18.09.2013 Views

Vakwerk - Beter Onderwijs Nederland

Vakwerk - Beter Onderwijs Nederland

Vakwerk - Beter Onderwijs Nederland

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

VakWerk<br />

H E T L E D E N B L A D V A N D E V E R E N I G I N G B E T E R O N D E R W I J S N E D E R L A N D<br />

Nummer 8 | 6 e Jaargang | december 2011<br />

Sleutel voor goed onderwijs is<br />

in handen van de overheid<br />

◆ Doekle Terpstra: BON heeft meer gelijk<br />

gehad dan ik aanvankelijk gedacht heb<br />

door Presley Bergen<br />

◆ De pedagogische centra, stoottroepen<br />

van de vernieuwing? door Huub Philippens


Colofon<br />

<strong>Vakwerk</strong> is een uitgave van de<br />

vereniging <strong>Beter</strong> <strong>Onderwijs</strong> <strong>Nederland</strong>.<br />

Het tijdschrift verschijnt vanaf 2011 drie<br />

keer per jaar in een oplage van 5500 stuks.<br />

Redactie<br />

Presley Bergen, Michel Couzijn, Marten Hoffmann,<br />

Hannie Leek, Pauline Riep, Ad Verbrugge<br />

Redactieadres<br />

<strong>Beter</strong> <strong>Onderwijs</strong> <strong>Nederland</strong><br />

Antwoordnummer 57032<br />

3507 VB Utrecht<br />

redactie@beteronderwijsnederland.nl<br />

Bijdragen aan dit nummer<br />

Presley Bergen, Jasper van Dijk, Marten Hoffmann,<br />

Joost Hulshof, Jesse Jeronimoon, Huub Philippens,<br />

Marchel Schmeier, Ad Verbrugge, Fenna Vergeer,<br />

Gerard Verhoef<br />

Bijdragen kunnen per e-mail worden gestuurd naar<br />

redactie@beteronderwijsnederland.nl<br />

Het maximum aantal woorden is 2000. De redactie<br />

kan voor wat betreft de lengte van ingeleverde<br />

bijdragen van het maximum aantal woorden<br />

afwijken bijvoorbeeld bij congresbijdragen of reeds<br />

gepubliceerde artikelen in nationale media,<br />

wetenschappelijke tijdschriften e.d.<br />

Meer informatie over de vereniging<br />

www.beteronderwijsnederland.nl<br />

Adres ledenadministratie<br />

<strong>Beter</strong> <strong>Onderwijs</strong> <strong>Nederland</strong><br />

Antwoordnummer 57032<br />

3507 VB Utrecht<br />

Wijzigingen kunnen worden doorgegeven in een<br />

e-mail naar ledenadministratiebon@gmail.com<br />

Grafische vormgeving en realisatie<br />

AriëS Grafische vormgeving / Ben Mobach<br />

Torenberglaan 42<br />

5628 EP Eindhoven<br />

040 - 242 23 66 / 06 248 60 322<br />

ben.mobach@chello.nl<br />

6e jaargang nummer 8, december 2011<br />

ISSN 1873-520<br />

© Copyright <strong>Beter</strong> <strong>Onderwijs</strong> <strong>Nederland</strong>.<br />

In dit nummer<br />

4 Dagelijks dictee<br />

Meester Max liet zich in de vorige <strong>Vakwerk</strong> niet<br />

van de wijs brengen brengen door alle onderwijsvernieuwingen<br />

die niet altijd verbeteringen<br />

bleken te zijn. Hij paste in zijn klas dingen toe<br />

die goed werkten, effectief bleken te zijn. Dit<br />

keer over het dagelijks dictee.<br />

7 Column 1+1=3<br />

Jesse Jeronimoon<br />

8 Doekle Terpstra:<br />

BON heeft meer gelijk gehad dan<br />

ik aanvankelijk gedacht heb<br />

Vanaf het moment dat Doekle Terpstra voorzitter<br />

van bestuur van de hogeschool Inholland<br />

werd, ging er een andere wind waaien.<br />

Dat kwam tot uiting in een interview onlangs<br />

in de Volkskrant waarin Terpstra onder meer<br />

zei: “Ik heb niet gedacht dat ik dit ooit zou zeggen<br />

maar BON heeft meer gelijk gehad dan ik<br />

aanvankelijk gedacht heb”.<br />

13 PTH Motorvoertuigentechniek zet<br />

zwaar in op klassenmanagement,<br />

groepsdynamica, psychologie en<br />

aanverwante zaken<br />

Er zijn in <strong>Nederland</strong> veel lerarenopleidingen.<br />

Over het niveau daarvan en over de bij deze<br />

opleidingen aangeleerde methodieken<br />

bestaan uiteenlopende meningen. Voor dit interview<br />

vroeg <strong>Vakwerk</strong> twee deeltijdstudenten<br />

naar hun ervaringen met de PTH Windesheim<br />

in Zwolle.<br />

16 De pedagogische centra,<br />

stoottroepen van de vernieuwing?<br />

De afgelopen decennia ging er een wals over<br />

het onderwijs. Die machine begon te rollen in<br />

1969. Het leek erop of politici, onderwijskundigen,<br />

schoolbesturen, grote onderwijsinstituten<br />

en de inspectie een grote samenzwering<br />

begonnen waren om alles wat vertrouwd was<br />

in het onderwijs af te breken. Er moest en<br />

zou vernieuwd worden. En wie daaraan niet<br />

meedeed was een conservatieve sukkel die de<br />

tekenen des tijds niet verstond.<br />

25 Schaalvergroting<br />

Schaalvergroting werd in het onderwijs lange<br />

tijd gezien als een zegen. Niet alleen vanwege<br />

de kostenbesparingen, maar ook omdat men<br />

werkelijk geloofde dat het tot beter onderwijs<br />

zou leiden. De afgelopen jaren is gelukkig<br />

sprake van een kentering.<br />

28 Zij hadden moeten luisteren; zo<br />

ging het.. De Wet op de beroepen<br />

in het onderwijs<br />

Geheel in lijn met de nieuwe regeling voor de<br />

onderbouw, die vakbevoegdheid overbodig<br />

maakt en ter ondersteuning van het competentiegericht<br />

onderwijs (cgo) dat van docenten<br />

begeleiders maakt, kwam minister Van der<br />

Hoeven in 2004 met een wetsvoorstel om de<br />

kwaliteit van de leraren te regelen.<br />

30 Ach, ze hebben toch een<br />

rekenmachine<br />

Er bestaan nog steeds veel misverstanden over<br />

het vak rekenen op school. In de Volkskrant<br />

werd pas weer het advies gegeven dat ouders<br />

hun kinderen niet moeten helpen met rekenen.<br />

De rekendidactiek is immers veranderd<br />

en ouders zouden er nu zelf niets meer van<br />

begrijpen. Dat klopt.<br />

Feitelijke invloed van BON blijft groeien<br />

2 3<br />

<strong>Vakwerk</strong> december 2011 <strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

Van onze voorzitter<br />

Het begint steeds duidelijker te worden dat de kredietcrisis die<br />

in 2008 is losgebarsten nog lang niet voorbij is. Dat mag geen verbazing<br />

wekken. Een mondiale problematiek van zo'n omvang die zich<br />

bovendien in de loop van decennia heeft opgebouwd, kan niet in<br />

enkele jaren worden opgelost. Naar mate de tijd vordert, begint het<br />

systeem steeds meer in zijn voegen te kraken en lijkt het onvermijdelijk<br />

dat staatsmacht en geldmacht hun onderlinge verhouding<br />

herzien. Het bepalen van die verhouding is nu in de eerste plaats<br />

aan de politiek, maar de politici zelf lijken nog terug te schrikken<br />

voor deze opgave.<br />

Onwillekeurig doet dit alles een beetje denken aan wat er de<br />

afgelopen decennia met ons onderwijs is gebeurd. Ook in het<br />

onderwijs is er veel gebakken lucht verkocht, is er een managers- en<br />

CEO-cultuur ontstaan die gekenmerkt wordt door een grote afstand<br />

tot het primaire proces en domineerde het denken in termen van<br />

kwantiteit en geld ten koste van kwaliteit en continuïteit. Marketing,<br />

fusies en schaalvergroting hebben de toon gezet, er zijn onverantwoorde<br />

risico's genomen met nieuwe onderwijsproducten die<br />

uiteindelijk niemand meer begreep en de<br />

zorgplicht van de bestuurders en de overheid<br />

is tekortgeschoten. Ook in deze situatie is<br />

het nu in de eerste plaats aan de politiek de<br />

nieuwe verhoudingen te bepalen waarin het<br />

onderwijs vorm dient te krijgen.<br />

Dit heeft <strong>Beter</strong> <strong>Onderwijs</strong> <strong>Nederland</strong> ertoe<br />

gebracht een bundel samen te stellen onder<br />

de titel 'De <strong>Onderwijs</strong>bubbel' met daarin<br />

bijdragen van leden en sympathisanten<br />

van onze vereniging. Fenna Vergeer was de<br />

drijvende kracht achter dit project dat veel<br />

tijd van haar gevergd heeft, waarvoor ik haar<br />

nogmaals van harte wil danken! Haar inspanningen hebben geleid<br />

tot een prachtig boek dat deze maand door uitgeverij Garant is<br />

uitgebracht en op 16 december is aangeboden aan staatssecretaris<br />

Halbe Zijlstra. Net als bij de banken was het natuurlijk een kwestie<br />

van tijd voordat ook de onderwijsbubbel leeg zou lopen. BON heeft<br />

daarin een belangrijke rol gespeeld en doet dat nog steeds. De<br />

discussie die BON dit voorjaar samen met Jan-Willem Bruins en Jan<br />

Bouwens heeft geopend over de ondoelmatige besteding van de<br />

middelen in het hoger onderwijs leidde ertoe dat de kamer een<br />

onderzoek daarnaar heeft ingesteld. We wachten met interesse de<br />

resultaten van dit onderzoek af. Verder heeft bijvoorbeeld Doekle<br />

Terpstra (oud-voorzitter van de HBO-raad en huidige bestuursvoorzitter<br />

van Inholland) deze zomer het boetekleed aangetrokken en<br />

in de Volkskrant gezegd dat <strong>Beter</strong> <strong>Onderwijs</strong> <strong>Nederland</strong> meer gelijk<br />

heeft gehad dan hij voor mogelijk had gehouden. Hij heeft bovendien<br />

openlijk afscheid genomen van het 'Competentie-onderwijs'.<br />

Verder in ons blad kunt u een veelzeggend interview met hem lezen,<br />

afgenomen door Presley Bergen.<br />

Ook Karel Dittrich, voorzitter van de NVAO, is nu publiekelijk BON<br />

bijgevallen. Toch moet er nog veel gebeuren. Er zijn helaas ook weer<br />

ontwikkelingen gaande die nu juist indruisen tegen wat ons voor<br />

ogen staat. Zoals Chris Lorenz al jarenlang en nu ook weer in zijn<br />

bijdrage aan De <strong>Onderwijs</strong>bubbel betoogt, gaan veel universiteiten<br />

gebukt onder een bestuurderscultuur die de positie van docenten<br />

en hoogleraren uitholt, de macht van het getal en het geld vergroot<br />

en de kwaliteit van onderwijs en onderzoek ondermijnt. En wat<br />

bijvoorbeeld het basisonderwijs betreft, de plannen van de minister<br />

voor Passend <strong>Onderwijs</strong> zijn volgens BON volstrekt onwenselijk en<br />

zullen in deze vorm leiden tot nog grotere problemen in het basisonderwijs.<br />

Dit kabinet is dus nog niet van ons af: waar nodig blijven<br />

we kritiek leveren maar we zullen voortdurend ook de dialoog<br />

blijven zoeken.<br />

Het feit dat kopstukken uit de onderwijswereld geluiden laten<br />

horen die onze richting opgaan, betekent nog niet dat wij ook<br />

de machtspositie en bestuursvorm erkennen van de instituties<br />

waartoe zij behoren. Wel bestaan zij nu eenmaal en moeten we er<br />

dus rekening mee houden. Dat is mede de reden dat wij een van de<br />

oprichtende partijen zijn van de <strong>Onderwijs</strong>coöperatie die op 1 oktober<br />

van dit jaar van start is gegaan, met als voorzitter Joost Kentson.<br />

Persoonlijk heb ik het afgelopen jaar veel tijd in gestoken in dit samenwerkingsverband<br />

dat we samen met de<br />

bonden en vakverenigingen hebben opgericht.<br />

Ik geloof dat er binnen de bestuurlijke<br />

wereld van het onderwijs een gezaghebbend<br />

orgaan dient te zijn van, voor en door docenten.<br />

Dat is de <strong>Onderwijs</strong>coöperatie, of beter<br />

dat kan zij worden! Ik zal mij in ieder geval<br />

daarvoor inzetten. De <strong>Onderwijs</strong>coöperatie<br />

moet serieus tegenwicht bieden aan de sectorraden<br />

(PO-,VO-, MBO-,HBO-raad en VSNU)<br />

van de zogenoemde werkgevers. Zij moet de<br />

stem van docenten vertegenwoordigen in<br />

overleg met deze raden en de overheid, ten<br />

aanzien van alles wat de beroepskwaliteit betreft. Ik heb afgelopen<br />

zomer een voorstel geschreven voor het visiedocument van de<br />

coöperatie dat begin van het jaar zal worden vastgesteld. Voor BON<br />

besteden vooral Cecile Heesterman, Frits Wensing en Huub Philippens<br />

veel tijd aan het goede werk dat binnen de coöperatie verricht<br />

wordt waarvoor ik hen zeer erkentelijk ben! Mede aan hun inzet<br />

hebben wij bijvoorbeeld te danken dat vakkennis, vakdidactiek en<br />

pedagogiek weer terugkeert in beleidsdocumenten; en daarmee<br />

hopelijk ook in de klas, want daar gaat het natuurlijk om! In maart<br />

2012 zal op de hogeschool Inholland (wie had dat ooit gedacht) te<br />

Rotterdam ons jaarlijkse symposium plaatsvinden. Doekle Terpstra<br />

zal onze gastheer zijn. Ja, u leest het goed! Dat belooft wat. Het centrale<br />

thema die dag vormt de kwaliteit van de lerarenopleidingen en<br />

de rol van de universiteit daarin. Noteer het alvast in uw agenda.<br />

Rest mij u fijne kerstdagen toe te wensen, met een goede jaarwisseling<br />

en een mooi 2012! Doet u vooral veel inspiratie en energie<br />

op voor het nieuwe jaar dat ongetwijfeld nog de nodige donkere<br />

dagen zal kennen!<br />

Uw voorzitter, Ad Verbrugge<br />

PS: Wellicht is het een idee om in deze donkere dagen eens wat in De <strong>Onderwijs</strong>bubbel<br />

te lezen, of doe dit BON-boek cadeau aan een vriend of familielid. Het is<br />

verkrijgbaar in de boekhandel, maar het is ook te bestellen via de website.


