18.09.2013 Views

De Vulkaantocht - TWC Oost-Brabant

De Vulkaantocht - TWC Oost-Brabant

De Vulkaantocht - TWC Oost-Brabant

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>De</strong> <strong>Vulkaantocht</strong><br />

Een mooie toertocht door en naar een vulkanisch landschap. Voor iedereen<br />

te befietsen en aan te bevelen. Een nadeel echter: de lengte van de tocht is<br />

3000 km. en duurt een kleine maand. Bagage, slaapzak en tent is hierbij dus<br />

nodig. Op de terugweg dient men van het vliegtuig gebruik te maken.<br />

Waarschuwing, op sommige stukken kan de ondergrond heel heet zijn!<br />

Voor de exacte route vervoege men zich bij Marcel Hubers.<br />

Op 1 juni vertrok ik vanuit mijn woonplaats Grave naar Sicilië. <strong>De</strong> eerste dag fietste ik langs<br />

Helenaveen, door het mooie moeraslandschap van de Peel naar Roermond. Na een pauze daar<br />

vervolgde ik mijn weg langs de Roer naar Duitsland. Daar volgde ik de Ruhrfahrradweg een<br />

heel eind tot vlak bij Elsdorf, waar ik afsloeg en langs de grote open bruinkoolgroeven fietste<br />

richting Keulen. In Hürth, een industriestadje bij Keulen overnachtte ik in de Jeugdherberg.<br />

Na Hürth moest ik even doorsteken naar de Rijn om daar deze rivier via de Rheinradweg te<br />

volgen tot aan de monding van de Neckar in de Rijn bij Heidelberg. En ook hier had men een<br />

Radwanderweg langs de oever aangelegd. Af en toe was het druk, want veel Duitsers zoeken<br />

het niet om met de fiets door de heuvels te fietsen. Maar, de Neckarradweg was niet altijd<br />

even goed bestraat en soms waren er modderige stukken. Op een van die modderige stukken<br />

werd ik gevolgd door een groepje Duitsers van middelbare leeftijd. Met mijn<br />

veldrijervaringen wist ik me hier overeind te houden. Een beetje sturen, niet remmen, wat<br />

balanceren en de fiets zoekt vanzelf de goede weg. Wat deed mijn Duitse achteropkomer?<br />

Juist, Remmen! Met als gevolg een horizontale, modderige Duitser.<br />

Hij was gepikeerd op mij, want ik had hem niet gewaarschuwd en ik reed te hard…etc. …etc.<br />

en wou van mij de schade aan zijn lijf (schram) en aan zijn fiets terug (verbogen spatbord). Ik<br />

heb hem duidelijk gemaakt dat het zijn eigen handelen was en dat hij hier zelf voor<br />

verantwoordelijk is. Trouwens, voor dat hij het wist had ik zijn spatbord alweer recht gebogen<br />

en had hij alleen nog maar een schram en een verbogen ego over.<br />

Na Stuttgart verliet ik de Neckar en klom ik over de Schwäbisch Alb naar Ulm en de Donau.<br />

Daar stak ik de Donau over om de Iller naar het zuiden te volgen. In Kempten had ik zes<br />

dagen gefietst en had ik een rustdag gepland, maar volgens de weerberichten (op enkele<br />

buitjes na had ik redelijk goed weer gehad) zou het de komende twee dagen in het<br />

Alpengebied goed weer worden en daarna gaan spoken, met grote hoeveelheden neerslag. Ik<br />

vreesde voor een oversteek met op de Alpenpassen sneeuw en gladheid. Dus verschoof ik die<br />

rustdag tot na de Alpenoversteek en vertrok de volgende morgen naar de <strong>Oost</strong>enrijkse grens<br />

in een stralende zon. Achter Reutte sloeg ik af naar het Hahntenjoch, met bijna 1900 meter de<br />

eerste pas die ik moest overwinnen. Natuurlijk was het flink klimmen en drie uur flink zweten<br />

voordat ik boven was. Ik merkte nu heel goed wat 20 kg. bagage betekenen bij het klimmen.<br />

