Pedagogisch beleidsplan - Chapeau Kinderwerk
Pedagogisch beleidsplan - Chapeau Kinderwerk
Pedagogisch beleidsplan - Chapeau Kinderwerk
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
1<br />
CHAPEAU KINDERWERK<br />
<strong>Pedagogisch</strong> <strong>beleidsplan</strong><br />
Een compliment voor ieder kind!<br />
Sandra van de Laar<br />
1-12-2012<br />
Het pedagogisch werkplan geeft informatie over de manier van werken binnen <strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong>. Het is in het dagelijks<br />
werken een rode draad voor het begeleiden van jonge kinderen.
1.1 Voorwoord<br />
<strong>Chapeau</strong> staat voor een positief opvoedingsklimaat. Kinderen in de kinderopvang zijn jong en kwetsbaar. Door een prettige<br />
sfeer, een compliment en persoonlijke aandacht van de pedagogisch medewerkers zal het kind zich veilig voelen. Het is<br />
onze taak om het kind zorgzaam, liefdevol en stimulerend te begeleiden, zodat het zich verder kan ontwikkelen tot een<br />
evenwichtige persoonlijkheid.<br />
1.2 Algemene Doelstelling<br />
<strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong> biedt een antwoord op vragen van ouders en verzorgers m.b.t opvang, samen leren spelen en<br />
educatie. Ouders krijgen de mogelijkheid om de zorg en opvoeding van de kinderen te combineren met werk, een studie<br />
en/of een andere maatschappelijke invulling.<br />
1.3 Visie en doelstellingen<br />
<strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong> hanteert een positief opvoedingsklimaat. Kinderen worden gestimuleerd in hun gedrag door<br />
complimenten en aanmoediging. Kinderen voelen zich hierdoor veilig en worden gestimuleerd om zichzelf verder te<br />
ontwikkelen. De opvoeder hanteert realistische verwachtingen en is zelf een goed voorbeeld voor het kind.<br />
<strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong> stelt zichzelf als doelstelling om door een positief opvoedingsklimaat kinderen uit te dagen in hun<br />
ontwikkeling tot zelfstandige en zelfbewuste mensen met een actieve deelname aan de maatschappij.<br />
1.4 Visie naar praktijk<br />
Het pedagogisch <strong>beleidsplan</strong> is een rode draad voor medewerkers van <strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong>. Zij vertalen de visie en<br />
doelstellingen tijdens de dagelijkse activiteiten naar de praktijk met de kinderen.<br />
Daarnaast informeert het pedagogisch werkplan ouders en verzorgers over de werkwijze en invulling van de opvang.<br />
De pedagogische visie kent op verschillende manieren een vertaling naar de praktijk:<br />
1) Dagelijks handelen van medewerkers<br />
2) Oudercontacten; rondleidingen, intakegesprekken, haal- en brenggesprekken<br />
3) Informatieverstrekking; Informatieboekje, ouderavonden, workshops, nieuwsbrieven<br />
4) Beleidsmap ouders op de locatie<br />
Bij pedagogische vragen of problemen kan de intern begeleider van de basisschool geraadpleegd worden. Eventueel wordt<br />
er samen met de intern begeleider gekeken naar de inschakeling van andere instanties.<br />
1.5 Ouders<br />
Ouders zijn en blijven eindverantwoordelijke van hun kind. De opvoeding en begeleiding wordt afgestemd waar kan met de<br />
ouders. Tijdens de intake wordt gevraagd of ouders belangrijke opvoedingswaarden hanteren, die voort te zetten zijn<br />
tijdens de dagopvang.<br />
Ouders worden voorzien van digitale informatie m.b.t. pedagogisch beleid, veiligheids- en gezondheidsbeleid en huisregels<br />
BSO. De RIV en RIG hangen op een zichtbare plaats in de hal.<br />
Relevante beleidsstukken voor ouders liggen op een centrale plaats in de hal om in te kijken.<br />
Verdere actuele informatie wordt opgehangen op het prikbord in de hal of op een andere centrale plaats voor informatie.<br />
2
Hoofdstuk 2<br />
2.1 <strong>Pedagogisch</strong> doelen<br />
1 Bieden van emotionele veiligheid<br />
2 Ontwikkelen van passende sociale vaardigheden<br />
3 Ontwikkelen van persoonlijke kwaliteiten en talenten<br />
4 Eigen maken van normen en waarden<br />
2.1.1 Bieden van emotionele veiligheid<br />
Het kind wordt op de opvang door vaste medewerkers begeleidt. De medewerker draagt er zorg voor dat er een<br />
vertrouwensband wordt opgebouwd met het kind en de ouders. De medewerker vraagt iedere week aan de ouder of de<br />
opvang naar wens verloopt. Naast het dagelijks contact zijn er nog momenten van direct contact met de ouder over de<br />
opvang;<br />
schriftje van het kind (kinderdagverblijf)<br />
ouderavond<br />
kindontwikkelings -gesprek<br />
tevredenheidenquête<br />
De medewerker zal zich inleven in het kind door o.a.<br />
het kind welkom te heten bij binnenkomst,<br />
een persoonlijk gesprek aan te gaan met het kind,<br />
oogcontact te maken,<br />
het kind bij zijn naam aan te spreken,<br />
gevoelens te benoemen,<br />
het kind ruimte te geven om emoties te uiten etc.<br />
Vanuit een respectvolle houding wordt het kind benadert en mag het zijn wie het is.<br />
2.1.2 Ontwikkelen van passende sociale vaardigheden<br />
Door de opvang in de groep ervaart het kind iedere dag andere kinderen in de groep. Medewerkers zullen kinderen<br />
stimuleren om contact te maken met andere kinderen, rekening te houden met anderen, respect te tonen voor elkaar en<br />
elkaar een helpende hand te bieden. Het kind zal ervaren, dat het erbij hoort en mag zijn wie het is.<br />
Door positief taalgebruik van de medewerker, door te luisteren naar het kind en door respect te tonen zal het kind de<br />
medewerker als een voorbeeld zien.<br />
<strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong> hecht waarde aan de volgende sociale vaardigheden;<br />
positief taalgebruik<br />
gebruik van woorden passend bij de leeftijd van het kind<br />
luisteren naar elkaar en elkaar laten uitpraten<br />
gebruik van woorden als alsjeblieft en dank je wel<br />
geen kinderen weren om mee te spelen<br />
elkaar helpen met bijv jas aantrekken, schoenen dichtdoen etc<br />
Tijdens o.a. het dagelijkse kringmoment, tafelmomenten en activiteiten besteedt de medewerker aandacht aan de sociale<br />
vaardigheden op een passende manier binnen de belevingswereld van het kind.<br />
2.1.3. Ontwikkelen van persoonlijke kwaliteiten en talenten<br />
Ieder kind is uniek en heeft eigen unieke talenten. Door verschillende materialen en activiteiten aan te bieden zal het kind<br />
eigen talenten en kwaliteiten leren kennen. De medewerker biedt een gevarieerd aanbod aan van ervaringen en stimuleert<br />
deelname van het kind. Door zich optimaal in te leven in de belevingswereld van het kind, zal het kind passende activiteiten<br />
ervaren, die het zelfvertrouwen stimuleren. De medewerker stelt open vragen aan het kind, zodat het kind uitgenodigd<br />
wordt om een wens kenbaar te maken; Wat wil je graag doen?<br />
Wanneer het kind het lastig vindt om dit aan te geven, zal de medewerker vanuit verschillende vaardigheden suggesties<br />
doen. We kunnen gaan breien. We kunnen gaan voetballen. Om het samen doen te bevorderen zal de medewerker<br />
stimuleren om samen tot een idee te komen.<br />
De wijze waarop, wordt bepaald door de leeftijd van het kind en de mate waarin het kind zelf komt tot inspiratie voor een<br />
activiteit.<br />
3
De activiteiten zijn in te delen in de volgende groepen:<br />
sport en bewegen<br />
creatief<br />
expressie<br />
ontdekken<br />
De medewerker zal het kind stimuleren om zelf aan te geven wat het leuk vind om te doen. Het opstellen van het<br />
vakantieprogramma van de BSO zal zoveel mogelijk gebeuren in samenwerking met de kinderen.<br />
2.1.4. Eigen maken van normen en waarden<br />
De medewerker geeft het juiste voorbeeld in bijv. de omgangsvormen en eetrituelen. Kinderen leren door een goed<br />