4<br />

Dagelijks dictee<br />

In mijn vorige bijdrage aan <strong>Vakwerk</strong><br />

schreef ik over meester Max die zich niet<br />

van de wijs liet brengen door alle onder-<br />

wijsvernieuwingen die niet altijd verbete-<br />

ringen bleken te zijn. Hij paste in zijn klas<br />

dingen toe die goed werkten, effectief<br />

bleken te zijn. Helaas is meester Max<br />

inmiddels met pensioen, maar zijn<br />

kennis is niet verloren gegaan. Zo<br />

nam hij dagelijks een klassikaal<br />

dictee af in zijn groep. Niet als<br />

toets, maar als manier om de<br />

spellingregels goed aan te le-<br />

ren aan zijn leerlingen. Ouder-<br />

wets? Misschien wel, maar de<br />

<strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

kinderen leerden wel allemaal<br />

goed spellen.<br />

Effectief onderwijs bestaat uit een aantal belangrijke<br />

bouwstenen. Als één van die stenen<br />

wordt weggenomen, stort het gebouw in.<br />

Deze bouwstenen gelden voor alle vakgebieden,<br />

maar ik wil me in dit artikel richten op het<br />

vakgebied spelling.<br />

Het is belangrijk om hoge verwachtingen<br />

te hebben van alle leerlingen in de groep.<br />

Zodra er lagere doelen worden gesteld voor<br />

bepaalde kinderen in de klas, zullen deze de<br />

fundamentele doelen zeker niet meer halen.<br />

Zet kinderen dus niet op individuele leerlijnen,<br />

geef hen geen apart programma of remedial<br />

teaching buiten de groep. Laat hen juist zoveel<br />

mogelijk meedoen met de groepsinstructie.<br />

Het is belangrijk dat je als leerkracht de<br />

Groep 3<br />

Fragment van een leerlijn, www.onderwijsgek.nl<br />

3.13 Woorden met twee medeklinkers achteraan,<br />

die met een tussenklank worden uitgesproken<br />

(melluk › melk)<br />

3.14 Woorden met -cht (dicht, recht)<br />

3.15 Woorden eindigen op -eer/-oor/-eur (beer,<br />

spoor, kleur)<br />

3.16 Woorden met nk (bank, drink)<br />

3.17 Woorden met -ng (lang, bang)<br />

leerlijn goed kent: wat zijn de doelen voor<br />

dit leerjaar, welke doelen gelden er voor het<br />

eerste semester? Je kunt hiervoor de methode<br />

of handleiding inzien en de verschillende<br />

spellingcategorieën noteren op een blad.<br />

Sommige handleidingen geven zelfs een handig<br />

overzicht in de bijlage. Door je dit eigen<br />

te maken, krijg je goed zicht op wat kinderen<br />

moeten kennen en kunnen.<br />

Zorg dat de lat hoog ligt, maar dat de doelen<br />

wel haalbaar zijn. Hang de leerlijn op in de klas,<br />

deel het ook met ouders. Als bekend is wat er<br />

geleerd moet worden, is de kans groter dat de<br />

doelen behaald zullen worden.<br />

Zorg dat er voldoende tijd staat ingeroosterd<br />

voor speling. Maak optimaal gebruik van de<br />

3.18 Woorden met -aai, -ooi, -oei (haai, mooi, snoei)<br />

3.19 Samengestelde klankzuivere woorden (fietsbel,<br />

rotsblok)<br />

3.20 Eenvoudige zinnen schrijven met alle aangeboden<br />

spellingsregels.<br />

<strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

effectief onderwijs<br />

beschikbare tijd: begin op tijd en vul het in<br />

met zinvolle oefeningen. Het overschrijven<br />

van woorden is niet zinvol. Ook het trekken<br />

van lijntjes van plaatjes naar woorden of het<br />

aankruisen van fout gespelde woorden draagt<br />

niet bij aan een goede spellingvaardigheid.<br />

Kinderen schrijven namelijk geen enkele letter<br />

bij dergelijke oefeningen. Wees dus kritisch<br />

op de methode en vervang deze oefeningen<br />

door effectievere.<br />

Naast de methode is het zinvol om dagelijks<br />

dertig minuten te besteden aan het maken<br />

van een dictee. Geef tien woorden en twee<br />

zinnen en kijk dit samen met de kinderen<br />

na. Een dictee is de essentie van wat spelling<br />

daadwerkelijk is, namelijk het omzetten van<br />

klanken in letters.<br />

Loop tijdens het afnemen van het dictee<br />

rondes door de klas en geef feedback, herstel<br />

fouten, geef complimenten en laat kinderen<br />

de spellingregels verwoorden. Laat goede<br />

voorbeelden zien aan de klas en complimenteer<br />

overdadig. Wees ook kritisch en laat<br />

slordig werk direct herstellen. Feedback is<br />

de meest krachtige onderwijsfactor. Door de<br />

intensieve interactie tussen de leerkracht en<br />

de leerlingen komen kinderen tot leren.<br />

In het dictee komen alle reeds aangeboden<br />

spelingregels telkens terug. Herhaling is helaas<br />

het meest onderschatte didactische principe.<br />

Nieuwe spellingregels worden eerst grondig<br />

uitgelegd door de leerkracht, effectieve<br />

instructie. De leerkracht doet voor en oefent<br />

daarna samen met de kinderen intensief de<br />

leerstof in alvorens hen deze zelfstandig te<br />

laten verwerken.<br />

Dit instructie wordt ondersteund met auditieve,<br />

visuele en bewegingsondersteuning.<br />

5


Wandplaat van de bankletter, Let-terstad en Zo leer je kinderen lezen en spellen.<br />

Bijvoorbeeld woorden met /nk/, zoals het<br />

woord /bank/. Kinderen zijn geneigd om /<br />

bangk/ te schrijven, omdat ze dit horen als ze<br />

het woord uitspreken. De leerkracht vertelt<br />

dat de /n/ en de /k/ verliefd op elkaar zijn en<br />

dicht tegen elkaar aan willen kruipen op de<br />

bank. Maar soms komt de letter /g/ ertussen<br />

zitten en dat is niet de bedoeling. De kinderen<br />

leren een versje: “Bankletter. De /n/ en /k/ zijn<br />

verliefd op elkaar, dus geen /g/ ertussen.”Ook<br />

leren ze een gebaar: duimen en wijsvingers tegen<br />

elkaar en een hartje vormen. En de plaat,<br />

met daarop beide letters gezellig op de bank,<br />

wordt opgehangen.<br />

De regel wordt één tot twee weken ingeoefend<br />

en daarna komen woorden met deze<br />

regel terug in het dagelijks dictee. De kinderen<br />

leren om eerst de regel te bepalen en dan pas<br />

het woord op te schrijven. Om dit te stimuleren<br />

wordt eerst het versje zachtjes opgezegd,<br />

het gebaar gemaakt of de passende plaat<br />

opgezocht. Kinderen zetten een hartje voor<br />

het woord zodat de leerkracht kan zien dat er<br />

eerst is nagedacht.<br />

De platen worden aan de muur gehangen,<br />

maar na een tijdje omgekeerd. Kinderen<br />

moeten de leerstof namelijk verinnerlijken.<br />

Uiteindelijk worden de platen verwijderd.<br />

Door samen met de kinderen na te kijken,<br />

leren kinderen kritisch te zijn op het gemaakte<br />

werk. Fouten worden hersteld met een andere<br />

kleur, zodat de leerkracht kan zien welke spel-<br />

6<br />

lingregels nog moeilijk zijn voor de groep als<br />

geheel. Deze informatie vormt de basis voor<br />

de instructie van de volgende dag.<br />

Als er bepaalde kinderen zijn die samen<br />

moeite hebben met dezelfde spellingregels,<br />

dan kunnen deze kinderen verlengde instructie<br />

of pre-teaching krijgen. Ze krijgen geen<br />

aparte leerlijn of lagere doelen. Risicokinderen<br />

hebben vooral meer leertijd en instructie<br />

nodig om dezelfde doelen te halen als hun<br />

klasgenootjes. De groep blijft dus bij elkaar en<br />

alle kinderen krijgen dezelfde basisinstructie.<br />

Bouwstenen van effectief<br />

onderwijs, Expertis <strong>Onderwijs</strong>adviseurs<br />

Het differentiëren naar leertijd wordt ook wel<br />

convergente differentiatie genoemd.<br />

De methode-onafhankelijke spellingtoets zal<br />

voor de leerkracht geen verrassingen opleveren,<br />

hij kent zijn kinderen tenslotte goed en<br />

heeft zich gericht op de preventie van spellingproblemen<br />

door deze vroeg te signaleren<br />

en hierop effectief te reageren. De toets kan<br />

worden gebruikt om trendanalyses te maken:<br />

doe ik het als leerkracht beter dan vorig jaar,<br />

hoe doen we het als school, wat kan beter, wat<br />

doen we al heel goed?<br />

Het monitoren van de leeropbrengsten van de<br />

individuele kinderen en van de klas en school<br />

als geheel draagt bij aan een gevoel van verantwoordelijkheid<br />

voor de onderwijskwaliteit.<br />

Alle kinderen kunnen leren spellen! Kinderen<br />

op het speciaal basisonderwijs kunnen zelfs<br />

beter presteren dan hun leeftijdsgenootjes op<br />

het reguliere basisonderwijs als ze effectieve<br />

instructie en voldoende leertijd van hun leerkrachten<br />

krijgen. Iets om goed in het achterhoofd<br />

te houden.<br />

Meester Max kende de bouwstenen van effectief<br />

onderwijs. Hij wist dat enkelvoudige<br />

zinnen met spelfouten niet leiden naar een<br />

succesvolle deelname aan de maatschappij.<br />

Met schijnbaar eenvoudige middelen als een<br />

dagelijks dictee, maar met een enorme rugzak<br />

vakkennis, heeft hij heel veel kinderen een<br />

geweldige basis gegeven.<br />

Marcel Schmeier<br />

Adviseur bij Expertis <strong>Onderwijs</strong>adviseurs<br />

en leerkracht speciaal basisonderwijs.<br />

column<br />

1+1=3?<br />

Grappig, de titel van deze column. Nochtans is dit<br />

een wervend rekenkundig one-linertje van een<br />

gerenommeerd adviesbureau tijdens de roerige<br />

onderwijsjaren negentig. De bedoeling was om<br />

schooldirecteuren aan te zetten hun mogelijke<br />

fusieplannen vooral te laten ondersteunen door<br />

het adviesbureau. Persoonlijk zou ik mij door een<br />

adviesbureau dat de eenvoudigste rekensom niet<br />

eens tot een goed einde kan brengen nooit laten<br />

adviseren, maar dat is persoonlijk. Ik weet dat heel<br />

veel schooldirecteuren zich samen met het adviesbureau<br />

in het grote fusieavontuur hebben gestort.<br />

De fusiewoede in het onderwijs die zowat midden<br />

jaren negentig begon is, nog steeds niet uitgedoofd,<br />

integendeel het lijkt of het vuurtje weer<br />

wordt aangewakkerd door een gure economische<br />

wind, zo lijkt het tenminste.<br />

De universitaire wereld werd enkele weken geleden<br />

ingelicht over een voorgenomen megafusie .<br />

De voorzitters van de raden van bestuur van de<br />

universiteiten van Leiden, Rotterdam en Delft hebben<br />

met een persbericht het voornemen tot fusie<br />

bekend gemaakt. Blijkbaar is Leiden in last, Delft<br />

de naam kennisstad niet meer waardig en storten<br />

deze oudste universiteiten van het land zich in de<br />

armen van de relatief jonge Rotterdamse universiteit.<br />

Niet zo verwonderlijk want was het niet de<br />

Rotterdamse Erasmus die de hele wereld als zijn<br />

vaderland zag. Want dat blijkt één van de bedoelingen<br />

te zijn van de nieuwe giga-universiteit. Naast<br />

het ongelooflijke aantal van 50.000 studenten, is<br />

het ook de bedoeling om hoog te eindigen in de<br />

‘Shangai-ranking’ , dat vinden de Chinezen leuk.<br />

Ook zal de giga-instelling mee werken aan de oplossing<br />

van de maatschappelijke problemen zoals<br />

daar zijn de klimaatverandering en de financiële<br />

crisis. Belangrijk is het om de concurrentie aan<br />

te gaan met andere Europese universiteiten en<br />

zoals in het bedrijfsleven is het motto dan ook ‘hoe<br />

groter, hoe beter’. Erasmus indachtig wordt dan ook<br />

met enige jaloerse blik gekeken naar de universiteit<br />

van Californië die met tien campussen het lichtende<br />

voorbeeld moet zijn voor de naar mijn mening<br />

toch een beetje megalomane voorzitters van de<br />

raden van bestuur van de drie universiteiten.<br />

Weet u wat eigenaardig is? Na twintig jaar van<br />

fuseren in het onderwijs is er tot nu toe geen enkel<br />

onderzoek geweest naar de rendementen van deze<br />

fusies. Een boekenkast onderzoeken naar fusies in<br />

het bedrijfsleven en geen folio, geen a4-tje over<br />

fusies in het onderwijs van <strong>Nederland</strong>, trouwens<br />

ook niet over de fusies in de zorgsector, maar dat<br />

terzijde. Ook zonder onderzoek is het duidelijk dat<br />

een grote fusie hier ten lande tussen de hogeschool<br />

van Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam,<br />

kortnieuws column<br />

niet probleemloos verloopt. De studenten zijn niet<br />

tevreden, er heerst een financiële chaos en de bureaucratie<br />

is enorm. Aangezien de voorzitters van<br />

de raden van bestuur hun universiteit zien als een<br />

bedrijf, mogen we natuurlijk ons oor te luisteren<br />

leggen bij de deskundigen die de bedrijfsfusies<br />

hebben onderzocht. Als eerste stuiten we op een<br />

onderzoek naar de Universiteit van Rome, een<br />

universiteit ontstaan uit een fusie en in het bezit<br />

van tienduizenden studenten. ‘Rome’ staat bekend<br />

als de meest inefficiënte universiteit in Europa waar<br />

de kwaliteit van onderzoek en onderwijs in een snel<br />

tempo achteruit holt en waar de studenten zich<br />

niet meer in herkennen. Groot, groter, grootst is<br />

ook in het bedrijfsleven geen garantie voor succes.<br />

De meest vooraanstaande Amerikaanse universiteiten<br />

tellen niet meer dan negenduizend studenten.<br />

Dit blijkt de meest efficiënte grootte te zijn.<br />

Ook is het zo dat ‘groter groeien’ door fusies de<br />

student-staf-ratio meer dan uit evenwicht brengt.<br />

Hierdoor stijgen de overheadkosten, immers<br />

bestuursleden moeten meer werk verzetten en<br />

zullen hiervoor ondersteuners binnen halen die<br />

op zichzelf dan ook weer aan aantal taken zullen<br />

delegeren waardoor de staf steeds groter wordt.<br />

Een fusie laat zich niet zomaar dwingen en is meer<br />

dan het tekenen van een ‘letter of intent’ of een<br />

‘memorandum of understanding’. Een fusie is vooral<br />

het laten samenwerken van verschillende mensen<br />

uit verschillende culturen met ieder een eigen zicht<br />

op zijn of haar professie.<br />

Conclusie van dit alles. Het is al jaren bekend dat<br />

het merendeel van de fusies uitdraaien op een<br />

mislukking, zeven van de tien fusies kosten meer<br />

geld dan dat ze ooit opbrengen, vijftien procent<br />

draait uit op een regelrechte ramp, de meeste<br />

fusies draaien uit op kapitaalsvernietiging en alleen<br />

banken, advocaten en adviseurs verdienen er aan.<br />

De voorzitters van de raden van bestuur willen<br />

ons er van overtuigen dat de fusie gestoeld is op<br />

basis van rationele strategische en economische<br />

motieven. Over de minder rationele motieven<br />

zoals bij voorbeeld het 'bestuurders-ego', waarbij<br />

men zich door het plegen van fusies een plaats<br />

in de geschiedenisboeken verwerft en bepaalde<br />

bonusregelingen incasseert wordt niet gerept.<br />

Topbestuurders die vinden dat ze alleen maar de<br />

grote lijnen hoeven uit te zetten, zijn vaak te trots,<br />

te arrogant, bang, en te veel naar binnen gekeerd<br />

om een fusie van deze omvang in goede banen te<br />

leiden. De gevolgen hiervan voor de <strong>Nederland</strong>se<br />

wetenschappelijke onderwijswereld kunnen enorm<br />

zijn. Daarom, 1+1= NOOIT 3, niet doen!<br />

Jesse Jeronimoon<br />

<strong>Vakwerk</strong> december 2011 <strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