Veel motorrijders maakte ook gebruik van het weekeinde met goed weer om in de bergen te<br />

gaan toeren. Het Hahntenjoch is klaarblijkelijk zeer populair bij motorrijders. Vlak voor de<br />

pashoogte haalde een motor me met volle snelheid in, raakte op honderd meter voor mij uit<br />

balans en vloog met berijder en al de helling af. Fiets langs de kant. En zo snel mogelijk<br />

klauterend de helling af naar de motorrijder. Die stond gelukkig weer rechtop te vloeken bij<br />

zijn motor. Hij had goede bepolstering en motorkleding aan, gelukkig. Ik heb hem, samen met<br />

een vriend van hem geholpen de motor weer naar de weg te sjouwen. Daar kon hij de


afsleepdienst waarschuwen, want de motor was dusdanig beschadigd dat die niet verder rijden<br />

kon.<br />

Ik ging verder over de pas en, met het ongeluk vers in het geheugen, daalde ik heel<br />

voorzichtig en langzaam af naar Imst en het Inntal. Daar vervolgde ik de laatste 20 km naar<br />

Ötz, waar ik overnachtte. <strong>De</strong> volgende dag zou het D-day worden. Hoe zou het weer zijn?<br />

Zou ik met mijn fiets over het 2500 meter hoge monster van de Timmelsjoch komen?<br />

Vaak is het beste antwoord hierop om het gewoon te proberen. <strong>De</strong> volgende dag had ik eerst<br />

een heel stuk vals plat voor de boeg door het 62 kilometer lange dal van de Ötzbach. Tot aan<br />

Sölden duurde dit. Daarna zette de klim in en meteen goed. Vijftien procent slingerde de weg<br />

zich naar Zwieselstein. Daarna zwakte de klim iets af, maar hield nog niet op. Na een<br />

moeizaam omhoogfietsen naar Untergurgl en Hochgurgl, kwam het tolstation in zicht. Op de<br />

teller stond dat ik die dag al bijna 60 km. Gefietst had en ik stopte bij een cafetaria naast het<br />

tolstation voor broodje en een lekker bordje hete groentesoep. Dat mocht wel, want buiten<br />

was het best fris geworden op 2000 m hoogte. Daarna hoefde ik nog maar 500 hoogtemeters<br />

te klimmen, dacht ik. Mis! Na het tolstation daalde de weg weer honderd meter en in een<br />

hooggelegen dal moesten deze verloren hoogtemeters weer met 13% stijging weer worden<br />

goedgemaakt. Maar uiteindelijk stond ik om twee uur op 2506 meter hoogte naast de berghut<br />

op de pashoogte. Lang kon ik daar niet uitrusten, want de uitbater van deze berghut kwam<br />

naar me toe om me dringend te adviseren naar benden te gaan, óf naar <strong>Oost</strong>enrijk óf naar de<br />

Italië, want binnen nu en enkele uren zou het gaan sneeuwen volgens de weerdiensten.<br />

Om te voorkomen dat ik voor een paar dagen op de pashoogte gestrand zou zijn, bedacht ik<br />

me geen moment en daalde af naar het Passeierdal in Zuid Tirol. Ik zag al zeer snel donkere<br />

wolken boven de bergen komen en de toppen in de mist verdwijnen. <strong>De</strong> afdaling was zeer<br />

spectaculair. Veel haarspeldbochten, slecht verlichte tunnels en Italianen die je niet al te ruim<br />

inhaalden. Maar uiteindelijk kwam ik heel aan in Sankt Leonhard om daar de uitgestelde kop<br />

koffie te drinken. Verder ging het naar Meran. Daar hield ik mijn uitgestelde rustdag en<br />

genoot van het uitzicht op de bewolkte Alpen. Af en toe kwam er een buitje over de<br />

