet uitspreken is er ook een wetenschappelijke<br />

ratio <strong>voor</strong>. nlrijke studies <strong>in</strong> de traditie van de zogenaamde systeemtheorieen<br />

hebben op overtuigende wijze aangetoond, dat door <strong>het</strong> regelmatig en systema-<br />

tisch terugkoppelen van <strong>in</strong>formatie over <strong>het</strong> eigen functioneren aan een<br />

systeem, zoals een gemeenschap, een gezondheidszorgsysteem of een school,<br />

<strong>het</strong> functioneren van dat systeem bei'nvloed wordt, niet zelden op een wijze die<br />

verdere <strong>in</strong>terventies van buitenaf overbodig maakt. Tkrugkoppel<strong>in</strong>g op maat<br />

van de <strong>in</strong>formatie aan een bepaalde school over (ervaren) schoolcultuur, en


over problemen van de k<strong>in</strong>deren (zowel op de school zelf als <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met<br />

k<strong>in</strong>deren op vergelijkbare scholen), bij<strong>voor</strong>beeld, heeft noodzakelijkenvijze<br />

een effect op <strong>het</strong> functioneren van <strong>het</strong> betreffende schoolsysteem. Onder<br />

andere omdat daardoor <strong>het</strong> bewustzijn van de kwaliteit van de momentane<br />

schoolsituatie wordt verhoogd, en een prikkel wordt gegeven tot <strong>het</strong> nadenken<br />

over, en <strong>het</strong> nemen van, maatregelen/activiteiten tot verander<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong><br />

bestek van beschikbare middelen. Informatie wordt zo een prikkel tot (preven-<br />

tieve of correctieve) <strong>in</strong>terventie-activiteiten, die op hun beurt weer vragen om<br />

<strong>in</strong>formatie <strong>in</strong> <strong>het</strong> licht waarvan hun acceptatie en effecten beoordeeld kunnen<br />

worden.<br />

Het is bepaald niet ondenkbaar, dat <strong>het</strong> onoverzichtelijke landschap van<br />

k<strong>in</strong>der- en jeugd<strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> een deel is ontstaan of noodzakelijk gewor-<br />

den door <strong>het</strong> ontbreken van dergelijke <strong>in</strong>formatie-feedback-mogelijkheden, en<br />

daarmee <strong>het</strong> ontbreken van prikkels tot <strong>het</strong> mobiliseren van 'natuurlijke' hulp-<br />

bronnen of probleemoploss<strong>in</strong>gsstrategieen. Het is daarmee bepaald ook niet<br />

ondenkbaar dat een deel van deze <strong>voor</strong>zien<strong>in</strong>gen overbodig wordt als gevolg<br />

van een goed functionerende Monitor op de <strong>Jeugd</strong>. We zien hieraan dat <strong>in</strong>for-<br />

matie en <strong>in</strong>terventie weliswaar twee te onderscheiden, maar niet te scheiden<br />

processen zijn. We zien tevens dat monitor<strong>in</strong>g, en <strong>het</strong> op 'maat' terugkoppelen<br />

van de middels de monitor verzamelde <strong>in</strong>formatie, een belangrijke prikkel<br />

kunnen vormen tot wat Van Oudenhoven noemt: door de gemeenschap gedra-<br />

gen c.q. gei'nitieerde ('community based') <strong>in</strong>terventies. In dit verband is ook<br />

van belang <strong>het</strong> door Heymans gedane <strong>voor</strong>stel om methoden <strong>voor</strong> selfmonito-<br />

r<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> directe opvoeders en <strong>voor</strong> k<strong>in</strong>deren en jeugdigen te ontwikkelen.<br />

In concreto stelt hij <strong>voor</strong> om testprocedures te ontwikkelen, en deze beschik-<br />

baar te stellen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> vaststellen van de mate waar<strong>in</strong> k<strong>in</strong>deren basale morele<br />

competenties verworven hebben. Het spreekt <strong>voor</strong> zich dat dergelijke self-<br />

monitor<strong>in</strong>g methoden ook op allerlei andere terre<strong>in</strong>en van lichamelijke,<br />

psychologische en sociale ontwikkel<strong>in</strong>g (zoals van sociale vaardigheden) denk-<br />

baar zijn.<br />

Een volgend argument <strong>voor</strong> monitor<strong>in</strong>g is <strong>het</strong> gegeven dat effectieve program-<br />

ma's gericht op houd<strong>in</strong>gs-, mentaliteits- en gedragsverander<strong>in</strong>g, een '<strong>in</strong>forma-<br />

tion base' vereisen, dat wil zeggen harde, valide gegevens die up to date zijn en<br />

op pond waarvan eventuele verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> aard en omvang van risico-<br />

groepen tijdig worden gesignaleerd. Van belang is daarbij dat de monitor <strong>in</strong><br />

samenhang gegevens met betrekk<strong>in</strong>g tot lichamelijke, psychologische en<br />

sociale ontwikkel<strong>in</strong>g en ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen verzamelt.<br />