7


Doekle Terpstra:<br />

BON heeft meer gelijk gehad dan ik aanvankelijk gedacht heb<br />

Vanaf het moment dat Doekle Terpstra voorzitter van bestuur<br />

van de hogeschool Inholland werd, ging er een andere wind<br />

waaien. Dat kwam tot uiting in een interview onlangs in de<br />

Volkskrant waarin Terpstra onder meer zei: “Ik heb niet gedacht<br />

dat ik dit ooit zou zeggen maar BON heeft meer gelijk gehad dan<br />

ik aanvankelijk gedacht heb”. Dat was een belangrijke reden om<br />

in gesprek te gaan met Terpstra. Ik sprak hem in de lobby van<br />

een hotel in ’s-Hertogenbosch.<br />

B: Je bent nu voorzitter van het CvB van Inholland. Hoe bent u<br />

toch op die stoel terecht gekomen?<br />

DT: “Na al die publicaties over Inholland werd ik, als voorzitter<br />

van de HBO-raad, gevraagd wat ik daarvan vond en hoe ík dat zou<br />

oplossen. Met die vraag was ik op zich best wel gelukkig. Ik zei dat<br />

er z.s.m. een nieuwe interimmer en een nieuwe RvT moest worden<br />

aangesteld op die school. In het gesprek kreeg ik echter het gevoel in<br />

een soort fuik te lopen. Ik kreeg steeds meer in de gaten dat het niet<br />

over een ander ging die de problemen zou gaan oplossen maar over<br />

mij. In het beruchte weekend waarbij de top van IH aftrad, werd<br />

ik gebeld met de vraag of interim-voorzitter van bestuur van IH<br />

wilde worden, of ik de klus wilde klaren. Ik ging vrijdag naar huis<br />

en maandag was ik voorzitter van IH. Ik had nooit gedacht dat ik<br />

het zou kunnen, de operationele leiding hebben van een hogeschool.<br />

Maar tot mijn verbazing vind ik het fantastisch om te doen. Ik vind<br />

interview<br />

het voor de hogeschool een geweldige tragiek dat het zo is gelopen<br />

maar voor mezelf vind ik het een cadeautje.<br />

Ik trof in november vorig jaar een in toenemende mate onbestuurbaar<br />

rakende hogeschool aan. Er was crisis in de hele top van de<br />

organisatie. De publieke druk werd steeds groter; men wist niet wat<br />

te doen. Er heerste bestuurlijke paniek”.<br />

B: Maar u was toch voorzitter van de HBO-raad. Dat zag u toch<br />

gebeuren. Dat had u toch moeten hebben zien aankomen?<br />

DT: “Als voorzitter van de HBO-raad bemoei je je niet met het besturen<br />

van scholen. En als je je ermee bemoeit, doe je dat achter de<br />

deuren, niet voor de deuren. Als Guusje ter Horst nu zou zeggen wat<br />

ik zou moeten doen, zou ik haar de deur wijzen”.<br />

B: Een van uw eerste uitspraken als bestuurder van Inholland was<br />

dat u de hogeschool als een CEO zou besturen. Dat heeft bij BON,<br />

in de politiek en elders in het land zeer gefronste wenkbrauwen<br />

opgeleverd.<br />

DT: “Van die uitspraak heb ik spijt gehad omdat het heel anders<br />

is overgekomen dan ik had bedoeld. In het vorige college was het<br />

bestuur verdeeld. Een deel had een “bypass” gemaakt naar de RvT<br />

buiten de voorzitter van bestuur om. En dat kan niet. Dat zou mij<br />

niet overkomen Ik heb die opmerking gemaakt omdat bijvoorbeeld<br />

in een commerciële organisatie vaak één persoon de uiteindelijke<br />

besluiten neemt. Ik wilde dat ook; dat was mijn belangrijkste eis. Ik<br />

wilde bij Inholland zelf bepalen hoe ik de problemen op zou lossen.<br />

Dat is wat ik met die opmerking bedoelde. Maar ik heb het wel<br />

geweten met die opmerking. Met name jullie en de politiek hebben<br />

dat meteen opgepakt”.<br />

B: Toen stapte u hogeschool Inholland binnen…<br />

DT: “Ik heb me de eerste weken kapot gewerkt. Ik had geen idee<br />

waar ik moest beginnen. Ik moest als de wiedeweerga twee collega’s<br />

vinden om de zaak te runnen; een bijna onmogelijke klus in zo’n<br />

korte tijd. Maar ik had geluk om twee goede en beschikbare mensen<br />

te vinden: Kees Rutten uit het CvB van de VU en Lieteke van Vught<br />

een vrouw van 68 met veertig jaar onderwijs(management)ervaring,<br />

iemand die het onderwijs door en door kent; docent geweest,<br />

teamleider, you name it. Ik vind het een groot wonder dat wij met<br />

z’n vieren, want de secretaris hoort er ook bij, elkaar zowel persoonlijk<br />

als professioneel gevonden hebben.<br />

B: Even terug naar die HBO-raad. De indruk bestaat, dat zei u<br />

trouwens zelf in de Volkskrant, dat u nu anders tegen het onderwijs<br />

aankijkt dan toen u voorzitter van de HBO-raad was. Wat is er<br />

in die korte tijd met u gebeurd?<br />

DT: “Ik ben op een andere manier naar het onderwijs gaan kijken<br />

omdat ik nu het onderwijs doorleef, Ik zie wat er gebeurt. De dynamiek<br />

van zo’n hogeschool met al die studenten is totaal iets anders<br />

dan in een bestuurlijke wereld een koepel leiden”.<br />

8 <strong>Vakwerk</strong> december 2011 <strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

9


B: Maar die koepel bestaat toch uit bestuurders van hogescholen.<br />

Die zouden toch die dynamiek die u nu ervaart, toch ook moeten<br />

overbrengen in die raad. Als het niet om de praktijk van het<br />

onderwijs gaat in zo’n koepel dan snapt u toch ook wel dat BON een<br />

voorstander is van het afschaffen van die in haar ogen nutteloze laag.<br />

DT: “Ik ben het niet met jullie eens. Je zult toch een representatie<br />

van bestuurders van scholen moeten hebben om allerlei zaken die<br />

alle scholen aangaan in een keer te regelen”.<br />

B: Maar dat is niet waar wij moeite mee hebben. Wij maken bezwaar<br />

tegen het feit dat de sectorraden dan weer de besturen vertegenwoordigen<br />

en dan weer de leraren van wie ze nooit mandaat<br />

hebben gekregen om dat te doen terwijl zij zich bij Cao-onderhandelingen<br />

als werkgever gedragen en de belangen van bestuurders<br />

behartigen, niet van medewerkers.<br />

DT: “De HBO-raad is een werkgeverskoepel en geen werknemersorganisatie”.<br />

B: Dan moet de HBO-raad zich ook niet profileren als vertegenwoordiger<br />

van scholen richting politiek en anderen maar van<br />

besturen los van de vraag of je die bestuurders wel werkgever mag<br />

noemen. Als docent voel ik me door die club niet vertegenwoordigd.<br />

Volgens mij bestaat de school uit docenten en studenten en<br />

een bestuur faciliteert, niet omgekeerd. Maar goed, dat is een andere<br />

discussie. We gaan terug naar Inholland. Wat was het eerste<br />

wat u daar deed.<br />

DT: “Ik heb eerst een ronde langs de vele velden en de locaties<br />

gemaakt en na een maand nog een keer. Ik wilde zien, voelen en<br />

ruiken wat er speelt. Ik ging gesprekken met docenten en studenten<br />

aan. Dat was een ongelooflijke rijke ervaring voor mij. Ik werd<br />

deelgenoot gemaakt van een wereld die ik niet kende”.<br />

B: Wat trof u daar aan?<br />

DT: “Ik trof een hogeschool aan, die er niet best aan toe was. In de<br />

beeldvorming was de hogeschool veel onrecht aangedaan vond men.<br />

Men voelde zich geknipt en geschoren. Op verjaardagsfeestjes moesten<br />

zij zich bijna generen om te zeggen dat zij bij Inholland werken.<br />

Daarnaast trof ik een organisatie aan die erg stafgedreven was en<br />

niet onderwijsgedreven, die heel erg top down was in de communicatie<br />

en organisatie. Docenten hadden voortdurend de klacht dat ze<br />

geen eigenaar waren van hun vak. Daarom konden en wilden zij de<br />

verantwoordelijkheid voor de inhoud niet nemen. <strong>Onderwijs</strong> was<br />

secundair geworden.<br />

Er was ook een cultuur ontstaan van afstand. Het onderlinge vertrouwen<br />

was weg. Er zat een enorme kloof tussen de werkvloer en<br />

het management. Ik ben daarom meteen met de open-deurstrategie<br />

begonnen. De sfeer van vertrouwen en huiselijkheid moest terug. Ik<br />

ben rondetafelgesprekken gaan houden en koffie gaan drinken met<br />

iedereen”.<br />

B: Wat heeft u toen gedaan.<br />

DT: “Ik dacht, ik ga de confrontatie niet uit de weg. Ik ga studentenavonden<br />

organiseren. Hoewel het heel veel opgeleverd heeft, heb<br />

ik het wel geweten. Ik had gehoopt dat die avonden een nieuwe brug<br />

van vertrouwen zouden creëren. Maar de woede, de boosheid was<br />

groter dan ik dacht. Ik was te optimistisch. Ik was blij dat de stoelen<br />

in de zaal vastzaten anders had ik er vast eentje naar mijn hoofd<br />

geslingerd gekregen”.<br />

B: U zou de indruk kunnen krijgen dat wat u bij Inholland heeft<br />

ervaren uniek is. Maar wij durven als BON te stellen dat de situ-<br />

atie exemplarisch is voor het hbo in <strong>Nederland</strong>. Andere bestuurders<br />

spreken dat uit alle macht tegen. Hoe staat u hierin?<br />

DT: “Ik wil alleen over mijn hogeschool praten en ik heb nogal wat<br />

gezegd. Maar door wat er bij ons is gebeurd, zijn heel wat onvolkomenheden<br />

van het onderwijsstelsel aan de oppervlakte gekomen.<br />

Zo is de rol van de Inspectie veranderd en wij hebben de politieke<br />

agenda bepaald. Zijlstra heeft maatregelen getroffen die voor de<br />

hele sector gelden naar aanleiding van wat er bij ons is gebeurd”.<br />

B: Er zijn toch leukere manieren om de politieke agenda te bepalen,<br />

dunkt me. Er is toch een Wet op het Hoger <strong>Onderwijs</strong> en<br />

Wetenschap (WHW, red.)?<br />

DT: “Ja dat klopt. Docenten bleken niets met die wet te hebben. Die<br />

wilden met hun vak in de klas bezig zijn. Maar de wet moet wel<br />

leidend zijn. Ik vraag me zelfs af bij welke hogeschool dat wel zo is.<br />

De wet is niet iets waar je last van moet hebben, aldus mijn medebestuurder,<br />

Lieteke. De wet bepaalt jouw professioneel kader. Daar<br />

moet het over gaan. De WHW staat dus nu bij ons voortaan in de<br />

introductie van docenten”.<br />

B: U zegt dat de docent geen professionele ruimte meer had. Verklaart<br />

u zich nader.<br />

DT: “Op dit punt hadden jullie het volkomen bij het rechte eind.<br />

Op inhoud hebben jullie meer gelijk gehad dan ik gedacht had. De<br />

manier waarop jullie dat verkondigden, daar kun je van mening<br />

over verschillen. Ik heb jullie als voorzitter van de HBO-raad nogal<br />

eens bestreden als het gaat om jullie rol in het maatschappelijk debat.<br />

Maar ik heb mij gecorrigeerd in mijn opvattingen. Het moment<br />

waarop het voor mij volstrekt helder werd, was dat ik geconfronteerd<br />

werd met het feit dat wij geen locatiedirecteuren hadden. Dat<br />

kon niet. Toen wilden de directeuren externe betrekkingen die functie<br />

hebben. Toen viel bij mij het kwartje. Deze directeuren hebben<br />

geen band met onderwijs, die mochten dus nooit locatiedirecteur<br />

worden. <strong>Onderwijs</strong> moet absoluut leidend zijn. Dat was het dus<br />

niet, we zijn immers een onderwijsinstelling. Het is dus lang niet<br />

over onderwijs gegaan”.<br />

B: Maar door juist deze denkwijze zijn docenten gedeprofessionaliseerd<br />

en gemaakt tot uitvoerders van plannetjes van bestuur en<br />

management. Hoe wilt u dat nu terugdraaien.<br />

DT: “Bij mij begint het al met onderwijsmensen als directeur te<br />

benoemen. De erkenning van het meesterschap van de docent komt<br />

terug en de student-docentratio gaat omlaag. Samen met hun<br />

opleidingsmanager moeten zij het onderwijs inrichten. De ondersteunende<br />

diensten moeten weer honderd procent het onderwijs<br />

faciliteren. Maar eigenaarschap betekent ook verantwoordelijkheid<br />

en verantwoording”.<br />

B: Dus de docent gaat weer bepalen wat er in zijn klas gebeurt.<br />

DT: “Dat is precies de bedoeling. Wij komen niet meer met een<br />

overkoepelend onderwijsconcept. Docenten bepalen samen met<br />

hun opleidingsmanager hoe zij het onderwijs inrichten. De echte<br />

verantwoordelijkheid voor de inhoud ga ik nu weer bij de docent<br />

en zijn team leggen. Wij gaan teams geen competentieonderwijs<br />

meer voorschrijven. Dat onderwijstype dat kan niet, het werkt<br />

ook niet. Je kunt niet een didactiek opdringen; dat doe je niet met<br />

professionals. Je kunt ook niet een voor-elk-wat- wilsopleiding<br />

presenteren, je als school volledig gaan aanpassen aan wat voor en<br />

hoe studenten onderwijs willen ontvangen. Bovendien hebben wij<br />

een kwetsbare studentenpopulatie, veel allochtonen, die naast een<br />

duidelijke onderwijsinhoud heel veel structuur en duidelijkheid<br />

“Ik ben op een andere manier naar<br />

het onderwijs gaan kijken omdat ik nu het<br />

onderwijs doorleef, Ik zie wat er gebeurt.”<br />

10 11<br />

<strong>Vakwerk</strong> december 2011 <strong>Vakwerk</strong> december 2011


nodig hebben. En dat is wat we et moeten geven. Maar dat wil niet<br />

zeggen dat componenten van het competentiegericht onderwijs niet<br />

meer bruikbaar zijn”.<br />

B: Docenten moeten volgens u weer leidend zijn in de organisatie.<br />

Maar onderwijsinstellingen zijn er helemaal niet meer op<br />

ingericht, er lopen te veel minder gekwalificeerden rond. Door<br />

bijvoorbeeld het competentiegericht onderwijs zijn er veel lieden<br />

het onderwijs binnengehaald die eigenlijk geen docent zijn maar<br />

coach of iets dergelijks.<br />

DT: “Dat weet ik maar dat kun je niet in enkele maanden terugdraaien.<br />

Zoals u weet, zijn wij serieus naar ons personeel aan het<br />

kijken. Twee jaar geleden bijvoorbeeld, had ik nooit gedacht dat ik<br />

zo’n gesprek met u zou voeren. Maar hier zitten we dan; er kan veel<br />

snel veranderen”.<br />

B: De laatste vijftien jaar zijn onderwijsinstellingen als dollen<br />

gaan fuseren, in eerste instantie gestimuleerd door de overheid.<br />

Dat heeft gezorgd voor vrijwel onbestuurbare mologgen van<br />

scholen. Defuseren zou een oplossing kunnen zijn. Wat vindt u<br />

daarvan?<br />

DT: “Wij hebben bij Inholland serieus gesproken over een juridische<br />

defusering. We hebben uitgezocht of de acht tot negen locaties<br />

eigenstandig verder zouden kunnen gaan. Maar dat was niet realistisch<br />

omdat de kosten-batenanalyse die wij erop loslieten, aangaf<br />

dat het onhaalbaar is. Je bent jaren bezig met de boedelscheiding<br />

en allerlei andere ingewikkelde zaken en dat betekent dat je jaren<br />

weer niet bezig bent met onderwijs. Bovendien hebben wij nu de<br />

bedrijfsuitvoering op orde en dat zouden wij dan weer helemaal<br />

teniet doen. De organisatie is wel veel te groot maar daar werken<br />

wij aan. Met defuseren zouden we het kind met het badwater weggooien”.<br />

B: Maar bent u in algemene zin tegen het fuseren van schoolorganisaties?<br />

DT: “Neen, ik ben niet tegen fuseren van schoolorganisaties maar ik<br />

ben in toenemende mate wel van mening dat je eisen moet stellen aan<br />

fuseren, bijvoorbeeld het hanteren van de menselijke maat. De kunst<br />

is dat je kleinschalig onderwijs organiseert. Inholland moet niet geassocieerd<br />

