15.09.2013 Views

acta20023 b0404 cies kerkmuziek.pdf - Kerkrecht

acta20023 b0404 cies kerkmuziek.pdf - Kerkrecht

acta20023 b0404 cies kerkmuziek.pdf - Kerkrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Acta<br />

van de Generale Synode Zuidhorn<br />

2002-2003<br />

van de Gereformeerde Kerken in<br />

Nederland<br />

Bijlage IV 4 –<br />

Rapport van diverse commissies<br />

betreffende bezwaren en reacties op het<br />

project <strong>kerkmuziek</strong>


Het auteursrecht van deze tekst berust hetzij bij de auteur, hetzij bij de Gereformeerde Kerken in<br />

Nederland (vrijgemaakt). Voor alle zaken het auteursrecht betreffend kan contact opgenomen worden<br />

met het deputaatschap Generaal-synodale publicaties via: publicaties@gkv.nl.<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand,<br />

of openbaar gemaakt, in wat voor vorm of op wat voor manier dan ook, zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van de rechthebbende, behoudens de uitzonderingen bij de wet gesteld.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland ii


Inleiding<br />

In deze bijlage zijn de rapporten samengebracht die de commissies van de synode van Zuidhorn (elk<br />

bestaande uit vier leden en meestal samenvallend met de provinciale afvaardigingen) hebben uitgebracht<br />

over het hun toegewezen aspect van de bezwaren die vanuit de kerken waren ingebracht tegen<br />

de 121 liederen uit het Liedboek die de Generale Synode Leusden 1999 had vrijgegeven voor gebruik<br />

in de eredienst.<br />

Vervolgens heeft de synode in plenaire zitting deze voorstellen besproken en daarover beslist. In sommige<br />

gevallen heeft de synode daarbij, blijkens de uitslag van de stemming, gekozen ten gunste van de<br />

argumentatie van deputaten Kerkmuziek en is dus afgeweken van het voorstel van de commissie zoals<br />

hieronder in onderdeel 5 weergegeven.<br />

E.A. de Boer<br />

J.P. de Vries<br />

A.Joh. Kisjes<br />

H. van Veen<br />

1 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


1 – Overzicht ingebrachte bezwaren en reacties<br />

1.1 Kerkenraden<br />

1.1.1 Aantal bezwaren en reacties van kerkenraden<br />

Het aantal kerkenraden dat zich tot de Generale Synode Zuidhorn heeft gewend met betrekking tot het<br />

lopende project <strong>kerkmuziek</strong> bedraagt 58 (van de 272 = 21 %).<br />

(De getallen tussen haakjes verwijzen naar de lijst van ingekomen stukken van de synode.)<br />

01. Musselkanaal-Valthermond (37) 21. Middelburg (338) 41. Drachten-Noord (981)<br />

02. Balkbrug (39) 22. Axel (341) 42. Rozenburg (993)<br />

03. Nijmegen 23. Drachten-Oost (526) 43. Beilen (1000)<br />

04. Hasselt (95) 24. Zwijndrecht (679) 44. Waardhuizen (1002)<br />

05. Wageningen (123) 25. Steenwijk (680) 45. Sint Jansklooster-Kadoelen (1022)<br />

06. Grootegast (124) 26. Barendrecht (687) 46. Siegerswoude-Frieschepalen (1024)<br />

07. Ridderkerk (126) 27. Marienberg (697) 47. Veenendaal (1058)<br />

08. Zutphen (134) 28. Smilde (696) 48. Bergentheim (1061)<br />

09. Ten Boer (163) 29. Spakenburg-Zuid (701) 49. Nieuwleusen (1073)<br />

10. Tiel (159) 30. IJsselmuiden (706) 50. Dordrecht (1072)<br />

11. Bergentheim (170) 31. Emmen (807) 51. Brouwershaven (1078)<br />

12. Berkel en Rodenrijs (207) 32. Apeldoorn-Zuid (808) 52. Spakenburg-Noord (1322)<br />

13. Pijnacker-Nootdorp (210) 33. Wapenveld (810) 53. Bunschoten-Oost (1329)<br />

14. Amersfoort-Centrum (211) 34. Zuidbroek (912) 54. ’s-Hertogenbosch (1339)<br />

15. Kornhorn (225) 35. Mussel (949) 55. Assen-Noord (1360)<br />

16. Balkbrug (226) 36. De Bilt-Bilthoven (951) 56. Krimpen aan den IJssel (1361)<br />

17. Appingedam (244) 37. Hooghalen (952) 57. Dalfsen (1369)<br />

18. Driebergen-Rijsenburg (245) 38. Hardenberg (953) 58. Assen-Marsdijk (1395)<br />

19. Vroomshoop (256) 39. Rijnsburg (961)<br />

20. Kampen-Noord (258) 40. Voorthuizen-Barneveld (972)<br />

1.1.2 Inhoud bezwaren en reacties van kerkenraden<br />

meer eigentijdse liederen gewenst / taalgebruik in Liedboek ouderwets 8<br />

uitvoerige(r) verantwoording gevraagd inzake Schriftuurlijkheid 16<br />

contact met Christelijke Gereformeerde Kerken gewenst 8<br />

terughoudendheid / geen verdere uitbreiding liedboek 14<br />

geen bundel met lijst 4<br />

begrenzing aantal liederen 16<br />

bezwaar tegen inperking appèlrecht gemeenteleden 6<br />

bezwaar tegen hantering criteria / terugkeer naar criteria Kampen 6<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 2


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

1.1.3 Aantal bezwaren van kerkenraden per lied<br />

lied<br />

aantal bezwaren<br />

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16<br />

26 92 9 14 21 23 43 63 115 1 382 6 264 114 290 113<br />

91 135 28 15 34 30 78 75 148 122 435 147<br />

110 26 42 20 39 127 87 90 225 208<br />

124 213 95 103 119 139 196 106 301 356<br />

215 228 96 189 126 387 221 107 335 368<br />

296 267 125 201 203 459 234 152 402<br />

299 281 169 207 287 241 240 481<br />

316 293 175 270 380 253 252<br />

327 341 188 284 285 294<br />

328 360 262 300 319<br />

396 367 271 320 408<br />

403 374 288 336 477<br />

429 392 358 350<br />

432 393 444 457<br />

442 397 456<br />

409 473<br />

423<br />

434<br />

448<br />

460<br />

470<br />

479<br />

1.2 Kerkleden<br />

1.2.1 Aantal bezwaren en reacties kerkleden<br />

Het aantal kerkleden dat zich tot de Generale Synode Zuidhorn heeft gewend met betrekking tot het<br />

lopende project <strong>kerkmuziek</strong> bedraagt 280 personen (van de 76783 belijdende leden = 0,4 %).<br />

De regionale spreiding is als volgt:<br />

01. Nijkerk: 1 (48) 16. Waardhuizen: 1 (266) 31. Hoogkerk: 8 (943)<br />

02. Amersfoort: 4 (50; 483; 1013; 1336) 17. IJsselmuiden: 1 (272) 32. Zwijndrecht: 4 (1011)<br />

03. Bunschoten: 1 (56) 18. Heemse: 5 (334) 33. Sint Jansklooster-Kadoelen (1014)<br />

04. Hattem: 4 (61) 19. Krimpen aan den IJssel: 5 (344) 34. Apeldoorn-Zuid: 7 (1017)<br />

05. Oegstgeest: 2 (67; 1364) 20. Zwolle: 2 (501; 1356) 35. Ermelo: 2 (1028)<br />

06. Gramsbergen: 1 (108) 21. Hasselt: 77 (523; 925) 36. Venlo: 2 (1037)<br />

07. Drachten: 7 (118; 122; 192; 499; 1311) 22. Zuidlaren: 4 (524; 539) 37. Oldenhove: 1 (1074)<br />

08. Zutphen: 2 (130) 23. Spakenburg: 5 (535; 1309; 1358) 38. Arnhem: 5 (1306)<br />

09. Dronten: 2 (160) 24. Almkerk: 4 (484; 538; 540) 39. Emmeloord: 2 (1348)<br />

3 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

10. Hardenberg: 7 (179; 922; 999; 1004;<br />

1363)<br />

25. Bergentheim: 78 (699) 40. Gees:1 (1379)<br />

11. Berkel en Rodenrijs: 2 (181) 26. Ede: 1 (700) 41. Ten Boer: 1 (1384)<br />

12. Assen: 2 (199; 988) 27. Marienberg: 1 (702) 42. De Bilt-Bilthoven: 1 (1510)<br />

13. Enschede: 1 (205) 28. Grootegast: 2 (915) 43. Den Haag (22)<br />

14. Veenendaal: 6 (206) 29. Ommen: 1 (926) 44. Brunssum-Treebeek (1015)<br />

15. Rozenburg: 4 (262; 336; 505) 30. Groningen: 5 (933; 1396)<br />

1.2.2 Inhoud bezwaren en reacties van kerkleden<br />

meer eigentijdse liederen gewenst / taalgebruik in Liedboek ouderwets 12<br />

uitvoerige(r) verantwoording gevraagd inzake Schriftuurlijkheid 11<br />

contact met Christelijke Gereformeerde Kerken gewenst 7<br />

terughoudendheid / geen verdere uitbreiding liedboek 25<br />

geen bundel met lijst 7<br />

begrenzing aantal liederen 33<br />

bezwaar tegen inperking appèlrecht gemeenteleden 7<br />

bezwaar tegen hantering criteria / terugkeer naar criteria Kampen 12<br />

duidelijkheid over auteursrechten<br />

aantal liederen te groot om te kunnen toetsen<br />

positieve woorden/bezwaren tegen liedboekliederen grotendeels afgewezen<br />

9<br />

1.2.3 Aantal bezwaren van kerkleden per lied<br />

lied<br />

aantal bezwaren<br />

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16<br />

392 215 107 110 203 95 39 21 34 1 23 20 43 9 113 6<br />

299 213 228 207 96 91 26 125 28 92 42 63 14 139<br />

341 281 271 240 175 127 78 208 122 103 87 147 15<br />

367 296 432 270 188 201 152 234 124 114 115 300 30<br />

396 316 470 287 253 221 252 264 140 126 119 477 75<br />

423 320 293 267 241 284 288 148 135 189 90<br />

327 360 294 262 290 409 169 350 285<br />

328 380 382 319 301 434 225 335<br />

368 460 448 356 336 444 358<br />

374 456 387 408 435<br />

429 459 393<br />

442 473 397<br />

402<br />

479<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 4


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

1.3 Adhesiebetuigingen<br />

Het aantal adhesiebetuigingen dat bij de Generale Synode Zuidhorn met betrekking tot het lopende<br />

project <strong>kerkmuziek</strong> is ingediend bedraagt: 242.<br />

aantal bij nr. onderwerp<br />

5 221 bezwaarschrift tegen de omvang van de 134 nieuwe liederen<br />

26 130 kritiek op onderdelen tegen liedboek/CGK/beperking liedboek<br />

18 182 kritiek op liedboekliederen/belang van psalmen<br />

16 183 wijziging van de criteria<br />

16 184 bezwaar tegen toetsing m.b.v. draagvlak<br />

25 185 hele Liedboek weg<br />

6 192 Schriftuurlijkheid/draagvlaktoetsing/criteria<br />

2 206 niet ‘met terughoudendheid’ liederen vrijgeven<br />

1 256 Liedboek beperken/appèlrecht/lijst-bundel/criteria/auteursrechten<br />

47 334 Liedboek weg/criteria/bovengrens/inhoudelijke toetsing<br />

4 499 appèlrecht/stop selectie uit Liedboek/criteria/bovengrens<br />

28 699 appèlrecht/criteria/Liedboek<br />

2 943 Liedboek weg/criteria/appèlrecht<br />

28 181 bezwaar tegen inperking appèlrecht<br />

6 194 bezwaar tegen niet specifieke beantwoording door Leusden<br />

2<br />

242<br />

1010 bezwaar tegen inperking appèlrecht<br />

5 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


2 – Het Liedboek in de Nederlands en Christelijke<br />

Gereformeerde Kerken<br />

(commissie 2)<br />

2.1 De Nederlands Gereformeerde Kerken<br />

2.1.1 Geschiedenis<br />

Op 25 november 1978 stelt de Landelijke Vergadering van Wezep een gezangencommissie in met de<br />

opdracht:<br />

a. onderzoek in te stellen naar wat reeds door verschillende kerken is overwogen en gerealiseerd<br />

ten aanzien van de wenselijkheid van vernieuwing en uitbreiding van het gezangenrepertoire;<br />

tevens in hoeverre hierover regionaal bezinning heeft plaats gevonden;<br />

b. hierover te rapporteren aan de kerken en tegelijk aanbevelingen te doen die kunnen leiden tot<br />

verbetering en vermeerdering van onze geestelijke liederen – lettend op de schriftuurlijke inhoud<br />

en niet-verouderd taalgebruik – en zo mogelijk tot het daarbij volgen van een gemeenschappelijke<br />

gedragslijn en daarbij verantwoording af te leggen van de gehanteerde criteria;<br />

c. daarbij te werken in de richting van een selectief gebruik van het Liedboek voor de Kerken in<br />

combinatie van een aanvullende bundel, en daarnaast ook de mogelijkheid en de wenselijkheid<br />

te onderzoeken om in plaats daarvan te komen tot een complete eigen bundel met schriftuurlijke<br />

liederen;<br />

d. attent te zijn op mogelijkheden tot samenwerking met andere reformatorische kerken, echter<br />

zonder dat dit leidt tot vertraging van het onder b genoemde.<br />

Op de volgende Landelijke Vergadering te Breukelen (1981/2) wordt een voorlopige selectie van de<br />

commissie (160 liederen) goedgekeurd. Vruchtbare contacten met andere kerken (Gereformeerde<br />

Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk, Christelijke Gereformeerde Kerken en Gereformeerde Kerken<br />

vrijgemaakt) zijn niet gelukt om verschillende redenen.<br />

Enschede (1985/6) geeft een definitieve selectielijst van gezangen en besluit deze toe te zenden aan de<br />

kerken om die in ernstige overweging aan te bevelen, met de vraag om kritiek.<br />

Op de Landelijke Vergadering te Dronten (1988) blijken er drie kerken te hebben gereageerd met<br />

kritiek; één van deze drie stelt toevoeging voor.<br />

Een deel van de kritiek wordt met een tweetal trefwoorden aangegeven:<br />

- alverzoening.<br />

- herhaling van de heilsfeiten.<br />

In een aantal gevallen heeft dat deputaten overtuigd; meestal echter vonden zij de veronderstelde gedachte<br />

niet dwingend aanwezig.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 6


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Als voorbeeld van dit laatste wezen ze op Lied 25:8,9, dat op zichzelf genomen verkeerd zou kunnen<br />

worden uitgelegd. In het geheel van de prediking van de bijbelse boodschap en in het geheel van dit<br />

lied was die uitleg niet voor de hand liggend.<br />

Ook lied 300:5 riep aarzeling op. Maar het geheel van het lied werd te waardevol bevonden om<br />

vanwege deze strofe het lied te laten vallen.<br />

Het totale resultaat van de kritiek leverde op het voorstel van deputaten om te schrappen de liederen:<br />

52; 53; 121; 122; 139; 147; 154; 155; 165; 230; 272; 278; 289; 349; 474, 480.<br />

Toegevoegd werden de liederen: 38; 106; 124; 437; 477.<br />

De vergadering besloot daarop tot een definitieve selectie uit het Liedboek die verantwoord is voor het<br />

gebruik in de eredienst, deze te publiceren en de commissie te ontslaan.<br />

2.1.2 Selectie<br />

Als selectiecriteria golden (Acta 1985/6):<br />

I. schriftuurlijke inhoud<br />

a. de namen en predikaten die aan de Drie-enige God worden toegekend, moeten in<br />

overeenstemming zijn met het bijbelse spraakgebruik;<br />

b. beeldspraak en symboliek moeten zo gehanteerd worden als de Bijbel dat doet;<br />

c. bij bijbelliederen moet de perikoop juist afgebakend en getrouw gevolgd zijn;<br />

d. geen herhaling van de heilsfeiten;<br />

e. geen allegorese en/of vergeestelijking;<br />

f. geen liederen die een vorm van natuurgodsdienst suggereren;<br />

g. geen zoetelijke of romantische liederen;<br />

h. geen liederen die piëtistisch of mystiek zijn;<br />

i. geen liederen met het ziel/lichaam-dualisme;<br />

j. geen liederen met een duidelijk onbijbelse leer;<br />

k. geen humanistische liederen.<br />

II. taalgebruik<br />

a. af te wijzen zijn liederen die min of meer onbegrijpelijk zijn, vanwege:<br />

• te dichterlijk woord- en/of taalgebruik<br />

• te oude taal<br />

• verouderde uitdrukkingen<br />

b. af te wijzen zijn veelal ook de liederen die minder fraai en/of minder zingbaar zijn vanwege:<br />

• lelijke of foutieve constructies<br />

• onjuiste beeldspraak<br />

• onzingbare medeklinkers<br />

• stoplappen<br />

• gebruik van de aanvoegende wijs met lelijke afkortingen<br />

• elisie en contractie<br />

• ouderwets taalgebruik<br />

• gebruik van vreemde woorden.<br />

7 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


2.2 De Christelijke Gereformeerde Kerken<br />

2.2.1 Geschiedenis<br />

Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

De Christelijke Gereformeerde Kerken zijn vooral bezig (geweest) met het zoeken naar Schriftberijmingen.<br />

Naar hun (laatste) definitie is dat “een bewerking in liedvorm van een aaneengesloten passage<br />

uit de Heilige Schrift waarin de oorspronkelijke tekst trouw wordt gevolgd”. Dit heeft ertoe geleid dat<br />

aan art. 69 van hun KO een lijstje liederen uit het Liedboek voor de kerken is toegevoegd met dergelijke<br />

Schriftberijmingen.<br />

Tegelijk is er binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken jarenlang discussie gevoerd over de vraag<br />

of er een bundeltje Schriftgetrouwe liederen kon worden vrijgegeven. Dat leidde ertoe dat deputaten<br />

op de Generale Synode van 1983 met een lijst liederen kwamen, vooral uit het Liedboek, die naar hun<br />

oordeel Schriftgetrouw waren.<br />

De generale synode weersprak de Schriftgetrouwheid beslist niet! Ingestelde synodecommissies waren<br />

het in 1983 over allerlei dingen niet met elkaar eens, maar ze waren eenstemmig in de conclusie dat de<br />

voorgestelde liederen Schriftgetrouw waren (en in overeenstemming met de confessie).<br />

De generale synode heeft evenwel in 1983 het liederenproject op dit punt stilgezet. Omwille van de<br />

eenheid van de kerken besloot de generale synode voortaan te blijven bij Schriftberijmingen. In de opdracht<br />

aan de nieuwe deputaten komt niet meer voor het zoeken naar Schriftgetrouwe liederen, alleen<br />

nog Schriftberijmingen. Revisieverzoeken hebben na 1983 dit besluit niet ongedaan kunnen maken.<br />

Conclusie:<br />

a. De Christelijke Gereformeerde Kerken keken meestal met andere ogen naar het Liedboek. Ze<br />

waren op zoek naar nauwkeurig gedefinieerde Schriftberijmingen.<br />

b. Er is wel een lijst Liedboekliederen voorgesteld die in overeenstemming werden geacht met<br />

Schrift en belijdenis, maar daar is verder niets mee gedaan.<br />

Wel worden in plaatselijke kerken via een eigen selectie Liedboekgezangen gezongen.<br />

2.2.2 Selectie<br />

In de stukken van en aan de diverse synoden van de Christelijke Gereformeerde Kerken is nauwelijks<br />

iets te vinden over afgekeurde liederen. De toon is dermate positief dat alleen goedgekeurde liederen<br />

worden vermeld, maar waarom bepaalde liederen niet worden geselecteerd, blijft onbekend.<br />

Van slechts enkele liederen (door deputaten van de Gereformeerde Kerken goedgekeurd) wordt de<br />

afkeuring omschreven:<br />

lied 7<br />

In hun rapport aan de generale synode van 1980 schrijven deputaten over Lied 7: Couplet 1 wijkt af<br />

van de teneur van Deut. 30(:11). Regel 3 is zwak. Het gaat niet om beamen, maar om volbrengen!<br />

Regel 5 doet spiritualistisch aan.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 8


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

2.3 Liederen uit het Liedboek in Nederlands en Christelijke Gereformeerde<br />

Kerken<br />

Onderstaand overzicht geeft op de lijst met in de Gereformeerde Kerken vrijgegeven en door hun<br />

deputaten voorgestelde gezangen (alleen die waartegen bezwaarschriften zijn binnengekomen!) aan:<br />

met + de gezangen die goedgekeurd en vastgesteld zijn door de Nederlands Gereformeerde Kerken;<br />

met * de gezangen die door de Christelijke Gereformeerde deputaten zijn goedgekeurd.<br />

Daarachter staat het aantal kerkenraadsbezwaren genoemd zoals die bij de Generale Synode Zuidhorn<br />

zijn ingediend.<br />

001 + 9 006 + 11 009 + 2 014 + * 3 015 + 3 020 3 021 + 4<br />

023 + 026 + 027 + * 028 2 030 + 5 034 + 4 038 *<br />

039 + 042 + 043 + * 063 + 075 + 078 * 087 +<br />

090 * 091 + 092 095 + 2 096 + * 2 103 + 106 + *<br />

107 + * 7 110 + * 113 16 114 + * 14 115 * 8 119 + 4 122 9<br />

124 + * 125 + 2 126 + 4 127 + 5 135 + 1 139 * 5 140 + 1<br />

147 11 148 8 152 + 7 169 + 2 175 2 188 + 2 189 + * 3<br />

201 3 203 + 4 207 + 3 208 + 11 213 + 1 215 + * 221 + * 6<br />

225 + 8 228 + 1 234 6 240 7 241 * 6 252 7 253 6<br />

262 + * 2 264 13 267 1 270 + 3 271 2 281 + 1 284 + 3<br />

285 + 6 287 4 288 + 2 290 * 15 293 1 294 7 296 + *<br />

299 + 300 + 301 8 316 + 319 + 7 320 3 325<br />

327 + 328 + 335 + 8 336 3 341 + * 1 350 + 3 356 11<br />

358 + * 2 360 + * 1 367 + 1 368 11 374 + 1 380 4 382 10<br />

387 + 5 392 + * 1 393 + 1 396 + 397 + 1 402 + 8 403 +<br />

408 7 409 + 1 423 + * 1 429 + 432 + 434 + 1 435 + 10<br />

437 * 442 + 444 + 2 448 + 1 456 + 2 457 + * 3 459 5<br />

460 + 1 470 + 1 473 + 2 477 + * 7 479 + 2 481 + 8<br />

9 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


3 – Beoordeling van het Liedboek in het verleden<br />

(commissie 6)<br />

3.1 De artikelen van K. Deddens<br />

Het is duidelijk uit de brieven aan deze synode over de selectie uit het Liedboek, dat de artikelen van<br />

dr. K. Deddens in De Reformatie: ‘Bruidszang en zijn begeleiding’, jrg. 48 (1972-’73), nrs. 37-43, en<br />

‘Het nieuwe Liedboek’, jrg. 49 (1973-’74), nrs. 14-16, nog steeds invloed hebben. Er wordt naar verwezen,<br />

uit geciteerd. Je vindt er inderdaad kruidige uitspraken tegen het gevaar van de valse oecumene,<br />

de leer van de alverzoening enz.<br />

Voor ons is nu van belang de vraag: heeft dr. Deddens het Liedboek inderdaad ontmaskerd als het<br />

liedboek van de valse oecumene? Of, nog iets nader toegespitst: geven de artikelen van dr. Deddens<br />

ons reden om de uit het Liedboek geselecteerde gezangen af te wijzen?<br />

In zijn eerste artikel geeft hij de aanleiding voor zijn artikelen: In een tijd dat het Liedboek voor de<br />

Kerken met zijn 491 gezangen verschijnt, hebben deputaten voor de gezangen binnen de Gereformeerde<br />

Kerken een zeer beperkte opdracht ontvangen met betrekking tot de kleine gezangenbundel die in<br />

de Gereformeerde Kerken in gebruik is. Begeerd worden gezangen die niet een dominerende plaats<br />

innemen ten opzichte van de Psalmen en die rechtstreeks ontleend zijn aan de Schrift (De Ref., jrg. 48,<br />

nr. 37).<br />

Het is daarbij goed te bedenken dat deze artikelen geschreven zijn in het begin van de jaren<br />

zeventig. Sindsdien heeft de visievorming ten aanzien van <strong>kerkmuziek</strong> niet stilgestaan. Verder<br />

valt hier al op te merken dat dr. Deddens nog niet echt uitgaat van een uitgebalanceerde visie op<br />

het kerklied en op de verhouding van Psalmen en gezangen, maar dat als uitgangspunt geldt:<br />

Gezangen mogen niet een dominerende plaats innemen ten opzichte van de Psalmen en er<br />

moeten gezangen komen die rechtsreeks aan de Schrift ontleend zijn. Dr. Deddens probeert dat<br />

vanuit de historie te onderbouwen.<br />

Dr. Deddens gaat dan vanuit de geschiedenis na, wat de plaats van het lied is. Hij begint bij liederen in<br />

de Schrift (bijv. Ex. 15) en zegt: In dit kerklied is geen individualisme, maar evenmin ‘ontpersoonlijking’.<br />

Het blijft een persoonlijke zang, waarbij allen ingeschakeld worden, maar er is geen personalistische<br />

of individualistische expressie van de zielservaringen en belevenissen. De strijd van de kerk<br />

wordt persoonlijk beleefd en gestreden en op de overwinning is men ieder voor zich betrokken.<br />

Hij noemt vervolgens, dat in het Nieuwe Testament het gebruik van de Psalmen intact bleef. Hij noemt<br />

dat Paulus de kerken van Efeze en Kolosse opwekt tot het zingen van Psalmen, lofzangen en geestelijke<br />

liederen, terwijl Jakobus schrijft: ‘Is iemand blij te moede? Laat hij lofzingen!’.<br />

In een tweede artikel waarschuwt dr. Deddens voor het al te veel opmerken van hymnen in het Nieuwe<br />

Testament (met name vanuit de Formgeschichte heeft men wel geprobeerd allerlei hymnen op te<br />

sporen als een soort ‘gemeente-getuigenis’).<br />

Even een reactie tussendoor: Het is opvallend, dat dr. Deddens niet uitwerkt wat de lofzangen<br />

en geestelijke liederen bij Paulus en Jakobus inhouden. En dat blijkbaar door deze apostelen<br />

toch wel iets als een vrij lied aangemoedigd werd.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 10


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Het is verder opvallend, dat dr. Deddens zich niet afvraagt, wat wij nu wel en niet uit de Schrift<br />

kunnen afleiden over het kerklied. Wij noemden al dat hij niet ingaat op de betekenis van de<br />

lofzangen en geestelijke liederen bij Paulus. Maar onzes inziens kun je ook niet zeggen, dat het<br />

niet (in groten getale) voorkomen van hymnen in het Nieuwe Testament impliceert dat wij<br />

terughoudend zouden moeten zijn met het gebruiken en of ontwikkelen van nieuwe liederen. De<br />

constatering dat er niet veel hymnen voorkomen in het Nieuwe Testament, is iets anders dan het<br />

vinden van een verbod op het ontwikkelen van hymnen of de oproep daar juist terughoudend<br />

mee te zijn.<br />

Dr. Deddens noemt vervolgens de hymnen van Ambrosius (340-397). Deze hymnen richten zich<br />

voortdurend tot God, die in de eredienst, ook de dagelijkse dienst in de horae, tegenwoordig is. In de<br />

hymnen wordt als het ware een actualisering van het heil gegeven. Dr. Deddens stelt hierbij (en<br />

waarschijnlijk moeten we dit als een veroordeling lezen): Terecht zegt Van der Leeuw: ‘in de<br />

ambrosiaanse hymnen wordt het heil toegepast op elke dag, elk uur; elk tijdstip wordt daardoor<br />

beleefd als de komst van het heil. Dat is het geheim van deze monumentale kerkliederen’.<br />

Een volgende naam die Deddens noemt, is die van Prudentius (348-405): deze dichter probeert in zijn<br />

liederen een brug te slaan tussen christendom en antieke cultuur: wat de inhoud betreft voegt hij bij de<br />

actualisering van het heil door Ambrosius een tweede moment, namelijk het overnemen van tal van<br />

elementen uit de antieke cultuurwereld.<br />

De volgende naam die Deddens noemt, is die van Venatius Fortunatus (plm 535-609): naast de actualisering<br />

van het heil en de annexatie van het natuurgebeuren ten bate van de heilsfeiten komt bij hem<br />

het mystieke element.<br />

In een vierde artikel vertelt dr. Deddens over Calvijn. Hoezeer de reformator het zingen van Psalmen<br />

benadrukte – men moet niet menen dat Calvijn een tegenstander van het zingen van gezangen was.<br />

Reeds in het eerste boekje van 1539 komen drie gezangen voor: de Decaloog (de geboden uit Ex. 20),<br />

de lofzang van Simeon (Luc. 2) en het Credo. Meer dan een halve eeuw later heeft Beza een bundel<br />

van 17 liederen uitgegeven, ontleend aan de Schrift zelf, volgens het principe dat Calvijn ook zelf<br />

altijd gehuldigd heeft (aldus Deddens). De stelling als zou de Reformatie zich aanstonds tegen elk<br />

gezang gesteld hebben, is onhoudbaar. In zijn derde artikel had Deddens al op Luther gewezen.<br />

Vervolgens komt Deddens in zijn vijfde artikel te spreken over – wat hij noemt – een zich snel voltrekkende<br />

neergang in Duitsland. Onder invloed van Luther was de kerkzang wel wat elitair geworden<br />

(cantaten van Bach!). Deze cantaten gaven een onevenredig geringe gelegenheid voor gemeentezang.<br />

Dan krijg je het piëtisme, dat het geloofsbezit van de kerk subjectief wil maken, op de wijze van een<br />

onmiddellijke gevoelsevidentie. Het geloof wordt van bezit der kerk tot bezit van de individu, die<br />

krachtens innerlijk beleven tot geloofszekerheid komt. Maar dat betekent – Deddens citeert Van der<br />

Leeuw – ‘dat het eerste lid van het woord ‘kerklied’ bezig is weg te vallen’. Hij noemt dan de naam<br />

van Paul Gerhardt (17e eeuw), een felle Lutheraan, die er in gemoede van overtuigd was dat Calvinisten<br />

geen christenen waren. Als Gerhardt optreedt, moet het piëtisme nog opkomen, maar het doemt<br />

al op... Als Luther een kinderlied zingt, klinkt het nog als een bazuinstoot, bij Gerhardt... zien we toch<br />

meer het persoonlijke element op de voorgrond treden, aldus Deddens.<br />

In tegenstelling tot de Psalmen, waar de dichter zich in het geheel van Israëls volk weet opgenomen,<br />

staat bij Gerhardt het ‘ik’ geïsoleerd en individualistisch. De vrome mens komt bij hem centraal te<br />

staan. Het piëtisme gaat het individuele en gevoelsmatige accentueren.<br />

In feite hebben (volgens Deddens) alle piëtistische dichters één ding gemeen: ze zingen egoïstisch en<br />

egocentrisch van de vrome mens. Vaak vormt de mystiek, die naar het pantheïsme tendeert, de achtergrond<br />

en staat een piëtistische lyriek op de voorgrond.<br />

11 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Hier willen we graag even pas op de plaats maken. Het is jammer dat dr. Deddens wel veel poneert,<br />

maar dat hij weinig analyseert. Zo gaat hij voorbij aan de vraag, of de omgeving waarin<br />

het lied gecomponeerd is of gezongen wordt, van invloed moet zijn op de interpretatie. Er zijn<br />

bijvoorbeeld ook Psalmen in de eerste persoon enkelvoud geschreven. Die spreken over zeer<br />

persoonlijke gevoelens en ervaringen van de dichter. En toch zijn het kerkliederen. Verder valt<br />

ook te denken aan Gez. 3 en Gez. 4: het ‘ik’ is geen vorm van individualisme, maar een uiting<br />

van persoonlijk en hartelijk belijden in verbondenheid met de kerk van alle eeuwen.<br />

Dr. Deddens plakt hier wel etiketten, maar analyseert niet. Daarom zijn zijn artikelen op dit punt<br />

feitelijk ook al ingehaald door de uitgave van het Gereformeerd Kerkboek zoals wij dat sinds<br />

