18.09.2013 Views

Hypothecair Planner (LHP) - Lindenhaeghe

Hypothecair Planner (LHP) - Lindenhaeghe

Hypothecair Planner (LHP) - Lindenhaeghe

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

OPLEIDING<br />

<strong>Hypothecair</strong> <strong>Planner</strong> (<strong>LHP</strong>)


LEERGANG<br />

HYPOTHECAIRE PLANNING<br />

- 1 -<br />

RECHT<br />

© IFK, september 2011<br />

Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van<br />

druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke<br />

toestemming van het IFK.


<strong>Lindenhaeghe</strong>, september 2011 i Inhoudsopgave<br />

a9064-007<br />

INHOUDSOPGAVE<br />

INLEIDING 1<br />

1 VERMOGENSRECHT 3<br />

1.1 Inleiding 3<br />

1.2 Goederen 6<br />

1.3 Absolute rechten en relatieve rechten 7<br />

2 GOEDERENRECHT 13<br />

2.1 Inleiding pand en hypotheek 13<br />

2.1.1 Kenmerken van pand en hypotheek 13<br />

2.2 Recht van hypotheek 15<br />

2.2.1 Algemeen 15<br />

2.2.2 Bevoegdheden van de hypotheekhouder 19<br />

2.2.3 Verhaal door de hypotheekhouder 19<br />

2.2.4 Aanvullende zekerheidsstellingen bij hypotheek 19<br />

2.3 Pandrecht 20<br />

2.4 Persoonlijke zekerheidsrechten 22<br />

2.5 Vruchtgebruik 25<br />

2.5.1 Inleiding 25<br />

2.6 Gedeeld eigendom 25<br />

2.6.1 Het recht van erfpacht 26<br />

2.6.2 Het recht van erfdienstbaarheid 26<br />

2.6.3 Het recht van opstal 27<br />

2.6.4 Appartementsrechten 27<br />

2.6.5 Coöperaties 28<br />

2.6.6 Cascohuur 29<br />

2.6.7 Verkoop economisch eigendom 29<br />

2.7 Lease 29<br />

3 ONRECHTMATIGE DAAD 31<br />

3.1 Inleiding 31<br />

3.2 Onrechtmatige daad 31<br />

3.2.1 Het eerste onrechtmatige-daadsvereiste: onrechtmatigheid 31<br />

3.2.2 Het tweede onrechtmatige-daadsvereiste: toerekening aan de dader 31<br />

3.2.3 Het derde onrechtmatige-daadsvereiste: schade 32<br />

3.2.4 Het vierde onrechtmatige-daadsvereiste: causaal verband 32<br />

3.2.5 Het vijfde onrechtmatige-daadsvereiste: relativiteit 33<br />

3.2.6 Vorderingen op grond van een onrechtmatige daad 33<br />

3.2.7 Kwalitatieve aansprakelijkheid 34<br />

4 KOOP EN VERKOOP ONROERENDE ZAKEN 35<br />

4.1 Inleiding 35<br />

4.2 De makelaar 35<br />

4.3 Onderzoek makelaar 36


<strong>Lindenhaeghe</strong>, september 2011 ii Inhoudsopgave<br />

a9064-007<br />

4.4 De koopovereenkomst 39<br />

4.4.1 Inleiding 39<br />

4.4.2 Juridische bepalingen 39<br />

4.4.3 De inhoud van de koopovereenkomst 42<br />

4.4.4 De gegevens van de koper en de verkoper 42<br />

4.4.5 De gegevens van de onroerende zaak 43<br />

4.4.6 Garanties in de koopovereenkomst 44<br />

4.4.7 Ontbindende voorwaarden 45<br />

4.4.8 Overige aspecten 46<br />

4.5 De notaris 47<br />

4.5.1 De transportakte 48<br />

4.6 Taxatierapport 49<br />

4.6.1 Waarden taxatierapport 50<br />

5 PERSONEN- EN FAMILIERECHT 53<br />

5.1 Inleiding 53<br />

5.2 Ongehuwd samenwonen 53<br />

5.3 Huwelijk 55<br />

5.4 Geregistreerd partnerschap 57<br />

5.5 Huwelijksvermogensrecht 59<br />

5.5.1 Inleiding 59<br />

5.5.2 Gemeenschap van goederen 59<br />