worden met de derde etage in Den Haag waar het CvB zit<br />

maar met de eigen locatie. Op onze school moet er dus een absolute<br />

paradigmashift plaatsvinden”. Het hele denken moet veranderen”.<br />

B: Tot slot, hoe staat u tegenover de maatregel van staatssecretaris<br />

Zijlstra om voor het hbo voor kernvakken een minimum eindniveau<br />

en centrale toetsing vast te stellen?<br />

DT: “Ik heb geen bezwaar tegen zogenaamd toetsen op het eindniveau.<br />

We zouden een voorbeeld moeten nemen aan de accountancyopleidingen<br />

waar branchebreed de normen zijn vastgelegd. Dat<br />

is daar prima geregeld. Maar je kunt niet voor de meer dan 1000<br />

hbo-opleidingen in <strong>Nederland</strong> normen gaan bepalen”.<br />

B: Dat is ook niet de bedoeling van de staatssecretaris. Die wil<br />

typen opleidingen clusteren en daar voor de kernvakken een eindniveau<br />

vaststellen. Daar is toch niets op tegen?<br />

DT: “Ik ga niet met de rug tegen zo’n voorstel staan. Als je dat inderdaad<br />

clustert, dan zou je gemakkelijk, kijk maar naar de opleidingen<br />

accountancy, een gezamenlijke kennisbasis kunnen vaststellen<br />

die op het eind van de opleiding centraal getoetst wordt. Dat zou bij<br />

de meer gespecialiseerde opleidingen bijvoorbeeld nu al kunnen”.<br />

Nogmaals, we moeten niet met de rug naar dit voorstel gaan staan.<br />

We moeten dit serieus overwegen”.<br />

Red: In het voorjaar van 2012 houdt BON haar jaarsymposium in hogeschool<br />

Inholland. Dat was zelfs vorig jaar nog, ondenkbaar geweest.<br />

PTH Motorvoertuigentechniek zet zwaar in op<br />

klassenmanagement, groepsdynamica, psychologie<br />

en aanverwante zaken<br />

Op de site van PTH Windesheim staat:<br />

De PTH technische lerarenopleidingen leren<br />

je alles over techniek en hoe je anderen daarin<br />

Er zijn in <strong>Nederland</strong> veel lerarenopleidingen. Over het niveau<br />

daarvan en over de bij deze opleidingen aangeleerde metho-<br />

dieken bestaan uiteenlopende meningen. Voor dit interview<br />

vroeg <strong>Vakwerk</strong> twee deeltijdstudenten naar hun ervaringen met<br />