‘Heemse’ hebben. In dat kerkboek vinden we bij de gezangen bijvoorbeeld gezangen van de<br />

door Deddens genoemde (ontmaskerde?) Paul Gerhardt...<br />

Deddens gebruikt sterke taal. Daarbij citeert hij graag uit A. Janse. Volgens Deddens is de confessie<br />

hier volledig uit het gezichtsveld verdwenen. Kerk en verbond komen zelfs helemaal niet ter sprake.<br />

Telkens keert terug (onderbouwt Deddens met verwijzing naar A. Janse) ‘de zucht naar het bijzondere<br />

vrome lied, maar de ‘geestelijke’ liederen – de liederen die door de Heilige Geest worden geïnspireerd<br />

en die van het leven in Gods verbond zingen in het ganse leven – die worden dan niet meer gekend in<br />

haar eenvoudige diepte van opvatting van Gods rijkdom van genade in zijn verbond met zondige<br />

mensen’. En Janse trekt de lijn dóór van de 17e en de 18e eeuw naar vandaag: ‘hoe vaak gebeurt het<br />

niet in de zgn. kerstliederen en kerstpreken, als de christenheid zich op wil voeren tot ‘kerststemming’,<br />

hoe vaak gebeurt het dan niet, dat het wel schijnt of de Heere der gemeente een onnozel kindje in een<br />

romantisch kribbetje is geworden. En allen hebben ‘godsdienstige behoefte’ om nu toch ook er is ’n<br />

vaersje te zingen van dat kindeke Jezus. En zij bedenken niet eens om naar de blauwe winterhemel op<br />

te zien, naar Hem, die als Koning aan de rechterhand Gods zit – en onderwijl worden de kerstkransen<br />

gebakken en de kerstnummers uitgedeeld en de kerstliederen gezongen, ter ere van ’t kindeke, dat al<br />

lang geen ‘kindje’ meer is, en van ’t leuke kribbetje dat een voederbak van ezels was en nu al eeuwen<br />

verteerd is. Hoe komt het toch dat de kerk klagen kan over ‘gebrek’ in de psalmen, over armoede aan<br />

liederen van Christus? Dat komt doordat in de 17e en 18e eeuw de vijand, de geest der eeuw, de geest<br />

van rationalisme en mysticisme, de geest van ’t humanisme, de baas is geworden in de kerk. De vijand<br />

heeft alles neergehaald in het huis des Heren’.<br />

Een wat uitgebreid citaat. Er wordt veel gesuggereerd. De ironie met betrekking tot de kerstromantiek<br />

zal ons bekend voorkomen. Tegelijk moeten we toch zeggen: de werkelijke analyse<br />

van het Liedboek en de afzonderlijke liederen ontbreekt. Daarom is het wat kort door de bocht<br />

om hier van een ontmaskering te spreken, die ook nog eens tot op de dag van vandaag overeind<br />

zou staan.<br />

In een zesde artikel besteedt Deddens nog aandacht aan Engeland, de bakermat van het methodisme.<br />

In de Engelse kerk verdrongen hymnen de strofische psalmen. Deddens is hier nogal negatief over:<br />

“Hij (Isaac Watts, cie) begon met een psalmbewerking onder de merkwaardige titel: ‘The Psalms of<br />

David imitated in the language of the New Testament, and applyed to the Christian state and worship’.<br />

De titel verraadt de bedoeling al: David wordt helemaal als christen behandeld. Zijn bekende<br />

o God, our help in ages past,<br />

our hope for years to come...<br />

is dan ook een bewerking van Psalm 90, op een anachronistische wijze.<br />

Het is een model van een Engelse hymn: korte strofenregels (vaak naar het voorbeeld van Ambrosius),<br />

sterkte emotie, kortademige, maar levendige melodie. Helaas slaan deze eigenschappen in de Hymns<br />

vaak over in sentimentaliteit wat de tekst betreft en in karakterloosheid wat de melodie betreft”.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 12


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Opnieuw: een opmerkelijk aantal kwalificaties. Maar weer geen analyse. Helaas. Terwijl je bij<br />

Watts nu juist ziet waarom mensen ook vandaag graag gezangen zingen: niet uit afkeer van de<br />

Psalmen, maar omdat in de Psalmen nog niet gesproken wordt over de Christus die gekomen is,<br />

en geleden heeft, en de dood overwon...<br />

Deddens begint zijn zevende artikel met de volgende hartenkreet: “Onze eeuw is de eeuw van de oecumene.<br />

Grenzen van stad en land, van taal en volk vervagen. Men leert internationaal, intercontinentaal<br />

en zelfs mondiaal te denken. Tegelijk vergéét men allerwege de antithese. Dat heeft consequenties<br />

voor kerklied en <strong>kerkmuziek</strong>”.<br />

Hij gaat dan eerst wat nader in op de behoefte aan een nieuwe Psalmberijming. Hij noemt dan o.a. de<br />

naam van ds. Hasper, voorheen gereformeerd predikant, maar in 1926 met Geelkerken meegegaan (!).<br />

De Gereformeerde Kerken (synodaal) en de Nederlands Hervormde Kerk gaan niet met de Psalmberijming<br />

van Hasper mee. In ons kerkboek hebben wij 30 berijmingen van ds. Hasper.<br />

Onze Generale Synode van Hattem 1972 sprak uit dat er zovele en zodanige bezwaren kleefden aan de<br />

IKB dat gebruik van deze berijming in de eredienst niet verantwoord zou zijn. Deddens verwijst hierbij<br />

nog naar een stelling van prof. J. Faber bij zijn proefschrift (1969): ‘De nieuwe berijming van de<br />

Psalmen van de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming zal door het modernistisch gebruik<br />

van de Nederlandse taal spoedig verouderd zijn’.<br />

Een opvallende stelling, nu wij in ons kerkboek toch 48 Psalmen uit de IKB hebben, en (naar<br />

wij menen) doorgaans, nog steeds, met vreugde zingen. Van argumentatie lijkt hier geen sprake.<br />

Wel van beweringen die door de tijd zijn ingehaald...<br />

Ten slotte komt Deddens nog tot een enkele opmerking over de 491 gezangen van het Liedboek Hij<br />

zegt: ‘Het gaat hoe langer hoe meer in de richting van het vrije kerklied, en steeds verder af van het<br />

Psalter. Het oecumenisme viert hoogtij, ook in het kerklied van vandaag, of wat er voor dóór moet<br />

gaan (...) Ook in ander opzicht vervagen grenzen. Solidariteit en medemenselijkheid zijn de modetermen.<br />

Dat betekent dat van antithese geen sprake meer is in het moderne kerklied. Het oecumenistische<br />

lied is ook het lied van het horizontalisme (Deddens verwijst dan naar Lb 320:2). Er is algemene<br />

verzoening (verwijzing naar een niet geselecteerd gezang).<br />

Hier willen we onze teleurstelling uitspreken over het feit dat er geen sprake is van analyse of<br />

bewijsvoering. Je krijgt wel een aantal gegevens uit de historie voorgeschoteld. Maar geen<br />

analyse. Geen ontmaskering.<br />

Overigens is het opvallend dat hij (anders dan deputaten Kerkmuziek) geen aandacht vraagt<br />

voor het gegeven dat de zang in de eredienst ook een zaak van verkondiging kan zijn. Deddens<br />

heeft slechts oog voor het antwoord-karakter van de gemeentezang, terwijl deputaten juist laten<br />

zien dat die visie feitelijk pas opkomt uit de tijd van het door Deddens zo verfoeide piëtisme.<br />

Wat de gemeentezang als verkondiging betreft valt te wijzen op 1 Pet. 2:9-10; ook hoe psalmen<br />

spreken van: ik verkondig de blijde boodschap van uw heil... Overigens moet hierbij wel opgemerkt<br />

worden dat hiervoor onder ons pas weer oog is gekomen in de laatste jaren (vgl. de<br />

deputatenrapporten).<br />

Vervolgens schreef dr. Deddens in 1974 nog drie artikelen over het Liedboek. Daarvan een verslag<br />

met ingevoegd commentaar:<br />

In zijn eerste artikel van de tweede reeks stelt Deddens met nadruk dat hij zich níet zet aan een gedetailleerde<br />

bespreking. We merken op dat dit de argumentatieve kracht van deze artikelen voor ons probleem<br />

vermindert, omdat door onze kerken niet heel het Liedboek wordt geaccepteerd, maar er slechts<br />

gezangen uit het Liedboek zijn geselecteerd.<br />

13 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Bij de uitgave van het Liedboek participeren de hervormden, synodaal-gereformeerden, luthersen,<br />

doopsgezinden en remonstranten. Bij de keuze van liederen is niet één bepaalde lijn of tendens vastgehouden.<br />

‘Vanwege de veelheid en de veelkleurigheid der partners moesten er vele compromissen<br />

gesloten worden. Maar, zegt één van de medewerkers: al werkende zijn we tot veel groter eenheid<br />

gekomen dan we ooit hadden durven denken.’<br />

Volgens Deddens is het echter niet te veel gezegd, wanneer men concludeert dat bij de samenstelling<br />

van het boek nogal wat offers zijn gebracht aan de oecumene. Hij gaat dan eerst nog even kort in op de<br />

Psalmen uit het Liedboek. Hij haalt de uitspraak van de Generale Synode Hattem (1972) aan, dat de<br />

IKB niet voldeed ‘aan de nodige eisen van Schriftgetrouwheid’. Omdat selectie niet mogelijk was, is<br />

de nieuwe berijming van de IKB in haar geheel afgewezen.<br />

Hierbij moet wel bedacht dat niet is uitgesproken dat er aan elk lied bezwaren kleefden. Wij<br />

hebben niet voor niets nu 48 Psalmen uit het Liedboek.<br />

Bovendien mag hier misschien al iets geconcludeerd worden over de vraag met betrekking tot<br />

het beoordelen van liederen los van de context van de dichter: uit het feit dat we deze Psalmen<br />

nu wel uit het Liedboek konden selecteren, én dat we zo’n 30 Psalmen van ds. Hasper hebben<br />

(NB iemand die achter Geelkerken aan ging...) blijkt dat we niet verplicht zijn producten van<br />

dichters vanuit de achtergronden van die dichters te beoordelen. In feite trokken we die<br />

conclusie ook hierboven al, toen we constateerden dat er in het Gereformeerd Kerkboek ook<br />

gezangen zijn opgenomen van Paul Gerhardt.<br />

Over de Bijbelliederen zegt Deddens: ‘Er staan hier en daar wel gezangen in die aan de Schrift zijn<br />

ontleend, maar ook in dat geval kunnen wij maar slecht spreken van Schriftgetrouwheid’.<br />

Het is goed even te zien, hoe Deddens tot dit scherpe oordeel komt. Het komt niet doordat hij de<br />

diverse Bijbelliederen eerst heeft geanalyseerd, maar doordat Deddens er blijkbaar een andere<br />

beschouwing op na houdt, als het erom gaat wat Bijbelliederen nu pre<strong>cies</strong> zijn. Deddens denkt<br />

bij een Bijbellied toch min of meer aan een berijming. Maar hij verdisconteert hier niet het<br />

verschil tussen Schriftberijmingen en Bijbelliederen.<br />

Een Schriftberijming is inderdaad een berijming van een Schriftgedeelte. Bij een Bijbellied gaat<br />

het niet om het berijmen van een Schriftgedeelte; bij een Bijbellied neemt de dichter wel zijn<br />

uitgangspunt in een Schriftgedeelte. Naar aanleiding van een Bijbelgedeelte gaat hij een lied<br />

dichten. In de vorm van dat lied is hij dus vrijer dan bij een Schriftberijming. Bij de beoordeling<br />

van een Bijbellied gaat het er niet om of alle elementen van het Schriftgedeelte in de berijming<br />

terugkeren. Het beoordelingscriterium zal eerder zijn, of aan de boodschap van de Schrift recht<br />

wordt gedaan (vgl. de criteria).<br />

Deddens herhaalt verder zijn kritiek op het feit dat meermalen aan het ‘eenmalige’ van de heilshistorie<br />

geweld wordt aangedaan. Hij illustreert dit met twee (overigens níet geselecteerde!) liederen (53 en<br />

61) en concludeert: ‘wij zijn van oordeel dat de gemeente een dergelijke tekst niet kán zingen. In de<br />

lyrische schriftgedeelten wordt Gods lof gezongen, Gods hulp ingeroepen, de nood van Gods volk<br />

geklaagd, de zonde beleden. Maar een repetitie geven van nieuwtestamentische Schriftgedeelten, die<br />

een vermanend, predikend karakter dragen, en vooral: die de heilshistorie beschrijven, achten wij onmogelijk.<br />

Men dreigt dan in andere vorm te doen, wat Rome deed met het offer van Christus, het<br />

geven van een dagelijkse (zij het ook onbloedige) herhaling ervan!’.<br />

Deddens trekt hier wel heel snel een parallel tussen het maken van een lied over een concrete<br />

geschiedenis of gelijkenis, met daarin een stuk toepassing die heel persoonlijk is, en aan de<br />

andere kant de Roomse leer van de herhaling van het offer van Christus. Is hij misschien ook<br />

bang voor exemplarisme?<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 14


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Deddens stelt dat de vraag hier opkomt, of men wel voor ogen heeft wat het karakter is van het lied in<br />

de eredienst. De dienst der gebeden en der lofzangen is altijd een antwoord-dienst, een antwoord op<br />

het Woord van God, en treedt nooit op als vervanging van het Woord van God als zodanig.<br />

Dat laatste zal zo zijn. Maar het eerste is hierboven al weerlegd; deputaten hebben daar ook veel<br />

werk van gemaakt in hun rapport. Ook gemeentezang is een zaak van verkondiging van het<br />

Woord (bijv. 1 Pet. 2:9-10). Al hoef je niet zover te gaan als drs. K. de Jong (organist binnen de<br />

Gereformeerde Kerken syn.), die zegt dat Bijbelliederen ‘o.a. als vervanging van één van de<br />

Schriftlezingen kunnen dienen’. Trouwens: deputaten Eredienst hebben argumenten op grond<br />

waarvan de tien geboden ook wel eens gezongen zouden kunnen worden! Zij beroepen zich<br />

daarbij zelfs op Calvijn: zingend verkondigden de gemeenteleden de wet onder elkaar. Calvijn<br />

(en ook Luther) zag het lied als een beweging van God naar de mens toe. Het is jammer dat<br />

Deddens hier niet onderbouwt.<br />

In een tweede artikel constateert Deddens dat ook in de liederen in het kader van het kerkelijk jaar het<br />

eenmalige van de heilshistorie in het gedrang komt. En behalve de repetitie van het heilsgebeuren<br />

schuilt in méér dan één lied het gevaar van imitatie van het heilswerk van Christus. Verder signaleert<br />

hij de gelijkstelling tot God en mens: gevolg van valse mystiek die altijd de grenzen tussen God en<br />

mens wil uitwissen (bijv. Lied 126). Verder stelt Deddens dat er voorbeelden te noemen zijn van<br />

liederen waarvan de tekst alleen maar te verklaren valt tegen de achtergrond van de leer van de algemene<br />

verzoening (bijv. Lied 284). En nergens vindt men het verbond des HEREN in zijn belofte én in<br />

zijn dreiging terug.<br />

Hierbij moet wel opgemerkt worden dat Deddens meestal (niet in alle gevallen) verwijst naar<br />

liederen die niet geselecteerd zijn. Bovendien maakt hij niet duidelijk hoe Lied 284 alleen maar<br />

tegen de achtergrond van de algemene verzoening gelezen kan worden. Deddens citeert alleen<br />

de regel ‘o lieve Heer, geef vrede aan allen hier beneden’.<br />

Maar het lied gaat dan verder (zonder dat er zelfs maar een komma staat) met ‘die uitzien naar<br />

uw feest’. Om hier nou van ontmaskering van het Liedboek te spreken, gaat wel wat erg snel<br />

...Verder is het maar de vraag of – ook al vind je het woord ‘verbond’ niet – de záák van het<br />

verbond toch niet wel degelijk aanwezig is.<br />

Deddens stelt verder: Het feit dat het verbond geëlimineerd wordt in het nieuwe Liedboek, hangt met<br />

een ander feit samen, namelijk dat men vrije doortocht geeft aan alle mogelijke ketterij. Hij illustreert<br />

dit met de opmerking: ‘wij denken b.v. aan verschillende liederen over de ‘kerk’, die niet de gespierde,<br />

krachtige taal van de belijdenis spreken, maar de weke, subjectivistische taal van het piëtisme’<br />

en noemt als voorbeeld Lied 324.<br />

Het is de vraag of je met dat oordeel van Deddens over dit lied moet instemmen. Er wordt hier<br />

nogal wat gezegd: het verbond geëlimineerd. Bedenk hierbij dat Deddens spreekt over het Liedboek<br />

in zijn geheel, terwijl wij te maken hebben met een selectie (hoezeer die ook breed uitgevallen<br />

kan zijn).<br />

Deddens sluit zijn tweede artikel af met een verwijzing naar A. Janse (vgl. hierboven bij zijn vijfde<br />

artikel uit de eerste reeks). Daarbij maakte Janse een tegenstelling tussen ‘de liederen des verbonds’ en<br />

‘liederen van den godsdienst’. Hij doelde toen in het algemeen op het verschil tussen de Psalmen en<br />

gezangen, waarbij Janse dacht aan de ‘grote bundel’ van de hervormden. Maar, zegt Deddens: heel<br />

veel van zijn kritiek is ook van toepassing op het nieuwe Liedboek.<br />

Wie zich vandaag op Deddens beroept, zou eerst moeten bewijzen dat zijn beweringen ook van<br />

toepassing zijn op de geselecteerde gezangen. Immers: in de laatste regel van zijn artikel stelt<br />

Deddens dat er – bij alle waardering die men ongetwijfeld kan hebben voor ‘losse gezangen’ –<br />

15 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

een duidelijk nee op zijn plaats is (als het gaat om de bundel). Maar laat de waardering voor<br />

‘losse gezangen’ dan ook eens mogen klinken.<br />

In zijn laatste artikel gaat Deddens nader in op de liederen 399-491. Hij onderstreept zijn bezwaar ‘dat<br />

men plaats biedt aan liederen die op geen stukken na van reformatorische origine zijn! ... want meer<br />

dan één gezang is zonder meer van mysticistische of piëtistische oorsprong, met alle kenmerken er van<br />

zoals wereldmijding, hemelverlangen, individualisme, scheiding van Woord en Geest en dergelijke<br />

meer’. Deddens vraagt: ‘Wat kunnen nu een piëtist als C.F. Blumhardt en een methodist als Wesley<br />

ons voor goeds bieden voor de gereformeerde eredienst? Hij verwijst dan naar ‘(het niet geselecteerde)<br />

Lied 452, en tevens naar het wel geselecteerde 460 (Loof de Koning, heel mijn wezen, gij bestaat in<br />

zijn geduld...), zonder dat duidelijk wordt wat hier nou zo verkeerd aan is.<br />

Onder het kopje ‘Nog iets goeds?’ stelt Deddens: ‘Het is een geringe moeite, uit deze bundel verschillende<br />

mooie ‘gezangen’ aan te wijzen. Maar in de eerste plaats blijft de vraag of zulke liederen geschikt<br />

zijn voor de gereformeerde eredienst, en in de tweede plaats is onzes inziens het onaanvaardbare<br />

in die nieuwe Liedboek zóveel dat het aanvaardbare als het ware in het niet verdwijnt.<br />

Wij noteren dat Deddens op zijn eerste vraag geen antwoord geeft. Je kunt met een breed armgebaar<br />

het aanvaardbare wel in het niet laten verdwijnen. Maar je doet dat dan meer omdat je<br />

Deddens op zijn gezag gelooft, dan omdat je je door argumenten hebt laten overtuigen.<br />

In een afsluitende paragraaf herhaalt Deddens, wat hij al eens eerder over de bundel van 102 gezangen<br />

schreef: ‘Wij missen hierin toch wel pijnlijk de taal van de Schrift, het verbondsmatige spreken,<br />

waarin niet het ‘innerlijk’ leven van de mens, het op-gaan in God, het ‘vrome-ik’, het hemelverlangen<br />

op de voorgrond staat, maar het gelovig naspreken van God, het lofzingen van de HEERE, het verkondigen<br />

van de deugden en de grote werken van God die wonderen deed’.<br />

En even verder: ‘Het isolement (waarin de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt met hun gezangen komen)<br />

zal sterker worden. Als het nieuwe Liedboek zelf stelt, offers gebracht te hebben ter wille van de<br />

oecumene, dan is waakzaamheid des te meer geboden.’<br />

Deddens doelt hiermee op de volgende passage (uit de Verantwoording van het Liedboek, p<br />

XIV): ‘Interkerkelijke arbeid zonder het brengen van offers is een onmogelijkheid. Wel niemand<br />

zal door dit boek ten volle worden bevredigd en iedereen zal wel een aantal liederen<br />

kunnen aanwijzen, waaraan hij of zij geen behoefte gevoelt (...)’. Wij wijzen even op deze<br />

vindplaats omdat hier niet gesproken wordt over het offers brengen aan de waarheid van het<br />

evangelie. Misschien vindt Deddens dat wel (en is het hier en daar ook aan te wijzen). Maar het<br />

staat er niet!<br />

Bijna afsluitend stelt Deddens nog: ‘In de tijd van de Afscheiding zijn de ‘Evangelische Gezangen’<br />

betiteld als ‘sirenische minneliederen’. Wij zouden de gezangen van het nieuwe Liedboek kunnen<br />

noemen ‘oecumenische liefdesliederen’. Want de oecumene, dat is de afgod van de tijd.’<br />

Het wordt wat eentonig. Maar opnieuw: het plakken van etiketten is blijkbaar makkelijker dan<br />

het analyseren en het leveren van argumentatie. De zin die met ‘want’ begint, kan ook moeilijk<br />

als argument gelden voor de uitspraak die eraan voorafgaat.<br />

Na lezing van de artikelen van dr. K. Deddens hebben wij niet de vrijmoedigheid mee te gaan in de<br />

conclusie die br. De Marie trok: dat het Liedboek voor de kerken al ontmaskerd was als Liedboek van<br />

de (valse) oecumene. Sterker nog: de verwijzingen naar de artikelen van dr. K. Deddens bieden niet<br />

echt materiaal om op grond daarvan het Liedboek dicht te laten voor het selecteren van goede<br />

gezangen. Of er echt goede gezangen uit het Liedboek te halen zijn, zal uiteraard moeten blijken in het<br />

toetsen van afzonderlijke gezangen.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 16


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

3.2 Synoden van vroeger<br />

Wie zich verdiept in de Acta van vroegere synoden, ontdekt daar erg weinig over de vraag waarom gezangen<br />

wel of niet zijn opgenomen in ons kerkboek.<br />

In de Acta van de Generale Synode Kampen 1975 lezen we in art. 426, dat enkele door deputaten<br />

voorgestelde gezangen niet worden aanvaard. Concreet de gezangen ‘Nu daagt het in het oosten’ en<br />

‘Jezus, uw geboortefeest’. Hier wordt geen reden bij genoemd. Bij het afgewezen lied ‘O grote God, o<br />

goede Heer’ staat als reden alleen: te archaïstisch van taal.<br />

In de Acta van de Generale Synode Groningen 1978 vinden we als par 4.4 van het deputatenrapport:<br />

“... Deputaten hebben ... een onderzoek verricht naar de eerste 115 gezangen van het Liedboek ...<br />

Gaarne hadden deputaten uit deze grote voorraad liederen een selectie willen maken en daarover<br />

voorstellen willen doen voor invoering in de liturgie. Zij moeten evenwel rapporteren, dat zij in geen<br />

enkel geval tot een aanbeveling konden komen. Het is ondoenlijk en naar het ons voorkomt ook niet<br />

zinvol om van dit negatief resultaat in dit rapport een brede verantwoording te geven. Daarom menen<br />

deputaten met deze summiere mededeling te moeten volstaan, uiteraard tot nadere verantwoording aan<br />

de e.k. generale synode gaarne bereid”.<br />

Wie de bespreking van dit rapport in de Acta nagaat, vindt van die nadere toelichting helemaal niets!<br />

Bij de Acta van de Generale Synode Arnhem 1981 vinden we een deputatenrapport waarin een aantal<br />

(16) Schriftberijmingen afgewezen worden. Dit gebeurt heel kort (Acta, p 495). Er zijn drie<br />

argumenten genoemd: de kwaliteit van de verschillende berijmingen, de melodie; en daarnaast (het<br />

meest inhoudelijke): “de vraag doet zich herhaaldelijk voor, of een bepaald Schriftgedeelte zich wel<br />

leent voor zang in de liturgie. Hier ligt een methodisch probleem bij het berijmen van Schriftgedeelten.<br />

Zo is in het lied van L.L. Bouwers “laat die gezindheid bij ons zijn” Filipp 2:5-11 als uitgangspunt<br />

gekozen en berijmd. Maar dit Schriftgedeelte is geen gesloten eenheid (zoals bijv. een Psalm dat is en<br />

de lofzang van Maria enz.). Wie een christelijk lied dicht zónder zijn uitgangspunt te nemen in een<br />

bepaald Schriftgedeelte, zal allicht niet beginnen met een opwekking c.q. vermaning als waarmee het<br />

onderhavige lied begint. Dit is een aanwijzing dat het betreffende Schriftgedeelte zich niet leent om<br />

berijmd gezongen te worden in de eredienst”.<br />

Wij hebben vier woorden gecursiveerd. Eerst de woorden methodisch probleem. Wie echter verwacht<br />

dat er over dit methodische probleem een uiteenzetting komt, wordt teleurgesteld. De woorden allicht<br />

en aanwijzing duiden er al op dat er geen echte visie is, en dat de zaak wat dat betreft voor de<br />

toekomst zeker niet dichtgetimmerd is.<br />

Het is dan ook niet vreemd dat we op de Generale Synode Arnhem 1981 de volgende uitspraken<br />

horen: Ds. Van Rongen merkte op: ‘bezinning en studie over de schriftuurlijke uitgangspunten is<br />

(alsnog) noodzakelijk, om te komen tot herziening van de structuur van de gezangenselectie’ (Acta GS<br />

Arnhem 1981, art. 93). En de preses van de Generale Synode Heemse 1984-85 merkte op (Acta, art.<br />

218): ‘het was een zoeken en tasten om aan de gezangenbundel meer inhoud te geven. De oorzaak<br />

hiervan ligt in het feit dat binnen de kerken niet een rechtlijnige lijn is gevolgd. Er bestaat verschil in<br />

taxatie van wat een kerklied is...’.<br />

De zaak zat dus allerminst principieel dichtgetimmerd. Misschien kun je eerder zeggen: omdat er een<br />

gebrek aan diepgaande bezinning was, kwamen we niet echt verder met elkaar en bleef het bij slechts<br />

41 gezangen in het Gereformeerd Kerkboek. Vanuit die situatie is door de deputaten aan de Generale<br />

Synode Berkel en Rodenrijs 1996 een nieuw stuk bezinning geboden. Daarin vinden we feitelijk ook<br />

op punten wel een confrontatie met de artikelen van K. Deddens:<br />

17 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Schriftuurlijkheid betekent volgens deputaten: in overeenstemming met wat de Schrift verkondigt.<br />

Verworteling in, doordrenking met de Schrift. (NB: Op grond van dit criterium oordeelde<br />

de Generale Synode Hattem 1972, dat 29 IKB-Psalmen ‘onaanvaardbaar’ waren. Toch zijn in<br />

het Gereformeerd Kerkboek 5 van deze 29 berijmingen opgenomen: 106, 112, 143, 144, 147.)<br />

In par 8.7.2 gaat het om verantwoorde gezangen. Deputaten melden dan dat bij de totstandkoming<br />

van het Gereformeerd Kerkboek een theologische kritiek op de achtergrond van diverse<br />

gezangen in het Liedboek voor de Kerken een rol speelde. Algemeen gesproken ging het<br />

hierom: er is een hang naar drama, taal-theologie, mystieke beleving, een cyclische opvatting<br />

van het kerkelijk jaar, ‘repetitie van het heilsgebeuren’ en ‘imitatie van Christus’ heilswerk’<br />

(vgl. K. Deddens, De Reformatie, 49e jrg, nrs 14-16 (januari 1974)). Ook werd genoemd dat het<br />

lied geen zelfstandige verkondiging is (vergelijkbaar met of in plaats van de Schriftlezing),<br />

maar een antwoordfunctie heeft.<br />

Deputaten weerleggen dit dan met een verantwoording van hun keus voor de liederen 122 en<br />

240 uit het Liedboek voor de Kerken. Zij merken in het algemeen op dat een kerklied naast het<br />

antwoordkarakter juist wel een verkondigende functie heeft of kan hebben; dat de herhaling van<br />

de heilshistorie niet dwingend verondersteld hoeft te zijn; en dat het heilshistorisch aspect te<br />

veel tegen het heilsordelijke wordt uitgespeeld. Een christen die Psalmen zingt, identificeert<br />

zich namelijk op een bepaalde manier met de eerste zanger (zonder daarmee de heilshistorie te<br />

herhalen) en tegelijk actualiseert hij de Psalm in zijn eigen situatie. Hij gedenkt Gods daden uit<br />

het verleden met het oog op het heden en de toekomst. De heilshistorie wordt opnieuw beleden<br />

en in zekere zin heilsordelijk beleefd.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 18


4 – Liederen beoordelen los van de context van de<br />

dichter<br />

(commissie 6)<br />

4.1 De Generale Synode Leusden 1999<br />

De tekst van art. 58, besluit 1-3, incl. de ‘Toelichting, werkafspraken 1 en 2’ in de Acta GS Leusden<br />

1999, pag 134, luidt:<br />

Besluit:<br />

1. verder te werken aan de uitgave van een gezamenlijke gezangenbundel, ter vervanging van de<br />

bundel van 41 gezangen, die is vastgesteld door GS Heemse 1984-1985;<br />

2. voor deze bundel de volgende contouren vast te stellen:<br />

a. de bundel is bedoeld voor gebruik binnen en buiten de kerkdiensten;<br />

b. de bundel heeft de volgende rubrieken: bijbelliederen, viering van de heilsfeiten, doop,<br />

belijdenis en avondmaal; bijzondere kerkelijke gelegenheden (zoals huwelijk, bevestiging<br />

ambtsdragers, bid- en dankdagen); morgen- en avondliederen; andere liederen (hierin<br />

onder andere liederen ten behoeve van de huiselijke eredienst), liturgische gezangen<br />

(gezongen elementen in de liturgie, onder andere Votum, Amen, Onze Vader);<br />

c. het totaal van de bundel mag geen leerstellige eenzijdigheden vertonen;<br />

d. de bundel moet een goede balans kennen tussen alle facetten van het leven met God;<br />

e. de stijl en de verwoording van het geloof moeten aansluiting vinden bij de stijl en de verwoording<br />

daarvan binnen de gereformeerde kerken;<br />

f. de verscheidenheid in niveau, achtergrond en cultuur binnen de gemeente moet<br />

herkenbaar zijn in het reliëf binnen de bundel;<br />

g. de gezangen voor de bundel worden in dit project geselecteerd uit de diverse voor de<br />

gereformeerde kerken relevante en bruikbare bronnen;<br />

3. voor het selecteren door deputaten en het beoordelen van de selectie door de generale synode de<br />

volgende algemene criteria vast te stellen; deze criteria komen in plaats van de tot nu toe<br />

gehanteerde richtlijnen van GS Kampen 1975 en de criteria van GS Berkel en Rodenrijs 1996<br />

(deputaten zullen de volgende generale synode dienen met een evaluatie van de hantering van<br />

deze criteria in de praktijk):<br />

1. een goed kerklied is geschikt om te functioneren in een liturgische context, waarbinnen<br />

Gods woorden en daden het centrum vormen;<br />

2. een goed kerklied is inhoudelijk in overeenstemming met de Schrift;<br />

3. een goed kerklied wordt wat betreft de taalkundige en muzikale vorm gekenmerkt door<br />

stijl en kwaliteit. Het kent een goede woord-toon-verhouding. Het is bruikbaar en<br />

toegankelijk voor mensen uit de huidige tijd en cultuur;<br />

19 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Toelichting, werkafspraken<br />

