16.09.2013 Views

Download - Rijnboutt

Download - Rijnboutt

Download - Rijnboutt

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

CH & Partners stedebouw en landschap<br />

1979-2004


1<br />

foto omslag: Bart Cardinaal (Tokyo)<br />

voor scheidingswand kantoor CH & Partners


In 1997 werd ons bureau door de Rijksgebouwendienst,<br />

de gemeente Naarden en de Rijksdienst voor de<br />

Monumentenzorg gevraagd een visie op te stellen voor de<br />

restauratie en het beheer van het landschappelijk deel van<br />

de vesting Naarden. De aanleiding was de gestagneerde<br />

restauratie van de vestingwerken weer nieuw leven in te<br />

blazen, en de teloorgang van het verdedigingswerk als<br />

cultuurgoed te keren. De opgestelde beheervisie is tussen<br />

begin 2003 en medio 2004 voor wat betreft de enveloppe<br />

(de buitenste verdedigingsring) uitgevoerd. De oplevering<br />

is gekozen als ijkmoment om dit weinig bekende aspect<br />

van ons vakgebied nader uit te diepen.<br />

De actualiteit is groter dan ooit: erkende cultuurlandschappen<br />

als de Hollandse Waterlinie en de Stelling<br />

van Amsterdam, het landschap rond de Abdij van Rolduc,<br />

archeologische landschappen in de Utrechtse Heuvelrug,<br />

de landgoederen van de binnenduinrand, en niet te<br />

vergeten de waterstelsels en verdedigingswerken van onze<br />

oude steden staan permanent onder verstedelijkingsdruk.<br />

De toename van recreatie, verkeer en bebouwing<br />

bedreigt deze cultuurbepalende gebieden, en het<br />

vakgebied van stedebouw en landschapsarchitectuur<br />

heeft er weinig antwoord op (zie het Re-urbproject<br />

van Crimson of recenter, het Jaarboek 2002 van het<br />

Cuypers Genootschap). De benoeming tot beschermde<br />

stadsgezichten of cultuurlandschappen heeft meestal<br />

slechts, en dan ook nog maar beperkt, effect op de<br />

gebouwde omgeving, en niet op de beheeraspecten van<br />

de openbare ruimte, de civieltechnische werken en de<br />

groenvoorziening. De aandacht en het beschikbare budget<br />

staan niet in verhouding tot de druk op deze gebieden.<br />

Het volstaat niet uit te gaan van restauratie naar vroeger<br />

tijden. Er is tenslotte nauwelijks sprake van één historisch<br />

tijdstip, maar van een gelaagde geschiedenis. En het is<br />

vaak ongewenst of ongepast huidige eisen en wensen<br />

te negeren. En ook betekenissen zijn veranderd: in het<br />

geval van Naarden bijvoorbeeld van een relatief arme en<br />

gesloten garnizoensstad naar een rijke en toegankelijke<br />

attractie als woon- en recreatieplek.<br />

Er zijn verschillende manieren om met de geschiedenis<br />

om te gaan: negeren, kopiëren, aanpassen, invoegen,<br />

interpreteren, assimileren. In bijna elk van deze manieren<br />

is sprake van een gelaagde ontwerpbenadering, waarbij<br />

op verschillende manieren aan de historie wordt<br />

gerefereerd. Zelfs de meest rigoureuze transformaties<br />

2<br />

Inleiding<br />

van bestaande steden en landschappen zijn vaak slechts<br />

metamorfoses van fragmenten. Krampachtige consolidatie<br />

hoeft niet beter te zijn dan radicale innovatie; dergelijke<br />

tegenstellingen hebben ook in het verleden geleid tot ons<br />

huidige verstedelijkt landschap. Met al z´n kwaliteiten en<br />

ruimtelijke problemen biedt de bestaande omgeving de<br />

context voor nieuwe ingrepen.<br />

De meest kwetsbare plekken vragen om een intelligente<br />

benadering in een gelaagd ontwerp. Contextloze<br />

ingrepen zijn vaak cultuurloos, maar slaafse aanpassing<br />

is dat evenzeer. Teruggrijpen naar verworvenheden uit<br />

het verleden zit soms dicht bij het failliet en de huidige<br />

ideeënarmoede in het vak. Juist de verzoening van de<br />

bestaande omgeving met z´n culturele geschiedenis,<br />

met nieuwe eisen en wensen biedt een breed palet aan<br />

mogelijkheden die onbenut worden gelaten.<br />

In deze publicatie stellen we drie benaderingen aan de<br />

orde door twee personen buiten het directe werkveld<br />

van de stedebouw en landschapsarchitectuur aan het<br />

woord te laten en op het onderwerp ook vanuit ons<br />

eigen werk te reflecteren. Een aantal vragen komt bij


iedere benadering aan de orde: wat is de betekenis van<br />

de fysieke en de culturele geschiedenis van de plek in<br />

het hedendaagse architectuurdebat? Is dit onderwerp<br />

modieus, immer actueel (geweest) of niet? Kun je nog<br />

spreken van lokale of regionale kenmerken? Welke<br />

rol speelt de geschiedenis in besluitvormingstrajecten<br />

rond stedelijke projecten? Als behoudzucht niet het<br />

streven is, hoe interpreteer je dan de bestaande<br />

omgevingskwaliteiten? Wat is de status van referenties<br />

die beeldaspecten loskoppelen van inhoudelijke aspecten?<br />

Welke vragen stelt de moderne samenleving in relatie tot<br />

de historische gebouwde omgeving?<br />

De benadering vanuit de monumentenzorg wordt<br />

behandeld door Fons Asselbergs. Steeds grotere delen<br />

van Nederland worden beschermd stads- of dorpsgezicht<br />

of (cultureel) beschermd landschap. Welke middelen<br />

staan ons daar ter beschikking? Welke breedte van<br />

ontwerpvisies tussen behoedzaam ingrijpen en grofweg<br />

platwalsen is hanteerbaar? Hoe stelt de overheid zich<br />

hierin op?<br />

Op de architectonische benadering wordt ingegaan<br />

door Kees <strong>Rijnboutt</strong>. Ook in de architectuur wordt de<br />

bestaande bebouwde omgeving steeds meer object van<br />

bewerking. Welke afwegingen maakt de architectuur die<br />

steeds minder lokaal is geworden? Hoe interpreteer je<br />

de lokale, historische en situationele gegevens? Welke<br />

verhouding is er tussen het beeld en de ontworpen<br />

inhoud? Is er voldoende toekomst voor de snel<br />

verouderende gebouwen en omgevingen uit de twintigste<br />

eeuw?<br />

In de werkwijze van ons bureau maken we zichtbaar<br />

welke opvatting wij huldigen. In elke opgave zoeken we<br />

naar de vereniging van drie aspecten: de actuele vraag die<br />

ten grondslag ligt aan een ingreep of transformatie. De<br />

fysieke en culturele waarden die de ontwerplocatie als<br />

startpunt stelt. En de relatie tot het uitgebreide geheugen<br />

van ons vakgebied in ontwerpstrategieën, referenties en<br />

voorbeelden. Zo wordt een opgave altijd ingekaderd<br />

en gestuurd door zowel maatschappelijke vragen als<br />

contextuele kwaliteiten.<br />

3<br />

De aanleiding van dit boek ligt in ons 25-jarig bestaan in<br />

2004. Het gaf ons de gelegenheid om uit de rijke oogst aan<br />

plannen, initiatieven, ontwerpen en realisaties een lijn te<br />

beschrijven die ons altijd bezig houdt.<br />

Om naast het woord de kracht van het beeld te illustreren<br />

hebben we aan Harry Verkuylen, fotograaf van de Haagsche<br />

Courant, gevraagd om het cultuurhistorisch kunstwerk<br />

Naarden in een foto-journalistieke rapportage vast te<br />

leggen. In de foto’s wordt zichtbaar hoe het verleden van<br />

de vesting de entourage vormt bij hedendaagse gebruiken<br />

en wisselende omstandigheden.