de PTH Windesheim in Zwolle. De geïnterviewden zijn sinds één<br />

respectievelijk vier jaar actief als docent Techniek bij IVA Drie-<br />

bergen. Aan Windesheim zijn zij sinds twee jaar bezig om hun<br />

onderwijsbevoegdheid te behalen. Naast praktische ervaring<br />

op het gebied van (auto)techniek hecht de IVA namelijk grote<br />

waarde aan de bevoegdheid van haar techniekdocenten.<br />

wegwijs maakt. Als je de opleiding hebt afgerond<br />

ben je een technisch specialist met sterke<br />

sociale, communicatieve en leidinggevende<br />

vaardigheden. Hierdoor kun je niet alleen aan<br />

de slag als leraar, maar ook als technisch trainer<br />

of leidinggevende in het bedrijfsleven.<br />

Deze aanbeveling roept een aantal vragen op,<br />

zoals:<br />

1) Wat is “alles over techniek”?<br />

2) Dat leidinggeven, kun je dat leren? Hoe is de tijd<br />

verdeeld tussen leiding leren geven, leren communiceren,<br />

sociaal leren zijn en techniek?<br />

3) Wat krijg je mee op het gebied van vakkennis?<br />

4) Wat is het niveau van de opleiding?<br />

5) Wat zijn de omstandigheden/condities waaronder<br />

de opleiding plaatsvindt?<br />

In dit interview beantwoorden de beide studenten<br />

deze vragen.<br />

Leer je “alles over techniek”?<br />

“Na afloop van de opleiding moet je niet de<br />

illusie hebben dat je technisch specialist bent,<br />

daarvoor is de diepgang van de stof niet<br />

voldoende.”, zegt student Niels. Hij is een van de<br />

studenten aan de deeltijd-PTH Motorvoertui-<br />

12 <strong>Vakwerk</strong> december 2011 13<br />

<strong>Vakwerk</strong> december 2011


gentechniek.“Deze opleiding biedt een mix van<br />

technische vakkennis en onderwijskundige lessen.<br />

De gemiddelde leeftijd van de studenten is<br />

30-35 jaar, de meesten hebben een monteursachtergrond.<br />

Anderen komen bijvoorbeeld uit<br />

de ICT; de bindende factor is dat het gaat om<br />

technisch georiënteerde mensen.”<br />

Bij Windesheim is de deeltijd-PTH opgedeeld in<br />

diverse vakgebieden zoals bouwkunde, elektro,<br />

motorvoertuigentechniek. De PTH kent ook<br />

een voorbereidend jaar met daarin wiskunde,<br />

<strong>Nederland</strong>s en natuurkunde. De ervaring leert<br />

dat het instroomniveau op deze vakken meestal<br />

niet voldoende is. De instroom heeft namelijk<br />

vooral een mbo-achtergrond. Volgens zeggen<br />

van Windesheim had het voorbereidend<br />

jaar Niels moeten voorbereiden op de HTS<br />

Autotechniek maar dat bleek toch niet zo te zijn<br />

“want het wiskundeniveau is niet hoog genoeg”.<br />

Volgens Cees, de andere IVA-docent die aan<br />

de deeltijd-PTH studeert, betekent“Alles over<br />

techniek”:“Je krijgt een opleiding in een vakspecialisme<br />

zoals – in ons geval – motorvoertuigentechniek.<br />

Dat omvat bij deze opleiding<br />

de werking van het motorvoertuig en al zijn<br />

componenten. Het hele eerste jaar gaat het<br />

uitsluitend over onderstellen met de volledige<br />

bijbehorende theorie en het tweede jaar zijn<br />

de verbrandingsmotoren aan de beurt. De<br />

uitvoerige behandeling van de stof geeft een<br />

goed inzicht in de werking van componenten.<br />

Daardoor ben je steeds beter in staat om zaken<br />

straks aan je leerlingen uit te leggen.“<br />

Het is Niels en Cees opgevallen dat in de<br />

vaktechnische lessen de uitleg aan de hand van<br />

vele rekenvoorbeelden gebeurt. Dat past goed<br />

bij de technische achtergrond van de deelnemers:<br />

voor hen geldt‘meten is weten’. Daarbij<br />

heeft de docent voor het eerste en tweede jaar<br />

bewust geen gebruik gemaakt van compententiegerichte<br />

lesmethoden. Over het derde<br />

lesjaar kunnen beiden nog geen uitspraak doen<br />

omdat ze daar net aan zijn begonnen.<br />

Als geheel waarderen Niels en Cees de technische<br />

vakkennis als“mbo4++”, dus voldoende<br />

voor opleiding motorvoertuigentechniek.<br />

Tijdens de opleiding zijn ze ook een avond bij<br />

de HTS Autotechniek geweest – de bakermat<br />

van een van de PTH-docenten. Daar hebben<br />

ze kunnen zien dat het vakgebied nog veel<br />

diepgaander behandeld kan worden, inclusief<br />

onderzoek naar bijvoorbeeld brandstoffen. Hoe<br />

interessant ook, gaat die kennis veel te diep<br />

voor de leerlingen aan wie de deelnemers van<br />

de deeltijd-PTH les geven.<br />

Dat leidinggeven, kun je dat leren? Hoe is de<br />

tijd verdeeld tussen leiding leren geven, leren<br />

communiceren, sociaal leren zijn en techniek?<br />

Met name onderwijskundige docenten geven<br />

niet altijd het goede voorbeeld waar het gaat<br />

om communicatie en leiding geven. Studenten<br />

krijgen vaak niet de concrete informatie die<br />

ze zouden willen hebben. Er wordt‘coachend’<br />

leiding gegeven door veel in projectvorm te<br />

laten werken. Dat gebeurt (soms) onder regie<br />

van een technisch docent, andere keren niet.<br />

Cees en Niels:“Waar de technische vakkennis<br />

zeer gestructureerd en met bewijs onderbouwd<br />

wordt aangeboden, geldt dat in veel mindere<br />

mate voor de vakdidactische kennis. Een voorbeeld<br />

daarvan is dat de lessen <strong>Onderwijs</strong>kunde<br />

gedurende de lesjaren slechts 1 theorietoets<br />

kennen. Wel zijn er veel verslagen te maken met<br />

lesvoorbereidingsformulieren. Het zelf opzetten<br />

van lesvoorbereidingsformulieren is op zichzelf<br />

wel een heel nuttige activiteit. Het dwingt je<br />

om goed na te denken over de volgorde en<br />

opbouw van je lessen. Daar word je een betere<br />

docent van.”<br />

Leidinggeven is‘sec’niet te leren, daarvoor<br />

is een zekere aanleg nodig. De aangereikte<br />

elementen geven wel mogelijkheden om<br />

bestaande leidinggevende vaardigheid te<br />

ontwikkelen. Tegelijk vinden de beide geïnterviewden<br />

dat er weinig tijd om ervaringen<br />

onderling uit te wisselen en elkaar daarmee<br />

te helpen. Daarbij komt ook de vraag op of de<br />

stagetijd van 40 uur in drie studiejaren eigenlijk<br />

wel voldoende is. Cees trekt de vergelijking met<br />

het rijbewijs:“Als je je rij-exeman hebt voltooid,<br />

ga je pas leren rijden.”<br />

Een ander punt is dat de onderwijskundige<br />

vakken ongeveer driekwart van de zelfstudietijd<br />

beslaan , terwijl de feitelijke lessen de helft van<br />

de tijd beslaan (steeds 1 van de 2 wekelijkse<br />

lesavonden). De oorzaak is dat men studenten<br />

steeds zelf het wiel laat uitvinden. Achteraf<br />

komt er dan commentaar op een (reflectie)<br />

verslag omdat het niet aan de normen voldoet.<br />

Maar die normen zijn niet altijd duidelijk. Niels<br />

geef een voorbeeld:“Een reflectieverslag van<br />

het project dynamische leeromgeving werd<br />

afgekeurd want de bijbehorende handleiding<br />

bleek andere eisen te stellen aan het reflectieverslag<br />

dan bij andere projecten. Strikt<br />

genomen hadden we dat uit deze handleiding<br />

kunnen destilleren, maar tegelijk lijkt het toch<br />

logisch dat de eerder gehanteerde eisen ook<br />

voor dit verslag zouden gelden. Niet dus.”<br />

Het vak Klasmanagement waarderen de beide<br />

heren als prima. De stof is in tien hoofdstukken<br />

verdeeld. Er zijn tien groepen geformeerd die<br />

elk een hoofdstuk aan de gehele klas hebben<br />

gepresenteerd. Cees:“Het leereffect is goed: we<br />

leren van elkaar, doen ervaring opdoen met<br />

presenteren, en er is onderling actief lesfeedback<br />

(tips en tops) gegeven.”<br />

Wat krijg je mee op het gebied van vakkennis?<br />

Ook op dit gebied vinden Cees en Niels de<br />

opleiding niet optimaal aansluiten bij hun verwachtingen.“Er<br />

is veel te weinig nadruk gelegd<br />

op het geven van presentaties.”, zegt Niels,<br />

“Toen we daarover begonnen was de reactie<br />

een beetje van‘daar moet je zelf over beginnen’,<br />

maar ik verwachtte dat de opleiding mij<br />

opdrachten geeft. Tot het geven van presentaties<br />

en lessen.”<br />

Wat men vindt ontbreken is een concreet<br />

systeem hoe je een les moet opbouwen. Er zijn<br />

wel veel interessante elementen, bijvoorbeeld<br />

over de ontwikkelingspsychologie van adolescenten,<br />

maar je moet zelf uitzoeken hoe je dat<br />

in een les verwerkt.<br />

Wat is het niveau van de opleiding?<br />

Cees:“De exacte docenten zijn de‘old school’<br />

docenten die degelijk les geven: theorie –<br />

praktijk – oefenen – toetsen. Deze werkwijze<br />

geeft een glashelder referentiekader voor het<br />

begrijpen van de stof. Maar bijvoorbeeld bij<br />

Vakdidactiek is het onduidelijk: waarom een verslag<br />

opeens een extreem hoog cijfer krijgt. De<br />

onderbouwing van dit cijfer ontbreekt dus het<br />

blijft onduidelijk wat er nou zo goed aan was.”<br />

Er zitten ook verschillen tussen de docenten.<br />

De ene docent geeft punten ter verbetering,<br />

de ander niet. Een groot bezwaar vinden beide<br />

studenten dat hulpvragen vaak worden ontweken.<br />

Je wordt wel een richting in geduwd maar<br />

concrete aanwijzingen krijg je niet. Dat geeft<br />

een wat ongemakkelijk gevoel. Cees heeft ter<br />

illustratie van dit ongemakkelijke gevoel bij presentaties<br />

het CGO-filmpje van Koefnoen laten<br />

zien. Een geste die overigens niet op instemming<br />

van alle docenten kon rekenen.<br />

Niels onderstreept dat concrete ondersteuning,<br />

ook bij de onderwijskundige onderwerpen,<br />

nuttig en nodig is. Deeltijdstudenten zitten<br />

krap in de tijd dus die willen graag concrete<br />

ondersteuning. Ook hier ervaart het onderwijs<br />

regelmatig als‘zoek maar uit-onderwijs. Zelfstudie<br />

op zichzelf vindt hij prima, maar maak alles<br />

uiteindelijk wel concreet, is zijn boodschap.“Wij<br />

kregen voor het Project Dynamische Leeromge-<br />

ving een projectbeschrijving van 30-40 pagina’s<br />

met veel wollige tekst. Maar wat ontbrek was<br />

een concrete lijst met beoordelingspunten voor<br />

het project. Die beoordelingspunten zaten wel<br />

verstopt in de tekst.”<br />

Deze competentiegerichte insteek past echter<br />

maar heel matig bij de studenten. De studentenpopulatie<br />

loopt uiteen van automonteur<br />

tot een ICT-specialist die zich wil omscholen.<br />

Kortom: allemaal technische mensen die graag<br />

concrete informatie ontvangen. Het Project<br />

Dynamische Leeromgeving moest nagaan in<br />

hoeverre CGO op de eigen‘onderzoeksschool’<br />

ingevoerd is. Een opgezet Innovatieteam heeft<br />

hiervoor een onderzoeksopzet opgebouwd. Die<br />

opzet werd achteraf onderuit gehaald op grond<br />

van door de groep anders geïnterpreteerde<br />

normen (lees: de onduidelijke opdracht). Hierbij<br />

ervaren beide studenten ook enig ontwijkgedrag<br />

van de betrokken docenten. Daarnaast<br />

zijn gedurende project beoordelingsnormen<br />

ook bijgesteld. Dat is positief uit te leggen als<br />

‘luisteren naar de klant’maar tegelijk geeft het<br />

onduidelijkheid over de te volgen route.<br />

Wat zijn de omstandigheden/condities waaronder<br />

de opleiding plaatsvindt?<br />

De deeltijd-PTH lijkt niet goed in te schatten<br />

hoeveel tijd studenten nodig hebben voor<br />

de zelfstudie. De‘deeltijders’hebben immers<br />

een volle baan en meestal ook kinderen. Dan<br />

is een minor waarvoor van september tot en<br />

met maart 840 SBU’s zijn ingeroosterd wel een<br />

zware dobber!<br />

Inmiddels lijkt de opleiding trouwens wel meer<br />

rekening te willen houden met de belangen<br />

van de student. Illustratief is dat de ingestelde<br />

studentenraad veel deeltijdstudenten bevat.<br />

De fysieke omstandigheden van de deeltijd-<br />

PTH Windesheim zijn goed in orde. Cees:“Alle<br />

lokalen zijn altijd toegankelijk, dus je kunt daar<br />

ook ’s avonds groepsvergaderingen houden.<br />

Dat is heel gemakkelijk omdat we studenten<br />

uit alle windstreken in de klas hebben.”Over de<br />

administratie zijn beiden zeer tevreden. Niels:<br />

“Administratief is alles goed in orde en bovendien<br />

is deze afdeling zeer hulpvaardig, mocht<br />

er al een foutje zijn gemaakt. Opmerkelijk is wel<br />

het ontbreken van praktijkruimtes voor motorvoertuigen.<br />

Andere PTH’s zoals houtbewerking<br />

en electronica hebben die weer wel. Misschien<br />

is dat stieken ook wel de reden dat de PTH Motorvoertuigentechniek<br />

zwaar inzet op klassenmanagement,<br />

groepsdynamica, psychologie en<br />

aanverwante zaken.”<br />

Marten Hoffmann<br />

14 <strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

<strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

15


Uit de <strong>Onderwijs</strong>bubbel (verschijnt medio december)<br />

voorpublicatie<br />

De pedagogische centra,<br />

stoottroepen van de vernieuwing?<br />

De afgelopen decennia ging er een wals over het onderwijs.<br />

Die machine begon te rollen in 1969. Het leek erop of politici,<br />

onderwijskundigen, schoolbesturen, grote onderwijsinstituten<br />

en de inspectie een grote samenzwering begonnen waren om<br />

alles wat vertrouwd was in het onderwijs af te breken. Er moest<br />

en zou vernieuwd worden. En wie daaraan niet meedeed was<br />

een conservatieve sukkel die de tekenen des tijds niet verstond.<br />

Steeds ging die boodschap gepaard met de opmerking dat er<br />

een eind moest komen aan de leraar die koning was in zijn klas.<br />

De leerling zou centraal moeten staan, het ging om competenties,<br />

kennis was niet nodig. Want er was een nieuw soort leerling<br />

opgestaan, de Generatie Einstein, de Netgeneratie, zei Sjoerd<br />

Slagter, voorzitter van de VO-raad . De VO-raad is de overkoepelende<br />

belangenorganisatie die vooral opkomt voor de belangen<br />

van grote besturen die ver van de werkvloer staan. Deze nieuwe<br />

leerling had geen behoefte aan leraren die hem wel zouden vertellen<br />

wat hij zou moeten leren. Dat bepaal ik zelf wel, dacht die<br />

leerling, ik ben de regisseur van mijn eigen leerproces. En daarin<br />

zou de leraar hoogstens als coach kunnen optreden.<br />

16 <strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

<strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

17


voorpublicatie<br />

Het duurde even voor de leraren door hadden dat al die vernieuwingen niet<br />

op enige wetenschappelijke onderbouwing gebaseerd waren. Ze werden<br />

overdonderd door nieuwe begrippen als studiehuis, door de suggestie dat<br />

ict een revolutie zou gaan betekenen, door termen als competentiegericht-<br />

heid, portfolio’s en assessments. En vervolgens werden die leraren op school<br />

bij elkaar geroepen omdat er een legertje deskundigen verscheen dat fron-<br />

taal met PowerPointpresentaties kwam toelichten wat ze in hun koffertjes bij<br />

zich hadden: gereedschap, tools, die de leraren zich eigen moesten maken.<br />

Nu we wat verder zijn en we gezien hebben welke chaos die<br />

veranderingen hebben aangericht in belangrijke gebieden van<br />

het onderwijs, en hoe de scholen die zich er weinig of niets van<br />

aantrokken van veel ellende gespaard bleven, blijven een paar<br />

belangrijke vragen over. Verschillende daarvan worden in enkele<br />

hoofdstukken van deze bundel behandeld, maar in dit artikel<br />

concentreren we ons op de rol van de grote onderwijsinstituten: de<br />

pedagogische centra.<br />

En daarover vragen we ons het volgende af:<br />

• Welke zijn dat, waar komen ze vandaan en hoe is hun taak veranderd<br />

in de loop van de jaren?<br />

• Zijn zij de raderen geweest waarover de “vernieuwingen” de<br />

scholen in werden getransporteerd?<br />

• In hoeverre stonden ze zelf kritisch tegenover de theorieën die<br />

ze predikten?<br />

• En wat is hun rol nu? Zijn ze nu sceptischer geworden of gaan ze<br />

door met hun baanbrekend werk?<br />

• Spelen zij nog een belangrijke rol in het netwerk van de macht?<br />

Zijn er allerlei persoonlijke banden met de “onderwijskundige<br />

vernieuwers”? Hebben ze contacten met het ministerie, de inspectie,<br />

de managers van de grote scholen?<br />

We zullen hier niet op alle vragen ingaan. Soms kunnen we alleen<br />

een aanzet geven voor een antwoord.<br />

Dijsselbloem over de kleilaag<br />

In de winter van 2008 kwam de Commissie-Dijsselbloem met<br />

haar rapport over de onderwijsvernieuwingen. De media gingen<br />

er uitgebreid op in. NRC-Handelsblad peilde de reacties van de<br />

“kleilaag” rond het onderwijs en constateerde dat “de organisaties<br />

die de belangen heetten te dienen van scholen, leraren, ouders en<br />

leerlingen de facto ‘dichter stonden bij de politiek dan bij hun eigen<br />

achterban’. (…) De landelijke pedagogische centra hebben ‘Het<br />

Nieuwe Leren’ dwingend opgelegd aan scholen. De uitvoering van<br />

het beleid werd volledig uit handen gegeven aan oncontroleerbare<br />

procesmanagers.”<br />

Maar de bestuurders van de pedagogische centra wasten hun<br />

handen in onschuld, zo schreef de krant. Ze citeerde Algemeen<br />

directeur Johan van der Horst van de KPC-Groep: “Als je beweert<br />

dat wij de massale invoering van Het Nieuwe Leren op ons<br />

geweten hebben, onderschat je de eigen verantwoordelijkheid van<br />

scholen. Zij huren ons in. Wij geven alleen maar advies.” Pilatus<br />

zelf zou het niet anders gezegd hebben. Ook de directeur van het<br />

APS (Algemeen Pedagogisch Studiecentrum) wees elke verantwoordelijkheid<br />

af. De media hadden een volledig verkeerd beeld<br />

van hun organisaties neergezet. Ze deden maar voor 20% aan<br />

onderwijsvernieuwing.<br />

De Landelijke Pedagogische Centra<br />

Er zijn drie Landelijke Pedagogische Centra (LPC’s). Naast APS<br />

(Algemeen Pedagogisch Studiecentrum) en KPC-Groep (oorspronkelijk<br />

katholiek) is ook het CPS (Christelijk Pedagogisch<br />

Studiecentrum) actief. Ze weerspiegelen het verzuilde <strong>Nederland</strong>.<br />

Direct na de oorlog werd het CPS opgericht. Zelf heeft ze het<br />

over het voorjaar van 1946. In het boek “Vijf eeuwen opvoeden in<br />

<strong>Nederland</strong>” wordt 1948 genoemd. Het zou een “adviserend orgaan<br />

worden” voor het protestants-christelijk onderwijs. Wetenschappers<br />

van de Vrije Universiteit ondersteunden het kleine instituutje.<br />

Spoedig volgen het “algemene” en het “katholieke instituut”. Ze<br />

ontwikkelden materiaal en organiseerden conferenties. Scholen<br />

betaalden contributie en de overheid subsidieerde.<br />

Rond de jaren 70 spreidden ze hun vleugels. Het boek van de<br />

Amerikaanse psycholoog Rogers “Leren in Vrijheid” kwam in 1973<br />

op de <strong>Nederland</strong>se markt. “Het is belangrijker hoe de mens iets ervaart<br />

