17.09.2013 Views

Antieke verhalen - Kox Kollum en klassieken

Antieke verhalen - Kox Kollum en klassieken

Antieke verhalen - Kox Kollum en klassieken

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong><br />

Louis Couperus<br />

editie H.T.M. van Vliet, J.B. Robert, M. Boelhouwer <strong>en</strong> Cora van<br />

der Weij<br />

bron<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong> (eds. H.T.M. van Vliet, J.B. Robert, M. Boelhouwer <strong>en</strong> Cora van<br />

der Weij). Uitgeverij L.J. Ve<strong>en</strong>, Amsterdam/Antwerp<strong>en</strong> 1993<br />

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/coup002anti03_01/colofon.htm<br />

© 2009 dbnl / H.T.M. van Vliet / J.B. Robert / M. Boelhouwer / Cora van der<br />

Weij


Adonis<br />

I<br />

7<br />

Nòg was het nacht, <strong>en</strong> toch - zeker moest achter de goud<strong>en</strong>e poort<strong>en</strong> van het verre<br />

Oost<strong>en</strong> Eos in hare gloei<strong>en</strong>de rozetuin<strong>en</strong> al bij hànd<strong>en</strong>-vol de roz<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> geplukt,<br />

die zij weldra zoû strooi<strong>en</strong> over Helios' hemelheirweg, want vele vogel<strong>en</strong> aanving<strong>en</strong><br />

heel zacht te fluittjilp<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele kristall<strong>en</strong> voorslagjes, dof <strong>en</strong> nog sluimergedempt.<br />

Maar niet bespeurde Afrodite, dat weldra de nacht zoû zijn omgew<strong>en</strong>teld. De<br />

liefde-rijke godin lag in allerdiepste rust verzonk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> in haar diepste rust welfde<br />

op<strong>en</strong> glimlach<strong>en</strong>d de dubbele boog van haar mond <strong>en</strong> pareld<strong>en</strong> de tand<strong>en</strong> als dauw<br />

in e<strong>en</strong> bloem. Zij had, voor zij slap<strong>en</strong> zoû, haar hoofd als op e<strong>en</strong> hard kuss<strong>en</strong>, dat<br />

haar dierbaar zoû zijn, gelegd op de vierkante linkerborst des jagers, om speelsch<br />

te bespied<strong>en</strong> de vermindering der hevigheid van zijn hartklop, na het alleropperst<br />

geluk, <strong>en</strong> terwijl zij het rustiger rythme daarvan glimlach<strong>en</strong>d had gevolgd, was zij<br />

ingesluimerd <strong>en</strong> dieper <strong>en</strong> dieper verzonk<strong>en</strong> in de astrale afgrond<strong>en</strong>, die zijn des<br />

slaaps. Zij had zich niet meer bewog<strong>en</strong>. Zij lag, als zij was ingeslap<strong>en</strong>, op Adonis'<br />

linkerborst haar godinne-hoofd, verm<strong>en</strong>schelijkt die bov<strong>en</strong>aardsche schoonheid in<br />

liefde-spill<strong>en</strong>d<strong>en</strong> overdaad: haar e<strong>en</strong>e arm rondde e<strong>en</strong> snoer om zijn jong krachtig<strong>en</strong>,<br />

breed kort<strong>en</strong> hals; haar andere, geheel om zijn tors geslag<strong>en</strong>, lag zalig verpletterd<br />

onder zijn ste<strong>en</strong>zwaar gewicht. Teg<strong>en</strong> hem aan, regelmatig in slaap, deind<strong>en</strong> hare<br />

godinneborst<strong>en</strong>, als twee tortels, die zich hebb<strong>en</strong> g<strong>en</strong>esteld, <strong>en</strong>, in zijn arm<strong>en</strong><br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


8<br />

overweldigd, had zij geduld, dat zijne hand<strong>en</strong> vierkant blev<strong>en</strong> gegespt met<br />

vingers-in-e<strong>en</strong> om haar diep plooigeknakte leest.<br />

Nòg was het nacht, <strong>en</strong> zij lag als zij was ingeslap<strong>en</strong>, zóó verm<strong>en</strong>schelijkt in<br />

spill<strong>en</strong>-van-liefde, dat, to<strong>en</strong> vogel<strong>en</strong>voorslag, tjilp<strong>en</strong>d, Adonis de oog<strong>en</strong> deed opslaan,<br />

<strong>en</strong> hij in zijne arm<strong>en</strong> haar zag sluimer<strong>en</strong> op zijn linkerborst, de jager in des ontwak<strong>en</strong>s<br />

onzekerheid twijfelde of hij wel de goddelijke Kypris bemind had, zij, die hem toch<br />

teg<strong>en</strong> geglansd had als e<strong>en</strong> licht, e<strong>en</strong> zilverparel<strong>en</strong> glans uit Olumpos. Tot, zich<br />

herinner<strong>en</strong>de, hij wel zeker moest zijn <strong>en</strong> niet twijfelde meer. Hij glimlachte, wel<br />

ev<strong>en</strong> gelukkig, maar niet meer dan e<strong>en</strong> bedorv<strong>en</strong> kind, overstelpt met tè groote<br />

zaligheid <strong>en</strong> tè groote weelde voor zinn<strong>en</strong>, gehard in de jacht <strong>en</strong> heroïesch woudlev<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> onwet<strong>en</strong>d, dat wat hij ontvang<strong>en</strong> had, de weelde der god<strong>en</strong> was <strong>en</strong> de zaligheid<br />

slechts <strong>en</strong>keler sterveling<strong>en</strong>. Daarom war<strong>en</strong> waardeering <strong>en</strong> dankbaarheid niet in<br />

zijn jonge, rotsruwe ziel, <strong>en</strong> de liefde der versmachte Afrodite was over hem he<strong>en</strong><br />

gespr<strong>en</strong>keld als te veel edele <strong>en</strong> bedwelm<strong>en</strong>de geur, verspild over woest<strong>en</strong><br />

dier<strong>en</strong>temmer <strong>en</strong> jagersknaap, koningszoon wel, hij de spruit van schande des<br />

bloeds; hij, uit Myrrha verwekt door eig<strong>en</strong> vader -; hij, kind van e<strong>en</strong> moeder, die,<br />

dochter, d<strong>en</strong> vader in duister<strong>en</strong> kamernacht als haar minnaar g<strong>en</strong>aderd was. Afrodite<br />

had zèlve Myrrha bezield, maar de onzalige vrouw, na bang<strong>en</strong> strijd bezwek<strong>en</strong> in<br />

liefde, <strong>en</strong> uit erbarming der god<strong>en</strong> herschap<strong>en</strong> in harstgeurdroppel<strong>en</strong> we<strong>en</strong><strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

boom, had als laatste woord geslaakt:<br />

- Afrodite, lijd<strong>en</strong> zult ge als ik!<br />

Die woord<strong>en</strong>, in ruisch<strong>en</strong> van dicht gebladerte, war<strong>en</strong> verklonk<strong>en</strong> <strong>en</strong> verklonk<strong>en</strong><br />

was Afrodite's tart<strong>en</strong>de spotlach, maar, om Ares' liefde terug kom<strong>en</strong>de in dat eig<strong>en</strong>e<br />

woud, waar de onzalige der natuur was terug gegev<strong>en</strong>, war<strong>en</strong> dryad<strong>en</strong> de<br />

schitter<strong>en</strong>de godin g<strong>en</strong>aderd <strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> zij haar d<strong>en</strong> boom getoond, die der myrrhe,<br />

gesplet<strong>en</strong> <strong>en</strong>, welriek<strong>en</strong>d van kostelijk<strong>en</strong> geur, in d<strong>en</strong> gouddrop we<strong>en</strong><strong>en</strong>d<strong>en</strong> spleet<br />

e<strong>en</strong> knaapsk<strong>en</strong>, zoo wonderschoon, dat Afrodite het d<strong>en</strong> nymf<strong>en</strong> beval te kweek<strong>en</strong>.<br />

En op het kind was zij to<strong>en</strong> al verliefd, de godin, wet<strong>en</strong>d in liefde, want zij voor-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


9<br />

spelde uit die edele <strong>en</strong> sterke leedjes e<strong>en</strong> heros, die als e<strong>en</strong> wonder zoo schoon<br />

zoû zijn, ook al zou hij niet meer dan sterveling wez<strong>en</strong>. En bespied had zij het<br />

groei<strong>en</strong>de kind, d<strong>en</strong> bloei<strong>en</strong>d<strong>en</strong> knaap, d<strong>en</strong> òpgroei<strong>en</strong>d<strong>en</strong> jongeling, bespied had<br />

zij in het kind d<strong>en</strong> minnaar, <strong>en</strong> to<strong>en</strong> hij tot minnaar gerijpt was, had zij hem in hare<br />

arm<strong>en</strong> geklonk<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich gegev<strong>en</strong> aan zijn hartstocht <strong>en</strong> zijn verwondering, diep in<br />

het woud, waar de wilde roz<strong>en</strong> wit weligd<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> woest gewarrel van wèlriek<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

wellust, de rank<strong>en</strong> der roz<strong>en</strong>struik<strong>en</strong> onontwarrelbaar gestr<strong>en</strong>geld door e<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de<br />

groote bloem<strong>en</strong> zoo blank als albast<strong>en</strong> bekers, die uitgot<strong>en</strong> d<strong>en</strong> bijna zichtbar<strong>en</strong><br />

geur, welgevallig aan de godin. E<strong>en</strong> waai van wind had de bloemblader<strong>en</strong> duiz<strong>en</strong>de<br />

omme do<strong>en</strong> stuiv<strong>en</strong>, to<strong>en</strong> de godin, stillek<strong>en</strong>s lach<strong>en</strong>de, in gelukkig geheim - want<br />

zij verborg zich voor de oog<strong>en</strong> der god<strong>en</strong> - Adonis had binn<strong>en</strong> gevoerd in de<br />

roz<strong>en</strong>-alkove <strong>en</strong> hem gezegd had, dat hij beter dan de roz<strong>en</strong> geurde, omdat hij, in<br />

zweet na de jacht, wèlrook naar myrrhe, d<strong>en</strong> reuk, die herinnering blijv<strong>en</strong>d zoû<br />

houd<strong>en</strong> aan zijn ongelukkige moeder. Wel had aan Myrrha de godin gedacht, é<strong>en</strong><br />

oog<strong>en</strong>blik achterdochtig om d<strong>en</strong> geur der herschap<strong>en</strong>e, die nu in d<strong>en</strong> zoon haar,<br />

de goddelijke liefdeplaagster, bedwelmde, maar zoo die liefdeplaagster zélve lief<br />

had, dacht zij alle<strong>en</strong> aan het naaste oog<strong>en</strong>blik des geluks, <strong>en</strong> verder niet, <strong>en</strong> verder<br />

niet... Als e<strong>en</strong> sterflijke vrouw, die lief had, was Afrodite, lust van god<strong>en</strong> <strong>en</strong> m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>,<br />

gelukkig <strong>en</strong> dacht niet aan toekomst, dacht niet aan toekomst... Als e<strong>en</strong> sterflijke<br />

vrouw beminde zij d<strong>en</strong> ruw<strong>en</strong> jager. Want ruw was hij, haar jager, e<strong>en</strong> knaap nog<br />

<strong>en</strong> ruw, <strong>en</strong> zij, de geliefde van Ares, god van stormkracht <strong>en</strong> stormgeweld, maar<br />

gòd, zij beminde in Adonis wel hem, die haar neêrtrok uit goddelijkheid in de<br />

minderwaardigheid van het m<strong>en</strong>schelijke, dat haar prikkelde als e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>ot verbod<strong>en</strong>,<br />

omdat zij godin was <strong>en</strong> haar lust niet mocht zoek<strong>en</strong> op de slijk-aarde der m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>,<br />

in de arm<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> mooi<strong>en</strong>, bezweet<strong>en</strong> jager, ook al geurde hij harstig naar myrrhe<br />

<strong>en</strong> al had zij roz<strong>en</strong> om hare liefde tot dicht bruidsvertrek welig<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. En behalve<br />

dat hij ruw was, bleef hij e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>sch <strong>en</strong> e<strong>en</strong> man, de wondermooie Adonis <strong>en</strong> werd<br />

hij tot god<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


10<br />

nooit, zelfs niet in haar godinne-arm<strong>en</strong>, maar had zij hem daarom minder lief,<br />

smaakte zij daarom minder geluk aan zijn mond? En behalve dat hij m<strong>en</strong>sch <strong>en</strong><br />

man bleef, bleef hij jager ook, tuk op wild, zelfs in hare arm<strong>en</strong> plotseling opschrikk<strong>en</strong>d<br />

begeerig, als hij d<strong>en</strong> ever door het struikgewas, heel ver verwijderd, me<strong>en</strong>de te<br />

hoor<strong>en</strong> drav<strong>en</strong>...<br />

Nog sliep Afrodite, haar hoofd in lichtglans kruiv<strong>en</strong>d haar op Adonis' vierkante<br />

linkerborst, nog sliep zij diep, in afgrond astraal verzonk<strong>en</strong> <strong>en</strong> de op<strong>en</strong> glimlach van<br />

d<strong>en</strong> dubbel<strong>en</strong> boog harer lipp<strong>en</strong> was verstard, tot het was of zij niet meer glimlachte,<br />

maar verdroomd was in zwar<strong>en</strong> droom.<br />

Vol aandacht keek Adonis, ontwaakt, nu toe <strong>en</strong> vond haar de schoonste in<br />

schoonheid, die hij ooit had gezi<strong>en</strong> tussch<strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> nymf<strong>en</strong> <strong>en</strong> hij begreep,<br />

dat het goud<strong>en</strong>ste bloed, zuiver, <strong>en</strong> warm toch, door hare fijne ader<strong>en</strong> stroom<strong>en</strong><br />

moest, om haar die schoonheid te gev<strong>en</strong> van onbegrep<strong>en</strong>e goddelijkheid <strong>en</strong><br />

onverklaarbaarder vrouwelijkheid tev<strong>en</strong>s. Nu ontgespte hij d<strong>en</strong> klamp zijner hand<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong>e streelde over de welv<strong>en</strong>de heuplijn der slaapster zóó, dat zij trilde...<br />

Zij trilde <strong>en</strong> zilverde in het blank-roze schemer<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> aan-licht<strong>en</strong>d<strong>en</strong> dageraad<br />

<strong>en</strong> omdat morg<strong>en</strong>koelte bewoog, viel<strong>en</strong> over haar de roz<strong>en</strong>blader<strong>en</strong> he<strong>en</strong>. Adonis<br />

bewoog niet meer, zijn hoofd op mosmollig kuss<strong>en</strong>, zijn oog nog droom<strong>en</strong>de op de<br />

godin, maar, trots de herinnering aan d<strong>en</strong> nacht, luisterde hij uit naar d<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>.<br />

De vogel<strong>en</strong>, met e<strong>en</strong> getril van kristal, voorslag op voorslag, jubeld<strong>en</strong> uit, als in<br />

strofe <strong>en</strong> antistrofe, zong<strong>en</strong> hoog uit, antwoordd<strong>en</strong> elkander, <strong>en</strong> nóg steeds sliep<br />

Afrodite... <strong>en</strong> droomde. Door het gejuich he<strong>en</strong> der vogel<strong>en</strong> luisterde Adonis uit naar<br />

d<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>. Geoef<strong>en</strong>d zijn fijn gehoor, door lev<strong>en</strong> in het geluid-overrijke woud,<br />

hoorde hij, ver in de verte, op<strong>en</strong>wijk<strong>en</strong> de Goud<strong>en</strong>e Deur<strong>en</strong> op het geknars harer<br />

goud<strong>en</strong> h<strong>en</strong>gsels, hoorde hij aannader<strong>en</strong> op meerder<strong>en</strong> wind Eos, wier vinger<strong>en</strong><br />

wierp<strong>en</strong> uit sluier de roz<strong>en</strong> harer morg<strong>en</strong>tuin<strong>en</strong>, hoorde hij stral<strong>en</strong>d nader<strong>en</strong> Helios,<br />

maar door dat bruis<strong>en</strong> van aangloriënd<strong>en</strong> triomf he<strong>en</strong>, hoorde hij dichterbij ook<br />

ontwak<strong>en</strong> het woud <strong>en</strong> ritsel<strong>en</strong> ontèlba-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


11<br />

re geluid<strong>en</strong>. Rondom jubileerd<strong>en</strong> de vogel<strong>en</strong>, rondom de vogel<strong>en</strong> warrelde<br />

morg<strong>en</strong>wind, verder dan de wind ruischte het aannader<strong>en</strong> van Dageraad; klaar<br />

klankeld<strong>en</strong> de wijder op<strong>en</strong> wijk<strong>en</strong>de Poort<strong>en</strong>, <strong>en</strong>, nog diep in de Voorhal zwol golv<strong>en</strong>d,<br />

zee van glans, de straks uitstral<strong>en</strong>de gloed van de Zon. De vogel<strong>en</strong>, de wind, rozige<br />

Eos, - hij hoorde haar kindlach parel<strong>en</strong> schel - als met cymbal<strong>en</strong> opdreun<strong>en</strong>d de<br />

Poort<strong>en</strong>... <strong>en</strong> dàn de Zon... het nog verre gloedzwell<strong>en</strong> van Helios, als e<strong>en</strong><br />

aandaver<strong>en</strong>d, -daver<strong>en</strong>d, straks overweldig<strong>en</strong>d goud<strong>en</strong> bazuingejuich... Maar in het<br />

woud ruischt<strong>en</strong> nu àlle de blader<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> dal<strong>en</strong>de beek liep de gamma van haar<br />

gemurmel heel snel op <strong>en</strong> waterviel af, <strong>en</strong> door alles he<strong>en</strong> zwermd<strong>en</strong> insekt<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

gav<strong>en</strong> ééne duiz<strong>en</strong>dvoudige ondertrilling aan de harmonieën der morg<strong>en</strong> wereld...<br />

Tot Adonis plots rilde van ongeduld <strong>en</strong> hij riep:<br />

- Ontwaak, Afrodite, ontwaak...<br />

De godin, droom<strong>en</strong>sloom, op<strong>en</strong>de de oog<strong>en</strong>, schrik in di<strong>en</strong> goudvochtig<strong>en</strong> glans.<br />

Adonis, al ontvlucht uit haar omhelzing <strong>en</strong> zich richt<strong>en</strong>de op, riep weêr:<br />

- Ontwaak, Afrodite, ontwaak... Hoor, de morg<strong>en</strong> is aangeklonk<strong>en</strong> als met e<strong>en</strong><br />

daver<strong>en</strong>de hymne: voorslag van vogel<strong>en</strong> heeft aangekondigd, windewaai is vroolijk<br />

aangevlaagd, Eos heb ik als e<strong>en</strong> kind hoor<strong>en</strong> lach<strong>en</strong>, zoo schel, dat weêr scheller<br />

de vogel<strong>en</strong> haar hebb<strong>en</strong> will<strong>en</strong> overstemm<strong>en</strong>; bek<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gevlot<strong>en</strong> als met<br />

fluitgedrop; de dreuning der Goud<strong>en</strong>e Poort<strong>en</strong> heb ik gehoord dof <strong>en</strong> toch duidelijk<br />

met e<strong>en</strong> verr<strong>en</strong> cymbal<strong>en</strong>slag, weêr-echoënd teg<strong>en</strong> d<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong>d<strong>en</strong> hemeldom<br />

<strong>en</strong> nu... hoor, Afrodite!... nu brall<strong>en</strong> zonnebazuin<strong>en</strong> hoog op <strong>en</strong> klatert Helios aan,<br />

daver<strong>en</strong>d van zijn golv<strong>en</strong>d<strong>en</strong> glans, die zeeëruischt rondom zijn lichtflits<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

wag<strong>en</strong>! Ik hoor hem, ik hoor hem: de zonne-ross<strong>en</strong> briesch<strong>en</strong> <strong>en</strong>, hoor! het sterke<br />

geluid van de Zon overstroomt thans alles wat heeft geklonk<strong>en</strong>!<br />

Zoo juichte de jager Adonis, opgestaan, <strong>en</strong> blij om het aanklink<strong>en</strong>de nieuwe<br />

zonnelev<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> nieuw<strong>en</strong> aanklink<strong>en</strong>d<strong>en</strong> dag. Forsch stond hij <strong>en</strong> jong als e<strong>en</strong><br />

groote knaap, rossig fulp over-blaakt zijn naaktheid door d<strong>en</strong> brand van de zon, die<br />

hij zoo blijde<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


12<br />

toejuichte: gebrand had de zon hem zijn voorhoofd onder bronsgoud <strong>en</strong> zwaar dicht<br />

gekroes; gebrand had de zon hem zijn wang<strong>en</strong>, waar het mannelijk baarddons<br />

schaduwde; gebrand had zij hem goudblond zijn tors, die zich welfde met de trotsch<br />

hoog vierkante borst<strong>en</strong>, heuvel<strong>en</strong>d de schouderlijn vierkant ook naar de volmaakt<br />

gespierlijnde arm<strong>en</strong>, heuvel<strong>en</strong>d de schouderblad<strong>en</strong> forsch uit aan weêrszijd<strong>en</strong> van<br />

d<strong>en</strong> gleuf zijns rugs, die diep inzonk naar krachtig<strong>en</strong> onderrug, de volmaakt<br />

gespierlijnde be<strong>en</strong><strong>en</strong> hem drag<strong>en</strong>d zóó licht in zijn stevigte, dat hij van veerige<br />

luchtigheid nauwlijks met d<strong>en</strong> ongeduldig te<strong>en</strong>kramp<strong>en</strong>d<strong>en</strong> voet de madeliefjes van<br />

het mosbed kreukelde. Geheel om hem war<strong>en</strong> de roz<strong>en</strong>, wit altijd bloemblad<br />

stuiv<strong>en</strong>de, als e<strong>en</strong>e omlijsting, te week bleek voor zijn schoonheid, te geurig zacht<br />

voor zijn brutale dapperheid, die jong sterk inkeek d<strong>en</strong> glorie-aanruisch<strong>en</strong>d<strong>en</strong> dag,<br />

vol verlang<strong>en</strong> om nieuw<strong>en</strong> wind in te snuiv<strong>en</strong>...<br />

Afrodite, geheel, was gesteg<strong>en</strong> uit d<strong>en</strong> astral<strong>en</strong> afgrond naar d<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>rand van<br />

haar lev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> als kwam zij uit duistere diepte, zag zij uit naar d<strong>en</strong> goud<strong>en</strong><strong>en</strong> dag,<br />

die haar verblindde... zag zij uit naar Adonis, die stond. En met e<strong>en</strong>e beweging, die<br />

haar op deed bloei<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> zilverlijnige bloeiïng van parel<strong>en</strong> glanz<strong>en</strong>, verrees zij<br />

<strong>en</strong> had zij de arm<strong>en</strong> rondom Adonis breed geslag<strong>en</strong>, rondom zijn schouders <strong>en</strong> rug,<br />

<strong>en</strong> poogd<strong>en</strong> hare hand<strong>en</strong> elkander te klamp<strong>en</strong>, bereikt<strong>en</strong> elkander zoek<strong>en</strong>de... tot<br />

zij riep:<br />

- Liefde! Droom van mijn dag<strong>en</strong> <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>d geluk van mijn nacht<strong>en</strong>! Zijn al zóó<br />

wijd op<strong>en</strong> de Poort<strong>en</strong>, om Helios uit te lat<strong>en</strong>, <strong>en</strong> wondt je je geheel los uit mijn<br />

kluister<strong>en</strong>d<strong>en</strong> arm, <strong>en</strong> speurde ik niets, speurde ik niets! Waar was ik: waar b<strong>en</strong> ik<br />

geweest! Niet heeft mijn lichaam de plek verlat<strong>en</strong>, waar ik insluimerde op je nog<br />

hevig hamer<strong>en</strong>d hart, maar mijn ziel, waar is ze geweest? Waar heeft ze gedwaald,<br />

Afrodites ziel; langs welke duistere boord<strong>en</strong> van water<strong>en</strong> zwart, tussch<strong>en</strong> welke<br />

donkere rots<strong>en</strong> <strong>en</strong> ruige bossch<strong>en</strong>, geroep<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> sombere stem, die ik herk<strong>en</strong>de<br />

als die van Hades! Langs welke affodill<strong>en</strong>veld<strong>en</strong> b<strong>en</strong> ik gezweefd heel snel, heel<br />

snel; b<strong>en</strong> ik zieleluchtig <strong>en</strong> snel gezweefd met vooruit tast<strong>en</strong>de arm<strong>en</strong>, om mij he<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> dof bruis<strong>en</strong> van klacht<strong>en</strong>! Ik<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


13<br />

zocht... ik zocht: wat zocht ik?! Adonis, o zeg mij, wat zocht ik! Wat zocht ik in die<br />

verzinking van droom! Heilige Styx, ik herinner mij: Adonis, ik zocht je: liefde, droom<br />

van mijn dag<strong>en</strong> <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>d geluk mijner nacht<strong>en</strong>, ik zocht in d<strong>en</strong> droom van mijn<br />

nacht de doode smart van àl mijn eeuwige dag<strong>en</strong>: ik zocht, Adonis, je lijk... Ik vond<br />

het niet, maar je schim, Adonis, vaarde mij teg<strong>en</strong> <strong>en</strong> toonde mij e<strong>en</strong> bloed<strong>en</strong>de<br />

wonde: de wonde leekte <strong>en</strong> liet purper<strong>en</strong> spoor! O, Adonis, di<strong>en</strong> ik lief heb als nooit<br />

liefde ik d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> kon, ik b<strong>en</strong> in zweetparel<strong>en</strong>d<strong>en</strong> doodsangst ontwaakt <strong>en</strong> ik zie je<br />

staan, in d<strong>en</strong> aangoud<strong>en</strong>d<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ongeduld huivert in je houding, o held,<br />

daar, waar ik je rijz<strong>en</strong> zie tussch<strong>en</strong> mijn roz<strong>en</strong>... Adonis, wat wil je ongeduld? Waar<br />

wil het he<strong>en</strong>, waar wil het he<strong>en</strong>, ver van mij? O, blijf, blijf, blijf! Blijf in mijn arm<strong>en</strong>,<br />

mijn hand<strong>en</strong> klamp<strong>en</strong> zich eindelijk tot e<strong>en</strong> gesp om je leest te zam<strong>en</strong>; blijf bij mij,<br />

teg<strong>en</strong> mij aan, want zeker is de morg<strong>en</strong> niet gunstig aan ons geluk, ijverzuchtig zijn<br />

de god<strong>en</strong> steeds, ijverzuchtig is Ares, ijverzuchtig is Helios, <strong>en</strong> zij gunn<strong>en</strong> mij niet<br />

de heerlijkheid in je m<strong>en</strong>scharm<strong>en</strong> te verget<strong>en</strong>, dat ik b<strong>en</strong> godin <strong>en</strong> aan je lipp<strong>en</strong> te<br />

hang<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> honigzware bij aan e<strong>en</strong> kelk! O blijf, Adonis, o blijf! Voel mijn hart<br />

klopp<strong>en</strong> van angst: zeker is de morg<strong>en</strong> niet gunstig! Zeker zal de dag niet veilig zijn!<br />

Zeker zal het woud zijn des onheils! Ik weet niet, maar ik raad, want ik droomde! O,<br />

Adonis, blijf, blijf, blijf... Zie, zóo dicht heb ik deze roz<strong>en</strong>alkove winger<strong>en</strong> do<strong>en</strong>, dat<br />

Helios in zijn brall<strong>en</strong>de glorie niet zi<strong>en</strong> zal wie schuilt in dit blader<strong>en</strong>gesneeuw, <strong>en</strong><br />

speurt hij ook ev<strong>en</strong> de beweging van onze omhelzing, zoo zal hij niet anders d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>,<br />

dan dat e<strong>en</strong> faun e<strong>en</strong> dryade omhelst, <strong>en</strong> voorbij glanz<strong>en</strong> in zijn ijdele glorie... O,<br />

blijf, Adonis, blijf! Blijf één dag, blijf dez<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel<strong>en</strong> dag! Geef mij d<strong>en</strong> nacht niet<br />

<strong>en</strong>kel, maar ook d<strong>en</strong> dag! Zie, ik b<strong>en</strong> Kypris, dochter b<strong>en</strong> ik van Zeus, <strong>en</strong> to<strong>en</strong> ik<br />

opsteeg uit de schuim<strong>en</strong>de zee, trild<strong>en</strong> hemel <strong>en</strong> aarde van wonder geluk, louter<br />

omdat IK was gebor<strong>en</strong>... O blijf, Adonis, blijf! Uitverkor<strong>en</strong> heeft de godin, die weet<br />

wat de liefde is, je bov<strong>en</strong> àlle god<strong>en</strong>, àlle sterveling<strong>en</strong>, bov<strong>en</strong> àlle wez<strong>en</strong>s, die<br />

adem<strong>en</strong>; uitverkor<strong>en</strong> heeft zij je bov<strong>en</strong> geweldig<strong>en</strong> Ares, verschrikkelijk in strijd<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


14<br />

<strong>en</strong> verschrikkelijk in liefde <strong>en</strong> verschrikkelijker nog in ijverzucht, maar zij tart alles,<br />

Adonis, om één zo<strong>en</strong> van jou, om één druk van je arm<strong>en</strong> rondom haar he<strong>en</strong>, om<br />

de ééne seconde, waarin lijf <strong>en</strong> ziel smelt<strong>en</strong> te zam<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de hemel zich op<strong>en</strong>t in<br />

e<strong>en</strong> reg<strong>en</strong> van duiz<strong>en</strong>de sterr<strong>en</strong>...<br />

- Afrodite, Afrodite, niet b<strong>en</strong> ik ondankbaar, dat ik los me uit je arm<strong>en</strong> langzaam<br />

maakte, maar de dag behoort niet aan de liefde, want luister... luister één oog<strong>en</strong>blik!<br />

Hoor je dan niet...<br />

- Ik hoor alle<strong>en</strong> je stem weêrtrill<strong>en</strong> diep in mij, als bronz<strong>en</strong> slag teg<strong>en</strong> brons...<br />

- Hoor je dan niet - door het woud aanstorm<strong>en</strong>... dwars door Helios' zonnegejuich...<br />

aanstorm<strong>en</strong> ZIJN verschrikkelijke drang, de drang van ZIJN ondierkracht, die uit de<br />

nog nachtelijke wouddiepte aanraast, als e<strong>en</strong> stormwind, voor wi<strong>en</strong> het bosch huivert,<br />

de blader<strong>en</strong> bruischel<strong>en</strong> gaan, voor wi<strong>en</strong> dryad<strong>en</strong> <strong>en</strong> saters zelve zich verschuil<strong>en</strong><br />

achter het ruigste gewas, om niet door hèm overstov<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>, in het zand<br />

vertrapt door ZIJN orkan<strong>en</strong>de vaart... Hoor je dan niet... Afrodite, hóór je hem dan<br />

niet nader<strong>en</strong>... En is de dag aan de liefde, als HIJ nadert...<br />

- Adonis, als WIE nadert? Ik luister, maar ik hoor niets, dan de aan het woud<br />

gewone geluid<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> jubel<strong>en</strong>d<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>! Adonis, WIE nadert er dan? Is het<br />

e<strong>en</strong> onheil, is het e<strong>en</strong> god, is het Ares? Hoor je hem nader<strong>en</strong>? Stuiv<strong>en</strong> zal hij voorbij;<br />

onzichtbaar doe ik ons beid<strong>en</strong> zijn in onze bloembladersneeuw<strong>en</strong>de roze-al-kove,<br />

<strong>en</strong> de dag, di<strong>en</strong> mijn droom somber spelde, zal naar ons niet wijz<strong>en</strong> met noodlottig<strong>en</strong><br />

vinger, als je blijft, Adonis, blijft... O blijf, blijf, blijf! Zie, ik b<strong>en</strong> de mooiste: er is vrouw<br />

noch godin, die heerlijker is, <strong>en</strong>, Adonis, ik b<strong>en</strong> de wet<strong>en</strong>dste: er is ge<strong>en</strong>e liefde, die<br />

meer weet dan de mijne, want ik b<strong>en</strong> de godin àller schoonheid <strong>en</strong> liefde, <strong>en</strong> zelfs<br />

mijn zoon is niets zonder mij! Maar mijn droom heeft mijn brein somber b<strong>en</strong>eveld,<br />

<strong>en</strong> ik b<strong>en</strong> bang, als ik nooit was, Adonis! Ik b<strong>en</strong> bang voor dez<strong>en</strong> dag! Blijf hier bij<br />

mij, tussch<strong>en</strong> mijn roz<strong>en</strong>! Blijf in mijn arm<strong>en</strong>, blijve ik in je arm<strong>en</strong>! WIE nadert, WIE<br />

nadert dan?! Adonis, de zonhelle dag baart mij spokeverschrikking: ik dacht ginds<br />

de schim van je moeder te<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


15<br />

zi<strong>en</strong>, haar vrouweschim voor zij herschap<strong>en</strong> in boom werd!! Ik b<strong>en</strong> bang, ik b<strong>en</strong><br />

bang, o Adonis, voor jou b<strong>en</strong> ik bang <strong>en</strong> mijzelve... O blijf, o blijf, o blijf...<br />

- Afrodite, hoe kan ik blijv<strong>en</strong>! Hij nadert... hij nadert dichter...<br />

-WIE? Is het Ares, die dichter nadert...?<br />

- Ne<strong>en</strong>, het is niet Ares, Afrodite, maar één, bijna zoo geweldig als hij...<br />

- Wie, Adonis, WIE nadert...?<br />

- De Ever! Het is de Ever, die nadert! Hoor!!<br />

- O god<strong>en</strong>, de Ever? De Ever??<br />

- Het is de Ever, die nadert: hoor! Helios' eerste straal wekte hem uit zijn dichte<br />

hol, <strong>en</strong> hij kwam te voorschijn, <strong>en</strong> nu stormt hij voort, als e<strong>en</strong> geweld, door het<br />

sidder<strong>en</strong>de woud! Hoor! Hoor je hem niet nader<strong>en</strong>, Afrodite... Ik hoor hem, ik hoor<br />

hem: mijn gehoor is ge-oef<strong>en</strong>d <strong>en</strong> ik hoor het nader<strong>en</strong> van ieder gebeeste... Hij<br />

nadert, hij nadert, Afrodite... De aarde dreunt van zijn raz<strong>en</strong>de vaart, zijn steile<br />

borstels bruis<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de blader<strong>en</strong> aan, het lagere struweelgewas o vertrapt hij,<br />

hoe dik de stamm<strong>en</strong> der struik<strong>en</strong> ook zijn; zelfs jonge boom<strong>en</strong> loopt hij omver; hij<br />

is ontzaglijk groot als nooit ever was; zijn slagtand<strong>en</strong> bliksem<strong>en</strong> vooruit <strong>en</strong> gooi<strong>en</strong><br />

d<strong>en</strong> grond omgewoeld op; zijn bloeddoorvlamde oog<strong>en</strong> weêrlichtflikker<strong>en</strong>, zijn<br />

reuzesnuit snuffelt <strong>en</strong> snuift <strong>en</strong> blaast stoom<strong>en</strong>d<strong>en</strong> adem uit de gespalkte gat<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

hij draaft, hij draaft steeds verder... Het woud kraakt <strong>en</strong> zie... zie, Afrodite! de dryad<strong>en</strong><br />

vlucht<strong>en</strong>, de najad<strong>en</strong> duik<strong>en</strong> achter de rots<strong>en</strong> het water in, <strong>en</strong> ik moet gaan om d<strong>en</strong><br />

Ever te dood<strong>en</strong>!!!<br />

Zoo sprak de ruwe jager Adonis <strong>en</strong> hij greep zijn sterk drill<strong>en</strong>de speer, <strong>en</strong> rukte<br />

zich bijna los van de godin, to<strong>en</strong> de vlucht<strong>en</strong>de dryad<strong>en</strong> door de roz<strong>en</strong> he<strong>en</strong> drong<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> zij riep<strong>en</strong>, dring<strong>en</strong>de op elkaâr:<br />

- De Ever, de Ever komt!!<br />

- Liefde! kreet Afrodite. G<strong>en</strong>ot van mijn dag<strong>en</strong>, geluk van mijn nacht<strong>en</strong>! Blijf!! Ik<br />

droomde ontzett<strong>en</strong>d! Mijn ziel dwaalde bij Hades! Ik zag je schim: zij bloedde, zij<br />

bloedde! De dag spelt onheil! Helios is mij ongunstig! Ares is ijverzuchtig! HIJ is het,<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


16<br />

HIJ is het, Ares, die d<strong>en</strong> Ever z<strong>en</strong>dt, die d<strong>en</strong> Ever z<strong>en</strong>dt! Adonis, liefde, g<strong>en</strong>ot, geluk,<br />

o blijf! Ga niet! Ga niet ter jacht! Zoek niet d<strong>en</strong> Ever op! Van daag niet! Niet van<br />

daag! O, mijn Adonis, o mijn liefde, o mijn g<strong>en</strong>ot, o mijn geluk, o mijn heerlijkheid,<br />

o mijn Adonis, o mijn Adonis: blijf! Blijf, blijf! Blijf dez<strong>en</strong> dag, blijf dez<strong>en</strong> nacht, <strong>en</strong><br />

morg<strong>en</strong> bekamp d<strong>en</strong> Ever! Adonis, ik hang aan je lichaam! O mijn held, ik sleep mij<br />

voort aan je knieën! O zaligheid van mijn arm<strong>en</strong>, ik omhels je voet<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zal mijn<br />

omhelzing nooit slak<strong>en</strong>! Blijf!! Ik b<strong>en</strong> bang! Adonis, aanzie mijn wanhoop, mijn oog<strong>en</strong><br />

puil<strong>en</strong> van angst, mijn kak<strong>en</strong> versterfelijk<strong>en</strong> tot doodsbleekte, op mijn lipp<strong>en</strong> dooft<br />

alle kuss<strong>en</strong>sgloed! Adonis, ik ril: ijskoude stroomt mij de led<strong>en</strong> over <strong>en</strong> ik sleep mij,<br />

ik sleep mij voort, aan je be<strong>en</strong><strong>en</strong>, aan je knieën, aan je voet<strong>en</strong>... Dryad<strong>en</strong>!! Houdt<br />

hem teg<strong>en</strong>! O, god<strong>en</strong>, houdt hem teg<strong>en</strong>! Zeus, houd hem teg<strong>en</strong>! Alle god<strong>en</strong>, alle<br />

held<strong>en</strong>, die mij gunstig zijn, o houdt Adonis, houdt Adonis teg<strong>en</strong>... De dag is zwart!<br />

De dag is zwart!!<br />

Zoo kreet de liefde-rijke Afrodite, <strong>en</strong> to<strong>en</strong> zij Adonis, los gerukt uit haar arm<strong>en</strong>,<br />

zag verdwijn<strong>en</strong> tussch<strong>en</strong> de stuiv<strong>en</strong>de roz<strong>en</strong>, wier rank<strong>en</strong> hij met breed gebaar<br />

op<strong>en</strong>scheurde, viel de godin in zwijm, als e<strong>en</strong> gewone vrouw.<br />

De roz<strong>en</strong>, bescherm<strong>en</strong>d, slot<strong>en</strong> zich dicht over haar he<strong>en</strong>, <strong>en</strong> Helios, die haar<br />

vijandig was, zag haar niet onder zoo vele witte roz<strong>en</strong> <strong>en</strong> had, in het fanfaregejuich<br />

zijner eig<strong>en</strong>e trotsche zonne-bazuin<strong>en</strong>, hare kret<strong>en</strong> niet gehoord. Als e<strong>en</strong> gewone<br />

vrouw lag de godin in zwijm, <strong>en</strong> de bange dryad<strong>en</strong> naderd<strong>en</strong> haar parelblanke lijf,<br />

dat heerlijk schoon lag gestort op het gras, dicht bij de beek, die waterviel van<br />

zwavelgeel overmoste rotsblokk<strong>en</strong>. De dryad<strong>en</strong>, de godin ter wille, strooid<strong>en</strong><br />

roz<strong>en</strong>blader<strong>en</strong> over haar uit om Helios te belett<strong>en</strong> haar op te merk<strong>en</strong>. Zij knield<strong>en</strong><br />

rondom Afrodite <strong>en</strong> zij hiev<strong>en</strong> haar ooggelok<strong>en</strong> gelaat, waarom het kruiv<strong>en</strong>d haar<br />

neêrviel als goudzilver<strong>en</strong> licht. Nu sloeg Afrodite de azur<strong>en</strong> oog<strong>en</strong> op, <strong>en</strong> in tran<strong>en</strong><br />

was haar blik zoo e<strong>en</strong> wonder starrel<strong>en</strong>, dat de dryad<strong>en</strong> glimlacht<strong>en</strong>... En zij troostt<strong>en</strong>:<br />

- We<strong>en</strong>, Afrodite, niet... Adonis is gegaan, d<strong>en</strong> vreeslijk<strong>en</strong> Ever te moet, maar<br />

Adonis is e<strong>en</strong> vreeslijke jager. Ge<strong>en</strong> woest dier heeft<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


17<br />

hem ooit weêrstaan... We<strong>en</strong>, Afrodite, niet, <strong>en</strong> in ons midd<strong>en</strong>, onder rozet<strong>en</strong>te<br />

verschol<strong>en</strong> voor al wat ongunstig is aan je liefde <strong>en</strong> aan je geluk, blijf met ons,<br />

Afrodite, wacht<strong>en</strong>. Blijf wacht<strong>en</strong> met ons, tot Helios ginds aan het West<strong>en</strong> is<br />

weggedaverd met zijn brall<strong>en</strong>de paard<strong>en</strong> <strong>en</strong> bliksem<strong>en</strong>d<strong>en</strong> wag<strong>en</strong>, <strong>en</strong> tot Adonis<br />

terugge keert, tors<strong>en</strong>d in zijn geweldige mannevuist d<strong>en</strong> everkop, die zwart uitbloedt.<br />

We<strong>en</strong>, Afrodite, niet... Zie, wij all<strong>en</strong>, dryad<strong>en</strong>, zijn om je he<strong>en</strong>, <strong>en</strong> uit het water weêr<br />

duik<strong>en</strong> najad<strong>en</strong>, onze zuster<strong>en</strong> gewillig als wij... We<strong>en</strong>, Afrodite, niet...<br />

- Rijs op, Afrodite, rijs uit je zwijming <strong>en</strong> droeve zorgelijkheid! riep<strong>en</strong> de najad<strong>en</strong><br />

haar toe. Rijs op, Afrodite; rijs op! Pleg<strong>en</strong> zorgvuldig wij all<strong>en</strong> je heerlijke schoonheid<br />

<strong>en</strong> wacht<strong>en</strong> wij tot Adonis, d<strong>en</strong> everkop, die zwart uitbloedt, in zijn geweldige<br />

mannevuist tors<strong>en</strong>d, terugge keert, als met bliksem<strong>en</strong>d<strong>en</strong> wag<strong>en</strong> <strong>en</strong> brall<strong>en</strong>de<br />

paard<strong>en</strong> aan het West<strong>en</strong> Helios is weggedaverd! Rijs op, Afrodite, rijs op! Zie, t<strong>en</strong><br />

bade vull<strong>en</strong> wij onze kruik<strong>en</strong> aan d<strong>en</strong> bronstraal, die van laag zingt tot hoog, tot zij<br />

overloopt uit onze kruik<strong>en</strong>... Kom, Afrodite, kom!<br />

- Kom, Afrodite, kom! zeid<strong>en</strong> de dryad<strong>en</strong> <strong>en</strong> zij hiev<strong>en</strong>-op de godin <strong>en</strong> voerd<strong>en</strong><br />

haar naar d<strong>en</strong> stroom, die tussch<strong>en</strong> blanke iris zacht klapperde. Kom, Afrodite, kom!<br />

Hurk hier tussch<strong>en</strong> de hoogst<strong>en</strong>gelige bloem<strong>en</strong> <strong>en</strong> duld, dat wij je lichtkruiv<strong>en</strong>de<br />

haar nu opknoop<strong>en</strong> tot glanz<strong>en</strong>de wrong. Hurk, Afrodite, neêr! Onze zusters, najad<strong>en</strong>,<br />

giet over die ronde schouders de kruik<strong>en</strong> uit, <strong>en</strong> het water, gelukkig, liefkoost overal<br />

je goddelijke vrouwelijkheid. Rijs nu, Afrodite, <strong>en</strong> zet je, op mossige rots, hier neêr,<br />

<strong>en</strong> duld, dat wij verfrissch<strong>en</strong> je voet<strong>en</strong>, tot zij koud glanz<strong>en</strong> als versch vall<strong>en</strong>de<br />

sneeuw... O glimlach, Afrodite, glimlach! O glimlach, o glimlach weêr! Glimlach weêr!<br />

Glimlach weêr! Wij zijn om je he<strong>en</strong>, waar je rust op de rots, heradem<strong>en</strong>d, <strong>en</strong> op<br />

Adonis wacht<strong>en</strong>de, <strong>en</strong> wij ontknoop<strong>en</strong> je de har<strong>en</strong> weder <strong>en</strong> wij kamm<strong>en</strong> je de har<strong>en</strong><br />

met goud<strong>en</strong> kam, <strong>en</strong> wij houd<strong>en</strong> je d<strong>en</strong> goud<strong>en</strong> spiegel voor! Reik Afrodite de linn<strong>en</strong>e<br />

dwale! Bied Afrodite de onyx<strong>en</strong> kruike! Buig d<strong>en</strong> goud<strong>en</strong><strong>en</strong> gordel om Afrodite rond!<br />

Pluk witte roz<strong>en</strong>, pluk witte roz<strong>en</strong>! Veel witte roz<strong>en</strong>, dat<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


18<br />

Helios haar niet zie <strong>en</strong> sluier met witte roz<strong>en</strong> Afrodite! Witte roz<strong>en</strong> aan Afrodites<br />

slap<strong>en</strong> <strong>en</strong> witte roz<strong>en</strong> om haar he<strong>en</strong>, tot festo<strong>en</strong>! Laat ons spel<strong>en</strong>, laat ons spel<strong>en</strong>,<br />

Afrodite, laat ons met roz<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>, tot Adonis terugge keert, in zijn vuist d<strong>en</strong> kop,<br />

die zwart bloedt...<br />

En de godin glimlachte <strong>en</strong> zij duldde, dat de nymf<strong>en</strong> pleegd<strong>en</strong> hare schoonheid<br />

<strong>en</strong> speeld<strong>en</strong> rondom haar he<strong>en</strong>, om haar de lange e<strong>en</strong>zame ur<strong>en</strong> des beid<strong>en</strong>s<br />

verget<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> in de geurige roze-alkove. Zij maakt<strong>en</strong> vele beweging <strong>en</strong> wind<br />

door het witbloemig priëel <strong>en</strong> de blader<strong>en</strong> der roz<strong>en</strong> stuifd<strong>en</strong> <strong>en</strong> to<strong>en</strong> Helios met zijn<br />

glorie over haar he<strong>en</strong> trok <strong>en</strong> recht bov<strong>en</strong> haar stond, me<strong>en</strong>de hij, de Vèrzi<strong>en</strong>de,<br />

niet anders dan dat nymf<strong>en</strong> speeld<strong>en</strong> <strong>en</strong> lette hij de goddelijke Afrodite niet op, die<br />

de dryad<strong>en</strong> in roz<strong>en</strong> huld<strong>en</strong>, terwijl de najad<strong>en</strong> het water plast<strong>en</strong> <strong>en</strong> de droppel<strong>en</strong><br />

ded<strong>en</strong> reg<strong>en</strong>boogtintel<strong>en</strong>. Zij maakt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lieflijk festijn rondom de godin, wier<br />

glimlach weemoedigjes bleef, in wier azur<strong>en</strong> oog<strong>en</strong> de angstige ontroering<br />

nawemelde. Zij bracht<strong>en</strong> vrucht<strong>en</strong>, <strong>en</strong> er war<strong>en</strong> om haar fladder<strong>en</strong>de duiv<strong>en</strong>. Maar<br />

van ontroering <strong>en</strong> weemoed was moê de goddelijke Afrodite <strong>en</strong> hoe de nymf<strong>en</strong> ook<br />

speeld<strong>en</strong>, lieflijkjes, om haar rond, zij dacht steeds aan Adonis <strong>en</strong> dat hij nu<br />

onvermoeid stormde door de dichte bossch<strong>en</strong> van Byblos... d<strong>en</strong> Ever achterna!! Zij<br />

zag, vizio<strong>en</strong>, het voor zich... Het vizio<strong>en</strong> weêrtrilde door der nymf<strong>en</strong> gespeel, <strong>en</strong> zij<br />

zag d<strong>en</strong> Ever, <strong>en</strong> zij zag Adonis... To<strong>en</strong> was Afrodite zoo moede van weemoed <strong>en</strong><br />

van ontroering <strong>en</strong> van heel stil nahuiver<strong>en</strong>de angst<strong>en</strong>, dat zij de oog<strong>en</strong> look op de<br />

mossige rots, waar zij zat <strong>en</strong> het hoofd teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> dryade leunde. En zij viel in sluimer<br />

<strong>en</strong> zuchtte heel diep. De middag was blak<strong>en</strong>de warm, van brall<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Helios, wi<strong>en</strong>s<br />

zonne-bazuin<strong>en</strong> dikwijls òpschetterd<strong>en</strong> met klater<strong>en</strong>d gejuich, <strong>en</strong> de nymf<strong>en</strong> legd<strong>en</strong><br />

de sluimer<strong>en</strong>de godin ter ruste tussch<strong>en</strong> de blank<strong>en</strong>de iris. En zij trokk<strong>en</strong> zich terug,<br />

ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel blad lat<strong>en</strong>de ritsel<strong>en</strong>... tussch<strong>en</strong> de roz<strong>en</strong> verdw<strong>en</strong><strong>en</strong> dryad<strong>en</strong>; najad<strong>en</strong><br />

verzonk<strong>en</strong> in het water <strong>en</strong> achter de rots<strong>en</strong>... Afrodite lag als ademloos <strong>en</strong> niet de<br />

allerminste rilling sidderde over haar in schaduw blauwaan versneeuwigde huid.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


19<br />

De vogel<strong>en</strong> zweg<strong>en</strong> alle stil, <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> de krekel<strong>en</strong>, door het middag woud, snerpt<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> eindelooz<strong>en</strong> vedel<strong>en</strong>triller...<br />

II<br />

- Huja! Hújà! Uit de liaandicht gestr<strong>en</strong>gelde oermassa's van het duisterste woud,<br />

waar de middag zelfs blijft duister, hújà, over de rots<strong>en</strong> he<strong>en</strong>, langs de boom<strong>en</strong> om,<br />

over het struweel al door hèm vertrappeld, naar de vlakte, de brand<strong>en</strong>de vlakte,<br />

onder d<strong>en</strong> blauw<strong>en</strong>, van zonglans klater<strong>en</strong>d<strong>en</strong> hemel, rond! Hújà, over de eindelooze,<br />

eindelooze vlakte <strong>en</strong> het woud weêr in, <strong>en</strong> d<strong>en</strong> stroom doorgewaad, die opspat<br />

onder d<strong>en</strong> lomp<strong>en</strong> plomp van zijn pletterzwaar ondiergewicht! Hújà, door d<strong>en</strong><br />

reg<strong>en</strong>boog he<strong>en</strong>, die siddert met de van zijn steile borstels afgeschuddelde druppel<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> hem bijna, op speerl<strong>en</strong>gte, bereikt! Hij ijlt verder! Huja, in de oog<strong>en</strong> stuiv<strong>en</strong> mij<br />

de aardklomp<strong>en</strong> verblind<strong>en</strong>d, die zijn snuivel<strong>en</strong>de snuit opsmijt! Hújà, vooruit! Vooruit!<br />

Over het struweel, door hèm al vertrappeld, om de boom<strong>en</strong> langs <strong>en</strong> de rots<strong>en</strong> weêr<br />

over, waar hij staan blijft, é<strong>en</strong> oog<strong>en</strong>blik, borstels steil teg<strong>en</strong> d<strong>en</strong> van zonglans<br />

klater<strong>en</strong>d<strong>en</strong> hemel, rond! Ik bereik hem, ik werp mijn speer! Hij is omgezw<strong>en</strong>kt, hij<br />

r<strong>en</strong>t het gerotste af; hem achterna, hem achterna... O, ik weèt, dat hij moê is <strong>en</strong><br />

uitgeput <strong>en</strong> dol <strong>en</strong> verblind van zijn eig<strong>en</strong> bloed, dat hem de monsteroog<strong>en</strong><br />

door-vlammelt, <strong>en</strong> ik weèt, dat ik hem dood<strong>en</strong> zal... Daar! Zijn vaart vertraagt, zijn<br />

vaart vertraagt; hij staat stil, hij zw<strong>en</strong>kt om... Huja!! Hújà!!! Ondier geweldig, brull<strong>en</strong>d<br />

monster, fabelgebeeste, Ever, groote Ever, hújà! Daar! Daar!!! Mijn speer in zijn<br />

flank! Brul! Brul-uit je smart! Adonis heeft gezegevierd! Adonis heeft d<strong>en</strong> Ever<br />

gedood! A... oh! God<strong>en</strong>!! God<strong>en</strong>!!! Afrodite!!! Hij heeft zich, sterv<strong>en</strong>de, mijn speer<br />

in zijn flank, nog kunn<strong>en</strong> stort<strong>en</strong>... op mij toe!! Ik wring hem zijn slagtand krom...<br />

maar ik bloed... Ik bloed! O, diepe wonde! O, mijn bloed, mijn bloed, waar gulp je<br />

he<strong>en</strong>, wat gulp je he<strong>en</strong> uit mij! O, breede wonde! O, mijn bloed, o stelp... O, gulp<br />

niet meer... Uit zóo breede wonde... uit zoo diepe<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


20<br />

wonde gulpt mijn bloed, gulpt mijn bloed altijd... Altijd... Ik heb hem gedood... Ik heb<br />

gezegevierd... Adonis heeft d<strong>en</strong> Ever gedood! Maar waarom ontstroomt mij àl mijn<br />

bloed, of mijn lev<strong>en</strong> wegvloeit uit breed-diepe wonde, of ik leêgloop uit gesplet<strong>en</strong>e<br />

flank... Blauwe hemel, waarom wordt je rood...? Purper<strong>en</strong> hemel, waarom wordt je<br />

zwart...?! God<strong>en</strong>, o gunt mij mijn jeugd... O, gunt mij het lev<strong>en</strong>... O, gunt mij de<br />

jacht... O, gunt mij, o gunt mij Afrodite... Afrodite!!! Adonis heeft d<strong>en</strong> Ever... gedood...<br />

Maar des Evers slagtand heeft Adonis d<strong>en</strong> flank gesplet<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn ziel vloeit hem<br />

met àl zijn bloed weg uit die op<strong>en</strong>e spleet... O, nu zink ik, nu zink ik neêr... nu zink<br />

ik naast d<strong>en</strong> Ever neêr... Is het zoo vroeg gedaan...? Was Adonis al oud? Was hij<br />

niet krachtig meer, <strong>en</strong> heeft hij d<strong>en</strong> Ever niet kunn<strong>en</strong> dood<strong>en</strong>... Beminde hem niet<br />

meer Afrodite... O nu is het, zoo vroeg, gedaan... Zoo vroeg, o wreede god<strong>en</strong>, zoo<br />

vroeg... nu... is het zoo vroeg... gedaan...!<br />

III<br />

In vlam stond de westereinder, van Helios, die brall<strong>en</strong>d verzonk-nog laatste<br />

fanfare-klank<strong>en</strong> schetterd<strong>en</strong> de zonnebazuin<strong>en</strong> des gloriënd<strong>en</strong> lichts-<strong>en</strong> de<br />

hemelbrand wemelde door de boomstamm<strong>en</strong> he<strong>en</strong>, to<strong>en</strong> de goddelijke Afrodite<br />

ontwaakte.<br />

Het was als droop bloed van de boomstamm<strong>en</strong> af.<br />

- Adonis! riep zij. Waar is hij? Is hij niet terug, is hij nog niet terug? Heb ik<br />

gesluimerd? Waar b<strong>en</strong> ik geweest? Langs welke begoochelde veld<strong>en</strong>, Elyzeïesch,<br />

bloembespikkeld, heeft mijn geest gedwaald met zijn schim... Ik dwaalde zalig, ik<br />

droomde zalig: Adonis was teeder, als hij nog nooit was geweest! En hij glansde<br />

als e<strong>en</strong> god! Maar het was droom <strong>en</strong> het was bedrog! Ik b<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>! En de ure is<br />

laat! En Adonis is niet terug! Adonis!! Ne<strong>en</strong>... Hij is niet terug... Waarom vloeit er<br />

bloed langs de stamm<strong>en</strong> af? Waarom druip<strong>en</strong> de mossige pad<strong>en</strong> van bloed? Waarom<br />

druipt er bloed tussch<strong>en</strong> de blader<strong>en</strong> door? Waarom stroomt de rotsbeek van zuiver<br />

bloed?? Zelfs de roz<strong>en</strong> blozig<strong>en</strong> van bloed!<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


21<br />

Waarom rozigt er bloed over mijn lichaam... O, mijn zinn<strong>en</strong> zijn begoocheld van<br />

angst <strong>en</strong> van duister<strong>en</strong>de e<strong>en</strong>zaamheid, <strong>en</strong> omdat de zon zinkt, zie ik bloed... Er is<br />

ge<strong>en</strong> bloed... er is ge<strong>en</strong> bloed... Maar waarom toeft HIJ zoo lang... O, nooit zal hij<br />

d<strong>en</strong> Ever bereik<strong>en</strong>... O, zoo hij nu, moê, maar terug kwam, <strong>en</strong> hij rustte uit in mijn<br />

verlang<strong>en</strong>de arm<strong>en</strong>! Ik zou hem niet kuss<strong>en</strong>, ik zoû hem zelve pleg<strong>en</strong>, ik zoû hem<br />

wassch<strong>en</strong> de led<strong>en</strong>, drog<strong>en</strong> met linn<strong>en</strong>e dwale <strong>en</strong> ik zou hem zalv<strong>en</strong> met balsem<br />

uit onyx<strong>en</strong> kruik! O, ik zoû hem wieg<strong>en</strong> <strong>en</strong> hem sluimer<strong>en</strong> lat<strong>en</strong>, heel d<strong>en</strong> avond, <strong>en</strong><br />

heel d<strong>en</strong> nacht, ik zoû over zijn sluimer wak<strong>en</strong>, als e<strong>en</strong> moeder zelfs niet over haar<br />

kind! O, zoo hij maar terug kwam... Het angstigt mij in de duister<strong>en</strong>de e<strong>en</strong>zaamheid!<br />

Waar zijn de nymf<strong>en</strong>? Waar is Adonis!! Najad<strong>en</strong>, duikt op! Dryad<strong>en</strong>, komt hier! O,<br />

zij verschijn<strong>en</strong>, maar zij zijn als bloedige schimm<strong>en</strong>... Waarom zijt ge als bloedige<br />

schimm<strong>en</strong>... Waarom blijft ge zoo verre... Wat we<strong>en</strong>t ge... Omdat ik verdriet heb <strong>en</strong><br />

niet verlustigde in uw spel<strong>en</strong>...? Komt dichter, komt dichter om mij... Weest vroolijk<br />

rondom mij he<strong>en</strong>... Zingt, danst, speelt, vlecht rozefesto<strong>en</strong><strong>en</strong>... Kamt mij de har<strong>en</strong>,<br />

balsemt de led<strong>en</strong> mij, opdat ik schoon b<strong>en</strong> als Adonis komt... Spreidt voor hem uit<br />

mossige kuss<strong>en</strong>s, opdat hij slape na zijn wilde jacht... Hij zal d<strong>en</strong> Ever nooit<br />

bereik<strong>en</strong>... Hij zal dra nu terug kom<strong>en</strong>, uitgeput... Maar waarom komt ge niet nader...<br />

Waarom we<strong>en</strong>t ge, <strong>en</strong> wat blijft ge zoo ver... God<strong>en</strong>...! Raad ik... raad ik... dat gij<br />

weet?? Dat gij iets weet...? Dat gij Adonis zaagt? Dat hij gewond is...?? O nacht, o<br />

nacht, blijf nog verre! Duister nog niet! O Helios, kom terug! O dag, straal weêr! Ik<br />

wil zi<strong>en</strong>, ik wil wet<strong>en</strong>! Ik wil Adonis terug zi<strong>en</strong>; ik wil wet<strong>en</strong>, waar toeft Adonis... Ne<strong>en</strong>,<br />

ne<strong>en</strong>, laat mij, ik wil hem zoek<strong>en</strong>... Ik bèn niet bang meer voor Helios' haat <strong>en</strong> voor<br />

Ares' ijverzucht: ik heb Adonis lief, ik heb Adonis lief! Ik juich het uit, dat ik Adonis<br />

lief heb... Ik heb Adonis lief, ik heb Adonis lief: ik schreeuw het ùit in mijn bang<strong>en</strong><br />

nacht! Ik wil weg uit deze roz<strong>en</strong>! Houdt mij niet teg<strong>en</strong>: ik wìl wèg! Ik wil hem zoek<strong>en</strong>!<br />

O, zoekt hem met mij!! Gilt-uit zijn naam, opdat hij antwoorde... Want hij rust erg<strong>en</strong>s<br />

uit: in d<strong>en</strong> donker is hij in slaap gevall<strong>en</strong>, vermoeid, uitgeput!<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


22<br />

Gilt-uit zijn naam met mij! Adonis!! Adonis!!! Wat deer<strong>en</strong> mij Olympos <strong>en</strong> god<strong>en</strong>! Ik<br />

heb Adonis lief, ik heb Adonis lief! Adonis!!!! Hoor je ons dan niet roep<strong>en</strong>? Hoor je<br />

mij niet? Waar b<strong>en</strong> je? O, zoekt hem met mij, ik wil hem vind<strong>en</strong>... Wij zùll<strong>en</strong> hem<br />

vind<strong>en</strong>! Al dwal<strong>en</strong> wij úr<strong>en</strong> lang... Uit de liaandicht gestr<strong>en</strong>gelde oermassa's van het<br />

duisterste woud, over de rots<strong>en</strong> he<strong>en</strong>, over het... zie!... door ZIJN vaart vertrappeld<br />

struweel... over de vlakte, de gez<strong>en</strong>gde vlakte onder d<strong>en</strong> paarsig<strong>en</strong>, nachtwazig<strong>en</strong><br />

hemel rond, over de eindelooze, eindelooze vlakte, maar helaas! wij vind<strong>en</strong> hem<br />

niet, <strong>en</strong> hij antwoordt ons niet... Dan het woud weêr in, <strong>en</strong> d<strong>en</strong> stroom doorwaad,<br />

<strong>en</strong> het gerotste op, tot ik hem vind, tot ik hem vind... O, Adonis, Adonis, kom terug;<br />

o Adonis, kom terug... O nymf<strong>en</strong>, o dryad<strong>en</strong>, najad<strong>en</strong>!!! Wat spookt daar in de nòg<br />

daghelle laatste schemering, daar waar het gerotste bleek verijlt <strong>en</strong> het geboomte<br />

zoo schraal is van wittige stamm<strong>en</strong> <strong>en</strong> zilverige blader<strong>en</strong>, als magere abeel<strong>en</strong> hoog<br />

teg<strong>en</strong> de lucht gezet... E<strong>en</strong> glooi<strong>en</strong>de vlakte van rotsste<strong>en</strong>, <strong>en</strong>... zie ik, zie ik goed<br />

in die weifeling van dag <strong>en</strong> van nacht! O nacht, o nacht, blijf nog verre! Laatste<br />

schemering, o verhelder!... Ik zie! Daar ligt de Ever! Daar ligt de Ever... dood... <strong>en</strong><br />

als e<strong>en</strong> bóom is geplant in zijn flank Adonis' eig<strong>en</strong>e speer! Adonis versloeg d<strong>en</strong><br />

Ever! Adonis versloeg d<strong>en</strong> Ever!! O mijn held, mijn held, waar b<strong>en</strong> je?! Waarom<br />

sloeg je hem niet met breed zwaard d<strong>en</strong> kop af <strong>en</strong> torste je, zege!, d<strong>en</strong> kop, die<br />

zwart-bloedt?! O... oh!! Adonis...?! Ligt hij... dààr? O nymf<strong>en</strong>, ligt hij daar...? O zegt<br />

mij, dat niet HIJ daar ligt! Ligt hij daar?? Heb ik Adonis gevond<strong>en</strong>? Sluimert hij,<br />

overmand van uitputting, na d<strong>en</strong> Ever te hebb<strong>en</strong> gedood? Sluimert hij...? Zeus, mijn<br />

vader, hij bloedt!! O Zeus, hij bloedt; ik wààd in zijn bloed! O Zeus, de Ever heeft<br />

Adonis gewond! Wat bloed, wat veel bloed! O nymf<strong>en</strong>, o nymf<strong>en</strong>, pleg<strong>en</strong> wij hem:<br />

o voer<strong>en</strong> wij zijn lichaam he<strong>en</strong> van hier... Nacht, o nacht, blijf nog verre... of br<strong>en</strong>g<br />

àl je sterr<strong>en</strong> meê! Opdat ik Adonis zi<strong>en</strong> kan! O nymf<strong>en</strong>, voert hem zacht he<strong>en</strong>... O,<br />

wat bloed, o wat veel bloed... Hij bloedt... hij bloedt nog... O Zeùs! Mijn hand, die<br />

zijn bloed stelp<strong>en</strong> wilde, verzinkt in zijn gesplet<strong>en</strong>e flank! Adonis! Adonis!! Hij is<br />

koud! Hij<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


23<br />

is dood!! Hij is dood!!! Adonis is dood!!! Zeùs, de Ever heeft mij Adonis gedòòd! O,<br />

zijn bloed... o zijn bloed... vloeit niet meer! Misschi<strong>en</strong>... misschi<strong>en</strong> leeft hij nog?? Ik<br />

adem hem mijn lev<strong>en</strong> in! Ik adem hem mijn goddelijkheid in! Ik b<strong>en</strong> godin, ik kan<br />

hem weêr beziel<strong>en</strong>! Adonis, Adonis, herleef! Nog kàn je ziel niet je lijf hebb<strong>en</strong><br />

verlat<strong>en</strong>; nog mòet zij huiver<strong>en</strong> die op<strong>en</strong>e flank uit te glipp<strong>en</strong>, nog klámpt zij zich<br />

vast in je lichaam zoo mooi, <strong>en</strong> wìl zij je nog niet, zoo heel vroeg, verlat<strong>en</strong>!! Ne<strong>en</strong>!!!<br />

Zijn ziel heeft Adonis verlat<strong>en</strong>! Zijn ziel is hem ontglipt in gulp<strong>en</strong> van bloed! Adonis<br />

is dood! Adonis is dood!! God<strong>en</strong>, Adonis is dood!!! Helios, die ik liefheb, is dood!<br />

Ares, die ik je voortrok, is dood! Wees te vred<strong>en</strong>! Wees gelukkig! Lach, lach, lach:<br />

Adonis is dood!!! Maar Afrodite, onsterfelijk, wil sterv<strong>en</strong> ook, <strong>en</strong> zoo zij niet sterv<strong>en</strong><br />

kàn, zal zij do<strong>en</strong> verwelk<strong>en</strong> alle schoonheid... zal zij dóód<strong>en</strong> àlle liefde! NOOIT, god<strong>en</strong>,<br />

zult ge schoon meer zijn, <strong>en</strong> NOOIT god<strong>en</strong>, zult gij lief meer hebb<strong>en</strong>! Natuur, aarde,<br />

hemel, verdort, verwelkt, sterft af, verzinkt in vernietiging: NOOIT zult gij, hemel,<br />

aarde, natuur, weêr beminn<strong>en</strong>, want Afrodite ontneemt àlle liefde u, omdat de god<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> geduld, dat de Ever Adonis doodde! Nooit zult gij lief meer hebb<strong>en</strong>! Voor<br />

eeuwig zult gij in vernietiging ondergaan! Ge<strong>en</strong> kiem zal meer ontluik<strong>en</strong>! Ge<strong>en</strong><br />

omhelzing zal meer vruchtbaar do<strong>en</strong> trill<strong>en</strong> de gewillige <strong>en</strong> goddelijke vrouwelijkheid!<br />

Heelal, verontvruchtbaar! Ook IK b<strong>en</strong> godin, gij god<strong>en</strong>! Ook IK roep het noodlot op!<br />

Ook IK heb macht over u! Ook IK kan mij wrek<strong>en</strong>, Helios, Ares... Zeùs, vader zonder<br />

erbarm<strong>en</strong>! De dood, de dood over àlles wat gij àll<strong>en</strong> hebt geschap<strong>en</strong> <strong>en</strong> hebt bezield!<br />

Hades, gij zult heersch<strong>en</strong> over hemel <strong>en</strong> aarde! De dood... over àlles de dood, als<br />

hemel <strong>en</strong> aarde in zich verschrompeld zijn van onvruchtbaarheid, in MIJN vloek, di<strong>en</strong><br />

ik over hèn riep!... O, wat roep ik! O wat vloek ik, wat vloek ik! Adonis, Adonis is<br />

dóod! Mijn liefde, mijn geluk zijn dood!! Nimmer zal hij mij meer kuss<strong>en</strong>! Nimmer<br />

zal hij meer mij omhelz<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn hand<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> gesp om mijn middel klamp<strong>en</strong>! O<br />

nymf<strong>en</strong>, legt hem nu neêr... hier... in onze roz<strong>en</strong>alkove bereikt, op de moskuss<strong>en</strong>s<br />

ter liefde gespreid... Adonis is dood: hij is dood... Stil...:<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


24<br />

Adonis is dood... Wassch<strong>en</strong> wij de breed gesplet<strong>en</strong>e flank <strong>en</strong> wind<strong>en</strong> wij de wad<strong>en</strong><br />

om zijne wonde <strong>en</strong> wassch<strong>en</strong> wij zijn heerlijk lijf... Ja, sterr<strong>en</strong>, hebt medelijd<strong>en</strong>... Ja,<br />

lieflijke sterr<strong>en</strong>, schijnt... Zie, nymf<strong>en</strong>, hoe heerlijk hij is... Nu is het of Adonis slaapt...<br />

Of hij slaapt... Ja nymf<strong>en</strong>, we<strong>en</strong><strong>en</strong> wij zacht rondom hem he<strong>en</strong>... Zalv<strong>en</strong> wij de led<strong>en</strong><br />

hem, met strijk<strong>en</strong>de vingers he<strong>en</strong> <strong>en</strong> weêr... Legg<strong>en</strong> wij om hem de roz<strong>en</strong>... Spel<strong>en</strong><br />

wij zacht met onze wanhoop... Speelt zacht met roz<strong>en</strong> <strong>en</strong> Afrodites wanhoop...<br />

Speelt zacht, streelt zacht, balsemt zacht... O, nu is het zóo vroeg... gedaan! Zoo<br />

vroeg... O wreede god<strong>en</strong>, zoo vroeg: nù... is het zoo vroeg... gedaan...<br />

To<strong>en</strong> stortte op het lijk van Adonis Afrodite in é<strong>en</strong>... viel zij in zwijm als e<strong>en</strong> gewone<br />

vrouw.<br />

En in d<strong>en</strong> nacht van rouw, to<strong>en</strong> de god<strong>en</strong> haar zàg<strong>en</strong> vrouw <strong>en</strong> heel het Heelal<br />

haar vrouw-in-smart vóelde... herademd<strong>en</strong> Heelal <strong>en</strong> god<strong>en</strong>, want al wat leefde had<br />

gehuiverd om d<strong>en</strong> vloek, die van liefdelipp<strong>en</strong> gedreund had over de Schepping...<br />

IV<br />

Mare van des jagers dood spreidde zich over de land<strong>en</strong>; knap<strong>en</strong> van Byblos vond<strong>en</strong><br />

het doorpriemde lijk van d<strong>en</strong> Ever, groot, borstelruig fabelgebeeste, dat de schrik<br />

was geweest van de woud<strong>en</strong>, sedert Ares het raz<strong>en</strong>d <strong>en</strong> r<strong>en</strong>n<strong>en</strong>d had gezond<strong>en</strong><br />

ter zekere wraak, <strong>en</strong> geheel het volk liep uit om het gevelde reuzige ondier te zi<strong>en</strong>,<br />

dat monsterlijk, de lans als e<strong>en</strong> boom in de flank, neêr gestort lag op de rotsige<br />

vlakte. Maar vreemd, zag het volk, e<strong>en</strong> bloem onbek<strong>en</strong>d ontlok<strong>en</strong> tussch<strong>en</strong> de rots<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> die bloem weligde, weligde dicht met purper<strong>en</strong> kelkje e<strong>en</strong> geurig pad tot in het<br />

diepst van het bosch.<br />

- Zoek<strong>en</strong> wij Adonis' lijk! riep<strong>en</strong> de knap<strong>en</strong> van Byblos <strong>en</strong> de maagd<strong>en</strong> van Byblos<br />

riep<strong>en</strong>:<br />

- Zoek<strong>en</strong> wij Adonis' lijk! Zoek<strong>en</strong> wij het lijk van d<strong>en</strong> heerlijk<strong>en</strong> jager, die onwillig<br />

<strong>en</strong> ruw was <strong>en</strong> òns versmaadde!<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


23<br />

- Maar di<strong>en</strong> de godin beminde!<br />

- En die wij àll<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> lief!<br />

- Zie, de nieuwe bloem weligt, <strong>en</strong> de weliging, tot e<strong>en</strong> pad, slingert zich in het<br />

diepst van het woud!<br />

- O, Adonis, hoe wij je betreur<strong>en</strong>!<br />

- Adonis, hoe wij je beklag<strong>en</strong>...<br />

- O, Adonis, hoe wij je bemind<strong>en</strong>!<br />

- Adonis, hoe wij de godin b<strong>en</strong>ijdd<strong>en</strong>!<br />

- Loop<strong>en</strong> wij het bloem<strong>en</strong>pad af...<br />

- Overal uit Adonis' bloed is de nieuwe bloem ontpurperd!<br />

- Overal is ontpurperd de anemoon!<br />

- Langs dez<strong>en</strong> weg sleepte hij zich voort!<br />

- Ne<strong>en</strong>, langs dit pad droeg<strong>en</strong> de nymf<strong>en</strong> hem!<br />

- Langs dit pad droeg hem Afrodite!<br />

- Overàl is uit zijn bloed, dat vloeide, de anemone ontpurperd!<br />

- Tot ver, ver diep in het bosch!<br />

- O, Adonis, hoe wij je betreur<strong>en</strong>!<br />

- Adonis, hoe wij je beklag<strong>en</strong>!<br />

- O, Adonis, hoe wij je bemind<strong>en</strong>!<br />

- Adonis, hoe wij de godin b<strong>en</strong>ijdd<strong>en</strong>!<br />

- Zoek<strong>en</strong> wij Adonis' lijk! Zoek<strong>en</strong> wij het lijk van d<strong>en</strong> heerlijk<strong>en</strong> jager, die onwillig<br />

<strong>en</strong> ruw ons versmaadde!<br />

- Zoek<strong>en</strong> wij Adonis' lijk!<br />

Zoo riep<strong>en</strong> de knap<strong>en</strong> <strong>en</strong> maagd<strong>en</strong> van Byblos <strong>en</strong> liep<strong>en</strong> zoek<strong>en</strong>de het woud<br />

door, geleid door het breede pad van anemon<strong>en</strong>, die ontpurperd war<strong>en</strong> uit Adonis'<br />

bloed.<br />

To<strong>en</strong> hoord<strong>en</strong> de nymf<strong>en</strong> h<strong>en</strong> nader<strong>en</strong>. Het was in d<strong>en</strong> vroeg<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

weemoedig, om Adonis' dood, weigerde het woud zijn stemm<strong>en</strong> tot strofe <strong>en</strong> tot<br />

antistrofe sam<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> klink<strong>en</strong>; klater<strong>en</strong>de alle<strong>en</strong> klonk<strong>en</strong> Helios' geweldige<br />

zonnebazuin<strong>en</strong>, fanfar<strong>en</strong>de aan uit het Oost<strong>en</strong>... maar de vogel<strong>en</strong> zweg<strong>en</strong>, de<br />

morg<strong>en</strong>wind zweeg, de blader<strong>en</strong> ritseld<strong>en</strong> niet, de vogel<strong>en</strong> tjilpt<strong>en</strong> treurig <strong>en</strong> de beek<br />

we<strong>en</strong>de <strong>en</strong> verwaterviel snikk<strong>en</strong>d van rots tot rots. To<strong>en</strong> hoord<strong>en</strong> de nymf<strong>en</strong> nader<strong>en</strong><br />

de knap<strong>en</strong> <strong>en</strong> maagd<strong>en</strong> van Byblos. Zij omringd<strong>en</strong> Adonis' lijk, dat gezalfd <strong>en</strong> gebaad<br />

zij<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


26<br />

recht-uit hadd<strong>en</strong> gelegd op versche kuss<strong>en</strong>s van mos <strong>en</strong> over wi<strong>en</strong> zij roz<strong>en</strong> gestrooid<br />

hadd<strong>en</strong>, de roz<strong>en</strong>, die niet blank war<strong>en</strong> maar rood... Want Afrodite, die zich in<br />

wanhoop geworp<strong>en</strong> had in het dichtst van de rozedoorn<strong>en</strong>, had haar heerlijk lijf<br />

op<strong>en</strong>geret<strong>en</strong> in razernij, <strong>en</strong> zij had gebloed <strong>en</strong>, waanzinnig, was zij blijde geweest,<br />

omdat zij bloedde, omdat zij bloedde als Adonis gebloed had. En in d<strong>en</strong> meêlijd<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

sterr<strong>en</strong>nacht hadd<strong>en</strong> de nymf<strong>en</strong> het wonder gebeur<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>: het bloed van de godin,<br />

over de roz<strong>en</strong> gestroomd van haar arm<strong>en</strong>, van haar boezem <strong>en</strong> schoot, het bloed<br />

verfde donkerrood de tot nog toe immer blank gebloeid hebb<strong>en</strong>de roz<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de kleur<br />

van het bloed breidde zich uit, als vloeide de roode kleur voort, als klom zij de roz<strong>en</strong><br />

op, als daalde zij weêr neêr, <strong>en</strong> to<strong>en</strong> de morg<strong>en</strong> verhelderde, zag<strong>en</strong> de nymf<strong>en</strong> de<br />

blanke roz<strong>en</strong>alkove verbloosd tot bloedroode bloemet<strong>en</strong>te... Zacht we<strong>en</strong>d<strong>en</strong> de<br />

nymf<strong>en</strong> <strong>en</strong> klaagd<strong>en</strong> d<strong>en</strong> geheel<strong>en</strong> nacht <strong>en</strong> zij wrong<strong>en</strong> de arm<strong>en</strong> <strong>en</strong> in d<strong>en</strong> morg<strong>en</strong><br />

plukt<strong>en</strong> zij de roode roz<strong>en</strong> <strong>en</strong> bladerd<strong>en</strong> ze over Adonis <strong>en</strong> strooid<strong>en</strong> ze over Adonis<br />

rond. De godin lag met haar hoofd op zijn borst, hare hand<strong>en</strong> gespgeklampt om des<br />

dood<strong>en</strong> jagers goudbrons gekroesde hoofd. Zij lag onbewegelijk, de oog<strong>en</strong> dicht,<br />

maar telk<strong>en</strong>s voer e<strong>en</strong> lange snik door haar geheele lijf <strong>en</strong> schokte er de weêrgalooze<br />

schoonheid van. Tot de nymf<strong>en</strong> hoord<strong>en</strong> nader<strong>en</strong> de knap<strong>en</strong> <strong>en</strong> maagd<strong>en</strong> van<br />

Byblos.<br />

- Afrodite! riep<strong>en</strong> de nymf<strong>en</strong> zacht. Afrodite, hoor; zij nader<strong>en</strong>, de knap<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

maagd<strong>en</strong> van Byblos, die zoek<strong>en</strong> Adonis' lijk in het woud <strong>en</strong> langs de anemon<strong>en</strong>,<br />

uit zijn bloed ontpurperd, kom<strong>en</strong> zij all<strong>en</strong> hierhe<strong>en</strong> <strong>en</strong> zull<strong>en</strong> zij dra hier zijn. O<br />

Afrodite, goddelijke Afrodite, op<strong>en</strong>baar niet aan sterveling<strong>en</strong> de smart van u,<br />

Onsterflijke! O Afrodite, verberg hun uw smart!<br />

Zoo smeekt<strong>en</strong> najad<strong>en</strong>, dryad<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de goddelijke Afrodite rees. Snikk<strong>en</strong>de<br />

omringd<strong>en</strong> de nymf<strong>en</strong> haar: zij hadd<strong>en</strong> zóo groote wanhoop in schoonheid zóó groot<br />

nooít gezi<strong>en</strong>. De godin, voor het laatst, zag op het lijk van Adonis, met e<strong>en</strong> blik, zóó<br />

smartelijk, dat de geheele natuur zweeg <strong>en</strong> zelfs Helios, die haar bespeurde, het<br />

lied van het licht deed zwijg<strong>en</strong>. Er was één zwijg<strong>en</strong><br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


27<br />

in de natuur, <strong>en</strong> er huiverde niet <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> medelijd<strong>en</strong>, maar er huiverde ook e<strong>en</strong><br />

angst voor de wraak van de godin. To<strong>en</strong> bracht Afrodite hare beide hand<strong>en</strong> aan<br />

hare lipp<strong>en</strong> <strong>en</strong> liet zij haar laatst<strong>en</strong> kus in d<strong>en</strong> vorm van e<strong>en</strong> vlinder neêrvall<strong>en</strong> op<br />

Adonis' mond. Zij stond <strong>en</strong> zag toe, hoe de vlinder, klapwiek<strong>en</strong>de, dadelijk stierf<br />

over Adonis' lipp<strong>en</strong>. Maar door de huiver<strong>en</strong>de zwijging van de natuur, klonk<strong>en</strong> de<br />

stemm<strong>en</strong> der zoek<strong>en</strong>de knap<strong>en</strong> <strong>en</strong> maagd<strong>en</strong> van Byblos... En to<strong>en</strong>, plotseling, werd<br />

de godin onzichtbaar; zij verijlde tot e<strong>en</strong> damp <strong>en</strong> de damp mistte weg <strong>en</strong> Afrodite<br />

was dàar niet meer...<br />

De nymf<strong>en</strong> schrikt<strong>en</strong> <strong>en</strong> zij verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>. En Adonis' lijk bleef alle<strong>en</strong> te midd<strong>en</strong> der<br />

roode roz<strong>en</strong>. De vogel<strong>en</strong> dorst<strong>en</strong> tjilp<strong>en</strong>; wind stak op; in de zonneverte, gedempt,<br />

klonk<strong>en</strong> òp de zonnebazuin<strong>en</strong>... Zoo vond<strong>en</strong> de knap<strong>en</strong> <strong>en</strong> maagd<strong>en</strong> van Byblos<br />

Adonis' lijk <strong>en</strong> zij we<strong>en</strong>d<strong>en</strong> rondom, d<strong>en</strong> lang<strong>en</strong> dag, vóor zij d<strong>en</strong> jager t<strong>en</strong> brandstapel<br />

tors<strong>en</strong> zoûd<strong>en</strong>...<br />

Maar to<strong>en</strong>, bij het vall<strong>en</strong> des dags aan hun klag<strong>en</strong> e<strong>en</strong> einde was, <strong>en</strong> zij des jagers<br />

lijk wild<strong>en</strong> tors<strong>en</strong>, klonk zóo droef <strong>en</strong> zoet e<strong>en</strong> stem, de stem e<strong>en</strong>er Onsterflijke<br />

Onzichtbare, <strong>en</strong> zij murmelde, terwijl verwonderd toehoord<strong>en</strong> de knap<strong>en</strong> <strong>en</strong> maagd<strong>en</strong><br />

van Byblos:<br />

- O gij all<strong>en</strong>, die Adonis lief hadt, die hem lief hadt als ik hem lief had! Hoort mij<br />

<strong>en</strong> doet als ik zeg. Hoort mij <strong>en</strong> weet wie ik b<strong>en</strong>. Ik b<strong>en</strong> Afrodite, die tot u spreekt.<br />

Ik b<strong>en</strong> het, die Adonis beminde. Ik b<strong>en</strong> het, aan wie hij ontroofd werd, door wie hem<br />

haatte <strong>en</strong> d<strong>en</strong> Ever zond. Ik b<strong>en</strong> de Liefde <strong>en</strong> de Schoonheid almachtig <strong>en</strong> onder<br />

mijn zeg<strong>en</strong> is het Heelal liefde-zalig <strong>en</strong> onder mijn vloek heeft het gehuiverd van<br />

angst. Ik b<strong>en</strong> Afrodite <strong>en</strong> ik b<strong>en</strong> gesteg<strong>en</strong> voor d<strong>en</strong> zetel van Zeus, mijn vader, <strong>en</strong><br />

zijn dochter, die hem nooit anders dan met liefde <strong>en</strong> glimlach naderde, heeft d<strong>en</strong><br />

vader om rècht gevraagd. Heeft d<strong>en</strong> vader gevraagd, waarom hij geduld had, dat<br />

de onschuld vermoord is geword<strong>en</strong> door woestheid <strong>en</strong> door geweld, door haat <strong>en</strong><br />

door ijverzucht... O gij all<strong>en</strong>, die Adonis lief hadt, die hem lief hadt als ik hem lief<br />

heb, Zeus, mijn vader Zeus, mijn machtige vader Zeus heeft gesidderd<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


28<br />

om zijn wanhopige dochter, <strong>en</strong> alle god<strong>en</strong> zijn haar voorspraak geweest, dat recht<br />

aan Adonis geschied<strong>en</strong> zoû, ook al ligt zijn lijk met gesplet<strong>en</strong>e flank. Gij all<strong>en</strong>, die<br />

Adonis lief hadt, hoort mij <strong>en</strong> doet als ik zeg, naar d<strong>en</strong> wil van Zeus <strong>en</strong> Afrodite<br />

beid<strong>en</strong>. Br<strong>en</strong>gt Adonis der god<strong>en</strong> eer <strong>en</strong> richt hem tempel<strong>en</strong> op; op deze beide<br />

dag<strong>en</strong> des jaars, d<strong>en</strong> dag van gister<strong>en</strong> <strong>en</strong> van hed<strong>en</strong>, viert zijne Adonieën <strong>en</strong><br />

weeklaagt eerst, maar jubelt dan, maar jubelt dan! Zoekt zijn lijk door het bosch<br />

langs de anemon<strong>en</strong> <strong>en</strong> legt t<strong>en</strong> bedde zijn beeld, gebootst naar de heerlijkheid, die<br />

hij e<strong>en</strong>maal was <strong>en</strong> wier laatste afglans gij nu nog aanschouwt. En legt t<strong>en</strong> bedde<br />

mijn beeld naast Adonis' beeld, <strong>en</strong> jubelt dan <strong>en</strong> hebt lief... O, hebt lief, gij all<strong>en</strong> hebt<br />

lief! Natuur, bemin! Heelal, weêrtril van vruchtbaarheid: Afrodite dreigt met haar<br />

vloek niet meer sedert de god<strong>en</strong> erbarmd<strong>en</strong> <strong>en</strong> sedert Zeus rechtvaardigheid werd.<br />