voorbeeld. Normen en waarden worden gedurende de dag door de medewerker herhaald en toegepast. <strong>Chapeau</strong><br />
<strong>Kinderwerk</strong> hanteert o.a. de volgende normen en waarden;<br />
Liefde en respect voor elkaar<br />
Er wordt niemand buitengesloten en we doen elkaar geen pijn<br />
Hulp vragen en kunnen ontvangen<br />
De medewerker zal kinderen stimuleren om elkaar onderling te helpen.<br />
Vriendelijkheid<br />
Vriendelijkheid uit zich door o.a. ‘dank je wel’ en ‘alsjeblieft’ te zeggen, niet te schreeuwen en oprecht naar elkaar<br />
te luisteren.<br />
Eerlijk zijn<br />
Eerlijk zeggen wat er is gebeurd of is gezegd in o.a. conflictsituaties<br />
Geduldig zijn<br />
Elkaar de tijd en ruimte te geven om zich te uiten of iets eigen te maken<br />
2.2 Medewerkers<br />
Medewerkers zijn zich bewust van hun essentiële rol om een positief pedagogisch klimaat te scheppen en te voldoen aan<br />
de verwachtingen zoals de organisatie dat verwoord. Kinderen hechten zich aan medewerkers. Hierdoor treedt een<br />
medewerker op als een vertrouwenspersoon van het kind. Medewerkers helpen het kind door o.a. gevoelens te benoemen<br />
en te verwoorden, de helpende hand te bieden, vriendelijk te zijn en kinderen welkom te heten.<br />
Alle medewerkers hebben een gerichte MBO opleiding met aanvullende kwaliteiten passend bij het vak kinderopvang. De<br />
medewerkers kunnen allen een Verklaring Omtrent Gedrag overhandigen.<br />
Alle medewerkers hebben een Kinder-EHBO diploma en een BHV diploma.<br />
Medewerkers hebben vaste werkdagen, maar kunnen wisselende diensten hebben.<br />
Schoolmiddagen kennen geen wisselende diensten. Een medewerker is er vanaf aanvang van de BSO tot sluiten.<br />
Tijdens de vakantiedagen en studiedagen op de BSO kunnen er wel wisselende diensten zijn. Dit zijn dezelfde als voor de<br />
dagen van de dagopvang.<br />
Uitgaande van openingstijden van 7.30 uur tot 18.00 uur ziet een werkschema er als volgt uit;<br />
Medewerker 1 7.30 uur tot 17.00 uur<br />
Medewerker 2 9.00 uur tot 18.00 uur<br />
Afhankelijk van het aantal kinderen en de dagindeling delen de medewerkers hun pauze in. De pauzes vinden plaats tussen<br />
13.00 -14.30 uur. Medewerkers werken 9 uur per dag.<br />
4
2.3 Vrijwilligers en stagiaires<br />
Op de groep kan een vrijwilliger of stagiaire aanwezig zijn. Beide functies vallen onder de verantwoordelijkheid van de<br />
medewerker van de groep en zullen niet alleen met een groep kinderen, buiten toezicht van de medewerkers, activiteiten<br />
op zich nemen.<br />
Vrijwilligers en stagiaires zijn in het bezit van een verklaring omtrent gedrag. <strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong> is een erkend leerbedrijf<br />
bij Calibris. Stagiaires worden begeleid aan de hand van hun BPV boek van school.<br />
Vrijwilligers krijgen een vrijwilligersovereenkomst waarin staat welke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zij<br />
hebben binnen <strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong>.<br />
<strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong> streeft er naar om andere beroepskrachten introductie of workshops te laten aanbieden. Hierbij kan<br />
gedacht worden aan tandarts, brandweer, kunstenaar etc. Dit aanbod zal altijd plaatsvinden in het bijzijn van een<br />
pedagogisch medewerker van <strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong>.<br />
In de hal wordt op een centrale plaats voor ouders zichtbaar gemaakt wie er werken op de locatie.<br />
2.4 De groepen<br />
De groepen worden ook wel stamgroepen genoemd. Ieder kind en medewerker is verbonden aan een stamgroep. Binnen<br />
deze stamgroep hebben kinderen een eigen bedje,eigen knuffel, kapstok, foto op de muur en hechte vriendschappen.<br />
Alleen voor gerichte activiteiten verlaat het kind met een vertrouwde en bevoegde medewerker de stamgroep.<br />
De BSO groep verlaat o.a. de stamgroep en het terrein van de school om op het aansluitende sportveldje bij de school sport<br />
en spel activiteiten te doen. Dit gebeurt echter altijd met een bevoegd medewerker van het<br />
kindcentrum.<br />
De peuters van 3 jaar en ouder van de dagopvang verlaten hun stamgroep met een bevoegd<br />
medewerker van het kindcentrum om passende activiteiten te doen bij het leerplein van de<br />
school of bij de basisonderwijsgroep onderbouw.<br />
2.5 Samenstelling van de groepen<br />
Door de kleinschaligheid per locatie kent <strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong> verticale leeftijdsgroepen.<br />
Kinderdagverblijf 0-4 jaar 12 kinderen, 2 pedagogisch medewerkers<br />
Kinderdagverblijf 0-4 jaar 16 kinderen, 3 pedagogisch medewerkers<br />
Buitenschoolse opvang 4-12 jaar 10 kinderen, 1 pedagogisch medewerker<br />
Buitenschoolse opvang 4-12 jaar 20 kinderen, 2 pedagogisch medewerkers<br />
De locatie in Enspijk start met een samengestelde groep een maximale groepsgrootte van 12 kinderen.<br />
Vanaf 1 maart 2013 zal de dagopvang een maximale groepsgrootte hebben van 12 kinderen met 2 medewerkers. De<br />
buitenschoolse opvanggroep heeft maximaal 15 kinderen met 2 medewerkers.<br />
2.6 Achterwacht<br />
Per locatie zijn er tijdens de genoemde openingstijden 2 volwassenen aanwezig, namelijk een pedagogisch medewerker en<br />
een vrijwilliger en/of stagiaire.<br />
Mocht er door omstandigheden geen 2 e volwassene aanwezig zijn, dan is er een achterwacht geregeld :een leerkracht van<br />
o.b.s. De Minzerie tel nr 0345-651424<br />
Buren van Netstraat 3 Enspijk (telefoonnummer op locatie)<br />
2.7 Inrichting groepsruimte en buitenruimte<br />
De groepsruimte wordt gekenmerkt door een huiskamersfeer. Kinderen voelen zich veilig in deze ruimte en er is een<br />
gezellige sfeer. In de huiskamer vinden allerlei activiteiten plaats omtrent eten/drinken, spelletjes en knutselen.<br />
Hier wordt gewerkt met verschillende hoekjes, zodat kinderen elkaars spel minimaal storen.<br />
De buitenruimte biedt mogelijkheden om je energie kwijt te kunnen en te ontdekken. Kinderen kunnen fietsen, stoep<br />
krijten, in de zandbak spelen, maar ook bloemetjes plukken in het gras en naar de beestjes kijken.<br />
We hebben respect voor de natuur en leren kinderen niet zomaar blaadjes of takken van de bomen te breken.<br />
5
2.8 Voedingsbeleid<br />
<strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong> vindt voeding een belangrijk onderdeel van de dagelijkse verzorging van de kinderen. Voeding wordt<br />
bewust en doordacht aangeboden. Daarnaast vinden wij het belangrijk, dat door het geven van voeding de individuele<br />
aandacht en/of het sociale aspect benadrukt wordt.<br />
Bij de bepaling van ons beleid op dit gebied gaan we uit van een aantal basiswaarden, die wij als uitgangspunt nemen. Deze<br />
uitgangspunten zijn de volgende:<br />
Het eten wordt bereid volgens de richtlijnen uit het beleid Hygiënisch<br />
handelen.<br />
Het eten dient de gezondheid van het kind te bevorderen. Wij nemen daarom<br />
ook de richtlijnen van het Voorlichtingsbureau voor de Voeding en de HACCPrichtlijnen<br />
in acht.<br />
Wij hanteren een standaard voedingspakket.<br />
Wij spelen in op de individuele behoeftes en omstandigheden van het kind<br />
(bijvoorbeeld een kind drinkt geen appelsap, extra drinkmomenten op warme<br />
dagen, geen koemelk in verband met allergie).<br />
Tijdens feestjes en andere bijzondere dagen kunnen wij afwijken van het<br />
standaard voedingspakket. Dan wordt er soms getrakteerd op blokjes kaas,<br />
een broodje worst, een ijsje of een plakje cake. Het aanbieden van zoetigheid zal beperkt geschieden.<br />
Het eten dient aantrekkelijk en uitnodigend gepresenteerd te worden.<br />