Een wetenschappelijke kantteken<strong>in</strong>g die, naast <strong>het</strong> noemen van alle <strong>voor</strong>delen<br />

bij monitor<strong>in</strong>g op de hier bedoelde wijze, te maken valt, is dat <strong>het</strong> steeds zoge-<br />

naamd cross-sectioneel onderzoek betreft. Dat betekent bij<strong>voor</strong>beeld dat <strong>het</strong><br />

jaarlijks 'monitoren' van k<strong>in</strong>deren bij de overgang van <strong>het</strong> basis- naar <strong>het</strong><br />

<strong>voor</strong>tgezet onderwijs ieder jaar een andere groep k<strong>in</strong>deren betreft. Daarmee<br />

blijft onbekend hoe eenzelfde groep van k<strong>in</strong>deren zich <strong>in</strong> de loop van de,<br />

volgende jaren ontwikkelt, en <strong>in</strong> hoeverre bepaalde ontwikkel<strong>in</strong>gsproblemen<br />

een cont<strong>in</strong>u dan we1 een discont<strong>in</strong>u verloop hebben (bij<strong>voor</strong>beeld op latere leef-<br />

tijd 'vanzelf verm<strong>in</strong>deren of verdwijnen). Het is om die reden dat verschillende<br />

auteurs (Kohnstamm, Heymans, Van den Brande en Diekstra) expliciet wijzen<br />

op <strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> zogenoemde longitud<strong>in</strong>aal onderzoek. Heymans pleit<br />

concreet <strong>voor</strong> <strong>het</strong> opzetten van een grootschalig longitud<strong>in</strong>aal onderzoek naar<br />

de socio-morele ontwikkel<strong>in</strong>g over de periode van 0-25 jaar. Doe1 daarvan is <strong>het</strong><br />

gedetailleerd <strong>in</strong> kaart brengen van aspecten van de ontwikkel<strong>in</strong>g van morele<br />

competenties van k<strong>in</strong>deren, waarbij gekeken moet worden naar zowel<br />

omgev<strong>in</strong>gsaspecten als normcomb<strong>in</strong>aties die k<strong>in</strong>deren geacht worden zich<br />

eigen te maken. Dergelijk onderzoek dient <strong>voor</strong> opvoeders bruikbare <strong>in</strong>dicato-<br />

ren op te leveren, waarmee de morele ontwikkel<strong>in</strong>g kan worden vastgesteld en<br />

eventueel bijgesteld.<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Een andere mogelijkheid is <strong>het</strong> niet-anoniem op meerdere tijdstippen monito-<br />

ren van alle k<strong>in</strong>deren, bij<strong>voor</strong>beeld bij de overgang: van wat eerder de kleuter-<br />

school heette naar de vervolgjaren van de basisschool (+ 6e levensjaar); van<br />

basisschool naar middelbaar onderwijs (+ 12e levensjaar); en van middelbaar<br />

onderwijs naar vervolgonderwijs of arbeidsmarkt (+ 18e levensjaar).<br />

8.2.2 Naar een nationaal centrum <strong>voor</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van de jeugd<br />

Het is vermoedelijk symptomatisch dat, terwijl er veel onderzoek wordt gedaan<br />

over opvoed<strong>in</strong>g en ontwikkel<strong>in</strong>g, een nationale research-organisatie op dit<br />

gebied een afwezige grootheid is. De meeste van de bestaande <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen of<br />

organisaties zijn als losgekoppelde wagons met ieder hun eigen specifieke<br />

lad<strong>in</strong>g - zij <strong>het</strong> alcohol, drugs, seks, onderwijs, gezondheid, of maatschappelijk<br />

welzijn - over <strong>het</strong> ontwikkel<strong>in</strong>gsspoorwegennet verspreid. Ze worden meestal<br />

geheel of gedeeltelijk door slechts een bepaald departement of een bepaalde<br />

sector gedragen en gef<strong>in</strong>ancierd. De facto betekent dat doorgaans dat andere<br />

departementen of maatschappelijke sectoren er 'we<strong>in</strong>ig of geen boodschap aan<br />

hebben', <strong>het</strong>geen weer een factor is <strong>voor</strong> <strong>het</strong> herhaaldelijk gesignaleerde<br />

gebrek aan consistentie <strong>in</strong> beleid, en van gebrek aan samenhang <strong>in</strong> en prakti-<br />

sche toepass<strong>in</strong>gen van wetenschappelijke onderzoek.<br />

Zowel Heymans als Diekstra pleiten <strong>voor</strong> een organisatie die periodiek <strong>in</strong>for-<br />

matie verzamelt over de toestand van de jeugd <strong>in</strong> ons land op uiteenlopende<br />

gebieden, en die <strong>in</strong>formatie op maat terugkoppelt aan de verschillende catego-<br />

rieen opvoeders (zoals ouders en onderwijsgevenden) en overheden op lokaal,<br />

regionaal en nationaal niveau. Dit laatste, evenals <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> onderzoek<br />

geplaatst dient te worden <strong>in</strong> een onderzoekprogramma, gaat verder dan de acti-<br />

viteiten die <strong>het</strong> Sociaal en Cultureel Planbureau nu verricht 4. Naast de<br />