Adonis, Adonis, vaarwel, mijn liefde, maar vaarwel niet voor altijd! Tot wederzi<strong>en</strong>s,<br />

o mijn Adonis: tot zalig<strong>en</strong>, zalig<strong>en</strong> wederzi<strong>en</strong>s! Want Zeus, die de smart van zijn<br />

dochter heeft zi<strong>en</strong> staan voor zijn rechterzetel, staat, o mijn Adonis, toe, dat gij in<br />

Olympos Afrodite terug zult zi<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de die helft des steeds w<strong>en</strong>tel<strong>en</strong>d<strong>en</strong> jaars,<br />

die Hades aan haar liefde Adonis' ziel terug zal sch<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. Adonis, vaarwel, mijn<br />

liefde, maar vaarwel niet voor altijd! Tot wederzi<strong>en</strong>s, o mijn Adonis, tot zalig<strong>en</strong>,<br />

zalig<strong>en</strong> wederzi<strong>en</strong>s, wanneer onze Liefde de vruchtbaarheid van Aarde <strong>en</strong> Hemel<br />

zal doortrill<strong>en</strong> met eeuwig herhaalde herleving <strong>en</strong> eeuwig herhaalde geboorte...!<br />

Kort g<strong>en</strong>ot van mijn aardsche liefde, tot zalig<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>s, tot zi<strong>en</strong>s!<br />

To<strong>en</strong> verklonk de stem der godin <strong>en</strong> de knap<strong>en</strong> <strong>en</strong> maagd<strong>en</strong> van Byblos riep<strong>en</strong><br />

onder elkaâr:<br />

- De godin... de godin heeft gesprok<strong>en</strong>! Wij betreur<strong>en</strong> Adonis hed<strong>en</strong>! Morg<strong>en</strong>, om<br />

zijn herleving, zull<strong>en</strong> wij jubel<strong>en</strong> in liefde!<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


Cameeën<br />

29<br />

Gloei<strong>en</strong>de, als e<strong>en</strong> eff<strong>en</strong> blauw vuur, lag de zee wijd, wijd uit <strong>en</strong> hare nauwlijks<br />

gerimpelde kabbeling<strong>en</strong> war<strong>en</strong> als regelmatige, azur<strong>en</strong> vlamm<strong>en</strong>.<br />

Als e<strong>en</strong> azur<strong>en</strong> vlamoceaan was de zee, in het uur van d<strong>en</strong> middag, dat<br />

oppermachtig Helios heerschte.<br />

Bov<strong>en</strong> de zee schimmerde, in bov<strong>en</strong>matig stral<strong>en</strong>de glorie, de zonnegod op de<br />

vurige kar.<br />

Door d<strong>en</strong> fell<strong>en</strong> glans he<strong>en</strong> was maar ev<strong>en</strong> voor de oog<strong>en</strong> der zeeschepsel<strong>en</strong><br />

zijn steiger<strong>en</strong>d vierspan te zi<strong>en</strong> van vlamm<strong>en</strong>de zonneross<strong>en</strong>.<br />

De zeeschepsel<strong>en</strong> dok<strong>en</strong> in de koral<strong>en</strong> paleiz<strong>en</strong> terug; de geheele zee ontvolkte<br />

zich; alles werd stil <strong>en</strong> e<strong>en</strong>zaam, alles werd stil, e<strong>en</strong>zame rimpelgekabbelde azur<strong>en</strong><br />

vlam-oceaan.<br />

Maar tussch<strong>en</strong> rots<strong>en</strong>, in nog blauwe schaduw, d<strong>en</strong> voet in het schuim overspoeld,<br />

bleef ligg<strong>en</strong> in loomheid de parelblanke Nereïde; zij, die g<strong>en</strong>aamd was<br />

Ebbe-der-mattere-Water<strong>en</strong>.<br />

Zij was blank als e<strong>en</strong> parel, van jong<strong>en</strong> godinneboezem <strong>en</strong> liervormige heup, <strong>en</strong><br />

wegverslank<strong>en</strong>de t<strong>en</strong>gere be<strong>en</strong><strong>en</strong>, <strong>en</strong> heur voet was als e<strong>en</strong> rozige bloem in het<br />

schuim.<br />

Met lange lint<strong>en</strong> van zeewier had zij het gro<strong>en</strong>e, golv<strong>en</strong>de haar, dat kronkelde tot<br />

over haar parelmoêr<strong>en</strong> schoot, weggebond<strong>en</strong> van hare slap<strong>en</strong>.<br />

Zij lag, het hoofd in d<strong>en</strong> zwanehalsbocht van haar arm.<br />

De Triton, daar ginds, de laatste zijner makkers, die nog draalde naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong><br />

te duik<strong>en</strong>, zag haar, <strong>en</strong> naderde zwemm<strong>en</strong>d.<br />

Hij was forsch <strong>en</strong> bruin van schouders <strong>en</strong> arm<strong>en</strong> <strong>en</strong> breede<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


30<br />

borst; maar zijn gelaat was meisjesrond, hoe schalk ook zijn bruine oog<strong>en</strong> <strong>en</strong> lustige<br />

glimlach.<br />

Hij naderde Ebbe <strong>en</strong> groette haar <strong>en</strong> legde zich onder aan hare rots, <strong>en</strong> het schuim<br />

bleef zijn in tweeën gesplet<strong>en</strong> <strong>en</strong> sam<strong>en</strong> gekronkeld<strong>en</strong> vischstaart, die schitterde<br />

van bruinrossige schubb<strong>en</strong>, overparel<strong>en</strong>.<br />

Ebbe was tevred<strong>en</strong>, dat hij kwam.<br />

Het was niet het uur van de liefde, maar het was het uur, voor h<strong>en</strong> beid<strong>en</strong>, dat zij<br />

elkander verteld<strong>en</strong> wat zij hadd<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>, op dwaaltocht<strong>en</strong> over de zee als het<br />

toeval der golv<strong>en</strong> h<strong>en</strong> had gescheid<strong>en</strong>.<br />

- Ik heb dez<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>, zei Ebbe; e<strong>en</strong> heerlijke schoonheid gezi<strong>en</strong> in de zee! Ik<br />

was bij Kreta, met <strong>en</strong>kele zusters. Ik heb e<strong>en</strong> bruiloft gezi<strong>en</strong>, o zoo mooi, o zoo<br />

mooi!<br />

- Vertel mij, zei de Triton, nieuwsgierig. Wie huwd<strong>en</strong>?<br />

- Straks zal ik de nam<strong>en</strong> noem<strong>en</strong>, zei Ebbe. Hoor wat ik zag. Ik speelde dan met<br />

mijn zusters in de zee, die nog van d<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> was, hoewel niet d<strong>en</strong> vroeg<strong>en</strong><br />

morg<strong>en</strong>. Plotseling, van af d<strong>en</strong> einder, zag<strong>en</strong> wij d<strong>en</strong> zeestoet nader<strong>en</strong>. Want de<br />

bruiloft kwam dwars door de zee naar Kreta toe. Maar het buit<strong>en</strong>gewone was, dat<br />

het ge<strong>en</strong> snelkliev<strong>en</strong>de schep<strong>en</strong> der m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, omdat het god<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, die<br />

naderd<strong>en</strong>, hoewel de heerlijke bruid, als ik later hoorde, slechts e<strong>en</strong> koningsdochter<br />

was. O, wat was de bruiloft mooi! Daar zag ik waarlijk Poseidoon zelv<strong>en</strong>; wat is hij<br />

groot <strong>en</strong> goddelijk, maar hoe machtig ook hij mij sche<strong>en</strong>, hij lachte vri<strong>en</strong>delijk <strong>en</strong><br />

goedmoedig <strong>en</strong> voor het gebaar met zijn drietand wek<strong>en</strong> de nieuwsgierige golv<strong>en</strong><br />

weg, week alle heftige golfslag weg <strong>en</strong> werd de zee als e<strong>en</strong> meer, gladde zich e<strong>en</strong><br />

meereff<strong>en</strong> pad dwars door de zee, van d<strong>en</strong> einder toe naar Kreta. Poseidoons lach<br />

klaterde over de zee. En ter zijde hem, o zaligheid, zag ik Afrodite zelve!<br />

- Huwde Poseidoon Afrodite?<br />

- Heb geduld <strong>en</strong> hoor toe! Zei ik niet, dat de bruid slechts e<strong>en</strong> koningsdochter<br />

was, maar heerlijk! Triton<strong>en</strong> stuwd<strong>en</strong> Afrodite's schelp, <strong>en</strong> zij stond - niemand is<br />

schoon als zij! - <strong>en</strong> zij strooide bloem<strong>en</strong> over de bruid.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


31<br />

- En de bruid?<br />

- Zij was zoo jeugdig nog als e<strong>en</strong> kind, <strong>en</strong> schoon als ik niet wist, dat<br />

koningsdochters war<strong>en</strong>. Zij geleek, met blonde har<strong>en</strong> <strong>en</strong> blauwe oog<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> jeugdige<br />

zuster van Afrodite zelve. Zij zat, niet dan in haar sluier omkleed, want haar<br />

bruidegom schaakte haar uit het bad, op d<strong>en</strong> rug van haar bruidegom, die haar<br />

droeg dwars door de zee!<br />

- En haar bruidegom?<br />

- Daar hij e<strong>en</strong> groote god was, had hij zich herschap<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> stier, blank als<br />

room, maar machtig als slechts e<strong>en</strong> godstier kan zijn! En Poseidoon voorop,<br />

schrijd<strong>en</strong>d over de water<strong>en</strong>, Afrodite ter rechte, reed ter slinke zij van het bruidspaar<br />

mijn vorstelijke zuster Amfitrite, gemalin Poseidoons <strong>en</strong> heerscheresse over de zilte<br />

water<strong>en</strong>, in heel groote mosselschelp, die was als e<strong>en</strong> kar, getrokk<strong>en</strong> door<br />

blauwmanig zeepaard! En de beide godinn<strong>en</strong> wierp<strong>en</strong> bloem<strong>en</strong> toe naar de angstige<br />

bruid, die steeds riep:<br />

- O toe, laat mij vrij! Laat mij vrij, Afrodite <strong>en</strong> Amfitrite! Poseidoon, bescherm mij<br />

toch! Deze witte stier voerde mij meê, to<strong>en</strong> ik mij zette op zijn rug! Ik b<strong>en</strong> het kind<br />

van d<strong>en</strong> Koning van Fo<strong>en</strong>icië, <strong>en</strong> to<strong>en</strong> ik speelde <strong>en</strong> baadde met mijn gezellinn<strong>en</strong><br />

aan d<strong>en</strong> oever der zee, naderde ons deze stier!<br />

En zij sloeg, bang, dat zij zoû vall<strong>en</strong>, hare arm<strong>en</strong> om d<strong>en</strong> breed<strong>en</strong>, roomkleurig<strong>en</strong><br />

stier<strong>en</strong>nek, niet wet<strong>en</strong>de, dat zij e<strong>en</strong> god omhelsde! En zij riep <strong>en</strong> herhaalde steeds:<br />

- Afrodite <strong>en</strong> Amfitrite, o toe laat mij vrij, want ik weet niet, waarhe<strong>en</strong> gij mij voert!<br />

Maar de beide godinn<strong>en</strong> lacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> wierp<strong>en</strong> de bloem<strong>en</strong> <strong>en</strong> zij riep<strong>en</strong> om strijd:<br />

- Maar waarom dan ook, o Fo<strong>en</strong>icische koningsdochter, onvoorzichtige Europa,<br />

u te zett<strong>en</strong> op d<strong>en</strong> rug van e<strong>en</strong> stier, die niet was e<strong>en</strong> stier uit uw vaders kudd<strong>en</strong>!<br />

- Hij naderde ons zoo zacht, <strong>en</strong> met goud<strong>en</strong> oog<strong>en</strong>, die bijna glimlacht<strong>en</strong>!<br />

antwoordde to<strong>en</strong> Europa. Hij loeide zoo innig zacht, <strong>en</strong> hij was zoo mooi, zoo breed<br />

van schoft, zoo blank van vel; als room was hij blank, zonder vlekje. Wij streeld<strong>en</strong><br />

hem over<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


32<br />

d<strong>en</strong> rug, wij krauwd<strong>en</strong> hem tussch<strong>en</strong> de hor<strong>en</strong>s, wij bekranst<strong>en</strong> hem met<br />

bloemfesto<strong>en</strong>, hij dartelde in ons midd<strong>en</strong>, hij deed of hij vluchtte <strong>en</strong> wij omringd<strong>en</strong><br />

hem, <strong>en</strong> to<strong>en</strong> - ja, to<strong>en</strong> zette ik mij op zijn vlakk<strong>en</strong> rug, <strong>en</strong> eerst liep hij, als huppelde<br />

hij, maar to<strong>en</strong>... to<strong>en</strong> waadde hij door de eerste golv<strong>en</strong>, <strong>en</strong> plotseling zwom hij weg<br />

met mij, tot wanhoop van mijn gezellinn<strong>en</strong>, tot mijn wanhoop, o godinn<strong>en</strong>, die<br />

opdok<strong>en</strong> ter zijde van mij! O Amfitrite, o Afrodite, o gij machtige Poseidoon! Hoort<br />

naar mijn smeek<strong>en</strong>! Mijn vader zal troosteloos zijn! Machtige god<strong>en</strong>, o beduidt dez<strong>en</strong><br />

stier, dat hij keer’!<br />

Zoo hoorde ik - vertelde Ebbe d<strong>en</strong> Triton in de blauwe schaduw der rots<strong>en</strong> - de<br />

jeugdige Europa smeek<strong>en</strong>. Maar zij we<strong>en</strong>de niet, zij wrong de hand<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

dàn, weêr bang, dat zij vall<strong>en</strong> zoû, sloeg zij hare lelie-arm<strong>en</strong> om d<strong>en</strong> breed<strong>en</strong> plooinek<br />

van wie haar schaakte. Ne<strong>en</strong>, zij we<strong>en</strong>de niet, zij lachte zelfs wel e<strong>en</strong>s, zeker omdat<br />

de godinn<strong>en</strong> zoo lacht<strong>en</strong>, <strong>en</strong> Poseidoon zoo lachte, <strong>en</strong> omdat de roomblanke stier<br />

heelemaal niet woest was, maar zacht als e<strong>en</strong> lam, al bleef hij krachtig <strong>en</strong> al deed<br />

hij zijn wil. Europa lachte zeker, omdat de godinn<strong>en</strong> de bloem<strong>en</strong> strooid<strong>en</strong>! Erot<strong>en</strong>,<br />

met brand<strong>en</strong>de fakkels ter hand, fladderd<strong>en</strong> om Europa's hoofd, andere Erot<strong>en</strong><br />

bered<strong>en</strong> blijde, hoog-op spuit<strong>en</strong>de dolfijn<strong>en</strong>; tal van zuster<strong>en</strong> herk<strong>en</strong>de ik onder wie<br />

Europa omringd<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ik voegde mij bij d<strong>en</strong> stoet <strong>en</strong> wij danst<strong>en</strong> <strong>en</strong> klapt<strong>en</strong> van<br />

vreugde de hand<strong>en</strong>. All<strong>en</strong> zong<strong>en</strong> wij hoog-op het bruiloftslied <strong>en</strong> de roomblanke<br />

stier zwom altijd, altijd door de stille, lage, meergladde water<strong>en</strong>. Wat was het mooi<br />

<strong>en</strong> wat was het vroolijk! O, wat wordt het lev<strong>en</strong> toch zalig <strong>en</strong> schoon, wat word<strong>en</strong><br />

hemel <strong>en</strong> aarde <strong>en</strong> zee toch zalig <strong>en</strong> schoon, zoodra ons de god<strong>en</strong> verschijn<strong>en</strong>! Ik<br />

zag Poseidoon, Amfitrite, Afrodite! Ik danste om h<strong>en</strong>: Afrodite, de goud<strong>en</strong>e, lachte<br />

mij toe! Ik baadde mij in haar glimlach! Ik aanbad haar <strong>en</strong> kuste haar de voet<strong>en</strong>!<br />

To<strong>en</strong> wierp zij ook haar bloem<strong>en</strong> op mij, want zij is mild, <strong>en</strong> niet spaarzaam met<br />

haar g<strong>en</strong>ade, wie haar maar liefheeft <strong>en</strong> gehoorzaamt aan haar zacht gebod! O,<br />

mijn Triton, <strong>en</strong> jij was niet daar! Hoe hadd<strong>en</strong> wij sam<strong>en</strong> gedanst door de zee! Jij was<br />

niet daar! Jij was niet daar!<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


33<br />

Maar de stoet naderde Kreta's strand<strong>en</strong> <strong>en</strong> tussch<strong>en</strong> Poseidoon, Afrodite <strong>en</strong> Amfitrite<br />

steeg eindelijk Europa af van d<strong>en</strong> stier, die, e<strong>en</strong> herschap<strong>en</strong> god zijnde, goddelijke<br />

gestalte aannam <strong>en</strong> zich op<strong>en</strong>baarde als...<br />

- Als wie, o Ebbe??<br />

- Zeus zelve!<br />

- Ik hàd het gedacht! Ik hàd het gerad<strong>en</strong>!<br />

- Zeus, Zeus zelve! Zeus zàg ik! Maar, o Triton, ik zag Zeus in zijn herschepping,<br />

plotseling, van stier niet word<strong>en</strong> tot ontzagwekk<strong>en</strong>de god der god<strong>en</strong>, vorst van<br />

Olympos, fronswolk<strong>en</strong>de tussch<strong>en</strong> machtige brauw<strong>en</strong> <strong>en</strong> felle bliksems ter vuist...<br />

ne<strong>en</strong>, ik zag hem verword<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> blondlokkig<strong>en</strong>, jóng<strong>en</strong> god, zoo blond, zoo jong,<br />

zoo groot, zoo mooi, zoo heerlijk van glans, dat ik niet weet met wi<strong>en</strong> hem te<br />

vergelijk<strong>en</strong>, t<strong>en</strong> zij met Eros zelve, maar ouder, <strong>en</strong> forscher, <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> knaap, maar<br />

màn! Begrijpt ge! Eros, hij, die ons eeuwig knaap blijft, volgroeid tot màn, zoo<br />

op<strong>en</strong>baarde zich Zeus aan Europa, <strong>en</strong> zij borg zich aan zijn borst, <strong>en</strong> hij voerde<br />

haar tussch<strong>en</strong> de bloem<strong>en</strong>krans<strong>en</strong> <strong>en</strong> fakkels, onder gehev<strong>en</strong> sluier, bij het juich<strong>en</strong><br />

van het bruiloftslied, naar d<strong>en</strong> berg Dikte, aan grott<strong>en</strong> rijk, waar Zeus zelve e<strong>en</strong>s in<br />

e<strong>en</strong> grot werd gebor<strong>en</strong>! O, mijn Triton, was dat niet schoon <strong>en</strong> blij, wat ik dez<strong>en</strong><br />

morg<strong>en</strong> zag? Het bruidspaar verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>, Poseidoon <strong>en</strong> de godinn<strong>en</strong> verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>,<br />

darteld<strong>en</strong> wij all<strong>en</strong>, Triton<strong>en</strong>, Nereïd<strong>en</strong>, Erot<strong>en</strong> over het strand <strong>en</strong> de zee, <strong>en</strong> hoorde<br />

ik, te midd<strong>en</strong> van die heel dartele vreugde, schater<strong>en</strong>d van pret <strong>en</strong> klater<strong>en</strong>d van<br />

water, dat dit alles het werk der ondeug<strong>en</strong>de Afrodite was, die weêr Hera erger<strong>en</strong><br />

wilde <strong>en</strong> de koningsdochter aan Zeus had getoond, <strong>en</strong> hem gerad<strong>en</strong> had haar te<br />

schak<strong>en</strong>, het ge<strong>en</strong> Zeus, juist in huislijke twist met de waardige Hera, om haar te<br />

tart<strong>en</strong>, to<strong>en</strong> had volbracht, op klaarlicht<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>, onder onbewolkte lucht <strong>en</strong> over<br />

alom overzi<strong>en</strong>bare zee! O, de waardige Hera moet, als àll<strong>en</strong>, d<strong>en</strong> bruiloftstoet hebb<strong>en</strong><br />

aanschouwd, maar toornig zeker, heeft zij har<strong>en</strong> toorn overmeesterd, <strong>en</strong> versche<strong>en</strong><br />

niet, bleef onzichtbaar, zelfs to<strong>en</strong> Zeus, e<strong>en</strong> ouder<strong>en</strong> Eros gelijk, Europa voerde<br />

naar diepe grot, waar Erot<strong>en</strong> al het bloembed dik hadd<strong>en</strong> gespreid. Ik<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


34<br />

me<strong>en</strong>de alle<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>, d<strong>en</strong> kreet te hoor<strong>en</strong> van Hera's pauw, schril, in verontwaardigde<br />

woede, maar het was zoo dartel van vreugde aan strand <strong>en</strong> op zee, dat ik mij vergist<br />

kan hebb<strong>en</strong>, <strong>en</strong> het wellicht alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> kleine angst was in mijn blijde ziel, dat Hera<br />

plots zich zoû vertoon<strong>en</strong>!!<br />

De Triton klapte blij in de hand<strong>en</strong>.<br />

- O Ebbe! riep hij uit; wat heerlijk moois zag je bij Kreta! Hoe spijt het mij, dat ik<br />

niet daar was! Want blij <strong>en</strong> gelukkig stemt het iets vroolijks <strong>en</strong> moois te zi<strong>en</strong>, te<br />

aanschouw<strong>en</strong> de blij gelukkige god<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ik, dez<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>, aanschouwde...<br />

- O, wat, mijn Triton, aanschouwde je? riep Ebbe nieuwsgierig uit. Vertel mij thans<br />

op je beurt!<br />

- Ik aanschouwde, zei Triton; ge<strong>en</strong> blij geluk, o Ebbe; ik aanschouwde heftige<br />

smart <strong>en</strong> verschrikking!<br />

- Vertel mij, o vertel mij!<br />

- Ik was, vertelde de Triton; al zwemm<strong>en</strong>d <strong>en</strong> plass<strong>en</strong>d <strong>en</strong> dartel<strong>en</strong>d heel verre<br />

afgedwaald, naar de boord<strong>en</strong> van Thrakië, <strong>en</strong> nieuwsgierigheid drong mij to<strong>en</strong> d<strong>en</strong><br />

Hebros op te zwemm<strong>en</strong>, langs de veld<strong>en</strong> van Pierië, welig van Dionyzos' wingerd,<br />

<strong>en</strong> al meer <strong>en</strong> meer zwom ik d<strong>en</strong> vloed op, telk<strong>en</strong>s verwacht<strong>en</strong>de, dat de stroomgod<br />

mij toorn<strong>en</strong> zoû <strong>en</strong>, verschijn<strong>en</strong>de, mij zoû vrag<strong>en</strong>, hoe ik zwemm<strong>en</strong> dorst op zijn<br />

gebied. De onbek<strong>en</strong>dheid dier oord<strong>en</strong> scherpte echter mijn verlang<strong>en</strong> steeds hooger<br />

<strong>en</strong> hooger d<strong>en</strong> vloed op te zwemm<strong>en</strong>, <strong>en</strong> d<strong>en</strong> stroomgod zag ik niet, maar wel<br />

hoorde ik plots zoo smartelijke kret<strong>en</strong>, dat ik van ontzetting mij verschool in het hoog<br />

halm<strong>en</strong>de riet <strong>en</strong> uitzag... En to<strong>en</strong>, Ebbe, to<strong>en</strong> zag ik, in de richting van waar de<br />

kret<strong>en</strong> klonk<strong>en</strong>, verschijn<strong>en</strong> e<strong>en</strong>, die mij sche<strong>en</strong> zoo wel sterfelijk als onsterfelijk,<br />

niet omgev<strong>en</strong> met d<strong>en</strong> glans der god<strong>en</strong>, maar toch zoo heerlijk verhev<strong>en</strong> van<br />

uitdrukking zijn schoon gelaat, dat ik begreep e<strong>en</strong> beg<strong>en</strong>adigde te zi<strong>en</strong> nader<strong>en</strong>,<br />

ook omdat hij e<strong>en</strong> groote lier droeg in d<strong>en</strong> arm teg<strong>en</strong> zijn borst <strong>en</strong> omdat de<br />

lauwer<strong>en</strong>krans zijn donkere lokk<strong>en</strong> omkroonde... Maar hij drukte alle<strong>en</strong> de lier teg<strong>en</strong><br />

zijn borst, <strong>en</strong> tokkelde niet, <strong>en</strong> smartelijke kret<strong>en</strong> slaakte hij, waar tussch<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

naam, di<strong>en</strong> ik niet dadelijk verstond. Hij zwierf door<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


35<br />

de veld<strong>en</strong> van Pierië in zijn lang<strong>en</strong>, witt<strong>en</strong> mantel als ware hij e<strong>en</strong> schimme van<br />

troosteloosheid, <strong>en</strong> eindelijk, hij g<strong>en</strong>aderd, hoorde ik hoe hij riep:<br />

- Eurydike! Eurydike!<br />

De echo's klonk<strong>en</strong> terug: Eurydike! Eurydike! <strong>en</strong> de beg<strong>en</strong>adigde maar troostlooze<br />

zanger riep:<br />

- Eurydike! Heb ik u dan onherroepelijk verlor<strong>en</strong>! Is dan nu alle hoop u lev<strong>en</strong>d in<br />

mijn arm<strong>en</strong> te sluit<strong>en</strong>, gevar<strong>en</strong>! O wat geeft het mij nu of ik de zoon b<strong>en</strong> van Apollo<br />

<strong>en</strong> Kalliope zelve! Wat geeft het of bij de klank<strong>en</strong> van mijn stem <strong>en</strong> mijn lier de<br />

leeuw<strong>en</strong> zich tam vlij<strong>en</strong> aan mijn voet<strong>en</strong>, de tijgers kwispelstaart<strong>en</strong>d hun hol<strong>en</strong><br />

verlat<strong>en</strong>, <strong>en</strong> alle wilde dier<strong>en</strong> om mij zich verzamel<strong>en</strong> <strong>en</strong> luister<strong>en</strong> als begrep<strong>en</strong> zij<br />

de kunst der klank<strong>en</strong>, als voeld<strong>en</strong> zij de harmonie in hun ziel <strong>en</strong> het rythme in hun<br />

wilde hart<strong>en</strong>! Ik zong, ik speelde, <strong>en</strong> de eik<strong>en</strong> bog<strong>en</strong> hun takk<strong>en</strong> naar mij, de altijd<br />

prat<strong>en</strong>de popel<strong>en</strong> zweg<strong>en</strong> stille, de wilg<strong>en</strong> wiegeld<strong>en</strong> als op de maat, de ordelooze<br />

rotsblokk<strong>en</strong> voegd<strong>en</strong> zich sam<strong>en</strong> tot mur<strong>en</strong> - terwijl de bulder<strong>en</strong>de stem van d<strong>en</strong><br />

storm bedaarde <strong>en</strong> verklonk in de sam<strong>en</strong>stemming van zefyrruisch<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

vogel<strong>en</strong>kweel, met het tinkel<strong>en</strong> van droppel<strong>en</strong> bloemgeur <strong>en</strong> dauw! En nu, mijn lier<br />

is gestemd, maar ik kan niet meer zing<strong>en</strong>. Ik kan slechts klag<strong>en</strong> <strong>en</strong> roep<strong>en</strong>: Eurydike!<br />

Eurydike! omdat ik haar t<strong>en</strong> tweed<strong>en</strong> male <strong>en</strong> onherstelbaar verloor. O, de zalige<br />

vreugde, to<strong>en</strong> ik haar bij Hades vond, waar zij mij, over de affodill<strong>en</strong>veld<strong>en</strong><br />

schimzwev<strong>en</strong>d, de arm<strong>en</strong> blijde uitgestrekt, maar ik het hoofd afgew<strong>en</strong>d, naderde,<br />

naderde, <strong>en</strong> in mijn arm<strong>en</strong>, van ijle schim, zich terug herschiep in lichaam van<br />

bloei<strong>en</strong>de vrouw! Mijn gestorv<strong>en</strong>e Eurydike herleefde, daar Persefoneia geroerd<br />

was door mijn klacht <strong>en</strong> d<strong>en</strong> klank van mijn lier! Hades gaf mij Eurydike lev<strong>en</strong>d terug,<br />

maar àf van haar moest ik gew<strong>en</strong>d houd<strong>en</strong> mijn hoofd, <strong>en</strong> haar, tot buit<strong>en</strong> Tartaros'<br />

koper<strong>en</strong> poort toe, niet aanschouw<strong>en</strong> in de verlang<strong>en</strong>de oog<strong>en</strong>! Ik gaf toe aan<br />

Eurydike's drang, die, terwijl ik haar voerde, mijn hoofd omhelz<strong>en</strong>de, mij poogde in<br />

de oog<strong>en</strong> te zi<strong>en</strong>, mij dwong met zacht vlei<strong>en</strong>d smeek<strong>en</strong>! Ik gaf toe, w<strong>en</strong>dde mijn<br />

hoofd tot haar, zag haar in de oog<strong>en</strong>... <strong>en</strong> zij gaf e<strong>en</strong> kreet, e<strong>en</strong> nog m<strong>en</strong>schelijk<strong>en</strong><br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


36<br />

kreet, <strong>en</strong> to<strong>en</strong>... o wreede god<strong>en</strong>!... to<strong>en</strong> verijlde zij weêr in mijn arm<strong>en</strong>... haar<br />

roze-bloei<strong>en</strong>d vrouw-lichaam verijlde, schimmedoorzichtbaar plots, <strong>en</strong> zij week<br />

terug, zij week van mij terug, achteruit, achteruit, de arm<strong>en</strong> te vergeefs gestrekt, als<br />

getrokk<strong>en</strong> wèg van mij door wreed helsche macht<strong>en</strong>! O, wat geeft het mij of ik Orfeus<br />

b<strong>en</strong>, zoon van Apollo <strong>en</strong> Kalliope! Ik heb Eurydike verlor<strong>en</strong> <strong>en</strong> nu onherroepelijk,<br />

voor altijd! En als ik zing <strong>en</strong> klaag, verzamel<strong>en</strong> zich de leeuw<strong>en</strong> <strong>en</strong> tijgers rondom<br />

mij, <strong>en</strong> luister<strong>en</strong>, maar zij we<strong>en</strong><strong>en</strong>, <strong>en</strong> het heele woud we<strong>en</strong>t met h<strong>en</strong>! Heel de wereld<br />

we<strong>en</strong>t met mij mede!<br />

Zoo hoorde ik - vertelde de Triton aan Ebbe in de violettere middagschaduw der<br />

rots<strong>en</strong> - d<strong>en</strong> beg<strong>en</strong>adigd<strong>en</strong> Orfeus smeek<strong>en</strong>. En de zanger stortte tran<strong>en</strong> <strong>en</strong> dwaalde<br />

langs Pierië's veld<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> ziel in nood, tot ik plots zag verschijn<strong>en</strong> Dionyzos'<br />

m<strong>en</strong>ad<strong>en</strong>, dartele schaar van met druiftross<strong>en</strong> vertuite, panthervelomhang<strong>en</strong><br />

Bakchant<strong>en</strong>, zwaai<strong>en</strong>de d<strong>en</strong> tyrs in haar eindelooze, goddelijke dronk<strong>en</strong>schap. En<br />

zij omringd<strong>en</strong> d<strong>en</strong> luid klag<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Orfeus met haar wring<strong>en</strong>d<strong>en</strong> dans, <strong>en</strong> Evoë-schal,<br />

<strong>en</strong> ded<strong>en</strong> hem zitt<strong>en</strong> op rotsblok, <strong>en</strong> zachter, verlokk<strong>en</strong>d, verleidelijk, bracht<strong>en</strong> zij<br />

hem druiv<strong>en</strong>, groote tross<strong>en</strong> blauwe <strong>en</strong> witte, <strong>en</strong> wild<strong>en</strong> zij Orfeus leer<strong>en</strong> de tross<strong>en</strong><br />

te pers<strong>en</strong> in op<strong>en</strong>e goud<strong>en</strong> schaal, <strong>en</strong> dan te drink<strong>en</strong> het purper<strong>en</strong> g<strong>en</strong>ot, de vreugde<br />

des lev<strong>en</strong>s van Dionyzos, die wel anders is dan ònze vreugde der schuim<strong>en</strong>de<br />

zeeën, maar die wij toch hebb<strong>en</strong> gewet<strong>en</strong>, te Naxos, to<strong>en</strong> Dionyzos Ariadne vond,<br />

ge herinnert u, Ebbe, o mijn Ebbe-der-mattere-Water<strong>en</strong>?? Maar Orfeus weigerde<br />

de rood overvloei<strong>en</strong>de schaal, weigerde weêr <strong>en</strong> weêr, riep: Eurydike!! Eurydike!!<br />

zoo luide, dat de echo's antwoordd<strong>en</strong> alomme: Eurydike! Eurydike! En het schijnt<br />

niemand gegev<strong>en</strong> te zijn de vreugde van Dionyzos te weiger<strong>en</strong> <strong>en</strong> ongehoorzaam<br />

te zijn zijn hoog gebod. Want, o mijn Ebbe, ik zag het verschrikkelijke! To<strong>en</strong> Orfeus<br />

de schaal terug stiet, de weelderige liefde der m<strong>en</strong>ad<strong>en</strong> terug stiet, zwaaid<strong>en</strong> zij<br />

raz<strong>en</strong>d d<strong>en</strong> tyrs, wierp<strong>en</strong> d<strong>en</strong> tyrs weg <strong>en</strong> viel<strong>en</strong> als woeste tijgerinn<strong>en</strong> op d<strong>en</strong> zanger<br />

aan, die stond in haar raz<strong>en</strong>de midd<strong>en</strong>! O Ebbe, ik zag het verschrikkelijke! Want<br />

als tijgerinn<strong>en</strong> ver-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


37<br />

scheurd<strong>en</strong> zij Orfeus het lichaam: wilde beest<strong>en</strong> zijn Dionyzos' m<strong>en</strong>ad<strong>en</strong>, wanneer<br />

de razernij haar bezielt! Maar zeker, omdat zij hem all<strong>en</strong> é<strong>en</strong> oog<strong>en</strong>blik hadd<strong>en</strong><br />

bemind, verscheurd<strong>en</strong> zij niet zijn hoofd, maar wierp<strong>en</strong> het hoofd <strong>en</strong> de lier in d<strong>en</strong><br />

Hebros <strong>en</strong> raasd<strong>en</strong> weg over de van bloed druip<strong>en</strong>de veld<strong>en</strong>. To<strong>en</strong>, o Ebbe, làngs<br />

mij dreef het hoofd, geleund teg<strong>en</strong> de lier. De lier <strong>en</strong> het hoofd drev<strong>en</strong> naar zee. Ik<br />

volgde beid<strong>en</strong> <strong>en</strong> ik we<strong>en</strong>de. Tot ik de sterv<strong>en</strong>de tong hoorde zing<strong>en</strong>! Orfeus'<br />

sterv<strong>en</strong>de tonge zong, <strong>en</strong> zijn lier, door golv<strong>en</strong> overspoeld, ruischte telk<strong>en</strong>s<br />

melodiesch de snar<strong>en</strong>! O die muziek van wegsterv<strong>en</strong>de smart<strong>en</strong>, ik hoor haar nog,<br />

Ebbe, steeds zal ik haar hoor<strong>en</strong>! Hoofd <strong>en</strong> lier drev<strong>en</strong>, door de golv<strong>en</strong> gewiegeld,<br />

weg naar Lesbos; donkere lokk<strong>en</strong> omgav<strong>en</strong> het hoofd, waarin de oog<strong>en</strong> war<strong>en</strong><br />

geslot<strong>en</strong> voor eeuwig, de goud<strong>en</strong> lier ruischte, melodie eindeloos, <strong>en</strong> ik volgde, <strong>en</strong><br />

andere Triton<strong>en</strong> volgd<strong>en</strong>, <strong>en</strong> wij we<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, wij we<strong>en</strong>d<strong>en</strong> all<strong>en</strong> <strong>en</strong> onze lijkstoet was<br />

zoo droef, als de bruiloft, di<strong>en</strong> gij, o Ebbe, volgde, heerlijk was van godlijke blijheid...<br />

- O, mijn Triton! riep Ebbe. Wat rampvolle droef<strong>en</strong>is hebt gij aanschouwd, terwijl<br />

ik niets zag dan heerlijkheid! O, mijn Triton, zie, nu vloei<strong>en</strong> mijn tran<strong>en</strong> ook, om wat<br />

ge hebt gezi<strong>en</strong> <strong>en</strong> mij hebt verteld...<br />

- Zoo als ik blijde geweest b<strong>en</strong> om de heerlijkheid, die gij zaagt, Ebbe!<br />

- Kom dan, o Triton, opdat ik hoore hoe klopt uw hart, <strong>en</strong> opdat gij hoort, hoe het<br />

mijne klopt...<br />

Ebbe, de oog<strong>en</strong> vochtig van tran<strong>en</strong>, strekte de arm<strong>en</strong> uit <strong>en</strong> de blijde Triton<br />

naderde.<br />

Over de hemel<strong>en</strong> verwelkte het azuur, nadat Helios aan d<strong>en</strong> einder de ontslot<strong>en</strong><br />

Westerpoort in vlamm<strong>en</strong>de gloriën was binn<strong>en</strong>getred<strong>en</strong>, als tot veld<strong>en</strong> van violette<br />

viooltjes.<br />

Ebbe's zuster, Heftige-Golfslag-bij-rijz<strong>en</strong>d<strong>en</strong>-Vloed, wierp met hand<strong>en</strong>vol<br />

schuim<strong>en</strong>de water<strong>en</strong> over de rots<strong>en</strong>, schaterlach<strong>en</strong>de als zij d<strong>en</strong> Triton <strong>en</strong> Ebbe,<br />

gewiegeld in eikaârs arm<strong>en</strong>, overplaste.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


38<br />

De sterr<strong>en</strong>, tussch<strong>en</strong> de viooltjes der hemel<strong>en</strong>, ontlok<strong>en</strong> als zilver<strong>en</strong> madeliev<strong>en</strong>.<br />

De Nereïd<strong>en</strong> dok<strong>en</strong> op, Triton<strong>en</strong> bliez<strong>en</strong> de schelphoorn<strong>en</strong>, dolfijn<strong>en</strong> spot<strong>en</strong> hooge<br />

fontein<strong>en</strong> <strong>en</strong> klaterd<strong>en</strong> met de staart<strong>en</strong>, als de zeeschepsel<strong>en</strong> h<strong>en</strong> bered<strong>en</strong>.<br />

Plots wez<strong>en</strong> zij naar de hemel<strong>en</strong>.<br />

Tussch<strong>en</strong> de zilver<strong>en</strong> madeliev<strong>en</strong>, in de hooge viooltjesveld<strong>en</strong> daarginds, was<br />

e<strong>en</strong> van glans schitter<strong>en</strong>d beeld zichtbaar geword<strong>en</strong>.<br />

Ebbe <strong>en</strong> de Triton werd<strong>en</strong> opmerkzaam; zij slaakt<strong>en</strong> de boei hunner arm<strong>en</strong>,<br />

wierp<strong>en</strong> zich in zee, <strong>en</strong> zwomm<strong>en</strong> naar de zuster<strong>en</strong> <strong>en</strong> broeders.<br />

- O, mijn Triton! riep Ebbe. Zie! Zie wat daar straalt, aan d<strong>en</strong> hemel!<br />

- Het is de Lier!! riep Triton. Het is Orfeus' Lier, die aan d<strong>en</strong> hemel straalt!<br />

Alle de waterschepsel<strong>en</strong> zag<strong>en</strong> op <strong>en</strong> wez<strong>en</strong>...<br />

Door de nacht klonk als e<strong>en</strong> etherische trilling van goud<strong>en</strong>e, godlijke, heel verre<br />

snar<strong>en</strong>...<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


De dood van Vesta<br />

I<br />

39<br />

Di<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> van lat<strong>en</strong> herfst was het, om de voortdur<strong>en</strong>de reg<strong>en</strong>s der vorige dag<strong>en</strong>,<br />

nog killer dan anders in de e<strong>en</strong>zame ruimt<strong>en</strong> van het Huis. Daar, waar nóoit, zelfs<br />

niet in de tijd<strong>en</strong> van glorie, to<strong>en</strong> nog niet de god<strong>en</strong> zieltoogd<strong>en</strong> in Rome, de zon<br />

binn<strong>en</strong> vloot, in het sombere Huis, onder aan de mur<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Palatinus, -<br />

gescheid<strong>en</strong> van di<strong>en</strong> oud<strong>en</strong> paleiz<strong>en</strong>berg door de Via Nova <strong>en</strong> het kleine, smalle,<br />

heilige bosch - daar sche<strong>en</strong> het of dez<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>, dez<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> van lat<strong>en</strong> herfst,<br />

de nooit door de zon verwarmde ruimt<strong>en</strong> killer zich breidd<strong>en</strong> dan ooit, de vocht<br />

zichtbaar opkroop, langs de verweerde wand<strong>en</strong>, tappel<strong>en</strong>d uitzweette aan de<br />

gebarst<strong>en</strong> mur<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de voetstukk<strong>en</strong> der weemoedig verschiet<strong>en</strong>de zuil<strong>en</strong> van zware<br />

schimmel woekerd<strong>en</strong> als van e<strong>en</strong> wittige mos.<br />

Om niet meer de trapp<strong>en</strong>, die geleidd<strong>en</strong> uit het Atrium naar de vroegere<br />

woonvertrekk<strong>en</strong> der Maagd<strong>en</strong>, op te gaan, had de oude, zieke vrouw dezer dag<strong>en</strong><br />

haar bedde gespreid in e<strong>en</strong> soort van donkere bergplaats, zonder raam wel is waar,<br />

maar toch vlak bij het Atrium, dicht bij d<strong>en</strong> tempel, <strong>en</strong> slechts door e<strong>en</strong> korte gang<br />

gescheid<strong>en</strong> van de deur, die voerde naar het heilige bosch. Zoo behoefde zij niet<br />

meer te dwal<strong>en</strong> van het e<strong>en</strong>e eind naar het andere van het groote, holle Huis, <strong>en</strong><br />

ge<strong>en</strong>e trapp<strong>en</strong> meer te klimm<strong>en</strong>.<br />

Dez<strong>en</strong> kill<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> was zij, na e<strong>en</strong> kort<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>sluimer, huiverig wakker<br />

geword<strong>en</strong>, stijf de jichtige led<strong>en</strong>, pijnlijke scheu-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


40<br />

t<strong>en</strong> door be<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> l<strong>en</strong>d<strong>en</strong><strong>en</strong>, maar, angstig, omdat zij geslap<strong>en</strong> had, stond zij<br />

aanstonds op, sloeg haar palla om, <strong>en</strong> sleepte zich door het Atrium, naar d<strong>en</strong> Tempel,<br />

waar zij de deur altijd op<strong>en</strong> liet. Zoo vere<strong>en</strong>voudde zij zoo veel zij vermocht. Zoo<br />

kon zij dadelijk e<strong>en</strong> blik slaan op het Vuur. Het brandde: het was e<strong>en</strong> kleine, stage<br />

vlam, blauw over gloei<strong>en</strong>de kol<strong>en</strong>, op e<strong>en</strong> bronz<strong>en</strong> schaal, op bronz<strong>en</strong> drievoet,<br />

voor het voetstuk van het beeld der godin, die, geheel in haar plooi<strong>en</strong>d<br />

marmergewaad omhuld, e<strong>en</strong> breed goud<strong>en</strong> halssnoer om, strak sche<strong>en</strong> neêr te<br />

blikk<strong>en</strong> met neêrgeslag<strong>en</strong> oog<strong>en</strong>, vol van e<strong>en</strong> hoogere, stille berusting, als wachtte<br />

zij zwijg<strong>en</strong>d gelat<strong>en</strong> het oog<strong>en</strong>blik, dat haar Vuur doov<strong>en</strong> zoû...<br />

Omdat er ge<strong>en</strong>e meer zijn zoû om het te voed<strong>en</strong>.<br />

Nu brandde het, de kleine, stage vlam, blauw over gloei<strong>en</strong>de kol<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de oude<br />

priesteres, gerust gesteld, me<strong>en</strong>de, dat het zelfs niet noodig zoû zijn er nieuwe bij<br />

te voeg<strong>en</strong>, vooral omdat duur de kol<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zij voorzichtig berek<strong>en</strong>de wat zij<br />

daags kon verstok<strong>en</strong> ter eere van de godin. Want sedert de str<strong>en</strong>ge decret<strong>en</strong> van<br />

d<strong>en</strong> keizer Gratianus werd haar ge<strong>en</strong> toelage meer verstrekt, ook al war<strong>en</strong>, na de<br />

afschaffing van d<strong>en</strong> Di<strong>en</strong>st, zij <strong>en</strong> de beide andere Maagd<strong>en</strong>, die to<strong>en</strong> nog leefd<strong>en</strong>,<br />

geduld in het Huis, ook al werd de Di<strong>en</strong>st oogluik<strong>en</strong>de geduld. Maar de kol<strong>en</strong><br />

vermocht zij alle<strong>en</strong> nog zich te verschaff<strong>en</strong> van de aalmoes, die de laatste getrouw<strong>en</strong><br />

haar wel wild<strong>en</strong> verstrekk<strong>en</strong>.<br />

Dat was sedert twaalf jar<strong>en</strong>... Dat was twaalf jaar geled<strong>en</strong>, sedert de keizer<br />

Gratianus de str<strong>en</strong>ge decret<strong>en</strong> had uitgevaardigd. Wel mocht<strong>en</strong> de tempels op<strong>en</strong><br />

blijv<strong>en</strong>, wel werd<strong>en</strong> plechtigheid <strong>en</strong> offering geduld, maar de christelijke Staat stond<br />

ge<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> meer af voor de eeredi<strong>en</strong>st der oude god<strong>en</strong>; die geld<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> verdeeld<br />

tussch<strong>en</strong> Op<strong>en</strong>bar<strong>en</strong> Schat <strong>en</strong> Leger, <strong>en</strong> de toelag<strong>en</strong> aan de Vestal<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />

behoeve der keizerlijke post aangew<strong>en</strong>d.<br />

En vijf jaar geled<strong>en</strong> had keizer Theodozius het decreet uitgevaardigd, waarbij de<br />

eeredi<strong>en</strong>st van Vesta werd afgeschaft.<br />

Zij had in het Huis mog<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> met twee andere oude Maagd<strong>en</strong>, maar haar<br />

beide gezellinn<strong>en</strong> war<strong>en</strong> gestorv<strong>en</strong>, <strong>en</strong> nu was zij<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


41<br />

alle<strong>en</strong>, geheel alle<strong>en</strong>. Nu was zij oud <strong>en</strong> ziek, alle<strong>en</strong>, geheel alle<strong>en</strong>, in het groote,<br />

kille Huis, geheel alle<strong>en</strong> om d<strong>en</strong> di<strong>en</strong>st te do<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de offering, <strong>en</strong> het Vuur te<br />

onderhoud<strong>en</strong>.<br />

Het Vuur brandde, kleintjes <strong>en</strong> zuinigjes. Het Vuur brandde, <strong>en</strong> de blijdschap er<br />

om verwarmde bijna de oude vrouw, die eerbiedig, half in aanbidding, half in gebaar<br />

van zich te warm<strong>en</strong>, de bev<strong>en</strong>de, oude, jichtige vinger<strong>en</strong> ophief naar d<strong>en</strong> blauwig<strong>en</strong><br />

gloed toe.<br />

To<strong>en</strong> zij aan de deur van d<strong>en</strong> tempel klopp<strong>en</strong> hoorde.<br />

De oude vrouw vroeg wie daar was.<br />

- Ik b<strong>en</strong> het, Virgo Ser<strong>en</strong>issima, riep e<strong>en</strong> fijn stemmetje. Ik, Livilla... om je te<br />

help<strong>en</strong>...<br />

De oude vrouw sleepte zich naar de deur, op<strong>en</strong>de <strong>en</strong> e<strong>en</strong> meisje kwam binn<strong>en</strong>,<br />

e<strong>en</strong> kind van ev<strong>en</strong> ti<strong>en</strong> jar<strong>en</strong>. Zij droeg e<strong>en</strong> mandje, gedekt met e<strong>en</strong> doek.<br />

- Hier br<strong>en</strong>g ik je wat fruit <strong>en</strong> brood, Ser<strong>en</strong>issima, zei de kleine Livilla; <strong>en</strong> dan zal<br />

IK wel veg<strong>en</strong>...<br />

De oude vrouw glimlachte bleekjes.<br />

- Het is lief, Livilla, dat je om me d<strong>en</strong>kt. De oude vrouw is ziek <strong>en</strong> kan niet uit, <strong>en</strong><br />

zoû verget<strong>en</strong> te et<strong>en</strong>, als jij niet voor haar er aan dacht, <strong>en</strong> morg<strong>en</strong> moet je me<br />

nieuwe kol<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, om het Heilige Vuur te voed<strong>en</strong>. Want ik heb er nog maar<br />

<strong>en</strong>kele over...<br />

- Ik zal het niet verget<strong>en</strong>... maar nu zal ik ev<strong>en</strong> veg<strong>en</strong>...<br />

Zij nam in e<strong>en</strong> hoek van d<strong>en</strong> tempel e<strong>en</strong> oud<strong>en</strong> bezem, <strong>en</strong> veegde vlug <strong>en</strong> handig<br />

het heiligdom...<br />

- En je palla zal ik straks ev<strong>en</strong> wassch<strong>en</strong>, Ser<strong>en</strong>issima, zei het kleine meisje<br />

bedrijvig. Je hebt er nog immers e<strong>en</strong> andere...?<br />

- Die heelemaal geslet<strong>en</strong> is, Livilla; ik hoû liever deze om, ook al is hij gevlakt...<br />

- Dat zal ik dan aan moeder zegg<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zi<strong>en</strong> of ik morg<strong>en</strong> ocht<strong>en</strong>d je e<strong>en</strong> nieuwe<br />

palla kan br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>... Want deze is wel vuil, <strong>en</strong> als de andere geslet<strong>en</strong> is...<br />

- Dat zoû heel lief van je zijn, mijn kind, maar zeg mij, waarom komt moeder nooit<br />

zelve meer?<br />

Het kleine meisje werd verleg<strong>en</strong> onder d<strong>en</strong> plots onderzoek<strong>en</strong>-d<strong>en</strong> blik der Maagd.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


42<br />

- Zeg mij, Livilla... Waarom komt zij niet meer?<br />

- Moeder heeft het druk met de kleintjes, loog Livilla heel liefjes, maar bloosde.<br />

De oude vrouw nam tussch<strong>en</strong> haar jichtige vingers het blonde kopje.<br />

- Zeg mij de waarheid, Livilla... Is moeder Christin geword<strong>en</strong>?<br />

Angstig verleg<strong>en</strong> blikte het meisje op naar de oude vrouw.<br />

- Vader wilde het... antwoordde zij heel zachtjes, vol verontschuldiging; moeder<br />

moet do<strong>en</strong> wat vader wil... Maar vader heeft gezegd, dat ik u het fruit <strong>en</strong> het brood<br />

mag br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, <strong>en</strong> d<strong>en</strong> tempel voor u mag veg<strong>en</strong>... Maar vader wil niet meer, dat<br />

moeder zelve komt... U moet er niet treurig om zijn; want IK mag kom<strong>en</strong>; IK mag<br />

ieder<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> oog<strong>en</strong>blik kom<strong>en</strong>.<br />

De kleine, verleg<strong>en</strong>, veegde haastig, pakte to<strong>en</strong> bedrijvig het mandje uit, stapelde<br />

brood <strong>en</strong> vrucht<strong>en</strong> op het uitstek<strong>en</strong>de voetstuk van e<strong>en</strong> zuil, <strong>en</strong> zei, zacht:<br />

- Nu, dan tot morg<strong>en</strong>, lieve Ser<strong>en</strong>issima. Ik zal om de kol<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, <strong>en</strong> om de<br />

palla ook...<br />

De oude vrouw had niets meer gezegd, <strong>en</strong> nu, plotseling, zag zij, dat zij alle<strong>en</strong><br />

was. Livilla was zacht he<strong>en</strong> gegaan, <strong>en</strong> had geluidloos de deur toegedaan.<br />

De oude vrouw was alle<strong>en</strong>.<br />

Het Vuur brandde. Zij had nog kol<strong>en</strong> om het te voed<strong>en</strong> tot morg<strong>en</strong>; zij behoefde<br />

niet angstig te zijn.<br />

Zij zoû het brood <strong>en</strong> het fruit in haar kamertje br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Want honger had zij niet.<br />

Zij liep er meê door het Atrium; borg het weg, dwaalde to<strong>en</strong> weêr terug.<br />

Buit<strong>en</strong> woei droeve wind om het huis; binn<strong>en</strong> sloeg vocht <strong>en</strong> schimmel uit.<br />

De oude vrouw huiverde, rilde.<br />

Ongezond was het Huis altijd geweest. Maar vroeger was het Huis, het geheele<br />

Huis, verwarmd door heete lucht, onder de blauwe tichels der wand<strong>en</strong>, die nu los<br />

liet<strong>en</strong> van de vocht.<br />

Zon had het Huis nooit gehad. Maar vroeger to<strong>en</strong> er nog de zev<strong>en</strong> Maagd<strong>en</strong><br />

war<strong>en</strong>, was het toch e<strong>en</strong> geriefelijk Huis <strong>en</strong> de<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


43<br />

Ser<strong>en</strong>issima herinnerde zich hoe warm het kon gestookt word<strong>en</strong>.<br />

Nu werd het nooit meer gestookt.<br />

Nu was het groot, hol, eindeloos hol om haar he<strong>en</strong>.<br />

Nooit had het Huis haar vroeger zoo groot gesch<strong>en</strong><strong>en</strong>, dat Atrium zoo hol, die<br />

galerij<strong>en</strong> zoo eindeloos.<br />

Zij dwaalde, <strong>en</strong> op<strong>en</strong>de de deur, die voerde naar het heilige bosch.<br />

Dat was e<strong>en</strong> smalle reep tussch<strong>en</strong> het Huis <strong>en</strong> d<strong>en</strong> Palatijn.<br />

Er wrong zich in d<strong>en</strong> reg<strong>en</strong>, die nu stortte, e<strong>en</strong> door d<strong>en</strong> bliksem getroff<strong>en</strong> ilex <strong>en</strong><br />

twee magere oleanders kwijnd<strong>en</strong> er, opschiet<strong>en</strong>d naar de sombere reep reg<strong>en</strong>lucht.<br />

De oude vrouw, die meestal des morg<strong>en</strong>s mijmerde in het heilige bosch, huiverde:<br />

het heilige bosch geleek e<strong>en</strong> moeras, <strong>en</strong> zij trok zich terug, sloot de deur. Zij dwaalde<br />

terug door het Atrium, langs de overdekte zuil<strong>en</strong>gang<strong>en</strong>.<br />

Trots d<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>, d<strong>en</strong> lichtlooz<strong>en</strong> reg<strong>en</strong>morg<strong>en</strong>, trots d<strong>en</strong> stort<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

morg<strong>en</strong>reg<strong>en</strong>, die kletste in het Atrium, over de verwaarloosde bloemebedd<strong>en</strong>,<br />

spookte het daar om de tallooze marmer<strong>en</strong> beeld<strong>en</strong>, beelt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> van<br />

Oppermaagd<strong>en</strong>, op lage eerezuil<strong>en</strong> verhev<strong>en</strong>.<br />

De oude vrouw dwaalde er langs, terwijl zij de plass<strong>en</strong> zocht te vermijd<strong>en</strong>, die<br />

onder het gebarst<strong>en</strong> mozaïek opsijpeld<strong>en</strong>, <strong>en</strong> werktuigelijk, al k<strong>en</strong>de zij ze van<br />

buit<strong>en</strong>, las zij de eervolle opschrift<strong>en</strong>, las zij de nam<strong>en</strong> der geëerde Maagd<strong>en</strong>.<br />

Dat war<strong>en</strong> Occia, Junia Torquata; dat was Vibidia, die gepleit had voor Messalina;<br />

Cornelia Maxima, die door Domitianus vermoord was; Numizia Maximilla, Campia<br />

Severina, Flavia Mamilia, Flavia Publicia, <strong>en</strong> ander<strong>en</strong>, tàl van ander<strong>en</strong>, tot zij kwam<br />

aan Clœlia Concordia, die Oppermaagd was geweest vòor haar, die zij zich heugde,<br />

in de vroegere, nog goede jar<strong>en</strong>. Maar daar was ook e<strong>en</strong>e, e<strong>en</strong> marmer<strong>en</strong><br />

Oppermaagd, uit wier opschrift vol eere de naam was weg gebeiteld... omdat zij<br />

Christin was geword<strong>en</strong>. De oude priesteres balde haar magere vuist, to<strong>en</strong> zij voorbij<br />

het standbeeld zich sleepte, strompel<strong>en</strong>d, sleep<strong>en</strong>d d<strong>en</strong> vuil<strong>en</strong> rand van haar stola<br />

door de modderige plass<strong>en</strong> he<strong>en</strong>...<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


44<br />

Om haar verschoot, met zuil<strong>en</strong> <strong>en</strong> lange gang<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> eindelooze verlat<strong>en</strong>heid, <strong>en</strong><br />

zij rilde van koude <strong>en</strong> van koorts. Ongezond was het Huis altijd geweest, maar nooit<br />

had e<strong>en</strong> arts het Huis betred<strong>en</strong>. Werd er e<strong>en</strong>e Maagd ziek, zoo mocht zij naar hare<br />

verwant<strong>en</strong> keer<strong>en</strong>, maar in haar eig<strong>en</strong> Huis mocht<strong>en</strong> de Maagd<strong>en</strong> slechts hare<br />

moeders ontvang<strong>en</strong>.<br />

De oude Maagd rilde van koorts <strong>en</strong> zij kreunde, terwijl zij zich sleepte, <strong>en</strong><br />

mompelde onverstaanbare woord<strong>en</strong> in zich. Omdat zij strompelde <strong>en</strong> bijna gestruikeld<br />

was over d<strong>en</strong> natt<strong>en</strong> rand van haar stola, zocht zij e<strong>en</strong> stok, die haar soms di<strong>en</strong>de,<br />

<strong>en</strong> steunde zij op d<strong>en</strong> stok, rusteloos om <strong>en</strong> om dwal<strong>en</strong>de.<br />

Kreun<strong>en</strong>de, steun<strong>en</strong>de op d<strong>en</strong> stok, sleepte zij zich rusteloos, terwijl de reg<strong>en</strong><br />

stortte. Tot zij plotseling e<strong>en</strong> felle angst haar voelde doorschiet<strong>en</strong>, haar voelde<br />

doorkliev<strong>en</strong>... Zij was met de kol<strong>en</strong> te zuinig, misschi<strong>en</strong>... Zij strompelde naar d<strong>en</strong><br />

tempel.<br />

Het Vuur brandde, maar heel kleintjes <strong>en</strong> zuinigjes. Daarom nam de oude vrouw<br />

uit e<strong>en</strong> bronz<strong>en</strong> kist twee kleine kol<strong>en</strong>, die schitterd<strong>en</strong> als goudste<strong>en</strong>: de kol<strong>en</strong>, die<br />

voor de offers in tempels werd<strong>en</strong> gebruikt. Zij liet ze vall<strong>en</strong> in het Vuur, dat<br />

opknetterde, met kleine azur<strong>en</strong> vonkjes.<br />

De oude vrouw glimlachte verteederd, <strong>en</strong> strekte haar jichtige hand<strong>en</strong>, als in<br />

aanbidding, als om zich te warm<strong>en</strong>.<br />

Zij hurkte neêr in e<strong>en</strong> hoek van d<strong>en</strong> tempel <strong>en</strong> zag òp naar de godin.<br />

De godin blikte neêr, gelat<strong>en</strong>.<br />

Haar plooi<strong>en</strong>d marmergewaad omgaf haar geheel.<br />

En vreemd, vorstelijk, hel schitter<strong>en</strong>d omgaf haar grauw marmer<strong>en</strong> hals e<strong>en</strong><br />

MONILE, e<strong>en</strong> breede, goud<strong>en</strong> halskarkant,-e<strong>en</strong> kostbaar sieraad van oude<br />

goudsmeêkunst-die was bijna als e<strong>en</strong> kraag tot op hare schouders.<br />

De oude vrouw zag met welbehag<strong>en</strong>, klappertand<strong>en</strong>d van koorts, òp naar het<br />

goud<strong>en</strong> sieraad.<br />

Het was de e<strong>en</strong>ige kostbaarheid in geheel het groote, holle vervall<strong>en</strong> Huis der<br />

Vestal<strong>en</strong>.<br />

Dat was de halskarkant van de godin.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


45<br />

Nooit had zij het will<strong>en</strong> verkoop<strong>en</strong>.<br />

Nooit had iemand het aangeroerd, dan de priesteres, die de godin bedi<strong>en</strong>de, die<br />

haar heilig beeld bedi<strong>en</strong>de, in allergrootst<strong>en</strong> eerbied <strong>en</strong> huiver.<br />

De oude vrouw vouwde de hand<strong>en</strong> onder haar palla, <strong>en</strong> murmel<strong>en</strong>d, mummel<strong>en</strong>d<br />

zag zij op.<br />

Buit<strong>en</strong> klaarde de hemel, e<strong>en</strong> weinig.<br />

Door de bov<strong>en</strong>ram<strong>en</strong> des rond<strong>en</strong> tempels, tussch<strong>en</strong> de zuil<strong>en</strong>, wier binn<strong>en</strong>gang<br />

hem omgaf, schoot e<strong>en</strong> hellere schijn van bleek licht <strong>en</strong> wisselde over de plakkat<strong>en</strong><br />

van het goud<strong>en</strong> sieraad om d<strong>en</strong> hals der godin, van het e<strong>en</strong>e plakkaat naar het<br />

andere.<br />

De oude vrouw, door di<strong>en</strong> glans verwarmd, mummelde <strong>en</strong> knikte het hoofd, dat<br />

neêrviel op de borst.<br />

Zij sluimerde in.<br />

II<br />

Het was op dit oog<strong>en</strong>blik, dat aan de geslot<strong>en</strong> poort van het Huis van Vesta klopte<br />

met dring<strong>en</strong>de vuist Claudius Claudianus, de jonge dichter van veel tal<strong>en</strong>t, die<br />

vertoefde in Rome aan het Hof van d<strong>en</strong> Stedehouder Flavius Stilico, d<strong>en</strong><br />

Wandaalsch<strong>en</strong> veldheer, door keizer Theodozius met gunst <strong>en</strong> eer overstelpt <strong>en</strong><br />

uitgehuwelijkt aan zijn eig<strong>en</strong> nicht, de prinses Ser<strong>en</strong>a. De jonge man klopte <strong>en</strong><br />

klopte, dring<strong>en</strong>d <strong>en</strong> dring<strong>en</strong>der, <strong>en</strong> omdat hij ge<strong>en</strong> antwoord kreeg, liep hij haastig<br />

om, het geheele Huis om <strong>en</strong> klopte aan de poort van d<strong>en</strong> Tempel zelve;... tot hij<br />

zag, dat de gr<strong>en</strong>del niet voorschoof, de poort op<strong>en</strong> was, hoewel toegedaan, <strong>en</strong> hij<br />

slechts had te duw<strong>en</strong> om binn<strong>en</strong> te gaan. Hij duwde op<strong>en</strong>, trad binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> dadelijk<br />

zag hij, in d<strong>en</strong> hoek gehurkt, de oude priesteres van Vesta. Zij sliep, om haar grijze<br />

hoofd de har<strong>en</strong> verward onder haar huif, - het suffibulum, - <strong>en</strong> de hand<strong>en</strong> in de zona<br />

gestok<strong>en</strong>, d<strong>en</strong> gordel, die haar de borst omgaf. Zij sliep <strong>en</strong> zij hurkte daar neêr, als<br />

e<strong>en</strong> oude bedelares, in haar vuile stola, vuil pallium, aan de groezelige huif d<strong>en</strong><br />

rand van purper verkleurd <strong>en</strong> geslet<strong>en</strong>.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


46<br />

E<strong>en</strong> schok voer door d<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> man, <strong>en</strong>, om zich zi<strong>en</strong>de, <strong>en</strong> zi<strong>en</strong>de naar het beeld<br />

van de godin, herademde hij toch, omdat hij niet te laat was. Hij sloot zorgvuldig de<br />

tempeldeur, <strong>en</strong> schoof d<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>del voor. To<strong>en</strong> wilde hij de priesteres wekk<strong>en</strong>, maar<br />

aarzelde.<br />

E<strong>en</strong> heftige aando<strong>en</strong>ing in hem zwol, <strong>en</strong> zijn oog<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> vochtig. Daar hurkte<br />

zij, als e<strong>en</strong> doodmoede, afgeleefde bedelares, de Virgo Maxima, de laatste, der<br />

Vestal<strong>en</strong>, wie e<strong>en</strong>maal marmer<strong>en</strong> eerebeeld<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gericht: zij, die e<strong>en</strong>maal<br />

war<strong>en</strong> alvermog<strong>en</strong>d, naar wie keizers luisterd<strong>en</strong> <strong>en</strong> S<strong>en</strong>aat. Daar hurkte zij, in e<strong>en</strong><br />

hoek van d<strong>en</strong> tempel, op<strong>en</strong> de deur, zonder lictor<strong>en</strong>, di<strong>en</strong>aress<strong>en</strong>. Zij, de bewaakster<br />

van Rome's traditie, de voedster van het Heilige Vuur, de behoedster e<strong>en</strong>maal van<br />

het Allerheiligste: van het Palladium, verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>, A<strong>en</strong>eas' Vaz<strong>en</strong> verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>...<br />

verdw<strong>en</strong><strong>en</strong> uit de heilige krypt<strong>en</strong> onder het Altaar, <strong>en</strong> onder der godin beeldvoetstuk.<br />

In Rome zieltoogd<strong>en</strong> de god<strong>en</strong> <strong>en</strong> Theodozius had, vijf jar<strong>en</strong> geled<strong>en</strong>, opgehev<strong>en</strong><br />

de Di<strong>en</strong>st van Vesta, <strong>en</strong> Stilico, zijn stedehouder, duldde nog de oude Maagd<strong>en</strong>,<br />

dùldde, dat zij, trots het decreet, nog onderhield<strong>en</strong> haar Heilige Vuur...<br />

Hij dùldde... o ja, maar hij duldde, niet uit goedigheid alle<strong>en</strong>; hij duldde, omdat hij<br />

d<strong>en</strong> god<strong>en</strong> trouw was; hij duldde, omdat hij hoopte, dat e<strong>en</strong>s...<br />

De gedachte flitste door d<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> man, terwijl hij neêr zag op de slap<strong>en</strong>de<br />

Maagd.<br />

Was hij niet de vri<strong>en</strong>d van Stilico? Had hij hem niet in zijn ziel gelez<strong>en</strong>? Was Stilico<br />

niet ‘heid<strong>en</strong>’, zoo goed als hijzelve, Claudius Claudianus, de dichter, de dichter van<br />

Proserpina's Roof?<br />

Eerde Stilico niet, trots keizer Theodozius, daar ginds in Constantinopel, de god<strong>en</strong>,<br />

de innig beminde, helaas, zieltog<strong>en</strong>de, sterv<strong>en</strong>de god<strong>en</strong>?<br />

Was Stilico niet daarom zijn vri<strong>en</strong>d?<br />

O zoo e<strong>en</strong>maal de tijd aanbrak, de goud<strong>en</strong> dag, di<strong>en</strong> e<strong>en</strong>maal Julianus had will<strong>en</strong><br />

oproep<strong>en</strong>! De goud<strong>en</strong> dag, dat de god<strong>en</strong> herlev<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong>! Dat over Rome, de<br />

moeder der wereld, de god<strong>en</strong>, de oude god<strong>en</strong> herleefd<strong>en</strong>! Dat de Galileeër, die<br />

langzamerhand<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


47<br />

overwon, werd verslag<strong>en</strong> voor goèd, door het schitter<strong>en</strong>de heir van Hellas' <strong>en</strong> Rome's<br />

god<strong>en</strong>, van Egypte's god<strong>en</strong>, van Syrië's god<strong>en</strong>, van alle oude, beminde, nu<br />

zieltog<strong>en</strong>de, helaas, nu sterv<strong>en</strong>de god<strong>en</strong>!<br />

Hoe voelde hij, Claudius Claudianus, Griek van geboorte, Oosterling om zijn<br />

reiz<strong>en</strong>, hevig die liefde in zich, die liefde voor de oude god<strong>en</strong>; hoe voelde hij, nu<br />

Romein, hevig die liefde voor Rome, zij, de moeder der wereld, zij, die de wereld<br />

verwonn<strong>en</strong> had, om der wereld moeder te zijn.<br />

Zijn aarzel<strong>en</strong>de hand ging uit naar d<strong>en</strong> schouder der slap<strong>en</strong>de priesteres.<br />

- Ser<strong>en</strong>issima...<br />

Zijn stem klonk teeder, als van e<strong>en</strong> zoon.<br />

- Ser<strong>en</strong>issima... ontwaak...<br />

De oude vrouw waakte op, zich nog niet dadelijk bewust.<br />

- Ik b<strong>en</strong> het, Ser<strong>en</strong>issima... Ik, Claudianus, die ge lief hebt... Vergeef mij, dat ik,<br />

e<strong>en</strong> man, d<strong>en</strong> tempel betreed, maar ik heb u te sprek<strong>en</strong>, o Ser<strong>en</strong>issima...<br />

De oude vrouw, geheel bewust, reikte d<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> man de hand.<br />

- B<strong>en</strong> jij het, mijn zoon, Claudianus...<br />

- Ja Ser<strong>en</strong>issima... Duld, dat ik u help opstaan.<br />

Hij hielp haar rijz<strong>en</strong>, aan beide hand<strong>en</strong>.<br />

- Vergeef mij, dat ik, e<strong>en</strong> man, het heiligdom betreed... herhaalde hij.<br />

Zij glimlachte weemoedig.<br />

- De Di<strong>en</strong>st is opgehev<strong>en</strong>, sprak zij gelat<strong>en</strong>. Er zijn ge<strong>en</strong> regels meer te<br />

eerbiedig<strong>en</strong>... Waarom zoû je, mijn kind, niet toegang mog<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> tot Vesta's<br />

Huis <strong>en</strong> Tempel, ook al b<strong>en</strong> je e<strong>en</strong> man... Het verheugt mij je te zi<strong>en</strong>. Ik heb het<br />

warm als ik je zie. Je hebt de god<strong>en</strong> lief. Je hebt Rome, ons arm, verlat<strong>en</strong> Rome<br />

lief. Je b<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> groót dichter, e<strong>en</strong> dichter der god<strong>en</strong>. Je bezong de Bruid van Pluto.<br />

Je taal is heerlijk; alle Muz<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> je lief. Ik b<strong>en</strong> dankbaar <strong>en</strong> warm, als je me<br />

komt bezoek<strong>en</strong>. Het herleeft dan nog ev<strong>en</strong> in me: anders... is alles dood... Het is<br />

dood in mij <strong>en</strong> om<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


48<br />

mij... Ik doe hier mijn dood<strong>en</strong> plicht. Ik di<strong>en</strong> de arme godin: zij staat daar, haar<br />

halssieraad schittert, haar Vuur brandt... <strong>en</strong> toch, het schijnt mij of zij sterv<strong>en</strong>de is...<br />

of zij, zoo star<strong>en</strong>de, zieltoogt, geduldig, gelat<strong>en</strong>, afwacht<strong>en</strong>de het onverbiddelijke<br />

einde... Ne<strong>en</strong> kind, ik heb ge<strong>en</strong> hoop. Hoòp: jij b<strong>en</strong>t jong. Jij b<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> dichter: de<br />

illuzie is e<strong>en</strong> godin in je ziel. Hoòp op de tijd<strong>en</strong>. Hoòp, dat de ware god<strong>en</strong> herlev<strong>en</strong>...<br />

Ik, ik kan niet hop<strong>en</strong> meer. De god<strong>en</strong>... zij zijn vel<strong>en</strong> al dood. Zelfs Julianus deed<br />

niet ze herlev<strong>en</strong>. Zij zijn dood, zij zijn dood, als alles, als het Lev<strong>en</strong>, als de<br />

Schoonheid dood zijn. Er blijft niets over dan ook te sterv<strong>en</strong>. Maar ik zoû will<strong>en</strong><br />

blijv<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>, zoo lang de godin... daar... op haar voetstuk, nog niet geheel dood...<br />

nog zieltoogt... nog zacht, zacht... zieltoogt, staande... <strong>en</strong> zoo lang haar sieraad nog<br />

flonkert, zoû ik haar Heilige Vuur onderhoud<strong>en</strong> will<strong>en</strong>... want wie zal het voed<strong>en</strong>,<br />

b<strong>en</strong> ik e<strong>en</strong>maal niet meer...<br />

- Moeder, zei de jonge man teeder; ik b<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong> om u te sprek<strong>en</strong>...<br />

- Spreek, mijn kind...<br />

- Om u te waarschuw<strong>en</strong>...<br />

- Wat kan MIJ gebeur<strong>en</strong>, kind, glimlachte de oude vrouw treurig.<br />

- Moeder, zei Claudianus; ik b<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong> om de godin te behoed<strong>en</strong> voor<br />

heiligsch<strong>en</strong>nis. Doe naar mijn raad. Ontgesp d<strong>en</strong> halskarkant van de godin, <strong>en</strong><br />

verberg het sieraad. Dadelijk.<br />

- Waarom?<br />

- Vraag niet veel. Doè het.<br />

- Nooit. Nooit zal ik de hand uitstrekk<strong>en</strong> naar het sieraad, het heilige sieraad,<br />

waarin het lev<strong>en</strong> van Vesta nog glanst, zoo als het nog gloeit in dit stille vuur.<br />

Ontdeed ik de godin van haar sieraad, het zoû mij schijn<strong>en</strong>, of ik haar vermoordde.<br />

- Het zal u berouw<strong>en</strong>, moeder, zoo ge mijn raad niet volgt...<br />

- Wàar zoû ik het sieraad verberg<strong>en</strong>, kind? Uit de heilige krypt verdwe<strong>en</strong> het<br />

Palladium. Wie weet, waarhe<strong>en</strong> het werd geschaakt? Wie weet, waarhe<strong>en</strong> A<strong>en</strong>eas'<br />

heilige Vaz<strong>en</strong> verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>...? Ik zal aan het sieraad niet roer<strong>en</strong>.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


49<br />

Er werd geklopt aan de poort van het Huis. De Maagd <strong>en</strong> Claudianus, in d<strong>en</strong> Tempel,<br />

hoord<strong>en</strong> d<strong>en</strong> klop, door de verlat<strong>en</strong>e ruimt<strong>en</strong> <strong>en</strong> galerij<strong>en</strong> he<strong>en</strong>, alle deur<strong>en</strong> op<strong>en</strong>,<br />

é<strong>en</strong> lange, wijde verlat<strong>en</strong>heid, waarin ginds, in het Atrium, opspookt<strong>en</strong> de tallooze<br />

beeld<strong>en</strong>, de eerebeeld<strong>en</strong> der Oppermaagd<strong>en</strong>.<br />

- Er wordt geklopt, zei de jonge dichter.<br />

- Ik zal op<strong>en</strong><strong>en</strong>, antwoordde de Maagd.<br />

Zij begav<strong>en</strong> zich beid<strong>en</strong> door de ruimt<strong>en</strong> <strong>en</strong> galerij<strong>en</strong>, langs de witte beeld<strong>en</strong>,<br />

naar de groote poort. De klop herhaalde zich.<br />

- Wie is daar? vroeg de Maagd.<br />

De stem van e<strong>en</strong> di<strong>en</strong>aar antwoordde:<br />

- Hare Verhev<strong>en</strong>heid, de prinses Ser<strong>en</strong>a. En Hare Verhev<strong>en</strong>heid, de prinses<br />

Maria...<br />

De Maagd wilde op<strong>en</strong><strong>en</strong>, maar Claudianus moest haar help<strong>en</strong> met d<strong>en</strong> zwar<strong>en</strong>,<br />

verroest<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>del.<br />

Buit<strong>en</strong> reg<strong>en</strong>de het niet meer. Lijfstaffier<strong>en</strong> omringd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> draagstoel. To<strong>en</strong> de<br />

deur was geop<strong>en</strong>d, trad<strong>en</strong> twee vrouw<strong>en</strong> er uit, klaarblijkelijk moeder <strong>en</strong> dochter;<br />

de moeder groot, donker van haar <strong>en</strong> van oog<strong>en</strong>, kalm <strong>en</strong> vorstelijk hoog; de dochter<br />

kleiner, blonder, jong nog, e<strong>en</strong> meisje. Zij war<strong>en</strong> beid<strong>en</strong> gekleed, zoo als de vrouw<strong>en</strong><br />

zich kleedd<strong>en</strong> in Constantinopel: in koker-<strong>en</strong>ge stola, de mouw<strong>en</strong> heel nauw, de<br />

nauwe palla omgiet<strong>en</strong>de het lichaam, d<strong>en</strong> breed<strong>en</strong> gordel over de palla he<strong>en</strong>, de<br />

vorm<strong>en</strong> nog meer verslank<strong>en</strong>d.<br />

Zij war<strong>en</strong> Ser<strong>en</strong>a, de nicht van keizer Theodozius, de vrouw van Rome's<br />

Stedehouder Flavius Stilico, <strong>en</strong> hun dochter Maria, de bruid van Honorius, des<br />

keizers zoon.<br />

Ser<strong>en</strong>a naderde <strong>en</strong> zij sprak, tot de Maagd, aan de op<strong>en</strong> deur:<br />

- Domina, is ons bezoek u niet ongeleg<strong>en</strong>?<br />

- Het is mij groote eer u te ontvang<strong>en</strong>, Verhev<strong>en</strong>heid, antwoordde hoffelijk de<br />

Maagd.<br />

En zij op<strong>en</strong>de wijder de deur. De prinsess<strong>en</strong> trad<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> zij zag<strong>en</strong><br />

Claudianus, die boog.<br />

- Hoe Claudianus, jij hier!? riep Ser<strong>en</strong>a geme<strong>en</strong>zaam.<br />

Zij bood d<strong>en</strong> dichter de hand, die hij kuste, <strong>en</strong> hij boog voor de jonge prinses.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


50<br />

- Ik b<strong>en</strong> e<strong>en</strong> getrouwe van Vesta, zei Claudianus, met e<strong>en</strong> glimlach. Ik blijf<br />

onverbeterlijk e<strong>en</strong> ‘heid<strong>en</strong>’. De Ser<strong>en</strong>issima is zoo minzaam mijn bezoek soms niet<br />

onwelkom te vind<strong>en</strong>...<br />

Hij sprak in gezochte term<strong>en</strong>, in e<strong>en</strong> verfijnd Latijn. Hij was hoveling, <strong>en</strong> de vri<strong>en</strong>d<br />

van Stilico. Ser<strong>en</strong>a verwonderde zich ev<strong>en</strong>, vaag, over zijn aanwezigheid, vooral<br />

omdat zij zich heugde hun gesprek, gister<strong>en</strong> aan het Hof, waarin juist gesprok<strong>en</strong><br />

was over d<strong>en</strong> Tempel van Vesta, over de oude priesteres, over de onverklaarbaarheid<br />

van het verdwijn<strong>en</strong> der heilige ding<strong>en</strong> uit de krypt, over het goud<strong>en</strong> sieraad om het<br />

standbeeld der godin... Zij zocht e<strong>en</strong> verband tussch<strong>en</strong> dat gesprek <strong>en</strong> Claudianus'<br />

aanwezigheid, hier, vòor de hare. Maar zij zeide hem niets. Zij keurde het af, dat hij<br />

niet e<strong>en</strong>voudig-weg, redelijk-weg, Christ<strong>en</strong> werd, zonder al die heid<strong>en</strong>sche praktijk<strong>en</strong><br />

nog te eerbiedig<strong>en</strong>; zij keurde dat af, zoo als zij afkeurde, in haar man, zijn lauwheid<br />

teg<strong>en</strong>over de heid<strong>en</strong><strong>en</strong>. Maar er war<strong>en</strong> zoo véle heid<strong>en</strong><strong>en</strong>; zij bekleedd<strong>en</strong> tot zelfs<br />

de hoogste waardighed<strong>en</strong> toe; zij hadd<strong>en</strong> zitting in d<strong>en</strong> S<strong>en</strong>aat, ook al was Christelijk<br />

de Staat, al was e<strong>en</strong> Christ<strong>en</strong> de keizer.<br />

Zoû hij hier zijn gekom<strong>en</strong>, om de oude Maagd te waarschuw<strong>en</strong>, dacht zij... Maar<br />

zij wilde niets zegg<strong>en</strong>: Claudianus was haar niet ongevallig; hij verheerlijkte haar in<br />

zijn verz<strong>en</strong>; hij had, naar aanleiding van Maria's verloving met d<strong>en</strong> prins Honorius,<br />

moeder <strong>en</strong> dochter bezong<strong>en</strong>, haar beid<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong> bij twee roz<strong>en</strong> van Paestum<br />

aan é<strong>en</strong> st<strong>en</strong>gel: de e<strong>en</strong>e in volle pracht, de andere... op het punt te ontluik<strong>en</strong>.<br />

Ne<strong>en</strong>, hoewel zij vermoedde, wilde zij niets do<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong>. En zij zeide alle<strong>en</strong> tot<br />

de Maagd, hoffelijk:<br />

- Dank voor uw woord van welkomst, Domina... En vergeef mij de nieuwsgierigheid,<br />

die mij tot dit bezoek heeft gedrev<strong>en</strong>, mij, e<strong>en</strong> Christin... Gister<strong>en</strong>, aan het Hof, niet<br />

waar Claudianus? sprak<strong>en</strong> wij over het Huis van Vesta... Over u... Gij moet wel<br />

e<strong>en</strong>zaam hier zijn, in dit groote, holle Huis. Gij zijt alle<strong>en</strong>, niet waar...?<br />

- De getrouw<strong>en</strong> verget<strong>en</strong> mij niet, zei de Maagd, beleefd maar koud. Ook al schafte<br />

uw oom, de keizer, onze Di<strong>en</strong>st af...<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


51<br />

- Mijn echtg<strong>en</strong>oot dùldt de Di<strong>en</strong>st van Vesta, ik weet het, antwoordde Ser<strong>en</strong>a. Hij<br />

is héél goed, <strong>en</strong> er zal u niet het minste in d<strong>en</strong> weg word<strong>en</strong> gelegd...<br />

- Ik b<strong>en</strong> d<strong>en</strong> Stedehouder dankbaar, antwoordde bitter, nederig, de oude vrouw.<br />

En de godin is hem dankbaar als ik, haar di<strong>en</strong>ares...<br />

De prinses glimlachte, sceptiesch, e<strong>en</strong> beetje hoog.<br />

- Wij sprak<strong>en</strong> over u,... ging zij voort. Wij verwonderd<strong>en</strong> ons, dat, naar m<strong>en</strong> zeide,<br />

in de laatste jar<strong>en</strong>, de heilige ding<strong>en</strong>, vroeger in de krypt<strong>en</strong> bewaard, verdw<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

zijn...<br />

De oude vrouw zweeg: zij wilde niet zegg<strong>en</strong>, dat zij de Christ<strong>en</strong><strong>en</strong> verdacht van<br />

deze heiligsch<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> misdaad.<br />

- Maar m<strong>en</strong> zegt, ging Ser<strong>en</strong>a voort; dat er nog e<strong>en</strong> sieraad van onschatbare<br />

waarde over is in d<strong>en</strong> tempel... Het halssieraad van de godin, niet waar,<br />

Claudianus...? Is dit zoo, Domina?<br />

- Om het standbeeld van de godin, zei de Maagd; is e<strong>en</strong> sieraad. Het is oud, <strong>en</strong><br />

van weinig waarde. Het halssieraad om het beeld van de Moeder der God<strong>en</strong> is<br />

kostbaarder, veél kostbaarder...<br />

- Dat van Vesta schijnt juist van waarde te zijn, van kunstwaarde vooral, òm de<br />

oudheid... Ik stel belang in oude juweel<strong>en</strong>... Zoû u mij vergunn<strong>en</strong> het te zi<strong>en</strong>...?<br />

- Ik kan het u niet verhinder<strong>en</strong>, zei de oude vrouw, met e<strong>en</strong> diep treurig<strong>en</strong> grijns.<br />

- Uw antwoord bevreemdt mij, zei Ser<strong>en</strong>a hoog. Waarom zoû u mij verhinder<strong>en</strong><br />

will<strong>en</strong> dit kleinood te zi<strong>en</strong>...<br />

- Het is te zi<strong>en</strong>, om d<strong>en</strong> hals der godin...<br />

- In d<strong>en</strong> Tempel, voltooide dof Claudianus.<br />

Hijzelve toonde met e<strong>en</strong> gebaar... Er was in hem e<strong>en</strong> stille woede, e<strong>en</strong> onderdrukte<br />

razernij. Nu wilde hijzèlve haar leid<strong>en</strong>. Hij ging voor: de prinsess<strong>en</strong> volgd<strong>en</strong>; achter<br />

in het Atrium bleef de Maagd.<br />

In d<strong>en</strong> Tempel, woord<strong>en</strong>loos, toonde Claudianus het beeld der godin. Het was<br />

vergrauwd marmer, het was als e<strong>en</strong> oude, grijze godin. Het plooirijk marmergewaad<br />

omhulde haar. Om haar hals was het sieraad geklampt, breed over de schouders,<br />

als e<strong>en</strong> kraag,<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


52<br />

van fijn gewerkte <strong>en</strong> gesmeede plakkat<strong>en</strong>. Nu de dag buit<strong>en</strong> helder werd, schitterde<br />

het, was er in d<strong>en</strong> Tempel het glanz<strong>en</strong>de sieraad, <strong>en</strong>, aan d<strong>en</strong> voet der godin, haar<br />

brand<strong>en</strong>de Vuur.<br />

- Het is heel bizonder, zei, opzi<strong>en</strong>de, Ser<strong>en</strong>a.<br />

