Open ogen in de kleurrijke klas - Hans Creatieve communicatie
Open ogen in de kleurrijke klas - Hans Creatieve communicatie
Open ogen in de kleurrijke klas - Hans Creatieve communicatie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Stu<strong>de</strong>nt: <strong>Hans</strong> van Dongen (GLU)<br />
Docent: John Macco<br />
Datum: 1 okotber 2009<br />
Kenmerk: Huiswerk boek ‘<strong>Open</strong> <strong>ogen</strong>’, leesvragen Inleid<strong>in</strong>g en Hoofdstuk 1<br />
<strong>Open</strong> <strong>ogen</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>kleurrijke</strong> <strong>klas</strong><br />
Leesvragen <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g<br />
1. Wat is <strong>de</strong> visie van <strong>de</strong> auteurs van ‘<strong>Open</strong> <strong>ogen</strong>’ op diversiteit?<br />
Leren <strong>in</strong> <strong>in</strong>teractie.<br />
Zij hechten belang aan <strong>de</strong> pedagogische relatie tussen leraar en leerl<strong>in</strong>gen: docenten die meer <strong>in</strong>teresse tonen<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> achtergrond van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen en hun verhaal zijn ook meer geneigd tot creëren van ruimte <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>klas</strong>sen<strong>in</strong>teractie.<br />
Didactisch en <strong>in</strong>terpersoonlijk moet je om kunnen gaan met <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen. Je moet een breed<br />
repertoir hebben en een grote betrokkenheid. Diversiteit moet als een vanzelfsprekend feit wor<strong>de</strong>n gezien op<br />
scholen. Actief meedoen is daarbij van cruciaal belang.<br />
2. Leg uit waarom zij met dit boek aandacht voor taalontwikkel<strong>in</strong>g met <strong>de</strong> pedagogische <strong>in</strong>valshoek willen verenigen?<br />
Wanneer er een grotere zelfstandigheid van leerl<strong>in</strong>gen gevraagd wordt, wordt volgens <strong>de</strong> schrijvers, stur<strong>in</strong>g van<br />
het eigen leerproces, <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> <strong>de</strong> eigen taalvaardigheidsontwikkel<strong>in</strong>g en vertrouwen <strong>in</strong> <strong>de</strong> eigen mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
belangrijk voor <strong>de</strong> docent om daar aan te werken. De leerl<strong>in</strong>gen bev<strong>in</strong><strong>de</strong>n zich <strong>in</strong> <strong>de</strong> leeftijdsgroep waar<strong>in</strong> grote<br />
persoonlijkheidsveran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen optre<strong>de</strong>n; <strong>de</strong> adolescentie waar<strong>in</strong> i<strong>de</strong>ntiteitsvorm<strong>in</strong>g heel belangrijk is.<br />
3. Maak dui<strong>de</strong>lijk hoe <strong>de</strong> pedagogische-, <strong>in</strong>terpersoonlijke- en didactische competentie nauw met elkaar samenhangen?<br />
De docent moet een breed repertoire hebben om contact met <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>g te leggen, <strong>de</strong> z<strong>ogen</strong>aam<strong>de</strong> pedagogische<br />
competentie.<br />
Het i<strong>de</strong>e is dat, wanneer een docent oog heeft voor <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>g, hier een positief contact uit op te bouwen is<br />
waardoor <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>g mee wil doen aan het on<strong>de</strong>rwijs. Als <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>g dan meedoet kan <strong>de</strong> docent weer letten op<br />
zijn taalontwikkel<strong>in</strong>g. Dit is <strong>de</strong> z<strong>ogen</strong>aam<strong>de</strong> <strong>in</strong>terpersoonlijke competentie.<br />
Daarnaast moet <strong>de</strong> docent moet een breed (taal)didactisch repertoire hebben en dus didactisch competent zijn.<br />
Daarbij komt nog dat <strong>de</strong> docent zelf altijd een on<strong>de</strong>rzoeken<strong>de</strong> houd<strong>in</strong>g moet hebben, om <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze competenties,<br />
competent te blijven.<br />
Leesvragen Hoofdstuk 1<br />
1. Welke bezwaren kleven er aan termen als ‘achterstandsk<strong>in</strong><strong>de</strong>ren’, ‘problematiek van zwarte scholen’, ‘an<strong>de</strong>rstaligen’<br />
en ‘moslimk<strong>in</strong><strong>de</strong>ren’?<br />
Het risico van dogma’s en stigmatiser<strong>in</strong>g.<br />
Er bestaan zo veel verschillen tussen leerl<strong>in</strong>gen dat geen enkele algemene term alle belangrijke factoren kan<br />
uitdrukken. Door het gebruik van <strong>de</strong>ze termen kan <strong>de</strong> verschei<strong>de</strong>nheid uit het oog verloren raken en is <strong>de</strong> kans<br />
groter <strong>in</strong> stereotiepe beel<strong>de</strong>n te <strong>de</strong>nken. Hierdoor kunnen aan bepaal<strong>de</strong> typen leerl<strong>in</strong>gen bepaal<strong>de</strong> problemen<br />
wor<strong>de</strong>n toegeschreven die niet per sé bij hen horen en waar zij dan ook niet bij gebaat zijn.<br />
2. Waar<strong>in</strong> kunnen leerl<strong>in</strong>gen van elkaar verschillen?<br />
Herkomst, met alle (on<strong>de</strong>rwijs)culturele verschillen daar<strong>in</strong> meegenomen.<br />
De bena<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van Ne<strong>de</strong>rland en het ne<strong>de</strong>rlands kan an<strong>de</strong>rs zijn afhankelijk van <strong>de</strong> gewoonten geleerd en<br />
meegenomen door <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>ge uit een an<strong>de</strong>r land en/of een an<strong>de</strong>r milieu. De manier van les krijgen kan ook<br />
verschillen met wat een leerl<strong>in</strong>g gewend is, ongeacht of <strong>de</strong>ze uit een an<strong>de</strong>r land komt of niet, het verschil tussen<br />
vmbo en mbo is al groot genoeg voor ie<strong>de</strong>r <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland geboren leerl<strong>in</strong>g. Daarnaast is <strong>de</strong> taalsituatie van<br />
belang: welke taal spreekt <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>g het meest naast <strong>de</strong> school.<br />
Voor sommigen kan het koloniale verle<strong>de</strong>n van Ne<strong>de</strong>rland een rol spelen <strong>in</strong> hun verhoud<strong>in</strong>g met <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>r-
landse samenlev<strong>in</strong>g, omdat hun ou<strong>de</strong>rs daarvandaan komen. An<strong>de</strong>re jongeren zijn (bijv. vanuit een oorlogsgebied)<br />
zelf op latere leeftijd naar Ne<strong>de</strong>rland gekomen. Voor hen kunnen trauma’s een rol spelen <strong>in</strong> hun leven.<br />