genoemde auteurs pleiten ook Kohnstamm en Van den Brande <strong>voor</strong> meer en<br />

betere mogelijkheden <strong>voor</strong> wetenschappelijk onderzoek op <strong>het</strong> onderhavige<br />

terre<strong>in</strong>, maar zij doen geen suggesties <strong>voor</strong>, respectievelijk zien geen noodzaak<br />

tot, andere organisaties op dit terre<strong>in</strong> dan de bestaande.<br />

Heymans doet op organisatorisch vlak een tweetal suggesties. Enerzijds pleit<br />

hij <strong>voor</strong> <strong>het</strong> opzetten van organen die zich bezig zouden moeten houden met de<br />

vertal<strong>in</strong>g van resultaten van onderzoek <strong>voor</strong> een groot publiek. Anderzijds<br />

stelt hij <strong>voor</strong> om een regelmatige monitor<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren en jeugdigen onder<br />

verantwoordelijkheid van ofwel de <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Jeugd</strong>beleid ofwel de Weten-<br />

schappelijke <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> Reger<strong>in</strong>gsbeleid te laten plaatsv<strong>in</strong>den.<br />

Voor wat betreft <strong>het</strong> onderwijsveld beveelt Simons concreet <strong>het</strong> opzetten van<br />

een 'Leren Leren' Instituut aan, maar <strong>het</strong> belang dat hij daarnaast hecht aan<br />

<strong>het</strong> onderzoek en de monitor<strong>in</strong>g van schoolcultuur maakt duidelijk dat een der-<br />

gelijk <strong>in</strong>stituut toch een bredere functie dient te krijgen.<br />

Diekstra pleit <strong>voor</strong> de opricht<strong>in</strong>g van een Nationaal Centrum <strong>voor</strong> de Ontwik-<br />

kel<strong>in</strong>g dat multisectoraal van karakter is, en zowel een research(co0rd<strong>in</strong>a-<br />

tie)taak, een expertise- of 'clear<strong>in</strong>g house'-taak <strong>voor</strong> uiteenlopende maatschap-<br />

pelijke sectoren (onderwijs, gezondheidszorg, bedrijfsleven, overheid) als een<br />

(publieke) <strong>voor</strong>licht<strong>in</strong>gs- en <strong>in</strong>formatietaak heeft. Hij meent dat <strong>het</strong> bepaald<br />

niet gewaagd is te stellen, dat de betreffende taken niet gecoord<strong>in</strong>eerd door<br />

bestaande organisaties of <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen worden verricht of kunnen worden<br />

verricht, en dat daarom een nieuwe organisatie vereist is. Het centrum zou op<br />

deze wijze belangrijk kunnen bijdragen aan <strong>het</strong> ontstaan van optimale <strong>voor</strong>-<br />

waarden <strong>voor</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van de Nederlandse jeugd, waaraan de<br />

toekomst van onze samenlev<strong>in</strong>g wordt toevertrouwd.<br />

'1 Dit neemt niet weg dat van onderzoek van <strong>het</strong> SCP dankbaar gebruik kan worden gemaakt.<br />

JEUGD INONTWIKKELING


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Bijlage:<br />

Deelnemers aan de studie-<br />

conferentie 'Bedreigde <strong>Jeugd</strong>?',<br />

dd. 18 september 1991,<br />

georganiseerd door de WRR<br />

- Dhr. prof.dr. J.C.A. van Acker (externe deskundige)<br />

- Mevr. prof.dr. L. van den Berg-Elder<strong>in</strong>g (externe deskundige)<br />

- Dhr. prof.dr. J.L. van den Brande (preadviseur)<br />

- Dhr. prof.dr. R.F.W. Diekstra (preadviseur)<br />

- Dhr. dr. A.C.M. Dud<strong>in</strong>k (externe deskundige)<br />

- Dhr. prof.dr. H. van Engeland (externe deskundige)<br />

- Dhr. prof.dr. P.G. Heymans (preadviseur)<br />

- Dhr. prof.dr. G.A. Kohnstamm (preadviseur)<br />

- Dhr. dr. G.J. Kronjee (WRR)<br />

- Mevr. prof.mr. M. de Langen (externe deskundige)<br />

- Dhr. mr. D.Q.R. Mulock Houwer (WRR)<br />

- Dhr. dr. N. van Oudenhoven (preadviseur)<br />

- Dhr. drs. C.S. van Praag (externe deskundige)<br />

- Dhr. prof.dr. P.R.J. Simons (preadviseur)<br />

- Mevr. dr. F.A. Swets-Gronert (externe deskundige)<br />

- Mevr. drs. S. van der Veen (WRR, verslag)<br />

- Mevr. drs. M.H.J. van Wier<strong>in</strong>gen-Wagenaar (WRR)<br />

- Mew. dr. A.D. Wolff-Albers (WRR, <strong>voor</strong>zitter studieconferentie)<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET RECERINCSBELEID