- Het is als e<strong>en</strong> kraag, zei Maria. Zie moeder, het is als e<strong>en</strong> goud<strong>en</strong> kraag, zoo<br />

als m<strong>en</strong> nu draagt bij hofdracht, te Constantinopel.<br />

- Het schijnt mij bizonder mooi, zei Ser<strong>en</strong>a; zie, hoe fijn de blader<strong>en</strong>, de<br />

eik<strong>en</strong>blader<strong>en</strong> van de plakkat<strong>en</strong> gewerkt zijn. En de knopjes er tussch<strong>en</strong>... Het is<br />

zeker heel kostbaar, dit antieke MONILE. Claudianus, is het ge<strong>en</strong> dwaasheid in e<strong>en</strong><br />

verlat<strong>en</strong> tempel dit vorstelijk sieraad te duld<strong>en</strong>, om d<strong>en</strong> marmer<strong>en</strong> hals van e<strong>en</strong><br />

godin, die niemand meer di<strong>en</strong>t dan e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele, oude, kindsche vrouw, die de<br />

Stedehouder hier laat uit medelijd<strong>en</strong>?<br />

- Uwe Verhev<strong>en</strong>heid, zei, bleek, Claudianus; geloove, dat zij niet de e<strong>en</strong>ige is...<br />

Dat er nog ander<strong>en</strong> zijn, die aan Vesta geloóv<strong>en</strong>, die geloov<strong>en</strong> aan de Bewaakster<br />

van Rome. Dat er zoo vel<strong>en</strong> nog zijn van die ander<strong>en</strong>, dat zij niet zijn te tell<strong>en</strong>. Dat<br />

zeer zeker deze tempel vervalt, dit maagd<strong>en</strong>huis vervalt, omdat zij oud zijn <strong>en</strong> er<br />

ge<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> meer zijn huis <strong>en</strong> tempel te onderhoud<strong>en</strong>...<br />

- Ook niet als zoo vel<strong>en</strong>, dat zij niet zijn te tell<strong>en</strong>, nog geloóv<strong>en</strong> aan deze godin?<br />

- Wat kan e<strong>en</strong> minderheid als de Staat teg<strong>en</strong> werkt, soms met zacht<strong>en</strong> dwang,<br />

soms met gewèld...? Maar teg<strong>en</strong> werkt altijd? Wat kan zelfs e<strong>en</strong> godin teg<strong>en</strong> haar<br />

noodlot??<br />

- Ik herhaal, dat het dwaasheid is dit sieraad hier te lat<strong>en</strong>. Ik zei je al zoó gister<strong>en</strong><br />

avond, Claudianus, to<strong>en</strong> wij sprak<strong>en</strong> over de priesteres. Het is gevaarlijk het hier te<br />

lat<strong>en</strong>. Het kan het lev<strong>en</strong> van de oude vrouw in gevaar br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Misdadigers zoud<strong>en</strong><br />

haar kunn<strong>en</strong> vermoord<strong>en</strong>... om zich meester van dit kleinood te mak<strong>en</strong>.<br />

Hij zag in hare òpstar<strong>en</strong>de oog<strong>en</strong> de hebzucht tintel<strong>en</strong>, niet te bedwing<strong>en</strong>.<br />

- Het is e<strong>en</strong> onschatbaar kleinood, ging zij voort; haar stem trilde, <strong>en</strong> zij had e<strong>en</strong><br />

blik om zich rond, als ware zij zich bewust iets te will<strong>en</strong>, dat niet veroorloofd was.<br />

Het is e<strong>en</strong> heerlijk juweel. Ik b<strong>en</strong> dòl op die antieke ding<strong>en</strong>. En Maria heeft gelijk:<br />

het is bijna als e<strong>en</strong><br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


53<br />

kraag, zoo als wij met hofdracht drag<strong>en</strong>...<br />

Hare vingers sidderd<strong>en</strong> <strong>en</strong> plots, zich niet meester, gebood zij:<br />

- Maria... klim op het voetstuk, ontgesp het; ik wil het zi<strong>en</strong>... dichtbij zi<strong>en</strong>... Ik wil<br />

het hèbb<strong>en</strong>... in mijn hand<strong>en</strong>.<br />

- O... oh! smeekte Claudianus. Ne<strong>en</strong>... ne<strong>en</strong>, ne<strong>en</strong>!<br />

- Het is dwàasheid, Claudianus! zei de vorstin str<strong>en</strong>g, bleek, sidder<strong>en</strong>d van<br />

hebzucht. Wees ‘heid<strong>en</strong>’ in je gedicht<strong>en</strong>, als je dat móoi vindt, vergelijk zelfs<br />

Theodozius met Jupiter, zoo als je hebt gedaan, maar dwéep niet: wees niet<br />

onmogelijk in het gewone lev<strong>en</strong>. Dit kleinood hier te lat<strong>en</strong>...? Zeg de oude vrouw,<br />

dat zij er voor krijg<strong>en</strong> kan wàt zij wil... Wàt zij wil... Maar ik laat het niet hier... Ik laat<br />

het niet hier...<br />

Zij naderde met uitgestrekte hand<strong>en</strong> haar dochter, die, zich op de te<strong>en</strong><strong>en</strong> heff<strong>en</strong>de,<br />

het sieraad ontgespte; zwaar, viel het uit Maria's hand<strong>en</strong>, maar Ser<strong>en</strong>a ving het op.<br />

- Jezus-Maria! riep zij uit. Wat is het zwaar! Wat is het moói!<br />

Om d<strong>en</strong> hals der godin war<strong>en</strong> de spor<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> halskarkant in het marmer<br />

ingevret<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zonder haar sieraad, blikte, gelat<strong>en</strong>, vol van e<strong>en</strong> hoogere berusting,<br />

de godin neêr als zij altijd blikte.<br />

- Wat is het moói! riep verrukt Ser<strong>en</strong>a. Het is mooier, dan wat ik ook heb! Het is<br />

de tooi voor e<strong>en</strong> keizerin!!!<br />

Was het e<strong>en</strong> plotse ingeving van bijgeloof? Deelde zij de eerzucht van haar<br />

echtg<strong>en</strong>oot, Stilico, te begaafd om e<strong>en</strong> tweede rol te spel<strong>en</strong>, zelfs al ware die<br />

Stedehouder van Rome? Met eéne beweging had zij d<strong>en</strong> goud<strong>en</strong> karkant zich<br />

geslag<strong>en</strong> om de schouders, over de nauw sluit<strong>en</strong>de palla he<strong>en</strong>. Als e<strong>en</strong> kraag omgaf<br />

het sieraad haar schouders <strong>en</strong> nek. Zwaar drukte het op haar hijg<strong>en</strong>de borst. In<br />

hare donkere oog<strong>en</strong> gloeide e<strong>en</strong> triomf; in haar eerzuchtige ziel zag zij, vizio<strong>en</strong>,<br />

haar droom wèrkelijkheid... zij, keizerin!<br />

E<strong>en</strong> schelle kreet klonk.<br />

De beide vrouw<strong>en</strong>, Claudianus zag<strong>en</strong> om.<br />

Ginds, buit<strong>en</strong> d<strong>en</strong> Tempel, nog in het Atrium, stond de oude vrouw: haar stok was<br />

haar kletter<strong>en</strong>d gevall<strong>en</strong> uit de hand<strong>en</strong> <strong>en</strong> de arm<strong>en</strong> had zij in afgrijz<strong>en</strong> omhoog<br />

geslag<strong>en</strong>. Schel had haar kreet geklonk<strong>en</strong> <strong>en</strong> nu, onbewegelijk, als verste<strong>en</strong>d, de<br />

arm<strong>en</strong> hoog,<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


54<br />

staarde zij met puil<strong>en</strong>de oog<strong>en</strong>, met op<strong>en</strong>, tandlooz<strong>en</strong> mond.<br />

- Wat durft ge do<strong>en</strong>! kreet zij bev<strong>en</strong>d. Goddelooze vrouw, ell<strong>en</strong>dige Christin! Wat<br />

waagt ge u te vermet<strong>en</strong>!! Welke schanddaad durv<strong>en</strong> uw heiligsch<strong>en</strong>n<strong>en</strong>de hand<strong>en</strong><br />

bestaan! Om uw sterflijke schouders, die zull<strong>en</strong> verdorr<strong>en</strong>, slaat ge het sieraad van<br />

de godin!!! Dievegge, dievegge, die ge zijt, als alle Christ<strong>en</strong><strong>en</strong> diev<strong>en</strong> zijn, die de<br />

heilige god<strong>en</strong> beroov<strong>en</strong>! Gij hebt de godin vermoord! Moord<strong>en</strong>ares! Gij hebt de<br />

zieltog<strong>en</strong>de godin vermoord! Ik vloek u, moord<strong>en</strong>ares! Nog brandt het Heilige Vuur,<br />

maar de godin, de godin is vermoord!! Het is gedaan, het is alles gedaan! Ell<strong>en</strong>dige<br />

Christin, goddelooze vrouw, dievegge, dievegge: ik vloek u! Wee over Rome! Wee!<br />

Rome's Behoedster werd vermoòrd!! Wraak, wraak! Sterv<strong>en</strong>de god<strong>en</strong>, verzamelt<br />

uw veege kracht<strong>en</strong> om u te wrek<strong>en</strong>, om u te wrek<strong>en</strong>! Wraak, wraak over de<br />

moord<strong>en</strong>ares! Mog<strong>en</strong> vlamm<strong>en</strong> word<strong>en</strong> de goud<strong>en</strong> plakkat<strong>en</strong>; mog<strong>en</strong> zij de ell<strong>en</strong>dige<br />

schroei<strong>en</strong> onder hun gloed, verbrànd<strong>en</strong> onder hun wraakvuur! Wee, wee, wee over<br />

Rome! Ik zie de Toekomst! Ik zie de nieuwe eeuw op<strong>en</strong><strong>en</strong>! Ik zie de verschrikking<strong>en</strong>,<br />

die kom<strong>en</strong> zull<strong>en</strong>! Wee: haar eig<strong>en</strong> gemaal, de gemaal der dievegge, de gemaal<br />

der moord<strong>en</strong>ares... hij heeft de god<strong>en</strong> niet lief! Claudianus, hij heeft de god<strong>en</strong> niet<br />

lief! Neem je in acht voor hem! Hij zal de Heilige Boek<strong>en</strong> do<strong>en</strong> verbrand<strong>en</strong>! Hij zal<br />

de Orakels vernietig<strong>en</strong>! De Sibyllijnsche boek<strong>en</strong> zal hij verdelg<strong>en</strong>! Stilico zal ze<br />

verdelg<strong>en</strong>! Wee, wee: het is gedaan! Op<strong>en</strong> wijkt mij de nieuwe eeuw! Wee: zij kom<strong>en</strong>!<br />

Ik hoor hun ijzer<strong>en</strong> tred dreun<strong>en</strong>! Ik zie de hord<strong>en</strong>, ik zie de hord<strong>en</strong>! Ik zie d<strong>en</strong> stroom<br />

der Barbar<strong>en</strong>! Onweêrhoudbaar, onweêrhoudbaar! Wee, wee, wee!! Schatting zull<strong>en</strong><br />

zij eisch<strong>en</strong> eerst, schatting zull<strong>en</strong> zij eisch<strong>en</strong> t<strong>en</strong> tweed<strong>en</strong> maal, <strong>en</strong> dàn zull<strong>en</strong> zij<br />

Rome ném<strong>en</strong>: zij zull<strong>en</strong> Rome nem<strong>en</strong>, zij zull<strong>en</strong> onze Moeder tràpp<strong>en</strong>, onteer<strong>en</strong>,<br />

brand<strong>en</strong>, vernietig<strong>en</strong>, verdelg<strong>en</strong>, verworg<strong>en</strong>!! Wee, wee, wee!!<br />

- Moeder! kreet Maria, zich werp<strong>en</strong>d in Ser<strong>en</strong>a's arm<strong>en</strong>. Moeder, doe àf het<br />

sieraad! Doe àf! Ik sterf... ik sterf van angst!<br />

En zij rukte aan d<strong>en</strong> halskarkant om de schouders van haar moeder, <strong>en</strong> wrong<br />

de gesp<strong>en</strong> op<strong>en</strong>.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


55<br />

Het sieraad viel haar uit de vingers.<br />

- Lat<strong>en</strong> wij gaan! smeekte zij. Moeder, lat<strong>en</strong> wij gaan! Wat hebt ge, moeder,<br />

gedaan! Die oude vrouw heeft u gevloekt! Zij heeft u gevloekt! Ik smeek u: zie af<br />

van dit heillooze sieraad, <strong>en</strong> lat<strong>en</strong> wij gaan, of ik sterf van angst!<br />

Ook Ser<strong>en</strong>a beefde, te veel, dan dat zij zich overmeester<strong>en</strong> kon. De oude vrouw,<br />

de priesteres, had haar gevloekt...: op het oog<strong>en</strong>blik, dat zij, Ser<strong>en</strong>a, zich keizerin<br />

al zag, had de oude vrouw haar gevloekt! Het warrelde haar: hoewel zij Christin<br />

was, vreesde de vloek zij van de oude Vestale: te veel eeuw<strong>en</strong> van eerbied aan de<br />

oude god<strong>en</strong> heugde zich het bloed van de vorstin.<br />

- Moeder, moeder, kom meê: zie af van dit heillooze sieraad! herhaalde smeek<strong>en</strong>d<br />

Maria; zij sleepte Ser<strong>en</strong>a naar de op<strong>en</strong> tempeldeur meê.<br />

De vorstin zag om naar d<strong>en</strong> karkant. Die lag over de trapp<strong>en</strong> van het altaar. Zij<br />

liet zich meêsleep<strong>en</strong> door haar dochter; zij zag nog hoe Claudianus het halssieraad<br />

opraapte...<br />

Ginds, met opgerez<strong>en</strong> arm<strong>en</strong>, als e<strong>en</strong> verstarde waanzinnige, was de oude vrouw<br />

blijv<strong>en</strong> staan, puil<strong>en</strong>de oog<strong>en</strong>, op<strong>en</strong> mond.<br />

De jonge man poogde om d<strong>en</strong> grauw<strong>en</strong> hals der godin het sieraad vast te klamp<strong>en</strong>.<br />

De gesp<strong>en</strong> war<strong>en</strong> verwrong<strong>en</strong>. Hij legde over het voetstuk eerbiedig het sieraad<br />

neêr. Hij naderde de oude vrouw.<br />

- Moeder, zeide hij teeder: in zijn stem wrong e<strong>en</strong> snik.<br />

- De godin is dood! kreunde de Maagd. Roep wee uit over Rome, want Vesta is<br />

dood! Vesta is dood!<br />

- Moeder, zeide Claudianus. Gij zijt niet de e<strong>en</strong>ige! Er zijn trouw<strong>en</strong> nog om u! De<br />

godin is niet dood! Ikzelve zal dit kleinood, hier ter plaatse, do<strong>en</strong> herstell<strong>en</strong>: wij zull<strong>en</strong><br />

het sam<strong>en</strong> klamp<strong>en</strong> om d<strong>en</strong> hals der godin! Zij leeft, moeder; zie, haar Vuur, dat gij<br />

trouw verzorgde, brandt! Haar Vuur brandt nog!<br />

- Vesta is dood! riep de Maagd. Roep wee uit over Rome, want...<br />

Hare stem was heel dof: zij herhaalde dof:<br />

- Vesta... Vesta... is dood!<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


56<br />

Hare arm<strong>en</strong> viel<strong>en</strong> slap.<br />

- Moeder, zei de jonge man. Rust uit. Leg u te bedde... Laat mij te bedde u<br />

br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, o moeder, als e<strong>en</strong> zoon...<br />

Zij duldde het. Hij bood haar d<strong>en</strong> stok, <strong>en</strong> zij strompelde, door hem geleid, naar<br />

de bergplaats, de donkere kluis, waar zij haar bed gespreid had. Zij zette zich neêr<br />

op de sponde.<br />

- Rust uit, herhaalde hij. Slaap. De god<strong>en</strong> sterv<strong>en</strong> niet, moeder. Geloof mij, nooit<br />

sterv<strong>en</strong> de god<strong>en</strong>. Zoo lang er é<strong>en</strong> sterveling ademt, die de god<strong>en</strong> lief heeft, zijn zij<br />

niet gestorv<strong>en</strong>, kúnn<strong>en</strong> zij nooit sterv<strong>en</strong>. Moeder, onsterfelijk zijn de god<strong>en</strong>.<br />

Zij sloeg de matte oog<strong>en</strong> naar hem op. Zij knikte het hoofd ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>d. Zij<br />

stamelde:<br />

- Vesta... is dood.<br />

E<strong>en</strong> wanhoop zwol in hem. Hij was jong, hij was e<strong>en</strong> dichter gevierd, e<strong>en</strong> man<br />

vol begaafdheid: de schitter<strong>en</strong>de toekomst op<strong>en</strong>de zich voor hem, trots de<br />

verschrikkelijke voorspelling der priesteres, maar hij had oprecht de god<strong>en</strong> lief: hij<br />

had ze lief, als zij misschi<strong>en</strong> in de dag<strong>en</strong> hunner gloriën niet war<strong>en</strong> bemind geword<strong>en</strong>;<br />

hij had ze lief omdat zij schoon war<strong>en</strong> <strong>en</strong> schemerd<strong>en</strong>, omdat zij de sterv<strong>en</strong>de<br />

schoonheid war<strong>en</strong>, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> wanhoop zwol in hem...<br />

Hij sprak haar niet meer teg<strong>en</strong>. Zij was neêr gevall<strong>en</strong> op haar nauwe sponde, het<br />

grijze hoofd op het grijzige kuss<strong>en</strong>. Haar oog<strong>en</strong> staard<strong>en</strong> op<strong>en</strong>, voor zich uit.<br />

Haar adem hief zich, geregeld.<br />

Gerust gesteld sprak hij:<br />

- Moeder... Vaarwel... Rust uit... Ik kom terug... Wij zull<strong>en</strong> u niet verget<strong>en</strong>.<br />

Hij boog over de knokelige hand <strong>en</strong> kuste ze. Zij glimlachte flauw.<br />

Hij vertrok...<br />

De oude vrouw bleef alle<strong>en</strong>. Zij verroerde zich niet meer. Geregeld, maar zwakker<br />

<strong>en</strong> zwakker hief zich haar adem, <strong>en</strong> hare oog<strong>en</strong> blev<strong>en</strong> op<strong>en</strong>, <strong>en</strong> staard<strong>en</strong>, star <strong>en</strong><br />

strak.<br />

De dag ging voorbij: buit<strong>en</strong> stortte de reg<strong>en</strong> neêr.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


57<br />

Het holle Huis der Vestal<strong>en</strong> was kil als e<strong>en</strong> imm<strong>en</strong>s mauzoleum: ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele echo<br />

klonk.<br />

Het duisterde, <strong>en</strong> de nacht, de lange reg<strong>en</strong>nacht ging voorbij... De bleeke morg<strong>en</strong><br />

brak aan.<br />

To<strong>en</strong> aan de deur van d<strong>en</strong> Tempel geklopt werd:<br />

- Ik b<strong>en</strong> het, Virgo Ser<strong>en</strong>issima! riep e<strong>en</strong> fijn stemmetje. Ik, Livilla... om je te<br />

help<strong>en</strong>...<br />

Maar niemand antwoordde d<strong>en</strong> roep van het kind.<br />

- Lieve Ser<strong>en</strong>issima! Hoor je me niet? IK b<strong>en</strong> het...<br />

Het kind, buit<strong>en</strong>, klopp<strong>en</strong>d op de deur, had gezi<strong>en</strong>, dat de deur óp<strong>en</strong> was, al was<br />

zij toegedaan. Zij duwde, <strong>en</strong> zij riep:<br />

- Ser<strong>en</strong>issima... Ik br<strong>en</strong>g je wat fruit <strong>en</strong> brood... En de offerkol<strong>en</strong>... En e<strong>en</strong> nieuwe<br />

palla...<br />

Zij trad in d<strong>en</strong> Tempel; zij droeg haar mandje, waarover e<strong>en</strong> doek, <strong>en</strong> over d<strong>en</strong><br />

arm, vierkant netjes gevouw<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> hagelwitte palla.<br />

Zij schrikte hevig, hoewel zij e<strong>en</strong> kleine Christin was. Het mandje stortte haar uit<br />

de bev<strong>en</strong>de handjes: uit het mandje viel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> paar goudkleurige kol<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>en</strong>kele<br />

vijg<strong>en</strong> <strong>en</strong> rold<strong>en</strong> over d<strong>en</strong> vloer.<br />

In huiver verstarde het kind <strong>en</strong> dorst zich niet verroer<strong>en</strong>.<br />

Want over het voetstuk van het beeld van Vesta lag, uitgespreid, haar goud<strong>en</strong><br />

kraag.<br />

En in de diepe bronz<strong>en</strong> schaal, vol asch, was het Heilige Vuur gedoofd.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


De laatste morg<strong>en</strong> te Tibur<br />

58<br />

Het was di<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ocht<strong>en</strong>d van onvergelijkelijke schoonheid. Het was e<strong>en</strong><br />

ocht<strong>en</strong>d van ideale atmosfeer; over d<strong>en</strong> opblauw<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, wijd<strong>en</strong> hemel waasde nog<br />

de laatste frischte van d<strong>en</strong> dauw<strong>en</strong>d<strong>en</strong> dageraad; de Sabijnsche berg<strong>en</strong> in het<br />

verschiet golfd<strong>en</strong> harmoniesch <strong>en</strong> rythmiesch aan d<strong>en</strong> einder, <strong>en</strong> tussch<strong>en</strong> het jonge,<br />

nog gro<strong>en</strong>e gro<strong>en</strong> van dik mollige cypress<strong>en</strong> was telk<strong>en</strong>s het teêrtintige landschap,<br />

wijd dein<strong>en</strong>d <strong>en</strong> vocht van ocht<strong>en</strong>dpareling, afgesned<strong>en</strong> als tussch<strong>en</strong> rechte lijst<strong>en</strong>,<br />

of schilderij aan schilderij zich rijde.<br />

In de als emotielooze idealiteit van di<strong>en</strong> onvergelijkelijk<strong>en</strong>, schoon<strong>en</strong> morg<strong>en</strong><br />

lijnde de keizerlijke Villa bij Tibur zich uit <strong>en</strong> zich op als e<strong>en</strong> droom van marmer, als<br />

e<strong>en</strong> architecturale fabel van de edelste ste<strong>en</strong>soort<strong>en</strong>, volgd<strong>en</strong> portiek<strong>en</strong> op portiek<strong>en</strong>,<br />

schakeld<strong>en</strong> nymfea zich aan nymfea, breidd<strong>en</strong> verder <strong>en</strong> verder zich de eindelooze<br />

terrass<strong>en</strong>, rondd<strong>en</strong> zich de imm<strong>en</strong>se exedra's als tron<strong>en</strong> voor god<strong>en</strong>, drong<strong>en</strong> zich<br />

de gebouw<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> elkaâr, - tempels, theaters, paleiz<strong>en</strong>, - met de symmetrielooze<br />

ope<strong>en</strong>stapeling van paleis op theater, op tempel, als de Romein<strong>en</strong> gewoon war<strong>en</strong><br />

te stapel<strong>en</strong>, zoo de plek hun gunstig sche<strong>en</strong>. Zoo als in Rome zelve het Forum zich<br />

vertoonde als e<strong>en</strong>, in betrekkelijk kleine ruimte ope<strong>en</strong>gestapelde massa van paleiz<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> tempels, zuil<strong>en</strong> op zuil<strong>en</strong> dring<strong>en</strong>de, trapp<strong>en</strong>vlucht<strong>en</strong> op trapp<strong>en</strong>vlucht<strong>en</strong>, zoo<br />

vertoonde zich ook bij Tibur de Villa van Hadrianus als e<strong>en</strong> symmetrielooze<br />

ope<strong>en</strong>stapeling van tempels, theaters, paleiz<strong>en</strong>, van exedra's, nymfea, portiek<strong>en</strong>,<br />

tussch<strong>en</strong> de exotiesche boom<strong>en</strong>, de gekweekte heestermassa's, alle de als artificieel<br />

verfijnde bloem<strong>en</strong>; <strong>en</strong> was<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


59<br />

het keizerlijk buit<strong>en</strong>verblijf zelfs voor die dag<strong>en</strong> e<strong>en</strong> wonder, e<strong>en</strong> fabel <strong>en</strong> e<strong>en</strong> droom.<br />

In di<strong>en</strong> marmer<strong>en</strong> droom, op di<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> van ideale atmosfeer, was ge<strong>en</strong> vreugde<br />

des lev<strong>en</strong>s. De keizer Hadrianus was ziek. Hoewel niet ouder dan twee-<strong>en</strong>-zestig,<br />

was hij ziek, somber, <strong>en</strong> verlangde hij naar d<strong>en</strong> dood. Hij had di<strong>en</strong> nacht niet<br />

geslap<strong>en</strong>, zijn waterzuchtige be<strong>en</strong><strong>en</strong> voeld<strong>en</strong> aan of hij e<strong>en</strong> marteling onderging<br />

van met iets, zwaarder dan lood, te word<strong>en</strong> ingegot<strong>en</strong>. Hij lag op e<strong>en</strong> rustbank, op<br />

e<strong>en</strong> terras, in de welving van e<strong>en</strong> exedra, wier verhev<strong>en</strong>heid uitzag over de zoo<br />

g<strong>en</strong>aamde Vallei van Tempe. De keizer, die veel gereisd had, had zich in zijn villa<br />

omringd met de herinnering<strong>en</strong> aan die reiz<strong>en</strong>, <strong>en</strong> gebouw<strong>en</strong> war<strong>en</strong> opgericht, die,<br />

g<strong>en</strong>oemd met de nam<strong>en</strong> beroemder antieke gebouw<strong>en</strong> van Hellas <strong>en</strong> Egypte, wel<br />

niet geheel die modell<strong>en</strong> nabootst<strong>en</strong>, maar ze toch in de herinnering onverzwakt<br />

ded<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> zekere gelijk<strong>en</strong>is: landschapp<strong>en</strong> war<strong>en</strong> met dit zelfde doel<br />

zoo aangelegd, <strong>en</strong> zoó was de beroemde vallei van Thessalië, tussch<strong>en</strong> Olympos<br />

<strong>en</strong> Ossa, door d<strong>en</strong> P<strong>en</strong>aeus besproeid, nagebootst in het dal, waarover de keizer<br />

dez<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> zijn sombere oog<strong>en</strong> weidde.<br />

De keizer, in e<strong>en</strong> oog<strong>en</strong>blik van mindere pijn, dan hij di<strong>en</strong> geheel<strong>en</strong>, slapelooz<strong>en</strong><br />

nacht, had doorled<strong>en</strong>, lag stil <strong>en</strong> weidde zijn sombere oog<strong>en</strong>, die diep lag<strong>en</strong> onder<br />

zijn brauw<strong>en</strong>. Zijn laag voorhoofd was zwaar gefronst; zijn dik grauw<strong>en</strong>d haar kruifde,<br />

kort geknipt, zware vacht, die hem veroorloofd had steeds ongedekt, zoo wel zon<br />

als reg<strong>en</strong> te trotseer<strong>en</strong>; zijn baard was ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s grauw<strong>en</strong>d <strong>en</strong> zwaar kruiv<strong>en</strong>d,<br />

geknipt <strong>en</strong> verzorgd. Zijn regelmatige, forsche trekk<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, al lag hij nu stil,<br />

verwrong<strong>en</strong>, of, al was de pijn minder dit oog<strong>en</strong>blik, toch nooit die pijn gansch<br />

verdwe<strong>en</strong>. Zijn schouders war<strong>en</strong> breed; zijn arm<strong>en</strong>, half bloot, nog zuiver forsch van<br />

lijn, maar de dunne, gele zijd<strong>en</strong> dek<strong>en</strong> bedekte misvormde be<strong>en</strong><strong>en</strong>, opgezwoll<strong>en</strong><br />

van waterzucht. Het dunne dek zelfs was hem vaak te zwaar weg<strong>en</strong>d; dan kreunde<br />

hij <strong>en</strong> woelde, of gebood d<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> slaaf, hurk<strong>en</strong>d aan zijn voet<strong>en</strong>eind, het lichtelijk<br />

op te beur<strong>en</strong>, opdat hij het niet voel<strong>en</strong> zoû.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


60<br />

Hij kreunde met e<strong>en</strong> regelmatig<strong>en</strong> kreun; e<strong>en</strong> regelmatige zucht herhaalde zich<br />

telk<strong>en</strong>s <strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s weêr.<br />

Hij leed, hij verlangde te sterv<strong>en</strong>.<br />

Hij leed ondragelijk. Zijn fyzieke pijn<strong>en</strong> war<strong>en</strong> ondragelijk; in zijn ziel was alle<br />

vreugde om het lev<strong>en</strong> dood. Toch was hem het lev<strong>en</strong> dierbaar geweest, had hij de<br />

keizerlijke macht uitgeoef<strong>en</strong>d als e<strong>en</strong> krachtig, verstandig heerscher, had hij volg<strong>en</strong>s<br />

zijn inzicht<strong>en</strong> de belang<strong>en</strong> der Republiek bevorderd. De wereld had hem belang<br />

ingeboezemd; hij had die wereld will<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>, àlles wat in haar belangrijk was; Egypte<br />

<strong>en</strong> Hellas, de kolossus van Memnon, die met m<strong>en</strong>schelijke stem d<strong>en</strong> dageraad<br />

groet, <strong>en</strong>, bij Troje, het mauzoleum van Ajax. Hij had alle kunst<strong>en</strong>, alle wijsbegeerte<br />

beoef<strong>en</strong>d; zijn geest was, zoo in niets g<strong>en</strong>iaal, vol van tal<strong>en</strong>t in veel.<br />

Als herinnering aan de verschill<strong>en</strong>de wijsbegeert<strong>en</strong>, die hem belang hadd<strong>en</strong><br />

ingeboezemd, had de keizer die prachtige nabootsing<strong>en</strong> in zijn Villa gesticht: van<br />

het Lyceum, waar Aristoteles gewandeld had met zijn leerling<strong>en</strong>, van d<strong>en</strong> Stoa, de<br />

Poikile, waar Z<strong>en</strong>o geleerd had, van de Akademie, de tuin van Akademos, waar<br />

Plato de zuivere waarhed<strong>en</strong> als met goud<strong>en</strong> lipp<strong>en</strong> gezegd had.<br />

Alle belang nu, in alles, was dood. De heerlijke zuil<strong>en</strong>rij<strong>en</strong> van het Lyceum, de<br />

met d<strong>en</strong> Amazon<strong>en</strong>strijd beschilderde mur<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Poikile, de ideale Platonische<br />

tuin, zij war<strong>en</strong> in de imm<strong>en</strong>se villa, in de stille, vreugdelooze villa bij Tibur van d<strong>en</strong><br />

keizer Hadrianus, als nuttelooze, verlat<strong>en</strong>, heel kostbare, steeds zorgvuldig<br />

onderhoud<strong>en</strong> architecturale <strong>en</strong> botanische eig<strong>en</strong>aardighed<strong>en</strong>, zonder e<strong>en</strong>ig doel,<br />

door niemand gezocht dan door d<strong>en</strong> int<strong>en</strong>dant, de opzichters, de slav<strong>en</strong>. En behalve<br />

dit belang in het rijk der gedachte was ook dood alle belang in de kunst. De twee<br />

theaters, het Latijnsche <strong>en</strong> het Grieksche, rondd<strong>en</strong> doelloos hun, met marmerzuil<strong>en</strong><br />

omringde, halfcirkels: ge<strong>en</strong> komediën van M<strong>en</strong>ander werd<strong>en</strong> meer vertoond; ge<strong>en</strong><br />

dichters laz<strong>en</strong> meer verz<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> welsprek<strong>en</strong>dheid klonk meer met luide,<br />

gescandeerde stem van beroemde orator<strong>en</strong>. En als deze belang<strong>en</strong>, was dood het<br />

belang in alle kunst<strong>en</strong>, in schilderkunst, <strong>en</strong> muziek, <strong>en</strong> danskunst, alle door d<strong>en</strong><br />

keizer e<strong>en</strong>maal zelve beoef<strong>en</strong>d; alle dit belang was dood. En<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


61<br />

alle<strong>en</strong>, in verveling, <strong>en</strong> om zijn pijn te verget<strong>en</strong>, krabbelde de keizer op wass<strong>en</strong><br />

tafeltjes soms verz<strong>en</strong>, zieke verz<strong>en</strong>, ziek als hij, verz<strong>en</strong> vol zieke verteedering om<br />

zichzelve <strong>en</strong> zijn arme, zieke, verlat<strong>en</strong> ziel, die weldra he<strong>en</strong> zoû gaan naar de<br />

sombere oord<strong>en</strong>, de helsche oord<strong>en</strong> van Tartaros, die ook nagebootst in de villa<br />

war<strong>en</strong>, <strong>en</strong> in wier ondergrondschheid in der tijd mysteriën war<strong>en</strong> gevierd.<br />

Alle belang was dood, alles was dood. Al, wat de keizer heel veel had lief gehad,<br />

innig had lief gehad, tot in razernij had bemind, was dood. Elius Verus was dood.<br />

Cejonius Commodus, uit de aanzi<strong>en</strong>lijkste geslacht<strong>en</strong> van Etrurië <strong>en</strong> Fav<strong>en</strong>tia<br />

stamm<strong>en</strong>de, had de kinderlooze keizer aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> als zoon onder die nam<strong>en</strong> van<br />

Elius Verus Caezar, <strong>en</strong> de jonge Caezar stierf d<strong>en</strong> dag der kal<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van Januari,<br />

aan e<strong>en</strong> te hevig g<strong>en</strong>eesmiddel, op het punt, dat hij met e<strong>en</strong> later bewonderde rede<br />

zijn vader-van-adoptie bedank<strong>en</strong> zoû. Onverwachts was die vreeslijke slag geweest,<br />

al was de Caezar ook ziekelijk. Hadrianus had hem innig bemind, met e<strong>en</strong><br />

eig<strong>en</strong>seksige liefde, hem ge-adopteerd teg<strong>en</strong> de intrigues in van honderd<strong>en</strong> om<br />

hem he<strong>en</strong>.<br />

Maar al had hij d<strong>en</strong> jongeling bemind om zijn bizondere schoonheid, hij had hem<br />

waardig gekeurd zijn opvolger te zijn, om zijn groote hoedanighed<strong>en</strong>. De Caezar,<br />

plotseling, was gestorv<strong>en</strong>. Was het g<strong>en</strong>eesmiddel vergift geweest...? Wie zoû het<br />

zegg<strong>en</strong>... Vreeslijk was de slag d<strong>en</strong> al oud<strong>en</strong> man. Het sche<strong>en</strong> alles gedaan voor<br />

hem. ‘Ik adopteerde e<strong>en</strong> god, ge<strong>en</strong> zoon!’ had hij uitgekret<strong>en</strong>. Standbeeld<strong>en</strong> werd<strong>en</strong><br />

d<strong>en</strong> gestorv<strong>en</strong> Caezar opgericht; tempels werd<strong>en</strong>, ter zijner vergoding, gesticht...<br />

De keizer bewe<strong>en</strong>de hem tot zijn laatste dag<strong>en</strong> toe.<br />

Hij had alles, alles verlor<strong>en</strong>. Voór hij Elius Verus verloor, had hij Antinoüs verlor<strong>en</strong>,<br />

d<strong>en</strong> goddelijk schoon<strong>en</strong> Bithyniër, zijn onvergetelijk<strong>en</strong> lieveling, naast Elius Verus,<br />

voór d<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> prins, door d<strong>en</strong> keizer bemind met die razernij, waarmeê hij beminde<br />

wat hij beminde. In Egypte had hij Antinoüs verlor<strong>en</strong>. O, wat had het kind geled<strong>en</strong>!<br />

De mooie, de goddelijk mooie knaap! Wat had hij geled<strong>en</strong> om het versomber<strong>en</strong>d<br />

karakter zijns mees-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


62<br />

ters, geled<strong>en</strong> om zijn meesters ziekte! Tot hij in d<strong>en</strong> dood als was gedrev<strong>en</strong>, tot hij<br />

zich in d<strong>en</strong> Nijl had gestort van de bark af, terwijl Hadrianus sliep, omdat het Orakel<br />

des keizers g<strong>en</strong>ezing afhankelijk had gesteld van e<strong>en</strong> onbaatzuchtige opoffering in<br />

d<strong>en</strong> dood, uit vrije wil...<br />

De keizer, op zijn bedde, somber star<strong>en</strong>d over de nagebootste vallei van Tempe,<br />

slaakte e<strong>en</strong> lang<strong>en</strong>, lang<strong>en</strong> kreet. E<strong>en</strong> schreeuw... Was het om pijn? Was het om<br />

wroeging?<br />

- Oh! kreet hij uit. Antinoüs! Antinoüs!<br />

Aan zijn voet<strong>en</strong>, had hij d<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> slaaf verget<strong>en</strong>. De knaap, half oprijz<strong>en</strong>de,<br />

beurde lichtelijk het geel zijd<strong>en</strong> dek van de gezwoll<strong>en</strong> be<strong>en</strong><strong>en</strong> des keizers. De keizer,<br />

om zijn eig<strong>en</strong> schreeuw, was geschrikt, viel terug, kreunde na, kreunde <strong>en</strong> kreunde,<br />

bleef kreun<strong>en</strong>.<br />

Zijn gezicht verwrong zich van pijn, vreemd, om het zorgvuldig geknipte haar, de<br />

zorgvuldig geknipte baard. Zijn diepe, smartelijke oog<strong>en</strong> zocht<strong>en</strong> rondomme, in de<br />

ronde op<strong>en</strong> marmer<strong>en</strong> zaal, koepeloverwelfd. Zijn blikk<strong>en</strong> blev<strong>en</strong> hang<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong><br />

blanke statue. Het was, staande, de ideale naaktheid van d<strong>en</strong> Bithyniër. Het<br />

marmergrein glinsterde als van e<strong>en</strong> ideaal, vergoddelijkt vleesch. De led<strong>en</strong> war<strong>en</strong><br />

sierlijk, <strong>en</strong> gezond van jeugd. De borst was heel breed, de hals vol <strong>en</strong> krachtig, de<br />

schouders war<strong>en</strong> recht. De kop zonk ev<strong>en</strong> ter zijde neêr, <strong>en</strong> het gelaat was heerlijk<br />

als van e<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> god, maar de oog<strong>en</strong> war<strong>en</strong> overvol van e<strong>en</strong> melancholie, e<strong>en</strong><br />

berust<strong>en</strong>de weemoed, die ge<strong>en</strong> tran<strong>en</strong> had. Er was niets vrouwelijks aan dat beeld:<br />

het was de uitbeelding van e<strong>en</strong> godmooie knàap; het was, in marmer, de schoonheid,<br />

zoo als de keizer die bemind had in razernij: de nog niet man geword<strong>en</strong> efebe, maar<br />

mannelijk <strong>en</strong> niet vrouwelijk.<br />

Hij had dat zelfde type gevond<strong>en</strong> in Elius Verus, maar niet zoo volmaakt <strong>en</strong> Elius<br />

Verus was niet gezond als de slaaf Antinoüs was, <strong>en</strong> de jeugdige Caezar, pretmaker<br />

<strong>en</strong> losbol, was wel heel anders dan de ernstige Antinoüs, met zijn innige liefde, zijn<br />

berust<strong>en</strong>d<strong>en</strong> weemoed, zijn tot dwep<strong>en</strong>s toe afhankelijke, opoffer<strong>en</strong>de ziel! Beid<strong>en</strong>,<br />

anders, had hij ze beid<strong>en</strong> bemind! O God, zij war<strong>en</strong> dòod!<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


63<br />

De keizer schreeuwde... Was het van pijn? Was het van smart? Was het van<br />

wroeging? Had hij Antinoüs vermoord, gedrev<strong>en</strong> in d<strong>en</strong> dood? O, de stad in Egypte,<br />

die hij zijn lieveling, vergood, had gesticht! De tempel, de tallooze tempels, die hij<br />

zijn lieveling <strong>en</strong> god had gesticht! De beeld<strong>en</strong>, hem òveral opgericht!<br />

Rondom de zaal ging het bas-relief: Antinoüs, vergood, door d<strong>en</strong> Nijlgod gekroond<br />

met lotos; Antinoüs, getroond in d<strong>en</strong> hemel tussch<strong>en</strong> de god<strong>en</strong>.<br />

En ter weêrszijd<strong>en</strong> van de blanke statue, verrez<strong>en</strong> de beeld<strong>en</strong> van Elius Verus,<br />

grooter, prinselijker, ook vertoon<strong>en</strong>d e<strong>en</strong> jongeling van bizondere schoonheid, maar<br />

de regelmatige trekk<strong>en</strong> met het fijne lachje zoo geheel anders dan die van d<strong>en</strong><br />

Bithyniër: deze de ernst, de weemoed <strong>en</strong> de Caezar de luchtige dartelheid, wereldsch<br />

aangetint <strong>en</strong> ev<strong>en</strong> schalks.<br />

Zij war<strong>en</strong> dood, zij war<strong>en</strong> beid<strong>en</strong> dood. Alles, alles was dood.<br />

- Oh! kreunde de keizer, lang, met lang<strong>en</strong> kreun. Ik kàn niet meer! Ik heb te veel<br />

pijn! En het is àlles... àlles weg! Het is àlles... àlles gedaan... Ik kàn niet meer! Ik wil<br />

sterv<strong>en</strong>...<br />

De jonge slaaf, die aan het voeteinde hurkte, rees op. Hij sloeg, ter zijde, zacht<br />

op e<strong>en</strong> zilver<strong>en</strong> gong.<br />

Dadelijk versche<strong>en</strong> e<strong>en</strong> cubicularius.<br />

- De Augustus lijdt groote pijn, zei zacht de slaaf.<br />

- Ik zal de g<strong>en</strong>eesheer<strong>en</strong> waarschuw<strong>en</strong>, antwoordde de cubicularius.<br />

- Alicius, kreunde de keizer.<br />

De slaaf naderde.<br />

- Wat doe je? vroeg Hadrianus.<br />

- Ik z<strong>en</strong>d om de g<strong>en</strong>eesheer<strong>en</strong>, Augustus...<br />

- Ik heb je gezegd, dat ik niemand wil zi<strong>en</strong>...<br />

- Ik me<strong>en</strong>de goed te do<strong>en</strong>, goddelijke Augustus, omdat u zoo groote pijn lijdt.<br />

- Er is niets meer aan mij te do<strong>en</strong>. Maar waaròm kan ik niet sterv<strong>en</strong>... Ik kan<br />

bevel<strong>en</strong> ter dood te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> wie ik wil... wie ik wil... <strong>en</strong> zelve kan ik niet sterv<strong>en</strong>. De<br />

god<strong>en</strong> misgunn<strong>en</strong> mij te sterv<strong>en</strong>. Mijn volk, iedere<strong>en</strong>, misgunt mij te sterv<strong>en</strong>...<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


64<br />

- Gij zult g<strong>en</strong>ez<strong>en</strong>, Augustus...<br />

De keizer kreunde, minacht<strong>en</strong>d, <strong>en</strong> w<strong>en</strong>telde pijnlijk om. G<strong>en</strong>ez<strong>en</strong>? Waarom te<br />

g<strong>en</strong>ez<strong>en</strong>? Alles was dood, all<strong>en</strong> war<strong>en</strong> dood...<br />

- Antinoüs! kermde hij, maar nu onhoorbaar, in zich, <strong>en</strong> zijn droeve blikk<strong>en</strong> blev<strong>en</strong><br />

hang<strong>en</strong> aan de ideale schoonheid der blanke statue.<br />

Aan de trapp<strong>en</strong> der exedra, door d<strong>en</strong> cubicularius geleid, versche<strong>en</strong> de arts<br />

Hermog<strong>en</strong>es, met de andere g<strong>en</strong>eesheer<strong>en</strong>. Er war<strong>en</strong> Egypt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> bij <strong>en</strong> Syriërs,<br />

zij war<strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s sterrewichelar<strong>en</strong> <strong>en</strong> wiskundig<strong>en</strong>, <strong>en</strong> mann<strong>en</strong> van groote<br />

begaafdheid, mann<strong>en</strong> van occulte wet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong>, in latere eeuw<strong>en</strong> verlor<strong>en</strong>,<br />

geheime wijsheid, maar in praktische g<strong>en</strong>eeskunde mist<strong>en</strong> zij vaak doorzicht: het<br />

m<strong>en</strong>schelijk lichaam had voor h<strong>en</strong> geheim<strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> meer dan de m<strong>en</strong>schelijke<br />

ziel van hun tijd.<br />

De keizer w<strong>en</strong>kte afwer<strong>en</strong>d.<br />

- Ik wil niet, zeide hij. Laat mij alle<strong>en</strong>...<br />

- Goddelijke Augustus, zei Hermog<strong>en</strong>es, die naderde. Wij zull<strong>en</strong> u niet plag<strong>en</strong><br />

met middel<strong>en</strong>. Maar zoo ge uw geestkracht verzamel<strong>en</strong> kondt, om Tibur te verlat<strong>en</strong>,<br />

zoû dit uw lichaam t<strong>en</strong> goede kom<strong>en</strong>. De koorts<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s terug. Om die<br />

koorts lijdt ge meer van de zwelling, dan ge koortsloos zoû do<strong>en</strong>. Verandering van<br />

lucht zoû goed zijn. O, zoo ge kondt opstaan! Zoo ge tot de reis besluit<strong>en</strong> kondt! Te<br />

Baïae zoû de zeelucht u zeker groote verlichting br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

- Ik kan niet, kreunde de keizer. Ik wil niet. Ik wil niet meer van hier gaan. Ik wil<br />

hier sterv<strong>en</strong>. Laat mij hier alle<strong>en</strong>. Laat mij sterv<strong>en</strong>.<br />

- Duld, dat wij het water aftapp<strong>en</strong>. Wij hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> pijnloos middel: de Syrische<br />

arts<strong>en</strong> beproefd<strong>en</strong> het op e<strong>en</strong> waterzuchtig<strong>en</strong>, oud<strong>en</strong> vrijgelat<strong>en</strong>e. Hij was zeer<br />

verlicht daarna, <strong>en</strong> leed ge<strong>en</strong> pijn.<br />

- Ne<strong>en</strong>, ik wil niet meer. Laat mij. Ga weg. Ga weg.<br />

Hermog<strong>en</strong>es w<strong>en</strong>kte de arts<strong>en</strong>, afwer<strong>en</strong>d. Zij daald<strong>en</strong> de trapp<strong>en</strong> weêr af. Ook<br />

Hermog<strong>en</strong>es verdwe<strong>en</strong>.<br />

Over de vallei van Tempe was de ocht<strong>en</strong>d-parelige vochttint<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


65<br />

gedroogd tot int<strong>en</strong>sere morg<strong>en</strong>kleur van diep azuur over mollig gro<strong>en</strong>. De slaaf, aan<br />

geruischlooze koord<strong>en</strong>, deed e<strong>en</strong> krokosgeel velum zich op<strong>en</strong>golv<strong>en</strong>, bov<strong>en</strong> in de<br />

exedra. Het licht temperde zich. Het was doódstil van alle m<strong>en</strong>schelijke geluid langs<br />

de marmer<strong>en</strong> portiek<strong>en</strong>, de in zon opgloei<strong>en</strong>de terrass<strong>en</strong>, <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> begonn<strong>en</strong> fel<br />

krekel<strong>en</strong> te sjirp<strong>en</strong>.<br />

- Zijn zij weg? kreunde de keizer.<br />

- Ja, Augustus, antwoordde Alicius.<br />

Er was e<strong>en</strong> stilte, alle<strong>en</strong> vedeld<strong>en</strong> fel de krekel<strong>en</strong>.<br />

- Alicius, zei de keizer.<br />

- Augustus...<br />

- Ik wil, dat je Mastor hier br<strong>en</strong>gt...<br />

- Ik zal om hem z<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, Augustus.<br />

- Ne<strong>en</strong> Alicius, ik wil, dat je hem zelf hier br<strong>en</strong>gt.<br />

- Ik kan u niet verlat<strong>en</strong>, Augustus. Ik kan u niet alle<strong>en</strong> lat<strong>en</strong>.<br />

- Jawel. Ik wil het. Je kàn me e<strong>en</strong> oog<strong>en</strong>blik alle<strong>en</strong> lat<strong>en</strong>. Ga, zoek Mastor <strong>en</strong><br />

br<strong>en</strong>g hem hier.<br />

- Als ik hem niet dadelijk tref in de jagerij<strong>en</strong>, Augustus, als ik hem zoek<strong>en</strong> moet...<br />

zal u alle<strong>en</strong> zijn. Laat mij d<strong>en</strong> cubicularius waarschuw<strong>en</strong>.<br />

- Ne<strong>en</strong>. Waarschuw niemand. Ga door de achterpoort van de exedra. Niemand<br />

hoeft iets te wet<strong>en</strong>. Ga, <strong>en</strong> haal Mastor.<br />

- Ik ga, Augustus. Ik zal de gong hier plaats<strong>en</strong> bij uw hand...<br />

- Ga. Gauw. Br<strong>en</strong>g hem hier.<br />

De jonge slaaf verdwe<strong>en</strong>, door e<strong>en</strong> kleine, verborg<strong>en</strong> deur in de ronde muur der<br />

exedra. De keizer Hadrianus bleef alle<strong>en</strong>. Hij zag om zich rond. Ja, hij was wel<br />

alle<strong>en</strong>. Hij richtte zich, zette de zware be<strong>en</strong><strong>en</strong> op d<strong>en</strong> grond, greep om zich het geel<br />

zijd<strong>en</strong> dek, om zelve zijn misvorming niet te aanschouw<strong>en</strong>. Hij poogde op te staan.<br />

Hij kreunde van pijn. Maar hij stond. Het was of duiz<strong>en</strong>d naald<strong>en</strong> hem prikt<strong>en</strong>. In<br />

zich voelde hij de koorts, als e<strong>en</strong> trill<strong>en</strong>de nevel. Hij kermde, hij we<strong>en</strong>de bijkans van<br />

de pijn<strong>en</strong>.<br />

- Antinoüs! kreunde hij. O Verus... Verus! Verus!<br />

Hij sleepte zich naar d<strong>en</strong> wand der exedra, waarlangs de standbeeld<strong>en</strong> rez<strong>en</strong>.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


66<br />

- Verus! kermde hij. O, Antinoüs! O, mijn heerlijke Antinoüs! O, zijn ernstige oog<strong>en</strong><br />

van weemoed! Zijn blik is e<strong>en</strong> straal: uit het marmer straált zijn weemoedige blik!<br />

Het marmer leeft... maar hij, hij is dood! De water<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Nijl omhelsd<strong>en</strong> hem!<br />

De Níjllotos kroonde hem! Hij is dood <strong>en</strong> Verus is dood!<br />

Hij sloeg met zijn hoofd teg<strong>en</strong> de marmer<strong>en</strong> voet<strong>en</strong> van Antinoüs' beeld <strong>en</strong> snikte.<br />

De kleine deur werd zacht geop<strong>en</strong>d.<br />

- Augustus, zei Alicius. Hier is Mastor.<br />

- Laat hem kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> laat ons alle<strong>en</strong>. Mastor... kom hier.<br />

De keizer, op het bedde, was half gezonk<strong>en</strong>, hield zich zitt<strong>en</strong>de, moê van het<br />

ligg<strong>en</strong>. De slaaf propte de kuss<strong>en</strong>s in zijn rug <strong>en</strong> verdwe<strong>en</strong>.<br />

De jager Mastor was g<strong>en</strong>aderd. Hij was e<strong>en</strong> reuzige, krachtige man; e<strong>en</strong> Jazygiër,<br />

van het ras der Sarmat<strong>en</strong>. Hij boog e<strong>en</strong> knie voor d<strong>en</strong> keizer, <strong>en</strong> bleef zoo.<br />

- Mastor, zei de keizer. Ik b<strong>en</strong> heel ziek.<br />

- Ge zult g<strong>en</strong>ez<strong>en</strong>, Augustus.<br />

- We zull<strong>en</strong> nooit meer op jacht gaan, Mastor. Mastor, herinner je je, to<strong>en</strong> wij<br />

jaagd<strong>en</strong> in Libyë? De leeuw<strong>en</strong>, die wij schot<strong>en</strong>?<br />

- Ja, Augustus. Het was prachtig jag<strong>en</strong>. U was e<strong>en</strong> onvermoeid jager.<br />

- Ik was wel e<strong>en</strong>s ruw. Herinner je, dat ik e<strong>en</strong>s, to<strong>en</strong> ik d<strong>en</strong> boog spande, mijn<br />

schouderblad verrekte, mijn rib zelfs brak!<br />

- U was krachtig, Augustus, <strong>en</strong> de jacht was u groot vermaak.<br />

- Wij zull<strong>en</strong> nooit meer jag<strong>en</strong>, Mastor. Mastor, ik wil je vrij mak<strong>en</strong>. En rijk. Dan<br />

jaag je alle<strong>en</strong>, Mastor, waar je wilt. Hier, in deze cassette, zijn de papier<strong>en</strong>... Ik<br />

regelde je vrijdom <strong>en</strong> het fortuin, dat ik je geef. Maar, Mastor, je moet mij dood<strong>en</strong>...<br />

Stil, hoor mij aan. Je moet mij dood<strong>en</strong>. Ik b<strong>en</strong> heel ziek, maar de dood komt heel<br />

langzaam. Ik lijd te veel. Ik b<strong>en</strong> moê van de pijn. Ik kan niet meer van de pijn. Ik wíl<br />

sterv<strong>en</strong>, Mastor. Stìl, hoor mij aan: Mastor, JIJ moet me dood<strong>en</strong>. Begrijp je, ik WIL,<br />

datje me doodt. Het is mijn wil, <strong>en</strong> alles is zoo geregeld, dat niemand je iets kan<br />

do<strong>en</strong>, dat je, na mijn dood, vrij b<strong>en</strong>t <strong>en</strong> rijk...<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


67<br />

- Augustus! riep de Sarmaat, aan de voet<strong>en</strong> van Hadrianus geknield op eén knie,<br />

<strong>en</strong> hij klampte de nervige hand<strong>en</strong> in eén, smeek<strong>en</strong>d. Ik kàn niet!<br />

- Je moet, Mastor. Hoor je, je moet. Zie, hier...<br />

De keizer rukte zijn tunica op<strong>en</strong> <strong>en</strong> toonde de bloote borst.<br />

- Zie, zei de keizer. Hier. Deze plek, vlak onder de linkerborst. Met je Sarmatische<br />

dolk. Eén flinke steek... Hermog<strong>en</strong>es heeft mij die plek gewez<strong>en</strong>. Als je maar precies<br />

hier treft op déze plek, onder de borst, lijd ik niet... Hermog<strong>en</strong>es heeft het gezegd.<br />

Mastor, ik wil, dat je me doodt. Ik weet niet waarom, maar ik kan niet mijzelf dood<strong>en</strong>.<br />

Er is altijd iets, dat mij teg<strong>en</strong> houdt. De zelfmoord<strong>en</strong>aars ondergaan vreeslijke ding<strong>en</strong>,<br />

in de lev<strong>en</strong>s hierna. Ik b<strong>en</strong> bang om mijzelf te dood<strong>en</strong>, bang om wat mij dan gebeur<strong>en</strong><br />

zal hierna. In de helsche oord<strong>en</strong>. Mastor, ik beveel je: dood mij.<br />

- Augustus! Augustus! Ik kàn niet! herhaalde de Sarmaat. Ik kàn niet do<strong>en</strong> wat u<br />

beveelt. Beveel mij wàt u wilt, maar dat niet, dàt niet, Augustus.<br />

De keizer rees op in razernij. Hij stond, de prikk<strong>en</strong>de naald<strong>en</strong> in zijn be<strong>en</strong><strong>en</strong> niet<br />

voel<strong>en</strong>de, omdat de koorts hem wolkte in zijn brein, omdat zijn razernij opstak als<br />

met e<strong>en</strong> plotselinge storm-vlaag.<br />

Hij stond, recht, <strong>en</strong> zijn diepe oog<strong>en</strong> bliksemd<strong>en</strong> van woede onder d<strong>en</strong> frons van<br />

zijn voorhoofd, in zijn gemarteld verwrong<strong>en</strong> gezicht. En werktuigelijk, met é<strong>en</strong> hand,<br />

wikkelde hij nog zijn misvormdheid, zijn gezwoll<strong>en</strong> be<strong>en</strong><strong>en</strong> in de plooi<strong>en</strong> van het<br />

zijd<strong>en</strong> dek, om ze zelve toch niet te zi<strong>en</strong>.<br />

- Ell<strong>en</strong>deling! riep hij uit. Slaaf! Weiger je te do<strong>en</strong> wat ik beveel? Wordt e<strong>en</strong> bevel<br />

van mij, d<strong>en</strong> keizer, niet uitgevoerd, <strong>en</strong> dadelijk! Ell<strong>en</strong>deling, ell<strong>en</strong>deling: dadelijk!<br />

Hièr! Dood mij! Trek je dolk! Ik wil het!<br />

Hij had zich geworp<strong>en</strong> op d<strong>en</strong> kniel<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, met beide hand<strong>en</strong> smeek<strong>en</strong>d<br />

afwer<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Sarmaat: hij schudde hem, rukte hem, zijn oog<strong>en</strong> bloeddoorschot<strong>en</strong>,<br />

zijn mond schuim<strong>en</strong>d <strong>en</strong> verwrong<strong>en</strong> van razernij.<br />

De Sarmaat was opgerez<strong>en</strong>.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


68<br />

- Ik kàn niet, Augustus! riep hij. Ik kàn u niet dood<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ik wil niet!!<br />

Hij rukte zich los uit des keizers trill<strong>en</strong>de hand<strong>en</strong>, <strong>en</strong> stortte de trapp<strong>en</strong> af, <strong>en</strong><br />

vluchtte weg langs de terrass<strong>en</strong>. De keizer, staande, brulde, schreeuwde, brulde<br />

<strong>en</strong> schreeuwde van pijn <strong>en</strong> van razernij, <strong>en</strong> voorover, als e<strong>en</strong> zwaar pak, stortte hij<br />

op zijn rustbed <strong>en</strong> schreeuwde, schreeuwde door.<br />

Alicius was binn<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong>; hij sloeg heftig d<strong>en</strong> zilver<strong>en</strong> gong.<br />

- De Augustus is raz<strong>en</strong>d! riep hij tot d<strong>en</strong> cubicularius. Ik weet niet wat te do<strong>en</strong>!<br />

- Ik zal d<strong>en</strong> Caezar lat<strong>en</strong> waarschuw<strong>en</strong>! riep de cubicularius. Heu, daar; waarschuw<br />

oog<strong>en</strong>blikkelijk d<strong>en</strong> Caezar! Zeg, dat de Augustus raz<strong>en</strong>d is!<br />

Op het bedde, onder het krokosgele velum, tussch<strong>en</strong> de beeld<strong>en</strong> van Elius Verus<br />

<strong>en</strong> van Antinoüs, bleef de keizer schreeuw<strong>en</strong>, van razernij, van pijn, van onmacht.<br />

De cubicularius, Alicius zag<strong>en</strong> toe, dorst<strong>en</strong> niet dichter kom<strong>en</strong>. Maar door d<strong>en</strong> portiek<br />

ter zijde naderde m<strong>en</strong> in de aanfladdering van heftig beweg<strong>en</strong>de toga's. Het was,<br />

met de g<strong>en</strong>eesheer<strong>en</strong> <strong>en</strong> Hermog<strong>en</strong>es, de Caezar, Arrius Antoninus, de na d<strong>en</strong><br />

dood van Elius Verus aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zoon van Hadrianus.<br />

- Oh! Oh!! schreeuwde als e<strong>en</strong> wild beest de keizer, op de buik, met de vuist<br />

ransel<strong>en</strong>d op de kuss<strong>en</strong>s. Hij heeft mij niet gehoorzaamd! Ik word niet meer<br />

gehoorzaamd! Ik b<strong>en</strong> niets meer, niets meer! Niemand gehoorzaamt mij meer,<br />

niemand gehoorzaamt mij meer! Ik wìl, dat jullie do<strong>en</strong> wat ik zeg! Waar is Mastor?<br />

Hier met Mastor! Sleep hem hier voor mijn voet<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dwing<strong>en</strong> zal ik hem zijn dolk<br />

te trekk<strong>en</strong> <strong>en</strong> mij te doorstek<strong>en</strong>, hier, hier, hier, op deze plek, onder de borst! En als<br />

hij niet wil <strong>en</strong> gehoorzaamt, voor de leeuw<strong>en</strong> dan met hem, voor de leeuw<strong>en</strong>!<br />

- Vader! zeide zacht Antoninus.<br />

Hij legde de hand op 's keizers schouder, waar die op het bedde, schreeuw<strong>en</strong>de,<br />

woelde <strong>en</strong> w<strong>en</strong>telde. Hij was groot, kalm, rustig: e<strong>en</strong> man van reeds rijp<strong>en</strong> leeftijd,<br />

maar jeugdiger uitzi<strong>en</strong>d. Er<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


69<br />

ging van hem uit als e<strong>en</strong> fluïde, dat kalmeerde. Er was iets klaars <strong>en</strong> op<strong>en</strong>s in zijn<br />

kalme oog<strong>en</strong>, dat getuigde van e<strong>en</strong> zeldzaam ev<strong>en</strong>wichtig<strong>en</strong> geest. Er was e<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong>voudige harmonie in zijn gebar<strong>en</strong>, iets dat aantrok, <strong>en</strong> vertrouw<strong>en</strong> inboezemde.<br />

E<strong>en</strong> kalme kracht, in e<strong>en</strong> hartstochtlooze natuur, die de hartstocht<strong>en</strong> van ander<strong>en</strong><br />

toch wel begreep. En vooral in hem trof e<strong>en</strong> gematigdheid in alles, e<strong>en</strong> zuivere<br />

maathoud<strong>en</strong>dheid, natuurlijk-weg: e<strong>en</strong> gematigdheid in di<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voud van harmonieus<br />

gebaar, in d<strong>en</strong> klank van zijn stem, de kleur van zijn kleeding; e<strong>en</strong> kalme rust in<br />

geheel zijn wat koude, maar toch innige persoonlijkheid.<br />

Hij had Hadrianus é<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel woord gezegd:<br />

- Vader...<br />

En de keizer keek naar hem op. Hij schreeuwde niet meer, hoewel hij doorging<br />

met kreun<strong>en</strong>. Hermog<strong>en</strong>es <strong>en</strong> de andere doktor<strong>en</strong> beijverd<strong>en</strong> zich om d<strong>en</strong> keizer.<br />

Zij dwong<strong>en</strong> hem zacht zich om te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, neêr te ligg<strong>en</strong> op d<strong>en</strong> rug. Zij bett<strong>en</strong><br />

met sneeuw zijn voorhoofd, zijn pols<strong>en</strong>.<br />

- Antoninus, beval, kreun<strong>en</strong>d, de keizer. Mastor heeft mij niet gehoorzaamd, to<strong>en</strong><br />

ik hem beval mij te dood<strong>en</strong>. Sleep Mastor hierhe<strong>en</strong>. Beveel hem mij te dood<strong>en</strong>. En<br />

als hij niet wil, doe hem voor de leeuw<strong>en</strong> werp<strong>en</strong>.<br />

- Vader, zei Antoninus. Eischt ge, dat ik e<strong>en</strong> vadermoord doe? Naamt ge mij niet<br />

aan tot zoon? Wilt ge, dat ik mij niét als uw kind beschouw? Dwingt ge ook mij<br />

ongehoorzaam te zijn, <strong>en</strong> niet uw woord op te volg<strong>en</strong>? Kunt ge het me<strong>en</strong><strong>en</strong>, dat ik<br />

e<strong>en</strong> trouw<strong>en</strong> slaaf, die u zeer lief is, voor de leeuw<strong>en</strong> laat gooi<strong>en</strong>, omdat hij geweigerd<br />

heeft u te dood<strong>en</strong>? Bed<strong>en</strong>k u, vader, bed<strong>en</strong>k u, goed... Maar dwing mij niet tot het<br />

onmogelijke...<br />

Zijn hand<strong>en</strong> grep<strong>en</strong> Hadrianus' hand<strong>en</strong>, zijn oog<strong>en</strong> zag<strong>en</strong> in di<strong>en</strong>s oog<strong>en</strong>. Wat<br />

e<strong>en</strong> weldadigheid ging er van hem uit. De keizer kreunde nog slechts, als e<strong>en</strong> ziek<br />

kind.<br />

- Antoninus! kreunde hij. Ik dwing niet, ik dwing niet: wat kan ik dwing<strong>en</strong>... Zelfs<br />

al wil ik! Ik b<strong>en</strong> niets meer: mijn wil is e<strong>en</strong> vodde, dat geminacht <strong>en</strong> getrapt wordt<br />

door all<strong>en</strong>! Maar god<strong>en</strong>, waarom moet ik blijv<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>! Waarom lat<strong>en</strong> de god<strong>en</strong> mij<br />

lev<strong>en</strong>!<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


70<br />

Waarom kàn ik niet sterv<strong>en</strong>! Wat leef ik, waarom? Niets, niemand heeft mij noodig!<br />

Jij regeert al: je zal heersch<strong>en</strong>! Rome zal gelukkig zijn onder je goed bewind, o mijn<br />

vrome Antoninus, o mijn goede Antoninus! Maar waarom stell<strong>en</strong> de god<strong>en</strong> di<strong>en</strong><br />

gunstig<strong>en</strong> dag zoo lang, zoo eindeloos lang uit! Wat moet ik deze ell<strong>en</strong>de, dit rott<strong>en</strong>de<br />

lichaam nog meê slep<strong>en</strong> van bedde naar rust-bank, van rustbank naar bedde... Ik<br />

kan niet meer; ik kan niet meer; zwaarder dan lood voel<strong>en</strong> mijn be<strong>en</strong><strong>en</strong>! Het prikt<br />

er in, als met lange naald<strong>en</strong>! Laat mij sterv<strong>en</strong>! Laat mij sterv<strong>en</strong>! Het is g<strong>en</strong>oeg! Het<br />

is g<strong>en</strong>oeg!!<br />

De keizer was uitgeput in de kuss<strong>en</strong>s gezonk<strong>en</strong>. De jonge slaaf aan zijn voet<strong>en</strong><br />

beurde het geel zijd<strong>en</strong> dek, beide hand<strong>en</strong> er onder gestok<strong>en</strong>.<br />

Antoninus w<strong>en</strong>dde zich ter zijde, naar de g<strong>en</strong>eesheer<strong>en</strong>, machteloos.<br />

En hij zeide tot Hermog<strong>en</strong>es:<br />

- Laat de vrouw kom<strong>en</strong>!<br />

Orders werd<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> naderde de Caezar zijn vader.<br />

En hij sprak, met die vertrouw<strong>en</strong> inboezem<strong>en</strong>de, kalme, ryth-mische stem:<br />

- Vader, hoor mij e<strong>en</strong> oog<strong>en</strong>blik aan. Er is e<strong>en</strong> vrouw gevond<strong>en</strong>, die droomt. Hare<br />

droom<strong>en</strong> zijn voorspelling<strong>en</strong>. Hare droom<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> uit.<br />

- E<strong>en</strong> vrouw...? herhaalde de keizer, belang stell<strong>en</strong>d in alles wat wonderbaar was.<br />

- Zij heeft gedroomd over u...<br />

- Over mij? herhaalde, als e<strong>en</strong> kind, de keizer.<br />

- Zoû u haar will<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>...?<br />

- Is zij daar...?<br />

- Ja... zij is daar. Beveelt u haar te kom<strong>en</strong>?<br />

- Ja... Droomt zij?<br />

- Ja, zij droomt.<br />

- Zijn haar droom<strong>en</strong> wel e<strong>en</strong>s bewaarheid?<br />

- Meestal...<br />

- War<strong>en</strong> het voorspelling<strong>en</strong>?<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


71<br />

- Bijna altijd. En van groot gewicht voor wie zij betroff<strong>en</strong>.<br />

- Ja, laat haar hier kom<strong>en</strong>.<br />

- Hier is zij...<br />

- Laat haar nader<strong>en</strong>.<br />

- Hier is zij, Vader.<br />

- Is zij oud?<br />

- Ja, Vader. Zij is oud. En blind.<br />

- Is zij blind?? O, als zij blind is <strong>en</strong> droomt, dan...<br />

- Zij is blind geword<strong>en</strong>... Vraag het haar zelve, Vader, hoe zij blind is geword<strong>en</strong>.<br />

Tussch<strong>en</strong> de g<strong>en</strong>eesheer<strong>en</strong> naderde de vrouw. Zij was oud <strong>en</strong> blind. Witte sluiers<br />

viel<strong>en</strong> om haar he<strong>en</strong>. Zij naderde langzaam, de hand<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> in gebaar van tast<strong>en</strong><br />

gehev<strong>en</strong>. Zij naderde als e<strong>en</strong> slaapwandelaarster.<br />

- Hoe b<strong>en</strong> je blind geword<strong>en</strong>, vrouw? vroeg de keizer.<br />

- Ik droomde, zei, met e<strong>en</strong> vreemd klare stem, de vrouw. Ik droomde van d<strong>en</strong><br />

Augustus. Ik droomde, dat hij zich niet dood<strong>en</strong> moest, omdat hij zéker zoû g<strong>en</strong>ez<strong>en</strong>.<br />

Dat droomde ik... Maar ik dorst d<strong>en</strong> Augustus niet nader<strong>en</strong>... Ik verzuimde hem mijn<br />

droom te meld<strong>en</strong>... En de god<strong>en</strong> straft<strong>en</strong> mij: ik werd blind!<br />

- O, god<strong>en</strong>, god<strong>en</strong>! riep de keizer.<br />

- Ik droomde t<strong>en</strong> tweed<strong>en</strong> male, vervolgde de vrouw als in transe. Ik droomde<br />

van d<strong>en</strong> Augustus. Ik droomde, dat ik mijn gezicht zoû herwinn<strong>en</strong>, zoo ik dorst d<strong>en</strong><br />

Augustus nader<strong>en</strong>, zoo ik hem aanroerde, zoo ik zijn zieke be<strong>en</strong><strong>en</strong> omhelsde, <strong>en</strong><br />

hem smeekte zich niet te dood<strong>en</strong>, omdat hij zéker g<strong>en</strong>ez<strong>en</strong> zoû... Dat droomde ik!<br />

- O, god<strong>en</strong>, god<strong>en</strong>! riep de keizer. Dat droomde zij!<br />

- Vader! zei Antoninus. Duld, dat zij u aanroert, <strong>en</strong> u de knieën kust. Hare droom<strong>en</strong><br />

war<strong>en</strong> dikwijls voorspelling<strong>en</strong>! O, zoo zij het gezicht herwon <strong>en</strong> zoo gij g<strong>en</strong>aast... o<br />

Vader!<br />

- Mijn knieën... kreunde de keizer, zich scham<strong>en</strong>d. Ja... ja... laat zij mij nader<strong>en</strong>.<br />

Ik sta toe.<br />

- Ik droomde... riep, in transe, de vrouw. Dat m<strong>en</strong> mij voere voor d<strong>en</strong> Augustus!<br />

Waar is de Augustus?<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


72<br />

- Hier! riep Hadrianus. Nader!<br />

De g<strong>en</strong>eesheer<strong>en</strong> leidd<strong>en</strong> de vrouw, tot voor d<strong>en</strong> keizer.<br />

- O, Augustus! riep zij uit, met steeds hoogere <strong>en</strong> hoogere stem. B<strong>en</strong> ik u<br />

g<strong>en</strong>aderd? O Augustus, verlang niet meer naar d<strong>en</strong> dood want ik heb uw g<strong>en</strong>ezing<br />

gedroomd! Augustus, ge zult g<strong>en</strong>ez<strong>en</strong>! En vergun mij, Augustus, dat ik uw zieke<br />

be<strong>en</strong><strong>en</strong> omhels, opdat de god<strong>en</strong> mij het gezicht weêrgev<strong>en</strong> <strong>en</strong> ik u zelve<br />

aanschouw<strong>en</strong> mag!<br />

De keizer had zich gericht <strong>en</strong> zat, in d<strong>en</strong> rug opgepropt met kuss<strong>en</strong>s. Vóór hem<br />

stortte de blinde, oude vrouw neêr <strong>en</strong> haar witte sluiers verm<strong>en</strong>gd<strong>en</strong> zich met de<br />

plooi<strong>en</strong> van het geel zijd<strong>en</strong> dek des keizers. To<strong>en</strong> beurde Alicius het zijd<strong>en</strong> dek op<br />

van de knieën des keizers, opdat de vrouw die kuss<strong>en</strong> kon. En onder de plooi<strong>en</strong>,<br />

terwijl weêrzin, afschuw <strong>en</strong> hoop het gemartelde gezicht van Hadrianus verwrong<strong>en</strong>,<br />

omhelsd<strong>en</strong> eerbiedig hare arm<strong>en</strong> de gezwoll<strong>en</strong> be<strong>en</strong><strong>en</strong> des keizers, <strong>en</strong> kuste zij<br />

eerbiedig eerst de e<strong>en</strong>e, to<strong>en</strong> de andere knie.<br />

- O god<strong>en</strong>! kreunde de keizer. Zij droomde! Zij heeft gedroomd!<br />

De vrouw, in hare sluiers, rees op. Over 's keizers be<strong>en</strong><strong>en</strong>, dadelijk, plooide de<br />

slaaf het kleed. En met beide hand<strong>en</strong> har<strong>en</strong> sluier heff<strong>en</strong>de, slaakte de vrouw e<strong>en</strong><br />

schell<strong>en</strong> kreet.<br />

- Oh! riep zij. Augustus! Augustus! Ik zie u! Ik zie uw goddelijkheid! Ik b<strong>en</strong> niet<br />

meer blind!<br />

Hare oog<strong>en</strong> staard<strong>en</strong>, wijd op<strong>en</strong>, glanz<strong>en</strong>d <strong>en</strong> zwart, als oog<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> jonge<br />

vrouw.<br />

De keizer aarzelde, ev<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> riep hij, kerm<strong>en</strong>d als in e<strong>en</strong> overmaat van<br />

aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>:<br />

- O God<strong>en</strong>, God<strong>en</strong>, God<strong>en</strong>! E<strong>en</strong> wonder! Zij ziet! Zij ziet!<br />

- O Vader! riep Antoninus. Als zij ziet, zult gij ook g<strong>en</strong>ez<strong>en</strong>!<br />

- Ik! riep de keizer. Zoû ik g<strong>en</strong>ez<strong>en</strong>!<br />

- O, Augustus, verlang niet meer naar d<strong>en</strong> dood! riep in vervoering de vrouw, met<br />

fel zwarte, op<strong>en</strong>e oog<strong>en</strong>, star<strong>en</strong>d op d<strong>en</strong> keizer; want ik heb uw g<strong>en</strong>ezing gedroomd!<br />

Zoo als ik droomde, dat ik mijn gezicht zoû herwinn<strong>en</strong>!<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


73<br />

- Zoû ik g<strong>en</strong>ez<strong>en</strong>! riep de keizer. O, waarom, waarom zoû ik g<strong>en</strong>ez<strong>en</strong>! Het is gedaan,<br />

het is alles gedaan... gedaan zelfs trots het wonder!<br />

Hij was, uitgeput, in de kuss<strong>en</strong>s neêrgezonk<strong>en</strong>.<br />

- Zijt ge moê? vroeg zacht Antoninus.<br />

Hadrianus knikte van ja.<br />

- Lijdt ge pijn?<br />

De keizer had e<strong>en</strong> vaag gebaar. Zijn sombere oog<strong>en</strong> staard<strong>en</strong> strak voor zich uit,<br />

naar de statue van Antinoüs.<br />

- Heb vertrouw<strong>en</strong>, Vader! zei Antoninus. En poog nu te rust<strong>en</strong>. Rust.<br />

Hij boog zich over des keizers hand <strong>en</strong> kuste die. Het was vreemd welke e<strong>en</strong><br />

weldadige vereff<strong>en</strong>ing stroomde uit zijn woord, uit zijn gebaar.<br />

De keizer lag, roerloos, te star<strong>en</strong>. Alicius hurkte neêr aan het voeteinde. De<br />

g<strong>en</strong>eesheer<strong>en</strong> <strong>en</strong> de vrouw war<strong>en</strong> verdw<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> Antoninus ging langzaam, alle<strong>en</strong>,<br />

de trapp<strong>en</strong> af der exedra.<br />

E<strong>en</strong> van m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>geluid stille verlat<strong>en</strong>heid dreef door de imm<strong>en</strong>se villa. Als e<strong>en</strong><br />

droom van marmer, als e<strong>en</strong> architecturale fabel van de edelste ste<strong>en</strong>soort<strong>en</strong>, volgd<strong>en</strong><br />

portiek<strong>en</strong> op portiek<strong>en</strong>, schakeld<strong>en</strong> nymfea zich aan nymfea, breidd<strong>en</strong> hooger <strong>en</strong><br />

verder zich de eindelooze terrass<strong>en</strong>... De exedra's rondd<strong>en</strong> zich als tron<strong>en</strong> voor<br />

god<strong>en</strong>. De tempels, theaters, paleiz<strong>en</strong> drong<strong>en</strong> zich symmetrieloos op <strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

elkaâr, zuil<strong>en</strong> op zuil<strong>en</strong> dring<strong>en</strong>de, trapp<strong>en</strong>vlucht<strong>en</strong> op trapp<strong>en</strong>vlucht<strong>en</strong>.<br />

Alles was oneig<strong>en</strong>lijk stil. Alle<strong>en</strong> in de exotische boom<strong>en</strong>, de gekweekte<br />

heester<strong>en</strong>massa's, tussch<strong>en</strong> de artificieel verfijnde bloem<strong>en</strong> sjirpt<strong>en</strong> de duiz<strong>en</strong>de<br />

krekel<strong>en</strong>. Het was als e<strong>en</strong> eindelooze trilling van snar<strong>en</strong>. Maar verder klonk ge<strong>en</strong><br />

geluid, vertoonde zich ge<strong>en</strong> silhouet. In d<strong>en</strong> vroegst<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> de slav<strong>en</strong><br />

hun werk gedaan. In die droomprachtige verlat<strong>en</strong>heid van marmer<strong>en</strong> zuil<strong>en</strong>rij<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

gro<strong>en</strong>e parkmassa's heerscht<strong>en</strong> volkom<strong>en</strong> orde, zwijg<strong>en</strong>de stilte <strong>en</strong> volslag<strong>en</strong><br />

verlat<strong>en</strong>heid. Geheel die droom sche<strong>en</strong> zonder doel.<br />

Antoninus ging de portiek<strong>en</strong> door. Zijn matige, ev<strong>en</strong>wichtige<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


74<br />

natuur voelde weemoedig zich word<strong>en</strong> om deze doellooze prachtverwerkelijking<br />

van e<strong>en</strong> onmatig<strong>en</strong> droom. Hij had de dag<strong>en</strong> gek<strong>en</strong>d, dat geheel deze marmer<strong>en</strong><br />

dood bezield was met lev<strong>en</strong>, to<strong>en</strong> de keizer, terug van zijn Egyptische reis, zich,<br />

koste wat het koste, verstrooi<strong>en</strong> wilde; om d<strong>en</strong> dood van Antinoüs.<br />

De Caezar volgde de portiek<strong>en</strong>, hij trad de Bibliothek<strong>en</strong> binn<strong>en</strong>. Hier <strong>en</strong> daar de<br />

silhouet van e<strong>en</strong> int<strong>en</strong>dant, van e<strong>en</strong> portier, van e<strong>en</strong> wacht, die rez<strong>en</strong>, omdat de<br />

Caezar kwam... Verder niemand <strong>en</strong> niets dan de stilte. Beeld<strong>en</strong>, bust<strong>en</strong> van<br />

schrijvers, dichters... De Caezar ging langs e<strong>en</strong> rond natatorium, e<strong>en</strong> nymfeum door,<br />

<strong>en</strong> dan de op<strong>en</strong> Baziliek<strong>en</strong> door, naar de receptie- <strong>en</strong> audi<strong>en</strong>tiezal<strong>en</strong>. Het was<br />

onmetelijk, ongelooflijk, oneig<strong>en</strong>lijk.<br />

- Hij is wèl e<strong>en</strong> bizonder man, dacht de Caezar, <strong>en</strong> zijn gedachte, weemoedig <strong>en</strong><br />

vol verwondering, vergeleek zich, zijn natuurlijke maathoud<strong>en</strong>dheid, bij de<br />

onmatigheid van d<strong>en</strong> artiest, die deze villa had kunn<strong>en</strong> sticht<strong>en</strong>. Zie, daar breidde<br />

de Akademie zich uit, daar zuild<strong>en</strong> het Lyceum, de Prytaneeën, de Poikile, schitter<strong>en</strong>d<br />

van muurschildering: de slag van Marathon <strong>en</strong> Thezeus <strong>en</strong> de Amazon<strong>en</strong>. Daar<br />

was het Stadium, waar nog niet lang geled<strong>en</strong> de worstelwedstrijd<strong>en</strong> war<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>;<br />

daar war<strong>en</strong> de Therm<strong>en</strong>. En dáar... daar was wat de keizer zijn ‘g<strong>en</strong>ieting<strong>en</strong> van<br />

Canope’ g<strong>en</strong>oemd had.<br />

Antoninus schudde, zacht, het hoofd. Zijn matige natuur begreep niet deze<br />

onmatige behoefte aan pracht, artisticiteit <strong>en</strong> wellust. Daar was Canope, de<br />

herinnering aan de stad van g<strong>en</strong>ot bij Aiexandrië. Uit het Mareotismeer vloeit het<br />

kanaal naar die stad der g<strong>en</strong>ieting<strong>en</strong>, <strong>en</strong> langs beide boord<strong>en</strong> rij<strong>en</strong> zich de weelderige<br />

taveern<strong>en</strong>, terwijl de gondels, vol muziek <strong>en</strong> licht, vol hetaer<strong>en</strong>, danseress<strong>en</strong>,<br />

pretmakers, het kanaal afglijd<strong>en</strong>, telk<strong>en</strong>s bij e<strong>en</strong> der taveern<strong>en</strong> ophoud<strong>en</strong>d, in e<strong>en</strong><br />

aánhoud<strong>en</strong>de orgie, tot de Serapis-tempel bereikt wordt, waar de reizigers de<br />

beteek<strong>en</strong>isvolle droom<strong>en</strong> will<strong>en</strong> droom<strong>en</strong>, op de terrass<strong>en</strong> onder de starrelucht<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> nabootsing van die heerlijkheid had de keizer in ZIJN ‘Canope’ gesticht. Wat hij<br />

zoo noemde, was e<strong>en</strong> imm<strong>en</strong>s waterwerk; e<strong>en</strong> weelderigheid van fontein<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

watervall<strong>en</strong> <strong>en</strong> òpspuit<strong>en</strong>de stra-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


75<br />

l<strong>en</strong>, om e<strong>en</strong> kolossus van d<strong>en</strong> god Serapis, <strong>en</strong> uit dat waterwerk vloeide e<strong>en</strong> kanaal,<br />

meer dan twee honderd meter lang, <strong>en</strong> langs dat kanaal, herinnering aan de<br />

Egyptische taveern<strong>en</strong> <strong>en</strong> gastvrije huiz<strong>en</strong> van weelderige lust, rijd<strong>en</strong> zich de<br />

pavillio<strong>en</strong><strong>en</strong>, schakeld<strong>en</strong> zich de kamer<strong>en</strong> van g<strong>en</strong>ot, onder e<strong>en</strong> elegant<strong>en</strong> portiek,<br />

twee verdieping<strong>en</strong> hoog.<br />

De Caezar schudde, weemoedig, het hoofd, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> triestig<strong>en</strong> glimlach, mild, trok<br />

ev<strong>en</strong> om zijn geschor<strong>en</strong> lipp<strong>en</strong>. Daar strekte zich uit Hadrianus' kanaal van Canope;<br />

daar schakeld<strong>en</strong> zich de kamer<strong>en</strong> <strong>en</strong> pavillio<strong>en</strong><strong>en</strong>, leêg. Alles was leêg. Alle<strong>en</strong><br />

ruischt<strong>en</strong> klater<strong>en</strong>d, in e<strong>en</strong> water<strong>en</strong> overdaad, de stral<strong>en</strong> der fontein<strong>en</strong>, reg<strong>en</strong>bog<strong>en</strong>de<br />

de uitgieting<strong>en</strong> van val bij waterval.<br />

De Caezar kwam op zijn pass<strong>en</strong> terug. De verlat<strong>en</strong>e imm<strong>en</strong>siteit van geheel die<br />

weelderigheid, gesticht om Antinoüs te kunn<strong>en</strong> verget<strong>en</strong>, beklemde hem, nu hij<br />

dacht aan Hadrianus, hoe hij daar lag, ziek, wel rustig, nu, na het wonder der blinde<br />

vrouw, maar... star<strong>en</strong>de naar het beeld van Antinoüs.<br />

De Caezar drukte met beide hand<strong>en</strong> zijn borst <strong>en</strong> ademde diep op. Hij begaf zich<br />

naar de vertrekk<strong>en</strong>, die hij bewoonde, d<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel<strong>en</strong> dag in de week, die de<br />

staatszorg<strong>en</strong> hem vergund<strong>en</strong> Rome te verlat<strong>en</strong> om zijn vader-van-adoptie te kunn<strong>en</strong><br />

bezoek<strong>en</strong>. Hij ontbood d<strong>en</strong> arts Hermog<strong>en</strong>es.<br />

- Wat dunkt u van d<strong>en</strong> Augustus? vroeg Antoninus.<br />

- Het wonder heeft d<strong>en</strong> Augustus veel goeds gedaan, zei Hermog<strong>en</strong>es. De<br />

Augustus zoû misschi<strong>en</strong> nu kracht kunn<strong>en</strong> zamel<strong>en</strong> tot de reize, om Tibur te verlat<strong>en</strong>.<br />

De zeelucht zoû de koorts<strong>en</strong> verjag<strong>en</strong>.<br />

Antoninus antwoordde niet dadelijk; mild, om zijn geschor<strong>en</strong> lipp<strong>en</strong>, trok de<br />

glimlach, triest <strong>en</strong> weemoedig.<br />

- Ik zal d<strong>en</strong> Augustus tot de reis beweg<strong>en</strong>, sprak hij zacht.<br />

D<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>d<strong>en</strong> dag, in der daad, verliet de zieke keizer Tibur, kracht tot de reize<br />

voel<strong>en</strong>de na het wonder der blinde vrouw.<br />

Maar na <strong>en</strong>kele dag<strong>en</strong> stierf hij te Baïae.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