Hoe lang gaat een gebouw eigenlijk mee? In de regel<br />

tussen 50 en 100 jaar, dus net lang genoeg om voor<br />

de status van monument in aanmerking te komen. De<br />

meeste gebouwen worden niet gesloopt gedurende het<br />

leven van de architect en zijn opdrachtgever. Maar de tijd<br />

dat gebouwen voor de eeuwigheid werden gebouwd, ligt<br />

achter ons.<br />

Toch wordt nog een belangrijk deel van de bouw als<br />

zodanig behandeld. Stoere, duurzame structuren,<br />

degelijke materialen, zware funderingen, alles nagelvast<br />

verbonden met de aarde. Leidingen die de gebouwen<br />

bedienen vanuit de grond, zijn nauwelijks flexibel te<br />

noemen. De organisatie van de bouwwereld is ook<br />

niet sterk gericht op transformatie en flexibiliteit.<br />

Bijna alle bebouwing kent geen tweede leven nadat de<br />

oorspronkelijke functie er uit is verdwenen.<br />

Hoe anders is de stedebouwkundige discipline. In<br />

ons vak is de planvorming gericht op het bieden van<br />

duurzame structuren met een hoge mate van flexibiliteit.<br />

Stedebouw is het omgaan met onzekerheden op kleine<br />

schaal binnen het vastleggen van kwaliteit op een<br />

grotere schaal. De basis hierin wordt gevormd door de<br />

culturele bedding. Hieronder verstaan we een complex<br />

geheel van sporen uit het verleden als locatiekenmerken,<br />

planontwikkeling, de geschiedenis van de plek en de<br />

geschiedenis van het vak.<br />

Nog anders is het gesteld met de landschaps-architectuur,<br />

een vak waarin het verleden een uiterst grote rol<br />

speelt. De bodemsamenstelling, de geohydrologie,<br />

waterstructuren, geschiedenis van het gebruik; het zijn<br />

elk aspecten die bij een ingreep in het landschap aan de<br />

orde zijn.<br />

Vanwege ons 25-jarig bestaan hebben we ons werk eens<br />

op deze manier bezien. Hoe gaan we eigenlijk om met<br />

het verleden? Is het een inspiratiebron, gebruiken we de<br />

historische gelaagdheid wel? Is het verleden ballast, een<br />

hindernis in een proces van vernieuwing? Is voldoende<br />

kennis van het verleden aanwezig, en leidt dat tot betere<br />

ontwerpen? En over welk verleden hebben we het<br />

eigenlijk: de nostalgische beelden, het gebruik in vroeger<br />

tijden, het collectief geheugen of de geschiedenis van ons<br />

eigen vak?<br />

4<br />

Interpretatie en assimilatie<br />

Restauratie<br />

Restaureren is niet hetzelfde als reconstrueren, het<br />

terugbrengen van het verleden. De essentie van<br />

restaureren van ruimtelijke objecten is om kwaliteiten<br />

uit het verleden te verbinden met de wensen en eisen<br />

van het heden. Door gewijzigde omstandigheden,<br />

technieken, wet- en regelgeving en financiële middelen is<br />

reconstructie van stedelijke of landschappelijke ruimtes,<br />

maar ook van gebouwen, bijna ondoenlijk. Naar onze<br />

mening is het ook ongewenst. Bij het verleden hoort<br />

niet alleen een visuele kant, maar ook een culturele<br />

achtergrond. Onze 19 e eeuwse steden bijvoorbeeld<br />

waren geen paradijselijke plekken geënt op de menselijke<br />

maat. Het waren zeer dicht bevolkte, vervuilde en<br />

verarmde en bovendien ongeplande structuren die naar<br />

huidige maatstaven onbewoonbaar waren. Verwijzingen<br />

in projecten naar de steden van die tijd missen altijd<br />

die culturele en sociaal-maatschappelijke aspecten; het<br />

zijn vaak op sentiment gebaseerde verkoopverhalen; de<br />

huidige mens komt er verweesd en verwonderd in voor,<br />

inclusief zijn auto’s.<br />

Interessant in een restauratievisie is hoe het verleden


zijn sporen nalaat in het heden en de toekomst.<br />

In het spanningsveld tussen historische waarden,<br />

huidige eisen en doelmatig gebruik is evenwicht nodig<br />

waarbij het verleden volwaardig wordt geanalyseerd<br />

en gewaardeerd. Dat kan leiden, zoals bij het huidige<br />

beleid in de archeologie, tot het goed in beeld en in<br />

kaart brengen van het verleden en het daarna letterlijk<br />

te begraven onder nieuwe ingrepen. Sporen uit het<br />

verleden zijn tenslotte lang niet altijd te verenigen met de<br />

programma’s van nu; Romeinse sporen verhouden zich<br />

bijvoorbeeld niet met tracés van snelwegen. Maar ook<br />

de grotere schaal van de hedendaagse bouwopgave laat<br />

zich moeilijk verenigen met kleinschalige binnensteden.<br />

Het restauratieontwerp maakt een nieuw evenwicht<br />

tussen oud en nieuw, in ruimtelijke, functionele en<br />

culturele zin. Waar het primaat ligt, is afhankelijk van<br />

de opgave, de aangetroffen situatie en het bewustzijn<br />

van de actoren. Een inspirerend voorbeeld is het slot<br />

Castelveggio, door Carlo Scarpa verbouwd in de jaren<br />

’70 van de vorige eeuw tot museum voor de geschiedenis<br />

van de streek Veneto. Het is een adembenemende<br />

constructie van miniem gerestaureerde delen met<br />

eigentijdse ingrepen, inpassing van beeldende kunst<br />

en gevonden objecten uit de landstreek. De museale<br />

inhoud is door de bouwkundige ingrepen onderdeel<br />

van de restauratie geworden, en niet een willekeurige<br />

toevoeging aan het interieur.<br />

Monumentale landschappen<br />

Geconfronteerd met de door het Bureau<br />

Rijksbouwmeester gestelde vraag in 1997 om een<br />

beheervisie voor de vestingwerken van Naarden<br />

op te stellen, overkwam ons deze opgave. Ons vak<br />

van stedebouw en landschapsarchitectuur heeft<br />

geen pasklaar antwoord: moest een reconstructie<br />

plaatsvinden zoals in Heusden en Bourtange was<br />

gebeurd? Maar op welke historische periode baseer je<br />

die reconstructie dan: die van de mobilisatie of die van<br />

de slaperige periode daartussen, een situatie die in ieder<br />

geval veel authentieker zou zijn dan de korte perioden<br />

waarin de vesting zich in de ontworpen staat bevond.<br />

En zelfs als we daar een voldragen voorstel voor<br />

zouden ontwikkelen, zou dan voldoende geld en tijd<br />

beschikbaar zijn? Zou er voldoende draagvlak voor zijn?<br />

5<br />

Maar, en dat als belangrijkste, zou men daarop zitten<br />

wachten? De vestingwerken zijn ook een ecologische en<br />

recreatieve voorziening van jewelste, ruim gewaardeerd<br />

door de bevolking van Naarden. Een sterke water- en<br />

groenstructuur, een unieke ruimtelijke ligging met<br />

de muren, aardwerken, taluds en strakke lijnen, en<br />

volop aanknopingspunten biedend voor een evocatieve<br />

gelaagdheid.<br />

Naarden moet je ook ontdekken; zijn huidige kwaliteiten<br />

en zijn verleden moeten bij elkaar passen. Met dit<br />

uitgangspunt is de beheervisie opgesteld. De uniciteit<br />

van het cultuurgoed moet worden bewaard, en het<br />

gewenste gebruik moet leiden tot meer begrip voor<br />

en bekendheid van de ‘raison d’etre’ van Naarden, haar<br />

reden van bestaan. Door de vestingwerken transparanter<br />

te maken zouden de ruimtelijke vorm en de geometrie<br />

die daaraan ten grondslag ligt, weer herkenbaar worden.<br />

Door verbetering van paden zou de toegankelijkheid<br />

toenemen. En door plekken, gebouwen en constructies<br />