1. Rond het centrum van Gods woorden en werken kent de liturgie een rijke schakering van<br />

aspecten en nuances in de uitingen van mensen ten opzichte van God en van elkaar. De<br />

goede balans tussen die aspecten onderling en tussen deze uitingen van mensen en de<br />

woorden en werken van God die kenmerkend moet zijn voor de liturgie als geheel, hoeft<br />

niet in elk kerklied afzonderlijk terug te keren. Een lied moet minstens een deel van die<br />

aspecten en nuances stem en vorm geven en dat op zo’n manier dat het kan harmoniëren<br />

met het genoemde centrum van de liturgie.<br />

2. Of een lied al dan niet Schriftuurlijk is, moet vanuit de tekst van het lied beslist worden<br />

en niet vanuit subjectieve gevoelens of vanuit de context waarin een lied is ontstaan. Wel<br />

moet bedacht worden of het gebruik van woorden en beelden in een lied, vaagheid in betekenismogelijkheden,<br />

eventuele exegetische en meditatieve verbanden en een eventuele<br />

onlosmakelijke relatie tussen een lied en het gebruik ervan in bepaalde contexten al dan<br />

niet het vertrouwen van kerkleden met betrekking tot de Schriftuurlijkheid zullen bevorderen.<br />

Hierbij moet gewaakt worden tegen een rationalistische of eenzijdig dogmatische<br />

omgang met liedteksten, die aan het eigen karakter van zulke teksten geen recht doet.<br />

4.2 Uitgangspunten<br />

Om de vraag of een kerklied beoordeeld kan worden los van de context van de dichter, te beantwoorden<br />

zijn slechts de afgesproken selectiecriteria nodig. Die vinden we in het hierboven aangehaalde<br />

besluit 3 van de Generale Synode Leusden 1999. Immers, wat van belang is, is de vraag of een<br />

lied schriftuurlijk is. Dit is het tweede criterium. En uitgebreider dan de omschrijving van een goed<br />

kerklied zoals gegeven in het deputatenrapport 1995 (aan GS Berkel en Rodenrijs 1996) kan haast<br />

niet. Vinden we de elementen daarvan terug in een lied: belijden, lofprijzen, verkondigen, onderwijzen,<br />

gedenken? Niet elk van deze aspecten zal in elk lied (even duidelijk) naar voren komen.<br />

De criteria 1 en 3 van Leusden, met de toelichtingen 1 en 2, zeggen niets minder dan het rapport van<br />

Berkel. Als een lied aan die criteria voldoet, moet het toch goed zijn? De vraag is dan echter ook, of de<br />

als tweede criterium genoemde Schriftgetrouwheid de boventoon voert. Er zit meer aan vast.<br />

Daarom eerst twee citaten.<br />

Uit het deputatenrapport 1995, par. 8.3.1, blz. 116:<br />

... een goed kerklied is verankerd in het Woord en niet in hetgeen de mens in reactie op het<br />

Woord onder woorden wil brengen. In het kerklied staat het Woord van God centraal en niet het<br />

antwoord daarop van de mens. Een kerklied wordt bepaald door het Woord en niet door de<br />

geloofservaringen en gevoelens van de mens. De mens en zijn religieuze ervaringen – hoe<br />

schriftuurlijk deze ervaringen ook verwoord zijn – kunnen in een kerklied niet het centrum<br />

vormen.<br />

Een goed kerklied moet dus schriftuurlijk zijn. Het genoemde rapport neemt echter nog geen genoegen<br />

met de term ‘schriftuurlijk’, wanneer men daarmee wil aangeven dat er geen onschriftuurlijke leer in<br />

een lied voorkomt.<br />

Uit hetzelfde rapport, par. 8.3.1. pag. 118, wanneer het gaat over de zgn. ‘ik-liederen’:<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 20


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Er bestaan nogal wat liederen, waarin geen onschriftuurlijk woord voorkomt, maar die desondanks<br />

geen kerkliederen zijn, juist omdat het centrum niet correct is. Daarnaast zijn er ‘ik’liederen<br />

die desondanks als kerklied gebruikt kunnen worden.<br />

In par. 8.6.2. wordt nog eens uitgebreid geschreven wat er met schriftuurlijk bedoeld wordt, en dan<br />

lezen we op pag. 131:<br />

Dit alles betekent dat een goed kerklied niet mank kan gaan aan theologische ‘oppervlakkigheid’.<br />

Een lied waarin niet meer verteld wordt dan ‘Jezus stierf voor mijn zonden, daarom<br />

prijs ik Hem’ is geen goed kerklied, ondanks het feit dat er geen ‘ketterij’ verkondigd wordt.<br />

Op grond hiervan kan men dus een lied afkeuren. Maar dan niet omdat het van één van de zgn. Landvolk-dichters<br />

is, maar omdat het niet aan de gestelde criteria voldoet.<br />

4.3 Het beoordelen<br />

1. Met deze gedachten aan het werk: een lied beoordelen. Is een lied niet (voldoende) schriftuurlijk,<br />

dan is dat een reden om het lied niet op te nemen in een gereformeerd liedboek. Wil men<br />

weten wat een rol speelde bij het maken van zo’n lied, dan zal het geen verbazing wekken dat het een<br />

lied van bijv. een Landvolk-dichter is. Dan is echter een juiste weg gevolgd. De inhoud wordt eerst<br />

beoordeeld. Is die schriftuurlijk, dan kan zo’n lied als kerklied gezongen worden.<br />

Want ook een niet-gereformeerde, of mensen die in leer of leven dwalen, zullen heel schriftuurlijke<br />

dingen kunnen zeggen (vgl. Fil. 1:15-18).<br />

2. Toch zijn we er dan nog niet helemaal uit. Het blijkt namelijk dat er meer beoordelingen van<br />

een lied mogelijk zijn. Tijdens de besprekingen ter synode Leusden is onder andere opgemerkt:<br />

(deputaat zr. A. de Heer-de Jong zegt) ... dat een lied nooit op zichzelf staat, maar altijd in een<br />

bepaalde context functioneert. Als die context onze belijdenis is of een eredienst in onze kerken,<br />

zal het lied van daaruit verstaan worden. Anderen zijn hier echter niet zo gerust op. (Acta GS<br />

Leusden 1999, art. 59, pag. 142).<br />

Verder werd opgemerkt dat een lied aanvaard moet worden in overeenstemming met de Schrift. Een<br />

lied mag door de leer (van de Schrift) niet ideologisch overheerst worden. Weer een breed citaat:<br />

Drs. A.L.Th. de Bruijne merkt op dat de vraag of er overeenstemming moet zijn met de Schrift<br />

of met de leer van de Schrift, aandacht verdient. Zoals het aanvaard is, in overeenstemming met<br />

de Schrift, is het volgens hem het beste. Een lied mag door de leer niet ideologisch overheerst<br />

worden. Wij denken bijvoorbeeld: naast zegen hoort vloek. Dat is onze dogmatische manier van<br />

zeggen. Maar er is ook algemene genade. Daar hoeven we het niet allemaal over eens te zijn,<br />

om toch te erkennen dat het niet ongereformeerd is. De confessie is norm, maar er moet ook<br />

ruimte zijn om onbekommerd te spreken zoals ook de Schrift doet. De bedoelingen van de<br />

dichters waren niet altijd bijbels. Toch zijn ze vaak betere bijbelkenners dan wij. Bij het<br />

doordenken over hun liederen blijken er toch steeds veel bijbelse gegevens in te zitten, ook waar<br />

we ze eerst niet zo zien. (Acta GS Leusden 1999, pag. 143)<br />

De achtergrond van de dichter maakt dus niet dat elk van zijn liederen bij voorbaat, op grond van zijn<br />

achtergrond, afvalt. Maar die achtergrond maakt ons bij vage formuleringen wel opmerkzaam en voorzichtig.<br />

21 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

3. Met alle omschrijvingen en definities van wat een goed kerklied moet zijn, moeten we ook om<br />

een andere reden nog voorzichtig en secuur omgaan. We lezen immers in de Acta van de GS Leusden<br />

1999, art. 58, besluit 2a: “de bundel is bedoeld voor gebruik binnen en buiten de kerkdiensten”.<br />

In de discussie over dit punt werd o.a. opgemerkt dat “... zingen thuis ook liturgie is” en even verder:<br />

“Het zou ook mooi zijn als de kloof tussen wat we in de kerk zingen en in sing-ins wat kleiner werd”<br />

(Acta GS Leusden 1999, pag. 139). Maar dat kan op twee manieren: in de kerk wat ‘ruimer’ worden of<br />

tijdens de sing-in wat ‘nauwkeuriger’.<br />

Ook hier past dus voorzichtigheid. Bij het beoordelen vanuit de Schrift ook rekening houden met de<br />

functie van een lied, met de leer van de Schrift en met het gebruik tijdens verschillende gebeurtenissen.<br />

4. Het is ook nodig te beoordelen of de wijze van spreken over God, over Christus en over de<br />

Heilige Geest niet verder gaat dan de Schrift ons toelaat en leert. De dichterlijke vrijheid mag die<br />

grens nooit overschrijden. Ook daarbij moeten we altijd blijven beseffen over Wie we zingen en spreken.<br />

Is dit een apart criterium, of valt het gewoon onder de schriftuurlijke beoordeling?<br />

4.4 Dichters<br />

De volgende dichters van Liedboekliederen hebben ook een aantal Psalmen berijmd zoals die in ons<br />

Gereformeerd Kerkboek voorkomen:<br />

W. Barnard, A.C. den Besten, K.H. Heeroma, W.J. van der Molen, M. Nijhoff, J.W. Schulte<br />

Nordholt, J. Wit.<br />

Daarmee is niet gezegd dat die Psalmen nu niet meer deugen. Ook niet dat de Liedboekliederen die zij<br />

gemaakt hebben, nu dus wel deugen. Het betekent wel dat de kerkelijke/religieuze achtergrond van<br />

een dichter niet bij voorbaat bepaalt of een lied al dan niet goed is. Wel moeten we daarbij in aanmerking<br />

nemen dat bij de berijming van de Psalmen de dichter de onberijmde Psalmen als vast<br />

gegeven had. Bij Liedboekliederen kon hij vrijer te werk gaan.<br />

In veel liederen is de ‘vrijheid’ die de dichter had, wel degelijk te merken. Wanneer men dan nauwkeurig<br />

leest, is het niet te vermijden dat de ‘achtergrond’ van de dichter in de beoordeling meeweegt.<br />

Zeker wanneer er zoveel ‘oppervlakkige’ liederen bij zijn.<br />

Ook is een (mogelijke) dwaalleer aan te wijzen in een lied op grond van de criteria. Maar tevens geldt<br />

hier dat we, door het besef van de context van de dichter, meer alert zijn voor de dwaling van bijv.<br />

algemene verzoening. Vreemd is dan ook de reactie op een vraag daarnaar: “een waarschuwing tegen<br />

een dwaling is alleen van toepassing bij liederen die onaanvaardbaar zijn. Als criterium voor de keus<br />

van gezangen is door de GS aanvaard dat ze in overeenstemming moeten zijn met de Schrift. In de<br />

Bijbel staat zowel het universele van Gods heil als de uitverkiezing” (Acta GS Leusden 1999, pag.<br />

142).<br />

Maar als een lied onaanvaardbaar is, is dat onder andere op grond van het feit dat er dwaalleer in te<br />

vinden is. De waarschuwing moet ons ten minste opmerkzaam maken. Wees ook weer niet te onbevangen.<br />

Bovendien: Dat het offer van Christus voldoende was tot vergeving van de zonden der hele wereld (1<br />

Joh. 2:2), betekent nog niet dat er dus algemene verzoening is. Al zullen we ook wel eens dankbaar<br />

mogen zijn voor een accent op het universele van het evangelie, zoals de Schrift ons daar ook zelf in<br />

voorgaat.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 22


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

4.5 Slot<br />

Kan een nieuw lied beoordeeld worden zonder kennis te hebben van de Schriftbeschouwing en geloofsopvatting<br />

van de dichter? Strikt genomen: Ja. Maar het heeft veel mensen verbaasd dat er liederen<br />

zijn geselecteerd die als oppervlakkig ervaren worden, ruimte laten voor meer dan één interpretatie,<br />

algemene verzoening lijken te verkondigen (of, nauwkeuriger gezegd: het universele van Gods heilswil<br />

naar voren halen, terwijl wij dat dan verwarren met heilsuniversalisme). En daarom is men toen<br />

gaan letten op de achtergronden van de dichters. Het is dus niet zozeer een criterium dat niet goed zou<br />

functioneren, maar de hantering ervan, die de oorzaak is van de achterdocht ten aanzien van de<br />

dichters.<br />

De wetenschap dat het Liedboek zo’n achtergrond heeft, moet ons wel extra oplettend maken.<br />

En inderdaad: elke liedtekst kun je (evenals elke Bijbeltekst), als je wilt, op verschillende manieren<br />

interpreteren. Juist daarom geldt: goede criteria vragen om een goede hantering. Maar dan geldt ook:<br />

wanneer een lied schriftuurlijk is, kan het worden gezongen in een gereformeerde eredienst, waar het<br />

functioneert tegen de achtergrond van de Schrift en de gereformeerde belijdenis en ingebed is in de<br />

gereformeerde prediking.<br />

23 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


5 – Toetsing van de 121 liederen<br />

(rapporteur: commissie 4; zie vooral bij dit onderdeel de Inleiding van het moderamen)<br />

5.1 Alverzoening<br />

Algemeen<br />

Schrift en belijdenis geven duidelijk aan dat de gezonde leer is dat buiten Christus geen verzoening is<br />

voor zondaren. Die gezonde gereformeerde leer is vele malen beschreven. Een samenvatting staat met<br />

Schriftverwijzingen onder andere in Dordtse Leerregels hoofdstuk II. Dat behoeft geen nadere toelichting<br />

of onderbouwing.<br />

Het punt is, of vanuit de liederen in het Liedboek aangetoond kan worden dat de alverzoening bezongen<br />

wordt Daarbij moet het volgende overwogen worden:<br />

1. Bij de beoordeling van bijbelliederen moet het oudtestamentisch perspectief in rekening gebracht<br />

worden, dat spreekt van het heil voor alle volken. Dat heeft niets met alverzoening te<br />

maken.<br />

2. In het Nieuwe Testament wordt duidelijk gesproken over het buigen van heel de wereld voor<br />

Gods majesteit als reactie op Gods komen (voor het oordeel).<br />

3. Zoals de Heidelbergse Catechismus ons in de uitleg van het onze Vader leert bidden om het heil<br />

voor alle mensen, mag ook in liederen dat gebed opklinken.<br />

4. Een aspect is ook dat Gods voorzienigheid (in de zorg voor al wat leeft) bezongen wordt, waarbij<br />

het misverstand kan optreden dat het gaat over alverzoening.<br />

5. Het gaat onzes inziens niet alleen om het negatief beoordelen van een bundel, maar ook om<br />

positief te kijken naar de totaliteit, namelijk dat het aspect van verzoening en oordeel in het<br />

totaal van de bundel een expliciete plaats moet innemen, zodat de geloofskeus niet verdoezeld<br />

wordt.<br />

Concluderend moet dan gesteld worden dat uit veel liederen alverzoening niet aan te tonen valt.<br />

Lied 1<br />

Bezwaren De 3e regel suggereert dat er ‘in den beginne’ een strijd zou zijn geweest tussen ‘de duisternis’ en<br />

‘het licht’. Bezwaarden struikelen vooral over het ‘overwinnen’ in vers 1. De bezwaarden vinden het<br />

lied vaak ook onduidelijk.<br />

Beoordeling Het blijkt dat deputaten – ondanks extra uitleg in de pers – velen niet overtuigen dat lied 1 geen<br />

dwaalleer kent (barthianisme).<br />

Conclusie Waar over dit lied zulke fundamentele twijfels en onduidelijkheden blijven bestaan, is het beter het te<br />

schrappen dan een zo omstreden lied te handhaven. Onze kerkliederen moeten geheel vrij zijn van<br />

associaties met dwalingen of moderne theologie.<br />

Voorstel Niet in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.7, 5.9 en 5.13).<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 24


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Lied 6<br />

Bezwaren Bezwaarden vinden het lied op veel punten onduidelijk, ontoegankelijk en daarom niet geschikt als<br />

kerklied. Een struikelblok is, dat vers 3 zegt dat God verwijst naar ‘het niet’ en vers 4 zegt dat ‘de<br />

volken der aarde eindelijk gaan verstaan wat Gij hebt gedaan’. Bezwaarden proeven barthiaanse<br />

dwalingen. Het refrein is ook anders dan in Exodus 15.<br />

Beoordeling De bezwaarden geven terecht aan dat er van de bijbeltekst allerlei elementen worden weggelaten of<br />

elementen eraan worden toegevoegd die vragen oproepen. Al met al geen sterk ‘bijbellied’.<br />

Conclusie Waar dit lied zoveel misverstanden blijft oproepen, is het beter het te schrappen; temeer daar het lied<br />

geen waardevolle aanvulling geeft op de psalmen (GS Hattem 1972).<br />

Voorstel Niet in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.11).<br />

Lied 63<br />

Bezwaren Bezwaarden wijzen op dichterlijke vrijheden en de tendens tot alverzoening.<br />

Beoordeling Weliswaar enige dichterlijke vrijheden, maar geen foutieve, met de Bijbel in strijd komende zaken.<br />

Sommige critici menen dat de klemmende woorden van Christus niet voldoende terug te vinden zijn<br />

in het lied. Ook wordt er door enkelen gewezen op een tendens tot alverzoening, maar dit lijkt ons<br />

ver gezocht. Zie couplet 1 regel 3, couplet 3, regel 1 en couplet 4.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.12).<br />

Lied 90<br />

Bezwaren Onduidelijk en misverstanden oproepend lied.<br />

Beoordeling Veel goede en mooie versregels. Toch kan vers 2 regel 5 ‘dat Hij geen kwaad kan willen’ misverstanden<br />

wekken. Onduidelijk is ook de bedoeling van vers 5: ‘O liefde, – Hij die bluste ’t vuur dat<br />

een mens verteert’. Is vuur hier een beeld van de zonde? Merkwaardig.<br />

Conclusie De liedtekst neigt tot een grote vrijheid tegenover de bijbeltekst. Op vers 2 en 5 na: een aanvaardbaar<br />

lied; maar het geheel zonder meer: twijfelachtig.<br />

Voorstel Bespreken (zie ook onder 5.5 en 5.7).<br />

Lied 106<br />

Bezwaren Dichterlijke vrijheden en alverzoening.<br />

Beoordeling Tegen dit gezang is door 19 kerkleden bezwaar ingebracht. Van alle ‘bezwaarden’ is dit een relatief<br />

hoog aantal. Bij lezing van dit gezang is onmiddellijk duidelijk dat we hier te maken hebben met een<br />

bewerking van een Bijbelgedeelte. De vraag is dan: Is dat verantwoord gebeurd? Bij lezing van het<br />

Schriftgedeelte ontdekt men dat de dichter (W. Barnard) zich heel nauw aansluit bij de Bijbel en zich<br />

nergens grote poëtische vrijheden veroorlooft die de Schrift op de een of andere manier aantasten.<br />

Een aantal bezwaarden tekent echter aan dat de leer van de alverzoening op de loer ligt: ‘liefde dekt<br />

alle ongerechtigheden’; alle? Meerderen stellen voor om er (net als in de bijbeltekst) ‘tal van’ te<br />

lezen. De berijming staat dit toe. Maar de dichter schreef niet zo.<br />

Over het ‘uitdelen van het heil’: niet wij, maar de Here deelt uit. Wij delen dit bezwaar niet: ook wij<br />

mogen (kleine) uitdelers van Gods genade zijn. Vergelijkbare bezwaren gaan over het verleggen van<br />

het accent op Jezus Christus (vs. 4) naar de waakzaamheid van de gelovige. Wij zouden niet weten<br />

waarom dit accentverlegging moet heten en dat dit dan ook nog eens ontoelaatbaar zou zijn.<br />

Voorstel Bespreken (zie ook onder 5.13).<br />

Lied 135<br />

Bezwaren Universalistisch, barthiaans. Zo kunnen de bezwaren worden samengevat.<br />

25 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Beoordeling De leer van de alverzoening hoeft met dit lied niet per se te worden uitgedragen. De engelen van<br />

Lucas 2 zingen immers dat God weer in mensen een welbehagen heeft. En Paulus zegt in 1 Timoteüs<br />

2, dat God wil dat alle mensen worden gered. En Johannes vertelt in Johannes 1:29, dat de Here<br />

Jezus de zonden van de wereld wegneemt. Niemand onder ons zal beweren dat de Schrift hier de<br />

alverzoening leert. Toch blijft dit bezwaar, als men het verbindt aan het bezwaar tegen de<br />

uitdrukking ‘taal en teken in de tijd’. Is dat niet typisch barthiaans? Waar in de Schrift vindt deze<br />

uitdrukking steun? Indien deputaten daar geen bevredigend antwoord op kunnen geven, moet het<br />

bezwaar worden toegewezen, en dat zou in ieder geval jammer zijn van de fraaie melodie.<br />

Voorstel Bespreken (zie ook onder 5.3).<br />

Lied 225<br />

Bezwaren Herbeleven van heilsfeiten, alverzoening, onduidelijkheden: welke ‘duisternis’ wordt bedoeld en<br />

welke ‘tekenen van gerechtigheid’? Berust op roomse theorieën.<br />

Beoordeling Herbeleven van heilsfeiten: zie onder c. algemeen. Alverzoening: zie algemeen.<br />

Zoals het oude verbondsvolk water kreeg uit steen (rots), zo mogen wij vandaag ook verzorgd<br />

worden en overvloed ontvangen. Met Zijn woord gaat de Here ons voor en wij mogen Zijn Woord<br />

gebruiken als een lamp voor onze voet en een licht op ons pad. Zoals Hij het oude verbondsvolk<br />

vóórging in wolk en vuurkolom in de woestijn. Water en duisternis... Rode Zee... negende plaag in<br />

Egypte (duisternis), slavenjuk afwerpen. Tekenen van gerechtigheid, zoals deze zijn opgetekend in<br />

Zijn Woord, door oog- en oorgetuigen.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.8).<br />

Lied 281<br />

Bezwaren Alverzoening. Schriftuurlijk?<br />

Beoordeling Alverzoening: zie algemeen.<br />

Het is een lied voor de nieuwe bedeling zoals de deputaten omschrijven. Degenen die daarmee<br />

instemmen (vs 4), dus geloven dat Hij overwint en zal heersen, mogen naar die bevrijding en rust en<br />

overvloed uitzien.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 288<br />

Bezwaren Gods oordeel is weggelaten. De mens staat centraal. Alverzoening. Onschriftuurlijk. ‘Groene<br />

eeuwigheid’? Beeld van de zomer ongepast. Wat is ‘lijden aan de tijd’,vs. 4? Avondmaal is dan niet<br />

meer nodig, ook de boom des levens is niet meer nodig, er is geen zonde meer. In zestig regels staat<br />

de mens centraal, alleen in de laatste vier regels mag de Here nog worden lof gezongen. Vs. 5: ten<br />

prijs?<br />

Beoordeling Alverzoening: zie algemeen<br />

De activiteit van God bij Zijn komst valt op, niks menskracht of mens-middelpunt. Een lied vol<br />

verlangen naar het leven op de nieuwe aarde. Dit ene aspect (ons uitzicht op de nieuwe aarde) krijgt<br />

in dit lied de aandacht. Dit doet de Bijbel zelf ook. In het Nieuwe Testament ligt het accent meer op<br />

de verzoening door Christus dan op het oordeel.<br />

Het is onmogelijk in één lied de complete christelijke leer te verwerken. Ook in de psalmen zie je<br />

dat: bijvoorbeeld in Ps. 1 wordt gesproken over de rechtvaardige, bij wie alles lukt, en over de<br />

goddelozen die als kaf worden verstrooid. Ps. 73 echter spreekt over het raadsel van de voorspoed<br />

van de goddelozen en de tegenspoed van de rechtvaardige.<br />

‘Groene eeuwigheid’, ‘boom des levens’: altijd zomer, altijd zon, warmte, vruchten, groen: zie<br />

Openb. 2:7: Wie overwint, hem zal ik geven te eten van de boom des levens, die in het paradijs Gods<br />

staat. Openb. 22:2: Het geboomte des levens, 12 keer vruchtdragend.<br />

Eeuwig avondmaal: Openb. 3:20. Maaltijd houden: Openb. 19:7: Grote maaltijd Gods.<br />

Lijden aan de tijd: Het lijden van deze tijd weegt niet op tegen de heerlijkheid.<br />

Ten prijs… Het offer van Zijn Zoon.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 26


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Lied 301<br />

Bezwaren 1. Leer van de alverzoening; couplet 5.<br />

2. Taalgebruik: een lied met woorden als misericordia en (God), die leeft in gloria moet niet worden<br />

opgenomen.<br />

3. Ondoorzichtig – Wat is de waarde als kerklied van een gezang waarvan de bedoeling in hoge mate<br />

ondoorzichtig is? Dat geldt al voor het: ‘al zijn wij vreemdelingen in schande en in scha’ in vers 1.<br />

Maar in het bijzonder voor de eerste helft van vers 3: ‘Al leeft uw volk verschoven, kyrieleison, in ’t<br />

land van vuur en oven, in ’t land van Babylon’. De vraag die bij ons opkomt, is dan: Zing je Gode<br />

ook lof als je niet begrijpt wat je zingt?<br />

4. Het ‘Halleluja-geroep’ in gezang 301 is ongepast.<br />

Beoordeling 1. Gods nabijheid is voor wie Hem vreest (vs.2). Verwijt van alverzoening is dus ten onrechte, al kan<br />

couplet 5 misverstanden opleveren.<br />

2/3. De tekst is voor de gemeente ondoorzichtig.<br />

4. Halleluja is functioneel in dit lied.<br />

Conclusie De tekst is voor de gemeente inderdaad ondoorzichtig en kan in vers 5 de gedachte aan alverzoening<br />

doen opkomen.<br />

Voorstel Niet in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 319<br />

Bezwaren 1. Onschriftuurlijkheid. Bezwaar is dat met name de liederen van de landvolkdichters vaak niet<br />

bijbelgetrouw zijn. Ook is de leer van Karl Barth er vaak in terug te vinden. In veel liederen komt de<br />

leer van de alverzoening naar voren. Soms heel subtiel, maar als men de oorspronkelijke tekst<br />

vergelijkt met de berijming door een landvolkdichter, ziet men dat bijv. het oordeel en de verzoening<br />

door Christus’ offer aan het kruis zijn weggelaten.<br />

2. Benamingen voor God, die ons niet in Zijn Woord worden aangereikt;<br />

3. Onduidelijkheid – onhelder lied, dat bestaat uit een serie losse beelden, die verwarrend overkomt.<br />

4. Er wordt te zware lading gelegd op gebouw i.p.v. gemeente<br />

Beoordeling 1. Het is duidelijk een lied van en in de kerk. Dit bezwaar gaat hier niet op. Bovendien gaat het over<br />

Gods voorzienigheid, vgl. Ps.136.<br />

2. De aanduiding voor God als ‘hartslag van ons werk’ is mooi en niet per se onschriftuurlijk (zie<br />

verder onder j.).<br />

3. Bij nader lezen/zingen/bestuderen zijn de beelden zinvol.<br />

4. Onjuist, vgl. bijv. vers 4 Hij troont op onze lof.<br />

Conclusie Bezwaren zijn niet doorslaggevend.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.10).<br />

Lied 393<br />

Bezwaren De leer van de alverzoening in vers 4: we kunnen toch niet zeggen, dat alle schepselen zich buigen<br />

voor Gods liefde?<br />

Beoordeling Nee, daarom staat erbij dat er ook zullen zijn die moeten buigen voor Zijn majesteit.<br />

Conclusie Het is en blijft een prachtig lied.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

27 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Lied 408<br />

Bezwaren 1. Het oordeel wordt weggelaten; er is geen plaats voor Gods verkiezing en verwerping. In de<br />

oorspronkelijke tekst van Lied 227 van het Evangelische Kirchengesangbuch staat het anders.<br />

2. Onbijbelse en dus oneerbiedige benamingen voor de Here God of Jezus Christus.<br />

‘Algoede’ in couplet 5 is geen goede benaming voor de Here. In de oude berijming van 1773 staat<br />

deze benaming ook in ps. 67:1 en Ps 115:8. In de nieuwe berijming (1985) vinden we deze benaming<br />

niet terug. In 2002 moet de gemeente dit woord weer zingen uit het liedboek (lied 408 en 456). Kan<br />

de synode of het deputaatschap ons uitleggen waarom in de nieuwe berijming deze benaming niet<br />

terug te vinden is en welk bezwaar daar toentertijd tegen was? En waarom heeft de synode van<br />

Leusden of Zuidhorn nu geen bezwaar meer tegen deze benaming voor de Here? In de H.S. komt<br />

deze benaming niet voor!<br />

Beoordeling 1. Het is het gebed van de gemeente, ook voor de wereld, zoals ook de uitleg van de Catechismus<br />

doet in het Onze Vader: geef ons en alle mensen..., al kan het laatste couplet wel de gedachte van<br />

universalisme oproepen.<br />

2.“Algoede” is geen geweldige, maar ook geen onbijbelse benaming voor God als Degene die alleen<br />

echt en totaal goed is (zie verder onder 5.10).<br />

Conclusie Bezwaar is dat dit lied in vers 6 misverstanden rond ‘alverzoening’ oproept.<br />

Voorstel Bespreken (zie ook onder 5.10).<br />

Lied 434<br />

Bezwaren 1. Het weglaten/verdoezelen/afzwakken van verkiezing, verbond, leven uit de beloften.<br />

2. De leer van de alverzoening (alle mensen worden zalig; er is dan geen plaats meer voor Gods<br />

verkiezing en verwerping).<br />

3. ‘Christenen en Abrahams kinderen’ zijn geen twee groepen, maar de ene kerk.<br />

Beoordeling 1. Dit is een lied op Gods voorzienigheid: daarop valt het accent. Zo is ook de laatste regel te duiden.<br />

2. In dit lied gaat het over Gods kinderen (vs.3) en christenen (vs.5), waarmee de verzoening<br />

duidelijk wordt aangegeven.<br />

3. ‘Christenen en Abrahams kinderen’ kan in de lijn van de (heils)historie ook gelezen worden vanuit<br />

Oude en Nieuwe Verbond (zo terecht deputaten; GS Kampen 1975) Men spreekt ten onrechte van<br />

(niet tot Christus bekeerde) Joden.<br />

Conclusie Het is een mooi loflied. Eventueel zou het zonder couplet 5 kunnen, omdat een aantal bezwaarden<br />

daarover struikelt.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.5).<br />

5.2 Heilshorizontalisme<br />

Algemeen<br />

Wat bedoelt men pre<strong>cies</strong> met dit punt? Bezwaarden wijzen op twee aspecten:<br />

1. De gedachte aan een vrederijk/paradijs dat op déze aarde wordt verwacht (in plaats van na de<br />

jongste dag met Gods gericht, op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde) wordt teruggevonden in<br />

de tekst van de volgende liederen: 23, 284, 285, 287, 294, 380, 444.<br />

2. De idee van een bevrijdingstheologie (solidariteit met verdrukten in plaats van de antithese<br />

tussen vrouwenzaad/kerk en slangenzaad/wereld) wordt aangetroffen in: 23.<br />

Heilshorizontalisme betekent dus dat het heil eenzijdig de armen/verdrukten wordt toegedacht (zonder<br />

aandacht voor het geloof dat beslist over het al dan niet ontvangen van het heil).<br />

Verder gaat het om een horizontalistische visie op het komen van Gods rijk (zonder aandacht voor het<br />

oordeel dat beslist over het al of niet ingaan in Gods toekomst).<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 28


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

De bijbels-gereformeerde leer geeft duidelijk aan, dat het niet zonder geloof kan en niet buiten het<br />

oordeel om. Dat geeft de Nederlandse Geloofsbelijdenis prima samenvattend uit de Schrift weer in o.a.<br />

de artikelen 22 en 37.<br />

Het punt is weer of dit horizontalisme (veronachtzamen van geloof en oordeel) vanuit de liederen<br />

aangetoond kan worden.<br />

Een viertal overwegingen:<br />

1. Bij de beoordeling van bijbelliederen moet het oudtestamentisch perspectief in rekening<br />

gebracht worden, zoals boven gezegd. Het gebed om aardse vrede is niet tegen de Schrift.<br />

2. Het geloof wordt in veel van genoemde liederen niet verzwegen.<br />

3. Te wijzen valt vervolgens op het aspect van de lof op Gods voorzienigheid (in de zorg voor al<br />

wat leeft, waarbij het misverstand kan optreden dat het gaat over heel een (mensen)wereld die<br />