Martia<br />

I<br />

76<br />

De dichte m<strong>en</strong>igte woelde over het Forum. Het war<strong>en</strong> de kal<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van Januari,<br />

maar ge<strong>en</strong> feeststemming doorjubelde de atmosfeer. De zon had di<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> eerst<br />

fel verblind<strong>en</strong>d geschitterd langs de duiz<strong>en</strong>de marmer<strong>en</strong> zuil<strong>en</strong>, de marmer<strong>en</strong><br />

muurvakk<strong>en</strong> der tempels, langs de tallooze eerebeeld<strong>en</strong>, over de verguld bronz<strong>en</strong><br />

quadriga's op eerebog<strong>en</strong>; plotseling, onverwachts, stak felle wind, huivering wekk<strong>en</strong>d<br />

klag<strong>en</strong>de, op, <strong>en</strong> de hemel bedekte zich met e<strong>en</strong> dikke bank donkere wolk<strong>en</strong>, laag<br />

<strong>en</strong> zwart. Het was vreemd, dat bov<strong>en</strong> het Capitolium ar<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> valk<strong>en</strong> in kring<strong>en</strong><br />

rond vlog<strong>en</strong>, onophoudelijk door; uit de op e<strong>en</strong> gepakte m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>massa's in het<br />

Forum wez<strong>en</strong> naar die vogels duiz<strong>en</strong>de vingers <strong>en</strong> maakt<strong>en</strong> naar h<strong>en</strong> afwer<strong>en</strong>de<br />

beweging<strong>en</strong> van bezwering.<br />

In de wemel<strong>en</strong>de, dichte m<strong>en</strong>igte drong<strong>en</strong> de Romein<strong>en</strong> in elkaâr op, vertrapt<strong>en</strong><br />

elkaâr, oog<strong>en</strong>puil<strong>en</strong>d van angst, lijkbleek van angst, onder de huiverdonkere wolk<strong>en</strong>,<br />

waar teg<strong>en</strong> de vreeslijke vogels draaizwermd<strong>en</strong>.<br />

- Zie de vogels! Zie de vreeslijke vogels! riep<strong>en</strong>, door elkaâr, de Romein<strong>en</strong>, rill<strong>en</strong>d<br />

van d<strong>en</strong> plots koud<strong>en</strong> wind, rill<strong>en</strong>de van angst <strong>en</strong> van huiver.<br />

- Het zijn de brand sticht<strong>en</strong>de vogels! gild<strong>en</strong> de vrouw<strong>en</strong>. Rome zal vernietigd<br />

word<strong>en</strong> door brand! Het zijn de vogels, die brand sticht<strong>en</strong> <strong>en</strong> spell<strong>en</strong>! Wij hebb<strong>en</strong><br />

ze altijd gezi<strong>en</strong>, als Rome brandde! Wij zag<strong>en</strong> ze, to<strong>en</strong> het Huis van Vesta <strong>en</strong> de<br />

Tempel brandd<strong>en</strong>!<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


77<br />

To<strong>en</strong> de Vestal<strong>en</strong> het altijd onzichtbare Palladium, zichtbaar voor all<strong>en</strong>, redd<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

het droeg<strong>en</strong> door Rome's van vuur z<strong>en</strong>g<strong>en</strong>de strat<strong>en</strong>, om het te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in het<br />

Palatium!<br />

- O vreeslijke dag, dag van onheil! Dag van onheil! schreeuwd<strong>en</strong>, hand<strong>en</strong> op, <strong>en</strong><br />

met vingergebaar bezwer<strong>en</strong>d, de Romein<strong>en</strong>. Wat wacht ons, wat wacht ons van<br />

daag!?<br />

Langs de Sacra Via sch<strong>en</strong><strong>en</strong> priesters te zoek<strong>en</strong> over het vierkante plaveisel <strong>en</strong><br />

wez<strong>en</strong> op de straatste<strong>en</strong><strong>en</strong> naar spor<strong>en</strong>.<br />

- Zie! riep<strong>en</strong> zij. De god<strong>en</strong> zijn hier voorbij gegaan! Het zijn de voetstapp<strong>en</strong> van<br />

de god<strong>en</strong>! Het zijn in de stof <strong>en</strong> de modder grootere voetstapp<strong>en</strong> dan die der<br />

m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>! Het zijn de voetstapp<strong>en</strong> van de god<strong>en</strong>!<br />

- Van het heiligdom van Janus zijn de poort<strong>en</strong> uit zichzelv<strong>en</strong> op<strong>en</strong> gesprong<strong>en</strong>!<br />

- De marmer<strong>en</strong> Anubis, met d<strong>en</strong> hond<strong>en</strong>kop, heeft bewog<strong>en</strong> <strong>en</strong> schrikkelijk geblaft!!<br />

- De bronz<strong>en</strong> Herkules in d<strong>en</strong> portiek van Minutius heeft e<strong>en</strong> vocht uitgestoomd,<br />

als zweette hij!<br />

- E<strong>en</strong> uil is gevang<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> het dak van de slaapkamer des keizers!<br />

E<strong>en</strong> hevige beroering ging door de m<strong>en</strong>igte, terwijl overal, van mond op mond,<br />

de kret<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitroep<strong>en</strong> klonk<strong>en</strong>. De Romein<strong>en</strong> dacht<strong>en</strong>, dat het einde hunner stad<br />

nabij was: alle voorteek<strong>en</strong><strong>en</strong> speld<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nader<strong>en</strong>d onheil, e<strong>en</strong> dag van<br />

verschrikking, de vernietiging wellicht van Rome door brand. En zij herinnerd<strong>en</strong> zich<br />

d<strong>en</strong> vreeslijk<strong>en</strong> brand, <strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> geled<strong>en</strong>, to<strong>en</strong> de Vestal<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> war<strong>en</strong><br />

het Palladium, zichtbaar voor aller oog<strong>en</strong>, te redd<strong>en</strong>, to<strong>en</strong> de tempel van d<strong>en</strong> Vrede,<br />

- e<strong>en</strong> der rijkste tempels van Rome, waar de Romein<strong>en</strong> vaak in bewaring gav<strong>en</strong> het<br />

kostbaarste wat zij bezat<strong>en</strong> - e<strong>en</strong> prooi was der vlamm<strong>en</strong> geword<strong>en</strong>, zoo dat tal van<br />

burgers in armoede werd<strong>en</strong> gedompeld. Die brand was niet te blussch<strong>en</strong> geweest.<br />

Die brand was als bov<strong>en</strong>natuurlijk geweest, e<strong>en</strong> straf van de god<strong>en</strong>. De Romein<strong>en</strong><br />

vreesd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> herhaling van die gruwelijkheid.<br />

Over geheel de stad, in alle fora <strong>en</strong> baziliek<strong>en</strong>, was de koorts<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


78<br />

van di<strong>en</strong> angst, op dez<strong>en</strong> dag, die anders e<strong>en</strong> dag van blijde feestelijkheid was,<br />

waarop m<strong>en</strong> bij elkander bezoek aflegde, elkaâr heilw<strong>en</strong>sch toebracht, gesch<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />

wisselde. Toch, trots de koorts <strong>en</strong> d<strong>en</strong> angst, stelde m<strong>en</strong> zich op om d<strong>en</strong> keizer te<br />

zi<strong>en</strong>, die in ceremonie naar d<strong>en</strong> tempel van Jupiter Capitolinus zoû gaan, waar de<br />

twee nieuwe Consuls zoud<strong>en</strong> de eed<strong>en</strong> aflegg<strong>en</strong>, vóor hun waardigheid te<br />

aanvaard<strong>en</strong>. Maar m<strong>en</strong> wist niet waar de keizer was. Gerucht ging om, dat de keizer<br />

niet d<strong>en</strong> nacht had door gebracht in het Palatium, maar in het Gymnazium der<br />

gladiator<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat hij niet met het purper, maar in de wap<strong>en</strong>rusting der<br />

zwaardvechters, of wellicht wel naakt <strong>en</strong> met het leeuw<strong>en</strong>vel van Herkules, zich<br />

vertoon<strong>en</strong> zoû gedur<strong>en</strong>de de plechtigheid, die m<strong>en</strong> verwachtte.<br />

En terwijl over de plots donker<strong>en</strong>de lucht de ar<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> valk<strong>en</strong> - aangevlog<strong>en</strong><br />

van waar wist niemand – krijsch<strong>en</strong>de rondzwermd<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> het Capitolium, terwijl<br />

de priesters de voetstapp<strong>en</strong> wez<strong>en</strong> der god<strong>en</strong>, <strong>en</strong> in de dring<strong>en</strong>de volksmassa de<br />

angst huiverde voor het nader<strong>en</strong>de <strong>en</strong> nog niet geop<strong>en</strong>baarde onheil, rijd<strong>en</strong> zich,<br />

angstig maar kalmer toch, vele burgers langs de strat<strong>en</strong>, om d<strong>en</strong> plechtig<strong>en</strong> optocht<br />

des keizers te zi<strong>en</strong>.<br />

Maar de ur<strong>en</strong> ging<strong>en</strong> voorbij, <strong>en</strong> de poort<strong>en</strong> van het Palatium blev<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong>.<br />

In koorts <strong>en</strong> angst <strong>en</strong> afwachting <strong>en</strong> huiverige onzekerheid ging de morg<strong>en</strong> voorbij.<br />

De keizer vertoonde zich niet.<br />

De nieuwe Consuls vertoond<strong>en</strong> zich niet.<br />

Bov<strong>en</strong> het Capitolium, krijsch<strong>en</strong>de, cirkeld<strong>en</strong> de verschrikkelijke vogels...<br />

II<br />

Di<strong>en</strong> vorig<strong>en</strong> avond, aan het banket t<strong>en</strong> Palatium, was de keizer Commodus<br />

versch<strong>en</strong><strong>en</strong> in e<strong>en</strong> lang zijd<strong>en</strong>, met goud bestikte Perzische tunica, maar over zijn<br />

schouders het Herkulische leeu-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


79<br />

w<strong>en</strong>vel hang<strong>en</strong>de <strong>en</strong> de leeuw<strong>en</strong>kophuid met de vreeslijke tand<strong>en</strong> als getrokk<strong>en</strong><br />

over zijn, met goudpoeier bestrooide, heel blonde krull<strong>en</strong>. Hij had in d<strong>en</strong> arm getorst<br />

de Herkulische knots, maar van goud, massief, <strong>en</strong> schitter<strong>en</strong>d van klonters juweel.<br />

Hij was middelmatig van l<strong>en</strong>gte, maar breed <strong>en</strong> gespierd als e<strong>en</strong> athleet, die zoon<br />

van d<strong>en</strong> filozoof, van keizer Marcus Aurelius. Zijn trekk<strong>en</strong> war<strong>en</strong> regelmatig, maar<br />

zijn oog<strong>en</strong> staard<strong>en</strong> vaak met e<strong>en</strong> vag<strong>en</strong>, idiot<strong>en</strong> blik; zijn mond had e<strong>en</strong> wreed<strong>en</strong><br />

grijns. Om e<strong>en</strong> gezwel tussch<strong>en</strong> zijn be<strong>en</strong><strong>en</strong>, liep hij soms moeilijk, nietteg<strong>en</strong>staande<br />

al zijn oef<strong>en</strong>ing des lichaams <strong>en</strong> beh<strong>en</strong>digheid als boogschutter <strong>en</strong> spietswerper.<br />

Parthiesche spietswerpers <strong>en</strong> boogschutters war<strong>en</strong> zijn meesters geweest, maar<br />

hij overtrof ze all<strong>en</strong>. Rome had hem gezi<strong>en</strong> in de ar<strong>en</strong>a, gev<strong>en</strong>de zijn volk e<strong>en</strong><br />

schouwspel wonderbaar; Rome had hem gezi<strong>en</strong>, treff<strong>en</strong>de hert<strong>en</strong> <strong>en</strong> exotiesch<br />

hoornvee: de Getulische geit ORYX, die é<strong>en</strong> hor<strong>en</strong> draagt; Rome had hem gezi<strong>en</strong>,<br />

treff<strong>en</strong>de met bliksemsnelle pijl op pijl <strong>en</strong> spiets op spiets ber<strong>en</strong> <strong>en</strong> panthers, de e<strong>en</strong><br />

na d<strong>en</strong> ander, onfeilbaar: nooit mikte hij tweemaal op het zelfde doel; treff<strong>en</strong>d war<strong>en</strong><br />

alle zijn schot<strong>en</strong> <strong>en</strong> worp<strong>en</strong>. Nauwlijks sprong het wilde beest de ar<strong>en</strong>a in, of<br />

Commodus trof het in het hart.<br />

Nooit elders dan in het hart. Van alle oord<strong>en</strong> voerde m<strong>en</strong> de beest<strong>en</strong> aan, de<br />

olifant<strong>en</strong> van Indië, de nijlpaard<strong>en</strong> <strong>en</strong> rhinoceross<strong>en</strong> van Afrika, de wilde buffels van<br />

het land der Sarmat<strong>en</strong>, de vermillio<strong>en</strong> geschilderde struisvogels van Mauretanië,<br />

die de keizer in hun ijl<strong>en</strong>de vlucht trof in d<strong>en</strong> hals, waarna zij, al getroff<strong>en</strong>, nòg voort<br />

ijld<strong>en</strong>, omdat hun vleugel<strong>en</strong>, op<strong>en</strong> gespreid, war<strong>en</strong> als zeil<strong>en</strong>, gezwoll<strong>en</strong> van d<strong>en</strong><br />

wind hunner vaart. Honderd leeuw<strong>en</strong> trof de keizer e<strong>en</strong>s, in <strong>en</strong>kele oog<strong>en</strong>blikk<strong>en</strong>,<br />

met niet meer dan honderd werpspiets<strong>en</strong>. Ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele had hij doelloos geworp<strong>en</strong>.<br />

Met de beroemdste gladiator<strong>en</strong> mat zich de keizer. Hij doodde ze zoo hij verkoos.<br />

Hij droomde zich die glorie van de uitstek<strong>en</strong>dste gladiator zijns tijds te zijn.<br />

Zeshonderd-twintig maal won hij zich d<strong>en</strong> eer<strong>en</strong>aam van: de Eerste der Secutor<strong>en</strong> 1 .<br />

Hij noemde zich in<br />

1 SECUTOR was de gladiator uit het reserve-corps, die alle<strong>en</strong> optrad teg<strong>en</strong> overwinning behaald<br />

hebb<strong>en</strong>de zwaardvechters.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


80<br />

die glorie met de nam<strong>en</strong> van de beroemdste hunner, vooral met d<strong>en</strong> naam van<br />

Paulus. Hij noemde zich niet meer Commodus, zoon van Marcus Aurelius: hij noemde<br />

zich Herkules, zoon van Jupiter. Hij veranderde de nam<strong>en</strong> der maand<strong>en</strong>: Augustus<br />

noemde hij Commodus; September Herkules; October de Onoverwinlijke; November<br />

de Zegevier<strong>en</strong>de; December de Amazone, naar Martia, die hij beminde <strong>en</strong> gaarne<br />

zag in der Amazon<strong>en</strong> gewaad. Op d<strong>en</strong> kolossus van de Zon, waarop Nero e<strong>en</strong> hem<br />

gelijk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> goud<strong>en</strong> kop had geplaatst, plaatste Commodus e<strong>en</strong> goud<strong>en</strong> kop, hèm<br />

gelijk<strong>en</strong>de. Zijn hoogmoed was zonder gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>, maar zijn hoogmoed was alle<strong>en</strong><br />

om zijn kracht, zijn beh<strong>en</strong>digheid <strong>en</strong> zijn worstelkunst. Hij had ge<strong>en</strong> ander<strong>en</strong><br />

hoogmoed: uit scherts, de bordeel<strong>en</strong> afloop<strong>en</strong>de, bood hij als e<strong>en</strong> slaaf in die<br />

bordeel<strong>en</strong> het waschwater aan.<br />

In de bekromp<strong>en</strong>heid van zijn verstandelijkheid war<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> zijn hoogmoed <strong>en</strong><br />

wreedheid ontwikkeld. Hij spleet e<strong>en</strong>maal met zijn zwaard de buik op<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

zeer vett<strong>en</strong> man, om di<strong>en</strong>s ingewand<strong>en</strong> te zi<strong>en</strong> uitvloei<strong>en</strong>... Hij haatte wie voornaam<br />

uiterlijk had <strong>en</strong> liet die ombr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Hij noemde zijn ‘e<strong>en</strong>voet<strong>en</strong>’ h<strong>en</strong>, wie hij e<strong>en</strong> voet<br />

liet afhakk<strong>en</strong> <strong>en</strong> lachte dan, dom <strong>en</strong> wreed. Hij beval in teg<strong>en</strong>woordigheid van heel<br />

het Hof, zijn praefectus-praetorio Julianus, getogaad, in d<strong>en</strong> vischvijver te smijt<strong>en</strong>,<br />

opdat de mur<strong>en</strong><strong>en</strong> hem zoud<strong>en</strong> verslind<strong>en</strong>. Hij beval, dat de mysteriën van Mithra<br />

gevierd zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> met werkelijke m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>offer<strong>en</strong>: die offers war<strong>en</strong> voorhe<strong>en</strong><br />

niet meer dan symbool.<br />

Deze halve-idioot <strong>en</strong> werkelijk bov<strong>en</strong>m<strong>en</strong>schelijk sterke athleet, die keizer van<br />

Rome was, werd bemind. Hij werd bemind door e<strong>en</strong> vrouw, die hem afgodiesch lief<br />

had met heel haar ziel, met heel haar lichaam. Hij werd bemind door Martia, die hij<br />

zijn Amazone noemde. Zij was onder de honderde bijzitt<strong>en</strong> t<strong>en</strong> paleize, gekoz<strong>en</strong><br />

zoo wel uit matron<strong>en</strong> van Rome, uit Aziatische aanzi<strong>en</strong>lijke familiën, uit meid<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

lichtekooi<strong>en</strong>, als de gemalin van d<strong>en</strong> keizer, als de keizerin zelve. M<strong>en</strong> noemde<br />

haar niet Augusta, m<strong>en</strong> droeg niet op bronz<strong>en</strong>e schaal het vuur voor haar uit, maar<br />

deze eer uitgezonderd, werd zij beschouwd als de keizerin.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


81<br />

Zij was groot, <strong>en</strong> glanz<strong>en</strong>de mooi. Haar godinnelijf was volmaakt van schoonheid<br />

<strong>en</strong> niet verwelkbaar in welke lust ook. Zij was alle<strong>en</strong> zwak voor d<strong>en</strong> keizer. Zij stond<br />

hem alles toe, zij duldde in hem alles. Zij had zijn meesteres kunn<strong>en</strong> zijn, zij was<br />

zijn slavin. In haar vorstelijk schoon lichaam gloeide e<strong>en</strong> groote, glanz<strong>en</strong>de ziel. Er<br />

was ge<strong>en</strong> kleinheid in haar, er was in haar ziel ge<strong>en</strong> schaduw: alles was er groot<br />

<strong>en</strong> glanz<strong>en</strong>d. Hare liefde voor d<strong>en</strong> wreed<strong>en</strong> <strong>en</strong> sterk<strong>en</strong> idioot was imm<strong>en</strong>s <strong>en</strong> e<strong>en</strong>ig.<br />

Hare liefde was alles in haar <strong>en</strong> nooit had zij e<strong>en</strong> ander bemind. Hare liefde was<br />

e<strong>en</strong> glans in haar ziel, <strong>en</strong> alles in haar ziel glansde in di<strong>en</strong> gloor, als ware haar ziel<br />

e<strong>en</strong> tempel geweest, waarin é<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele god hel straalde.<br />

Zij had zich haar minnaar geheel gewijd, zich hem zonder voorbehoud geschonk<strong>en</strong>.<br />

Wat hij vroeg <strong>en</strong> eischte, schonk zij, mild. Alle de bloem<strong>en</strong> van haar bloei<strong>en</strong>de<br />

lichaam gaf zij hem; zij bloeide voor hem, zoo als de aarde bloeit voor de zon.<br />

Waarom zij hem zóo beminde? Wie weet waarom e<strong>en</strong> vrouw bemint! Wiè weet,<br />

waarom deze vorstelijke ziel in dit goddelijke lichaam e<strong>en</strong> idioot, die sterk was <strong>en</strong><br />

wreed, beminde met e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>ige, imm<strong>en</strong>se, hel glanz<strong>en</strong>de liefde. E<strong>en</strong> vrouw bemint;<br />

zij weet niet waarom; het is haar plicht, haar taak, haar noodlot, haar geluk <strong>en</strong> haar<br />

ell<strong>en</strong>de. De god<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong> voor wie zij bemint; de god<strong>en</strong> beschikt<strong>en</strong> voor, dat<br />

Martia Commodus beminde, d<strong>en</strong> idioot, d<strong>en</strong> gladiator-keizer van Rome, met zijn<br />

regelmatige, stomme gezicht, <strong>en</strong> het gezwel tussch<strong>en</strong> de be<strong>en</strong><strong>en</strong>, d<strong>en</strong> zoon van<br />

Marcus Aurelius, maar d<strong>en</strong> zoon ook van Faustina.<br />

Zijn moeder had hem gebaard na e<strong>en</strong> vreeslijk<strong>en</strong> zielestrijd. Faustina had<br />

Commodus gebaard na e<strong>en</strong> strijd in haar ziel <strong>en</strong> e<strong>en</strong> heftige beroering in haar<br />

hysterische bloed. E<strong>en</strong>maal, to<strong>en</strong> e<strong>en</strong> troep gladiator<strong>en</strong> voorbij ging, had zij er eén<br />

opgemerkt <strong>en</strong> was haar bloed in vlam geslag<strong>en</strong>. Zij wilde di<strong>en</strong> man <strong>en</strong> kreunde hare<br />

nacht<strong>en</strong> lang in onbevredigde razernij. Zij streed. Zij wierp zich aan Marcus Aurelius'<br />

voet<strong>en</strong> <strong>en</strong>, wring<strong>en</strong>de over d<strong>en</strong> grond, bek<strong>en</strong>de zij haar gemaal wat zij leed <strong>en</strong> wat<br />

zij w<strong>en</strong>schte. De keizer raadpleegde Chaldeeuwsche priesters <strong>en</strong> wijz<strong>en</strong>. Zij<br />

ried<strong>en</strong>-aan<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


82<br />

d<strong>en</strong> gladiator te dood<strong>en</strong>, opdat de keizerin, na zich gebaad te hebb<strong>en</strong> in het bloed<br />

van d<strong>en</strong> man, di<strong>en</strong> zij w<strong>en</strong>schte tot ziek word<strong>en</strong>s toe, weêr vrede zoû vind<strong>en</strong> in de<br />

liefde van haar gemaal. Zoo gebeurde het. Maar de keizerin, na het purper<strong>en</strong> bad,<br />

verbeeldde zich in de arm<strong>en</strong> van haar gemaal de liefde te ondergaan van d<strong>en</strong><br />

gladiator. Zij baarde Commodus, die meer e<strong>en</strong> zwaardvechter was dan e<strong>en</strong> prins.<br />

En sedert zocht het zied<strong>en</strong>de bloed der ongelukkige vrouw te vergeefs, te vergeefs,<br />

bevrediging in de arm<strong>en</strong> van matroz<strong>en</strong> <strong>en</strong> gladiator<strong>en</strong>.<br />

To<strong>en</strong> de keizer di<strong>en</strong> vorig<strong>en</strong> avond in Perzische tunica, het Herkulische leeuwevel<br />

om, d<strong>en</strong> kophuid over zijn hoofd als helm getrokk<strong>en</strong>, versch<strong>en</strong><strong>en</strong> was aan het banket<br />

t<strong>en</strong> Palatium, gegev<strong>en</strong> ter viering van d<strong>en</strong> laatst<strong>en</strong> avond des jaars, sche<strong>en</strong> hij idioter<br />

dan ooit, verbeestelijkt als e<strong>en</strong> bruut, had gezwolg<strong>en</strong> in drank, <strong>en</strong> de orgie bevol<strong>en</strong><br />

van alle zijn driehonderd bijzitt<strong>en</strong>, neêrligg<strong>en</strong>de over de tafel<strong>en</strong> tussch<strong>en</strong> spijz<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

wijn uitstort<strong>en</strong>de amfor<strong>en</strong>. Slav<strong>en</strong>, wier be<strong>en</strong><strong>en</strong> hij in stoff<strong>en</strong> zoo had do<strong>en</strong><br />

omwikkel<strong>en</strong>, dat zij slang<strong>en</strong> <strong>en</strong> drak<strong>en</strong> gelek<strong>en</strong>, met drak<strong>en</strong>kopp<strong>en</strong> op <strong>en</strong> vleugel<strong>en</strong><br />

aan, had hij van zijn ligplaats af d<strong>en</strong> e<strong>en</strong> na d<strong>en</strong> ander dood geschot<strong>en</strong>. En to<strong>en</strong><br />

Martia, verontwaardigd, hem gevraagd had zich te matig<strong>en</strong>, had hij uitgeroep<strong>en</strong>:<br />

- Wàt mij matig<strong>en</strong>? Wie b<strong>en</strong> jij, die MIJ vraagt mij te matig<strong>en</strong>? E<strong>en</strong> hoer als zij<br />

all<strong>en</strong>! En ik, ik b<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> keizer van Rome: Herkules, zoon van Jupiter, b<strong>en</strong> ik;<br />

ik b<strong>en</strong> vooral de Gladiator, de Onoverwinlijke, de Secutor: ik b<strong>en</strong> de alonoverwinlijkste<br />

Secutor!<br />

En met zijn goud<strong>en</strong> knots, vol klonters juweel, had hij raz<strong>en</strong>de gezwaaid, zijn<br />

gast<strong>en</strong> treff<strong>en</strong>de, dood<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> s<strong>en</strong>ator, <strong>en</strong> al het vaatwerk over de tafel<strong>en</strong>, waar<br />

de vrouw<strong>en</strong> stuiptrekt<strong>en</strong> in de orgie, verbrijzel<strong>en</strong>de tot gruizel.<br />

Dronk<strong>en</strong> was hij geweest als nooit. E<strong>en</strong> d<strong>en</strong>kbeeld was vast in hem als e<strong>en</strong><br />

obsessie <strong>en</strong> hij had verklaard:<br />

- Morg<strong>en</strong> zijn het de kal<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van Januari. Tot Consuls zijn b<strong>en</strong>oemd Erycius<br />

Clarus <strong>en</strong> Syssius Flaccus <strong>en</strong> wij zull<strong>en</strong> met h<strong>en</strong> ons t<strong>en</strong> Tempel begev<strong>en</strong> mijns<br />

vaders, Jupiter, opdat zij de eed<strong>en</strong><br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


83<br />

aflegg<strong>en</strong>. Maar daar ik Secutor b<strong>en</strong>, <strong>en</strong> twaalfduiz<strong>en</strong>d gladíator<strong>en</strong> doodde met mijn<br />

linkerhand, verstaan jullie, met mijn linkerhand! w<strong>en</strong>sch ik niet als keizer van Rome<br />

uit het Palatium de plechtige tocht te ondernem<strong>en</strong>, maar als Secutor aller Secutor<strong>en</strong>,<br />

uit het Gymnazium der gladiator<strong>en</strong>! M<strong>en</strong> geve orders, dat m<strong>en</strong> daár mijne vertrekk<strong>en</strong><br />

voor hed<strong>en</strong> nacht bereide!<br />

Het was het einde van de orgie. De gast<strong>en</strong>, bang voor d<strong>en</strong> dronk<strong>en</strong> keizer,<br />

haastt<strong>en</strong> zich weg. De cubiculariï drong<strong>en</strong> de driehonderd vrouw<strong>en</strong> weg, in e<strong>en</strong><br />

angstige horde, als van naakte beest<strong>en</strong>, weg naar de vrouw<strong>en</strong>vertrekk<strong>en</strong>. De keizer<br />

bleef alle<strong>en</strong>, met zijn gunsteling<strong>en</strong> <strong>en</strong> Martia. Hij beval Eclectus, zijn kamerheer,<br />

hem in te sch<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, <strong>en</strong> Laetus, de praefectus-praetorio, naakt voor hem te dans<strong>en</strong>.<br />

Martia naderde d<strong>en</strong> dronk<strong>en</strong> idioot.<br />

- Commodus! riep zij uit. Je drinkt niet meer! Ik wil niet, dat je meer drinkt!<br />

En zij stiet d<strong>en</strong> beker weg, di<strong>en</strong> Eclectus al bood.<br />

- Hoor mij, Commodus! riep zij uit. Ik wil, dat je naar mij hoort! Ik wil, dat je luistert,<br />

hoe dronk<strong>en</strong> je b<strong>en</strong>t! Ik wil, dat je niet meer drinkt! Ik wil, dat je d<strong>en</strong> opperbevelhebber<br />

van je leger niet dwingt hem onwaardige ding<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> <strong>en</strong> naakt voor je te dans<strong>en</strong>!<br />

Commodus, kom tot jezelv<strong>en</strong>! Je b<strong>en</strong>t de keizer van Rome, al b<strong>en</strong> je tev<strong>en</strong>s de<br />

opperste der secutor<strong>en</strong>! Het is onwaardig, dat je dez<strong>en</strong> nacht in het Gymnazium<br />

slap<strong>en</strong> wilt, dat je dez<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> van uit het Gymnazium naar d<strong>en</strong> tempel van Jupiter<br />

Capitolinus wilt gaan! Nooit deed e<strong>en</strong> keizer zóo! Wees secutor, maar wees vóor<br />

alles keizer!<br />

Hij greep haar ruw bij de hand <strong>en</strong> slingerde haar weg van zich. Ze viel over e<strong>en</strong><br />

rustbed neêr, maar richtte zich dadelijk, fier <strong>en</strong> verontwaardigd.<br />

- Derti<strong>en</strong> jar<strong>en</strong>! riep zij uit. Derti<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> b<strong>en</strong> je heerscher over de wereld geweest!<br />

Hoe? Door mij! Alle<strong>en</strong> door mij! Doordat IK alles eff<strong>en</strong>de voor je uit! Eerst Per<strong>en</strong>nius,<br />

to<strong>en</strong> Maternus zwoer<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> je sam<strong>en</strong>! Je slaaf, je lieveling Cleander, verried je!<br />

Je zusters, die je onteerde, Fadilla <strong>en</strong> Lucilla, zij verried<strong>en</strong> je, will<strong>en</strong>de<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


84<br />

het purper voor hun gemal<strong>en</strong>! Ik alle<strong>en</strong> redde je van all<strong>en</strong> <strong>en</strong> alles: door mij leef je<br />

<strong>en</strong> heersch je, door mij heb je geleefd <strong>en</strong> geheerscht derti<strong>en</strong> jar<strong>en</strong>, derti<strong>en</strong> jar<strong>en</strong>!<br />

Omdat ik je lief had, heerschte je! Omdat ik je nog lief heb, o god<strong>en</strong>, heersch je,<br />

heersch je, trots duiz<strong>en</strong>d onwaardige ding<strong>en</strong>! De schat van het rijk is uitgeput!<br />

Waardige mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> slav<strong>en</strong>, je doodt ze naar je gril, doelloos! Het keizerlijk purper<br />

sleep je minacht<strong>en</strong>d door het slijk <strong>en</strong> hooger eer is het je e<strong>en</strong> onoverwinlijk secutor<br />

te zijn dan keizer van Rome <strong>en</strong> Beheerscher der Wereld! Is het ge<strong>en</strong> schande? Is<br />

deze nacht niet e<strong>en</strong> schande te meer? Is het ge<strong>en</strong> schande voor e<strong>en</strong> keizer van<br />

Rome zijn nacht<strong>en</strong> te will<strong>en</strong> doorbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in het Gymnazium, <strong>en</strong> van daar uit te<br />

tred<strong>en</strong> in ceremonie op de kal<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van Januari? Spreekt dan, Laetus, Eclectus;<br />

spreekt dan; poogt met mij Commodus te weêrhoud<strong>en</strong> van zoo onwaardige daad!<br />

IK zal het niet duld<strong>en</strong>, dat hij het doet! IK zal verhinder<strong>en</strong>, dat m<strong>en</strong> hem vertrekk<strong>en</strong><br />

bereid in het Gymnazium! Ik zal het niet zijn, die het d<strong>en</strong> Romein<strong>en</strong> gemakkelijk zal<br />

mak<strong>en</strong> d<strong>en</strong> keizer zijn onwaardigheid in het gezicht te slier<strong>en</strong>, als met e<strong>en</strong> slag, als<br />

met e<strong>en</strong> slag! Altijd heb ik gestred<strong>en</strong> om hem hoog te houd<strong>en</strong>, trots alles! Omdat ik<br />

hem lief heb, met mijn waanzinnige liefde! Behoed<strong>en</strong> zal ik hem, zoo lang ik kan,<br />

trots alles, iedere<strong>en</strong> <strong>en</strong> hemzelv<strong>en</strong>!<br />

- In der daad, zei Eclectus; de Augustus bed<strong>en</strong>ke zich nog, vóor hij mij in der daad<br />

beveelt de vertrekk<strong>en</strong> in het Gymnazium hem te bereid<strong>en</strong>. Er zijn er ook ge<strong>en</strong> d<strong>en</strong><br />

keizer waardige, in ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele gladiator<strong>en</strong>-kazerne...<br />

- De indruk op het Leger zou ge<strong>en</strong> goede zijn, zei Laetus, die zijn feesttuniek weêr<br />

had aangeschot<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich wikkelde in zijn mantel. Ik b<strong>en</strong> des keizers trouwe vri<strong>en</strong>d,<br />

hem gewillig in alles - zèlfs om naakt voor hem te dans<strong>en</strong> - maar mijn vri<strong>en</strong>dschap<br />

beveelt mij de waarheid te zegg<strong>en</strong>: het Leger zoû verontwaardigd zijn, zoo de keizer<br />

in e<strong>en</strong> gladiator<strong>en</strong>-kazerne sliep.<br />

- Ik bèn Gladiator! riep Commodus. Ik b<strong>en</strong> de Onoverwinlijkste...<br />

Hij wankelde, vernuchter<strong>en</strong>d, <strong>en</strong> hij grinnikte, in e<strong>en</strong> hik. En hij zeide, met e<strong>en</strong><br />

loerblik naar Martia:<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


85<br />

- Amazone, met wie ik, Herkules, alle<strong>en</strong> strijd in de liefde... je hebt, als altijd, gelijk.<br />

Ik zal slap<strong>en</strong> in het Palatium. Ik zal van uit het Palatium morg<strong>en</strong> ocht<strong>en</strong>d naar d<strong>en</strong><br />

tempel mijns vaders gaan, d<strong>en</strong> tempel vanjupiter.<br />

- O God<strong>en</strong> zij dank! kreet Martia. Hij is nog voor rede vatbaar!<br />

Zij straalde in der daad van geluk; zij lachte, haar oog<strong>en</strong> glansd<strong>en</strong> door tran<strong>en</strong>.<br />

In haar gewaad van Amazone, in het weeke kuras om haar boezem, in d<strong>en</strong> goud<strong>en</strong>,<br />

gesplet<strong>en</strong> rok, die hare vorm<strong>en</strong> verzichtbaarde telk<strong>en</strong>s - e<strong>en</strong> helmachtig sieraad op<br />

het goud<strong>en</strong>e haar - was zij schoon als e<strong>en</strong> godin. Zij sche<strong>en</strong> niet verwelkbaar in<br />

welke lust ook. Haar imm<strong>en</strong>se liefde sche<strong>en</strong> haar eeuwig jong <strong>en</strong> schitter<strong>en</strong>d schoon<br />

te houd<strong>en</strong>.<br />

De keizer had zich omgew<strong>en</strong>d. Hij wankelde, maar stiet de officier<strong>en</strong> af, die hem<br />

steun<strong>en</strong> wild<strong>en</strong> <strong>en</strong> hij begaf zich naar zijn vertrekk<strong>en</strong>, waar zijn cubiculariï, die reeds<br />

hadd<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>d hem te moet<strong>en</strong> verzell<strong>en</strong> naar het Gymnazium, zich hem voór<br />

haastt<strong>en</strong>, om hem te ontvang<strong>en</strong> <strong>en</strong> te ontkleed<strong>en</strong> ter ruste.<br />

- Is het d<strong>en</strong> keizer ernst? vroeg Laetus ongeloovig.<br />

- Ja, zeide Eclectus, die terug kwam, na bevel te hebb<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>. De keizer is<br />

in zijn vertrekk<strong>en</strong>. Hij gaat niet naar het Gymnazium.<br />

- Wij hebb<strong>en</strong> d<strong>en</strong> keizer tot rede gebracht! zei Martia met e<strong>en</strong> diep<strong>en</strong> zucht.<br />

Eclectus, beveel, dat m<strong>en</strong> de licht<strong>en</strong> doove!<br />

De lamp<strong>en</strong> in het Palatium werd<strong>en</strong> gedoofd. De duisternis spreidde zich uit. De<br />

rust werd volkom<strong>en</strong>.<br />

In zijn slaapvertrek zat somber de keizer <strong>en</strong> broedde. Bij zijn bedde van<br />

leeuw<strong>en</strong>huid<strong>en</strong> brandde e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele bronz<strong>en</strong>e lamp, staande. Hij woelde met de<br />

hand door zijn blonde, geverfde haar <strong>en</strong> het laatste goudstuifsel wemelde over zijn<br />

schouders. Hij voedde e<strong>en</strong> stille razernij met donkere gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> plann<strong>en</strong>. Hij<br />

was raz<strong>en</strong>d op zich <strong>en</strong> op all<strong>en</strong>, niet zijn wil te hebb<strong>en</strong> gedaan. Hij had die nacht<br />

will<strong>en</strong> slap<strong>en</strong> in de kazerne. Hij zon op wraak, <strong>en</strong> plots greep zijn hand e<strong>en</strong> pak<br />

tablett<strong>en</strong> van lindeschors <strong>en</strong> e<strong>en</strong> schrijfstift, die hij doopte in goud<strong>en</strong> inkt.<br />

Hij schreef:<br />

- ‘Ik, de Keizer-Caezar, Lucius Elius Aurelius Commodus Au-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


86<br />

gustus, Pius Felix, Sarmaticus, Germanicus, zeer groote Brittanicus, Pacificator van<br />

het Heelal, Onoverwinlijke Herkules <strong>en</strong> Romein, Pontifex Maximus, achtti<strong>en</strong> mal<strong>en</strong><br />

Tribuun, acht mal<strong>en</strong> Imperator, zev<strong>en</strong> mal<strong>en</strong> Consul, Vader des Vaderlands...<br />

Hij dacht na, schreef to<strong>en</strong> verder op de tablett<strong>en</strong>, die hij omsloeg:<br />

- ‘Veroordeel, weg<strong>en</strong>s hoogverraad, tot d<strong>en</strong> dood...<br />

Hij aarzelde, <strong>en</strong> schreef to<strong>en</strong>, in razernij:<br />

- ‘Martia...<br />

Hij schreef verder:<br />

- ‘Laetus, praefectus-praetorio... Eclectus, opperste cubicularius...<br />

Hij dacht na...<br />

En hij schreef nog twintig andere nam<strong>en</strong>...<br />

Zijn razernij stilde zich: hij voelde zich moê <strong>en</strong> suf.<br />

Hij vouwde de lindeschors-tablett<strong>en</strong> weer toe <strong>en</strong> borg het pakje onder zijn zijd<strong>en</strong><br />

kuss<strong>en</strong>s, die stapeld<strong>en</strong> tussch<strong>en</strong> twee leeuw<strong>en</strong>kopp<strong>en</strong> aan het hoofdeinde van zijn<br />

bedde.<br />

Hij strekte zich uit, verpletterd van moêheid, duizelig <strong>en</strong> suf.<br />

Hij voelde zich ziek om zijn overlad<strong>en</strong> maag.<br />

Trok, rill<strong>en</strong>de, het bont<strong>en</strong> vel over zich he<strong>en</strong> als dek.<br />

En sliep dadelijk, snurk<strong>en</strong>de <strong>en</strong> hikk<strong>en</strong>de in zijn slaap als e<strong>en</strong> beest.<br />

III<br />

De dag brak aan, de lucht was blauw <strong>en</strong> eff<strong>en</strong>, de zon rees zonder nevel. De eerste<br />

ure spelde niet, dat de hemel zich onheil spell<strong>en</strong>d bedekk<strong>en</strong> zoû met e<strong>en</strong> donkere<br />

lage bank van duistere wolk<strong>en</strong>. Maar de uil was bov<strong>en</strong> het dak der vertrekk<strong>en</strong> des<br />

keizers gezi<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de zwerm van ar<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> van valk<strong>en</strong> cirkelde bov<strong>en</strong> het<br />

Capitolium...<br />

Slav<strong>en</strong> war<strong>en</strong> bezig in de portiek<strong>en</strong> de laatste spor<strong>en</strong> van de orgie te do<strong>en</strong><br />

verdwijn<strong>en</strong>. Zij hing<strong>en</strong> versch lauwerfesto<strong>en</strong> van<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


87<br />

zuil tot zuil <strong>en</strong> rept<strong>en</strong> zich, zwijg<strong>en</strong>d, onder de korte bevel<strong>en</strong> der opzichters. E<strong>en</strong><br />

lach klonk, van e<strong>en</strong> kind. Het kind, e<strong>en</strong> jong<strong>en</strong>tje van nauwlijks zes jar<strong>en</strong>, ontsnapte<br />

aan de hoede van twee zwarte slavinn<strong>en</strong>. De slavinn<strong>en</strong> liet<strong>en</strong> het kind, to<strong>en</strong> zij<br />

zag<strong>en</strong>, dat het, speelsch omkijk<strong>en</strong>de <strong>en</strong> blij te zijn ontsnapt, in de richting van des<br />

keizers vertrekk<strong>en</strong> verdwe<strong>en</strong>...<br />

Het was e<strong>en</strong> kind van bizondere schoonheid. Het was e<strong>en</strong> kind van e<strong>en</strong> Aziatische<br />

voorname familie, verarmd, <strong>en</strong> d<strong>en</strong> keizer geschonk<strong>en</strong>. Het werd opgevoed <strong>en</strong><br />

gekweekt om te di<strong>en</strong><strong>en</strong> tot de lust<strong>en</strong> des keizers. Het was schoon als e<strong>en</strong> kleine<br />

Eros <strong>en</strong> liep geheel naakt, maar zijn blonde lokjes war<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> goud<strong>en</strong> lint<br />

gebond<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> snoer van kleine goud<strong>en</strong> plakkat<strong>en</strong> <strong>en</strong> gemm<strong>en</strong> hing hem over de<br />

borst, e<strong>en</strong> goud<strong>en</strong> belletje hing hem aan e<strong>en</strong> goud<strong>en</strong> koord om het middel teg<strong>en</strong><br />

zijn rozige lidje aan <strong>en</strong> tikkelde daar, helletjes krinkel<strong>en</strong>d. Goud<strong>en</strong> band<strong>en</strong> war<strong>en</strong><br />

om zijn pols<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>en</strong>kels. Het kind werd als de lieveling des keizers Filo-Commodus<br />

g<strong>en</strong>oemd of Filo. Ofschoon di<strong>en</strong><strong>en</strong>de tot des keizers lust<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daarvoor gekweekt<br />

<strong>en</strong> opgevoed, was het kind, om zijn jeugd, lacherig <strong>en</strong> speelsch, de onschuld zelve.<br />

Di<strong>en</strong><strong>en</strong>de tot wellust, wist het van niets, onbewust van welke schande ook, was het<br />

e<strong>en</strong> kind, dat iedere<strong>en</strong> bedierf, dat, hoewel verzorgd als e<strong>en</strong> kostbare schat, vrij<br />

rond liep, wanneer het zijn hoedsters ontsnapte, die het liet<strong>en</strong>, zoo zij zeker war<strong>en</strong>,<br />

dat het kind naar de keizerlijke vertrekk<strong>en</strong> ging. Het was niet bang voor d<strong>en</strong> keizer,<br />

die het niet anders dan liefkoosde, nooit sloeg. Het begreep niets van wat het deed<br />

<strong>en</strong> van wat de keizer hem deed. Het hield van gesuikerde lotosbonbons, <strong>en</strong> die<br />

vond het op de tafel des keizers. Het wilde nu snoep<strong>en</strong> <strong>en</strong>, eerst omkijk<strong>en</strong>de, uit de<br />

plooi<strong>en</strong> van zware gordijn<strong>en</strong>, naar de twee zwarte slavinn<strong>en</strong>, die hem kushandjes<br />

wierp<strong>en</strong>, lachte het speelsch, zette het op e<strong>en</strong> loop<strong>en</strong> de lange zuil<strong>en</strong>galerij af, <strong>en</strong><br />

drong binn<strong>en</strong> in des keizers vertrekk<strong>en</strong>, langs de Praetorian<strong>en</strong>, die hem lieve<br />

woordjes zeid<strong>en</strong> <strong>en</strong> ev<strong>en</strong> streeld<strong>en</strong> onder zijn kinnetje.<br />

De keizer was in het bad, dat lang duurde, na de orgie. De kleine Filo, die d<strong>en</strong><br />

keizer niet vond, zocht over de marmer<strong>en</strong><br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


88<br />

tafels met vergulde leeuw<strong>en</strong>poot<strong>en</strong>, tussch<strong>en</strong> allerlei voorwerp<strong>en</strong> van verguld:<br />

koffertjes <strong>en</strong> cassett<strong>en</strong>. Hij op<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> kistje <strong>en</strong> vond de lotosbonbons. Hij snoepte.<br />

To<strong>en</strong> zette hij zich schrijlings op e<strong>en</strong> der leeuw<strong>en</strong>kopp<strong>en</strong> van het bedde des keizers,<br />

dat gespreid was van leeuw<strong>en</strong>vell<strong>en</strong>. En hij deed of hij paardje reed, spel<strong>en</strong>de, <strong>en</strong><br />

trekk<strong>en</strong>de d<strong>en</strong> kop van d<strong>en</strong> leeuw aan zijn oor<strong>en</strong>. De huid gleed af <strong>en</strong> het kind viel<br />

over d<strong>en</strong> grond; de zijd<strong>en</strong> kuss<strong>en</strong>s gled<strong>en</strong> af, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> vierkant pakje werd zichtbaar.<br />

Het kind greep er naar, speelsch, sloeg het op<strong>en</strong>. Het war<strong>en</strong> tablett<strong>en</strong> van<br />

lindeschors, vijf, zes blâr<strong>en</strong> toegevouw<strong>en</strong>, die het kind nu lang-uit ontvouwde. Het<br />

sleepte er meê door de kamer. To<strong>en</strong> het e<strong>en</strong> rood<strong>en</strong> koord bespeurde, dat d<strong>en</strong><br />

keizer di<strong>en</strong>de om zijn ondergewaad te snoer<strong>en</strong>, bond hij het uiterste blad der tablett<strong>en</strong><br />

aan het koord, <strong>en</strong> sleepte het achter zich aan, de tablett<strong>en</strong> slier<strong>en</strong>de over d<strong>en</strong> vloer,<br />

tussch<strong>en</strong> de poot<strong>en</strong> van tafels <strong>en</strong> stoel<strong>en</strong>.<br />

De kamer was hem te <strong>en</strong>g voor zijn spel. Hij trad naar buit<strong>en</strong>, sleepte de tablett<strong>en</strong><br />

aan het roode koord tussch<strong>en</strong> de Praetorian<strong>en</strong>, die om zijn spel lacht<strong>en</strong>, <strong>en</strong> r<strong>en</strong>de<br />

de portiek af. Hij dacht misschi<strong>en</strong> paardje te zijn <strong>en</strong> wag<strong>en</strong>tje voort te trekk<strong>en</strong>. Hij<br />

speelde <strong>en</strong> r<strong>en</strong>de <strong>en</strong> slierde, aan het koord, de lange rij op<strong>en</strong> tablett<strong>en</strong>. Zijn vroolijk<br />

lachje klonk, zijn belletje tinkelde helletjes, <strong>en</strong> hij was als e<strong>en</strong> kleine Eros zoo mooi<br />

<strong>en</strong> zoo dartel, rozig naakt in zijn goud<strong>en</strong> sieradiën.<br />

De portiek<strong>en</strong> war<strong>en</strong> verlat<strong>en</strong>. In de verte, bij e<strong>en</strong> nymfeum, zat<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> de zwarte<br />

slavinn<strong>en</strong> <strong>en</strong> zag<strong>en</strong> het kind. Omdat het zoet speelde, liet<strong>en</strong> zij het.<br />

Uit hare eig<strong>en</strong> vertrekk<strong>en</strong> trad Martia. Eclectus vergezelde haar: zij begav<strong>en</strong> zich<br />

naar d<strong>en</strong> keizer; het was laat; het uur van d<strong>en</strong> ceremonieel<strong>en</strong> optocht, met de twee<br />

nieuwe Consuls, naar d<strong>en</strong> tempel van Jupiter Capitolinus naderde <strong>en</strong> de keizer was<br />

laat. Martia zag d<strong>en</strong> klein<strong>en</strong> Filo r<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, op <strong>en</strong> neêr, op <strong>en</strong> neêr als e<strong>en</strong> paardje,<br />

slier<strong>en</strong>de de tablett<strong>en</strong> aan het roode koord.<br />

- Waar speelt Filo meê? zeide zij. Het lijk<strong>en</strong> wel opschrijftablett<strong>en</strong>...<br />

Eclectus naderde het kind, maar gill<strong>en</strong>d van pret ontsnapte het<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


89<br />

<strong>en</strong> wierp zich in de stola van Martia. Zij had het kind lief, als iedere<strong>en</strong>, omdat het<br />

zoo mooi <strong>en</strong> aardig was, <strong>en</strong> zij bukte zich, omhelsde het <strong>en</strong> kuste het teeder.<br />

- Wat doè je, kleine Filo? verweet zij zacht; waar speel je daar meê, wat heb je<br />

daar aan dat koord gebond<strong>en</strong>? Waar heb je die tablett<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>??<br />

Het kind, haar de knieën omhelsd houd<strong>en</strong>de, zijn kopje in haar stola-plooi<strong>en</strong>,<br />

wees nu met e<strong>en</strong> vingertje:<br />

- Dàar...<br />

Hij wees naar de vertrekk<strong>en</strong> des keizers.<br />

Maar Eclectus had de gescheurde tablett<strong>en</strong> opgeraapt <strong>en</strong> los van het koord<br />

gebond<strong>en</strong>. Hij las. Hij werd doodsbleek. Martia zag het dadelijk. Zij stiet het kind<br />

van zich, <strong>en</strong> het schreide; de twee slavinn<strong>en</strong> haald<strong>en</strong> het weg.<br />

- Wat is het?? vroeg zij. Wat is het?<br />

Hij aarzelde, hij trilde op zijn knieën. Zijn sidder<strong>en</strong>de vingers reikt<strong>en</strong> haar de<br />

gehav<strong>en</strong>de blad<strong>en</strong>.<br />

- Lees! stotterde hij, doodsbleek van ontzetting.<br />

Zij las.<br />

Zij las op de eerste blad<strong>en</strong>, die zij omsloeg blad na blad, de titulatuur des keizers,<br />

met goud<strong>en</strong> inkt geschrev<strong>en</strong>, met zijn eig<strong>en</strong>e hand:<br />

- ‘Ik, de Keizer-Caezar, Lucius Elius Aurelius Commodus Augustus, Pius Felix,<br />

Sarmaticus, Germanicus, zeer groote Brittanicus, Pacificator van het Heelal,<br />

Onoverwinlijke Herkules <strong>en</strong> Romein, Pontifex Maximus, achtti<strong>en</strong> mal<strong>en</strong> Tribuun,<br />

acht mal<strong>en</strong> Imperator, zev<strong>en</strong> mal<strong>en</strong> Consul, Vader des Vaderlands...<br />

Zij sloeg om, zij sloeg om...<br />

- ‘Veroordeel, weg<strong>en</strong>s hoogverraad, tot d<strong>en</strong> dood...'<br />

- Wie?? riep zij uit. Wie alweêr? Wie veroordeelt hij weêr tot d<strong>en</strong> dood??<br />

Zij sloeg om.<br />

Zij gaf e<strong>en</strong> gil van stupefaktie. Zij zag haar naam, Martia; zij zag de nam<strong>en</strong> van<br />

Laetus <strong>en</strong> van Eclectus!<br />

- Wij zijn verlor<strong>en</strong>! riep sidder<strong>en</strong>d Eclectus.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


90<br />

Het was Martia of haar hart berst<strong>en</strong> zoû.<br />

- De ell<strong>en</strong>deling!! barstte zij uit.<br />

Zij kromp van smart, zij hijgde, zij balde de vuist<strong>en</strong>, hare tand<strong>en</strong> knarst<strong>en</strong>, zij was<br />

zich niet meester meer.<br />

- De ell<strong>en</strong>deling! herhaalde zij. Mij, MIJ veroordeelt hij weg<strong>en</strong>s hoogverraad tot<br />

d<strong>en</strong> dood! Mij, die derti<strong>en</strong> jar<strong>en</strong>, dèrti<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> lang hem àlles gegev<strong>en</strong> heb wat ik<br />

had, mijn lijf, mijn ziel, mijn schoonheid, mijn geest, mijn kracht, mijn liefde! De<br />

ell<strong>en</strong>deling, de vuige ell<strong>en</strong>deling, de idioot, de bruut, de gladiator met zijn ziel van<br />

slijk, met zijn slav<strong>en</strong>ziel, met de ziel van d<strong>en</strong> minnaar van zijn moeder! MIJ, mij<br />

veroordeelt hij!<br />

- MIJ veroordeelt hij! riep Eclectus, bev<strong>en</strong>d. Mij, die al zijn grill<strong>en</strong> bevredigde, mij,<br />

die...<br />

- Laetus veroordeelt hij! riep Martia.<br />

- Zie! riep Eclectus. Pertinax veroordeelt hij, d<strong>en</strong> waardig<strong>en</strong> oud<strong>en</strong> Pertinax! Alle<br />

de nog lev<strong>en</strong>de vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van zijn vader veroordeelt hij, alle wijze, bejaarde mann<strong>en</strong>!<br />

- Roep Laetus hier! riep Martia. Het kan zoo langer niet gaan!<br />

Eclectus gaf orders.<br />

- Wat w<strong>en</strong>sch je te do<strong>en</strong>? vroeg Eclectus, bleek.<br />

Hij zag de vrouw, die bijna t<strong>en</strong> Hove vereerd werd als e<strong>en</strong> keizerin, bleek, de<br />

oog<strong>en</strong> vol tran<strong>en</strong>, het gelaat verwrong<strong>en</strong> van smart, sidder<strong>en</strong>d over haar led<strong>en</strong>.<br />

Beefde hij zelve van angst, zij sidderde vooral van smart.<br />

Hij begreep, dat zij het was, die besliss<strong>en</strong> zoû.<br />

- Wat w<strong>en</strong>sch je te do<strong>en</strong>? herhaalde hij.<br />

- Hem te doòd<strong>en</strong>! siste zij tussch<strong>en</strong> de tand<strong>en</strong>. Mijn geduld is t<strong>en</strong> einde, mijn liefde<br />

is vertrapt, mijn geheele ziel smacht naar wraak, om àlles wat ik heb moet<strong>en</strong><br />

verdur<strong>en</strong>, om zijn minachting <strong>en</strong> deze verguizing!<br />

Laetus kwam aan.<br />

Hij ontstelde.<br />

- Wat is er? stamelde hij.<br />

Zij toond<strong>en</strong> hem de tablett<strong>en</strong>. Zij war<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> in de eindelooze galerij. De zon<br />

zwijmde plotseling achter dikke, duistere wolk<strong>en</strong>.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


91<br />

Verder op, in het nymfeum, speeld<strong>en</strong> de zwarte slavinn<strong>en</strong> met d<strong>en</strong> klein<strong>en</strong> Filo; zijn<br />

lach <strong>en</strong> zijn belletje klonk<strong>en</strong>. Aan d<strong>en</strong> ingang der vertrekk<strong>en</strong> des keizers, t<strong>en</strong> andere<br />

einde, leund<strong>en</strong> op hun sper<strong>en</strong> de Praetorian<strong>en</strong>.<br />

- Martia! kreet Laetus; wat w<strong>en</strong>sch je te do<strong>en</strong>??<br />

- Hem te dood<strong>en</strong>! herhaalde zij woest.<br />

Zij had zich verwonn<strong>en</strong>. Zij beefde niet meer. Alle<strong>en</strong> haar gebalde vuist<strong>en</strong> nog<br />

sidderd<strong>en</strong>.<br />

- Door wie? stotterde Eclectus; wi<strong>en</strong> bevel<strong>en</strong> hem te vermoord<strong>en</strong>??<br />

Hij trilde als e<strong>en</strong> popelblad.<br />

- Stil! riep zij. Hoor! De fanfare schalt! Hij komt uit het bad! Ikzelve! Ik wil hem<br />

dood<strong>en</strong>! Uit mijn hand zal hij d<strong>en</strong> dood ontvang<strong>en</strong>! Blijft om mij!<br />

Zij trad vooruit, naar de vertrekk<strong>en</strong> des keizers. Op haar bevel verwijderde Laetus<br />

de Praetorian<strong>en</strong>.<br />

De praefekt <strong>en</strong> de cubicularius hadd<strong>en</strong> zich hersteld. Op e<strong>en</strong> dressoor schonk<br />

Martia uit e<strong>en</strong> verzegelde amfoor, waarvan zij het zegel brak, e<strong>en</strong> verguld<strong>en</strong> beker<br />

vol wijn. Aan e<strong>en</strong> halsketting, verborg<strong>en</strong> onder de plooi<strong>en</strong> van haar stola, trok zij<br />

e<strong>en</strong> groot<strong>en</strong>, geslep<strong>en</strong>, rood<strong>en</strong> edelste<strong>en</strong> te voorschijn, die hol was als e<strong>en</strong>e kleine<br />

flacon, met stop. Zij leêgde d<strong>en</strong> inhoud van d<strong>en</strong> edelste<strong>en</strong> in d<strong>en</strong> beker: het war<strong>en</strong><br />

ti<strong>en</strong>, twaalf druppel<strong>en</strong>.<br />

Zij had het juweel nog niet terug gegled<strong>en</strong> in hare borst, to<strong>en</strong> de voorhang gelicht<br />

werd door e<strong>en</strong> slaaf. De keizer trad voor. Hij was gekleed in toga <strong>en</strong> paludam<strong>en</strong>tum,<br />

<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> de leeuw<strong>en</strong>kopp<strong>en</strong> op zijn gesp<strong>en</strong>, scho<strong>en</strong>riem<strong>en</strong>, juweel<strong>en</strong>, herinnerd<strong>en</strong><br />

er aan, dat hij zich Herkules noemde. Het verbaasde h<strong>en</strong> bijna, dat hij voegzaam<br />

gekleed was, naar d<strong>en</strong> eisch der ceremonie, die plaats zoû hebb<strong>en</strong>.<br />

Martia, Eclectus, Laetus groett<strong>en</strong>.<br />

- Het is al laat, zei Martia.<br />

Haar stem was kalm. Hare oog<strong>en</strong> stond<strong>en</strong> rustig. Nauwlijks sidderde ev<strong>en</strong> haar<br />

stem.<br />

- Ik b<strong>en</strong> klaar, zei de keizer.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


92<br />

- De Consuls zijn t<strong>en</strong> paleize, zei Eclectus.<br />

- De stoet is opgesteld, voegde Laetus er aan toe.<br />

- Wil je drink<strong>en</strong>? vroeg Martia.<br />

Zij reikte d<strong>en</strong> beker.<br />

- Ja, zei de keizer. Ik heb dorst.<br />

Hij dronk altijd d<strong>en</strong> beker, di<strong>en</strong> zij hem bood, zonder di<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> voorproever<br />

te hebb<strong>en</strong> do<strong>en</strong> proev<strong>en</strong>. Hij had d<strong>en</strong> beker, di<strong>en</strong> zij hem bood, gedur<strong>en</strong>de derti<strong>en</strong><br />

jar<strong>en</strong> altijd geleêgd. Altijd dorstig, dronk hij altijd voor e<strong>en</strong> ceremonie.<br />

Hij dronk d<strong>en</strong> beker leeg, in e<strong>en</strong><strong>en</strong>. Buit<strong>en</strong>, waar orders gegev<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, klonk<strong>en</strong><br />

fanfar<strong>en</strong>, de e<strong>en</strong>e na de andere, de lange galerij<strong>en</strong> af.<br />

Hij gaf haar d<strong>en</strong> beker terug, zij zag hem aan, haar gelaat verwrong van haat,<br />

haar oog<strong>en</strong> knep<strong>en</strong> dicht, haar vuist<strong>en</strong> bald<strong>en</strong>; zij naderde hem...<br />

De twee mann<strong>en</strong>, integ<strong>en</strong>deel, deinsd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> pas achteruit, weg van d<strong>en</strong> keizer,<br />

di<strong>en</strong> zij vreesd<strong>en</strong>.<br />

- Ellèndeling! siste Martia in Commodus' gezicht. Mij, mij, die je lief had; mij, die...<br />

De mann<strong>en</strong>, in spanning, bespiedd<strong>en</strong> de uitwerking van het bliksem<strong>en</strong>d vergift<br />

op d<strong>en</strong> keizer.<br />

- Waarom? zeide hij alle<strong>en</strong>, Martia niet begrijp<strong>en</strong>d.<br />

Maar plotseling kromp hij in e<strong>en</strong>, als of e<strong>en</strong> houw hem velde, dwars door zijn<br />

ingewand<strong>en</strong>. Hij kromp in e<strong>en</strong>, hij kromp van pijn, aschbleek sche<strong>en</strong> zijn gezicht<br />

zichtbaar te slink<strong>en</strong>, zijn oog<strong>en</strong> puild<strong>en</strong>, hij hikte, <strong>en</strong> voor Martia's voet<strong>en</strong> braakte<br />

hij. Zij deinsde achteruit, om de bezoedeling te ontgaan.<br />

- Ell<strong>en</strong>dige meid! hikte hij uit. Je hebt me vergev<strong>en</strong>!<br />

Hij draaide om zich rond, hij tastte in het vage, <strong>en</strong> braakte weêr. Hij zakte in elkaâr,<br />

schreeuw<strong>en</strong>de van de pijn. Laetus sleepte hem in het slaapvertrek <strong>en</strong> wierp hem<br />

op het bed van leeuw<strong>en</strong>vell<strong>en</strong>.<br />

- Ell<strong>en</strong>deling<strong>en</strong>! riep hij. Ell<strong>en</strong>deling<strong>en</strong>!<br />

Eclectus hield de slav<strong>en</strong>, die aanliep<strong>en</strong>, ter zijde.<br />

- De keizer is door e<strong>en</strong> beroerte getroff<strong>en</strong>! riep Eclectus. Roep de g<strong>en</strong>eesheer<strong>en</strong>!!<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


93<br />

Maar niemand riep de g<strong>en</strong>eesheer<strong>en</strong>. Het was of zij wèl begrep<strong>en</strong>. In zijn<br />

slaapvertrek, alle<strong>en</strong>, braakte de keizer, braakte hij door, braakte hij geheel zijn<br />

overlad<strong>en</strong> maag leêg. Tot in d<strong>en</strong> portiek hoorde m<strong>en</strong> hem brak<strong>en</strong> <strong>en</strong> tussch<strong>en</strong> zijn<br />

verscheur<strong>en</strong>d gehik hoorde m<strong>en</strong> hem brull<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> beest.<br />

- Ell<strong>en</strong>deling<strong>en</strong>! Ell<strong>en</strong>dige meid! Ze hebb<strong>en</strong> me... ze hebb<strong>en</strong> me vergév<strong>en</strong>!!!<br />

- Hij zal àl het vergift uitbrak<strong>en</strong>! stotterde Eclectus, altijd bang.<br />

In der daad werd de stem van d<strong>en</strong> keizer helderder.<br />

- Ell<strong>en</strong>deling<strong>en</strong>! riep hij. Kom! Hulp! Hulp! Ze vergev<strong>en</strong> me! Ze vermoord<strong>en</strong> mij!<br />

En hij braakte, hij braakte door.<br />

Martia, de hand<strong>en</strong> in het haar, hóorde naar zijn kret<strong>en</strong>. Er was in haar e<strong>en</strong><br />

onweêrstaanbaar gevoel om d<strong>en</strong> man, di<strong>en</strong> zij bemind had, di<strong>en</strong> zij nòg beminde,<br />

trots alles, te help<strong>en</strong>.<br />

- Ne<strong>en</strong>! riep zij, als teg<strong>en</strong> zichzelve. Hij moet dood! Mijn geduld is t<strong>en</strong> einde! Het<br />

moet gedaan zijn! Geef mij e<strong>en</strong> dolk, ik zal hem doorstek<strong>en</strong>!<br />

Laetus, Eclectus hield<strong>en</strong> haar teg<strong>en</strong>.<br />

- Pas op! riep<strong>en</strong> zij. Hij is vreeslijk sterk! Hij braakt àl het vergift uit! Als hij zijn<br />

kracht e<strong>en</strong> oog<strong>en</strong>blik terug wint, is het gedaan met je, wringt hij je de dolk uit de<br />

hand... Pas op!<br />

- Hij moet dood! riep zij raz<strong>en</strong>d, teg<strong>en</strong> haar eig<strong>en</strong> gevoel van weêr opkom<strong>en</strong>de<br />

liefde in. Hij moet dood! Maak er e<strong>en</strong> einde aan!<br />

De mann<strong>en</strong> aarzeld<strong>en</strong>.<br />

- Wij durv<strong>en</strong> niet! riep<strong>en</strong> zij beid<strong>en</strong>. Hij is TE sterk!!<br />

E<strong>en</strong>ige slav<strong>en</strong>, Praetorian<strong>en</strong>, <strong>en</strong>kele hoveling<strong>en</strong>, nieuwsgierig in d<strong>en</strong> portiek,<br />

kek<strong>en</strong> toe, luisterd<strong>en</strong> uit, fluisterd<strong>en</strong>. Zij naderd<strong>en</strong> niet.<br />

- Roep Narcissus hier!! riep Martia.<br />

Laetus zelve ijlde weg, riep Narcissus. Hij was e<strong>en</strong> gladiator, met wi<strong>en</strong> dikwijls<br />

de keizer zich mat. Hij was reusachtig, bov<strong>en</strong>m<strong>en</strong>schelijk forsch, e<strong>en</strong> beest van<br />

kracht. Hij kwam aan op Laetus' roep <strong>en</strong> Laetus riep luid:<br />

- Narcissus! Help d<strong>en</strong> keizer! Hij sterft aan e<strong>en</strong> beroerte!!<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


94<br />

- Ell<strong>en</strong>deling<strong>en</strong>! riep de keizer, steeds brak<strong>en</strong>de, <strong>en</strong> steeds met helderder, verlichte<br />

stem. Te hulp! Te hulp! De ell<strong>en</strong>deling<strong>en</strong> will<strong>en</strong> me vermoord<strong>en</strong>!!!<br />

- Narcissus! riep Martia. Vrij b<strong>en</strong> je... maar vermoord hem! Wòrg hem!!<br />

De gladiator antwoordde niet. Hij haatte d<strong>en</strong> keizer, door wi<strong>en</strong> hij ieder<strong>en</strong> dag,<br />

ieder oog<strong>en</strong>blik, gevaar liep te word<strong>en</strong> doorstok<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> felle blijdschap overstraalde<br />

zijn bruutkop. Met de imm<strong>en</strong>se hand<strong>en</strong> al op<strong>en</strong>, liep hij door het voorvertrek, over<br />

d<strong>en</strong> bezoedeld<strong>en</strong> mozaïekvloer, naar het slaapvertrek, tussch<strong>en</strong> d<strong>en</strong> voorhang<br />

door...<br />

M<strong>en</strong> hoorde d<strong>en</strong> keizer brull<strong>en</strong>, briesch<strong>en</strong>: er sche<strong>en</strong> daar e<strong>en</strong> korte strijd te zijn.<br />

Buit<strong>en</strong>, in d<strong>en</strong> portiek, stond Martia, de oog<strong>en</strong> puil<strong>en</strong>de, de hand<strong>en</strong> in het haar.<br />

Eclectus <strong>en</strong> Laetus hield<strong>en</strong> de hoveling<strong>en</strong>, soldat<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> slav<strong>en</strong>, teg<strong>en</strong>;<br />

zij overvuld<strong>en</strong> de portiek<strong>en</strong> <strong>en</strong> tuin<strong>en</strong>.<br />

- De keizer sterft! riep<strong>en</strong> zij. E<strong>en</strong> beroerte heeft hem getroff<strong>en</strong>!<br />

Niemand geloofde h<strong>en</strong>. Maar de keizer was zóo gehaat, dat er alle<strong>en</strong><br />

nieuwsgierigheid was, om wat er verder gebeur<strong>en</strong> zoû.<br />

Narcissus kwam buit<strong>en</strong>. De felle blijdschap overstraalde hem als met e<strong>en</strong> glans.<br />

Zijn imm<strong>en</strong>se hand<strong>en</strong> war<strong>en</strong> nòg op<strong>en</strong>.<br />

- Hij is dood! riep hij.<br />

Zijn stem klonk als in extaze.<br />

Martia gaf e<strong>en</strong> snerp<strong>en</strong>d<strong>en</strong> gil.<br />

- Hij is dood! riep zij smartelijk. Commodus! Commodus!! Ik had hem lief, ik had<br />

hem lief bov<strong>en</strong> alles, iedere<strong>en</strong> <strong>en</strong> mijzelve, <strong>en</strong> hij is dood! Hij is dood!!<br />

Hare kret<strong>en</strong> snerpt<strong>en</strong> op. Hare smart was zóo hevig, dat er niet aan te twijfel<strong>en</strong><br />

was. Zij huichelde niet. All<strong>en</strong> wist<strong>en</strong>, hoè zij d<strong>en</strong> keizer bemind had.<br />

- Weg!! riep zij afwer<strong>en</strong>de, to<strong>en</strong> de soldat<strong>en</strong>, trawant<strong>en</strong> dring<strong>en</strong> wild<strong>en</strong> in haars<br />

minnaars vertrekk<strong>en</strong>. Weg, weg all<strong>en</strong>! Zijn lijk is van mij, van mij alle<strong>en</strong>!!<br />

Nu vreesde zij hun haat, nu vreesde zij, dat zij zijn lijk bezoede-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


95<br />

l<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong>. Zij snikte hevig van radelooze smart, <strong>en</strong> zij weerde af. M<strong>en</strong> dorst haar<br />

niet weêrstrev<strong>en</strong>. All<strong>en</strong> verspreidd<strong>en</strong> zich door het paleis, door de stad. De mare<br />

ging, dat de keizer getroff<strong>en</strong> was door e<strong>en</strong> beroerte. De duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, opgesteld langs<br />

d<strong>en</strong> weg, di<strong>en</strong> de ceremoniëele stoet zoû gaan, warreld<strong>en</strong> plotseling door elkaâr;<br />

kret<strong>en</strong> klonk<strong>en</strong>:<br />

- De keizer is door e<strong>en</strong> beroerte getroff<strong>en</strong>! Hier met zijn lijk!<br />

Hier met zijn lijk!!<br />

E<strong>en</strong> plotselinge, helle vreugde sche<strong>en</strong> te glanz<strong>en</strong>; vreugdekret<strong>en</strong> schald<strong>en</strong> op.<br />

In aller ijl verzamelde de S<strong>en</strong>aat in de Curia. De heftigste uitroep<strong>en</strong> klonk<strong>en</strong> luide<br />

door elkaâr he<strong>en</strong>.<br />

- Waar is zijn lijk!? Hier met zijn lijk! klonk het in razernij. Dat m<strong>en</strong> alle eer ontneme<br />

aan di<strong>en</strong> vijand des vaderlands, aan di<strong>en</strong> moord<strong>en</strong>aar van de Vaders des Vaderlands,<br />

aan di<strong>en</strong> vadermoord<strong>en</strong>aar! Hij heeft S<strong>en</strong>ator<strong>en</strong> vermoord, hij heeft de Vaders<br />

vermoord, hij is e<strong>en</strong> vadermoord<strong>en</strong>aar; sleept d<strong>en</strong> gladiator in het spolarium! Sleept<br />

aan e<strong>en</strong> haak d<strong>en</strong> moord<strong>en</strong>aar van de S<strong>en</strong>aat, d<strong>en</strong> vijand der god<strong>en</strong>, d<strong>en</strong> beul van<br />

zijn land! De moord<strong>en</strong>aar van zoo veel onschuldig<strong>en</strong>, de wreedaard, de<br />

vadermoord<strong>en</strong>aar! Sleept aan e<strong>en</strong> haak hem, die zijn eig<strong>en</strong> bloed niet spaarde, die<br />

zijn zuster vermoordde! Waar is zijn lijk!? Hier met zijn lijk!<br />

Te midd<strong>en</strong> der heftige uitroep<strong>en</strong> klonk<strong>en</strong> fanfar<strong>en</strong>. Tussch<strong>en</strong> Laetus <strong>en</strong> Eclectus<br />

trad de oude, waardige Pertinax binn<strong>en</strong>, heel bleek. De S<strong>en</strong>aat wist reeds, dat hij<br />

het purper, hem aangebod<strong>en</strong> door Eclectus <strong>en</strong> Laetus, had aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, ofschoon<br />

hij zich eerst om zijn hoog<strong>en</strong> leeftijd wilde verontschuldig<strong>en</strong>. De S<strong>en</strong>aat juichte d<strong>en</strong><br />

grijsaard toe.<br />

- Gegroet, Pertinax! Gij deeldet onze vreezing<strong>en</strong> <strong>en</strong> gevar<strong>en</strong>! Almachtige Jupiter,<br />

bewaar ons Pertinax! Sleept aan e<strong>en</strong> haak het lijk van hem, die Pertinax wilde<br />

vermoord<strong>en</strong>! Waar is zijn lijk! Waar is zijn lijk? Eere d<strong>en</strong> trouw<strong>en</strong> Praetorian<strong>en</strong>, eere<br />

d<strong>en</strong> Praetoriaansch<strong>en</strong> cohort<strong>en</strong>, eere d<strong>en</strong> Romeinsch<strong>en</strong> legers, eere aan de<br />

vroomheid van d<strong>en</strong> S<strong>en</strong>aat! M<strong>en</strong> sleepe d<strong>en</strong> vadermoord<strong>en</strong>aar! Augustus Caezar,<br />

wij smeek<strong>en</strong> u: m<strong>en</strong> sleepe d<strong>en</strong> vadermoorde-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


96<br />

naar! Sta het toe, sta het toe, Augustus! Voor de leeuw<strong>en</strong> de verklikkers: Augustus,<br />

sta toe! Neêr met de beeld<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> beul, neêr met de beeld<strong>en</strong> van d<strong>en</strong><br />

moord<strong>en</strong>aar, neêr met de beeld<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> gladiator! Door u zijn wij gered; ja, ja wij<br />

zijn gered! Wij zijn gered! Wij vreez<strong>en</strong> niet meer! Weg uit d<strong>en</strong> S<strong>en</strong>aat de verklikkers!<br />

Met d<strong>en</strong> stok, de verklikkers, met d<strong>en</strong> geesel! Aan e<strong>en</strong> haak het lijk van d<strong>en</strong> beul:<br />

hij was wreeder dan Domitianus, slechter dan Nero: hij deed als zij; dat m<strong>en</strong> hem<br />

sleepe, aan e<strong>en</strong> haak, aan e<strong>en</strong> haak! Wissch<strong>en</strong> wij uit tot het minste wat maar aan<br />

hem herinner<strong>en</strong> kan, <strong>en</strong> eere de memorie van de onschuldig<strong>en</strong>, van de duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong>,<br />

die hij vermoordde! Wij will<strong>en</strong> zijn lijk, wij will<strong>en</strong> zijn lijk! Waar is zijn lijk verborg<strong>en</strong>!<br />

Stemm<strong>en</strong>: stemm<strong>en</strong>: eénstemmig will<strong>en</strong> wij, dat hij gesleept wordt! Aan e<strong>en</strong> haak,<br />

aan e<strong>en</strong> haak! Hij heeft iedere<strong>en</strong> vermoord: aan e<strong>en</strong> haak! Ge<strong>en</strong> leeftijd, ge<strong>en</strong> sekse<br />

spaarde hij: hij worde gesleept aan e<strong>en</strong> haak! Hij heeft tempels ontwijd, testam<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

verkracht, erfg<strong>en</strong>am<strong>en</strong> bestol<strong>en</strong>, hij heeft d<strong>en</strong> S<strong>en</strong>aat verkocht: aan e<strong>en</strong> haak, aan<br />

e<strong>en</strong> haak worde hij gesleept: weg uit d<strong>en</strong> S<strong>en</strong>aat verklikkers <strong>en</strong> spionn<strong>en</strong>! Waar is<br />

zijn lijk! Wij will<strong>en</strong> zijn lijk! Pertinax, geef ons zijn lijk! Pertinax, wij will<strong>en</strong> zijn lijk, om<br />

het te sleep<strong>en</strong>, te sleep<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> haak, aan e<strong>en</strong> haak!<br />

De grijsaard, Pertinax, in het midd<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> S<strong>en</strong>aat, raadpleegde zijn int<strong>en</strong>dant<br />

Livius Laur<strong>en</strong>sis, <strong>en</strong> d<strong>en</strong> consul Fabius Chilo... Maar achter, achter de zuil<strong>en</strong>gang<strong>en</strong>,<br />

die de vergaderzaal omgav<strong>en</strong>, omringd<strong>en</strong> Laetus, Eclectus, <strong>en</strong> tal van s<strong>en</strong>ator<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> vrouw, die, donkere palla om, achter e<strong>en</strong> zuil had geluisterd, bijna zwijm<strong>en</strong>de<br />

van hare angst<strong>en</strong>.<br />

- Martia! drong Laetus. Het kàn niet anders: zij will<strong>en</strong> het! Zèg, waar je zijn lijk<br />

hebt verborg<strong>en</strong>! Het lijk is ontvoerd de achterdeur<strong>en</strong> uit, gewikkeld in e<strong>en</strong> mantel.<br />

Zeg, waar zijn lijk is: zij will<strong>en</strong> het; zij will<strong>en</strong> het sleep<strong>en</strong>!<br />

- Ik geef het niet! riep Martia woest.<br />

De s<strong>en</strong>ator<strong>en</strong> drong<strong>en</strong> om haar rond.<br />

- Martia! dreigd<strong>en</strong> zij. Zeg, waar je zijn lijk hebt verborg<strong>en</strong>! Wij will<strong>en</strong> het lijk van<br />

d<strong>en</strong> moord<strong>en</strong>aar, van d<strong>en</strong> beul! Wij will<strong>en</strong> het<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


97<br />

sleep<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> haak, door Rome, door geheel Rome!<br />

- Ik geef het niet! schreeuwde Martia. Zijn lijk is aan mij! Want ik had hem lief! Ik<br />

had hem lief!! Ik had hem lief!!!<br />

Haar schelle kreet schreeuwde uit, hóorbaar in de vergaderzaal. Alle oog<strong>en</strong> ging<strong>en</strong><br />

he<strong>en</strong> naar die vrouw, in donkere palla, ginds, in de zuil<strong>en</strong>gang. Zij hield de hand<strong>en</strong><br />

afwer<strong>en</strong>de uitgestrekt, als wilde zij geheel d<strong>en</strong> S<strong>en</strong>aat weêrhoud<strong>en</strong>.<br />

- Ik had hem lief!! Ik had hem lief!... kermde zij na. Ik geef hem niet! Zijn lijk is aan<br />

mij!<br />

Vóor haar, vuist<strong>en</strong> gebald, dreigde Cingius Severus:<br />

- Hij verdi<strong>en</strong>t ge<strong>en</strong> graf: ik zeg het als priester: zonder recht is hij begrav<strong>en</strong>!!<br />

- Ik geef hem niet! gilde Martia. Ik geef niet zijn lijk! Ik zeg niet waar zijn lijk is! Zijn<br />

lijk is van mij! Ik had hem lief! Ik had hem lief!!<br />

De keizer Pertinax, heel oud, heel grijs, heel bleek, had e<strong>en</strong> beweging van<br />

berustiging, met sidder<strong>en</strong>de hand...<br />

Die vrouw had zóo lief gehad, dat de beul derti<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> lang had kunn<strong>en</strong><br />

heersch<strong>en</strong>, door haar kracht, door haar geest, door haar liefde, door háar ziel...<br />

De keizer Pertinax wilde g<strong>en</strong>adig zijn...<br />

Hoe lang zoû hijzelve heersch<strong>en</strong>, str<strong>en</strong>g maar rechtvaardig...?<br />

Nauwlijks <strong>en</strong>kele maand<strong>en</strong>...?<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


De moord op d<strong>en</strong> Gek<br />

I<br />

98<br />

Onder d<strong>en</strong> druk van d<strong>en</strong> Gek dorst Rome nauwlijks adem<strong>en</strong>.<br />

Het stuiv<strong>en</strong>de puin der instort<strong>en</strong>de eeuw<strong>en</strong> houdt, zich zwaar stapel<strong>en</strong>d op het<br />

Verled<strong>en</strong>, ons verborg<strong>en</strong> hoe het mógelijk is geweest, dat de Gek drie jar<strong>en</strong>, ti<strong>en</strong><br />

maand<strong>en</strong>, <strong>en</strong> acht dag<strong>en</strong>, met d<strong>en</strong> gruwbar<strong>en</strong> druk van despotieke krankzinnigheid<br />

Rome hield verstikt; de orkan<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Tijd hebb<strong>en</strong> het puin gelijk geblaz<strong>en</strong> <strong>en</strong> er<br />

het stof van steèds meérdere eeuw<strong>en</strong> over glad gestrek<strong>en</strong>, <strong>en</strong> nooit zal het raadsel<br />

ons word<strong>en</strong> verklaard. Wij kunn<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> geloov<strong>en</strong>, wat de eerlijke, rustige,<br />

e<strong>en</strong>voudige geschiedschrijver ons in weinige zinn<strong>en</strong> heeft mede gedeeld, <strong>en</strong> onder<br />

ons zal de dichter, wi<strong>en</strong> de wereld meer vergunt dan d<strong>en</strong> vorscher, <strong>en</strong> wi<strong>en</strong> de<br />

god<strong>en</strong> meer gav<strong>en</strong> dan hem, zal de dichter, de beminnaar der Historie, alle<strong>en</strong> d<strong>en</strong><br />

Gek <strong>en</strong> het raadsel meêvoel<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zoo niet de oplossing gev<strong>en</strong>, toch ev<strong>en</strong><br />

voortoover<strong>en</strong>, als in nachtlijke lila schijnsel<strong>en</strong> <strong>en</strong> donkerder schaduw<strong>en</strong>, het gruwlijk<br />

spooksel van zijn krankzinnigheid...<br />

II<br />

Op d<strong>en</strong> paleiz<strong>en</strong>-heuvel verhief zich de trotsch opzuil<strong>en</strong>de woning van d<strong>en</strong> keizer<br />

Caïus op d<strong>en</strong> noord-westelijk<strong>en</strong> hoek, <strong>en</strong> de bog<strong>en</strong> <strong>en</strong> arkad<strong>en</strong> blikt<strong>en</strong> neêr als met<br />

imm<strong>en</strong>se ronde oog<strong>en</strong> over<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


99<br />

het Forum, <strong>en</strong> naar d<strong>en</strong> Capitolinus. Het was de ti<strong>en</strong>de vóor de kal<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van<br />

Februari. De nacht was stil <strong>en</strong> sere<strong>en</strong>, de maan was vol. Zij goot trotsch hare witte<br />

klaarte over al het marmer van het Forum b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>, - koud <strong>en</strong> zonder aando<strong>en</strong>ing.<br />

Er ging<strong>en</strong> op dit uur nauwlijks <strong>en</strong>kele verlate voetgangers.<br />

De Gek was di<strong>en</strong> dag somberder geweest dan ooit. Des morg<strong>en</strong>s, in zijn eig<strong>en</strong><br />

Tempel, door het heiligdom van Castor <strong>en</strong> Pollux als vestibulum vere<strong>en</strong>igd aan zijn<br />

paleis, had de Gek de aanbidding van zijn goddelijkheid geduld, getroond op<br />

godetroon, in wolk van wierook <strong>en</strong> brand<strong>en</strong>de aromat<strong>en</strong>, met de offering van pauw<strong>en</strong>,<br />

korhan<strong>en</strong>, faizant<strong>en</strong>, parelho<strong>en</strong>ders <strong>en</strong> vlamwiekige flamingo's: allerkostbaarst offer<br />

door zijne priesters hem gebracht, all<strong>en</strong> door d<strong>en</strong> gekk<strong>en</strong> god gekoz<strong>en</strong> uit de<br />

alleraanzi<strong>en</strong>lijkste burgers van Rome.<br />

Somber, di<strong>en</strong> dag, was hij onzichtbaar geweest. En to<strong>en</strong> hij de maan had zi<strong>en</strong><br />

rijz<strong>en</strong>, was hij uit d<strong>en</strong> hoek van zijn vertrek gekrop<strong>en</strong>, waar hij di<strong>en</strong> dag in<br />

beangstig<strong>en</strong>d zwijg<strong>en</strong> van gruwelijkheid had doorgebracht, <strong>en</strong> zich begev<strong>en</strong> naar<br />

de Brug, het fabelachtige bouwwerk, dat zijn Paleis vere<strong>en</strong>de met d<strong>en</strong> Tempel van<br />

Jupiter Capitolinus, opdat de god Caïus d<strong>en</strong> god Jupiter bezoek<strong>en</strong> kon, wanneer<br />

hij verkoos.<br />

De Gek liep, heel langzaam, over de imm<strong>en</strong>se, welv<strong>en</strong>de, met trapp<strong>en</strong> eerst<br />

opgaande, <strong>en</strong> dàn verder, op d<strong>en</strong> Capitolinus met trapp<strong>en</strong> weêr neêrtred<strong>en</strong>de Brug.<br />

Hij was, nog ge<strong>en</strong> dertig jar<strong>en</strong>, als e<strong>en</strong> oude man. Zijn wankele, heel schrale<br />

be<strong>en</strong><strong>en</strong> torst<strong>en</strong> met moeite e<strong>en</strong> zwaarbuikig lichaam, als e<strong>en</strong> vat op twee stokk<strong>en</strong>,<br />

die voort bewog<strong>en</strong>. Die <strong>en</strong>orme tors eindigde in e<strong>en</strong> schral<strong>en</strong> vogelhals, waarop<br />

e<strong>en</strong> klein hoofd, half kaal, met voorhoofd heel hoog, vol waanzin <strong>en</strong> altijd kook<strong>en</strong>de<br />

gedacht<strong>en</strong>. Hol war<strong>en</strong> zijn kleurlooze, rustlooze, angst aanwekk<strong>en</strong>de oog<strong>en</strong>. Hij<br />

was heel bleek. Omdat hij heel harig was, over schrale arm<strong>en</strong> <strong>en</strong> be<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> hand<strong>en</strong>,<br />

had hij iets van e<strong>en</strong> monsterachtig<strong>en</strong> bok, die liep op twee poot<strong>en</strong>. Hij droeg e<strong>en</strong><br />

zijdige, slep<strong>en</strong>de samaar, met belachelijk wijde mouw<strong>en</strong>, die ook slierd<strong>en</strong> tot aan<br />

d<strong>en</strong> grond, <strong>en</strong> zijn gewaad was bont van kleur<strong>en</strong>, die<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