meer betekenis te verlenen, zou het bijzondere karakter<br />

worden benadrukt. Toevoegingen zouden ten doel<br />

hebben het verleden van Naarden te onthullen. Het<br />

herstel en transformatie van de Promerskazerne is de


eerste bouwkundige ingreep in deze visie geworden.<br />

Tussen 1999 en de winter van 2004 is de enveloppe,<br />

de buitenste verdedigingslinie met de grachten en<br />

aardwerken, via de beheerplannen aangepakt. Ravelijn<br />

6 is met de oostelijke toegang naar de vesting<br />

gerestaureerd volgens deze visie; de muren zijn<br />

weer als vanouds, maar bomen zijn gehandhaafd. De<br />

verbindingsdam naar de Utrechtse Poort is vrij gelegd,<br />

maar de romantische lindelaan is gebleven. En bovenal is<br />

de 20 ste eeuwse doorsnijding van de Kapitein Meijerweg<br />

dusdanig aangepakt dat hij als hedendaagse snede<br />

zichtbaar is gemaakt. Vervolgens is de hele enveloppe<br />

in fasen opgeschoond van de wildgroei van bomen<br />

en struiken, is nieuwe beplanting aangebracht, zijn<br />

beschoeiingen, steigers en bruggen vernieuwd en is de<br />

buitengracht plaatselijk uitgebaggerd. Wat in 1997 een<br />

weinig onderscheidend groengebied dreigde te worden,<br />

is nu onmiskenbaar een uniek vestingwerk, maar met<br />

behoud van ecologische en recreatieve waarden.<br />

Landschappen met een verleden<br />

In Naarden is de geschiedenis goed overgeleverd.<br />

Het aantal kenners van het verleden, en wat dat<br />

verleden verklaard aan de ruimtelijke opbouw van<br />

het vestingwerk, is groot. Zoveel lokale kennis is<br />

echter zeldzaam. Meestal bestaan de overleveringen<br />

uit kaartbeelden in archieven en beperkte historische<br />

kennis bij gemeenten en geschiedkundige verenigingen.<br />

De topografische kaarten van rond 1850 bieden een<br />

schat aan informatie daar waar het de landschapsopbouw<br />

betreft, maar gedetailleerde kennis van de opbouw van<br />

landgoederen, cultuurlandschappen en stadsranden is<br />

daaruit niet afleesbaar. Archeologisch onderzoek onthult<br />

vooral het verre verleden, ruim voor de civilisatie van<br />

Nederland. Voor de meer recente informatie resteert<br />

het literatuuronderzoek en het veldonderzoek. Veel<br />

interpretatie is nodig. Het stellen van de vraag hoe het<br />

zou kunnen zijn geweest is belangrijker dan het exacte<br />

weten. Die vraag laat tenslotte ruimte om de huidige<br />

situatie ook op z’n waarde te schatten, en in te passen in<br />

een vernieuwingsplan.<br />

6<br />

Op landgoed Den Engh (1997-2003) is plaats geboden<br />

aan een jeugdgevangenis. Door deze ingreep bleek<br />

het mogelijk het landgoed met nieuwe impulsen<br />

te reactiveren. De ruimtelijke programma’s van de<br />

gevangenis zijn gekoppeld aan elementen die in een<br />

historisch landgoed kunnen voorkomen. De inpassing van<br />

het grote nieuwbouwvolume is op een vanzelfsprekende<br />

manier vorm gegeven.<br />

In het ruimtelijk onderzoek in 1998 naar de mogelijkheden<br />

tot ontwikkeling van de Grote Polder bij<br />

Zoeterwoude ontdekten we de gelaagdheid van het<br />

oud-Hollandse landschap als watermachine en de<br />

eeuwenlange strategische betekenis van de loop van<br />

de Oude Rijn als belangrijkste aanknopingspunten<br />

voor een ontginningsstrategie voor een nieuw<br />

woonprogramma. Niet een voorspelbare stadswijk,<br />

maar een reeks in identiteit en landschappelijke positie<br />

verschillende dorpen die het in de 19 de eeuw pas<br />

gemaakte polderlandschap zou transformeren naar een<br />

landschap met water, landgoederen, lanen, plantages,<br />

dorpen en buurtschappen. Een landschap met de kracht<br />

de overgang naar het Groene Hart vorm te geven. En


ovenal een landschap dat met een ander tempo en in<br />

een andere economische situatie had kunnen ontstaan<br />

aan de oevers van de Oude Rijn.<br />

De herstructurering van het Stork-terrein in Amsterdam<br />

was ook een vraag naar de intrinsieke kwaliteiten<br />

van het binnenstedelijke landschap van de oostelijke<br />

eilanden. De eeuwenlange occupatie als bedrijfsterrein<br />

in de periferie van de Amsterdamse binnenstad heeft<br />

wortels tot in de VOC-periode, en loopt door tot<br />

in het heden. De archeologische waarde is enorm,<br />

maar ook de overlevering heeft veel sporen op de<br />

plek achtergelaten. De authenticiteit van de plek, de<br />

grote schaal, de geheimzinnigheid van het gebruik en<br />

de relatieve geïsoleerdheid zijn verenigd in een sober<br />

maaiveldontwerp met een grote mate van flexibiliteit,<br />

passend bij de grote schaal van de gebouwen en de<br />

veelzijdige functies die gepland zijn. Materialen en<br />

detailleringen leggen referenties naar het kleurrijke en<br />

ambachtelijke verleden.<br />

Maxwan Rotterdam<br />

De kwaliteit van referenties<br />

Wat te doen wanneer een leesbare of herkenbare<br />

geschiedenis ontbreekt? In bedrijventerreinen, de<br />

grote polders of nieuwbouwwijken die gebouwd zijn op<br />

integraal opgespoten stukken land. Het is vaak vergezocht<br />

om aansluiting bij een onvindbaar verleden te maken.<br />

Daar waar historische linten zijn geïntegreerd kunnen zij<br />

drager zijn van een inspirerende ruimtelijke structuur.<br />

Hoewel ze ontdaan zijn van hun ontstaansreden als<br />

ontginningsas, en de resterende bebouwing vaak<br />

verandert naar stadsrandbebouwing, passen ze bij<br />

de grotere schaal van het landschap, en bieden ze de<br />

variatie die een gebied aantrekkelijk maakt.<br />

Die attractiviteit is ook in te brengen door erkende<br />

kwaliteiten te transponeren. Toen we de vraag kregen<br />

het centrale gebied van de Technische Universiteit<br />

Eindhoven om te vormen tot een verblijfs- en<br />

flaneergebied hebben we het Haagse Lange Voorhout als<br />

referentiebron gebruikt. Het aanwezige monofunctionele<br />

verkeersgebied tussen de betonkolossen kon worden<br />

omgetoverd tot een 50 meter brede allee met 6 rijen<br />

7<br />

bomen, kunstwerken, terrassen, gebouwentrees, etc.<br />

Alles wat de universiteit belangrijk vond, zou aan<br />

deze allee plaatsvinden. Zoals de greens in het Engelse<br />

Cambridge functioneren, zo zou de nieuwe promenade<br />

beeldmerk van de universiteit kunnen worden. Hiermee<br />

wonnen we de prijsvraag; geldproblemen voorkomen<br />

tot op heden de uitvoering.<br />

Het gebruik van referenties is gevaarlijk. Vaak zijn ze<br />

ontdaan van elke relevantie behalve het beeld. De<br />

skyline van New York voor een flatgebouw, de tuinen<br />

van Versailles voor een productiebos, Park Marlot voor<br />

een doorsnee uitbreidingswijk, Paleis het Loo voor een<br />

doorsnee appartementenblok op een golfterrein. We<br />

zoeken en gebruiken referenties voor de dialoog, om<br />

de beweegreden van het ontwerp beter over te dragen<br />

of om het vooronderzoek inhoudelijk te ondersteunen.<br />

Een referentie is geen metafoor; hiermee kunnen geen<br />

landschappen of steden worden gemaakt. Een goed<br />

geselecteerde referentie roept het beeld op dat op die<br />

plek, mits in een bepaalde economische of culturele<br />

context, zou kunnen ontstaan.