God looft.<br />

4. De kritiek van heilshorizontalisme blijkt ook wel eens op misverstaan te berusten.<br />

Conclusie: Uit de tekst van de liederen valt niet direct horizontalisme af te leiden, waarbij wel opgemerkt<br />

moet worden dat naast deze aspecten van het komend vrederijk ook andere liederen in een<br />

bundel moeten komen die de keerzijde aangeven (oordeel), om eenzijdigheid te voorkomen.<br />

Lied 23<br />

Bezwaren 1. Aards vrederijk, (horizontalisme), pacifistisch, (verzuim tot oproep van geloofsgehoorzaamheid).<br />

2. Weglaten van teksten, daarom niet schriftuurlijk.<br />

3. Onduidelijk (‘zicht’), dus afkeuren.<br />

4. Alverzoening (universalistisch).<br />

Beoordeling 1. Horizontalisme: zie algemene inleiding.<br />

2. Wanneer teksten of delen ervan worden weggelaten, is daarmee het lied nog niet onschriftuurlijk<br />

geworden.<br />

3. Het woord ‘zicht’ wordt weliswaar vandaag niet meer gebruikt, maar staat wel in het<br />

woordenboek.<br />

4. Alverzoening: zie onder 5.1.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 34<br />

Bezwaren 1. Horizontalisme.<br />

2. Weglaten van teksten (de vs. 11-12 van Jes. 62).<br />

3. Onduidelijkheid over o.a. ‘wachtwoord’.<br />

4. Alverzoening.<br />

Beoordeling 1. Horizontalisme: zie algemene inleiding.<br />

2. Bij het weglaten van teksten hoeft een lied nog niet onschriftuurlijk te zijn.<br />

3. De Here aanspreken op Zijn gegeven beloften voor de toekomst (wachtwoord). Profetisch<br />

toekomstperspectief.<br />

4. Alverzoening: zie onder 5.1.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.7 en 5.12).<br />

Lied 42<br />

Bezwaren Horizontalisme... Aardse vrederijk.<br />

Beoordeling Het betreft hier een berijming van een profetie uit het Oude Testament, Zach. 9:9-10 waar het gaat<br />

over vrede op aarde. Wat wij ook mogen weten en denken over hemelse vrede, deze tekst spreekt<br />

daar niet over. Het is goed om te bidden en zingen voor vrede op deze aarde.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

29 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Lied 91<br />

Bezwaren 1. Heilsuniversalisme: ‘Allen voorbij de dood’; bezwaar: dat weten wij nu nog niet.<br />

2. ‘Ik leef, zo zegt de Heer, en gij zijt mijn’; bezwaar: dit woord van de Heer zou niet de betekenis<br />

van een eed hebben.<br />

Beoordeling 1. De liedtekst heeft als ‘denkkader’ de verbondenheid van de gelovigen met Christus. De betekenis<br />

van het heil in Hem staat centraal in de vier verzen. Dan geeft vers 4 ‘alle knie...’ geen aanleiding te<br />

denken aan heilsuniversalisme; het sluit zoiets, gezien de context, zelfs uit. Er is duidelijk sprake van<br />

een denken aan de uitverkiezing!<br />

2. De woorden van God, ‘in wie geen zweem van ommekeer is’ vormen feitelijk allemaal eden.<br />

Voorstel Gewoon een goed lied! Vrijgeven.<br />

Lied 119<br />

Bezwaren Heilshorizontalisme/alverzoening.<br />

Beoordeling Het bezwaar dat dit lied aan ‘heilshorizontalisme’ lijdt, kan men onzes inziens niet toestemmen. Het<br />

begrip (met de befaamde uitgang ‘-isme’) geeft in zichzelf aan dat er geen enkele andere horizon is<br />

dan het aardse heil. Maar die eenzijdigheid is hier niet aanwezig. Het gaat immers over Gods gericht<br />

dat de wereld oordeelt en de kerk bevrijdt (vgl. Psalm 96). Gods heil omvat toch ook de aardse<br />

verhoudingen?<br />

Ander bezwaar: de leer van het heil voor alle mensen (alverzoening, universalisme, lied uit een<br />

roomse context). Lijkt niet direct steekhoudend: vgl. Ps. 96 e.a. Schriftplaatsen.<br />

Men noemt het ook wel ‘hoog-poëtisch’ en dus niet geschikt voor de eredienst.<br />

Bezwaar van verouderd taalgebruik kan men op zich toestemmen.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.9 en 5.13).<br />

Lied 284<br />

Bezwaren 1. Horizontalisme.<br />

2. ‘Lief’ is rooms.<br />

Beoordeling 1. Horizontalisme: zie algemene inleiding.<br />

2. God is liefde. Hij is een liefhebbende Vader. God heb ik lief. Misschien ongewoon een vader ‘lief’<br />

te noemen? Maar waarom een moeder wel en een vader niet, in dit geval onze Hemelse Vader? Dat<br />

het niet letterlijk in de Bijbel staat, hoeft niet doorslaggevend te zijn.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 285<br />

Bezwaren 1. Horizontalisme.<br />

2. Onschriftuurlijk, verdraaien van antithese vrouwenzaad/slangenzaad. Toekomst duister? Ons felle<br />

hart? Goed voor christen-pacifisten, maar niet in de kerk. Doperse achtergrond.<br />

Beoordeling 1. Horizontalisme: zie algemene inleiding.<br />

2. Diverse bezwaren zijn geheel tegenstrijdig met de toelichting van deputaten.<br />

Conclusie Gelet op het feit dat dit lied omstreden is, om de relationele effecten beter niet in de bundel opnemen.<br />

Voorstel Bespreken.<br />

Lied 287<br />

Bezwaren 1. Horizontalistische toekomstverwachting van vrederijk op aarde met name in vers 3.<br />

2. Weglaten/verdoezelen/afzwakken van verkiezing, verbond, leven uit de beloften.<br />

3. Oppervlakkig.<br />

4. Wel herinnering aan paradijs, maar niet aan zondeval.<br />

Beoordeling 1. Al is dat onduidelijk, het vrederijk kan evengoed – zie vers 4 – slaan op Gods toekomst.<br />

2. Vers 4 is een gebed op grond van Gods beloften.<br />

3. De klacht van (o.a.) Prediker is bepaald niet oppervlakkig.<br />

4. Het is juist een klacht over gevolgen van de zondeval met bede om herstel.<br />

Conclusie De bezwaren zijn niet doorslaggevend.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 30


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.5).<br />

Lied 294<br />

Bezwaren 1. Taalgebruik ouderwets (overlang – vers 2 en ontij – vers 8). Ook staat vers drie los van de rest van<br />

het lied.<br />

2. Gedachten aan een vrederijk/paradijs op déze aarde.<br />

3. De laatste regel geeft een niet-bijbelse benaming van Christus.<br />

4. Met name de verwijtende toon tegen God maakt het lied onacceptabel.<br />

Beoordeling 1. Het taalgebruik is poëtisch. Bezwaar is wel dat het dan minder toegankelijk wordt.<br />

2. Integendeel: vanuit de nood wordt gebeden om ingrijpen van Boven, Gods rijk.<br />

3. Een niet-bijbelse benaming kan mooi en eerbiedig zijn: dat is hier het geval.<br />

4. Wat men als verwijten opvat, zijn heftige klachten (als in de Psalmen).<br />

Conclusie Deze kritiek is hyperkritiek en doet de intentie van het lied geen recht: het lied is juist een uiting van<br />

toekomstverwachting.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.10).<br />

Lied 350<br />

Bezwaren Dit lied gaat over rijk en arm; het mist het bijbels perspectief van Matt. 25:31-46. ‘Vergelden’ is een<br />

onschriftuurlijke uitdrukking. Daartegenover staat geven uit dankbaarheid. ‘Wij rijken...’: eenzijdige<br />

betrokkenheid van een groep binnen de gemeente.<br />

De aardse nood wordt uitsluitend horizontaal beschreven: arm tegenover rijk; honger tegenover<br />

overvloed. ‘Der aarde schoot’: een erg ouderwetse benaming. Verwijzing van deputaten naar Ps.116<br />

onterecht. De Here spreekt in de Bijbel niet over de aarde als ‘een goede gaarde’. De aarde is<br />

vervloekt. Zinnen zijn moeilijk te begrijpen; taal ouderwets. Bezwaar tegen het derde couplet: ‘Maar<br />

wij rijken, ach, wij blijken hard en onverstoord’.<br />

Beoordeling Niet is aangetoond dat dit lied onschriftuurlijke elementen bevat. God heeft ons twee geboden<br />

gegeven: Hem liefhebben met heel ons hart, verstand, ziel en kracht en de naaste als onszelf. Die<br />

beide geboden horen onafscheidelijk bij elkaar. De naaste liefhebben heeft als basis God liefhebben.<br />

Alle geboden van God voor de onderlinge omgang zijn niet horizontalistisch. God windt Zich dan<br />

ook op, als Zijn kinderen Hem wel offers brengen, maar niet omzien naar weduwen en wezen. Door<br />

de profeten wordt gesproken over Gods toorn tegenover alle sociale onrecht.<br />

In Lied 350 heeft God leven gegeven (couplet 1): een herinnering aan de schepping.<br />

God geeft het dagelijks brood (couplet 1): herinnert aan het gebed dat Jezus ons leerde.<br />

God gaf vruchtbaarheid (couplet 2): vgl. Psalm 65:10-14. Niet voor schuren, die niet duren: vgl.<br />

Luc.12:13-21.<br />

Opdat niemand honger lijdt (couplet 2): God heeft Zijn volk Israël geleerd voor elkaar te zorgen,<br />

zodat er geen armen zullen zijn, vgl.Lev.19:9 en 10 en Deut.24:17.22.<br />

Maar wij rijken...: helaas niet alleen de geschiedenis, maar ook het heden laat zien dat dit maar al te<br />

vaak zo is. Juist vandaag in onze tijd met het vele materialisme, ook in de kerk onder christenen, een<br />

terechte schuldbelijdenis. Nee, niet iedereen die rijk is, is ‘hard en onverstoord’. Maar dan moeten<br />

we bedenken dat we ook in Psalmen soms dingen belijden die wij niet gedaan hebben. Maar dan<br />

weten we ons één met Gods volk van verleden en heden. Zoals Daniël bad: ‘Wij hebben gezondigd.’<br />

En dan komt een gebed: ‘Here, opent u onze oren voor de armen’. Bovendien wordt gevraagd om<br />

een vruchtbaar leven in goede daden. Hier hoor je de lijn met God, die vruchtbaarheid in de aarde<br />

gaf, maar ook in de gelovigen. Daarbij moeten we denken aan de beeldspraak van Jezus: de wijnstok<br />

en de ranken. Goede daden die God geeft. Zo wordt het woord van Gods genade zichtbaar in ons<br />

leven.<br />

Duidelijk niet horizontalistisch. Een echte horizontalist zegt niet, dat God het leven heeft gegeven en<br />

dat Hij de vruchtbaarheid schonk. Een echte horizontalist legt geen verband tussen luisteren naar<br />

God en het roepen aan de poort van de armen horen. Een horizontalist spreekt niet van genade van<br />

God.<br />

En die vergelding dan (couplet 1)? Het gaat hier om het besef dat hetgeen we van God ontvangen,<br />

om een reactie vraagt. Het vervolg geeft heel nadrukkelijk aan – de gedachtestreep maakt zichtbaar<br />

dat de dichter/zanger zich bezint – dat de dichter/zanger beseft maar op één manier God te kunnen<br />

vergelden: en dat is door aan hem de dank te brengen die Hem toekomt: het offer van onze lippen die<br />

zijn Naam belijden (Hebr. 13).<br />

31 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Conclusie Er zitten veel directe Schriftverwijzingen in dit lied. Bovendien wordt de zorg voor de armen<br />

duidelijk verbonden aan Gods opdracht. Dit lied is bijbels en een waardevolle aanvulling voor<br />

christenen in een rijk en welvarend land.<br />

Voorstel De bezwaren af te wijzen en lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 380<br />

Bezwaren 1. De gedachten aan een vrederijk/paradijs op déze aarde.<br />

2. In het lied ontbreekt Christus en Zijn verlossingswerk. Het is horizontalisme.<br />

3. Het lied blinkt uit in vaagheid. Er wordt bijvoorbeeld gewezen op strofe 3 met de opmerking dat<br />

we dingen die vertrouwd en geliefd zijn, moeten opgeven.<br />

Beoordeling 1. Het gaat om het wandelen met God elke dag. Het bezwaar wordt alleen geponeerd, niet bewezen.<br />

2. Het lied geeft één aspect van de geloofsbeleving, nl. de dag met God beginnen in gebed; dat is<br />

bepaald geen horizontalisme. Wie het lied onbevooroordeeld doorleest, ziet dat deze kritiek onterecht<br />

is.<br />

3. Het lied is poëtisch – dat ‘vaag’ noemen is subjectief: er staan zaken in die tot nadenken stemmen.<br />

Juist Gods aanwezigheid verlicht ons bestaan, zo kunnen we strofe 3 duiden. Kritiek komt dus voort<br />

uit onbegrip en is veel te ver gezocht. Dit lied geeft goed aan, wat het is te wandelen met God (Gen.<br />

5:24). Kortom: de toelichting van deputaten bij Leusden is en blijft terecht. Deputaten schreven:<br />

“Ochtendlied waarin op de inhoud van Ps. 36:10 ‘in uw licht zien wij het licht’ wordt<br />

voortgeborduurd: heel de schepping om ons heen, ‘al wat geliefd is en vertrouwd,/ het wordt voor<br />

wie Gods licht aanschouwt/ met glans en heerlijkheid verguld’ (str. 3)”.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 423<br />

Bezwaren Horizontaal gericht. Bezwaar tegen de laatste gedeelten van de coupletten. Verder wordt gemist de<br />

pleitgrond, de ellendekennis en het gericht zijn op Gods eer.<br />

Vers 3 bidt om vervulling van onze armoe met Gods zegen. Wat we daar anders bij moeten denken<br />

dan de bekende ‘sociale antithese’ die in het Liedboek steeds weer opduikt, is onduidelijk. Vers 4<br />

spreekt van beteugeling van Satans woede. In de tweede bede bidden we niet zomaar om beteugeling,<br />

maar om ‘verbreken’ van de werken van de duivel en ‘verijdelen’ van alle boze plannen (HC<br />

zondag 48).<br />

Beoordeling Dit is een lied van gebed om bescherming van de Here in ons aardse leven. Geheel in overeenstemming<br />

met een lied als psalm 86, waarin David ook om hulp en bijstand vraagt van de Here in<br />

zijn ellendige toestand en de overmacht van de bende geweldenaars die hem naar het leven staan.<br />

David erkent in dit lied eveneens de grootheid van God. Dit mogen we in lied 423 ook weer terugvinden<br />

(Licht der wereld, rijke Heer en onoverwonnen held).<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen, omdat voldoende uit Gods Woord kan worden aangetoond dat dit lied<br />

schriftuurlijk is gefundeerd, en lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 444<br />

Bezwaren 1. Het offer van Christus als verzoening door voldoening is verdoezeld/afgezwakt: een algehele<br />

verzoeningsleer blijkt in vers 2.<br />

2. Benamingen voor God, die ons niet in Zijn Woord worden aangereikt (vs.2).<br />

3. De gedachten aan een vrederijk/paradijs dat op déze aarde wordt verwacht.<br />

Beoordeling 1. In vers 3 wordt gesproken van ontferming en erbarmen: Gods weg tot verzoening.<br />

2. De benamingen in vers 2 zijn niet onbijbels (zie onder 5.10).<br />

3. Waar vers 1 die gedachte kan oproepen, leert vers 3 wel anders. Vers 1 is goed te zingen als het<br />

loflied op Gods voorzienigheid in heel deze wereld (natuur).<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.10).<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 32


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

5.3 Onschriftuurlijk magisch herbeleven van de heilsfeiten uit het verleden<br />

Algemeen<br />

Het historisch karakter van de heilsfeiten moet gehonoreerd worden. Tegelijk spreken die feiten van<br />

heil, dat wil zeggen dat het voor ons is geschied. Je kunt stellen dat je ook vanuit de mensen die de<br />

feiten beleefd hebben, mag zingen (alsof je erbij was). “Dat is het typische van wat de bijbel zegt over<br />

de mens: hij isoleert hem nooit individualistisch van zijn huidige omgeving, doch evenmin van het<br />

verleden... Wat de vaderen gezien hebben en dus als historische verlossingswerkelijkheid ondervonden<br />

hebben, blijft daarmee voor alle komende geslachten een ervaren feit”. Je kunt dus zingen alsof je<br />

erbij was. De geschiedenis van het heil is onze geschiedenis. Zo kan bijv. advent ook de toekomstverwachting<br />

aanduiden: Gods ene volk wacht op Zijn komst. In dit verband passen de liederen 122:1;<br />

126:1; 135; 139; 147.<br />

Daarbij gaat het niet om een magisch herleven van de geschiedenis, maar om een gelovig inleven van<br />

de heilsfeiten. Anamnese betekent meer dan alleen herinneren. Het is het verleden in het heden laten<br />

gelden, als levende werkelijkheid aanwezig stellen. Het zijn de grote werken van God die centraal<br />

staan. De christelijke gedachtenis is altijd theocentrisch.<br />

K. Schilder heeft in deel I van Christus in Zijn lijden kernachtig aangegeven, wat dit alles betekent:<br />

“Gedachtenis stichten is niet maar: herinnering aan ‘plechtige uren’ levendig houden, doch werkzame<br />

(efficacia bezittende) Woordopenbaring doen.” In die zin is het een kwestie van gelovige toe-eigening<br />

te zingen van de Heiland aan het kruis, die daar alles heeft volbracht (Lb 188) (terwijl aan het aspect<br />

van de verhoging weer in andere liederen aandacht gegeven kan worden).<br />

Conclusie: De geschiedenis van het heil kan gelovig bezongen worden vanuit de gelovigen van toen,<br />

al zou in het in een bundel wel tot eenzijdigheid leiden, als de daden Gods ook niet bezongen worden<br />

uit historisch perspectief.<br />

Lied 122<br />

Bezwaren Present stellen van het heil: bij Luther zou nog ‘roomse achtergrond’ meespelen... En er zou te veel<br />

fantasie in doorklinken.<br />

Beoordeling Het bezwaar dat dit lied in de tegenwoordige tijd is gesteld (‘present stellen van het heil’) – en dus<br />

naar het schijnt geen oog heeft voor de progressie van de heilsgeschiedenis – kan men moeilijk<br />

toestemmen.<br />

‘Uw kribbe blinkt in de nacht met een ongekende pracht’: de kribbe heeft inderdaad niet letterlijk<br />

geblonken in de kerstnacht, maar de dichtregel tilt ons juist uit boven het Bethlehem van toen en<br />

plaatst ons in het perspectief van de heerlijkheid van Jezus Christus, die in nederige gestalte op aarde<br />

kwam. Dat zien we alleen door het geloof.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.13).<br />

Lied 124<br />

Bezwaren Magisch herbeleven van heilsfeiten.<br />

Beoordeling Beeldende taal hoeft niet per se magisch te zijn.<br />

Ten aanzien van het magisch herbeleven van heilsfeiten uit het verleden: zie algemene inleiding.<br />

Voorstel Een lied dat gezongen mag worden. In tweede lezing vrijgeven.<br />

33 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Lied 126<br />

Bezwaren Advent is al geweest; er is nu een nieuw advent. Dit loopt door elkaar, volgens sommigen.<br />

Wegbereider: dat was Johannes de Doper, niet de gelovige van nu. Het zou dus onschriftuurlijk, niet<br />

tekstgetrouw zijn. Verder wordt als bezwaar genoemd: magisch herbeleven van heilsfeiten.<br />

Beoordeling Wij hebben geen moeite met de dichterlijke vrijheid die een bepaalde ruimte voor zich vraagt.<br />

Onzes inziens mag een dichter een vergelijking aangaan die een boodschap (opdracht) inhoudt voor<br />

ons vandaag. Dat heeft niet direct de betekenis dat de activiteit van de mens voorop staat, of dat een<br />

bekeerling Jezus binnenlaat. Dat lijkt arminiaans of methodistisch (en dus zoiets als een ‘subjectivistische<br />

versmalling’), maar het krijgt een bijbelse betekenis als we het hele, volledige werk van Gods<br />

Geest aan de mens bezien.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 127<br />

Bezwaren Het lied is volgens sommigen onduidelijk, het lijdt aan ‘magisch denken’ of ‘magisch herbeleven’.<br />

En anders is het wel te veel gericht op mensen met leed. Er zouden ook te veel soorten<br />

komst/wederkomst door elkaar spelen. Ten slotte: verouderd taalgebruik.<br />

Beoordeling Het gaat om de gelovige heilsverwachting van de Heer. Daarin delen de mensen met leed. En dat zijn<br />

alle gelovigen, toch? Zij ontvangen de zekerheid dat Hij komt. Omdat Hij ooit al gekomen was; en<br />

Zijn Rijk zal geen einde hebben.<br />

Verouderd taalgebruik? Dichterlijk spelen met woorden uit een ‘oude bijbel’!<br />

Voorstel Bezwaren zijn niet doorslaggevend. In tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 135<br />

Bezwaren 1. Gesteld wordt: we kunnen ons niet voegen in het engelenkoor van 2000 jaar geleden.<br />

2. Er klinkt hier de taaltheologie van W. Barnard en de theologie van K. Barth in door (taal en<br />

teken).<br />

Beoordeling 1. Dit is een pertinent onzuiver argument; dan kun je dus nooit met de kerk van alle tijden belijden en<br />

zingen. Het heeft niets met ‘magisch herbeleven’ te maken.<br />

2. Dat lijkt ons een tamelijk gezocht argument. Het lied zelf is van een datum (18e eeuw) toen die<br />

theologieën nog niet bestonden.<br />

Voorstel Gewoon een goed lied. Voorstel: in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 139<br />

Bezwaren 1. Kritiek: ‘Zielen’ is benaming voor ‘onvleselijk bestaan’.<br />

2. Ook: het staat in de tegenwoordige tijd.<br />

3. Verder: mystieke, zoete taal; het wekt medelijden op met de baby Jezus.<br />

Beoordeling 1. ‘Zielen’ kan ook betekenen: levens van mensen, de mensen zelf.<br />

2. Er is niets op tegen in de tegenwoordige tijd te dichten<br />

3. Het bezwaar komt ons voor als ietwat te stellig en gezocht.<br />

Voorstel Bezwaren zijn niet doorslaggevend. Voorstel: in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 140<br />

Bezwaren 1. Herbeleven van heilsfeiten.<br />

2. Oud /rooms: paradijzen. ‘Als Koning uitverkoren’ kan niet.<br />

3. Oude taal.<br />

Beoordeling 1. Herbeleven van heilsfeiten: zie algemene inleiding.<br />

2. Er wordt in de Bijbel ook over ‘hemelen’ gesproken, daarom ook paradijzen. Een stukje<br />

dichterlijke vrijheid. Christus wordt toch de uitverkoren Zoon van God genoemd (Jes. 41:9).<br />

3. Oud, maar niet ouderwets of onduidelijk.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 34


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Lied 147<br />

Bezwaren 1. Herbeleven van heilsfeiten.<br />

2. Alverzoening.<br />

3. Veel onduidelijkheid (naïeve taal). Piëtistische tekening. Ik word geen heer. Ons vlees en bloed<br />

aangenomen? ‘Schoot’. Subjectivistisch. ‘Verzaken’ is afleggen, ontrouw worden, verwaarlozen,<br />

verloochenen, deserteren. Zoetig, niet echt. Neerdalen als kind? Ruilen is verwisselen met iets van<br />

ongeveer dezelfde waarde.<br />

Beoordeling 1. Herbeleven van heilsfeiten: zie algemene inleiding.<br />

2. Alverzoening: zie onder 5.1.<br />

3. Onduidelijkheid? Op grond van vele ingebrachte bezwaren moeten relationele effecten naast inhoudelijke<br />

argumenten in het oog worden gehouden.<br />

Voorstel Bespreken (zie ook onder 5.8 en 5.10).<br />

Lied 148<br />

Bezwaren Herhalen van heilsfeiten en onduidelijkheden.<br />

Beoordeling Geen van de bezwaren toont aan dat dit lied onschriftuurlijk genoemd moet worden. Tegen het<br />

bezwaar van de herbeleving van het heilsfeit is in de algemene inleiding al verweer gegeven. En de<br />

vraag of Jezus wel heus welkom was, is niet terzake, als wordt bedacht dat dit lied door de thans<br />

gelóvige gemeente wordt gezongen. Onbegrijpelijk is het bezwaar tegen de zin ‘die ons harten, onze<br />

smarten komt genezen’. Die zin wordt juist door vele Bijbelteksten (Jesaja 53:5) ondersteund. De<br />

bezwaren moeten worden afgewezen.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.8 en 5.11).<br />

Lied 189<br />

Bezwaren Behalve de bekende moeite met de tegenwoordige tijd waarin dit lied is gesteld, vinden de<br />

bezwaarden dit lied piëtistisch: al te zeer wordt hier de vrome ik-figuur als subject opgevoerd.<br />

Iemand acht het daarom semi-pelagiaans. De kritiek bundelt zich als het gaat om vs 4: ‘Heb mij,<br />

Heer, voor dood en leven U gegeven’. Niet wij geven ons aan God, maar Christus gaf zich over voor<br />

ons en maakte ons tot zijn eigendom.<br />

Beoordeling Met wat bezwaarden inbrengen, is niet gezegd dat dit lied onschriftuurlijk is. De overgave van<br />

Christus immers vraagt om onze overgave aan Hem. Deze schriftuurlijke gedachte (vgl. ook ons<br />

avondmaalsformulier) is passend in het zo gestelde lied. Het hoeft niet te worden afgekeurd.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 240<br />

Bezwaren 1. Herbeleven van heilsfeiten.<br />

2. Onschriftuurlijke namen voor de Geest (reden voor Kampen tot afkeuren).<br />

Beoordeling 1. Herbeleven van heilsfeiten: zie algemene inleiding.<br />

2. God blijven aanroepen in ons leven en vragen of Hij met Zijn Geest wil blijven wonen in ons,<br />

opdat Hij ons aanspore om aan Hem onze lof te brengen en ons aan Hem te warmen, te koesteren als<br />

aan de zon en verlichten (inzicht geven) op welke wegen wij moeten wandelen; te weten dat wij ons<br />

daardoor omringd mogen weten, door die warmte, die gloed, is een geweldige troost. In de psalmen:<br />

God de Here is een Zon en Schild (84). Openb. 1:16 Zijn aangezicht was gelijk de Zon.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.10).<br />

35 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


5.4 Bevrijdingstheologie<br />

Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Lied 9<br />

Bezwaren 1. “Verwacht mag worden dat de berijming tekstgetrouw is.”<br />

2. “De laatsten worden eersten” komt niet in de Bijbel voor en is verwarrend.<br />

3. Het taalgebruik is niet te eenvoudig en hier en daar wat ouderwets.<br />

4. “Niemand is van rang en stand gewis”: alsof de zonde in rang of stand zou zitten.<br />

5. “De zonde komt niet in beeld.”<br />

6. “Het lied heeft dezelfde melodie als de Lofzang van Maria. Dit kan verwarrend werken.”<br />

Beoordeling 1. Dit is een misvatting; het lied is een ‘bewerking naar’ de Lofzang van Hanna, geen berijming van<br />

de Lofzang. Dan is Schriftgetrouwheid een vereiste, maar tekstgetrouwheid niet.<br />

2. Het is een goede dichterlijke samenvatting van 1 Sam. 2:8 en bovendien een bijbels motief bij<br />

uitstek (vgl o.a. Matt. 18:4).<br />

3. Daaraan kan men zien dat het een echt gedicht is met een vrij hoog taalniveau; dat kan niet als<br />

echt bezwaar gelden.<br />

4. Dat is het punt niet: Hanna stelt wel degelijk de trotsen en verwatenen tegenover het oordeel van<br />

God dat over alle hoogheid gaat. Hoogheid is wel een typisch bijbelse aanduiding voor opstand tegen<br />

God, zoals armoede en verdrukt worden aanduiding is van het van God verwachten. Kortom dit Lied<br />

bezingt wel Gods bevrijding conform de lofzang van Maria, maar het bevat geen<br />

bevrijdingstheologie.<br />

5. Dat klopt niet. Wat is de “oude twist” (vs 10 r 2) anders dan de eeuwenoude antithese?<br />

Bovendien: de zonde komt bij Hanna zelf ook niet met zoveel woorden in beeld, behalve in het<br />

correct weergegeven vs 10.<br />

6. Het tegendeel kan evengoed gesteld worden. Qua thematiek, woordgebruik en structuur lijken<br />

beide lofzangen erg op elkaar. Het is mooi dat de overeenkomst in melodie deze overeenkomst<br />

onderstreept.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.7).<br />

Lied 28<br />

Bezwaren Elementen die passen bij de bevrijdingstheologie: Couplet 3 regel 5,6: ‘maar mensen die steeds zijn<br />

geknecht die wandelen hier in het licht’.<br />

Couplet 4, waar in de laatste regel sprake is van de verdrukten. Jes. 26 spreekt over rechtvaardigen<br />

(vs 7) en goddelozen (vs 10) en niet over verdrukkers en verdrukten.<br />

“Een lied met een sociaal evangelie”.<br />

Beoordeling 1. Bevrijdingstheologie is volgens bezwaarden solidariteit met verdrukten i.p.v. de antithese tussen<br />

vrouwenzaad/kerk en slangenzaad/wereld.<br />

2. De algemeen geldende definitie van bevrijdingstheologie luidt: Theologie die alle vormen van<br />

achterstelling en onderdrukking als zonde tegen de leer van het evangelie beschouwt.<br />

3. Hoewel de definities elkaar niet uitsluiten, is de benadering 1 eenzijdig. De beelden zijn voluit<br />

bijbels:<br />

- Ps. 9:10 Daarom is de Here een burcht voor de verdrukten.<br />

- Jes. 58:6 Is dit niet een vasten dat ik verkies: de boeien der goddeloosheid los te maken, ... verdrukten<br />

vrij te laten en elk juk te verbreken?<br />

- In Jes. 58:10 is juist het ‘solidair’ zijn met de verdrukten een voorwaarde voor de verbondsvernieuwing.<br />

- Jes. 30:8 (over Israëls herstel): Vreemden zullen hen niet meer knechten.<br />

- Ez. 34:27 (de Here betoont zich de goede Herder): en hen bevrijd…van wie hen knechten.<br />

In couplet 4 zijn de rechtvaardigen van r.1 en standvastigen van r. 2 dezelfden als de verdrukten in de<br />

laatste regel!<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; in tweede lezing vrijgeven.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 36


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Lied 39<br />

Bezwaren De ‘dienstknechten en dienstmaagden’ van Joël 2:29 zijn volgens bezwaarden beeld van geringe,<br />

nederige staat. De vertaling in slaven (couplet 6 r. 2) suggereert dat het meer om bevrijding gaat.<br />

Men mist ook de antithese van Joël 2:32 in couplet 9: “Zonder heilshistorische context wordt zicht<br />

op de profetie weggenomen en de kracht daarvan en van de beloften verminkt.<br />

Beoordeling In ‘Beknopt Commentaar’ wordt verwezen naar Kol. 3:11: geen onderscheid tussen... slaaf en vrije...<br />

(zie ook Neh. 5:5). In Hand. 2:18 staat voor dienstknechten en dienstmaagden ‘doulos’ = slaven! De<br />

criteria van Leusden (waaraan bezwaarden zich niet conformeren) maken dit lied aanvaardbaar.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.7).<br />

Lied 43<br />

Bezwaren Mal. 4:1,2: ’Dan zullen alle overmoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, (zijn als stoppels en<br />

de dag... zal hen in brand steken’)<br />

Couplet 2: ‘Allen die hun harten hoog verhieven... die leefden zonder hoop en zonder liefde’<br />

Een verzwakte vertaling van de tekst, geen antithese.<br />

Couplet 3 r. 3,4: Hier wordt de antithese tussen ‘rechtvaardigen (voor u die mijn naam vreest) en<br />

goddelozen’ geruild voor solidair zijn met ‘verdrukten in ’s werelds loop’.<br />

Mal. 3:18 Dan (op de dag die de Here bereiden zal ) zult ge... het onderscheid zien tussen de rechtvaardige<br />

en de goddeloze,... wie God dient en wie God niet dient’.<br />

Beoordeling Wat de dichter in zijn ‘taal’ uit Mal. 4 heeft weergegeven, willen bezwaarden juist versterkt hebben.<br />