Alpenhoofdkam waaien, maar het weer was redelijk.<br />

<strong>De</strong> volgende dag ontdekte ik net buiten Meran het begin van een fietspad langs de rivier de<br />

Etsch. Pas nieuw, schitterend geasfalteerd en goed bewegwijzerd volgde dit pad de rivier naar<br />

het zuiden. Een fietspad waar de Duitsers nog een voorbeeld aan konden nemen. Ik zag ook<br />

dat dit fietspad ook de kwaliteit van leven in het dal wist te verbeteren. Veel gezinnen of<br />

mensen namen de fiets en gebruikten het fietspad om van plaats naar plaats te rijden. Dit om<br />

verschillende redenen: werk, school, zomaar een eindje fietsen…etc. Ook kinderen fietsten er<br />

rond zonder bang te zijn voor gemotoriseerd verkeer. Ook lange afstandsfietsers kwam ik<br />

soms tegen. Zelfs een groep Amerikanen die onder Nederlandse begeleiding een<br />

georganiseerde fietstocht fietsten, waren hier onderweg. <strong>De</strong> Etsch werd de Adige en de en<br />

Duitse plaatsnamen werden Italiaans en er werd ook meer Italiaans gesproken. Ik reed zuid<br />

Tirol uit en het echte Italië in. Maar het fietspad hield nog niet op. Zo fietste ik heel<br />

gemakkelijk grote steden zoals Trento en Rovereto voorbij en kon ik die dag zeker meer dan<br />

150 km rijden door de uitlopers van de Alpen. Bij mijn overnachtingplaats, Rivalta, nam ik<br />

met weemoed afscheid van dit prachtige fietspad. <strong>De</strong> volgende dag moest ik eerst nog een<br />

paar heuveltjes beklimmen om ten westen van Verona naar de Povlakte af te dalen. Op deze<br />

heuvels kon ik in de verte het Gardameer in de zon zien schitteren. Vanaf nu een dag met een<br />

vlak Hollands rivierlandschap. <strong>De</strong> hoge rivierdijken van de rivier de Po was het enige<br />

klimwerk. Vlak voor het oversteken van deze rivier kon ik achter mij vaag de Alpen nog aan<br />

de horizon zien, terwijl voor me de blauwe contouren van de Apennijnen al boven de horizon<br />

uitstaken. Morgen weer een bergketen om te bedwingen. Tussen Modena en Bologna vond ik<br />

San Giovanni een vriendelijke Bed and Breakfast. En de volgende dag fietste ik uitgerust naar<br />

Bologna. Door de zuidelijke wijken van deze stad moest ik fietsen om aan het begin van de


Raticosa-pas te komen. Dit ging heel makkelijk. Eerst de juiste weg opzoeken. Dit was de<br />

zuidelijke rondweg rond het centrum. <strong>De</strong>ze was tweebaans met daarnaast een vrije bus- en<br />

taxibaan. <strong>De</strong>ze gebruikte ik om rustig langs het langzame stadsverkeer te komen. Bussen even<br />

laten passeren en doorrijden. Na een half uurtje Bologna kwam ik op de uitvalsweg naar de<br />

Raticosapas. Na wat voorstadjes werd het bergachtig en begon de weg te klimmen. In plaats<br />

van de drukke hoofdweg koos ik voor de rustiger weg langs de Savena-rivier. Op een gegeven<br />

moment moest ik weer rechtsaf slaan en tweehonderd meter klimmen naar de hoofdweg. Vlak<br />

voor de pashoogte kwam ik op de hoofdweg terecht. Op deze pas van bijna duizend meter<br />

hoog dronk ik bij een cafeetje een cola en een cappuccino, samen met wat motorrijders,<br />

waarmee ik een van de weinige tafeltjes deelde. Daarna ging het weer bergafwaarts en later<br />

weer bergopwaarts naar de Futa-pas. <strong>De</strong> laatste klim voor San Piero a Sieve. Daar was de<br />

grote, mooie camping van Firenze (Florence) gevestigd op 20 km. van het centrum van de<br />

stad.<br />

<strong>De</strong> volgende morgen moest ik de laatste heuvel voor Florence nog over en zocht ik weer de<br />

busbanen rond het centrum op. <strong>De</strong> drukte van de stad vermeed ik. <strong>De</strong> Uffizi galerijen, de<br />