Stadsherstel<br />

Een belangrijk deel van de hedendaagse stedelijke opgave<br />

betreft het ingrijpen in de bestaande stad. Na de periode<br />

die met ‘stadsvernieuwing’ werd aangeduid, kwam de<br />

periode van stedelijke herstructurering, in wezen twee<br />

termen voor dezelfde werkzaamheden. Vernieuwing van<br />

de stad in structurele, ruimtelijke, sociale en culturele<br />

zin. Waar de stadsvernieuwing soms per straat verliep,<br />

pakte de stedelijke herstructurering het met nieuwe<br />

inzichten meer integraal aan. Dit proces van ingrijpen in<br />

en aanpassen van de bestaande stad heeft verschillende<br />

aspecten, maar gezamenlijk gaan die ervan uit dat de<br />

stad de moeite waard is om in stand te houden, om erin<br />

te investeren.<br />

Een stad is per definitie onvoltooid. Steeds opnieuw zijn<br />

er maatschappelijke behoeften en onvervulde potenties<br />

die tot transformaties leiden. Veranderingen in bewoning<br />

en gebruik leiden tot verdichting of juist verdunning, het<br />

eerste vooral in hoeveelheid bebouwing, het tweede<br />

bijvoorbeeld in hoeveelheid bewoners. Voortdurend<br />

leiden ontwikkelingen tot nieuwe inzichten in vorm en<br />

gebruik van de stad, stedelijkheid en stedelijk leven. De<br />

OMA Amsterdam<br />

druk die toerisme en recreatie op de stad leggen, de<br />

verkeersdruk, de commercialisering van het winkelen<br />

en de horeca zijn elk ontwikkelingen die niet alleen<br />

in bebouwing opgevangen kunnen worden. Daarnaast<br />

blijven steden aantrekkingskracht hebben voor grote<br />

delen van de bevolking als toevluchtsoord, als woonplek<br />

en als werkplek.<br />

Stedelijke transformatie is echter een traag proces,<br />

doordat bestaande belangen taai zijn. Onder die<br />

bestaande belangen verstaan we ook het collectief<br />

geheugen van de stad, de kennis over de ontwikkeling<br />

van de stad. Dit collectief geheugen bestaat uit tastbare<br />

elementen als gebouwen, kunstwerken, structuren,<br />

monumenten, etc, maar ook uit verhalen, schilderijen,<br />

kaartbeelden en veel meer. En het bestaat uit de niet<br />

zichtbare, maar wel aanwezige geschiedenis van de plek:<br />

vroegere structuren die in de ondergrond hun sporen<br />

hebben achtergelaten.<br />

Stadsherstel is niet hetzelfde als het herstel van een<br />

auto. Het gaat om het herstel van verloren gegane<br />

samenhang, structuren, routes, beelden. Dat hoeft geen<br />

8<br />

Heijmans IBC Vastgoed<br />

reconstructie te zijn, omdat dat vaak een stap terug is.<br />

Het is vooral de interpretatie van de bestaande situatie<br />

en zijn verleden om tot nieuwe samenhang te komen.<br />

Nieuwe binnenstad<br />

Soms leidt die interpretatie tot een uiterst voorstelbare<br />

stedelijke structuur die er niettemin nooit is geweest.<br />

De Resident in Den Haag is gebouwd in een gebied waar<br />

vele decennia leegte na de sloop van een sloppenwijk de<br />

herinnering aan vroeger grotendeels had uitgewist. De<br />

ambitie om een uitbreiding van de Haagse binnenstad<br />

te maken, was voorstelbaar en verdedigbaar, maar<br />

kon alleen succesvol zijn wanneer de nieuwbouw zich<br />

als vanzelfsprekend in de bestaande stad zou voegen.<br />

In stedebouwkundige zin is aansluiting gezocht bij de<br />

informele structuur van straten en pleintjes die de<br />

binnenstad van Den Haag kenmerken. In de inrichting<br />

van de openbare ruimte is die aansluiting verder<br />

uitgewerkt, met referenties aan het Binnenhof en het<br />

Plein, beide typisch Haagse plekken met een informele<br />

monumentaliteit. Beslotenheid, bomen, een mooi<br />

bestrate vloer die aansluit op de geometrie van de


ebouwing, en terughoudendheid in details zorgen voor<br />

een goede aanhechting bij de binnenstad. De combinatie<br />

als ‘Gesamtkunstwerk’ van stedebouw, architectuur en<br />

openbare ruimte maakt de Resident tot een bijzondere<br />

stedelijke plek.<br />

De schaalvergroting die de Resident in massa<br />

introduceerde, en in de bouwhoogte is vorm gegeven,<br />

maakt een herinterpretatie van stedelijke structuren<br />

noodzakelijk. In binnensteden zijn de grootste gebouwen<br />

meestal kerken, warenhuizen of passages, van oorsprong<br />

19 e eeuwse winkelcentra. Stedelijke vernieuwing gaat<br />

gepaard met schaalvergroting van de programma’s<br />

en daarmee van de bebouwing. Grote winkelblokken<br />

verschijnen, met wonen op een niveau ruim boven de<br />

straat. Verhoogde ‘tweede maaivelden’ als expressie van<br />

de verdichting, als expressie van de aantrekkingskracht<br />

van de stad. Vaak plekken met een identiteitsprobleem:<br />

is het nog wel stad, of is het juist een soort hyperstedelijke<br />

plek? In projecten als de Zuidpoort in Delft of<br />

het Pieter Vreedeplein in Tilburg is de typologie van het<br />

stedelijk hofje gebruikt om deze ontheemde plekken een<br />

identiteit te verlenen die binnen de ruimere stedelijke<br />

context goed voorstelbaar is.<br />

MAB Projectontwikkeling<br />

Bij een nog grotere schaal is het programma in zichzelf<br />

al bijna een stad. De Haagse Hogeschool bijvoorbeeld<br />

heeft voldoende ruimte om een klein stadje te<br />

huisvesten. Dit soort programma’s laten zich niet meer<br />

in de bestaande stad invoegen, maar creëren nieuwe<br />

stedelijke centra. De belangrijkste opgave is dan het<br />

programma dusdanig te kneden dat de kwaliteiten<br />

van een centrum kunnen ontstaan: herkenbaarheid<br />

van plekken, menselijke schaal, afwisseling, verrassing,<br />

ruimte voor verandering. De stadsdeelcentra van Sloten<br />

in Amsterdam en ’s Gravendreef in Den Haag hebben<br />

beide deze kenmerken, waarbij we gebruik hebben<br />

gemaakt van bekende ruimtetypes als pleinenreeksen,<br />

hoven en stadstuinen.<br />

De kracht van de stedelijke<br />

structuur<br />

De vraag naar de levensduur van gebouwen is een<br />

belangrijke reden van de grootscheepse veranderingen<br />

in het naoorlogse stadsgebied. Tussen 1950 en 1980<br />

is het grootste deel van het huidige bebouwde gebied<br />

van Nederland ontstaan. Hoe omvangrijk daarin is<br />

9<br />

de bebouwing die nu afgeschreven is: woonkwaliteit,<br />

bouwtechnische kwaliteit en sociaal-ruimtelijke kwaliteit<br />

zijn dermate laag dat vervanging de enige optie is. In deze<br />

gebieden is de waarde van de architectuur zelden aan<br />

de orde. De nieuwe monumenten zijn al lang herkend<br />

en erkend, maar bedragen een fractie van de enorme<br />

indifferente massa.<br />

De belangrijkste kwaliteit van deze gebieden is<br />

de stedebouwkundige kwaliteit. Ruim opgezet,<br />

met veel nu volgroeid groen, goed aangesloten op<br />

stedelijke netwerken, en goed gelegen ten opzichte<br />

van werkgelegenheid, vervoer en voorzieningen.<br />

Ingrijpen in deze wijken vergt daarom een behoedzame<br />

stedebouwkundige en landschappelijke benadering. De<br />

integratie van de geschiedenis is vooral de opname van in<br />

50 jaar ontstane kwaliteiten in een nieuwe constellatie.<br />

Architectuur is hier veel minder van belang; wel belangrijk<br />

zijn de woningtypologie, ontsluiting, parkeeroplossingen,<br />

en de verhouding (en overgang) tussen openbaar en<br />

privé. Het stedebouwkundig belang in deze wijken zit<br />

in de vernieuwing van centra en voorzieningenplekken,<br />

schoollocaties en kleinschalige werkgelegenheid en in het<br />

behoud van de ruimtelijke kenmerken van de openbare


uimte en groenstructuren. Ook hierin onderscheiden<br />

deze wijken zich van de latere nieuwbouwwijken.<br />

Met de herstructurering van de Alphons Diepenbrockhof<br />