100<br />

schreeuwd<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> elkaâr in. In d<strong>en</strong> maanglans, waarin hij opkeek, schitterde hij<br />

van eêlgeste<strong>en</strong>te, als ware hij met gevonkel overstrooid geword<strong>en</strong>, als ware hij<br />

gepoeïerd met glans. Zijn baard was goud geverfd <strong>en</strong> hij droeg aan zijn imm<strong>en</strong>se<br />

voet<strong>en</strong> de sandal<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vrouw. Hij hield in de hand e<strong>en</strong> staf om zich te steun<strong>en</strong>,<br />

die eindigde in goud<strong>en</strong> bliksems. Nu hij, alle<strong>en</strong> zich wet<strong>en</strong>de op de Brug, in de nacht,<br />

die hem met haar mane-oog trotsch koud aanzag, zich ge<strong>en</strong> geweld aandeed om<br />

verstandig te blijv<strong>en</strong>, lachte hij grinnik<strong>en</strong>d, heel lang; zijn grinnik was schel, als het<br />

geblèr van e<strong>en</strong> geit, <strong>en</strong> hij toonde bedorv<strong>en</strong> tand<strong>en</strong> <strong>en</strong> lonkte teg<strong>en</strong> de maan.<br />

- Kom! w<strong>en</strong>kte hij. Kom, koude trotsche Maan! Kom, witte Godin! Celesta! Urania!<br />

Astaroth! Astarte! Kom! Kom Tanith, kom bij mij in bed! Laat mij je verkracht<strong>en</strong>!<br />

Kom!<br />

Hij smeekte eerst, <strong>en</strong> beval to<strong>en</strong>. Grinnik<strong>en</strong>d smeekte hij eerst <strong>en</strong> to<strong>en</strong>, woed<strong>en</strong>d,<br />

bulderde hij <strong>en</strong> beval. De maan, onaando<strong>en</strong>lijk, blikte trotsch koud op hem neêr. Hij<br />

haatte haar, har<strong>en</strong> stral<strong>en</strong>d<strong>en</strong> koud<strong>en</strong> blik, haar onb<strong>en</strong>aderbare hemelsche<br />

kuischheid, daar ginds zoo hoog, niet te grijp<strong>en</strong>.<br />

- Wacht maar! schreeuwde hij, gebar<strong>en</strong>d met zijn bliksemstaf. Ell<strong>en</strong>dige Maan!<br />

Wacht maar! Als ik e<strong>en</strong>maal Jupiter heb onttroond, als ik e<strong>en</strong>maal maar Jupiter b<strong>en</strong>,<br />

zal ik je dwing<strong>en</strong>, je sleep<strong>en</strong> aan je zilver<strong>en</strong> har<strong>en</strong>, naar mijn bed, <strong>en</strong> je verkracht<strong>en</strong>,<br />

je verkracht<strong>en</strong>! Wacht maar, ell<strong>en</strong>dige Maan!<br />

E<strong>en</strong> vrouw was op het paleisterras, van waar de Brug begon, zichtbaar geword<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> naderde.<br />

- Roept mijn Heer? sprak zij vlei<strong>en</strong>d.<br />

De Gek keek Cezonia aan. Zij was noch jong, noch mooi, maar zij was de wellust<br />

zelve. Zij was onder haar goud<strong>en</strong> chlamys naakt. Zij beheerschte d<strong>en</strong> Gek met hare<br />

kunst. Zij had hem filters in gegev<strong>en</strong>, die hem nog krankzinniger maakt<strong>en</strong>. Meestal<br />

deed hij, als zij wilde.<br />

- Roept mijn Heer? herhaalde Cezonia.<br />

- Jou niet! zei de Gek, toch schuchter. Jou niet... Ik roep de Maan.<br />

- Mijn Heer is Jupiter. De Maan zal do<strong>en</strong> als hij zegt...<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


101<br />

Hij speurde d<strong>en</strong> spot in haar vettige stem van lokk<strong>en</strong>de lichtekooi.<br />

- Hoor! zeide hij, om zich te wrek<strong>en</strong>. Ik wil, dat je je morg<strong>en</strong>, naàkt, toont in d<strong>en</strong><br />

S<strong>en</strong>aat. Versta je? Naakt, zonder die chlamys - hij rukte aan d<strong>en</strong> goud<strong>en</strong> mantel -<br />

moet je je vertoon<strong>en</strong>, aan àl de s<strong>en</strong>ator<strong>en</strong>. Begrijp je?<br />

- Ik b<strong>en</strong> de Augusta! zeide zij trotsch. Ik b<strong>en</strong> de gemalin van d<strong>en</strong> keizer van Rome,<br />

<strong>en</strong> de moeder van Julia Drusilla, zijne dochter, door hemzelv<strong>en</strong> op de knieën van<br />

de godin Minerva gelegd, opdat de godin haar zoû voed<strong>en</strong>...<br />

Hij schuimbekte <strong>en</strong> brulde in haar gezicht. Zij deinsde terug.<br />

- Je b<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> hoer! riep hij. Je b<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> oude hoer! Naakt, versta je?<br />

Hij greep haar bij de pols<strong>en</strong>.<br />

- Naakt zal je morg<strong>en</strong> je vertoon<strong>en</strong>, in d<strong>en</strong> S<strong>en</strong>aat! Opdat all<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> hoe e<strong>en</strong> oude<br />

hoer je b<strong>en</strong>t! Ga! Laat mij alle<strong>en</strong>!<br />

Zij was bang hem alle<strong>en</strong> te lat<strong>en</strong>, omdat zij vreesde voor sam<strong>en</strong>zwering <strong>en</strong><br />

hinderlaag, omdat zij vreesde, dat m<strong>en</strong> hem vermoord<strong>en</strong> zoû - eindelijk - <strong>en</strong> haar<br />

ook, die de macht had in hand<strong>en</strong>.<br />

- Ik vrees, dat mijn Heer hier te e<strong>en</strong>zaam is, in de nacht, zonder geleide, zeide<br />

zij, deinz<strong>en</strong>de, op haar hoede.<br />

Hij greep haar bij d<strong>en</strong> hals.<br />

- Versta je? herhaalde hij. Ik wìl alle<strong>en</strong> zijn... Ik wil de Maan verkracht<strong>en</strong>! Laat mij<br />

alle<strong>en</strong>, met de Maan!<br />

- Ik gehoorzaam, stamelde zij, haar hoofd achterover, haar weelderig<strong>en</strong> hals in<br />

d<strong>en</strong> greep van zijn klauw.<br />

- Zeg mij, grijnsde hij haar in het gezicht. Waarom hoû je van mij? Waarom wil je<br />

nooit zegg<strong>en</strong>, waarom je mij bemint? Mij, die afzichtelijk b<strong>en</strong>? Ik wil wet<strong>en</strong> waarom<br />

je mij bemint? Ik zal je lat<strong>en</strong> martel<strong>en</strong>, opdat je het zegt! En je kop zal vall<strong>en</strong>... als<br />

IK het wil!<br />

Zij had zich los gemaakt uit zijn greep. Zij wikkelde zich los uit haar chlamys. Zij<br />

was zilvernaakt in de maan, in de goud<strong>en</strong> nis van haar mantel. Zij was noch mooi,<br />

noch jong, maar zij was de wellust zelve.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


102<br />

- Ik zal mijn Heer eindelijk zegg<strong>en</strong>... waarom ik hem bemin, zeide zij; als hij mij nu<br />

volgt, in mijn bed.<br />

Hij brieschte <strong>en</strong> wees haar weg.<br />

- Ga! brulde hij. Laat mij alle<strong>en</strong>! Of ik vermoòrd je! Morg<strong>en</strong> zal ik je lat<strong>en</strong> martel<strong>en</strong>!<br />

Zij zag, dat hij heel gevaarlijk was. Zij hulde zich in d<strong>en</strong> mantel. Zij week, achteruit<br />

gaande, terug, bang voor haar lev<strong>en</strong>, maar altijd alles wag<strong>en</strong>de om machtig te zijn.<br />

Hoe verder zij week, hoe duidelijker de haat haar gezicht dorst verwring<strong>en</strong>.<br />

- Ell<strong>en</strong>deling! siste zij tussch<strong>en</strong> haar tand<strong>en</strong>. Smerige bok! Afzichtelijke gek! Ik<br />

zal je straks dronk<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>! Wacht maar! De filter is bereid...<br />

Hij stond steeds, d<strong>en</strong> vinger gestrekt. Zij was verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>, over het terras<br />

verschimm<strong>en</strong>de, in het Paleis.<br />

Hij bleef alle<strong>en</strong> <strong>en</strong> liep op <strong>en</strong> neêr, somber waanzinnig broei<strong>en</strong>de zijn altijd<br />

kook<strong>en</strong>de gedacht<strong>en</strong>.<br />

- Ik moet hem hièr hebb<strong>en</strong>, bromde hij in zich. Ik wil hem hier hebb<strong>en</strong>, in Rome.<br />

Hij moet van Olympia weg. Hij moet hier getroond zijn naast mij, de Zeus van<br />

Olympia... Feidias' Zeus... En als ik hem hier getroond heb, dan zal ik hem onttroon<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> gaan zitt<strong>en</strong> op zijn troon. De ell<strong>en</strong>deling... hij is gaan schaterlach<strong>en</strong>, hard gaan<br />

schaterlach<strong>en</strong>, to<strong>en</strong> de werklui hem wild<strong>en</strong> verplaats<strong>en</strong>... De lafaards zijn weg<br />

geloop<strong>en</strong>, omdat hij plotseling ging schaterlach<strong>en</strong>... Ik zal Memmius vermoord<strong>en</strong>,<br />

omdat hij niet beter zijn taak heeft volbracht. En e<strong>en</strong> ander z<strong>en</strong>d<strong>en</strong> naar Olympia.<br />

Want ik moet hem hier hebb<strong>en</strong>. En als ik hem hier heb - d<strong>en</strong> Zeus van Olympia,<br />

d<strong>en</strong> ell<strong>en</strong>dig<strong>en</strong> Zeus van Olympia - dan zal ik hem onttroon<strong>en</strong>. Ik b<strong>en</strong> niet bang voor<br />

hem, al heb ik gedroomd, dat hij mij in Olympus weg duwde met zijn groote te<strong>en</strong>.<br />

IK zal hem onttroon<strong>en</strong>... met MIJN groote te<strong>en</strong>...<br />

Hij kromp in e<strong>en</strong>, daar hij maagpijn leed. Hij kreunde, <strong>en</strong> zijn pijn verteederde<br />

hem.<br />

- O... oh! kreunde hij smartelijk. Zij zijn dood! Zij zijn all<strong>en</strong> dood! Mijn vader, mijn<br />

moeder, mijn broêrs! Tiberius heeft ze vermoord! O wat e<strong>en</strong> pijn, wat e<strong>en</strong> pijn! Ik<br />

wil meer dan Tiberius<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


103<br />

moord<strong>en</strong>! Ik wil all<strong>en</strong> vermoord<strong>en</strong>... De S<strong>en</strong>aat, heel Rome, moest é<strong>en</strong> lichaam<br />

hebb<strong>en</strong>, é<strong>en</strong> kop... <strong>en</strong> dan met é<strong>en</strong> zwaardslag... all<strong>en</strong> te gelijk! O, wat e<strong>en</strong> pijn! O<br />

mijn vader, mijn arme vader! Germanicus! O, mijn moeder Agrippina! B<strong>en</strong> ik hun<br />

kind? Ik? B<strong>en</strong> ik, monster, het kind van Agrippina <strong>en</strong> Germanicus! O mijn edele<br />

vader, o mijn edele moeder! Piso heeft mijn vader op Tiberius' last vergiftigd,<br />

betooverd, <strong>en</strong> mijn arme moeder heeft Tiberius lat<strong>en</strong> geesel<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> zweepslag<br />

haar e<strong>en</strong> oog ontrukte, <strong>en</strong> to<strong>en</strong> heeft zij zich vrijwillig do<strong>en</strong> verhonger<strong>en</strong>! Pandataria!<br />

Pandataria!!<br />

Hij gilde het uit in de man<strong>en</strong>acht. Hij schreeuwde uit de naam van het eiland, waar<br />

zijn moeder van honger gestorv<strong>en</strong> was. Hij snikte, de tran<strong>en</strong> stroomd<strong>en</strong> hem over<br />

het gezicht <strong>en</strong> over zijn goud<strong>en</strong> baard. Hij kromp in e<strong>en</strong> hoek, op de Brug, in e<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> snikte, <strong>en</strong> wrong zich van maagpijn. Zijn pijn <strong>en</strong> de herinnering aan Tiberius'<br />

gruweldaad op zijn ouders gepleegd, verteederd<strong>en</strong> hem inniglijk. Hij kreunlachte<br />

zachtjes, terwijl hij zich wrong van pijn.<br />

- Ik was niet altijd Caïus, het monster, fluisterde hij <strong>en</strong> hij balde de vuist teg<strong>en</strong> de<br />

maan.<br />

En zachter nog, verteederd, sprak hij:<br />

- Ik was e<strong>en</strong>maal... Caligula...<br />

Het verkleinwoord verteederde hem nog meer, <strong>en</strong> hij mijmerde half luid op:<br />

- Ik droeg soldat<strong>en</strong>laarsjes... Ik was e<strong>en</strong> klein jong<strong>en</strong>tje, in het kamp; ik woonde<br />

in de t<strong>en</strong>t van Germanicus, <strong>en</strong> Agrippina toonde mij aan het leger, <strong>en</strong> de soldat<strong>en</strong><br />

zag<strong>en</strong>, dat ik soldat<strong>en</strong>laarz<strong>en</strong> droeg, als zij, maar kleine... héel kleine... Ik was<br />

e<strong>en</strong>maal het ‘Soldat<strong>en</strong>laarsje’... Ze hield<strong>en</strong> van het ‘Laarsje’... To<strong>en</strong> Agrippina mij<br />

toonde op haar arm, op het punt het kamp te verlat<strong>en</strong>, omdat de soldat<strong>en</strong> oproer<br />

maakt<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> Germanicus, heb ik geglimlacht, <strong>en</strong> zij kust<strong>en</strong> mij de laarsjes, de<br />

soldat<strong>en</strong>, <strong>en</strong> Agrippina bleef in het kamp, <strong>en</strong> to<strong>en</strong> het oproer gestild was, kuste mij<br />

mijn vader Germanicus... Pandataria! Pandataria!<br />

Hij gilde d<strong>en</strong> naam van het eiland <strong>en</strong> kromp to<strong>en</strong> na van pijn. Hij mijmerde luid<br />

op:<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


104<br />

- Ik was niet altijd Caïus... Ik was e<strong>en</strong>maal Caligula... Waarom heeft Tiberius mij<br />

niet vermoord, als hij all<strong>en</strong> vermoordde, de zon<strong>en</strong> van zijn aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zoon<br />

Germanicus? Hij heeft mijn broêr Nero vermoord in Pontia, vlak bij Pandataria,<br />

Pandataria! Hij heeft mijn broêr Drusus vermoord, onder aan d<strong>en</strong> Palatinus: hij deed<br />

hem verhonger<strong>en</strong> als mijn moeder: Drusus at de boomwol van zijn matras! Al de<br />

smart van alle de mijn<strong>en</strong> heeft zich opgehoopt in MIJN ziel! De smart van mijn ouders<br />

<strong>en</strong> broeders heeft zich op gestapeld in mij! Hun smart sloeg mijn zinn<strong>en</strong> krank! Ik<br />

b<strong>en</strong> gek! Ik wil het uit schreeuw<strong>en</strong>, o Maan, dat ik gek b<strong>en</strong>! Pandataria! Pandataria!!<br />

Hij kromp in e<strong>en</strong>, van ondragelijke maagpijn.<br />

- Ik was niet altijd gek... mijmerde hij luid op. Ik b<strong>en</strong> e<strong>en</strong>maal niet gek geweest...<br />

Maar ik verborg mijn haat, <strong>en</strong> mijn huichel heeft mij gek gemaakt... Ik verborg mij<br />

altijd... altijd... En Tiberius heeft mij geloofd... Hij heeft mij gespaard... O, ik heb mij<br />

gewrok<strong>en</strong>... Hij zieltoogde... En ik heb hem zijn ring ontrukt... En to<strong>en</strong> hij draalde te<br />

sterv<strong>en</strong>, heb, eindelijk! IK, IK hem geworgd, zóo, met mijn hand<strong>en</strong>... hem verstikt...<br />

zoo, onder zijn kuss<strong>en</strong>... Rome juichte, omdat hij dood was!! Rome juichte, omdat<br />

ik heerschte! Rome aanbad mij, Rome aanbad mij!! Ik was e<strong>en</strong>maal... Caligula!<br />

Hij kromp <strong>en</strong> hij kreunde, <strong>en</strong> to<strong>en</strong>, verteederd:<br />

- Mijn vader was Germanicus, de lieveling van Rome. To<strong>en</strong> hij gestorv<strong>en</strong> was in<br />

Antiochië, vergiftigd, betooverd, heeft het volk in hun tempels de god<strong>en</strong> geste<strong>en</strong>igd<br />

<strong>en</strong> de altar<strong>en</strong> omver gesmet<strong>en</strong>! De Romein<strong>en</strong> wierp<strong>en</strong> hun Lar<strong>en</strong> op straat; wie di<strong>en</strong><br />

dag werd gebor<strong>en</strong>, werd te vondeling gelegd! Vijand<strong>en</strong> <strong>en</strong> barbar<strong>en</strong> legd<strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />

teek<strong>en</strong> van rouw de wap<strong>en</strong><strong>en</strong> neêr; koning<strong>en</strong> trokk<strong>en</strong> d<strong>en</strong> baard zich uit <strong>en</strong><br />

koninginn<strong>en</strong> schor<strong>en</strong> de kruin zich... Mijn vader was Germanicus! Ik was na hem<br />

Rome's lieveling! Ik was Rome's ‘ster’, haar ‘pop’, haar ‘zuigeling’ <strong>en</strong> haar ‘kippetje’!<br />

Honderd zestig offers werd<strong>en</strong> d<strong>en</strong> god<strong>en</strong> om mij gebracht, in drie maand<strong>en</strong>! To<strong>en</strong><br />

ik ziek was, ded<strong>en</strong> vel<strong>en</strong> gelofte, te sterv<strong>en</strong> in mijn plaats, zoo ik slechts g<strong>en</strong>as! Ik<br />

was Rome's lieveling: ik was<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


105<br />

haar ‘kippetje’! Ik was de zoon van Germanicus!!<br />

Plots kromp hij <strong>en</strong> schreeuwde:<br />

- Pandataria <strong>en</strong> Pontia! Ik b<strong>en</strong> er in storm de assch<strong>en</strong> gaan hal<strong>en</strong> van mijn moeder<br />

<strong>en</strong> van mijn broeder! Ik heb ze zelve in de urn<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong>! Ik heb ze gebracht in het<br />

Mauzoleum van Augustus! Ik stichtte mijn ouders jaarlijksche offers <strong>en</strong> spel<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

de beelt<strong>en</strong>is van mijn moeder reed m<strong>en</strong> rond op statiekar! Ik vereerde mijn ouders,<br />

ik had ze lief! Zij war<strong>en</strong> Germanicus <strong>en</strong> Agrippina! Tiberius heeft ze vermoord! Ik<br />

heb mij gewrok<strong>en</strong>, ik heb hèm vermoord! Maar ik b<strong>en</strong> gek! Ik heb mijn zuster<br />

verkracht! O god<strong>en</strong>, ik verkracht all<strong>en</strong>... all<strong>en</strong>! Heel Rome! Ik haat Rome nu, als<br />

Rome mij haat! Ik b<strong>en</strong> niet meer haar ‘kippetje’! Ik b<strong>en</strong> niet meer Caligula! Ik b<strong>en</strong><br />

de god Caïus! Ik b<strong>en</strong> Jupiter! Jupiter, ik tàrt je! Ontvoer mij van de aarde, of ik ontvoer<br />

jou uit d<strong>en</strong> hemel! Pas op!!<br />

B<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>, bij de Basilica Julia, staard<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele voorbijgangers, huiver<strong>en</strong>d, op<br />

naar de Brug. Zij hoord<strong>en</strong> gill<strong>en</strong> <strong>en</strong> schreeuw<strong>en</strong>.<br />

- Het is de Gek... fluisterd<strong>en</strong> zij <strong>en</strong> slop<strong>en</strong> langs de mur<strong>en</strong> verder.<br />

Op het paleisterras was de Germaansche lijfwacht te voorschijn getred<strong>en</strong> <strong>en</strong> stond<br />

in gelid te wacht<strong>en</strong>, tot de keizer terug kwam.<br />

Zij hoord<strong>en</strong> hem gill<strong>en</strong>:<br />

- Pandataria! Pandataria!!<br />

To<strong>en</strong> zag<strong>en</strong> zijne wacht<strong>en</strong> hem dans<strong>en</strong>, in d<strong>en</strong> maneschijn. Zijn samaarsleep,<br />

zijn lange mouw<strong>en</strong> kronkeld<strong>en</strong> om hem rond. Hij sche<strong>en</strong> met stof van diamant<br />

overpoeierd, zoo glinsterde hij.<br />

Om hem was de nacht koud, glanz<strong>en</strong>d <strong>en</strong> licht.<br />

III<br />

D<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>d<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> was de keizer Caïus ziek. Hij lag op de kuss<strong>en</strong>s van zijn<br />

rustbed in e<strong>en</strong> <strong>en</strong> wilde niet opstaan. Maar Cezonia, zijn gunsteling<strong>en</strong>, steeds<br />

ongerust, als hij broei<strong>en</strong>d mijmerde in zijn hoek, verkreg<strong>en</strong>, dat hij opstond. Hij stond<br />

op <strong>en</strong> zoû in d<strong>en</strong> tempel zich lat<strong>en</strong> aanbidd<strong>en</strong>. Hij zoû zich met zijn vrouw <strong>en</strong><br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


106<br />

zijn vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> begev<strong>en</strong> door d<strong>en</strong> cryptoporticus, die geleidde naar de tempels der<br />

Dioscur<strong>en</strong> <strong>en</strong> van d<strong>en</strong> god Caïus. Onder wie hem volgd<strong>en</strong>, was zijn dochter: e<strong>en</strong><br />

kind, dat m<strong>en</strong> nog droeg.<br />

Vóor hij ging, bestudeerde de Gek in spiegels hoe te grijnz<strong>en</strong> <strong>en</strong> de uitdrukking<br />

van zijn gelaat nog afschrik wekk<strong>en</strong>der te mak<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> begaf zich de stoet op weg,<br />

de keizer te midd<strong>en</strong> van zijn Germaansche lijfwacht, die hij geheel gekoz<strong>en</strong> had<br />

naar de beschrijving van Tacitus: ‘hun oog<strong>en</strong> zijn blauw <strong>en</strong> schuw: hun haar is<br />

rosblond; hun licham<strong>en</strong> zijn groot <strong>en</strong> forsch, (maar weêrstaan slecht d<strong>en</strong> eerst<strong>en</strong><br />

schok...)’. In der daad war<strong>en</strong> zijn lijfwacht<strong>en</strong> niet alle German<strong>en</strong>; hij koos ook Galliërs<br />

<strong>en</strong> Barbar<strong>en</strong> naar dit model.<br />

In d<strong>en</strong> cryptoporticus war<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke kinder<strong>en</strong> uit Azië, onder e<strong>en</strong> magister,<br />

bezig zich voor te bereid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> tooneel-vertooning. De kinder<strong>en</strong>, om schoonheid<br />

uitgezocht, war<strong>en</strong> lang gelokt <strong>en</strong> naakt, <strong>en</strong> slechts met goud<strong>en</strong> sierad<strong>en</strong> <strong>en</strong> gemm<strong>en</strong><br />

gekleed. De keizer hield e<strong>en</strong> oog<strong>en</strong>blik bij h<strong>en</strong> stand <strong>en</strong> wilde de vertooning zi<strong>en</strong>.<br />

De tribuun Cornelius Sabinus, van e<strong>en</strong> der Praetoriaansche cohort<strong>en</strong>, naderde<br />

d<strong>en</strong> keizer <strong>en</strong> vroeg hem, eerbiediglijk kniel<strong>en</strong>de, het wachtwoord voor di<strong>en</strong> dag.<br />

- Het wachtwoord? zei de Gek. Priapos <strong>en</strong> V<strong>en</strong>us.<br />

Hij grinnikte <strong>en</strong> maakte met de hand, met d<strong>en</strong> vinger, e<strong>en</strong> obsce<strong>en</strong> gebaar teg<strong>en</strong><br />

d<strong>en</strong> kniel<strong>en</strong>d<strong>en</strong> tribuun.<br />

- Ne<strong>en</strong>, ging hij door, zich bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong>d. Toch niet Priapos <strong>en</strong> V<strong>en</strong>us... Maar Jupiter!!!<br />

Hij poogde te stembulder<strong>en</strong>, vergeefs moeite do<strong>en</strong>de zijn krankzinnigheid te<br />

verberg<strong>en</strong>.<br />

- Ontvang dàn, barstte plots achter hem e<strong>en</strong> andere tribuun der Praetorian<strong>en</strong> los;<br />

dit bewijs van Jupiters gramschap!!<br />

En onverwachts stortte hij, Cassius Chaerea, toe op d<strong>en</strong> Gek, die òmschrikte.<br />

En heff<strong>en</strong>d zijn zwaard, kliefde hij Caïus het kakebe<strong>en</strong>.<br />

De Gek viel <strong>en</strong> hij schreeuwde:<br />

- Ik b<strong>en</strong> niet dood, ik b<strong>en</strong> niet dood!!<br />

Er kletterklatterd<strong>en</strong> de zwaard<strong>en</strong>, die zijne lijfwacht<strong>en</strong> trok-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


107<br />

k<strong>en</strong>. De kinder<strong>en</strong> uit Azië vluchtt<strong>en</strong> schreeuw<strong>en</strong>de. E<strong>en</strong> c<strong>en</strong>turio doorstak Cezonia,<br />

die neêrviel bad<strong>en</strong>d in bloed, doorstak haar, <strong>en</strong> doorstak haar weêr. E<strong>en</strong> soldaat<br />

greep uit de hand<strong>en</strong> der voedster het kind <strong>en</strong> sloeg het, bij é<strong>en</strong> be<strong>en</strong>tje, te pletter<br />

teg<strong>en</strong> d<strong>en</strong> marmer<strong>en</strong> muur.<br />

- Ik b<strong>en</strong> niet dood, ik b<strong>en</strong> nog niet dood! schreeuwde smartelijk de Gek.<br />

- Steek weêr, steek weêr! klonk het van alle kant<strong>en</strong>.<br />

De sam<strong>en</strong>zweerders - zij war<strong>en</strong> dertig, - doorstak<strong>en</strong> d<strong>en</strong> Gek te gelijk. Het was<br />

Aquilas, die hem d<strong>en</strong> g<strong>en</strong>adestoot gaf, in de ontbloote geslachtsdeel<strong>en</strong>.<br />

Het lijk, heimelijk gebracht in de Tuin<strong>en</strong> van Lamia, werd, tot schande, slechts<br />

half verbrand <strong>en</strong> to<strong>en</strong> lichtelijk begrav<strong>en</strong>.<br />

Maar de Gek wreekte zich.<br />

Zijn schim spookte sedert, in de Tuin<strong>en</strong> van Lamia.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


108<br />

Van twee gestol<strong>en</strong> liefdegodjes, die gekocht <strong>en</strong> verkocht werd<strong>en</strong>...<br />

Bij het meer Mareotis, te Alexandrië, woonde to<strong>en</strong> e<strong>en</strong> familie van mand<strong>en</strong>makers,<br />

vader, moeder <strong>en</strong> tal van kinder<strong>en</strong>, jong<strong>en</strong>s <strong>en</strong> meisjes, die all<strong>en</strong> bies <strong>en</strong> riet sned<strong>en</strong><br />

aan de boord<strong>en</strong> van het meer <strong>en</strong> schamel brood zich wonn<strong>en</strong> met het vlecht<strong>en</strong> van<br />

allerlei mand<strong>en</strong>. Het leem<strong>en</strong> huisje verborg zich onder sycomor<strong>en</strong>-geboomte <strong>en</strong><br />

spiegelde zich in het diep heldere water van het mooie meer, waar in de roze<br />

dageraad de ibis op haar steltpoot droomde over het eilandje, welig van<br />

papyrushalm<strong>en</strong>, of in de parelmoêrige avond<strong>en</strong> vlucht<strong>en</strong> van kraanvogels he<strong>en</strong><br />

trokk<strong>en</strong> op terugvaart naar het Noord<strong>en</strong>.<br />

Tevred<strong>en</strong> met hun e<strong>en</strong>voudig lot, vlocht<strong>en</strong> de mand<strong>en</strong>makers, vader, moeder <strong>en</strong><br />

kinder<strong>en</strong>, ieder<strong>en</strong> dag, vlug <strong>en</strong> steeds vlugger, mand<strong>en</strong> <strong>en</strong> kooi<strong>en</strong> <strong>en</strong> korv<strong>en</strong>, die<br />

de kinder<strong>en</strong> daarna bracht<strong>en</strong> ter markt <strong>en</strong> verkocht<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> niet tevred<strong>en</strong> was<br />

Damis, de oudste zoon, e<strong>en</strong> heel mooie jong<strong>en</strong> van achtti<strong>en</strong>, omdat hij, al vlecht<strong>en</strong>de,<br />

in het roze licht van d<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>, of het zilver<strong>en</strong> licht van maanavond, aan d<strong>en</strong> boord<br />

van het meer, daar ginds, de marmer<strong>en</strong> villa's zag rijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> spiegel<strong>en</strong>, waar de<br />

mooiste vrouw<strong>en</strong> van Alexandrië woond<strong>en</strong>: de schitter<strong>en</strong>de hetaer<strong>en</strong>, wier<br />

schoonheid hij van verre bewonderde <strong>en</strong> voor zich w<strong>en</strong>schte, als hij ze daar feest<strong>en</strong><br />

zag met de rijke pretmakers, of var<strong>en</strong> over het meer, in met bloemfesto<strong>en</strong><br />

omslingerde gondels.<br />

Dan moest hij zich wel bek<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, dat nooit, omdat hij arm was, hij e<strong>en</strong>e dier<br />

schitter<strong>en</strong>de vrouw<strong>en</strong> zoû mog<strong>en</strong> omhelz<strong>en</strong> in het g<strong>en</strong>ot, dat Afrodite, de milde <strong>en</strong><br />

goud<strong>en</strong> glimlach<strong>en</strong>de, be-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


109<br />

veelt te plukk<strong>en</strong> als met hand<strong>en</strong>vol, hand<strong>en</strong>vol roz<strong>en</strong>. En somber vlocht hij zijn<br />

korv<strong>en</strong>, somber bracht hij ze met de jongere broêrtjes ter markt, <strong>en</strong> somber stiet hij<br />

de blonde Rhodope terug, het dichtertje van d<strong>en</strong> veerman naar d<strong>en</strong> klein<strong>en</strong> tempel<br />

der godin, midd<strong>en</strong> in het meer marmer opzuil<strong>en</strong>de, als e<strong>en</strong> elegant kleinood van<br />

marmerzuil<strong>en</strong> daar in het midd<strong>en</strong> van het meer sierlijkjes neêr gezet.<br />

Wel was Rhodope, zesti<strong>en</strong> jaar, heel mooi <strong>en</strong> zoo blond als honig, maar juist<br />

omdat zij zoo jong <strong>en</strong> zoo mooi was, <strong>en</strong> zoo heel veel van hèm hield, hield Damis<br />

niet veel van Rhodope <strong>en</strong> ging heel zijn hart uit naar die schitter<strong>en</strong>de, onbereikbare<br />

vrouw<strong>en</strong>, wier op<strong>en</strong> <strong>en</strong> toch voor hem ondoordringbare paleiz<strong>en</strong> d<strong>en</strong> boord van het<br />

meer omzoomd<strong>en</strong>, <strong>en</strong> weêrspiegeld<strong>en</strong> in het onvergelijkelijk heldere water. Want<br />

die vrouw<strong>en</strong>, zoo zij hem, in draagstoel in de stad, of in gondel over het meer, voorbij<br />

ging<strong>en</strong>, zag<strong>en</strong> hem zelfs niet aan, blikt<strong>en</strong> de prachtige, groote, geschilderde<br />

godinne-oog<strong>en</strong>, vòl belofte van wellust na wellust over hem, d<strong>en</strong> arm<strong>en</strong><br />

mand<strong>en</strong>maker, <strong>en</strong> hij klemde de vuist<strong>en</strong> in razernij, de tand<strong>en</strong> <strong>en</strong> lipp<strong>en</strong> in honger<br />

<strong>en</strong> dorst, <strong>en</strong> zon <strong>en</strong> zon <strong>en</strong> zon, hoe hij het onbereikbare g<strong>en</strong>ot zoû nader<strong>en</strong>.<br />

Somber, in slapelooze nacht<strong>en</strong>, om- <strong>en</strong> òmw<strong>en</strong>tel<strong>en</strong>d op zijn nauw hard bed, dat<br />

hij deelde met twee broêrtjes, zon hij <strong>en</strong> zon hij, maar vond niet, tot zeker Afrodite,<br />

de milde <strong>en</strong> goud<strong>en</strong> glimlach<strong>en</strong>de, zich ontfermde over zijn koorts<strong>en</strong> <strong>en</strong> hem<br />

g<strong>en</strong>adiglijk bezielde met e<strong>en</strong> ingeving. T<strong>en</strong> minste, di<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>d<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>, op de<br />

markt, wist hij te verkrijg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> oud<strong>en</strong>, bont<strong>en</strong> mantel, zoo als Cypersche kooplui<br />

drag<strong>en</strong>, twee groote koper<strong>en</strong> oorring<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> Frygiesche muts, <strong>en</strong> kleurige<br />

sandal<strong>en</strong>, alles oud <strong>en</strong> van ge<strong>en</strong> waarde, maar hèm toch van nut om zijn stil plan<br />

t<strong>en</strong> uitvoer te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. To<strong>en</strong>, des middags, op het heel stille uur, terwijl ouders <strong>en</strong><br />

broêrs <strong>en</strong> zusjes sliep<strong>en</strong>, wekte hij zijn twee jongste broêrtjes, twee beeldmooie<br />

knaapjes van vijf <strong>en</strong> van zes, <strong>en</strong> zeide h<strong>en</strong>, ze ieder nem<strong>en</strong>de in e<strong>en</strong> arm, teg<strong>en</strong><br />

zich aan:<br />

- Hoor e<strong>en</strong>s, broêrtjes, als je heel zoet wilt zijn <strong>en</strong> heel lief <strong>en</strong> precies do<strong>en</strong>, zoo<br />

als ik je zeg <strong>en</strong> niet anders, dan beloof ik je<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


110<br />

allerlei lekkers, honigkoekjes <strong>en</strong> gesuikerde lotos, nougât <strong>en</strong> gekristallizeerde dadels,<br />

àl die lekkere ding<strong>en</strong>, die je in de stad wel e<strong>en</strong>s hebt gezi<strong>en</strong> bij de dure pasteibakkers<br />

op de markt... Maar dan moet je precies do<strong>en</strong> wat ik zeg <strong>en</strong> zoete <strong>en</strong> verstandige<br />

broêrtjes zijn...<br />

De broêrtjes, zich de lipp<strong>en</strong> likk<strong>en</strong>de, beloofd<strong>en</strong> het Damis, <strong>en</strong> daar Damis heel<br />

handig was, vervaardigde hij met witte duiveveêr<strong>en</strong> <strong>en</strong> was heel aardige vleugeltjes,<br />

die hij vast wist te hecht<strong>en</strong> aan de schouders van de beide broêrtjes. Vlieg<strong>en</strong> kond<strong>en</strong><br />

zij er heelemaal niet meê, maar de was was zoo sterk <strong>en</strong> Damis zoo handig, dat de<br />

vleugeltjes parmantig blev<strong>en</strong> uitstaan, aan de schouderblad<strong>en</strong> van zijn twee broêrtjes,<br />

<strong>en</strong> zij er allerliefst meê uitzag<strong>en</strong>, als twee blonde cupidootjes.<br />

De ander<strong>en</strong> sliep<strong>en</strong> nog, <strong>en</strong> daarom kon Damis zich ongemerkt vermomm<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

zag er weldra uit met de kleurige sandal<strong>en</strong>, de koper<strong>en</strong> oorring<strong>en</strong>, d<strong>en</strong> Cypersch<strong>en</strong><br />

mantel <strong>en</strong> de Frygische muts, als e<strong>en</strong> reiz<strong>en</strong>d koopman van het Oost<strong>en</strong>. Hij nam<br />

to<strong>en</strong> twee groote vogelkooi<strong>en</strong>, die hij zelve gevlocht<strong>en</strong> had, <strong>en</strong> deed in iedere kooi<br />

e<strong>en</strong> van zijn broêrtjes, wat zij gewillig duldd<strong>en</strong>, omdat zij maar aldoor dacht<strong>en</strong> aan<br />

de honigkoekjes <strong>en</strong> gesuikerde lotos, de nougât <strong>en</strong> gekristallizeerde dadels, <strong>en</strong> zich<br />

aldoor maar de lipp<strong>en</strong> likt<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> nam Damis e<strong>en</strong> buigzam<strong>en</strong> stok, bevestigde de<br />

twee kooi<strong>en</strong> aan de uiteind<strong>en</strong>, <strong>en</strong> nam d<strong>en</strong> stok over zijn schouder, <strong>en</strong> terwijl de<br />

kooi<strong>en</strong> regelmatigjes wiegeld<strong>en</strong>, sloop hij met zijn vracht langs het meer, in de<br />

richting der onbereikbare paleiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> daar ginds.<br />

De twee cupidootjes begonn<strong>en</strong> luidkeels te schrei<strong>en</strong>, maar Damis riep:<br />

- Wil je je wel stil houd<strong>en</strong>, ondeug<strong>en</strong>de b<strong>en</strong>gels! Als je niet stil b<strong>en</strong>t, <strong>en</strong> heel zoet,<br />

<strong>en</strong> preciès doet zoo als ik gezegd heb, <strong>en</strong> niet preciès doet als of je van die kleine<br />

kereltjes b<strong>en</strong>t, die altijd om de godin, de goud<strong>en</strong> Afrodite, fladder<strong>en</strong>, zoo als je in<br />

haar eig<strong>en</strong> tempel op de marmer<strong>en</strong> bas-reliefs gezi<strong>en</strong> hebt, dan, domme jong<strong>en</strong>s,<br />

kan ik er niets aan do<strong>en</strong>, maar krijg je ge<strong>en</strong> honigkoekjes <strong>en</strong> nog minder gesuikerde<br />

lotos, <strong>en</strong> heelemaal ge<strong>en</strong> nougât <strong>en</strong> gekristallizeerde dadels...<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


111<br />

Het water liep de cupidootjes de gelikte lipp<strong>en</strong> over, <strong>en</strong> daarom war<strong>en</strong> zij stil, <strong>en</strong><br />

hurkt<strong>en</strong> neêr op d<strong>en</strong> bodem van de twee kooi<strong>en</strong>, die regelmatig wiegeld<strong>en</strong> aan<br />

Damis' buigzam<strong>en</strong> stok. En Damis, die e<strong>en</strong> sterke jong<strong>en</strong> was, liep vlug <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>dig<br />

door, langs het meer, <strong>en</strong> to<strong>en</strong> over de mooie sycomor<strong>en</strong>-allee, die naar de prachtige<br />

villa's leidt, waar nu, tussch<strong>en</strong> de zuil<strong>en</strong>, onder beschutt<strong>en</strong>de vela <strong>en</strong> in schaduw<br />

van pavillio<strong>en</strong><strong>en</strong> van roz<strong>en</strong> de heerlijke hetaer<strong>en</strong> van Alexandrië uitrustt<strong>en</strong> van de<br />

orgieën der vorige nacht.<br />

Damis, de naar Afrodite's g<strong>en</strong>ot smacht<strong>en</strong>de mooie mand<strong>en</strong>-jong<strong>en</strong>, k<strong>en</strong>de ze<br />

all<strong>en</strong> bij nam<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daar hij zijn plan rijpelijk had overdacht, haastte hij zich met<br />

regelmatig<strong>en</strong> tred naar de villa van de oude Theoclia. Hij zag haar reeds van verre,<br />

zoo als hij haar zoo dikwijls al had gezi<strong>en</strong>, ligg<strong>en</strong>de onder de roz<strong>en</strong>, lui op goud<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> toch zachte kuss<strong>en</strong>s, naast zich, op e<strong>en</strong> drievoet, ooft <strong>en</strong> sneeuw <strong>en</strong> Samoswijn,<br />

zijzelve in heel doorzichtig byssos omhuld, <strong>en</strong> hare vrouw<strong>en</strong> om haar he<strong>en</strong>, haar<br />

wuiv<strong>en</strong>de met pluim<strong>en</strong>scherm<strong>en</strong>, of tokkel<strong>en</strong>de aan kleine Egyptische harp<strong>en</strong>.<br />

Theoclia was oud: zij was zeker al vijftig jar<strong>en</strong>, maar zij was nog zeer verleidelijk,<br />

omdat zij de kunst wist van niet oud te word<strong>en</strong> <strong>en</strong> zeer geleerd was in geheel de<br />

wet<strong>en</strong>schap van de liefde: Afrodite had haar altijd met weldaad begunstigd <strong>en</strong><br />

daarom was zij ook heel rijk.<br />

To<strong>en</strong> Damis de villa naderde, waar hij tussch<strong>en</strong> de zuil<strong>en</strong> <strong>en</strong> roz<strong>en</strong>, <strong>en</strong> onder de<br />

purper<strong>en</strong> vela Theoclia bespeurde, riep hij nog eerst tot zijn broêrtjes:<br />

- Oppass<strong>en</strong>, hoor b<strong>en</strong>gels, niet huil<strong>en</strong>, <strong>en</strong> precies do<strong>en</strong>, wat ik je geleerd heb;<br />

d<strong>en</strong>k aan de koekjes <strong>en</strong> àl het lekkers...<br />

En to<strong>en</strong> riep hij met luide stem in Cypersch acc<strong>en</strong>t:<br />

- Koop!... Godjes te koop! Mooie, kleine godjes te koop! Wie koopt er mooie,<br />

kleine godjes!!<br />

Het was wel heel natuurlijk, dat de vrouw<strong>en</strong>, rondom Theoclia, die zich verveeld<strong>en</strong><br />

op dit uur van de siësta, met haar waaiers <strong>en</strong> haar muziek, uitzag<strong>en</strong> <strong>en</strong> hoord<strong>en</strong><br />

naar d<strong>en</strong> reiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> koopman, ook al zag hij er uit als iedere koopman, die kwam<br />

van het Oost<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> Frygische muts op, e<strong>en</strong> bonte mantel <strong>en</strong> kleurige sandal<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> groote ring<strong>en</strong> aan zijn oor<strong>en</strong>...<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


112<br />

- Koop! Godjes te koop! Wie koopt er mooie godjes!<br />

- Wàt verkoopt hij? vroeg Theoclia aan hare vrouw<strong>en</strong>, nieuwsgierig.<br />

- Het schijnt wel, of hij godjes verkoopt! riep<strong>en</strong> om hare meesteres de slavinn<strong>en</strong>.<br />

Het is wel heel vreemd, maar hij draagt twee korv<strong>en</strong>, in die zal hij zijn godjes hebb<strong>en</strong>.<br />

- Vraag hem wat voor godjes hij heeft! beval Theoclia, zeer nieuwsgierig.<br />

- Koopman! schreeuwde Deborah, de negerin. Wàt voor godjes verkoop je?<br />

- Lev<strong>en</strong>de liefdegoodjes! riep Damis terug. Mooie, gezonde, lev<strong>en</strong>de liefdegoodjes!<br />

Wie koopt er liefdegoodjes! Wie koopt er mooie, gezonde godjes!<br />

- Meesteres! zeide Deborah; hij verkoopt lev<strong>en</strong>de liefdegoodjes!<br />

- Dat is al heel bizonder! zei Theoclia.<br />

- En hij heeft ze in korv<strong>en</strong>: twee! riep<strong>en</strong> om haar de vrouw<strong>en</strong>.<br />

- Blonde liefdegoodjes, mèt vleugeltjes!<br />

- Ach, wat e<strong>en</strong> snoezige godjes! Ze duik<strong>en</strong> neêr in hun kooi<strong>en</strong>!<br />

- Ach, wat e<strong>en</strong> lieve godjes!<br />

Zoo riep<strong>en</strong> om Theoclia al hare vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> slavinn<strong>en</strong> <strong>en</strong> sloeg<strong>en</strong> van verrassing<br />

de hand<strong>en</strong> in e<strong>en</strong>.<br />

- Laat hem dan toch e<strong>en</strong>s kom<strong>en</strong>! beval ongeduldig Theoclia.<br />

Deborah w<strong>en</strong>kte d<strong>en</strong> koopman binn<strong>en</strong>, die nu tussch<strong>en</strong> de zuil<strong>en</strong> versche<strong>en</strong>, op<br />

d<strong>en</strong> drempel van e<strong>en</strong> dier onbereikbare paleiz<strong>en</strong>, d<strong>en</strong> buigzam<strong>en</strong> stok over zijn<br />

krachtig<strong>en</strong> schouder <strong>en</strong> daaraan de twee kooi<strong>en</strong> zacht wiegel<strong>en</strong>d, waarin hurkte,<br />

in elk, e<strong>en</strong> godje.<br />

De slav<strong>en</strong>, de slavinn<strong>en</strong> verzameld<strong>en</strong> zich, nieuwsgierig, <strong>en</strong> Theoclia fronste de<br />

brauw<strong>en</strong>.<br />

- Wie b<strong>en</strong> je? vroeg zij. Waar kom jij van daan? En hoe kom jij aan die godjes?<br />

Deborah bekeek ze van dichtbij.<br />

- Misschi<strong>en</strong>, fluisterde Deborah; is die koopman wel e<strong>en</strong> bedrieger, <strong>en</strong> zijn de<br />

godjes niet echt!<br />

Maar Theoclia beval:<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


113<br />

- Spreek op!<br />

- Ik b<strong>en</strong> e<strong>en</strong> reiz<strong>en</strong>d koopman van Cyprus, beweerde Damis met vreemd acc<strong>en</strong>t.<br />

Ik drijf handel in wonderbaarlijke zak<strong>en</strong>, <strong>en</strong> nu heeft het gunstig toeval gewild, dat<br />

ik twee liefdegodjes heb kunn<strong>en</strong> vang<strong>en</strong>, in het heilige roz<strong>en</strong>bosch van de godin<br />

Afrodite, om haar heiligst<strong>en</strong> tempel, op Cythera. De dotjes lag<strong>en</strong> te slap<strong>en</strong> tussch<strong>en</strong><br />

de roz<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ik had ze maar voorzichtig bij de wiekjes te grijp<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de wiekjes<br />

daarna te knipp<strong>en</strong>, zoo dat ze niet weg vlieg<strong>en</strong> kond<strong>en</strong>. Het zijn echte, gezonde<br />

godjes, <strong>en</strong> mooi <strong>en</strong> blond, als je bij ge<strong>en</strong> ander<strong>en</strong> koopman zoû koop<strong>en</strong>. Het zijn<br />

geluk- <strong>en</strong> jeugdaanbr<strong>en</strong>gertjes, weet je; wie ze bezit in zijn eig<strong>en</strong>dom, wordt nooit<br />

oud <strong>en</strong> heeft altijd geluk in de liefde: dat is bek<strong>en</strong>d van de liefdegodjes van Cythera;<br />

daarom word<strong>en</strong> ze thans zoo gezocht door alle bejaarde hetaer<strong>en</strong> in Ath<strong>en</strong>e, Ctezifon<br />

<strong>en</strong> Rome. Ik heb er al meer gevang<strong>en</strong>, <strong>en</strong> er verkocht in Ath<strong>en</strong>e <strong>en</strong> Ctezifon, <strong>en</strong> als<br />

ik deze twee niet verkoop te Alexandrië, omdat hier nu e<strong>en</strong>maal ge<strong>en</strong> bejaarde<br />

hetaer<strong>en</strong> zijn, dan reis ik er meê naar Rome, want daar zijn het allemaal oude dames,<br />

naar ze me hebb<strong>en</strong> verteld, <strong>en</strong> daar b<strong>en</strong> ik ze in e<strong>en</strong> oog<strong>en</strong>blik kwijt...<br />

En al weg gaand riep hij luid:<br />

- Koop! Godjes te koop! Wie koopt er mooie godjes...<br />

Maar Theoclia wonk hem terug.<br />

- En is de goud<strong>en</strong>e Afrodite niet heel boos, als er de godjes gestol<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uit<br />

haar roz<strong>en</strong>bosch? vroeg zij.<br />

- Niet als de koopman ze verkoopt aan e<strong>en</strong> bejaarde hetaere, want dan is Afrodite,<br />

de goud<strong>en</strong>e, blij, omdat haar oude di<strong>en</strong>ares weêr jong wordt...<br />

- Het is wonderbaar... zei Theoclia.<br />

Nu was er wel e<strong>en</strong>ige twijfel in Theoclia, maar zij was, als alle hetaer<strong>en</strong>, zeer<br />

bijgeloovig, <strong>en</strong> hoewel ze aan het bestaan der andere god<strong>en</strong> zelfs niet geloofde,<br />

geloofde zij alles van de goud<strong>en</strong>e Afrodite, <strong>en</strong> kon zij niet langer dan eéne sekonde<br />

twijfel<strong>en</strong>, dat deze twee jong<strong>en</strong>tjes godjes war<strong>en</strong> uit het roz<strong>en</strong>bosch van Cythera,<br />

<strong>en</strong> geluk- <strong>en</strong> jeugdaanbr<strong>en</strong>gertjes.<br />

- En hoeveel kost<strong>en</strong> dan wel die godjes? vroeg Theoclia.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


114<br />

- Nu, zeide de koopman; als u ze me allebei afkoopt, kan ik ze u lat<strong>en</strong> voor duiz<strong>en</strong>d<br />

ptolomeeën het stuk...<br />

Theoclia vond dat te duur, er werd over <strong>en</strong> weêr gedong<strong>en</strong>, gehandeld <strong>en</strong> eindelijk<br />

stond de koopman de beide godjes af voor zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>honderd-vijftig ptolomeeën.<br />

- Dat is voor niets! betuigde de koopman, blij; maar dan hoef ik niet met ze naar<br />

Rome... Nu wilde ik u alle<strong>en</strong> nog maar zegg<strong>en</strong>, dat de godjes wel uit de kooi<strong>en</strong><br />

mog<strong>en</strong>, omdat ze toch niet kunn<strong>en</strong> weg vlieg<strong>en</strong>, maar goed gevoed moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> wel dadelijk, met geconfijte lotos <strong>en</strong> honigkoekjes, met gekristallizeerde dadels<br />

<strong>en</strong> nougât. Anders et<strong>en</strong> ze niets <strong>en</strong> zonder dat gaan ze kwijn<strong>en</strong>.<br />

- Het zijn schatjes! zei Theoclia, verteederd, terwijl de vrouw<strong>en</strong> de beide kooi<strong>en</strong><br />

op<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> de godjes te voorschijn krop<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> beetje verleg<strong>en</strong>, <strong>en</strong> stijf van het<br />

hurk<strong>en</strong>, maar anders heel zoet. Het zijn schatjes! Gauw Deborah, haal geconfijte<br />

lotos...<br />

- En honigkoekjes! riep Damis.<br />

- En gekristallizeerde dadels <strong>en</strong> nougât! riep<strong>en</strong> de twee godjes gulzig, <strong>en</strong> niet<br />

meer verleg<strong>en</strong> <strong>en</strong> likt<strong>en</strong> zich al de lipjes.<br />

- Ik zal ze u netjes aflever<strong>en</strong>, zei Damis <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> fijn linn<strong>en</strong> doek, die m<strong>en</strong> hem<br />

gaf, poetste hij zelve de godjes op, stofte ze af <strong>en</strong> streek de vleugeltjes glad, terwijl<br />

hij zijn broêrtjes in het oor wist te fluister<strong>en</strong>:<br />

- Zie je wel, b<strong>en</strong>gels, als je maar zoet b<strong>en</strong>t <strong>en</strong> doet wat ik zeg, krijg je hier allerlei<br />

lekkers! Nu moet je maar niet anders do<strong>en</strong> dan of je echte godjes was uit het<br />

roz<strong>en</strong>bosch van de godin, <strong>en</strong> vooral mag je elkaâr niet aan de vleugeltjes trekk<strong>en</strong>,<br />

want als je die elkander af trekt, krijg je dadelijk ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel<strong>en</strong> dadel meer... Wees<br />

dus maar zoet <strong>en</strong> lief; dan kom ik je morg<strong>en</strong> hal<strong>en</strong>, als je je buikjes dik hebt<br />

gesnoept...<br />

Theoclia beval to<strong>en</strong> Deborah d<strong>en</strong> koopman uit te betal<strong>en</strong>, <strong>en</strong> terwijl de slavinn<strong>en</strong>,<br />

verrukt, de gulzige liefdegoodjes aan het voeder<strong>en</strong> war<strong>en</strong> met lekkers, groette Damis<br />

met de hand aan zijn Frygische muts <strong>en</strong> vertrok, luchtig, met de leêge kooi<strong>en</strong>.<br />

Zoodra hij buit<strong>en</strong> kwam, smeet hij zijn kooi<strong>en</strong> in het riet van<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


115<br />

het meer, <strong>en</strong> haastte hij zich naar de stad, naar de Zuil<strong>en</strong>gang bij het Muzeum, waar<br />

de blank getoga-de wijsgeer<strong>en</strong> wandeld<strong>en</strong>, maar waar ook de mooiste winkels<br />

war<strong>en</strong>. Daar kocht hij zich bij e<strong>en</strong> voornam<strong>en</strong> kleêrmaker e<strong>en</strong> hyacinthkleurige, met<br />

palm<strong>en</strong> geborduurde tuniek, fijn ondergoed, purper<strong>en</strong>, met goud beslag<strong>en</strong> sandal<strong>en</strong>,<br />

bij e<strong>en</strong> juwelier e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel<strong>en</strong> ring met robijn, <strong>en</strong> haastte zich weg naar de Therm<strong>en</strong>,<br />

nam e<strong>en</strong> driedubbel bad, liet zich kapp<strong>en</strong> <strong>en</strong> zalv<strong>en</strong> <strong>en</strong> kleed<strong>en</strong>, aan all<strong>en</strong>, die hem<br />

bedi<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, vertell<strong>en</strong>de, dat hij e<strong>en</strong> jong Frygiesch koopman was, die rijk was<br />

geword<strong>en</strong> <strong>en</strong> nu feest vier<strong>en</strong> wilde te Alexandrië, de stad der duiz<strong>en</strong>d g<strong>en</strong>ieting<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> aller wellust<strong>en</strong> paradijs. En to<strong>en</strong> hij dus gekleed <strong>en</strong> gezalfd was, zag hij er in der<br />

daad uit als e<strong>en</strong> heel mooie jong<strong>en</strong> van goede familie, maar telde in zijn palm -<br />

Alexandrië was duur - niet meer over dan zes ptolomeeën <strong>en</strong> wat luttel zilvergeld.<br />

Het was wel héel weinig, maar de goud<strong>en</strong>e Afrodite lachte g<strong>en</strong>adig over d<strong>en</strong>,<br />

naar g<strong>en</strong>ot smacht<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, mand<strong>en</strong>maker, <strong>en</strong> de godin goot nieuw<strong>en</strong> moed in zijn<br />

hart, dat klopte van heeter <strong>en</strong> heeter verlang<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> draagstoel liet Damis, om<br />

zijn sandal<strong>en</strong> niet te bederv<strong>en</strong>, zich terug drag<strong>en</strong> naar het Mareotis-meer, naar de<br />

sycomor<strong>en</strong>-allee, die al somberde van de avondschaduw<strong>en</strong>, terwijl de maan rees<br />

over het meer, <strong>en</strong> aan de boord<strong>en</strong> de villa's der hetaer<strong>en</strong> al op begonn<strong>en</strong> te glinster<strong>en</strong><br />

van hier <strong>en</strong> daar ontstok<strong>en</strong> luchters.<br />

- Waarhe<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> wij uw heerschap drag<strong>en</strong>? vroeg de voorste der twee<br />

stoeldragers.<br />

- Naar het buit<strong>en</strong>verblijf van de schoone Melytta! antwoordde Damis, met e<strong>en</strong><br />

schorre stem, klopp<strong>en</strong>d hart, trill<strong>en</strong>de vingers...<br />

Melytta, o zij was de schoonste! Van alle, die door hem - als hij ze, versmaad,<br />

onopgemerkt, voorbij ging - verlangde schitter<strong>en</strong>de vrouw<strong>en</strong>, begeerde hij het meest<br />

Melytta, slank van led<strong>en</strong>, weelderig van vorm<strong>en</strong>, heerlijk <strong>en</strong> onbereikbaar, smacht<strong>en</strong>d<br />

smaragd van oog<strong>en</strong> <strong>en</strong> zonneschijnblond van lang, golv<strong>en</strong>d haar; langs haar<br />

draagstoel gaande, had hij haar geur lang, lang gesnov<strong>en</strong> <strong>en</strong> heugde zich di<strong>en</strong> nog:<br />

myrrhe <strong>en</strong> amber <strong>en</strong> dan dat on-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


116<br />

bek<strong>en</strong>de, die geur, die hem steeg naar het hoofd, <strong>en</strong> hem dronk<strong>en</strong> van verlang<strong>en</strong><br />

maakte.<br />

Melytta! Zij was de schoonste! Zij was als melk <strong>en</strong> myrrhe, als honig <strong>en</strong> amber;<br />

zij was als e<strong>en</strong> blonde druiv<strong>en</strong>tros; o, zij moest zijn als e<strong>en</strong> drinkschaal van Jupiter!<br />

Hare boezem de eig<strong>en</strong> tortels van Afrodite! Hare omhelzing, e<strong>en</strong>e vergoddelijking!<br />

De stoeldragers hield<strong>en</strong> stil voor e<strong>en</strong> villa: tussch<strong>en</strong> de zuil<strong>en</strong> ontstak<strong>en</strong><br />

negerslav<strong>en</strong> geurvat<strong>en</strong>.<br />

- Wat verlangt uw heerschap? vroeg nederig de Libysche portier, slaafsch groet<strong>en</strong>d<br />

d<strong>en</strong> jongman, rijk gedost.<br />

Damis, bev<strong>en</strong>de, betaalde zijn dragers mild, met é<strong>en</strong> ptolomee <strong>en</strong> wat zilver<br />

kleingeld. To<strong>en</strong>, de vijf overig<strong>en</strong>, die hem restt<strong>en</strong>, drukk<strong>en</strong>de in de hand van d<strong>en</strong><br />

portier, zeide hij, met schorre stem, klopp<strong>en</strong>d hart, trill<strong>en</strong>de vingers:<br />

- Ik w<strong>en</strong>sch... de schoone Melytta te zi<strong>en</strong>... Zeg haar, dat er e<strong>en</strong> rijk Frygiesch<br />

koopman is, die haar e<strong>en</strong> mededeeling w<strong>en</strong>scht te do<strong>en</strong> van het grootste gewicht...<br />

De portier boog tot d<strong>en</strong> grond <strong>en</strong> haastte zich de boodschap naar zijn meesteres<br />

te z<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, die, nieuwsgierig, d<strong>en</strong> Frygiesch<strong>en</strong> koopman in haar kleedvertrek binn<strong>en</strong><br />

deed leid<strong>en</strong>, waar zij tussch<strong>en</strong> hare om haar bezige vrouw<strong>en</strong> gezet<strong>en</strong> was voor<br />

groote metal<strong>en</strong> spiegels, op drievoet naast zich tal van sierlijke potjes, albast<strong>en</strong><br />

kruikjes <strong>en</strong> kleine amfoortjes.<br />

- Wel koopman! riep de blonde Melytta, zonder het hoofd om te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, want<br />

e<strong>en</strong> slavin schilderde juist haar w<strong>en</strong>kbrauw<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zij hield zich roerloos. Welke<br />

gewichtige mededeeling w<strong>en</strong>sch je te do<strong>en</strong>?<br />

Damis was zeer ontroerd, zijn stem voelde hij schor, zijn hart klopte <strong>en</strong> zijn vingers<br />

trild<strong>en</strong> <strong>en</strong> sidderd<strong>en</strong>: hijzelve sidderde van verlang<strong>en</strong>, maar toch bemeesterde hij<br />

zich <strong>en</strong> sprak:<br />

- Schoone Melytta, in der daad zal mijn mededeeling er e<strong>en</strong> zijn van gewicht voor<br />

u. Want hoor: de priesters van de goud<strong>en</strong>e Afrodite van Cythera, vertoornd, omdat<br />

er twee liefdegodjes gestol<strong>en</strong> zijn uit het roz<strong>en</strong>bosch van het heiligdom der godin,<br />

<strong>en</strong> verkocht in Alexandrië aan e<strong>en</strong> héel bejaarde hetaere, zond<strong>en</strong> mij<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


117<br />

hierhe<strong>en</strong>, opdat ik met alle macht van list <strong>en</strong> geld die godjes terug zoû koop<strong>en</strong>. Maar<br />

alle<strong>en</strong> kan ik, hoe listig ik b<strong>en</strong> <strong>en</strong> hoe rijk ook, niet mijn plan volvoer<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daarom,<br />

o Melytta, o mooie Melytta, b<strong>en</strong> ik hierhe<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong> om te vrag<strong>en</strong>: help mij, sta<br />

mij bij <strong>en</strong> de godin van Cythera zal u gunstig zijn <strong>en</strong> u met weldaad van liefde <strong>en</strong><br />

van goud overstelp<strong>en</strong>!<br />

T<strong>en</strong> uiterste verbaasd over die gestol<strong>en</strong> <strong>en</strong> verkochte liefdegodjes, w<strong>en</strong>dde Melytta<br />

zich op het onverwachts om - zoo dat hare vrouw e<strong>en</strong> veeg antimonium dóortrok<br />

tot haar parelmoêr<strong>en</strong>, klein rozig oortje - <strong>en</strong> to<strong>en</strong> zàg zij d<strong>en</strong> Frygiesch<strong>en</strong> koopman.<br />

- Zijn er waarlijk twee liefdegodjes gestol<strong>en</strong> uit het roz<strong>en</strong>bosch van de godin?<br />

vroeg zij verbaasd <strong>en</strong> alle vrouw<strong>en</strong> om haar verbaasd.<br />

- En verkocht door e<strong>en</strong> reiz<strong>en</strong>d koopman, hier, in Alexandrië! betuigde Damis.<br />

Maar Melytta's verwondering steeg.<br />

- En b<strong>en</strong> JIJ e<strong>en</strong> koopman uit Frygië?! Je ziet er eer uit als de zoon van e<strong>en</strong><br />

Archont!<br />

- Ik b<strong>en</strong>, zeide Damis met nederigheid; toch niet anders dan e<strong>en</strong> Frygiesch<br />

koopman, maar ik kleed mij als e<strong>en</strong> Alexandrijn, <strong>en</strong> ik b<strong>en</strong> vermog<strong>en</strong>d <strong>en</strong> de priesters<br />

hebb<strong>en</strong> nog daarbij mij volmacht gegev<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> geld te spar<strong>en</strong> om de liefdegodjes<br />

terug te koop<strong>en</strong>.<br />

To<strong>en</strong> trok hij d<strong>en</strong> robijn<strong>en</strong> ring van zijn vinger, <strong>en</strong> zeide, di<strong>en</strong> schuiv<strong>en</strong>de aan<br />

Melytta's vinger, sidder<strong>en</strong>de van aando<strong>en</strong>ing bij die beroering:<br />

- Zoû Melytta mij will<strong>en</strong> help<strong>en</strong> <strong>en</strong> door mij de priesters van de godin, die heel<br />

toornig is, omdat haar liefdegodjes gestol<strong>en</strong> zijn?<br />

- Als ik kan, me<strong>en</strong>de Melytta, vol belang, terwijl haar vrouw<strong>en</strong> haar schoeid<strong>en</strong><br />

met parelbestikte sandaaltjes. Maar WIE heeft die godjes gekocht?<br />

- Theoclia! zei Damis.<br />

- Theoclia! riep Melytta uit.<br />

- Theoclia! riep<strong>en</strong> de vrouw<strong>en</strong>.<br />

- De liefdegodjes, zei Damis; zijn geluk- <strong>en</strong> jeugdaanbr<strong>en</strong>gertjes, <strong>en</strong> Theoclia<br />

wordt heel oud <strong>en</strong> schaars werd<strong>en</strong> haar minnaars.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


118<br />

- En wat kan ik do<strong>en</strong>? vroeg Melytta.<br />

- Naar Theoclia gaan, zei Damis; <strong>en</strong> de godjes listiglijk van haar koop<strong>en</strong>, voor de<br />

som van vijfti<strong>en</strong>honderd ptolomeeën het stuk. Drieduiz<strong>en</strong>d ptolomeeën het paar.<br />

Meer will<strong>en</strong> de priesters voor de gestol<strong>en</strong> godjes niet gev<strong>en</strong>. En als IK ga, <strong>en</strong> zij<br />

hoort, dat ik afgezant b<strong>en</strong> van de priesters, vraagt zij, de god<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> hoe<br />

veel!<br />

- Als zij de godjes maar afstaan wil! twijfelde Melytta. En, mooie koopman, zeg...<br />

wat krijg IK nu voor mijn moeite, als ik slaag? Wat krijg ik, nev<strong>en</strong>s dez<strong>en</strong> ring!<br />

- De beide liefdegodjes, zei Damis. Want zij behoev<strong>en</strong> niet terug gevoerd word<strong>en</strong><br />

naar Cythera. De priesters war<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> vertoornd, <strong>en</strong> de godin met h<strong>en</strong>, omdat zij<br />

gestol<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, zeer zeker, maar to<strong>en</strong> verkocht aan e<strong>en</strong> bejaarde hetaere, maar<br />

e<strong>en</strong> jonge, mooie... o, de mooiste, allermooiste, de allerheerlijkste hetaere van<br />

Alexandrië, de zonneschijnblonde Melytta... zij mag de beide godjes houd<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

haar zull<strong>en</strong> zij eeuwig jong, heerlijk <strong>en</strong> goud houd<strong>en</strong>... als ware zij de godin zelve!<br />

- Mag IK de twee godjes houd<strong>en</strong>! riep Melytta verrukt, <strong>en</strong> de vrouw<strong>en</strong> om haar<br />

verrukt.<br />

- Zoo zeid<strong>en</strong> de priesters...<br />

- Goed, koopman. Ik ga dadelijk. Geef mij de drieduiz<strong>en</strong>d ptolomeeën.<br />

- Schoone, verrukkelijk schoone Melytta, zei Damis. De priesters van Cythera<br />

k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> de listigheid van Alexandrië's schoone hetaer<strong>en</strong>. Zij vreez<strong>en</strong>, dat, zoo ik te<br />

vor<strong>en</strong> de drieduiz<strong>en</strong>d ptolomeeën u gaf, gij ze onder weg zoudt verliez<strong>en</strong>... <strong>en</strong><br />

onverrichter zake terug zoudt kom<strong>en</strong>. Ne<strong>en</strong>, schoone, verrukkelijk schoone Melytta,<br />

de priesters van Cythera w<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>, dat gij die luttele som van drieduiz<strong>en</strong>d<br />

ptolomeeën, als e<strong>en</strong> rijke di<strong>en</strong>ares der godin, har<strong>en</strong> priesters voorschiet: gij koopt<br />

listiglijk de godjes, <strong>en</strong> zij blijv<strong>en</strong> u tot pand, <strong>en</strong> word<strong>en</strong> aan het eind uw eig<strong>en</strong>dom,<br />

de twee aardige gelukaanbr<strong>en</strong>gertjes...<br />

Nu wist Melytta anders wèl goed te rek<strong>en</strong><strong>en</strong>, maar op dit oog<strong>en</strong>blik was zij zóo<br />

ontroerd door des koopmans verhaal van die<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


119<br />

gestol<strong>en</strong> godjes, <strong>en</strong> zoo nieuwsgierig ze beid<strong>en</strong> te zi<strong>en</strong>, dat zij de tel kwijt was <strong>en</strong><br />

bevel<strong>en</strong> gaf - zij was in gaz<strong>en</strong> peplos <strong>en</strong> byssos mantel gekleed, met groote cameeën<br />

aan hare slap<strong>en</strong> - haar draagstoel te lat<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>, om dadelijk naar Theoclia<br />

te gaan.<br />

En zij ging in groote ontroering, <strong>en</strong> in ontroering bleef Damis wacht<strong>en</strong>, want daar<br />

was hij in Melytta's villa, in hare geurige vertrekk<strong>en</strong>; daar rustte hij, afwacht<strong>en</strong>d, op<br />

heur eig<strong>en</strong> saffraankleurig bedde <strong>en</strong> beidde, met e<strong>en</strong> hoofd, waaraan de slap<strong>en</strong> als<br />

hamers klopt<strong>en</strong>.<br />

Nu war<strong>en</strong> intussch<strong>en</strong> bij Theoclia de twee liefdegodjes aan het kibbel<strong>en</strong> geraakt<br />

over geconfijte lotos <strong>en</strong> honigkoekjes <strong>en</strong> gekristallizeerde dadels, elkander het<br />

lekkers misgunn<strong>en</strong>d <strong>en</strong> zij war<strong>en</strong> slaags geraakt, <strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> elkaâr aan de vleugels<br />

getrokk<strong>en</strong> <strong>en</strong> de wiekjes uit- <strong>en</strong> afgerukt, zoodat tot hàre woede, tot leedvermaak<br />

van Deborah <strong>en</strong> verbazing van alle hare vrouw<strong>en</strong>, Theoclia moest erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, dat<br />

de godjes lang niet echt war<strong>en</strong> <strong>en</strong> de Frygiesche koopman haar had bedrog<strong>en</strong>. Het<br />

was op dit oog<strong>en</strong>blik, dat Melytta haar bezoek<strong>en</strong> kwam <strong>en</strong> listiglijk zeide, na Theoclia<br />

voor d<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>d<strong>en</strong> avond op e<strong>en</strong> orgie t<strong>en</strong> har<strong>en</strong>t, Melytta, te hebb<strong>en</strong> g<strong>en</strong>ood:<br />

- Ik zoû alle<strong>en</strong> zoo gaarne e<strong>en</strong> paar liefdegodjes er bij will<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>! Het zijn<br />

tev<strong>en</strong>s gelukaanbr<strong>en</strong>gertjes <strong>en</strong> ze word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>woordig véel gevraagd in Ath<strong>en</strong>e,<br />

Ctezifon <strong>en</strong> Rome, maar ik geloof niet, dat er te Alexandrië te koop zijn... Ik zoû<br />

anders, o Theoclia, zoo dol graag twee liefdegodjes koop<strong>en</strong>.<br />

Theoclia spitste van blijdschap op <strong>en</strong> zeide to<strong>en</strong>, schijnbaar onverschillig:<br />

- Ik heb juist e<strong>en</strong> poos geled<strong>en</strong> e<strong>en</strong> paar liefdegodjes gekocht; aardige, gezonde,<br />

lev<strong>en</strong>de liefdegodjes, van e<strong>en</strong> reiz<strong>en</strong>d Frygiesch koopman, die ze gestol<strong>en</strong> had uit<br />

het roz<strong>en</strong>bosch van Cythera, maar ik vind het lastige kinder<strong>en</strong>, <strong>en</strong> als je ze koop<strong>en</strong><br />

wil, Melytta, sta ik ze gaarne af, voor d<strong>en</strong> prijs, di<strong>en</strong> ik er voor betaalde: dat is<br />

drieduiz<strong>en</strong>d ptolomeeën het stuk.<br />

Die prijs was Melytta veel te hoog, <strong>en</strong> zij dong<strong>en</strong> <strong>en</strong> handeld<strong>en</strong><br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


120<br />

<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> het e<strong>en</strong>s voor drieduiz<strong>en</strong>d ptolomeeën het paar, - de prijs, die naar<br />

Melytta me<strong>en</strong>de, de priesters der godin over hadde om de twee liefdegodjes niet in<br />

bezit te lat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> bejaarde hetaere.<br />

Intussch<strong>en</strong> had Theoclia aan hare vrouw<strong>en</strong> bevel<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> de wiekjes van de<br />

twee godjes, zoo goed <strong>en</strong> zoo kwaad als het kon, te repareer<strong>en</strong> met de stevigste<br />

was, die te vind<strong>en</strong> was, <strong>en</strong> to<strong>en</strong> dit was geschied, voerde de negerin Deborah de<br />

godjes ieder aan e<strong>en</strong> handje naar Melytta, die ze twee dotjes vond, drieduiz<strong>en</strong>d<br />

ptolomeeën betaalde <strong>en</strong> met ze in haar draagstoel vertrok.<br />

Zij war<strong>en</strong> beid<strong>en</strong> tevred<strong>en</strong>: Theoclia, omdat ze twaalfhonderdvijftig ptolomeeën<br />

gewonn<strong>en</strong> had <strong>en</strong> de valsche godjes kwijt was; Melytta, omdat zij niet twijfelde e<strong>en</strong><br />

goede zaak te hebb<strong>en</strong> gedaan.<br />

Het was geheel nacht geword<strong>en</strong>, to<strong>en</strong> Melytta in hare villa terug kwam, waar<br />

Damis haar wachtte, <strong>en</strong> zij trok de godjes, slaperig, ieder aan e<strong>en</strong> handje, naar<br />

binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> riep:<br />

- Ik hèb de twee godjes, koopman!<br />

Maar zij voegde er dadelijk aan toe:<br />

- Maar ik weet niet wat zij hebb<strong>en</strong>: ze hebb<strong>en</strong> slaap <strong>en</strong> schijn<strong>en</strong> ziek; <strong>en</strong> in mijn<br />

draagstoel kromp<strong>en</strong> ze van de pijn, <strong>en</strong> nu vind ik hun vleugeltjes ook niet heel gaaf:<br />

er miss<strong>en</strong> veêr<strong>en</strong> uit!<br />

- Dat doet er niet toe, zei Damis. Theoclia heeft ze klaarblijkelijk verwaarloosd <strong>en</strong><br />

slecht gevoed, ze niets gegev<strong>en</strong> dan lekkers... Als de godjes goed word<strong>en</strong> verzorgd,<br />

<strong>en</strong> verpleegd bij e<strong>en</strong> jonge hetaere, die om haarzelve bemind wordt, dan kom<strong>en</strong> ze<br />

dadelijk bij, <strong>en</strong> word<strong>en</strong> gezonde <strong>en</strong> tierige gelukaanbr<strong>en</strong>gertjes...<br />

- Dus geloof je, zeide Melytta vol belang; dat ze zoo slaperig <strong>en</strong> ziek zijn, <strong>en</strong> zoo<br />

krimp<strong>en</strong> van de buikpijn <strong>en</strong> zulke armelijke vleugeltjes hebb<strong>en</strong>, alle<strong>en</strong> omdat Theoclia<br />

niet...?<br />

- Zeer zeker, geloof ik dat, zei Damis, bleek <strong>en</strong> ernstig. Bij e<strong>en</strong> bejaarde hetaere<br />

als Theoclia houdt ge<strong>en</strong> liefdegodje het uit. De arme stakkers...: na e<strong>en</strong> paar dag<strong>en</strong><br />

zoûd<strong>en</strong> ze zijn gestorv<strong>en</strong>... van louter ontbering, trots al het snoepgoed, waarmeê<br />

zij ze voedde...<br />

To<strong>en</strong> zag Damis Melytta vurig aan <strong>en</strong> vol welbehag<strong>en</strong> Melytta Damis.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


121<br />

- Dat is alles goed <strong>en</strong> wel, zei Melytta. We zijn alle<strong>en</strong>, de nacht is om ons he<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

zeer zeker zoud<strong>en</strong> wij beid<strong>en</strong> gemakkelijk de liefdegodjes, die daar nu op dat bedde<br />

ziek <strong>en</strong> slap teg<strong>en</strong> elkander ligg<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> gezond mak<strong>en</strong> tot tierige<br />

gelukaanbr<strong>en</strong>gertjes, maar...<br />

- Maar...? vroeg angstig Damis.<br />

- Ik heb, koopman, de goud<strong>en</strong>e Afrodite e<strong>en</strong> onsch<strong>en</strong>dbare belofte gedaan, in<br />

het heiligdom van het meer.<br />

- En die is?<br />

- Ge<strong>en</strong> minnaar te nem<strong>en</strong>, die niet getrouwd is. Heb jij e<strong>en</strong> vrouw in Frygië...?<br />

- Ne<strong>en</strong>! bek<strong>en</strong>de Damis verrast, bijna bezwijm<strong>en</strong>de van teleurstelling. Maar wat<br />

doet zoo e<strong>en</strong> belofte er toe?!<br />

- Doet zoo e<strong>en</strong> belofte er niet toe? riep Melytta verbolg<strong>en</strong>. Het zoû heiligsch<strong>en</strong>nis<br />

zijn, wat je daar voorstelt!<br />

- Nu ja dan, Melytta, ik BEN getrouwd!<br />

- Ne<strong>en</strong>! riep Melytta; je liegt! Je b<strong>en</strong>t veel te jong om getrouwd te zijn, dat heb ik<br />

wel dadelijk gemerkt!<br />

- O, Melytta! riep Damis sidder<strong>en</strong>d. Kijk toch naar de twee liefdegodjes! Hoe slap<br />

<strong>en</strong> ziek ze daar ligg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> elkaâr, met armelijke, rui<strong>en</strong>de vleugeltjes, <strong>en</strong> ze krimp<strong>en</strong><br />

van de buikpijn!<br />

- Ja, zei Melytta; <strong>en</strong> voor die zieke godjes heb ik drieduiz<strong>en</strong>d ptolomeeën betaald!<br />

- Die ik je morg<strong>en</strong> ocht<strong>en</strong>d, o Melytta, terug geef uit naam van de priesters van<br />

Cythera! Morg<strong>en</strong>, o Melytta, als deze nacht is voleindigd, o heerlijke, mooie Melytta!<br />

Morg<strong>en</strong> ocht<strong>en</strong>d, o Melytta... als de liefdegodjes weêr fleurig <strong>en</strong> tierig zijn, <strong>en</strong> hun<br />

vleugeltjes nieuwe veêr<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gekreg<strong>en</strong>! O, Melytta, Melytta!<br />

- Het is alles goed <strong>en</strong> wel, zeide Melytta; maar je b<strong>en</strong>t niet getrouwd, <strong>en</strong> de godin<br />

zal mij toornig zijn als ik mijn belofte verbreek <strong>en</strong> voor mijn tijd mij oud <strong>en</strong> leelijk<br />

mak<strong>en</strong>...<br />

- Ne<strong>en</strong>, o Melytta, o heerlijk mooie Melytta, want zelfs al verbreek je je gelofte, je<br />

behoudt toch de twee liefdegodjes, <strong>en</strong> die zijn gelukaanbr<strong>en</strong>gertjes... Maar we<br />

moet<strong>en</strong> niet talm<strong>en</strong>, o Melytta, want anders gaan de godjes dood!! En als ze dood<br />

zijn, o<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


122<br />

Melytta, gev<strong>en</strong> de priesters je nooit de drieduiz<strong>en</strong>d ptolomeeën terug!<br />

Nu werd Melytta geheel overstuur, <strong>en</strong> zij riep, radeloos loop<strong>en</strong>de op <strong>en</strong> neêr:<br />

- Alles goed <strong>en</strong> wel, maar ik kàn, zelfs niet om e<strong>en</strong> fortuin, mijn belofte aan Afrodite<br />

sch<strong>en</strong>d<strong>en</strong>! Afrodite, ik sch<strong>en</strong>d mijn belofte u niet!<br />

- Afrodite zal minder boos op je zijn, o heerlijke, mooie Melytta, als je je belofte<br />

maar sch<strong>en</strong>dt, dan als je de godjes laat sterv<strong>en</strong>!<br />

- De akelige, vuile wicht<strong>en</strong>! riep Melytta vertoornd uit. Kijk, wat ze gedaan hebb<strong>en</strong><br />

op mijn rustbank!<br />

- Dat is om dat je zoo talmt, o Melytta, o Melytta...<br />

- Alles goed <strong>en</strong> wel! riep Melytta, de wanhoop nabij, terwijl zij Damis, die haar<br />

wilde omarm<strong>en</strong>, terug stiet; maar je moet eerst getrouwd zijn!<br />

- Ik bèn getrouwd, o Melytta...<br />

- Ne<strong>en</strong>, je liegt: ik moet wét<strong>en</strong>, dat je getrouwd b<strong>en</strong>t!<br />

- Laat mij dan trouw<strong>en</strong>, Melytta...<br />

- Goed, ja, ik zal je do<strong>en</strong> trouw<strong>en</strong>...<br />

- Maar onderwijl sterv<strong>en</strong> de liefdegodjes, o Melytta, o, Melytta! weeklaagde Damis<br />

in wanhoop, niet om de godjes, maar wel om zich.<br />

Maar Melytta sloeg hard op e<strong>en</strong> gong <strong>en</strong> alle slav<strong>en</strong>, slavinn<strong>en</strong> liep<strong>en</strong> van alle<br />

kant<strong>en</strong> aan.<br />

- Chloë, riep Melytta haar vertrouwde slavin <strong>en</strong> huishoudster toe. Gauw, laat die<br />

twee liefdegodjes toch verzorg<strong>en</strong> <strong>en</strong> reinig<strong>en</strong> <strong>en</strong> te bedde legg<strong>en</strong> <strong>en</strong> geef ze<br />

kamillebloesem, <strong>en</strong> dan Chloë, hoor: ik moet oog<strong>en</strong>blikkelijk e<strong>en</strong> bruid hebb<strong>en</strong> voor<br />

dez<strong>en</strong> jongman, die zich Frygiesch koopman noemt, maar de zoon is van e<strong>en</strong><br />

Archont, <strong>en</strong> niet gehuwd is: hij is nog zoo jong! Jong is hij, o Chloë, begrijp je, niet<br />

getrouwd is hij: hij is nog zoo jong! Jong is hij, o Chloë, e<strong>en</strong> Archont<strong>en</strong>zoon, schatrijk,<br />

<strong>en</strong> wat is hij mooi, o Chloë, wat e<strong>en</strong> mooie jong<strong>en</strong> is hij, hij is mooier dan Lyzias,<br />

mijn hartelief, hij is mooi <strong>en</strong> jong <strong>en</strong> rijk, maar o Chloë, hij is niet getrouwd, <strong>en</strong> ik<br />

kan mijn belofte aan Afrodite niet<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


123<br />

sch<strong>en</strong>d<strong>en</strong>! O Chloë, o lieve Chloë, met goud zal ik je overstelp<strong>en</strong>; ge<strong>en</strong> arbeid zal<br />

je meer te verricht<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in mijn huis, maar vind mij e<strong>en</strong> bruid, vind mij e<strong>en</strong> bruid<br />

voor dez<strong>en</strong> jongman, opdat wij hem dadelijk, onverwijld uithuw<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong>, o Chloë!!<br />

Hier in huis, o Chloë, zijn niet anders dan mijn slavinn<strong>en</strong> <strong>en</strong> ik <strong>en</strong> slavinn<strong>en</strong> mog<strong>en</strong><br />

zoo min huw<strong>en</strong> als hetaer<strong>en</strong>; o Chloë, lieve Chloë, VIND mij e<strong>en</strong> vrij meisje, e<strong>en</strong><br />

bruid voor mijn minnaar, o dadelijk!!<br />

Zoo drong Melytta haar trouwe slavin, <strong>en</strong> terwijl de liefdegodjes in twee bedjes<br />

werd<strong>en</strong> verzorgd <strong>en</strong> kamille-thee hun werd toegedi<strong>en</strong>d, bedacht Chloë zich ev<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> fluisterde:<br />

- Ik weet wel e<strong>en</strong> bruid voor dez<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> man, maar het is e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudig meisje<br />

uit het volk; beter is het echter hem dit niet te zegg<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hem in d<strong>en</strong> waan te lat<strong>en</strong>,<br />

dat zij ev<strong>en</strong>boortig hem is...<br />

- En wie is dat meisje, Chloë? vroeg Melytta, sidder<strong>en</strong>d van verwachting, <strong>en</strong><br />

geheel ontroerd na àl hare bedwong<strong>en</strong> aando<strong>en</strong>ing.<br />

- Rhodope, het kleine dochtertje van d<strong>en</strong> veerman naar het heiligdom! fluisterde<br />

slim de trouwe Chloë.<br />

- Haal haar dadelijk hier! riep Melytta. Geef haar geld, geef haar vader geld, maar<br />

haal haar hier... <strong>en</strong> zeg haar, dat zij e<strong>en</strong> koopman uit Frygië trouw<strong>en</strong> zal, die eig<strong>en</strong>lijk<br />

de zoon is van e<strong>en</strong> Archont!<br />

Bevel<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> <strong>en</strong> Melytta naderde Damis, die op e<strong>en</strong> bedde was<br />

neêrgezonk<strong>en</strong>, het gelaat in de hand<strong>en</strong> verborg<strong>en</strong>.<br />

- O Melytta! weeklaagde hij. O dierbare Melytta... de godjes zull<strong>en</strong> sterv<strong>en</strong>!<br />

- Ne<strong>en</strong>, mijn lieveling! fluisterde in koorts Melytta. Ze zull<strong>en</strong> niet sterv<strong>en</strong>; ik heb<br />

je te lief! O, ik heb je zoo lief, maar alle<strong>en</strong>... heb geduld, heb geduld, mijn lieveling!<br />

Tot ik je bruid je heb voorgesteld, tot ik je uitgehuwd heb, o lieveling... Heb geduld:<br />

ne<strong>en</strong>, omhels mij nog niet! D<strong>en</strong>k, dat ik e<strong>en</strong> gelofte deed, <strong>en</strong> Afrodite niet toornig<br />

wil mak<strong>en</strong>! En opdat de tijd ons niet te lang schijne, zal ik bevel<strong>en</strong>, dat m<strong>en</strong> ons e<strong>en</strong><br />

avondmaal voor zette, <strong>en</strong> zal er muziek om ons zijn, <strong>en</strong> dans! Hola daar, br<strong>en</strong>g wijn,<br />

pauwbraad <strong>en</strong> ortolan<strong>en</strong>, br<strong>en</strong>g ooft <strong>en</strong> sneeuw; stem de harp<strong>en</strong>, dans<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


124<br />

d<strong>en</strong> sluierdans! Hola daar, hola daar, vlug!<br />

Overal werd<strong>en</strong> licht<strong>en</strong> ontstok<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de slav<strong>en</strong> haastt<strong>en</strong> zich het maal voor te<br />

zett<strong>en</strong>; nieuwe geur werd op de cassolett<strong>en</strong> ontbrand, <strong>en</strong> op der harp<strong>en</strong> melodie<br />

sluierd<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontsluierd<strong>en</strong> zich twee slavinn<strong>en</strong>, rythmiesch <strong>en</strong> sierlijk, terwijl Melytta<br />