David, het Palazzo Pitti, de koepel van Brunellesci, de Ponte Vecchio en de Boboli-tuinen heb<br />

ik al meerdere malen gezien. Al snel was ik de Arno over en langs de ingang van de Bobolituinen<br />

klom ik omhoog naar San Casciano. Daar vandaan was het maar een veertigtal<br />

kilometers naar Siena. Ook deze stad heb ik al eerder bezocht, maar Siena heeft een heel mooi<br />

autovrij middeleeuws centrum en is veel minder druk dan Firenze. En niet minder mooi. Tijd<br />

dus voor een rustdag. <strong>De</strong>ze bracht ik door met wassen (in een wasserette), met slenteren over<br />

het mooie schelpvormige plein, terrasjesbezoek en het bekijken van de middeleeuwse<br />

manuscripten in de bibliotheek van de Kathedraal. Stuk voor stuk boeken die enkele Ferrari’s<br />

waard zijn. Daarnaast was er in het museum een tentoonstelling met Etruskische fresco’s en<br />

siervoorwerpen. ’s-Avonds was er een gratis concert in het gemeentepaleis vanwege het 400jarig<br />

bestaan van het plaatselijke conservatorium. Er werden passages uit symfonieën en<br />

opera’s opgevoerd, afgewisseld met musicalfragmenten en filmmuziek. Een welbestede dag<br />

dus.<br />

Toch was ik de volgende dag weer blij om op de fiets te zitten. Door de mooie Chiantistreek<br />

fietste ik heuvel op, heuvel af naar de midden-Italiaanse meren. Dit was een dag dat ik veel<br />

andere fietsreizigers tegen kwam. Een Nederlands echtpaar en twee Canadezen, allen<br />

onderweg naar het zuiden. Honderdtwintig kilometer van Siena vond ik bij Bolsena een<br />

mooie camping aan het meer. ’s-Avonds in het restaurant deden de twee pizza’s en het<br />

voorgerecht twee dikke Duitsers verontrust opkijken. Het enige wat zij aten was een<br />

rijstkommetje met sla. Waarom ik zoveel eet en toch niet dik ben, wilden ze weten.<br />

`Ik volg een aparte versie van het Atkinson-dieet’, antwoordde ik. `En dat is?’, wilden ze<br />

weten. `Nou, je mag alles eten behalve de heer Atkinson zelf.’ ‘Daarom ben ik zo slank.’<br />

Na het Bolsena-meer beklom ik de eerste vulkaan. Na de stad Viterbo doemden de Monti<br />

Cimini op. Een uitgedoofde vulkaan met een kratermeer, het Lago di Vico in het midden. Het<br />

geheel was omgeven door schitterende, schaduwgevende pijnboombossen. Eerst moest ik een<br />

gruwelijke klim over de vulkaan ondergaan, maar het was de moeite waard. Na het Lago di<br />

Vico fietste ik ook nog langs d oevers van het Lago di Bracciano. Daarna werd het tijd om de<br />

bergen achter te laten en het Tiberdal op te zoeken. Rome was ik op enkele kilometers<br />

genaderd. Alle wegen leiden naar Rome, maar als je Rome wilt vermijden, moet je verdomd<br />

goed opletten. Maar uiteindelijk kwam ik goed uit en via enkele Via Putana (Hoerenwegen),<br />

klom ik naar Palestrina. Hoerenwegen inderdaad, want om de honderd meter stond er een<br />

dame van losse zeden met een paraplu tegen de zon op een klant te wachten. Ik vermoedde<br />

dat een deel van deze klanten op een afgelegen plek van alles behalve hun lust werden verlost.<br />

Vanaf Palestrina mocht ik weer bergaf gaan en dit keer was het een lange afdaling.