De pedagogische medewerkers eten met de kinderen mee en vervullen zo een voorbeeldfunctie (het zogenaamde<br />
pedagogisch mee-eten).<br />
Kinderen worden niet geforceerd/gedwongen om te eten. Wel stellen wij de ouders op de hoogte, indien het kind niet<br />
voldoende eet of drinkt. Bij de ouders wordt gevraagd naar de thuissituatie, zodat er een lijn ontstaat tussen thuis en<br />
de opvang.<br />
Kinderen worden gestimuleerd om zelfstandig te eten en te drinken.<br />
Voor baby’s hanteren wij geen gezamenlijk dagritme en wordt er rekening gehouden met de individuele wensen van<br />
de ouders. De oudere baby’s, vanaf ongeveer 1 jaar, hebben wel een gezamenlijk dagritme.<br />
Voor dreumesen en peuters hanteren wij, zoveel mogelijk, een gezamenlijk dagritme.<br />
Verandering van voeding en voedingsschema’s geschiedt altijd in overleg met de ouders.<br />
Voedingspakket;<br />
Aanvullend kinderopvang Aanvullend BSO<br />
Bruin brood Nutricia flesvoeding 1&2 cruesli<br />
Vleeswaren diksap ontbijtkoek<br />
Kaas soepstengels<br />
Halvarine rijstewafels<br />
Fruit, bananen appels, peer,<br />
seizoensfruit<br />
Magere yoghurt<br />
Aanmaak limonade<br />
Biscuitjes<br />
Halfvolle melk<br />
6
2.9 Omgaan met zieke kinderen in de opvang<br />
Ziek zijn of je niet fit voelen is vervelend. Een rustige omgeving is dan meestal in het belang van het kind om te herstellen.<br />
Wanneer een kind niet lekker is, zullen de pedagogisch medewerkers van <strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong> de ouders informeren. In<br />
overleg met de ouders wordt bepaald hoe er met de situatie om wordt gegaan. Hierbij kan gedacht worden aan extra<br />
slapen, ophalen of de situatie aankijken.<br />
Wanneer een kind niet kan meekomen in het dagritme, in een hoge mate extra aandacht vraagt van de medewerker of iets<br />
ernstig besmettelijks heeft, dan verzoeken wij u uw kind thuis te houden of op te halen. Bij twijfel mag en kan er altijd<br />
overlegd worden met de medewerkers van <strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong>.<br />
Ziekte Incubatietijd Symptomen Quarantaine<br />
Koorts ..................... temperatuur > 39 graden Tot koorts weg is<br />
Bof 2-3 weken Koorts/ Tot zwelling is<br />
zwelling speekselklieren verdwenen<br />
Waterpokken 2-3 weken Lichte koorts/ Tot blaasjes zijn<br />
hangerig/hoofdpijn ingedroogd<br />
Kleine rode bultjes waarop<br />
blaasjes ontstaan. Blaasjes<br />
gaan open en drogen op<br />
Roodvonk 2-6 dagen Hoge koorts/braken Tot de koorts<br />
na koorts kleine verdwenen is<br />
rode vlekjes op gezicht<br />
en hals, verspreid over<br />
hele lichaam. Frambozen-<br />
tong/keelpijn. Later ver-<br />
vellen van handen/voeten<br />
Rode Hond 2-3 weken Klieren in nek en achter Tot uitslag is<br />
oren zijn opgezet. verdwenen<br />
Hangerig/hoofdpijn/<br />
koorts/ontstoken slijmvliezen<br />
Rood gezicht, snel uitbreidend<br />
Vijfde Ziekte 7-14 dagen Lichte koorts/ Huiduitslag Na verdwijnen<br />
beginnend op gezicht, uitgebreid uitslag<br />
naar romp en ledematen<br />
Zesde Ziekte 7-17 dagen Hoge koorts/rode vlekjes op romp Na verdwijnen<br />
uitslag<br />
Loopoor Pus loopt uit oor Bij chronisch<br />
loopoor met gaasje<br />
afplakken<br />
Diarree 0-48 uur Dunne ontlasting/ Tot diarree<br />
misselijkheid/braken verdwenen is<br />
Hoofdluis Als kinderen behan-<br />
deld zijn mogen ze<br />
weer komen<br />
7
Hoofdstuk 3<br />
Hoofdstuk 3 <strong>Pedagogisch</strong> kader <strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong><br />
1.Bieden van emotionele veiligheid<br />
Het kind welkom heten<br />
Het kind zien als individu binnen een groep<br />
Oogcontact maken<br />
Kind bij zijn voornaam noemen<br />
Gevoelens benoemen<br />
Het kind ruimte geven voor emoties te uiten<br />
Alert op pestgedrag<br />
3. Ontwikkelen van persoonlijke kwaliteiten en talenten<br />
Aanbod van verschillende materialen en<br />
activiteiten<br />
Herkennen en erkennen en ontwikkelen van<br />
talenten<br />
Gebruik maken van verschillende leerstijlen<br />
Aanbod van vernieuwende workshops<br />
8<br />
2. Ontwikkelen van passende sociale vaardigheden<br />
Positief taalgebruik<br />
Luisteren naar elkaar en elkaar laten uitspreken<br />
Gebruik van woorden als alsjeblieft en dankjewel<br />
Geen kinderen weren om mee te spelen<br />
Elkaar helpen bijv. jas aantrekken<br />
4. Eigen maken van normen en waarden<br />
Niemand buitensluiten<br />
Niemand pijn doen<br />
Hulp durven vragen en kunnen ontvangen<br />
Vriendelijk zijn<br />
Eerlijk zijn<br />
Geduldig zijn<br />
3.1 Buitenschoolse Opvang<br />
De BSO kent een verticale structuur. De kinderen in leeftijd variërend van<br />
4-12 jaar maken allen gebruik van de BSO huiskamer en de omliggende buitenruimte.<br />
De huiskamer heeft een gezellige en huislijke inrichting. Even praten over de dag of gewoon even ontspannen.<br />
In de huiskamer is de gelegenheid om te lezen, te puzzelen, spelletjes te doen, te knutselen, muziek te maken, te spelen<br />
met de auto’s en flipperkast spelen.<br />
Buiten spelen is belangrijk voor kinderen. De kinderen spelen buiten op het plein voor de BSO of op het speelterrein achter<br />
de BSO. Het plein achter de school wordt alleen gebruikt na toestemming van de BSO medewerker. De kinderen komen<br />
buiten het omheinde plein wanneer er een gerichte activiteit is of met toestemming van de ouders.<br />
Een aantal terugkerende elementen geeft structuur aan de middag, zoals bij binnenkomst iets drinken<br />
met koek en om ± 16.30 uur fruit eten. Het kind dat de hele dag op school heeft gezeten, heeft<br />
behoefte aan vrije tijd en vrijheid, daarom bepaalt het kind in grote mate zelf de invulling van de<br />
middag. Er worden verschillende activiteiten aangeboden om kinderen te stimuleren in hun ontwikkeling en ervaringen. De<br />
activiteiten worden ingepland op het whiteboard.<br />
Tijdens vakantieopvang is er een activiteitenprogramma. Dit wordt opgesteld in overleg met de kinderen.<br />
3.2 Rol van de pedagogisch medewerker<br />
De pedagogisch medewerker op de buitenschoolse opvang is organiserend en voorwaardenscheppend bezig, zodat het<br />
kind zelf kan spelen. Zij houdt afstand en stimuleert tegelijk het kind dat dit nodig heeft. Zij observeert en pikt signalen op<br />
van het kind. De pedagogisch medewerker is hierbij alert op pesten.<br />
Zij kent de omgeving van de buitenschoolse opvang goed en weet waar uitdagingen en gevaren zitten<br />
voor de kinderen.<br />
De pedagogisch medewerker geeft het kind ruimte om zijn vrije tijd zelf in te vullen. Zij zorgt voor gezelligheid en creëert<br />
een binding tussen de kinderen. Zij zorgt ervoor dat het kind zich veilig en geborgen voelt. Zij staat open voor het bespreken<br />
van de ervaringen van kinderen.<br />
De pedagogisch medewerker van de buitenschoolse opvang is iemand die iets te bieden heeft voor het kind dat de opvang<br />
bezoekt. Zij heeft specialiteiten ontwikkeld en heeft ook oog voor het oudere kind.<br />
De rol van de pedagogisch medewerker is dat zij openstaat voor inspraak van de kinderen. Zij overlegt en discussieert met<br />
de grote kinderen en komt samen met hen tot ideeën.<br />
De pedagogisch medewerker is in staat op leeftijd gerichte activiteiten aan te bieden.<br />
3.3 Intake en wennen<br />
Als het kind nieuw op de buitenschoolse opvang komt, vindt er een intakegesprek plaats. In overleg<br />
met de ouders worden er afspraken gemaakt over hoe de wenperiode eruit zal zien.<br />
Naast het invullen van de kind gegevens zullen er ook afspraken gemaakt worden over de zelfstandigheid van het kind<br />
tijdens het verblijf bij de BSO.