5.5.3 Huwelijkse voorwaarden 62<br />

6 ERFRECHT 67<br />

6.1 Inleiding 67<br />

6.2 Wettelijk erfrecht 67<br />

6.3 Groepen erfgenamen 71<br />

6.4 Het testament 77<br />

6.4.1 Testamentvormen 78<br />

6.4.2 Testamentaire clausules 79<br />

7 DE ONDERNEMER EN ZIJN ONDERNEMING 83<br />

7.1 Inleiding 83<br />

7.2 De eenmanszaak 83<br />

7.2.1 Aansprakelijkheid/huwelijk 83<br />

7.3 De vennootschap onder firma 84<br />

7.4 De maatschap 85<br />

7.5 De commanditaire vennootschap 86<br />

7.6 Nieuw personenvennootschapsrecht 86<br />

7.7 Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 87<br />

7.7.1 Inleiding 87<br />

7.7.2 Rechtskarakter 87<br />

7.7.3 Oprichting 87<br />

7.7.4 Aansprakelijkheid 87<br />

7.7.5 Wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht 89<br />

7.8 Naamloze vennootschap 89


<strong>Lindenhaeghe</strong>, september 2011 iii Inhoudsopgave<br />

a9064-007<br />

7.9 Overige organisatievormen 89<br />

8 INDEX 91


<strong>Lindenhaeghe</strong>, september 2011 1 Recht<br />

a9064-007<br />

INLEIDING<br />

Bij hypothecaire planning zijn, naast diverse aspecten vanuit andere vakgebieden,<br />

de juridische aspecten van groot belang. Vaak bekijken adviseurs juridische<br />

aspecten zonder dat zij dat eigenlijk in de gaten hebben. Bij een hypothecaire<br />

financiering is het bijvoorbeeld van belang te weten op wiens naam de woning<br />

staat en of de cliënt wel of niet in gemeenschap van goederen is gehuwd.<br />

In deze syllabus komen verschillende juridische aspecten aan de orde die met<br />

hypothecaire planning te maken kunnen hebben. Zo staan we stil bij het<br />

vermogensrecht in het algemeen, de zekerheidsrechten (zoals pand en hypotheek),<br />

het overeenkomstenrecht en de koop en verkoop van onroerende zaken. Ook de<br />

verschillende huwelijksgoederenregimes komen kort aan de orde. Die zijn immers<br />

erg belangrijk in de advisering en vormen vaak de basis voor verdere financiële<br />

advisering. Ook een overlijden heeft vaak grote gevolgen. Deze syllabus behandelt<br />

in inleidende zin het erfrecht zowel voor het geval er geen testament is opgemaakt<br />

(het erfrecht bij versterf), als voor het geval er wel een testament aanwezig is (het<br />

testamentair erfrecht). In het laatste hoofdstuk wordt kort stilgestaan bij een aantal<br />

ondernemingsvormen.


natuurlijke personen vs<br />

rechtspersonen<br />

<strong>Lindenhaeghe</strong>, september 2011 3 Recht<br />

a9064-007<br />

1 VERMOGENSRECHT<br />

1.1 INLEIDING<br />

Voor een goed begrip van deze syllabus is een inleidend hoofdstuk met betrekking<br />

tot het (vermogens)recht absoluut noodzakelijk.<br />

Het privaatrecht, ook wel het burgerlijk recht genoemd, regelt de juridische<br />

verhoudingen tussen personen onderling. Personen, ook wel rechtssubjecten<br />

genoemd, zijn dragers van rechten en verplichtingen.<br />

Rechtssubjecten of personen worden in twee groepen verdeeld. De eerste groep is<br />

die van de natuurlijke personen (mensen). Mensen zijn gedurende hun hele leven<br />