Langzaam kwam ik in het zuiden van Italië. Vlak bij het stadje waar ik zou overnachten,<br />

woedde er hoog in de bergen een bosbrand. <strong>De</strong>ze werden bestreden door blushelikopters en<br />

een Canadair-blusvliegboot. Later hoorde ik in de media dat er een Canadair verongelukt was.<br />

In Pontecorvo wou ik overnachten, maar er was geen camping, geen pension en geen hotel.<br />

<strong>De</strong> eerste man die vroeg of er ergens een plaats was om te overnachten, moest even een<br />

vriend bellen. Binnen een uur was ik onderdak bij een vriendelijke familie.<br />

<strong>De</strong> volgende dagen kwam ik langs enkele zwavelbronnen en weer een uitgedoofde vulkaan.<br />

Het werd weer drukker op de wegen. Dat kwam omdat ik nu bezig was om Napels heen te<br />

fietsen. Het verkeer was chaotisch. Stoppen is verliezen, en als je een voorrangsweg op wou,<br />

moest je twee auto’s voor laten gaan en dan zelf gaan en daarnaast moest ik ook nog de weg<br />

zien te vinden in het doolhof van dorpen en voorsteden rond Napels. <strong>De</strong> beste manier was<br />

soms het volgen van scooters, die zich overal doorheen wurmden. Uiteindelijk stond ik in San<br />

Anastasia aan de voet van de Vesuvius en in Torre del Greco vond ik een overnachtingsplaats<br />

voor 3 nachten.<br />

<strong>De</strong> volgende dag bekeek ik de ruïnes van Herculaneum. Het was niet zo groot en goed te<br />

overzien, maar welk een schade kan een vulkaan binnen enkele seconden aanrichten! Het leek<br />

wel een wijk van Bagdad, die de Amerikanen maanden achtereen gebombardeerd hadden.<br />

Toch waren er zeer mooie details, zoals fresco´s, verkoold houtwerk, beelden en meubels<br />

dankzij de uitbarsting bewaard. Was de Vesuvius in 79 (na christus) niet uitgebarsten, zouden<br />

we 80 % minder over de Romeinen weten dan nu.<br />

<strong>De</strong> volgende dag had ik anderhalf uur nodig om de Vesuvius op te fietsen. Eerst moest ik de<br />

aaneengroeiing van steden en dorpen rondom de vulkaan uit zien te komen. Daarna een uur<br />

klimmen op de Mont Somna, de Vesuvius van voor 79, en in de krater afdalen om de nieuwe<br />

kegel van de Vesuvius op te klimmen. Het laatste stukje was afgezet en mocht ik niet fietsen.<br />

<strong>De</strong> laatste kilometer moest ik dus lopen. Boven op zag ik dat een of andere idioot met<br />

vuurwerk een stuk bos in brand stak. <strong>De</strong> krater was een indrukwekkend gat in de grond met<br />

een lichte zwavelgeur. Als de Vesuvius weer op dezelfde schaal zou uitbarsten, zouden er<br />

tienmaal zoveel slachtoffers vallen dan er in 79 zijn gevallen. ’s-Avonds was er in Torre del<br />

Greco het feest van de vier altaren, Dit verklaarde het vuurwerk. Het was gezellig op straat,<br />

met allerlei kraampjes, en diverse muziekbandjes. <strong>De</strong> volgende dag bezocht ik Pompeï. <strong>De</strong><br />

opgravingen besloegen een oppervlakte zo groot als Grave en buitenwijken. Gelukkig had ik<br />

genoeg water meegenomen, want het was heet en er was weinig schaduw. Het was zo groot<br />

dat je niet alles kon zien. Daarom beperkte ik met tot de meest belangrijke dingen, zoals de<br />

villa van de mysteriën, het forum, het amfitheater en het circus.<br />

Daarna vervolgde ik mijn reis naar Salerno en langs de kust naar Acciaroli. Een camping<br />

aldaar op de receptie: twee verveeld kijkende geblondeerde Italiaansen, die druk bezig waren<br />

nagels te lakken. Hadden geen plaats, zeiden ze, alleen maar voor grote campers en caravans.<br />