in het Haagse Waldeck was de opgave een hart voor deze<br />

wijk te ontwikkelen. Het in zichzelf gekeerde deelcentrum<br />

is uitgebreid met meer extraverte winkelvoorzieningen<br />

en vooral meer woningen. Hierdoor werd het centrum<br />

meer dan alleen een bestemming, het werd ook een<br />

verblijfs- en ontmoetingsplek. Bestaand en nieuw<br />

groen, een herindeling van de openbare ruimte door de<br />

strategische plaatsing van een kiosk, het integreren van<br />

de beeldende kunst, en het vernieuwen van de profielen<br />

van de voetgangersgebieden hebben gezorgd voor een<br />

succesvol centrum waarvan de basis bestaat uit de 40<br />

jaar geleden neergelegde monofunctionele structuur.<br />

Bij de herinrichting van de woondekken in Buitenwegh de<br />

Leyens in Zoetermeer stelden we de opgave bij naar een<br />

structurele herinterpretatie van de ontwerpprincipes<br />

van de 70’er jaren. Als collectief gebied waren de<br />

dekken weinig succesvol, maar als uitwerking van dubbel<br />

grondgebruik en een veilige buitenruimte boven het<br />

parkeren, wel. Door gerichte ingrepen zijn de dekken<br />

tot woonhoven gemaakt met een belangrijke collectieve<br />

kwaliteit en is het parkeren onder het dek tot openbare<br />

ruimte gemaakt. Door de ingrepen duidelijk te laten<br />

verschillen van de architectonische basis uit de jaren ‘70<br />

kunnen beide perioden naast elkaar aanwezig zijn.<br />

Dorpsidentiteit<br />

Binnen de verstedelijking van Nederland blijven dorpen<br />

nog immer aanwezig. Ondanks een dorpsbevolking die<br />

steeds meer uit forensen bestaat, en werkgelegenheid<br />

die nauwelijks meer lokaal is, blijven dorpen<br />

aantrekkingskracht houden. De kleinere schaal, de<br />

relatieve rust en veiligheid, en de grotere sociale cohesie<br />

zijn de belangrijkste redenen. Dorpen staan echter ook<br />

onder druk: bij succes door de stijgende druk op de<br />

woningmarkt, bij stagnatie door de afname van het<br />

voorzieningenniveau. Ook dorpen proberen bij te blijven<br />

in het streven bevolking aan te trekken. Daarbij maken<br />

ze gebruik van de bekende elementen van schaal, rust<br />

en veiligheid. En een dorp moet een verleden hebben:<br />

dorpen zonder anekdotes, overleveringen en zichtbare<br />

10<br />

gedenktekens zijn niet succesvol.<br />

De grootste transformatie die dorpen doormaken is<br />

programmatisch: concentratie van de voorzieningen,<br />

leeg komen van school- en bedrijfsgebouwen, afname<br />

van het culturele aanbod, en verdichting in bepaalde<br />

woningtypen. In ruimtelijke zin is de zoektocht om de<br />

kleine schaal vast te houden; grotere supermarkten<br />

in de kleine dorpscentra, appartementencomplexen<br />

waar de woningeenheid niet meer herkenbaar<br />

is, parkeerterreinen van enorme afmetingen. De<br />

geleidelijke verandering in de bouwmassa is een sluipend<br />

proces, dat op een bepaald moment niet meer te<br />

keren is. Gemeenten hebben dan alleen nog invloed<br />

op de inrichting van het openbaar gebied, waarin de<br />

eigenheid vorm gegeven kan worden. Daarin moet niet<br />

worden geprobeerd stedelijkheid in te brengen, maar<br />

de dorpse karakteristiek worden versterkt. En daarin<br />

helpen die overleveringen, om van de inrichting een<br />

dorps verhaal te maken. Oude structuren, zichtlijnen,<br />

eigendommen, materialen, kunnen zichtbaar worden in<br />

een ontwerp voor de openbare ruimte. Daarin past een<br />

soort nonchalance, waarin een zekere mate van vrijheid


is toegestaan. In Wateringen brachten we de vroegere<br />

groenstructuur terug, met het parkeren daarin ingepast.<br />

Het water langs de dorpsstraat kon niet terugkeren,<br />

maar een asymmetrisch profiel laat zien hoe de vroegere<br />

indeling van de ruimte was. In Twello situeerden we een<br />

groene brink op de belangrijkste plek van het dorp,<br />

waar alle straten op uitkomen; een brink was er nooit<br />

geweest, maar de vanzelfsprekendheid van de oplossing<br />

zorgde ervoor dat de plek als zodanig ging leven.<br />

Epiloog<br />

De rol van het verleden is een rode draad door ons<br />

werk. Niet als dogma, waar elke ingreep door het<br />

verleden geoormerkt is, maar als inspiratiebron en bron<br />

van kennis. We zoeken in ons ontwerpproces altijd naar<br />

sporen uit het verleden die van betekenis zijn voor het<br />

nieuwe ontwerp. Soms zijn die heel sterk, zodat het<br />

terughalen van die sporen in het ontwerp voor de hand<br />

ligt en toepasselijk is. Soms zijn ze echter nauwelijks<br />

zichtbaar of hoorbaar, en volstaat een ontwerp dat in<br />

zichzelf, met de referenties uit de rijke vakgeschiedenis,<br />

goed genoeg moet zijn. Maar de meeste situaties zitten<br />

ertussenin: sporen, lijnen, verhalen en beelden uit het<br />

verleden roepen nieuwe beelden op. Nieuwe beelden,<br />

die ook passen bij nieuwe programma’s, wensen en<br />

eisen. Daarin blijft elke opgave dus weer uniek.<br />

11


fotografie: Harry Verkuylen


Tijdens Open Monumentendag 2004 stonden<br />

verdedigingswerken centraal. De landelijke titel Merck toch hoe<br />

sterck refereerde aan een bekend lied uit Valerius’ Gedenckklanck<br />

over het taaie verzet van de vesting Bergen op Zoom tegen de<br />

‘Spaensche scharen’ in de Tachtigjarige Oorlog. Bijna een miljoen<br />

Nederlanders beleefden aangename en verrassende uren<br />

struinend langs wallen, bastions en bunkers. Vesting(sted)en<br />

en linies spreken enorm tot de verbeelding. Ze roepen een<br />

beeld op van vervlogen tijden. Door deze imponerende<br />

verdedigingswerken beter zichtbaar te maken in het landschap,<br />

ontstaan tal van nieuwe mogelijkheden van recreatie, educatie<br />

en natuurontwikkeling.<br />

Paradoxaal genoeg zijn de meeste van oorsprong robuuste<br />

bouwwerken destijds gebouwd als weermiddel tegen aanvallen<br />

van buitenaf, maar sinds zij hun militaire functie hebben<br />

verloren zijn zij zelf nagenoeg weerloos geworden en als het<br />

ware verweesd achtergelaten. Ze zijn door de tand des tijds<br />

aangetast, verminkt, door natuur overwoekerd of gesloopt.<br />

De Vesting Naarden is dit lot bespaard gebleven. Het is de<br />

best bewaarde vesting van Nederland en vertegenwoordigt<br />

een cultuurhistorische waarde van nationaal en internationaal<br />

niveau. En daar moeten we zuinig mee omgaan. De zespuntige<br />

Fons Asselbergs: Vesting Naarden en de kunst van het beheren<br />

stervorm van de stad met zijn zes bastions, ravelijnen en de<br />

dubbele grachtengordel vormt een uniek gezicht. Een prachtig<br />

beeldmerk. Vooral in vogelvlucht. Tijdens een rondwandeling<br />

door de historische binnenstad en over de lommerijke<br />

stadswallen merk je pas écht hoe verrassend Naarden als<br />

vestingstad is. De vesting is een lust voor het oog, beleefbaar<br />

en zit boordevol verhalen. De vestingstad is een toeristische<br />

trekpleister.<br />

Naarden, vestingstad sinds 1442, werd in de 16 e eeuw in<br />

toenemende mate geteisterd door Pruisen, Spanjaarden en<br />

Fransen. Onder druk van Spaanse dreiging werd een besluit om<br />

gemeenschappelijke defensie te gaan voeren vastgelegd bij de<br />

Unie van Utrecht (1579). De vesting werd in de jaren 1675-1685<br />

aangelegd naar ontwerp van Witsen en Dortsman en vormde<br />

de sleutelvesting aan de noordkant van de Hollandse Waterlinie.<br />

Tussen het Rampjaar van 1672 en 1794 verschoof de linie naar<br />

het oosten en werd de vesting voorzien van wallen, ravelijnen<br />

en bastions. In 1815 besloot koning Willem I tot aanleg van<br />

de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Onder leiding van architect<br />

