17.09.2013 Views

De vrucht van de Geest is goedheid Galaten 5:22 les 6

De vrucht van de Geest is goedheid Galaten 5:22 les 6

De vrucht van de Geest is goedheid Galaten 5:22 les 6

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>De</strong> <strong>vrucht</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Geest</strong> <strong>is</strong> <strong>goedheid</strong> <strong>Galaten</strong> 5:<strong>22</strong> <strong>les</strong> 6<br />

Maar <strong>de</strong> <strong>vrucht</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Geest</strong> <strong>is</strong> lief<strong>de</strong>, blijdschap, vre<strong>de</strong>, lankmoedigheid, vrien<strong>de</strong>lijkheid (SV goe<strong>de</strong>rtierenheid),<br />

<strong>goedheid</strong>, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.<br />

<strong>De</strong>finitie: Van <strong>goedheid</strong> <strong>is</strong> sprake wanneer geleefd wordt naar Gods geopenbaar<strong>de</strong> wil. Naar Gods gebo<strong>de</strong>n<br />

en normen.<br />

Toegepast op <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge lief<strong>de</strong> krijgt <strong>goedheid</strong> dan <strong>de</strong> kleur <strong>van</strong> eth<strong>is</strong>ch zuiver, integer, rechtschapen,<br />

eerlijk, je plaats kennend, het goe<strong>de</strong> voor <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r zoekend.<br />

Gods <strong>goedheid</strong> voor ons: Efeziërs 2 vers 1 t/m 10.<br />

<strong>De</strong> hoofdgedachte <strong>van</strong> dit ge<strong>de</strong>elte vin<strong>de</strong>n we in vers 5: zoals God Chr<strong>is</strong>tus opwekte en in <strong>de</strong> hemel <strong>de</strong>ed<br />

zetelen, zo zal Hij het ook met <strong>de</strong> chr<strong>is</strong>tenen doen en reeds nu mogen ze in zekere zin <strong>de</strong>len in Chr<strong>is</strong>tus' heerlijkheid.<br />

vers 1 en 2: Ook aan <strong>de</strong> lezers heeft God een opwekking uit <strong>de</strong> do<strong>de</strong>n voltrokken. Door hun overtredingen<br />

en zon<strong>de</strong>n waren ze dood (vgl. Col.2 vers 13). Hun hele leven was verkeerd. Ze wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n in hun zon<strong>de</strong>n.<br />

Ze richtten zich naar <strong>de</strong>ze slechte wereld en lieten zich lei<strong>de</strong>n door het hoofd (satan) <strong>van</strong> <strong>de</strong> onzichtbare<br />

machten (boze geesten-<strong>de</strong>monen). Dit in tegenstelling tot het Godsrijk waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> voltooiing in <strong>de</strong> toekomst<br />

ligt.<br />

vers 3: Alle chr<strong>is</strong>tenen (zowel <strong>van</strong> joodse als hei<strong>de</strong>nse komaf) behoor<strong>de</strong>n vroeger tot <strong>de</strong> zonen <strong>van</strong> <strong>de</strong> ongehoorzaamheid.<br />

Allen hebben hetzelf<strong>de</strong> zondige verle<strong>de</strong>n. Hun levensweg bewoog zich in <strong>de</strong> begeerten <strong>van</strong><br />

het vlees (zelfzuchtige verlangens, slechte i<strong>de</strong>eën). Ze waren <strong>van</strong> nature kin<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> <strong>de</strong> toorn net als alle<br />

an<strong>de</strong>ren. <strong>De</strong> toorn <strong>van</strong> God (zie ook Efeziërs 5 vers 6 en Colossenzen 3 vers 6) <strong>is</strong> het strafgericht dat altijd<br />

als een dreiging boven <strong>de</strong> zondaars hangt.<br />

vers 4: Ze hebben <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> hun toestand enkel en alleen te danken aan God, die rijk <strong>is</strong> aan ontferming.<br />