De tegenstelling is naar de maatstaven van ons huidige (vervlakte) taalgebruik wel degelijk te<br />

‘proeven’ in deze berijming.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.7).<br />

Lied 300<br />

Bezwaren 1. Eeuwig oordeel ontbreekt geheel.<br />

2. Vs. 3: het past ons niet om God als rechter te zeggen wat Hij moet doen.<br />

3. Vs. 4: gebed om gehoorzaamheid en volharding door de Geest wordt gemist.<br />

4. Vs. 5: niet schriftuurlijke, wazige taal over voorzienigheid en werking van de Heilige Geest.<br />

Beoordeling 1. In vers 2 wordt wel degelijk gesproken over het gericht; spits van dit lied is vooral de<br />

bemoediging van de nu nog zuchtende schepselen.<br />

2. Aperte misvatting van deze woorden, die uiteraard geen bevel zijn, maar oproep tot God om recht<br />

te doen, zoals de Psalmen daar vol van staan.<br />

3. Laatste twee regels zíjn juist gebed om volharding!<br />

4. Dichterlijk is wat anders dan wazig.<br />

Voorstel Bezwaren af te wijzen; in tweede lezing vrijgeven.<br />

5.5 Verdoezelen verkiezing/verbond/leven uit de beloften<br />

Algemeen<br />

Weglaten of verdoezeling is moeilijk aan te wijzen. Deze vorm van bezwaar richt zich op wat men niet<br />

in een bepaald lied vindt en er mogelijk wel graag had willen vinden. Te vrezen is dat heel wat<br />

(berijmde) Psalmen bij zulk kritiseren evenmin door de kritiek van weglating of verdoezeling van bepaalde<br />

aspecten van het geloof heen zouden komen. Daarnaast is door de bezwaarden te weinig beseft<br />

dat een lied “naar een bepaald bijbelgedeelte” niet hetzelfde is als een berijming van een bepaald<br />

bijbelgedeelte en dat ook in het laatste geval dichten een zekere vrijheid vraagt.<br />

37 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Lied 15<br />

Bezwaren “Lied is een berijming van Ps. 103 en als zodanig verdringt het de dichter bij de tekst berijmde en<br />

schriftuurlijker Psalm 103 uit ons kerkboek.”<br />

Beoordeling Lied 15 is geen berijming, maar een kortere bewerking van Ps 103 en is daarom, ondanks enkele<br />

zwakkere momenten, waardevol. Psalm 103 met zijn negen coupletten kan namelijk praktisch niet in<br />

zijn geheel gezongen worden. Dit lied vat de hoofdzaken van Ps 103 samen en kan wel in zijn geheel<br />

in één keer gezongen worden.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 20<br />

Bezwaren 1. De berijming van Ps 146 in het Gereformeerd Kerkboek is stukken beter. Dit lied is geen<br />

verrijking. Het herhaalde ’t Is de Heer’, dat de verzen 8, 9 en 10 van Ps 146 (onberijmd) zo sterk<br />

maakt, is uit deze berijming verdwenen.<br />

2. “Hij doet te allen tijde aan elk zijn woord gestand” in couplet 4 is een wel erg vlakke weergave<br />

van de eeuwige trouw van God. En de eeuwigheid van Gods koningschap ontbreekt.<br />

Beoordeling 1. Deze bezwaren moeten worden toegestemd. Lied 20 dient te worden afgewezen.<br />

2. Dit klopt wat betreft het eeuwige koningschap, maar dat “te allen tijde zijn woord gestand doen”<br />

vlakke weergave van Gods eeuwige trouw zou zijn, berust op een misvatting.<br />

Voorstel Lied 20 niet in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.12).<br />

Lied 21<br />

Bezwaren 1. Het unieke van Gods hulp tegenover de wankele en troosteloze hulp van stervelingen ontbreekt.<br />

2. “De enige God die zijn macht openbaarde”: zijn er nog meer goden?<br />

3. “Hem is gehoorzaam wat Hij schiep” is verkeerde uitwerking van Ps 146:6.<br />

“Hij buigt neer wie zich verheft” is geen goede weergave van “de weg der goddelozen maakt Hij<br />

krom.”<br />

4. Waar is in vs 7 de lof gebleven op de HERE als Koning van zijn kerk en God van het verbond?<br />

Beoordeling 1. Het door de bezwaarden in Ps 146 scherp aangewezen contrast is aanwezig in de overgang van<br />

couplet 2 naar 3.<br />

2. Zie Ex 12:12; 15:11; 18:11 enz. enz<br />

3. Het gaat hier om een bewerking, niet om een exegetisch commentaar.<br />

4. Antwoord: In deze bewerking is die lof nieuwtestamentisch getoonzet als lof van de Drie-enige<br />

God, Vader Zoon en Heilige Geest. En dat is geheel in overeenstemming met NGB art. 9: ”Maar wat<br />

voor ons enigszins duister is in het Oude Testament, dat is zeer helder in het Nieuwe”.<br />

Voorstel Een goed alternatief voor lied 20 en voor Psalm 146; in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.12).<br />

Lied 90<br />

Bezwaren 1. ‘Een vlakke, selectieve vrije berijming, onder invloed van barthiaanse verzoeningsleer’. Geen<br />

sprake van roeping/verkiezing/rechtvaardiging/verheerlijking van de uitverkorenen Gods! De kern<br />

van de tekst, het unieke offer van Christus (vs 32), komt onvoldoende uit.<br />

2. De eerste persoon enkelvoud staat centraal en geeft het lied een piëtistische inslag: Jezus; vriend.<br />

‘Die geen kwaad kan willen’(?).<br />

3. Couplet 7 komt niet van de oorspronkelijke dichter, maar is door Den Besten ingevoegd, terwijl<br />

een couplet tussen 8 en 9 is weggelaten!<br />

Couplet 8 ‘zoete dingen/Gods gunstelingen’ brengt de heilsweg van verkiezing tot verheerlijking niet<br />

voldoende in beeld.<br />

Couplet 9 ‘Al tonen zich verbolgen, de groten van de tijd’, couplet 10 ‘der hoogten hovaardij’ zijn<br />

beelden van bevrijdingstheologie.<br />

Dit lied sluit niet meer aan bij Gods Woord en keert zich in couplet 11 tegen art. 3, 5, 7 van de NGB.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 38


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Beoordeling 1. Ook nu geldt weer, dat boven het lied staat: “naar Rom. 8”. Een vrije, persoonlijke toonzetting van<br />

wat Rom. 8 ons leert. Wie couplet 1, 2, 3 goed leest, vindt daar duidelijk de zekerheid van het geloof,<br />

dat rust in Christus’ offer, beleden. Misschien wat bedekter dan in Rom. 8 wordt Gods uitverkiezing<br />

geprezen; maar de blije rust daarin komt meer dan eens naar voren (zie c.1, 9 en 10).<br />

2. Niet voldoende grond voor afkeuring. Deputaten aan GS Leusden 1999: ‘...bewerking ademt de<br />

manier van spreken in een door Piëtisme getinte tijd... De aanstekelijke vrolijkheid van het 11e<br />

couplet is een tegenwicht voor de soms wat archaïsche formuleringen.<br />

3. Wat er staat in het lied, is schriftuurlijk en biedt een stralende persoonlijke verwoording van gedeelten<br />

uit Rom. 8.<br />

Voorstel Gezien de vele bezwaren toch bespreken (zie ook onder 5.1 en 5.7).<br />

Lied 271<br />

Bezwaren 1. Lied blijft steken in algemene bewoordingen over de ‘ijdelheid der ijdelheden’. Alleen de allerlaatste<br />

regel wijst een uitweg: “Wie God vreest, zal eeuwig leven” en dat is te mager om de bemoediging<br />

van het evangelie te laten doorklinken.<br />

2. Gemist wordt de roep tot de Here, de verwachting van zijn uitkomst, het beroep op zijn beloften,<br />

de lofprijzing op Gods uitkomst.<br />

Beoordeling 1. Juist in de kortheid van die ene regel ligt haar kracht: na een lang wijsheidslied over al het vergankelijke<br />

functioneert die ene regel aan het eind als een plotselinge, heldere lichtstraal, vergelijk<br />

Prediker 12:13!<br />

2. Met deze kritiek zou ook een bijbelboek als Prediker kunnen worden gediskwalificeerd als ‘te<br />

mager’! Bovendien: die korte zin aan het eind staat er wel degelijk! In haar kortheid juist vol van<br />

bemoediging, belofte, verwachting.<br />

Conclusie Goed lied, dat past bij de boodschap van een boek als Prediker.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 287<br />

Bezwaren 1. Klacht over ijdelheid van onze werken, maar zónder beloftevolle oproep dat onze hoop op de Here<br />

gericht mag zijn. In de weg van geloofsgehoorzaamheid zal onze arbeid niet tevergeefs zijn (1 Kor.<br />

15:58).<br />

2. vs. 3: “verkeer de vloek in zegen, opdat wij als weleer bewonen zonder pijn een aarde, waar wij<br />

weer gelukkig kunnen zijn”: onschriftuurlijke verwachting van een vrederijk op déze aarde krijgt<br />

weer de boventoon.<br />

Beoordeling 1. Bezwaren dienen te worden afgewezen. In vers 4 wordt juist wel gewezen op de hoop die wij in<br />

Christus hebben, en expliciet gewezen op de blijdschap “dat onze arbeid niet vergeefs is in de Heer”!<br />

2. In vs. 4 wordt juist gebeden. “Betrek ons... op Hem die alle dingen eenmaal nieuw maken zal”; dit<br />

gaat dus overduidelijk over de toekomst.<br />

Voorstel Bezwaren af te wijzen; in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.2).<br />

Lied 320<br />

Bezwaren 1. “Moed voor dit gebouw” is qua betekenis onduidelijk.<br />

2. “De Vader zelf wil met ons spreken en elk verstaat wat dit beduidt.” Was dit maar waar!<br />

3. “Maak ons vrij.” Waarvan en waartoe zouden we vrijgemaakt moeten worden?<br />

4. Liturgisch nauwelijks bruikbaar in een kerkdienst.<br />

39 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Beoordeling 1. De onder ons gangbare vertaling van het Nieuwe Testament wemelt van zelfstandige naamwoorden<br />

die werkwoorden vervangen. Zou de met de NBG vertrouwde zanger niet begrijpen dat het<br />

hier gaat om “moed om te bouwen”?<br />

2. Gelukkig is het waar! Nabij u is het Woord! Wij belijden bovendien de perspicuitas Verbi Dei (=<br />

duidelijkheid van Gods Woord) . Dat er mensen zijn voor wie het Woord dwaasheid is, blijft waar,<br />

ook als de kerk – de vergadering van de gelovigen – dankbaar van zichzelf zingt: elk verstaat het.<br />

3. Dit is wel een uiterst vreemde vraag aan een gereformeerde synode! Is dat een vraag in de kerk?<br />

Moet dat er beslist expliciet bij gezegd worden in dit lied om acceptabel te zijn? Dan vallen er heel<br />

wat Psalmen uit de bundel.<br />

4. Dat is tot op zekere hoogte waar; het lied is speciaal geschreven voor de ingebruikneming van een<br />

kerkgebouw. Maar voor dat doel kan het dan ook gebruikt worden. Tevens is het bruikbaar in een<br />

dienst waarin het gaat over de kerk als bouwwerk (zie 1 Petr. 2:4) of de bouw c.q. inwijding van<br />

tabernakel en tempel (Ex. 25-40; 1 Kron. 2-7; Haggaï).<br />

(Zie ook onder algemeen.)<br />

Voorstel Lied 320 handhaven; in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 336<br />

Bezwaren Verdoezeling van leven uit de beloften.<br />

Beoordeling Geen hinderlijke verdoezeling gevonden. Oproep om te waken en te strijden en Christus na te volgen<br />

is wel degelijk oproep om te leven in het verbond, zie Hebr. 12:1v.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.6).<br />

Lied 434<br />

Bezwaren Verdoezeling van leven uit de beloften.<br />

Beoordeling Geen hinderlijke verdoezeling gevonden. De naam van Christus wordt inderdaad niet genoemd, maar<br />

het lied is wel vol van Gods majesteit en liefde die we kennen in Christus.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.1).<br />

5.6 Weglaten/verdoezelen/afzwakken van de strijd van het geloof<br />

Algemeen<br />

Weglaten of verdoezeling is moeilijk aan te wijzen. Deze vorm van bezwaar richt zich op wat men niet<br />

in een bepaald lied vindt en er mogelijk wel graag had willen vinden. Te vrezen is dat heel wat (berijmde)<br />

Psalmen bij zulk kritiseren evenmin door de kritiek van weglating of verdoezeling van bepaalde<br />

aspecten van het geloof heen zouden komen. Daarnaast is door de bezwaarden te weinig beseft dat<br />

een lied “naar een bepaald bijbelgedeelte” niet hetzelfde is als een berijming van een bepaald bijbelgedeelte<br />

en dat ook in het laatste geval dichten een zekere vrijheid vraagt.<br />

Lied 78<br />

Bezwaren Dit lied spreekt niet de taal van Joh.15. De landman blijft geheel buiten beeld. Van snoeien blijft<br />

weinig over.<br />

Couplet 3 r. 2: ’k blijf d’Uwe altijd, blijf Gij de mijn’: Joh.15:16 Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u<br />

uitgekozen... opdat gij... zoudt vrucht dragen.<br />

Couplet 3 r. 6: ‘bij kruis naar kracht en kracht naar kruis’. De actieve geloofshouding onder de<br />

belofte van zegen en de dreiging van vloek wordt een lijdelijke: ‘Laat m’ in U bloeien... Uw kracht<br />

moet in mij overvloeien’ (1e couplet). Waarschuwing en vermaning ontbreken aan dit lied. De<br />

nadruk valt op natuurlijk proces: Uw kracht in mij / beziel en zegen mij /opdat ik vruchtbaar zij.<br />

Ouderwets taalgebruik.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 40


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Beoordeling Zie onder algemeen.<br />

Waarschuwing/vermaan: ‘of ’k ben een wis verderf gewijd’.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.12).<br />

Lied 87<br />

Bezwaren 1. Geen zuivere weergave/onvolledige boodschap (criterium boven GS Leusden 1999). Couplet 1 r.<br />

3: ’Want wij zijn door de zonde dood’ mist de spits van Rom. 6:13. Daardoor heeft het geïsoleerd<br />

weergeven van 1 r. 3 een eenzijdig en daarom onjuiste inhoud gekregen, waarbij geen plaats is voor<br />

de goede strijd van het geloof (Rom. 6:12).<br />

2.Dit lied draagt de alverzoening uit, zoals (in 1980) ook door de gezangencommissie van de CGK<br />

werd geconstateerd. Het weghouden van de centrale boodschap uit Rom. 6 karakteriseert de<br />

berijming als onschriftuurlijk (extra criterium).<br />

3. De doop wordt in het lied niet vertaald met als thema de toewijding aan God, maar eerder als<br />

afsterving van de zonde (couplet 2)<br />

Het ingelaste ‘zonder vrezen’ in couplet 5 i.c.m. ‘uit het slavenhuis... zijn bevrijden / zou<br />

uitgeleiden’ riekt naar aardse vrede.<br />

Beoordeling 1. In Rom. 6:1 wordt aangesloten bij 5:20, 21: Kun je na 5:20 zeggen dat we bij de zonde blijven<br />

opdat de genade toeneme? Conclusie: Volstrekt niet (6:1,2) Want wij zijn voor de zonde dood!<br />

Zuivere constatering van de heerschappij der genade in ons leven en werken, door Jezus Christus:<br />

Dan doe je dat niet!<br />

2. De tekst van Rom. 6 weerlegt zelf de gedachte van de alverzoening: ‘Wij die in Christus gestorven<br />

zijn...wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn’ en deze waarden komen we inhoudelijk tegen in de<br />

(vrije) berijming. Als de gedachte van de alverzoening wordt gekoppeld aan: couplet 3 r. 1 ‘de mensheid<br />

der verloren tijden’ dan doet het vervolg: ‘... sterven aan het kruis / bevrijden uit het slavenhuis’<br />

denken aan de oude mens uit het avondmaalsformulier.<br />

3. De lijn in Rom. 6 is: Wij zijn der zonde gestorven 6:2, met Christus Jezus in Zijn dood gedoopt<br />

6:3 en gelijk Christus opgewekt om vernieuwd te leven. De verlossing door Christus<br />

krijgt hier alle nadruk, al is de taal misschien de onze niet (meer).<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.9 en 5.12).<br />

Lied 188<br />

Bezwaren Bezwaren richten zich niet zozeer tegen de inhoud, maar de tekst wordt als ‘niet mooi’ ervaren,<br />

melodie moeilijk goed te zingen, maar wel een monument in de geschiedenis van het kerklied.<br />

Beoordeling Bezwaren te mager en te zeer kwestie van smaak om toe te stemmen.<br />

Voorstel Bezwaren niet toe te stemmen: in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 335<br />

Bezwaren Afzwakking van de strijd van het geloof.<br />

Beoordeling ‘Oude mens moet sterven’: vs.4. Nadruk op belijden van het geloof in vs.8. Geen afzwakking of iets<br />

dergelijks.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.9).<br />

Lied 336<br />

Bezwaren Strijd van het geloof mist.<br />

Beoordeling Geen probleem bij dit dooplied: de strijd van het geloof komt bij de doop op andere wijze wel aan de<br />

orde. Overigens, waar gaat het over de strijd des geloofs in het zeer frequent bij de doop gezongen<br />

Ps. 105:5?<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.5).<br />

Lied 429<br />

Bezwaren Strijd van het geloof mist.<br />

Beoordeling Als de oproep om te hopen, op God te wachten en op Hem te vertrouwen geen oproep tot strijd des<br />

geloofs is, wat dan wel?<br />

41 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 442<br />

Bezwaren Geloofsstrijd ontbreekt.<br />

Beoordeling Kruis dragen; met anderen lijden; om kracht vragen: geen strijd van het geloof?<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder algemeen).<br />

Lied 470<br />

Bezwaren Lied sluit aan bij huidige hang naar ‘beleven’ en ‘ervaren’. Subjectivisme. Wie leeft vanuit HC<br />

zondag 10, kan dit lied zo niet zingen De Bijbel spreekt over Gods trouw en dat bepaalt het<br />

christenleven met alle verzoeking en uitkomst. In dit lied gebeurt pre<strong>cies</strong> het omgekeerde. Het lied<br />

begint met wat er allemaal in het leven gebeurt of kan gebeuren, en vervolgens wordt God erbij<br />

gehaald. Van het werk en vooral de Naam van de Christus staat niets in dit lied.<br />

Poëtisch zwak.<br />

Strofe 2: Gesmeekt om vergeving van de zonde wordt er niet. Met vertrouwen op God is niets mis,<br />

als dat maar is gegrond op de genade en verdienste van Christus. Vertrouwen op grond van<br />

verontschuldiging en begrip is misplaatst.<br />

Strofe 3: ‘Als God mij vertroost... dan ken ik geen vrees in ’t bangste gevaar.’ – Zo leren we dat niet<br />

in de Bijbel. De Here vraagt niet van ons dat we nooit vrees hebben.<br />

Strofe 4: ‘Ik zal Hem nog prijzen in ’t uur van mijn dood...’ We belijden de volharding der heiligen,<br />

maar de Schrift belooft niet dat we op ons sterfbed – of eerder in ons leven – niet aangevochten<br />

zullen worden (zie bijv. Ps. 56 en 68).<br />

Beoordeling Lied 470 kenmerkt zich als een lied dat Gods trouw en vertroosting bezingt. Ondanks alle<br />

tegenslagen in het leven. Couplet 1: ‘in ’t wisselend lot’: de bestemming; vgl. de Statenvertaling<br />

Daniël 12:13 “...in uw lot...” De kanttekeningen vermelden hierbij: “Dat is uw deel, te weten in het<br />

deel van uw hemelsch erfgoed, hetwelk u bereid is, met alle uitverkoren kinderen Gods, naar het<br />

goede welbehagen van God”. Hier wordt het lot verbonden aan de eeuwige heerlijkheid. Niettemin<br />

kan een kind van God zingen van zijn leven als een wisselend lot, niet als iets wat je overkomt, maar<br />

naar Zondag 10 als de wisseling in het leven zoals de Here dat Zijn kinderen beschikt.<br />

Bij couplet 2 kunnen we de woorden van Psalm 103:8-14 herkennen. Bij couplet 3 kunnen we<br />

denken aan Psalm 23 en 42, 43. Bij couplet 4 over het prijzen in ’t uur van mijn dood kunnen we een<br />

vergelijking maken met de zekerheid van het geloof zoals de apostel Paulus dat verwoord in de brief<br />

aan de Romeinen, hoofdstuk 8:31-39.<br />

Conclusie Bezwaren afwijzen. Genoegzaam is aangetoond dat dit lied schriftuurlijk is, zoals hiervoor werd<br />

aangetoond. Bezwaar van ouderwets taalgebruik kunnen we niet toestemmen. Onzes inziens kan<br />

deze liedtaal volledig in deze tijd worden verstaan.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

5.7 Weglaten/verdoezelen/afzwakken van zonde, verbondsontrouw, antithese<br />

Algemeen<br />

Weglaten of verdoezeling is moeilijk aan te wijzen. Deze vorm van bezwaar richt net als bij 5.5 en 5.6<br />

zich op wat men niet in een bepaald lied vindt en er mogelijk wel graag had willen vinden. Te vrezen<br />

is dat heel wat (berijmde) Psalmen bij zulk kritiseren evenmin onder de beugels van weglating of verdoezeling<br />

van bepaalde aspecten van het geloof door zouden kunnen. Daarnaast is door de bezwaarden<br />

te weinig beseft dat een lied “naar een bepaald bijbelgedeelte” niet hetzelfde is als een berijming van<br />

een bepaald bijbelgedeelte en dat ook in het laatste geval dichten een zekere vrijheid vraagt.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 42


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Lied 6<br />

Bezwaren Antithese en toorn van God ontbreken.<br />

Beoordeling De antithese en de toorn van God zijn wel degelijk aanwezig. Wel is dit lied door enkele dichterlijke<br />

vrijheden wat aan de zwakke kant en is de melodie moeilijk; maar daar staat als winstpunt tegenover<br />

dat dit oude verbondslied eindelijk (!) eens gezongen kan worden door de gemeente. Daarom toch te<br />

aanvaarden. Misschien zijn de zwakke kanten een aansporing voor dichters/dichteressen (Ria<br />

Borkent) om eens met dit prachtige lied aan de slag te gaan.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.1 en 5.11).<br />

Lied 9<br />

Bezwaren Antithese mist.<br />

Beoordeling Geen antithese? Wat is de “oude twist” (vers 10 r. 2) anders?!<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.4).<br />

Lied 14<br />

Bezwaren In dit lied wordt de antithese weggelaten en daarmee annex de ernst van verkiezing/verwerping. Zie<br />

bijv. Ps. 23:5a:”Gij richt voor mij een dis aan voor de ogen van wie mij benauwen”. Vgl. hiermee<br />

ook Jes. 65:11-15.<br />

Beoordeling Boven de berijming staat “naar Psalm 23”. Dus geen precieze berijming van de tekst van psalm 23,<br />

maar tevens verwerking van andere bijbelse (nieuwtestamentische) gedachten.<br />

Je kunt het jammer vinden dat vs. 5a in het lied ontbreekt; maar dit wil niet zeggen dat wat er in het<br />

lied staat onschriftuurlijk is. In ieder geval hoeft bij dit lied niet te worden gedacht aan Barthianisme<br />

of ‘Landvolk’-theologie. Daarvoor is het lied te oud (Ten Kate, J.J.L.).<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 34<br />

Bezwaren 1. Couplet 2 r. 4 ‘...een nieuwe naam/ die God u toe zal denken’: Jesaja spreekt in vers 3 van<br />

‘sierlijke kroon in de hand des Heren... koninklijke tulband in de hand van uw God’. Daar zit<br />

geborgenheid in. Dat geldt ook voor de liefde die uit vers 4 straalt: ‘Mijn welgevallen’.<br />

2. Couplet 3: ‘zoals een maagd die wordt gevraagd... zoals een bruid haar man verblijdt’ i.p.v. (vs, 5)<br />

‘Zoals de jongeling een maagd huwt... de bruidegom zich over de bruid verblijdt...’<br />

Het initiatief zou verkeerd zijn! Dit hoort bij de Here te liggen, aldus bezwaarden.<br />

3. Couplet 6: De liedtekst volgt niet de bijbeltekst: het gaat hier om de terugkomst naar Jeruzalem uit<br />

de verstrooiing. (vs. 12) Te denken valt aan alverzoening, aldus bezwaarden.<br />

Beoordeling 1. Kroon en tulband zijn tekenen van waardigheid, als sieraad bij de nieuwe naam (Op. 3:12) en dat<br />

is wat anders dan bezwaarden erin lezen.<br />

2. (Deze) liefde is wederkerig. Het beeld is correct en doet niets af aan de actie van de Here: ‘Sion<br />

(de Godsstad) is opgetogen. Zoals een bruid... zal zij de Heer verhogen’.<br />

3. Je zou ook kunnen denken aan Gods volk uit r 1: ‘Dan zult gij staan... in ’t huis door God<br />

verkoren... aan Israël gezworen’ (vers 5).<br />

Conclusie Bezwaren ver gezocht en meer dan eens in strijd met de eigen criteria van de bezwaarden. In feite<br />

richten de bezwaren zich niet tegen de berijming, maar tegen het berijmen (dichten) zelf.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.2 en 5.12).<br />

Lied 43<br />

Bezwaren Antithese mist.<br />

Beoordeling Wat de dichter in zijn taal uit Mal. 4 heeft weer gegeven, willen de bezwaarden juist versterkt<br />

hebben. De antithese is naar de maatstaven van ons huidige taalgebruik wel degelijk te ‘proeven’ in<br />

deze berijming: ‘verteert de wortels van de duisternis’ (vs. 1), ‘is dit het einde, want hun rijk is uit’<br />

(vs. 2).<br />

Voorstel Lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.4).<br />

43 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Lied 90<br />

Bezwaren Antithese weggelaten.<br />

Beoordeling De antithese is naar de maatstaven van ons huidige taalgebruik wel degelijk te ‘proeven’ in deze<br />

berijming: ‘de grond van mijn vertrouwen is Christus’, in zijn bloed is voor wie op Hem bouwen<br />

Gods heil in overvloed’ (vs. 3). ‘k Zou voor Gods aangezicht niet staande kunnen blijven’ (vs.4).<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.1 en 5.5).<br />

Lied 107<br />

Bezwaren 1. Vs. 2 “buig u terneer en kus de hand van God” is wazige weergave van het “verneder u onder<br />

Gods hand”.<br />

2. Kritiek op vs. 2.<br />

3. Vs. 3: Verwijzing naar de broederschap die hetzelfde moet lijden, mist.<br />

4. Vs. 4: “De God aller genade die U geroepen heeft”: hier ontbreekt de naam van Christus, die in 1<br />

Petrus 5:10 wel genoemd wordt: “die u in Christus geroepen heeft”.<br />

Beoordeling 1. Vs. 2 “Buig u terneer en kus Gods hand” is een voldoende duidelijke weergave van “verneder<br />

u...”.<br />

2. Vs. 2: bezwaar onbegrijpelijk.<br />

3. Vs. 3: Inderdaad ontbreekt de verwijzing grotendeels (al duidt “uw deel van het lijden” er indirect<br />

wel op), maar dit element kan gemist worden zonder dat de strekking van de tekst er wezenlijk door<br />

verandert.<br />

4. Vs. 4: “De God aller genade die U geroepen heeft: Inderdaad, jammer dat de naam van Christus er<br />

niet in staat. Maar het betreft hier een lied dat functioneert in de context van een gereformeerde<br />

kerkdienst; men mag ervan uitgaan dat dit punt in de prediking regelmatig aan de orde komt.<br />

Conclusie Bezwaren af te wijzen: ondanks niet opnemen van de woorden “in Christus” toch een goed<br />

bijbellied.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 113<br />

Bezwaren 1. Dit bijbellied ademt universalistische sfeer; uit Openb. 20 zijn vs. 14 en 15 weggelaten.<br />

2. Vs 1: troon zo ruimtevullend dat de schepping daardoor wordt weggedrukt, terwijl vers 11 alleen<br />

spreekt over de indrukwekkende verschijning van de Here waarvoor niets of niemand staande blijft.<br />

Beoordeling 1. Bezwaarden moet worden toegestemd dat het onverantwoord is in een lied dat pretendeert een<br />

bijbellied bij Openb. 20:11-21:4 te zijn, de woorden over de tweede dood en de poel van het vuur<br />

waarin mensen geworpen worden, geheel over te slaan.<br />

2. Dichterlijke taal niet goed aangevoeld.<br />

Conclusie Bezwaar van weglaten van de eeuwige straf dient te worden toegestemd; dit lied niet langer<br />

vrijgeven; overigens ontving dit lied het grootste aantal bezwaren van de kant van kerkenraden (16)<br />

en het op één na grootste bij kerkleden (15).<br />

Voorstel Niet in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.12).<br />

Lied 115<br />

Bezwaren Woorden weggelaten over de lafhartigen, moordenaars enz. wier deel is in de poel van vuur en zwavel,<br />

de tweede dood. Er wordt alleen vervlakkend gesproken over “aanzien, macht en geld” en over<br />

een “poel van leugen”.<br />

Beoordeling In dit lied wordt wel degelijk gesproken over dreiging van te vergaan en opgeroepen om zich te<br />

bekeren en de Here te vrezen. “Aanzien, macht en geld” is vervlakkend; in vers 4 wordt echter<br />

gesproken over mensen die vergaan. Daarom zijn de bezwaren minder zwaarwegend dan bij lied.<br />

113. Toch is al met al het vervlakkend spreken onzes inziens te sterk.<br />

Conclusie Bezwaar toe te stemmen vanwege te zeer vervlakkende weergave van zware woorden uit Openb. 21.<br />

Voorstel Lied niet in tweede lezing vrijgeven.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 44


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Lied 175<br />

Bezwaren Weglaten van Gods toorn en de noodzaak van verzoening.<br />

Rg. 1 vs. 1 onduidelijk, rg. 1 vs. 3 onschriftuurlijk<br />

Gebruik van Latijn is onhelder, rooms, en het gebruik van Kyrie is ongepast; taalgebruik ouderwets.<br />

Bepaalde schriftuurlijke gedachten ontbreken.<br />

Beoordeling De tekst blijkt bij velen onduidelijk over te komen en kan openstaan voor misverstand. Toch kan de<br />

gedachtegang niet onschriftuurlijk genoemd worden (Ps. 116:12; Rom. 11:35). De bezwaarden tonen<br />

evenwel niet aan dat dit lied geen volwaardig poëtisch product is (zie criteria Berkel 1996, art 64<br />

besluit 3). In één lied kunnen noch hoeven alle gedachten van de Schrift verwoord te worden.<br />

Voorstel Bezwaren ongegrond te verklaren; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 328<br />

Bezwaren 1. We moeten ons gebed beginnen met God aan te spreken als ‘onze Vader’.<br />

2. Gods woord is meer dan Jezus’ woorden.<br />

3. Mag je wel bidden dat ons gebed tot de hemel mag doordringen?<br />

4. De strafverkondiging in ongehoorzaamheid wordt weggelaten.<br />

5. ‘Laat uw genade binnenstromen’ is een ongelukkig beeld.<br />

Beoordeling 1. De Here Jezus heeft met ‘zijn’ gebed zeker geen verplichting gegeven om altijd je gebed te<br />

beginnen met ‘onze Vader’. Gez. 27 uit het Gereformeerd Kerkboek begint met ‘O, Schepper, Geest,<br />

woon in uw kerk’. Ook dit gezang is net als lied 328 een gebed.<br />

2. Het woord van God is het woord, de openbaring van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. En we<br />

mogen in onze gesproken en gezongen formuleringen variëren binnen de grenzen van Gods woord.<br />

3. Ja zeker. Dit is een andere formulering voor wat we in de psalmen veel tegenkomen, dat dichters<br />

vragen en smeken: luister naar mij, Here; neig uw oor; hoor naar mijn gehuil. Bovendien wordt in<br />

deze formulering de afstand benadrukt tussen aarde en hemel en dat onze gebeden die afstand<br />

overbruggen, als wij ons hart, onze mond en onze oren door God hebben openen.<br />