dan hoe het in werkelijkheid is. Of zoals Rogers het zei, ‘his<br />

experience is his reality’. Voor Rogers is de subjectieve wereld van<br />

een individu hier en nu belangrijker dan de objectieve werkelijkheid”<br />

omschrijft Wikipedia kernachtig zijn gedachtegoed.<br />

Dat ging er bij de LPC’s in als Gods woord in een dominee. Leren<br />

moet betekenisvol zijn, gebaseerd op ervaring. Dat werden de<br />

nieuwe steekwoorden, die tot op de dag van vandaag gebruikt worden.<br />

De overheid zette in 1969 vernieuwing van het onderwijs op<br />

de agenda. In 1970 werden Cito en SLO opgericht. Men moest zich<br />

richten op projectonderwijs, differentiatie en de brede school.<br />

18 <strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

<strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

19


De LPC’s begrepen dat hier nieuwe kansen<br />

lagen. In dertig jaar groeide het CPS van 30<br />

naar 180 medewerkers. KPC-Groep heeft<br />

er nu zo’n 120.<br />

Het APS vermeldt niet hoeveel “trainers/<br />

consultants” in dienst zijn. Het zullen er<br />

ongetwijfeld veel zijn als we op de website<br />

lezen dat “De kern van het werk van<br />

APS'ers is het ontwikkelen van krachtig leren.<br />

APS investeert daarom in het ontwerpen<br />

van leersituaties, die betekenisvol zijn<br />

voor leerlingen, docenten en schoolleiding.<br />

APS'ers ontwerpen samen met klanten. Ze<br />

bouwen aan werkrelaties waarin klanten<br />

leren zelf betekenisvolle leersituaties te<br />

ontwikkelen en daarin te werken. APS'ers<br />

pendelen daarbij tussen praktijk en theorie<br />

en maken gebruik van leerpsychologische<br />

theorieën, vooral van het sociaal constructivisme.<br />

De schoolpraktijk blijft altijd<br />

vertrekpunt; de praktijk stuurt de theorie.”<br />

De terminologie die hier gebruikt wordt<br />

weerspreekt de ontkenning dat de instituten<br />

een “krachtige” rol hebben gespeeld bij<br />

Het Nieuwe Leren dat onder vuur kwam te<br />

liggen. In het NRC-artikel beweerden de<br />

directeuren van APS en KPC-Groep, dat<br />

Het Nieuwe Leren niet hun “dominante<br />

ideologie” is.<br />

Wat ook opvalt in de terminologie is dat<br />

de instituten zich sinds de jaren 80 laten<br />

leiden door het idee dat zij organisaties<br />

zijn met “klanten”. Het past naadloos in de<br />

nieuwe managersfilosofie die de “consultants”<br />

van de instituten zich eigen gemaakt<br />

hebben. Hun geschriften staan dan ook bol<br />

van de terminologie die zo uit het bedrijfsleven<br />

is overgenomen. Ze hadden de wind<br />

mee, het sloot aan bij het marktdenken van<br />

de paarse kabinetten.<br />

De scholen in<br />

Leraren van scholen kennen ze, de trainers<br />

en consultants die de laatste tientallen<br />

jaren met hun “koffertjes” de school binnenkwamen<br />

om cursussen te geven. Het<br />

roer moest om. Dat werd nog eens duidelijk<br />

bij de introductie van het Studiehuis.<br />

In voorbereidende bijeenkomsten werden<br />

de scholen overspoeld door de dames en<br />

heren die frontaal kwamen uitleggen dat<br />

het uit moest zijn met het klassikale frontale<br />

onderwijs. In de praktijk bleef er op de<br />

meeste scholen weinig van over. Maar de<br />

LPC’s wisten wel de onderwijsmanagers te<br />

bereiken. Zo ontwikkelden ze cursussen<br />

voor “vernieuwingsmanagement”, brachten<br />

ze publicaties uit als <strong>Onderwijs</strong> Maken ,<br />

waarin onder andere een artikel te vinden<br />

is van de voorzitter van de vo-raad, Sjoerd<br />

Slagter, met de veelbetekende titel “Leren<br />

creëren: hoe de Netgeneratie betekenis<br />

geeft”. Op 11 januari 2007 publiceerde<br />

Lizzy Tabbers, senior adviseur bij KPC-<br />

Groep, een artikel in de Volkskrant dat<br />

lange tijd veel stof deed opwaaien. Haar<br />

stellige beweringen tekenden de mentaliteit<br />

die KPC-Groep bevangen had:<br />

“In discussies over Het Nieuwe Leren<br />

wordt steevast de indruk gewekt alsof er<br />

nog iets te kiezen valt, maar dat is niet<br />

het geval. Het gaat namelijk niet om een<br />

willekeurig idee dat afkomstig is van<br />

bijvoorbeeld de minister, hoge ambtenaren<br />

of organisatieadviseurs – zoals door<br />

sommigen wordt gesuggereerd – maar om<br />

een heuse paradigma shift. Daarmee wordt<br />

bedoeld dat een collectieve visie op een<br />

deel van de werkelijkheid wordt vervangen<br />

door een andere, genuanceerder visie. Dat<br />

is een historisch proces dat zich veel meer<br />

áán ons voltrekt dan dat wij het zelf sturen.<br />

Dat gaat nooit zonder slag of stoot.<br />

Zo'n omwenteling wordt altijd veroorzaakt<br />

door meer factoren. Voor Het Nieuwe<br />

Leren zijn dat bijvoorbeeld: een andere<br />

wetenschappelijke kijk op leren; het besef<br />

dat willen tot diepgaander kennis leidt dan<br />

moeten; dat feitenkennis tegenwoordig<br />

snel veroudert en leerlingen het niet meer<br />

alleen daarvan moeten hebben; dat televisie<br />

en computerprogramma's zo flitsend<br />

zijn dat klassikale lessen nog maar zelden<br />

kunnen boeien.<br />

Daarom en om al die andere redenen heeft<br />

Het Nieuwe Leren zijn point of no return<br />

allang bereikt. Honderden basisscholen en<br />

tientallen scholen voor voortgezet onderwijs<br />

zijn al jaren serieus bezig het onderwijs<br />

beter te laten renderen voor de Homo<br />

Zappiëns van deze tijd.”<br />

Termen als Netgeneratie van Slagter en<br />

Homo Zappiëns van Tabbers maken ook<br />

helder hoe de LPC-consultants in de ban<br />

zijn van het internet. De nieuwe generatie<br />

jongeren kan niet meer geboeid worden<br />

door het gewone onderwijs. Ze zijn<br />

meester van hun eigen leerproces waarbij<br />

ze multitaskend hun eigen werkelijkheid<br />

creëren. Op 10 maart 2010 schreef de<br />

ict-consultant John van Dongen van KPC-<br />

Groep hoe zijn twee dochters van vijftien<br />

en achttien jaar aan het werk waren. Een<br />

van hen was met een PowerPointpresentatie<br />

bezig over “de invloed van de (sic)<br />

Communisme (sic) op de voormalige landen<br />

van het Oostblok”. Hij schrijft op zijn<br />

blog dat hij naar de huiskamer gaat “waar<br />

ik met een holle blik m`n vrouw aankijk.<br />

Op haar vraag of dat Ingrid al opschiet<br />

met haar profielwerkstuk antwoordt (sic)<br />

ik met vaste stem: ‘Ja hoor ze heeft het bij<br />

elkaar ge-em-es-ent en Powerpoint het<br />

binnenkort af met een vriendje uit Moskou<br />

en een ander meisje uit Canada op 200<br />

KPS.’ Mijn vrouw schud (sic) meewarig<br />

haar hooft (sic) en zachtjes hoor ik nog net:<br />

ja hoor schat…… (sic)”<br />

Dit citaat geeft een weinig florissant beeld<br />

van de deskundigen op de instituten. Meteen<br />

wordt ook duidelijk hoe weinig oog<br />

verschillende onderwijsvernieuwers hebben<br />

voor de precisie waarmee leerlingen<br />

zich moeten leren uitdrukken. Maar hun<br />

activiteiten zijn breder dan propaganda<br />

voor varianten van Het Nieuwe Leren en<br />

het opleiden van veranderingsmanagers op<br />

scholen.<br />

Onder de kop “Partnerschap met opdrachtgevers”<br />

meldt KPC-Groep op haar<br />

website in 2010: “Onze 120 adviseurs zijn<br />

dagelijks partners voor scholen in het<br />

po, so, vo, vmbo, mbo en hbo, bedrijven,<br />

non-profit instellingen en overheden.<br />

Ook werken we op de grensvlakken in de<br />

educatieve keten. Onze dienstverlening bestrijkt<br />

het volledige terrein van onderwijs-,<br />

organisatie- en teamontwikkeling. Met<br />

resultaat. Wij werken met u aan blijvende<br />

gedragsverandering bij professionals en<br />

leidinggevenden. Daarvoor beschikken we<br />

niet alleen over eigentijdse kennis maar<br />

ook over veel ervaring met verandermanagement.”<br />

Op 8 juli 2010 publiceerde Het Parool<br />

een groot stuk onder de titel “leraren in<br />

de schoolbank”. Het gaat over de “studiedagen”.<br />

Een kenmerkend citaat van een<br />

docent geschiedenis op een school in<br />

Slotervaart: “Ik kan me niet herinneren dat<br />

ik in al die jaren iets nuttigs geleerd heb<br />

op zo’n studiedag. Het is echt droefenis.<br />

Zo’n dure juffrouw staat vaak gewoon haar<br />

eigen powerpointpresentatie voor te lezen.<br />

Misschien kom je in het bedrijfsleven weg<br />

met zo’n beroerde presentatie, maar bij<br />

leraren niet. Die doen dat namelijk voor<br />

hun werk.” Er zijn op die dagen kringgesprekjes,<br />

teken-je-gevoel, memobriefjes of<br />

‘mindmaps’, ‘kernkwadranten’, puzzeltjes,<br />

20 <strong>Vakwerk</strong> december 2011 <strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