drager van rechten en plichten. Rechtssubjectiviteit ontstaat bij de geboorte en<br />

eindigt bij het overlijden van de mens. De tweede groep is die van de<br />

rechtspersonen. Dat zijn bepaalde organisaties die zelfstandig aan het rechtsverkeer<br />

kunnen deelnemen, bijvoorbeeld een BV.<br />

Volgens de wet staat een rechtspersoon vermogensrechtelijk (zie hierna) gelijk aan<br />

een natuurlijk persoon. De wet wijst precies aan welke organisaties rechtspersoon<br />

zijn. Een rechtspersoon is dus ook drager van rechten en plichten.<br />

Rechtssubjecten<br />

Natuurlijke personen<br />

Rechtspersonen<br />

Rechtspersonen worden opgesomd in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De<br />

belangrijkste rechtspersonen zijn de BV (besloten vennootschap), de NV<br />

(naamloze vennootschap), de vereniging en de stichting. In het geval van een BV<br />

of NV geldt als hoofdregel dat iedere bestuurder zelfstandig bevoegd is tot<br />

vertegenwoordiging. Hier kunnen in de statuten uitzonderingen op of andere<br />

afspraken over gemaakt worden (bijvoorbeeld dat alleen de aandeelhouders of de<br />

raad van commissarissen bevoegd zijn). Voor een vereniging of stichting is de<br />

hoofdregel dat alle bestuurders alleen gezamenlijk bevoegd zijn tot<br />

vertegenwoordiging. Ook hier kan door middel van de statuten van worden<br />

afgeweken.


privaatrecht en<br />

publiekrecht<br />

personen- en<br />

familierecht<br />

<strong>Lindenhaeghe</strong>, september 2011 4 Recht<br />

a9064-007<br />

Voorbeeld<br />

De heer Bakker is als werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam bij de naamloze<br />

vennootschap ABAMO NV. De heer Bakker heeft recht op loon van de ABAMO en daartegenover<br />

staat de plicht dat hij arbeid moet verrichten. De ABAMO is een rechtssubject (rechtspersoon). Als<br />

werkgever heeft de NV recht op arbeid van haar werknemers en daartegenover heeft zij de plicht<br />

om loon te betalen.<br />

Voorbeeld<br />

De heer Bakker is eigenaar van een woonhuis in Rotterdam, en de ABAMO NV is eigenaresse van<br />

een groot kantoorpand in Amsterdam. Zowel de heer Bakker als de NV heeft als rechtssubject<br />

rechten en plichten. De heer Bakker als natuurlijk persoon, de ABAMO NV als rechtspersoon.<br />

Recht bestaat uit regels waar onder andere rechtspersonen, overheden en<br />

natuurlijke personen zich aan moeten houden. Waar vinden we in Nederland nu het<br />

recht? De belangrijkste rechtsbron is de wet. Daar waar de wet niet eenduidig kan<br />

worden uitgelegd of daar waar geen regels in de wet zijn vastgelegd, kunnen<br />

rechters uitspraken doen over hoe de wet geïnterpreteerd moet worden of over hoe<br />

in specifieke gevallen gehandeld moet worden. Deze uitspraken worden<br />

jurisprudentie genoemd en gelden ook als rechtsbron. Een derde rechtsbron zijn<br />

(internationale) verdragen. Een verdrag bevat internationaal recht als er<br />

gedragsregels voor de staten zijn opgesteld. Een laatste rechtsbron zijn<br />

(rechts)gewoonten. Een gewoonte is een langdurig gebruik in een zekere kring. In<br />

de handel zijn nog verschillende rechtsgewoonten te vinden. Bij het verrichten van<br />

handelingen dient rekening gehouden te worden met alle vier de rechtsbronnen.<br />

Binnen het recht wordt er onderscheid gemaakt tussen privaatrecht en publiekrecht.<br />