4. Dat is waar, maar geen voorwaarde om een goed en bijbels gezang te zijn. Er wordt bij dit lied wel<br />

gewezen op de (grotere) kracht van gez. 6 uit ons kerkboek. Maar ook in dat lied komen we niet<br />

tegen, wat hier door een bezwaarde wel als vereiste wordt gezien. Daar komt bij, dat in lied 328<br />

duidelijk in couplet 1 en 2 gebeden wordt om Gods werk in ons: Als de Geest de duisternis van ons<br />

verstand niet bant, komt het niet goed. Het goede denken, doen en dichten moet God zelf in ons<br />

verrichten. En in vs. 3 bidden we dat ons bidden en zingen alleen effect heeft, als we ons leven door<br />

God laten veranderen. Dat sluit ook aan bij de slotregels van vs. 1. Een gebed dus waarin geen<br />

vanzelfsprekendheid doorklinkt.<br />

5. Wel als het een soort automatisme zou zijn: als je het sacrament maar gebruikt, dan doet dat<br />

sacrament haar werk. Maar onder 4 hebben we al aangegeven, dat het zo in dit lied niet verwoord<br />

wordt. Genade die binnenstroomt, wordt verbonden aan het hart dat naar de Heer luistert. ‘Binnenstromen’<br />

doet denken aan Jezus’ (!) beelden over het levende water: ‘wie gedronken heeft van het<br />

water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal<br />

geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven.’ (Joh. 4:14). Het<br />

is een bijbels beeld dat spreekt van leven en overvloed.<br />

Conclusie De bezwaren afwijzen, omdat voldoende vanuit de heilige Schrift kan worden aangetoond, dat dit<br />

lied schriftuurlijk is gefundeerd. Een bijbels lied dat heel goed past aan het begin van een dienst of<br />

vlak voor de bijbellezing.<br />

Voorstel Lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 396<br />

Bezwaren Van een Oudejaarslied mag je iets meer verwachten dan God oppervlakkig te danken voor bescherming<br />

in gevaren (1). Er wordt gemist het gebed voor Zijn kerk. ‘Het woord is onze troost en ons lied’<br />

is niet waar; de Heilige Geest is onze Trooster (3). Bezwaar tegen: ‘gedenk niet onze oude schuld’.<br />

De mens in het middelpunt. Wat ontbreekt, is de dreiging en de daarmee verbonden straf van het<br />

verbond, zoals wel duidelijk uitkomt in bijv. Psalm 90. Niet wat er staat, is per se verkeerd, maar wat<br />

er ontbreekt, doet de inhoud veranderen.<br />

45 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Beoordeling Dit lied brengt een christen op de knieën; hij weet zich klein voor God. Zijn gebed is: Houd mij vast,<br />

Heer, en staande in geloof. Hij kent de strijd tegen de zonde en weet van een ontfermende Vader. Hij<br />

schuwt de strijd op aarde niet. Hij wil door Gods Woord en Geest geleid de smalle weg gaan, totdat<br />

zijn stervensuur aanbreekt en hij ‘schouwen mag wat geen oog ooit zag’.<br />

Het is niet juist gezangen te beoordelen op wat ze ook nog hadden kunnen bevatten.<br />

De zin: ‘Het woord is onze troost en ons lied’ is ten volle te handhaven; de Trooster, Gods Geest,<br />

bedient Zich immers van het Woord om ons te troosten.<br />

Voorstel De bezwaren af te wijzen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 479<br />

Bezwaren Natuur en heilshistorie worden hier willekeurig aan elkaar gekoppeld.<br />

In dit lied zou de antithese ontbreken.<br />

Beoordeling In een lied over de schepping hoeft de antithese niet altijd expliciet genoemd worden. Vgl. bijv.<br />

Ps.19:1, 2 en Ps. 104. Verder wordt de uitleg gekoppeld aan Schriftgedeeltes die niet expliciet boven<br />

het lied vermeld worden. Dan zou er iets ontbreken. Echter op de tekst van het lied zoals het er staat,<br />

valt niets aan te merken dat onschriftuurlijk zou zijn.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

5.8 Weglaten/verdoezelen/afzwakken van verzoening door voldoening<br />

Algemeen<br />

Een aantal van de bezwaren in deze categorie richt zich net als bij 5.5, 5.6, en 5.7 op het weglaten of<br />

niet ter sprake brengen van elementen uit het verzoenend lijden van de Here Jezus Christus.<br />

Het is de vraag of deze bezwaren in deze vorm hout snijden, als het gaat om zaken die niet in een<br />

kerklied zijn opgenomen. Een lied of gedicht pretendeert niet een complete of dogmatisch uitgebalanceerde<br />

weergave te zijn van alle Schriftgegevens. Dus het niet spreken over aspecten van het<br />

lijden (bijv. in kerstliederen) is op zich geen criterium om een lied af te wijzen.<br />

In onderstaande evaluatie van de bezwaren is gewerkt met twee criteria: a. Is het lied schriftuurlijk? b.<br />

Ontbreken in het Liedboek voor de Kerken (passim) belangrijke elementen uit het lijden van Christus?<br />

Lied 75<br />

Bezwaren Christus is niet ‘voor ons begin en einde’. Er wordt niet duidelijk, waarom Christus de waarheid en<br />

het leven is. ‘Verborgene’: onbijbelse naam.<br />

Beoordeling Lied 75 is een bewerking van de ‘Ik ben’-uitspraken uit het evangelie naar Johannes. Daarom komen<br />

de elementen licht, weg, herder, brood en bron in het lied naar voren. Verder wordt gezongen over<br />

bijbelse noties als ‘geheimenis’ (Kol. 2,2) en de ‘zin’ van Christus (1 Kor. 2,16). Het bezwaar<br />

overvraagt dit lied en gaat aan de scopus van het gedicht voorbij.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.10).<br />

Lied 147<br />

Bezwaren Elementen uit Fil. 2 worden gemist.<br />

Beoordeling Lied 147 is een bewerking van één aspect van de vernedering van Christus: Hij heeft de gestalte van<br />

een dienstknecht aangenomen en is aan de mensen gelijk geworden (Fil. 2,7). Het element dat Hij<br />

daarbij onze plaats inneemt, komt duidelijk naar voren: ‘Hij ruilt met ons op vreemde wijs: Hij neemt<br />

ons vlees en bloed.’<br />

In het bezwaar wordt gevraagd om een completering van dit lied. Het lied bezingt echter één aspect,<br />

het is geen bewerking van de hele brief aan de Filippenzen. Deze focus is geen reden om het lied als<br />

onschriftuurlijk af te wijzen.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 46


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.3 en 5.11).<br />

Lied 148<br />

Bezwaren Het werkelijke lijden van Christus aan het kruis ontbreekt.<br />

Beoordeling Lied 148 is een lied voor de kersttijd. Bij de vernedering en het lijden van Christus hoort ook zijn<br />

geboorte. Dat wordt in dit lied uitgewerkt: ‘om onzentwil in schamelheid zeer arm in hooi en krib<br />

geleid’. Een impliciete verwijzing naar het einde, zijn lijden op Golgota, wordt gegeven in vs. 3: ‘O<br />

welkom, die ons vlees en bloed hergeven komt uw eeuwig goed en draagt der wereld zonden’. Een<br />

vraag naar explicitering van de kruisdood overvraagt dit lied. Dan zou beter gekeken kunnen worden<br />

naar de liederen in de ‘tijd voor Pasen’. In lied 148 komt één aspect aan de start van het kerkelijk jaar<br />

(advent/geboorte) naar voren.<br />

Voorstel Bezwaar afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.3 en 5.11).<br />

Lied 152<br />

Bezwaren Verzoenend lijden als reden van Christus’ komst blijft buiten beeld.<br />

Beoordeling Zie lied 148. In het lied wordt bovendien verwezen naar de ‘reden’ van de incarnatie: ‘Hij daalde<br />

neer om onze ellend’ (vs. 2) en ‘Hij is het die ons ’t leven geeft!’ (vs. 5).<br />

In de eerste ontmoetingen rond de geboorte wordt ook niet alles besproken/gezegd wat in de<br />

toekomst gebeuren zal. Te denken valt aan het lied van Simeon. Simeon ziet het heil, weet dat dit<br />

Licht opgaat voor de volken, maar noemt niet expliciet de kruisdood van de Here Jezus. Zou het hier<br />

aangevoerde bezwaar ook niet van toepassing zijn op dit lied?<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 203<br />

Bezwaren ‘Toen heeft Gods Zoon ons hulp verschaft. Hij... wees zonde en verzoeking af’: vlakke weergave van<br />

het verzoenend lijden van onze Heiland.<br />

Beoordeling Lied 203 gaat over de strijd tussen Christus en de satan. De overwinning van Christus wordt<br />

bezongen: Hij gaf ons het leven weer, door in zijn dood de dood voor ons te verslaan (vs. 4). Christus<br />

heeft aan het kruis in duisternis zichzelf prijsgegeven, zijn bloed is aan onze deur (vs. 5).<br />

Het bezwaar richt zich m.n. tegen vs. 3, als vlakke weergave van het verzoenend lijden van Christus.<br />

Dit doet geen recht aan wat gezongen wordt in de andere coupletten. Bovendien: in het conflict met<br />

de satan vindt de verzoeking in de woestijn plaats: de uitnodiging om door zondig handelen de macht<br />

te grijpen. Deze zonde en verzoeking heeft Christus afgewezen. Als vs. 3 doelt op deze confrontatie,<br />

dan is het bezwaar niet alleen fragmentarisch, maar ook misplaatst.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 221<br />

Bezwaren ‘Leer ons duizendwerven in uw kruisdood meegekruisigd sterven’: strijdt met Christus unieke en<br />

eenmalige offer.<br />

Beoordeling In lied 221 staat de ‘uw kruisdood’ centraal. Het unieke van Christus offer wordt in dit lied niet ontkend.<br />

Centraal staat dat wij delen in de kracht van zijn dood en de gevolgen van zijn opstanding. Dat<br />

wij met Christus sterven, dat onze oude mens medegekruisigd is, is een voluit schriftuurlijk gegeven<br />

(Rom. 6,6). Als we ‘duizendwerven in uw kruisdood meegekruisigd sterven’ opvatten als de<br />

dagelijkse bekering (HC 33), dan blijft van dit bezwaar weinig overeind.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.13).<br />

Lied 225<br />

Bezwaren Christus’ werk niet met name genoemd.<br />

47 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Beoordeling In lied 225 worden gebeurtenissen uit de woestijn, de manier waarop de HERE zijn volk voorging,<br />

betrokken op ons leven. Het gaat daarbij duidelijk om het werk van Christus: in regel 1 ‘Zingt voor<br />

de Heer een nieuw gezang’.<br />

Een verdere explicitering (met name noemen) doet afbreuk aan de kracht van de gebruikte beelden<br />

uit de geschiedenis van Israël. Bovendien: in die beeldspraak staat het werk van Christus op de<br />

achtergrond: dat onze naam ‘opnieuw geboren is uit water’ (vs. 3), verwijst naar de doop. Het<br />

bezwaar overvraagt de tekst.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.1).<br />

Lied 299<br />

Bezwaren Het ‘halleluja’ heeft in de coupletten 3, 4, 5 geen aansluiting bij de tekst: dit is ijdel gebruik van<br />

Gods naam.<br />

Ef. 6:10-18 had zeker verwerkt moeten worden: de geestelijke wapenrusting in de geestelijke strijd.<br />

Ook had verwezen kunnen worden naar Openb. 6,9-12: de roepende zielen onder het altaar.<br />

Is het doel ‘vrede, feest en rust’ (cpl. 10) of een nieuwe hemel en aarde waarop gerechtigheid woont?<br />

Afgezien van strofe 2 en 3 blijft Christus buiten beeld. Triomfalistische trek (cpl. 1).<br />

Waar is het geloof in Christus, die voor ons heeft overwonnen?<br />

Waar staat in de bijbel: ‘Hem komen allen tegemoet gesneld’ (cpl. 9). Dat doen we niet zelf: we<br />

worden weggevoerd door de Here zelf (1 Tess. 4:17).<br />

Beoordeling 1. Dit ‘halleluja’ klinkt als een refrein: lof aan God om alle heiligen in de heerlijkheid en lof aan God<br />

om allen die Hij thuis zal brengen in de heerlijkheid. In de strijd is er het loflied beneden op de aarde<br />

samen met hen die 'boven' zijn: halleluja. Dit is beslist geen ijdel gebruik van Gods naam. Het is het<br />

loflied op God en zijn heerlijke macht, zoals we dat regelmatig tegenkomen in het boek Openbaring,<br />

waarin juist over deze strijd zoveel geschreven wordt. In dit ‘halleluja’ is dit lied juist heel bijbelgetrouw.<br />

2. Gezangen zijn geen theologische verhandelingen waarin een grote hoeveelheid bijbelgedeelten<br />

verwerkt moeten worden. Wat er allemaal niet in verwerkt had kunnen worden! Als we dat toepassen<br />

op alle gezangen én psalmen, blijft er niet één over. Het lijkt op de reactie van mensen na een<br />

indringende preek: ‘ja, dominee, ik miste nog iets in uw preek. In Ezechiël 31 staat...’.<br />

3. Het ene sluit het andere niet uit, maar in. De nieuwe hemel en aarde waar gerechtigheid heerst, zal<br />

een wereld zijn van vrede (‘vrede op aarde’, Luc. 2), feest (Jes. 25) en rust (Hebr. 4).<br />

4. Jezus Christus, God zelf, staat in heel dit lied op de voorgrond: vs. 4 ‘wachtend op Gods Zoon’,<br />

vs. 6 ‘trompetgeschal dat Gij weerklinken doet!’, vs. 7 ‘ook in de dood hebt Gij hun lot bepaald, God<br />

die de moede strijders binnenhaalt’, vs. 9 ‘daar is de Koning als een jonge held’.<br />

5. Dit bezwaar wordt niet hard gemaakt. Ondertussen is het wel waar, dat de gelovigen de prijs<br />

zullen ontvangen, de overwinning behalen die zij in Christus al hebben. Paulus schrijft duidelijk, dat<br />

we ‘in dit alles meer zijn dan overwinnaars’ (Rom. 8:37).<br />

6. Dit lied is doortrokken van het geloof in Jezus Christus en zijn overwinning, zonder dat dit met die<br />

woorden pre<strong>cies</strong> zo gezegd wordt. Maar vs. 2 spreekt daar duidelijk over en vs. 4 zingt van Gods<br />

troon! En het trompetgeschal van vs. 6 onderstreept nog eens, dat de macht en overwinning aan God<br />

zijn. En als dat nog niet genoeg is, klinkt het in vs. 9: ‘daar is de Koning’. Kortom: zwakke,<br />

vermoeide strijders worden bevrijd, verlost en thuisgehaald door Jezus Christus.<br />

7. Er komt veel beeldspraak voor in de Bijbel en dus ook in psalmen en gezangen. Zelf gebruiken we<br />

ook (bewust of onbewust) regelmatig beelden in onze persoonlijke omgang met God, in preken enz.<br />

In dit lied ziet de dichter het voor z’n ogen gebeuren: vermoeide strijders die soms bijna de moed<br />

verloren, veren op als ze hun Koning zien: alle last en strijd valt van hen af en ze rennen verlost hun<br />

redder tegemoet. Hier komt nog bij, dat passieve werkwoordsvormen en actieve elkaar niet<br />

uitsluiten: Jezus is opgestaan en Hij is opgewekt. Voor wie dit minder overtuigend vindt: wij worden<br />

bekeerd door de heilige Geest en tegelijk klinkt de opdracht dat wij ons moeten bekeren. Zo is het<br />

‘weggevoerd worden’ niet in strijd met het ‘de Here tegemoet snellen’. Hierbij moet ook bedacht<br />

worden dat de casus van 1 Tess. 4 heel anders is dan die van gezang 299.<br />

Conclusie Bezwaren afwijzen, omdat voldoende vanuit de heilige Schrift kan worden aangetoond, dat dit lied<br />

schriftuurlijk is gefundeerd.<br />

Voorstel Lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 48


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Lied 316<br />

Bezwaren Er wordt te weinig gezegd: het werk van de Heilige Geest ontbreekt. Jezus is niet meer bij ons op<br />

aarde. Hij is wel bij ons door zijn Woord en Geest.<br />

De vijand blijft vaag. Van onze doodsvijanden (de wereld, de duivel en ons eigen vlees) wordt alleen<br />

de laatste genoemd.<br />

Het citaat uit Lucas 24:29 (r. 1,2 cpl. 1) is uit z’n verband gerukt.<br />

Beoordeling 1. Gelukkig is Jezus wel bij ons, juist als onze Heer! In HC 18 belijden we ook, dat Hij naar zijn<br />

menselijke natuur niet meer bij ons is, maar wel naar zijn godheid. Daarom is het mooi, als een kerk<br />

in verdrukking, christenen in de strijd bidden: ‘blijf bij ons, Jezus, onze Heer’. Dit gebed doet een<br />

appèl op Jezus’ eigen belofte in Matt. 28: ‘Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de<br />

wereld’. In de strijd bidden gelovigen en bidt de kerk om bewaring door God en om trouw aan woord<br />

en sacrament, opdat ze in de strijd volharden.<br />

2. In de psalmen wordt veel over vijanden gesproken zonder dat we altijd (nog) weten, wie die<br />

vijanden zijn en hoe de situatie pre<strong>cies</strong> was. Die vijanden zijn (bijna) altijd mensen in concrete situaties.<br />

Het heeft nadelen bij de psalmen, dat we er niet altijd achter komen wat er pre<strong>cies</strong> aan de hand<br />

was. Het heeft ook voordelen, omdat we vandaag in heel andere situaties toch deze psalmen kunnen<br />

zingen zonder dat de vijand voor ons nog duidelijk is. Maar wel is duidelijk wie onze eventuele<br />

vijanden zijn. Dat in lied 316 de vijand vaag blijft, is niet onschriftuurlijk. In het lied wordt<br />

overigens heel duidelijk, dat het in elk geval gaat om aanvallen op het Woord. Hoe belangrijk is dit<br />

lied wel niet in deze tijd! Het mooie van poëzie (psalmen en gezangen) is, dat ze door de eeuwen<br />

heen betekenis houdt voor christenen die in heel verschillende omstandigheden verkeren.<br />

3. Het lied zelf dwingt ons beslist niet naar Lucas 24:29. En al zou de dichter een associatie hebben<br />

gehad met dit bijbelvers, dan nog niet meer dan dat, omdat in het lied zelf meteen duidelijk wordt dat<br />

het om een heel andere ‘avond’ gaat. Veel duidelijker ligt er een link naar bijv. het evangelie naar<br />

Johannes: de avond die op aarde neerdaalt, is een poëtische omschrijving van de geestelijke<br />

duisternis. Laat in die duisternis het helder licht schijnen van uw goddelijk woord. (‘In het woord<br />

was leven en het leven was het licht der mensen; en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis<br />

heeft het niet gegrepen’, Joh. 1:4/5).<br />

Conclusie Bezwaren afwijzen, omdat voldoende vanuit de heilige Schrift kan worden aangetoond, dat dit lied<br />

schriftuurlijk is gefundeerd.<br />

Voorstel Lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 327<br />

Bezwaren De benaming ‘dageraad’ voor de Here Jezus vinden we niet in de Bijbel, is niet schriftuurlijk.<br />

Beoordeling Natuurlijk is dit beeldspraak. De Bijbel staat er vol mee, ook als het over God gaat. Want we kunnen<br />

niet anders! Ook bezwaarden denken en spreken in beelden over God. Het criterium is niet of een<br />

bepaalde beeldspraak letterlijk in de Bijbel wordt gebruikt, maar of de gebruikte beeldspraak in overeenstemming<br />

is met het evangelie. En dan kan niet anders geconcludeerd worden dan dat dit hier het<br />

geval is. Deputaten hebben al gewezen op Num. 6:25; 2 Sam. 23:4; Jesaja 60:1-3 en Hosea 6:3. Deze<br />

bijbelgegevens bieden ruimte voor de beeldspraak dageraad. In Jezus Christus is het licht in deze<br />

wereld verschenen. Nog niet in volle glorie, maar wel definitief. Dat is het fraaie aan het beeld<br />

‘dageraad’: het eerste licht van de nieuwe dag breekt door. Nog is het geen dag en nog is het niet<br />

licht, maar het komt wel. Zoals je bij het krieken van de dag die nieuwe dag, het licht, niet meer<br />

tegenhoudt, zo is Jezus, de dageraad, niet tegen te houden. Nu daagt het in het oosten. En dan wordt<br />

het licht. Deze betekenis heeft het ook in lied 327: het gaat van dageraad tot het zalig licht van aangezicht<br />

tot aangezicht.<br />

Er valt nog te wijzen op 2 Petr. 1,19: ‘En wij achten het profetisch woord des te vaster, en u doet wél<br />

er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de<br />

morgenster opgaat in uw harten.’<br />

Conclusie Bezwaren af te wijzen, omdat voldoende vanuit de heilige Schrift kan worden aangetoond, dat dit<br />

lied schriftuurlijk is gefundeerd.<br />

Voorstel Lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

49 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Lied 368<br />

Bezwaren De beeldspraak gaat wel erg ver: ‘reinig met uw vuur’ en ‘... brandstof verteert’. Er wordt niet<br />

gesproken over Christus. Geen aanwinst, het lied staat veraf van psalm 127. Woorden als grondplan.<br />

Lied doet te kort aan Gods leiding.<br />

Beoordeling Wie het lied goed leest in de onderlinge verbanden, zal deze bezwaren niet onderschrijven.<br />

Christus komt in Lied 368 net zo veel voor als in Ps.127. In het lied wordt juist nadrukkelijk<br />

aandacht voor Gods leiding gevraagd ‘Als God ons huis zijn gunst onthoudt’ (vs.1), ‘laat daarom<br />

Heer ons niet alleen’ (vs.1), ‘waarvan Gij het grondplan hebt bepaald’ etc.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 402<br />

Bezwaren ‘Om satans eigenwaan te slaan, hem in de val te lokken’: onschriftuurlijke weergave van het plaatsvervangend<br />

lijden in de Schrift.<br />

Beoordeling In lied 402 gaat het om de genade van God. Hij zendt zijn Zoon, om de confrontatie met zonde en<br />

dood aan te gaan. In dat verband komt de strijd met de tegenstander, de satan naar voren. Het lied in<br />

zijn geheel geeft een compleet beeld van die strijd. Ook het lijden van Christus komt naar voren: ‘Ik<br />

heb mijn leven veil voor u, Ik zelf zal voor u strijden.’ (vs. 7). ‘De vijand zal Mij ’t hartebloed, het<br />

leven zelfs ontroven.’ ‘Mijn leven overwint de dood, mijn onschuld delgt uw zonden groot (vs. 8). In<br />

het lied wordt dus wel uitdrukkelijk gesproken over het plaatsvervangend lijden van Christus.<br />

Wat de gewraakte tekstregel betreft: als je het eerste deel, de eigenwaan van de satan, vergelijkt met<br />

bijv. de verzoeking in de woestijn, dan is het schriftuurlijk te zeggen dat Christus die eigenwaan van<br />

de satan slaat. Het tweede lid van de tekstregel, dat Christus daarmee hem in de val lokt, is<br />

moeilijker rechtstreeks op de Schrift terug te voeren. Toch gaat het te ver dit liedfragment met de<br />

kwalificatie onschriftuurlijk af te wijzen. Uiteindelijk is het voluit schriftuurlijk te stellen dat<br />

Christus de val van de satan (Openb. 19) op het oog had.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen, lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 409<br />

Bezwaren Kan er niets nieuwtestamentisch in ontdekken. Vindt tekst uit Rom. 11 niet terug. Geen waardevolle<br />

aanvulling op de psalmen.<br />

Tot tweemaal toe wordt in dit lied gezegd dat God een eed heeft gezworen, maar niet zoals in de<br />

Bijbel wordt beschreven. Daarin wordt beschreven dat God Zijn eed ook uitvoert. Dat kan men van<br />

de eed in dit lied niet zeggen. Moeder/kind-beeld inderdaad ook in de Bijbel (Jes. 49:15), maar dat is<br />

gericht op Gods zorg voor Zijn volk en niet voor iedere gelovige persoonlijk. Redding uit alle nood<br />

belooft God ons niet, wel dat Hij ons niet boven onze krachten zal verzoeken. “Hij trok uw lot zich<br />

aan” doet geen recht aan de tekst waarop het lied is gebaseerd, en is veel te vlak.<br />

Het is wel waar wat in dit lied staat, maar buiten beeld blijft de diepste grond voor onze lofzang: de<br />

verzoening door voldoening door Jezus Christus om de Here lof te zingen. Zie regels 3,4 en 8 couplet<br />

1. Couplet 2: Jes. 45: 23 en 24 en couplet 3: Jes. 49: 14-16 is echter maar zeer ten dele terug te<br />

vinden. Couplet 4 en 5: redding summier aangeduid.<br />

Beoordeling Couplet 1: Verwijzing naar Psalm 68: 20-21; couplet 2: Genesis 22: 15-18; met name de eed die de<br />

Here zweert aan degene die Hem vertrouwt, komt in dit Schriftgedeelte duidelijk naar voren. De<br />

Here zweert hier aan Abraham Zijn eed van zegen en nageslacht, omdat Abraham aan de Here zijn<br />

enige zoon Isaak niet heeft onthouden, maar hem ten offer aanbood, pre<strong>cies</strong> zoals de Here hem had<br />

opgedragen. Daar wij uit de Schrift weten, dat de Here het willen en het werken werkt, is deze werking<br />

van de Here voorwaarde voor ons vertrouwen in Hem. Daardoor heeft des Heren eed inhoud en<br />

gevolg voor Zijn bescherming van ons leven. Couplet 3: Jesaja 49: 15; Hebr. 6:13; couplet 4: Daniël<br />

12: 13; 1 Korintiërs 11:25; couplet 5: Jesaja 43:1; 45:3-4; Johannes 10: 3.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen, omdat voldoende uit Gods Woord kan worden aangetoond dat dit lied schriftuurlijk<br />

is gefundeerd. Lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 50


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Lied 432<br />

Bezwaren Naar aanleiding van 2 Sam. 22:31-32: De veilige geborgenheid die we in deze verzen aantreffen,<br />

treffen we niet aan in dit lied. Het “kind” David verwordt hier tot een zelfverzekerd: “Ik wil mijzelf<br />

voortaan blijmoedig aan Hem geven”. Let wel: het initiatief ligt bij de mens. Remonstrants. 2 Sam.<br />

22:31 – “des HEREN woord is zuiver” vindt u niet in dit lied terug, terwijl dit voor de gelovigen een<br />

heerlijk houvast is!<br />

Coupletten 1 en 2 zijn acceptabel, hoewel geen “schoonheidsprijs” waard. Vers 3 niet acceptabel.<br />

“daar laat ik het bij blijven” kan beslist niet. De dichter laat het NB blijven bij wat de HERE God<br />

gedaan heeft en doet? Zijn heerlijke verlossing van de zijnen? Dat onbegrijpelijke heerlijke genadewerk?<br />

Zijn zending van Zijn eigen Zoon voor ons? Daar weet hij niet méér van te zeggen dan: “Wat<br />

God doet, dat is wel gedaan”? En dan: de dood drijft mij in de engten? De dood is wel de laatste<br />

vijand, die onttroond wordt, maar de dood ìs overwonnen door de Here Jezus Christus. Het “ik” komt<br />

in dit lied wel erg vaak voor. In de Psalmen kom je zulk spreken ook wel tegen, maar toch heel<br />

anders. Vergelijk hiermee bijv. Ps. 27 en 56. Het lied is totaal anders dan de tekst die onder het lied<br />

is geciteerd: 2 Sam. 22:31 en 32.<br />

Beoordeling Lied 432 geeft de ootmoedige overgave van een kind van God weer. Wij verwijzen hierbij naar<br />

Psalm 131. Een overgave aan de wijze wil van God, waarom de gelovige zijn volledige vertrouwen<br />

aan de Here kan geven. Door de Here zo gemaakt, die het willen en het werken werkt in de harten<br />

van Zijn kinderen, kan het kind zich dan ook blijmoedig geven aan de ontfermende bescherming van<br />

zijn Vader, die eeuwig troont in de hemelen. Daar kan hij het dan ook rustig bij laten, zelfs al gaat hij<br />

door een dal van diepe duisternis. De vertroosting van de Heer is altijd bij hem. Zie ook Psalm 23.<br />

Bij couplet 3 kunnen we de engten van de dood vergelijken met hetgeen David dichtte in Psalm 18: 6<br />

en 7 en ook de dichter van Psalm 116:3.<br />

Conclusie Bezwaren afwijzen, omdat dit lied schriftuurlijk is gefundeerd, zoals geformuleerd.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 435<br />

Bezwaren In vers 1 wordt tekortgedaan aan Christus’ verzoenend werk.<br />

Beoordeling In de bezwaren wordt vers 1 overvraagd: alsof hier een omschrijving van Christus’ zoenoffer<br />

gegeven wordt. De versregels op zich zijn voluit schriftuurlijk. In het leven van Christus zelf en zijn<br />

volgelingen volgt de verhoging op de vernedering.<br />

Verderop in het vers komt in vs. 5 het offer van Christus wel in beeld: ‘Duur hebt Gij uw volk<br />

verworven en alleen van U zijn wij. Heer, zowaar Gij zijt gestorven, maak ons nu ook waarlijk vrij.’<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 460<br />

Bezwaren In dit lied wordt verzoening door voldoening en de verlossing van Gods eeuwige toorn gemist.<br />

Beoordeling Zie couplet 1: “en vergeven is uw schuld” en c. 3: “..Hij redt ons….. Hij ontzet ons van de boze en<br />

zijn macht”. Aan onze verlossende Koning wordt alle lof gebracht.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 473<br />

Bezwaren Tekortgedaan aan Christus’ verzoenend lijden en sterven.<br />

Beoordeling Lied 473 gaat over de toewijding op alle levensterreinen aan de HERE. Ook de vraag naar vergeving<br />

wordt gesteld. Daarbij wordt een beroep gedaan op het ‘beleid van uw geduld’, de lankmoedigheid<br />

van de HERE. Dit geduld van de HERE is in de Schrift verbonden met Gods wil om mensen te redden<br />

in Christus.<br />

Dat het hierbij nooit om zelfverlossing gaat, wordt in dit lied duidelijk: elke ‘actie’ wordt van de<br />

Here verwacht. De plaats van het lijden wordt hier niet expliciet genoemd, maar dus wel<br />

verondersteld. Verder geldt hier onzes inziens de algemene regel dat een lied niet alle elementen<br />

hoeft te bevatten, maar één aspect van Gods handelen (hier: de levensheiliging) dichterlijk<br />

verwoordt.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.13).<br />

51 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Lied 481<br />

Bezwaren Suggereert dat Christus’ stervensnood door ons liefdesbetoon volbracht wordt.<br />

Beoordeling In dit lied over de liefde van de HERE wordt een sterke verbinding gelegd tussen Gods liefde en de<br />

doorwerking daarvan in ons leven. Dat is een schriftuurlijke lijn (vgl. Joh. 15). In het laatste vers<br />

wordt gesproken over het ‘diepste woord’: de HERE geeft zijn Zoon en in zijn stervensnood leren we<br />

de liefde van God ten diepste kennen. ‘Nog klinkt dat woord’ kan opgevat worden in aansluiting op<br />

die versregel, dat het diepste woord, het sterven van Christus volbracht wordt ‘als liefde wordt gegeven’.<br />

Maar ‘nog klinkt dat woord’ kan ook terugslaan op het hele lied. Dan wordt het ‘woord’ door<br />

ons volbracht, als wij uit God liefde leven, als antwoord op de vragen uit de eerdere coupletten<br />

(‘maak ons volbrengers van dat woord etc’). Volbrengen kan opgevat worden als ‘ ten uitvoer<br />

brengen’ van dat bevel, die opdracht (Van Dale).<br />

Conclusie Conclusie: het lied kan het misverstand oproepen dat in het bezwaar naar voren gebracht wordt: dat<br />

Christus stervensnood door ons ‘volbracht’ wordt als wij elkaar liefde bewijzen. Ons ‘volbrengen’<br />

kan echter ook slaan op het vervullen van de opdracht om getuige van Gods liefde vrede te zijn.<br />

Voorstel In verband met mogelijk misverstand: de plek van dit lied in de selectie bespreken.<br />

5.9 Onschriftuurlijke magische elementen in de sacramenten<br />

Algemeen<br />

In zijn algemeenheid moeten we goede aandacht geven aan de kracht van dichterlijk spraakgebruik.<br />

