De procedure van het dwangbevel bij niet fiscale schulden.pdf

De procedure van het dwangbevel bij niet-fiscale schulden volgens artikel 94,
tweede lid van het Gemeentedecreet
1. Voorwaarden
Artikel 94, 2°, van het Gemeentedecreet heeft een bijkomende mogelijkheid gecreëerd om de
financieel beheerder een dwangbevel te laten uitvaardigen bij niet-fiscale schuldvorderingen,
op voorwaarde dat ze onbetwist en opeisbaar zijn.
Het kan gaan over het invorderen van retributies, huurgelden, pachten, en andere op het
eigendomsrecht gevestigde inkomsten.
2. Procedure
Dat dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester
en schepenen. Een dergelijk dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot.
Dat exploot stuit de verjaring. Een bevel kan door het college van burgemeester en schepenen
alleen worden geviseerd en uitvoerbaar verklaard als de schuld opeisbaar, vaststaand en zeker
is. De schuldenaar moet bovendien vooraf aangemaand zijn met een aangetekende brief.
3. Aanrekenen kosten
De laatste wijziging van het gemeentedecreet, bij decreet van 29 juni 2012, heeft artikel 94,
tweede lid nog aangevuld met een bepaling om de gemeente ook toe te laten kosten aan te
rekenen voor de aangetekende brief die verplicht gestuurd moet worden, vooraleer een
dwangbevel mag betekend worden.
De kosten voor deze aangetekende brief worden aangerekend aan de belastingschuldige en
kunnen eveneens ingevorderd worden via het dwangbevel.
Het gemeentedecreet geeft hiermee een rechtsgrond voor deze kostenaanrekening die in
sommige gemeenten al gebruikelijk was.
De gemeente kan kosten aanrekenen: een retributiereglement blijft dus nodig om duidelijk te
bepalen welk tarief wordt aangerekend voor welke kosten. Dat tarief moet uiteraard redelijk
blijven. Het kan bijvoorbeeld samengesteld zijn uit een bedrag voor het verzenden van een
gewone en/of een aangetekende aanmaningsbrief, verhoogd met een matig bedrag voor de
aanmaak van het dwangbevel. In de toelichting bij de wijzigingsbepaling1 werd daarover
gesteld dat “een bedrag van 20 euro vandaag als redelijk voorkomt : dit bedrag dekt de kost
van zowel de aangetekende zending op zich als de administratieve kost van behandeling
(aanmaak en ondertekening). Deze nieuwe bepaling laat het bestuur geenszins toe „winst‟ te
maken, laat staan exorbitant hoge bedragen aan te rekenen.”
Als het over het invorderen van een retributie gaat worden de kosten bij voorkeur opgenomen
in het desbetreffend retributiereglement. Op die manier worden de invorderingskosten
rechtstreeks in verband gebracht met de vergoeding voor de dienstverlening die in het
retributiereglement is vastgesteld.
1 http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2011-2012/g1467-7.pdf

4. De procedure in stappen
De volgende stappen moeten dus gevolgd worden:
1. de financieel beheerder stelt vast dat een retributie (of een factuur) niet betaald is
binnen de gestelde termijn;
2. de financieel beheerder stuurt een aangetekende brief om de schuldenaar aan te
manen alsnog te betalen:
a. Hij vermeldt daarin het te betalen bedrag, verhoogd met de kosten van de
aangetekende brief.
b. Hij vermeldt dat de schuld via een dwangbevel zal worden ingevorderd indien
niet betaald is binnen een redelijke termijn (bijvoorbeeld een maand);
3. De financieel beheerder stelt een dwangbevel op waarin de nodige gegevens duidelijk
zijn vermeld: naam en adres van de schuldenaar,, retributiereglement, reden of
oorzaak van de schuld, bedrag van de schuld, datum van de openstaande factuur,
datum van de aangetekende aanmaning, artikel 94, 2° van het Gemeentedecreet als
rechtsgrond van het dwangbevel;
4. Er wordt nagegaan of de schuld opeisbaar, vaststaand en zeker is: zijn er geen
bezwaren ingediend?
5. Het college van burgemeester en schepenen viseert het dwangbevel en verklaart
uitvoerbaar;
6. Het dwangbevel wordt betekend door de deurwaarder.
5. Voorbehoud publieke rechtspersonen
Artikel 94, 2° verduidelijkt verder nog dat schulden van een publieke rechtspersoon nooit via
een dwangbevel kunnen worden ingevorderd. Verzet tegen dat exploot kan worden ingediend
binnen één maand na de betekening ervan bij verzoekschrift of door een dagvaarding ten
gronde.
6. Verzet
Het dwangbevel kan bestreden worden via het aantekenen van een oneigenlijk verzet, dat een
behandeling van de grond van de zaak mogelijk maakt. In dat verband kan worden gesteld dat
de uitvoerbare kracht van het dwangbevel in alle gevallen geschorst wordt. Zodoende wordt
aan de rechtszoekende geen enkel rechtsmiddel ontnomen.