Wat Hij voor hen <strong>de</strong>ed, <strong>de</strong>ed Hij krachtens <strong>de</strong> grote lief<strong>de</strong> waarmee Hij hen liefhad.<br />

vers 5: Ze zijn levend gemaakt door God. Ze waren geestelijk dood door hun overtredingen. <strong>De</strong>sondanks<br />

wer<strong>de</strong>n ze tezamen met Chr<strong>is</strong>tus opgewekt. Door gena<strong>de</strong> zijn ze behou<strong>de</strong>n. Dat ze gered zijn danken ze enkel<br />

en alleen aan Gods <strong>goedheid</strong>. Vroeger waren ze immers niet beter dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re mensen (vers 3). In dit vers<br />

en in vers 4 ligt <strong>de</strong> nadruk op Gods ingrijpen. Zijn grote lief<strong>de</strong> <strong>is</strong> <strong>de</strong> oorsprong <strong>van</strong> hun redding. Zijn ontferming<br />

staat hier tegenover hun ellen<strong>de</strong>. Zijn gena<strong>de</strong> tegenover hun schuld.<br />

vers. 6: Hun levendmaking, hun opwekking, hun plaats doen nemen, <strong>van</strong> godswege hen geschonken, hebben<br />

zij te danken aan hun vereniging met Chr<strong>is</strong>tus. <strong>De</strong>ze drie liggen n.l. opgesloten in <strong>de</strong> levendmaking, opwekking,<br />

het plaats doen nemen <strong>van</strong> Chr<strong>is</strong>tus omdat zij zelf in Chr<strong>is</strong>tus zijn (Colossenzen 2 vers 12 e.v.). Echter<br />

alleen hun levendmaking door gena<strong>de</strong> <strong>is</strong> nu al aan hen voltrokken. Hun opwekking en hun plaats doen nemen<br />

liggen nog in <strong>de</strong> toekomst. Paulus stelt het voor alsof al<strong>les</strong> al in vervulling gegaan <strong>is</strong>, omdat zij in Chr<strong>is</strong>tus<br />

zijn.<br />

vers 7: Dit moet strekken tot <strong>de</strong> verheerlijking <strong>van</strong> God. Immers <strong>de</strong> rijkdom <strong>van</strong> Zijn gena<strong>de</strong>, door Zijn<br />

<strong>goedheid</strong> voor ons in Chr<strong>is</strong>tus Jezus, overtreft al<strong>les</strong>.<br />

vers 8: <strong>De</strong> redding die zij kregen in het geloof, hebben ze te danken aan <strong>de</strong> gena<strong>de</strong> <strong>van</strong> God, aan Zijn onmetelijke<br />

<strong>goedheid</strong>.<br />

vers 9: Die redding komt louter en alleen <strong>van</strong> Hem, niet <strong>van</strong> henzelf, ze <strong>is</strong> niet uit werken.<br />

vers 10: Zijn maaksel zijn wij: Dit duidt op het nieuwe leven, dat <strong>de</strong> chr<strong>is</strong>tenen <strong>van</strong> God ont<strong>van</strong>gen hebben.<br />

Ze zijn herschapen door Gods onmetelijke <strong>goedheid</strong> tot nieuwe mensen (<strong>Galaten</strong> 6 vers 6-15, 2 Corinthiërs 5<br />

vers 17). Dit bewerkt ook, dat we het goe<strong>de</strong> werk doen, dat Hij heeft voorbereid. Het goe<strong>de</strong> werk: het leven<br />

naar <strong>de</strong> geopenbaar<strong>de</strong> wil <strong>van</strong> God. Het leven naar Zijn waar<strong>de</strong>n en normen. Het leven <strong>van</strong>uit Zijn <strong>goedheid</strong>.<br />

Dan vergeld je geen kwaad met kwaad, maar komt tegenover het kwa<strong>de</strong> het goe<strong>de</strong>.


Onze <strong>goedheid</strong>: Efeziërs 5 vers 8 t/m 10<br />

vers 8: Het beeld <strong>van</strong> du<strong>is</strong>tern<strong>is</strong> en licht tekent <strong>de</strong> toestand <strong>van</strong> <strong>de</strong> chr<strong>is</strong>tenen voor en na hun bekering. Het<br />

gaat om het al dan niet <strong>de</strong>elnemen aan het Rijk <strong>van</strong> God. Het Rijk <strong>van</strong> God wordt gedacht als licht, <strong>de</strong> toestand<br />

daarbuiten als du<strong>is</strong>tern<strong>is</strong> (vgl. Coloss.1 vers 12 - het erf<strong>de</strong>el in het licht). <strong>De</strong> Efeziërs wor<strong>de</strong>n zelf als<br />

du<strong>is</strong>tern<strong>is</strong> en licht getypeerd, wat aan <strong>de</strong> gedachte een grotere nadruk geeft. Ze zijn licht gewor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />

Heer. Dit betekent dat zij nu ook moeten leven in overeenstemming met <strong>de</strong>ze veran<strong>de</strong>ring. Ze moeten wan<strong>de</strong>len<br />

als kin<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> het licht (1Thess.5 vers 5).<br />

vers 9: Wan<strong>de</strong>len als kind <strong>van</strong> het licht brengt een totale wijziging in het leven. Vanuit het licht dat ze gewor<strong>de</strong>n<br />

zijn in hun vereniging met Chr<strong>is</strong>tus volgt een leven zoals <strong>de</strong> <strong>vrucht</strong> bij een boom of een plant. <strong>De</strong>ze<br />

<strong>vrucht</strong> wordt zichbaar in alle <strong>goedheid</strong>, gerechtigheid en waarheid. Het chr<strong>is</strong>telijke leven moet goed zijn<br />

d.w.z. voortkomend uit een rechtschapen gezindheid. Een gezindheid zoals je die aantreft bij Chr<strong>is</strong>tus. Bij<br />

Chr<strong>is</strong>tus komen mensen tot hun recht. Zo ook moet dat het geval zijn bij hen. Hoe? Door metterdaad te leven<br />

in en <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> Bergre<strong>de</strong>. Het chr<strong>is</strong>telijke leven moet gerecht zijn d.w.z. in overeenstemming met het recht<br />

(<strong>de</strong> wet) <strong>van</strong> God (10 gebo<strong>de</strong>n, dubbel gebod, Bergre<strong>de</strong>). Het chr<strong>is</strong>telijke leven moet waar zijn: <strong>de</strong>rhalve in<br />

God, die waar <strong>is</strong> en in <strong>de</strong> Here Jezus Chr<strong>is</strong>tus, die <strong>de</strong> waarheid zelf <strong>is</strong>.<br />

vers 10: Als kin<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> het licht moeten ze met zorg on<strong>de</strong>rzoeken waarin <strong>de</strong> Heer behagen schept. Hun<br />

levenspraktijk moet gevuld wor<strong>de</strong>n met da<strong>de</strong>n, die in overeenstemming met <strong>de</strong> wil <strong>van</strong> <strong>de</strong> Heer zijn.<br />

Onze <strong>goedheid</strong>: 1 Petrus 3 vers 13 t/m 18<br />

Chr<strong>is</strong>tenen wer<strong>de</strong>n ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> brief geschol<strong>de</strong>n, gehoond, belasterd. Soms wer<strong>de</strong>n ze zelfs voor <strong>de</strong><br />

rechtbanken beschuldigd. <strong>De</strong> overheid was nog onpartijdig, maar daar kon veran<strong>de</strong>ring in komen.<br />

vers 13: Wanneer ze zich hou<strong>de</strong>n aan datgene wat Petrus hen in <strong>de</strong> voorafgaan<strong>de</strong> verzen (vers 8 t/m 12) geschreven<br />

heeft, wanneer zij ijveraars <strong>van</strong> het goe<strong>de</strong> zijn, dan zal er niemand zijn die hen echt kwaad kan<br />

doen. Toch heeft Petrus genoeg werkelijkheidszin om in te zien, dat niet alle hei<strong>de</strong>nen door hun goed gedrag<br />

ontwapend zullen wor<strong>de</strong>n. Wanneer een chr<strong>is</strong>ten zich voor het goe<strong>de</strong> beijvert dan kan hij uiterlijk wel vervolgd<br />

wor<strong>de</strong>n maar innerlijk niet. Hij leeft <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> vre<strong>de</strong>, die God hem geeft en verheugt zich omdat hij <strong>de</strong><br />

zin <strong>van</strong> het lij<strong>de</strong>n begrijpt (ter wille <strong>van</strong> Chr<strong>is</strong>tus) en door het voorbeeld <strong>van</strong> <strong>de</strong> Heer bemoedigd wordt.<br />

vers 14: Het eerste <strong>de</strong>el <strong>van</strong> dit vers vertoont wat vorm en inhoud betreft overeenkomst met <strong>de</strong> laatste acht<br />

zaligsprekingen (Matthéüs 5 vers 10). Petrus houdt het voor mogelijk, dat <strong>de</strong> lezers <strong>van</strong> <strong>de</strong> brief aan lij<strong>de</strong>n<br />

on<strong>de</strong>rworpen zullen wor<strong>de</strong>n. Verdachtmaking en laster <strong>van</strong> <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> <strong>van</strong> burgers zijn reeds feiten (hoofdstuk<br />