Damis naast zich op e<strong>en</strong> bedde deed zitt<strong>en</strong> <strong>en</strong> hare arm<strong>en</strong> vlocht om zijn hoofd <strong>en</strong><br />

met hare lipp<strong>en</strong> zijn lipp<strong>en</strong> làng zegelde, in kuss<strong>en</strong> zonder einde.<br />

- O Melytta! weeklaagde Damis. Als mijn bruid te lang talmt... sterv<strong>en</strong> de godjes!<br />

- Ne<strong>en</strong>! fluisterde Melytta teeder. Zoo wreed zal de godin niet zijn! Onze kuss<strong>en</strong><br />

zull<strong>en</strong> h<strong>en</strong> in lev<strong>en</strong> houd<strong>en</strong>, tot je bruid komt, o mijn lieveling...<br />

Daar, plots, haastte Chloë zich aan <strong>en</strong> riep:<br />

- Zij komt! De bruid komt! Daar is zij!<br />

En zij wees naar de zuil<strong>en</strong>gang, waar e<strong>en</strong> kleine optocht versche<strong>en</strong>.<br />

Het was Rhodope, het honigblonde dochtertje van d<strong>en</strong> veerman, door Melytta's<br />

vrouw<strong>en</strong> haastig in fijne sluiers gekleed, e<strong>en</strong> myrtekrans op de lokk<strong>en</strong> <strong>en</strong> zij werd<br />

geleid door, brand<strong>en</strong>de flambouw<strong>en</strong> drag<strong>en</strong>de, slavinn<strong>en</strong>.<br />

- En de priester? riep Melytta. Zij hebb<strong>en</strong> d<strong>en</strong> priester verget<strong>en</strong>!<br />

Maar Chloë had aan d<strong>en</strong> priester gedacht. Het was d<strong>en</strong> priester van Afrodites<br />

heiligdom, di<strong>en</strong> zij te gelijk met Rhodope had wet<strong>en</strong> over te hal<strong>en</strong> haar naar Melytta<br />

te verzell<strong>en</strong>, <strong>en</strong> voor der godinne huisaltaar, in het atrium, bereidde de priester al<br />

wat voor de offering noodig zoû zijn, <strong>en</strong> bracht zijn di<strong>en</strong>aar twee duiv<strong>en</strong>.<br />

Maar Damis, zeer verbaasd, herk<strong>en</strong>de Rhodope, <strong>en</strong> Rhodope, zeer verbaasd,<br />

herk<strong>en</strong>de, terwijl de harp<strong>en</strong> om h<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> getokkeld, Damis, d<strong>en</strong> mand<strong>en</strong>maker,<br />

di<strong>en</strong> zij lief had <strong>en</strong> die haar terug had gestoot<strong>en</strong>.<br />

Zij zag<strong>en</strong> elkander aan, maar zeid<strong>en</strong> niets, want Rhodope, wier hart klopte van<br />

geluk, vond het beter niet te sprek<strong>en</strong>, <strong>en</strong> Damis, slechts verlang<strong>en</strong>d snel te huw<strong>en</strong>,<br />

vond het gerad<strong>en</strong> Melytta te lat<strong>en</strong> in d<strong>en</strong> waan, dat hij Rhodope wel e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke<br />

bruid vond.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


125<br />

Zoo zweg<strong>en</strong> Damis <strong>en</strong> Rhodope, terwijl zij elkander bij de hand nam<strong>en</strong> <strong>en</strong> m<strong>en</strong> in<br />

optocht h<strong>en</strong> voerde naar het altaar, waar de priester de offering deed, h<strong>en</strong> sam<strong>en</strong><br />

bond in eén sluier, rijst korrelde over hunne hoofd<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de, aan de poot<strong>en</strong><br />

vastgebond<strong>en</strong>, duiv<strong>en</strong> los liet <strong>en</strong> weg deed fladder<strong>en</strong>, ter eere van de godin, in de<br />

liefdezwoele nacht.<br />

Rhodope <strong>en</strong> Damis war<strong>en</strong> gehuwd, maar Melytta beval dadelijk de jonge vrouw,<br />

die niet voor de eerste ure der volg<strong>en</strong>de nacht door haar gemaal mocht word<strong>en</strong><br />

bezocht, naar huis terug te voer<strong>en</strong>. Zij ontbond dus zelve d<strong>en</strong> sluier...<br />

En wond, zoodra zij alle<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, om Damis hare arm<strong>en</strong>...<br />

Zoo, listiglijk, wist de arme mand<strong>en</strong>maker e<strong>en</strong>e der schitter<strong>en</strong>de, hem eerst<br />

onbereikbare hetaer<strong>en</strong> te nader<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hoewel hij d<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>d<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> door Melytta<br />

als e<strong>en</strong> bedrieger werd uitgekret<strong>en</strong>, omdat hij gé<strong>en</strong> drieduiz<strong>en</strong>d ptolomeeën had <strong>en</strong><br />

de was aan de wiekjes der liefdegodjes in hun bedjes geheel was gesmolt<strong>en</strong>, vergaf<br />

zij haar minnaar toch...<br />

En to<strong>en</strong> hij vertrok met de twee niet meer zieke, maar wieklooze liefdegodjes, om<br />

naar zijn jonge vrouw te gaan, met wie hij wettig gehuwd was, fluisterde Melytta,<br />

verzo<strong>en</strong>d, hem in:<br />

- Kom morg<strong>en</strong> avond terug...<br />

Zoo luidt, wel e<strong>en</strong> beetje onzedelijk, het antieke verhaaltje van Damis, d<strong>en</strong><br />

mand<strong>en</strong>maker, die woonde met vader <strong>en</strong> moeder <strong>en</strong> tal van broêrtjes <strong>en</strong> zusjes in<br />

e<strong>en</strong> leem<strong>en</strong> huisje, aan het meer van Mareotis, onder de schaduw der sycomor<strong>en</strong>,<br />

wier allee leidt naar de schitter<strong>en</strong>de villa's van Alexandrië's hetaer<strong>en</strong>.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


E<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> vol anekdot<strong>en</strong><br />

126<br />

A.D. 263<br />

Ze war<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de Basilica Julia de trap opgestommeld naar de omgang der<br />

eerste verdieping, waar in de imm<strong>en</strong>se bog<strong>en</strong> de standbeeld<strong>en</strong> zich rijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> rijd<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> zij drong<strong>en</strong>, duwd<strong>en</strong>, lacht<strong>en</strong>, schold<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de dikke slav<strong>en</strong>koopman Autronius,<br />

zijn kaal geschor<strong>en</strong> kop rood van inspanning, nat van zweet, rond als e<strong>en</strong> volle<br />

maan, dwarsbreed door e<strong>en</strong> wijd lach<strong>en</strong>d<strong>en</strong> mond gespalkt, riep:<br />

- Hier Tullia, hier lieve meid; Servianus, hièr Servianus, hier is e<strong>en</strong> raam om te<br />

kijk<strong>en</strong>!<br />

Hij haastte zich, gehinderd door zijn puil<strong>en</strong>de buik, de laatste tred<strong>en</strong> op; hij<br />

struikelde over zijn toga, die al was gescheurd, hij vloekte, hij schold teg<strong>en</strong> vier<br />

andere kerels, die hem van het boograam wèg wild<strong>en</strong> duw<strong>en</strong>, maar zijn buik was<br />

het, die duwde hèn weg; zijn buik was het, die triomfeerde <strong>en</strong> zich breeder nog<br />

welfde, geheel de eéne nog vrije ruimte tussch<strong>en</strong> de boog <strong>en</strong> het beeld vull<strong>en</strong>de<br />

met e<strong>en</strong> toga-overspann<strong>en</strong> massa, <strong>en</strong> zijn spalk<strong>en</strong>de mond brulde van zege <strong>en</strong> hij<br />

riep <strong>en</strong> herhaalde:<br />

- Hier Tullia, kom toch hier, lief dier; hier Servianus, kom hier!<br />

Zijn vette hand wuifde h<strong>en</strong> toe; in het gedrang war<strong>en</strong> zij van hem gescheid<strong>en</strong>,<br />

zijn meid <strong>en</strong> zijn neef, die kwam van Aquilea, die vreemdeling was in Rome, die<br />

niets van Rome wist, <strong>en</strong> wi<strong>en</strong> HIJ nu de boel e<strong>en</strong>s zoû wijz<strong>en</strong>. En in zijn bulder<strong>en</strong>de<br />

blijdschap, dat hij zoo eén mooi raam, de hèlft van zoo e<strong>en</strong> mooi raam, vrij had<br />

gevond<strong>en</strong>, tussch<strong>en</strong> e<strong>en</strong> boog <strong>en</strong> e<strong>en</strong> beeld, met e<strong>en</strong> breed voetstuk om op te<br />

leun<strong>en</strong>, zag hij niet, dat zijn neef, die van buit<strong>en</strong><br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


127<br />

kwam-e<strong>en</strong> knappe jong<strong>en</strong>, di<strong>en</strong> hij tot zich nam, om d<strong>en</strong> slav<strong>en</strong>handel te leer<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

die hem goed help<strong>en</strong> zoû, nu zijn buik ieder<strong>en</strong> dag dikker werd-dat zijn neef,<br />

Servianus, Tullia, de rossig blonde deerne, in het gedrang, op de tred<strong>en</strong>, onder het<br />

voorw<strong>en</strong>dsel haar òp te stuw<strong>en</strong>, pakte met volle hand, waar hij pakk<strong>en</strong> kon, zoo dat<br />

zij gichelde, gilde, struikelde, in e<strong>en</strong> voorpret al bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong>d hoe zij, achter Autronius'<br />

rug, het er sam<strong>en</strong> van nem<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong>.<br />

De slav<strong>en</strong>koopman merkte het niet. Hij was te opgewond<strong>en</strong>, opgewond<strong>en</strong> als<br />

heel Rome was, wanneer er wat moois was te zi<strong>en</strong>. Bed<strong>en</strong>k toch, gister<strong>en</strong> was uit<br />

het Oost<strong>en</strong>, uit Byzantium, de keizer Galli<strong>en</strong>us terug gekeerd, om na de verdelging<br />

van die stad, zijn Triomf binn<strong>en</strong> Rome te vier<strong>en</strong>, te gelijker tijd met het ti<strong>en</strong>de jaar<br />

van zijn regeering.<br />

En geheel Rome overvulde het Forum, om di<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> d<strong>en</strong> Triomf te zi<strong>en</strong>.<br />

- Servianus! bulderde de dikke slav<strong>en</strong>koopman. Je komt in e<strong>en</strong> lollig<strong>en</strong> tijd! Er<br />

was nooit zoo e<strong>en</strong> tijd in Rome! Er was nooit zoo e<strong>en</strong> tijd in het Romeinsche Rijk!<br />

Wel donder kerel, het is allemaal pret <strong>en</strong> pleizier! En iedere<strong>en</strong> roept iedere<strong>en</strong> tot<br />

keizer uit! Zoo wat dertig Romeinsche keizers zijn over de wereld uitgeroep<strong>en</strong>! Wel<br />

Servianus, roep jij mij uit, dan roep ik jou uit, Servianus!<br />

- En dan roep<strong>en</strong> jullie mij uit, tot keizerin! riep de rossige deerne Tullia.<br />

Zij had zich op het voetstuk g<strong>en</strong>esteld, waar Autronius' buik haar plaats had<br />

gemaakt, <strong>en</strong> hare geschilderde oog<strong>en</strong> kwijnd<strong>en</strong>, omdat zij Servianus' adem voelde<br />

in haar nek.<br />

- Wij kunn<strong>en</strong> t<strong>en</strong> minste hier prachtig zi<strong>en</strong>, oom Autronius! zei Servianus. Wel<br />

zoo, zijn er dèrtig keizers!<br />

- Ik kan ze niet tell<strong>en</strong>, jong<strong>en</strong>; misschi<strong>en</strong> zijn er nog wel meer. Je hebt Od<strong>en</strong>atus,<br />

die is keizer van het Oost<strong>en</strong>, die is in Palmyra, met Z<strong>en</strong>obia, zijn vrouw.<br />

- En verbeeldt je, Servianus, die is zoo e<strong>en</strong> kuische dame, dat ze alle<strong>en</strong> bij<br />

Od<strong>en</strong>atus komt slap<strong>en</strong>, als ze e<strong>en</strong> kind wil hebb<strong>en</strong>, <strong>en</strong> anders niet, zei Tullia <strong>en</strong><br />

schaterde van de jool.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


128<br />

- Emilianus, die is in Egypte keizer, zei oom Autronius, die vond, dat zijn provinciaal<br />

van e<strong>en</strong> neef toch op de hoogte moest zijn. Gekke kerels, die van Egypte. Om niets<br />

mak<strong>en</strong> ze dadelijk herrie! Als doll<strong>en</strong> do<strong>en</strong> ze, om e<strong>en</strong> nietigheid. Als je e<strong>en</strong><br />

Egypt<strong>en</strong>aar niet heel hoffelijk groet, wordt hij raz<strong>en</strong>d <strong>en</strong> slaat je dood! In Egypte?<br />

Er zijn altijd standjes! Als ze hier kom<strong>en</strong>, in Rome, in de Therm<strong>en</strong>, moet<strong>en</strong> ze bad<strong>en</strong><br />

voór iedere<strong>en</strong>. Altijd d<strong>en</strong> voorrang hebb<strong>en</strong>. Weet je hoe Emilianus nu keizer van<br />

Egypte is uitgeroep<strong>en</strong>? O, het is zoo e<strong>en</strong> leuke tijd, Servianus, door de heele wereld:<br />

alles is leuk! Emilianus? E<strong>en</strong> slaaf van d<strong>en</strong> curator, die over Alexandrië heerschte,<br />

was afgeranseld door de soldat<strong>en</strong>, omdat hij beweerde, dat ZIJN scho<strong>en</strong><strong>en</strong> beter<br />

war<strong>en</strong> dan de hunne! Dadelijk oploop in Alexandrië, wat zeg ik, oproèr, opstand;<br />

het volk dringt voor het paleis van d<strong>en</strong> dux Emilianus; ze smijt<strong>en</strong> d<strong>en</strong> veldheer met<br />

ste<strong>en</strong><strong>en</strong>, ze dreig<strong>en</strong> hem met dolk<strong>en</strong> <strong>en</strong> zwaard<strong>en</strong>, <strong>en</strong> Emilianus, in het nauw<br />

gedrev<strong>en</strong>, overtuigd, dat je tòch e<strong>en</strong>maal sterv<strong>en</strong> moet, laat zich door zijn soldat<strong>en</strong><br />

tot keizer uitroep<strong>en</strong>! Vond, dat hij het wel kon probeer<strong>en</strong>! Ne<strong>en</strong> maar Servianus,<br />

hoe vindt je dàt?<br />

- Ik roep jou tot keizer uit, oom! riep Servianus vol pret. Maar wanneer komt nu<br />

de Triomf?<br />

En, om naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> te zi<strong>en</strong>, duwde hij in d<strong>en</strong> rug van Tullia, zoo dat zij gilde,<br />

<strong>en</strong> riep, dat zij naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> zoû vall<strong>en</strong>.<br />

- Kom Tullia, gil toch zoo niet! riep ontevred<strong>en</strong> Autronius; jullie wijv<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> altijd<br />

zoo e<strong>en</strong> lawaai, dat wij, mann<strong>en</strong>, nooit e<strong>en</strong> verstandig woord kunn<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>.<br />

Servianus komt van Aquilea; dénk je, dat de kerel daar iets gehoord heeft? Weet<br />

je wie in het Oost<strong>en</strong> nog meer zijn uitgeroep<strong>en</strong>, Servianus? Weet je het niet? Wel,<br />

Macrianus met zijn twee zon<strong>en</strong>-, d<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> Macrianus <strong>en</strong> Quietus. E<strong>en</strong> fijne familie,<br />

hoor. Ze stamm<strong>en</strong> af van Alexander d<strong>en</strong> Groote. Stel je voor, dat de mann<strong>en</strong> in die<br />

familie op hun ring<strong>en</strong>, op hun zilverwerk altijd het portret hadd<strong>en</strong> gegraveerd van<br />

Alexander, <strong>en</strong> de vrouw<strong>en</strong> ook op haar haartooi <strong>en</strong> armband<strong>en</strong> <strong>en</strong> geborduurd zelfs,<br />

op haar stolae <strong>en</strong> mantels: groót, wel zoo groot, gestikt met schitter<strong>en</strong>de kleur<strong>en</strong>.<br />

Nou, zijn dat nou ge<strong>en</strong><br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


129<br />

grappige ding<strong>en</strong> om te wet<strong>en</strong>? Zie je erg<strong>en</strong>s anders dan in Rome matron<strong>en</strong> wandel<strong>en</strong><br />

met portrett<strong>en</strong> van Alexander d<strong>en</strong> Groote gestikt op haar jurk<strong>en</strong>? In Aquilea zeér<br />

zeker niet!<br />

- Het portret van Alexander d<strong>en</strong> Groote br<strong>en</strong>gt altijd geluk aan, zei Tullia.<br />

- En in Gallië zijn ook standjes, niet waar, oom? vroeg Servianus, do<strong>en</strong>de of hij<br />

nieuwsgierig zich helde, over Tullia's rond<strong>en</strong> mollig<strong>en</strong> schouder...<br />

- In Gallië heb je Posthumius, met zijn zoon, d<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> Posthumius; de vader<br />

e<strong>en</strong> flink g<strong>en</strong>eraal; de jong<strong>en</strong>, hoe jong ook, e<strong>en</strong> red<strong>en</strong>aar als er weinig<strong>en</strong> zijn,<br />

beid<strong>en</strong> uitgeroep<strong>en</strong> tot keizer, vader naast zoon, zoon naast vader. Voór di<strong>en</strong> tijd<br />

was Galli<strong>en</strong>us' zoon Saloninus in Gallië, onder voogdijschap van d<strong>en</strong> oud<strong>en</strong><br />

Posthumius. Weet je wat de rakker e<strong>en</strong>s heeft gedaan? Op e<strong>en</strong> festijn, to<strong>en</strong> de<br />

officier<strong>en</strong> hun gordels hadd<strong>en</strong> ontgespt, hun gordels met goud<strong>en</strong> sterr<strong>en</strong> <strong>en</strong> spijkers,<br />

heeft Saloninus àl die gordels gekaapt <strong>en</strong> je weet, wat er t<strong>en</strong> Hove ‘verdwijnt’, kan<br />

ge<strong>en</strong> sterveling meer terug eisch<strong>en</strong>: sedert weiger<strong>en</strong> de officier<strong>en</strong>, als ze bij d<strong>en</strong><br />

keizer of d<strong>en</strong> prins feest<strong>en</strong>, hun gordels af te do<strong>en</strong>. ‘Ne<strong>en</strong>’, zegg<strong>en</strong> ze dan, ‘we<br />

hoû<strong>en</strong> liever onze gordels maar aan.’ O beste jong<strong>en</strong>, het is e<strong>en</strong> grappige tijd. Kijk,<br />

de e<strong>en</strong> houdt d<strong>en</strong> ander altijd voor d<strong>en</strong> gek in het lev<strong>en</strong>; maar zoo als teg<strong>en</strong>woordig<br />

we allemaal elkander...<br />

- Oom, protesteerde Servianus; ik zweer u, dat ik u nooit zal...<br />

- Beste Autronius, zei Tullia ernstig; ik hoû niet van grove woord<strong>en</strong>...<br />

- Ne<strong>en</strong>, je b<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> fijne, zei Autronius.<br />

- Maar dàt verzeker ik je, dat IK je nooit voor d<strong>en</strong> gek zal houd<strong>en</strong>. En dat ik dat<br />

van Servianus ook geloof...<br />

- Nou, IK mijn klant<strong>en</strong> wel, zei Autronius ernstig vertrouw<strong>en</strong>d. Als ik ze e<strong>en</strong> oude<br />

slavin kan verkoop<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> piepjonge, of e<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> in Ostia gebor<strong>en</strong>, voor e<strong>en</strong><br />

jeugdig knaapje, dat ik uitdos als kwam hij régelrecht van Syrië of Alexandrië, dan<br />

zie ik mijn klant in d<strong>en</strong> nek, zoo goed als iedere<strong>en</strong> iedere<strong>en</strong> in d<strong>en</strong> nek ziet... Kom,<br />

ieder voor zich, de god<strong>en</strong> voor all<strong>en</strong>; het lev<strong>en</strong> is maar<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


130<br />

e<strong>en</strong> grapje. D<strong>en</strong>k je, dat al die legers van Rome, die over de heele wereld bij de<br />

dertig tyrann<strong>en</strong> uitroep<strong>en</strong>, iets anders er in zi<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong> grapje? Pleizier hebb<strong>en</strong> in<br />

je lev<strong>en</strong>, dat is alles, mijn jong<strong>en</strong>. Heb pleizier, neefje uit Aquilea! Weet je waarom<br />

in Moezië Regillianus tot keizer is uitgeroep<strong>en</strong>? Omdat zijn officier<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> maal<br />

voor de aardigheid ging<strong>en</strong> verbuig<strong>en</strong>: Rex, regis, regi... Regillianus...!! riep<strong>en</strong> de<br />

ander<strong>en</strong> uit. Rex, regis, regi...! Vàn d<strong>en</strong> koning, aàn d<strong>en</strong> koning... Regillianus is<br />

onze koning...!! riep<strong>en</strong> de dronk<strong>en</strong> held<strong>en</strong>. En Regillianus was tot keizer geroep<strong>en</strong>...<br />

Ernstiger gaat het niet...<br />

- Waarom zoû het ernstiger gaan! riep Tullia vroolijk. Onze keizer Galli<strong>en</strong>us geeft<br />

het voorbeeld!<br />

- Galli<strong>en</strong>us is zeker e<strong>en</strong> vroolijke baas! riep Autronius. E<strong>en</strong> geestige v<strong>en</strong>t! Altijd<br />

grapjes, weet je, <strong>en</strong> zoó moet het lev<strong>en</strong> zijn: e<strong>en</strong> grap: meer is de boel niet waard!<br />

Dat is MIJN wijsbegeerte! En die van onz<strong>en</strong> keizer. To<strong>en</strong> hij hoorde, dat Emilianus<br />

in Egypte was uitgeroep<strong>en</strong>... d<strong>en</strong>k je, dat hij zich kwaad bloed maakte? Wel ne<strong>en</strong>!<br />

‘Dàn zull<strong>en</strong> we het zonder Egyptiesch lijnwaad do<strong>en</strong> voortaan!’ riep hij uit, <strong>en</strong> ging<br />

dineer<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> ze hem verteld<strong>en</strong>, dat Klein-Azië door aardbeving<strong>en</strong> was geteisterd,<br />

<strong>en</strong> door de Skyth<strong>en</strong> overrompeld, zei Galli<strong>en</strong>us luchtig: ‘Nu, dan do<strong>en</strong> we het<br />

voortaan maar zònder nitrium!’ En to<strong>en</strong> Posthumius zich in Gallië had tot keizer<br />

verklaard, zei Galli<strong>en</strong>us: ‘Het is wel jammer; ik had juist e<strong>en</strong> nieuw tapijt will<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> voor mijn slaapkamer, uit Atrebatis!’<br />

- Kom, zei Tullia; de keizer heeft gelijk! Het Romeinsche Rijk is veel te groot. Als<br />

Rome er maar is-voor ons! Wat kan dan Egypte ons schel<strong>en</strong>, of Gallië, of Klein-Azië...<br />

- Maar komt de Triomf nòg niet! riep Servianus ongeduldig.<br />

- Jong<strong>en</strong> uit Aquilea! riep Autronius uit. Als je in Rome niet geduldig wacht<strong>en</strong> wilt,<br />

na dat je e<strong>en</strong> goede plaats hebt veroverd, zie je nooit iets: ge<strong>en</strong> spel <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> optocht,<br />

<strong>en</strong> nooit e<strong>en</strong> Triomf! D<strong>en</strong>k je, dat we iedere maand ‘triomfeer<strong>en</strong>’? Maar als het je<br />

te lang duurt, kunn<strong>en</strong> we sina's-appel<strong>en</strong> et<strong>en</strong>. Heu daar, jij jog, die sina's-appel<strong>en</strong><br />

verkoopt: hier heb je e<strong>en</strong> as: gooi e<strong>en</strong>s drie appel<strong>en</strong> op...<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


131<br />

- Drie appel<strong>en</strong> voor twee as! riep de jong<strong>en</strong>, van b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>, waar de m<strong>en</strong>igte zich<br />

verdrong op de Sacra Via, vooruit gestuwd door de velit<strong>en</strong> van het Stedelijk Cohort,<br />

die d<strong>en</strong> weg schoon maakt<strong>en</strong>. En vlug, want ze kom<strong>en</strong>, hoor!<br />

- Ze kom<strong>en</strong>, ze kom<strong>en</strong>! riep Tullia <strong>en</strong> klapte in haar hand<strong>en</strong>, terwijl de jong<strong>en</strong> drie<br />

sina's-appel<strong>en</strong> opgooide <strong>en</strong> Autronius in zijn fruitmand e<strong>en</strong> paar koperstukk<strong>en</strong> deed<br />

vall<strong>en</strong>. En daar heb je Lollia <strong>en</strong> daar Cynthia! Cynthia, Lollia, komt toch! Komt binn<strong>en</strong><br />

in de baziliek! Komt de trap op! Hier is plaats! Hier is plaats!<br />

Twee andere rossig blonde meid<strong>en</strong>, met geschilderde oog<strong>en</strong>, w<strong>en</strong>kt<strong>en</strong> uit de<br />

m<strong>en</strong>igte, <strong>en</strong> riep<strong>en</strong>, dat zij pog<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong>.<br />

- Ach wat! riep Autronius ontevred<strong>en</strong>. Wat roep je die meid<strong>en</strong> toch! We zijn juist<br />

gezellig met elkaâr. Jullie vrouw<strong>en</strong> smoez<strong>en</strong> ook altijd met elkander het liefst...<br />

- Autronius! zei beleedigd Tullia. IK smoes niet met vrouw<strong>en</strong>. Maar ik dacht,<br />

Servianus zal zich vervel<strong>en</strong>, zoo zonder meisje bij zich, want IK tel niet, niet waar,<br />

Autronius: ik b<strong>en</strong> jou meisje, mijn beste Autronius, <strong>en</strong> ik riep Lollia <strong>en</strong> Cynthia hier,<br />

voor Servianus; die kan dan kiez<strong>en</strong>...<br />

En te gelijker tijd rek<strong>en</strong>de ze wel, dat zij veel mooier was dan Cynthia <strong>en</strong> zelfs<br />

dan Lollia, <strong>en</strong> drukte haar sandaal die van Servianus.<br />

- Daar kom<strong>en</strong> ze! riep de m<strong>en</strong>igte, b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> gepakt achter de velit<strong>en</strong>.<br />

- Daar kom<strong>en</strong> ze! riep de m<strong>en</strong>igte op terrass<strong>en</strong>, estrad<strong>en</strong> <strong>en</strong> dak<strong>en</strong>.<br />

- Daar kom<strong>en</strong> ze! riep de m<strong>en</strong>igte onder de portiek<strong>en</strong> van de Basilica Julia.<br />

- Daar kom<strong>en</strong> ze! riep Tullia <strong>en</strong> schreeuwde.<br />

- Ze kom<strong>en</strong>! Ze kom<strong>en</strong>! gild<strong>en</strong> Lollia <strong>en</strong> Cynthia, zich e<strong>en</strong> weg duw<strong>en</strong>d, de trap<br />

op, <strong>en</strong> nu door Autronius, die zijn neef uit Aquilea voor de verleiding<strong>en</strong> van Rome<br />

wilde behoed<strong>en</strong>, in zijn eig<strong>en</strong> arm<strong>en</strong> ontvang<strong>en</strong>.<br />

- Ik heb ge<strong>en</strong> sina's-appel<strong>en</strong> meer, maar mijn buik is mollig kus-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


132<br />

s<strong>en</strong> voor twee! riep hij uit, <strong>en</strong> hij plaatste vóor zich de twee meid<strong>en</strong>, Lollia <strong>en</strong> Cynthia,<br />

terwijl Servianus, nu all<strong>en</strong> overheld<strong>en</strong> <strong>en</strong> ùitzag<strong>en</strong>, dit oog<strong>en</strong>blik b<strong>en</strong>utte om Tullia<br />

te zo<strong>en</strong><strong>en</strong> in haar nek.<br />

- Ze kom<strong>en</strong> nog niet! zei Autronius, de twee gichel<strong>en</strong>de meid<strong>en</strong> voor zich. Zeg,<br />

Servianus, ging hij voort: wil ik je e<strong>en</strong> andere mop van d<strong>en</strong> keizer vertell<strong>en</strong>? E<strong>en</strong>s,<br />

in de ar<strong>en</strong>a, liet hij e<strong>en</strong> kolossal<strong>en</strong> stier los, <strong>en</strong> de jager, die hem bevecht<strong>en</strong> moest,<br />

kon zelfs in ti<strong>en</strong> mal<strong>en</strong> het beest niet dood<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> zond Galli<strong>en</strong>us d<strong>en</strong> jager e<strong>en</strong><br />

eerekrans, <strong>en</strong> liet uitroep<strong>en</strong> door d<strong>en</strong> curio: ‘Het is moeilijk e<strong>en</strong> stier zoo veel mal<strong>en</strong><br />

te miss<strong>en</strong>!’<br />

- Vertel van d<strong>en</strong> kapo<strong>en</strong>! riep<strong>en</strong> de drie meid<strong>en</strong> uit. Autronius, vertel van d<strong>en</strong><br />

kapo<strong>en</strong>!<br />

Autronius, blij om zijn succes, schaterbulderde breed.<br />

- Kom oom, zei Servianus, die Tullia bijna hield op zijn schoot, zijn hand<strong>en</strong> in de<br />

plooi<strong>en</strong> van haar stola: vertel nu van d<strong>en</strong> kapo<strong>en</strong>...<br />

- Het was e<strong>en</strong> juwelier, zei Autronius; die had aan de keizerin valsche juweel<strong>en</strong><br />

verkocht voor echte. Stukk<strong>en</strong> glas, als gemm<strong>en</strong> geslep<strong>en</strong>. Het werd ontdekt...<br />

- De stommeling ook! riep<strong>en</strong> de meid<strong>en</strong>. De ezel! De kapo<strong>en</strong>!!<br />

En zij stikt<strong>en</strong> van het lach<strong>en</strong>, teg<strong>en</strong> Autronius' buik <strong>en</strong> Tullia op Servianus' knieën.<br />

- Galli<strong>en</strong>us, ging Autronius voort; liet d<strong>en</strong> koopman grijp<strong>en</strong>, naar het sche<strong>en</strong>, om<br />

hem voor de leeuw<strong>en</strong> te gooi<strong>en</strong>. Maar uit de keizerlijke loge werd alle<strong>en</strong>... e<strong>en</strong><br />

kapo<strong>en</strong> los gelat<strong>en</strong>! Iedere<strong>en</strong> verbaasde zich, maar Galli<strong>en</strong>us liet uitroep<strong>en</strong> door<br />

d<strong>en</strong> curio: ‘Zoo wordt de bedrieger bedrog<strong>en</strong>!’<br />

De meid<strong>en</strong> wrong<strong>en</strong> zich van het lach<strong>en</strong>.<br />

- O, de keizer! gild<strong>en</strong> zij uit. Wat is de keizer altijd grappig!<br />

Servianus vond dat van d<strong>en</strong> kapo<strong>en</strong> nu niet zoo verschrikkelijk grappig, maar<br />

omdat hij kwam uit Aquilea, me<strong>en</strong>de hij, dat de Romeinsche geest hem wel e<strong>en</strong>s<br />

ontging, <strong>en</strong> er fijnhed<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, die hij niet snapte, <strong>en</strong> hij bulderde het dus mede uit<br />

van het lach<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zij schaterd<strong>en</strong> alle vijf, <strong>en</strong> zij riep<strong>en</strong> alle vijf uit:<br />

- O die kapo<strong>en</strong>... o die kapo<strong>en</strong>! ‘De bedrieger... de bedrieger...<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


133<br />

bedrog<strong>en</strong>...!’ E<strong>en</strong> kapo<strong>en</strong>! Stel je voor: e<strong>en</strong> kapo<strong>en</strong>!<br />

Zij viel<strong>en</strong> over elkaâr van het lach<strong>en</strong>, Tullia gooide zich achterover op Servianus,<br />

<strong>en</strong> Autronius voorover op Lollia <strong>en</strong> Cynthia, <strong>en</strong> Servianus bedacht bij zichzelv<strong>en</strong>,<br />

hoe hij in e<strong>en</strong> intiem oog<strong>en</strong>blik, waarop hij hoopte, toch Tullia e<strong>en</strong>s moest vrag<strong>en</strong>,<br />

waarom in Rome e<strong>en</strong> kapo<strong>en</strong> zoo e<strong>en</strong> vreeslijk grappig beest was!<br />

- Galli<strong>en</strong>us, ging Autronius voort; verzint t<strong>en</strong> minste ding<strong>en</strong>, beste jong<strong>en</strong>, die je<br />

niet in Aquilea verzinn<strong>en</strong> zoû. Ja, wij, in Rome, mòet<strong>en</strong> dat hebb<strong>en</strong>: fantazie bij onze<br />

keizers. Als ze ge<strong>en</strong> fantazie hadd<strong>en</strong>, hield<strong>en</strong> ze het niet lang bij ons uit. Galli<strong>en</strong>us<br />

heeft fantazie. Hij heeft zomerslaapvertrekk<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> bouw<strong>en</strong> van roz<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

pavillio<strong>en</strong><strong>en</strong> van vruchtboom<strong>en</strong>, voor d<strong>en</strong> herfst... Melo<strong>en</strong><strong>en</strong> eet hij in d<strong>en</strong> winter,<br />

<strong>en</strong> most drinkt hij het heèle jaar. Dàt kunn<strong>en</strong> wij, voor veél geld, do<strong>en</strong> in Rome,<br />

beste jong<strong>en</strong>: dat do<strong>en</strong> ze nooit in Aquilea. Allerlei fruit, buit<strong>en</strong> het seizo<strong>en</strong>. Altijd<br />

heeft hij goud<strong>en</strong> tafellak<strong>en</strong>s, <strong>en</strong> als er vrouw<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> aan het Hof, om zijn hand te<br />

kuss<strong>en</strong>, geeft hij ze goudstukk<strong>en</strong>, die zijn naam drag<strong>en</strong>: vièr galli<strong>en</strong>uss<strong>en</strong> ieder!<br />

- En mooie versjes, die de keizer maakt, niet waar lieve Autronius? zei Tullia.<br />

- O! dweept<strong>en</strong> de andere meid<strong>en</strong>; zoo mooi!<br />

- Ja, zei Autronius; voor zijn beide nev<strong>en</strong>, bij geleg<strong>en</strong>heid van hun<br />

geme<strong>en</strong>schappelijke bruiloft, maakte hij e<strong>en</strong> epithalamium... hoe klinkt het ook weêr,<br />

Tullia?<br />

- ‘Gaat, o knap<strong>en</strong>!’ declameerde Tullia. ‘G<strong>en</strong>iet, <strong>en</strong> spaart niet uw merg, opdat...<br />

- ‘Opdat de duiv<strong>en</strong> niet beter kirr<strong>en</strong> dan gij!’ vulde Lollia aan.<br />

- ‘Opdat ge<strong>en</strong> klimop hechter str<strong>en</strong>gele dan uw arm<strong>en</strong> verliefd!’ vulde-aan op hare<br />

beurt Cynthia.<br />

- ‘Opdàt...’ riep<strong>en</strong> zij all<strong>en</strong> drie, dwep<strong>en</strong>de, uit aan Servianus' oor; ‘ge<strong>en</strong> schelp<br />

vaster sluit aan de schelp, dan uw lipp<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong>, als ge kust!’<br />

- Is dàt niet mooi, van onz<strong>en</strong> keizer? riep Autronius, met e<strong>en</strong> gebaar van zijn vette<br />

vingers, als of hij e<strong>en</strong> vlindertje greep bij de vleugels. Is dat niet fijn, <strong>en</strong> elegant??<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


134<br />

- Het is lang niet min! zei Servianus waardeer<strong>en</strong>d, bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong>d, dat je in Rome, wilde<br />

je niet geheel voor e<strong>en</strong> provinciaal word<strong>en</strong> uitgekret<strong>en</strong>, gevoel voor poëzie moest<br />

hebb<strong>en</strong>. Hoe is het ook weêr...? ‘Spaart niet uw merg, opdat...’<br />

Opdat de duiv<strong>en</strong> niet beter kirr<strong>en</strong> dan gij...<br />

Ge<strong>en</strong> klimop hechter str<strong>en</strong>gele dan uw arm<strong>en</strong> verliefd!<br />

Ge<strong>en</strong> schelp vaster sluit aan de schelp,<br />

Dan uw lipp<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong>, als ge kust! 1<br />

riep<strong>en</strong> te gelijker tijd, dwep<strong>en</strong>d, de drie meid<strong>en</strong>, terwijl Autronius het rythmus<br />

scandeerde met het vlinderige gebaar van zijn vette vingers... Maar e<strong>en</strong> storm van<br />

verwachting stak op.<br />

- Daar kom<strong>en</strong> ze! Daar kom<strong>en</strong> ze!! Daar kom<strong>en</strong> ze!!! schreeuwde het van overal,<br />

over d<strong>en</strong> weg, uit de baziliek<strong>en</strong>, over dak<strong>en</strong> <strong>en</strong> van estrades.<br />

- Ik wil zi<strong>en</strong>, Tullia, hijgde, nu in der daad nieuwsgierig, de jong<strong>en</strong> uit Aquilea <strong>en</strong><br />

drong.<br />

- Leun op mij, mijn schat! fluisterde Tullia. Hier dichter, dichter, mijn lieveling!<br />

Zij war<strong>en</strong> nu, de twee mann<strong>en</strong>, de drie meid<strong>en</strong>, eén <strong>en</strong>kele klomp, om te kijk<strong>en</strong>.<br />

De trompett<strong>en</strong> schaterd<strong>en</strong>, de bazuin<strong>en</strong> toeterd<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> raz<strong>en</strong>d gejuich ging op. De<br />

optocht naderde, werd zichtbaar, kom<strong>en</strong>de door d<strong>en</strong> Boog van Titus, gaande langs<br />

het Huis der Vestal<strong>en</strong>, d<strong>en</strong> Tempel van Castor <strong>en</strong> Pollux. De getogade Vaders, -<br />

de s<strong>en</strong>ator<strong>en</strong> -, de Orde der Ridders, <strong>en</strong> het Leger; alle soldat<strong>en</strong> in het wit...<br />

- Dàt is nooit gezi<strong>en</strong>! riep Autronius. Kijk Servianus, àlle soldat<strong>en</strong> spier in het wit!!<br />

1 Ite agite, o púeri, pariter sudate medullis<br />

Omnibus inter vos; non murmura vestra columbae,<br />

Brachia non hederae, non vincant oscula conchae.<br />

Dit epithalamium, door Trebellius Pollio, e<strong>en</strong> der schrijvers van de Historia Augusta,<br />

toegeschrev<strong>en</strong> aan keizer Galli<strong>en</strong>us, wordt door ander<strong>en</strong> aan Petronius toegeschrev<strong>en</strong>.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


135<br />

- O! riep<strong>en</strong> de vrouw<strong>en</strong>. Kijk, wat e<strong>en</strong> fakkeldraagsters... Allemaal naakte vrouw<strong>en</strong>!<br />

- O... oh! schertste Tullia. Niet kijk<strong>en</strong>, Servianus!<br />

- Jong<strong>en</strong> uit Aquilea! spotte Autronius. Kuisch neefje uit de provincie... Hoû je<br />

oog<strong>en</strong> dicht!<br />

- Jawel, oom! antwoordde neefje kuisch, maar liet zijn hand<strong>en</strong> niet thuis.<br />

- Wat e<strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>! riep<strong>en</strong> Cynthia <strong>en</strong> Lollia. En all<strong>en</strong> met flambouw<strong>en</strong>, <strong>en</strong> luchters,<br />

òp haar hoofd! Zoo gek, het is toch over dag!<br />

- God<strong>en</strong>! riep Autronius. Wat e<strong>en</strong> geloei! Het zijn buffels! Wàt e<strong>en</strong> buffels! Burger!<br />

riep hij naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>. Weet JIJ hoe veel buffels het zijn?<br />

- Hònderd, riep de burger terug.<br />

- Kijk, Servianus, zei Tullia <strong>en</strong> trok Servianus dichter op. Hònderd witte buffels!<br />

En allemaal met goud<strong>en</strong> juk <strong>en</strong> goud<strong>en</strong> kettings! Zie je?! En kijk, over hun rugg<strong>en</strong>,<br />

dekkleed<strong>en</strong> van zij! Mooi hè! Ze word<strong>en</strong> geofferd, àllemaal!<br />

- Kijk, Servianus! riep Autronius. Witte schap<strong>en</strong>! Hoe veel, burger? riep hij naar<br />

b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>.<br />

- Tweehonderd schap<strong>en</strong>, burger! riep de b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>burger terug.<br />

- O... oh! juicht<strong>en</strong> de vrouw<strong>en</strong> drie. Kijk... Olifant<strong>en</strong>! Olifant<strong>en</strong>!!! We kunn<strong>en</strong> ze<br />

tell<strong>en</strong>... Vier, vijf, zes... er zijn er ti<strong>en</strong>! Tièn olifant<strong>en</strong>!!<br />

- Tièn olifant<strong>en</strong>!! verbaasd<strong>en</strong> zij zich, de meid<strong>en</strong> <strong>en</strong> Autronius.<br />

De jong<strong>en</strong> uit Aquilea keek zijn oog<strong>en</strong> uit zijn gezicht. Zijn hand<strong>en</strong> vergat<strong>en</strong> Tullia,<br />

blev<strong>en</strong> van verbazing inert onder de plooi<strong>en</strong> van haar stola.<br />

- Ti<strong>en</strong> olifant<strong>en</strong>... murmelde Servianus na, in stupefaktie.<br />

- O... oh! schreeuwd<strong>en</strong> de vrouw<strong>en</strong>. Daar heb je de gladiator<strong>en</strong>! Servianus, kijk!<br />

De gladiator<strong>en</strong>!<br />

- IK weet, riep Lollia opgetog<strong>en</strong>, rood; hoe veel gladiator<strong>en</strong> er zijn! Er zijn er<br />

twaalfhonderd! Mijn twee broêrs zijn er onder! Daar heb je ze al! Sexius! Cassius!!<br />

Da...àg! Da...àg!<br />

Zij juicht<strong>en</strong> de gladiator<strong>en</strong> met breede gebar<strong>en</strong> toe, <strong>en</strong> de beide<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


136<br />

broeders van Lollia juicht<strong>en</strong> terug. Er ging<strong>en</strong> in der daad voorbij tweehonderd rij<strong>en</strong><br />

van gladiator<strong>en</strong>, elk met e<strong>en</strong> goud<strong>en</strong> mantel gesierd.<br />

- Ze zijn pràchtig! riep Servianus.<br />

- Wat e<strong>en</strong> mooie kerels! riep<strong>en</strong> de vrouw<strong>en</strong> om strijd.<br />

- Lollia! riep Tullia, wat e<strong>en</strong> mooie kerels zijn je broêrs!<br />

- Daar heb je Carus! riep Cynthia uit. Di<strong>en</strong> vind ik de mooiste, die er bij is...<br />

- En daar heb je Maximilianus!<br />

- En daar heb je Emilianus!<br />

- Salvius!<br />

- Servilius!<br />

- Pampilius, daar, de neger!<br />

Van alle kant<strong>en</strong> klonk<strong>en</strong> de nam<strong>en</strong> der gladiator<strong>en</strong>.<br />

- Goud<strong>en</strong> mantels! riep Autronius. Jong<strong>en</strong> van Aquilea, heb je in Aquilea ooit<br />

gladiator<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>, met goud<strong>en</strong> mantels??<br />

- O, kijk! gild<strong>en</strong> de vrouw<strong>en</strong>. Allerlei vreemde beest<strong>en</strong>! Pràchtig! Opgetuigde<br />

vreemde beest<strong>en</strong>! Wat zijn het? Hippopotam<strong>en</strong> <strong>en</strong> giraff<strong>en</strong>! Eland<strong>en</strong> <strong>en</strong> roode<br />

struisvogels! Wat e<strong>en</strong> boèl! Wat is dat voor e<strong>en</strong> beest, in e<strong>en</strong> goud<strong>en</strong> kooi? E<strong>en</strong><br />

wild beest, dat niet is te temm<strong>en</strong>??<br />

- Kijk! riep Autronius. De narr<strong>en</strong> met àl de mim<strong>en</strong>, tooneelspelers <strong>en</strong> dansers! Zie<br />

je ze goed, Servianus?<br />

- Kijk de narr<strong>en</strong>! riep Tullia. Ze zijn als Cyclop<strong>en</strong> verkleed! Met eén oog in hun<br />

voorhoofd!<br />

Maar e<strong>en</strong> raz<strong>en</strong>d gejuich orkaande omhoog.<br />

Tussch<strong>en</strong> wierook <strong>en</strong> e<strong>en</strong> wacht van goud<strong>en</strong> katafractariï versche<strong>en</strong>, op zegekar,<br />

getrokk<strong>en</strong> door zesti<strong>en</strong> schimmels, de keizer Galli<strong>en</strong>us. Hij was gekleed als de Zon;<br />

zijn mantel sleepte tot op straat; om zijn blond hoofd, overpoeierd met goudstof,<br />

straalde e<strong>en</strong> imm<strong>en</strong>se stral<strong>en</strong>krans uit.<br />

- Heil! Heil Galli<strong>en</strong>us! bulderde het van alle kant<strong>en</strong>.<br />

- Hij overwon Byzantium! Hij overwon de Skyth<strong>en</strong>! Hij overwon Victorinus! Hij zal<br />

all<strong>en</strong> overwinn<strong>en</strong>! Hij zal dèrtig tyrann<strong>en</strong> overwinn<strong>en</strong>! Hij zal in Egypte Emilianus<br />

overwinn<strong>en</strong>! Od<strong>en</strong>atus,<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


137<br />

in het Oost<strong>en</strong>! Regillianus <strong>en</strong> Posthumius! Cyrias <strong>en</strong> Ing<strong>en</strong>uus! Marius, de smid <strong>en</strong><br />

Aureolus! All<strong>en</strong> zal hij ze overwinn<strong>en</strong>! Heil, heil Galli<strong>en</strong>us! Hij is geestig, de geestigste<br />

keizer, die is gezi<strong>en</strong>... De kapo<strong>en</strong>, de kapo<strong>en</strong>, de kapo<strong>en</strong>! Hahà, de kapo<strong>en</strong>! ‘Het<br />

is moeilijk e<strong>en</strong> stier zoo veel mal<strong>en</strong> te miss<strong>en</strong>!’ Haha... haha! Heil, heil Galli<strong>en</strong>us!!!<br />

De keizer, voor de Basilica Julia, blij, omdat m<strong>en</strong> juichte, groette vri<strong>en</strong>delijk. En<br />

Autronius, de meid<strong>en</strong> hoord<strong>en</strong> hem zegg<strong>en</strong> tot zijn gunsteling<strong>en</strong>:<br />

- Welke spel<strong>en</strong> zijn er voor morg<strong>en</strong> bereid in de Ar<strong>en</strong>a? En wat zull<strong>en</strong> we straks<br />

et<strong>en</strong>? Wet<strong>en</strong> jullie het m<strong>en</strong>u?<br />

De meid<strong>en</strong> gild<strong>en</strong> van het lach<strong>en</strong>.<br />

- Wat is er gebeurd?? riep Servianus, wi<strong>en</strong>s hand<strong>en</strong> Tullia vergat<strong>en</strong>, omdat hij<br />

zich de oog<strong>en</strong> uit het hoofd zag, <strong>en</strong> niets dan oog<strong>en</strong> was <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> hand<strong>en</strong> meer.<br />

Zèg dan Tullia, zeg het me dan toch; Autronius, wat is er gebeurd? Waarom lach<strong>en</strong><br />

jullie??<br />

Maar de dikke slav<strong>en</strong>koopman <strong>en</strong> de drie meid<strong>en</strong> viel<strong>en</strong> over elkaâr van het<br />

lach<strong>en</strong>, schreeuwd<strong>en</strong>, huild<strong>en</strong> van het lach<strong>en</strong>. All<strong>en</strong> rondom h<strong>en</strong> schreeuwd<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

huild<strong>en</strong> van het lach<strong>en</strong>.<br />

- Heb je het gehoord!? Heb je het gehoord!?<br />

Zij lacht<strong>en</strong>, zij wrong<strong>en</strong> van het lach<strong>en</strong>, rood, ziek, doòd van het lach<strong>en</strong>.<br />

- Vervloekt dan toch, Tullia! drong Servianus. Zèg me dan toch, waarom jullie zoo<br />

bulk<strong>en</strong>!<br />

- Hij heeft gevraagd... hokte Tullia.<br />

Maar de andere vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> Autronius schaterd<strong>en</strong> op nieuw, <strong>en</strong> Servianus verstond<br />

niet...<br />

- Hij heeft gevraagd... bracht Tullia, eindelijk, uit; wat het m<strong>en</strong>u... voor... van avond<br />

is...!!<br />

- Maar is dàt dan zoó aardig?? vroeg Servianus on weêrhoudbaar boos, omdat<br />

hij niet begreep.<br />

E<strong>en</strong> Homeriesch lach<strong>en</strong>, al om rond. Eindelijk roept Autronius, die medelijd<strong>en</strong><br />

heeft:<br />

- Maar jong<strong>en</strong> van Aquilea... E<strong>en</strong> keizer... e<strong>en</strong> keizer van Ròme... van ROME...<br />

e<strong>en</strong> Heerscher over de Wereld... die op zijn<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


138<br />

Triomf... vlàk... vlàk onder het Capitolium... vraàgt... vrààgt... wat... het m<strong>en</strong>u is voor<br />

zijn diner... voor van avond...!! O God<strong>en</strong>... o god<strong>en</strong>... Hij begrijpt het nòg niet... De<br />

jong<strong>en</strong> van Aquilea snapt het nòg niet!!<br />

De jong<strong>en</strong> van Aquilea snapte het misschi<strong>en</strong> nog niet heélemaal, maar hij begreep,<br />

dat als iedere<strong>en</strong> iedere<strong>en</strong> dan toch voor d<strong>en</strong> gek hield, <strong>en</strong> keizer Galli<strong>en</strong>us zijn heéle<br />

volk, maar zoó, dat zij er zich dood om lacht<strong>en</strong>, hij t<strong>en</strong> minste zijn oom maar bedott<strong>en</strong><br />

zoû, <strong>en</strong> nu zijn oog<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>, begonn<strong>en</strong> zijn hand<strong>en</strong> weêr te herlev<strong>en</strong>.<br />

Maar achter de zegekar des keizers was plots e<strong>en</strong> oproer, vlak onder het<br />

Capitolium. De jong<strong>en</strong> van Aquilea had er echter g<strong>en</strong>oeg van: achter het beeld,<br />

waar teg<strong>en</strong> zij leund<strong>en</strong>, omhelsde hij Tullia, op d<strong>en</strong> mond. En hij hoorde niet de<br />

uitlegging, die de burger b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> toeschreeuwde aan Autronius, op di<strong>en</strong>s vraag,<br />

wat er toch gebeurd was:<br />

- Het zijn de narr<strong>en</strong>! riep de burger-b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> tot Autronius, die Cynthia <strong>en</strong> Lollia<br />

plat perste tussch<strong>en</strong> zijn buik <strong>en</strong> de balustrade. Het zijn de narr<strong>en</strong>!! Ze ded<strong>en</strong> of ze<br />

zocht<strong>en</strong> naar d<strong>en</strong> vader van onz<strong>en</strong> keizer, naar d<strong>en</strong> arm<strong>en</strong> oud<strong>en</strong> Valerianus, die<br />

al sedert jar<strong>en</strong> verzucht in gevang<strong>en</strong>schap bij de Perz<strong>en</strong>! Waar zijn gebog<strong>en</strong> rug<br />

als voetschabel di<strong>en</strong>t, wanneer de koning Sapor te paard stijgt...<br />

- Dat weet ik, burger, maar waarom zòcht<strong>en</strong> de narr<strong>en</strong> naar 's keizers vader?<br />

- Omdat de keizer door slàv<strong>en</strong> - heb je dat dan niet gezi<strong>en</strong>?? - d<strong>en</strong> koning der<br />

Perz<strong>en</strong>, Sapor, <strong>en</strong> het Perzische leger, liet voorstell<strong>en</strong> als of hij ze verwonn<strong>en</strong> had!<br />

Achter zijn wag<strong>en</strong> aan kwam<strong>en</strong> ze! Het was e<strong>en</strong> komedie! En daarom zocht<strong>en</strong> de<br />

narr<strong>en</strong>, ondeug<strong>en</strong>d, naar Valerianus, naar 's keizers vader, aan wi<strong>en</strong> hij zich al heel<br />

weinig heeft geleg<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong>! En dat heeft de keizer gehoord, <strong>en</strong> nu is hij zoo<br />

raz<strong>en</strong>d geword<strong>en</strong>, dat hij de narr<strong>en</strong> laat oppakk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ze lev<strong>en</strong>d wil lat<strong>en</strong><br />

verbrand<strong>en</strong>!!!<br />

- Lev<strong>en</strong>d?? De narr<strong>en</strong> word<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>d verbrand!? riep<strong>en</strong> de twee meid<strong>en</strong>, riep<br />

Autronius, riep àl het volk, daar zich verdring<strong>en</strong>de op de bov<strong>en</strong>galerij der Basilica<br />

Julia.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


139<br />

- Er bij zijn! Kijk<strong>en</strong>! Naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>! De trap af! De narr<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gepakt! De narr<strong>en</strong><br />

zocht<strong>en</strong> naar 's keizers vader! Arme Valerianus! Die brutale narr<strong>en</strong> dan ook! De<br />

keizer heeft gelijk! Galli<strong>en</strong>us heeft gelijk! Brand<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> de narr<strong>en</strong>! Kijk<strong>en</strong>! We will<strong>en</strong><br />

ze zi<strong>en</strong> brand<strong>en</strong>! Ze zi<strong>en</strong> brand<strong>en</strong>! Ze zièn brand<strong>en</strong>!!<br />

In heftig tumult stommelde, drong, duwde het volk naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>. Autronius, in<br />

d<strong>en</strong> e<strong>en</strong><strong>en</strong> arm Lollia, Cynthia in d<strong>en</strong> ander<strong>en</strong>, viel over zijn gescheurde toga, rolde<br />

eindelijk als e<strong>en</strong> ronde massa de trap af. De twee vrouw<strong>en</strong> wrong<strong>en</strong> zich van het<br />

lach<strong>en</strong>...<br />

- Kijk hem roll<strong>en</strong>! Kijk hem roll<strong>en</strong>! E<strong>en</strong> ton! E<strong>en</strong> tòn!<br />

Achter het standbeeld, teg<strong>en</strong> het voetstuk, blev<strong>en</strong> Servianus <strong>en</strong> Tullia. Hij had<br />

haar vast in zijn arm<strong>en</strong>. Hare arm<strong>en</strong> war<strong>en</strong> om hem he<strong>en</strong>:<br />

- ‘Opdat de duiv<strong>en</strong> niet beter kirr<strong>en</strong> dan gij...!’ kreunde Tullia.<br />

- ‘Opdat ge<strong>en</strong> klimop hechter str<strong>en</strong>gele... dan uw arm<strong>en</strong> verliefd!’ kermde zacht<br />

Servianus.<br />

- ‘Ge<strong>en</strong> schelp vaster sluit - aan de schelp’, murmelde, sterv<strong>en</strong>d in e<strong>en</strong> lang<strong>en</strong><br />

zo<strong>en</strong>, Tullia; ‘dan uw lipp<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong>, als ge kust...’<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


De balling te Tomi<br />

I<br />

140<br />

De ijzige wind streek huil<strong>en</strong>de aan in e<strong>en</strong> gewarrel van sneeuwvlokk<strong>en</strong> over de<br />

donkere, om d<strong>en</strong> schaduwslag der wolk<strong>en</strong> duister<strong>en</strong>de zee, bevror<strong>en</strong> aan de<br />

boord<strong>en</strong>.<br />

Want de winter was gruwzaam <strong>en</strong> fel, de wind was de Noordelijke Boreas, die<br />

aanraasde uit de barre Sarmatische stepp<strong>en</strong> <strong>en</strong> de zee was e<strong>en</strong> binn<strong>en</strong>zee, de<br />

Pontus Euxinus, als ware het uit ironie zóo, de herbergzame, g<strong>en</strong>aamd.<br />

En in deze maand<strong>en</strong> van fel gruwzam<strong>en</strong> winter, bevror<strong>en</strong> hare boord<strong>en</strong>, strekt<strong>en</strong><br />

ijsvlakt<strong>en</strong> zich langs hare kust<strong>en</strong> uit onder de hoogte, waarop de versterking van<br />

Tomi lag, in der tijd door kolonist<strong>en</strong> uit Milete gesticht.<br />

Het was e<strong>en</strong> kleine plaats, door mur<strong>en</strong> omgev<strong>en</strong>, omdat telk<strong>en</strong>s <strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s zoo<br />

wel Get<strong>en</strong> als Sarmat<strong>en</strong> <strong>en</strong> Skyth<strong>en</strong> de stad overviel<strong>en</strong>, <strong>en</strong> haar plunderd<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

bloedbad der half Grieksche bevolking, al had deze zich ook verm<strong>en</strong>gd met Skyth<strong>en</strong>,<br />

Sarmat<strong>en</strong> <strong>en</strong> Get<strong>en</strong>, nooit vertrouwbaar, zelfs niet voor wie stamd<strong>en</strong> uit eig<strong>en</strong><br />

oorsprong.<br />

Bij de mur<strong>en</strong>, hoog geleg<strong>en</strong>, zi<strong>en</strong>de over de zee, was e<strong>en</strong> kleine woning van hout<br />

<strong>en</strong> ste<strong>en</strong>, niet geheel e<strong>en</strong>zaam, maar toch afzonderlijk geleg<strong>en</strong> van andere verspreide<br />

woning<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> desolate stulp, waarover de vlokk<strong>en</strong>, dwarrel<strong>en</strong>de uit sneeuwzware,<br />

grauwe lucht, neêrviel<strong>en</strong>, zich hecht<strong>en</strong>de tot e<strong>en</strong> dik dons langs dak, aan deur <strong>en</strong><br />

klein v<strong>en</strong>ster.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


141<br />

In die woning, met e<strong>en</strong> slaaf, half Griek, half Geet, woonde de banneling.<br />

Hij was ziek.<br />

Hij lag op zijn bedde van ber<strong>en</strong>vell<strong>en</strong>; vell<strong>en</strong> bedekt<strong>en</strong> d<strong>en</strong> vloer, vell<strong>en</strong> bedekt<strong>en</strong><br />

de wand<strong>en</strong>; hijzelve droeg de wijde broek of braccia der Barbar<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

oppergewaad van bont; <strong>en</strong> hij lag neêr, <strong>en</strong> sche<strong>en</strong> e<strong>en</strong> oud<strong>en</strong> man, hoewel hij niet<br />

ouder dan twee<strong>en</strong>-vijftig was. Maar zijn haar was geheel wit; pijnlijke rimpels groev<strong>en</strong><br />

diepe vor<strong>en</strong>s over voorhoofd <strong>en</strong> wang<strong>en</strong>; jicht deed hem kreun<strong>en</strong>, <strong>en</strong> trill<strong>en</strong>de vingers<br />

strekte hij uit naar d<strong>en</strong> lag<strong>en</strong>, bronz<strong>en</strong> drievoet, midd<strong>en</strong> in het vertrek, waar kol<strong>en</strong><br />

gloeid<strong>en</strong> in heete asch.<br />

In e<strong>en</strong> hoek van het vertrek, op beest<strong>en</strong>vell<strong>en</strong>, sliep de slaaf, zijn e<strong>en</strong>ige lotg<strong>en</strong>oot.<br />

Des ballings trill<strong>en</strong>de vingers war<strong>en</strong> die van e<strong>en</strong> dichter, lang <strong>en</strong> fijn; zijn oog<strong>en</strong><br />

war<strong>en</strong> donker van kleur, maar weêrgaloos treurig; zijn mond <strong>en</strong> zijn kin war<strong>en</strong><br />

vrouwelijk week, <strong>en</strong> geheel zijn in bont omhulde, pijnlijk neêrligg<strong>en</strong>de figuur was die<br />

van e<strong>en</strong> gevoelig week man, di<strong>en</strong> het noodlot had tot sterv<strong>en</strong>s toe ziek geslag<strong>en</strong>,<br />

maar niet had will<strong>en</strong> vernietig<strong>en</strong> met é<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel<strong>en</strong> slag.<br />

Hier kwijnde hij al zev<strong>en</strong> jar<strong>en</strong>.<br />

De wind woei om het huis, raz<strong>en</strong>de, klag<strong>en</strong>de; de vlokk<strong>en</strong> sloeg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het<br />

geöliede papier van het raam, <strong>en</strong> de banneling, steun<strong>en</strong>de, kreun<strong>en</strong>de, nog meer<br />

om martel<strong>en</strong>de melancholie dan om pijn van jicht, viel neêr in zijn kuss<strong>en</strong>, <strong>en</strong> borg<br />

de fijne vingers onder het ber<strong>en</strong>veldek, <strong>en</strong> sloot de oogled<strong>en</strong>...<br />

Onder zijn geslot<strong>en</strong> oogled<strong>en</strong> door, we<strong>en</strong>de hij; de tran<strong>en</strong> liep<strong>en</strong> hem langs d<strong>en</strong><br />

grauw<strong>en</strong> baard, waarin zijn mond zoo vreemd jong <strong>en</strong> vrouwelijk van vorm geblev<strong>en</strong><br />

was.<br />

Hij we<strong>en</strong>de, terwijl de vroege nacht, zwanger van meer <strong>en</strong> meer sneeuw, al<br />

duisterde, kort na d<strong>en</strong> middag.<br />

Hij we<strong>en</strong>de, omdat hij alle hoop had verlor<strong>en</strong>.<br />

Alle hoop, dat keizer Tiberius hem terug zoû roep<strong>en</strong> naar Rome.<br />

Rome...! Waarhe<strong>en</strong> heel zijn ziel smachtte...<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


142<br />

Buit<strong>en</strong>, over de lager geleg<strong>en</strong> bevror<strong>en</strong> boord<strong>en</strong> der binn<strong>en</strong>zee zich verm<strong>en</strong>g<strong>en</strong>de<br />

met het aangetier van de huil<strong>en</strong>de sneeuworkan<strong>en</strong>, daverde-aan het zware geratel<br />

van Sarmatische wag<strong>en</strong>s <strong>en</strong> karr<strong>en</strong> <strong>en</strong> woeste kret<strong>en</strong> klonk<strong>en</strong>.<br />

De slaaf, gewekt, stond plotseling overeind.<br />

- Meester! Meester! kreet hij. Te wap<strong>en</strong>! Te wap<strong>en</strong>! De vijand<strong>en</strong>...!<br />

Hij greep naar de wap<strong>en</strong>s, die hing<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> d<strong>en</strong> muur, <strong>en</strong> luisterde.<br />

De banneling, met e<strong>en</strong> kreun van angst <strong>en</strong> pijn, was ook opgerez<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zijn<br />

bev<strong>en</strong>de hand<strong>en</strong> grep<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> zwaard, onder zijn bereik.<br />

Hij luisterde uit, als de slaaf.<br />

De kret<strong>en</strong> verklonk<strong>en</strong>, het zware geratel der karr<strong>en</strong> <strong>en</strong> wag<strong>en</strong>s verdreunde.<br />

- Zij gaan verder... zei de slaaf.<br />

Hij sprak e<strong>en</strong> half Grieksch, half Getiesch dialekt.<br />

- Zij gaan verder... herhaalde de banneling, in de zelfde taal.<br />

Buit<strong>en</strong> woei heviger nu de wind op, gier<strong>en</strong>de, huil<strong>en</strong>de, <strong>en</strong> het dikke dons der<br />

vlokk<strong>en</strong> uitschudd<strong>en</strong>de over de lage woning, maar alle geluid was verklonk<strong>en</strong>.<br />

De vroege nacht daalde snel.<br />

De banneling had het wap<strong>en</strong> uit de hand lat<strong>en</strong> vall<strong>en</strong> <strong>en</strong> was neêrgezonk<strong>en</strong> in de<br />

ber<strong>en</strong>vell<strong>en</strong> van zijn bedde.<br />

Hij snikte luid op, zijn hand<strong>en</strong> voor het gezicht, afgemarteld van z<strong>en</strong>uwige angst<strong>en</strong>,<br />

telk<strong>en</strong>s herhaalde opschrikking<strong>en</strong>, ziek van melancholie nog meer dan van jicht,<br />

maar afgesloopt ook in zijn t<strong>en</strong>gere lichaam van pijn<strong>en</strong> in dit barre klimaat, op dit<br />

onherbergzaam oord, in deze woning, waar trots de vell<strong>en</strong> van wilde beest<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

gloei<strong>en</strong>de kol<strong>en</strong>, de koude wind<strong>en</strong> drong<strong>en</strong> door reet <strong>en</strong> door raam.<br />

De slaaf hing de wap<strong>en</strong>s weêr op.<br />

To<strong>en</strong> ontstak hij - het was geheel donker geword<strong>en</strong> - e<strong>en</strong> bronz<strong>en</strong> staande lamp,<br />

porde het vuur in d<strong>en</strong> drievoet op, plooide de huid voor het raam - dit alles zonder<br />

woord<strong>en</strong>.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


143<br />

En schikte op lage tafel papier<strong>en</strong> <strong>en</strong> perkam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> boek<strong>en</strong>, die war<strong>en</strong> als roll<strong>en</strong>.<br />

De banneling, om zijn zorg, verteederde <strong>en</strong> zuchtte diep op.<br />

En half geleund in zijn kuss<strong>en</strong>s <strong>en</strong> vell<strong>en</strong>, greep hij de boek<strong>en</strong>, <strong>en</strong> streelde ze.<br />

Het war<strong>en</strong> zijn eig<strong>en</strong> schrift<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn eig<strong>en</strong> verz<strong>en</strong>: de Metamorfoz<strong>en</strong>, zijn groote<br />

werk.<br />

In scharlak<strong>en</strong> letters schitterd<strong>en</strong> de titels op het perkam<strong>en</strong>t, <strong>en</strong> met geurige<br />

cederolie was dit ingewrev<strong>en</strong>, om het te vrijwar<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> bederf <strong>en</strong> worm<strong>en</strong>.<br />

De blad<strong>en</strong>, wier eind<strong>en</strong> aan elkander war<strong>en</strong> geplakt, rold<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> klein<strong>en</strong><br />

cylinder, door middel van twee ivor<strong>en</strong> knopjes aan staafjes.<br />

Slechts e<strong>en</strong>e zijde was beschrev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> met puimste<strong>en</strong> was de harige ruwheid<br />

van het perkam<strong>en</strong>t glad gewrev<strong>en</strong>.<br />

Vele van die cylinders stond<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> koker op, bij het bedde van d<strong>en</strong> banneling.<br />

Hij greep de stift <strong>en</strong> poogde te schrijv<strong>en</strong>.<br />

Van zelve, natuurlijk-weg, voegd<strong>en</strong> zich de woord<strong>en</strong>, die hij schreef, op rythme<br />

<strong>en</strong> kad<strong>en</strong>s te zam<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zelfs nu hij ziek wegkwijnde, schreef hij, natuurlijk-weg,<br />

zijn verz<strong>en</strong>; ieder gevoel van smart <strong>en</strong> melancholie werd hem, bijna onbewust, vers,<br />

als of hij niet anders dan in verz<strong>en</strong> had kunn<strong>en</strong> lijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>.<br />

Het was hem niet alle<strong>en</strong> zijn bezigheid, zijn e<strong>en</strong>ige troost; het was hem zijn natuur<br />

te dicht<strong>en</strong>, te schrijv<strong>en</strong> - hij had niet anders gekund.<br />

Zoo lang hij lev<strong>en</strong> zoû, adem<strong>en</strong> zoû, zoû hij de verz<strong>en</strong> voel<strong>en</strong> in zijn ziel, <strong>en</strong> ze<br />

neêr schrijv<strong>en</strong> op het perkam<strong>en</strong>t.<br />

En zond hij ze naar Rome, naar zijn vrouw, zijn dochter, e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel<strong>en</strong> vri<strong>en</strong>d, wi<strong>en</strong>s<br />

naam hij niet vermeld<strong>en</strong> mocht.<br />

Maar op de verz<strong>en</strong>, die hij naar Rome zond, schreef hij de titels niet rood met<br />

m<strong>en</strong>ie of cinnaber; hij schreef ze zwart; ook had hij ge<strong>en</strong> cederolie om het perkam<strong>en</strong>t<br />

meê te wrijv<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hij liet de harige ruwheid aan het papier, <strong>en</strong> wilde die niet met<br />

e<strong>en</strong> puimste<strong>en</strong> eff<strong>en</strong><strong>en</strong>, uit e<strong>en</strong> soort van weemoedige verteedering, om<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


144<br />

zijn verz<strong>en</strong> van treurigheid <strong>en</strong> melancholie niet op te sier<strong>en</strong> tot gepolijst<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

bevallig<strong>en</strong> boekrol, maar hun e<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> van rouw te lat<strong>en</strong>.<br />

Hij had de stift gegrep<strong>en</strong>, maar dez<strong>en</strong> nacht kon hij niet schrijv<strong>en</strong>.<br />

Zijn ziel vloeide over van melancholie.<br />

Morg<strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> zoû hij die melancholie kunn<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> in verz<strong>en</strong>; dez<strong>en</strong> nacht<br />

was hij ziek, smachtte hij naar het spoedige einde.<br />

De slaaf sliep, in zijn hoek, opgerold als e<strong>en</strong> kat onder zijn berevel.<br />

De banneling, huiver<strong>en</strong>d, kroop dichter in de langharige huid<strong>en</strong> <strong>en</strong> luisterde naar<br />

d<strong>en</strong> luid opklag<strong>en</strong>d<strong>en</strong> wind.<br />

Het sche<strong>en</strong> soms of de wind het huisje weg zoû voer<strong>en</strong>, zoû opblaz<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> veêr<br />

gelijk.<br />

De banneling sloot de oog<strong>en</strong>, om Rome te zi<strong>en</strong>.<br />

Als hij niet dichtte <strong>en</strong> schreef, was dit hem zijn troost: Rome zich te verbeeld<strong>en</strong>.<br />

Daar rees de stad op...<br />

Daar schemerde het blank vizio<strong>en</strong>... daar schitterd<strong>en</strong> <strong>en</strong> zuild<strong>en</strong> omhoog de<br />

tempels <strong>en</strong> de paleiz<strong>en</strong> onder de int<strong>en</strong>se azur<strong>en</strong> lucht<strong>en</strong>, waarteg<strong>en</strong> gro<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

donkerd<strong>en</strong> pijn<strong>en</strong> <strong>en</strong> cypress<strong>en</strong>... Daar zag de banneling zijn eig<strong>en</strong> woning, zijn<br />

tuin, waar hij schreef <strong>en</strong> las, tussch<strong>en</strong> de bloei<strong>en</strong>de magnolia's <strong>en</strong> datura's - bloem<strong>en</strong>,<br />

als bekers, die geur uitgot<strong>en</strong> - de oleanders <strong>en</strong> àl de roz<strong>en</strong>.<br />

Daar zag hij zijn vrouw, die hij lief had: trots zijn dartele verz<strong>en</strong> van liefde, trots<br />

zijn Kunst-hoe-te-beminn<strong>en</strong>-<strong>en</strong>-te-word<strong>en</strong>-bemind, was hij e<strong>en</strong> huislijk man...<br />

Daar zag hij zijn dochter: zij had als hij ‘de Muz<strong>en</strong> lief’: zij las veel <strong>en</strong> gaarne; zij<br />

dichtte.<br />

Daar zag hij zijne vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, bij gezellig maal of kunstkout vere<strong>en</strong>igd: hij had ze<br />

bijna all<strong>en</strong> verlor<strong>en</strong>; in zijn ong<strong>en</strong>ade hadd<strong>en</strong> zij zich vàn hem gew<strong>en</strong>d.<br />

E<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele, nieuwe vri<strong>en</strong>d, was hem trouw geblev<strong>en</strong>, behar-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


145<br />

tigde in Rome, sam<strong>en</strong> met zijne vrouw, de zaak van d<strong>en</strong> verbann<strong>en</strong> dichter, poogde<br />

zijn terugroeping te bewerkstellig<strong>en</strong>, want keizer Augustus had hem niet voor altijd<br />

verbann<strong>en</strong>: hij was niet exsul, maar relegatus...<br />

O, hij koesterde ge<strong>en</strong> hoop meer: Augustus was dood, Tiberius zoû zonder g<strong>en</strong>ade<br />

zijn!<br />

Rome - Rome... o Rome terug zi<strong>en</strong>! Zijn huis, zijn tuin terug zi<strong>en</strong>, de lucht van<br />

Rome terug zi<strong>en</strong>, het plaveisel van het Forum drukk<strong>en</strong> met teeder<strong>en</strong> voet; vrouw<br />

<strong>en</strong> dochter <strong>en</strong> vri<strong>en</strong>d omarm<strong>en</strong>!<br />

Hij schudde wanhopig het hoofd, de oog<strong>en</strong> dicht - om het vizio<strong>en</strong>, dat verbleekte,<br />

vast te houd<strong>en</strong>.<br />

Hij wist nu, dat hij nooit Rome meer zi<strong>en</strong> zoû.<br />

Dat hem zelfs ge<strong>en</strong> milder ballingsoord zoû word<strong>en</strong> aangewez<strong>en</strong>, waarom hij had<br />

gesmeekt.<br />

Hier zoû hij kwijn<strong>en</strong>, nog kort<strong>en</strong> tijd langer; hier zoû hij langzaam sterv<strong>en</strong>.<br />

Zijn uitgeteerd lichaam kon hij alle<strong>en</strong> voed<strong>en</strong> met grove spijs; het water, dat hij<br />

dronk, was moeraswater; koorts, jicht, <strong>en</strong> eindlooze melancholie sloopt<strong>en</strong> hem.<br />

Het e<strong>en</strong>ige, dat hem ophield, troostte, e<strong>en</strong> dag verder deed lev<strong>en</strong>, was zijn g<strong>en</strong>ie,<br />

was de Poëzie in hem, hoe treurig zij ook was geword<strong>en</strong>: zijn é<strong>en</strong>s lach<strong>en</strong>de,<br />

zonnige, dartele, lev<strong>en</strong>sblijde <strong>en</strong> aan heerlijke beeld<strong>en</strong> schatrijke Poëzie.<br />

Zijn ‘Muze’, als hij haar noemde: dat was zijn troost.<br />

Zij was niet voor hem het beeld, door misbruik, in latere eeuw<strong>en</strong>, geme<strong>en</strong>plaats<br />

geword<strong>en</strong>.<br />

Zij bestond voor hem: hij zag haar, sere<strong>en</strong>, kalm, troostvol, hoe treurig ook; ze<br />

was voor hem de godin, die hem nog beschermde; de bov<strong>en</strong>natuurlijke macht, die<br />

telk<strong>en</strong>s het dreig<strong>en</strong>d gevaar der Barbar<strong>en</strong> van hem weerde.<br />

Wat zoud<strong>en</strong> de Barbar<strong>en</strong> d<strong>en</strong> banneling plunder<strong>en</strong>, die daar leefde met é<strong>en</strong> slaaf<br />

tussch<strong>en</strong> roll<strong>en</strong> perkam<strong>en</strong>t?<br />

Hij bezat noch vee, noch goud.<br />

Zij overviel<strong>en</strong> hem niet, zij trokk<strong>en</strong> zijn woning voorbij met<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


146<br />

het gerammel van hun zware karr<strong>en</strong> <strong>en</strong> wag<strong>en</strong>s, met hun huil<strong>en</strong>de kret<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

kletter<strong>en</strong>de wap<strong>en</strong>s.<br />

Dikwijls had hij ze voorbij zi<strong>en</strong> trekk<strong>en</strong>, met hun buffelgespann<strong>en</strong>: woeste gestalt<strong>en</strong><br />

met fladder<strong>en</strong>de har<strong>en</strong> <strong>en</strong> fladder<strong>en</strong>de baard<strong>en</strong>, gekleed in broek<strong>en</strong> <strong>en</strong> jass<strong>en</strong> van<br />

beest<strong>en</strong>vel: Sarmat<strong>en</strong>, Jazygiërs <strong>en</strong> Get<strong>en</strong>, Skyth<strong>en</strong> <strong>en</strong> Basturn<strong>en</strong>, die in d<strong>en</strong> winter<br />

over d<strong>en</strong> bevror<strong>en</strong> Ister trokk<strong>en</strong>, om te plunder<strong>en</strong>, vaak ongestraft, aan de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong><br />

van het Romeinsche Rijk.<br />

Want de zegevier<strong>en</strong>de adelar<strong>en</strong> breidd<strong>en</strong> hun vlucht niet uit naar die verdere<br />

ijzige stepp<strong>en</strong>: doelloos die overwinning der eeuwige ijz<strong>en</strong>, einde der wereld.<br />

Aan dat wereldeinde, op die versterkte hoogte van Tomi, te midd<strong>en</strong> der imm<strong>en</strong>se<br />

verlat<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> sneeuworkan<strong>en</strong> - met nauwlijks wat bleeke l<strong>en</strong>te <strong>en</strong> vochtig<strong>en</strong> zomer<br />

- kwijnde de Romein, de Latijn, de dichter der liefde <strong>en</strong> der blauwe lucht<strong>en</strong>... al zev<strong>en</strong><br />

jar<strong>en</strong>... zev<strong>en</strong> jar<strong>en</strong>...<br />

En nu, zijn nacht slapeloos, om wanhoop <strong>en</strong> huil<strong>en</strong>d<strong>en</strong> sneeuwstorm, buit<strong>en</strong>, wist<br />

hij, dat alle hoop uit was...<br />

Dat Tiberius on vermurwbaar zoû zijn.<br />

Dat hij hier spoedig sterv<strong>en</strong> zoû, verlat<strong>en</strong> van all<strong>en</strong>... alle<strong>en</strong> met di<strong>en</strong> slaaf... <strong>en</strong><br />

onder d<strong>en</strong> blik van di<strong>en</strong> é<strong>en</strong>ig<strong>en</strong> troost: zijn eig<strong>en</strong> g<strong>en</strong>ie... de Poëzie... zijn ‘Muze’...<br />

II<br />

Nu, dat de balling, in slaaplooze nacht, de wind <strong>en</strong> de sneeuwjacht gier<strong>en</strong>de om de<br />

lage woning, roerloos daar lag op zijn bedde, onder de harige beest<strong>en</strong> vell<strong>en</strong>, nu<br />

zag hij het droeve verled<strong>en</strong>.<br />

Dat, wat hem had verlor<strong>en</strong>.<br />

De bittere bron van zijn ong<strong>en</strong>ade.<br />

Hij, e<strong>en</strong>maal de makker <strong>en</strong> dichtg<strong>en</strong>oot van de andere dichters der Romeinsche<br />

glorie-eeuw: Catullus, Tibullus, Propertius, Horatius.<br />

Hij herinnerde zich zelfs Vergilius...<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


147<br />

Hij e<strong>en</strong>maal, de zonnige dichter der dartele liefde, de dichter der Liefdekunst; hij,<br />

de hoveling van Augustus; hij, de beminde, bewonderde zanger, lauwergekroond;<br />

klimopbekransd, als e<strong>en</strong> volgeling van Dionyzos, had hij zijn verz<strong>en</strong> voor gelez<strong>en</strong><br />

in de theaters, op de fora, <strong>en</strong> zij war<strong>en</strong> begeleid geword<strong>en</strong> met muziek <strong>en</strong> met dans.<br />

Zijn groote werk, de Metamorfoz<strong>en</strong>, was voor Rome's godsdi<strong>en</strong>st niet minder<br />

geweest dan voor Rome, als vaderland, Vergilius' A<strong>en</strong>eïs geweest was.<br />

Zijne Fast<strong>en</strong> war<strong>en</strong> voor Rome's gebruik<strong>en</strong> <strong>en</strong> zed<strong>en</strong> de g<strong>en</strong>iaal dichterlijke<br />

beschrijving <strong>en</strong> verklaring, <strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> het nageslacht zeker zijn e<strong>en</strong> onuitputtelijke<br />

mijn van k<strong>en</strong>nis.<br />

Nu...<br />

O, hij vreesde nauwlijks zuiver Latijn meer te schrijv<strong>en</strong>!<br />

Hij sprak ge<strong>en</strong> Latijn meer, gedur<strong>en</strong>de zev<strong>en</strong> jar<strong>en</strong>!<br />

Hij sprak Getiesch-Grieksch, met zijn slaaf; hij sprak met d<strong>en</strong> heel <strong>en</strong>kel<strong>en</strong> buur,<br />

die hem bezoek<strong>en</strong> kwam, in gebar<strong>en</strong>taal; <strong>en</strong> zei dan <strong>en</strong>kele woord<strong>en</strong> Sarmatiesch.<br />

Er bezocht hem é<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel<strong>en</strong> Geet, die wat slecht Latijn sprak. De dichter had zelfs<br />

e<strong>en</strong> gedicht pog<strong>en</strong> te schrijv<strong>en</strong> in het Getiesch. Hij kleedde zich als e<strong>en</strong> Barbaar,<br />

in broek <strong>en</strong> in jas van beestevell<strong>en</strong>: zijne witte har<strong>en</strong> <strong>en</strong> grauwe baard liet hij lang<br />

groei<strong>en</strong>: dat was warmer. Hij werd geheel als e<strong>en</strong> barbaar.<br />

Het was e<strong>en</strong> héel langzame dood voor lichaam <strong>en</strong> voor ziel beide.<br />

Het was hem of zijn ‘Muze’ e<strong>en</strong> bleeke schim was geword<strong>en</strong>, met droeve oog<strong>en</strong>:<br />

als e<strong>en</strong> oude vrouw, die hem droefgeestig aanzag, wanneer hij de stift wilde grijp<strong>en</strong>,<br />

om zijn Tristia te schrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> briev<strong>en</strong> aan vrouw, dochter <strong>en</strong> <strong>en</strong>kele vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.<br />

De meest<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> zich van hem afgew<strong>en</strong>d voor altijd.<br />

Brutus, Maximus, war<strong>en</strong> hem trouw geblev<strong>en</strong>; Rufmus, o, hij schreef hem nog<br />

zulke teedere briev<strong>en</strong> van troost; Graecimus schreef hem, de vri<strong>en</strong>d van Maec<strong>en</strong>as.<br />

Maximus Cotta vergat hem ook niet. Hij had hem in der tijd gezond<strong>en</strong> die<br />

beelt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> daar ginds: portrett<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> keizer,<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


148<br />

de keizerin, d<strong>en</strong> Caezar: Augustus, Livia <strong>en</strong> Tiberius... Nu was Augustus dood <strong>en</strong><br />

de g<strong>en</strong>ade zoû nooit van Tiberius kom<strong>en</strong>.<br />

De balling wist niet meer tot wie zich te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.<br />

Hij had onlangs nog geschrev<strong>en</strong> aan d<strong>en</strong> koning van Thracië Cotys, om zijn<br />

voorspraak te zijn.<br />

Helaas, wat kòn die koning!<br />

Tiberius zoû zich nooit lat<strong>en</strong> vermurw<strong>en</strong>...<br />

Roerloos, onder de beestevell<strong>en</strong>, zàg de balling weêr het droeve verled<strong>en</strong>; dat,<br />

wat hem had verlor<strong>en</strong>, de bittere bron van zijn ong<strong>en</strong>ade.<br />

Niemand, die het nu wist, wàt het was, dan Tiberius; Augustus was dood, Livia<br />

was dood, des keizers kleindochter Julia was dood, zijn kleinzoon Agrippa vermoord...<br />

O, het vreeslijke geheim!...<br />

Telk<strong>en</strong>s, telk<strong>en</strong>s dreigde zijn spontane natuur het neêr te schrijv<strong>en</strong>, in zijn verz<strong>en</strong><br />

van treurigheid.<br />

Hij was ge<strong>en</strong> natuur, om te verberg<strong>en</strong>.<br />

Hij was op<strong>en</strong> <strong>en</strong> zonnig <strong>en</strong> klaar... e<strong>en</strong>maal geweest, voor dat hij hier verdorde.<br />

Zoo als hij nauwlijks bijna d<strong>en</strong> naam van d<strong>en</strong> vri<strong>en</strong>d, die geheim w<strong>en</strong>schte te<br />

blijv<strong>en</strong>, verzwijg<strong>en</strong> kon in zijn verz<strong>en</strong>, zoo kon hij nauwlijks verzwijg<strong>en</strong> het geheim,<br />

het vreeslijk geheim...<br />

Hij had het uit will<strong>en</strong> schreeuw<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dan schreeuw<strong>en</strong> om erbarm<strong>en</strong>, erbarm<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> weg van hier te mog<strong>en</strong> ijl<strong>en</strong>, naar Rome terug, naar Rome, waarhe<strong>en</strong> hij<br />

smàchtte...<br />

Hij had toch ge<strong>en</strong> schuld!<br />

Het was e<strong>en</strong> vreeslijk toeval geweest!<br />

Het was e<strong>en</strong> vergissing geweest, noodlottig; het was e<strong>en</strong> ‘dwaling’, als hij het<br />

noemde...<br />

O, ne<strong>en</strong>, nooit zoû hij zegg<strong>en</strong> wàt het was!<br />

Zoo hij ooit zich niet meer zoû toom<strong>en</strong> <strong>en</strong> het uitschreeuwde, zoû Tiberius zeker<br />

zijn weinige goeder<strong>en</strong> verbeurd verklar<strong>en</strong>, zijn vrouw <strong>en</strong> kind in ell<strong>en</strong>de dompel<strong>en</strong>!<br />

Zijn edele vrouw, die nog, daar in Rome, zijn bezitting beheerde, zijn terugroeping<br />

poogde te bewerk<strong>en</strong>...<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


149<br />

Zijn arme dochter Perilla, zijn lieve, knappe dichteres!<br />

O, het vreeslijke geheim!<br />

O, die nacht van àfschuw!<br />

Kort daarop zijn verbanning!<br />

In het holst van de nacht had hij zijn huis moet<strong>en</strong> verlat<strong>en</strong>, gerukt uit de omhelzing<br />

van vrouw <strong>en</strong> vri<strong>en</strong>d... Zijn dochter was niet daar!<br />