Komt u daar ooit met een grote camper of caravan, rij door. Gun ze uw geld niet! Met zo’n<br />

instelling zijn ze het niet waard! Niet getreurd, een dorp verder ligt een schitterende camping<br />

aan de kust. Daarna volgde een grillige, bergachtige kuststrook. Een enkele keer moest ik van<br />

de kust af vijfhonderd hoogtemeters overwinnen. Dit kostte me veel tijd en die dag sliep ik<br />

dan ook niet in de plaats die ik als einddoel had. Maar de volgende dag kon ik dat weer<br />

goedmaken door een stuk van de geplande route af te snijden via een hoofdweg. Enkele<br />

andere moeizame klimmen volgden. Op een gegeven moment doemde er in zee iets op. Het<br />

was de noordpunt van Sicilië. In het dorpje Scilla had ik er een prachtig zicht op. Nog tien<br />

kilometer tot aan de veerpont in Villa San Giovanni. <strong>De</strong>ze tien kilometer zouden me twee uur<br />

kosten door een verkeersongeluk. Twee knulletjes van een jaar of 18, 19 op een scooter<br />

dachten dat ze volleerde coureurs waren en dat de hele weg voor hen alleen waren. Vrolijk<br />

scheurden ze links en rechts door de bochten zonder op tegemoetkomend verkeer te letten.<br />

Het onvermijdelijke gebeurde vlak achter me: ze botsten frontaal op een auto. Net zoals in


<strong>Oost</strong>enrijk, de fiets aan de kant en zo goed mogelijk proberen te helpen. Achter de auto lag<br />

een jongen, maar die was er minder erg aan toe dan de andere jongen, die voor de auto lag.<br />

Hij had een diepe wond in de knie en een bovenbeen op drie plaatsen gebroken. Mijn telefoon<br />

reageerde niet meteen, dus was ik genoodzaakt een auto aan te houden en de bestuurder te<br />

sommeren om 112 te bellen. <strong>De</strong> bestuurder van de getroffen wagen had alleen maar een dikke<br />

knie. Ambulance erbij, die ik naar de ergste gewonde moest leiden, carabinieri erbij. Toen<br />

alles was opgetakeld, wilden ze van mij een getuigenverklaring. Geen van beide<br />

politieagenten konden Engels, dus moest ik naar het politiebureau van Scilla om op een<br />

Engelssprekende agent te wachten die mijn verklaring opnam. Daarna kon ik pas verder naar<br />

de Boot.<br />

Daar aangekomen werd aan het loket gezegd dat ik op het veer moest betalen. Op het veer<br />

vroeg ik iemand waar ik moest betalen. Die zei dat ik dat aan de wal had moeten doen. Maar,<br />

laat maar, zei hij. Zo werd ik gratis naar Sicilië overgezet. In Messina snel een hotel gezocht,<br />

want het was al donker. Ik had geen zin meer om mijn tent op te zetten. <strong>De</strong> volgende dag was<br />

de laatste reisdag. Langs de kustweg reed ik Messina uit en bij Taormina kwam de Etna in<br />

zicht. Een typische vulkaanvorm compleet met rookpluim aan de horizon. Bij Giarre nam ik<br />

afscheid van de kust en begon ik aan klim van deze vulkaan. Op de camping van Nicolosi zou<br />

ik een basiskamp opzetten om Dame Etna verder te bestijgen.<br />

Na een dag rust was E-day (Etna-dag) aangebroken. Het doel van deze reis en de voltooiing<br />

ervan. Om acht uur was ik met de fiets op de SP 92 naar het Refugio Sapienza aan het<br />

klimmen. Uiteraard zonder volle bagage.<br />

Om half tien kwam ik aan bij de Refugio Sapienza op 1900 m. hoogte, waar de verharde weg<br />