C. Krayenhoff is het plan ‘La ligne de Naarden à Gorcum’<br />

(1815-1885) uitgevoerd. Een sterk staaltje van Hollandse<br />

verdedigingskunst. Zo scharnierde de ‘Ster van Naarden’ op<br />

het strategisch knooppunt van de Hollandse Waterlinie en de<br />

26<br />

Stelling van Amsterdam. Aan de oostkant van Naarden werd<br />

zand gewonnen om het maaiveld van de stad te verlagen ten<br />

behoeve van de inundatiegebieden.<br />

Eind 19 e eeuw moesten deze versterkingen aan de moderne<br />

oorlogsvoering worden aangepast. De vestingwallen werden<br />

verhoogd en men bouwde bomvrije kazernes. Pas in 1926<br />

verloor de vesting haar functie als verdedigingswerk, maar werd<br />

vooral door toedoen van de Stichting Menno van Coehoorn,<br />

toen al gezien als een krijgskundig en architectuurhistorisch<br />

bouwwerk van internationale betekenis. Vijf jaar eerder werd<br />

daarom het complex ingeschreven op de ‘Voorlopige Lijst van<br />

Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst’. Deze<br />

lijst kreeg door een noodmaatregel van Generaal Winkelman in<br />

1940 officiële status.<br />

Naast deze vroege status van rijksmonument is de Vesting<br />

Naarden tevens een beschermd stadsgezicht. Tot op de dag<br />

van vandaag komt het langdurig functioneren als vestingstad<br />

duidelijk tot uiting; niet alleen in de verdedigingsgordel rond de<br />

stad en in een aantal specifieke militaire gebouwen, maar ook<br />

in de geïsoleerde ligging van de gehele vesting ten opzichte van<br />

de omgeving en in de moeilijke toegankelijkheid van de stad.<br />

Kenmerkend voor het gebied binnen de vesting is de strakke<br />

planmatige opzet van het stratenpatroon, waar sinds de aanleg


in de 14 e eeuw geen wezenlijke ingrijpende wijzigingen zijn<br />

aangebracht, en het over het algemeen sobere karakter van het<br />

ruimtelijke beeld, dat vrijwel geen opvallende accenten kent. Dit<br />

unieke karakter van de 14 e eeuwse stad met zijn 17 e eeuwse<br />

omwalling, vormt de achtergrond van het besluit in 1984 om<br />

Naarden aan te wijzen als beschermd stadsgezicht. Naarden<br />

deelt deze bijzondere positie met nog 354 andere beschermde<br />

dorps- en stadsgezichten, die op basis van artikel 35 van de<br />

Monumentenwet als zodanig zijn erkend.<br />

De Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) en de<br />

Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB)<br />

bepleiten een hergebruik van militair erfgoed in ruimtelijke<br />

ontwikkelingsopgaven. Door een creatieve omgang met<br />

cultuurhistorische waarden wordt getracht om het karakter<br />

van het cultuurlandschap waar mogelijk te versterken. Ook de<br />

85 km lange Nieuwe Hollandse Waterlinie tussen Zuiderzee en<br />

Biesbosch zal zich met behulp van het Plan Krayenhoff (2004)<br />

ontwikkelen tot een vitaal cultuurhistorisch en landschappelijk<br />

monument voor een breed publiek. Het plan biedt een heus<br />

linieperspectief. Op die manier dragen linies en vesting(sted)en<br />

bij aan het nationaal geheugen, aan groene corridors en aan<br />

regionale identiteit.<br />

Ook het in 2004 gepubliceerde RDMZ Jaarboek Op Weerstand<br />

Gebouwd, Verdedigingslinies als erfgoed en ruimtelijke opgave geeft<br />

een breed beeld van de vele facetten van militair-historisch<br />

cultuurgoed waarmee monumentenzorg in de praktijk van<br />

doen heeft: de militaire ontstaansgeschiedenis, inventarisatie<br />

en waardestelling, conservering, vraagstukken van hergebruik,<br />

ruimtelijke ordening, publiek gebruik en beleving.<br />

De afgelopen decennia heeft de RDMZ haar kijk op het erfgoed<br />

verbreed en richt zich niet langer uitsluitend op objecten, maar<br />

evenzeer op ensembles en brede cultuurlandschappelijke<br />

samenhangen. Zo worden forten en vesting(sted)en<br />

gewaardeerd in relatie tot de linies en stellingen waarvan zij<br />

deel uitmaken, dus samen met de hen omringende grachten,<br />

schootsvelden en inundatiegebieden.<br />

‘Het Rijk moet krachtig het voortouw nemen bij het veiligstellen<br />

van cultuurhistorisch waardevolle landschappen in Nederland’,<br />

zei onlangs Pieter van Vollenhoven bij de landelijke start van<br />

Open Monumentendag in Alkmaar. ‘Met het schaarser worden<br />

van de ruimte in ons land, wordt het besef steeds breder<br />

gedragen dat wij met losse monumenten of versnipperde<br />

stukjes natuur niets opschieten. Door toenemende druk op<br />

de ruimte worden toch steeds vaker historische waardevolle<br />

27<br />

landschappen doorbroken voor nieuwe bebouwing of<br />

infrastructuur’, aldus Van Vollenhoven. Ik deel zijn pleidooi<br />

voor het opstellen van een ‘landschappenlijst’. Cultuur (rood)<br />

en natuur (groen) dienen elkaar te completeren in plaats van<br />

te beconcurreren. Samen vormen zij een direct herkenbare<br />

biotoop die overal in ons land gekoesterd en versterkt moet<br />

worden. Aankoop van de functieverliezende agrarische gronden<br />

en waardevolle groengebieden, die deel uitmaken van de<br />

ecologische hoofdstructuur, versterkt de kritische massa aan<br />

monumentaal ‘erfgroen’ tegen het oprukkend stedelijk rood en<br />

tegen de verrommeling van het land.<br />

Alle vestingsteden in Nederland, zoals Gorinchem, Heusden,<br />

Bourtange, Hulst of Den Bosch (onlangs uitgeroepen tot<br />

Vestingstad Europa 2005), behoren sinds zo’n 10 jaar tot de<br />

groene monumenten. Naarden, liggend binnen de Ecologische<br />

verbindingszone en het Ecolint, beschikt over een unieke<br />

natuurwaarde, waaronder een bijzondere muurvegetatie en<br />

bomensamenstelling. Daar waar de unieke culturele waarde van<br />

deze biotoop door natuurlijke wildgroei wordt bedreigd, wordt<br />

bij restauratie voorrang gegeven aan de vesting als cultuurwerk.<br />

Maar waar de natuur met de vesting een bijzondere en<br />

waardevolle relatie heeft aangeknoopt, wordt deze gekoesterd.<br />

Door verwildering kan de verbeelding van het functioneren


van de oorspronkelijke vestingfunctie onherkenbaar worden<br />

en dreigt deze verloren te gaan. Dit leidde er toe dat<br />

noodgedwongen veel bomen die in of dicht op de muurwerken<br />

stonden, moesten worden gekapt. Deze boomkap bracht Rijk<br />

en gemeente gezamenlijk als gedaagden voor de rechter, waarna<br />

de Vrienden van het Gooi en de Vogelwerkgroep in het ongelijk<br />

werden gesteld.<br />

In de integrale groenbeheervisie van 1997 zijn paden,<br />

toegankelijkheid en maai- en snoeibeheer in kaart gebracht<br />

en aarden wallen met scherpe randen teruggebracht. De<br />

ecologische waarden worden periodiek geschouwd als<br />

onderdeel van het beheerplan.<br />

Voor mij als Vestingbeheerder is het centraal geregisseerd<br />

onderhoud van deze groene ‘Parel van het Gooi’ een pilotproject<br />

voor de praktijk van instandhouding binnen het nieuwe<br />

bestel (BRIM) van de toekomstige monumentenzorg. Ik nam<br />

de inspan nings verplichting op me om Naarden in dat kader in<br />