Drie mal<strong>en</strong> was hij weêr terug gekeerd, in hun arm<strong>en</strong>, <strong>en</strong> drie mal<strong>en</strong>, o noodlottig<br />

teek<strong>en</strong>! had zijn voet teg<strong>en</strong> d<strong>en</strong> drempel gestoot<strong>en</strong>.<br />

Hij zoû nooit meer keer<strong>en</strong>.<br />

Zijn eig<strong>en</strong> schip had hem door e<strong>en</strong> storm gevoerd van Brundizium naar Corinthe;<br />

de land<strong>en</strong>gte te voet overgestok<strong>en</strong>, had e<strong>en</strong> ander schip hem gevoerd hier he<strong>en</strong>,<br />

in Pontus, naar Tomi...<br />

Het vreeslijke geheim!<br />

M<strong>en</strong> liet voorkom<strong>en</strong>, dat hij verbann<strong>en</strong> was om zijn dartele verz<strong>en</strong>, die Rome's<br />

matron<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> verderv<strong>en</strong>.<br />

Voorw<strong>en</strong>dsel, voorw<strong>en</strong>dsel!<br />

Zijn dartele verz<strong>en</strong> war<strong>en</strong> sedert jar<strong>en</strong> <strong>en</strong> jar<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d, bemind, bewonderd om<br />

hun lichte gratie.<br />

Zij war<strong>en</strong> niet geschrev<strong>en</strong> voor matron<strong>en</strong> - hij had deze zelve voor die verz<strong>en</strong><br />

gewaarschuwd: zij war<strong>en</strong> geschrev<strong>en</strong> voor de àndere vrouw<strong>en</strong>, de blijde, lach<strong>en</strong>de<br />

hetaer<strong>en</strong>.<br />

Er was gefluisterd, dat de dichter verbann<strong>en</strong> was, omdat hij Julia, Augustus'<br />

kleindochter, had bemind...<br />

Voorw<strong>en</strong>dsel, voorw<strong>en</strong>dsel!<br />

Hij had Julia bemind, maar de prinses was e<strong>en</strong> dartele natuur, <strong>en</strong> de grootvader<br />

wist het, jar<strong>en</strong> lang, <strong>en</strong> deze korte liefde was niet de red<strong>en</strong>.<br />

M<strong>en</strong> mompelde, dat de dichter verbann<strong>en</strong> was, omdat hij voorspraak geweest<br />

zoû zijn van d<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> Agrippa, 's keizers aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zoon...<br />

Ne<strong>en</strong>, om dat alles was de dichter niet verbann<strong>en</strong>.<br />

Hij was verbann<strong>en</strong>... om het vreeslijke geheim, door e<strong>en</strong> vergissing, e<strong>en</strong><br />

noodlottige ‘dwaling’ ontdekt: hij was verbann<strong>en</strong><br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


150<br />

omdat hij, zonder te will<strong>en</strong>, getuige geweest was van de geheime schand<strong>en</strong> der<br />

voor de oog<strong>en</strong> der wereld onberispelijke familie des keizers!<br />

O Julia, Tiberius, o Augustus zèlve!<br />

O, de afschuw, de afschuw, dat te hebb<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>, ontdekt; bij toeval... door e<strong>en</strong><br />

‘dwaling’!!<br />

Ne<strong>en</strong>, hij zoû het ‘toeval’ nooit zegg<strong>en</strong> in zijn verz<strong>en</strong>; die ‘dwaling’ altijd verzwijg<strong>en</strong>.<br />

Hij had ge<strong>en</strong> schuld.<br />

Maar hij zoû altijd zwijg<strong>en</strong>, hoe teg<strong>en</strong>strijdig het ook was aan zijn op<strong>en</strong> natuur.<br />

Om Tiberius' woede niet te do<strong>en</strong> neêr dal<strong>en</strong>, op zijn vrouw, zijn kind, zijn laatst<strong>en</strong><br />

vri<strong>en</strong>d!<br />

Zoo hij zweeg... zoû Tiberius ook zeker de zijn<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> in het bezit hunner weinige<br />

goeder<strong>en</strong>.<br />

Met zijn stilzwijg<strong>en</strong> kocht hij Tiberius om; Tiberius spaarde de zijn<strong>en</strong>, omdat hij<br />

zweeg...<br />

Alle hoop was verzonk<strong>en</strong>.<br />

O, dat het einde spoedig kwam! Dat de sneeuw in dicht<strong>en</strong> val bij val hem verstikk<strong>en</strong><br />

zoû, t<strong>en</strong> laatste!<br />

Dat de dood eindelijk, eindelijk niet meer talmde, maar zijn lijd<strong>en</strong> deed eindig<strong>en</strong>!<br />

Te zwaar was het noodlot zijn zwakke ziel, zijn t<strong>en</strong>ger lichaam van vroeg<strong>en</strong><br />

grijsaard.<br />

Sterv<strong>en</strong>, eindelijk sterv<strong>en</strong>!<br />

Het was het e<strong>en</strong>ige, waar hij nog om smeek<strong>en</strong> kon!<br />

Niet langer meer heel langzaam wegkwijn<strong>en</strong>!<br />

Sterv<strong>en</strong>...!<br />

Hij lag roerloos <strong>en</strong> staarde...<br />

De bronz<strong>en</strong> lamp flikkerde flauw.<br />

De kol<strong>en</strong> op de bronz<strong>en</strong> drievoetschaal war<strong>en</strong> verglomm<strong>en</strong>.<br />

Door de beestevell<strong>en</strong> voor het raam zeefde e<strong>en</strong> vage schijn.<br />

De slaaf sliep, in zijn hoek.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


151<br />

Plots daverrammeld<strong>en</strong> buit<strong>en</strong>, lager dan de verhev<strong>en</strong>heid, waarop de woning lag,<br />

zware karr<strong>en</strong> <strong>en</strong> wag<strong>en</strong>s over de bevror<strong>en</strong> boord<strong>en</strong> der binn<strong>en</strong>zee; het war<strong>en</strong><br />

Barbaarsche hord<strong>en</strong>, die kwam<strong>en</strong> van de andere zijde des bevror<strong>en</strong> Isters, <strong>en</strong> hun<br />

woeste kret<strong>en</strong> klonk<strong>en</strong>; zware wap<strong>en</strong><strong>en</strong> klatterd<strong>en</strong>.<br />

De slaaf, gewekt, stond plotseling overeind.<br />

- Meester! Meester! kreet hij. Te wap<strong>en</strong>! Te wap<strong>en</strong>! De vijand<strong>en</strong>...!<br />

De banneling, kreun<strong>en</strong>de, bleef ligg<strong>en</strong> op zijn bedde.<br />

Hij schudde zijn hoofd, he<strong>en</strong> <strong>en</strong> weêr: e<strong>en</strong> z<strong>en</strong>uwgebaar van machteloosheid, of<br />

hij weigerde elke beweging.<br />

- Laat ze kom<strong>en</strong>! kreunde hij. Laat ze kom<strong>en</strong>...<br />

Hij sloot de oog<strong>en</strong>, <strong>en</strong> lag als e<strong>en</strong> lijk.<br />

De slaaf luisterde uit...<br />

De kret<strong>en</strong> verklonk<strong>en</strong>, het zware geratel der karr<strong>en</strong> <strong>en</strong> wag<strong>en</strong>s verdreunde.<br />

- Ze gaan voorbij... zei de slaaf.<br />

De balling bleef zwijg<strong>en</strong>.<br />

Roerloos lag hij, de oog<strong>en</strong> dicht.<br />

De slaaf me<strong>en</strong>de, dat hij dood was.<br />

Hij naderde...<br />

Maar de borst van d<strong>en</strong> balling verhief zich nog, op <strong>en</strong> neêr...<br />

Hij stierf e<strong>en</strong> heel langzam<strong>en</strong> dood voor beid<strong>en</strong>, lichaam <strong>en</strong> ziel...<br />

III<br />

Eeuw<strong>en</strong> later reisde de keizerin van e<strong>en</strong> groot land door de zuidelijke stepp<strong>en</strong> van<br />

haar rijk, <strong>en</strong> tussch<strong>en</strong> de ruïnes van e<strong>en</strong> antieke, e<strong>en</strong>maal vernietigde <strong>en</strong> door<br />

Barbar<strong>en</strong>hord<strong>en</strong> verbrande stad, vond zij tussch<strong>en</strong> struik <strong>en</strong> struweel e<strong>en</strong> verlat<strong>en</strong><br />

tombe.<br />

- Wie rust hier? vroeg zij.<br />

- De e<strong>en</strong>maal door keizer Augustus verbann<strong>en</strong> Romeinsche dichter: Ovidius Naso,<br />

antwoordde m<strong>en</strong> haar.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


152<br />

Zij werd geroerd, de keizerin. Zij had e<strong>en</strong> sterke, bijna mannelijke ziel, <strong>en</strong> zij we<strong>en</strong>de<br />

nooit. Maar to<strong>en</strong> zij hier, tussch<strong>en</strong> deze ruïnes, in deze stepp<strong>en</strong>, deze verlat<strong>en</strong><br />

tombe, dit vervall<strong>en</strong> graf van Ovidius ontdekte, tussch<strong>en</strong> e<strong>en</strong> woekering van onkruid<br />

bijna onzichtbaar, zag<strong>en</strong> haar volgeling<strong>en</strong>, dat de oog<strong>en</strong> van Katherina van Rusland<br />

vochtig glansd<strong>en</strong> van tran<strong>en</strong>.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


Tussch<strong>en</strong> de Ionische zuiltjes<br />

153<br />

Achter de Basilica Julia war<strong>en</strong>, in e<strong>en</strong> nauw<strong>en</strong> doorgang, de publieke latrin<strong>en</strong> voor<br />

mann<strong>en</strong>; zij war<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> lange, smalle kolonnade van lage Ionische zuiltjes, <strong>en</strong><br />

de op<strong>en</strong>, marmer<strong>en</strong> zetels rijd<strong>en</strong> er zich tussch<strong>en</strong> die zuiltjes, meer dan e<strong>en</strong> twintigtal<br />

naast elkander, bevloeid met e<strong>en</strong> waterstraal, <strong>en</strong> door d<strong>en</strong> opzichter, wi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> zijn<br />

muntstukje - e<strong>en</strong> kleine, bronz<strong>en</strong> as - reikte, rein gehoud<strong>en</strong> met de hulp van zijn<br />

drie slav<strong>en</strong>. Zoo war<strong>en</strong> de zetels als kleine, ronde, op<strong>en</strong>e, marmer<strong>en</strong> tron<strong>en</strong>, de e<strong>en</strong><br />

naast d<strong>en</strong> ander, <strong>en</strong> gescheid<strong>en</strong> door de Ionische zuiltjes, <strong>en</strong> door die zuiltjes min<br />

of meer onzichtbaar gehoud<strong>en</strong>, de é<strong>en</strong>e troon voor wie op d<strong>en</strong> zetel naast troonde.<br />

Daar was in d<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>, als overvol het Forum wemelde van bezig<strong>en</strong> <strong>en</strong> van<br />

ijdelaars, e<strong>en</strong> in- <strong>en</strong> uitgeloop zonder eind, e<strong>en</strong> eindelooze drukte, e<strong>en</strong> gewacht,<br />

met b<strong>en</strong>auwde, str<strong>en</strong>ge of geleg<strong>en</strong>heidsgrappige gezicht<strong>en</strong>, als de meer dan twintig<br />

tron<strong>en</strong> te gelijker tijd all<strong>en</strong> war<strong>en</strong> bezet; dan liep<strong>en</strong> in <strong>en</strong> uit waardige s<strong>en</strong>ator<strong>en</strong>,<br />

toga-slip in de hand, ev<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de zitting de Curia verlat<strong>en</strong>d om e<strong>en</strong> dring<strong>en</strong>de<br />

behoefte; daar liep<strong>en</strong> ook in <strong>en</strong> uit de winkeliers: boekhandelaars, geurwerkers <strong>en</strong><br />

juweliers, <strong>en</strong> de wisselaars, die hun kleine winkeltjes hadd<strong>en</strong> ter zijde van de Basilica,<br />

in de Vicus Tuscus <strong>en</strong> de Vicus Jugarius, <strong>en</strong> daar liep<strong>en</strong> ook in <strong>en</strong> uit elegante<br />

jongelui, schuin oog<strong>en</strong>de, tuk op e<strong>en</strong> avontuurtje, <strong>en</strong> zelfs de straatjong<strong>en</strong>s, die de<br />

opzichter wegjoeg met zijn stok, <strong>en</strong> de slav<strong>en</strong> voort geeseld<strong>en</strong> met hun doek<strong>en</strong>,<br />

omdat ze ge<strong>en</strong> as betal<strong>en</strong> kond<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dus op de tron<strong>en</strong> niet mocht<strong>en</strong> zetel<strong>en</strong>. En<br />

daar was dez<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> - wat kòn de oorzaak zijn, dat het drukker dan gewoonlijk<br />

nog was, me<strong>en</strong>de de<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


154<br />

opzichter, zoo dat hij de straatjong<strong>en</strong>s maar niet kon verjag<strong>en</strong>, de straatjong<strong>en</strong>s,<br />

die overal op de muurvakk<strong>en</strong> <strong>en</strong> de Ionische zuiltjes obsce<strong>en</strong>e woord<strong>en</strong> wist<strong>en</strong> te<br />

krabbel<strong>en</strong> of obsce<strong>en</strong>e teek<strong>en</strong>ing wist<strong>en</strong> te griff<strong>en</strong> - van die woord<strong>en</strong> <strong>en</strong> primitieve<br />

teek<strong>en</strong>ing als straatjong<strong>en</strong>s door alle eeuw<strong>en</strong> he<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gegrift <strong>en</strong> gekrabbeld<br />

- daar was dez<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> man binn<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong>, haastig, om zijn<br />

behoefte, die dring<strong>en</strong>d was... Maar, de zetels, all<strong>en</strong> bezet, had de jonge man, die<br />

e<strong>en</strong> zeer elegante toga droeg, gefronst, pijnlijk, e<strong>en</strong> woord gewisseld van vraging<br />

aan d<strong>en</strong> opzichter, wi<strong>en</strong> hij e<strong>en</strong> zilverstuk drukte in de hand... tot de opzichter boog<br />

<strong>en</strong> weêr boog, heel diep, met wanhoopsbeweging, wijd uit, van beide arm<strong>en</strong> om te<br />

beduid<strong>en</strong>, dat hij letterlijk er ge<strong>en</strong> gat in zag... En werkelijk was de opzichter heel<br />

wanhopig, want hij had d<strong>en</strong> elegant<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> man herk<strong>en</strong>d... zoo als all<strong>en</strong> hem<br />

herk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, all<strong>en</strong>, die zeteld<strong>en</strong> <strong>en</strong> all<strong>en</strong>, die wachtt<strong>en</strong> om te zetel<strong>en</strong> op hunne beurt.<br />

All<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> d<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> man herk<strong>en</strong>d; all<strong>en</strong> fluisterd<strong>en</strong>, belangwekk<strong>en</strong>d do<strong>en</strong>de,<br />

zijn naam: Lucanus, Marcus Annaeus Lucanus, geboortig uit Cordova, de dichter<br />

van de Farsalia, het epos op Pompeius <strong>en</strong> Caezar - tal<strong>en</strong>tvol maar ijdel, bek<strong>en</strong>d,<br />

dat hij zichzelv<strong>en</strong> dorst met Vergilius vergelijk<strong>en</strong>, door keizer Nero verbond<strong>en</strong> aan<br />

di<strong>en</strong>s verhev<strong>en</strong>e persoon <strong>en</strong> tot quaestor b<strong>en</strong>oemd, <strong>en</strong> wi<strong>en</strong>s gedicht<strong>en</strong> in overdrev<strong>en</strong><br />

sierlijke <strong>en</strong> opgesierde boekroll<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> verkocht... Maar bek<strong>en</strong>d was het ook, -<br />

<strong>en</strong> daarom fluisterd<strong>en</strong> zij, die troond<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zij, die wachtt<strong>en</strong>, nòg meer - dat het<br />

tussch<strong>en</strong> keizer Nero, die zelve e<strong>en</strong> groot dichter was, <strong>en</strong> d<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> Lucanus niet<br />

ging, dat er ijverzucht was tussch<strong>en</strong> beid<strong>en</strong>, dat Nero, alléén om Lucanus te erger<strong>en</strong>,<br />

midd<strong>en</strong> in di<strong>en</strong>s voordracht e<strong>en</strong>s d<strong>en</strong> S<strong>en</strong>aat had bij e<strong>en</strong> geroep<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich t<strong>en</strong><br />

S<strong>en</strong>aat had begev<strong>en</strong> to<strong>en</strong>. Zoo was het e<strong>en</strong> gefluister <strong>en</strong> gemompel <strong>en</strong> gelach,<br />

terwijl de jonge, elegante Lucanus, steeds pijnlijker van gelaat, wachtte <strong>en</strong> wachtte,<br />

<strong>en</strong> het gelach <strong>en</strong> gemompel <strong>en</strong> gefluister maakte zeker, dat all<strong>en</strong>, die troond<strong>en</strong>,<br />

vergat<strong>en</strong>, hoe toch ieder recht op zijn beurt had, om te tron<strong>en</strong> op zijn beurt, want<br />

niemand verliet zijn zetel, <strong>en</strong> all<strong>en</strong>, de hoofd<strong>en</strong>, langs de Ionische zuiltjes elkander<br />

toegestok<strong>en</strong>, hadd<strong>en</strong> elkander allerlei te<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


155<br />

vertell<strong>en</strong> <strong>en</strong> toe te fluister<strong>en</strong>, geheele anekdot<strong>en</strong>, omtr<strong>en</strong>t Nero, <strong>en</strong> Lucanus: Lucanus,<br />

die ginds wachtte met àlle de wacht<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, ook al boog de opzichter met wijd<br />

wanhopige arm<strong>en</strong>, zich vernietig<strong>en</strong>de in verontschuldiging.<br />

Tot e<strong>en</strong>sklaps...<br />

Tot e<strong>en</strong>sklaps de dichter Lucanus, des wacht<strong>en</strong>s b<strong>en</strong>auwd, het rechterbe<strong>en</strong> optrok<br />

<strong>en</strong> heftig knall<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> zoo luid<strong>en</strong> wind slaakte, dat all<strong>en</strong>, die daar troond<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

wachtt<strong>en</strong> om te tron<strong>en</strong> op hunne beurt, kret<strong>en</strong> slaakt<strong>en</strong> van ironie <strong>en</strong> bewondering.<br />

Maar de dichter, d<strong>en</strong> arm uit de toga gestrekt, liet zich niet van zijn stuk br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> integ<strong>en</strong>deel, onvervaard, riep luide uit met vèr drag<strong>en</strong>de stem:<br />

Sub terris tonuisse putes!!!<br />

(Gij zoudt me<strong>en</strong><strong>en</strong>, dat het donderde onder de aarde!!!)<br />

Dàt was g<strong>en</strong>oeg!!! De paniek was algeme<strong>en</strong>! All<strong>en</strong>, die daar troond<strong>en</strong>, <strong>en</strong> all<strong>en</strong>, die<br />

daar wachtt<strong>en</strong>, om te tron<strong>en</strong> op hun rechtmatige beurt, stortt<strong>en</strong> van hun tron<strong>en</strong> af,<br />

r<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, hand<strong>en</strong> op, in verwarring van toga, <strong>en</strong> struikel<strong>en</strong>d, <strong>en</strong> zelfs vall<strong>en</strong>d over de<br />

straatjong<strong>en</strong>s, die buiteld<strong>en</strong>, r<strong>en</strong>d<strong>en</strong> weg, weg, wèg... naar buit<strong>en</strong>, om niet HIER te<br />

zijn, om niet HIER te word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>, op deze plaats der publieke latrin<strong>en</strong>, op dìt<br />

oog<strong>en</strong>blik van huivering wekk<strong>en</strong>de majesteitsch<strong>en</strong>nis.<br />

Want de dichter Lucanus had, heftig knall<strong>en</strong>de slak<strong>en</strong>d zijn wind, e<strong>en</strong> halv<strong>en</strong><br />

versregel uitgesprok<strong>en</strong>, dùrv<strong>en</strong> uitsprek<strong>en</strong>... van d<strong>en</strong> sublim<strong>en</strong>, keizerlijk<strong>en</strong> Dichter<br />

zelv<strong>en</strong>, van Nero zèlv<strong>en</strong>... <strong>en</strong> het was majesteitsch<strong>en</strong>nis op e<strong>en</strong> plek als deze, welke<br />

toespeling ook slechts te mak<strong>en</strong> op d<strong>en</strong> naam, de heilige persoon, <strong>en</strong> zeer zekerlijk<br />

op de onvergelijkelijke, goddelijke dichtkunst van d<strong>en</strong> keizer!<br />

De publieke latrin<strong>en</strong>, plots, war<strong>en</strong> leêg. Alle<strong>en</strong>, verwez<strong>en</strong>, stond in het midd<strong>en</strong> de<br />

opzichter, zijn breed gezicht plat geslag<strong>en</strong> in stupefaktie, op<strong>en</strong>smoels, <strong>en</strong> om hem<br />

stond<strong>en</strong> zijn slav<strong>en</strong>, de doek<strong>en</strong> slap wimpel<strong>en</strong>d in de knuist<strong>en</strong>...<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


156<br />

To<strong>en</strong> zag Lucanus, dat alle tron<strong>en</strong> vrij war<strong>en</strong>, <strong>en</strong> elegant, togaslip in de hand, naderde<br />

hij d<strong>en</strong> middelst<strong>en</strong> troon, <strong>en</strong> zetelde, e<strong>en</strong> weinig bleek om zijn overmoed, tussch<strong>en</strong><br />

de twee Ionische zuiltjes...<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


Van vagebond<strong>en</strong> <strong>en</strong> schelm<strong>en</strong><br />

Heel vrij naar Petronius<br />

I<br />

157<br />

Wij war<strong>en</strong> gered! De zee, met nog woed<strong>en</strong>de golv<strong>en</strong>, die ons ophiev<strong>en</strong> naar de<br />

lucht, <strong>en</strong> neêr dompeld<strong>en</strong> in d<strong>en</strong> afgrond, de zee spoelde de mast, waaraan ik mij<br />

klemde, aan strand, <strong>en</strong> hoewel de laatste golf ons poogde weêr terug te slier<strong>en</strong>,<br />

was haar woede voor niet <strong>en</strong> blev<strong>en</strong> wij ligg<strong>en</strong>. Ik had Gito, to<strong>en</strong> ons schip kraakte<br />

<strong>en</strong> verzonk, met mijn gordel vast aan mijn middel gebond<strong>en</strong>, <strong>en</strong> met de e<strong>en</strong>e hand<br />

hem zijn hoofd ondersteun<strong>en</strong>d, had mijn andere arm de mast krampachtig omhelsd<br />

kunn<strong>en</strong> houd<strong>en</strong>. Wij hadd<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> will<strong>en</strong> sterv<strong>en</strong>, <strong>en</strong> nu overleefd<strong>en</strong> wij sam<strong>en</strong> de<br />

schipbreuk, <strong>en</strong> hoewel mijn vri<strong>en</strong>d bezwijmd teg<strong>en</strong> mij aanlag, voelde ik, dat hij<br />

leefde.<br />

Wij war<strong>en</strong> gered... En ook Eumolpus was gered, want ik zag hem, wat verder dan<br />

wij, neêrzitt<strong>en</strong> op het strand, druip<strong>en</strong>d zijn grijze lokk<strong>en</strong>, verwez<strong>en</strong> zijn star<strong>en</strong>de<br />

oog<strong>en</strong>, de arm<strong>en</strong> slap langs zijn magere led<strong>en</strong>. Daar zat hij, als sufte hij... Vóor ons<br />

ziedde de zee, schuimde bruisch<strong>en</strong>de op onder e<strong>en</strong> inktzwarte lucht, waardoor de<br />

bliksems flitst<strong>en</strong>, als of de god<strong>en</strong> met vlamm<strong>en</strong>de zwaard<strong>en</strong> elkander ging<strong>en</strong> te lijf.<br />

De donder rolde of het hemelgewelf kraakte <strong>en</strong> het einde der wereld nabij was.<br />

Ik herademde. Ik bond d<strong>en</strong> gordel, die Gito teg<strong>en</strong> mij aan had gehoud<strong>en</strong>, los, <strong>en</strong><br />

wreef hem, <strong>en</strong> ademde in zijn mond mijn adem. Hij op<strong>en</strong>de de mooie oog<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

vroeg:<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


158<br />

- B<strong>en</strong> ik dood?<br />

Ik lachte blij.<br />

- Ne<strong>en</strong>, zei ik; wij lev<strong>en</strong>! Wij zijn gered! En ook Eumolpus is gered. Kijk, daar zit<br />

hij.<br />

- D<strong>en</strong> god<strong>en</strong> zij dank! zei Gito. Ik had het nooit durv<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>!<br />

- Ne<strong>en</strong>, stemde ik toe. Ik had het nooit durv<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>!<br />

Ik stond op <strong>en</strong> hielp hem opstaan <strong>en</strong> wij ging<strong>en</strong> naar Eumolpus toe.<br />

- Daar zijn we! zei ik.<br />

- Eumolpus! zei Gito. Daar zijn we! Alle drie lev<strong>en</strong>d, dank zij Neptunus!<br />

- Ja, zei Eumolpus, verwez<strong>en</strong>, terwijl het water, als ons, hem nog droop langs de<br />

led<strong>en</strong>. Alle drie lev<strong>en</strong>d, maar hoè! Neêr gesmet<strong>en</strong> door de woede der golv<strong>en</strong> op<br />

e<strong>en</strong> onherbergzaam strand! Ho, wat e<strong>en</strong> bliksemschicht!<br />

- Hoor d<strong>en</strong> donder! zei Gito. Ik b<strong>en</strong> bang!<br />

Ik lachte.<br />

- Ik b<strong>en</strong> voor niets meer bang, zei ik. Wij zijn gered, wij lev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> geheel de<br />

toekomst ligt voor ons op<strong>en</strong>!<br />

- Mooie toekomst! bromde Eumolpus. Mooi heb je prat<strong>en</strong>; je b<strong>en</strong>t jong <strong>en</strong> sterk.<br />

Ik b<strong>en</strong> oud. Ik kan zoo lichtzinnig de boel niet meer beschouw<strong>en</strong>.<br />

- Zie, zei Gito. Het schip! Daar zie ik het schip! Daar!<br />

- Wat e<strong>en</strong>maal het schip was... zei Eumolpus.<br />

- Zie! riep Gito weêr. Daar spoel<strong>en</strong> schipbreukeling<strong>en</strong> aan, als wij! Wij zijn niet de<br />

e<strong>en</strong>ig<strong>en</strong>...<br />

In der daad, aan balk<strong>en</strong>, op overblijfsel<strong>en</strong> van het uit e<strong>en</strong> gekraakte navigium,<br />

spoeld<strong>en</strong> schipbreukeling<strong>en</strong> aan.<br />

- Ik herk<strong>en</strong> ze! zei ik. Het zijn e<strong>en</strong> paar slav<strong>en</strong>, van de troep, die naar Tar<strong>en</strong>tum<br />

gevoerd werd, om te word<strong>en</strong> verkocht!<br />

- En daar zijn drie matroz<strong>en</strong>, op eén balk! riep Gito.<br />

- Moed! Moed! schreeuwde ik d<strong>en</strong> matroz<strong>en</strong> <strong>en</strong> d<strong>en</strong> slav<strong>en</strong> toe.<br />

Zij spoeld<strong>en</strong> aan, gekwakt op het strand als wij. Daar blev<strong>en</strong> zij ligg<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zij<br />

bracht<strong>en</strong> elkander bij.<br />

- Daar zijn we! zei somber Eumolpus. Zonder e<strong>en</strong> as, <strong>en</strong> met alle<strong>en</strong> eén nat hemd<br />

aan.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


159<br />

Ik lachte.<br />

- Het wordt al zomer, zei ik. Het is niet koud. Straks is de woede van de zee<br />

bedaard, <strong>en</strong> komt de zon door. Dan droog ik mijn tuniek.<br />

- Ik ook de mijne, zei Gito.<br />

- Jullie hebb<strong>en</strong> mooi prat<strong>en</strong>, zei Eumolpus. Encolpius is e<strong>en</strong> gladiator, <strong>en</strong> jij, Gito,<br />

e<strong>en</strong> kleine Adonis. Jullie kunn<strong>en</strong> je vrij naakt vertoon<strong>en</strong>, als de zon doorkomt. Ik<br />

b<strong>en</strong> oud, mager, pezig <strong>en</strong> leelijk. Ik toon mij niet gaarne naakt. Met e<strong>en</strong> kleed om,<br />

b<strong>en</strong> ik waardig, omdat ik grijs b<strong>en</strong>, <strong>en</strong> mijn oog<strong>en</strong> tintel<strong>en</strong> van dichtvuur. Maar<br />

ontkleed, b<strong>en</strong> ik belachelijk.<br />

- Ik b<strong>en</strong> wel e<strong>en</strong> gladiator geweest, zei ik; maar vergeet niet, Eumolpus, dat ik de<br />

welsprek<strong>en</strong>dheid heb beoef<strong>en</strong>d <strong>en</strong> de dichtkunst daarbij, omdat ik iets anders in mij<br />

voelde, dan alle<strong>en</strong> kracht van spier<strong>en</strong>.<br />

- Dat doet tot de zaak niets, zei logiesch Eumolpus. We zijn naakt, <strong>en</strong> zonder e<strong>en</strong><br />

as. Ik krijg al honger.<br />

- Ik ook, zei Gito.<br />

- Ik ook, beaâmde ik. We moet<strong>en</strong> beram<strong>en</strong> hoe we kom<strong>en</strong> aan et<strong>en</strong>, aan kleêr<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> aan de rest.<br />

- Dat zal niet gemakkelijk gaan, zei Eumolpus. Ik bed<strong>en</strong>k liever e<strong>en</strong> geheel epos<br />

dan dàt:<br />

Tot aan zijn middel ontdook woed<strong>en</strong>d Poseidoon de bar<strong>en</strong>, Schudd<strong>en</strong>d d<strong>en</strong> drietand,<br />

<strong>en</strong> riep...<br />

- Laát nu rust<strong>en</strong> wat Poseidoon riep! zei ik. Hij heeft al g<strong>en</strong>oeg geroep<strong>en</strong>! En<br />

gebulderd er bij. Bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong> wij liever wat ons te do<strong>en</strong> staat.<br />

- Wat kan IK bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, zei Eumolpus. Ik weet niet e<strong>en</strong>s waar wij zijn.<br />

Op dit oog<strong>en</strong>blik ging<strong>en</strong> landlui voorbij, die op ezels gro<strong>en</strong>te hadd<strong>en</strong> gelad<strong>en</strong>.<br />

- Hei! riep ik. Boer<strong>en</strong>! Zegt e<strong>en</strong>s! Helpt ons e<strong>en</strong>s! Wij zijn arme schipbreukeling<strong>en</strong>!<br />

Waar zijn we hier aangeland?<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


160<br />

- Als je rijke schipbreukeling<strong>en</strong> waart, riep e<strong>en</strong> van de ploert<strong>en</strong>; zoud<strong>en</strong> we je<br />

misschi<strong>en</strong> wel help<strong>en</strong>.<br />

- Zeg ons t<strong>en</strong> minste beleefd, zei Gito verwijt<strong>en</strong>d; waar we zijn aangeland!<br />

- Vlak bij de stad Crotona, zei nu beleefder de v<strong>en</strong>t; <strong>en</strong> hier zie je al d<strong>en</strong> tempel<br />

van Neptunus.<br />

- Vlak bij Crotona! riep Eumolpus.<br />

Ik zag het in zijn dichteroog<strong>en</strong>. Hij had e<strong>en</strong> idee, <strong>en</strong> dadelijk.<br />

- Wat zull<strong>en</strong> we do<strong>en</strong>? vroeg ik.<br />

- Laat die landlui, onhebbelijker dan hun eig<strong>en</strong> ezels, eerst zijn door gegaan,<br />

fluisterde Eumolpus.<br />

- Nu? vroeg ik, na e<strong>en</strong> pauze; de warmoeziers war<strong>en</strong> voorbij.<br />

- Hoor mij! riep bezield Eumolpus. Ik heb e<strong>en</strong> idee!<br />

- Ik zag het! riep ik, vol verwondering.<br />

- Hoor mij Encolpius, Gito! riep Eumolpus in vervoering. Ik heb e<strong>en</strong> idee!<br />

- En dat is?<br />

- Verzamel hier om ons de andere schipbreukeling<strong>en</strong>. Hoe veel zijn zij?<br />

- Drie matroz<strong>en</strong>, telde ik.<br />

- En wel neg<strong>en</strong> van de arme slav<strong>en</strong>! telde Gito na.<br />

- Vraag of ze hier will<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>, om sam<strong>en</strong> te beraadslag<strong>en</strong>.<br />

Zoo ded<strong>en</strong> wij; zij kwam<strong>en</strong> <strong>en</strong> zett<strong>en</strong> zich om ons rond. Eumolpus sprak.<br />

- Will<strong>en</strong> jullie e<strong>en</strong>s naar mij hoor<strong>en</strong>? Ik heb e<strong>en</strong> idee, om niet alle<strong>en</strong> uit deze natte<br />

ell<strong>en</strong>de te kom<strong>en</strong> in droge welvaart, maar zelfs om misschi<strong>en</strong> tot aanzi<strong>en</strong> te gerak<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> weelde.<br />

- En àls hij e<strong>en</strong> idee heeft, zei Gito; is dàt prachtig.<br />

- Wij hoor<strong>en</strong> gaarne, zei e<strong>en</strong> van de matroz<strong>en</strong>.<br />

- Wij ook, zei e<strong>en</strong> van de slav<strong>en</strong>.<br />

- Hoor dan, zei bezield Eumolpus. De zeegod, die ons g<strong>en</strong>adig was, <strong>en</strong> wi<strong>en</strong> wij<br />

offerande zull<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in zijn tempel daar ginds, heeft ons lat<strong>en</strong> aanspoel<strong>en</strong> op<br />

het strand van Crotona. Nu moet ge wet<strong>en</strong> wat de faam van Crotona is. Er bestaat<br />

gé<strong>en</strong> andere stad, waar zóo jacht wordt gemaakt op erf<strong>en</strong>is, waar zóo rijke,<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


161<br />

kinderlooze, oude mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> vereerd word<strong>en</strong> <strong>en</strong> gezocht, door h<strong>en</strong>, die<br />

hop<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd te word<strong>en</strong> in hun testam<strong>en</strong>t! pe Crotoniat<strong>en</strong> zijn bek<strong>en</strong>d, berucht<br />

misschi<strong>en</strong>, mijn vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, om deze eig<strong>en</strong>schap. Welnu, hoor mij aan. IK b<strong>en</strong> - hoewel<br />

in der daad e<strong>en</strong> doodarme oude rhetor <strong>en</strong> dichter - nu ik schipbreukeling b<strong>en</strong> hier<br />

op Crotona's strand... e<strong>en</strong> schatrijk grondeig<strong>en</strong>aar, die ging van Ostia naar<br />

Karthago... Mijn navigium werd de prooi der bar<strong>en</strong>. Ik heb ge<strong>en</strong> zon<strong>en</strong>. Mijn testam<strong>en</strong>t<br />

kan iedere<strong>en</strong> noem<strong>en</strong>. Ik heb schatt<strong>en</strong> in Numidië, geheele provincies behoor<strong>en</strong><br />

mij toe aan de katarakt<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Nijl. Het is vèr... maar bewijs maar e<strong>en</strong>s, dat het<br />

niet zoo is. Encolpius <strong>en</strong> Gito zijn mijn uitverkor<strong>en</strong> vrijgelat<strong>en</strong><strong>en</strong>. Gij all<strong>en</strong>, gij zijt<br />

twaalf te zam<strong>en</strong>, zijt de slav<strong>en</strong>, mij over geblev<strong>en</strong> van de tweehonderd, die ik<br />

overbracht op mijn schip. Hoort thans. Indi<strong>en</strong> gij die rol wilt spel<strong>en</strong> in mijn gevolg,<br />

beloof ik u dadelijk briev<strong>en</strong> van vrijlating <strong>en</strong> deel in mijne fortuin. Want weest<br />

verzekerd, dat de Crotoniat<strong>en</strong>, all<strong>en</strong>, az<strong>en</strong>de om g<strong>en</strong>oemd te word<strong>en</strong> in mijn<br />

testam<strong>en</strong>t, ons voor zull<strong>en</strong> schiet<strong>en</strong> alles wat wij noodig hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> meer, voor d<strong>en</strong><br />

tijd, die noodig is om bericht te hebb<strong>en</strong> van Numidië, <strong>en</strong> van de katarakt<strong>en</strong> van d<strong>en</strong><br />

Nijl, waarhe<strong>en</strong> ik aanstonds boodschappers z<strong>en</strong>d, om aan mijn int<strong>en</strong>dant<strong>en</strong> te<br />

meld<strong>en</strong>, welk ongeval mij trof!!! Weest verzekerd, dat de boodschappers die<br />

int<strong>en</strong>dant<strong>en</strong> nóoit zull<strong>en</strong> vind<strong>en</strong>, maar d<strong>en</strong> tijd, dat zij zoek<strong>en</strong>, bád<strong>en</strong> wij ons in<br />

weelde!<br />

Gito <strong>en</strong> ik, de slav<strong>en</strong> <strong>en</strong> de matroz<strong>en</strong>, war<strong>en</strong> stom van bewondering over Eumolpus'<br />

prachtig idee. De storm bedaarde, de laatste vlag<strong>en</strong> veegd<strong>en</strong> d<strong>en</strong> zwart<strong>en</strong> hemel<br />

schoon; de zon kwam aarzel<strong>en</strong>d door; het was de derde ure des morg<strong>en</strong>s. Wij<br />

droogd<strong>en</strong> all<strong>en</strong> het weinige, wat ons tot kleeding di<strong>en</strong>de, in d<strong>en</strong> wind <strong>en</strong> de zon, <strong>en</strong><br />

zelfs Eumolpus droogde zijn hemd, zich als e<strong>en</strong> brave wijsgeer schikk<strong>en</strong>de in die<br />

onvermijdelijkheid zijn ouderdom <strong>en</strong> zijn magerte ons te ontdekk<strong>en</strong>.<br />

In de verte zag<strong>en</strong> wij d<strong>en</strong> tempel opschitter<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zag<strong>en</strong> wij de poort<strong>en</strong> der stad.<br />

Wij begav<strong>en</strong> ons op weg.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


162<br />

- Het spijt mij, zei tot ons Eumolpus; h<strong>en</strong> all<strong>en</strong> in ons vertrouw<strong>en</strong> te moet<strong>en</strong> nem<strong>en</strong>,<br />

maar het kòn niet anders - zij wét<strong>en</strong> wie wij zijn - <strong>en</strong> sòms is oprechtheid de beste<br />

diplomatie. Ga jij nu Encolpius, met Gito, vooruit, <strong>en</strong> vraag in Crotona naar d<strong>en</strong><br />

Praefekt van de Stad, d<strong>en</strong> Quaestor, <strong>en</strong> àlle autoriteit<strong>en</strong>, <strong>en</strong> vertel op het Forum,<br />

dat de schatrijke Numidische grondeig<strong>en</strong>aar arriveert.<br />

Zoo zoud<strong>en</strong> wij do<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ik ging met Gito vooruit, terwijl Eumolpus tussch<strong>en</strong> zijn<br />

stoet van slav<strong>en</strong> langzaam achter kwam.<br />

Wij echter haastt<strong>en</strong> ons, b<strong>en</strong>ieuwd of ons plan lukk<strong>en</strong> zoû, <strong>en</strong> bereikt<strong>en</strong> de stad,<br />

<strong>en</strong> vond<strong>en</strong> spoedig het Forum.<br />

Het was het uur, dat ter morg<strong>en</strong>wandeling, aanzi<strong>en</strong>lijke jongelui <strong>en</strong> grijsaards,<br />

deftige matron<strong>en</strong>, schalke hetaer<strong>en</strong>, <strong>en</strong> tal van handelaars, wisselaars, kooplui zich<br />

verdrong<strong>en</strong> in de baziliek<strong>en</strong> <strong>en</strong> portiek<strong>en</strong> van het Forum.<br />

Wij werd<strong>en</strong> opgemerkt. Gito, zesti<strong>en</strong> jaar, is mooier dan Ganymedes, Hylas <strong>en</strong><br />

Adonis te zam<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> zijn, <strong>en</strong> ook ik b<strong>en</strong> e<strong>en</strong> knappe jong<strong>en</strong>, nog e<strong>en</strong> mooi stuk<br />

athleet, al b<strong>en</strong> ik ook stud<strong>en</strong>t in de rhetoriek geword<strong>en</strong>.<br />

De vrouw<strong>en</strong> zag<strong>en</strong> ons aan, oogd<strong>en</strong> schuin, lacht<strong>en</strong>, <strong>en</strong> w<strong>en</strong>kt<strong>en</strong> <strong>en</strong> de jongelui<br />

<strong>en</strong> de grijsaards war<strong>en</strong> ook vol belang. To<strong>en</strong> vroeg ik aan e<strong>en</strong> paar van h<strong>en</strong>:<br />

- Edele Crotoniat<strong>en</strong>, weest barmhartig <strong>en</strong> komt ons, arme schipbreukeling<strong>en</strong>, te<br />

hulp. Wij zijn twee vrijgelat<strong>en</strong><strong>en</strong> van d<strong>en</strong> schatrijk<strong>en</strong> grondbezitter Eumolpus, die<br />

met tweehonderd slav<strong>en</strong> vaarde van Ostia naar Karthago, <strong>en</strong> wi<strong>en</strong>s navigium in<br />

d<strong>en</strong> storm, die pas heeft gewoed, verging. Onze meester, met <strong>en</strong>kel<strong>en</strong> van zijn<br />

familia, die zich hebb<strong>en</strong> gered, komt hierhe<strong>en</strong>, maar hij is oud <strong>en</strong> ziekelijk, <strong>en</strong> wij<br />

hebb<strong>en</strong> ons hem vóor gehaast om de autoriteit<strong>en</strong> der stad te zoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun hulp<br />

te vrag<strong>en</strong>.<br />

Dadelijk, om ons, schaarde de m<strong>en</strong>igte zich.<br />

- Eumolpus? vroeg<strong>en</strong> zij.<br />

- Ja, edele Crotoniat<strong>en</strong>...<br />

- Uit Numidië...?<br />

- Ja, <strong>en</strong> de zelfde, die gehéele provincies bezit aan de katarakt<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Nijl.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


163<br />

Het was e<strong>en</strong> kruisvuur van vrag<strong>en</strong>.<br />

- Is hij heel oud?<br />

- Heeft hij kinder<strong>en</strong>?<br />

- Is hij heel rijk?<br />

- Op hoe veel millio<strong>en</strong> sestertiën wordt hij geschat?<br />

- Heeft hij niets gered van zijn bagage?<br />

- Ook ge<strong>en</strong> geld <strong>en</strong> juweel<strong>en</strong> gered?<br />

- Bij de tweehonderd slav<strong>en</strong> verdronk<strong>en</strong>?<br />

Wij antwoordd<strong>en</strong> waar wij kond<strong>en</strong>.<br />

- En wie zijn jullie?<br />

- Wij zijn Gito <strong>en</strong> Encolpius, zeide ik; zijn liefste vrijgelat<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

- Staan jullie al in zijn testam<strong>en</strong>t?<br />

- O, zeide ik; ik d<strong>en</strong>k wel, voor e<strong>en</strong> kleine som, Gito zelfs voor e<strong>en</strong> groote...<br />

- Zeg mij, fluisterde e<strong>en</strong> deftige matrone mij in; wàt zijn lust<strong>en</strong> zijn; ik kan hem<br />

alles bezorg<strong>en</strong> wat hij wil.<br />

- Mijn arme meester, zei ik; zal te moê zijn om aan pleizier te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. Wij moet<strong>en</strong><br />

eerst voor hem e<strong>en</strong> herberg zoek<strong>en</strong>, waardig aan zijn stand, <strong>en</strong> dan zal hij t<strong>en</strong><br />

spoedigste boodschappers z<strong>en</strong>d<strong>en</strong> naar Numidië <strong>en</strong> naar de katarakt<strong>en</strong> van d<strong>en</strong><br />

Nijl, om aan zijn int<strong>en</strong>dant<strong>en</strong> aldaar k<strong>en</strong>nis te gev<strong>en</strong> van het vreeslijk ongeval, dat<br />

hem trof, <strong>en</strong> om geld <strong>en</strong> bagage te z<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.<br />

- O, riep<strong>en</strong> vier, vijf jongelui uit; de herberg<strong>en</strong> hier zijn heel slecht...<br />

- De waardige Eumolpus kan bij mij onderdak.<br />

- Hij kan bij MIJ onderdak...<br />

- IK heb e<strong>en</strong> groote villa, waar hij rustig wacht<strong>en</strong> kan, tot zijn boodschappers zijn<br />

terug gekeerd.<br />

De matron<strong>en</strong> viel<strong>en</strong> in.<br />

- Bij mann<strong>en</strong> is ge<strong>en</strong> orde! Laat Eumolpus bij mij intrekk<strong>en</strong>! Ne<strong>en</strong>, bij MIJ: mijn<br />

huis is koel <strong>en</strong> groot! Ik heb e<strong>en</strong> tuin, met zon <strong>en</strong> schaduw...<br />

En de eerste matrone fluisterde mij weêr in:<br />

- Ik heb twee jonge dochters, behalve mijn twee jonge zon<strong>en</strong>...<br />

- Zie! riep Gito uit. Daar komt onze meester aan, moê <strong>en</strong> uitgeput van de geled<strong>en</strong><br />

ell<strong>en</strong>de!<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


164<br />

In der daad, in het Forum was tussch<strong>en</strong> zijn twaalftal slav<strong>en</strong> Eumolpus versch<strong>en</strong><strong>en</strong>,<br />

in e<strong>en</strong> hemd, met e<strong>en</strong> stok, die door hem onderweg was gevond<strong>en</strong>. Gito stortte op<br />

hem toe <strong>en</strong> riep uit:<br />

- O mijn arme meester! Hoe moê zijt gij <strong>en</strong> uitgeput! Steun op mij, laat mij u leid<strong>en</strong>!<br />

En hij greep Eumolpus' hand <strong>en</strong> legde die op zijn schouder.<br />

Nu was Eumolpus misschi<strong>en</strong> wel hongerig <strong>en</strong> ook moê, maar uitgeput was hij<br />

niet, want Eumolpus, hoewel mager <strong>en</strong> pezig, was nog e<strong>en</strong> krachtig grijsaard, <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> echte oude bok. Maar hij kwam dadelijk in de vertooning, <strong>en</strong> legde met roer<strong>en</strong>d<br />

gebaar zijn hand op Gito's schouder, <strong>en</strong> het was e<strong>en</strong> schilderij h<strong>en</strong> nu beid<strong>en</strong> te<br />

zi<strong>en</strong>; de oude grijze, waardige Eumolpus, in zijn hemd, met zijn stok, zich steun<strong>en</strong>d,<br />

op d<strong>en</strong> schouder van d<strong>en</strong> beeldmooi<strong>en</strong>, blond<strong>en</strong> jong<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> koor van meêlijd<strong>en</strong>de stemm<strong>en</strong>, vol verteederde bewondering, <strong>en</strong> honigzoet<br />

van vleierij, klonk op.<br />

- Wees gegroet, waardige Eumolpus!<br />

- Wees welkom in Crotona!<br />

- Gezeg<strong>en</strong>d zij uw huis; bloei<strong>en</strong> moge uw gezondheid!<br />

- Gezeg<strong>en</strong>d uw zon<strong>en</strong> <strong>en</strong> uw dochter<strong>en</strong>, Eumolpus...<br />

- Zon<strong>en</strong> <strong>en</strong> dochter<strong>en</strong>! riep Eumolpus. Ik heb er ge<strong>en</strong>...<br />

- Hebt gij waarlijk ge<strong>en</strong> dochter<strong>en</strong> <strong>en</strong> zon<strong>en</strong>...?<br />

- Ik b<strong>en</strong> e<strong>en</strong> oude, e<strong>en</strong>zame man, die gebukt gaat onder zijn jar<strong>en</strong> <strong>en</strong> de zorg<br />

voor zijn bezitting<strong>en</strong>. En lijd<strong>en</strong>de b<strong>en</strong> ik steeds! Waarom heeft Neptunus mij gered!<br />

Het was juist e<strong>en</strong> geleg<strong>en</strong>heid mij maar te lat<strong>en</strong> omkom<strong>en</strong>! Maar ach, wie zoud<strong>en</strong><br />

dàn mijn bezitting<strong>en</strong> toevall<strong>en</strong>! Alles gev<strong>en</strong> aan Gito <strong>en</strong> Encolpius... dat zoû h<strong>en</strong><br />

bederv<strong>en</strong>! En zelfs mog<strong>en</strong> zij in Numidië <strong>en</strong> Egypte, omdat zij vrijgelat<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn,<br />

zulke groote eig<strong>en</strong>domm<strong>en</strong> niet hebb<strong>en</strong>. Ja, de wett<strong>en</strong> zijn soms wreed! Edele<br />

Crotoniat<strong>en</strong>, hebt dank voor uw vri<strong>en</strong>delijk welkom. Maar zeg mij, waar is e<strong>en</strong><br />

herberg? Wij zijn uitgeput van vermoei<strong>en</strong>is <strong>en</strong> e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudig maal zoû ons welkom<br />

zijn.<br />

- O, de herberg<strong>en</strong> zijn zoo slecht!<br />

- Laat mij u mijn huis aanbied<strong>en</strong>...<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


165<br />

- Mijn villa...<br />

- Ik heb twee villa's ter uwer beschikking...<br />

- Ik wacht juist gast<strong>en</strong>: lig, bid ik, meê aan.<br />

- Ik heb e<strong>en</strong> heerlijk<strong>en</strong> tuin, zon <strong>en</strong> schaduw...<br />

- Ik zóo oud<strong>en</strong> Falerner, dat zelfs gij, Eumolpus, die zoudt waardeer<strong>en</strong>.<br />

De eerste matrone fluisterde:<br />

- Ik heb twée jonge dochters, behalve mijn twée jonge zon<strong>en</strong>... En als ge wilt, is<br />

mijn geheele huis het uwe, zoo lang ge verkiest. Ik heet Filom<strong>en</strong>e.<br />

Eumolpus spitste de oor<strong>en</strong>.<br />

- Edele vrouwe, hoe kan ik u dank<strong>en</strong>... Hoe kan ik u all<strong>en</strong> dank<strong>en</strong>, o Crotoniat<strong>en</strong>...<br />

Edele Filom<strong>en</strong>e, ik neem aan. Vergun, dat ik aanneem. Uw gastvrijheid aanneem<br />

voor mij <strong>en</strong> mijn familia. Edele Crotoniat<strong>en</strong>, het is mij onmogelijk bij u all<strong>en</strong> te gelijker<br />

tijd te huiz<strong>en</strong>... Maar e<strong>en</strong> gezellig gastmaal wordt nooit geweigerd. En zoo de edele<br />

Filom<strong>en</strong>e het vergunt, noodig ik u ook all<strong>en</strong> bij mij weêrom... Maar nu zoû wat rust<br />

<strong>en</strong> wat e<strong>en</strong>voudig voedsel mij welkom zijn...<br />

Zij war<strong>en</strong> all<strong>en</strong> woed<strong>en</strong>d op Filom<strong>en</strong>e, <strong>en</strong> achter Eumolpus' rug, zag ik ze scheld<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> nijdass<strong>en</strong>. Maar Filom<strong>en</strong>e zegevierde, <strong>en</strong> voerde Eumolpus meê, hem lat<strong>en</strong>de<br />

steun<strong>en</strong> door haar twee dochters <strong>en</strong> haar twee zon<strong>en</strong>, die zij gew<strong>en</strong>kt had. Het<br />

war<strong>en</strong> twee mooie meisjes <strong>en</strong> twee aardige knap<strong>en</strong>; zij voerd<strong>en</strong> Eumolpus meê.<br />

Filom<strong>en</strong>e ijlde naar huis om orders te gev<strong>en</strong>. Zij stráálde van haar zege. Wij volgd<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> geheel die schaar van Crotoniat<strong>en</strong>, tuk op Eumolpus' millio<strong>en</strong><strong>en</strong>, omgaf ons met<br />

e<strong>en</strong> eskorte van eere. Met duiz<strong>en</strong>d plichtpleging<strong>en</strong> eindelijk liet m<strong>en</strong> ons in de villa<br />

van Filom<strong>en</strong>e binn<strong>en</strong> trekk<strong>en</strong>. Het was e<strong>en</strong> sierlijk landhuis, aan zee, dicht bij d<strong>en</strong><br />

beroemd<strong>en</strong> tempel van Neptunus. Bloei<strong>en</strong>de klimop, met roze <strong>en</strong> witte tross<strong>en</strong>,<br />

rankte zich om de portiek<strong>en</strong>. Nu de storm bedaard was, lag de zee, nog slechts met<br />

hare laatste kopp<strong>en</strong> schuim zied<strong>en</strong>de, zonnig aanblauw<strong>en</strong>de voor ons uit.<br />

Filom<strong>en</strong>e trok mij ter zijde, terwijl Eumolpus door de vier kinder<strong>en</strong> in zijn kamers<br />

werd verzorgd.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


166<br />

- Wanneer z<strong>en</strong>dt Eumolpus boodschappers naar Numidië? vroeg zij.<br />

- Van avond, zei ik.<br />

- En naar de katarakt<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Nijl?<br />

- Morg<strong>en</strong>.<br />

- En wanneer kunn<strong>en</strong> zij terug zijn.<br />

- Binn<strong>en</strong> één maand.<br />

- Niet eerder?<br />

- Dat d<strong>en</strong>k ik niet. De reis is ver. Binn<strong>en</strong> é<strong>en</strong> maand, of misschi<strong>en</strong> wel zes wek<strong>en</strong>.<br />

- Dan br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> de boodschappers hem geld?<br />

- Hóop<strong>en</strong> geld.<br />

- Is hij rijk?<br />

- Ongelooflijk rijk.<br />

- Heeft hij grond? Landerij<strong>en</strong>?<br />

- Provincies.<br />

- Juweel<strong>en</strong>?<br />

- Mijn<strong>en</strong> van smaragd, in Ethiopië.<br />

- Houdt hij van jeugdige meisjes?<br />

- Van alles.<br />

- Het is goed <strong>en</strong> wel, zei Filom<strong>en</strong>e; alle<strong>en</strong>, hoe kom ik aan geld om hem gedur<strong>en</strong>de<br />

al di<strong>en</strong> tijd - é<strong>en</strong> maand, zes wek<strong>en</strong>, misschi<strong>en</strong> - te huisvest<strong>en</strong>, naar zijn stand.<br />

Ik haalde onverschillig de schouders op.<br />

- Le<strong>en</strong>, ried ik aan.<br />

- Dat zal ik wel moet<strong>en</strong>.<br />

- En begin met òns nu te kleed<strong>en</strong>, Gito <strong>en</strong> mij, opdat wij fatso<strong>en</strong>lijk Eumolpus'<br />

maal kunn<strong>en</strong> deel<strong>en</strong>. Wij rammel<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> honger. Vergeet niet, dat wij zijn<br />

gunsteling<strong>en</strong> <strong>en</strong> lieveling<strong>en</strong> zijn, allebei.<br />

- Ik zal orders gev<strong>en</strong>, zei Filom<strong>en</strong>e.<br />

E<strong>en</strong> uur later war<strong>en</strong> wij gebaad, gewrev<strong>en</strong>, gekleed, gekapt, geschor<strong>en</strong>, onthaard,<br />

gezalfd, gegeurd, <strong>en</strong> lag<strong>en</strong> wij aan met ons drieën aan e<strong>en</strong> zeer goed maal.<br />

Filom<strong>en</strong>e had ons alle<strong>en</strong> gelat<strong>en</strong>, om te zorg<strong>en</strong> voor onze ver-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


167<br />

trekk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de twaalf slav<strong>en</strong> rijkelijk te do<strong>en</strong> verpleg<strong>en</strong>, maar aan Eumolpus' voet<strong>en</strong><br />

zat<strong>en</strong> de twee meisjes, <strong>en</strong> speeld<strong>en</strong> op harp <strong>en</strong> dubbelfluit, <strong>en</strong> aan zijn hoofdeind<br />

zat<strong>en</strong> de beide jochies, <strong>en</strong> kriebeld<strong>en</strong> d<strong>en</strong> oud<strong>en</strong> bok achter zijn oor<strong>en</strong>. Na het maal<br />

mocht<strong>en</strong> zij Eumolpus in zijn kamers volg<strong>en</strong>; hij ontbood alle zijne slav<strong>en</strong>, want hij<br />

beweerde, dat hij ze minst<strong>en</strong>s all<strong>en</strong> behoefde om zich uit te kleed<strong>en</strong> voor de siesta,<br />

<strong>en</strong> wij war<strong>en</strong> eindelijk alle<strong>en</strong>.<br />

Gito poefde van de pret <strong>en</strong> d<strong>en</strong> lach.<br />

- Cht! zei ik <strong>en</strong> tikte hem hard op zijn kop. Wil je wel e<strong>en</strong>s stil zijn...<br />

Ik had hem harder getikt dan ik wilde <strong>en</strong> hij huilde, dadelijk.<br />

- Maar je moet ook voorzichtiger zijn! Huil nu maar niet...<br />

Ik liefkoosde hem.<br />

- Nou, zei Eumolpus; wie van jullie will<strong>en</strong> op reis, naar Numidië <strong>en</strong> naar Egypte?<br />

Of waar he<strong>en</strong> je wil? Terug kom<strong>en</strong>, is niet noodig.<br />

Maar zij wild<strong>en</strong> alle twaalf blijv<strong>en</strong>, want zij hadd<strong>en</strong> goed geget<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hoefd<strong>en</strong> niets<br />

te do<strong>en</strong>. Zij blev<strong>en</strong> liever, alle twaalf.<br />

- Dan zal ik om boodschappers moet<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>, dat ik mijn slav<strong>en</strong> niet<br />

miss<strong>en</strong> kan.<br />

Dat vond<strong>en</strong> zij goed, <strong>en</strong> zij war<strong>en</strong> heel blij <strong>en</strong> trokk<strong>en</strong> zich terug, om te slap<strong>en</strong>.<br />

Wij hadd<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> slaap; wij hadd<strong>en</strong> te veel pret <strong>en</strong> terwijl Gito <strong>en</strong> ik ons neêrvlijd<strong>en</strong><br />

op mollige kuss<strong>en</strong>s, begon Eumolpus te dicht<strong>en</strong>: met breed gebaar van arm<strong>en</strong> uit<br />

wijde mouw<strong>en</strong> van zijd<strong>en</strong> huisgewaad:<br />

‘O Fortuna, godin, o grilligste aller godinn<strong>en</strong>...’<br />

II<br />

De goud<strong>en</strong> dag<strong>en</strong> schakeld<strong>en</strong> zich. Praefekt, quaestor <strong>en</strong> alle autoriteit<strong>en</strong> der stad<br />

kwam<strong>en</strong> hun opwachting bij Eumolpus mak<strong>en</strong>, <strong>en</strong> wij beid<strong>en</strong>, zijn gunsteling<strong>en</strong>,<br />

deeld<strong>en</strong> met hem alle eer. Boodschappers war<strong>en</strong> gezond<strong>en</strong> naar Afrika, waar zij<br />

nooit Eumolpus'<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


168<br />

int<strong>en</strong>dant<strong>en</strong> treff<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong>. In afwachting, dat zij keer<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> w<strong>en</strong>teld<strong>en</strong> wij ons<br />

in de weelde. In Neptunus' tempel, met groote feestelijkheid, bracht<strong>en</strong> wij e<strong>en</strong><br />

offerande, om d<strong>en</strong> zeegod voor onze redding te dank<strong>en</strong>. Gastmal<strong>en</strong> volgd<strong>en</strong> elkander<br />

op. Ieder<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>, aan Eumolpus' deur, wachtt<strong>en</strong>, met plichtpleging, tal van<br />

Crotoniat<strong>en</strong>; wat Filom<strong>en</strong>e ook verzon om h<strong>en</strong> af te wijz<strong>en</strong>. Zij wachtt<strong>en</strong> geduldig,<br />

tot Eumolpus h<strong>en</strong> ontving. Wij war<strong>en</strong> met hem, <strong>en</strong> ieder<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> besprak hij met<br />

ons, in bijzijn zijner bezoekers, zijn rijkdomm<strong>en</strong>, bezitting<strong>en</strong>, <strong>en</strong> aan wie hij dat alles<br />

zoû lat<strong>en</strong>. Hij maakte tal van aanteek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, schreef nam<strong>en</strong> op, beloofde, beloofde<br />

veel. En reeds had hij zijn testam<strong>en</strong>t gemaakt, t<strong>en</strong> gunste van mij <strong>en</strong> Gito, maar<br />

vooral t<strong>en</strong> gunste van de vier kinder<strong>en</strong> van Filom<strong>en</strong>e. Die erfd<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>lijk alles: de<br />

provincies <strong>en</strong> smaragdmijn<strong>en</strong>; wij hadd<strong>en</strong> slechts ons rijkelijk deel als vrijgelat<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Filom<strong>en</strong>e was raz<strong>en</strong>d, dat de bezoekers ieder<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> door Eumolpus ontvang<strong>en</strong><br />

werd<strong>en</strong>, maar hij stelde haar gerust, door te zegg<strong>en</strong>, dat hij ze alle<strong>en</strong> maar veel<br />

beloofde, maar ze nog niet in zijn testam<strong>en</strong>t had g<strong>en</strong>oemd, <strong>en</strong> dat de vier kinder<strong>en</strong><br />

zijn universeele erfg<strong>en</strong>am<strong>en</strong> blev<strong>en</strong>.<br />

De goud<strong>en</strong> dag<strong>en</strong> schakeld<strong>en</strong> zich. War<strong>en</strong> de bezoekers he<strong>en</strong>, dan ging<strong>en</strong> Gito<br />

<strong>en</strong> ik naar het Forum, <strong>en</strong> Eumolpus, in e<strong>en</strong> weelderig studeervertrek, met<br />

bloem<strong>en</strong>tross<strong>en</strong> behang<strong>en</strong> portiek, zette zich aan het dicht<strong>en</strong> van zijn epos, over<br />

d<strong>en</strong> Thebaansch<strong>en</strong> oorlog. Heerlijk maal wachtte ons daarna, <strong>en</strong> de vier erfg<strong>en</strong>am<strong>en</strong><br />

van Eumolpus bedi<strong>en</strong>d<strong>en</strong> hem om strijd <strong>en</strong> zong<strong>en</strong> <strong>en</strong> danst<strong>en</strong> <strong>en</strong> liefkoosd<strong>en</strong> hem,<br />

zoo dat het d<strong>en</strong> oud<strong>en</strong> dichter <strong>en</strong> bok aan niets ontbrak, <strong>en</strong> hij zwelgde als e<strong>en</strong><br />

Perziesch satraap. Des avonds volgde banket op banket. Het was e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> god<strong>en</strong><br />

waardig.<br />

Op het Forum ontmoett<strong>en</strong> wij vaak Tryf<strong>en</strong>a, e<strong>en</strong> van de mooiste <strong>en</strong> rijkste hetaer<strong>en</strong><br />

van de stad, die dol op Gito geword<strong>en</strong> was <strong>en</strong> dikwijls hem meêtroonde. De kleine<br />

snaak liet zich zijn overwinning wèlgevall<strong>en</strong>, <strong>en</strong> Tryf<strong>en</strong>a, hoewel ik vreesde, dat zij<br />

hem zoû vermoord<strong>en</strong> met haar onverzadelijkheid, overlaadde mijn jong<strong>en</strong> met goud.<br />

- We moet<strong>en</strong> dat spar<strong>en</strong>, zei ik voorzi<strong>en</strong>ig; want eéns is dit lev<strong>en</strong> van weelde<br />

gedaan.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


169<br />

Zoo nam ik Gito alles af wat Tryf<strong>en</strong>a hem gaf, <strong>en</strong> bewaarde dat op veilige plaats.<br />

Maar Gito had ook andere avontur<strong>en</strong>, die winst aanbracht<strong>en</strong> <strong>en</strong> ik van mijn kant<br />

ook. Ieder<strong>en</strong> dag werd<strong>en</strong> wij rijker. E<strong>en</strong>s werd ik aangesprok<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> aardige<br />

ornatrix, die mij zeide:<br />

- Mijn meesteres is Circe, e<strong>en</strong> der aanzi<strong>en</strong>lijkste <strong>en</strong> rijkste <strong>en</strong> daarbij mooiste <strong>en</strong><br />

jeugdigste matron<strong>en</strong> der stad. Zij heeft, o Encolpius, het oog op je lat<strong>en</strong> vall<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

w<strong>en</strong>scht je te sprek<strong>en</strong>...<br />

- O, deed ik zedig; je moet je vergiss<strong>en</strong>, lief meisje. Ik b<strong>en</strong> maar e<strong>en</strong> vrijgelat<strong>en</strong>e,<br />

<strong>en</strong> zoo e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke vrouw als je meesteres, zal MIJ zeker niet hebb<strong>en</strong> bedoeld...<br />

- Doe maar zoo nederig niet! zei het kamerkatje, dat Chryzis heette. Je me<strong>en</strong>t er<br />

niets van, hoor! D<strong>en</strong>k je, dat we je niet in de gat<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, jij <strong>en</strong> je ‘broêrtje’ Gito?<br />

Jawel, dat loopt met elkaâr hand aan hand over het Forum, met zulke sierlijke<br />

afgemet<strong>en</strong> pass<strong>en</strong>, tip van d<strong>en</strong> mantel ter hand, <strong>en</strong> ziet rechts <strong>en</strong> ziet links <strong>en</strong> oogt<br />

hier <strong>en</strong> oogt daar, als of jullie zegg<strong>en</strong> will<strong>en</strong>: wiè moet ons hebb<strong>en</strong> van daag? En<br />

jij, als je ‘broêrtje’ er niet bij is, loopt op <strong>en</strong> neêr, op <strong>en</strong> neêr, met je breede borst<br />

vooruit, <strong>en</strong> je arm<strong>en</strong> rond, <strong>en</strong> je hoofd in d<strong>en</strong> nek, <strong>en</strong> je groote oog<strong>en</strong> lonk<strong>en</strong>d ter<br />

zij, <strong>en</strong> je mooie, geschor<strong>en</strong> mond glimlach<strong>en</strong>d wat vooruit gestok<strong>en</strong>, bereid tot e<strong>en</strong><br />

zo<strong>en</strong>, <strong>en</strong> meer! Ge<strong>en</strong> toekomst kan ik spell<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> augur of e<strong>en</strong> mathematicus,<br />

maar ik lees uit je gezicht <strong>en</strong> je loop, wie je b<strong>en</strong>t <strong>en</strong> wat je wilt! D<strong>en</strong>k je, dat we je<br />

niet in de gat<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, jij, mooie gladiator? D<strong>en</strong>k je, dat we niet zièn, dat je te koop<br />

b<strong>en</strong>t, voor e<strong>en</strong> goed<strong>en</strong> prijs? Jawel, je b<strong>en</strong>t maar e<strong>en</strong> vrijgelat<strong>en</strong>e, <strong>en</strong> je komt uit de<br />

gladiator<strong>en</strong>-kazerne, maar zie je, daar houdt mijn meesteres juist van; die is dòl op<br />

slav<strong>en</strong>, vooral als ze gegeeseld <strong>en</strong> gebrandmerkt zijn, <strong>en</strong> ze woû e<strong>en</strong>s zi<strong>en</strong> of jij<br />

ge<strong>en</strong> litteek<strong>en</strong>s hebt, die je zorgvuldig bedekt. Heb je ze, wees niet bang: ze zull<strong>en</strong><br />

Circe nog verliefder mak<strong>en</strong>. Kom ga maar meê, mooie jong<strong>en</strong>. En wees niet bang<br />

voor mij. Ik b<strong>en</strong> e<strong>en</strong> slavin, maar ik hoû niet van slav<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zelfs niet van<br />

vrijgelat<strong>en</strong><strong>en</strong>, <strong>en</strong> vooral niet van zulke pedante, hun waarde bewuste gladiator<strong>en</strong><br />

als jij. Ne<strong>en</strong>, ik verkies bov<strong>en</strong> jou e<strong>en</strong> deftig<strong>en</strong> s<strong>en</strong>ator, e<strong>en</strong> man<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


170<br />

van stand <strong>en</strong> jar<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>, als ik niet e<strong>en</strong> jeugdig riddertje ka krijg<strong>en</strong>, maar<br />

slav<strong>en</strong> zijn niet naar mijn smaak. Kom meê.<br />

Zonder veel te filozofeer<strong>en</strong> over die omgekeerde wereld, waarin adellijke vrouw<strong>en</strong><br />

gladiator<strong>en</strong> zocht<strong>en</strong>, liefst gebrandmerkt, <strong>en</strong> kamermeisjes ridders <strong>en</strong> s<strong>en</strong>ator<strong>en</strong>,<br />

volgde ik de aardige snapster, die mij bracht in e<strong>en</strong> prachtige villa, zichtbaar de<br />

huizing e<strong>en</strong>er schatrijke vrouw. En in e<strong>en</strong> tuin, waar dicht platan<strong>en</strong>loof schaduw<br />

neêrsloeg, <strong>en</strong> vuurroode oleanders bloeid<strong>en</strong>, in e<strong>en</strong> pavillio<strong>en</strong> van met koord<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

kwast<strong>en</strong> opgehoud<strong>en</strong> vela, op e<strong>en</strong> verguld bedde, in Tyrische kuss<strong>en</strong>s, lag Circe,<br />

weinig minder volmaakt van liefde belov<strong>en</strong>de schoonheid dan de goddelijke V<strong>en</strong>us<br />

zelve. Over hare alabast-witte naaktheid sluierde alle<strong>en</strong> behaagziek het goud<br />

overpoeierde, al goudblonde haar, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> witte, gouddoorwerkte sluier.<br />

Zij had e<strong>en</strong> opgesplet<strong>en</strong> granaatappel in de hand, <strong>en</strong> snoepte de pitt<strong>en</strong>...<br />

Nu glimlachte zij, <strong>en</strong> ik boog, maar niet al te hoffelijk, minder hoffelijk dan ik het<br />

kon. Want e<strong>en</strong> gladiator moest niet al te verfijnd do<strong>en</strong>: daar hield Circe zeker niet<br />

van.<br />

- O, Encolpius! stamelde Circe, <strong>en</strong> strekte de arm<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de granaatappel viel uit<br />

de vingers haar; ik b<strong>en</strong> zoo gelukkig, dat je b<strong>en</strong>t gekom<strong>en</strong>, want ik smachtte, ik<br />

smàchtte naar je!<br />

Wij war<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ik antwoordde, als ik dacht, dat goed was <strong>en</strong> Circe str<strong>en</strong>gelde<br />

haar arm<strong>en</strong> om mij he<strong>en</strong>.<br />

- B<strong>en</strong> je niet gebrandmerkt? vroeg zij.<br />

Ik verborg mijn brandmerk meestal geheel onzichtbaar onder mijn bruin krull<strong>en</strong>d<br />

haar, dat ik wat lang droeg, maar streek nu d<strong>en</strong> lok van mijn voorhoofd. Circe lachte<br />

van pleizier <strong>en</strong> kuste mij heel lang op het altijd vurige teek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong>s in de kazerne<br />

opgeloop<strong>en</strong> straf.<br />

Maar tot mijn ontstelt<strong>en</strong>is merkte ik, dat ik, waarom weet ik niet, koel bleef als de<br />

sneeuw der Alp<strong>en</strong>. Hoe ik mij ook poogde innerlijk te do<strong>en</strong> gloei<strong>en</strong>, ik bleef als ijs.<br />

To<strong>en</strong> rees Circe in woede <strong>en</strong> riep:<br />

- B<strong>en</strong> jij e<strong>en</strong> gladiator? B<strong>en</strong> jij e<strong>en</strong> man? Heb je je kracht<strong>en</strong><br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


171<br />

verlor<strong>en</strong> sedert je studeert in de rhetoriek? Appel<strong>en</strong>pap b<strong>en</strong> je, <strong>en</strong> meer niet! Chryzis,<br />

Chryzis, waar b<strong>en</strong> je?<br />

En to<strong>en</strong> de ornatrix naderde, stortte Circe zich in hare arm<strong>en</strong> <strong>en</strong> trok haar meê<br />

naar e<strong>en</strong> klein<strong>en</strong> tempel van V<strong>en</strong>us, achter in d<strong>en</strong> tuin, om e<strong>en</strong> boete-offering te<br />

do<strong>en</strong>.<br />

Ik vluchtte, naar huis, <strong>en</strong> legde mij te bedde. Gito vroeg mij of ik ziek was, <strong>en</strong> ik<br />

vertelde hem mijn avontuur. Hoewel hij zichzelv<strong>en</strong> alles vergunde, was hij boos als<br />

ik mijn vrijheid b<strong>en</strong>utte, maar toch, nu ik te bed lag, <strong>en</strong> ziek, als ik me<strong>en</strong>de, verzorgde<br />

hij mij. Hij gaf mij kleine hoeveelhed<strong>en</strong> wijn, verm<strong>en</strong>gd met satyrion, ui<strong>en</strong> met peper,<br />

<strong>en</strong> kreeft in sterke garum-saus. To<strong>en</strong> ik geget<strong>en</strong> had, dekte hij mij toe <strong>en</strong> liet mij<br />

slap<strong>en</strong>.<br />

Maar voor dat het nacht werd, voelde ik mij zeer verkwikt <strong>en</strong> heel sterk, <strong>en</strong> begreep<br />

ik niet wat mij was overkom<strong>en</strong>. Gito was uit, de god<strong>en</strong> wist<strong>en</strong> waarhe<strong>en</strong>... In zijn<br />

vertrekk<strong>en</strong> hoorde ik Eumolpus zijn epos voordrag<strong>en</strong> aan zijn vier kleine erfg<strong>en</strong>am<strong>en</strong>,<br />

die hem nooit meer verliet<strong>en</strong>. Ik voelde lust om op te staan, kleedde mij vlug <strong>en</strong> ging<br />

uit.<br />

Buit<strong>en</strong> was het e<strong>en</strong> zoele sterr<strong>en</strong>nacht. De door Gito bereide spijz<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> mij<br />

zoo verlang<strong>en</strong>d <strong>en</strong> raz<strong>en</strong>d gemaakt, dat ik zocht naar de wijk van pleizier. Maar, of<br />

ik mij vergiste, plots bevond ik mij vóor e<strong>en</strong> tempel, <strong>en</strong> zag, dat de poort op e<strong>en</strong> kier<br />

was. Ik hoorde vreemd gejuich, cymbels slaan, krotal<strong>en</strong> klapper<strong>en</strong> <strong>en</strong> nieuwsgierig<br />

om deze nachtlijke eeredi<strong>en</strong>st, sloop ik binn<strong>en</strong>...<br />

E<strong>en</strong> schrille woede van kret<strong>en</strong> schreeuwde op, e<strong>en</strong> razernij, e<strong>en</strong> angst, e<strong>en</strong> geroep<br />

van heiligsch<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> moord. Ik merkte, te laat, dat ik iets vreeslijks had misdaan.<br />

Dat ik in d<strong>en</strong> tempel van Priapus was binn<strong>en</strong> gedrong<strong>en</strong>, waar e<strong>en</strong> orgie voor alle<strong>en</strong><br />

vrouw<strong>en</strong> werd gevierd. Ik had ze gezi<strong>en</strong>, de vrouw<strong>en</strong>, juist to<strong>en</strong> zij all<strong>en</strong> met<br />

simulakers van Priapus, zich verdrong<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> ganzerik. En ook had ik gezi<strong>en</strong> te<br />

midd<strong>en</strong> der vrouw<strong>en</strong>... Tryf<strong>en</strong>a, de hetaere, die dol was op Gito, <strong>en</strong> naast haar Gito,<br />

gepruikt <strong>en</strong> vermomd als e<strong>en</strong> vrouw.<br />

Ik vluchtte, maar de vrouw<strong>en</strong>, woed<strong>en</strong>d, vervolgd<strong>en</strong> mij <strong>en</strong> de<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


172<br />

ganzerik, opgehitst, beet mij met zijn krachtige snebbe in de kuit<strong>en</strong> <strong>en</strong> trok mij aan<br />

de tuniek. Het was mij te veel <strong>en</strong> in e<strong>en</strong>s w<strong>en</strong>dde ik mij om, greep d<strong>en</strong> vogel woed<strong>en</strong>d<br />

bij zijn hals, <strong>en</strong> draaide di<strong>en</strong> om, tot hij zieltoogde.<br />

E<strong>en</strong> oorverdoov<strong>en</strong>d gekrijsch <strong>en</strong> gejammer der vrouw<strong>en</strong> ging op, om d<strong>en</strong> ganzerik,<br />

die dood lag.<br />

- Wat heb je gedaan?! riep Gito verschrikt. Heiligsch<strong>en</strong>nis heb je gepleegd! D<strong>en</strong><br />

heilig<strong>en</strong> vogel van Priapus heb je vermoord! En de mysteriën van Priapus, waar<br />

ge<strong>en</strong> mann<strong>en</strong> bij mog<strong>en</strong> zijn, heb je bespied!<br />

- En wie heeft grooter heiligsch<strong>en</strong>nis bedrev<strong>en</strong>? riep ik woed<strong>en</strong>d uit. Ik, die van<br />

d<strong>en</strong> prins ge<strong>en</strong> kwaad wist, of jij, die met overleg je in Tryf<strong>en</strong>a's sluiers <strong>en</strong> haar pruik<br />

vermomt, <strong>en</strong> je zoo snoert, dat je er als e<strong>en</strong> meisje uitziet! Naar huis <strong>en</strong> gauw, of ik<br />

ransel je dood!<br />

Maar Tryf<strong>en</strong>a riep:<br />

- Encolpius, Gito, vlucht! Vlucht beid<strong>en</strong>! Want als de vrouw<strong>en</strong> er kans toe zi<strong>en</strong>,<br />

zull<strong>en</strong> zij jullie beid<strong>en</strong> vermoord<strong>en</strong>...<br />

Het was haar zeker e<strong>en</strong> voorw<strong>en</strong>dsel om mij Gito te ontroov<strong>en</strong>: zij wierp haar<br />

wijd<strong>en</strong> mantel om hem he<strong>en</strong>, <strong>en</strong> voerde hem schielijk weg; ik had juist nog d<strong>en</strong> tijd<br />

e<strong>en</strong> doolhof van strat<strong>en</strong> in te schiet<strong>en</strong>, want de raz<strong>en</strong>de vrouw<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong> weêr op<br />

mij af.<br />

Ik sloop hier <strong>en</strong> daar, ik ijlde, ik verborg mij in e<strong>en</strong> poort <strong>en</strong> zij stov<strong>en</strong> langs mij<br />

he<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> kwam ik te voorschijn <strong>en</strong> mij e<strong>en</strong> held voel<strong>en</strong>de, van razernij ook, haastte<br />

ik mij naar Circe's villa.<br />

Het was nacht <strong>en</strong> doodstil. Van jasmijn<strong>en</strong> geurde het in d<strong>en</strong> tuin, <strong>en</strong> de arom<strong>en</strong><br />

vervoerd<strong>en</strong> mij. Ik wist waar Circe sliep, <strong>en</strong> zoo dicht mogelijk haar v<strong>en</strong>ster nader<strong>en</strong>d,<br />

kermde ik meer dan ik zong e<strong>en</strong> verliefd lied...<br />

Het v<strong>en</strong>ster werd geop<strong>en</strong>d. E<strong>en</strong> witte vrouw werd ev<strong>en</strong> zichtbaar <strong>en</strong> e<strong>en</strong> lampje<br />

sterrelde.<br />

- Circe! riep ik. Ik b<strong>en</strong> het, Encolpius, <strong>en</strong> ik studeer niet meer in de rethoriek; ik<br />

wil weêr gladiator word<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ik b<strong>en</strong> juist door mijn meester Eumolpus versch<br />

gebrandmerkt geword<strong>en</strong>!<br />

- Sluip door de agav<strong>en</strong> he<strong>en</strong>, w<strong>en</strong>kce mij Circe.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


173<br />

Ik sloop door de scherpe agav<strong>en</strong>, niet zonder mijn bloed aan haar zwaard<strong>en</strong> te<br />

lat<strong>en</strong>.<br />

- Kom! w<strong>en</strong>kte mij Circe. O, kom, mijn Encolpius! Klim aan mijn raam op, hier aan<br />

deze sluiers...<br />

Zij had twee, drie sluiers in elkaâr gekronkeld <strong>en</strong> ze bevestigd aan e<strong>en</strong> ring van<br />

het raam. Ik klom er langs op <strong>en</strong> was weldra binn<strong>en</strong>.<br />

Circe stortte zich in mijn arm<strong>en</strong>.<br />

- Encolpius! riep zij. Ik b<strong>en</strong> zoo gelukkig, dat ik je hier heb, in mijn huis. Want,<br />

trots alles, heb ik je lief, <strong>en</strong> je lev<strong>en</strong> is in gevaar!<br />

- Omdat ik d<strong>en</strong> ganzerik heb vermoord? riep ik uit.<br />

- Welk<strong>en</strong> ganzerik? riep Circe. Ne<strong>en</strong>, om geèn ganzerik, maar omdat ALLES<br />

ONTDEKT IS.<br />

- Wat?! riep ik uit.<br />

- De slav<strong>en</strong> van Eumolpus hebb<strong>en</strong> alles ontdekt aan Chryzis! En Chryzis zegt,<br />

dat alles goed <strong>en</strong> wel is, maar dat, als ze ge<strong>en</strong> millio<strong>en</strong> sestertiën krijgt, ze zal<br />

vertell<strong>en</strong> aan Filom<strong>en</strong>e <strong>en</strong> aan alle Crotoniat<strong>en</strong>, dat jullie drie schelm<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong><br />

Eumolpus ge<strong>en</strong> as bezit in Numidië of aan de katarakt<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Nijl... Maar<br />

intussch<strong>en</strong>, o Encolpius, heb ik je veilig hier! Hier in mijn arm<strong>en</strong>! En zull<strong>en</strong> wij, o<br />

mijn lieveling, de godin, die vertoornd is, verzo<strong>en</strong><strong>en</strong> met e<strong>en</strong> zoo teedere eeredi<strong>en</strong>st,<br />

als maar mogelijk is!<br />

Circe trok mij tot zich, in de kuss<strong>en</strong>s, <strong>en</strong> ik deed, als ik dacht, dat goed zoû zijn.<br />

Maar de ontstelt<strong>en</strong>is over de ontdekking van ons bedrog sloeg mij, o wanhoop, tot<br />

machteloosheid <strong>en</strong> bevroor in mij mijn warm bloed tot de koudste sneeuw der<br />

hoogste Alp<strong>en</strong>. En Circe rees in grootere woede nog dan de eerste maal <strong>en</strong> riep:<br />

- Wat? Ik red je het lev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zóo bedank je mijn edelmoedigheid! Dan zal ik je<br />

ook do<strong>en</strong> vermoord<strong>en</strong>, o schelm, die je b<strong>en</strong>t, nietswaardige stud<strong>en</strong>t in de rhetoriek,<br />

bedrieger van heel Crotona!<br />

En vóor ik er op bedacht was, sloeg zij hard op e<strong>en</strong> zilver<strong>en</strong> gong.<br />

- Hei! Heu! Hier! Slav<strong>en</strong>! Komt! E<strong>en</strong> inbreker, e<strong>en</strong> dief, e<strong>en</strong><br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


174<br />

moord<strong>en</strong>aar! Slaat hem dood! Slaat hem dood!<br />

Zoo riep in verontwaardiging <strong>en</strong> woede Circe <strong>en</strong> de ontwaakte slav<strong>en</strong> schot<strong>en</strong><br />

toe <strong>en</strong> all<strong>en</strong> grep<strong>en</strong> geesels <strong>en</strong> zweep<strong>en</strong> <strong>en</strong> wild<strong>en</strong> mij te lijf. Ik vluchtte langs de<br />

sluiers, die nog aan het raam war<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> hang<strong>en</strong>, ik wrong mij door de agav<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> mij afvrag<strong>en</strong>de, waarom de god<strong>en</strong> mij toornd<strong>en</strong>, daar ik op één nacht tweemaal<br />

door woed<strong>en</strong>de vrouw<strong>en</strong> bijna werd vermoord, vergeleek ik mij bij Orfeus, die door<br />

m<strong>en</strong>ad<strong>en</strong> verscheurd werd. Waar zoû ik he<strong>en</strong>? Het beste dacht mij naar huis te<br />

gaan <strong>en</strong> Eumolpus te wekk<strong>en</strong>.<br />

Ik ging naar huis, waar ik Gito vond; ik deelde hem meê welke avontur<strong>en</strong> ik had<br />

beleefd, welk gevaar ons hing bov<strong>en</strong> het hoofd, <strong>en</strong> wij spoedd<strong>en</strong> ons naar Eumolpus.<br />

Hij lag in diep<strong>en</strong> slaap. Wij schudd<strong>en</strong> hem ieder aan e<strong>en</strong> arm, <strong>en</strong> wij fluisterd<strong>en</strong> aan<br />

zijn oor:<br />

- Eumolpus! Word wakker! Wij moet<strong>en</strong> vlucht<strong>en</strong>! De slav<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> alles aan<br />

Chryzis verteld, de ornatrix van Circe, <strong>en</strong> zij wil e<strong>en</strong> millio<strong>en</strong> sestertiën hebb<strong>en</strong>, of<br />

vertelt àlles aan heel Crotona...<br />

- Dan kunn<strong>en</strong> wij niets dan vlucht<strong>en</strong>! zei Eumolpus.<br />

- Maar eerst verzamel<strong>en</strong> wij alles wat wij verzamel<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong>! riep ik <strong>en</strong> dadelijk<br />

vouwde ik, door Gito geholp<strong>en</strong>, kostbare kleêr<strong>en</strong> te zam<strong>en</strong>, <strong>en</strong> maakte er bundels<br />

van, terwijl Eumolpus kostbaarhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> geld bij zich borg. In e<strong>en</strong> gordel had ik al<br />

ons opgespaarde goud g<strong>en</strong>aaid, <strong>en</strong> zoo belast <strong>en</strong> belad<strong>en</strong> nam<strong>en</strong> wij de vlucht uit<br />

de villa van Filom<strong>en</strong>e. M<strong>en</strong> bemerkte ons niet. Het was nog nacht; in het Oost<strong>en</strong><br />

bleekte de dageraad.<br />

- Wat zull<strong>en</strong> wij do<strong>en</strong>! zei Gito.<br />

- Ons lot aan de zee toe vertrouw<strong>en</strong>! riep Eumolpus; hop<strong>en</strong>de, dat Neptunus ons<br />

ge<strong>en</strong> schipbreuk meer zal aando<strong>en</strong>. Naar d<strong>en</strong> hav<strong>en</strong>, vlug! En terwijl het nog donker<br />

is, ons verberg<strong>en</strong> aan boord van e<strong>en</strong> der schep<strong>en</strong>, die morg<strong>en</strong> naar Ostia gaan.<br />