eindigt. Daar dronk ik een kop koffie, tankte mijn bidons vol en ging op zoek naar de<br />

onverharde weg naar de top. <strong>De</strong>ze vond ik door onder een slagboom aan de voet van de<br />

kabelbaan door te kruipen. Nu geen asfalt en redelijke stijgingspercentages, maar gruis, stenen<br />

en soms stijgingspercentages van 15% of meer. Ook het landschap veranderde. <strong>De</strong> begroeiing<br />

was nagenoeg verdwenen en maakte plaats voor zwarte rotsformaties. Boven mij en later ver<br />

rechts van mij zag ik de gondels van de kabelbaan geriefelijk naar boven zweven, terwijl op<br />

mijn fiets het zweet me in de ogen gutste. Mijn snelheid was niet hoger dan 6 tot 8 km/u.<br />

Eigenlijk net iets meer dan stapvoets. Maar ik hield vol. `Tot aan het bergstation van de<br />

kabelbaan komen, dan zie ik wel weer verder wat ik doe’, dacht ik. Eindelijk daar op 2500 m.<br />

aangekomen was het eerste wat ik deed mijn watervoorraad weer aanvullen en een fles<br />

sportdrank kopen en opdrinken om de uitgezwete mineralen weer aan te vullen. Na een<br />

kwartier rusten besloot ik weer verder te gaan en een poging te wagen het volgende doel, de<br />

Torre del Filosofo te bereiken. Vanaf het kabelbaanstation werden de `normale’ toeristen met<br />

Hanomag-bussen verder naar boven gebracht. In eerste instantie was de weg niet meer zo steil<br />

omdat er meer haarspeldbochten gebruikt werden. Dit gaf me wat meer moed. Maar al gauw<br />

bleek dat veel stukken van de weg door de terreinbanden van de Hanomags tot een zwarte<br />

zandbak vermalen zijn, waar ik soms van mijn fiets af moest om mijn fiets tot het volgende<br />

hardere stuk weg te duwen en daar weer een stuk te fietsen. Af en toe hoorde ik van boven of<br />

van beneden een bus aankomen en zorgde ik ervoor dat deze goed konden passeren.<br />

Zodoende hoefden bestuurders niet te claxonneren. Op een gegeven moment merkte ik dat<br />

mijn prestaties ook iets verminderden. Ik was boven de 2800 meter gekomen en de<br />

zuurstofschuld op die hoogte liet zich gelden. Maar om ongeveer half twee ’s-middags kwam<br />

ik bij het eindstation van de Hanomags, de Torre del Filosofo. Van deze toren staken nog<br />

enkele stenen boven de lava uit.<br />

Voor mij stak een dampende zwarte puist met een gele kop enkele honderden meters in de<br />

hoogte. Volgens mijn stafkaart was dat de rand van de centrale krater. Ook zag ik dat als ik de<br />

weg een paar kilometer verder volgde, ik via een bergzadel deze krater makkelijker kon<br />

bereiken. Maar een touw versperde mij de weg en aan dat touw hing een bordje dat iedereen


die hier over heen stapte, dat op eigen risico deed i.v.m. vulkanisme en slechte<br />

weersomstandigheden. Gelukkig was het mooi zonnig en Dame Etna dampte alleen maar wat.<br />

Iets wat ze altijd schijnt te doen. Dus, gezien de steilheid en de rulheid van de vulkaanas, liet<br />

ik mijn fiets achter bij de bushalte, nam ik het risico en ging op weg. Na een half uur was ik<br />

aan het begin van het zadel. Daar was ook met stapelstenen een looproute aangegeven. En<br />

zigzaggend van steenstapeltje naar steenstapeltje kwam ik bij de eerste levende vulkanische<br />

verschijnselen. Eerst een fumarole met alleen waterdamp, gloeiend hete grond er omheen, en<br />

vervolgens verder bergopwaarts fumarolen met zwavelzuurdamp. Daar omheen was de grond<br />