Bij publiekrecht wordt de rechtsverhouding tussen overheidsinstanties onderling en<br />

de overheid en burgers geregeld. In het kader van deze opleiding zal niet nader<br />

ingegaan worden op het publiekrecht. In het privaatrecht gaat het om de juridische<br />

relaties tussen personen (zowel natuurlijke personen als rechtspersonen) onderling.<br />

Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de koopovereenkomst, de<br />

huurovereenkomst, de arbeidsovereenkomst of het vestigen van een hypotheek op<br />

een woonhuis.<br />

Doordat de juridische relaties die personen onderling aangaan zeer verschillend van<br />

aard kunnen zijn, is het privaatrecht een zeer uitgebreid rechtsgebied. Binnen het<br />

privaatrecht kan men twee hoofdgroepen van relaties onderscheiden:<br />

• familierechtelijke betrekkingen;<br />

• vermogensrechtelijke relaties.<br />

Het personen- en familierecht geeft regels over de rechtspositie van de mens (zoals<br />

het recht op naam, de woonplaats en de rechtsbevoegdheid) en de<br />

rechtsbetrekkingen die kunnen voortvloeien uit het familieverband (zoals huwelijk,<br />

ouderlijk gezag, echtscheiding en voogdij). Dit is opgenomen in boek 1 van het<br />

Burgerlijk Wetboek.


vermogensrecht<br />

vermogen<br />

<strong>Lindenhaeghe</strong>, september 2011 5 Recht<br />

a9064-007<br />

Het vermogensrecht (met name boek 3 BW) is dat deel van het recht dat betrekking<br />

heeft op de rechten en plichten die uit iemands vermogen kunnen voortvloeien.<br />

Iedere persoon heeft een vermogen dat telkens van samenstelling verandert.<br />

Vermogensrecht<br />

In het gewone taalgebruik wordt onder een vermogen verstaan een fortuin van<br />

grotere of kleinere omvang. In het recht verstaan we onder een vermogen alle<br />

bezittingen en schulden die iemand op een bepaald moment heeft. Het vermogen<br />

bestaat dus uit een optelsom van alle rechten (bijvoorbeeld rechten op betalingen of<br />

rechten uit een overeenkomst of een eigendomsrecht) en plichten (bijvoorbeeld<br />

schulden of plichten om te betalen of plichten om te leveren) die iemand op een<br />

bepaald moment heeft en die in geld waardeerbaar zijn. Bezittingen worden ook<br />

wel goederen genoemd. Het vermogen bestaat dus uit goederen en schulden. Een<br />

vermogen kan dus ook negatief zijn; dat is het geval als de schulden de goederen in<br />

waarde overtreffen.<br />

Hieronder is een schema opgenomen met betrekking tot de onderverdeling die<br />

binnen het vermogensrecht gemaakt wordt.<br />

vermogen<br />

goederen<br />

schulden<br />

zaken<br />

(vermogens)rechten<br />

roerend<br />

onroerend<br />

relatief<br />

absoluut<br />

Let op:<br />

Goederen (dus zowel zaken als rechten) zijn ook nog te onderscheiden in<br />

registergoederen en niet-registergoederen. In komende paragrafen zal nader<br />

ingegaan worden op het verschil tussen roerende en onroerende goederen evenals<br />

het verschil tussen absolute en relatieve rechten.<br />

Door allerhande zaken kan de samenstelling van iemands vermogen wijzigen.


<strong>Lindenhaeghe</strong>, september 2011 6 Recht<br />

a9064-007<br />

Verbintenissenrecht en goederenrecht<br />

Het vermogensrecht wordt ingedeeld in verbintenissenrecht en goederenrecht. Het<br />

goederenrecht geeft de verhouding aan tussen een persoon en een goed en de<br />

veranderingen die hierin kunnen plaatsvinden.<br />

Binnen het recht is onderscheid te maken tussen regelend en dwingend recht. In het<br />

geval van dwingend recht mag niet op een andere manier gehandeld worden dan in<br />

de wet is voorgeschreven. Wanneer van de regels wordt afgeweken ontstaat een<br />

niet rechtsgeldige situatie. In het geval van regelend recht, geeft het recht als het<br />

ware een voorzet hoe zaken op een goede manier geregeld zouden kunnen worden.<br />