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


Rapporten aan de Reger<strong>in</strong>g<br />

Eerste raadsperiode:<br />

Europese Unie*<br />

Structuur van de Nederlandse economie*<br />

Energiebeleid<br />

Gebundeld <strong>in</strong> een publikatie (l974)*<br />

Milieubeleid (1974)'<br />

Bevolk<strong>in</strong>gsgroei (l974)*<br />

De organisatie van her openbaar bestuur (1975)*<br />

Buitenlandse <strong>in</strong>vloeden op Nederland: Internationale migratie (1 976)*<br />

Buitenlandse <strong>in</strong>vloeden op Nederland:<br />

Beschikbaarheid van wetenschappelijke en technische kennis (1976)*<br />

Commentaar op de Discussienota Sectoraden (1976)*<br />

Commentaar op de nota Contouren van een toekomstig ondemijsbestel(1976)*<br />

Overzicht externe adviesorganen van de centrale overheid (1976)*<br />

Externe adviesorganen van de centrale overheid (1976)*<br />

Maken wij er werk van?<br />

Verkenn<strong>in</strong>gen omtrent de verhoud<strong>in</strong>g tussen actieven en niet-actieven (1977)*<br />

Interne adviesorganen van de centrale overheid ( 1977)*<br />

De komende vijfentw<strong>in</strong>tig jaar - Een toekomstverkenn<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> Nederland ( 1977)*<br />

Over sociale ongelijkheid - Een beleidsgerichte probleemverkenn<strong>in</strong>g (1977)*<br />

Tweede raadsperiode:<br />

Etnische m<strong>in</strong>derheden (l979)*<br />

A. Rapport aan de Reger<strong>in</strong>g<br />

8. Naar een algemeen etnixh m<strong>in</strong>derhedenbeleid?<br />

Plaats en toekomst van de Nederlandse <strong>in</strong>dustrie (1980)*<br />

Beleidsgerichte toekomstverkenn<strong>in</strong>g<br />

Deel I: Een pog<strong>in</strong>g tot uitlokk<strong>in</strong>g (1980)*<br />

Democratie en geweld<br />

Probleemanalyse naar aanleid<strong>in</strong>g van de gebeurtenissen <strong>in</strong> Amsterdam op 30 april 19B0*<br />

Vernieuw<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> arbeidsbestel(1981)*<br />

Herwaarder<strong>in</strong>g van welzijnsbeleid (1982)*<br />

Onder <strong>in</strong>vloed van Duitsland<br />

Een onderzoek naar gevoeligheid en kwetsbaarheid <strong>in</strong> de betrekk<strong>in</strong>gen tussen Nederland en de Bondsrepubliek<br />

(1982)'<br />

Samenhangend mediabeleid (l982)*<br />

Derde raadsperiode:<br />

Beleidsgerichte toekomstverkenn<strong>in</strong>g<br />

Deel2: Een verruim<strong>in</strong>g van perspectief (1983)'<br />

Waarborgen <strong>voor</strong> zekerheid<br />

Een nieuw stelsel van sociale zekerheid <strong>in</strong> hoofdlijnen (1985)<br />

Basisvorm<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> ondemijs (1986)<br />

De onvoltooide Europese <strong>in</strong>tegratie (1986)<br />

Ruimte <strong>voor</strong> groei: kansen en bedreig<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> de Nederlandse economie <strong>in</strong> de komende tien jaar (1987)<br />

Op maat van <strong>het</strong> midden- en kle<strong>in</strong>bedrijf (1 987)<br />

Deel I: Rapport aan de Reger<strong>in</strong>g: Deel2: Pre-adviezen<br />

Cultuur zonder grenzen (1987)*<br />

De f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g van de Europese Gemeenschap: een <strong>in</strong>terimrapport (1987)<br />

Activerend arbeidsmarktbeleid (1987)<br />

Overheid en toekomstonderzoek; een <strong>in</strong>ventarisatie (1988)<br />

* Uitverkocht<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


Vierde raadsperiode:<br />

35 Rechtshandhav<strong>in</strong>g (1988)<br />

36 Allochtonenbeleid ( 1989)<br />

37 Van de stad en de rand (1990)<br />

38 Een werkend perspectief;<br />

Arbeidsparticipatie <strong>in</strong> de jaren '90 (1990)<br />

39 Technologic en overheid (1991)<br />

40 De onderwijsverzorg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de toekomst (1991)<br />

41 Milieubeleid: strategie, <strong>in</strong>strumenten en handhaafbaarheid (1992)<br />

Rapporten aan de Reger<strong>in</strong>g en publikaties <strong>in</strong> de reeks 'Voorstudies en achtergronden'zijn verkrijgbaar <strong>in</strong> de boekhan.<br />

del of via de Sdu Uitgeverij. Plantijnstraat 6. Postbus 20014.2500 EA 's-Gravenhage. tel. 070-3789880<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID


VIO<br />

'Voorstudies en achtergronden'<br />

Eerste raadsperiode:<br />

W.A.W. van Walstijn e.a.: Kansen op onderwijs: een literatuurstudie over ongelijkheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> Nederlandse onderwijs<br />