te zetten. Als Vestingbeheerder hecht ik veel waarde aan de<br />

gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van alle betrokken<br />

partijen, te weten gemeente Naarden, Rijksgebouwendienst,<br />

Dienst Domeinen en RDMZ, over de meerjarige aanpak van<br />

het beheer en het planmatig onderhoud van de vesting. Dit is in<br />

het convenant 2005-2009 vastgelegd.<br />

Binnen de planologische monumentenzorg bestaan voor de<br />

historische vestingstad met zijn rijke historische identiteit<br />

en unieke cultuurhistorische kwaliteiten, zowel kansen<br />

als bedreigingen. De afgelopen jaren werden met succes<br />

ravelijnen en enveloppen hersteld en gerestaureerd. Gelukkig<br />

hebben de betrokkenen na de felle discussie tussen natuur-<br />

en cultuurbehoud rond Ravelijn 6 goede afspraken gemaakt.<br />

Daartegenover heeft gemeente Naarden te maken met<br />

toenemende ruimteclaims en daarmee toenemende druk op<br />

open ruimten. Zij wil de historische factor betrekken in het<br />

ruimtelijk beleid om haar grondgebied voor kwaliteitsverlies<br />

te behoeden, maar is tegelijkertijd van mening dat nieuwe<br />

ruimtelijke ontwikkelingen onafwendbaar zijn. Eind 2003<br />

dreigden de ‘plakgronden’ even slachtoffer te worden van een<br />

woningbouwprogramma. Maar onder druk realiseerde B&W<br />

Naarden zich op tijd dat deze schootsvelden onlosmakelijk<br />

deel uitmaken van de voormalige ‘verboden kringen’ in het<br />

beschermde stadsgezicht. Een vrij doorzicht op de vesting is<br />

en blijft van essentieel belang. De cultuurhistorische structuur<br />

en identiteit moeten maat- en richtinggevend zijn voor nieuwe<br />

ontwikkelingen, en deze moeten op een zorgvuldige manier<br />

worden ingepast in de bestaande cultuurhistorische structuur<br />

en mogen daaraan geen afbreuk doen. Het openhouden van<br />

28<br />

de voormalige schootsvelden wordt het best gewaarborgd<br />

door handhaving van de bestaande situatie, namelijk een open<br />

weidegebied met aan de randen in beperkte mate hoger opgaand<br />

groen. Voor functies die samen kunnen gaan met behoud van<br />

openheid zijn bepaalde natuur-, ecologische en kleinschalige<br />

recreatieve functies denkbaar. Bij een eventuele herinrichting<br />

van het gebied is het van belang dat naast een beheerplan een<br />

landschapsplan wordt opgesteld waarin onder andere wordt<br />

vastgelegd welke zichtlijnen bepalend zijn, welke beplanting en<br />

materialen worden gebruikt, hoe wordt omgegaan met utilitaire<br />

voorzieningen en civieltechnische werken. De cultuurhistorie,<br />

bodemgesteldheid, de bestaande inrichting en aanwezige<br />

ecologische waarden dienen hierbij als onderlegger.<br />

De belangrijkste vijanden van verdedigingswerken zijn<br />

onwetendheid en gebrek aan verbeeldingskracht. Ten onrechte,<br />

want ik vind de Vesting Naarden meer dan het verdedigen<br />

waard!<br />

Fons Asselbergs is directeur van de Rijksdienst voor de<br />

Monumentenzorg en Rijksadviseur voor Cultureel Erfgoed


Vaak moet ik denken aan de uitspraak van August Willemsen<br />

van zo’n dertig jaar geleden, Bijlmermeerbewoner van het<br />

eerste uur: “Als iets wat nu nieuw is en dus lelijk wordt<br />

gevonden over tweehonderd jaar oud en mooi is, kan je het net<br />

zo goed meteen mooi vinden”. Daarna is de Bijlmermeer toch<br />

- laten we zeggen - grondig veranderd.<br />

In 1985 werd ik door Ypke Gietema uitgenodigd om na te<br />

denken over een nieuwe bestemming voor het fabriekscomplex<br />

van de uitgeverij Wolters Noordhoff in Groningen. Het<br />

hoofdgebouw, reusachtig groot, gesitueerd midden in een<br />

gesloten bouwblok van arbeiderswoningen opgespannen tussen<br />

Akkerstraat en Moesstraat net buiten de oude omwalling van<br />

De Stad, werd door Arend Beltman in 1917 ontworpen. Een<br />

oersterke civieltechnische constructie, meer constructie dan<br />

architectuur, maar wel met een vleugje modernisme.<br />

De fabriek is weg, leve de nieuwe kansen! Maar kansen<br />

waarop?<br />

Onbekommerd ging ik dus op weg. Het was 1985, de tijd waarin<br />

voor de negentiende – en vroeg twintigste-eeuwse gebouwen<br />

niet veel respect bestond en er lustig op los gesloopt werd.<br />

Niet lang daarvoor zag ik de “Willebrordus” op de hoek van<br />

de Ceintuurbaan en de Amstel verdwijnen. Als er zich niet snel<br />

een nieuwe functie voor het fabriekscomplex aandiende, leek<br />

sloop (licht en lucht voor een benard bouwblok) een nieuwe<br />

kans. Uiteindelijk waren er drie redenen om het gebouw toch<br />

te behouden:<br />

(1) De sloopkosten waren door de fenomenale structuur van<br />

het gebouw extreem hoog.<br />

(2) Het bestaande volume kon op grond van “modern”<br />

stedenbouwkundig inzicht nooit teruggebouwd worden en dus<br />

zou er “volumekapitaal” verloren gaan en<br />

(3) De sterk overgedimensioneerde ruimtelijke constructie<br />

kon helpen om, een elders in De Stad, ontstaan probleem om<br />

cultuurfuncties te accommoderen, oplossen.<br />

Kortom, ieder nadeel heeft z’n voordeel!<br />

De betekenis van het complex met al z’n sociale en culturele<br />

lagen – hier werden onze Ot en Sien en de prenten van<br />

Jetses gedrukt, de Bos Atlas en wat al niet – speelde bij de<br />

overwegingen het gebouw te slopen of te hergebruiken geen<br />

rol! De betekenis van het gebouw als “sociaal monument” (ook<br />

voor de generaties die er werkten) voor de stad is nu evident,<br />

maar destijds nauwelijks een overweging. De constructie, de<br />

shedkappen, de stedebouwkundige context, zijn nu meer dan<br />

29<br />

Kees <strong>Rijnboutt</strong>: Mummies in het veen<br />

toen, een echo van een gerespecteerd industrieel verleden. Het<br />

tijdens het ontwerpen, inpassen van een omvangrijk cultureel<br />

programma, samen met woon- en werkfuncties, leek op het<br />

intuïtief bespelen van een groot muziekinstrument dat bij<br />

intensief op de proef stellen steeds nieuwe speelmogelijkheden<br />

prijsgeeft.<br />

Zo werkten we ook aan een nieuw beeld voor een veranderde<br />

inhoud. Met enige weemoed namen wij afscheid van die<br />

oude weerbarstige, stille uitdrukking van het fabrieksgebouw,<br />

zoals je die ook bij vemen en pakhuizen – waar zijn ze op de<br />

Brouwersgracht gebleven? – in alle handelssteden kon en soms<br />

nog kan zien. Er kwamen lange balkons aan het gebouw, maar<br />

wie gunt de nieuwe bewoner van zo’n gebouw op een zonnige<br />

dag niet z’n parasol?<br />

In het afgelopen decennium is de belangstelling voor de<br />

geschiedenis na de “doodverklaring” ervan, als was het een<br />

modegril, een klimaatswijziging, enorm gegroeid. In alle<br />

lagen van de ruimtelijke vakbeoefening is de betekenis van<br />

geschiedenis voor het ontwerp enorm toegenomen. Veel<br />

publicaties getuigen ervan, alle alfadisciplines doen een duit in de<br />

grote zak van het opnieuw tot leven gewekte verleden.