An<strong>de</strong>re groepen kunnen een enorme generatiekloof met hun ou<strong>de</strong>rs hebben, door bijvoorbeeld <strong>de</strong> ongeschooldheid<br />
van hun ou<strong>de</strong>rs.<br />
3. Wat zijn <strong>de</strong> overeenkomsten?<br />
De grootste overeenkomst is hun leeftijd. Voor allemaal geldt dat zij bezig zijn met (<strong>de</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g van) hun<br />
i<strong>de</strong>ntiteit: wie ben ik, wat is mijn positie <strong>in</strong> <strong>de</strong> wereld om nij heen?<br />
4. Wat heeft leren met i<strong>de</strong>ntiteitsontwikkel<strong>in</strong>g te maken?<br />
Doordat je als mens nieuwe kennis en ervar<strong>in</strong>gen opdoet, veran<strong>de</strong>rt je wereldbeeld steeds een beetje. En als je<br />
wereldbeeld veran<strong>de</strong>rt, veran<strong>de</strong>r je zelf ook. Je gaat an<strong>de</strong>rs <strong>de</strong>nken over mensen, d<strong>in</strong>gen, gebeurtenissen en <strong>in</strong><br />
wisselwerk<strong>in</strong>g daarmee veran<strong>de</strong>rt je gedrag.<br />
5. Wat moet je als leraar weten over i<strong>de</strong>ntiteitsontwikkel<strong>in</strong>g?<br />
Je moet als leraar weten welke factoren <strong>in</strong> <strong>de</strong> leefwereld van jongeren van <strong>in</strong>vloed zijn op hun i<strong>de</strong>ntiteitsontwikkel<strong>in</strong>g.<br />
Weten dat zij volop te maken hebben met biologische ontwikkel<strong>in</strong>gen en <strong>de</strong> daarmee gepaard gaan<strong>de</strong><br />
hormonale veran<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen. De leerl<strong>in</strong>g gaat zich langzaam losmaken van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs. Ook docenten wor<strong>de</strong>n mogelijk<br />
<strong>in</strong> die groep (van ou<strong>de</strong>rs) zo gezien en dus ook daar zetten zij zich vanaf. Opkomen<strong>de</strong> seksualiteit, opzoeken<br />
van grenzen en i<strong>de</strong>ntificeren of afzetten van an<strong>de</strong>ren hoort bij <strong>de</strong>ze fase.<br />
De omgev<strong>in</strong>g (<strong>de</strong> relatie tot an<strong>de</strong>ren) speelt een belangrijke rol bij i<strong>de</strong>ntiteitsontwikkel<strong>in</strong>g. Vooral bij allochtone<br />
leerl<strong>in</strong>gen wordt op verschillen<strong>de</strong> momenten een an<strong>de</strong>re rol verwacht. De eisen van ou<strong>de</strong>rs kunnen verschillen<br />
van <strong>de</strong> eisen van <strong>de</strong> docent of <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>ngroep. Bijvoorbeeld thuis wordt een on<strong>de</strong>rdanige houd<strong>in</strong>g verwacht,<br />
op school daarentege juist een actieve, meewerken<strong>de</strong> houd<strong>in</strong>g.<br />
Daarnaast ontwikkeld het <strong>de</strong>nken zich van concreet naar abstract niveau.<br />
6. Leg het Pygmalioneffect uit.<br />
‘Self fulfill<strong>in</strong>g prophecy’.<br />
Als een docent <strong>de</strong>nkt dat een k<strong>in</strong>d we<strong>in</strong>ig capaciteiten heeft, zal hij geen beroep doen op die capaciteiten waardoor<br />
<strong>de</strong> verwacht<strong>in</strong>g uitkomt. Ook als hij lastig gedrag verwacht, kan hij door een kortaffe wijze van communiceren<br />
dit lastige gedrag juist zelf uitlokken.<br />
7. Waarom is multiperspectiviteit voor een leraar belangrijk?<br />
Het is belangrijk voor een docent bij zichzelf na te gaan hoe hij <strong>in</strong> het leven staat, hoe hij <strong>de</strong> wereld bekijkt.<br />
Dit wereldbeeld is groten<strong>de</strong>els bepaald door zijn eigen opvoed<strong>in</strong>g, cultuur/omgev<strong>in</strong>g, schol<strong>in</strong>g, zijn eigen<br />
persoonlijke ervar<strong>in</strong>gen. Hierdoor kan hij teveel van zijn eigen standpunten uitgaan. De docent moet echter zelf<br />
open staan voor (an<strong>de</strong>re) i<strong>de</strong>eën van bijvoorbeeld <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> zijn <strong>klas</strong>.<br />
Door meer<strong>de</strong>re leerl<strong>in</strong>gen over hetzelf<strong>de</strong> hun men<strong>in</strong>g te laten geven of hun ervar<strong>in</strong>gen te laten vertellen, komen<br />
er meer<strong>de</strong>re perspectieven naar voren. Door oprechte <strong>in</strong>teresse te tonen <strong>in</strong> <strong>de</strong> leefwereld van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen kan<br />
er een goe<strong>de</strong> <strong>in</strong>teractie ontstaan tussen <strong>de</strong> docent en <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>g en kan <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> docent ook weer leerervar<strong>in</strong>gen<br />
opdoen.<br />
Als <strong>de</strong> docent zich hiervan bewust is kan er een goed <strong>klas</strong>senklimaat ontstaan.
Stu<strong>de</strong>nt: <strong>Hans</strong> van Dongen (GLU)<br />
Docent: John Macco<br />
Datum: 8 oktober 2009<br />
Kenmerk: Huiswerk boek ‘Taalgericht vakon<strong>de</strong>rwijs’, leesvragen hoofdstuk 1 en 2<br />
TVO (Taalgericht VakOn<strong>de</strong>rwijs)<br />
Leesvragen Hoofdstuk 1, <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g<br />
1. Wat was <strong>de</strong> aanleid<strong>in</strong>g voor aandacht voor taalgericht vakon<strong>de</strong>rwijs?<br />
In <strong>de</strong> praktijk blijkt dat <strong>de</strong> eisen gesteld aan <strong>de</strong> taalvaardigheid van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs<br />
vaak te hoog zijn. Dit kan dan gevolgen hebben voor <strong>de</strong> schoolloopbaan van <strong>de</strong>ze leerl<strong>in</strong>gen. Lessen/opdrachten<br />
kunnen dan mogelijk niet gemaakt wor<strong>de</strong>n omdat <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen <strong>de</strong> essentie hiervan niet begrijpen, terwijl<br />
zo met taalgebruik aangepast aan hun taalontwikkel<strong>in</strong>g, <strong>de</strong> lessen wel had<strong>de</strong>n kunnen volgen en maken.<br />
Er wordt van leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het on<strong>de</strong>rwijs taalkundig gezien veel verwacht. De abstractie van het taalgebruik is<br />
hoger dan <strong>in</strong> het alledaagse taalgebruik. Vakkennis en vaktaal vereisen nieuwe vaardighe<strong>de</strong>n op taalgebied.<br />
Hierbij moeten docenten zich realiseren dat zij allen bijdragen aan <strong>de</strong>ze taalvaardigheid. Voor een goe<strong>de</strong> implementatie<br />
hiervan verdient taalgericht vakon<strong>de</strong>rwijs daarom volledige aandacht.<br />
2. Taalgericht vakon<strong>de</strong>rwijs is verwant aan an<strong>de</strong>re vernieuw<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het on<strong>de</strong>rwijs. Welke zijn dat en geef <strong>de</strong> kern van<br />