3.4 Indeling van de buitenschoolse tijd<br />
<strong>Chapeau</strong> streeft ernaar dat het kind de opvang ervaart als een vorm van vrijetijdsbesteding.<br />
Onder vrijetijdsbesteding wordt het volgende verstaan:<br />
Het kind kan spelen of met iets bezig zijn en daaraan plezier beleven, zonder dat dit<br />
functioneel of leerzaam hoeft te zijn.<br />
Het kind bepaalt zelf wat hij doet en met wie hij dit doet binnen de regels en normen en waarden van <strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong>.<br />
Binnen deze vrijetijdsbesteding bestaat voor het kind de mogelijkheid om deel te nemen aan<br />
activiteiten. De pedagogisch medewerker houdt rekening met de verschillende leeftijden en interesses van het kind.<br />
Voor de vakantieperiode wordt van tevoren een activiteitenplan opgesteld waaraan het kind deel kan<br />
nemen.<br />
De pedagogisch medewerker stimuleert het kind zelfstandig te spelen en initiatieven te nemen. Naarmate het kind ouder<br />
wordt, laat de pedagogisch medewerker het kind meer los. Het is mogelijk dat het kind afspreekt met vriendjes, zowel<br />
binnen als buiten de buitenschoolse opvang. Dit alleen na duidelijke afspraken tussen kind, ouders en <strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong>.<br />
Over meer vrijheid (zoals alleen naar huis gaan) worden afspraken gemaakt met de ouders en deze<br />
afspraken worden schriftelijk vastgelegd en ondertekend door ouders. Meer vrijheid voor het kind<br />
betekent ook meer verantwoordelijkheid voor het kind.<br />
Binnen <strong>Chapeau</strong> heeft het kind gelegenheid tot:<br />
Binnen en buiten spelen<br />
Deelname aan workshops, zoals toneel, muziek, creatief bezig zijn en techniek<br />
Dagindeling schoolmiddag Dagindeling hele dag<br />
15.15 uur plassen- handen wassen 8.00 uur Vrij spel<br />
Aan tafel drinken en iets eten 9.30 uur Aanbod activiteit<br />
15.30 uur Aanbod activiteiten 10.30 uur Aan tafel iets drinken/fruit<br />
Vrij spel/buiten spelen 11.00 uur Vervolg activiteit/vrij spel<br />
16.45 uur Aan tafel drinken en iets eten 12.30 uur Lunch<br />
13.15 uur Middag activiteit<br />
14.30 uur Drinken en versnapering<br />
15.00 uur Activiteit/vrij spel<br />
16.45 uur Drinken en versnapering<br />
3.5 Incidentele opvang<br />
Ouders kunnen gebruik maken van incidentele opvang. Dit betekent dat het kind losse uren afneemt door middel van een<br />
strippenkaart. Het uurtarief van de strippenkaart is gelijk aan het reguliere uurtarief.<br />
De factuur van de strippenkaart kan opgegeven worden bij de belastingsaangifte.<br />
De medewerkers en ouders dragen zorg voor een goede informatieoverdracht d.m.v.een intakeformulier.<br />
De strippenkaart geeft tevens gelegenheid aan vriendjes en vriendinnetjes om een keer te komen spelen op de BSO.<br />
Kinderen die incidenteel worden opgevangen worden tijdens het tafelmoment geïntroduceerd, indien nodig en welkom<br />
geheten. De afspraken die gelden op de BSO worden dan ook besproken met alle kinderen.<br />
3.6 Televisie kijken, internet en spelcomputer<br />
De medewerkers van de BSO stimuleren actief spelen, buiten spelen, bouwen etc. Passend bij de tijd en de interesse van de<br />
kinderen worden er activiteiten aangeboden op het gebied van fotografie, spelcomputer en televisie kijken. Deze<br />
activiteiten worden beperkt en afwisselend met actieve activiteiten aangeboden.<br />
De kinderen hebben geen toegang tot internet zonder direct toezicht van een volwassene.<br />
9
Hoofdstuk 4<br />
4.1 Kinderdagopvang<br />
<strong>Chapeau</strong> Kinderdagopvang heeft een verticale structuur. De kinderen in leeftijd variërend van<br />
0-4 jaar maken allen gebruik van de groepsruimte en de aangrenzende buitenruimte.<br />
De groepsruimte heeft een gezellige en huislijke inrichting. Samen aan tafel eten of liedjes zingen op de bank.<br />
Buitenspelen is belangrijk voor kinderen. De kinderen spelen buiten op het aangrenzende plein voor het kinderdagverblijf.<br />
Onder begeleiding van een pedagogisch medewerker kunnen maximaal 2 kinderen een uitstapje maken buiten het terrein.<br />
Kinderen leren in de groep om rekening te houden met elkaar en samen te spelen en hechte vriendschappen op te bouwen.<br />
3.2 Rol van de pedagogisch medewerker<br />
De pedagogisch medewerker heeft een verzorgende, stimulerende en begeleidende rol op het kinderdagverblijf. De<br />
medewerker draagt zorg voor de opvoeding en ontwikkeling van het kind. Dit doet de medewerker door het kind te zien als<br />
individu met eigen behoeftes en een eigen persoonlijkheid binnen een groepsverband.<br />
De medewerker verwoordt naar het kind waarom dingen gebeuren, legt zaken uit en verwoordt gevoelens. Op deze manier<br />
begrijpt het kind wat er om hem heen gebeurt.<br />
4.3 Intake en wennen<br />
Drie weken vooraf aan de plaatsing vindt er een intakegesprek plaats met de ouders. Gevraagd wordt of het kind ook mee<br />
kan komen. Op deze manier maakt het kind voor de eerste keer kennis met de nieuwe omgeving.<br />
Het gesprek vindt plaats in de groepsruimte, zodat er een eerste beeld ontstaat van de opvangsituatie. Ook kan gezien<br />
worden, hoe het kind reageert op de omgeving.<br />
Tijdens de intake worden er verschillende dingen vertelt m.b.t. het beleid en algemene gebruiken op het kinderdagverblijf.<br />
Aan de ouders wordt uitvoerig gevraagd wat het ritme is van het kind en de dingen die het kind gewend is.<br />
Tevens wordt aan de ouders gevraagd, hoe zij de wenperiode willen invullen. Het is mogelijk dat de ouder de eerste keer op<br />
de groep blijft voor het wennen. Op deze manier kan er een vertrouwensband opgebouwd worden met de medewerker en<br />
de ouder.<br />
4.4 Indeling van de dagopvang<br />
Jonge kinderen hebben hun eigen ritme, dat vergelijkbaar is met de thuissituatie. Het kan echter altijd iets verschillen,<br />
doordat het leven in de groep andere energie vraagt van het kind.<br />
De oudere kinderen groeien steeds meer naar een gezamenlijk ritme toe.<br />
Afhankelijk van de behoefte van de groep zijn de tijden van het dagritme richtlijnen.<br />
7.30 uur Vrij spel<br />
9.30 uur Aan tafel iets drinken/fruit Slapen<br />
10.30 uur Activiteit<br />
12.00 uur Lunch<br />
13.15 uur Middag activiteit/ Slapen<br />
14.30 uur Drinken en versnapering<br />
15.00 uur Activiteit/vrij spel<br />
16.45 uur Drinken en versnapering<br />
4.5 Veilig slapen<br />
Ter voorkoming van wiegendood hanteren we de volgende regels:<br />
* We laten de kinderen in principe niet op hun buik en/of ingebakerd slapen.<br />
Als de ouders dit wel willen moeten ze een verklaring ondertekenen.<br />