Het is echter toegestaan om (met het fiat van alle betrokken partijen) af te wijken<br />

van de wet. Regelend recht wordt ook wel aanvullend recht genoemd.<br />

Het verbintenissenrecht (met name Boek 6 BW) heeft te maken met verbintenissen,<br />

dat wil zeggen met vermogensrechtelijke relaties tussen personen onderling.<br />

In onze samenleving zijn partijen vrij om te bepalen of ze een overeenkomst willen<br />

sluiten en met wie ze een overeenkomst willen sluiten. Dit wordt contractvrijheid<br />

genoemd.<br />

1.2 GOEDEREN<br />

Binnen het recht worden vermogensbestanddelen aangeduid met het begrip<br />

goederen. Volgens de wet is een goed een zaak of een (vermogens)recht.<br />

Goederen<br />

Zaken<br />

(Vermogens)rechten<br />

Zaken zijn stoffelijke objecten die voor de mens van waarde zijn. Bijvoorbeeld<br />

tafels en fietsen.<br />

Roerende en onroerende zaken<br />

Zaken kunnen roerend of onroerend zijn. Onroerende zaken zijn limitatief<br />

opgesomd in de wet. Onroerende zaken zijn:<br />

• grond;<br />

• nog niet gewonnen delfstoffen;<br />

• met de grond verenigde beplantingen;<br />

• gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij<br />

rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen en werken.<br />

Roerend zijn alle zaken die niet onroerend zijn.


egistergoederen<br />

niet-registergoederen<br />

absolute vs relatieve<br />

rechten<br />

<strong>Lindenhaeghe</strong>, september 2011 7 Recht<br />

a9064-007<br />

Voorbeeld<br />

Een huis is een gebouw dat duurzaam met de grond is verenigd. Een huis is dus een onroerende<br />

zaak. De bomen en planten in de tuin zijn onroerend, zolang ze in de tuin staan. Wanneer ze uit de<br />

grond worden gehaald, dan zijn ze roerend geworden.<br />

Vermogensrechten<br />

Vermogensrechten zijn rechten die overdraagbaar zijn of de rechthebbende een<br />

voordeel kunnen verschaffen. Vermogensrechten zijn verhandelbaar en<br />

overdraagbaar. Vermogensrechten hebben ook altijd een bepaalde waarde.<br />

Voorbeeld<br />

Evert verkoopt zijn syllabus recht aan Bert voor € 65. Het recht op betaling is een vorderingsrecht<br />

van Evert ten opzichte van Bert; een recht dat tot het vermogen van Evert behoort.<br />

Evert en Bert hebben afgesproken dat Bert pas over een maand hoeft te betalen. Binnen deze maand<br />

heeft Evert echter dringend geld nodig. Evert kan dan zijn vorderingsrecht aan Bas overdragen. Bas<br />

betaalt Evert hiervoor en Bas wordt dan in plaats van Evert schuldeiser van de vordering op Bert.<br />

Ook hier is sprake van een vermogensrecht.<br />

Registergoederen en niet-registergoederen<br />

Goederen kunnen worden onderscheiden in registergoederen en nietregistergoederen.<br />

Registergoederen zijn goederen waarbij voor de overdracht of de vestiging daarvan<br />

inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is.<br />

Registergoederen zijn:<br />

• onroerende zaken zoals gebouwen en huizen;<br />

• schepen (boven een bepaald tonnage) en vliegtuigen;<br />

• beperkte rechten op een registergoed. Bijvoorbeeld een recht van hypotheek op<br />

een huis of het recht van vruchtgebruik van een vordering.<br />

Bij niet-registergoederen vindt overdracht plaats op een andere manier (niet door<br />

inschrijving). Een boek (niet-registergoed) bijvoorbeeld kan worden overgedragen<br />

door overhandiging aan een andere partij met de bedoeling dat de ander eigenaar<br />

wordt.<br />

1.3 ABSOLUTE RECHTEN EN RELATIEVE RECHTEN<br />

Vermogensrechten kunnen worden onderscheiden in absolute en relatieve<br />

vermogensrechten.<br />

Absolute vermogensrechten maken deel uit van het goederenrecht. Deze rechten<br />

kan men tegenover iedereen handhaven. Relatieve vermogensrechten behoren tot<br />

het verbintenissenrecht. Zij werken relatief, dat wil zeggen slechts ten opzichte van