2 vers 12). Daarom moeten wij bij lij<strong>de</strong>n vooral <strong>de</strong>nken aan vervolgingen en straffen, die <strong>van</strong> <strong>de</strong> overheid<br />

uitgaan. Alleen het lij<strong>de</strong>n omwille <strong>van</strong> <strong>de</strong> gerechtigheid <strong>is</strong> een re<strong>de</strong>n tot zaligprijzing. Vers 14b en 15a <strong>is</strong> een<br />

toespeling op Jesaja 8 vers 12. In dit vers <strong>de</strong> aansporing <strong>van</strong> Jesaja om op <strong>de</strong> Heer te blijven vertrouwen.<br />

vers 15: Ze moeten alleen Jezus Chr<strong>is</strong>tus als heilig erkennen en vrezen. Bovendien mag <strong>de</strong> chr<strong>is</strong>ten niet stug<br />

en trots staan tegenover zijn omgeving. Dit <strong>is</strong> met name het geval wanneer <strong>de</strong> chr<strong>is</strong>ten <strong>van</strong>wege zijn geloof<br />

lastig gevallen wordt. Nee <strong>de</strong> chr<strong>is</strong>ten moet ten allen tij<strong>de</strong> bereid zijn <strong>van</strong> zijn geloof te getuigen.<br />

vers 16: Hoe moet <strong>de</strong> chr<strong>is</strong>ten getuigen <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoop, die in hem <strong>is</strong>? Met zachtmoedigheid, ontzag en een<br />

goed geweten wordt rekenschap <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoop, die in hem <strong>is</strong>, gegeven.<br />

Zachtmoedig: je niet laten verlei<strong>de</strong>n tot een scherp weerwoord maar antwoor<strong>de</strong>n in lief<strong>de</strong> op vragen. Antwoor<strong>de</strong>n<br />

met vrees: <strong>de</strong> chr<strong>is</strong>ten moet niemand vrezen, maar hij moet wel met respect vragenstellers te woord<br />

staan (zoals je God vreest - eerbied voor Hem hebt).<br />

Hij legt rekenschap af met een goed geweten d.w.z. dat hij een goed leven leidt dus rein <strong>is</strong> in Gods oog. Omdat<br />

zijn leven overeenstemt met zijn geloof geeft dit kracht aan zijn getuigen<strong>is</strong>. Wanneer het zo gebeurt, zal<br />

dit zijn uitwerking hebben n.l. dat zij die sma<strong>de</strong>n, beschaamd gemaakt wor<strong>de</strong>n.<br />

vers 17: Zelfs wanneer <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> levenswan<strong>de</strong>l aanleiding zou blijven geven tot verdachtmakingen, dan moeten<br />

ze toch in het goe<strong>de</strong> blijven volhar<strong>de</strong>n. Het <strong>is</strong> immers beter te lij<strong>de</strong>n terwijl men goed doet dan terwijl<br />

men kwaad doet.<br />

vers 18: Dat dit beter <strong>is</strong>, wordt dui<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> Here Jezus Chr<strong>is</strong>tus. Hij heeft moeten lij<strong>de</strong>n terwijl Hij volkomen<br />

onschuldig en heilig was. Dit <strong>de</strong>ed Hij om <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>n <strong>van</strong> alle mensen weg te dragen. Zijn dood <strong>is</strong> een<br />

door God beschikte zoendood voor ons.<br />

Tenslotte:<br />

Door Gods onmetelijke <strong>goedheid</strong> zijn we <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> du<strong>is</strong>tern<strong>is</strong> in het licht gekomen.<br />

Hoe wordt <strong>goedheid</strong> als <strong>vrucht</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Geest</strong> zichtbaar in ons leven <strong>van</strong>uit Zijn <strong>goedheid</strong>?

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!