* Elk kind heeft een eigen slaapzakje, dekbedden worden niet gebruikt tot 2 jaar.<br />
Als de ouders dit wel willen moeten ze een verklaring ondertekenen.<br />
* Elk kwartier kijken we bij elk kind in de slaapkamer.<br />
* Er is direct contact met de slaapkamer middels een babyfoon.<br />
* Elke dag wordt er geventileerd op de slaapkamers.<br />
* Door middel van een thermometer wordt de temperatuur op de slaapkamer in de gaten gehouden.<br />
* Kinderen worden niet in bed gelegd met slabbetjes, koordjes in T-shirts of doekjes op het hoofd.<br />
10
4.6 Zindelijkheid<br />
Tijdens de dreumesfase leren de kinderen spelenderwijs het potje kennen. We vinden het van belang dit niet te forceren.<br />
Het gezamenlijk ‘plassen’ stimuleert de kinderen. Na elke “plasronde” worden er vanuit hygiënisch oogpunt handjes<br />
gewassen.<br />
Rond het tweede levensjaar krijgt het kind beheersing over de darm- en blaasfunctie. Op deze leeftijd wordt het kind<br />
zindelijk. Het krijgt belangstelling voor het plasje dat hij gedaan heeft. Het kind is er reuze trots op en het kan dan ook<br />
uitgebreid zitten bestuderen waar dat plasje nu wel vandaan komt!<br />
4.7 Benodigdheden van thuis voor het kinderdagverblijf<br />
Als u uw kind voor het eerst komt brengen verzoeken wij u vriendelijk onderstaande spullen mee te nemen:<br />
- een foto van uw kind, eventueel een geboortekaartje;<br />
- een fles en fopspeen;<br />
- een eigen knuffel, indien gewenst;<br />
- een pyama en reserve kleertjes; liefst voorzien van een naam;<br />
- een zomer- of winterslaapzak (tot 2 jaar);<br />
- voor grotere kinderen: eventueel sloffen en laarzen.<br />
In de fles en de fopspeen wordt de naam van uw kind gegraveerd. Heeft u er nog geen naam opgezet dan kunnen wij dat<br />
ook voor u doen. Wij dragen er zorg voor dat de flessen en spenen regelmatig uitgekookt worden. Wij verzoeken u om zelf<br />
regelmatig de flesspeen en eventuele fopspeen te vervangen.<br />
4.7.1.De Speen<br />
Wat betreft het meegeven van een fopspeen attenderen wij u erop dat een speen op het<br />
kinderdagverblijf snel onhygiënisch is. De kinderen laten de speen vallen of ergens liggen,<br />
stoppen de speen bij een ander kind in de mond etc.<br />
Wij begrijpen dat sommige kinderen hun speen nodig hebben, zeker kleine baby’s met veel<br />
zuigbehoefte en op momenten dat ze moe, ziek of verdrietig zijn. Wij proberen het gebruik van<br />
een speen, na en in overleg met u, geleidelijk af te bouwen.<br />
4.8 Incidentele opvang<br />
Ouders kunnen gebruik maken van incidentele opvang. Dit betekent dat de ouder losse uren<br />
afneemt door middel van een strippenkaart. Het uurtarief van de strippenkaart is gelijk aan het<br />
reguliere uurtarief.<br />
De factuur van de strippenkaart kan opgegeven worden bij de belastingsaangifte.<br />
De medewerkers en ouders dragen zorg voor een goede informatieoverdracht d.m.v.het intakeformulier.<br />
Kinderen die incidenteel worden opgevangen worden tijdens het tafelmoment geïntroduceerd,indien nodig en welkom<br />
geheten.<br />
Hoofdstuk 5<br />
Samengestelde groep<br />
Tijdens een opstartfase in de kinderopvang werkt <strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong> soms met een samengestelde groep. Op de locatie<br />
in Enspijk is dit aan de orde. Het gaat hier om een tijdelijke situatie.<br />
Het werken met een samengestelde groep past binnen de huiskamersfeer van <strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong>. Broertjes en zusjes<br />
treffen elkaar in de groep, waardoor de groep nog meer overeenkomt met een thuissituatie. Kinderen leren rekening te<br />
houden en om te gaan met kinderen van verschillende leeftijden.<br />
5.1 Groepsgrote en samenstelling<br />
De groep bestaat uit maximaal 12 kinderen met 2 vaste pedagogisch medewerkers.<br />
Door de verticale leeftijdsindeling van 0-12 jaar leren kinderen veel van elkaar. Een bijkomstigheid is, dat kinderen een<br />
eigen ritme hebben, waardoor er veel gelegenheid is voor individuele aandacht voor het kind.<br />
11
5.2 Dagindeling<br />
De dagindeling is een globale richtlijn voor de dag. Afhankelijk van individuele- en groepsbehoefte kan de dagindeling<br />
afwijken.<br />
7.30 welkom heten kinderen dagopvang<br />
9.00 fruit eten<br />
Verschonen/plassen<br />
10.00 jongste kinderen slapen<br />
Activiteit voor de overige kinderen<br />
12.00 Broodmaaltijd<br />
12.30 verschonen/plassen<br />
13.00 slapen voor de oudere kinderen<br />
13.30 drinken kinderen die opblijven<br />
activiteit<br />
15.15 welkom heten bso kinderen (di+do)<br />
Gezamenlijk aan tafel drinken/koekje<br />
15.30 gesplitste activiteit 0-4 jaar en 4-12 jaar<br />
16.30 verschonen/plassen<br />
16.45 gezamenlijk fruit eten<br />
17.00 vrij spel/afsluiten van de dag<br />
5.3 Activiteiten werkplan<br />
Binnen de samengestelde groep doen we allerlei activiteiten passend bij de belevingswereld en het ontwikkelingsniveau<br />
van het kind. We besteden aandacht aan sport en bewegen,creatief,expressie en ontdekken.<br />
Voorbeelden van activiteiten zijn; verkleden, liedjes zingen, verhaaltjes lezen, poppenkast spelen, kleien,<br />
gezelschapsspelletjes etc.<br />
Kinderen worden ook betrokken bij alledaagse activiteiten zoals afwassen, was opvouwen en schoonmaken. Tijdens het<br />
aanbod van activiteiten voor een specifieke leeftijdsgroep wordt extra aandacht besteed aan de veiligheid van de overige<br />
kinderen. Bijvoorbeeld activiteiten met kleine voorwerpen worden gedaan aan de hoge tafel zonder het bijzijn van kinderen<br />
die voorwerpen in hun mond stoppen of kruipen op de grond.<br />
Verzorgtaken en activiteiten wisselen elkaar sterk af. Dit vraagt een goed overzicht van de werkzaamheden en<br />
voorbereidend werk. Tijdens het geven van een fles is het belangrijk, dat de overige kinderen zelfstandig kunnen spelen.<br />
De medewerker biedt gedurende de gehele dag activiteiten aan. Deze activiteiten vinden plaats tijdens individuele<br />
momenten, groepsmomenten of subgroepmomenten.<br />
Onder begeleiding van een beroepskracht kunnen kinderen de stamgroep verlaten voor een gerichte activiteit. Deze<br />
activiteit kan plaatsvinden op het buitenterrein van de school, in school of in de nabije omgeving van het kindcentrum. De<br />
beroepskracht heeft altijd een telefoon bij zich om direct verbinding te houden met de stamgroep.<br />
Baby’s Samen bewegen op<br />
de mat<br />
Sport en bewegen creatief expressie ontdekken<br />
stempelen Kijken in een spiegel,<br />
voorlezen<br />
Muziekinstrumenten<br />
Dreumes beweegspelletjes Kleien, scheerschuim Verkleden, liedjes<br />