<strong>Lindenhaeghe</strong>, september 2011 8 Recht<br />

a9064-007<br />

één of meer bepaalde personen. Relatieve rechten worden ook wel persoonlijke<br />

rechten of vorderingsrechten genoemd.<br />

Voorbeeld<br />

Het eigendomsrecht is een voorbeeld van een absoluut recht. Als eigenaar van bijvoorbeeld een<br />

doos bonbons heeft men het recht ze allemaal ineens op te eten of ze weg te geven aan een vriendin<br />

of om ze te bewaren. Als een ander ze zonder toestemming opeet, dan kan de eigenaar van de<br />

bonbons ze terugvorderen. (Omdat dit in dit geval problematisch is geworden, zal de waarde van de<br />

opgegeten bonbons moeten worden vergoed.)<br />

Voorbeeld<br />

Frits koopt een computer voor € 4.500 bij Collect. Er ontstaan nu twee relatieve rechten, namelijk:<br />

Frits heeft recht op levering van de computer door Collect en Collect heeft recht op betaling van<br />

€ 4.500 door Frits. Dit recht op betaling kan Collect alleen van Frits vorderen en niet van iemand<br />

anders. Omgekeerd geldt ook dat Frits de levering van de computer alleen van Collect kan vorderen<br />

en niet van een andere winkel. Hier is dus sprake van een relatief recht.<br />

Absolute rechten zijn limitatief in de wet opgesomd. Verder is op absolute rechten<br />

een prioriteitsbeginsel van toepassing. Dat wil zeggen dat wanneer er meer rechten<br />

op een goed gevestigd zijn, het oudste absolute recht voorgaat. Een absoluut recht<br />

gaat altijd voor een relatief recht.<br />

Het absolute recht heeft ‘droit de suite’, goederenrechtelijk gevolg of zaaksgevolg.<br />

Dat wil zeggen het absolute recht blijft bij het goed waarop het rust. Als het goed<br />

tussentijds van eigenaar wisselt, dan blijft het absolute recht dus bij het goed. Het<br />

recht ‘volgt’ als het ware de zaak.<br />

Voorbeeld<br />

Lisette’s computer wordt gestolen uit haar kantoor door een dief. Lisette blijft echter eigenaar van<br />

de computer. Het eigendomsrecht van Lisette volgt de computer. Ook al verkoopt de dief de<br />

computer door aan een heler, Lisette blijft eigenaar.<br />

Absolute rechten kunnen rusten op goederen en op ideeën.


<strong>Lindenhaeghe</strong>, september 2011 9 Recht<br />

a9064-007<br />

In schema:<br />

vermogensrechten<br />

Het eigendomsrecht<br />

relatieve rechten<br />

op eigendom<br />

absolute rechten op ideeën:<br />

• octrooirecht<br />

• merkenrecht<br />

• auteursrecht<br />

• recht op handelsnaam<br />

op goederen:<br />

• op alle goederen:<br />

- pand<br />

- hypotheek<br />

- vruchtgebruik<br />

• alleen op zaken:<br />

- erfpacht<br />

- erfdienstbaarheid<br />

- opstal<br />

- appartementsrecht<br />

Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.<br />

Een eigenaar mag het goed gebruiken, de vruchten ervan genieten en het goed aan<br />

een ander in eigendom overdragen. Ook mag de eigenaar zijn eigendomsrecht<br />

beperken door rechten toe te kennen aan anderen. Verder kan de eigenaar aan een<br />

ander een relatief recht van gebruik of genot geven (huur, bruikleen). Een eigenaar<br />

kan van iedereen die zijn zaak niet rechtmatig onder zich houdt, deze zaak opeisen<br />