(1975)*<br />

I.]. Schoonenbwm en H.M. In 't Veld-Langeveld: De emmcipatie van de vrouw (1976)*<br />

G.R. Mustert: Van dubbeltjes en kwartjes: een literatuurstudie over ongelijkheid <strong>in</strong> de Nederlandse <strong>in</strong>komensverde-<br />

l<strong>in</strong>g (1976)*<br />

IVAIlnstituut vwr Sociaal-Wetenschappelijk Onderzwk van de Katholieke Hogeschwl Tilburg: De verdel<strong>in</strong>g en de<br />

waarder<strong>in</strong>g van arbeid; een studie over ongelijkheid <strong>in</strong> <strong>het</strong> arbeidsbestel (1976)*<br />

Adviseren aan de overheid', met bijdragen van economische, juridische en politicologische bestuurskundigen ( 1977)*<br />

Verslag Eerste <strong>Raad</strong>speriode: 1972- 1977*<br />

Tweede raadsperiode:<br />

J.J.C. Voorhoeve: Internationale macht en <strong>in</strong>terne autonomie - Een verkenn<strong>in</strong>g van de Nederlandse situatie (1978)*<br />

W.M. de Jong: Techniek en wetenschap als basis <strong>voor</strong> <strong>in</strong>dustriele <strong>in</strong>novatie - Verslag van een reek, van <strong>in</strong>terviews<br />

(1978)*<br />

R Gerritsellnstituut <strong>voor</strong> Onderzoek van Overheidsuitgaven: De publieke sector: ontwikkel<strong>in</strong>g en waardevorm<strong>in</strong>g<br />

- Een <strong>voor</strong>onderroek ( 1979)*<br />

Vakgroep Plann<strong>in</strong>g en BeleidISociologisch lnstituut Rijksuniversiteit Utrecht:<br />

Konsumptieverander<strong>in</strong>g <strong>in</strong> maatschappelijk perspectief (l979)*<br />

R. Penn<strong>in</strong>x: Naar een algemeen etnisch m<strong>in</strong>derhedenbeleid? Opgenomen <strong>in</strong> rapport nc 17 (1979)*<br />

De quartaire sector - Maatschappelijke behoeften en werkgelegenheid - Verslag van een werkconferentie ( 1979)*<br />

W Driehuis en F!J. van den Noord: Produktie, werkgelegenheid en sectorstructuur <strong>in</strong> Nederland 1960- 1985<br />

Modelstudie bij <strong>het</strong> rapport Plaars en toekomst van de Nederlandse <strong>in</strong>dustrie (1980)*<br />

S.K. Kuipers. J. Muysken. D.J. van den Berg en A.H. van Zon: Sectorstructuur en economische groei: een eenvoudig<br />

groeimodel met zes sectoren van de Nederlandse economie <strong>in</strong> de periode na de tweede wereldoorlog. Modelstudie<br />

bij her rapport Plaats en toekomst van de Nederlandse <strong>in</strong>dustrie (l980)*<br />

F. Muller, F!J.J. Lesuis en N.M. Boxhoorn: Een multisectormodel <strong>voor</strong> de Nederlandse economie <strong>in</strong> 23 bedrijfstakken<br />

F. Muller: Verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de sectorstructuur van de Nederlandse <strong>in</strong>dustrie (1980)'<br />

A.B.TM. van Schaik: Arbeidsplaarsen, bezett<strong>in</strong>gsgraad en werkgelegenheid <strong>in</strong> dertien bedrijfstakken<br />

Modelstudie bij <strong>het</strong> rapport Plaats en toekomst van de Nederlandse <strong>in</strong>dustrie (1980)'<br />

A.J. Basoski. A. Budd. A. Kalff, L.B.M. Mennes, F. Racke en1.C. Ramaer: Exportbeleid en sectorstructuurbeleid<br />

Pre-adviezen bij <strong>het</strong> rapport Plaats en toekomst van de Nederlandse <strong>in</strong>dustrie (1980)*<br />

J.J. van Duijn. M.J. Ellman, C.A. de Feyter, C. Inja. H.W deJong. M.L. Mogendorffen F! VerLoren vanThemaat: Sector-<br />

structuurbeleid: mogelijkheden en beperk<strong>in</strong>gen<br />

Pre-adviezen bij <strong>het</strong> rapport Plaats en toekomst van de Nederlandse <strong>in</strong>dustrie (1 980)*<br />

C.6A. Bartels: Regio's aan <strong>het</strong> werk: ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de ruimtelijke spreid<strong>in</strong>g van economische activiteiten <strong>in</strong><br />

Nederland<br />

Studie bij <strong>het</strong> rapport Plaats en toekomst van de Nederlandse <strong>in</strong>dustrie (1980)*<br />

Uitverkocht<br />

JEUGD INONTWIKKELING


M.Th. Brouwer, W. Driehuis. K.A. Koekoek,]. Kol, L.B.M. Mennes. I?J. van den Nwrd. D. S<strong>in</strong>ke. K. Vijlbrief en J.C. van<br />

Ours: flam<strong>in</strong>g van de f<strong>in</strong>ale bested<strong>in</strong>gen en enkele andere grootheden <strong>in</strong> Nederland <strong>in</strong> 1985<br />