Krachtige beelden, verkorte zegswijzen versterken de schoonheid en kracht van een gedicht. Dat geldt<br />

voor de Psalmen en de gezangen. Zo kan in de Psalmen gesproken worden in beelden van ‘bergen die<br />

springen’ en ‘rivieren die in de hand klappen’. Niemand zal hieruit de conclusie trekken dat water<br />

fysiek beschikt over handen die in elkaar geslagen kunnen worden.<br />

Ook in de liederen rond de sacramenten worden krachtige beelden en verkorte zegswijzen gebruikt. Zo<br />

kan, vlak voor de doop, gezegd worden dat ‘het water wacht’. Met andere woorden: dat het moment<br />

van dopen, waarin de HERE, de predikant, het kind en de ouders betrokken zijn, is aangebroken. Het is<br />

een overvragen van de tekst om achter deze formulering een actieve betrokkenheid van het water of<br />

een rooms-katholieke sacramentsopvatting te zoeken. Vergelijk bij het Heilig Avondmaal uitdrukkingen<br />

als ‘de tafel staat gereed’. Dergelijke uitdrukkingen zijn geen uitnodiging om aan het water of de<br />

tafel zelf als subject allerlei krachten of werkingen toe te schrijven.<br />

In deze lijn zijn de meeste bezwaren tegen onschriftuurlijke magische elementen in de liederen uit het<br />

Liedboek af te wijzen.<br />

Lied 87<br />

Bezwaren ‘Door de doop Hem toegewijd’: rooms; God wijdt ons aan Zich.<br />

Beoordeling ‘Toegewijd zijn aan’ betekent: behorend bij, gesteld onder, overgegeven aan. Dit lied suggereert<br />

nergens dat mensen het subject zijn van de toewijding. In aansluiting op Rom. 6 (waar dit lied aan<br />

refereert) ligt het voor de hand te zeggen dat we door God zelf door de doop aan Hem toegewijd zijn.<br />

Rom. 6 spreekt in die zin ook over de doop: allen die in Christus gedoopt zijn, zijn in zijn dood<br />

gedoopt. ‘Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood... Dus: dat wij door de doop<br />

behoren bij Christus, is voluit schriftuurlijk. (Zie ook onder algemeen).<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.6 en 5.12).<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 52


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Lied 119<br />

Bezwaren ‘Wij zullen altoos van uw heil gewagen in brood en wijn, totdat Gij wederkomt’: de dichter (r.k.)<br />

verwijst hier naar de roomse mis: heil in brood en wijn in plaats van met of door brood en wijn.<br />

Beoordeling In een gedicht worden ook zaken weggelaten. Bij dit gedicht geldt: binnen een gereformeerde<br />

context kan goede zin gegeven worden aan het gewagen van Gods heil in brood en wijn. Daarbij zal<br />

het dan niet gaan om een geïsoleerde sacramentele handeling, maar om het verkondigen van Christus<br />

dood in het gebruiken van brood en wijn.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.2 en 5.13).<br />

Lied 335<br />

Bezwaren ‘Het water wacht’: magisch.<br />

Beoordeling Zie onder algemeen.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.6).<br />

Lied 356<br />

Bezwaren ‘Gij geeft aan mij... Uzelf in dit gebroken brood’: rooms en luthers.<br />

Beoordeling Bij het heilig avondmaal wordt in de Gereformeerde Kerk uitgesproken dat ‘het brood dat wij<br />

breken, onze gemeenschap is met het lichaam van Christus is (...), dat gegeven is tot een volkomen<br />

verzoening van al onze zonden’. Als je dit lied niet opvat als een dogmatische definitie van de<br />

verhouding tussen ‘teken’ en ‘betekende zaak’, dan is het goed op te vatten in de lijn van de<br />

formulering bij de uitdeling: door het brood wordt onze gemeenschap met Christus betekend en<br />

verzegeld, met andere woorden: Hij geeft zichzelf aan ons.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 358<br />

Bezwaren ‘Voed en drenk mij met uw wijn’: Christus voedt en verkwikt ons met zijn gekruisigd lichaam en<br />

vergoten bloed en niet met brood en wijn.<br />

Beoordeling Christus heeft de tekenen van brood en wijn gegeven. Het is volstrekt legitiem om over ‘uw wijn’ te<br />

spreken. De kracht van het avondmaal ligt juist de verwijzing: dit brood en deze wijn, die Christus<br />

geeft, versterken het lichaam, en zo wordt onze ziel door Christus ‘verkwikt’.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 360<br />

Bezwaren ‘Laat ons dan in brood en wijn met U zelf gespijzigd zijn’: rooms/luthers.<br />

Beoordeling Zie bespreking en conclusie bij lied 119: In een gedicht worden ook zaken weggelaten. Bij dit<br />

gedicht geldt: binnen een gereformeerde context kan goede zin gegeven worden aan het gewagen van<br />

Gods heil in brood en wijn. Daarbij zal het dan niet gaan om een geïsoleerde sacramentele handeling,<br />

maar om het verkondigen van Christus dood in het gebruiken van brood en wijn.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

5.10 Benamingen voor God die niet in zijn Woord te vinden zijn<br />

Lied 75<br />

Bezwaren De aanduiding ‘Verborgene’, ‘hemels brood’, ‘licht der wereld’: mag je zo de Here Jezus<br />

aanspreken?<br />

Beoordeling Verborgene: bijv.1 Petr. 1:8, Joh. 14:2. Hemels brood: Joh.6. Licht der wereld: Joh.8.<br />

We zingen ook: ‘Jezus leven van mijn leven’, waar staat dat dan in de Bijbel?<br />

Voorstel Bezwaren afgewezen, lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.8).<br />

53 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Lied 125<br />

Bezwaren Zijn de benamingen voor Christus in dit lied wel juist? Zoals: ‘wortel Isaï’, ‘Gij Oriënt’, ‘sleutel Davids’,<br />

‘Heerser, in wolk en vuur en majesteit’.<br />

Beoordeling Wortel Isaï: zie Rom.15:12; Oriënt (dichterlijk voor de zon die in het oosten opgaat): denk aan Mal.<br />

4:2; Luc. 1:78,79; Titus 2:11, sleutel Davids: zie Openb.1:18, 3:7, 5:5; Heerser in... enz.: allemaal<br />

benamingen voor de Here die we kennen uit Oud en Nieuw Testament.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 228<br />

Bezwaren Onschriftuurlijk strofe 4; “drievuldigheid” = drievoudigheid; bepaalde schriftuurlijke gedachten<br />

ontbreken.<br />

Beoordeling Strofe 4 is in overeenstemming met Ps. 110; Drievuldigheid is een vanouds gangbaar synoniem voor<br />

Drie-eenheid. In een kerk die het Athanasianum recht overeind houdt, hoeft voor misverstanden die<br />

lexicografisch zouden kunnen opdoemen, niet gevreesd te worden. In één lied kunnen noch hoeven<br />

alle gedachten van de Schrift verwoord te worden.<br />

Voorstel De bezwaren ongegrond te verklaren; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 240<br />

Bezwaren Moeite met aanduiding ‘heilige zon’, hemels schat’, ‘heilige gloed’, ‘zoete troost’ voor de Heilige<br />

Geest.<br />

Beoordeling De Bijbel spreekt vaak over God als een zon, een schild, een verterend vuur (vuurgloed), mijn deel,<br />

mijn beker. Dat mag je ook op de Geest betrekken. De Geest wordt de Trooster genoemd.<br />

Voorstel Bezwaren afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.3).<br />

Lied 241<br />

Bezwaren Kritiek op aanduiding ‘kostbaar licht’ en ‘heilige liefde’ voor de Heilige Geest.<br />

Beoordeling Zie bij lied 240.<br />

Voorstel Bezwaren afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.9).<br />

Lied 253/457<br />

Bezwaren Kritiek op aanduiding ‘zalig licht’ en ‘Drievuldigheid’ voor de HERE.<br />

Beoordeling Zie bij gezang 240. We zingen ook: “o grote Christus, eeuwig licht”. Met “Drievuldigheid” bedoelt<br />

het gezang: ‘Drie-enige’, dus kortgezegd voor: “Drie-enige God”. Of het mooi is, is niet de vraag,<br />

maar mág het niet? In de kerk wordt vaak een gebed begonnen met “Drie-enige God,...”.<br />

Voorstel Bezwaren afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 267<br />

Bezwaren Je mag geen zelf verzonnen Naam voor God gebruiken: ‘Nooitbegonnene’, couplet 3 regel 5.<br />

Het lied stelt de mens centraal ten koste van de eer van Christus.<br />

“Zaal’gen overwinnen niet”.<br />

Couplet 3 laatste regel onbegrijpelijk; couplet 4 regel 1 onbegrijpelijk; niet ‘wachten op het heil’, je<br />

hebt al eeuwig leven, n.a.v. couplet 4 regel 3,4; couplet 1 regel 2 onbegrijpelijk; couplet 2 regel 2<br />

onschriftuurlijk: Gods tijd! couplet 3 regel 4 bovenschriftuurlijk.<br />

Beoordeling Het is op zich niet onbijbels in eigen woorden God te verheerlijken en dus ook zelf erenamen voor<br />

God te bedenken, zolang dit overeenkomt met de Heilige Schrift.<br />

In het lied wordt wel aandacht gegeven aan de mens, maar niet ten koste van de eer van Christus.<br />

Couplet 4 regel 2 geeft niet een naam voor God, maar wijst op de luister van Gods blijvende<br />

heerlijkheid. Zaal’gen zijn in Christus “meer dan overwinnaars”… en wachten op het volle heil na de<br />

jongste dag.<br />

Voorstel Bezwaren ongegrond te verklaren; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 294<br />

Bezwaren Aanduiding ‘Ster van Gods verbond’ voor Christus.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 54


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Beoordeling Zie bij gezang 240. Het staat niet letterlijk pre<strong>cies</strong> zo in de Bijbel. Maar het dringende gebed in<br />

verband met de wederkomst: “Kom van de hemel af, o Ster van Gods verbond” lijkt ons zeer goed te<br />

plaatsen, wanneer je uitziet naar de ‘blinkende Morgenster’ die een nieuwe dag brengt.<br />

Voorstel Bezwaren afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.2).<br />

Lied 319<br />

Bezwaren Uitdrukking (over God): “Hij is de hartslag van ons werk” misplaatst.<br />

Beoordeling Dit is geen aanspraak van God, zoals in hierboven genoemde gevallen. Sowieso staat de Bijbel vol<br />

met predikaten over de HERE. Hij is... en Hij is... Denk in dit verband aan psalm 33 of aan Joh.15:5c<br />

of aan 2 Kor. 3:5.<br />

Voorstel Bezwaren afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.1).<br />

Lied 408/456<br />

Bezwaren Kritiek op aanduiding ‘Algoede’ voor God.<br />

Beoordeling Algoede betekent: U, die één en al goedheid bent. Zo is de HERE inderdaad. Zie bijv. Psalm 145, met<br />

name vers 9. Het woord ‘Algoede’ ligt ons niet zo, maar tegen de ínhoud van het woord kan toch<br />

niemand bezwaar hebben?<br />

Voorstel Bezwaren afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.1).<br />

Lied 444<br />

Bezwaren De aanduiding ‘Ongeziene’ voor God niet juist.<br />

Beoordeling Zie bij gezang 75, over ‘Verborgene’. Indrukwekkend lied.<br />

Voorstel Bezwaren afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.2).<br />

Lied 477<br />

Bezwaren Uitdrukking “Liefde die ons heeft liefgehad” voor de Heilige Geest niet juist.<br />

Beoordeling Zie bij lied 240.<br />

Voorstel Bezwaren afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

5.11 Dichterlijke beelden of verbanden die niet op de Schrift terug<br />

te voeren zijn<br />

Lied 1<br />

Bezwaren De uitdrukkingen ‘het licht doen overwinnen’ en ‘zijn woord is van het zijnde oorsprong en doel en<br />

zin’ verraden barthiaanse theologie en zijn onjuist. Is het wóórd doel en zin? Dat is God toch?<br />

Beoordeling Je kunt de uitdrukking ‘het licht overwint’ ongedwongen opvatten als: als het licht wordt, verdwijnt<br />

de duisternis. Zo gebeurt het ook in Gen.1. Op zich geen bezwaar.<br />

Moeilijker wordt het met het woord, dat doel en zin van het zijnde is. Dat is gewoon niet waar. Dat<br />

geldt alleen voor God. Als je ‘woord’ laat slaan op Christus (Joh.1; alleen, er staat geen hoofdletter),<br />

is het nóg strikt genomen niet waar, zie bijv. 1 Kor.15:28. Het eerste liedboeklied heeft ook iets van<br />

een program, een soort woord-filosofie.<br />

Voorstel Bezwaren deels toegewezen; lied niet in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.1).<br />

Lied 6<br />

Bezwaren Het water wordt genoemd als verwijzing naar de doop, terwijl men alleen maar de besnijdenis kende.<br />

Beoordeling Kan onmogelijk een bezwaar zijn, als je ook het eerste gebed uit het doopformulier aanvaardt. Zie<br />

ook 1 Kor. 10.<br />

Voorstel Bezwaren afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.1 en 5.8).<br />

55 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Lied 30<br />

Bezwaren Dit lied naar aanleiding van Jesaja 40:12-31 stelt het ‘woord’ centraal als werkzame oorzaak in<br />

plaats van God (zoals het staat in de tekst).<br />

Beoordeling Kan inderdaad vreemd overkomen. Als ‘woord’ op Christus slaat, dan beter een hoofdletter. Het zou<br />

als dichterlijke vrijheid te verdedigen zijn dat je aandacht vraagt voor de Here, door Wie alles geworden<br />

is en Die de grote Verlosser is geworden. Moeilijk radicaal af te wijzen. Maar niet helder. Ook<br />

hier waarschijnlijk weer zweverige woord-filosofie.<br />

Conclusie Bezwaren zijn begrijpelijk, maar gaan niet per se op.<br />

Voorstel Lied in in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 34<br />

Bezwaren “Zoals een bruid haar man verblijdt”. Bezwaar: in de tekst van Jesaja 62 staat het pre<strong>cies</strong><br />

andersom:”zoals de bruidegom zich over de bruid verblijdt”. Zo wordt tekort gedaan aan de centrale<br />

plaats van de HERE in zijn heilswerk.<br />

Beoordeling Kritiek is op zich juist. Vraag is wel hoe groot de vrijheid is bij het dichten. ’t Zal niet moeilijk zijn<br />

op deze manier ook stukjes psalmberijming te bekritiseren.<br />

Voorstel Bezwaren afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.2 en 5.8).<br />

Lied 92<br />

Bezwaren “Dan vieren wij het bruiloftsfeest en mogen blijde zingen van drie verheven dingen, maar van de<br />

liefde ’t meest”. Bezwaar: na de jongste dag zal het onvolkomene vervangen worden door het volkomene<br />

(dus dan is er geen lied meer van geloof en hoop, want geloof en hoop worden aanschouwen<br />

(vgl. Hebr. 11:1).<br />

Beoordeling We begrijpen het bezwaar en kunnen het op zichzelf delen. Alleen, exegetisch wordt er verschillend<br />

gedacht over 1 Kor.13:13 (zie F.W. Grosheide, Commentaar op het N.T., p. 350). Sommigen menen<br />

dat de apostel bedoelt dat geloof, hoop en liefde in het nieuwe leven blijven. Exegetisch verschil<br />

betekent ook ruimte voor een bepaalde berijming of een bepaald lied.<br />

Conclusie Bezwaren zijn begrijpelijk, maar gaan niet per se op.<br />

Voorstel Lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.12).<br />

Lied 114<br />

Bezwaren “Jeruzalem, zoals het in Gods dromen vanouds moet zijn geweest”. Bezwaar: God droomt niet, maar<br />

Hij heeft een eeuwig plan gemaakt. Oneerbiedig, onschriftuurlijk. Verdediging van “Gods dromen”<br />

met een beroep op Psalm 78:65 is niet sterk; daar wordt de Here aangeduid als een slapende en als<br />

een held door wijn overmand. Hier wordt zondermeer gesproken van ‘Gods dromen’.<br />

“... een nieuwe aarde ontstond om het geheim des levens te beseffen, niet meer in zee gegrond”.<br />

Bezwaar: wat bedoelt men? Staat dit in de Bijbel?<br />

Beoordeling Je mag aannemen dat de dichter niet wil zeggen dat God verlangende dromen had, die zoals bij<br />

mensen niet of deels zouden kunnen zijn uitgekomen. Maar hoever mag je in je uitdrukkingen gaan?<br />

Wij vinden het wel erg onbeschermd gezegd.<br />

‘Het geheim des levens’: de gedachte zal wel zijn dat je bij de nieuwe aarde goed ziet dat alles<br />

bestaat door God alleen, niet meer zoals de oude aarde ‘op de zeeën gegrond’ (Psalm 24:2).<br />

Wij vinden dat een vreemde, associatieve gedachtegang, of moet dit exegese heten van Openb. 21:1c<br />

(“En de zee was niet meer”)?<br />

Er staan wel mooie dingen in dit lied, maar de zwakke elementen blijven pijn doen.<br />

Voorstel Bezwaren toegewezen; lied niet in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.13).<br />

Lied 147<br />

Bezwaren “Hij daalt uit ’s vaders schoot terneer...” en “Hij wordt een knecht en ik een heer...”.<br />

Bezwaar: onbijbelse beelden.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 56


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Beoordeling Is onjuiste kritiek. ‘Vaders schoot’ zie Joh.1:18 in de Statenvertaling, waar letterlijk staat dat de<br />

Zoon in de schoot des Vaders is. Zie J.R. Wiskerke, Léven tussen sterven en opstanding,<br />

p. 61, 62.<br />

‘Knecht’ en ‘heer’: niet letterlijk bijbels, maar een schriftuurlijke gedachte, zie Fil.2:7, 2 Kor.8:9,<br />

enz. Dit thema en andere thema’s uit dit lied zijn zeer bekend uit de reformatorische prediking van<br />

Luther en Calvijn.<br />

Voorstel Bezwaren afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.3 en 5.8).<br />

Lied 148<br />

Bezwaren “En draagt der wereld zonden, om onzentwil in schamelheid, zeer arm in hooi en krib geleid, in<br />

doeken teer gewonden.” Bezwaar: het dragen van de zonden komt aan het kruis.<br />

Beoordeling De gedachte, door het gezang vertolkt, vind je terug in Heid. Cat. 36 (en 37).<br />

Voorstel Bezwaren afgewezen; in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.3 en 5.8).<br />

Lied 264<br />

Bezwaren In dit lied wordt een aanduiding van de HERE en/of Christus gemist. De stad wordt bezongen, niet de<br />

koning van de stad. Dat kennen we natuurlijk ook van de psalmen, maar komt die lof daar niet op<br />

omdat Jeruzalem de stad van de verzoening is? Dat wordt hier gemist. De betekenis van de stad lijkt<br />

vooral politiek gericht. Het is vaag, verwarrend, mystiek. De mens wil loskomen van het aardse om<br />

daar te zijn waar de engelen zijn.<br />

Beoordeling De bezwaren zijn wellicht te weerleggen, maar het gevoel blijft dat we met een vreemd lied van doen<br />

hebben, dat niet goed wil aansluiten op onze gereformeerde geloofsbeleving. Het is jammer van de<br />

fraaie melodie, maar we zouden willen voorstellen dit lied af te keuren.<br />

Afgezien van de mystieke inslag van het lied en het ontbreken van het werkelijke doel van ons<br />

verlangen, kun je je ook afvragen, welk hedendaags gereformeerd kerklid bereid is op deze wondere<br />

wijze op te stijgen.<br />

Voorstel Bezwaren toegewezen; lied niet in tweede lezing vrijgeven. (Zie ook onder algemeen).<br />

Lied 290<br />

Bezwaren “Maar ach de stervelingen staan hier huiverend terzij en durven niet op weg te gaan het duister niet<br />

voorbij.” Bezwaar: waar vind je deze gedachte in de Bijbel; bovendien: durven stervelingen niet, of<br />

willen ze niet (geloof of ongeloof)?<br />

Beoordeling Je kùnt deze zin bijbels duiden, bijv.: zoals Israël Kanaän niet binnen durfde te gaan, zo gaat het vandaag<br />

nog ten aanzien van het hemels Kanaän. Twijfel verhindert overgave in geloof. Maar ’t vergt<br />

wel een verhaal erbij.<br />

Daarnaast is er nog een aantal zinnen dat om uitleg vraagt: couplet 2, 3 en 6. Worden bovendien de<br />

situatie van het leven na het sterven èn de nieuwe wereld straks voldoende onderscheiden?<br />

Voorstel Bezwaren toegewezen; lied niet in tweede lezing vrijgeven. (Zie ook onder algemeen).<br />

Lied 341<br />

Bezwaren Twijfelachtige dichterlijke vrijheid in couplet 1. Dichterlijke symbooltaal die de waarheid versluiert.<br />

Couplet 2 vraagt van de mens te veel. Couplet 3 is heel iets anders dan ‘wie meent te staan, zie toe<br />

dat hij niet valle’. Het woord van de ik-persoon moet het ultieme woord van God benaderen,<br />

waargemaakt worden (taaltheologische boodschap van Den Besten).<br />

57 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Beoordeling 1. Wat er twijfelachtig aan is, wordt onvoldoende/niet vanuit de Schrift aangetoond. In dit lied wordt<br />

uitgesproken, dat God zijn woord waar maakt (uw woord is daad, o Vader). Het blijft bij de Here niet<br />

bij woorden. De sprekende God doet wonderen: brood uit de hemel, de geboorte van de mens Jezus<br />

Christus.<br />

2. Niet waar: het is een gebed. Nu ik mijn ja-woord (belijdenis?) gegeven heb, vraag ik U of U wilt<br />

geven dat ik het waarmaak. God moet zijn genade door mij zichtbaar maken. Hier wordt gevraagd<br />

wat God beloofd heeft te geven! (Joh. 15:1-8 en Filip. 2:12-15).<br />

3. Dat klopt, maar het is daarom niet minder waar. ‘Wie meent te staan’ heeft een ondertoon van<br />

kritiek: wie denkt sterk te zijn, wie op zichzelf vertrouwt enz. Maar hier wordt in lied 341 gebeden<br />

voor hen die geloven, die hun (ant)woord aan God gegeven hebben, dat ze niet vallen. Wat een<br />

belangrijk gebed voor jonge en oudere belijdende leden: Here, houd ons staande. Maakt U ons trouw<br />

en echt. Dat is volkomen in overeenstemming met de Schrift: trouw blijven aan je belofte aan God en<br />

echt: geen schijnheilig christen of hypocriet-gelovige. Ook de uitleg van het ‘Onze Vader’ in de H.C.<br />

52 onderstreept dit: 'wil ons toch staande houden en sterken door de kracht van uw heilige Geest,...’.<br />

4. Niet mijn woord gelijk aan dat van God. Maar wel mijn woord aan God in zijn kracht waarmaken.<br />

Niet alleen woorden, maar ook daden. Denk aan Jakobus: geen dood geloof (Jak. 2:14-26). Ook de<br />

apostel Paulus (Rom. 6:12-14, Ef. 6:10-20) spreekt onbekommerd in actieve werkwoordsvormen: dat<br />

kan, wanneer je rust in Gods initiatief en genade. Zo begint dit lied ook: Gij hebt uw woord gegeven<br />

nog voor ik U iets vroeg. Maar laat mijn antwoord dan trouw en echt zijn. Dan wordt Gods genade in<br />

mijn leven zichtbaar.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen, omdat voldoende vanuit de heilige Schrift kan worden aangetoond, dat dit lied<br />

schriftuurlijk is gefundeerd, en het lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 382<br />

Bezwaren “Geef dat geen slaap de geest omhult, dat enkel slape vrees en schuld...”<br />

Bezwaar: waar vind je deze gedachte in de Bijbel?<br />

Beoordeling De bedoeling van de versregel is: wilt U geven dat mijn geest helder en zuiver blijft, als ik ga slapen.<br />

Een bekende gedachte uit de christelijke traditie. Niet alleen bij Ambrosius, maar bijv. ook in<br />

meditaties van A. Kuyper. Denk ook aan de Avondzang uit ons vroegere kerkboek (Gez.9:3): “Verkwik<br />

ons door een zoete rust, om goed te doen met nieuwe lust; dat onze slaap gematigd zij, ja zelfs<br />

uw naam tot eer gedij’.” In ons huidige kerkboek is dit couplet uit de avondzang vervallen. Onzes<br />

inziens is deze versregel op zichzelf bijbels.<br />

Voorstel Bezwaren afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder algemeen).<br />

Lied 457<br />

Bezwaren “Gij gehuld in duister..” Bezwaar: de Bijbel spreekt zo niet over de HERE; God is licht (1 Joh.1).<br />

Beoordeling Met het ingebrachte bezwaar is niet alles gezegd. Denk aan psalm 97:2: ”Rondom Hem zijn wolken<br />

en donkerheid..” (zie ook psalm 18:12 en concordantie op ‘donkerheid’). Deze versregel kan dus zo<br />

wel.<br />

Voorstel Bezwaren afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.10).<br />

Lied 459<br />

Bezwaren “Naar de kust waar God ons wacht..” Bezwaar: niet God wacht op ons, maar wij wachten op God.<br />

Beoordeling Bezwaar is onjuist. “Waar God ons wacht” betekent niet: waar God óp ons wacht, maar: waar God<br />

zal zijn. Denk aan de uitdrukking: dat staat ons te wachten. Zie ook eerder in het lied: “als ons God<br />

ontvangen zal”.<br />

Overigens vragen we ons af, of je niet eens een keer zou kunnen zeggen of zingen dat God óp ons<br />

wacht. Hij is onze Vader in de hemel. Denk aan Luc. 15:20.<br />

Voorstel Bezwaren afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 58


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

5.12 Bij de berijming van Schriftgedeelten zijn passages weggelaten<br />

Lied 20<br />

Bezwaren Het voornaamste bezwaar tegen dit lied is, dat er gezegd wordt dat de Here altijd staat aan de kant<br />

van hen die onrecht lijden (couplet 4 r.1 en 2). Niet alles wat in psalm 146 staat, wordt berijmd en dit<br />

wordt als onschriftuurlijk bestempeld.<br />

Beoordeling Wie deze regels leest in samenhang met de regels 3 en 4, zet de dingen in de juiste kaders. De Here<br />

staat niet zo maar aan de kant van wie onrecht lijden, maar aan de kant van wie ‘aan Hem zich<br />

houden’.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.5).<br />

Lied 21<br />

Bezwaren Te veel dichterlijke vrijheden. Vooral bezwaar tegen vers 4: Hem is gehoorzaam wat Hij schiep; vers<br />

5 zou de sfeer van de bevrijdingstheologie ademen.<br />

Beoordeling Wie de zeven verzen van dit lied in de onderlinge samenhang beoordeelt, zal de bezwaren tegen de<br />

verzen 4 en 5 niet delen. Dat er sprake is van enige dichterlijke vrijheid als je dit lied legt naast<br />

psalm 146, is waar, maar is niet te veroordelen.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.5).<br />

Lied 26<br />

Bezwaren Afwijkingen van de tekst van Jes. 9 en weglatingen (‘vrije parafrase’, ‘zeer vrije bewerking’) en<br />

ouderwets door taalgebruik. Bepaalde schriftuurlijke gedachten ontbreken.<br />

Beoordeling Vrijheid ten opzichte van Jes. 9 is wel geoorloofd, want het is een lied “naar Jes. 9”.<br />

Ouderwets taalgebruik valt buiten de criteria gesteld door de Generale Synode Berkel en Rodenrijs<br />

1996. De criteria voor selectie zijn sinds de Generale Synode Hattem 1972 gewijzigd en de eerder<br />

geldende kunnen dus niet meer dienen om een lied af te wijzen.<br />

In één lied kunnen noch hoeven alle gedachten van de Schrift verwoord te worden.<br />

Voorstel De bezwaren ongegrond te verklaren; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 34<br />

Bezwaren Israël staat centraal in plaats van de lof op de Here. Ook hier weer de alverzoening.<br />

Beoordeling Bij de bezwaren wordt er geen rekening mee gehouden dat de dichter (met dichterlijke vrijheden)<br />

berijmt t/m vers 10. Vers 11 en 12 blijven buiten beeld. Bij de bezwaren wordt te weinig gelet op de<br />

onderlinge verbanden.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.4).<br />

Lied 39<br />

Bezwaren Er wordt tekort gedaan aan de inhoud van Joël 2. Vooral het element van de verkiezing en de verwerping<br />

komt niet in beeld.<br />

Beoordeling Ook hier geldt de onderlinge samenhang van de verschillende coupletten. Wie daarop let,<br />

concludeert dat de ingebrachte bezwaren niet terecht zijn. De tekst van Joël 2 wordt goed gevolgd.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.4).<br />

Lied 63<br />

Bezwaren De verwijzing naar de dwaze maagden ontbreekt; dat betekent: geen afwijzing van hen die niet klaar<br />

waren. De ernst van Christus boodschap’: waakt dan.... komt niet uit de verf.<br />

Beoordeling Het bezwaar dat hout snijdt, is dat een aantal coupletten uit de oorspronkelijke Duitse tekst<br />

ontbreekt. Uit de bezwaarschriften blijkt dat dit essentiële onderdelen zijn. Op grond vooral van dit<br />

laatste, waardoor de doorgaande lijn in het lied ontbreekt, de bezwaren toewijzen en het lied<br />

schrappen.<br />

59 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Voorstel Niet in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.1).<br />

Lied 78<br />

Bezwaren Grootste bezwaar is het ouderwetse taalgebruik in dit lied. Verder lijkt het net alsof wij naar de Here<br />

komen: Hij komt door de Heilige Geest tot ons. Er wordt onvoldoende recht gedaan aan Johannes 15.<br />

De werkelijkheid van het oordeel wordt verzwegen.<br />

Beoordeling Ook in dit lied gaat het om de onderlinge samenhang. Het is waar dat bepaalde elementen uit<br />

Johannes 15 niet expliciet genoemd worden, maar deze zijn wel impliciet aanwezig: Christus als de<br />

Wijnstok, ik kan mijzelf geen wasdom geven, Uw kracht moet in mij overvloeien etc. Wat het<br />

oordeel betreft valt te wijzen op vs.1: ‘of ’k ben een wis bederf gewijd’ in combinatie met vs.2: de<br />

rank die u ontvalt, verdort.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.6).<br />

Lied 87<br />

Bezwaren Weglaten van Schriftpassages. Verbondsautomatisme.<br />

Beoordeling Ook in dit lied is sprake van dichterlijke vrijheid. De elementen die in Romeinen 6 genoemd worden,<br />

komen echter wel aan de orde, soms expliciet, maar vaak ook impliciet. Het is niet waar dat er in het<br />

lied sprake is van een soort verbondsautomatisme; zie vooral de coupletten 3 ‘nieuwe mensen’ en 5<br />

‘nieuw te leven’.<br />

Vers 5 geeft verder duidelijk aan dat er geen sprake is van aardse vrede: Die met Christus leven,<br />

zullen vrede hebben nu en na dezen.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.6 en 5.9).<br />

Lied 92<br />

Bezwaren De bezwaren tegen lied 92 richten zich op het weglaten van elementen uit 1 Kor.13 en op beelden die<br />

niet terug te vinden zijn in de tekst van de Bijbel. In dit verband gaat het vooral over vers 6 de regels<br />

5 e.v.<br />

Beoordeling De bezwaren zijn niet terecht. De dichterlijke vrijheid overschrijdt hier geen grenzen. Het slot van<br />

lied 92 geeft in samengebalde vorm alles aan wat er op het bruiloftsfeest gezongen wordt.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.11).<br />

Lied 95<br />

Bezwaren Wijkt af van Ef. 3:14-21, bovendien vaag en raadselachtig in couplet 1 regel 7, 8 en couplet 4; buiten<br />

de realiteit; dit Schriftgedeelte is niet bedoeld om te zingen behalve dan vs. 20, 21 van Ef. 3; we<br />

kunnen de maten van Gods liefde niet afmeten, tegen couplet 2 roept onduidelijkheden op en leidt tot<br />

uiteenlopende interpretaties.<br />

Beoordeling Het is een lied naar Ef. 3:14-21. Dat Gods liefde de grondslag van ons leven is, is niet onduidelijk te<br />

noemen. Coupl. 4 staat niet in het Liedboek. Dat Gods heil altijd mateloos is, wordt in dit lied niet<br />

ontkend. Het lied vergt wel enig nadenken, maar de bezwaarden tonen niet aan dat dit lied geen<br />

volwaardig poëtisch product is (zie criteria Generale Synode Berkel en Rodenrijs 1996, art. 64<br />

besluit 3). Of een gedeelte van de Schrift al of niet gegeven is om te worden gezongen, bepaalt niet<br />

of het op muziek gezet kan worden, vgl. bijv. de decaloog en het ‘Onze Vader’. In één lied kunnen<br />

noch hoeven alle gedachten van de Schrift verwoord te worden.<br />

Voorstel Bezwaren ongegrond te verklaren; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 96<br />