zingen<br />
Peuter fietsen Verven, tekenen Schminken,<br />
fantasiespel<br />
schoolkind Tikspelletjes, voetbal, Strijkkralen,<br />
Rap maken<br />
handwerken<br />
musical<br />
12<br />
Voelen aan<br />
materialen<br />
Materialen verkennen<br />
Nieuwe materialen<br />
Materialen verwerken
5.4 Accommodatie<br />
Een samengestelde groep kent uiteenlopende behoefte aan activiteiten en spelmateriaal. De groepsruimte kent<br />
grotendeels hoekjes, zodat kinderen elkaar minimaal storen in het spel.<br />
De ruimte wordt gekenmerkt door een huislijke sfeer.<br />
De ruimte beschikt over een huiskamer, toiletgroep met verschillende doelgroep toiletten, 2 slaapkamers en een<br />
aangrenzende buitenruimte.<br />
5.5 Personele inzet<br />
Ondanks de beperkte groepsgrote heeft het de sterke voorkeur om met een 2 e medewerker op de groep, zodra de kinderen<br />
van de BSO zich toevoegen aan de groep. Op deze manier kunnen er leeftijdsgerichte activiteiten aangeboden worden aan<br />
de kinderen.<br />
Gedurende de hele dag is er een hoge inspanning om 2 volwassenen op een groep in te zetten. Dit kan zijn een pedagogisch<br />
medewerker met een stagiaire of vrijwilliger. Op deze wijze is de groep en de groepsleiding het minst kwetsbaar en voldoen<br />
wij aan vierogenprincipe vanuit Rapport Gunning.<br />
Mochten er ondanks alle inspanningen opmerkingen of klachten zijn, dan vernemen wij dat graag van u. Opvang waar<br />
ouders en kinderen zich welkom en gehoord voelen is ons streven.<br />
<strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong> is aangesloten bij Stichting Klachten Kinderopvang (SKK). Tevens is<br />
<strong>Chapeau</strong> <strong>Kinderwerk</strong> lid van de Branchevereniging Kinderopvang.<br />
Bijlage 1 Ontwikkelingsbijlage<br />
Om de ontwikkeling te beoordelen wordt een kind geobserveerd en wordt nagevraagd wat het zoal<br />
doet of kan. Bij jonge kinderen is de motorische functieontwikkeling het meest spectaculair, de<br />
geestelijke en zintuiglijke vermogens blijken op de achtergrond ook van groot belang. We spreken in<br />
combinatie over psychomotorische ontwikkelingen.<br />
In de eerste weken van een baby treden spontane en reactieve bewegingen op; er is nog geen sprake<br />
van bewuste en planmatige activiteit. Daarna volgt een spectaculaire ontwikkeling van lachen, teuten,<br />
grijpen, rollen, zitten, staan en lopen. Deze functies worden als het ware vanzelf verworven, ieder<br />
normaal kind zal ze gaan vertonen zonder dat het aangeleerd hoeft te worden. Bij het ene kind gaat<br />
de ontwikkeling sneller dan bij het andere, bij een en hetzelfde kind komt de ene functie sneller dan de<br />
andere, soms gaat de ene fase van een functieontwikkeling sneller dan een volgende en soms ook<br />
wordt er teruggevallen op een vorige fase. Functieontwikkeling kent oneindig veel variaties, die het<br />
gevolg zijn van het samenspel van aanleg en omgevingsfactoren. De aanleg bepaalt de grenzen, de<br />
omgevingsfactoren bepalen in hoeverre de mogelijkheden van de aanleg benut worden. Door<br />
motivatie en stimulatie ontwikkelt een kind zich vlotter. Naarmate het kind ouder wordt is er meer<br />
invloed van buitenaf nodig om nieuwe functies te ontwikkelen: functies als fietsen, schaatsen, fluiten<br />
en schrijven komen niet vanzelf, maar moeten geleerd worden. Eenmaal verworven verdwijnen deze<br />
functies niet makkelijk.<br />
Er zijn nog gecompliceerdere vaardigheden, zoals bijvoorbeeld pianospelen,<br />
die weer verdwijnen als ze niet onderhouden worden. Hier wordt ook de grens bereikt van de normaal<br />
door iedereen te verwerven vaardigheden.<br />
De als het ware vanzelf ontwikkelende voorgeprogrammeerde functies vormen de basis voor de later<br />
aan te leren vaardigheden. Er gaat een selectief gebruik gemaakt worden van de uitgebreide variatie<br />
aan uitvoeringsmogelijkheden, die vervolgens zoveel mogelijk geautomatiseerd worden.<br />
13
Ontwikkelingsschema 0 -4 jaar<br />
3 -4 weken weinig vloeiend, fixeert en volgt met<br />
ongericht de ogen 45°<br />
ingesteld op 20 cm<br />
afstand; ziet diepte<br />
en ziet kleur<br />
9 weken tilt ongericht hoofd op<br />
in buiklig<br />
grote symmetrische bewegingen<br />
volgt met ogen<br />
90°; kan tot 75 cm volgen<br />
lachen op contact<br />
hoofd mee bij volgen<br />
14 weken hoofd en borst op in kraaien bij pret pret maken bij<br />
buiklig contact<br />
20 weken begint te grijpen; trap kijkt<br />
naar handen;<br />
pelt; hoofdbalans kan instellen tot op<br />
1½ meter<br />
26 weken grijpt, pakt over oriënteert naar gemaakt<br />
a-klanken reageert op<br />
luid en brabbelt bekend/onbekend<br />
30 weken begint om te rollen en toenemend<br />
steunt op handen onderscheid<br />
35 -40 weken ‘kruipt’ met behulp lokaliseert geluid ‘jargon’-gesprekvan<br />
armen en zit met ken<br />
rechte rug<br />
45 weken "dada", "pappa", imitatiespellebegrip<br />
van<br />
"mamma" (ongericht)<br />
tjes woordbetekenis<br />
begint<br />
52 weken pincetgreep; kan 3<br />
dingen tegelijk<br />
vasthouden; zit los,<br />
gaat zitten, gaat<br />
staan, soms los;<br />
"pappa", "mamma"<br />
met betekenis; leert snel meer woorden<br />
Onthoudt waar voorwerp verstopt was<br />
begint langslopen<br />
18 maanden staat los; loopt los;<br />
kruipt op handen en knieën<br />
2 jaar oprapen in hurkzit; 2-woordzinnetjes; exploreert<br />
hollen; begin traplopen<br />
passieve woordenschat<br />
50 -100<br />
3 jaar klimt en klautert; holt zegt "ik"; actieve begint te<br />
wendbaar; driewielert; woordenschat vragen<br />
vangt en gooit bal; 1000; redelijk<br />
loopt op tenen; tekent verticale lijn na<br />
verstaanbaar benoemt<br />
14
4 jaar eet en kleedt zichzelf;<br />
goed evenwicht;<br />
tekent kruis na<br />
goed verstaanbaar<br />
speelt constructief;<br />
vraagt veel;voert opdrachten uit<br />
Per leeftijdsfase volgen hieronder kenmerken van de sociaal-emotionele ontwikkeling.<br />
0 -5 maanden: de autistisch-symbiotische fase<br />
Het kind is puur op zichzelf gericht en maakt nog geen onderscheid tussen zichzelf en de buitenwereld.<br />
De moeder (of belangrijkste verzorger) wordt wel gezien, maar het kind ervaart haar als een deel van<br />
zichzelf. Aanwezigheid van de moeder (voeding, warmte, gezicht, stem) betekent dat het kind zich prettig<br />
voelt.<br />
5 -10 maanden: de differentiatiefase<br />
Het kind begint onderscheid te maken tussen zichzelf en zijn moeder (verzorger). Het experimenteert<br />
met onderzoeken van haar gezicht, wegglijden uit de arm en wegkruipen.<br />