Technixhe nota's bij <strong>het</strong> rapport Plaats en toekomst van de Nederlandse <strong>in</strong>dustrie (1980)*<br />

J.A.H. Bron: Arbeidsaanbod-projecties 1980-2000 (1980)*<br />

F! Thoenes. R.J. In 't Veld, 1.Th.M. Snellen. A. Faludi: Benader<strong>in</strong>gen van plann<strong>in</strong>g<br />

Vier pre-adviezen over beleidsvorm<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> openbaar bestuur ( l980)*<br />

Beleid en toekomst<br />

Verslag van een symposium over <strong>het</strong> rapport Beleidsgerichte toekomstverkenn<strong>in</strong>g deel 1 (1981)*<br />

L.J. van den Bosch, G. van Enckevort. Ria Jaarsma, D.B.F! Kallen. EN. Karstanje. K.B. Koster: Educatie en welzijn<br />

(1981)*<br />

J.C. van Ours. D. Hamersma, G. Hupkes. F!H. Admiraal: Consumptiebeleid vwr de werkgelegenheid<br />

Pre-adviezen bij <strong>het</strong> rapport Vernieuw<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> arbeidsbestel(1982)*<br />

J.C. van Ours. C. Molenaar, J.A.M. Heijke: De wisselwerk<strong>in</strong>g tussen schaarsteverhoud<strong>in</strong>gen en belon<strong>in</strong>gsstructuur<br />

Pre-adviezen bij <strong>het</strong> rapport Vernieuw<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> arbeidsbestel ( 1982)*<br />

A.A. van Duijn. W.H.C. Kerkhoff, L.U. de Sitter, Ch.J. De Wolff, F. Sturmans:<br />

Kwaliteit van de arbeid<br />

Pre-adviezen bij <strong>het</strong> rapport Vernieuw<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> arbeidsbestel(1982)'<br />

J.G. Lambooy, F!C.M. Huigslwt en RE. van de Lustgraaf: Creep op de stad?<br />

Een <strong>in</strong>stitutionele visie op stedelijke ontwikkel<strong>in</strong>g en de belnvloedbaarheid daarvan (1982)*<br />

J.C. Hess. F. Wielenga: Duitsland <strong>in</strong> de Nederlandse pen - altijd een probleem?<br />

Drie dagbladen over de Bondsrepubliek 1969-1980 (1982)*<br />

C.W.A.M. van Paridon. E.K. Greup. A. Kett<strong>in</strong>g: De handelsbetrekk<strong>in</strong>gen tussen Nederland en de Bondsrepubliek<br />

Duitsland (1982)*<br />

WA. Smit. G.WM. Tiemessen. R. Geem: Ahaus. L<strong>in</strong>gen en Kalkar; Duitse nucleaire <strong>in</strong>stallaties en de gevolgen <strong>voor</strong><br />

Nederland (1983)*<br />

J.H. von Eije: Geldstromen en <strong>in</strong>komensverdel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de verzorg<strong>in</strong>gsstaat (l982)*<br />

Verslag van de tweede <strong>Raad</strong>speriode 1978- 1982*<br />

I? den Hoed, WG.M. Salet en H. van der Sluijs: Plann<strong>in</strong>g als ondernem<strong>in</strong>g (1983)*<br />

H.F. Munneke e.a: Organen en rechtspersonen rondom de centrale overheid (1983); 2 delen*<br />

M.C. Brands, H.J.G. Beunders. H.H. Selier: Denkend aan Duitsland; Een essay over moderne Duitse geschiedenis en<br />

enige hwfdstukken over de Nederlands-Duitse betrekk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de jaren zeventig (1983)*<br />

L.G. Gerrichhauzen: Won<strong>in</strong>gcorporaties; Een beleidsanalyse (1983)*<br />

J. Kassies: Notities over een herorientatie van <strong>het</strong> kunstbeleid (1983)"<br />

Leo Jansen: Sociocratische tendenties <strong>in</strong> West-Europa (1983)'<br />

* Uitverkocht<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HET REOERINOSBELEID


'Voorstudies en achtergronden mediabeleid'<br />

M I J.M. de Meij: Overheid en uit<strong>in</strong>gsvrijheid (1982)'<br />

M 2 E.H. Hollander: Kle<strong>in</strong>schalige masacommunicatie: lokale omroepvormen <strong>in</strong> West-Europa (l982)*<br />

M 3 L.J. He<strong>in</strong>smadNOS: De kulturele betekenis van de <strong>in</strong>strwm van buitenlandse televisieprogramma's <strong>in</strong> Nederland -<br />

Een literatuurstudie (1982)*<br />

M 4 L.PH. Schwnderwoerd, W.P KnulsdSociaal en Cultureel Planbureau:<br />

Mediagebruik bij vermim<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> aanbod (1982)*<br />