21


‘denkhoeden’, ‘loopmeditatie’ en vreemde<br />

rollenspelletjes. “Om gek van te worden”,<br />

concludeert de leraar.<br />

Er zijn ondertussen scholen die besloten<br />

hebben de instituten niet meer binnen te<br />

halen.<br />

KPC-Groep: Het team in plaats van<br />

de leraar<br />

Op het ogenblik heeft KPC-Groep het<br />

TOM-project onder haar hoede. Sinds de<br />

wettelijke verplichting is vervallen dat leraren<br />

vakbevoegd moeten zijn – en daarom<br />

de term “vakbekwaam” als bruikbaar<br />

eufemisme voor een niet opgeleide leraar<br />

uit de kast is gekomen – , breken er mooie<br />

nieuwe tijden aan. Nu de muziekleraar de<br />

wiskundeleraar mag vervangen, moeten de<br />

scholen volgens de deskundigen overschakelen<br />

op de “teams”.<br />

Over dat TOM-project van KPC-Groep<br />

vinden we op de site van het Ministerie:<br />

“Sinds november 2001 is er in veertien<br />

scholen voor basisonderwijs gedurende<br />

enkele jaren ervaring opgedaan met<br />

(Team)<strong>Onderwijs</strong> op Maat. Het vernieuwende<br />

aan het TOM-project is de integrale<br />

aanpak van onderwijskundige veranderingen<br />

(het primaire proces) met personele<br />

en organisatorische aanpassingen<br />

(organisatiestructuur en functiedifferentiatie).<br />

Doel is het realiseren van onderwijs<br />

op maat, zodat het mogelijk wordt dat<br />

leerlingen in eigen tempo en naar eigen<br />

vermogen kunnen leren. Het gaat om een<br />

aanpak waarbij verschillende professionals<br />

(bijvoorbeeld leraren, onderwijsassistenten,<br />

teamleider, specialisten) gezamenlijk<br />

verantwoordelijk zijn voor een groep<br />

leerlingen.”<br />

De TOM-vereniging VTG (Verenigde Tom<br />

Groep) heeft op dit moment 24 actieve<br />

TOM-scholen (basisscholen en speciale<br />

basisscholen). Als je hun informatie bekijkt,<br />

vliegen de bekende termen je om de oren:<br />

Het onderwijs moet anders zijn, er moet<br />

verandering en vernieuwing zijn, TOMscholen<br />

gaan uit van het bestaan van een<br />

“Netwerksamenleving”. Het is toegespitst<br />

op een nieuwe samenleving waarin “kennis<br />

snel veroudert” en “er een zapcultuur<br />

heerst”. Daarom moet het onderwijs<br />

anders. Bovendien zijn de TOM-scholen<br />

realistisch, je kunt nu eenmaal niet meer<br />

eisen dat bevoegde leraren lesgeven:<br />

“Lerarentekort: de laatste jaren is er een<br />

tekort aan hbo-geschoolde (sic) mensen.<br />

Hierdoor komt ander personeel de school<br />

binnen zoals zij-instromers, herintreders,<br />

onderwijs- en klassenassistenten.” En<br />

natuurlijk is daar ‘Het Nieuwe Leren”:<br />

“Ondernemend leren: in deze visie krijgen<br />

leerlingen meer verantwoordelijkheid over<br />

hun eigen leerproces. <strong>Onderwijs</strong> beweegt<br />

van aanbod- naar vraagsturing.” En de<br />

TOM-scholen stellen zich ook gretig in<br />

dienst van het “passende onderwijs”; dat<br />

noemen ze in mooie woorden “recht doen<br />

aan verschillen: er is een tendens veel meer<br />

kinderen, met handicaps en gebruiksaanwijzingen,<br />

een plek te geven in het<br />

reguliere onderwijs.”<br />

KPC-Groep gaat met vliegende vaart<br />

door de nieuwe scholen te kweken om zo<br />

het onderwijs open te breken. Overigens<br />

verwoordde Trouw op 1 mei 2010 de groeiende<br />

onrust onder de leraren over de vraag<br />

of de verschillende groepen leerlingen wel<br />

gebaat zijn met die nieuwe verandering.<br />

Het APS en CPS en het<br />

competentiegericht onderwijs<br />

In weerwil van de kritiek op Het Nieuwe<br />

leren, biedt het APS in 2010 een cgo-cursus<br />

aan. Ze schrijft op haar website: ”Veel<br />

ROC's zijn al enkele jaren druk bezig competentiegericht<br />

onderwijs (cgo) vorm te<br />

geven. Andere doen het rustig aan. Zonder<br />

dat de wettelijke kaders definitief zijn, is er<br />

toch al veel ervaring opgedaan met deze<br />

vorm van onderwijs. Naast de vele positieve<br />

ervaringen, is er toch een vraagstuk<br />

dat zich binnen cgo steeds weer aandient:<br />

‘Kunnen we voldoende diepgang in het<br />

competentiegericht onderwijs aanbrengen?’<br />

APS is al enkele jaren bezig om, samen<br />

met ROC's die cgo aan het vormgeven zijn,<br />

aanpakken te ontwikkelen die zorgen voor<br />

de nodige diepgang in de leerprocessen.<br />

Op (…) geven Herriët Weegenaar en Alex<br />

van Emst (APS) een training Competentiegericht<br />

onderwijs. De trainingen bestaan<br />

– naast een plenaire inleiding en afsluiting<br />

– uit workshops voor (…) unitdirecteuren,<br />

opleidingsmanagers en teamleiders (…).”<br />

En ook het CPS blaast haar partijtje mee:<br />

“In september 2007 is het project ‘De<br />

Groene Werkplek’ van start gegaan. Zes<br />

scholen zoeken naar manieren om hun<br />

onderwijs competentiegericht in te richten.<br />

Er nemen zowel AOC’s als OCW-scholen<br />

met vmbo-groen aan het project deel. Tot<br />

die laatste groep behoort ook het Midden-<br />

Brabant College in Tilburg.<br />

In het mbo raakt competentiegericht onderwijs<br />

inmiddels ingeburgerd. Ook in het<br />

vmbo doet dit soort onderwijs inmiddels<br />

zijn intrede. Kenmerken van competentiegericht<br />

onderwijs:<br />

• opdrachten en leeractiviteiten hebben een<br />

directe relatie met de beroepspraktijk<br />

• in de opdrachten is aandacht voor kennis,<br />

vaardigheden, houding én persoonlijkheidsontwikkeling<br />

• de docent krijgt een veelzijdiger rol<br />

• veel aandacht voor actief en samenwerkend<br />

leren.<br />

Achttien competenties<br />

Het concept-examenprogramma vmbogroen<br />

hanteert – net als het mbo – de<br />

zogenaamde SHL-competenties. Het gaat<br />

om competenties die wereldwijd gebruikt<br />

worden en die hun waarde in de afgelopen<br />

decennia ruimschoots hebben bewezen.<br />

Er zijn 25 SHL-competenties, waarvan het<br />

vmbo er 18 gebruikt. Bijvoorbeeld:<br />

• beslissen/activiteiten initiëren<br />

• samenwerken en overleggen<br />

• ethisch en integer handelen<br />

• relaties opbouwen<br />

• presenteren.<br />

Bij competentiegericht onderwijs horen<br />

nieuwe materialen, een andere didactische<br />

aanpak en ook een andere manier<br />

van toetsen. Dat laatste was voor Bert van<br />

Opstal, teamleider op het Midden-Brabant<br />

College, een belangrijke reden om mee te<br />

doen met het CPS-project. ‘De traditionele<br />

manier van beoordelen doet onvoldoende<br />

recht aan de kwaliteiten van de individuele<br />

leerling en het maakt zijn ontwikkeling<br />

onvoldoende zichtbaar. Wij beoordeelden<br />

stages wél al op een competentiegerichte<br />

manier, maar de normale vakken niet. Dat<br />

wilden wij veranderen.”<br />

We zien dus dat de Pedagogische instituten<br />

nog alles uit de kast halen om Het Nieuwe<br />

Leren met kracht te bevorderen, ondanks<br />

de massale kritiek die ondertussen is losgebarsten.<br />

Ongetwijfeld zal men binnenkort<br />

bekendmaken dat men het eens is met wat<br />

op 16 juni in Trouw stond: “Bestuurders<br />

in het mbo krijgen het nu ook in de gaten;<br />

bij de grootscheepse vernieuwing die daar<br />

gaande is, de invoering van ‘competentiegericht<br />

onderwijs’ is veel misgegaan. ‘Maar<br />

de geesten zijn nu rijp om opnieuw balans<br />

te zoeken’, aldus voorzitter Jan van Zijl van<br />

de mbo-raad, ‘om vakkennis weer op te<br />

waarderen, om leerlingen weer houvast te<br />

geven.’” En ongetwijfeld zal men zich aansluiten<br />

bij de KPC-adviseur prof. Simons<br />

die nu beweert dat het allemaal verkeerd<br />

begrepen is. Dat is dan in elk geval in tegenspraak<br />

met de activiteiten die tot op de<br />

dag van vandaag ontwikkeld worden.<br />

De nieuwe leuze zal straks ongetwijfeld<br />

worden: “We zijn hard aan het werk om het<br />

anders te doen.” Het is een uitspraak van<br />

een mbo-bestuurder die daarmee bedoelt<br />

dat vakkennis weer centraal moet staan.<br />

Voor de pedagogische centra betekent dat<br />

het tegenovergestelde: we willen af van de<br />

leraar voor de klas.<br />

Good Governance<br />

Maar er zijn ook andere activiteiten. KPC-<br />

Groep geeft steun op een breed terrein. Ze<br />

adviseert scholen hoe ze het bestuur van de<br />

school kan inrichten. Bij de overgang van<br />

een vrijwilligersbestuur naar een college<br />

van bestuur/raad van toezichtmodel wist<br />

de KPC-consultant Peter van de Heuvel<br />

te melden dat deze toezichthouders zeker<br />

niet bij het onderwijs betrokken hoorden<br />

22 <strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

<strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

23


te zijn. Ze moesten afstand houden, anders<br />

konden ze hun werk niet goed doen.<br />

Ondertussen duiken ook hier eindelijk<br />

de eerste kritische opmerkingen op. Een<br />

Kamerlid van het CDA schreef in juni<br />

2010 in Trouw dat de inwisseling van een<br />

betrokken bestuur van vrijwilligers voor<br />

deze RVT-variant haaks staat op principes<br />

die zijn partij altijd gehuldigd heeft. Dat<br />

strookte niet met de bedoeling van het<br />

“maatschappelijk middenveld”. Nu krijgen<br />

we betaalde toezichthouders die de schijn<br />

moeten ophouden dat de schoolbesturen<br />

die door de lumpsum heer en meester zijn<br />

geworden over het onderwijs, kritisch in de<br />

gaten worden gehouden.<br />

Met die niet-betrokken bestuurders die<br />

KPC-Groep voorstaat, zal die kritische<br />

distantie zo’n grote afstand worden dat<br />

de nieuwe functionarissen elke grip gaan<br />

verliezen.<br />

Financiering<br />

Terwijl de instituten oorspronkelijk hun<br />

inkomsten kregen uit contributies van<br />

scholen en grote subsidies van de overheid<br />

is hun financiële status veranderd door de<br />

Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende<br />

activiteiten. Onder deze wet<br />

vallen APS, CPS, KPC-Groep, SLO, Cito en<br />

Cinop. Het subsidiegeld wordt geleidelijk<br />

overgeheveld naar de vragers. “Vanaf 2009<br />

valt jaarlijks 10% van de SLOA-middelen<br />

vrij (oplopend tot 50% in 2013). Deze middelen<br />

worden niet meer geprogrammeerd<br />

via de Hoofdlijnenbrief van het ministe-<br />

24<br />

rie, maar komen direct ten goede aan de<br />

scholen. Als vertegenwoordiger van de<br />

sector ontvangt en verdeelt de vo-raad deze<br />

middelen”, meldt de vo-raad.<br />

Het is daarom verontrustend dat de voorzitter<br />

van deze raad, Sjoerd Slagter, zo zijn<br />

eigen standpunten over onderwijs heeft<br />

getuige zijn opvattingen over de “De Netgeneratie”<br />

die haar eigen kennis construeert.<br />

Welke personen in die vo-raad wijzen<br />

de aanvragen van de scholen toe en welke<br />

criteria gebruikt men?<br />

Daarbij moet in het oog worden gehouden<br />

dat de VO-raad een bestuur is van de<br />

grote scholen in het voortgezet onderwijs.<br />

De belangen van die grote (fusie)scholen<br />

staan voorop. Tekenend is dat in Vensters<br />

Voor Verantwoording, de lijst van criteria<br />

die volgens de raad straks op de website<br />

van iedere school komt te staan, bepaalde<br />

elementen ontbreken. Bij kwaliteit staat<br />

bijvoorbeeld niets over de centrale factor<br />

voor kwaliteit, de leraar. De VO-raad laat<br />

dat weg omdat er machtige scholen zijn die<br />

daar liever niets over publiceren, want dan<br />

wordt bekend hoeveel incapabele leraren<br />

op die school rondlopen. Toen het ministerie<br />

zelf daar een site over publiceerde,<br />

antwoordde Slagter daar zuur op, daar had<br />

het ministerie zich niet mee te bemoeien.<br />

Ook laat de vo-raad na de lessentabellen te<br />

publiceren, want dat ligt ook gevoelig bij<br />

“vernieuwende’ scholen. De vraag is dus<br />

welke uitgangspunten de vo-raad kiest om<br />

scholen adviezen te laten inkopen bij onze<br />

pedagogische centra.<br />

Conclusies<br />

Dit stuk geeft niet op alle vragen van de<br />

aanhef antwoord. Wat duidelijk is dat in<br />

weerwil van de massale kritiek de instituten<br />

nog bezig zijn hun “vernieuwende”<br />

activiteiten voort te zetten. Alle citaten uit<br />

dit stuk zijn zeer recent bij het ter perse<br />

gaan van deze bundel.<br />

Op de instituten zijn dagelijks mensen bezig<br />

die niet zelf voor de klas staan om hun<br />

blauwdrukken aan het onderwijs aan te<br />

bieden, zonder er bij te vertellen dat deze<br />

gebaseerd zijn op aannames en er geen wetenschappelijk<br />

deugdelijk onderzoek over<br />

heeft plaatsgevonden.<br />

De medewerkers moeten natuurlijk hun<br />

brood verdienen. Daarom zullen ze baat<br />

hebben bij “veranderingen”. De vraag is<br />

welke rol ze gaan spelen nu de SLOA-wet<br />

de vo-raad de macht heeft toebedeeld om<br />

projecten te verdelen.<br />

Het zal dus nog wel wat duren voor de instituten<br />

zelf kritische kanttekeningen gaan<br />

zetten bij hun activiteiten die het onderwijs<br />

tot nu toe danig in de weg hebben gezeten.<br />

Huub Philippens<br />

Directe subsidiëring vanuit overheid op dit moment:<br />

Landelijke Pedagogische Centra<br />

APS (Algemeen Pedagogisch Studiecentrum) € 6.5 miljoen<br />

CPS (Christelijk Pedagogisch Studiecentrum) € 4.5 miljoen<br />

KPC-Groep (Katholiek Pedagogisch Centrum) € 5.4 miljoen<br />

Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) € 21.1 miljoen<br />

Cito/Bureau ICE € 24.5 miljoen<br />

schaalvergroting schaalverkleining<br />

Schaalvergroting<br />

Schaalvergroting werd in het onderwijs lange tijd gezien als een zegen. Niet alleen<br />

vanwege de kostenbesparingen, maar ook omdat men werkelijk geloofde dat<br />

het tot beter onderwijs zou leiden. De afgelopen jaren is gelukkig sprake van een<br />

kentering. Van links tot rechts wordt erkend dat de schaalvergroting is doorgesla-<br />

gen. Het was nota bene premier Rutte die het ronduit toegaf: de schaalvergroting<br />

in het onderwijs was een fout. Alle verandering begint met acceptatie, dus dat is<br />

winst. Vraag is wel wat er nu concreet wordt ondernomen.<br />

Want ondanks alle<br />

mooie woorden, blijft<br />

schaalvergroting in het<br />

land der bestuurders nog<br />

altijd prominent aanwezig.<br />

Kijk bijvoorbeeld naar de<br />

recente plannen van diverse<br />

universiteiten om te fuseren. Zowel<br />

de Universiteit van Amsterdam en de<br />

Vrije Universiteit deden voorstellen in<br />

die richting, als ook de universiteiten van<br />

Leiden, Delft en Rotterdam. Het zou treurig<br />

zijn als deze gerenommeerde instellingen<br />

hun unieke identiteit verkwanselen vanwege<br />

de grootheidswaan van enkele bestuurders.<br />

Staatssecretaris Zijlstra zou het simpelweg<br />

moeten verbieden. Maar hij aarzelt nog, want<br />

<strong>Vakwerk</strong> december 2011 <strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