Ook ziet het kind steeds meer het verschil tussen vertrouwde gezichten (vader, moeder, vaste verzorger)<br />
en vreemden.<br />
De bekende eenkennigheid is vaak het meest zichtbare gevolg.<br />
In deze fase krijgen andere vaste verzorgers naast de moeder een meer belangrijke rol.<br />
Het steeds weer experimenteren met weggaan en kunnen terugkeren bij de vertrouwde verzorger legt<br />
de basis voor een gevoel van veiligheid.<br />
10 -18 maanden: de oefeningsfase<br />
Het kind oefent steeds meer in zelf de wereld te ontdekken, ook los van de moeder. Het kind gebruikt<br />
hiervoor vaak een knuffel e.d. als hulpmiddel om de angst voor de scheiding te verzachten.<br />
18 -22 maanden: de toenaderingsfase<br />
Het kind begint te begrijpen dat het echt los van de moeder bestaat en dat er ook concurrenten zijn<br />
(bijv. andere kinderen). Je ziet dan ook dat het kind zich weer vast gaat klampen aan de ouders en ook aan<br />
de leid(st)er. Veel ouders maken zich ongerust en raken beklemd door het gevoel dat hun kind weer zo<br />
afhankelijk wordt.<br />
Deze periode van afhankelijkheid duurt echter niet lang. Doordat de spraak zich ontwikkelt krijgt het<br />
kind weer nieuwe hulpmiddelen om zijn omgeving te verkennen en te controleren.<br />
Het geheugen ontwikkelt zich nu. Hierdoor kan het kind de goede ervaring met de vertrouwde ouder<br />
en de leid(st)er langer vasthouden. Voor de verdere ontwikkeling tot zelfstandigheid van het kind is het erg<br />
belangrijk dat het kind ook 'goede' ervaringen opdoet. Dat wil zeggen de ouder/verzorger moet er zijn als het<br />
pijn/verdriet heeft. Het kind moet niet afgewezen worden.<br />
2 -3 jaar: bevestiging van de individuatie<br />
Het kind begint zich steeds meer aan te sluiten bij andere mensen dan de moeder. Het wordt een<br />
individu.<br />
Motorisch is het kind ook steeds beter in staat om zich vrij te bewegen en letterlijk afstand te nemen.<br />
Het kind leert NEE<br />
zeggen. Het krijgt steeds meer controle over zijn omgeving. Duidelijk zichtbaar is de<br />
ontwikkeling tot individu wanneer het kind ik<br />
kan zeggen. Ook het spel van het kind verandert.<br />
Het zet niet zomaar wat blokken op elkaar. Nee, het bouwt een huis. Het kind kan het spel nu gebruiken<br />
om iets na te spelen, iets te vertellen, z'n fantasie te uiten.<br />
15
3 -4 jaar<br />
De eerder ingezette lijn naar zelfstandigheid zet zich door. Het kind kijkt niet alleen naar anderen. Het<br />
begint ook andere kinderen na te doen. Ook leert het kind te spelen met andere kinderen. Het kind kan nu<br />
gedurende een langere periode gescheiden zijn van z'n ouders en leid(st)er zonder frustraties.<br />
Ontwikkeling 4-12 jaar<br />
Groei en ontwikkeling zijn processen die van nature een vooropgesteld plan volgen. Iedereen<br />
groeit en ontwikkelt volgens dezelfde weg. Op die weg staan ontwikkelingsmijlpalen. De<br />
volgorde daarvan ligt ongeveer vast, het tempo waarin ze bereikt worden is verschillend. Wel<br />
is aan te geven binnen welke leeftijdsgrenzen het merendeel van de kinderen ze bereikt.<br />
Groei is het proces van toename in aantal en grootte van cellen en van de lichaamsstoffen<br />
buiten de cellen. Uit één bevruchte eicel ontstaat uiteindelijk een compleet volwassen<br />
individu.<br />
Dat individu bestaat uit heel veel verschillende soorten cellen met verschillende functies die<br />
met elkaar verbonden zijn en samenwerken. Dit is het resultaat van specialisatie, rijping en<br />
integratie van cellen, organen en orgaansystemen, samengevat onder de term<br />
ontwikkeling.<br />
Lengte en gewicht<br />
Voor een optimale groei is het nodig dat er voldoende bouwstoffen in de voeding<br />
aanwezig<br />
zijn en dat deze stoffen goed verwerkt en benut worden. Vertering, stofwisseling<br />
en<br />
hormonale systemen moeten dus goed werken.<br />
Om de groei te beoordelen worden kinderen regelmatig gemeten en gewogen.<br />
Naarmate een kind langer is zal het ook zwaarder zijn. Na een jaar is een baby<br />
ongeveer drie maal zo zwaar en anderhalf maal zo lang als toen deze geboren<br />
werd. De groeisnelheid van 25 cm in het eerste jaar neemt af tot 8 cm in het<br />
vierde jaar. Als de indruk bestaat dat een kind opvallend groot, klein, dun of dik is,<br />
heel hard of juist bijna niet groeit, is het goed dit met de ouders te<br />
bespreken en te adviseren de groei extra in de gaten te houden. Het kan zijn dat het kind onvoldoende of verkeerde<br />
voeding krijgt, voeding niet verteert of een probleem in de hormoonhuishouding heeft.<br />
In de basisschoolperiode neemt de groeisnelheid af van ± 8 cm per jaar in het vierde levensjaar tot ± 5 cm per jaar bij<br />
meisjes van ongeveer 10 jaar en jongens van ongeveer 12 jaar.<br />
Problemen met de groei kunnen optreden bij opmerkelijk snelle of juist trage groei en het opvallend dik of mager zijn. De<br />
groei hangt af van erfelijke factoren (lengte van de ouders) en van omgevingsfactoren en leefstijl (voeding en<br />
eetgewoonten). Zijn er bijzonderheden waar te nemen voor wat betreft de groei van het kind, dan is het goed dit met de<br />
opvoeders te bespreken en het oordeel van de jeugdarts te vragen.<br />
In de bovenbouw begint er een grotere variatie in de lengte van leerlingen op te treden. Dit is<br />
het gevolg van het intreden van de groeispurt. De groeispurt is een groeiversnelling gedurende<br />
1 à 2 jaar met een topsnelheid van gemiddeld 10 cm per jaar bij jongens en gemiddeld 9 cm<br />
per jaar bij meisjes. Bij de meisjes zet de groeispurt in op de leeftijd van ongeveer 10 jaar, bij<br />
de jongens vanaf 12 jaar. Na de groeispurt daalt de groeisnelheid geleidelijk tot nul in een<br />
periode van 1 à 2 jaar. Jongens groeien 2 jaar langer door voordat de eindspurt in de groei<br />
aanvangt. Dat verklaart voor een belangrijk deel het lengteverschil tussen volwassen mannen<br />
en vrouwen.<br />
Er is een variatie in moment van inzet, duur en snelheid van de groeispurt die samen met de<br />
duur van de restgroei na de spurt de volwassen lengte verder bepaalt. Een verschijnsel dat<br />
vaak aan de groeispurt voorafgaat is een vetspurt: de kinderen worden eerst dikker voordat ze<br />
in de lengte schieten. Na de groeispurt in de lengte vindt er ook nog uitbouw in de breedte<br />
(bot-en spiermassa) plaats, waardoor de verhoudingen veranderen. Tegelijkertijd krijgt ook<br />
de geslachtelijke rijping zijn beslag, met de bijbehorende lichamelijke veranderingen.<br />
16
Deze processen en verschillen roepen vaak veel vragen op en veroorzaken soms problemen.<br />
De leerling kan deze het beste bespreken met de jeugdarts of jeugdverpleegkundige. Denk als<br />