Want in Rome komt binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> week de keizer terug, om zijn Triomf te vier<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

alles stroomt naar Rome, om dat schouwspel te zi<strong>en</strong>, <strong>en</strong> tal van vaartuig<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong><br />

in d<strong>en</strong> hav<strong>en</strong> gereed.<br />

- Welke keizer? vroeg ik.<br />

- Dat weet ik niet, zei Eumolpus. We verander<strong>en</strong> zoo dikwijls van keizer.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


175<br />

Zonder meer in de geheim<strong>en</strong> der politiek te will<strong>en</strong> doordring<strong>en</strong>, spoedd<strong>en</strong> wij ons<br />

naar d<strong>en</strong> hav<strong>en</strong>. Roziger bloosde de dageraad. Daar lag<strong>en</strong> tal van schep<strong>en</strong> gemeerd;<br />

daar was reeds vroege bezigheid der scheepslui, die last<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> laadd<strong>en</strong>.<br />

Gito <strong>en</strong> ik droeg<strong>en</strong> de bagage, hij de juweel<strong>en</strong>, ik de zware kleêrbundels op mijn<br />

schouder. Eumolpus, in lang<strong>en</strong> mantel, bleef voor d<strong>en</strong> schijn onze meester. En hij<br />

sprak e<strong>en</strong> der magisters aan <strong>en</strong> zeide, voornaam:<br />

- Kan ik plaats bekom<strong>en</strong> naar Ostia voor mij <strong>en</strong> mijn twee slav<strong>en</strong>? Ik b<strong>en</strong> vroeg<br />

gekom<strong>en</strong>, om zeker te zijn plaats te vind<strong>en</strong>.<br />

- Wij vertrekk<strong>en</strong> al in het eerste uur van d<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ik heb nog e<strong>en</strong> bedde<br />

leêg, dat gij kunt innem<strong>en</strong>, maar uw slav<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> zich op d<strong>en</strong> stev<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

opschiet<strong>en</strong>.<br />

- Mijn slav<strong>en</strong> zijn gew<strong>en</strong>d het goed te hebb<strong>en</strong>, zei Eumolpus; <strong>en</strong> ik moet twee<br />

bedd<strong>en</strong> voor h<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>.<br />

- Die zult ge niet gemakkelijk krijg<strong>en</strong>, zei de magister; want alle plaats<strong>en</strong> zijn<br />

besprok<strong>en</strong>, omdat alles naar Rome gaat.<br />

Ik vroeg, vlug, hier <strong>en</strong> daar, aan andere magisters, maar die hadd<strong>en</strong> zelfs ge<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kel bedde over. Zoo dat wij beslot<strong>en</strong> het bedde van d<strong>en</strong> eerst<strong>en</strong> magister aan te<br />

nem<strong>en</strong>.<br />

- Gij zult het wel deel<strong>en</strong>, met zoo knappe slav<strong>en</strong>, zei de magister goedsmoeds,<br />

terwijl Eumolpus hem d<strong>en</strong> overtocht betaalde.<br />

Wij ging<strong>en</strong> dadelijk aan boord. Het was e<strong>en</strong> mooi navigium, grooter <strong>en</strong> weelderiger<br />

dan waarmeê wij schipbreuk hadd<strong>en</strong> geled<strong>en</strong>. Het had e<strong>en</strong> okerkleurig zeil <strong>en</strong> het<br />

bronz<strong>en</strong> rostrum, de scheepsneb, was de gehoornde kop van e<strong>en</strong> ram. Twee<br />

zeepaard<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, met krull<strong>en</strong>de staart<strong>en</strong>, geschilderd ter zij van het rostrum. Wel<br />

vijftig roeiers war<strong>en</strong> reeds op de roeibank<strong>en</strong> gezet<strong>en</strong>. Zij zong<strong>en</strong> in afwachting van<br />

het vertrek, e<strong>en</strong> weemoedig e<strong>en</strong>tonig<strong>en</strong> deun.<br />

Tussch<strong>en</strong> de roeibank<strong>en</strong> <strong>en</strong> het dek was e<strong>en</strong> midd<strong>en</strong>verdieping, met kleine hutt<strong>en</strong><br />

voor aanzi<strong>en</strong>lijke reizigers. Er war<strong>en</strong> er vier. De magister zeide ons, dat de e<strong>en</strong>e<br />

hut ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong> was door d<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>aar van het schip, de schatrijke Lycas, dat twee<br />

andere war<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hij toonde Eumolpus de vierde hut. Wij ging<strong>en</strong> er<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


176<br />

alle drie in, het raadzaam vind<strong>en</strong>de ons niet al te veel te toon<strong>en</strong>: ik legde d<strong>en</strong><br />

magister uit, dat onze meester onze di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> behoefde.<br />

De morg<strong>en</strong> brak aan. Door het raampje zag ik over d<strong>en</strong> hav<strong>en</strong>. De witte stad<br />

rozigde meer <strong>en</strong> meer, de Neptunustempel zuilde onvergelijkelijk schoon teg<strong>en</strong> de<br />

nog transparant dauwige lucht. Het weêr beloofde heel gunstig te zijn. De hav<strong>en</strong><br />

was e<strong>en</strong> bosch van mast<strong>en</strong>, was é<strong>en</strong> vroolijkheid van oranje, oker<strong>en</strong> <strong>en</strong> purper<strong>en</strong><br />

zeil<strong>en</strong>, beschilderd met de geluk aanbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>de <strong>en</strong> voor schipbreuk bewar<strong>en</strong>de<br />

teek<strong>en</strong><strong>en</strong>: e<strong>en</strong> oog, e<strong>en</strong> haan, twee hand<strong>en</strong> in é<strong>en</strong>. Al die zeil<strong>en</strong> klapperd<strong>en</strong> zachtjes,<br />

in d<strong>en</strong> zacht<strong>en</strong> bries van d<strong>en</strong> morg<strong>en</strong>, <strong>en</strong> van overal, als e<strong>en</strong> koor, weemoedigde-aan<br />

de e<strong>en</strong>tonige deun der roeiers <strong>en</strong> der matroz<strong>en</strong>.<br />

Bov<strong>en</strong>, op het dek, hoord<strong>en</strong> wij zware kist<strong>en</strong> <strong>en</strong> bal<strong>en</strong> inlad<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de bevel<strong>en</strong>de<br />

stem van d<strong>en</strong> magister. Wij zat<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> beetje angstig, met ons drieën op Eumolpus'<br />

bed, <strong>en</strong> verlangd<strong>en</strong> zeer het sein van d<strong>en</strong> stuurman te hoor<strong>en</strong>. Dat inlad<strong>en</strong> geleek<br />

ons eindeloos. Eindelijk hoord<strong>en</strong> wij e<strong>en</strong> andere mannestem, meesterachtig, <strong>en</strong> de<br />

stem van d<strong>en</strong> magister werd heel eerbiedig.<br />

- Dat zal Lycas zijn, zei ik zacht.<br />

Eumolpus schudde het hoofd van ja, <strong>en</strong> dat het wel zoo kon wez<strong>en</strong>. Wij wachtt<strong>en</strong><br />

geduldig.<br />

- Wie zoud<strong>en</strong> toch de andere reizigers zijn? vroeg Gito nieuwsgierig.<br />

Plots hoord<strong>en</strong> wij e<strong>en</strong> vrouwestem.<br />

- Hoor! zei Gito. Het is Tryf<strong>en</strong>a!!<br />

Waarlijk, het was Tryf<strong>en</strong>a, met haar slavinn<strong>en</strong>! Zij ging naar Ostia! En wij hoord<strong>en</strong><br />

haar zegg<strong>en</strong>:<br />

- Als ze wist<strong>en</strong>, dat er e<strong>en</strong> prijs is gezet, om h<strong>en</strong> te vang<strong>en</strong>! Wie weet, waar ze<br />

zijn op het oog<strong>en</strong>blik! Wie weet, waar ze zich verberg<strong>en</strong>!<br />

To<strong>en</strong> hoord<strong>en</strong> wij Lycas Tryf<strong>en</strong>a verwelkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> haar de hut toon<strong>en</strong> over de<br />

zijne.<br />

Reeds werd<strong>en</strong> aanstalt<strong>en</strong> tot vertrek gemaakt, naar het sche<strong>en</strong>, maar m<strong>en</strong> wachtte<br />

nog d<strong>en</strong> laatst<strong>en</strong> reiziger. Daar sche<strong>en</strong> het, dat hij kwam... Wij hoord<strong>en</strong><br />

vrouw<strong>en</strong>stemm<strong>en</strong>... Ik werd heél bleek!<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


177<br />

Het war<strong>en</strong> de stemm<strong>en</strong> van Circe <strong>en</strong> Chryzis!<br />

Als zij mij ontdekt<strong>en</strong>, war<strong>en</strong> wij verlor<strong>en</strong>. Twee mal<strong>en</strong> had ik Circe zóo beleedigd,<br />

dat zij mij nooit vergev<strong>en</strong> zoû. Zij zoû mij do<strong>en</strong> oppakk<strong>en</strong> <strong>en</strong> Gito <strong>en</strong> Eumolpus ook.<br />

- Wij zijn verlor<strong>en</strong>!! stamelde ik.<br />

- Nog niet... zei Eumolpus. Blijf stil...<br />

Het anker werd gelicht. De hortator zette het CELEUMA in, e<strong>en</strong> zing<strong>en</strong>d kommando<br />

gelijk, <strong>en</strong> de roeiers, dadelijk, bewog<strong>en</strong> de riem<strong>en</strong> <strong>en</strong> viel<strong>en</strong> in. Om zoo zwaar werk<br />

zeker klonk e<strong>en</strong>tonig, weemoedig, hun lied. De hortator begeleidde met helderder<br />

stem, <strong>en</strong> het navigium, langzaam, gleed tussch<strong>en</strong> de kleine liburn<strong>en</strong>, de vlugge<br />

oorlogschep<strong>en</strong>, uit d<strong>en</strong> hav<strong>en</strong> van Crotona.<br />

Eumolpus herademde.<br />

- Maar als Circe mij ziet, fluisterde ik; laat zij mij oppakk<strong>en</strong> <strong>en</strong> knevel<strong>en</strong>, <strong>en</strong> mij<br />

niet alle<strong>en</strong>: ons alle drie.<br />

- Hoor! zei Eumolpus. Het e<strong>en</strong>ige wat ons te do<strong>en</strong> staat is, dat ik, als zeeziek, blijf<br />

in de hut, <strong>en</strong> dat jullie je vermomm<strong>en</strong>.<br />

- Maar hoe ons te vermomm<strong>en</strong>, zei Gito; dat wij onherk<strong>en</strong>baar zijn <strong>en</strong> toch niet<br />

d<strong>en</strong> achterdocht opwekk<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> magister, die ons gezi<strong>en</strong> heeft!<br />

- Maak je beid<strong>en</strong> zwart met mijn inkt, zei Eumolpus; dan zeg ik d<strong>en</strong> magister, dat<br />

ik jullie verkoop<strong>en</strong> wil, als Ethiopische slav<strong>en</strong>!<br />

- E<strong>en</strong> slecht idee, Eumolpus! zei ik. Die zwarte inkt zal ons niet geheel<br />

onherk<strong>en</strong>baar mak<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de magister zal achterdocht krijg<strong>en</strong>, het Lycas vertell<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> van beid<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> het geloov<strong>en</strong>, want ge<strong>en</strong> Ethiopische slaaf zoû opbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong><br />

wat je winn<strong>en</strong> zoû als je waarlijk mij <strong>en</strong> vooral Gito verkocht, in de gestalte, die de<br />

natuur ons gaf.<br />

- Ik weet beter! riep Eumolpus. Jullie knipp<strong>en</strong> je har<strong>en</strong> af <strong>en</strong> scher<strong>en</strong> je<br />

w<strong>en</strong>kbrauw<strong>en</strong>; jij, Encolpius, b<strong>en</strong>t al gebrandmerkt, <strong>en</strong> Gito schildert zich e<strong>en</strong><br />

brandmerk op het voorhoofd, <strong>en</strong> zoo bind ik jullie in het onderschip vast, om jullie<br />

te straff<strong>en</strong> voor iets wat je hebt misdaan. Dan blijv<strong>en</strong> wij all<strong>en</strong> onzichtbaar.<br />

- Dat is ook e<strong>en</strong> pleizier! stribbelde Gito teg<strong>en</strong>.<br />

- Jawel! riep ik uit. Jij loert om Tryf<strong>en</strong>a te nader<strong>en</strong>, maar dàt zal<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


178<br />

je niet: Eumolpus' idee is het e<strong>en</strong>ige uitvoerbare. Kom hier, ik zal je knipp<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

scher<strong>en</strong> <strong>en</strong> jij mij.<br />

- Ik heb niets ge<strong>en</strong> lust mijn haar te verliez<strong>en</strong> <strong>en</strong> kaal te zijn als e<strong>en</strong> ei! stribbelde<br />

Gito teg<strong>en</strong> <strong>en</strong> huilde.<br />

- Je moet! zei ik. Hier!! Kom hier! Later groei<strong>en</strong> je blonde krull<strong>en</strong> weêr aan! Kom<br />

Gito, laat je zoet knipp<strong>en</strong>!<br />

Ik zocht in onze bagage scheermes <strong>en</strong> schaar <strong>en</strong> begon... O, het leek mij<br />

heiligsch<strong>en</strong>nis mijn ‘broertjes’ mooie krull<strong>en</strong> te knipp<strong>en</strong> <strong>en</strong> hem te scher<strong>en</strong>, brauw<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> kruin! Nu zag hij er uit als e<strong>en</strong> zoet, rond eitje <strong>en</strong> hij huilde. Maar ik dwong hem<br />

nu mij te barbier<strong>en</strong> <strong>en</strong> hij knipte mij <strong>en</strong> schoor mij de brauw<strong>en</strong>.<br />

- En dan zal ik d<strong>en</strong> magister do<strong>en</strong> waarschuw<strong>en</strong>, dat ik mijn slav<strong>en</strong> straff<strong>en</strong> wil<br />

<strong>en</strong> ze wil lat<strong>en</strong> bind<strong>en</strong> in het onderschip, zei Eumolpus.<br />

Juist op dat oog<strong>en</strong>blik versche<strong>en</strong> aan het deurtje van de hut de magister.<br />

- Word<strong>en</strong> er hièr har<strong>en</strong> geknipt! riep hij uit. Mijn meester Lycas, die het geluid van<br />

schar<strong>en</strong> hoorde, laat onderzoek<strong>en</strong> wie er waagt zich te lat<strong>en</strong> knipp<strong>en</strong> bij zulk mooi<br />

weêr <strong>en</strong> kalme zee! Want dat br<strong>en</strong>gt immers ongeluk aan! Wel allemachtig, waarlijk,<br />

hièr word<strong>en</strong> er har<strong>en</strong> geknipt!<br />

- Magister, begon Eumolpus; ik wil mijn slav<strong>en</strong> straff<strong>en</strong>...<br />

Maar achter hem versche<strong>en</strong> Lycas, de rijke eig<strong>en</strong>aar van het navigium <strong>en</strong> hij<br />

zeide, toornig:<br />

- Word<strong>en</strong> hièr har<strong>en</strong> geknipt! Maar, heerschap, weet ge niet, dat har<strong>en</strong> knipp<strong>en</strong><br />

aan boord bij helder weêr niet veroorloofd is, omdat het d<strong>en</strong> storm oproept!<br />

- Heerschap, antwoordde Eumolpus; gij, zeelui, weet <strong>en</strong> onthoudt vele ding<strong>en</strong>,<br />

die wij, landlui, niet wet<strong>en</strong> of telk<strong>en</strong>s verget<strong>en</strong>.<br />

- Alles goed <strong>en</strong> wel, zei Lycas; maar ter verzo<strong>en</strong>ing moet ik op d<strong>en</strong> achterstev<strong>en</strong>,<br />

vóor het beeld van Isis, de patronesse van mijn navigium, uw beid<strong>en</strong> slav<strong>en</strong> twintig<br />

zweepslag<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> toedi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Dan is alles in orde.<br />

- Ik had ze juist tot straf van veél wat zij misded<strong>en</strong>, will<strong>en</strong> do<strong>en</strong> opsluit<strong>en</strong> in het<br />

onderschip.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


179<br />

- Dat kan, zei Lycas; maar eerst moet<strong>en</strong> ze de twintig zweepslag<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gekreg<strong>en</strong>,<br />

vóor het beeld der godin...<br />

Er was niet veel aan te do<strong>en</strong>. Gito huilde.<br />

- Huil toch niet! fluisterde ik. Anders kom<strong>en</strong> de vrouw<strong>en</strong> kijk<strong>en</strong> wat er gaande is.<br />

Matroz<strong>en</strong> voerd<strong>en</strong> ons meê, op het bevel van d<strong>en</strong> magister. Terwijl zij ons naar<br />

d<strong>en</strong> achterstev<strong>en</strong> voerd<strong>en</strong>, waar het standbeeld rees der godin, met e<strong>en</strong> kostbar<strong>en</strong><br />

sluier om, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> zilver<strong>en</strong> sistrum in de hand, zag ik op de voorplecht zitt<strong>en</strong> Circe<br />

<strong>en</strong> Tryf<strong>en</strong>a, beid<strong>en</strong> met hare slavinn<strong>en</strong>, <strong>en</strong> het dacht mij, dat Circe poogde als e<strong>en</strong><br />

hetaere te do<strong>en</strong> <strong>en</strong> Tryf<strong>en</strong>a als e<strong>en</strong> matrone. De beide vrouw<strong>en</strong> sprak<strong>en</strong> niet met<br />

elkaâr, maar kek<strong>en</strong> elkaâr ter sluiks aan.<br />

Vóor het beeld der godin, op mijn naakt<strong>en</strong> rug, verdroeg ik zonder e<strong>en</strong> kik, de<br />

eerste zweepslag<strong>en</strong>. Maar mijn arme Gito huilde luidkeels.<br />

- Het is ook jammer, zoo e<strong>en</strong> mooi v<strong>en</strong>tje, zeid<strong>en</strong> de matroz<strong>en</strong>. We zull<strong>en</strong> niet<br />

hard slaan...<br />

Maar Gito gilde toch of hij vermoord werd, <strong>en</strong> op d<strong>en</strong> voorplecht zeid<strong>en</strong> de vrouw<strong>en</strong><br />

tot haar slavinn<strong>en</strong>:<br />

- Wat gebeurt er toch, wat gebeurt er toch??<br />

En jawel, zij kwam<strong>en</strong> kijk<strong>en</strong>! Zij naderd<strong>en</strong> beid<strong>en</strong>, Circe <strong>en</strong> Tryf<strong>en</strong>a <strong>en</strong> Circe<br />

herk<strong>en</strong>de dadelijk mijn brandmerk:<br />

- Het is waarachtig Encolpius! riep zij verrukt.<br />

- Het is mijn lieve Gito, bij alle god<strong>en</strong>! riep Tryf<strong>en</strong>a uit. O Lycas, Lycas, straf hem<br />

niet: hij is veel te mooi <strong>en</strong> te teêr om te geesel<strong>en</strong>!<br />

- O Lycas, riep nu ook Circe; straf Encolpius niet, want ik wil hem koop<strong>en</strong> van zijn<br />

meester!<br />

Maar Lycas verstond het zoo niet. T<strong>en</strong> eerste moest<strong>en</strong>, ter verzo<strong>en</strong>ing van de<br />

godin, de twintig slag<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dan was Lycas, die de gunst dacht te<br />

plukk<strong>en</strong> zoo wel van Tryf<strong>en</strong>a als van Circe, woed<strong>en</strong>d <strong>en</strong> jaloersch op ons beid<strong>en</strong>.<br />

De matroz<strong>en</strong> trokk<strong>en</strong> partij voor hun heer, <strong>en</strong> alle slavinn<strong>en</strong> trokk<strong>en</strong> partij voor haar<br />

meesteress<strong>en</strong>. Er ontstond e<strong>en</strong> laweide van belang. E<strong>en</strong> gegil, e<strong>en</strong> geschreeuw<br />

van moord <strong>en</strong> brand, e<strong>en</strong> oproer door het heele<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


180<br />

navigium. Maar Tryf<strong>en</strong>a wist mij in te fluister<strong>en</strong>:<br />

- Laat mij Gito, dan vertel ik Lycas niet, dat er e<strong>en</strong> prijs is gezet op jullie hoofd<strong>en</strong>.<br />

En eindelijk kon Lycas de twee vrouw<strong>en</strong> toefluister<strong>en</strong> (ik overhoorde hem):<br />

- Wees mij om beurt<strong>en</strong> gewillig, dan spaar ik die beide mann<strong>en</strong>...<br />

To<strong>en</strong> naderde Circe mij, <strong>en</strong> fluisterde:<br />

- Stud<strong>en</strong>t in de rhetoriek! Als Lycas dez<strong>en</strong> nacht bij Tryf<strong>en</strong>a toeft, zoû ik will<strong>en</strong><br />

wet<strong>en</strong> of de zeelucht je goed doet...<br />

Zoo war<strong>en</strong> het over <strong>en</strong> weêr beloft<strong>en</strong>, in stilte gefluisterd. Dat gaf e<strong>en</strong> kalmte,<br />

vooral ook omdat de gubernator <strong>en</strong> de hortator luide riep<strong>en</strong>, dat hun bevel<strong>en</strong> niet<br />

werd<strong>en</strong> gehoord, door al dat laweide, <strong>en</strong> dat zij er niet voor instond<strong>en</strong>, als er e<strong>en</strong><br />

ongeluk gebeurde. To<strong>en</strong> was het, dat, midd<strong>en</strong> in dez<strong>en</strong> wap<strong>en</strong>stilstand, Eumolpus,<br />

nieuwsgierig, het niet uithield in zijn hut, <strong>en</strong> versche<strong>en</strong>. Hij maakte e<strong>en</strong> waardig<br />

figuur met zijn grijze lokk<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn lange samaar <strong>en</strong> daar Lycas nog niets wist, zeide<br />

deze onz<strong>en</strong> oud<strong>en</strong> dichter beleefde ding<strong>en</strong>, zoo als het betaamt, dat m<strong>en</strong> doet, aan<br />

e<strong>en</strong> grijsaard <strong>en</strong> e<strong>en</strong> rijk grondbezitter. En Eumolpus antwoordde waardig, <strong>en</strong> er<br />

sche<strong>en</strong> iets van vrede te zull<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>, to<strong>en</strong> Chryzis aan Eumolpus <strong>en</strong> mij fluisterde:<br />

- Alles goed <strong>en</strong> wel, maar ik moet e<strong>en</strong> millio<strong>en</strong> sestertiën hebb<strong>en</strong> of ik vertel Lycas<br />

wie jullie zijn, <strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> prijs is gezet op jullie hoofd<strong>en</strong>, zoo dat hij jullie alle drie<br />

opsluit in het onderschip, <strong>en</strong> in Ostia aan het gerecht overlevert!<br />

E<strong>en</strong> millio<strong>en</strong> sestertiën! Het was ge<strong>en</strong> kleinigheid! Gelukkig kwam<strong>en</strong> Circe er bij<br />

<strong>en</strong> Tryf<strong>en</strong>a, die zich aan elkaâr hadd<strong>en</strong> aangeslot<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s d<strong>en</strong> strijd, <strong>en</strong> omdat<br />

Circe verliefd was op mij <strong>en</strong> Tryf<strong>en</strong>a op Gito, susd<strong>en</strong> zij Chryzis met veel beloft<strong>en</strong>,<br />

opdat zij niets zoû aan Lycas vertell<strong>en</strong>. Zoo dat wij op het oog<strong>en</strong>blik war<strong>en</strong> gered,<br />

waarbij nog kwam, dat Lycas Chryzis heel aardig vond, <strong>en</strong> dat zij die aanzi<strong>en</strong>lijk<strong>en</strong><br />

lied<strong>en</strong> d<strong>en</strong> voorkeur gaf bov<strong>en</strong> slav<strong>en</strong>, zeker bedacht, hoe het haar voordeeliger<br />

zijn zoû Lycas geheel te winn<strong>en</strong>, dan haar kostbar<strong>en</strong> tijd te verliez<strong>en</strong> met ons te<br />

verklikk<strong>en</strong>.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


181<br />

Zoo weefde er zich aan boord e<strong>en</strong> webbe van liefdedrad<strong>en</strong>, terwijl de morg<strong>en</strong><br />

opgoudde over de diep blauw<strong>en</strong>de zee, <strong>en</strong> bij d<strong>en</strong> e<strong>en</strong>tonig<strong>en</strong> deun der roeiers het<br />

navigium als e<strong>en</strong> scherpe vor<strong>en</strong> schuim<strong>en</strong>de sneed door de lichtelijk golv<strong>en</strong>de<br />

water<strong>en</strong>. Daar Gito heel ongelukkig was, omdat zijn har<strong>en</strong> war<strong>en</strong> geknipt, <strong>en</strong> zijn<br />

brauw<strong>en</strong> geschor<strong>en</strong>, kapte Tryf<strong>en</strong>a hem met e<strong>en</strong> harer blonde pruik<strong>en</strong>, <strong>en</strong> legde<br />

hare slavinn<strong>en</strong> hem valsche w<strong>en</strong>kbrauw<strong>en</strong> op, zoo dat hij er allerliefst uitzag, vooral<br />

to<strong>en</strong> Tryf<strong>en</strong>a hem liet blankett<strong>en</strong> <strong>en</strong> kleed<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> van hare eig<strong>en</strong> gewad<strong>en</strong>: hij<br />

was zóo mooi, hij leek zoo e<strong>en</strong> aardig meisje, dat Lycas de oog<strong>en</strong> niet van hem<br />

afhield, <strong>en</strong> Chryzis jaloersch werd <strong>en</strong> Tryf<strong>en</strong>a ook, <strong>en</strong> ik ook, <strong>en</strong> omdat ik jaloersch<br />

werd, ook Circe. Zoo weefde zich het webbe van liefde <strong>en</strong> van ijverzucht, tot Circe<br />

ook mij kapte met e<strong>en</strong> van hare pruik<strong>en</strong> <strong>en</strong> mij brauw<strong>en</strong> deed oplegg<strong>en</strong>; ik zocht<br />

to<strong>en</strong> in de Filom<strong>en</strong>e ontroofde kleeder<strong>en</strong>bundels e<strong>en</strong> met rank<strong>en</strong> geborduurde<br />

Syrische geel zijd<strong>en</strong> tunica <strong>en</strong> kleedde mij met zorg <strong>en</strong> zag er zoo goed uit, dat de<br />

oude Eumolpus mij zeide:<br />

- Mijn beste Encolpius, ik zoû bijna e<strong>en</strong> dwaasheid voor je gaan voel<strong>en</strong>!<br />

- Eumolpus, zeide ik; je hebt je tijd gehad bij Filom<strong>en</strong>e, waar je niet minder dan<br />

vier erfg<strong>en</strong>am<strong>en</strong> bezat; wees nu rustig, hoû je kalm, <strong>en</strong> vertel ons, om ons te<br />

verstrooi<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> verhaal, zoo als je zoo mooi kunt do<strong>en</strong>...<br />

En tot Lycas zeide ik:<br />

- Mijn meester Eumolpus, die niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rijk grondbezitter is, maar ook e<strong>en</strong><br />

groot dichter <strong>en</strong> e<strong>en</strong> boei<strong>en</strong>d verteller, zal ons, zoo gij het vergunt, o Lycas, e<strong>en</strong><br />

verhaal do<strong>en</strong>, om ons d<strong>en</strong> tijd te do<strong>en</strong> verget<strong>en</strong>, tot de nacht valt...<br />

Dit voorstel viel in goede aarde. Vela werd<strong>en</strong> gespann<strong>en</strong>, golfd<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> onze<br />

hoofd<strong>en</strong> uit, <strong>en</strong> klapperd<strong>en</strong>, flapperd<strong>en</strong>, want er stak e<strong>en</strong> felle bries op; het navigium<br />

danste met hooger rythme, de bar<strong>en</strong> kliev<strong>en</strong>d, maar de lucht was heerlijk <strong>en</strong> goud,<br />

het azuur van de zee geurde zilt, <strong>en</strong> er was zoo e<strong>en</strong> blijdschap om te lev<strong>en</strong> aan<br />

boord, dat niemand ziek was, <strong>en</strong> Circe, Tryf<strong>en</strong>a, Gito, met Lycas <strong>en</strong> ik <strong>en</strong> ook Chryzis,<br />

bevoorrechte slavin, all<strong>en</strong> op kuss<strong>en</strong>s<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


182<br />

gestrekt, wijl drank<strong>en</strong> in sneeuw gekoeld <strong>en</strong> snoeperij<strong>en</strong> ons Lycas deed di<strong>en</strong><strong>en</strong>,<br />

luisterd<strong>en</strong> naar het verhaal van Eumolpus. Gij k<strong>en</strong>t zeker dat verhaal: het was van<br />

die matrone van Efezus, die, eerst ontroostbaar over d<strong>en</strong> dood haars gemaals, zich<br />

wilde lat<strong>en</strong> verhonger<strong>en</strong> bij di<strong>en</strong>s lijk in zijn sepulker, maar, zich sneller dan ge zoudt<br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, troost<strong>en</strong> liet door d<strong>en</strong> soldaat, die het lijk van e<strong>en</strong> misdadiger, aan d<strong>en</strong> galg<br />

opgehang<strong>en</strong>, bewak<strong>en</strong> moest. Gij herinnert u zeker, dat de matrone zich niet alle<strong>en</strong><br />

binn<strong>en</strong> zeer kort<strong>en</strong> tijd liet troost<strong>en</strong>, maar ook nog het lijk van haar man in de plaats<br />

hing van dat van d<strong>en</strong> misdadiger, door zijn verwant<strong>en</strong> geroofd tijd<strong>en</strong>s de kuss<strong>en</strong>,<br />

die zij wisselde met d<strong>en</strong> soldaat. Ik zal u dus het verhaal van Eumolpus niet<br />

oververtell<strong>en</strong>, maar alle<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>, dat ge<strong>en</strong> der reizigers het nog had gehoord, <strong>en</strong><br />

zij all<strong>en</strong>, bekoord door Eumolpus' groot tal<strong>en</strong>t van vertell<strong>en</strong>, aan zijn lipp<strong>en</strong> hing<strong>en</strong><br />

om ge<strong>en</strong> woord te verliez<strong>en</strong> van die ondeug<strong>en</strong>de satyre op de ontroostbaarheid van<br />

het vrouwelijk hart.<br />

Zoo bekoord door Eumolpus' verbaal war<strong>en</strong> zij all<strong>en</strong>, dat alle<strong>en</strong> ik <strong>en</strong> Gito bemerkt<br />

hadd<strong>en</strong>, hoe de stevige bries, die al bov<strong>en</strong> onze hoofd<strong>en</strong> de vela deed klapper<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> flapper<strong>en</strong>, boller <strong>en</strong> boller het oker<strong>en</strong> zeil had do<strong>en</strong> zwell<strong>en</strong>. Zelfs Lycas, teeder<br />

door Chryzis aangekek<strong>en</strong>, sche<strong>en</strong> door zijn verschill<strong>en</strong>de aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

verlang<strong>en</strong>s niet op te lett<strong>en</strong>, dat er zwaar weêr in aantocht was, dat eerst dik witte,<br />

to<strong>en</strong> donkerder wolk<strong>en</strong> aan d<strong>en</strong> hemel zich sam<strong>en</strong> pakt<strong>en</strong>, dat de zon zich verborg,<br />

<strong>en</strong> de orkaan begon aan te huil<strong>en</strong>, als met e<strong>en</strong> zwerm van raz<strong>en</strong>de Eum<strong>en</strong>id<strong>en</strong>.<br />

Van dit oog<strong>en</strong>blik maakte ik gebruik om, wat ik al lang overdacht had, t<strong>en</strong> uitvoer<br />

te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>; terwijl namelijk Lycas opschrikte <strong>en</strong> met d<strong>en</strong> magister bevel<strong>en</strong> riep,<br />

waardoor he<strong>en</strong>schreeuwd<strong>en</strong> de stemm<strong>en</strong> van bortator <strong>en</strong> gubernator, wist ik het<br />

beeld van Isis te nader<strong>en</strong>, <strong>en</strong> der godin, die ik weinig vertrouwde <strong>en</strong> die mij toch<br />

niet g<strong>en</strong>eg<strong>en</strong> was, haar zilver<strong>en</strong> sistrum <strong>en</strong> haar zeer rijk<strong>en</strong> sluier te ontroov<strong>en</strong>,<br />

waarna ik beide kostbaarhed<strong>en</strong> ongemerkt wist te verberg<strong>en</strong> tussch<strong>en</strong> onze bagage.<br />

Intussch<strong>en</strong> war<strong>en</strong> de vrouw<strong>en</strong>, om d<strong>en</strong> opraz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> storm, heel angstig geword<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> daarbij ziek, zoo dat het links <strong>en</strong> rechts e<strong>en</strong> gejammer werd <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ge-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


183<br />

kerm <strong>en</strong> e<strong>en</strong> gekreun <strong>en</strong> e<strong>en</strong> gespuw over boord, om zelve wee van te word<strong>en</strong>.<br />

De hemel was inktzwart geword<strong>en</strong>, het weêrlicht flitste als met zwaard<strong>en</strong> van<br />

god<strong>en</strong>, die elkander ging<strong>en</strong> te lijf <strong>en</strong> onheilspell<strong>en</strong>d rolde de donder.<br />

De vrouw<strong>en</strong> gild<strong>en</strong> <strong>en</strong> schreeuwd<strong>en</strong> <strong>en</strong> Gito was ook zoo bang, dat hij zich vast<br />

klampte aan mij, <strong>en</strong> jammerde, dat, als hij sterv<strong>en</strong> moest, hij sterv<strong>en</strong> wilde met mij.<br />

De wind raasde aan van alle kant<strong>en</strong>: soms sche<strong>en</strong> de orkaan ons naar Sicilië meê<br />

te slier<strong>en</strong>; dan, ons schip geheel hell<strong>en</strong>de overzij, bliez<strong>en</strong> de vlag<strong>en</strong> ons als e<strong>en</strong><br />

not<strong>en</strong>dop weg naar het Noord<strong>en</strong>. Reeds war<strong>en</strong> er matroz<strong>en</strong> <strong>en</strong> slav<strong>en</strong> over boord<br />

geslingerd. Het oker<strong>en</strong> zeil scheurde af, wimpelde é<strong>en</strong> oog<strong>en</strong>blik als e<strong>en</strong> reusachtige<br />

vlag <strong>en</strong> viel verder in zee. Hooge golv<strong>en</strong> overrold<strong>en</strong> het schip. De mast kraakte,<br />

brak als e<strong>en</strong> riet <strong>en</strong> viel over boord te midd<strong>en</strong> van de warreling der koord<strong>en</strong>. De<br />

roeiers roeid<strong>en</strong> niet meer <strong>en</strong> war<strong>en</strong> op dek geklauterd, slechts bedacht op hun eig<strong>en</strong><br />

redding. Maar Lycas belastte e<strong>en</strong> sloep met zijn kostbaarhed<strong>en</strong>, deed de vrouw<strong>en</strong><br />

er in stijg<strong>en</strong>, <strong>en</strong> gelastte de sloep te do<strong>en</strong> zakk<strong>en</strong>. Oorverdoov<strong>en</strong>d gild<strong>en</strong> de vrouw<strong>en</strong>,<br />

oorverdoov<strong>en</strong>d schreeuwd<strong>en</strong> matroz<strong>en</strong>, oorverdoov<strong>en</strong>d raasde de orkaan.<br />

Het kostbaarste wat wij bezat<strong>en</strong>, bond ik om mijn lijf.<br />

- Gito! zeide ik to<strong>en</strong>. Misschi<strong>en</strong> is ons laatste uur gekom<strong>en</strong>. Wij war<strong>en</strong> elkaâr,<br />

trots alles wat ons overkwam, zoo lief, als niemand ons. Laat mij je bind<strong>en</strong> aan mij<br />

vast; omhels mij voor het laatst, <strong>en</strong> zoo wij niet sam<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> wij<br />

sam<strong>en</strong> sterv<strong>en</strong>.<br />

De jong<strong>en</strong> was al half gezwijmd van angst, ik kuste hem <strong>en</strong> bond hem vast aan<br />

mijn middel. Ons schip, geslingerd hier <strong>en</strong> daar, zonder mast, zonder zeil, zonder<br />

roer, kraakte door midd<strong>en</strong> <strong>en</strong> spleet op. Het was middag <strong>en</strong> het was nacht. Door de<br />

pikzwarte wolk<strong>en</strong> flitst<strong>en</strong> de bliksems, uit de pikzwarte wolk<strong>en</strong> rolde de donder. Nabij<br />

sche<strong>en</strong> het einde der wereld.<br />

Ik was in zee gesprong<strong>en</strong>. Op mijn rug belad<strong>en</strong> met al wat wij kostbaarst hadd<strong>en</strong><br />

verzameld in Crotona, <strong>en</strong> daarbij nog sistrum <strong>en</strong> sluier van Isis, <strong>en</strong> aan mijn middel<br />

Gito gesnoerd, zwom ik met<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


184<br />

é<strong>en</strong> arm, mijn andere arm onder Gito's hoofd, bleek, bezwijmd, de oog<strong>en</strong> toe. Ik<br />

zwom, of liever, ik werd gedompeld in watere afgrond<strong>en</strong>, opgeslierd op watere<br />

berg<strong>en</strong>, gestikt in schuim, overrompeld door baar na baar.<br />

Ik voelde mijn kracht mij begev<strong>en</strong>: ik sloot de oog<strong>en</strong>, slikte het water in <strong>en</strong> voelde<br />

alle<strong>en</strong> de blijdschap, dat ik sterv<strong>en</strong> zoû met Gito saâm. Daar ontmoette mijn arm<br />

e<strong>en</strong> balk van het gesplet<strong>en</strong> navigium. Alles in mij herleefde, ik op<strong>en</strong>de de oog<strong>en</strong>, ik<br />

ademde, ik ondersteunde mijn ‘broêrtjes’ hoofd. Ik klampte de balk, die mij eerst<br />

ontglipte; ik klampte haar eindelijk vast.<br />

Ik klom op de balk, ik klampte mij aan de balk. De golv<strong>en</strong> hiev<strong>en</strong> de balk, met<br />

ons, naar d<strong>en</strong> hemel, of dompeld<strong>en</strong> ons, op de balk, onder in afgrond diep. Ik<br />

bezwijmde half, maar behield de kracht de balk niet los te lat<strong>en</strong>. Dàar, in de verte,<br />

kronkelde violette karteling op, was land. Welk land, ik wist het niet... Zoud<strong>en</strong> de<br />

bar<strong>en</strong> ons werp<strong>en</strong> op strand, of ons voer<strong>en</strong> naar onbek<strong>en</strong>de, verdere ocean<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

zeker<strong>en</strong> dood??<br />

Heuvel<strong>en</strong> karteld<strong>en</strong> uit, violet, daar ginds... Het land naderde; wij naderd<strong>en</strong>,<br />

geslingerd, geslierd, het land. Ik krampte steeds de balk: twee-, drie-, viermaal<br />

wierp<strong>en</strong> mij de golv<strong>en</strong> al op het strand, maar sleept<strong>en</strong> mij weêr meê. Tot eindelijk<br />

ik bleef ligg<strong>en</strong>.<br />

Wij war<strong>en</strong> gered! Daar lag<strong>en</strong> wij aan land, neêr gekwakt. Ik bond Gito los; hij<br />

bloedde aan het hoofd. Hij was bezwijmd, maar hij leefde.<br />

Ik bond ook d<strong>en</strong> bundel los, van mijn rug, <strong>en</strong> strekte mij uit naast mijn vri<strong>en</strong>d. Ik<br />

zag uit. Wat was er geword<strong>en</strong> van de sloep?<br />

Was zij vergaan, met Lycas, met Circe, Tryf<strong>en</strong>a, Chryzis, <strong>en</strong> de vrouw<strong>en</strong>? Ik heb<br />

het nooit gewet<strong>en</strong>. Ik heb h<strong>en</strong> nooit weêrgezi<strong>en</strong>.<br />

Dáar zag ik e<strong>en</strong> stuk romp van ons schip. Het werd geslingerd, geslierd naar alle,<br />

alle zijd<strong>en</strong>. Daar drev<strong>en</strong> balk<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> stuk van e<strong>en</strong> mast... Plotseling dáar, in e<strong>en</strong><br />

ton, zag ik Eumolpus drijv<strong>en</strong>! De zee wierp hem aan strand.<br />

Hij was gered, als wij!<br />

Wij lag<strong>en</strong> alle drie bij elkaâr, <strong>en</strong> to<strong>en</strong> Gito ontwaakte, zeide hij:<br />

- B<strong>en</strong> ik nù heusch niet dood?<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


185<br />

- Ne<strong>en</strong>, zeide Eumolpus to<strong>en</strong>. Maar wij zull<strong>en</strong> nóoit meer onze kostbare lev<strong>en</strong>s aan<br />

Neptunus toe vertrouw<strong>en</strong>. Twee mal<strong>en</strong> heeft hij ons bedreigd; zeker voelt hij ge<strong>en</strong><br />

liefde voor ons, ook al heeft hij ons niet do<strong>en</strong> omkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> al heb ik hem in Crotona<br />

kostbare dankoffers gebracht, gelukkiglijk niet van mijn eig<strong>en</strong> p<strong>en</strong>ning<strong>en</strong>. Maar de<br />

derde male zoû de zeegod, die ons zoo zichtbaar onwelwill<strong>en</strong>d is, ons zeker niet<br />

spar<strong>en</strong>. Nooit reiz<strong>en</strong> wij dus weêr per navigium. Maar daar Encolpius, krachtig als<br />

Herkules zelve, aan zijn lichaam gesnoerd niet alle<strong>en</strong> Gito redde maar ook veel<br />

kostbaars behield, goud, juweel<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> zilver<strong>en</strong> sistrum <strong>en</strong> e<strong>en</strong> onschatbar<strong>en</strong><br />

godinnesluier, zoo zull<strong>en</strong> wij d<strong>en</strong> moed niet verliez<strong>en</strong>, vrag<strong>en</strong> waar wij zijn aangeland,<br />

ons te nutte mak<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong>aardige neiging<strong>en</strong> van de person<strong>en</strong> onder wie wij<br />

geraakt zijn, zoo als wij in Crotona hebb<strong>en</strong> gedaan, <strong>en</strong> dan, o mijn twee<br />

onafscheidbare vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, ons opmak<strong>en</strong> naar Rome, om toch e<strong>en</strong>s te onderzoek<strong>en</strong><br />

welke keizer eig<strong>en</strong>lijk over ons heerscht <strong>en</strong> het schouwspel van zijn Triomf te zi<strong>en</strong>!<br />

Dit dacht Gito <strong>en</strong> mij e<strong>en</strong> prachtig d<strong>en</strong>kbeeld <strong>en</strong> nadat ik mijn kostbare have<br />

geschikt had <strong>en</strong> mijn met goud belad<strong>en</strong> gordel steviger had aangesnoerd, tog<strong>en</strong> wij<br />

all<strong>en</strong> drie op weg naar de huiz<strong>en</strong>, die ginds teg<strong>en</strong> d<strong>en</strong> violett<strong>en</strong> heuvelrand<br />

opblankt<strong>en</strong> in de meer <strong>en</strong> meer helder<strong>en</strong>de lucht, terwijl wij de laatste woede der<br />

zee, die ons zoo weinig beminde, d<strong>en</strong> rug toe draaid<strong>en</strong> met het gebaar <strong>en</strong> het<br />

knall<strong>en</strong>d geluid van onze allerdiepste minachting.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


Verantwoording<br />

187<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


189<br />

Begin 1903 liet Couperus zijn uitgever L.J. Ve<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> dat hij van plan was ‘<strong>Antieke</strong><br />

Sprok<strong>en</strong>’ te schrijv<strong>en</strong>. Hij dacht aan <strong>verhal<strong>en</strong></strong> over de mythologische figur<strong>en</strong> Dionysos,<br />

Aphrodite <strong>en</strong> Herakles. 1 In maart van dat jaar begon hij aan ‘e<strong>en</strong> antiek verhaal’ 2<br />

over Dionysos dat zou uitgroei<strong>en</strong> tot zijn eerste mythologische roman. Aan Herakles<br />

zou Couperus pas in 1911 beginn<strong>en</strong>. En e<strong>en</strong> verhaal of roman onder de titel<br />

‘Aphrodite’ is niet tot stand gekom<strong>en</strong>; wel schreef Couperus in november 1904 het<br />

verhaal ‘Adonis’, waarin de godin Aphrodite e<strong>en</strong> hoofdrol speelde. Het werd in 1906<br />

gepubliceerd in het tijdschrift Groot Nederland.<br />

In het najaar van 1909 begon Couperus met het schrijv<strong>en</strong> van feuilletons voor<br />

Het vaderland <strong>en</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong> voor Groot Nederland. Hij was van plan ze na de eerste<br />

publikatie in verzamelbundels uit te gev<strong>en</strong>. Op 10 oktober vroeg Couperus aan Ve<strong>en</strong><br />

of hij belangstelling had voor twee van dergelijke bundels: ‘Ik schrijf op het oog<strong>en</strong>blik<br />

kleine schets<strong>en</strong>, novell<strong>en</strong>, impressie's, die in Groot-Nederland maandelijks<br />

verschijn<strong>en</strong> zull<strong>en</strong>, <strong>en</strong> die ik het volg<strong>en</strong>de jaar zoû will<strong>en</strong> vere<strong>en</strong>ig<strong>en</strong> tot twee<br />

bundels.’ 3 E<strong>en</strong> van de bundels zou het<strong>en</strong>: <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>. Hij zou bestaan uit: ‘[...]<br />

kleine antieke <strong>verhal<strong>en</strong></strong> (Romeinsche historie, mythologie etc.)’. 4<br />

Op Couperus' vraag welk honorarium hij voor de bundels zou<br />

1 Vgl. Louis Couperus <strong>en</strong> L.J. Ve<strong>en</strong>: Bloemlezing uit hun correspond<strong>en</strong>tie. Ed. H.T.M. van Vliet.<br />

Utrecht/Antwerp<strong>en</strong>, [1987]. p. 80.<br />

2 [Louis Couperus]: Waarde Heer Ve<strong>en</strong>/Amice; Briev<strong>en</strong> van Louis Couperus aan zijn uitgever.<br />

Ed. F.L. Bastet. 's-Grav<strong>en</strong>hage, 1977. 2 dln. Dl. 1: 1890-1902. Dl. 11: 1902-1919. In: Achter<br />

het boek 12 (1973), afl. 1/3 <strong>en</strong> 13 (1974), afl. 1/3 Dl. 11, p. 23<br />

3 Louis Couperus <strong>en</strong> L.J. Ve<strong>en</strong>: Bloemlezing uit hun correspond<strong>en</strong>tie, p. 114.<br />

4 Louis Couperus <strong>en</strong> L.J. Ve<strong>en</strong>: Bloemlezing uit hun correspond<strong>en</strong>tie, p. 118.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


190<br />

will<strong>en</strong> gev<strong>en</strong>, antwoordde Ve<strong>en</strong> niet onmiddellijk. Wel verklaarde hij zich bereid de<br />

boek<strong>en</strong> uit te gev<strong>en</strong>, maar hij raadde Couperus aan liever met e<strong>en</strong> nieuwe roman<br />

te kom<strong>en</strong> dan met verzamelbundels: ‘Komt er [...] e<strong>en</strong> roman als Stille Kracht, Lijn<strong>en</strong>,<br />

Majesteit of last not least Eline Vere, dan b<strong>en</strong> ik overtuigd dat je oude, groote publiek<br />

weer terug komt. Temeer daar ik dan ook met d<strong>en</strong> geest der tijd<strong>en</strong> wil meegaan om<br />

de boek<strong>en</strong> wat goedkooper te mak<strong>en</strong>. Ik geloof dus dat het in het belang van schrijver<br />

<strong>en</strong> uitgever is, dat je wacht<strong>en</strong> gaat tot je e<strong>en</strong> nieuwe roman gereed hebt.’ 5 Couperus<br />

weigerde: ‘Te wacht<strong>en</strong> tot ik e<strong>en</strong> roman zoû hebb<strong>en</strong>, kan ik niet, om de e<strong>en</strong>voudige<br />

red<strong>en</strong>, dat ik vast van plan b<strong>en</strong> nooit meer e<strong>en</strong> roman te schrijv<strong>en</strong>. Het Hollandsche<br />

publiek, dat mijn beste boek<strong>en</strong> niet koopt, is mij heusch niet waard de t<strong>en</strong>sion d'esprit,<br />

die noodig is voor e<strong>en</strong> groot werk. Ik b<strong>en</strong> weêr gaan schrijv<strong>en</strong>, om het geld. [...] Ik<br />

schrijf dus geregeld, ieder<strong>en</strong> dag, mijn vier, vijf bladzijd<strong>en</strong>, om geld. Om ge<strong>en</strong> andere<br />

red<strong>en</strong>. In Groot-Nederland zull<strong>en</strong> ieder<strong>en</strong> maand mijn stukk<strong>en</strong> verschijn<strong>en</strong>: verder<br />

in <strong>en</strong>kele courant<strong>en</strong>. Daar wil ik bundels van mak<strong>en</strong>. Wilt gij ze uitgev<strong>en</strong>, heel goed:<br />

zeg dan, wat ge er voor gev<strong>en</strong> wilt: grootte, 2 deel<strong>en</strong>, als de vroegere romans. Wilt<br />

gij ze liever niet hebb<strong>en</strong>, dan b<strong>en</strong> ik wel g<strong>en</strong>oodzaakt naar e<strong>en</strong> ander uit te zi<strong>en</strong>.<br />

[...]<br />

‘Verder geloof ik, dat ik g<strong>en</strong>oeg tal<strong>en</strong>t heb, om zelfs in die kleine maakschetsjes<br />

<strong>en</strong> novelletjes iets goeds te gev<strong>en</strong>.’ 6<br />

Begin november 1909 bood Ve<strong>en</strong> voor twee bundels met de omvang van de<br />

vroegere romans van Couperus in twee del<strong>en</strong> ƒ1200,-. 7 Couperus vroeg Ve<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

nieuwe berek<strong>en</strong>ing te mak<strong>en</strong>, uitgaande van e<strong>en</strong> honorarium per vel van 16 pagina's<br />

druks. En twee wek<strong>en</strong> later stelde hij als ‘hoofdvoorwaarde’: ‘Ik<br />

5 Louis Couperus <strong>en</strong> L.J. Ve<strong>en</strong>: Bloemlezing uit hun correspond<strong>en</strong>tie, p. 115-116.<br />

6 Louis Couperus <strong>en</strong> L.J. Ve<strong>en</strong>: Bloemlezing uit hun correspond<strong>en</strong>tie, p. 116-117.<br />

Teleurgesteld over de ontvangst van zijn werk door het publiek <strong>en</strong> de kritiek, had Couperus<br />

in 1907 beslot<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> romans meer te schrijv<strong>en</strong>. In 1910 zou hij op dit besluit terugkom<strong>en</strong>.<br />

7 Vgl. Louis Couperus <strong>en</strong> L.J. Ve<strong>en</strong>: Bloemlezing uit hun correspond<strong>en</strong>tie, p. 117.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


191<br />

moet absoluut nog deze maand ƒ1200.- voorschot ontvang<strong>en</strong> [...].’ 8 Ve<strong>en</strong> stelde<br />

daarop voorin 1910 twee bundels te mak<strong>en</strong> van 13 à 14 vel waarvoor hij ƒ30,- per<br />

vel zou kunn<strong>en</strong> betal<strong>en</strong>: ‘Loop<strong>en</strong> deze twee nu wat mee dan kan voor 1911 altijd<br />

nieuwe condities gemaakt word<strong>en</strong>, maar loop<strong>en</strong> ze teg<strong>en</strong> dan moet ik voor de andere<br />

ook minder gev<strong>en</strong>.’ 9 Hij wilde de bundels in mei <strong>en</strong> oktober 1910 lat<strong>en</strong> verschijn<strong>en</strong>.<br />

Couperus reageerde geïrriteerd: ‘Het doet me leed, dat wij op zoo e<strong>en</strong> weinig<br />

zakelijke manier opschiet<strong>en</strong>. Ge kunt toch wel op je vingers natell<strong>en</strong>, dat ik onmogelijk<br />

e<strong>en</strong> bundel voor Mei zoû gereed hebb<strong>en</strong>, daar de stukk<strong>en</strong> eerst in Groot-Nederland<br />

<strong>en</strong> Vaderland moet<strong>en</strong> verschijn<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ik ze toch niet direct daarna als bundel al kan<br />

lat<strong>en</strong> verschijn<strong>en</strong>.<br />

‘Mijn idee is altijd geweest de twee bundels [...] te gelijker tijd in October of teg<strong>en</strong><br />

December te do<strong>en</strong> verschijn<strong>en</strong>.<br />

‘Eerder kan het niet.<br />

‘Ik wil wel je voorwaard<strong>en</strong> per vel aannem<strong>en</strong>, maar moet absoluut deze maand<br />

e<strong>en</strong> voorschot van ƒ1200.- hebb<strong>en</strong> [...]. Kan je mij dat niet gev<strong>en</strong> dan moet<strong>en</strong> wij de<br />

onderhandeling<strong>en</strong> maar afbrek<strong>en</strong> [...].’ 10<br />

Ve<strong>en</strong> antwoordde op 22 november: ‘Dat gij in Mei nog ge<strong>en</strong> bundel gereed kunt<br />

hebb<strong>en</strong>, hindert in zoo verre niet als ik maar in begin Maart e<strong>en</strong> titel voor het boek<br />

heb <strong>en</strong> b v één vel druks. Ik moet n m dit boek in het voorjaar aanbied<strong>en</strong> bij d<strong>en</strong><br />

boekhandel [...]. Komt het tweede deel dan in 1910 niet meer gereed dan geef ik<br />

dat in het voorjaar 1911. [...]<br />

‘Wat verder die 1200 gld aangaat, ik zit heusch wat krap <strong>en</strong> mag mij niet te veel<br />

bind<strong>en</strong> [...].’ 11 Couperus ging uiteindelijk akkoord <strong>en</strong> eind november 1909 sloot hij<br />

e<strong>en</strong> contract met Ve<strong>en</strong> voor de uitgave ‘van twee bundels schets<strong>en</strong> <strong>en</strong> novell<strong>en</strong>,<br />

tesam<strong>en</strong> ± 28 vel’; het honorarium was ƒ30,- per vel. 12 Couperus had liever bundels<br />

8 Louis Couperus <strong>en</strong> L.J. Ve<strong>en</strong>: Bloemlezing uit hun correspond<strong>en</strong>tie, p. 118.<br />

9 Louis Couperus <strong>en</strong> L.J. Ve<strong>en</strong>: Bloemlezing uit hun correspond<strong>en</strong>tie, p. 119.<br />

10 Louis Couperus <strong>en</strong> L.J. Ve<strong>en</strong>: Bloemlezing uit hun correspond<strong>en</strong>tie, p. 120.<br />

11 Louis Couperus <strong>en</strong> L.J. Ve<strong>en</strong>: Bloemlezing uit hun correspond<strong>en</strong>tie, p. 120.<br />

12 E<strong>en</strong> exemplaar van dit contract is in bezit van uitgeverij L.J. Ve<strong>en</strong> te Amsterdam.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


192<br />

van e<strong>en</strong> grotere omvang gehad, maar Ve<strong>en</strong> durfde dat niet aan: ‘De boek<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

niet zoo duur word<strong>en</strong>.’ 13<br />

De titel <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong> voor e<strong>en</strong> van de bundels had Couperus al in oktober<br />

1909 g<strong>en</strong>oemd. Ve<strong>en</strong> was er niet <strong>en</strong>thousiast over: ‘Voor de <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong> als<br />

titel zou ik liever wat anders hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> wij mischi<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> d<strong>en</strong> titel<br />

van het eerste stuk.’ 14 Couperus' keuze werd echter gehandhaafd, <strong>en</strong> aangevuld<br />

met e<strong>en</strong> ondertitel. De bundel <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>; Van god<strong>en</strong> <strong>en</strong> keizers, van dichters<br />

<strong>en</strong> hetaer<strong>en</strong> versche<strong>en</strong> in maart 1911 bij L.J. Ve<strong>en</strong> te Amsterdam.<br />

Bronn<strong>en</strong><br />

Voorzover ons bek<strong>en</strong>d, zijn van de <strong>verhal<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> feuilletons in de bundel <strong>Antieke</strong><br />

<strong>verhal<strong>en</strong></strong> de volg<strong>en</strong>de door de auteur geautoriseerde bronn<strong>en</strong> overgeleverd:<br />

A. voorpublikaties in tijdschrift<strong>en</strong>:<br />

‘Adonis’. Groot Nederland 4 (1906). Dl. 11 [juli], p. 1-20.<br />

‘Cameeën’. Het vaderland 8 januari 1910, Eerste Avondblad A, p. 1-2.<br />

‘De dood van Vesta’. Groot Nederland 8 (1910). Dl. 1 [januari], p. 40-56.<br />

‘De laatste morg<strong>en</strong> te Tibur’. Groot Nederland 8 (1910). Dl. 1 [januari], p. 57-72.<br />

‘Martia’. Groot Nederland 8 (1910). Dl. 1 [maart], p. 257-276.<br />

‘De moord op d<strong>en</strong> Gek’. Groot Nederland 8 (1910). Dl. 1 [maart], p. 277-285.<br />

‘Van twee gestol<strong>en</strong> liefdegodjes, die gekocht <strong>en</strong> verkocht werd<strong>en</strong>’; met de ondertitel<br />

‘E<strong>en</strong> antiek verhaaltje’. Groot Nederland 8 (1910). Dl. 1 [mei], p. 509-525.<br />

‘E<strong>en</strong> morg<strong>en</strong> vol anekdot<strong>en</strong>’. Groot Nederland 8 (1910). Dl. 1 [mei], p. 525-537.<br />

13 Brief van Ve<strong>en</strong> aan Couperus, gedateerd 29 november 1909, in het archief-Ve<strong>en</strong> (Letterkundig<br />

Museum). Vgl. [Louis Couperus]: Amice, p. 106.<br />

14 Louis Couperus <strong>en</strong> L.J. Ve<strong>en</strong>: Bloemlezing uit hun correspond<strong>en</strong>tie, p. 117.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


193<br />

‘De balling te Tomi’. Het vaderland 31 december 1909, Tweede Avondblad A, p.<br />

1-2.<br />

‘Van vagebond<strong>en</strong> <strong>en</strong> schelm<strong>en</strong>’. Groot Nederland 8 (1910). Dl. 11 [september],<br />

p. 241-266.<br />

B. e<strong>en</strong> uitgave in boekvorm: Louis Couperus: <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>; Van god<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

keizers, van dichters <strong>en</strong> hetaer<strong>en</strong>. Amsterdam, L.J. Ve<strong>en</strong>, [maart 1911].<br />

De bundel is gezet naar de tijdschriftpublikaties, met uitzondering van het verhaal<br />

‘Tussch<strong>en</strong> de Ionische zuiltjes’ dat niet voorgepubliceerd was. Voorzover ons bek<strong>en</strong>d,<br />

is het manuscript dat als kopij van dit verhaal heeft gedi<strong>en</strong>d, niet overgeleverd.<br />

Couperus bewaarde de nummers van Het vaderland zorgvuldig <strong>en</strong> zond ze als kopij<br />

naar Ve<strong>en</strong>. Voor de overige <strong>verhal<strong>en</strong></strong> uit de bundel werd<strong>en</strong> de desbetreff<strong>en</strong>de<br />

aflevering<strong>en</strong> van Groot Nederland gebruikt.<br />

Eind mei of begin juni 1910 stuurde Couperus vanuit Nice e<strong>en</strong> deel van de kopij<br />

voor de bundel naar Ve<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> de uitgever de ontvangst niet direct bevestigde,<br />

vroeg Couperus hem op 27 juni: ‘Je ontving toch wel copie <strong>Antieke</strong> Verhal<strong>en</strong>?? Meld<br />

mij dat ev<strong>en</strong>.’ 15 Ve<strong>en</strong> had de kopij in goede orde ontvang<strong>en</strong> <strong>en</strong> half juni al naar<br />

drukkerij Thieme gezond<strong>en</strong>, met de opmerking dat de kopij van het verhaal ‘Adonis’<br />

later zou volg<strong>en</strong>. Ve<strong>en</strong> dacht dat dit verhaal nog moest verschijn<strong>en</strong>. 16 Maar Couperus<br />

kon Ve<strong>en</strong> niet aan de kopij van ‘Adonis’ help<strong>en</strong>: ‘“Adonis” versche<strong>en</strong>, ik geloof in<br />

1906 in Gr-Nederl: het is gemakkelijk, dunkt mij, op te speur<strong>en</strong>. Zie het meester te<br />

word<strong>en</strong>: het is jammer, om het niet op te nem<strong>en</strong>: ik heb het alle<strong>en</strong> ingebond<strong>en</strong> in<br />

mijn deel Gr.Ned:, kan het dus niet z<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.’ 17 Ve<strong>en</strong> heeft uiteindelijk zelf voor de<br />

kopij van het verhaal gezorgd.<br />

Couperus verzond de rest van de kopij in gedeelt<strong>en</strong>. Op 16 augustus 1910 schreef<br />

hij vanuit G<strong>en</strong>ève: ‘Ik z<strong>en</strong>d u hed<strong>en</strong> nog e<strong>en</strong><br />

15 Louis Couperus <strong>en</strong> L.J. Ve<strong>en</strong>: Bloemlezing uit hun correspond<strong>en</strong>tie, p. 123.<br />

16 Vgl. brief van Ve<strong>en</strong> aan Thieme, gedateerd 17 juni 1910, in het archief-Ve<strong>en</strong>.<br />

17 [Louis Couperus]: Amice, p. 113.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


194<br />

Antiek Verhaal <strong>en</strong> d<strong>en</strong>k, dat dit juist de bundel vol maakt. Rek<strong>en</strong> het e<strong>en</strong>s uit. Is het<br />

te weinig, dan z<strong>en</strong>d ik nog iets er bij.<br />

‘Er is zeker niet veel haast met de proev<strong>en</strong>. Zoodra ik thuis b<strong>en</strong>, in Sept., zal ik<br />

ze geregeld nazi<strong>en</strong>.’ 18 Twee dag<strong>en</strong> later ontving Thieme van Ve<strong>en</strong> de kopij van het<br />

laatste verhaal, ‘Van vagebond<strong>en</strong> <strong>en</strong> schelm<strong>en</strong>’. 19 Het was waarschijnlijk de<br />

revisieproef van Groot Nederland, want ‘Van vagebond<strong>en</strong> <strong>en</strong> schelm<strong>en</strong>’ zou pas in<br />

het septembernummer van het tijdschrift verschijn<strong>en</strong>.<br />

In het najaar van 1910 kwam Couperus met de Wereldbibliotheek overe<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

bundel <strong>verhal<strong>en</strong></strong> uit te gev<strong>en</strong>. 20 Ve<strong>en</strong> maakte zich ernstig zorg<strong>en</strong> over de verkoop<br />

van de bundel die hij aan het mak<strong>en</strong> was. Op 30 november schreef hij aan Couperus:<br />

‘Ik zag uit e<strong>en</strong>e aankondiging van de WereldBibliotheek dat gij mijn raad hebt gevolgd<br />

voor die courant-feuilleton daar te gev<strong>en</strong>. Nu heb ik één groot bezwaar dat dit in het<br />

voorjaar gebeurt want waar moet ik dan he<strong>en</strong> met mijn boek dat eerder e<strong>en</strong> maand<br />

of zes gezet staat <strong>en</strong> waarvan ik de proev<strong>en</strong> maar niet terug krijg. Het werd voor dit<br />

jaar te laat, <strong>en</strong> moest het dus lat<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> voor 1911. Komt nu de W.B. met e<strong>en</strong><br />

boekje van fl. 0.20 of fl. 0.40 dan kan ik wel thuis blijv<strong>en</strong> met mijn boek van fl. 2.50.<br />

‘Ik hoop dus dat gij de W.B. zult lat<strong>en</strong> wacht<strong>en</strong> want niet door mijn schuld is de<br />

<strong>Antieke</strong> Verhal<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> rust<strong>en</strong>.’ 21 Couperus reageerde uiterst koel: ‘Ik kan mij<br />

volstrekt niet bemoei<strong>en</strong> met het tijdstip, waarop Simons mijn bundel wil uitgev<strong>en</strong><br />

[...].<br />

‘Indi<strong>en</strong> ge de proev<strong>en</strong> der <strong>Antieke</strong> Verhal<strong>en</strong> eerder had terug gew<strong>en</strong>scht, was<br />

eén woord voldo<strong>en</strong>de geweest. Ik schreef u van d<strong>en</strong> zomer, wanneer ge het boek<br />

w<strong>en</strong>schte uit te gev<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontving ge<strong>en</strong> antwoord.<br />

‘Ik zal nu de proev<strong>en</strong>, waaraan bijna ge<strong>en</strong> werk is, U morg<strong>en</strong> terug z<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, met<br />

“Afdrukk<strong>en</strong>”.<br />

‘De <strong>Antieke</strong> Verhal<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> geheel ander g<strong>en</strong>re dan die van de Korte Arabesk<strong>en</strong>:<br />

waarom dus het e<strong>en</strong>e boek het andere zoû teg<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> is zeker weêr om van die<br />

geheimzinnige boekhandelred<strong>en</strong><strong>en</strong>, die ik niet begrijp met mijn korte verstand.<br />

‘Ik hoop van harte, dat ge de <strong>Antieke</strong> Verhal<strong>en</strong> goed zult verkoop<strong>en</strong> <strong>en</strong> het groote<br />

succes, dat àl mijn laatste werk heeft, staat u daarvoor borg.’ 22<br />

In december 1910 stelde Thieme voor de bundel <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong> af te drukk<strong>en</strong><br />

op drie verschill<strong>en</strong>de soort<strong>en</strong> restpapier, zodat Ve<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> nieuwe partij papier<br />

hoefde te bestell<strong>en</strong>. De uitgever antwoordde op 14 december: ‘Vindt uw plan papier<br />

Couperus heel goed, vooral wanneer gij de diverse soort<strong>en</strong> e<strong>en</strong> beetje uit elkander<br />

kunt houd<strong>en</strong>.’ 23 Dezelfde dag liet Ve<strong>en</strong> aan binderij T<strong>en</strong>thoff wet<strong>en</strong> dat deze eind<br />

december of begin januari <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong> zou ontvang<strong>en</strong>, afgedrukt op<br />

verschill<strong>en</strong>de soort<strong>en</strong> papier: ‘Wil s.v.p. zorg<strong>en</strong> deze apart van elkander te houd<strong>en</strong>.’ 24<br />

Het was de bedoeling van Ve<strong>en</strong> dat zoveel mogelijk exemplar<strong>en</strong> van de bundel<br />

werd<strong>en</strong> afgedrukt op één soort papier <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s werd<strong>en</strong> gebond<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>komstig de soort papier. Dit is niet helemaal gelukt. Er zijn exemplar<strong>en</strong> van<br />

18 [Louis Couperus]: Amice, p. 113-114.<br />

19 Vgl. brief van Ve<strong>en</strong> aan Thieme, gedateerd 18 augustus 1910, in het archief-Ve<strong>en</strong>.<br />

20 De in 1905 door Lion Simons (1862-1932) opgerichte uitgeverij Maatschappij ter Verspreiding<br />

van Goede <strong>en</strong> Goedkoope Lectuur werd meestal kortweg aangeduid met de naam van haar<br />

grootste <strong>en</strong> bek<strong>en</strong>dste serie: de ‘Wereldbibliotheek’. In 1911 versche<strong>en</strong> bij de Wereldbibliotheek<br />

Couperus' bundel Korte arabesk<strong>en</strong>.<br />

21 Brief in het archief-Ve<strong>en</strong>.<br />

22 [Louis Couperus]: Amice, p. 114. De bundel Korte arabesk<strong>en</strong> versche<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>als <strong>Antieke</strong><br />

<strong>verhal<strong>en</strong></strong> in maart 1911.<br />

23 Brief in het archief-Ve<strong>en</strong>.<br />

24 Brief van Ve<strong>en</strong> aan T<strong>en</strong>thoff, gedateerd 14 december 1910, in het archief-Ve<strong>en</strong>.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


<strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong> die bestaan uit vell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de soort papier. 25 De<br />

wisseling van het papier bij het afdrukk<strong>en</strong> van de bundel heeft overig<strong>en</strong>s ge<strong>en</strong><br />

consequ<strong>en</strong>ties gehad voor het zetsel. De exemplar<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de<br />

papiersoort zijn tekstueel geheel id<strong>en</strong>tiek.<br />

Begin februari 1911 vroeg Couperus: ‘Gaarne hoorde ik van je wanneer de <strong>Antieke</strong><br />

Verhal<strong>en</strong> verschijn<strong>en</strong>: wil s.v.p. mij twee ge-<br />

25 Het gebond<strong>en</strong> exemplaar in het Letterkundig Museum heeft twee soort<strong>en</strong> papier. Het<br />

ing<strong>en</strong>aaide exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek (sig. 1463 B19) heeft weer e<strong>en</strong> andere<br />

papiersoort.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


196<br />

bond<strong>en</strong>e ex: z<strong>en</strong>d<strong>en</strong>; meer heb ik niet noodig.’ 26 De bundel versche<strong>en</strong> e<strong>en</strong> maand<br />

later, in maart 1911.<br />

De uitgave van 1911 is de eerste <strong>en</strong> <strong>en</strong>ige druk van <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong> die tijd<strong>en</strong>s<br />

Couperus' lev<strong>en</strong> is versch<strong>en</strong><strong>en</strong>. De oplage was waarschijnlijk 1250 exemplar<strong>en</strong>. In<br />

december 1910 gaf Ve<strong>en</strong> aan T<strong>en</strong>thoff opdracht 800 exemplar<strong>en</strong> in te naai<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

200 exemplar<strong>en</strong> door te stur<strong>en</strong> naar binderij Brandt <strong>en</strong> Zn. De rest werd in plano<br />

bewaard. Brandt kreeg op 3 januari 1911 van Ve<strong>en</strong> het verzoek 200 exemplar<strong>en</strong> te<br />

bind<strong>en</strong>, in e<strong>en</strong> bruine band. 27<br />

De verkoop van <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong> was ge<strong>en</strong> succes. Twee maand<strong>en</strong> na verschijn<strong>en</strong><br />

schreef Ve<strong>en</strong> aan Couperus dat de bundel weliswaar ‘zonder verlies uit d<strong>en</strong> strijd’<br />

was gekom<strong>en</strong>, maar meer ook niet: ‘Dus aanmoedig<strong>en</strong>d is dat bundel<strong>en</strong> niet, maar<br />

wij zijn zoo lang met elkander sam<strong>en</strong> geweest, <strong>en</strong> de oudere boek<strong>en</strong> bracht<strong>en</strong> ons<br />

beid<strong>en</strong> wel finantieel geluk (als m<strong>en</strong> t<strong>en</strong> minste geld e<strong>en</strong> geluk mag noem<strong>en</strong>?) [...].’ 28<br />

In februari 1915 keerde Couperus voorgoed naar Nederland terug, waar hij in<br />

maart begon met het houd<strong>en</strong> van voordracht<strong>en</strong> uit eig<strong>en</strong> werk. In oktober van dat<br />

jaar vroeg hij aan Ve<strong>en</strong> hem e<strong>en</strong> exemplaar van <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong> op te stur<strong>en</strong>. Dit<br />

exemplaar heeft hij gebruikt tijd<strong>en</strong>s zijn lezing<strong>en</strong>. 29<br />

Tekstkeuze<br />

Voor deze uitgave van <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong> is de eerste <strong>en</strong> <strong>en</strong>ige tijd<strong>en</strong>s Couperus'<br />

lev<strong>en</strong> versch<strong>en</strong><strong>en</strong> druk als basistekst gekoz<strong>en</strong>: deze verteg<strong>en</strong>woordigt de laatste<br />

door de auteur actief geautoriseerde versie. Couperus heeft de kopij ervan geleverd<br />

<strong>en</strong> de proev<strong>en</strong> ervan<br />

26 [Louis Couperus]: Amice, p. 115.<br />

27 Brief in het archief-Ve<strong>en</strong>.<br />

28 Brief van Ve<strong>en</strong> aan Couperus, gedateerd 28 mei 1911, in het archief-Ve<strong>en</strong>.<br />

29 Vgl. Louis Couperus <strong>en</strong> L.J. Ve<strong>en</strong>: Bloemlezing uit hun correspond<strong>en</strong>tie, p. 158. Het exemplaar<br />

van <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong> met daarin Couperus' aantek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> voor zijn voordracht bevindt zich<br />

in particulier bezit. Wij hebb<strong>en</strong> het voor deze editie niet kunn<strong>en</strong> raadpleg<strong>en</strong>.<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


197<br />

zelf gecorrigeerd. Voor de tekstsam<strong>en</strong>stelling is gebruik gemaakt van het exemplaar<br />

van de eerste druk dat zich bevindt in de Koninklijke Bibliotheek te D<strong>en</strong> Haag (sig.<br />

1463 B19).<br />

Correcties<br />

In de tekst van deze uitgave zijn, mede op grond van e<strong>en</strong> woordvoor-woord<br />

vergelijking van de tijdschriftpublikaties van de <strong>verhal<strong>en</strong></strong> met de eerste druk van<br />

<strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>, de hieronder volg<strong>en</strong>de correcties aangebracht. Na het paginacijfer<br />

<strong>en</strong> het regelnummer wordt eerst de verbeterde lezing gegev<strong>en</strong>; na de ‘Duitse komma’<br />

(/) volgt de oorspronkelijke, foutieve lezing van de eerste druk. De laatste is voorzi<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> asterisk (*) als zij ook in de tijdschriftpublikatie voorkomt. Als de publikatie<br />

in Groot Nederland (GN) of Het vaderland (V) e<strong>en</strong> afwijk<strong>en</strong>de lezing heeft, wordt die<br />

tuss<strong>en</strong> haakjes vermeld.<br />

7,7<br />

8,24<br />

9,4<br />

9,32<br />

11,8<br />

15,20<br />

15,28<br />

16,14<br />

19,5<br />

19,20<br />

21,35<br />

27,8<br />

31,15<br />

33,26<br />

34,26<br />

40,11<br />

41,18<br />

42,24<br />

43,27-29<br />

te/de<br />

harstgeurdroppel<strong>en</strong>/hartsgeurdroppel<strong>en</strong><br />

(harsgeurdroppel<strong>en</strong> GN)<br />

knaap/kaap<br />

harstig/hartstig<br />

-daver<strong>en</strong>d/ - daver<strong>en</strong>d<br />

was;/was:<br />

de godin/de de godin<br />

Houdt hem teg<strong>en</strong>!/Houdt hem teg<strong>en</strong><br />

duister,/duister.<br />

achterna.../achterna...,<br />

vermoeid,/vermoeid<br />

plotseling,/plotseling<br />

beide/beid<strong>en</strong><br />

weêr/weèr<br />

to<strong>en</strong>,/to<strong>en</strong><br />

Vuur/vuur<br />

glimlachte/glimlachtje<br />

behoefde/behoefte<br />

Mamilia, Flavia Publicia, <strong>en</strong> ander<strong>en</strong>, tàl<br />

van ander<strong>en</strong>,<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


44,3/4<br />

46,19<br />

48,33<br />

50,31<br />

52,10<br />

52,10<br />

52,14<br />

53,3<br />

53,23<br />

54,6<br />

54,11<br />

54,19<br />

56,18<br />

57,9<br />

58,26<br />

59,10<br />

60,22<br />

64,17<br />

66,10<br />

73,2<br />

73,16<br />

74,4/5<br />

74,12<br />

80,5<br />

81,35<br />

84,34<br />

89,7<br />

99,5<br />

106,18<br />

108,27<br />

110,19<br />

110,19<br />

113,5<br />

198<br />

tot zij kwam aan Cloelia/Mamilia, Cloelia<br />

Huis betred<strong>en</strong>/huis betred<strong>en</strong>*<br />

Heilige Vuur/heilige vuur (heilige Vuur<br />

GN)<br />

werd/werdt<br />

Huis/huis<br />

Claudianus,/Claudianus<br />

het ge<strong>en</strong>/hetge<strong>en</strong><br />

zei,/zei<br />

zi<strong>en</strong>... /zi<strong>en</strong>...,<br />

Stilico/Stillico<br />

Dievegge, dievegge/Diefegge, diefegge*<br />

dievegge, dievegge/diefegge, diefegge*<br />

dievegge/diefegge*<br />

gloriën/glorieën<br />

IK/IK<br />

nymfea/nymfea's<br />

verhev<strong>en</strong>heid/verhév<strong>en</strong>heid<br />

in/In<br />

zull<strong>en</strong>/ull<strong>en</strong><br />

alle<strong>en</strong>./alle<strong>en</strong>,<br />

zelfs/zelfs,<br />

g<strong>en</strong>eesheer<strong>en</strong>/g<strong>en</strong>eesheer<strong>en</strong>,<br />

koste wat het koste/kostte wat het kostte*<br />

ongelooflijk/ongeloofllijk<br />

October/October,<br />

ried<strong>en</strong>-aan/ried<strong>en</strong> aan<br />

vernuchter<strong>en</strong>d,/vernuchter<strong>en</strong>d<br />

knieën/knië<strong>en</strong>*<br />

verlate/verlat<strong>en</strong>e<br />

Cornelius/Cornelis<br />

dat/der<br />

hebt/heb<br />

duldd<strong>en</strong>/duld<strong>en</strong><br />

Afrodite,/Afrodite<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


114,2<br />

ptolomeeën/ptolomeë<strong>en</strong><br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


114,5<br />

115,14<br />

117,19<br />

118,3<br />

118,4<br />

118,22/23<br />

118,26/27<br />

118,30<br />

119,18<br />

119,34<br />

120,1<br />

120,9/10<br />

120,12<br />

121,23<br />

122,1<br />

123,7<br />

125,15<br />

132,9/10<br />

133,25<br />

133,25<br />

133,30<br />

134,15<br />

135,29<br />

136,19<br />

137,22<br />

137,32<br />

138,8<br />

138,20<br />

138,25<br />

139,17<br />

139,18<br />

139,18<br />

143,24<br />

149,9<br />

149,35<br />

199<br />

ptolomeeën/ptolomeë<strong>en</strong><br />

ptolomeeën/ptolomeë<strong>en</strong><br />

niet anders/niets ander<br />

ptolomeeën/ptolomeë<strong>en</strong><br />

ptolomeeën/ptolomeë<strong>en</strong><br />

ptolomeeën/ptolomeë<strong>en</strong><br />

ptolomeeën/ptolomeë<strong>en</strong><br />

ptolomeeën/ptolomeë<strong>en</strong><br />

dat/dat,<br />

ptolomeeën/ptolomeë<strong>en</strong><br />

ptolomeeën/ptolomeë<strong>en</strong><br />

ptolomeeën/ptolomeë<strong>en</strong><br />

ptolomeeën/ptolomeë<strong>en</strong><br />

ptolomeeën/ptolomeë<strong>en</strong><br />

ptolomeeën/ptolomeë<strong>en</strong><br />

Chloë/Choë<br />

ptolomeeën/ptolomeë<strong>en</strong><br />

‘Het [...] miss<strong>en</strong>!’/Het [...] miss<strong>en</strong>!*<br />

knap<strong>en</strong>!'/knap<strong>en</strong>!<br />

‘G<strong>en</strong>iet/G<strong>en</strong>iet<br />

‘Opdàt...’/‘Opdàt...,’<br />

nieuwsgierig,/nieuwsgierig<br />

Servianus/Autronius*<br />

boèl!/boèl?<br />

lach<strong>en</strong>./lach<strong>en</strong>,<br />

Homeriesch/Homerièsch<br />

maar/naar<br />

naar/maar*<br />

gezi<strong>en</strong>?? - /gezi<strong>en</strong>??<br />

schelp'/schelp*<br />

‘dan/dan*<br />

kust...’/kust...*<br />

troost;/troost<br />

noodlottig/nootlottig<br />

noodlottige/nootlottige<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


150,23<br />

155,9<br />

156,1<br />

159,34<br />

160,9<br />

162,8<br />

162,28<br />

165,1<br />

165,17<br />

165,21<br />

167,29<br />

171,6<br />

172,13<br />

173,21<br />

175,10<br />

176,15<br />

177,24<br />

178,24<br />

180,4<br />

181,9<br />

Variant<strong>en</strong><br />

200<br />

noodlot/nootlot<br />

bewondering/bewonring<br />

elegant,/elegant<br />

ik./ik,<br />

do<strong>en</strong>?/do<strong>en</strong>!<br />

zoud<strong>en</strong>/zoûd<strong>en</strong><br />

familia/familie<br />

villa.../villa..,<br />

ik/ïk<br />

nijdass<strong>en</strong>/nijddass<strong>en</strong><br />

Praefekt/Prefaekt<br />

Ik/Ik,<br />

vermomt/vermomd<br />

verzo<strong>en</strong><strong>en</strong>/verzoek<strong>en</strong><br />

vind<strong>en</strong>./vind<strong>en</strong>?*<br />

drieën/drië<strong>en</strong><br />

onherk<strong>en</strong>baar/onherk<strong>en</strong>haar<br />

toornig:/toornig;*<br />

toefluister<strong>en</strong>/toefluister<strong>en</strong>:*<br />

kleed<strong>en</strong>/kleedd<strong>en</strong> (kleedde GN)<br />

De eerste druk van <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong> vertoont t<strong>en</strong> opzichte van de tijdschriftpublikaties<br />

de hieronder volg<strong>en</strong>de woordvariant<strong>en</strong>. Na het paginacijfer <strong>en</strong> het regelnummer<br />

wordt eerst de lezing van de eerste druk gegev<strong>en</strong>; na het ‘ontstaan-uit-tek<strong>en</strong>’ (


49,17/18<br />

56,16<br />

61,12<br />

63,4<br />

65,31<br />

74,9<br />

74,11<br />

76,12<br />

77,3<br />

90,10<br />

93,16<br />

99,18<br />

101,12<br />

101,16<br />

104,4<br />

107,10/11<br />

108,2<br />

109,32<br />

112,6<br />

112,16<br />

117,26<br />

117,27<br />

119,24<br />

120,21<br />

120,27<br />

123,18<br />

125,1<br />

126,23<br />

157,17<br />

160,14<br />

164,2<br />

201<br />

er uit < uit<br />

voorspelling < voorspelling<strong>en</strong><br />

die nam<strong>en</strong> < de nam<strong>en</strong><br />

De tempel < De tempels<br />

zich < hem<br />

dan de stilte < dan stilte<br />

<strong>en</strong> dan de op<strong>en</strong> Baziliek<strong>en</strong> door, < <strong>en</strong><br />

door de op<strong>en</strong> Baziliek<strong>en</strong><br />

onophoudelijk door < onophoudelijk,<br />

onophoudelijk door<br />

br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> < berg<strong>en</strong><br />

minnaar < boel<br />

zichzelve < haarzelve<br />

<strong>en</strong> zich < <strong>en</strong> had zich<br />

e<strong>en</strong> hoer! riep hij. Je b<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> oude hoer!<br />

< e<strong>en</strong> oude hoer! riep hij.<br />

hoe e<strong>en</strong> oude hoer je b<strong>en</strong>t < hoe je b<strong>en</strong>t<br />

Pontia < Pontia, o<br />

gaf, in de ontbloote geslachtsdeel<strong>en</strong> <<br />

gaf<br />

VAN [...] WERDEN... < VAN [...] WERDEN...<br />

E<strong>en</strong> antiek verhaaltje<br />

vijf <strong>en</strong> van zes < vier <strong>en</strong> van vijf<br />

korv<strong>en</strong> < kooi<strong>en</strong><br />

korv<strong>en</strong> < kooi<strong>en</strong><br />

de priesters < de vertoornde priesters<br />

die < die ook<br />

maar < want<br />

<strong>en</strong> in < in<br />

<strong>en</strong> word<strong>en</strong> < word<strong>en</strong><br />

naar < uit<br />

bij de < de<br />

wi<strong>en</strong> < di<strong>en</strong><br />

lokk<strong>en</strong>, < lokk<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

verwondering < bewondering<br />

die door hem < die hem<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>


169,24<br />

174,14<br />

178,35<br />

181,13<br />

184,16<br />

Afbrekingstek<strong>en</strong>s<br />

202<br />

wie < wat<br />

aan zijn < in zijn<br />

van < voor<br />

webbe < webbe voort<br />

strand < land<br />

In deze uitgave van <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong> moet<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de afbrekingstek<strong>en</strong>s als e<strong>en</strong><br />

koppeltek<strong>en</strong> gelez<strong>en</strong> word<strong>en</strong>:<br />

7,20<br />

18,8<br />

18,34<br />

36,2<br />

36,25<br />

80,21<br />

87,16<br />

134,23<br />

141,7<br />

156,1<br />

176,9<br />

liefde-<br />

roze-<br />

blauw-<br />

schimme-<br />

mattere-<br />

praefectus-<br />

Filo-<br />

getoga-<br />

twee-<br />

toga-<br />

Op p. 150 valt het einde van de pagina sam<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> witregel.<br />

* Voor de bibliografische gegev<strong>en</strong>s werd onder meer gebruik gemaakt van het<br />

Bibliografisch Repertorium Louis Couperus, e<strong>en</strong> door ZWO gesubsidieerd project,<br />

onder redactie van G. Borgers, E. Braches, K. Reijnders, uitgevoerd door Marijke<br />

Stapert-Egg<strong>en</strong>.<br />

Zie voor de editieprincipes van de Volledige Werk<strong>en</strong> Louis Couperus: Algem<strong>en</strong>e<br />

verantwoording van de Volledige Werk<strong>en</strong> Louis Couperus. Utrecht/Antwerp<strong>en</strong>, 1987.<br />

De editieprincipes zijn vastgesteld door Ernst Braches, Jan Fontijn, Karel Reijnders,<br />

Marijke Stapert-Egg<strong>en</strong> <strong>en</strong> H.T.M. van Vliet.<br />

in-<br />

Louis Couperus, <strong>Antieke</strong> <strong>verhal<strong>en</strong></strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!