ie<strong>de</strong>re vernieuw<strong>in</strong>g weer.<br />
In het boek wordt gesproken over het ‘nieuwe leren’ <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland. Vlaan<strong>de</strong>ren wordt aangehaald. Daar heeft<br />
men het over ‘begeleid zlefstandig leren’. Het gaat hier <strong>in</strong> feite om meer eigen verantwoor<strong>de</strong>lijkheid van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen<br />
en z<strong>in</strong>vollere opdrachten die beter aansluiten bij <strong>de</strong> praktijk van alledag (Hajer, 2007).<br />
3. Wat is het verschil tussen <strong>in</strong>houdsgericht taalon<strong>de</strong>rwijs, geschakeld vaktaalon<strong>de</strong>rwijs, taalbewust vakon<strong>de</strong>rwijs en<br />
taalgericht vakon<strong>de</strong>rwijs?<br />
– Bij <strong>in</strong>houdsgericht taalon<strong>de</strong>rwijs gaat het om <strong>de</strong> kennis van <strong>de</strong> taal, het leren lezen, spreken, schrijven en luisteren.<br />
Een voorbeeld is les <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rlands of Engels. De taakdocent kan materiaal uit <strong>de</strong> vaklessen gebruiken om <strong>de</strong><br />
taalvaardighe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen te verbeteren.<br />
– Geschakeld vaktaalon<strong>de</strong>rwijs is on<strong>de</strong>rwijs waar <strong>de</strong> taaldocent en <strong>de</strong> vakdocent samenwerken bij het selecteren<br />
van <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd en het voorberei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> lessen, die ze vervolgens afzon<strong>de</strong>rlijk geven.<br />
– Taalbewust vakon<strong>de</strong>rwijs is on<strong>de</strong>rwijs waar <strong>de</strong> vakdocent reguliere vaklessen geeft, maar ook aangepaste vaklessen<br />
waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen bewust met <strong>de</strong> vaktaal bezig zijn.<br />
– Bij taalgericht vakon<strong>de</strong>rwijs is <strong>de</strong> vakdocent ie<strong>de</strong>re les bewust bezig met <strong>de</strong> taalontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen<br />
b<strong>in</strong>nen zijn/haar vakon<strong>de</strong>rwijs. Dit kan specifiek voor twee<strong>de</strong> taalleer<strong>de</strong>rs zijn.<br />
Leesvragen Hoofdstuk 2, kenmerken en on<strong>de</strong>rbouw<strong>in</strong>g<br />
1. Wat is TVO precies? Wat zijn <strong>de</strong> kenmerken van een taalgerichte vakles?<br />
TVO is on<strong>de</strong>rwijs waar<strong>in</strong> naast vakdoelen <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> taalvaardigheid expliciet is benoemd. Die vak- en taaldoelen<br />
wor<strong>de</strong>n simultaan ontwikkeld via on<strong>de</strong>rwijs dat contextrijk is, vol <strong>in</strong>teractiemogelijkhe<strong>de</strong>n zit en waarb<strong>in</strong>nen<br />
benodig<strong>de</strong> taalsteun gebo<strong>de</strong>n wordt.<br />
2. Voor welke leerl<strong>in</strong>gen en docenten is TVO bedoeld? Waarom is het nodig?<br />
TVO is bedoeld voor ie<strong>de</strong>re leerl<strong>in</strong>g en ie<strong>de</strong>re docent. Het is nodig om tot een beter on<strong>de</strong>rwijs te komen. Een<br />
on<strong>de</strong>rwijs waar meer samenhang te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n is <strong>in</strong> <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vakken en waar extra aandacht is voor het<br />
taalgebruik (van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>g) om tot beter begrip van <strong>de</strong> lesstof te komen.<br />
3. Wat zijn leerstijlen? Welke wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong> het hoofdstuk genoemd?<br />
Leerstijlen zijn <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> manieren van leren van leerl<strong>in</strong>gen waaraan zij <strong>de</strong> voorkeur geven om <strong>de</strong> lesstof<br />
beter en prettiger tot hen te kunnen nemen. De leerstijlen die benoemd wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong> het boek zijn: visueel, audi-
torisch, tactiel, k<strong>in</strong>estetisch en analytisch - globaal en extravert - <strong>in</strong>trovert, impulsief - reflectief en <strong>in</strong>tuïtief - concreet,<br />
random- open - sequentieel-gesloten.<br />
4. Wat wordt verstaan on<strong>de</strong>r leerstrategieën?<br />
On<strong>de</strong>r leerstrategieën wordt verstaan <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n die leerl<strong>in</strong>gen hebben, of aangereikt<br />
krijgen, voor het zich eigen maken van <strong>de</strong> lesstof. Hoe <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen het leren en het uitvoeren van opdrachten<br />
aanpakken. Het gaat erom dat <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen via een voor hun passen<strong>de</strong> leermetho<strong>de</strong> komen tot <strong>de</strong> beste, prettigste<br />
en effectiefste manier van leren.<br />
5. Leg uit wat er bedoeld wordt met leren <strong>in</strong> <strong>in</strong>teractie.<br />
On<strong>de</strong>r leren <strong>in</strong> <strong>in</strong>teractie wordt verstaan het actief uitwisselen van veron<strong>de</strong>rstell<strong>in</strong>gen, vragen en bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />
tussen leerl<strong>in</strong>gen on<strong>de</strong>rl<strong>in</strong>g, tussen leerl<strong>in</strong>gen en docent en tussen leerl<strong>in</strong>gen en an<strong>de</strong>ren. Dit kan al pratend en<br />
schrijvend, luisterend en lezend, gesticulerend en tekenend, enz.<br />
6. I<strong>de</strong>m wat betreft leren met een taalsteun.<br />
De bedoel<strong>in</strong>g van leren met een taalsteun is om <strong>de</strong> aangebo<strong>de</strong>n (vak)taal toegankelijk te maken. Dit kan door<br />
gerichte steun bij het begrijpen en zelf produceren van (nieuwe) taal, bijvoorbeeld door het geven van lees- en<br />
schrijfopdrachten, of feedback geven op die bewuste formuler<strong>in</strong>gen.<br />
7. I<strong>de</strong>m wat betreft leren <strong>in</strong> context.<br />
On<strong>de</strong>r leren <strong>in</strong> context wordt verstaan dat er allerle<strong>in</strong>verban<strong>de</strong>n moeten bestaan <strong>in</strong> <strong>de</strong> leerstof met <strong>de</strong> voorkennis<br />
van <strong>de</strong> leer<strong>in</strong>gen en <strong>de</strong> nieuwe lesstof. Dat dit te plaatsen is <strong>in</strong> <strong>de</strong> leefwerled van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen als ook <strong>in</strong><br />
ruimer verband, <strong>in</strong> maatschappij en/of beroep. Daardoor moet er ook samenhang zijn tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
lessen/vakken on<strong>de</strong>rl<strong>in</strong>g.