25


het zou ook voordelen kunnen opleveren, zo<br />

schrijft hij in antwoord op mijn Kamervragen.<br />

Dat schaalvergroting averechts uitpakt, blijkt<br />

uit het hbo. Daar is de afgelopen 25 jaar actief<br />

aangezet tot fuseren, zodat er van de 500<br />

hogescholen nu nog circa 50 over zijn. Sommige<br />

hogescholen hebben meer dan 25.000<br />

studenten. Berucht voorbeeld is Hogeschool<br />

Inholland, waar ouderejaarsstudenten door<br />

middel van frauduleuze diploma's werden<br />

weggewerkt. De affaire leidde tot een<br />

dramatisch jaar voor het gehele hbo. Door<br />

wanbeleid is een compleet onderwijstype in<br />

diskrediet geraakt. De komende jaren moeten<br />

de scherven worden opgeruimd.<br />

Het is de vraag of deze regering daarin gaat<br />

slagen. Er worden mooie woorden gesproken<br />

over schaalverkleining, maar voor een werke-<br />

lijke omslag is daadkracht nodig. Dan moet je<br />

door de taaie bestuurslaag heen breken, die<br />

zich de afgelopen decennia tussen docenten<br />

en minister heeft genesteld. Het is in feite<br />

een nieuwe schoolstrijd. Ook de Commissie<br />

Dijsselbloem kon geen trendbreuk forceren,<br />

ondanks de scherpe analyse die eraan ten<br />

grondslag ligt. Waarom blijft die trendbreuk<br />

achterwege? Is het gemakzucht, is het angst<br />

of wil het ministerie eigenlijk alles bij het<br />

oude laten?<br />

De huidige twee bewindslieden op onderwijs<br />

verschillen in dit opzicht van elkaar. De minste<br />

verwachtingen heb ik van minister Van<br />

Bijsterveldt. Zij zet zich als rechtgeaard CDA'er<br />

al jaren in voor het behoud van de status quo.<br />

Dat wil zeggen: de vrijheid van onderwijs is<br />

een heilig huisje, wie daaraan tornt, zal het<br />

weten. Daarmee gaat de minister voorbij aan<br />

het feit dat we niet meer in de jaren vijftig<br />

leven. Toen was het verzuilde onderwijs nog<br />

geworteld in de samenleving. Katholieke<br />

scholen hadden een katholiek schoolbestuur<br />

dat voorzag in een behoefte van het<br />

katholieke volksdeel. Bovenal waren scholen<br />

kleinschalig en overzichtelijk.<br />

Inmiddels zijn we de verzuiling voorbij en is<br />

de zogenaamde vrijheid van onderwijs veranderd<br />

in een onvrijheid van onderwijs. Door<br />

het neoliberale gedachtegoed dat sinds 1980<br />

vanuit de politiek werd gepropageerd, kwamen<br />

publieke voorzieningen op afstand van<br />

de overheid te staan. Scholen, ziekenhuizen<br />

en woningcorporaties werden gestimuleerd<br />

om op eigen benen te staan. In feite moesten<br />

zij zich net als bedrijven gaan gedragen. Dat<br />

wil zeggen: efficiënt omgaan met het budget<br />

en vooral uitgaan van kwantitatieve gege-<br />

vens, zoals diploma’s en aantallen leerlingen.<br />

En dat terwijl onderwijs nu juist onvergelijkbaar<br />

is met gangbare productie-eenheden<br />

als bijvoorbeeld fietsbanden. Toch werd<br />

onderwijs in die lijn voortaan beschouwd als<br />

kostenpost in plaats van als investering. En<br />

dan kunnen bezuinigingen veel makkelijker<br />

gelegitimeerd worden.<br />

Het op afstand zetten van publieke voorzieningen,<br />

ging gepaard met een proces<br />

van schaalvergroting. Bestuurders vonden<br />

dat logisch, vanwege de grotere (financiële)<br />

verantwoordelijkheid die zij kregen. Een grote<br />

instelling kan nu eenmaal beter reageren<br />

op kostenontwikkelingen dan een kleine<br />

school. In die zin is de schaalvergroting een<br />

onvermijdelijk uitvloeisel van het op afstand<br />

zetten van het onderwijs. Anders gezegd:<br />

voor werkelijke schaalverkleining is het nodig<br />

dat de overheid enkele kerntaken op zich<br />

neemt. Allereerst is dat de financiële verantwoordelijkheid.<br />

Maar wat de SP betreft, zou<br />

de regering ook veel directer garant moeten<br />

staan voor de kwaliteit van het onderwijs. Dat<br />

kan door harde eisen te stellen aan bevoegdheid<br />

van leraren. Nu is dat overgelaten aan<br />

schoolbesturen, die vanwege krimpende<br />

budgetten geneigd zijn om goedkopere en<br />

lager opgeleide docenten aan te stellen.<br />

Een ander verhaal is staatssecretaris Zijlstra.<br />

Zijn houding biedt aanzienlijk meer perspectief<br />

dan de meer behoudende Marja Van Bijsterveldt.<br />

Dat blijkt bijvoorbeeld uit de reactie<br />

van Zijlstra op de problemen in het HBO. Wat<br />

er werkelijk gaat gebeuren moeten we nog<br />

zien, maar de voorstellen bieden hoop. Zo<br />

wil Zijlstra eindelijk een wet maken waarmee<br />

falende bestuurders kunnen worden aangepakt.<br />

Het is te zot voor woorden dat dit niet<br />

kan, vanwege de eerder genoemde vrijheid<br />

van onderwijs. Daardoor kon de politiek niet<br />

ingrijpen bij het schaamteloze wanbeleid van<br />

de bestuurders van InHolland. Pas toen de<br />

maatschappelijke druk hoog genoeg werd,<br />

stapten Lein Labruyère, Joke Snippe en Geert<br />

Dales op. Maar dat had de regering natuurlijk<br />

zelf moeten doen, als eerstverantwoordelijke<br />

voor het onderwijs. Het is belachelijk dat<br />

bestuurders wel kunnen beslissen over honderden<br />

miljoenen aan belastinggeld, maar<br />

niet ter verantwoording kunnen worden<br />

geroepen.<br />

Ook de hogere eisen aan docenten, de<br />

landelijke examens en het versterkte toezicht<br />

zijn hoopgevend voor de aanpak van het<br />

HBO. Het zijn voorstellen die onliberaal<br />

aandoen en daardoor des te verrassender<br />

voor een staatssecretaris van VVD-huize. In de<br />

wandelgangen zou Zijlstra zelf ook hebben<br />

gezegd dat het hem verbaasde hoe dirigistisch<br />

hij optreedt. Nu maar hopen dat hij zijn<br />

rug recht houdt en niet bezwijkt voor de<br />

gedateerde bezwaren van zijn CDA-collega's<br />

die zich beroepen op de autonomie van<br />

schoolbesturen. Want zolang het onderwijs<br />

in handen blijft van deze bestuurders, staan<br />

de échte deskundigen - de docenten - aan<br />

de zijlijn. Dát is de nieuwe schoolstrijd: de<br />

strijd tussen bestuurders en docenten. Het<br />

Kabinet kan daar een eind aan maken, als het<br />

de moed heeft.<br />

De grote afwezige in de voorstellen van<br />

Zijlstra is evenwel de aanpak van de schaalvergroting.<br />

Met de mond belijdt de regering<br />

nu spijt, maar in daad gebeurt er nog weinig.<br />

Het zou teveel gedoe zijn om gefuseerde instellingen<br />

op te splitsen. Niet alleen vanwege<br />

de kosten, maar ook vanwege de definitie:<br />

hoe klein moeten scholen dan worden? Het<br />

zijn spijkers op laag water, maar ook partijen<br />

als GroenLinks en D66 stemden om die reden<br />

tegen mijn motie om de schaalvergroting aan<br />

te pakken.<br />

Dit gemekker moet ophouden. Als de politiek<br />

de daad bij het woord wil voegen, dan zijn<br />

er prima uitgangspunten voor schaalverkleining.<br />

Ten eerste is er het onderzoek De<br />

bestuurlijke ontwikkeling van het <strong>Nederland</strong>se<br />

onderwijs (<strong>Onderwijs</strong>raad, 2008). Daarin<br />

staan prima voorstellen over het bereiken<br />

van de menselijke maat in het onderwijs. De<br />

fusietoets regelt dat scholen streng worden<br />

getoetst indien men wil fuseren. Er wordt<br />

gekeken naar de gevolgen voor de variëteit<br />

(het aanbod van scholen) en naar de<br />

legitimiteit (het draagvlak) voor een fusie. Het<br />

lijkt mij dan ook logisch dat alle betrokkenen<br />

een doorslaggevende stem krijgen wanneer<br />

eerder genoemde universiteiten daadwerkelijk<br />

willen fuseren.<br />

Ten tweede zijn er uitstekende voorstellen<br />

van de heren Jan Bouwens en Jan Willem<br />

Bruins ten aanzien van schaalverkleining en<br />

de aanpak van overhead (Universiteit van<br />

Tilburg en Hogeschool Windesheim). Zij<br />

verwijzen naar onderzoek waaruit blijkt dat<br />

er geen schaalvoordelen meer zijn indien<br />

een organisatie meer dan 300 personeelsleden<br />

heeft. Ook met betrekking tot overhead<br />

deden zij onthullend onderzoek. Daaruit blijkt<br />

dat niet meer dan 25% van het onderwijsbudget<br />

naar het directe onderwijsproces<br />

gaat. De Tweede Kamer heeft inmiddels<br />

opdracht gegeven om deze berekeningswijze<br />

op alle hogescholen toe te passen. Mogelijk<br />

valt er veel geld te besparen, als hieruit blijkt<br />

dat vele miljoenen verdwijnen in nodeloze<br />

onderwijsbureaucratie.<br />

Kortom, schaalverkleining is een kwestie van<br />

politieke wil. Het is onaanvaardbaar als de<br />

regering niets onderneemt tegen de fusiegolf<br />

van de afgelopen decennia. Een SP-motie<br />

voor een Plan van Aanpak voor schaalverkleining<br />

kreeg vooralsnog geen meerderheid.<br />

Een latere SP-motie voor onderzoek naar<br />

schaalverkleining kreeg wel een meerderheid.<br />

Zijlstra zal daarmee aan de slag moeten. Er<br />

zijn prima aanknopingspunten voor schaalverkleining,<br />

zoals blijkt uit dit artikel. Laat het<br />

een eerste stap zijn op weg naar de menselijke<br />

maat in het onderwijs.<br />

Jasper van Dijk<br />

SP Kamerlid, woordvoerder hoger onderwijs<br />

26 <strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

<strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

27


Zij hadden moeten<br />

luisteren; zo ging het… De Wet op de<br />

beroepen in het<br />

onderwijs<br />

28<br />

De 7 competenties zijn:<br />

a. interpersoonlijke competentie;<br />

b. pedagogische competentie;<br />

c. vakinhoudelijke en didactische competentie;<br />

d. organisatorische competentie;<br />

e. competentie in het samenwerken met collega’s;<br />

f. competentie in het samenwerken met de<br />

omgeving;<br />

g. competentie in reflectie en ontwikkeling.<br />

Geheel in lijn met de nieuwe regeling voor de onderbouw, die vak-<br />

bevoegdheid overbodig maakt en ter ondersteuning van het compe-<br />

tentiegericht beroepsonderwijs (cgo) dat van docenten begeleiders<br />

maakt, komt minister Van der Hoeven in 2004 met een wetsvoorstel<br />

om de kwaliteit van de leraren te regelen. Er is een nieuwe tekst voor<br />

de Wet op de beroepen in het onderwijs (Wet BIO) nodig, omdat vol-<br />

gens de vigerende wetstekst de al in gang gezette extensivering van<br />

het onderwijs en de daling van het opleidingsniveau van de docenten<br />

onrechtmatig zouden zijn.<br />

<strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

De wijziging van de oude Wet BIO legitimeert<br />

de afkalving van de vakbevoegdheid. Er<br />

wordt voortaan gesproken over ‘bekwaamheid’<br />

in plaats van ‘bevoegdheid’. Wie<br />

eenmaal leraar is, kan voor elk vak ingezet<br />

worden. Aan vakkennis wordt weinig waarde<br />

gehecht.<br />

De bekwaamheid tot het geven van onderwijs<br />

omvat zeven competenties.<br />

Van de zeven competenties waaraan een leraar<br />

moet voldoen, zijn er zes van agogische<br />

aard. Alleen competentie c – ‘vakinhoudelijke<br />

en didactische competentie’ – vraagt om<br />

specifieke kennis en vaardigheden van een<br />

leraar. Deze wet zet de deur wagenwijd open<br />

voor begeleiders en oppassers in plaats van<br />

docenten. Hij geeft aanleiding tot bezuinigingen<br />

op de kwaliteit van het onderwijs en de<br />

lerarenopleiding. Het opvullen van vacatures<br />

met onbevoegden wordt er door gewettigd.<br />

Investeringen die het vak van docent weer<br />

status moeten geven kunnen uitblijven. Deze<br />

wet verschaft de schoolleiding macht over<br />

het specialisme van docenten. Het is alsof de<br />

directeur van een ziekenhuis kan beslissen<br />

dat een kaakchirurg ook wel een heupoperatie<br />

kan uitvoeren.<br />

Van de ingediende amendementen gaan de<br />

meeste over het regelen van ondergeschikte<br />

details. De fundamentele kritiek komt op het<br />

volgende neer. De bekwaamheidseisen maken<br />

de toegang tot het beroep van leraar te<br />

laagdrempelig door onvoldoende nadruk te<br />

leggen op de kernactiviteit van de leraar: de<br />

didactische en vakinhoudelijke aspecten van<br />

het lesgeven. Met deze wet wordt de reeds<br />

ingezette tendens van niveaudaling onder de<br />

docenten gesanctioneerd. Hoger opgeleide<br />

of oudere leerkrachten zijn duur en worden<br />

vervangen door personeel in lagere schalen<br />

of geheel aan de kant geschoven door zelfwerkuren<br />

voor de leerlingen onder het mom<br />

van ‘zelfstandig leren leren’. Het dreigende<br />

lerarentekort wordt gecompenseerd met<br />

onvoldoende opgeleide zij-instromers of het<br />

inzetten van surveillanten.<br />

Ik ben de enige die tegen de Wet BIO stemt.<br />

Mijn stemmotivatie luidt:<br />

“Voorzitter. De Wet op de beroepen in het<br />

onderwijs regelt dat er per AMvB bekwaamheidseisen<br />

voor beroepen in het onderwijs<br />

worden vastgesteld. Daarnaast vervangt deze<br />

wet de Interimwet zij-instroom. De SP-fractie<br />

kan ermee instemmen dat er landelijke<br />

eisen worden vastgesteld ten aanzien van<br />

de lerarenopleidingen. Maar de conceptbekwaamheidseisen<br />

die ons zijn voorgelegd,<br />

leggen onvoldoende nadruk op de kernactiviteit<br />

van de leraar, namelijk de didactische<br />

en de vakinhoudelijke aspecten van het<br />

lesgeven. Daarmee maken ze de toegang<br />

tot het beroep van leraar te laagdrempelig.<br />

Wij vinden het risico te groot dat het beroep<br />

van leraar wordt uitgehold. Mijn fractie heeft<br />

ook bezwaar tegen het wettelijk vastleggen<br />

van de zij-instroom, waardoor men na een<br />

assessment onbevoegd voor de klas mag<br />

staan. Deze wet maakt het ook mogelijk dat<br />

zij-instromers nog langer onbevoegd voor de<br />

klas staan dan nu al het geval is. Dat is schadelijk<br />

voor de leerlingen en voor het imago<br />

<strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

wet bio<br />

van het beroep van leraar. De SP zal om die<br />

reden tegen de Wet op de beroepen in het<br />

onderwijs stemmen.”<br />

<strong>Onderwijs</strong>coöperatie<br />

Sinds maart 2011 bestaat De <strong>Onderwijs</strong>coöperatie.<br />

Dit is een samenwerkingsverband<br />

van AOb, CNV <strong>Onderwijs</strong>, CMHF, het<br />

Platform Vakinhoudelijke Verenigingen VO<br />

(PVVVO) en <strong>Beter</strong> <strong>Onderwijs</strong> <strong>Nederland</strong> (BON).<br />

Gezamenlijk staan deze organisaties voor<br />

een versterking van het beroep leraar. De<br />

bekwaamheidseisen van de wet Beroepen in<br />

het <strong>Onderwijs</strong> zijn aan herijking toe. Herijken<br />

houdt in dat de bestaande beschrijving van<br />

beroepsbekwaamheid (momenteel zeven<br />

SBL onderwijscompetenties) en de bekwaamheidseisen<br />

kritisch tegen het licht worden<br />

gehouden met het oog op verbeteren en<br />

actualiseren.<br />

<strong>Beter</strong> <strong>Onderwijs</strong> <strong>Nederland</strong> wil, dat de<br />

coöperatie een belangrijk tegenwicht gaat<br />

bieden tegen de macht van besturen en<br />

onderwijsraden waar het gaat om kwaliteit<br />

en eigenaarschap van het vak. Het lijkt er nu<br />

op dat er voor deze zeven competenties er<br />

drie in de plaats komen: vakinhoud, vakdidactiek<br />

en pedagogiek. Het zou handig zijn als<br />

de lerarenopleidingen alvast beginnen hun<br />

curricula te wijzigen.<br />

Fenna Vergeer<br />

29


30<br />

Ach, ze hebben toch een rekenmachine<br />

<strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

Er bestaan nog steeds veel misverstanden over het vak<br />

rekenen op school. In de Volkskrant werd pas weer het<br />

advies gegeven dat ouders hun kinderen niet moeten<br />

helpen met rekenen. De rekendidactiek is immers ver-<br />

anderd en ouders zouden er nu zelf niets meer van be-<br />

grijpen. Dat klopt. De meeste ouders weten niet eens of<br />

hun kind op school rekenen leert volgens de methode<br />

van het realistisch rekenen, laat staan dat ze weten wat<br />

die methode precies inhoudt.<br />

De didactische grondslag van het realistisch<br />

rekenonderwijs is beschreven in de zogenaamde<br />

TAL-boekjes. TAL staat hier voor<br />

Tussendoelen Annex Leerlijnen. Onder<br />

talrijk (!) onderwijs verstaan de schrijvers<br />

taalrijk rekenonderwijs dat rijk aan is<br />

aan, tja, aan wat eigenlijk? Gefinancierd<br />

door OC&W en gecoördineerd door het<br />

Freudenthal Instituut, heeft het TAL-project<br />

ertoe geleid dat het realistisch rekenen in<br />

heel <strong>Nederland</strong> is ingevoerd, met de inmiddels<br />

welbekende gevolgen. Het is dankzij dit<br />

TAL-project dat niet alleen de systematische<br />

rekenmethoden van vroeger zijn verdwenen,<br />

maar ook het gewone rekenen met<br />

breuken als 1/4 x 1/2 is afgeschaft. Jongeren<br />

weten nauwelijks nog wat dit betekent en<br />

dat hoeft ook niet meer. Met de rekenmachine<br />

worden ze gedwongen om er 0,25 x<br />

0,5 van te maken, of ze dat snappen of niet.<br />

Verstand uit, knoppen drukken, klaar.<br />

Hoe je wel rekent met breuken kunnen<br />

kinderen op school vaak niet eens meer<br />

leren. Hun leerkrachten hebben dat in hun<br />

opleiding immers ook niet meer geleerd.<br />

Ondanks de hoopgevende eerste resultaten<br />

van alle inspanningen van de Stichting<br />

Goed Rekenonderwijs om de schade in<br />

het basisonderwijs te herstellen, wordt het<br />

reken- en wiskundeonderwijs op de <strong>Nederland</strong>se<br />

PABO's nog steeds volledig door<br />

de realistische rekenplaag gedomineerd.<br />

Kinderen die zo opgeleide leerkrachten voor<br />

de klas krijgen, struikelen in het vervolgonderwijs<br />

en moeten vrezen voor de trap na<br />

van de langstudeerdersboete.<br />

Wie niet kan rekenen, krijgt het lastig in<br />

elke vervolgstudie, zeker als wiskunde,<br />

economie of statistiek daarin een rol speelt.<br />

Immers, de algebraïsche vaardigheden<br />

waar het betabreed en breder bij vrijwel<br />

alle studenten in de vervolgopleidingen aan<br />

mankeert, liggen, net als de eerste stappen<br />

in de schoolwiskunde, direct in het verlengde<br />

van het rekenen met breuken volgens<br />

de basisregels: breuken optellen en aftrekken<br />

door ze gelijknamig te maken, breuken<br />

vermenigvuldigen door tellers met tellers en<br />

noemers met noemers te vermenigvuldigen,<br />

en breuken op elkaar delen met de regel dat<br />

delen door een breuk vermenigvuldigen is<br />

met het omgekeerde; inderdaad, het rekenen<br />

met breuken zoals de meeste ouders<br />

dat hebben geleerd. Ze beheersen het nog<br />

steeds, maar worden door de realisten nu<br />

dwingend verzocht hun kinderen er vooral<br />

niet meer mee lastig te vallen. Dit breukrekenen<br />

is door de inmiddels tweede generatie<br />

realistische rekenaars afgeschaft. Wat zegt<br />

u? Afgeschaft? Ja, inderdaad, afgeschaft, bij<br />

wet. Zoveel invloed hadden en hebben deze<br />

hardliners bij OC&W, nog steeds.<br />

Wie zich afvraagt hoe dit alles heeft kunnen<br />

gebeuren, leze de TAL-boekjes. Een voorbeeld<br />

van hoe misleidend in het TAL-boekje<br />

"Breuken, procenten, kommagetallen en<br />

verhoudingen" het rekenen met breuken<br />

wordt gepresenteerd is de nieuwe ”standaardmethode”:<br />

1/2+4/5 = 0,5 + 0,8 = 1,3<br />

Voorbeelden als<br />

1/3 + 1/6 = 0,333…+ 0,166… = 0,499…<br />

<strong>Vakwerk</strong> december 2011<br />

tal-project<br />

worden in de TAL-boekjes en de daaruit<br />

afgeleide en bij wet vastgestelde referentiekaders<br />

natuurlijk achtergehouden, om maar<br />

niet te beginnen over 1/3 x 1/6. Zo hebben<br />

de theoretici van het TAL-project het veld<br />

ervan weten te overtuigen dat rekenen met<br />

breuken in decimale vorm wel voldoende<br />

is, wat nu in de wet verankerd ligt. Hoe het<br />

zit met het verband tussen breuken en hun<br />

decimale vorm komt voortaan alleen nog<br />

aan de orde via de kansloze aanpak met de<br />

rekenmachine.<br />

Dan hebben we het nog niet eens gehad<br />

over de staartdeling die je al doende leert en<br />

leert begrijpen, en met name ook gebruikt<br />

om het verband tussen breuken en hun<br />

decimale vorm te leren begrijpen. Nee,<br />

"Learn to use and use to learn" is juist de<br />

reclameslogan van de ICT-lobby. De nieuwe<br />

voorzitter van de vaksectie Wiskunde B<br />

bij de Commissie voor Examens schreef in<br />

2005:<br />

”IT-use is expected to contribute to the<br />

visualization of concepts, and can free<br />

students from carrying out operations by<br />

hand, thus directing their attention towards<br />

concept development and problem-solving<br />

strategies. In this way, IT-use might lighten<br />

the traditional algebra curriculum for them.<br />

In the meantime, the integration of technology<br />

raises questions concerning the goals<br />

of algebra education and the relevance of<br />

paper-and-pencil techniques, now that they<br />

can be left to a technical device”.<br />

U ziet, het gedachtegoed waarin al het rekenen<br />

met potlood en papier wordt afgeschaft,<br />

wordt ook geëxporteerd. In <strong>Nederland</strong> is<br />

dankzij de in 2009 vernieuwde kennisbasis<br />

rekenen voor de PABO tweederde (2/3)<br />

inmiddels gelijk aan 0,66. Wat ik zo hoop, is<br />

dat Doekle Terpstra aan de huidige minister<br />

nu ook eens vertelt hoe ze is besodemieterd<br />

met deze kennisbasis die nergens toe dient,<br />

op de PABO's in de la ligt, maar in de prullenbak<br />

thuis hoort. Want deze kennisbasis<br />

is geschreven door rekenwichelaars die<br />

het pizzamodel om te leren rekenen met<br />

breuken hebben afgeschaft omdat er geen<br />

constructie zou zijn om een pizza in drie<br />

gelijke stukken te verdelen.<br />

Joost Hulshof en Gerard Verhoef<br />

31


VakWerk<br />

HET LEDENBLAD VAN DE VERENIGING BETER ONDERWIJS NEDERLAND<br />

Antwoordnummer 57032<br />

3507 VB Utrecht<br />

redactie@beteronderwijsnederland.nl<br />

www.beteronderwijsnederland.nl<br />

Nummer 8 | 6 e Jaargang | december 2011

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!