leerkracht en begeleider van een leerling met problemen ook altijd aan een oorzaak in de<br />
beleving van de lichamelijke persoonlijkheid. Het idee van anders zijn -te klein, te dik, etc. kan<br />
leiden tot terugtrekgedrag, minderwaardigheidgevoelens, overcompensatie en andere<br />
problemen.<br />
Ontwikkeling<br />
De ontwikkeling van een bevruchte eicel tot compleet volwassen menselijk organisme is het<br />
resultaat van processen op het niveau van cellen, organen en orgaansystemen. Als we het<br />
hebben over de ontwikkeling van kinderen bedoelen we functieontwikkeling die we kunnen<br />
waarnemen bij het kind: de ontwikkeling van houding en gedrag, motorische vaardigheden,<br />
spraak en taal, zintuigfuncties, geestelijke vermogens, etc..<br />
Naast spierweefsel, skelet en gewrichten zijn zintuigen en zenuwstelsel van het grootste<br />
belang.<br />
De ontwikkeling van het zenuwstelsel begint al kort na de bevruchting met de vorming, de<br />
verhuizing en groepering van zenuwcellen, met de vorming van uitlopers, het maken van<br />
contactverbindingen, de vorming van isolatie-en steunweefsel, selectie van cellen en<br />
productie van actieve stoffen. Een deel van deze ontwikkelingen vindt alleen voor de geboorte<br />
plaats. Een groot deel ook daarna en loopt door tot in de volwassenheid. Alle storende<br />
invloeden in deze processen kunnen gevolgen hebben voor de ontwikkelingsmogelijkheden<br />
van het kind.<br />
Om de ontwikkeling te beoordelen wordt een kind geobserveerd en wordt nagevraagd wat het<br />
zoal doet of kan. Bij jonge kinderen is de motorische functieontwikkeling het meest<br />
spectaculair, de geestelijke en zintuiglijke vermogens blijken op de achtergrond ook van groot<br />
belang. We spreken bij deze combinatie over psychomotorische ontwikkelingen.<br />
In de eerste weken van een baby treden spontane en reactieven bewegingen op, er is nog geen<br />
sprake van bewuste en planmatige activiteit. Daarna volgt een spectaculaire ontwikkeling van<br />
lachen, aarzelen, grijpen, rollen, zitten, staan en lopen. Deze functies worden als het ware<br />
vanzelf verworven, ieder normaal kind maakt deze ontwikkelingen door zonder dat ze<br />
aangeleerd hoeven worden.<br />
Bij het ene kind gaat de ontwikkeling sneller dan bij het andere. Bij een en hetzelfde kind<br />
komt de ene functie sneller dan de andere. Soms gaat de ene fase van een functieontwikkeling<br />
sneller dan een volgende en soms ook valt het terug op een vorige fase. Functieontwikkeling<br />
kent oneindig veel variaties. Zij zijn het gevolg van het samenspel van aanleg en<br />
omgevingsfactoren. De aanleg bepaalt de grenzen, de omgevingsfactoren bepalen in hoeverre<br />
de mogelijkheden van de aanleg benut worden. Door motivatie en stimulatie ontwikkelt een<br />
kind zich vlotter.<br />
Naarmate het kind ouder wordt is er meer invloed van buitenaf nodig om nieuwe functies te<br />
ontwikkelen: functies als fietsen, schaatsen, fluiten en schrijven komen niet vanzelf, maar<br />
moeten geleerd worden. Eenmaal verworven verdwijnen ze niet gemakkelijk. Er zijn nog<br />
gecompliceerdere vaardigheden, zoals bijvoorbeeld pianospelen, die weer verdwijnen als ze<br />
niet onderhouden worden. Hier wordt de grens bereikt van de normaal door iedereen te<br />
verwerven vaardigheden.<br />
De als het ware vanzelf ontwikkelende voorgeprogrammeerde functies vormen de basis voor<br />
de vaardigheden die men later aanleert. De mens maakt selectief gebruik van de uitgebreide<br />
variatie aan uitvoeringsmogelijkheden. Die worden vervolgens zoveel mogelijk als<br />
automatisme gehanteerd.<br />
17
Bij het basisschoolkind valt de ontwikkeling van sociale en cognitieve vaardigheden het<br />
meest op.<br />
Hierbij speelt leren een belangrijke rol. De kinderen leren in hun huiselijke omgeving, maar<br />
nu ook voor een deel van de tijd in de schoolomgeving. Zij leren van volwassenen en van<br />
andere kinderen. Ook kan het kind nu complexere motorische vaardigheden aanleren. Het<br />
kind gaat naar een club of vereniging, waar het bijvoorbeeld zwem-of muziekles krijgt. Het<br />
leren gaat meestal samen met oefenen in een sociale context. Over het algemeen is er een<br />
steeds grotere variatie tussen individuele kinderen in prestaties en leeftijd waarop zij<br />
mijlpalen bereiken. Vooral in het begin van de basisschoolperiode is er ook een in het oog<br />
springend sekseverschil: meisjes zijn beduidend vlotter, bijdehanter of rijper dan jongens.<br />
In deze periode verandert ook de sociale positionering en de aard van de vriendschappen<br />
tussen kinderen onderling. In de onderbouw is er het situationele stadium. De basis voor<br />
vriendschap wordt gevormd door gezamenlijke activiteiten met gemeenschappelijke regels. Je<br />
moet iets aan elkaar hebben en je moet aardig zijn voor elkaar.<br />
In het daarop volgende contactstadium is er sprake van gedeelde opvattingen, normen en<br />
waarden. De basis is de waardering voor elkaars eigenschappen en wederzijds vertrouwen.<br />
Aan het eind van de basisschool, maar vooral in de puberteit, ligt de nadruk op het uitwisselen<br />
en begrijpen van elkaars zielenroerselen: het psychologische stadium. De basis van<br />
vriendschappen is de gemeenschappelijke belangstelling, maar vooral de bij elkaar passende<br />
persoonlijkheden. De verhouding ten opzichte van volwassenen verandert sterk. Met name de<br />
rol van de ouders verandert: zij stellen zich minder beschermend op en verwachten meer van<br />
hun kinderen. Kinderen leren hun emoties te beheersen en meer over problemen te praten.<br />
Een kind krijgt langzamerhand ook meer eigen verantwoordelijkheid. De onvoorwaardelijke<br />
autoriteit die kinderen toeschrijven aan volwassenen gaat tanen. Conflicten die vroeger door<br />
een woede-uitbarsting 'snel' opgelost werden, kunnen nu lang smeulen. Opvoeders geven aan<br />
dat hun kinderen in deze leeftijd na een conflict nog lange tijd passief tegenwerken,<br />
vermijdingsgedrag tonen of neerslachtig zijn.<br />
Bij de ontwikkeling van pubers en adolescenten tot volwassenen moeten we bedenken dat<br />
lang niet iedereen op elk gebied een volledige ontwikkeling doorloopt. Velen hebben een<br />
plafond bereikt, terwijl slechts enkelen op deelgebieden met vaak veel oefening hun talenten<br />
verder kunnen uitbuiten: de topsporter, de kerngeleerde, de goochelaar, de versierder, de<br />
politicus en de kunstenaar bijvoorbeeld. Ook zij hebben meestal op andere gebieden een<br />
minder hoge ontwikkelingsgraad bereikt.<br />
18