M 5 N. Boerma.].]. van Cuilenburg. E. Diemer.].]. Oostenbr<strong>in</strong>k, J. van Putten: De omroep: wet en beleid; een juridisch-poli-<br />

ticologische evaluatie van de omroepwet (1982)'<br />

M 6 lntomart b.v.: Etherpiraten <strong>in</strong> Nederland (1982)'<br />

M 7 PJ. Kalffllnstituut vwr Grafische Techniek TNO: Nieuwe technieken <strong>voor</strong> produktie en distributie van dagbladen en<br />

tijdschriften (1982)'<br />

M 8 J.J. van Cuilenburg. D. McQuail: Media en pluriformiteit; Een bewrdel<strong>in</strong>g van de stand van den (l982)*<br />

M 9 K.J. Alsem, M.A. Boonmk G.J. van Helden. J.C. Hoekstra. PS.H. Leeflang. H.H.M. Visser: De aanbodstructuur van de<br />

periodiek venchijnende pen <strong>in</strong> Nederland (1982)*<br />

M I0 W.P KnulsdSociaal en Cultureel Planbureau: Mediabeleid en cultuurbeleid; Een studie over de samenhang tussen de<br />

twee beleidsvelden (l982)*<br />

MI I A.P Bolle: Het gebruik van glasvezelkabel <strong>in</strong> lokale telecommunicatienetten (1982)*<br />

M 12 P te Nuyl: Structuur en ontwikkel<strong>in</strong>g van vraag en aanbod op de markt vwr televisieprodukties (1982)'<br />

M 13 4.M. Wilms/lnstituut vwr Onderzoek van Overheidsuitgaven: Horen, zien en betalen; Een <strong>in</strong>ventariserende studie<br />

naar de toekomstige kosten en bekostig<strong>in</strong>g van de omroep (1982)*<br />

M 14 WM. de Jong: lnformatietechniek <strong>in</strong> beweg<strong>in</strong>g; consequenties en mogelijkheden vwr Nederland ( 1982)'<br />

M 15 J.C. van Oun: Mediaconsumptie; Een analyse van <strong>het</strong> verleden, een verkenn<strong>in</strong>g van de toekomn (1982)*<br />

M 16 J.G. Stappen. AD. Reijnden. WA.]. Mdler: De werk<strong>in</strong>g van masa-media;<br />

Een overzicht van <strong>in</strong>zichten (1983)'<br />

M 17 F.J. Schrijver: De <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van kabeltelevisie <strong>in</strong> Nederland (1 983)*<br />

* Uitverkocht<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


Derde raadsperiode:<br />

V40 G.]. van Driel, C. van Ravenzwaaij. J. Spronk en F.R. Veeneklaas: Grenzen en mogelijkheden van <strong>het</strong> economisch stelsel<br />

<strong>in</strong> Nederland (1983)*<br />

V41 Adviesorganen <strong>in</strong> de politieke besluitvorm<strong>in</strong>g. Symposiumverslag onder redactie van A.Th. van Delden en]. Kooiman<br />

(1983)*<br />

V42 E.W. van Luijk, R.J. de Bruijn: Vrijwilligerswerk tussen betaald en huishoudelijk werk; een verkennende studie op basis<br />

van een enquete ( 1984)<br />

V43 Plann<strong>in</strong>g en beleid; verslag van een symposium over de studie Plann<strong>in</strong>g als ondernem<strong>in</strong>g (1984)<br />

V44 W.J. van der Weijden. H. van der Wal, H.J. de Graaf, N.A. van Brussel. W.J. ter Keurs: Bouwstenen <strong>voor</strong> een gelnte-<br />

greerde landbouw (l984)*<br />

V45 J.F. Vos. I? de Kon<strong>in</strong>g, 5. Blom: Onderwijs op de tweesprong; over de <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van basisvorm<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de eerste fase van<br />

<strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs ( 1985)*<br />

V46 G. Meester, D. Strijker: Het Europese landbouwbeleid <strong>voor</strong>bij de scheidslijn van zelf<strong>voor</strong>rien<strong>in</strong>g (1985)<br />

' V47 J. Pelkmans: De <strong>in</strong>terne EG-markt <strong>voor</strong> <strong>in</strong>dustriele produkten (1985)<br />

V48 J.J. Feenstra. K.J.M. Mortelmans: Gedifferentieerde <strong>in</strong>tegratie en Gemeenschapsrecht: <strong>in</strong>stitutioneel- en materieel-<br />

rechtelijke aspecten (1985)<br />

V49 TH.A. van der Voort, M. Beishuizen: Massamedia en basisvorm<strong>in</strong>g (1986)<br />

V50 C.A. Adriaansens. H. Priemus: Marges van volkshuisvest<strong>in</strong>gsbeleid (1986)<br />

V5 1 E.F.L. Smeets, Th.J.N.N. Buis: Lenren over de eerste fase van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs (1986)<br />

V52 1. Moonen: Toepass<strong>in</strong>g van computersystemen <strong>in</strong> <strong>het</strong> onderwijs ( 1986)<br />

V53 A.L. He<strong>in</strong><strong>in</strong>k (red.). H. Riddersma,). Braaksma: Basisvorm<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> buitenland (1986)'<br />

V54 Zelfstandige bestuursorganen; verslag van de studiedag op I2 november 1985 (1986)<br />