Stu<strong>de</strong>nt: <strong>Hans</strong> van Dongen (GLU)<br />
Docent: John Macco<br />
Datum: 15 oktober 2009<br />
Kenmerk: Huiswerk boek ‘<strong>Open</strong> <strong>ogen</strong>’, leesvragen Hoofdstuk 2, 2.1 t/m 2.4 en huiswerk boek ‘Taalgericht vakon<strong>de</strong>rwijs’,<br />
leesvragen Hoofdstuk 3 en 4<br />
<strong>Open</strong> <strong>ogen</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>kleurrijke</strong> <strong>klas</strong><br />
Leesvragen Hoofdstuk 2, 2.1 t/m 2.4<br />
1. Leg het Mo<strong>de</strong>l van Interpersoonlijk Leraarsgedrag (MIL) uit.<br />
Hier gaat het om een (systeem)bena<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> uitgegaan wordt dat mensen tij<strong>de</strong>ns het communiceren elkaar<br />
we<strong>de</strong>rzijds beïnvloe<strong>de</strong>n. Toegespitst op <strong>de</strong> <strong>klas</strong> betekent dit dat niet alleen het gedrag van <strong>de</strong> leraar het gedrag<br />
van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>g me<strong>de</strong> bepaalt, maar dat ook het gedrag van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>g van <strong>in</strong>vloed is op dat van <strong>de</strong> leraar.<br />
Het MIL on<strong>de</strong>rscheidt twee dimensies: <strong>de</strong> <strong>in</strong>vloedsdimensie en <strong>de</strong> nabijheidsdimensie.<br />
- De <strong>in</strong>vloedsdimensie zegt iets over <strong>de</strong> controle van <strong>de</strong> <strong>communicatie</strong> <strong>in</strong> een <strong>klas</strong>.<br />
Als <strong>de</strong> docent daar<strong>in</strong> sturend is, wordt gesproken van dom<strong>in</strong>ant- of bovengedrag. Als <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen meer controle<br />
hebben, wordt dat submissie of on<strong>de</strong>rgedrag genoemd.<br />
- De nabijheidsdimensie zegt iets over het gedrag en mate van <strong>in</strong>stemm<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> docent.<br />
Als <strong>de</strong> docent <strong>in</strong>stemmend gedrag vertoond, voelt dit voor <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen als veel nabijheid. Dit wordt samenge-<br />
drag genoemd. Als <strong>de</strong> docent afwijzend gedrag vertoond, en <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen ver van hem afstaan, wordt dit tegengedrag<br />
genoemd.<br />
Een docent die sterk boven <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen staat, maar wel een beetje ‘samen’ met <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen is, wordt als<br />
leid<strong>in</strong>ggevend ervaren (BS). Een docent die iets m<strong>in</strong><strong>de</strong>r, maar nog steeds boven <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>g staat, en sterk samenwerkt,<br />
wordt als helpend en vrien<strong>de</strong>lijk ervaren (SB). Op <strong>de</strong>ze manier kun je <strong>de</strong> acht verschillen<strong>de</strong> types van<br />
docentgedrag uit het MIL, uitleggen.<br />
TEGEN<br />
corrigerend<br />
ontevre<strong>de</strong>n<br />
TB<br />
TO<br />
streng<br />
onzeker<br />
BT<br />
BOVEN<br />
ONDER<br />
BS<br />
OT OS<br />
lei<strong>de</strong>nd<br />
SB<br />
SO<br />
ruimtegevend / latend<br />
helpend / vrien<strong>de</strong>lijk<br />
begrijpend<br />
SAMEN
2. Breng je eigen stijl <strong>in</strong> beeld met behulp van het MIL. In welke van <strong>de</strong> acht sectoren beweeg je je meestal? Hoe sterk<br />
boven/on<strong>de</strong>r en samen tegen ben je?<br />
Over het algemeen v<strong>in</strong><strong>de</strong>n leerl<strong>in</strong>gen mij streng. Dat zou betekenen dat ik meer <strong>in</strong> <strong>de</strong> richt<strong>in</strong>g van BT streng en<br />
BS lei<strong>de</strong>nd zit. Daarbij moet ik toevoegen dat verschillen<strong>de</strong> <strong>klas</strong>sen, <strong>klas</strong>situaties en lesvormen (begeleid<strong>in</strong>g)<br />
bepalen hoe ik met een <strong>klas</strong> omga. Dan komen er an<strong>de</strong>re stijlen bij: TB corrigerend, SB helpend/vrien<strong>de</strong>lijk en SO<br />
begrijpend. (Overigens zeggen <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen er wel bijna altijd bij dat ze veel van me kunnen leren. Gelukkig...!).<br />
3. Welk beeld <strong>de</strong>nk je dat <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen van jou hebben?<br />
Zie mijn antwoord op vraag 2.<br />
4. Waarom is non verbaliteit extra belangrijk <strong>in</strong> een <strong>kleurrijke</strong> <strong>klas</strong>?<br />
Volgens mij is <strong>de</strong>ze vraag niet helemaal goed gesteld. Ik <strong>de</strong>nk dat <strong>de</strong> vraag moet zijn waarom <strong>de</strong> kennis van<br />
non verbaliteit extra belangrijk is <strong>in</strong> een klerurrijke <strong>klas</strong>. En dan met name <strong>de</strong> mogelijke <strong>in</strong>terpretaties hiervan <strong>in</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> culturen. Een leraar <strong>in</strong> een <strong>kleurrijke</strong> <strong>klas</strong> moet er namelijk alert op zijn dat <strong>de</strong> betekenis die door<br />
<strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>g wordt toegekend aan oogcontact, aanraakgedrag en handgebaren, alsook <strong>de</strong> mate waar<strong>in</strong> ze voorkomen,<br />
cultureel bepaald kan zijn, hetgeen gemakkelijk tot misverstan<strong>de</strong>n kan lei<strong>de</strong>n.<br />
Bij bijvoorbeeld or<strong>de</strong>verstorend gedrag blijkt dat juist <strong>in</strong> <strong>klas</strong>sen met een grote diversiteit, non-verbale <strong>communicatie</strong><br />
beter werkt, bijvoorbeeld door een v<strong>in</strong>ger op <strong>de</strong> lippen te leggen. Dit werk beter, omdat gezichtsverlies<br />
(voor <strong>de</strong> hele <strong>klas</strong> gecorrigeerd wor<strong>de</strong>n) <strong>in</strong> bepaal<strong>de</strong> culturen door leerl<strong>in</strong>gen heel erg gevon<strong>de</strong>n wordt.<br />
TVO (Taalgericht VakOn<strong>de</strong>rwijs)<br />
Leesvragen Hoofdstuk 3<br />
1. Waarom moet je als docent bij <strong>de</strong> voorkennis van leerl<strong>in</strong>gen aansluiten?<br />
Hoe steviger het fundament dat bij <strong>de</strong> start gelegd wordt, hoe beter <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen toegang hebben to <strong>de</strong> nieuwe<br />
leerstof. Je moet je lesstof kunnen koppelen bij <strong>de</strong> voorkennis van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen.<br />
Het is belangrijk dat <strong>de</strong> nieuwe kennis niet ‘los’ komt te staan, van <strong>de</strong> werkelijke wereld. Door eerst <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />
kennis los te maken, kan veel makkelijker <strong>de</strong> koppel<strong>in</strong>g gemaakt wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> kennis van <strong>de</strong><br />
leerl<strong>in</strong>gen. Door te beg<strong>in</strong>nen met het testen van voorkennis, wordt <strong>de</strong> nieuwe lesstof makkelijker <strong>in</strong> context<br />
geplaatst.<br />
Daarnaast kunnen docent en leerl<strong>in</strong>gen erachter komen welke kennis en welke associaties er al zijn. Het geeft <strong>de</strong><br />