Cynisch genoeg, er is de laatste jaren bijvoorbeeld in de<br />

commentaren van de Raad voor Cultuur herhaaldelijk op<br />

gewezen, is de rol van algemene geschiedenis, culturele<br />

geschiedenis, geschiedenis van architectuur, stedebouw en<br />

landschapsontwerp in het reguliere onderwijs van zowel<br />

middelbaar als universitair, volstrekt gemarginaliseerd. In de<br />

mainstream van het architectonisch- en stede-bouwkundige<br />

onderwijs, is in weerwil van prachtig gepubliceerd<br />

onderzoekswerk over handwerk en betekenis van het<br />

landschappelijk ontwerp in de cultuur van de “oude wereld”,<br />

het volume en de kwaliteit gemarginaliseerd. Er is, zegt men van<br />

hogerhand, in de rat-race naar een zo snel mogelijk en voor zo<br />

weinig mogelijk geld behaald diploma, geen tijd voor. Maar er<br />

zijn, weet ik uit eigen ervaring, ook later altijd herkansingsmo<br />

gelijkheden.<br />

In de buitengewoon hoge omloopsnelheid van onze goederen,<br />

zo rijk zijn we nu eenmaal, verdwijnen ook gebouwen na 20<br />

à 30 jaar in de kortzichtige gehaktmolen van de nieuwe tijd.<br />

Vaak overstemt zo het opportunistisch luidruchtig belang van<br />

vandaag de stille getuige van gisteren – en weg is weg – extinct<br />

is forever. Zonnestraal werd na langdurige stervensbegeleiding<br />

toch nog gered, maar talloze andere gebouwen zijn verdwenen.<br />

Tegelijkertijd is er authentiek veel meer aandacht, actie en<br />

publiek respect voor gebouwen en hun context, omgevingen,<br />

landschappen die karakteristiek zijn voor een tijdperk, en<br />

niet noodzakelijk 200 jaar oud en dus nog niet mooi, nog niet<br />

gecanoniseerd en dus beschermd. De “Stadtreparatur” is niet<br />

van de lucht, hoewel ik vaak vermoed dat een gedroomde<br />

geschiedenis wordt gereproduceerd omwille van comfortabel<br />

beeld.<br />

-Terzijde, er is hier ook reden voor persoonlijke ambivalentie,<br />

sommige van de gebouwen waar mijn tijdgenoten en ik met<br />

hartstocht aan werkten zijn inmiddels gesloopt of minstens<br />

verminkt. Meestal kan ik daar wel tegen, - zo bijzonder waren ze<br />

ook weer niet-. Andere, zoals de eerste gebouwen in de Bijlmer<br />

deel A, gaan een nieuw leven tegemoet en worden met respect<br />

en onverwachte inspiratie verbouwd. Maar soms betreur ik de<br />

afbraak ook hevig, wat dat betreft begrijp ik het commentaar<br />

van Wiek Röling bij zijn gesloopte Concertgebouw in Haarlem<br />

heel goed. (Gesloopt, gered, bedreigd. Omgaan met naoorlogse<br />

bouwkunst – Aimée de Back, Jo Coenen, Marieke Kuipers, Wiek<br />

Röling).<br />

De limiet van deze situatie wordt door Janny Rodermond beschreven<br />

in haar voorwoord bij de zeer levenswaardige verzameling opstellen<br />

30<br />

“één, geschiedenis en ontwerp” - Stimuleringsfonds voor Architectuur<br />

2004. “Het beschermen van cultureel erfgoed is dan ook niet<br />

tegengesteld aan modernisering, maar maakt er deel van uit. Nu<br />

modernisering grote delen van de wereld omvat, komen steeds meer<br />

gebouwtypen en landschappen in aanmerking voor een of andere<br />

vorm van bescherming. Bovendien neemt de leeftijd waarop een<br />

gebouw de monumentale status kan verkrijgen af. Nog even en het<br />

verschil tussen het produceren van architectuur en het bewaren van<br />

monumenten maken deel uit van hetzelfde proces. We naderen de<br />

fase waarin, voorafgaand aan het ontwerpen, de vraag aan de orde<br />

komt wat de houdbaarheidsdatum dient te zijn van het gebouw of<br />

stadsdeel”.<br />

Als je van de emissie van de meest onbeduidende postzegel er<br />

maar genoeg vernietigt, worden de laatste twee overblijvende<br />

exemplaren, net zo zeldzaam als de blauwe Mauritius zegels en<br />

dus prachtig, hoewel waarschijnlijk toch minder waard.<br />

Ik weet dat grote delen van de gebouwde substantie van de<br />

negentiende eeuw zijn vernietigd. De rest begint zeldzaam te<br />

worden. Gelukkig is er ook veel niet gesloopt, zoals stations,<br />

koepelgevangenissen en tuinderswoningen. De geschiedenis<br />

van de negentiende eeuw lijkt verderweg dan zijn relatief<br />

korte afstand in de tijd doet vermoeden. De ziekte, armoede


en onbegaanbaarheid van het land maakt het tijdperk van<br />

na de Franse bezetting vaak tot een onaangename gast om<br />

te ontmoeten. Misschien wordt de geschiedenis van de<br />

negentiende eeuw daarom zo uit de weg gegaan, gesloopt en<br />

mooier herschreven. Van de Zutphense Rechtbank van W.C.<br />

Metselaar – zijn eerste gebouw, in 1889 ontworpen zonder het<br />

toezicht van zijn vader, dus zeer waarschijnlijk een gekoesterd<br />

kind, was in 1990 niet meer dan een kapotte huid over. Binnen<br />

was het gebouw uitgewoond, gelardeerd met betonnen prefab<br />

balken, structuur en interieur vernietigd. Het gebouw stond,<br />

wonder boven wonder, nog wel op z’n plek, zij het dat het<br />

bolwerk waarop het na het slechten van de vestingwerken<br />

was gebouwd, afgekalfd en verschaald was tot een onbenullig<br />

plantsoen langs het water. Een element dat ook nog herinnerde<br />

aan destijds was het schamele Huis van Bewaring dat in<br />

“de achtertuin” stond, en waar ik op een zaterdagmiddag<br />

onaangekondigd werd ontvangen. Na te hebben aangebeld,<br />

mocht ik het gebouw tot in de uiterste hoeken compleet met<br />

gehechten en al bezoeken alsof ik ontdekkingsreiziger, op zoek<br />

naar gisteren, rondliep in een wereld die van koek en marsepein<br />

gemaakt was. Kom daar vandaag nog eens om!<br />

M. Boesveld<br />

Niet dat de sloop overwogen werd, Zutphen was al zo lang<br />

“stad van het Recht” en er is in ons land niet zoveel meer<br />

zichtbaar van die eerste generatie gerechtsgebouwen van na de<br />

tijd van spin- en rasphuizen waar de code civil en de code penal<br />

van Lodewijk Napoleon een eind aan gemaakt had. Hier was<br />

een gebouw, net als het prachtig gerestaureerde gerechtsbouw<br />

in Tiel voor “het Recht” gebouwd en er was een nieuw<br />

hedendaags programma dat de fysieke mogelijkheden van het<br />

gebouw verre te boven ging. Na een lange studieperiode werd<br />

besloten het gebouw zo goed mogelijk in te passen in het nieuwe<br />

concept van een bijna vervreemdende omvang. Tenslotte<br />

hebben wij het gebouw maar de geur van de negentiende eeuw<br />

terug gegeven, als hommage aan dit stille provinciale anker<br />

van het Recht, en ook een beetje als een laat eerbetoon aan<br />

Metselaar die in Veenhuizen zijn magnum opus zou tot stand<br />

brengen. Samen met de monumentendeskundigen, aangevoerd<br />

door Evert Jan Nusselder van de Rijksgebouwen Dienst en<br />

onder meer de kunstenares Karin Daan werd, moet ik eerlijk<br />

bekennen, een fragment van de geschiedenis van de negentiende<br />

eeuw herschreven, oppervlakkig soms, maar altijd hartelijk en<br />

oprecht in z’n detaillering. Vaak moest ik, als referentie, denken<br />

aan de gelooide huid, aan de binnenkant van oude handen zoals<br />

je ze bij Permeke kan zien, gepokt en gemazeld, maar ook<br />

31<br />

compleet, verweerd en ongeschonden. Het Huis van Bewaring<br />

werd gesloopt, het bolwerk gerestaureerd.<br />

Voorzover ik bij “oude” gebouwen en landschappen betrokken<br />

werd, was er van hun oorspronkelijke fysiek meestal helaas weinig<br />

over. Toch was het altijd alsof ergens diep in hun lijf waardevolle<br />

restanten achtergebleven waren die de moeite loonden om<br />

weer zichtbaar te maken. Nooit was dat meer evident dan<br />

bij de gevel van het grote warenhuis aan het Scheffersplein in<br />

Dordrecht. Achter een moorddadige aluminium pui van rond<br />

1970, 12 x 30 meter groot, kwam tot mijn grote verbazing en<br />

vreugde de vrijwel onbeschadigde originele stalen pui – met glas<br />

en al – van de architect Jan Kuyt uit de jaren dertig te voorschijn.<br />

De lui die het gebouw destijds verbouwd hebben, vonden het<br />

waarschijnlijk uit financiele overwegingen niet de moeite of<br />

waren domweg te lui, om de oude pui te verwijderen en in de<br />

puinbak te dumpen. Het ging ze uitsluitend om de moderne<br />

uitstraling, “weg” was hier gelukkig “niet weg”. Het was alsof we<br />

een vrijwel onbeschadigde mummie uit het veen opdregden.<br />

De pui werd hersteld en staat weer pront in het eerste gelid.<br />

Kees <strong>Rijnboutt</strong> is directeur van de Architectengroep<br />

M. Boesveld


Begraafplaats Zoetermeer<br />

Energiecentrale Dordrecht<br />

32<br />

Westerpark Zoetermeer<br />

1979<br />

1980<br />

1981


1982 Shell-tunnels Den Haag<br />

1983 Stadshart Zoetermeer<br />

1984 Stadspark Almere Buiten<br />

33


Amrobank Amsterdam Zuidoost<br />

Campus Zoetermeer<br />

34<br />

TROP Zuid Holland<br />

1985<br />

1986<br />

1987


1988 Nieuwraven Nieuwegein<br />

1989 Haagse Hogeschool Den Haag<br />

1990<br />

35<br />

Gemeente Nieuwegein<br />

Centrum Sloten Amsterdam


Centrum Grave<br />

Rozenburg Platen en Dalen<br />

36<br />

Beatrix Ziekenhuis Gorinchem<br />

1991<br />

1992<br />

1993


1994 Willemspoort Den Bosch<br />

1995<br />

1996 Stadsterras Apeldoorn<br />

37<br />

Gerechtsgebouw Zutphen


Cavallilaan Eindhoven<br />

CKJP de Jutter Den Haag<br />

38<br />

Park Sonswijk Arnhem<br />

1997<br />

1998<br />

1999


2000<br />

2001<br />

2002 De Resident Den Haag<br />

39<br />

Park Duinwijk Zandvoort<br />

Technische Universiteit Eindhoven


Kruidenbuurt Eindhoven<br />

40<br />

Situs bv<br />

‘s Gravendreef Den Haag<br />

2003<br />

De Nieuwe Combinatie<br />

2004<br />

2005


Aadic ABC Vastgoed Ahold Vastgoed Gemeente Almere Amrobank gemeente Amsterdam Amvest Apron Tuinen van Arcen Bevasta BOAG<br />

Bohemen Beheer Bouwfonds Woningbouw gemeente Breda Celestian Cheops Vastgoed CSG Eemkwartier Stichting Curium Ministerie van Defensie gemeente Delft<br />

gemeente Dordrecht Dura Vermeer Vastgoed Ministerie van Economische Zaken Gemeente Eindhoven Universiteit Eindhoven gemeente Enschede Robert Fleury Stichting<br />

Fortis Vastgoed Foruminvest Provincie Friesland Woningbouwvereniging De Goede Woning gemeente ´s Gravenhage Haagse Hogeschool Habion gemeente Heerlen<br />

Heijmans IBC Vastgoed Heilijgers Vastgoed gemeente ‘s Hertogenbosch Hopman Interheem IMCA Vastgoed ING Vastgoed Juliana Kinderziekenhuis Stichting De Jutter<br />

gemeente Kerkrade KLM gemeente Leeuwarden Universiteit Leiden Lithos Bouw gemeente Maastricht MAB Projectontwikkeling Johan Matser Projectontwikkeling<br />

Medisch Centrum Haaglanden gemeente Naarden Nederlandse Rode Kruis Gemeente Neede De Nieuwe Combinatie gemeente Nijmegen Provincie Noord Holland gemeente Noordwijk<br />

NS Vastgoed Ontwikkelingsbedrijf Leidschenveen Ontwikkelingsmaatschappij Apeldoorn gemeente Overbetuwe Patio Provastgoed Plan & Projectpartners PLC<br />

Plegt Vos Vastgoed Proper Stok Groep Rabo Vastgoed gemeente Ridderkerk Rijksgebouwendienst Rivas Zorggroep Rode Kruis Ziekenhuis Gemeente Rotterdam<br />

gemeente Rozenburg Shell EPiCentre Situs Vastgoed Siza Dorp groep Slokker Vastgoed Strabag Development Woningvereniging SWS Trebbe Bouw<br />

Trimp en van Tartwijk Twijnstra Gudde gemeente Utrecht Varplan gemeente Voorst gemeente Wageningen gemeente Wassenaar gemeente Wateringen<br />

van der Wiel Bouw Wilma Bouw Wils & Co Woningbouwvereniging Winschoten Woningstichting Rotterdam Zuid Woningvereniging Almere Woningvereniging Nijmegen<br />

gemeente Zaanstad gemeente Zandvoort gemeente Zoetermeer Zorgcompas Provincie Zuid Holland Van Zwol Projectontwikkeling<br />

Frank Cardinaal Willem Hermans Richard Koek Danielle Segers Bart Bordes Niels Gijselman Thomas van Eeckhout Arie van Klaveren<br />

Mattijs van ‘t Hoff Patricia de Wit Ralph Vroeijenstijn Maaike Marechal Sandra Rozemeijer Wouter Veldhuis Tjitte de Jong Troy Wener Olga Arandjelovic Arthur Pieterman<br />

Caroline Wigleven Annemieke Diekman Marjolein Simon Marianne Nevens Marco van Steekelenburg Inge Bobbink Imke Veltmeijer Winy Maas Marike Paauw<br />

Andrea Boode Robert Broesi Edzo Bindels Gerrit van Houten Machteld Hendriks Rimmer de Vries Jan Harbers Marlies van Diest Henk Hartzema Siem Evenblij (†)<br />

41


Colofon<br />

uitgave naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van<br />

CH & Partners<br />

stedebouw en landschap<br />

Zonweg 16 2516 BM Den Haag<br />

T: 070-365 08 39<br />

F: 070-361 74 90<br />

E: chp@xs4all.nl<br />

W: www.chpartners.nl<br />

fotokatern Naarden: Harry Verkuylen<br />

alle andere afbeeldingen, tenzij anders vermeld:<br />

CH & Partners<br />

1 december 2004<br />

42

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!