V55 Europese <strong>in</strong>tegntie <strong>in</strong> beweg<strong>in</strong>g; verslag van een conferentie. gehouden op 16 mei 1986 (1986)<br />

V56 C. de Kle<strong>in</strong>, J. Collaris: Sociale ziektekostenverzeker<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> Europees perspectief (1 987)<br />

V57 RM.A. Jansweijer: Private leefvormen, publieke gevolgen; naar een overheidsbeleid met betrekk<strong>in</strong>g tot <strong>in</strong>dividualise-<br />

r<strong>in</strong>g (1987)<br />

V58 De ongelijke verdel<strong>in</strong>g van gezondheid; verslag van een conferentie gehouden op 16-17 maart 1987 (1987)<br />

V59 W.G.M. Salet: Orden<strong>in</strong>g en stur<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>het</strong> volkshuisvest<strong>in</strong>gsbeleid (1987)<br />

V60 H.G. Eijgenhuijsen. J. Koelewijn. H. Visser: lnvester<strong>in</strong>gen en de l<strong>in</strong>anciele <strong>in</strong>frast~ctuur (1987)<br />

V6l H. van der Sluijs: Orden<strong>in</strong>g en stur<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de ouderenzorg (1988)<br />

V62 Verslag van de derde <strong>Raad</strong>speriode 1983-1987*<br />

* Uitverkocht<br />

JEUGD IN ONTWIKKELING


Vierde raadsperiode:<br />

V63 Milieu en groei; Verslag van een studiedag op I I februari 1988 (1988)<br />

V64 De matschappelijke gevolgen van erfelijkheidsonderzoek; Verslag van een conferentie op 16- 17 juni 1988 (1988)<br />

V65 H.F.L. Garretsen. H. Raat: Gezondheid <strong>in</strong> de vier grote steden (1989)<br />

V66 F! de Grauwe e.a.: De Europese Monetaire Integratie: vier visies (1989)<br />

V67 Th. Roelandt,]. Veenman: Allochtonen van school naar werk (1990)<br />

V68 W.H. Leeuwenburgh. I? van den Eeden: Onderwijs <strong>in</strong> de vier grote steden (1990)<br />

V69 M.W. dejong. PA. de Ruijter (red.): Logistiek, <strong>in</strong>frastructuur en de grote stad (1990)<br />

V70 C.A. Bartels. E.J.J. Roos: Social-economische vernieuw<strong>in</strong>g <strong>in</strong> grootstedelijke gebieden (1990)<br />

V71 WJ. Dercksen (ed.); The Future of Industrial Relations <strong>in</strong> Europe; Proceed<strong>in</strong>gs of a conference <strong>in</strong> honour of prof. W.<br />

Albeda (1990)<br />

V72 Social-economische gezondheidsverschillen en beleid; preadviezen (199 1)<br />

V73 F.J.M. Hoehagel: Cultuurpolitiek: <strong>het</strong> mogen en moeten (1991)<br />

V74 Kiezen uit sollicitanten: Concurrentie tussen werkzoekenden zonder baan ( 1992)<br />

V75 <strong>Jeugd</strong> <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g: <strong>Wetenschappelijke</strong> <strong>in</strong>zichten en overheidsbeleid (1992)<br />

Voorstudies en achtergronden technologiebeleid:<br />

TI WM. deJong: Perspectief <strong>in</strong> <strong>in</strong>novatie: de chemische <strong>in</strong>dustrie nader beschouwd (199 1)<br />

T2 C.L.J. van der Meer. H. Rutten. N.A. Dijkveld Stoll Nationale <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Landbouwkundig Onderzoekl Landbouw<br />

Economisch Instituut: Technologie <strong>in</strong> de landbouw: effecten <strong>in</strong> <strong>het</strong> verleden en beleidsoverweg<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> de<br />

twkomst (I99 1)<br />

T3 F.H. Mischgofskyl Grondmechanica Delft: Overheid en <strong>in</strong>novatiebevorder<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de grond-, water- en wegenbouw-<br />

sector: een verkenn<strong>in</strong>g (199 1)<br />

T4 F.M. Roschar (red.), H.L. Jonkers. F! Nijkamp: Meer dan transport alleen: 'veredel<strong>in</strong>g'als overlev<strong>in</strong>gsstrategie (199 1)<br />

T5 B. DankbaacTh. van Dijk. L. Soete, 8. Verspagenl Maastricht Economic Research Institute on Innovation andTechno-<br />

logy: Technologie en wetenschapsbeleid <strong>in</strong> veranderende economische theorievorm<strong>in</strong>g ( 199 1)<br />

T6 J.M. Roobeek. E. Broesterhuizen: Venchuiv<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> technologiebeleid: een <strong>in</strong>ternationale vergelijk<strong>in</strong>g vanuit de<br />

praktijk (1991)<br />

T7 H.L. Jonken. F.M. Roschar: Samenhang <strong>in</strong> doen en laten; de ontwikkel<strong>in</strong>g van wetenschaps- en technologiebeleid<br />

(1991)<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!