mogelijkheid <strong>de</strong> nieuwe stof te verdiepen. Ook <strong>de</strong> betrokkenheid van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen kan vergroot wor<strong>de</strong>n, door<br />
aan te sluiten bij hun voorkennis. Ze zullen zich meer betrokken voelen, omdat er vanuit hun bestaan<strong>de</strong> kennis<br />
en belev<strong>in</strong>gswereld gewerkt wordt.<br />
2. Hoe kun je dat doen?<br />
Door zicht te krijgen op <strong>de</strong> voorkennis van leerl<strong>in</strong>gen door echte <strong>in</strong>teresse uit te stralen, hun belangstell<strong>in</strong>g te<br />
prikkelen en hen uit te dagen, hun eigen vragen rond het thema naar boven te halen en hun daarbij het vertrouwen<br />
te geven dat zij mee kunnen doen, ook al lijkt het thema lastig. Dus door te vragen, aftasten van voorkennis.<br />
Interactie dus. Door leerl<strong>in</strong>gen zelf vragen te laten stellen, discussies te voeren, <strong>in</strong>teresse te wekken en betrokkenheid<br />
te ontwikkelen.<br />
3. Hoe geef je aan het beg<strong>in</strong> van een lessenserie taalsteun (pag. 70 e.v.)? Licht dit toe.<br />
Door <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen eerst zelf te laten praten om zo te weten te komen wat hun taalgebruik en-begrip is. Later<br />
kan <strong>de</strong> docent hier op <strong>in</strong>haken door er valtermen aan te verb<strong>in</strong><strong>de</strong>n. Op <strong>de</strong>ze manier durven leerl<strong>in</strong>gen uitspraken<br />
te doen zon<strong>de</strong>r bang te zijn (eventuele) fouten te maken.<br />
Door open (<strong>de</strong>nk)vragen te stellen raken <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen actief betrokken bij <strong>de</strong> les.<br />
Als <strong>de</strong> docent aangeeft welke taal passend is bij het vakthema en dus belangrijk is, ontstaat er dui<strong>de</strong>lijkheid<br />
hetgeen als prettig ervaren wordt door <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen én <strong>de</strong> docent zelf.<br />
Door aandacht te geven aan belangrijke woor<strong>de</strong>n, leerl<strong>in</strong>gen actief naar betekenissen daarvan te laten zoeken
en hen te helpen met het formuleren van <strong>de</strong>ze begrippen en woor<strong>de</strong>n.<br />
4. Hoe breng je context aan (pag. 78 e.v.)? Licht dit toe.<br />
Door <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> manieren:<br />
- Het on<strong>de</strong>rwerp zichtbaar en tastbaar maken<br />
- Inventariseren wat <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen al weten<br />
- Opfris- en <strong>de</strong>nkvragen geven<br />
- Het <strong>in</strong>ka<strong>de</strong>ren van een lessenreeks<br />
- Gebruik maken van schema’s<br />
Het komt er op neer dat, door een rijk aanbod en variatie over diverse lessen te geven, <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen met verschillen<strong>de</strong><br />
leerstijlen een kans krijgen en er verschillen<strong>de</strong> <strong>in</strong>telligenties aangesproken wor<strong>de</strong>n. Door variatie<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen uitgedaagd ook eens een an<strong>de</strong>re dan gebruikelijke weg te bewan<strong>de</strong>len. Hierdoor gaan ze<br />
zich beter op hun gemak voelen omdat ook hun favoriete manier van werken eens aan bod komt.<br />
Door het stellen van goe<strong>de</strong> vragen en <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>g <strong>de</strong> tijd gunnen een antwoord te formuleren, kan dit hun <strong>in</strong>teresse<br />
en motivatie vergroten.<br />
5. Op welke manier kun je <strong>in</strong>teractie uitlokken?<br />
Door <strong>klas</strong>sikaal, <strong>in</strong> groepjes, <strong>in</strong> duo’s en <strong>in</strong>dividueel met <strong>de</strong> docent te praten over <strong>de</strong> nieuwe leerstof. Kortom, een<br />
vragen<strong>de</strong> houd<strong>in</strong>g aannemen. Hierbij moet <strong>de</strong> docent wel opletten dat niet steeds <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen aan het<br />
woord zijn.<br />
Leesvragen Hoofdstuk 4<br />
1. Inventariseer <strong>de</strong> didactische suggesties wat betreft het aanbrengen van context.<br />
- De leerl<strong>in</strong>g zelf aanvullen<strong>de</strong> <strong>in</strong>formatie laten zoeken,<br />
- De leerl<strong>in</strong>g een eigen <strong>in</strong>breng geven,<br />
- Deelacctiviteiten laten samenkomen <strong>in</strong> bijvoorbeeld <strong>de</strong>batten en discussies.<br />
2. Doe hetzelf<strong>de</strong> met <strong>in</strong>teractie uitlokken en taalsteun organiseren.<br />
INTERACTIE UITLOKKEN:<br />
- Samenwerkend leren <strong>in</strong> groepen,<br />
- Het <strong>in</strong>zetten van taalspellen <strong>in</strong> groepen,<br />
- Klassikale besprek<strong>in</strong>gen,<br />
- Hulpgesprekken met <strong>in</strong>dividuele leerl<strong>in</strong>gen.<br />
TAALSTEUN ORGANISEREN:<br />
- Teksten <strong>in</strong>dien nodig aanpassen,<br />
- Teksten laten verwerken (dus niet alleen laten lezen),<br />
- Schrijfpopdrachten geven,<br />
- Opbouwen<strong>de</strong> feedback geven.<br />
3. Waarom is het werken met taalspellen nuttig?<br />
Omdat via spelen <strong>de</strong> taal beter beklijft en je hier verschillen<strong>de</strong> niveau’s aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> komen. Dit lokt ook <strong>in</strong>teractie<br />
uit, zeker als het spellen zijn waar meer<strong>de</strong>re k<strong>in</strong><strong>de</strong>ren bij betrokken zijn. Het motiveert.<br />
Nog mooier is als je <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen zelf een spel laat maken!<br />
4. Een schrijfopdracht is vaak voor leerl<strong>in</strong>gen een lastige opgave: niet alleen vanwege <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd van <strong>de</strong> leerstof, maar<br />
ook vanwege <strong>de</strong> taal. Schrijfka<strong>de</strong>rs kunnen daarbij goed gebruikt wor<strong>de</strong>n. Leg uit wat schrijfka<strong>de</strong>rs zijn en voor welke<br />
problemen ze een oploss<strong>in</strong>g bie<strong>de</strong>n.<br />
Schrijfka<strong>de</strong>rs zijn gerichte en gestructureer<strong>de</strong> schrijfopdrachten, met ‘starters’ (het beg<strong>in</strong> van een z<strong>in</strong>) die <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>g<br />
aan het schrijven zetten. Schrijfka<strong>de</strong>rs zijn bijzon<strong>de</strong>r geschikte leermid<strong>de</strong>len om <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen tot productief<br />
<strong>de</strong>nken en het verwoor<strong>de</strong>n van gedachten te brengen.<br />
Schrijfka<strong>de</strong>rs kunnen oploss<strong>in</strong>gen bie<strong>de</strong>n bij schrijfproblemen, zoals:<br />
- Het probleem van <strong>de</strong> witte pag<strong>in</strong>a. Een beg<strong>in</strong> maken van een tekst is altijd moeilijk, schrijfka<strong>de</strong>rs helpen daarbij<br />
- Het verschil tussen spreken en schrijven. Tij<strong>de</strong>ns een gespreke kun je elkaar helpen met het aanvullen van<br />
woor<strong>de</strong>n, niet tij<strong>de</strong>ns schrijven. Schrijfka<strong>de</strong>rs aanvullen is een soort gesprek op papier: <strong>de</strong> starters helpen op een<br />