(eigendomsrecht is een absoluut recht). Een eigenaar kan dus volledig over een<br />

zaak beschikken.<br />

Aan het eigendomsrecht zijn echter beperkingen gesteld. Een eigenaar zal rekening<br />

moeten houden met wettelijke voorschriften en andere geldende regels. Als hij<br />

persoonlijke of beperkte rechten aan anderen heeft verleend, zal hij deze moeten<br />

respecteren. Een eigenaar mag geen misbruik maken van zijn eigendomsrecht.<br />

Er wordt in het kader van recht onderscheid gemaakt tussen eigendom, bezit en<br />

houderschap. Er wordt over bezit gesproken als iemand zich gedraagt als eigenaar.<br />

Bezit is dus het houden van een goed voor zichzelf en zich als eigenaar gedragen<br />

(men hoeft het goed niet legaal te bezitten). Er is sprake van houderschap wanneer<br />

iemand een goed van een ander beheert (onder zich heeft), maar weet dat hij niet de


juridisch en<br />

economisch eigendom<br />

overdracht<br />

<strong>Lindenhaeghe</strong>, september 2011 10 Recht<br />

a9064-007<br />

eigenaar is. In het geval van houderschap zal iemand zich dus ook niet gedragen als<br />

eigenaar.<br />

Bij eigendom wordt onderscheid gemaakt tussen juridisch eigendom en<br />

economisch eigendom. Bij economisch eigendom komt een goed juridisch toe aan<br />

de een, terwijl de economische waarde toekomt aan de ander. Een economisch<br />

eigenaar is gerechtigd in de vruchten en de waardeontwikkelingen en draagt het<br />

financiële risico. Hierbij kan men denken aan de rechten van de koper die de<br />

koopprijs betaald heeft van een feitelijk aan hem geleverd goed, terwijl de<br />

juridische levering achterwege is gebleven. Maar ook aan de rechten van de<br />

huurder, pachter of erfpachter op door hem geplaatste gebouwen of aangebrachte<br />

verbeteringen die krachtens natrekking aan de grondeigenaar toebehoren. Het<br />

onderscheid tussen juridisch en economisch eigendom komt ook tot uitdrukking in<br />

geval van huurkoop of ‘financial’ lease. Meestal staat de economische eigenaar met<br />

de juridische eigenaar in een contractuele verhouding, maar soms heeft de<br />

economische eigenaar een zakelijk recht, zoals een erfpachter.<br />

Voorbeeld<br />

Pieter koopt een TV via een huurkoop-overeenkomst. Hij betaalt een aantal maanden een vast<br />

bedrag en aan het einde van de afgesproken periode mag hij zich eigenaar van de TV noemen.<br />

Tijdens de periode van maandelijkse betalingen is Pieter slechts economisch eigenaar van de TV.<br />

Pas met de laatste betalingen krijgt hij het juridisch eigendom (tot die tijd heeft de huurverkoper het<br />

juridisch eigendom).<br />

Wijze van eigendomsverkrijging<br />

Er zijn verschillende manieren om een goed in eigendom te krijgen. De meest<br />

voorkomende wijzen van eigendomsverkrijging zijn:<br />

• overdracht;<br />

• erfopvolging;<br />

• verjaring;<br />

• toe-eigening;<br />

• natrekking.<br />

Overdracht is vaak het gevolg van een koopovereenkomst . Er wordt afgesproken<br />

tussen partijen dat een goed, al dan niet tegen betaling, van eigenaar zal wisselen.<br />

Het recht van eigendom wordt dan dus overgedragen. Pas op het moment van<br />

daadwerkelijke overdracht zal een goed van eigenaar verwisselen.<br />

Om een rechtsgeldige overdracht te kunnen bewerkstellingen moet aan een drietal<br />

vereisten worden voldaan:<br />

• Er moet een titel van eigendomsovergang aanwezig zijn. De titel is de<br />

juridische reden voor de overdracht. De meest voorkomende titel van overgang<br />

is de koop(overeenkomst), maar dit kan ook gebeuren door schenking of ruil.<br />