Bezwaren Afwijkingen ten opzichte van Ef .6 en fouten in de bewoordingen. Bepaalde schriftuurlijke<br />

gedachten ontbreken.<br />

Beoordeling De ‘afwijkingen’ in de coupletten vallen weg bij lezing van het lied in zijn geheel. Het is geen<br />

berijming van Ef. 6, maar een vrije bewerking ervan (naar Ef. 6:10-18). In één lied kunnen noch<br />

hoeven alle gedachten van de Schrift verwoord te worden.<br />

Voorstel De bezwaren ongegrond te verklaren; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 60


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Lied 107<br />

Bezwaren In dit lied worden belangrijke elementen uit de Bijbeltekst – en de omgeving van de tekst – weggelaten,<br />

waardoor afbreuk gedaan wordt aan de boodschap van God.<br />

Beoordeling Dat belangrijke elementen zijn weggelaten, is niet overtuigend door de bezwaarden aangetoond. Je<br />

moet in dat opzicht de berijming niet willen overvragen, zoals al door deputaten (Acta Generale<br />

Synode Leusden 1999, pag. 578) is opgemerkt. Wel moet worden toegestemd dat de berijming<br />

vlakker is dan de sterk appellerende Bijbeltekst. Het lied als zodanig is niet onschriftuurlijk en de<br />

bezwaren kunnen worden afgewezen.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.7).<br />

Lied 110<br />

Bezwaren Het lied voegt niets toe aan onze psalmen en gezangen; toevoegingen aan de bijbeltekst; couplet 4 is<br />

in strijd met Joh. 5:22; het lied doet tekort aan Gods almacht; bepaalde schriftuurlijke gedachten ontbreken.<br />

Beoordeling Het is niet onjuist te zingen dat God het oordeel geeft aan de Mensenzoon, met het oog op het laatste<br />

oordeel. Het lied beoogt niet over Gods almacht te zingen en is een bewerking naar Openb. 5:12.<br />

Een nieuw lied hoeft geen nieuwe stof te bevatten. Je kunt op diverse manieren over hetzelfde onderwerp<br />

zingen. In één lied kunnen noch hoeven alle gedachten van de Schrift verwoord te worden.<br />

Voorstel Bezwaren af te wijzen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 113<br />

Bezwaren Verschillende belangrijke elementen uit de bijbeltekst worden in dit lied niet teruggevonden. Neem<br />

nu ‘de poel des vuurs’ uit het slot van Openbaring 20, en ‘het nieuwe Jeruzalem’ uit het begin van<br />

Openbaring 21. Daardoor wordt afbreuk gedaan aan de boodschap van God.<br />

Beoordeling Hoewel het lied dichterlijk fraai is, zijn de bezwaren onoverkomelijk. Opvallend is ook het grote<br />

aantal bezwaarden tegen dit lied. We stellen voor dit lied te verwijderen.<br />

Voorstel Niet in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.7).<br />

Lied 262<br />

Bezwaren De gelijkenis van de wijze en dwaze maagden is onterecht en verwarrend geactualiseerd. Zo kan dit<br />

lied tot valse gerustheid leiden: wacht maar tot vijf voor twaalf; exegetisch zwak, mixture van de<br />

gelijkenis en Jes. 21. Couplet 3 regel 4, 5 in strijd met Openb. 21:21. Bepaalde schriftuurlijke<br />

gedachten ontbreken.<br />

Beoordeling Het is geen Schriftberijming, maar een verwerking van diverse Schriftgedeelten. Het taalgebruik is<br />

ouderwets, maar de bezwaarden tonen niet aan dat dit lied geen volwaardig poëtisch product is (zie<br />

criteria Generale Synode Berkel en Rodenrijs 1996, art 64 besluit 3). Overigens: in één lied kunnen<br />

noch hoeven alle gedachten van de Schrift verwoord te worden.<br />

Voorstel De bezwaren ongegrond te verklaren; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 397<br />

Bezwaren Kritiek op taalgebruik. Is geen waardevolle aanvulling op de psalmen. Er is geen sprake van smeken<br />

om genade. Kan niet in de schaduw staan van psalm 90, voegt niets toe.<br />

Beoordeling Misschien zijn de bezwaren terecht, maar bezwaarden tonen niet aan dat er overwegende schriftuurlijke<br />

bezwaren tegen dit lied zijn.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

61 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


5.13 Mystieke taal of vreemde poëzie<br />

Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Lied 6<br />

Bezwaren Dit lied is door de Generale Synode Hattem 1972 afgewezen, omdat het geen berijming is van het<br />

Schriftgedeelte. Het refrein is niet in overeenstemming met de tekst. Het gaat meer over de<br />

verdelging van de wapens dan over de verdelging van de opstandigen tegen God. De antithese is<br />

verdwenen.<br />

Beoordeling De eerstgenoemde bezwaren snijden hout. Het bezwaar dat dit gezang riekt naar de alverzoening, is<br />

ongegrond: de coupletten 4 en 5 in samenhang gelezen wijzen er nadrukkelijk op dat het gaat over<br />

het volk ‘dat zich tot u bekeert’. Toch zijn de bezwaren tegen dit lied dusdanig, dat we tot afwijzing<br />

moeten komen.<br />

Voorstel Niet in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.1, 5.7 en 5.11).<br />

Lied 106<br />

Bezwaren De bezwaren richten zich tegen couplet 2, tegen de woorden vrank en vrij in couplet 3 en dat de<br />

liefde alle ongerechtigheden bedekt (vs.1), in de tekst staat tal van zonden.<br />

Beoordeling Het bezwaar in couplet 2 is een interpretatiekwestie: welke betekenis ken je toe aan ‘waarmaken’? In<br />

‘vrank en vrij’ ligt opgesloten dat daaronder alle spreken valt; misschien is bij de dichter sprake van<br />

enige rijmdwang. Dat de liefde ‘alle ongerechtigheden’ bedekt, is een toespeling op 1 Kor. 13.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.1).<br />

Lied 114<br />

Bezwaren De meeste bezwaren richten zich tegen ‘Gods dromen’ in vs 1. De uitleg van deputaten (Acta GS<br />

Leusden pag. 579) is op dit punt niet overtuigend.<br />

Beoordeling Dit bezwaar zou begrijpelijk zijn, als ‘dromen’ hier de betekenis heeft van ‘denken aan een onbereikbaar<br />

ideaal’. Maar ‘dromen’ kan volgens Van Dale ook betekenen ‘zich als werkelijk voorstellen’ en<br />

dan is de gedachte dat God vanouds Jeruzalem heeft gedroomd, niet onschriftuurlijk. Integendeel:<br />

hoe dikwijls wordt het toekomstige Jeruzalem geschetst door de oude profeten. Beeldend wordt ons<br />

de stad van God voorgesteld. Om één voorbeeld te noemen: Jesaja 33:20-24. De profeten zien wat<br />

God zich vanouds van zijn stad heeft voorgesteld. Het bezwaar wordt afgewezen.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.10).<br />

Lied 119<br />

Bezwaren De bezwaarden vinden dit lied rooms, magisch, universalitisch, al te hoog poëtisch.<br />

Beoordeling Vooral het eerste bezwaar is begrijpelijk. De uitdrukking ‘in brood en wijn’ herinnert aan de rooms<br />

transsubstantiatieleer, die door de gereformeerde leer altijd met kracht is afgewezen (HC Zondag 29<br />

en 30). Laat de synode dit lied afkeuren.<br />

Voorstel Niet in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.2 en 5.11).<br />

Lied 122<br />

Bezwaren Als belangrijkste bezwaar wordt aangevoerd, dat dit lied een heilsfeit uit het verleden wil doen<br />

herbeleven. Onschriftuurlijke elementen: ‘de wereld wacht’,‘uw kamer klein’, ‘zoals een held’, ‘uw<br />

blinkende kribbe’.<br />

Beoordeling Deputaten hebben (Acta GS Leusden 1999, pag. 562v.) het actualiseren van heilsfeiten voldoende<br />

weerlegd.<br />

De overige bezwaren – ‘de wereld wacht’,‘uw kamer klein’, ‘zoals een held’, ‘uw blinkende kribbe’<br />

– overvragen de berijming. Deze aangevochten tekstelementen zijn niet onschriftuurlijk, zeker niet<br />

als ze worden begrepen in het licht van de boodschap van heel de Schrift. De Heiland kwam in een<br />

wereld die naar verlossing verlangt (Romeinen 8:18vv) als een klein kind, wordt ons door<br />

Openbaring 12:5 (zie ook Jesaja 9:5) voorgesteld als een held, die als wieg een schamele voederbak<br />

kreeg, waarvan evenwel de schitterende boodschap afstraalt (Openbaring 22:16). De bezwaren tegen<br />

dit zeer oude kerklied worden afgewezen.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 62


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.3).<br />

Lied 221<br />

Bezwaren Er is sprake van een onschriftuurlijke gedachte over de kruisdood van Christus. Ook de opmerking in<br />

couplet 3 ‘ knielen voor uw dankaltaar’ is niet schriftuurlijk. Ouderwets taalgebruik.<br />

Beoordeling In de context en gezongen in een gereformeerde kerkdienst vallen deze bezwaren weg. Er wordt –<br />

schriftuurlijk – gesproken over ‘Eersteling’ , ‘verslagen van de hel’, ‘uit ons zondegraf treden’ en<br />

‘met Christus sterven’. Bezwaren afwijzen.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.8).<br />

Lied 234<br />

Bezwaren In dit lied wordt een verwijzing naar het pinksterfeest gemist. Christus woont door de Heilige Geest<br />

bij ons. Het beeld in regel 3 tot 6 is niet bijbels.<br />

Beoordeling Het gaat er niet om wat er niet staat, maar om wat er staat. Wat in lied 234 staat, is verantwoord.<br />

Bezwaren afwijzen.<br />

Voorstel In tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 252<br />

Bezwaren Couplet 1 regel 2: vruchten groeien niet aan de Geest, maar het zijn vruchten door de Geest. Couplet<br />

4 regel 1 en 2 te weinig zeggingskracht. Regel 7 en 8 geven een onjuist beeld. De beeldspraak suggereert<br />

een paradijs op aarde.<br />

Beoordeling In de onderlinge verbanden vallen deze bezwaren weg.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 341<br />

Bezwaren 1. Er is bezwaar gemaakt tegen de dichterlijke symbooltaal in vers 1, die de waarheid versluiert<br />

(“Uw woord is daad, o Vader, werd brood in de woestijn”).<br />

2. Couplet 2 vraagt van de mens te veel, namelijk ‘dat ik daarvoor instaan mag’.<br />

Beoordeling 1. Deze symbooltaal geeft goed weer, wat God door Zijn Woord vermag (om het eens ouderwets uit<br />

te drukken).<br />

2. Dit soort kritiek is hyperkritiek: het is juist een gebed.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 387<br />

Bezwaren Men vindt dit lied vrij vlak. Een verarming ten opzichte van Gezang 39. Het benadrukt al te zeer de<br />

angst. Het voedt het bijgeloof als het gaat over de boze geesten in de nacht. En is vers 3 niet ‘telderiaans’<br />

als het spreekt van sterven, het graf en de opstanding? Er wordt niet gesproken van een<br />

hemelse tussentoestand.<br />

Beoordeling Als iets niet wordt genoemd, wil dat nog niet zijn ontkend. En, de symboliek van dit lied is niet<br />

onschriftuurlijk. Duisternis en boze geesten horen bij elkaar, zie onder meer Efeziërs 6:12. En ook:<br />

als het gaat over angst, waarom zou dat niet benoemd mogen worden? Ook gezang 39 spreekt van<br />

een bange tijd en zielsverzoeking.<br />

Voorstel Bezwaren moeten worden afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 392<br />

Bezwaren De taal is niet hedendaags, bijv. ‘der hulpelozen hulp’ en ‘Gij, ge’.<br />

De oorspronkelijke versie spreekt en belijdt veel duidelijker, krachtiger en stelliger de Schriften na.<br />

Dus niet opnemen, maar omzien naar een betere herdichting.<br />

De nacht is ook hier beeld van de dood, wat wel past bij de mystiek, maar het is totaal iets anders dan<br />

Lucas over de Opgestane Heer-over-de -dood openbaart. Zo spreekt dit lied niet over ‘de enige troost<br />

in leven en sterven’.<br />

63 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Beoordeling Niet is aangetoond dat dit lied onschriftuurlijke elementen bevat. In dit lied wordt ons duidelijk gemaakt<br />

dat in de ouderdom ons alles ontvalt . ‘Alles verdoft’ (Pred. 11 en 12). ‘Maar de prikkel van<br />

de dood is weg’: 1 Kor. 15. De enige troost is echter het eigendom van de Here Jezus te zijn: ‘Want<br />

bij mij is de Heer’; ‘mij is de Heer nabij’; ‘Uw genade is mijn enig licht in nacht en duisternis’.<br />

Dit lied vormt een mooie aanvulling op Gezang 39; daarbij een vergelijking te maken met avond en<br />

ouderdom.<br />

Voorstel De bezwaren af te wijzen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 397<br />

Bezwaren Dit lied kan niet in de schaduw staan van psalm 90, het voegt niets toe. Integendeel, elementaire<br />

onderdelen van psalm 90 worden hier gemist: de oorzaak van alle ellende: onze zonde en Gods toorn<br />

daarover. Ook het smeken om genade wordt gemist.<br />

Beoordeling Wat wordt gemist, kan worden betreurd, en het moet gezegd: in vergelijking met de psalm is dit een<br />

oppervlakkig lied, maar is wat er wel staat, heus onschriftuurlijk? Dat is niet aangetoond.<br />

Voorstel De bezwaren kunnen worden afgewezen.<br />

5.14 Algemeen<br />

Lied 169<br />

Bezwaren Voornaamste bezwaar is, dat de tegenstelling ‘licht en duister’ barthiaans is bedoeld.<br />

Beoordeling Het lied zelf dwingt niet in de richting om zo te denken. Het beeld als zodanig is niet<br />

onschriftuurlijk.<br />

Voorstel Bezwaren kunnen worden afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 201<br />

Bezwaren Oosterse mystiek zou met dit lied worden bezongen.<br />

Beoordeling Het moet gezegd: de tekst is niet in alle opzichten direct duidelijk. Maar is het lied onschriftuurlijk?<br />

Sommigen zeggen dat zinnen als ‘de volken zijn verblijd’ en ‘de aarde is verblijd’ onjuist zijn. Toch<br />

lijken deze zinnen goed te passen in het licht van het heil dat hier wordt bezongen. Het doet denken<br />

aan psalm 96, 97 en 98, waar heel de aarde wordt opgeroepen om voor God – wiens heil u ziet! – te<br />

juichen. Het wordt elders ook wel explicieter gezegd. In psalm 86: 9 staat dat alle volken God zullen<br />

eren.<br />

Voorstel Bezwaren kunnen worden afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 207<br />

Bezwaren De Schrift kent geen drie Maria’s zoals die in couplet 2 worden aangesproken. Het is een soort<br />

middeleeuwse ballade voor een troubadour op een marktplein en dus niet voor een kerkdienst.<br />

Bovendien suggereert couplet 1 dat Christus jaarlijks opstaat; geen kerklied! Het halleluja past niet<br />

bij bijv. couplet 2, 3, 4, 7; taal ouderwets.<br />

Beoordeling Het lied sluit naar vorm en inhoud niet aan bij het lied uit de Schrift (criteria Generale Synode Berkel<br />

en Rodenrijs 1996, art. 64 besluit 3). Het is geen volwaardig poëtisch product. Terecht wordt<br />

getwijfeld aan het feit van de drie Maria’s.<br />

In één lied kunnen noch hoeven overigens alle gedachten van de Schrift verwoord te worden.<br />

Voorstel Bezwaar gedeeltelijk toe te stemmen en het lied niet in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 208<br />

Bezwaren Onlogisch, verouderd, ‘zoetig’, speculatief taalgebruik in o.a. couplet 2, 8, 16. ‘Een musical’.<br />

Misplaatst en overtollig (76 keer) gebruik van het woord halleluja. Het lied stimuleert beurtzang,<br />

terwijl kerkzang gemeentezang is. Piëtistisch.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 64


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Beoordeling Het lied sluit naar vorm en inhoud niet aan bij het lied uit de Schrift (criteria Generale Synode Berkel<br />

en Rodenrijs 1996, art. 64 besluit 3). Het is geen volwaardig poëtisch product.<br />

Overigens: in één lied kunnen noch hoeven alle gedachten van de Schrift verwoord te worden.<br />

Voorstel Bezwaren gedeeltelijk toe te stemmen en het lied niet in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 213<br />

Bezwaren Niet in overeenstemming met de Schrift, speculatief; misplaatst gebruik van het woord halleluja; taal<br />

is verouderd.<br />

Beoordeling Het taalgebruik is ouderwets, maar de bezwaarden tonen niet aan dat dit lied geen volwaardig poëtisch<br />

product is (zie criteria Generale Synode Berkel en Rodenrijs 1996, art 64 besluit 3). De verklaring<br />

van de Schrift die in het lied geboden wordt, behoeft niet onaannemelijk te zijn (zie Matt. 28:2<br />

vv; Joh. 20:11). Couplet 4 geeft een sterke uitdrukking voor de overwinning op de dood (vgl. toelichting<br />

van deputaten): de dood is nu overwónnen. Voor verpersoonlijking van de dood zie o.a. 1<br />

Kor. 15. Overigens: in één lied kunnen noch hoeven alle gedachten van de Schrift verwoord te<br />

worden.<br />

Voorstel Bezwaren ongegrond te verklaren; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 215<br />

Bezwaren Versimpeling van het Paasfeit en beperking van de redenen van de lof op Christus.<br />

Beoordeling In één lied is niet alles te zeggen, daarom kan altijd op omissies gewezen worden. Dat maakt het lied<br />

nog niet onaanvaardbaar.<br />

Voorstel De bezwaren ongegrond te verklaren; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 264<br />

Bezwaren Wat is de functie van het bijbelgedeelte onder dit lied? Jeruzalem wordt bezongen, niet koning<br />

Christus. Woorden als tirannie en vrijheid hebben een politieke lading. Te veel gericht op de<br />

toekomst, te weinig op het heden. Onschriftuurlijke verheerlijking van Jeruzalem, zonder dat de Here<br />

ook maar een keer wordt genoemd.<br />

Beoordeling Er zitten te veel onduidelijkheden in dit lied en er zijn te veel bedenkingen tegen dit lied die hout<br />

snijden.<br />

Voorstel Bezwaren toewijzen; lied niet in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.11).<br />

Lied 270<br />

Bezwaren Angst voor de dood is niet schriftuurlijk; de dood is niet een ondoordringbare nacht.<br />

Vs. 3 rg. 5: onze dood is niet gelijk aan Christus’ dood. Ouderwetse en vreemde taal.<br />

Een “ik-lied”, aards gebonden, geheel anders dan zondag 48 HC.<br />

Roept misverstanden op en is polyinterpretabel, past niet in een gereformeerd kerkboek.<br />

Beoordeling Het taalgebruik is ouderwets en soms vaag, maar de bezwaarden tonen niet aan dat dit lied geen<br />

volwaardig poëtisch product is (zie criteria Generale Synode Berkel en Rodenrijs 1996, art 64 besluit<br />

3). Overigens: in één lied kunnen noch hoeven alle gedachten van de Schrift verwoord te worden.<br />

Voorstel De bezwaren ongegrond te verklaren; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 290<br />

Bezwaren Onduidelijkheid over de functie van de tekst onder het lied. Onschriftuurlijke beeldspraak. Doodsrivier.<br />

Sombere kijk op de aarde. Het eeuwige leven mag nu al beginnen. Inhoud te eenzijdig op de<br />

hemel gericht. Kanaän en de nieuwe hemel worden door elkaar gebruikt. De tegenwoordige tijd. Het<br />

sterven wordt vreemd onder woorden gebracht. Christus wordt nergens genoemd. Er zijn betere<br />

liederen over de wederkomst. Angst voor de dood, twijfel. Slingeren tussen hoop en vrees.<br />

Beoordeling De bezwaren zijn van dien aard dat wij voorstellen de bezwaren toe te wijzen.<br />

Voorstel Niet in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.11).<br />

65 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Acta van de Generale Synode Zuidhorn 2002-2003<br />

Lied 293<br />

Bezwaren Couplet 3 innerlijk tegenstrijdig, want ‘vertrouwen’ vraagt open oog naar de Schrift; principieel<br />

twijfelachtig of onschriftuurlijk; zet pastoraal op het verkeerde been en onbegrijpelijk: couplet 1<br />

regel 5; couplet 2 regel 5; ouderwets taalgebruik; de toekomst is voor ons geen ‘onbekend land’.<br />

Beoordeling Het taalgebruik is niet overal eenvoudig en ook wel archaïsch, maar niet aantoonbaar<br />

onschriftuurlijk. Het lied verwoordt het geloven meer dan het geloof, maar dat kan pastoraal zeer<br />

gepast zijn. De bezwaarden tonen niet aan dat dit lied geen volwaardig poëtisch product is (zie<br />

criteria Berkel en Rodenrijs 1996, art 64 besluit 3). Overigens: in één lied kunnen noch hoeven alle<br />

gedachten van de Schrift verwoord te worden.<br />

Voorstel De bezwaren ongegrond te verklaren; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 296<br />

Bezwaren Gezien tegen de achtergrond van de theologie van de Landvolkdichters is het lied verwerpelijk. Bepaalde<br />

schriftuurlijke gedachten ontbreken.<br />

Beoordeling Het lied is op zichzelf niet aantoonbaar in strijd met de Schrift. Ook bezwaarden zelf geven aan dat<br />

de bezwaren niet zwaar genoeg wegen om het lied af te voeren. In één lied kunnen noch hoeven<br />

verder alle gedachten van de Schrift verwoord te worden.<br />

Voorstel De bezwaren ongegrond te verklaren; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 320<br />

Bezwaren Onduidelijkheden in de tekst, een nauwelijks bruikbaar lied. De beelden zijn wel symbolisch te<br />

duiden, maar behoren tot het eigen gedachtegoed van de dichter.<br />

Beoordeling Het geheel van het lied is duidelijk en bevat vele schriftuurlijke gegevens: de bouw van de kerk,<br />

inschakeling van oud en jong, het gaat om een geestelijk gebouw, niet een stenen, de gaven van de<br />

Geest etc. Bezwaren afwijzen.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.5).<br />

Lied 367<br />

Bezwaren Een lied met weinig zeggingskracht. Dit lied is geen verrijking van wat we al hebben. Psalm 121 is<br />

bijv. beduidend sterker.<br />

Het ja-woord heeft voor de HERE de kracht van een eed. Alles hangt in het huwelijk af van de trouw<br />

aan deze eed. Dit wordt in het lied ontkracht.<br />

Beoordeling De gemeente bemoedigt het bruidspaar door hun de zegen van God toe te zingen en hen op te roepen<br />

die aan te nemen. Bij een onbekende toekomst kun je op God vertrouwen: de toekomst loopt met<br />

Hem niet dood, maar God doet de toekomst open. De kracht zit hem niet in mensen: ‘een menselijk<br />

feilbaar woord’. Mensen beloven vaak gemakkelijk op hun trouwdag, maar kunnen hun woord ook<br />

zo maar weer breken! Dit woord behoudt alleen zijn kracht in de weg van geloof: dat in couplet<br />

1genoemde vertrouwen op God. Als huwelijkslied is dit lied bijbels verantwoord.<br />

Voorstel De bezwaren af te wijzen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 374<br />

Bezwaren Dit lied voegt niets toe aan het Psalmboek. De tekst is vlak en weinig zeggend, neigend naar de mens<br />

centraal stellen. Zelfgenoegzaamheid. Verwondering van een kind van de Here vindt men in dit lied<br />

niet terug.<br />

Bezwaar tegen ‘Laat ons de hemel dankbaar zijn’. Ongepast om de Here niet te noemen.<br />

Beoordeling God krijgt een grote plaats in dit lied. We verwonderen ons juist in dit lied als kinderen tegenover die<br />

machtige God. Tegelijk belijden we onze diepe afhankelijkheid van Hem. We bidden daarom ook om<br />

Zijn bijstand (‘toeverlaat’; ‘sla op ons acht’; ‘verlicht ons woord en onze daad’). Die afhankelijkheid<br />

komen we ook tegen in: ’s nachts; tegenover de kwade machten; op al onze wegen; in ons werk.<br />

Conclusie: een mooie aanvulling van onze liederenschat.<br />

Voorstel De bezwaren af te wijzen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 66


Rapport van diverse commissies betreffende bezwaren en reacties op het project <strong>kerkmuziek</strong> IV 4<br />

Lied 382<br />

Bezwaren Men vindt dit lied vaag met mystieke elementen. Neem de strijd tussen dag en nacht. En de onduidelijkheid<br />

is strijdig met de helderheid van de Bijbel. Moet ons schuldgevoel slapen (zie vers 6)?<br />

Schuld moeten we ons juist bewust zijn. Ook de vergelijking van het geloof (vers 7) met een droom<br />

vindt men vreemd.<br />

Beoordeling We hebben de indruk dat de bezwaren vooral ook opkomen doordat het lied tekstueel niet makkelijk<br />

toegankelijk is. Ook de melodie is moeilijk. Maar de symboliek die wordt gebruikt, is heus<br />

Schriftuurlijk. Het lied hoopt dat we ’s nachts niet worden gehinderd door zonde en schuld. Om die<br />

rust mag een gelovige mens bidden voor het slapen gaan. Al vinden bezwaarden dit lied niet passend,<br />

het past wel in onze oude traditie.<br />

Voorstel Bezwaren kunnen worden afgewezen; lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 403<br />

Bezwaren Lied is geschreven vanuit een ‘eigen ik’-cultuur Het lijkt net of de mensen de leiding in handen<br />

hebben en over alle dingen beschikken. Onzuivere leer: “Wie God vertrouwt en vast op Hem bouwt,<br />

die zal Hij nooit verlaten”: zie 2 Tim. 2: 13 en Rom. 8:38. Lied past niet bij psalm 46 en klopt ook<br />

niet met zondag 10.<br />

Beoordeling Lied 403 kan aangemerkt worden als een schriftuurlijk lied. Daarbij verwijzen we bij couplet 1 naar<br />

de inhoud van psalm 25:1-3; bij couplet 2 naar Jakobus 1:12-18, Matteüs 10:30; Efez. 1:4-5; bij<br />

couplet 3 naar 1 Korintiërs 15; bij couplet 4 naar Psalm 86:14-17.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen, omdat voldoende uit de Heilige Schrift kan worden aangetoond dat dit lied<br />

schriftuurlijk is gefundeerd, en het lied in tweede lezing vrijgeven.<br />

Lied 442<br />

Bezwaren Bezwaar richt zich tegen de persoonlijke vroomheid, piëtistisch, wordt niet als kerklied gezien. Het<br />

vermelden van Gods eer ontbreekt, het gaat steeds om de mens.<br />

Beoordeling De mens heeft in dit lied wel een prominente plaats, maar hij wordt in dit lied geplaatst in de<br />

verticale verbanden en dat maakt het troostvol.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.6).<br />

Lied 448<br />

Bezwaren Dit lied bevat onschriftuurlijke beelden, de enige troost van zondag 1 HC ontbreekt, een vaag lied.<br />

Beoordeling Als totaliteit is het een mooi en schriftuurlijk lied, het gaat er niet om wat er ontbreekt, maar om wat<br />

er staat. En daar is niets principieels tegen in te brengen. Zie ook couplet 3 met zijn mooie belijdenis<br />

van Gods voorzienigheid.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.11).<br />

Lied 459<br />

Bezwaren ‘Als ons God ontvangen zal’ en ‘naar de kust waar God ons wacht’: God wacht niet op ons. ‘Zie Ik<br />

kom spoedig’: Lied 459 suggereert dat wij weten wanneer Christus terugkomt: ‘zo gaan we hier met<br />

elkaar door de nacht op weg naar huis’.<br />

Beoordeling Het betreft hier een kwestie van interpretatie; in het lied wordt bovenstaande in de onderlinge<br />

verbanden gelezen niet gezegd.<br />

Voorstel Bezwaren afwijzen; lied in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.6).<br />

Lied 473<br />

Bezwaren De bezwaren richten zich met name tegen de coupletten 6 t/m 10. Onschriftuurlijke teksten. Vooral<br />

het polyinterpretabele van deze teksten versterkt de gedachte van onschriftuurlijkheid.<br />

Beoordeling Kritiek moet toegestemd worden. Ook de onderlinge verbanden nemen deze kritiek niet weg.<br />

Voorstel Bezwaren toewijzen; lied niet in tweede lezing vrijgeven (zie ook onder 5.8 en 5.13).<br />

Voor de bezwaren tegen inperking van het appèlrecht zie men Bijlage III 12.<br />

67 Diverse commissies Generale Synode Zuidhorn


Inhoudsopgave<br />

Inleiding 1<br />

1 – OVERZICHT INGEBRACHTE BEZWAREN EN REACTIES 2<br />

1.1 Kerkenraden 2<br />

1.1.1 Aantal bezwaren en reacties van kerkenraden 2<br />

1.1.2 Inhoud bezwaren en reacties van kerkenraden 2<br />

1.1.3 Aantal bezwaren van kerkenraden per lied 3<br />

1.2 Kerkleden 3<br />

1.2.1 Aantal bezwaren en reacties kerkleden 3<br />

1.2.2 Inhoud bezwaren en reacties van kerkleden 4<br />

1.2.3 Aantal bezwaren van kerkleden per lied 4<br />

1.3 Adhesiebetuigingen 5<br />

2 – HET LIEDBOEK IN DE NEDERLANDS EN CHRISTELIJKE GEREFORMEERDE KERKEN 6<br />

2.1 De Nederlands Gereformeerde Kerken 6<br />

2.1.1 Geschiedenis 6<br />

2.1.2 Selectie 7<br />

2.2 De Christelijke Gereformeerde Kerken 8<br />

2.2.1 Geschiedenis 8<br />

2.2.2 Selectie 8<br />

2.3 Liederen uit het Liedboek in Nederlands en Christelijke Gereformeerde Kerken 9<br />

3 – BEOORDELING VAN HET LIEDBOEK IN HET VERLEDEN 10<br />

3.1 De artikelen van K. Deddens 10<br />

3.2 Synoden van vroeger 17<br />

4 – LIEDEREN BEOORDELEN LOS VAN DE CONTEXT VAN DE DICHTER 19<br />

4.1 De Generale Synode Leusden 1999 19<br />

4.2 Uitgangspunten 20<br />

4.3 Het beoordelen 21<br />

4.4 Dichters 22<br />

4.5 Slot 23<br />

5 – TOETSING VAN DE 121 LIEDEREN 24<br />

5.1 Alverzoening 24<br />

5.2 Heilshorizontalisme 28<br />

5.3 Onschriftuurlijk magisch herbeleven van de heilsfeiten uit het verleden 33<br />

5.4 Bevrijdingstheologie 36<br />

5.5 Verdoezelen verkiezing/verbond/leven uit de beloften 37<br />

5.6 Weglaten/verdoezelen/afzwakken van de strijd van het geloof 40<br />

5.7 Weglaten/verdoezelen/afzwakken van zonde, verbondsontrouw, antithese 42<br />

5.8 Weglaten/verdoezelen/afzwakken van verzoening door voldoening 46<br />

5.9 Onschriftuurlijke magische elementen in de sacramenten 52<br />

5.10 Benamingen voor God die niet in zijn Woord te vinden zijn 53<br />

5.11 Dichterlijke beelden of verbanden die niet op de Schrift terug te voeren zijn 55<br />

5.12 Bij de berijming van Schriftgedeelten zijn passages weggelaten 59<br />

5.13 Mystieke taal of vreemde poëzie 62<br />

5.14 Algemeen 64<br />

Inhoudsopgave 68<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland 68

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!