gestructureer<strong>de</strong> manier steeds weer nieuwe stappen te maken<br />
- Het ‘en toen’-syndroom. Dit wordt door onervaren schrijvers en sprekers vaak gebruikt om i<strong>de</strong>eën aan elkaar te
ijgen. Beter is om dan verban<strong>de</strong>n aan te geven door: bovendien..., m<strong>in</strong> of meer..., niettem<strong>in</strong>..., enz.<br />
Door schrijfka<strong>de</strong>rs te gebruiken gaan <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen <strong>de</strong>ze later ook spontaan gebruiken emt spreken en schrijven.<br />
- De onbeken<strong>de</strong> tekststructuren. De opbouw van een tekst wordt bepaald door het doel dat men met <strong>de</strong> tekst<br />
wil bereiken. De schrijfka<strong>de</strong>rs hiervoor wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong> vraag 5 benoemd.<br />
5. Het boek biedt <strong>de</strong> 6 belangrijkste genres <strong>in</strong> tekstopbouw. Welke schrijfka<strong>de</strong>rs horen daarbij? Geef voorbeel<strong>de</strong>n.<br />
- vertell<strong>in</strong>g/beschrijv<strong>in</strong>g (algemeen doel: het geven van een objectieve beschrijv<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> werkelijkheid)<br />
Voorbeeld: Een kenmerk van X is ...; Een an<strong>de</strong>re overeenkomst is...; Ze zijn ook an<strong>de</strong>rs, omdat...<br />
- verslag (algemeen doel: het navertellen van gebeurtenissen om te laten zien wat ervan geleerd is)<br />
Voorbeeld: Over het on<strong>de</strong>rwerp X wist ik al dat... Ik heb nu geleerd dat...; Voordat ik met het on<strong>de</strong>rwerp<br />
X begon, dacht ik...<br />
- uiteenzett<strong>in</strong>g/discussie (algemeen doel: het geven van <strong>in</strong>formatie, standpunten en argumenten over verschillen<strong>de</strong><br />
kanten van een zaak)<br />
Voorbeeld: Ik wil een aantal men<strong>in</strong>gen vergelijken over...<br />
- betoog/men<strong>in</strong>g (algemeen doel: het geven van een - goed beargumenteer<strong>de</strong> - men<strong>in</strong>g over een on<strong>de</strong>rwerp)<br />
Voorbeeld: Ik wil mijn men<strong>in</strong>g geven over...; Ik v<strong>in</strong>d dat...<br />
- uitleg/verklar<strong>in</strong>g (algemeen doel: het beschrijven van natuurlijke of sociale processen of <strong>de</strong> werk<strong>in</strong>g van iets)<br />
Voorbeeld: Ik wil uitleggen hoe het komt dat...; Ik wil uitleggen hoe... Eerst... Daarna...<br />
- <strong>in</strong>structie/werkwijze (algemeen doel: het beschrijven van hoe iets wordt gedaan of bereikt)<br />
Voorbeeld: Hoe maak je..., Je hebt nodig... Eerst...<br />
6. Geef <strong>de</strong> 3 soorten feedback weer die effectief zijn gebleken om <strong>de</strong> (taal)ontwikkel<strong>in</strong>g van leerl<strong>in</strong>gen ver<strong>de</strong>r te helpen.<br />
Geef bij elk een voorbeeld.<br />
- Bevestigen<strong>de</strong> feedback bij een goed antwoord: “Ja goed zo, ...”; “Prima, ...”<br />
- Vehel<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> feedback bij een vraag of onvolledig antwoord: “Wat zie je als het eb wordt?”; “Op het strand.” “Ja,<br />
wat zie je dan op het strand?”<br />
- Verbeteren<strong>de</strong> feedback bij een vaag, onvolledig of een fout antwoord.<br />
Hierop kun je op drie taalstimuleren<strong>de</strong> manieren reageren:<br />
- Positief corrigeren<strong>de</strong> feedback: “Wat is <strong>de</strong> hoek bij A?” “Kle<strong>in</strong>.” “Ja, het is een scherpe hoek.”<br />
- Aanwijz<strong>in</strong>gen-geven<strong>de</strong> feedback: “Als je nu eens let op <strong>de</strong> verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gswoor<strong>de</strong>n, daarmee kun je <strong>de</strong><br />
samenhang van <strong>de</strong> tekst verbeteren.”<br />
- Zelfbeoor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g-stimuleren<strong>de</strong> feedback: “Kijk er nog eens goed naar, weet je zeker dat <strong>de</strong> <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g<br />
voldoet aan <strong>de</strong> criteria die we afgesproken hebben?”
Stu<strong>de</strong>nt: <strong>Hans</strong> van Dongen (GLU)<br />
Docent: John Macco<br />
Datum: 19 november 2009<br />
Kenmerk: Huiswerk boek ‘<strong>Open</strong> <strong>ogen</strong>’, leesvragen Hoofdstuk 2, 2.5 t/m 2.7<br />
<strong>Open</strong> <strong>ogen</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>kleurrijke</strong> <strong>klas</strong><br />
Leesvragen Hoofdstuk 2, 2.5 t/m 2.7<br />
1. Beschrijf wat <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> is van <strong>de</strong> cultuurdimensies van Hofste<strong>de</strong> voor het han<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> leraar?.<br />
Met behulp van <strong>de</strong> dimensies van Hofste<strong>de</strong> kan <strong>de</strong> leraar zijn culturele achtergrond analyseren en zich bewust<br />
wor<strong>de</strong>n van zijn eigen culturele bril. Ook kan hij vanuit <strong>de</strong> kennis van <strong>de</strong>ze dimensies het gedrag van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen<br />
en hun ou<strong>de</strong>rs <strong>in</strong> perspectief plaatsen, zodat het pedagogisch han<strong>de</strong>len beter kan wor<strong>de</strong>n afgestemd op <strong>de</strong><br />
leerl<strong>in</strong>gen.<br />
Er moet reken<strong>in</strong>g gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> culturele achtergron<strong>de</strong>n. Ie<strong>de</strong>re docent moet:<br />
- zich bewust wor<strong>de</strong>n van ie<strong>de</strong>rs eigen waar<strong>de</strong>n en normen,<br />
- kennis over <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r verzamelen en verschillen leren begrijpen, en<br />
- vaardighe<strong>de</strong>n ontwikkelen om met ‘an<strong>de</strong>rs<strong>de</strong>nken<strong>de</strong>n’ om te gaan.<br />
De belangrijkste van <strong>de</strong> vijf dimensies die Hofste<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rscheidt voor docenten zijn <strong>de</strong> dimensies ‘machtsafstand’,<br />
‘collectivisme vs. <strong>in</strong>dividualisme’ en onzekerheidsvermijd<strong>in</strong>g.<br />
2. Welke groepsdynamische ontwikkel<strong>in</strong>g on<strong>de</strong>rscheidt Gieles <strong>in</strong> een <strong>klas</strong>?<br />
- Eerste fase = oriëntatiefase<br />
Deze fase is <strong>de</strong> aftastfase. Hier<strong>in</strong> zijn <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen erg afwachtend, on<strong>de</strong>rtussen gebeurt er erg veel<br />
<strong>in</strong> hun hoof<strong>de</strong>n.<br />
- Twee<strong>de</strong> fase = regelfase (of <strong>de</strong> productiefase)<br />
Hier<strong>in</strong> wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> groepsnormen vastgelegd: hoe gaat een ie<strong>de</strong>r met elkaar om. Als het goed gaat<br />
ontstaat er een veilige situatie hetgeen tot een goe<strong>de</strong> werksfeer leidt.<br />
- Der<strong>de</strong> fase = slotfase<br />
Hier<strong>in</strong> moeten <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen en docenten afscheid van elkaar gaan nemen. Dit kan lei<strong>de</strong>n tot vitten op<br />
elkaar. Het beste is dit stadium positief af te sluiten met een uitje ofzoiets.