Dit wordt de titel van rechtsovergang genoemd. Dit zijn verkrijgingen onder<br />

bijzondere titel;


erfopvolging<br />

verjaring<br />

<strong>Lindenhaeghe</strong>, september 2011 11 Recht<br />

a9064-007<br />

• De leverende partij moet beschikkingsbevoegd zijn. Om beschikkingsbevoegd<br />

te zijn moet iemand eigenaar zijn (of toestemming van de eigenaar hebben).<br />

Niemand kan meer rechten overdragen dan hij zelf heeft. Maar het feit dat<br />

iemand eigenaar van een goed is, is niet in alle gevallen voldoende. Zo kan<br />

iemand bijvoorbeeld in staat van faillissement verkeren of onder curatele<br />

staan, waardoor deze niet beschikkingsbevoegd is om het betreffende goed<br />

over te dragen;<br />

• Er moet daadwerkelijk geleverd worden (de leveringshandeling). Afhankelijk<br />

van het soort goed gelden vereisten omtrent levering. Bij registergoederen en<br />

niet-registergoederen zijn de leveringsvereisten verschillend.<br />

In het geval van een huwelijk gelden er nog aanvullende eisen met betrekking tot<br />

de beschikkingsbevoegdheid.<br />

Een nieuwe eigenaar kan ook in beeld komen door erfopvolging. Erfopvolging<br />

ontstaat door overlijden van de voormalige eigenaar. De erfgenaam treedt in de<br />

rechten en plichten van de erflater en krijgt dus niet alleen (een evenredig deel in)<br />

zijn goederen, maar ook zijn schulden. Dit is een verkrijging onder algemene titel.<br />

De erflater kan zijn goederen op verschillende manieren nalaten. Afhankelijk of het<br />

wettelijk erfrecht gevolgd wordt of dat er door middel van een testament wordt<br />

nagelaten, kunnen één of meer erfgenamen gezamenlijk het eigendom van een<br />

goed krijgen. Ook is het mogelijk om een goed door middel van een legaat na te<br />

laten aan één of meer personen.<br />

Goederen kunnen ook van eigenaar veranderen door middel van een schenking (zie<br />

hiervoor). Een schenking is volgens de wettekst ‘een overeenkomst om niet, die<br />

ertoe strekt dat de ene partij, de schenker, ten koste van eigen vermogen de andere<br />

partij, de begiftigde, verrijkt’.<br />

In het geval van verjaring moet onderscheid gemaakt worden tussen verkrijgende<br />

verjaring en bevrijdende verjaring. In het geval van verkrijgende verjaring wordt<br />

iemand die een goed bezit, maar geen eigenaar is, na verloop van tijd eigenaar van<br />

het betreffende goed.<br />

Voorwaarde hiervoor is wel dat de betreffende persoon zich een bepaalde periode<br />

openbaar als eigenaar heeft gedragen en het goed onafgebroken en ongestoord in<br />

zijn bezit heeft gehad. Ook moet er sprake zijn van legale handelingen (een<br />

gestolen goed kan dus niet door middel van verjaring eigendom worden van de<br />

dief). In het geval van registergoederen geschiedt verjaring van rechtswege, dat wil<br />

zeggen dat er geen akte hoeft te worden opgemaakt voor de eigendomsoverdracht.<br />

Voor verschillende goederen gelden verschillende verjaringstermijnen.<br />

Voorbeeld<br />

De eigendom van een woning kan maar op één manier verjaren. Er is in de wet opgenomen dat<br />

wanneer iemand 100 jaar aaneengesloten eigenaar is geweest van een woning, deze vervolgens<br />

toevalt aan de staat. Tot op heden is dit, voor zover bekend, nog nooit voorgekomen.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!