geel uitgeslagen en als een gaswolk in je gezicht werd geblazen, moest je snel je neus en<br />

mond bedekken om een hoestbui te voorkomen. Een twintigtal hoogtemeters verder gaapte de<br />

afgrond van de centrale krater aan mijn voeten. Beneden bij de Refugio Sapienza hadden<br />

mensen me gewaarschuwd om niet te dicht bij de kraterrand te komen omdat enkele maanden<br />

geleden een stuk hiervan in de krater was gestort. Ook was de zwaveldamp hier om te snijden<br />

en van een windvlaag van achter mij maakte ik gebruik om snel enkele foto’s van de krater te<br />

maken. Daarna hield ik weer afstand. Na enig twijfelen of ik het steile traject naar beneden<br />

zou volgen of dezelfde weg terug, besloot ik wijselijk voor dezelfde weg terug. Toen ik de<br />

bushalte op enkele kilometers genaderd was, zag ik een helikopter boven mij cirkelen en een<br />

landingsplaats zoeken. Uiteindelijk landde deze op de busparkeerplaats. Toen ik aankwam<br />

bleek het een traumahelikopter te zijn. Vanuit de parkeerplaats kon je ook een korter stuk naar<br />

een zijkrater toe lopen. Iets wat de meeste toeristen deden. Op de weg naar die krater bleek<br />

een man door een hartstilstand te zijn getroffen. Daar ter plekke waren mensen de man aan het<br />

reanimeren van. Een Hanomagbus deed dienst als ambulance en vervoerde de man naar de<br />

helikopter. Maar aan de gezichten van de ambulancemedewerkers te zien was het niet meer<br />

nodig om haast te maken. Ik heb me hiervan verre gehouden omdat er al deskundige hulp bij<br />

het slachtoffer was, en het enige wat men dan dus doet, is in de weg lopen. Ik wist daarom<br />

niet of de man nog leefde. Ik vermoed van niet.<br />

Voor mij was het zaak om aan de afdaling te beginnen, voordat de helikopter een stofstorm<br />

veroorzaakte en half wadend door de as en half fietsend bereikte ik het dalstation van de<br />

kabelbaan weer. <strong>De</strong> weg was vanaf dat moment wat beter te befietsen, maar ik deed een<br />

zwaar beroep op mijn remblokken en op de robuustheid van de velgen en banden. Ik wou heel<br />

aankomen, dus daalde ik in ieder geval tot aan de Refugio Sapienza kalm en beheerst af.<br />

Om vijf uur was ik bij de Refugio en vond ik dat ik wel een of twee (dure) espresso´s had<br />

verdiend. Ook kocht ik wat ansichtkaarten om mijn familie van mijn wapenfeiten op de<br />

hoogte te stellen en ze van een kaartje van de flanken van de Etna te trakteren.<br />

Om zes uur voelden de banden van mijn fiets tot hun en mijn opluchting weer asfalt onder<br />

zich en binnen drie kwartier was ik weer op de camping in Nicolosi. Even de balans<br />

opmanken: Vanaf Grave tot aan de top van de Etna: geen lekke banden, geen problemen aan<br />

mijn fiets, geen ongelukken. Alles uitstekend verlopen. Afkloppen! Onder de douche zag ik<br />

grijszwart water de afvoer in stromen.<br />

Enkele dagen later fietste ik een trainingsrondje via de Refugio Sapienza naar Zafferana en<br />

via Trecastagni terug naar Nicolosi. Even wat klimwerk voor de afwisseling!<br />

Ik had nog een volle week voordat mijn vliegtuig terug ging. Ik verkende Catánia, en Nicolosi<br />

en rustte uit van de hele reis.<br />

Op het vliegveld kregen de grondstewardessen, zoals gebruikelijk weer een hartverzakking bij<br />

het zien van mijn fiets, maar hij ging toch mee en op Schiphol kreeg ik hem weer terug.<br />

Marcel Hubers

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!