Stu<strong>de</strong>nt: <strong>Hans</strong> van Dongen (GLU)<br />
Docent: John Macco<br />
Datum: 3 <strong>de</strong>cember 2009<br />
Kenmerk: Huiswerk boek ‘<strong>Open</strong> <strong>ogen</strong>’, leesvragen Hoofdstuk 2, 3.1 en 3.2 en Hoofdstuk 5 uit het Handboek TVO<br />
<strong>Open</strong> <strong>ogen</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>kleurrijke</strong> <strong>klas</strong><br />
Leesvragen Hoofdstuk 3, 3.1 en 3.2<br />
1. Noem <strong>de</strong> 3 voorwaar<strong>de</strong>n waaraan een les moet voldoen willen leerl<strong>in</strong>gen gestimuleerd wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong> hun taalontwikkel<strong>in</strong>g.<br />
De begrijpelijkheid van het taalaanbod moet net boven het niveau van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>g liggen (<strong>de</strong>ze moet daardoor<br />
een uitdag<strong>in</strong>g zijn die echter wel te halen is), het taalaanbod moet rijk zijn (oftewel, <strong>de</strong> aangebo<strong>de</strong>n <strong>in</strong>formatie<br />
moet van verschillen<strong>de</strong> bronnen afkomstig zijn: <strong>de</strong> docent zelf, een gastspreker, van me<strong>de</strong>leerl<strong>in</strong>gen, literatuur,<br />
<strong>de</strong> krant, youtube, etc.) en <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd moet <strong>in</strong>teressant/betekenisvol zijn (<strong>de</strong> context van het taalaanbod moet <strong>in</strong><br />
verband gebracht wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> leefomgev<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen).<br />
Ruimte voor taalproducte en feedback, zowel <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijk als <strong>de</strong> vorm.<br />
2. Hoe geef je ruimte aan taalproductie?<br />
Door oprechte belangstell<strong>in</strong>g te tonen en <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen te stimuleren te praten. Door te praten wordt <strong>de</strong> taalverwerv<strong>in</strong>g<br />
gestimuleerd, pas dan wordt <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>g geconfronteerd met zijn gebrek aan kennis van <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong><br />
taal. Door gebruik van <strong>de</strong> juiste gesprekstechnieken door <strong>de</strong> docent wordt <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong>ze <strong>in</strong>teractie verbeterd.<br />
De leerl<strong>in</strong>gen moeten vrij durven <strong>de</strong>nken en formuleren.<br />
Deze ruimte kan <strong>de</strong> docent creëren door:<br />
- te letten op <strong>de</strong> opstell<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> (groep) leerl<strong>in</strong>gen: door <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen veel <strong>in</strong> groepjes te laten werken wor<strong>de</strong>n<br />
ze ‘gedwongen’ met elkaar te communiceren. Klassikaal zou <strong>de</strong> kans verkle<strong>in</strong>en om ie<strong>de</strong>reen aan het woord te<br />
krijgen,<br />
- door leerl<strong>in</strong>gen <strong>de</strong>nktijd te gunnen voor het formuleren van hun antwoord en ze vooral uit te laten praten,<br />
- door ze (spreek)beurten te geven<br />
- door <strong>de</strong> juiste open<strong>in</strong>gsvraag te stellen, waarop vervolgens vragen gesteld kunnen wor<strong>de</strong>n waarmee je <strong>de</strong><br />
groep/<strong>klas</strong> weer kunt betrekken. Een open vraag is daarom een goe<strong>de</strong> vraag, hieropvolgend kun je leerl<strong>in</strong>gen<br />
betrekken door te vragen hoe zij dit zien of wat zij er van v<strong>in</strong><strong>de</strong>n.<br />
- door leerl<strong>in</strong>gen te laten schrijven. Schrijven dw<strong>in</strong>gt tot na<strong>de</strong>nken; er kan/moet dan over goe<strong>de</strong> formuler<strong>in</strong>gen<br />
nagedacht wor<strong>de</strong>n.<br />
3. Geef een voorbeeld van:<br />
a. bevestigen<strong>de</strong> feedback<br />
“Ja. Oké. Goed zo. Prima.” Bijvoorbeeld bij een goed antwoord.<br />
b. verhel<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> feedback<br />
“Wat bedoel je precies? Kun je een voorbeeld geven? Wat heeft het één met het an<strong>de</strong>r te maken?” Dit als vragen<br />
om verdui<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g. Een controle vraag zou kunnen zijn: “Klopt het dat je dat en dat bedoelt? Heb ik goed begrepen<br />
dat...?” Bijvoorbeeld bij een vaag of onvolledig antwoord.<br />
c. verbeteren<strong>de</strong> feedback<br />
Bij een vaag, onvolledig of fout antwoord; er zijn hierbij 3 (taalstimuleren<strong>de</strong>) manieren van reageren:<br />
- Positief corrigerend; ‘ja je zit <strong>in</strong> <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> richt<strong>in</strong>g, het precieze antwoord is...’<br />
- Aanwijz<strong>in</strong>gen-geven<strong>de</strong> feedback; ‘let eens op …., dan kun je <strong>de</strong> opdracht nog verbeteren’<br />
- Zelfbeoor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g-stimuleren<strong>de</strong> feedback; ‘lees je eigen opdracht nog eens goed na, en bekijk <strong>de</strong> criteria van <strong>de</strong><br />
opdracht eerst nog eens, kijk of je aan alle criteria hebt voldaan’.<br />
4. Wat is ‘mo<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g’?<br />
Dit gebeurt wanneer <strong>de</strong> docent <strong>de</strong> vorm <strong>in</strong> <strong>de</strong> taal van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen verbetert.<br />
Wanneer een leerl<strong>in</strong>g zegt dat hij zich ergens aan irriteert, kun je <strong>de</strong> z<strong>in</strong> herhalen en daar het woord ‘ergert’ <strong>in</strong> te
gebruiken... Een voorbeeld uit het boek: Een leerl<strong>in</strong>g zegt dat een lijn <strong>in</strong> een grafiek ‘klimt’, <strong>de</strong> docent zegt: “Nee,<br />
je zegt niet <strong>de</strong> lijn die klimt, maar <strong>de</strong> lijn die stijgt”.<br />
De docent moet wel oppassen dit niet te vaak te doen omdat dat het spreken kan <strong>de</strong>motiveren en omdat het <strong>de</strong><br />
vrije <strong>communicatie</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> weg kan gaan staan.<br />
TVO (Taalgericht VakOn<strong>de</strong>rwijs)<br />
Leesvragen Hoofdstuk 5<br />
1. Hoe kan <strong>de</strong> docent <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>lijke, taalgerichte feedback geven?<br />
Interactie tussen docent en leerl<strong>in</strong>g en daar niet alleen het cijfer maar ook het proces <strong>in</strong> te betrekken.<br />
Dus ook gesprekken, schfrijfproducten, presentaties, enz. Idialiter 1 op 1. Hier kan <strong>de</strong> docent beter feedback<br />
geven dan <strong>in</strong>/met een toets.<br />
Het is belangrijk vooraf aan te geven welke taal<strong>in</strong>hou<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld wor<strong>de</strong>n. De leerl<strong>in</strong>gen zullen constant<br />
feedback krijgen (niet alleen van <strong>de</strong> docent, ook van me<strong>de</strong>leerl<strong>in</strong>gen) op zijn leertaken. In het nieuwe leren is het<br />
leerproces net zo belangrijk of mogelijk belangrijker dan het uite<strong>in</strong><strong>de</strong>lijke leerresultaat.<br />
2. Hoe kan dit zon<strong>de</strong>r dat daarvoor extra (veel) tijd nodig is?<br />
Door bij persoonlijke gesprekken, (tussen)producten en presentaties van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen aanteken<strong>in</strong>gen te maken<br />
op observatieformulieren en beoor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsschalen, kan <strong>de</strong> docent met een m<strong>in</strong>imale <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g veel genuanceer<strong>de</strong><br />
gegevens over <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen verzamelen. M.b.v. dossiers en portfolio’s kan <strong>de</strong> docent<br />
<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen documenteren om zo ook passen<strong>de</strong>(r) feedback te kunnen geven.<br />
Klassikale behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g door <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen zelf: peerassessments.<br />
3. Welke beoor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gsvormen zijn geschikt voor taalgerichte vaklessen?<br />
Zie pag<strong>in</strong>a 143 en 144:<br />
- (Mon<strong>de</strong>l<strong>in</strong>ge) gesprekken<br />
- Navertellen van verhalen of teksten<br />
- Schrijfproducten<br />
- Tentoonstell<strong>in</strong>gen<br />
- Experimenten en <strong>de</strong>monstraties<br />
- (Schriftelijke) halfopen vragen<br />
- Docent-observaties<br />
- Portfolio’s<br />
4. Hoe kunnen leerl<strong>in</strong>gen taalgericht voorbereid wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> (e<strong>in</strong>d)toets?<br />
In <strong>de</strong> voorafgaan<strong>de</strong> lessen moeten <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen <strong>de</strong> kans krijgen <strong>de</strong> vaktaal te kunnen gebruiken (tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> lessen).<br />
Het beste is <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen <strong>de</strong> toets zelf te laten maken, dus het be<strong>de</strong>nken van <strong>de</strong> vragen.<br />
Hierbij kun je <strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> manieren:<br />
– Geef vooraf <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n en laat <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen be<strong>de</strong>nken welke vragen er bij <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n horen.<br />
– Laat <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen voorspellen welke on<strong>de</strong>rwerpen <strong>in</strong> <strong>de</strong> toets komen, en bespreek dit met ze.<br />
– Geef bij <strong>de</strong> vragen, een aantal mogelijke antwoor<strong>de</strong>n. Laat <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen bere<strong>de</strong>neren welk van <strong>de</strong> ant-<br />
woor<strong>de</strong>n het beste is.<br />
– Laat <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen allen een spiekbriefje maken, en kies met elkaar het beste spiekbriefje, die ook bij <strong>de</strong> toets<br />
gebruikt mag wor<strong>de</strong>n (helpt <strong>in</strong>formatie te or<strong>de</strong>nen). Deze v<strong>in</strong>d ik het beste... qua leuk.
Stu<strong>de</strong>nt: <strong>Hans</strong> van Dongen (GLU)<br />
Docent: John Macco<br />
Datum: 10 <strong>de</strong>cember 2009<br />
Kenmerk: Huiswerk boek ‘<strong>Open</strong> <strong>ogen</strong>’, leesvragen Hoofdstuk 3, 3.3 en 3.4<br />
<strong>Open</strong> <strong>ogen</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> <strong>kleurrijke</strong> <strong>klas</strong><br />
Leesvragen Hoofdstuk 3, 3.3 en 3.4<br />
1. Geef <strong>de</strong> verschillen weer tussen DAT en CAT.<br />
DAT is <strong>de</strong> Dagelijkse Algemene Taalvaardigheid, CAT is <strong>de</strong> Cognitieve Abstracte Taalvaardigheid.<br />
Het verschil tussen DAT en CAT zit <strong>in</strong> <strong>de</strong> complexiteit van <strong>de</strong> cognitieve processen. In CAT zit vaktaal, <strong>de</strong> taal is<br />
formeel, meer schriftelijk. DAT is veel meer mon<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g <strong>in</strong> vergelijk met CAT. DAT is het taalgebruik dat <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen<br />
ie<strong>de</strong>re dag (on<strong>de</strong>rl<strong>in</strong>g of <strong>in</strong> an<strong>de</strong>re situaties) spreken en gebruiken, CAT is schoolse taalvaardigheid.<br />
2. Welke woor<strong>de</strong>n zijn lastig voor leerl<strong>in</strong>gen?<br />
– Alledaagse woor<strong>de</strong>n, die <strong>in</strong> een an<strong>de</strong>re z<strong>in</strong> een an<strong>de</strong>re betekenis hebben.<br />
– Alledaagse woor<strong>de</strong>n die leerl<strong>in</strong>gen niet vaak tegenkomen.<br />
– Uitdrukk<strong>in</strong>gen en beeldspraak.<br />
– Abstracte begrippen.<br />
– Instructiewoor<strong>de</strong>n.<br />
– Verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>ges- en verwijswoor<strong>de</strong>n.<br />
– Vaktaal, vaktermen.<br />
3. Welke woor<strong>de</strong>n behoeven absoluut gerichte aandacht?<br />
Algemene schooltaal heeft extra aandacht nodig, dus abstracte begrippen, <strong>in</strong>structiewoor<strong>de</strong>n en verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gs-<br />
en verwijswoor<strong>de</strong>n. Aan vaktaal beste<strong>de</strong>n docenten eigenlijk altijd al aandacht.<br />
Docenten gaan er vaak vanuit dat leerl<strong>in</strong>gen dat al weten, maar <strong>de</strong> praktijk wijst uit dat leerl<strong>in</strong>gen nog niet<br />
bekend zijn met dat soort woor<strong>de</strong>n. Uiteraard moet <strong>de</strong> docent specifiek aandacht geven aan woor<strong>de</strong>n waarvan<br />
leerl<strong>in</strong>gen <strong>de</strong> betekenis niet weten, woor<strong>de</strong>n die frequent voorkomen, die leerl<strong>in</strong>gen nodig hebben om over het<br />
vak mee te praten, en woor<strong>de</strong>n die passen <strong>in</strong> <strong>de</strong> context van het vakthema.<br />
4. Beschrijf <strong>de</strong> vier fases van woor<strong>de</strong>nschatontwikkel<strong>in</strong>g.<br />
De vier fases zijn <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>:<br />
- Voorbewerken: Activeren en aansluiten bij <strong>de</strong> voorkennis.<br />
- Semantiseren: Het uitleggen van nieuwe woor<strong>de</strong>n, <strong>in</strong> betekenisvolle context plaatsen, toelichten.<br />
- Consoli<strong>de</strong>ren: Oefenen met <strong>de</strong> nieuwe woor<strong>de</strong>n, gebruiken van <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n om <strong>de</strong>ze te laten beklijven.<br />
- Controleren: De docent gaat na of <strong>de</strong> leerl<strong>in</strong>gen <strong>de</strong> nieuwe woor<strong>de</strong>n beheersen. Bijvoorbeeld door hiernaar te<br />
vragen wat <strong>de</strong>ze betekenen en <strong>de</strong> toepass<strong>in</strong>g daarvan, door te vragen naar een voorbeeld.